Raad
vanState 2 0 1 0 0 0 2 4 1 /1 A / 2 . Datum uitspraak: 12 maart 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste Nd, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 10 december 2 0 0 9 in zaak nr. 0 7 / 1 3 6 3 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
201000241 /1/V2
1.
2
12 maart 2 0 1 0
Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2 0 0 6 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 10 december 2 0 0 9 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 6 januari 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris van Justitie heeft een verweerschrift ingediend. De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201000241/1/V2
3.
3
12 maart 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A . B . M . Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Z w e m s t r a , ambtenaar van Staat.
w . g . Hent lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Zwemstra ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2 0 1 0
91-643. Verzonden: 12 maart 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
6. Jân. 2010 15:40 2 2 / 1 2 2009 DIN L3i 55
Sio & Matze Advocate
N r. 3606
P. 8 l£H3/Q20
FAX 05998222394 CBK Ter AptA-
05999222394
^
uitspraak RECHTBANK *S-GRAVENHAGt Zlttitighoudonde le Roermond Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer Vreemde li n genkamer Procedurenummer. AWB 07 f 1363 Uitspraak van de rechtbank aU bedoeld In milkel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake eiser, gemachtigde mr. M.J.C, van den Hoff tegen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
1,
Procesverloop
1.1. In daze uitspraak wordt onder vßrweerder tevens verstaan dercohtavoorgangors van de Staatssecretaris van Justitie, ais het bevoegde bestuursorgaan in procedures Als de onderhavige. 1.2. By fax. van 5 januari 2007 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van à december 2ÛÛ6. Bij dit besluit beeft verweerder geweigerd eiser een verblijfsvergunning ftsiel voor bepaalde t|jd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 200Û) te verlenen. Bij subryven van 14 februari 2007, 1 augustus 2007,10 oktober 2Û08 en 29 oktober2008 heeft «teer de gronden van Kot beroep ingediend. 1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. De ingezonden stukken en het verweerschrift zijn ïn afschrift aan eiser gezonden. 1.4. De openbare behandeling van het beroep ter zitting heeft aangevangen op 14 november 2008. Aldaar is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H.M. Post» Als tolk was aanwezig do heer S, NazariinL De behandeling ter zining is vervolgens mee toepassing van artikel 8:64 van de Awb geschorst tot een nader te bepalen datum, teneinde eiser ht de gelegenheid te stellen om binnen vier weken na de toezending van de sohoningsbeslissüig een sehriftelljke reactie uit te brengen naar aanleiding van het verweerschrift. Daarnaast Is eiser in de gelegenheid gesteld om, zodra voorhanden, de door De Taalstudto te verrichten contra-expertise io de procedure te brengen.
ri iivTCT t u r n -*\*rv- A MC
GcmZSCTO XVd
ZO'.TT 6002 ZX/ZZ
6. Jan. 2010 15:40
Sio & Matze Advocaten
Nr. 3606
P. 9 I4OL4/020
22/12 2009 DIN U i SC
7JU 05998222Î94 CPU Ter Apt*.
.05998222394
Procedurenummer: AWB 07/1363
2
( .5, Het onderzoek ter zitting is vervolgens voortgezet op 11 november 2009. Aldaar is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.B. Deckers. Als tolk was aanwezig de heer J. Sharaf.
1.
Overwegingen
2.1. Eiser is geboren op en in het bezit van de (raakse nationaliteit. Naar eigen zeggen Is eUer geboren en getogen in , Ceutraal-rrak. Op ( november 2005 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van de in rubriek 1 genoemde verblijfsvergunning ingediend. Aan deze aanvraag heeft elsor, kort gezegd, het volgende ten grondslag gelegd. 2.2. Op 20 juli 2005 is eisers vader door terroristen vermoord omdat htf officier was bij de politie en daarom werd gezien als medestander van de Amerikanen. Hierdoor heeft eiser nadien ook problemen ondervonden. Er werden leuzen met een bedreigende inhoud geklad op de muren van z[jn ouderlijke woning alsook op do muren In de buurt van zgn werk (een flutogarage). Op aandringen van zijn oom heeft eiser Irak verlaten. 2.3. By schrijven van 29 juni 2006 heeft verweerder aan eiser meegedeeld, mede op basis van de resultaten van een uitgevoerde taalanalyse, voornemens te zij il de aanvraag af te wijzen. Eiser Is in de gelegenheid gesteld op dit voornemen te reageren door middel van een zienswijze. Van deze mogelijkheid heeft eiser bij schrijven van 14 nugustus 2006,11 oktober 2006 en 21 november 2006, gebruik gemaakt, B|j het thans bestreden besluit heeft verweerder conform het voornemen van 29 juni 2006 beslist Aan de afwyzlng heeft verweerder het bepaalde in artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder ff van de Vw 2000 ten grondslag gelegd. 2.4. Eiser heeft gemotiveerd bestreden dat er sprake 1B van het toerekenbaar ontbreken van documenten als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 en dat het relaas als zijnde ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. 2.5. Ter beoordeling van de rechtbank ligt thans voor of het besluit van 8 december 2005 In zoverre de toets in rechte kan doorstaan. Hiertoe wordt het volgende overwogen. 2.6. Voor zover hier van belang luidt artikel 29 van de Vw 2000: " 1. Eeu verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld In artikel 28 kan worden verleend aan de vreemdeling: a. die verdragsvluchteling is; b. d ie aanname! IJk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij by uitzetting een reéel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; c. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat h\j terugkeert naar het tand van herkomst; (..)"
VA •TT
nftftV
»T / » »
6. Jan. 2010 15:41 23/12 2003 Dt- 13.56
Sio & Matze Advocaten
« * 0399B222394 C*K Ter
Nr. 3606
P.JQ.,„ 0
» *
05998222394
Proccdürenummer; AWB 07 /1363
2.7. Voor zover hier van belang luidt artikel [ van de Vw 2Ö00; "In deze wat en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (..) k. Vluchtelingenverdrag: hst Verdrag van Genève van 1951 betreffende do status van vluchtelingen CTrb.1954,88) en het böbehorende Protocol van New York van 1967 (Trb.1967, 76); 1. Verdragsvluchteling; de vreemdeling die vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag en op wie da bepalingen ervan ven toepassing zijn; (..)." 2.8. Ingevolge het Vluchtelingenverdrag ia sprake van vluchtollngschap In het geval dat betrokkene, uit gegronde vrees voor vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep, zich bevindt bulten bet land waarvan hij de nationaliteit bezit en de bescherming van dat (and niet kan of, uithoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen. 2.9. Ingevolge artikel 31, earato lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot hot verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld In artikel 28 van die Wet, affeewwsen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dût ztfn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op aichzelf, hetzij in verband met andere feiten een rechtsgrond voor verlening vormen. 2.10. Op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt by het onderzoek of de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel kan worden afgewezen mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staying van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel anderer bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zyo voorde beoordeling van de aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze b«scheiden niet aan hom is toe te rekenen. 2.U, Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hoeft overwogen in de uitspraak van 27 Januari 2003 (JV 2003/103 enNAV 20Û3/1Q0) worden een asielrelaas en de daarin gestelde feiten voor waar gehouden, indien de vreemdeling alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft beantwoord en het relaas op hoofdlijnen innerlijk consistent en met-onaannemelijk fa en strookt met wat over de algemene situatie In het laad van herkomst bekend is. Bovendien geldt daarvoor als vereiste dat zich geen van de In artikel 31 f tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000 opgesomde omstandigheden die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling voordoet. Wordt aan dat lasteto vereiste niet voldaan, dan mogen ingevolge artikel 31 van de Vw 2000, mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling (Memorie van Toelichting] pagina 40/41) en volgens de ter uitvoering daarvan vastgestelde beleidsregels, in het relaas ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuiginBskracht uitgaan, 2.12. Ten aanzien van de stelling van verweerder dat sprake is van toerekenbare ongedocwnenteerdhcld als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef m onderivajiJg^ Vw^0^.ovejrwgegt.de.rechtbank-al5-volgt:—•—~ ~~"
_^i7W-»VlC
BMÏMBCTO
m
*o:n eooï z-i/n
6. Jan. 2010 15:42 22/12 2009 DIM I3i 56
Sio & Matze Advocaten
Nr. 3606
P. 11 UI0X6/020
PAX 05998222394 CPK Ter A p A
05998222394
Procedurenummer; AWB 07 /1363
2.13. In het bestreden besluit hoeft verweerder in dit verband aan eiser tegengeworpen dat h(j ter staving van zijn identiteit» nationaliteit en asielrelaas toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd. 2.14. Btj z|jn aanvraag heeft eiser drio documenten overgelegd, co weten een Irakese identiteitskaart, een natlonallteitsYerkïartng on de overlÜdeusakte van zijn vader. De documenten zijn onderzocht door Bureau Documenten. Blijkens oen verklaring van onderzoek van 24 april 2006 is het eerstgenoemde document vals bevonden. De andere documenten zijn blijkens die verklaring waarschijnlijk wel echt, maar er wordt getwijfeld of deze wel door de daartoe bevoegde autoriteiten zijn afgegeven. 2.15. Naar dezerzijds oordeel heeft verweerder op basis van vorengenoemde onderzoeksresultaten in redelijk kunnen stellen dat eiser toerekenbaar geen documenten ter staving van zijn identiteit, nationaliteit en asielrelaas heeft overgelegd. Niet gebleken Is van de In de zienswijze van 14 augustus 200d aangekondigde contraexpertise documenten. Resteert eisers stelling, ingenomen in de zienswijze van 21 november 200$, dat de documenten door zijn moeder zijn verzameld en opgestuurd en dat eiser dus niot verantwoordelijk kan worden gehouden voor de omstandigheid dat de documenten mogeUtfk nier echt zjjn. Deze stelling heeft verweerder terzijde kunnen schuiven. Genoemde omstandigheid, wat hier ook van zij, kamt voor rekening en. risico van eiser. 2.16. Bij de nadere gronden van beroep van 1 augustus 2007 heeft eiser nog eou verklaring overgelegd van de Iraakso ambassade ta 's-Gravenhaga van 31 juli 2007, welke is gelegaliseerd door de Minister van Buitenlandse Zaken. Deze verklaring doet aan het vorenstaande oordeel niet af. Volgens bestendige jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 31 oktober 2003 in zaak nr. 200305235/1, JV 2004/11), wordt ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 immers in. beginsel van de vreemdeling gevergd dat hij rcods bij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde njd documenten omtrent zijn identiteit, nationaliteit en reisroute overlegt. Niet valt in te zien waarom etser eerst In beroep met genoemde verklaring is gekomen. 2.17. Gelet op het vorenoverwogeae is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd en dat aldus om die reden afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. 2.18. Vervolgens overweegt de rechtbank dat verweerder aan zijn geloofwaardlgheidsstandpunt ten grondslag gelegd heeft dat eiser, sliders dan eiser heeft verklaard, blijkens de resultaten van de uitgevoerde taalanalyse, neergelegd in een rapport van 17 februari 2006, eenduidig te herleiden Is tot de spraak- en Duimurgemeenschap binnen Irak, regio Sulaimaniya (Noord-Irak) en eenduidig niet tot de regio Kirkuk (CerrtraaMrak). Daarnaast heeft verweerder gesteld dat eiser vage en summiere Verklaringen heeft afgelegd. 2.19. De rechtbank Is van oordeel dat verweerder,_gelet op het hiervoor reeds ~"We^gc?OT5fttfnp^ argumenten in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van eiser de vereiste positieve overtuigingskracht mist
AftTTf»*AI>TO v v j
yn'.TT
nftf\7
ZT/Ü7
n. 2010 15:42 0 1 * 1 3 . 5.6
Sio & Matze Advocaten
« I 05998222*4 CP* T «
Nr. 3606
W*
05998222394
Protedurenummer: AWB 07 /1363
2,20. Hiertoe overweegt de rechtbank allereerst dat verweerder aan z(jn standpunt de resultaten van meergenoemde taalanalyse ten grondslag heeft kunnen leggen221. Zoels de Afdaling heeft overwogen in de uitspraak van 14 juli 2004 (gepubliceerd op www.recht3praak.nl, IJN: AQ6059), komt verweerder, door in het kader van het onderzoek naar de nationaliteit, dan wel naar het land of de plaats van herkomst van de desbetreffende vreemdeling, een taalanalyse te laten uitvoeren, de desbetreffende vreemdeling tegemoet bij de voldoening aan de op hem nistende verplichting om de aan ztfn aanvraag ten grondslag gelegde feirca en omstandigheden aannemelijk te maken, in het geval twjjfel ia gerezen aan de gestelde Identiteit en nationaliteit Wanneerde taalanalyse deze twijfel niet wegneemt, kan de desbetreffende Vre om dol ing deze door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen. De vreemdeling kon niet enkel door het plaaisen van kritische kanttekeningen bij de uitgevoerde taalanalyse teweegbrengen dat verweerder een nieuwe taalanalyse moet verrichten, dan wel van een van de taalanalyse afwijkende oonolusie uk dient te gaan. 2.22. Aan dft conclusie dat eiser eenduidig te hertelden is tot de spraak« en cultuurgemeenschap binnen trak, regio Sulalmanlya (Noord-Irak) en eenduidig niet tot regio Kirkuk (Ceutral-IrafO ligt - kort gezegd - ten grondalag dat eiser niet in staat k gebleken om gedetailleerde en correcte informatie te geven over i j n beweerde herkomstgebied; eisers kennis »s beperkt tot algemeen bekende feiten; eiser spreekt de namen en verkeerd uit: anders dan eiser meent, zijn en niet de namen van twee bruggen in maar twee alternatieve namen van een en dezelfde brug. Wat de beheersing van het Koerdisch betreft, heeft deteaianalistvan BLT geconcludeerd dat eiser oen vorm van het Soranl-Koerdisoh op moedertaalniveau spreekt en dat de Koerdische spraak eenduidig herleïdb&AfTnst de regio Sulahnaniya on, eenduidig niet tot de regio Kirkuk. Verder heeft de taaiaimlist vastgesteld dat eiser slechts enkele woorden Arabisch spreekt. 2.23. Eiser heeft de resultaten van de contra-expertiso bestrede«, onder meer met een contra-expertise van De Taaistudio van 21 januari 2009. De conclusie van de contra-expert; ene professor Matras, luidt als volgt: "the Applicant is definitelyfromthe Soranï-Kwrish speaking aie« ; , south of . Hi? speech thorn s number of fatum tltfl are particular to. , confirming with a high degree of certainty that ho vras socinH*cd in
2.24. Ten aanzien van de klankleer en woordenschat heeft de contra-expert gesteld dat eiser woorden gebruikt die typisch zijn voor het Sorani Koerdïsoh uit , Zo ts typisch voor het Kirkuk Sorani het gebruik ia van de historische vorm "bt-p(T(te voet) in plaats van het standaard Koerdisch "öt-pf\ Het Arabisch dat eiser spreekt, is volgens de expert voorts te duiden als "algemeen beschaafd Irakees1; Niet ontkend wordt hierbij dat eiser maar weinig Arabisch spreekt, maar als verklaring hiervoor geldt dat etnische spanningen ertoe hebben goleid dat veel jonge Koerden thans weigeren om te assimileren met arabieren; het ligt dan ook voor de hand dat zij geen Arabisch spreken. Verder heeft eiser veel informatie gegeven over zijn omgevingen is op de bandopname van BLT niet duidelijkte horen dat eiser de namen van de brug fout heeftjgdüjfj,jaxstelt.de.contra-expert-
....._. -»ft-AflU-lVlP
fiCZZCZSCTO Tfâ
6. Jan, 2010 15:43 22/L2 2009 DIM 13i 96
Sio & Malze Advocaten
Nr. 3606
PAX 05998222394 CPK Ver ApeA.
P. 13 l£luiB/920
05998222394
Procedurenummer: AWB 07/1363 6
2.25. Op deze contra-expertise is vervolgens door BLT gereageerd bij weerwoord van 24 februari 2009, Daarop heeft De Taaistudio gereageerd by schrijven van 8 juni 2009, waarop BLT tot slot heeft gereageerd bij schrijven van 6 november 2009. 2.20, Dn rechtbank ia van oordeel dat verweerder zich In redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het contra-expertlserapporten het aanvullend commentaar van Sjunl 2009 onvoldoende aanknopingspunten bevat om de gerezen on, door Je taalanalyse niet weggenamen, twijfel aan de gestelde herkomst van eiser alsnog weg te nemen. 2.26* Redengevend daartoe acht de rechtbank met name dat uit het contra-expertiserapport niet eenduidig blijkt dat eiser uit komt Verder heeft de contra-expertise geen afdoende verklaring gegeven voor de stelling van BLT dat do spraokvoorbeelden van de contra-expert grotendeels niet overeenkomen met het dialect Voorts is de door de contra-expert gegeven verklaring voor het feit dat eiser geen Arabisch spreekt speculatief. 2.27, Voor rover de rechtbank.- In weerwil van hetgeen Is overwogen In rechtsoverweging 2.16 - het door eiser in beroep overgelegde document van de ïraaksa ambassade In haar beoordeling dient mee te nemen» overweegt zty dat dit document evenmin kan afdoen aan de resultaten ven de taalanalyse. Het enkele feit dat met dat dooument mogelijkerwijs kan komen vaat te staan dat eiser in geboren la, wil nog niet zeggen dat hU aldaar ook getogen is. ~ """ 2.29, Op grond van het Vorenstaande heeft verweerder de door eiser gestelde herkomst niet geloofwaardig kunnen achten. Dit heeft tot gevolg dat het asielrelaas van eiser geen inhoudelyke beoordeling meer behoeft. 2.29. De rechtbank overweegt vervolgens nog, gelet op de conclusie In rechtsoverweging 2.28 ten overvloede, dat verweerder ook gevolgd kan worden in diens standpunt dat het relaas van eiser vaagheden en summlorheden bevat, onder meer over de dood van zijn vader. Zo weet eiser niet de naam van de verdachte van de moord op zyn vader, hy weet alleen dat deze heet Eiser weet evenmin wanneer de verdachte is opgepakt, welke de datum van de terechtzitting is geweest en of de verdachte is veroordeeld. Voorts heeft verweerder vraagtekens kunnen plaatsen bij de door eiser gestelde vrees vanwege zijn werkzaamheden voor een autogarnge. Eiser meent te worden bedreigd, terwijl gesteld noch gebleken i? dat de garagehouder problemen heeft ondervonden vanwege zijn werkzaamheden voor de Amerikanen. 2.30. Eiser heeft geen verklaring gegeven die maakt dat hem die vaagheden en summierheden niet kunnen worden tegengeworpen. In dît verband heeft eiser weliswaar herhaaldelijk t'y dons de gehören aangevoerd dat hij aan geheugenverlies zou leiden. Dit ie evenwel onvoldoende aannemelijk gemaakt. Etser heeft hiertoe ~ anders dan een kopie van een medicynverpakking * geen medische documenten overgelegd. Voorts heeft eiser geen aanleiding gezien correcties en aanvullingen op het nader gehoor in te dienen op do punten waar zijn geheugen tijdens het gehoor tekort echoot. Ï.31T TSTunzienluëniwö^ van de Dcfïn iticrichtlijn en op de d-grond van bec eerste lid van arttkei 29* vatrde Vw 2000, overweegt de rechtbank. dal, zoals hiervoor nl is overwogen, de herkomst van eiser niet geloofwaardig ia geacht De
'UWftï.SIO-DZV-A.NS
BCZZCZSCTO TO ZÛ-.U 6002 Zl/ZZ
6. Jan. 2010 15:43 22/ï.a 2009 DI» 13:57
Sio & Matze Advocaten
Nr. 3606
TNt 059SB222394.CPK Ter Ap*4.
P. 14 WI019/O20
05998222394
Procedurenummer: AWB 07/1363
vraag of etser op grond van de situatie in Irak ïn aanmerking komt voor bescherming op grond van voormelde artikelen behoeft derhalve geen bespreking meer. De rechtbank verwast voor dit oordeel naar onder meer de. uitspreken Van de Afdeling van 23 mei 2008 (UN; BD3198) en 16 januari 2009 (UN: BH0757). 2.32. De weigering om eiser een verblijfsvergunning asiel op de gronden als bedoeld in artikel 29, eersic lid, onder a tot enroetd, van de Vw 2000 te verlenen kan derhalve de rechterlijke toet« doorstaan. Het beroep ts ongegrond, 2.33. Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, \s de rechtbank niet gûbtekeji, 2.34.
Mitsdien worde beslist als volgt.
/.MM«TnTo.«7w-nio
iKZZCZSPTn ÏVd
ZOÏTT 0002
Z\/1l
2010 15:44 DIM 13i 57
Nr. 3606
Sio & Matze Advocaten
P. 15 120/020
PAX 05958222394 C»X »er ApcA.
05998222394
Procedurenummer: AWB 07/1363
3.
Beslisging
De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan dour mr. A.W.P, Letschert in tegenwoordigheid van mr. W.A.M. Boeken als griffier en in het openbaar uitgesproken op ) Q [JEC. 2009 w.g.rar.W.A.M. Bocken, griffier
w,g. mr, A.W.P. Letscher^ rechter
Voor eensluidend afschrift: de wnd. griffier,
verzonden op; ] Q Q£C, Z009 Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen dazo uitsprsak binnen vior wo^en na de datum van. verzending van dvra uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad vanSStaté, onder vermelding van "hoger beroep' vreemdôlfogemîaken", Postbtó 161 13,^500 BC te 's-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Van de Vw 2000 bevat het beroepsbhrift een of meer grieven tegen de uitspraak. Artikel 6:5 van de Avvb bepaalt onder moer dat oif-htit beroepschrift oen aftofo-ift moet worden overgelogd van de uitspraak.
imisio-wr-m
8CZ2C&SCTÛ Vfd
ZOïTT 600Î
Zl/Zt
6. Jan. 20î0i15:36i
|Sio & Matze Advocat
iNr. 3606HP.
mr. JPMSio
.Ze Advocaten
mu. drs. C G . Matze ~
PER FAX 070 365 1380/GEWONE POST Raad van State Hoger beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16 113 2500 BC 'S-GRAVENHAGE
I R A A D VAN STATE INGEKOMEN
13
._
A 6 3AN 2010
ZAAKNR.
6 januari 2010
AAN:'
HOGER BEROEP Procedure inzake Tegen Staatsecretaris van Justitie Uitspraak d.d. 10 december 2009 Rechtbank 's Giavenhage zittinghoudende te Roermond AWB 07/1363 Betrokkene, de heer geboren te va Iraanse nationaliteit, te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van mw. mr. drs. CG, Matze, Marijke Meustraat 90, te 4818 LW Breda die ter deze zake tot zijn bepaaldelijk gemachtigde wordt gesteld en ook als zodanig zal optreden. Betrokkene heeft kennis genomen van het vonnis van rechtbank 's Giavenhage, zittingsplaats Roermond d.d. 10 dece,ber 2009 met bovengenoemd kenmerk en wenst daartegen hoger beroep aan te tekenen. Betrokkene is op 01 september 2005 in gereisd in Nederland en is op 01 november 2005 in de gelegenheid gesteld om een asielaanvraag in te dienen Op 08 december 2006 is er een negatieve beschikking afgegeven (bijlage 17) Op 10 december 2009 is het beroep tegen deze beschikking ongegrond verklaard (bijlage 1) Feiten en omstandigheden, 1. Tussen partijen staat vast dat betrokkene een etnische Koerd is afkomstig uit Irak, In het geschil is of betrokkene uit Noord-Irak ( regio Sulaimaniya) of uit Centraal Irak (Kirkuk) afkomstig is. Alle betrokkenen 2ijn het er over eens dat betrokkene Sorani-Koerdisch als moedertaal spreekt. 2. De taalanalyse van BLT van de IND d.d. 17 feb. 2006 van taalanalist SOR 3 geeft aan dat betrokkene uit de regio Sulaimaniya uit Noord-Irak afkomstig is en niet uit de Regio Kirkurk. ( bijlage 2) Hoewel verschillende malen verzocht is om aan te geven hoe lang taalanalist SOR 3 al weg is uit Irak. Is daarop nog nooit een antwoord gekomen.
3. Dit onderzoeksrapport van taalkundige SOR 3 is beoordeeld aan de hand van de Guidelines for the Use of language Analysis in Relation to Questions of National Origion in Refugee Cases. Dit is een rapport met richtlijnen voor taalanalyse. (Bijlage 3) 4. Ondertussen zijn de door de betrokkene ingeleverde documenten ter bepaling van zijn identiteit en zijn nationaliteit op 24 april 2006 nader onderzocht door de IND. (productie 7) Zeer tot de verbazing van betrokkene bestaat er twijfel omtrent de echtheid van zijn nationaliteitskaart en zijn nationaliteitsbewys, Deze documenten heeft hij rechtstreeks vanuit Irak door zijn moeder opgestuurd gekregen. 5. Het rapport Taalanalyse van BLT is beoordeeld of het volgens deze internationale richtlijnen is opgesteld en krijgt na onderzoek het predicaat slecht ( productie 4) 6. Betrokkene besluit contact op te nemen met de Iraakse Ambassade in Nederland om te kijken of hij via hen zijn nationaliteit kan bewijzen. Het duurt geruime tijd voordat hij ook inderdaad een paspoort krijgt en tegelijkertijd wordt bevestigd dat de gegevens op zijn nationaliteitskaart en identiteitskaart correct zijn. Op 31 juli 2009 ontvangt hij deze stukken, direct de volgende dag stuurt hij ze door naast de rechtbank om in te brengen in de lopende procedure. Sneller had hij het paspoort niet aan kunnen vragen en niet kunnen verkrijgen.1 Hierdoor komt onomstotelijk vast te staan dat zijn geboorteplaats is. ( Bijlage 8 ) 7. BLT stuurt op 5 oktober 2007 een, niet inhoudelijke, reactie ( productie 5) waarin slechts twee discussie punten lijken te blijven bestaan tussen betrokkenen en de Staatssecretaris (1) Of betrokkene geen Arabisch kan spreken of dat hij het wel kan maar slechts weigert te spreken. (2)Of dit niet spreken van Arabisch een contraindictie is van het al dan niet afkomstig zijn uit 8. 11 december 2007 wordt er een taalanalyse verricht in Zweden van de audio opname van BLT ( bijlage 6) Waaruit blijkt dat betrokkene Sorani spreekt dat typisch is voor de regio van Kirkuk. Dit geldt voor alle linguïstische levels : phonological, morphological en Syntactical ( pag 2 onder A.) 9. Maar ook de kennis van is 'very good', (pag 2 onder B) Dit gecombineerd met de uitgebreide beschrijvingen van in zowel het eerste als het nadere gehoor, bevestigd de stellingen van betrokkene, (bijlage 21 en 22) 10. Betrokkene is van mening dat hij met deze contra taalanalyse tezamen met het door hem overlegde paspoort voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij uit komt.
1
De Irakeese ambassade geeft tegenover Vluchtelingenwerk in 2007 aan dat het aanvragen van een paspoort via de Ambassade in Nederland tenminste een halfjaar duurt. Bron: Introductie asiel beleid Irak versie augustus 2009 pag 15 2
11. Op 10 oktober 2008 stuurt de toenmalige gemachtigde van betrokkenen een rapport naar BLT waarin de taalexpert van betrokkene, Professor Matrass forse kritiek uit op de kennis en kunde van taalanalist SOR 3. (productie 9) 12. De stand is nu zo dat de taaistudio op basis van de guidelines de gebruikte onderzoeksmethode en het daaruit voortvloeiende rapport als slecht bestempeld en prof. Matras, in overigens een geheel andere casuSj grote vraagtekens zet bij de expertise van SOR 3 13. De IND/ BLT gaat nu ( uiteraard ?) ook vraagtekens stellen bij de gebruikte methode van onderzoek van Semantex en bij de deskundigheid en het profiel van de taalanalist die Kirkurk als regio van herkomst van betrokkene heeft aangegeven, (productie lOyVanuit Stockholm wordt alle gevraagd informatie over de taalanalist en de gebruikte methode ontvangen. ( productie 11) Daarop komt geen commentaar meer van de IND/BLT. Wel wordt echter volgehouden dat het hebben van kritiek op een gedane taalanalyse onvoldoende is om die te weerleggen. Er moet volgens vaste jurisprudentie een contra expertise gedaan worden. 14. Die contraexpertise wordt door betrokkene op 21 januari 2009 overlegd. ( productie 12) De conclusie van de connu expertise luidt dat betrokkene in ieder geval uit het gebied ten zuiden van komt en met een hoge mate van waarschijnlijkheid uit . Tevens wordt de contra -indicatie van de IND weerlegd van het geen Arabisch spreken op pag 2 van deze contra expertise: pag 2 Quite a few Kurds in fact refuse to speak Arabic or even to learn it. 15. Op pag. 6 onder punt 7.2 sub c wordt door prof. Matras aangegeven dat SOR 3 het feit negeert dat etnische spanningen in recente jaren gemeenschappen van elkaar gescheiden heeft en waardoor situatie gecreëerd is waarin vele jonge Koerden zich zo verzetten tegen de Arabische aanwezigheid en hun politieke dominantie dat zij er voor kiezen om geen interactie met Arabieren te hebben en hun best doen om zo min mogelijk met de Arabische bevolking om te gaan. Het is volgens prof. Matrass zeer zeker mogelijk om uit Centraal Irak te komen en geen Arabisch te spreken. Dit roept toch weer de vraag op hoe lang SOR 3 al weg is uit 16. Al met al liggen er nu twee rapporten van experts, Semantex uit Zweden en prof. Matras, die bevestigen dat de betrokkene uit de (regio) Kirkuk komt. 17. Op 6 november 2009 komt de reactie van BLT op de producties 12 en 13. Opvallend is dat SOR zich onder punt 8 op pagina 3 van productie 14 tegen de kritiek verdedigd met de zinsnede: dat hij geen Koerden kent, van welke leeftijd ook, die zijn geboren en getogen in zonder het Arabisch te leren spreken. Wat hier verder ook van zij: dit is een weinig wetenschappelijke benadering en voldoet niet als onderbouwing van deze stelling. Deze bewering roept wederom de vraag op hoe lang geleden SOR3 verlaten heeft?
3
18. De hele polemiek tussen taaistudio en Prof. Matrass enerzijds en de BLT SOR3 anderzijds leidt niet tot een eenduidig antwoord op de vraag of betrokkene nu wel of niet uit komt Er zijn twee deskundigen die beweren van wel ; Seraantax en Prof. Matras. En één deskundige de 2egt van niet : SOR 3. 19. Betrokkene heeft echter inmiddels een origineel document overlegd waaruit blijkt dat hij in geboren is. De verklaring van de ambassade van Irak dat de nationaliteitsverklaring en het identiteitsbewijs juiste informatie bevatten dient te gelden als contra expertise tegen de verklaring van onderzoek ( productie 7) waarin twijfel aan de authenticiteit van beide documenten werd uitgesproken. Op 10 december 2009 wijst de rechtbank Roermond vonnis over de juistheid van de beschikking d.d. 8 december 2006. Grief 1 7e« onrechte stelt de rechtbank onder 2.16 dat niet valt in te zien waarom betrokkene eerst in beroep met de verklaring van 3] juli 2009 is gekomen. De rechtbank miskent hiermee dat betrokkene pas, nadat hem bekend is geworden dat de documenten door de IND niet als authentiek erkent zouden worden gezien, de noodzaak had om op zoek te gaan naar andere wegen om zijn identiteit en nationaliteit te bewijzen. Dat betrokkene aangegeven heeft een contra expertise te willen verrichten ten aanzien van deze documenten. Dat het verkrijgen van deze documenten geruime tijd heeft geduurd. Dat de verklaring van 31 juli 2009 gezien moet worden als de eerder aangekondigde contra expertise. Immers niets staat er aan in de weg om op andere wijze dan hernieuwd onderzoek aan te tonen dat de informatie op de documenten juist is. Het oordeel van de rechtbank in 2,17 dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat betrokkene toerekenbaar geen documenten heeft overlegd en dat aldus om die reden afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas getuigd derhalve van een onjuiste rechtsopvatting. Grief II ten onrechte gaat de rechtbank volledig voorbij aan de rapporten van Semantex en van Prof Matrass in de punten 2.18,2.19 en 2.20 en 2.21. De vreemdeling heeft, anders dan de rechtbank betoogd niet slechts kritische kanttekeningen bij het rapport van BLT latten zetten. Integendeel. Hij heeft door twee onafhankelijke experts een contra-analyse uitgevoerd. Het oordeel van de rechtbank uit 2.20 is ononderbouwd geblevea Er wordt slechts de zijde van verweerder gekozen 2onder nadere onderbouwing, tenzij die onderbouwing uit 2.26 moet blijken. De rechtbank mengt zich hier in een discussie waarvan zij geen expertise heeft: De contra expert zou geen verklaring hebben gegeven voor de stelling van BLT dat de spraakvoorbeelden van de contra—expert grotendeels niet overeenkomen met het dialect. Deze stelling van BLT is door de rechtbank op geen enkele andere wijze verifieerbaar dan door het inschakelen van een eigen expert Sorani. Uit
4
niets blijkt dat de Rechtbank een dergelijke expert geraadpleegd heeft alvorens zij de stellingen van BLT aanvaard en die van de anderen verwerpt. Op geen enkele wijze is verdedigbaar dat hier een weging gemaakt kan worden die in het voordeel van BLT uitvalt. De rechtbank had slechts kunnen concluderen dat er twijfel gezaaid is. Betrokkene heeft, met zijn contra-analyse, geloofwaardig kunnen maken dat hij uit komt. Meer wordt niet van hem verwacht. Hij hoeft bet niet te bewijzen hij moet het slechts geloofwaardig maken. De rechtbank heeft ten onrechte gemeend dat zij een waardeoordeel over de beide rapporten of rapporteurs diende te geven. Dat is een onjuiste rechtsopvatting. De vreemdeling hoeft slechts aannemelijk te maken dat hij uit komt. Daar in is hij geslaagd. Griefïï Helemaal onfimdeerd, ongemotiveerd en onverdedigbaar is de stelling van de RS in 2.26 dat de door de contra-expert gegeven verklaring voor het dat eiser geen Arabisch spreekt als speculatiefvan de hand gewezen wordt. Terwijl het enige dat SOR3 daartegenover stelt is dat hij niemand kent uit die geen Arabisch spreekt. Terwijl het nog altijd een raadsel is hoe lang het geleden is dat SOR 3 uit vertrokken is. Er is geen enkele objectieve indicatie waarom de verklaring van prof. Matrass minder zwaar zou moeten wegen dat de mening van SOR3 Grief III De rechtbank heeft ten onrechte miskent in 2.27 en 2.31 dat bij de bepaling of iemand uit Centraal dan wel uit Noord-Irak komt. de geboorteplaats leidend is. Vast staat dat de geboorteplaats van betrokkene is. ( zie ook kamerstukken 19637, bijlage 19) Uit de WBV 2004/44 gepubliceerd in de Staatscourant 16 juli 2004, nr. 34 blijkt dat de geboorteplaats leidend is voor de vaststelling uit welk deel van Irak betrokkene afkomstig is ( productie 15) Ten tijde van de binnenkomst van betrokkene in Nederland ( september 2005) was dit geldend beleid. In dit kader wil betrokkene ook verwijst naar de uitspraak van uw Raad d.d.27 april 2007 2007 00318/1 ( bijlage 20) Grief IV De rechtbank heeft zich in r.o.2.28,2.29 en 2.31 ten onrechte op het standpunt gesteld dat het asielrelaas geen inhoudelijke beoordeling behoeft. Vooral ook omdat betrokkene tot een kwetsbare minderheid behoort die met zeer geringe middelen volgens de definitierichtlijn van 1 Sc aan kan tonen dat hij behoort tot een kwetsbare minderheidgroep. Immers tuj is afkomstig uit Centraal-Irak, daar heerste) in 2005 een gewapend binnenlands conflict, hij is een burger en hij werkte voor de ( prod 16) Zijn vader is vanwege zijn werkzaamheden als politieagent (opgeleid en getraind in 40 dagen) vermoord. Betrokkene viel dus onder het toen geldende categoriale beschermingsbeleid voor Centraal-Irak. Grief V De rechtbank heeft in 2.30 miskend dat betrokkene ernstig getraumatiseerd is. (bijlagel8) en psychiatrische hulp nodig heeft. Door deze omstandigheid kunnen eventuele vaagheden en summier heden hem niet tegen geworpen worden.
5
6. Jan. 2O10l15:39HHSio & Matze Advocat
Z C Advocaten
r. 3606HP. 6l
mr.JPMSio mr.drs.CG.Matze
Weshalve, Betrokkene verzoekt om het vonnis van de rechtbank Roermond te vernietigen en te bepalen dat er een inhoudelijke beoordeling dient plaats te vinden van de asielmotieven van betrokkene zowel op basis van de Vreemdelingenwet 2000 als op basis van de shtlijn
£\ W\o3i 2e,
6