16 oktober 1989
Bijblad Industriële Eigendom, nr 10
Register van Octrooigemachtigden. De Voorzitter van de Octrooiraad maakt bekend dat op resp. 28 augustus, 30 augustus en 1 september 1989 op hun verzoek in bovengenoemd register zijn ingeschreven Ir J.A. Stolk, Drs A.A. van Meeteren en Dr G.A. Wildschut. Lesotho is toegetreden tot het Verdrag van Parijs. De Regering van Lesotho heeft op 27 juni 1989 verklaard toe te treden tot het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, zoals herzien te Stockholm op 14 juli 1967 en gewijzigd op 2 oktober 1979. Het Verdrag is voor Lesotho in werking getreden o p 28 september 1989. (Mededeling overgenomen uit La Propriété industrielle 1989, blz. 27 1).
ment, Washington, 14 juni 1970 (Trb. 1986, 3) onder de verklaring zich niet gebonden te achten door de bepalingen van Hoofdstuk I1 en de overeenkomstige bepalingen van het Reglement. Het verdrag treedt voor Spanje in werking op 16 november 1989. (Mededeling ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken). De D.D.R. en Tsjecho-Slowakije zijn toegetreden tot het Verdrag van Boedapest. Op 27 april 1989 resp. 5 mei 1989 zijn de Duitse Demokratische Republiek en Tsjecho-Slowakije toegetreden tot het Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening, met Uitvoeringsreglement (Trb. 1987. 621. ~e inwerkingtreding van het Verdrag is voor de D.D.R. 27 juli 1989 en voor Tjecho-Slowakije 5 augustus 1989. (Mededeling ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken). -~
Spanje is toegetreden tot het Verdrag tot Samenwerking inzake octrooien. Op 16 augustus 1989 in Spanje toegetreden tot het Verdrag tot Samenwerking inzake octrooien, met Regle-
243
~
Artikel Prestatiebescherming in de Verenigde Staten: de "Misappropriation doctrine" nader beschouwd. Mr Th.C.J.A. van Engelen.*) l. Inleiding Prestatiebescherming - de vraag in hoeverre een niet door een wettelijk intellectueel eigendomsrecht beschermde prestatie binnen het kader van de ongeoorloofde mededinging een vergelijkbare bescherming kan genieten -l) mag zich de laatste tijd in de belangstelling van rechtspraktijk en literatuur verheugen. Zo heeft de Hoge Raad zich in een In vijftal recente arresten over dit onderwerp ~itgelaten.~) het Decca-arrest sloot ons hoogste rechtscollege de mogelijkheid van een dergelijke bescherming niet uit. In beginsel is daarvoor echter tenminste vereist dat wordt geprofiteerd van een prestatie van dien aard dat zij o p één lijn gesteld kan worden met die welke toekenning van een dergelijk recht rechtvaardigen. Tevens past terughoudendheid, aldus de Hoge Raad. In de daaropvolgende arresten in de procedures KNVB/NOS en Staat/Den Ouden werd een dergelijke bescherming echter afgewezen terzake van respectieveliik de organisatie van s~ortwedstriidenen het vervaardigen van zetsel voor drÛkwerk. 1ñ het Elvìs Presleparrest daarentegen werd een dergelijke bescherming wel toegekend aan de rechtverkrijgenden van Elvis Presley in diens hoedanigheid van uitvoerend kunstenaar. Mede doordat de motiveringen van deze arresten niet veel duidelijkheid in de materie verschaften, hebben zij de nodige pennen in beweging gebracht.') *) Advocaat te Amsterdam.
Vgl. Verkade/Spoor, Auteurswet, Deventer, 1985, nr 205 e.v. HR 27 juni 1986, NJ 1987, nr 191, m.n. Van Nieuwenhoven Helbach, BIE 1986, nr 71, p. 280, Computerrecht 1986, p. 176, m.n. Dommering, AA 1988, p. 257, m.n. Cohen Jehoran(Decca/Holland Nautic); HR 6 maart 1987, NJ 1987, 809, m.n. Wichers Hoeth (Transportwagen); HR 23 oktober 1987, Informatierecht/AMI 1988, p. 32, m.n. Schuijt, NJ 1988, nr 310, m.n. Wichers Hoeth AA 1988, p. 461, m.n. Cohen Jehoram (KNVB/NOS); HR 20 november 1987, Informatierecht/AMI 1988, p. 36, m.n. Cohen Jehoram, NJ 1988, nr 31 1, m.n. Wichers Hoeth (Staat/-Den Ouden); HR 24 februari 1989, IER 1989, nr 21, p. 41, m.n. Spoor, Informatierecht/AMI 1989, p. 81 (Elvis Presley). ') Zie de annotatoren vermeld in noot 2; Verkade, Ongeoorloofde Mededinging, Zwolle, 1986, nr 45; Grosheide, IER 1987, p. 61 en IER l)
l)
Immateriële goederen laten zich naar hun aard weinig aan landsgrenzen gelegen liggen en zijn evenmin een typisch Hollands fenomeen. Daarom is het wellicht opportuun te rade te gaan bij buitenlands recht dat zich met deze kwestie heeft bezig gehouden. Een nadere beschouwing van het mededingingsrecht van de Verenigde Staten van Amerika lijkt in dit opzicht de moeite waard. Reeds sedert de jaren twintig en dertig zijn in de VS de verschillende communicatietechnieken op grote schaal Bn op commerciële wijze geëxploiteerd. Dat heeft geresulteerd in een omvangrijk aantal procedures, waarin de Amerikaanse rechter zich over een bonte casuïstiek heeft moeten uitlaten. De nodige ervaring met deze materie kan het Amerikaanse recht dan ook niet ontzegd worden. Reden genoeg derhalve voor een nadere beschouwing van dit onderdeel van "unfair competition law" in de Verenigde Staten.4) 2. International News Service v. Associated Press "Landmark decision" op het gebied van prestatiebescherming - in de VS bekend als "mìsappropriatìon-doctrine" 3 )is het arrest van de Supreme Court van 1918 inzake International News Service v. Associated Press. 6, 1988, p. 64; Van Engelen, BIE 1986, p. 263, BIE 1987, p. 243, Hugenholtz/Koedooder, NJB 1987, p. 1511 ; Hugenholtz NJB 1988, p. 532; Verkade, BIE 1988, p. 46; Quaedvlieg, IER 1988, p. 40.; Ruijsenaars, GRUR Int 1988, p. 764-767; Van Engelen, RM Themis 1989, p. 281 en Cohen Jehoram, Informatierecht/AMI 1989, p. 67. *) Vgl. ook: Ruijsenaars, GRUR Int 1988, p. 764-767. ')Vgl.: "Developments in the Law - Competitive Torts: Misappropriation of Commercial Intangibles", Harvard Low Review, Vol. 77:888, 1964, p. 932-946. b ) 248 U.S. 215, 39 S.Ct. 68. Tevens opgenomen in: Ralph S. Brown/Robert C. Denicola, "Copyright, Unfair Competition. and Other Topics Bearing on the Protection of Literaiy, Musical, and Arrisric Works. "fourth edition, The Foundation Press, Inc., Mineola, N.Y., 1985, p. 447-459; Melville B. Nimmer, "Cases and Materials on Copyrighr and Other Aspects of Entertainment Litigation" third edition, West Publishing Co., St. Paul, Minn., 1985, p. 524-542.
244
Bijblad Industrie :Eigendom, nr 10
Zowel INS als de Associated Press exploiteerden oersbureaus. die nieuws verzamelden en tenen betaling onder aangesloten kranten verspreidden. De kÖsten van de exploitatie bedroegen op jaarbasis respectievelijk 2 en 3,s miljoen dollar. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het tot het Hearst-concern behorende INS door de Geallieerden uitgesloten van faciliteiten aan het front. Deze handicap werd overwonnen door de oorlogsberichten van de aan de Amerikaanse Oostkust uitkomende Associated Press-kranten direct na publicatie daarvan naar de aan de Westkust verschijnende INS-bladen te telegraferen. Vanwege het tijdsverschil konden deze berichten vervolgens gelijktijdig met de aan de Westkust verspreide Associated Press bladen gepubliceerd worden. INS meende tot deze handelwijze gerechtigd te zijn omdat het nieuws door de openbaarmaking in de Associated Press-kranten publiek domein zou zijn geworden. De Supreme Court verbood de handelwijze van INS Justice A'tney echter op basis van "unfair ~ompetition".~) stelde in zijn "opinion" namens het Hof voorop dat: "The peculiar value of news is in the spreading of it while it is fresh; and it is evident that a valuable property interest in the news, as news, cannot be maintained by keeping it secret." In antwoord op het verweer van INS overwoog het Hof: "The fault in the reasoning lies in applying as a test the right of the complainant as against the public, instead of considering the rights of complainant and defendant, competitors in business, as between themselves." De koper van een krant mag weliswaar de inhoud daarvan verder verkondigen, maar het door INS in competitie met Associated Press commercieel aanwenden van dat nieuws is een geheel andere zaak: "In doing this defendant, by its very act, admits that it is taking material that has been acquired by complainant as the result of organization and the expenditure of labor, ski11 and money, and which is salable by complainant for money. I..) Stripped of al1 disguises, the process amounts to an unauthorized interference with the normal operation of complainant's legitimate business precisely at the point where theprojìt is to be reaped, (...); with special advantage to defendant in the competition because of the fact that it is not burdened with any part of the expense of gathering the news. The transaction speaks for itself, and a court of equity ought not to hesitate long in characterizing it as unfair competition in bus in es^."^) De duur van de verleende bescherming werd door het Hof beperkt tot de periode waann het nieuws nieuwswaarde bezit, wat duidelijk aansluit bij, en verklaarbaar is vanuit de grondslag die de Supreme Court voor deze bescherming hanteert. Met dit arrest introduceerde de Supreme Court een nieuwe doctrine. In de periode daarvoor had de Supreme Court bij afwezigheid van een copyright of patent veelal slechts ingegrepen ingeval van "passing off"; de situatie waarin een product wordt verkocht als ware het van een ander afkomstig, zodat het publiek misleid wordt omtrent de herkomst d a a ~ a n . ~Binnen ) het kader van "unfair competition law" opende het Hof thans echter de mogelijkheid een prestatie te beschermen vanwege de daaraan verbonden inspanningen en de verzilverbaarheid van het resultaat daarvan. De overwegingen zijn bovendien in zodanig ruime bewoordingen gesteld dat ook andere
') Copyright speelde geen rol. Deels omdat INS de nieuwsberichten bewerkte, deels omdat de onder de Copyright Act van 1909 vereiste formaliteiten niet vervuld waren. Cursief ThvE. Holmes- gesteund door McKenna - stelde zich in zijn dissenting opinion bij het INSarrest nog op het standpunt dat dit de enige grond voor een vordering kon zijn: But as. in my view, the only ground of complaint that can be recognized without legislation is the implied misstatement, it can be corrected by stating the truth; and a suitable acknowledgment of the source is al1 that the plaintiff can require."
1
16 oktober 1989
prestaties dan nieuws voor een dergelijke bescherming in aanmerking komen.lO) Zoals Callmann opmerkte introduceerde het Hof hiermee de ongerechtvaardigde verrijking als grondslag voor een vordering binnen het mededingingsrecht.ll) INS werd immers verboden het nieuw van Associated Press aan te wenden in de concurrentiestrijd omdat zij daardoor een ongerechtvaardigd voordeel zou verwerven, aangezien zij niet meedeelde in de (substantiële) kosten die aan het verzamelen daarvan verbonden zijn. Alhoewel de geboden bescherming beperkt was tot het gebruik van het nieuws door concurrenten, vertoonde zij binnen die grenzen alle kenmerken van een (buiten wettelijk) intellectueel eigendomsrecht; een "quasi property" in de woorden van Justice Pitney.lz)
3. Kritiek Ondanks de ferme bewoordingen waann het INS-arrest gesteld was, werd het in de periode daarna slechts aarzelend gevolgd. Debet hieraan was de kritiek die van gezaghebbende zijde op deze beslissing geuit werd. Een belangrijke rol speelde daarbij de "dissenting opinion" bij dit arrest van Justice Brandeis, één van de meest prominente rechters uit de geschiedenis van de Supreme Court. De door hem geuitte bezwaren werden vervolgens door Learned Hand eveneens een gezaghebbende federale rechter, die zitting had in de "Court of Appeals for the Second Circuit" overgenomen en uitgewerkt.13) Deze bezwaren waren tweeërlei. Enerzijds het rechtspolitieke argument dat het verlenen van een dergelijke bescherming de taak van de rechter te boven gaat en tot het domein van de wetgever behoort. Anderzijds speelde het constitutionele bezwaar dat het recht van een Staat een dergelijke bescherming niet kan verlenen, omdat dit tot de exclusieve bevoegdheden van de federale overheid zou behoren ("preemption )4l.)" ' O ) Zo overwoog Chief Justice Hughes in 1935 dat het begrip unfair competition, zoals in dit arrest omschreven, van toepassing is op iedere "misappropriation of what equitably belongs to a competitor." (Schechter Poultry Corp. v. United Sfales, 295 U.S. 495, p. 532 (1935)). 'l) Rudolf Callmann , "He Who Reaps Where He Has Not Sown: Unjust" Enrichment in Unfair Competition," Haward Law Review, Vol. 55, 1942, p. 595-614; Callmann/(Altman), "Unfair Competition, Trademarks & Monopolies': par. 15.04, 4th Ed. 11) "Regarding the news, therefore, as but the material out of which both parties are seeking to make profits at the same time and in the same field, we can hardly fail to recognize that for this purpose and as between them, it must be regarded as quasi property, irrespective of the rights.of either as against the public." 13) Vgl. terzake van Leamed Hand: Barbara Ringer in Stewart, "Intemational Copyright and Neighbouring Rights", Buttenvorths, London, 1983, p. 514; Brown/Denicola, a.w., p. 183. De Amerikaanse rechterlijke macht is op twee niveau's georganiseerd. Op federaal niveau vormen de United States District Courts de gerechten van eerste aanleg. Appel-rechter zijn de United States Court of Appeals, verdeeld over diverse Circuits. Deze Circuit Courts beslissen alleen over rechtskwesties. De hoogste federale rechter is de U.S. States Supreme Court. Op het niveau van de vijftig verschillende staten bestaat evenzeer een - geheel zelfstandige en volgens het recht van de betreffende staat georganiseerde - rechterlijke organisatie. Veelal is er een gerecht van eerste aanleg dat zowel over de feiten als het recht beslist. De appelrechter is veelal slechts bevoegd alleen over rechtskwesties te beslissen. Veel staten kennen drie instanties met aan de top een State Supreme Court. (De benamingen zijn soms echter verwarrend: in de Staat New York is de Supreme Court gerecht van eerste aanleg dat tevens appel-rechter is voor bepaalde zaken. De Court of Appeals is het New Yorkse Hooggerechtshof.) De rechtbanken van de staten zijn - kort gezegd - in beginsel bevoegd geschillen te beslechten. De federale rechtbanken zijn echter exclusief bevoegd wanneer een kwestie van federaal recht aan de orde is ("federal question jurisdiction"), of wanneer de partijen niet in dezelfde staat domicilie hebben ("diversity jurisdiction"), in welk geval de federale rechter eventueel State Law toe moet passen. I') Er bestaat een strict onderscheid tussen "Federal law" en "State law". Federaal recht geldt binnen de gehele VS. De bevoegdheden van de
246
Bijblad Industriël : Eigendom, nr 10
Dit betekent dat de staten ieder voor zich kunnen bepalen wat naar het recht van de desbetreffende staat al dan niet "unfair com~etition" is. Dit imdiceert tevens dat de INS-be~lissin'~ sindsdien géén bindend precedent meer is, aangezien het Hooggerechtshof daarin federal common law -hadt~e~epast.~') Opvallend is echter dat 66k Leamed Hand leek te erkennen dat "the result of labor, ski11 and money" in beginsel aanspraak op een bescherming behoort te kunnen maken. De bezwaren tegen een door de rechter te bepalen bescherming gaven bij hem echter de doorslag.24) De invloed van deze "opinions" van Brandeis en Leamed Hand was Uiteindelijk hield echter het standpunt dat deze kwestie slechts door de wetgever opgelost kon worden geen stand. Zo stelde Callmann zich op het standpunt dat zowel de nieuwe situaties, die zich door de technologische ontwikkelingen aandienden, als het antwoord, dat daarop door het recht gegeven moest worden, nog te ondoorzichtig waren. De wetgever was derhalve nog niet in staat om pasklare, algemeen geldende antwoorden te formuleren. Juist daarom verdiende het zijns inziens de voorkeur het terrein stap voor stap door de rechter te laten verkennen26) In Waring v. WDAS Station benadrukte de Supreme Court van Pennsylvania bovendien dat de rechter behoort in te spelen op maatschappelijke veranderingen en de verplichting heeft bij afwezigheid van adequate wetgeving recht te spreker^.^') De Third Circuit Court of Appeals merkt in Ettore v. Philco Television Broadcasting Corporation ook "fijntjes" op dat het geen onoverkomelijk bezwaar is dat de inhoud van bepaalde normen niet steeds scherp te bepalen is, omdat dit verschijnsel niet ongebruikelijk is bij een ontwikkeling~proces.~~) In weerwil van de bezwaren, zoals door Brandeis en Hand naar voren gebracht, ging de rechtspraak dan ook uiteindelijk verder op de door de Supreme Court in de INS-zaak ingeslagen weg. Daarbij gingen in het bijzonder de rechtbanken in de staat New York met de nodige by Acts of Congress, the law to be applied in any case is the law of the State. And whether the law of the State shall be declared by its legislature in a statute or by its highest court in a decision is not a matter of federal concern." Vgl.: Inrennountain Broad. & T. Corp. v. Idaho Microwave. Inc.. 1% F. Supp. 315; Nimmer, a.w., p. 541. U) Vgl.: Capitol Records v. Mercury Records Corporation, 221 F.2d 657, L. Hand, dissenting: "That is indeed a harsh limitation, since it cannot copyright them; but I am not satisfied that the result is unjust, when the alternative is a monopoly unlimited in time and in user." Zie daarvoor ook: Court of Appeals, Third Circuit, Ettore v. Philco Television Broadcasting Corporation, 229 F. 2d 481 (1956) p. 493. Vgl. ook: Zechariah Chafee, Jr., "Unfair Competition" Harvard Luw Review, Vol. 53, 1940, p. 1315-1321; Callmann/(Altman), a.w., par. 15.09. ") Vgl. bijv.: U.S. District Court, S.D. New York, National Exhibition Co. v. Telejlash, Inc., 24 F.Supp. 488 1940); Court of Appeals, Seventh Circuit, Adressograph Mulrigraph Corp. v. American Expansion Bolt & Manufacturing, 124 F.2d 706 (1941); District Court, D. Massachusetts, Triangle Publications v. New England Newspaper Pub. Co., 46 F.Supp 198 (1942); U.S. District Court, D. Idaho, S.D., Intemountain Broad & T. Corp v. Idaho Microwave, Inc. 196 F.Supp 3 15 (1961). 26) ~ a l l m a n ;"He who reaps where he has not sown: unjust enrichment in the law of unfair competition", Harvard Luw Review, Vol. 55:595 (1942). p. 608-614; vgl. ook: Baird, "Common Law Intellectual Property and the Legacy of International News Service v. Associated Press", The University of Chicago Law Review, p. 416 e.v. ") Zie bijv. Supreme Court of Pennsylvania in Waring v. WDAS Station, Inc., 327 Pa. 433, (1937), Justice Stem: "Just as the birth of the printing press made it necessary for equity to inaugurate a protection for literary and intellectual property, so these latterday inventions make demands upon the creative and ever-evolving energy of equity to extend that protection so as adequately to do justice under current conditions of life."; District Court Alaska, Veatch v. Wagner, 116 F.Supp. 904 (1953). ") 229 F.2d 481, (1956) Biggs, Chief Judge: Concededly, the theory is a somewhat hazy one; but that is not unusual where the laboratories of the courts are working out the development of a new common law right. History shows that consistency is a rare jewel in such a process."
16 oktober 1989
voortvarendheid te werk. Uiteindelijk had dit tot gevolg dat zelfs de Second Circuit Court of Appeals in 1955 "omging" in zijn arrest Capitol Records v. Mercuty Record Coiporation (vergezeld van een "dissenting opinion" van Leamed Hand).29) B. Preemption In zijn dissenting opinion bij het Capitol-arrest had Learned Handuitvoerig stilgestaan bij de implicaties van de Copyright Clause'van de Amerikaanse Constitution voor het verlenen van een bescherming binnen het kader van "unfair competition law". Naderhand kwam deze problematiek centraal te staan in een aantal beslissingen van het Amerikaanse Hooggerechtshof over de toepasiing van de " m i s a ~ ~ r o ~ r i a t idoctrine". on In 'de zaak Sears, Roebuck & Co. v. Stiffel Co.'O) rees de vraag of het ongeoorloofde mededingingsiecht van de staat Illinois het nabootsen kon verbieden van een artikel. dat niet voldeed aande vereisten voor bescherming door law of copyright, zoals gegeven in federale wetten. Stiffel had een model voor een lamp ontworpen en op de markt gebracht, dat vervolgens door Sears werd nagebootst. Op dit model had Stiffel een "design patent" dat echter door de District Court vernietigd werd wegens gebrek aan nie~wheid.~') De District Court verbood echter het slaafs nabootsen van de lamp binnen het kader van "unfair competition law", evenals de Court of Appeals (Seventh circuit). De supreme Court oordeelde vervolgens dat het toekennen van een in tiid onbe~erktebeschermine aan een - en produkt dat niet voldeéd aan d i eisen voor een derhalve in het publiek domein was geraakt - te zeer indimiste tegen het systeem van de federale w e t g e ~ i n g . In ~~) het Compco-arrest, waaraan eenzelfde casus ten grondslag lag, bevestigde de Supreme Court deze leer.33) De betekenis van de Sears- en Compco-beslissingen In werd duidelijk in de procedure Goldstein v. Calif~rnia.'~) die zaak speelde de vraag of een Califomische wet, die het kopiëren van geluidsopnamen strafbaar stelde, toelaatbaar was in het licht van de Copyright Clause nu de federale Copyright Act géén bescherming bood aan "sound 29) 221 F.2d 657. Dimock schreef namens de meerderheid dat de RCA-beslissing (zie noot 22) niet het recht van de Staat New York weergaf en sloot zich aan bij de lijn zoals door de New Yorkse rechter in Metropolitan Opera Ass'n v. Wagner-Nichols R. Corp.. (l01 N.Y.S.2d 483, 1950) uitgezet. Zie hieromtrent ook: United States Court of Appeals, Third Circuit, Ettore v. Philco Television Broadcasting Corporation, 229 F.2d 481, p. 488 (1956). 'O) 376 U.S. 225 (1964), Brown/Denicola, a.w., p. 461, Nimmer, a.w., p. 451. n) Een "design patent" - opgenomen in de Patent Act - lijkt het Amerikaanse equivalent van ons modelrecht te zijn. Vgl.: Miller/Davis, a.w., p. 36-37; Robert A. ChoatelWilliam H. FrancidRobert C. Collins, "Cases and Materials on Patent Luw ",Third Ed., St. Paul, Minn. 1987, p. 641-66. ") Justice Black: "To allow a State by use of its law of unfair competition to prevent the copying of an article which represents too slight an advance to be patented would be to permit the State to block off from the public something which federal law has said belongs to the public. The result would be that while federal law grants only 14 or 17 years' protection to genuine inventions,..., States could allow perpetual protection to articles too lacking in novelty to merit any patent at al1 under federal constitutional standards. This would be too great an encroachment on the federal patent system to be tolerated." ") Compco Corp. v. Day-Brite Lighting. Inc. 376 U.S. 234 (1964). Brown/Denicola, a.w., p. 466, Nimmer, a.w., p. 456. Beide beslissingen waren nagenoeg unaniem. Alleen Justice Harlan schreef een concurring opinion, waarin hij de staten de mimte bood ook tegen het enkele nabootsen op te treden indien hieraan de opzet om verwarring te scheppen ten grondslag lag. Zie hieromtrent ook: Paul Goldstein, "Federal System Ordering of the Copyright Interest", Columbia Law Review, Vol. 69, p. 49-92 (1969) en "The Competitive Mandate: From Sears to Lear", California Luw Review, Vol. 59, p. 873-904 (1971). 412 U.S. 546 (1973), Brown/Denicola, a.w., p. 470, Nimmer, a.w., p. 459; Dan C. Bowen, "Goldstein v. California: A New Outlook for the Misappropriation Doctrine", Universiry of San Francisco Luw Review, Vol. 8, p. 199-213(1973).
16 oktober 1989
Bijblad Industriële Eigendom, nr 10
recordings".") Chief Justice Burger schreef namens het Hof dat de Copyright Clause het bestaan van "state law" geenszins uitsloot, omdat dit niet noodzakelijkerwijs in conflict behoeft te zijn met "federal law". Daarbij kende hij gewicht toe aan de omstandigheid dat de werking van "state law" beperkt is tot de grenzen van de desbetreffende staat. Het Hof was tevens van oordeel dat de federale Copyright Act zich evenmin verzette tegen deze Californische bescherming van "sound recordings", ondanks dat deze (nog) niet onder de werkingssfeer van de Copyright Act gebracht waren.36) Eenzelfde standpunt werd door de Supreme Court ingenomen in Kewanee Oil Co. v. Bicron Corp., "7) waarin het Hof het recht van Ohio ter bescherming van "trade secrets" toelaatbaar achtte, juist omdat "trade secrets" niet onder de werking van de Patent Act vallen. Daarbij werd tevens gewezen op het onderscheid tussen "common law copyright", voor niet gepubliceerde werken, en "federal copyright", voor openbaar gemaakte werken, welk onderscheid analoog werd toegepast op het terrein van het octrooirecht. In 1976 sanctioneerde de Supreme Court vervolgens nog in Zacchini v. Scripps-Howard Broadcasting Co. een verbod van de Supreme Court van Ohio om een "human cannonball act" via de televisie uit te r ende n.'^) Het Amerikaanse Hooggerechtshof was van oordeel dat deze toepassing van de "misappropriation doctrine" naar het recht van Ohio niet in strijd was met "federal law". Uit deze arresten blijkt dat de doctrine van de Sears- en Compco-beslissingen beperkt is tot die categorieën prestaties die binnen het regime van een federale wet vallen.") Indien een prestatie binnen zo'n categorie niet aan de gestelde voorwaarden voor bescherming voldoet, kunnen de staten géén aanvullende of alternatieve bescherming geven. Wanneer een categorie echter niet onder de werkingssfeer van een federale wet valt c.q. het Congres niet geacht kan worden het onderwerp uitputtend geregeld te hebben ("pre-emption"), is een staat vrij binnen het kader van "unfair competition law" een vergelijkbare bescherming te verlenen9O) Binnen deze grenzen kan de "misappropriation doctrine" in beginsel zonder bezwaar lJ) Vóór 1972 bood de Copyright Act geen bescherming aan producenten van phonogrammen. Daarna strekt de wet zich ook uit tot opnamen, daarmee aan de producent een copyright verschaffend. (Zie: Miller/Davis, a.w., p. 308-313; Ringer, a.w., p. 486 en p. 529-531.) Deze zaak betrof overtredingen van de Californische wet van voor 1972. 16) Vgl.: "NO comparable conflict between state law and federal law arises in the case of recordings of musical performances. In regard to this category of "Writings", Congress has drawn no balance; rather, it has Ieft the area unattended, and no reason exists why the State should not be free to act." Terzake van het door Brandeis in zijn dissent bij INS benadrukte belang van de vrijheid van informatie, overwoog de Supreme Court: "No restraint has been placed on the use of an idea or concept; rather, petitioners and other individuals remain free to record same compositions in precisely the same manner and with the Same personnel as appeared on the original rewrding." Zowel Douglas als Marshall publiceerden een dissenting opinion - die beiden werden gesteund door Brennan en Blackmun - waarin gesteld werd dat respectievelijk de Copyright Clause en de federal Copyright Act geacht moest worden "preemptive effect" te hebben. j7) 416 U.S. 470 (1974), Brown/Denicola, a.w., p. 483, Paul Goldstein, "Kewanee Oil Co. v. Bicron Corp.: Notes on a Closing Circle", The Supreme Coun Review, 1974, p. 81-95. la) 433 U.S. 562, Nimmer, a.w., p. 858. Zie ook: Ruijsenaars, GRUR Int. 1988, p. 766-767. 19) Kaufmann ("Passing off and Misappropriation", Munchen, 1986, p. 100-109) maakt ten onrechte in het geheel geen melding van de Goldstein-, Kewanee- en Zacchninibeslissingen. ") Onduidelijk is overigens in hoeverre de Copyright Act van 1978 geacht moet worden de state law bescherming van prestaties die binnen het terrein van de Copyright Clause liggen te hebben uitgesloten. De beantwoording van deze vraag tijdens behandeling daarvan in het House of Representatives - terzake van paragraaf 301 van die wet - is niet eenduidig. Zie: Nimmer: a.w., p. 475-478; Brown/Denicola, a.w., p. 487-493; Ringer, a.w., p. 530-531; Callman/(Altman), a.w., par. 15.08.
247
worden toegepast, reden waarom de INS-beslissing zeker zijn waarde behouden heeft.41) 4. De Misappropriation Doctrine De grondslagen van de "misappropriation doctrine" zijn tweeërlei. Veelal wordt volstaan met een parafrasering van de omschrijving van de economisch getinte ovenvegingen omtrent de aard van de resta at ie uit de INS-beslissing. Criterium is dan of de het resultaat is v& "organization and the expenditure of labor, ski11 and money" en "salable for money " is.42) In gevallen waarin de beeltenis of prestatie van een persoon centraal staat wordt een bescherming in een aantal beslissingen echter (tevens) gegrondvest op een ruime interpretatie van het "right to privacy Alhoewel de bescherming van zedelijke belangen bij dit recht van oudsher voorop stond, heeft in de loop der jaren de opvatting terrein gewonnen dat 66k de aantasting van commerciële belangen met het "right to privacy" kunnen worden tegengegaang4) Dit standpunt werd door de Supreme Court gesanctioneerd in de reeds aangehaalde beslissing Zacchini v. Scripps-Howard Broadcasting Co.. In dat arrest werd een beslissing van de Supreme Court van Ohio in stand gelaten, waarin binnen het kader van "unfair competition law" op basis van het recht op privacy de televisie-uitzending van een "human cannonball act" in een nieuwsprogramma verboden was4') Het belang van het "right to privacy" als grondslag voor deze bescherming is dat voor het verlenen van de bescherming de verzilverbaarheid van de prestatie voorop staat en nagenoeg géén betekenis toekomt aan het al dan niet aanwezig zijn van investeringen. Aan het verwerven van een verzilverbare populariteit zullen in de regel wel investeringen in tijd en geld vooraf zijn gegaan, maar deze
'l) Vgl.: Supreme Court of Wisconsin, Mercuty Record Ro., Znc. v. Economie Consult, Inc., 218 N.W.2d 705 (1974). Justice Heffernan: "Goldstein completely repudiates Judge Hand's rationale criticizing INS. Accordingly, the line of precendents originating with Judge Learned Hand no longer constitutes controlling authority. INS stands."; United States Court of Appeals, Sixth Circuit, A&M Records, Inc. v. M. KC. Dist. Cotp., 574 F.2d 312 (1978), (Michigan law); United States Court of Appeals, Third Circuit, United States GolfAssh v. Andrews Systems, 749 F.2d 1028 (1984). Zie ook: Callman/(Altman), a.w. par. 15.05-15.08; Baird, a.w.; Paul Goldstein, "Federal System Ordering of the Copyright Interest", Columbia Law Review, Vol. 69, p. 49 (1969). ' l ) Vgl. bijv.: Supreme Court of Pennsylvania, Waring v. WDAS Station, Inc. 327 Pa. 433 (1937): "the product of another's labor or talent"; Supreme Court, New York County, Metropolitan Opera Assh v. Wagner-Nichols R. Cotp., 101 N.Y.S.2d 483 (1950): "labor, skill, expenditures, name and reputation of others"; New York Supreme Court, Appellate Division, Bond Buyer v. Dealers Digest Publishing Co., 267 N.Y.S.2d 944 (1966): "result of organization and expenditure of labor, skill, and money, and was salable by complainant for money"; US Court of Appeals, Second Circuit, Roy Export Co. Estab. of Vaduz v. Columbia Broadcasting, 672 F.2d 1095 (1982): "skill, expenditures and labor"; 'l) Het concept privacy is in het Amerikaanse recht in 1890 geïntroduceerd in een artikel van Warren en Brandeis ("The Right to Privacy", 4 Harvard Law Review 193). U) Vgl. bijv. Justice Maxey, concurring opinion bij Supreme Court of Pennsylvania, Waring v WDAS Station, Inc., 327 Pa 433 (1937); US Court of Appeals, Second Circuit, Haelan Laboratories, Inc. v. Topps Chewing Gum, Inc., 202 F.2d 866 (1953); US Court of Appeals, Third Circuit, Ettore v. Philco Television Broadcasting Cotp., 229 F.2d 481 (1956); W. Prosser ("Privacy", 48 California Law Review 383 (1960)) verdeelt het recht op privacy onder in vier categorieën, waaronder "appropriation of the plaintifrs name or likeness for commercial purposes"; W. Kalven, "Privacy in Tort Law - Were Warren and Brandeis Wrong?", 3 1 Law & Contemporaty Roblems326 (1966); Harold R. Gordon, "Right of Property in Name, Likeness, Personality and History", Northwestern University Law Review, Vol. 55, p. 553-613 (1960). 'J) 433 U.S. 562 (1977).
248
Bijblad Industriele Eigendom, nr 10
zijn géén constitutief vereiste voor een aanspraak op een be~cherming.4~) Het beginsel van de ongerechtvaardigde verrijking speelt een sleutelrol in de rechtspraak, waarin de "misappropriation doctrine" wordt toegepast, zoals Callmann opmerkt.47) Dit beginsel voor ogen houdend kunnen in de Amerikaanse jurisprudentie eveneens de navolgende categorieën, die ik terzake van de Nederlandse situatie heb gehanteerd, worden 0nderscheiden.4~) Bescherming wordt veelal niet verleend indien er slechts sprake is van louter aanhaken aan andermans prestatie, zoals ingeval van het aanhaken aan of ~rofiterenvan een door een derde gecreëerde markt voor een produkt. Dit ligt anders ingeval van direct exploiteren; de situatie waarin men andermans prestatie eenvoudigweg langs mechanische weg overneemt. Dit wordt door de Amerikaanse rechter in de regel onrechtmatig geacht. Hetzelfde geldt voor indirect exploiteren; de situatie waarin men niet zozeer andermans prestatie langs mechanische weg overneemt, maar daarentegen wel een wezenlijk element van andermans prestatie te gelde maakt. Zo'n wezenlijk element kan bijv. het spanningselement bij een sportwedstrijd zijn of de nieuwswaarde van bepaalde informatie. Bij gevallen van direct en indirect exploiteren is de vemjking ongerechtvaardigd omdat degene die de oorspronkelijke prestatie heeft mogelijk gemaakt zodoende niet of nauwelijks meer in staat is een financiële vergoeding voor zijn inspanningen te realiseren, zoals Rahl benadrukt.49)Bovendien is degene die andermans prestatie direct of indirect exploiteert slechts in staat zijn eigen prestatie op de markt te brengen vanwege het bestaan van die eerdere prestatie. Indien daarentegen louter wordt aangehaakt aan andermans prestatie, vormen de kosten die de aanhaker moet maken om de prestatie zelve eveneens te leveren en de omstandigheid dat hij deze eventueel geheel ook zelfstandig had kunnen realiseren een afdoende rechtvaardiging. Weliswaar profiteert de aanhaker in grote mate van de prestaties van derden, maar in dit verband dient aan het beginsel van de vrijheid van mededinging groot gewicht te worden toegekend. Men dient overigens voorzichtig te zijn wanneer men de verschillende beslissingen van de Amerikaanse rechter of de Amerikaanse doctrines in een theoretisch kader wil plaatsen. Uitvoerige theoretische verhandelingen omtrent de "misappropriation doctrine" zijn in de Amerikaanse literatuur schaars. Ook voor dit onderdeel van het Amerikaanse recht geldt dat het vertrekpunt de "case law" is, waarbij de waarde van een precedent groot is. Dit heeft tot gevolg dat de Amerikaanse literatuur voor het merendeel gekenmerkt wordt door een sterk casuïstische benaderingvwaarbij het theoretisch perspectief een minder prominente plaats inneemt dan in beschouwingen over Nederlands recht. Desondanks kan gesteld worden dat - wanneer men de beslissingen waarin de INS-doctrine in de lijn van de bezwaren van Brandeis en Learned Hand afgewezen is buiten beschouwing laat - de Amerikaanse rechtspraak betreffende de "misappropriation doctrine" redelijk consis'6) Dit vertoont ee'n duidelijke gelijkenis met de ontwikkeling van het Nederlandse portretrecht (art. 21 Aw) dat blijkens het arrest van de Hoge Raad inzake "'t Schaep met de Vijf Pooten" niet alleen bescherming biedt terzake van zedelijke belangen - alhoewel de wetgever dat wnl. op het oog had. - maar evenzeer terzake van een verzilverbare populariteit. (Vgl.: Verkade/Spoor, a.w., no. 176). ") Rudolf Callmann, a.w. ") Zie omtrent deze begrippen louter aanhaken. direct en indirect exploiteren, schrijver dezes in B I E 1986, p. 269-270, B I E 1987, p. 25 1-253 en R M Themis 1989, p. 287-289. Opgemerkt zij overigens dat een dergelijk onderscheid in Amerikaanse beschouwingen over dit onderwerp niet gehanteerd wordt. James A. Rahl, 'The right to "appropriate" trade values, Ohio State Low Joumal. Vol. 23, 1962, p. 57-73. Rahl formuleert als criterium voor onrechtmatigheid: "frustration or destruction of a primary means whereby plaintiff seeks to reap the profits of his labors." ("Priniary Purpose Doctrine").
1
16 oktober 1989
tent genoemd kan worden.50) In het hiernavolgende ga ik nader in op een aantal Amerikaanse beslissingen, die binnen de bovenbedoelde categorieën als precedent mogen worden aangemerkt. 5. Indirect Exploiteren Nieuws Dat nieuws een commerciele waarde bezit, die door het recht inzake ongeoorloofde mededinging beschermd wordt behoeft na International News Service v. Associated Press geen betoog.") In dat arrest besliste de Supreme Court dat INS het Associated Press-nieuws, gedurende de periode dat het nieuwswaarde heeft, niet commercieel mocht aanwenden.52) Vervolgens bepaalde de Ninth Circuit in Associated Press v. KVOS dat Associated Press zich eveneens kon verzetten tegen het radio-station KVOS dat het nieuws uit een drietal Associated Press kranten (veelal) integraal voorlas en gebruikte voor zijn nieuwsuit~endingen.~')In antwoord o p een uitvoerig verweer gebaseerd op de vrijheid van nieuwsgaring benadrukte het Hof dat het algemeen belang juist gebaat is bij de bescherming van nieuwsgaarders, zoals Associated pres^.^^) In Bond Buyer v. Dealer's Digest f'ublishing Co. verbood de New Yorkse rechter Dealer's Digest de financiële informatie omtrent obligaties aíkomstig van de telex-service van Bond Buyer te publiceren. Dealer's Digest had géen abonnement op deze dienstverlening en publiceerde het nieuws in een met een uitgave van Bond Buyer concurrerend blad.") Gezien de duidelijke analogie met de INS-zaak is het niet verbazingwekkend dat de rechtbank volstond met een eenvoudige verwijzing naar de overwegingen van de Supreme COUI-t.56) In 20th Centus, Sporting Club v. Transradio Press Service werd Transradio verboden om een "live" radio-verslag uit te zenden van een bokswedstrijd tussen Joe Louis en Joseph Farr, aangezien Transradio daarvoor gebruik zou maken van de uitzending van NBC - één van de eisers - die de ~ ~ )commentaexclusieve uitzendrechten had v e r w o r ~ e n . De Zie noot 42. De INS beslissing was overigens voorafgegaan door een aantal uitspraken waarin een dergelijke handelwijze ook reeds verboden was. Daarbij werd in de beslissingen echter veelal (doorslaggevende) betekenis toegekend aan bijkomende omstandigheden als "passing ofî', omkopen van personeel of het feit dat de informatie geheim was. Vgl.: Callmann/(Altman), a.w., par. 15.09. I') Ofwel zoals Denman, Circuit Judge, het typeerde: "while the news is what the Supreme Court terms as "fresh" and the journalistic world as "hot"; Circuit Court of Appeals, Ninth Circuit, Associated Press v. KVOS, 80 F.2d 575 (1935). ") Zie noot 53. Evenzo terzake van eenzelfde casus naar het recht van Pennsylvania: de Supreme Court of Pennsylvania, Pottstown Daily News Company v. Poitstown Broadcasting Company, 41 1 Pa 383 (1963) Idem: District Court, Alaska. First Division, Juneau, Veatch v. Wagner, 116 F.Supp 904 (1953). I') "Under our capitalistic system this means that news distribution as a public function wil1 be in large part by businessmen acting under the inducement of the profit motive. The public therefore has an interest in protecting the business of news gathering and disseminating agencies against the impairment of their efficiency, by the inevitable reduction of their business income through the misappropriation of news prior to the expiration of the time during which the Supreme Court has held that there exists in it a 'quasi property' interest". ") Supreme Court, Appellate Division, 267 N.Y.S.2d 944. '6) Zie tevens: Court of Civil Appeals of Texas, Gilmore v. Sammons, 269 S.W. 861 (1925); District Court of Appeal, California, McCord Co. v. Plotnick, 239 P.2d 32 (195 1); Harry P. Warner, "Unfair Competition and the Protection of Radio and Television Programs", Washington Universiiy Low Quaterly, Vol. 1950, p. 315-318; David M. Solinger, "Unauthorized Uses of Telecasts", Columbia Low Review, Vol. 48 (1948). p. 857-859. Zechariah, Chafee Jr., "Unfair Competition", Harvard Law Review, Vol. 53 (1940), p. 1309 e.v. 3') Supreme Court, New York County, Vol. 165, Misc. 71 (1937). De Court of Civil Appeals of Texas wees in eenzelfde casus de vordering af, o.g.v. de stelling dat de INS-doctrine niet van toepassing zou zijn (257 S.W.2d 800 (1953), Loeb v. Turner. 'O)
51)
16 oktober 1989
Bijblad Industrie
toren van Transradio zouden niet in het stadion aanwezig zijn, maar de NBC-uitzendingen parafraseren en bovendien gebruik maken van informatie die zij uit het stadion via boodschappers zouden ontvangen. Dit alles mocht echter niet baten. De New Yorkse rechter oordeelde dat dit een vorm van "unfair competition" jegens NBC was. Evenementen De "misappropriation doctrine" biedt niet alleen bescherming aan nieuwsgaarders. maar eveneens aan organisator& van evenementen, die een zekere nieuwswaarde bezitten. De aanvaarding van dit standpunt heeft echter de nodige tijd gekost. Zo weigerde in Smith v. Surrat de District Court in Alaska om de gedaagden - waaronder INS - te verbieden opnamen te maken van een Antarctische expeditie en deze te publiceren nog voordat de sponsor van de expeditie Pathé News Service - in staat was zijn opnamen van de expeditie te exploiteren.S8) De rechter kende hierbij gewicht toe aan de omstandigheid dat de expeditie zich in de openbaarheid afspeelde en een zaak van publiek belang was. Het gezag van deze uitspraak was echter gering.59)In de lijn van deze beslissing lag nog wel de beslissing in National Exhibition Co. v. Telefash. Inc. Daarin weigerde een District Court in New York een verbod uit te spreken betreffende "live" radio-uitzendingen van baseball wedstrijdem60) Deze laatste beslissing werd echter met zoveel woorden opzij gezet in Pittsburgh Athletic Co v. KQV Broadcasting Co., waarin "live" radio-verslagen van wedstrijden van de "Pirates" - een professioneel baseball team - werden verboden ondanks dat de reportages gemaakt werden door verslaggevers die vanaf buiten het stadion gelegen plaatsen de wedstrijd volgdem6I) Een vergelijkbare casus lag ten grondslag aan het hiervoor besproken 20th Century Sporting Club v. Transradio Press Service, waarin het verbod tevens ten faveure van de promotor van de wedstrijd werd ~itgesproken.~~) De aanspraken van de organisator van een sportwedstrijd ten aanzien van "live" radio-verslaggeving werden eveneens gehonoreerd in Southwestern Broadcasting Co. v. Alhoewel de rechtbank Oil Center Broadcasting. uitdrukkelijk verwees naar de Pittsburgh- en 20th Centutybeslissingen voor de grondslag van de vordering, volgde hij deze precedenten echter niet geheel. Teneinde ieder gevaar voor de vrijheid van nieuwsgaring te vermijden, beperkte hij het verbod tot het maken van reportages vanaf het veld, terwijl in deze twee eerdere beslissingen het verbod nu juist ook betrof het maken van reportages vanaf plaatsen buiten het stadion. Deze beperking lijkt niet aan te sluiten bij de overwegingen die aan het verlenen van deze bescherming ten grondslag liggen, zoals bijv. blijkende uit de INS -beslissing. De precedent-waarde van deze beslissing lijkt dan ook gering.64) Voor de volledigheid zij nog vermeld de beslissing van de District Court van Connecticut in Post Newsweek Stations-Connecticut, Inc. v. Travelers Insurance Company,
58) 7 Alaska Reports 416 (1926). 59) Callmann/(Altman), a.w., par. 15.09. U.S. District Court, S.D. New York, 24 F.Supp. 488 (1936). 61)U.S. District Court, W.D. Pennsylvania, 24 F.Supp. 490 (1938): "The case of National Exhibition Company v. Telejlash(..) presents a case somewhat similar to the case at bar. However, we are unable to follow the court's ruling, because we do not believe that the District Judges, correctly interpreted the law as to unfair competition as applicable to cases of this kind." Zie ook: James H. Neu, Norre Dame Lawyer, Vol. 16, D. 138: Solinaer a.w. Zie n0ot 58. Court of Civil Avveals of Texas. 210 S.W.2d 230 (1947). Vgl. bijv. ook: ~iitiburghAthletic Co v. ~ ~ ~ ~ r o a d c a Co, s t i24 'n~ F.Supp 490 (1938), (noot 62), en Grove Press, Inc. v. Collectors hblication, Inc., 264 F.Supp 603 (1973), (noot 87).
Eigendom, nr 10
249
waarin - onder verwijzing naar het Zacchini -arrest van de Supreme Court - werd overwogen dat de International Skating Union een commercieel belang heeft in door haar georganiseerde schaatswedstrijden.6') 6. Direct ~ x ~ l o i t e r e n '$e~onners" In Waring v. WDAS Station, Inc kende de Supreme Court
van Pennsylvania aan het orkest "Waring's Pennsylvanians" het recht toe zich te verzetten tegen de verkoop van plaatopnamen die van een radio-uitzending waren gemaakt.66) In die beslissing overwoog Justice Stem namens de meerderheid dat de vertolking een zodanig nieuwe en artistieke creatie opleverde dat het orkest een "property right" verwierf. Deze overweging getuigde van een "quasi-auteursrechtelijke" benadering, waartegen Justice Maxey zich in zijn "concumng opinion" verzette. Hij grondveste de aanspraak van het orkest op een "right to privacy" betreffende de uitvoering, zonder daarbij betekenis te willen toekennen aan de eventuele artistieke waarde daarvan. Een vergelijkbare vordering van het orkest van Paul Whiteman werd in RCA Mfg Co. v. Whiteman door de ~) Second Circuit Court of Appeals a f g e ~ e z e n . ~Learned Hand overwoog namens de meerderheid dat "the result of the industry, skill and expense of others" géen bescherming in het verlengde van het INS-arrest konden claimen, daar die beslissing slechts van toepassing zou zijn op de specifieke casus van die procedure. Desondanks verbood de New Yorkse rechter in Metropolitan Opera Ass'n v. Wagner-Nichols R. Corp. de verkoop van plaatopnamen die van radio-uitzendingen van de Metropolitan Opera ~ ) beslissing lag er uiteindelijk aan ten gemaakt ~ a r e n . 6 Deze grondslag dat vervolgens ook de Second Circuit Court of Appeals "omging" in de reeds aangehaalde beslissing Capitol Records v. Mercury Records Corporation, waarin het recht van de staat New York werd toegepast.69) De Sixth Circuit Court of Appeals kwam tot eenzelfde resultaat onder toepassing van "Michigan law" in A & M Verwijzend naar Records, Inc. v. M.V.C. Dist. Co~p.7~) beslissingen uit een groot aantal andere staten oordeelde het Hof dat de country-sterren Tammy Wynette en Johnny Cash zich konden verzetten tegen de verkoop van platen waarvoor zij geen toestemming hadden gegeven.ll) Op het gebied van de bescherming van sportlieden hebben diverse bokswedstrijden van Joe Louis de jurisprudentie vemjkt. In 1948 gaf de wedstrijd tussen Louis en Walcott aanleiding tot verschillende procedures voor meerdere rechtbanken. Daarin werd het vertonen van televisie-uitzendingen van deze wedstrijd in o.m. een bioscoop, hotel en "ballroom" verboden.72)Filmopnamen van een bokswedstrijd tussen dezelfde Joe Louis en Albert Ettore vormden naderhand de aanleiding voor Ettore v.
US District Court, D. Connecticut, 510 F.Supp. 81 (1981): "It is clear that the ISU has a legitimate commercial stake in this event, and that they, like Zacchini. are entitled to contract regarding the distribution of this entertainment product." 66) 327 Pa 433 (1937). 67) 114 F.2d 86 (1940). 68) Supreme Court, New York County, 101 N.Y.S.2d 483 (1950). Justice Greenberg overwoog o.m.: 'The New York courts have applied the rule in the International News Service case in such a variety of circumstances as to leave no doubt of their recognition that the effort to profit from the labors, skill, expenditures, name and reputation of others which appears in these cases constitutes unfair competition which wil1 be enjoined,.." 69) 221 F.2d 657 (1955), Learned Handdissenting. Zie ook: Benjamin Kaplan, "Performer's Rights and Copyright: The Capitol Records Case", Harvard Luw Review, Vol. 69, 1956, p. 409439. 70) 574 F.2d 312 (1978). 71)Vgl. Warnet, a.w., p. 506-523. 72) Zie Solinger, a.w., p. 850-851.
250
Bijblad Industrie
Philco Television Broadcasting Corp0ration.7~)De niird Circuit besliste daarin dat Ettore zich tegen de heruitzending van de met zijn toestemming van de wedstrijd gemaakte film kon verzetten en dat maar liefst onder het recht van Pennsylvania, Delaware, New Jersey en New Y~rk.~~) In de reeds aangehaalde beslissing Zacchini v. Scripps-Howard Broadcasting Co. oordeelde de Supreme Court dat het verbod om een 15 seconden durende "human cannonball act" uit te zenden tijdens een televisie-joumaal toelaatbaar was en géen te vergaande beperking van de rechten van de pers vormde.") Daarbij verwees Justice White naar de gevestigde jurisprudentie bestaande uit een groot aantal precedenten van "federal and state courts" waarin de "misappropriation doctrine" was toegepast. Hij benadrukte bovendien de analogie met het octrooi- en auteursrecht voor wat betreft de positieve effecten van de "misappropriation doctrine" voor het algemeen belang.76) Tevens besteedde hij ruime aandacht aan het "right to privacy" als grondslag voor deze be~cherming.~~) Producenten van beeld- en geluid Nog v66r het INS-arrest werd in Fonotipia Ltd. v. Bradley uitgemaakt dat het verkopen van grammofoonplaten die geproduceerd werden middels kopieën van de bij de productie gebruikte mallen onrechtmatig was jegens de producent. In deze zaak was geen sprake van een traditionele "passing off"-situatie, aangezien o p het label werd meegedeeld dat het geen originele opnamen waren.7B) Dat de producenten van beeld- en geluidsdragers eveneens een bescherming aan de "misappropnation-doctrine" kunnen ontlenen ligt voor de hand. Zo werden in de reeds besproken beslissingen inzake Metropolitan Opera Ass'n v. Wagner-Nichols R. Corp., Capitol Records v. Mercury Records Corporation en A & M Records, Znc. v. M.V.C. Dist. Corp. de vorderingen niet alleen ten gunste van de uitvoerend kunstenaars toegewezen, maar tevens ten faveure van de betrokken p r ~ d u c e n t e n . ~In~ de ) periode voorafgaand aan
'J) Court of Appeals, Third Circuit, 229 F.2d 481 (1956). Zie ook US District Court, S.D. New York, 93 F.Supp. 987 (1950). Sharkey v. Narional Broadcasting Co.,waarin eenzelfde bescherming werd verleend aan Jack Sharkey, voormalig wereldkampioen boksen, onder de New York Civil Rights iaw. De Pennsylvania Court of Common Pleas 114 USPQ 314, (1957) verleende in Hogan v. A.S. Barnes & Company, Inc. ook een bescherming onder het recht van Pennsylvania aan een professionele golfer terzake van het gebruikt van zijn portret. ") Vgl. terzake van New York law, bijv. de procedure Haelan Laborarones, Inv v. Topps Chewing Gum, Inc., 202 F.2d 866, US Court of Appeals, Second Circuit (1953). waarin het Hof naar aanleiding van de vraag of baseball-spelers portretrechten hebben overwoog: "In New York a person has right to grant exclusive privilege of publishing his photograph and may grant such right without accompanying transfer of a business or anything else, and legal interest of a person in publication of his photograph is not limited to a personal and non-assignable right not to have his feelings hurt by such publication. (Civil Rights iaw, N.Y. Par 50, 5 1). ") 433 U.S. 562 (1977). '3 Whire overwoog tevens: "Of course, Ohio's decision to protect petitioner's right of publicity here rests on more than a desire to compensate the performer for the time and effort invested in his act; the protection provides an economic incentive for him to make the investment required to produce a performance of interest to the public. This Same consideration underlies the patent and copyright laws long enforced by this Court." ") Justice Powell- gesteund door Brennan en MarshaIC schreef een dissent, waarin hij aangaf de aanspraken van Zacchini eveneens te erkennen, maar van oordeel te zijn dat het routinematig vertonen van de "act" in een journaal-uitzending rechtmatig was. la) 171 F. 951 (E.D.N.Y. 1909). Zie daaromtrent: John E. Mason Jr., "Performers' Rights and Copyright: The Protection of Sound Recordings from Modern Pirates", Cali/ornia Law Review, Vol. 59:548 (1971), p. 55 1. Resp.: Supreme Court, New York County, 101 N.Y.S.2d 483 (1950), Court of Appeals, Second Circuit, 221 F.2d 657 (1955) en Court of Appeals, Sixth Circuit, 574 F.2d 312 (1978).
Eigendom, nr 10
16 oktober 1989
het in werking treden van de Copyright Act 1976 - die ,. sedertdien "sound recordings" beschermt - is bovendien door een groot aantal rechters in verschillende staten steeds bescherming toegekend aan producenten van grammofoonplaten in gevallen van "record piracy" binnen het kader van de "misappropriation-do~trine".~~) Omroeporganisaties kunnen evenzeer een intellectueel eigendomsrechtelijke bescherming claimen binnen het kader van deze doctrine. Zo verbood de New Yorkse rechter in Mutual Broadcasting System v. Muzak Corporation het uitzenden van een radio-verslag van de "1941 World Series Games" door M ~ z a k . ~Muzak ') beperkte zich .. daarbij tot het eenvoudigweg doorgeven van het programma van Mutual Broadcastina System. In Zntennountain Broadcasting & Television CO$. i. Idaho Microwave, Znc. daarentegen weigerde de Idaho District Court een verbod uit te spreken voor het doorgeven van de uitzendingen van Intermountain op het kabelnet van Idaho M i c r o w a ~ e . ~ ~ ) Hierbij speelde een rol dat dit kabelnet een ander gebied bestreek dan waarin de oorspronkelijke uitzendingen ontvangen konden worden, zodat er geen sprake was directe mededinging. Dit was volgens de District Court reden om de vordering te moeten afwij~en.~)) Van groter belang is de beslissing van de Second Circuit inzake Roy Export Co. Estab. of Vaduz v. Columbia Broadcasting. In deze beslissing honoreerde het Hof de aanspraken van de producenten van een compilatie van klassieke scenes uit Chaplin-films.84) Alhoewel deze producenten géén copyright toekwam, besliste het Hof dat de uitzending door CBS van deze compilatie ter gelegenheid van het overlijden van Chaplin "unfair competition" opleverde. CBS stelde nog dat zij tot deze uitzending gerechtigd was vanwege de vrijheid van de pers in het kader van berichtgeving omtrent actuele gebeurtenissen. De Second Circuit was echter van mening dat het uitzenden van de gehele compilatie daarvoor geenszins noodzakelijk was.8S) +
Evenementen De organisatoren van evenementen komt eveneens een bescherming o.g.v. "unfair competition" terzake van de directe exploitatie daarvan toe. Zo werden in de eerder vermelde procedures rond de bokswedstrijd Louis-Walcott de vorderingen tevens toegewezen ten gunste van de organisat~ren.~~) In Rudolph Mayer Pictures v. Pathé News verbood de New Yorkse rechter Pathé News opnamen van een bokswedstrijd te exploiteren, welke vanaf een belendend gebouw waren gemaakt, daarmee de vordering van de promotor en Rudolph Mayer Pictures, dat de exclusieve filmrechten had verworven, toewijzend.") In New York World's Fair v. Colourpicture Publishers, Znc. wees de rechter de vordering van de organisatie strekkende tot een verbod terzake van de exploitatie van foto's van een
Bijv. Supreme Court of Wisconsin, Mercury Record Ro., Inc. v. Economic Consulranr.. Inc., 218 N.W.2d 705 (1974), waarin verwezen wordt naar precedenten in New York, California, North Carolina, South Carolina, Illinois Missouri. Zie voor een uitgebreid overzicht: Callmann/(Altman), a.w. par. 15.10. ") Supreme Court, New York County, 30 N.Y.S.2d 419 (1941). ") US District Court, D. Idaho, S.D., 196 F.Supp. 315 (1961). Vgl.: Warner, a.w., p. 304-305. en zie noot 97. '*) 672 F.2d 1095 (1982). Zie terzake van producenten van beeld- en geluid tevens: Wamer, a.w.; Solinger, a.w.; Caldwell, a.w.; Callmann/(Altman), a.w.; par 15.1 1; John E. Mason Jr. Performers' Rights and Copyright: The Protection of Sound Recordings from Modern Pirates", California i a w Review, Vol. 59, p. 548-579 (1971). Zie noot 71. Supreme Court, Appellate Division, 255 N.Y.S. 1016 (1932). Voor de feiten zie: Solinger, a.w., p. 858; Madison Square Garden Corporarion v. Universal Rctures, 7 N.Y.S.2d 845 (1938). 20th Century Sperring Club v. Transradio Ress Service, Vol. 165 Misc 74 (1937).
.
16 oktober 1989
Bijblad Industn
tentoonstelling toe.88)De duur van het verbod werd beperkt tot een periode van twee jaar, waarbij de rechter overwoog dat die gebouwen die na afloop van de tentoonstelling zouden bijven staan uiteraard in het publiek domein zouden geraken.89) Uitgevers De Second Circuit oordeelde in 1952 bij monde van Learned Hand dat een uitgever zich niet kon verzetten tegen exploitatie van een fotografische herdruk van een boek waarop het auteursrecht was er vallen.^^) Terzake van het conflict van deze beslissing met de hiervoor aangehaalde Fonotipia-uitspraak werd eenvoudigweg opgemerkt dat die uitspraak hiermee werd "~verniled".~~) Meer gewicht mag worden toegekend aan Grove Ress, Inc. v. Collectors lirblication, Inc. 92)Daarin werd een verbod uitgesproken terzake van een fotografische reproductie van het zetsel van "My Secret Life"; een autobiografie van een "anonymous gentleman". Noch o p het origineel, noch op het zetsel rustte auteursrecht. De rechter overwoog desondanks dat de gedaagde door het fotokopiëren zich de kosten van he4 zetsel bespaarde en zodoende in staat was zijn uitgave voor een aanzienlijk lagere prijs aan te bieden. Toen de gedaagde vervolgens op zijn beurt een opnieuw gezette uitgave - gebaseerd o p een ander exemplaar van één van de zes nog resterende originelen - het licht deed zien, oordeelde dezelfde rechter dat deze handelwijze niet onrechtmatig was, aangezien de tekst zelf publiek domein was. 7. Louter aanhaken Het louter aanhaken aan andermans prestatie is in beginsel niet ~ntoelaatbaar.~')Vanwege de sterk casuïstiscge benadering is de theorie echter niët altijd even helder. Zo zijn er een aantal uitspraken waarin onder toepassing van de "misappropriation-doctrine" een verbod werd uitgesproken, zonder dat er sprake van direct of indirect exploiteren was. Nadere beschouwing daarvan leert echter dat daarbij veelal sprake was van bijkomende omstandigheden, zoals het aanhaken aan andermans reputatie of goodwill. Een reputatie of goodwill laat zich overigens eveneens omschrijven als "the result of labor, skill and money" waardoor het hanteren van de "misappropriationdoctrine" in dit verband niet zo verbazingwekkend is. Aanhaken aan andermans reputatie speelde bijv. een rol in Madison Square Garden Corp. v. Universal P. Co.q4) Daarin bepaalde de New Yorkse rechter dat de exploitant van Madison Square Garden zich kon verzetten tegen een film die weliswaar was opgenomen in de studio, maar waarin de indruk gewekt werd dat de wedstrijden van het ijshockey-team dat de hoofdrol vervulde in deze beroemde hal gespeeld werden. Aanhaken aan goodwill speelde eveneens in twee procedures waarin resp. Dow Jones & Company en Standard New York Supreme Court, Queens County, 141 USPQ 939 (1964). Zie ook: Solinger, a.w., p. 865-867; Circuit Court of Appeals, Seventh Circuit, Johnson-Kennedy Radio Corp. v. Chicago Beurs Football Club 97 F.2d 223 (1938). G. Ricordi & CO. v. Haendler, 194 F.2d 914 (1952), Brown/Denicola, a.w. p. 497. Zie noot 76. US District Court, C.D. California, 264 F.Supp. 603 (1967). Brown/Denicola, a.w., p. 497. Zie bijv. Grove Ress, Inc. v. Collectors iùblication, Inc, (noot 90.) terzake van de opnieuw gezette uitgave. Evenzo: Chief Justice Burger in Goldstein v. California, (412 U.S. 546 (1973), Brown/Denicola, a.w., p. 70, Nimmer, a.w., p. 459): "..., petitioners and other individuals remain free to record the same compositions in precisely the same manner and with the same personnel as appeared on the original recording." Court of Appeals, Federal Circuit, Interpafl Corp. v. Italia, 777 F.2d 678: "copier did not compete unfairly by copying automobile mirrors absent valid design patent rights." ") New York Supreme Court, Appellate Division, 7 N.Y.S.2d 845 (1938).
i
Eigendom, nr 10
25 1
& PoorS Corporation het recht werd toegekend zich te verzetten tegen termijncontracten die werden gebaseerd op respectievelijk de Dow Jones en Standard & Poor beurs-indexen.9J) Alhoewel beide rechterlijke colleges refereerden aan de "misappropriation-doctrine", was de doorslaggevende factor in deze procedures het aanhaken aan de goodwill van deze toonaangevende beurs-indeen.^^) Het enkele aanhaken aan c.q. overnemen van bijv. de formules waarmee deze indexen berekend worden kon echter via de "misappropriation-doctrine" niet worden tegengegaan. Aan het ontbreken van een octrooi moet in dit verband een sterk "preemptive effect" worden toegekend, nu kennis in beginsel "free as the air" is.97)Dit blijkt ook uit de beslissing van de Third Circuit Court of Appeals in United States Golf Ass'n v. St. Andrews Systems. Daarin werd uitgemaakt dat een computerbedrijf vrij was een programma met de officiële - door de Golf Association vastgestelde - formule voor het berekenen van een golf-handicap, op de markt te brengen.98) Het Hof kende weliswaar groot gewicht toe aan het ontbreken van een directe concurrentie-verhouding met de Golf Association, maar stond tevens uitvoerig stil bij de omstandigheid dat de formule "functioneel" was en daarom niet via "unfair competition" beschermd kon worden.99) Een meer gedetailleerde beschouwing van de Amerikaanse jurisprudentie terzake van wat zich als "louter aanhaken" laat omschrijven gaat het bestek van dit artikel te buiten. Het zal echter geen verbazing wekken dat de 52 jurisdicties ook op dit gebied een bonte casuïstiek de revue hebben laten passeren.
8. Conclusie De ontwikkeling van de "misappropriation-doctrine" in het Amerikaanse recht biedt interessant vergelijkingsmateriaal voor het leerstuk prestatiebescherming in Nederland. In het Decca-arrest overwoog de Hoge Raad dat voor het verlenen van prestatiebescherming vereist is dat geprofiteerd wordt van een prestatie van dien aard dat zij op één liin gesteld kan worden met die welke toekenning van een iñteflectueel eigendomsrecht rechtvaardigen. ~ e - a a r dvan de prestatie is eveneens een belangrijke factor in het Amerikaanse recht. In een o p dit punt constante jurisprudentie is steeds bescherming verleend aan the result of organization and the expediture of labor, skill and money, and which is salable for money'', zoals het in de INS-beslissing geformuleerd werd. De waarde van dit criterium is zelfs door de tegenstanders van de "misappropriation-doctrine" niet betwist. In het Decca-arrest gaf de Hoge Raad tevens aan dat terughoudendheid geboden is. In dit verband kunnen de discussies omtrent de noodzaak van wetgeving en het "preemptive effect" van federale wetgeving van nut zijn. Beginnend bij de "dissenting opinion" van Brandeis bij het INS-arrest, en vervolgens in een reeks arresten van de Second Circuit van de hand van iearned Hand, is het standpunt ingenomen dat de problematiek dermate complex zou zijn dat de rechter geen bescherming zou kunnen verlenen. Deze overwegingen vormden vervolgens de aanzet voor de constitutionele argumenten op grond waarvan bescherming werd ontzegd aan het uiterlijk van produkten, omdat daarvoor eventueel een "design patent" verleend had kunnen worden, in de beslissingen van de Supreme Court inzake Sears en Compco. In de daarop volgende beslissingen in Goldstein v. California, Kewanee Court of Appeals, Second Circuit, Standard & PoorS Corp. v. Commodity Exchange, 683 F.2d 704 (1982); Supreme Court of Illinois, Board of Trade of the City of Chicago v. Dow Jones, 456 N.E.2d 84 (111. 1983). Baird, a.w., p. 423-429. 96)Baird,a.w., p. 423-429. Zie noot 18. 749 F.2d 1028 (1984). 99) Er bestaan echter andere uitspraken waarin deze concurrentievereiste uitdrukkelijk geen gewicht is toegekend, zoals bijv. de beide beursindex-zaken. Zie ook noot 81.
252
Bijblad Industriële Eigendom, nr 10
Oil Co. v. Bicron Corp en Zacchini v. Scripps-Howard Broadcasting Co werden de grenzen van de "pieemptiondoctrine" echter duideliik gemaakt: indien de (federale) wetgever niet geacht kin Gorden een bepaalde materie uitputtend geregeld te hebben zijn de Staten vrij prestatiebescherming toe te kennen. Binnen deze grenzen bestaat een indrukwekkende reeks "case law" waarin terzake van het direct en indirect exploiteren van andermans op geld waardeerbare prestatie bescherming vrijwel steeds bescherming is toegekend. Daarbij valt o p dat de rechter er zeer wel in geslaagd is gaandeweg aan de "misappropriation-doctrine" een invulling te geven die als zodanig nauwelijks bekritiseerd is. Maatschappelijke of juridische calamiteiten hebben zich daarbij naar het zich laat aanzien niet voorgedaan. ~ e z eAmerikaanse jurisprudentie bkdt voor de O~vallend Nederlandse rechter zeker aankno~ines~unten. is dat de discussie in de verenigde Staten niet de vraag betrof welke prestaties eventueel voor bescherming in aanmerking komen. Dit ligt voor de Nederlandse verhoudingen anders nu de Hoge Raad in de KNVB/NOS en Staat/Den Ouden-uitsprakenzich vooral daarop schijnt te concentreren. Deze prestaties van respectievelijk d e organisatoren van voetbalwedstrijden en de producenten
16 oktober 1989
van zetsel voor drukwerk worden in de Verenigde Staten als éénlijnsprestatiesloO) in de zin van het Decca-arrest aangemerkt. Naar mijn mening geldt dit evenzeer binnen de Nederlandse verhoudingen.'O1) Het komt mij voor dat de op grond van de ZNS-beslissingen ontwikkelde jurisprudentie waarin allerhande prestaties als éénlijnsprestatie worden aangemerkt ook voor de Nederlandse situatie van belang is. ~e Amerikaanse ervaringen leren tevens dat de cruxian de ~roblematiektenake van ~restatiebeschermine veel meêr gelegen is in de vraag opawelke wijze de in acht te nemen terughoudendheid bij het eventueel bij het eventueel toekennen van bescherming nader ingevuld zal moeten worden. Het lijkt mij dat de Nederlandse rechter hier vooralsnog zelf zijn koers zal moeten bepalen, waartoe het Elvis-Presley-arrest een eerste aanzet heeft gegeven. Daarbij kan de Amerikaanse "case law" echter zeker als inspiratiebron kan fungeren. Amsterdam, juni 1989. '00) De term is van Wichers Hoeth (noot NJ 1988, 31 1). lol) Zie daaromtrent uitgebreid: Van Engelen, RM Themis 1989, p. 281.
Jurisprudentie Nr 73. President Arrondissementsrechtbank te %-Gravenhage, 20 februari 1989. (Original 8 - expositiesysteem 11) Mr J.J. Brinkhof. Art. 30, lid 2 Rijhoctrooiwet. De door eiser gebruikte systemen - systeem A en systeem B - dienen als inbreukmakend te worden aangemerkt. Zij vervullen tezamen dezelfde functie als de ene inrichting volgens het octrooi. Het kenmerk van conclusie l is zowel in systeem A als in systeem B geheel terug te vinden. De door eiser gesignaleerde verschillen zijn in octrooirechtelijk opzicht daarom niet relevant, omdat deze verschillen betreffen tussen de systemen A en B enerzijds en een concrete uitvoeringsvorm volgens het octrooi anderzijds en niet verschillen tussen enerzijds de systemen A en B en anderzijds de inrichting zoals deze is geoctrooieerd en die verschillende uitvoeringsmogelijkheden toelaat. Voorshands wordt geoordeeld dat ook de schachten, die volgens de conclusie van liet octrooi elastisch zijn, in de inrichtingenA en B van eiser elastisch zijn. Ware dat niet het geval dan zouden de inrichtingen nl. hun functie niet kunnen vervullen.
Peter Paul Maria Hilbrink, h.0.d.n. Expo Mart Hilbrink te Borne, eiser [in kort geding], procureur Mr W. Taekema, advocaat Mr M.E.M. Sanders te Almelo, tegen de vennootschap naar Zweeds recht Ahlberg Beckroth Ytter AB te Stockholm, Zweden, gedaagde [in kort geding], procureur Mr R.A.A. Duk, advocaat Mr D. van Loon te Aalsmeer. Overwegingen ten aanzien van het recht 1. In dit geding wordt van het volgende uitgegaan: a. Bij vonnis in kort geding van de president van deze rechtbank d.d. 24 juni 1988 [B.Z.E. 1989, nr 38, blz. 121; [Red.] is Hilbriak verboden direct of indirect inbreuk te maken op het Europees octrooi nr. 0105271 van Ahlberg, op verbeurte van een dwangsom van f 10.000,- voor iedere overtreding van dit verbod. b. Dit vonnis is aan Hilbrink betekend op 11 juli 1988.
c. Ahlberg heeft op 6 oktober 1988 en 17 oktober 1988 beslag doen leggen op de roerende en onroerende goederen van Hilbrink in verband met een vordering die zij stelt op Hilbrink te hebben wegens overtreding van het onder a. genoemde verbod op 9 september 1988 te 's-Hertogenbosch, tengevolge waarvan Hilbrink de dwangsom heeft verbeurd. d. Ahlberg meent een tweede overtreding geconstateerd te hebben op 24, 25 en 26 oktober 1988 te Amsterdam. Zij heeft dit door een deurwaarder aan Hilbrink doen meedelen met bevel tot betaling van de door de overtreding verbeurde dwangsom. 2. Hilbrink vordert Ahlberg op verbeurte van een dwangsom : - te gebieden alle door haar gelegde beslagen o p te heffen; - te verbieden opnieuw beslag te leggen; en - te gebieden de aangevangen executie te staken en gestaakt te houden. 3. Aan zijn vordering legt Hilbrink ten grondslag dat hij het bedoelde verbod niet heeft overtreden en derhalve geen dwangsom verschuldigd is geworden. 4. Ahlberg verzet zich tegen toewijzing van het gevorderde. 5. Dienaangaande wordt het volgende overwogen. 5.1. De toewijsbaarheid van de vordering is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de na voormeld vonnis door Hilbrink gebruikte systemen - hierna aangeduid als systeem A en systeem B - voorshands als inbreukmakend dienen te worden aangemerkt. 5.2. Dit is het geval. In het vonnis van 24 juni 1988 is al overwogen (rechtsoverweging 5.1.5.) dat de splitsing van de inrichting volgens het octrooi in een tweetal naast elkaar gelegen inrichtingen die, ondanks de verwijdering van delen van schachten, tezamen dezelfde functie vervullen als de ene inrichting volgens het octrooi, de inrichting niet tot een wezenlijk andere inrichting dan de geoctrooieerde maakt. Voorts is het zo dat het kenmerk van conclusie 1 zowel in systeem A als in systeem B geheel is terug te vinden. Bovendien wordt geoordeeld dat de door Hilbrink gesignaleerde verschillen - afgezien van een hierna afzonderlijk te bespreken verschil - in octrooirechtelijk