ADVIES
SociaalEconomische Raad
Regresrechten in de sociale verzekeringen
93/14
SER
Regresrechten in de sociale verzekeringen Advies inzake regresrechten in de sociale verzekeringen Uitgebracht aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Justitie Publikatie nr. 14 — 17 september 1993
SER
SociaalEconomische Raad
Sociaal-Economische Raad De Sociaal-Economische Raad (SER) is in 1950 ingesteld bij de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet bo). Hij is representatief samengesteld uit vertegenwoordigers van ondernemers en van werknemers en uit onafhankelijke deskundigen. De SER is op grond van de Wet bo belast met bestuurlijke en toezichthoudende taken met betrekking tot de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (produktschappen en bedrijfschappen). Tot de taken van de SER behoren verder: de regering adviseren over sociale en economische vraagstukken, richting geven aan (nieuwe) ontwikkelingen in het bedrijfsleven (bijvoorbeeld beleidsonderbouwend onderzoek, fusiecode) en uitvoering geven aan bepaalde wetten (zoals de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, de Vestigingswet bedrijven en de Wet op de ondernemingsraden). De SER wordt bij de uitvoering van zijn functies bijgestaan door vaste en tijdelijke commissies, waarvan sommige onder bepaalde voorwaarden ook zelfstandig werkzaam zijn. De belangrijkste adviezen die de SER uitbrengt, warden in boekvorm uitgegeven. Zij zijn tegen kostprijs verkrijgbaar. Een overzicht van recente publikaties wordt op aanvraag gratis toegezonden. Het maandelijkse SER-bulletin geeft uitgebreid nieuws en informatie over de SER.
Bestuurszaken & Voorlichting Sociaal-Economische Raad Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon: 070 - 3 499 646 Telefax: 070 - 3 832 535
ISBN 90-6587-529-8 / CIP
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1.
Inleiding
9
2. 2.1 2.2
De huidige regaling van de regresrachten Nederland 11 Omringende landen 14
3. 3.1 3.2
Discussie over da ragresrechtan Inleiding 17 De discussie 17
4. 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6
De adviasaanvraag 21 De kabinetsvoorstellen 21 Aanleiding 21 Mogelijkheden tot herziening van het regresrecht 22 Nadere beschouwing 22 Redengeving voor herziening van het regresrecht 22 Uitbreiding regres naar de volksverzekeringen 23 Beperking regres op werkgever en collegawerknemer 28 Verbetering feitelijke toepassing regresrecht 29 Doorwerking risicoaansprakelijkheid naar regres 31 Verhaal door de werkgever 32
5.
Standpunt van da raad
11
17
35
Bijiagan: 1. Adviasaanvraag van 21 januari 1993 41 2. Samenstelling Werkgroep Regresrechten 49 3. Rapport Regres in de Volksverzekeringen 51 4. Brief van de Vereniging van Nederlandse Zorgverzekeraars van 13 mei 1993 59 5. Overzicht premies motorrijtuigenverzekeringen in Europa
63
Samenvatting
1. In dit advies reageert de raad op de adviesaanvraag van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 januari 1993 - mede verstuurd namens de minister van Justitie en de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur - over de wenselijkheid van een herziening van de regresrechten in de sociale verzekeringen. Daarbij gaat het om de mogelijkheden van uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringen om kosten te verhalen op een aansprakelijke derde. De raad wordt allereerst gevraagd zich uit te spreken over invoering van een regresrecht in de volgende volksverzekeringen: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Nu bestaat dit alleen in een aantal werknemersverzekeringen: de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Ziekenfondswet (ZFW). Verder wordt aandacht gevraagd voor een mogelijke verbetering van defeitelijketoepassing van het regresrecht. Genoemde maatregelen zouden naar schatting van de bewindslieden 'enkele honderden miljoenen guldens' kunnen opieveren. Tot slot wordt aan de raad de vraag voorgelegd of doorwerking van de nieuwe risicoaansprakelijkheden van Boek 6 Burgerlijk Wetboek(BW)in de regresrechten gewenst is. De adviesaanvraag plaatst de beoogde herziening van de regresrechten in het kader van het kabinetsbeleid gericht op sanering van de collectieve sector. Met een meer consequente toepassing van regres zouden de kosten in de sfeer van de sociale verzekeringen als gevolg van onrechtmatige daden door derden zoveel mogelijk in rekening moeten worden gebracht bij de veroorzakers van de schade. Actuele problemen bij de uitoefening van het regresrecht vormen mede aanleiding tot de adviesaanvraag. 2. De raad stelt vast dat de kabinetsvoorstellen moeten worden gezien als een meer consequente doorvoering en toepassing van het beginsel dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt, welk beginsel de raad op zichzelf genomen onderschrijft. De in de laatste decennia sterk toegenomen omvang van de collectieve sector en het kabinetsstreven hierin verandering te brengen hebben het kabinet er nu toe gebracht meer gewicht toe te kennen aan een zuivere kostentoerekening. Daarbij wordt er verder van uitgegaan dat een meer consequente toepassing van dit beginsel leidt tot een juistere prijs van activiteiten die schade kunnen veroorzaken en daardoor tot een grotere maatschappelijke doelmatigheid. Tegen die achtergrond kan twijfel bestaan aan het vestzak-broekzak-argument, dat in de discussie over de regresrechten een belangrijke rol speelt. Dit argument gaat ervan uit dat de groep die van het verhaalsrecht bij de
sociale verzekering profiteert via lagere sociale premies (werkgevers en werknemers; voor de volksverzekeringen ook alle overige premieplichtigen), grotendeels sarrenvalt met de groep die de lasten van het verhaal moet gaan betalen via een hogere W.A.-premie (de motorrijtuig-rijdende Nederlanders). Het uitgangspunt van de samenvallende populaties valt met name voor de werknemersverzekeringen niet staande te houden terwiji het ook voor de volksverzekeringen aan betekenis verliest, vooral als gevolg van de toegenomen Internationale mobiliteit. Dit laatste maakt het ook meer dan voorheen van belang dat de mogelijkheden voor Nederiandse sociale verzekeraars om over de grenzen heen regres te plegen worden versterkt. Voorts moet worden bedacht dat het vestzak-broekzak-argument regres uitsluitend op macroniveau beziet. Daardoor wordt voorbijgegaan aan de allocerende werking van regres, zowel waar het gaat om de toerekening van kosten aan individuen en groepen als om de toerekening van kosten aan de particuliere dan we! de collectieve sector. Daar staat tegenover dat de verplaatsing van lasten die door regres wordt gerealiseerd, kosten met zich brengt. In 1990 warden de door de bedrijfsverenigingen gemaakte kosten weliswaar geraamd op 5 procent van de regresopbrengsten, maar de raad acht het niet ondenkbaar dat de kosten toenemen bij uitbreiding van de regresmogelijkheden voor sociale verzekeraars. Bijvoorbeeld wanneer het toegenomen belang van regres zou leiden tot verharding van verhoudingen en onderhandelingen en daardoor tot meer proces- en uitvoeringskosten. 3. Uit de door particuliere en sociale verzekeraars verstrekte informatie komt naar voren dat het uitermate lastig is een betrouwbaar en volledig beeld te krijgen van de precieze financiele consequenties van regres in de volksverzekeringen. Dit geldt in het bijzonder voor de AWBZ. De cijfers dienen dan ook met de nodige omzichtigheid te worden gehanteerd. Uitgaande van de beschikbare gegevens meent de raad niettemin de voorlopige conclusie te kunnen trekken dat uitbreiding van regres naar de volksverzekeringen AAW, AWW en AWBZ tussen de 200 en 400 miljoen gulden aan regresopbrengsten zai opieveren. Gerelateerd aan de totale lasten voor de betrokken volksverzekeringen zaI sprake zijn van een fractionele lastenvermindering van tussen de 0,57 procenten 1,14procent van de huidige uitgaven.Gelijktijdig zaI zich een even grote stijging van de schadelast voor de particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen voordoen. Uitgaande van een algemene premiestijging dient dan rekening te worden gehouden met een premiestijging tussen de 9 procent en 17 procent. 4. Alles afwegende komt de raad tot de conclusie dat naar huidige inzichten geen doorslaggevende argumenten meer zijn aan te voeren tegen uitbreiding van regres naar de daarvoor in aanmerking komende volksverzekeringen. Daarbij is het beginsel dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt, van doorslaggevende betekenis: een kostenconfrontatie kan ook hier leiden tot een scherpere verantwoordelijkheidsbeleving en tot maatschappelijk gezien meer doelmatige allocatiebeslissingen. Dit heeft tot gevolg dat volksverzekeringen naast hun functie van het bieden van inkomensbescherming in geval van het
intreden van het wettelijke verzekerde risico, nietlangerfungeren als aansprakelijkheidsverzekering voor het geval schade aan derden wordt toegebracht. De mogelijk substantiele premiestijging in de W.A.-sector als gevolg van regres in de volksverzekeringen alsook de hieruit voortvloeiende kostenstijging voor sommige delen van het bedrijfsleven aanvaardt de raad vooralsnog als onvermijdelijke consequentie. Wei acht hij het wenselijk dat na verloop van tijd de gevolgen van het uitgebreide regres in beeld worden gebracht en worden beoordeeld op hun consequenties voor de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. De raad heeft zich overigens afgevraagd of bij uitbreiding van regres naar de volksverzekeringen ook de in de werknemersverzekeringen opgenomen beperking van regres op de werkgever en de collega-werknemer tot gevallen van opzet en bewuste roekeloosheid dient te gelden. Ervan uitgaande dat onbeperkt regres kan leiden tot een verstoring van de arbeidsverhoudingen en voorts met het oog op een uniforme regeling voor de sociale verzekeringen, wil de raad bedoelde beperking ook in de volksverzekeringen opnemen. De raad is voorstander van verbetering van de feitelijke toepassing van het regresrecht in de sociale verzekeringen. De uitvoeringsorganen dienen in alle gevallen van hun regresrecht gebruik te maken mils de baten de kosten duidelijk overtreffen en voorts de individuele dader niet zwaarder wordt getroffen dan thans het geval is. Ten aanzien van de positie van het slachtoffer in geval van samenloop van zijn vordering met die van sociale verzekeraars bepleit de raad een voorrangspositie voor het slachtoffer. De raad staat voorts positief tegenover onderzoek naar collectivering van regres in de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen als middel om de kosten zo laag mogelijk te houden. Bedacht moet wel worden dat collectivering leidt tot een minder verfijnde toepassing van het beginsel dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt. Het onderzoek zou dan ook gericht moeten zijn op mogelijkheden van collectivering waarbij tevens recht wordt gedaan aan dit leidende beginsel. Noodzakelijke voorwaarde voor collectivering is wel dat eerst de zogenoemde bruto-netto-problematiek wordt opgelost die zich voordoet bij de uitoefening van regres op grond van de ZW en WAO. Dit vraagstuk, waarvan de kern ligt in het verschil in fiscale status van de uitkering die het slachtoffer ontvangt van de sociale verzekeraar en die weike hij krijgt van de schadeverzekeraar, komt in de praktijk neer op een verschil van opvatting tussen bedrijfsverenigingen en particuliere verzekeraars of brutodan wel netto-uitkeringen kunnen worden verhaald. De raad pleit voor een voortvarende aanpak van deze problematiek. De raad wijst erop dat het onderzoek naar mogelijkheden van collectivering en het vervolgens maken van afspraken daarover tussen partijen de nodige tijd kan blijken te vergen, en acht het daarom raadzaam hiermee rekening te houden bij de bepaling van de datum van invoering van regres in de volksverzekeringen. De raad denkt dan aan 1 januari 1996, de datum ook waarop ambtenaren onder de werknemersverzekeringen zullen worden gebracht.
7. De vraag van het kabinet naar een mogelijke doorwerking van de nieuwe risicoaansprakelijkheden van Boek 6 BW naar regres, meent de raad vooralsnog ontkennend te moeten beantwoorden. Niet alleen omdat hiermee sinds de invoering van deze aansprakelijkheden per 1 januari 1992 nog weinig ervaring is opgedaan en evenmin inzicht bestaat in de mogelijke financiele effecten, maar vooral gelet op het felt dat slachtofferbescherming het belangrijkste motief voor deze aansprakelijkheden vormt. Daarnaast meent de raad dat regres op basis van schuldaansprakelijkheid een zuiverder kostentoerekening mogelijk maakt dan het verdergaande regres op basis van risicoaansprakelijkheid. 8. De werkgever heeft thans - anders dan de overheid als werkgever - geen zelfstandig verhaalsrecht voor door hem gedane betalingen in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid van een werknemer. Dit wordt al langer als een probleem ervaren en het zai nog in betekenis toenemen als gevolg van recente en toekomstige ontwikkelingen in wetgeving gericht op vergroting van de financiele betrokkenheid van de werkgever bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. De raad dringt er daarom op aan nu spoedig een eigen verhaalsrecht voor de werkgever te creeren ter zake van de loondoorbetaling bij ziekte gedurende de eerste zes respectievelijk twee weken, de bovenwettelijke ZW- en WAO-aanvullingen door de werkgever en de malus ingevolge de AAW. Dit verhaalsrecht zou in elk geval dienen te gelden jegens aansprakelijke derden, niet zijnde de werknemers van betrokken werkgever. De raad is voorts van oordeel dat de werkgever genoemde financiele verplichtingen ook moet kunnen verhalen op een collegawerknemer van het slachtoffer indien de arbeidsongeschiktheid direct is te wijten aan zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Aldus kan worden voorkomen dat de schade die de werkgever aldus buiten eigen toedoen lijdt en die hij bovendien - anders dan de sociale verzekeraar - niet zonder meer via verzekering gespreid ziet, in alle gevallen eenzijdig voor zijn rekening blijft.
Llnleiding
Made namens de minister van Justitie en de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de raad op 21 januari 1993 verzocht op korte termijn te adviseren over de wenselijkheid van een herziening van de regresrechten in de sociale verzekeringen 1). De raad wordt allereerst gevraagd zich uit te spreken over uitbreiding van het regresrecht tot de volksverzekeringen, met name de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) en Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Voorts wordt de aandacht gevraagd voor een mogelijke verbetering van de feitelijke toepassing van het regresrecht. Uitbreiding van het regresrecht en een verbeterde feitelijke toepassing zouden naar schatting van de bewindslieden 'enkele honderden miljoenen guldens' kunnen opieveren. Tot slot wordt de vraag voorgelegd of doorwerking van de nieuwe risicoaansprakelijkheden van Boek 6 Burgerlijk Wetboek (BW) in de regresrechten gewenst is. In de adviesaanvraag wordt de beoogde herziening van het regresrecht geplaatst in het kader van het kabinetsbeleid gericht op sanering van de collectieve sector. Met een meer consequente toepassing van het regresrecht wordt beoogd de kosten in de sfeer van de sociale verzekeringen als gevolg van onrechtmatige daden door derden zoveel mogelijk in rekening te brengen bij de veroorzaker van de schade. Voorts vormen actuele problemen bij de uitoefening van het regresrecht mede aanleiding tot de adviesaanvraag. Ook de Sociale Verzekeringsraad (SVr) en de Ziekenfondsraad (ZFR) zijn om advies gevraagd. De vraagstelling aan de SVr betreft met name de uitvoeringstechnische en financiele consequenties van uitbreiding van het regresrecht naar de AAW en AWW en te verwachten gedragseffecten. De ZFR is gevraagd zich uit te spreken over de wenselijkheid van uitbreiding van het regresrecht naar de AWBZ alsmede over de uitvoeringstechnische en financiele consequenties voor de ziektekostenverzekeringen. De raad heeft de aan hem gerichte adviesaanvraag ter voorbereiding van een ontwerp-advies in handen gesteld van de Commissie Sociale Verzekeringen, die op haar beurt daartoe een werkgroep 2) heeft ingesteld. Ter afstemming van de advisering met die door de SVr en ZFR heeft op secretariaatsniveau informatie-uitwisseling plaatsgehad.
1) De adviesaanvraag is als bijiage 1 bij dit advies gevoegd. 2) De samensteiiing van de Werkgroep Regresrechten is als bijiage 2 bij dit advies gevoegd.
Bij zijn oordeelsvorming heeft de raad gebruik gemaakt van de door de SVr en ZFR verstrekte informatie over de te verwachten gevolgen van uitbreiding van het regresrecht voor de sociale verzekeringen. Omdat de uitbreiding van het regresrecht voorts gevolgen zaI hebben voor de particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen, is aan het Ver-
bond van Verzekeraars in Nederland (WN) gevraagd meer concreet aan te geven weike effecten op dat terrain kunnen worden verwacht. Een door de W N gestart onderzoek hiernaar werd in juni 1993 afgerond. Ook de resultaten hiervan heeft de raad bij zijn oordeelsvorming betrokken 1). Het aldus voorbereide advies is door de raad vastgesteld in zijn vergadering van 17 September 1993. Het verslag van die vergadering is verkrijgbaar bij het secretariaat van de raad. Het advies is als volgt opgebouwd. Na een beschrijving van de huidige regeling van de regresrechten in hoofdstuk 2 en van de in het verleden gevoerde discussie over de regresrechten in hoofdstuk 3, worden in hoofdstuk 4 enkele nadere beschouwingen aan de adviesaanvraag gewijd. In hoofdstuk 5 is vervolgens het standpunt van de raad opgenomen.
1) Dit onderzoeksrappoft is als bijiage 3 bij dit advies gevoegd.
10
2. De huidige regeling van de regresrechten
2.1 Nederland Hij die jegens sen ander sen onrechtmatige daad pleegt, is verpliclit de schade te vergoeden die de ander dientengevolge lijdt. Voorwaarde daarbij is dat de onrechtmatige daad aan de dader kan worden toegerekend. Dit is liet geval indien deze te wijten is aan schuld van de dader of aan een oorzaak weike krachtens de wet of de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt (artikel 162 Boek 6 BW). Indien als gevolg van een onrechtmatige daad gezondheids- en inkomensschade optreedt, vindt vergoeding doorgaans in eerste rnstantie plaats uit 'eigen bron'. Vergoeding van de kosten van herstel gebeurt dan op grond van de Ziekenfondswet (ZFW), de AWBZ of een particuliere of ambtelijke ziektekostenverzekering van het slachtoffer zelf. Voor inkomensderving kan het slachtoffer een beroep doen op de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de AAW, een ambtelijke arbeidsongeschiktheidsregeling of zijn eventuele particuliere ziekte-, ongevallen- of arbeidsongeschiktheidsverzekering. Voor zover voorts een civielrechtelijke loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever geldt - al dan niet onder aftrek van een sociale-verzekeringsuitkering kan het slachtoffer ook daarop een beroep doen. Een particuliere verzekeraar die de schade op grond van een particuliere polls heeft vergoed, kan verhaal nemen op de aansprakelijke persoon c.q. diens verzekeraar; hij heeft regres. Ingevolge artikel 284 Wetboek van Koophandel (WvK) treedt hij in de rechten van zijn verzekerde als schuldeiser jegens diens aansprakelijke wederpartij (subrogatie). Deze bepaling is uitsluitend van toepassing op zuivere schadeverzekeringen: volgens vaste jurisprudentie kunnen verzekeraars die zich in dit soort gevallen tot uitbetaling van een vaste som hebben verplicht (sommenverzekeraars zoals ongevallen- en overlijdensverzekeraars, levensverzekeraars in het algemeen) geen rechten aan voornoemd artikel ontlenen 1). Dit betekent dat ook pensioenverzekeraars (zowel levensverzekeringsmaatschappijen als pensioenfondsen) geen regres kennen ter zake van met name invaliditeits- en nabestaandenpensioen aangezien deze pensioenverzekeringen in de systematiekvan het verzekeringsrecht worden beschouwd als bijzondere vormen van levensverzekering en derhalve als sommenverzekering 2).
1)A. T. Bolt, Voordeelstoerekening, diss. Groningen, Deventer 1989, pp. 41-44; S.J.A. Mulder, Subrogatie, diss. Leiden, Zwolle
1988, pp. 37-47. 2) E. Lutjens, Pensioenvoorzieningen voor werknemera diss. Amsterdam, Zwolle
1989, pp 278-279.
De sociale verzekeringen kennen een dergelijke algemene regeling niet. Wei zijn er in afzonderlijke werknemersverzekeringen bepalingen opgenomen ter zake van regres. Zo geven de artikelen 52a ZW, 90 WAO en 83b ZFW aan de uitvoeringsorganen een zelfstandig verhaalsrecht op degene die naar burgerlijk recht jegens de verzekerde tot schadevergoeding is verplicht. De uitvoeringsorganen kun11
nen daarbij niet meer vorderen dan het slachtoffer zelf had kunnen doen (het 'civiele plafond'). Verhaal krachtens artikel 90 WAO is voorts alleen nnogelijk voor zover de WAO-uitkering hoger is dan het fictieve AAW-deel. Regres jegens de werkgever of een collega-werknenner van de verzekerde is in de ZW, WAO en ZFW bovendien beperkt tot gevallen waarin sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid (artt. 52b ZW, 91 WAO en 83c ZFW). De volksverzekeringen kennen geen regresrecht. Vermelding verdient voorts dat de overheid een regresrecht heeft voor hetgeen zij heeft uitgekeerd ter zake van ongevallen - ook die met dodelijke afloop - overkomen aan ambtenaren en we! ingevolge artikel 2 Verhaalswet ongevallen ambtenaren (VOA). Bovendien bepaalt de Algemene Burgerlijke Pensioenwet (ABP) dat voor zover verhaal niet rechtstreeks op basis van de VOA kan plaatsvinden, de VOA op de ABP-pensioenen van overeenkomstige toepassing is. Dit laatste betekent dat in tegenstelling tot de particuliere sector ter zake van het ABP-invaliditeits- en nabestaandenpensioen in beginsel wel regres mogelijk is 1). De hierboven aangeduide verhaalsrechten van particuliere verzekeraars, uitvoeringsorganen van werknemersverzekeringen en overheid/ABP strekken zich niet uit tot alle gevallen waarin zich aansprakelijkheid naar burgerlijk recht voordoet. Regres is namelijk slechts beperkt mogelijk bij de nieuwe risicoaansprakelijkheden van Boek 6 (Nieuw) BW. Deze hebben onder andere betrekking op schade veroorzaakt door jeugdige personen, gebrekkige zaken en produkten. De eveneens in Boek 6 opgenomen Tijdelijke regeling verhaalsrechten (artikel 197) bevat een beperking van het toepassingsgebied voor regres, waardoor men voor het nemen van regres dan in beginsel is aangewezen op het algemene artikel 162 Boek 6 BW dat uitgaat van schuldaansprakelijkheid. De wettelijke beperking van regres heeft geen betrekking op de in artikel 31 Wegenverkeerswet (WVW) opgenomen risicoaansprakelijkheid. Dit artikel verplicht de eigenaar of houder van een motorrijtuig tot vergoeding van schade die is toegebracht aan fietsers en voetgangers, tenzij sprake is van overmacht. Onder overmacht wordt tevens begrepen het geval dat het ongeluk is veroorzaakt door iemand voor wie de eigenaar of houder niet aansprakelijk is; dit kan dus ook het slachtoffer zijn. De mogelijkheid van regres in de door artikel 31 WVW bestreken gevallen is nu onlangs door de jurisprudentie 2) beperkt. Deze beperking strookt met de gedachte die aan de Tijdelijke regeling verhaalsrechten voor de risicoaansprakelijkheden van Boek 6 BW ten grondslag ligt en die erop neerkomt dat uitbreidingen van aansprakelijkheidsgronden met het oog op de belangen van de slachtoffers, niet zonder meer ook voor de regresrechten van hun verzekeraars behoren te gelden.
1) Aldus bevestigd in: HR 4 juni 1976. NJ 1977. 4 en HR 15 februari 1985. NJ 1986. 687. 2) HR 28 februari 1992. RvdW 1992. 72 (IZA/Vrerink). 31 Rapport van de Studiegroep Verkeersaansprakelijkheid. Deell Vergoeding van schade door dood en letsel. Den Haag 1978. pp. 106-107.
Ten aanzien van de uitoefening van het regresrecht door de sociale verzekeraars kan erop worden gewezen dat het hierbij hoofdzakelijk gaat om verkeersongevallen. In het rapport Vergoeding van schade door dood en letsel uit 1978 wordt uitgegaan van de schatting dat 95 procent van de verhaalsacties van sociale verzekeraars betrekking heeft op verkeersongevallen 3). Meer recente cijfers over het aandeel van regres bij verkeersongevallen op het totaal door sociale verzekeraars uitoefende regres konden niet worden verkregen. Wel heeft de Vereniging van Nederlandse Zorgverzekeraars 12
(VNZ) in 1990 gemeend te kunnen constateren dat het verhaalsrecht op grond van de ZFW in toenemende mate ook buiten verkeersongevallen wordt uitgeoefend 1). Daarbij valt volgens de VNZ onder meer te denken aan ongevallen op de werkvloer, ongevallen als gevolg van gewelddadigheden, medische ongevallen en sport- en recreatie-ongeva lien. Onderstaand zijn voor de jaren 1987-1991 de verhaalsopbrengsten op grond van de ZW, WAO en ZFW weergegeven. Zoals uit de verschillende tabellen naar voren komt gaat het afgemeten aan de uitgekeerde bedragen steeds om geringe verhaalsopbrengsten. Tabel 1 — Verhaalsopbrengsten ZW (min gid; omslagleden)
1987 1988 1989 1990 1991
1.regres
2. uitkeringen
1. in % van 2
22,8 22,5 23,5 26,6 28,8
5.707 6.045 6.526 7.374 7.579
0,40 0,37 0,36 0,36 0,38
Bron: SVr, jaarverslagen bedrijfsverenigingen 1987-1991 Tabel 2 — Verhaalsopbrengsten WAO (mIn gId)
1987 1988 1989 1990 1991
1. regres
2. uitkeringen
1. in % van 2
14,2 20,6 20,7 11,7 10,1
6.484 6.582 6.575 7.404 7.760
0,22 0,31 0,31 0,16 0,13
Bron: Jaarverslagen AAf/Aof 1987-1991 Ter toelichting: de scherpe daling van de verhaalsopbrengsten WAO in de jaren na 1989 is vooral het gevolg van het niet verlengen van de kapitalisatieovereenkomst tussen particuliere en sociale verzekeraars als gevolg van uiteenlopende inzichten ter zake van de bruto-nettoproblematiek en de zogeheten factor C (correctie voor risico vooroverlijden en individuele omstandigheden). Tabel 3 — Verhaalsopbrengsten ZFW (mIn gId)
1987 1988 1989 1990 1991
1. regres
2. uitgaven
1. in % van 2
56,0 62,9 50,7 56,0 50,2
15.314 15.684 14.873 15.773 17.666
0,37 0,40 0,34 0,35 0,28
Bron: Financiele jaarverslagen ZFR 1990 en 1991 Ter toelichting: de daling van verhaalsopbrengsten in de jaren na 1) Brief VNZaande Vaste Commissie mor 1988 hangt samen met de overheveling van ZFW-verstrekkingen Justitie van de Tweede Kamer van 3 oktober
_
jggQ
naar de AWBZ.
_
13
,
•> A ir>-7
2.2 Omringende landen Ter orientatie op de situatie in omringende landen is nagegaan of deze landen de mogelijkheid van regres door sociale verzekeraars kennen. Voorts is getracht een globaal beeld te krijgen van de bestaande regelingen. Over de feitelijke toepassing van het regresrecht - en met name de omvang ervan - in de verschillende landen konden geen gegevens worden verkregen. Hieronder volgt een weergave van de mogelijkheden van regres in Frankrijk, Belgie, Duitsland, Zweden, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland 1). Daarbij is niet afzonderlijk ingegaan op de sociale ziektekostenverzekeringen die in een aantal landen een geheel vormen met de ziekengeldverzekering. In Frankrijk hebben de uitvoeringsorganen van de verplichte sociale verzekeringen een verhaalsrecht voor uitkeringen (ziel
1) Voor de weergave van de regelingen in omringende landen is gebruik gemaakt van: • Bijiage 1 bij de Notitie Verkeersaansprakelijkheid fTweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990.21 528, nr. 2): • A. T. Bolt, Voordeelstoerekening. diss. Groningen, Deventer 1989, pp. 125-130, pp.141-144 en pp 163-181.
In Zweden is aan de sociale verzekeraars geen regresrecht toegekend. De Zweedse wetgever beschouwt de kosten van regres en de moeilijkheden verbonden aan het nemen van regres als de grootste bezwaren en meent dat bovendien sprake is van een vestzakbroekzak-operatie. Ook Denemarken kent geen regresrecht.
14
De sociale verzekeraars in het Verenigd Koninkrijk beschikken wel over de mogelijkheid van regres, maar in de praktijk wordt slechts zelden regres uitgeoefend. In Zwitserland is in de meeste sociale-verzekeringswetten een regresrecht opgenomen (ziekte, arbeidsongeschiktheid en overlijden). Op een aantal met name genoemde personen kan alleen verhaal worden genomen indien sprake is van opzet of grove schuld. Tot deze groep behoren onder meer de echtgenoot van de benadeelde, degenen die in gezinsverband met hem samenleven en voorts, wanneer het bedrijfsongevallen betreft, ook de werkgever. Bij samenloop van vorderingen van de benadeelde en de sociale verzekeraar heeft de vordering van de benadeelde voorrang. Dit is alleen anders wanneer de verzekeraar zijn verstrekkingen aan de benadeelde heeft beperkt op grond van opzet of grove schuld van de kant van laatstgenoemde. Dan wordt de schadevergoedingsaanspraak jegens de dader naar evenredigheid verdeeld tussen de benadeelde en de verzekeraar. Samenvatting Een blik over de grenzen levert een divers beeld op. Een vergelijking wordt daarbij op voorhand bemoeilijkt door het feit dat de bestaande regelingen niet zonder meer vergelijkbaar zijn: zij hebben betrekking op sociale-zekerheidsstelsels die onderling sterk verschillen. Verschillen tussen de diverse sociale-zekerheidsstelsels doen zich met name voor ten aanzien van het gedekte risico (bijvoorbeeld risque professionel/social), de kring van verzekerden, het uitkeringsniveau en de financiering. Zo treft men premiegefinancierde volksverzekeringen zoals die in Nederland bestaan in de omringende landen niet aan. Vergelijkbare voorzieningen in Denemarken (invaliditeit en ouderdom) en het Verenigd Koninkrijk (ouderdom) worden grotendeels uit de algemene middelen bekostigd. Waar verder zelfstandigen in Nederland in geval van arbeidsongeschiktheid een beroep kunnen doen op de AAW, kennen landen als Frankrijk en Duitsland juist specifieke sociale verzekeringen voor deze groep. Niettemin laat zich vaststellen dat net als in Nederland de meeste omringende landen verhaalsmogelijkheden voor de sociale verzekeraars kennen ter zake van de wettelijke ziekengeld- en arbeidsongeschiktheidsuitkering voor werknemers. In een aantal gevallen geldt echter ook een regresrecht ter zake van het overlijdensrisico, alsook voor categorieen verzekerden (bijvoorbeeld zelfstandigen) die in Nederland onder de AAW vallen. Uit de beschikbare informatie kan voorts worden afgeleid dat Duitsland als enige land de mogelijkheid van verhaal van bijstandsuitkeringen kent. De diverse regresregelingen verschillen verder in de mate van gedetailleerdheid. Zo wordt in een aantal regelingen regres jegens bepaalde personen - onder wie de werkgever en collega-werknemer - expliciet uitgesloten of beperkt. Voorts kent een aantal regelingen bepalingen ter zake van samenloop van vorderingen van de benadeelde en de sociale verzekeraar.
15
16
3. Discussie over de regresrechten
3.1 Inleiding Ter nadere plaatsbepaling van de kabinetsvoorstellen wordt in dit hoofdstuk een beeld geschetst van de tot nu toe gevoerde discussie over de regresrechten. In deze discussie gaat het cm het regresrecht in het algemeen en meer in het bijzonder om de vraag of het regresrecht al dan niet gehandhaafd moet worden. In de adviesaanvraag wordt deze vraag niet expliciet beantwoord. Gezien de voorstellen voor uitbreiding van de regresrechten in de sociale verzekeringen lijkt het kabinet evenwel impliciet een principiele keuze voor handhaving van het regresrecht te hebben gemaakt. 3.2 De discussie De discussie over de regresrechten in de sociale verzekeringen is op gang gekomen bij de voorbereiding van de WAO. De SVr sprak zich in 1963 uit tegen het opnemen van een regresrecht in de WAO jegens personen die bij de verzekering betrokken zijn, te weten werkgevers en werknemers. Hij achtte het wenselijk dat onder de risico's die betrokkenen tegen premiebetaling hebben overgedragen aan het sociale-verzekeringsorgaan, ook valt het risico dat zij kunnen worden aangesproken door het sociale-verzekeringsorgaan, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Een meerderheid van de SVr kwam vervolgens tot de conclusie dat ook op daders buiten de kring van werkgevers en werknemers verhaal ongewenst is, eveneens met uitzondering van gevallen van opzet en bewuste roekeloosheid. De argumentatie daarbij was dat veel van deze daders financieel afhankelijk zijn van of verbonden zijn aan de kring der verzekerden c.q. premieplichtigen en het bovendien in de praktijk vaak erg toevallig en moeilijk te onderkennen is of iemand al dan niet tot deze kring behoort. Een minderheid van de SVr betoonde zich daarentegen voorstander van regres op daders buiten de kring van werkgevers en werknemers. Zij zag geen reden waarom derden van de WAO zouden mogen profiteren 1). In afwijking van het meerderheidsadvies van de SVr is in de WAO een algemeen regresrecht opgenomen. Alleen de werkgever en de collega-werknemer van het slachtoffer zijn gevrijwaard van regres, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. De gedachte achter de verhaalsregeling in de WAO is - aldus de MvT - dat degene die near burgerlijk recht tot schadevergoeding is verplicht, in beginsel niet behoeft te profiteren van de omstandigheid dat een sociale-verzekeringswet als het ware bepaalde scha1) SVr. Advies inzake Verhaaisrecht ca.'.
devergoedingen overneemt 2).
Den Haag, 21 tebruari 1963. 2) Tweede Kamer, vergader/aar 1962-1963, 7 171. nr. 3, p. 21.
17
Het vraagstuk van de regresrechten kreeg opnieuw aandacht ten tijde van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Algemene Wet zware geneeskundige risico's (de huidige AWBZ) in 1966. Dit wetsvoorstel voorzag in de invoering van een regresrecht voor de uitvoeringsorganen van deze wet. Naar aanleiding hiervan richtte Bioembergen zich in het Sociaal Maandblad Arbeid 1) tot de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en vroeg aandacht voor zijn eerdere pleidooi 2) voor afschaffing van het verhaalsrecht van de sociale verzekeraar. Als voornaamste bezwaar tegen dit verhaalsrecht voert hij aan dat verhaal in feite een vestzakbroekzak-operatie is en bovendien een kostbare aangelegenheid. Ter toelichting op het vestzak-broekzak-argument wordt vermeld dat de groep die van het verhaalsrecht bij de sociale verzekering profiteert via lagere sociale premies (werkgevers en werknemers; voor de volksverzekeringen ook alle overige premieplichtigen), grotendeels samenvalt met de groep die de lasten van het verhaal moot gaan betalen via een hogere W.A.-premie (de motorrijtuigrijdende Nederlanders). Naar aanleiding van het pleidooi van Bioembergen is uiteindelijk in de AWBZ geen regresrecht opgenomen. In lijn hiermee werd vervolgens in de AAW (1976) evenmin een regresrecht opgenomen. Daarbij was de redenering van de wetgever dat de schadeveroorzaker doorgaans tot de Nederlandse gemeenschap zai behoren en daarom premies volksverzekeringen is verschuldigd. Daarmee dekt hij dan tevens het risico dat hij een schade veroorzaakt weike leidt tot een uitkering of verstrekking ingevolge een van de volksverzekeringen 3). Het ontbreken van regres in de AAW leidde ertoe dat het verhaalsrecht van de bedrijfsverenigingen ten opzichte van de situatie voor het bestaan van de AAW werd beperkt. Verhaal was alleen nog mogelijk voor zover de WAO-uitkering de AAW-uitkering overtrof. In het kader van de stelselherziening in 1987 is ervoor gekozen de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers formeel uitsluitend toe te kennen op grond van de WAO en niet langer te laten bestaan uit een bodemuitkering ingevolge de AAW plus een loongerelateerde aanvulling vanuit de WAO. Teneinde niettemin op het terrein van de regresrechten de status quo te handhaven, is het regresrecht toen beperkt gebleven tot het bovenminimale deel van de WAO-uitkering.
7)A.R. Bioembergen, Het verhaalsrecht van de risicodrager in de Algemene Wet zware geneeskundige risico's, in: Sociaal Maandblad Arbeict 1966, pp. 329-330. 2IA.R, Bioembergen, Schadevergoeding bij onrechtmatige daad. diss. Utrecht, Deventer 1966 pp 351-369 3) Tweede Kamer, vergaderjaar 1974-1975, 13 231,nrs. 1-4, pp 95-96.
De regresrechten hebben voorts een rol gespeeld in het kader van een onderzoek om te komen tot een regeling betreffende de verkeersaansprakelijkheid. De Studiegroep Verkeersaansprakelijkheid ging er in haar eerdergenoemde rapport vanuit dat naar schatting 95 procent van de verhaalsacties door sociale verzekeraars betrekking heeft op verkeersongevallen. Zij stelde voor om onder een nieuw stelsel van verkeersaansprakelijkheid de regresrechten van onder meer de sociale verzekeraars af te schaffen. De staatssecretaris van SZW vroeg de SVr vervolgens te adviseren over een mogelijke afschaffing van de regresrechten van de sociale verzekeraars. De SVr kwam in zijn advies van 1981 tot de conclusie dat de studiegroep de belangen van de sociale verzekeraars te licht had gewogen en dat daarom vooralsnog niet kon worden ingestemd met het voorstel tot afschaffing van de regresrechten. Hij achtte de lastenverschuiving van de prive-sfeer naar de collectieve sector, die door de afschaffing wordt teweeggebracht, niet te rechtvaardigen. 18
De SVr stelde vervolgens voor het vraagstuk nog eens aan een nader onderzoek te onderwerpen en daarbij tevens de regeling van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad in Boek 6 NBW te betrekken 1). Tot besluitvorming over een nieuwe regeling voor de aansprakelijkheid voor verkeersongevallen is het nog niet gekomen. Wei heeft de minister van Justitie de Tweede Kamer in april 1990 de Notitie Verkeersaansprakelijkheid 2) toegezonden waarin hij een voorlopige voorkeur uitspreekt voor risicoaansprakelijkheid voor alle verkeersongevallen boven een verkeersverzekering 3). Daarbij wordt ook ingegaan op de mogelijke doorwerking van risicoaansprakelijkheid voor verkeersongevallen naar de regresrechten. Als denkbare alternatieven worden genoemd a. beperkt regres conform de Tijdelijke regeling verhaalsrechten, b. onbeperkt regres en c. onbeperkt regres in geval van aansprakelijkheid jegens niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemers en beperkt regres conform de Tijdelijke regeling verhaalsrechten in geval van aansprakelijkheid jegens gemotoriseerde verkeersdeelnemers. Geconstateerd wordt dat bij alternatief a. de inkomsten uit regres door de sociale verzekeraars op grond van artikel 31 WVW vervallen, dat bij alternatief b. de regresopbrengsten zullen stijgen en dat bij alternatief c. de status quo wat de regresopbrengsten voor de sociale verzekeraars betreft wordt gehandhaafd. Tijdens de parlementaire behandeling van Boek 6 NBW is de kwestie van de regresrechten ook diverse malen aan de orde geweest 4). Bij de aansprakelijkheden ter zake van onrechtmatige daad (titel 3) heeft in de parlementaire discussie de wens voorop gestaan de slachtoffers van ongevallen te beschermen. Ten aanzien van de nieuwe risicoaansprakelijkheden is het uitgangspunt voorts geweest dat deze zich niet laten verenigen met een onbeperkte doorwerking daarvan in de regresrechten. Deze zouden dan ook op zijn minst substantieel moeten worden beperkt of vervangen door een eenvoudiger stelsel. Onbeperkte doorwerking in de regresrechten zou namelijk betekenen dat de premie voor aansprakelijkheidsverzekeringen aanzienlijk zou stijgen. Het werd niet verantwoord geacht een dergelijke kostenstijging aan particulieren en het bedrijfsleven op te leggen. Verder bestond de vrees dat een dergelijke premiestijging tot gevolg zou hebben dat men zou nalaten zich te verzekeren tegen aansprakelijkheid. Uiteindelijk is gekozen voor een tijdelijke regeling waarin de status quo van voor 1 januari 1992 grosso modo wordt gehandhaafd, en waarbij regres wordt beperkt tot schuldaansprakelijkheid. Besloten is de kwestie van de regresrechten meer definitief te regelen enige tijd na invoering van Boek 6 BW, wanneer voldoende inzicht is verkregen in de omvang van de door de (sociale) verzekeraars en de overheid te dragen risico's en voorts met het nieuwe aansprakelijkheidsrecht de nodige ervaring is opgedaan. l/SVr, Advies betreffende de afschaffing van het regresrecht van de sociale verzekeraar in een nieuw stelsel van verkeersaansprakelijkheid. Zoetermeer, 27 augustus 1981. 2)TweedeKamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 528. nr 1. 3) Bij invoering van een systeem van verkeersverzekering, waarbij de eigen schade van de verzekeringnemer en eventuele medeverzekerden wordt gedekt, zou de aansprakelijkheid bij verkeersongevallen kunnen worden afgeschaft. 4) Pari Gesch. Inv. Boek 6, p. 1404.
De kwestie van de regresrechten kwam vervolgens niet lang daarna weer aan de orde bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Terugdringing arbeidsongeschiktheidsvolume (TAV). Van de zijde van de PvdA-f ractie werd daarbij de vraag opgeworpen waarom steeds het collectief (i.c. de arbeidsongeschiktheidsfondsen) de kosten van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen dient te dragen, terwiji soms duidelijk een persoon of organisatie aansprakelijk is voor de arbeidsongeschiktheid. Naar aanleiding daarvan verklaarde de staatssecretaris van SZW zich bereid meer uitgebreid in te gaan 19
op (een eventuele herziening van) liet regresrecht in de arbeidsongeschiktheidsregelingen 1).
1j TweedeKamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 228, nr 9, p. 39.
20
4. De adviesaanvraag
4.1 De kabinetsvoorstellen 4.1.1 Aanleiding Ofschoon tot voor kort de voorkeur bestond het vraagstuk van de regresrechten in de sociale verzekeringen aan te houden tot enige jaren ervaring zou zijn opgedaan met het nieuwe aansprakelijkheidsrecht van Boek 6 BW, acht het kabinet dit thans niet langer mogelijk. Het meent dat juridische, financiele en economische argumenten ervoor pleiten niet langer te wachten met een standpunt over de uitoefening van het regresrecht. Daartoe wordt in de adviesaanvraag (pp. 3 en 4) eerst erop gewezen dat een meer consequente toepassing van het regresrecht in de sociale verzekeringen past in het kabinetsbeleid gericht op sanering van de collectieve sector. Door de kosten ten gevolge van onrechtmatige daden door derden zoveel mogelijk in rekening te brengen bij de veroorzaker van de schade, kunnen immers de lasten van de sociale verzekeringen dalen. Voorts nopen actuele problemen bij de uitoefening van het regresrecht tot een standpuntbepaling: - de regeling van de regresrechten is in de loop der jaren zo complex geworden - door wetgeving en jurisprudentie - dat de uitvoering voortdurend op problemen stuit; - de materiele betekenis van het regresrecht neemt af doordat als gevolg van de stelselwijziging ziektekostenverzekeringen steeds meer ziekenfondsverstrekkingen zijn toegevoegd aan het zorgpakket van de AWBZ; omdat de AWB2 geen regresrecht kent, nemen de opbrengsten van verhaal bij de ziekenfondsen en de particuliere ziektekostenverzekeraars af; - de jurisprudentie tendeert naar terugdringing van de mogelijkheid van regres. Van verschillende zijden zijn stemmen opgegaan die pleiten voor herziening c.q. uitbreiding van het regresrecht in de sociale verzekeringen. Naast de eerdergenoemde oproep van de PvdA-fractie tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel TAV kunnen in dat verband worden genoemd signalen van de Federatie van Bedrijfsverenigingen (FBV), het Kontaktorgaan Landelijke Organisatie Ziektekostenverzekeraars (KIJOZ) en de VNZ. Daarbij is naast bovengenoemde actuele problemen vooral ook gewezen op het feit dat buitenlandse sociale verzekeraars voor hetzelfde feit vaak wel regres kunnen plegen op Nederlandse burgers, terwiji het omgekeerde niet dan wel in mindere mate mogelijk is als gevolg van het ontbreken van een regresrecht in de AAW en AWBZ. Deze situatie lijkt zich in de praktijk vanwege het toenemende Internationale verkeer steeds meer voor te doen, een van de redenen 21
waarom FBV en VNZ in brieven aan de desbetreffende bewindslieden aandringen op invoering van een regresrecht in respectievelijk de AAW en AWBZ 1). 4.1.2 Mogelijkheden tot herziening van het regresrecht Het kabinet stelt vast dat de actuele situatie met betrekking tot het regresrecht niet bevredigend is. Het volledig uitsluiten van regres in de volksverzekeringen past niet in de huidige opvattingen over de positie die de sociaie verzekeringen in het maatschappelijk leven moeten innemen. In de optiek van het kabinet dienen de schadelijke neveneffecten van bepaalde maatschappelijke en economische activiteiten te worden gelegd waar zij worden veroorzaakt. Het stelt daarom voor ook voor de volksverzekeringen een regresrecht in te voeren. Het kabinet vraagt vervolgens aandacht voor een verbetering van de feitelijke toepassing van het regresrecht. In de optiek van het kabinet dienen de uitvoeringsorganen van de sociaie verzekeringen "in principe in alle gevallen van de mogelijkheid van regres gebruik te maken". In verband met een efficiente uitoefening van het regres zou daarnaast ook de mogelijkheid tot collectivering van het regres moeten worden onderzocht. Op grond van tentatieve en niet nader gespecificeerde berekeningen wordt in de adviesaanvraag de opbrengst van uitbreiding van het regresrecht naar de volksverzekeringen en een verbeterde feitelijke toepassing op "enkele honderden miljoenen guldens" geschat. Tot slot wordt in de adviesaanvraag de vraag opgeworpen of en zo ja, in hoeverre doorwerking van de nieuwe risicoaansprakelijkheden van Boek 6 BW in de regresrechten gewenst is. In dat verband wordt erop gewezen dat invoering van risicoaansprakelijkheid doorgaans geschiedt met het oog op de bescherming van het slachtoffer. Daarbij speelt tevens een rol dat bescherming van het slachtoffer door uitbreiding van risicoaansprakelijkheden minder voor de hand ligt wanneer het slachtoffer is verzekerd en daarmee zijn risico al is gedekt. Zoals ook bij de parlementaire behandeling van de nieuwe risicoaansprakelijkheden van Boek 6 BW aan de orde is geweest, kunnen tegen een onbeperkte doorwerking van risicoaansprakelijkheid bezwaren worden aangevoerd. Anderzijds is het ook niet zonder meer vanzelfsprekend te achten dat de verzekeraar van het slachtoffer in alle gevallen het risico van een gevaarlijke activiteit van de dader zou moeten dragen. Tegen deze achtergrond acht het kabinet het denkbaar de verzekeraar van het slachtoffer alleen regresrecht op basis van schuldaansprakelijkheid toe te kennen, zoals dit thans geldt voor de in artikel 197 Boek 6 BWgenoemde gevallen. Over een mogelijke doorwerking van risicoaansprakelijkheden naar het regres heeft het kabinet nog geen standpunt ingenomen. 4.2 Nadere beschouwing 4.2.1 Redengeving voor herziening van het regresrecht 1) Brieven van de FBV van 10 September 1991 en 15 September 1992 aan de staatssecretaris van Sociaie Zaken en Werkgelegenheid en van de VNZ van 21 december 1992 aan de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,
Komende tot een nadere beschouwing van de kabinetsvoorstellen stelt de raad vast dat de voorstellen moeten worden gezien als een uitwerking van het meer algemene principe dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt. Hiermee wordt 22
overigens niet sen wezenlijk nieuw argument aan de discussre over de regresreclnten in de sociale verzekeringen toegevoegd. Het eerdergenoemde argument dat schadeveroorzakers er niet van behoeven te profiteren dat sociale verzekeraars een deel van de schade vergoeden (profijt-argument), kan immers worden gezien als een variant op dit beginsel. Nieuw is wel dat de omvang van de collectieve sector nu nadrukkelijk als factor van betekenis wordt opgevoerd, doordat de voorstellen worden geplaatst binnen het kader van het sinds de jaren tachtig gevoerde beleid gericht op sanering van de collectieve sector. Tevens ligt hierin besloten dat meer dan vroeger het geval was een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen de private en de collectieve sector. Volgens het kabinet zijn in het verleden bepaalde problemen in de private sector soms te gemakkelijk afgewenteld op de collectieve sector. Dit heeft - aldus het kabinet - niet alleen geleid tot een aanzienlijke lastenstijging, maar ook met zich gebracht dat de negatieve gevolgen van bepaalde maatschappelijke activiteiten verborgen konden blijven in het totaal van de collectieve uitgaven. Dat de collectieve sector als factor van betekenis aanvankelijk weinig aandacht heeft gekregen in de discussie over de regresrechten, lijkt vooral te maken te hebben met de relatief beperkte omvang ervan in de jaren zestig. De sindsdien sterk toegenomen omvang van de collectieve sector en het kabinetsstreven hierin verandering te brengen blijken het kabinet er nu toe te hebben gebracht meer gewicht toe te kennen aan een zuivere kostentoerekening. Daarbij komt nog dat het kabinet ervan uitgaat dat een meer consequente toepassing van dit beginsel leidt tot een juistere prijs van activiteiten die schade kunnen veroorzaken en daardoor tot een grotere maatschappelijke doelmatigheid. Tegen de achtergrond van de veranderde kijk op de collectieve sector in relatie tot de private sector kan volgens het kabinet voorts twijfel bestaan aan het argument dat het bij regres zou gaan om een vestzak-broekzak-operatie. De read constateert dat het kabinet impliciet ook afstand neemt van de bij de totstandkoming van de AAW gehuldigde opvatting dat met de premiebetaling voor de volksverzekeringen tevens het risico wordt gedekt van het veroorzaken van schade die leidt tot een uitkering of verstrekking op grond van de volksverzekeringen (polis-argument), nu het overweegt ook voor de volksverzekeringen AAW, AWBZ en AWW (ANW) een regresrecht in te voeren. 4.2.2 Uitbreiding regres naar de volksverzekeringen Voor een beoordeling van uitbreiding van het regresrecht naar de volksverzekeringen dienen naar het oordeel van de raad naast de verschillende argumenten pro en contra regres, tevens te worden betrokken de te verwachten gevolgen. Daarbij is de aandacht van de raad met name uitgegaan naar de gevolgen ervan voor de betrokken sociale verzekeringen alsmede die voor de particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen. Daartoe is gebruik gemaakt van de door de SVr en ZFR verstrekte informatie over de te verwachten financiele en uitvoeringstechnische gevolgen voor de AAW, AWBZ en AWW en van het WN-rapport over de effecten voor de aansprakelijkheidsverzekeraars, in het bijzonder voor de auto-assuradeuren.
23
Onderstaand worden de te verwachten gevolgen weergegeven voor achtereenvolgens de AAW, AWBZ,AWW en de particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen. AAW Volgens de verstrekte informatie 1) leidt de uitbreiding van het regres naar de AAW niet tot grote aanpassingen van het uitvoeringsapparaat van de bedrijfsverenigingen. Door het volledig verhaalbaar worden van de WAO-uitkering door aanpassing van artikel 90 WAO zai de opbrengst toenemen met het zogenoemde AAW-deel, zonder extra moeite of kosten. Alleen voor gevallen waarin nu uitsluitend een AAW-uitkering wordt verstrekt zaI extra actie nodig zijn. Bij invoering van een regresrecht in de AAW zaI het voorts mogelijk worden de kosten van voorzieningen te verhalen die zijn toegekend in verband met arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door een onrechtmatige daad van een derde. Volgens een voorlopige taxatie van de FBV zai uitbreiding van regres naar de AAW in de nieuwe gevallen leiden tot een meeropbrengst van ongeveer 120 miijoen gulden per jaar voor de inkomenscompenserende uitkeringen 2). Voor een taxatie van de opbrengst van verhaal van voorzieningen ontbreken gegevens. Per geval kan het echter om aanzienlijke bedragen gaan. Wei moet daarbij worden bedacht dat het in de bedoeling ligt een aantal van de huidige AAW-voorzieningen (de zogeheten leef- en woonvoorzieningen) per 1 april 1994 over te hevelen naar de gemeenten, die daarvoor een budget ter beschikking krijgen 3). Niet duidelijk is of bij invoering van een regresmogelijkheid in de AAW de kosten van deze voorzieningen ook verhaalbaar worden. AWBZ Uitbreiding van regres naar de AWBZ zaI ertoe leiden dat ter zake van ziekenfondsverstrekkingen en ziektekosten die inmiddels zijn toegevoegd aan het zorgpakket van de AWBZ, verhaal weer mogelijk wordt. Dit betreft onder meer revalidatie, medicijnen en hulpmiddelen. Voorts zaI in geval van een mogelijke verdergaande overheveling van ziekenfondsverstrekkingen en ziektekosten naar de AWBZ - in het kader van de stelselwijziging ziektekostenverzekeringen - verhaal ter zake van deze verstrekkingen/kosten mogelijk blijven. Daarnaast leidt regres in de AWBZ uiteraard ook tot verhaal ter zake van 'klassieke' AWBZ-verstrekkingen, dat wil zeggen: verstrekkingen zoals die reeds voor 1989 in de AWBZ zaten. Dat zijn dan vooral de zware, bijzondere risico's zoals langdurige opname in een verpleeginrichting, die vanwege hun onverzekerbare karakter in de AWBZ zijn ondergebracht.
1) Dit betreft een reactie van de FBV van 24 maart 1993 op de adviesaanvraag, weike op verzoek van de SVr is opgesteld. 2) Navraag van de SVr naar de achtergronden van dit cijfer wijst uit dat de FVB hierbij is uitgegaan van brutoverhaal. Het totale bedrag aan AAW-uitkeringen en -verstrekkingen was in 1991 15.170 miijoen gulden (bran: Sociale Nota 1993. p 180) 3) Voorstel van Wet voorzieningen gehandicapten (WVGl Eerste Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 815. nr 274d.
Onderzoek van de ZFR naar de te verwachten opbrengsten en kosten van regres in het kader van de AWBZ heeft geen concrete cijfers opgeleverd. Wei komt daaruit naar voren dat de belangrijkste AWBZ-verstrekkingen waarbij regres (weer) kan gaan spelen zijn: verpleeginrichtingen, revalidatie, kruiswerk en hulpmiddelen. Met name waar het de klassieke AWBZ-verstrekkingen betreft betekent dit dat het in sommige gevallen om zeer aanzienlijke bedragen (verpleeg- en herstelkosten) kan gaan, die eventueel voor regres op een individuele burger respectievelijk diens WA.-verzekeraar in aanmerking komen. Niet ondenkbaar is daarbij dat het regresbedrag de W.A.-
24
dekking van de dader (doorgaans maximaal 1 miljoen gulden per gebeurtenis) zelfs te boven gaat. Ten slotte wordt erop gewezen dat het in de bedoeling van het kabinet iigt een aantal AAW-voorzieningen (de zogeheten zorgvoorzieningen) per 1 januari 1994 over te hevelen naar de zorgverzekeraars respectievelijk de AWBZ 1). Bij gelijktijdige invoering van een regresrecht in de AAW, AWBZ en AWW en bij een uniforme toepassing daarvan in de praktijk zou dat echter in beginsel niet tot een wijziging in de verwachte opbrengsten moeten leiden 2). AWW Onderzoek van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar de gevolgen van een regresrecht in de AWW heeft evenmin tot concrete cijfers geleid. Wel is op basis van statistisch onderzoek geconcludeerd dat in beginsel circa 50 miljoen gulden van de in 1991 verstrekte AWWuitkeringen (totaal van verstrekte uitkeringen in dat jaar; 4.534 miljoen gulden 3)) in aanmerking komt voor verhaal (op netto-basis) op aansprakelijke derden. Het bleek echter niet mogelijk vast te stellen in hoeverre dit bedrag ook feitelijk verhaalbaar is. Bij invoering van regres in de AWW zai voorts rekening moeten worden gehouden met de aan de uitoefening van het regres verbonden kosten. De SVB schat deze vooralsnog op VAhl miljoen gulden. Ten slotte verwacht de SVB dat vervanging van de AWW door de ANW tot een daling van regresopbrengsten zaI leiden, terwiji de kosten van uitoefening van regres niet evenredig zullen dalen.
DIbid 2) Wel is het zo dat een deel van de over te hevelen voorzieningen waarschijniijk tot 1 januari 1996 niet ten laste van de AWBZ komt maar ten laste van subsidies van de ZFR. Zolang dat het geval is, komen de daarmee samenhangende uitgaven niet voor regres op grond van de AWBZ in aanmerking. 3) Bron: Sociale Nota 1993. p. 180. 4) Deze cijfers zijn in overleg met het CVS beide met 76.3 miljoen gulden veriaagd ten opzichte van de schatting in het rapport in verband met een geconstateerde onjuistheid in de berekeningswijze van de regresopbrengsten AAW (correctie ad 51,3 miljoen gulden) en AWW (25 miljoen gulden). 5) Genoemde bedragen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de dader niet in alle gevallen de volledige schuld draagt, alsook - voorzover van toepassing - op nettoverhaal.
Particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen Uitbreiding van regres naar de volksverzekeringen zaI naar verwachting leiden tot een stijging van premies voor aansprakelijkheidsverzekeringen, met name voor motorrijtuigen. Op verzoek van de Nederlandse Vereniging voor Automobiel Assuradeuren (NWA) heeft het Centrum voor de Verzekeringsstatistiek (CVS) van het Verbond van Verzekeraars in Nederland (WN) daarom onderzocht weike gevolgen de invoering van regresrechten in de volksverzekeringen meer concreet zou hebben voor de schadelast voor verzekeringen ter zake van de wettelijke aansprakelijkheid van motorrijtuigen. Daartoe is een steekproef uitgevoerd van dossiers betreffende letselschadegevallen die zich in 1991 hebben voorgedaan. Op basis daarvan schat het CVS dat de schadelast die in 1991 2,28 miljard gulden bedroeg, met minimaal 11,9 procent (270,7 miljoen gulden) en maximaal 16,6 procent (379,7 miljoen gulden) 4) zou zijn toegenomen indien in de AAW, AWW en AWBZ een regresrecht voor de uitvoeringsorganen was opgenomen. Meer specifiek wordt in verband met de AAW een toename van de schadelast met 119,7 miljoen gulden verwacht, in verband met de AWW een toename van minimaal 43,4 miljoen en maximaal 89 miljoen gulden en in verband met de AWBZ een toename van minimaal 107,6 miljoen en maximaal 171 miljoen gulden 5). Bij de AWBZ-cijfers tekent het CVS al aan dat de toename hier wel zeer moeilijk te schatten is. De hiervoor benodigde gegevens ontbreken namelijk doorgaans in de steekproef. Daarnaast dient ermee rekening te worden gehouden dat na het peiljaar (1991), in het kader van de wijziging van het stelsel van ziektekostenverzekeringen een aantal voorzie25
ningen aan de AWBZ is toegevoegd die voordien onder de ZFW vielen 1). Conclusies Uit de verstrekte informatie komt allereerst naar voren dat het uitermate lastig is een betrouwbaar en volledig beeld te krijgen van wat de precieze financiele consequentles zullen zijn van invoering van een regresrecht. In het bijzonder geldt dit voor de AWBZ: zo er al een cijfermatige prognose valt te geven van de gevolgen van invoering van een regresrecht, dient deze met de grootst mogelijke omzichtigheid te worden gehanteerd. De cijfers van de sociale verzekeraars (in casu FBV en SVB) en de particuliere verzekeraars (in casu NWA en CVS) naast elkaar leggend blijkt bovendien dat deze op sommige punten in substantiele mate uit elkaar (open. Dit laat zich in de eerste plaats verklaren aan de hand van de verschillende onderzoeksmethoden, berekeningsmethodieken, basisgegevens en vooral veronderstellingen die door de onderscheiden opstellers zijn gehanteerd: alle zijn min of meer valide maar leiden tot verschillende uitkomsten. In wezen gaat het deels om het zelfde verschil van inzicht tussen de particuliere verzekeraars en de sociale verzekeraars dat ook ten grondslag lag aan het niet-verlengen van de kapitalisatieovereenkomst in 1989. In de tweede plaats bevat het totaalcijfer van de sociale verzekeraars een aantal belangrijke PM-posten die in hun ogen op voorhand niet te kwantificeren zijn, maar waarbij het - zoveel is wel duidelijk - om grote bedragen per gevai kan gaan. Dit voorop gesteld volgt onderstaand niettemin een overzicht van de cijfers, waarbij omwille van de vergelijkbaarheid het FBV-cijfer voor de AAW is aangepast in verband met verhaal op nettobasis. label 4 — Geschatte opbrengsten uitbreiding regres (mIn. gid; excl. uitvoerings- en beheerskosten) FBV/SVB/ZFR AAW
1) Dezerzijds kan hieraan nog worden toegevoegd dat in de AWBZ-cijfers van het CVS ook gezinszorg als AWBZverstrekking is meegenomen terwijihet dat op dit moment nog niet is doch gefinancierd wordt uit subsidies van de ZFR. Zoiang dit het gevai is (waarschijniijk tot 1 januari 1996), komen de hieraan verbonden uitgaven niet voor regres in aanmerking.
80 (voorzieningen PM)
NWA/CVS (min.-max.) 119,7
AWW
50
AWBZ
PM
107,6- 171
totaal
130 + PM
270,7 - 397,7
43,4-
89
Ervan uitgaande dat de twee PM-posten in de praktijk voor substantiele bedragen zullen blijken te staan, lijkt de kabinetsraming in de adviesaanvraag van 'enkele honderden miljoenen guldens' opbrengst (met inbegrip van een verbeterde feitelijke toepassing) zich binnen de marges van de tabel te bevinden. Met andere woorden: enkele honderden miljoenen guldens aan extra regresopbrengsten voor de sociale verzekeraars ten laste van de particuliere W.A.verzekeraars lijkt vooralsnog op zichzelf genomen een reele aanname, maar zou in de praktijk evengoed 200 miljoen als 400 miljoen gulden kunnen blijken te bedragen. Voor de beoordeling hiervan is het verder relevant te weten tot weIke premiedaling respectievelijk premiestijging in de sociale verzekeringen en in de W.A.-autoverzekeringen deze lastenverschuiving zai leiden. Een grove indicatie daarvoor kan worden gevonden door (per wet) de veronderstelde minimale en maximale lasten26
stijging en -daling te relateren aan de totale schade- c.q. uitkeringslast. Daartoe wordt op basis van het voorgaande verondersteld dat de opbrengsten (op nettobasis) van invoering van een regresrecht in de AAW minimaal 100 miljoen en maximaal 200 miljoen gulden zullen bedragen, in de AWW 50 miljoen respectievelijk 100 miljoen gulden, en in de AWBZ eveneens 50 miljoen respectievelijk 100 miljoen gulden. Het totaal van deze bedragen slaat steeds neer in de particuliere W.A.-autoverzekeringen. label 5 —
Lastenmutaties in AAW, AWW, AWBZ en WA-verzekering (mIn gId; lage en hoge schatting; absoluut en als percentage van uitkerings- en schadelast in 1991; excl. uitvoerings- en beheerskosten) 1. laag
2. hoog
3. uitk.-/ schadelast*
1. in % van 3
AAW
-100
-200
15.170
0,66
AWW
-
50
-100
4.534
1,1
2,2
AWBZ
-
50
-100
15.046
0,33
0,66
WA-verz.
-t-200
+400
2.280
8,7
2. in % van 3
1,32
17,4
Bron: Sociale Nota 1993; CVS. Uit de tabel komt naar voren dat bij volledige doorsluizing van de regresopbrengsten in de premiestelling het in de sociale verzekeringen om fractionele lastenverlagingen zou gaan, terwiji daartegenover in de WA.-verzekeringssector de premiestijging wel van betekenis is, gelet ook op de daaruit voortvloeiende lastenverzwaringen voor met name het beroepsvervoer. Benadrukt wordt echter het tentatieve karakter van deze cijferopstelling, weike slechts dient ter bepaling van de gedachten omtrent de orde van grootte van lastenverschuivingen, absoluut en relatief. Ten aanzien van mogelijke gedragseffecten bij een premiestijging is in het verleden met name gewezen op het risico dat men nalaat zich te verzekeren tegen aansprakelijkheid. Het CVS schat dat de groep van onverzekerde rijders thans hooguit 2 tot 3 procent van de totale rijdersgroep uitmaakt. Mogelijke effecten zouden echter volgens de FBV ook kunnen zijn een afnemend autogebruik en het rijden in kleinere auto's 1). Wat hiervan ook zij, in aanmerking nemend dat het vraagstuk van de gedragseffecten nog in de advisering door de SVr zai worden betrokken, gaat de raad hier thans niet verder op in. Wel kan het nog relevant zijn te wijzen op het feit dat internationaal gezien Nederland thans tot de landen met de lagere premies behoort. Ter zake zij verwezen naar de als bijiage 5 bij dit advies opgenomen premieoverzichten, waaruit blijkt dat in de omringende landen al snel sprake is van navenant hogere premies. Gelet echter op de verschillende rechtsstelsels alsmede op verschillen in economische en vooral marktomstandigheden in de beschouwde landen kunnen uit de premieverschillen geen harde conclusies worden getrokken.
1) Brief van de FBV van 24 maart 1993 aan de SVr met reactre op de adviesaanvraag.
27
4.2.3 Beperking regres op werkgever en collega-werknemer Bij de beschouwingen over de vraag naar een mogelijke uitbreiding van regres naar de volksverzekeringen is tevens de vraag gerezen of daarbij dient te worden aangesloten bij de huidige regeling in de werknemersverzekeringen. Met name gaat het er dan om of de daarin opgenomen beperkingen van regres jegens de werkgever en de collega-werknemer van het slachtoffer ook in de volksverzekeringen moeten worden opgenomen. Daardoor zou een eenvormige regeling voor de sociale verzekering kunnen ontstaan, hetgeen uit een oogpunt van eenvoud en uitvoerbaarheid te verkiezen is. Daar staat tegenover dat het niet zonder meer voor de hand ligt deze beperking, die immers zijn grond vindt in de arbeidsrelatie, ook voor de volksverzekeringen te laten gelden. Niettemin kan ook de vraag worden gesteld of het bij een herziening van het regresrecht wel wenselijk is bedoelde beperking in de werknemersverzekeringen te handhaven. Een blik op het verleden laat zien dat de huidige beperking van regres jegens de werkgever en collega-werknemer is ge'introduceerd bij de totstandbrenging van de WAO. In het in 1963 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel 1) gold de uitzondering alleen nog voor de werkgever van het slachtoffer. Als reden voor deze uitzondering voor de werkgever werd in de memorie van toelichting opgegeven dat de werkgever zelf aan de arbeidsongeschiktheidsverzekering meebetaalt, juist (mede) omdat de gelaedeerde in zijn dienst werkzaam is. Verhaal werd wel mogelijk geacht indien de werkgever de arbeidsongeschiktheid opzettelijk of bewust roekeloos heeft veroorzaakt. Op verzoek van de Tweede Kamer is vervolgens de uitzondering zonder nadere discussie ook van toepassing verklaard op de collegawerknemer van het slachtoffer. De bedoeling was de collega-werknemer aldus in dezelfde gunstige positie te brengen als zijn werkgever wat de verhaalsmogelijkheid voor sociale-verzekeringsinstellingen betreft in het geval de ziekte of het ongeval door zijn toedoen zou zijn veroorzaakt. Gelijkluidende uitzonderingen werden in samenhang daarmee ook opgenomen in de ZW en de ZFW. Zoals uit het vorenstaande blijkt is de omstandigheid dat de werkgever destijds aan de arbeidsongeschiktheidsverzekering meebetaalde, de reden geweest voor de beperking van het regres jegens hem in de WAO. De beperking van het regres jegens de collegawerknemer ligt in het verlengde hiervan; er ligt geen zelfstandige motivering aan ten grondslag. De regresregellngen in de ZW en ZFW hebben dezelfde achtergrond. Voor de WAO gaat de destijds gehanteerde argumentatie niet meer op nu de WAG-premie inmiddels structureel geheel voor rekening van de werknemer komt (artikel 77 lid 2 WAO). Hierin zou men reden kunnen zien deze beperking van het regres niet langer te handhaven. Er zijn ook andere overwegingen die tot deze conclusie zouden kunnen leiden. Zo kan bij opheffing van de beperking het beginsel dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt, consequenter worden toegepast. Voorts is van betekenis te achten dat particuliere AOV-verzekeringen - die er als gevolg van de TBA-maatregelen steeds meer komen - een dergelijke beper1) Tweede Kamer, vergaderjaar 1962-1963.
'^'"9 " ' e t k e n n e n .
nr. 7171.
28
Als argument voor handhaving van de beperking van regres in de werknemersverzekeringen kan worden aangevoerd dat regres jegens de werkgever of een collega-werknemer niet bevorderlijk is voor goede arbeidsverhoudingen. Waar het gaat om regres jegens de werkgever is daartegen wel ingebracht dat de kans op verstoring van de arbeidsverhoudingen niet moet worden overschat aangezien de werkgever doorgaans verzekerd zai zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid, zodat procedures zich vooral op het zakelijke vlak zullen afspelen. Bovendien gaat het om een actie van het uitvoeringsorgaan waar de individuele werknemer verder buiten staat. Of het bestaan van een aansprakelijkheidsverzekering ook een voldoende waarborg biedt tegen een verstoring van de arbeidsverhoudingen kan echter worden betwijfeld. Zo kan in voorkomende gevallen een verhoogd beroep op de aansprakelijkheidsverzekering tot premieverhoging leiden voor de werkgever. Wat de collega-werknemer betreft is het daarnaast de vraag of in alle gevallen sprake zaI zijn van een (voldoende) verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid. Zoals hiervoor al is aangegeven schat het CVS dat 2 tot 3 procent van de autorijders geen W.A.-verzekering heeft; voor de onderhavige wettelijke aansprakelijkheid ligt dit volgens het CVS in dezelfde orde van grootte. Praktisch gezien lijkt de mogelijkheid van regres in gevallen van ontbrekende WA.-dekking niet groot. Ten slotte kan in dat verband worden vermeld dat ook in een aantal omringende landen regres op de werkgever en de collega-werknemer in beginsel is uitgesloten. 4.2.4 Verbetering feitelijke toepassing regresrecht In de adviesaanvraag toont het kabinet zich voorstander van verbetering van de feitelijke toepassing van het regresrecht in de sociale verzekeringen. De uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringen dienen volgens het kabinet in beginsel in alle gevallen van de mogelijkheid van regres gebruik te maken (intensivering regres). Voorts wordt de aandacht gevraagd voor de mogelijkheid van collectivering van regres. Ten aanzien van het voorstel tot intensivering van het regres is van betekenis dat bij de totstandkoming van de regresregeling in de WAO (de regelingen in de ZW en ZFW zijn hiervan afgeleid) de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid in de Tweede Kamer de verwachting heeft uitgesproken dat de bedrijfsverenigingen in het algemeen alleen van hun recht gebruik zullen maken wanneer de daarmee gemoeide kosten en inspanning duidelijk zullen worden beloond en voorts een schuldige veroorzaker 'niet te zwaar' wordt getroffen 1). Op verzoek van de minister heeft de SVr vervolgens bij circulaire van 27 november 1967 de bedrijfsverenigingen als uitvoerders van de ZW en WAO op de hoogte gesteld van deze zienswijze. Ten aanzien van de uitoefening van het regresrecht op grond van de ZFW blijkt door ziekenfondsen in voorkomende gevallen op soortgelijke wijze te worden gehandeld. Wat de positie van het slachtoffer betreft is voorts van betekenis dat de FBV de bedrijfsverenigingen bij circulaire van 15 maart 1976 heeft geadviseerd over uitoefening van regres bij onvoldoende dekII Tweede Kamer. vergaderjaar 1962-1963. ^ing van wettelijke aansprakelijkheidsverzekeringen. Het advies luidt 7171. m. 15. p. 11.
29
in dergelijke gevallen de persoonlijke vorderingen van het slachtoffer te laten prevaleren. Met betrekking tot de uitoefening van verhaal in het kader van de ZFW blijken ziekenfondsen in voorkomende gevallen rekening te houden nnet de belangen van het slachtoffer, hetgeen echter niet wil zeggen dat de persoonlijke vorderingen van het slachtoffer steeds voorgaan. Naar de raad van de zijde van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft begrepen, betekent het voorstel tot intensivering van het regres niet dat afstand wordt genomen van de oorspronkelijk voorgestane gedragslijn dat alleen regres wordt uitgeoefend indien de baten de kosten duidelijk overtreffen en voorts de dader niet 'te zwaar' wordt getroffen. Met de intensivering van het regres zou slechts worden beoogd de uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringen optimaal van hun verhaalsmogelijkheid gebruik te laten maken door consequenter en systematischer dan thans na te gaan of het regresrecht kan worden uitgeoefend. Het kabinet gaat er blijkbaar van uit dat op dat punt verbetering nnogelijk is. De raad heeft niet kunnen vaststellen of de uitvoeringsorganen thans hun regresrechten in alle daarvoor in aanmerking komende gevallen ook daadwerkelijk uitoefenen. Wei is het hem opgevallen dat bijvoorbeeld waar het gaat om de uitoefening van verhaal op grond van de WAO door enerzijds de zelfadministrerende bedrijfsverenigingen en anderzijds de bij het GAK aangesloten bedrijfsverenigingen, de jaren 1987 tot en met 1991 een duidelijk verschil in opbrengsten laten zien. De verhaalsopbrengsten van laatstgenoemde bedrijfsverenigingen zijn in deze jaren verhoudingsgewijs ruim tweemaal zo hoog. In het midden latend wat hiervan precies de oorzaken zijn - zo kunnen bijvoorbeeld schaalvoordelen een rol spelen - kan worden geconstateerd dat de mate waarin regres wordt uitgeoefend verschilt. Aandacht voor een meer consequente en systematische regresuitoefening zou een meer eenvormig beleid kunnen bevorderen. Vervolgens laat zich de vraag stellen of bij een intensivering van regres tevens meer duidelijkheid dient te worden gecreeerd over de positie van het slachtoffer ingeval van samenloop van vorderingen van de sociale verzekeraar en het slachtoffer. Naar aanleiding van het kabinetsvoorstel tot intensivering van regres kan verder worden gewezen op problemen die de sociale verzekeraars sinds enkele jaren ondervinden bij het verkrijgen van gegevens van de politie 1). Voor het van kracht worden van de Wet Politieregisters 2) konden de voor de uitoefening van regres benodigde gegevens bij de politie worden opgevraagd, maar daarna niet meer omdat de sociale verzekeraars niet voorkomen in de limitatieve opsomming van personen en instellingen waaraan gegevens mogen worden verstrekt. Dit betekent dat gegevens alleen via een omweg of in het geheel niet kunnen worden verkregen. Op mogelijke oplossingen voor dit knelpunt in de uitvoeringspraktijk zai in de ZFRen SVr-advisering worden ingegaan. 1) De VNZ heeft de raad in afschrift doen toekomen een aan het Ministerie van Justitie gerichte brief van 13 mei 1993 betreffende deze problematiek. Deze brief is als bijiage 4 acfiter dit advies opgenomen. 2) Wet van 21 juni 1990, Stb. 414.
Wat de in de adviesaanvraag genoemde mogelijkheid van collectivering van regres betreft constateert de raad vervolgens dat hiervoor gedurende de discussie over regres van verschillende zijden is gepleit. Daarbij wordt dan gedacht aan een jaarlijkse afrekening 30
tussen particuliere en sociale verzekeraars. Aldus kan tegemoet worden gekomen aan het door tegenstanders van regres geuite bezwaar dat regres een kostbare aangelegenheid is. Tijdens de parlementaire behandeling van de Tijdelijke regeling verhaalsrechten is gesteld dat collectivering mogelijk en aantrekkelijk is maar moeilijk te realiseren 1). Dit omdat het hierbij enerzijds om een uiteenlopende groep risicodragers op het terrein van de sociale zekerheid gaat en anderzijds om een heterogene groep particuliere verzekeraars. In dat verband moet tevens worden bedacht dat collectivering leidt tot een minder verfijnde toepassing van het principe dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt, omdat niet langer de individuele daad bepalend is voor de aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van de dader en het bedrag van de jaarlijkse afrekening wordt gespreid over de collectiviteit van de W.A.-verzekeraars respectievelijk de bij hen verzekerden. Wei blijft overeind staan dat de particuliere sector als zodanig de rekening krijgt gepresenteerd voor de schade-uitkeringen die ten laste van de collectieve sector zijn gekomen. Aangezien de medewerking van de verschillende partijen nodig is voor de realisering van collectivering en voorts duidelijkheid dient te bestaan over de reikwijdte van het verhaalsrecht, dient allereerst de zogenoemde bruto-nettoproblematiek die zich bij de uitoefening van regres op grond van de ZW en WAO voordoet, te worden opgelost. Dit vraagstuk, waarvan de kern ligt in het verschil in fiscale status van de uitkering die het slachtoffer ontvangt van de sociale verzekeraar en die weike hij krijgt van de schadeverzekeraar, komt in de praktijk neer op een verschil van opvatting tussen bedrijfsverenigingen en de particuliere verzekeraars over de vraag of brutodan wel netto-uitkeringen verhaald kunnen worden. Volgens de bedrijfsverenigingen dient te worden uitgegaan van brutobedragen, terwiji de particuliere verzekeraars uitgaan van nettoverhaal. Jurisprudentie van de Hoge Raad op dit gebied heeft de interpretatieverschillen niet kunnen wegnemen. Op deze problematiek zai, naar de raad is gebleken, de SVr nader ingaan. 4.2.5 Doorwerking risicoaansprakelijkheid naar regres In de adviesaanvraag wordt ook het vraagstuk van een eventuele doorwerking van de nieuwe risicoaansprakelijkheden van Boek 6 BW naar het regres aan de orde gesteld. Het kabinet heeft hierover zelf nog geen standpunt ingenomen en volstaat met het noemen van enkele argumenten pro en contra. Als bezwaar tegen een onbeperkte doorwerking kan worden gezien dat risicoaansprakelijkheden in de eerste plaats zijn ingevoerd met het oog op de bescherming van het slachtoffer en niet zonder meer ook met het oog op de belangen van de verzekeraar van het slachtoffer. Een ander bezwaar kan zijn dat onbeperkte doorwerking leidt tot een aanzienlijke stijging van het premie-niveau voor aansprakelijkheidsverzekeringen. Een dergelijke premiestijging zou ertoe kunnen leiden dat men ervan afziet zich te verzekeren. De controle ter handhaving van de verzekeringsplicht in het kader van de WAM zou daardoor zwaarder en kostbaarder worden. Anderzijds is het ook niet zonder meer vanzelfsprekend te achten dat de verzekering van het slachtoffer in alle gevallen het risico van een gevaarlijke /; Pari. Gesch. Inv. Boek 6. p. 1413-1414. actjviteit van de dader zou moeten dragen. Tegen die achtergrond 31
is het, aldus ook de adviesaanvraag, denkbaar de verzekeraar van het slachtoffer alleen een regresrecht toe te kennen op basis van schuldaansprakelijkheid zoals dit thans het geval is voor de risicoaansprakelijkheden waarvoor de Tijdelijke regeling verhaalsrechten geldt. Een dergelijke keuze heeft echter als nadeel dat er twee systemen van jurisprudentie ontstaan. Een op basis van risicoaansprakelijkheid jegens het slachtoffer en 66n op basis van schuldaansprakelijkheid jegens de regresnemende instantie, terwiji het in beide gevallen om dezelfde situatie gaat. Bij een onbeperkte doorwerking van risicoaansprakelijkheden near regres doet dit probleem zich niet voor. Doorwerking zai voorts de uitoefening van regres door de sociale verzekeraars vergemakkelijken omdat zij dan een gunstiger bewijspositie verkrijgen. In dat verband kan niet worden voorbijgegaan aan de in artikel 31 WVW opgenomen risicoaansprakelijkheid. Dit artikel verplicht de eigenaar of houder van een motorrijtuig tot vergoeding van schade die is toegebracht aan fietsers en voetgangers, tenzij sprake is van overmacht. Onder overmacht wordt tevens begrepen het geval dat het ongeluk is veroorzaakt door iemand voor wie de eigenaar of houder niet aansprakelijk is; dit kan dus ook het slachtoffer zijn. De mogelijkheid van regres in de door artikel 31 WVW bestreken gevallen is nu onlangs door de jurisprudentie beperkt. De Hoge Raad oordeelde dat de billijkheid bij de verdeling van de schade vereist dat de eigenaar van een motorvoertuig, indien hem geen beroep op overmacht toekomt, in elk geval aansprakelijk is voor de helft van de schade weike een voetganger of fietser heeft opgelopen als gevolg van een aanrijding. Dit billijkheidsargument verliest evenwel zijn gewicht - aldus de Hoge Raad - in het geval de schade van het slachtoffer ten laste van een verzekeraar is gekomen, omdat dan het risico van het slachtoffer, zij het tegen premiebetaling, reeds door een verzekering is gespreid 1). De consequentie van deze uitspraak is dat in deze gevallen een regresnemende verzekeraar in een zwaardere bewijspositie komt voor hetzelfde feit als het slachtoffer, althans voor de helft van de schade. Kan in deze gevallen geen schuld van de automobilist worden aangetoond, dan blijven de kosten in principe voor rekening van de sociale of particuliere verzekeringen. Deze beperking van regres strookt met de gedachte die aan de Tijdelijke regeling verhaalsrechten ten grondslag ligt en die erop neerkomt dat een uitbreiding van aansprakelijkheidsgronden met het oog op de belangen van de slachtofifers, niet zonder meer ook voor de regresrechten van hun verzekeraars behoort te gelden. Gelet op deze samenhang zou bij een eventuele afschaffing van de beperking van regres ingevolge de Tijdelijke regeling verhaalsrechten, ook de door de jurisprudentie gecreeerde beperking van regres heroverweging verdienen. Gegevens over te verwachten financiele effecten van doorwerking van de nieuwe risicoaansprakelijkheden naar regres zijn niet beschikbaar. 4.2.6 Verhaal door de werkgever ij HR 28 februari 1992. Rvdw 1992. 72 ' " ^^^ kader van een herziening van het regresrecht in de sociale (izA/vrerink). verzekeringen meent de raad niet voorbij te kunnen gaan aan een 32
hiermee verwant vraagstuk, namelijk dat van verhaal door de werkgever die betalingen doet in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid van een werknemer. Anders dan de overheid als werkgever heeft de particuliere werkgever in die gevallen geen zelfstandig verhaalsrecht. In de praktijk wordt het ontbreken van een zelfstandig verhaalsrecht reeds gedurende langere tijd als een probleem ervaren. Gezien de recente en toekomstige ontwikkelingen in wetgeving gericht op vergroting van de financiele betrokkenheid van de werkgever bij ziekteverzuim (TZ) en arbeidsongeschiktheid (TAV) zai dit probleem nog in betekenis toenemen. Ter bepaling van de gedachten: invoering van de TZ betekent dat 90 procent van de ziektegevallen voor rekening van de werkgever komt, hetgeen grofweg correspondeert met een derde van het totaal uitgekeerde ziekengeld 1). Het heeft overigens aanvankelijk in de bedoeling gelegen een wettelijk verhaalsrecht voor de werkgever op te nemen in Boek 6 van het nieuwe BW. De wetgever achtte het redelijk dat de werkgever loonschade kan verhalen op een derde die voor de arbeidsongeschiktheid aansprakelijk is. Het werken met constructies waarbij het verhaalsrecht van de werknemer wordt overgedragen aan de werkgever werd niet bevredigend geacht omdat deze constructies een juridische vaardigheid vereisen die in de praktijk lang niet altijd aanwezig is. Vooral kleinere werkgevers biijven daardoor met de schade zitten. Het betreffende wetsvoorstel kende daarom aan een werkgever een rechtstreekse vordering toe op de aansprakelijke derde voor het aan de arbeidsongeschikte werknemer betaalde loon. Deze bepaling is echter in 1983 uit het wetsvoorstel geschrapt. Daarbij is erop gewezen dat de beoogde uitbreiding van wettelijk verhaal niet los kan worden gezien van de problematiek van de verhaalsrechten in het algemeen, reden waarom het wenselijk werd geacht deze uitbreiding tezamen met de problematiek van de verhaalsrechten te bezien. De Stichting van de Arbeid heeft vervolgens in 1988 bij de minister van Justitie gepleit voor een zelfstandig verhaalsrecht voor werkgevers voor de door hen betaalde aanvullingen op het ziekengeld in het geval dat de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door 'derden'. De minister achtte het echter ongewenst hierover een besluit te nemen, met name omdat daarmee vooruit zou worden gelopen op de uitkomst van de discussie over de verhaalsrechten. Naar aanleiding van het wetsvoorstel TZ heeft de RCO zich bij brief van 1 december 1992 tot de Tweede Kamer gewend en aangedrongen op een zelfstandig verhaalsrecht voor de werkgever. Dit zou betrekking moeten hebben op de malus ingevolge de AAW, de loondoorbetaling gedurende de eerste ziekteweken en de bovenwettelijke aanvullingen.
J) S£R, Advies ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. poWAaf/enr 91/15, DenHaag 1991. p. 159. In 1991 werd in totaal 11,9 miljard gulden ziekengeld uitgekeerd (bron: Sociale Nota 1993, p. 180).
Bij de behandeling van het wetsvoorstel TZ door de Tweede Kamer is vervolgens eveneens de vraag gesteld naar de wenselijkheid van een zelfstandig verhaalsrecht voor de werkgever indien de ziekte of arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door derden. Dit omdat de financiele gevolgen ten aanzien van loondoorbetaling gedurende de eerste ziekteweken en de malus voor rekening van de werkgever komen. In de memorie van antwoord heeft de toenmalige staatssecretaris van SZW de Tweede Kamer vervolgens laten weten dat zij aanneemt dat dit vraagstuk bij de adviseri ng over de regresrechten 33
in de sociale verzekeringen aan de orde zai komen, ofschoon dit onderwerp in de adviesaanvraag niet expliciet aan de orde is gesteld. Samengevat heeft de verhaalsproblematiek van de werkgever betrekking op de loondoorbetaling bij ziekte gedurende de eerste zes respectievelijk twee weken van het ziekteverzuim, de bovenwettelijke aanvullingen door de werkgever op de ZW- of WAO-uitkerIng, en de malus ingevolge de AAW wanneer een werknemer aangewezen raakt op de WAO dan wel een reeds toegekende WAOuitkering wordt verhoogd in verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid. Een zelfstandig verhaalsrecht voor de werkgever zou ertoe leiden dat voor verhaal van bovenwettelijke aanvullingen niet langer gebruik behoeft te worden gemaakt van ingewikkelde constructies waarbij de werknemer zijn verhaalsrecht cedeert aan de werkgever. Wat de malus betreft is van belang dat verhaal thans niet mogelijk is. De werknemer heeft bij een ongeval geen eigen vordering voor vergoeding van deze schade zodat de cessie-constructie hier niet kan worden toegepast. Wat ten slotte de loondoorbetaling bij ziekte betreft is het de vraag of verhaal via cessie-constructies mogelijk is te achten. Betoogd kan worden dat de wettelijke loondoorbetalingsverplichting ertoe leidt dat de werknemer geen loonschade lijdt (althans voor 70 procent van zijn loon) en derhalve op dat punt geen vordering kan instellen jegens de veroorzaker van de ziekte. Daartegenover kan worden gesteld de opvatting die is te vinden in een uitspraak van de Roermondse rechtbank over de strekking van het huidige artikel 1638c BW 1). Deze gaat ervan uit dat de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte een subsidiair karakter draagt ten opzichte van de schadevergoedingsverplichting van de veroorzaker van de ziekte, reden waarom het instellen van een vordering jegens de veroorzaker mogelijk wordt geacht. Daartoe wordt aangevoerd dat niet valt in te zien waarom de waarborgverplichting van de werkgever ten gunste zou werken van de schuldige die de schade van de werknemer behoort te vergoeden. Invoering van een zelfstandig verhaalsrecht voor de werkgever zou op dat punt duidelijkheid scheppen. In dit verband laat zich tevens de vraag stellen of het niet ook mogelijk zou moeten zijn dat een werkgever de onderhavige verplichtingen verhaalt op een collega-werknemer indien deze de arbeidsongeschiktheid heeft veroorzaakt, zulks al dan niet beperkt tot gevallen van opzet en bewuste roekeloosheid. Een meer consequente toepassing van het principe dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt, zou voor een in beginsel bevestigend antwoord op deze vraag pleiten, maar dient - meer nog dan bij de eerder besproken regresmogelijkheid van de bedrijfsvereniging op de collega-werknemer - te worden afgewogen tegen het risico van verstoorde arbeidsverhoudingen.
1) Uitspraak van 25 juli 1991. NJ 1992, nr. 738.
34
5. Standpunt van de raad
Uitbreiding regres naar de volksverzekeringen In de voorgaande beschouwingen is de raad ingegaan op de diverse argumenten pro en contra uitbreiding van regres naar de volksverzekeringen, waarbij tevens is betrokken de beschikbare informatie over te verwachten gevolgen voor de sociale verzekeringen en de particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen. Een en ander leidt tot de volgende overwegingen. De raad stelt vast dat een herziening van het regresrecht in de sociale verzekeringen in de adviesaanvraag wordt geplaatst in het kader van het kabinetsstreven gericht op sanering van de collectieve sector, waarbij "een sterk accent wordt gelegd op het zo veel als mogelijk toerekenen van baten of kosten aan veroorzaker of genieter". Regres kan met andere woorden in dit verband worden gezien als een effectuering van het beginsel dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt, welk beginsel de raad op zichzelf genomen onderschrijft. Het in de discussie over regres regelmatig terukerende profijtargument - schadeveroorzakers behoeven er niet van te profiteren dat (sociale) verzekeringen een deel van de schade vergoeden - kan overigens als een variant op dit beginsel worden gezien. De mate waarin regres in de sociale verzekeringen kan bijdragen aan toerekening van kosten aan de indivlduele veroorzaker, mag echter ook niet worden overschat. In de meeste gevallen waarin regres kan worden uitgeoefend, zai immers sprake zijn van een aansprakelijkheidsverzekering aan de kant van de veroorzaker. Daardoor wordt het regres niet uitgeoefend op de schadeveroorzakers zelf, maar op hun verzekeraars. Dit neemt niet weg dat schadeveroorzakers op enig moment toch consequenties hiervan zullen ondervinden, met name in de vorm van individuele of algemene premieverhogingen. Ofschoon in het laatste geval de allocerende werking van regres minder gericht is, kan aldus wel worden bereikt dat een bepaalde groep of deelcollectiviteit de kosten draagt die het uitoefenen van bepaalde activiteiten (bijvoorbeeld autorijden) met zich brengt. Het in de discussie over regres regelmatig terugkerende vestzakbroekzak-argument (dat ervan uitgaat dat de groep die van regres in de sociale verzekeringen profiteert via lagere sociale premies grotendeels samenvalt met de groep die de lasten van regres betaalt via hogere premies voor aansprakelijkheidsverzekeringen) behoeft naar het oordeel van de raad enige nuancering. Dat sprake zou zijn van twee grotendeels samenvallende populaties valt in elk geval voor de werknemersverzekeringen niet staande te houden. Voor de volksverzekeringen ligt dit wat minder duidelijk, zij het dat ook daarvoor het uitgangspunt van de samenvallende populaties aan betekenis lijkt te verliezen. In dat verband kan met name worden 35
gewezen op de toegenomen Internationale mobiliteit - onder meer door het wegvallen van de Europese binnengrenzen en het toegenomen toerisme - waardoor de groep ingezetenen en potentiele schadeveroorzakers in toenemende mate uiteenloopt. Tevens maakt dit het meer dan voorheen van belang dat de mogelijkheden voor Nederlandse sociale verzekeraars om over de grens regres te plegen worden versterkt. Bij de waging van het vestzak-broekzak-argument dient verder te worden bedacht dat dit regres uitsluitend op macroniveau beziet. Hierdoor wordt voorbij gegaan aan de allocerende werking van regres, zowel waar het gaat om de toerekening van kosten aan individuen of groepen als om de toerekening van kosten aan de particuliere dan wel de collectieve sector. Tevens impliceert uitbreiding van regres naar de volksverzekeringen dat een groter deel van de kosten van de sociale verzekering niet langer via een overwegend procentuele, inkomensgerelateerde premie wordt gefinancierd, maar via verhaal op nominale basis op individuele burgers, te weten de veroorzakers van die kosten.
1) Aldus werd van de zijde van het kabinet betoogd bij de parlementaire behandeling van de fnvoeringswet Boeken 3, 5 en 6 Nieuw BW ter weerlegging van het argument dat regres kostbaar zou zijn ^ o t a naar aanleiding van het eindverslaa TweedeKamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 541, nr 11). Zie verder: Notitie Verkeersaansprakelijkheid,pp. Hen 15. 2) Notitie Verkeersaansprakelijl
Gevreesd moet echter ook worden dat de verplaatsing van lasten die door regres wordt gerealiseerd, kosten met zich brengt. Daarbij gaat het met name om kosten verbonden aan het uitvoeringsapparaat van de verzekeraars, proceskosten en kosten van het rechterlijk apparaat. De vraag die vervolgens rijst, is of dergelijke aan regres verbonden kosten zodanig hoog zijn dat regres alleen a! om die reden zou moeten worden afgewezen. Uit de Notitie Verkeersaansprakelijkheid komt naar voren dat de huidige regrespraktijk op zichzelf genomen geen aanleiding geeft voor een dergelijke veronderstelling. Zo blijkt men in Nederland in tegensteliing tot landen als de Verenigde Staten toch eerder geneigd met de verzekeraar tot overeenstemming te komen zonder tussenkomst van de rechter 1). Daarnaast blijken sociale verzekeraars in de praktijk alleen tot regres over te gaan indien de baten de kosten duidelijk overtreffen. Ook particuliere verzekeraars hebben erop gewezen dat ervan uit moet worden gegaan dat het nemen van regres de moeite loont. Nauwkeurige cijfers over de metde uitoefening van het regres gemoeide kosten ontbreken. Wel is door sociale verzekeraars in het kader van de eerdergenoemde Notitie Verkeersaansprakelijkheid aangevoerd dat de kosten van regres door hen globaal bekeken kunnen worden geraamd op 5 procent van de bedragen die via het regres naar de bedrijfsverenigingen terugvloeien 2). Een en ander betekent echter niet zonder meer dat dit zo blijft bij uitbreiding van de regresmogelijkheden voor sociale verzekeraars. Niet ondenkbaar is bijvoorbeeld dat het toegenomen belang van regres tot een verharding van verhoudingen en onderhandelingen leidt en mitsdien tot meer en langduriger gerechtelijke procedures respectievelijk tot meer proces- en uitvoeringskosten. Verder stelt de raad vast dat de berekeningen van de sociale verzekeraars en de particuliere verzekeraars betreffende de financiele gevolgen met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moeten worden. Zoals in hoofdstuk 4 nader uiteen is gezet gaat het namelijk in beide gevallen om schattingen, weike vanwege onder meer verschillen in vooronderstellingen en berekeningsmethodieken, ook niet zonder meer vergelijkbaar zijn. Uitgaande van de beschikbare gegevens meent de raad niettemin de voorlopige conclusie te kunnen trekken dat uitbreiding van regres naar de volksverzekeringen AAW, 36
AWW en AWBZ tussen de 200 en 400 miljoen gulden aan regresopbrengsten zaI opieveren. Gerelateerd aan de totale lasten voor de betrokken volksverzekeringen zaI sprake zijn van een fractionele lastenvermindering ter grootte van tussen de 0,57 procent en 1,14 procent van de huidige uitgaven. Gelijktijdig met de stijging van de regresopbrengsten bij de sociale verzekeringen zaI zich echter een daarmee corresponderende stijging van de schadelast voor de particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen voordoen. Ook deze zaI zijn vertaling vinden in de premie waarbij relatief gezien sprake zaI zijn van een substantiele stijging. Indien wordt uitgegaan van een algemene premieverhoging, dient grofweg rekening te worden gehouden met een stijging tussen de 9 procent en 17 procent. Vorenstaande overwegingen leiden de raad tot de conclusie dat naar huidige inzichten geen doorslaggevende argumenten meer zijn aan te voeren tegen een uitbreiding van regres naar de daarvoor in aanmerking komende volksverzekeringen. Voor de raad is daarbij het beginsel dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt van doorslaggevende betekenis: een kostenconfrontatie kan ook hier leiden tot een scherpere verantwoordelijkheidsbeleving en tot maatschappelijk gezien meer doelmatige allocatiebeslissingen. Dit heeft tot gevolg dat de functie van de volksverzekeringen als aansprakelijkheidsverzekering voor het geval schade aan derden wordt toegebracht komt te vervallen. Ten aanzien van de AWBZ heeft de raad nog wel overwogen dat het invoeren van regres niet voor de hand ligt indien gekeken wordt naar de oorspronkelijke doelstelling van deze wet, namelijk het bieden van collectieve dekking tegen bijzondere, met name zware en mitsdien individueel moeilijk verzekerbare ziektekostenrisico's. Zoals eerder is aangegeven kan regres in de AWBZ in sommige gevallen ertoe leiden dat de aan dergelijke risico's verbonden kosten niettemin voor rekening komen van een individuele burger c.q. zijn WA.-verzekeraar. Vooralsnog meent de raad deze mogelijke consequentie te moeten aanvaarden, nu hij nadrukkelijk de huidige AWBZ als uitgangspunt voor zijn beschouwingen heeft genomen, in weike wet naast de oorspronkelijke, zware risico's in de loop der tijd ook minder zware risico's zijn opgenomen, en de raad het ook niet wenselijk acht om binnen ^^n wet onderscheid te maken naar uitgaven die wel en die niet voor regres in aanmerking komen. Daarnaast is van betekenis dat doorgaans het regres de dader niet rechtstreeks zaI treffen, maar via zijn W.A.-verzekering. De mogelijk substantiele premiestijging in de W.A.-sector als gevolg van regres in de volksverzekeringen alsook de hieruit voortvloeiende kostenstijging voor sommige delen van het bedrijfsleven (transportsector) aanvaardt de raad vooralsnog eveneens als onvermijdelijke consequentie hiervan, ervan uitgaande dat een dergelijke premiestijging niet tot een betekenisvolle aantasting van de concurrentiepositie van in Nederland gevestigde transportbedrijven en W.A.verzekeraars leidt. Met het oog hierop acht de raad het wel wenselijk dat na verloop van tijd de gevolgen van het uitgebreide regres in beeld worden gebracht en beoordeeld op hun consequenties voor de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Daarbij dient tevens te worden bezien in hoeverre het toegenomen regres vanuit met name de AWBZ de W.A.-verzekeraars aanleiding geeft tot specifieke beperkingen van de verzekeringsdekking.
37
Ten aanzien van de AWW wil de raad er ten slotte nog op wijzen dat invoering van regres ertoe leidt dat het uitvoeringsorgaan, evenals dit thans reeds voor de overheid respectievelijk het ABP het geval is, in voorkomende gevallen de kosten van de nabestaandenuitkering kan verhalen, dear waar dit voor de pensioenverzekeraar of het pensioenfonds ter zake van de bovenwettelijke nabestaandenuitkering niet het geval is. De raad acht deze ongelijkheid tussen het wettelijke en het bovenwettelijke nabestaandenpensioen op zichzelf genomen een onwenselijke uitkomst, maar meent meer gewicht te moeten toekennen aan het streven regres in eike daarvoor in aanmerking komende sociale verzekering op te nemen, en wel op een zo uniform mogelijke wijze. Beperking regres op werkgever en collega-werknemer Staande voor de vraag of bij een uitbreiding van regres naar de volksverzekeringen ook de in de werknemersverzekeringen opgenomen beperking van regres jegens de werkgever en de collegawerknemer tot gevallen van opzet of bewuste roekeloosheid dient te gelden, heeft de raad zich allereerst afgevraagd of deze beperking in de werknemersverzekeringen nog bestaansrecht heeft. Hij is tot de conclusie gekomen dat ofschoon regres plaatsvindt onafhankelijk van de wens van het slachtoffer, dit niet verhindert dat regres kan leiden tot een verstoring van de arbeidsverhoudingen. Om die reden acht de raad het wenselijk dat regres op de werkgever en collegawerknemer beperkt blijft tot gevallen waarin sprake is van opzet en bewuste roekeloosheid; vanzelfsprekend dient daarbij direct causaal verband te bestaan met de schade. Om dezelfde redenen en met het oog op een uniforme regeling zou de beperking van regres op de werkgever en collega-werknemer tot gevallen van opzet en bewuste roekeloosheid ook moeten worden doorgetrokken naar de volksverzekeringen. Verbeterde feitelijke toepassing regresrecht De raad staat in beginsel positief tegenover het voorstel tot intensivering van regres, waar dit niet dient te worden gezien als een dwingende verplichting om in elk geval dat zich voordoet het regresrecht uit te oefenen, maar vooral als een aansporing om waar mogelijk consequenter en systematischer regres te nemen. Deze aansporing houdt niet in dat de eerder ontwikkelde gedragslijn wordt verlaten. Integendeel, voorop moet blijven staan dat regres alleen plaatsvindt wanneer de baten de kosten duidelijk overtreffen. Wat de positie van de dader betreft is de raad daarbij van oordeel dat intensivering van regres in de praktijk niet mag betekenen dat de dader zwaarder wordt getroffen dan tot nu toe doorgaans het geval is. Intensivering van regres moet in de ogen van de raad er vooral toe leiden dat in meer gevallen regres plaatsvindt en niet zozeer dat per geval een groter bedrag wordt verhaald. Ten aanzien van de positie van het slachtoffer in geval van samenloop van zijn vordering met die van sociale verzekeraars acht de raad meer duidelijkheid gewenst. Intensivering van regres mag er in elk geval niet toe leiden dat de mogelijkheden van het slachtoffer om zijn schade vergoed te krijgen verslechteren, met name waar het gaat om immateriele schade. Naar het oordeel van de raad verdient het aanbeveling op dit punt aan te sluiten bij de regeling voor samenloop van vorderingen van de verzekerde en de particuliere verzekeraar zoals voorzien in het ontwerp van Boek 7 BW. Deze voorziet in een voorrangspositie van de verzekerde.
38
De raad is zich ervan bewust dat een en ander met name voor ziekenfondsen praktische gevolgen zou kunnen hebben, aangezien zij tot nu toe niet in alle gevallen voorrang blijken te verlenen aan de vorderingen van het slachtoffer. De raad staat voorts positief tegenover onderzoek naar collectivering van regres in de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen als middel om de kosten zo laag mogelijkte houden. Bedacht moet wel worden dat collectivering leidt tot een minder verfijnde toepassing van het beginsel dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt. Het onderzoek zou dan ook gericht moeten zijn op mogelijkheden van collectivering waarbij tevens recht wordt gedaan aan dit leidende beginsel. In dat verband zou bijvoorbeeld de mogelijkheid onderzocht kunnen worden om voor aanzienlijke schadebedragen op individuele basis regres te blijven nemen. Noodzakelijke voorwaarde voor collectivering is wel dat eerst de bruto-netto-problematiek wordt opgelost. De raad pleit voor een voortvarende aanpak van deze problematiek, waarbij met name ook de fiscus wordt betrokken gezien het feit dat de kern van de problematiek is gelegen in de verschillende fiscale waardering van de sociale-verzekeringsuitkering enerzijds en de particuliere verzekeringsuitkering anderzijds. De raad wijst erop dat het onderzoek naar mogelijkheden van collectivering en het vervolgens maken van afspraken daarover door partijen de nodige tijd kan blijken te vergen, en acht het daarom raadzaam hiermee rekening te houden bij de bepaling van de datum van invoering van regres in de volksverzekeringen. De raad denkt danaani januari 1996, de datum ookwaaropdeambtenarenonder de werknemersverzekeringen zullen worden gebracht. Doorwerking risicoaansprakelijkheden naar regres De vraag van het kabinet naar een mogelijke doorwerking van de nieuwe risicoaansprakelijkheden van Boek 6 BW naar regres, meent de raad ontkennend te moeten beantwoorden. Niet alleen omdat hiermee sinds de invoering van deze aansprakelijkheden per 1 januari 1992 nog weinig ervaring is opgedaan en evenmin inzicht bestaat in de mogelijke financiele effecten, maar vooral gelet op het feit dat slachtofferbescherming het belangrijkste motief voor deze nieuwe aansprakelijkheden vormt. Daarnaast meent de raad dat regres op basis van schuldaansprakelijkheid een zuiverder kostentoerekening mogelijk maakt dan het verdergaande regres op basis van risicoaansprakelijkheid. Verhaal door de werkgever Tegen de achtergrond van het beginsel dat de kosten daar gelegd moeten worden waar deze zijn gemaakt, vraagt de raad tot slot aandacht voor de positie van de werkgever die betalingen doet in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid van een werknemer voor het veroorzaken waarvan een derde aansprakelijk is. Anders dan de overheid als werkgever heeft de particuliere werkgever in die gevallen geen zelfstandig verhaalsrecht. Het ontbreken hiervan klemt te meer gezien de recente en toekomstige ontwikkelingen in wetgeving gericht op uitbreiding van de werkgeversrisico's. De raad dringt erop aan nu spoedig een eigen verhaalsrecht voor de werkgever te creeren ter zake van de verplichte loondoorbetallng in de eerste ziekteweken, de bovenwettelijke aanvullingen door de werkgever op de ZW- en WAO-uitkering, alsook ter zake van de 39
malus ingevolge de AAW. Dit verhaalsrecht zou in elk geval dienen te gelden jegens aansprakelijke derden, niet zijnde de werknemers van betrokken werkgever. De raad is voorts van oordeel dat verhaal in beginsel ook mogelijk most zijn op de collega-werknemer indien de arbeidsongeschiktheid rechtstreeks is te wijten aan diens opzet of bewuste roekeloosheid. In dat opzicht dient de werkgever niet in een ongunstiger positie te verkeren dan sociale verzekeraars. Aldus kan worden voorkomen dat de schade die de werkgever buiten eigen toedoen lijdt en die hij bovendien - anders dan de sociale verzekeraar - niet zonder meer via verzekering gespreid ziet, in alle gevallen eenzijdig voor zijn rekening blijft. Den Haag, 17 September 1993.
Th. Quen6, voorzitter.
R. Gerritse, algemeen secretaris.
40
MliMsltita van Social* Zakan Ml Warkgal*ganh«
De Soclale Economlsche Raad Bezuidenhoutseweg 60 s-CRAVENHAGE
Bijiage 1
Poatfau* 90601 2S09 LV '»<Sravanhag* Anna van Hannovaralraat 4 Tele
Uw Brief
On* kenmerk SZ/SV/A/93/0193a
Ooorkleinummer 070-3335848
Onderwerp Regresrecht
Datum
Contactpe rtoon D. Beekman Beekmj
2
I
J A N IQQQ "• I J 3 J
Mede namens de Minister van JustlUe en de Staatssecretarls vein Welzljn, Volksgezondheld en Cultuur vraag Ik hlerblj uw aandacht voor de regresrechten in de soclale verzekerlngen. Inleldlng Ingevolge het burgerlijk recht Is de pleger van een onrechtmatlge daad verpllcht de schade die een ander dlentengevolge Ujdt te vergoeden (art 162. eerste lid, Boek 6, NBW). Indlen een persoon als slachtoffer van een onrechtmatlge deiad gezondsheidsschade leldt. ontvangt hlj doorgaans in eerste instantle een vergoedlng uit "elgen bron"; dat wll zeggen dat de herstelkosten (dokters-. zlekenhuis- en revalldatiekosten) worden vergoed op grond van de Zlekenfondswet, de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). of een partlcuUere zlektekostenverzekerlng. Voor Inkomensdervtng ontvangt het slachtoffer een ultkerlng krachtens de Zlektewet, de Wet op de arbeldsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Algemene Arbeldsongeschlktheldswet (AAW), een ambtelijke arbeldsongeschlktheldsregellng of krachtens een partlcuUere rlekte-. ongevallen- of arbeidsongeschiktheidsverzekering. De verzekeraar die de schade heefl vergoed kan verhaal nemen op de aansprakelljke persoon. dan wel dlens verzekeraar. De partlcuUere verzekeraar wordt krachtens artlkel 284 Wetboek van Koophandel (WvK) gesubrogeerd In de rechten van zljn verzekerde tegen dlens aansprsikelljke wederpartlj: hlJ heeft regres (art. 284). Ook een aantcU soclale verzekerlngen kennen het regresrecht. Dlt is nlet gebaseerd op de algemene regel van het Wetboek van Koophandel. maaa: op speclale bepallngen In de werknemersverzekeringswetten. De overheid heeft krachtens artlkel 2 van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren fVOA) een regresrecht voor hetgeen zij heeft uitgekeerd aan of ten behoeve van een ambtenaar terzake van een aan hem overkomen ongeval op de veroorzaker van dat ongeval. Bovendlen bepaalt de Algemene Burgerlljke Pensloenwet dat voor zover verhaal krachtens de ABP-wet toegekende pensioenen niet rechtstreeks op basis van de VOA kan plaats vlnden de VOA op die pensioenen van overeenkomstige toepassing is.
41
Het regres in de soclale verzekerlngen betreft alle vormen van onrechUnatlge daad. maar de qua omvang grootste kostenpost voor de soclale verzekerlngen Is die van de verkeersongevallen (90%). De AAW. de Algemene Weduwen-en Wezenwet (AWW) en de AWBZ kennen geen regresrecht De gedachte hlerachter was dat. weiar ledere Ingezetene verzekerd Is, nlet alleen de slachtoffers maar ook de veroorzakers tot de Nederlandse gemeenschap behoren en premies hebben betaald. Hlermee dekt de veroorzaker dan tevens het rlslco dat hlj schade veroorzaakt die tot een AAWultkerlng aanleidlng geeft fTK 1974-75. 13 231, nr 1-4 p. 95-96). Ten tljde van de invocring van de AWBZ werd opgemerkt dat het resultaat van een verhaalsrecht zou zljn dat bepaalde coUecUviteiten premies opbrengen en vervolgens regres nemen. Het zou dan gaan om een vestzakbroekzak-operatic (Bloembergen. SMA. 1966. p. 329). Naar aanleidlng van dlt betoog Is toengeen regresrecht opgenomen in de AWBZ (TK 1965-1966. 8457. nr. 6. p. 16). De consequentle van het ontbreken van een regresrecht in de volksverzekerlngen Is dat met name bfj ultkerlngen door de bedrljrsverenlglng blj arbeldsongeschlktheld de omvang van het verhaal beperkt Is. Omdat de AAW oorspronkelijk de bodemvoorzlenlng blJ arbeldsongeschlktheld was en de WAO een loongerelateerde aanvulllng daarop, bestond alleen voor het bovenmlnlmale deel regres. Toen by de Stelselherzlenlng (Stb. 1986. 639) werknemers ultslultend aanspraak kregen op de WAO is om de status quo op dlt gebied te handhaven bepaald dat het regres nlet kan worden ultgeoefend voor het benedenmlnlmale gedeelte (TK 1986-1987, 19 735, nr. 5 p. 4). Voorgeschledenlg TIJdens de parlementalre behandellng van Boek 6 van het Nleuw Burgerlljk Wetboek (NBW) Is de kwestle vam de regresrechten diverse malen ter sprake gekomen (Pari. Gesch. Inv. Boek 6 p. 1404). BlJ de £iansprakelljkheden van titel 6.3 heefl de wens voorop gestaan de slachtolTers van ongevallen te beschermen. BlJ de voorbereidlng van afdeling 6.3.2. zoals deze blj de VaststelUngswet (Stb. 1980, 432 ) Is tot stand gekomen. is uitgangspunt geweest dat de daarin opgenomen rlslcoaansprakelijkheden zich nlet laten verenlgen met een onbeperkte doorwerking daarvan In de regresrechten, doch dat integendeel op zljn mlnst een substantieie beperking daarvan of een vervanglng door een eenvoudlger stelsel overweglng verdlent (Pari. Gesch. Inv. Boek 6 p. 1412). Onbeperkte doorwerking In de regresrechten zou betekenen, dat het premlenlveau voor de aansprakelijkheldsverzekerlngen nlet onaanzlenlljk zou stijgen. De NBW-wetgever achtte het nlet verantwoord een dergelijke kostenstijglng aan particulleren en bedrljfsleven op te leggen. Daainaast werd gevreesd dat een dergelijke stijging van de premies tot gevolg zou kunnen hebben, dat men nalaat zich te verzekeren tegen aansprakelijkheid. De controle ter handhavlng van de verzekeringsplicht -aeui de orde in het kader Vcm de Wet aansprakelijkheid motorrljtulgen (WAM)zou voor Justitle problemen en aanzlenlljke kosten met zlch.brengen. Soortgelljke gedachten van de NBW-wetgever zljn ook naar voren gekomen blj de later ingevoegde regellng van de produktaansprakelljkheid en blj wetsvoorstel 21 202 betreffende de risicoaansprakelljkheden voor gevaarlljke stoffen en milleuverontrelnlglng.
42
Voorts hebben de regresrechten In het verleden een rol gespeeld in het kader van een onderzoek om tot een regellng te komen betrefTende de verkeersaansprakelljkheid. De Studlegroep Verkeersaansprakelijkheld heeft In 1978 In Deel I van haar rapport, vergoeding van schade door dood en letsel, een voorstel gedeian tot algehele afschafllng van de regresrechten. Naar aanlelding hlervan Is door de Staatssecretarls van Soclale Zaken advles gevraagd aan de Sociale Verzekerlngsraad. In het advies. dat in 1981 ts ultgebracht, kwam de raad tot de conclusie dat vooralsnog met met het voorstel van de studlegroep kon worden ingestemd en dat het gewenst Is de gehele kwesUe nog eens aan een nader onderzoek te onderwerpen In het kader van het Nleuw Burgerlijk Wetboek (NfBW). De SVr stelde In zljn advles voor om de gevreesde stijglng van de te verhalen bedragen te beperken door het regresrecht slechts tn stand te laten voor de gevallen. waartn dlt ook v66r de invoerlng vsin het NEW bestond. hetgeen betekende dat tegenover de uitvoenngsorgancn geen rlslcoaansprakelljkhetd zou gelden. maar schuldaansprakelljkheld zou blljven bestasm. Ultelndelljk hebben deze discussles geleid tot het op 1 Januarl 1992 In werklng getreden artlkel 197 van Boek 6 BW (de tljdelijke regellng verhaalsrechten). waarln de status quo ward gehandhaafd. In dlt kader ts er op gewezen dat een deflnltieve besltsslng over de relkwijdte van het regres pas kan worden genomen zodra voldoende tnztcht ts verkregen in een reeks van Tactoren die pas na tnwerkingtredlng van Boek 6 aan de orde kiinnen komen omdat het goeddeels gaat om de vraag hoe de soclale zekerheld en Boek 6 op elkaar zuUen Inwerken en welke d£in de verhoudlng zal zljn tussen de ristco-dragers uit hoofde van soclale verzekertng. de particullere verzekeraars zowel v£in bijv. zlektekosten als vjm siansprakeUjkhetd- en de overhetd. daaronder begrepen ABP, tn verband met verhaal. Wei Is gevolg gegeven aan het verzoek van de Tweede Kamer een notitie op te stellen dte tnztcht geeft op basts van de rapportage van de Studlegroep verkeersaanspreikeltjkheld In de wljze waarop ter beschermlng van verkeersslachtofTers een stelsel kan worden verkregen dat een zo volledig mogelljke vergoeding btedt en in verband daarmee hoe het regres btj de Invoerlng van Boek 6 kan worden geregeld (Notltle Verkeersaansprakelljkheid TK 1989-1990, 21 528, nre 1-4). Actuele protolemen \A\ de ultoefenlng van het regresrecht Om een aantal redenen ts het thans nIet Ictnger mogeltjk de ontwlkkelingen terzake af te wachten. Het kablnet Is van mening dat Juridlsche, flnanct£le en economlsche argumenten er voor pleiten om nIet langer te wachten met het innemen van een standpunt over de ultoefenlng van het regresrecht. Allocatlebesllsslngen binnen de collectleve sector kunnen doelmatlger worden genomen wanneer er adequate Informatte bestaat over kosten en opbrengsten van bepaalde actlvltetten. BIJ de tnspanntngen stnds dejaren tachtig om de collectleve sector te saneren wordt een sterk accent gelegd op het zo veel als mogeltjk toerekenen van baten of kosten aan veroorzaker of genteter.
43
Blnnen dlt beleld past ook het consequent tocpeissen van het regresrecht In de sociale zekerheld. In dlt opzlcht betreft het hler een Inspannlng om de kosten tengevotge vsin onrechtmatlge daden door derden zo veel mogelijk In rekening te brengen bIJ de veroorzaker van de schade. Hlerdoor zal een julstere prijs tot stand komen voor economlsche actlvltetten die tot genoemde schade kunnen lelden. Langs deze weg zullen allocatlebeslissingen ook tot een grotere meiatschappeli|ke doelmatlgheid lelden. De noodzaak tot een standpuntbepaJing terzake van het regresrecht klemt des te meer omdat er de laatste jaren In de praktijk een sttuatle ontsLaan Is, weiarblj de toepasslng van de bestaande regresrechten de ultvoeringsorganen van de sociale verzekeringen en de zlektekostenverzekerlngen voor steeds meer problemen stelt De Federatle van Bedrijfsverenlglngen heeft op 10 septemt)er 1991 ter gelegenheld van de Invoerlng van het hfBW In een brier aan de betrokken bcwlndslleden en aan de leden van de Vaste Commlssle van Sociale Zaken en Werkgelegenheld en Justltle van de Tweede Kamer haar bezorgdheld geult over een aantaJ ontwlkkellngen, die het verhaalsrecht In de Zlektewet en de WAO aantasten, en daarmee de kosten van de sociale verzekeringen doen toenemen. Door de wljzlgingen die In de loop der jaren door wetgcvlng en Jurlsprudentle In het wettelljk stelsel zijn aangebracht. is deze materle volgens de Federatle dusdanlg complex geworden dat de ultvoerlng op voortdurende problemen stult. 2to kon In verband met problemen rond het netto/brutoverhaal de kapltalisatle-overeenkomst met het verzekerlngsbedrljf, die het mogelijk macikte het regres terzake van personen die blljvend Invallde raakten efncienter te regelen, niet worden verlengd. Voorts achtte de Federatle het onjulst. dat door de "AAW-component" In de WAO per verhaalsgeval met een Indeling In de hoogste Invalldlteitsklasse Jaarlljks een bedrag van / 19 000 4 / 2 0 000 onverhaalbaar blljft. De Federatle verzocht het kablnet dan ook koppellng van het regresrecht aein het gehele ultkerlngsnlveau (dus ook de AAW-component) opnleuw In beschouwlng te nemen. Ook vanult het parlement zljn stemmen opgegaan die plelten voor herzlentng van het regresrecht. TIjdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Terugdrlnglng Arbeldsongeschiktheidsvolume (TAV) Stb. 1992. 82 (TK 1991-1992, 22 228. nr.5 p.51. nr. 6 p.57, nr 7 p.34 en nr.9 p.39) merkten de leden van de PvdA-fractle op dat de veroorzakers van arbeidsongeschiktheld In meer gevcdlen dan tot nu toe daadwerkelljk aansprakelijk gesteld zouden moeten worden voor de kosten van de ultkerlng. Hoewel deze leden hechten aan een handhavlng van een breed "risque social" In de sociale verzekeringen (een verzekerlng tegen loondervlng wegens arbeldsongeschiktheid dient los te staan van de oorzaak van de arbeidsongeschiktheld). laat dlt onverlet dat de financiering van deze ultkering wel degelljk verbjmd kan hebben met de oorzaak. Waarom, zo vroeg men, dienen deze kosten in alle gevallen gedragen te worden door een collectlef, terwtjl soms duldelijk een persoon of organisatie aanspreikelijk is voor het veroorzaken van de arbeidsongeschiktheid? Uitdrukkelijk werd deze problematiek niet beperkt tot de gevolgen van verkeersongevallen, maar meer in algemene zin. Bij die gelegenheld heb Ik mlj bereld verklaard om meer uitgebreid in te gaan op de materie van (een eventuele herzlentng van) het regresrecht in de arbeidsongeschiktheidsregelingen.
44
Met dezc advlesaanvraag wordt deze toezegglng gestand gedaan. Voorts Is van belang dat eils gevolg van de stelselwljzlglng zlektekostenverzekerlngen steeds meer ziekenfondsverstrekklngen worden tocgevoegd aan het zorgpakket van de AWBZ. Aangezlen ook de AWBZ geen regresrecht kcnt, zuUen de opbrengsten van verhaal blj de zlekenfondsen en de partteullere zlektekostenverzekeraars afnemen. In dlt verband moct onder de aandacht worden gebracht een brief van 19 maart 1992 van het Kontaktorgaan LandeUjke Organlsatle Zlektekostenverzekeraars (KLOZ) aan de Staatssecretarls van WVC naar aanleldtng vem de verschulvingen als gevolg van de stelselwljzlglng zlektekostenverzekerlngen. Nu steeds meer voorzlenlngen worden verstrekt op basis van de AWBZ neemt de opbrengst van het verhaal ook blJ pSLTtlcullere zlektekostenverzekeraars sterk af. Dlt probleem wordt des te klemmender nu door de invoerlng van de budgettertng de ultvoerlngsorganen van de zlektekostenverzekerlngen rlslcodragend zljn geworden. Het KLOZ plelt dan ook voor opnemlng van een regresrecht In de AWBZ. Ook de Verenlglng van Nederlandse Zorgverzekeraars heeft zlch op 21 december 1992 In een brief aan de Staatssecretarls van WVC in deze zln ultgelaten. Tegenover de leden van het parlement en de diverse Instantles. die plelten voor versterking van het regresrecht, staat In de rechtspraeikjulst een tendens de mogelljkheld van regres terug te drlngen. Geen regres Is bljvoorbeeld mogelljk indlen veroorzaker en slachtoffer in gezlnsverband samenleven (HR 11 aprll 1975, NJ 373 en HR 25 Januail 1991. RvdW 40). Ingevolge de hlervoor reeds genoemde tljdelljk regellng verhaalsrechten lelden de nleuwe rlslcoaansprakelljkheden (voor personen met een gebrek, onrechtmatlge daden gepleegd In groepsverband, door mlndeijarlge klnderen. door nlet-ondeigeschlkten, voor gebrekklge zeiken, voor opstallen en de produktaansprakelljkheld) nlet tot regres voor de socUile verzekeraar. In het kader veui verkeersaansprakelljkheid Is hlerblj met name van belang het arrest van 28 februarl 1992, RvdW 1992, 72 (IZA/Vrerlnk) waarln de Hoge Raad oordeelde dat de bllUjkheld blJ de verdeling van de schade verelst dat de elgenaar van een motorvoertulg. Indlen hem geen beroep op overmacht toekomt. In elk geval aansprcikelljk Is voor de helfl van de schade welke een voetganger of fletser heeft opgelopen als gevolg van een aanrljding. Dlt billljkheldsargument verllest volgens de HR evenwel zljn gewlcht In geval de schade van het slachtoffer ten laste van een verzekeraar gekomen Is, omdat het rlslco aan de zljde van het slachtoffer. zlj het tegen betalen van premie, reeds door een verzekerlng was gespreld. De consequentle van deze ultspraak Is dat In deze gevedlen de procedure voor de vorderlngen van slachtoffer en dlens verzekeraar nlet meer gelljk oplopen. E^n regres nemende verzekerazir komt In een zwaaxdere bewijsposltle voor hetzelfde felt dan het slachtoffer, tenmlnste voor de helfl van de schade. De HR heeft ultdrukkelljk het (nletverzekerde) slachtoffer wlllen beschermen. nlet dlens verzekeraar. Waar in de praktljk de vraag wie ultelndelijk de schade wegens eirbeldsongeschlktheld moet dragen vrljwel altljd zal gasm tussen twee verzekeraars. leldt dlt er toe dat blj de hier aan de orde zljnde verkeersongevallen de kosten van de arbeldsongeschlktheld, Indlen geen schuld van de automoblllst kan worden aangetoond. In princlpe voor rekenlng van de soclale verzekerlngen komen en nlet voor die van de aansprakelljkheidsverzekeringen.
45
Concluslea Ult het voorgacUide mogc blljken dat de actuele situatle met betrekWng tot het regresrecht onoverzlchtelljk Is. Zowel vanwege de daammee gemoelde flnanclSle belangen, als ook bezlen vanutt een oogpunt van rechtszekerheld, meent het kabinet dat er nlet langer mee volstaan kan worden de ontvrtkkellngen op dlt gebted verder af te wachten. Er bestaat behoefle aan een eenduldlge en goed ultvoerbare regellng voor het regresrecht. Zoals hiervoor reeds werd beargumenteerd past het (volledig) ultslulten vcui regres In de volksverzekertngen nlet langer In de huldlge opvattlngen over de posltie die de soclale verzekerlngen In het maatschappelljk leven moeten Innemen. In het verleden werden bepaalde problemen soms te gemakkelijk afgewenteld op de collectieve sector. Dlt heeft nlet alleen geleld tot een aanzienlljke lastensOJglng. maar heeft ook met zlch gebracht dat de negatieve gevolgen van bepaalde maatschappelljke activiteiten verborgen konden bltjven in het totaal van de collectieve ultgaven. hetgeen belemmerend heeft gewerkt op het treffen van tegenmaatregelen. Bezlen tegen het llcht van deze ontwlkkellngen kan er twijfel bestaan aan het argument dat het blj regres In de volksverzekertngen zou geian om een vestzak-broekzak operatic. De schadelljke neveneffecten van bepaEiIde maatschappelljke en economlsche activiteiten moeten in de opUek van het kabinet worden gelegd waar zlj warden veroorzaakL Het kabinet overweegt derhalve om ook voor de volksverzekertngen een regresrecht In te voeren. Voorts verdlent ook de feltelljke toepcLssing van het regresrecht de aandacht. Het kabinet Is van menlng dat -meer dan thans- het regresrecht op een consequente en systematlsche wljze moct worden uitgeoefend. Blj het verstrekken van uitkerlngen of voorzieningcn cpgrond van de soclale verzekeringswetten dlent steeds te worden nagegaan of die ultkering of voorzlenlng noodzakelijk Is geworden tengevolge van een onrechtmatige daad van derden. In de optiek van het kabinet dienen de ultvoerlngsorganen van de soclale verzekeringen In prlncIpe In alle gevallen van de mogelijkheld van regres gebruik te maken. In verband met een efnciCnte uitoefening van het regres dlent daamaast ook de mogelijkheid van collecttverlng van het regres te worden onderzocht. Tljdens de parlementalre behandeling van de tijdelljke regellng (Pari. Gesch. Inv. Bock 6 p. 1413-1414) Is gesteld dat collectiverlng mogelljk en aantrekkelljk is. maar moeilijk te realiseren, omdat het aan de ene kant om een ulteenlopende groep van rislcodragers op het terreln van de soclale verzekeringen en van de overheld gaat en aan de andere kant om een heterogene groep van particuliere verzekeraeu-s ten dele van aansprakelijkheid en ten dele van zlektekosten en andere schaden, soms in wisselende combinatles blj een maatschapplj. Thans moeten daarover Jaarlijks afspraken worden gemaakt. Ultbreldlng van het regresrecht van de ultvoeringsorganen van de soclale verzekeringen naar de volksverzekerlngen kan hierop een posltleve invloed hebben. Op grond van tentatieve berekenlngen wordt de opbrengst van ultbreldlng van het regresrecht en een verbeterde feitelljkc toepasslng geschat op enkele honderden mlljoenen guldens.
46
Tot slot wil het kablnet aandacht vragen voor de vraag of, en In hoeverre, doorwerklng van de nieuwe rlslcoaansprakelljkheden van Boek 6 In de regresrechten gewenst Is. Thans Is het regres beperkt tot die gevallen waarin de persoon die schade heeft veroorzaakt daaraan ook schuld heefl. In het kader vcin het nleuw BW is -ter beschermlng van het slachtoffer- besloten tot een regellng die In veel meer geveUlen dan onder het oude recht de aansprakelljkheld op bepasilde personen legt. ook als er geen sprake is van schuld blJ deze personen. Die lljn Is door getrokken in wetsvoorstel 21 202 betreffende de aansprakelljkheld voor gevaatflljke stoffen en mllleuveronLrelnlging. DaarbiJ speelt wel een rol dat de beschermlng van het slachtoffer door ultbreldlng vjin rlslcoaansprakelljkheden minder voor de hand bgt. wanneer het slachtoffer verzekerd is. en daarmee het rlsico aan de zljde van het slachtoffer, zlj het tegen betallng van premie Is gespreid. Zoals hlervoor reeds werd opgemcrkt. Is er een aeintal bezwaren aan te voeren tegen een onbeperkte doorwerklng van de nieuwe rIslco-aansprEikelljkheden.Tegen deze achtergrond Is het denkbaar de verzekeraar vein het slachtoffer alleen een regresrecht toe te kennen op basis van schuldaansprakelljkheld, zoals dit thems het geval Is voor de In a r t 6:197 BW genoemde gevallen. Anderzljds Is het ook nlet zonder meer vanzelfsprekend dat de verzekerlng van het slachtoffer het rlslco van een gevaarlljke acUvltelt van de dader zou moeten dragen. Zonder dat het kablnet hlerover reeds tot een deflnltleve standpuntbepallng Is gekomen. Is het van menlng dat een goede ultvoerlng van het regresrecht het wenselijk maakt dat In een eventuele regellng terzake ook wordt aangegeven hoever het regresrecht van de soclale verzekeraar relkt. VraagstelHng Uw Raad wordt verzocht ons op korte termljn te adviseren over de wenselljkheld van een nieuwe regellng Inzake de regresrechten tegen de achtergrond van de hlervoor genoemde mogelljkheden. Aan de SVr en de ZFR zljn gelljkluldende adviesaanvragen gezonden voor de uitvoerlngstechnlsche en flnanciSle gevolgen van ultbreldlng van het regresrecht.
De Staatssecretarls van Sociale Zaken enj^edigelegenheld,
\JJAJ~^UA
47
48
Bijiage 2
Samenstelling Werkgroep Regresrechten onafhankelijke leden prof.mr. H. Franken (voorzitter) nnevrouw mr.dr. IP. Asscher-Vonk prof.mr. E.H. Hondius ondernemersleden mevrouw mr. C.S. Frenkel (VNO) mr. R.A.C. Blijlevens (NOW) mr. H.C.M. Genet (KNOV) (tot 21 -06-1993) ir. LS. Rietema (CIJO)
mr. E.M.G.Ph. Tielens (KNOV) (vanaf 21 -06-1993) werknemersleden drs. M.H.A.M. Bouwmans (FNV) mr. M. Oosterom (FNV) drs. M. Hulsegge (CNV) J.S. Vroon (MHP) adviserende leden J.K. van den Bosch (ZFR) mr.drs. B.J. Hafkenscheid (SVr) mr. J.H. Gudejans (SVr) ministeriele vertegenwoordigers mr. D. Beekman (SZW) mevrouw mr. N.M. Van der Horst (Just) drs. C.J. Ruppert (Fin) mevrouw mr. H.C.M. van Rijn (WVC) secretariaat mevrouw mr.drs. T.D. Riemens mr. D.B. Modderman mevrouw C.A. van den Bosch-van 't Hoenderdaal
49
50
Bijiage 3 U
Juni 1993
Rapport Regrea van de Volkaverzekeringen. In verband met mogelljk regres ult hoo£de van AAV, AWW en AWBZ le een doasleronderzoek ultgevoerd. Dlt heeft tot doel de stljglng van de WA-schadelast motorrljtuigen als gevolg van de introductie van het jnogelijke regres te schatten. Het onderzoek had betrekklng op schaden veroorzaakt door personenauto's. Het doasleronderzoek heeft plaats gevonden blJ 10 maatschappljen. Een schadedossler moet voor de ateekproef In leder geval aan de volgende kriteria voldoen: - Het totale achadebedrag moet groter zijn dan 25.000 gulden. (naar inzlcht medio 1992) - Bet moet een WA-letsel achade betreffen. - De schadedatum moet In 1991 zljn. Voor een aantal aan het onderzoek deelnemende maatschappljen heeft het CVS van te voren kunnen vaststellen, door een aselecte steekproef, welke dossiers gellcht moeeten worden. De andere deelnemers hebben zelf de selectle ultgevoerd. Het gaat om een steekproef van In aanvang 250 dossiers. Door verschlllende oorzaken zljn ultelndelljk gegevens van 240 dossiers verwerkt. De 240 dossiers omvatten gegevens van 312 (excl. schuldlge bestuurders) slachtoffers. Het bestand met gegevens van deze 312 slachtoffers vordt h l e m a regreebestand genoemd.
Representatlvltelt
Er kan een vergelljklng worden gemaakt tussen de Inhoud van het regresbestand en cljfere van het CBS betreffende de verdellng In leeftljdsklasse van de doden en de slachtoffers, die In het zlekenhuls werden opgenomen tengevolge van het ongeluk. In het bestand van 312 slachtoffers Is er sprake van 13 doden, waarvan 12 als gevolg van het desbetreffende ongeluk. De verdellng naar leeftljdklasse Is als volgtt leeftljd
t/m 25 t/m 40 t/m vanaf Totaal
24 39 64 65
aantal doden a.g.v. ongeluk regresbestand jaar Jaar Jaar Jaar
4 3 4 1
(33 Z)
12
(100 Z)
51
(25 I) (33 I) ( 8 Z)
percentage van het aantal doden a.g.v. verkeersongeval (CBS,1991) 35 21 23 21
Z Z Z Z
100 Z
Hlerult volgt dat de groep van doden in de leeftljdklasee 40 t/m 64 jaar oververtegenwoordlgd Is ten koste van de groep ouder dan 64 jaar. De echattlng van de addltlonele regresschade vindt evenwel plaats op basis van CBS gegevens (zle resultaten, AWW) Van de slachtoffers, die nlet da dood hebben gevonden door het desbetreffende ongeval, zljn er 158 opgenomen In het zlekenhuls geveest. De verdellng naar leeftljdsklasse Is als volgt: percentage van het leeftljd aantal opgenomen aantal opgenomen In In het zlekenhuls het zlekenhuls t.g.v. (regresbestand) verkeersongeval (CBS) t/m 14 15 t/m 17 18 t/m-19 20 t/m 24 25 t/m 39 40 t/m 64 vanaf 65 onbekend
Jaar Jaar jaar Jaar Jaar Jaar Jaar
Totaal
17 11 17 26 35 32 17 3 158
(11 ( 7 (11 (16 (22 (20 (11 ( 2
I) X) X) X) X) X) X) X)
(100 X)
11 11 7 16 22 20 13 0
X X X X X X X X
100 X
In 1991 zljn volgens het CBS 12006 gewonden opgenomen In het zlekenhuls ten gevolge van een verkeersongeval en zljn er 1281 doden gevallen. In het regresbestand zljn er 158 slachtoffers opgenomen In het zlekenhuls en zljn er 12 doden gevallen als gevolg van een verkeersongeval. Dlt zou er op dulden dat In de steekproef, het aantal doden ten opzlchte van het aantal "opgenomen In het zlekenhuls" aan de lage kant Is. Echter als er rekenlng wordt gehouden met het felt dat blj het CBS sprake Is van onderrapportage, vooral als het ongeluk minder ernstlg Is (opgenomen In het zlekenhuls), zljn de aantallen In het regresbestand representatlef. Voor een aantal maatschappljen heeft het CVS ult de Rlslco Statlstlek Personenauto's (RSP) de dossiers geselecteerd voor de enquete. Een gevolg Is dat deze Informatle In het regresbestand met de al verkregen gegevens In de RSP vergeleken kunnen vorden. De gegevens hleronder hebben alleen betrekklng op gegevens van dossiers, die het CVS heeft geselecteerd (totaal 176 dossiers) Bet RSP bestand Is voor letselschaden als volgt opgebouwd: Clalmgrootte < 25.000 50.000 75.000 >Totaal
25.000 -< 50.000 -< 75.000 -< 100.000 100.000
aantal claims (X) 74,4 14,0 4,2 2,2 5,2
X X X X X
100,0 X
52
schadelast (X) 20,0 17,2 9,0 7,0 46,8
X X X X X
100,0 X
Als de claims van klelner dan 25.000 gulden erult vorden gelaten (dlt zljn Inmers geen steekproefgevallen), dan - resulteert de volgende tabel voor het RSP beetand en het Regresbestand: Clalfflgrootte(l)
aantal claims (Z) RSP Regres
schadelast (Z) RSP Regres
25.000 50.000 75.000 >-
54,6 16,3 8,6 20,5
21,4 11,3 8,8 58,5
-< 50.000 -< 75.000 -< 100.000 100.000
Z Z Z Z
33,0 31,3 9,7 26,0
Z Z Z Z
Z Z Z Z
Totaal 100,0 Z 100,0 Z 100,0 Z (1) maatataf: clalmgrootte volgens opgave RSP
11,0 15,6 7,8 65,6
Z Z Z Z
100,0 X
Concluele: Het regresbestand la representatlef, met een llchte overtegenwoordiging van grotere schaden. In het volgende Is aangenomen dat geconstateerde mutatles gelden vooc de totale schadelast, dus ook voor klelnere schaden. Resultaten In de volgende schattlngen vordt ervan ultgegaan dat de letselschadelast 800 mlljoen gulden bedraagt (Totaal Motorrijtuigen) en 35 Z bedraagt van de totale WA-schadelast. In de eteekproe£ bedraagt de schadelast voor regres 27,6 mlljoen gulden. De steekproe£ bevat alleen claims betre££ende personenauto's met het schadebedrag groter dan 25.000 gulden. Ult de RSP clalmtabel blljkt dat er 20 Z van het letselschadelast veroorzaakt wordt door klelnere claims. Daarom verhogen we de schadelast ult de steekproe£ naar 34,5 mlljoen, daarmee Impllclet aannemend dat geen verhoglng van de schadelast optreedt blj deze klelnere claims. Als er zonder meer wordt berekend wat de extra regresschade is In het bestand dan wordt het volgende gevondent Schadelast voor regreat 27,5 mlljoen gulden Schadelast na regres: 44,2 mlljoen gulden Regresschade: 16,6 mlljoen gulden Dlt is 48 Z van de totale letselschadelast (34,5 mlljoen) en dus 17 Z van de totale WA-schadelast. Echter blj nadere bestuderlng van het regresbestand blljkt dat er nauwlljks schattlngen zljn gemaakt voor het regres van de AWBZ (zle hlema de onderverdellng naar AAW, AWW en AWBZ)
53
Hieronder volgen een enkela tabellen die enig inzicht geven in de eamenetelling van het regresbeetand. Van de averlevende slachtoffers is de verdeling naar rol van het slachtoffers; als volgt Rol Ziekenhuis Niet zlekenhuis Bestuurder Passagier Overig Onbekend Totaal
60 39 58 1
72 53 16 1
158
142
Verdeling van elachtoffers die in aanmerking komen voor AAW naar leeftijd en schuld: Leeftijd
Volledig schuld aantal totaal perscnen aantal jaren
gemiddeld aantal jaren
t/m 24 25 - 39 40 - 64 ouder
7 13 15 0
196 114 168
28 9 11
Totaal
35
478
14
Deel schuld aantal totaal personen aantal jaren 3 3 1 0
gemiddeld aantal jaren
99 41 5
33 14 5
145
21
Zie bijlage voor tabel met alle slachtoffers, die niet overleden zijn ten gevolge van het ongeluk verdeeld naar leeftijd en arbeidsverhouding.
54
In het volgende gedeelte wordt voor elke wet afzonderlijk een schattlng gemaakt van de toename van de WA-echadelast ten gevolge van de introductle van het regres. AAW In het volgende tabelletje staan de elachtoffers die in aanmerking komen voor AAW: Volledig AO
aantal pereonen
aantal ZW verhaal Jaren (na Ijr AO)
Schadelast (*milj) voor na regres
Loondienstt Ja Nee
21 13
297 100
Ja
5
Ja Nee
535.611 225.427
6,8 1,8
11,7 3,0
85
2,5
«,3
2 1
94 47
3,5 0,2
6,9 0,7
Ja Nee
28 14
476 147
12,8 2,0
22,9 3,7
Totaal
42
623
14,8
26,6
Zelfstandig: Anders:
Totaal
535.611 225.427
Ter controle kan de volgende berekening worden gemaakt. Aanname: - gemiddelde AAW bedraagt 20.000 gulden netto per Jaar - niet volledig arbeidsongeschikten zijn gemiddeld 50 Z arbeidsongeschikt Dan zou de regresschade binnen de steekproef voor volledig arbeidsongeschikten 9,5 miljoen zijn en voor niet volledig arbeidsongeschikten ca. 1,5 miljoen gulden. Dus in totaal 11 miljoen gulden. In het regresbestand bedraagt het totale regres 11,8 miljoen, dit komt redelijk overeen met de controleberekening. De totale regres ten gevolge van AAW in de steekproef bedraagt 34 Z van de letselschadelast. Dit betekent een verhoging van ca. 12 Z voor de tota le WA-schadelast. AWW In het regresbestand zijn 12 slachtoffers ten gevolge van het ongeluk overleden. Van deze 12 elachtoffers is in slechts 4 gevallen sprake van AWW. In de andere gevallen is er geen sprake van weduve of wezen. Als er naar de leeftijdverdeling wordt gekeken zou er kunnen worden aangenomen dat in ruim de helft van de gevallen van slachtoffers tussen de 25
55
en 64 Jaar een AV/W uitkering krijgt. Wei moet worden opgemerkt dat de groep AO t/m 64 Jaar is oververtegenwoordigd, dus dat het percentage met uitkering in de groep van 25 t/m 64 Jaar kan stijgen near 75Z. Uit het regreebestand volgt dat het totale regres van AWW in de steekproef 2,5 miljoen gulden bedraagt. Dlt betekent 2 & 3 Z op de totale WAschadelast. Ter controle kan met de volgende landelijke cijfers van het CBS worden gerekend t Overleden elachtoffers a.g.v. verkeersongevallen Leeftijdklasse aantsl 25 - 39 jaar 267 40 - 64 Jaar 294 Aanname: 75 Z een uitkering 50 Z schuld alien gehuwd groep 25 - 39 Jaar heeft 2 kinderen van 0 Jaar Gemiddelde AWW per Jaar (netto): met kinderen : 21.000 gulden zonder kind s 15.000 gulden kinderen t 7.000 gulden Uit de CBS cijfers en de aanname volgt dat: in de groep 25 - 39 Jaar 100 volvassenen voorkomen en 200 kinderen en in de groep 40 - 64 Jaar zljn er 110 volwassen met recht op AWW waarvoor regres kan worden genomen. Dit zou een regres ten gevolge van AWW op kunnen leveren van ca. 105 miljoen gulden (4,5 Z van de WA-schadelast). Dus het regres ten gevolge van AWW zou een verhoging van 3 tot 5 Z van de WA-schadelast veroorzaken. AWBZ Deze post is voor het regres zeer moeilijk te schatten. De benodigde gegevens in de steekproef ziJn doorgaans onbekend. Daar komt nog bij dat in de herziening van het stelsel van ziektekostenverzekeringen de AWBZ tot nu toe een sleutelrol speelt. In 1991 vielen enkele voorzieningen (bv revalidatie) nog onder de ziektekostenverzekering (dus regres). Onder het huidige regime vallen deze voorzieningen onder de AWBZ (dus nog geen regres). Dit geeft ten opzichte van 1991 dus geen stijging biJ de introductie regres AWBZ; t.o.v. 1992 wel. In het regreebestand ziJn 7 elachtoffers die in totaal 274 maanden van het verpleegtehuis gebruik zullen maken. Tevens zullen zij 218 maanden gebruik maken van gezinshulp. Als de volgende aanname wordt gemaakt: - verpleegtehuis kost 7600 gulden per maand (250 gld. p.dag) - gezinshulp zal gemiddeld 20 uur in de week nodlg ziJn
56
- gezinshulp koet 3000 gulden per maand blj een volledige werkweek Dan kosten deze 7 slachtoffers In de eteekproe£ 2,4 mlljoan gulden. Tevena zijn er nog 25 slachtoffers die ultsluitend (3019 maanden in totaal) gezinshulp nodig hebben. Dit levert, met dezelfde aannaaes, een extra bedrag voor de AWBZ op van 4,5 miljoen gulden. Dus in totaal is dit 6,9 milJoen gulden in de steekproef. Dit betekent een verhoging van 7 Z van de totale VA-schadelast. Naast de kosten voor gezinshulp en verzorgingstehuizen worden er nog kosten gemaakt ten behoeve van revalidatie (58 slachtoffers). Er kan dus In ieder geval worden gerekend op 7 Z verhoging van de WA schadelast ten gevolge van regres van het AWBZ. Er zou ook gekeken ktumen worden naar de totale uitkering van de sociale verzekeringen in 1991> AAW J 14.137 miljoen gulden AWBZ ! 14.871 miljoen gulden AWW : 4.340 miljoen gulden Als de aanname wordt gedaan dat elke sociale verzekering eenzelfde percentage zou kunnen verhalen, dan zou de AWBZ, net als de AAW een verhoging van de WA-schadelast kunnen veroorzaken van 12 Z. Dit stemt ook overeen wanneer wordt gekeken naar de AWW, die 3 & 5 Z verhoging van de WA-schadelast tot gevolg kan hebben. Dus de verhoging van de schadelast ten gevolge van het regres van de AWBZ zal tussen de 7 en 12 Z bedragen. Weliswaar zal dit bedrag in 1992 na de overheveling van voorzieningen naar de AWBZ toenemen, maar daar staat tegenover dat een overeenkomstige daling voor het regres van ziektekostenverzekeraars mag worden verwacht. Slot
De verhoging van de WA-schadelast zal 22 tot 30Z bedragen ten gevolge van de Introductie van regres van de volkswetten, AAW, AWW en AWBZ. Een beperkende invloed kan uitgaan van het feit dat de bovenstaande calculatie voor AWW en AWBZ steeds van volledige schuld uitgaat. Dit is zeker te pessimistisch. Het is waarschijnlijk dat, als de schadebedragen oplopen door meer regres, de schuldvraag vaker/diepergaand san de orde wordt gesteld Juist de grote stijgers blijken twijfelgevallen te ziJn. Daarom lijkt 15 tot 20 Z stijging van de WA-schadelast een veilige raming. Dit is dus hoger dan in de notitie 'Voorlopig verslag van de resultaten ...' van 27 mei 1993 werd vermeld. De oorzaak van het verschil is gelegen in de nadere beschouwing van de AWBZ schade. Tenslotten nog twee opmerkingen: - Er is geen rekening gehouden met de financiele gevolgen voor WA-verzekeraars indien ook voor reeds bestaande gevallen regres wordt genomen. - De vermelde stijging geldt t.o.v. 1991. Ten opzichte van 1992 en volgende Jaren is sprake van een hogere stijging door de overheveling AWBZ
57
Bljlage TabeLjoat verdeling van elachtoffero, die niet overleden zijn ten gevolge van het ongeluk, naar leeftijd en arbeidverhouding
Arbeidrel. Loondienst
Ziekenh.
Ja Ja Kee Nee
Revali.
Ja Nee Ja Nee
Totaal Zelfstandig
Ja Nee Nee
Nee Ja Nee
Totaal deels loondienst en/of zelfstandig
Ja Ja Nee Nee
Ja Nee Ja Nee
Totaal Huisvrouw
Ja Ja Nee Nee
Ja Nee Ja Nee
Totaal Anders
Ja Ja Nee Nee
Ja Nee Ja Nee
Totaal Totaal
Ja Ja Nee Nee
Ja Nee Ja Nee
Totaal
58
Leeftijd <25jr 25-39jr
40-64jr
>65jr
Totaal
5 18 1 11
11 18 2 32
4 10 3 15
19 46 6 58
35
63
32
129
1 0 1
1 0 A
2 1 4
4 1 9
2
5
7
14
0 3 0 1
0 1 1 4
1 5 2 7
1 9 3 12
4
6
15
25
0 1 0 0
0 1 1 6
1 3 3 9
1 5 0 2
2 10 4 17
1
8
16
8
33
13 30 1 14
2 2 0 6
0 5 0 2
3 8 0 4
18 45 1 26
58
10
7
15
90
19 51 2 27
13 23 4 52
6 25 9 37
3 13 0 6
41 112 15 122
99
92
77
23
291
Bijiage 4
vereniging van nederlanase zorgverzekeraars Postbus 520, 3700 AM Zeist. Telefoon (03404) 8 89 11 Telefax (03404) 8 83 33 Bezoekadres: Driebergseweg 3
SER Bezuidenhoutenseweg 60 2594 AU DES HAAG
In behandeling bij:
Uv kenmerk:
Zeist, 13 mei 1993
Onderverp: verstrekken van gegevens ult een politleregister
0ns kenmerk: Verz-637-gs/ck
Doorkiesnr: 03404 - 88345
Geachte mevrouw, mijnheer, Hierbij ontvangt u een kopie van de brief van de Vereniging van Nederlandse Zorgverzekeraars VNZ, zoals die 13 mei aan de Minister van Justitie is verzonden. Wij hopen u hiennee van dienst te zijn. Met vrlendelijke greet, Vereniging van Nederlandse Zorgverzekeraars VNZ,
4/. ^. N. Cans, afdellng verzekeringen
59
vereniging van nederlanase zorgverzekeraars Poslbus 520. 3700 AM Zeist. Telefoon (03404) 8 89 11 Telefax (03404) 8 83 33 Bezoekadres: Driebergseweg 3
Mlnlsterle van J u s t i t l e , D-G P o l l t l e en CrlmlnAllceltsbestrljdlng Hoofda£dellng Jurldlsche Zaken T.a.v. a r . D. Helnans Postbus 20301 2500 EH OEN HAAC In behandeXlng b l j : N. Cans
0« kenaerk:
Zeltt. 13 Bel 1993
Onderverp: Verstrekken van gegevens ult polltiereglsters
On* kenmerk; Verz-635-g8/ck
Coorkletnr: 03404 - 88345
Geachte heer Helnans, Sedert het van kracht vorden van de Vet Polltiereglsters en het Beslult Polltiereglsters ondervlnden zlekenfondsen problemen blJ het opvragen van gegevens benodlgd voor het ultoefenen van het verhaalsrecht dat gebaseerd Is op artlkel 83b. van de Zlekenfondsvet. Voorheen kon voor gegevens een beroep worden gedaan op de polltle. Nu echter de Vet Polltiereglsters een llnltatleve opsommlng geeft wle gegevens of antecedenten op kunnen vragen, en zlekenfondsen daarln nlet vorden genoemd, Is verhaal In veel gevallen praktlsche onmogelljk. De benadeelde persoon beschlkt doorgaans nlet over de Infomatle die het zlekenfonds nodlg heeft. Met betrekklng tot gegevens over aanrljdlngen verstrekt de Nederlandse Vereniging van Automoblelassuradeuren (NWA), wel genoemd In het Beslult, afschrlften van reglstratleformulleren en processen-verbaal. Vaak zljn evenwel gegevens ult het polltlereglster noodzakelljke om Informatle te kunnen verkrljgen blj de NVVA. Bedrljfsverenlglngen worden blj hun regres met dezelfde moellljkheden geconfronteerd als zlekenfondsen. Naar wlj hebben begrepen hebben de N W A en de Federatle van Bedrljfsverenlglngen (FBV) u eveneens op het probleem geattendeerd. Overlgens betekent het moeten raadplegen van de N W A een sanzlenlljk en ongevenst tljdverlles, en Is er naar onze menlng feltelljk sprake van een onelgenlljke omweg. Zlekenfondsen kunnen geen beroep doen op de Organlsatlewet Soclale Verzekerlng (art. 50e lid 4) om gegevens blj Justltle op te vragen, ten elnde schade te kunnen verhalen. Benadeelden van een strafbaar felt kunnen op hun verzoek op grond van de Wet Polltiereglsters wfel antecedenten verkrljgen. De van de welwlllende bereldheld van de benadeelde afhangende mogelljkheld om met dlens machtlglng de benodlgde gegevens te verkrljgen komt een doelmatlge ultvoerlng van de soclale verzekerlng nlet ten goede.
60
Het moge d u l d e l l j V z l j n dat zlekenfondsen In hun belangen aanzlenlljk vorden geschaad Indlen hen aldua de mogelljkheld vordc oncnomen verhaal t e nemen op veroorzakers van een onrechcmatlge daad. Het la evident dat het hlerblj om s u b a t a n t i e l e bedragen gaat bljvoorbeeld vanneer er sprake I s van zlekenhulav e r b l l j f . UIJ z l j n van nenlng dat het n l e t In de bedoellng van de aoclale verzekerlng l l g t dat deze koeten afgeventeld vorden op de geoeenachap. Het belang van een en ander neent toe a l t In de Algemene Vat Bljzondera Zlektakosten (AVBZ) eveneena een verhaalsmogalljkheld wordt Ingevoard. Zoala u bekend Is h e e f t de Staatsaecretarls van Soclala Zaken en Verkgelegenheid h l e r o v e r , mede nanens de Minister van J u a t l t l e en de s t a a t s a e c r e t a r l s van V e l z l j n , Volksgezondheld en Cultuur advles gevraagd aan de Soclaal Econoalsche Raad, de S o c l a l e Verzekerlngsraad en de Zlekenfondsraad. Dlt in te voeren r e g r e s r e c h t komt eveneena toe aan ultvoerlngsorganen AVBZ n l e t zljnde zlekenfondsen. In de advlesaanvragen wordt ultdrukkelljk h e t kablnetsstandpunt naar voren gebracht, dat ultvoerlngsorganen van de s o c l a l e verzekeringen In p r l n c l p e In a l i a gevallen van de Bogelljkheld van regrea gebrulk dlenen t e maken. Terzljde r l j nog opgemerkt dat wlj het o n j u l s t achten, Indlen ultvoerlngsor> ganen b l j h e t vragen van Inllchtlngen t e r u l t v o e r l n g van hun w e t t e l l j k taak hlervoor l e g e s k o s t e n In rekenlng gebracht krljgen. Hlermede verzoeken wlj u de nodlge aandacht te geven aan bovengenoemda problenatlek. Voorkomen dlent t e vorden dat het aan de zorgverzekeraars gegeven v e r h a a l s r e c h t In een aantal gevallen l l l u s o l r I s . Een o p l o s s l n g zou gezocht kunnen vorden In een aanvulllng op a r t l k e l 16 l i d 2 van de wet F o l l t l e r e g l s t e r s , zodanlg dat a l s benadeelde tevens vordt beschouwd een s o c l a a l verzekeraar a l s een ziekenfonds eq. uitvoerlngsorgaan AVBZ. Een andere mogelljkheld Is aanwljzlng, krachtens a r t l k e l 18 l i d 2 van de Vet F o l l t l e r e g l s t e r s , van deze organen In a r t l k e l 14 van het Beslult polltlereglsters. Indlen deze o p l o s s l n g n l e t op korte t e m l j n reallseerbaar Is kan v e l l l c h t een r e g e l l n g vorden g e t r o f f e n , vaardoor s o c l a l e verzekeraars op eenvoudlge v l j z e van de p o l l t l e de gegevens k\innen verkrljgen, d i e nodlg z l j n om Informatla van de NWA t e kunnen opvragen. Een kople van deze b r i e f zenden v l j aan het Mlnlsterle van Soclale Zaken en Verkgelegenheid, h e t Mlnlsterle van V e l z l j n , Volksgezondheld en Cultuur, de Soclaal Economlsche Raad, de Soclale Verzekerlngsraad en de Zlekenfondsraad, en tevens aan de NWA en de FBV. Gaame vememen wlj uw r e a c t l e . Hoogachtend, Verenlglng van Nederl Zg
irecteur Verzekerlngen
61
62
Bijiage 5 G'00the;;oginnela3'i g
NEOERIANDSE
2517 EG Den Haag
VERENIGING VAN
posibus 990
AUTOMOBIELASSURADEUREN
2501 CZ Den Haag
NVVA
telefoon 070 • 361 47 31 telefax 070- 315 39 03
SER t.a.v. mw. mr drs T.D. Riemens Postbus 90405 2509 LK DEN HAAG
Betreft: 0ns ref. nr.:
overzicht Europese autopremies 3.5.3
Den Haag, 17 juni 1993
Geachte mevrouw Riemens, Volgens onze afspraak zend ik u hierbij een overzicht van de Europese autopremies. Met nadruk wijs ik erop, dat dit overzicht met grote voorzichtigheid moet worden gebanteerd: rechtsstelsels en economische (ook markt)omstandigheden zijn zo divers, dat uit grote premieverschillen geen consequenties getrokken kunnen worden. Dezelfde discussie maakt het mij tevens onmogelijk om ook maar enigszins bard inzicht te verwerven in regresrechten elders. Met vriendelijke gro«, hoogachtend, mr A.N. Vaandrager
63
1. PRIMES (EN ECU) RECLAMEES A XJN JEUNE CONDUCTEUR POUR LA CONDUITE D'UNE SEAT IBIZA 1.2 (Par ordre croissant de coQt moyen)
PAYS
HOYENNE
PRIME
PRIME
DES
MAXIMUM
MINIMUM
PRIMES ^
Ci,vi.n,.-l
155.00
186.00
124.00
287.00 i
311.00
232.00
LUXEMBOURG/?) P
372.00
389.00
354.00
(f) f^
375.00
377.00
372.00
DANEMARK (P) F
446.00
610.00
328.00
PAYS-BAS
I-
473.00
544.00
337.00
BELGIQUE
F
480.00
502.00
428.00
687.00
814.00
586.00
GRECE PORTUGAL
ITALIE
L "^
GRANDE-BRETAGNE
f
ESPAGNE
L
718.00
1142.00
261.00
FRANCE
L
806.00
1554.00
386.00
ALLEMAGNE
L
957.00
1038.00
877.00
IRLANDE
P
1821.00
2464.00
1351.00
Prix relev^s entre le 31.07.91 et le 31.10.91.
64
2. PRIMES (EN ECU) RECLAMEES A UN BON CONDUCTEUR EXPERIMENTE POUR LA CONDUITE D'UNE PEUGEOT 405 1.6 (Par' ordre croissant de coQt moyen)
PAYS
MOYENNE
PRIME
PRIME
DES
MAXIMUM
MINIMUM
PRIMES 1
GRECE
127.00
174.00
86.00
GRANDE-BRETAGNE
135.00
174.00
107.00
PORTUGAL
157.00
170.00
105.00
PAYS-BAS
159.00
174.00
122.00
DANEMARK
192.00
230.00
158.00
ESPAGNE
212.00
338.0,0
123.00
ITALIE
219,00
220.00
217.00
FRANCE
237.00
299.00
217.00
ALLEMAGNE
304.00
324.00
285.00
LUXEMBOURG
367.00
391.00
359.00
BELGIQUE
394.00
411.00
352.00
IRLANDE
585.00
877.00
343.00
Prix relev6s entre le 31.07.91 et le 31.10.91.
65
Pubiikatieoverzicht Advies Tijdelijke Wet bevriezing lonen 1994 1993, 38 pp., ISBN 90-6587-528-X bestelnr. 93/13 Advies Europea na IVIaastricht 1993, 88 pp., ISBN 90-6587-522-0 bestelnr. 93/12
/ 7,50
/
Advies Arbeidstuchtrecht 1993, 38 pp., ISBN 90-6587-523-9 bestelnr. 93/11 Advies afschaffing adviesplicht 1993, 44 pp., ISBN 90-6587-520-4 bestelnr. 93/10
17,50
Advies modemisering vestigingsbeieid 1992, 90 pp., ISBN 90-6587-492-5 bestelnr. 92/12
/ 15,-
Het nationale spaaroverschot Rapport van de Commissie Economische Deskundigen 1992, 71 pp., ISBN 90-6587-489-5 bestelnr. 92/11 / 10,-
/ 7,50
Advies beleidsprogramma emancipatie 1992, 48 pp., ISBN 90-6587-491-7 bestelnr. 92/10
/ 7,50
Advies herziening belasting- en premieheffing 1992, 327 pp., ISBN 90-6587-485-2 bestelnr. 92/09
/35,-
Advies EG-begrotingsbeieid 1993-1997 1992, 56 pp., ISBN 90-6587-486-0 bestelnr. 92/08
/ 7,50
Publikatienr. 93/09 is vervallen. De tekst is geintegreerd in het Advies afschaffing adviesverplichting, nr. 93/10.
/5,
Advies witboek EG-vervoerbeieid 1993, 38 pp., ISBN 90-6587-516-6 bestelnr. 93/08
/ 5,00
Advies onderwijs en emancipatie 1993, 33 pp., ISBN 90-6587-514-X bestelnr. 93/07
Advies knelpunten Wet op de ondernemingsraden 1992, 92 pp., ISBN 90-6587-484-4 bestelnr. 92/07 / 15,-
/ 5,00
Advies wijziging Wet arbeid buitenlandse werknemers 1992, 88 pp., ISBN 90-6587-483-6 bestelnr. 92/06 / 12,50
Advies agrarische transportbrandstoffen 1993, 104 pp., ISBN 90-6587-511-5 bestelnr. 93/06 Advies werknemers en bedrijfsmilieuzorg 1993, 51 pp., ISBN 90-6587-512-3 bestelnr. 93/05 Advies milieu en ontwikkeling 1993, 120 pp., ISBN 90-6587-510-7 bestelnr. 93/04
/ 20,00
/ 7,50
Advies Herziening Arbeidswet 1919 1992, 195 pp., ISBN 90-6587-482-8 bestelnr. 92/05
/20.-
Advies werkgelegenheid minderheden 1992, 148 pp., ISBN 90-6587-479-8 bestelnr. 92/04
/ 15,-
/ 15,ALGEMEEN
Advies hoger onderwijs en onderzoek plan 1994 1993, 62 pp., ISBN 90-6587-509-3 bestelnr. 93/03 / 7,50 Advies herziening vrijiatingsbepaling in de ABW/IOAW/IOAZ 1993, 69 pp., ISBN 90-6587-502-6 bestelnr. 93/02
/ 10,-
Advies regulerende energieheffingen 1993, 150 pp., ISBN 90-6587-501-8 bestelnr. 93/01
/ 20,-
Advies minimumloon en sociale uitkeringen in 1993 1992, 41 pp., ISBN 90-6587-498-4 bestelnr. 92/16 /5,Advies convergentie en overiegeconomie 1992, 168 pp., ISBN 90-6587-497-6 bestelnr. 92/15
SER-bulletin Maandelijkse uitgave met nieuws en informatie over de SER, Stichting van de Arbeid en de Pensioenkamer en over belangrijke sociaal-economische ontwikkelingen. Abonnement per kalenderjaar / 35,De Sociaal-Economische Raad (folder, ook verkrijgbaar in Frans, Duits en Engels).
gratis
Knipselkrant Achtergrondartikelen en commentaren op sociaal-economiscfi gebied uit de dag- en weekbladen. Verschijnt tweemaal per week. Jaarabonnement (verzend- en administratiekosten). / 200,-
/ 25,-
Advies algemeen-verbindendverklaring 1992, 154 pp., ISBN 90-6587-496-8 bestelnr. 92/14
/ 15,-
Advies produktinformatiebeleid 1992, 77 pp., ISBN 90-6587-493-3 bestelnr. 92/13
/
66
SER-adviezen Een jaarabonnement op de belangrijkste adviezen die de / 200,SER uitbrengt (ca. 20 per jaar) kost
10-
Alle uitgaven zijn te bestellen door overmaking van de vermelde prijs op gironummer 33.32.81 ten name van de SER te Den Haag, onder vermelding van bestelnummer of titel. Op aanvraag zenden wij u gratis een uitgebreid pubiikatieoverzicht toe. Telefoon 070 - 3 499 505.