SEPTEMBER 2015 55 e JAARGANG - NR.9
Afscheid van de SER
Medezeggenschap
Charter Diversiteit
Paul Schnabel wil problemen helpen oplossen
Flexwerkers hebben ook recht op inspraak
Verscheidenheid biedt meerwaarde voor medewerker en bedrijf
SER magazine
Mariëtte Hamer, SER-voorzitter
‘De SER is goed in cocreatie’
FOTO Christiaan Krouwels SERmagazine is een maandelijkse uitgave met nieuws en informatie over de SociaalEconomische Raad en de Stichting van de Arbeid. Met dit blad wil de SER de overlegeconomie en de sociale dialoog bevorderen. Een jaarabonnement is gratis. Opgave jaarabonnementen en adreswijzigingen via
[email protected] Redactie Liesbeth Breeveld (hoofdredactie), Mariek de Valk, Berber Bijma en Corien Lambregtse (eindredactie) T (0)70 3499 648 F (0)70 3832 535 E
[email protected] Aan dit nummer werkten mee Annette Birschel, Marja van der Burg, Dorine van Kesteren, Christiaan Krouwels, Dirk Hol, Hollandse Hoogte, Désirée van der Jagt, Elke van Riel, Jeroen Versteeg, Michèle de Waard Redactieraad Michaela Drahos, Sophia Geelkerken, Tyche Riemens Ontwerp 2D3D Opmaak Robby Gajadien
Toekomstbestendig Het mes snijdt aan twee kanten als het gaat om diversiteit. Een divers personeelsbestand is goed voor een bedrijf én voor achtergestelde groepen die daarmee volwaardige kansen op de arbeidsmarkt krijgen. Ik ben blij dat meteen na de lancering van het Charter Diversiteit in juli de eerste bedrijven en organisaties zich van harte aan dit charter hebben verbonden en ik hoop dat vele zullen volgen. U leest er meer over in dit SERmagazine. Want diversiteit loont, blijkt ook uit onderzoek van adviesbureau McKinsey. Ondernemingen hebben baat bij verschillen en dat gaat verder dan alleen een goede man-vrouwverdeling binnen een organisatie. Verschillen in leeftijd, culturele achtergrond en seksuele voorkeur kunnen voor een geheel andere kijk op het bedrijfsproces zorgen. Diversiteit boort nieuwe mogelijkheden aan, daarom moeten we verschillen koesteren. De arbeidsmarkt van de toekomst vraagt diversiteit, maar vraagt ook dat mensen zich blijven ontwikkelen. In een tijdperk waarin men niet meer een leven lang bij één baas blijft of één beroep uitoefent, is dat hard nodig. Zowel werknemers als werkgevers moeten in scholing en opleiding investeren om ervoor te zorgen dat mensen toekomstbestendig blijven. De ontwikkelingen gaan snel. Neem robotisering: de een ziet dat als bedreiging voor de werkgelegenheid, de ander juist als kans. Ook dat onderwerp wordt in dit SERmagazine uitgewerkt. Binnenkort verwacht de SER een adviesaanvraag over dit onderwerp. Dan zullen wij zullen technologie en innovatie in een breder kader in kaart gaan brengen. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt maken één ding zeker: in de toekomst is alles onzeker. Dat vraagt van ons allen een nieuwe attitude en de bereidheid om een leven lang te leren. Leren wordt daarmee net zo vanzelfsprekend als eten…
Productie SER huisdrukkerij Internet www.ser.nl
2
SEPTEMBER 2015 - NR.9
Mariëtte Hamer Voorzitter Sociaal-Economische Raad
20 4
10
17 7 Afscheid 4
Robotisering 17
Paul Schnabel was twee jaar kroonlid, maar koos toen toch voor de Eerste Kamer. Volgens hem is polderen een intensief en tijdrovend proces, maar wel de moeite waard.
Robotisering: zegen of bedreiging? Rathenau-onderzoekers Rinie van Est en Linda Kool onderzochten de relatie tussen technologie en werkgelegenheid. De SER verwacht er een adviesaanvraag over.
Medezeggenschap 7 Hoe kun je flexwerkers betrekken bij medezeggenschap, zodat de kloof tussen vast en flex kleiner wordt? Kroonlid Aukje Nauta blikt vooruit naar een SER-congres medio oktober.
SER-programma 10
Cocreatie heeft toekomst 20 Het succes van bedrijven wordt in 2013 vooral bepaald door samenwerking, voorspellen James Veenhoff en Martijn Pater van Fronteer Strategy. Deel 17 in de serie Verrekijkers.
Een leven lang leren is de rode draad in het SERwerkprogramma. Voorzitter Mariëtte Hamer kijkt terug op haar eerste jaar bij de SER, maar vooral vooruit. De SER kiest nieuwe richtingen.
Verder in dit nummer
Diversiteit 14
19 Column: Annette Birschel, De kleren van de keizer
Een divers personeelsbestand is goed voor een bedrijf én biedt kansen voor achtergestelde groepen. Het Charter Diversiteit, dat in juli werd gelanceerd, werd al meteen door 22 partijen ondertekend.
22 SER Kort
9 Zeepkist: Jeroen Versteeg, Robots voor meer welvaart
SERmagazine
3
Paul Schnabel verruilt SER voor Eerste Kamer
‘Golfen kan altijd nog’ Paul Schnabel (67) zit sinds juni in de Eerste Kamer voor D66. Het senatorschap bleek niet te combineren met het kroonlidmaatschap. Daarom nam hij afscheid van de SER. Een terugblik op twee jaar polderen. ‘Je moet veel geduld hebben.’ TEKST Elke van Riel FOTO Christiaan Krouwels
4
SEPTEMBER 2015 - NR.9
‘In deze levensfase zeg je tegen jezelf: als je het nu niet doet, is het de vraag of het er nog van komt’. Daarom besloot Paul Schnabel, twee jaar kroonlid, toch senator te worden. Hij moet nog wel wennen aan zijn nieuwe rol. Vijftien jaar was hij directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). In die rol, en ook bij de SER, was hij gewend vooral mee te denken met het kabinet om het beleid te verbeteren. Maar in de Eerste Kamer gaat hij kritisch reageren op voorstellen die al in de Tweede Kamer aan de orde geweest zijn, vanuit de politieke overtuiging die hij vertegenwoordigt. ‘D66 bestaat natuurlijk niet uit ideologische scherpslijpers, maar toch.’ Was het moeilijk kiezen tussen het kroonlidmaatschap en het senatorschap? ‘Het was niet echt een afweging. Weliswaar is het niet wettelijk geregeld, maar het bleek ongebruikelijk om deze taken te combineren. Dat wist ik niet, maar dat werd me verteld. Dan doe je dat ook niet, dus ik heb
interview
Nederland is wel het enige land ter wereld waar álle universiteiten tot de top 200 behoren bijna allemaal hoogleraren op heel verschillende vakgebieden, dat maakte de discussies boeiend. Dat zal ik wel missen. Gelukkig heeft D66 ook een leuke en zelfs nog breder samengestelde fractie in de Eerste Kamer, ook met oud SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan. ’
m’n ontslag bij de SER ingediend. Ik vond het eerst jammer om al na twee jaar te stoppen, maar als ik nu zie wat het Kamerlidmaatschap aan tijd vraagt, denk ik dat het moeilijk zou zijn geworden om het beide te doen.’ Hoe hebt u de twee jaar bij de SER ervaren? ‘Behoorlijk intensief. Alles kostte meer tijd dan ik had gedacht. Je moet veel geduld hebben. Zelfs als iedereen weet wat de uitkomst uiteindelijk zal worden, kost het toch tijd om er gezamenlijk naar toe te groeien en het onvermijdelijke compromis te accepteren. Het poldermodel is een tijdrovende manier van werken.’ Waar hebt u het meest plezier in gehad? ‘Erg leuk vond ik de samenwerking met het secretariaat. De medewerkers zijn zeer ervaren, weten heel veel en leveren echt kwaliteitswerk. Daardoor krijgen rapporten een meerwaarde. Ook de frequente contacten tussen de kroonleden vond ik heel inspirerend. Het zijn
Wat was de belangrijkste zaak waarmee u zich hebt beziggehouden? ‘De Commissie Arbeidsmigratie waarvan ik voorzitter was. Het is een belangrijk advies geworden met een groot draagvlak – de polder dus – waarmee minister Asscher ook meteen aan de slag is gegaan. Het biedt aanknopingspunten voor beleid voor de agenda van het Nederlandse voorzitterschap van de EU volgend jaar, met name voor het punt van eerlijke arbeidsverhoudingen. Nu zie je dat goedkope Roemeense chauffeurs op Nederlandse vrachtwagens in Nederland rijden, zogenaamd in dienst van een buitenlands bedrijf. Ze krijgen een veel lager salaris dan hun Nederlandse collega’s, omdat ze niet gehouden zijn aan de Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Dat is geen level playing field. Daar moet wat aan gedaan worden en dat heeft de minister ook meteen opgepakt.’ →
Wie is Paul Schnabel? De socioloog Paul Schnabel (1948, Bergen op Zoom) was van 1998 tot mei 2013 directeur van het SCP. Van 1977 tot 1992 werkte hij bij het Nederlands Centrum Geestelijke Volksgezondheid (nu Trimbos-instituut) in Utrecht. In 1986 werd hij tevens benoemd tot hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit Utrecht. Schnabel heeft diverse nevenfuncties; hij is onder meer lid van de raad van commissarissen van ING-Nederland en penningmeester van het Koninklijk Concertgebouworkest.
SERmagazine
5
Voor mensen onder de veertig bestaat een vaste aanstelling al bijna niet meer
U bent sinds januari dit jaar voorzitter van het Platform Onderwijs 2032. Dat komt binnenkort met een voorlopig advies. Kunt u daarover al iets uit de school klappen? ‘Nee, ook wij zijn nog aan het polderen. We hebben net een SER-advies in ontvangst genomen waarvan we goed gebruik gaan maken. Waarom gaat het onderwijs u ter harte? ‘Ik ben al bijna dertig jaar hoogleraar en gaf als student-assistent al les. Ik houd van het onderwijs. Goed onderwijs is vreselijk belangrijk in een samenleving die het van de kwaliteit van de mensen moet hebben. Wat me opvalt, is dat de discussie over het onderwijs niet altijd aansluit bij de werkelijkheid. Veel mensen hebben het beeld dat ons onderwijs slecht is, maar als je de internationale cijfers ziet, springen we er eigenlijk heel goed uit. Tot en met onze universiteiten; die staan niet in de top 10 van de wereld, maar Nederland is wel het enige land ter wereld waar álle universiteiten tot de top 200 behoren.’
Goed onderwijs is vreselijk belangrijk in een samenleving die het van de kwaliteit van de mensen moet hebben U werd deze zomer 67 jaar; hoeveel uur per week werkt u gemiddeld? ‘In ieder geval niet minder dan in mijn SCP-tijd. Het grote verschil is wel dat ik niet meer de dagelijkse verantwoordelijkheid heb voor meer dan honderd mensen. Nu kan ik kiezen wat ik wil doen. Ik ben vooral inhoudelijk, bestuurlijk en nu dus ook politiek bezig. Ik schrijf wat minder, maar geef nog veel lezingen en colleges. Zolang er vraag naar is, wil ik mijn deskundigheid en ervaring graag blijven inzetten. Golfen kan altijd nog.’
6
SEPTEMBER 2015 - NR.9
Wat motiveert u in uw werk? ‘Ik heb altijd gewerkt op het snijvlak van wetenschap, beleid, politiek en samenleving. Dat past ook bij een socioloog en natuurlijk hoop je dat de samenleving er ook wat aan heeft. Ik vind het nog altijd een uitdaging nieuwe invalshoeken voor maatschappelijke vraagstukken te laten zien en zo problemen te helpen oplossen.’ Waarover maakt u zich op dit moment de meeste zorgen in Nederland? ‘De arbeidspositie van jongere mensen. Voor mensen onder de veertig bestaat een vaste aanstelling al bijna niet meer. Dat zorgt voor onzekerheid, want ze moeten iedere keer weer op zoek naar een volgend project of tijdelijke aanstelling. Het betekent ook dat bedrijven en organisaties niet investeren in opleidingen voor deze mensen. Ook krijgen talenten veel minder de kans om tot ontwikkeling te komen, want iemand die een halfjaar blijft, ga je niet ergens baas maken. Ik behoor nog tot een generatie die zulke kansen wel kreeg.’ Ziet u een oplossing? ‘Mijn voorstel zou zijn: je mag elk contract van elke duur afsluiten tussen werkgever en werknemer en dat mag ook steeds vernieuwd worden. Om mensen meer langetermijnperspectief te bieden, zou je dat voor werkgevers belastingtechnisch aantrekkelijk moeten maken. Dus: hoe langer een contract is, hoe voordeliger voor de werkgever. Het is al vaker gezegd: flex is te flex en vast te vast. De oplossing zit in het opheffen van het steeds groter wordende verschil tussen flex en vast, niet in meer vast.’ Welk sociaaleconomisch thema zou volgens u hoog op de agenda moeten? ‘De veranderingen in de Wajong- en de bijstandsregelingen en de pogingen om meer mensen met beperkingen aan het werk te krijgen. De eerste berichten daarover van staatssecretaris Klijnsma bleken al te positief te zijn en werkgeversvoorzitter Hans de Boer heeft inmiddels ook gezegd dat hij de afgesproken 125.000 banen niet heeft. Dat wordt een groot maatschappelijk probleem.’ n
SER-congres over medezeggenschap voor alle werkenden
Flexwerkers: ook recht op inspraak? Flexwerk zal nooit meer verdwijnen. Maar door flexwerkers te betrekken bij de medezeggenschap kan de kloof tussen vast en flex wel kleiner worden. De Commissie Bevordering Medezeggenschap van de SER organiseert daarover op 15 oktober een congres. TEKST Corien Lambregtse FOTO Hollandse Hoogte, Christiaan Krouwels
In veel bedrijven en organisaties doen flexwerkers een structureel deel van het werk. Het is een illusie dat dit in de toekomst zal veranderen. De Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de SER wil daarom meer aandacht voor flexwerkers en medezeggenschap. Aukje Nauta, kroonlid en tevens lid van de CBM, bereidt het congres op 15 oktober mee voor. ‘In veel organisaties is er een kloof tussen de vaste medewerkers en de flexwerkers: de ingroup en de outgroup. In de psychologie is veel onderzoek gedaan naar zogenoemde ‘ingroup en outgroup’-effecten, zoals de neiging om mensen van je eigen groep leuker en beter te vinden dan die van een andere groep. Zolang flexwerkers niet vertegenwoordigd zijn in de medezeggenschap, is het moeilijk denkbaar dat hun belangen net zo goed behartigd worden als die van vaste medewerkers.’
Dat is volgens haar een eerste, moreel argument om flexwerkers inspraak te geven. ‘Ieder mens is waardevol en verdient het bij te kunnen dragen aan een club waar hij een substantieel deel van zijn tijd doorbrengt.’ Daarnaast is er volgens haar ook een zakelijk argument: ‘De input die een medezeggenschapsorgaan levert, is beter naarmate de medezeggenschap meer divers is samengesteld. Zorg er dus voor dat een OR niet alleen bestaat uit blanke, mannelijke vijftigers, maar ook uit jongeren, vrouwen en allochtonen. En niet alleen uit vaste medewerkers, maar ook uit flexwerkers. Die flexwerkers leveren frisse input, omdat zij anders tegen de continuïteit van de bedrijfsvoering aankijken dan vaste medewerkers. Door diversiteit in de OR ontstaat een gezond spanningsveld voor een goede discussie over de bedrijfsvoering, met oog voor de belangen van alle werkenden.’ →
SERmagazine
7
medezeggenschap
Hoe zit het met vast en flex? De werkzame beroepsbevolking in Nederland bestond begin 2015 uit ruim 8,2 miljoen personen: ruim 5 miljoen vaste werknemers, 1,8 miljoen flexwerkers (tijdelijk contract, uitzendkracht of oproepkracht) en 1,4 miljoen zelfstandigen (inclusief zzp’ers). In de afgelopen tien jaar is het aandeel flexwerkers in Nederland toegenomen van 15 procent (2004) tot 22 procent (2014). Die groei betreft met name uitzendkrachten. Onder flexwerkers zijn jongeren en laagopgeleiden oververtegenwoordigd. Het aandeel zelfstandigen zonder personeel is in diezelfde periode toegenomen van 8 procent naar 12 procent. Dit betreft vaak hoger opgeleiden en ouderen. Uitzendkrachten worden vaak ingezet om fluctuaties in de personeelsbehoefte op te vangen, terwijl zzp’ers veelal worden ingehuurd voor specialistisch werk. Bron: CBS en TNO; 2015
Voor alle werkenden én het bedrijf is het volgens haar van belang dat er een goede flexstrategie wordt ontwikkeld. ‘Welke werkzaamheden kunnen beter door vaste medewerkers worden uitgevoerd en welke door flexwerkers? Daar moeten zowel de vaste medewerkers als de flexwerkers over meedenken.’
Drietrapsraket De CBM ziet drie niveaus voor het betrekken van flexwerkers bij medezeggenschap. Het eerste niveau is dat ondernemingsraden zich meer bewust worden van de belangen van flexwerkers, het tweede is dat flexwerkers meer betrokken worden en de kans krijgen om actief mee te
Kroonlid Aukje Nauta: ‘We moeten ervoor zorgen dat de kloof tussen vast en flex kleiner wordt’
8
SEPTEMBER 2015 - NR.9
Ouderen met vaste banen zien toch ook hoe moeilijk het is voor hun kinderen om een vaste plek op de arbeidsmarkt te vinden? praten, het derde is dat flexwerkers formeel gaan deelnemen in een OR of onderdeelcommissie. Bij dat laatste niveau kan het noodzakelijk zijn om de reglementen van een OR te wijzigen, bijvoorbeeld omdat er in staat dat OR-leden al twee jaar bij een bedrijf werkzaam moeten zijn of voor drie jaar worden gekozen. Dat soort wijzigingen is onder de huidige Wet op de Ondernemingsraad (WOR) toegestaan. Volgens Nauta is het niet alleen qua bedrijfsvoering slim om flexwerkers in de medezeggenschap te betrekken: ‘Er is ook geen betere manier om mensen aan je organisatie te binden dan ze rechtvaardig te behandelen en gelijke kansen te geven.’ Tegelijkertijd vermoedt ze dat er wel wat moet gebeuren om flexwerkers zelf voor de medezeggenschap te interesseren. ‘Het is al moeilijk om onder vaste medewerkers kandidaten te vinden voor een OR-lidmaatschap, wellicht is het voor flexwerkers nog moeilijker. Maar er zijn gelukkig vele mogelijkheden. Flexwerkers kunnen ook deelnemen in bijvoor-
zeepkist
Recht op medezeggenschap De wettelijke medezeggenschapsrechten verschillen per type flexwerkers: • Werknemers met een tijdelijk contract en oproepkrachten bouwen rechten op om OR-leden te kiezen (actief kiesrecht) en zichzelf voor de OR kandidaat te stellen (passief kiesrecht). Voor hen gelden dezelfde regels als voor vaste werknemers. • Uitzendkrachten bouwen bij de inlener na twee jaar actief en passief kiesrecht op. • Zzp’ers bouwen noch actief noch passief kiesrecht op.
Robots voor meer welvaart Niemand zal verbaasd zijn dat ik als vertegenwoordiger van de ICT-sector grote kansen zie voor Nederland. We kunnen de eerste echt digitale economie van Europa worden. Om die ambitie te realiseren, moeten we echter wel wat maatschappelijke weerstand overwinnen. Dit raakt ook onderwerpen die in SER-verband op de agenda staan, zoals de snelle opkomst van robots en de gevolgen voor de arbeidsmarkt. Het is van alle tijden dat beroepen verdwijnen door de opkomst van nieuwe technologie. Het aantal medewerkers in onder meer de maakindustrie en de agrisector is door de eeuwen heen fors gereduceerd als gevolg van nieuwe technologieën. Nieuwe technologieën raken de opbouw van de arbeidsmarkt. Aan de ene kant verdwijnen traditionele banen, aan de andere kant ontstaan nieuwe banen. Daarbij kunnen nieuwe technologieën, zoals robotica, ook helpen om bijvoorbeeld de zorgkosten in ons land te verlagen. Verdere robotisering is dan ook geen bedreiging, maar een enorme kans om innovatie te verhogen en daarmee onze concurrentiekracht te versterken. De behoefte aan mensen die inzicht hebben in de manier waarop robots het beste kunnen worden ingezet, zal sterk toenemen. Hetzelfde geldt voor bouwers en programmeurs van robots. In deze beroepen worden heel andere vaardigheden gevraagd. Daarom is het erg belangrijk dat we jongeren voorbereiden op een toekomst die veel digitaler zal zijn. Daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen. Alle leerlingen zouden al vanaf de basisschool kennis moeten maken met informatica en programmeren. En aan het eind van de rit moet informatica een verplicht eindexamenvak zijn. In ieders belang. De geschiedenis leert ons dat een poging om nieuwe technologieën tegen te houden door belastingen of collectieve afspraken, slechts leidt tot kostbaar tijdverlies. Laten we die fout niet maken, maar juist de kansen omarmen. Jeroen Versteeg Bestuurslid Nederland ICT
SERmagazine
FOTO Christiaan Krouwels
beeld klankbordgroepen, inspiratieraden en projectgroepen.’ Bedrijven zouden kunnen beginnen om flexwerkers en vaste medewerkers te vragen waar zij behoefte aan hebben en onder welke voorwaarden ze zouden willen participeren in de medezeggenschap. ‘Het kan zijn dat de vaste medewerkers in eerste instantie alles in het werk stellen om hun rechten te beschermen, maar juist door de dialoog zullen werkenden oog krijgen voor elkaars belangen. Ouderen met vaste banen zien toch ook hoe moeilijk het is voor hun kinderen om een vaste plek op de arbeidsmarkt te vinden? We moeten ervoor zorgen dat de kloof tussen vast en flex kleiner wordt. Door de dialoog ontstaat er over en weer empathie en begrip en komt er een evenwichtiger discussie, in het belang van het bedrijf en álle werkenden.’ n
9
TEKST Michèle de Waard FOTO Christiaan Krouwels
SER-voorzitter Mariëtte Hamer over het werkprogramma
De nieuwe richtingen van de SER 10
SEPTEMBER 2015 - NR.9
coverstory
In het werkprogramma van de SER speelt het ‘nieuwe leren’ een sleutelrol. Alleen door te blijven leren kunnen mensen alle onzekerheden in het leven het hoofd bieden. Mariëtte Hamer heeft na haar eerste jaar SER-voorzitterschap een duidelijk beeld van het programma waarmee de SER aan de slag moet.
‘Leren is als het ‘nieuwe eten’. Eten is nodig om gezond te blijven en kennis is nodig om overeind te blijven in je werk. Wie zich blijft ontwikkelen, kan beter omgaan met alle onzekerheden in de maatschappij. Die hoeft niet bang te zijn voor de toekomst.’ Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER, is ervan overtuigd dat permanent leren in het leven van veel mensen bepalend wordt. ‘Je moet aan jezelf blijven werken om te kunnen omgaan met alle onzekerheden waarmee we te maken krijgen. Als er één trend is die bepalend wordt voor de toekomst van mensen, is het de toenemende zekerheid dat we geen zekerheden meer hebben.’ ‘Banen zijn niet meer voor het leven. Partners niet. De waardevermeerdering van het eigen huis niet. Op alle terreinen bestaat onzekerheid. Daarin moeten mensen hun weg zien te vinden. Tegelijkertijd moeten mensen flexibel zijn en zich tijdens hun loopbaan blijven ontwikkelen om alles bij te benen.’ Durf Hamer heeft samen met het SER-bestuur een aantal terreinen in kaart gebracht waar werkgevers, werknemers en de kroonleden de komende jaren hun tanden in gaan zetten. Er is behoefte aan ‘durf om nieuwe richtingen’ in te slaan, zei minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij Hamers aantreden, een jaar geleden. Dat was een uitnodiging aan de SER om onconventionele wegen in te slaan bij het bedenken van oplossingen voor tal van vraagstukken in de flexibele samenleving. Hoe zien pensioenen-nieuwe-stijl eruit? Welke zekerheden hebben flexwerkers en zzp’ers nodig? Wat zijn de nieuwe vaardigheden voor de beroepen van de toekomst? Hoe kan scholing voor flexwerkers en ouderen geregeld worden? Hoe komen meer mensen aan de slag zodat het stelsel betaalbaar blijft? En hoe kan de Nederlandse economie worden versterkt?
Is uw geduld tijdens de zoektocht naar oplossingen al op de proef gesteld? ‘Nee, maar dat zegt misschien meer over mijn geduld dan over wat er allemaal aan de hand is op sociaal-economisch terrein. We zijn met taaie processen bezig, al boeken we op sommige onderdelen opeens verrassende vooruitgang.’
De SER is goed in sámen; die rol kunnen we verder versterken ‘In korte tijd hebben we een stevig rapport over pensioenen gemaakt met verschillende alternatieven. Het kabinet heeft er al een variant uitgehaald, die serieus wordt onderzocht: de opbouw van een persoonlijk pensioenpotje met collectieve risicodeling. We zoeken een mooie balans tussen maatwerk en collectiviteit. Op andere terreinen zoals de flexibiliteit op de arbeidsmarkt is meer tijd nodig.’ →
Toekomstprogramma Het werkprogramma van de SER bevat zeven speerpunten: • Groeivermogen en werkgelegenheid • Arbeidsparticipatie • Scholing en kenniseconomie • Werken en leven • Vernieuwing sociaal stelsel • Duurzame groei • Globalisering en Europa
SERmagazine
11
Hoe kun je in een dynamische arbeidsmarkt nieuwe zekerheden creëren zodat de kern van het sociale stelsel overeind blijft?
Wat heeft u getroffen tijdens het eerste jaar van uw voorzitterschap? ‘Je leeft in twee werelden die soms ver van elkaar afstaan: het beeld in de media alsof werkgevers en werknemers alleen maar tegenover elkaar staan versus de dagelijkse werkelijkheid waarin regelmatig overeenstemming wordt bereikt. Soms is het lastig met het verschil tussen die twee werelden om te gaan. Aan de SER-tafel komen we er elke keer uit. De afgelopen maanden hebben we ook weer een flinke stapel adviezen afgeleverd: over arbeidsmigratie, de Werkloosheidswet, een groeiagenda voor de stad en over toekomstig onderwijs dichter bij de arbeidsmarkt. Dat lukt niet als partners ruziënd over straat gaan. Ik bespeur de nodige vooruitgang.’
12
gedigitaliseerde samenleving hoort daarbij. En we stellen voor meer aan sociale vaardigheden te doen. Dat mag natuurlijk niet ten koste gaan van vakken als rekenen en taal. We zijn net begonnen met het adviestraject ‘Leren in de Toekomst’. Welke kennis en vaardigheden worden belangrijk om je tijdens je hele loopbaan te kunnen blijven ontwikkelen? Ook zijn we gestart met het traject ‘Leven en Werken’ over de ontwikkeling van de combinatie van werk, zorg en privé bij verschillende groepen: jongeren en ouderen, hoger en lager opgeleiden. Zodra we dat in beeld hebben, kunnen we beoordelen wie op welk moment wat nodig heeft. Soms is dat iets van de werkgever, soms van de overheid, en mensen moeten natuurlijk zelf ook oplossingen bedenken.’
De kloof tussen flex en vast is volgens CBS-onderzoek nergens in Europa zo groot als in Nederland. Hoe wil de SER inspelen op de nieuwe arbeidsmarkt? ‘Er zijn al verschillende maatregelen genomen om de kloof kleiner te maken. Zo is er een plan om arbeid goedkoper te maken zodat bedrijven minder naar flexwerkers hoeven uit te wijken. De politiek wil flexwerkers meer zekerheid geven met de Wet werk en zekerheid die in juli is ingegaan. Werknemers die twee jaar hebben gewerkt, hebben recht op een transitievergoeding, onafhankelijk van het type contract. En na twee in plaats van drie flexcontracten moeten mensen in vaste dienst worden genomen. Pakt de wet niet goed uit, dan zal de politiek moeten bijsturen. Tegelijkertijd is bij- en omscholing essentieel, zodat mensen inzetbaar blijven. Werknemers worden in de ene sector ontslagen en komen in hun oude beroep niet meer aan de slag. Dan moeten ze zich zo bijspijkeren dat ze nieuwe sectoren leren kennen.’
‘Je werkt veel langer, dus zul je je in het midden van je loopbaan moeten afvragen: blijf ik dit werk doen of begin ik nog een tweede carrière? Mensen zullen steeds vaker switchen. En al die oppas-opa’s en -oma’s zijn straks ook langer aan het werk. Op deze ontwikkelingen wil de SER anticiperen.’
Dat vereist toch ook veranderingen in het onderwijs? ‘We hebben een advies gemaakt voor het curriculum van het funderend onderwijs voor het Platform Onderwijs 2032. Er moet meer aandacht komen voor persoonlijke ontwikkeling, zodat kinderen leren leuk gaan vinden. Ook het leren omgaan met een
Een brandende vraag is hoe de banen van de toekomst eruit zien. Waar komt de economische groei vandaan? ‘We onderzoeken hoe de economische structuur van Nederland versterkt kan worden. De circulaire economie, sociale ondernemingen en duurzame energie zoals afgesproken in het Energieakkoord.
SEPTEMBER 2015 - NR.9
De SER is het huis van de arbeidsdialoog; hier komen we samen verder met sociaal-economische vraagstukken
We onderzoeken hoe de economische structuur van Nederland versterkt kan worden
coverstory
Al deze sectoren kunnen zich ontwikkelen tot sterke groeiers. In ons recente advies Agenda Stad doen we talrijke suggesties om de economische kracht van steden te versterken, bijvoorbeeld door kenniswerkers aan te trekken, door mensen die uit de boot zijn gevallen te activeren en kleine ondernemers de ruimte te geven. In veel steden bruist het van de ideeën. Het is nodig partijen bij elkaar te brengen. De 35 arbeidsmarktregio’s kunnen hierbij een prominente rol spelen. Persoonlijke dienstverlening, zorg voor elkaar, zie ik als belangrijke groeisector. Daar ligt ook een relatie met de deeleconomie. Op het vlak van persoonlijke dienstverlening zijn er al veel initiatieven. Die zullen we goed moeten onderzoeken. We hebben nog een flinke slag te slaan bij de arbeidsparticipatie van vrouwen en mensen met een arbeidsbeperking. Nederland kan ook zeker een voortrekkersrol spelen bij de ontwikkeling van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Steeds meer consumenten hechten hier belang aan. De banken- en textielsector zijn bezig met een convenant over IMVO, waarbij de SER het proces faciliteert.’
zodat de kern van het systeem overeind blijft? Hoe houd je vormen van solidariteit overeind? Daarover gaat het debat in de SER.’
De meeste nieuwe banen die het afgelopen jaar zijn ontstaan, zijn flexbanen. Vraagt dat om aanpassing van het sociale stelsel? ‘De SER houdt de inzet van flexibel personeel op de arbeidsmarkt scherp in de gaten. Zet de groei van flexwerkers met dezelfde snelheid door of stagneert het? We komen nog maar net uit de recessie. Veel bedrijven zijn voorzichtig met het aannemen van personeel. Er worden in ieder geval maatregelen genomen, zoals de Wet aanpak schijnconstructies, om de ongebreidelde groei van de schijnconstructies te remmen. De discussie over zzp’ers is ingewikkeld. De een zegt: er komen veel meer zzp’ers omdat mensen hun werk en het tempo zelf willen bepalen. Anderen menen dat de groei van deze groep gedwongen tot stand komt. Hoe kun je in een dynamische arbeidsmarkt nieuwe zekerheden creëren in het sociale stelsel
U wilt meer werk maken van ‘polderen 3.0’. Lukt dat? ‘Ik ben erg geïnspireerd door de cultuurwetenschapper Hans van Driel uit Tilburg, die zegt dat het verschil tussen instituties en individuen vervaagt. Initiatieven worden meer van onderop, door mensen zelf, georganiseerd. Cocreatie. Juist daarin heeft de SER een grote rol. Als er meer van onderop komt, zijn er verbinders nodig om de initiatieven verder te brengen. Ik zie de SER als huis van de arbeidsdialoog. Een plek waar we samen verder komen op het gebied van sociaal-economische vraagstukken. De SER vormt een platform voor verschillende partijen, met werkgevers en werknemers als kern. We zijn bezig met werkbezoeken, internetdialogen, expertmeetings. De informatie die hieruit voortkomt, zorgt ervoor dat onze adviezen nog beter aansluiten op de ontwikkelingen. In sámen is de SER goed. Die rol kunnen we verder versterken.’ n
Zijn nieuwe sociale regelingen mogelijk op basis van vrijwilligheid of worden zzp’ers verplicht tot collectieve regelingen? ‘Dat is onderwerp van gesprek. We staan aan het begin van de discussie hierover. Het vraagstuk speelt in heel Europa. In het SER-rapport over arbeidsmigratie, dat in december verscheen, is het thema geanalyseerd. Werknemers in vaste dienst hebben niet alleen te maken met concurrentie van zzp’ers, maar ook met concurrentie van buitenlandse werknemers en zelfstandigen. Daarom pleit de SER voor aanpassing van de Detacheringsrichtlijn in Europa. Er is nu soms een ongelijk speelveld op het punt van de arbeidsvoorwaarden. Wij zijn dus blij dat het kabinet de discussie over arbeidsmigratie agendeert als Nederland in 2016 voor een half jaar EU voorzitter is. De SER organiseert tijdens het voorzitterschap ook een bijeenkomst over de sociale dialoog, waarbij het thema arbeidsmigratie aan de orde komt.’
SERmagazine
13
Charter Diversiteit gelanceerd
Diversiteit: het mes snijdt aan twee kanten Een divers personeelsbestand is goed voor een bedrijf én voor achtergestelde groepen die daarmee volwaardige kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Dat is de gedachte achter het Charter Diversiteit, dat afgelopen zomer door 22 partijen is ondertekend. TEKST Berber Bijma FOTO Dirk Hol
14
SEPTEMBER 2015 - NR.9
Een bakker die allochtone medewerkers aantrekt om nieuwe producten te ontwikkelen, een thuiszorgorganisatie die vrouwen uit de bijstand aan het werk helpt, een varkenshouderij die jongeren met een Wajong-uitkering werk biedt – diversiteit heeft vele verschijningsvormen. De ondertekenaars van het Charter Diversiteit beloven van die verscheidenheid serieus werk te maken. In het belang van de betrokken werknemers, maar ook in het belang van de betrokken organisatie. Het charter werd begin juli in het SER-gebouw in Den Haag gelanceerd en ondertekend door 22 bedrijven en organisaties, in aanwezigheid van minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). In vijftien andere Europese landen bestaat al langer een Charter Diversiteit. In Nederland werd de kiem gelegd door het Landelijk Overleg Minderheden, maar dat werd
met ingang van dit jaar opgeheven. De Stichting van de Arbeid werkte het plan verder uit in het project Diversiteit in bedrijf, bestaand uit een kennisplatform en het Charter Diversiteit. Het SER-advies Discriminatie werkt niet! van april 2014 speelde daarbij een belangrijke rol. In het advies werd zo’n charter als instrument genoemd om diversiteit op de werkvloer te bevorderen. Concrete doelen Bedrijven of organisaties die het charter ondertekenen, tekenen voor een concrete doelstelling, zoals: het komende jaar 5 procent mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen, of: binnen twee jaar groeien van 30 naar 35 procent vrouwelijke leidinggevenden. De Politie Nederland streeft bijvoorbeeld naar een personeelsbestand dat een goede afspiegeling van de Nederlandse bevolking is en zet
diversiteit
Eerste ondertekenaars Charter Diversiteit Bedrijven en organisaties die het Charter Diversiteit op 2 juli hebben ondertekend, zijn: ABN Amro, Gemeente Amsterdam, Asito BV, CNV Vakcentrale, De Nieuwe Zorg Thuis, Gemeente Den Haag, EY, FNV, Court Garden Hotel, Stichting Humanitas, IBM, L’Oréal, Pameijer, Politie Nederland, PostNL, Gemeente Rotterdam, Schiphol
Group, Shell, Sodexo, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gemeente Utrecht en Zeeland Refinery. Inmiddels hebben zich alweer vijf nieuwe organisaties gemeld die het charter willen ondertekenen. Daarom wordt de komende tijd ieder halfjaar een ondertekeningsessie georganiseerd.
Annemieke Lanting, directeur DNZT: ‘Er zijn kansen voor iedereen’ Annemieke Lantink, directeur van De Nieuwe Zorg Thuis (DNZT), tekende namens haar organisatie het Charter Diversiteit. DNZT is een thuiszorgorganisatie in het Noorden en midden van het land, die via gemeenten nieuwe medewerkers werft onder vrouwen die laagopgeleid zijn en een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Vaak gaat het om vrouwen die jarenlang in de bijstand zaten. Met hulp van de goede-doelenstichting ThuisWoonService worden kandidaten geschoold en lopen ze stage in de informele zorg. Daarna worden de kandidaten verder begeleid door DNZT. De medewerkers bloeien volgens Lantink op als ze weer volwaardig meedraaien in de samenleving. Daarnaast ziet ze dat het personeelsbeleid effect heeft op cliënten, die soms in dezelfde situatie zitten als waarin de thuiszorgmedewerker die hen komt helpen, vroeger zat. ‘Onze medewerkers zijn het levende bewijs dat er kansen zijn voor iedereen, ook al zit je in het verdomhoekje.’
dat streven om in realistische doelen voor de korte termijn. Automatiseerder IBM streeft naar een personeelsbestand dat qua seksuele oriëntatie meer divers is. Na ondertekening van het charter maken de aangesloten organisaties en bedrijven binnen drie maanden een plan van aanpak om hun doelen te bereiken. Het charter is geen charitatief project, maar richt zich op diversi-
De medewerkers die via gemeenten zijn geworven, maken nu 10 procent uit van het personeelsbestand van DNZT; met de ondertekening van het Charter Diversiteit is de lat verhoogd naar 15 procent. ‘Voor deze medewerkers krijg ik subsidie – ik ben ondernemer genoeg om daarvan de voordelen te zien. Maar wel in combinatie met het morele argument: niemand mag aan de kant staan. Daarvoor kunnen we als ondernemers best onze verantwoordelijkheid nemen, we hoeven niet op de overheid te wachten. Met initiatieven als het Charter Diversiteit houden we Nederland op de rit.’
teit als toegevoegde waarde voor een bedrijf of organisatie. De doelen die de ondertekenaars zich stellen, zijn altijd in het belang van het bedrijf. Het streven van IBM bijvoorbeeld sluit aan bij het bedrijfsbelang om nieuwe klantendoelgroepen aan te boren. Dat lukt het best met behulp van medewerkers die deel uitmaken van die doelgroepen. De bakker die allochtone medewer-
kers aantrekt om nieuwe producten te ontwikkelen, doet dat uiteraard ook in de hoop daarmee nieuwe klanten te werven. Diversiteit loont Dat diversiteit bedrijfsmatig loont, blijkt onder meer uit het onderzoek Diversity Matters dat adviesbureau McKinsey dit voorjaar publiceerde. Genderdiversiteit kan het financiële →
SERmagazine
15
resultaat van bedrijven tot 15 procent verbeteren, etnische diversiteit zelfs tot 35 procent. Of die resultaten daadwerkelijk worden gehaald, hangt wel af van het gevoerde beleid.
Organisaties delen niet alleen hun best practices, maar ook de bad practices Er moet flink geïnvesteerd worden in de begeleiding en het behoud van de nieuwe medewerker, die doorgaans niet vanzelfsprekend een plek vindt binnen een organisatie. De voordelen tekenen zich vaak pas na een paar
jaar af, als de nieuwe werknemer goed is ingewerkt en een echte collega is geworden. Ervaringen uitwisselen Ondertekenaars rapporteren hun voortgang en ervaringen aan de organisatie achter het Charter Diversiteit. Organisaties die hun doelen niet halen, worden daarop aangesproken en in het uiterste geval zelfs uit het bestand van ondertekenaars geschrapt. Meer nog dan om de precieze doelstellingen en bijbehorende cijfers, gaat het het Charter Diversiteit om bewustwording en het uitwisselen van ervaringen. De ondertekenaars kunnen advies-op-maat krijgen, wisselen ervaringen uit in netwerkbijeenkomsten en delen hun kennis over diversiteit. Ook internationaal kunnen ervaringen worden uitgewisseld. Zo ondersteunt Diversiteit
in bedrijf de gemeente Rotterdam in contacten met Berlijn, een stad die ook een charter tekende.
Etnische diversiteit kan het resultaat van bedrijven tot 30 procent verbeteren De bedoeling is dat organisaties niet alleen hun best practices, maar ook de bad practices delen. Voorbeelden van de weerbarstige praktijk en de lering die een bedrijf of organisatie daaruit heeft getrokken, zijn immers vaak minstens zo inspirerend voor anderen als een succesverhaal. n
Joaquin Urbina, programmanager PostNL: ‘Als grote werkgever hebben we een voorbeeldfunctie’ PostNL is een van de ondertekenaars van het Charter Diversiteit. Joaquin Urbina, programmamanager Diversiteit en Inclusie: ‘Diversiteit is al langer een van de speerpunten van PostNL. We nemen bijvoorbeeld ook deel aan het charter Talent naar de Top en we hebben PostNL Pride, een netwerk voor medewerkers die qua seksuele geaardheid tot een minderheid behoren.’ Op het gebied van culturele diversiteit is er volgens hem nog werk aan de winkel. ‘Op de productieafdelingen werken soms wel zestig verschillende culturen samen, maar in de management- en staffuncties zien we nog te weinig diversiteit. Wij vinden dat we als een van de grootste werkgevers van Nederland een voorbeeldfunctie hebben.’ PostNL streeft daarom via het Charter Diversiteit naar
16
SEPTEMBER 2015 - NR.9
een instroom van 15 procent management trainees van een culturele minderheid. Urbina: ‘Dat is gelijk aan het percentage afgestudeerden van niet-westerse afkomst aan universiteiten. Die uitstroom willen we terugzien in onze instroom.’ Van de veertig management trainees die PostNL jaarlijks opleidt, heeft nu slechts een enkeling een niet-westerse afkomst. ‘Dit jaar willen we uitkomen op zes; dat is al meer dan vorig jaar. Volgend jaar willen we er zeker zeven of acht en in de toekomst liefst meer.’
Rinie van Est en Linda Kool (Rathenau Instituut)
Robotisering: kans of bedreiging? Moeten we ons zorgen maken over de gevolgen van robotisering voor de werkgelegenheid? Of biedt innovatie juist kansen? Rinie van Est en Linda Kool (Rathenau Instituut) onderzochten de relatie tussen technologie en werkgelegenheid. TEKST Dorine van Kesteren FOTO Hollandse Hoogte, Shutterstock
Vrachtwagenchauffeurs worden ingehaald door de zelfrijdende auto, caissières door de zelfscan en vertalers door de vertaalcomputer: het is niet moeilijk om voorbeelden te bedenken van technologie die menselijke arbeid verdringt. Het debat over the end of work laaide vorig jaar september op, toen minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de vrees uitte dat robots steeds meer taken van mensen overnemen, waardoor de werkloosheid in de toekomst gaat stijgen. ‘Robots werken 24 uur per dag, zijn nooit ziek, vragen niet om loonsverhoging en staken niet’, aldus Asscher. Mede naar aanleiding van de ‘robotspeech’ van Asscher heeft de Tweede Kamer aan het Rathenau Instituut gevraagd om de relatie tussen technologie en werkgelegenheid nader te onderzoeken. Ook de SER verwacht een adviesaanvraag over robotisering (zie kader).
Banen verdwijnen Het Rathenau-onderzoek keek niet alleen naar de gevolgen voor de toekomstige werkgelegenheid, maar ook naar de gevolgen die nieuwe technologieën in het verleden voor de werkgelegenheid hebben gehad. Want de discussie die we nu voeren, is van alle tijden. ‘In de begintijd van de pc, eind jaren zeventig, was men ook bang dat er talloze banen zouden verdwijnen. Dat is meegevallen, maar er zijn wetenschappers die denken dat de huidige automatiseringsgolf anders is dan alle voorgaande, omdat deze sneller gaat’, zegt Rinie van Est, een van de auteurs van het rapport Werken aan de robotsamenleving. Twee stromingen Het debat kent sinds jaar en dag twee stromingen. Volgens de ene stroming leidt technologie tot minder werk, minder koopkracht en een →
17
robotisering
krimpende welvaart. De andere stroming ziet innovatie juist als kans voor een hogere arbeidsproductiviteit en economische groei. Coauteur Linda Kool: ‘Informatietechnologie heeft de afgelopen twintig jaar een belangrijke bijdrage geleverd aan productiviteitsgroei. Maar de consensus onder economen dat innovatie niet tot baanverlies leidt, brokkelt af. Dat komt door de structurele economische tegenwind, zoals de toenemende schuldenlast van burgers en overheden en de kosten van energie- en milieumaatregelen.’ In vorige technologische revoluties werd vooral laaggeschoolde, fysieke arbeid getroffen door mechanisering en automatisering. Nu neemt informatietechnologie ook de routinematige cognitieve arbeid over. Vooral banen op mbo-niveau in de industrie en dienstensector komen hierdoor onder druk te staan. Risicogroepen zijn administratief medewerkers, boekhouders en assemblagemedewerkers. Linda Kool: ‘Die middengroepen moeten
Adviesaanvraag verwacht Minister Lodewijk Asscher (SZW) heeft begin dit jaar aangekondigd dat hij de SER advies wil vragen over de invloed van robotisering op de arbeidsmarkt. Daarbij gaat het niet alleen om robots, maar ook om technologische ontwikkeling, automatisering, digitalisering, ICT en globalisering. Bij de SER is inmiddels een kleine werkgroep gestart met een eerste verkenning om de stand van de techniek en de voor de arbeidsmarkt relevante aspecten van de technologische ontwikkeling in kaart te brengen.
doorstromen naar sectoren waar wel werk is. Dit vergt serieuze bij- en omscholing.’ De digitalisering verandert ook de manier waarop de arbeid is georganiseerd. ‘Denk aan taxidienst Uber, die via een virtuele netwerkorganisatie toegang krijgt tot betaalde en onbetaalde arbeid van chauffeurs’, zegt Van Est. Kool voegt toe: ‘IBM Duitsland heeft een platform opgericht waar programmeurs die eerst in vaste dienst waren, zich kunnen inschrijven voor opdrachten om zo een inkomen te genereren. Bij dit soort zzp-achtige
Kinderen moeten al vroeg op school leren omgaan met technologie
constructies moeten we opnieuw nadenken over de sociale arrangementen. Moet er bijvoorbeeld arbeidstijdbescherming worden ingebouwd die de programmeurs verhindert om te veel werk achter elkaar aan te nemen?’ Nieuwe banen Er verdwijnen echter niet alleen banen, er komen ook andere banen voor in de plaats. In de digitale economie hebben consumenten en bedrijven immers nieuwe behoeftes, waardoor nieuwe banen ontstaan. Dertig jaar geleden bestonden er bijvoorbeeld niet of nauwelijks ICTmedewerkers, sociale media-managers en gamebouwers. Van Est: ‘Zelfs in het hooggeautomatiseerde proces in de autoindustrie is menselijk ingrijpen nog regelmatig vereist. En waarom worden vertaalrobots steeds beter? Omdat zij gebruikmaken van de gigantische database die tolken en vertalers de afgelopen jaren hebben opgebouwd voor de Europese Commissie. De winnende formule is een combinatie van een slimme machine én menselijke intelligentie.’ Wet- en regelgeving Belangrijk is ook dat de overheid de nieuwe technologie via wet- en regelgeving en scholing inbedt in
18
SEPTEMBER 2015 - NR.9
column
De winnende formule is een combinatie van een slimme machine én menselijke intelligentie Kool vult aan: ‘Op school moeten kinderen al vroeg leren omgaan met technologie. Enerzijds door dingen te leren die computers juist níét kunnen – creativiteit, communicatie – en anderzijds door te leren programmeren en 3D-printen.’ Het Rathenau Instituut pleit voor een brede maatschappelijke discussie over robotisering, waarin de risico’s én de kansen aan de orde komen. Van Est en Kool denken dat de SER hier een belangrijke rol in kan spelen. Zij waarschuwen echter wel tegen een verkokerde blik. Van Est: ‘De flexibilisering van de arbeidsmarkt, de opkomst van de zzp’ers, de toekomst van de sociale zekerheid en het pensioenstelsel, de deeleconomie: deze deelonderwerpen moeten in dit debat allemaal samenkomen.’ n
De kleren van de keizer Nederlanders houden niet van formaliteiten. Ze zeggen snel ‘je’ en ‘jij’ en dragen graag spijkerbroek en gympies. Ook bij zakelijke ontmoetingen. Menig buitenlander heeft zich tot zijn verbijstering al in de status van zijn gesprekspartner vergist. Eén keer per jaar is dat echter anders. Zodra de derde dinsdag van september nadert, worden kostuums afgeborsteld, feestjurken gestoomd en hoedjes besteld. Hoedjes horen net zozeer bij Prinsjesdag als de Gouden Koets en het uitlekken van de Miljoenennota. Grote politieke betekenis heeft Prinsjesdag niet. Het gaat vooral om de historische betekenis ervan. De constitutionele monarchie krijgt dan een gezicht: de koning bezoekt het volk. Deze geschiedenis verdient een feestje, respect en dus mooie kleren. Met kostuums en galajurken benadrukken ook de Oranjes het historische karakter van deze dag. Het zou ondenkbaar zijn dat koning Willem-Alexander in een spijkerbroek op de troon zou plaats nemen of dat koningin Máxima in een mini-jurkje de Ridderzaal zou betreden. De kleren van vorsten verbeeldden in vroeger tijden hun status. Nu hebben jurken en juwelen alleen op zeldzame momenten deze betekenis. Zoals op Prinsjesdag en bij de inhuldiging van koning Willem-Alexander. De koningsmantel en de prachtige koningsblauwe robe van Máxima werden als symbool van deze historische dag zelfs in een museum tentoongesteld. Maar amper twee jaar later droeg Máxima opeens dezelfde jurk bij een staatsbanket in Denemarken. Waarom ook niet? De jurk staat haar goed en het is een statement tegen de wegwerpcultuur. Kleren draag je tot ze versleten zijn. Maar toch dreigt de bijzondere betekenis van de inhuldiging gedevalueerd te worden tot een gewoon feestje. Je draagt tenslotte ook niet je trouwjurk op de eerste de beste buurtbarbecue. ‘Het zijn maar kleren’ hoorde ik Nederlanders zeggen. Dat klopt. Maar het zijn wel, zo wist al Hans Christian Andersen, de kleren van de keizer. FOTO Dirk Hol
de samenleving. Van Est: ‘In het verleden heeft de overheid altijd de juiste voorwaarden geschapen voor de introductie van nieuwe technologieën. De aanleg van een goed transportsysteem in de negentiende eeuw bijvoorbeeld legde de basis voor het gebruik van kolen- en stoommachines in de industrie. Ook ging de overheid uitwassen tegen met sociale wetgeving.’
Annette Birschel Duits journaliste in Nederland; www.annettebirschel.com
SERmagazine
19
James Veenhoff en Martijn Pater (Fronteer Strategy)
‘Succes ontstaat door cocreatie’ In 2030 zijn bedrijven succesvol dankzij cocreatie. Samen met klanten, toeleveranciers en omgeving realiseren zij echte waarde voor de samenleving. James Veenhoff en Martijn Pater zijn optimistisch. ‘We kunnen een leukere wereld creëren.’ TEKST Corien Lambregtse FOTO Dirk Hol
20
SEPTEMBER 2015 - NR.9
Ze geven strategisch advies, maar net anders dan grote collega’s als Berenschot en McKinsy. James Veenhoff en Martijn Pater van Fronteer Strategy zoeken de grenzen op. Ze denken het liefst na over moeilijke vragen waar nog niet eerder antwoord op is gegeven. ‘Wij kijken naar wat er straks verandert en daarna.’ Hun kantoor is gehuisvest op het voormalige NDSM-terrein in Amsterdam. Een creatief stedelijk gebied waar ineens allemaal (creatieve) bedrijven, kantoren, woningen en gebouwen voor onderwijs, leisure en retail uit de grond schieten. Volgens Veenhoff en Pater wordt de toekomst van 2030 de komende vijf jaar bepaald. ‘We staan voor de opgave om de problemen waar we nu op deze planeet tegenaan lopen, zoals de klimaatverandering en het energievraagstuk, op te lossen. De manier waarop we dat doen, is
bepalend voor de toekomst.’ Pater is de techneut, die grote verwachtingen heeft van de techniek. ‘Heel veel problemen worden in de toekomst door middel van techniek opgelost.’ Veenhoff is de antropoloog, die ook kijkt wat die oplossingen voor mensen betekenen en of ze er gelukkig van worden. Ze werken voor bedrijven als Heineken, Philips, Bugaboo, KLM en Tony’s Chocolonely. Magisch Fronteer Strategy helpt bedrijven en organisaties om waarde te creëren voor zichzelf, maar ook voor de eindgebruikers en voor de omgeving. Dat doen ze niet door data te verzamelen en wetenschappelijke analyses te maken, maar door middel van cocreatie. Volgens Pater en Veenhoff zal in de wereld van 2030 cocreatie voor bedrijven en organisaties heel belangrijk zijn.
verrekijkers
‘Bij cocreatie gaat het erom dat veranderingen binnen de organisatie en veranderingen daarbuiten tegelijk opgaan. Nu zoeken veel bedrijven hun succes in meer efficiëntie, scherpere doelstellingen en een betere taakverdeling. In de toekomst zijn bedrijven succesvol als ze goed kunnen samenwerken en een schil van medewerkers om zich heen verzamelen die nieuwe, creatieve dingen kunnen doen en snel kunnen schakelen.’ Als een bedrijf of organisatie naar hen toe komt met een vraag over bijvoorbeeld nieuwe producten of kansgebieden, organiseren zij sessies waarin zij experts, betrokkenen en klanten bij elkaar brengen. ‘We stellen een groep van twaalf tot vijftien mensen samen die elk hun eigen inbreng of expertise hebben en laten hen met elkaar brainstormen over mogelijke oplossingsrichtingen. Daar komen de meest fantastische ideeën uit voort die vervolgens worden doorontwikkeld tot een visie die nooit vanuit het bedrijf zelf zou zijn opgekomen. Zo’n sessie werkt soms magisch. Door mensen vanaf het begin mee te nemen in de ontwikkeling van ideeën wordt momentum gecreëerd en ontstaat binnen het bedrijf het mandaat om doorbraken te bereiken.’ Foodtrucks Hoe de wereld er in 2030 uitziet, kunnen ze zich nu moeilijk voorstellen. ‘In 2000 hadden we toch ook geen idee van dingen die inmiddels voor iedereen gewoon zijn?’ Maar ze verwachten wel dat veel mensen niet meer met één baan, maar met verschillende dingen bezig zullen zijn. ‘Mensen zijn bijvoorbeeld een
Verrekijkers Waar verdienen we in 2030 ons brood mee? Wat zijn dan onze problemen? In de serie Verrekijkers kijken deskundigen naar de toekomst. Deel 18: James Veenhoff en Martijn Pater, oprichters van Fronteer Strategy.
paar dagen in loondienst en hebben daarnaast een eigen onderneming. Je ziet nu al dat steeds meer mensen een eigen bedrijfje beginnen in een branche of met een product waar ze zelf plezier in hebben. In Amsterdam loopt bijvoorbeeld een pilot met foodtrucks: ondernemers die op straat zelfgemaakt voedsel verkopen. Plezier in het werk hebben en prettiger leven worden belangijker dan veel geld verdienen en carrière maken. In de wereld van 2030 zal de menselijke maat vooral belangrijk zijn.’
Plezier in het werk en prettiger leven worden belangrijker dan carrière maken Ze brengen dat zelf ook in praktijk. Pater is naast zijn werk bij Fronteer voorzitter van NDSM Energie – een coöperatie van bedrijven die zes windmolens gaat realiseren op het NDSM-terrein. Daar steekt hij een dag per week tijd in. ‘Wij willen het NDSM-terrein verduurzamen.’ Veenhoff steekt heel veel tijd in Denim City, een project om de jeansbranche te verduurzamen en
innovatiever te maken. Hij was bijvoorbeeld betrokken bij de oprichting van de eerste jeans-opleiding ter wereld, een innovatief ROC waarin onderwijs en arbeidsmarkt steeds op elkaar worden afgestemd. ‘Vroeger waren het de vooruitstrevende bedrijven die medewerkers de ruimte gaven om een dag per week iets voor zichzelf te doen, nu zie je dat ook bij grote bedrijven als Heineken gebeuren. Want ook zij beginnen door te krijgen dat dit zowel voor de medewerker als het bedrijf iets goeds oplevert, juist doordat de medewerker heel andere ervaringen opdoet.’ Snelheid Ze zijn ervan overtuigd dat innovaties steeds sneller zullen gaan en ook meer snelheid zullen eisen. ‘Je moet in drie maanden tijd een nieuw concept kunnen bedenken of een nieuwe koers kunnen inslaan. Want anders heb je de boot al gemist of is een ander je voor.’ Daarom moeten bedrijven volgens hen de komende jaren cruciale keuzes maken. ‘Creëer een positie, de juiste netwerken en de goodwill waarmee je de volgende vijftien jaar aan kan.’ Volgens hen zal de voorhoede van bedrijven die daar nu mee bezig is, zich de komende jaren verbreden tot de mainstream. ‘Grote bedrijven nemen het voortouw, steeds meer bedrijven zullen volgen.’ n
SERmagazine
21
50 JAAR CCA | 2015
SER kort
Vijftig jaar advies en overleg over consumentenzaken
SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag T 070 3499 499 E
[email protected] www.ser.nl © 2015, Sociaal-Economische Raad SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD
Congres over schappen
Consumentenoverleg SER vijftig jaar
Terugblikken op het tijdperk van de product- en bedrijfschappen, maar vooral ook vooruitkijken, dat gebeurt in een SER-congres op woensdag 23 september. Met de Wet opheffing bedrijfslichamen is op 1 januari 2015 een einde gekomen aan de schappen. Een deel van de taken van de schappen is overgenomen door de rijksoverheid, dan wel door belangenorganisaties of private partijen, andere taken worden niet langer uitgevoerd. Ook ontstaan nieuwe vormen van samenwerking. Het congres is bestemd voor genodigden uit kringen van politiek, wetenschap en bestuur. Hoofdspreker is staatssecretaris Sharon Dijksma van Economische Zaken. n
Het consumentenoverleg in de SER bestaat vijftig jaar. In dat kader hield de SER op 4 september een netwerkbijeenkomst over consumentenrecht. De SER adviseert over consumentenzaken en faciliteert het overleg tussen ondernemers en consumenten. Tijdens de bijeenkomst werd onder meer gesproken over de algemene voorwaarden oftewel de kleine lettertjes in de koopcontracten. De spelregels voor het overleg bij de SER over het opstellen van tweezijdige algemene voorwaarden zijn nu voltooid. Bij deze gelegenheid werd ook een jubileumbundel gepresenteerd: Vijftig jaar advies en overleg over consumentenzaken. n
i 22
SEPTEMBER 2015 - NR.9
Zie www.ser.nl, onder Congressen
FOTO Dirk Hol
FOTO Shutterstock
Adviesaanvraag chronisch zieken
SER verkent arbeidsmarkt cultuursector
Advies leren in funderend onderwijs
Het kabinet heeft de SER advies gevraagd over chronisch zieke werknemers. Reden is dat de arbeidsparticipatie van deze kwetsbare groep ondanks veel inspanningen achterblijft bij die van werknemers die geen gezondheidsbeperkingen ervaren. Doordat het aantal chronisch zieken dat deelneemt en wil deelnemen aan het arbeidsproces de komende decennia naar verwachting stijgt, neemt de urgentie van dit vraagstuk toe. Het kabinet heeft de SER gevraagd om voor eind van dit jaar advies uit te brengen over de vraag hoe betrokken partijen (individuele werkgevers, chronisch zieken, zorgverleners en andere relevante actoren) het toenemend aantal chronisch zieken aan het werk kunnen houden en krijgen. Daarbij vraagt het kabinet de SER ook nadrukkelijk aandacht te geven aan de diversiteit van chronisch zieken en de mate waarin verschillende chronische ziekten tot beperkingen voor de arbeidsdeelname leiden. n
De SER gaat samen met de Raad voor Cultuur een analyse maken van de arbeidsmarkt in de cultuursector. Minister Jet Bussemaker van OCW heeft hierom gevraagd. Zij vraagt de beide raden in hun analyse de gevolgen van de bezuinigingen voor het aantal vaste krachten, zzp’ers, stagiairs en vrijwilligers in de culturele sector mee te nemen. De SER heeft al enig voorwerk gedaan met een verkenning over zzp’ers in verschillende sectoren, waaronder de cultuursector. Er komt een gemeenschappelijke voorbereidingscommissie die in september van start zal gaan. Bussemaker wil de verkenning voor het eind van dit jaar ontvangen. n
Leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs moeten worden voorbereid om later flexibel en weerbaar om te gaan met de snelle ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Dat staat in het advies Leren in het funderend onderwijs van de toekomst, dat de SER heeft uitgebracht aan Platform Onderwijs2032. SER-voorzitter Mariëtte Hamer overhandigde het advies op 27 augustus aan Platform2032-voorzitter Paul Schnabel. Volgens de SER blijven basisvaardigheden zoals taal en rekenen uiterst belangrijk, net als digitale en ICT-vaardigheden. Maar ook niet-cognitieve vaardigheden, persoonlijke ontwikkeling en zogeheten 21e-eeuwse vaardigheden (zoals kritisch leren denken, samenwerken, probleem oplossen, creativiteit) verdienen meer aandacht in het leerplan van het funderend onderwijs. Deze vaardigheden moeten worden geïntegreerd in de lesinhoud of in de werkvormen. n
SERmagazine
23
Wat zou u doen als u één dag de premier was van Nederland?
TEKST Corien Lambregtse FOTO Dirk Hol
Wat zou u met spoed willen veranderen? Mail ons:
[email protected]
One day only WIE? Channah Zwiep (1962) WAT? Eigenaar pedagogisch projectbureau Kind&Zo
‘Als ik één dag premier was van dit land, zou ik iets doen wat niet direct economisch resultaat heeft, maar wel voor iedereen van groot belang is: ik zou de begeleiding van een gezonde seksuele ontwikkeling van jonge kinderen op de agenda zetten. Lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit horen vanaf de geboorte bij het leven. De combinatie kinderen en seksualiteit ligt echter sinds Robert M. nog gevoeliger dan daarvoor. Het gevolg is dat er maar weinig met kinderen over seksualiteit wordt gesproken, tenzij in waarschuwende of gebiedende zin. Kinderen krijgen hierdoor een negatief idee van seksualiteit en leren hierover nauwelijks open te communiceren. Juist die vaardigheid is nodig om later met je partner(s) af te stemmen wat je fijn vindt op seksueel gebied. Seksualiteit is in beginsel iets positiefs. Het is dan ook
jammer dat veel ouders en opvoeders de ‘verkenningstocht’ van jonge kinderen op dit gebied problematiseren. Soms is er weinig voor nodig om kleuters die nietsvermoedend ‘doktertje’ spelen, in de media te portretteren als ‘dadertje’ en ‘slachtoffer’. Dat zou anders moeten. Ouders en professionele opvoeders missen vaak kennis over seksuele ontwikkeling. Daarnaast zouden ze moeten anticiperen op seksuele opvoeding. Loop je bloot in huis of gaat de badkamer op slot? En hoe leer je kinderen wat er in het openbaar wel en niet mag? Organisaties voor kinderopvang en scholen zouden het thema moeten opnemen in hun pedagogisch beleidsplan en daar praktische invulling aan kunnen geven door teamoverleg en training. Ik ben ervan overtuigd dat een positieve seksuele opvoeding kan bijdragen aan het welzijn van mensen.’