JULI/AUGUSTUS 2016 56 e JAARGANG - NR.7/8
Beschut werk
Decent work
IMVO-convenant
SER pleit voor behoud sociale werkbedrijven
Betrokken werknemers presteren beter
Textielbedrijven ondertekenen historisch akkoord
SER magazine
Ed Nijpels, voorzitter SER-commissie Duurzame Ontwikkeling
Het einde van de wegwerpeconomie
FOTO Christiaan Krouwels SERmagazine is een maandelijkse uitgave met nieuws en informatie over de SociaalEconomische Raad en de Stichting van de Arbeid. Met dit blad wil de SER de overlegeconomie en de sociale dialoog bevorderen. Een jaarabonnement is gratis. Opgave jaarabonnementen en adreswijzigingen via
[email protected] Redactie Liesbeth Breeveld (hoofdredactie), Mariek de Valk, Berber Bijma en Corien Lambregtse (eindredactie) T (0)70 3499 648 F (0)70 3832 535 E
[email protected] Aan dit nummer werkten mee Ton Bennink, Jacobine Geel, Felix de Fijter, Dirk Hol, Désirée van der Jagt, Dorine van Kesteren, Christiaan Krouwels, Jeroen Poortvliet, Elke van Riel, Yvonne Zonderop. Redactieraad Sophia Geelkerken, Carine van Oosteren, Tyche Riemens Ontwerp 2D3D Opmaak Riccardo van der Does Productie SER huisdrukkerij Internet www.ser.nl
2
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
Maatschappelijk verantwoord Om maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen we niet meer heen. Ook dit SERmagazine laat dat weer zien. Of het nu gaat om decent work, de circulaire economie of beschut werk, het draait toch altijd om verantwoord omgaan met people, profit en planet. Uit zorg voor onze planeet is de noodzaak hoog om efficiënter met grondstoffen om te gaan. Er wordt al jaren gesproken over een circulaire economie, het SER-advies laat zien dat we dit onderwerp nu met vereende krachten willen aanpakken. Mooi vind ik dat ook organisaties als Natuur & Milieu zich aan dit advies hebben gecommitteerd en zich de komende jaren hiervoor willen inzetten. Terecht vraagt de SER aandacht voor de meest kwetsbaren op de arbeidsmarkt. In de SER-verkenning signaleren wij dat deze groep buiten de boot dreigt te vallen. Beschut werk komt via de Participatiewet nog nauwelijks van de grond. Vandaar dat wij de staatssecretaris dringend hebben verzocht snel maatregelen te nemen. We moeten alles op alles zetten om te zorgen dat deze groep aan het werk kan blijven. Decent work is een begrip dat in nagenoeg al onze adviezen aan de orde komt. Internationaal is en blijft het een issue. Vandaar dat wij onlangs een internationale conferentie hebben gehouden. Daaruit bleek dat decent work vele facetten kent: van arbeidsvoorwaarden tot duurzaamheid. Eén van de dingen die mij op de conferentie ook aansprak, was de noodzaak van een goede balans tussen werk en privé. Het lijkt de laatste jaren vlak voor de zomer bij de SER steeds drukker te worden, vanuit de wens om adviestrajecten nog af te ronden. De balans schiet dan soms iets te veel door naar werk. Daarom hoop ik dat u gaat genieten van een prachtige zomer en dat we elkaar daarna weer vol inspiratie en goede ideeën aan de SER-tafels ontmoeten. Mariëtte Hamer Voorzitter Sociaal-Economische Raad
10
7 4
14
17 Beschut werk 4
Regionale recycling 17
De SER is zeer bezorgd over de positie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. De kennis en expertise van sociale werkbedrijven mogen niet verloren gaan. Een gesprek met kroonlid Romke van der Veen.
In de ogen van Louis Wildenberg is de circulaire economie per definitie lokaal. Zijn recylingbedrijf in Den Haag bestaat van lokaal afval en helpt kwetsbare groepen aan werk.
Decent work 7
Meedoen 20
‘Fatsoenlijk’ werk kent vele facetten, ook in Europa. In het kader van het EU-voorzitterschap organiseerde de SER er een conferentie over. Werknemers die betrokken zijn en inspraak hebben, presteren beter.
Robin Vennema heeft taaislijmziekte. Het kost hem moeite om zijn bijbaan in een supermarkt vol te houden, maar hij heeft er veel voor over en zit vol toekomstplannen.
Circulaire economie 10 De circulaire economie is volgens Ed Nijpels de zuurstof van de 21ste eeuw. Onder zijn leiding bracht de SER een advies uit over dit onderwerp. ‘We staan voor de vierde industriële revolutie.’
IMVO-convenant 14 De kleding- en textielsector zet op 4 juli een historische stap met de ondertekening van een serie afspraken voor een eerlijker sector. Han Bekke van brancheorganisatie Modint over het traject ernaartoe.
Verder in dit nummer 9 Zeepkist: Jacobine Geel, De straat op 19 Column: Yvonne Zonderop, Vooral aandacht 22 SER Kort
SERmagazine
3
SER-verkenning over sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen
‘Behoud kennis SWDe SER maakt zich grote zorgen over de allerzwaksten op de arbeidsmarkt. Het aantal beschutte werkplekken schiet zwaar te kort. En veel sociale werkbedrijven dreigen te bezwijken. Kroonlid Romke van der Veen over de jongste SER-verkenning, met een pleidooi voor een goede sociale infrastructuur voor mensen die onder de Participatiewet vallen. TEKST Dorine van Kesteren FOTO Christiaan Krouwels
4
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
Het kabinet wil dat het normaal wordt dat bedrijven mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen. Dat is het idee achter de Participatiewet, die op 1 januari 2015 in werking is getreden. De instroom in de sociale werkvoorziening oude stijl is daarom afgesloten. Mensen die voorheen ‘beschut werk’ kregen, moeten nu een plek bij reguliere werkgevers vinden. Gemeenten hebben de taak om deze plekken te scheppen. In de praktijk loopt dit echter niet zo soepel. De afgesproken 30.000 beschutte arbeidsplaatsen zijn nog lang niet in zicht. Het is volgens de gemeenten te duur. Ook voor detachering bij reguliere bedrijven, een beproefd recept van SW-bedrijven, komen bij veel gemeenten nog geen faciliteiten van de grond. De SER maakt zich daar grote zorgen over, meldt kroonlid Romke van der Veen, hoogleraar Sociologie van arbeid en organisatie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en lid van de SER-commissie die de verkenning opstelde (zie kader ‘Hoofdpunten SER-verkenning’). ‘Het is belangrijk dat er een structureel en sluitend vangnet blijft voor de allerzwaksten op de arbeidsmarkt. Een beschutte werkplek is voor hen misschien wel de enige optie.’
beschut werk
en te houden en werkgevers goed te ondersteunen. Deze instrumenten moeten integraal op regionaal niveau aanwezig zijn. Daarom is het wenselijk dat de huidige 90 SW-bedrijven zich in de richting van de 35 arbeidsmarktregio’s bewegen. Overigens zonder dat wij pleiten voor grootschalige fusies of meer bestuurlijke drukte.’
bedrijf’
Minder vrijblijvend De SER vindt ook dat de samenwerking tussen gemeenten, UWV en regionale sociale partners in de regionale Werkbedrijven minder vrijblijvend moet worden. ‘In de praktijk wordt in de regionale Werkbedrijven vooral bestuurlijk afgestemd: wie gaat wat doen. Wij pleiten voor een echte gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de arbeidsdeelname van mensen met een beperking. De SER roept de centrumgemeenten nadrukkelijk op om hun regierol verder in te vullen.’ →
Hoofdpunten SER-verkenning
Veel SW-bedrijven staan onder druk doordat het aantal werkenden en de budgetten afnemen. ‘Wat gebeurt er met de kwetsbare groepen als de bestaande SW-bedrijven verdwijnen en gemeenten er onvoldoende in slagen nieuwe voorzieningen te realiseren?’ Inhaalslag Om de inhaalslag te kunnen maken, lijkt de inzet van SW-bedrijven onmisbaar. Van der Veen: ‘SW-bedrijven zijn in staat deze doelgroep met werkgevers en werk te matchen. We moeten voorkomen dat deze kennis, die is opgebouwd met publiek geld en door werkgevers zeer wordt gewaardeerd, onvoldoende wordt gebruikt bij de uitvoering van de Participatiewet. Onze boodschap is: laat de bestaande kennis en expertise over matchen, begeleiden en detacheren niet verloren gaan. Zorg ervoor dat de functies die de SW-bedrijven nu verrichten, ook in de toekomst beschikbaar blijven.’ SW-bedrijven moeten volgens de SER een belangrijke rol krijgen in de arbeidsmarktregio’s. Van der Veen: ‘SW-bedrijven bieden essentiële instrumenten om de kwetsbaarste doelgroep aan het werk te krijgen
De SER-verkenning is vastgesteld in de raadsvergadering van 24 juni. De hoofdvraag in de adviesaanvraag van staatssecretaris Jetta Klijnsma (SZW) luidde: hoe ziet een regionale sociale infrastructuur eruit die de kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt zo goed mogelijk ondersteunt? Hieronder de hoofdpunten van het advies. • De nieuwe voorziening beschut werk blijft ver achter bij de verwachting, daarmee valt een zeer kwetsbare groep buiten de boot. De achterstand moet worden ingehaald. • Het moet snel duidelijk worden of het met de huidige systematiek haalbaar is om 30.000 nieuwe beschutte arbeidsplaatsen te realiseren. • Financiële belemmeringen voor gemeenten om beschutte arbeidsplaatsen te realiseren moeten worden weggenomen. • Er moeten een sluitend vangnet en dekkende regionale infrastructuur voor kwetsbare groepen komen. In iedere arbeidsmarktregio moet een samenhangend geheel van functionaliteiten aanwezig zijn. • SW-bedrijven kunnen een rol spelen in de uitvoering van de nieuwe voorziening beschut werk en de Participatiewet.
SERmagazine
5
Laat de bestaande kennis en expertise over matchen, begeleiden en detacheren niet verloren gaan
Het bedrijfsleven heeft volgens de SER ook een belangrijke rol in een goede sociale infrastructuur voor de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Dit geldt in ieder geval voor sociale ondernemingen: nieuwe idealistische organisaties, waarvan een aanzienlijk deel zich inzet voor mensen met een beperking. Van der Veen: ‘Sociale ondernemers vormen een van de schakels in de
ketting van ondernemerschap en maatschappelijk initiatief. Zij kunnen een belangrijke en nader te verkennen rol spelen bij het bieden van werk aan de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Maar het geldt zeker ook voor reguliere bedrijven, want de SER vindt dat maatschappelijk verantwoord ondernemen tot de core business van élke onderneming behoort.’ n
Marleen Damen, wethouder van Werk en Inkomen in Leiden: ‘Als je het slim organiseert, kan er veel’ ‘Leiden kiest ervoor het afgesproken aantal plekken voor beschut werken te realiseren. Als je niet blijft investeren in de groep met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt, weet je zeker dat deze mensen nooit de kans krijgen om met een eigen baan een zelfstandig leven op te bouwen. Bovendien: als ze voor een groot deel zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien, hoeven ze een minder groot beroep te doen op een uitkering.
Wij hebben de hele uitvoering van de Participatiewet, inclusief beschut werk, ondergebracht bij SW-bedrijf DZB. Zo nodig schakelt DZB daarbij particuliere reïntegratiebedrijven in. Ik vind het te gemakkelijk om te zeggen dat beschut werken te duur is. Als je het slim organiseert, kan er veel. DZB heeft er alles aan gedaan om zo efficiënt mogelijk te werken en de overhead tot het minimum te beperken. Een beschutte arbeids-
plaats kost bij ons niets meer dan het rijksbudget. Verder is DZB is erin geslaagd om allerlei werkgevers aan zich te verbinden, ook sociale ondernemers. Voorbeelden zijn Secrid, een bedrijf dat moderne portemonnees maakt, en Raw Patisserie, een bedrijf dat bonbons maakt. Zulke bedrijven hebben een sociale motivatie en zijn bereid een reële prijs te betalen voor de inzet van medewerkers.’
Egbert Roozen, brancheorganisatie groenvoorzieners en hoveniers (VHG): ‘Zowel qua werk als persoon moet het klikken’ ‘De hoveniers- en groenvoorzienersbranche biedt veel werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het type werk past heel goed bij deze doelgroep. Van de ruim 48.000 medewerkers komen er 17.000 uit de sociale werkvoorziening. De samenwerking tussen private bedrijven en SW-bedrijven met een afdeling groenvoorziening wordt steeds beter. Het komt bijvoorbeeld vaker voor dat een regulier groen-
6
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
voorzieningsbedrijf samen met een SW-bedrijf projecten uitvoert voor een opdrachtgever. Maar meestal detacheert het SW-bedrijf mensen bij reguliere groenbedrijven. De bedrijven zorgen zelf voor de vakinhoudelijke begeleiding, het SW-bedrijf zorgt voor de mensgerichte begeleiding en voor de juiste match: de juiste persoon op de juiste plek. Zowel qua type werk als qua persoon moet het klikken.
Wij zien een tendens dat gemeenten het openbare groenbeheer weer zelf gaan doen en mensen uit de doelgroep van de Participatiewet inzetten. Dit gaat ten koste van de private groenvoorzieners en hun SW-medewerkers. Waarom werken ze niet samen met de groenvoorziener en het SW-bedrijf in de gemeente, in plaats van helemaal opnieuw te investeren in bijvoorbeeld management en voertuigen?’
SER-EU-conferentie over ‘Decent Work’
Betrokken werknemers presteren beter Een veilige werkplek, zinvol werk, medezeggenschap. In vrijwel ieder SER-advies komt een aspect van ‘decent work’ langs. Vanwege het EU-voorzitterschap hield de SER er een conferentie over, met resultaten van Europees onderzoek.
TEKST Elke van Riel FOTO Hollandse Hoogte, Eurofound/Conor Healy
Of werk ‘decent’ (fatsoenlijk) is, hangt af van vele factoren: zijn er fysieke of psychosociale risico’s, hoe is de werkorganisatie, zijn er mogelijkheden voor participatie en medezeggenschap, hoe is de balans tussen werk en privé? Hoe beter werkenden hun werk op deze punten beoordelen, hoe groter hun betrokkenheid bij hun werk én hoe beter de resultaten van het betreffende bedrijf. Alle reden dus om decent work te stimuleren. De SER deed dat eind mei met een conferentie, gekoppeld aan het Nederlandse EU-voorzitterschap. Minder voldoening Eurofound, de Europese Stichting ter Verbetering van Levens- en Werkomstandigheden, onderzoekt elke vijf jaar hoe werkenden in Europa hun werkomstandigheden ervaren. Dit gebeurt via de Europese Enquête Werkomstandigheden
(EWCS). De uitkomsten laten zien hoe Europa er voorstaat op het gebied van decent work. Greet Vermeylen, senior programmamanager duurzame inzetbaarheid bij Eurofound, presenteerde op de SER-conferentie een eerste analyse van de zesde EWCS (2015). Eurofound interviewde hiervoor ruim 43.000 werknemers en zelfstandigen in 35 landen. Een van de opvallende uitkomsten is dat het aantal werkenden in Europa dat vindt dat hun werk ‘altijd voldoening’ geeft, is gedaald naar 40 procent. In 2010 was dit nog 45 procent en in 2005 51 procent. Die trend houdt volgens Vermeylen vooral verband met de hoge werkintensiteit. ‘Er worden vaak hoge eisen gesteld aan werk. Het is meer geconcentreerd, het moet sneller, er zijn regelmatig storende onderbrekingen of er is gewoon te veel werk voor de beschikbare tijd.’ →
SERmagazine
7
decent work
36 procent van de werkenden in de EU ervaart krappe deadlines, 33 procent voelt dat er in een hoog tempo wordt gewerkt. Een hoge werkintensiteit wordt negatief geassocieerd met de gezondheid en het welbevinden van werkenden. Datzelfde geldt voor niet zinvol werk, te weinig betrokkenheid, slecht management en oneerlijke bejegening. Vermeylen: ‘Sommige werknemers hebben bovendien last van een combinatie van negatieve factoren: ze werken heel hard, hebben atypische uren, minder arbeidszekerheid én lopen allerlei risico’s. De kans is dan groot dat het werk negatieve invloed heeft op de gezondheid.’ Balans Een positieve relatie met gezondheid en welbevinden ontstaat door een goede balans tussen werk en privé,
een goede werkorganisatie en organisatieparticipatie. Autonomie en het gevoel betrokken te zijn bij het vernieuwen van arbeidsprocessen of producten verhogen de arbeidstevredenheid en de werkmotivatie.
Autonomie zonder ondersteuning is moeilijk Vermeylen: ‘Als mensen hun zegje kunnen doen over belangrijke beslissingen, blijkt dat ook goed voor de resultaten van bedrijven en voor de vernieuwing in bedrijven. Dit weten we ook uit ander onderzoek.’ Zelfstandigen ervaren doorgaans meer autonomie in hun werk dan werknemers in loondienst. Hoewel
Greet Vermeylen: ‘Soms is er te veel werk voor de beschikbare tijd’
autonomie in principe positief is, kan het volgens Vermeylen soms ook zwaar zijn voor zelfstandigen als ze alles zelf moeten beslissen. Ook voor werknemers geldt dat autonomie zonder ondersteuning van collega’s of de werkgever moeilijk is. Participatie Naast het EWCS-onderzoek doet Eurofound ook grootschalig onderzoek onder Europese bedrijven: de European Company Survey (ECS). Dit vond in 2013 voor de derde keer plaats. Er deden 20.500 managers en werknemersvertegenwoordigers uit 32 landen aan mee. Het ging om bedrijven met minimaal tien werknemers. De focus lag op arbeidsparticipatie en de invloed van sociale partners op wat er gebeurt op bedrijfsniveau. Betrokkenheid van werknemers blijkt de prestaties en de kwaliteit van het werkzame leven te verhogen. Vaak hebben werknemers stilzwijgende kennis en weten ze wel hoe een product of proces verbeterd kan worden. Een beroep doen op deze kennis leidt tot meer creativiteit en meer betrokkenheid bij innovatie. Dat heeft niet alleen positieve effecten op de werknemer, maar leidt ook tot betere resultaten voor het bedrijf. Sociaal overleg draagt volgens Vermeylen zeker bij aan decent work. ‘Het is belangrijk dat mensen betrokken zijn bij veranderingen in het bedrijf. Zorg dat daar vooraf genoeg communicatie over is en dat sociale partners een rol kunnen spelen bij de manier waarop ze worden doorgevoerd.’ Nederland In vergelijking met de andere Europese landen kent Nederland
8
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
zeepkist
Een beroep doen op werknemers leidt tot meer creativiteit en betrokkenheid bij innovatie Nederland scoort vooral hoog qua overlegstructuren in bedrijven vanaf vijftig werknemers. Alleen de score van de Scandinavische landen is hoger. Bedrijven met meer arbeidsparticipatie scoren niet alleen beter op welbevinden op het werk, ook hun prestaties zijn beter. Zij hebben minder problemen om personeel te behouden en de afwezigheid is lager. Ook scoren de bedrijven hoger qua arbeidsproductiviteit, leveren ze meer goederen en diensten en hebben ze een betere financiële situatie. Vermeylen: ‘We zien dus een relatie tussen arbeidsparticipatie en prestaties, we weten alleen niet wat de kip en wat het ei is. Het kan ook zijn dat deze bedrijven het toch al beter doen en dat er daarom veel participatie is.’n
De straat op Voor iemand die pas één vergadering van de SER bijwoonde, lijkt het verzoek om een korte bespiegeling over de SER ingewikkeld. Maar omdat die vergadering wel heel boeiend was, durf ik het aan. Voor de vuist weg en ook een beetje bij wijze van kennismaking. De SER kwam een paar dagen na het referendum over het handelsverdrag met de Oekraïne bijeen. Het ‘nee’ – hoewel misschien verwacht – dreunde nog na. Wie had zich met welke argumenten van de discussie meester gemaakt, en wie had op welke momenten verzuimd draagvlak te organiseren? Aan de orde was die ochtend het advies over TTIP, een kwestie waarover het volgende referendum alweer in voorbereiding leek. Zou het mogelijk zijn om mensen, burgers van Nederland, dit keer wel mee te krijgen in een afgewogen besluitvorming? Aan het advies zelf kon het niet liggen. Dat schetst vooral de voorwaarden waaraan dit handelsverdrag moet voldoen om aanvaardbaar te zijn, niet alleen voor ondernemers, maar juist ook voor werknemers. Het probleem zit bij de vraag hoe ratio en emotie (die ook rond dit onderwerp alweer volop oplaait) op een evenwichtige manier bij elkaar kunnen worden gebracht. Ik realiseerde me dat een overlegorgaan als de SER, ooit in het leven geroepen als een instrument om draagvlak te organiseren, nu zelf gemakkelijk kan worden gezien als onderdeel van het institutionele systeem. Een overlegorgaan waar dientengevolge steeds minder mensen zich als vanzelf door vertegenwoordigd voelen, en dat dus op zijn beurt misschien af en toe de straat op moet om mensen deelgenoot te maken van het waarom van sommige adviezen. Zoek het gesprek, organiseer de ontmoeting. Binnen de raad, maar bij gevoelige onderwerpen als TTIP of het pensioenstelsel zeker ook daarbuiten! Jacobine Geel Voorzitter GGZ Nederland
SERmagazine
FOTO Christiaan Krouwels
zowel veel autonomie als veel participatie van werknemers, blijkt uit de ECS. Meer dan de helft van de Nederlandse werknemers is betrokken bij de werkorganisatie en het vernieuwen van processen. ‘Zij zullen zich eerder uitspreken over hoe dingen beter kunnen dan in landen met een meer hiërarchische bedrijfsstructuur’, zegt Vermeylen.
9
TEKST Corien Lambregtse FOTO Jeroen Poortvliet
Ed Nijpels over SER-advies Circulaire economie
Het einde van de wegwerpeconomie 10
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
coverstory
De vraag is niet óf we naar een circulaire economie gaan, maar hoe snel. Het SER-advies over de circulaire economie laat zien dat het circulair gebruik van grondstoffen de enige oplossing is voor een duurzame wereld. Een gesprek met Ed Nijpels, voorzitter van de SER-commissie Duurzame Ontwikkeling, over de vierde industriële revolutie. ‘Je kunt het SER-advies in feite heel kort samenvatten: de circulaire economie is de zuurstof van de 21ste eeuw. Dat is toch wel de kern. Zonder zuurstof kun je niet leven en dat geldt ook voor de circulaire economie. Het kan straks gewoon niet anders. Zonder grondstoffen geen welvaart.’ Ed Nijpels is voorzitter van de SER-commissie Duurzame Ontwikkeling die het advies over de circulaire economie schreef. Als voorzitter van de Borgingscommissie van het Energieakkoord heeft hij een werkkamer op de vijfde verdieping van het SER-gebouw. De twee onderwerpen zijn natuurlijk nauw aan elkaar verwant. Hij is meteen op dreef. ‘Weet je hoe urgent het vraagstuk is? De wereldbevolking is de afgelopen eeuw explosief gestegen. Er zijn nu 7 miljard wereldburgers, in 2050 worden dat er 9 à 10 miljard. We zijn in de afgelopen eeuw 34 keer meer materialen gaan gebruiken, 27 keer meer mineralen, 12 keer meer fossiele brandstoffen en 3,6 keer meer biomassa. Dit veroorzaakt niet alleen meer milieudruk, het gaat ook ten koste van de natuur en de biodiversiteit. Belangrijke grondstoffen raken volledig uitgeput. En kijk wat er gebeurt met het klimaat… Op deze manier kunnen we niet doorgaan.’ ‘Het is noodzakelijk dat we ingrijpen en zo snel mogelijk overgaan naar een circulaire economie. Dat betekent dat we een radicaal einde moeten maken aan de wegwerpeconomie. Alle grondstoffen die we in de economie gebruiken, moeten steeds opnieuw als grondstof kunnen dienen. Afval bestaat niet meer.’ En met die circulaire economie moeten we in Nederland beginnen? ‘Nederland kan daar een belangrijke rol in vervullen. Ons land is namelijk in hoge mate afhankelijk van de import van grondstoffen. Van de 54 grondstoffen die het meest belangrijk zijn voor de Nederlandse economie, komt tweederde uit het buitenland. Dat maakt onze
economie heel kwetsbaar. Als er wereldwijd een tekort aan grondstoffen ontstaat, leidt dat onvermijdelijk ook tot geopolitieke spanningen. En dat zal onmiddellijk invloed hebben op onze economie.
Alle grondstoffen die we in de economie gebruiken, moeten steeds opnieuw als grondstof kunnen dienen Het onderwerp is zo belangrijk dat het kabinet er een rijksbreed programma voor gaat opstellen. Dat programma wordt rond Prinsjesdag gepresenteerd en ik ben ervan overtuigd dat het een van de belangrijkste onderwerpen wordt bij de volgende kabinetsformatie. Het zou zelfs een bloody shame zijn als het dat niet wordt. De vraag is niet óf we naar een circulaire economie gaan, maar hoe snel en wat we in Nederland gaan doen om daarin voorop te lopen.’ Wat draagt het SER-advies bij aan het rijksbrede programma? ‘In dit advies hebben werkgevers, werknemers en milieubeweging hun gezamenlijke visie op de circulaire economie neergelegd. Bij zo’n rijksbreed programma is het heel belangrijk dat er draagvlak voor is bij de sociale partners. Het SER-advies is geen somber of angstig verhaal geworden. Je moet je sowieso nooit door angst laten regeren. In onze visie biedt de circulaire economie vooral kansen. Ook voor de economie en de werkgelegenheid. →
SERmagazine
11
Als er wereldwijd een tekort aan grondstoffen ontstaat, leidt dat ook tot geopolitieke spanningen
Uit onderzoek van TNO blijkt dat de circulaire economie na verloop van een aantal jaren 7,4 miljard euro groei kan opleveren en meer dan 50.000 banen. Dat laatste is natuurlijk heel belangrijk, omdat er nog te veel mensen aan de kant staan. Natuurlijk: er zullen banen verdwijnen, maar er komen andere voor in de plaats. En daar zullen we mensen dan wel voor moeten opleiden, wat weer allerlei eisen stelt aan de opleidingen. Als commissie hebben we daar uitgebreid over gesproken. De houding van alle partijen is positief. Er is in ons land veel kennis op het gebied van de circulaire economie. Er lopen al tal van initiatieven en veel bedrijven zijn enthousiast over deze ontwikkeling. Het SER-advies staat bol van de voorbeelden van waar bedrijven mee bezig zijn.
SER-advies circulaire economie Het SER-advies Handelingsperspectieven voor een circulaire economie geeft antwoord op de vraag die het kabinet in januari 2016 aan de SER voorlegde: hoe kunnen de verschillende partijen (waaronder de overheid en de sociale partners), beter inspelen op de transitie naar een circulaire economie? Het kabinet stelde deze vraag tegen de achtergrond van het rijksbrede programma circulaire economie dat binnenkort van start gaat. Voor het slagen van deze transitie is het volgens het kabinet cruciaal om met maatschappelijke partijen te verkennen wat er voor nodig is om in deze transitie de beoogde positieve effecten voor de Nederlandse economie te kunnen realiseren. Het kabinet ziet actieve betrokkenheid van bedrijfsleven, werknemers en maatschappelijke organisaties als onmisbaar om de transitie naar een circulaire economie – het doel van het rijksbrede programma – te versterken en te versnellen. Het SER-advies is in de raadsvergadering van 24 juni vastgesteld en is te vinden op www.ser.nl, onder Publicaties.
12
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
Nederland kan in tal van sectoren een rol vervullen als koploper.’ Moet de hele economie hiervoor eigenlijk niet op de kop? ‘Het is een enorme transitie, nog veel complexer dan de energietransitie. Wij adviseren het kabinet om een programma te maken waarin per sector of gebied doelen worden gesteld en een tijdspad wordt opgenomen. Het zal heel concreet moeten worden, op een vergelijkbare manier als bij de uitvoering van het Energieakkoord. Dus met betrokkenheid van bedrijfsleven, werknemers en maatschappelijke organisaties. Dit proces kun je niet van bovenaf regelen. Dat geeft zekerheid aan de samenleving over waar we naar toe willen en hoe we dat gaan bereiken. Het programma moet vooral niet blijven steken in wollige teksten.’ Belemmeringen Het SER-advies noemt de belemmeringen die uit de weg moeten worden geruimd om de circulaire economie vrij baan te geven. Deze belemmeringen zijn al eerder in kaart gebracht door de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Het gaat om institutionele belemmeringen, zoals een ongelijk speelveld voor de oude en nieuwe manier van ondernemen, en de dominantie van gevestigde belangen. Daarnaast zijn er belemmeringen in wet- en regelgeving, economische en maatschappelijke belemmeringen en belemmeringen (hiaten) in kennis en innovatie. Een van de grote maatschappelijke belemmeringen is ‘gebrekkig bewustzijn’. ‘Uit recent onderzoek onder het bedrijfsleven blijkt dat meer dan de helft van de ondernemers nog geen idee heeft van wat de circulaire economie inhoudt. In het algemeen is er nog weinig bewustzijn dat deze transitie noodzakelijk is. En dat bewustzijn hebben we wel nodig om handelingsperspectieven voor consumenten, ondernemers en werknemers te ontwikkelen. Om die reden is het dus heel belangrijk goede voorbeelden te delen en te verspreiden.
coverstory
Het mooiste voorbeeld is misschien wel papierinzameling. In Nederland wordt 85 procent van het papier ingezameld. 82 procent van het papier is al gerecycled papier. Voor glas geldt hetzelfde: er wordt al 80 procent ingezameld. Maar er zijn ook andere voorbeelden van bedrijven die heel ver gaan. Apple bijvoorbeeld. Dit bedrijf heeft milieu tot speerpunt van zijn bedrijfsvoering gemaakt. Doel is dat alle kantoren en datacentra op duurzame energie gaan draaien en dat alle materialen in toestellen en computers worden gerecycled. Sinds kort staat er in Breda een fabriek waar alle kapotte en afgeschreven iPhone 6-toestellen van Europa worden verzameld en gedemonteerd voor hergebruik. Die kan op jaarbasis 1,2 miljoen toestellen uit elkaar halen. En dat wordt nog maar als een begin gezien. En neem autofabrikant Renault. Die heeft ook enorm geïnvesteerd in de recycling van automaterialen. Een derde van alle grondstoffen voor nieuwe auto’s komt uit recyclingstromen.
Zo zijn er nog veel meer bedrijven die investeren in de kringloop van grondstoffen. Het betekent dat producten zodanig worden ontworpen dat de grondstoffen na gebruik kunnen worden teruggewonnen. Alles moet kunnen worden hergebruikt, er wordt niets meer op de afvalhoop gestort.’ Dat is dus echt radicaal anders dan we tot nu toe gewend zijn. ‘Het maakt onderdeel uit van wat de vierde industriële revolutie wordt genoemd. Eerst kregen we stoom, toen elektriciteit en vervolgens ict. Nu krijgen we de circulaire economie met een combinatie van duurzame energie, ict en slim produceren. Wij staan voor de opgave om de weg voor die vierde industriële revolutie vrij te maken. Het rijksbrede programma dat het kabinet dit najaar presenteert, zal daar meer duidelijkheid over scheppen. De SER is graag bereid om over het vervolg mee te denken en deelthema’s verder te verkennen.’ n
Voorbeelden van koplopers Er zijn al veel bedrijven die werk maken van de circulaire economie. In het SER-advies worden talloze voorbeelden genoemd, waaronder Renault en Auping. Autofabrikant Renault: in de ontwerpfase van nieuwe automodellen wordt al rekening gehouden met repareerbaarheid en hergebruik van onderdelen. Een derde van alle grondstoffen voor nieuwe auto’s komt uit recyclingstromen. IJzer, koper en staal zijn al voor een groot deel uit hergebruik afkomstig, plastic vormt nog een uitdaging. Jaarlijks reviseert Renault 30.000 motoren, 20.000 versnellingsbakken en 16.000 brandstofinjectiesystemen in een fabriek in de Franse plaats Choisy-le-Roi. Deze onderdelen zijn na refurbishing 30 tot 50 procent goedkoper dan nieuwe onderdelen. Vergeleken met de productie van een nieuw onderdeel
bespaart dit 80 procent aan water, energie en chemicaliën. Bijna de helft van de componenten leent zich volgens Renault voor revisie, het overige deel heeft te veel slijtage. Beddenfabrikant Auping: jaarlijks worden in Nederland meer dan 1,2 miljoen matrassen als grofvuil aangeboden. Het grootste deel daarvan verdwijnt in de verbrandingsoven. Koninklijke Auping bv heeft daarom het Auping Take Back System (ATBS) geïntroduceerd, met als doel 90 procent van de oude matrassen te recyclen. De veren worden omgesmolten naar opnieuw te gebruiken staal. Het latex en polyether worden onder meer verwerkt in ondertapijt en judomatten. Daarmee wordt het overgrote deel van de oude matras grondstof voor een nieuw product.
SERmagazine
13
Eerste IMVO-convenant wordt praktijk
‘Historisch’ textielcon Het eerste IMVO-convenant voor eerlijke internationale handel wordt praktijk. Op 4 juli zetten ruim vijftig bedrijven hun handtekening onder het convenant voor duurzame kleding en textiel. Een historische stap, vindt de sector, maar ook een leerproces. ‘We zullen nog heel wat vragen tegenkomen.’ TEKST Berber Bijma FOTO Shutterstock, Jeroen Poortvliet
14
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
‘Een historische stap op weg naar een eerlijke textiel- en kledingsector wereldwijd.’ De Nederlandse brancheorganisaties Modint, VGT en INretail zijn trots op de handtekeningen die op 4 juli onder het IMVO-convenant voor de kledingsector komen staan. Onder meer De Bijenkorf, Wehkamp, Zeeman en HEMA doen mee, en ook een hele serie kleinere bedrijven. De bedrijven beloven aantoonbare stappen te zetten voor verbeteringen in de sector, onder meer op het gebied van arbeidsomstandigheden, loon en milieu (zie kader). Het convenant is het eerste IMVO-convenant dat onder leiding van de SER tot stand is gekomen. Drie jaar geleden vielen in Bangladesh meer dan duizend doden bij het instorten van kledingfabriek Rana Plaza. Daar werd ook kleding voor de Nederlandse markt gemaakt. ‘Het was al langer duidelijk dat het in onze sector knelt op het gebied van productieomstandigheden en veiligheid’, vertelt Modint-voorzitter Han Bekke. ‘Het is niet zo dat daarvoor niets werd gedaan aan
imvo
in beeld te brengen, maar ook aan te geven hoe ze aan verbetering werken. In de gesprekken met de sector heeft Bekke de afgelopen maanden gemerkt hoe lastig dat is. ‘Grote bedrijven hebben vooral aarzeling bij de juridische kant van het verhaal: welke juridische gevolgen kan hun handtekening hebben? Kleinere bedrijven zien eerder organisatorische belemmeringen. Zij hebben doorgaans geen speciale mvo-manager in dienst en vragen zich af hoe ze de hele keten – tot en met de knopenfabriek – goed in beeld kunnen krijgen. Bovendien is hun invloed beperkt: als je kleine orders uitzet, is je invloed op bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden of loon veel kleiner dan als je een van de grootste afnemers van een fabriek bent.’
venant de problemen, maar die afschuwelijke gebeurtenis heeft alles in een stroomversnelling gebracht. Zo presenteerde de sector kort daarna een plan van aanpak, de voorloper van het convenant, waaraan een jaar was gewerkt.’ Complexe keten Het was bepaald niet eenvoudig om tot een serie concrete afspraken te komen. Want de textielketen zit complex in elkaar. Bedrijven die kleding verkopen, weten lang niet altijd wie bij de productie betrokken zijn geweest: wevers, ververs en naaiers, maar bijvoorbeeld ook garen- en knopenfabrikanten. De toeleveranciers van de toeleveranciers zijn vaak niet in beeld – en eventuele misstanden in de productie dus ook niet. Bekke: ‘De rode draad in het convenant is due diligence: het hele bedrijfsproces in beeld krijgen, risico’s aanpakken en daarover rekenschap afleggen.’ De ondertekenaars van het convenant verplichten zichzelf om niet alleen het productieproces van hun verkoopwaar
Billijkheid De brancheorganisaties hebben inmiddels masterclasses opgezet om bedrijven op weg te helpen bij het due diligence-proces. Bekke: ‘We gaan uit van redelijkheid en billijkheid. Hoe groter de opdracht, hoe meer invloed je kunt uitoefenen. Maar ook: hoe verder weg in de keten, hoe kleiner je invloed. Van je directe toeleverancier kun je meer vragen dan van eerdere schakels in de keten.’ Wat van bedrijven wordt verwacht is afhankelijk van de omvang van het bedrijf en van zijn positie in de keten. ‘We hebben met alle ondertekenaars individueel gesprekken gehad om hen te overtuigen. De manier waarop je de afspraken nakomt, is in feite een kwestie van maatwerk. Bovendien is het hele convenant een leerproces. We zullen nog heel wat vragen tegenkomen, maar het is belangrijk dat we een begin maken.’ De brancheorganisaties benadrukken steeds dat verduurzaming ook (marketing)kansen biedt. ‘De consument verlangt steeds meer dat we eerlijke en duurzame kleding verkopen.’ Door het convenant kunnen individuele bedrijven zich profileren als verkoper van eerlijke kleding. Een speciaal label komt er niet. ‘Zo’n label moet uiteindelijk niet nodig zijn, omdat de consument er op termijn vanuit mag gaan dat alle kleding die in Nederland wordt verkocht, op een verantwoorde manier tot stand is gekomen.’ Geen verplichting De brede coalitie achter het convenant is volgens Bekke van cruciaal belang. Niet alleen de overheid, maar ook vakbonden en maatschappelijke organisaties werken eraan mee. ‘We hopen dat zij hun ervaring willen →
SERmagazine
15
Han Bekke: ‘De consument verlangt steeds meer dat we eerlijke en duurzame kleding verkopen, daarmee kun je je als bedrijf profileren’
inbrengen en hun activiteiten ook steeds verder op elkaar zullen afstemmen. Van belang is dat voor het realiseren van systeemveranderingen elders in de wereld samenwerking van alle partijen nodig is, bedrijven, vakbonden, ngo’s en overheid. Niemand kan het alleen.’ Het convenant heeft een looptijd van vijf jaar en wordt halverwege geëvalueerd. Na die vijf jaar moet 80 procent van de Nederlandse kledingsector bij het convenant zijn aangesloten. Ook daarvoor zullen bedrijven steeds opnieuw persoonlijk worden benaderd. Voor het opleggen van wettelijke eisen en verplichtingen voelen de brancheorganisaties niets. ‘We hebben nu een prachtig initiatief op basis van vrijwilligheid, verdergaand dan enig ander Europees land. Dit is een historische stap, geef het een kans.’ Het Nederlandse convenant krijgt volgens Bekke in Europa veel aandacht. ‘Nederland is op wereldschaal natuurlijk maar een kleine speler. Hopelijk kunnen we dit convenant naar een hoger niveau tillen. Minister Ploumen is daar volop mee bezig. De minister heeft het Nederlandse EU-voorzitterschap gebruikt om ons convenant flink uit te venten – de Engelse vertaling wordt goed gebruikt. Met de volgende EU-voorzitters Slowakije en Malta heeft ze al afspraken gemaakt om de aandacht niet te laten verslappen. In Duitsland en Denemarken zijn ook initiatieven. Het zou goed zijn als we alle initiatieven op elkaar afstemmen en samen optrekken.’ n
Eerste IMVO-convenant van start Het Convenant Duurzame Kleding en Textiel is dit voorjaar opgesteld door een brede coalitie van brancheorganisaties, vakbonden, maatschappelijke organisaties en de overheid. Het wordt op 4 juli ondertekend door zo’n vijftig bedrijven uit de textiel- en kledingbranche. In het convenant staan afspraken over: • bescherming tegen discriminatie, kinderarbeid en gedwongen arbeid; • betekenisvolle dialoog met onaf-
16
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
• •
•
•
•
hankelijke vertegenwoordigers van werknemers; realiseren van een leefbaar loon; veilige omstandigheden en een gezondere omgeving voor werknemers; vermindering van negatieve milieuimpact door besparing op grondstoffen en realisatie van circulaire economie; minder gebruik van water, energie en chemicaliën; minder chemisch afval en afvalwater; voorkomen van dierenleed.
Bedrijven zullen jaarlijks aangeven hoe ze de afspraken uit het convenant nakomen. Er wordt een secretariaat opgericht om op de naleving toe te zien. Ook komen er regelingen voor klachten en geschillen. De SER faciliteert momenteel ook een aantal andere IMVOconvenantentrajecten, onder andere in de bankensector. De volledige tekst van het convenant en de namen van alle ondertekenaars staan op www.ser.nl, onder Publicaties.
Recyclingbedrijf Wilkohaag mikt op onderkant arbeidsmarkt
‘Circulaire economie is lokale economie’ De circulaire economie is per definitie een lokale economie. Louis Wildenberg van recyclingbedrijf Wilkohaag heeft een missie. ‘Straks koop je bij ons een kast die deels bestaat uit je oude stofzuiger.’
TEKST Felix de Fijter FOTO Jeroen Poortvliet
Wilkohaag Metaal was lange tijd een lelijk eendje in Den Haag. Wat moeten al die schrootcontainers in het midden van de stad? De gemeente probeerde het bedrijf te verplaatsen naar een industrieterrein in de buitenwijken, maar zonder succes. Inmiddels speelt het niet meer, want sinds Louis Wildenberg in 2005 het bedrijf van zijn familie overnam, is de situatie veranderd. Dat heeft alles te maken met de duurzame ambities van Wildenberg. Hij wil met Wilkohaag opereren volgens de principes van de circulaire economie. Dus: kunststoffen en metalen een volgend leven geven in nieuwe, het liefst hoogwaardige producten. Voor de arbeidsplaatsen die daarbij horen, mikt hij met een eigen leerwerkcentrum op laag- en ongeschoolde wijkbewoners. En dus is de tone of voice veranderd. Verduurzaming en nieuwe werkgelegenheid in het midden van de stad – wie wil dat nu niet?
Het bedrijf is een mooie illustratie van twee onderwerpen waar de SER de afgelopen maanden druk mee bezig is geweest: het advies over de circulaire economie en de verkenning over de sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen. Leerwerkcentrum Toegegeven: het is even wennen, het grote pand van Wilkohaag, zo midden tussen de woningen. Bij de hoge entree komt je de geur van oud ijzer tegemoet. Heftrucks rijden af en aan en in de immense hallen staan gevulde containers op een rijtje klaar voor transport. Het schroot steekt er enthousiast bovenuit. Aan de voorzijde van het pand is het kantoor van Wildenberg gevestigd, op de eerste verdieping. De lange gang ernaartoe geeft met z’n vensters uitzicht over verschillende ruimtes, waaronder ook het leerwerkcentrum. ‘We hebben een stichting opgezet om jongeren die buiten de boot val- →
SERmagazine
17
circulaire economie
len in het onderwijs een nieuwe kans te geven op een diploma en ons en andere bedrijven te voorzien van goed geschoold personeel’, vertelt Wildenberg. In het Leerwerkcentrum Milieu Duurzaamheid en Techniek, zoals het is genoemd, volgen ze een opleiding en kunnen ze al snel aan de slag. ‘Hier maken de jongeren kennis met het werk. Hoe haal je een auto of een wasmachine uit elkaar? En hoe herken je de verschillende materialen?’ Zaagsnede Het meubilair in de kamer van Wildenberg vertelt iets meer over zijn duurzame ambities. De bont gekleurde tafelbladen en kasten zijn gemaakt van gerecycled kunststof. ‘Maar kijk’, zegt hij, ‘je ziet de zaagsnede nog, en het materiaal is vrij hard. Dit is de stand van de techniek van vijf jaar geleden, de
toekomst ziet er heel anders uit.’ Die toekomst heeft zich in het hoofd van Wildenberg al afgetekend. Waar Wilkohaag vandaag de dag nog vooral een schakel is in het recyclingproces van oude metalen en kunststoffen, werkt hij toe naar een bedrijf dat de cirkel binnenshuis en binnenstedelijk kan sluiten.
Wij kiezen bewust voor lokaal en kleinschalig Urban mining is daarin de sleutel. ‘We willen alle afvalstromen in deze stad, vooral op het gebied van consumentenelektronica, naar ons bedrijf halen. Hier gaat het afval – inclusief alle onbruikbare metalen en onder-
Louis Wildenberg: ‘We willen alle afvalstromen uit Den Haag, vooral op het gebied van consumentenelektronica, naar ons bedrijf halen’
18
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
delen – niet de shredder in, maar worden de verschillende kunststoffen zo goed mogelijk gescheiden.’ Die scheiding moet tot een veel hoogwaardiger recyclingproduct leiden. Na verwerking tot granulaat worden met de kunststoffen nieuwe producten geproduceerd: ook weer bedoeld voor de (consumenten)markt in Den Haag. ‘Denk aan filament voor 3D-printers, kliko’s of modulaire meubelsystemen die hier ter plekke worden geprint. Straks koop je bij ons een kast die deels bestaat uit je oude stofzuiger.’ Lokaal Het lokale element is belangrijk voor Wildenberg. ‘Ik koop ook autowrakken in voor recycling. Ik heb me er vaak over verbaasd dat vrachtwagens vol oude autobanden eerst naar Limburg rijden om daar het rubber te wegen en vervolgens naar Amsterdam rijden voor de verwerking. Dan leg je honderden kilometers af voor een rit die maximaal 60 kilometer zou moeten zijn.’ Wilkohaag koos, destijds tegen de stroom in, bewust voor lokaal en kleinschalig. Waar veel afvalverwerkers nu kampen met overcapaciteit, omdat de hoeveelheid afval in Nederland terugloopt, kan Wilkohaag met het afval van de regio Den Haag uit de voeten. Tegen de vergezichten van Wildenberg kan niemand wat hebben, zou je zeggen, maar toch rijzen er vragen en problemen. Kan de gemeente de inzameling van die elektronica zomaar aan Wildenberg gunnen? Hoe zit dat met aanbestedingsregels? Wie moet in zo’n proces van circulaire productie nu de eerste stap zetten? En wie moet het mogelijk maken?
column
Hier gaat afval niet de shredder in, maar wordt het zo goed mogelijk gescheiden Hij pleit voor een soepele benadering. ‘De risico’s zijn minimaal. In Nederland hebben we de neiging alles al gauw met regels dicht te timmeren. Wil je de transitie stimuleren naar een duurzame, circulaire economie, dan is dat contraproductief.’ Dat blijkt ook in de dagelijkse praktijk. Veel kunststoffen kunnen vanwege de regelgeving niet opnieuw als kunststof worden gebruikt en eindigen daarom als brandstof in het recyclingproces. ‘Dat wordt recycling genoemd, maar het is echt een stap terug. Veel liever zet je die kunststoffen in voor hoogwaardige productie.’ n
Vooral aandacht Iedereen wil oud worden, niemand wil het zijn. Toch denk ik dat hier verandering in begint te komen. Onder invloed van demografische en economische factoren kantelt het klimaat. Karl Marx zei het al: de (economische) onderbouw van een samenleving bepaalt haar (culturele) bovenbouw. Als ouderen machtiger worden in geld en getal, veranderen onze opvattingen vanzelf mee. Kijk naar de feiten. We worden steeds ouder. Een meisje van zes heeft nu een levensverwachting van 103, dat zijn zomaar twintig levensjaren erbij. Ook worden ouderen als groep steeds dominanter. Over 25 jaar is een op de vier Nederlanders boven de 65, nu is dat nog een op de zes. Daar komt bij dat 65-plussers het rijkste cohort in Nederland vormen: rijker dan welke werkende generatie ook. Het kan dus niet anders of ouderdom zit in de lift. Hier ontpoppen zich vele kansen voor ondernemers. Alleen, wat bied je aan? De zoveelste smartphone, nog een nieuwe winterjas? De meeste ouderen talen er amper naar. Er is wel een andere behoefte, zo leerde ik laatst van een verpleeghuisdirecteur: warmte, aandacht en nabijheid. Vooral mensen die niet meer zo goed voor zichzelf kunnen zorgen – en dat is een kwaal die nu eenmaal bij ouderdom hoort – ervaren dat gemis. Het lijkt mij een paradox van deze tijd. Er gaat onnoemelijk veel geld en aandacht naar de nieuwste slimme technologie. Je struikelt over de start-ups. Ik lees honderduit over robots die demente ouderen moeten gaan verzorgen. Maar de echte beloning is volgens mij weggelegd voor de braingineer (marketing gebaseerd op onbewust gedrag en emoties) die de oer-menselijke behoefte aan oprechte, menselijke aandacht weet te vervullen. Voor die grote, groeiende groep oudjes, waartoe ook u en ik ooit gaan behoren. Yvonne Zonderop Journalist, gespreksleider, auteur en eigenaar van www.onsdigitaleleven.nl
FOTO Christiaan Krouwels
Soepeler regels Een probleem is ook dat er strenge regels gelden voor materialen die de markt opgaan. Wildenberg: ‘Wij moeten met enige zekerheid kunnen vertellen wat daarin zit. En bij gerecycled materiaal is dat nog niet zo makkelijk. De kunststof van een spelcomputer is bijvoorbeeld al onvergelijkbaar met die van een desktopcomputer. De verschillende samenstellingen zijn allemaal wel te scheiden, maar het is arbeidsintensief en heel moeilijk uit te sluiten dat er geen additieven of andere, soms ongewenste, materialen in zitten.’
SERmagazine
19
Supermarktmedewerker Robin Vennema heeft taaislijmziekte
‘Mijn ambities zijn groot’
Krachtig, optimistisch en vol met toekomstplannen, zo is Robin Vennema (18) het beste te typeren. Werken in de supermarkt kost hem vanwege zijn taaislijmziekte moeite, maar hij heeft er veel voor over om zijn bijbaan vol te houden.
TEKST Ton Bennink FOTO Christiaan Krouwels
20
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
Met een doek in de hand om de pijnlijke plekken op zijn gezicht te deppen, doet Robin Vennema de deur open in het Westfriese Hem. ‘Waardeloze antibiotica! Als de zon schijnt zoals nu, verbrand ik.’ Hij houdt de gordijnen dicht. Ondanks zijn taaislijmziekte, astma en suikerziekte spat de levenslust van hem af. Een afspraak met hem maken is niet makkelijk. School, werk, sport, concerten, buitenlandse reisjes, vrienden en zijn vriendin, concurreren met een interview. Onlangs kwam er nog een ziekenhuisopname tussendoor. ‘Maar ik doe echt alles. Ik wil geen speciale aandacht of medelijden. Ik heb een mooi leven.’ Alleen nu heeft hij het dus even moeilijk. De antibiotica die hij gebruikt, vermindert blijkbaar ook de afweer tegen zonlicht. Gelukkig voor hem zijn de weersvooruitzichten goed: komende dagen bewolkt.
Druk baasje Toch even het medische dossier. Robin bleef als baby onder zijn gewicht steken en toen hij tien maanden was, werd cystic fibrosis ofwel taaislijmziekte geconstateerd.
Zowel in mijn werk als in mijn vrije tijd geef ik alles Op zijn vierde kwam daar astma bij en op zijn zesde suikerziekte. Zijn beperkingen weerhouden hem er niet van om dingen te ondernemen. Hij is spits bij de club waar Frank en Ronald de Boer hun opleiding genoten, De Zouaven in Grootebroek. Hij bezoekt geregeld punkconcerten
meedoen
in binnen- en buitenland, heeft een vaste relatie en doet aan longboarden, een soort skaten maar dan met een superlang board. Zijn favoriete vakantieland is België: veel oefenterrein voor longboarden, maar ook lekker bewolkt weer. Hij zit op het voortgezet onderwijs. Daarna wil hij geneeskunde studeren. ‘Ik weet dat het een lange studie is en ik weet natuurlijk ook dat het niet zeker is dat ik over twintig jaar nog leef, maar ik ga er wel vanuit. Er zijn hoopgevende nieuwe medicijnen – dat hoor ik van mijn behandelend artsen bij het AMC – en ik ga er vanuit dat de ziekte steeds beter bestreden kan worden. Wat heb ik er aan
Meedoen In de participatiesamenleving moet iedereen meedoen. Lukt dat ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en/of een beperking? Hoe vinden zij een plek op de arbeidsmarkt, wat zijn hun dromen en welke obstakels moeten ze overwinnen? Deel 6: Robin Vennema, supermarktmedewerker bij Deen in Bovenkarspel.
om bij de pakken neer te zitten?’ Hij wil ook graag wat terugdoen voor de aandacht die hij tot nu toe uit de medische wereld kreeg. ‘Ik heb zoveel te danken aan de zorg. Daarom wil ik tijdens mijn studie ook op een zorgafdeling van het AMC gaan werken. Ik heb al de toezegging dat dit kan.’
Bas Metten, assistent-supermarktmanager Deen ‘Elkaar helpen versterkt de saamhorigheid’ ‘Bij Deen supermarkten hebben we diverse medewerkers met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Wij nemen graag die maatschappelijke verantwoordelijkheid. Klanten en medewerkers zijn ook positief. Dat we elkaar af en toe moeten helpen, versterkt het gevoel van saamhorigheid. We staan klaar voor de klant en voor een collega. Ik heb Robin er graag bij. Toen hij voor het eerst binnenkwam, was ik onder de indruk van zijn persoonlijkheid. Ambitieus en zelfverzekerd. Hij heeft een uitstekende band met de klant en is dienstverlenend ingesteld. Hij heeft geen extra begeleiding nodig, maar staat wel als extra op de lijst omdat ik door zijn beperking niet altijd op hem kan rekenen. Laatst is hij vanwege ziekenhuisopname een tijd uit de roulatie geweest. Maar als hij er is: een uitstekende kracht.’
‘Ik weet wat ik wil en weet ook dat ik zo overkom, ook in mijn werk bij de supermarkt hier. Uit analyses blijkt dat ik leiderschapskwaliteiten heb. Ik doe dingen liever zelf als ik er anders niet op kan vertrouwen dat het goed gaat en ik neem graag verantwoordelijkheid op me.’ Robin werkt flexibel bij supermarkt Deen in Bovenkarspel, zo’n 4 kilometer van zijn huis. Het vereist nogal wat om er te komen, meestal moet hij gebracht worden. Maar het werk daar wil hij niet graag missen. ‘Nee, ik heb er veel voor over. En ik wil heel graag wat terugdoen voor de maatschappij. Ik denk dat de klanten me ook graag zien. Het kan natuurlijk voorkomen dat ik er niet kan zijn vanwege mijn ziekte, maar dat weten ze daar wel. Ook op school is het bekend, al loop ik er niet mee te koop. Ook binnen mijn vriendenkring niet. Iedereen weet het wel, maar het mag geen onderwerp van gesprek zijn. Zowel in mijn werk als in mijn vrije tijd geef ik alles en dan zien we wel waar het schip strandt.’ n
SERmagazine
21
FOTO Dirk Hol
SER kort
FOTO Sjaak Ramakers
Nieuw kroonlid: Claartje Bulten
22
JULI/AUGUSTUS 2016 - NR.7/8
Claartje Bulten is benoemd tot kroonlid van de SER. De ministerraad heeft hiermee op vrijdag 17 juni ingestemd. Claartje Bulten (Winterswijk, 1975) is hoogleraar ondernemingsrecht aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zij is verbonden aan het Onderzoekscentrum Onderneming & Recht van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Haar onderzoek is gericht op ondernemingsrechtelijke geschilbeslechting en de klassieke thema’s van het rechtspersonenen vennootschapsrecht. n
Bussemaker wil agenda voor culturele sector Minister Jet Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) wil dat de partners in de culturele en creatieve sector gezamenlijk een arbeidsmarktagenda opstellen met sectorbrede uitgangspunten voor de korte en middellange termijn. Ook moeten sociale partners en brancheverenigingen met elkaar in gesprek over honoreringsrichtlijnen. Dit schrijft ze mede namens minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) in haar reactie op de arbeidsmarktverkenning, die de SER en de Raad voor Cultuur (RvC) dit voorjaar samen hebben opgesteld. Ook lag er een aanvullend advies van de RvC over de versterking van de arbeidsmarktpositie van kunstenaars. Een gezamenlijke arbeidsmarktagenda moet onder meer leiden tot een code voor goed opdrachtgeverschap, goed werkgeverschap en goede omgang met vrijwilligers, in het verlengde van de Governance Code Cultuur. Ook is het belangrijk dat met name zzp’s zich makkelijker kunnen scholen. De minister stelt middelen beschikbaar om de uitvoering van deze agenda te ondersteunen. n
FOTO Dirk Hol
Filmpje over werkwijze bedrijfscommissies De bedrijfscommissies van de SER – Markt I en Markt II – hebben een animatiefilmpje laten maken om hun werkwijze meer bekendheid te geven. De bedrijfscommissies bemiddelen bij conflicten over medezeggenschap, bijvoorbeeld tussen ondernemer en ondernemingsraad. Dankzij de tussenkomst van de bedrijfscommissies wordt een conflict vaak opgelost. In het animatiefilmpje is te zien wat een bedrijfscommissie kan doen om een conflict tussen ondernemer en ondernemingsraad uit de wereld te helpen. De leden van de bedrijfscommissies zijn vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties uit diverse sectoren van het bedrijfsleven. Zij hebben ervaring met conflictoplossing en kennen de specifieke posities van ondernemingsraden en bestuurders. Het filmpje is te zien op www. bedrijfscommissie.nl, evenals de jaarverslagen van beide bedrijfscommissies (onder Publicaties). n
Griekse president Pavlopoulos op bezoek bij SER De Griekse president Prokopis Pavlopoulos komt op 5 juli op bezoek bij de SER. Hij wordt ontvangen door SER-voorzitter Mariëtte Hamer, VNO-NCWvoorzitter Hans de Boer en FNVbestuurder Catelene Passchier. De Griekse president wil graag weten hoe het contact van de overheid met sociale partners en maatschappelijke organisaties kan worden verbeterd. Het bezoek aan de SER staat daarom in het teken van de sociale dialoog. De SER zal voorbeelden van activiteiten laten zien rond de hervorming van het pensioenstelsel en de integratie van vluchtelingen. Onderzoeker Cok Vrooman van het Sociaal en Cultureel Planbureau geeft een presentatie over armoede. De president gaat vervolgens naar de TU Delft, omdat daar veel Griekse studenten studeren. Ook neemt hij een kijkje bij de opleiding Nieuw Grieks van de Universiteit van Amsterdam. n
SER licht TTIP-verkenning toe aan Kamer Een SER-delegatie onder leiding van voorzitter Mariëtte Hamer heeft eind mei in de Tweede Kamer het SER-advies TTIP, Transatlantic Trade and Investment Partnership toegelicht aan de vaste Kamercommissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De Kamercommissie staat onder leiding van PVV’er Raymond de Roon (rechts op de foto). Hamer besprak in vogelvlucht de aanleiding, hoofdlijnen en conclusies van het advies. Zij noemde als belangrijkste conclusie dat TTIP geen aanleiding mag vormen voor verandering van niveaus van bescherming van mens en milieu. De aanwezige Kamerleden waren zeer geïnteresseerd. n
SERmagazine
23
Wat wil je later worden? Elk kind kent die vraag, maar hij kan ook aan volwassenen worden gesteld.
TEKST Corien Lambregtse FOTO Dirk Hol
Een tweede carrière is geen zeldzaamheid meer. Wat komt er van (jeugd)dromen terecht?
Als ik later groot ben WIE? Marlies Schoneveld (1965) WAT? uitvaartbegeleider, Hoorn
‘Als je jong bent, denk je echt niet: ik wil later uitvaartbegeleider worden. Dat is een wens die pas later opkomt, als je meer levenservaring hebt. Ik heb hiervoor van alles gedaan: ik was automatiseerder, projectleider, risicomanager, deed organisatieonderzoek en hield me bezig met HR-functiewaardering. Maar ergens in mijn hoofd zat de wens om echt zinvol werk te doen en iets te betekenen voor mensen. Het liefst dus als uitvaartbegeleider. Dat komt doordat ik het zelf heb meegemaakt: in 2007 overleed mijn man. Hij is maar heel kort ziek geweest, we werden er totaal door overvallen. In de dagen na zijn overlijden werden we bijgestaan door een uitvaartbegeleider. De manier waarop zij dat deed, heeft heel veel indruk op mij gemaakt. En zo is de wens in mij ontstaan om zelf ooit uitvaartbegeleider te worden. Maar ik moest eerst zelf mijn verdriet verwerken, en voor twee kleine kinderen zorgen.
Tweeënhalf jaar geleden kreeg ik door een reorganisatie bij de woningcorporatie waar ik werkte, de kans om voor mezelf te beginnen. Ik had de opleiding voor uitvaartbegeleiding inmiddels al gedaan; een jaar lang een dag in de week. En toen ben ik dus begonnen. Ik vind het een prachtig vak, maar het is pittig. Je moet bijvoorbeeld altijd bereikbaar zijn. Ook ’s nachts en in het weekend. Het is ook lastig om een goede praktijk op te bouwen, want er is veel concurrentie. Maar toch ben ik heel blij dat ik dit werk kan doen. Elke dag is anders. Het is bijzonder om mensen te ontmoeten op cruciale momenten in hun leven en ze in heel korte tijd te leren kennen. Ik luister naar verhalen en regel alle zaken op de achtergrond, zodat mensen zich kunnen richten op het afscheid. Het mooie is dat ik in dit werk mijn hoofd en mijn hart kan combineren.’