Monitor van de Duurzame Ontwikkeling Driemaandelijks │ nr. 6│ zomer 2008
Verantwoorde communicatie — Voor een duurzame samenleving Participatie: de burger mobiliseren! De ecologische voetafdruk in de Brusselse gemeenten
BLZ 2
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
N° 2008 /06
INHOUD
VERANTWOORDE COMMUNICATIE DE ECOLOGIQUE VOETAFDRUK IN DE BRUSSELSE GEMEENTEN EEN SLEUTELMOMENT IN EEN PARTICIPATIEF PROCES: DE BURGER MOBILISEREN MOBILISEREN!! AGENDA IRIS 21: NIEUWE OPROEP DE WEEK VAN DE AFVALBEPERKING HET MILIEUFEEST: VANUIT DE GEMEENTE
03 08 12 18 19 20
Deze publicatie is het resultaat van samenwerking tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de vzw Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest (VSGB). Ze kan gedownload worden op www.vsgb.be Nr. 2008/06 — Zomer 2008 Redactie: Madeleine Desclée, Philippe Mertens, Daniel Mignolet, Virginie de la Renaudie. Lay-out: Philippe Mertens. Foto’s: Philippe Mertens, Alessandra Prudente. Vertaling: Liesbeth Vankelecom. Revisie: Philippe Delvaux. Coördinatie: Philippe Mertens. Verantwoordelijke uitgever: Marc Thoulen. Adres: Aarlenstraat 53/4 — 1040 Brussel
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
BLZ 3
N° 2008 /06
Verantwoorde communicatie Voor een duurzamere samenleving door Virginie de la Renaudie (Yuluka)
BicyCity - mei 2008 - persconferentie Fietsersbond / Gracq in de straat. Aan het begin van de Wetstraat werd er een breed fietspad aangelegd: 3 fietsstroken en 1 autostrook!
N
a het ethisch beleggen, duurzaam bouwen en de eerlijke handel krijgt de duurzame ontwikkeling ook vaste voet in de wereld van de communicatie. En dat is niet de minste uitdaging. Want zoals het hoofd van een gerenommeerd Frans recla-
mebureau onderstreept, kan communicatie “wat duurzaam is wenselijk maken en wat wenselijk is duurzaam maken”.1 Met andere woorden, de gewoontes, de houding en het gedrag van de mensen veranderen. Dat is zelfs de bestaansreden van
de communicatie. Dan kunnen we ze maar beter ten dienste stellen van een duurzame samenleving. Wanneer Leefmilieu Brussel een campagne voert om het gebruik van zonne-energie te promoten, gaat het om communi-
BLZ 4
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
catie rond duurzame ontwikkeling.
niet in verband met duurzame ontwikkeling.
Als een groot cosmeticamerk sinds jaren “alle schoonheden” in het zonnetje zet, wil men duidelijk een sociaal beeld van de vrouw vooropstellen, verre van de gebruikelijke seksistische clichés. Op die manier levert het een bijdrage tot een duurzame samenleving.
Het doel heiligt de middelen niet
Maar wat als een automerk een “goede ademhaling” associeert met de prestaties van een 4x4 waarvan de CO2-uitstoot veel hoger ligt dan de gemiddelde uitstoot van een gewone wagen? Zonder te spreken van de mogelijke verwarring bij de mensen over eventuele ecologische kwaliteiten van het product! Maar wat kunnen we zeggen van reclame die openlijk aanzet om water te verspillen in naam van de humor. Net als in de geneeskunde impliceert verantwoorde communicatie in de eerste plaats dat er geen schade wordt berokkend. Het gaat erom de strategie, de boodschap en de communicatiemiddelen die gebruikt moeten worden op basis van 3 criteria te bekijken: economisch (kosten/ baten-verhouding) maar ook milieu en sociaal, door rekening te houden met de effecten op lange termijn en de impact buiten onze grenzen. En dit ongeacht het product, het project, de dienst of het programma, al dan 1 Stéphane
Met andere woorden: een goed commercieel en creatief idee hebben is niet voldoende. Het mag geen schade berokkenen aan het milieu en de samenleving. In dat kader bestaan er enkele nuttige gedragscodes, ook al dekt geen enkele het hele toepassingsgebied van de duurzame ontwikkeling.2 Ze hebben vaak betrekking op de reclame in strikte zin, wat slechts het topje van de ijsberg van de communicatie is. Maar de meeste aanbevelingen zijn van toepassing op alle acties omtrent communicatie. In de eerste plaats vinden we - en dat is het minimum - de waarachtigheid van de boodschappen: eerlijk en transparant informeren, geen ecologische of ethische deugden suggereren die niet bestaan, niet doen geloven dat een alleenstaand element representatief zou zijn voor een globaal beleid. Kortom: de “greenwahsing“ bannen.3 De tweede pijler van een ethische boodschap - en dat is de subtielste - is te kaderen in een context van sociale verantwoordelijkheid en weigeren gedragingen of overtuigingen te vertonen die in strijd zijn met de duurzame ontwikkeling: geen schade berokkenen aan het beeld van de mens, geen verwijzing naar gedragingen die in
N° 2008 /06
strijd zijn met het respect voor het leefmilieu, overconsumptie of discriminatie in al zijn vormen. De weg is nog lang, omdat het er in de eerste plaats om zou gaan dat alle communicatieverantwoordelijken zich bewust zouden zijn van de inzet en het feit dat ze schade zouden kunnen toebrengen. We mogen er niet van uitgaan dat bedrijven, omdat zij economische rendabiliteit vooropstellen, vaak minder “deugdelijk” te werk gaan dan de verenigings- of de overheidssector. Het kwaad komt vaak van een miskenning of een banalisering van het gedrag. Daarvan getuigt de polemiek die er in 2006 heerste naar aanleiding van een campagne ter bevordering van fairtrade producten, met een naakte vrouw op een bed vol snoepjes of de beelden die inspelen op de woorden maagdelijkheid voor olijfolie (‘vierge’) waarbij een geestelijke getoond wordt. Aanhangers van het respect voor het beeld van de vrouw zullen dat op prijs stellen.
Duurzaam communiceren Goede communicatieacties volstaan niet. Zij mogen geen schade berokkenen op sociaal vlak en zo min mogelijk op
Pocrain, ondervoorzitter van het agentschap DRAFT FCB France.
2 Bv.
Europese Alliantie voor ethische reclame (www.easa-alliance.org); Noors charter van de nationale raad voor ethiek (www.regjeringen.no); Code van de vereniging van professionals voor verantwoorde reclame (www.bvp.org).
3 Marketing
procédé dat erin bestaat het beeld van en groenere organisatie te geven, om de publieke opinitie en verantwoord ecologisch beeld te geven, zonder dat deze communicatie gepaard gaat met echte acties.
N° 2008 /06
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
BLZ 5
Mobil 2015 - Het mobiliteitsplan van het Brussels Gewest. Na het burgerpanel kon men rechtstreeks vragen stellen aan minister Pascal Smet.
milieuvlak. Omdat de communicatieacties in de eerste plaats gewoonweg acties zijn: in dat opzicht houden zij een productie in, vergen zij verplaatsingen, mobiliseren zij personen, brengen zij afval teweeg, ... Deze aanpak is mogelijk in een perspectief van duurzame ontwikkeling. Het evenement is bij voorbeeld een klassieker van ieder respectabel communicatieplan, met opendeurdagen, wijkfeesten, persconferenties, colloquia en seminaries. Het is ook een schitterende gelegenheid om een actie van duurzame ontwikkeling om te zetten in zichtbare en voelbare
handelingen. Wie al eens achter de schermen gaan kijken is van een salon of beurs, heeft een beeld van de schade: hele camions vol materiaal dat maar enkele dagen gediend heeft, tonnen weggeworpen voedsel, honderden kilometers die afgelegd worden op allerlei manieren, schadelijke of vervuilende producten in de stands. De balans is vaak catastrofaal. Als men een verantwoord evenement wil organiseren, moet men complementaire criteria in aanmerking nemen: een plaats kiezen die toegankelijk is met het openbaar vervoer, de zalen zo inrichten dat iedereen er zich kan verplaatsen, gezonde en
faitrade voedingswaren aanbieden, de bewegwijzering op herbruikte of recycleerbare dragers drukken, een multicultureel onthaal bevorderen, de verdeling van voedseloverschotten aan kansarmen aanmoedigen, elektrische hoogrendementsuitrustingen kiezen, … Dit zijn slechts enkele elementen uit een lange lijst aspecten die geoptimaliseerd worden door een logica van verantwoorde communicatie. Men moet ook grondig nadenken over het drukwerk: moeten er echt dingen op papier gezet worden voor dit publiek? Zo ja, dan moeten de hoeveelheden zo goed mogelijk geraamd worden. Voor
BLZ 6
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
N° 2008 /06
welk formaat moet men opteren om papierverspilling te voorkomen? Welk soort papier, welke inkt en welk soort inbinding? En hoe zullen de documenten verspreid worden om de neveneffecten te beperken? Aan het einde van het verhaal moet alles wat niet geëlimineerd kan worden, geëvalueerd en verbeterd worden en wat de CO2uitstoot betreft, gecompenseerd. Er is dus heel wat werk aan de winkel: zo kunnen alle communicatiemiddelen op een verantwoorde manier aangewend worden.4 En de inzet is groot, want precies op het moment dat de organisatie communiceert, treedt ze naar buiten en kan ze het best sensibiliseren: door het voorbeeld te geven! Dan moeten we nog hopen dat de lastenboeken steeds meer criteria van duurzaamheid zouden opnemen, wat nu nog helemaal niet het geval is!
Het uitstalraam van een duurzame samenleving Uiteindelijk is geen schade teweegbrengen niet voldoende. Opdat de samenleving zich resoluut zou engageren voor een duurzame toekomst, is het belangrijk zo veel mogelijk mensen te overtuigen om concreet mee te werken: zijn energieverbruik terugschroeven en minder afval produceren, het gebruik van de wagen beperken, zijn kijk op verschillen veranderen, …
Federaal Planbureau: brochure die en samenvatting biedt van het rapport duurzame ontwikkeling 2007-2008. Yuluka kreeg de opdracht de informatie bevattelijk weer te geven, te illustreren en in een aantrekkelijke lay-out te gieten.
Maar marketing en communicatie beïnvloeden vandaag de cultuur van heel onze samenleving. Zij
die ze weldoordacht gebruiken, zijn bij machte om een bijdrage te leveren tot de verandering van de
UNEP, het Programma van de Verenigde Naties voor het Leefmilieu, heeft in 2005 in samenwerking met het adviesbureau Futerra een uitstekende brochure uitgebracht « Communiquer sur le développement durable: comment produire des campagnes publicitaires efficaces » waarin een aantal interessante overheidscampagnes besproken worden. Samen met ADEME (Agence de l’Environnement et de la Maîtrise de l’Energie) werd een overzicht samengesteld dat beschikbaar is op www.unep.org. 4
Voor het milieuluik heeft ADEME een interessante handleiding samengesteld over ecoconsumptie: www.ademe.fr/eco-conception
5
BLZ 7
kijk op de zaken, om een positief beeld van een samenleving in duurzame ontwikkeling te creëren, om een echt cultureel model te vormen. Communicatie kan dus echt een schitterende hefboom zijn om het bewustzijn aan te wakkeren: het publiek moet gesensibiliseerd, geïnformeerd en gemotiveerd worden om de doelstellingen van duurzame ontwikkeling in de praktijk te gaan omzetten.
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
aan sterke beelden, concrete voorbeelden, geloofwaardig gedrag en een positieve aanpak. En communicatie rond duurzame ontwikkeling moet ook a fortiori concreet duurzaam zijn.
N° 2008 /06
Naast een correcte professionele aanpak is er ook een goede dosis overtuigingskracht nodig. Virginie de la Renaudie Yuluka – Agentschap voor verantwoorde communicatie www.yuluka.com
De verantwoordelijken voor communicatiecampagnes zijn uiteraard de eerste betrokkenen bij de behoefte om over duurzame ontwikkeling te communiceren.5 Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat we gehoord worden, terwijl er zo veel boodschappen de wereld in gestuurd worden? Hoe kunnen we beperkte financiële middelen optimaal aanwenden? Hoe kunnen we niet alleen informeren maar ook echt motiveren? Vaak door zich niet tot een te groot publiek te richten dat “grote middelen” vraagt om op segmenten van groepen te werken en geleidelijk terrein te winnen. Door geduldig te zijn en te weigeren om op te korte termijn te denken. Door te streven naar een maximale betrokkenheid van de partners, transparantie en coherentie. Door zich niet vast te klampen aan de idee om een zo complex concept als duurzame ontwikkeling populair te willen maken: worden er communicatiecampagnes gevoerd rond liberalisme of kapitalisme? Laat de theorie over aan de theoretici: de consument heeft nood
Affiches van het opendeurweekend duurzame ontwikkeling 2005. De generaties van de toekomst ontmoeten de actoren duurzame ontwikkeling. Een affiche die uitsluitend via netwerken verdeeld werd.
N° 2008 /06
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
BLZ 8
© VRT Bart Musschoot
De ecologische voetafdruk ten dienste van het milieubeleid in de Brusselse gemeenten
Afbeelding van de gemiddelde ecologische voetafdruk van een Belg = 5,6 ha
De ecologische voetafdruk is de raming van de oppervlakte die nodig is om aan onze behoeften tegemoet te komen. Deze kan berekend worden voor een land, een persoon, maar ook voor een gemeente!
BLZ 9
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
M
Dit initiatief ten dienste van het milieubeleid van de gemeenten kadert in hun Lokale Agenda 21. Wat is de ecologische voetafdruk? Dat is de afmeting van de biologisch productieve grondoppervlakte die een individu (of een gemeente, een land, de mensheid, …) nodig heeft om de middelen voort te brengen die hij verbruikt en het afval en de CO2 te absorberen die hij produceert. De ecologische voetafdruk meet dus het menselijk verbruik van natuurlijke hulpbronnen (de nodige oppervlakte om aan de behoeften tegemoet te komen), die ze vergelijkt met de capaciteit van de natuur om deze te vernieuwen (de beschikbare oppervlakte).
ECOLOGISCHE VOETAFDRUK VAN DE MENSHEID
AANTAL PLANETEN AARDE
et de bijstand van WWF en Ecolife (en gefinancierd door Leefmilieu Brussel) hebben drie gemeenten een project opgezet met het oog op de berekening van de ecologische voetafdruk van hun gemeentegebouwen.
N° 2008 /06
Bron: Living Planet report 2006
wouden, zoet water, kust, …), goed voor 11,3 miljard hectaren, wat overeenkomt met de biocapaciteit van de planeet. In vergelijking zijn er de poolkappen, de woestijnen, de bodems van de oceanen die weinig produceren of nauwelijks toegankelijk zijn voor exploitatie. In totaal moeten 6 miljard mensen dus 11,3 miljard hectaren onder elkaar verdelen. Iedere mens heeft dus recht op een oppervlakte van 1,8 hectare om te eten, zich te kleden, te wonen, zich te verwarmen, ...
Hoe ver staan we momenteel? De ecologische voetafdruk bedraagt 2,2 hectaren per persoon, zijnde 21 % meer dan de beschikbare oppervlakte. De mensheid consumeert dus reeds meer dan wat de aarde kan leveren. Die overschrijding betekent dat het natuurlijk kapitaal sneller uitgegeven is dan dat het aangemaakt wordt. De gevolgen daarvan zijn zichtbaar: opwarming van de aarde, woestijnvorming, achteruitgang in de biodiversiteit, ...
Het geeft dus een precieze aanwijzing van de duurzaamheid van onze levenswijzen, die slechts verzekerd is als de nodige oppervlakte lager is dan de beschikbare oppervlakte. De ecologische voetafdruk in enkele cijfers Slechts een kwart van het aardoppervlak is biologisch productief (velden, weiden,
Bron: Living Planet report 2006
N° 2008 /06
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
Momenteel blijft de ecologische voetafdruk (EV) van de mens toenemen. Een gemiddelde Belg verbruikt 5,6 hectaren, d.w.z. meer dan drie keer de beschikbare oppervlakte per persoon. De gevolgen van de toename van de EV op de biodiversiteit zijn zichtbaar in de evolutie van de Indice Planète Vivante.
zijn met de berekening van de ecologische voetafdruk van hun gemeentegebouwen.
fende het grondoppervlak, energie- en waterverbruik, mobiliteit en afval.
Het doel is dat de gemeenten de EV zouden kunnen gebruiken als instrument voor beheer, planning en communicatie in het kader van hun Agenda 21.
Waarom de EV berekenen?
Die index meet de evolutie van de biodiversiteit van de aarde. Hij gebruikt de trends in de populatie van meer dan 1.300 soorten gewervelde dieren uit alle hoeken van de wereld. De index Planète Vivante vertoont een globale achteruitgang met ongeveer 30 % op een periode van 33 jaar. De EV van de gemeenten Net zoals de individuele EV, is de berekening van de EV op het niveau van een gemeente een maatstaf voor de duurzaamheid van het gemeentelijk milieubeleid. Met dat doel voor ogen werd er een testproject opgestart voor de berekening van de EV van de gemeentegebouwen in de Brusselse gemeenten.
De gebouwen die uitgekozen werden, bieden onderdak aan activiteiten die een band hebben met het gemeentebeheer, zoals het gemeentehuis, een school of een opslagplaats. Voor ieder gebouw hebben de gemeenten verschillende gegevens verzameld betref-
© Annick Vanderpoorten
Dit project wordt gefinancierd door Leefmilieu Brussel en gecoördineerd door WWF in samenwerking met Ecolife. Op dit moment zijn SintGillis, Watermaal-Bosvoorde en Etterbeek de drie gemeenten van het Brussels Gewest die reeds begonnen
BLZ 10
Door de ecologische voetafdruk te berekenen kan men de impact inschatten van activiteiten of gebouwen van de gemeente op het milieu en prioriteiten vastleggen voor acties om de gemeente te helpen in haar aanpak van de milieuproblematiek. De milieu-impact van iedere post (mobiliteit, energie, afval, …) maar ook van iedere categorie (papier, plastic, verplaatsingen met de wagen of met het openbaar vervoer, …) in de globale EV wordt becijferd, waardoor men snel kan bepalen waar men prioritair moet ingrijpen om de EV van het gebouw te verkleinen.
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
BLZ 11
Bovendien kunnen er simulaties van metingen gedaan worden aan de hand van het rekenprogramma om hun impact op het vlak van de verlaging van de voetafdruk te bepalen.
Ecologische voetafdruk per onderdeel
Als er bij voorbeeld beslist wordt over te stappen op groene elektriciteit, zal het gemakkelijk zijn daar de impact op het vlak van de EV van te ramen door in het rekenprogramma het percentage groene elektriciteit te wijzigen. Het doel van het project is ook dat de gemeenten de EV van hun gebouwen van jaar tot jaar kunnen blijven berekenen. Zo kan men tevens de resultaten van verschillende jaren vergelijken, de evolutie van de milieuprestatie volgen en de uitgevoerde maatregelen evalueren. De EV kan ook een belangrijke rol spelen in de communicatie van de gemeente naar de bevolking toe, aangezien het een eenvoudig, visueel en uniek initiatief is. De EV is een concreet beeld voor de meeste mensen (het is gemakkelijker zich een oppervlakte van een hectare voor te stellen dan een ton CO2).
N° 2008 /06
Bron: Living Planet report 2006
Deze indicator kan dus gemakkelijk gebruikt worden om het personeel en de inwoners te sensibiliseren voor het milieu. De berekening van de EV maakt het mogelijk om concreet het engagement van de gemeente te tonen om haar impact op het milieu te volgen. En de Agenda 21? De berekening van de ecologische voetafdruk voor de gemeenten past in het ruimere kader van hun Lokale Agenda 21 (het actieprogramma om aan duurzame ontwikkeling te doen op gemeentelijk niveau). De EV van de gebouwen (en de onderdelen ervan) kan helpen om een stand van
zaken op te maken alvorens een actieprogramma vast te leggen, en het levert nuttige informatie voor het beslissingsproces om de prioritaire acties te bepalen. Bovendien kan de berekening van de EV opgenomen worden in het luik communicatie van de Lokale Agenda 21 bij de burger, gezien het gemakkelijk communiceerbare concept.
Madeleine Desclée Projectleidster Ecologische voetafdruk WWF-België
Bereken uw ecologische voetafdruk om hem te verbeteren! Aan de hand van een lijst met 10 vragen betreffende uw gewoontes op het vlak van voeding, transport en huisvesting kan u ook uw ecologische voetafdruk berekenen en tips krijgen om uw afdruk te verkleinen. Surf naar www.wwf-footprint.be
N° 2008 /06
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
BLZ 12
Een sleutelmoment in een participatief proces: de burgers mobiliseren!
Ieder die een politiek mandaat uitoefent, iedere ambtenaar, iedere medewerker van een vzw wordt ooit wel eens geconfronteerd met de ‘everest’ van de burgerparticipatie, namelijk de vraag: hoe kan ik de burgers in beweging brengen?
BLZ 13
H
oe kunnen we de burger in beweging brengen? In een actie met welbepaalde doelstellingen, waarvan de duur moeilijk vast te leggen is maar die enkele weken of maanden kan duren. Participatie: definitie Participatie wordt omschreven als een hele waaier aan mogelijkheden die passieve vormen van interventie inhouden aan de hand waarvan men de standpunten van de bevolking wil verkrijgen om het vastleggen van de planning en het nemen van beslissingen te sturen, en actievere vormen van participatie door een rechtstreekse tussenkomst in de processen en de besluitname. Participatie van het publiek omvat ook de mobilisering van de burgers en deliberatieve democratie. (Abelson & Eyles, 2002, p. 1-2) Het instituut voor duurzame ontwikkeling omschrijft het als volgt: “Onder een participatieve aanpak verstaan we ieder arrangement waardoor verschillende soorten actoren verzameld zijn om al dan niet rechtstreeks en al dan niet formeel bij te dragen tot het beslissingsproces. Wij beschouwen dat actoren van verschillende soorten zijn als ze verschillende beelden van de wereld hebben en dus aan een verschillende logica beantwoorden.
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
Zo houdt het concept participatie verband met de betrokkenheid bij de beslissingsprocessen van personen die buiten de formele politiek-administratieve cirkel staan. Het beslissingsproces wordt bekeken in ruime zin, d.w.z. dat het ook de identificatie van het probleem kan omvatten en het op de agenda plaatsen, de fasen van uitwerking van mogelijke oplossingen, de eigenlijke beslissingsfase, de fasen van uitvoering, evaluatie en herziening van de beslissing. Participatieve acties houden bepaalde traditionele participatieve mechanismen in van onze democratieën, maar ook allerlei soorten processen die overheidsinstanties samenbrengen met vertegenwoordigers uit industrie, handel en financien, vertegenwoordigers van de burgersamenleving (nietgouvernementele organisaties, vakbonden, wetenschapslui, consumentenverenigingen, …) en/of burgers.”
N° 2008 /06
tie, terwijl er daarvoor nog geen middelen voorhanden waren. Maar vandaag wordt er geen participatie meer geeist. Nu bestaat de eis veeleer op het niveau van de controle van de burger op de handelingen van overheidsbestuur (zelden privé). De context is veranderd: we hebben nu veel middelen ter beschikking, een ruim aanbod voor participatie. We moeten het dus anders aanpakken en instrumenten / methodes voorstellen die aan de nieuwe situatie aangepast zijn. Wat vandaag evident lijkt, is dat we een systeem hebben van aanbod van diensten en producten naar een klantenpubliek. We moeten ons dus de vraag stellen of de klant gemotiveerd is (theorieën van de motivatie sinds Maslow in 1943).
Daarvoor is het belangrijk de historische context te kennen waarin het concept participatie ontstaan is: in de jaren 70 werd er gevraagd: Geef ons middelen om te kunnen deelnemen!
Het is overigens evident dat de motivatie niet op dezelfde manier werkt voor een werkloze, een thuiswerkende, een kaderlid of een dakloze. De motivatie wordt ook niet op dezelfde manier aangepakt naargelang het gaat om de bescherming van het erfgoed, huisvesting, mobiliteit, gezondheid, school, ...
Vervolgens werden er instrumenten en methodes uitgewerkt in die richting. Er was toen immers een grote vraag naar participa-
Nadenken over de motivatie biedt de mogelijkheid om een instrument te kiezen omdat het interessant is of dat het elders goed
Participatie: motivatie als basis
N° 2008 /06
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
gewerkt heeft, maar in functie van de mogelijkheid om de doelgroep te mobiliseren en te motiveren. Een voorbeeld van methodologie van de motivatie: de pedagogie van het microproject. Hierna volgen enkele principes van acties waarop de pedagogie van het microproject berust. Die principes zijn op hun manier elementen van motivatie voor de individuen. 1. Voer acties die de mensen in hun dagelijks leven bereiken. Probeer niet om mensen te mobiliseren voor doelstellingen die te ver af liggen van hun dagelijks leven. 2. Tracht een dynamiek van succes op gang te brengen door personen te laten meedoen waarvan u ongeveer zeker bent dat het een succes wordt. Daardoor zullen de betrokken professionals (waaronder uzelf) geloofwaardig overkomen. 3. Kies een kleinschalig project waarvoor u gemakkelijk fondsen verkrijgt. De middelen zijn beperkt en de budgetten worden jaarlijks vastgelegd. Er moet geopteerd worden voor acties waarvoor de fondsen vrij gemakkelijk beschikbaar zullen zijn in de volgende begroting. 4. Kies voor een actie die niet te veel controverses uitlokt tussen de verschillende delen van de bevolking. Als het om een te delicaat
probleem gaat, zal het steekspel tussen tegenstanders ertoe leiden dat het project lange tijd niet in de praktijk omgezet kan worden. 5. Stel direct projecten voor die snel uitgevoerd kunnen worden, omdat mensen snel hun mobilisering verliezen als ze niet onmiddellijk resultaten zien. Ze opnieuw mobiliseren is moeilijk als de vorige actie haar geloofwaardigheid verloren heeft. 6. Tracht niet te snel de problemen van individuen te collectiviseren. Ieder van ons wordt graag gehoord als hij klachten of vragen heeft. Ook al beseffen we dat andere inwoners dezelfde vragen hebben, toch is het belangrijk dat in een eerste fase degene die een wens geuit heeft, zich niet direct “ingehaald” voelt door de groep (Het gaat er hier niet om acties van cliëntelisme voor te stellen, maar alleen voor ogen te houden dat personen individualiteit nodig hebben).
Motivatie: de onmisbare factor ... Behoeften, wensen en vragen Eerst wijzen we op de buitengewone diversiteit in de behoeften en wensen van de mens. Een ‘behoefte’ ontstaat uit een gevoel van gebrek.
BLZ 14
Om te overleven heeft een mens behoefte aan voeding, kleding, onderdak, fysieke en mentale veiligheid, het gevoel hebben te behoren tot een groep en door deze erkend te worden, al zijn intellectuele en fysieke mogelijkheden te gebruiken. Deze door Maslow geformaliseerde vaststelling wordt aangevuld door een andere basisvaststelling: de ene behoefte verjaagt de andere! In zekere zin is het zo dat wanneer een behoefte voldaan is, deze plaats laat voor een andere behoefte, van een andere soort. Een wens betreft een bevoorrecht middel om aan een behoefte te voldoen. Iemand heeft behoefte om te eten maar wenst een pizza. Iemand kan behoefte hebben om in contact te treden met anderen en wenst een gsm van een bepaald model. Een vraag stemt overeen met de wens om te beschikken over een product of een dienst, of zelfs een relatie gekoppeld aan de middelen om het te doen. Zoals het volgende schema toont, hangt de motivatie voor participatie af van een systeem van factoren waarvan het centrum de mogelijkheid zal zijn aangevoeld door de eventuele deelnemers als
N° 2008 /06
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
een antwoord, tegelijk op een behoefte, een wens die een vraag vormt. De rol van de animator van een participatief proces zal dus in de eerste plaats zijn mogelijkheden te creëren die beantwoorden aan de drie hiervoor genoemde factoren. Bovendien blijft er een belangrijk onderscheid tussen inhoud en omhulsel. De inhoud is wat men doet en het omhulsel is de manier waarop men het doet, d.w.z. de stijl. Een team zonder stijl is vaak een team zonder middelen.
vastgelegd wordt in het begin van de actie.
gen en doen, en zijn moeilijk rechtstreeks waar te nemen.
Geen beloftes doen die men niet kan waarmaken. Duidelijk de zones van autonomie en beslissing definiëren. Informeren en communiceren, begrijpen waarom voor een bepaalde actie geopteerd wordt, zichtbaarheid geven aan de groep en naar zo veel mogelijk transparantie streven.
Ze zijn vaak empirisch en soms verkeerd, rekening houdend met de wetenschappelijke kennis.
Voorstellingen In een participatief proces komen de mensen met ideeën en opinies. Die dingen zijn vaak gebaseerd op
Behoeften
Collectieve betrokkenheid In de eerste plaats moet de groepsgeest bevorderd worden. Dit wil zeggen dat de gemeenschappelijke waarden en doelstellingen gedeeld worden door de groep zelf en niet alleen door de animator of de opdrachtgever. Dit veronderstelt dat er een strikt referentiekader
De basis regels van de groepsdynamiek respecteren Naast de “leader” (meestal de animator) duikt er ook een “contra-leader” op. Dat is niet gevaarlijk: hij moet er gewoon bij betrokken worden. Hij moet een partner worden van de actie. Als de actie van lange duur is (meerdere maanden), moet men erover waken dat de groep zich niet op zichzelf terugplooit door een eigen taal te ontwikkelen en elke externe interventie te verwerpen als potentieel gevaar voor de eenheid van het team. De rol van de animator
Mogelijkheden
Wensen
BLZ 15
Vragen
werkelijke maar geïnterpreteerde feiten. Zullen die altijd aanwezig zijn? Ze zijn vaak onbewust, het zijn voorstellingen die inherent zijn aan het persoonlijk parcours van de betrokkene, ze houden vaak verband met familiale op professionele gebeurtenissen. Ze zijn onderliggend aan wat mensen zeg-
Deze is essentieel in alle participatieve methodes. Bepaalde taken variëren van de ene methode tot de andere, maar algemeen moet hij het goede verloop van de debatten waarborgen en erover waken dat iedereen stipt is en goed geïnformeerd. Dat vergt een duidelijke maar diplomatische houding. De moderator moet flexibel zijn, onpartijdig, begrijpend, enthousiast en luisterbereid. Hij of zij moet een band creëren met de deelnemers, ze respecteren en duidelijk en vriendschappelijk kunnen communiceren. De moderator moet de aandacht van de groep bij het onderwerp hou-
BLZ 16
N° 2008 /06
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
den en de stillere deelnemers aanmoedigen om ook hun ideeën naar buiten te brengen. Wat moet hij kunnen? Een moderator moet of zou moeten: 1. Ervaring hebben met het leiden van vergaderingen. 2. Onpartijdig zijn, zowel op politiek vlak in het algemeen als ten opzichte van het specifieke thema dat behandeld wordt. De moderator moet niet het ene of het andere aspect van het thema verdedigen. Hij mag zich ook niet aansluiten bij een politieke partij die een bepaald aspect hoog in het vaandel draagt. 3. Grondige kennis hebben van het onderwerp, of toch tenminste de tijd hebben om zich vooraf in de problematiek te verdiepen. 4. Een goede kennis van het onderwerp is een belangrijkere factor voor bepaalde methodes dan voor andere. 5. Empathie aan de dag kunnen leggen voor verschillende soorten mensen en hen kunnen aanmoedigen om hun bekommernissen en vragen te durven uitdrukken. De reputatie van de moderator is minder belangrijk voor de deelnemers als het gevoel iemand te hebben die aandacht heeft voor wat ze zeggen. 6. Kennis van de verschillende types groepsdynamiek om zich ervan te vergewis-
sen dat alle deelnemers het gevoel hebben dat er naar hen geluisterd werd. 7. Zin voor teamwork, om nauw samen te werken met de leider of de organisatoren van het project.
5. De plaats moet een comfortabele sfeer uitstralen waarin de deelnemers zich op hun gemak kunnen voelen. 6. Als men publiek verwacht, moet men voldoende stoelen kunnen aanbieden.
Het spreekt voor zich dat dit alles enkel mogelijk is als de materiële voorwaarden voor groepswerk vervuld zijn. We mogen die voorwaarden niet onderschatten: in een lawaaierige kille zaal is communiceren moeilijk, maar onbewust zal de groep die situatie interpreteren als een gebrek aan erkenning van hun werk. Een demotiverende factor dus!
Materiaal
Vergaderzalen
Tip:
De ruimte moet groot genoeg zijn om plaats te bieden voor alle deelnemers en het eventuele publiek.
Begin met projecten op korte termijn, die goed zichtbaar zijn.
1. Een moduleerbare ruimte is een voordeel. 2. Het moet centraal gelegen zijn en vlot bereikbaar. 3. De nodige meubels moeten aanwezig zijn (tafel, stoelen, ...), voldoende stopcontacten voor het licht, computers en internetaansluitingen (indien nodig). 4. De plaats moet politiek neutraal zijn (en ook op religieus vlak als dat belangrijk is voor het thema).
Het gebruikelijke materiaal voor participatieve evenementen moet aanwezig zijn: flipcharts, schrijfmateriaal, stiften, maar ook projectiemateriaal, computers en indien nodig printers.
Ruimtelijke indeling die participatie vergemakkelijkt
Dit soort project versterkt de dynamiek door minieme maar voelbare verbeteringen aan te brengen. Een courante fout is dat men zich in een grootschalig project stort om meer impact teweeg te brengen. Maar dergelijke projecten mislukken vaak omdat de betrokkenen in de loop van het project uitgeput geraken. De weinig zichtbare projecten (in de coulissen) moeten ook uitgesteld worden zolang het proces niet dynamisch genoeg is.
BLZ 17
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
N° 2008 /06
We moeten aanvaarden dat er altijd geïnnoveerd moet worden, dat een groep op een bepaald moment kan uiteenvallen en soms later terug kan samenkomen en soms volgens een andere werkwijze kan functioneren.
Daniel Mignolet Opdrachthouder Habitat & participation
Animator
1. Bestuderen waar de mensen plaats nemen. 2. De eerste interacties komen vanuit de controleposities.
Aangezien ze zelden door het publiek erkend worden, zijn ze immers minder dankbaar. En het is makkelijker medewerkers te vinden voor succesvolle initiatieven.
Conclusies Wij weten allemaal dat de mobilisering van de burger niet in absolute regeltjes gegoten kan worden. Het wordt langzaam opgebouwd en wordt beïnvloed door de omgeving. Zoals in elk project met mensen zullen er momenten zijn dat men twijfelt of zelfs overweegt om het op te geven, maar ook momenten dat het goed gaat en niet
noodzakelijk bereikt wat men gepland had. Het zou derhalve zinloos zijn te geloven in een ideaal model met gewaarborgde efficiëntie.
De vzw Habitat & participation werd opgericht in 1982, ter bevordering van interactieve participatieve initiatieven, gebaseerd op dialoog en samenwerking. De vereniging is werkzaam op het niveau van de huisvesting, het beheer van het grondgebied en stads- en plattelandsontwikkeling. Info: www.habitat-participation.be tel. 010 45 06 04
N° 2008 /06
BLZ 18
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
Agenda Iris 21: nieuwe oproep Voor het tweede opeenvolgende jaar wil het Brussels Gewest de gemeenten en OCMW’s aanmoedigen om een Lokale Agenda 21 op te stellen. Vandaar deze nieuwe oproep tot indiening van projecten. Lokale Agenda 21: definitie Het is een project onder impuls van de verkozenen waarbij ook bewoners en bedrijven betrokken worden. Het zet de concepten van duurzame ontwikkeling om in de praktijk en behandelt de economische, sociale en milieu-aspecten harmonieus.
De oproep Aan de hand van de Agenda Iris 21 biedt het Gewest de gemeenten financiële steun om hen in staat te stellen een duurzame en transversale beweging op gang te brengen. Met een jaarbudget van 750.000 euro kan er steun verleend worden aan 2 soorten projecten:
•
Categorie 1: uitwerking van een Lokale Agenda 21 (maximum 50.000 €)
•
Categorie 2: uitwerking van een welbepaald duurzaam project (maximum 12.500 €)
Projecten kunnen ingediend worden tot 14 november 2008.
Steun aan projecten Wat origineel is aan deze oproep, is dat het BIM, de VSGB en de Stichting van de Toekomstige Generaties methodologische steun verlenen bij de samenstelling van het dossier en tijdens de uitvoering van de geselecteerde projecten. Van september tot november 2008 kunnen de kandidaten vergaderingen bijwonen waar ze hulp krijgen om hun project
vorm te geven, voornamelijk op vlak van de methodologie voor de uitwerking van een Agenda 21, transversaliteit en inspraak. Tijdens de uitvoering van de projecten is er een programma met vergaderingen voor de uitwisseling van ideeën en methodologische steun voor de laureaten, van januari tot december 2009. Ze zullen het jaar nadien aangepast worden aan de behoeften. Info Alle informatie betreffende de oproep, het kandidatuursdossier en de werkzaamheden van de workshops kunnen geraadpleegd worden op www.vsgb.be Philippe Mertens VSGB, tel. 02 238 51 62 Pascale Alaime BIM, tel. 02 775 77 50
N° 2008 /06
BLZ 19
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
De week van de Une Een semaine week om pour de réafvalbeperking
afvalberg duire nos te verkleinen! déchets ! Afvalbeperking is één van de grootste uitdagingen van de 21ste eeuw. Een ton papier besparen verlaagt de CO2-uitstoot met 2.900 kg. De Europese week van de afvalbeperking is een goede gelegenheid om de bevolking te sensibiliseren en concrete initiatieven te nemen.
V
an 22 tot 30 november loopt de eerste week van de afvalbeperking. Een goede gelegenheid om informatie te verspreiden en te sensibiliseren, maar ook om concrete acties te ondernemen voor het leefmilieu en om de afvalberg te verkleinen.
Wie kan meedoen? Deze eerste editie is gericht tot de lokale overheden maar ook scholen, het grote publiek en bedrijven.
Hoe? Voor de administraties bestaan er 3 soorten acties: 1. De recto/verso uitdaging Met enkele eenvoudige ingrepen (bv. recto-verso printen) kan men 10 tot 30 % papier uitsparen. Zo geeft men ook minder geld uit en wordt het milieu gevrijwaard. De rectoverso-barometer wordt op het internet een indicator van de besparing (CO2 en papier) die de deelnemers bereiken.
2. Sensibilisering voor afvalvoorkoming
3. Mensen aanmoedigen om voorstellen te doen
De week van de afvalbeperking is een ideale gelegenheid om:
Geef de informatie over de projectoproep door aan bewonerscomités, verenigingen van handelaars, scholen, jeugdhuizen, compostmeesters, ...
• de spots te richten op de
acties die reeds ondernemen werden;
• in de media aandacht te
schenken aan nieuwe projecten: aankoop van gerecycleerd papier, elektronische verzending van nieuwsbrieven, afschaffing van wegwerpbekers, ingebruikname van een afvalpreventieplan;
• een concreet voorbeeld te
stellen voor afvalvoorkoming: invoering van herbruikbaar vaatwerk ter vervanging van wegwerpartikelen, strijd tegen de verspilling van voedsel, ... • een sensibiliserings-
campagne op te starten voor duurzame consumptie en afvalpreventie (opendeurdagen, stands, demonstratie van composteren, …).
Wat doet Leefmilieu Brussel? • Zij stellen materiaal ter
beschikking voor interne communicatie: het logo en het promotiemateriaal van de campagne.
• Uw actie wordt vermeld
in het programma van de week en wordt gepromoot bij het grote publiek. Als u uw acties wil doen opnemen in het programma van de week, vul dan het formulier in dat u vindt op de website van het BIM, vóór 15 oktober 2008. Info www.leefmilieubrussel.be Cécile Riffont, tel. 02 775 76 84
BLZ 20
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
N° 2008 /06
Het Milieufeest vanuit de gemeente
Op 1 juni 2008 vond in het Jubelpark de tiende editie plaats van het Feest van het Leefmilieu. De Vereniging draagt haar steentje bij tot de organisatie van dit evenement door de coördinatie van de aanwezigheid van de gemeenten aan de hand van vergaderingen te organiseren. Dit jaar bevond de stand van de Brusselse lokale besturen zich in het ‘gemeentehuis’ van een eco-wijk op ware grootte. Een fotoreportage.
N° 2008 /06
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
De aanwezige gemeenten richten de spots op hun duurzame verwezenlijkingen: opstelling van een Lokale Agenda 21, sensibilisering voor rationeel energieverbruik in de scholen, aanleg van groendaken, milieupremies, ...
BLZ 21
BLZ 22
MONI T OR V A N D E D UU RZA ME ONT W IKK E LI NG
N° 2008 /06
Elektronisch … dus ook ecologisch ! Ons engagement voor duurzame ontwikkeling indachtig maar ook om papierverspilling tegen te gaan, wensen wij de Monitor van de Duurzame Ontwikkeling prioritair per e-mail onder onze lezers te verspreiden. Neem een abonnement! Hebt u de Monitor van de Duurzame Ontwikkeling niet persoonlijk ontvangen? Wenst u de volgende nummers te ontvangen? Geen probleem! Neem een abonnement via de website van de Vereniging. U kan het formulier invullen op www.vsgb.be > Diensten > Publicaties > Monitor van de Duurzame Ontwikkeling. Download via onze website! U kan de Monitor van de Duurzame Ontwikkeling tevens gratis downloaden op www.vsgb.be > Diensten > Publicaties > Monitor van de Duurzame Ontwikkeling. Geen e-mailadres? U hebt geen rechtstreekse toegang tot internet en wil de Monitor van de Duurzame Ontwikkeling toch ontvangen? Bel ons en we zullen samen een oplossing zoeken. Contact:
Forum voor Duurzame Ontwikkeling van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (VSGB) Aarlenstraat 53 bus 4 - 1040 Brussel Tel: 02 238 51 62 - Fax: 02 280 60 90 E-mail:
[email protected]
Zomer 2008
Autovrije dag in het centrum van Alger (vrijdag 16 mei 2008)