FEBRUARI 2016 56 e JAARGANG - NR.2
EU-voorzitterschap
Cultuurbanen onder druk
Energieakkoord
Sociale partners leggen wensen op tafel
SER-verkenning: hetzelfde werk levert minder op
Verduurzaming gaat sneller dan vaak gedacht
SER magazine
Mariëtte Hamer, SER-voorzitter over advies Kindvoorzieningen
Meer en betere opvang voor jonge kinderen
FOTO Christiaan Krouwels SERmagazine is een maandelijkse uitgave met nieuws en informatie over de SociaalEconomische Raad en de Stichting van de Arbeid. Met dit blad wil de SER de overlegeconomie en de sociale dialoog bevorderen. Een jaarabonnement is gratis. Opgave jaarabonnementen en adreswijzigingen via
[email protected] Redactie Liesbeth Breeveld (hoofdredactie), Mariek de Valk, Berber Bijma en Corien Lambregtse (eindredactie) T (0)70 3499 648 F (0)70 3832 535 E
[email protected] Aan dit nummer werkten mee Astrid Ackermann, Ton Bennink, Annette Birschel, Aldert Boonen, Dirk Hol, Felix de Fijter, Pieter-Paul Jansen, Dorine van Kesteren, Christiaan Krouwels, Elke van Riel, Michèle de Waard Redactieraad Michaela Drahos, Sophia Geelkerken, Tyche Riemens Ontwerp 2D3D Opmaak Robby Gajadien Productie
Sporen van de crisis Nederland is herstellende van de economische crisis. Met de werkgelegenheid lijkt het iets beter te gaan, maar de crisis heeft haar sporen duidelijk nagelaten. De cultuursector bijvoorbeeld is de afgelopen jaren ingrijpend veranderd, zo blijkt uit de arbeidsmarktverkenning die de SER en de Raad voor Cultuur samen hebben uitgevoerd. Opvallend veel mensen in die sector hebben hun vaste baan de afgelopen jaren ingeruild voor een onzeker bestaan als flexwerker met tijdelijke contracten of als zzp’er tegen een laag tarief. De arbeidsmarktsituatie van de sector als geheel is zeer zorgelijk te noemen. Ook de kinderopvang is getroffen door de economische crisis, met veel onzekerheid als gevolg. Op verzoek van het kabinet en de Tweede Kamer heeft de SER zich de afgelopen maanden bezig gehouden met de vraag wat kinderopvang kan beteken voor de kinderen en hun ouders. Het unaniem vastgestelde SER-advies Kindvoorzieningen bevat heldere aanbevelingen. Met minder versnippering, betere kwaliteit en bredere toegankelijkheid kunnen we ervoor zorgen dat jonge kinderen zich goed kunnen ontwikkelen en samen spelend kunnen leren. Het Nederlandse voorzitterschap van de EU biedt kansen om thema’s op de agenda te zetten. De SER organiseert diverse bijeenkomsten die van belang zijn voor de ontwikkeling van Europa, over bijvoorbeeld decent work en skills strategy. De voorzitters van werkgevers- en werknemersorganisaties vertellen in dit nummer wat zij verwachten van het Nederlandse voorzitterschap en welke onderwerpen wat hen betreft op de agenda moeten staan. Zij vinden ook dat we deze kans moeten aangrijpen om het Nederlandse overlegmodel op Europees niveau in te zetten. Naar elkaar luisteren, ook als de standpunten ver uiteen liggen – in Nederland weten we wat dat kan opleveren. Wie weet ontstaat de komende maanden het begin van een Europese polder.
SER huisdrukkerij Internet www.ser.nl
2
FEBRUARI 2016 - NR.2
Mariëtte Hamer, Voorzitter Sociaal-Economische Raad
20
14
4 17
7 EU-voorzitterschap 4
Loondoorbetaling 17
Werkgevers- en werknemersvoorzitters leggen hun wensen voor het Nederlandse EU-voorzitterschap op tafel. Europa kan volgens hen profiteren van het Nederlandse poldermodel.
Loondoorbetaling bij ziekte weerhoudt mkb’ers ervan mensen in dienst te nemen. Advocaat Mark Diebels pleit voor een verkorting van de doorbetalingsperiode, net als elders in Europa.
Cultuursector 7
Meedoen 20
De banen in de cultuursector staan onder druk. Werknemers zijn meer gaan werken voor hetzelfde geld, blijkt uit een verkenning die de SER samen met de Raad voor Cultuur maakte.
Iedereen moet meedoen. Een serie over mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Deel 1: kunsthistorica Heleen Knottnerus geniet van haar werk bij ABN Amro, ondanks haar beperkingen.
Kinderopvang 10 Hoog tijd om meer geld te steken in de kinderopvang, adviseert de SER unaniem. Minder versnippering, bredere toegankelijkheid en meer kwaliteit zijn speerpunten van het advies.
Verder in dit nummer
Energieakkoord 14
9 Zeepkist: Aldert Boonen, Weledelgeleerden
De energietransitie gaat sneller dan veel mensen denken, stelt Ed Nijpels, voorzitter van de Borgingscommissie Energieakkoord. Met extra maatregelen kunnen ook de lastigste doelstellingen worden behaald.
19 Column: Annette Birschel, Politiek (in)correct 22 SER Kort
SERmagazine
3
Verwachtingen van het Nederlandse EU-voorzitterschap
Sociale partners willen arbeidsmarkt op agenda Het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie biedt kansen om thema’s op de agenda te zetten. De vluchtelingenproblematiek staat daar zeker op, maar Nederland kan eigen accenten leggen met bijvoorbeeld arbeidsmarktkwesties. De zes voorzitters van de werkgevers- en werknemersorganisaties over de kansen voor Nederland. TEKST Berber Bijma FOTO Hollandse Hoogte, Christiaan Krouwels
4
FEBRUARI 2016 - NR.2
De Europese agenda wordt het komende halfjaar bepaald door grote, urgente onderwerpen. Een dreigende uittrede van Groot-Brittannië uit de EU (‘Brexit’), de opvang en integratie van vluchtelingen, afspraken over de bewaking van de buitengrenzen en gesprekken met Turkije. De zes voorzitters van de werkgevers- en werknemersorganisaties zijn zich bewust van de urgentie van die onderwerpen, maar hopen dat er ruimte is voor onderwerpen die zeker ook van belang zijn: arbeidsmarktkwesties, werkgelegenheid, innovatie, duurzaamheid en regeldruk. Ze geloven in de kracht van het Nederlandse overlegmodel. Dat is volgens hen uitstekend geschikt om het voorzitterschap efficiënt en effectief in te vullen. Het doel is dat Nederland, in de woorden van VNONCW-voorzitter Hans de Boer, in ieders gedachten blijft hangen als ‘een land waarmee je plezierig kunt samenwerken’. Want dat werkt ook na 30 juni door. Om het voorzitterschap te ondersteunen en richting te geven, organiseert de SER de komende maanden diverse activiteiten, onder meer over het Energieakkoord en het kankervrij maken van de werkplek (zie pagina 23).
EU-voorzitterschap
Maurice Limmen,
Hans de Boer,
Nic van Holstein,
CNV-voorzitter:
voorzitter VNO-NCW:
voorzitter VCP:
‘Gelijk loon voor
‘Laten zien hoe goed
‘Inbrengen van onze
gelijk werk’
we zijn’
overlegtraditie’
‘Er wordt vaak gezegd dat Europa goed voor ons is. Maar wat heb je daaraan als je werkloos thuiszit met uitzicht op de Eemshaven waar mensen uit andere Europese landen werken omdat die goedkoper zijn dan jij? Er moet nog veel gebeuren om de Europese arbeidsmarkt gezond te maken. Het zou goed zijn als Nederland flink zou inzetten op het principe ‘gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde werkplek’. De Detacheringsrichtlijn, die het nog altijd mogelijk maakt dat werknemers uit Oost-Europa goedkoper zijn dan werknemers uit Nederland, moet worden aangepast. Minder uitbuiting, minder verdringing, minder oneerlijke concurrentie – dat zijn voor mij de belangrijkste punten. Die drie zaken leiden tot sociale onrust. Daarnaast is het belangrijk om een brug te slaan naar Engeland. Een Brexit moet worden voorkomen. Dezelfde zorgen die wij over de arbeidsmarkt hebben, leven ook in Engeland. Laten we daarom niet polariseren, maar elkaar opzoeken.’
‘Het voorzitterschap geeft ons de mogelijkheid om te laten zien dat wij écht goed zijn als land. Er spelen een paar grote problemen, waaronder de vluchtelingenproblematiek. Wij kunnen laten zien dat Nederland kan coördineren, doelgericht werken en draagvlak creëren. Voor mij is het voorzitterschap een succes als anderen ons een plezierig land vinden om mee samen te werken, omdat we efficiënt zijn en ons aan ons woord houden. We kunnen ons imago oppoetsen en verdieping geven. We kunnen het momentum ook aangrijpen om te laten zien aan de rest van de wereld dat Nederland oplossingen heeft voor problemen op wereldschaal, bijvoorbeeld als het gaat om veilig voedsel, waterproblematiek, verduurzaming en verstedelijking in combinatie met fatsoenlijke natuur. En laten we onze bijzondere relatie met het Verenigd Koninkrijk aanwenden om een Brexit te voorkomen. Daar heeft niemand baat bij.’
‘Het vrij verkeer van personen en diensten in Europa moet duidelijker en eerlijker worden geregeld. Dat vrij verkeer mag niet ten koste gaan van de arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming. Gelijk loon voor gelijk werk op gelijke plek, is een belangrijk thema waar Nederland op inzet. Het is een enorme uitdaging om in een halfjaar daarin iets voor elkaar te krijgen. We kunnen het voorzitterschap ook gebruiken om tegenstellingen te overbruggen. Tussen Noord- en Zuid-Europa en tussen Oost- en West-Europa. Nederland kan ons model van samenwerken inbrengen. Wij zijn in Nederland gewend met elkaar in gesprek te zijn, ook als de standpunten ver uit elkaar liggen. Het inbrengen van die overlegtraditie op Europees niveau is in deze tijd van groot belang. De verschillende delen van Europa moeten met elkaar in gesprek gaan en werken aan oplossingen met draagvlak.’
SERmagazine
5
6
Albert Jan Maat,
Ton Heerts,
Michaël van Straalen,
voorzitter LTO Nederland:
FNV-voorzitter:
voorzitter MKB-Nederland:
‘Nederland moet
‘Meer werk
‘Minder en vooral
lef tonen’
creëren’
betere regels’
‘Het Nederlandse bedrijfsleven heeft nog altijd last van Europese fiscale stoorzenders, bijvoorbeeld als het gaat om de accijnzen voor energie. Ik zou graag willen dat Nederland zich inzet voor betere fiscale afstemming. Ik hoop ook dat Nederland zich inzet voor afspraken over een minimumloon per land. Sommige EU-landen hebben nog geen minimumloon, waardoor je het risico loopt dat er in bepaalde sectoren een race naar de bodem plaatsvindt. Het is ook van groot belang dat de uitvoering van het milieuen natuurbeleid onderling beter wordt afgestemd. De discussie moet niet gaan over de middelen die we inzetten, maar over het doel dat we met het natuurbeleid voor ogen hebben. En laten we vooral ook het mededingingsbeleid moderniseren, meer gericht op duurzaamheid dan op de laagste prijs. Europa bevindt zich in veel opzichten op een scharnierpunt. Als Nederland lef toont, kan dat zorgen voor nieuw elan en meer draagvlak. Ik hoop dat Nederland leiderschap laat zien.’
‘De actualiteit zal zeker een groot deel van de aandacht eisen: vluchtelingenproblematiek, grensbewaking, ontwikkelingen in Polen, Engeland en Griekenland. Toch hoop ik dat ook inhoudelijke thema’s aandacht krijgen: innovatie, werkgelegenheid, de gevolgen van de migratie voor de arbeidsmarkt, energie en klimaatbeleid. Een van de belangrijkste prioriteiten, naast gelijk loon voor gelijk werk, is méér werk, ook met het oog op vluchtelingen die een verblijfsstatus krijgen. Als je het samen over aantallen hebt, moet je het ook over werk hebben. Daarnaast is er ook meer aandacht nodig voor een goede uitvoering van de Detacheringsrichtlijn, om social dumping te voorkomen. Als FNV zullen we eurocommissaris Frans Timmermans, die werkt aan better regulation, kritisch volgen. Effectievere regelgeving moet niet ten koste gaan van sociale regels en normen. Ik hoop op heel concrete resultaten. Bijvoorbeeld beter beleid voor kankerverwekkende stoffen op de werkvloer, waarmee we 10.000 slachtoffers voorkomen.’
‘Groei en banen – daar moet Nederland op inzetten. Voor groei is innovatie nodig, en we vergeten weleens dat innovatie in de eerste plaats vanuit het mkb komt. Het zou goed zijn als Nederland de positie van het mkb beter voor het voetlicht brengt. Als je innovatie wilt realiseren, moet regelgeving passend zijn bij de schaal van de betreffende bedrijven. Think small first – dat principe moet leidend zijn bij alle beleidsvorming. Ik ben een groot tegenstander van regeldruk, maar soms heb je snel goede regelgeving nodig. Voor de productie van drones bijvoorbeeld bestaan allerlei richtlijnen, maar voor wat je er wel en niet mee mag, zijn die er nog altijd niet. De regelgeving loopt soms achter de feiten aan. Ik hoop dat we goede stappen kunnen zetten in better regulation. Daarnaast hoop ik dat het Nederlandse voorzitterschap bijdraagt aan meer eenwording in een tijd van polarisatie. Onze wijze van overleg heeft ons geen windeieren gelegd. Laten we dat vooral zichtbaar maken.’
FEBRUARI 2016 - NR.2
Arbeidsmarktverkenning SER en Raad voor Cultuur
Werkenden in culturele sector staan onder druk De arbeidsmarkt in de culturele sector staat flink onder druk. Dat is de conclusie van een gezamenlijke onderzoekscommissie van de SER en de Raad voor Cultuur. Voorzitter Evert Verhulp is ervan geschrokken. ‘Er wordt geknepen.’ TEKST Felix de Fijter FOTO Hollandse Hoogte, Christiaan Krouwels
Het onderzoek van de SER en Raad voor Cultuur gaat over de arbeidsmarkt binnen de culturele sector, niet over de culturele sector zelf. Die nuance wil Evert Verhulp, kroonlid, hoogleraar Arbeidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam en voorzitter van de Commissie Arbeidsmarktverkenning Cultuursector, meteen maken. Hij kan dus niet zeggen of de sector het wel of niet moeilijk heeft. Maar toch: ‘Het is wel duidelijk dat de mensen binnen die sector onder druk staan.’ Eind januari publiceerde de commissie haar bevindingen. De commissie constateert dat werkenden in de cultuursector een zwakke inkomens- en arbeidsmarktpositie hebben. Meer zzp’ers Het gebeurde de afgelopen jaren regelmatig dat mensen die werk-
zaam zijn in bijvoorbeeld cultuureducatie of de podiumkunsten werden ontslagen, maar vervolgens als zelfstandige mochten terugkeren. De cijfers vertellen het verhaal. Terwijl het aantal banen tussen 2008 en 2013 met ruim 12 procent terugliep, steeg het aantal zelfstandigen in de culturele sector met ruim 20 procent.
Mensen doen hetzelfde werk, maar dan als zzp’er voor minder geld Daarmee is de stijging van het aantal zelfstandigen twee keer zo groot als de toename in andere sectoren. →
SERmagazine
7
cultuursector
‘Met andere woorden’, zegt Verhulp, ‘mensen doen hetzelfde werk, maar buiten de zekerheden van een dienstverband. Gevolg is dat ze een stuk minder worden betaald en dat ze het sociale vangnet van een arbeidscontract moeten missen.’
De ruimte om te onderhandelen is vaak beperkt In 2013 verdienden zzp’ers in de cultuursector gemiddeld een kleine 22.000 euro. Dit is ruim tienduizend euro minder dan het modaal brutoinkomen in dat jaar (32.500 euro). Verhulp noemt het voorbeeld van een klassiek zanger wiens arbeidsovereenkomst bij een koor werd beëindigd. ‘Vervolgens mocht
hij als zelfstandige bij datzelfde koor terugkeren. Gevolg is dat hij nog niet de helft verdient van wat hij verdiende, geen pensioen opbouwt en niet verzekerd is tegen uitval. Op een vergelijkbare manier is de rechtspositie van veel mensen in de culturele sector stilaan uitgehold.’ Soms gaat het goed fout, weet Verhulp. Neem de situatie van de jonge acteur die een herseninfarct kreeg. ‘Hij had als zzp’er geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Z’n vrienden hebben een crowdfundingactie op poten gezet om hem te helpen in zijn levensonderhoud te voorzien. Dat is buitengewoon sympathiek, maar heel structureel is het allemaal niet.’ Bezuinigingen De belangrijkste oorzaak van de teruggang in de sector ligt volgens Verhulp in de bezuinigingen. Ter onderbouwing daarvan is destijds
Evert Verhulp: ‘De rechtspositie van veel mensen in de culturele sector is uitgehold’
8
FEBRUARI 2016 - NR.2
aangevoerd dat de markt het wegvallen van subsidies wel zou kunnen ondervangen. ‘Met uitzondering van de podiumkunsten is dat eigenlijk niet het geval’, zegt Verhulp. Een andere oorzaak voor de verslechtering op de culturele arbeidsmarkt is het grote aanbod, vervolgt Verhulp. ‘De markt en de prijs voor toptalent, zeker toptalent dat internationaal actief is, lijken goed, maar de onderhandelingsmacht is vaak beperkt. Ook hier geldt: voor jou tien anderen.’ Voor veel professionals is de grote beroepstrots in de culturele sector niet alleen een kracht, maar ook een valkuil, ziet Verhulp. ‘Veel mensen zijn gedwongen om de teruggang in hun rechtspositie te slikken, omdat er geen ander werk voorhanden is. Bovendien is het collectief overleg onvoldoende georganiseerd. Kunstenaars of uitvoerende musici zijn geen types om snel aan actievoeren te denken.’ De beroepstrots zorgt er ook voor dat schoonheid wordt losgekoppeld van economische opbrengst. Dat heeft voor- en nadelen, vindt Verhulp. ‘Hoeveel of hoe weinig mensen ook verdienen: hun intrinsieke gedrevenheid om bijvoorbeeld mooie muziek te maken, staat los van het geld dat ze ervoor krijgen. Ze ontlenen hun trots aan hetgeen ze doen en ze vinden het belangrijk dat dat niet verloren gaat. Als een muziekpodium zegt dat je een programma mag komen uitvoeren als je het zelf ontwikkelt, zal een kunstenaar daar vaak mee instemmen, ook al levert het heel weinig op.’
zeepkist
Kwaliteit Gaat het publiek vroeg of laat een kwaliteitsverschil merken? Verhulp: ‘Sommige mensen in de cultuursector denken van niet. Ze zeggen dat ze hun kwaliteitsniveau kunnen handhaven, maar zien vooral hun salaris achteruitgaan. Anderen vrezen dat het uiteindelijk wel ten koste zal gaan van de kwaliteit. Maar een kunstenaar zal vanwege zijn beroepstrots niet snel een prestatie leveren die in overeenstemming is met zijn beloning, namelijk: ondermaats.’
Sommigen zeggen de sector vaarwel Vraag is of de culturele sector ook niet een beetje meer efficiency kan gebruiken. ‘Niemand zal er bezwaar tegen hebben als je dezelfde kwaliteit kunt bereiken tegen lagere kosten, maar wat je aantreft, is dat werkenden in de cultuursector sommige zaken nu in hun vrije tijd moeten doen, structureel overleg over het programma bijvoorbeeld. Er wordt geknepen, en knijpen leidt tot verslechtering van eigen positie.’ In het onderzoek kwam Verhulp geregeld mensen tegen die het plezier in hun werk kwijtraken. ‘Sommigen zeggen de sector vaarwel.’ De verkenning van de cultuursector ligt nu op het bord van minister Jet Bussemaker van Cultuur. ‘We hebben ons bewust niet met een oplossing beziggehouden, omdat dat niet onze opdracht was. Maar het kijken naar mogelijke verbeteringen zou een volgende stap kunnen zijn.’ n
De SER heeft met kroonleden en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers grote diversiteit in huis. Toch is er een belangrijke overeenkomst: (bijna) iedereen die actief is binnen de SER, is zeer hoog opgeleid. Daarmee is een enorme denkkracht gegarandeerd. Discussies worden op het hoogste niveau gevoerd, zo nodig worden hoogleraren en experts ingevlogen. De denktanks van Nederland staan vooraan om hun kennis te delen. Modellen laten ons zien wat de gevolgen zijn van beleidskeuzes. Aan de SER en zijn leden de taak om de informatie op waarde te schatten en het kabinet en de samenleving daarover te adviseren. Het gevolg is echter wel dat de discussies binnen de SER op een hoog abstractieniveau worden gevoerd. Dat heeft als risico dat SER-adviezen een ver-van-mijn-bed-show worden voor de gewone man of vrouw. Een voorbeeld: we worden steeds ouder en moeten daarom langer doorwerken. Duurzame inzetbaarheid is dus zeer belangrijk en staat ook hoog op agenda van de SER. Als oplossing klinkt onder meer: demotie. Een prachtig abstract idee, maar hoe leg ik dat uit aan vrienden die leerkracht zijn? De boodschap dat zij na een jarenlange loopbaan als leerkracht, aan het eind van hun loopbaan nog wel als klassenassistent aan de slag kunnen blijven, kan alleen maar rekenen op onbegrip. Elk individu heeft eigen ideeën om op een prettige wijze zijn pensioen te halen. Het werk van de SER en onze adviezen kunnen veel aan kracht winnen als wij abstracte discussies meer weten te verbinden met de praktijk. Werkbezoeken om te horen wat er leeft en welke oplossingen werken, kunnen hierbij zeer behulpzaam zijn. Ons inleven in de wereld van de werknemer, de zelfstandige, de ondernemer of de gepensioneerde is misschien wel de moeilijkste opdracht voor ons allen, maar ook onze dure plicht. Alleen dan, weledelgeleerde raadsleden, blijft de SER van grote toegevoegde waarde. Aldert Boonen Sociaal Economisch Beleidsadviseur FNV
SERmagazine
FOTO Christiaan Krouwels
Weledelgeleerden
9
TEKST Michèle de Waard FOTO Christiaan Krouwels
SER-voorzitter Mariëtte Hamer over advies Kindvoorzieningen
‘Kwaliteitsslag in opvang hard nodig’ 10
FEBRUARI 2016 - NR.2
coverstory
Goede voorzieningen voor jonge kinderen stimuleren ouders om te werken, bevorderen de ontwikkeling van kinderen en verminderen achterstanden. Die conclusie trekt de SER in een advies over opvangvoorzieningen. SER-voorzitter Mariëtte Hamer is voorzitter van de Werkgroep kindvoorzieningen. ‘Het is hard nodig om de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden te slechten.’ ‘Nederland moet meer investeren in de ontwikkeling van het jonge kind. Achterstanden beginnen al heel vroeg. We kunnen ons niet permitteren dat de afstand tussen laag- en hoogopgeleiden steeds groter wordt. De kloof moet juist geslecht worden.’ Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER, klinkt beslist. Kunnen de huidige voorzieningen voor kinderopvang de ontwikkeling van jonge kinderen ondersteunen, wilde minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de raad weten. En is daarvoor bewijsmateriaal te vinden? ‘Op beide vragen zeggen wij volmondig ja’, zegt Hamer, voorzitter van de Werkgroep kindvoorzieningen. De bevindingen van de werkgroep liggen inmiddels op tafel. De conclusie: investeren in de kwaliteit en toegankelijkheid van voorzieningen voor jonge kinderen loont. Vooral op lange termijn. Een goed stelsel van voorzieningen stimuleert de participatie van ouders op de arbeidsmarkt, de ontwikkeling van kinderen en vermindert achterstanden. Cijfers tonen aan dat momenteel 43 procent van alle nul- tot vierjarigen gebruik maakt van de opvang; 57 procent dus niet. Bij de groep van twee tot vier jaar is de deelname aan opvang met 86 procent hoger. Ouders met lage inkomens maken aanzienlijk minder gebruik van de voorzieningen dan ouders in hogere inkomensklassen. Hier is volgens Hamer nog een wereld te winnen. ‘Het huidige stelsel is een ‘lappendeken’. De doelstellingen, het aanbod van voorzieningen en de financiering zijn nogal gefragmenteerd.’ Wat is de oorzaak van die versnippering? ‘Er zijn verschillende oorzaken, maar de Nederlandse deeltijdcultuur speelt een rol. Nederland is koploper deeltijdwerken in Europa. Het aandeel vrouwen dat in deeltijd werkt, bedraagt in Europa 32 procent, in Nederland 76 procent. De
kinderopvang sluit hierop aan en is ook een deeltijdvoorziening. De kinderen gaan gemiddeld maar een beperkt aantal uren naar de kinderopvang. De opvang op andere dagen wordt informeel geregeld of er wordt minder gewerkt. De balans tussen werk en zorg voor kinderen wordt nog verder door ons onderzocht. Op verzoek van het kabinet werken we aan een uitvoerig advies over Werken en Leven in de Toekomst.’ Duitsland heeft recent sterk geïnvesteerd in kinderopvang. Kan Nederland daar iets van opsteken? ‘Duitsland liep sterk achter op Nederland, maar heeft een giga-inhaalslag gemaakt. De kinderopvang is daar tot speerpunt gemaakt en er is veel geld ingestoken.
De geschiedenis van de kinderopvang in Nederland laat een jojobeleid zien Voorzieningen voor kinderen worden als een belangrijk middel gezien om de kenniseconomie te stimuleren. In Nederland is de opvang voor kinderen lange tijd ‘een beetje’ geregeld. Er zijn wel steeds verbeteringen aangebracht, maar het stelsel is nooit structureel verbeterd. Opvallend is dat instellingen ondanks de versnippering en de vele wijzigingen er toch met passie en flexibiliteit in zijn geslaagd kwaliteit neer te zetten. Ze verdienen onze steun. Maar de mogelijkheden voor verdere professionalisering moeten beter worden benut. Als er weinig voorzieningen zijn, zoals in Duitsland het geval was, kun je het in één keer goed regelen. Het is hoog tijd dat we dat in Nederland ook gaan doen.’ →
SERmagazine
11
Ouders en werkgevers betalen het belangrijkste deel van de opvangkosten. Vragen we niet te veel van deze twee groepen?
Wat zijn knelpunten? ‘De hele geschiedenis van de kinderopvang laat een jojobeleid zien. Als het economisch goed gaat, wordt er veel geld in de opvang gestoken. Zodra er een crisis komt, is het de eerste sector waarop wordt bezuinigd. Ouders weten niet waar ze aan toe zijn. Daar moet een eind aan komen. Wil je een stabiele kinderopvang opbouwen ook de ontwikkeling van het jonge kind stimuleren, dan is een solide financiering van de sector noodzakelijk. Ouders hebben ook behoefte aan zekerheid en continuïteit.’ Wat moet er in het aanbod verbeteren? ‘We hebben veel verschillende voorzieningen: van opvang door opa’s en oma’s en peuterspeelzalen tot crèches en formele opvang. Daarnaast is er de speciale voor- en vroegschoolse educatie, die gericht is op kinderen met een achterstand. In de praktijk ontstaat de vreemde situatie dat er in één pand verschillende kinderen om verschillende redenen uit dezelfde buurt in gescheiden lokalen zitten. Wij zeggen: breng kinderen met verschillende
achtergronden bij elkaar en laat ze samen spelen en leren. Centra kunnen dan op maat werken. Het ene kind heeft iets anders nodig dan het andere kind. Voor de een is dat individuele aandacht. Een ander kind moet leren zich in de groep verder te ontwikkelen. Ik heb zelf een dochter van zeventien jaar voor wie de kinderopvang heel belangrijk was. Daar kwam ze andere kinderen tegen. Ze heeft veel van die periode opgestoken, zegt ze zelf. Het dagelijks leren dealen met anderen heeft ze daar geleerd.’ Waarom zijn investeringen in jonge kinderen zo belangrijk? ‘Het is wenselijk dat kinderen zo vroeg mogelijk vaardigheden en talenten ontwikkelen. Dat wordt ook voor hun positie later in de samenleving steeds belangrijker. Gezien de snelheid van technologische ontwikkelingen wisselen werknemers sneller van baan en moeten ze hun leven lang blijven leren. Sommigen hebben daar nu nog moeite mee, maar in de toekomst wordt dit normaal. Hoe eerder kinderen leren dat leren leuk is en bij
SER-advies Kindvoorzieningen Het advies Kindvoorzieningen is op 22 januari in de SER-raadsvergadering vastgesteld. Enkele hoofdpunten uit het advies: • Maak één systeem voor de opvang van kinderen van nul tot vier; het uiteindelijke doel is een sluitend arrangement voor nul- tot twaalfjarigen. • Zorg dat kinderen met een achterstand extra aandacht en ondersteuning krijgen via stimuleringsprogramma’s. • Verhoog het aantal uren voor kinderen van twee tot vier jaar in de voorschoolse en vroegschoolse educatie van tien naar zestien uur per week. • Creëer een aanbod voor alle kinderen van twee tot vier jaar voor zestien uur per week. Het aanbod is niet
12
FEBRUARI 2016 - NR.2
verplicht. Ouders kiezen zelf of ze er gebruik van willen maken. • Verbeter specifieke kwaliteiten van beroepskrachten met het oog op de ontwikkelfunctie van kinderopvang. Maak een combinatie van medewerkers op mbo-niveau en hbo-niveau. Zorg voor bijscholing van pedagogisch personeel door permanente educatie: training on the job. • Laat kindvoorzieningen voor iedereen financieel toegankelijk zijn. Eigen bijdragen blijven nodig, maar vereenvoudig de financiering voor ouders. • Als voorzieningen meer een ontwikkelfunctie krijgen, ligt een hogere bijdrage van de overheid voor de hand.
coverstory
Breng kinderen met verschillende achtergronden bij elkaar en laat ze samen spelen en leren
het leven hoort, hoe weerbaarder ze later zijn op de arbeidsmarkt. Het gaat in eerste instantie vooral om spelend leren. Door samen te spelen, leren kinderen van elkaar. Dat is voor alle kinderen belangrijk. De nadruk op de ontwikkeling van kinderen stelt natuurlijk eisen aan de pedagogische kwaliteit van de medewerkers in de opvang. In ieder geval moet het aantal uren dat voor vroeg- en voorschoolse opvang wordt aangeboden omhoog van tien naar zestien uur in de week en moet de doelgroep beter worden bereikt.’ Betekent dat er meer hbo’ers nodig zijn in de kinderopvang? ‘Het beste is een combinatie van mbo’ers en hbo’ers. Er zijn pleidooien geweest om alleen met hbo’ers te werken, maar wij zijn van mening dat ook mbo’ers een goede plek in de opvang kunnen krijgen als ze aan de eisen van professionaliteit voldoen. Op het gebied van educatieve vaardigheden is nog een slag te slaan. Voor de huidige medewerkers is het eveneens belangrijk om voortdurend te professionaliseren zodat een extra kwaliteitsslag kan worden gemaakt.’ Hoe kan de deelname van kinderen met een achterstand worden vergroot? ‘Uit onderzoek in België en Australië is gebleken dat juist bij kinderen van migranten al op heel jonge leeftijd de basis voor achterstand ontstaat. Vanaf twee jaar zijn er al behoorlijke verschillen op het gebied van taal- en leerfuncties tussen kinderen uit verschillende sociaaleconomische groepen. Dat gaat om taal, maar ook om allerlei sociale vaardigheden. Die achterstanden kun je niet vroeg genoeg aanpakken. Kinderen zetten in de periode tussen twee en vier jaar belangrijke stappen in hun ontwikkeling.’ Is de opvang in Nederland voor alle kinderen toegankelijk? ‘Het systeem moet in ieder geval betaalbaar zijn voor de lage inkomens. Ook moet werk blijven lonen
voor de hoge inkomens. En er moet een eenvoudig systeem van financiering komen in plaats van de lappendeken aan regelingen die er nu is. Ouders en werkgevers betalen momenteel het belangrijkste deel van de kosten voor opvang. Vragen we niet te veel van deze twee groepen? Je moet in de gaten houden of de ouderbijdrage niet te hoog is voor de doelen die je wilt bereiken. Op langere termijn, zeker als de ontwikkelfunctie van kinderen belangrijker wordt, ligt het voor de hand dat de overheid meer gaat betalen dan het afgesproken deel, dat is een derde van de kosten.’ In Denemarken wordt geëxperimenteerd met verplichte opvang voor migrantenkinderen zodat ze eerder integreren. ‘Ouders met een bijstandsuitkering worden er gekort als ze hun kind niet vanaf een jaar aan de opvang laten deelnemen. Voor de SER is belangrijk dat we in Nederland eerst het aanbod van voorzieningen verbeteren. Maar wij vinden ook dat dit allemaal niet te vrijblijvend moet zijn. De kwaliteitsslag die we bij de opvang willen maken, is simpelweg nodig voor jonge kinderen.’ Moet het kabinet hier voorrang aan geven? ‘De SER wil met dit advies de boodschap afgeven dat investeren in het jonge kind een volwaardige plek krijgt in ons stelsel van sociale voorzieningen. Het is een jonge sector die een stabiele plek moet krijgen. Dat is nodig voor de ontwikkeling van het individuele kind, maar eveneens voor onze economie. Ook in het licht van de vluchtelingenstroom en de opname van vluchtelingen in Nederland is het van belang om goed in te spelen op de ontwikkelingsmogelijkheden bij kinderen. We hopen dat politici van links tot rechts hiermee de verkiezingen ingaan, zodat een volgend kabinet serieus gaat investeren in voorzieningen voor het jonge kind.’ n
SERmagazine
13
Ed Nijpels, voorzitter Borgingscommissie Energieakkoord:
‘Energietransitie gaat sneller dan verwacht’ De energietransitie gaat sneller dan veel mensen denken. Ed Nijpels, voorzitter van de Borgingscommissie Energieakkoord, is nog steeds optimistisch. ‘Burgers en bedrijven nemen het heft in eigen hand.’ Om ook de lastigste doelstellingen van het akkoord te realiseren, zijn onlangs nieuwe en aangescherpte afspraken gemaakt. TEKST Dorine van Kesteren FOTO Dirk Hol
14
FEBRUARI 2016 - NR.2
energieakkoord
weer raak. De planbureaus concludeerden dat extra maatregelen nodig waren voor twee van de vijf hoofddoelstellingen. ‘In die discussie werd vaak vergeten dat drie van de vijf doelstellingen wél binnen bereik lagen, en dat de afspraken voor de overige twee – over hernieuwbare energie en energiebesparing – voor 80 respectievelijk 55 procent op schema lagen. Dus ook daar maakten we wel degelijk vorderingen.’ Over het algemeen vindt Nijpels de media te pessimistisch over de voortgang van het akkoord. De werkelijkheid laat volgens hem een ander beeld zien. ‘In het Energieakkoord is afgesproken om in 2020 een kostenreductie van 40 procent te realiseren voor de aanleg van windparken op zee. Wat blijkt? We hebben nu al een kostenreductie van 47 procent behaald. Dat komt onder andere doordat de installatietechniek en ook de turbines en wieken van de windmolens voortdurend worden verbeterd. Een ander voorbeeld is de explosieve groei van het aantal zonnepanelen op de daken van particulieren.’ In zijn lange loopbaan heeft Ed Nijpels, voorzitter van de Borgingscommissie Energieakkoord, al voor heel wat hete vuren gestaan. Als minister van milieu, burgemeester en commissaris van de Koningin maakte hij het nodige mee. Ook was hij voorzitter van commissies die zich bogen over gevoelige kwesties als de ontpoldering van de Hedwigepolder en de uitbreiding van het haven- en industriegebied in Moerdijk. Maar niet eerder had hij te maken met zóveel verschillende partijen en zóveel verschillende belangen als rond het Energieakkoord. ‘Deze klus is bestuurlijk extra ingewikkeld omdat er maar liefst 47 partijen bij betrokken zijn, die vaak principieel niet op één lijn zitten, zegt Nijpels in zijn werkkamer in het SER-gebouw. ‘De maatschappelijke relevantie is groot: de energietransitie is de ingrijpendste transformatie sinds de Industriële Revolutie. Het is mijn taak om erop toe te zien dat de partners de 175 afspraken van het akkoord, inclusief alle deelafspraken, daadwerkelijk uitvoeren. Daarbij komt het complete arsenaal aan onderhandelingstechnieken kijken. Soms moet ik mensen een aai over hun bol geven, soms overreden en soms met elkaar opsluiten in een kamer om te zorgen dat ze er samen uitkomen.’ Vergrootglas De voortgang van het Energieakkoord ligt al vanaf dag één onder een vergrootglas. Afgelopen najaar, na de presentatie van de Nationale Energieverkenning, was het
Een volgend kabinet is ook gebonden aan het Energieakkoord ‘Mijn stelling is dat de energietransitie veel sneller gaat dan iedereen verwacht. Burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties nemen het heft in eigen hand, onder meer door massaal decentraal energie op te wekken. Niet voor niets investeren steeds meer grote beleggers, zoals pensioenfondsen, in niet-fossiele bestemmingen. De grote energiebedrijven zoeken naar nieuwe bedrijfsmodellen, waarbij ze hun bedrijven splitsen in een duurzame en een fossiele tak. Dat is nodig omdat ze worden ingehaald door de maatschappelijke realiteit.’ Extra maatregelen De partners van het Energieakkoord hebben inmiddels wel onderhandeld over extra maatregelen, die het volgens Nijpels mogelijk maken om alle vijf doelstellingen van het Energieakkoord voor 2020 en 2023 te realiseren. De meeste ingrepen draaien om energiebesparing. Zo moeten energie-intensieve bedrijven →
SERmagazine
15
met duidelijke, concrete besparingsplannen komen. Er komen twintig extra toezichthouders om de Wet milieubeheer beter te handhaven. Volgens deze wet moet een bedrijf iedere energiebesparende maatregel nemen die het binnen vijf jaar kan terugverdienen. Daarnaast komt er meer subsidie om woningen en bedrijfspanden energiezuinig te maken. Andere maatregelen moeten de weg vrijmaken voor windmolens op land. ‘Dan gaat het vooral over het organiseren van draagvlak. Laat mensen bijvoorbeeld in een vroeg stadium meedenken over de locatie en de omvang van een windmolenpark en bied hun financiële participatie.’ Verder komt er extra subsidie beschikbaar voor kleinschalige duurzame energie. Burgers en bedrijven die zelf duurzame energie willen opwekken, bijvoorbeeld via zonneboilers, biomassaketels, palletkachels en warmtepompen, kunnen hierop een beroep doen. Ook de zogeheten postcoderegeling wordt verruimd. De regeling geeft korting op de energiebelasting voor duurzame energie die mensen samen in hun wijk opwekken, bijvoorbeeld via zonnepanelen op het dak van de plaatselijke sporthal. Vóór 1 april rekenen de planbureaus het effect van de extra maatregelen door. Nijpels: ‘Als dan blijkt dat dan nog niet alle gaten zijn gedicht, grijpt minister Kamp van Economische Zaken in. Bijvoorbeeld met verplichtende maatregelen voor de industrie en woningeigenaren.’
Consistent beleid In 2017 zijn er Tweede Kamerverkiezingen. Maar ook het nieuwe kabinet en de nieuwe Tweede Kamer zijn volgens Nijpels gebonden aan het Energieakkoord. ‘De partijen bij het akkoord mogen erop vertrouwen dat de regering een consistent energiebeleid voert. Het was juist een van de hoofddoelen van het Energieakkoord om een einde te maken aan het zwabberende beleid.’ Het Energieakkoord is een bouwwerk waarvan geen plankje kan worden weggehaald. ‘Wind op zee is een van de hoekstenen. De bouw van windmolenparken op zee loopt helaas vertraging op nu de Eerste Kamer de Stroomwet heeft afgestemd. Een merkwaardige beslissing, omdat de splitsing van energiebedrijven in een productie- en een netwerktak die men hiermee beoogde tegen te houden, al in de oude wet is geregeld.’ Sinds de Klimaattop in Parijs is ook de discussie over de sluiting van kolencentrales weer opgelaaid. In het Energieakkoord staat dat de vijf oudste centrales dichtgaan voor juli 2017. Eind november nam de Tweede Kamer echter een motie aan waarin het kabinet de opdracht krijgt om alle Nederlandse kolencentrales ‘uit te faseren’. Nijpels: ‘Kamp heeft gezegd dat hij die motie gaat uitvoeren. Als hij dat op een verstandige manier doet, in nauw overleg met alle betrokkenen, leidt dat alleen maar tot versterking van het Energieakkoord. Dan komen wij eerder tot een steenkolenvrije energieopwekking in ons land.’ n
Energieakkoord: de stand van zaken Het Energieakkoord voor duurzame groei is in 2013 gesloten tussen sociale partners, overheden, brancheorganisaties, natuur- en milieuorganisaties en andere stakeholders. Het akkoord kent vijf hoofddoelstellingen: een energiebesparing van gemiddeld 1,5 procent per jaar, een extra besparing van 100 petajoule tot 2020, 14 procent duurzame energie in 2020, 16 procent duurzame energie in 2023 en ten minste 15.000 nieuwe voltijdsbanen, voornamelijk in de installatie-, bouw- en duurzame energiesector. De Borgingscommissie Energieakkoord brengt jaarlijks een voortgangsrapportage uit over de voortgang van alle afspraken. Daarnaast brengen de planbureaus in oktober de Nationale Energieverkenning (NEV) uit, die de stand van zaken van de Nederlandse energiehuishouding schetst en ook inzicht geeft in de realisatie van de
16
FEBRUARI 2016 - NR.2
doelen van het Energieakkoord. In het najaar van 2016 wordt bovendien geëvalueerd hoe het systeem van het Energieakkoord functioneert. Het kabinet heeft in het recent verschenen Energierapport zijn plannen voor het energiebeleid voor de (middel)lange termijn uiteengezet. Hierop kunnen alle stakeholders commentaar leveren in de energiedialoog. Deze dialoog mondt uit in de Energiebeleidsagenda, die het kabinet in de tweede helft van dit jaar presenteert. Ook zal het kabinet laten weten hoe het uitvoering geeft aan de Urgendauitspraak, waarin de rechter bepaalde dat de overheid de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 25 procent moet hebben teruggebracht: een ambitieuzer doel dan de 21 procent die volgens het Energieakkoord in 2020 moet zijn bereikt.
Adviesaanvraag langdurige werkloosheid en loon zieke werknemers
‘Kortere doorbetaling stimuleert arbeidsmarkt’ Nederlandse werkgevers zijn verplicht zieke werknemers twee jaar door te betalen. Vooral voor het mkb is doorbetaling een probleem. De SER buigt zich over een alternatief. Advocaat Mark Diebels ziet de voordelen van kortere doorbetaling. TEKST Elke van Riel FOTO Hollandse Hoogte, Dirk Hol
In Nederland moeten werkgevers zieke werknemers twee jaar doorbetalen: het eerste jaar volledig en het tweede jaar meestal 70 procent, afhankelijk van de cao. Daarmee is Nederland een uitzondering in Europa. Duitse werkgevers hoeven werknemers slechts zes weken door te betalen, voor Belgische werkgevers is het zelfs maar vier weken. Groot-Brittannië komt met 28 weken nog het meest in de in de buurt van de 104 weken die in Nederland gelden. Een van de gevolgen van de lange loondoorbetaling is dat werkgevers terughoudend zijn met het aannemen van personeel, vooral van ouderen en mensen ‘met een vlekje’. ‘Dit geldt met name voor mkb’ers, want voor kleine werkgevers is twee jaar loondoorbetaling moeilijk op te brengen’, zegt Mark Diebels (1968), advocaat arbeidsrecht en partner bij KZO|013 Advocaten in Tilburg.
Hij promoveerde eind 2014 aan de Tilburg University op de re-integratie van zieke werknemers. ‘Mkb’ers zijn vooral terughoudend bij het omzetten van tijdelijke contracten in vaste. Zij doen aan zogeheten risicoselectie.’
Mkb’ers zijn terughoudend bij het omzetten van tijdelijke naar vaste contracten Omdat uit onderzoek is gebleken dat risicoselectie afneemt bij een kortere periode van loondoorbetaling, stelde Diebels in zijn proefschrift voor die periode voor grotere werkgevers →
SERmagazine
17
loondoorbetaling
Adviesaanvraag langdurige werkloosheid en loondoorbetaling bij ziekte Eind december heeft minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de SER gevraagd te adviseren over de arbeidsmarktpositie van langdurig werkzoekenden en een sluitend stelsel voor loondoorbetaling bij ziekte voor werknemers en zzp’ers. In de adviesaanvraag wordt het CDA-voorstel voor een basisverzekering loondoor-
te beperken tot een jaar en voor het mkb tot dertien weken. ‘Dat is voor mkb’ers te overzien. Voor grote bedrijven zou een jaar lang genoeg zijn, want het tweede jaar blijkt weinig toe te voegen voor de re-integratie. In het eerste jaar zijn al veel stappen gezet.’ Prikkel Nederland koos in 2004 voor twee jaar loondoorbetaling om werkgevers te prikkelen om de re-integratie van zieke werknemers te bevorderen. Zij maken immers kosten. Dit ‘prikkeldenken’ werkt volgens Diebels echter vooral voor grotere bedrijven. ‘Kleine bedrijven kun je suf prikkelen, maar bij hen
zijn de herplaatsingsmogelijkheden in de praktijk nou eenmaal beperkt.’ Om mkb’ers tegemoet te komen, kwam het kabinet dit najaar zelf al met een plan voor een vrijwillige regeling waarbij werkgevers met maximaal tien werknemers nog maar één jaar loon hoeven door te betalen bij ziekte. Een verdergaand voorstel kwam begin december van het CDA. De partij wil een verplichte basisverzekering loondoorbetaling voor alle werkenden – ook zzp’ers. Zieke werkenden krijgen maximaal twee jaar lang doorbetaald, maar de werkgevers betalen alleen nog de eerste acht weken.
Mark Diebels: ‘Een loondoorbetaling van dertien weken is voor mkb’ers te overzien’
18
FEBRUARI 2016 - NR.2
betaling expliciet genoemd als een te onderzoeken optie. De SER is gevraagd nog voor de zomer met een advies te komen, zodat het kabinet op Prinsjesdag een plan kan presenteren en dit in de begroting van 2017 kan verwerken. Een commissie onder leiding van SER-voorzitter Mariëtte Hamer werkt aan het advies.
Rechtvaardiger Diebels ziet verschillende voordelen in het CDA-plan. Allereerst sluit dit veel beter aan bij wat normaal is in de EU. Verder leidt het volgens hem tot een rechtvaardiger systeem, omdat het de verantwoordelijkheid beter verdeelt over de verschillende partijen. Bovendien wordt het verschil tussen mensen in loondienst en zelfstandigen hierdoor kleiner en worden er elementen van solidariteit en collectiviteit ingebracht. Het plan kan helpen om de arbeidsmarkt vlot te trekken, met name in het mkb. Ook wordt het eenvoudiger om vanuit een WW-uitkering voor jezelf te beginnen. Toch zijn in het CDA-voorstel nog niet alle details ingevuld. Diebels: ‘En je weet: the devil is in the detail.’ Onduidelijk is bijvoorbeeld of de uitkeringen straks gebaseerd zijn op (een percentage van) het minimumloon of van het laatst verdiende salaris. Dat kan veel uitmaken voor de hoogte van de premie en de betaalbaarheid van het plan. Een andere belangrijke vraag vindt hij of de werkgever – als de loondoorbetaling acht weken wordt – wel voor een langere periode verantwoordelijk blijft voor de re-integratie. En ook of er een zogeheten ‘opt-out clausule’ komt voor zelfstandige ondernemers die niet mee willen doen.
column
Werkgevers moeten loon doorbetalen als iemand tijdens het skiën een been breekt De SER zou verder kunnen overwegen of net als bij de WIA onderscheid moet worden gemaakt tussen ziekte die werkgerelateerd is en ziekte die in of door privé-omstandigheden is ontstaan. ‘Als een werknemer een bordje negeert met ’verboden te duiken’ en een dwarslaesie oploopt, kan het UWV de WIA-uitkering weigeren. Maar werkgevers moeten wel loon doorbetalen als iemand tijdens het skiën een been breekt of door privé-omstandigheden een burnout krijgt.’ In Duitsland bestaat zo’n onderscheid al en werkt dit goed, weet Diebels. Het Duitse systeem is volgens hem sowieso interessant voor Nederland. ‘Daar speelt solidariteit een grotere rol en is zowel het verzuimpercentage als de instroom in de WIA lager dan hier. Een andere vormgeving die de rollen meer verdeelt, kan dus tot betere resultaten leiden.’ n
Politiek (in)correct Welke van de volgende uitspraken is politiek correct? a: Vluchtelingen zijn verkrachters. b: Vluchtelingen zijn geen verkrachters. Voor de massa-aanranding van vrouwen in Keulen was deze vraag overbodig, maar hoe dan ook was het antwoord simpel: beide uitspraken zijn niet correct. Zoals meestal met generalisaties: wie alles over een kam scheert, vertroebelt de waarheid. Dat is na Keulen anders. Duitse media kwamen in opspraak, omdat ze vluchtelingen niet als potentiële daders hadden genoemd. Dat was ten minste het beeld dat in veel Nederlandse media werd geschetst. Al snel werd daar het label ‘politiek correct’ op geplakt. Duitse journalisten aan de leiband van Mutti Merkel? Precies dat werd hun ook verweten door de anti-islam-beweging Pegida en de rechtse partij AfD (Alternative für Deutschland): ‘Typisch Lügenpresse’. Duitse media waren wel weer zo correct om meteen verantwoording af te leggen tegenover critici en lezers. Hoe hebben wij over Keulen bericht? Hebben we de grens van zelfcensuur overschreden? De conclusie was en blijft: wij berichten op basis van feiten – met alle zorgvuldigheid. Toegegeven: Duitse journalisten lijken vaak überkorrekt, omdat ze politiek misbruik van het nieuws willen voorkomen. Juist nu, in dit oververhitte vluchtelingendebat, is dat van groot belang. De Nederlandse media zijn daarin veel makkelijker. Veel media kozen voor harde berichtgeving over Keulen: de daders zijn vluchtelingen. Alsof ze wilden zeggen: kijk, wíj zijn heus niet politiek correct. Toch is juist deze insteek sinds het tijdperk-Fortuyn het toonbeeld van politieke correctheid: schoppen tegen migranten en ageren tegen de multiculturele samenleving. Zonder nuances. Positief nieuws over vluchtelingen krijgt weinig ruimte. Angsten en protesten worden juist breed uitgemeten. Eén ding zou na Keulen duidelijk moeten zijn: het gaat niet over politiek correcte of incorrecte berichtgeving, het gaat over de feiten en de moed tot nuances. Annette Birschel Duits journaliste in Nederland, www.annettebirschel.com
FOTO Dirk Hol
Verdeling risico’s De SER moet volgens Diebels een visie ontwikkelen op wezenlijke vragen, zoals: welke risico’s dekken we als verzorgingsstaat en welke laten we dekken door de werkgever? ‘Die vraag speelt ook bij het onderwerp langdurige werkloosheid. Daar lag de bal nu wel erg bij werkzoekenden. Het contact ging via digitale loketten, maar er komt nu weer een spreekuur.’
SERmagazine
19
Heleen Knottnerus, kunsthistorica, reuma- en diabetespatiënt
‘Bij ABN Amro kreeg ik een droomgesprek’ Heleen Knottnerus (26), afgestudeerd in renaissancekunst, werkt sinds bijna een jaar bij ABN Amro. Zij werkt aan het beheer van de kunstcollectie en historische objecten van de bank. Door reuma en diabetes is haar werkvermogen beperkt tot drie dagen. TEKST Ton Bennink FOTO Christiaan Krouwels
20
FEBRUARI 2016 - NR.2
Van jongs af aan wist Heleen Knottnerus al wat ze wilde worden: kunsthistorica. Geen twijfel over mogelijk. Op zesjarige leeftijd kreeg ze reuma, waardoor ze niet veel buiten speelde, maar wel veel boeken verslond. ‘Kunstgeschiedenis heeft me altijd geïnteresseerd. Ik heb als specialisatie de renaissance gekozen, omdat die periode bol staat van de symboliek en ik er mijn kennis van godsdiensten in kwijt kan, maar het had ook een ander tijdvak kunnen zijn. Ik ben ook dol op moderne fotografie en de oude meesters.’ De reuma is momenteel onder controle. Ze slikt geen medicijnen meer. Toch heeft de auto-immuunziekte zijn sporen nagelaten. ‘Ik heb bijna geen kraakbeen meer en vergroeiingen in gewrichten. Daardoor ben ik ook kleiner. Mensen schatten me vaak vijftien of zestien jaar, maar als we een gesprek voeren is dat snel voorbij.’ Zoals vaak bij reumapatiënten
gebeurt, kreeg ze een ‘collegaziekte’ erbij. Vorig jaar werd diabetes bij haar geconstateerd. ‘Heb ik weer, dacht ik toen. Welke ziekte ik het vervelendst vind? Diabetes. Je moet vier keer per dag spuiten en oppassen voor stressvolle situaties. Maar inmiddels kan ik ermee omgaan. Ook omdat ik bij de bank mijn draai heb gevonden.’ Bemiddelingsbureau In 2013 studeerde ze af aan de Universiteit van Utrecht, en ging ze op een zoek naar een baan. Omdat het niet makkelijk is voor mensen met een beperking om eigenstandig de arbeidsmarkt te betreden, klopte ze in juni 2013 aan bij bemiddelingsbureau Emma at Work. Dit bureau bemiddelt voor jongeren met een beperking of chronische ziekte die een baan zoeken. Met succes: in februari 2014 werd Heleen assistent Marketing bij een
meedoen
Zou ik vijf dagen werken, dan lig ik in het weekend voor pampus autoverhuurbedrijf. Maar die baan hield op. In februari 2015 mocht ze op sollicitatiegesprek bij arbodienst Beter van ABN Amro. Er volgde een gedroomd sollicitatiegesprek. ‘Ik solliciteerde op een baan op de verzuimafdeling. Maar plots werd me gevraagd wat ik het liefst zou doen. Iets met kunst natuurlijk. ABN Amro heeft een centraal potje geld waar ze me uit betalen. En nu werk ik dus hier op het verzameldepot van de bank, in het vak waarvoor ik ben opgeleid.’ Het archief omvat historische objecten en kunst van ABN Amro en het Belgische Fortis. ‘Die kunst is bijvoorbeeld aangekocht om de filialen en het hoofdkantoor te verfraaien, maar er zijn ook historische objecten bij als kasboeken en foto’s, vazen, tapijten en kleden. Ik ben
Meedoen In de participatiesamenleving moet iedereen meedoen. Lukt dat ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en/of een beperking? Hoe vinden zij een plek op de arbeidsmarkt, wat zijn hun dromen en welke obstakels moeten ze overwinnen? Deel 1: Heleen Knottnerus, kunsthistorica bij ABN Amro.
druk bezig om de collectie kunst en historische objecten in elkaar te schuiven. Niet letterlijk, maar ik beschrijf de voorwerpen en voeg velden samen. Dat is alleen wat te technisch om uit te leggen.’ Het leukst vindt ze het om teksten te schrijven voor tentoonstellingen in het hoofdgebouw van de bank en voor de webpagina over kunst en historisch bezit van de bank. Ultieme droom Ze heeft een vast contract en hoopt nog lang bij de bank te kunnen blijven werken. Maar ooit zou ze naar Den Haag of New York willen. ‘Het Mauritshuis en het Frickmuseum in New York, dat zijn echt mijn ultieme dromen. Het Frickmuseum is van een grote staalmagnaat; het is een van de grootste
privémusea ter wereld, met schilderijen van Frans Hals en Vermeer. Zo mooi. Maar bij het Mauritshuis solliciteer je met wel 300 anderen op één functie. Er zijn vast kandidaten die betere papieren hebben. In New York zal de lat nog wel hoger liggen.’ Vorig jaar reisde ze twee keer naar New York, dit jaar gaat ze naar een bruiloft in India. En als er een concert is van een band als Kensington, dan is ze erbij. ‘Ik wil naast mijn werk ook andere leuke dingen doen. Daarom werk ik 24 uur per week. Zou ik vijf dagen werken, dan lig ik in het weekend voor pampus. Natuurlijk, na een museumbezoek in New York ben ik ook doodmoe, maar ik doe het toch. Ik heb nu eenmaal een erg brede interesse en vind veel dingen de moeite waard.’ n
Sven Romkes, projectmanager Diversity and Inclusion ABN Amro ‘Wij krijgen sterk gemotiveerde mensen’ ‘Heleen wordt betaald uit een centraal budget waarbij ze gewoon meedraait als collega en kan groeien in haar functie. Uit dat budget bieden we ook jobcoaching aan voor mensen met een beperking die extra begeleiding nodig hebben. Verder hebben wij het netwerk B-ABLE opgericht, een intern netwerk voor leidinggevenden en collega’s met én zonder
arbeidsbeperking. B-ABLE houdt maandelijks een open coffee waar iedereen ervaringen kan uitwisselen. Elk kwartaal publiceren we een nieuwsbrief met activiteiten en ontwikkelingen in wet- en regelgeving. Op die manier krijgen wij sterk gemotiveerde mensen die in een sector of baan werken die past bij hun ambities en talenten.’
SERmagazine
21
FOTO Shutterstock
SER kort
FOTO Christiaan Krouwels
FOTO Josje Deekens
Twee nieuwe kroonleden
22
FEBRUARI 2016 - NR.2
De SER krijgt twee nieuwe kroonleden: Geert ten Dam en Henri de Groot. Prof.dr. G.T.M. (Geert) ten Dam (1958) is hoogleraar Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ze was van 2011-2014 voorzitter van de Onderwijsraad. Op dit moment is zij lid van het Platform Onderwijs2032, dat in opdracht van staatssecretaris Dekker van OCW onlangs een advies heeft uitgebracht over toekomstgericht onderwijs. Prof.dr. H.L.F. (Henri) de Groot (1971) is hoogleraar Regional Economics and Dynamics aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij is betrokken geweest bij diverse onderzoeksprojecten van de Europese Commissie, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en verschillende Nederlandse ministeries. Hij heeft tevens met het Centraal Planbureau samengewerkt op verschillende beleidsterreinen. n
Denkkracht en platform rond vluchtelingen De SER gaat denkkracht en een platform organiseren rond de integratie van vluchtelingen met een verblijfsstatus. Focus ligt op de sociaal-economische integratie. De SER bekijkt wat op de middellange termijn nodig is aan bijstellingen in beleid en aanpak. Dit kan overigens ook op korte termijn al signalen opleveren. Gezien de verwachting dat vluchtelingenstromen aanhouden, wordt de huidige aanpak tegen het daglicht gehouden. De vraag is met name hoe vluchtelingen sneller kunnen integreren en werk vinden. Voornemen is om in de eerste helft van dit jaar een eerste signalering uit te brengen. Daarnaast richt de SER een digitaal platform op over integratie en werk. Het platform biedt bijvoorbeeld informatie over betrokken partijen en organisaties, feiten en cijfers rond vluchtelingen en concrete initiatieven om vluchtelingen zo goed en snel mogelijk te laten integreren. Doel van het platform is het delen van ervaringen, inspiratie bieden en zicht krijgen op mogelijke knelpunten. Uit gesprekken blijkt behoefte aan een dergelijk platform, want veel informatie is nu nog versnipperd. n
FOTO Shutterstock
11% Bijeenkomsten rond EU-voorzitterschap Samen met andere organisaties organiseert de SER de komende tijd verschillende bijeenkomsten in het kader van het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. Op 11 april vindt, in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, een bijeenkomst plaats over het Energieakkoord. Met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) houdt de SER op 23 en 25 mei bijeenkomsten over het kankervrij maken van de werkplek. Op 30 mei is er, eveneens met het ministerie van SZW en instituut GAK, een bijeenkomst over decent work. In de maanden maart, juni en oktober organiseert de SER met OECD en de ministeries van Onderwijs, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken drie workshops met stakeholders over Skills Strategy for the Netherlands. Daarnaast vinden in het SERgebouw ook meerdere bijeenkomsten plaats, georganiseerd door onder meer FNV en EESC, de Europese SER. n
meer fusiemeldingen in 2015
SER: betrek werknemers meer bij faillissement
Het aantal fusiemeldingen bij de SER is in 2015 met 11 procent gestegen ten opzichte van 2014: 429 tegen 387. Ook in 2014 steeg het aantal fusiemeldingen. Van 2011 tot en met 2013 was juist sprake van een daling. Net als in voorgaande jaren hadden ook in 2015 de meeste meldingen betrekking op de sectoren industrie (32 procent) en dienstverlening (30 procent). In de industrie waren er relatief veel fusies en overnames in de metaalsector (22 procent). In de dienstverlening ging het met name om automatisering (29 procent). De Fusiegedragsregels zijn sinds 1 oktober 2015 ook van toepassing op de zorg en het onderwijs. Het aantal fusiemeldingen in de non-profitsector lag op 11 procent van het totaal (43 meldingen). Het gaat vooral om meldingen over fusies en overnames tussen ziekenhuizen, zorg- en thuiszorginstellingen, kinderopvangcentra, gezondheidsdiensten en woningcorporaties. n
De SER-Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) doet aanbevelingen om werknemers meer te betrekken bij situaties rondom faillissement van een onderneming. De commissie gaat hierover voorlichting geven en doet daarnaast praktische voorstellen. De Wet op de ondernemingsraden is ook voor en tijdens faillissement van toepassing, maar in de praktijk blijkt dat de OR vaak niet wordt geraadpleegd of geïnformeerd. Dat geldt niet alleen voor de fase waarin het faillissement dreigt, maar ook als het faillissement inmiddels is uitgesproken en er een curator is aangesteld. Uit onderzoek blijkt dat vaak wordt verondersteld dat de medezeggenschapsregels in deze situaties niet gelden. Dat is dus niet terecht. Dit was voor minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aanleiding om de SER hierover een reactie te vragen. n
SERmagazine
23
Wat wil je later worden? Elk kind kent die vraag, maar hij kan ook aan volwassenen worden gesteld.
TEKST Corien Lambregtse FOTO Astrid Ackermann
Een tweede carrière is geen zeldzaamheid meer. Wat komt er van (jeugd)dromen terecht?
Als ik later groot ben WIE? Peter Dijkstra (1978) WAT? chefdirigent Nederlands Kamerkoor en Zweeds Radiokoor, winnaar van vele muziekprijzen
‘Op mijn twaalfde ben ik al begonnen met dirigeren. Vanaf mijn zesde zat ik op het Roder Jongenskoor. Mijn vader was er dirigent. Als hij wat later kwam, begon ik vast met inzingen. Op mijn veertiende kreeg ik mijn eerste koor. Vriendjes gingen bij de supermarkt vakken vullen om geld te verdienen, ik nam een koor. Bij de kennismaking vroegen ze niet hoe ik oud was; toen ze erachter kwamen, was het al geen punt meer. Muziek is mijn leven, zolang ik me herinner, hoewel ik ook heb gevoetbald. Ik droomde ervan solist te worden, zoals Luciano Pavarotti. Ik studeerde zang en koor- en orkestdirectie aan het conservatorium. Toen mijn carrière als dirigent een vlucht nam, kon ik het niet meer met zingen combineren. Maar als dirigent zing ik altijd inwendig met de zangers mee. Muziek ontstaat vanuit de adem. Zingen komt het meest van binnen uit.
De afgelopen tien jaar was ik artistiek leider van het Chor des Bayerischen Rundfunks. Sinds 2007 ben ik ook chefdirigent van het Zweeds Radiokoor. In september ben ik benoemd tot chefdirigent van het Nederlands Kamerkoor. Deze zomer verhuizen we als gezin naar Nederland – voor zolang het duurt, want in dit vak weet je nooit hoe lang je blijft. Roeping is een groot woord, maar in dit vak kan ik mijn ei kwijt. Het kost veel, maar ik krijg net zoveel terug. De kunst is om bij mezelf te blijven, ook al wordt er van alle kanten aan me getrokken. Ik kom tot mezelf door te zingen, aria’s van Brahms, Strauss en Bach. Als ik piano speel, is het altijd Bach. Een kwartier spelen en ik ben weer in contact met mezelf. Dan voel ik de energie.’