He t F V B i n 2 0 0 3 - 2 0 0 4
1 oktober 2003 tot 30 september 2004
Na a r m e e r e n b e te r e b o u w v a k o p l e i d i n g
F
o
n
d
s
v
o
o
r
V
a
k
o
p
l
e
i
d
i
n
g
i
n
d
e
B
o
u
w
n
i
j
v
e
r
h
e
i
d
Na a r m e e r e n b e te r e b o u w v a k o p l e i d i n g He t F V B i n 2 0 0 3 - 2 0 0 4
Van 1 oktober 2003 tot 30 september 2004
Colofon Naar meer en betere bouwvakopleiding Het FVB in 2003-2004 Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid Koningsstraat 45 1000 Brussel tel. 02-210 03 33 www.debouw.be maart 2005 Concept en redactie: Tempera, tel. 03-270 16 26 Lay-out: Blue Print, tel. 03-448 15 41 Fotografie: Dirk Vermeirre, tel. 0475-443 227
Het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid In ons land biedt de bouwsector werk aan bijna 200 000 werknemers. Een meerderheid van de werknemers uit de sector voert complexe arbeid uit, waarvoor een grondige vakkennis en -kunde noodzakelijk is. Het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB) speelt in op die vereiste. Het FVB bevordert en ondersteunt de opleiding van huidige en toekomstige bouwvakarbeiders in de sector en waarborgt de kwaliteit en het resultaat van die opleiding. Jaarlijks betalen alle bouwbedrijven een bijdrage van 0,65 procent op de loonmassa ter financiering van het FVB. Hiermee onderstrepen de aannemers uit de sector het belang dat ze hechten aan kwalitatief sterk gevormde werknemers. Het FVB kijkt terug op bijna veertig jaar opleidingservaring. De expertise die het Fonds in die periode opbouwde, vertaalt zich in een uitgebreid en sterk opleidingsaanbod voor zowel jongeren en werkzoekenden die zich voorbereiden op een baan in de sector, als voor de actieve bouwvaklui die zich verder in hun beroep willen bekwamen. 2003-2004 was voor het FVB ook een jaar van kritische doorlichting. Het Fonds maakte de balans op en onderwierp zichzelf niet één, maar twee keer aan een kwaliteitstest. Met het colloquium De bouwwereld eist meer en betere vakopleiding evalueerde het FVB zichzelf. Het belichtte alle sectorale opleidingsinitiatieven en analyseerde hoe die (nog) sterkere kwaliteit kunnen waarborgen. Naast de doorlichting voerde het FVB ook een eigen kwaliteitsmanagementsysteem in. De lat ligt hoog: alle klanten moeten bij het Fonds dezelfde, hoogwaardige dienstverlening krijgen. Om er zeker van te zijn dat die kwaliteit werkelijk geleverd wordt, toetste het zijn werking af aan de normering van de International Standard Organisation (ISO), die het FVB een ISOcertificaat toekende.
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
Bouwvakarbeiders vervolmaken zich In 2003-2004 volgden 13 130 actieve bouwvakarbeiders één van de bijscholingen die het FVB promoot en ondersteunt. De opleidingen geven de werknemers de kans om bij te blijven en te beantwoorden aan de gespecialiseerde eisen die de sector aan haar werknemers stelt.
bijscholing gevraagd De bouwsector stelt relatief weinig hooggeschoolden tewerk. Van alle werknemers — arbeiders en bedienden — heeft bijna vijftig procent maximaal een getuigschrift lager onderwijs of lager secundair onderwijs op zak. Nauwelijks iets meer dan tien procent bezit een diploma van hoger onderwijs. De sector steunt echter voor een belangrijk deel op hooggekwalificeerde arbeid. Bouwvakarbeiders voeren complexe taken uit, die een hoge graad van vakbekwaamheid eisen. Bijscholing reikt de bouwwereld een belangrijk instrument aan om de kloof tussen scholingsgraad en kwalificatie-eisen te dichten. Werknemers die hun beroepservaring kunnen samenvoegen met opleidingskwalificaties getuigen van het nodige vakmanschap.
Naast het hooggekwalificeerde karakter van bouwvakarbeid vraagt de evolutie in de sector om bijscholing. Door technische ontwikkelingen doen nieuwe werkwijzen hun intrede op de bouwplaats. Ze laten sneller en beter werk toe en daarom vinden de nieuwe toepassingen vlot ingang op de markt. Aannemers die bij willen blijven en de concurrentie het hoofd willen bieden, verlangen van hun werknemers dat ze de recente ontwikkelingen vlot en foutloos in hun werk integreren. Bijscholing helpt hier. Bouwvakarbeiders leren in een opleiding het snelst en nauwkeurigst hoe ze hun werk moeten aanpassen. Niet alleen de techniek evolueert. Ook de normering en regelgeving verscherpt. Opdrachtgevers stellen bijvoorbeeld hogere eisen. Zo gebeurt het steeds vaker dat ze aannemers vragen hun professionele kunde op voorhand aan te tonen door attesten of certificaten voor te leggen. En ook de wetgeving verscherpt. Wie de actuele veiligheidswetgeving vergelijkt met de normering die twintig jaar geleden gold, stelt opvallende verschillen vast. Veiligheidsvoorschriften, milieurichtlijnen en kwaliteitseisen kregen een meer centrale plaats op de bouwwerf. Hier dringt bijscholing zich op, niet alleen om de nieuwe normen te leren kennen, maar ook om ze in de praktijk te leren toepassen.
het F VB in cijfe rs: 13 130 b
406 6 ouwvaklu i scho 40 ge old org 3 400 versch aniseerde en zich bij o 1 800 il bedrij lende ople pleidingsur ven s en idinge 8 792 c n h r 000 € ev voor d en bouwva k e fina ncierin lui in g van bijsch 1 septe oling mber 2 003 to t 31 a ugustu s 200 4
7
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
Een wegwijzer voor opleiding Het FVB biedt bouwvaklui de mogelijkheid om zich bij te scholen, maar organiseert die opleidingen niet zelf. Dit laat het Fonds over aan de opleidingspartners. Het FVB neemt de rol op zich van schakel tussen aannemers en opleidingsverstrekkers. Jan Hendrickx, FVB-medewerker voor de regio’s Brussel en VlaamsBrabant, legt uit: ‘Het opleidingsaanbod dichter bij de ondernemingen brengen, je mag het belang daarvan niet onderschatten. De sector beschikt over een brede waaier van opleidingsmogelijkheden. Die keuze is interessant, maar ze maakt het bedrijven niet altijd gemakkelijk om een helder zicht te krijgen op de opleidingsmarkt. Vanuit het FVB maken we aannemers wegwijs. We kennen immers de partners en hun aanbod. Wie behoefte heeft aan bijscholing voor werknemers, hoeft ons maar te bellen. We zoeken voor die bedrijven uit welk opleidingscentrum in hun buurt de gewenste bijscholing aanbiedt, of het eventueel noodzakelijk is om de opleiding in de onderneming zelf te organiseren, … Wanneer er voor een bepaalde vraag niet onmiddellijk een vorming voor handen blijkt, zoeken we bij onze partners wie die cursus kan organiseren.’ ‘Wanneer een aannemer ons contacteert, behandelen we zijn vraag grondig. Dat betekent doorgaans dat we een afspraak maken in het bedrijf zelf. Vorig jaar bezocht ik 150 bedrijven. Dat vraagt veel van mijn tijd, maar de inspanning rendeert. De bezoeken laten ons toe om de ondernemingen beter te helpen. We kunnen meestal meer voor hen doen dan die ene opleidingsvraag afhandelen die ze ons aan de telefoon voorlegden. Je hebt de kans om bijkomende zaken aan te reiken, hen te informeren over mogelijkheden die ze niet of onvoldoende kennen: peterschap, alternerende opleidingen, …’ ‘Na de vorming nemen we ook het administratieve werk op ons. Voor bijscholing van hun werknemers kunnen bedrijven immers rekenen op financiële steun vanuit het FVB. Het Fonds draagt de opleidingskost en compenseert de loonkost die de werkgever gedurende de opleiding aan zijn — op dat ogenblik niet rendabele — personeel moet betalen. We zorgen ervoor dat de bedrijven zo vlot mogelijk worden terugbetaald, na een minimale administratieve procedure.’ ‘Elke aannemer wil zoveel mogelijk rendement halen uit de werknemersopleidingen. Ze verwachten kwaliteit. Hun personeel moet datgene bijleren wat de opleider belooft bij te brengen. Wanneer ze teleurgesteld zijn over het resultaat, zoeken we uit waaraan dat ligt. Soms gaat het om een communicatiestoornis, foute verwachtingen of een zwakke motivatie bij de deelnemers. Wanneer de kwaliteit van de opleiding echter ondermaats is, spreken we het vormingscentrum daarop aan. Indien nodig beslissen we om verdere samenwerking rond de betreffende opleiding te staken. Vorig werkjaar zetten we een stap vooruit in die kwaliteitsbewaking en hebben we de aannemers telefonisch gevraagd naar hun beoordeling van de opleidingen. In de toekomst zullen we die telefoonenquêtes herhalen. Zo volgen we de kwaliteit van het aanbod nauwgezet op en kunnen we snel bijsturen wanneer de bijscholing het verwachte niveau niet haalt.’
8
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
“ De bouwsector steunt op hooggekwalificeerde arbeid”
De hoge kwalificatie-eisen die met het werk in de bouwsector gepaard gaan, de steeds verder evoluerende technologie en de complexere normering zorgen ervoor dat de bouwsector als vanzelfsprekend de kaart van opleiding trekt. Het FVB zorgt ervoor dat de werknemers zich kunnen bijscholen op technisch vlak, hun competenties ontwikkelen en hun kennis van regelgeving actueel houden.
opleiden is maatwerk De bouwsector kent een heterogene samenstelling, met subsectoren waarbinnen telkens arbeiders met uiteenlopende profielen werken: bouwplaatsmachinisten, dakdekkers, spoorarbeiders, sanitair installateurs, … Ze zijn allen werknemers van de bouw. Het FVB voorziet opleidingen voor elk van die beroepsgroepen. Het aanbod van het Fonds telt meer dan 3 400 verschillende werknemersopleidingen. Technische kwalificaties nemen een vanzelfsprekende plaats in het vakmanschap van de bouwvakarbeider in. Ze vormen de basisvoorwaarde voor professionaliteit, maar naast technisch kennen en kunnen vraagt beroepsbekwaamheid ook om aangepaste werkattitudes, opvolging van veiligheidsvoorschriften, kennis van kwaliteitsnormen enzovoort. Daarom voorziet het FVB meer dan alleen technische vormingen. Van de 406 640 opleidingsuren waarvoor het Fonds in 2003-2004 instond, gingen 120 770 uren naar niet-technische bijscholingen als veiligheid, taalopleiding, ploegbaas, informatica en bouwpeters. Niet alleen inhoudelijk moet het opleidingsaanbod stroken met de noden van de sector. Ook organisatorisch vraagt de sector om maatwerk. Daarom maakt het FVB zowel dagopleidingen mogelijk als vormingen ’s avonds en op zaterdag. Vooral arbeiders uit kleinere bouwbedrijven en werknemers met een coördinerende functie kunnen zich immers moeilijk vrijmaken voor een cursus tijdens de werkuren. Met 79 procent bepaalden de opleidingen tijdens de werktijd ook in 2003-2004 de norm, maar in kleine bedrijven, met minder dan zeven arbeiders, valt 38 procent van de gevolgde opleidingen op zaterdag of tijdens de avonduren. Door de soepele organisatie bereikt het FVB een stijgend aantal KMO’s dat opleiding op de agenda plaatst.
9
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
opleiding tijdens de weekdagen, op zaterdagen of avonden Periode: 1 september 2003 tot 31 augustus 2004
71,4%
90,6%
23,2
%
9,2%
0 ,2 %
5,4%
bedrijven met meer dan 50 werknemers
bedrijven met 6 tot 50 werknemers
61,7%
29,9
Werknemers uit grote bouwondernemingen volgen vooral tijdens de werktijd bijscholing. Bouwvaklui die voor kleinere aannemingsbedrijven werken, kiezen vaker voor een zaterdag- of avondopleiding.
10
%
8,3%
bedrijven met minder dan 6 werknemers
weekdag
zaterdag
avond
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
“ Bijscholing dicht de kloof tussen scholingsgraad en kwalificatie-eisen”
Opleiding biedt de sector kwaliteitsgaranties. Bouwondernemingen kunnen zichzelf pas kwaliteitsgaranties bieden wanneer ze zekerheid hebben over de capaciteiten van hun personeel. Opleiding stimuleert en ontwikkelt het kennen en kunnen bij bouwvakarbeiders. Toch overtuigt de kracht van vorming niet alle werkgevers om hun personeel bij te scholen. Vaak schrikt het kostenplaatje af. De aannemer rekent immers niet alleen het cursusgeld, maar ook de afwezigheid van de werknemer-in-opleiding op de werkvloer. Opdat het bedrijf zo weinig mogelijk financiële hinder ondervindt, draagt het FVB bijna de volledige opleidingskost — er hoeft dus geen inschrijvingsgeld te worden betaald — en vergoedt het de ‘verloren’ arbeidstijd aan bedrijven die hun werknemers tijdens de werkuren bijscholen. Wanneer bouwvakarbeiders de opleiding in hun vrije tijd volgen, betaalt het FVB daarvoor een vergoeding aan hen en niet aan hun werkgever. In 2003-2004 maakte het FVB een budget van 8 792 000 euro vrij om die totale kost van bijscholing in de bouwsector te dekken. De concrete organisatie van opleidingen laat het FVB over aan haar opleidingspartners. Over het hele land verspreid werkt het Fonds samen met lokale spelers die opleiding organiseren in eigen huis of, indien de aard van de opleiding het vereist, in de bouwonderneming. In 2002-2003 startte het FVB de samenwerking met twee nieuwe opleidingspartners: de sectorale vzw Edutec voor vorming op de Vlaamse en Brusselse markt, Construform (samenwerkingsverband tussen FOREM, IFAPME en FVB) voor Wallonië. Met hun aanbod spelen ze in op de groeiende specialisatie in de bouwsector. Ze bieden hoogtechnologische opleidingen aan, waarnaar op dit ogenblik de vraag vaak beperkt is, maar die — gezien de evoluties in de sector — aan belang zullen winnen. Het betreft technische bijscholingen als huisriolering, duurzame energie, topografie, … Opleidingscentra kunnen die vormingen niet zo gemakkelijk organiseren, omdat ze een hoge mate van specialisatie vragen en de investering in basisuitrusting voor het organiseren van die vormingen groot is. Voor Construform vormde 2003-2004 een pilootjaar. Ze plaatsten zichzelf in de startblokken, zodat 2004-2005 het eerste, feitelijke werkjaar wordt met een concreet opleidingsaanbod. Edutec nam die start al in 2003-2004. Tijdens het voorbije werkjaar organiseerde het 44 000 cursusuren.
11
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
Colloquium 2004: het FVB maakt de balans op Het FVB heeft bijna veertig jaar ervaring als sectoraal opleidingsfonds. Die ervaring laat toe dat het werk vlot verloopt. Het Fonds kent de knepen van het vak en speelt gemakkelijk in op vragen vanuit de sector voor meer of andere opleidingen. Al loopt het werk gesmeerd, de organisatie blijft kritisch voor zichzelf, in de dagelijkse werking. En af en toe zet het FVB een stapje verder, dan onderwerpt het zichzelf aan een volledige doorlichting. Onder het motto de bouwwereld eist meer en betere vakopleiding analyseerde het FVB in 2003-2004 alle activiteiten. Samen met de opleidingspartners bracht het de huidige acties in kaart, evalueerde ze en zette toekomstige pistes uit. Het FVB nam de opleidingsinspanningen onder de loep ten aanzien van de eigen werknemers, de jongeren die een bouwopleiding (willen) volgen en werkzoekenden die kiezen voor de bouwsector. Een colloquium aan het einde van de zomer 2004 vormde het hoogtepunt van de doorlichtingsoefening die het FVB maakte. Maar liefst 400 specialisten uit het vak — vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en opleidingsverstrekkers — kwamen uit de verschillende hoeken van het land samen om de hete hangijzers van de bouwsector te evalueren. Het bleef echter niet bij één dag van analyse en bespreking. De sector bereidde het colloquium voor in werkgroepen. Op voorhand lichtten deze de valkuilen door in het bouwlandschap en de wijze waarop opleiding hierop inspeelt. Die uitgebreide analyse liet toe dat er op het colloquium aanbevelingen werden geformuleerd voor de realisatie van een sterker bouwopleidingsbeleid. Het is de tweede keer dat het FVB een colloquium organiseert. Het eerste had plaats in mei 1996. Wie beide evaluatiemomenten met elkaar vergelijkt, merkt een enorme evolutie in de opleidingsinspanningen die de sector maakt. Zo steeg bijvoorbeeld het aantal werknemers dat bijscholing volgt met bijna driehonderd procent. Het FVB is er trots op een dergelijke vooruitgang te kunnen vaststellen, maar vindt er geen aanleiding in om op zijn lauweren te rusten. De succescijfers belemmeren niet dat het Fonds blijft zoeken naar pistes waar opleiding voor werknemers, werkzoekenden en jongeren beter kan.
12
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
“ De bouwwereld ervaart steeds scherpere kwaliteitseisen”
kwaliteit en variatie, ook in de toekomst Op het colloquium de bouwwereld eist meer en betere vakopleiding lichtte de sector de opleidingsinspanningen ten aanzien van de werknemers uit de sector door. Het FVB vergeleek de cijfers van 2003-2004 met die van 1997-1998, het jaar na het eerste colloquium van het Fonds, wat tevens het jaar was van het ambitieuze opleidingsplan dat de sectorale opleidingspartners uittekenden. De statistieken maken duidelijk dat de werknemersopleiding vandaag veel sterker staat dan zes jaar geleden. Het aantal cursusuren steeg met 224 procent, 289 procent meer werknemers maakt gebruik van het opleidingsaanbod en het aantal bedrijven dat werknemers in opleiding stuurt, nam toe met 233 procent. Wanneer het FVB een stand van zaken opmaakt, wil het niet uitsluitend de successen registreren. Het leidt uit de doorlichting ook pistes af waar het beter kan. Met de uitkomsten van het colloquium geeft het Fonds richting aan de planning voor de komende werkingsjaren. Voor de bijscholing van werknemers uit de sector ziet het FVB werk op twee terreinen: • •
nog te veel KMO’s vinden moeilijk de weg naar opleiding; de vraag naar opleiding zal in de toekomst ongetwijfeld verder toenemen, terwijl de opleidingscapaciteit geen gelijke tred dreigt te houden.
moeilijke ingang bij KMO’s
Hoewel een groeiende groep van aannemers het belang en zelfs de noodzaak van opleiding inziet, merkt het FVB dat de KMO’s procentueel het minst interesse tonen voor het opleidingsaanbod. Daar waar 91 procent van de bedrijven met meer dan honderd werknemers gebruik maakt van het opleidingsaanbod, doet slechts 3 procent van de bedrijven met minder dan zes werknemers dat. Het zaterdag- en avondaanbod als oplossing voor het moeilijke combineren van de werkorganisatie met dagopleiding, maakt lang niet voor alle KMO’s het verschil.
13
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
De druk om op te leiden vergroot 1998
Bijscholing dringt zich in de bouwsector steeds sterker op. Wanneer alleen nog maar de evoluties op vlak van welzijn, preventie en bescherming op het werk in kaart worden gebracht, valt op dat de lat hoog ligt. Nieuwe regels volgen elkaar steeds sneller op.
Oprichting NAVB waarmee de sector adviseurs aanstelt die aannemers aanbevelingen geven over de veiligheid en hygiëne op de bouwplaats
CAO Sociale voorzieningen maakt degelijke sociale voorzieningen als refters, kleedkamers en sanitair verplicht op elke bouwplaats
Voorkomingsbeleid maakt voor de eerste maal een thema van ergonomie op de bouwplaats
1998
KB Arbeidsmiddelen schrijft voor dat werknemers duidelijke instructies moeten krijgen en gevormd moeten worden om de arbeidsmiddelen op een veilige manier te gebruiken
KB Interne dienst voor preventie en bescherming breidt de verantwoordelijkheid van de preventieadviseurs uit naar bijkomende domeinen als ergonomie, psychosociale belasting en bedrijfsintern leefmilieu
1998
1975
1984
waarmee de sector het belang van vakopleiding onderstreept 1965
1995
Oprichting FVB
stelt externe specialisten aan op wiens expertise de interne preventieadviseurs kunnen beroepen in geval van complexe problemen
KB Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen schrijft voor dat werknemers op basis van instructies en vorming persoonlijke beschermingsmiddelen op een juiste en veilige manier moeten kunnen gebruiken
1993
1965
En al maken veiligheidsvoorschriften, milieuvoorschriften, … een belangrijk thema uit, voor bouwvaklui houden ze slechts een fractie van het werk in. De technische evoluties opvolgen en toepassen in het werk, vraagt minstens evenveel aandacht. Ook op dat gebied lijken nieuwe werkwijzen en materialen in een stroomversnelling te zitten. Wie vandaag wil bijblijven, kiest daarom als bijna vanzelfsprekend voor bijscholing.
KB Externe dienst voor preventie en bescherming
KB Welzijnsbeleid legt aannemers een gestructureerde en planmatige aanpak van het veiligheidsbeleid op, waarbij werknemersvorming noodzakelijk is
14
een kaderwet die o.m. het accent legt op vorming, zodat werknemers hun werk veilig kunnen uitoefenen
verplicht gebruik van signalisatie die snel en duidelijk zichtbaar de aandacht vestigt op risicovolle situaties
verplicht de aanstelling van een veiligheidscoördinator, die daarvoor de nodige opleiding volgde CAO manueel hanteren van lasten beperkt het toegelaten gewicht bij manueel te heffen lasten tot 25 kilo
KB Gezondheidstoezicht legt vast dat de frequentie en aard van gezondheidscontroles wordt bepaald vanuit risicoanalyses
2003
KB Veiligheids- en gezondheidssignalisering
KB Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
2003
2000
1995 2001
1990 1996
1985
1980
1975 verplicht alle bouwbedrijven tot de aanstelling van een preventieadviseur, die toeziet op veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaats. Het KB verplicht de preventieadviseur in bedrijven met meer dan 50 werknemers een opleiding te volgen
Wet op het welzijn van de werknemers
2001
stelt inspecteurs aan die op de bouwplaats de naleving controleren van de arbeidswetgeving (met sanctioneringsbevoegdheid)
KB Aanvullende vorming van de preventieadviseurs
1996
Wet op de arbeidsinspectie
1978
1970 1972
1965
WELZIJN • PREVENTIE • BESCHERMING (Mijlpalen)
KB Bescherming van jongeren op het werk verbiedt jonge werknemers om bepaalde risicovolle werken uit te voeren en laat jonge werknemers enkel toe om bepaalde risicovolle werken uit te voeren onder begeleiding van een stagemeester of instructeur
HET FVB
IN
2003-2004
BOUWVAKARBEIDERS
VERVOLMAKEN ZICH
“ Statistieken tonen aan: werknemersopleiding staat vandaag veel sterker dan zes jaar geleden”
Het FVB streeft ernaar om de discrepantie tussen opleiding in grote en kleine bedrijven weg te werken. Hiervoor legt het in de eerste plaats de nadruk op communicatie. Het FVB zoekt naar wegen om het opleidingsaanbod duidelijker te communiceren aan KMO’s en hun werknemers. De inspanningen die het Fonds wil leveren ten aanzien van KMO’s, komen bovenop de huidige dienstverlening. Wie vandaag al gebruikt maakt van het opleidingsaanbod moet dat in de toekomst kunnen blijven doen.
de vraag naar opleiding neemt toe
Het FVB noemt de toegenomen interesse in werknemersopleiding geen voorbijgaand fenomeen. De bouwwereld ervaart steeds scherpere kwaliteitseisen. Bovendien zal in de toekomst de techniek niet stilstaan en doen nieuwe werkwijzen hun intrede. Om hun cliënteel de verwachte kwaliteit te bieden, investeren steeds meer werkgevers in opleiding van hun personeel. Het FVB daagt zichzelf uit om de stijging in de vraag op te vangen. Het FVB wil niet alleen kwantitatief meegroeien, maar ook kwalitatief. Kwaliteit maakt de basisvoorwaarde uit van het opleidingsbeleid. Investeren in bijscholing is pas zinvol wanneer de deelnemers het aanbod krijgen dat ze verwachten. Het FVB ziet de kwaliteitsbewaking van de opleidingen als een permanente opdracht. Ook in de toekomst staat dit bovenaan de agenda. De complexiteit van de werksituatie neemt toe: ingewikkelder technieken, toegenomen competentiedenken, verhoogd belang van veiligheid, … Op die complexiteitstoename moet het opleidingsaanbod inspelen. Zonder het tot nog toe geleverde werk van de opleidingspartners in vraag te stellen, merkt het FVB dat de samenwerking nieuw leven moet worden ingeblazen. Er dreigt immers een kloof tussen vraag en aanbod. Het FVB stelt vast dat vraag en aanbod geen gelijke tred houden. Tegenover een stijgende vraag staat een krimpend opleidingsaanbod. Kunnen en willen de huidige partners zich engageren tot een groter aanbod? Komen nieuwe partners in aanmerking om bijkomende opleiding te verstrekken? Het FVB zal de toekomstige mogelijkheden onderzoeken.
15
HET FVB
16
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
Werk zoeken in de bouw 3 950 werkzoekenden volgden tijdens het voorbije werkjaar een sectoraal ondersteunde omscholingscursus die hen voorbereidde op een baan in de bouwsector. De instroom van die extra nieuwkomers helpt de sector om het tekort aan geschoolde arbeidskrachten op te vangen.
extra arbeidskrachten gevraagd Jaarlijks moet de sector 25 000 lege arbeidsplaatsen opvullen. De instroom van geschoolde arbeidskrachten uit het onderwijs volstaat niet om aan die vraag te beantwoorden. Dit betekent dat bijkomende bekwame vaklui elders moeten worden gezocht. Het FVB spreekt hiervoor werkzoekenden aan en zorgt voor de nodige opleiding. Het FVB streeft maatwerk na bij de omscholing van werkzoekenden. Aannemers vragen immers dat nieuwkomers zich op korte termijn het werkritme van de onderneming eigen maken. Dat vraagt om praktijkgerichte opleiding die nauw aansluit bij het profiel van de werkzoekende, waardoor die vlot de nodige kwalificaties verwerft om in de bouw te werken.
toeleiding, opleiding en ondersteuning Werkzoekenden omscholen en voorbereiden op een baan in de bouw houdt voor het FVB meer in dan enkel opleidingen organiseren. Het Fonds onderscheidt hier voor zichzelf drie werkdomeinen: •
opleidingen. Samen met de partners VDAB, Forem, Bruxelles Formation en Arbeitsamt organiseert het FVB opleidingen die werkzoekenden omscholen. Het profiel van de werkzoekenden bepaalt welke stelsels ze daarvoor het best gebruiken: de versnelde beroepsopleiding, het alternerend opleidingsstelsel of de individuele beroepsopleiding (IBO);
het F VB in cijfe 3 040 rs: deeln e
360 o mers ple a 910 jo idingen b an de vers ne in nge w erkzoe nen het JL lde beroep 3 680 W k sopleid IB 5 700 O-contrac enden volg ing ten en ee 000 € n ABO voor d e ople iding 1 septe van w mber erkzoe 2003 tot 31 kende augus n tu s 200 4
17
HET FVB
18
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
“ Toeleidingsinitiatieven begeleiden werkzoekenden bij hun eerste stappen in de bouw”
•
•
toeleidingsinitiatieven. Werkzoekenden vinden lang niet altijd de weg naar de bouwsector. Het FVB organiseert of ondersteunt daarom toeleidingsinitiatieven: Bouwpool, informatiesessies, samenwerking met opleidingsinitiatieven van OCMW’s, werkgelegenheidsprojecten, … ; ondersteunende initiatieven. Het FVB helpt de opleidingspartners bij het uittekenen van opleidingstrajecten door hen inhoudelijk te ondersteunen. Het Fonds stelt handboeken op en werkt beroepsprofielen en instapcompetentieprofielen uit.
opleiding van werkzoekenden
Het FVB biedt werkzoekenden twee stelsels waarmee ze zich tot bouwvaklui kunnen omscholen: •
•
de versnelde beroepsopleidingen geven — zoals de naam doet vermoeden — werkzoekenden in een korte tijdsspanne, van drie tot zes maanden, een basisopleiding voor een bouwberoep. Met dit aanbod speelt het FVB in op de noden en verwachtingen van zowel de werkzoekenden als de bouwondernemingen. Werkzoekenden vinden in een versnelde beroepsopleiding een extra motivatie. Ze hoeven geen langdurige cursus te volgen vooraleer ze aan de slag kunnen. Voor werkgevers biedt dit systeem als voordeel dat ze op korte termijn een arbeidskracht met een basisvorming kunnen inschakelen. Uiteraard blijft het vakmanschap van die nieuwkomers aanvankelijk beperkt. De praktijk moet hen de nodige ervaring bijbrengen. Daarom sluit er doorgaans een stageperiode of een individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO) aan bij de basisopleiding. Gedurende zes maanden vervolmaken de nieuwkomers hun kennis onder begeleiding van een ervaren vakman. Zij die hun praktijkkennis bijspijkeren met een IBO kunnen na zes maanden als werknemer aan de slag in het bedrijf waar ze de praktijkopleiding volgden. In 2003-2004 zorgde het FVB voor versnelde beroepsopleidingen voor 24 verschillende bouwberoepen. 3 040 werkzoekenden zetten langs die weg een eerste stap naar tewerkstelling in de bouw; de alternerende opleidingsstelsels moeten vooral jonge werkzoekenden (tussen 16 en 25 jaar) aanspreken. Met het jongerenleerlingwezen (JLW) en het bouwleerlingwezen (ABO) zetten ze hun eerste stappen in de bouwsector. In een periode van zes tot achttien maanden bouwt de jongere beroepskennis op. Hij leert het vak door ervaring op te doen in zowel een opleidingscentrum als in een bouwonderneming. In het bedrijf oefent hij zich onder de hoede van een ervaren vakman. In 2003-2004 volgden 360 jonge werkzoekenden een opleiding binnen het JLW, terwijl nog eens 910 jongeren kozen voor een ABO.
19
HET FVB
20
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
“ De sector verlangt actuele bouwopleidingen”
Naast praktijkgerichte vorming voorziet het FVB ook ondersteunende opleidingen. De beroepsopleidingen voor werkzoekenden spreken immers ook kansengroepen aan, bijvoorbeeld anderstalige nieuwkomers. Zonder een basiskennis van het Nederlands redden zij het niet op de werkvloer. Daarom stond het FVB in voor ondersteunende cursussen zoals opleidingen Nederlands op de werkvloer. Deze brengen de taalkennis van de cursisten op peil, zodat de communicatie met collega’s en leidinggevenden vlot verloopt.
toeleidingsinitiatieven
Hoewel iedereen wel eens te maken krijgt met bouwen en verbouwen, blijft de bouw als werkgever voor vele werkzoekenden een onbekende partij. Ze weten onvoldoende wat werken in de sector inhoudt, hebben er een fout — vaak negatief — beeld van en kennen de tewerkstellingsmogelijkheden in uiteenlopende bouwberoepen niet. Daarom stimuleert en organiseert het FVB toeleidingsinitiatieven die werkzoekenden wegwijs maken: •
•
regionale informatiesessies. De regiomedewerkers van het FVB spreken werkzoekenden rechtstreeks aan op informatiesessies en jobbeurzen. Ze lichten het werk in de bouw toe, duiden op de omscholingsmogelijkheden voor werkzoekenden en de tewerkstellingskansen in de sector. In 2003-2004 promootte het FVB op die manier de bouwsector op 95 informatiemomenten; toeleidingsinitiatieven. Het FVB houdt het niet bij informeren. Diverse toeleidingsinitiatieven die het Fonds steunt of waaraan het meewerkt, begeleiden werkzoekenden stap voor stap. Vooral kansengroepen — langdurig werkzoekenden, laaggeschoolden, allochtonen — krijgen op die manier hulp bij het zoeken naar een gepaste baan. In 2003-2004 werkte het FVB daarvoor samen met OCMW’s, werkgelegenheidsprojecten, … verspreid over het hele land. Niet elke toeleidingsactie kent een structurele inbedding. Bouwpool — het Antwerpse samenwerkingsinitiatief tussen de sociale partners Bouw Antwerpen, het Tewerkstellingsfonds van de stad en FVB Antwerpen — beschikt wel over een stabiele basis. In 2003-2004 bood die aan 184 werkzoekenden de kans om zich om te scholen en een baan te vinden bij een aannemer. Het succes dat Bouwpool boekt met de opleidings- en begeleidingsinitiatieven, blijft niet onopgemerkt. Tijdens het voorbije werkjaar onderzochten FVB Oost-Vaanderen en FVB Limburg de mogelijkheid om een vergelijkbaar initiatief op te zetten in de eigen regio. Het Fonds zet de eerste stappen.
21
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
FVB-publicaties in 2003-2004 •
beroepsprofiel restauratievakman decoratieschilder
•
beroepsprofiel conservator/restaurator van muurschilderingen
•
profiel instapcompetentie voor een torenkraanbestuurder
•
profiel instapcompetentie voor een stukadoor
•
profiel instapcompetentie voor een industrieel isolatiewerker
22
•
profiel instapcompetentie voor een daktimmerman
•
profiel instapcompetentie voor een vloerlegger
•
profiel instapcompetentie voor een natuursteenbewerker
•
opleidingsinhoud attitudetraining
•
opleidingsinhoud duurzame energie
•
opleidingsinhoud huisriolering
•
opleidingsinhoud textiel spannen
•
handboek betonmixerchauffeur
•
handboek opleiding diepfunderingsmachines
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
“ Omscholingsinitiatieven vangen het tekort aan geschoolde werknemers op”
ondersteunende initiatieven
De opleidingsverstrekkers waarmee het FVB samenwerkt, staan zelf in voor de vormingen die ze organiseren. Dat betekent dat ze ook verantwoordelijk zijn voor de inhoud. De sector verlangt actuele opleidingen die aansluiting vinden bij de realiteit op de bouwplaats. Het FVB ondersteunt daarom de opleidingspartners: •
•
beroepsprofielen en instapcompetentieprofielen bieden opleidingsverstrekkers per beroep een actueel zicht op de vereisten die werkgevers uit de sector stellen ten aanzien van hun werknemers. In de beroepsprofielen vinden ze een gedetailleerde en actuele omschrijving van de beroepsinhoud. Het profiel geeft een overzicht van de taken die een vakman beheerst, de kennis en kunde die hij daarbij aan de dag legt en de essentiële beroepshoudingen die hij nodig heeft voor professioneel werk. Instapcompetentieprofielen bouwen voort op de beroepsprofielen. Ze inventariseren per beroep de vaardigheden en competenties die een beginnend vakman minimaal onder de knie moet hebben. Naast die basiskennis en -kunde tekenen de instapcompetentieprofielen een leertraject uit dat beschrijft hoe een nieuwkomer zich gedurende de eerste zes maanden van tewerkstelling in het vak bekwaamt. Door zich op die profielen te baseren, garanderen opleidingsverstrekkers vormingen die aansluiten bij de realiteit van de bouwsector. In 2003-2004 stelde het FVB 2 beroepsprofielen op. Dat brengt het totale aantal beroepsprofielen voor de sector op 32. In de periode 2003-2004 werkte het Fonds ook 6 instapcompetentieprofielen uit. Eerder beschreef het de instapcompetenties van 19 andere beroepen; handboeken. Bouwvakmanschap baseert zich op een grondige kennis van technieken, procedures, voorschriften, … Het FVB ondersteunt de sector met handboeken en naslagwerken. Opleidingsverstrekkers die instaan voor de omscholing van werkzoekenden, maar ook het onderwijs en bouwondernemers vinden er een gedetailleerde uitwerking in van gespecialiseerde, technische materies. In het werkjaar 2003-2004 vulde het FVB de bibliotheek van handboeken en naslagwerken aan met 208 nieuwe publicaties.
23
HET FVB
24
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
“ De IBO vergemakkelijkt de doorstroming naar de sector”
betere omscholing voor meer werkzoekenden Wanneer het FVB met het colloquium ‘De bouwwereld eist meer en betere vakopleidingen’ de balans opmaakte, stond het vanzelfsprekend ook stil bij de initiatieven voor omscholing van werkzoekenden. Omwille van het belang van omscholingsinitiatieven — ze laten toe om jaarlijks een deel van het tekort aan geschoolde werknemers op te vangen — verdienen ze bij een kritische evaluatie de volle aandacht. Meer en betere vakopleiding, het thema van het FVB-colloquium, betekent ook meer en betere vakopleiding voor werkzoekenden. Het FVB schuift volgende aandachtspunten naar voor in het streven naar een kwantitatief, maar zeker ook kwalitatief verbeterde vorming van werkzoekenden als toekomstige werknemers van de bouwsector: • • •
een te beperkte groep werkzoekenden met een geschikt profiel voor een succesvolle loopbaan in de bouw, toont interesse voor de omscholingsinitiatieven; na een bouwopleiding gaan te weinig werkzoekenden in de sector aan de slag; de werkzoekenden kennen de verschillende bouwberoepen onvoldoende.
een te beperkte groep voelt zich aangesproken
Het FVB en de opleidingspartners bieden werkzoekenden een brede keuzemogelijkheid. In 2003-2004 konden ze zich omscholen voor 24 verschillende bouwberoepen. De variatie in opleidingstypes — alternerende opleidingen, versnelde beroepsopleidingen gevolgd door stage of IBO, … — zorgt ervoor dat ieder een opleiding op maat vindt. Het blijkt echter dat het aanbod slechts een beperkte groep aanspreekt: •
de omscholingsinitiatieven bereiken nog te weinig laaggeschoolden. Zeker de werkzoekenden die buiten het circuit van de klassieke arbeidsbemiddeling vallen, dreigen door de mazen van het net te glippen. In overleg met de sociale partners wil het FVB bijkomende acties opzetten om hen aan te trekken;
25
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
Een unieke samenwerking met de bouwsector Het FVB investeert jaarlijks meer dan zes miljoen euro in de omscholing van werkzoekenden. Hiermee tracht de bouwsector het tekort aan arbeidskrachten op te vangen. Voor praktijkgerichte omscholingsinitiatieven werkt het Fonds samen met vaste opleidingspartners. Remi Cornelis, verantwoordelijke voor de bouwopleidingen van de VDAB, getuigt: ‘We werken al jaren met de bouwsector samen. De FVB-inspanningen ondersteunen ons in ons permanente streven naar kwaliteitsverhoging. Dat is geen eenvoudige opdracht voor het Fonds, zeker als je de omvang van het aanbod in rekening brengt: één op tien opleidingen van de VDAB is een bouwopleiding.’ ‘Het FVB staat ons op verschillende manieren bij. Erg waardevol is het ter beschikking stellen van hun machinepark. Hiermee kunnen de cursisten hun praktijkvaardigheden oefenen met modern materiaal. Dat maakt werkelijk het verschil. Een hedendaags machinepark hebben en onderhouden, kost immers handen vol geld. De mogelijkheid die het FVB hier biedt, houdt de investeringen draaglijk voor de VDAB.’ ‘Ik heb de samenwerking met het FVB steeds vanzelfsprekend gevonden. Maar wanneer ik met collega’s uit andere sectoren praat en vergelijk, blijkt ze echter uniek. Als het gaat over het structureel aanpakken van het arbeidstekort, kunnen andere sectoren wat leren van de bouw.’ ‘Dat wil niet zeggen dat alles probleemloos verloopt. Het grootste knelpunt situeert zich bij de doorstroom van de cursisten. Hoewel er heel wat werkzoekenden een bouwopleiding volgen bij de VDAB, komt slechts de helft van hen effectief in de sector terecht. Veel heeft te maken met het profiel van de cursisten. Niet iedereen is geschikt om in de bouw te stappen. Daarom vinden we het noodzakelijk dat we in de toekomst meer oog hebben voor de selectie van de cursisten. Gerichte toeleidingsacties zijn hier belangrijk. Zulke acties bieden ook een antwoord op de gebrekkige diversiteit van de gevolgde opleidingen. Cursisten scholen zich vooral om tot metselaar of schilder, terwijl de VDAB een ganse waaier aan andere opleidingen aanbiedt. Wanneer ze van bij het begin goede begeleiding krijgen en over voldoende en correcte informatie beschikken, zullen meer mensen op de juiste plaats terechtkomen. Daar willen we in de toekomst aan werken. Ik weet zeker dat we samen met het FVB ook hier het verschil kunnen maken.’
26
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
“ Het FVB streeft naar een bredere interesse voor alle bouwberoepen”
•
•
vooral jongere werkzoekenden maken gebruik van de omscholingsmogelijkheden die de bouw biedt. Oudere werkzoekenden, die bijvoorbeeld slachtoffer zijn van een faillissement of herstructurering, vinden moeilijk de weg naar de sector. Het FVB kiest voor een actievere benadering van die oudere werkzoekenden. Het Fonds zal op regionaal niveau faillissementen en herstructureringen in de streek opvolgen, zodat de bouwsector het ervaren personeel uit die bedrijven kan opvangen; de initiatieven vangen onvoldoende jongeren op die afhaken in het voltijds bouwonderwijs. Die jongeren keren de school de rug toe, maar dat betekent niet dat ze hun interesse voor de bouwwereld verloren hebben. Ze kennen echter de mogelijkheden voor alternerende beroepsopleidingen te weinig, waardoor ze hun kans op werk elders zoeken. Om meer van die jongeren op te vangen, wil het Fonds binnen de eigen regio’s meldpunten creëren. Hier kunnen scholen opgeven welke leerlingen afhaakten, zodat het FVB hen kan aanspreken en motiveren voor een alternerende beroepsopleiding.
te weinig doorstroming
In 2003-2004 verwelkomde de bouwnijverheid 3 950 nieuwe vaklui die een basisopleiding of een alternerende beroepsopleiding volgden. De sector is blij met elke nieuwkomer, maar stelt tegelijk vast dat het beter kan: •
•
kandidaat-werknemers met een juist profiel. Niet alleen technische kennis en kunde vormen de basis voor een succesvolle loopbaan in de bouwsector. Ook attitudes en aanleg bepalen de slaagkansen. Het FVB meent dat er zich hier een belangrijke oorzaak van het doorstromingsprobleem situeert: voor heel wat kandidaten die zich omscholen voor tewerkstelling in de bouw, lijkt een geslaagde loopbaan bij voorbaat uitgesloten omdat ze niet uit het juiste hout zijn gesneden. Daarom pleit het FVB voor een systematische sectorale screening van de kandidaat-cursisten. In de eerste fase van hun opleiding wil het FVB ze testen op hun attitudes en aanleg; langdurige tewerkstelling voor meer kandidaat-werknemers. Zelfs voor wie aanleg heeft en zich vakkundig opstelt, blijft starten in de sector moeilijk. Minder dan 50 procent van de werkzoekenden die een basisopleiding volgden, werkt twee jaar na afronding van de opleiding in de bouw. Wanneer de sector erin slaagt om de doorstroming te vergroten, stimuleert het de duurzaamheid van de tewerkstelling in de sector. Bij de kandidaat-werknemers die na een basisopleiding effectief in de bouw aan de slag gaan, zitten immers relatief veel ‘blijvers’. Om de doorstroming te stimuleren, streeft het FVB naar een goede aansluiting van opleidingen bij de beroepsuitoefening.
27
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
Werkzoekenden kiezen vooral een opleiding als metselaar, stukadoor of schilder-decorateur periode: 1 september 2003 tot 31 augustus 2004
metselaar
schilder-decorateur
stukadoor
bekister-ijzervlechter
monteur cv
schrijnwerker 6 beroepen vertegenwoordigen 60% van de gevolgde opleidingen 0
100
aantal werknemers
28
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
HET FVB
IN
2003-2004
WERK
ZOEKEN IN DE BOUW
“ Naar kwantitatief en kwalitatief verbeterde vorming van werkzoekenden”
Naast de capaciteiten van de werkzoekenden bepaalt de opleiding de kwaliteit van potentiële werknemers. Wanneer die de kandidaten onvoldoende voorbereidt op het werk, dreigt een succesvolle loopbaan in het gedrang te komen. Het FVB ijvert voor een betere aansluiting van de omscholingsinitiatieven bij de realiteit van de bouwplaats. Het Fonds kiest er daarom voor om de samenwerking met de verschillende opleidingscentra te intensiveren, de centra beter op te volgen en te evalueren aan de hand van minimale kwaliteitseisen: vroegtijdige uitstroom, doorstroming, slaagpercentages, … IBO-contracten bieden bijkomende mogelijkheden. Het FVB wil ze meer laten aansluiten bij de verkorte beroepsopleidingen. Het gebruik van IBO’s verdient een duwtje in de rug. Cijfers uit een onderzoek in 2001 illustreren immers dat werkzoekenden die na hun basisopleiding een IBO volgen langer actief blijven in de sector dan degene die zich beperken tot de basisopleiding. Tot slot vraagt de sector om een flexibeler gebruik van machineparken en opleidingsinfrastructuren. Praktijkervaring is onontbeerlijk bij een bouwvakopleiding. De cursisten moeten de eerste oefeningen kunnen maken in de veilige omgeving van een leslokaal. Maar investering in materieel dat op de werf wordt gebruikt, is duur. Bovendien evolueert de techniek snel, waardoor het machinepark in opleidingscentra relatief snel aan vernieuwing toe is. Om die kosten te kunnen blijven dragen, pleit het FVB voor een vlottere interactie tussen opleidingsverstrekkers. Zo kunnen ze de investeringskost spreiden.
variatie in het aanbod
Het FVB evalueert het opleidingsaanbod voor werkzoekenden op haar verscheidenheid: •
•
een bredere interesse voor alle bouwberoepen. Wanneer het FVB in kaart brengt voor welke opleidingen werkzoekenden interesse hebben, dan blijken vooral metselaar, stukadoor en schilder-decorateur populair. Die omscholingen volgen werkzoekenden gemiddeld drie keer meer dan die voor andere bouwberoepen. Andere opleidingen kennen veel minder interesse, hoewel die beroepen vaak een groot aantal openstaande vacatures tellen. Het FVB beoogt een bredere interesse voor alle bouwberoepen. Daarvoor moet het kunnen rekenen op de inbreng van de toeleiders. Te vaak kennen ze zelf de mogelijkheden onvoldoende, zodat ze enkel die bouwberoepen bij de werkzoekenden promoten die ze het beste kennen. De overige blijven onbekend en dus onbemind; harmoniseren van de eindtermen. Het FVB pleit voor een harmonisering van de eindtermen voor de diverse basisopleidingen. Standaardisering laat een eerlijke kwaliteitsbeoordeling toe. Op dezelfde lijn situeert zich het pleidooi van het Fonds om de statuten van jongeren in alternerende opleidingen te harmoniseren. Door alles op een gelijk niveau te plaatsen is het gemakkelijker om de kwaliteit van opleidingen onderling te vergelijken en te beoordelen.
29
HET FVB
30
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
Kiezen voor het bouwonderwijs In 2003-2004 telde de derde graad van het bouwonderwijs 12 000 leerlingen. Wanneer ze hun bouwdiploma op zak hebben, ontvangt de sector hen met open armen. De vraag naar geschoolde arbeidskrachten is immers groot. Maar de lat ligt hoog. Aannemers verlangen dat die nieuwkomers kwaliteitsvol werk afleveren. Het FVB streeft daarom naar een nauwe aansluiting van het bouwonderwijs bij de arbeidssituatie.
waarom investeren in bouwscholen? De investering van het FVB in het bouwonderwijs ligt niet voor de hand. Het FVB wendt immers de middelen van bouwbedrijven aan om het onderwijs te steunen, terwijl de oorspronkelijke missie ligt in het bijscholen van werknemers. Die bijscholing moet ervoor zorgen dat het vakmanschap in de sector blijft. In de loop der jaren breidde de sector de opdracht van het FVB echter uit. De investering in het bouwonderwijs verwierf ondertussen een vaste plaats in de werking van het Fonds. Door te investeren in het bouwonderwijs, verzekert de sector zijn eigen toekomst. De bouwvaklui van morgen zitten vandaag immers op de schoolbanken. De bouwsector vraagt om een groot aantal opgeleide arbeiders. Bouwafdelingen in het TSO en BSO geven jongeren daarvoor de nodige bagage mee. Dat maakt de keuze van het FVB voor een nauwe samenwerking met het onderwijs als vanzelfsprekend. Aannemers stellen hoge kwalificatie-eisen aan hun vaklui. Velen van hen nemen geen genoegen met het kennen en kunnen van pas afgestudeerde jongeren. Ze verwachten dat die jongeren een betere voorbereiding op het werk krijgen. De vraag van de aannemers is dan ook gekend: bouwscholen moeten het onderwijs nog beter afstemmen op de vereisten van de sector. Hierin ziet het FVB een extra uitdaging om in het bouwonderwijs te investeren.
het F VB in cijfe rs: 230 s cho
len m 3 000 et ee le 5 510 erlingen n n convenan amen t jonge de re 530 le erkrac n uit de co el aan het nation nvern hten s 2 380 ants aal cho 000 € voor d olden zich cholen liep VCA-exame n en sta e sam bij enwerk ge 1 septe ing m mber et het 2003 tot 31 bouwo augus nderw tus 20 ijs 04
31
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
Steeds grotere budgetten voor de samenwerking met het bouwonderwijs
2 500 000
2 000 000
1 500 000
1 000 000
500 000
0 1999-2000
32
2000-2001
2001-2002
2002-2003
2003-2004
Euro
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
“ Door te investeren in het bouwonderwijs, verzekert de sector zijn eigen toekomst ”
wederzijds versterken Via convenants overbrugt het FVB de kloof tussen het bouwonderwijs en de ondernemingen uit de sector. In die convenants leggen de scholen en de sector hun engagement vast om elkaar wederzijds te versterken. Zowel het onderwijs als de bouwondernemingen hebben baat bij de samenwerking. Enerzijds laat het de scholen toe om de vinger aan de pols te houden bij wat leeft op de werkvloer en krijgen ze hulpmiddelen aangereikt om de opleiding van jongeren zoveel mogelijk af te stemmen op de praktijk. Anderzijds plukken de bedrijven hier de vruchten van, omdat afstuderende jongeren met een degelijke vooropleiding vlotter inzetbaar zijn als werknemers. Het FVB regelt de samenwerking tussen onderwijs en sector op twee niveaus: globale convenants voor de Nederlands-, Frans- en Duitstalige Gemeenschappen leggen de algemene regels vast, bijzondere convenants per school concretiseren die. De globale convenants ondertekent het FVB samen met de ministers van Onderwijs en de onderwijskoepels. Bij de bijzondere convenants zetten FVB en de school hun handtekening. De convenants leggen minimaal afspraken vast over: • • • • •
de integratie van veiligheidsopleiding binnen het lespakket; deelname van de leerlingen aan het veiligheidsexamen; stageperiodes voor de jongeren; bijscholing voor leerkrachten; een na te streven doorstroming van de leerlingen naar de bouwbedrijven.
Meer is mogelijk. Naast de basisconvenants kunnen scholen een bijkomend engagement aangaan door een grotere doorstroming van afgestudeerde leerlingen naar de sector na te streven (zestig procent in plaats van veertig) of door langere stageperiodes in te lassen (tot 45 dagen, tegenover een minimum van tien dagen). In 2003-2004 wist het FVB 12 bijkomende scholen te overtuigen om in de convenantwerking te stappen. Dat brengt het totale aantal convenantscholen op 230. 11 830 jongeren kunnen hiermee rekenen op een vorming die hen beter voorbereidt op de realiteit van de werkomgeving. Het FVB voorziet in de financiering van de convenantwerking. In 2003-2004 trok het Fonds voor de samenwerking met het onderwijs 2 280 000 euro uit.
33
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
Engagementen in wederzijds overleg Via convenants streven het FVB en het onderwijs ernaar om de kloof tussen scholen en vakwereld te dichten. Maar slagen de convenants in hun opzet? Joke Pauwels, pedagogisch adviseur in het Gemeenschapsonderwijs voor het Buitengewoon Secundair Onderwijs BuSO, vindt van wel: ‘De bouwsector is de enige sector die op zo’n intensieve manier samenwerkt met het BuSO. Voor andere beroepsgroepen zijn we doorgaans geen betrokken partij. Dat is jammer, want zo’n samenwerking geeft ons bijkomende mogelijkheden. Onze leerlingen moeten het hebben van praktijkervaring. De kans om te oefenen, leert hen veel bij. Via de convenants beschikt het BuSO over bijkomende middelen om de leerlingen meer en betere praktijkervaring te geven.’ ‘Of het nakomen van de convenants veel inspanningen vraagt van de scholen? Ja en nee. Wat bijvoorbeeld de stages betreft, ligt de lat voor het BuSO niet zo hoog. De wetgeving schrijft dit onderwijstype immers stages voor en we streven naar maximale praktijkervaring, omdat we merken dat leerlingen uit het BuSO daar het meest van oppikken. Maar voor andere engagementen valt het zwaarder om die na te leven. Zo leggen de convenants strikte veiligheidsvoorschriften op voor de praktijklokalen en de machines die de scholen daar gebruiken. Het belang van veiligheid trekken we niet in twijfel en het BuSO streeft er dan ook als vanzelfsprekend naar om die normen te halen. Maar de investeringen die veilige praktijklokalen vragen, mogen niet onderschat worden. In die zin wegen de convenants dus wel. De financiële ondersteuning die we van het FVB krijgen per leerling die in het BuSO onderwijs volgt, komt hier van pas.’ ‘Het succes van het systeem schuilt volgens mij in de interactie tussen het onderwijs en het FVB. De convenants leggen verplichtingen op, maar het engagement komt van beide kanten: de sector investeert in onderwijs en mag daarvoor praktijkgerichte vorming terugverwachten. De sector dringt niets op. De engagementen komen in onderling overleg tot stand. Ik zetel voor het Gemeenschapsonderwijs in een stuurgroep waarin de verschillende onderwijsnetten en de bouwsector — via het FVB — vertegenwoordigd zijn. Het is hier dat de we de afspraken maken. Onderwijs bepaalt dus zelf mee de spelregels en hoeft zich niet te schikken naar een regeling die boven de hoofden van de verschillende koepels tot stand komt. Dat maakt de convenants tot een sterk initiatief, eentje waaraan andere sectoren zich van mij gerust mogen spiegelen.’
34
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
“ De bouwvaklui van morgen zitten vandaag op de schoolbanken”
veiligheid, jong geleerd is oud gedaan
Steeds meer bouwondernemingen willen enkel met VCA-gecertificeerde arbeiders werken. Dat certificaat toont aan dat de werknemers de veiligheidsrisico’s kennen die met het werk in de bouw gepaard gaan. Bovendien weten ze hoe ze gevaar kunnen voorkomen en hoe ze kunnen ingrijpen wanneer er zich toch een ongeval voordoet. Bouwvakarbeiders kunnen hun VCA-certificaat behalen wanneer ze het daarvoor verplichte examen afleggen. Maar werkgevers stellen het uiteraard op prijs dat nieuwkomers dat certificaat al op zak hebben. Het FVB en het bouwonderwijs anticiperen op die verwachting en integreren de veiligheidsopleiding in het lessenpakket. Die afspraak ligt vast in de convenants die ze met elkaar afsluiten. Het VCA-certificaat geeft een formele erkenning aan de veiligheidsopleiding die de jongeren kregen. Om dat attest te behalen, moeten ze een examen afleggen. In maart 2004 organiseerde het FVB voor de tweede keer een nationaal examen Basisveiligheid. 3 000 jongeren uit 270 verschillende bouwscholen verzamelden daarvoor in de Brusselse Kinepolis. Ze kregen een toets voorgelegd die hun veiligheidskennis beoordeelde. 1 660 leerlingen legden een goed examen af en trokken in juni de schoolpoort achter zich dicht met een diploma en een VCA-certificaat op zak.
stage: zo werkt het
De theorie- en praktijkopleiding die jongeren op de bouwscholen krijgen, legt de basis voor een succesvolle loopbaan. Maar de beste leerschool vormt de realiteit op de werkvloer. Jongeren krijgen het vak pas echt onder de knie wanneer ze zich op de bouwwerkplaats kunnen oefenen. De sector moedigt daarom stages aan. Stages maken een verplicht onderdeel uit van de convenantregeling. De scholen engageren zich om een stageperiode van 10 tot 45 dagen per schooljaar te organiseren. In ruil daarvoor kunnen ze rekenen op financiële en logistieke steun vanuit het FVB: het Fonds creëert de kans voor leerlingen om extra opleiding te volgen, bekostigt die en biedt de scholen recente handboeken aan met een reductie van 75 procent.
35
HET FVB
36
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
“ In de convenants engageren scholen en bedrijven zich om elkaar wederzijds te versterken”
leerkrachten leren bij
Wanneer scholen hun leerlingen grondig willen voorbereiden op tewerkstelling in de sector, kan dat alleen wanneer ze daarvoor goede leerkrachten inschakelen. Mensen die didactisch sterk staan, maar ook over actuele praktijkkennis beschikken. Ze moeten voeling hebben en houden met de technische en organisatorische evoluties in de bouw, zodat ze aan hun leerlingen de meest actuele kennis doorgeven. Het veronderstelt heel wat inspanningen van leerkrachten om de ontwikkelingen in de bouwsector op te volgen. Niet alleen moeten ze op de hoogte zijn van de evoluties, ze moeten ze ook beheersen om ze in hun lespakket te integreren. Scholen die een convenant afsluiten, beseffen dat dit om regelmatige bijscholing vraagt en engageren zich daartoe. Het FVB van zijn kant weet dat de lat hoog ligt voor het onderwijs en biedt steun. Het organiseert en bekostigt de vaktechnische nascholing en de vorming sectorale basisveiligheid voor leerkrachten. In 2003-2004 steunde het Fonds op die manier 530 leerkrachten, waarvoor het een som van 68 500 euro nodig had.
doorstroming
Hoewel er jaarlijks zo’n 2 000 leerlingen afstuderen in het bouwonderwijs, verloopt de doorstroming naar de sector moeizaam. Minder dan de helft is twee jaar na het afstuderen effectief in de sector aan de slag. Langzaam gaat het beter: van de leerlingen die afstudeerden in de zomer van 2002, werkte een jaar later slechts 36 procent bij een aannemer. Bij de jongeren die aan het einde van het schooljaar 2002-2003 afstudeerden, was na een jaar 40 procent terug te vinden in de sector. Maar de bouwwereld betaalt hier nog steeds een te hoge prijs. Het investeert immers in vorming van arbeidskrachten die elders hun loopbaan uitbouwen. De opleidingsinvestering verzilvert zich nooit in rendement voor de bouwsector. Het FVB tracht het doorstromingsprobleem aan te pakken via de convenants. Scholen die de lat hoger leggen voor zichzelf en naast de basisafspraken zich ook engageren voor meer stages en een verhoogd doorstromingspercentage nastreven, kunnen rekenen op bijkomende steun van het FVB. Per leerling die afstudeert en kiest voor een baan in de bouw, ontvangt de school een verhoogde premie van 100 tot 250 euro (afhankelijk van het type convenant).
37
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
Aantal convenant- en niet-convenantscholen in België (schooljaar 2003-2004)
Convenant- en niet convenantscholen in België per gemeente 5
convenant
niet convenant
Bron: Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid Cartografie: Tempera 2005
In absolute aantallen tellen Vlaanderen en Wallonië een vergelijkbaar aantal convenantscholen. Relatief genomen, legt Vlaanderen echter een zwakker plaatje voor, met 51 procent convenantscholen, tegenover 86 procent in Wallonië. Twee gegevens veroorzaken de kloof: • Aan de Vlaamse bouwscholen leidt de houtafdeling op tot zowel meubelmaker als schrijnwerker. Het Waalse bouwonderwijs kent de aparte afdeling schrijnwerkerij. De Vlaamse scholen met een houtafdeling — die dus geen aparte bouwopleiding hebben — kunnen pas sinds 2002 toetreden tot het convenant. In Wallonië bestond deze problematiek niet; • de Franse Gemeenschap legt de leerlingen uit bouwscholen een verplicht aantal uren stage op dat overeenkomt met de stagegrens die het convenant voorschrijft. Het Vlaamse bouwonderwijs kent die verplichting niet en ziet in de stagegrens van het convenant dan ook een grotere drempel om toe te treden.
38
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
“ Het VCA-certificaat geeft een formele erkenning aan de veiligheidsopleiding”
betere convenants voor meer scholen Naar aanleiding van het colloquium maakte het FVB de rekening van de convenantwerking. Wanneer het een vergelijking maakt met 1996-1997, het eerste convenantjaar, stelt het vast dat vandaag meer scholen het wederzijdse engagement met de sector aangaan. Het eerste jaar ondertekende het FVB een convenant met 108 scholen uit de Franse Gemeenschap en 98 in Vlaanderen. In 2003-2004 zijn het er respectievelijk 105 en 125. In cijfers uitgedrukt, is het convenantinitiatief succesvol. In Vlaanderen werkt vandaag 51 procent van de scholen met een convenant, terwijl de Franse Gemeenschap zelfs 86 procent behaalt. Maar het FVB kijkt verder dan de succescijfers. Het ziet bijkomende mogelijkheden voor de convenants, zowel op kwantitatief als kwalitatief niveau: • •
kwantitatief: het FVB wil met meer scholen een convenant ondertekenen; kwalitatief: praktijkuren en stages komen steeds meer onder druk te staan. Bovendien staan praktijklessen in heel wat gevallen nog te ver van de werkvloer en volgen de leerkrachten de stages te weinig op.
meer convenantsscholen
Met een deelname van 86 procent rest het FVB in de Franse Gemeenschap slechts een kleine marge om meer convenants af te sluiten. In Vlaanderen ligt het enigszins anders. Daar werkt nog 49 procent van de scholen zonder convenant. Om — vooral in Vlaanderen — meer scholen te bereiken, plant het FVB een aanpassing in de werkwijze. Het wil de drempel voor het basisconvenant verlagen, zodat scholen zich sneller aansluiten bij de werking. Daarnaast zou het Fonds een uitgebreid bonussysteem voorzien dat de scholen motiveert om voor zichzelf de lat hoger te leggen. Een toename in het aantal convenantscholen vormt geen doel op zich voor het FVB. De stijging is enkel een middel om de kwaliteit van het onderwijs op te trekken en de kloof tussen schoolbank en werkvloer te verkleinen. Daarom legt het FVB bij de evaluatie van de convenantregeling het accent meer op kwaliteit dan op kwantiteit.
39
HET FVB
40
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
“ Leerkrachten zijn de bruggenbouwers tussen leerlingen en werkveld”
betere convenants
Wanneer het FVB via de convenantwerking de kwaliteit van het onderwijs wil verbeteren, legt het drie accenten: veiligheid, didactische ondersteuning voor leerkrachten en stagewerking. Via de convenants zorgt het FVB er nu al voor dat veiligheid een plaats krijgt binnen het opleidingspakket van de scholen. Het nationaal examen Basisveiligheid zorgt voor de validering van de opleiding. Maar de huidige initiatieven werken enkel stimulerend, er gaat geen dwang van uit. Het FVB streeft naar een echt engagement van het onderwijs om alle leerlingen te laten deelnemen aan het VCA-examen. Leerkrachten zijn de belangrijkste bruggenbouwers tussen leerlingen en werkveld. Zij bereiden de jongeren voor op een job bij een bouwonderneming. De sector verwacht dat ze dat grondig doen en vindt dat het beter kan. Daarom verkiezen ze een verplichte bijscholing voor leerkrachten. Bovendien hoopt het FVB dat — naast de leerlingenstages — ook de stages voor leerkrachten ingang vinden in het bouwonderwijs. Af en toe uit het klaslokaal stappen en meewerken op de bouwplaats geeft de kans om de evoluties in techniek en organisatie vanuit de praktijk op te volgen. Stages maken het meest heikele punt uit voor het bouwonderwijs. Vandaag behandelen nog te veel scholen de stages op stiefmoederlijke wijze. Het aantal uren dat de jongeren praktijkervaring op de werf kunnen opdoen, blijft beperkt en de begeleiding die de school hen biedt, is bescheiden. Het FVB tracht verandering in de situatie te brengen door te kiezen voor: •
•
meer stages. Het aantal uren dat leerlingen in een bouwonderneming ervaring opdoen, moet voor het FVB drastisch de hoogte in. Het Fonds streeft naar een minimum van zes stageweken voor leerlingen uit het vijfde en zesde jaar. Maar het contact met de praktijk moet vroeger starten: al in de tweede graad moeten jongeren via kijkstages de realiteit van de bouwwereld leren kennen. Wie verder studeert en kiest voor een zevende jaar, moet terechtkomen in een alternerende opleiding waar vorming via stage en op school elkaar afwisselen; een sectorale stagedatabank. Scholen ervaren het niet als vanzelfsprekend om voor elk van hun leerlingen een geschikte stageplaats te vinden. Op vraag van de scholen, zoekt het FVB mee naar bedrijven die zich als stageplaats kandidaat stellen;
41
HET FVB
42
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
HET FVB
IN
2003-2004
KIEZEN
VOOR HET BOUWONDERWIJS
“ Te vaak keren afstuderende jongeren de bouwsector de rug toe”
•
•
een stagecharter. Kwaliteitsvolle stages organiseren, is geen gemakkelijke opdracht. De sector wil scholen daarin zo goed mogelijk begeleiden. Het FVB werkt daarom een stagecharter uit, waarin scholen een houvast vinden voor de voorbereiding, opvolging en evaluatie van hun leerlingenstages. Voor scholen, maar ook voor bedrijven die een stapje verder willen gaan in de begeleiding van stagiairs, werkt het FVB aan een opleiding waarin de stagementors uit de ondernemingen en de begeleidende leerkrachten ontdekken hoe ze een optimaal leerklimaat kunnen creëren voor de aankomende bouwvaklui; het meten van de stagekwaliteit. Aan de hand van een meetinstrument wil het FVB de scholen er ook toe aanzetten om de kwaliteit van de eigen stages te beoordelen. Het Fonds ontwikkelt hiervoor een hulpmiddel dat een eenvoudige en eenduidige kwaliteitsmeting toelaat.
De inspanningen die het FVB levert ten aanzien van de onderwijskwaliteit, moeten ook de doorstroming ten goede komen. Te vaak keren afstuderende jongeren de bouwsector de rug toe, omdat de sector ondanks hun opleiding een onbekende bleef. Jongeren die via stages een eerste praktijkervaring konden opdoen, kennen de uitdagingen die het werk in de bouw hen biedt en voelen zich erdoor aangesproken.
43
HET FVB
IN
2003-2004
HET FVB
DRAAGT EEN KWALITEITSLABEL
t een -klan B V F ? rtoe FVB e Is de en klant at het job beter d d t e n r e n me hu tev rijven sector
d w de be B e bou het FV nt van eiders in d e c o r tie die a m r • 78 p agt dat arb e info or n; bijdra n; en vo over d gelijkhede re s zorg ; eden o e r r e o v m v k e s r t it g e u t is gen idin dew rocen e ople de FVB-me terugbetalin pvolging • 75 p aft over d n at iero e s d s g t h o r n c a d li s ver t erva ierafhande n over de ers rocen e s rknem • 84 p orrecte dos is ontevred rs; er we d een c 6 procent VB-adviseu één of me om volgen F s ie n t a d h le a c . r a n e le n io ijve heid kt •s de reg an de bedr olgen, den ie mogelijk dopleiding door nv nd eken nt v e a t e e v c e w li o n r n e jaar g • 88 p agopleidin uik te mak nemers ee volgende t rk e e h w t een d ieuw gebr n a om d pn die hu jaar o annemers 75 procent 004 a g in 2 t n e d la p smetin , Bij n id e e h lg n vo vrede lieten doen. ntente uw te de kla opnie n van ate result it de reep u g n e E
Stap voor stap naar een kwaliteitsmanagementsysteem Het FVB werkte stap voor stap naar een kwaliteitsmanagementsysteem. De prioriteit ging hierbij uit naar de kerntaken van de organisatie: het beheer van de opleidingsstelsels en van de convenanten met het onderwijs. Voor de convenantwerking en voor elk van de verschillende opleidingsstelsels schreef het Fonds de procedures en de werkwijzen uit die de medewerkers dienen te volgen in hun dienstverlening. De jarenlange werkervaring van het FVB vormde de basis voor het kwaliteitsmanagementsysteem. Procedures bestonden al. Het kwam er veelal op aan om deze te standaardiseren, werkingsverschillen tussen de regio’s of tussen individuele medewerkers uit te wissen en te vervangen door het beste uit de verschillende manieren van aanpakken. De procedures beschrijven in detail wat er moet gebeuren en wie ervoor verantwoordelijk is. Daarnaast stelde het FVB per procedure schema’s op en kunnen de medewerkers terugvallen op typedocumenten — meldingsformulieren, steekkaarten, standaardbrieven, … — voor hun administratie en communicatie met de klanten. In de zomer van 2004 stonden meer dan dertig procedures op punt en waren die uitgetest. Voor dit werk kende ISO het FVB een certificaat toe. Het Fonds zet nog een stap verder en werkt nu standaardprocedures uit voor de ondersteunende dienstverlening. Want ook met het ISO-certificaat op zak eindigt het pad niet voor het FVB. Het ziet kwaliteitszorg immers niet als een modetrend, als een thema dat slechts tijdelijk de aandacht verdient, maar als een permanente uitdaging. Het moet een haast vanzelfsprekend streven worden in elke FVB-activiteit. De medewerkers moeten zich permanent bewust blijven van het gewenste dienstverleningsniveau en daar naar handelen. Elke dag opnieuw.
Kwaliteitsmanagement voor een verdere professionalisering Met de invoering van een kwaliteitsmanagementsysteem, gekoppeld aan het behalen van het prestigieuze ISO-certificaat, streeft het FVB naar meer standaardisering en kwaliteit in de werking van het Fonds. Of de klanten van het FVB het verschil zullen merken, vertelt Marc Reynaert, algemeen directeur van Bouwbedrijf Maes: ‘Bedrijfsblindheid kenmerkt iedereen die een tijdje in hetzelfde bedrijf werkt. Mensen ontwikkelen hun eigen gewoonten, voeren hun opdracht uit op de manier die volgens hen het beste is. Maar ze passen daarmee niet altijd de meest efficiënte werkwijze voor de organisatie toe. De invoering van een kwaliteitsmanagementsysteem geeft de kans om het werk in vraag te stellen en bij te sturen. Als ‘klant’ van het FVB meen ik dat de invoering van dergelijk kwaliteitsdenken strikt genomen niet noodzakelijk was. Het Fonds leverde tot nog toe goed werk. Maar het is zeker een leerrijk en positief proces geweest.’ ‘Wat ik nu precies verwacht van dit kwaliteitsmanagementsysteem? Het Fonds zal een beter overzicht krijgen van haar eigen doen en laten. Tot nog toe beantwoordde het FVB de vragen die bedrijven stelden, zocht het oplossingen voor knelpunten waarmee haar klanten werden geconfronteerd. Retroactief werken heet dat. Actief met kwaliteitszorg bezig zijn, betekent proactief werken: verzamelde gegevens efficiënter gebruiken en sneller inpikken op nieuwe tendensen. En een organisatie die zich met opleiden bezighoudt, moet zo werken. Opleiding gaat immers over de toekomst van de sector.’
44
HET FVB
IN
2003-2004
HET FVB
DRAAGT EEN KWALITEITSLABEL
Het FVB draagt een kwaliteitslabel Het deelnemersaantal van bijscholingen, het aantal scholen dat een convenant met het FVB afsloot, de budgetten die naar opleiding van werkzoekenden gaan, … cijfers vormen een belangrijke kwaliteitsindicator. Ze leren het FVB welke interesse er leeft voor de verschillende opleidingsstelsels. Het Fonds streeft een ruim bereik na met haar initiatieven. Uit de kwantitatieve gegevens leidt het af in hoeverre het die doelstelling bereikt. Kwantiteit is en blijft een belangrijke leidraad, maar 2003-2004 gaat bij het FVB de geschiedenis in als het jaar van de kwaliteit. Het Fonds voerde een kwaliteitsmanagementsysteem in en wist dit te valoriseren in een ISO-certificaat. De keuze voor kwaliteit is er eentje voor klantgerichtheid. Het FVB voerde het kwaliteitsmanagementsysteem in om aan alle klanten dezelfde sterke dienstverlening te verzekeren. De service die een onderneming bij het FVB ervaart, moet zich in alle regio’s en bij alle diensten op eenzelfde, hoog peil situeren. Om dit te garanderen, koos het Fonds voor kwaliteitszorg die in gedetailleerde procedures de volledige werking van het FVB beschrijft. De procedures zorgen ervoor dat elke FVB-medewerker op een uniforme manier handelt. Standaardisering van de werkaanpak garandeert nog geen kwaliteit. Daarom spiegelde het FVB zich aan de ISO-normering. De International Standard Organisation legt kwaliteitsstandaarden vast en erkent de organisaties die volgens die standaarden werken door hen een certificaat toe te kennen. De doelstelling om dat certificaat te behalen, primeerde niet voor het FVB. ISO reikte veeleer een leidraad aan waarop het FVB haar kwaliteitsdenken modelleerde. Het kwaliteitsmanagementsysteem van het FVB vertrekt vanuit de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. Daarin leggen de sociale partners immers de opdracht van het Fonds vast. Concreet betekent dit dat het kwaliteitszorgsysteem van het FVB prioritair draait om drie pijlers: de samenwerking met het onderwijs, de omscholing van werkzoekenden en de bijscholing van bouwvakarbeiders. Maar het FVB legt de lat hoog voor zichzelf en bouwt ook kwaliteitsnormen in voor het ondersteunende takenpakket: gegevensbeheer, bescherming van digitale data, aankoop van goederen en diensten, …
Door te steunen op de ISO-normering is het niet het FVB zelf dat bepaalt wat kwaliteit is en wat niet: • •
het Fonds onderwierp zich aan externe audits die nagingen of het FVB haar werking in procedures vastlegde, of het die procedures correct volgde en of de manier van werken ook gewaardeerd wordt door de bouwondernemingen, als klant van het FVB; een bevraging bij een steekproef van bedrijven uit de sector leert het Fonds hoe de sector de werking evalueert en waar het beter kan.
Al benadrukt het FVB dat het behalen van de ISO-norm geen doel op zich vormde, het ervaart het certificaat wel als een erkenning. Het geeft immers een objectieve waardering aan het kwaliteitsstreven. In de toekomst treedt het FVB dan ook graag naar buiten als een ISO-gecertificeerde organisatie. Door zich te profileren als ISO-gecertificeerd, maakt het FVB aan de aannemers duidelijk dat ze kwaliteit mogen verwachten, en dit niet alleen voor de dienstverlening waarop ze vandaag beroep doen. Het FVB ziet zich immers uitgedaagd door het certificaat en wil dit kwaliteitslabel in de toekomst graag behouden. Daarom engageert het Fonds zich om zich aan een bijna permanente evaluatie te onderwerpen. Meten, analyseren en verbeteren integreert het FVB als een continu proces in de dagelijkse werking van de organisatie. Zo blijft de aandacht voor kwaliteit in de dienstverlening prioriteit.
45
HET FVB
46
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
Een aantrekkelijke bouwsector Het FVB werkt rond drie pijlers: bijscholing van bouwvaklui, omscholing van werkzoekenden en samenwerking met het bouwonderwijs. Naast die kerninitiatieven levert het Fonds ook inspanningen die een breed publiek de bouw leren kennen als een dynamische sector waarin het aangenaam werken is.
op zoek naar meer gekwalificeerde bouwvaklui
Via samenwerking met het onderwijs en een opleidingsaanbod voor werkzoekenden zorgt het FVB jaarlijks voor nieuwe bouwvakarbeiders. Ze zijn nodig om de telkens terugkerende behoefte aan extra werknemers op te vangen. Elk jaar verlaten 25 000 bouwvaklui de sector. In 28 procent van de gevallen gaat het om een natuurlijk verloop: mensen gaan met pensioen of ziekte of invaliditeit verhindert hen om langer in de sector actief te blijven. De overige 72 procent verlaat de bouw om andere redenen: na ontslag, omdat ze een werkaanbieding in een andere sector krijgen, … De jaarlijkse uitstroom van vaklui laat een leemte achter, die de werkgevers niet kunnen opvullen met de toestroom van nieuwe arbeidskrachten uit onderwijs en omscholingsprogramma’s. Vacatures blijven openstaan. De sector kent het probleem van tekort aan geschoolde arbeidskrachten al jaren en weet dat de verschillende opleidingsinitiatieven dit niet kunnen opvangen. De sector heeft behoefte aan meer geïnteresseerden die een bouwopleiding willen volgen, die na die opleiding ook effectief in de sector aan de slag gaan en blijven. Het FVB levert naast opleidingen bijkomende inspanningen die het aanbod aan arbeidskrachten moeten vergroten. Het investeert in: • • •
beeldvorming over het werk in de bouw; onderwijs en opleiding naar de sector; duurzame tewerkstelling.
47
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
Sleutelen aan het imago Onveiligheid, werkonzekerheid, weinig ontplooiingsmogelijkheden, … Dergelijke vooroordelen wegen op het imago van de bouwsector. Ze remmen te veel arbeidskrachten af om te kiezen voor een loopbaan in de bouw. Het FVB tracht het beeld bij zowel de actieve bouwvaklui als potentiële werknemers — jongeren en werkzoekenden — bij te stellen. Marc De Smet, medewerker van het Fonds in de provincie Henegouwen, is voorstander van een imagoverandering in de sector: ‘Het verwrongen beeld van de bouwsector zit diep geworteld. Beroepsopleidingen worden nog steeds als minderwaardig gezien aan andere studierichtingen. Vooral ouders vinden dat hun kinderen eerst de mogelijkheden van het algemeen onderwijs moeten uitputten, alvorens een beroep aan te leren. Een mentaliteitswijziging bij ouders, leerlingen en scholen dringt zich op.’ ‘Jaarlijks enthousiasmeren we een paar duizenden studenten uit het zesde leerjaar en de eerste graad van het middelbaar onderwijs. Chantiers Jeunes brengt de leerlingen op een speelse wijze in contact met de realiteit van de bouwnijverheid. Het initiatief laat hen een dag lang proeven van het leven van echte bouwvakkers. De leerlingen reageren enthousiast, maar er blijft werk aan de winkel. Vaak beslissen immers de ouders over de studiekeuze van hun kinderen. Hen ervan overtuigen dat het beroepsonderwijs een toekomstgerichte en bewuste keuze is, dat lukt niet via de eenmalige kennismaking van hun kinderen met de Chantiers Jeunes. Wanneer we een basisvak bouwpraktijk in het onderwijspakket kunnen laten opnemen, geraken ouders wellicht beter vertrouwd met de sector. Zo kan er langzaamaan een mentaliteitsverandering groeien, waarbij mensen praktijkvakken als gelijkwaardig aan intellectuele arbeid zien. Kiezen voor een bouwopleiding is dan niet langer minderwaardig.’ ‘Net omdat de motivatie van heel wat leerlingen in beroepsopleidingen te wensen over laat, loopt ook de doorstroming naar de werkvloer stroef. In Henegouwen startten we het voorbije jaar een succesvol initiatief om laatstejaarsstudenten te motiveren de stap naar de bouwsector te zetten. Daarbij halen we de leerlingen even uit hun normale ritme en omgeving en laten hen in gesprek treden met mensen uit de sector, ondernemers en vakbondsafgevaardigden. Naast algemene regels komt tijdens die interactie vooral de praktijk aan bod. We zien dat de studenten, geboeid door de verhalen, hun vooroordelen ten opzichte van werken in de bouw laten varen. Hoewel we maar net startten met dit initiatief, merken we al een positief effect. We hopen dat ons initiatief ook buiten Henegouwen navolging kent.’
48
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
“ Een eerlijk imago voor de bouwsector”
de bouw, een boeiende sector Te weinig jongeren kiezen vandaag voor een opleiding die voorbereidt op tewerkstelling in de bouw. Veel heeft te maken met het negatieve imago waarmee het technisch en beroepsonderwijs kampt. Al te vaak komt het voor dat jongeren pas voor een technische opleiding kiezen wanneer het algemeen secundair onderwijs hen te zwaar valt. En wanneer het in de technische studierichting nog moeilijk loopt, kiezen ze voor een beroepsrichting. Bitter weinig leerlingen kiezen vandaag uit overtuiging — omdat het beroep hen boeit — voor een vakopleiding. Binnen het onderwijs tonen de bouwrichtingen zich als het zwakke broertje. Bij de jongeren die voor een technische of beroepsopleiding kiezen, vormen degenen die kiezen voor een bouwrichting een minderheid. Heel wat jongeren, maar ook hun ouders, kennen de sector onvoldoende of hebben er een fout, bevooroordeeld beeld van. Daarom spelen ze liever op veilig en kiezen ze voor een studierichting die voorbereidt op werk in een sector die hen meer vertrouwd is.
een eerlijk imago
In het verleden werkte het FVB voor de sector grootse imagocampagnes uit: affiches, spandoeken, televisiespotjes, … moesten het publiek warm maken voor de bouwsector. Ondanks de investeringen bereikten die acties het verhoopte effect niet. De beeldvorming veranderde niet in die mate dat het de interesse voor bouwopleidingen betekenisvol vergrootte. In 2003-2004 — met het colloquium het jaar van de evaluatie — besliste het FVB om in de toekomst een andere weg in te slaan. In plaats van zich verder op het bredere publiek te richten, kiest het voor acties die jongeren aanspreken uit het zesde leerjaar van het lager onderwijs en de eerste graad van het middelbaar onderwijs. Wanneer kinderen op dat ogenblik voor de bouw kiezen, doen ze dat uit overtuiging. Ze maken een gemotiveerde keuze voor een beroep en komen niet in het bouwonderwijs terecht nadat ze eerder negatieve ervaringen opdeden in een andere studierichting.
49
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
De FVB-werking ingebed Bouwbedrijven financieren de werking van het FVB met een bijdrage die overeenkomt met 0,65 procent van de loonmassa die ze betalen. Die 0,65 procent onderstreept het belang dat de bouw hecht aan opleiding. Andere sectoren — die hun opleidingsfonds financieren met 0,2 of 0,4 procent — maken van vorming een minder uitgesproken prioriteit. De nadruk die de sector legt op scholing, bij- en omscholing weerspiegelt zich in het werk van het FVB. Het levert geen vrijblijvende inspanningen, maar engageert zich ten aanzien van de aannemers en hun werknemers — het Paritair Comité in de Bouw is opdrachtgever van het Fonds — om het vakmanschap in stand te houden en te stimuleren. Het FVB streeft dit na met een gefundeerd opleidingsbeleid dat zich richt tot werknemers, jongeren en werkzoekenden. Dit aanbod staat echter niet op zich. Het FVB trekt de grenzen van de sector open en zoekt aansluiting bij het federale, het Vlaamse en het Waalse beleid rond werkgelegenheid en vorming. De initiatieven van het Fonds vragen om een inbedding in het beleid. Die verankering versterkt het opleidingsbeleid van de bouwsector. Zo zorgen stimulerende en regelgevende maatregelen van de overheid ervoor dat bijscholing voor werknemers ingang vindt in een toenemend aantal bedrijven. De convenantwerking kon ook enkel het huidige niveau behalen doordat de bevoegde ministers van onderwijs en de onderwijskoepels zich bereid toonden om wederzijdse engagementen aan te gaan. Ook in de toekomst zal het FVB aansluiting zoeken op beleidsniveau, om zo onder meer de stagemogelijkheden in het bouwonderwijs uit te breiden en de integratie van bouwpraktijk in het lessenpakket van lager onderwijs en de eerste graad van het middelbaar onderwijs te realiseren.
50
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
“ Zowel jongeren als hun ouders leren de bouwsector kennen”
Om jongeren een overtuigde keuze voor de bouwsector te laten maken, moeten ze goed geïnformeerd zijn. Folders en andere toegankelijke informatiematerialen spelen hierbij een ondersteunende rol. Ze geven een overzicht van wat de bouw te bieden heeft, maar hun meerwaarde blijft beperkt. Ze reiken immers geen praktijkervaring aan. Daarom streeft het FVB naar een inbedding van het thema bouw in het lessenpakket. In samenwerking met het onderwijs wil het FVB bereiken dat leerlingen via hun leerkracht kennis kunnen maken met de sector. Het Fonds streeft ernaar dat bestaande didactische pakketten als Construis-moi une maison, Bouwblokken en Verboden de werf te betreden algemene ingang vinden in de zesde klas van de basisschool en de eerste graad van het middelbaar onderwijs. Wanneer goed opgeleide leerkrachten het thema overtuigend brengen, straalt dit af op het enthousiasme van hun leerlingen. Jongeren tussen twaalf en veertien jaar nemen belangrijke beslissingen als het kiezen van een studierichting niet alleen. Doorgaans hebben ouders hier een grote invloed op. Daarom plant het FVB ook te investeren in het informeren van ouders. Via brochures en informatie die ze op de school van hun kind of via het CLB krijgen, moeten ook zij ervan overtuigd geraken dat kiezen voor de bouwsector geen marginale, maar juist een sterke keuze is. Door zowel jongeren als hun ouders de bouwsector te leren kennen, moet stap voor stap het negatieve imago dat nu leeft, zich omvormen tot een eerlijk beeld.
een brug tussen onderwijs en bouwplaats Lang niet iedereen die afstudeert in het bouwonderwijs of een bouwopleiding achter de rug heeft, kiest effectief voor een loopbaan in de sector. Voor wie wel doorstroomt, verloopt het moeizaam. Binnen de drie maanden na afstuderen werkt slechts 25 procent in de bouwsector. Na één jaar stijgt dit percentage tot 35 procent en twee jaar later haalt het 50 procent. De oorzaak van het doorstromingsprobleem ligt grotendeels in de kloof die er heerst tussen onderwijs en werkvloer. Ondanks de praktijkopleiding blijft de realiteit van de bouwplaats de grote onbekende, waar het nieuwkomers niet gemakkelijk valt om er zich vlot te integreren.
51
HET FVB
52
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
“ Met 3 400 verschillende opleidingen is de sector ook voortrekker op vlak van bijscholing”
peterschap
Het FVB tracht de stap van schoolbank naar bouwplaats te verkleinen via peterschap. Jonge werknemers zonder ervaring kunnen gedurende het eerste jaar van hun loopbaan rekenen op een peter. Die ervaren vakman maakt de jongere wegwijs en leert hem of haar de knepen van het vak. ‘Peters kosten mijn onderneming geld’, redeneren zaakvoerders wel eens. Ze betalen niet alleen een prijs omdat de nieuwkomer nog niet het rendement haalt van een ervaren vakman, maar ook omdat een geoefende kracht een deel van zijn werktijd gebruikt om de jongere te begeleiden. Het FVB stelt hier tegenover dat nieuwkomers sneller integreren wanneer ze goed gecoacht worden, waardoor ze sneller het niveau halen van hun geoefende collega’s. Bovendien ondersteunt het Fonds bedrijven die peters inschakelen: ze ontvangen een eenmalige premie van 2 500 euro om het productiviteitsverlies van de peter te compenseren. In 2003-2004 telde het FVB in de bouwsector 226 peters voor 233 jonge werknemers. En de investering rendeert. Jongeren die hun eerste stappen in de bouw zetten onder de hoede van een peter, zijn trouwer aan de sector. 81 procent van hen blijft in de sector.
impulsen voor doorstroming
Peterschap volstaat echter niet om het doorstromingsprobleem aan te pakken. Niet alleen kiezen veel jongeren met een bouwdiploma op zak voor werk buiten de sector. Ook bij de startende vaklui met peter kiest 9 procent binnen het jaar voor een baan buiten de bouw. Het FVB oordeelt dat het beter kan wat betreft: •
de afstemming van het bouwonderwijs. Vandaag staat het bouwonderwijs nog te ver af van de realiteit op de bouwplaats. Bijsturing en uitbreiding van de convenantwerking moet tot een betere afstemming leiden;
53
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
De bouwsector zoekt jaarlijks 25 000 nieuwe vaklui
Totale verloop
Tewerkstelling
160.000
Verloop
25%
40.000 15%
10% 15%
Intern verloop
15.000
Uitstroom
25.000 11%
4%
Instroom
25.000
54
Sectorverlaters
Natuurlijk verloop
18.000
7.000
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
“ Nog te weinig werkgevers kiezen voor peterschap”
•
•
de bijsturing van het peterschap. Door de tussenkomst van het FVB levert peterschap de bouwbedrijven meer op dan het hen kost. Toch kiezen vandaag nog te weinig werkgevers voor een dergelijk begeleidingstraject voor nieuwe arbeidskrachten. Het FVB plant daarom een sensibiliseringscampagne die aannemers moet overtuigen van de sterkte van het systeem. Ook de opleiding bouwpeters zal het FVB verder promoten. Goede peters die een sterke begeleiding bieden, stimuleren immers de succesvolle integratie van de nieuwkomer. Om het de werkgevers te vergemakkelijken zal het Fonds de organisatorische en administratieve kant van het peterschapstelsel herbekijken, zodat het voor bouwbedrijven nog eenvoudiger wordt om peters in te schakelen. de informatieverstrekking aan laatstejaarsstudenten en beginnende werknemers. Zelfs wanneer jongeren een bouwopleiding achter de rug hebben, leeft er bij velen van hen nog een fout beeld over het werk in de sector. Ze beoordelen het als zwaarder, meer risicovol, slechter betaald, … dan andere jobs. Na de opleiding ontbreekt het de jongeren nog steeds aan correcte informatie. Daarom neemt het FVB het initiatief om bij zowel de laatstejaarsstudenten als de nieuwe bouwvaklui het beeld bij te stellen.
duurzame tewerkstelling Het tekort aan arbeidskrachten in de bouwsector situeert zich niet enkel op niveau van de instroom. Ook bij de actieve bouwvaklui zijn er moeilijkheden: te veel van hen keren hun beroep de rug toe en zetten hun loopbaan verder in een andere branche. Jaarlijks verandert 25 procent van alle werknemers uit de sector van werk. 15 procent daarvan gaat elders aan de slag. Uit onderzoek leert het FVB waar het probleem ligt. Naast aantrekkelijke werkaanbiedingen buiten de sector noemen bouwvaklui redenen als beperkte werkzekerheid, weinig bijscholingskansen en een gevoel van onveiligheid als oorzaak van hun omschakeling. Ook hier merkt het FVB dat het aankomt op een juiste beeldvorming. Zo neemt geen enkele sector dan de bouw meer maatregelen om de veiligheid van de eigen werknemers te beschermen en toch heerst er een subjectief onveiligheidsgevoel. Met zijn aanbod van 3 400 verschillende opleidingen is de sector ook voortrekker op vlak van bijscholing en biedt hij zijn werknemers boeiende doorgroeimogelijkheden. Bovendien wijst niets erop dat werken in een bouwondernemingen meer werkonzekerheid inhoudt dan in andere bedrijven.
55
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
Informatie voor nieuwkomers In 2003-2004 publiceerde het FVB De bouw beloont. Die folder en informatiemap geeft laatstejaarsstudenten in het bouwonderwijs een volledig overzicht van de voordelen waarop bouwvaklui kunnen rekenen en die werken in de sector interessant maken: premies en loonsbijslagen, extra steun bij arbeidsongeschiktheid, een voordelige vakantieregeling. Het FVB verspreidde tijdens het voorbije werkjaar 75 000 folders en 18 000 informatiemappen. Jongeren vinden er correcte en overzichtelijke informatie in terug die afrekent met het diepgewortelde vooroordeel dat er in de bouwsector alleen maar hard moet worden gewerkt, zonder dat werknemers veel mogen terugverwachten. De bouw beloont benadrukt dat de bouw een eerlijke sector is, die aandacht heeft voor de werkomstandigheden, de verloning en de mogelijkheden voor werknemers om zich verder te ontplooien.
56
HET FVB
IN
2003-2004
EEN
AANTREKKELIJKE BOUWSECTOR
“ Goede jobinformatie motiveert bouwvaklui”
Het FVB streeft naar een verhoogd inzicht bij de werknemers. Ze moeten over correcte en volledige informatie kunnen beschikken. De eerste manier waarop het FVB dit wil realiseren is via het verhogen van de betrokkenheid bij het opstellen van de individuele opleidingsplannen. Werknemers moeten het bijscholingsaanbod niet alleen kennen, ze moeten ook geïnformeerd zijn over het nut en doel van de verschillende opleidingen. Goede informatie motiveert bouwvaklui en stelt hen in staat om het eigen opleidingsplan mee op te stellen. Die betrokkenheid straalt af op hun werk. Bij het opstellen van hun individuele opleidingsplan staan ze immers stil bij het eigen werk, de kwaliteit ervan en de mogelijkheden om dit te verbeteren.
57
V.u. Eddy Devos, Koningsstraat 45, 1000 Brussel
Het FVB kan zijn taak realiseren dankzij een nauwe samenwerking met tal van opleidingspartners:
Vlaams gewest
Waals gewest
Brussels hoofdstedelijk gewest
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB) Koningsstraat 45 1000 Brussel tel. 02-210 03 33 fax 02-210 03 99 www.debouw.be
FVB Oost-Vlaanderen Tramstraat 59 9052 Zwijnaarde tel. 09-338 55 10 fax 09-338 55 19 contactpersoon: Geert Gille
[email protected]
FVB Antwerpen Theodoor Van Rijswijckplaats 8 bus 4 2000 Antwerpen tel. 03-224 78 10 fax 03-224 78 19 contactpersoon: Frank Van Dessel
[email protected]
FVB Brussel en Vlaams-Brabant Koningsstraat 45 1000 Brussel tel. 02-210 03 94 fax 02-210 03 37 contactpersoon: Luc Defrijn
[email protected]
FVB Limburg Kunstlaan 20 – 4e verdieping 3500 Hasselt tel. 011-30 12 40 fax 011-22 63 19 contactpersoon: Monique Hens
[email protected]
FVB West-Vlaanderen Stationsstraat 2 bus 7 8500 Kortrijk tel. 056-24 55 41 fax 056-24 55 45 contactpersoon: Tatjana Samaey
[email protected]