Rotterdam Bioport Naar meer, betere en verantwoorde biomassa als grondstof voor de biobased economie In 2010 beschreef het RCI zijn ambities op het gebied van biomassa, onder de titel ‘Biomassa in de Rotterdamse haven’. Centraal daarin stond de bijdrage van biomassa aan het halen van CO2-reductie. Het doel is nog steeds actueel, maar er is ook veel veranderd. Rondom biomassa ontstaan nieuwe vragen en ook de markt en het beleid veranderen. Het RCI is ervan overtuigd dat je het bouwen aan de biobased economie op een heel goede manier kunt doen, maar ook op een slechte manier. In dit document beschrijven de RCI-partners hun positie en aanpak om de biobased economie verder te ontwikkelen. Daarnaast worden de belangrijkste issues rond biomassa beschreven (in de groene blokken) met daarbij de visie van het RCI op die issues. Rotterdam biedt zich nationaal en internationaal aan als experimenteergebied waar ruimte is voor pilots en het ontwikkelen van nieuwe concepten. Maar waar ook de noodzakelijke opschaling van processen op industriële schaal plaatsvindt. Op de Tweede Maasvlakte is 80 hectare gereserveerd voor een biobased cluster. Hier krijgt de biobased economie concreet gestalte en wordt in de praktijk geleerd. De drie toepassingen van biomassa (voor energie, biobrandstoffen én groene chemie) worden in samenhang ontwikkeld, zodat de synergie tussen die drie optimaal gebruikt kan worden. Het RCI nodigt bedrijven, kennisinstellingen, overheden en natuur- en milieu-organisaties uit om in gesprek te blijven en om mee te bouwen aan de biobased economie. Door het bij elkaar brengen van verschillende betrokken partijen, hoopt het RCI ontwikkelingen te kunnen versnellen.
Macro-economisch effect Het macro-economische effect van overschakeling op een biobased economie voor Nederland is moeilijk te becijferen. De eerste pogingen laten echter een duidelijk positief effect zien. In 2013 liet het energietransitie-platform Groene Grondstoffen een macro-economische verkenning van de biobased economie uitvoeren. Een van de hoofdconclusies luidde: ‘All bio-based scenarios have a positive effect on the trade balance of the Netherlands. In 2030 the net (positive) impact compared to the baseline developments simulated by LEITAP are about 2000 (LowTech scenario) to 4000 (HighTech scenario) million € per year.’
De biobased economie kan een van de pijlers vormen voor groene groei . Dat is de visie van ons Kabinet. Biobased economie is gouden kans voor economie , zo ziet VNO/NCW het.1 De biobased economie is de overgang van een economie die louter draait op fossiele grondstoffen naar een economie die ook draait op biomassa als grondstof. Rotterdam biedt de mogelijkheden om dit concreet gestalte te geven. Het Rotterdamse haven- en industriecomplex is optimaal geëquipeerd voor de productie, handel en logistiek van energie (warmte en elektriciteit), brandstoffen en chemie. Op alle drie die sporen stimuleert het Rotterdam Climate Initiative (RCI) de transitie naar de biobased economie. Door juist díe grondstoffenstromen te stimuleren en faciliteren, die het beste aansluiten bij deze regio. Een groot deel van de biomassa die in de toekomst naar Europa komt, zal via Rotterdam binnenkomen en daar ook deels bewerkt, verwerkt en doorgevoerd worden. De Rotterdamse haven is nu al koploper in biomassa voor energie en biobrandstoffen, en ontwikkelt zich tot dé ‘bioport’ voor Noordwest-Europa. Die ontwikkeling van de biobased economie is al in volle gang en is een majeure opgave. Het moet duurzaam en verantwoord en ook in meer praktische zin is er nog een lange weg te gaan. Hoe zorgen we voor voldoende aanvoer van biomassa die concurrerend is qua prijs? Hoe krijgen we bedrijven zover dat ze willen investeren in nieuwe ontwikkelingen? En hoe krijgen we afnemers en burgers zover dat ze om groene producten vragen? De RCI-partners werken hier samen met anderen aan.
Waarom? Met het programma Rotterdam Bioport draagt het RCI bij aan het nationale doel om te komen tot 14% duurzame energie in 2020 (oplopend tot 16% in 2023) en aan de doelstelling van de Europese Commissie om in 2050 80% CO2 te reduceren (ten opzichte van 1990). Daarnaast draagt het bij aan nationale doelen op het gebied van duurzame mobiliteit, vergroenen van de productieprocessen en het creëren van groene banen.
Duurzaamheid
CO2-reductie centraal
De gebruikte biomassa moet duurzaam zijn. Dat staat buiten kijf. Inzet mag niet strijdig zijn met voedselproductie, en moet voldoen aan hoge wettelijke eisen voor natuur en duurzaamheid.
RCI is voorstander van het sturen op CO2-reductie als mechanisme, bij alle toepassingen van biomassa. Biomassa wordt ingezet om klimaatverandering tegen te gaan2, dan moet dat effect ook aangetoond zijn. In zijn recente brief aan de Tweede Kamer over cascadering, bevestigt minister Kamp dat het CO2-doel, 40% emissiereductie in 2030, centraal moet komen te staan in het Europese klimaat- en energiebeleid. Hij ziet in bio-energie één van de bouwstenen voor de transitie naar een klimaatneutrale economie in 2050.3 Het uitgangspunt is simpel: bomen en planten nemen tijdens de groei CO2 uit de atmosfeer op, die bij het verbranden weer vrij komt. Idealiter is er evenwicht tussen opname en uitstoot, maar in de praktijk bestaat er verschil in klimaatwinst, o.a. door verschil in herkomst en in de hoeveelheid energie die verbouwen en verwerken kost. Een recent onderzoek toont aan dat de meest voor komende stromen van houtpellets uit Canada en het Zuidoosten van de Verenigde Staten significante CO2-winst laten zien.4
2
Ook voor Rotterdam zelf is de ontwikkeling van een biobased economie onmisbaar om de uitstoot van CO2 fors te verminderen. Het bijstoken van biomassa in elektriciteitscentrales levert in 2025 een vermindering van de CO2-uitstoot van 2,4
Ruud Lubbers, erevoorzitter RCI:
megaton op. Om dat te realiseren wordt in dat jaar dertien petajoule elektriciteit opgewekt met biomassa. Dat vraagt om voldoende biomassa, die voldoet aan breed geaccepteerde duurzaamheidscriteria. Maar bijstook is slechts één onderdeel. Daarnaast werkt het RCI aan meer en betere biobrandstoffen. En aan de vervanging van fossiele grondstoffen voor de chemische industrie, ofwel groene chemie. Waarom is dit alles gewenst? Omdat de vraag naar energie groot is en nog verder zal toenemen. Het International Energy Agency (IEA) voorspelt dat het energieverbruik wereldwijd blijft groeien, met een toename van circa 33% in 2035 ten opzichte van 2011.5 Ondanks dat het aandeel fossiele bronnen licht af zal nemen leidt dit tot meer uitstoot van CO2 en tot klimaatverandering. De stijgende energievraag moeten we daarom combineren met een forse vermindering van de CO2-uitstoot. Dat vraagt om een andere omgang met energie, ofwel een transitie. In alle gezaghebbende studies en scenario’s over die energietransitie heeft biomassa een prominente rol, naast vergaande energiebesparing, zonne- en windenergie en CO2-opslag en –hergebruik. De rol van biomassa is groot en uniek omdat met biomassa negatieve emissies behaald kunnen worden.6 Naast de gewenste energietransitie draagt de biobased economie bij aan ‘resource efficiency’, ofwel het goed met grondstoffen omgaan en deze optimaal gebruiken voor verschillende doeleinden. Kenmerkend voor de biobased economie is een geïntegreerde aanpak waarbij reststromen ingezet worden als grondstoffen. Last but not least is er een economische noodzaak om de biobased economie te ontwikkelen. Het RCI combineert klimaatactie nadrukkelijk met het benutten van
Welk scenario Nederland ook kiest om de uitstoot van CO2 fors te reduceren, de inzet van biomassa is altijd nodig. En als íets me de afgelopen jaren duidelijk is geworden, dan is het dat biomassa aan het door breken is. Dat gebeurt vanuit de praktijk. Door bedrijven die mogelijkheden zien, die willen werken aan verduurzaming en daarvoor grote investeringen doen. Dat moeten we toejuichen en ondersteunen. Als wij erin in slagen om initiatieven te ondersteunen met nieuwe kennis en stimulerend beleid, én als we erin slagen om de benodigde randvoorwaarden te creëren zonder de daadkracht in de weg te staan, dán kunnen we afzonderlijke initiatieven samen smeden tot de biobased economie.
economische kansen. Zo ontstaat er op dit moment een marktvraag naar bioplastics, bij bedrijven zoals Danone en Coca Cola. Coca Cola vraagt de industrie om flesjes te produceren uit biomaterialen. Dit leidt tot nieuwe, innovatieve technologiën, waarmee Rotterdam zich op een groene manier kan onderscheiden van andere regio’s, die dichtbij goedkope grondstoffen zoals olie en gas zitten.
Food-fuel
Certificering
Plantaardig materiaal wordt van oudsher gebruikt als voedsel voor mens en dier en als energiebron. De biobased economie voegt hier biobrandstoffen en bio chemicaliën aan toe. Enkele jaren geleden, toen er een piek was in de voedselprijzen, ontstond het ‘food-fuel debat’. Dit draait om de veronderstelde concurrentie van biobrandstoffen met voedselproductie. Inmiddels is gebleken dat de fluctuatie van de voedselprijzen geen verband houdt met de productie van biobrandstoffen. Het RCI vindt dat de productie van biobrandstoffen nooit ten koste mag gaan van de voedselvoorziening. Inmiddels ontstaan in de maatschappelijke discussie ook oplossingsrichtingen in het food-fuel debat, zoals het koppelen van biobrandstofproductie aan landbouwverbetering en ‘good governance’ in de biomassaketen.
Discussies rond de duurzaamheid van biomassa hebben geleid tot veel aandacht voor certificering. RCI is een verklaard voorstander van certificering, normering en standaardisering, voor alle biomassa, op Europees niveau. Alleen dan ontstaat er een level playing field op Europees niveau en kan voorkomen worden dat bruikbare biomassa naar landen gaat die minder strenge duurzaamheidseisen stellen.
3
Duurzaam en verantwoord
Pex Langenberg, wethouder Haven, Duurzaamheid, Mobiliteit en Organisatie in Rotterdam:
Hiervoor is uitgelegd waarom de opkomst van een biobased economie gewenst is. Maar het moet wel op een verantwoorde manier. Er is geen onderwerp dat zoveel discussies oproept. Is het duurzaam? Levert het voldoende CO2-reductie op? Concurreert het niet met voedsel? Gaat het niet ten koste van de natuur (oerbossen en wetlands)?
De bijdrage van biomassa aan het oplossen van het klimaatprobleem is evident. Het leidt tot minder uitstoot van CO2 en een betere lokale luchtkwaliteit. Absolute randvoorwaarde is daarbij dat het op een duurzame en verantwoorde manier gebeurt. Als we er niet in slagen om oplossingen te vinden voor vraagstukken rondom voedsel en natuur, dan moeten we het niet doen. Wij zijn ervan overtuigd dat die oplossingen er zijn en werken daar zelf aan mee. We zetten actief stappen en dragen suggesties aan voor oplossingen die in de praktijk getoetst worden.
Dat biomassa duurzaam moet zijn staat buiten kijf. Het RCI heeft niet op alle vragen antwoorden, maar is zelf als publiekprivaat samenwerkingsverband onderdeel van het netwerk dat werkt aan oplossingen. De aanpak is erop gericht om in de praktijk te leren, zonder onomkeerbare stappen. RCI werkt aan aanpakken die de markt optimaal stimuleren om de beste techniek in te zetten en tegelijkertijd de effecten die we voorstaan daadwerkelijk te dienen. Uitgangspunten: • Alle biomassa voldoet aan wettelijke eisen, normering en certificering. • De inzet van biomassa vormt een integraal onderdeel van de klimaataanpak en wordt steeds bekeken op de vraag of het daadwerkelijk bijdraagt aan CO2-reductie. • Aandacht voor ‘verwaarding’: inzet van de beschikbare grondstoffen daar waar het de meeste waarde heeft. • Extra productie en landgebruik voor biomassa dient opgevangen te worden door optimalisatie van de landbouwproductiviteit, zodat de opbrengst per hectare wordt verhoogd, zonder schadelijk effect van de gronden (de nutriëntenkringloop sluiten). • Inzet op een benadering waarbij de productie van voedsel, materialen en energie op een geïntegreerde manier worden benaderd. De RCI-partners kunnen dit niet allemaal zelf, daarom wordt samenwerking gezocht met bedrijven, overheden, kennisinstituten en natuur- en milieuorganisaties.
1
2
3
4
Visualisaties van de Havenvisie2030
BIOBASED CHEMIE ONTWIKKELEN
• • • • • •
Stimuleren van de productie van tweede generatie biobrandstoffen. Ontwikkelen van tweede en derde generatie bio-based chemie, die aansluit bij het bestaande industrieel cluster. Realiseren van een synthesegascluster op basis van biomassa, kolen en olieresidu met CCS (CO2-opvang en -opslag). Importeren van gecertificeerde biomassa. Verlagen van de importheffingen op grondstoffen voor biobased chemie. Doorontwikkelen van enzymtechnologie voor de productie van biobrandstoffen en chemicaliën.
Volume De omslag naar een biobased economie vraagt om een gestaag groeiende hoeveelheid beschikbare duurzame biomassa in Rotterdam. Veel is nodig voor energieopwekking, maar ook de vraag naar biomassa voor luchten scheepvaart en feedstock voor chemie zal toenemen. Het is zaak te zorgen dat de juiste biomassa, in voldoende volumes en met flexibiliteit in bronnen van oorsprong op de markt komt, tegen concurrerende prijzen. Inzet van biomassa voor energie speelt een belangrijke rol bij de marktontwikkeling van biomassa: capaciteit opbouwen; zorgdragen voor aanvoer, op- en overslag; opzetten van de handelsfunctie en infrastructuur; certificering op orde krijgen. Want het is díe biomassa (lignocellulose) die straks ook nodig is voor advanced biofuels.
4
Waar willen we naartoe? Rotterdam zorgt voor een continue en betrouwbare voorziening van energie voor de haven, de regio, Nederland en Noordwest-Europa. Al sinds het begin van de 20ste eeuw worden in Rotterdam omvangrijke olie- en kolenstromen overgeslagen en in de haven en het (Europese) achterland verwerkt tot elektriciteit, brandstoffen en chemische producten. Om deze positie te behouden en tegelijkertijd bij te dragen aan de benodigde energietransitie, is een verandering ingezet. Voor de komende jaren heeft het RCI een actieplan opgesteld, over hoe de Rotterdamse regio bijdraagt aan het realiseren van de doelen zoals geformuleerd in het nationale Energieakkoord. Het programma Rotterdam Bioport is hierin een van de zeven speerpunten.7
Maïs voor de koe, of? Je kunt maïs aan de koe geven. Maar veel efficiënter is het om de maïs door bioraffinage om te zetten naar proteïnes (voor veevoer), ethanol (voor bio brandstoffen en groene chemie), en CO2 (voor tuinbouw). Dat is een voorbeeld van ‘resource efficiency’.
In hoe Rotterdam zich op langere termijn ontwikkelt tot schone, groene en gezonde wereldhavenstad, geeft de Havenvisie2030 inzicht. De ontwikkeling van een biobased cluster is een essentieel onderdeel van die visie. Het is uitgewerkt in concrete acties rondom productie van biobrandstoffen en biobased chemie, het importeren van (gecertificeerde) biomassa en het ontwikkelen van nieuwe technologiën zoals enzymtechnologie voor de productie van biobrandstoffen en chemicaliën. De visie op de omgang met grondstoffen is samengevat in vier woorden: use, reduce, recycle, replace.
Bio-Stoom
Voor de nog langere termijn (tot 2100) liet het Havenbedrijf de modellen van de Club
Binnen de chemische industrie worden de mogelijkheden bekeken van het opwekken van stoom met biomassa. Op deze manier draagt de sector bij aan het halen van de doelstelling voor duurzame energie. Een voorwaarde om dit op grote schaal te kunnen doen is dat er zekerheid is over duurzaamheidsciteria waaraan de biomassa moet voldoen. De nieuwe SDE (stimuleringsregeling duurzame energie) voor industriële biomassa kan helpen om investeringen haalbaar te maken.
van Rome toepassen op de Rotterdamse context. De Club van Rome houdt zich sinds de publicatie van ‘Grenzen aan de Groei’ (1972) bezig met de lange termijneffecten van factoren zoals bevolkingsomvang, voedselproductie, milieu, beschikbaarheid van grondstoffen en energie. Drie groeiscenario’s zijn voor Rotterdam uitgewerkt voor de thema’s energie, voedsel en grondstoffen.8 De conclusie luidt dat lange termijn economische groei vraagt om een verschuiving van groei die gebaseerd is op lineaire productie en transport, naar een model dat zorgt voor toegevoegde waarde met minder grondstoffen. Biomassa speelt een belangrijke rol bij de toekomstvisie volgens de Club van Rome: mits Rotterdam gaat voor hergebruik en zich richt op biomassa, kan de haven na 2040 doorgroeien. Wil Rotterdam op lange termijn een motor voor de Nederlandse welvaart blijven, dan is het zaak om nu al te beginnen met een omwenteling, waarbij retourstromen een deel van de wegvallende transportbewegingen opvangen. Het advies is om op regionaal niveau een routekaart te ontwikkelen voor duurzame biomassa en aandacht te geven aan de ‘circulaire economie’. En om vast te houden aan de doelen van het RCI en de realisatie te versnellen.
Bij- en meestoken bij kolencentrales Wie strategisch kijkt naar energie-voorzieningszekerheid, spreidt de risico’s. Daarom spelen kolen een rol in onze energievoorziening. De CO2-uitstoot die dat tot gevolg heeft, kan verminderd worden door bij- en meestook van biomassa. Kolenvervanging is de meest efficiënte manier om CO2 uit de lucht te halen. Bij- en meestook draagt ook bij aan marktontwikkeling (zie het kopje ‘volume’). Als de capaciteit geleidelijk opgebouwd wordt, kan gebruik van kolen op termijn worden teruggedrongen en kan de biomassa ingezet worden voor dan ontwikkelde nieuwe toepassingen. RCI vindt dat je nu moet bijstoken en CO2 uit de lucht moet halen en tegelijkertijd de fundering moet leggen voor de geleidelijke overgang naar meer en betere biobrandstoffen en chemische toepassingen.
5
Jeroen van der Veer, voorzitter van de adviesraad van het RCI:
Strategie Als succes zich op de langere termijn niet laat afmeten aan volume maar aan toegevoegde waarde, als Rotterdam wil blijven voorzien in een energievoorziening en
Regelmatig spreek ik over de biobased economie. Over de kansen die dat biedt, als pijler voor groene groei. Voor mij is dat logisch, anderen zijn soms verrast. Zij verwachten niet dat iemand die is opgegroeid in de fossiele industrie de overgang naar ‘biobased’ stimuleert. Hen roep ik op om eens te wisselen van perspectief. Dat laat grote kansen zien voor de biobased economie. Dat is niet van vandaag op morgen geregeld. Maar om van A naar B te komen moet je altijd beginnen met de next steps. Die worden nu al volop gezet in de Rotterdamse haven.
daarvoor een belangrijke plaats ziet voor biomassa, welke aanpak is dan nodig? RCI zet in op het schoner maken van de fossiele energiestromen en sorteert tegelijkertijd voor op nieuwe ontwikkelingen en industrieën. Daarbij wordt de term ‘comparatief voordeel’ van de regio gebruikt. Voor het bijdragen aan duurzaamheid maakt het niet uit waar alternatieve energie wordt opgewerkt, CO2-emissies worden beperkt of brand- of grondstoffen worden bespaard. Daarom wordt gekeken naar die projecten die in deze regio qua duurzaamheid het meeste voordeel bieden. Rotterdam biedt een ideaal vestigingsklimaat voor de biobased economie, vanwege de aanwezigheid van energiecentrales, de voedingsmiddelenindustrie, agroindustrie, (petro)chemische industrie en vele leveranciers van basisvoorzieningen voor de industrie. Er is kennis over marktontwikkelingen, financiering, certificering, logistiek, research en development. Er zijn spelers die innovaties op gang kunnen brengen en daarin investeren. En de biobased economie kan rekenen op de al aanwezige logistieke en handelsfaciliteiten in de haven. De clustering van bedrijven biedt in het Rotterdamse haven- en industriecomplex de mogelijkheid om bestaande én nieuwe industrie duurzamer te maken. Het bijmengen van bio-grondstoffen bij bestaande fossiele brandstoffen en chemische productie is bovendien kosteneffectief. Dát is het comparatieve voordeel van deze regio. De strategie laat zich als volgt samenvatten: 1. Stimuleren van de ontwikkeling van de biobased economie als een drieluik van energie (warmte en elektriciteit), brandstoffen en chemie. De drie werelden van dat drieluik zijn hier aanwezig. Het zijn drie samenhangende markten die gebruik
Steven Lak, voorzitter van Deltalinqs:
maken van dezelfde grondstoffenstromen. De reststroom van de één is grondstof voor de ander. 2. Toepassen van een ketenbenadering en werken in clusters van activiteiten,
Rotterdam heeft een uitstekende uitgangssituatie voor de biobased economie, door de aanwezigheid van chemische industrie, infrastructuur, logistiek en kennis. Samen met de bedrijven proberen wij projecten van de grond te krijgen, om pilots en nieuwe concepten op te werken tot industriële schaal. Over de volle breedte van de biobased economie, van bio kerosine tot bioplastics. Daarbij moeten we voorkomen dat mooie initiatieven gesmoord worden in regeltjes. Zorgen dat investeringen die hier gedaan worden ook hier hun vruchten afwerpen. En dat ideeën daadwerkelijk leiden tot een sluitende business case.
6
met hergebruik van reststromen. Op de Tweede Maasvlakte komt alles samen, in het biobased cluster. Daar biedt Rotterdam een basisinfrastructuur, met ondersteunende services, utilities en logistiek. Bestaande ‘supply chains’ kunnen worden ingezet om de transitie mede mogelijk te maken en om nieuwe technologieën de ruimte te bieden. 3. Bioraffinage ontwikkelen als de sleutel om goed met grondstoffen om te gaan. Aan de voorkant één of meerdere grondstoffenstromen, die voor meerdere doelen inzetbaar zijn. Aan de achterkant verschillende producten. 4. Werken aan grote projecten, met mogelijkheden tot opschaling naar demonstratie- en commerciële schaal. Vanuit nieuwe maar zeker ook vanuit bestaande fabrieken. Opschaling is noodzakelijk, wil biobased industry levensvatbaar zijn. 5. Kleinere, innovatieve ontwikkelingen stimuleren via Plant One, Clean Tech Delta en samenwerking met kennisinstellingen. Innovaties zitten vaak in niches die soms pas decennia later de gewenste schaal bereiken. Bedrijven moeten tijd krijgen om de stap van niche naar mainstream te maken.
Werkwijze en rollen
Voorbeelden van synergetische effecten
Rotterdam presenteert zich op nationaal en Europees niveau als experimenteer gebied, waar ruimte is voor pilots en het ontwikkelen van nieuwe concepten. Maar waar ook de noodzakelijke opschaling van processen op industriële schaal plaatsvindt. Hier krijgt de biobased economie concreet gestalte en wordt in de praktijk geleerd. Het RCI is vanuit deze positie in staat om twee werelden bij elkaar te brengen, die van de theorie en de praktijk. Er is een top downbenadering van de biobased economie, waarbij nagedacht wordt over zaken zoals scenario’s, lange termijnvisies, potentieel berekeningen en (soms theoretische) discussies rondom relevante issues. Daar tegenover staat de bottom upbenadering, waarbij vanuit de praktijk gewerkt wordt aan zaken zoals soorten biomassa, kosten, life cycle analyses en certificaten. Beide werelden zijn onmisbaar maar ze ontmoeten elkaar vaak moeilijk. Voor het RCI is het belangrijk om de grenzen van beide werelden te herkennen en bij elkaar te brengen. RCI stelt zich als publiekprivaat samenwerkings verband op als intermediair om betrokken partijen aan elkaar te verbinden om zo ontwikkelingen te versnellen. Dit kan alleen wanneer er sprake is van een lerende werkwijze: werken naar een doel, bewust van de risico’s, zonder onomkeerbare stappen en met flexibiliteit om op basis van nieuwe inzichten bij te sturen. Niet afwachten tot alle barrières en vraagstukken zijn opgelost maar nu, vandaag, beginnen. RCI ziet voor zichzelf de volgende rollen:
• Neste Oil is een large scale fabriek voor de productie van NextBTL, die ook biopropaan levert, dat ingezet kan worden in de chemie of als brandstof. • Abengoa, Europa’s grootste bio-ethanolfabriek, levert tevens CO2 aan de kassen in het Westland en DDGS (‘Distiller’s Dried Grains with Solubles’) voor veevoeder. • Biopetrol levert naast bio diesel ook glycerine als grondstof voor de farma ceutische industrie. • Argos Oil importeert rest stromen waaronder UCO (‘Used Cooking Oil’), dat bijgemengd wordt bij diesel.
• Faciliteren van bedrijven door het bieden van logistieke verbindingen, energie infrastructuur en andere utilities, zodat zij zich op hun core business kunnen richten. • Business opportunities benutten: flexibel inspringen op nieuwe mogelijkheden
Energie efficiency
door bijvoorbeeld nieuw ontwikkelde technologieën. Onderhouden van contacten met bedrijven en hen stimuleren om projecten op te zetten. • Beschrijven van ambities en de randvoorwaarden, opbouwen van benodigde kennis. • Issues oppakken die op bedrijfsniveau lastig zijn, zoals duurzaamheid in de keten (meer in het bijzonder land-, water- en nutriëntengebruik). • Profileren Rotterdam als gebied waar biobased economie vorm krijgt. • Agenderen van thema’s die voor de bedrijven belangrijk zijn, invloed uitoefenen op zaken waarvoor RCI zelf niet aan zet is.
In veel processen vraagt de conversie van biomassa meer energie dan fossiele grondstoffen. Koppeling aan warmte-infrastructuur is van belang. De biobased economie is pas economisch haalbaar, wanneer alle stromen van waarde gemaakt kunnen worden.
Resource efficiency Tussen de drie werelden (energie, brandstoffen, chemie) bestaat een synergetisch effect, maar er kan ook een competitief en zelfs een tegenwerkend effect zijn. RCI onderstreept het belang van verwaarding: biomassa moet in het kader van resource efficiency optimaal worden ingezet, in een geïntegreerde aanpak. In dit verband wordt ook de term ‘cascademodel’ gebruikt. Over de praktische werking daarvan verschillen de meningen. Volgens sommigen draait het om prioriteiten: geen biomassa voor energie gebruiken ten koste van voedsel en chemie. Voor anderen draait het om en-en: zonder het gebruik van reststromen voor energietoepassingen is groene chemie onrendabel. Hoe de interactie tussen bio-energie, biobrandstoffen en groene chemie er precies uitziet, zal door de markt bepaald worden. Het zal waarschijnlijk een combinatie zijn van energie, brandstoffen en chemie. In zijn recente brief aan de Tweede Kamer over cascadering schrijft minister Kamp ook dat het de voorkeur heeft om de biomassa zo hoogwaardig mogelijk in te zetten. Hij geeft daarbij echter ook aan dat het vanwege de grote variatie in biomassasoorten en –toepassingen niet mogelijk is om een blauwdruk te geven voor cascadering van biomassa.9
7
Ahmed Aboutaleb, burgemeester Rotterdam en voorzitter van de Board van het RCI:
Wat is er al, wat gebeurt de komende jaren? Dat de biobased economy in Rotterdam al een werkend concept is, blijkt uit de cijfers:
Rotterdam is samen met andere partijen in de regio uitstekend uitgerust om de biobased economie gestalte te geven. We hebben het innovatieve vermogen en de kennis in de stad en de beste opties in de haven om de inzet van biomassa voor chemie, transport en energie gestalte te geven. Die combinatie maakt ons uniek
Biobrandstoffen in Rotterdamse haven
in 2012 steeg de doorvoer van biobrandstoffen met een kwart, naar een totaal van zes miljoen ton. Maar het is ook in de werkelijkheid te zien. Bij de aanleg van de Tweede Maasvlakte is 80 hectare gereserveerd voor de komst van biobased bedrijven. Nieuwe biobased bedrijven vormen samen met de bestaande fabrieken een cluster waarin de reststromen van de één de grondstoffen voor de ander vormen. Plant One voorziet in de behoefte aan een schakel tussen projecten op laboratoriumschaal en commerciële schaal. Op www.portofrotterdam.com/bioport vindt u een actuele kaart met biobased initiatieven in de regio.
1 1
1 1
2
2
Overslag 2011-2012 (in miljoenen
2
metrische tonnen) 2011
3
2011
2012
2012
1,1
0,6
0,7
0,7
ETBE
0,25
0,4
0,2
0,4
Biodiesel
1,2
1,2
2,1
1,8
Totaal
2,55
2,2
3,0
2,9
3
1 4
Lossen Laden Lossen Laden Ethanol
1
2
9 4
3
Bron: Havenbedrijf Rotterdam, maart 2013.
3
5 2
3
Flexibiliteit
Generaties
De chemie gebruikt kolen, gas, olie en ook biomassa als grondstof. De keuze wordt bepaald door de prijs van de grondstof en de technolo gische conversiemogelijk heden. Flexibiliteit in grondstofkeuze is een competitief voordeel en is een onderdeel van de strategie om bedrijven aan Rotterdam te binden.
Er wordt vaak onderscheid gemaakt in generaties van biogrondstoffen. Waarbij met 1e generatie met voedsel concurrerende soorten worden bedoeld, met 2e reststromen en met 3e innovaties op basis van bijvoorbeeld algenkweek. Het RCI vindt andere criteria zinvoller, zoals de CO2-winst (zie het kopje ‘CO2-reductie centraal’) en de vraag of er een alternatief voorhanden is of niet. Zo zijn er voor opwekking van elektriciteit alternatieven, voor warmte minder. Een andere relevante vraag is of een grondstof die ook als voedsel gebruikt kán worden, daadwerkelijk concurreert met voedsel. Zo worden er al plastics (polymeren) gemaakt op basis van suikerbieten. In Nederland is er voldoende areaal voor de benodigde suikerbieten en de Nederlandse suiker kan een belangrijke grondstof worden voor de industrie. Dit wordt echter gelimiteerd door het Europese suikerquotasysteem. Als die limitering opgeheven wordt, is er meer dan voldoende grondstof voorhanden. En bewezen technologie wordt gebruikt, terwijl de zogeheten 2e generatie nog in de kinderschoenen staat. RCI is voor het stimuleren van innovatie maar stimuleert tegelijkertijd bewezen technologie.
8
5
8
TEST
4 4
5 5 4
7 6
6 2
De RCI-partners zoeken met het bedrijfsleven naar business development opportunity’s, bouwen kennis op en oefenen invloed uit op anderen, voor zaken waarvoor het RCI niet zelf aan zet is. Voor de monitoring van activiteiten wordt aangesloten bij de uitvoeringsagenda van de Havenvisie2030 en de Duurzaamheidsmonitor Rotterdam.
Acties / projecten voor de komende jaren10 Business development opportunity’s: • Stimuleren van de aanvoer van biomassa. Door uitbreiding van op- en overslagfaciliteiten (vijf nieuwe loodsen), en door afspraken te maken met grote afnemers/producenten om Rotterdam als ‘preferred port’ aan te merken en dit te bekrachtigen in ‘Letters of Intent’. Hierbij besteedt RCI vanzelfsprekend aandacht
De entree van Plant One
aan de duurzaamheid van de herkomst. • ‘Plug&Play-utilities’ en logistiek aanleggen, om bedrijven te stimuleren zich op de Tweede Maasvlakte te vestigen. Het Havenbedrijf legt een infrastructuur aan, waar een bedrijf op in kan ‘pluggen’ voor de benodigde ‘utilities’ en logistiek. Dit ontzorgt de bedrijven, die zich dan op hun core business kunnen richten. • Initiëren van ‘Waste to biofuel’-projecten, waarbij partijen nieuwe manieren verkennen om (regionale) reststromen te gebruiken voor productie van biobrandstoffen. • Verwaarden/valoriseren van biomassa (bioraffinage concepten). Er is een aantal potentiële waardeketens, ofwel reststoffen, die weer waarde kunnen krijgen als grondstof. Door deze ketens van begin tot eind te analyseren ontstaat een conceptueel design dat inzicht geeft in welke keten het beste in het aanwezige cluster past. Hiervoor worden projecten uitgewerkt, zoals een onderzoek naar de haalbaarheid van verwerking van ‘woody biomass’.
Landgebruik
Duurzame landbouw
Indirecte veranderingen in het landgebruik als gevolg van biomassaproductie, wordt ‘indirect land use change’ (ILUC) genoemd. Dat is een breed probleem, dat overigens alle landbouwactiviteit en alle landgebruik betreft. Biomassa is daar slechts een deel van. Zonder oplossing voor ILUC komt de biobased economie niet van de grond. RCI kan dat probleem niet zelf oplossen maar draagt er met haar ILUC-preventieproject wel aan bij. Dat project is gericht op meer, maar tevens betere biomassa (zie onder het kopje ‘wat gebeurt er de komende jaren?’). Het geeft op basis van een aantal bedrijfscases informatie over o.a. maatregelen die ILUC kunnen voorkomen door bijvoorbeeld efficiencyverbetering in landbouw en ketens. Daarnaast biedt de studie input voor de evaluatie op Europees niveau van de Europese Renewable Energy Directive (RED) die dit jaar plaatsvindt.
Door de aandacht voor certificering heeft biomassa ook tot discussie in de landbouw in bredere zin geleid. Meer en meer is er het besef dat het bij duurzaamheid niet alleen gaat om een specifiek gewas, maar om duurzaam landgebruik. Inmiddels is er ook meer aandacht voor grondgebruik voor bijvoorbeeld vleesproductie. Vleesproductie vraagt relatief veel oppervlakte, waardoor een scenario waarin de wereldbevolking het westerse vleesrijke dieet nastreeft niet mogelijk is. Het is goed om dat niet uit het oog te verliezen. Gebruikmaking van de eerder genoemde geïntegreerde aanpak op basis van bioraffinage kan hieraan bijdragen.
9
• Samenwerken met Rijk en Europese Unie. Op Europees niveau kijkt het RCI
Allard Castelein, CEO Havenbedrijf Rotterdam:
naar mogelijkheden om aan te sluiten bij het EU-subsidieprogramma ‘Bridge’, een Europees publiekprivaat samenwerkingsverband dat vanaf 2014 draait als onderdeel van het Europese subsidieprogramma Horizon 2020. Doel is om bedrijvigheid en banen in de bio-economie te creëren en de achterstand op de
In de Rotterdamse haven is de opkomst van de biobased economie al in volle gang. We zijn een proeftuin, waar in nationale en internationale context aan demo’s en pilots gewerkt kan worden. Ons havenen industriecomplex is uitstekend geoutilleerd om bedrijven te helpen bij opschaling naar industriële schaal. Het mooie is dat hier alle fasen van een project mogelijk zijn. We kijken met projecten in de experimenteerfase of er een business case te maken is. Bij de bedrijven zelf of in Plant One kunnen projecten de stap naar commerciële schaal onderzoeken. Zo kunnen we met recht zeggen dat de biobased economie hier concreet gestalte krijgt!
Verenigde Staten en Brazilië in te lopen. • Bijdragen aan 25 petajoule (3,5 miljoen ton) aan bij- en meestook van biomassa. Deze ambitie is technisch haalbaar, ook met de cap op bij- en meestook die in het nationale Energieakkoord is gesteld. Wel is het belangrijk dat er een stimulans is voor bedrijven om dit daadwerkelijk te doen, dat de juiste hoeveelheid grondstoffen naar Rotterdam komt en dat de cap niet voor reststromen geldt. Hier zetten de RCI-partners zich voor in. • Verkennen van nieuwe mogelijkheden voor duurzame energie. Naast de te realiseren 25 petajoule voor bij- en meestook noemt het nationale Energieakkoord nog 99 petajoule onder de noemer ‘overig’. Samen met energiebedrijven kijkt RCI naar kansen voor verdere invulling. • Mogelijkheden verkennen van kweken en op termijn raffineren van algen met bedrijven. Het Havenbedrijf hield een openbare marktconsultatie, om ideeën rond algenkweek in de Slufter te verzamelen. Het Havenbedrijf brengt benodigde gezamenlijke utilities in kaart, bemiddelt voor gemeenschappelijke voorzieningen en voor pilot plant onderzoek met bioraffinage.
Kennisopbouw: • Vraag en aanbod op elkaar aan laten sluiten. Er zijn tegenstrijdige signalen over de beschikbare hoeveelheid duurzame biomassa, daardoor ontbreekt een reëel beeld van vraag en aanbod. Om hierin te voorzien initieert het RCI een ‘Feedstock Fit Analysis’. • ILUC preventie-maatregelen ontwikkelen. ILUC11 is een probleem dat de ontwikkeling van de biobased economie in de weg staat. RCI werkt mee aan het ontwikkelen van een wetenschappelijke methode die maatregelen in kaart brengt die ILUC juist tegengaan. Doel is te komen tot meer, maar tevens betere biomassa voor chemie, brandstoffen en energie. De methode wordt getoetst in vier (mogelijk vijf) praktijkcases van bedrijven. Dit leidt in 2014 tot input in het Europese ILUC-debat. Uitgangspunten:
- Iedere goed gemanagede keten kan een lagere CO2-uitstoot hebben dan fossiel,
- Betere bosbouw en beter boeren zorgen voor beschikbaarheid van biomassa.
- De technische potentie voor de biobased economie is er, ook als de
mits de feedstock op de juiste plek geproduceerd wordt.
randvoorwaarden voor voedsel en water zijn ingevuld.
Nesté oil gaat biokerosine ontwikkelen voor SKYNRG en KLM.
10
• Bijdragen aan dialoog rond issues: de publieke opinie over biomassa is in Europa sterk beïnvloed door emoties. Meer ratio in de discussie is nodig, door
De zuidvleugel
goede en objectieve informatie te verstrekken. RCI was mede-initiatiefnemer van de maatschappelijke dialoog rond het food-fueldebat, gericht op biobrandstoffen (uitgevoerd door het Instituut voor Maatschappelijke Innovatie). In het slot document concluderen betrokkenen dat er op veel punten overeenstemming is bereikt en dat het document bruikbare bouwstenen bevat voor het biobrandstoffenbeleid in Nederland en Europa. • Opzetten van een Deltalinqs Biobased Economie Business Platform, om een eenduidige afstemming met bedrijven te organiseren, interesse te stimuleren en initiatieven bij elkaar te brengen. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij bestaande netwerken binnen en buiten de regio, en samengewerkt met Clean Tech Delta. Het Platform brengt spelers samen uit de industrie, logistieke sector, wetenschap en onderwijs. Daarbij wordt ook gekeken naar samenwerking met ZuidwestNederland en Vlaanderen. • Opzetten van een MKB-desk die MKB-ers met biobased plannen kan begeleiden, faciliteren en in contact brengen met anderen. Eventueel aanbieden van een werkplek op het RDM-terrein of rondom Plant One.
Discussiepunten Over het feit dat een energietransitie nodig is en dat biomassa daarin een grote rol speelt, is weinig discussie. Over de manier waarop dat gebeurt wel. Om op een goede en geleidelijke manier aan de biobased economie te bouwen, moet aan een aantal randvoorwaarden voldaan worden en moeten er antwoorden komen op een aantal vragen. RCI werkt daar met anderen aan. Standpunten worden geformuleerd, getoetst
Op de zuidvleugel van de Randstad zijn veel partijen actief op het gebied van de biobased economie. Provincie Zuid-Holland, bedrijven en kennisinstellingen hebben het platform BioDelta Zuidvleugel opgezet, om regionale initiatieven te verbinden en samenwerking te bevorderen. Het platform gaat nauw samenwerken met InnovationQuarters, de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij die vanaf 2014 actief is in de Zuidvleugel. Het platform is ook onderdeel van de Biobased Delta, het publiekprivate samenwerkingsverband van Zeeland en Noord-Brabant, dat zich richt op groene grondstoffen, groene bouwstenen en groene processen. Ook wordt de samenwerking gezocht met Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen.
en waar nodig bijgesteld. In dit document vindt u (in groene blokken) de belangrijkste issues en het standpunt van het RCI. Te zien als ‘work and thought in progress’.
Randvoorwaarden Rotterdam biedt ruimte voor de biobased economie maar heeft daarbij wel ondersteuning nodig. Aan de nationale en Europese overheid wordt verzocht (financiële) middelen beschikbaar te stellen voor onderzoek en innovatieve initiatieven van het bedrijfsleven. Bij het Rijk en/of Europa brengt het RCI het belang van de volgende onderwerpen onder de aandacht: • (Duidelijkheid over) een prikkel om biomassabijstook te stimuleren. • CO2-reductie als sturingsmechanisme. • Consistent beleid. RCI is intermediair in het contact tussen (buitenlandse) producenten, die dat consistente beleid nodig hebben, en de overheden. • Level playing field op Europees niveau. • Standaardisatie, normering en certificering op Europees niveau. • Duurzaam landbouwbeleid op food, feed, fuel, energy en chemicals, waar de biobased economie onderdeel van uitmaakt. • Aandacht voor invoerrechten en accijns op biomassa. • De organisatie van de biobased economie stroomlijnen, zorgen dat alle spelers bij elkaar komen en samenwerken. • De haalbaarheid van een Green Deal voor de realisatie van een biobased cluster op terrein E op de Tweede Maasvlakte.
Jan van den Heuvel, directeur DCMR Milieudienst Rijnmond: De komende tijd gaan nieuwe productieprocessen ontstaan voor de vervaardiging en het transport van biobased producten, grond- en brandstoffen. We willen in onze vergunningverlening en handhaving inspelen op mogelijke juridische drempels die hergebruik, duurzame verwerking of anderszins vergroening in de weg staan. Wij vinden het verder belangrijk om te monitoren of de transitie echt zorgt voor het verbeteren van de leefmilieukwaliteit en veiligheid in de Rijnmond. RCI zet wat ons betreft tempo op de aanpak en sturing in kansrijke sectoren.
11
FEEDSTOCKS
Sugar, wheat, corn
INTERMEDIATES
Vegetable oils
Butanol
BUILDING BLOCKS
Soy, rape, palm
Hydrocarbon Methylesters (HVO)
Biofuels: Biodiesel
Glycerine
Wood, straw, waste
Ethanol
Isobutanol
Biofuels: Biojetfuels
Biofuels: Bio-ethanol
Algea, seaweed
Biorefinery
Bio-ethylene Mono-ethylene glycol
Aromatics
Syngas
Biopolymers, Biochemicals
Chemicals
Power & Heat
PRODUCTS
ge
Value Chain Biobased Industry Rotterdam
d f
FUELS
Fully (100%) biobased produced
Start-up biobased production
CHEMICALS
Production fully operational
ENERGY
Production not yet operational
De visie op de samenhang tussen biomassa voor energie, brandstoffen en chemie.
Colofon Port of Rotterdam Authority
Voetnoten
1 VNO/NCW wordt geciteerd op de website van de Nederlandse biobased economy community: www.biobasedeconomy.nl, onder het kopje ‘wat is biobased economy’. 2 Voor biobrandstoffen is in de RED (Renewable Energy Directive) vastgelegd dat ze minstens 35% beter moeten P.O. Box 6622 Oktober 2014 scoren dan fossiele brandstoffen (50% in 2017). 3002 AP Rotterdam Contact: Monique de Moel, 3 Brief van minister Kamp aan de Tweede Kamer betreffende meer waarde uit biomassa door cascadering, d.d. 18 juni The Netherlands 2014.
[email protected] T +31 (0)10 252 12 30 4 Dit is een conclusie uit ‘Forest sustainability and carbon balance of EU importation of North American forest biomass
[email protected] for bioenergy production’, prepared by AEBIOM European Biomass Association e.a., reviewed by dr. H.M. Junginer of Utrecht University (September 2013). www.portofrotterdam.com/bioport 5 International Energy Agency, ’World Energy Outlook 2013’. 6 Zo’n 100 tot 300 exajoule in 2050. Dat is gemiddeld ongeveer een derde van de toekomstige energievraag. Negatieve April 2013 emissies kunnen behaald worden door de inzet van kolen bij energieopwekking te verminderen maar ook door Het Rotterdam Climate Initiative beplanting van marginale gronden, waardoor er meer koolstof in de bodem komt. In co-operation with Bron: Special Report on Renewable Energy Technology, 2011. In het onlangs gepubliceerde 5e IPCC (RCI) richt zich op een duurzame assessmentrapport van de IPCC wordt de potentiële toepassing van 100 tot 300 exajoule bio-energie opnieuw economische ontwikkeling van bevestigd. Dit is een reële inschatting van de toepassing, bij een potentieel van 300 exajoule in 2020 tot 500 exajoule in 2050. Uit: Climate change 2015, mitigation of climate change (IPCC 2014), hoofdstuk 6, Assessing Rotterdam, stad en haven. Het Transformation Pathways, p. 43. RCIThe is een initiatief van de 7 RCI Actieplan Energie – Rotterdamse uitwerking van het nationale Energieakkoord voor duurzame groei. RCI, Port of Rotterdam and Deltalinqs are partners in the Rotterdam Climate Initiative: a public private partnership between city and port. november 2013. Andere speerpunten zijn het Deltaplan energie-infrastructuur, opzet van een Expertisecentrum We work together to cut our COhet emissions in half by the year 2025. Availability of biomass is an important part of our strategy to reduce CO2 emissions. gemeente Rotterdam, 2 energiebesparing, energiebesparing in de gebouwde omgeving, duurzame mobiliteit, stimuleren van het gebruik van LNG en CO2-afvang, transport, hergebruik en opslag. Havenbedrijf Rotterdam NV, 8 ‘Updating the future – The next step in becoming THE sustainable global port, using scenarios from Limits to Growth DCMR Milieudienst Rijnmond en – A report for the Port of Rotterdam Autohority by the Club of Rome Climate Programme’. November 2013. 9 Zie noot 3. Deltalinqs, de koepelorganisatie 10 In het RCI Actieplan Energie worden de activiteiten voor de periode 2014-2018 uitgebreider toegelicht. van de logistieke en industriële Zie ook noot 7. 11 ILUC staat voor Indirect Land Use Change en is het indirecte effect van vraag naar biomassa op grond. Het is lastiger bedrijven in het Rotterdamse vast te stellen dan LUC. Dat staat voor Land Use Change en betreft het ontginnen van natuurgebieden voor het havengebied. verbouwen van biomassa. Dat mag niet en deze biomassa telt niet mee voor de Europese doelstelling.
Rotterdam Climate Department EnergyInitiative & Industry
12