de puur muziek
de
17.11.13 | 15:00 | CONCERTZAAL
L’Orchestre des Muziekcentrum Champs-Elysées & Gent Collegium Vocale Gent Lekeu, Bruckner, FAURÉ
Programma
Uitvoerders
Guillaume LEKEU (1870-1894) Adagio pour quatuor d’orchestre
L’Orchestre des Champs-Élysées Collegium Vocale Gent
Anton BRUCKNER (1824-1896) Ave Maria in F (W 6) Aequale in c (W 114) Os Justi (W 30) Aequale in c (W 149) Vexilla Regis (W 51)
Dirigent | Philippe Herreweghe Sopraan | Hana Blažíková Bariton | Benoît Arnould, bariton Concertmeester | Alessandro Moccia
Pauze Gabriel FAURÉ (1845-1924) Requiem in d, op. 48 Symfonische versie uit 1900
NIEUW! 24 uur voor en na het concert Vind snel meer achtergrondinfo. Bereken je route naar De Bijloke. Deel je mening over dit concert.
Dit concert wordt opgenomen door Klara en uitgezonden op maandag 20 januari 2014 in het programma ‘In de loge’ (19-22 uur).
debijloke.be/nu
2
L’Orchestre des Champs-Elysées & Collegium Vocale GenT Een Requiem voor César Franck Een besmet ijsje. Tyfus. Een banale voedselvergiftiging beroofde de wereld op 21 januari 1894 van wat een fantastisch oeuvre had kunnen worden. De verwachtingen van zowel publiek als de professionele muziekwereld voor Guillaume Lekeu waren hooggespannen. Tussen zijn vijftiende en vierentwintigste schreef hij tientallen werken. Niet alleen overleed hij erg jong, ook het karakter van zijn muziek beweegt zich ergens tussen gedempte melancholie en donkere tragiek. In 1887 besloot hij om nooit zomaar ‘muziekjes’ te schrijven: “Meer zelfs, mijn werk zal bizar zijn, ontwricht, walgelijk en al wat men wil, maar het zal tenminste origineel zijn.” En verder: “Vrolijkheid is vele malen moeilijker te verklanken dan lijden” – vrijwel al zijn muziek heeft een tristesse over zich.
unendliche Melodie, “melodieën van een dergelijke lengte dat enkel de expositie volstaat om een werk te voltooien”. Het is pure speculatie hoe Lekeu zou zijn geëvolueerd als componist, al formuleerde hij op zijn achttiende wel een toekomstvisioen. Hij zou ooit een muziekdrama in de lijn van Wagner componeren: “Si jamais j’écris un tel drame, ce ne sera pas avant l’âge de quarante-cinq ans. Je veux, auparavant, non seulement être maître de toute la science harmonique, mais encore tenir ma mélodie propre, être entièrement sûr de mon langage musical” (Als ik ooit een muziekdrama componeer, dan zeker niet vóór mijn vijfenveertigste. Tegen die tijd wil ik de volledige harmonieleer beheersen, maar ook volledig zeker zijn van mijn eigen melodie en muzikale taal). Enkele jaren later leek Lekeu indrukwekkend trefzeker in zijn muzikale idioom te zijn geworden. Zijn Adagio pour quatuor d’orchestre uit 1891 componeerde hij voor een bezetting van viool- en cellosolo en een strijkorkest in negen partijen (vier voor de violen, twee voor altviolen en celli). De partituur draagt als motto een vers van de dichter Georges Vanor, “Les fleurs pâles du souvenir”. Hoewel de partituur, gedateerd op 21 april 1891, het nergens vermeldt, is dit aangrijpende werk vermoedelijk een treurzang voor de nagedachtenis van Franck, die enkele maanden
Lekeu was zonder twijfel de meest getalenteerde van de groep leerlingen die zich rond leermeester César Franck hadden geschaard, de zogenaamde bande à Franck. Het werk van Franck is dan ook de grootste invloed op zijn werk; Lekeu nam bijvoorbeeld diens cyclische vormprincipe over. Net als Franck slaagde Lekeu er in ‘Franse’ elegantie te verbinden met een ‘Duitse’ zin voor religiositeit en formele strengheid zoals hij die uit het werk van Beethoven en Wagner wist te puren. In melodische zin bewonderde Lekeu Wagners zogenaamde
3
voordien op 8 november was overleden.
van het midden van de negentiende eeuw zo populair waren.
Visionaire intimiteit Anton Bruckner is voornamelijk bekend omwille van zijn symfonieën, maar met zijn religieuze koorwerk scheerde hij even hoge toppen. Zijn missen voor koor en orkest transponeren het visionaire uit zijn symfonieën naar het specifiek religieuze domein. De motetten voor koor a capella combineren een intiemer, meditatief karakter met meerstemmige verfijning en een duidelijke tekstzetting. Bruckner koppelt hier romantische chromatiek aan de modale technieken uit de renaissancepolyfonie. Zijn motetten lopen als een rode draad doorheen zijn compositorische loopbaan. (De twee Aequales uit januari 1847 zijn een jeugdwerkje, waarvan de titel verwijst naar de bezetting voor gelijke partijen, in casu de trombones die traditioneel bij de kerkmuziek hoorden, zoals in het door Bruckner hogelijk bewonderde Requiem van Mozart.)
Bruckners motet Os justi (W 30) uit 1879 is opgedragen aan de koordirigent van de Sankt-Floriankathedraal van Linz, Ignaz Traumihler. Die had zich sceptisch uitgelaten over de mogelijkheden om nieuwe muziek in de oude modi (de zogenaamde ‘kerktoonaarden’) te componeren. Bruckner liet de ongelovige Ignaz een poepje ruiken door een werk volledig in de Lydische modus (een fa-modus) te componeren. Bruckners laatste jaren werden overheerst door de compositie van zijn magnum opus, de Negende Symfonie. In 1892 onderbrak Bruckner het werk aan zijn symfonie om enkele stukken voor koor te schrijven, waaronder zijn laatste motet, Vexilla regis (W 51). De schetsen voor dit magistrale werk tonen dat Bruckner moeizaam, zin per zin, componeerde. Hij hanteerde hierbij dezelfde werkwijze als bij de symfonie, waarbij hij niet eerst de hoofdmelodieën noteerde, maar onmiddellijk de definitief uitgeschreven partituur.
Net na het voltooien van zijn opleiding harmonie en contrapunt bij Simon Sechter, componeerde Bruckner in 1861 als in een flow enkele van zijn eerste belangrijke werken, waaronder het zevenstemmige Ave Maria (W 6). Het werd op 12 mei van dat jaar voor het eerst uitgevoerd in de kathedraal van Linz tijdens een viering ter ere van de stichting van de Liedertafel Frohsinn. Voor deze zangvereniging had Bruckner heel wat van zijn kleinere werken geschreven, waaronder de patriottische liederen, natuurgedichten en drinkliederen die in de Duitse koorbeweging
Zalf voor de ziel: un petit requiem Toen op 4 november 1924 werd Gabriel Fauré op de tonen van zijn eigen Requiem ten grave gedragen, was dat werk al meer dan twee decennia bezig aan een steile opmars langs de Europese concertpodia. De ontstaansgeschiedenis van het werk gaat echter veel verder terug. Ze begint in 1877, met het Libera mei voor bariton en orgel. Pas tien jaar later, in de
4
herfst en winter van 1887-1888, ontstond het grootste gedeelte van het werk. Misschien gebeurde dat naar aanleiding van de dood van zijn ouders in 1885 en 1887, hoewel Fauré later in een brief aan componist Maurice Emmanuel zou verklaren dat “Mon Requiem a été composé pour rien – pour le plaisir, si j’ose dire!” In een brief uit 1888 aan zijn vriend Paul Poujard omschreef hij het stuk als een “petit requiem”.
is een mooi voorbeeld. Zowel het werk als de persoon muntten uit door nederigheid en bescheidenheid; niet toevallig werd hij ooit de “Fransiscus van Assisi van de muziek” genoemd.
Fauré ging eerder eigenzinnig om met de traditionele teksten van de begrafenisliturgie. Het introïtus en Kyrie smeedde hij tot één geheel, wat wel vaker gebeurde; in dezelfde geest integreert hij de communio in het Agnus Dei. Het graduale en tractus liet hij weg, net als de dreigende tekst van het Dies Irae, met uitzondering van de slotstrofe Pie Jesu. De teksten bewerkte hij ook naar eigen inzicht, door bepaalde frasen of woorden weg te laten. Het eindresultaat ademt een geest van sereniteit, aanvaarding en harmonie, wars van de dramatiek en dreiging van zovele andere requiems. Fauré getuigde later dat hij het concipieerde “in een geest van bevrijding, een streven naar het geluk van het hiernamaals, eerder dan een smartelijke doodsstrijd”.
Het stuk bestond in zijn oorspronkelijke versie uit vijf delen: Introït et Kyrie, Sanctus, Pie Jesu, Agnus Dei en In paradisum. Op 16 januari 1888 werd het werk in deze vijfdelige versie voor het eerst uitgevoerd tijdens de begrafenisdienst van architect Joseph Lesoufaché in de Parijse Madeleinekerk waar Fauré kapelmeester was. Naar aloude Roomse traditie (mulier taceat in ecclesia) werden in de Madeleinekerk de sopraan- en altpartijen door een dertigtal knapen gezongen – vrouwenstemmen waren er nog steeds niet toegelaten. Verder waren er vier tenoren en vier bassen. De instrumentale bezetting bestond uit twee altviolen, twee celli, contrabassen, pauken, het koororgel (een Cavaillé-Coll) en harp, met solo’s voor viool in het Sanctus en altviool in het In paradisum. Opvallend in deze bezetting zijn de donkere kleuren (geen violen) van de lage strijkers die het orgel lijken te begeleiden, eerder dan omgekeerd. Uit Fauré’s handschrift blijkt dat hij pas enkele dagen voordien het Agnus Dei en het Sanctus had voltooid.
Deze indruk wordt versterkt door Fauré’s gebruik van overwegend diatonische melodieën, geschraagd door een harmonie die weliswaar niet schokkend is maar af en toe wel verrassend uit de hoek komt. Fauré schuwt ook het gebruik van modale elementen niet – het slot van het Libera me
De herontdekking van Fauré’s Requiemmanuscripten in 1980 maakten duidelijk dat de ontstaansgeschiedenis van het werk veel langer en comlexer is dan je bij beluistering zou vermoeden. Ze bevestigde ook het vermoeden dat Malcolm Boyd reeds in 1963 had geuit, namelijk dat Fauré niet
5
studenten, Jean Roger-Ducasse. Opvallend is dat de partituur als alternatief voor het orgel ook een harmonium toelaat, een optie die een bijzonder koloriet aan het geheel toevoegt maar slechts uitzonderlijk gekozen wordt.
(of niet alleen) had ingestaan voor de uiteindelijke orkestpartituur. Na die ‘oerversie’ van het Requiem kwamen nog twee latere versies van het Requiem tot stand, gewoonlijk aangeduid als de versies uit 1893 en 1900. De tweede versie kwam kort na de eerste uitvoering van januari 1888 tot stand. In 1889 schreef Fauré een Offertoire met baritonsolo voor het vers Hostias. In de vroege jaren 1890 voegde Fauré zijn eerdere Libera me aan het Requiem toe.
Versie drie van het Requiem werd uiteindelijk in 1900 meerdere keren uitgevoerd met indrukwekkende bezettingen. Een uitvoering in Lille bracht niet minder dan 170 uitvoerders op de been; de uitvoering in het kader van de Wereldtentoonstelling deed daar met 250 musici onder leiding van Claude-Paul Taffanel nog een schepje bovenop. Van de uitvoering in Brussel onder leiding van Eugène Ysaÿe (20 oktober) is het aantal musici niet bekend; wel dat het werk slechts koeltjes ontvangen werd. Frappant, gezien de latere populariteit van het werk. Recent wordt het werk steeds vaker herontdekt in de geest van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk, met grotere aandacht voor het laatnegentiende-eeuwse instrumentarium en een scherper besef van de diverse gedaantes van het werk en hun eigen karakter.
In 1898 werd Fauré benaderd door zijn uitgever, Hamelle, om zijn partituur uit te geven in een uitgebreidere orkestratie die meer tegemoetkwam aan de standaardbezetting, zodat het werk gemakkelijker zijn weg naar de concertpodia zou vinden. Behalve Fauré’s contract, getekend op 12 september 1899, is er geen enkel document bewaard dat aangeeft dat Fauré zelf deze uitgebreide orkestratie zou hebben gemaakt. Integendeel, in een brief aan Eugène Ysaÿe deed hij zijn beklag over de koorpartijen in de gepubliceerde versie. Het produceren van de pianoreductie besteedde hij alvast uit aan één van zijn
6
binnenkort DI | 19.11.13 | 19:00 How Town, Tiptoe Company Bijloke-Manufactuur WO | 20.11.13 | 20:00 | Kraakhuis Marc Masson, Gabi Sultana, Johan Duijck Nuyts DO | 21.11.13 | 20:00 | UITVERKOCHT Kellylee Evans Jazz VR | 22.11.13 | 20:00 Symfonieorkest Vlaanderen, Jonas Albers (dirigent) Wagner, Van Camp, Schreker DI | 26.11.13 | 20:00 | UITVERKOCHT Collegium Vocale Gent, Philippe Herreweghe (muzikale leiding) Schütz, Praetorius WO | 27.11.13 | 20:00 | De Centrale (Kraankindersstraat 2) Kudsi Erguner Ensemble Taj Mahal
WO | 04.12.13 | 20:00 | Kraakhuis Soumik Datta (sarod), Shahbaz Hussain (tabla), Chiranjib Chakraborty (zang) Indiase muzikale rituelen DO | 05.12.13 | 20:00 | Kraakhuis Imani Winds Jazz VR 6 - ZA 14 DEC 13 Café Cocteau | festival Het volledige programma vind je op debijloke.be ZO | 15.12.13 | 16:00 | Concertzaal deFilharmonie, Philippe Herreweghe (dirigent), Vic De Wachter (acteur) KIDconcert | De ware verhalen van de leugenbaron (6+) met workshop van 13:00 tot 15:00 DO | 19.12.13 | 20:00 | Concertzaal B’Rock & Choeur de Chambre de Namur Purcell VR 20.12.13 | 20:00 | LAATSTE TICKETS deFilharmonie, Philippe Herreweghe (dirigent) Mendelssohn
ZA | 30.11.13 | 20:00 | Miryzaal (Hoogpoort 64) Cuarteto Casals
Bespreekbureau Muziekcentrum De Bijloke Gent Colofon J. Kluyskensstraat 2, 9000 Gent Tekst programmaboekje | Pieter Mannaerts Di - vr 10:00 - 12:30 & 13:30 - 17:00 | Za 13:00 - 17:00 v.u. | Daan Bauwens 09 269 92 92 |
[email protected] | www.debijloke.be © Muziekcentrum De Bijloke Gent Muziekcentrum De Bijloke is mobiel dankzij het partnership met Gent Motors (www.gentmotors.be)