de puur muziek
de
27.04.13 | 20:00 | CONCERTZAAL
symfonieorkest vlaanderen Muziekcentrum Gent
strauss, britten, mozart, schönberg
programma
uitvoerders
Richard Strauss (1864 - 1949) Metamorphosen, studie voor 23 solo-strijkers, opus 142
Symfonieorkest Vlaanderen Jonas Alber | Dirigent Jo Vercruysse | Concertmeester
Benjamin Britten (1913 - 1976) Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31 1. Prologue 2. Pastoral (Cotton) 3. Nocturne (Tennyson) 4. Elegy (Blake) 5. Dirge (Anon. 15de eeuw) 6. Hymn (Jonson) 7. Sonnet (Keats) 8. Epilogue
Solisten Radek Baborák | hoorn Thomas Blondelle | tenor Eerste violen | Arman Simonian, Erik Sluys, Nathalie Hepp, Bence Abraham, Tim Breckpot, Peter Hellemond, Veerle Houbraken, Eva Stijnen, Karel Ingelaere Tweede violen | Gudrun Verbanck, Isabelle Buyck, Geraldine De Baets, Isabelle Decraene, Liesbet Jansen, Maya Shvartsman, Marcel Andriesii, Hadewijch Hofland
PAUZE Wolfgang Amadeus Mozart (1757 - 1791) Hoornconcerto nr. 3 in mi mol groot, KV 447 1. Allegro 2. Romance. Larghetto 3. Allegro
Altviolen | Tine Jansen, Annemie Vercauteren, Bruno De Schaepdrijver, Bieke Jacobus, Kaatje Strauven, Korneel Taeckens, Simeon Kirkov Celli | Herwig Coryn, Isabelle Brys, Caroline Steen, Wouter Vercruysse, Hélène Viratelle, Ann Van Hecke
Arnold Schönberg (1874 - 1951) Verklärte Nacht, opus 4 (versie 1943) 1. Sehr langsam 2. Etwas bewegter 3. Schwer betont 4. Sehr breit und langsam 5. Sehr ruhig
Contrabassen | Koenraad Hofman, Jan Verheye, Bram Decroix, Sanne Deprettere Houtblazers | Frank Coryn (klarinet), Tom Daans (klarinet), Koen Coppé (fagot), Filip Neyens (fagot), Tamara Smits (fagot) Dit concert wordt opgenomen door Klara en uitgezonden op donderdag 9 mei 2013 in het programma ‘In de loge’ (19-22 uur).
2
symfonieorkest vlaanderen strauss, britten, mozart, schönberg Richard Strauss | Metamorphosen De 81-jarige componist schreef Metamorphosen eind 1944 en begin 1945, tijdens het laatste stadium van de Tweede Wereldoorlog. Het werd zijn afscheid van zijn creatief werk en van een wereld die op ineenstorten stond. Wat hij voelde in deze gruwelijke tijden kreeg vorm in deze aangrijpende klaagzang en aanklacht, in deze 'Studie voor 23 strijkers'. (Op het manuscript noteerde Strauss 'Studie voor strijkers, 23-stemmig'.) Dit was een late, vergeestelijkte uiting van de oude meester – geen "absolute" muziek, zoals de titel lijkt te suggereren, maar een werk met een diepe inhoudelijke betekenis: verdriet om het verlies van onvervangbare plaatsen van grote culturele betekenis, Duitse steden, monumenten en theaters. 'Rouw om München' schreef Strauss bovenaan een eerdere schets. Tussen die eerste schetsen en de uiteindelijke volledige partituur hadden onheilspellende berichten de componist in zijn afgelegen verblijf in Garmisch bereikt: de vernietiging van het Münchner Nationaltheater, de Berliner Lindenoper en de Dresdner Semperoper; nog in maart kreeg hij het al even rampspoedige bericht over het verlies van de Wiener Oper.
er in 'Metamorphosen' geen sprake van berusting of gelatenheid. Zelfs te midden van verdriet en neerslachtigheid getuigt dit werk van de schoonheid van deze aarde, over groei, bloei en milde verandering – "een reflectie over mijn hele voorbije leven", zo noteerde Strauss zelf. Op gebied van vorm en expressie neemt 'Metamorphosen' een unieke plaats in het oeuvre van Strauss in. Wat de componist zelf met enige bescheidenheid een "studie" noemde, is in feite een melodisch breed uitgesponnen adagio in drie delen, dat door zijn ongewone afmetingen doet denken aan de al even omvangrijke trage delen uit de symfonieën van Anton Bruckner en Gustav Mahler. Twee adagio-gedeelten omsluiten hier een zacht vloeiend middendeel, waarmee ze onafscheidelijk zijn verbonden. De titel 'Metamorphosen' verwijst naar de voortdurende wijziging en variatie van vier trage thema's - een ware triomf voor de kunst van de oude meester – in één polyfoon, gloedvol deel; dit is m.a.w. hoogst vernuftig ontwikkelde "melodische polyfonie". Uit dit rijk geweven klankentapijt schieten af en toe verrukkelijke harmonische vondsten uit de opera 'Ariadne auf Naxos' naar boven. Dat één van die gedragen klankgedachten enkele maten voor het einde de vorm aanneemt van een letterlijk citaat uit de treurmars van Beethovens 'Eroica', kwam, zo getuigde hij zelf, ook voor de
Dat alles verklaart de diepernstige ondertoon van dit 25-minuten durende stuk voor strijkers, dat, ongewoon voor Strauss, in mineur is gecomponeerd. En toch is
3
componist als een verrassing. Door zijn vorm, maar ook door het uitpuren van de strijkersklank, is 'Metamorphosen' één van de "modernste" werken van Richard Strauss.
wekkende laatromantische gevoeligheid, met subtiele trekjes worden geschilderd. Na de instrumentale proloog brengt 'Pastoral' (Charles Cotton), een mythologisch tafereel, de cycloop Polyphemos, die zijn kudde schapen laat grazen, op het toneel. Op een gesyncopeerde begeleiding en met de strijkers gedempt, geven stem en hoorn elkaar zachtjes antwoord als er een monsterlijke olifant verschijnt. De lichte pizzicati bij de strijkers illustreren de nietigheid van de schapen. Een nieuw contrast volgt bij de aankomst van de krachtige Phoebus, die de wereld naar de weg van de rust zal leiden.
Het oorspronkelijke opzet, om het werk pas na zijn dood vrij te geven, werd al snel verlaten. Strauss vertrouwde de eerste uitvoering van 'Metamorphosen' in januari 1946 toe aan het Collegium Musicum uit Zürich o.l.v. de grote Paul Sacher. Door de toewijding van deze laatste nam het werk al snel zijn plaats in naast de 'Vier letzte Lieder' als één van de meest waardevolle muzikale getuigenissen over ouderdom.
'Nocturne' (Alfred Tennyson) bezingt met kracht de schittering van de avondglans die op de muren van het kasteel valt, zoals Tennyson zich dat in het Elfenland verbeeldde. Uitzonderlijk in dit stuk zijn de cadensen in echo tussen hoorn en stem, die eerst in volume toenemen, om daarna in de verte op te lossen. In 'Elegy' (William Blake) omringt een sombere en aangrijpende appassionato frase van de hoorn het bewogen recitatief 'O Rose, thou art sick!', uittreksel uit de bundel 'Songs of experience' van Blake. Het complexe 'Dirge' (Klaagzang), op een anoniem Schots gedicht uit de 15e eeuw, is een sinistere en macabere nachtelijke mars, die genadeloos wervelt rond een ostinato in de stem, acht keer herhaald, boven een ruw, fugatisch opgebouwd instrumentaal tapijt.
Benjamin Britten | Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31 Voor zijn levensgezel, tenor Peter Pears, maar ook voor hoornist Dennis Brain, componeert Britten in 1943 deze 'Serenade voor tenor, hoorn en strijkers'. Hij kiest daarbij voor zes gedichten van verschillende Engelse auteurs van de 15e tot de 19e eeuw. Gedichten waarin de schemering, de nacht, de slaap en de dood overheersen. Deze cyclus wordt omkaderd door twee identieke stukken voor hoorn solo, gespeeld in natuurlijke harmonieën, als een soort van oproep ('Prologue' en 'Epilogue'). Zo ontstaat er hier, door de schemerachtige stemmingen, een innerlijke samenhang die nog wordt versterkt door deze avondlijke muziek, een soort van serenade waarin de verschillende taferelen, elk doordrongen van een huivering-
In de vorm van een ritornel-aria richt 'Hymn' (Ben Johnson) zich tot Diana,
4
is opgebouwd. Voorts springt de muziek hier gezwind van de ene toonaard naar de andere, om uiteindelijk weer naar de basis (Es) terug te keren. Het thema van het middendeel 'Romanze: larghetto', gevoelig gemurmeld door de solist, is één van de meest delicate van Mozart. Zijn muzikale lijn, van een grote tederheid, plaatst vooral de kleurende kwaliteiten van het instrument op de voorgrond. In het tweede gedeelte van dit voor overige kalme en vredige 'larghetto' sluipt een dramatisch en harmonisch stoutmoedig element binnen, dat plots voor een verwarrende spanning zorgt. Daarna keert de rust terug. De rondo finale begint met opnieuw opgewekte en montere, jachtachtige roepen voor de hoorn, maar dit slotdeel bevat ook zachte en lyrische passages.
Romeinse godin van de jacht. Dit is een virtuoos stuk, vol lichtheid en finesse. 'Sonnet', het mysterieuze en sensuele gedicht van John Keats, vindt in deze muziek zijn etherische lieflijkheid. De hoorn zwijgt, alleen de strijkers begeleiden. De 'Epilogue', een herneming van de 'Prologue', wordt vanop een afstand, offstage, gespeeld. Daarna blijven niets dan stilte en de nacht over.
Wolfgang Amadeus Mozart | Concerto nr. 3 in Es voor hoorn en orkest, KV 447 Mozart schreef vier hoornconcerto's, die behoorlijk wat technisch kunnen en virtuositeit van de solist vragen. Drie van deze werken droeg Mozart dan ook op aan één van de grote hoornvirtuozen van zijn tijd: zijn vriend Joseph Leutgeb (of Leitgeb), hoornist aan de kapel van het hof van Salzburg. Maar precies bij dit derde concerto dat u vanavond gaat horen, misschien wel het moeilijkste van de vier, is het niet duidelijk voor wie Mozart het componeerde. Ook naar het jaar van compositie hebben we het raden: was het 1783, het jaar van de 'Grote Mis in c', of later? Hoe dan ook, de rijke opbouw, de talrijke modulaties en de fors uitgewerkte partijen voor de begeleidende klarinet en fagot geven dit werk een veel groter gewicht en belang dan de andere drie hoornconcerto's van Mozart.
Dit derde hoornconcerto is zonder twijfel het mooiste dat Mozart schreef voor een instrument dat nog maar pas, door de verbeteringen die er in de loop van de 18e eeuw aan waren aangebracht, aan rijkdom en expressiviteit had gewonnen.
Arnold Schönberg | Verklärte Nacht (versie 1943) Schönberg schreef 'Verklärte Nacht' in september 1899, voor de bezetting van strijksextet. In deze kamermuziekversie komt dit werk uitstekend tot zijn recht. Maar toch maakte de componist zelf twee versies voor een orkest van strijkers, respectievelijk in 1917 en 1943. De creatie van deze orkestrale versie vond plaats in 1919 in Wenen, onder leiding van Schönberg zelf.
Dit concerto heeft ook een gedurfde harmonische opbouw, dat hoor je al meteen in de eerste acht maten. Maar er zitten nog meer verrassende vondsten in het 'openingsallegro', vooral dan in de doorwerking, die met nieuw muzikaal materiaal
5
Toch even eraan herinneren dat deze partituur nog tot de 'tonale' periode van de componist behoort (tegenwoordig krijgt ze dikwijls het etiket hoogromantisch of zelfs laatklassiek opgeplakt, maar bij de première in 1902 in de Kleine Zaal van de Weense Musiekverein zorgde ze toch al voor een aanzienlijk schandaal!), en dat ze geïnspireerd is door het gedicht met dezelfde titel van Richard Dehmel, uit diens bundel 'Weib und Welt' (1896). Dat gedicht vertelt over twee geliefden die onder de bomen wandelen in een door een heldere maan beschenen winternacht. De vrouw bekent dat ze altijd heeft gedacht dat ze alleen in het moederschap volledige vervulling zou vinden, en dat ze zwanger is geworden van een andere man, voor ze haar huidige, ware geliefde had ontmoet. Hij verzekert haar dat hun liefde sterk genoeg is om van hen en hun ongeboren kind een perfecte eenheid te maken. Ze omhelzen elkaar en wandelen weg "door de hoge, heldere nacht".
van uitdrukkingskracht, rijk aan kleurschakeringen en stemmingen, lyrisch en dwepend, berustend en extatisch. Schönberg beheerst de mogelijkheden van het strijkersensemble meesterlijk en weet een opmerkelijke verscheidenheid van klankkleuren en klankeffecten te bereiken. De melodische rijkdom en de overdadige harmonische wendingen snoeren al diegenen de mond, die beweren dat Schönberg zijn toevlucht tot de atonaliteit heeft genomen omdat hij niet in staat was "mooie" muziek te schrijven.
Schönberg benadrukte wel dat zijn 'Verklärte Nacht' "geen drama of actie illustreert, maar dat het zich beperkt tot het schilderen en uitdrukken van menselijke gevoelens. In dat opzicht kan het ook gewaardeerd worden als pure muziek." 'Verklärte Nacht' is het werk van een jonge componist, die nog erg beïnvloed was door de werken van Richard Wagner (vooral dan door zijn 'Tristan und Isolde'), Richard Strauss en Johannes Brahms. Maar toch is dit al een heel eigen, bijzonder fraai klinkend werk, dwingend
6
bio Jonas Alber wordt vaak "een ongeëvenaarde tovenaar van klank" genoemd, een titel die ook zijn maturiteit, gezien zijn jonge leeftijd als dirigent, in de verf zet. Toen hij in 1998 werd aangesteld als algemeen muziekdirecteur van het Staatstheater Braunschweig, was hij de jongste dirigent ooit die in Duitsland een dergelijke functie bekleedde. Vandaag is hij een veelgevraagde gastdirigent bij symfonieorkesten en operagezelschappen over de hele wereld.
vijftig opera's op zijn palmares staan. Zijn repertoire gaat van de traditionele opera's zoals die van Mozart, Puccini en Richard Strauss tot hedendaagse producties en nieuwe creaties. Beroemde opera's zoals 'Der Ring des Nibelungen', 'Die Zauberflöte', 'Carmina Burana', 'Das Rheingold', 'Götterdämmerung' en 'Der Rosenkavalier' dirigeerde hij met even beroemde gezelschappen als de Deutsche Oper Berlin, de Kammeroper Schloss Rheinsberg, de Dresden Semperoper en de Hamburgische Staatsoper.
Als dirigent van symfonische muziek leidde Jonas Alber heel wat gerenommeerde orkesten. In Duitsland was dit onder meer de Bavarian Radio Symphony, de Cologne WDR Symphony, de Rundfunk-Sinfonieorchester Saarbrücken, de Hamburg Symphony en de Bochum Symphony.
Jonas Alber heeft ook reeds een uitgebreide discografie met onder meer de volledige symfonische werken van Schumann en een selectie van het symfonische repertoire van Mendelssohn, Franck, Sibelius en Richard Strauss. Daarnaast heeft hij recent een opname van Strauss' 'Ein Heldenleben' en 'Tod und Verklärung', alsook een dvdopname van Merniers 'Frühlings Erwachen'. Deze dvd kreeg in december 2008 de prestigieuze Franse prijs 'Diapason d'Or'.
Voor het seizoen 2012-2013 staan concerten met het Orchestra National de Lille, het Symfonieorkest Vlaanderen en de Vietnam National Symphony op het programma. Daarnaast zal hij voor het eerst samenwerken met het Orchestre Philharmonique de Monte Carlo, het Orchestre Philharmonique de Strasbourg, de Bucharest Enescu Philharmonic en de Hangzhou Philharmonic (een rijzende ster in de orkestwereld uit China…).
Jonas Alber groeide op in Offenburg, Duitsland. Hij studeerde viool en directie in Freiburg. Hij vervolmaakte zich als dirigent aan de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst in Wenen. Hij kreeg er een beurs van de Herbert von Karajan Foundation.
Als opera-dirigent heeft Alber ongeveer vijfhonderd opvoeringen van meer dan
7
Hoornist Radek Baborak is niet in één woord te bevatten. Hij won verschillende topwedstrijden zoals ARD München en Genève, hij speelde gedurende vele jaren als eerste hoornist in de Berliner Philharmoniker en wordt door kenners omschreven als uitzonderlijk virtuoos ("… Baborak is absolutely great. When he is playing, so it looks like it's incredibly easy, … so for me it's a genius" – Seiji Ozawa).
vervangen worden. Men koos voor een interne oplossing: hun eigen hoornist Radek Baborak. Deze gebeurtenis bespoedigde zijn carrière als dirigent. Onder impuls van professor Karel Krenek begon Radek Baborak op jonge leeftijd met hoorn en won hij diverse prijzen. Op twaalfjarige leeftijd won hij met glans de wedstrijd Concertino Praga (1989). Van 1989 tot 1994 vervolgde Baborak zijn studies aan het Conservatorium van Praag bij de Tsjechische hoornist Bedrich Tylsar. In 1992 mocht hij de Derde Prijs in de jaarlijkse Prague Spring Festival in ontvangst nemen, maar ook de Unesco's Grand Prix. Daarna volgden de Tweede Prijs in Genève (1993), de Eerste Prijs in de ARD Munich Competition (1994), de Classical Grammy Award (1995) en de Davidoff Prix (2000).
In 2000 werd hij eerste hoornist van de Berliner Philharmoniker met wie hij als solist speelde tijdens de Salzburg Easter Festival en daarna ook in de Berliner Philharmoniker Hall en het Staatstheater van Praag. Baborak was ook hoornist bij de Berliner Wind Soloists en het Berliner Horn Octet. Vooraleer hij eerste hoornist werd bij de Berliner Philharmoniker in 2000, had hij al een mooie carrière bij de Czech Philharmonic Orchestra (1994 - 1996) en de Munich Philharmonic Orchestra (1996 - 2000).
Sinds 1996 is Baborak lid van het Afflatus Quintet. Hij stichtte in 2008 het Czech Horn Chorus en zijn eigen Radek Baborak Ensemble dat bestaat uit hoorn en strijkkwartet. In 2010 zag The Czech Sinfonietta onder zijn impuls het levenslicht: een ensemble met de beste Tsjechische solisten en kamermuziekspecialisten waarvan hij artistiek leider en dirigent is.
Toen Baborak besloot om de Berliner Philharmoniker te verlaten om met een solo-carrière te kunnen beginnen, zette hij ook zijn eerste stappen als dirigent. In deze hoedanigheid leidde hij het Prague Symphony Orchestra, de Prague Philharmonia, het Czech National Symphony Orchestra, het Japanse Hyogo Symphonic Orchestra en het Mito Chamber Orchestra. Toen de chef-dirigent van dit laatstgenoemde orkest, Seiji Ozawa, plots ernstig ziek werd tijdens hun Europese tournee, moest hij
Hij speelt kamermuziek met Yoko Kikuchi (piano), Jana Bouskova (harp) en Jiri Barta (cello).
8
In het seizoen 2012-2013 zingt tenor Thomas Blondelle vier hoofdrollen aan de Deutsche Oper in Berlijn: hij is er te zien als Tamino in 'Die Zauberflöte', Don Ottavio in 'Don Giovanni', David in 'Die Meistersinger von Nürnberg' en Prince in 'L'amour des trois oranges'. Daarnaast is hij te gast aan de Bayerische Staatsoper in München voor 'Ariadne auf Naxos', de Volksoper Wenen voor 'Wiener Blut' en de Deutsche Opera am Rheim in Düsseldorf voor 'Dialogues des Carmélites' en geeft hij talloze liedrecitals over heel Europa.
Tijdens zijn studieperiode was hij meermaals solist op de professionele scène: hij debuteerde in maart 2003 in De Munt in Brussel met de rol van Hans in 'Weisse Rose' van Udo Zimmermann (reprise in 2005). Zijn concertrepertoire omvat de grote oratoria: 'Symphoniae Sacrae' (Schütz), 'Messias' (Haendel), 'Schöpfung' (Haydn), 'Requiem' (Mozart), 'Mis in G' (Schubert), 'Mis in C' (Schumann), 'Mis in F' (Bruckner), 'Requiem' (Donizetti), 'Paulus' (Mendelssohn), Johannes in 'Das Buch mit sieben Siegeln' (Schmidt), 'Matthäus Passion' (Bach) en 'Golgotha' (Martin).
Tenor Thomas Blondelle (Brugge, oktober 1982) startte zijn opleiding zang aan het Stedelijk Conservatorium van Brugge bij Catherine Vandevelde. Hij studeerde musicologie aan de KU Leuven en studeerde met grote onderscheiding af in 2006. Hij volgde stages en masterclasses bij onder meer Charlotte Margiono, Christof Loy, Tom Krause, Sarah Walker, Helmut Deutsch en José Cura. Hij is laureaat met een Eerste Prijs voor solozang van de wedstrijd Axion Classics van Dexia Bank en laureaat van de Prix Jâcques Dôme in Verviers. In mei 2004 werd hij halve finalist van de Competizione dell'opera in Dresden. In januari 2005 kreeg hij op het Vinas–concours in Barcelona de prijs voor veelbelovend jong talent. In augustus 2006 werd hij finalist van het Concours International de Chant de Marmande. In 2007 kreeg hij de Förderpreis für junge Künstler van de Staatstheaterfreunde Braunschweig (Duitsland). In 2011 werd hij laureaat met de 2de prijs op de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel.
Ook liedconcerten staan op zijn actief: hij geeft zeer regelmatig liedrecitals met zeer uiteenlopend repertoire, in september 2011 gaf hij zijn eerste recital in Tokyo en in januari 2012 gaf hij een solorecital in het Théâtre du Châtelet in Parijs. In 2012 verzorgde hij een concertreeks met het eigenzinnige liedprogramma 'Banalités', dat in april 2012 ook op cd verscheen. Daarnaast is hij ook nog als componist actief: zijn liederen ontvingen drie jaar na elkaar (1999 - 2001) de KBC Aquarius compositieprijs voor jonge componisten. Ook houdt hij graag nog tijd over voor werk als librettist, zo schreef hij het libretto voor de kinderopera 'De Witte Slang' (muziek D. Parmentier), en componeert hij momenteel zijn eerste opera: 'Icaria'.
9
LIEdteksten Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31 (1942) Benjamin Britten (1913-1976)
Blow, bugle, blow, set the wild echoes flying, [Blow, bugle;]2 answer, echoes, dying, dying, dying.
1. Pastoral Charles Cotton (1630-1687)
O hark, O hear how thin and clear, And thinner, clearer, farther going! O sweet and far from cliff and scar The horns of Elfland faintly blowing! Blow, let us hear the purple glens replying: [Blow, bugle;]2 answer, echoes, dying, dying, dying.
The day's grown old; the fainting sun Has but a little way to run, And yet his steeds, with all his skill, Scarce lug the chariot down the hill. The shadows now so long do grow, That brambles like tall cedars show; Mole hills seem mountains, and the ant Appears a monstrous elephant.
O love, they die in yon rich sky, They faint on hill or field or river: Our echoes roll from soul to soul And grow for ever and for ever. Blow, bugle, blow, set the wild echoes flying, [And]2 answer, echoes, dying, dying, dying.
A very little, little flock Shades thrice the ground that it would stock; Whilst the small stripling following them Appears a mighty Polypheme.
1
Britten: night Britten: Bugle, blow
And now on benches all are sat, In the cool air to sit and chat, Till Phoebus, dipping in the West, Shall lead the world the way to rest.
2
2. Nocturne Lord Alfred Tennyson (1809-1892): Blow, Bugle, blow
O Rose, thou art sick! The invisible worm That flies in the night, In the howling storm, Has found out thy bed Of crimson joy: And his dark secret love Does thy life destroy.
3. Elegy William Blake (1757-1827)
The splendour falls on castle walls And snowy summits old in story: The long [light]1 shakes across the lakes, And the wild cataract leaps in glory:
10
If meat or drink thou ne'er gav'st nane, Every nighte and alle, The fire will burn thee to the bare bane; And Christe receive thy saule.
4. Dirge Anoniem (15e eeuw) This ae nighte, this ae nighte, Every nighte and alle, Fire and fleete and candle-lighte, And Christe receive thy saule.
This ae nighte, this ae nighte, Every nighte and alle, Fire and fleete and candle-lighte, And Christe receive thy saule.
When thou from hence away art past, Every nighte and alle, To Whinnymuir thou com'st at last; And Christe receive thy saule.
5. Hymn Ben Jonson (1572-1637)
If ever thou gav'st hos'n and shoon, Every nighte and alle, Sit thee down and put them on; And Christe receive thy saule.
Queen and huntress, chaste and fair, Now the sun is laid to sleep, Seated in thy silver chair, State in wonted manner keep: Hesperus entreats thy light, Goddess excellently bright.
If hos'n and shoon thou ne'er gav'st nane, Every nighte and alle, The winnies shall prick thee to the bare bane; And Christe receive thy saule.
Earth, let not thy envious shade Dare itself to interpose; Cynthia's shining orb was made Heav'n to clear when day did close; Bless us then with wished sight, Goddess excellently bright.
From Whinnymuir when thou may'st pass, Every nighte and alle, To Brig o' Dread thou com'st at last; And Christe receive thy saule.
Lay thy bow of pearl apart, And thy crystal shining quiver; Give unto the flying hart Space to breathe, how short so-ever: Thou that mak'st a day of night, Goddess excellently bright.
From Brig o' Dread when thou may'st pass, Every nighte and alle, To Purgatory fire thou com'st at last; And Christe receive thy saule. If ever thou gav'st meat or drink, Every nighte and alle, The fire shall never make thee shrink; And Christe receive thy saule.
11
6. Sonnet John Keats (1795-1821) O soft embalmer of the still midnight, Shutting with careful fingers and benign, Our gloom-pleas'd eyes, embower'd from the light, Enshaded in forgetfulness divine: O soothest Sleep! if so it please thee, close In midst of this thine hymn my willing eyes, Or wait the "Amen" ere thy poppy throws Around my bed its lulling charities. Then save me, or the passèd day will shine Upon my pillow, breeding many woes, Save me from curious Conscience, that still lords Its strength for darkness, burrowing like a mole; Turn the key deftly in the oilèd wards, And seal the hushèd Casket of my Soul.
12