Zwerfjongeren in Overijssel Verslag van de Themabijeenkomst 13 juni 2003 te Hengelo
KennisInstituut Stedelijke Samenleving Postbus 545 7500 AM Enschede Tel. 053 483 6346 Fax 053 483 6347 e-mail
[email protected]
Zwerfjongeren in Overijssel
Inleiding In Overijssel komen zwerfjongeren bijna alleen voor in de “grote steden” zoals Zwolle, Enschede, Deventer, Hengelo en Almelo. Het bepalen van het precieze aantal van deze jongeren is lastig, omdat definities erg uiteenlopen en omdat de groep een groot verloop en treklust vertoont. Zo worden ten aanzien van de doelgroep verschillende leeftijdscategorieën genoemd: tussen 15 en 25 en tussen 18 en 23. Maar ook bestaan verschillende opvattingen ten aanzien van het begrip “zwerven”: volledig dakloos of thuisloos. De rapportages voor Overijssel lopen daarom uiteen tussen de 300 en 800 zwerfjongeren in de vijf grote steden, afhankelijk van de definitie en meetmoment. Waar alle betrokkenen het over eens zijn, is dat het aantal zwerfjongeren sterk toeneemt. Het probleem “zwerfjongeren” nu aanpakken is investeren in de toekomst van de leefbaarheid van de grote stad. Zwerfjongeren vormen een probleem. Allereerst voor henzelf, omdat het zwervend bestaan veelal niet goed afloopt. Zonder interventie dreigt voor hen verkommering. Maar ook voor hun omgeving vormen zij een probleem omdat zij kunnen zorgen voor overlast. Het ongemoeid laten van zwerfjongeren kan daarnaast een aanzuigende en versterkende werking hebben op de omvang en ernst van het probleem. Voor de bijeenkomst op 13 juni 2003 werden alle organisaties die bij de uitvoering van projecten in Overijssel betrokken zijn uitgenodigd om: • Informatie en ervaringen uit te wisselen over de achtergronden van zwerfjongeren; • Kennis te nemen van de verschillende lopende projecten in Overijssel; • Het zwerfjongerenprobleem een plaats te geven op de beleidsagenda voor de komende jaren De informatie-uitwisseling vond plaats door middel van een aantal inleidingen en discussie waarvan een samenvatting te lezen is in deze brochure. Binnen Overijssel bestaan een aantal organisaties en projecten die specifiek gericht zijn op de hulpverlening en opvang van zwerfjongeren. Zij presenteerden zich tijdens de informatiemarkt. Het op de beleidsagenda plaatsen van het zwerfjongerenprobleem is niet aan de organisatoren van deze bijeenkomst. Het was dan ook verheugend dat tijdens de bijeenkomst provinciale en lokale bestuurders aanwezig waren. Zo kon van de zijde van de gemeente Almelo worden vernomen dat zij in de komende periode zullen participeren in het thuislozenteam (T-team). Gedeputeerde Jan Kristen gaf aan dat de problematiek van zwerfjongeren een plaats zal krijgen in het provinciale grotestedenbeleid mits de steden dit onderwerp aandragen en ook in de toekomstige periode hun steentje zullen bijdragen. Van minstens even groot belang is de publieke aandacht voor zwerfjongeren. Uit de verschillende inleidingen blijkt dat het ontbreken van een thuis en een netwerk waarbinnen wezenlijke aandacht voor de jongeren is, één van de belangrijke oorzaken van het zwerven is. In de publiciteit rondom deze bijeenkomst werd in de provinciale en lokale media veel aandacht besteed aan hulp en opvang, maar ook aan de verhalen van de zwerfjongeren zelf.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 1
Zwerfjongeren in Overijssel
Programma Themabijeenkomst Zwerfjongeren in Overijssel, 13 juni 2003
13:00-13:30
Ontvangst
13:30-13:40
Opening door dagvoorzitter Henk Nijhof, wethouder gemeente Hengelo
13:40-14:00
Zwerfjongeren in Nederland, Inleiding door de heer Pelle Mug, voorzitter van de Stichting Zwerfkinderen Nederland over de achtergronden van zwerfjongeren.
14:00-14:20
Op zoek naar verbondenheid, Inleiding door dr. Marc Noom, onderzoeker van de afdeling orthopedagogiek aan de Universiteit Leiden en tevens voorzitter van het Nederlands Platform Zwerfjongeren, over opvattingen van zwerfjongeren, hulpverleners en beleidsmakers over verbeteringen in de hulpverlening.
14:20-14:40
De T-team aanpak, inleiding door mevrouw Marlou Lurvink, meewerkend coördinator T-team Hengelo Enschede, Stichting Jarabee, over ervaringen met het T-team (Thuislozenteam) in Overijssel.
14:40-15:10
Pauze
15:10-16:00
Naar een structurele aanpak, inleiding en discussie met mevrouw Attiya Tunc, lid managementteam Jarabee en lid Provinciale Staten van Overijssel, over verbeteringen in de relatie tussen opvang, preventieve jeugdhulpverlening en jeugdzorg in Overijssel.
16:00-17:30
Informatiemarkt. Gelegenheid om op een informele manier kennis te nemen van de verschillende projecten in Overijssel en van gedachten te wisselen met projectmedewerkers en bestuurders.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 2
Zwerfjongeren in Overijssel
Zwerfjongeren in Nederland Samenvatting van de inleiding van de heer Pelle Mug “Het beste baken op de levenszee is de lamp boven de tafel”. Met deze aan Jan Ligthart ontleende uitspraak zette de heer Pelle Mug de toon van zijn inleiding over achtergronden van zwerfjongeren. Mensen leven in netwerken: het gezin, de familie, de buurt, de sportclub. Binnen deze netwerken gaan zij verbindingen aan. Er ontstaat een thuisgevoel, er ontstaan verplichtingen, er bestaat sociale controle en liefde. Het netwerk biedt veiligheid en ontwikkelingsmogelijkheden. Zwerfjongeren hebben dat niet. De sportclub zegt hen niets en ze hebben geen binding met school. Het laatste redmiddel is thuis, maar de ouders werken of zijn weg. Er is geen binding met ouders en grootouders. Binnen het gezin ontbreekt de cohesie. Er wordt nauwelijks meer samen gegeten, er is geen wezenlijke aandacht voor elkaar. Dit is dan ook de kern. Zwerfjongeren zijn niet uitsluitend afkomstig uit sociaal of economisch achtergestelde gezinnen. Het ontbreken van het netwerk en het ontbreken van een thuisgevoel zijn de belangrijkste oorzaken. De vraag is of het nu vooral de sterkste of de zwakste kinderen zijn die weglopen van huis en gaan zwerven. Over het algemeen zijn het de sterksten van wil. Ze nemen de stap om zich te ontworstelen uit hun situatie. Ze proberen een nieuw bestaan en een netwerk op te bouwen dat hen de ontbroken veiligheid en kansen biedt. Ze trekken naar de stad. Maar zonder uitkering, zonder slaapplaats, zonder begeleiding hebben ze daar geen schijn van kans. Ze komen uiteindelijk in aanraking met illegale handel, kleine criminaliteit, prostitutie. Als we uitgaan van de definitie zoals die door Zwerfkinderen Nederland wordt gehanteerd (jongeren in de leeftijd van 13-23 jaar, die gedurende minimaal drie maanden geen vast dak boven hun hoofd hebben), dan zijn er in Nederland naar schatting tussen de 4000 en 5000 zwerfkinderen. Deze zijn grofweg in drie categorieën in te delen, ook al moet daarbij worden opgemerkt dat het steeds om individuen gaat. De bovenste 20% bestaat uit de groep die je een “kontje” moet geven. Deze kinderen moeten met de juiste begeleiding weer op het spoor gezet worden en redden het daarna zelf. Voor hen past een aanpak zoals die wordt geboden door de T-team aanpak. De onderste 20% bestaat uit kinderen met psychische of neurotische aandoeningen. Zij zijn dermate labiel dat eigenlijk opvang in een daarvoor ingerichte (psychiatrische) instelling gewenst en noodzakelijk is. De middelste en grootste groep, circa 60 %, bestaat uit jongeren die voortdurend “vallen en opstaan”. Zij moeten vooral eerst tot rust komen in opvanghuizen of pensions. Daarna kunnen zij langzaam met behulp van de juiste begeleiding weer op het goede spoor worden gezet. Dit is de groep waarop Zwerfkinderen Nederland zich richt. Globaal is de aanpak als volgt. In de pensions wordt gedurende vier à vijf weken geacclimatiseerd. De kinderen leren zich wassen, op tijd te eten en op tijd op te staan. Ieder kind tekent een contract. Daarin wordt per kind een traject afgesproken. Er wordt daarbij gekeken naar de omgang met geld en schulden, naar gebrek in sociale vaardigheden. Er wordt geanalyseerd waar het allemaal is misgegaan. Na negen maanden dienen ze of aan het werk te zijn, of naar school te gaan. De resultaten die geboekt worden zijn goed. Circa 70% van degenen die een contract hebben getekend, kan na afloop weer op eigen benen staan. Om een pension te kunnen inrichten moeten er in de omgeving minimaal 50 zwerfjongeren zijn. Aangezien niet iedere jongere uit deze categorie gebruik maakt van de voorziening,
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 3
Zwerfjongeren in Overijssel
resulteert een groep van tussen de 30 en 35 jongeren in de opvang. Dit is in doorsnee ook de maximale omvang die je in een pension kunt hebben. Als de groep te groot wordt ontbreekt immers de gewenste cohesie. Tot slot, bij alle jongeren die binnen zijn gekomen wordt een analyse gemaakt van oorzaken van de problematiek. Deze liggen niet alleen bij de jongeren zelf. Er wordt, ook in gezinnen met hoog opgeleide ouders, te weinig geluisterd naar de behoeften van het kind. Ouders hebben ook vaak te hoge verwachtingspatronen. En dit geldt bovendien voor de maatschappij als geheel. We verwachten toch eigenlijk minimaal HAVO/VWO van onze kinderen. We stellen het praktisch beroepsonderwijs, ook als dat aansluit bij de mogelijkheden en wensen van het kind, op een lager niveau. Ook hebben we bijvoorbeeld de dienstplicht afgeschaft. Natuurlijk zijn we blij met het einde van de koude oorlog, maar de dienstplicht betekende voor een deel van deze jongeren dat hen (weer) discipline en een dagelijks ritme werd bijgebracht. Er werd weer aandacht aan hen besteed.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 4
Zwerfjongeren in Overijssel
Wat moet er gebeuren voor zwerfjongeren in Nederland? Zwerfjongeren, hulpverleners en beleidsmakers aan het woord. Samenvatting van de inleiding door de heer Marc Noom
Inleiding Deze presentatie is tot stand gekomen op basis van de resultaten van door Marc Noom en Mischa De Winter uitgevoerd onderzoek. Het Nederlands Platform Zwerfjongeren heeft in 2000 samen met de Universiteit Utrecht een participatie project1 opgezet met als doelstelling: “Breng zwerfjongeren, hulpverleners en beleidsmedewerkers bij elkaar, en laat ze praten over sterke punten in de hulpverlening, knelpunten in de hulpverlening, en oplossingen voor de knelpunten”. Voor dit project werden 19 zwerfjongeren geselecteerd. Zij ontvingen een interviewtraining. Samen met hen werd een interview opgesteld en elk van hen interviewde tien andere zwerfjongeren. De benoemde sterke punten, knelpunten en oplossingen zijn geïnventariseerd en daarna zijn er bijeenkomsten met zwerfjongeren, hulpverleners, beleidsmedewerkers georganiseerd waarin de uitkomsten uit de interviews werden bediscussieerd. Voorafgaand aan de conclusies van het onderzoek schetst Marc Noom de levensloop van Simona. Een gefingeerde naam van een zwerfjongere uit het onderzoek.
De geschiedenis van Simona 0-18 jaar Simona is geboren in Almere. Ze heeft een Griekse vader en een Nederlandse moeder. Van jongs af aan is zij een levendig kind. Voor haar moeder en haar twee jongere zusjes al gauw te druk. Tussen haar 12e en haar 18e verblijft zij in 11 verschillende tehuizen. Op haar achttiende houdt de jeugdhulpverlening op en staat ze op straat.
18-21 jaar Ze gaat terug naar haar moeder. Daar ontstaat ruzie, en zij gaat weg. Ze gaat naar Amsterdam en zwerft op straat. Ze vindt na een tijdje de weg naar opvang. Ze aarzelt lang over hulp. Ze Zegt eigenlijk gewoon nee tegen hulp. Na een jaar is er wat vertrouwen en zet ze de stap naar een begeleid-wonen project.
21+ Het lukt haar niet om zelfstandig te wonen en ze wordt er uitgezet. Ze wordt door iemand in huis genomen. Deze persoon geeft haar cocaïne. Ze gaat tippelen en werkt als drugskoerier.
1
Het complete rapport over dit project is voor 15,- te bestellen bij: Het Nederlands Platform Zwerfjongeren, Loenermark 241, 1025 SX Amsterdam. e-mail:
[email protected]
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 5
Zwerfjongeren in Overijssel
Kenmerken van zwerfjongeren Het verhaal van Simona staat niet op zichzelf. In een analyse van de geschiedenis van zwerfjongeren komen we een aantal patronen tegen die bestaan uit een aaneenschakeling van problemen: 1. Een instabiele thuissituatie • Veel conflicten met / tussen vader en moeder • Een verlieservaring 2. Het ontbreken van een sociaal netwerk • Geen vrienden / familie om op terug te vallen 3. Een problematische hulpverleningsgeschiedenis • Veel verschillende instellingen bezocht • In de problemen door de leeftijdsgrens van 18 jaar 4. Gebrekkige persoonlijke vaardigheden • Niet kunnen omgaan met problemen • Weinig vertrouwen in zichzelf • Weinig vertrouwen in anderen
Knelpunten in de hulpverlening Als resultaat van het project werden de volgende knelpunten in de hulpverlening benoemd: Knelpunten op instellingsniveau 1. De Structuur • Te weinig discussie mogelijk over regels en afspraken (teveel betutteling) • Te weinig flexibiliteit in de aanpak (strakke planningen) 2. De Bureaucratie • Herhaaldelijke en sterk wisselende intakeprocedures Knelpunten op beleidsniveau 1. Beperkte capaciteit • Wachttijden zijn te lang (m.n. voor begeleid wonen) 2. Te weinig samenwerking tussen instellingen • Weinig onderlinge contacten • Weinig uitwisseling van gegevens • Overgang tussen instellingen verloopt niet soepel
Oplossingen in de hulpverlening Tegenover de opgesomde knelpunten werden in het project ook oplossingen aangedragen. Oplossingen op instellingsniveau 1. Beter op elkaar afstemmen van de hulpvraag van de jongere en het hulpaanbod van de hulpverlener (dialooggerichte aanpak) 2. Meer flexibiliteit in de hulpverlening (een individuele aanpak) 3. Meer communicatie tussen jongeren, hulpverleners en beleidsmedewerkers (overleg over zaken op micro-, meso- en macro niveau)
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 6
Zwerfjongeren in Overijssel
Oplossingen op beleidsniveau 1. Doelen stellen voor instellingen 2. Instellingen belonen bij goed resultaat 3. Instellingen en andere partijen (politie/justitie, gezondheidszorg woningbouwbedrijven) bij elkaar brengen 4. Alle hulp op één plek, inclusief nazorg
Conclusies Twee typen conclusies kunnen worden getrokken uit de resultaten van het project. Op de eerste plaats zijn dat conclusies ten aanzien van de hulpverlening. Maar ook voor het beleidsniveau worden een aantal belangrijke inzichten geschetst. Een ideale hulpverlening kenmerkt zich als volgt: • Zij is Integraal: aandacht voor wonen, opleiding en/of baan, familie, sociaal netwerk, zoveel mogelijk onder een dak • Zij is Intensief: liefst 24-7 • Zij is Flexibel: ruimte om tot rust te komen, ruimte voor vallen en opstaan, ruimte voor verschillende trajecten • En er bestaat Nazorg: continuering van de begeleiding bij zelfstandig wonen De centrumgemeente moet op beleidsniveau randvoorwaarden creëren. Dit kan worden gerealiseerd door: • Het bij elkaar brengen van de verschillende partijen • Het stimuleren van deze partijen tot samenwerking • Het stellen controleerbare doelen • De financiering van partijen afhankelijk te maken van het behalen van deze doelen • Het verzamelen van kennis over zwerfjongeren door duidelijke registratie.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 7
Zwerfjongeren in Overijssel
BRUGGENBOUWERS Inleiding door mevrouw Marlou Lurvink
1. Inleiding Er is mij gevraagd het T-team Hengelo en Enschede te presenteren. Ik zal om deze reden het een en ander vertellen over de methodiek Aanpak Thuisloze Jeugd. Verder zal ik de aanpak van het T-team toelichten. Ik heb ervoor gekozen de presentatie de naam BRUGGENBOUWERS te geven. Luisterend naar de toelichting over de methodiek en werkwijze T-team, zult u de naam gaan begrijpen. In deze presentatie praat ik over jongeren in de “hij” vorm, dit omdat nog steeds meer jongens dan meisjes behoren tot onze doelgroep. Het verschil is echter zeer klein. Voordat ik verder ga wil ik een kort beeld schetsen van de jongeren die bij ons aankloppen. Allereerst de definitie van thuisloze jongeren die wij hanteren: Thuisloze jongeren zijn jeugdigen tot 25 jaar, die gedurende drie maanden geen vaste verblijfplaats hebben; in deze periode heeft de jongere minstens drie verschillende slaapplaatsen gehad. Om het verhaal concreet te maken wil ik beginnen met een stukje voor te lezen over een jongen die zich kwam melden bij het T-team in de gemeente Almelo. De jongere uit Almelo beschrijft zijn beleving over zijn thuisloosheid. Het gaat om Jos. Hij is 21 jaar en komt uit Almelo. Hij is drie maanden thuisloos.
Jos uit Almelo “Ik heb het zelf verneukt thuis, dus mijn ouders kan men niets verwijten. Ik ben een geval apart. Ik heb eigenlijk altijd en overal problemen gehad. Thuis, school en werk, er werd overal wel gekankerd. En toen ik echt op straat stond heb ik vaak echt gedacht “waarom leef ik nog”. Het was hartje winter (elke nacht ijskoud. Dat was echt afzien, zwaar klote. Zwerfervaring had ik nog niet en heb ik nog steeds niet. Maar één ding: als ik weer op straat kom te staan, maak ik mezelf af, echt. Ik ben door een hel gegaan. Ik heb toen slecht geslapen, soms helemaal niet en soms dagen achter elkaar niks gegeten. Dat voelt zo klote. Ik had geluk, ik kwam via-via in contact met het T-team.”
Tot zover Jos, een jongere waar het T-team, in de gemeente Almelo mee aan de slag is gegaan.
2. Methodiek INSTAP-METHODE Op verzoek van het ministerie van WVC, heeft Bureau INSTAP in het jaar 1991 een methode ontwikkeld om thuisloze jeugd een mogelijkheid te bieden via een kortdurend, intensief, ambulant aanbod, een plek in de maatschappij te hervinden met groei- en ontwikkelingsmogelijkheden. De methodiek heeft dan ook de naam INSTAP-METHODE.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 8
Zwerfjongeren in Overijssel
Dit is in grote lijnen de structuur van de instapmethodiek. De methodiek is uit vier fasen opgebouwd: 1 – Opzetten van samenwerkingsverbanden met organisaties, die met thuisloze jeugd te maken hebben 2 - Eerste contact met de jongere en de aanpak 3 - Sociale omgevingsanalyse van de jongere en contract 4 - De trajecten Fase 1. Opzetten van samenwerkingsverbanden met organisaties In deze fase gaat het om een beeld te krijgen van de macrostructuur van de stad met alle hulp- en dienstverlenende organisaties en alle vindplaatsen van de doelgroep binnen de stad. Je kunt denken aan coffeeshops, pensions, opvangcentra, politie en overige gemeentelijke en hulpverlenende instellingen. Het doel is een netwerk te creëren met de verschillende hulp- en dienstverlenende organisaties die direct contact onderhouden met of een taak hebben voor deze doelgroep. Aangezien het begeleidingsaanbod van het T-team maximaal 3 maanden kan duren is het van belang dat de verschillende hulp- en dienstverlenende organisaties elkaar kunnen vinden. De verschillen, in hulp- en dienstverlenende organisaties dienen helder te zijn. De hulp en dienstverlenende organisaties zijn uiteindelijk het probleemoplossend netwerk. Fase 2. Eerste contact en aanpak Dit is een arbeids- en tijdintensieve fase. Er wordt contact gelegd met de individuele jongere, er moet vertrouwen ontstaan en de jongere moet gemotiveerd raken om het hulpaanbod aan te nemen. Door het aanbod van een aantal korte termijn doelen, bouwen we een wederzijdse communicatie met hen op. In deze fase zijn zaken als huisvesting, financiën en gespreks- en motivatietechnieken van essentieel belang. Verder in de toelichting kom ik terug op de gespreks- en motivatietechnieken. Fase 3. Sociale omgevingsanalyse en contract In deze fase is het van groot belang om precies te weten wat de mogelijkheden en de wensen van de jongere zijn, zodat we dit kunnen vertalen naar concreet haalbare doelen in de praktijk. Samen met de jongere wordt een sociale omgevingsanalyse gemaakt, waarbij gekeken wordt naar de vroegere, huidige en gewenste situatie. Bij de vroege situatie wordt een beeld gevormd van de oude leefomgeving van de jongere, met zijn vindplaatsen, relaties en VIPs. VIPs zijn personen waarvan de jongere aangeeft, dat zij belangrijk voor hem zijn of zijn geweest. Er wordt een beeld gevormd van de lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen van de jongere. Dit doen wij aan de hand van een bolletjesschema. Ik kom hier later op terug. Bij de huidige situatie worden in kaart gebracht welke voorwaarden voor een normaal maatschappelijk functioneren ontbreken en welke aanwezig zijn. Bij de gewenste situatie, wordt een tijdpad met perspectief uitgestippeld (met wat direct en wat de op de langere termijn te realiseren doelen) dit om aan de wensen, mogelijkheden en verwachtingen van de jongere te voldoen en een “nieuwe” sociale leefomgeving op te bouwen. Er wordt toegewerkt naar een plan van aanpak, dat omschreven wordt in een wederzijds contract. Voor de gewenste situatie is altijd sprake van twee trajecten waaraan wordt gewerkt. Een traject school en een traject relatieversterking en opbouw of een traject werk en een traject relatieversterking en opbouw.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 9
Zwerfjongeren in Overijssel
Fase 4. De trajecten In deze laatste fase komen we tot de daadwerkelijke uitvoering van het plan van aanpak. In deze uitvoering hebben we de dienst- en hulpverlenende organisaties en de Vips nodig om het plan van de jongere gestalte te kunnen geven. Inmiddels werkt het T-team voor de gemeente Hengelo en Enschede. Er is drie maanden onderzoek gedaan in opdracht van de gemeente Almelo naar thuisloze jeugd binnen Almelo. Uit dit onderzoek blijkt, dat net als in de steden Enschede en Hengelo ook in de gemeente Almelo, er sprake is van dak- en thuislozenproblematiek onder de jongeren. Aan de hand van het zojuist afgeronde onderzoek kun je concluderen dat er in de gemeente Almelo op jaarbasis ruim 60 jongeren thuisloos zijn. Deze cijfers komen overeen met de andere Twentse steden. Half juli zal de gemeente Almelo een beslissing nemen over het financieren van een T-team binnen Almelo of niet.
3. Praktijk: De Aanpak De jongeren komen op verschillende manieren bij ons binnen. De jongere heeft posters of ander materiaal gelezen, herkent zich in de doelgroep en klopt bij ons aan. Hij weet ons dus zelf te vinden. Het netwerk “bezorgde ouders, school, huisarts” is op de hoogte van onze werkzaamheden en meldt de jongere bij het T-team aan. Het T-team werkt “out-reachend”. Dit houdt in dat de T-teamer niet van achter zijn bureau de jongere bediend. In dit geval zullen wij de betreffende jongere gaan zoeken en met hem een eerste contact leggen. Als het eerste contact gelegd is en de jongere raakt uit beeld dan gaan we tot 5 keer toe zoeken Wij doen veldwerk. Dit houdt in dat we de jongeren gaan zoeken op hun vindplaatsen. Vindplaatsen zijn coffeeshops, parkeergarages, stations, enzovoorts. Volgens afspraak gaan twee T-teamers op pad. Wij spreken groepen jongeren aan en leggen duidelijk uit wat onze taak is. Wij vragen hen of zij thuisloze jongeren kennen en vragen hen ons in contact te brengen. Ook gebruikt de T-teamer zijn netwerk om de jongeren op te sporen. Groepjes jongeren verplaatsen zich door de stad. Een korte samenwerkingslijn met de politie en het Straathoekwerk is in deze zeer waardevol. Zij kunnen ons vertellen waar de jongeren zich ophouden. Wij hangen tijdens het veldwerk posters op en verspreiden foldermateriaal. Wij geven voorlichting op verzoek, dit zodat instellingen ons nog beter leren kennen en dus ook kunnen aanmelden of doorverwijzen. Afhankelijk van de grote van de wachtlijst beslissen wij wel of geen veldwerk te doen. Een zeer heikel punt waar ik later op terug wil komen! Thuisloze jongeren laten zich niet strikken. Zij zijn teleurgesteld, weten het vaak niet meer, zij ervaren onmacht. Het is hen namelijk niet gelukt om binnen het eigen netwerk hun leefsituatie zodanig in te richten dat zij zelfstandig en evenwichtige vorm kunnen geven aan hun leven. Het tegengestelde is waar: onze thuisloze jongeren zijn door verschillende redenen op drift geraakt. Het is dan ook de taak van de T-teamer te analyseren wat de oorzaak is geweest wat geleid heeft tot dit zwerfgedrag en dit om te buigen naar een plan van aanpak zodat de jongere na begeleiding met hulp van zijn nieuwe netwerk weer richting in zijn leven heeft.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 10
Zwerfjongeren in Overijssel
Attitude T-team Er wordt wel eens geklaagd. Het T-team maakt veel lawaai. Collega Frank stoeit met een jongere in de gang, hij zit bovenop de jongere, de jonger schreeuwt om hulp. Frank is zwaar! Ondertussen dendert de muziek over de gang. T-teamer Cindy bakt frikandellen en brengt deze aan de man. Regelmatig hoor ik een jongere zeggen, “die zijn gek”! Ondertussen is er een sfeer neergezet, die ontspannen is. Maskers verdwijnen, ik zie jongeren gewoon even genieten.
In het tijdschrift 0/25, een tijdschrift over jeugdwelzijn, jeugdzorg en jeugdbeleid wordt deze maand o.a. de werkwijze van het Thuislozen Team beschreven. Ik citeer: “T-teamers zijn rebels, vooral bij instanties, ze laten zich niet snel afpoeieren. Ze gaan door tot ze iets voor elkaar hebben gekregen. Dat vereist inventiviteit, creativiteit en veel netwerken. T-teamers moeten alle argumenten weten en wringen zich soms in bochten om tot samenwerking met een instantie te komen. Soms gaat die samenwerking tegen regels en procedures in, om toch gedaan te krijgen dat de jongere geholpen wordt.” De journalist heeft een dag meegelopen en is tot deze conclusie gekomen. Laat ik u zeggen dat het iets genuanceerder ligt. Maar toch, als de jongere, “die dit niet op deze wijze kan verwoorden”, dit ook zo ervaart, dan mag je vaststellen, dat het ons lukt om aan te sluiten bij de belevingswereld van de jongere. Dat wij in staat zijn de jongere te laten geloven dat wij voor hen staan. Dat is wat wij willen!! Wij spelen het spel met als doel, CONTACT!! We gaan uit van de wens van de jongere. We accepteren de positie die de jongere ons geeft. We richten ons in plaats van de zwakke op de sterke punten van de jongere. Geloofwaardigheid en het vertrouwen winnen van de jongeren, stelt ons in staat de jongere aan ons te binden. Fase 1. Het eerste contact Wanneer een thuisloze jongere bij het T-team in beeld is gaan wij over tot een kennismaking. Met twee T-teamers voeren wij met de jongere een gesprek. Tijdens dit gesprek wordt een aanmeldingsformulier ingevuld. Wij gaan er vanuit dat de jongeren kunnen en willen veranderen. Wij benaderen hen daarom door hun mening te vragen over wat er veranderd zou moeten worden, over hoe wij hen kunnen helpen, over de kwesties die voor hen de hoogste prioriteit hebben. De insteek is absoluut positief. We maken de jongere duidelijk dat we verantwoordelijk zijn voor hem vanaf het moment dat we contact met hem leggen. Slagen we er niet direct in een jongere onze diensten te laten accepteren dan zegt dit iets over ons programma. We maken niet de jongere het slachtoffer met gezegdes als; “hij was niet gemotiveerd” of “te hoog gegrepen”. In onze aanpak wordt een crisis opgepakt en gebruikt als een gelegenheid voor verandering. Tijdens dit kennismakingsgesprek leggen wij de Instap-methode duidelijk en begrijpelijk aan de jongere uit. Wij vragen na of hij vragen heeft. We vragen na of de jongere voorkeur heeft voor een mannelijke of een vrouwelijke hulpverlener. We leggen uit dat er een wachtlijst is. De jongere heeft 24 uur bedenktijd om te beslissen of hij het aanbod accepteert. In deze periode beslist ook het T-team of zij menen de jongere dit aanbod te kunnen doen. We spreken af, waar we de jongere kunnen bereiken om met elkaar binnen 24 uur de voortgang te kunnen bespreken.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 11
Zwerfjongeren in Overijssel
Wanneer het T-team de jongere afwijst zal zij wel zorgdragen en doorverwijzen naar een passende instantie. Contra-indicatie is zowel acute psychiatrische problematiek als harddrug verslaving. Gedurende de periode dat de jongere op de wachtlijst is geplaatst onderhoudt het T-team contact met de jongere door hem uit te nodigen op het inloopspreekuur. Tijdens deze inloop proberen wij de jongere aan ons te binden door een aantal kleine zaken voor hem te regelen. We lichten jongeren voor, de jongere kan gebruik maken van ons postadres. We laten hen gebruik maken van de computer, we ondersteunen in lastige telefoontjes, en vullen zonodig hun buik. Dit alles gebeurt in een klimaat waar de jonger zich prettig voelt. Fase 2. Contact en aanpak (Tot 2 weken) De jongeren hebben inmiddels een kennismakingsgesprek gehad en komen in begeleiding. Samen met de jongere wordt een bolletjesschema gemaakt. Dit schema geeft feitelijke informatie en contextinformatie over de volgende gebieden: • • • • • • • • • • •
Huisvesting Scholing Werk Justitie/politie Gezondheid Hulpverlening Gezin/familie Financiën Vrije tijd Vrienden Religie
De T-teamer stelt de vragen en de jongere vertelt. De T-teamer schrijft het schema in. Nadat alle leefgebieden ingeschreven zijn, kan de jongere door middel van het inkleuren gradaties geven aan wat hij heeft genoemd. Heel positief, gaat wel, neutraal, matig, slecht.
Voorbeeld leefgebied scholing Het leefgebied scholing laat zien dat de jongere de kleuter en basisschool normaal doorlopen heeft. Aansluitend gaat hij naar de MAVO. De jongen kleurt klas 1 blauw, dus slecht, klas 2 heel goed rood en klas 3 weer blauw. Ook hier wordt een vraag over gesteld. Het verhaal van de jongere is: Ik kan redelijk goed leren maar vind het niet leuk op school. Behalve in de tweede klas. In die periode werkte er een super toffe conciërge op school. Vaak zocht ik hem op. Als ik het niet meer zag zitten, dan wist hij me op te beuren. Gave vent. Bingo, We hebben een Vip.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 12
Zwerfjongeren in Overijssel
Voorbeeld leefgebied huisvesting De vragen zijn feitelijk, wanneer en waar ben je geboren, waar heb je gewoond? De jongere vertelt, de T-teamer schrijft. Uit het schema is af te lezen dat de jongere vanaf zijn nulde jaar tot zijn zestiende jaar in het ouderlijk heeft gewoond in Hengelo. Aansluitend heeft hij een maand gezworven. Er volgt een opname in de crisisopvang in Deventer. Nu verblijft hij in een kraakpand opnieuw in Hengelo. De jongere is inmiddels achttien jaar. Bij het inkleuren geeft hij dit leefgebied twee kleuren. Rood en blauw. Heel goed en slecht. Dit is een tegenstelling met het gevolg dat de T-teamer uitleg vraagt. Het verhaal van de jongere is: Tot mijn twaalfde jaar verliep alles goed. Een gezellig gezin. Op mijn twaalfde verongelukte mijn moeder. Vanaf dat moment liep alles fout. De jongere vertelt, dat hij onmogelijk terug kan vallen op zijn vader, omdat de vader niet voor zichzelf kan zorgen. Vader is zijn verdriet, om het gemis van zijn vrouw, gaan wegdrinken.
Het is belangrijk dat de T-teamer de Vips van de jongere kent. De Vip gebruiken we om positieve verhalen over de jongere te halen. De jongere heeft positieve bevestiging nodig dus samen met de T-teamer op pad om de toffe conciërge op te zoeken. Daarnaast moet er een nieuw sociaal netwerk opgebouwd worden. Wie weet, lukt het ons, de Vip te betrekken? Door het vertellen en beschrijven van al de levensgebieden krijgt de T-teamer zicht op de vroege situatie, de oude leefomgeving van de jongere. De T-teamer krijgt zicht op de lichamelijke en psychische gesteldheid van de jongere. Het wordt duidelijk welke maatschappelijke voorwaarden ontbreken en welke aanwezig zijn. Het geeft zowel voor de jongere als de T-teamer zicht op de aanleiding wat heeft geleid tot zwerfgedrag. In het schema valt af te lezen aan welke gebieden gewerkt moet gaan worden. Hierdoor is het mogelijk een plan van aanpak uit te stippelen met de korte termijn doelen en de lange termijn doelen. Samen met de jongere wordt een contract opgesteld waarin vast komt te liggen welke wensen/doelen de jongeren na drie maand intensieve begeleiding ingewilligd wil zien en wat hij achter zich wil laten. Voorbeeld wensen: Ik wil zelfstandige huisvesting in een kamer. Ik wil van mijn schulden af. Ik wil weer op bezoek kunnen bij mijn vader. Ik wil weer naar school. Na de begeleiding van drie maanden is het de bedoeling dat de jongere een netwerk heeft opgebouwd waarin de Vips een rol spelen en het probleemoplossend netwerk. Zij zullen namelijk de jongere blijven ondersteunen. Het bolletjesschema van de jongere wordt altijd in het team besproken. De collega’s stellen vragen, wijzen op blinde vlekken en onduidelijkheden. Dit omdat de T-teamer solistisch werkt. Stappen kunnen worden overgeslagen. Het meekijken en meedenken, werkt in die zin
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 13
Zwerfjongeren in Overijssel
ondersteunend. Daarnaast bespreekt de T-teamer wekelijks zijn jongere tijdens de klantbespreking. Het plan van aanpak wordt gezamenlijk vastgesteld. Werken vanuit de wens van de jongere, uitvoering geven aan het plan van aanpak. Het bruggen bouwen kan beginnen. Fase 3. Het vervolg is de motivatie/onderzoeksfase (6 tot 8 weken) In deze periode worden de harde leefgebieden aangepakt. (huisvesting, financiën). Dus de korte termijndoelen. In deze periode is het zeer belangrijk de jongere te blijven binden. Om die reden is het belangrijk samen met de jongere kleine succesjes te boeken. In dezelfde periode vinden de VIP gesprekken plaats. We gaan na wat het netwerk te bieden heeft als vangnet en onder welke voorwaarden. Aan de hand van het plan van aanpak maken we een stappenplan om zodanig structuur te bieden aan de jongere. Het werkt motiverend, zaken kunnen worden weggestreept, het geeft overzicht (belangrijke zaken worden niet vergeten). We geven het tijdpad aan om de jongere bewust te maken van de afsluiting. Fase 4. Uitzetten van trajecten (6 tot 12 weken) Plan van aanpak: De wensen en de mogelijkheden van de jongere worden op de rij gezet. Per leefgebied wordt nagegaan welke stappen er ondernomen dienen te worden en door wie. Het overdragen: Vanaf het begin van deze fase proberen we gedeelten over te dragen naar de Vips of instanties. Dus het uitvoeren van het actieplan door het probleemoplossend netwerk. Het is om deze reden ook belangrijk dat instellingen bereid zijn sleutelfiguren aan te wijzen zodat de T-teamer de juiste persoon voor het probleem van de jongere kan bereiken. De sleutelfiguur heeft het vertrouwen van hun eigen organisatie waardoor je mag verwachten dat samenwerking goed verloopt. In deze periode blijft de T-teamer het proces volgen, begeleiden en evalueren. Fase 5. Evaluatie Het is belangrijk om na te gaan hoe de jongere de begeleiding ervaren heeft. Zijn z' n verwachtingen uitgekomen. De T-teamer geeft tips en adviezen om de gerealiseerde doelen vast te houden. Er wordt eventueel een sterkte/zwakte analyse gemaakt. Wat gaat goed, wat is kwetsbaar en dient nog nadere ondersteuning. Uiteindelijk volgt de overdracht en afsluiting. De T-teamer schrijft een eindverslag over de periode van de begeleiding. In dit eindverslag worden de afspraken beschreven welke de jongere heeft gemaakt met zijn begeleider, Vips en zijn netwerk. Er wordt teruggekeken naar de wensen van de jongere en beschreven hoe de doelen gerealiseerd zijn. Er wordt beschreven wie ingeschakeld kan worden wanneer de jongere opnieuw tegen problemen oploopt. Deze overdrachtrapportage, het eindverslag is in de eerste plaats voor de jongere, verder zal het verstuurd worden naar de verwijzers, de Vips en de instanties die betrokken zullen blijven bij de jongere. Ter afsluiting zal de T-teamer iets passends ondernemen met de jongere. Het is tenslotte zijn feestje. De jongere zal een getekend certificaat overhandigd krijgen om zodoende de periode geslaagd af te sluiten. In veel gevallen is dit voor de jongere een eerste certificaat in hun leven. Over het algemeen zijn ze er enorm trots op.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 14
Zwerfjongeren in Overijssel
Vanaf deze periode blijft de T-teamer de jongere op afstand volgen d.m.v. een drie maandelijkse check-up. Na een jaar wordt de gehele begeleidingsperiode afgerond en gaat het dossier in de kast. Wanneer tussentijds blijkt dat de jongere opnieuw in de problemen komt dan zal de T-teamer in samenwerking met de jongere en het probleemoplossend netwerk het gat proberen te dichten. Dit om uiteindelijk de jongere zijn plek in de maatschappij te laten innemen met groei en ontwikkelingsmogelijkheden.
4. Ter afsluiting2 Werken met deze methodiek ervaar ik als zeer krachtig: • • • •
Het vertrekpunt, is, de wens van de jongere. De methodiek kent geen beoordeling, aan negatieve labels besteden wij geen aandacht. De methodiek is zeer intensief en persoonlijk, meerdere malen per week, samen op pad. De methodiek is flexibel qua tijd. Wij passen ons aan, aan de agenda van de jongere.
Het is ook zeer belangrijk dat de resultaten meetbaar zijn. In het jaar 2002 hebben 140 jongeren zich aangemeld in Enschede en Hengelo. Een deel van deze jongeren is doorverwezen naar reguliere instellingen, een ander deel is verdwenen omdat zij te lang op hulp moesten wachten. Uiteindelijk heeft het T-team Hengelo, Enschede 59 jongeren begeleid waarvan 5 jongeren opnieuw dakloos zijn geraakt om verschillende reden. In zijn totaliteit zijn 9 begeleidingen niet positief afgerond waaronder een begeleiding van een tienermoeder. Van de 59 begeleide jongeren zijn 50 begeleidingen, ook na een jaar succesvol afgerond. Dit betekent dat 84% van de jongeren goed is terechtgekomen.
2
Tijdens de afsluiting werd door de spreekster een lans gebroken voor deelname van de gemeente Almelo in de financiering van het T-team, zodat daadwerkelijk gesproken kan worden van het TTteam, Het Twentse T-team. De aanwezige wethouders uit Almelo, mevrouw Kuik-Verweg en de heer Isendoorn konden tijdens de bijeenkomst meedelen dat zij over deelname van de gemeente Almelo positief hebben besloten KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 15
Zwerfjongeren in Overijssel
Jos uit Almelo Hij zegt, mijn wensen waren: • • • •
Huisvesting Financiën regelen Ziekenfonds regelen Dagbesteding of werk vinden.
Nu na 3 maanden begeleiding: Huisvesting In de Wonne kan ik tijdelijk wonen totdat er een andere woning voor mij komt. Ik ben aangemeld bij het LCIG, zij gaan mij testen en dan kom ik misschien in aanmerking voor begeleid kamerwonen. Tot die tijd kan ik in de Wonne blijven. Ik heb al een gele kaart en kan me geen ’overtredingen’ meer veroorloven anders moet ik eruit. Ik heb een keer geblowd op mijn kamer en ben een keer ’s ochtends vroeg teruggekomen van het stappen en was dronken. Financiën De uitkering duurde behoorlijk lang, veel inleveren en veel regelen, maar nu heb ik in elk geval elke maand geld. Bij de stadsbank hebben we een BBR rekening geopend. Zij regelen nu alle geldzaken voor mij. Mooi makkelijk. Dagbesteding Samen met Karin ben ik naar variant gegaan. Hier leer je hoe je moet werken en hoe je met mensen moet omgaan. Zodat de kans groter is als ik straks zelf een baan heb dat ik deze kan houden. We gingen voor een kennismakingsgesprek en ik kon gelijk de week daarop beginnen. Ik werk hier 4 dagen in de week met behoud van uitkering. Ziekenfonds regelen Ik was niet verzekerd. Dit vond ik eerst niet zo erg, maar toen hebben 4 vrienden een ongeluk gehad waarvan 2 jongens overleden. Ik was hiervan helemaal kapot en durfde niet eens meer te gaan fietsen omdat ik bang was ergens tegenaan te rijden. Nu ik verzekerd ben voel ik me hier rustig onder. Gedurende de begeleidingsperiode is er een vijfde wens bijgekomen: Ik ga naar Tactus om te praten over mijn drugsgebruik. Ik blow veel en wil hier iets mee doen, want het gaat soms te ver. De begeleiding vond ik prima, ik heb geen klachten en zal zeker aankloppen als er eens wat mis is.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 16
Zwerfjongeren in Overijssel
Enkele Aandachtspunten uit de discussie Structurele financiering De discussie werd geopend door mevrouw Tunc. Zij merkt op dat in de voorgaande inleidingen veel zaken aan de orde zijn gekomen voor wat betreft de achtergronden en aanpak van de problematiek. De vraag blijft echter wie voor deze inspanningen moet betalen en op welke manier dit dient te gebeuren. Veel activiteiten worden niet structureel gefinancierd. De betrokken uitvoerende organisaties dienen daardoor regelmatig veel tijd te besteden aan het voeren van discussies met bestuurders in plaats van het verlenen van hulp. Zij pleit daarom voor een structurele aanpak en financiering van de activiteiten. Afrekenen op resultaat Naar aanleiding van de oproep van Marc Noom over het financieren van instellingen en projecten op basis van behaalde resultaten ontstaat discussie met de zaal. Het T-team werkt met resultaatafspraken. Harde afspraken met betrekking tot een sluitende aanpak van de zwerfjongerenproblematiek zijn echter lastig te maken. Hiervoor ontbreekt een goed registratiesysteem. Bovendien moet worden voorkomen dat door resultaatafspraken betrokken organisaties jongeren selecteren aan de poort. Als reactie hierop stelt Marc Noom, dat een resultaatgerichte financiering niet zozeer bestraffend, maar juist belonend moet zijn. Als je in staat bent om door extra inspanningen ook de moeilijke gevallen te helpen dan past daar een aanvullende beloning bij. Volgens sommigen in de zaal is het niet mogelijk om zwerfjongeren als één groep te beschouwen en dus ook lastig om tussen financiers en hulpverlenende instanties een gestandaardiseerde aanpak af te spreken. De heer Kristen geeft in zijn reactie hierop aan dat de T-team aanpak bewijst dat het wel degelijk mogelijk is om resultaatafspraken te maken, ook al wordt per deelnemer een individueel traject doorlopen. Aan het einde van een behandeling moet je ten minste kunnen laten zien dat je aanpak succesvol is. Dit hoeft niet te betekenen dat de overheid (provincie) het beleid moet laten verzanden in tal van regels. Hier geldt een eigen verantwoordelijkheid van de betrokken organisaties waarmee afspraken gemaakt worden. Maar ook een verantwoordelijkheid van de uitvoerende organisaties naar de cliënt. Aan het einde van de behandeling moet je kunnen zeggen dat de cliënt heeft gekregen wat vooraf is beloofd. Informatiegebrek Op verschillende momenten in de inleidingen en in de discussie werd gewezen op een gebrek aan informatie over de omvang van de problematiek. De in de inleiding beschreven aantallen van 300-800 zwerfjongeren in Overijssel zijn gebaseerd op onderzoeken uit Deventer, Zwolle en Almelo, alsmede cijfers afkomstig van het T-team. Hieruit kan een harde ondergrens van 300 worden afgeleid. De genoemde bovengrens van 800 is voor een deel een “educated guess”, gebaseerd op het ervaringsfeit dat deze jongeren niet allemaal meedoen aan georganiseerde opvang en hulpverlening. Voor een aanpak op lokaal niveau is een systematische verzameling van gegevens echter gewenst. Juist omdat de jongeren zwerven zouden instanties die met de jongeren in aanraking komen dit goed moeten documenteren. De gegevens zouden dan op lokaal niveau beschikbaar moeten komen. Overige Lokale knelpunten in de aanpak van zwerfjongeren in Overijssel In de discussie werden een aantal zaken met name benoemd. De uitstroom uit projecten, vooral voor 18+ is lastig door gebrek aan huisvesting. De aansluiting met andere instanties, zoals woningcorporaties, ziekenfonds en uitkeringsinstanties verloopt vaak nog moeizaam. In Almelo zijn acht bedden beschikbaar voor noodopvang, deze capaciteit is te gering. Veel zwerfjongeren hebben te maken met schuldenproblematiek. De aflossingscapaciteit in schuldsaneringsprojecten is echter gering in Hengelo en Enschede.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 17
Zwerfjongeren in Overijssel
Meer samenwerking! In plaats van meer geld te vragen zouden uitvoerende organisaties zelf al veel meer kunnen bereiken door onderlinge samenwerking, aldus Marc Noom. Naast een resultaatgerichte aanpak is het van belang om binnen de hulpverlening aan deze jongeren een ketenanalyse uit te voeren. Met de betrokken ketenpartners moeten dan duidelijke afspraken gemaakt worden over wie de regierol krijgt toebedeeld. Samenwerking kan ook direct kostenbesparend zijn. Zo kan een link gelegd worden met de woningcorporaties. De corporatie levert ruimte voor opvang, de hulpverleningsinstelling zorgt voor ambulante begeleiding Afsluiting door dagvoorzitter Henk Nijhof In de afsluiting van deze bijeenkomst dankt Henk Nijhof de organisatoren, inleiders en deelnemers. Door de inleidingen, de discussie en de infomarkt is een goed beeld geschetst van de problematiek. Maar ook is duidelijk geworden dat we oplossingsgericht moeten werken. Het vergroten van de samenwerking tussen ketenpartners en het zorgdragen voor een aanpak die tot resultaten leidt is zorg voor betrokken bestuursleden, directies en politici. Met hen zal daarom gezocht worden naar oplossingen. Verheugend was vandaag de toezegging van de gemeente Almelo om te participeren in het T-team. Tot slot een oproep aan het Rijk. Zorg ervoor dat de gemeente de regierol in de ketenzorg op zich kan nemen.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 18
Zwerfjongeren in Overijssel
Lijst info-stands Instelling
Project
Contactpersoon
Projecten in de gemeente Enschede
1. WEB
Hetty Kotteman
2. Sportschool Balans
Henk Slats
3. Schuldverlening aan jongeren in het kader van Criem
Els Stout en Marloes Zandvoort
4. Arbeidstoeleiding en Coaching
Antje van Slooten en Karin Laarhuis
5. Dug-Out 1. Kickstart: - trajectbegeleiding - projectbegeleiding Jeugd en schulden
Marianne Kok Alet van der Woude
2. Donna (opvanghuis voor jonge moeders) T-team
Annelies Hammink Marlou Lurvink
Coach-project SOA
Y. Troost en T. Ypma Inge de Castro
Projecten in de gemeente Hengelo
Gemeente Enschede/Hengelo/Almelo Projecten in de gemeente Deventer SOA Regio Twente
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 19
Zwerfjongeren in Overijssel
Lijst van deelnemers
1. Mevrouw J.B. van Essen
Tactus, Instelling voor verslavingszorg Afdeling verslavingszorg, Hoofd bedrijfvoering
2. De heer R. Wessels
Politie Twente, Districtscoördinator Jeugdzorg
3. Mevrouw A. Meijvogel
GGD Regio Twente Sociaal verpleegkundige OGGZ (Vangnet en Advies)
4. De heer R. Bruggink
Mediant, locatie Nijverheidsstraat 3 7511 JM Enschede
5. De heer C. Heijnen
St. Maatschappelijke Dienstverlening E-H, Manager
6. De heer A.J. Schelfhorst
Politie Twente, Coördinator Jeugdzorg JZZ
7. De heer R. Greven
Gemeente Deventer Sector Welzijn Cultuur & Onderwijs, Afdeling Maatschappelijk beleid, Beleidsmedewerker Jeugd
8. M. Meussen
Adhesie GGZ midden-Overijssel Afdeling Circuit Jeugd Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige
9. Mevrouw E. Bolmer
Jarabee, Afdeling Dug-out, Jeugd Hulpverlener
10. Mevrouw A. van Beem
Jarabee, Afdeling Dug-out, Orthopedagoog i.o.
11. De heer J.B.W. ten Thije
Jarabee, Afdeling Dug-out, Teamleider
12. De heer K. Jongman
Jarabee, Afdeling Dug-out, Jeugdhulpverlener
13. De heer A. de Leeuw
GGD Regio IJssel-Vecht Afdeling Onderzoek en Ontwikkeling, Beleidsmedewerker
14. De heer G. Rotman
Gemeente Almelo Afdeling Samenleving, Beleidsmedewerker
15. Mevrouw J.M.M. Kuik-Verweg
Gemeente Almelo, Wethouder
16. De heer W.A. van der Wilk
TOV team, Projectleider
17. De heer J.G. Kristen
Provincie Overijssel, Lid GS
18. De heer G. Busweiler
Stichting Makoom, Sectormanager
19. De heer P. Graus
Provincie Overijssel Afdeling Zorg & Cultuur, Beleidsmedewerker
20. Mevrouw M. Antonis
Provincie Overijssel Beleidsmedewerker GSB
21. J.A. van Reenen
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
Stichting Jongerenwerk, De Kij, Directeur
blz. 20
Zwerfjongeren in Overijssel
22. Mevrouw B. Bruins
Gemeente Zwolle Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsadviseur gemeente Zwolle
23. Mevrouw E. van Dijk
Gemeente Zwolle Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsadviseur gemeente Zwolle
24. De heer H. van der Wal
Gemeente Almelo, Afdeling Samenleving Beleidsmedewerker
25. Mevrouw Y. Troost
Coach Deventer
26. De heer T. Ypma
Coach Deventer
27. Mevrouw J. Botman
Gemeente Enschede, DMO Adviseur Maatschappelijke ontwikkeling
28. De heer R.H. Wassens
Mediant, Afdeling Jongeren, circuit Jeugd Afdelingshoofd
29. Mevrouw L. Alberts
Mediant, PDO Afdeling Preventie/Dienstverlening en Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, Preventiewerker
30. Mevrouw M. van Veen
KOM, Gemeente Hengelo
31. Mevrouw E.G.P. Straatman
Saxion Hogeschool Enschede Afdeling OBR, Docent
32. R. Pillen
Jarabee, Afdeling SAJ, Projectmanager
33. Mevrouw J. ter Haar
GGD Regio Twente, Projectleider VangnetZorg
34. De heer D. Lamsma
Mediant, Circuit Jeugd Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige
35. Mevrouw S. Bodegom
St. Humanitas Onderdak
36. De heer H.C. Isendoorn
Gemeente Almelo Wethouder Ruimtelijke Ordening en Volksgezondheid
37. De heer P.J. van Wieringen
Stichting de Ander Afdeling Straathoekwerk Amb. Hulp Straathoekmedewerker
38. De heer D.G. Leeuwis
Politie Twente Teamchef Regionaal Bureau Jeugdpolitie
39. Mevrouw M. Kok
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
Jarabee, Afdeling Dug Out, Werkbegeleider
blz. 1
Zwerfjongeren in Overijssel
40. Mevrouw R. Waanders
RIBW Twente Regiomanager Midden Twente
41. Mevrouw A. Donderwinkel
Gemeente Hengelo Sector Onderwijs, Cultuur en Jeugdzaken Beleidsmedewerker Sociaal Beleid
42. Mevrouw H. Kotteman
WEB
43. Mevrouw E. Stout
Schuldhulpverlening Gemeente Enschede
44. Mevrouw M. Zandvoort
Schuldhulpverlening Gemeente Enschede, Jongerenconsultent
45. De heer W. Rodenhuis
KennisInstituut Stedelijke Samenleving (KISS) Programmacoördinator
46. Mevrouw W. Nijenmanting
Jarabee
47. De heer W. Bossink
Politie Twente Jeugdagent politie Enschede, wijkbureau Oost
48. Mevrouw B. Bolster
Politie Twente Jeugdagent politie Enschede, wijkbureau Oost
49. Mevrouw A. Hofman
Gemeente Hengelo Afdeling Onderwijs en Jeugdzaken Beleidsmedewerker Jeugdbeleid
50. H. van Duijn
Gemeente Hengelo
51. Mevrouw J. Veldhuis
Jarabee, jeugdzorg in Twente, afd. Jonge moedercentrum Donna Outreachende hulpverlener
52. Mevrouw A. Hammink
Jarabee, jeugdzorg in Twente, afd. Jonge moedercentrum Donna, Coördinator
53. De heer G. van Olffen
Mediant, Team Jongeren, SVP
54. Mevrouw M. van Dam
Raad voor Kinderbescherming Vestiging Zwolle, Preventiemedewerker
55. De heer B.J. Huiskes
Regiopolitie Twente Jeugdzorg MiNoT, Districtscoördinator
56. De heer T. Nales
Nidos Enschede, Praktijkleider
57. M.B.J.E. Hazenberg
Vrouwenopvang Overijssel Afdeling Preventie, Preventiemedewerker
58. K. Leferink
TT Almelo
59. De heer B. Otten
Gemeente Hengelo, Wethouder
60. Mevrouw A. van der Woude
Gemeente Hengelo Projectmedewerker Jongeren en Schulden
61. De heer J. Wennink
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
Jarabee
blz. 1
Zwerfjongeren in Overijssel
62. Mevrouw L. Deppe
Sociale Dienst Hengelo Trajectmanager (begeleiding jongeren)
63. De heer A. Deijk
Stichting Humanitas Onderdak Twente Locatie Almelo
64. Mevrouw H. Smallenbroek
SPD, West Overijssel
65. Mevrouw M. Snel
Bureau Jeugdzorg Overijssel Regio IJssel-Vecht, Maatschappelijkwerker
66. De heer W. van Beek
Bureau Jeugdzorg Overijssel Regio IJssel-Vecht, Regiomanager
67. De heer C. Nefkens
Stichting Inloophuis Hengelo, Bestuurslid
68. Mevrouw S. Voortman
Statenlid, Zorg en Cultuur
69. De heer B. Koehorst 70. Mevrouw A. van Slooten
ATC (Arbeidstoeleiding en Coaching) Manager trajectbureau
71. Mevrouw K. Laarhuis
ATC (Arbeidstoeleiding en Coaching) Manager trajectbureau
72. Mevrouw A. ten Thije
Gemeente Hengelo, GSB-coördinator
73. De heer S.A.H. Denters
Hoogleraar Grotestedenbeleid Universiteit Twente/ Wetenschappelijk directeur KISS
74. Mevrouw K. Vos
St. Maatschappelijkwerk N-W Twente
75. Mevrouw R. Rikkert 76. Mevrouw K. Gelderblom
Jongerenwerk Hengelo
77. Mevrouw C. Manneschijn
Jongerenwerk Hengelo
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 1
Zwerfjongeren in Overijssel
Organisatie Voorbereidingscommissie Seeta Autar Monique Antonis Astrid Donderwinkel Peter Graus Wilbert Rodenhuis
KennisInstituut Stedelijke Samenleving Provincie Overijssel Gemeente Hengelo Provincie Overijssel KennisInstituut Stedelijke Samenleving
Met dank aan alle medewerkers van de gemeente Hengelo en deelnemende organisaties aan de info-markt, die bij de uitvoering van deze middag betrokken zijn geweest.
Colofon KennisInstituut Stedelijke Samenleving Hengelosestraat 705 Postbus 545 7500 AM Enschede telefoon: e-mail:
053 4836346
[email protected]
KISS biedt praktijkgerichte ondersteuning bij de verbetering van de kwaliteit van de stedelijke samenleving in Overijssel.
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
blz. 2