Protocol voor Signalering, Screening en Kortdurende Interventie van Risicovol Alcoholgebruik bij Jongeren. Versie 2, 2014
Werkblad beschrijving interventie Gebruik de handleiding bij dit werkblad
Plaatjes en tabellen kunnen niet in de database worden geïmporteerd. Wilt u daarom eventuele tabellen en plaatjes in een aparte bijlage aanleveren? Het ingevulde document kunt u sturen naar: NISB (
[email protected]) voor interventies op het gebied van sport en bewegen en RIVM-CGL (
[email protected]) voor interventies op het gebied van leefstijlthema's en bewegen in combinatie met voeding.
Uitgebreide beschrijving 1. Probleemomschrijving Probleem – max 300 woorden (2/3 A4) * Voor welk probleem, thema of risico is de interventie ontwikkeld? Omschrijf aard, ernst en spreiding van het probleem. Het drinken van alcohol is een maatschappelijk geaccepteerd verschijnsel. Zeker bij jongeren is voorzichtigheid in het gebruik van alcohol van belang, vanwege de verhoogde kwetsbaarheid voor gezondheidsproblemen en sociaal-maatschappelijke problemen (zie hierna ‘Gevolgen’). De wettelijke leeftijdsgrens voor verkoop van alcohol is om deze redenen per 1 januari 2014 door de overheid verhoogd naar 18 jaar . Het alcoholgebruik van jongeren wordt in Nederland structureel gemonitord. Landelijke cijfers laten zien dat 43% van de scholieren in het voortgezet onderwijs maandelijks alcohol drinkt. Binge drinken, het drinken van grote hoeveelheden alcohol bij één gelegenheid, komt maandelijks bij 30% van de middelbare scholieren voor. De meeste scholieren beginnen met drinken tussen de leeftijd van 11 en 15 jaar; 83% heeft op 15-jarige leeftijd of jonger kennis gemaakt met alcohol (Verdurmen et al. 2012). Dergelijke cijfers hebben de laatste jaren veel aandacht gehad in de media en de politiek, en er is zwaarder ingezet op preventie van onaanvaardbaar alcoholgebruik. Verschillende preventieve maatregelen lijken inmiddels hun vruchten af te werpen. Het alcoholgebruik van scholieren is gedaald ten opzichte van voorgaande jaren (Verdurmen et al. 2012). Deze daling wordt echter uitsluitend veroorzaakt door een afname in drinkgedrag onder scholieren van 12 t/m 15 jaar; bij de oudere leeftijdsgroepen is het gebruik stabiel gebleven. Van Dijck en Knibbe (2005) hebben vastgesteld dat probleemdrinken in de algemene bevolking van 16 tot en met 69 jaar het meest voorkomt bij jongeren tussen de 16 en 24 jaar. In deze groep voldoet 34% van de mannen en 9% van de vrouwen aan de criteria voor probleemdrinken. De genoemde cijfers vragen om een nog intensievere aanpak van alcoholproblematiek bij jongeren door herkenning en behandeling van riskant drinkgedrag te stimuleren. In dit protocol wordt de werkwijze van (vroeg)signalering, kortdurende interventie en doorverwijzing van jongeren met een verhoogd risico op alcoholproblematiek beschreven.
Gevolgen – max 150 woorden (1/3 A4) * Wat zijn de mogelijke gevolgen (immaterieel en materieel) als er nu niet wordt ingegrepen (zowel voor de doelgroep als in maatschappelijke zin)? Jongeren die alcohol drinken hebben een verhoogde kwetsbaarheid voor gezondheidsproblemen door onvolgroeide hersenen en organen. Ook op sociaal-maatschappelijk gebied is matiging in drinkgedrag voor jongeren aanbevolen. Het verdoven van de hersenen en het wegnemen of verzwakken van de sociale remmingen na enkele glazen alcohol wordt door adolescenten over het algemeen als prettig ervaren, maar kan bij verdergaande consumptie tot controleverlies leiden, wat agressie, ongelukken en ongewenst of onveilig seksueel contact in de hand kan werken (Boelema et al. 2009). Daarnaast kan overmatig alcoholgebruik samengaan met spijbelen, schooluitval, depressies en een verhoogd risico op verslaving op latere leeftijd (Ter Bogt et al, 2009; Schrijvers & Schoemaker, 2008)
2
2. Beschrijving interventie 2.1
Doelgroep
Uiteindelijke doelgroep – max 100 woorden (1/4 A4) * Wat is de uiteindelijke doelgroep van de interventie? Jongeren van 12 tot 24 jaar met een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblemen. Dit betekent dat de jongere nog niet afhankelijk c.q. verslaafd is, maar wel risicovol gebruikt. Dat houdt in: teveel, te vaak en/of te jong drinkt en kwetsbaar is om problematisch drinkgedrag te ontwikkelen. Signalen die duiden op deze kwetsbaarheid zitten in de hoeveelheid van het gebruik, de leeftijd, kenmerken van de jongere (geslacht, opleidingsniveau, familiegeschiedenis), context waarin gebruikt wordt, en zichtbare gevolgen van gebruik (verwijde pupillen, alcoholgeur, ongevallen, slechte schoolprestaties, schooluitval). Aan de hand van de signalen kan een eerste inschatting gemaakt worden of een jongere een verhoogd risico heeft op het ontwikkelen van een alcoholprobleem.
Intermediaire doelgroep – max 100 woorden (1/4 A4) Zijn er intermediaire doelgroepen? Zo ja, welke? Professionals en intermediairen in de settings school en vrije tijd die tijdens hun werkzaamheden in contact komen met hoog risico jongeren, zoals mentoren, schoolmaatschappelijk werkers, jongerenwerkers en wijkagenten.
______________________________________________________________ Selectie van doelgroepen – max 50 woorden Hoe wordt de doelgroep en - indien van toepassing - de (intermediaire) doelgroep(en) geselecteerd? Zijn er in- en exclusiecriteria? Zo ja, welke? Alle professionals/intermediairen in de settings school en vrije tijd, zoals mentoren, schoolmaatschappelijk werkers, jongerenwerkers en wijkagenten, kunnen gebruik maken van het protocol. De doelgroep van jongeren met een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblemen wordt geselecteerd (= gesignaleerd) door de intermediaire doelgroepen. Er zijn bij voorbaat geen in- en exclusiecriteria. In een deskundigheidsbevordering voor de intermediaire doelgroepen wordt veel aandacht besteed aan signalen die kunnen duiden op problematisch alcoholgebruik, waarbij gekeken wordt naar aanwijzingen op één of meerdere van de volgende gebieden: • de hoeveelheid alcohol die een jongere drinkt; • de kwetsbaarheid van de jongere voor alcohol (geslacht, opleidingsniveau, familiegeschiedenis, etc.); • de situatie waarin het gebruik plaatsvindt (allen of met vrienden, dagelijks of niet, etc.); • zichtbare gevolgen van alcoholgebruik (fysieke signalen, zoals verwijde pupillen en alcoholgeur & gedragsindicaties, zoals ongelukken, verslechterde schoolprestaties en spijbelen)
______________________________________________________________ Betrokkenheid doelgroep – max 50 woorden Was de doelgroep betrokken bij de ontwikkeling van de interventie, en op welke manier? Bij de protocolontwikkeling is als startpunt gebruik gemaakt van de inbreng van deskundigen van o.a. verschillende verslavingszorginstellingen in een expertmeeting. Vervolgens zijn intermediaire doelgroepen betrokken bij het ontwikkelingsproces via interviews. Tenslotte is door middel van groepsdiscussies met jongeren het perspectief van de einddoelgroep belicht. 3
2.2
Doel
Hoofddoel – max 100 woorden (1/4 A4) * Wat is het hoofddoel van de interventie Het hoofddoel is jongeren van 12 tot 24 jaar met een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblemen vroegtijdig te signaleren en zo nodig te motiveren voor een (kortdurend) behandeltraject. Deze vroegsignaleringstaak wordt uitgevoerd door professionals en intermediairen in de settings school en vrije tijd (mentoren, schoolmaatschappelijk werkers, jongerenwerkers, wijkagenten, etc.), die hiertoe een deskundigheidsbevordering volgen. Deze professionals (‘signaleerders’) hebben veelal geen achtergrond in de verslavingszorg en hebben andere prioriteiten in hun werk (bijv. ordehandhaving). Deskundigheidsbevordering is dan ook van belang om: a) de bewustwording bij professionals van de risico’s van (overmatig) alcoholgebruik door de jeugd te vergroten en b) handvatten aan te reiken om de vroegsignaleringstaak adequaat uit te kunnen voeren.
Subdoelen – max 200 woorden (1/2 A4) * Wat zijn de subdoelen van de interventie? Indien van toepassing: koppel de subdoelen aan de betreffende (intermediaire) doelgroepen. Naast organisatorische randvoorwaarden, zullen signaleerders hun taak pas op zich nemen als zij zich voldoende bewust zijn van het probleem en als zij weten wat zij wanneer en hoe kunnen doen om het probleem te verminderen. In de deskundigheidsbevordering wordt dan ook aandacht besteed aan probleembesef, signalering, screening, en doorverwijsmogelijkheden binnen hun regio. De doelen voor deelnemers aan de deskundigheidsbevordering zijn als volgt omschreven: de deelnemers beschikken over actuele kennis van de effecten en risico’s van riskant alcoholgebruik bij jongeren (probleembesef); de deelnemers kennen signalen van risicovol gebruik en oefenen met signalering hiervan; de deelnemers maken kennis met motiverende gespreksvoering en oefenen gespreksvaardigheden hierin, om zo (risicovol) alcoholgebruik met jongeren te bespreken; de deelnemers hebben inzicht in de eigen taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het signaleren van (risicovol) alcoholgebruik bij jongeren; de deelnemers hebben inzicht in de taken en verantwoordelijkheden van andere organisaties met betrekking tot de functie signaleren van (risicovol) alcoholgebruik bij jongeren; de deelnemers zijn op de hoogte van de lokaal gemaakte samenwerkingsafspraken .
2.3 Aanpak ______________________________________________________________ Opzet van de interventie – max 200 woorden (1/2 A4) * Hoe is de opzet van de interventie? Denk aan volgorde, frequentie, intensiteit en duur - indien van toepassing. Een schema kunt u als bijlage toevoegen. De interventie (het protocol) bestaat uit een aantal stappen (zie figuur 1 voor een schematische weergave van de verschillende stappen): 4
1. signaleren: In de settings school en vrije tijd zijn verschillende professionals of intermediairen te onderscheiden die in aanraking komen met jongeren die mogelijk risicovol alcohol gebruiken, zoals mentoren, jeugdverpleegkundigen, zorgcoördinatoren, Zorg Advies Teams, (wijk)agenten, jeugdagenten, jongerenwerkers, straathoekwerkers, kerkelijk begeleiders en medewerkers van sportverenigingen. Deze professionals zijn de aangewezen personen om (de eerste) signalen van risicovol alcoholgebruik op te pikken, bij de jongere zelf of naar aanleiding van vragen/zorgen van ouders, vrienden of andere personen in de omgeving van de jongere. De professionals of intermediaren signaleren aanwijzingen die kunnen duiden op risicovol alcoholgebruik op één of meerdere van de volgende gebieden: • de hoeveelheid alcohol die een jongere drinkt; • de kwetsbaarheid van de jongere voor alcohol (geslacht, opleidingsniveau, familiegeschiedenis, etc.); • de situatie waarin het gebruik plaatsvindt (allen of met vrienden, dagelijks of niet, etc.); • zichtbare gevolgen van alcoholgebruik (fysieke signalen (veel valpartijen) & gedragsindicaties, zoals verslechterde schoolprestaties en spijbelen) 2. bespreken: Bij aanwijzingen voor risicovol alcoholgebruik, bespreekt de professional/intermediair dit met de jongere. Ook wordt het alcoholgebruik uitgevraagd. Op deze manier kan het vermoeden van risicovol alcoholgebruik bevestigd dan wel ontkracht worden. 3. doorverwijzen: Wanneer bij de signaleerder het vermoeden van risicovol alcoholgebruik op basis van het gesprek met de jongere blijft bestaan, is het zaak de jongere te motiveren voor een preventief contactmoment met een professional uit de verslavingszorg of GGZ. De motivatie van jongeren om doorverwezen te worden kan verhoogd worden door de principes van motivationele gespreksvoering toe te passen, waarin een open, eerlijke en niet-veroordelende houding centraal staan. 4. een preventief contactmoment met een professional uit de verslavingszorg of GGZ: Een preventief contactmoment (bijvoorbeeld in de vorm van een spreekuur op school of in een buurthuis, dichtbij of op de plaats waar de jongere gesignaleerd is) is er in de eerste plaats op gericht om vermoedens van risicovol alcoholgebruik te verifiëren. Onderdeel hiervan is het gestructureerd uitvragen van het alcoholgebruik van de jongere a.d.h.v. de AUDIT. De AUDIT is een screeningsinstrument dat is ontwikkeld voor professionals in de preventieve gezondheidszorg, dat zowel toepasbaar is bij jongeren als bij 18-plussers. Wanneer de vermoedens terecht zijn, is het zaak de functie van het alcoholgebruik voor de jongere te inventariseren om meer inzicht te krijgen in het probleem. De ouders worden bij voorkeur in het proces betrokken wanneer het probleem in kaart is gebracht, dus na een eerste inventariserend gesprek met de jongere. Met behulp van motiverende gesprekstechnieken (kortdurende interventie) wordt in één of meerdere vervolgsessie(s) het probleembesef bij de jongere gestimuleerd. Indien nodig kan verdere hulp geïndiceerd worden. Wanneer de vermoedens van risicovol alcoholgebruik onterecht blijken te zijn, kan de jongere gewezen worden op websites met informatie over alcoholgebruik, zoals www.alcoholinfo.nl. Naast het verifiëren van vermoedens van risicovol alcoholgebruik, kunnen de kennis en kunde van de professional uit de verslavingszorg of GGZ door signaleerders (mentoren, jongerenwerkers, wijkagenten, etc.) en ouders gebruikt worden voor consultatie. 5. zorg(toeleiding): Jongeren die bereid zijn tot gedragsverandering, maar bij wie na enkele gesprekken met een professional uit de verslavingszorg of GGZ geen verbetering in het drinkgedrag is te zien, of jongeren bij wie het vermoeden bestaat dat ze voldoen aan de DSM5-diagnose van alcoholverslaving, kunnen het beste worden doorverwezen naar de gespecialiseerde hulpverlening. Hier wordt aanvullende diagnostische screening gedaan en worden de jongeren intensief begeleid bij het veranderen van hun drinkgedrag. Bij jongeren bij wie geen sprake is van comorbiditeit of complexe problematiek kunnen zelfhulp of behandeling via internet besproken worden. Een doorverwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening is het meest effectief wanneer er een zogenaamde ‘warme overdracht’ plaatsvindt. Dit houdt in dat de preventiewerker de jongere naar een afspraak bij verdere hulpverlening begeleidt, afspraken maakt in het bijzijn van de jongere of samen met de jongere de mogelijkheden van zelfhulp of internetbehandeling uitzoekt. Bij voorkeur neemt de preventiewerker op een later moment telefonisch of per email contact op met de jongere, om na te gaan of de doorverwijzing succesvol en naar tevredenheid van de jongere is verlopen (follow-up). Signalering vindt bij voorkeur plaats wanneer nog geen sprake is van ernstige problematiek, en de jongere in veel gevallen nog een compleet en ondersteunend sociaal netwerk heeft. Vanuit het stepped-care principe wordt daarom in dit protocol steeds naar de minst ingrijpende hulpverleningsvorm gestreefd, die rekening houdt met de aard en ernst van de problematiek en met de hulpvraag van de jongere (indien aanwezig). Uitgangspunten hierbij zijn de aanwezige competenties van de jongere zelf. 5
Om signaleerders toe te rusten op hun taak, volgen zij een deskundigheidsbevordering, waarin aandacht is voor probleembesef bij signaleerders, signalering van jongeren, screening, en doorverwijsmogelijkheden binnen de regio. Van de stap ‘preventief contactmoment’ is door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) een meer gedetailleerde uitwerking gemaakt. Deze VNN-interventie ‘Adviesgesprek Alcohol Jongeren’ is onder voorbehoud goedgekeurd als ‘goed onderbouwd’ bij het RIVM-CGL (interventienummer XXX). Eén van de sterke kanten van de interventie was de inbedding in het hier beschreven protocol.
____________________________________________________________________ Inhoud van de interventie – max 700 woorden (2 A4) * Welke concrete activiteiten worden uitgevoerd? Indien van toepassing per onderdeel samenvatten. Bij interventies op maat: geef aan wat op basis van welke criteria wanneer wordt uitgevoerd.
Op verzoek van de beoordelaars is de beschrijving van de opzet van de interventie uitgebreid door de verschillende stappen te beschrijven. Om overlap te voorkomen, zijn de onderdelen ‘opzet van de interventie’ en ‘inhoud van de interventie’ geïntegreerd onder het onderdeel ‘opzet van de interventie’.
6
Comment [G1]: In de uiteindelijke versie hier het correcte interventienummer weergeven en als het kan linken naar de interventie van VNN. (en in de interventie van VNN linken naar dit protocol).
3. Onderbouwing Oorzaken – max 200 woorden (1/2 A4) Welke factoren veroorzaken het probleem? Klik hier als u tekst wilt invoeren. NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven
Aan te pakken factoren– max 200 woorden (1/2 A4) Welke factoren pakt de interventie aan en welke, in paragraaf 2.1 en 2.2. benoemde, (sub)doelen horen daarbij? Klik hier als u tekst wilt invoeren. NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven
Verantwoording– max 550 woorden (1 1/2 A4) Verantwoord hoe met deze aanpak ook daadwerkelijk de (sub)doelen bij deze doelgroep(en) bereikt worden. Klik hier als u tekst wilt invoeren.
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven
Werkzame elementen– max 200 woorden (1/2 A4) Wat zijn de werkzame elementen die de doelen van de interventie realiseren? Geef een puntsgewijze opsomming van de kernelementen die bij een lokale aanpassing niet mogen ontbreken. Klik hier als u tekst wilt invoeren.
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven
________________________________________________
7
4. Uitvoering Materialen – max 150 woorden (1/3 A4) * Welke materialen zijn beschikbaar voor de uitvoering, werving en evaluatie van de interventie? 1. Protocol voor signalering, screening en kortdurende interventie van risicovol alcoholgebruik bij jongeren. Versie 2, 2014. Het document heeft een inleidend hoofdstuk, waarin de doelstelling en de doelgroep worden afgebakend. Vervolgens komt in hoofdstuk 2 het protocol zelf aan bod, waarin achtereenvolgens de werkwijze van signalering, kortdurende interventie en doorverwijzing van jongeren met een verhoogd risico op alcoholproblematiek wordt besproken. Het protocol is door verschillende instellingen geïmplementeerd, en het implementatieproces is op verschillende manieren geëvalueerd. Hoofdstuk 3 biedt op basis van deze evaluaties praktische aandachtspunten bij implementatie van het protocol. In hoofdstuk 4 wordt een onderbouwing gegeven van de keuzes die in het protocol gemaakt zijn. Een beschrijving van de totstandkoming van het protocol en gehanteerde methoden is opgenomen in de bijlagen . 2. Deskundigheidsbevordering voor de intermediaire doelgroep: Vroegtijdig herkennen van riskant alcoholgebruik bij jongeren. Deze deskundigheidsbevordering sluit aan bij het protocol. 3. Zakkaart voor professionals met signaleringsvragen aan jongeren.
Locatie en organisatie – max 150 woorden (1/3 A4) * Waar wordt de interventie uitgevoerd en welk(e) soort(en) organisatie(s) kan /kunnen de interventie uitvoeren? De interventie wordt uitgevoerd in de settings school (d.w.z. voortgezet onderwijs en MBO) en vrije tijd. In deze settings zijn verschillende personen/functies te onderscheiden die in aanraking komen met jongeren die mogelijk een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblematiek hebben, zoals mentoren, jeugdverpleegkundigen en de zorgcoördinator van het ZAT-team voor de setting school en (wijk)politie, jeugdagenten, jongerenwerkers, straathoekwerkers, kerkelijk begeleiders en medewerkers van sportverenigingen voor de setting vrije tijd. Dit zijn de aangewezen personen om (de eerste) signalen van overmatige alcoholconsumptie op te pikken, bij de jongere zelf of naar aanleiding van vragen/zorgen van ouders, vrienden of andere personen in de omgeving van de jongere. Het initiatief het protocol te implementeren kan bij de gemeente liggen, bij een gemeentelijke instantie, zoals de GGD, of bij (de preventieafdeling van) een verslavingszorginstelling. Implementatie van het protocol kan ook een gezamenlijk initiatief van deze partijen zijn.
Opleiding en competenties van uitvoerders – max 150 woorden (1/3 A4) * Wie voert de interventie uit? Welke opleiding /training en specifieke competenties van de uitvoerders zijn vereist? Het is aan te bevelen de professionals die met het protocol gaan werken de deskundigheidsbevordering ‘Vroegtijdig herkennen van riskant alcoholgebruik bij jongeren, behorend bij het Protocol voor Signalering, Screening en Kortdurende Interventie van Risicovol Alcoholgebruik bij Jongeren’ te laten volgen. Deze kan verzorgd worden door preventiewerkers van verslavingszorginstellingen.
Kwaliteitsbewaking – max 150 woorden (1/3 A4) * Hoe wordt de kwaliteit van de interventie bewaakt? 8
In het protocol is in hoofdstuk 3 op basis van de evaluaties in de 5 regio’s een aantal aandachtspunten bij het implementatieproces beschreven. Deze aandachtspunten dragen bij aan de kwaliteitsbewaking. Een handleiding is beschikbaar voor de deskundigheidsbevordering ‘Vroegtijdig herkennen van riskant alcoholgebruik bij jongeren’. Bij deze handleiding is ook materiaal beschikbaar (powerpoint en zakkaart). Deze handleiding is specifiek ontwikkeld voor het Protocol ‘Vroegtijdige Signalering, Screening en Kortdurende Interventie van Risicovol Alcoholgebruik bij Jongeren, versie 2’. De inzet van deze deskundigheidsbevordering draagt in grote mate bij aan de kwaliteitsbewaking. Bovendien is het uitdrukkelijke advies in het Protocol om de deskundigheidsbevordering door instellingen voor verslavingszorg te laten uitvoeren. Deze hebben de expertise om de kwaliteit van de deskundigheidsbevordering en de benodigde deskundigheid bij professionals gedurende de implementatie te waarborgen. Tijdens de implementatie van het protocol organiseert de initiatiefnemer in een regio i.s.m. de aanbieder van de deskundigheidsbevordering een terugkombijeenkomst met alle professionals. Ook wordt er tijdens de implementatie en na afloop van het implementatieproces geëvalueerd, en worden er tot slot afspraken gemaakt over de reguliere voortgang van de vroegsignalering.
Randvoorwaarden – max 150 woorden (1/3 A4) * Wat zijn de organisatorische en contextuele randvoorwaarden voor een goede uitvoering van de interventie? -
draagvlak op managementniveau; draagvlak bij professionals die gaan signaleren; deskundigheidsbevordering voor signaleerders; samenwerkingsbereidheid tussen signaleerders onderling en tussen signaleerders en professionals van de GGZ/verslavingszorg; ondersteunende materialen voor professionals, zoals een zakkaart; realistische verwachtingen bij signaleerders over de te behalen doelen (aantal doorverwijzingen naar preventief contactmoment, maar ook het vaker in gesprek gaan met jongeren en het frequenter consulteren van de verslavingszorg door professionals); inbedding van het protocol in bestaande of nieuw op te zetten overlegstructuren; een duidelijke en op de praktijk afgestemde taakverdeling tussen professionals onderling en tussen professionals en GGZ/verslavingszorg; voortgangsbewaking, zodat de aandacht voor het signaleren van risicovol alcoholgebruik door jongeren niet verslapt; borging van het protocol.
Implementatie en/of overdraagbaarheid– max 150 woorden (1/3 A4) * Is er een systeem voor implementatie en/of de overdraagbaarheid? Geef een samenvatting. De protocolbeschrijving kent een apart hoofdstuk waarin belangrijke aandachtspunten bij de stappen van implementatie van het protocol worden gegeven. Deze punten zijn gebaseerd op ervaringen van deelnemers aan de vijf pilotstudies. Daarnaast zorg de Handleiding Deskundigheidsbevordering voor een soepele implementatie en de overdraagbaarheid. Op www.vroegsignaleringalcohol.nl staan de 5 regioprojecten vermeld met contactpersonen. Bij deze contactpersonen kan informatie en advies ingewonnen worden. Ook biedt de website de mogelijkheid om in contact te treden met de projectleider van het Partnership Vroegsignalering Alcohol die bij de ontwikkeling van het protocol, de pilots en evaluaties betrokken is geweest.
Kosten – max 200 woorden (1/2 A4) * Wat zijn de kosten van de interventie? 9
-
-
Materiële kosten: 750 tot 3.000 euro. De materialen zijn gratis beschikbaar (www.vroegsignaleringalcohol.nl/werkgroepen/werkgroepjongeren/producten). Vrijwel alle pilot-projecten hebben zelf lokaal een zakkaart, teaser of ansichtkaart met sociale-kaartgegevens en verwijzing laten drukken. De kosten hiervan variëren van € 750 tot € 3.000. Personele kosten: o 2 tot 4 uur per week voor projectleider; o 10 tot 12 uur in totaal per signaleerder (deskundigheidsbevordering en terugkoppeling tijdens implementatie); o 16 uur inhuur verslavingszorg t.b.v. deskundigheidsbevordering; o eventueel 3 uur inhuur acteur t.b.v. deskundigheidsbevordering. Toelichting De kosten van implementatie zijn met name de personele kosten, die afhankelijk zijn van o.a. de grootte van de implementatieregio (aantal gemeenten) en het aantal settings (onderwijs, politie, etc.). Kostenpost projectleider Als in het lokale gezondheidsbeleid vroegsignalering van risicovol alcoholgebruik opgenomen is, valt het initiëren en begeleiden van de implementatie van het protocol onder de taakstelling van de gemeente (GGD of alcoholmatigingsprojectleider). Uit de pilots blijkt het reëel om voor de projectleider voor de implementatieperiode 2 tot 4 uur per week te reserveren. Kostenpost signaleerders De bij de implementatie samenwerkende organisaties en partijen kunnen vroegsignalering ook binnen hun huidige taakstelling meenemen of vastleggen. De personele kosten betreffen de deelname aan de deskundigheidsbevordering (2 x 4 uur) en gedurende de implementatie 1 à 2 terugkoppelmomenten van 2 uur. Verdere afstemming vindt plaats in reguliere bestaande overleggen rondom jongeren. Kostenpost verslavingszorg Standaard kostenpost is de inhuur van verslavingszorg voor de deskundigheidsbevordering van de professionals (gemiddeld 16 uur per deskundigheidsbevordering en evt. 3 uur acteurskosten incl. voorbereiding voor de training).
10
5. Onderzoek naar praktijkervaringen Onderzoek praktijkervaringen – max 1100 woorden (3 A4) * Is er een evaluatie geweest van de praktijkervaringen met de interventie bij de uitvoerders en de doelgroepen en wat zijn daarvan de meest relevante uitkomsten? Beschrijf het bereik, de succes- en verbeterpunten en geef indien van toepassing aan of er na de evaluatie punten in de interventie zijn aangepast. Beschrijf hoe de evaluatie is opgezet en neem hier de respons en de respondenten in mee. Tussen 2010 en 2013 is het protocol in vijf regio’s geïmplementeerd als pilot (Zuid-Holland Zuid, Hardenberg, Noord-Oost Brabant, Noord- en midden Limburg, Zeeuws-Vlaanderen). Op basis van procesevaluaties en interviews met alle projectleiders van de pilots zijn aanpassingen in het protocol gemaakt. Zo ontstond de tweede versie van het protocol, waarin de voornaamste wijzigingen ten opzichte van de eerste versie van het protocol zijn: - de nadruk bij signalering ligt minder op de landelijke adviezen voor alcoholgebruik, maar meer op signalen die duiden op risicovol alcoholgebruik; - de rol van ouders en vrijwilligers bij sportverenigingen in signalering, bespreking, en doorverwijzing is verder uitgewerkt; - er wordt uitgebreider ingegaan op privacyaspecten bij signalering, doorverwijzing en behandeling, met name over de positie van ouders daarin; - de lijst met contactgegevens regionale instellingen voor GGZ/verslavingszorg is geactualiseerd. Daarnaast bevat de nieuwe versie een lijst met aandachtspunten voor projectleiders voor verschillende fasen uit de implementatie. Deze lijst, gebaseerd op de procesevaluaties en interviews met projectleiders, biedt een houvast bij implementatie en benoemt bevorderende en belemmerende factoren die in de pilotregio’s naar voren zijn gekomen. De evaluaties lieten zien dat de volgende aspecten het meest belangrijk zijn om rekening mee te houden bij implementatie: - zorg voor draagvlak op managementniveau; - zorg voor draagvlak bij professionals die gaan signaleren; - organiseer een deskundigheidsbevordering voor signaleerders; - zorg voor samenwerkingsbereidheid tussen signaleerders onderling en tussen signaleerders en professionals van de GGZ/verslavingszorg; - zorg voor ondersteunende materialen voor professionals, zoals een zakkaart - schep vooraf realistische verwachtingen bij signaleerders over de te behalen doelen. De praktijk leert dat implementatie van het protocol niet direct leidt tot individuele doorverwijzingen van jongeren naar de verslavingszorg voor een preventief contactmoment. Om afhaken van signaleerders door teleurstellende resultaten te voorkomen, moet aandacht zijn voor andere opbrengsten van de interventie, zoals het vaker in gesprek gaan met jongeren of het frequenter consulteren van de verslavingszorg. Ook het in contact brengen van groepen jongeren met preventiewerk van de verslavingszorg kan als opbrengst van de interventie gezien worden. - zorg voor voortgangsbewaking op basis van registratieformulieren voor signalering (bijv. contactmomenten met jongeren, consultatie bij de verslavingszorg en preventieve contactmomenten), zodat de aandacht voor het signaleren van risicovol alcoholgebruik door jongeren niet verslapt; - zorg voor inbedding van het protocol in bestaande of nieuw op te zetten overlegstructuren - zorg voor een duidelijke en op de praktijk afgestemde taakverdeling tussen professionals onderling en tussen professionals en GGZ/verslavingszorg; - zorg voor borging van het protocol, bijvoorbeeld door middel van agendasetting of door het opnemen van vroegsignalering in de functieomschrijving van relevante signaleerders, zoals zorgcoördinatoren, jeugdagenten en jongerenwerkers. Drie van de vijf pilots kenden een gesubsidieerde looptijd van 1 jaar, maar hebben langer gelopen. In de gesubsidieerde periode van één jaar hebben: - 115 professionals een deskundigheidsbevordering gevolgd in de regio Zeeuws-Vlaanderen; - 60 professionals (inclusief professionals van 3 scholen voor Voortgezet Onderwijs) een deskundigheidsbevordering gevolgd in de gemeente Hardenberg; 11
-
35 professionals een deskundigheidsbevordering gevolgd in Noord- en Midden-Limburg, voor een kleinere pilot gericht op de setting speciaal onderwijs.
Hieronder volgt een uitgebreidere beschrijving van de procesevaluatie van het pilotproject bij de GGZ ZuidHolland Zuid. Hier werd het protocol in de periode najaar 2011 tot voorjaar 2013 geïmplementeerd in de setting vrije tijd (jongerenwerk en politie). In deze regio was de procesevaluatie als volgt opgesteld: midden 2011 heeft een voormeting plaatsgevonden in de vorm van een vragenlijstonderzoek onder jongerenwerkers en wijkagenten (de ‘wijkprofessionals’ of ‘signaleerders’) en onder preventiewerkers van de verslavingszorg. Eind 2011 zijn de signaleerders getraind om het protocol in de praktijk te gebruiken. In februari/maart 2012 en in december 2012/januari 2013 zijn zij, samen met beleidsambtenaren en wethouders van de deelnemende gemeenten, geïnterviewd om het proces van implementatie te evalueren. Daarnaast is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen gebruik gemaakt van een logboek van de pilotprojectleider van de GGD, notulen van begeleidingscommissievergaderingen en evaluatieformulieren van de training. Leidraad bij de dataverzameling was het model voor implementatie van gezondheidsinterventies van Fleuren (Fleuren, Wiefferink, & Paulussen, 2004). Hieronder worden de verschillende onderzoeksmethoden toegelicht, als ook de wijze van data-analyse. 1. Vragenlijstonderzoek (nulmeting) Om inzicht te krijgen in de situatie voorafgaand aan implementatie van het protocol hebben 5 chefs van wijkpolitieteams, 14 signaleerders (6 wijkagenten en 8 jongerenwerkers) en 6 preventiewerkers (twee van De Hoop en vier van Bouman GGZ) digitaal een vragenlijst ingevuld. Bij de signaleerders ging het om één wijkagent en minimaal één jongerenwerker uit elk van de drie pilotgemeenten. De onderwerpen die in de vragenlijst centraal stonden, waren: a. signalering & doorverwijzing; b. preventief contactmoment; c. contacten & overleg; d. draagvlak. Bij al deze onderwerpen werd gevraagd naar de stand van zaken voorafgaand aan de implementatie van het protocol. Werd er bijvoorbeeld al gesignaleerd op problematisch alcoholgebruik en zo ja, door wie? Was er al een preventief contactmoment of iets vergelijkbaars? Waren er contacten tussen jongerenwerk, straathoekwerk, politie en scholen over (vermoedens van) problematische jongeren, en specifiek over jongeren met problematisch alcoholgebruik? Was er onder de signaleerders draagvlak voor signalering en voor het protocol? 2. Interviews Op twee momenten zijn telefonische interviews gehouden om het implementatieproces te evalueren. De interviews werden afgenomen aan de hand van een semi-gestructureerde vragenlijst. In februari en maart 2012 zijn de eerste interviews met betrokkenen uit de deelnemende gemeenten afgenomen. De betrokkenen waren: 6 signaleerders (één wijkagent en één jongerenwerker uit elk van de drie pilotgemeenten; veelal dezelfde signaleerders als die aan de nulmeting hebben meegedaan); 3 beleidsmedewerkers (één uit iedere pilotgemeente; beleidsterreinen: volksgezondheid, sociaal beleid en maatschappelijke zaken); 3 wethouders (één uit iedere pilotgemeente). Doel van de interviews met signaleerders was de training en beoogde implementatie te evalueren. De onderwerpen die in het interview centraal stonden, waren: algemeen beeld over alcoholgebruik; werkwijze na invoering van het protocol; het protocol in de praktijk; afsluitende vragen. In de interviews met beleidsmedewerkers en wethouders lag het accent op het gemeentelijk beleid ten aanzien van risicovol alcoholgebruik bij jongeren, en in hoeverre er binnen de politiek draagvlak was voor de pilot. In de periode eind 2012 / begin 2013 zijn opnieuw interviews afgenomen en wel met: 6 signaleerders (dezelfde als bij de eerste interviewronde); 1 beleidsmedewerker (omdat aan het einde van de projectperiode in Dordrecht en Binnenmaas de verantwoordelijke beleidsmedewerkers van het eerste meetmoment niet meer bij de gemeente werkzaam waren en goede vervanging nog niet was gevonden, heeft alleen een interview met de beleidsmedewerker van de Waard plaatsgevonden); de projectleider van het pilotproject. Doel van de interviews was mogelijke veranderingen ten opzichte van de eerste interviewronde in kaart te brengen, en terug te blikken op de belemmerende en bevorderende factoren tijdens de gehele pilotperiode. 3.
Documenten 12
Naast de interviews zijn notulen van de vier begeleidingscommissievergaderingen doorgenomen om inzicht te krijgen in het proces van implementatie. Ook is gebruik gemaakt van informatie uit een logboek dat door de projectleider van de pilot is bijgehouden. Om de training voor signaleerders te evalueren, heeft het merendeel van de deelnemende wijkagenten en jongerenwerkers een evaluatieformulier ingevuld, waarin zij aangaven wat ze van de training en het verloop daarvan vonden, inclusief of deze voldeed aan hun verwachtingen. Daarnaast heeft de helft van de trainers een evaluatieformulier ingevuld over hoe zij de training vonden gaan. 4. Analyse van onderzoeksgegevens Door gebruik te maken van verschillende onderzoeksmethoden hebben we gepoogd een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het implementatieproces. Alle onderzoeksgegevens (uit het vragenlijstonderzoek, de telefonische interviews en de documenten) zijn handmatig geanalyseerd. De telefonische interviews zijn digitaal opgenomen. Tijdens het interview werden aantekeningen gemaakt, die direct na het interview werden uitgewerkt in een interviewverslag. De interviewverslagen vormden de basis voor data-analyse; de digitale opnamen werden gebruikt als back-up. Een belangrijk resultaat van deze evaluatie bij de GGD Zuid-Holland Zuid was dat implementatie van het protocol niet direct leidt tot individuele doorverwijzingen van jongeren naar de verslavingszorg voor een preventief contactmoment, maar dat signaleerders wel vaker in gesprek gaan met jongeren over alcoholgebruik (beïnvloeding sociale norm t.a.v. alcoholgebruik), frequenter de verslavingszorg consulteren, en soms groepen jongeren met preventiewerk van de verslavingszorg in contact brengen. Na implementatie van het protocol in vijf pilotregio’s, is het protocol geïmplementeerd door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). Zoals eerder beschreven heeft VNN de stap ‘preventief contactmoment’ van het protocol gedetailleerder uitgewerkt in de VNN-interventie ‘Adviesgesprek Alcohol Jongeren’. In 2013 hebben bij VNN in totaal 166 preventieve contactmomenten met jongeren plaatsgevonden. Uit de evaluatie van VNN van hun interventie blijkt dat het preventieve contactmoment door jongeren en uitvoerders goed wordt ervaren. Jongeren geven aan het advies dat zij bij het preventieve contactmoment krijgen op te gaan volgen. Het preventieve contactmoment zorgt dat jongeren inzicht in hun alcoholgebruik krijgen en de risico’s hiervan inzien.
13
6. Onderzoek naar de effectiviteit Onderzoek in Nederland – max 200 woorden per studie (1/2 A4) Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de interventie in Nederland en wat zijn daarvan de uitkomsten? Klik hier als u tekst wilt invoeren.
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven en Goed onderbouwd.
Onderzoek naar vergelijkbare interventies – max 200 woorden per studie (1/2 A4) Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze of een vergelijkbare interventie (in Nederland en in het buitenland) en wat zijn daarvan de uitkomsten? Klik hier als u tekst wilt invoeren.
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven en Goed onderbouwd.
14
Contactpersoon Naam Email Telefoon Organisatie
Gerda Rodenburg
[email protected] 010-4253366 IVO Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving
15
Samenvatting Korte samenvatting van de interventie – max 150 woorden (1/3 A4) *
Het protocol bestaat uit een aantal stappen: signaleren, bespreken, doorverwijzen, een preventief contactmoment en zorg(toeleiding) van jongeren met een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblemen door professionals en intermediairen in de settings school en vrije tijd, die tijdens hun werkzaamheden in contact komen met hoog-risico jongeren. Signalering vindt bij voorkeur plaats wanneer nog geen sprake is van ernstige problematiek, en de jongere in veel gevallen nog een compleet en ondersteunend sociaal netwerk heeft. Vanuit het stepped-care principe wordt daarom in dit protocol steeds naar de minst ingrijpende hulpverleningsvorm gestreefd, die rekening houdt met de aard en ernst van de problematiek en met de hulpvraag van de jongere (indien aanwezig). Uitgangspunten hierbij zijn de aanwezige competenties van de jongere zelf.
______________________________________________________________ Doelgroep in het kort – max 20 woorden jongeren van 12 tot 24 jaar met een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblemen.
Doel in het kort – max 20 woorden
jongeren met een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblemen vroegtijdig signaleren en zo nodig motiveren voor een (kortdurend) behandeltraject.
Aanpak in het kort – max 50 woorden
De interventie bestaat uit een aantal stappen: signaleren, bespreken, eventueel doorverwijzen, een preventief contactmoment en zorg(toeleiding).
Materiaal in het kort – max 50 woorden
1. Protocol voor signalering, screening en kortdurende interventie van risicovol alcoholgebruik bij jongeren. Versie 2, 2014. 2. Deskundigheidsbevordering Vroegtijdig herkennen van riskant alcoholgebruik bij jongeren. 3. Zakkaart voor professionals met signaleringsvragen aan jongeren.
____________________________________________________________________ Kosten in het kort – max 30 woorden
Materialen zijn gratis beschikbaar (www.vroegsignaleringalcohol.nl/werkgroepen/werkgroepjongeren/producten). De kosten van implementatie zijn met name de personele kosten, die afhankelijk zijn van o.a. de grootte van de implementatieregio en het aantal settings.
Uitkomsten praktijkonderzoek in het kort – max 50 woorden Succesfactoren voor implementatie: - creëer draagvlak bij professionals;
-
creëer samenwerkingsbereidheid tussen signaleerders onderling, en tussen signaleerders en GGZ/verslavingszorg; zorg voor ondersteunende materialen; zorg voor inbedding van het protocol in overlegstructuren; 16
-
zorg voor duidelijke taakverdeling tussen professionals onderling, en tussen professionals en GGZ/verslavingszorg; zorg voor voortgangsbewaking.
Onderbouwing in het kort – max 150 woorden (1/3 A4) Klik hier als u tekst wilt invoeren. NB. Dit vak hoeft niet te worden ingevuld voor het niveau Goed beschreven. ____________________________________________________________________ Uitkomsten effectonderzoek in het kort – max 50 woorden Klik hier als u tekst wilt invoeren. NB. Dit vak hoeft niet te worden ingevuld voor het niveau Goed beschreven en Goed onderbouwd.
17
Aangehaalde literatuur Maak een alfabetische lijst van alle in deze beschrijving aangehaalde literatuur, en gebruik hiervoor de APA-normen (met kleine letters). Boelema, S., Bogt, T. ter, Van den Eijnden, R. J. J. M., & Verdurmen, J. (2009). Fysieke, functionele en gedragsmatige effecten van alcoholgebruik op de ontwikkeling van 16‐18 jarigen. Utrecht: Universiteit Utrecht en Trimbos‐ instituut. Bogt, T. ter, Lieshout, M. van, Doornwaard, S., Eijkemans, Y. (2009). Middelengebruik en voortijdig schoolverlaten. Twee onderzoeken naar de actuele en gepercipieerde rol van alcohol en cannabis in relatie tot spijbelen, schoolprestaties, motivatie en uitval. Utrecht: Utrecht: Universiteit Utrecht en Trimbos‐instituut. Dijck, D., & Knibbe, R. (2005). De prevalentie van probleemdrinken in Nederland (p. 91). Maastricht: Universiteit Maastricht. Fleuren, M., Wiefferink, K., & Paulussen, T. (2004). Determinants of innovation within health care organizations: literature review and Delphi study. International Journal for Quality in Health Care, 16(2), 107–23. Schrijvers, C., & Schoemaker, C. (2008). Spelen met gezondheid: Leefstijl en psychische gezondheid van de Nederlandse jeugd. Bilthoven: RIVM. Verdurmen, J., Monshouwer, K., Van Dorsselaer, S., Lokman, S., Vermeulen‐Smit, E., Vollebergh, W. (2012). Jeugd en riskant gedrag 2011 Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren (p. 224). Utrecht: Trimbos‐instituut.
18