Werkblad beschrijving interventie
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/ of www.loketgezondleven.nl/interventies/
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact NCJ Trudy Dunnink
[email protected] 030-7600413
Contact RIVM
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
GGD Amsterdam, cluster EDG Nieuwe Achtergracht 100 1018 WT Amsterdam
[email protected],
[email protected] 020 555 5686 n.v.t.
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
2
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
x Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
x Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
x Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde x Ja handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
x Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
x Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
x Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
x Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
x Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
x Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
x Ja
Nee
3
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Doel De interventie wil een gedragsverbetering bereiken bij de doelgroep met betrekking tot een gezonde productkeuze en het tegengaan van overconsumptie. Dit gebeurt op de drie deelgedragingen van het voedingsgedrag kopen, koken en eten. De deelnemers Kopen voeding en drank met een lage energiedichtheid en kopen een benodigde hoeveelheid voeding (en niet meer) Bereiden voeding op een energiearme gezonde wijze en van een benodigde hoeveelheid voeding (en niet meer) Eten voeding en drank met een lage energiedichtheid en nemen dagelijks een normale hoeveelheid calorieën in (portiegrootte en frequentie)
Doelgroep Vanwege de hoge prevalentie van (ernstig) overgewicht en het grootste risico op gewichtstoename is de interventie GKGK 2.0 in eerste instantie gericht op vrouwen van 25-55 jaar met (overgewicht en) een lage SESstatus of een laag opleidingsniveau. Deze groep treffen we voor een belangrijk deel in de zogenaamde ‘aandachtswijken’ aan.
4
Interventienummer
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Aanpak Gezond kopen, gezond koken 2.0 bestaat uit vier voorlichtingsbijeenkomsten in groepsverband van 2,5 uur. Een projectcoördinator acquireert organisaties in diverse sectoren als gezondheidszorg, welzijn, zelforganisaties en onderwijs. Contactpersonen van deze instellingen werven deelnemers voor de cursus. De cursus wordt uitgevoerd door een hiervoor opgeleide diëtiste. Onderdelen van de cursus zijn: Bijeenkomst 1: een doelgroepraadpleging, welke verwachtingen en doelen hebben de deelnemers, voorlichting over gezonde voeding; Bijeenkomst 2: etiketten lezen en een supermarktrondleiding; Bijeenkomst 3: smaaktest en recepten samenstellen; Bijeenkomst 4: koken, evaluatie en individueel veranderplan. Na elke bijeenkomst wordt er een opdracht meegegeven omdat er tussen de bijeenkomsten gewerkt moet worden aan het versterken van bewustwording, motivatie voor deelname, het vergroten van de eigeneffectiviteit en om weerstand te kunnen bieden aan de invloeden van de omgeving die duidelijk aanwezig zijn. In de 4e bijeenkomst hebben alle deelnemers een eigen veranderplan voor gezond koopgedrag, gezonde bereidingswijzen en hoeveelheden opgesteld. Elke bijeenkomst wordt geëvalueerd samen met de deelnemers. De diëtist evalueert daarnaast de totale cursus alsook elke bijeenkomst.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Materiaal Draaiboek Gezond kopen, gezond koken 2.0. Uitvoering en coördinatie GKGK-tas met visuele materialen bestaande uit 2 sets met foto’s die diverse situaties en voedingsaspecten uitbeelden en voorlichtings/praatplaten, werkbladen voor deelnemers, weegschaal, incentives (GKGK-koelkastmagneet, GKGK-schort) Deelnemersmappen (werkbladen, kaartjes huiswerkopdrachten, contactgegevens)
Onderzoek De procesevaluatie liet zien dat de uitvoerende diëtisten de interventie om meerdere redenen geslaagd vinden: de uitgebreide visuele ondersteuning, het actief leren en daarmede ook de sterkere activering in meedenken van de deelnemers verhoogt de betrokkenheid. De diëtisten geven wel aan dat het programma aandachtige deelname vereist en zeer intensief is voor zowel henzelf als de deelnemers. Er werd ook aangegeven dat de deelnemers bij regelmatige aanwezigheid veel leren van de cursus. Uit evaluatieverslagen blijkt dat deelnemers in het algemeen zeer geïnteresseerd zijn in de cursus. Zij nemen actief deel aan de cursus. Men geeft aan ook van elkaar te kunnen leren door de interactieve opzet van GKGK 2.0. De cursisten geven allen aan dat ze hun koop-, kook- en eetgedrag willen gaan veranderen en noemen concreet: meer volkorenproducten, meer fruit, halfvolle melk in plaats van
5
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
volle melk en meer op de etiketten letten (kopen) gebruik van olie i.p.v. boter, kleinere hoeveelheden gebruiken, minder frituren (koken) vaker ontbijten, dagelijks een warme maaltijd, meer vis, belegkeuzes aanpassen en ook hoeveelheden minderen bij het eten/drinken (zoetigheden, frisdrank; eten) Ook wordt duidelijk dat een groot deel van de deelnemers al tijdens de cursus een of meerdere gedragingen veranderd heeft. Met name na de etikettenvoorlichting en de supermarktrondleiding vertellen mensen al andere producten dan voorheen te kopen. Er heeft nog geen effectevaluatie plaatsgevonden. Vooruitlopend op uitvoering van de cursus in 2013 is een onderzoeksvoorstel voor een effectmeting van de interventie ingediend bij het Research en Development Fonds van de GGD Amsterdam.
Er zijn nieuwe materialen ontwikkeld voor de interventie. Deze zijn gepretest via focusgroepsgesprekken met de doelgroep en semigestructureerde interviews met diëtisten op hun begrijpelijkheid, culturele herkenbaarheid en aantrekkelijkheid. De materialen werden na deze pretest verbeterd. Ook het draaiboek werd aangepast gebaseerd op resultaten uit interviews met de diëtisten en observaties uitgevoerd door onderzoekers van de GGD Amsterdam (Goor et al., 2011). Resultaten uit interviews met diëtisten en de projectcoördinator leidden tot aanpassingen van logistieke en organisatorische aard zoals een procedure voor het transport van het materiaal en uitbreiding van de benodigdheden voor uitvoering.
6
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Overgewicht en obesitas zijn belangrijke volksgezondheidsproblemen van de westerse industrielanden. Ook in Nederland is het aantal personen met ernstig overgewicht de afgelopen 20 jaar verdubbeld (2009: 12% van de volwassenen; OECD, 2011). In de gemeente Amsterdam heeft ruim 40% van de volwassenen matig overgewicht of obesitas (rond 237.000, 16 jaar en ouder). Overgewicht is ongelijk over de populatie verdeeld. Zo hebben mannen in Nederland vaker overgewicht dan vrouwen (respectievelijk 52% vs 41%; AGM 2008), maar vrouwen hebben vaker ernstig overgewicht (12% vs. 11% bij de mannen). Laagopgeleiden hebben vaker overgewicht en obesitas dan hoogopgeleiden m.u.v. de leeftijdscategorie 25-34 jaar. Overgewicht blijkt zich verder vooral voor te doen bij huisvrouwen en huismannen, bij arbeidsongeschikten en bij personen met een AOWuitkering of VUT-regeling. Verder is de prevalentie van overgewicht en obesitas onder allochtone groepen hoger dan onder autochtonen. Overgewicht is vooral hoog onder eerste generatie migranten (Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen) en minder het geval onder tweede generatie migranten (Dagevos & Dagevos, 2008, Hosper et al., 2007). Een onderzoek onder in Nederland wonende gezinnen toonde aan dat lekker eten en gezelligheid bij het nuttigen van voedsel van groot belang was bij respondenten met een lage SES. Gezondheid speelt bij de voedselkeuze een meer ondergeschikte rol (gering belang voor gezonde voeding, beperkte steun in sociale omgeving, beperkte kennis, gepercipieerde hoge prijs van gezonde voeding, stress, negatieve emoties; Meeusen et al., 2010). Voedingsgewoonten worden ook sterk beïnvloed door etniciteit, cultuur en geboorteplaats. Sociale en culturele factoren leiden vooral bij mensen met een Surinaamse, Turkse of Marokkaanse achtergrond tot een van de Nederlandse voedingsnorm afwijkend consumptiegedrag met name in portiegrootte en frequentie (belang van gastvrijheid, gebod eten niet te verspillen; van ‘t Riet, 2005). Het koopgedrag wordt in gezinnen met een lage SES en met een migratie achtergrond vooral beïnvloed door de gepercipieerde (hoge/lage) prijs. Enerzijds eten deze families gezond (consumptie van groenten en fruit) anderzijds worden er gezien het beperkte budget goedkopere producten gekocht die vaak suikerrijk en vet zijn (van den Berg, 2010).
7
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Overgewicht zorgt na roken voor het meeste verlies van gezondheid (van Kreijl et al., 2004) en verhoogt de kans op een aantal chronische aandoeningen zoals coronaire hartziekten, hypertensie, diabetes mellitus type 2, galblaasaandoeningen en verschillende vormen van kanker. Aan obesitas gerelateerd zijn ook vaak psychische en sociale problemen en een verminderde kwaliteit van leven (Gezondheidsraad, 2003). Obesitas - en in mindere mate overgewicht - heeft naast de gevolgen voor het individu ook belangrijke consequenties voor de maatschappij: de (multi)morbiditeit leidt tot veel (medicamenteuze) behandelingen en resulteert in meer arbeidsongeschiktheid en verhoogde kosten van de gezondheidszorg. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de Erasmus Universiteit hebben in 1999 een schatting van de directe kosten voor de gezondheidszorg die samenhangen met overgewicht en obesitas voor Nederland van € 505 miljoen gemaakt (Gezondheidsraad, 2003). De indirecte kosten wederom worden door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg geschat op € 2 miljard per jaar (Gezondheidsraad, 2003). Een boeking van gezondheidswinst met betrekking tot gezond gewicht is daarom ook vanuit financieel oogpunt hoogst wenselijk. Een gezond lichaamsgewicht van alle Nederlanders zou het aantal gevallen van hart- en vaatziekten, diabetes en kanker met 40.000 per jaar verminderen en het aantal sterfgevallen met 7% laten dalen (AGM 2008). Bijdrage van voeding aan het ontstaan van overgewicht is gelegen in overconsumptie en het gebruik van voedingsmiddelen met een te hoge energiedichtheid.
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele subof voorwaardelijk e doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Koopgedrag:
Het doel van de interventie GKGK 2.0 is de verandering van twee hoofdgedragingen die aan voedingsgedrag gekoppeld zijn: 1. Productkeuze: “Consumptie van voeding en drank met een lage energiedichtheid” 2. Tegengaan van overconsumptie: “Consumptie van normale hoeveelheid calorieën”. Voor de twee gedragsdoelen zijn subgedragingen benoemd en gekozen m.b.t. de voedingsgerelateerde deelgedragingen koopgedrag, kookgedrag en eetgedrag: a. Kopen (productkeuze, suiker en vet) b. Koken (portiegroottes, bereidingswijze) c. Eten (regelmaat van eetmomenten als ontbijt, lunch, avondeten, tussendoortjes en dranken) Voor de drie subgedragingen zijn op determinantenniveau de volgende doelen geformuleerd: 1. Productkeuze: “Consumptie van voeding en drank met een lage energiedichtheid” Determinant De deelnemer: Weet dat de smaak van voeding en drank met een lage energiedichtheid niet minder goed hoeft te zijn dan de ongezonde Smaak varianten Heeft de opvatting dat het goed is om voeding en drank met een Attitude lage energiedichtheid te kopen Heeft de opvatting dat het goed is om productetiketten te lezen Heeft het idee dat voeding en drank met een lage energiedichtheid Eigen-effectiviteit kopen binnen eigen controle ligt
8
Interventienummer
Kopen van voeding en drank met een lage energiedicht heid Vaardigheden
Gedrag Sociale omgeving
Kennis
Intentie
Smaak
Attitude
Eigen-effectiviteit Kookgedrag: Bereiden van voeding op een energiearme gezonde wijze
Vaardigheden
Bewustzijn
Gewoonte Sociale omgeving
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Voelt zich in staat winkels/schappen/markten met gezondere producten te bezoeken Laat zich niet verleiden door reclames/aanbiedingen voor ongezondere voedingsmiddelen, vermijdt snackbars/frisdrank- en snoepautomaten etc. Heeft vaardigheden om te achterhalen welke producten een lage energiedichtheid hebben Heeft de vaardigheid om productetiketten te lezen Weet hoe alternatieve energiearme voedingsmiddelen voor de hoofdmaaltijden, tussendoortjes en dranken gekozen kunnen worden Doorbreekt gewoonten door voeding en drank te kopen met een lage energiedichtheid Weerstaat druk van kinderen en partner en heeft het idee gesteund te worden vanuit de sociale omgeving om energiearme voeding (hoofdmaaltijd, tussendoortjes en dranken) te kopen Weet dat voeding met een lage energiedichtheid niet duur hoeft te zijn. Weet wat gezondere producten zijn en staat boven fabels Weet waar winkels etc. zijn waar gezondere producten worden verkocht Heeft de intentie om voeding en drank met een lage energiedichtheid te kopen Neemt zich voor om productetiketten te lezen Neemt zich voor alternatieve energiearme gezondere voedingsmiddelen te kopen Weet dat de smaak niet minder goed hoeft te zijn en weinig verandert door bereiding op een energiearme gezonde wijze Weet dat de smaak van alternatieve energiearme maaltijden en producten niet minder goed hoeft te zijn Heeft een goed gevoel bij het bereiden op een energiearme gezonde wijze en bij het bereiden van alternatieve energiearme ingrediënten Voelt zich in staat voeding op een energiearme gezonde wijze en met alternatieve energiearme ingrediënten, toevoegingen en smaakmakers te bereiden Voelt zich in staat energiearme maaltijden te kiezen Heeft de vaardigheid om hoeveelheid vet, suiker, vezels etc. te achterhalen en een gezonde keuze te maken Kan voeding op een energiearme gezonde wijze bereiden (minder vet, zout, suiker) Kent de toepassing van alternatieve gezondere energiearme bereidingswijzen Is zich bewust van eigen kookgedrag, van hoe gezond dat eigen kookgedrag is en vraagt zich af of en hoe dit gezonder kan Is zich bewust in welke mate de eigen keuze van ingrediënten en maaltijden energiearm is en is zich bewust dat er verbetering mogelijk is Is bereid anders dan gewend te gaan koken/bereiden, andere ingrediëntentoevoegingen en smaakmakers te gebruiken Ervaart steun en weerstaat druk vanuit de omgeving om te koken zoals gewenst vanuit de omgeving
9
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
barrières
Smaak Eetgedrag: Eten van voeding en drank met een lage energiedicht heid
Attitude Kennis Bewustzijn
Sociale omgeving Barrières
Weerstaat druk en ontvangt steun om alternatieve energiearme maaltijden, producten, toevoegingen en smaakmakers te kiezen en te bereiden Maakt tijd om gezondere energiearme producten te kiezen en maaltijden te bereiden
Ervaart dat de smaak van voeding en drank met een lage energiedichtheid niet minder lekker is Heeft de opvatting dat voeding en drank met een lage energiedichtheid lekker is Weet dat het eten van energiearme gezonde voeding positieve invloed heeft op de gezondheid Is zich bewust van de energiedichtheid van de zelf geconsumeerde voedingsmiddelen Is zich bewust dat gezondere alternatieven in te passen zijn Weerstaat de invloed van omgeving (visite, feestjes etc) door vast te houden aan het ‘lage energiedichtheidprincipe’ Maakt tijd om gezondere hoofdmaaltijden (warme maaltijd aan tafel vs. snelle hap bij snackbar of magnetronmaaltijd) en tussendoortjes (appel vs. kroket) te eten
2. Tegengaan van overconsumptie: “Consumptie van normale hoeveelheid calorieën” Kennis
Koopgedrag: Kopen van benodigde hoeveelheid voeding
Vaardigheden Eigen effectiviteit
Sociale omgeving Gewoonte Intentie Kennis
Kookgedrag: Bereiden van benodigde hoeveelheid voeding
Bewustzijn Vaardigheden Gewoonte Intentie
Weet wat de benodigde hoeveelheid voeding is Weet dat het kopen van extra’s nadelige gevolgen kan hebben (overgewicht) Kan de benodigde hoeveelheid voeding inschatten/aflezen aan de hand van etiketten Voelt zich in staat de benodigde hoeveelheid voeding te schatten Kan aanbiedingen/reclame van voedingsmiddelen die eigenlijk niet nodig zijn (extra’s) weerstaan Weerstaat druk van kinderen die aandringen ongezondere producten te kopen en negeert wat men anderen ziet kopen Onderkent de eigen gewoonte om meer te kopen dan eigenlijk nodig is en is bereid deze te doorbreken Neemt zich voor de benodigde hoeveelheid voeding te kopen Weet dat het bereiden van extra’s kan leiden tot meer eten en overgewicht Is zich bewust van de normaal gekookte hoeveelheid en weet of deze te groot is of niet Kan voeding bereiden en inschatten hoeveel er nodig is Onderkent de eigen gewoonte om meer te kopen dan eigenlijk nodig is en is bereid deze te doorbreken Neemt zich voor niet meer te bereiden dan de benodigde hoeveelheid
10
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Smaak Kennis Bewustzijn Eetgedrag: Neemt dagelijks een normale hoeveelheid calorieën in portiegrootte
Gewoonte Barrières
Intentie
Ervaart dat de smaak niet minder goed hoeft te zijn bij minder vet-, zout- en suikergebruik Weet wat een normale portie is Is zich bewust van eigen eetgedrag zowel van hoofdmaaltijden, tussendoortjes en dranken en de gebruikte hoeveelheden Onderkent de negatieve invloed van de gewoonte om veel tussendoortjes te eten en om onregelmatig te eten Laat emoties en omstandigheden (bijv. werkloos thuis, thuis werken) geen invloed op hoeveelheid voeding en tussendoortjes uitoefenen Neemt de tijd om regelmatig te eten Heeft het voornemen om op vaste tijden te eten Heeft het voornemen om over te stappen op 3 maaltijden per dag Heeft het voornemen om niet meer dan 3 tussendoortjes per dag te eten
3. Doelgroep van de interventie
Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? Er zijn sterke aanwijzingen dat een lage sociaal-economische status en het behoren tot een allochtone groep in Nederland een risicofactor is voor het ontstaan van overgewicht. Dit is voor een deel te verklaren uit de omgeving van deze bevolkingsgroepen, waardoor zij meer belemmeringen hebben in het komen tot een gezonde voedselkeuze en voldoende lichamelijke activiteit. Deze belemmeringen zijn er zowel vanuit de fysieke omgeving (bijv. veiligheid in de buurt, aanbod van geschikte sportmogelijkheden), als de economische omgeving (bijv. inkomen) en de sociaal-culturele omgeving (Gezondheidsraad, 2003). Kwetsbare groepen met betrekking tot overgewicht kunnen daarom vooral gebonden worden aan de SES en culturele achtergrond. Onderzoek wijst uit dat allochtone vrouwen vaker overgewicht hebben (Williamson et al 1990). Dit geldt ook voor Nederland (Brussaard et al., 2001 van Leest et al., 2002) en de gemeente Amsterdam/Amstelland (AGM 2008). Sociaal economische verschillen en overgewicht correleren negatief met elkaar (zie o.a. Gezondheidsraad, 2003) en zijn in ontwikkelde landen vooral zichtbaar onder volwassen vrouwen (Ball & Crawford, 2005). Ook het voedingsgedrag hangt samen met de SES. Er kan van worden uitgegaan dat de voedselinname van mensen uit een hogere SES groep sterker voldoet aan de richtlijnen goede voedingskeuze van de gezondheidsraad dan het voedingsgedrag van personen behorend tot een lagere SES groep (Hulshof et al., 2003). De voedselconsumptiepeilingen in Nederland (1987/88, 1992, 1997/98) laten ook zien dat mensen met een lagere SES het ontbijt vaker overslaan dan personen uit een hogere sociaal-economische groep. In de drie voedselconsumptiesurveys gaven respondenten uit een lagere SES groep aan, meer aardappelen, vlees en vleesproducten, zichtbare vetten, koffie en frisdrank te consumeren dan de respondenten uit hogere statusgroepen (Hulshof et al., 2003). Een detailanalyse van de datasets naar de gemiddelde groentenen fruitopname (ook data 2003) wijst uit dat personen met een hoge SES of met een hoog opleidingsniveau meer verse groenten, minder groenteconserven (blik en glas), meer vers fruit en meer vruchtensappen (met vitamine C) consumeerden dan personen uit een lage SES groep (Hulshof & Doest, 2006). In de Amsterdamse Gezondheidsmonitor werd in 2008 de groente- en fruitinname van de Amsterdammers gemeten. Slechts een op de zes Amsterdammers voldoet aan de dagelijks aanbevolen
11
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
twee ons groenten en twee stuks fruit. Vier jaar eerder was dat nog een op de vijf (AGM 2004). Er kon geen onderscheid worden gemaakt naar inkomen. Echter wel naar opleidingsniveau: Amsterdammers met een laag en middelbaar opleidingsniveau hebben de laagste groenten- en fruitconsumptie (AGM 2008). Een belangrijke achtergrondvariabel voor de doelgroep vormt de overtuiging van een individu de eigen gezondheid in handen te hebben (health locus of control). Als een persoon ervan overtuigd is, dat de gezondheid vooral beïnvloed wordt door interne factoren is gedragsverandering (met betrekking tot voeding) eerder te verwachten als van een persoon die de controle over zijn welzijn extern attribueert (Thomas, 1999; van ‘t Riet et al., 2005). Verder kan met het concept van health literacy (Kickbusch 2001; Nutbeam, 2006) een belangrijke predisponerende factor worden genoemd, die een grote rol speelt bij het tot stand komen en in stand houden van (on-)gezond gedrag en de mogelijkheden tot verandering ervan. Met de status van health literacy van de doelgroep moet ook rekening worden gehouden bij het ontwikkelen en implementeren van interventies (Saan & de Haes, 2005). Vanwege de hoge prevalentie van (ernstig) overgewicht en het grootste risico op gewichtstoename is de interventie GKGK 2.0 in eerste instantie gericht op vrouwen van 25-55 jaar met (overgewicht en) een lage SES-status of een laag opleidingsniveau. Deze groep treffen we voor een belangrijk deel in de zogenaamde ‘aandachtswijken’ aan. De cursus kan zich ook richten op moeders, omdat zij voor een groot deel bepalen wat hun kinderen te eten krijgen en zo al van jongs af aan invloed uitoefenen op het voedingspatroon van toekomstige volwassenen. Omdat inmiddels duidelijk is dat de effectiviteit van bewegingsstimuleringsprogramma’s verbetert wanneer ook aandacht wordt besteed aan een gezond voedingspatroon (van der Meer et al., 2009), wordt GKGK ook aangeboden aan personen in bewegingsstimuleringstrajecten (o.a. Big!Move, Beweeg je beter). GKGK 2.0 is dan ook geschikt als voedingsonderdeel voor gecombineerde leefstijlinterventies. Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria GKGK 2.0 is een universele preventieve interventie die in Amsterdam selectief wordt aangeboden aan personen met een verhoogd risico op overgewicht en de daaraan gerelateerde ziektebeelden.
3.3 Toepassing bij migranten De interventie is bedoeld zowel voor autochtone als ook allochtone groepen met een lage SES. De cursus is zeer interactief en op een multiculturele doelgroep toegesneden. De voorlichtingen, groepsactiviteiten en discussies worden ondersteund met visuele materialen die voor deze multiculturele groep zijn aangepast. Met een pretest in de procesevaluatie werd achterhaald of de materialen cultureel relevant, aantrekkelijk en begrijpelijk zijn voor cursussen met multiculturele deelnemers (Turks, Nederlands, Marokkaans, Chinees, Surinaams, Antilliaanse, Ghanees, Somalisch). De resultaten
12
Interventienummer aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen.
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
waren zeer positief; een beperkt aantal materialen dat onvoldoende scoorde op deze drie domeinen is aangepast. Zoals bijv. de multiculturele variant van de schijf van vijf (in overleg met het Voedingscentrum), en de praatplaat over energiebalans. De interventie wordt geheel uitgevoerd in het Nederlands. De ondersteunende visuele materialen maken het echter mogelijk dat ook personen met matige kennis van de Nederlandse taal aan de cursus kunnen deelnemen. Ook dit werd door de procesevaluatie bevestigd.
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
4.1 Opzet van de interventie Gezond kopen, gezond koken’2.0 bestaat uit vier voorlichtingsbijeenkomsten in groepsverband van 2,5 uur. De deelnemers worden geworven via welzijnsinstellingen, zelforganisaties en beweeginterventies in de 1e lijn. De cursus wordt uitgevoerd door een hiervoor opgeleide diëtist. Planning en organisatie De cursus wordt uitgevoerd op een locatie in de directe omgeving van de doelgroep (vrouwen (moeders), lage SES, Amsterdammers met een migratieachtergrond, krachtwijken). De organisatie is in handen van een projectcoördinator, die de cursus bij aanbieders van sport- en beweegprogramma’s, welzijnsinstellingen, zelforganisaties, scholen, verenigingen mondeling en schriftelijk onder de aandacht brengt. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande leefstijlnetwerken in de achterstandswijken (hoge concentratie, contacten met sleutelinformanten en stadsdeelfunctionarissen van zorg, sport, welzijn, wijkaanpak). Vooral de aansluiting bij beweeginterventies is van belang gezien de samenhang tussen de determinanten voeding en beweging in overgewichtpreventie (integrale aanpak). Bovendien zijn binnen deze beweeginterventies vaak al vaste groepen gevormd. Er bestaat dan al sociale cohesie en groepsleden motiveren elkaar tot deelname. Er wordt gestreefd naar inpassing van de cursus GKGK als onderdeel van het bestaande beweegprogramma’s. Uit de uitvoeringspraktijk is gebleken dat de opkomst groter is dan wanneer GKGK na afloop van het beweegprogramma apart wordt aangeboden. Per GKGK cursus wordt een vaste contactpersoon bij de te benaderen instellingen gezocht. De coördinator peilt de interesse voor uitvoering van de cursus bij de betreffende organisatie of beantwoordt een aanvraag voor voorlichting op initiatief van een instelling. Vervolgens wordt de benodigde informatie – flyer voor werving deelnemers, uitvoeringscontract, taakverdeling t.a.v. de werving en kostenoverzicht – toegestuurd. Veelal volgt een mondelinge
13
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
toelichting op de procedure, vooral van belang om de taakverdeling rond de werving van deelnemers te verduidelijken. De projectcoördinator zorgt voor de (jaar)planning en contractering met contactpersonen van aanvragende welzijnsinstellingen, zelforganisaties, sport- en beweegprogramma’s, scholen en verenigingen. Ook regelt deze de toestemming voor de supermarktrondleiding en organiseert voorlichtings- en kooklocaties. De cursus wordt uitgevoerd door diëtisten (in Amsterdam van samenwerkingspartner Cordaan Thuiszorg).
Werving deelnemers De instellingen / de vaste contactpersoon is verantwoordelijk voor de werving van deelnemers (minimaal 8 maximaal 12 per cursus). Omdat er nog maar weinig bekend is over het effectief en efficiënt bereiken van populaties met een lage SES en allochtonen in preventieve interventies (Visser et al., 2007) baseerden we de keuze voor deze methode van werving op grond van ervaringen met werving van de lage SES doelgroep in eerdere interventies zoals het project ‘Gezonde Leefgewoonten Westerpark’ (van ’t Riet et al., 2005). Daar werd bij de werving en organisatie van focusgroepen samengewerkt met voor de doelgroep bekende contactpersonen zoals migrantenbuurthuiswerkers (welzijnsinstellingen) die de buurt goed kennen. Zij zijn ook goed op de hoogte van effectieve benaderingswijzen en hebben een ingang bij bestaande groepen. Daarmee functioneerden zij als vertrouwenspersonen voor de doelgroep. De doelgroepcontactpersonen hebben de vrouwen mondeling uitgenodigd en hen een tweetalige uitnodigingsbrief gegeven waarin informatie stond over het project en de focusgroepsgesprekken, inclusief praktische informatie over de bijeenkomsten. De vrouwen zijn kort voor de focusgroepsgesprekken ter herinnering nogmaals benaderd door de doelgroepcontactpersonen. Deze werkwijze leverde een zeer goed resultaat op: 63 Turkse en Marokkaanse vrouwen van veelal de 1e generatie migranten namen deel aan de focusgroepen. Ook in een tweetal stoppen-met-roken-campagnes ‘Rokers verdienen ’n beloning’ (2007) en ‘In iedere roker zit een stopper’ (2008) werd in de Turkse deelcampagne gewerkt met deze methode van benaderen. Via een Turkse intermediair werd draagvlak voor de campagne onder Turkse zelforganisaties gecreëerd. Contactpersonen van deze organisaties benaderden hun achterban, organiseerden informatiebijeenkomsten over de campagne en motiveerden hen tot deelname. Ook hier bleek het bereik onder de Turkse doelgroep sterk gestegen in vergelijking met het bereik van de algemene publieksbenadering in voorgaande campagnes. Uit onderzoek (AMC/UvA, Vissenberg, 2008) komt naar voren dat het persoonlijk benaderen van de Turkse (zelf)organisaties een noodzakelijke voorwaarde lijkt om de doelgroep te bereiken. Daarnaast zorgt een persoonlijke benadering voor meer kennis over de doelstellingen van de interventie en daarmee voor een groter sociaal draagvlak voor de interventie. Verder zijn er praktische overwegingen in acht te nemen voor het plannen van GKGK (ramadan, schoolvakanties).
Uitvoering Als de deelnemers geworven zijn, de locatie geregeld is en een diëtist beschikbaar is, kan de cursus van start gaan. Een week voordat de cursus begint stuurt de coördinator alle informatie en een presentielijst met deelnemers naar de diëtist. Voor het in ontvangst nemen en terugzenden van de cursusmaterialen (GKGK-tas) wordt gebruik gemaakt van een bodedienst van de GGD. De diëtist bereidt de vier bijeenkomsten voor en voert deze uit. De diëtist is verantwoordelijk voor het registeren van de deelnemersgegevens, de evaluatie per bijeenkomst en van de totale cursus, De evaluatieformulieren worden na afloop van de cursus naar de GGD verzonden.
14
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
4.2 Inhoud van de interventie Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
Bijeenkomst 1 Doelgroepraadpleging: Een manier van kennismaken en inventariseren van het eetgedrag van de deelnemers. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een kaartspel. Elke deelnemer moet een kaart kiezen en zichzelf voorstellen aan de hand van die kaart. Door de verschillende kaarten met afbeeldingen van koop-, kook- en eetgedrag te koppelen aan het gedrag van de deelnemers zal duidelijk worden waar deelnemers iets zouden kunnen veranderen of meer vaardigheden en kennis kunnen gebruiken. Interactieve voorlichting: De deelnemers leren over de Schijf van Vijf en de Energiebalans, nemen hun eigen eetmomenten onder de loep met behulp van een daartoe ontwikkeld werkblad en krijgen feedback op de voor hen gebruikelijke portiegroottes. Het betreft hier zelf opgeschepte porties rijst en groente, hoeveelheid olie en hoeveelheid boter op boterhammen. De deelnemers krijgen meer kennis over energiearme, gezonde voeding, worden zich bewuster van het eigen eetpatroon en leren vaardigheden wat betreft het schatten van portiegroottes. Huiswerkopdracht: De diëtist vraagt de deelnemers om volgende week ieder twee lege verpakkingen van veelgebruikte producten van thuis mee te nemen. Na afloop van deze bijeenkomst: ‐ raakt de deelnemer gemotiveerd om iets aan zijn/haar voedingsgedrag te verbeteren (of staat daar in ieder geval voor open). ‐ kan de deelnemer aan de hand van de Energiebalans uitleggen dat voeding en beweging de factoren zijn die leiden tot gezond gewicht/overgewicht. ‐ kan de deelnemer uitleggen wat gezonde (basis) voeding is (en wat niet) met behulp van de Schijf van Vijf en de Voedingscirkel. ‐ kan de deelnemer “het belang” uitleggen van portiegrootte en regelmaat. ‐ is de deelnemer zich bewuster van eigen eetpatroon en regelmaat. ‐ kan de deelnemer beter inschatten wat een normale portie is. ‐ heeft de deelnemer vaardigheden om een normale portie beleg te smeren, rijst/pasta en groente op te scheppen, olie te gebruiken. Bijeenkomst 2 Productbespreking: De meegenomen producten worden door de deelnemers ingedeeld in de Schijf van Vijf. Daarna leren ze productetiketten lezen met behulp van de voorbeeldetiketten. Dit zijn platen op A4-formaat waar een productetiket vergroot op is afgebeeld. Supermarktrondleiding: Tijdens deze rondleiding staat het lezen van productverpakkingen centraal. Er wordt aandacht besteed aan calorieën, vet, suiker, vezels. Er wordt ook aandacht besteed aan alternatieve gezondere producten uit verschillende productgroepen in plaats van de gewoonlijk gebruikte producten. Huiswerkopdracht: De deelnemers wordt gevraagd om ieder twee gezonde producten te kopen of die een lage energiedichtheid hebben, als gezonder alternatief voor wat er gewoonlijk wordt gekocht en deze mee te nemen naar de volgende bijeenkomst. Na afloop van deze bijeenkomst: ‐ kan de deelnemer gezondere caloriearme varianten opnoemen van 3 à 4 veelgebruikte producten uit de categorieën hoofdmaaltijden, tussendoortjes en dranken. ‐ is de deelnemer zich bewuster van eigen productkeuze.
15
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
‐ ‐ ‐ ‐ ‐
kan de deelnemer aan de verpakking zien dat een product (relatief) caloriearm/gezond is. kent de deelnemer strategieën om goedkope caloriearme gezonde inkopen te kunnen doen. kent de deelnemer strategieën om verleidingen uit de supermarktomgeving te weerstaan. is de intentie en eigen-effectiviteit van de deelnemer vergroot om etiketten te lezen. is de intentie en eigen-effectiviteit vergroot om een gezonder/caloriearmer alternatief te kopen van een product wat de deelnemer vaak eet/drinkt.
Bijeenkomst 3 Bespreking van ervaringen en huiswerkopdracht: Ervaringen worden gedeeld, successen en barrières worden besproken en strategieën en tips worden gegeven. Dit wordt gedaan met behulp van een tweede kaartspel met afbeeldingen van barrières en verleidingen die een gezond eetpatroon in de weg staan. Smaaktest: Hierbij is het de bedoeling dat de opvatting ‘gezond is minder lekker’ weerlegd wordt door producten en de gezondere alternatieven ervan blind te proeven. Samenstellen recept: De deelnemers gaan in groepjes een gezonde warme maaltijd samenstellen en daarvoor een boodschappenlijstje maken, als voorbereiding op de kooksessie tijdens de vierde en laatste bijeenkomst. Hierbij wordt een plaat gebruikt met gezonde bereidingswijzen. Huiswerkopdracht: Er wordt aan de deelnemers gevraagd om een of twee aspecten te benoemen die ze concreet gaan veranderen in de warme maaltijd thuis. Na afloop van deze bijeenkomst: ‐ heeft de deelnemer een positieve(re) houding ten aanzien van caloriearmer en gezonder kopen en eten. ‐ heeft de deelnemer het gevoel weerstand te kunnen bieden aan de invloed van emoties op wat je eet. ‐ heeft de deelnemer het gevoel (of kent de deelnemer strategieën om) weerstand te kunnen bieden aan de invloed van emoties/verleidingen uit de fysieke omgeving of aan sociale druk. ‐ kan de deelnemer een aantal (lekkere) caloriearmere gezonde alternatieve producten benoemen. ‐ kan de deelnemer uitleggen hoe een gerecht gezonder gemaakt kan worden wat betreft bereidingswijze, ingrediënten en hoeveelheden. ‐ zijn de intentie en eigen-effectiviteit van de deelnemer vergroot om een avondmaaltijd gezonder te maken wat betreft bereidingswijze, productkeuze of hoeveelheden. Bijeenkomst 4 Bespreking huiswerkopdracht 3: Ervaringen worden gedeeld, successen en barrières worden besproken en strategieën en tips worden gegeven. Kooksessie: Er worden twee gezonde maaltijden bereid. Vervolgens wordt de kooksessie nabesproken, worden gerechten geproefd en conclusies getrokken. Individueel plan van aanpak: Aan het eind van de cursus is er aandacht voor een individueel plan van aanpak. De doelen voor de toekomst worden op een kaartje geschreven als herinnering. Bij de afsluiting van de cursus volgt een evaluatie. Na afloop van deze bijeenkomst: ‐ heeft de deelnemer een positievere attitude ten opzichte van gezonder koken. ‐ heeft de deelnemer het gevoel weerstand te kunnen bieden aan de invloed van 16
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
‐ ‐ ‐
emoties, verleidingen en druk van de sociale/fysieke omgeving. kan de deelnemer een gezonde caloriearme maaltijd maken en voelt zich hiertoe in staat. heeft de deelnemer een positieve houding ten aanzien van de smaak van caloriearme gezonde maaltijden. heeft de deelnemer de intentie om gezonder te kopen, te koken en te eten, en doorbreekt daarmee oude gewoontes.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
Draaiboek Gezond kopen, gezond koken 2.0 (uitvoering en coördinatie) Materialentas met beschrijving inhoud materialentas (kaartset 1 en 2, praatplaten, werkbladen, weegschaal, deelnemersmappen met beschrijving inhoud deelnemersmappen) Eindrapportage theoretische onderbouwing en procesevaluatie interventie Gezond kopen, gezond koken 2.0
Deze materialen zijn verkrijgbaar bij: Karin Jansen 020-5555495 (secretariaat EDG)
[email protected] Hierbij moet minimaal 48 uur van te voren naam, adres en telefoonnummer van de ontvangstnemer (de diëtist) worden doorgegeven. Er bestaan op dit moment voldoende materialen om de uitvoering van zes gelijktijdig georganiseerde cursussen te kunnen borgen.
17
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
B. Onderbouwing van de interventie
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of
Probleemanalyse Gemiddeld heeft 40% van de volwassen Nederlanders een te hoog lichaamsgewicht; 10% van de volwassen bevolking is obees. Overgewicht komt meer voor bij mensen met een laag opleidingsniveau en bij bepaalde migrantengroepen (Gezondheidsraad, 2003). Een te hoge energie-inname en te laag energieverbruik (kunnen) leiden tot overgewicht. Over de effecten van voedingsinterventies is weinig bekend. In de (internationale) literatuur zijn enige effecten van voedingsactiviteiten gevonden op het lichaam of de voedselinname. Veranderen van voedingsgedrag is een langdurig proces. Zo moet er bijvoorbeeld gewerkt worden aan een goede inschatting van de eigen consumptie, een positieve houding en het denken in staat te zijn gezonder te gaan eten (Rutz et al., 2002). De campagne ‘Goede voeding, wat let je?’ is geëvalueerd, waarbij deze en andere intermediaire uitkomstmaten zijn gemeten. De kennis van vetgehalte van producten is in de loop van de campagne licht gedaald, die van vezelgehalte van producten is licht gestegen. Verder is het percentage respondenten dat soms of meestal het etiket van een product leest (een maat voor aandacht) licht gedaald (Hazebroek, 2002). Er is slechts een klein aantal preventieve voedingsinterventies voor volwassenen beschikbaar waarvan de effectiviteit wel is aangetoond of die als veelbelovende best practices kunnen worden benoemd. De bekendste zijn Gezonde voeding hoeft niet veel te kosten (GGD Zuid Limburg; Steenbakkers) bedoeld voor cliënten van schuldhulpverleningstrajecten en Eten en zo voor ouders van JUMP-in scholen (GGD Amsterdam; de Meij). Er is veel gezondheidswinst te behalen wanneer alle in Nederland woonachtige personen een gezond lichaamsgewicht zouden hebben. Het aantal gevallen van hart- en vaatziekten, diabetes en kanker en het aantal sterfgevallen zou behoorlijk kunnen verminderen (AGM, 2008; van den Berg & Schoemaker, 2010). Van Kreijl et al. (2004) stellen dan ook dat de beleidsprioriteit gebaseerd op genoemd gezondheidsverlies wat betreft voeding zou moeten liggen bij het bevorderen van gezonde voeding (samenstelling en hoeveelheid). Er zijn groepen die hun weg naar een gezonde en actieve leefstijl niet zo gemakkelijk vinden. Met name mensen met een lage SES en/of allochtone achtergrond hebben meer moeite met het zelfstandig realiseren van een gezonde leefstijl dan autochtone Nederlanders en/of personen met een hoge SES. Uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor (AGM 2000, 2004) bleek een hoge prevalentie van overgewicht met name onder Turkse en Marokkaanse Amsterdamse vrouwen. De obesitas (BMI ≥30kg/m2) prevalentie was ruim twee keer zo hoog onder Turkse en Marokkaanse vrouwen dan onder Nederlandse vrouwen. De verschillen in BMI konden voor een groot deel verklaard worden door opleidingsniveau. Gezien het effect dat de sociaaleconomische status heeft op etnische verschillen in BMI, is het van belang dat bij interventies om etnische verschillen in het vóórkomen van obesitas te verminderen, gezondheidsbevordering mede gericht wordt op het verminderen van sociaaleconomische verschillen
18
Interventienummer internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
(Ujcic-Voortman, 2011). Project ‘Gezonde leefgewoonten Westerpark’ Omdat er weinig bekend was over de achtergrond van overgewicht bij allochtonen en daarmee ook onduidelijk was op welke determinanten succesvol kon worden geïntervenieerd startte de GGD Amsterdam in 2004 een project ‘Gezonde leefgewoonten Westerpark, een kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25 tot 45 jaar (van ’t Riet et al., 2005). Het doel van het project was het bieden van inzicht in factoren die bijdragen aan de hoge prevalentie van overgewicht onder 25 tot 45 jarige Turkse en Marokkaanse vrouwen in Amsterdam en op welke determinanten succesvol kan worden geïntervenieerd. Vervolgens beoogde het project samen met de doelgroep (preventieve) interventies te ontwikkelen. Zowel bij de probleemanalyse als bij de interventieontwikkeling bestond de aanpak uit doelgroepparticipatie en intersectorale samenwerking (Wagemakers et al., 2008). Het blijkt dat aansluiten bij en werken vanuit de doelgroep de meeste kans op effectiviteit en structurele inbedding biedt (Pos & Luijpers, 2001). In elke fase van het Westerparkproject - van probleemanalyse tot evaluatie namen vrouwen uit de doelgroep actief deel aan het project. De informatie van vrouwen zelf vormde de basis. In de probleemanalyse werden persoonlijke en omgevingsfactoren (sociaal-culturele en fysieke) geïdentificeerd die bijdragen aan de hoge overgewichtprevalentie onder de vrouwen. 63 Turkse en Marokkaanse vrouwen namen deel aan 6 focusgroepsbijeenkomsten. Het resultaat bood inzicht in het gedrag, de kennis, de attitude, de sociale en fysieke invloed ten aanzien van overgewicht. Daarnaast werd informatie over de health literacy, de health locus of control en specifieke barrières ten opzichte van het beïnvloeden van de eigen gezondheid verkregen. In het vervolgtraject van interventiekeuze, interventieontwikkeling en -uitvoering participeerden 45 vrouwen uit de einddoelgroep. In discussiegroepen werd aan de hand van beelden en korte teksten consensus over de te ontwikkelen activiteiten bereikt. Aan deze discussiegroepen namen ook professionals uit Westerpark deel (fysiotherapeuten, diëtisten, migrantenwelzijnswerkers, sportbegeleiders). Eén van de ontwikkelde activiteiten is de cursus Gezond kopen, gezond koken (GKGK) die toen vooral gericht was op het beïnvloeden van de determinantenkennis, bewustzijn van het belang van gezonde voeding en op het vergroten van vaardigheden in een gezond koop- en kookgedrag. De cursus die bestond uit een voorlichtingsbijeenkomst, een supermarktrondleiding en 2 kookbijeenkomsten werd in de periode 2005 tot 2009 aangeboden aan multiculturele groepen in Westerpark en lage SES buurten in andere stadsdelen in Amsterdam. Werkzame factoren GKGK 1.0 Een tussentijdse effectevaluatie (Roerdink, 2006) liet kleine positieve effecten zien. Zo verbeterden de kennis over gezonde voeding, met name die over vetconsumptie en konden deelnemers beter de etiketten lezen. Uit de supermarktrondleiding leerden de vrouwen ook gezondere producten (minder vet, minder suiker, meer volkoren producten) te herkennen. Ruim 70% van de vrouwen gaf aan, uit de kookbijeenkomsten geleerd te hebben, hoe ze een gezondere maaltijd kunnen bereiden. Ook verbeterde de eigen effectiviteit dat wil zeggen de inschatting van de vrouwen over hun eigen mogelijkheden om gezonder te eten. De verschuivingen van de intentie naar gezondere voeding bleek niet significant. Er was wel een kleine positieve verandering van de intentie om bij het klaarmaken van zoete gerechten
19
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
zoetstoffen te gebruiken in plaats van suiker. De opvatting dat gezondere gerechten minder lekker zijn veranderde niet significant als gevolg van de interventie. De gekozen werkvormen van supermarktrondleiding en kookbijeenkomsten werden als zeer positief ervaren. Signalen van de uitvoering als aanleiding voor de kwaliteitsslag In 2009 kregen we het signaal dat in de praktijk van de uitvoering een aantal problemen speelde: De doelgroepraadpleging in de vorm van een groepsgesprek leverde onvoldoende individuele leervragen op. Er werd vooral ingezet op kennisoverdracht waarbij vaker gedetailleerd ingegaan werd op specifieke kennisvragen van individuele deelnemers. Daardoor was er regelmatig te weinig tijd over voor beïnvloeding van gedragsfactoren als attitudes en eigeneffectitviteit. De verschillende diëtisten hanteerden niet altijd dezelfde strategieën. De cursus werd soms niet volgens protocol uitgevoerd maar aan de omstandigheden aangepast (inkorten aantal bijeenkomsten, thema’s als sociale omgevingsfactoren werden niet behandeld, volgorde gewijzigd). De opkomst van deelnemers was wisselvallig. Daar kwam bij dat er slechts een klein aantal preventieve voedingsinterventies voor volwassenen beschikbaar was waarvan de effectiviteit is aangetoond of die als veelbelovende best practices kunnen worden benoemd. Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Naar aanleiding van deze signalen is besloten de interventie opnieuw onder de loep te nemen en een kwaliteitsslag te laten ondergaan (met behoud van werkzame bestanddelen van GKGK 1.0) door middel van: 1. herontwikkeling en theoretische onderbouwing van de interventie aan de hand van Intervention Mapping. 2. Een procesevaluatie bedoeld om inzicht te geven of de interventie uitgevoerd werd zoals gepland, welke belemmerende en bevorderende factoren een rol speelden en inzicht te krijgen of de noodzakelijke randvoorwaarden voor uitvoering gerealiseerd waren. Dit proces resulteerde in een herzien programma GKGK 2.0. Theoretisch kader Het theoretisch kader van GKGK 2.0 is gebaseerd op een gedragsverklaringsmodel, het Attitude-Social invluence-self-Efficacy model, een theoretisch model voor kennisoverdracht, het Elaboration Likelihood Model (ELM) en een fasenmodel voor gedragsverandering, het Transtheoretisch Model (TTM) met de stages of change. Met deze modellen worden de voor voedingsgedrag relevante determinanten benoemd en veranderingsfasen aangewezen die de basis vormden voor het ontwikkelen van het programma van GKGK 2.0. In het ASE-model (ontstaan uit de Theorie van Gepland Gedrag, de Vries & Mudde, 1998; de Vries et al., 2003) is intentie de grootste en meest directe voorspeller van gedrag. Deze gedragsintentie wordt volgens dit model beïnvloed door drie categorieën determinanten: attitudes (affectief en cognitief), sociale invloeden (subjectieve norm, descriptieve norm en ervaren sociale steun) en eigen effectiviteit/ervaren gedragscontrole. Verder spelen
20
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
in dit proces ook distale factoren een belangrijke modererende rol: gedragsfactoren (bijv. vaardigheden, ervaringen met gedrag), psychologische factoren (bijv. attributies, plaatsvervangende leerprocessen), biologische factoren (bijv. gender, leeftijd, genen) en sociale/culturele factoren (bijv. sociaal klimaat, SES; de Vries & Mudde, 1998). Hiermee zijn in het ASEModel (indirect) ook determinanten benoemd als barrières en vaardigheden (Kok et al., 2005).
Figuur 1:Het ASE-model (de Vries & Mudde, 1998)
Veel voedingsgedrag is gewoontegedrag. Daarom zijn ook bewustzijn en kennis medebepalend voor de gedragsintenties (van Kreijl et al., 2004). Het Elaboration Likelihood Model (ELM; Petty en Cacioppo, 1986) stelt dat mensen met een centrale informatieverwerking een stabielere en blijvende (attitude)verandering kunnen bereiken bij kennisoverdracht dan mensen bij wie het verwerken van informatie meer via de perifere route verloopt (Brug et al., 2008, Bartholomew et al., 2011). De laatste groep wordt bij het verwerken van een aangeboden voorlichtingsboodschap meer beïnvloed door de context ervan (boodschapper, vorm etc.). Om het centrale verwerken van voorlichtingsboodschappen te bevorderen moet gezondheidsvoorlichting motiveren tot nadenken en moet de doelgroep vaardigheden voor een dergelijke informatieverwerking aangereikt worden (Brug et al., 2008). Het ELM stelt dat er met verschillende methoden een centrale informatieverwerking van voorlichtingsberichten kan worden gestimuleerd, zoals actief leren, participatie, persoonlijke relevantie (Brug et al. 2008) en herhaling (Bartholomew et al., 2011). Er spelen nog een groot aantal bijkomende factoren een rol bij het verklaren van gedrag van mensen. Maar de hier boven genoemde zijn ons inziens de belangrijkste in relatie tot voedingsgedrag. Voedingsgedrag is complex gedrag dat maar moeizaam in gunstige zin te veranderen is. Met het Transtheoretische Model van Gedragsverandering (TTM) kunnen de stappen van gedragsverandering worden aangewezen en geformuleerd en ook welke determinanten belangrijk zijn voor een daadwerkelijke gedragsverandering (Bartholomew et al., 2006, Brug et al., 2008, de Vries & Mudde, 1998). De vroege stadia (precontemplatie, contemplatie en preparatie) geven aan in hoeverre de intentie tot gedragsverandering bestaat en de latere stadia (actie en het volhouden) worden gedefinieerd naar de duur van de toepassing van het nieuwe gedrag. Deze stadia worden doorlopen als mensen hun gedrag willen veranderen. Het TTM gaat ervan uit dat in de beginfases met name determinanten als kennis 21
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
en bewustzijn een belangrijke rol spelen, gevolgd door attitude en dat voor de latere fases van gedragsverandering vooral eigen-effectiviteit aan invloed toeneemt. De determinant sociale invloed is in dit model van continu belang. Bij het herontwerpen van de interventie GKGK hebben we ons gebaseerd op bovenstaand modellen en gelden kennis, bewustzijn, attitude, eigeneffectitviteit en sociaal-culturele invloeden als belangrijkste te beïnvloeden determinanten.
Voedingsgedrag van de doelgroep *Lage SES Een onderzoek onder in Nederland wonende gezinnen met een lage SES liet zien dat respondenten groot belang hechten aan eten, vooral ook lekker eten en gezelligheid bij het eten. Deze factoren wegen zwaarder dan de factor gezond bij de keuze van voedsel. (Meeusen et al., 2010). De respondenten gaven ook aan dat ze gezond eten vooral belangrijker vinden voor de gezondheid van hun kinderen dan voor de eigen gezondheid. De studie concludeert o.a. dat de respondenten over een zekere basiskennis m.b.t. gezonde voeding beschikken (concrete producten, ingrediënten, bereidingswijze). Gevraagd naar de inschatting van hun eigen voedingsgedrag gaven de respondenten met een lage SES ook aan gezond genoeg te eten en in vergelijking met hun sociale omgeving zelfs gezonder te eten (minder kant en klaar, minder snoep, betere gezondheid, minder overgewicht), er bleek wel sprake van een overschatting van het eigen gezonde voedingsgedrag. Meussen et al. (2010) noemen als factoren die bepalend zijn voor ongezond eetgedrag het geringe belang dat men hecht aan (gezonde) voeding, beperkte kennis over (gezonde) voeding, gepercipieerde hoge prijs voor gezond voedsel, beperkte steun in de sociale omgeving, stress en negatieve emoties. Maar deze factoren gelden niet voor alle betrokken respondenten met een laag opleidingsniveau. Bijvoorbeeld de prijs: In gezinnen met een lage SES en met een migratie achtergrond speelt de prijs wel een belangrijke rol. Enerzijds eten deze families gezond: men gebruikt relatief veel groenten en fruit anderzijds worden er gezien het beperkte budget goedkopere producten gebruikt die vaak suikerrijk en vet zijn (bijv. gefrituurde snacks) (van den Berg, 2010). Gewoonten die door de respondenten werden besproken en die bepalend zijn voor ongezond eetgedrag zijn onregelmatig eten (ontspanning, onregelmatige werktijden), het overslaan van het ontbijt (langer slapen, geen trek, geen zin), TV consumptie tijdens het eten (ontspanning, gezelligheid, gemak) en eten van vette happen (gemak, genieten, jezelf verwennen, verleiding; Meeusen et al., 2010). Meussen et al. concluderen dat de prijs bij sommige producten wel een rol speelt maar dat er een vast aantal producten is waarbij voor het A-merk gekozen wordt door mensen met lage SES (smaak en vertrouwen in merk; babyvoeding, koffie, luiers, wasmiddel enz.). *Migranten Voedingsgewoonten worden sterk beïnvloed door etniciteit, cultuur en geboorteplaats en het dieet van migrantengroepen verschilt vaak van dat van de ‘host population’ (Brussaard et al 2001). Factoren zoals de mate waarin de migranten zijn blootgesteld aan de nieuwe omgeving en de sociale contacten met de mensen uit de ‘host culture’ bepalen de kans op aanpassingen van voedingsgedrag aan locale gewoontes (Thomas, 1999). Zo is het
22
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
consumptiegedrag vooral van de tweede generatie allochtonen verwesterd (bv. een warme maaltijd per dag in plaats van twee). De eerstegeneratie allochtonen zijn vaak traditioneler in hun eetpatroon en hier is vooral de vrouw verantwoordelijk voor het koken en aanschaffen van voedingsmiddelen (van den Berg, 2010). Sociale en culturele factoren leiden vooral bij mensen met een Surinaamse, Turkse of Marokkaanse achtergrond tot een van de Nederlandse voedingsnorm afwijkend consumptiegedrag (portiegrootte en frequentie). Het belang van gastvrijheid in deze culturen mede door het gebod eten niet te verspillen leiden vaak tot overconsumptie (van den Berg, 2010). Er moet altijd voldoende eten in huis zijn voor onverwachte gasten en er moet samen met hen worden gegeten, soms de hele dag door. Onderzoek in Amsterdam liet ook zien dat met name Turkse en Marokkaanse vrouwen in de avonduren meer consumeren dan aanbevolen: eerst nuttigen zij met de kinderen een maaltijd en op een later tijdstip – zoals in hun cultuur de gewoonte – eten zij een tweede keer met de echtgenoot (van ’t Riet et al., 2005). Deze groep vrouwen laat ter compensatie het ontbijt vervallen (van den Berg, 2010) wat wederom een ongezond snackgebruik buiten de drie hoofdmaaltijden om kan bevorderen. De interviews met de doelgroep tijdens het ‘project Gezonde Leefgewoonten Westerpark’ lieten zien dat Turkse en Marokkaanse culturen meer groepsgericht zijn en minder individualistisch dan de Nederlandse cultuur (sociale druk, familieverbanden, het gezin en de groepsnorm; van ‘t Riet, 2005). Daardoor kan de invloed van de gewoontes van anderen groot zijn voor deze doelgroep. Ook kwam naar voren dat de betrokken Turkse en Marokkaanse vrouwen wel wisten dat ze vaak niet zo gezond eten maar naar handvatten zochten hoe ze een gezonder eetpatroon in hun alledaagse leven moesten vorm geven (van ‘t Riet, 2005). Een onderzoek onder 54 volwassen vrouwen in Amsterdam (Nederlandse, Afro-Surinaamse, Antilliaanse, Ghanese) liet zien dat er veel overeenkomsten in attitude en sociale invloeden ten aanzien van gewichtsreductie gelden in deze groepen. Dat gold ook voor de gevonden bevorderende en belemmerende factoren. Verschillen werden gevonden in de perceptie van de mate van invloed van bevorderende factoren en barrières. Ook werden verschillen in de sociale gewichtsnorm gezien. (Hartmann et al., in press). Het onderzoek van Meeusen et al. (2010) concludeert dat bij doelgroepen met een lage SES het belang voor een onderwerp toeneemt wanneer dat dichter bij hen staat. Dat geldt ook voor het thema gezondheid. Migrantengroepen kunnen op grond van deze bevindingen benaderd worden met dezelfde voedingsinterventies als de lage SES groepen met dien verstande dat deze wel moeten aansluiten bij de culturele belevingswereld en bij het consumptiepatroon van de doelgroep om optimale effecten te bewerkstellingen. In de interventie GKGK 2.0 is daarom gekozen voor een algemene benadering van de muticulturele doelgroep met lage SES. Beïnvloedbare factoren Afgeleid uit het theoretische kader focust ook het herziene programma GKGK 2.0 op het vergroten van de gedragsintentie tot een gezond voedingsgedrag van de deelnemers. Gedragsintentie is immers de grootste voorspeller voor gedragsverandering. Kennis De determinant kennis wordt in voorlichtingsinterventies nog vaak als hoofddeterminant gezien. Uit onderzoek blijkt echter dat voldoende kennis niet automatisch leidt tot gezonder gedrag (Brug et al., 2008). Maar 23
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
het verstrekken van de juiste kennis over bijvoorbeeld gezondheidsrisico’s bij overgewicht, voedingsstoffen en aanbevolen hoeveelheden zijn wel een basisvoorwaarde voor bewustzijn en evaluatie van eigen eetgedrag. Dat geldt evenzeer voor het leren van vaardigheden in bijvoorbeeld gezonder koken (Thomas, 2002; van Kreijl et al., 2004). In GKGK 2.0 blijft de beïnvloeding van kennis van belang en is conform het Trans Theoretisch Model vooral terug te vinden in eerste bijeenkomsten van de interventie. Voor het effectief stimuleren van een centrale informatieverwerking van de verschillende gezondheidsboodschappen worden conform het Elaboration Likelihood Model meerdere methoden in de interventie ingezet. Eén voorbeeld daarvan is de methode (inter)actief leren die tijdens de hele cursus wordt toegepast. Bewustzijn Bewustzijn is eigenlijk kennis en inzicht in het eigen (ongezonde) voedingsgedrag. Veel mensen vinden het moeilijk in te schatten wat ze nou precies eten, ze hebben vaak een te positief beeld van hun eigen gedrag en weten niet dat ze zouden moeten veranderen (Brug et al., 2008). Bewustzijn is een belangrijke determinant voor gedragsverandering (Jansen et al., 2002), omdat men zonder bewustzijn niet snel de motivatie zal hebben om het gedrag aan te pakken (van Kreijl et al., 2004). Het wordt vaak omschreven als een belangrijke eerste stap naar gedragsverandering. In GKGK 2.0 wordt dit inzicht in het eigen voedingsgedrag geboden bij de start van het programma (doelgroepraadpleging, interactieve voorlichting). Attitude In onderzoeken naar de Theorie van Gepland Gedrag is vaker gedemonstreerd dat attitude de beste voorspeller van gedragsintentie is (Conner & Norman, 2005). Een attitude is een houding van een individu ten aanzien van een bepaald gedrag. Bij eetgedrag wordt de attitude vaker gevormd door smaak en hedonistische overwegingen dan door evaluatieve overwegingen zoals goed/slecht (Broer, 1999). Deze factoren spelen dan ook vaak een grote rol bij bijvoorbeeld productkeuzes die vaak niet ten goede komen aan de gezondheid. Vaak bestaat er een positieve attitude ten aanzien van calorierijke producten met veel suiker en/of vet (van Kreijl et al., 2004). Deze attitudes zijn gevormd door eerdere leerervaringen: het ervaren van een lekkere smaak leidt tot een positieve attitude ten opzichte van suiker en vet (Brug et al., 2008). Ook wordt de attitude beïnvloed door verwachtingen: deze zal positiever zijn als het product goedkoop is, als het makkelijk te bereiden is en als er een gewoonte is ontstaan (Glanz et al., 1989). Sociale invloeden Naast de attitude wordt eetgedrag ook bepaald door de invloed van de sociale omgeving. Vooral m.b.t. voedingsgedrag van allochtone groepen i.v.m. culturele normen als gastvrijheid en beleefdheid zijn deze invloeden van centraal belang (zie boven). Sociale invloeden worden onderverdeeld in drie categorieën: 1. ‘subjectieve norm’, oftewel verwachtingen van belangrijke anderen, zoals partner en kinderen (Brug et al., 2008). 2. ‘descriptieve norm’, of modelling; Dit is het gedrag wat men bij anderen ziet en als voorbeeld gebruikt. 3. ervaren sociale steun of druk die men voelt vanuit de omgeving. Wanneer een partner aanspoort tot gezonder koken, heeft dit een positief effect op de intentie en dus op het uiteindelijke gedrag (Brug et al., 2008; van Kreijl et al., 2004). Vooral voor allochtone groepen behoren de sociale invloeden (normen en steun) tot de sleuteldeterminanten voor het aanpassen van het voedingspatroon (Thomas, 1999). Eigen-effectiviteit Volgens de sociale leertheorie van Bandura (1986) is het 24
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
gedrag dat iemand uitvoert afhankelijk van zijn of haar perceptie ten opzichte van het uitvoeren van dit gedrag. Het gaat hier erom of men zichzelf in staat acht om bepaald gedrag uit te voeren (Marks et al, 2005). Deze eigeneffectiviteitsverwachting kan zowel intern zijn (het hebben van voldoende vaardigheden, kennis, of emotionele stabiliteit) als extern (mogelijkheden in de omgeving, barrières of afhankelijkheid van anderen voor het gedrag; Brug et al., 2008). Voorbeelden van uitspraken van de verschillende dimensies van eigen-effectiviteitsverwachting zijn: “ik wil wel gezonder gaan eten maar ik kan het gewoon niet; het lukte vorige keer ook niet”; “ik heb momenteel een erg drukke tijd met veel stress en in deze feestmaand lukt het sowieso niet om gezonder te eten”; ”mijn man doet altijd de boodschappen en hij kiest wat we eten”. Het eigen-effectiviteitsconcept is volgens Conner & Norman (2005) een van de belangrijkste voorspellers van gedrag en is bij de verandering van voedingsgedrag bij migranten een centrale determinant (Thomas, 2002). Tijdens GKGK 2.0 wordt aandacht besteed aan de sociaal-culturele omgeving (onregelmatig eetpatroon, druk van kinderen en echtgenoot), de fysieke omgeving (bijv. groot voedingsaanbod, ongezonde producten op ooghoogte in supermarkt) en de economische omgeving (reclame, aanbiedingen) en met name aan de daarbij behorende barrières. Barrières Waargenomen barrières zijn beoordelingen van invloeden die de uitvoering van het gewenste gezondheidsgedrag moeilijk maken (Connor & Norman, 2005). Door het overwinnen van barrières wordt de eigeneffectiviteit groter. Bij barrières valt te denken aan verleidingen vanuit de omgeving zoals reclames en de grote beschikbaarheid van snacks en kant en klaarmaaltijden in de fysieke omgeving. Thomas (2002) stelt dat met name bij allochtone groepen de veronderstelling leeft dat gezonde voeding niet zo goed smaakt als ongezonde en dat gezins- en familieleden een verandering in het voedingspatroon zouden afkeuren. Deze veronderstellingen vormen belangrijke barrières voor deze groep. Bij de benadering van barrières gaat het in eerste instantie om kennisvermeerdering, verhoging van eigeneffectiviteit en bewustwording van sociale en fysieke omgevingsinvloeden en het ontwikkelen van bijbehorende coping-strategieën. Werkzame factoren / mechanismen De volgende stap in het proces van herontwikkeling van de interventie: de keuze van methoden en strategieën werd gezet op basis van de theoretische onderbouwing, inzichten uit de uitvoeringspraktijk (ervaringen intermediairen) en de werkzame onderdelen van het oorspronkelijke programma. De subdoelen werden gekoppeld aan de gekozen determinanten waarbij vervolgens de in te zetten methoden gekozen werden. Bartholomew et al. (2006) biedt een overzicht van basismethodes voor gedragsverandering waarvan de zes belangrijkste voor het programma GKGK 2.0 hieronder toegelicht worden. De overige methoden zijn terug te vinden in de determinantenmatrix in bijlage A van het programma. Strategieën: Duidelijke en transparante programmastructuur Draagt bij aan: kennis. Toepassingsvorm: wervingsflyer, Praatplaat Cursusprogramma, hand-outs programma, samenvatting en evaluatie per bijeenkomst, start volgende bijeenkomst op basis van ervaringen vorige keer en huiswerkopdrachten.
25
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Advance organizers is een methode om de kennis onder deelnemers van een (gezondheids-)interventie te vergroten. Door aan het begin van een programma een overzicht te bieden over de doelen en de inhoud ervan en dit totaaloverzicht in kleinere eenheden specifieker toe te lichten kunnen deelnemers hun eigen verwachtingen toetsen aan hun vorige ervaringen en kennis en op grond daarvan gemakkelijk nadere informatie over het nieuwe programma vragen. Deze techniek maakt het verbinden van bestaande kennis met nieuwe kennis gemakkelijker. Uit onderzoek van Kraiger et al. (1993) blijkt dat de deelnemers die vooraf over een programma geïnformeerd werden betere leerresultaten kenden dan deelnemers die deze informatie niet vooraf of aan het begin van de training kregen aangeboden. Uitvoerende diëtisten van GKGK 1.0. noemden het ontbreken van kennis bij de deelnemers over de samenhang (opbouw) tussen de verschillende cursusbijeenkomsten als mogelijke oorzaak voor onregelmatige aanwezigheid. Mogelijk wordt dit probleem verminderd door zowel bij de werving als in de startbijeenkomst een toelichting te geven over de cursus en de diverse onderdelen. Strategieën:Participatie Draagt bij aan: bewustzijn, eigen-effectiviteit Toepassingsvorm: doelgroepraadpleging met gebruik van kaartspel met beelden van voedingssituaties en producten , feedback geven en krijgen, oefenen gezonde bereiding en met ondersteuning van diëtist individuele veranderdoelen opstellen. Participatie van de doelgroep blijkt een sleutelbegrip te zijn in het werken aan empowerment in gezondheidsbevordering (Jacobs , 2008). De gezondheidsbevorderaar streeft samen met de doelgroep naar het versterken van het gevoel van controle, gevoel van competentie en positief gevoel van eigenwaarde. Empowerment beoogt meer inzicht en kritisch bewustzijn in de eigen doelen en in de eigen mogelijkheden en middelen te creëren. Uitingen van persoonlijk empowerment zijn bijvoorbeeld bewuste keuzes maken als het gaat om gezond leven of een gezond voedingspatroon. Uit observaties van versie 1.0 van GKGK kwam naar voren dat er weinig nadruk lag op het versterken van gevoel van controle en competentie maar dat er vooral sprake was van kennisoverdracht door de diëtist. Er werd weinig beroep gedaan op de al bestaande kennis en vaardigheden van de deelnemer en in de doelgroepraadpleging werden deelnemers slechts door middel van vraag-en-antwoordtechniek geprikkeld om hun leerdoelen of gedragsveranderingsdoelen te uiten. Vaak konden deelnemers de antwoorden niet goed verwoorden o.a. veroorzaakt door een laag niveau van taalbeheersing. Jacobs (2008) noemt in ‘Empowerment en Public Health: Toolbox Empowerment en doelgroepparticipatie in de gezondheidsbevordering en preventie’, een aantal werkvormen en technieken die bij het bereiken van empowermentdoelen te gebruiken zijn. Discussie/interactieve voorlichting, feedback geven en krijgen en oefeningen zijn technieken die gebruikt worden in het programma GKGK 2.0. Deze zijn respectievelijk bedoeld om het gevoel van controle en eigenwaarde te versterken, positieve bekrachtiging van de eigen vermogens en kwaliteiten te verkrijgen, vaardigheden te vergroten waardoor het zelfvertrouwen toeneemt. De techniek van Health coaching werkt met persoonlijke gezond leven doelen en biedt ondersteuning bij het verwezenlijken van die doelen. Strategieën: tailoring en culturele sensitiviteit Draagt bij aan: attiude, eigen-effectiviteit, sociale invloeden.
26
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Toepassingsvorm: kaartspellen, interactieve voorlichting Er zijn verschillende strategieën die vaak gebruikt worden om programma’s te laten aansluiten aan de culturele kenmerken van de doelgroep. Een van de bekendste is de perifere strategie waarbij het programma of de materialen aansluiten bij beelden van de doelgroep. Het gebruik van bepaalde kleuren en beelden of foto’s van doelgroepleden zijn voorbeelden van deze strategie. In tegenstelling tot het gebruik van geschreven tekst kan deze beeldtaal direct waargenomen worden. Daarmee kan interesse voor het onderwerp en het programma gewekt worden en neemt de geloofwaardigheid over de inhoud toe (Kreuter et al., 2002). In GKGK 2.0 is deze strategie toegepast door in de materialen beelden van leden van de multiculturele doelgroep te gebruiken. Ook het gebruik van een multiculturele versie van de Schijf van 5 (voorlichtingsmateriaal Voedingscentrum) is een voorbeeld van toepassing in GKGK. Daarmee beogen we de ontvankelijkheid voor en acceptatie van de boodschappen in het programma te verbeteren. Uit observaties van GKGK in 2010 bleek dat er vaak basiskennis over gezonde voeding bij de doelgroep aanwezig was, maar deze werd niet geïntegreerd in de dagelijkse praktijk en er speelden veel fabels. Een ander kenmerk is de lage eigen-effectiviteitsverwachting t.a.v. het veranderen van voedingsgedrag. Het herziene programma sluit aan bij deze kenmerken van de lage SES doelgroep als hun kennis, hun overtuigingen, hun situatie en de persoonlijke factoren die de gedragsverandering kunnen beïnvloeden (cultural tailoring). . Strategieën: actief leren Draagt bij aan: bewustzijn, eigen-effectiviteit, gedragsintentie Toepassingsvorm: huiswerkopdrachten (plan 1-3) en opdrachten zoals porties opscheppen, koken, proeven en producten vergelijken. Met actief leren wordt de verantwoordelijkheid van deelnemers voor het eigen leerproces vergroot. De oude stijl cursus GKGK ging sterk in op het verbreden van kennis door voorlichting en individuele informatie te verstrekken. Er werd wel aandacht besteed aan het opdoen van ervaringen (kookbijeenkomst) maar die werden nog te weinig gekoppeld aan de intentie tot verandering van het voedingsgedrag. In de nieuwe versie van GKGK is actief leren in alle onderdelen opgenomen. Een van de belangrijkste toepassingsvormen is het formuleren van actieplannen voor verandering (implementatie intenties). Deze strategie neemt toe in effectiviteit wanneer deze in samenhang met andere strategieën als tailoring en culturele diversiteit wordt toegepast. Strategieën:Individualisatie en culturele sensitiviteit Draagt bij aan: kennis, eigen-effectiviteit Toepassingsvorm: doelgroepraadpleging, eigen inbreng bij samenstellen recept, individueel veranderplan Naast culturele sensitiviteit moet rekening gehouden worden met het gegeven dat individuele deelnemers verschillen in de mate waarin men culturele normen hanteert (Kreuter et al., 2002). Zo wordt de opvatting dat ‘gezonde voeding duur is’ niet door iedere deelnemer als even zwaarwegend ervaren. Door in de interactieve voorlichting individuele deelnemers de mogelijkheid te bieden feedback te krijgen op de eigen opvatting is in GKGK rekening gehouden met deze individuele verschillen. De deelnemers wordt de mogelijkheid geboden om individuele vragen te laten beantwoorden of persoonlijke instructies te krijgen die aangepast zijn aan het eigen (ontwikkelings-)tempo. Net zoals de methode tailoring is
27
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
individualisatie in hoge mate verbonden met de eis van culturele sensitiviteit en empowerment. Daarmee kan de effectiviteit van een programma gewaarborgd worden. Verantwoording In de laatste decennia werden zowel in Nederland als in het buitenland leefstijlinterventies ontwikkeld die o.a. gericht zijn op het reduceren van overgewicht, diabetes en hart- en vaatziekten bij de bevolking. Resultaten van een leefstijlinterventie (beweging en voeding) in Finland toonden een reductie van de prevalentie van diabetes onder de doelgroep met 58% aan (Tuolmilehto, 2001) en een voedingsinterventie uitgevoerd in Oslo ter reductie van het gebruik van verzadigde vetten en aanmoediging tot nuttigen van granen, fruit, groenten en onverzadigde vetten leidde tot een reductie van 44% van hart- en vaatziekten (Hjermann et al., 1981). Door middel van een quasi-experimentele effectenstudie van de interventie Gezonde voeding hoeft niet veel te kosten (voorlichting en supermarktrondleiding; Assema et al., 2005) werden positieve veranderingen in de consumptie van verzadigd vet en vruchtensappen gevonden maar niet voor de fruit- of groenteconsumptie. Een andere Nederlandse interventiestudie die zich richtte op het bevorderen van Mediterraan voedingsgedrag bij lage SES (intensieve groepsvoorlichting) vond bij de interventiegroepen sterkere intenties, positieve attitudes en sociale norm m.b.t. visconsumptie en een meer Mediterraan voedingspatroon (Broer, 1999). Voor de fruit- en groenteconsumptie kon ook deze studie geen verandering vinden in attitude, sociale norm of intenties, maar wel voor de vooruitgang in stadium van gedragsverandering. Van veel, zowel internationale als Nederlandse leefstijlinterventies, is het effect op het voedingsgedrag nauwelijks bekend (van den Berg & Schoemaker, 2010). Maar zoals de vier genoemde onderzoeken laten zien kan het bevorderen van gezonde eetgewoonten (o.a. in verband met het stimuleren van lichamelijke activiteit) een effectieve manier zijn om de kans op overgewicht en daarmede op verschillende chronische aandoeningen te verkleinen. Er zijn ook sterke aanwijzingen voor de kosten-effectiviteit van voedingsinterventies (Dalziel & Segal, 2007).
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Overgewicht onder personen/vrouwen met een lage sociaal-economische status wordt voorkomen doordat: - vrouwen leren gezonde producten te kiezen d.w.z. consumptie van voeding en drank met een lage energiedichtheid. - vrouwen leren normale hoeveelheden calorieën te gebruiken. Dit gebeurt in een 4 wekelijkse cursus waarin via tailoring en culturele sensitiviteit, actief leren, participatie en individualisatie de intentie tot gezond koop-, kook- en eetgedrag wordt vergroot.
28
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
De kwaliteitseisen voor uitvoerende professionals van de interventie: *vooropleiding: voedingskunde, diëtetiek *BIG geregistreerd (i.v.m. mogelijke financiering vanuit zorgverzekeringswet) *kennis van en vaardigheden in het hanteren van gedragsveranderingmodellen als ‘stages of change’ (= uitkomstmaat van de interventie) *vaardigheid in het werken met groepen/groepsdynamica *vaardigheid in toepassen van interactieve voorlichtingsmethoden *training in het werken met het geprotocolleerd programma van de interventie aan de hand van het draaiboek. Nieuwe medewerkers worden intern getraind in het werken met het draaiboek. De training omvat 1 dagdeel waarin wordt toegelicht welke onderbouwing ten grondslag ligt aan de opbouw van de cursus en waarom de verschillende werkvormen zijn opgenomen. Belangrijk onderdeel is ook het leren gebruiken van het visuele materiaal. Er wordt geoefend in de introductie en vraagstellingen van de diverse materialen. Het is wenselijk dat de coördinatie en organisatie van de uitvoering uitgevoerd worden door een coördinator. Kwaliteitseisen voor de functie van coördinator: *planningsvaardigheden *lobby en pleitbezorging, acquisitievaardigheden *communicatieve vaardigheden *organisatorische en administratieve vaardigheden 8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie
Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Er is een draaiboek beschikbaar bestaande uit twee delen: Het eerste deel beschrijft alle organisatorische aspecten van de interventie zoals selectie van de doelgroep, acquisitie onder intermediairen/organisaties, samenwerking met contactpersonen, werving van deelnemers, organiseren/huur uitvoeringslocatie, toestemming supermarktrondleiding, declaratie uitvoeringskosten voedingsmiddelen, opstellen cursuscontract, deelnemerslijst, procedure bestellen en transport van het cursusmateriaal. Het tweede deel behandelt de inhoud van de cursus. Per cursusbijeenkomst wordt beschreven: *welke voorbereidingen er getroffen moeten worden *welke benodigdheden aanwezig moeten zijn *welke doelen geformuleerd zijn *hoe het programma van de bijeenkomst is opgebouwd inclusief de tijdsplanning per onderdeel. *wat er gedaan moet worden na afloop van de bijeenkomst Per programmaonderdeel is in dit draaiboek vastgelegd welke werkvorm gebruikt zal worden en welke materialen daarbij van toepassing zijn. Daar waar nodig wordt toelichting/uitleg gegeven over de uitvoering van een programmaonderdeel. Belangrijke punten worden benadrukt door een ! en er worden tips aangereikt voor de uitvoering.
29
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
Jaarlijks wordt in overleg tussen samenwerkingspartners GGD Amsterdam en Cordaan Thuiszorg een implementatieplan opgesteld waarin het aantal uitvoeringen en de keuze voor uitvoering in welke (achterstands-)wijken worden vastgelegd. Per cursusuitvoering wordt een contract met de aanvragende instelling opgemaakt (data, gegevens contactpersoon, naam diëtist, naam locatie, supermarkt etc.) De aanvragende instelling levert ingevulde deelnemerslijst aan vóór de 1e bijeenkomst. De diëtist registreert de aanwezigheid van deelnemers van alle bijeenkomsten, en vult per bijeenkomst een evaluatieformulier in. De evaluatieformulieren geven inzicht in de resultaten per cursus, deze worden gebundeld en in halfjaarlijks overleg tussen de samenwerkingspartners besproken of zoveel eerder wanneer daartoe aanleiding is.
8.4 Kosten van de interventie in 2011 Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
Personele kosten Projectleiding 2 uur per week projectcoördinator organisatie 10 uur per week coördinatie diëtisten 2 uur per cursus uitvoering diëtisten 20 uur per cursus training diëtisten 32 uur materiële kosten per cursus: huur locatie (keuken, voorlichtingsruimte) voedingsmiddelen voorlichtingsmaterialen (werkbladen, incentives) administratie, transport materiaal
€ 5.766 € 24.000
€ 150 € 100 € 100 € 125
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nulmeting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan
Kwaliteitsslag In het voorjaar van 2010 werd besloten om de kwaliteit en uitvoering van het programma te verbeteren met behulp van een theoretische onderbouwing van het programma op basis van de aanpak Intervention Mapping en een procesevaluatie voor het in kaart brengen van de uiteindelijke factoren die een rol spelen bij het succes van het progamma. Op basis van deze verbeterslag werd de nieuwe interventie ‘Gezond kopen, gezond koken 2.0’ ontwikkeld. Doel Met de kwaliteitsslag zouden verbeteringsstrategieën worden ontwikkeld die moesten leiden tot een vernieuwd protocol en tot realisatie van noodzakelijke randvoorwaarden voor implementatie en verankering om daarmee het bereik van de interventie onder meerdere subdoelgroepen te vergroten. Als subdoelstellingen werden geformuleerd: Inzicht verkrijgen in de specifieke kenmerken van verschillende
30
Interventienummer hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
subdoelgroepen van de interventie Het herontwikkelen van de interventie ‘Gezond kopen, gezond koken’ op basis van theoretische inzichten, methoden en empirische gegevens. Inzicht verkrijgen in de bevorderende en/of belemmerende factoren bij de implementatie en verankering van de interventie ‘Gezond kopen, gezond koken’ Het ontwikkelen van een draaiboek van de interventie voor herhaalbare uitvoering. Het ontwikkelen van voorlichting- en werkmaterialen Het streven was om deze verbeteringsstrategieën in de praktijk te toetsen in pilotprojecten. De verbeteringsstrategieën zijn het product van onderzoek in de vorm van Intervention Mapping enerzijds en een procesevaluatie van het verloop van de voormalige interventie anderzijds. Verder is er een intersectorale werkgroep ingezet om het proces te begeleiden.
Herontwikkeling middels Intervention Mapping
Procesevaluatie
‘Gezond kopen, gezond koken 2.0’
Intersectorale, multidisciplinaire werkgroep beslismomenten
Bij dit proces is gebruik gemaakt van bevindingen uit de literatuur, focusgroepen, observaties en discussies binnen de multidisciplinaire werkgroep. Methode Intersectorale werkgroep In april 2010 werd een werkgroep (gezondheidsbevorderaar, diëtiste van Cordaan Thuiszorg, onderzoeker) in het leven geroepen om de kwaliteit van de interventie en de uitvoering te verbeteren en het proces van de kwaliteitsslag te begeleiden en te bewaken. Het doel was om de interventie stapsgewijs onder de loep te nemen en te komen tot een nieuw programma- en uitvoeringsplan. Programmaherziening Intervention Mapping is een bewezen bruikbaar protocol voor de ontwikkeling van programma’s om gezond gedrag te bevorderen. Dit protocol beschrijft de ontwikkeling van voorlichtingsprogramma’s in zes stappen. Het is zinvol gebleken om bestaande, veelbelovende programma’s achteraf te analyseren aan de hand van dit protocol. Een dergelijke analyse legt de sterke en zwakke punten van bestaande interventies bloot en maakt tevens duidelijk welke beslissingen noodzakelijkerwijs op basis van praktische overwegingen zijn genomen. Daarnaast is gebleken dat door de inzet van Intervention Mapping de samenwerking tussen verschillende disciplines en betrokkenen, zoals vertegenwoordigers van doelgroepen en intermediaire partijen, wordt gestimuleerd. Op basis van de aanpak Intervention Mapping is de interventie Gezond kopen, gezond koken in 2010/11 stapsgewijs onder de loep genomen. De uitkomsten uit het nieuwe behoefte onderzoek hebben lacunes in de strategieën van het
31
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
toenmalige programma zichtbaar gemaakt. Op basis daarvan is het nieuwe programma Gezond kopen, gezond koken 2.0 ontwikkeld. Procesevaluatie Met de procesevaluatie is in kaart gebracht welke factoren allemaal een rol spelen bij een succesvolle uitvoering van het programma GKGK. Er zijn semigestructureerde interviews met diëtistes, de projectleiding (GGD Amsterdam) en de coördinerende gezondheidsbevorderaar (GGD Amsterdam) gehouden. Ook waren observaties van de uitvoering en focusgesprekken (met deelnemers) belangrijke bronnen van informatie. In combinatie met de resultaten van het Intervention Mapping traject leverde de procesevaluatie input op voor de invulling van zowel de gewenste inhoud als voor de implementatievoorwaarden van de interventie.
Resultaten Met GKGK 2.0 wordt de juiste doelgroep bereikt: alle vrouwen behoorden tot de lage SES groep; naar schatting is ongeveer 60 % van allochtone afkomst. De deelnemers waarderen de interventie positief en zijn in staat na afloop van het programma eigen implementatie intenties te formuleren. Ook de uitvoerende diëtisten zeggen zeer tevreden te zijn met het herziene programma. Herziening interventie Baserend op de fases van gedragsverandering die in het transtheoretisch model worden geformuleerd wordt ook het vernieuwde programma opgebouwd. Hierbij worden de nieuwe programmaonderdelen zo aangepast en verrijkt dat het in deze nieuwe opbouw past. Voor eerder vastgestelde knelpunten van de uitvoering werden oplossingen gezocht. De doelgroep krijgt de gelegenheid om invloed uit te kunnen oefenen op de inhoud van de cursus. GKGK 2.0 sluit aan zowel aan de eigen beleving- en leefwereld als aan de specifieke gedragscultuur van individuen maar ook van de groep. Dit wordt bereikt door middel van een hoge graad aan visualisatie met cultureel sensitieve en diverse materialen, interactieve voorlichting, doelgroepraadpleging, het afstemmen van bestaande programmaonderdelen op het dagelijkse leven van de deelnemers en het structureel onder woorden brengen van barrières in de omgeving van de deelnemers. Tevredenheid doelgroep en effecten interventie De diëtist vult per bijeenkomst een evaluatieformulier in. De evaluatieformulieren geven inzicht in de resultaten per cursus. De deelnemers zelf formuleren implementatie intenties t.o.v. hun koop-, kook- en eetgedrag. Deze worden wederom door de diëtist in de evaluatie opgenomen. Productkeuze: De deelnemers gaven aan dat ze de intentie hadden om n.a.v. de cursus hun koopgedrag aan te passen (lezen van productetiketten, gezondere keuze tussendoortjes, dranken, voedingsmiddelen voor hoofdmaaltijden minder vet, meer volkoren). Ook het koken zouden ze gezonder willen uitvoeren (gezondere ingrediënten, gebruik van olie i.p.v. boter). En ook bij het eten/drinken willen de cursisten op de productkeuze letten (water i.p.v. frisdrank, gezondere varianten van tussendoortjes en hoofdmaaltijden, meer vis eten). Tegengaan van overconsumptie: Als het gaat om het doel overconsumptie tegen te gaan geven de deelnemers van GKGK vooral aan, hun eetgedrag te willen veranderen. Hierbij werden volgende maatregelen genoemd: minder frisdrankconsumptie, ontbijten en een warme
32
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
maaltijd per dag eten. Over het tegengaan van overconsumptie m.b.t. koop- en kookgedrag werden door de deelnemers geen implementatie intenties geformuleerd. De diëtisten vinden de cursus heel geslaagd en positief. GKGK 2.0 wordt als heel leerzaam voor de doelgroep ingeschat, zelfs als er taalbarrières zijn. Uit de observaties kwam naar voren dat de deelnemers in het algemeen zeer geïnteresseerd zijn en actief deelnemen aan de cursus. Ze leren ook van elkaar door de interactieve opzet van GKGK 2.0. Deze resultaten geven aan dat de cursus de intentie bij de deelnemers verhoogt om gezondere producten te kiezen (consumptie van voeding en drank met een lage energiedichtheid). Ook is de intentie om bewuster te kiezen met betrekking tot hoeveelheid calorieën verhoogd. Deze resultaten zijn verkregen via kwalitatief onderzoek en zijn gebaseerd op subjectieve meningen van deelnemers van een beperkt aantal cursussen (4) Inmiddels is bij het R&D Fonds van de GGD Amsterdam een onderzoeksvoorstel voor een effectonderzoek van GKGK 2.0 ingediend. Daarin wordt voorgesteld de effectiviteit te onderzoeken aan de hand van een cluster gerandomiseerd experiment. Organisatie van de uitvoering van de interventie In het draaiboek zijn de programmaonderdelen uitvoerig beschreven met inhoud, doel en benodigde materialen, ideeën over het inzetten van deze en een tijdschema voor elk onderdeel. Er wordt ook nauwkeurig beschreven voor welke randvoorwaarden er gezorgd moet zijn voor de start van het programma resp. de bijeenkomsten. Door middel van semi-gestructureerde interviews werd de gebruiksvriendelijkheid van het draaiboek getoetst. De suggesties van de geïnterviewde diëtisten werden direct opgenomen in de vernieuwde versie van het draaiboek. Hierdoor werd de vorm en inhoud aangepast op de behoeftes van uitvoerende diëtisten, door middel van extra materialen of aanvullende, verhelderende informatie met betrekking tot de uitvoeringsmogelijkheden. Er is een nieuw gedeelte binnen het draaiboek ontwikkeld voor de coördinatie van GKGK 2.0. Hier zijn alle randvoorwaarden opgenomen (overdracht): de bevorderende en belemmerende factoren die tijdens de procesevaluatie naar voren kwamen. Ook taakverdelingen tussen coördinator een diëtist staan helder beschreven. Materialen Voor GKGK 2.0 zijn nieuwe materialen ontwikkeld, zoals platen en kaartspellen. Door observaties, focusgroepsgesprekken met deelnemers en semigestructureerde interviews met uitvoerende diëtisten werd de inzetbaarheid, begrijpelijkheid, culturele relevantie en aantrekkelijkheid achterhaald. Door analyse van dit materialengebruik zijn er verdere inhoudelijke aanpassingen gedaan.
33
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Ja
x Nee
Vraag 11
Ja
x Nee
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
34
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
Studie 1 Auteurs: Jaar: Onderzoekstype: Belangrijkste resultaten: Bewijskracht van het onderzoek: Resultaten effectiviteit: Studie 2 Etc.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
35
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
36
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
De titel Gezond kopen, gezond koken 2.0 beschrijft globaal de inhoud van de interventie. 2.0 verwijst naar de ge-update versie van de interventie.
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering.
De interventie is een samenwerking tussen de GGD Amsterdam, cluster EDG, productgroep Volwassenen en Cordaan Thuiszorg. De GGD Amsterdam draagt zorg voor de interventieontwikkeling, monitoring van de resultaten, evaluatie en kwaliteitsbewaking, materiaalontwikkeling en – beheer. Cordaan Thuiszorg is betrokken bij de planning en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de cursus. Samenwerking tussen partijen is in een overeenkomst vastgelegd.
Meld indien van toepassing: De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
De interventie werd de afgelopen jaren 10 x per jaar uitgevoerd in Amsterdamse stadsdelen met achterstandswijken zoals Nieuw West, Noord, Zuidoost en Oost. Per cursus zijn er gemiddeld 8 deelnemers. De cursus wordt uitgevoerd op locaties dicht in omgeving van de doelgroep. De uitvoering wordt bij voorkeur aangeboden aan: - Deelnemers bewegingsstimuleringsprogramma’s (Big!Move, Beweeg je beter, e.a.) - Welzijnsinstellingen - Zelforganisaties - Ouders van leerlingen op Jump-in scholen - Bezoekers voedselbank
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies.
Eten en zo, is een onderdeel van het Amsterdams preventieprogramma Jumpin. De interventie is bedoeld voor ouders van leerlingen van Jump-in scholen en is primair gericht op de pedagogische aspecten van gezonde voeding voor kinderen, waar GKGK voor volwassenen en het eigen koop- en kookgedrag bedoeld is.
37
Interventienummer
Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Gezonde voeding hoeft niet veel te kosten: is een kortere voedingsinterventie (2 bijeenkomsten) die wordt aangeboden aan deelnemers aan schuldhulpverleningstrajecten. Overeenkomst met GKGK 2.0 is het onderdeel supermarktrondleiding. Verschillen liggen in de doelgroep, lengte van de cursus en de setting waarin de cursus wordt aangeboden.
Aangehaalde literatuur
38
Interventienummer Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK) Assema P, Steenbakkers M, Rademaker C & Brug J (2005). Voedingsvoorlichtingsinterventie voor mensen met financiële problemen. Effect op de kwaliteit van de hoofdmaaltijd en de fruitconsumptie. Nederlands Tijdschrift Diëtisten. 60/5. 116-124. Ball K & Crawford D (2005). Socioeconomic status and weight change in adults: a review. In: Social science & medicine, 60(9). 1987-2010. Bandura A (1986). Social Foundations of Thought and Action: A Social Cognitive Theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Bartholomew LK, Parcel GS, Kok G & Gottlieb NH (2006). Planning Health Promotion Programs; an Intervention Mapping approach (2nd ed.). San Francisco, CA: Jossey-Bass. Broer J (1999). Oversterfte aan coronaire haartziekten in Groningen. Achtergronden en interventiemogelijkheden. Proefschrift. Rijksuniversiteit Groningen. Brug J, Van Assema P & Lechner L (2008). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Brussaard JH, van Erp-Baart MA, Brants HA, Hulshof KF, and Lowik MR (2001). Nutrition and health among migrants in The Netherlands. Public Health Nutr, 4, pp. 659-664. Conner M & Norman P (2005). Predicting Health Behaviour. New York: Open University Press McGraw-Hill Education. Dagevos J & Dagevos H (2008). Minderheden meer gewicht. Overgewicht bij Turken, Marokkanen, Antillianen en Surinamers en het belang van integratiefactoren. Dalziel K & Segal L (2007). Time to give nutrition interventions a higher profile: cost-effectiveness of 10 nutrition interventions. Health Promotion International. 22(4). 271-283. De Vries H & Mudde A (1998). Predicting stage transitions for smoking cessation applying the Attitude – Social influence – Efficacy Model. Psychology & Health. 13. 369–385. De Vries H, Mudde A, Leijs I, Charlton A, Vartiainen E, Buijs G, Clemente MP, Storm H, González Navarro A, Nebot M, Prins T & Kremers S (2003). The European Smoking prevention Framework Approach (EFSA): an example of integral prevention. Health Education Research. 18(5). 611-626. Dijkshoorn H, van Dijk TK & Janssen AP (Red; 2010). Zo gezond is Amsterdam!: Eindrapport Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Afdeling Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering, GG&GD Amsterdam. Gemeentelijke Geneeskundige & Gezondheidsdienst Amsterdam. Amsterdam gezond?: Amsterdamse gezondheidsmonitor: trends en cijfers 1999-2000. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering. 2001 Gezondheidsraad (2003). Overgewicht en obesitas. Aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aanbieding advies over Overgewicht en obesitas. Nr 2003/07. Den Haag. Glanz K, Basil M, Maibach E, Goldberg J & Snyder D (1998). Why Americans eat what they do: taste, nutrition, cost, convenience and weight control concerns as influences on food consumption. Journal of the American Dietetic Association. 98. 1118–1126. Corstjens RMJ, Goor C, Hartman MA & Mos S (2011). Draaiboek “Gezond kopen, gezond koken”. GGD Amsterdam. Hartmann MA, Nierkens V, Nicolaou M, Hosper K, Cremer SW & Stronks K (in press). Similarities and differences in perceived determinants of weight change and
39
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK) related behaviours among mothers from four ethnic groups: a qualitative study. Hazebroek AJ (2002). Effectevaluatie campagne Goede Voeding wat let je? Eindresultaten. Den Haag: Voedingscentrum. Hekman, M. (2002). Evaluatie campagne .Goede voeding, wat let je?. Veranderingen wijzen in goede richting. Voeding Nu, nr 5. Hjermann, I., Byre, K.V., Holme, I., Leren, P. (1981). Effect of diet and smoking intervention on the incidence of coronary heart disease. Lancet, 12, 1303-1310. Hosper K, Nicolaou M & Spronks K (2007). Een ander schoonheidsideaal: meer overgewicht bij allochtone Nederlanders. In: Steeds dikker: obesitas - een hardnekkige aandoening. pp. 54-60. Hulshof KFAM , Ocke MC, Rossum CTM van, Buurma-Rethans EJM, Brants HAM, Drijvers JJMM & Doest D ter (Red; 2004). Resultaten van de voedselconsumptiepeiling 2003. RIVM rapport 350030002. Bilthoven. Hulshof KFAM & Doest D ter (2006). De consumptie van groenten en fruit in meer detail op basis van voedselconsumptiepeilingen in Nederland. TNO-rapport V6831. Jacobs G (2008). Empowerment & public health. Toolbox. Empowerment en doelgroepparticipatie in de gezondheidsbevordering en preventie. Methode, werkvormen en materialen. www.gabyjacobs.com. Jansen J, Schuit AJ & van der Lucht F (2002). Tijd voor gezond gedrag. Bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. RIVM rapport 270555004. Bilthoven. Kickbusch, IS (2001). Addressing the health and education divide. In: Health Promotion International. 16(3). 289-297. Kok H, Molleman G, Saan H & Ploeg M (2005). Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. Woerden: NIGZ. Kraiger K, Ford JK & Salas E (1993). "Application of cognitive, skill-based, and affective theories of learning outcomes to new methods of training evaluation." Journal of Applied Psychology, 78, 311-328. Kreuter MW, Lukwago SN, Buchholtz DC, Clark EM & Sanders-Thompson V. (2002). Achieving Cultural Appropriateness in Health Promotion Programs: Targeted and Tailored Approaches. Health Education & Behavior. 30/2. 133-146. Marks DF, Murray M, Evans B, Willig C, Woodall C & Sykes CM (2005). Health Psychology. Theory, Research and Practice. London. Meeusen MJG, van Wijk EEC, Hoogendam K, Ronteltap A & van t’Riet (2010). Eetgewoonten van laagopgeleiden. Den Haag. Nutbeam D (2006). Health literacy as a public health goal: a challenge for contemporary health education and communication strategies into the 21st century. In: Health Promotion International. 15(3). 259-267. OECD (2011). Health at a Glance 2011: OECD Indicators. OECD Publishing. http://dx.doi.org/10.1787/health_glance-2011-en. Pos S & Luijpers E (2001). Preventie van hart- en vaatziekten bij volwassen en oudere allochtonen in Nederland: inventarisatie en effectiviteit van gedragsgerichte interventies. Den Haag/Woerden. Nederlandse Hartstichting/NIGZ. Roerdink D (2006). Rapport tussentijdse effectevaluatie voedings- en beweeginterventie project ‘Gezonde Leefgewoonten Westerpark’. VU Amsterdam/GGD Amsterdam. Rutz SI, Overberg RI, Witte KE, Jansen J & van Oers JAM (2002). Branchenrapport preventie ‘98-‘01. Centrum voor Volksgezondheid Toekomst Verkenningen. RIVM. RIVM, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
40
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK) Saan H & de Haes W (2005) Gezond effect bevorderen: het organiseren van effectieve gezondheidsbevordering. Uitgave van het NIGZ, Woerden. Tomas J (2002). Nutrition intervention in ethnic minority groups. Proceedings of the Nutrition Society. 61. 559-567. Tuomilehto, J, Lindstrom J, Eriksson JG et al. (2001). Prevention of type 2 diabetes mellitus by changes in lifestyle among subjects with impaired glucose tolerance. The New England journal of medicine, 3, 1343-1350. Uitenbroek DG, Ujcic-Voortman J, Janssen A, Tichelman, P, Verhoeff AP (Red; 2006). Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam: Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2004. Afdeling Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering, GG&GD Amsterdam. Ujcic-Voortman J K. Bos G, Baan CA, Verhoeff AP & Seidell JC (2011). Obesity and body fat distribution: ethnic differences and the role of socioeconomic status, obesity facts. 4:53-60. Van der Berg I (2010). Allochtonen en voeding. Een literatuurverkenning. LEI Wageningen UR, Den Haag. Van den Berg M & Schoemaker CG (2010). Effecten van preventie. Deelrapport van de VTV 2010. Van gezond naar beter. RIVM rapport 270061007. Bilthoven. van der Meer FM, Ligtenberg G & Staal PA (2009). Preventie bij overgewicht en obesitas: de gecombineerde leefstijlinterventie. Op 23 februari 2009 uitgebracht aan de minister van VWS. CVZ. van Kreijl J, Knaap AGAC, Busch MCM, Havelaar AH, Kramers PGN, Kromhout D, and van Leeuwen Fe (2004). Ons eten gemeten: gezonde voeding en veilig voedsel in Nederland. RIVM rapport 270555007. Bilthoven. van 't Riet H, Dijkshoorn H, Corstjens R &Berkouwer L (2005). Gezonde leefgewoonten Westerpark. Kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25 tot 45 jaar. Probleemanalyse. GGD Amsterdam. van Leest LATM, van Dis SJ, and Verschuren M (2002). Hart- en vaatziektenbij allochtonen in Nederland. Een cijfermatige verkenning naar leefstijl- en risicofactoren, ziekte en sterfte. RIVM rapport 261858006/2002. Bilthoven van der Lucht F & Polder JJ (2010). Van gezond naar beter. Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. RIVM rapport 270061005. Bilthoven. Vissenberg C , Nierkens V, Stronks K. (Red; 2008). De "Turkse proef'. Proces- en bereikevaluatie 2007. Amsterdam: Afdeling Sociale Geneeskunde AMC;. Visscher T, Kremers S & Kromhout D (2007). Preventie van gewichtsstijging en richtlijnen voor gewichtsbeheersing. http://www.fontysmediatheek.nl/w/images/9/95/NHSNRGRichtlijnenGewichtsbeheersing.pdf. Janurai 2012. Wagemakers A, Corstjens R, Koelen M, Vaandrager L, van ’t Riet H & Dijkshoorn H (2008).,Participatory approaches to promote healthy lifestyles among Turkish and Moroccan women in Amsterdam. Promotion & Education. Vol 15 (4). Williamson DF, Kahn HS, Remington PL & Anda RF (1990). The 10-year incidence of overweight and major weight gain in US adults. In: Arch Intern Med. 150(3). 66572.
41
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
42
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. x
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie.
x
15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd.
x
16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
43
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Bijlage 1 vervolg. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 2 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
44
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
45
Interventienummer
Gezond kopen, gezond koken 2.0 (GKGK)
Logboek Vul hieronder in wie iets met de beschrijving doet, wanneer dat gebeurt, en wat er gebeurd is. Pas bij volgende handelingen het versienummer aan, indien van toepassing. Naam
Datum
Handeling Beginnen met het maken van de beschrijving
Documentnummer …….. / 1
46