Werkblad beschrijving interventie
Preventie van langdurig ziekteverzuim en depressie bij werknemers met een hoog risico
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/i-database/beoordeling/downloads/
Contact NJi
Contact RIVM
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
2
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam School of Public Health and Primary Care, Maastricht University, Prof. dr. IJ. Kant (Post)adres Peter Debyeplein 1 Postcode P.O. Box 616 Plaats 6200 MD E-mail Maastricht Telefoon
[email protected] Fax 043-3882378 Website 043-3884128 (van de interventie)
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Prof. dr. IJ. Kant P.O. Box 616 6200 MD Maastricht
[email protected] 043-3882378 of 043-388 2381 / 2442 (secretariaat mevr. P. Hendriks-Brouns) 043-3884128
Formatted: Dutch (Netherlands)
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
x 1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn x Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
3
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
x Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
x Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
x Ja
Nee
Vraag 4.1
x Ja Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
x Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
x Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
x Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
x Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
x Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
x Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
x Ja
Nee
4
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Doel Het doel van de preventieve interventie is tweeledig: ten eerste het voorkomen van langdurig ziekteverzuim en ten tweede het reduceren van depressieve klachten.
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Doelgroep De interventie is specifiek ontwikkeld voor werknemers die geïdentificeerd zijn met een hoog risico om in de toekomst te gaan verzuimen en die tevens milde tot ernstige depressieve klachten hebben.
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Aanpak Het kader van de interventie bestaat uit cognitieve gedragstherapie en er is gekozen voor de specifieke variant van probleemoplossende therapie. De interventie is opgebouwd uit twee delen: het basisdeel en het specifieke deel. Het basisdeel bestaat uit 7 sessies, waarin de stappen van probleemoplossende therapie aan bod komen, specifiek toegespitst op doelgroep van werknemers met relatief milde klachten. Het specifieke deel bestaat uit maximaal 5 extra sessies, indien de 7 basissessies niet afdoende zijn, waarin de cliënt zelf aangeeft welke onderwerpen hij/zij aan bod wil laten komen. Voorbeelden hiervan zijn cognitieve herstructurering en assertiviteitstraining. Elke sessie duurt 45 minuten en sessies vinden bij voorkeur wekelijks plaats.
Materiaal Er is een protocol beschikbaar voor de behandelaar, als ook werkboeken voor de cliënten. Daarnaast zijn er ook sessieregistratieformulieren beschikbaar, waarop de behandelaar kan bijhouden welke onderdelen per therapiesessie zijn behandeld en wat er inhoudelijk aan bod is gekomen.
Onderzoek In 2007 en 2008 werd een RCT (randomized controlled trial) uitgevoerd bij werknemers van ABN AMRO Bank in Nederland naar de effectiviteit van de preventieve interventie op het voorkomen van langdurig ziekteverzuim en depressie. De resultaten zijn gepubliceerd in een internationaal tijdschrift (Lexis et al., 2011). Het onderzoek maakt deel uit van het onderzoek beschreven in het proefschrift getiteld: ‘Prevention of long-term sickness absence and major depression through early intervention’ (Lexis, 2011). De resultaten van het onderzoek laten zien dat de interventie effectief is in het voorkomen van langdurig ziekteverzuim en reduceren van depressieve klachten. Werknemers met een hoog risico op verzuim en met milde tot ernstige depressieve klachten werden gerandomiseerd over een interventie- (preventieve interventie) en een controlegroep. Na 12 maanden follow-up had de interventiegroep gemiddeld 27,5 verzuimdagen en de controlegroep 50,8 verzuimdagen, een significant en
5
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
klinisch relevant verschil tussen de 2 groepen (p=0.017). Tevens was er een reductie van meer dan 40% van de proportie werknemers met een langdurige verzuimperiode (> 28 verzuimdagen achter elkaar) in de interventie- versus de controlegroep. Depressieve klachten, gemeten met de Beck Depression Inventory, lieten ook een significante en klinisch relevante afname (Reliable Change Index) zien na 12 maanden in de interventiegroep. In de controlegroep was zelfs een toename van de klachten te zien tussen de start van het onderzoek en 12 maanden follow-up.
6
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Langdurig ziekteverzuim vormt een groot probleem voor de volksgezondheid en is tevens een groot economisch probleem in veel Westerse landen. Langdurig ziekteverzuim heeft vele negatieve gevolgen voor onder andere werknemers, hun families, bedrijven en ook voor de samenleving. Ondanks de afname van de prevalentie van ziekteverzuim tussen 1994 en 2010 (van 6,3% naar 4,4%) in Nederland, blijft langdurig ziekteverzuim een belangrijk probleem in termen van kosten, arbeidsparticipatie en sociale gevolgen (Kivimaki et al., 2004; Marmot, Feeney, Shipley, North, & Syme, 1995). Voor de werknemer betekent langdurig ziekteverzuim een bron van stress en sociale beperkingen, voor de werkgever en de samenleving brengt verzuim voornamelijk hoge kosten met zich mee. Vooral langdurig ziekteverzuim draagt aanzienlijk bij aan het totaal aantal werkdagen dat verloren gaat en het is met name deze relatief kleine populatie van werknemers met langdurig ziekteverzuim die verantwoordelijk is voor de meerderheid van de kosten. Aandoeningen van het bewegingsapparaat en mentale gezondheidsklachten zijn samen verantwoordelijk voor meer dan 70% van het geregistreerde ziekteverzuim in Nederland (Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, 2009). Op dit moment vormen mentale gezondheidsklachten de belangrijkste oorzaak van ziekteverzuim in de meeste welvarende landen, vanwege de vaak zeer lange verzuimduur die gepaard gaat met mentale klachten (Shiels, Gabbay, & Ford, 2004). Depressieve klachten vormen een belangrijk aandeel van deze mentale gezondheidsklachten in de beroepsbevolking. Van depressie, maar ook van depressieve klachten is bekend dat zij geassocieerd zijn met (toekomstig) langdurig ziekteverzuim (Lexis, Jansen, van Amelsvoort, van den Brandt, & Kant, 2009).
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
De doelen van de preventieve interventie zijn: 1. De preventieve interventie heeft als doel het voorkomen van langdurig ziekteverzuim (afname totaal aantal verzuimdagen en proportie langdurig verzuim (>28 kalenderdagen verzuim achter elkaar)), bij werknemers die geïdentificeerd zijn met een hoog risico op toekomstig verzuim en met milde tot ernstige depressieve klachten, gemeten over een periode van 12 maanden vanaf de start van de interventie.
7
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
2.
De preventieve interventie heeft als doel het reduceren van depressieve klachten (gemeten met de Beck Depression Inventory, een afname van minimaal 7 punten representeert een klinisch relevante afname van depressieve klachten) bij werknemers die geïdentificeerd zijn met een hoog risico op toekomstig verzuim en met milde tot ernstige depressieve klachten, gemeten over een periode van 12 maanden vanaf de start van de interventie.
3. Doelgroep van de interventie Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectie-
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? De doelgroep van de interventie zijn werknemers, die nog niet verzuimen, maar die geïdentificeerd zijn met een hoog risico op toekomstig ziekteverzuim en met milde tot ernstige depressieve klachten. Identificatie van de doelgroep m.b.t. het risico op langdurig verzuim kan bijvoorbeeld worden gedaan met de screeningsvragenlijst Balansmeter (Kant et al., 2009) en depressieve klachten kunnen bijvoorbeeld geïnventariseerd worden middels de depressieschaal van de Hospital Anxiety and Depression Scale (HAD-D) (Zigmond & Snaith, 1983). De Balansmeter werd destijds specifiek ontwikkeld voor medewerkers werkzaam in een kantoorwerkomgeving. De effectiviteit van vroegtijdige interventie werd om deze reden dan ook allereerst binnen deze doelgroep van medewerkers werkzaam in een kantoorwerkomgeving onderzocht. De interventie zelf bevat algemene elementen gebaseerd op Probleem oplossende Therapie (PST) en Cognitieve Gedragstherapie (CGT), welke niet specifiek zijn voor medewerkers in een kantooromgeving. Om die reden kent de interventie een breder toepassingsgebied, mits de screening daarop kan worden afgestemd. Inmiddels is ook een aparte Balansmeter module ontwikkeld voor werknemers werkzaam in een industriële werkomgeving. Aangezien de Balansmetermodules voor de kantoorwerkomgeving en de industriële omgeving, zoals verwacht, andere verzuimvoorspellers kennen, is dit screeningsinstrument niet direct toepasbaar voor vroegsignalering binnen andere werkomgevingen en zal dan uitgeweken dienen te worden naar een ander instrument. Verschillende screeningsmethoden en/of afkappunten leiden tot selectie van werknemers met meer of minder risico om langdurig te gaan verzuimen. Gelijk elke screening die gevolgd wordt door een interventie zal de screening de effectiviteit alsook de kosten-effectiviteit kunnen beïnvloeden. De hiernavolgende beschreven preventieve strategie is een vorm van geindiceerde preventie, waarbij een kleine groep van werknemers met problemen wordt opgespoord (de risicodragers), aan wie vervolgens vroegtijdige interventie wordt aangeboden. Het is juist deze relatief kleine groep die op termijn langdurig verzuimt en een aanzienlijk deel van de verzuimkosten bepaalt. Daarmee is deze relatief omvangrijke screening en interventie in een relatief kleine groep werknemers zowel effectief en al snel kosten-effectief. 3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Indicatie: werknemers met een hoog risico op toekomstig verzuim en milde tot ernstige depressieve klachten. Contra-indicatie criteria zijn: werknemers die reeds verzuimen of al onder behandeling zijn voor depressie, omdat hierbij niet meer voldaan kan worden aan het primaire doel van preventie. De doelgroep, die bestaat uit werknemers met een hoog risico op toekomstig ziekteverzuim en met milde tot ernstige depressieve klachten, kan bijvoorbeeld worden geselecteerd met de screeningsvragenlijst Balansmeter (Kant, et al., 2009), in combinatie met de HAD-D. Op basis van de
8
Interventienummer
instrumenten en vereiste scores.
Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn.
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
somscores op beide vragenlijsten wordt bepaald welke werknemers tot de doelgroep behoren. Voor de Balansmeter is een apart algoritme voor mannen en vrouwen ontwikkeld om het risico op verzuim te berekenen, omdat zowel het voorkomen van verzuim als depressie verschilt tussen mannen en vrouwen. Een score boven het afkappunt betekent een hoog risico op toekomstig verzuim. Voor de HAD-D betekent een score van > 8 milde tot ernstige depressieve klachten. Indien beide scores boven het afkappunt liggen behoren werknemers tot de doelgroep van de interventie. Werknemers die ‘slechts’ op één van beide scores een verhoogd risico hebben, werden in de onderzoekssetting waarin deze interventie werd bestudeerd, doorverwezen naar de bedrijfsarts van de betrokken arbodienst. Opgemerkt dient te worden dat naast het gebruik van een screeningsvragenlijst uiteraard ook voor een andere wijze van identificatie kan worden gekozen. 3.3 Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
4.1 Opzet van de interventie De interventie is een psychologische behandeling. Het kader van de interventie bestaat uit cognitieve gedragstherapie (CGT) en er is gekozen voor de specifieke variant van probleemoplossende therapie (PST) als basis van de interventie. De interventie is opgebouwd uit twee delen: het basisdeel en het specifieke deel. Het basisdeel bestaat uit 7 sessies, waarin de stappen van probleemoplossende therapie aan bod komen, specifiek toegespitst op doelgroep van werknemers met relatief milde klachten. Het specifieke deel bestaat uit maximaal 5 extra sessies, indien de 7 basissessies niet afdoende zijn gebleken, waarin de cliënt zelf aangeeft welke onderwerpen hij / zij (nog extra of uitgebreider) aan bod wil laten komen. Voorbeelden van deze onderwerpen zijn cognitieve herstructurering en assertiviteitstraining. Aan het einde van het basisdeel en aan het einde van de interventie vindt een evaluatiesessie plaats. Elke sessie duurt gemiddeld 45 minuten (exclusief 15 minuten voorbereidings- en rapportagetijd) en sessies vinden bij voorkeur wekelijks
9
Interventienummer
Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
plaats, zodat de totale interventie een maximale duur van 4 maanden heeft. De interventie is voorbehouden om door gediplomeerde en ervaren psychologen, met werkervaring op CGT gebied, uit te worden gevoerd. De interventie kan worden uitgevoerd in de praktijk van de (vrijgevestigde) psycholoog of bijvoorbeeld bij een arbodienst. De meerwaarde van de interventie zit in de combinatie van vroegtijdige opsporing en behandeling. Dit vergt een vorm van screening waarmee medewerkers met milde depressieve klachten én een verhoogd risico op langdurig ziekteverzuim (de zogenaamde hoogscoorders) vroegtijdig opgespoord kunnen worden. In de onderzoekssetting werd hiervoor gebruik gemaakt van de Balansmeter m.b.t. het screenen van het risico op langdurig verzuim en de HAD-D voor het scoren van depressieve klachten. Werknemers werden middels een brief van de betrokken arbodienst en Maastricht University uitgenodigd voor vrijwillige deelname aan de preventieve strategie. Bij deze brief was de screeningsvragenlijst en retourenvelop bijgesloten. Nonrespondenten ontvingen na twee weken een reminder. De totaalscores op de vragenlijsten werden berekend door Maastricht University. Hoogscoorders, zoals geclassificeerd middels het vooraf bepaalde afkappunt, werden doorgegeven aan de arbodienst. Deze hoogscoorders werden door bedrijfsmaatschappelijk werk van de betreffende arbodienst uitgenodigd voor een gesprek, waarbij de toegeleiding naar de hier voor liggende interventie centraal stond. Opgemerkt wordt dat in de dagelijkse praktijk zowel het screeningsinstrumentarium en de toegeleiding naar de interventie ook anders kunnen worden vormgegeven. 4.2 Inhoud van de interventie Tijdens de uitvoering van het basisdeel van het protocol worden de 6 stappen van probleemoplossende therapie behandeld. Hierbij worden cognitiefgedragstherapeutische principes toegepast. Elke sessie bevat een aantal standaard elementen, zoals terugblik op de vorige sessie, bespreken van de huiswerkopdracht(en), uitleg van de nieuwe huiswerkopdracht(en) en vooruitblik naar de volgende sessie. Sessie 1 tot en met zes richten zich op de achtergrond en introductie van probleemoplossende vaardigheden. In de eerste sessie krijgen deelnemers uitleg over de rationale van de interventie en wordt een stukje bewustwording gecreëerd van het feit dat bij elke gebeurtenis die iemand mee maakt zich een fysieke reactie voordoet, er bepaalde gedachten opkomen en zich emoties voordoen en dat deze samen bepalen hoe men op de (probleem)situatie reageert. De tweede sessie bestaat uit het leren identificeren van problemen (‘Welke problemen heb ik, welke zijn het meest belangrijk en waarom zijn ze eigenlijk een probleem?’). De derde sessie is gericht op het formuleren van doelen (‘Wat wil ik bereiken en waarom?’). Daarna volgt de fase van het bedenken van mogelijke oplossingen, waarbij deelnemers gestimuleerd worden om vrij te denken en alle denkbare oplossingen op te noemen. In sessie vijf wordt ingegaan op het maken van een keuze voor de oplossing (‘welke oplossing past het beste bij het betreffende probleem?’). De zesde sessie gaat in op de vraag hoe de gekozen oplossing vervolgens in de praktijk kan worden gebracht, dus de feitelijke oplossing van het probleem. Gedurende de sessies worden principes van cognitieve gedragstherapie, zoals de in de eerste sessie toegepaste analyse van de invloed van gedachten en gevoelens op het reageren op een bepaalde situatie, toegepast. Andere principes die hierbij aan bod komen zijn het identificeren van en leren omgaan met emotionele signalen, zoals angst, boosheid of rusteloosheid en gedragsmatige signalen, zoals klagen of teruggetrokken zijn, en het identificeren van irreële gedachten en deze leren omzetten in reële en positieve gedachten.
10
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
De zevende sessie bestaat uit een evaluatiesessie op basis waarvan drie keuzes gemaakt kunnen worden door de deelnemer in samenspraak met de psycholoog. De eerste optie is om verder te gaan met het specifieke deel van het protocol. Voor de achtste tot en met de elfde sessie kunnen deelnemers kiezen welke modules zij willen volgen die het beste aansluiten bij de persoonlijke problemen. Een van de opties is om de stappen van het basisdeel voort te zetten of te herhalen, andere modulen zijn bijvoorbeeld verdere training in cognitieve herstructurering, assertiviteitstraining of verbeteren van communicatievaardigheden. De modules bestaan uit het trainen van vaardigheden specifiek gericht op medewerkers. Voor het specifieke deel wordt aanbevolen om voor elke module minimaal twee sessies te volgen, zodat de deelnemer de mogelijkheid heeft om te oefenen met de vaardigheden, zoals het doen van huiswerkopdrachten, tussen de twee sessies en de ervaringen of vragen te bespreken met de psycholoog. De laatste sessie is gericht op terugvalpreventie, het geven van handvaten aan de deelnemer om terugval te voorkomen en bestaat uit de eindevaluatie, waarbij de inhoud en het proces van de interventie met de deelnemer worden geëvalueerd. Uit analyses blijktdat de totale preventieve strategie het meest effectief is voor de groep werknemers die exact 7 sessies hebben gevolgd. Echter, hieruit mag niet uit worden afgeleid dat een individu die na het basisdeel nog verder gaat met het specifieke deel, daar geen baat bij zou hebben. Immers, het keuzemoment na het basisdeel hangt onder andere af van de aard en ernst van de problematiek. Individuen met ernstigere klachten kunnen wel degelijk baat hebben bij het specifieke deel en zouden waarschijnlijk aanzienlijk benadeeld worden als het specifieke deel van de interventie hen protocollair onthouden.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
De materialen behorend bij de preventieve interventie zijn het nieuw ontwikkelde protocol, het werkboek en de sessieregistratieformulieren. Deze materialen zijn verkrijgbaar via Maastricht University, bij het Programma ‘Occupational Epidemiology’, Prof. dr. IJ. Kant. Voor de ontwikkeling van het protocol zijn met name twee Nederlandse bronnen van belang. Dit zijn: Kole-Snijders AM, Geurts SM, van den Hout JH, et al. Probleemoplossende vaardigheidstraining: een groeps- en individueel programma. Handleiding voor therapeuten en werkboek voor deelnemers. Amsterdam: Boom test publishers, 2006. Bouman TK. Draaiboek ‘Omgaan met ziektevrees’, Probleem Oplossen. Intern document. Groningen: Rijks Universiteit Groningen, Afdeling Klinische Psychologie, 2000. Er zijn geen aparte materialen voor migranten.
B. Onderbouwing van de interventie
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak
11
Interventienummer
Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken?
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Langdurig ziekteverzuim vormt een groot probleem voor de volksgezondheid en is tevens een groot economisch probleem in veel Westerse landen. Op dit moment vormen mentale gezondheidsklachten de belangrijkste oorzaak van ziekteverzuim in de meeste welvarende landen, vanwege de vaak zeer lange verzuimduur die gepaard gaat met mentale klachten (Shiels, et al., 2004). Depressieve klachten vormen een belangrijk aandeel van deze mentale gezondheidsklachten in de beroepsbevolking. Van depressie, maar ook van depressieve klachten is bekend dat zij geassocieerd zijn met (toekomstig) langdurig ziekteverzuim (Lexis, et al., 2009). De effecten van behandeling en re-integratie van werknemers die met ziekteverzuim zijn vanwege mentale gezondheidsklachten, inclusief depressieve klachten, zijn echter nog altijd beperkt. Dit komt doordat een afname van de symptomen niet automatisch werkhervatting hoeft te betekenen (Blank, Peters, Pickvance, Wilford, & Macdonald, 2008). Een preventieve benadering die zich richt op preventie van langdurig ziekteverzuim en depressie wordt daarom verondersteld effectiever te zijn dan behandeling en re-integratie van werknemers die reeds aan het verzuimen zijn. De doelgroep bestaat daarom uit werknemers met een hoog risico op toekomstig ziekteverzuim en met milde tot ernstige depressieve klachten. Voor de selectie van de doelgroep m.b.t. het risico op langdurig ziekteverzuim is in eerder onderzoek de screeningsvragenlijst Balansmeter ontwikkeld en intern en extern gevalideerd (Kant, et al., 2009). Voor het inventariseren van depressieve klachten wordt de HAD-D gebruikt. Tevens is gebleken dat vroegtijdige interventie, voordat verzuim optreedt, effectief is in het voorkomen van toekomstig langdurig verzuim (Kant, Jansen, van Amelsvoort, van Leusden, & Berkouwer, 2008). Het hoge risico op verzuim en de milde tot ernstige depressieve klachten kunnen beïnvloed worden met een psychologische behandeling, bestaande uit cognitieve gedragstherapie en probleemoplossende therapie. Er is veel onderzoek en literatuur beschikbaar over het effect van cognitieve gedragtherapie op depressie. Cognitieve gedragstherapie is werkzaam bij milde maar ook bij ernstige vormen van depressie en heeft een bewezen langdurig effect (Beck, 2005; Hollon, Stewart, & Strunk, 2006). Cognitieve gedragstherapie blijkt werkzaam voor vele doelgroepen, leeftijden etc. Ook het effect van probleemoplossende therapie op depressie is bewezen (Mynors-Wallis, Gath, Day, & Baker, 2000). Tevens is er een studie bekend waarbij gebleken is dat probleemoplossende therapie een positief effect heeft op ziekteverzuim (van den Hout, Vlaeyen, Heuts, Zijlema, & Wijnen, 2003).
Langdurig ziekteverzuim kan gezien worden als een coping strategie die ingezet op het moment dat werknemers geen andere coping strategieën meer over hebben of wanneer deze ontoereikend zijn. De interventie is erop gericht de probleemoplossende vaardigheden van werknemers te vergroten Verantwoording en de eigen controle weer terug te geven. Depressieve klachten kunnen Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld sombere gedachten, vermoeidheid inhouden waardoor mensen Nederlands en /of niet meer in staat zijn om zelf hun problemen, bijvoorbeeld gerelateerd aan internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, de werk- of privésituatie, op te lossen. Bij werkgerelateerde problemen kan men bijvoorbeeld denken aan de heersende bedrijfscultuur (veilig, naar onderdelen van de interventie en /of naar competitief, collectief, individualistisch), de aard van het eigen werk (o.a. soortgelijke interventies, en van regelmogelijkheden), de eigen plaats in de hiërarchie, en/of concrete onderzoek naar buitenlandse problemen of conflicten op het werk. Door het vergroten van de versies van de interventie. probleemoplossende vaardigheden en verbeteren van het psychische welbevinden wordt beoogd langdurig ziekteverzuim en depressie te voorkomen. De voorliggende interventie vormt een aanpassing van
12
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
cognitieve gedragstherapie en probleemoplossende therapie in die zin dat deze specifiek ontwikkeld en toegespitst werd op het diffuse patroon van milde klachten bij de betreffende doelgroep. Het vernieuwende zit daarmee ook in de timing van de interventie (d.w.z. begeleiding alvorens ziekteverzuim optreedt). Aangezien de doelgroep van de interventie werknemers betreft, zijn de in de interventie gehanteerde voorbeeldsituaties ook specifiek toegespitst op de werkomgeving. Zoals eerder aangegeven betreft het hier een vorm van geindiceerde preventie. Als gevolg hiervan hoeft het hoog risico op verzuim, zoals bij de screening gebleken, nog niet per definitie overeen te komen met het hulpzoekend gedrag en/of (h)erkenning van een probleem bij de betreffende werknemer. Dit vormt een beperking van de bereidheid tot deelname en heeft ook invloed op de compliance aan het interventieprotocol. Mogelijkheden om de screeningsuptake en deelname aan de interventie te optimaliseren worden momenteel in vervolgstudies onderzocht.
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Re-integratie van werknemers die verzuimen vanwege psychische klachten, waarvan depressieve klachten een aanzienlijk onderdeel zijn, blijkt nog altijd moeizaam te zijn, omdat afname van de symptomen niet automatisch gepaard gaat met werkhervatting. Een preventieve benadering, gericht op het opsporen en vroegtijdig behandelen van werknemers met een verhoogd risico om langdurig te gaan verzuimen en met milde depressieve klachten, lijkt een effectieve aanpak om langdurig verzuim en depressie te voorkomen. Daarom werd een specifiek ontwikkelde interventie, bestaande uit elementen van PST en CGT, waarbij het milde diffuse klachtenpatroon en de timing van de interventie centraal staan, geëvalueerd middels een RCT (Lexis et al., 2011).
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de
8.1 Eisen ten aanzien van opleiding De uitvoering van de interventie is voorbehouden aan gediplomeerde psychologen met werkervaring op CGT gebied. Het volgen van een aanvullend opleidingstraject door psychologen die de interventie willen gebruiken is noodzakelijk en vereist, omdat deze specifiek ontwikkeld is voor het toepassen van een preventieve benadering. Dit opleidingstraject wordt aangeboden door Maastricht University, Programma Occupational Epidemiology, Prof. dr. IJ. Kant. Wanneer men het opleidingstraject gevolgd heeft, ontvangt men een licentie voor het gebruik van de interventie voor een vastgestelde periode.
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Bij de uitvoering van de interventie is een nauwe samenwerking met de arbodienst van de organisatie/het bedrijf waar de werknemer werkzaam is, onontbeerlijk. Belangrijkste reden hiervoor is dat zowel de screening, toeleiding, alsmede de interventie, onder medisch geheim dienen te vallen,
13
Interventienummer
interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
om zodanig de privacy van de betreffende werknemer te garanderen en de deelname aan de (vrijwillige) interventie te verhogen. Voor de overdracht en implementatie van de interventie is naast de gewenste vooropleiding een opleidingstraject vereist. Dit opleidingstraject betreft een tweedaagse training, gevolgd door een boostertraining na vier maanden, alsmede positieve beoordeling van therapiesessies door deelnemers in de praktijk verzorgd. In de tweedaagse training wordt een introductie in de specifieke variant van de interventie, bestaande uit CGT en probleemoplossende therapie gegeven, alsmede instructie in het gebruik van het protocol en de werkboeken, en het oefenen met cases door middel van rollenspelen. Na deze training krijgen de deelnemers de beschikking over het protocol en de bijbehorende werkboeken om de training in de praktijk te gaan gebruiken. Na vier maanden is voorzien in een boostertraining. Deze dient enerzijds als opfrissing van de tweedaagse training, maar dient tevens als klankbord voor problemen waartegen de deelnemers in de praktijk tegen aanlopen. Aftekening van het opleidingstraject gebeurt op basis van de beoordeling van video-opnames van drie therapiesessies die hebben plaatsgevonden tussen de tweedaagse training en de boostertraining na vier maanden. De beoordeling van deze therapiesessies zal plaatsvinden door de ontwerpers van de interventie. Het totale opleidingstraject bedraagt circa zes maanden. Bij een positieve aftekening van het opleidingstraject komt de deelnemer in aanmerking voor het gebruik van de interventie. Een en ander gebeurt aan de hand van een licentieverstrekking voor bepaalde tijd. Aan het opleidingstraject en de licentieverstrekking zijn kosten verbonden. Het opleidingstraject is gebaseerd op het opleidingstraject van de therapeuten tijdens het eerder beschreven wetenschappelijk onderzoek. De ervaringen opgedaan tijdens het onderzoek hebben laten zien dat het aanleren van het toepassen van het protocol en de bijbehorende ontwikkelde werkboeken voor de cliënten goed mogelijk is met de hiervoor ontwikkelde training. De ervaringen van de psychologen met de training waren zeer positief. Psychologen die de interventie willen uitvoeren of voor vragen kunnen contact opnemen met Maastricht University, Programma Occupational Epidemiology, Prof. dr. IJ. Kant, 043-3882378 of 043-388 2381 / 2442 (secretariaat mevr. P. Hendriks-Brouns)
Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de interventie is onderzocht in het onderzoek naar de effectiviteit van de preventieve interventie. De resultaten van het onderzoek laten zien dat de interventie effectief is in het voorkomen van langdurig ziekteverzuim en het reduceren van depressieve klachten. Psychologen hebben tijdens het onderzoek gebruik gemaakt en kunnen in de toekomst gebruik maken van de ontwikkelde sessieregistratieformulieren, waarop men per sessie kan registreren welke onderdelen van de interventie behandeld zijn (per sessie staat aangegeven welke onderdelen aan bod dienen te komen) en wat er inhoudelijk besproken is in iedere sessie. 8.4 Kosten van de interventie
Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal,
De kosten van de interventie hebben met name betrekking op de kosten voor interventie uitgevoerd door de psycholoog.
14
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie).
De interventie kan variëren van 7 tot maximaal 12 sessies per cliënt. Elke sessie duurt 1 uur (45 minuten behandeling, 15 minuten voorbereidings- en rapportagetijd). De kosten voor een psychologische behandeling worden, afhankelijk van de ziektekostenverzekering van de betreffende werknemers, (deels) vergoed door de zorgverzekeraar. De selectie van de werknemers voor de interventie als ook de toegeleiding naar de interventie is een taak van Meld indien van toepassing: Er de arbodienst (bedrijfsartsen / bedrijfsmaatschappelijk werkers). Na zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten afronding van de interventie dient er een terugkoppeling plaats te vinden naar de betreffende arbodienst. en /of de tijdsinvestering van professionals.
Indien de werknemer de preventieve interventie in werktijd mag volgen, dient men rekening te houden met extra kosten voor de werkgever ten gevolge van loonderving. Bovenop genoemde kosten komen de kosten van het opleidingstraject en kosten voor licentieverstrekking (zie paragraaf 8.2).
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Naast effectonderzoek is er onderzoek uitgevoerd de tevredenheid van de deelnemers met de interventie. Daarnaast heeft een procesevaluatie plaatsgevonden, met de betrokken partijen bij het onderzoek. 1. Tevredenheidsonderzoek bij de deelnemers aan de interventie Een maand nadat de deelnemers aan het onderzoek de laatste follow-up vragenlijst hebben ontvangen, hebben de deelnemers nog een korte tevredenheidsvragenlijst gekregen. Hiermee werd geïnventariseerd of de deelnemers die de interventie daadwerkelijk gevolgd hebben, tevreden waren met het resultaat en de voorwaarden onder welke de interventie werd uitgevoerd, zoals volgen van de interventie tijdens / na werktijd, reistijd etc. Ook werd er naar een totaaloordeel gevraagd aan de hand van een score tussen op een schaal van 0 tot en met 10 (waarbij 10 = helemaal tevreden). Deelnemers die het basisdeel van de interventie hebben voltooid, rapporteerden een gemiddelde tevredenheidsscore van 7.4 en gaven allemaal aan dat de interventie had opgeleverd wat ze er van tevoren van verwacht hadden. Deelnemers die de interventie op eigen verzoek vroegtijdig beëindigden rapporteerden een tevredenheidsscore van 6.1. Deelnemers die na het basisdeel van de interventie nog deelnamen aan additionele sessies rapporteerden een tevredenheidsscore van 7.0. 2. Procesevaluatie Het doel van de procesevaluatie was om het perspectief van alle betrokken partijen, oftewel stakeholders, (deelnemers aan de interventie, psychologen, de betrokken psychologenorganisatie, bedrijfsartsen, maatschappelijk werk, en management van de betrokken arbodienst) aangaande de preventieve interventie te inventariseren, inclusief belemmerende en bevorderende factoren, om de implementatie van de preventieve strategie, bestaande uit de screeningsvragenlijst en de preventieve interventie zo goed mogelijk vorm te kunnen geven. Om een goed beeld te krijgen van de perceptie, houding en barrières ten aanzien van screenen en vroegtijdige interventie is ervoor gekozen vragenlijsten en interviews als onderzoeksmethoden te gebruiken voor de procesevaluatie. In de vragenlijsten en interviews stond de trial naar het screenen op toekomstig langdurig verzuim en depressieve klachten en de speciaal daarvoor ontwikkelde vroege interventie centraal. Daarnaast is ook
15
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
gevraagd naar de ervaring met screenen en vroege interventie in de huidige zorgpraktijk. De interviews zijn gehouden met psychologen die de interventie in het onderzoek hadden uitgevoerd (N=2), het management van de betreffende psychologenorganisatie (N=1), een aantal bedrijfsartsen van de betrokken arbodienst (N=5), enkele company counselors van de betrokken arbodienst (N=2) en het management van de betrokken arbodienst (N=2). Daarnaast zijn er vragenlijsten verstuurd naar alle betrokken psychologen (N=10) en alle betrokken bedrijfsartsen van de betreffende arbodienst (N=25). Hiervoor zijn interviewschema’s per stakeholder ontwikkeld en vragenlijsten opgesteld. Van 33 deelnemers aan de vroege interventie zoals aangeboden tijdens de hierboven genoemde trial, zijn evaluatievragenlijsten beschikbaar waarin naar perceptie van effecten, randvoorwaarden voor deelname, reden voor vroegtijdige beëindiging en suggesties voor verbetering wordt gevraagd (respons =48%). Zowel de interviews als de vragenlijsten zijn afgenomen na het voltooien van het project. Er is dus sprake van een summatieve procesevaluatie, waarvan de resultaten gebruikt kunnen worden voor het optimaliseren van de implementatie van zowel het screenen en de vroege interventie in de bedrijfsgeneeskunde in de nabije toekomst. Naar aanleiding van de vragenlijsten en de interviews kan geconcludeerd worden dat de psychologen positief staan tegenover het aanbieden van een vroege interventie bij milde depressieve klachten en andere milde problemen, maar dat het omgaan met cliënten zonder hulpvraag als lastig wordt ervaren. Vooral de communicatie vaardigheden om cliënten zonder hulpvraag te motiveren, worden gezien als noodzakelijke competentie bij pro-actief werken.
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.) Vraag 11
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
X Ja
Nee
Ja
X Nee
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek.
16
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
In 2007 en 2008 werd een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de preventieve strategie bij werknemers van ABN AMRO Bank in Nederland. Deze preventieve strategie bestaat uit een screeningsfase en een interventiefase. De effectiviteit van zowel het screeningsinstrument (screeningsvragenlijst bestaande uit de Balansmeter (Kant, et al., 2009) en de depressieschaal van de Hospital Anxiety and Depression Scale (Zigmond & Snaith, 1983)) en de preventieve interventie werden onderzocht in een gerandomiseerd gecontroleerd experiment (RCT) . De resultaten van het totale onderzoek staan beschreven in het proefschrift van Monique Lexis (Lexis, 2011). De studie naar de effecten van de preventieve interventie is onderdeel van het bovengenoemde proefschrift en de resultaten staan beschreven in een internationale publicatie (Lexis, et al., 2011). De primaire doelen van de preventieve interventie zijn: 1) het voorkomen van langdurig ziekteverzuim en 2) het voorkomen van (major) depressie. De onderzoeksgroep bestond uit werknemers die aan de hand van de screeningsvragenlijst geïdentificeerd waren met een hoog risico op toekomstig ziekteverzuim en met milde tot ernstige depressieve klachten. Het studiedesign betrof een gerandomiseerd gecontroleerd experiment. In 2007 ontvingen in totaal 23.973 medewerkers een screeningsvragenlijst op hun thuisadres. In de uitnodigingsbrief werd de medewerkers om toestemming gevraagd voor het onderzoek (‘informed consent’). Hieronder viel het gebruik van de vragenlijstgegevens, de verzuimgegevens en de mogelijkheid om uitgenodigd te worden voor deelname aan het experiment. In totaal hebben 9.157 medewerkers (38.2%) de vragenlijst teruggestuurd. Hiervan bleken 8.892 vragenlijsten geschikt voor de analyses. Medewerkers die geïdentificeerd werden met milde depressieve klachten en een hoog risico op toekomstig verzuim (n=211) ontvingen vervolgens de basisvragenlijst. Exclusiecriteria voor deelname waren: 1) het volledig of gedeeltelijk met ziekteverzuim zijn, 2) zwangere vrouwen of met vrouwen met zwangerschaps / ouderschapsverlof, of 3) het al onder behandeling zijn bij een psychiater of psycholoog op het moment van invullen van de screeningsvragenlijst. Medewerkers die de basisvragenlijst retourneerden (n=150) en die nog steeds aan de inclusiecriteria voldeden (n=139) werden vervolgens gerandomiseerd in de interventie (n=69) of de controlegroep
17
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
(n=70). , De interventiegroep ontving de nieuw ontwikkelde preventieve interventie. De controlegroep kreeg geen interventie, maar zij ontvingen de standaard zorg van de arbodienst in het geval van verzuim of wanneer zij zelf om hulp vroegen bij de arbodienst. De resultaten van het onderzoek laten een substantieel en statistisch significant verschil zien tussen het totaal aantal verzuimdagen in de interventiegroep (27,5 dagen) en de controlegroep (50,8 dagen)( p=0.017) na 12 maanden follow-up. Na 18 maanden is het verschil tussen de groepen nog aanzienlijk (45,0 dagen in de interventiegroep en 62,6 dagen in de controlegroep, echter niet statistisch significant (p=0.150). De proportie langdurig ziekteverzuim is circa 40% lager in de interventiegroep dan in de controlegroep na 12 en 18 maanden follow-up. Dit is nog 5% meer verlaging dan de 35% die in de powercalculatie werd aangenomen. Met betrekking tot de uitkomst depressie is gebleken dat de depressieve klachten, gemeten met de Beck Depression Inventory, een statistisch significant en klinisch relevante afname hebben laten zien, na zowel 6 als 12 maanden follow-up (met baselinecorrectie, p=0.001 na 6 en p=0.005 na 12 maanden). De klinische relevantie van de reductie van de depressieve klachten is bepaald met behulp van de Reliable Change Index, ontwikkeld door Jacobson en Truax (1991). Depressieve klachten in de interventiegroep namen af van 17,0 punten op baseline naar 12,4 punten na 12 maanden. In de controlegroep namen de depressieve klachten toe van 14,8 op baseline tot 16,7 punten na 12 maanden.
Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1: effectiviteit preventieve interventie Auteurs: Lexis MAS, Jansen NWH, Huibers MJH, van Amelsvoort LGPM, Berkouwer A, Tjin A Ton G, van den Brandt PA, Kant IJ. Jaar: 2011 Onderzoekstype: RCT Belangrijkste resultaten: Bewijskracht van het onderzoek: Zeer sterk Resultaten effectiviteit: positieve resultaten
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie?
Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld
18
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie. Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
‘Preventieve interventie ter voorkoming van langdurig ziekteverzuim en depressie bij werknemers met een hoog risico’ De nieuwe ontwikkelde interventie heeft als doel het voorkomen van langdurig ziekteverzuim en depressie bij werknemers met een hoog risico op toekomstig verzuim en met milde tot ernstige depressieve klachten. De interventie bestaat uit elementen van cognitieve gedragstherapie en probleemoplossende therapie.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering.
De interventie werd tijdens de wetenschappelijke studie uitgevoerd door psychologen van de organisatie Cenzo BV die meegewerkt hebben aan het onderzoek. Zij ontvangen een licentie voor het gebruik van de interventie. De psychologen aangesloten bij Cenzo BV zijn vrijgevestigde psychologen die de interventie in hun eigen praktijk uitvoeren en zijn gevestigd landelijk, door heel Nederland. In het kader van het onderzoek hebben deze psychologen het opleidingstraject zoals beschreven in paragraaf 8.2 met succes gevolgd. Aan deze psychologen werd licentie verstrekt. De interventie kan worden uitgebreid naar andere psychologen werkzaam in Meld indien van toepassing: / voor de bedrijfsgezondheidszorg. Deze psychologen dienen dan wel het De locatie waar de opleidingstraject voor het leren toepassen van het protocol van de interventie dient te worden preventieve interventie in de praktijk met succes gevolgd te hebben. Als men uitgevoerd is niet dit traject heeft voltooid ontvangt men een licentie voor een bepaalde periode aangegeven. Er zijn geen gegevens over en mag men de interventie uitvoeren in de eigen praktijk of bijvoorbeeld bij de uitvoerende organisatie de arbodienst waar men in dienst is (zie ook paragraaf 8.2). Er zijn geen bekend. lokale of regionale varianten, er is een variant beschikbaar voor toepassing in de Nederlandse context.
14. Overeenkomsten met andere interventies
19
Interventienummer
Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies. Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
De preventieve interventie is gebaseerd op met name twee Nederlandse bronnen, te weten: Bouman TK. Draaiboek ‘Omgaan met ziektevrees’, Probleem Oplossen. Intern document. Groningen: Rijks Universiteit Groningen, Afdeling Klinische Psychologie, 2000. Kole-Snijders AM, Geurts SM, van den Hout JH, et al. Probleemoplossende vaardigheidstraining: een groeps- en individueel programma. Handleiding voor therapeuten en werkboek voor deelnemers. Amsterdam: Boom test publishers, 2006. Deze laatste bron is een soortgelijke interventie, echter deze is oorspronkelijk ontwikkeld voor stressgerelateerde aandoeningen. Daarnaast is deze interventie effectief gebleken bij andere aandoeningen, zoals depressie, vermoeidheid, etc. Cognitieve gedragstherapie is het kader van de interventie, met Probleemoplossende therapie als specifieke variant. De interventie bestaat uit twee onderdelen, waarvan het eerste, het basisdeel, de zes stappen van probleemoplossende therapie bevat. Het tweede deel, het specifieke deel, bestaat uit een meerdere onderwerpen waaruit de deelnemers kan kiezen, zoals cognitieve herstructurering, assertiviteitstraining etc. Gedurende de hele interventie worden cognitief-gedragsmatige principes toegepast, zoals de herkenning van irreële gedachten en de herstructurering hiervan in reële gedachten. Het meest relevante verschil met de preventieve interventie is dat het doel van de interventie preventief en niet curatief is, dus het voorkomen van depressie. De doelgroep bestaat dan ook uit werknemers met relatief milde depressieve klachten, waarop de inhoud en omvang van de interventie is aangepast. Daarnaast is de preventieve interventie toegespitst op de doelgroep van werknemers, er wordt met name aandacht besteed aan de mogelijke werkgerelateerdheid van de problematiek, en heeft als primair doel langdurig ziekteverzuim en depressie te voorkomen.
Aangehaalde literatuur
20
Interventienummer
Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Beck, A. T. (2005). The current state of cognitive therapy: a 40-year retrospective. Archives of General Psychiatry, 62(9), 953-959. Blank, L., Peters, J., Pickvance, S., Wilford, J., & Macdonald, E. (2008). A systematic review of the factors which predict return to work for people suffering episodes of poor mental health. Journal of Occupational Rehabilitation, 18(1), 27-34. Hollon, S. D., Stewart, M. O., & Strunk, D. (2006). Enduring effects for cognitive behavior therapy in the treatment of depression and anxiety. Annual Review of Psychology, 57, 285-315. Hout, J. H. van den, Vlaeyen, J. W., Heuts, P. H., Zijlema, J. H., & Wijnen, J. A. (2003). Secondary prevention of work-related disability in nonspecific low back pain: does problem-solving therapy help? A randomized clinical trial. Clinical Journal of Pain, 19(2), 87-96. Jacobson, N. S., & Truax, P. (1991). Clinical significance: a statistical approach to defining meaningful change in psychotherapy research. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 59(1), 12-19. Kant, I., Jansen, N. W., Amelsvoort, L. G. van, Leusden, R. van, & Berkouwer, A. (2008). Structured early consultation with the occupational physician reduces sickness absence among office workers at high risk for long-term sickness absence: a randomized controlled trial. Journal of Occupational Rehabilitation, 18(1), 79-86. Kant, I. J., Jansen, N. W., Amelsvoort, L. G. van, Swaen, G. M., Leusden, R. van, & Berkouwer, A. (2009). Screening questionnaire Balansmeter proved successful in predicting future long-term sickness absence in office workers. Journal of Clinical Epidemiology, 62(4), 408-414 e402. Kivimaki, M., Forma, P., Wikstrom, J., Halmeenmaki, T., Pentti, J., Elovainio, M., et al. (2004). Sickness absence as a risk marker of future disability pension: the 10-town study. Journal of Epidemiology & Community Health, 58(8), 710-711. Lexis, M. A., Jansen, N. W., Huibers, M. J., Amelsvoort, L. G. van, Berkouwer, A., Tjin A Ton, G., et al. (2011). Prevention of long-term sickness absence and major depression in high-risk employees: a randomised controlled trial. Occupational and Environmental Medicine, 68(6), 400-407. Lexis, M. A., Jansen, N. W., Amelsvoort, L. G. van, Brandt, P. A. van den, & Kant, I. (2009). Depressive complaints as a predictor of sickness absence among the working population. Journal of Occupational and Environmental Medicine, 51(8), 887-895. Lexis, M. A. S. (2011). Prevention of long-term sickness absence and major depression through early intervention. Proefschrift Universiteit Maastricht. Amersfoort: Wilco. Marmot, M., Feeney, A., Shipley, M., North, F., & Syme, S. L. (1995). Sickness absence as a measure of health status and functioning: from the UK Whitehall II study. Journal of Epidemiology & Community Health, 49(2), 124-130. Mynors-Wallis, L. M., Gath, D. H., Day, A., & Baker, F. (2000). Randomised controlled trial of problem solving treatment, antidepressant medication, and combined treatment for major depression in primary care. British Medical Journal, 320(7226), 26-30. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. (2009). Beroepsziekten in cijfers 2009. Shiels, C., Gabbay, M. B., & Ford, F. M. (2004). Patient factors associated with duration of certified sickness absence and transition to long-term incapacity. British Journal of General Practice, 54(499), 86-91. Zigmond, A. S., & Snaith, R. P. (1983). The hospital anxiety and depression scale. Acta Psychiatrica Scandinavica, 67(6), 361-370.
21
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Lexis MAS, Jansen NWH, Huibers MJH, van Amelsvoort LGPM, Berkouwer A, Tjin A Ton G, van den Brandt PA, Kant IJ : Prevention of long-term sickness absence and major depression in high risk employees: a randomized controlled trial (Occup Environ Med. 2011;68(6):400-7)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
x
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
x
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
x x x x x x
x
x
x
x
x
22
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
8 8
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Zeer sterk
Niveau 5
1-6
Veranderingsonderzoek
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
x
Zeer zwak
9 9
10 10
9
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. x
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie.
x
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie.
x
15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd.
x
16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
x
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
23
Interventienummer
Preventie toekomstig verzuim en depressie onder werknemers
De resultaten van de intention-to-treat analyse voor de primaire uitkomstmaten verzuimduur na twaalf en achttien maanden follow-up en depressieve klachten na zes en twaalf maanden follow-up zijn als volgt. Voor de totale verzuimduur werd een significant verschil gevonden tussen de interventie- (27.5 dagen) en de controlegroep (50.8 dagen), een afname van 46% (p =0.017). Na achttien maanden follow-up was de totale verzuimduur in de interventiegroep 45.0 dagen en 62.6 dagen in de controlegroep, een reductie van 28.0%, maar niet statistisch significant (p=0.150). Voor depressieve klachten werd een significante verandering gevonden tussen de interventie- en controlegroep voor beide perioden (baseline (T0) - 6 maanden follow-up (T1) (p=0.001) en T0- 12 maanden follow-up (T2) (p=0.005)), in het voordeel van de interventiegroep. Depressieve klachten namen af in de interventiegroep en namen toe in de controlegroep gedurende de follow-up periode. De interventiegroep had tevens een significant hoger aantal deelnemers met een betrouwbare verandering op de BDI-II dan de controlegroep zowel na zes (p=0.031) als na twaalf maanden (p=0.022). Het aantal klinisch relevante veranderingen in scores was lager in de interventiegroep, alleen na twaalf maanden (p=0.052). Bij de per-protocol analyse zijn de verzuimduur en depressieve klachten vergeleken tussen deelnemers van de interventiegroep die minimaal een sessie hebben gevolgd en de controlegroep. De interventiegroep liet een significant lagere verzuimduur zien van 52.2% na twaalf maanden (p=0.021) en van 47.1% na achttien maanden (p=0.021) dan de controlegroep. Dit laatste resultaat verschilt met de bevinding van de intention-to-treat analyse, waarbij een niet-significante afname van 28.0% werd gevonden. Voor depressieve klachten werden wederom statistisch significant lagere scores op de BDI-II gevonden voor de interventiegroep tussen zowel T0-T1 (p=0.004) als T0-T2 (p=0.006).
24