Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Werkblad beschrijving interventie
Training Assertiviteit
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/ of www.loketgezondleven.nl/interventies/
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact NCJ Trudy Dunnink
[email protected] 030-7600413
Contact RIVM
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
1
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
W. Willems Context onderdeel van de Parnassia Bavo Groep Lijnbaan 4 2512 VA Den Haag
[email protected] 06 53331145 www.context.nl
Contactpersoon
Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
A.M. Willemse Lijnbaan 4 2512VA Den Haag
[email protected] 070-3918191
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie
De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie:
Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
Deelcommissie
Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Documentnummer
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
2
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop. Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
X Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
X Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
X Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde X Ja handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
X Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
X Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
X Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
X Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
X Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
X Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
X Ja
Nee
3
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Samenvatting
Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Doel Het doel van de Training Assertiviteit is het vergroten van de mogelijkheden van deelnemers om assertief te handelen, door hen te helpen een assertief gedragsrepertoire op te bouwen en de psychologische factoren die een assertieve houding belemmeren weg te nemen. Einddoel: Deelnemers aan de cursus hebben na de training een assertieve gedragsstijl; dit houdt in dat zij in staat zijn om voor zichzelf op te komen zonder de gevoelens en belangen van anderen uit het oog te verliezen. Subdoelen: 1) Verminderen van ongunstig oordelen over de eigen persoon en het vergroten van positieve zelfwaardering als voorwaarde voor assertief gedrag 2) Vergroten van kennis over en toepassen van vaardigheden die assertief gedrag bevorderen: - de verschillende stijlen en de vier stappen van assertiviteit - de rol van realistisch denken - het vragen van steun - het omgaan met conflicten en meningsverschillen - het reageren op onplezierig gedrag en omgaan met kritiek
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Doelgroep De Training Assertiviteit is bedoeld voor volwassen mannen en vrouwen die hun assertieve vaardigheden willen verbeteren om zo adequaat te kunnen reageren op sociale situaties die zij in hun leven tegenkomen.
4
Interventienummer
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Aanpak De Training Assertiviteit is een groepstraining van vijf bijeenkomsten van twee uur. In de wekelijkse bijeenkomsten wordt aandacht besteed verschillende aspecten van assertief gedrag: • 1e bijeenkomst: Stijlen van assertiviteit • 2e bijeenkomst: Nee zeggen en grenzen stellen • 3e bijeenkomst: Steun vragen en lichaamstaal • 4e bijeenkomst: Omgaan met kritiek • 5e bijeenkomst: Meningsverschillen en conflicten De bijeenkomsten kennen de volgende onderdelen: - Inleiding en bespreken van huiswerk - Opdracht - Theoretische toelichting en oefening - Pauze - Oefening en rollenspel - Bespreken huiswerk en korte evaluatie - Afsluiting. Tijdens de bijeenkomsten is er aandacht voor de theorie in de vorm van psycho-educatie met als doel de deelnemers inzicht te geven in de achtergrond van het probleem en oplossingen hiervoor. Daarnaast leren deelnemers door middel van verschillende werkvormen (rollenspellen, feedback, oefeningen in tweetallen) vaardigheden om hun assertieve gedrag te vergroten. De huiswerk opdrachten dragen bij aan het uitvoeren van de nieuwe vaardigheden in de eigen context.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Materiaal -Trainingsmap voor deelnemers met ondersteunende informatie en huiswerk opdrachten -Handleiding voor begeleiders met een planning per bijeenkomst, inleidingen voor de meeste thema’s en oefeningen die ingezet kunnen worden om vaardigheden van de deelnemers te trainen -Ondersteunende materialen bij de oefeningen voor de begeleiders -Ter ondersteuning van de bijeenkomsten is er een PowerPoint presentatie voor de begeleiders Onderzoek Intern is effect- en tevredenheidonderzoek gedaan met vragenlijsten bij de start en bij het einde van de interventie. De tevredenheid met de interventie is goed. Op een schaal van 0 tot 10 krijgt de interventie gemiddeld een 7.9 (sd=0.84). Een eigen pilotonderzoek (effectonderzoek zonder controleconditie) en interne effectmeting laat een significante vermindering in spanning in de omgang met anderen tussen voor- en nameting zien. In vergelijking met de normgroep ‘normale bevolking’ scoren cursisten aan het begin van de cursus hoog op spanning in het omgaan met anderen en gemiddeld aan het eind van de cursus. De frequentie van handelen in sociale interacties laat een verhoging zien tussen voor- en nameting van beneden gemiddeld naar gemiddeld. Gevonden effectgroottes zijn hierbij gemiddeld tot groot.
5
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Bij de ontwikkeling en het algemeen functioneren van een persoon spelen diens sociale vaardigheden een belangrijke rol. Sociale vaardigheden als ‘nee zeggen’, ‘grenzen stellen’, ‘geven van kritiek of mening’ en ‘ontvangen van kritiek’ kunnen worden samengevat onder het begrip 'assertiviteit'. Assertiviteit betekent opkomen voor jezelf zonder de gevoelens en belangen van een ander uit het oog te verliezen (Lange & Jakubowski, 1976). Assertiviteit heeft te maken met zelfbewustzijn en met psychische weerbaarheid, deze gedragstijl vergroot de zelfredzaamheid en biedt een structurele bescherming van de psychische gezondheid in stressvolle omstandigheden. Een veelgebruikte driedeling is het onderscheid tussen subassertiviteit, assertiviteit en agressiviteit (Alberti & Emmons, 1974). Assertiviteit wordt hierbij geplaatst op een denkbeeldig continuüm, met aan de ene kant ervan subassertiviteit en aan de andere kant agressiviteit. Assertief gedrag verwijst naar interpersoonlijk gedrag met eerlijke en relatief eenvoudige expressie van gedachten en gevoelens, die sociaal gepast zijn en waarbij rekening wordt gehouden met de gevoelens en het welzijn van anderen (Rakos, 1991; Schouten & Lingsma, 2006). Hoewel er geen gegevens beschikbaar zijn over het percentage mensen met een gebrek aan assertiviteit, is er wel informatie over het voorkomen van aanverwante problemen als sociale angst. Sociale angst verwijst hierbij naar het cognitieve- en belevingsaspect en non-assertiviteit naar het handelingsaspect in sociale situaties (van Dam-Baggen & Kraaimat, 1999). Sociale angst en non-assertiviteit kunnen enerzijds worden gezien als een betrekkelijk op zichzelf staand probleemgedrag, waar 4 tot 10% van de bevolking mee te maken heeft. Anderzijds worden deze klachten gesignaleerd als een begeleidend fenomeen bij uiteenlopende psychische stoornissen: in psychiatrische populaties ligt de incidentie tussen de 7 en 16% (van Dam-Baggen, Kraaimat & Emmerink, 1997). Terugval en heropname lijken in deze groep ook samen te hangen met een hoge sociale angst en geringe sociale vaardigheden. De literatuur is niet eenduidig met betrekking tot sekseverschillen in Assertiviteit. Hoewel sommige studies concluderen dat mannen over het algemeen assertiever zijn dan vrouwen, laat ander onderzoek zien dat vrouwen vaker gepast assertief gedrag vertonen en mannen vaker agressief reageren (Costa, Terracciano & McCrae, 2001; Onyeizugbo,2003). Naast verschil in sekse bestaat er ook een verschil in assertiviteit tussen individualistisch en collectivistisch georiënteerde samenlevingen. Westerse culturen zijn daarbij asser-
6
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
tiever dan Aziatische (collectivistische) culturen (Eskin, 2003). Assertief gedrag leidt over het algemeen tot betere relaties, meer zelfrespect en persoonlijke ontwikkeling en groei. Mensen die regelmatig subassertief of agressief gedrag vertonen ervaren hinder binnen hun functioneren en algemeen welzijn (Bijstra, Bosma & Jackson, 1994). Subassertieve mensen hebben vaker een negatief zelfbeeld, maken meer gebruik van disfunctionele coping strategieën en ontvangen minder sociale steun (Bijstra, van der Kooi, Bosma, Jackson & van der Molen, 1993). Een gebrek aan assertiviteit kan worden gezien als een non-specifieke risicofactor voor verschillende geestelijke gezondheidsproblemen. Gebrek aan sociale vaardigheden en assertiviteit kan leiden tot stress en angst klachten (Larijani et al., 2010; Schouten, 2002), somberheid en depressieve klachten (Argyle & Lu, 1990; Segal, 2005), verslavingsproblematiek of relatieproblemen (Peeters & Klumpers, 2005). De jaar prevalentie van deze aandoeningen in Nederland is 10.1% voor angststoornissen, 6.1% voor stemmingsstoornissen en 5.6% voor middelengebruik (de Graaf, ten Have & van Dorsselaer, 2010).
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Het doel van de Training Assertiviteit is het vergroten van de mogelijkheden van deelnemers om assertief te handelen, door hen te helpen een assertief gedragsrepertoire op te bouwen en de psychologische factoren die een assertieve houding belemmeren weg te nemen. Einddoel: Deelnemers aan de cursus hebben na de training een assertieve gedragsstijl; dit houdt in dat zij in staat zijn om voor zichzelf op te komen zonder de gevoelens en belangen van anderen uit het oog te verliezen. Subdoelen: 1) Verminderen van ongunstig oordelen over de eigen persoon en het vergroten van positieve zelfwaardering als voorwaarde voor assertief gedrag 2) Vergroten van kennis over en toepassen van vaardigheden die assertief gedrag bevorderen: - de verschillende stijlen en de vier stappen van assertiviteit - de rol van realistisch denken - het vragen van steun - het omgaan met conflicten en meningsverschillen - het reageren op onplezierig gedrag en omgaan met kritiek
Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt. Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding).
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? De Training Assertiviteit is bedoeld voor volwassen mannen en vrouwen die hun assertieve vaardigheden willen verbeteren om zo adequaat te kunnen reageren op sociale situaties die zij in hun leven tegenkomen. Dit betreft zowel mensen die subassertief of juist agressief gedrag vertonen. 3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Inclusiecriteria: • zich herkennen in problemen met assertief gedrag • kunnen functioneren in een groep
7
Interventienummer Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
•
gemotiveerd zijn voor deelname
Exclusiecriteria: • sterk op de voorgrond staande problemen die de concentratie en/of het functioneren in een groep belemmeren, bijv. actuele crisis, verslaving • lees en taalproblemen (onvoldoende beheersing van het Nederlands) De deelnemers worden geworven door middel van advertenties in de regionale pers, informatie op de website van Context of door verwijzing vanuit eerste lijn of tweedelijns GGz. Ook mond tot mond reclame zorgt voor toestroom van deelnemers naar de training. Daarnaast biedt Context ook een workshop Assertiviteit aan van 2 uur. Deelnemers aan deze workshop die behoefte hebben om hun kennis over dit thema verder te verdiepen kunnen ook doorstromen naar de Training Assertiviteit. Het al dan niet bezitten van weinig assertieve vaardigheden is hierbij een subjectief oordeel van de deelnemer zelf, mensen melden zich aan voor deelname wanneer ze van zichzelf vinden dat ze niet assertief zijn. Tijdens een kort kennismakingsgesprek wordt een verdere indicatie van de problematiek gesteld met behulp van het standaard intakeformulier van Context preventie. Daarnaast wordt een gestandaardiseerde vragenlijst afgenomen, de MHI-5 (Berwick et al., 1991). Aan de hand van vijf vragen wordt een score tussen de 0 en 100 punten toegekend voor de geestelijke gezondheidstoestand. Een score van 60 punten of minder kan beschouwd worden als een indicatie van een slechte geestelijke gezondheid. Op basis van beide vragenlijsten bepaalt een preventiewerker of iemand al dan niet kan deelnemen. Personen met ernstige problematiek kunnen op dit moment gericht worden doorverwezen naar passende zorg.
Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
3.3 Toepassing bij migranten Hoewel de interventie niet speciaal ontwikkeld is voor migrantengroepen, kan deze wel worden toegepast bij deze doelgroep door gebruik te maken van cultuursensitieve voorbeelden ingebracht door bijvoorbeeld de deelnemers. In het draaiboek zijn geen specifieke cultuursensitieve voorbeelden opgenomen, wel wordt van de trainers verwacht dat zij kennis hebben van verschillende culturele achtergronden en zo nodig in staat zijn dergelijke voorbeelden tijdens de bijeenkomsten in te zetten. De methode heeft verder geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie.
4.1 Opzet van de interventie De Training Assertiviteit is een groepstraining voor vier tot twaalf deelnemers. In de praktijk blijkt dat de training Assertiviteit veel toestroom van
8
Interventienummer Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
deelnemers kent, waardoor de groepen nagenoeg altijd compleet zijn. Na de werving en intake starten mensen zo snel mogelijk met de training. De training bestaat uit vijf wekelijkse bijeenkomsten van twee uur en wordt door een preventiewerker begeleid. Naast de bijeenkomsten besteden deelnemers ongeveer 1 uur per week aan huiswerkopdrachten. Ter ondersteuning van de training bijeenkomsten en de huiswerkopdrachten werken de deelnemers met een cursusboek. De bijeenkomsten kennen de volgende onderdelen: - Inleiding en bespreken van huiswerk - Opdracht - Theoretische toelichting en oefening - Pauze - Oefening en rollenspel - Bespreken huiswerk en korte evaluatie - Afsluiting. De training wordt uitgevoerd door de preventieve GGz. Uitvoering in de eerste lijn (Algemeen Maatschappelijk Werk, gezondheidscentrum) is goed mogelijk.
Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
4.2 Inhoud van de interventie In ieder van de vijf bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan een ander aspect van assertief gedrag: • 1e bijeenkomst: Stijlen van assertiviteit • 2e bijeenkomst: Nee zeggen en grenzen stellen • 3e bijeenkomst: Steun vragen en lichaamstaal • 4e bijeenkomst: Omgaan met kritiek • 5e bijeenkomst: Meningsverschillen en conflicten Tijdens de bijeenkomsten is er aandacht voor de theorie in de vorm van psycho-educatie met als doel de deelnemers inzicht te geven in de achtergrond van het probleem en oplossingen hiervoor. Daarnaast leren deelnemers door middel van verschillende werkvormen (rollenspellen, feedback, oefeningen in tweetallen) technieken en vaardigheden om hun assertieve gedrag te vergroten. De huiswerk opdrachten dragen bij aan het uitvoeren van de nieuwe vaardigheden in de eigen context. Voorbeeld: Bijeenkomst 2: Nee zeggen en grenzen stellen Doelstellingen van deze bijeenkomst: - deelnemers presenteren zich - deelnemers nemen kennis van theorie ‘nee’-zeggen en grenzen stellen - deelnemers oefenen met ‘nee’-zeggen en grenzen aangeven 0.00 – 0.20 minuten 1 welkom, bespreken huiswerk Korte herhaling van de inhoud van bijeenkomst 1 (3 stijlen van assertief gedrag, de 4 stappen van assertief gedrag, het belang van positieve zelfwaardering en realistisch denken). Bespreken van huiswerk opdracht (p 18 en verder deelnemersmap)
9
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
0.20 – 0.35 2 Presentatie-opdracht. Opdracht om deelnemers de invloed van presentatie (lichaamshouding, intonatie, woordgebruik, stemgebruik, oogcontact etc.) te laten ervaren en de link te leggen met assertiviteit. 0.35 – 0.45 3 Theorie: het stellen van grenzen, ‘nee’ - zeggen (p 26 t/m 32 deelnemersmap). De theorie kort behandelen door de hoofdlijnen te schetsen. Hierbij wordt interactie gestimuleerd door deelnemers te laten reageren, om herkenning te vragen, door vragen te stellen etc.. Lees met de deelnemers de theorie over ‘de kapotte grammofoonplaat’ (p30 deelnemersmap). 0.45 – 1.00 4 Nee – carrousel (p 32 deelnemersboek). Oefenen van besproken theorie. Deelnemers oefenen om de beurt met de 4 manieren van ‘nee’- zeggen. Gezamenlijke nabespreking 1.00 – 1.10 5 Pauze 1.10 – 1.25 6 Ervarings-oefening grenzen Deelnemers oefenen aan de hand van een opdracht in tweetallen met het aangeven van grenzen. Nabespreken en vragen naar herkenning, verband leggen tussen de reacties en stijlen van ‘assertief gedrag’ zoals besproken in bijeenkomst 1. 1.25 – 1.50 7 Rollenspel: mogelijkheid te oefenen met eigen situaties in 4- stappen Laat deelnemers situaties waarin zij het moeilijk vinden om assertief te reageren in de 4 stappen zetten. 1.50 – 2.00 8 Huiswerk en afsluiting (p 33 deelnemersmap). Sluit af met een positieve opmerking.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
-Trainingsmap voor deelnemers met ondersteunende informatie en huiswerk opdrachten -Handleiding voor begeleiders met een planning per bijeenkomst, inleidingen voor de meeste thema’s en oefeningen die ingezet kunnen worden om vaardigheden van de deelnemers te trainen -Ondersteunende materialen bij de oefeningen voor de begeleiders -Ter ondersteuning van de bijeenkomsten is er een PowerPoint presentatie voor de begeleiders Deze informatie is aan te vragen bij Context, onderdeel Parnassia Bavo Groep, Lijnbaan 4, 2512VA, Den Haag
10
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
B. Onderbouwing van de interventie 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich?
Gebrek aan assertieve vaardigheden kan worden beschouwd als een non-specifieke risicofactor voor diverse geestelijke gezondheidproblemen (WHO, 2004). Een assertieve gedragstijl vergroot de zelfredzaamheid en biedt een structurele bescherming van de psychische gezondheid in stressvolle omstandigheden (Segrin et al., 2007). Hoewel er verschillende definities te vinden zijn voor assertiviteit, is een van de meest gebruikte de driedeling van Alberti en Emmons (1974). Assertiviteit wordt hierbij geplaatst op een denkbeeldig continuüm, met aan de ene kant ervan subassertiviteit en aan de andere kant agressiviteit (Klumpers & van der Rhee, 1998). Zowel subassertief als agressief gedrag kan op den duur leiden tot ongezonde stress en is daarmee een risicofactor voor diverse psychische problematiek. Subassertieve mensen proberen conflicten te voorkomen door zonder bezwaren of verzet de gedachten en gevoelens van anderen te accepteren. Dit gedrag zorgt op den duur dat ze weinig vertrouwen in zichzelf hebben en niet overtuigd zijn van hun eigen vaardigheden en bekwaamheden (Bijstra et al., 1993). Ze hebben het gevoel dat ze niet de baas zijn over hun eigen leven en ontwikkelen een negatief zelfbeeld. Dat kan op zijn beurt leiden tot stress en somberheidklachten (Peters en Klumpers, 2005). Aan het andere eind van het continuüm vinden zich agressieve mensen. Zij hebben weinig respect voor de gevoelens van anderen en door hun gedrag creëren zij onnodige ruzies. Dit kan tot resultaat hebben dat ze eenzaamheid ervaren. Wanneer ze niet in staat zijn hun eigen emoties te doorgronden, kunnen de negatieve gevoelens over zichzelf of over hun prestaties de overhand krijgen. Assertieve mensen hebben over het algemeen minder conflicten in hun omgang met anderen, wat zich vertaalt in minder stress in hun leven (Segrin et al., 2007). Hun behoeften worden voldaan, met daarbij aandacht aan de behoeften van anderen. Assertieve mensen hebben hierdoor vaker meer ondersteunende relaties, en kunnen vaker rekenen op sociale steun in stressvolle situaties. Naast deze conceptuele definitie van assertiviteit zijn er ook meer operationele definities, die assertiviteit in een verzameling van reactiemogelijkheden beschrijven (Heimberg & Becker, 1981). Zo onderscheiden Schroeder, Rakos en Moe (1983) assertiviteit in zeven responsklassen: 1 toegeven van persoonlijke tekortkomingen; 2 geven en ontvangen van complimenten; 3 initiëren en gaande houden van interacties; 4 uiten van positieve gevoelens; 5 uiten van impopulaire of afwijkende meningen; 6 anderen verzoeken hun gedrag te wijzigen; 7 afwijzen van onredelijke verzoeken. Er bestaat niet een theorie waarmee het gebrek aan een assertieve gedragsstijl te verklaren valt. Vanuit een psychologische invalshoek zijn er een drietal basis hypothesen die samen de aspecten beleving, handeling en cognitie representeren en een geïntegreerde visie voor assertief gedrag geven (Kraaimat & van Dam-Baggen, 1988): 1) Inhibitie door angst Wolpe (1958) ziet een assertieve gedragsstijl als een manier om angst in sociale situaties te onderdrukken (angst wordt hierbij meestal geoperationaliseerd als spanning).
11
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse.
Angst lijkt in verschillende onderzoeken een belangrijke determinant te zijn bij het al dan niet vertonen van assertief gedrag (Larijani et al., 2010). Er is dan zowel angst voor sociale isolatie, bijvoorbeeld wanneer men zijn mening buiten beeld laat, als angst voor onwelkome aandacht en een foutieve communicatie wanneer men wel een mening geeft of voor zichzelf opkomt (Hornsey et al., 2003; Willnat et al., 2002). Personen die agressief reageren hebben vaak angst om kwetsbaar over te komen in reactie op anderen. Agressie is hierbij een overreactie uit angst de controle over andere personen te verliezen. Personen met subassertief gedrag vermijden zodoende conflicten, wat op korte termijn voor opluchting zorgt, maar op lange duur de angst in stand houdt (Klumpers & van der Rhee, 1998). Vaak houden subassertieve mensen lange tijd hun ergernis over allerlei zaken voor zich, tot dit op een gegeven moment ook escaleert in agressief gedrag (Peeters & Klumpers, 2005).
Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken?
2) Niet of onvoldoende geleerd Deze hypothese stelt dat bepaalde sociale responsen nooit geleerd zijn of niet meer beschikbaar zijn. Opvoeders spelen hierbij een belangrijke rol door het bieden van steun of het geven van een bepaald voorbeeld (conditionering en modeling). De verwachtingen vanuit de maatschappij en de daarbij behorende sekserollen zijn eveneens belangrijk bij de kijk op en de waardering van assertief gedrag. Opvoeders bleken minder geneigd om hulp te zoeken voor meisjes met (sociale) angstklachten dan voor jongens. Onderwijzers beschouwden een stille jongen als problematischer dan een stil meisje (Peeters & Klumpers, 2005). Volgens van Dam-Baggen en Kraaimat (1988) gaat het hierbij om overt gedrag. Dit is te onderscheiden in verbaal (bijvoorbeeld spreekduur en verbale reactie), non-verbaal (oogcontact) en paralinguïstisch handelen (zacht praten).
Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
3) Irrationele cognities Cognities kunnen in belangrijke mate verantwoordelijk gehouden worden voor subassertief gedrag (Bruch, Hamer & Kaflowitz-Lindner, 1992). Hierbij kan gedacht worden aan negatieve zelfevaluaties, irrationele opvattingen en attributies die de omgang met anderen belasten (van Dam-Baggen & Kraaimat, 1988). Niet functionele denkpatronen kunnen subassertief gedrag in stand houden (Peeters & Klumers, 2005). Ook cognitieve processen, bijvoorbeeld de manier van informatie verwerken, kunnen een rol spelen. Het gaat hierbij om de perceptie en interpretatie van sociale situaties, selectie van gedragsalternatieven op basis van te verwachten consequenties en cognitieve aandacht (Klumpers & van der Rhee, 1998). Ieder van de bovengenoemde hypotheses kan als aanknopingspunt worden gebruikt bij het behandelen van subassertiviteit en/of agressiviteit. Door het aanleren of heractiveren van een assertieve gedragsstijl zullen mensen zich zekerder voelen in sociale situaties en minder vaak conflicten uit de weg gaan. Aanvullend kunnen door cognitieve herstructurering irrationele denkpatronen worden aangepakt. Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Het doel van de Training Assertiviteit is het vergroten van de mogelijkheden van deelnemers om assertief te handelen, door hen te helpen een assertief gedragsrepertoire op te bouwen en de psychologische factoren die een assertieve houding belemmeren weg te nemen. In de concrete uitwerking van deze doelstelling sluit de aanpak van de training voornamelijk aan bij de eerste en tweede hypothese uit de probleemanalyse. Wolpe ging ervan uit dat mensen assertiever konden worden door het herhalen en oefenen van assertief gedrag. Om dit te bewerkstelligen maakt de training Assertiviteit in haar methodiek gebruik van principes uit de sociale leertheorie (Bandura, 1977), aangevuld met lichaamswerk. Dit houdt in dat per vaardigheid theorie wordt besproken
12
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
(psycho-educatie) met illustratie van goede en foute voorbeelden (modeling). De nieuwe vaardigheden worden binnen de groep geoefend met behulp van oefeningen en rollenspellen. Hierbij is ook aandacht voor voldoende instructie, begeleiding en feedback zodat gezorgd kan worden voor het creëren van een succeservaring en positieve bekrachtiging. Deelnemers krijgen huiswerkopdracht mee om de nieuwe vaardigheden uit te voeren in de eigen situatie. Concreet wordt het gebrek aan assertiviteit aangepakt door het aanleren van diverse vaardigheden. Hierbij worden enerzijds basale vaardigheden geoefend t.a.v. overt assertief gedrag (oogcontact, stemgebruik, mimiek en andere lichaamstaal, experimenteren met afstand en nabijheid, assertieve zinnen gebruiken, ‘nee’-zeggen, uitdrukken van emoties). Anderzijds komen ook specifieke vaardigheden aan bod als onredelijke verzoeken afwijzen, vragen om steun, kritiek geven en ontvangen. Binnen de psycho-educatie is er ook aandacht voor de rol van irrationele cognities. Deelnemers krijgen informatie over de manier waarop niet-realistische gedachten de kans vergroten dat ze subassertief of agressief reageren. Als onderdeel van het huiswerk oefenen deelnemers met het identificeren van hun deze gedachten en het toepassen van positieve zelfinstructies om deze niet-functionele denkpatronen om te buigen (elementen uit Rationeel Emotieve Theorie- RET). Deelnemers waarbij irrationele gedachten een belangrijke rol spelen bij het in stand houden van hun niet assertieve gedrag, wordt aangeraden om ook de training Stoppen Met Piekeren te volgen. Daarin staat het aanpakken van niet-functionele denkpatronen centraal. Verantwoording aanpak De Training Assertiviteit maakt gebruik van technieken die in onderzoeken naar soortgelijke trainingen succesvol zijn gebleken. De training hanteert een cognitieve aanpak, door middel van psycho-educatie en elementen uit RET, en beoogt daarnaast een verandering op gedragsniveau door middel van rollenspellen en oefeningen. Deze twee perspectieven worden in de literatuur gezien als effectief in het veranderen van (assertief) gedrag. Sommige studies laten zien dat assertiviteitstrainingen vooral invloed hebben op de uitbreiding van het gedragsrepertoire van de deelnemers (zie bijvoorbeeld Bijstra et al., 1993), terwijl andere studies juist effecten vinden op de cognities van deelnemers, maar niet op gedrag (Thompson & Bundy, 1996). Een verklaring hiervoor kan zijn dat een interventie niet optimaal voldoet omdat te weinig expliciet aandacht wordt besteed aan een van beide componenten (het cognitieve versus handelings aspect van assertief gedrag). Deze verklaring lijkt verder ondersteund te worden door de studies van Van Dam-Baggen en Kraaimat (1997) en Van Dam-Baggen, Kraaimat en van Emmerik (2000) naar de effectiviteit van een assertiviteitstraining bij sociaal angstige psychiatrische patiënten. In deze studies werd de effectiviteit van een sociaal vaardigheidstherapie vergeleken met die van cognitieve therapie. De sociale vaardigheidstherapie bracht een snellere en aanmerkelijk grotere verandering teweeg in sociale angst en sociale vaardigheden dan de cognitieve therapie. Dit was zelfs in die mate het geval dat de scores op sociale angst en sociale vaardigheden bij de sociale vaardigheidstherapie het niveau bereikten van een populatie normalen. Onderzoek wijst er dus op dat cognitieve herstructurering in combinatie met gedragstraining leidt tot een grotere verhoging van assertiviteit, dan gedragstraining of cognitieve therapie alleen (Jacobs & Cochran,1982; Klumpers & van der Rhee, 1998). Onderzoeken geven aan dat assertiviteitstraining binnen een groep aanpak effectiever is dan een individuele benadering. Tijdens een groepstraining kunnen deelnemers assertief gedrag oefenen met andere groepsleden en leren van de ervaringen van andere deelnemers (Lin et al., 2008). Met betrekking tot de duur van de training zijn er uit
13
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
de literatuur geen aanwijzingen dat langer durende interventies effectiever zijn dan korte. In het onderzoek van Lin et al (2008) bestond de training uit acht bijeenkomsten gedurende vier weken. In vergelijking met een controlegroep vertoonden deelnemers direct na afloop van de training en een maand later significant meer assertief gedrag. Een studie van Zhou et al (2008) liet zien dat een training van 5 wekelijkse bijeenkomsten na afloop leidde tot significant meer assertief gedrag. Disfunctionele cognities waren echter niet significant afgenomen bij de deelnemers. Dit geeft wellicht aan dat het veranderen van deze dimensie meer tijd vergt.
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Een gebrek aan assertieve vaardigheden kan worden beschouwd als een nonspecifieke risicofactor voor diverse geestelijke gezondheidsproblemen. Door middel van het aanpakken van inhibities, aanleveren van een assertief gedragsrepertoire en ombuigen van irrationele gedachten leren deelnemers om assertiever te handelen.
14
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is?
8.1 Eisen ten aanzien van opleiding De training wordt gegeven door een preventiewerker, deze kan bijvoorbeeld een gezondheidswetenschapper, SPV-er of psycholoog zijn. De preventiewerker moet voldoen aan de volgende eisen: - Minimaal HBO niveau - Kennis over en ervaring in de GGZ (omgaan met mensen met depressieve klachten en/of andere psychische problematiek) - Ervaring met groepswerk De preventiewerker moet tenminste eenmaal de training Assertiviteit hebben begeleid in samenwerking met een ervaren trainer. Daarnaast wordt van de trainer verwacht dat deze in staat is cultuursensitieve voorbeelden voor assertief en niet assertief gedrag aan te halen indien nodig. Om optimaal de training te kunnen uitvoeren is het daarnaast wenselijk dat de preventiewerker ook in zijn/haar eigen gedrag voldoende assertiviteit toont om zodoende als rolmodel voor de deelnemers te kunnen fungeren. 8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Beschikbaar zijn een trainingsmap voor deelnemers, een draaiboek en materialen voor begeleiders en PowerPoint presentaties ter ondersteuning van de bijeenkomsten. Er is geen specifieke handleiding of protocol voor overdracht of implementatie. Tegen kostprijs kan Context een train de trainerscholing verzorgen voor begeleiders.
Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder. • Interne toezicht- en kwaliteitscontroles worden gedaan door middel van feedback en toetsing van trainingen en prestaties door collega-trainers en team managers, coördinatieteam. Deze toetsing is conform HKZ-certificering. • De tevredenheid van de deelnemers wordt gemeten door een evaluatie lijst afgenomen na de laatste bijeenkomst.
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten
De Training wordt begeleid door een preventiewerker. Voor de uitvoering van de training wordt 15 uur gerekend:
15
Interventienummer van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie).
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Directe tijd voor uitvoering: 10 uur (5 x2 uur) Indirecte tijd: werving en administratie, voorbereidingstijd: 5 uur Kostprijs is per discipline verschillend, bij hantering preventietarief ongeveer 75 euro Daarnaast wordt er 500 euro besteed aan PR en foldermateriaal, als onderdeel van het communicatiebeleid van Context.
Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nulmeting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten.
De Training Assertiviteit neemt al sinds enige tijd een belangrijke plek in binnen het aanbod van Context. Dit heeft tot gevolg dat de training “zichzelf verkoopt”. Mond tot mond reclame zorgt voor toestroom van deelnemers naar de training. Ook bij samenwerkingspartners is de training goed bekend (verwijzing vanuit eerste lijn of tweedelijns GGz).Werving van de deelnemers vindt verder plaats door middel van advertenties in de regionale pers, foldermateriaal en informatie op de website van Context. Analyse van de intakegegevens uit 2010-2011 van de Context regio’s Haaglanden en Noord-Holland leert dat deelname in 53.5% van de gevallen is naar aanleiding van een gesprek met een intermediair, 19.5% via internet en 27.0% via andere wegen (advertenties, indirecte communicatie).
Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast.
Het bereik van de training in het werkgebied van Context is groot. In de regio Rijnmond volgden in 2010 400 deelnemers de training. Voor de regio Haaglanden waren dit 370 deelnemers. De interventie werd in 2010 nog niet aangeboden in Context regio Noord-Holland. Het demografisch profiel van de deelnemers is aan deze training is als volgt: • 78.7% vrouw; 21.3% man • Gemiddelde leeftijd: 36.3 jaar (sd=14.4) • Burgerlijke staat: 64.6% ongehuwd; 22.8% gehuwd; 10.5% gescheiden; 2.1% weduwe/weduwnaar • Opleidingsniveau: 24.8% laag; 53.2% midden; 22.0% hoog • Werkomstandigheden: 78% werkt of volgt een opleiding/studie
Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Intern is effect- en tevredenheidonderzoek gedaan met vragenlijsten bij de start en bij het einde van de interventie. De tevredenheid met de interventie is goed. Op een schaal van 0 tot 10 krijgt de interventie gemiddeld een 7.9 (sd=0.84).
16
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Ja
X Nee
Vraag 11
Ja
X Nee
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
17
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit 10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en meta-analyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
I. van Orden, M., Wansink, H., & Willemse, A.M. (2008). Rapportage pilotonderzoek programma-evaluatie cursussen ‘Assertiviteit’ en ‘Stoppen met piekeren en negatief denken’. Den Haag: Parnassia Bavo Groep Doel van het onderzoek: Het doel van dit interne onderzoek was het bepalen van de effectiviteit van de training Assertiviteit. Onderzoeksopzet: In de periode tussen 09.07.2007 en 30.01.2008 werd bij deelnemers aan de training Assertiviteit in de Context regio Haaglanden een aantal vragenlijsten afgenomen. De volgende gegevens zijn bij de deelnemers verzameld: - Assertief gedrag: Inventarisatie Omgaan met Anderen (IOA). Dit instrument heeft twee componenten waarvan de eerste de mate van ervaren spanning in sociale situaties bepaalt en de tweede de frequentie van handelen in sociale situaties. Beide componenten kunnen nog worden onderverdeeld in vijf subschalen (kritiek geven, aandacht voor eigen mening vragen, waardering uitspreken, initiatief nemen en jezelf waarderen). - Algemene gezondheidstoestand: General Health Questionnaire (GHQ) en één vraag uit de EQ-5D - Draagkracht: Positieve uitkomstenlijst (PUL) - Leefstijl: 5 vragen over rookgedrag, alcoholconsumptie, drugsgebruik, overmatig snoepen, lichaamsbeweging - Zorgconsumptie: Vragen uit de Trimbos/iMTA questionnaire for Costs associated with PsychiatricIllness (TiC-P) Het aantal deelnemers dat de lijsten invulde op de voormeting was n= 69, op de nameting n= 44 (64%), en op de follow-up meting na 6 maanden n= 23 (33%) (uitval uit het onderzoek staat los van deelname aan de training) Voor alle onderzochten variabelen worden gemiddelden per meetmoment bepaald. De verschillen tussen voor- en nameting en na- en follow-up meting worden getoetst met nonparametrische toetsen. Hiervoor is gekozen in verband met het grote verschil in aantal observaties per meetmoment (de hieronder besproken resultaten hebben alleen betrekking op de uitkomsten op de IOA en algemene gezondheidstoestand). Resultaten: IOA Ervaren spanning: Tussen de voor- en de nameting is een significante afname in spanning in de omgang met anderen (M voormeting: 5.2 vs. M nameting 4.4, Z= -3.09, p=0.00; ES= 0.29). Er is geen significant verschil in spanning tussen de nameting en
18
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
de follow-up meting (p=0.18; ES=0.16). IOA Frequentie van handelen: De frequentie van handelen in sociale interacties laat een (niet significante) verhoging zien tussen voor- en nameting van beneden gemiddeld naar gemiddeld (M voormeting 2.9 vs M nameting 3.4, Z= -1.87, p=0.06; ES= 0.17). Ook tussen nameting en follow-up is er geen significant verschil in de mate van handelen (p=0.13; ES=0.18). Algemene klachtenlijsten: Er is geen verschil tussen voor- en nameting op de totaalscore van de GHQ (Z=-0.58, p=0.56; ES= 0.05). Ook tussen de nameting en follow-up meting is er geen significant verschil op de gemiddelde GHQ scores (p=0.50; ES=0.06). De algemene gezondheidstoestand (EQ-5D) wordt tijdens de nameting significant positiever beoordeeld dan tijdens de voormeting (M voormeting 70 vs M nameting 75, z=-2.64, p=0.01; ES=0.24). Er is geen significant verschil tussen de na- en follow-up meting (p=0.87; ES=0.10). II. Interne effectiviteit meting Naast dit onderzoek zijn ook recente pre-post gegevens bekend voor de IOA. Deelnemers aan de training Assertiviteit vulden voor aanvang van de training een vragenlijst in, direct na afloop en vervolgens zes maanden na afloop van de training Voor Context Haaglanden was aantal deelnemers in 2011 dat de lijsten invulde op de voormeting n= 136, en op de nameting n= 122 (89%). De follow-up meting na 6 maanden is bij een groot deel van de respondenten nog niet afgenomen en wordt daarom hier buiten beschouwing gelaten. In 2010 en 2011 vulden voor Context Rijnmond 600 deelnemers de voormeting in, op de nameting n= 450 (75%), en op de follow-up meting na 6 maanden n= 128 (21%). Resultaten: IOA Ervaren spanning: Rijnmond
Voormeting M (sd) 92.0 (22.7)
Nameting M (sd) 77.2 (20.9)
Follow-up M (sd) 73.9 (22.1)
Haaglanden
51.0 (11.5)
41.7 (11.1)
--
p
ES
F (2,1175) = 74.77; p<.000 t (92) = 8.82; p<.000
0.67
p
ES
F (2,1185) = 111.07; p<.000 t (84) = -4.36; p<.000
0.82
0.87
Voor beide regio’s is een significante afname in spanning in de omgang met anderen te zien IOA Frequentie van handelen: Rijnmond
Voormeting M (sd) 99.6 (16.6)
Haaglanden
43.9 (11.1)
Nameting M (sd) 113.9 (18.2) 48.9 (9.7)
Follow-up M (sd) 118.0 (20.9) --
0.47
Voor beide regio’s is een significante toename te zien in de frequentie van handelen in sociale interacties Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijs-
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: van Orden, M., Wansink, H., & Willemse, A.M. 19
Interventienummer kracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Jaar: 2008 Onderzoekstype: Veranderingsonderzoek Belangrijkste resultaten: Er is een significante vermindering in spanning in de omgang met anderen tussen voor- en nameting. In vergelijking met de normgroep ‘normale bevolking’ scoren cursisten aan het begin van de cursus hoog op spanning in het omgaan met anderen en gemiddeld aan het eind van de cursus. De frequentie van handelen in sociale interacties laat een (niet significante) verhoging zien tussen voor- en nameting van beneden gemiddeld naar gemiddeld. Bewijskracht van het onderzoek: 2 zwak Resultaten effectiviteit: positieve resultaten op korte termijn. Kleine tot middelgrote effect-sizes.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie?
Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
20
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering.
De training Assertiviteit wordt in de drie werkgebieden van Context (NoordHolland, Haaglanden en Rijnmond) aangeboden.
Meld indien van toepassing: • De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. • Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies. Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Trainingen Assertiviteit of sociale vaardigheden worden in verschillende vormen aangeboden door het AMW en GGZ-instellingen. Klumpers en van der Rhee (1998) voerden in 1997 een onderzoek uit naar de uitvoer van assertiviteitstraining voor volwassenen bij alle (toenmalige) RIAGG’s in Nederland. Van de 56 RIAGG’s gaven 47 (84%) aan een dergelijke training aan te bieden. Het is aannemelijk dat eenzelfde percentage nu nog van toepassing is. Daarnaast zijn ook elementen uit de training Assertiviteit terug te vinden als onderdeel van andere GGz preventietrainingen (bijvoorbeeld In de Put Uit de Put, Omgaan met Werkstress).
21
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Aangehaalde literatuur Besschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Alberti, R. E., & Emmons, M. L. (1974). Your perfect right: A guide to assertive behavior. California: California State Legislature. Argyle, M., & Lu., L. (1990). Happiness and social skills. Personality and Individual Differences, 11, 1255-1261. Bandura, A. (1977). Social learning theory. Englewood Cliffs: Prentice-Hall. Bijstra, J.O., van der Kooi, H.P., Bosma, H.A., Jackson, S., & van der Molen, H.T. (1993). Zelfwaardering en sociale vaardigheid bij adolescenten. Relaties tussen begrippen en effecten van een preventieve sociale– vaardigheidstraining. Kind en Adolescent, 14, 161-172. Bijstra, J.O., Bosma, H.A., & Jackson, S. (1994). The relationship between social skills and psycho-social functioning in early adolescence. Personality and Individual Differences, 16, 767-776. Bruch, M. A., Hamer, R.J., & Kaflowitz-Lindner, N.G. (1992). Cognitive balance and assertiveness: Testing the construct validity of the states of mind categories. Cognitive Therapy and Research, 6, 653-669. Costa, P. T., Terracciano, A. & McCrae, R. R. (2001). Gender differences in personality traits across cultures: Robust and surprising findings. Journal of Personality and Social Psychology, 81, 322–331. Eskin, M. (2003). Self-reported assertiveness in Swedish and Turkish adolescents: A cross-cultural comparison. Scandinavian Journal of Psychology, 4, 7–12. Graaf, R. de, ten Have, M., & van Dorsselaer, S. (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut. Heimberg, R. G., & Becker, R. E. (1981). Cognitive and behavioral models of assertive behavior: Review, analysis and integration. Clinical Psychology Review, 1, 353-373. Hornsey, M. J., Majkut, L., Terry, D. J., & McKimmie, B. M. (2010). On being loud and proud: Non-conformity and counter-conformity to group norms. British Journal of Social Psychology, 42, 319-335. Jacobs, M. K., & Cochran, S. D. (1982). The effects of cognitive restructuring on assertive behavior. Cognitive Therapy and Research, 6, 63-76. Klumpers, K., & van der Rhee, C. (1998). En nee is geen antwoord! Assertiviteitstraining in de RIAGG. Tijdschrift voor Psychotherapie, 24,98– 105. Kraaimat, F.W & van Dam-Baggen, C.M.J. (1988). Sociale angst en nonassertiviteit. Gedragstherapie, 21, 83-93 22
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Lange, A. J. & Jakubowski, P. (1976). Responsible assertive behavior. Champaign IL: Research Press. Larijani, T. T., Aghajani, M., Baheiraei, A., & Neiestanak, N. S. (2010). Relation of assertiveness and anxiety among Iranian University students. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 17, 893-899. Lin, Y.R., Wu, M.H., Yang, C.I., Chen, T.H., Hsu, C.C., Chang, Y. C., Tzeng, W.C., Chou, Y.H., & Chou, K.R. (2008). Evaluation of assertiveness training for psychiatric patients. Journal of Clinical Nursing, 17, 2875–2883 Onyeizugbo, E.U. (2003). Effects of gender, age and education on assertiveness in a Nigerian sample. Psychology of Women Quarterly, 27, 12-16 Peeters, S., & Klumpers, K. (2005). Leven met assertiviteitsproblemen. PsychoPraxis, 7, 210-214.
Rakos, R. F. (1991). Assertive behavior: Theory, research and training. London: Routledge. Segal, D. L. (2005). Relationships of assertiveness, depression, and social support among older nursing home residents. Behavior Modification, 29, 689-695. Segrin, C., Hanzal, A., Donnerstein, C., Taylor, M., & Domsche, T.J. (2007). Social skills, psychological well-being, and the mediating role of perceived stress. Anxiety, Stress, & Coping, 20, 321-329. Schouten. J. (2002). Ik ben d’r ook nog: Een handleiding voor assertiviteitstraining. Amsterdam: Uitgeverij Thema Schouten, J., & Lingsma, J. (2006). Persoonlijke effectiviteit. Assertief gedrag als basisvaardigheid. Zaltbommel: Thema. Schroeder, H.E., Rakos, R.F., & Moe, J. (1983). The social perception of assertive behavior as a function of responseclass and gender. Behavior Therapy, 14, 534-544. Thompson, K.L. & Bundy, K.A. (1996). Social skills training for young adolescents: Cognitive and performance components. Adolescence, 31,505-522. Van Dam-Baggen, R. & Kraaimaat, F. (1988). Sociale angst bij volwassenen: een overzicht. Gedragstherapie, 21, 83-94. Van Dam-Baggen, C.M.J. & Kraaimat, F.W. (1999). Assessing social anxiety: the Inventory of Interpersonal Situations (IIS). European Journal of Psychological Assessment, 15, 25-38 Van Dam-Baggen, R., & Kraaimat, F. (2000). Group social skills training or cognitive group therapy as the clinical treatment of choice for generalized social phobia? Journal of Anxiety Disorders, 14, 437–451. Van Dam-Baggen, R., Kraaimaat, F., & van Emmerik, A. (1997).
23
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Sociaalvaardigheidstherapie en cognitieve gedragstherapie even effectief bij sociaal angstige psychiatrische patiënten? Gedragstherapie, 30, 253-266. Van Orden, M., Wansink, H., & Willemse, A.M. (2008). Rapportage pilotonderzoek programma-evaluatie cursussen ‘Assertiviteit’ en ‘Stoppen met piekeren en negatief denken’. Den Haag: Parnassia Bavo Groep WHO. (2004). Prevention of mental disorders: effective interventions and policy options: summary report. Geneva, World Health Organization Willnat, L., Lee, W., & Detender, B. H. (2002). Individual-level predictors of public outspokenness: A test of the spiral of silence theory in Singapore. International Journal of Public Opinion Research, 14, 391-412. Wolpe, J. (1958). Psychotherapy by reciprocal inhibition. Stanford: Stanford University Press. Zhou, S. L., Hou, Z.J. & Ru, B. (2008). Effect of group assertiveness training on university students' assertive competence. Chinese Journal of Clinical Psychology, 16, 665-667.
24