Werkblad beschrijving interventie
Mind-Spring psycho educatie voor en door vluchtelingen en asielzoekers
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/kwaliteit-van-interventies/beoordeling
Contact NJi
Contact RIVM
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam Adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
W. Willems Context onderdeel van de Parnassia Bavo Groep Lijnbaan 4 2512 VA Den Haag
[email protected] 06 53331145 www.context.nl
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam Adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Paul Sterk ; Barbara Kieft ; Sulaiman Shinwary Westzijde 120 1506 EJ Zaandam
[email protected] 075 6814450 www.context.nl www.mind-spring.org
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
x 1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
2
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningcriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
X Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
X Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
X Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde X Ja handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd? X X Ja Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
X Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
X Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
X Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
X Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
X Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
X Ja
Nee
Vraag 4.2
Nee
3
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Samenvatting Het programma Mind-Spring heeft een preventief karakter en maakt gebruikt van bestaande en beproefde preventieve methoden (o.a. psycho-educatie, verbeteren van coping), die zowel inhoudelijk als qua vorm zijn aangepast aan de behoeften van de doelgroep. De inzet van vluchtelingtrainers die de vertaalslag in taal en cultuur maken is hierin een belangrijk werkzaam element. Doel Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Einddoel Het einddoel van de interventie is het verbeteren van de mentale gezondheid en psychosociale vaardigheden van asielzoekers en vluchtelingen, teneinde het ontstaan of verergeren van psychische en psychiatrische klachten te voorkomen en een bijdrage te leveren aan het verbeteren van het algeheel functioneren ten behoeve van integratie. Intermediaire doelen op het niveau van de asielzoekers en vluchtelingen: 1 De deelnemers verwerven kennis en inzicht in de relatie tussen de vluchtelingsituatie met de daarbij behorende gebeurtenissen en met het ontstaan van psychische en psychosociale klachten 2. De deelnemers zetten gezonde coping mechanismen (sociale steun, RET, ontspanningsoefeningen) in bij het omgaan met moeilijke of stressvolle omstandigheden 3. De deelnemers hernemen de controle en het initiatief over hun leven Voorwaarde scheppende doelen Op het niveau van ervaringsdeskundige trainers (peer educators) - De peer educators hebben de Mind-Spring training gevolgd en zijn bekend met de doelen op het niveau van de asielzoekers en vluchtelingen - De peer educators leren trainersvaardigheden aan, die hen in staat stellen de Mind-Spring interventie uit te voeren - De peer educators zijn zich bewust van hun functie als rolmodel en dragen deze uit - De peer educators leren wanneer normale reacties overgaan in pathologische ontwikkeling en zijn in staat dit te signaleren bij deelnemers - De peer educators zetten cultuureigen leeraspecten in en maken de vertaalslag van ‘westerse’ concepten naar de einddoelgroep Op het niveau van de GGZ hulpverleners - Hulpverleners zijn bekend op welke manier de einddoelgroep kan worden bereikt middels een laagdrempelig aanbod in eigen taal - Hulpverleners verwijzen de einddoelgroep naar specialistische hulp in de GGZ wanneer geïndiceerd
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Doelgroep Asielzoekers die in een opvang locatie verblijven en Vluchtelingen met status, die zelfstandig in een gemeente wonen
4
Interventienummer
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Aanpak Mind-Spring is een preventief interventie programma voor en door asielzoekers en vluchtelingen. De methodiek en inhoud zijn samen met de doelgroep asielzoekers en vluchtelingen ontwikkeld. Mind-Spring maakt gebruik van de ervaringen van lotgenoten, van eigen taal en cultuur en het vertrouwen dat vluchtelingentrainers in de eigen gemeenschap genieten. Hoogopgeleide vluchtelingen worden geschoold in het geven van psycho-educatie aan asielzoekers en vluchtelingen. De psycho-educatieve cursussen worden uitgevoerd volgens het ‘handboek Mind-Spring’. Er wordt gebruik gemaakt van veel beeldende inzichtgevende oefeningen en voorbeelden in eigen taal en cultuur. Het programma bevat daarnaast veel cognitieve en gedragstherapeutische (RET) elementen. De cursussen psycho-educatie worden in AZC’s of in regio’s uitgevoerd door een Mind-Spring peer educator, altijd samen met een GGZ professional (sociaal psychiatrisch verpleegkundige, psycholoog, preventiewerker). Vluchtelingen en asielzoekers met psychosociale klachten zijn moeilijk te bereiken. Deelnemers aan deze groepen worden geworven door de opgeleide vluchtelingen zelf, in samenwerking met buurthuizen, vluchtelingenwerk, migrantenorganisaties en de medische opvang op asielzoekerscentra.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Materiaal • Mind-Spring handboek training voor trainers Psycho-educatie. • Mind-Spring handboek en training voor trainers, incl. PowerPoint. • Voorlichting DVD: Mind-Spring; een nieuw begin” (6 talen ondertiteld) • Website met database materialen in diverse talen: www.mind-spring.org • Folders voor training van trainers en folders voor gebruikers in 8 talen. • Test versie (pilot fase) van een non-verbaal voorlichting pakket psychoeducatie
Onderzoek Mind-Spring werkt volgens het concept van “project-Cycle management” dat wil zeggen dat het proces en de inhoud wordt gemonitord en met deelnemers en uitvoerders geëvalueerd. Naar aanleiding van deze cyclische processen worden voorlichtingsmateriaal en draaiboeken aangepast. Doordat Mind-Spring vijf jaar lang door EVF gefinancierd is, zijn verschillende procesevaluatie rapportages voorhanden. De psycho-educatie groepen worden afgesloten met een vragenlijst voor zowel deelnemers als GGZ medewerkers en Mind-Spring peer educators. GGZ medewerkers, de opgeleide vluchtelingtrainers, maar vooral de vluchtelingen en asielzoekers zijn zeer positief over het programma en het positieve proces dat op gang komt bij hen na het deelnemen aan een Mind-Spring psycho-educatie groep. Vluchtelingen en asielzoekers voelen zich gesteund door de her- en erkenning, er is weer een positief zelfbeeld (positieve identiteit) en mensen hebben het gevoel zelf weer iets te kunnen ondernemen. Dit werkt activerend, stimulerend en enthousiasmerend. Deelname aan de groepen werkt ook stressreducerend. Daarnaast is als neveneffect geconstateerd dat het geven van psycho-educatie
5
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
cursussen ook positieve resultaten heeft voor de Mind-Spring peer educators zelf. In 2010 werd door de HVU een haalbaarheidsstudie uitgevoerd betreffende samenwerking met Vluchtelingen Werk Nederland De onderzoekers concludeerden dat de effectiviteit waarneembaar is aan de hand van onderstaande punten: • De methodiek van Mind-Spring is te vergelijken met ervaringen en bestaande methodieken uit de hulpverlening gericht op dezelfde doelgroep. • De ervaringen van verschillende gemeenten met Mind-Spring zijn zeer positief. Deze ervaringen betreffen vooral betere resultaten op de inburgering cursus en het aanpassingsvermogen van de deelnemers. • Aan de hand van de observaties tijdens groepsbijeenkomsten kan het volgende worden vastgesteld: - Het concept “voor en door vluchtelingen” is effectief; - De trainer is nauw betrokken bij de deelnemers; - De geïnterviewde deelnemers zijn enthousiast over Mind-Spring. Ze geven allen aan dat Mind-Spring erg goed werkt. Ze vinden het fijn dat hun problemen erkend worden en dat ze dit kunnen delen binnen de groep; - De Mind-Spring trainers worden positief geëvalueerd
6
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Het is niet eenvoudig om het aantal vluchtelingen in Nederland te bepalen. Dit komt doordat de registratie van vluchtelingen niet eenduidig is. Bovendien zijn er ruime en nauwe definities van het begrip vluchteling (Vluchtelingen Werk Nederland, 2011). Op basis van verschillende bronnen wordt het aantal vluchtelingen geschat tussen de 70.340 (CBS, 2009) en 250.000 (Vluchtelingen Werk Integratie Barometer, 2006). Ongeveer 16.000 asielzoekers in Nederland wonen in een opvanglocatie. Gezondheid en zorgbehoefte Bij asielzoekers en vluchtelingen komen veel gezondheidsproblemen voor, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Psychische en psychiatrische problemen staan vaak op de voorgrond (Gerritsen et al., 2006). Van de asielzoekers heeft 68% angst- of depressieve klachten en 28% PTSS symptomen. Bij vluchtelingenjeugd worden meer stress gerelateerde klachten en PTSS gezien dan bij hun Nederlandse leeftijdgenoten (Bean, 2006; Tuk et al., 2006). De psychische problemen kunnen leiden tot wanhoopsdaden en suïcide (pogingen). Uit recent onderzoek blijkt dat het aantal zelfdodingen onder (met name mannelijke) asielzoekers bijna twee maal zo hoog te ligt dan bij de totale Nederlandse bevolking (Goosen et al., 2011). In een onderzoek onder gepardonneerden werd geconcludeerd dat 30% van deze populatie (mannen 32,7 % en vrouwen 44,4 %) behoefte heeft aan psychische ondersteuning (Brink, 2007; zie tabel 1). Uit onderzoek van Laban et al (2005) bleek dat 54% van asielzoekers behoefte heeft aan psychische steun. Afgezet tegen het gehanteerde percentage van 10% verwachte zorgvraag onder de algemene bevolking, betekent dit dat de GGZzorgvraag onder deze groepen zeker drie tot vijfmaal zo hoog is.
Zorggebruik Bekend is dat verwerking van psychische klachten geleidelijk plaatsvindt en dat vaak geen hulp wordt gevraagd voor psychische klachten of pas als de klachten ernstig zijn. Opvallend is dat het zorggebruik van veel asielzoekers veel minder is dan op basis van de problematiek en zorgbehoefte zou worden verwacht (zie grafiek 1). Uit onderzoek naar de huisartsenzorg aan asielzoekers blijkt dat, ondanks de forse gezondheidsproblemen, de contactfrequentie van asielzoekers bij de huisarts vergelijkbaar is met dat van de
7
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
autochtone bevolking (Van Oort et al., 2003). Asielzoekers en vluchtelingen worden wel iets vaker opgenomen in het ziekenhuis dan niet-westerse migranten en autochtonen. Ook hebben asielzoekers meer contact met de GGZ dan niet-westerse migranten of autochtonen. Gezien de omvang van de klachten is het zorggebruik echter laag te noemen. De asielzoekers die GGZ zorg krijgen, lijken een zwaardere zorgvraag te hebben (GGZ Nederland 2005). Het gebruik van psychofarmaca is onder asielzoekers drie maal hoger dan dat van het totale Nederlandse verzekerdenbestand. Er blijkt een sterke samenhang tussen gebruik van GGZ-voorzieningen en duur van verblijf in de opvang (Laban et al., 2005). Grafiek 1: Gezondheidsklachten en zorggebruik
Bron: Bloemen & Tuk 2007; Gerritsen et al. 2006
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele subof voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Preventief einddoel Het einddoel van de interventie is het verbeteren van de mentale gezondheid en psychosociale vaardigheden van asielzoekers en vluchtelingen, teneinde het ontstaan of verergeren van psychische en psychiatrische klachten te voorkomen en een bijdrage te leveren aan het verbeteren van het algeheel functioneren ten behoeve van integratie. Teneinde dit einddoel te bereiken heeft de Mind-Spring interventie verschillende intermediaire doelen op het niveau van de einddoelgroep en voorwaarde scheppende doelen op het niveau van de ervaringsdeskundige vluchteling trainers en dat van de hulpverlening. Intermediaire doelen op het niveau van de asielzoekers en vluchtelingen: 1 De deelnemers verwerven kennis en inzicht in de relatie tussen de vluchtelingsituatie met de daarbij behorende gebeurtenissen en met het ontstaan van psychische en psychosociale klachten Subdoelen: De deelnemers kunnen na afloop van de interventie benoemen: • Hoe de vluchteling situatie kan bijdragen aan het ontstaan van psychische en psychosociale problematiek en wat het verschil is tussen normale en pathologische ontwikkeling van klachten • Wat de invloed is van stress en overmatige stress op lichaam en geest, en op welke manier dit kan leiden tot veel voorkomende klachten als depressie, angst, psycho somatische klachten • Waar ze professionele hulp kunnen vinden wanneer problemen niet langer hanteerbaar zijn
8
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
2. De deelnemers zetten gezonde coping mechanismen (sociale steun, RET, ontspanningsoefeningen) in bij het omgaan met moeilijke of stressvolle omstandigheden 3. De deelnemers hernemen de controle en het initiatief over hun leven Subdoelen: Na afloop van de interventie • hebben deelnemers een positiever zelfbeeld en plaatsen ze zich minder in een slachtoffer identiteit • zetten deelnemers hun energie effectiever in, waardoor ze meer controle hebben over hun mogelijkheden/situatie • gaan deelnemers op zoek naar hoe ze meer invloed kunnen krijgen op hun eigen leven binnen de mogelijkheden die de situatie biedt Voorwaarde scheppende doelen Op het niveau van ervaringsdeskundige trainers (peer educators) - De peer educators hebben de Mind Spring training gevolgd en zijn bekend met de doelen op het niveau van de asielzoekers en vluchtelingen - De peer educators leren trainersvaardigheden aan, die hen in staat stellen de MindSpring interventie uit te voeren - De peer educators zijn zich bewust van hun functie als rolmodel en dragen deze uit - De peer educators leren wanneer normale reacties overgaan in pathologische ontwikkeling en zijn in staat dit te signaleren bij deelnemers - De peer educators zetten cultuureigen leeraspecten in en maken de vertaalslag van ‘westerse’ concepten naar de einddoelgroep Op het niveau van de GGZ hulpverleners - Hulpverleners zijn bekend op welke manier de einddoelgroep kan worden bereikt middels laagdrempelig aanbod in eigen taal - Hulpverleners verwijzen de einddoelgroep naar specialistische hulp in de GGZ wanneer geïndiceerd
9
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Sociaal einddoel Verbeteren van het algeheel functioneren ten behoeve van integratie
Preventief einddoel Verbeteren van de mentale gezondheid en psychosociale vaardigheden teneinde het ontstaan of verergeren van psychische en psychiatrische klachten te voorkomen
Tussendoel 3 De deelnemers hernemen de controle en het initiatief over hun leven
Tussendoel 2 De deelnemers zetten gezonde coping mechanismen (sociale steun, RET, ontspanningsoefeningen) in bij het omgaan met moeilijke of stressvolle omstandigheden
Tussendoel 1 De deelnemers verwerven kennis en inzicht in de relatie tussen de vluchtelingsituatie met de daarbij behorende gebeurtenissen en met het ontstaan van psychische en psychosociale klachten
Mind-Spring interventie
Voorwaarde scheppende doelen Peer educators - De peer educators hebben de Mind-Spring training gevolgd en zijn bekend met de doelen op het niveau van de asielzoekers en vluchtelingen - De peer educators leren trainersvaardigheden aan, die hen in staat stellen de Mind-Spring interventie uit te voeren - De peer educators zijn zich bewust van hun functie als rolmodel en dragen deze uit - De peer educators leren wanneer normale reacties overgaan in pathologische ontwikkeling en zijn in staat dit te signaleren bij deelnemers - De peer educators zetten cultuureigen leeraspecten in en maken de vertaalslag van ‘westerse’ concepten naar de einddoelgroep
Voorwaarde scheppende doelen Verwijzers - Hulpverleners zijn bekend op welke manier de einddoelgroep kan worden bereikt middels laagdrempelig aanbod in eigen taal - Hulpverleners verwijzen de einddoelgroep naar specialistische hulp in de GGZ wanneer geïndiceerd
3. Doelgroep van de interventie
Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? De Mind-Spring cursussen zijn bedoeld voor asielzoekers die in AZC’s verblijven in afwachting van de beslissing over hun asielverzoek en mensen met een vluchtelingachtergrond die binnen een gemeente wonen. Het aanbod is gericht op volwassenen. Asielzoekers en vluchtelingen hebben allen een geschiedenis van vluchten en veelal geweld, oorlog of rampen. Door deze ervaringen, het verlies van identiteit en ervarin-
10
Interventienummer
intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt. Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
gen in de opvangsituatie in Nederland, lopen ze een verhoogd risico om psychische klachten te ontwikkelen.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Criteria voor deelnemers zijn zo laag mogelijk Deelnemers • hebben een vluchteling / asielzoekers achtergrond • herkennen zich in de interventie thema’s als bijvoorbeeld slaapproblemen, spanningsklachten, somberheid, angst en lichamelijke klachten • Zijn gemotiveerd om in de cursus meer te leren over oorzaken en hanteren van de klachten • kunnen deelnemen aan een groepsproces, dit betekent, kunnen luisteren en zijn bereid actief deel te nemen. In veel groepen is er een vorm van voorselectie door verwijzing van COA of GCA of vluchtelingenwerk medewerkers. Daarnaast wordt een wervingsbijeenkomst gehouden waarin voorlichting wordt gegeven over de inhoud en doelen van de cursus en criteria voor deelname. Contra indicaties zijn dreigende de-compensatie, psychosen of ernstige depressie die directe behandeling vragen. Dit ter beoordeling door de GCA in de centra en/of de GGZ medewerker. De trainer Mind-Spring en de GGZ medewerker kunnen besluiten iemand door te verwijzen of een individueel traject aan te bieden als zij vinden dat iemand niet in een cursus past, hoort of kan deelnemen. 3.3 Toepassing bij migranten
Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien
Mind-Spring richt zich alleen op vluchtelingen en asielzoekers. De thematiek en werkwijze van de Mind-Spring cursussen sluit ook specifiek aan bij deze groep: gevolgen van vluchtervaringen, grote kans op traumatische ervaringen, woonsituatie in asielzoekerscentrum, onvrijwillig verlies van land en positie, etc. De cursus wordt zoveel mogelijk in eigen taal gegeven. In de werving wordt daarom zo veel mogelijk beoogd een homogene doelgroep te bereiken wat betreft de taal die tijdens de cursus wordt gehanteerd. Vanuit de trainerspool kunnen momenteel trainingen worden verzorgd in het Arabisch, Koerdisch, Somalisch, Dari, Farsi, Kinyarwanda, Kirundi, Bosnisch, Karen (Birma), Engels, Frans en verschillende Afrikaanse talen (Congo, Togo). In AZC’s en de grotere gemeentes is het vinden van een homogene doelgroep onder de ruim vertegenwoordigde landen (Irak, Iran, Afghanistan, Somalië) over het algemeen haalbaar. Voor de minder sterk vertegenwoordigde groepen (bv. Congo, China, Nepal, Eritrea), en in kleinere gemeentes is dit lastiger. In dat geval kan ook worden gekozen voor het samenstellen van een meer heterogene groep, wanneer het mogelijk is een gemeenschappelijke tweede taal te vinden (Nederlands, Engels, Frans). Ook binnen gemeentes is dit een optie, zeker wanneer vluchtelingen het Nederlands beheersen. Het ‘eigen-taal’ aspect valt hiermee weg, de ervaringsdeskundigheid als vluchteling vormt dan de basis voor de Mind-Spring trainer om de aansluiting bij de deelnemers te creëren.
11
Interventienummer
niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
De GGZ-trainer bedient zich van een tolk, via het Tolk en Vertaal Centrum, waarmee de landelijke GGZ een contract heeft. In de cursus wordt aldus de eigen taal van de groep (bv. Arabisch) en Nederlands (GGZ-medewerker) gesproken. De peer-educators komen uit de eigen culturele groep en spreken de taal ook. Meerdere taalgroepen binnen een groep is niet aan te bevelen, aangezien dan met meerdere tolken moet worden gewerkt, en juist het feit dat de deelnemers in eigen taal met de trainer kunnen communiceren een belangrijk aspect van de cursus is. Al het foldermateriaal (en in toenemende mate ook al het cursus materiaal) is in eigen taal beschikbaar. Mind-Spring speelt inmiddels een grote rol bij de interculturalisatie van GGZ zorginstellingen. Doordat zij zijn gaan samenwerken met Mind-Spring trainers (en dat als positief evalueren) zien wij binnen instellingen een aanpassing van het zorgaanbod aan allochtonen (asielzoekers, vluchtelingen en migranten). Er is een plan om in Zaandam en Rotterdam te onderzoeken of het Mind-Spring programma ook voor andere migrantengroepen, dan asielzoekers en vluchtelingen een goed aanbod zou kunnen zijn en welke aanpassingen er dan gedaan moeten worden.
4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
De cursussen starten met een wervings- en voorlichtingsbijeenkomst waarna mensen zich kunnen opgeven. Vaak is vooraf duidelijk voor welke groep de interventie wordt ingezet en werft een Mind-Spring peer educator gericht binnen de eigen taalgroep (bv. in een AZC met een grote groep Irakese bewoners wordt door een peer educator met Irakese achtergrond een voorlichting in eigen taal gegeven). De meerderheid van de cursussen richt zich op een gemengde groep (mannen/vrouwen), incidenteel wordt door een organisatie (Vluchtelingenwerk, GCA) gekozen voor het werven van specifiek mannen of vrouwen. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan wanneer duidelijk is dat hier expliciet behoefte aan is, of bepaalde groepen met vergelijkbare problematiek oververtegenwoordigd zijn (bv. jonge alleenstaande mannen of gescheiden vrouwen met kleine kinderen). Een cursus Mind-Spring telt 8 bijeenkomsten, waaraan minimaal 8 en maximaal 15 vluchtelingen of asielzoekers deelnemen. De frequentie in de AZC’s is één keer in de week. Wanneer er redenen zijn om hier van af te wijken, bijv. het voorkómen dat mensen door overplaatsing de cursus niet af kunnen maken, wordt de frequentie bij uitzondering opgehoogd naar tweemaal per week. De cursus die in de regio wordt aangeboden aan vluchtelingen is veelal één bijeenkomst per week. Een enkele keer wordt gekozen voor een frequentie van eenmaal per twee weken. Tijdens de bijeenkomsten is de voertaal die van de doelgroep, mits deze homogeen is (zie ook paragraaf 3.3). Werving en opleiding Mind-Spring peer educators Een psycho-educatie groep wordt georganiseerd door Vluchtelingenwerk of de COA op locatie (AZC of in gemeenten bij de GGZ of vluchtelingenwerk) in samenwerking met de regionale GGZ-instelling. Mind-Spring maakt gebruik van de ervaringen van lotgenoten, van eigen taal en cultuur en het vertrouwen dat vluchtelingentrainers in de eigen gemeenschap genieten. Om de groepen in deze vorm te kunnen blijven aanbieden leiden wij jaarlijks ongeveer 40 Mind-Spring peer educators op. De peer educators met vluchtelingachtergrond die door Mind-Spring worden opgeleid, zijn in eerste instantie via organisaties als Vluchtelingenwerk geworven. Doordat het programma al jaren bestaat is er inmiddels een uitgebreid netwerk gevormd waarlangs
12
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
nieuwe mensen worden aangezocht. Verder melden zich regelmatig mensen aan, die zelf aan het programma hebben deelgenomen als cursist of tolk, of die via website of ander kanaal van het programma hebben gehoord. Een Training voor Trainers beslaat 8 tot 10 volle dagen (afhankelijk van het niveau van de deelnemers) met theorie en oefeningen. Hierna geven ze twee volledige cursussen in samenwerking met en onder supervisie van een GGZ-medewerker. Naast deze training krijgen Mind-Spring peer educators individuele coaching van de GGZ medewerker ondersteund door de Mind-Spring coördinatie. Wanneer deze met goed resultaat worden afgerond ontvangt de Mind-Spring peer educator het certificaat “Qualified MindSpring trainer”. Van de Mind-Spring peer educator wordt verwacht dat deze de eerste twee cursussen op vrijwillige basis uitvoert (met reis- en onkostenvergoeding). Dit is vanwege het beoordelingsmoment dat nog in deze cursussen zit, en tevens ter compensatie van de verder kostenloze en met reiskostenvergoeding ontvangen trainersopleiding. Het behalen van het certificaat “Qualified Mind-Spring trainer” rechtvaardigt een vergoeding voor geleverde diensten. De verschillende GGZ-instellingen hanteren hiervoor eigen tarieven en contracten. Momenteel zijn er 64 Mind-Spring peer educators actief. Binnen de groep vluchtelingen en asielzoekers is een groep hoog opgeleide mensen die op een of andere manier zelf al een manier gevonden hebben, om om te gaan met problemen en het zoeken en vinden van een nuttige bezigheid. Door een opleiding tot Mind-Spring peer educator te volgen worden zij gesterkt in hun eigen kracht en vinden zij bevestiging van een positieve identiteit als trainer. Binnen hun groep verwerven zij meer aanzien en voelen hieruit een positieve energie. Het opleiden tot Mind-Spring peer educator kan voor verschillende peer educators een krachtig effect betekenen zoals bedoeld met de hele cursus inhoud. Het functioneren van de peer educators wordt geëvalueerd met de deelnemers en tussen de peer educator en GGZ medewerker. Deze resultaten worden teruggekoppeld aan het Mind-Spring coördinatieteam. Eenmaal per jaar komen peer educators en GGZ medewerkers landelijk bij elkaar om ervaringen uit te wisselen en eventuele wensen voor aanpassing draaiboek te bespreken.
Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
4.2 Inhoud van de interventie Asielzoekers en vluchtelingen worden geïnformeerd over problemen die kunnen spelen op het gebied van stress, depressie en lusteloosheid, trauma, rouw, schuldgevoelens, ontheemding en acculturatie, verlies van verworvenheden in eigen land en de dagelijkse beslommeringen op een asielzoekerscentrum. Dit wordt concreet uitgewerkt in de acht bijeenkomsten van het programma waarin de volgende thema’s aan bod komen: 1. Normale reactie op abnormale gebeurtenissen 2. Stress en stressreductie, psychosomatische klachten 3. Positiebepaling ‘Hoe gaat het met je?’ 4. Rouw en rouwverwerking 5. Identiteit en veranderde identiteit 6. Omgaan met eigen emoties (RET) 7. Voorlichting over misbruik van middelen en verslaving 8. Energiebronnen en balans houden Mind-Spring probeert zo beeldend mogelijk met deelnemers te werken. Het programma maakt veel gebruik van inzichtgevende oefeningen steeds met het doel deelnemers bewust te maken van eigen processen en te leren hoe ze weer zelf controle over het leven kunnen krijgen.
13
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Voorbeeld van bijeenkomst: Stress en stressreductie, psychosomatische klachten Doelstelling Vergroten van inzicht in stress (positieve –en negatieve) en stress situaties. Ook wat de reacties per individu kunnen zijn. Wat is de plaats van het onderdeel in het geheel? - Stress en stressreductie zijn een belangrijk onderdeel van de cursus. De meeste mensen hebben stressklachten zoals slapeloosheid, onrust, lichamelijke spanningsklachten etc. - Men kan leren minder last te hebben van stress symptomen. Stress kan een normale reactie op een abnormale situatie zijn, stress is niet altijd negatief stress kan een beschermende factor zijn in crisis situatie - Stress kan ook een extra stimulus zijn om je door een situatie heen te helpen. 1. Opening en welkom( terugkomen op vorige keer en vertellen wat er deze bijeenkomst gebeurt) 2. Informatieverstrekking over stress, inventariseren van stressfactoren bij de deelnemers 3. Oefening: inventariseren in welke situatie je welke stressreactie hebt (lichamelijk, emotioneel, gedrag ) 4. Oefening inventariseren van stressreacties en met elkaar zoeken naar mogelijkheden hoe je stress kan hanteren. Hierin worden ook de cultuurspecifieke reacties benoemd. 5. Hierna wordt het onderscheid verduidelijkt tussen effectieve en niet effectieve reacties op stress. 6. Somatiseren; Er wordt gekeken naar een situatie en welke lichamelijke klachten daar het gevolg van kunnen zijn. Vervolgens kan men oorzaak en gevolg omdraaien. Men kijkt naar lichamelijke klachten en welke situatie daar bij kan horen.“Buikpijn heb ik wanneer ik een brief van mijn advocaat ontvang of hoofdpijn heb ik als er een hele dag ruzie is geweest met mijn echtgenoot/ kinderen". 7. Ontspanningsoefening waarbij wordt geleerd om stressreacties te verminderen. 8. Afsluiting
4.3 Samenwerking en taakverdeling tussen GGZ professionals en Mind-Spring peer educators Over het algemeen relateert de Mind-Spring peer educator de thema’s en theorie aan de ervaringen van de deelnemers, onder andere door te refereren aan gemeenschappelijke ervaringen en eigen voorbeelden te gebruiken. Hierdoor wordt interactie in de groep aangemoedigd, en inbreng van de deelnemers gestimuleerd. Themaleider (Mind Spring peer educator) - Behandelt de theoretische stof en begeleidt de oefeningen, veelal in eigen taal. - Gebruikt eigen voorbeelden om thema’s te illustreren. - Probeert ook de verschillende deelnemers erbij te betrekken. De GGZ medewerker bewaakt dit proces en brengt zo nodig verdieping aan in de besproken theoretische concepten. Ook vragen vanuit de groep over GGZ-specifieke onderwerpen of de structuur van het zorgsysteem kunnen door de GGZ medewerker worden beantwoord. De ontspanningsoefeningen worden veelal door de GGZ trainer begeleid, daarbij vaak ondersteund door meer cultuurspecifieke ontspanningsmethoden die de Mind-Spring peer educator inbrengt. Procesbewaker (GGZ) (zonodig ondersteund door tolk) - Bewaakt de inhoud van het programma. Komen de theorie en de oefeningen
14
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
-
goed over? Zijn er mensen die het (nog) niet kunnen volgen? Worden bepaalde discussies of vragen overgeslagen? Etc Verduidelijkt zo nodig de theorie of oefening nogmaals Last op het juiste moment een ontspannende oefening in of besluit wanneer pauzes (nodig) zijn.
Samen - Voorbereiding en evaluatie van de bijeenkomst en plannen volgende bijeenkomst. - Bespreken van signalen en “probleem situaties”. Eventueel consult vragen of verwijzing realiseren. - Bepalen wat de belangrijkste thematiek van de groep of individuen in de groep is. Kijken of hier tijdens de volgende bijeenkomst op in kan worden gegaan of dat dit kan worden geïntegreerd in de voorbeelden - Logboek bijhouden o Aanmerkingen op het draaiboek (veranderingen, aanvullingen) o Vondsten of voorbeelden die de stof verduidelijken (tbv andere trainers, website) o Cultuur specifieke voorbeelden, veranderingen of belevingen waar anderen van kunnen leren (tbv website) In de samenwerking tussen Mind-Spring peer educator en GGZ medewerker heeft de laatste de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid. Vangnet Wanneer wordt gesignaleerd dat onder de deelnemers mensen zijn die dusdanig last hebben van psychische klachten waarbij psycho-educatie niet voldoet (bv. aanwijzingen zijn voor depressieve stoornis, angst stoornis, post traumatische stress stoornis) wordt verwezen naar meer specialistische hulp. De GGZ medewerker beslist of verdere verwijzing nodig is en draagt hier ook zorg voor. Deze persoon heeft de professionele verantwoordelijkheid om onder de deelnemers preventie overstijgende psychische problematiek te onderkennen. Wanneer de aanwezige problematiek dusdanig is dat functioneren in een groep lastig is (psychotische kenmerken, ernstige verslaving), dan wordt de deelnemer niet in de groep toegelaten. Door de GGZ medewerker en met behulp van de intermediaire trainer wordt de voor de deelnemer adequate hulp in de tweede lijn gezocht. Hiermee wordt tevens de drempel richting GGZ, veelal ervaren door asielzoekers en vluchtelingen, verlaagd.
15
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
5. Materialen en links Welke mate• Het draaiboek psycho-educatie versie 4.5 (maart 2010 vastgesteld) (in ontwikrialen zijn er keling: vertaling in Engels; Deens; Oostenrijks/Duits verwachting 2011 klaar) en waar zijn • DVD voorlichting voor deelnemers in 6 talen ondertiteling deze ver• Folders in 10 talen voor zowel trainers opleiding als deelname aan cursus. krijgbaar? Noem ten Allen te bestellen bij Context, onderdeel Parnassia Bavo Groep minste de Westzijde 120, 1506EJ Zaandam 075 6814450 Nederlandse handleiding. • Veel materiaal zoals folders in veel talen is ook te downloaden via de website: Noem ook • www.mind-spring.org eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke
16
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
B. Onderbouwing van de interventie 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad):
Probleemanalyse De gezondheid en geestelijke gezondheid van vluchtelingen en migranten blijkt vaak slechter te zijn in vergelijking met de populatie van het gastland (Fox & Tang, 2000). In recent onderzoek in Nederland worden tekenen van traumatisering vaak gevonden bij vluchtelingen (Gernaat e.a., 2002; Laban e.a., 2002). Asielzoekers en vluchtelingen hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van onder meer depressieve stoornissen, angststoornissen, posttraumatische klachten, somatoforme stoornissen en verslavingsproblematiek (Fazel, et al., 2005; Gerritsen et al., 2006; Laban et al., 2004; 2005; Roodenrijs, Scherpenzeel, & de Jong, 1998). Velen kampen met stressklachten, spanningen en psycho-sociale problematiek als gevolg van de huidige leefsituatie (AZC, integratie in Nederlandse samenleving). Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich?
Verschillende pre- en postmigratiefactoren blijken van significante invloed op de prevalentie van symptomatologie en psychische stoornissen (van Willigen, 2010). Deze factoren zijn vooral te vinden op psychologisch gebied en komen voort uit de specifieke omstandigheden van de vluchteling. Rohlof (2001) vat deze omstandigheden samen onder de noemers traumatisering, migratie, acculturatie, en sociale marginalisatie: Traumatisering Vluchtelingen zijn vaak blootgesteld aan een aanzienlijke hoeveelheid traumatische ervaringen in hun land van herkomst. Dit zijn onder andere geweldsconflicten en onthouding van onderdak, eten, water, een thuis en een gevoel van veiligheid. Daarnaast ook confrontatie(s) met de dood, het getuige zijn van massadoding, het verliezen van familieleden of vrienden, aanhoudend en onvoorspelbaar geweld, verkrachting, marteling en gevangenschap (Raphael et al., 2008). Deze traumatische ervaringen kunnen invloed hebben op verschillende aspecten van gezondheid en ontwikkeling. Veel asielzoekers worstelen met hun gevoel van eigenwaarde door de dingen die hen zijn overkomen. Dit kan het gevolg zijn van vernedering, verkrachting en andere situaties waarin mensen gedwongen worden iets te doen of ondergaan wat ze niet willen. Veelal hebben mensen schuld en schaamtegevoelens. Hoewel bij sommigen dit een reden voor therapeutische verwijzing is, zijn er ook veel asielzoekers en vluchtelingen die wel worstelen met een dergelijk verleden, maar voldoende veerkracht hebben om zelf (met enige steun) hier mee verder te komen en weer een ‘gezond’ zelfbeeld te krijgen (Rohlof, 2001). Migratie Naast de gevolgen van traumatische ervaringen in hun thuisland, is (gedwongen) migratie een grote bron van psychische klachten bij vluchtelingen (Hermansson, Timpka & Thyberg, 2003). Meer dan drie jaar leven binnen een AZC is een grotere predictor voor het ontwikkelen van psychische problemen dan de traumatische ervaring van een vluchtgeschiedenis (Laban et al., 2005). De grootste psychische problemen van een asielzoeker komen voort uit een aantal factoren: de stress van alle dag, angst terug gestuurd te worden, onzekerheid over het verkrijgen van een status maar vooral ook dat men weinig mag als bewoner van een AZC woont (niets te doen, vervelingen en geldtekort).
17
Interventienummer
Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Acculturatie Bij migratie hoort ook aanpassing aan een nieuwe cultuur. Met cultuur wordt hier bedoeld: het geheel aan betekenissen, waarden en gedragingen die aangeleerd worden in een gemeenschap en in haar sociale groepen (Miller et al., 2006). Onderzoek heeft aangetoond dat het acculturatie proces verschillende aspecten van de geestelijke gezondheid beïnvloedt en geassocieerd is met een verhoogd niveau van stress (Haasen, Demiralay, & Reimer, 2008). Verschillende studies (Ayers, et al., 2009; Miller, et al., 2006; Sundquist et al., 2000) laten zien dat individuen die beter zijn geïntegreerd minder stress ervaren en een betere geestelijke gezondheid hebben. Uit onderzoek is tevens gebleken dat 50% van de vluchtelingen met status nog slecht geïntegreerd zijn (CBS, 2009). Een vluchtelingensituatie betekent vaak het verlies van status en verworvenheden die men had opgebouwd in het land van herkomst. Men had verwacht juist alle vrijheid te hervinden door te vluchten uit eigen land. De nieuwe situatie waarin men bijna niets meer heeft en bijna niets meer mag, geeft veelal een identiteitsonzekerheid of crisis. Men voelt zich slachtoffer en afhankelijk van de beslissingen van anderen en raakt (ten dele) apathisch met het risico depressief en of gestrest te worden (Knipscheer & Kleber, 2007). Een gevolg kan ook zijn dat men een laag gevoel van eigenwaarde krijgt en een afhankelijke rol aanneemt. De meeste vluchtelingen krijgen een tijdelijke status en volgen vervolgens het inburgeringprogramma. Deze onzekerheid over zowel de situatie in Nederland als eventuele terugkeer werken cumulatief bij de al aanwezige problematiek (Laban, 2010). Sociale marginalisatie Met het verkrijgen van een verblijfsvergunning zijn de sociale en psychische problemen van een vluchteling nog niet verdwenen. Problemen rond depressie, alcohol en drugsmisbruik, opvoeding kinderen, gezinshereniging en sociale isolatie worden niet in het AZC achtergelaten. De ervaring leert tevens dat wanneer vluchtelingen een verblijfsvergunning en daarmee een veiligere basis om te leven krijgen, zij dan pas toekomen aan de verwerking van eventuele trauma’s, verlies of ander groot leed. Veel vluchtelingen geven aan dat ze nadat ze een verblijf status krijgen verwachten dat alles dan goed gaat. De realiteit is echter anders, men raakt in een dip, gaat piekeren en terug denken aan de dingen die gebeurd zijn. Dit is te verklaren uit het model van een rouwproces. Pas op dit moment, wanneer de onzekerheid over het wel of niet verkrijgen van een verblijfsstatus voorbij is, laten mensen het toe om te rouwen en te verwerken. De spreiding van landgenoten en families over het gehele land maakt naast minder mogelijkheden tot reizen de sociale isolatie groter (Rohlof, 2003). Bij navragen blijkt dat de sociale netwerken van vluchtelingen heel beperkt zijn. Dat is des te nijpender omdat sociale steun een van de belangrijkste beschermingsmechanismen tegen het effect van psychotrauma’s is (Joseph, 1999). Problemen met acculturatie, sociale marginalisatie, gevoelens van schuld, sociale passiviteit en ideologische vervreemding veroorzaken een veranderde identiteit en verlaagd gevoel van controle, welke de kwetsbaarheid voor psychologische stress en lichamelijke ziektes verder vergroot (Groenenberg, 1999; Sundquist et al., 2000). Het ontstaan van psychische problematiek kan hierbij vanuit een stresskwetsbaarheid perspectief verklaard worden (Rohlof, 2003). Stressoren zijn ten eerste te vinden in de traumatische gebeurtenissen vóór de migratie; ervaren spanningen in land van herkomst of tijdens de vlucht ten gevolge van geweld, oorlog en de wijze waarop vluchtelingen een heenkomen moesten zoeken, blijvende situatie van geweld en onlusten in land van herkomst bij aankomst in Nederland. Daarnaast hebben vluchtelingen en asielzoekers te maken met diverse stressoren die een negatieve invloed kunnen hebben op hun geestelijke gezondheid, zoals spanningen door ondoorzichtige asielprocedure, leefsituatie in de opvang en bij uitplaatsing in gemeenten om isolatie en integratieproblemen (Rohlof & Jasperse, 1996; Hofstede, 1991). Voor die personen die onvoldoende coping vaardigheden hebben kan het moeilijker
18
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
zijn om de trauma en dagelijkse beslommeringen een plaats te geven. Ook gebrek aan sociale steun (zowel professionele steun, maar ook uit informele netwerken) kan bijdragen aan psychische problematiek (Joseph, 1999). Veelal blijken de asielzoekers door de spanningen en gevoelens van onmacht die de huidige leefsituatie met zich mee brengen een passieve leefstijl te hebben ontwikkeld (van Willigen, 2010). Beperkte hulpverlening Daarnaast is psychische hulp niet makkelijk toegankelijk. Vluchtelingen vinden moeilijk of niet de weg naar de reguliere hulpverlening. Culturele en religieuze verschillen, taalbarrières, onbekendheid en het ontbreken van vertrouwen spelen daarbij een grote rol (Pharos, 2009). Beïnvloedbare factoren Niet alle aspecten van de genoemde pre- en postmigratie factoren zijn te beïnvloeden, bijvoorbeeld de meegemaakte traumatische ervaringen of het leven in een asielzoekers centrum. Het is echter wel mogelijk om binnen de aangegeven factoren een aantal beïnvloedbare determinanten aan te wijzen: Traumatisering • Gebrek aan kennis en informatie over psychische klachten: mensen weten niet hoe ze hun psychische klachten als gevolg van trauma moeten plaatsen. Ze zijn bang om ‘gek’ te zijn, en hebben moeite om met de psychische klachten om te gaan. • Gevoelens van machteloosheid, onrust, frustratie, eenzaamheid • Verminderd zelfvertrouwen Migratie • Negatieve gedachten, piekeren over ervaringen en omstandigheden • Gevoelens van spanning, stress • Gebrek aan adequate coping vaardigheden/inzetten van ongezonde coping vaardigheden (zoals verslaving) om met deze stressklachten om te gaan Acculturatie • Aanpassingsproblemen, niet thuis voelen, ontheemd voelen • Negatieve identiteit (slachtofferidentiteit) • Gebrek aan controle over het eigen leven Sociale marginalisatie • Gebrek aan kennis en informatie over proces van rouw na verlies • Gebrek aan sociale steun, sociaal netwerk Beperkte hulpverlening • Gevoel niet begrepen te worden/taalbarrière • Wantrouwen richting hulpverleners/instellingspersoneel • Onbekendheid met het systeem van de geestelijke gezondheidszorg in Nederland Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak De Mind-Spring cursus heeft aandacht voor de weerslag van de vluchteling situatie op het zelfbeeld en gevoel van controle, welke in combinatie met gebrekkige coping vaardigheden bijdragen aan het ontwikkelen van gezondheidsproblemen. Aanpak en werkingsmechanismen van Mind-Spring Mind-Spring heeft een preventief karakter en maakt gebruikt van bestaande en beproefde preventieve methoden en theoretische principes zoals Psycho-educatie, RET,
19
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Stress reductie en Empowerment. Naast de inhoud, is de vorm waarin de interventie wordt aangeboden een belangrijk element. Dit gebeurt door de inzet van vluchtelingtrainers die de vertaalslag in taal en cultuur maken Psycho-educatie Psycho-educatie als generale methodiek is een bewezen en internationaal geaccepteerde methodiek om mensen met een trauma te ondersteunen en de gevolgen van een trauma positief te beïnvloeden (Springer, 2006; van de Stel, 2004). De inhoud van de psycho-educatie is beproefd door NGO’s zoals Artsen Zonder Grenzen, War Child en HealthNet TPO (Berliner and Mikkelsen, 2006). Van der Stel (2004) beschrijft dat in een flink aantal systematische literatuuronderzoekingen gunstige effecten van psychoeducatie zijn aangetoond, waaronder verbeterd sociaal functioneren, en een verlichting van de ervaren draaglast bij de direct betrokkenen, alsmede verhoogde self-efficacy bij de verwanten (psycho-educatie familieleden). Daarnaast zijn er ook aanwijzingen voor een veronderstelde kosteneffectiviteit van psycho-educatie (Barton, 1999). Psycho-educatieve onderwerpen die in de Mind-Spring interventie aan de orde komen zijn informatie en kennis over: • Hoe de vluchteling situatie kan bijdragen aan het ontstaan van psychische en psychosociale problematiek en wat het verschil is tussen normale en pathologische ontwikkeling van klachten • wat de invloed is van stress en overmatige stress op lichaam en geest, en op welke manier dit kan leiden tot veel voorkomende klachten als depressie, angst, psycho somatische klachten • het belang van sociale steun en gezonde coping technieken bij het voorkomen van psychische problematiek • het systeem van de geestelijke gezondheidszorg in Nederland en wanneer inschakelen van externe hulp nodig is Naast aandacht voor mentale en psychosociale problemen van vluchtelingen en asielzoekers, besteedt Mind-Spring ook aandacht aan de theorie van rouwverwerking. Hoewel uitingsvormen per cultuur kunnen verschillen, verlopen in alle culturen de fases van rouwverwerking hetzelfde. In Mind-Spring wordt onder andere uitgegaan van het zogeheten rouwtaken model van de Amerikaanse psychiater W. Worden. Deelnemers krijgen inzicht in hoe een rouwproces als gevolg van het ervaren van verlies (land, familie, positie) eruit ziet en leren hun klachten te begrijpen als gevolg van verlies en het doorwerken van een rouwproces. De psycho-educatie is tot slot ook gericht op acculturatie en de negatieve identiteit (slachtofferidentiteit) die vluchtelingen vaak aannemen als nieuwe sociale identiteit in Nederland. Deelnemers worden bewust gemaakt van het gevaar een negatieve identiteit te kiezen. Rationeel Emotieve Therapie (RET) Spanning en stress hebben maar voor een deel te maken met invloeden van buitenaf. Vluchtelingen hebben naar aanleiding van de migratie vaak negatieve gedachten, ze piekeren over ervaringen en omstandigheden. De manier van denken bepaalt uiteindelijk de emoties en het gedrag. Deelnemers van Mind-Spring leren een gezonde manier van coping bij het omgaan met moeilijke of stressvolle omstandigheden door het inzetten van RET. Middels deze techniek verkrijgen deelnemers inzicht in onproductieve emoties en gedachten processen en leren ze middels de ABC-methode om hun gedachten op realiteit te testen en generalisatie te voorkomen. Deze techniek wordt ook ingezet om een negatief zelfbeeld /identiteit om te buigen naar een positief zelfbeeld.
20
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Stress reductie Naast psycho-educatie over gezonde en ongezonde coping reacties en het gebruik van RET als een gezonde coping strategie, werken de deelnemers ook aan stress reductie door het inzetten van ontspanningsoefeningen. De deelnemers leren om ontspanningsoefeningen toe te passen in hun dagelijks leven. Empowerment Mind-Spring heeft naast de elementen voorlichting, her- en erkenning ook Empowerment toegevoegd.“Empowerment” betekent letterlijk: het verlenen van kracht of macht of eigenmachtig maken. Kracht wordt opgevat als het regie voeren over het eigen leven. Onder macht verstaan we het beschikken over hulpbronnen die daarvoor nodig zijn, zoals kennis, vaardigheden en sociale contacten” (Penninx & Scholten, 2005). Door empowerment begrijpen de deelnemers beter de eigen reacties/emoties op hun situatie. Ze zetten hun energie effectiever in, waardoor ze meer controle hebben over hun mogelijkheden/situatie. De volgende vormen van Empowerment, zoals omschreven door Penninx en Scholten (2005), komen aan bod in het Mind-Spring programma: • Helpen bij het behoud van de regie over het eigen leven binnen de mogelijkheden die de situatie biedt • Trainen van sociale vaardigheden • Aanbieden van lotgenoten contacten; bespreken van ervaringen, herkenning bieden, stimuleren van onderlinge steun en contacten (sociale steun/voorkomen van isolement) • Maatschappelijke participatie stimuleren • Eigen initiatieven van cliënten ondersteunen Counseling door peer educatie en rolmodel Peer educatie en rolmodel van de trainers is een belangrijk ingrediënt, zij hebben hetzelfde meegemaakt en hebben een manier gevonden om daar boven uit te stijgen (Finn, 1991). ‘Peer counseling’ is een proces van wederzijdse steun , waarbij zowel deelnemers als counselors profiteren van de geboden steun (Salem-Pickartz, 2007; Verschoor et al., 2010). Belangrijk is dat de counselors een culturele vertaalslag kunnen maken van de gehanteerde ‘Westerse’ begrippen betreffende stress, trauma en coping naar de doelgroep vluchtelingen uit verschillende niet-westerse culturen (Salem-Pickartz, 2007). NGO’s in “post-war” landen werken al langer met het opleiden van lokale intermediairen in het geven van psycho-educatie en of (groeps) counseling. Zo werd een draaiboek ontwikkeld bij Artsen Zonder Grenzen in Sierra-Leone om lokale intermediairs op te leiden tot “counselor”. Lokale artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en belangrijke ouderen uit de gemeenschap kregen een training in het geven van psycho-educatieve trainingen en het voeren van ondersteunende gesprekken met mensen uit de eigen gemeenschap die “mental-health” problemen hebben. Hierin staat ook het her- en erkennen van psychosociale problemen en psychische problemen centraal, evenals het (her) vinden en inzetten van eigen (cultuurspecifieke) coping strategieën. Ook werden de toekomstige trainers gesprekstechnieken en trainersvaardigheden geleerd op ‘grassrootlevel’. Na het volgen van de training, waren deze “counselors” in staat zelf gespreksgroepen te leiden (onder supervisie) of konden ze individuele gesprekken voeren met hulpzoekende asielzoekers. Deze bij NGO’s gebruikelijke methodiek, is door Mind-Spring uitgewerkt voor toepassing in de Nederlandse asielzoekerscentra. Hierbij is de benadering, voorbeelden en thematiek uitgebreid en aangepast aan de situatie van enerzijds het wonen in een AZC (voor asielzoekers), en anderzijds aan het zoeken naar een nieuwe (positieve) identiteit als men een verblijfsstatus krijgt (vluchtelingen). Het programma Mind-Spring onder-
21
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
scheidt zich door de aandacht voor het zoeken naar een positieve nieuwe identiteit en een accent op de specifieke situatie in Nederland. Mind-Spring peer educators zijn ervaringsdeskundigen en zodoende het culturele aspect toevoegen aan de “standaard” modulen die het trainingspakket bevat. Als medelotgenoten zijn zij een goede gesprekspartner en peer-educators in de fase dat her- en erkenning van problemen belangrijk zijn. Verder kunnen de peer-educators een rolmodel zijn voor deelnemers voor de ontwikkeling mogelijkheden in Nederland; deelnemers zien dat het mogelijk is controle te nemen over hun eigen leven.
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Asielzoekers en vluchtelingen hebben te maken met de gevolgen van traumatisering, migratie, acculturatie, en sociale marginalisatie waardoor ze een risicogroep zijn voor het ontwikkelen van psychische problemen. Tegelijkertijd ervaren ze een hoge drempel naar de professionele hulpverlening. Mind-Spring beoogt om psychische problemen bij deze groep te verminderen en/of te voorkomen door middel van bestaande en beproefde preventieve methoden en theoretische principes zoals Psycho-educatie, RET, Stress reductie en Empowerment. Naast de inhoud, is de vorm waarin de interventie wordt aangeboden een belangrijk element. Dit gebeurt door de inzet van peer educators die de vertaalslag in taal en cultuur maken.
22
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
C. Overdraagbaarheid 8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
8.1 Eisen ten aanzien van opleiding GGZ medewerkers, die samen met de Mind-Spring peer educators de groepen uitvoeren, volgen gedurende een dag een opleiding in de methodiek. Onderdeel van deze opleiding is attitudevorming en kennis over de leefwereld van asielzoekers en vluchtelingen. Ook wordt er aandacht besteed aan het werken met Mind-Spring peer educators. Mind-Spring peer educators hebben veelal een (para) medische, sociale of onderwijskundige opleiding gehad in land van herkomst. Zij krijgen een theoretische opleiding van 8 volle dagen, waarin veel oefenmomenten en opdrachten zijn verwerkt. Dit wordt gevolgd door het gesuperviseerd uitvoeren van twee cursussen Mind-Spring, in de vorm van een stage (zie ook paragraaf 4.1) Er zijn drie beoordeling momenten: 1. direct na afronding theoretische opleiding 2. na afronding eerste stage 3. na afronding tweede stage Hierna behalen zij het certificaat “Qualified Mind-Spring trainer” om samen met een GGZ-medewerker cursussen uitvoeren. Wanneer de Mind-Spring peer educators een ook in Nederland erkende opleiding als psycholoog of maatschappelijk werker hebben, of na het geven van 10 trainingen, kunnen ze erkend worden als senior trainer Mind-Spring. In deze functie kan men de training meer zelfstandig uitvoeren (onder supervisie GGZ) 8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie
Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Inbedding van Mind-Spring psycho-educatie in de GGZ Het doel is om het Mind-Spring programma te implementeren als regulier GGZ aanbod in Nederland. De coördinatie is erin geslaagd om de uitvoering van de psycho-educatie cursussen door Mind-Spring peer educators onder te brengen bij diverse GGZ instellingen. GGZ instellingen hebben de voordelen van een samenwerking met Mind-Spring gezien en zijn bereid te investeren in MindSpring door inzet van personeel. Dit houdt concreet in dat zij een (preventie) medewerker inzetten als coach cq. co-trainer met wie de Mind-Spring peer educator een cursus geeft in de regio. Momenteel zijn 11 GGZ instellingen betrokken bij de uitvoering van MindSpring cursussen. De Mind-Spring cursus is bij een aantal instellingen inmiddels een onderdeel van het reguliere aanbod. Overdraagbaarheid internationaal: De Mind-Spring methodiek geniet groeiende internationale bekendheid. De afgelopen jaren zijn op uitnodiging lezingen gehouden in bijvoorbeeld Opatia, Wenen, Kopenhagen en Athene. Het internationale rode kruis heeft momenteel een aanvraag bij EU ingediend om Mind-Spring in België (opleiding al gestart), Denemarken (gestart), Cyprus, Oostenrijk, Ierland en Zweden uit te rollen. Er is daarna belangstelling uit 5 andere Europese landen. HealthnetTPO heeft Mind-Spring omarmd en wil in Burundi, Afghanistan en
23
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Sierra-Leone ook een Mind-Spring programma starten Inbedding van de landelijk taken van Mind-Spring De taken van de landelijke coördinatie van Mind-Spring betreffen: • Methodiek ontwikkeling • Ontwikkeling van draaiboeken • Geven van train de trainers programma’s • Werving/selectie van vluchtelingen voor de opleiding tot Mind-Spring peer educator. Opleiden van GGZ medewerkers tot coach/co-trainer Mind-Spring • Afstemmen van vraag en aanbod uit het veld met de pool van peer educators • Samenstellen van lokale teams voor de uitvoering van Mind-Spring cursussen • Coaching van en consultatie aan GGZ trainers en Mind-Spring peer educators
Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking • De kwaliteit van de uitvoering en Mind-Spring peer educators wordt gevolgd en beoordeeld door de GGZ mede-trainer en opleider Mind-Spring. Hiervoor zijn gestandaardiseerde vragenlijsten in gebruik. • Interne toezicht- en kwaliteitscontroles worden gedaan door middel van feedback en toetsing van trainingen en prestaties door collega-trainers, coordinatieteam, hoofdtrainers en co-trainer. • De kwaliteit en de prestaties hoofdtrainers tijdens de Train de Trainers programma’s worden gecontroleerd door de coördinatie teams met behulp van overleg en feedbacksessies • De tevredenheid van de deelnemers wordt gemeten door een evaluatie lijst. Deze meet de tevredenheid niveau van welbevinden, empowerment en participatie 8.4 Kosten van de interventie
Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
De kosten van het uitvoeren van groepen bestaat uit: • Inzet GGZ medewerker: 40 uur per groep ( per discipline verschillend, bij hantering preventietarief ongeveer 75 euro) • Inzet en onkosten trainer Mind-Spring (peer): 40 uur per groep • Op jaarbasis 1450 uur voor landelijke coördinatie en opleiding etc. (preventietarief ongeveer 75 euro per uur) Betaling en vergoeding Wij onderscheiden drie niveaus van Mind-Spring peer educators: 1. Trainees: mensen die net de opleiding hebben afgerond en nog coaching nodig hebben. Zij voeren groepen uit als stage en onderdeel van de opleiding en moeten in elk geval de reiskosten gecompenseerd krijgen. Sommige GGZ instellingen geven Mind-Spring peer educators een vrijwilligers contract met bijbehorende vergoedingen (max. 1500,per jaar incl reiskostenvergoeding)) 2. Mind-Spring peer educators: Peer educators die minstens de twee trainingen onder supervisie hebben uitgevoerd (onderdeel van het opleidingstraject) en indien mogelijk al meerdere. Sommige instellingen geven hen een contract als VETCer (FWG schaal 35 is landelijke GGD norm). Mind-Spring trainers met een HBO (maarschappelijk werk, SPH etc) of universitaire opleiding (psychologie, pedagogiek) worden
24
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
binnen de gebruikelijke GGZ schalen ingeschaald 3. Senior MS peer educators: Dit zijn peer educators die ook een opleiding Maatschappelijk Werk of Psychologie/pedagogiek hebben gevolgd, of peer educators die meer dan tien trainingen hebben uitgevoerd. Deze peer educators kunnen als professionals worden aangemerkt en moeten dienovereenkomstig een (tijdelijk) contract krijgen. Inschaling op MW zonder VO niveau (schaal 50) wordt vaak gehanteerd door GGZ instellingen NB. Asielzoekers moeten een groot deel van dit bedrag weer afstaan, vluchtelingen mogen werken in Nederland. De uitvoering van psycho-educatie aan vluchtelingen wordt betaald door de diverse zorgverzekeraars uit het reguliere preventiebudget t.b.v. risicogroepen. Zowel voor uitgenodigde vluchtelingen en gepardonneerden, als mensen die onder de pardonregeling vallen, wordt de cursus bekostigd door gemeenten of lokaal budget in het kader van de WMO. Voor asielzoekers wordt uitvoer bekostigd door een regeling via Menzis zorgverzekeringen. Menzis staat ook garant voor 32 uur per week coördinatie en opleiding van trainers Mind-Spring.
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Project cycle management: Mind-Spring werkt volgens het concept van “Project-Cycle management”, wat wil zeggen dat het proces en inhoud wordt gemonitord en met deelnemers uitvoerders geëvalueerd. Naar aanleiding van deze cyclische processen worden voorlichtingsmateriaal en draaiboeken aangepast. Het huidige draaiboek psycho-educatie (versie 4.5) is inmiddels al de 8e versie sinds het ontstaan van de interventie. Deze versie is als voorlopig definitief vastgesteld en zal als basis voor vertaling gebruikt worden. Doordat Mind-Spring vijf jaar lang door EVF is gefinancierd zijn er regelmatig proces evaluaties uitgevoerd en is er regelmatig gerapporteerd: Eigen evaluatie van deelnemers De psycho-educatie groepen worden afgesloten met een vragenlijst voor zowel deelnemers als GGZ medewerkers en Mind-Spring peer educators. De vluchtelingen en asielzoekers zijn zeer positief over het programma en het positieve proces dat op gang komt bij hen na het deelnemen aan een Mind-Spring psycho-educatie groep (Verschoor et al., 2010). Deelnemers zijn erg positief over de bijeenkomsten. Het overgrote deel heeft alle bijeenkomsten bijgewoond (soms uitval door overplaatsing of familie omstandigheden). Gaandeweg voegden meerdere nieuwe deelnemers zich bij de bijeenkomsten. Wanneer MindSpring eenmaal gaande is op een asielzoekerscentrum blijkt het een grotere wervende kracht te hebben onder de bewoners. Bewoners stimuleren elkaar mee te doen. Vluchtelingen en asielzoekers voelen zich gesteund door de her- en erkenning, er is weer een positief zelfbeeld (positieve identiteit) en mensen hebben het gevoel zelf weer iets te kunnen ondernemen. Dit werkt activerend, stimulerend en enthousiasmerend. Deelname aan de groepen werkt ook stressreducerend. Een aantal uitspraken van deelnemers van bijeenkomsten op asielzoekers-
25
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
centra. “Ik voelde de training als een persoonlijk support, ik heb veel geleerd.” “Ik vind hetgeen waarover verteld is in de trainingen heel erg bruikbaar in de situatie waarin ik nu bevind. Ik was eigenlijk aan het wachten dat er zoiets als dit zou worden opgestart.” “Ik vind de communicatie tussen buiten en binnen het AZC erg belangrijk. Ook door het luisteren naar hoe andere mensen op het AZC zich staande houden en wat voor problemen en ervaringen zij hebben geeft mij meer lucht.” “Ik merk dat ik veel minder snel geïrriteerd raak. Wanneer anderen boos zijn op mij reageerde werd ik ook boos. Dit doe ik nu minder. Ik merk dat ik beter slaap sinds 20 december (laatste bijeenkomst).” “We zijn nu zelf een soort van “dokter” voor onszelf. “Mind-Spring is mijn community” (geeft een verbondenheid onder elkaar) “Ik heb hoop gekregen, fijn dat er goeie mensen (lees: de trainers) zijn.” “Het deed me goed dat ik weet dat ik niet alleen ben met problemen.” “Ik heb meer vertrouwen gekregen in mensen” “Ik heb meer begrip gekregen van psychische problemen.” ‘Ik slaap nu weer” “Ik zou wel door willen gaan met deze groep Samenwerking met diverse partners De enthousiaste reacties en positieve resultaten onder de deelnemers hebben bijgedragen aan de nationale verspreiding en belangenbehartiging en integratie in bestaande structuren, zoals het Centraal Bureau voor de Opvang van Asielzoekers in Nederland (COA) en Menzis / VGZ verzekeringsmaatschappijen. Deze zorgverzekeraars erkennen het belang van de Mind-Spring voor asielzoekers in Nederland en wat heeft gezorgd dat nationale verzekeringsmaatschappijen en gemeenten zijn overgegaan tot opname van deze interventie in hun begroting voor asielzoekers en vluchtelingen. In 2010 werd door de HVU een haalbaarheidsstudie uitgevoerd betreffende de samenwerking met Vluchtelingen Werk Nederland (Rapport ter inzage bij Mind-Spring coördinatie). Onderdeel van het onderzoek was ook het kijken naar de effectiviteit. Dit werd d.m.v. interviews bij gebruikers (asielzoekers en vluchtelingen, intermediairen (peer educators en GGZ) en aanbieders (Gemeenten) gedaan. De onderzoekers concludeerden dat de effectiviteit waarneembaar is aan de hand van onderstaande punten: • De methodiek van Mind-Spring is te vergelijken met ervaringen en bestaande methodieken uit de hulpverlening gericht op dezelfde doelgroep. • De ervaringen van verschillende gemeenten met Mind-Spring zijn zeer positief. De ervaringen betreffen vooral betere resultaten op de inburgering cursus en het aanpassingsvermogen van de deelnemers. • Aan de hand van de observaties tijdens groepsbijeenkomsten kan het volgende vastgesteld/verondersteld worden: Het concept „voor en door vluchtelingen is effectief; De trainer is nauw betrokken bij de deelnemers; De geïnterviewde deelnemers zijn enthousiast over Mind-Spring. Ze geven allen aan dat Mind-Spring erg goed werkt. -Ze vinden het fijn dat hun problemen erkend worden en dat ze dit kunnen delen binnen de groep; De Mind-Spring trainers worden positief geëvalueerd Mind-Spring blijkt voor hulpbehoevende bewoners de drempel te verlagen om professionele hulp te zoeken (betrokkenheid van GGZ is belangrijk i.v.m.
26
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
toeleiding naar hulp) Het legitimeert asielzoekers met een fors trauma dat ze een hulpvraag mogen hebben. Het hebben van een psychisch probleem hoeft niet meteen te betekenen dat je “gek” bent. Evaluatie peer educators De ervaring heeft geleerd dat deelname aan de Training voor Trainers voor de deelnemers zelf verschillende positieve effecten heeft. Enerzijds worden kennis en trainersvaardigheden opgedaan om als peer educator actief te zijn in de psychosociale zorg en mede-vluchtelingen support te bieden. Dit geeft de peer educator bagage om beroepsmatig –vrijwillig dan wel betaald- aan de slag te gaan, als ook een gevoel (weer) zinvolle activiteiten te ondernemen. Voor veel vluchtelingen in Nederland is het vinden van werk niet eenvoudig, maar is het wel van groot belang om maatschappelijk actief en betrokken te zijn. De mogelijkheid om anderen te helpen en een netwerk in de geestelijke gezondheidszorg op te bouwen biedt zelfvertrouwen en perspectief om middels werkervaring de kans op regulier werk te vergroten. Voor deze doelgroep betekent empowerment tevens een stijging op de participatieladder. Voor de peer educators zelf is er ook het effect dat het eigen welbevinden, het hanteren van de eigen klachten en het omgaan met de eigen problemen door de deelname verbetert. Immers, door de ervaringsdeskundigheid zijn de thema’s die worden behandeld in grote mate eveneens van toepassing op de persoon van de trainer zelf. Behalve dat de peer educators leren om empowermentmethodieken over te brengen op anderen, zorgt deelname aan de training voor trainers ook voor empowerment en een positieve identiteit (nl. die van trainer) bij de Mind-Spring peer educator zelf.
27
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Ja
x Nee
Vraag 11
Ja
x Nee
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
28
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
Studie 1 Auteurs: Jaar: Onderzoekstype: Belangrijkste resultaten: Bewijskracht van het onderzoek: Resultaten effectiviteit: Studie 2 Etc.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
29
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
30
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie. Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
De naam Mind-Spring is bedacht in Sierra-Leone. Doel is middels de naam vernieuwing en veerkracht uit te stralen. 1. Spring the season of renewal. 2. A spring where water comes naturally to start a river 3. To move forward quickly (like a cat catching something) 4. A mechanism to release tension or energy (like a clock) or absorb energy (like a shock absorber). mind mind mind mind mind mind mind mind
= = = = = = = =
gadeslaan geest intellect observeren toekijken toezien verstand waarnemen
spring spring spring spring spring spring spring spring spring spring spring
= = = = = = = = = = =
Bron Drijfveer Kwel Lente Ontspringen Opborrelen Opwellen Springveer Voorjaar Voortkomen put (om uit te springen)
Mind-Spring is onder vluchtelingen en asielzoekers een begrip aan het worden. Voor de trainers staat het ook als een community naam: “wij zijn Mind-Springer”. “Mind-Spring”
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering. Meld indien van toepassing: • De locatie waar de interventie
VluchtelingenWerk Nederland Lokaal wordt samengewerkt met de volgende regio’s van VluchtelingenWerk Nederland: Regionale afdeling Stichting Vluchtelingen Werk Noord Nederland Vluchtelingen Werk Overijssel Stichting Vluchtelingen Werk Zuid-OostGelderland Stichting Vluchtelingen Zuid-Oost-Gelderland SVMG Midden Gelderland Vluchtelingen Werk Midden-Nederland Stichting Vluchtelingen Werk Noordwestholland Vluchtelingen Werk Amstel tot Zaan
Naam Klaas Harink Gerrit van Ginkel Gidie Ritzerveld Frans Klaassen Jan van der Werff Hennie Hagen Tineke Parson Mária van Veen
31
Interventienummer
•
dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Stichting Vluchtelingen Werk Zuid-Holland Midden Stichting Vluchtelingen Werk Zuid-Holland-Noord Stichting Vluchtelingen Werk Maasdelta Stichting Vluchtelingen Werk Zuidvleugel Stichting Vluchtelingen Werk Zeeland Stichting Vluchtelingen Werk Brabant Centraal
Herman Engering Wilma Nijborg Tila Frih-Passmann Margriet ten Hove Zeljana Hupkens-Miljus Patricia Brunklaus
Mind-Spring is een project dat opereert vanuit Context, de afdeling Preventie van Parnassia Bavo groep. In de uitvoering wordt samengewerkt met verschillende GGZinstellingen. De uitvoering van de cursussen in asielzoekerscentra of binnen gemeentes, valt onder de verantwoordelijkheid van de betrokken GGZ-instelling in de betreffende regio. De 12 betrokken GGZ instellingen zijn; de Geestgronden (Haarlem, Haarlemmermeer), GGZ Noord Holland Noord, GGZ Groningen, GGZ Drenthe, GGZ Friesland, Riagg Amersfoort, De Gelderse Roos (Arnhem), Context (Haaglanden, Rijnmond en Noord Holland), GGZ Leiden, GGZ Eindhoven, Altrecht (Utrecht) . Naam Maaike Welffing Wittebrood Marc Vermaat
Organisatie
Adres
Postcode
Plaats
GGZ Drenthe
Dennenweg 9
9404 LA
Assen
Ingeest
Postbus 74077
1070 BB
Amstedam
Alie van Loon
Ingeest
Postbus 74077
1070 BB
Amstedam
Marina Lasta
Lentis (GGZ Groningen)
Postbus 128
9470 AC
Zuidlaren
Renita Evenhuis
GGZ Friesland
postbus 124
9100 AC
Dokkum
Bulut Erciyas Sousan Mohammadkhani Alette Ruiter
Altrecht-Indigo
Nicolaaskerkhof 12
3512 XC
Utrecht
GGZ NHN
Oude Hoeverweg 10
1801HA
Alkmaar
GGZ NHN
Oude Hoeverweg 10
1801HA
Alkmaar
Gaby Rademaker
GGZ NHN
Oude Hoeverweg 10
1801HA
Alkmaar
Mariette Stegerhoek
GGZ NHN
Oude Hoeverweg 10
1801HA
Alkmaar
Frank Kunst
GGZ NHN
Oude Hoeverweg 10
1801HA
Alkmaar
Tineke Bontes
GGZ NHN
Huisduinerweg 5
1782GZ
Den Helder
Aisha Brandon
Riagg Amersfoort
Audrey Wijks
Context Haaglanden
Lijnbaan 4
2512 VA
Den Haag
Anne Bijleveld
Context Haaglanden
Lijnbaan 4
2512 VA
Den Haag
Naima Salmi
Context Rijnmond
Carnessesingel 51
Rotterdam
Jelske van der Veen
Context Rijnmond
Carnessesingel 51
Rotterdam
Majorie Lloyd
Context Rijnmond
Carnessesingel 51
Rotterdam
Ria van Dam
GGZ Eindhoven (GGZ E)
Boschdijk
5926 AB
Eindhoven
Reza Zandpour
GGZ Eindhoven (GGZ E)
Boschdijk
5926 AB
Eindhoven
Anny Beelen
de Gelderse Roos
Wagnerlaan 2
6815 AG
Arnhem
Feroz Hansildaar
Context Haaglanden
2512 VA
Den Haag
Ingeborg Jager
Riagg Zwolle (Dimence)
Lijnbaan 4 Burgemeester Roelenweg 9
8021 EV
Zwolle
Riette Mellink
Jeugdriagg Haarlem
Brian Haverkamp
Mediant
Mehrnaz Rezai
GGZ Nijmegen
Els Enting
Symfora
Helene Rigter
De Gelderse Roos
Els Enting Marijke Vellekoop
GGZ NHN
Laan van de Heelmeesters 1200 AE 2 Wagnerlaan 2 6815 AG
Hilversum Arnhem
De Wittenstraat 10-E
1052 AV
Amsterdam
Oude Hoeverweg 10
1801HA
Alkmaar
32
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
EU-partners De methodologie zal ook worden uitgevoerd door partners in Ierland, Oostenrijk, België, Roemenië, Cyprus en Denemarken, die allen werken met vluchtelingen en asielzoekers. Drie medewerkers van elke partner worden opgeleid als hoofd-trainers die vervolgens kennis en methoden verspreiden door middel van Training voor Trainers. Schattingen zijn dat per land binnen de 18 maanden looptijd van het project 33 trainers worden opgeleid en in staat moeten zijn om de methode uit te voeren. De training is in België en Denemarken reeds in volle gang. De andere partners wachten op toekenning van Europese subsidie. Internationaal Mind-Spring: HealthNet TPO HealthNet TPO is een kennisgedreven organisatie die werkt in gebieden verstoord door oorlog, rampen en armoede. In samenwerking met de lokale bevolking probeert HealthNet TPO innovatieve en onconventionele oplossingen aan te bieden ter bevordering van de zelfredzaamheid en een duurzame gezondheidszorg. Zij trainen en moedigen de lokale bevolking aan bij het uitvoeren van initiatieven bij de bestrijding van ziekte, het bieden psychosociale zorg, herstel van de infrastructuur en versterken van organisatorische systemen. HealthNet TPO voert wereldwijd meer dan 30 programma's in meer dan 15 landen. Veel van deze landen zijn het land van herkomst van de MindSpring deelnemers in Nederland. HealthNet TPO voert de regie over de internationale uitrol van het Mind-Spring programma. In 2010 heeft een Mind-Spring trainer Sierra-Leone bezocht om uit te zoeken of het Mind-Spring educatie programma ook daar opgezet kan worden. Dit zou in eerste instantie kunnen met vrijwillige terugkeerders, maar op termijn ook met de gemeenschap waarin deze zich gaan vestigen. HealthNet TPO en the Christian Brothers begeleiden dit project, betaald door Buitenlandse Zaken. Mind-Spring is betrokken als consultant bij de voorbereiding, en zal een eerste training in Freetown uitvoeren.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies. Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
In het artikel van Mooren en Schoorl (2006) zijn verschillende interventies gericht op vluchtelingen en asielzoekers met elkaar vergeleken. Mind-Spring werd hierin als uniek beschreven door de inzet van de eigen doelgroep in zowel ontwikkeling als uitvoering. Ook de benadering van psycho-educatie en opvoedingsondersteuning werd als uniek betiteld. Mind-Spring stopt niet bij educatie en leren ontstressen. Wij focussen vooral ook op het cognitief proces van inzicht geven in eigen denken en valkuilen, en hoe daar meer controle op te krijgen. Daarnaast werkt Mind-Spring samen werkt met de GGZ waardoor een optelsom ontstaat van GGZ professionals en ervaringsdeskundigheid. Programma’s die vergeleken zijn met elkaar: Schell, P. (2005). Gezond blijven door onderlinge steun. Methodiek voor het opzetten van steungroepen van asielzoekers en vluchtelingen. Utrecht: Pharos. Baars, B. van (2005).Vrije vogel. De voor- en doormethode toegepast in een preventiemethode voor asielzoekers. Utrecht: Pharos. Mind-Spring. Psychoeducatie en psychosociale ondersteuning voor asielzoekers en vluchtelingen. (2005) (www.mind-spring.org) Gezond blijven in moeilijke situaties. Methodiek voor psychoeducatief groepswerk met
33
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
asielzoekers- en vluchtelingenvrouwen. (2005) Utrecht: Pharos. Gezond denken en gezond doen. Methodiek voor psychosociale groepsvoorlichting aan asielzoekers. (2001).Van Dijk, T., & van Hugte, G. Utrecht: Pharos. Wat doe je vanavond. Methodiek sociale steun vluchtelingenjongeren. (2005) Utrecht: Pharos Gezond blijven in moeilijke situaties. Methodiek voor psychoeducatief groepswerk met asielzoekers- en vluchtelingenvrouwen. Utrecht, Pharos. Community based psychosocial support; a trainers kit. The international Red Cross.
34
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Aangehaalde literatuur
Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APAnormen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Ayers, J. W., Hofstetter, C. R., Usita, P., Irvin, V. L., Kang, S., & Hovell, M. F. (2009). Sorting out the competing effects of acculturation, immigrant stress, and social support on depression: a report on Korean women in California. Journal of Nervous and Mental Disorders, 197(10), 742-747. Barton, R. (1999). Psychosocial rehabilitation services in community support systems: A review of outcomes and policy recommendations. Psychiatric Services, 50, 525-534 Bean, T.M. (2006). Assessing the psychological distress and mental health care needs of unaccompanied refugee minors in the Netherlands (proefschrift). Leiden: Leiden University. Berliner, P. and Mikkelsen, E.N. (2006). Psycho-education with asylum seekers and survivors of torture. International Journal for the Advancement of Counselling, 28 (3), 289-301 Bloemen, E., & Tuk, B. (2007). Factsheet pardonregeling en gezondheid. Utrecht: Pharos Brink, M. (2007). Kansen op integratie: een enquête naar de achtergronden en ondersteuningsbehoeften van de mensen die voor de pardonregeling in aanmerking komen. Amsterdam: Regioplan (in opdracht van VluchtelingenWerk Nederland). CBS (2009). Integratie barometer 2009, vluchtelingen in Nederland. In opdracht van Vluchtelingenwerk Nederland Heerlen: CBS Fazel, M., Wheeler, J., & Danesh, J. (2005). Prevalence of serious mental disorder in 7000 refugees resettled in western countries: a systematic review. Lancet, 365(9467), 1309-1314. Finn, P. (1991) Teaching students to be life long peer educators. Health Education, 13–16. Fox, S. H., & Tang, S. S. (2000). The Sierra Leonean refugee experience: traumatic events and psychiatric sequelae. Journal of Nervous and Mental Disorders, 188(8), 490-495. Gernaat, H., Malwand, A.D., Laban, C.J., Komproe, I. & Jong, J. T. de (2002). Veel psychiatrische stoornissen bij Afghaanse vluchtelingen met een verblijfstatus in Drenthe, met name depressieve stoornis en posttraumatische stressstoornis. Nederlands Tijdschrift Geneeskunde. 146, 1127-30. Gerritsen, A. A., Bramsen, I., Deville, W., van Willigen, L. H., Hovens, J. E., & van der Ploeg, H. M. (2006). Physical and mental health of Afghan, Iranian and Somali asylum seekers and refugees living in the Netherlands. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 41(1), 18-26 Gezond blijven in moeilijke situaties. Methodiek voor psycho-educatief groepswerk met asielzoekers- en vluchtelingenvrouwen. (2005) Utrecht: Pharos. GGZ Nederland (2005). Ondanks krimp toch groei. Een Quick scan naar behoefte en gebruik van geestelijke gezondheidszorg door asielzoekers in Nederland. Amersfoort: GGZ Nederland. Goosen, S., Kunst, A.E., Stronks, K., van Oostrum., I.E.A., Uitenbroek, D.G., & Kerkhof, A.J.F.M. (2011). Suicide death and hospital-treated suicidal behaviour in asylum seekers in the Netherlands: a national registry-based study. BMC Public Health, 11:484 Groenenberg, M. (1999). Psychotherapeutische hulp aan vluchtelingen: aandachtspunten en interventiemogelijkheden. In: Aarts, P.G.H. & Visser, W.D. Trauma, diagnostiek en behandeling. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem.
35
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Haasen, C., Demiralay, C., & Reimer, J. (2008). Acculturation and mental distress among Russian and Iranian migrants in Germany. European Psychiatry, 23 Suppl 1, 10-13 Hermansson, A-C., Timpka, T. & Thyberg, M. (2003). The long-term impact of torture on the mental health of war-wounded refugees: Findings and implications for nursing programs. Scandinavian Journal of Caring Sciences, 17(4), 317-324. Hofstede, G. (1991). Allemaal andersdenkenden: omgaan met cultuurverschillen. Contact, Amsterdam. International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies Reference Centre for Psychosocial Support (2009). Community based psychosocial support; a trainers kit. Denmark Joseph, S. (1999). Social support and mental health following trauma. In: Yule, W. (Ed.) Post-Traumatic Stress Disorders. Chichester: Wiley Knipscheer, J. W., & Kleber, R. J. (2007). Acculturation and mental health among Ghanaians in The Netherlands. International Journal of Social Psychiatry, 53(4), 369-38 Laban, C.J., Gernaat, H.B.P.E., Komproe, I.H., Schreuders, B.A. & Jong, J.T.V.M. de (2004). Impact of long asylum procedure on the Prevalence of Psychiatric Disorders in Iraqi asylum seekers in The Netherlands. The Journal of Nervous and Mental Disease. 192 (12) 843-851. Laban, C.J., Gernaat, H.B., Komroe, I.H., Tweel, I. van der & Jong, J.T. de (2005). Postmigration living problems and common psychiatric disorders in Iraqi asylum seekers in the Netherlands. The Journal of Nervous and Mental Disease. 193 (12) 825-832. Laban CJ. (2010). Dutch study Iraqi asylum seekers. Impact of a long asylum procedure on health and health related dimensions among Iraqi asylum seekers in the Netherlands; an epidemiological study. Amsterdam: Vrije Universiteit Miller, A. M., Sorokin, O., Wang, E., Feetham, S., Choi, M., & Wilbur, J. (2006). Acculturation, social alienation, and depressed mood in midlife women from the former Soviet Union. Research in Nursing and Health, 29(2), 134-146. Mind-spring. Psychoeducatie en psychosociale ondersteuning voor asielzoekers en vluchtelingen. (2005) (www.mind-spring.org) Mooren, T., & Scholten, M (2006) Psycho-educatie aan vluchtelingen en asielzoekers, Programma’s belicht en vergeleken. Cogiscope, 2, 5-9 Raphael, B., Taylor, M. & McAndrew, V. (2008). Women, catastrophe and mental health. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 42, 13-23. Rohlof, H. (2003). Vluchtelingen: migratie en gezondheid. Leiden/Noordwijkerhout Rohlof, H. (2001). Groepstherapie met getraumatiseerde vluchtelingen. In: H. Rohlof, T. Haans (Eds.) Handboek Groepspsychotherapie, Transculturele praktijk. Bohn Stafleu van Loghum. Rohlof, H., Groenenberg, M., & Blom, C. (1999). Vluchtelingen in de GGZ. Utrecht: Pharos Rohlof, H. en Jasperse, A. (1996). Gedwongen migratie, verlies en cultuur. Medische Antropologie, Tijdschrift over Gezondheid en Cultuur, 8, 78-86. Roodenrijs, T. C., Scherpenzeel, R. P., & de Jong, J. T. V. M. (1998). Traumatic experiences and psychopathology among Somalian refugees in the Netherlands. Tijdschrift voor Psychiatrie 40, 132-142
36
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Salem-Pickartz, J. (2007) Peer counsellors training with refugees from Iraq: A Jordanian case study. Intervention, 5(3), 232-243 Schell, P. (2005). Gezond blijven door onderlinge steun. Methodiek voor het opzetten van steungroepen van asielzoekers en vluchtelingen. Utrecht: Pharos. Silove, D., & Ekblad, S. (2002). How well do refugees adapt after resettlement in Western countries? Acta Psychiatrica Scandinavia, 106(6), 401-402. Sundquist, J., Iglesias, E., & Isacsson, A. (1995) Migration and health: A study of Latin American refugees, their exile in Sweden and repatriation.Scandinavian Journal of Primary Health Care, 13(2), 135140 Sundquist, J., Bayard-Burfield, L., Johansson, L. M., & Johansson, S. E. (2000). Impact of ethnicity, violence and acculturation on displaced migrants: psychological distress and psychosomatic complaints among refugees in Sweden. Journal of Nervous and Mental Disorders, 188(6), 357-365. Tuk, B., Van Thiel, T & Schell, P. (2006). Preventieve GGZ voor vluchtelingen met een status (beleidsdocument). Utrecht: Pharos. Uitterhaegen, B. (2005). Psycho-education and psychosocial support in the Netherlands. A program by and for refugees, Intervention, 3, 141-147. Van Baars, B. (2005).Vrije vogel. De voor- en doormethode toegepast in een preventiemethode voor asielzoekers. Utrecht: Pharos Van Dijk, T., & van Hugte, G (2001). Gezond denken en gezond doen. Methodiek voor psychosociale groepsvoorlichting aan asielzoekers. Utrecht: Pharos Van der Stel, J.C. (2004). Psychoeducatie in het kader van de geestelijke gezondheidszorg. Haarlem: De Geestgronden Van Oort, M., Devillé, W., & de Bakker, D. (2003). Monitoring huisartsenzorg aan asielzoekers. Utrecht: Nivel. Van Willigen, L. (2010). Zorg voor Asielzoekers met Psychische Problemen. Literatuurstudie. Amsterdam: ZAPP, Steunpunt Vluchtelingen Verschoor, B., Visser, M., & Visser, S. (2010). Onderzoeksrapport Mind-Spring. Utrecht: Hogeschool Utrecht Vluchtelingenwerk Nederland (2011). Vluchtelingen in getallen 2011. Amsterdam: Vluchtelingenwerk Nederland Wat doe je vanavond. Methodiek sociale steun vluchtelingenjongeren. (2005) Utrecht: Pharos
37
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
38
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Niveau 3
Niveau 2
Zwak
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
39
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1 vervolg. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 2 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
40
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Niveau 3
Niveau 2
Zwak
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
41
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Logboek Vul hieronder in wie iets met de beschrijving doet, wanneer dat gebeurt, en wat er gebeurd is. Pas bij volgende handelingen het versienummer aan, indien van toepassing. Naam
Datum
Paul Sterk PBG Paul Sterk
24-03-2010 15-05-2010 15 aug. 2010
Handeling Beginnen met het maken van de beschrijving
Documentnummer …….. / 1
Correcties en suggesties Aanpassingen
42