Werkblad beschrijving interventie
Special Heroes
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/i-database/beoordeling/downloads/
Contact NJi
Contact RIVM
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
1
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
Gehandicaptensport Nederland /LVC3/NOC*NSF p/a Postbus 200 3980 CE Bunnik
[email protected] 030 – 6597300 030 - 6597373 www.specialheroes.nl
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Erna Mannen (programmaleider) Postbus 200/Regulierenring 2B 3980 CE Bunnik
[email protected] 06 - 13121894
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
2
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
X Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
X Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
X Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde X Ja handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
X Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
X Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
X Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
X Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
X Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
X Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
X Ja
Nee
3
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Doel De doelstelling van Special Heroes is om door middel van een structurele inbedding van sport- en beweegactiviteiten binnen en buiten de school de sportdeelname van leerlingen in het speciaal onderwijs te vergroten. Special Heroes richt zich enerzijds op het vergroten van de sportdeelname van leerlingen in het speciaal onderwijs en anderzijds op het realiseren van een structurele inbedding van bewegings- en sportactiviteiten binnen en buiten school. Special Heroes wil kinderen en jongeren met een handicap (in de leeftijd van 6-19 jaar) zelf laten ervaren hoe leuk sporten en bewegen kan zijn. De leerlingen in het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs staan dan ook centraal en de school vormt de ‘spil’ in de aanpak. Special Heroes is een landelijk sportstimuleringsprogramma met regionaal projectleiders in alle regio’s van het land. Het programma wordt in nauwe samenwerking met scholen, lokale sportaanbieders en gemeenten uitgevoerd. Het uiteindelijke streven is dat de leerlingen in hun vrije tijd bij een sportvereniging gaan sporten en bewegen, net als hun leeftijdsgenoten zonder handicap.
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Doelgroep Het sportstimuleringsprogramma Special Heroes richt zich op de achterblijvende sportdeelname van leerlingen in het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in de leeftijd van 6 tot en met 19 jaar. Ter informatie: het speciaal onderwijs is verdeeld in vier clusters. Zie voor een toelichting op deze clusters paragraaf 3 (doelgroep). Aanpak Het programma Special Heroes kent een gefaseerde aanpak die bestaat uit: Fase 0 Creëren van draagvlak Creëren van draagvlak binnen de school op zowel managementniveau als uitvoerend niveau. Fase 1 Binnenschools aanbod Tijdens deze fase worden sportverenigingen/sportaanbieders gevraagd om tijdens de reguliere gymlessen sportactiviteiten aan te bieden. Fase 2 Naschools aanbod/ buitenschools aanbod De sportverenigingen/-aanbieders verzorgen aansluitend aan de schooltijd een sportaanbod op de school zelf of een sportaanbod na schooltijd binnen de vereniging. Leerlingen kunnen van hieruit de stap maken naar de vereniging. Fase 3 Nazorgtraject De leerlingen worden lid van de vereniging en centraal staat het borgen van de continuïteit van het programma en de sportdeelname van de leerlingen. Verder zijn vanzelfsprekend randvoorwaardelijke aspecten van belang. Zie paragraaf 4.1 en 4.2 en bijlage 2 voor een uitgebreide beschrijving.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Materiaal Ten behoeve van het programma Special Heroes is divers materiaal ontwikkeld waaronder een handboek voor regionaal projectleiders, diverse folders en PRmiddelen. Voor sportverenigingen die een aanbod voor de doelgroep hebben of gaan starten is een apart handboek beschikbaar. 4
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Onderzoek In 2011 is een rapport verschenen waarin de startsituatie van het programma in cluster 3- scholen is beschreven. Hieruit blijkt dat leerlingen van de deelnemende cluster 3-schlen veel minder bewegen dan leerlingen in het reguliere onderwijs. Scholen geven aan dat zij plezier en ontspanning als de belangrijkste aspecten van sport voor hun leerlingen zien. In het najaar van 2012 worden de resultaten van de eindmeting voor het programma van de cluster 3-scholen bekend.
5
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Kinderen en jongeren met een handicap in het speciaal onderwijs bewegen en sporten minder dan hun leeftijdsgenoten zonder handicap en zijn minder vaak lid van een sportvereniging. Recent onderzoek onder ouders van leerlingen met een verstandelijke, lichamelijke en/of meervoudige handicap op cluster 3-scholen laat zien dat ongeveer een derde van deze leerlingen niet aan sport doet (criterium, minimaal eens per jaar) (Van Lindert en Van den Dool, 2011). Het onderzoek vond plaats bij scholen die deelnemen aan het sportstimuleringsprogramma Special Heroes 1. Onder kinderen en jongeren in het regulier onderwijs is het percentage niet-sporters veel lager, namelijk vijf procent (Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek 2007, SCP-CBS) (zie ook figuur 1 in bijlage 3). Eerder onderzoek laat een vergelijkbaar beeld zien (Van Lindert, De Jong en Van den Dool, 2008). Van de cluster 3leerlingen is 46 procent lid van een sportvereniging, tegenover ongeveer zeventig procent van de kinderen in het regulier onderwijs (Sportersmonitor 2010; Van Lindert en Van den Dool, 2011). Onderzoek naar de effecten van lichamelijke activiteit dan wel risico’s van inactiviteit voor kinderen en jongeren met een handicap is nauwelijks voorhanden. Toch is het aannemelijk dat de positieve effecten van bewegen en sport ook gelden voor deze groep. Immers: “Sport en bewegen voorziet ieder individu, met welke kenmerken dan ook, in een fundamentele behoefte aan individueel welzijn” (Kobes en De Vries, 2004). Ook de risico’s van inactiviteit zullen vergelijkbaar zijn met die bij mensen zonder handicap. Denk hierbij aan overgewicht (Van den Hurk et al., 2007; Schönbeck & Van Buuren, 2010; Schrijvers en Schoemaker, 2008). Gehandicapte kinderen hebben relatief vaker te maken met overgewicht en obesitas dan kinderen zonder handicap. Bijna een kwart van de cluster 3-leerlingen (6-19 jaar) heeft overgewicht (20%) of obesitas (4%) (Van Lindert en Van den Dool, 2011), tegenover veertien procent van de kinderen en jongeren in het regulier onderwijs (5-14 jaar) (Sportersmonitor 2010) 2. Kinderen en jongeren met een handicap neigen meer naar lichamelijke inactiviteit dan jongeren zonder handicap (Batissa, 2001; Cooper et al., 1999; King et al., 2003; Wilson et al., 2002). Ook is bekend dat kinderen met een handicap vaak moeilijker aansluiting vinden bij de sportvereniging in de buurt. Bewegen is echter wel een goede manier om in contact te komen met andere kinderen. Een gevolg van een lagere sportdeelname in verenigingsverband voor kinderen en jongeren met een handicap kan sociaal isolement zijn. Deelname aan sport (via een sportvereniging) kan de integratie in de
1
In totaal bezoeken bijna 27.000 leerlingen een cluster 3-school. Bij ongeveer 100 scholen die vanaf 2010 zijn gaan deelnemen aan het sportstimuleringsprogramma Special Heroes is onder ouders van leerlingen een vragenlijst uitgezet om inzicht te krijgen in het huidige sport- en beweeggedrag van de leerlingen en hun wensen op dat gebied. Aan het onderzoek deden 4.551 ouders van leerlingen mee, verspreid over 71 scholen. 2 Bij beide onderzoeken is de bmi berekend op basis van zelfgerapporteerde gegevens over gewicht en lengte van kinderen via de ouders.
6
maatschappij bevorderen van kinderen met een handicap. Zij krijgen hiermee de kans om buiten schooltijd en de thuissituatie contacten op te doen met leeftijdsgenoten. Dat is voor deze leerlingen van groot belang omdat zij, vanwege het vervoer in busjes van en naar school, vaak lange dagen maken (Van Lindert en Van den Dool, 2011). NB. De focus van het programma Special Heroes ligt op de landelijke uitrol op cluster 3scholen en cluster 1-scholen (zie voor meer informatie paragraaf 13). Over cluster 3 is op dit moment het meeste informatie bekend en dit is hierboven opgenomen. Over de sportdeelname van leerlingen van cluster 1-scholen (visuele handicap) is bekend dat deze met 51% aanzienlijk lager ligt dan die van kinderen met andere handicaps (Van Lindert et al., 2008). Deze theoretische onderbouwing sluit aan bij de huidige focus van het programma Special Heroes (cluster 3 en cluster 1). Voor de volledigheid wordt in paragraaf 3 kort een beschrijving gegeven van het gehele werkveld speciaal onderwijs.
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Doel Het doel van het programma Special Heroes is: Door middel van een structurele inbedding van sport- en beweegactiviteiten binnen en buiten de school de sportdeelname van leerlingen in het speciaal onderwijs vergroten. In het doel zijn twee componenten te onderscheiden, namelijk: a. Sportdeelname leerlingen in het speciaal onderwijs vergroten. Deze component bevindt zich op het niveau van het individu, de leerling dus. b.
Structurele inbedding van bewegings- en sportactiviteiten binnen en buiten school realiseren. Deze component bevindt zich op organisatieniveau en betreft zowel de school als het aanbod.
Beide componenten zijn niet los van elkaar te zien en versterken elkaar. In deze onderbouwing worden aan beide aspecten aandacht gegeven. Doelstellingen gericht op individueel niveau: Vergroten van de sportdeelname. • Na 2 jaar deelname aan het programma hebben zoveel mogelijk leerlingen van de deelnemende scholen kennisgemaakt met Special Heroes. • Na 2 jaar deelname aan het programma is het aantal leerlingen dat lid is geworden of staat ingeschreven bij een sport- of beweegaanbieder toegenomen. Doelstellingen3 gericht op organisatieniveau 3: Structurele inbedding van beweeg- en sportactiviteiten binnen en buiten school. • Gedurende de programmaperiode hebben zoveel mogelijk cluster 1- en 3scholen meegedaan aan het programma en heeft een aantal pilots plaatsgevonden binnen cluster 2 en 4. • Het merendeel van deze scholen implementeert het programma structureel. o bij deze scholen is een infrastructuur ontwikkeld om sport en bewegen ook na de programmaperiode een structurele plaats te geven. o bij deze scholen wordt door de gemeente, zo mogelijk, uren voor een combinatiefunctionaris ingezet. • Sportaanbieders zijn (beter) toegerust met betrekking tot de instroom van jongeren met een handicap.
3
Deze doelstellingen zijn gekoppeld aan de aanpak en geven een deel van de aanpak op hoofdlijnen weer.
7
In onderstaande tabel (1) zijn het programmadoel, de doelstellingen en fasen in de aanpak (uitwerking in paragraaf 4) schematisch weergegeven.
8
Tabel 1. Samenhang doelen, doelstellingen, fasen individueel niveau organisatie niveau
Probleem
Kinderen en jongeren met een handicap bewegen en sporten minder dan hun leeftijdsgenootjes zonder handicap
Vergroten sportdeelname van leerlingen in het speciaal onderwijs
Doelen
Doelstellingen
Fasen/Aanpak
Kinderen en jongeren met een handicap zijn minder vaak lid van een sportvereniging dan hun leeftijdsgenootjes zonder handicap.
Structurele inbedding van bewegings- en sportactivteiten binnen en buiten school realiseren
Zoveel mogelijk leerlingen van de deelnemende scholen maakt kennis met Special Heroes.
Het aantal leerlingen dat lid is geworden van een sportof beweegaanbieder is toegenomen.
Zoveel mogelijk scholen uit cluster 1 en 3 doen mee en een aantal pilots binnen cluster 2 en 4 vindt plaats.
Fase 0 Draagvlak creëren
Fase 1 Binnenschools aanbod
Fase 2 Naschools/buitenschools aanbod
Randvoorwaardelijke aspecten
9
Het merendeel van de deelnemende scholen implementeert het programma structureel. Ontwikkeling infrastructuur. Inzet uren voor een combinatiefunctionaris door de gemeente
Fase 3 Nazorgtraject
Sportaanbieders zijn (beter) toegerust met betrekking tot de instroom van jongeren met een handicap.
3. Doelgroep van de interventie Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
Einddoelgroep Het programma Special Heroes heeft als einddoelgroep leerlingen in het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs in de leeftijd van 6 tot en met 19 jaar. Vanzelfsprekend worden ook de ouders/verzorgers van de leerlingen betrokken bij het programma. Dit gebeurt met name door gerichte communicatie, het laten invullen van de 0-meting en uitnodigingen voor bijvoorbeeld afsluitende lessen. Intermediairen/aangrijpingspunten Het programma richt zich primair op de plaats waar de leerlingen zich bevinden: de scholen van speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. De school is de spil in de aanpak van Special Heroes. Binnen school zijn de volgende personen betrokken: • directie/management • groepsleerkracht • vakleerkracht lichamelijke opvoeding of wanneer aanwezig de combinatiefunctionaris. Daarnaast zijn sport- en beweegaanbieders betrokken. Korte toelichting De vakleerkracht of combinatiefunctionaris, in samenwerking met de regionaal projectleider van Special Heroes, organiseert in de lokale en/of regionale omgeving van de school een intensieve samenwerking met sportverenigingen en sport- en beweegaanbieders. Aangezien een van de doelen erop gericht is om leerlingen lid te laten worden van een sport- of beweegaanbieder, is hiervoor binnen het programma ook gerichte aandacht. Door de opbouw van een netwerk en het ondersteunen van aanbieders bij hun specifieke vragen (deskundigheidsbevordering: ‘learning on the job’en bijeenkomsten), zijn aanbieders ook daadwerkelijk in staat een goed aanbod te creëren voor de leerlingen. Door het bundelen van de krachten van school en de aanbieders wordt een sluitende aanpak gerealiseerd. In de praktijk blijkt de plaatselijke situatie voor het sporten en bewegen van bovengenoemde doelgroep zeer divers te zijn. In de voorbereiding en uitvoering wordt aangesloten bij de lokale situatie en maatwerk geleverd. Toelichting op de clusters binnen het speciaal onderwijs De focus ligt op de landelijke uitrol van het programma op cluster 3-scholen en cluster 1-scholen. Tijdens de programmaperiode vinden verder ook pilots plaats in de clusters 2 en 4, met de intentie om het programma ook binnen deze clusters landelijk uit te rollen. Op termijn zullen ook leerlingen met een handicap die ambulant begeleid worden en onderwijs volgen in reguliere onderwijsinstellingen bij het programma worden betrokken 4. Voor alle duidelijkheid volgt hieronder een korte beschrijving van de vier clusters binnen het speciaal onderwijs: Cluster 1 Scholen voor leerlingen met een visuele handicap en leerlingen met een visuele handicap in combinatie met een meervoudige beperking.
4
Om dit te realiseren is het van belang dat allereerst een dekkend netwerk ontstaat van aanbieders met een geschikt aanbod voor de doelgroep. Hierna is het mogelijk om te inventariseren wat leerlingen die ambulant begeleid worden graag zouden willen en ook kunnen. In 2012 wordt een 0-meting uitgevoerd onder deze groep leerlingen.
10
Cluster 2 Scholen voor dove en slechthorende leerlingen en leerlingen met ernstige spraakmoeilijkheden, mogelijkerwijs in combinatie met een andere handicap.
Cluster 3 Scholen voor leerlingen met lichamelijke, verstandelijke en/of meervoudige handicaps en Langdurig Zieke Kinderen (LZK). Cluster 4 Scholen voor zeer moeilijk opvoedbare leerlingen (ernstige gedragsproblemen, ontwikkelingsproblemen en/of psychiatrische problemen), langdurig zieke leerlingen zonder een lichamelijke handicap en onderwijs aan leerlingen in scholen die verbonden zijn aan pedologische instituten. Zie bijlage 4 voor informatie over de aantallen scholen binnen de diverse clusters en het aantal scholen waar Special Heroes actief is (voorjaar 2012).
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
Wijze van selectie Om te kunnen groeien en ontwikkelen gaat het speciaal onderwijs vooral uit van de mogelijkheden van de leerlingen en respecteert daarbij de beperkingen. Ook Special Heroes handelt volgens deze visie. Binnen het speciaal onderwijs is het opstellen van een handelingsplan voor elke leerling verplicht (zie meer informatie onder het kopje toelichting handelingsplan hieronder). Ook eventuele medische informatie en risico’s (gebaseerd op informatie vanuit (para)medische professionals) en het bewegingsonderwijs maken onderdeel uit van het handelingsplan. De groepsleerkracht/mentor draagt onder andere gebaseerd op het handelingsplan relevante (medische) informatie van de leerling over aan de vakleerkracht. Binnen een aantal onderwijstypen (mytyl en tytyl), waar zich met name de kinderen met ernstigere (meervoudige) handicaps bevinden, zijn teams met therapeuten aanwezig die vakdocenten waar nodig kunnen ondersteunen bij specifieke vragen. Bij twijfel over medische risico’s kan ook overlegd worden met een revalidatie-arts. Bij de indeling van de leerlingen maakt de vakleerkracht op basis van de gegevens uit de 0-meting, zijn eigen specifieke vakkennis, de lessen bewegingsonderwijs aan de leerlingen en de samenwerking en informatie-uitwisseling met collega’s en eventueel externe deskundigen een inschatting van de mogelijkheden, maar ook de beperkingen van leerlingen met betrekking tot bewegen en sport. Voor meer informatie over de kwalificatie van de vakleerkrachten wordt verwezen naar paragraaf 8.1. De keuze van de zowel de sporten als de leerlingen vraagt om maatwerk en vindt plaats in gezamenlijk overleg met school. De school kent immers haar leerlingen, hun (fysieke en mentale) mogelijkheden, maar ook de beperkingen ,de relevante medische achtergrond en de thuissituatie. Scholen vinden dit een prettige basis voor samenwerking. Werken vanuit een doel en kader, maar vooral met eigen inbreng passend binnen de eigen situatie en hun leerlingen. Vaste criteria welke leerlingen wel of niet deelnemen, zijn dus niet beschikbaar en ook niet wenselijk. Zoals aangegeven betreft het de selectie van sporten en leerlingen maatwerk, waarbij binnen de (eventuele) beperkingen uitgegaan wordt van de reële mogelijkheden van de leerling en vooral ook wat de leerling leuk vindt. Uit de praktijk weten we inmiddels wel dat de jongste (speciaal onderwijs groep 3) en de oudste groepen (voortgezet speciaal onderwijs, laatste groep) vaak niet mee doen aan het programma. Belangrijkste reden voor de jongste leerlingen is dat zij vaak ook andere beweegverplichtingen hebben (fysiotherapie etc) en dat ze nog de 11
basis van het bewegingsonderwijs moeten leren (mikken, evenwicht etc.) om te komen tot een gerichte sportbeoefening. Belangrijkste reden waarom de oudste leerlingen niet deelnemen is dat zij veel op stage zijn. Korte toelichting handelingsplan speciaal onderwijs In het verplichte handelingsplan zijn de volgende aspecten opgenomen: niveau van de leerling (en ook de beperking) niveau de onderwijsdoelen die de school voor de leerling nastreeft de maatregelen die de school neemt om deze doelen te bereiken welke externe deskundigen worden ingeschakeld (bijvoorbeeld ergotherapeut, fysiotherapeut, revalidatie-arts) welke speciale voorzieningen worden getrokken de manier waarop de vorderingen van de leerling worden gevolgd en geregistreerd Ouders worden betrokken bij het opstellen van het handelingsplan door vooraf met ze te overleggen en ze te laten meebeslissen over het plan. Het handelingsplan wordt minimaal 1 keer per jaar met de ouders besproken. Ouders zijn verplicht om de afspraken uit het handelingsplan na te komen. In overleg met scholen streeft Special Heroes ernaar om Special Heroes op te nemen in de handelingsplannen. Special Heroes geeft deels invulling aan het bewegingsonderwijs, maar levert ook een bijdrage aan de voorbereiding op vrijetijdsbesteding. De opname van Special Heroes in handelingsplannen gebeurt al op een aantal scholen en in het kader van de borging van Special Heroes (zie verder 4.2) zal dit aantal de komende jaren verder uitbreiden. Zoals op elke school, is ook binnen het speciaal onderwijs een calamiteitenplan aanwezig.
3.3 Toepassing bij migranten Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn.
Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen. Desondanks blijkt in de praktijk dat scholen in de grote steden, waaronder Amsterdam, onderwijs bieden aan allochtone leerlingen en dat deze leerlingen ook deelnemen aan Special Heroes. Indien nodig ondersteunt de school extra of wordt verwezen naar MEE (een regionale ondersteuningsorganisatie voor mensen met een handicap).
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de
Het programma Special Heroes kent een gefaseerde aanpak die bestaat uit: Fase 0 Creëren van draagvlak Creëren van draagvlak binnen de school op zowel managementniveau als uitvoerend 12
contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
niveau. Fase 1 Binnenschools aanbod Tijdens deze fase worden sportverenigingen/sportaanbieders gevraagd om tijdens de reguliere gymlessen sportactiviteiten aan te bieden gedurende maximaal 3 blokken van 2 tot 6 weken. Fase 2 Naschools aanbod/ buitenschools aanbod De sportverenigingen/-aanbieders verzorgen aansluitend aan de schooltijd een sportaanbod op de school zelf (2-6 weken) (naschools aanbod). In de praktijk blijkt dat in deze fase ook al regelmatig het sportaanbod na schooltijd binnen de vereniging wordt verzorgd (buitenschools aanbod). In dit buitenschoolse aanbod wordt de stap gemaakt naar de vereniging. Het sportaanbod wordt binnen de vereniging gegeven, de leerlingen integreren in de sportverenigingen Fase 3 Nazorgtraject De leerlingen worden lid van de vereniging en centraal staat het borgen van de continuïteit van het programma en de sportdeelname van de leerlingen. Verder zijn vanzelfsprekend randvoorwaardelijke aspecten van belang.
4.2 Inhoud van de interventie Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
Zie voor de schematische weergave bijlage 2. In deze bijlage is een tabel opgenomen met daarin puntsgewijs een beschrijving van de acties in de verschillende fasen en de hiermee samenhangende doelen op individueel en organisatieniveau. Hieronder volgt een inhoudelijke beschrijving. Fase 0 Creëren van draagvlak In deze fase krijgen wordt een gesprek gevoerd tussen de school en de programmaorganisatie van Special Heroes. In dit gesprek krijgen de directies en vakleerkrachten informatie (met behulp van een powerpoint presentatie) over wat Special Heroes is. Gespreksonderwerpen zijn: wat houdt de methodiek in, wat betekent het voor de school, wat wordt er van de school verwacht in de stimuleringsperiode en daarna, hoe ziet deze stimuleringsperiode eruit en met welke partijen kan samengewerkt worden. Na afloop van het gesprek wordt een folder achtergelaten. Op basis van de informatie en het gesprek, maakt de school de keuze om al dan niet deel te nemen aan het programma. Wanneer de school kiest om deel te nemen, wordt een 0-meting uitgevoerd onder de leerlingen en hun ouders. Door middel van een schriftelijke vragenlijst onder de leerlingen verkrijgen scholen inzicht in het huidige sport- en beweeggedrag van de leerlingen, het lidmaatschap van een vereniging, de belemmeringen om aan sport te doen en de wensen en behoeften van de leerlingen om kennis te maken met een aantal sporten. Scholen vullen zelf ook een vragenlijst in, waarin zij aangeven hoe het huidig sport- en beweegaanbod op de school eruit ziet en wat hun verwachtingen zijn ten aanzien van de deelname aan Special Heroes. Naar aanleiding van de uitkomsten van de 0-meting stelt de regionaal projectleider van Special Heroes een projectplan op voor twee schooljaren. De bijbehorende jaarplaning wordt samen met de vakleerkracht opgesteld. De scholen accorderen dit projectplan en de onderlinge afspraken worden tezamen met het projectplan vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. De regionaal projectleider zorgt in samenwerking met de vakleerkracht LO voor de planning van activiteiten in het eerste schooljaar en de selectie van sportaanbieders voor de uitvoering van het binnenschools programma. Fase 1 Binnenschools aanbod Het binnenschools aanbod wordt in nauw overleg tussen de regionaal projectleider en de vakleerkracht LO vastgesteld op basis van de 0-meting (wat willen de leer13
lingen) én als bekend is welke sportaanbieders clinics (en uiteindelijk ook een buitenschools aanbod) kunnen en willen verzorgen. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat leerlingen aangeven dat ze willen basketballen, maar dat de lokale basketbalvereniging helaas geen medewerking kan/wil verlenen. Dan wordt gezocht naar een passend alternatief en het resultaat kan zijn dat korfbal wordt aangeboden. Gedurende een schooljaar worden maximaal drie blokken van 2 – 6 weken (afhankelijk van de grootte van de school) gepland. Gedurende een blok krijgen leerlingen gemiddeld 4 lessen van 50 minuten. Het aantal sporten waarmee leerlingen gemiddeld kennismaken bedraagt zes (drie kennismakingsblokken per schooljaar, gedurende twee schooljaren). Keuze van de deelname van leerlingen (en daarmee ook de werving) aan de binnenschoolse lessen: • Dit hangt af van het rooster van de school. De manier van werken op scholen is erg divers: op inschrijving, vaste roosters en dus vaste groepen, groepsoverstijgende gymlessen, etc. • De vakdocent kijkt naar de fysieke mogelijkheden en interesse van leerlingen en maakt op basis daarvan keuzes: welke sporten voor welke groepen. Dit betekent dat niet altijd alle leerlingen bij alle binnenschoolse projecten worden betrokken. Soms krijgen leerlingen alle sporten aangeboden en kunnen ze een keuze maken en soms volgt bijvoorbeeld een aantal groepen tennis en andere groepen hockey. De kennismakingsblokken worden verzorgd door de trainer van de sportaanbieder onder begeleiding van de vakleerkracht LO. De trainer en de vakleerkracht reiken elkaar specifieke kennis aan (‘learning on the job’). De vakleerkracht LO weet wat de fysieke en mentale mogelijkheden zijn van de leerlingen en geeft waar relevant in overleg met (externe) deskundigen aan welke sporten wel/niet haalbaar zijn en welke leerlingen wel/niet in staat zijn om mee te doen aan het binnenschoolse programma (zie verder ook 3.2). Doordat de vakleerkracht aanwezig is bij de kennismakingslessen, doet de vakleerkracht daar ook een deel van de overdracht naar de trainer van de sportaanbieder met betrekking kennisoverdracht over de doelgroep in het algemeen en de mogelijkheden en relevante bijzonderheden voor het sporten van leerlingen in het bijzonder. De trainer reikt kennis aan over de betreffende tak van sport. Tijdens de laatste les van het binnenschoolse aanbod biedt een aantal scholen de mogelijkheid voor ouders om te komen kijken. Fase 2 Naschools/buitenschools aanbod Als leerlingen binnenschools kennis hebben gemaakt met een sport, kiezen ze voor een sport waar ze uitgebreider mee willen kennismaken na schooltijd. De sportaanbieder biedt de sport na schooltijd aan. Dit kan al bij de sportaanbieder zijn (buitenschools), of op de school. De sportaanbieder zorgt voor passend sportaanbod, zodat de leerlingen structureel bij de sportaanbieder kunnen sporten en hiermee dus lid kunnen worden. Bij de laatste naschoolse kennismakingslessen worden de ouders uitgenodigd. Daarna sporten de leerlingen indien mogelijk bij de sportaanbieder. Als blijkt dat dit om (praktische) redenen niet lukt, wordt met de sportaanbieder bekeken of het mogelijk is het sportaanbod duurzaam na schooltijd op school te organiseren (bv in de vorm van een schoolsportvereniging). Wanneer leerlingen besluiten lid te worden van een sportaanbieder is, net als bij kinderen in het reguliere onderwijs, vervoer en ook het voldoen van de contributie de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers. Wanneer nodig informeert Special Heroes ouders op specifieke (financiële) regelingen en denkt mee over oplossingsrichtingen voor knelpunten in het vervoer. In sommige gevallen leidt dit ertoe dat de vervoerder de kinderen op weg naar huis bijvoorbeeld naar de sportaanbieder brengt. Dit is echter geen landelijke maatregel die getroffen kan worden om14
dat de afspraken met de vervoerder op gemeentelijk niveau plaatsvinden en hierin bijzonder veel verschillende constructies zijn. Zoals aangegeven denkt Special Heroes wel mee in geval van knelpunten op dit terrein. Veelal blijven sportaanbieders kennismakingslessen verzorgen op school. Hierdoor kan, wanneer nodig, overlegd worden tussen de vakleerkracht en de sportaanbieder over leerlingen die lid zijn geworden. Overgang van fase 2 naar fase 3 (verankeringsproces) voor organisaties In het laatste half jaar van de twee schooljaren dat het programma op school wordt geïntroduceerd, wordt intensief toegewerkt naar duurzame lokale verankering van het programma. De regionaal projectleider van Special Heroes is de aanjager van dit verankeringsproces en zorgt dat taken en verantwoordelijkheden worden gedragen en verankerd door de lokale partijen: scholen, gemeenten en sportaanbieders. Hierbij wordt ook gesproken over de verdeling van de kosten (zie verder paragraaf 8.4). Het is van belang dat scholen, als de vindplaats, het programma opnemen in het beweegbeleid van de school, verantwoordelijk zijn voor de continuering van het binnenschoolse aanbod en het faciliteren van het naschoolse aanbod. Ook voor de gemeente geldt dat zij het programma opnemen in het gemeentelijke beweegbeleid en daarnaast de inzet van combinatiefunctionaris faciliteert. Fase 3 Nazorgtraject Als resultaat van bovenstaande verankeringsproces is de sportaanbieder in staat om een duurzaam passend sportaanbod te bieden en blijft de binnenschoolse kennismakingslessen uitvoeren. De regionaal projectleider van Special Heroes zorgt dus ook dat een deel van zijn/haar taken wordt overgedragen aan de combinatiefunctionaris. Deze gaat het programma op school coördineren en uitvoeren en de brugfunctie vervullen naar de sportaanbieder (begeleiding leerlingen/ouders, ondersteuning van de sportvereniging). De regionale projectleider faciliteert de combinatiefunctionaris (coaching, netwerkopbouw, monitoring, communicatie, kennisuitwisseling, innovatie & advies). Borging continuïteit Het hierboven beschreven verankeringsproces wordt ook vastgelegd in een lokale samenwerkingsovereenkomst tussen school-gemeente-Special Heroes: Alle betrokken organisaties committeren zich aan de in de samenwerkingsovereenkomst gemaakte afspraken en de verdeling van de kosten (meer inzicht en uitleg mbt de kosten, is opgenomen in paragraaf 8.4). Naast het toewerken naar het verankeringsproces voert Special Heroes in de nazorgfase ook een 1-meting uit. In deze fase worden effecten en tevredenheid gemeten onder de leerlingen en hun ouders, de scholen en de sportaanbieders. Deze evaluatie levert bouwstenen voor de (door)ontwikkeling van het programma. Het is de verantwoordelijkheid van landelijke programmateam Special Heroes om ontwikkelingen te signaleren vervolgens weer te implementeren. Hieronder volgt een beschrijving vanuit het perspectief van de leerlingen: Voor de leerlingen uit groep 5 van school De Regenboog is het schooljaar weer begonnen. De kinderen hebben gehoord dat er een nieuw project op school is gestart waarbij de kinderen kunnen kennismaken met sport. De gymleraar heeft er in de groepsgymles enthousiast over vertelt. Volgende week krijgen ze een vragenlijst mee naar huis die zij samen met hun ouders moeten invullen. Op die vragenlijst kunnen de kinderen aangeven of ze al aan sport doen, welke sport dat is en als ze nog niet sporten of zij dat wel zouden willen doen. Ook is het belangrijk dat je aangeeft of je al lid bent van een vereniging. De gymleraar heeft erbij verteld dat het belangrijk is dat de vragenlijst weer op school wordt ingeleverd. Want dan kan hij zien welke sporten kinderen graag willen doen. Een aantal weken later gaat het pro-
15
ject dan echt beginnen. Voor de leerlingen lijkt het alsof ze gaan deelnemen aan een gewone gymles. Maar er staat nu een andere persoon voor de groep, de eigen gymleraar is er ook bij. Hij legt uit wat de bedoeling is. De leerlingen krijgen vandaag een kennismakingsles dansen. De danslerares komt de komende vier weken tijdens de gymles dansles geven. Je kunt dan ervaren hoe leuk dat is. Misschien gaan ze zelf na afloop al een kijkje nemen bij de dansschool. De ouders mogen dan ook komen kijken. Graag zelfs, want dan kunnen ze met eigen ogen zien hoeveel plezier de kinderen er aan beleven. Het is fijn dat de clinics gewoon op school plaatsvinden, de leerlingen zijn toch al op school en er zijn dan weinig drempels om mee te doen. Iedereen doet immers mee. De gymles is wel anders. De danslerares geeft nu instructies en de gymleraar kijkt van de kant toe. De gymleraar is erg enthousiast over de clinics. Na de laatste les krijgen de leerlingen allemaal een bidon en een certificaat. Dat kunnen de kinderen thuis laten zien. Nu is het aan de leerlingen en de ouders. Willen ze verder met dansen, dan mogen ze een kijkje gaan nemen bij de dansschool.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
Beschikbaar materiaal (maart 2013) • Format intentieverklaring • Format samenwerkingsovereenkomst • Handboek Special Heroes voor regionale projectleiders5 • Handboek Special Heroes verenigingsondersteuning • Folders Special Heroes, 2 versies o versie gericht op cluster 1 & 3 o (versie gericht op cluster 2 & 4) • Posters Special Heroes, 2 versies o versie gericht op cluster 1& 3 o (versie gericht op cluster 2 & 4) • Banieren • Promotiewand • Vlaggen • Bidons • Kladblokjes & pennen voor netwerkbijeenkomsten • Leenpolo’s voor trainers op de scholen • T-shirt voor deelnemers aan Special Heroes Day (sportdag) • DVD Special Heroes • Projectplan Special Heroes 6 • Evaluatierapport Special Heroes Groot Gelre (betrof eerste pilot) • Procesevaluatie Special Heroes Groot Gelre (betrof eerste pilot) • Communicatieplan • Monitor Special Heroes in cluster 3 Startsituatie van deelnemende cluster 3-scholen en hun leerlingen Te downloaden via: http://gehandicaptensport.nl/monitorprojecten Website • www.specialheroes.nl
5 Dit handboek is ontwikkeld na de eerste pilot in de regio Groot Gelre. Op grond van de ervaringen van de afgelopen twee jaar, gaan we het handboek in de komende periode actualiseren en aanvullen. 6 Dit projectplan is in 2008 ingediend, door voortschrijdend inzicht zijn inmiddels een aantal aspecten aangepast.
16
Interventienummer
Special Heroes
De materialen zijn op te vragen bij Erna Mannen, programmaleider van Special Heroes. Contactgegevens zijn vermeld op pagina 2.
B. Onderbouwing van de interventie 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad):
Probleemanalyse Kinderen en jongeren met een handicap bewegen en sporten minder dan hun leeftijdsgenootjes zonder handicap en zijn minder vaak lid van een sportvereniging. Binnen het speciaal onderwijs komen kinderen door het bewegingsonderwijs wel in aanraking met sporten en bewegen, maar dit leidt niet altijd tot structurele sportdeelname buiten schooltijd of doorstroom naar een sportvereniging (Van Lindert et al., 2008; Van Lindert en Van den Dool, 2011) (zie bijlage 5 voor meer informatie over sport- en beweegdeelname van gehandicapte kinderen). Special Heroes wil hierin verandering brengen. Het doel is de sportdeelname van leerlingen in het speciaal onderwijs te vergroten door middel van een structurele inbedding van sport- en beweegactiviteiten binnen en buiten de school.
Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren.
Voor het stimuleren van de sportdeelname en het sporten in verenigingsverband van kinderen met een handicap is het van groot belang om inzicht te hebben in de stimulansen en belemmeringen, ofwel factoren, die een rol spelen bij de sportdeelname van deze doelgroep. Voor het verklaren van gedrag en welke factoren invloed hebben op het wel of niet uitvoeren van dat gedrag is het ASE-model nuttig (zie De Vries et al., 1988; De Vries, 1998; Brug et al., 2007). Dit model wordt de laatste jaren veel toegepast bij interventies voor het stimuleren van een gezonde leefstijl en is ook nuttig bij het verklaren van sportdeelname. Het ASE model is inmiddels uitgebreid met een aantal factoren tot het IChange model (Integrated Model to change behavior).
Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak
In de basis wordt in het I-Change model verondersteld dat gedrag wordt verklaard vanuit de intentie om dat gedrag te vertonen. De intentie wordt verklaard door drie hoofddeterminanten, namelijk attitude (A), sociale invloeden (S) en eigen effectiviteitverwachting (E). In het I-Change model spelen ook barrières en de waargenomen eigen vaardigheden een rol. Als een gehandicapte leerling eenmaal de intentie heeft om te gaan sporten, kunnen drempels uit de omgeving of het gebrek aan vaardigheden het de leerling alsnog belemmeren om te gaan sporten. Het model gaat er vervolgens vanuit dat externe factoren, zoals leeftijd, geslacht, etniciteit, de handicap, karakter of gezinsinkomen geen directe invloed hebben op het gedrag. Ze kunnen wel een indirecte invloed hebben op het gedrag via de attitude, sociale invloeden en eigen effectiviteit en besefbeïnvloedende factoren als kennis. Zo kunnen meisjes andere motieven hebben om te sporten dan jongens. De aard van de handicap kan ook van invloed zijn op de mate waarin leerlingen sporten. Zo blijkt bijvoorbeeld dat cluster 3-leerlingen met een meervoudige handicap minder sporten dan andere groepen cluster 3-leerlingen (Van Lindert en Van den Dool, 2011). Er is geen of weinig onderzoek beschikbaar dat ingaat op de invloed van een aantal determinanten uit het I-change model op het sport- en beweeggedrag van kinderen en jongeren met een handicap. Waar relevant, wordt gebruik gemaakt van onderzoek uitgevoerd bij kinderen en jongeren zonder handicap. In de review van Shields et al. (2011), wordt aangegeven dat veel van de gepubliceerde literatuur over kinderen zonder handicap met betrekking tot barrières en stimulansen van lichamelijke activiteit ook van toepassing is op kinderen met een handicap. Voor kinderen met een handicap geldt dat zij over het algemeen te maken hebben met nog een aantal specifieke en handicapgerelateerde belemmeringen. Overigens geldt ook dat stimulansen vaak de omgekeerde varianten zijn van barrières. Het begrijpen en analyseren van redenen waarom kinderen met een handicap niet of juist wel actief zijn, is complex. Er zijn vele factoren die van invloed zijn op het gedrag van leerlingen en hun intenties om al dan niet te gaan sport en bewegen. De belangrijkste in de literatuur gevonden beïnvloedende factoren die van invloed zijn op de beweeg- en sportdeelname van kinderen en jongeren met een handicap zijn in onderstaande tabel samengevat (Shields et al, 2011; Van Lindert et al., 2008; Van Lindert en Van Dool, 2011; Buffart et al., 2009; Verschuren et al, 2012; Verschuren en Ketelaar, 2011). De factoren zijn uitgesplitst naar persoonlijke en omgevingsgerelateerde factoren (analoog aan 18
Interventienummer
worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
Special Heroes
Van der Ploeg, 2006 en Buffart, 2009). Tabel 2: Beïnvloedbare factoren einddoelgroep Beïnvloedbare factoren einddoelgroep Persoonlijke factoren: • attitude* • eigen effectiviteit* • vormen van gewoontegedrag* • kennis en informatie over de voordelen van bewegen en sporten* Omgevingsfactoren: • sociale invloed* • informatie over de mogelijkheden* • barrières zoals: o logistieke aspecten* o voldoende deskundige trainers*
*Special Heroes richt zich in haar aanpak op deze aspecten Beïnvloedbare factoren einddoelgroep en koppeling met aanpak Special Heroes richt zich bij het stimuleren van de sportdeelname van leerlingen in het speciaal onderwijs op een aantal van de bovengenoemde gedragsfactoren. Voor de onderbouwing is gebruik gemaakt van diverse beleidsrelevante en wetenschappelijke publicaties over stimulansen en belemmeringen die een rol spelen bij de sportbeoefening van kinderen en volwassenen met een handicap (zie Van Lindert, De Jong en Van den Dool, 2008; Van Lindert en Van den Dool, 2011; Shields, et al., 2011; Verschuren en Ketelaar, 2011; Verschuren, et al., 2012). Momenteel is wetenschappelijk onderzoek toegespitst op kinderen met een handicap en hun sportdeelname helaas niet uitgebreid voorhanden. Wanneer in de komende jaren meer literatuur beschikbaar komt die zich specifiek richt op de determinanten van sport- en beweegdeelname van kinderen met een handicap, dan wordt dit bij de doorontwikkeling van de interventie meegenomen. De factoren waarop Special Heroes zich richt zijn ingedeeld in persoonlijke factoren en omgevingsgerelateerde factoren. In het onderstaande zijn de kernwoorden van de factoren en werkwijze vetgedrukt. Persoonlijke factoren De persoonlijke factoren waarop Special Heroes zich richt zijn attitude en gewoontevorming, eigen effectiviteit en kennis en informatie. Special Heroes legt met haar aanpak de basis voor het opdoen van positieve ervaringen en de vorming van gewoontegedrag. Door allereerst in de schoolsetting clinics aan te bieden maken leerlingen binnen hun vertrouwde schoolomgeving kennis met diverse sport- en beweegactiviteiten kunnen ze ervaren hoe leuk dit is. Leerlingen doen hierdoor positieve ervaringen en dit heeft een positieve invloed op de houding ten aanzien van sport (Shields et al., 2011). Leerlingen in het speciaal onderwijs zijn over het algemeen enthousiast over de lessen bewegingsonderwijs op school (Van Lindert, De Jong en Van den Dool, 2008). Sporten bij een sportvereniging in de vrije tijd is echter vaak nog een stap te ver. Naast allerlei praktische bezwaren speelt bij bijna drietiende van de niet-sportende cluster 3-leerlingen ook mee dat zij geen zin of tijd hebben om te sporten (Van Lindert en Van den Dool, 2011). Het opdoen van positieve ervaringen met sport- en beweegactiviteiten die in de georganiseerde sport worden aangeboden is dan ook van belang. Vanuit Special Heroes gebeurt dit stapsgewijs, van clinics binnenschools, naar naschools en buitenschools. Steeds is naast de trainer van buiten, het vertrouwde gezicht van de vakleerkracht aanwezig. De verwachting is dat leerlingen die uiteindelijk lid worden van de sportvereniging en dit volhouden langzaam gewoontegedrag vormen. Gewoontegedrag en eerdere deelname aan fysieke activiteiten blijkt een belangrijke voorspeller te zijn van de intentie om ook in de toekomst deel te (blijven) nemen (Dijkman, 2003; Sallis, 2000). Hier zijn echter wel een aantal voorwaarden aan verbonden (Dijkman, 2003). Zo zorgt Special Heroes ervoor dat de deelnemende scholen inzicht hebben in de wensen van de leerlingen (via een nulmeting) en sporten worden gekozen die de gehandicapte leerlingen ook succesvol kunnen uitvoeren. Dit maakt het sporten leuk en daar krijgen kinderen zelfvertrouwen van. Verder zorgt Special Heroes ervoor dat leerlingen binnen een kort tijdsbestek positieve ervaringen kunnen opdoen binnen een vertrouwde omgeving. Reacties van leerlingen op de cliniclessen zijn positief, zo blijkt uit kwalitatief 19
Interventienummer
Special Heroes
onderzoek in het kader van Special Heroes (Verduin, 2012). Special Heroes richt zich ook op de eigen effectiviteit ofwel het vergroten van het vertrouwen in de eigen mogelijkheden om te kunnen sporten en bewegen. Gehandicapten hebben vaak ten onrechte het gevoel dat zij niet in staat zijn om te sporten (Baken, 1997; De Vries et al.,2005). De ervaren gezondheid is voor gehandicapten een belangrijke reden om niet te sporten (Van Lindert et al., 2008). Dit geldt zowel voor volwassenen als voor kinderen. Drie tiende van de niet-sportende cluster 3- leerlingen met een motorische handicap sport bijvoorbeeld niet vanwege de gezondheid. Verder spelen negatieve ervaringen met sport een rol bij het niet-sporten. Dit geldt bijvoorbeeld voor twintig procent van de niet-sportende cluster 3-leerlingen met een verstandelijke handicap (Van Lindert en Van den Dool, 2011). Vertrouwen in de eigen vaardigheden en fysieke mogelijkheden speelt volgens het I-Change model (De Vries, 2004) een belangrijke rol bij het vormen van de intentie om te gaan sporten (zie ook Verschuren et al, 2012). Special Heroes kijkt bij het selecteren van de sporten dan ook naar de individuele fysieke en sociaal-emotionele mogelijkheden van de leerlingen. Het geven van de cliniclessen door de vakleerkracht in combinatie met de trainer van buiten zorgt voor een laagdrempelige en veilige omgeving, zowel in sociaal als in sporttechnisch opzicht. Om de houding van leerlingen en hun ouders positief te beïnvloeden speelt naast het opdoen van positieve ervaringen met sport ook informatie een belangrijke rol bij Special Heroes. Door middel van folders, gerichte brieven aan ouders en ouderavonden wil Special Heroes met name ouders/ verzorgers bewustmaken van het belang van sport en bewegen voor hun zoon of dochter. Kennis en informatie over gezond gedrag en de effecten hiervan zijn vooral van belang voor leerlingen (en ouders) die nog geen intentie tot gedragsverandering hebben ontwikkeld (Verschuren en Ketelaars, 2011; Verschuren et al., 2012). Verder geven veel ouders van gehandicapte kinderen aan dat zij niet op de hoogte zijn van de sportmogelijkheden in de omgeving. Dit is een van de redenen waarom gehandicapte kinderen niet sporten (Van Lindert, De Jong en Van den Dool, 2008; Van Lindert en Van den Dool, 2011). Special Heroes speelt daarop in door ouders gericht te informeren over de sportmogelijkheden bij hun in de buurt. Omgevingsfactoren De omgevingsfactoren waarop Special Heroes zich richt zijn sociale invloed, beschikbaarheid van informatie over de sportmogelijkheden en het slechten van praktische barrières waardoor de leerling wordt belemmerd om te gaan sporten. Hulp en ondersteuning vanuit de sociale omgeving speelt een belangrijke rol bij (het gaan) sporten van kinderen en jongeren met een handicap om te gaan en blijven bewegen en sporten (King et al., 2003; De Vries et al., 2005; Shields et al, 2011; Verschuren en Ketelaars, 2011; Verschuren et al., 2012; Van Lindert, De Jong en Van den Dool, 2008; Van Lindert en Van den Dool, 2011). Uit onderzoek komt naar voren dat de sociale omgeving van sporters met een handicap vaker tot sportdeelname stimuleert dan de sociale omgeving van niet-sporters met een handicap (Van Lindert, De Jong en Van den Dool, 2008). Ook uit ander onderzoek blijkt deze relatie tussen stimulansen door de omgeving ven sportdeelname (Kamphorst en Spruijt, 1983; Elling, 2007). Voor sommige cluster 3-leerlingen is het feit dat hun ouders geen zin of tijd hebben om te helpen of dat er geen vrijwillige hulp is een reden om niet te sporten (Van Lindert en Van den Dool, 2011). Bij sociale invloed gaat het ook om voorbeeldgedrag of de mening die relevante anderen hebben over sport. In het geval van Special Heroes spelen de (vak)leerkrachten een belangrijke rol bij het uitdragen van een positieve houding ten aanzien van sport. In de praktijk blijkt dat ouders van groot belang zijn bij de beslissing of hun kind uiteindelijk lid wordt van de sportvereniging en dit ook blijft. Zij betalen de contributie en zullen moeten brengen en halen. Special Heroes probeert ouders dan ook nadrukkelijk te betrekken bij het programma. Dit gebeurt door bijvoorbeeld ouders te informeren tijdens ouderavonden, maar ook uit te nodigen bij afsluitende lessen en sportactiviteiten. Ook organiseert Special Heroes regelmatig lessen waarbij ook broertjes, zusjes en vriendjes welkom zijn. Op deze manier wordt de sociale omgeving van het kind betrokken. Dat het van belang is om ouders bij het programma te betrekken blijkt uit het feit dat de afstand van ouders tot school letterlijk en figuurlijk groot is, waardoor ouders soms in meer of mindere mate ‘buiten beeld’ zijn en (vak)leerkrachten soms een negatieve beeldvorming hebben over de bereidheid van ouders om hun kind te laten sporten (Verduin, 2012). Uit onderzoek blijkt verder dat zestig procent van de ouders van sportende kinderen met een handicap belemmeringen ervaart bij het sporten van hun kind (Van Lindert, De Jong en Van den Dool, 2008). 20
Interventienummer
Special Heroes
De ervaren knelpunten hebben veelal betrekking op de omgeving of de context van het sporten, zoals begeleiding, vervoer, tijdstip, kosten, ondersteuning en accommodatie. De belangrijkste reden waarom gehandicapte kinderen niet sporten of zijn gestopt met sporten is volgens veertig procent van de ouders dat er te weinig mogelijkheden zijn in de omgeving (Van Lindert, De Jong en Van den Dool, 2008). Special Heroes speelt hierop in door het sportaanbod in de omgeving van de school in kaart te brengen en ouders hierover te informeren. Als leerlingen ver van school wonen verwijst Special Heroes ouders voor informatie door. Door de samenwerking met sportverenigingen en deskundigheidsbevordering van het kader ontstaan in de directe omgeving van het kind meer passende sportmogelijkheden. Doordat ouders ook aanwezig kunnen zijn bij afsluitende lessen en met eigen ogen kunnen zien hoeveel plezier hun kind beleeft aan sport, vergroot dit de stap om uiteindelijk tot actie over te gaan en het kind lid te laten worden van de betreffende sportvereniging. Wanneer nodig wijst Special Heroes ouders op specifieke (financiële) regelingen en denkt mee over oplossingsrichtingen voor knelpunten in het vervoer. Beïnvloedbare factoren op organisatieniveau In deze onderbouwing is het van belang ook in te gaan op de implementatieaspecten van Special Heroes op organisatieniveau. De ambitie is om sport en bewegen binnen en buiten de scholen voor het speciaal onderwijs structureel in te bedden c.q. te implementeren. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor het realiseren van de gewenste gedragsverandering bij de leerlingen. Er wordt dan ook gestreefd naar een zorgvuldige inpassing van de aanpak in de lokale setting en het realiseren van een verandering ‘tussen de oren’ van iedereen die ermee te maken heeft (Pater, 2005). De wijze waarop dit gebeurt heeft zijn weerslag op de mate waarin op individueel niveau de interventiedoelen worden bereikt. Bij een implementatieproces kunnen verschillende fasen worden onderscheiden, zoals de ontwikkelfase, de verspreiding, de adoptie, implementatie en continuering (Fleuren et al, 2006, 2010; Brug, Van Assema & Lechner, 2008). Bij implementeren gaat het met andere woorden om het fysiek (ontwerpen), mentaal (betrokkenheid en draagvlak) en structureel implementeren (inpassen, borgen en verankeren) van een vernieuwing (Pater, 2005). De verbindende schakel tussen deze facetten en fases is communicatie. Zo ook bij Special Heroes. Om te komen tot een succesvolle implementatie van een interventie (zoals Special Heroes) is het van belang dat zowel de interventie werkt én dat de implementatie goed wordt uitgevoerd (Guldbrandsson, 2008). Tijdens de verschillende fasen van het implementatieproces van een interventie, kunnen verschillende factoren een belemmerende dan wel bevorderende rol spelen (Fleuren et al, 2006; 2010; Hoogendam & Linger, 2010). In onderstaande tabel worden samengevat de belangrijkste in de literatuur gevonden factoren weergegeven die van invloed zijn op de implementatie van een interventie op organisatieniveau (literatuuronderzoek Hoogendam & Linger, 2010). Tabel 3: Beïnvloedbare factoren van een implementatie op organisatieniveau Beïnvloedbare factoren van een implementatie op organisatieniveau • creëren van voldoende draagvlak* • passende werving en promotie rondom de interventie* • rekening houden met de doelgroep* • kennisuitwisseling* • scholing* • voordelen van de interventie zijn voor alle betrokkenen duidelijk en zichtbaar* • vrijheid bij de (eind)gebruiker* • evaluatie met betrekking tot effect van de interventie* • kenmerken aanbieder komen overeen met kenmerken van het aanbod • snelheid in het proces houden • betrokkenheid en ownership* • projectteam begrijpt de implementatieproblematiek • Vormen van een verbinding en inzet combinatiefunctionaris* (factor uit de praktijk en niet uit de literatuur)
*Special Heroes richt zich in haar aanpak nadrukkelijk op deze factoren
Beïnvloedbare factoren implementatie op organisatieniveau en koppeling met aanpak In het onderstaande zijn de kernwoorden van de factoren en werkwijze vetgedrukt. Draagvlak Het creëren van draagvlak onder betrokkenen is belangrijk om een implementatie te laten slagen (Bouwens, 2007; Cetis, 2005; Groen, 2008; Zuiderwijk 2008). Zo ook bij Special Heroes, waarin dit 21
Interventienummer
Special Heroes
vooral plaatsvindt in fase 0 (zie hoofdstuk 4). Nadat de oriënterende gesprekken met een school zijn afgerond, worden alle gemaakte afspraken vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. De te ondernemen acties gedurende de projectperiode worden opgenomen in een projectplan. Na de formalisering investeert Special Heroes om het draagvlak binnen de school te behouden. De regionaal projectleider vervult hierbij een cruciale rol en is de verbindende schakel tussen Special Heroes, de school en samenwerkingspartners op lokaal niveau. Dit blijkt te werken, aangezien de meeste scholen de doelen van Special Heroes onderschrijven (Van Lindert en Van den Dool, 2011) en de helft van de sport- en beweegaanbieders waarmee Special Heroes op dit moment samenwerkt aangeeft het als hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te zien om aanbod voor gehandicapte leerlingen te verzorgen (Cevaal, Van Lindert, Romijn, 2012 in concept). Werving en promotie Werving en promotie neemt een belangrijke plaats in binnen het implementatieproces van interventies (Hoogendam en Linger, 2010). Special Heroes is er nadrukkelijk op gericht om via een heldere communicatie met zowel de scholen als de einddoelgroep de houding ten aanzien van sport van de leerlingen en ouders positief te beïnvloeden en eventuele belemmeringen die toekomstig sportgedrag mogelijk in de weg staan weg te nemen. Hiervoor zijn diverse promotiematerialen ontwikkeld (zie hoofdstuk 5). Rekening houden met de doelgroep & vrijheid bij de gebruiker Implementatie van interventies waarbij rekening wordt gehouden met de doelgroep hebben meer kans van slagen dan interventies waarbij dit in mindere mate het geval is geweest (Hoogendam en Linger, 2010; Van Gils, lezing Child Friendly Cities, 2008; Hiemstra et al., 2007). Bij Special Heroes vormt een nulmeting onder leerlingen en hun ouders van deelnemende scholen en de scholen zelf de basis van het project op de betreffende scholen. De resultaten geven inzicht in het huidige beweeggedrag van de leerlingen en hun sportwensen en de mogelijkheden op school. Special Heroes kan daardoor maatwerk verrichten en steeds opnieuw rekening houden met de situatie van de school en haar leerlingen. Als het gaat om het inplannen van de clininclissen binnen school wordt aangesloten bij de aanwezige logistieke structuur, de grootte van de school, de mogelijkheden van de leerlingen en het aanwezige aanbod. Dit maatwerk is volgens betrokkenen essentieel voor het laten slagen van de invoering Special Heroes op schoolniveau. Leerkrachten ervaren het als prettig dat zij daarin een zekere mate van vrijheid hebben (Verduin, 2012). In de literatuur wordt het principe om ruimte te laten voor de gebruiker om ook zelf invulling te kunnen geven aan een interventie ook onderschreven (Guldbrandsson, 2008; Zuiderwijk, 2008; Grol en Wensink, 2006; McKee, 2005; Fleuren et al., 2006, 2010). Kennisuitwisseling en scholing Het organiseren van trainingen en scholingen aan betrokkenen is een succesfactor bij het implementeren van interventies (Grol en Wensink, 2006; Hoogendam en Linger, 2010). Special Heroes verzorgt regelmatig bijeenkomsten voor de regionaal projectleiders van Special Heroes. Voldoende deskundig kader dat de mogelijkheden van de doelgroep verbindt met sportspecifieke aspecten is van groot belang (De Vries 2005; Lindert et al., 2008; Shields 2011; Verschuren en Ketelaars, 201; Versc huren et al., 2012). Special Heroes investeert hierin. Trainers van sportverenigingen leren tijdens de cliniclessen door de aanwezigheid van vakleerkrachten meer over de mogelijkheden van de leerlingen met een handicap. Omgekeerd leren de vakleerkrachten van de sportaanbieder weer sportspecifieke aspecten. In de regio’s vinden deskundigheidsbevorderende bijeenkomsten plaats voor sportaanbieders die met de doelgroep gaan werken. Evalueren Het op een systematische manier evalueren levert inzichten op met betrekking tot verbeterpunten van de interventie. Het belang hiervan wordt ondersteund in de literatuur (Guldbransson, 2008; Zuiderwijk, 2008; Grol en Wensink, 2006). Het landelijke programma heeft lering getrokken uit de proces-evaluatie van het pilotproject in Groot Gelre (Teunissen en Van de Geer, 2009). Verder vormt monitoring een belangrijke peiler van het programma. Betrokkenheid en ownership In de literatuur wordt betrokkenheid, ownership en enthousiasme bij de gebruiker als een bevorderende factor aangeduid (Zuiderwijk, 2008; McKee, 2005; Fleuren et al., 2006; 2010). Vanzelfsprekend wordt door zowel de medewerkers van Special Heroes als de vakleerkrachten op scholen met veel enthousiasme gewerkt aan Special Heroes. Ondanks de vele veranderingen die het onderwijs te wachten staat, zijn veel scholen enthousiast om Special Heroes ook te gaan borgen. In de praktijk blijkt dat vakleerkrachten Special Heroes een plezierige interventie vinden om mee te werken en dat 22
Interventienummer
Special Heroes
de werkwijze ook goed aansluit bij hun huidige taakopvatting. Vormen van een verbinding en inzet combinatiefunctionaris De kracht van het programma Special Heroes ligt in het leggen van de verbinding tussen de leerling (en zijn ouders/verzorgers), school en vereniging. Met elkaar vormen ze een stevige driehoek. De samenhang tussen de drie actoren, wordt verstevigd door de aanwezigheid van een combinatiefunctionaris. Deze vormt als het ware het ‘cement’ tussen de actoren van de driehoek. Figuur 1: Driehoek Special Heroes Leerling Combinatiefunctionaris
combinatiefunctionaris
School
Vereniging
combinatiefunctionaris ------------------------------------------------Gemeente
Door het leggen van de verbinding tussen onderwijs en het sport- en beweegaanbod en deze ook te borgen, maakt het programma Special Heroes het mogelijk om een doorstroom van leerlingen te realiseren van sport binnen school naar sport in verenigingsverband. Waar nodig worden binnen ‘de muren van de school’, maar na schooltijd schoolsportverenigingen opgericht. Hierdoor ontstaat ook voor de groep kinderen die wel willen sporten, maar waarvoor de barrières te groot zijn om dit in een reguliere setting te doen een aanbod op maat. In de praktijk blijkt dat bij ongeveer een kwart van de bij Special Heroes betrokken scholen een combinatiefunctionaris actief is of binnenkort actief wordt (de 1-meting levert hierover uiteindelijk meer duidelijk op). De constatering uit de praktijk is dat bij scholen waar al langer een combinatiefunctionaris betrokken is, Special Heroes een steviger fundament lijkt te hebben en de doorstroom naar verenigingen hoger is dan daar waar geen combinatiefunctionaris is betrokken. De regio Groot Gelre is daar het voorbeeld van. Onderzoek laat zien dat de inzet van een combinatiefunctionarissen leidt tot een meer en kwalitatief beter aanbod. Veel betrokken sportverenigingen zien een toename van het aantal leden en met name het aantal jeugdleden (Von Heijden et al., 2011). Verantwoording literatuur. Zie onder E.
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Special Heroes is een interventie om kinderen en jongeren met een handicap die gebruik maken van het speciaal onderwijs door kennismaking met bewegen en sport positieve bewegingservaringen op te laten doen en hen waar mogelijk te laten doorstromen naar een sport- of beweegaanbieder. Special Heroes maakt als aangrijpingspunt van de interventie gebruik van de scholen voor speciaal onderwijs, waarbij in het eerste jaar de regionaal projectleider en later de combinatiefunctionaris een spin-in-het-web functie vervult ten aanzien van het leggen van een verbinding tussen leerling, school en vereniging. Special Heroes kenmerkt zich door een gefaseerde aanpak, het leveren van maatwerk en het op lokaal/regionaal niveau bouwen en onderhouden van een passende sport- en beweeginfrastructuur.
23
Interventienummer
Special Heroes
C. Overdraagbaarheid 8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
De uitvoering vindt plaats in samenwerking met vakleerkrachten bewegingsonderwijs, regionaal projectleiders, combinatiefunctionarissen en trainers van sportvereniging en sportaanbieders.. De vakleerkrachten lichamelijke opvoeding die de lessen bewegingsonderwijs verzorgen zijn HBO geschoold (ALO) en zijn zowel bevoegd als bekwaam om te werken met deze groep leerlingen. Ook volgen ze regelmatig bijscholingen met betrekking tot de doelgroep waarvoor ze werkzaam zijn. Daarnaast zijn ze in het bezit van een EHBO diploma. Ook de combinatiefunctionarissen zijn vakinhoudelijk en qua kennis van de doelgroep goed opgeleid (ALO). Trainers zijn vakinhoudelijk (via de sportbond) vaak wel opgeleid, maar missen soms kennis van de doelgroep. Daarin worden ze begeleid door de vakleerkrachten, regionaal projectleiders en combinatiefunctionarissen door training on the job en bijeenkomsten. Special Heroes organiseert regelmatig themabijeenkomsten waarbij de vraag vanuit het werkveld centraal staat. Eisen aan trainers van sportaanbieders: gekwalificeerd voor de betreffende tak van sport en affiniteit en betrokkenheid met de doelgroep.
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Zowel voor nieuwe projecten van Special Heroes is een handboek beschikbaar als ook voor sportverenigingen die een sportaanbod voor de doelgroep hebben of gaan starten. Daarnaast zijn er ook diverse PR- middelen voor Special Heroes ontwikkeld. Met de pilot in REC Groot Gelre zijn veel ervaringen met Special Heroes opgedaan die gebruikt kunnen worden in de huidige en nieuwe Special Heroes projecten. Op binnenschools niveau: Deels zijn de vakleerkrachten en/of de combinatiefunctionaris beschikbaar om expertise over te dragen, daarnaast is een regionaal projectleider beschikbaar voor aanvullende vragen. Op buitenschools niveau: Tevens begeleidt en ondersteunt de regionaal projectleider/ combinatiefunctionaris de sportverenigingen bij de organisatie en uitvoering van een sportaanbod bij de vereniging. Ook kan de regionaal projectleider deskundigheidsbevorderingbijeenkomsten organiseren en hierbij deskundige partners inhuren (dit zijn met name: het Nationaal Kenniscentrum Gehandicaptensport, MEE, sportbonden en sportraden). Vanuit een aantal sportbonden worden eveneens doelgroepspecifieke opleidingen verzorgd. Op programmaniveau: De regionaal projectleider is lokaal beschikbaar voor coordinatie en overdracht. Daarnaast is een helpdesk en een website beschikbaar (
[email protected] en www.specialheroes.nl).
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of
De regionale projectleider is coördinerend in de kwaliteitsbewaking en zorgt in samenwerking met de scholen voor: • 0-meting en 1-meting • Keuze sportactiviteiten • Registreren van deelname leerlingen aan de sportactiviteiten
•
Werving en selectie van sportverenigingen 24
Interventienummer
niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
Special Heroes
• •
Registreren van deelname leerlingen bij sportverenigingen Lokale verankering, met daaraan gekoppeld het structureel lid worden van Special Heroes (en gebruik maken van de licentie) door scholen, verenigingen en gemeenten.
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
Toelichting kosten voor de verschillende fasen In de 2-jarige stimuleringsfase worden de kosten gefinancierd vanuit lokale, provinciale of landelijke projectsubsidie om lokale partijen te enthousiasmeren en voor te bereiden op duurzame verankering van de interventie. In deze fase draagt de school dus geen kosten. In de verankeringsfase staat voorop dat de projectleidersrol wordt overgenomen door een combinatiefunctionaris/buurtsportcoach en dat deze kosten grotendeels door de gemeente gefinancierd worden. De school neemt de kosten voor de binnenschoolse kennismakingslessen op zich. De overige kosten van monitoring, communicatie, deskundigheidsbevordering en event blijft Special Heroes faciliteren. De afspraken over deze rolverdeling en de verdeling van de kosten worden aan het eind van de stimuleringsfase vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst (tussen school, gemeente en Special Heroes), zodat het programma dan lokaal selfsupporting continueert. Zie onderstaande tabel voor inzage in de kosten in de stimuleringsfase en verankeringsfase.
Special Heroes kosten per school per schooljaar
Stimulerings- Financiering Verankeringsfase A.Projectleiderskosten
door
7040 subsidie
fase
Financiering door
5280 Gemeente 1760 Special Heroes
B.Binnenschools kennismakingslessen
2500 subsidie
2500 School
C.Monitoring
250 subsidie
250 Special Heroes
D.Communicatiemiddelen
250 subsidie
250 Special Heroes
E.Deskundigheidsbevordering verenigingen
100 subsidie
100 Special Heroes
F.Event:afsluitende sportdag
400 subsidie
400 Special Heroes
Totaal
10540 subsidie
Specificering
10540 subsidie
10540 verdeling 5280 Gemeente 2500 School 2760 Special Heroes
Omschrijving van de kosten Ad A Projectleiderskosten: dit betreffen de kosten voor het voorbereiden, implementeren, aanjagen, coördineren van de interventie en begeleiden van leerlingen en trainers van sportverenigingen. Gemiddeld 4 uur per school per week.
25
Interventienummer
Special Heroes
Ad B Kosten binnenschoolse kennismakingslessen: dit betreffen de reiskosten en uurvergoeding voor de trainers om deze lessen binnenschools te verzorgen. 3 kennismakingsblokken van 6 weken in een schooljaar (ca 78 uur per schooljaar). Ad C Kosten monitoring: dit betreffen de materiële kosten voor het uitzetten van de 0en 1-meting, het verzamelen en verwerken van de gegevens en het genereren van een schoolrapport. Ad D Kosten communicatiemiddelen: dit betreffen de materiële kosten voor communicatie zoals flyers, posters, drukwerk certificaten, bidons, banners, vlaggen, etc. Ad E Kosten events: dit betreffen de kosten voor een afsluitende sportdag aan het eind van elk schooljaar, waar de scholen in de betreffende regio aan mogen deelnemen.
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nulmeting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten.
• •
Standaard wordt binnen elke school een 0-meting gedaan. Resultaat variabel per school. In april 2012 vindt een 1-meting plaats voor cluster 3. Resultaten nog niet beschikbaar.
•
Evaluatierapport Groot Gelre (eerste pilot) Doel: Beschrijven van de belangrijkste resultaten van de pilot van Special Heroes. Methode: Inventarisatie resultaten dmv gesprekken, voortgangsrapportages etc. Belangrijkste resultaten pilot: - 17 scholen doen mee met Special Heroes. - 2000 leerlingen hebben deelgenomen aan de 1e fase. - Een kleine 900 leerlingen zijn inmiddels lid geworden van een vereniging. - 55 verenigingen zijn betrokken geweest bij diverse projecten. - 48 verenigingen hebben al een daadwerkelijk aanbod voor de doelgroep. - Er zijn vier SportMix locaties gestart. - Twaalf combinatiefunctionarissen zijn actief. - Het bureau Sport en Bewegen van de Onderwijsspecialisten zorgt voor verankering binnen onderwijs en sportverenigingen.
•
Van de pilot in REC Groot Gelre is een procesevaluatie beschikbaar. Doel: Evalueren van het proces en destilleren van de succesfactoren tbv de landelijke uitrol Methode: Beschrijven van projectevaluatie. Belangrijkste resultaten: Aanbevelingen per projectfase tbv de beoogde uitrol naar landelijk niveau.
•
Monitor Special Heroes in cluster 3 (2011) Startsituatie van deelnemende cluster 3-scholen en hun leerlingen Doel: - inzicht krijgen in de bestaande sport- en beweegactiviteiten van de leerlingen en scholen - inzicht krijgen in de wensen van de leerlingen met welke sporten zij kennis willen maken Methode: - scholenvragenlijst - leerlingvragenlijst - gesprekken met vaste kern van regionaal projectleiders, vakleerkrach-
Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
26
Interventienummer
Special Heroes
ten, trainers, ouders en leerlingen - intensief volgen van tien scholen bij hun ontwikkelingen Belangrijkste uitkomsten: Leerlingen van de deelnemende scholen bewegen veel minder dan leerlingen in het regulier onderwijs. Een derde van de leerlingen heeft een wens om te sporten en sport momenteel nog niet. Persoonlijke belemmeringen of drempels bij het kind lijken de belangrijkste reden te zijn waarom kinderen niet of weinig sporten. Scholen vinden bijna allemaal dat plezier en ontspanning het belangrijkste aspect is van sport voor hun leerlingen •
Afstudeerscriptie: Special Heroes in uitvoering. Een kwalitatief onderzoek naar de uitvoering van het sportstimuleringsprogramma Special Heroes voor cluster 3 onderwijs (2012). Doel: Inzicht kringen in de factoren die een rol spelen bij een succesvolle implementatie van Special Heores bij cluster 3-scholen. Type onderzoek: Kwalitatief onderzoek Methode: Acht scholen zijn tweemaal bezocht. Tijdens deze bezoeken zijn gegevens verzameld door middel van observaties, interviews en persoonlijke vragenlijsten. Belangrijkste uitkomsten: Scholen zijn tevreden over de uitvoering van Special Heroes. Succesfactoren hierbij zijn goede communicatie en goede onderlinge samenwerking (regionaal projectleider, vakleerkracht, combinatiefunctionaris en trainers). Ouders en leerlingen zijn blij met Special Heroes. Ouders zijn wel regelmatig praktische problemen.
27
Interventienummer
Special Heroes
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Ja
X Nee
Vraag 11
Ja
X Nee
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
28
Interventienummer
Special Heroes
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Op dit moment is nog geen afgerond effectonderzoek beschikbaar. NB. De 1-meting voor cluster 3 wordt in het voorjaar van 2012 is uitgezet. De planning is dat het rapport in het najaar van 2012 beschikbaar is.
Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
Studie 1 Auteurs: Jaar: Onderzoekstype: Belangrijkste resultaten: Bewijskracht van het onderzoek: Resultaten effectiviteit: Studie 2 Etc.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
29
Interventienummer
Special Heroes
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie?
Special Heroes is een Nederlands programma. Het is niet bekend of in het buitenland een soortgelijk programma bestaat. Bij ons zijn dan ook geen internationale studies bekend.
Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
30
Interventienummer
Special Heroes
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
Sporten en bewegen is leuk, geeft kracht en maakt trots. Dit geldt ook voor leerlingen in het speciaal onderwijs. Iedereen kan een held zijn! Kortom: Special Heroes
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering. Meld indien van toepassing: • De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. • Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
Programma-organisatie Special Heroes Special Heroes is een samenwerkingsverband van de Landelijk Vereniging Cluster 3 (LVC3), Gehandicaptensport Nederland en NOC*NSF. De nauwe samenwerking tussen deze drie organisaties staat borg voor relevante kennis, betrokkenheid en draagvlak bij diverse sportorganisaties en onderwijsorganisaties. De stuurgroep, met vertegenwoordigers van de drie organisaties en een onafhankelijk voorzitter, is opdrachtgever voor de programma-organisaties. Special Heroes: landelijk actief Special Heroes is een landelijk programma en is actief binnen met name cluster 1 en 3. In de clusters 2 en 4 worden pilots verzorgd. Dit aantal zal naar alle waarschijnlijkheid de komende periode verder uitgebreid worden. Zie voor de meest actuele stand van zaken wat betreft deelnemende scholen zie: www.specialheroes.nl. Hieronder een beknopt overzicht van de aantallen scholen die er zijn, het aantal dat deelneemt aan Special Heroes en het aantal deelnemende leerlingen (stand van zaken november 2012). Cluster
1 2 3 4 Totaal
Totaal aantal scholen in Nederland 9 43 172 278 502
Scholen die deelnemen aan Special Heroes
Aantal deelnemende leerlingen
7 14 (pilots) 130 34 (pilots) 185
379 1786 12130 3111 17.406
Special Heroes is actief in 112 gemeenten en bij 250 sportverenigingen. Huidige stand van zaken: ruim 80% van de deelnemende scholen continueert het programma duurzaam in het beleid.
31
Interventienummer
Special Heroes
Samenwerking Binnen Special Heroes wordt met vele organisaties samengewerkt: REC’s, scholen, gemeenten, sportaanbieders, stichting MEE, provinciale sportraden, sportbonden, woon- & zorginstellingen, instellingen voor het HBO- & MBO onderwijs, (kinder)fysiotherapie praktijken en Revalidatiecentra.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies.
In Nederland zijn diverse interventies die zicht richten op het bevorderen van een actieve leefstijl van leerlingen in het reguliere basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De school wordt hierin als vertrekpunt genomen om leerlingen te bereiken maar de uitwerking van wat wordt aangeboden kan verschillen. Voorbeelden zijn Jump In en CU! Dance.
Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Grote verschillen ten opzichte van Special Heroes zijn: • Special Heroes heeft een landelijk karakter • Special Heroes richt zich op leerlingen uit het speciaal onderwijs. • Special Heroes biedt een diversiteit aan sporten aan • Special Heroes richt zich ook op het naschoolse aanbod • Special Heroes richt zich tot nu toe niet actief op het bevorderen van bijvoorbeeld gezond gewicht of lesprogramma’s over gezonde leefstijl.
32
Interventienummer
Aangehaalde literatuur Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Special Heroes
Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) 2007, data-analyse op gegevens van het Sociaal en Cultureel Planbureau te Den Haag en het Centraal Bureau van de Statistiek te Leidschendam. Baken, W. (1997). Sportbeoefening door mensen met een handicap. Een litatuurstudie. Haarlem: De Vrieseborch. Batissa, R.A. (2001). Uit: Vries, S.I. de, Duijnhoven, M.J.M. van, Ooijendijk, W.T.M. & Hopman-Rock M. (2005). School en Sport Speciaal. Sport- en beweegactiviteiten voor en door leerlingen uit het speciaal onderwijs. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. Bouwens, J., Kleinjan, M., Peters, L. & Eijnden, R. van den (2007). Aanbevelingen onderzoek en implementatie op het terrein van de aanpak van roken - Adviesdocument. Woerden: NIGZ. Brug, J., Assem, P. van & Lechner, L. (2008). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum. Buffert, L.M, Westendorp, T., Berg-Emons, R. van den, Stam, H.J., Roebroeck, M.E. (2009). Percieved barriers to and facilitators of physcial activity in young adults with childhood-onset physical disabilities. Journal of Rehablitation Medicine 2009; 41: 881-885. Cetis in opdracht van Stichting Surf (2005). Succesfactoren voor instellingsbrede ICT-implementatie in het onderwijs. Utrecht: Hogeschool van Utrecht. Cevaal, A., Lindert, C. van & Romijn, D. (2012). Special Heroes bezien vanuit sportaanbieders (in concept). Utrecht: Mulier Instituut. Cooper et al. (1999). Uit: Vries, S.I. de, Duijnhoven, M.J.M. van, Ooijendijk, W.T.M. & Hopman-Rock, M. (2005). School en Sport Speciaal. Sport- en beweegactiviteiten voor en door leerlingen uit het speciaal onderwijs. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. Dool, R. van den, Elling, A. & Hoekman, R. (2008). SportersMonitor 2008. Een beschrijving van actuele sportissues. Den Bosch: W.J.H. Mulier Instituut. Dijkman, M. (2003). Wat beweegt kinderen om te bewegen? Amsterdam/Maastricht: GG&GD Amsterdam/ Universiteit Maastricht. Elling, A. (2007). Het voordeel van thuis spelen. Sociale betekenissen en in- en uitsluitingsprocessen in sportloopbanen. Den Bosch/Nieuwegein: W.J.H. Mulier Instituut/Arko Sports Media. Fleuren M.A.H, Wiefferink C.H & Paulussen T.G.W.M. (2010) Checklist determinanten van innovaties in gezondheidsorganisaties. TSG, 88(2), pp. 51 – 54. Fleuren M.A.H, Wiefferink C.H & Paulussen T.G.W.M. (2006). Determinanten van innovaties in gezondheidszorgorganisaties: systematische literatuurreview. Tijdschrift Gezondheidszorg, 2006; B4:t6o-7. Gils, J. van (2008). Lezing tijdens conferentie Child Friendly Cities (2008) in Rotterdam. Groen, M. (2008). Patientveiligheid anno 2008. Maastricht: Universiteit Maastricht. Grol, R. & Wensing M. (2006). Implementatie. Effectieve verbetering van de patientenzorg. Maarssen: Elsevier Gezonheidszorg. 33
Interventienummer
Special Heroes
Gudbrandsson, K. (2008). From news to everyday use. The difficult art of implementation. Stockholm: Swedish National Institute of Public Health. Hiemstra, A., Kalkman, I., Vlasveld, A., Aldenkamp, R., Herens, M. & Lindert, C. van (2007). Doe mee. Beweeg mee. De eindbalans na vier jaar Communities in Beweging (2003-2006). Bennekom: NISB. Hoogendam, A. & Linger, R. (2010). Succesvolle implementatie van sport- en beweegstimuleringsinitiatieven. Literatuuronderzoek en casestudy resulterend in de ontwikkeling van een instrument: de implementatiematrix. Zwolle: Christelijke Hogeschool Windesheim. Hurk, K. van, Dommelen P. van, Buuren, S. van, Verkerk, P.H en HiraSingh, R. (2007). Prevalence of overweight and obesity in the Netherlands in 2003 compared to 1980 and 1997. Archives of Disease in Childhood 92, 992-995. Kamphorst, T.J., Spruijt, A.P. (1983). Vrijetijdsgedrag in het perspectief van socialisatie, proefschrift Universitseit van Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen, Utrecht. King, K., Law, M. Kind, S. Rosenbaum, P., Kertoy, M.K. & Yound, N.L. (2003). A conceptual model of the factors affecting the recreation and leisure participation of children with disabilities. Phys Occup Ter Ped 2003; 23 (1): 63-84. Kobes, B.J.H. &Vries S.I. de (2004). School en Sport Speciaal: een verkennende studie naar sport- en beweegactiviteiten voor jeugdigen met een beperking in Nederland. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid. Lindert, C. van, M. de Jong & R. van den Dool (2008). (On)beperkt Sportief. Monitor Sportdeelname van mensen met een handicap 2008. Den Bosch/Nieuwegein: W.J.H. Mulier Instituut/ Arko Sports Media. Lindert, C. van & R. van den Dool (2011). Monitor Special Heroes in cluster 3. Startsituatie van deelnemende cluster 3-scholen en hun leerlingen. Den Bosch/Nieuwegein: Mulier Instituut/ Arko Sports Media. McKee S., et al. (2005). Uit: Hoogendam, A. & Linger, R. (2010). Succesvolle implementatie van sport- en beweegstimuleringsinitiatieven. Literatuuronderzoek en casestudy resulterend in de ontwikkeling van een instrument: de implementatiematrix. Zwolle: Christelijke Hogeschool Windesheim. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2011). Kerncijfers 2006-2010. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Pater, L. & Roest, S. (2005). Implementeren. Het speelveld in de praktijk. Den Haag: Boom Lemma. Sallis, J.F. (2000). Uit: Shields, N., Synnot, A.J., Barr, M. (2011). Perceived barriers and facilitators to physical activity for children with disability: a systematic review. Br J Sport Med. doi:10.1136/bjsports-2011-090236. Schönbeck, Y. en Buuren, S. van (2010). Factsheet resultaten Vijfde Landelijke Groeistudie. TNO Kwaliteit van Leven, Leiden. Schrijvers, C.T.M & Schoemakers C.G. (red) (2008). Spelen met gezondheid. Leefstijl en psychische gezondheid van de Nederlandse jeugd. Bilthoven: RIVM. Shields, N., Synnot, A.J., Barr, M. (2011). Perceived barriers and facilitators to physical activity for children with disability: a systematic review. Br J Sport Med. doi:10.1136/bjsports-2011-090236. 34
Interventienummer
Special Heroes
Slinger, J.D., Stubbe, J.H., Chorus, A.M.J., Lindert, C. van & Lucassen, J. (2010). Monitor en evaluatie beleidskader sport, bewegen en onderwijs. Leiden: TNO. SportersMonitor 2010, data-analyse op gegevens van het W.J.H. Mulier Instituut te Utrecht. Stuij, M., Wisse, E., Mossel, G. van, Lucassen, J. & Dool, R. van den (2011). School, Bewegen en Sport. Nieuwegein: Arko Sports Media. Teunissen, N. & Geer, F. van de (2009). Tussenrapportage en eindrapportage Special Heroes. Arnhem: Special Heroes. Van der Ploeg, H.P. (2006). Proefschrift: Promoting Physical Activity in the Rehabilitation Setting. Amsterdam: Vrije Universiteit. Verduin, A. (2012). Special Heroes in uitvoering. Kwalitatief onderzoek naar de uitvoering van het sportstimuleringsprogramma Special Heroes voor cluster 3 onderwijs. Afstudeerscriptie. Utrecht: Mulier Instituut. Verschuren, O. & Ketelaar, M. (2011). Onderzoek naar sport voor kinderen met beperkingen. Utrecht: Kenniscentrum de Hoogstraat. Verschuren, O., Wiart, L., Hermans, D., Ketelaar, M. (2012). Identification of facilitators and barriers to physical activity and adolescents with cerebral palsy. Journal of Pediatrics 2012 (issue en paginanummer op dit moment nog niet bekend. Von Heijden et al. (2011). Impuls lokaal bekeken: Meer en beter. Verdiepingsonderzoek naar effecten én processen van de inzet van combinatiefunctionarissen binnen zes eerste tranche gemeenten. Mulier Instituut: Utrecht/ Kennispraktijk: Nijmegen. Vries, H. de (1998). Determinanten van gedrag. In: V. Damoiseaux, H.T. van der Molen & G.J. Kok (red.). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering (p. 109132). Van Gorcum, Assen. Vries, H. de & Mudde, A. (1998). Predicting stage transitions for smoking cessation applying the Attitude - Social influence - Efficacy Model. Psychology & Health, 13, 369–385. Vries, H. de, Mesters, I., Van der Steeg, H. & Honing, C. (2005). The general public’s information needs and perceptions regarding hereditary cancer: an application of the Integrated Change Model. Patient Education and Counselling, 56 (2), 154– 165. Vries, H. de, Mesters, I., Van 't Riet, J., Willems, K. & Reubsaet, A. (2006). Motives of Belgian adolescents' for using sunscreen: the role of action plans. Cancer, Epidemiology, Biomarkers and Biomarkers, 15 (7) 1360–1366. Vries, H. de, Kremers, S., Smeets, T., Brug, J. & Eijmael, K. (2008). The effectiveness of tailored feedback and action plans in an intervention addressing multiple health behaviors. American Journal of Health Promotion, 22 (6): 417–425. Vries, H. de (2004). I-change model. Verkregen van website: www.personeel.unimaas.nl/hein.devries Vries, S.I. de, Duijnhoven, M.J.M. van, Ooijendijk, W.T.M. & Hopman-Rock, M. (2005). School en Sport Speciaal. Sport- en beweegactiviteiten voor en door leerlingen uit het speciaal onderwijs. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. Wilson et al. (2002). Uit: Vries, S.I. de, Duijnhoven, M.J.M. van, Ooijendijk, W.T.M. & Hopman-Rock, M. (2005). School en Sport Speciaal. Sport- en beweegactiviteiten voor en door leerlingen uit het speciaal onderwijs. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. 35
Interventienummer
Special Heroes
Zuiderwijk, C. (2008). Presentatie tijdens congres Kennis beter delen (2008). Kennis beter delen, van denken naar doen.
36
Interventienummer
Special Heroes
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
37
Nee
Interventienummer
Special Heroes
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
38
Interventienummer
Bijlage 2: Acties
Special Heroes
ACTIES IN RELATIE TOT DE DIVERSE FASEN Fase 0 Draagvlak
Fase 1 Binnenschool
Fase 2 Na/Buitenschool
Fase 3 Nazorg
•
•
•
Acties op schoolniveau: • uitvoeren van de 1-meting • opnemen Special Heroes in een visiedocument bewegingsonderwijs • opnemen Special Heroes als vast onderdeel van het schoolplan/schoolbeleid • opnemen Special Heroes als onderdeel van het kwaliteitsbeleid • opnemen Special Heroes als vast onderdeel van het individueel behandelplan van de leerling • inzetten van een vakleerkracht bewegingsonderwijs. Belangrijkste taken in het kader van Special Heroes: o coördinatie SH binnen school o (deels) vervullen taken als combinatiefunctionaris
• • • • •
creëren draagvlak op management niveau en uitvoerend niveau uitvoeren 0-meting onder leerlingen opstellen gefaseerd plan van aanpak/projectplan actief betrekken van ouders bij de sportkeuze en wijze van uitvoering ondertekenen samenwerkingsovereenkomst kick-off
•
vaststellen binnenschoolse sport- en bewegingsvormen organiseren sport- en beweegactiviteiten (clinics) tijdens de reguliere gymnastiekles door sportverenigingen of andere sport- en beweegaanbieders. Duur: o maximaal 3 blokken 7 van 2 tot 6 weken
•
organiseren naschoolse sport- en beweegactiviteiten op school en/of bij de sporten beweegaanbieder. Duur: o maximaal 3 blokken 4 van 2 tot 6 weken werving leerlingen door: o uitnodigen ouders bij laatste les o meegeven brieven/informatie o persoonlijke benadering door vakleerkracht
Optioneel: • creëren vangnetaanbod, waaronder het oprichten van een schoolsportvereniging
Acties op gemeenteniveau: • Special Heroes opnemen in gemeentelijk beleid (onderwijs, welzijn, sport) • inzet en financiering combinatiefunctionaris vanuit Speciaal Onderwijs. Belangrijkste taken combinatiefunctionaris: o verbindende schakel tussen school en vereniging o creëren draagvlak bij de vereniging o begeleiding en ondersteuning van leerlingen en ouders bij doorstroom o begeleiding en ondersteuning van de vereniging
Acties op verenigingsniveau: • uitvoeren van de 1-meting • draagvlak op bestuurlijk en uitvoerend niveau tav de doelgroep • verzorgen lessen tbv het binnenschoolse aanbod 7 Binnen cluster 3 wordt het aanbod gemiddeld 4 tot 6 weken aangeboden. Het aantal weken dat een aanbod wordt aangeboden blijkt in de praktijk afhankelijk te zijn van de grootte van de school. Op een grotere school duurt het programma gemiddeld langer dan op een kleinere school.
39
Interventienummer
Special Heroes • •
verzorgen lessen tbv het na/buitenschoolse aanbod voldoende deskundig kader
Acties op leerling/ouderniveau: • uitvoering van de 1-meting. • begeleiding en ondersteuning van leerlingen en ouders bij doorstroom. Doelen op individueel niveau
•
•
in kaart brengen van de stand van zaken, wensen en behoeften van leerlingen op het gebied van sporten bewegen . Informeren en betrekken ouders.
•
leerling maakt in zijn veilige omgeving kennis met een specifieke sport/beweegvorm.
•
•
Doelen op organisatie niveau
• •
leerling maakt buiten schooltijd kennis met een specifieke sport/beweegvorm en geeft invulling aan zijn vrije tijd (individueel niveau). leerling wordt lid van sportof beweegaanbieder (individueel niveau).
in kaart brengen sport- en beweegbeleid en activiteiten op school. in kaart brengen lokaal sport- en beweegnetwerk.
•
de leerling blijft lid van de sport- en beweegaanbieder en is hier ook sportief actief (individueel niveau)
•
de vereniging is adequaat toegerust op een specifieke doelgroep (organisatieniveau) de gemeente neemt Special Heroes op in beleid en zorgt voor inzet combinatiefunctionaris (organisatieniveau). de school verankert sport en bewegen binnen beleid (organisatieniveau).
• •
Doelen op zowel individueel als organisatie niveau
•
kennisuitwisseling tussen trainer en vakleerkracht: o trainer van sport- of beweegaanbieder maakt kennis met de doelgroep.. o trainer van sport- of beweegaanbieder krijgt kennis aangereikt over de doelgroep (beide niveaus). o vakleerkracht krijgt meer sportspecifieke kennnis aangereikt betreffende de tak van sport.
40
•
•
kennisuitwisseling trainer en vakleerkracht: o trainer van sport- of beweegaanbieder verdiept/verbreed kennis over de doelgroep.. o vakleerkracht verdiept zijn sportspecifieke kennis.. opzetten lokale/regionale sport- en beweeginfrastructuur ten behoeve van de doelgroep.
•
onderhouden en uitbreiden lokale/regionale beweeg- en sportinfrastructuur tbv de doelgroep (beide niveaus).
Interventienummer
Special Heroes
Bijlage 3. Frequentie sportdeelname buiten de school Figuur 1. Frequentie sportdeelname buiten de school in afgelopen 12 maanden, leerlingen van cluster 3-scholen en leerlingen regulier onderwijs (in procenten) Totaal cluster 3 leer lingen (n=3.816)
Totaal r egulier * (n=790)
40 35
34 31 29
28
30
29
25 20
17
15 10 10
9
8
5 5 0 (0 k eer )
(< 1x p.m.)
(< 1x p.w.)
(1-2x p.w.)
(>2x p.w.)
Niet (0 k eer )
1-11 k eer
12-59 k eer
60-119 k eer
>120 k eer
*Gegevens zijn afkomstig van een analyse van het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek 2007 van het Sociaal en Cultureel Planbureau en CBS. De definitie van sportdeelname is gebaseerd op minimaal één keer sporten in
de afgelopen 12 maanden. De introductie van de vraag wijkt af, net als de lijst met sporten. Bron: Van Lindert en Van den Dool, 2011
41
Interventienummer
Special Heroes
Bijlage 4
Aantallen scholen in het speciaal onderwijs en betrokkenheid bij Special Heroes Volgens tellingen van het Ministerie van OCW waren er in 2010 324 scholen voor het speciaal onderwijs (so, 612 jaar) en voortgezet speciaal onderwijs (vso, 13-19 jaar). Er zijn 195 (v)so nevenvestigingen (Kerncijfers 2006-2010, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2011). Alleen al in cluster 3 gaat het om ongeveer 175 (v)so-scholen. In totaal maken ruim 34.000 leerlingen met een handicap gebruik van het speciaal onderwijs (so). Nog eens eenzelfde aantal leerlingen bezoekt een school voor het speciaal voortgezet onderwijs (vso). Daarnaast krijgen in totaal krijgen bijna 37.000 leerlingen met een handicap ambulante begeleiding, waarvan ongeveer 30.000 via het so en vso zijn geïndiceerd. Tabel: aantal scholen en betrokkenheid bij Special Heroes Aantal scholen Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4
Aantal scholen actief met Special Heroes 8 9 136 30
9 43 174 278
Tot nu toe hebben 17.207 leerlingen meegedaan aan het programma Special Heroes (voorjaar 2012).
42
Interventienummer
Special Heroes
Bijlage 5
Achtergrondinformatie sport- en beweegdeelname kinderen en jongeren met een handicap Informatie over bewegen en de Nationale Norm Gezond Bewegen Bewegen is breder dan sporten alleen. In Nederland kennen we de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Onderzoek naar de NNGB onder jongeren met een handicap is nauwelijks beschikbaar. Wel is bekend dat leerlingen uit het speciaal onderwijs minder ‘natuurlijke beweegmomenten’ hebben dan hun leeftijdsgenootjes zonder handicap. Zo is het aantal leerlingen dat lopend of fietsend naar school gaat, laag (5% tot 14%) en het merendeel van de leerlingen (79% tot 89%) wordt door een vervoersbedrijf naar school gebracht (Van Lindert et al., 2008; Van Lindert en Van Dool, 2011). Ook speelt 27% van de leerlingen vrijwel nooit buiten en slechts 20% van de leerlingen speelt dagelijks buiten (Van Lindert et al., 2008). In de Monitor Special Heroes in cluster 3 (Van Lindert en Van den Dool, 2011) is onderzocht hoeveel uur per week cluster 3-leeringen bewegen. Dit is vastgesteld aan de hand van de frequentie van vijf activiteiten en duur van de activiteiten per keer. Het ging om lopen en fietsen naar school, winkels of halte openbaar vervoer, wandelen en fietsen als ontspanning en buitenspelen. Bijna driekwart (73%)van de leerlingen beweegt minder dan 8 uur per week. Bij kinderen in dezelfde leeftijdsgroep die via de SportersMonitor 2010 §§ zijn ondervraagd is dat veel minder, 29 procent. Hieruit ontstaat het beeld dat de NNGB van leerlingen uit het speciaal onderwijs lager ligt dan dat van de gemiddelde jongere. Het lijkt ook aannemelijk dat het percentage inactiviteit hoger is onder jongeren uit het speciaal onderwijs. Bewegingsonderwijs op school Het ontwikkelen en behouden van een actieve leefstijl is een belangrijke doelstelling van de door het ministerie opgestelde kerndoelen bewegingsonderwijs speciaal onderwijs. Uit de monitor ‘sportdeelname van mensen met een handicap’ (2008) blijkt dat bijna alle scholen voor speciaal onderwijs (97%) bewegingsonderwijs aanbieden voor alle groepen. Dit betekent dat de meeste leerlingen *** tijdens schooltijd in aanraking komen met sport en bewegen. Dit geldt ook voor de cluster 3-scholen die deelnamen aan de Monitor Special Heroes in cluster 3 (Van Lindert en Van den Dool, 2011). Gemiddeld krijgen de leerlingen twee keer per week gymnastiekonderwijs van ruim een uur per keer, eventuele zwemlessen niet meegeteld. Het aanbieden van sport- en beweegactiviteiten na schooltijd (op school) is geen gemeengoed onder de cluster 3-scholen. Sportdeelname in de vrije tijd De sportdeelname in de vrije tijd van kinderen in het speciaal onderwijs loopt achter bij die van kinderen met en zonder handicap in het reguliere onderwijs. Uit de ‘Monitor sportdeelname gehandicapten 2008’ komt naar voren dat de sportdeelname van leerlingen van cluster 1-scholen (visuele handicap) aanzienlijk lager is die van kinderen met andere handicaps (Van Lindert et al., 2008). Uit een recente meting onder leerlingen van cluster 3-scholen blijkt dat ongeveer een derde van de cluster 3leerlingen niet sport †††. Dit percentage ligt aanzienlijk lager onder leerlingen van het regulier onderwijs (5%). Van deze laatste groep sport bijna dertig procent meerdere keren per week, terwijl dat voor leerlingen van cluster 3-scholen acht procent is. Zie figuur 1 in bijlage 3 voor een visuele presentie van de verschillen tussen leerlingen van cluster-3 scholen en leerlingen van het reguliere onderwijs. De sportdeelname is het laagst onder leerlingen met een meervoudige handicap (37% sport niet) en het hoogst onder leerlingen met een chronische handicap (28% sport niet) (Van Lindert en Van den Dool, 2011). Lidmaatschap sportvereniging Een sportvereniging is ook voor de leerlingen uit het speciaal onderwijs de plek waar, buiten het schoolverband, het meest wordt gesport. 47% van de leerlingen uit het speciaal onderwijs is lid van een sportvereniging (Van Lindert et al., 2008). Uit een recente meting onder cluster 3-leerlingen komt een verge§§ De SportersMonitor is een omnibusonderzoek, uitgevoerd door het Mulier Instituut, in samenwerking met NOC*NSF en GfK Panelservices. *** Niet alle leerlingen nemen deel aan de gymlessen. De redenen waarom leerlingen niet deelnemen lopen uiteen: sommige leerlingen blijken niet in staat deel te nemen en voor sommige groepen (jongste leerlingen, praktijkgerichte stroom of examengerichte stroom) is geen gymles. (Van Lindert en Van Dool, 2011). ††† Het gehanteerde criterium voor sportdeelname in de monitor van cluster 3 bedraagt minimaal eenmaal per jaar.
43
Interventienummer
Special Heroes
lijkbaar percentage naar voren (46%) (Van Lindert en Van den Dool, 2011). Voor leerlingen in het regulier onderwijs bedraagt dit percentage ongeveer 70% (SportersMonitor 2010). Uit het landelijk onderzoek van 2008 waarbij ook leerlingen van andere onderwijstypes zijn meegenomen, blijkt dat dove en slechthorende leerlingen (cluster 2-scholen) relatief het vaakst lid zijn van een sportvereniging en dat blinde en slechtziende leerlingen (cluster 1-scholen) het minst vaak lid zijn van een sportclub. Het clublidmaatschap van verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapte leerlingen (cluster 3-scholen) ligt daar tussenin (Van Lindert et al., 2008)
Special Heroes kosten per school per schooljaar Stimulerings-
Financiering
Verankerings-
Financiering
fase
door
fase
door
A.Projectleiderskosten
7040 subsidie
5280 Gemeente 1760 Special Heroes
B.Binnenschools kennismakingslessen
2500 subsidie
2500 School
C.Monitoring
250 subsidie
250 Special Heroes
D.Communicatiemiddelen
250 subsidie
250 Special Heroes
E.Deskundigheidsbevordering verenigingen
100 subsidie
100 Special Heroes
F.Event:afsluitende sportdag
400 subsidie
400 Special Heroes
Totaal
10540 subsidie 10540 subsidie
10540 verdeling 5280 Gemeente 2500 School 2760 Special Heroes
44