Werkblad beschrijving interventie
Op verhaal komen
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/ of www.loketgezondleven.nl/interventies/
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact NCJ Trudy Dunnink
[email protected] 030-7600413
Contact RIVM
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam Ernst Bohlmeijer (Post)adres Universiteit Twente, Faculteit Gedragswetenschappen, Afdeling Psychologie, Gezondheid en Technologie, Citadel H-401 Drienerlolaan 5 Postcode Postbus 217, 7500 AE Plaats Enschede E-mail
[email protected] Telefoon 053-4896046 Fax 053-4892388 Website www.psychologievandelevenskunst.nl, www.levensverhalenlab.nl (van de interventie)
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam Jojanneke Korte (Post)adres Universiteit Twente, Faculteit Gedragswetenschappen, Afdeling Psychologie, Gezondheid en Technologie, Citadel H-403 Postcode Postbus 217, 7500 AE Plaats Enschede E-mail
[email protected] Telefoon 053-4896057 Fax 053-4892388
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
x 1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn x Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
2
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
x Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
x Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
x Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
x Ja
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
x Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
x Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
x Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
x Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
x Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
x Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
x Ja
Nee
3
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Doel De groepsinterventie op verhaal komen is een vorm van geïndiceerde preventie. Ze heeft als doel om depressieklachten te verminderen om het risico op een klinische depressieve stoornis te reduceren.
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Doelgroep De interventie is gericht op mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige depressieklachten.
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Aanpak De interventie is gebaseerd op life-review. Er vindt een gestructureerde evaluatie van het eigen leven plaats, erop gericht om negatieve ervaringen te verwerken en een positieve betekenis aan het eigen leven te geven. De eerste 4 bijeenkomsten hebben de volgende thema’s: kinderjaren en familie, adolescentie, werk en zorg, liefde en vriendschappen. Deze 4 bijeenkomsten hebben dezelfde opzet: Autobiografisch schrijven: de deelnemers schrijven aan de hand van vragen over diverse periodes in hun leven. Autobiografische reflectie: de deelnemers proberen verhalen over moeilijke gebeurtenissen te herschrijven waardoor zij nieuwe (positieve) betekenis geven aan deze gebeurtenissen en waardoor zij zich minder slachtoffer voelen en meer ‘mastery’ ervaren. Specifieke positieve herinneringen: de deelnemers beschrijven in detail een specifieke positieve herinnering. Identiteitsherinneringen: de deelnemers beschrijven een herinnering aan een gebeurtenis die grote indruk op hen heeft gemaakt. Bijeenkomst 5 richt zich op doelen in het leven die het leven zin geven. Bijeenkomst 6 richt zich op het loslaten van doelen die de deelnemers frustreren. Bijeenkomst 7 richt zich op het versterken van de samenhang of coherentie van het eigen levensverhaal en het formuleren van toekomstperspectieven.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Materiaal Er is een interventieboek ontwikkeld: “Op verhaal komen. Je autobiografie als bron van wijsheid”. Dit boek is uitgegeven bij Uitgeverij Boom en verkrijgbaar bij alle boekhandels in Nederland. Er is een train-de-trainers cursus ontworpen. Er is voor deze training een draaiboek ontwikkeld waarin staat gespecificeerd wat de deelnemers van de train-de-trainers training aangeboden krijgen. Informatie over de interventie en relevant onderzoek wordt vermeld op www.psychologievandelevenskunst.nl en www.levensverhalenlab.nl en wordt verspreid via de nieuwsflits van de vakgroep geestelijke gezondheidsbevordering van de Universiteit Twente.
4
Interventienummer
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Onderzoek Uit een gerandomiseerde gecontroleerde trial blijkt dat de groepsinterventie Op verhaal komen voor mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige depressieklachten primair effectief is in het verminderen van depressieklachten. Resultaten lieten zien dat de deelnemers in de interventiegroep, in vergelijking tot de controleconditie, direct na afloop van de interventie significant minder depressieklachten hadden (effectgrootte d=0.60), evenals drie maanden na afloop van de interventie (effectgrootte d=0.50). Dit effect bleef 9 maanden na afloop van de interventie gehandhaafd. Ook leidt de interventie tot verminderde angstklachten en tot een versterkte positieve geestelijke gezondheid (Korte, Bohlmeijer, Cappeliez, Smit & Westerhof, 2011). De groepsinterventie werd door de deelnemers op een schaal van 1 tot 10 geëvalueerd met een 7.7. De specifieke oefeningen die werden aangeboden werden over het algemeen als zeer zinvol geëvalueerd. Bovendien waren de deelnemers tevreden over de hoeveelheid huiswerk en de begeleiding.
5
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Mensen in de leeftijd van 55-70 jaar, ook wel de derde levensfase genoemd, krijgen te maken met veel veranderingen. Er vinden bijvoorbeeld ingrijpende levensgebeurtenissen plaats zoals pensionering en het overlijden van een dierbare, of de ontwikkeling van chronische ziekten (Davidhizar & Shearer, 1999). Dergelijke veranderingen zijn gerelateerd aan een toename in depressieklachten (Kraaij, Arensman & Spinhoven, 2002). Onderzoek laat zien dat de aanwezigheid van depressieklachten de meest belangrijke risicofactor is in het ontwikkelen van een klinische depressie (Cuijpers & Smit, 2004). Depressie in de derde levensfase is een omvangrijk gezondheidsprobleem dat gepaard gaat met een slechte prognose (Beekman, Penninx, Deeg, De Beurs, Geerings & Van Tilburg, 2002; Licht-Strunk, Van der Windt, Van Marwijk, De Haan & Beekman, 2007). In de leeftijd van 55 tot 64 jaar heeft 18.4% ooit een depressie gehad (De Graaf, Ten Have & Van Dorsselaer, 2010). Ongeveer 3% van de 65-plussers in Nederland heeft een ernstige depressie en ongeveer 13% van de ouderen heeft depressieklachten die klinisch relevant zijn (Beekman, Geerlings & Van Tilburg, 1998). Depressie brengt een hoge ziektelast met zich mee en het veroorzaakt een grote negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Het staat in de top-10 van ziekten met de grootste ziektelast (Gommer, Hoeymans, Poos, & 2010). Daarbij veroorzaakt depressie hoge zorgkosten. In 2005 kostte depressie 773 miljoen euro. Depressie is daarmee één van de duurste kostenposten van de gezondheidszorg van Nederland (Poos, Smit, Groen, Kommer, & Slobbe, 2008). Daarom is het van groot belang om te voorkomen dat mensen in de derde levensfase een depressie ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt dat preventieve, psychologische interventies die zich richten op mensen met beginnende depressieklachten effectief zijn in het voorkomen van een depressie. Bovendien laat onderzoek zien dat het risico op het ontwikkelen van een depressie 22% minder is voor mensen die een preventieve interventie hebben gevolgd, in vergelijking tot mensen die geen interventie hebben gevolgd (Cuijpers, van Straten, Smit, Mihalopoulos & Beekman, 2008). Dit geeft aan dat het zeer relevant is om mensen met beginnende depressieklachten een geïndiceerde preventieve interventie aan te bieden en daarmee het risico op een depressie te verlagen.
6
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Hoofddoel De groepsinterventie Op verhaal komen is een vorm van geïndiceerde preventie. Ze heeft primair als doel om depressieklachten te verminderen om het risico op een klinische depressie te reduceren. Depressieklachten worden gemeten met de CES-D (Radloff, 1977). Subdoelen (dragen allen bij aan een afname in depressieklachten) - Toename in het ontwikkelen van de eigen identiteit (als reminiscentiestijl. Door te focussen op de sterke punten van de deelnemer en de successen die zijn behaald gedurende de verschillende levensfases en op verschillende niveaus van functioneren. Het ontwikkelen van de eigen identiteit wordt gemeten met de Reminiscence Functions Scale (Webster, 1993). - Afname van het herleven van bittere herinneringen (als reminiscentiestijl). Een systematische evaluatie van de gehele levensloop leidt tot een integratie van zowel positieve als negatieve herinneringen. Op deze manier kunnen er belangrijke levensthema’s naar voren komen waardoor er nieuwe inzichten ontstaan en de bittere herinneringen bij deelnemers zullen afnemen. Het herleven van bittere herinneringen wordt gemeten met de Reminiscence Functions Scale (Webster, 1993). - Toename in het oplossen van problemen (als reminiscentiestijl). Dit wordt bereikt door herinneringen op te halen die een succesvolle adaptatie omvatten. Dergelijke herinneringen kunnen bruikbaar zijn in het toepassen van succesvolle copingstrategieën voor huidige problemen. Het oplossen van problemen wordt gemeten met de Rerminiscence Functions Scale (Webster, 1993). - Afname van verminderen van verveling (als reminiscentiestijl). Dit kan worden tegengegaan door nieuwe levensdoelen te formuleren die gerelateerd zijn aan belangrijke waarden in het leven van de deelnemer. Vermindering van verveling wordt gemeten met de Rerminiscence Functions Scale (Webster, 1993). -
-
-
Toename van persoonlijke zingeving. Deelnemers leren om conflicten op te lossen tussen hun ideale en werkelijke zelf. Onrealistische verwachtingen en doelen maken plaats voor een realistische levensinvulling. Persoonlijke zingeving wordt gemeten met de Meaning in Life Scale (Steger, Frazier, Oishi & Kaler, 2007). Toename van vertrouwen in eigen competenties om doelen te bereiken (mastery). Deelnemers staan stil bij lastige levensgebeurtenissen die ze hebben doorstaan en gebruiken deze informatie bij het oplossen van huidige problemen en in het opstellen van specifieke doelen die daaraan zijn gerelateerd. Mastery wordt gemeten met behulp van de Mastery Scale (Pearlin & Schooler, 1978). Toename in positieve gedachten. Door terug te blikken op specifieke positieve herinneringen en stil te staan bij sterke punten leren deelnemers helpende gedachten te ontwikkelen over zichzelf, de wereld om hen heen en de toekomst. Positieve gedachten worden gemeten met de Automatic Positive Thoughts Questionnaire (Boelen, 2007).
Nevendoelen - Afname van angstklachten, gemeten met de HADS-A (Zigmond &
7
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
-
Snaith, 1983) Verbetering van de positieve geestelijke gezondheid, gemeten met de MHC-SF (Lamers Lamers, Westerhof, Bohlmeijer, Ten Klooster & Keyes).
3. Doelgroep van de interventie
Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? De doelgroep is mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige depressieklachten. De ernst van de depressie klachten wordt vastgesteld met de CESD (Radloff, 1977). Binnen deze doelgroep is de interventie uitermate geschikt voor mensen met zingevingsvragen en mensen met een positieve attitude naar reminisceren. Met zingevingsvragen wordt bedoeld dat mensen twijfelen aan de zin van hun leven. Ze ervaren hun leven als onbevredigend, hebben het gevoel dat ze (nog) niet gedaan hebben wat belangrijk voor ze is. Met een positieve attitude ten aanzien van reminisceren wordt bedoeld dat mensen ervoor moeten openstaan om terug te kijken op hun leven. Oftewel, om door middel van autobiografische reflectie te werken aan hun depressieklachten. 3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Eerdere ervaringen laten zien dat de werving het best verloopt via advertenties in kranten, huis-aan-huisbladen en tijdschriften (o.a. Plus Magazine). Daarnaast wordt om informatiefolders te verspreiden via huisartsen, fysiotherapeuten, apothekers en bibliotheken. Mensen die willen deelnemen aan de groepsinterventie nemen contact op met de preventie-afdeling van een GGZ-instelling. Ook de huisarts kan een persoon door verwijzen naar de preventie-afdeling van de GGZ-instellingen als hij/zij inschat dat de persoon lichte tot matige depressieklachten heeft. Het is dan aan de interventiebegeleiders om in te schatten of iemand de capaciteiten en de mogelijkheden heeft om aan de groepsinterventie deel te nemen waarbij de inclusie- en contra-indicatiecriteria als richtlijnen gebruikt kunnen worden. Mocht een persoon niet voldoen aan de criteria kan hij worden doorverwezen naar andere mogelijkheden binnen de GGZinstelling. Indicatiecriteria - 55 jaar en ouder - Aanwezigheid van lichte tot matige depressie klachten (≥10 op de CES-D) - Een positieve attitude ten aanzien van reminiscentie - De behoefte om tot nieuwe zingeving te komen. Contra-indicatiecriteria - Aanwezigheid van een ernstige depressieve episode (8 of 9 van de 9 symptomen volgens de DSM-IV) of een gemiddeld tot hoog suicide risico gemeten met de Mini International Neuropsychiatric Interview (MINI; Sheehan, Lecrubier, Sheehan, Amorim, Janavs, Weiller et al., 1998) - Geen depressieklachten (≤9 op de CES-D) - Recentelijk medicijngebruik tegen depressieklachten (de afgelopen twee maanden) - Overige ernstige psychopathologie 8
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
-
Recent (korter dan een jaar) verlies van een partner Negatieve attitude t.a.v. reminiscentie (herinneringen ophalen) Overmatig piekeren of rumineren Sterke persoonlijkheidsproblematiek of andere factoren die het functioneren in de groep of van de groep belemmeren en die veel individuele aandacht vragen.
Wanneer een deelnemer voldoet aan de criteria maar niet aan de groepsinterventie kan of wil deelnemen, kan een afdeling preventie de interventie ook als zelfhulp therapie worden aangeboden. Begeleiding kan dan bijvoorbeeld face-to-face of per e-mail plaatsvinden. In principe wordt de interventie uitgevoerd vanuit een preventieafdeling van een GGZ-instelling. Voor sommige mensen zou dit een drempel kunnen zijn voor deelname. Deze groep mensen heeft wellicht baat bij de zelfhulpvariant van de interventie. Daarnaast zou de interventie ook uitgevoerd kunnen worden in samenwerking met maatschappelijk werk. Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn.
3.3 Toepassing bij migranten De interventie is niet specifiek ontwikkeld voor migrantengroepen. Wel is er een variant beschikbaar voor Marokkaanse en Turkse ouderen (Boland, Smits, de Vries & van Erp, 2007).
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
4.1 Opzet van de interventie De interventie bestaat uit 7 wekelijkse groepsbijeenkomsten van 2 uur en wordt gegeven door 1 gz-psycholoog en 1 preventiemedewerker, getraind in life-review en narratieve therapie (zie onderdeel 8). Op verhaal komen wordt aangeboden en uitgevoerd door de preventieafdeling van GGZ-instellingen. Deze interventie is bedoeld voor mensen die graag in een groep willen werken aan hun klachten. Er zijn minimaal 4 deelnemers en maximaal 6 deelnemers nodig. Er wordt gebruik gemaakt van het interventieboek Op verhaal komen. Deelnemers krijgen huiswerk mee uit dit boek. De interventie is opgebouwd uit drie delen. In het eerste deel wordt uitgelegd hoe autobiografische herinneringen kunnen helpen bij het verminderen van depressieklachten. Eén van de belangrijkste inzichten is dat niet zozeer de negatieve gebeurtenissen bepalend zijn, maar de verhalen die worden verteld
9
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
over deze gebeurtenissen. Hierbij wordt vooral gekeken naar mogelijkheden in plaats van naar beperkingen. In het tweede deel leren de deelnemers hun leven op een systematische manier te evalueren. Aan de hand van 4 bijeenkomsten blikken ze terug op hun leven. Deelnemers oefenen met het omgaan met pijnlijke herinneringen en leren anders naar die gebeurtenissen te kijken. Zo worden ze verwerkt en op een goede manier opgenomen in het levensverhaal. In het derde deel maken de deelnemers de overstap naar toepassing in hun leven. Er wordt meer gericht op het leven nu en de nabije toekomst. Deelnemers gaan aan de slag met belangrijke doelen in hun leven en leren herinneringen kunnen worden gebruikt om deze doelen te verwezenlijken. Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
4.2 Inhoud van de interventie De interventie is primair gebaseerd op life-review. Het belangrijkste doel is het integreren van moeilijke levensgebeurtenissen en het vergroten van persoonlijke zingeving. Om de life-review elementen te versterken is de interventie gekoppeld aan een narratieve therapie. Voor mensen met depressieklachten wordt dit aangeraden (Westerhof, Bohlmeijer, Webster, 2010). Deelnemers leren alternatieve, nieuwe verhalen te ontwikkelen die ze helpen in het omgaan met huidige levensgebeurtenissen en bij het formuleren van levensdoelen. Narratieve therapie vergroot de integratie van negatieve gebeurtenissen en het hervinden van persoonlijke zingeving op verschillende manieren. Het helpt cliënten om een nieuwsgierige en niet-wetende houding aan te nemen. Op deze manier wordt er ruimte gecreëerd om op zoek te gaan naar alternatieve levensverhalen en voorkeuren (White & Epston, 1990). Begeleiders van de interventie beschikken over een groot aantal vragen die helpend kunnen zijn in het ontwikkelen van een alternatief, positiever levensverhaal (bijvoorbeeld “Hoe heeft u deze moeilijke periode in uw leven doorstaan?”, “Waren er ook plezierige momenten in deze moeilijke tijd?” en “Kunt u nu, op een veel later tijdstip, aangeven of u ook iets hebt geleerd van deze periode?”). Door altijd te focussen op de voorkeuren van de deelnemer en ze te relateren aan andere herinneringen worden deelnemers continu uitgenodigd hun eerdere herinneringen en waarden te blijven benoemen (White, 2007). Alternatieve verhalen worden verder uitgewerkt (verdikt) door ze te relateren aan identiteit (“Wat zegt dit over de persoon die u bent?”) en aan toekomstige doelen en actie (“Wat kunt u in de toekomst doen om te blijven leven naar deze waarden?”). De eerste 4 bijeenkomsten in de interventie bestaan achtereenvolgens uit de volgende levensloopthema’s: kinderjaren en familie, adolescentie, werk en zorg, liefde en vriendschappen. In deze bijeenkomsten vertelt iedere deelnemer over een moeilijke herinnering. Vervolgens wordt aan de deelnemers gevraagd om in de groep voor te lezen welke vraag in het cursusboek ze het meest helpend vonden om hiermee om te gaan. Bij dit onderdeel hebben deelnemers de mogelijkheid om hun ervaringen te delen met de andere deelnemers. De verwachting is dat het delen van ervaringen in de groep de effecten van life-review versterkt. Doordat mensen verhalen horen van andere deelnemers krijgen ze aanknooppunten hoe ze hun eigen verhalen op een positievere manier kunnen vertellen. De eerste 4 bijeenkomsten hebben dezelfde opzet: - Autobiografisch schrijven: de deelnemers schrijven aan de hand van vragen over diverse periodes in hun leven. - Autobiografische reflectie: de deelnemers proberen verhalen over moeilijke gebeurtenissen te herschrijven waardoor zij nieuwe (positieve) betekenis geven aan deze gebeurtenissen en waardoor zij zich minder 10
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
-
-
slachtoffer voelen en meer ‘mastery’ ervaren. Specifieke positieve herinneringen: de deelnemers beschrijven in detail een specifieke positieve herinnering. De verwachting is dat hierdoor herinneringen die bijna waren vergeten weer naar voren komen en dat er een beter balans ontstaat tussen negatieve en positieve herinneringen, vooral bij mensen met depressieklachten (Brewin, 2006; Serrano, Latorre, Gatz & Montanes, 2004; Williams, Barnhofer, Crane, Herman, Raes,). Identiteitsherinneringen: de deelnemers beschrijven een herinnering aan een gebeurtenis die grote indruk op hen heeft gemaakt.
In de laatste drie bijeenkomsten is er aandacht voor het leven nu en in de toekomst. Het gaat erom dat ze van zichzelf weten hoe ze hun leven willen inrichten, met de kennis die ze hebben opgedaan in de eerdere bijeenkomsten. Bijeenkomst 5 richt zich op doelen in het leven die het leven zin geven, terwijl bijeenkomst 6 zich richt op het loslaten van doelen die de deelnemers frustreren. Bijeenkomst 7 richt zich vervolgens op het versterken van de samenhang of coherentie van het eigen levensverhaal en het formuleren van toekomstperspectieven. Bijeenkomsten en voorbeeldvragen/-opdrachten Bijeenkomst 1: Jonge jaren en familie Kun je je vader/moeder omschrijven? Met wie kon je het goed vinden? Hoe zou je je jeugd in drie woorden omschrijven? Bijeenkomst 2: Adolescentie en volwassenwording Wat voor puber was jij? Heb je je afgezet tegen je ouders? Hoe deed je dat? Hoe heb je je opleiding/eerste baan ervaren? Hoe ging het bij jou op het terrein van relaties/verliefdheden? Bijeenkomst 3: Werk en zorg Welke zorgtaken heb je uitgevoerd in je leven? Welk (vrijwilligers)werk heb je gedaan? Welke kwaliteiten heb je kunnen ontwikkelen door je zorgtaken en/of werk? Waar ben je het trotst op? Bijeenkomst 4: Liefde en vriendschappen Hoe verliep je kennismaking met de liefde? Wie is de belangrijkste persoon in jouw leven (geweest) Wat heb je over jezelf geleerd in relaties? Wat vind je belangrijk in vriendschappen? Bijeenkomst 1-4 (narratief therapeutische vragen) Is er een moeilijke herinnering waar je nog steeds mee worstelt? Hoe ben ik ermee omgegaan? Hoe heb ik het volgehouden? Hoe heb ik het kunnen stoppen? Waren er ook uitzonderingen? Heeft deze ervaring alleen maar slechte dingen gebracht of ook iets goeds? Wat heb ik achteraf bezien, ervan geleerd? Wat betekent het voor je?
11
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijeenkomst 5:Doelen in je leven Kenmerkend aan mij is dat ik me inspan voor (mijn doelen zijn)… Doelen waarderen qua inspanning, wenselijkheid en moeilijkheid Bepalen tot welke levensdomeinen de doelen behoren Is er een domein dat eruit springt of is er een verdeling over alle domeinen? Zitten er ongezonde/zelf ondermijnende doelen bij? Hoeveel? Ontbreken er doelen in je leven? Kun je de doelen koppelen aan je eigen levensgeschiedenis? Bijeenkomst 6: Levenskunst Wat zijn je doelen en verwachtingen in je leven? Maakt het doel of de verwachting je in het algemeen blij, of frustreert het je? Bij frustrerende doelen: Wat zou er concreet moeten veranderen in je gedrag en welke gevoelens heb je daarbij? Als je kijkt naar je leven tot nu toe, welke domeinen zijn dan het meest aan bod gekomen? Welke domein zou je de komende jaren extra aandacht willen geven? Welke talenten van jezelf zou je meer kunnen aanspreken? Bijeenkomst 7: Het lezen van je leven Deel je leven eens in hoofdstukken in. Geef elk hoofdstuk een titel die iets zegt over de betekenis van die periode. Wat was in dat hoofdstuk de belangrijkste gebeurtenis? Wie waren de belangrijkste karakters in het hoofdstuk? Welk thema stond centraal? Als je op deze wijze je leven in hoofdstukken hebt opgedeeld en je leven leest, is er dan iets wat je opvalt? Herken je bepaalde patronen in je leven? Begin aan een nieuw hoofdstuk in je leven. Wat is de titel van het nieuwe hoofdstuk? Welke thema komt daarin centraal te staan? Welke talenten ga je daarin aanspreken of verder ontwikkelen?
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
Er is een interventieboek ontwikkeld: Op verhaal komen. Dit boek is uitgegeven bij Uitgeverij Boom en verkrijgbaar bij alle boekhandels in Nederland (Bohlmeijer & Westerhof, 2010). Er is eveneens een train-de-trainers cursus ontworpen die 2 keer per jaar zal worden aangeboden (zie onderdeel 8). Voor deze training is een draaiboek ontwikkeld, welke de deelnemers van de train-de-trainers training aangeboden krijgen. Informatie over de interventie en relevant onderzoek wordt vermeld www.psychologievandelevenskunst.nl en www.levensverhalenlab.nl en wordt verspreid via de nieuwsflits van de vakgroep geestelijke gezondheidsbevordering van de Universiteit Twente.
12
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
13
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
B. Onderbouwing van de interventie
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar
Probleemanalyse Risicofactoren De belangrijkste risicofactor voor het krijgen van een depressie op latere leeftijd is de aanwezigheid van lichte tot matige depressieklachten (Cuijpers & Smit, 2004). Andere risicofactoren zijn de aanwezigheid van een andere psychische stoornis of chronische lichamelijke ziekte, weinig sociale steun in de omgeving of het hebben meegemaakt van stressvolle levensgebeurtenissen (Maas & Jansen, 2000; Schoemaker & Spijker, 2010; Van ’t Land, Schoemaker & De Ruiter, 2008). Beïnvloedbare factoren De life-review groepsinterventie Op verhaal komen richt zich op mensen met lichte tot matige depressieklachten, aangezien dit een doelgroep is die een verhoogd risico heeft op het ontwikkelen van een depressieve stoornis. Uit onderzoek blijkt dat het verminderen van beginnende depressieklachten het risico op het ontwikkelen van een depressie kan verminderen (Cuijpers et al., 2008). Er is een groot aantal interventiemethoden beschikbaar is voor het behandelen van depressieklachten. Op verhaal komen is primair gebaseerd op life-review. Dit is een is gestructureerd terugblikken op en evalueren van het eigen leven om eventuele doelen conflicten uit het verleden alsnog op te lossen en stil te staan bij de betekenis van het eigen leven. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de koppeling van reminiscentie en narratieve therapie (waarbij deconstructie en reconstructie van persoonlijke verhalen instrumenteel zijn). Het onderscheidende van life-review is dat het specifiek kan worden gebruikt bij mensen die zingevingsvragen hebben (Westerhof, Bohlmeijer & Webster, 2010). Mensen die twijfelen aan de zin van hun leven, die hun leven als onbevredigend ervaren, het gevoel hebben dat ze (nog) niet gedaan hebben wat belangrijk voor ze is. Daarnaast is de interventie bij uitstek geschikt voor mensen die moeite hebben om te gaan met specifieke, ingrijpende levensgebeurtenissen, bijvoorbeeld moeite hebben met invulling geven aan hun leven na pensioen of een worstelen met een chronische ziekte (Korte, Bohlmeijer, Westerhof & Pot, 2011). Het kan ook gaan om mensen die behoefte hebben om de balans van hun leven op te maken, niet als voorbereiding op de dood, maar om te leren en groeien door meer zelfinzicht en kennis te verwerven (Westerhof, Bohlmeijer & Webster). Werkzame mechanismen Op verhaal komen is gebaseerd op onderzoek naar het autobiografisch geheugen en reminiscentie en op de narratieve psychologie (zie bijlage 2). In grote lijnen laat dit onderzoek zien dat een overgang in het leven (bijvoorbeeld pensioen) of een ernstige levensgebeurtenis een toename van reminiscentie of autobiografische reflectie veroorzaakt. Het zelf of de identiteit die door de narratieve psychologie als een verhaal wordt opgevat, staan onder druk en moeten worden aangepast. Wanneer de gebeurtenis als negatief wordt ervaren, kan dit de associatie met andere negatieve herinneringen versterken. De verhalen die iemand op basis van deze herinneringen vertelt,
14
Interventienummer onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
worden minder coherent en bevatten vooral thema’s als onmacht en slachtofferschap. Reminiscentie krijgt vooral de functie om bitterheid in stand te houden of om juist het vroege leven (voor de gebeurtenis) te verheerlijken. Al met al leiden deze processen ertoe dat de zelfwaardering vermindert, iemand minder zingeving en minder invloed op zijn omgeving ervaart. Dit zal ertoe leiden dat gevoelens van depressiviteit en verminderd welbevinden ontstaan. Depressie beïnvloedt de wijze waarop het autobiografisch geheugen werkt. Het wordt bijvoorbeeld moeilijk om specifieke positieve gebeurtenissen te herinneren. Dit proces kan er ook toe leiden dat iemand vooral passief gedrag of juist agressief gedrag vertoont waardoor iemand eerder in negatieve situaties terecht komt. Dit zal eerder nieuwe, negatieve herinneringen doet ontstaan dan positieve. De verhalen die iemand over zichzelf vertelt, krijgen zo de vorm van een ‘selffulfilling prophecy’. Er ontstaat een vicieuze cirkel. Of en de mate waarin dit proces plaats vindt wordt mede bepaald door iemands levensgeschiedenis of leergeschiedenis en iemands persoonlijkheid. De belangrijkste werkzame mechanismen zijn dus: Het ontwikkelen van een positieve identiteit Dit gebeurt door nieuwe, coherente verhalen over het eigen leven te ontwikkelen waarin betekenis en vermogen (‘agency’) centraal staan. Deze verhalen leiden tot nieuwe betekenisvolle en zingevende doelen in het leven en vertrouwen om deze doelen (‘mastery’) te bereiken. Het verwerken van moeilijke gebeurtenissen. Dit wordt ook wel integratieve reminiscentie en instrumentele reminiscentie genoemd. Dit vindt plaats door het focus te leggen op leerervaringen, context en positieve ervaringen met coping. Het ophalen van specifieke positieve herinneringen Door de depressie hebben mensen moeite om specifieke, positieve gebeurtenissen te herinneren. Het trainen van dit deel van het autobiografisch geheugen leidt ertoe dat tot betere zelfacceptatie komen en positieve gedachten over het zichzelf en het eigen leven ontwikkelen. Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Depressie behoort tot de aandoening met de grootste ziektelast. De belangrijkste risicofactor is de aanwezigheid van relevante depressieklachten. De afname van depressieklachten is daarom een belangrijke rationale voor (geindiceerde) preventie. Het is belangrijk dat de preventieve interventie gericht is op factoren die rol spelen bij het in stand houden en verergeren van depressieklachten. Bij ouderen kunnen de confrontatie met negatieve levensgebeurtenissen leiden tot een negatief en onmachtig levensverhaal, waarbij vooral herinneringen worden opgehaald aan negatieve gebeurtenissen. Dit leidt tot afname van zingeving en vertrouwen. Door depressie ontstaan problemen bij het ophalen van specifieke positieve herinneringen. In Op verhaal komen worden ouderen uitgenodigd herinneringen op te halen maar tegelijkertijd uitgedaagd om nieuwe verhalen over gebeurtenissen te ontwikkelen. Er wordt gevraagd naar voorbeelden van succesvolle coping, naar momenten van groei en leren, naar persoonlijke competenties. Daardoor ontstaat een nieuw positief levensverhaal dat de basis is voor een positieve identiteit. Dit leidt tot positieve gedachten over zelf het eigen leven, meer zelfvertrouwen en het vinden van nieuwe zingevende doelen. Dit leidt tot afname van depressieve klachten.
15
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
De groepsinterventie Op verhaal komen is een op life-review gebaseerde preventieve interventie voor mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige psychische klachten. De interventie heeft als doel om lichte tot matige depressie klachten en angstklachten te verminderen en om de positieve geestelijke gezondheid te bevorderen, en daarmee een toename van klachten of het ontwikkelen van een klinische depressie te voorkomen. Op verhaal komen wordt aangeboden bij GGZ-instellingen
16
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Professionals die de life-review interventie Op verhaal komen willen uitvoeren moeten een 2-daagse training volgen. Deze training zal 2 keer per jaar worden aangeboden. In deze training komen de uitgangspunten, werkmethoden en doelstellingen van de interventie Op verhaal komen aan bod. Er wordt geoefend met specifieke life-review technieken en het stellen van narratieftherapeutische vragen. Na afloop zijn de hulpverleners in staat om de groepsinterventie te geven aan cliënten met (niet ernstige) psychische problematiek. Om aan de training deel te kunnen nemen dienen de hulpverleners ervaring te hebben in het werken met ouderen en een opleiding te hebben gevolgd die relevant is voor de GGZ, zoals psychologie, maatschappelijk werk, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige of preventiewerker. De interventie wordt in totaal gegeven door 2 hulpverleners; in ieder geval door 1 GZ-psycholoog. In Nederland is inmiddels een groot percentage hulpverleners en preventiewerkers geschoold in life-review. Voor deze training is een draaiboek ontwikkeld, welke de deelnemers van de train-de-trainers training aangeboden krijgen.
Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten.
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Er is een draaiboek ontwikkeld voor trainers waarin stap voor stap staat beschreven hoe de interventie dient te worden uitgevoerd. Er is geen protocol voor overdracht geschreven. De train-de-trainers is de afgelopen jaren echter regelmatig gegeven. Na afloop van de training geven de deelnemers telkens aan dat zij zich goed in staat voelen om de training te geven.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De wijze van kwaliteitsbepaling wordt bepaald door de uitvoerder. Het behoort tot de standaardwerkwijze van preventie-afdelingen om na elke interventie een procesevaluatie uit te voeren en voor en na de interventie klachtenlijsten af te nemen.
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor
De kosten voor de uitvoering van de interventie bestaan uit: - wervingskosten van €10 per succesvol geworden deelnemer - een intake van een uur (+30 minuten administratie) door een GZpsycholoog voor €136 per uur
17
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie).
-
Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
Om te kunnen deelnemen aan de interventie moeten de deelnemers zelf ook kosten maken, namelijk voor het interventieboek t.w.v. €25,-.
7 sessies (+ 15 min. voorbereiding) per sessie door 1 klinisch psycholoog voor €136 per uur en 1 preventiewerker voor 100,43 per uur, in groepen van 5 (range 4-6) deelnemers.
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten.
Onderzoek De life-review interventie is onderzocht in gerandomiseerd, gecontroleerd effectonderzoek (zie punt 10). In totaal zijn er 202 deelnemers geïncludeerd, met een gemiddelde leeftijd 63 jaar en waarvan 77% vrouw. Qua opleidingsniveau zijn de deelnemers vrijwel gelijk verdeeld; 36.6% van de deelnemers is hoog opgeleid, 33.7% middelbaar opgeleid en 29.7% laag opgeleid.
Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast.
Succes- en faalfactoren D.m.v. moderatieanalyses zijn de volgende succes- en faalfactoren onderzocht: reminiscentiepatroon, persoonlijkheid, leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, klinisch relevante depressieklachten en angstklachten tijdens baseline, eerdere depressieve episodes, chronische medische condities en belangrijke levensgebeurtenissen. De moderatieanalyses lieten zien dat er weinig prognostisch factoren zijn aan te wijzen in de effectiviteit op depressieve symptomen. De interventie lijkt geschikter te zijn voor mensen die hoog scoren op de persoonlijkheidstrek “extraversie” en laag scoren op de reminiscentiestijl “vermindering van verveling”. Aangezien een groot aantal potentiële moderatoren is onderzocht en er slechts 2 moderatoren naar voren kwamen kan worden gesteld dat de interventie toegankelijk is voor een breed publiek.
Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Bereik De life-review interventie is inmiddels landelijk geïmplementeerd. Ruim 40% van de GGZ-instellingen in Nederland biedt de interventie aan. Tevredenheid De groepsinterventie werd door de deelnemers op een schaal van 1 tot 10 geëvalueerd met een 7.7. De specifieke oefeningen die werden aangeboden werden over het algemeen als zeer zinvol geëvalueerd. Bovendien waren de deelnemers tevreden over de hoeveelheid huiswerk en de begeleiding. Vermeld kan worden dat de interventie uitgebreid is geëvalueerd in een eerste pilotstudie (Bohlmeijer, Kramer, Smit, Onrust, & Van Marwijk, 2009; Bohlmeijer, Westerhof & Emmerik-de Jong, 2008). Alle specifieke onderdelen en activiteiten werden door de deelnemers beoordeeld. Op basis hiervan is de interventie aangepast. Onderdelen die laag scoorden op zinvolheid en helderheid zijn weglaten of vervangen door andere onderdelen.
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en
18
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bex Ja wijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.) Vraag 11
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
Ja
Nee
x Nee
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
19
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
De effectiviteit van Op verhaal komen is onderzocht in een pilot studie en twee gecontroleerde effectstudies. Pilot studie (studies 1 en 2) Bohlmeijer, Kramer, Smit, Onrust, & Van Marwijk, 2009; Bohlmeijer, Westerhof, & Emmerik-de Jong, 2008 In samenwerking met 6 GGZ-instellingen werden de effecten van Op verhaal onderzocht in een quasi-experimentele studie. Aan dit onderzoek namen 108 ouderen deel. 65 ouderen ontvingen de interventie (experimentele groep) en 43 ouderen stonden tijdelijk op een wachtlijst (controle groep). De uitkomstmaten ware depressieklachten, mastery en persoonlijke zingeving. Na afloop van de interventie hadden de deelnemers significant minder depressieklachten en meer invloed op hun leven. De effectgroottes d waren gemiddeld voor depressieklachten (0.37 direct na de interventie (t1) en 0.39 na een follow-up van drie maanden (t2)) en klein voor mastery (0.25 direct na de interventie (t1) en 0.19 na een follow-up van drie maanden (t2)). Ook het persoonlijk zingevingprofiel van de deelnemers was na afloop positiever in vergelijking tot de controlegroep, met een effectgrootte d van 0.38 direct na de interventie. Gerandomiseerd gecontroleerde effectstudie (studie 3) Korte, Bohlmeijer, Cappeliez, Smit & Westerhof, 2011 De gecontroleerde effectstudie is uitgevoerd in samenwerking met 14 GGZinstellingen. In totaal zijn er 202 deelnemers geïncludeerd. Zij werden random toegewezen aan de interventieconditie (de life-review interventie; n=100) of aan de controlegroep (gebruikelijke zorg, oftewel care-as-usual; n=102). Dit is de grootste RCT die tot op heden is uitgevoerd naar de effecten van life-review. De interventie is onderzocht op de volgende uitkomstmaten: depressieve symptomen, angstsymptomen, huidige depressieve episode, kwaliteit van leven en positieve geestelijke gezondheid. Deze uitkomstmaten zijn op de volgende momenten gemeten: baseline (t0), direct na de interventie (t1; 3 maanden na baseline), tijdens de eerste follow-up (t2; 6 maanden na baseline) en tijdens de tweede follow-up (t3; 12 maanden na baseline). Resultaten lieten zien dat de deelnemers in de interventiegroep, in vergelijking tot de controleconditie, direct na afloop van de interventie significant minder depressieklachten hadden (effectgrootte d=0.60), evenals drie maanden na
20
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
afloop van de interventie (effectgrootte d=0.50). Dit effect bleef 9 maanden na afloop van de interventie gehandhaafd. Bovendien was de kans dat de interventiedeelnemers geen klinisch relevante depressieklachten hadden significant groter dan bij de deelnemers aan de controlegroep (direct na de interventie; OR 3.77, NNT=3.5; bij de eerste follow-up: OR 3.76, NNT=3.3). Er werden tevens kleine, maar significante effecten gevonden ten aanzien van angstklachten (effectgrootte d=0.28 bij t1 en d=0.25 bij t2) en positieve geestelijke gezondheid effectgrootte d=0.29 bij t1 en d=0.26 bij t2), ten gunste van de interventiegroep. Om meer inzicht te krijgen in de werkzame mechanismen van life-review, hebben we in een aanvullende studie mogelijke mediatoren onderzocht op depressieklachten (Korte, Westerhof & Bohlmeijer, accepted for publication). Hiertoe zijn mediatoren bekeken die theoretisch en empirisch zijn voorgesteld als belangrijke werkzame mechanismen van life-review (zie onderdeel 6), namelijk: het ontwikkelen van de eigen identiteit, het oplossen van problemen, het herleven van bittere herinneringen, het tegengaan van verveling (allen reminiscentiestijlen), persoonlijke zingeving, mastery en positieve gedachten. De bevindingen lieten zien dat de herleving van bittere herinneringen, het tegengaan van verveling, mastery en positieve gedachten de effecten van life-review op depressieklachten inderdaad medieerden. Gerandomiseerde gecontroleerde effectstudie (studie 4) Lamers, Korte, Westerhof & Bohlmeijer, in preparation De groepsinterventie Op verhaal komen kan ook worden doorlopen als zelfhulpinterventie. Cliënten werken dan zelfstandig het boek door. Deze zelfhulpinterventie is onderzocht in een gerandomiseerde gecontroleerde effectstudie. Deelnemers aan de interventieconditie kregen begeleiding kregen via e-mailcontact met een counselor. Ze kregen wekelijks inhoudelijke feedback op de kern van de opdrachten die zij per e-mail naar de counselor hadden opgestuurd. De zelfhulpinterventie werd empirisch getoetst op de effectiviteit in termen van afname van depressieklachten, toename van positieve geestelijke gezondheid en afname van overige psychische klachten. Er werden in totaal 174 mensen, van 40 jaar en ouder en met lichte tot matige depressieklachten, geïncludeerd in de studie. Uit de resultaten blijkt dat de zelfhulpinterventie effectief is: deelnemers hebben direct na afloop van de interventie (drie maanden na baseline) minder depressieklachten (effectgrootte d= .30) en algemene psychische klachten (effectgrootte d= .37), en een verhoogde positieve geestelijke gezondheid (effectgrootte d=.16). De deelnemers laten een afname zien van gemiddeld 8.3 punten op depressieklachten, zoals gemeten met de CES-D. Na afloop van de interventie scoren zij rond het afkappunt van 16. Deze effecten bleven drie en negen maanden na de interventie (zes maanden en 12 maanden na baseline) behouden. Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld;
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Studies 1 en 2 Auteurs: Bohlmeijer, Kramer, Smit, Onrust & Van Marwijk; Bohlmeijer, Westerhof, & Emmerik-de Jong Jaar: 2008 en 2009 Onderzoekstype: quasi-experimentele studie Belangrijkste resultaten: De life-review interventie Op verhaal komen, voor mensen met lichte tot matige depressieklachten, is effectief in het verminderen van deze klachten en in het bevorderen van mastery en persoonlijke zingeving.
21
Interventienummer 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend. (Zie de handleiding bij dit werkblad.)
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bewijskracht van het onderzoek: 5 Resultaten effectiviteit: 1 Studie 3 Auteurs: Korte, Bohlmeijer, Cappeliez, Smit & Westerhof Jaar: 2011 Onderzoekstype: gerandomiseerde gecontroleerde trial Belangrijkste resultaten: De life-review groepsinterventie Op verhaal komen, voor mensen met lichte tot matige depressieklachten, is effectief in het verminderen van deze klachten, in het verminderen van angstklachten en in het bevorderen van positieve geestelijke gezondheid. Bewijskracht van het onderzoek: 7 Resultaten effectiviteit: 1 Studie 4 Auteurs: Lamers, Korte, Westerhof & Bohlmeijer Jaar: in preparation Onderzoekstype: gerandomiseerde gecontroleerde trial Belangrijkste resultaten: De life-review zelfhulpinterventie Op verhaal komen, voor mensen met lichte tot matige depressieklachten, is effectief in het verminderen van deze klachten, in het verminderen van algemene psychische klachten en in het bevorderen van positieve geestelijke gezondheid. Bewijskracht van het onderzoek: 5 Resultaten effectiviteit: 1
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Er zijn vele studies verricht naar life-review als therapie (primair gericht op het verminderen van depressie) en daarvan zijn verschillende meta-analyses beschikbaar (Bohlmeijer, Smit & Cuijpers, 2003; Hsieha & Wang, 2003; Payne & Marcus, 2008; Peng, Huang, Chen & Lu, 2009; Pinquart, Duberstein & Lyness, 2007; Pinquart & Forstmeier, 2012). De preventieve interventie Op verhaal komen is echter een nieuw aanbod. Er zijn op dit moment geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie
22
Interventienummer
Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
De naam van de interventie is Op verhaal komen (oude naam De verhalen die we leven). Het verwijst naar een mooie Nederlandse uitdrukking die goed uitdrukt waar het bij de interventie in de kern om gaat. Namelijk je ervaringen beschrijven en vertellen in verhalen waardoor je er weer tegenaan kunt. De naam nodigt bovendien uit tot zelfstandigheid. Deelnemers leren als het ware om (weer) op verhaal te komen.
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering.
De interventie wordt vooral uitgevoerd door preventie-afdelingen van GGZinstellingen. Op basis van train-de-trainers en inventarisatie via Google wordt geschat dat ruim 40% van de instellingen de interventie aanbiedt. Op dit moment zijn er studies gaande waarbij de interventie als zelfhulp wordt aangeboden en online.
Meld indien van toepassing: De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies.
De interventie is een preventieve toepassing van life-review. Voor zover wij weten is dat uniek in Nederland.
Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Aangehaalde literatuur
23
Interventienummer Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beekman, A. T. F., Geerlings, S. W., & Van Tilburg, W. (1998). Depression in later life: Emergence and prognosis. In: D.J.H.Deeg, A.T.F.Beekman and D.M.W.Kriegsman (eds.). Autonomy and well-being in the aging population II : report from the Longitudinal Aging Study Amsterdam, 1992-1996, Amsterdam: VU University Press. Beekman, A.T.F., Penninx, B.W.J.H., Deeg, D.J.H., De Beurs, E., Geerings, S.W., Van Tilburg, W. (2002). The impact of depression on the well-being, disability and use of services in older adults: a longitudinal perspective. Acta Psychiatrica Scandinavica, 105, 20–27. Boelen, P.A. (2007). Psychometric properties of the Dutch version of the Automatic thoughts Questionnaire-Positive (ATQ-P). Cognitive Behaviour Therapy, 36(1), 23–33. Bohlmeijer, E.T., Kramer, J., Smit, F., Onrust, S., & Van Marwijk, H. (2009). The effects of integrative reminiscence on depressive symptomatology and mastery of older adults. Community Mental Health Journal, 45(6), 476–484. Bohlmeijer, E.T, Smit, F., & Cuijpers, P. (2003). Effects of reminiscence and life-review on late-life depression: a meta-analysis. International Journal of Geriatric Psychiatry, 18(12), 1088–1094. Bohlmeijer, E., & Westerhof, G. J. (2010). Op verhaal komen: je autobiografie als bron van wijsheid. Amsterdam: Boom. Bohlmeijer, E.T., Westerhof, G.J., & Emmerik-de Jong, M. (2008). The effects of integrative reminiscence on meaning in life: results of a quasiexperimental study. Aging and Mental Health, 12(5), 639–646. Boland, C., Smits, C. H. M., de Vries, W. M., & van Erp, A. N. J. (2007). De kracht van je leven. De narratieve methode in de GGZ-preventie bij Turkse en Marokkaanse ouderen met depressieve klachten. Maandblad Geestelijke Gezondheidszorg, 62, 487-499. Brewin, C.R. (2006). Understanding cognitive behaviour therapy: a retrieval competition account. Behaviour Research and Therapy, 44(6), 765–784. Butler, R. N. (1963). The life-review: an interpretation of reminiscence in the aged. Psychiatry, 26(1), 65–76. Cappeliez, P. (2002). Cognitive-reminiscence therapy for depressed older adults in day hospital and long-term care. In J. D. Webster and B. K. Haight (eds.), Critical Advances in Reminiscence Work: From Theory to Application (pp. 300–313). New York: Springer. Cappeliez, P., & O’Rourke, N. (2006). Empirical validation of a model of reminiscence and health in later life. Journal of Gerontology: Psychological Sciences, 61(4), 237–244. Cappeliez, P., O’Rourke, N., & Chaudhury, H. (2005). Functions of reminiscence and mental health in later life. Aging and Mental Health, 9(4), 295– 301.
24
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Cappeliez, P., & Robitaille, A. (2010) Coping mediates the relationships between reminiscence and psychological well-being among older adults. Aging & Mental Health, 14(7), 807–818. Cuijpers, P., & Smit, F. (2004). Sub threshold depression as a risk indicator for major depressive disorder: A systematic review of prospective studies. Acta Psychiatrica Scandinavica, 109, 325-331. Cuijpers, P., Van Straten, A., Smit, F., Mihalopoulos, C., & Beekman, A. (2008). Preventing the onset of depressive disorders: a meta-analytic review of psychological interventions. American Journal of Psychiatry, 165, 12721280. Cully, J. A., LaVoie, D., & Gfeller, J. D. (2001). Reminiscence, personality, and psychological functioning in older adults. Gerontologist, 41(1), 89–95. Davidhizar, R., & Shearer, R.A. (1999). Helping elderly clients adjust to change and loss. Home Care Provider, 4, 147–149. Gommer A.M., Hoeymans, N., Poos, M.J.J.C. (2010). Wat is de ziektelast in Nederland? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Graaf, de, R., Ten Have, M., & Van Dorsselaer, S. (2010). NEMESIS-2: De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut. Haight, B.K. (1992). Long-term effects of a structured life-review process. Journal of Gerontology, 47(5), 312–315. Hsieha, H.F., & Wang, J.J. (2003). Effect of reminiscence therapy on depression in older adults: a systematic review. International Journal of Nursing Studies, 40(4), 335–345. Ingram, R. E., Kendall, P. C., Siegle, G., Guarino, J., & McLaughlin, S. C. (1995). Psychometric properties of the Positive Automatic Thoughts Questionnaire. Psychological Assessment, 7(4), 495–507. Korte, J., Bohlmeijer, E.T., Cappeliez, P., Smit, F., & Westerhof, G.J. (2011, online first). Life-review therapy for older adults with moderate depressive symptomatology: a pragmatic randomized controlled trial. Psychological Medicine, doi:10.1017/S0033291711002042. Korte, J., Bohlmeijer, E. T., Westerhof, G. J., & Pot, A. M. (2011). Reminiscence and adaptation to critical life events in older adults with mild to moderate depressive symptoms. Aging and Mental Health, 15(5), 638–646. Korte, J., Westerhof, G.J., & Bohlmeijer, E.T. (accepted for publication). Mediating Processes in an Effective Life-review Intervention. Psychology and Aging.
25
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Kraaij, V., Arensman, E., & Spinhoven, P. (2002). Negative life events and depression in elderly persons: A meta-analysis. Journal of Gerontology: Psychological Sciences, 57B, P87–P94. Krause, N. (2004). Stressors arising in highly valued roles, meaning in life, and the physical health status of older adults. Journal of Gerontology: Social Sciences, 59(5), S287–S297. Lamers, S.M.A., Korte, J., Westerhof, G.J., & Bohlmeijer, E.T. (in preparation). Life-review therapy as guided self-help for older adults with moderate depressive symptomatology: a pragmatic randomized controlled trial Lamers, S.M.A., Westerhof, G.J., Bohlmeijer, E.T., Ten Klooster, P.M., & Keyes, C.L.M. (2011). Evaluating the psychometric properties of the Mental Health Continuum-Short Form (MHC-SF). Journal of Clinical Psychology 67, 99–110. Licht-Strunk, E., Van der Windt, D.A., Van Marwijk, H.W., De Haan, M., Beekman, A.T. (2007). The prognosis of depression in older patients in general practice and the community. A systematic review. Family Practice, 24, 168–180. Maas, I.A.M., & Jansen, J. (2000). Psychische (on)gezondheid: determinanten en de effecten van preventieve interventies. Bilthoven: RIVM. Parker, R. G. (1995). Reminiscence: A community theory framework. Gerontologist, 35(4), 515–525. Parker, R. G. (1999). Reminiscence as continuity: Comparison of young and older adults. Journal of Clinical Geropsychology, 5(2), 147–157. Payne, K.T., & Marcus, D.K. (2008). The efficacy of group psychotherapy for older adult clients: a meta-analysis. Group Dynamics: Theory, Research, and Practice, 12(4), 268–278. Pearlin, L.I., & Schooler, C. (1978). The structure of coping. Journal of Health and Social Behaviour, 19(1), 2–21. Pekrun, R., Elliot, A. J., & Maier, M. A. (2006). Achievement goals and discrete achievement emotions. Journal of Educational Psychology, 98(3), 583–597. Peng, X.D., Huang, C.Q., Chen, L.J., & Lu, Z.C. (2009). Cognitive behavioural therapy and reminiscence techniques for the treatment of depression in the elderly: a systematic review. The Journal of International Medical Research, 37(4), 975–982. Pinquart, M. (2002). Creating and maintaining purpose in life in old age: a meta-analysis. Ageing International, 27(2), 90–114. Pinquart, M., & Forstmeier, S. (2012, online first). Effects of reminiscence interventions on psychosocial outcomes: a meta-analysis. Aging & Mental
26
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Health, DOI:10.1080/13607863.2011.651434. Pinquart, M., Duberstein, P.R., & Lyness, J.M. (2007). Effects of psychotherapy and other behavioral interventions on clinically depressed older adults: A meta-analysis. Aging & Mental Health, 11(6), 645–657. Poos, M.J.J.C., Smit, J.M, Groen, J., Kommer, G.J., & Slobbe, L.C.J. (2008). Kosten van ziekten in Nederland 2005. Bilthoven: RIVM. Schoemaker, C., & Spijker, J. (2010). Welke factoren beïnvloeden de kans op depressie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Serrano, J. P., Latorre, J. M., Gatz, M., & Montanes, J. (2004). Life-review therapy using autobiographical retrieval practice for older adults with depressive symptomatology. Psychology and Aging, 19(2), 272–277. Sheehan, D.V., Lecrubier, Y., Sheehan, K.H., Amorim, P., Janavs, J., Weiller, E., Hergueta, T., Baker, R., Dunbar, G.C. (1998). The Mini International Neuropsychiatric Interview (M.I.N.I.): the development and validation of a structured diagnostic psychiatric interview for DSM-IV and ICD-10. Journal of Clinical Psychiatry 59, 22–33. Sideridis, G. D. (2005). Goal orientation, academic achievement, and depression: evidence in favour of a revised goal theory framework. Journal of Educational Psychology, 97(3), 366–375. Sideridis, G. D. (2007). Why are students with LD depressed? A goal orientation model of depression vulnerability. Journal of Learning Disabilities, 40(6), 526–539. Steger, M., Frazier, P., Oishi, S., & Kaler, M. (2006). The meaning in life questionnaire, assessing the presence of and search for meaning in life. Journal of Counselling Psychology, 53(1), 80–93. Steunenberg, B., Beekman, A.T., Deeg, D.J., Bremmer, M.A., & Kerkhof, A.J. (2007). Mastery and neuroticism predict recovery of depression in later life. American Journal of Geriatric Psychiatry, 15(3), 234–242. Radloff, L. S. (1977). The CES-D scale: A self-report depression scale for research in the general population. Applied Psychological Measurement, 1, 385-401. Van ’t Land, H., Schoemaker, C., & De Ruiter, C. (2008).Trimbos zakboek psychische stoornissen. Tweede, herziene en uitgebreide druk. Utrecht: De Tijdstroom. Watt, L. M. (1996). Integrative and instrumental reminiscence therapies for the treatment of depression in older adults. Unpublished doctoral dissertation, University of Ottawa, Ottawa, Ontario, Canada. Watt, L. M., & Cappeliez, P. (2000). Integrative and instrumental reminiscence therapies for depression in older adults: intervention strategies and treatment effectiveness. Aging & Mental Health, 4(2), 166–177.
27
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Webster, J. D. (1993). Construction and validation of the Reminiscence Functions Scale. Journals of Gerontology: Psychological Sciences, 48(5), 256–262. Webster, J. D. (1998). Attachment styles, reminiscence function, and happiness in young and elderly adults. Journal of Aging Studies, 12(3), 315–330. Webster, J. D., & McCall, M. E. (1999). Reminiscence functions across adulthood: a replication and extension. Journal of Adult Development, 6(1) 73–85. Westerhof, G. J., Bohlmeijer, E. T., Van Beljouw, I. M .J., & Pot, A. M. (2010). Improvement in personal meaning mediates the effects of a lifereview intervention on depressive symptoms in a randomized controlled trial. The Gerontologist, 50(4), 541–549. Westerhof, G. J., Bohlmeijer, E. T., & Webster, J. D. (2010). Reminiscence and mental health: a review of recent progress in theory, research, and intervention. Ageing and Society, 30(4), 697-721. White, M., & Epston, D. (1990). Narrative means to therapeutic ends. W. W. Norton: New York. Williams, J. M., Barnhofer, T., Crane, C., Herman, D., Raes, F., Watkins, E., & Dalgleish, T. (2007). Autobiographical memory specificity and emotional disorder. Psychological Bulletin, 133(1), 122–148. Wong, P. T. (1995). The processes of adaptive reminiscence. In B.K. Haight and J.D. Webster (eds.), The Art and Science of Reminiscing: Theory, Research, Methods, and Applications (pp.23–35). Pennsylvania, PA: Taylor and Francis. Zigmond, A. S., & Snaith, R. P. (1983). The hospital anxiety and depression scale. Acta Psychiatrica Scandinavica, 67, 361-370.\
28
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studies 1 en 2
Bohlmeijer, E.T., Kramer, J., Smit, F., Onrust, S., & Van Marwijk, H. (2009). The effects of integrative reminiscence on depressive symptomatology and mastery of older adults. Community Mental Health Journal, 45, 476–484. Bohlmeijer, E.T., Westerhof, G.J., Emmerik-De Jong, M. (2008). The effects of integrative reminiscence on meaning in life: results of a quasi-experimental study. Aging & Mental Health, 12, 639–646.
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
X
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
X
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
X X X X X X
X
X
X
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
X
29
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
X
Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. X
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie.
X
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
X
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
30
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
Depressie (0-60)
Mastery (5-25)
Zingeving
Op verhaal komen (n=100) M SD
Controlegroep (n=102) M SD
Baseline (t0) Post-treatment (t1) Follow-up (t2)
17.6 14.0 13.7
19.2 18.2
Baseline (t0) Post-treatment (t1) Follow-up (t2)
15.4
3.6
15.4
3.6
16.4 16.2
4.0 4.1
15.1
3.7
Baseline (t0) Post-treatment (t1)
4.0 4.6
1.6 1.6
3.8 4.1
1.6 2.1
9.7 10.3 8.2
7.0 8.5
d 0.37 0.39
0.25 0.19
0.38
31
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1 vervolg. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 3
Korte, J., Bohlmeijer, E.T., Cappeliez, P., Smit, F., & Westerhof, G.J. (2011, online first). Life-review therapy for older adults with moderate depressive symptomatology: a pragmatic randomized controlled trial. Psychological Medicine, doi:10.1017/S0033291711002042.
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
X
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
X
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
X X X X X X
X
X
X
X
X
32
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
X
Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. X
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie.
X
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie.
X
15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd.
X
16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
X
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
33
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
Depressie (0-60)
Angst (0-21)
Positieve geestelijke gezondheid (0-70)
Baseline (t0) Post-treatment (t1) Follow-up (t2) Second follow-up (t3)
Op verhaal komen (n=100) M SE 20.5 1.1 15.8 1.2 15.3 1.1 15.4 1.0
Care-as-usual (n=102) M SE 20.6 0.74 21.2 0.90 20.4 1.0
Baseline Post-treatment Follow-up Second follow-up Baseline
8.3 6.8 6.8 6.7 34.2
0.39 0.34 0.34 0.34 0.97
8.4 8.0 7.7
0.39 0.42 0.38
34.0
1.2
Post-treatment Follow-up Second follow-up
38.0 36.9 39.0
1.5 1.1 1.1
33.8 33.7
1.5 1.2
d 0.60 0.50
0.28 0.25
0.29 0.26
34
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1 vervolg. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 4
Lamers, S.M.A., Korte, J., Westerhof, G.J., & Bohlmeijer, E.T. (in preparation). Life-review therapy as guided self-help for older adults with moderate depressive symptomatology: a pragmatic randomized controlled trial A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
X
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
X
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
X X X X X X
X
X
X
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
X
35
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
X
Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. X
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie.
X
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie.
X
15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
X
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
36
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
Depressieklachten (0-60) Algemene psychische klachten (1-5)
Positieve geestelijke gezondheid (1-6)
Op verhaal komen (n=100) M SD
Controlegroep (n=102) M SD
d
Baseline (t0) Post-treatment (t1)
24.3 16.0
9.2 7.8
22.9 18.5
8.6 9.0
0.30
Baseline (t0) Post-treatment (t1)
1.9 1.6
.478 .401
1.9 1.8
.504 .490
0.37
Baseline (t0) Post-treatment (t1)
3.1 3.6
.763 .816
3.3 3.4
.788 .926
0.16
37
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1. Verklaringsmodel Op verhaal komen
38