Werkblad beschrijving interventie
Diabetes Voorkomen
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/interventies/
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact NCJ Trudy Dunnink
[email protected] 030-7600413
Contact RIVM-CGL
Projectgroep Erkenningen
[email protected] 030-274 4798
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
GGD Amsterdam/ Margriet Lenglet en Wieteke van Wijhe 1018 WT Nieuwe Achtergracht 100 Amsterdam
[email protected] en
[email protected] 020-555 5134 (Wieteke) 020 555 5390 (Margriet) http://www.gezond.amsterdam.nl/Beleid-onderzoek--preventie/Bewegingvoeding--overgewicht/Diabetes-Voorkomen
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving 2009 Training vetc-ers nieuwe programma Draaiboek cursus (van Wijhe- van Zadelhoff WM et al., 2012b) Draaiboek organisatie (van Wijhe- van Zadelhoff WM et al., 2012a) Eindrapport effect- en procesevaluatie (El Fakiri F et al., 2013)
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
2
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
X Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
X Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
X Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde X Ja handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
X Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
X Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
X Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
X Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
X Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
X Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
X Ja
Nee
3
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Doel Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Na de cursus kunnen de deelnemers: • uitleggen wat het risico op diabetes verhoogt; • hun eigen risico op diabetes realistisch beoordelen; • uitleggen op welke manier ze zelf hun risico op diabetes kunnen verlagen; • uitleggen welke manier bij ze past en welke hulp ze hierbij nodig hebben; • de adviezen opvolgen op basis van de diabetesrisicotest en bloedglucosetest. • Ook willen de deelnemers meer blijven bewegen om hun risico op diabetes te verkleinen. • Verder worden tijdens de derde bijeenkomst deelnemers opgespoord met diabetes of met een hoog risico om diabetes te ontwikkelen.
Doelgroep Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
De interventie is bedoeld voor Turkse en Marokkaanse Amsterdammers van 40 jaar en ouder, met overgewicht en/of diabetes in de familie.
Aanpak Een gecombineerde leefstijlinterventie bestaande uit een voorlichtingscursus ter preventie van diabetes van 5 bijeenkomsten van 2 uur door een voorlichter eigen taal en cultuur (vetc-er). Aansluitend op de cursus gaan de deelnemers wekelijks bewegen onder begeleiding van een docent in de wijk. De toeleiding naar de beweeglessen vindt plaats door de vetc-er. De cursus Diabetes Voorkomen vindt plaats op een locatie in de wijk van de deelnemers, meestal bij de betrokken zelforganisatie. De cursus besteedt in bijeenkomst 1 en 2 veel aandacht aan het beoordelen van het eigen risico op diabetes. Stapsgewijs werken de deelnemers toe naar bewustwording van hun eigen risico. Pas in bijeenkomst 3 en 4 van de cursus gaat het over mogelijke veranderingen in hun leefstijl. De cursus is afgestemd op de doelgroep, met name door de inzet van vetc-ers, maar ook door aangepaste werving, organisatie en materiaal. De cursus is als volgt opgebouwd: 1. Introductiebijeenkomst 2. Meer over diabetes en kennismaken met Ali en Aisha 3. Diabetes Risicotest 4. Bloedtest door een diabetesverpleegkundige en veranderingen in gedrag. 5. Afsluiting en proefles bewegen.
Materiaal
4
Interventienummer
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Er zijn twee draaiboeken voor Diabetes Voorkomen: • Draaiboek voor het organiseren van de cursus Diabetes Voorkomen. Dit draaiboek is een hulpmiddel voor de projectleider en coördinator om het project te organiseren (Wijhe- van Zadelhoff WM van et al, 2012a). • Draaiboek voor de cursus Diabetes Voorkomen. Dit draaiboek is een hulpmiddel voor de voorlichter om de cursus te geven (Wijhe- van Zadelhoff WM van et al, 2012b). Bij het draaiboek voor de cursus hoort een set van 18 praatplaten.
Onderzoek Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Er is onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie in de vorm van een procesevaluatie. De interventie bereikt de doelgroep. De 150 deelnemers voldoen in grote mate aan de inclusiecriteria. De deelnemers zijn zeer tevreden over de cursus. Ook de intermediairen zijn erg tevreden. Vooral over de inzet van de vetc-ers voor deze cursus zijn de intermediairen unaniem zeer tevreden. In de samenwerking en communicatie zijn nog een aantal verbeteringen mogelijk volgens de intermediairen. Ook noemen ze een aantal inhoudelijke punten ter verbetering. Op organisatorisch niveau kan nog gewerkt worden aan het vergroten van draagvlak en duidelijker afspraken in de organisatie. Het lukt vaak niet om een aansluitend beweegaanbod te organiseren. De belangrijkste succesfactor is de inzet van de voorlichters eigen taal en cultuur. Zij kunnen de doelgroep goed bereiken en zorgen voor vertrouwen, herkenning en een prettige sfeer. Dit creëert de mogelijkheid om effecten te bereiken. Daarnaast is de inzet van sleutelpersonen/contactpersonen als intermediair van belang. Het aansluitende beweegaanbod is een belangrijke reden voor deelname en het bloedprikken is een populair programmaonderdeel. Belangrijkste veranderingen Inhoudelijk is het programma meer aangepast aan de doelgroep. Er zijn meer actieve werkvormen, duidelijker opbouw en herhaling in het programma en meer visuele ondersteuning.
5
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
In 2007 hadden ruim 740.000 mensen diabetes mellitus. Op 1 januari 2007 waren er 668.000 mensen met diabetes; in de loop van 2007 kwamen daar ongeveer 72.000 nieuwe patiënten met diabetes bij. Van de personen met diabetes heeft ongeveer 90% type 2 diabetes (Baan & Schoemaker, 2009). Diabetes mellitus, ofwel suikerziekte, is een chronische stofwisselingsziekte die gepaard gaat met een te hoog glucosegehalte in het bloed. Bij diabetes mellitus is het lichaam niet meer in staat om glucose goed te verwerken. De ziekte ontstaat als gevolg van stoornissen in de afscheiding van insuline en/of het niet optimaal benutten van de aanwezige insuline door weefsels (insulineresistentie). Insuline is nodig voor het transport van glucose uit het bloed naar de lichaamsweefsels. Bij geen of onvoldoende insuline heeft het lichaam moeite om de glucose uit het bloed te krijgen en stijgen de bloedglucosewaarden. Hierdoor ontstaan eerst klachten, zoals veel drinken en moeheid, en later macro- en microvasculaire complicaties, zoals hart- en vaatziekten en oogproblemen. Er bestaan grofweg twee vormen van diabetes: type 1 en type 2. Type 1 ontstaat over het algemeen bij jonge mensen en is in principe niet te voorkomen. Type 2 ontstaat vooral bij ouderen en is in de helft van de gevallen te voorkomen (Nederlandse Diabetes Federatie, 2009). In Amsterdam heeft ongeveer 3,5% van de volwassenen diabetes. Diabetes komt meer voor onder ouderen en allochtonen. Het blijkt dat diabetes onder Marokkanen in 2004 en 2008 8,7% resp. 8% voorkwam. Voor Turkse Amsterdammers zijn deze cijfers 6,1% resp. 8%. Van de Amsterdammers met Nederlandse afkomst had in 2004 2,5% diabetes en in 2008 5,0%. Het aantal mensen met niet gediagnosticeerde diabetes ligt rond de 0,5% (Uitenbroek et al., 2006; Dijkshoorn et al., 2009). Om een indruk te krijgen: dit zijn ongeveer 3.000 Amsterdammers. De Amsterdamse cijfers voor diabetes zijn hiermee vergelijkbaar met de landelijke cijfers. De gevolgen van diabetes zijn zeer groot. Voor de maatschappij brengt diabeteszorg hoge kosten met zich mee. Voor 2005 werd dit geschat op 814 miljoen euro (1,2% van de totale kosten voor de gezondheidszorg), waarin de kosten voor behandeling en complicatie slechts ten dele zijn meegenomen. Op individueel niveau heeft diabetes grote gevolgen voor de kwaliteit van leven en moeten diabetespatiënten bij al hun activiteiten rekening houden met hun ziekte (Baan & Schoemaker, 2009). Rekening houdend met de groei en vergrijzing van de Nederlandse bevolking, de effecten van de huidige (hoge) kansen op diabetes type 2 en de verwachte verdere toename van overgewicht in de toekomst, wordt verwacht dat er in 2025 ruim 1,3 miljoen mensen met gediagnosticeerde
6
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
diabetes zullen zijn. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van de 740.000 mensen met diabetes in 2007 (Baan & Schoemaker, 2009).
2. Doel van de interventie Einddoelen cursus Diabetes Voorkomen
Determinanten
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Sociale steun
x
Eigen effectiviteit
x
Attitude
Bewustwording
kan uitleggen door welke factoren het risico op diabetes wordt bepaald kan een realistische inschatting geven van zijn eigen risico op diabetes kan uitleggen op welke manier hij zelf zijn risico op diabetes kan verlagen kan uitleggen welke manier bij hem past en welke hulp hij hierbij nodig heeft kan de adviezen op basis van de risicotest en bloedglucosetest opvolgen wil meer blijven bewegen om zijn risico op diabetes te verlagen. Verder worden tijdens de derde bijeenkomst deelnemers opgespoord met diabetes of met een hoog risico om diabetes te ontwikkelen.
Risicoinschatting
De deelnemer …
Kennis
Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
x
Het doel van de interventie is Diabetes Voorkomen door: 1. het risicobewustzijn op diabetes mellitus type II bij hoogrisicogroepen te verhogen 2. de eigen effectiviteit van deelnemers in reductie van risico op diabetes te vergroten 3. vroegtijdig diabetes op te sporen 4. lichaamsbeweging en actieve leefstijl te bevorderen Om dit te bereiken zijn de volgende cursusdoelen geformuleerd op deelnemersniveau. Zie tabel De einddoelen worden behaald door per bijeenkomst aandacht te besteden aan één of meer subdoelstellingen (zie bijlage 3 draaiboek cursus). Elke subdoelstelling besteedt aandacht aan 1 determinant. Gedurende de cursus bouwen de subdoelstellingen op van een passief naar een actief leerniveau. Bijvoorbeeld eerst ‘kan de deelnemer iets benoemen’ en in een latere bijeenkomst ‘kan hij het uitleggen’. Daarnaast is er opbouw van algemene kennis naar persoonlijke kennis. Bijvoorbeeld eerst ‘wat zijn oorzaken voor een verhoogd risico op diabetes’ en later ‘waardoor heb ik een verhoogd risico op diabetes?’
7
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
3. Doelgroep van de interventie 3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
Einddoelgroep De interventie is bedoeld voor Turkse en Marokkaanse Amsterdammers van 40 jaar en ouder, met overgewicht en/of diabetes in de familie. In Amsterdam woonden op 1 januari 2010 3864 oudere Turken en 7118 oudere Marokkanen. Deze 55 plussers maakten resp. 2,3% en 4,3% van de oudere Amsterdammers uit (Gemeente Amsterdam. Dienst Onderzoek en Statistiek, 2010). Deze groep is de doelgroep van het project Diabetes Voorkomen. Als leeftijdsgrens voor deelname aan het project Diabetes Voorkomen wordt 40 jaar gehanteerd, omdat allochtonen wat betreft hun gezondheid eerder ‘oud’ zijn dan autochtonen (Poort et al., 2001). De werkelijke doelgroep is hierdoor nog groter. Diabetes type 2 is een complexe ziekte met veel factoren die elkaar beïnvloeden, zoals leefstijlfactoren (voeding en bewegen), genetische factoren (leeftijd, geslacht en predispositie), sociologische factoren (taal, cultuur en socio-economische status (SES)) en omgevingsfactoren (woonen leefomgeving). Bij allochtonen is veelal sprake van een opeenstapeling van factoren die samengaan met een slechtere gezondheid. Specifiek voor oudere Turken en Marokkanen is het volgende bekend over de bovenstaande factoren: • op basis van hun leeftijd en herkomst lopen ze meer risico op het ontstaan van diabetes. • de omgevingsfactoren zijn vaak ongunstig. Ze wonen in minder goede wijken en huizen. • diverse sociologische factoren zijn ongunstig voor deze groep: – Ze hebben vaak een lage sociaal-economische status (SES) door een lager opleidingsniveau, een minder gunstige arbeidsmarktpositie en lager inkomen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2008). – Laaggeletterdheid en hiermee samenhangende lage gezondheidsvaardigheden komen veel voor in deze doelgroep. Specifieke cijfers zijn niet voor handen, maar gemiddeld is het percentage laaggeletterdheid onder allochtonen 30%. Dit percentage ligt hoger voor mensen die laag zijn opgeleid, niet werken, werkloos zijn en ouder zijn (Jongeneelen et al., 2008). – Ook behoren ze vaak tot de 1e generatie migranten, die minder geïntegreerd is en meer vasthoudt aan de eigen cultuur (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2009). • op relevante leefstijlfactoren zoals voeding en bewegen is ook veel verbetering mogelijk. Zie voor een uitgebreide analyse van deze factoren paragraaf 6 verantwoording. Intermediaire doelgroepen De contactpersonen zijn het aanspreekpunt van de groep voor de GGD. Zij hebben een sleutelrol bij het vormen en bijeenhouden van de groep. Zij zijn meestal actieve vrijwilligers van een buurthuis of (zelf)organisatie. Een enkele keer is een contactpersoon in dienst van een welzijnsstichting of een vaste medewerker van een grotere organisatie. De contactpersonen kennen de deelnemers vaak ruime tijd en kunnen de deelnemers laagdrempelig aanspreken. De meeste contactpersonen hebben geen inhoudelijke kennis over gezondheid of achtergrond in die richting. Vaak zijn ze, behalve contactpersoon, ook deelnemer aan de cursus. De vetc’ers voeren de interventie uit aan de hand van het draaiboek voor de cursus. Zij zijn allen getraind en ervaren in het geven van voorlichting en hebben kennis van de preventie van diabetes. Zij zijn vooral gespecialiseerd in kennisoverdracht en hebben op grond van hun gelijke etnische en culturele achtergrond veel kennis van de doelgroep. De vetc’er is geïnstrueerd over de acquisitie, werving, inhoud, organisatie en uitvoering van de interventie.
8
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
De diabetesverpleegkundigen bepalen het bloedglucosegehalte van de deelnemers tijdens de derde bijeenkomst en geven hen op basis hiervan en de diabetesrisicotest een individueel advies. Zij zijn in dienst bij een thuiszorgorganisatie en worden door hun eigen leidinggevende geïnstrueerd. De leidinggevende is door de GGD geïnformeerd over methoden en programmainhoud en achtergrond van de doelgroep. De meerwaarde van de deskundige inzet van de diabetesverpleegkundige wordt zichtbaar in het beantwoorden van specifieke vragen over de ziekte en bij het uitleggen van de betekenis van uitslagen van zowel de diabetesrisicotest als de bloedglucosetest die worden afgenomen. De verpleegkundigen hebben een interne training in voorlichting aan groepen gevolgd. De beweegdocenten verzorgen de beweeglessen na de voorlichtingscursus. De beweegdocenten zijn gediplomeerd sportleraar of fysiotherapeut, meestal aangevuld met de opleiding Meer Bewegen voor Ouderen. Zij worden ingepraat over Diabetes Voorkomen door hun eigen leidinggevende of de coördinator. Daarvoor wordt een A-4 met informatie aan de docenten gestuurd. De coördinator geeft extra informatie over de groep deelnemers en de contactgegevens van de vetc’er voor een warme overdracht van de voorlichtingscursus naar de beweegactiviteit. De beweegdocenten geven aan ruime ervaring met groepswerk te hebben. Niet alle docenten hebben ervaring met de doelgroep en sommigen geven aan minder affiniteit met deze groepen te hebben. 3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van
Indicatiecriteria: • Turkse of Marokkaanse nationaliteit • 40 jaar of ouder • Diabetes in de familie en/of geschat overgewicht Contra-indicatiecriterium: • Gediagnosticeerde diabetes Selectie van de deelnemers vindt plaats door contactpersonen van de zelforganisaties waar de cursus plaatsvindt. Zij hebben hiervoor van de GGD Amsterdam een mondelinge toelichting en een protocol voor de werving van deelnemers ontvangen (zie bijlage 4 draaiboek organisatie).
3.3 Toepassing bij migranten De interventie is uitsluitend bedoeld voor specifieke migrantengroepen, te weten • Turkse mannen • Turkse vrouwen • Marokkaanse mannen • Marokkaanse vrouwen De interventie is specifiek afgestemd op deze doelgroep o.a. door: • Mondelinge en via-via werving door contactpersonen van zelforganisaties, zoals moskeeverenigingen en vrijwilligersorganisaties. • Inzet van voorlichters eigen taal en cultuur (vetc-ers) • Cursusmateriaal voor mensen met minder kennis van de Nederlandse taal • Zorgvuldige toeleiding naar wekelijkse beweeglessen door de vetc-er
9
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
Het project Diabetes Voorkomen bestaat uit 4 fases: voorbereiding, planning, uitvoering en evaluatie. Voorbereiding Het project begint met zoeken naar organisaties om het project uit te voeren. Voor de verschillende onderdelen van het project zijn meestal verschillende organisaties nodig. De coördinator van het project gaat op zoek naar: • een contactpersoon die de groep goed kent en de eigen taal spreekt. De contactpersoon helpt soms mee met zoeken naar organisaties waar de cursus gehouden kan worden: de acquisitie. Verder zorgt de contactpersoon voor de werving van deelnemers. Hij zorgt ervoor dat de juiste mensen zich inschrijven voor de cursus. • een voorlichter eigen taal en cultuur voor het geven van de voorlichtingscursus. • een diabetesverpleegkundige om de bloedglucosetest te doen. • een beweegdocent die ervaring heeft met een oudere, allochtone doelgroep. Het is heel belangrijk dat alle samenwerkingspartners het met elkaar eens zijn. Er moet voldoende draagvlak zijn voor het project. De coördinator voert veel gesprekken en probeert goed zicht te krijgen op de doelen en motivatie van de partners. Dit helpt om goede afspraken te maken over de gezamenlijke doelen en werkwijze van het project. In deze fase gaat de coördinator ook op zoek naar financiering voor het project. Soms kunnen organisaties het project (mee)financieren. En soms moet de coördinator op zoek naar subsidies voor het project. Planning De coördinator verzamelt informatie over de doelgroep. Hoeveel oudere Turken en Marokkanen wonen er? In welke wijken wonen ze? Zijn er mogelijkheden voor beweeglessen in deze wijken? Met deze informatie plant de coördinator waar de cursussen worden georganiseerd en hoeveel. Dan gaat de coördinator op zoek naar organisaties waar de cursus gehouden kan worden. Dit kan op verschillende manieren verlopen: • De coördinator benadert zelf de organisaties. • De coördinator besteedt dit uit aan iemand anders. Bijvoorbeeld iemand met veel contacten binnen de doelgroep en/of iemand die de taal en cultuur kent. • De coördinator besteedt dit uit aan de voorlichter die de cursus geeft. Daarna zorgt de contactpersoon voor de werving van de deelnemers. Hij zorgt dat de juiste mensen zich inschrijven voor de cursus. De coördinator zorgt dat de contactpersoon goed op de hoogte is van het project. Uitvoering De cursus gaat starten. De coördinator zorgt dat elke voorlichter een koffer met
10
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
materialen heeft voor de cursus. De voorbereiding voor de beweeglessen start voor de cursus begint. De coördinator overlegt over de locatie, de inzet van een beweegdocent en tijdstippen voor de beweeglessen. De coördinator probeert een voorstel voor de beweeglessen te hebben voor de introductiebijeenkomst. Vaak is er nog overleg over de beweeglessen tijdens de cursus. De cursus wordt gedurende vijf weken gegeven en bestaat uit een introductiebijeenkomst en 4 bijeenkomsten van 2 uur. De cursus wordt georganiseerd bij (zelf)organisaties van Turkse of Marokkaanse ouderen, veelal in aandachtswijken van Amsterdam. De opbouw van de cursus is als volgt: 1. De cursus start met een algemene introductiebijeenkomst. De voorlichter maakt kennis met de groep en bekijkt of de deelnemers voldoen aan de inclusiecriteria. De deelnemers krijgen informatie over de opbouw van de cursus. Met de torso legt de voorlichter uit hoe de spijsvertering verloopt. Met deze informatie kunnen de deelnemers de rest van de cursus beter begrijpen. 2. De eerste bijeenkomst maken de deelnemers kennis met Ali, een man met een hoog risico op diabetes. Voor vrouwengroepen wordt Ali vervangen door Aisha, een vrouw met een hoog risico op diabetes. De deelnemers vullen samen een korte risicotest in voor Ali of Aisha en denken na over hun vragen over diabetes. Tenslotte vullen ze zelf de test in en praten hierover met elkaar. 3. Diabetesrisicotest 'Kijk op Diabetes': De tweede bijeenkomst staat de risicotest van Kijk op Diabetes centraal. Eerst wordt met de hele groep de risicotest in voor Ali of Aisha ingevuld. Na de pauze vult elke deelnemer de test in voor zichzelf. De voorlichter helpt en stimuleert de deelnemers om na te denken over de uitslag. Door vragen te stellen zorgt de voorlichter er voor dat de deelnemers met elkaar over de risicotest praten. 4. De derde bijeenkomst bespreekt de voorlichter met de deelnemers welke manieren er zijn om het risico op diabetes te verlagen. De deelnemers denken eerst na over veranderingen in gedrag voor Ali of Aisha. Na de pauze bedenken ze wat ze zelf kunnen doen om hun risico te verlagen. Tijdens de bijeenkomst gaan de deelnemers één voor één naar de diabetesverpleegkundige voor een bloedglucosetest. Zij geeft elke deelnemer een kort advies. Als het nodig is, krijgt de deelnemer een verwijzing naar de huisarts en/of diëtist 5. De vierde bijeenkomst is de laatste bijeenkomst De cursus wordt feestelijk afgesloten door aan elke deelnemer een bewijs van deelname te geven. Hierop staat ook de informatie uit de cursus. Daarna wordt met de deelnemers besproken wat ze van de cursus vonden: de evaluatie. Na de pauze stelt de voorlichter de beweegdocent voor en deze vertelt wat over bewegen. De beweegdocent geeft een proefles bewegen aan de deelnemers.
Tijdens de cursus heeft de coördinator regelmatig contact met de contactpersoon en de uitvoerders van de cursus. Hij hoort dan hoe de cursus verloopt en stuurt bij als dat nodig is. Na afloop van de cursus gaan de deelnemers elke week samen bewegen onder begeleiding van de beweegdocent. De begeleiding van de groep wordt over gedragen aan de beweegdocent. De voorlichter gaat nog twee keer mee met de groep. De overgang kan zo soepel verlopen. De voorlichter kan dan vragen beantwoorden van de groep en zien of de deelnemers blijven komen. Evaluatie De laatste fase van het project is evaluatie. De coördinator informeert of het project is verlopen volgens de planning. En ook of de uitvoerders en deelnemers tevreden zijn. Dit gebeurt door een telefonische evaluatie met de contactpersoon van de groep. Input voor het gesprek zijn de gegevens uit het logboek en informatie van de vetc-er. De evaluatiegegevens
11
Interventienummer
Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
worden gebruikt om het project verder te verbeteren en als verantwoording naar financiers. 4.2 Inhoud van de interventie Het programma van de cursus ziet er als volgt uit: Introductiebijeenkomst 1. Welkom en kennismaken 2. Start: uitleg programma en hoofddoelen van de cursus 3. Deelnemerslijst definitief maken 4. PAUZE 5. Uitleg werking lichaam 6. Afsluiting: samenvatting en aandacht voor de volgende bijeenkomst Bijeenkomst 1 Meer over diabetes en kennismaken met Ali en Aisha 1. Welkom en uitleg programma bijeenkomst 1 2. Korte herhaling van werking spijsvertering 3. Samen invullen korte risicotest voor Ali 4. Stellingen van Ali over diabetes 5. PAUZE 6. Zelf invullen korte risicotest 7. Nabespreking van korte risicotest 8. Innemen korte risicotesten 9. Afsluiting: samenvatting en aandacht voor de volgende bijeenkomst Bijeenkomst 2 Diabetesrisicotest 1. Start: uitleg programma en doelen bijeenkomst 2 2. A. De voorlichter gaat met de groep stellingen en vragen over diabetes van Ali bespreken B. Tijdens dit onderdeel gaan de deelnemers één voor één naar een collega die ondersteuntbij het invullen van de risicotest . Hij of zij meet en weegt de deelnemers en vult deze gegevens in op de risicotest van Kijk op Diabetes (KOD). Tijdens de verdere bijeenkomst helpt deze persoon u bij het uitdelen en weer innemen van de risicotest KOD. 3. Invullen risicotest KOD voor Ali 4. Nabespreken risicotest Ali en nadenken over maatregelen voor Ali 5. PAUZE 6. Uitdelen deels ingevulde risicotest KOD 7. Verder invullen eigen risicotest KOD 8. Nabespreking eigen risicotest KOD 9. Innemen risicotest KOD 10. Afsluiting: samenvatting en aandacht voor de volgende bijeenkomst
Bijeenkomst 3 Bloedtest door een diabetesverpleegkundige en veranderingen in gedrag 1. Start: uitleg programma en doelen bijeenkomst 3 2. Introductie diabetesverpleegkundige door voorlichter 3. A. De voorlichter bespreekt met de groep de manieren waarop Ali zijn risico op diabetes kan verlagen. B. De deelnemers gaan één voor één naar de diabetesverpleegkundige in een aparte ruimte. Zij doet bij elke deelnemer de bloedglucosetest. Daarna legt ze uit wat de uitslag betekent. Ze gebruikt hiervoor ook de diabetesrisicotest KOD. Elke deelnemer krijgt een kort individueel advies en eventueel een verwijzing naar de huisarts en/of diëtist. Als het nodig is, wordt de diabetesverpleegkundige ondersteunt door een tolk. Hij of zij zorgt er voor dat de deelnemer de diabetesverpleegkundige begrijpt. 4. PAUZE 5. A. De voorlichter bespreekt met de groep welke veranderingen in gedrag het risico op dia-
12
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
betes verlagen. B. De tweede helft van de groep gaat één voor één naar de diabetesverpleegkundige 6. Afsluiting: samenvatting en aandacht voor de volgende bijeenkomst Bijeenkomst 4: Afsluiting en proefles bewegen 1. Start: uitleg programma en doelen bijeenkomst 4 2. Bewijs van deelname geven 3. Afsluiting cursus: samenvatting in de vorm van vragen stellen en evaluatie 4. PAUZE 5. Introductie bewegen en beweegdocent door de voorlichter 6. Proefles bewegen De deelnemers starten na de cursus met een structurele beweegactiviteit. Voor grote groepen wordt vaak een nieuwe groep gestart, kleinere groepen stromen soms in bij een bestaande beweeggroep. We proberen de groep een concrete beweegactiviteit voor te leggen aan het begin van de cursus. Als er specifieke wensen zijn in de groep, wordt geprobeerd om hier aan tegemoet te komen. De meeste vrouwengroepen gaan bewegen in de zaal, soms op muziek. De oefeningen zijn een combinatie van gym, aerobics en grondoefeningen. Mannen groepen gaan vaak fitnessen of doen een circuittraining in de zaal. De oefeningen zijn er op gericht om de gewrichten soepel te houden en de spieren te oefenen. Er wordt onder meer gewerkt aan uithoudingsvermogen, lenigheid, coördinatie, kracht en snelheid. Plezier in sporten staat voorop en de oefeningen worden afgestemd op de mogelijkheden van de groep. De activiteiten hebben niet alleen een sportief maar ook een sociaal aspect. De voorlichter leidt de groep toe naar deze wekelijkse beweeglessen in de wijk. Dit wordt vormgegeven door de proefles, eerste en vijfde beweegles met de groep mee te gaan naar de beweegles en als intermediair op te treden tussen de groep en de beweegdocent en –locatie. De deelnemers betalen een kleine eigen bijdrage. Deelnemers kunnen blijven bewegen zo lang ze zelf willen in de hoop dat het bewegen in de vaste groep een gewoonte wordt. Om zicht te houden op de beweeggroepen worden de docenten 1 a 2 keer per jaar nagebeld door de coördinator van Diabetes Voorkomen.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
Er zijn twee draaiboeken voor Diabetes Voorkomen: • Draaiboek voor het organiseren van de cursus Diabetes Voorkomen. Dit draaiboek is een hulpmiddel voor de projectleider en coördinator om het project te organiseren (Wijhe- van Zadelhoff WM van et al, 2012a). • Draaiboek voor de cursus Diabetes Voorkomen. Dit draaiboek is een hulpmiddel voor de voorlichter om de cursus te geven (Wijhe- van Zadelhoff WM van et al, 2012b). Beide draaiboeken hebben bijlagen om te gebruiken bij de organisatie en uitvoering. Deze zijn beschikbaar als printbare pdf-bestanden. Daarnaast hoort er bij het draaiboek voor de cursus een set van 18 praatplaten. In het eindrapport van Diabetes Voorkomen staan de resultaten van de effect-en procesevaluatie beschreven (El Fakiri F et al, 2013). Alle bestanden zijn digitaal beschikbaar. Organisaties die het materiaal willen gebruiken kunnen
13
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
contact opnemen met het secretariaat van EDG: Keziban Koc, tel. 020 555 5162,
[email protected]
14
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
B. Onderbouwing van de interventie
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad):
GGD Amsterdam heeft de cursus Diabetes Voorkomen in 2006 opgezet vanuit de landelijke campagne ‘Kijk op Diabetes’. De cursus is ontstaan vanuit de praktijk en is gaandeweg bijgesteld aan de hand van ervaringen in de uitvoering. In eerste instantie werd een pilot uitgevoerd bij Marokkaanse groepen (Most- van Spijk MW van der, 2007). Daarna werd de cursus aangepast en georganiseerd voor Turkse en Marokkaanse groepen. In 2009 heeft de GGD onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de cursus (El Fakiri F, 2013). Het belang van herhaalbare uitvoering kwam hierdoor meer op de voorgrond en de behoefte aan een draaiboek nam toe. We besloten inhoudelijk een kwaliteitsslag te maken door ook een uitgebreide procesevaluatie uit te voeren en het project theoretisch te onderbouwen. De procesevaluatie is opgezet als actie begeleidend onderzoek waarbij voortdurend is teruggeProbleemanalyse Wat zijn de facto- koppeld naar de uitvoeringspraktijk van de cursussen en verbeteringen zoveel mogelijk gelijk zijn doorgevoerd. ren (determinanten) die het proVoor het literatuuronderzoek is het protocol Intervention Mapping als leidraad gebruikt (zie bleem beïnvloefiguur 1). Dit instrument geeft een uitgebreide analyse van het probleem, de doelgroep en hun den? gedrag en omgeving. Onderbouw dit Aan de hand van alle gevonden informatie is de interventie (zie bijlage 1) op diverse punten met theorieën aangepast aan de gevonden eisen vanuit de theorie en praktijk tot de huidige draaiboeken (zie en/of onderzoeksliteratuur, een bijlage 3 en 4). redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich?
15
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
Figuur 1. Protocol Intervention Mapping.
Probleemanalyse Diabetes type 2 is een complexe ziekte met veel factoren die elkaar beïnvloeden, zoals leefstijlfactoren (voeding en bewegen), genetische factoren (leeftijd, geslacht en predispositie), sociologische factoren (taal, cultuur en socio-economische status (SES)) en omgevingsfactoren (woon- en leefomgeving). Voor de groep oudere Turken en Marokkanen zijn de factoren voor het ontstaan van diabetes in het algemeen ongunstiger dan voor andere groepen: ze zijn vaker erfelijk belast, hebben vaker een lage SES, wonen in slechtere wijken en huizen, zijn minder geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en scoren minder goed op leefstijlfactoren. Ze hebben daardoor een hoog risico op diabetes (zie uitgebreide beschrijving in paragraaf 3.1). In de bestaande cursus werden de leefstijlfactoren aangegrepen voor de interventie met als doel het voorkomen van diabetes. In de literatuur vonden we onderstaande noties over interventies voor hoogrisicogroepen en allochtone doelgroepen. Uit onderzoek van Evans en collega’s blijkt dat de kernboodschappen voor prediabetici moeten gaan over: • de ernst van prediabetes • de mogelijkheid van preventie voor het ontwikkelen van diabetes • de noodzaak van veranderingen in de leefstijl (Evans et al., 2007).
16
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Het is bekend dat vroegtijdige interventie bij hoogrisicogroepen diabetes kan uitstellen of voorkomen. Leefstijlinterventies blijken hiervoor twee keer zo effectief als medicatie. Bovendien blijken primaire preventie activiteiten kosteneffectief en zelfs kosten besparend (Kok, 2007). De best veranderbare risicofactoren voor diabetes liggen op het gebied van leefstijl. Uit onderzoek blijkt dat leefstijlprogramma’s ter preventie van diabetes type 2 effectief zijn: ze verlagen het bloedglucose gehalte en verkleinen het risico om diabetes te ontwikkelen. Dit blijkt uit een grote meta-analyse van leefstijlprogramma’s. De meeste interventies waren gecombineerde leefstijlinterventies met aandacht voor voeding en bewegen, enkele bestonden alleen uit voedingsvoorlichting (Yamaoka & Tango, 2005). Om hoogrisicogroepen te interesseren voor leefstijlprogramma’s is het van belang dat zij een goede inschatting van hun eigen risico op diabetes kunnen maken. Het blijkt dat ze hun risico te laag inschatten en daarmee onvoldoende of helemaal niet de mogelijkheid onderkennen dat zij zelf diabetes kunnen krijgen of al hebben (Jonkers, 2005). Het lijkt erop dat niet zozeer een gebrek aan kennis over voeding en beweging het probleem is, als wel het begrip voor het culturele raamwerk waarin het is ingebed, zoals het grote belang dat wordt gehecht aan het betrekken van een dokter en/of het ziekenhuis, problemen op het gebied van geletterdheid en gezondheidsvaardigheden en de rol van vrouwen binnen de familie. Bovendien spelen sterke culturele overtuigingen die te maken hebben met familie en het thuisland. Ook zijn er misverstanden, zoals de rol van stress bij diabetes (Sulaiman et al., 2007). Gezondheidsvaardigheden in deze groepen zijn in het algemeen laag. Dit blijkt geassocieerd met slechtere glycemische waarden en minder kennis over diabetes (Powell et al., 2007). Er wordt aangegeven dat het door het leven als migrant lastiger is gezond te eten en meer te bewegen (Sulaiman et al., 2007). Dit kan ook komen doordat er veel andere problemen spelen, zoals spanningsklachten, financiële problemen of opvoedingsproblemen (Van ’t Riet et al., 2006). Uit recent onderzoek over hart- en vaatziekten, diabetes en nierziekten blijkt dat voorlichting voor de subgroepen ouderen, lagere sociaal economische status en hoogrisicogroepen zich meer zou moeten richten op het aanleren van eigen vaardigheden dan het geven van informatie om effectief de risico’s van deze ziekten te beperken (Gelissen & Jonkers, 2009). Conclusie Niet alle factoren lenen zich voor een interventie of houden rechtstreeks verband met het ontstaan van diabetes. Over de leefstijlfactoren is het meest bekend bij deze groep. Voor het ontstaan van diabetes gaat het hierbij vooral om minder beweging, slechtere voedingsgewoonten en (daardoor) meer overgewicht. Dit zijn ook de factoren waar mensen zelf invloed op hebben en dus veranderbaar zijn. Interventies gericht op leefstijlfactoren blijken effectief om het risico op diabetes te verlagen. Ze zijn twee keer zo effectief als medicatie. Daarom is voor deze doelgroep gekozen voor een leefstijlinterventie. Analyse van leefstijlfactoren bij de doelgroep Uit onderzoek onder Turkse en Arabische migranten komt naar voren dat diabetes wordt gezien als serieuze en gevaarlijke ziekte (Sulaiman et al., 2007). Turken en Marokkanen vinden diabetes een ernstiger ziekte dan autochtone Nederlanders (Lanting et al., 2008). Uit de evaluatie van de pilot Diabetes Voorkomen bleek dat onder Marokkaanse ouderen ook angst bestaat voor diabetes (Van der Most van Spijk, 2007).
17
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Dit kan passen bij de bevinding dat mensen met diabetes in de familie zich meer bewust zijn van de risicofactoren voor diabetes en vaker gezond gedrag vertonen (Baptiste-Roberts et al., 2007). Echter in het algemeen heeft het publiek onvoldoende kennis over diabetes mellitus en worden de risicofactoren en ernst van de ziekte onderschat. De ziekte wordt door slechts 18% van de Nederlandse bevolking beschouwd als zeer ernstig, zo blijkt uit onderzoek. Maar liefst 30% denkt dat de ziekte te genezen is. Bijna tweederde is van mening dat diabetes geen levensbedreigende aandoening is. Het blijkt dat van alle doelgroepen ruim driekwart het eigen risico op diabetes fout inschat. Ook hoogrisicogroepen, zoals oudere Turken en Marokkanen, schatten het risico om zelf diabetes te krijgen te laag in en onderkennen daarmee onvoldoende of helemaal niet de mogelijkheid, dat zij zelf diabetes kunnen krijgen of reeds hebben (Kok, 2007). De link tussen weinig beweging, een slecht voedingspatroon, overgewicht en diabetes is meestal wel bekend bij de doelgroep, maar stress wordt ook als belangrijke oorzaak voor het ontstaan van diabetes gezien. Toch schat men de eigen invloed op het ontstaan van diabetes erg laag in. Als je diabetes krijgt, is dat je lot (Sulaiman et al., 2007). Deze externe health locus of control wordt ook gevonden in het onderzoek in de Amsterdamse wijk Westerpark. Een lage eigen effectiviteit voor het veranderen van voeding- en beweeggedrag sluit hierbij aan (Van ’t Riet et al., 2005). Deze lage eigen effectiviteit met betrekking tot het veranderen van voedingen beweeggedrag bij Turken en Marokkanen is de belangrijkste verklaring voor etnische verschillen in resultaten van diabeteszorg. Andere positieve factoren worden hierdoor teniet gedaan. Want hoewel Turken en Marokkanen diabetes een ernstiger ziekte vinden en aangeven meer sociale steun te ontvangen dan autochtone Nederlanders, leidt dit niet tot betere resultaten van diabeteszorg (Lanting et al., 2008). De verhoogde prevalentie van diabetes mellitus onder Turken en Marokkanen lijkt vooral te komen door de plotselinge overgang naar een westers, geïndustrialiseerd land en een ongezondere leefstijl (Baan & Schoemaker, 2009). Door anders te gaan leven en gedrag te veranderen kan de kans om diabetes type 2 te krijgen met de helft worden verkleind (Diabetes Fonds, 2009). Leefstijlfactoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van type 2 diabetes zijn ernstig overgewicht, een abdominale vetverdeling, gebrek aan lichamelijke activiteit en ongezonde voeding, zoals te veel verzadigd vet en onvoldoende voedingsvezel. Interacties tussen deze factoren spelen een rol bij het geleidelijk opbouwen van ongevoeligheid voor insuline (insulineresistentie) en bijbehorende hoge glucosegehalten in het bloed (Baan & Schoemaker, 2009). Hieronder wordt de situatie beschreven van de leefstijlfactoren bij de doelgroep oudere Turkse en Marokkaanse Nederlanders, waar mogelijk specifiek voor Amsterdam. Overgewicht Uit gegevens van de Amsterdamse Gezondheidsmonitor van 2004 en 2008 blijkt dat het percentage Amsterdammers met matig of ernstig overgewicht toeneemt met het stijgen van de leeftijd en bij een lager opleidingsniveau. Zowel in 2004 als 2008 komt overgewicht onder Marokkanen (57% resp. 54%) en Turken (66% en 64%) vaker voor dan onder Nederlandse Amsterdammers (45% resp. 36%) (Uitenbroek et al., 2006; Dijkshoorn et al., 2009). Verder is bekend dat overgewicht meer voorkomt bij minder geïntegreerde allochtonen dan beter geïntegreerde allochtonen (Dagevos & Dagevos, 2008). Door Turkse en Marokkaanse vrouwen wordt overgewicht als een probleem ervaren vanwege uiterlijke- of gezondheidsredenen (Van ’t Riet et al., 2005; Nicolaou, 2009). Bij mannen bestaat een gebrek aan inzicht in hun eigen overgewicht (Nicolaou, 2009). Beweging Alle Nederlanders wordt geadviseerd om tenminste vijf dagen per week 30 minuten matig intensieve lichaamsbeweging te hebben. Voor kinderen, jongeren en mensen met overgewicht is het gewenste aantal minuten per dag tenminste 60. Dit wordt de beweegnorm genoemd
18
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
(www.30minutenbewegen.nl). Turkse en Marokkaanse Amsterdammers blijken minder vaak aan de beweegnorm te voldoen dan Nederlandse Amsterdammers. In 2004 en 2008 voldeden 40% resp. 37% van de Turkse Amsterdammers aan de beweegnorm en 47% resp. 46% van de Marokkaanse. Van de Nederlandse Amsterdammers bewoog 66% en resp. 68% voldoende (Uitenbroek et al., 2006; Dijkshoorn et al., 2009). Ook buitenlandse onderzoeken naar bewegen laten zien dat oudere migranten vaak minder actief zijn dan de algemene bevolking (Jenum et al, 2006; Simmons & Voyle, 2003; Resnick et al., 2006). Onder Turkse en Marokkaanse vrouwen van de eerste generatie bestaat een positieve attitude ten opzichte van bewegen en ze zijn geïnteresseerd in beweegactiviteiten (Van ’t Riet et al., 2005). Kennis over de voordelen van bewegen lijken wel bekend te zijn. Zelfs de positieve invloed van bewegen op stress wordt in dit verband genoemd (Sulaiman et al., 2007). Toch zijn deze vrouwen veel thuis, bewegen ze weinig en sporten nauwelijks. Als barrière om te gaan bewegen wordt genoemd de beperkte mogelijkheden voor bekende en geaccepteerde beweegactiviteiten (Van ’t Riet et al., 2005 en Nicolaou, 2009). Ook spelen, met name voor vrouwen, culturele barrières om te gaan bewegen. Van deze vrouwen wordt verwacht dat ze zich richten op het huishouden en hun familie in plaats van tijd aan zichzelf te besteden (Sulaiman et al., 2007). Voorwaarden die aan beweegactiviteiten worden gesteld zijn lage kosten, een locatie nabij, apart voor vrouwen en een tijdstip dat aansluit op schooltijden (Van ’t Riet et al., 2005). Daarnaast moet een deel van de Marokkaanse vrouwen toestemming krijgen van hun echtgenoot om aan activiteiten buitenshuis deel te nemen. Sommigen van hen komen nauwelijks het huis uit. Voeding Voor allochtonen zijn weinig consumptiegegevens bekend. Bekend is dat Turkse en Marokkaanse vrouwen meer groenten en fruit eten dan autochtone Nederlanders. Ook de consumptie van verzadigd vet is bij deze groep gunstiger: zij eten minder verzadigde vetzuren. Consumptiegegevens van allochtone mannen en trendgegevens ontbreken. Uit focusgroepgesprekken onder Turkse en Marokkaanse vrouwen in de buurt Westerpark in Amsterdam is wel meer bekend over voeding. Gerapporteerde gezonde eetgewoonten zijn het eten van veel fruit en groente evenals het eten van weinig fastfood. Als ongezonde voedingsgewoonten worden genoemd: een hoge vet- en suikerconsumptie en veel en onregelmatig eten. Ook worden ’s avonds laat eten, eten door stress en heimwee en de druk om te eten bij sociale gelegenheden genoemd (Van ’t Riet et al., 2005; Nicolaou, 2009).
Uit onderzoek in Australië onder vergelijkbare migrantengroepen blijkt dat de link tussen slechte voedingsgewoonten en het ontstaan van diabetes meestal wel bekend is. Echter de individuele keuzes in voeding worden niet zozeer als probleem benoemd. Ook hier blijken culturele overtuigingen een rol te spelen. Als belangrijkste risico op diabetes wordt genoemd dat het westerse voedsel bewerkt en 'verontreinigd' is. Vooral fastfood wordt als grote boosdoener gezien. Het traditionele voedingspatroon in het thuisland wordt beoordeeld als 'natuurlijker' en beter in balans (Sulaiman et al., 2007).
Uit het onderzoek in de Amsterdamse wijk Westerpark blijkt verkrijgbaarheid van gezonde voeding geen negatieve rol te hebben in het voedingspatroon. In het onderzoek is een uitgebreide omgevingsanalyse gedaan waaruit bleek dat er voldoende aanbod is van gezonde voeding in zowel de supermarkten als kleinere buurtwinkels. Het prijsniveau in de Turkse en Marokkaanse winkels is vergelijkbaar met of lager dan dat in goedkope Nederlandse supermarkten (Van ’t Riet et al., 2005).
19
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
De sociale omgeving blijkt een belangrijke rol te spelen bij voedingsgedrag. Sterke culturele overtuigingen zorgen ervoor dat er veel belang wordt gehecht aan voedingsgewoonten. Zo willen veel echtgenoten traditionele maaltijden eten, onder andere vanwege de smaak van de traditionele gerechten. Vaak bevatten deze gerechten meer calorieën dan nodig bij de huidige leefwijze. Kinderen wordt weinig geweigerd en er moet bij alle sociale contacten uitgebreid gegeten worden. Vrouwen vervullen binnen het gezin en naar buiten toe een spilfunctie in deze sterke eetcultuur (Sulaiman et al., 2007; Van ’t Riet et al., 2005). Onder Turkse en Marokkaanse vrouwen bestaat in mindere mate interesse in voorlichting over voeding en afvallen. Vrouwen kennen de algemene kenmerken van gezond voedingspatroon. Daarentegen hebben ze weinig praktische vaardigheden voor een gezond voedingspatroon (Van ’t Riet et al., 2005). Conclusie Het lijkt erop dat het samenspel tussen en meningen over de determinanten voor voedingsgedrag complexer zijn dan voor beweeggedrag. In deze doelgroepen zijn er sterke ideeën en gewoonten over voeding, die deels cultureel zijn bepaald. Ook heeft voeding een belangrijke sociale functie. Daarom is het lastig om verandering in het voedingsgedrag te brengen. Er wordt ook aangegeven dat de interesse hierin gering is. Voor beweeggedrag speelt dit minder. Oudere Turken en Marokkanen zijn meestal niet gewend om te bewegen voor hun gezondheid. Vanwege de onbekendheid bestaan hierover minder vaste opvattingen en patronen. Er blijkt wel interesse te zijn om in groepsverband te gaan bewegen. Het wordt, meer als voeding, gezien als oplossing voor overgewicht. Omdat er waarschijnlijk meer winst te behalen is met het stimuleren van bewegen, is er voor gekozen om in deze interventie de nadruk te leggen op bewegingsstimulering. Randvoorwaarden voor de interventie Voor het opzetten van een succesvolle interventie voor de doelgroep oudere Turks en Marokkaanse mannen en vrouwen zijn in de literatuur nog diverse randvoorwaarden gevonden. Hieronder leest u de belangrijkste. Recent onderzoek door Netto et al. (2010) geeft vijf principes voor het aanpassen van gedragsinterventies aan etnische minderheidsgroepen: • maak gebruik van bronnen binnen de gemeenschap om bekendheid te geven aan de interventie en om deelname te vergroten • identificeer barrières voor deelname en participatie en los ze op • ontwikkel communicatiestrategieën aangepast op het taalniveau en de informatiebehoefte • maak gebruik van culturele en religieuze opvattingen die gedragverandering kunnen stimuleren of belemmeren. • maak bij de planning en evaluatie van je interventie gebruik van verschillende niveaus van culturele identificatie. Vanuit het Europese project Healthy Inclusion, dat de effectiviteit van gezondheidsbevordering voor migranten onderzoekt, worden de volgende verbeterpunten voor interventies genoemd door zowel aanbieders van interventies als door migranten zelf (Van Vliet et al, 2010).: • laagdrempelige werving • aparte interventies waar nodig • groepsinterventies waarin diverse doelen verenigd worden • in de buurt • rekening houden met taal en religieuze of culturele gebruiken • financieel laagdrempelig • continuïteit
20
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Tijdens de conferentie ‘Meedoen, meedenken, meebeslissen’ over participatie van allochtonen in gezondheidsbevordering werden de volgende onontbeerlijke randvoorwaarden genoemd om allochtonen op een effectieve manier te betrekken: • weet wat er leeft binnen je doelgroep • aansluiten bij de cultuur • zelf meedoen • direct (vanaf het begin) betrekken • affiniteit met de doelgroep: werk met liefde en nieuwsgierigheid • participanten belonen, waardering laten blijken • voldoende financiering • zorg voor continuïteit • schep reële verwachtingen • benadruk overeenkomsten ipv verschillen • werk met een gezamenlijke visie en doelen • persoonlijke benadering • bewustwording mbt diversiteit (NIGZ & Verwey-Jonker Instituut, 2010). Allochtonen worden graag door hun (huis)arts benaderd over preventie onderwerpen (Sulaiman et al., 2007). Ook uit het onderzoek in de Amsterdamse wijk Westerpark bleek de huisarts een betrouwbare bron en goede ingang voor onderwerp overgewicht (Van ’t Riet et al., 2006). Echter bij voorlichting door de (huis)arts speelt vaak wel een taalbarrière. Bovendien zijn er verschillende meningen over hoe om te gaan met laaggeletterdheid (Sulaiman et al., 2007). De volgende punten zijn van belang voor een gesprek met een patiënt die beperkte gezondheidsvaardigheden heeft (Twickler et al., 2009): • langzaam praten en de tijd nemen voor het gesprek • medische terminologie vermijden • het gesprek ondersteunen met visuele middelen • niet te veel informatie in één keer geven • het begrip van de patiënt toetsen door terug te vragen wat zojuist uitgelegd is Ook de vuistregels voor goede interculturele communicatie zijn van belang (Odolphy, 2006): • ken jezelf • ken je patiënt • bepaal je doel • ken je onderwerp • verzamel hulpmiddelen • neem de tijd • affiniteit met de doelgroep (Reijneveld et al., 2002) De ervaringen met het inzetten van vetc-ers als vorm van voor-en-door voorlichting zijn positief (Reijneveld et al., 2002). Voorlichting door vetc-er blijkt effectief vanwege similariteit in culturele herkomst, taal en geslacht. Hierdoor ontstaat een vertrouwensrelatie (Singels et al., 2008). De voorlichting in aparte groepen voor mannen en vrouwen blijkt ook effectief (Reijneveld et al., 2002). Door maatwerk wordt rekening gehouden met de kenmerken en vragen van de doelgroep, waardoor de interventie goed kan aansluiten op de voorlichtingsbehoefte (Singels et al., 2008). Daarnaast blijken vetc-ers belangrijk bij de toegeleiding en begeleiding naar beweeglessen (Van ’t Riet et al., 2006; Reijneveld et al., 2002) en een effectieve schakel tussen allochtonen en instellingen (Singels et al., 2008).
21
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Materialen Voor het materiaal is het van belang om rekening te houden met analfabetisme en minder kennis van de Nederlandse taal. Dit houdt in dat er weinig tekst gebruikt kan worden (Singels et al., 2008; Reijneveld et al., 2002). Audiovisuele middelen met ondersteunende tekst zijn geschikt voor deze doelgroep (Reijneveld et al., 2002). Video is met name geschikt door de identificatie van herkenbare culturele en religieuze aspecten (Malki, 2002). Voor de werking van het menselijk lichaam is een torso geschikt beeldend materiaal (Drewes et al., 2008). Werving Voor de werving van allochtone deelnemers wordt allereerst aangeraden voldoende tijd te nemen (Reijneveld et al., 2002). Dit hangt samen met de aard van de werving, die vaak via-via het best verloopt. Zo wordt er aangeraden gebruik te maken van intermediairen uit de doelgroep (Van ’t Riet et al., 2006) en lijkt met name voor ouderen ook het inschakelen van lokale netwerken nuttig (Reijneveld et al., 2002). Waardering voor de inzet van intermediairen, bijvoorbeeld door een (vrijwilligers)vergoeding, maar ook complimenten is van groot belang. Bij de start van een nieuw project wordt aangeraden om eerst bestaande groepen te werven. Daarna werkt een pro-actieve of zgn. ‘outreachende’ benadering vaak het beste (NIGZ & VerweyJonker Instituut, 2010). Als algemene aandachtpunten worden nog genoemd: • om te letten op de continuïteit in verband met vakantie naar het thuisland en ramadan (Van ’t Riet et al., 2006). • om te letten of de geplande bijeenkomst niet valt op een religieuze feestdag of tijdens gebedstijden (Drewes et al., 2008). • Een bijeenkomst om kennis te maken met de voorlichter en/of locatie werkt vaak positief en wekt vertrouwen (Drewes et al., 2008). Theoretisch kader voor de interventie Als leidraad voor de inhoud van de interventie hebben we gebruik gemaakt van het Transtheoretische Model voor Gedragsverandering (TTM) met de stages of change (Prochaska et. al., 1997). In dit model wordt gedragsverandering als proces benaderd. De stadia van gedragsverandering zijn achtereenvolgens: precontemplatie, contemplatie, preparatie, actie en volhouden. In deze stadia spelen verschillende determinanten een rol. In de vroege stadia zijn dit vooral kennis en bewustwording, gevolgd door risico-inschatting en attitude. In de latere stadia neemt de eigen effectiviteit aan invloed toe. De sociale determinant is in dit model van continu belang (Brug et al., 2008). Het Elaboration Likelihood Model (ELM; Petty en Cacioppo, 1986) hebben we gebruikt als model voor het ‘hoe’. Hoe brengen we de informatie over op de deelnemers? Hoe laten we hen leren en de stadia van gedragsverandering doorlopen? Het ELM stelt dat mensen met een centrale informatie verwerking een stabielere en blijvendere verandering kunnen bereiken bij kennisoverdracht dan mensen bij wie het verwerken van informatie meer via de perifere route verloopt. Bij de perifere verwerking wordt de boodschap meer beïnvloed door de context ervan (boodschapper, vorm, etc). Om de centrale verwerking te bevorderen moet de boodschap motiveren tot nadenken en moet de doelgroep vaardigheden krijgen aangereikt (Brug et al., 2008). Raamwerk voor de interventie De interventie stimuleert de deelnemers om de stadia van gedragsverandering te doorlopen (zie tabel 1). De doelen van bijeenkomst 1 en 2 zijn vooral gericht op de determinanten kennis, bewustwording en risico-inschatting. In overeenstemming met Transtheoretische Model voor Gedragsverandering zijn dit de eerste stappen die doorlopen moeten worden voor gedragsverandering. De deelnemers leren de risicofactoren voor diabetes kennen en worden zich ervan bewust of ze zelf deze risicofactoren vertonen. In de derde bijeenkomst stimuleert de vetc-er de deelnemers na te denken over verandermogelijkheden. De deelnemers denken na hoe ze hun leefstijl kunnen veranderen en geven elkaar
22
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
tips voor zowel beweeg- als voedingsgedrag. In deze bijeenkomst worden de determinanten attitude en eigen effectiviteit positief beïnvloed. Voor het bewegen wordt daarna met de groep overgegaan tot actie door in bijeenkomst 4 een proefles bewegen te organiseren en daarna wekelijks begeleid te gaan bewegen. Door deze lessen wordt aandacht besteed aan de attitude ten opzichte van bewegen, sociale invloed en eigen effectiviteit. Door de beweeglessen te continueren wordt de mogelijkheid geboden voor gedragsbehoud en gewoontevorming. Door de cursus in groepsverband aan te bieden en veel met elkaar te praten over diabetes en leefstijl wordt continu aandacht besteed aan de sociale determinant. Deelnemers die interesse hebben in meer informatie en praktische vaardigheden voor het verbeteren van hun voedingsgedrag worden verwezen naar de cursus Gezond kopen, gezond koken. In deze vervolgcursus over voeding wordt vooral aandacht besteed aan de determinanten attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit. In het vernieuwde programma stimuleren we de centrale informatieverwerking door in kleine stapjes te werken aan een betere beoordeling van het eigen risico. Dat doen we door eerst een korte, zelf ontworpen, risicotest in te vullen en daarna de risicotest van Kijk op Diabetes. Ook vullen de deelnemers deze testen eerst in voor een herkenbare voorbeeldpersoon en daarna voor zichzelf. Deze voorbeeldpersonen, Ali en Aisha, worden geïntroduceerd aan het eind van de introductiebijeenkomst en vormen een rode draad door de cursus. De rol van de voorlichter is ook veranderd. In het oude programma vertelden ze veel over diabetes en hoe je het kan voorkomen. De deelnemers waren veel aan het luisteren en stelden soms vragen. In het nieuwe programma zijn de deelnemers actiever. Ze praten over hun gedrag. En ook hoe ze hun gedrag kunnen veranderen om hun risico op diabetes te verlagen. De rol van de voorlichters is om ze hierin te begeleiden en te motiveren. Bijvoorbeeld door vragen te stellen aan de deelnemers. Op deze manier stimuleren we de centrale informatieverwerking van de deelnemers. Herontwikkeling en vormgeving van de interventie Bij de vormgeving van de cursus zijn de effectieve en succesvolle methodieken en technieken behouden. Minder effectieve en/of niet succesvolle onderdelen van de cursus zijn vervangen door effectief beschreven methodieken en technieken. Voor de selectie van effectieve methodieken en technieken hebben we het boek van Bartholomew en collega’s als basis gebruikt (2011). Dit hebben we verder aangevuld met wat we zelf in ons literatuuronderzoek zijn tegengekomen. In tabel 2 staat een overzicht van effectieve technieken per determinant passend bij ons theoretisch kader. Daarnaast heeft de procesevaluatie veel informatie opgeleverd over het succes van de interventieonderdelen en de praktische haalbaarheid. De belangrijkste succesfactor is de inzet van de voorlichters eigen taal en cultuur. Zij kunnen de doelgroep goed bereiken en zorgen voor vertrouwen, herkenning en een prettige sfeer. Dit creëert de mogelijkheid om effecten te bereiken. Het aansluitende beweegaanbod is een belangrijke reden voor deelname en het bloedprikken is een populair programmaonderdeel, dat zorgt voor extra deelnemers. Daarnaast is er behoefte aan levendige bijeenkomsten met een duidelijker opbouw, herhaling in het programma en meer visuele ondersteuning. Minder succesvol waren de diabetesvideo en het gezondlevenspel, hoewel uit de literatuur blijkt dat deze technieken op zich goed bij de doelgroep passen. De video sloot onvoldoende aan op de doelen en doelgroep. Het leverde vaak verwarring op omdat het over diabetespatiënten ging. Verder was het gedateerd en verliep het video kijken organisatorisch rommelig. En het gezondlevenspel werd meestal niet als spel gespeeld, maar in de vorm van vraag-enantwoord of stellingen (El Fakiri et al., 2013).
23
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Vanuit het effectonderzoek hadden we op het moment van herontwikkeling van de interventie de volgende belangrijke informatie (El Fakiri et al., 2013): • De risico-inschatting en bewustwording van de deelnemers had een laag niveau en was relatief weinig veranderd na de interventie • Het kennisniveau was bij de voormeting al op een vrij hoog niveau en nam relatief weinig toe na de interventie Tabel 2. Theoretische methodieken en praktische technieken per determinant DeterMethodiek Techniek minant Kennis Informatieoverdracht kennisquiz/test, groepsdiscussie, Stimuleren van actieve informamondelinge voorlichting (max. 20 minuten, tieverwerking Drewes et al., 2008), Vetc draag bij aan toename kennis (Singels et al., 2008) RisicoIngaan op kans op de ziekte en Zelftesten, inschat- ernst hiervan, Discussie over kans en ernst ting Praten over angst, Juiste niveau van stress en angst Inventariseren eigen verandermogelijkheden, in combinatie met voldoende gedragsalternatieven Bewust- Eigen gedrag afzetten tegen Zelftesten, wording norm/ideaal Discussie over verschillen binnen de groep Attitude Openstaan voor nieuwe gedragsCasusverhalen waarin goed/slecht, belangmogelijkheden en deze uitproberijk/ onbelangrijk en plezierig/ niet plezierig ren is de kern van attitudenaar voren komen, verandering, Vetc draagt bij aan positieve houding (Singels et al., 2008) Werken aan een doel. Doelen stellen Eigen Begeleid leren en feedback Rolmodel effectivi- Herattributie, Verhaal in print of audiovisueel materiaal teit Aanleren van vaardigheden Groepsdiscussie over volhouden en terugvallen, Bespreken van barrières en voordelen van verandering Sociale Versterken van assertiviteit en Groepsdiscussie- en opdrachten, invloed weerbaarheid, ‘modelling’, Rolmodellen in print of audiovisueel materiaal Proces van herontwikkeling Na toekenning van de subsidie voor de effect- en procesevaluatie in 2009 werd gestart met de voorbereidingen voor het onderzoek en ontwikkelen van de effectvragenlijsten. In mei 2009 werd een extra gezondheidsbevorderaar aangenomen voor de procesevaluatie, literatuuronderzoek en schrijven van de draaiboeken. Het projectteam werd actief en bestond uit een projectleider, onderzoeker en gezondheidsbevorderaar. Tijdens het onderzoek werd het team aangevuld met stagiaires en onderzoeksassistenten. Er werd regelmatig advies gevraagd aan de vetc-ers en op beslismomenten werden zij betrokken. In de zomer van 2009 werd de lopende interventie in kaart gebracht (zie bijlage 1). Deze beschrijving werd gebruikt als uitgangspunt voor de effect- en procesevaluatie. Eind 2009 en 2010 werden alle data verzameld en geanalyseerd. Voor de dataverzameling werden 10 cursussen georganiseerd.
24
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Eind 2010 werd een projectteamvergadering met de vetc-ers georganiseerd. Centraal stonden de belangrijkste resultaten en noties uit het effectonderzoek, procesevaluatie en literatuuronderzoek. In grote lijnen werd het nieuwe programma voor de interventie opgesteld. Tot begin 2011 werkten de projectteamleden aan de beschrijvingen van de draaiboeken, procesevaluatie en effectevaluatie. De draaiboeken voor de organisatie en uitvoering van de cursus waren in concept gereed. De rest van 2011 lag het project grotendeels stil door zwangerschapsverlof, ziekte en wisseling van personeel. Eind 2011 werd een training voor de vetc-ers ontwikkeld om het nieuwe programma te leren kennen en te oefenen met hun nieuwe rol en de nieuwe technieken (zie bijlage 2). Ook kwam er budget beschikbaar voor de vormgeving van de draaiboeken en ontwikkeling van ondersteunend visueel materiaal bij de cursus. De draaiboeken kregen in dit proces hun definitieve vorm. Medio 2012 werd dit opgeleverd (Wijhe- van Zadelhoff WM van et al, 2012a en b). Medio 2012 werd ook de beschrijving van de resultaten van de procesevaluatie opgeleverd. Met deze input kon de onderzoeker de resultaten uit de effect- en procesevaluatie samenvoegen tot een eindrapport over Diabetes Voorkomen (El Fakiri, F. et al., 2013).
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Een gecombineerde leefstijlinterventie voor oudere Turken en Marokkanen geeft inzicht in de (eigen) risicofactoren voor het ontstaan van diabetes. Een vetc-er stimuleert de deelnemers tot veranderingen in de belangrijkste beïnvloedbare risicofactoren (voeding, beweging en overgewicht) afgestemd op de doelgroep. Aansluitend op de voorlichtingscursus gaat de groep samen wekelijks bewegen.
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
De uitvoerende vetc-ers moeten de opleiding voor vetc-er en zorgconsulent hebben afgerond (MBO niveau 4) en ervaring hebben opgedaan met het geven van groepsvoorlichting. De opleiding wordt verzorgd door de academie voor psychiatrie/ROC Asa en is opgezet in samenwerking met de GGD Amsterdam en het NIGZ. De vetcers van GGD Amsterdam hebben hun opleiding nog gevolgd bij het NIGZ. Later hebben zij een diploma ontvangen van het ROC. De diabetesverpleegkundigen hebben naast hun opleiding tot verpleegkundige een interne training gehad voor het geven van groepsvoorlichting. De beweegdocenten zijn gediplomeerd sportleraar of fysiotherapeut, meestal aangevuld met de opleiding Meer Bewegen voor Ouderen.
25
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
De vetc-ers en diabetesverpleegkundige volgen het draaiboek voor de cursus Diabetes Voorkomen. De beweegdocenten krijgen informatie over de doelgroep en voorlichtingscursus van de coördinator. Zie draaiboek voor het organiseren van de cursus Diabetes Voorkomen. In de draaiboeken voor de organisatie en uitvoering van de cursus staan de diverse stappen voor overdracht en implementatie uitgebreid beschreven evenals wie hiervoor verantwoordelijk is. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking
Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
Kwaliteitsbewaking gebeurt als volgt: • Alle deelnemers aan de cursus worden geregistreerd en hun aanwezigheid per bijeenkomst wordt bijgehouden door de vetc-er • De beweegdocent registreert de aanwezigheid van de deelnemers aan de beweeglessen. • Deelnemers worden na een langere onderbreking van de activiteiten (vb vakantie, ramadan of ziekte) telefonisch herinnerd aan de cursus of beweeglessen door de contactpersoon van de zelforganisatie of vetc-er. • De coördinator neemt contact op met de beweegdocent voor de groep gaat bewegen • De voorlichter en diabetesverpleegkundige nemen contact met elkaar op voor de 3e cursusbijeenkomst. De coördinator zorgt ervoor dat zij elkaars telefoonnummer hebben. • Na elke cursus voert de coördinator telefonisch een evaluatiegesprek met de contactpersoon van de (zelf)organisatie • De coördinator houdt per jaar bij waar Diabetes Voorkomen is georganiseerd en wie deze cursus heeft gegeven. • De coördinator inventariseert per jaar (met hulp van de beweegdocenten) welke beweeggroepen nog actief zijn. 8.4 Kosten van de interventie
Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
Hieronder ziet u de ureninvestering van alle betrokkenen voor 1 cursus Diabetes Voorkomen inclusief een jaar beweeglessen onder begeleiding van een docent. Betrokkene
Werkzaamheden
Projectleider en/of coördinator
Draagvlak en financiën Startinvestering voor 1 of meer cursussen Overlegstructuur partners Planning Acquisitie Werving Voorbereiding cursus Voorbereiding bewe-
Uren
(sub) Totaal
40 uur
4 uur 8 uur 12 uur 2 uur 14 uur 6 uur
26
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
gen Evaluatie Contactpersoon
Voorlichter
Werving Uitvoering (voorbereiding en aanwezigheid cursus) Beweeglessen (aanwezigheid) Hulp bij acquisitie en werving Uitvoering incl voorbereiding Toe leiden beweeglessen Evaluatie
4 uur 4 uur 5 x 3 uur = 15 uur 2 uur
1 uur per week
Totaal
21 uur
4 uur 5 x 5 uur = 25 uur 4 uur 2 uur
Diabetesverpleegkundige 1 gastles incl. voorbereiding Beweegdocent
90 uur
35 uur 4 uur
Op jaarbasis
40 uur
150 uur
Extra budget opnemen voor: • Overleg samenwerkingspartners (reiskosten, huur zaal, koffie/thee) • Materiaal cursus • Huur cursus- en/of beweeglocatie (indien nodig) Rekenvoorbeeld voor de kosten van 1 cursus Diabetes Voorkomen: met het gemiddelde uurtarief van ZonMw 2011 à 68 euro 150 uur x 68 = 10.200 euro Inclusief alle overige kosten kost 1 cursus ongeveer 10.500 euro Bij een gemiddelde groepsgrootte van 12 deelnemers is 875 euro / deelnemer (NB. In 2009 en 2010 in Amsterdam gem. 15 deelnemers per groep, dus 700 euro / deelnemer)
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast.
Er is onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie in de vorm van een procesevaluatie. De hoofddoelen zijn als volgt geformuleerd: • • • •
beschrijven in hoeverre de interventie is uitgevoerd zoals gepland de effectieve elementen van de interventie kunnen aangeven (in combinatie met gegevens uit de effectevaluatie) uitkomsten uit de effectevaluatie kunnen verklaren een uitspraak kunnen doen over de generaliseerbaarheid van de interventie naar andere doelgroepen en settings (voor zover mogelijk)
Opzet en methoden De procesevaluatie heeft plaatsgevonden op organisatorisch niveau, interme-
27
Interventienummer
Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
diair niveau en doelgroep niveau. De methoden die hiervoor zijn ingezet, zijn diepte-interviews, observaties en registratieformulieren. De diepte-interviews zijn uitgevoerd op organisatorisch en intermediair niveau, zoals de projectleider, voorlichters, beweegdocenten, diabetesverpleegkundigen en contactpersonen van (zelf)organisaties. De interviews werden uitgevoerd door 2 onderzoekers. De transcripten werden door 1 onderzoeker gecodeerd en geanalyseerd in MaxQda en daarna gecontroleerd door een andere onderzoeker. Er zijn 4 cursussen geobserveerd: een Turkse mannen- en vrouwengroep en een Marokkaanse mannen- en vrouwengroep. Er is geobserveerd door iemand die Turks of Marokkaans kan verstaan. Zij kregen van te voren een instructie door de onderzoeker. De registratieformulieren werden bijgehouden door de voorlichters tijdens de cursus en door de beweegdocent tijdens de beweeglessen. Bereik De interventie bereikt de doelgroep. De 150 deelnemers voldoen in grote mate aan de inclusiecriteria: • Alle deelnemers zijn van Turkse of Marokkaanse afkomst. • De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is ongeveer 53 jaar. • Bijna 90% van de deelnemers heeft volgens de uitgevoerde diabetesrisicotest een verhoogd risico op diabetes. Ook heeft bijna 90% van de deelnemers overgewicht of obesitas. • Van de 150 deelnemers zijn 7 personen bekend als diabetici. Waarschijnlijk zijn dit er meer, omdat dit maar bij vijf groepen van de 13 groepen is geregistreerd. Ongeveer driekwart van de deelnemers is bij drie of meer bijeenkomsten aanwezig en iets meer dan de helft (51%) van de deelnemers heeft alle bijeenkomsten bijgewoond. Deelname beweegactiviteiten Voor ongeveer de helft van de groepen lukt het om de aansluitende beweeggroep goed op te starten. Groepen waar dat niet lukt lopen globaal vast op organisatorische problemen, geen passend aanbod of te weinig motivatie van de deelnemers. Ongeveer een kwart van de opgestarte beweeggroepen stopt alsnog na een langere periode van bewegen (een half tot twee jaar). Redenen die genoemd worden zijn: sluiting van het buurthuis, starten met een betaalde baan en te weinig deelnemers in de groep. De andere groepen blijken het bewegen langdurig vol te houden. Bijvoorbeeld van de 15 onderzoeksgroepen in 2009/2010 zijn nog 5 groepen actief. Mogelijk hebben er wel wisselingen in de groepssamenstelling plaatsgevonden. Of de deelnemers meer beweging in hun dagelijks leven hebben ingepast is niet bekend. Tevredenheid doelgroep Over de cursus in zijn geheel is ruim 97% van de deelnemers tevreden of heel tevreden. De cursus voldoet bij 88% van de deelnemers goed of zeer goed aan hun verwachtingen. Bijna iedereen (98%) geeft aan de cursus aan te raden bij anderen. De deelnemers zijn ook heel tevreden met de gebruikte materialen en methodieken, zoals voorlichting in eigen taal (96%). Ook met de voorlichter zijn de deelnemers erg tevreden. Negentig procent geeft aan dat hij veel heeft geleerd.
28
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Tevredenheid intermediairen In het algemeen zijn de intermediairen tevreden over de cursus. Veel intermediairen noemen de prettige sfeer in de groepen, waardoor het leuk is voor de groep te werken. Ze geven bijna allemaal aan dat de cursus van groot belang is voor de deelnemers. Diverse intermediairen geven aan dat zij in hun groepen effecten van de cursus bemerken. Als voorbeeld geven ze dat de deelnemers de gegeven adviezen opvolgen en dat de groep tips met elkaar uitwisselt. Alle intermediairen geven aan dat ze de cursus geschikt vinden voor implementatie op grotere schaal. Vooral over de inzet van de vetc’ers voor deze cursus zijn de intermediairen unaniem zeer tevreden. In de samenwerking en communicatie zijn nog een aantal verbeteringen mogelijk volgens de intermediairen. Ook noemen ze een aantal inhoudelijke punten ter verbetering. Op organisatorisch niveau kan nog gewerkt worden aan het vergroten van draagvlak en duidelijker afspraken in de organisatie. Het feit dat er geregeld onzekerheid is over de continuïteit van het project, draagt hier niet aan bij. Het lukt vaak niet om een aansluitend beweegaanbod te organiseren. Door adhoc-oplossingen zijn er verschillen in beweegactiviteiten per stadsdeel. Succes- en faalfactoren De belangrijkste succesfactor is de inzet van de voorlichters eigen taal en cultuur. Zij kunnen de doelgroep goed bereiken en zorgen voor vertrouwen, herkenning en een prettige sfeer. Dit creëert de mogelijkheid om effecten te bereiken. Daarnaast is de inzet van sleutelpersonen/contactpersonen als intermediair van belang. Het aansluitende beweegaanbod is een belangrijke reden voor deelname en het bloedprikken is een populair programmaonderdeel, dat zorgt voor extra deelnemers. Belangrijkste aanpassingen in het programma Inhoudelijk is het programma meer aangepast aan de doelgroep. Er zijn meer actieve werkvormen, duidelijker opbouw en herhaling in het programma en meer visuele ondersteuning. In de draaiboeken zijn een aantal afspraken en taken in de uitvoering concreter vastgelegd om de samenwerking te vergemakkelijken. Op organisatorisch niveau zijn een aantal afspraken verhelderd.
29
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Ja
Nee
Vraag 11
Ja
Nee
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
30
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Zie tzt El Fakiri F, Wijhe-van Zadelhoff WM van, Oulali M, Corstjens RMJ (2013). Eindrapport Diabetes Voorkomen. GGD Amsterdam, Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering; EDG-reeks: 2013.
Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
Studie 1 Auteurs: Jaar: Onderzoekstype: Belangrijkste resultaten: Bewijskracht van het onderzoek: Resultaten effectiviteit: Studie 2 Etc.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
31
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
32
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
De naam van de interventie geeft het doel aan dat we willen bereiken: Diabetes Voorkomen.
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering. Meld indien van toepassing: • De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. • Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
Van 2009 tot heden heeft GGD Amsterdam 34 cursussen uitgevoerd bij zelforganisaties in verschillende stadsdelen. In totaal zijn 471 deelnemers bereikt. De interventie wordt uitgevoerd in wijken waar veel Turkse en Marokkaanse Amsterdammers wonen. Veelal zijn dit de aandachtswijken van Amsterdam, zoals Noord, Nieuw-West en West. Voor de uitvoering van de cursus wordt gebruik gemaakt van de locatie van de aanvragende organisatie. Samenwerkingspartner in de uitvoering is Cordaan Thuiszorg. Deze samenwerking is geformaliseerd in het kader van het ZonMw programma ‘Preventiekracht dichtbij huis’. In het kader van deze afspraak komt een diabetesverpleegkundige tijdens de derde bijeenkomst van de cursus bloed prikken en advies geven. Voor het organiseren van het bewegen wordt vaak samengewerkt met Meer Bewegen voor Ouderen, dat ook onder Cordaan Thuiszorg valt. Soms wordt er gebruik gemaakt van een alternatief, vb losse inhuur van een fysiotherapeut in een beschikbare (fitness)zaal.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies.
Er bestaan diverse andere gecombineerde leefstijlinterventies gericht op het veranderen van het eet- en beweegpatroon. Vaak richten deze interventies zich niet specifiek op het voorkomen van diabetes, zoals Big Move, Beweeg je Beter of Gezond kopen, gezond koken. Of richten ze zich op een algemeen Nederlands publiek, zoals SLIMMER van GGD Gelre IJssel.
33
Interventienummer
Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Andere interventies richten zich op diabetespatiënten, zoals Omgaan met Diabetes, de praatplaten van het NIGZ of Verbeterde zelfzorg voor Turkse mannen met diabetes van GGD Hart voor Brabant. Voor zover bekend is er geen interventie voor de hoogrisicogroep Turkse en Marokkaanse ouderen gericht op preventie van diabetes.
Aangehaalde literatuur
34
Interventienummer
Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Baan, C. A., Schoemaker, C. G., Jacobs-van der Bruggen, M. A. M., Hamberg-van Reenen, H. H., Verkleij, H., Heus, S., et al. (2009). Diabetes tot 2025. Preventie en zorg in samenhang. RIVM rapport, 260322004. Bartholomew LK, Parcel GS, Kok G, Gottlieb NH. (2006) Planning Health Promotion Programs; an Intervention Mapping approach (2nd ed.). San Francisco, CA: Jossey-Bass. Brug J, Van Assema P & Lechner L (2008). Gezondheidvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Burnet DL, Elliott LD, Quinn MT, Plaut AJ, Schwartz MA, Chin MH. (2006). Preventing Diabetes in the Clinical Setting. J Gen Intern Med, 21(1), 84-93. Centraal Bureau voor de Statistiek. Jaarrapport integratie 2008. Den Haag/Heerlen: CBS, 2008. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2009)Integratie sociaal-culturele integratie van vier allochtone groepen, 2006 . Den Haag/Heerlen: CBS. [http://statline.cbs..nl, 15 april 2010]. Dijkshoorn H, Dijk TK van, Janssen AP (red.). (2009) Zo gezond is Amsterdam!: eindrapport Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2009. Drewes H, van Dijk TK, Janssen AP (red.). (2008) Praktijkwerk: groepsvoorlichting aan allochtonen: keuze in doel en aanpak. S.I.: NIGZ, 2008. El Fakiri F, Wijhe-van Zadelhoff WM van, Oulali M, Corstjens RMJ (2013). Eindrapport Diabetes Voorkomen. GGD Amsterdam, Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering; EDG-reeks: 2013. Evans, P. H., Greaves, C., Winder, R., Fearn-Smith, J., & Campbell, J. L. (2007). Development of an educational 'toolkit' for health professionals and their patients with prediabetes: the WAKEUP study (Ways of Addressing Knowledge Education and Understanding in Pre-diabetes). Diabet Med, 24(7), 770-777. Gelissen R, Jonkers R. (2009) Nulmeting Gezondheidscheck CMR: uitkomsten van onderzoek onder de Nederlandse bevolking van 45-74 jaar in het kader van het project Checkstandaard Cardiometabool Risico. Amsterdam: ResCon. Gemeente Amsterdam. Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. (2009) Sportplan 2009-2012. Amsterdam: Gemeente Amsterdam. Jongeneelen J, Bos I, Ooms M, Meziani M, Bersee T. (2008) Laaggeletterdheid in de gemeente Amsterdam: een analyse van de doelgroep. ’sHertogenbosch: CINOP. Lindstrom J, Ilanne-Parikka P, Peltonen M, Aunola S, Eriksson JG, Hemio K, Hamalainen H, Harkonen P, Keinanen-Kiukaanniemi S, Laakso M, Louheranta A, Mannelin M, Paturi M, Sundvall J, Valle TT, Uusitupa M, Tuomilehto J. (2006). Sustained reduction in the incidence of type 2 diabetes by lifestyle intervention: follow-up of the Finnish Diabetes Prevention Study. Lancet, 368(9548), 1673-1679.. Most-van Spijk MW van der (2007). Diabetes en Bewegen. Preventie van diabetes bij Marokkaanse Amsterdammers. Evaluatieverslag van een pilot. GGD Amsterdam, Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbe-
35
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
vordering; EDG-reeks:2007/7. Nederlandse Diabetes Federatie (2009) Cijfers en trends [website informatie]. S.l.: Nederlandse Diabetes Federatie. [http://www.diabetesfederatie.nl/diabetes/cijfers-en-trends.html , 16 oktober 2009]. Petty RE & Cacioppo JT (1986) Communication and persuasion: central and peripheral routes to attitude change. New York: Springer. Prochaska JO & Velicer WF (1997). The Transtheoretical Model of Health Behavior Change. American Journal of Health Promotion, 1997;12(1):38-48. Poort EC, Spijker J, Dijkshoorn H, Verhoeff AP. (2001) Turkse en Marokkaanse ouderen in Amsterdam: gezondheid, zelfredzaamheid en zorggebruik: Amsterdamse Gezondheidsmonitor 1999-2000. Amsterdam: GGD Amsterdam. Riet H van ‘t. Dijkshoorn H, Corstjens RMJ. (2006) Evaluatierapport gezonde leefgewoonten Westerpark: kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25 tot 45 jaar. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2006. Reijneveld SA, Westhoff MH, Hopman Roch RMJ. (2002) Vitaal voor Turkse ouderen: ontwikkeling, evaluatie en implementatie. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid. Singels L, Drewes M, van der Most van Spijk M. (2008) De effecten van voorlichting in eigen taal en cultuur in beeld: resultaten van twintig jaar inzet van voorlichters eigen taal en cultuur en allochtone zorgconsulenten in de lokale gezondheidsbevordering en zorg. Woerden: NIGZ. Sulaiman ND, Furler JS, Hadj EJ, Corbett HM, Young DYL. (2007) Stress, culture and ‘home’: social context in Turkish and Arabic-speaking Australians’ views of diabetes prevention. Health Promotion Journal of Australia;18:63-68. Tuomilehto J, Lindstrom J, Eriksson JG, Valle TT, Hamalainen H, IlanneParikka P, Keinanen-Kiukaanniemi S, Laakso M, Louheranta A, Rastas M, Salminen V, Uusitupa M. (2001). Prevention of type 2 diabetes mellitus by changes in lifestyle among subjects with impaired glucose tolerance. N Engl J Med, 344(18), 1343-1350. Uitenbroek DG, Ujcic-Voortman JK, Janssen AP, Tichelman PJ, Verhoeff AP. (2006) Gezond zijn en gezond leven in Amsterdam: Amsterdamse Gezondheidsmonitor gezondheidsonderzoek 2004. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2006. Vijgen, S. M., Hoogendoorn, M., Baan, C. A., de Wit, G. A., Limburg, W., & Feenstra, T. L. (2006). Cost effectiveness of preventive interventions in type 2 diabetes mellitus: a systematic literature review. Pharmacoeconomics, 24(5), 425-441. Wijhe- van Zadelhoff WM van, Corstjens RMJ, El Fakiri F, Lenglet M (2012a). Draaiboek voor het organiseren van de cursus Diabetes Voorkomen. Amsterdam: GGD Amsterdam, Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2012.
36
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Wijhe- van Zadelhoff WM van, Corstjens RMJ, El Fakiri F, Lenglet M (2012b). Draaiboek voor de cursus Diabetes Voorkomen. Amsterdam: GGD Amsterdam, Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2012. Yamaoka, K., & Tango, T. (2005). Efficacy of lifestyle education to prevent type 2 diabetes: a meta-analysis of randomized controlled trials. Diabetes Care, 28(11), 2780-2786.
37
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
38
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
39
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1 vervolg. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 2 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
40
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
41
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Logboek Vul hieronder in wie iets met de beschrijving doet, wanneer dat gebeurt, en wat er gebeurd is. Pas bij volgende handelingen het versienummer aan, indien van toepassing. Naam
Datum
Handeling Beginnen met het maken van de beschrijving
Documentnummer …….. / 1
42