Werkblad beschrijving interventie
sCOOLsport
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/i-database/beoordeling/downloads/
Contact NJi
Contact RIVM
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
Interventienummer
sCOOLsport
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
SportZeeland Seissingel 100 4334 AC Middelburg
[email protected] 0118-640700 0118-640711 www.sportzeeland.nl www.scoolsport.nl
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
SportZeeland, Christel van den Hooven Seissingel 100 4334 AC Middelburg
[email protected] 0118-670836 0118-640711
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
2
Interventienummer
sCOOLsport
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
x Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
x Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
x Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
x Ja
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
x Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
x Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
x Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
x Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
x Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
x Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
x Ja
Nee
3
Interventienummer
sCOOLsport
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Het hoofddoel van sCOOLsport is het stimuleren van de ontwikkeling van een actieve en gezonde leefstijl bij kinderen door het vergroten van de effectiviteit van de bijdrage die basisscholen hieraan leveren. De procesdoelen voor basisscholen zijn: 1. De juiste interventies kiezen 2. Planmatig werken 3. Structurele inbedding 4. Betrokkenheid en draagvlak 5. Samenwerking en integraal werken 6. Toewerken naar inhoudelijk kwaliteitskader, bestaande uit vier thema’s: a. elke dag bewegen b. gezond gewicht c. fysiek-mentaal weerbaar zijn d. motorisch vaardig zijn.
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Basisscholen (directie en schoolteam) zijn de directe doelgroep van sCOOLsport. De einddoelgroep bestaat uit kinderen van 4-12 jaar.
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Basisscholen werken gedurende 3 jaar aan de implementatie van sCOOLsport. Met behulp van een stappenplan en diverse hulpmiddelen, waaronder een leerlingvolgsysteem, werken de scholen aan het creëren van de juiste randvoorwaarden (zie procesdoelen) op school om effectief te werken aan de einddoelen op leerling-niveau. Tegelijkertijd kiest de school interventies voor de leerlingen en voert deze uit. Dit zijn minimaal de interventies die beschreven zijn in het kwaliteitskader sCOOLsport. De school stelt een coördinator en beweegteam aan om samen met de rest van het schoolteam te werken aan sCOOLsport. Scholen worden gedurende het implementatietraject van 3 jaar ondersteund en geadviseerd. De ondersteuning en advisering richt zich zowel op de begeleiding van het proces en het eigen maken van de methodiek, als op inhoudelijke expertise op de verschillende thema’s.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
De methodiek met het stappenplan en de benodigde informatie voor de basisscholen is samengebracht op een besloten gedeelte op www.scoolsport.nl. De ondersteunende rol kan worden vervult door een (landelijke of provinciale) organisatie, of eventueel door een gemeente i.s.m. een lokale sportservice. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van documenten en indien nodig aanvullende toelichting door SportZeeland.
Beschrijf concluderend de
In 2012 is een procesevaluatie uitgevoerd (Ooms & Veenhof, 2012). Uit de pro4
Interventienummer
resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden.
sCOOLsport
cesevaluatie komt naar voren dat de scholen tevreden zijn over de methodiek sCOOLsport en de resultaten die ze daarmee halen. Het blijkt voor scholen wel lastig te zijn om aan alle kwaliteitscriteria te voldoen. Scholen noemen de ondersteuning en begeleiding van SportZeeland als belangrijkste bevorderende factor.
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd In dit werkblad wordt verwezen naar een stappenplan en documenten op een besloten deel van de website www.scoolsport.nl. Een aantal relevante documenten zijn als losse bijlagen meegestuurd. U kunt de volgende inloggegevens gebruiken om de volledige methodiek in te zien: Gebruikersnaam beoordeling Wachtwoord scoolsport
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
sCOOLsport richt zich op de wijze waarop basisscholen een bijdrage leveren aan een actieve en gezonde leefstijl bij hun leerlingen. Er wordt hierbij gewerkt aan vier thema’s: elke dag bewegen, gezond gewicht, motorisch vaardig en fysiek-mentaal weerbaar. Op de basisschoolleeftijd kan gezond gedrag nog goed worden aangeleerd en de school is hier een goede omgeving voor (Pate & Oneil, 2009; Summerbell et al., 2005). Doordat scholen niet effectief genoeg werken aan een actieve en gezonde leefstijl worden de leerlingen niet met de juiste interventies bereikt. Effectieve interventies gericht op een actieve en gezonde leefstijl zijn van belang omdat veel kinderen te weinig bewegen en/of overgewicht hebben. Bewegen heeft ook een positief effect op de (fysieke) weerbaarheid en motorische ontwikkeling van leerlingen.
Risico’s voor de leerlingen De risico’s voor leerlingen waar sCOOLsport zich op richt zijn de risico’s van te weinig bewegen en de risico’s van drie thema’s die gerelateerd zijn aan bewegen: motorische ontwikkeling, overgewicht en fysiek-mentale weerbaarheid. Bijna 50% van de kinderen van 4-11 jaar voldoet niet aan de combinorm voor bewegen, bijna 73% niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (Bernaards, 2010). Te weinig bewegen heeft een negatieve invloed op de motorische vaardigheden, fysieke fitheid, zelfbeeld en gevoel van welbevinden (Must & Anderson, 2003; Reilly et al., 2003; Reilly, 2005; Wang et al., 2009; Zametkin et al., 2004; Stegeman, 2007). Van de kinderen van 2 tot 21 jaar heeft 14% overgewicht en 2% ernstig overgewicht (TNO, 2010). Kinderen ondervinden zowel van overgewicht als van te weinig bewegen negatieve gevolgen. Overgewicht heeft negatieve gevolgen voor de fysieke en mentale gezondheid en beïnvloedt het zelfbeeld negatief (Ministerie van VWS, 2009; Must & Anderson, 2003; Reilly et al., 2003; Reilly, 2005; Wang et al., 2009; 5
Interventienummer
sCOOLsport
Zametkin et al., 2004). Onvoldoende weerbaarheid maakt kinderen vaker slachtoffer van pesten. De negatieve gevolgen van pesten uitten zich zowel op de korte als de lange termijn. Op de korte termijn hebben kinderen die gepest zijn of worden meer moeite met sociale contacten en betrokkenheid op anderen. Ze hebben vaker last van depressies en lichamelijke klachten (Camodeca et al., 2004), en kunnen problemen ontwikkelen in de schoolprestaties (Camodeca, 2002). Op de lange termijn hebben kinderen die gepest zijn een verhoogd risico op het ontwikkelen van problemen in persoonlijke relaties (Camodeca, 2002).
Beleid en activiteiten op basisscholen Uit het Nationaal Scholenonderzoek (Centrum voor Online Onderzoek, 2009) blijkt dat er in het onderwijs niet altijd genoeg aandacht wordt besteed aan gezondheidsbeleid. Zo blijkt ruim 40% van de ouders van mening te zijn dat hun kind niet op school leert wat een gezonde levenswijze is en over de kwaliteit van gymlessen wordt geklaagd. Het ontbreken van stimulering van sociaal wenselijk gedrag op school is één van de (vele) risicofactoren voor het ontwikkelen van probleemgedrag bij jeugdigen (Meij & Boendermaker, 2008). Minder dan de helft (43%) van de basisscholen voert een gericht stimuleringsbeleid op het terrein van bewegen en sport. Specifiek beleid om overgewicht tegen te gaan, wordt door nog minder van de scholen gevoerd en op 5% van de basisscholen heeft bewegen en sport prioriteit bij de verdeling van financiële middelen. Op minder dan een vijfde van de basisscholen en middelbare scholen is bij de inrichting van het schoolgebouw rekening gehouden met bewegen. Op minder dan een vijfde van de scholen heeft het aanbieden van schoolsport prioriteit (Stegeman & de Graaff, 2011). Ontstaan van sCOOLsport De methodiek sCOOLsport is ontwikkeld in antwoord op knelpunten die SportZeeland en basisscholen in de praktijk tegenkwamen: - de activiteiten en lesprogramma’s gericht op thema’s als voeding en bewegen zijn in veel gevallen ad hoc en onvoldoende ingebed in de school; - de scholen kunnen uit het enorme aanbod moeilijk de juiste interventies kiezen; - de activiteiten zijn vaak kortdurende projecten en afhankelijk van tijdelijke (externe) financiering en ondersteuning. Daarnaast was er bij basisscholen de behoefte om activiteiten gericht op bewegen, gezond gewicht, motorische ontwikkeling en weerbaarheid beter op elkaar af te stemmen. ‘Bewegen’ staat hierbij centraal, als doel op zich en als middel om gezondheidseffecten te bereiken.
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Het hoofddoel van sCOOLsport is het stimuleren van de ontwikkeling van een actieve en gezonde leefstijl bij kinderen door het vergroten van de effectiviteit van de bijdrage die basisscholen hieraan leveren. Daarbij wordt gewerkt aan de thema’s elke dag bewegen, gezond gewicht, motorisch vaardig en fysiek-mentaal weerbaar.
De procesdoelen voor de basisscholen zijn: 1.
Juiste interventies kiezen: het aanbod sluit aan bij de behoefte van de leerlingen; de school gebruikt cijfers uit het sCOOLsportleerlingvolgsysteem en andere bronnen als basis voor keuze van interventies voor (specifieke) leerlingen.
de school kiest interventies op basis van basiskennis over een effectieve aanpak en effectieve interventies; de school is bekend met de op de 2
Interventienummer
sCOOLsport
sCOOLsportwebsite beschikbare thema informatie en gebruikt het interventieoverzicht.
de school heeft voor leerlingen die te weinig bewegen, een motorische achterstand hebben, overgewicht hebben of onvoldoende weerbaar zijn een speciaal aanbod. ; de school signaleert op basis van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem achterstanden en heeft een passende zorgstructuur.
2.
Planmatig werken de school werkt planmatig; er is een sCOOLsportplan en voor elk thema een actieplan op basis waarvan het beweegteam werkt.
3.
Structurele inbedding er is formatie en budget om sCOOLsport uit te voeren; er is een coördinator die 3 uur per week kan besteden aan sCOOLsport, er is een beweegteam dat structureel overleg heeft, er is financiële ruimte om te investeren in materiaal en methoden voor de sCOOLsportthema’s
het beleid en de interventies zijn ingebed in de school; sCOOLsport is opgenomen in het schoolbeleidsplan.
4.
Betrokkenheid en draagvlak er is draagvlak en betrokkenheid vanuit het schoolteam, ouders en leerlingen; het schoolteam wordt geïnformeerd en betrokken bij sCOOLsportinterventies, geeft het goede voorbeeld en voert zo nodig interventies uit in de klas. Ouders worden actief betrokken bij de interventies en er zijn interventies specifiek gericht op ouders.
5.
Samenwerking en integraal werken de school werkt samen met relevante organisatie op lokaal/regionaal niveau.; directeur, coördinator en/of beweegteam onderhouden contacten met de gemeente, GGD, sportaanbieders en andere lokale of regionale samenwerkingspartners.
6.
De school werkt toe naar het inhoudelijke kwaliteitskader Aan het einde van de implementatiefase voldoet de school aan het kwaliteitskader op de vier inhoudelijke thema’s van sCOOLsport; elke dag bewegen, gezond gewicht, motorisch vaardig en fysiek-mentaal weerbaar.
Lange termijn doelen De methodiek sCOOLsport richt zich in het bijzonder op de interventies die scholen uitvoeren zodat de leerlingen: 1. Voldoende bewegen; het percentage leerlingen dat deelneemt aan structureel sportaanbod neemt toe, het aantal minuten dat leerlingen op school bewegen neemt toe 2. Een gezond gewicht hebben; het percentage leerlingen met een gezond gewicht neemt toe of blijft tenminste gelijk 3. Motorisch vaardig zijn; het percentage leerlingen met een motorische achterstand neemt af 4. Fysiek-mentaal weerbaar zijn; het percentage leerlingen dat positief scoort op (indicatoren van) weerbaarheid neemt toe.
3. Doelgroep van de interventie
3
Interventienummer
sCOOLsport
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
Basisscholen (directie en schoolteam) zijn de directe doelgroep van sCOOLsport. De school gaat met de aanpak sCOOLsport werken aan het leveren van een effectievere bijdrage aan een gezonde en actieve leefstijl van de kinderen. De school is verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van interventies voor de leerlingen onder schooltijd en is, samen met de gemeente, spin in het web in de samenwerking met lokale partners op en rond de school. De aanpak sCOOLsport moet er toe leiden dat kinderen van 4-12 jaar meer gaan bewegen, een gezond gewicht hebben, motorisch vaardig zijn en fysiek-mentaal weerbaar zijn. De ouders van de leerlingen zijn de secundaire doelgroep. Interventies gericht op ouders hebben met name als doel het voorbeeldgedrag en de stimulans door ouders te beïnvloeden.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
De aanpak sCOOLsport is (nog) niet uitgevoerd op een school voor speciaal basisonderwijs. Op termijn is het wel wenselijk dat ook scholen voor speciaal basisonderwijs en hun leerlingen met de aanpak sCOOLsport kunnen werken; het aantal leerlingen met een indicatie op één van de vier thema’s van sCOOLsport zal hier relatief hoger liggen dan in het reguliere basisonderwijs. Aangezien ‘maatwerk’ in de keuze van interventies een essentieel kenmerk is van sCOOLsport moet toepassing van de aanpak in het speciaal basisonderwijs zonder bijzondere aanpassingen mogelijk zijn.
Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn.
Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
3.3 Toepassing bij migranten
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de
Basisscholen werken gedurende 3 jaar aan de implementatie van sCOOLsport. In die drie jaar werken zij aan de randvoorwaarden op school voor een effectieve werkwijze. Het gaat hierbij om het kiezen van de juiste interventies, planmatig werken, structurele inbedding, werken aan betrokkenheid en draagvlak en het zoeken van samenwerking met partners. Tegelijkertijd kiest de school passende interventies voor de leerlingen en voert deze op school uit. Dit zijn minimaal de interventies die beschreven zijn in het kwaliteitskader sCOOLsport (als losse bijlage bij het werkblad 4
Interventienummer
interventie wordt uitgevoerd.
sCOOLsport
toegevoegd). De school wordt hierbij vrij intensief ondersteund en begeleid door een sCOOLsportconsulent (in Zeeland is deze in dienst van SportZeeland). In het eerste jaar is de begeleiding intensief, in het 2e en 3e jaar neemt de begeleiding in intensiteit af. De rol van de ondersteunende organisatie wordt dan steeds meer adviserend.
De ondersteuning bestaat uit: 1. Begeleiding bij het doorlopen van het stappenplan door gezamenlijk uitvoeren, aanwezigheid bij beweegteam, advies aan directeur en coördinator. 2. Informatie en voorbeelddocumenten op het besloten gedeelte van www.scoolsport.nl.: a. Achtergrond informatie en informatie over effectieve interventies per thema. (voorbeeld van het thema gezond gewicht - ‘goed om te weten’ en ‘de aanpak’ – zijn als losse bijlage bij het werkblad toegevoegd) b. Voorbeelddocumenten: o.a. format sCOOLsportplan, actieplan (uitgewerkt actieplan voor thema ‘elke dag bewegen’ als losse bijlage bij het werkblad toegevoegd), verslag en actielijst, profiel coordinator, etc. 3. Begeleiding bij de keuze van interventies: a. Overdracht van kennis over effectieve interventies d.m.v. themateksten op www.scoolsport.nl. b. Advies door de sCOOLsportconsulent tijdens beweegteamoverleggen of in overleg met de coördinator op school. c. Interventie-overzicht op www.sCOOLsport.nl waarin per thema interventies genoemd zijn die voldoen aan de volgende criteria:
De interventie draagt bij aan het bereiken van de lange termijn doelen van sCOOLsport op leerling-niveau (de vier thema’s).
De interventie is structureel beschikbaar
De interventie richt zich op de groepen 1 t/m 8 van de basisschool (i.v.m. de voorkeur voor een doorlopende leerlijn en om methodische werkwijze te stimuleren/’hap-snap’ te voorkomen).¹ Interventies waarvan logisch is dat zij niet voor alle groepen noodzakelijk/toepasbaar zijn worden wel opgenomen in het overzicht (bijvoorbeeld een interventie voor actieve participatie alleen voor de oudste groepen).
Er zijn aanwijzingen dat de interventie kwalitatief goed is (effectief, haalbaar en uitvoerbaar), gebaseerd op (in volgorde van belangrijkheid): o Erkenning door CGL of MEA (bij voorkeur minimaal theoretisch goed onderbouwd) o Onderzoek naar de interventie (bijvoorbeeld procesevaluatie) o Goede ervaringen van andere sCOOLsportscholen o Status van de organisatie die eigenaar is van de interventie Wanneer er voor het thema, type interventie en doelgroep geen erkende interventie beschikbaar is wordt naar de andere punten gekeken. Met name campagnes / voorlichting en lesmaterialen worden vaak niet beoordeeld. In het interventie-overzicht is onderscheid gemaakt tussen de volgende typen interventies: lesmateriaal, programma, campagne / 5
Interventienummer
sCOOLsport
voorlichting, (sport)activiteiten, scholing en ‘overige’. Hiermee wordt gestimuleerd dat scholen per thema een pakket van verschillende typen interventies aanbieden (omgevingsinterventie, voorlichting/educatie, beleid, activiteiten). Ook is onderscheid gemaakt in interventies voor alle leerlingen (preventief), specifieke groepen leerlingen (met problemen/achterstanden), ouders en leerkrachten/schoolteam). Dit is een bewerking van de vijf pijlers van een integrale aanpak uit de handleiding Gezonde gemeente (RIVM, 2012). 4. Deskundigheidsbevordering: a. Organiseren van themabijeenkomsten en overleg tussen scholen. b. Verspreiden van nieuwsbrief met informatie over interventies, good practices etc. 5. Beheer van het sCOOLsport-leerlingvolgsysteem. De ondersteunende organisatie helpt de school niet bij de uiteindelijke uitvoering van de gekozen interventies. In de eerste 3-6 maanden wordt een sCOOLsport-beleidsplan ontwikkeld. In de periode daarna worden steeds onderdelen van dat plan uitgewerkt. Hiervoor is een stappenplan ontwikkeld. Bij elke stap is op www.scoolsport.nl informatie beschikbaar met voorbeelddocumenten en tips (per stap als losse bijlage bij het werkblad toegevoegd). Het stappenplan is als volgt: Stap-1 Wat willen we bereiken en wie doet wat? (3-6 maanden) 1.1 Aanstellen coördinator en beweegteam 1.2 Hoe staan de leerlingen er voor? 1.3 Wat doet de school al en wat doen partners? 1.4 Doelen stellen in prioriteitenworkshop 1.5 Het sCOOLsportplan gereed Stap-2 2.1 2.2 2.3 2.4
Officieel van start (1-2 maanden) Startbijeenkomst voor het beweegteam Organiseren van een sportieve aftrap voor leerlingen Informeren van ouders en de omgeving Start eerste interventies
Stap-3 3.1 3.2 3.3 3.4
Uitbouwen van de vier thema's van sCOOLsport (2-3 jaar) Uitwerken van doelen uit sCOOLsportplan Kiezen van goede interventies en bijpassende partners Uitvoeren van interventies Evalueren en eventueel bijstellen van de plannen en interventies.
De school is verantwoordelijk voor de inhoud van het sCOOLsportplan en de uitvoering daarvan. De gemeente is verantwoordelijk voor de afstemming met lokaal beleid en voor het creëren van (of aansluiten bij) een lokale overlegstructuur. De sCOOLsportinterventies worden in principe allemaal op of rond de school uitgevoerd. Naast het schoolteam kunnen activiteiten onder of na schooltijd ook worden uitgevoerd door partners, zoals sportbuurtwerkers, kinderopvangmedewerkers, diëtisten, etc. Gekoppeld aan de interventies die scholen kiezen voor de leerlingen worden ook interventies voor ouders ingezet om goed voorbeeldgedrag en de stimulerende rol van ouders te versterken.
4.2 Inhoud van de interventie Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie
De sCOOLsportconsulent ondersteunt en adviseert scholen bij de implementatie van sCOOLsport. Voordat er daadwerkelijk gestart wordt met sCOOLsport begeleidt en adviseert de consulent bij: 6
Interventienummer
worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
sCOOLsport
-
Het creëren van draagvlak in het team, het aanstellen van een coördinator (op basis van het opgestelde profiel) het samenstellen van een beweegteam Zodra deze randvoorwaarden ingevuld zijn worden er samen met de school gegevens verzameld van de leerlingen en de school. SportZeeland geeft hierbij aan welke gegevens nodig zijn, hoe deze verzameld kunnen worden en rijkt instrumenten aan om deze gegevens te verzamelen. Alle gegevens van de leerlingen worden door SportZeeland ingevoerd in een leerlingvolgsysteem. De gegevens van de leerlingen en de school worden samengebracht in een presentatie. Tijdens een prioriteitenworkshop presenteert de sCOOLsportconsulent de gegevens aan het schoolteam. Samen met het team wordt per thema bekeken welke knelpunten er zijn en worden er doelstellingen geformuleerd. Het team geeft vervolgens de prioriteiten aan. Op basis van de informatie uit de workshop schrijft de sCOOLsportconsulent samen met de school een sCOOLsportplan (drie jarig beleidsplan). Voor het beweegteam wordt een startbijeenkomst georganiseerd waarin de rol van het beweegteam en de werkwijze toegelicht worden. Met begeleiding van de sCOOLsportconsulent wordt het eerste thema uitgewerkt tot een actieplan. In het actieplan wordt per doel beschreven welke acties er ondernomen worden om dat doel te bereiken. Op basis van de gegevens van school en leerlingen en de themainformatie die op de website beschikbaar is maakt het beweegteam een keuze uit het interventieoverzicht. Op deze manier worden er gericht interventies kozen die passen bij de doelstellingen en de problematiek van de school. Daarna gaat het beweegteam zelfstandig aan de slag en kan bij de sCOOLsportconsulent terecht met vragen. Incidenteel is de consulent aanwezig bij het beweegteamoverleg om begeleiding op proces en advies op maat te leveren.
-
Jaarlijks worden de metingen voor het leerlingvolgsysteem herhaald. Dit heeft twee functies: signaleren van trends op groeps-/schoolniveau om zo nodig het beleid en de prioriteiten aan te passen; signaleren van individuele leerlingen met achterstanden om hen door te verwijzen naar experts voor een extra screening en zo nodig een passend zorgaanbod. (zie bijlage ‘handleiding signaleren met behulp van het leerlingvolgsysteem sCOOLsport)
-
Naast deze directe ondersteuning van de scholen organiseert SportZeeland ook themabijeenkomsten voor scholen waarin uitwisseling en deskundigheidsbevordering centraal staan. Een voorbeeld uit de praktijk: de uitvoering op sCOOLsportschool de Regenboog: Na een voortraject waarin afspraken gemaakt zijn tussen de school, de gemeente en SportZeeland is de school officieel gestart met een sportdag voor alle leerlingen. Ouders ontvingen een nieuwsbrief met informatie en een uitnodiging voor deze sportieve aftrap. Op deze school is de coördinator de vakleerkracht bewegingsonderwijs en wordt het beweegteam aangevuld met een leerkracht uit de onderbouw en uit de bovenbouw. Om de uitgangssituatie te bepalen zijn er verschillende gegevens verzameld over de leerlingen: lengte, gewicht, sportparticipatie, shuttle run test. Daarnaast is er een inventarisatie gemaakt van wat de school al doet op de verschillende thema’s van sCOOLsport. In een prioriteitenworkshop zijn de resultaten hiervan aan het team en lokale partners gepresenteerd. Het blijkt bijvoorbeeld dat er in de pauzes weinig wordt bewogen en dat er weinig variatie in de spelen is. Op basis van deze gegevens heeft de school het volgende doel gesteld: ‘er wordt meer en gevarieerder bewogen op het schoolplein’. Voor alle knelpunten die gesignaleerd zijn worden doelen gesteld en vervolgens 7
Interventienummer
sCOOLsport
worden er prioriteiten toegekend aan deze doelen. Op basis van deze informatie is een driejarig sCOOLsportplan opgesteld. ‘Elke dag bewegen’ is het thema dat als eerste uitgewerkt is. Het beweegteam werkte de doelen voor dit thema uit tot een actieplan. Aan het doel om meer en gevarieerder te bewegen werden de acties gekoppeld om het schoolplein beweegvriendelijker en uitdagender te maken en pleinspelen te organiseren. Deze acties zijn inmiddels allemaal uitgewerkt en uitgevoerd: er is een sCOOLsportplein met veel beweegmogelijkheden, elke ochtendpauze is er een geleide sport-/spelactiviteit en er zijn nieuwe uitdagende materialen aanwezig. Leerkrachten signaleren dat er resultaat is: meer kinderen bewegen, er wordt gevarieerder bewogen en er zijn minder conflicten op het plein. Ook de andere thema’s zijn uitgewerkt in een actieplan (zie eerder genoemde bijlage). Binnen alle thema’s heeft de school ook aandacht voor het signaleren van achterstanden bij leerlingen. Een voorbeeld hiervan uit het thema ‘gezond gewicht’: Op basis van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem zijn leerlingen die geen gezond gewicht hadden uitgenodigd door de jeugdverpleegkundige. Met ouders en het kind is besproken wat het probleem is, of er duidelijk aanwijsbare oorzaken zijn en wat hieraan gedaan kan worden. Indien nodig zijn kinderen doorverwezen naar een specialist, multidisciplinair programma of worden begeleid door de jeugdverpleegkundige.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
De methodiek met het stappenplan en bijbehorende informatie en documenten is samengebracht op een besloten gedeelte op www.scoolsport.nl. Hier is beschikbaar voor sCOOLsportscholen en hun partners:
-
stappenplan sCOOLsport met uitleg thema-informatie ‘ goed om te weten’ en ‘ de aanpak van de school’ stappenplan leerlingvolgsysteem met uitleg (als losse bijlage bij werkblad toegevoegd) downloads formats, voorbeelddocumenten, instrumenten (overzicht beschikbare downloads als losse bijlage toegevoegd) interventieoverzicht (voorbeeld hiervan als losse bijlage bij werkblad toegevoegd).
sCOOLsportscholen kunnen gebruik maken van de volgende promotiematerialen: - algemene flyer over sCOOLsport (als losse bijlage bij het werkblad toegevoegd) - flyer voor ouders - posters voor aankondiging van sCOOLsportactiviteiten. - Informatieve film over sCOOLsport (te bekijken op www.scoolsport.nl – ‘over sCOOLsport’)
8
Interventienummer
sCOOLsport
B. Onderbouwing van de interventie
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie
Probleemanalyse Op de basisschoolleeftijd kan gezond gedrag nog goed worden aangeleerd en de school is hier een goede omgeving voor (Pate & Oneil, 2009; Summerbell et al., 2005). Via preventie op school kan gezond gedrag van scholieren worden gestimuleerd en daarmee op de langere termijn gezondheidswinst worden bereikt. De school is een voorbeeld van een setting waar kinderen goed kunnen worden benaderd voor preventie omdat ze hier een groot deel van de week aanwezig zijn (De Jongh, 2010). Uit het Nationaal Scholenonderzoek (Centrum voor Online Onderzoek, 2009) blijkt dat er in het onderwijs niet altijd genoeg aandacht wordt besteed aan gezondheidsbeleid. 41% van de ouders vindt dat hun kind niet op school leert wat een gezonde levenswijze is en over de kwaliteit van gymlessen wordt geklaagd. Lang niet alle basisscholen bieden binnen schooltijd een ander sportaanbod dan de gymles. Projecten ter bevordering van sport en bewegen vinden op 71 % van de basisscholen plaats, sportoriëntatie en keuzeactiviteiten op 60% van de scholen. Slechts 29% biedt beweeg- en sprotprogramma’s voor motorisch minder begaafde leerlingen. Ongeveer 40% van de basisschooldirecteuren vindt deze kwantiteit van het aanbod zowel binnen als buiten schooltijd onvoldoende (Lucassen et al., 2010) In de praktijk is gebleken dat weinig basisscholen structureel en integraal aan een actieve leefstijl van hun leerlingen werken. Dit wordt bevestigd door onderzoek van Stuij et al. (2011) waaruit blijkt dat op veel scholen het belang van sport en bewegen inzien, maar dit nog niet altijd in een gerichte aanpak vertaald wordt. 82% van de basisscholen geeft bijvoorbeeld aan sport en bewegen belangrijk te vinden, maar slechts 5% geeft sport ook prioriteit bij het verdelen van de financiële middelen. Daarnaast komt uit het onderzoek dat 43% van de scholen aangeeft beleid te voeren om bewegen en sporten te stimuleren en 27% van de scholen zegt beleid te voeren gericht op overgewicht. De knelpunten die scholen en SportZeeland in de praktijk ervaren zijn met name: - de activiteiten en lesprogramma’s zijn in veel gevallen ad hoc - de activiteiten zijn onvoldoende ingebed in het schoolbeleid en -werkwijze - er wordt te weinig samengewerkt met lokale partners en over bestaande samenwerkingsvormen zijn vaak geen schriftelijke afspraken gemaakt - scholen kiezen de interventies niet op basis van een goede analyse van de behoefte van de leerlingen en hun ouders - ouders en leerlingen zelf zijn niet bij het beleid en de uitvoering betrokken. Samenvattend kan gesteld worden dat basisscholen een goede plek zijn om kinderen te bereiken, maar dat de aanpak van scholen nog onvoldoende is om daadwerkelijk bij te dragen aan het verbeteren van een actieve en gezonde leefstijl. Beïnvloedbare factoren
Uit een review van Resnicow en Robinson (1997) blijkt dat de kans op succes bij een schoolgerichte interventie groter is wanneer het de volgende componenten bevat: - voorlichting over gezonde voeding en lichamelijke activiteit, - ondersteunende structuur waarbij het gewicht regelmatig wordt gemeten en vervolgplan wordt vastgesteld, - aanpassen van schoollunches en omgeving om snoepen te ontmoedigen, 9
Interventienummer
achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
sCOOLsport
-
voldoende lessen lichamelijke activiteit, ook programma voor leerkrachten en staf, creëren voldoende draagvlak middels sleutelfiguren, voldoende administratieve ondersteuning, betrokkenheid van ouders en integreren van de schoolgerichte aanpak binnen een brede wijkgerichte aanpak middels een integraal gezondheidsbeleid.
Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak
De conclusie uit de probleemanalyse is dat de aanpak van scholen onvoldoende is om daadwerkelijk bij te dragen aan het verbeteren van een actieve en gezonde leefstijl. Het hoofddoel van sCOOLsport is het stimuleren van de ontwikkeling van een actieve en gezonde leefstijl bij kinderen door het vergroten van de effectiviteit van de bijdrage die basisscholen hieraan leveren. Om de effectiviteit van de aanpak te verbeteren moet voldaan worden aan een aantal factoren. Naast de factoren uit de review van Resnicow & Robinson (1997) zullen de criteria uit de schoolSlag-checklist (Leurs et al, 2006). Het criterium ‘effectiviteit’ zal buiten beschouwing gelaten worden omdat er nog geen effectmeting plaats gevonden heeft en dit verder gaat dan de theoretische onderbouwing. De criteria ‘planmatigheid’ en ‘diversiteit’ komen uitgebreid aan de orde onder de kop ‘Werkzame factoren /mechanismen’ en zullen hier buiten beschouwing gelaten worden. De factoren uit beide publicaties zijn samengevoegd tot een model, deze is weergegeven in figuur-1. Al deze factoren zijn in de methodiek sCOOLsport verwerkt. Hieronder zal per factor een verdere onderbouwing en een toelichting hoe dit een plaats heeft binnen sCOOLsport gegeven worden.
Figuur-1: succesfactoren voor schoolgerichte interventies
Voorlichting Het geven van voorlichting wordt ook in andere onderzoeken benoemd als succesfactor. Het integreren van een lesprogramma binnen het curriculum wordt bijvoorbeeld in het onderzoek van Bos et al. (2010) benoemd als effectconditie. In een onderzoek van Damoiseaux et al. (1998) wordt aangegeven dat voorlichting, voorzieningen en voorschriften de methoden zijn om gezondheidsbevordering te bereiken. Binnen de thema’s ‘gezond gewicht’ en ‘elke dag bewegen’ kiezen alle scholen interventies die passen bij hun doelstellingen. Voorlichting over gezonde voeding en lichamelijke activiteit hebben hier als vanzelfsprekend een plek in. Veel scholen kiezen bijvoorbeeld voor de lesmethode Lekker Fit om aan kennis en bewustwording 10
Interventienummer
sCOOLsport
bij kinderen te werken. Met behulp van een ouderfolder, algemene informatie over de thema’s en het bespreken van specifieke problemen met ouders, werken sCOOLsportscholen aan voorlichting van ouders.
Aandacht voor de omgeving (Leeswijzer: samenvoeging van ‘aanpassen omgeving’ en ‘betrokkenheid ouders’ en aanvullingen uit SchoolSlag-checklist) De criteria uit de schoolSlag-checklist (Leurs et al., 2006) verwijzen hierbij zowel naar de fysieke als de sociale omgeving. Voor beide componenten is binnen sCOOLsport aandacht. Uit het literatuuronderzoek van Stuij et al. (2011) blijkt dat de fysieke omgeving invloed heeft op de hoeveelheid beweging van kinderen bij vervoer van en naar school en bij het spelen op het plein. Binnen sCOOLsport is er aandacht voor de beweegruimte op en rond de school. Het herinrichten van het schoolplein en het beschikbaar stellen van uitdagende materialen zijn voorbeelden van hoe sCOOLsportscholen werken aan een uitdagende beweegomgeving voor kinderen. Uit onderzoek van Bos et al. (2010) is gebleken dat zelfs het aanpassen van het aanbod van eten en drinken op school op zichzelf effect heeft op de groente en fruitconsumptie. Dit effect is echter wel kleiner dan die van multicomponentprogramma’s. Op de sCOOLsportscholen wordt geen lunch aangeboden en is er geen kantine of automaat waar snoep te verkrijgen is maar wordt wel via verschillende strategieën het eetgedrag van kinderen beïnvloed. Door kinderen en ouders voor te lichten over gezonde tussendoortjes, het invoeren van een fruitdag en het stimuleren van gezonde traktaties wordt het eten van gezonde tussendoortjes op sCOOLsportscholen gestimuleerd. De betrokkenheid van ouders wordt in verschillende onderzoeken genoemd als belangrijk factor voor het bereiken van een gezonde en actieve leefstijl bij kinderen (Eriksson et al., 2008; Knai et al., 2006; Vereecken et al., 2005; Story et al., 2002; Rootman, 2001; Sallis et al., 2001; Wechsler et al., 2000). Het belang van ouderbetrokkenheid wordt onderkend binnen sCOOLsport als randvoorwaarde om de leefstijl van kinderen te veranderen. Door middel van een ouderfolder, informatie voor ouders over de vier thema’s van sCOOLsport, ouderavonden en activiteiten voor ouders (en kinderen) worden ouders betrokken bij sCOOLsport. Daarnaast worden ouders op de hoogte gehouden over de ontwikkelingen van sCOOLsport op school door middel van brieven en de schoolnieuwsbrief.
Voldoende lessen lichamelijke activiteit Het belang van voldoende lessen lichamelijke activiteit wordt door diverse onderzoeken uit verschillende landen bevestigd. In verschillende effectstudies waarin bewegingsonderwijs tijdens schooltijd (Harrell et al. 1996; Kain et al., 2004; Coleman et al., 2005) wordt uitgebreid of na schooltijd (Annesi et al., 2005; Yin et al., 2005a; Yin et al., 2005b) wordt aangeboden, laten positieve effecten zien op gewichtstatus, BMI of lichaamsvetpercentage. Ook Nederlands onderzoek laat voordelen van lessen lichamelijke opvoeding zien. In een onderzoek van Stegeman (2007) blijkt dat 37% van de basisschoolleerlingen aangeeft door de lessen lichamelijke opvoeding (meer) te zijn gaan sporten. Alle sCOOLsportscholen verzorgen per klas minimaal twee lessen lichamelijke opvoeding, zoals dit wettelijk bepaald is. Waar mogelijk worden deze verzorgd door een vakleerkracht. Daarnaast zorgt de school door middel van beweegtussendoortjes in de klas, pauzespelen en naschools-sportaanbod voor extra beweegmomenten. Onderwijsgerichtheid sCOOLsport is samen met verschillende scholen ontwikkeld. Dit heeft er toe geleid dat de methodiek zo ingericht is dat er voor elke school maatwerk geleverd kan wor11
Interventienummer
sCOOLsport
den. Uit de procesevaluatie blijkt dat de sCOOLsportthema’s goed aansluiten bij wat de scholen voor ogen hebben op het gebied van sport, bewegen en gezondheid (Ooms & Veenhof, 2012). Uit de procesevaluatie blijkt bovendien dat scholen over het algemeen erg positief zijn over de methodiek sCOOLsport. Binnen sCOOLsport is er geen specifiek beweegprogramma voor leerkrachten. Er wordt wel regelmatig scholing aangeboden waar leerkrachten voor in kunnen schrijven. Het gaat dan om praktijkgerichte deskundigheidsbevordering zoals een training Beweegplezier of een training gericht op het motiveren van inactieve leerlingen. In een review van Knai et al. (2006) wordt de scholing van leerkrachten als één van de effectcondities genoemd voor het verbeteren van voedingsgewoonten van leerlingen. Binnen het stappenplan van de methodiek sCOOLsport zijn er een aantal momenten waarop het team als geheel betrokken wordt: voor de start wordt er een teamvoorlichting verzorgd, het hele schoolteam neemt deel aan de prioriteitenworkshop waarin de doelen en prioriteiten van de school bepaald worden en het team is uitvoerder van verschillende interventies die ingezet worden. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deze betrokkenheid belangrijk is om resultaten bij de kinderen te behalen, zij hebben immers een voorbeeldrol en kunnen zorgen voor randvoorwaarden om tot een gezonde en actieve leefstijl te komen (Sallis et al., 2001; Story et al., 2002; Vereecken et al., 2005; Wechsler et al., 2000).
Creëren voldoende draagvlak Op school wordt een sCOOLsportcoördinator aangesteld en wordt een beweegteam samengesteld. Het beweegteam bestaat uit de sCOOLsportcoördinator en leerkrachten (uit onderbouw en bovenbouw), eventueel aangevuld met de vakleerkracht, sportbuurtwerker en vertegenwoordigers van andere organisaties. Het beweegteam werkt actieplannen uit voor de verschillende doelen die gesteld zijn. Deze plannen worden voorgelegd aan het schoolteam om ervoor te zorgen dat er draagvlak in het team is voor de gekozen aanpak. De leden van het beweegteam stimuleren de overige schoolteamleden om de gekozen interventies uit te voeren en het goede voorbeeld te geven, zij zijn als het ware ambassadeurs van sCOOLsport binnen de eigen school. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat draagvlak en betrokkenheid van de bij gezondheidsbevordering betrokken actoren een belangrijke voorwaarde is voor het behalen van succes (Rootman, 2001 ;Sallis et al., 2001; Story et al., 2002; Vereecken et al., 2005; Wechsler et al., 2000). Uit de procesevaluatie (Ooms & Veenhof, 2012) blijkt dat het draagvlak bij het schoolteam, ouders en leerlingen over het algemeen goed te noemen is.
Ondersteuning (leeswijzer: samenvoeging van ‘Ondersteunende structuur waarbij het gewicht regelmatig wordt gemeten en vervolgplan wordt vastgesteld’ en ‘Voldoende administratieve ondersteuning’) Scholen hebben behoefte aan ondersteuning dicht bij huis, een regionaal loket waar zij met hun vragen over gezondheidsbevordering terecht kunnen (Pijpers, 1999). Gedurende de implementatie van sCOOLsport wordt de school begeleid door een sCOOLsportconsulent van SportZeeland. Uit de procesevaluatie blijkt dat deze begeleiding hoog gewaardeerd wordt en zelf als belangrijk succesfactor gezien wordt door de scholen (Ooms & Veenhof, 2012). Een van de factoren die genoemd wordt in review van Resnicow & Robinson (1997) is het aanwezig zijn van een Ondersteunende structuur waarbij het gewicht regelmatig wordt gemeten en vervolgplan wordt vastgesteld. Binnen sCOOLsport worden alle leerlingen elk jaar gemeten en gewogen. Deze metingen worden bijgehouden in een leerlingvolgsysteem zodat de ontwikkeling van het kind gevolgd kan worden. Het vervolg op deze meting is het signaleren en doorverwijzen van kinderen die geen gezond gewicht hebben. De stappen die hiervoor genomen dienen te worden, worden vastgelegd in het actieplan gezond gewicht van de school en gekoppeld aan het zorgprotocol. Voor het vervolg werkt de school samen met de jeugdverpleegkundige van 12
Interventienummer
sCOOLsport
de GGD en waar beschikbaar met een multidisciplinair programma voor kinderen met overgewicht. Het belang van meten en wegen van leerlingen op school wordt wordt bevestigd door een onderzoek uit de VS. Uit het onderzoek is gebleken dat het meten en wegen van kinderen op school en de terugkoppeling daarvan naar ouders het bewustzijn van ouders over de gewichtstatus van hun kind verhoogt (Chomitz et al., 2003). Een andere factor is het hebben van voldoende administratieve ondersteuning, waarbij zowel het faciliteren van iemand binnen de school als hulp van buitenaf bedoeld wordt (Resnicow & Robinson, 1997). Als eis voor deelname wordt gesteld dat de school een sCOOLsportcoördinator aanstelt die tenminste 3 uur per week beschikbaar heeft voor sCOOLsport. Op deze manier wordt ondervangen dat de werkzaamheden voor sCOOLsport verdrongen worden door andere taken. SportZeeland biedt daarnaast ondersteuning bij het invoeren van gegevens in het leerlingvolgsysteem en het maken van rapportages op basis van deze gegevens.
Integraal gezondheidsbeleid Ook andere onderzoeken noemen wijkgerichte aanpak (Hollander et al., 2006; Stewart-Brown, 2006; Rootman, 2001) en integraal beleid (Stewart-Brown, 2006; Wendel-Vos et al., 2005; Koelen & Van den Ban, 2004; Saan & De Haes, 2004; Jansen et al., 2002; Rootman, 2001) als succesfactor bij gezondheidsbevordering. Bij sCOOLsport wordt als voorwaarde voor de start van een school gesteld dat de gemeente betrokken moet zijn en zich ook hiervoor inzet. Het afstemmen van gemeentelijk beleid van verschillende beleidsterreinen en het koppelen van mogelijkheden uit dit beleid aan sCOOLsport zorgen ervoor dat de aanpak wordt versterkt. Naast de gemeente kunnen ook andere organisaties die in de wijk actief zijn een belangrijke partner zijn. Hierbij valt te denken aan het jeugd- en jongerenwerk, de kinderopvang, Centrum voor Jeugd en Gezin, Maatschappelijk werk en woningcoörperaties. Een van de taken van de sCOOLsportcoördinator is het opbouwen en onderhouden van een netwerk rondom de school voor de verschillende thema’s. Aansluiting bij de doelgroep
De aanpak sCOOLsport is ontwikkeld in de praktijk. Samen met drie scholen is de eerste opzet uitgewerkt en getest waarna deze op basis van ervaringen in de praktijk is doorontwikkeld tot de methodiek die er nu is. Met de uitgewerkte methodiek hebben inmiddels verschillende scholen naar tevredenheid gewerkt. Het proces binnen de methodiek zorgt ervoor dat er een aanpak op maat voor de school ontstaat hierdoor is de methodiek voor elke school geschikt. In de praktijk blijkt dit ook uit de diversiteit van scholen die de methodiek toepassen: omgeving (stad vs dorp), grootte van de school (>500 leerlingen vs <35 leerlingen), verschillende denominaties, samenstelling doelgroep (autochtoon vs allochtoon, veel vs weinig gewichten leerlingen). Werkzame factoren /mechanismen
Het doel van sCOOLsport is het vergroten van de effectiviteit van de bijdrage die basisscholen leveren aan de ontwikkeling van een actieve en gezonde leefstijl bij kinderen. Scholen die met de methodiek gaan werken kiezen bewust voor het prioriteren van het thema gezonde en actieve leefstijl en gaan hier gericht aan werken. Uit onderzoek van Stuij et al. (2011) blijkt dat op scholen met meer beweegbeleid de leerlingen aanzienlijk actiever zijn. De ervaring in de praktijk is dat de volgende kenmerken van sCOOLsport bepalend zijn voor het resultaat: o Het kiezen van de juiste interventies en inhoudelijke samenhang o Eigenheid en maatwerk o Planmatige werkwijze o Structurele inbedding o Draagvlak en betrokkenheid bij het schoolteam en bij ouders o Samenwerking / integrale aanpak 13
Interventienummer
sCOOLsport
Verantwoording werkzame factoren/mechanismen
Hieronder zullen de werkzame factoren/mechanismen worden onderbouwd. Het kiezen van de juiste interventies en inhoudelijke samenhang Uit een review van Oude Luttikhuis (2009) blijkt dat gecombineerde interventies het meeste effect lijken te sorteren. Ook de World Health Organisation (WHO) onderschrijft dit en noemt als een van de principes voor gezondheidsbevordering dat er verschillende strategieën ingezet moeten worden (Rootman, 2001). Interventies blijken het meest succesvol te zijn als ze allemaal dezelfde gedragsverandering als doel hebben. Het aanbieden van een mix van interventies verhoogt tevens de participatie van de doelgroep (Jansen et al., 2002). Daarnaast is inhoudelijke samenhang belangrijk. Inhoudelijke samenhang ontstaat door wat in de ene gezondheidsbevorderende interventie aan bod komt te verbinden met de inhoud van een of meer andere gezondheidsbevorderende interventies (Savelkoul, 2010). Eén van de mogelijkheden voor het bevorderen van inhoudelijke samenhang tussen gezondheidsbevorderende interventies is het samenvoegen van de thema’s waarop zij zich richten. In de praktijk is gebleken dat de breedte van de aanpak van sCOOLsport, door het integreren van de thema’s elke dag bewegen, gezond gewicht, motorisch vaardig en fysiek-mentaal weerbaar, door betrokken partijen als waardevol gezien wordt. Fysieke activiteit, motorische vaardigheden en weerbaarheid zijn nauw met elkaar verbonden en zijn belangrijk voor een actieve en gezonde leefstijl en het voorkomen van gezondheidsproblemen zoals overgewicht (Amnesi, 2006). De interventies die binnen sCOOLsport gekozen worden zijn bovendien bij voorkeur schoolbreed. Uit onderzoek naar het verbeteren van voedingspatronen is gebleken dat dit één van de effectcondities is (Knai et al., 2006). Eigenheid en maatwerk Door verschillende onderzoeken wordt bevestigd dat de meest succesvolle leefstijlinterventies zich onder andere kenmerken door preventie op maat (Wendel-Vos et al., 2005; Koelen en Van den Ban, 2004; Saan en De Haes, 2004; Jansen et al., 2002). Uit onderzoek naar de ervaringen van GGD’en en scholen blijkt bovendien dat de keuzevrijheid van de school het draagvlak voor opname van gezondheid in het schoolbeleid vergroot (Bos et al., 2010). In de procesevaluatie van de methodiek sCOOLsport hebben scholen aangegeven dat de methodiek richtlijnen geeft, maar ook voldoende vrijheid om als school een eigen invulling daaraan te geven (Ooms & Veenhof, 2012).
Planmatige werkwijze In het rapport Gezondheidsbevordering en preventie in het onderwijs (Bos et al., 2010) wordt gesteld dat de planmatigheid van een aanpak een bijdrage levert aan het efficiënt en doelmatig werken. In de review van Stewart-Brown (2010) wordt geconcludeerd dat een planmatige werkwijze bijdraagt aan de effectiviteit van gezondheidsbevorderende interventies (Stewart-Brown, 2006). Ook in de schoolSlagchecklist is planmatigheid één van de criteria voor kwaliteit (Leurs et al., 2006). Structurele inbedding Om effect te kunnen hebben op gezondheids- en onderwijsuitkomsten moet een aanpak aan planmatig uitgevoerd worden, structureel en integraal zijn (StewartBrown, 2006). De WHO onderschrijft het belang van een structurele aanpak en noemt duurzaamheid van de aanpak als één van de principes van gezondheidsbevordering (Rootman, 2001). Ook in het rapport Sport, Bewegen en Onderwijs: kansen voor de toekomst (Lucassen et al., 2010) en in de review van Knai et al. (2006) wordt de continuïteit van een aanpak als belangrijke factor genoemd voor een effectieve aanpak. Draagvlak en betrokkenheid bij het schoolteam en bij ouders 14
Interventienummer
sCOOLsport
Verschillende onderzoeken bevestigen dat de betrokkenheid van het schoolteam en ouders belangrijk is om resultaten bij de kinderen te behalen (Eriksson et al., 2008; Knai et al., 2006; Stewart-Brown, 2006; Vereecken et al., 2005; Timperio et al., 2004; Story et al., 2002; Rootman, 2001; Sallis et al., 2001; Wechsler et al., 2000), zij hebben immers een voorbeeldrol en kunnen zorgen voor randvoorwaarden om tot een gezonde en actieve leefstijl te komen. Samenwerking / integrale aanpak Verschillende onderzoeken tonen aan dat een integrale aanpak bijdraagt aan de effectiviteit en het succes van gezondheidsbevorderende interventies (Stewart-Brown, 2006; Damoiseaux, 1998). Berg & Schrijvers (2010) concluderen in hun onderzoek dat van een mix van beleidsmaatregelen gericht op de persoon en de omgeving het meest te verwachten is als het gaat om het bevorderen van gezond gedrag. Dit wordt bevestigd door onderzoek van Hollander et al. (2006) waarin gesteld wordt dat wijkgerichte interventies logisch zijn, omdat ongezond gedrag en ongezondheid niet op zichzelf staan, maar een sterke samenhang vertonen met de sociale en fysieke omgeving van mensen. Een dergelijke integrale aanpak vereist een goede afstemming en samenwerking tussen de verschillende beleidssectoren. Verandering van de schoolorganisatie Het implementeren van sCOOLsport vraagt een verandering van de organisatie. Het structureel en doelmatig uitvoeren van gezondheid bevorderende activiteiten is grotendeels nieuw voor de medewerkers. Het vraagt samenwerking, kennis en (coördinatie-) vaardigheden die leerkrachten niet inzetten bij reguliere onderwijsactiviteiten. Veel scholen en in het bijzonder leerkrachten zijn intern gericht, gewend verantwoordelijk te zijn voor de eigen groep en leerresultaten. Met name vaardigheden gericht op planmatig werken, gestructureerd samenwerken binnen de school en elkaar aanspreken op gemaakte afspraken blijken in de beginfase bij een deel van de betrokkenen op school onvoldoende aanwezig te zijn. De voor gezondheidsbevordering benodigde programmaorganisatie, mensen en middelen worden weergegeven in het Referentiekader Gezondheidsbevordering (Refka) (Saan & De Haes, 2005). In dit model worden op het niveau van de organisatie de volgende factoren onderscheiden: kennis, menskracht & deskundigheid, methoden, investering (tijd, geld, goodwill), beleid, in- en extern netwerk en leiderschap (digitale versie Refka 2.0, geraadpleegd via www.refka.nl en Saan & Haes, 2005). De ondersteuning die sCOOLsport aan scholen biedt richt zich op deze factoren, bijvoorbeeld door: - Overdracht van kennis over de vier thema’s en een effectieve aanpak; - Zorgen voor voldoende menskracht (formatief) en deskundigheid (middels deskundigheidsbevordering en begeleiding); - Begeleiden van samenwerking met externe partners en onderhouden van / deelnemen aan lokale netwerken - Begeleiden van schooldirecteur en coördinator bij het aansturen van de implementatie: voor preventie-activiteiten, maar in meerdere mate nog voor het signaleren en behandelen van kinderen met een achterstand op één van de vier thema’s van sCOOLsport, is samenwerking met andere organisaties noodzakelijk. Het opbouwen van duurzame samenwerking binnen gezondheid bevorderende netwerken één van de manieren om de capaciteit voor interventies gericht op gezondheidsbevordering en preventie te vergroten (Leibbrand, Boonstra & Zomer, 2007). Het succes van organisatie-inspanningen zal volgens Saan en De Haes (2007) dan ook apart gewaardeerd moeten worden: voorwerk dat gedaan is als een van de ingrediënten van een succesvolle interventie.
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem,
Op de basisschoolleeftijd kan gezond gedrag nog goed worden aangeleerd en de school is hier een goede omgeving voor (Pate & Oneil, 2009; Summerbell et al., 15
Interventienummer
doelgroep, doel en methode.
sCOOLsport
2005). De aanpak van sCOOLsport bevat alle componenten die volgens de review van Resnicow en Robinson (1997) de kans op succes bij een schoolgerichte interventies groter maakt. Daarnaast blijkt uit de praktijk dat een aantal factoren binnen sCOOLsport bepalend is voor het resultaat, dit zijn het kiezen van de juiste interventies, maatwerk, planmatige werkwijze, structurele inbedding, draagvlak en betrokkenheid bij het schoolteam en bij ouders en samenwerking. Dat deze factoren bijdragen aan een effectieve aanpak wordt bevestigd door verschillende onderzoeken..
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
Voor de school als uitvoerder van sCOOLsport gelden de volgende adviezen. De school wijst een coördinator sCOOLsport aan (minimaal HBO-niveau). Voor deze taak is een competentieprofiel beschikbaar via www.scoolsport.nl. Het heeft daarnaast sterk de voorkeur dat een medewerker met een afgeronde ALO opleiding nauw betrokken is bij sCOOLsport op school. Dit kan zowel een medewerker van de school zijn (vakleerkracht) als van de gemeente (samenwerkingspartner, lid beweegteam). Jaarlijks organiseert SportZeeland als ondersteuner van de lokale projecten tenminste twee themabijeenkomsten voor de beweegteams van de sCOOLsportscholen. Deze bijeenkomsten zijn gericht op deskundigheidsbevordering. Daarnaast vinden er incidenteel een directeurenoverleg en coördinatorenoverleg plaats waarin ervaringen tussen scholen uitgewisseld worden. Geadviseerd wordt aan sCOOLsportscholen om, naast een bevoegd persoon voor de lessen bewegingsonderwijs, zoveel mogelijk vakspecialisten in te zetten voor de uitvoering van activiteiten.
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Bij de uitvoering van de interventie sCOOLsport zijn minimaal de volgende partijen betrokken: - de basisschool die met sCOOLsport gaat werken. - ondersteunende organisatie, bijvoorbeeld een provinciale sportorganisatie, lokale sportservice of eventueel een GGD. - de gemeente, deze heeft zowel als mede-ondersteuner als partner een belangrijke rol. De werkwijze van de methodiek sCOOLsport op school is beschreven op sCOOLsport.nl. Nieuwe sCOOLsportscholen kunnen gebruik maken van het stappenplan, instrumenten en voorbeelden en benodigde informatie vinden. SportZeeland helpt scholen op weg door ze wegwijs te maken in de methodiek sCOOLsport en te begeleiden bij het eigen maken van de werkwijze. Deze ondersteunende rol die SportZeeland in de provincie Zeeland vervult kan worden overgenomen door een andere (landelijke of provinciale) organisatie, of eventueel door een gemeente i.s.m. een lokale sportservice. Hiervoor kunnen zij gebruik maken van de beschikbare documenten en indien nodig aanvullende toelichting door SportZeeland.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking 16
Interventienummer
Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten.
sCOOLsport
SportZeeland bewaakt als eigenaar van de aanpak in hoeverre scholen na de implementatiefase van drie jaar (blijven) voldoen aan het kwaliteitskader voor sCOOLsportscholen. In een jaarlijks gesprek met de directeur en sCOOLsportcoördinator van de school wordt besproken of de school voldoet aan de eisen en zo nee op welke wijze de school (opnieuw) aan de eisen kan gaan voldoen.
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
De kosten bestaan uit: A. Structurele kosten voor de uitvoering van sCOOLsport. Dit zijn de kosten van de scholen en lokale partners. Deze worden op de scholen gefinancierd uit reguliere middelen van de school, aangevuld met projectsubsidies van met name gemeenten. B. Eenmalige kosten voor de begeleiding en ondersteuning bij de implementatie van sCOOLsport. Dit zijn de kosten van de ondersteunende organisatie. Deze worden in principe niet door de school betaald, maar door bijvoorbeeld een provincie, gemeente of schoolbestuur. Ad A Structurele kosten
--
Kosten voor sCOOLsportscholen De kosten bestaan uit: 1. Personeelskosten basisschool (uit taakuren of formatie) coördinatie-uren op school (verplicht minimaal 3 uur per week deelname van 2 groepsleerkrachten in beweegteam (gemiddeld 1 uur per leerkracht per week) directeurstaken (lokaal overleg aansturing e.d.) (gemiddeld 1 uur per maand).
---
2. Personeelskosten voor uitvoering van interventies (intern of extern), bijvoorbeeld: naschoolse activiteiten weerbaarheidslessen motorische remedial teaching.
---
3. Kosten van aanschaf sport- en lesmaterialen, bijvoorbeeld: inrichting schoolplein en gymzalen aanschaf lesmethode (bijvoorbeeld over gezonde voeding) activiteitenkosten sportdagen etc.
-
Aangezien de interventies in het kader van sCOOLsport per school verschillen (maatwerk), zijn de kosten niet overal gelijk. De hoogte van de kosten zijn afhankelijk van: de uitgangssituatie: inrichting schoolplein, aanwezigheid lesmethoden en activiteiten; beschikbaarheid, intensiteit van de samenwerking en mogelijkheden van partners (bijvoorbeeld: is er en lokale welzijnsorganisatie, beleid van die organisatie, hebben zij al naschoolse sportactiviteiten in het aanbod, …) beleid en activiteiten van de gemeente: faciliteert de gemeente sportkennismakingsactiviteiten bv. middels een sportpas, zet gemeente middelen voor bijvoorbeeld gezondheid in voor programma voor kinderen met overgewicht, etc.)
-
Kosten voor gemeenten De inzet van de gemeente verschilt per lokale situatie. Dit is mede afhankelijk van 17
Interventienummer
sCOOLsport
het beschikbaar zijn van uitvoerende capaciteit voor sport bij de gemeente. Er wordt in elk geval een lokale sCOOLsportbegeleider aangewezen die: gedurende 3 schooljaren minimaal 0,05-0,1 fte per week heeft voor begeleiding van het lokale sCOOLsporttraject / afstemming met gemeentelijke activiteiten en beleid participeert in lokaal en provinciaal sCOOLsportoverleg Ad B Eenmalige kosten voor de begeleiding & ondersteuning Voor de provinciale sportorganisatie, gemeente of andere organisatie die de ondersteuning op zich neemt bestaan de kosten uit: Ondersteuning van een basisschool: 1e jaar: 25 dagdelen 2e jaar: 15 dagdelen 3e jaar: 15 dagdelen Voor gezamenlijke activiteiten voor meerdere scholen zoals themabijeenkomsten, overleg, uitwisseling: 12 dagdelen. Daarnaast dienen scholen of de betreffende gemeente het sCOOLsportleerlingvolgsysteem te gebruiken. Overdracht van de ondersteunende functie die SportZeeland heeft, heeft nog niet plaatsgevonden. SportZeeland voert hiervoor wel gesprekken met landelijke organisaties en werkt aan een marktanalyse en verdienmodel. De benodigde kennis en materialen voor de ondersteuning en begeleiding van nieuwe sCOOLsportscholen zou overgedragen moeten worden. De kosten zouden betrekking hebben op: beschrijven van de begeleiding- ondersteuning van scholen (instructie / handleiding), scholing, uitwisseling, advies.
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
SportZeeland heeft de aanpak ontwikkeld samen met 12 scholen. Het stappenplan is in de praktijk ontstaan en daarna als zodanig op nieuwe scholen uitgevoerd en aangepast. De aanpak (het stappenplan en de instrumenten en materialen) is zo continu aan de praktijk getoetst en aangepast om de kwaliteit en bruikbaarheid te vergroten. In 2012 is een procesevaluatie uitgevoerd (Ooms & Veenhof, 2012). Met behulp van vragenlijsten en interviews zijn de ervaringen van scholen, leerlingen, samenwerkingspartners en SportZeeland onderzocht. Alle 12 sCOOLsportscholen hebben deelgenomen aan het onderzoek. Uit de procesevaluatie komt naar voren dat de scholen tevreden zijn over de methodiek sCOOLsport en de resultaten die ze daarmee halen. Het blijkt voor scholen wel lastig te zijn om aan alle kwaliteitscriteria te voldoen. In het algemeen wordt de methodiek goed gewaardeerd door zowel de leerkrachten op school als de samenwerkingspartners. De ervaringen die deze personen hebben met de methodiek zijn overwegend positief. Scholen noemen de ondersteuning en begeleiding van SportZeeland als belangrijkste bevorderende factor. Daarnaast worden genoemd: de inzet van studenten/stagiairs en samenwerking met andere partijen. Te weinig draagvlak binnen het schoolteam blijkt de belangrijkste belemmerende factor te zijn.
18
Interventienummer
sCOOLsport
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Ja
x Nee
Vraag 11
Ja
x Nee
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
19
Interventienummer
sCOOLsport
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Er is geen onderzoek gedaan naar het effect van de interventie.
Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
Studie 1 Auteurs: Jaar: Onderzoekstype: Belangrijkste resultaten: Bewijskracht van het onderzoek: Resultaten effectiviteit: Studie 2 Etc.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
20
Interventienummer
sCOOLsport
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie?
Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen
Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
21
Interventienummer
sCOOLsport
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
De naam sCOOLsport is bedacht door twee leerlingen van een sCOOLsportschool. De naam verwijst naar de centrale rol van de school binnen sCOOLsport en naar de boodschap aan leerlingen: sport is COOL.
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering. Meld indien van toepassing: De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
Tien basisscholen in zeven gemeenten in Zeeland werken met de aanpak sCOOLsport. De activiteiten voor de leerlingen worden op school of in samenwerking met partners rond of dichtbij de school uitgevoerd. De scholen en partners voeren de activiteiten zelf uit. Provinciale / regionale partners zijn: - CIOS Goes en Hogeschool Zeeland: met name voor de inzet van stagiairs en kennisuitwisseling m.b.t. het thema ‘ motorisch vaardig’. - GGD Zeeland: voor het signaleren en doorverwijzen van leerlingen met overgewicht - stichting de Korre: voor het signaleren en doorverwijzen van leerlingen met een motorische achterstand. De scholen werken met verschillende lokale organisaties samen binnen sCOOLsport. Afhankelijk van de lokale situatie worden partners benaderd door de school. Partners binnen sCOOLsport zijn bijvoorbeeld: - de gemeente: deelname van de gemeente als partner is in Zeeland één van de voorwaarden om te starten met sCOOLsport. Naast de rol van samenwerkingspartner (koppeling met lokaal beleid, financiering van deelprojecten, afstemmen van lokale activiteiten) kan de gemeente ook een ondersteunende rol hebben. - GGD – jeugdverpleegkundigen, opvoedsteunpunt: voor het signaleren en doorverwijzen van leerlingen met overgewicht, uitvoering van preventie-activiteiten zoals gastlessen, ouderavonden. - Kinderopvang organisaties: voor het gezamenlijk realiseren van naschoolse sportactiviteiten en gebruik van ruimtes - Stichting welzijn / jeugd- en jongerenwerk: voor het stimuleren van deelname aan naschoolse sportactiviteiten als sportbuurtwerk en instuiven - Sportaanbieders: voor sportkennismakingsactiviteiten op school en bij de sportaanbieders - Zorginstellingen: met name diëtisten voor gastlessen, voedingsvoorlichting aan ouders en adviezen aan de school over bijvoorbeeld gezonde tussendoortjes. 22
Interventienummer
sCOOLsport
Gedurende de implementatiefase van 3 jaar wordt de school ondersteund door een ondersteunende organisatie (bijvoorbeeld een provinciale sportorganisatie). Daarna blijft de ondersteunende organisatie de school volgen, informeren over nieuwe ontwikkelingen via de nieuwsbrief en website. Ook organiseert de ondersteunende organisatie uitwisseling tussen scholen bijvoorbeeld door het organiseren van themabijeenkomsten voor beweegteams en overleg tussen directeuren van sCOOLsportscholen.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies.
De aanpak sCOOLsport vertoont gelijkenissen met name met de projecten JUMP-in, Rotterdam Lekker Fit!1, De Gezonde School en B-fit.
Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
De doelen en inhoud van de projecten komen grotendeels overeen, sCOOLsport onderscheid zich door toevoeging van het thema ‘fysiek-mentale weerbaarheid’.
Overeenkomsten en verschillen met JUMP-in, Rotterdam Lekker Fit! en B-fit JUMP-in, Rotterdam Lekker Fit!, B-fit en sCOOLsport zijn alle drie projecten voor kinderen in de basisschoolleeftijd die zich richten op bewegen, gezonde voeding en preventie van overgewicht en die bestaan uit een mix van interventies / programmaonderdelen.
Het voornaamste verschil tussen sCOOLsport enerzijds en JUMP-in, B-fit en Rotterdam Lekker Fit ! anderzijds zit in de randvoorwaarden, met name de financiering en verantwoordelijkheid. sCOOLsport is een aanpak waarmee scholen zelf werken aan het creëren van de juiste randvoorwaarden die nodig zijn om leefstijlinterventies op school te laten slagen. Er wordt van scholen meer verantwoordelijkheid en een actievere rol verwacht. Daartegenover staat dat er meer ruimte is voor maatwerk en meer aandacht voor draagvlak en structurele inbedding op school. Daarnaast is sCOOLsport een methode die juist geschikt is voor scholen die geen of voor een beperkt aantal uren kunnen beschikken over een vakleerkracht. De afwezigheid van een vakleerkracht en financiële mogelijkheden op veel scholen en in veel (kleinere) gemeenten maakt dat scholen creatiever moeten zijn en zelf duidelijke keuzes moeten maken in de programma’s. sCOOLsport bestaat niet uit een aantal vaste interventies die voor elke school gelijk zijn. Hierdoor zou de drempel voor scholen en gemeenten om met de aanpak te werken te hoog worden en zou uitvoering in een aantal gevallen onmogelijk zijn. Daarom is in de aanpak sCOOLsport meer ruimte voor maatwerk. Scholen kiezen op basis van gemeten gegevens over de leerlingen zelf interventies. Deze interventies moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Daarnaast worden scholen gestuurd in de keuze van interventies door laagdrempelige informatie over de achtergrond van bijvoorbeeld overgewicht en informatie over een effectieve aanpak door de school. sCOOLsportscholen maken wel gebruik van het leerlingvolgsysteem van JUMP-in. Overeenkomsten en verschillen met de Gezonde School De Gezonde School heeft met name voor wat betreft de aanpak een aantal met sCOOLsport overeenkomstige kenmerken: planmatig werken, structurele aandacht, integrale aanpak, school centraal en samenwerking. Inhoudelijk is er gedeeltelijk overlap: bewegen en gezonde voeding zijn zowel bij sCOOLsport als de Gezonde School methode een thema. sCOOLsport richt zich op aspecten van een gezonde ontwikkeling die direct met bewegen te maken hebben (voldoende bewegen, motorische ontwikkeling) of waarbij bewegen een belangrijke rol speelt (gezond gewicht, fysiek-mentaal weerbaar zijn). In Zeeland werken de GGD Zeeland en SportZeeland samen om het gebruik van de Gezonde School Methode en sCOOLsport te stimuleren. sCOOLsportscholen voldoen in principe aan de criteria voor het Vignet Gezonde School met het thema-
1 Het lesprogramma Lekker Fit! wordt niet in deze vergelijking meegenomen. Lekker fit! is een lesprogramma voor de basisschool dat als doel heeft overgewicht bij kinderen te voorkomen. Het is één van de interventies die een sCOOLsportschool kan inzetten voor het doel ‘gezond gewicht’.
23
Interventienummer
sCOOLsport
certificaat Sport en Bewegen.
Aangehaalde literatuur Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Annesi, J. J. (2006). Relations of Physical Self-Concept and Self-Efficacy With Frequency of Voluntary Physical Activity in Preadolescents: Implications for After-School Care Programming. Journal of Psychosomatic Research, 61, 515-520. Annesi, J. J., Westcott, W. L., Faigenbaum, A. D. & Unruh, J. L. (2005). "Effects of a 12-week physical activity protocol delivered by YMCA after-school counselors (Youth Fit for Life) on fitness and selfefficacy changes in 5-12-year-old boys and girls." Res Q Exerc Sport 76(4): 468-76. Berg, M. van den & Schrijvers, C. T. M. (2010). Jeugd: Welke factoren beïnvloeden de effectiviteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid\Preventie\Gericht op doelgroepen\Jeugd. Bernaards, C. (2010). Bewegen in Nederland 2000-2010 : resultaten TNO-monitor bewegen en gezondheid. Infofolder, http://www.tno.nl/downloads/MR-114386%20TNO_Infofolder_A4_NL_v1-4-11.pdf. Leiden: TNO. Bos, V., Jongh, D. M. de & Paulussen, T. G. W. M. (2010). Gezondheidsbevordering en preventie in het onderwijs – Stand van zaken, effectiviteit en ervaringen van GGD’en en scholen. Bilthoven: RIVM. Camodeca, M., Goossens, F. A., Meerum Terwogt, M., & Schuengel, C. (2002). Bullying and victimization among school-age children: stability and links to proactive and reactive aggression. Social Development, 11, 3, p. 332-345. Camodeca, M., & Goossens, F.A. (2004). Pesten op school: recente ontwikkelingen en theoretische invalshoeken. In A. Vyt, M.A.G. van Aken, J. D. Bosch, R. J. van der Gaag, & A. J. J. M. Ruijssenaars (Red.), Jaarboek Ontwikkelingspsychologie, Orthopedagogiek en Kinderpsychiatrie 6 (2004-2005). Houten, NL: Bohn Stafleu Van Loghum (p. 82-97). ISBN 90 313 43706 Centrum voor Online Onderzoek (2009). Oudertevredenheid Primair Onderwijs Landelijke Rapportage Nationaal Scholenonderzoek. 2009. (http://www.scholenonderzoek.nl/downloads/RapportNationaalScholenonderzoek08-09.pdf). Chomitz, V.R., Collins, J., Kim, J., Kramer, E. & McGowan, R. (2003). "Promoting Healthy Weight Among Elementary School Children via a Health Report Card Approach." Arch Pediatr Adolesc Med 157(8): 765-772. Coleman, K. J., Tiller, C. L., Sanchez, J., Heath, E. M., Sy, O., Milliken, G. & Dzewaltowski, D. A. (2005). "Prevention of the Epidemic Increase in Child Risk of Overweight in LowIncome Schools: The El Paso Coordinated Approach to Child Health." Arch Pediatr Adolesc Med 159(3): 217-224. Damoiseaux, V., Molen, H.T. van der & Kok, G.J. (1998). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Assen: Van Gorcum. Eriksson, M., Nordqvist T. & Rasmussen, F (2008). Associations Between Parents' and 12Year-Old Children's Sport and Vigorous Activity: the Role of Self-Esteem and Athletic Competence. Journal of Physical Activity and Health. 5, 359-373. Gemeente Amsterdam, GGD Amsterdam & Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (2010). www.jumpin.nl. Geraadpleegd op 4 oktober 2010, http://www.website.jumpin.nl. Harrell, J. S., McMurray, R. G., Bangdiwala, S. I., Frauman, A. C., Gansky, S. A. & Bradley, C. B. (1996). Effects of a school-based intervention to reduce cardiovascular disease risk fac24
Interventienummer
sCOOLsport
tors in elementary-school children: the Cardiovascular Health in Children (CHIC) study." J Pediatr 128(6): 797-805. Hollander, A.E.M., Hoeymans, N., Melse, J.M., Oers, J.A.M. van & Polder, J.J. (2006). Zorg voor gezondheid. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Jansen, J., Schuit, A.J. & Lucht, F.J. van der (2002). Tijd voor gezond gedrag. (Rapport 270 55 5004). Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Jongh D.M. de (2010). Wat wordt er met preventie op school beoogd? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Nationaal Kompas Volksgezondheid\Preventie\In verschillende settings\School, 21 september 2010. Kain, J., Uauy, R., Albala, C., Vio, F., Cerda, R. & Leyton, B. (2004). "School-based obesity prevention in Chilean primary school children: methodology and evaluation of a controlled study." Int J Obes Relat Metab Disord 28(4): 483-93. Knai, C., Pomerleau, J., Lock, K. & McKee, M. (2006). Getting children toe at more fruit and vegetables: a systematic review. Prev Med; 42(2): 85-95. Koelen, M.A. & Van den Ban, A.W. (2004). Health education and health promotion. Wageningen: Wageningen Academic Publishers. Leibbrand, K. Boonstra, J. & Zomer K.A.L. (2007). Organisatie & Netwerk; organisatieontwikkeling in gezondheidsbevordering Eindrapportage Pilot Referentiekader Gezondheidsbevordering. Den Haag: ZonMw. Leurs, M., Steenbakkers, M. & M. Jansen (2006).Het schoolSlag praktijkboek - samen werken aan preventie op maat. Maastricht: GGD Zuid Limburg. Lucassen, J., Wisse, E., Smits, F., Beth, J. & Werff, H. van der (2010). Sport, Bewegen en Onderwijs: kansen voor de toekomst. Brede Analyse 2010. ’s-Hertogenbosch: Mulier Instituut. Meij, H. & Boendermaker, L. (2008). Oorzaken en achtergronden van een problematische ontwikkeling. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Ministerie van VWS (2009). Nota Overgewicht. Uit Balans: De Last van Overgewicht. Den Haag. Must, A. & Anderson, S. E. (2003). Effects of Obesity on Morbidity of Children and Adolescents. Nutrition in Clinical Care, 6, 4-12. Nederlandse Hartstichting & Noordhoff Uitgevers (2010). Website Lekker fit op school. http://www.lekkerfitopschool.nl. Geraadpleegd op 4 oktober 2010. NIGZ. (2012). REFKA. Het Referentiekader gezondheidsbevordering. Geraadpleegd op 16 augustus 2012, van http://www.refka.nl. Ooms, L. & C. Veenhof (2012). Procesevaluatie van de methodiek sCOOLsport. Utrecht: Nivel. Oude Luttikhuis, H., Baur, L., Jansen, H., Shrewsbury, V.A., O’Malley, C., Stolk, R. P. & Summerbell, C. D. (2009). Interventions for treating obesity in children. Cochrane Database of Systematic Reviews, Issue 1. Art. No.: CD001872. DOI: 10.1002/14651858.CD001872.pub2. Pate, R. R. & O'Neill, J. R. (2009). After-School Interventions to Increase Physical Activity Among Youth. Br. J. Sports Med., 43, 14-18. Pijpers, F. I. M. (1999). Schoolgezondheidsbeleid in het basisonderwijs. Proefschrift Leiden: Universiteit van Leiden. Reilly, J. J. (2005). Descriptive Epidemiology and Health Consequences of Childhood Obesity. Best. Pract. Res. Clin. Endocrinol. Metab, 19, 327-341. Reilly, J.J., Methven, E., McDowell, Z.C., Hacking, B., Alexander, D., Stewart, L. & Kelnar, C. J. Health. (2003). Consequences of Obesity. Arch. Dis. Child , 88, 748-752. 25
Interventienummer
sCOOLsport
Resnicow K, Robinson TN. School-based cardiovascular disease prevention studies: review and synthesis. Ann Epidemiol 1997;S7:S14-S31. RIVM Loket Gezond Leven (2010). http://www.loketgezondleven.nl, versie 1.8, Geraadpleegd op 27 september 2010. RIVM Loket Gezond Leven (2012). Handleiding Gezonde gemeente. Bilthoven: RIVM, http://www.loketgezondleven.nl versie 2.28, 14 augustus 2012). Rootman, I. (2001). Introduction to the book. In: Rootman, I., Goodstadt, M., Hyndman, B., McQueen, D.V., Potvin, L., Springett, J. & Ziglio, E.,(Eds). Evaluation in health promotion. Principles and perspectives (3-6) (WHO Regional Publications, European Series; no 91). Copenhagen: World Health Organization. Saan, H. & Haes, W. de (2005). Gezond effect bevorderen. Het organiseren van effectieve gezondheidsbevordering. Woerden: NIGZ. Saan, H. & de Haes, W. (2007). De zeven principes van het referentiekader gezondheidsbevordering. Woerden: NIGZ Sallis, J. F., Conway, T. L., Prochaska, J. J., McKenzie, T. L., Marshall, S. J. & Brown, M. (2001). The Association of School Environments With Youth Physical Activity. Am. J. Public Health, 91, 618-620. Savelkoul, M. (red.) (2010). Inhoudelijke samenhang gezondheidsbevorderende interventies. Bilthoven: RIVM. Stegeman, H. (red.) (2007). Naar beter bewegingsonderwijs. Over de kwaliteit van sport en bewegen op school. ’s-Hertogenbosch/Nieuwegein: W.J.H. Mulier Instituut/Arko Sports Media: 23-100. Stegeman, H. & Graaff, M. de (2011). School, Bewegen en Sport. Onderzoek naar relaties tussen de school(omgeving) en het beweeg- en sportgedrag van leerlingen. W.J.H/ Mulier Instituut. Nieuwegein: Arko Sports Media. Stewart-Brown, S. (2006). What is de evidence on school health promotion in improving health of preventing disease and specifically, what is the effectiveness of the health promoting school approach? Copenhagen: WHO European Region. Story, M., Neumark-Sztainer, D. &French, S. (2002). Individual and Environmental Influences on Adolescent Eating Behaviors. J. Am. Diet. Assoc., 102, S40-S51. Stuij, M., Wisse, E., Mossel, G. van, Lucassen, J. & Dool, R. van den (2011). School, Bewegen en Sport – Onderzoek naar relaties tussen de school(omgeving) en het beweeg- en sportgedrag van leerlingen. Nieuwegein: Arko Sports Media. Summerbell, C. D., Waters, E., Edmunds, L. D., Kelly, S., Brown, T. & Campbell, K. J. (2005). Interventions for Preventing Obesity in Children. Cochrane. Database. Syst. Rev., CD001871. Timperio, A., Salmon, J. & Ball, K. (2004). Evidence-based strategies to promote physical activity among children, adolescents and young adults: review and update. Journal of Science and Medicin in Sport 7 (1): Supplement: 20-29. TNO (2010). Factsheet Resultaten Vijfde Landelijke Groeistudie. http://www.tno.nl/downloads/20100608%20Resultaten%20Vijfde%20Landelijke%20Groeist udie2.pdf Leiden: TNO. Vereecken, C. A., Bobelijn, K. & Maes, L. (2005). School Food Policy at Primary and Secondary Schools in Belgium-Flanders: Does It Influence Young People's Food Habits? Eur. J. Clin. Nutr., 59, 271-277. Wang, F., Wild, T. C., Kipp, W., Kuhle, S. & Veugelers, P. J. (2009). The Influence of Childhood Obesity on the Development of Self-Esteem. Health Rep., 20, 21-27. Wechsler, H., Devereaux, R. S. & Davis, M. (2000). Using the School Environment to Promote Physical Activity and Healthy Eating. Precentive Medicine, 31, 121-137. Wendel-Vos, G.C.W., Ooijendijk, W.T.M., Baal, P.H.M. van, Storm, I., Vijgen, S.M.C., Jans, 26
Interventienummer
sCOOLsport
M., Hopman-Rock, M., Schuit, A.J., Wit, G.A. de & Bemelmans, W.J.E. (2005). Kosteneffectiviteit en gezondheidswinst van behalen beleidsdoelen bewegen en overgewicht. Onderbouwing Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (Rapport 2607010001).Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Yin, Z., Hanes, J. Jr., Moore, J. B., Humbles, P., Barbeau, P. & Gutin, B. (2005a). "An afterschool physical activity program for obesity prevention in children: the Medical College of Georgia FitKid Project." Eval Health Prof 28(1): 67-89. Yin, Z., Moore, J. B., Johnson, M. H., Barbeau, P., Cavnar, M., Thornburg, J. & Gutin, B. (2005b). "The Medical College of Georgia Fitkid project: the relations between program attendance and changes in outcomes in year 1." Int J Obes (Lond) 29 Suppl 2: S40-5. Zametkin, A. J., Zoon, C. K., Klein, H. W. & Munson, S. (2004). Psychiatric Aspects of Child and Adolescent Obesity: a Review of the Past 10 Years. J. Am. Acad. Child Adolesc. Psychiatry, 43, 134-150.
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
27
Interventienummer
sCOOLsport
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
28
Interventienummer
sCOOLsport
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
29
Interventienummer
sCOOLsport
Bijlage 1 vervolg Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 2 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
30
Interventienummer
sCOOLsport
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
31