Werkblad beschrijving interventie
Versterk je enkel, voorkom blessures
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/ of www.loketgezondleven.nl/interventies/
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact NCJ Trudy Dunnink
[email protected] 030-7600413
Contact RIVM
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
Victor Zuidema, VeiligheidNL Rijswijkstraat 2 1059GK Amsterdam
[email protected] 020-5114511 020 6692831 www.veiligheid.nl/sport/voorkom-blessures-versterk-je-enkel
Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
Evert Verhagen, EMGO+ Instituut & VU medisch centrum Van der Boechorststraat 7 1081 BT Amsterdam
[email protected] 0204449691 0204448387
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn x Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
x Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
x Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
x Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
x Ja
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
X Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
X Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
X Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
X Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
X Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
X Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
X Ja
Nee
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Doel Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Het uiteindelijke doel van deze interventie is het verminderen van de incidentie van recidieve enkelblessures bij volleyballers.
Doelgroep Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
De einddoelgroep bestaat uit volleyballers van 12 jaar en ouder die in het verleden een enkelblessure hebben gehad en trainen onder begeleiding van een trainer. De intermediaire doelgroep bestaat uit de trainers van volleyballers
Aanpak Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
De interventie bestaat uit een oefenprogramma bestaande uit 14 basisoefeningen op en naast een oefentol met een aantal variaties op elke basisoefening en 6 algemene proprioceptieve oefeningen. Het programma voorziet de trainer elke week van vier voorgeschreven oefeningen die als onderdeel van elke warming-up moeten worden uitgevoerd. Daarnaast bevat de interventie diverse voorlichtingsmaterialen gericht op het vergroten van kennis van volleyballers over de preventieve effecten van de 6 proprioceptieve oefeningen en het gebruik van brace of tape. De trainers kunnen al deze (voorlichtings)materialen uitdelen of ernaar verwijzen. De interventie wordt aan de trainers overgedragen via een themabijeenkomst waarin zij geïnformeerd worden over preventie van enkelblessures en tips en adviezen krijgen over hoe ze in hun training sporters kunnen helpen blessures te voorkomen. Zij ontvangen tijdens deze bijeenkomst naast voorlichtingsmaterialen voor de volleyballer, en een oefentol ook de trainersset bestaande uit een set kaarten met de 20 oefeningen welke in woord en illustratie staan beschreven
Materiaal Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Nevobo tipboekjes Oefentol Uitvouwkaart met proprioceptieve oefeningen en advies met betrekking tot gebruik tape of brace voor aan de enkel geblesseerde sporters App voor I-phone en Android toestellen, met zelfde informatie als de uitvouwkaart Trainersset met bewezen effectieve oefeningen voor alle volleyballers Filmpjes en beschrijving van het proprioceptieve oefenprogramma, te zien via website: www.voorkomblessures.nl/enkel
Onderzoek Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
De effectiviteit van de oefeningen die gebruikt worden voor de trainersset en de uitvouwkaarten zijn onderzocht in verschillende studies die deelcomponenten van de interventies hebben onderzocht. Beide studies (onderzoek naar het oefenprogramma en het onderzoek naar het gebruik van de oefentol) hebben positieve resultaten gevonden wat betreft de effectiviteit (Verhagen et al., 2004; Hupperets et al., 2009). Ook de kosteneffectiviteit is onderzocht. In één studie (de Abba studie: 14 oefeningen voor tijdens de volleybaltraining ter preventie van enkelletsel) van Verhagen et al., (2005) was de kosteneffectiviteit onduidelijk of onbekend. In de andere studie (proprioceptieve oefeningen ter preventie van herhaald enkelletsel) van Hupperets et al., 2010 werden positieve resultaten gevonden. Tijdens het ontwikkelen van de in-
terventie zijn 2 procesevaluaties (pilot 1 en pilot 2) uitgevoerd en een aanvullende verkenning onder intermediairs (trainers/coaches, sport fysiotherapeuten en fysiotherapeuten) (Hitters & Hendriks, 2010). Uit de eerste procesevaluatie bleek dat de opzet van de 1e pilot niet succesvol was (Stubbe et al., 2010). Na aanpassingen aan de hand van de resultaten uit de 1e procesevaluatie en het aanvullende onderzoek onder intermediairs, is de 2e pilot gestart. De gehanteerde methode van implementatie bleek nu wel succesvol (Klein Wolt en Kemler, 2011).
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Jaarlijks lopen sporters 630.000 enkelblessures op. Zeventien procent van alle sportblessures die in een jaar ontstaan zijn enkelblessures. Na knieblessures (20%) zijn enkelblessures daarmee de meest voorkomende sportblessures. Bovendien hebben sporters die een enkelverstuiking oplopen een verhoogd risico op een recidief letsel: de kans dat een enkelblessure terugkomt is 1 op 3. Dit recidieve letsel kan in 20% tot 50% van de gevallen zelfs kan leiden tot chronische pijn of enkelinstabiliteit (Bahr 1997; Sander 1980). Voor vier op de tien enkelblessures blijkt medische behandeling nodig. Van alle op een SEH-afdeling behandelde sportblessures komt de enkelblessure (16%) het meest voor: jaarlijks behandelen SEH-afdelingen gemiddeld 26.000 sporters aan een enkelblessure. Per 100.000 uren dat er gesport wordt ontstaan er 1,4 enkelblessures. Drie procent van de sporters die met een enkelblessure op de SEH-afdeling komt wordt na behandeling opgenomen in het ziekenhuis. Dat is iets lager dan het opnamepercentage van een gemiddelde sportblessure. Hoewel het aantal enkelblessures op de SEH-afdeling in de jaren negentig met ruim de helft is verminderd, lijkt er de laatste jaren sprake van een lichte stijging. In 2008 is gestart met de ontwikkeling van deze interventie. De meeste enkelblessures kwamen toen voor bij veldvoetbal , volleybal en zaalvoetbal. Elk jaar lopen ruim 30.000 volleyballers een enkelblessure op tijdens het volleyballen (LIS 2005-2009, OBIN 2006-2010). In de eerste pilotcampagnejaren stonden de sporten voetbal en volleybal gezamenlijk centraal. Vanaf 2010 is er voor gekozen om voor voetbal en volleybal apart een interventie op te zetten, aangezien Nevobo een aparte interventie gericht op enkel wilde aanbieden en de KNVB de interventie meer wilde integreren in de warming-up en speciale stabiliteitsoefeningen met de bal.
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Einddoel: Het uiteindelijke doel van deze interventie is het verminderen van de incidentie van recidieve enkelblessures bij volleyballers. Doelen voor de intermediaire doelgroep: Volleybaltrainers nemen het oefenprogramma met de 20 oefeningen op in standaardtrainingen en adviseren ter voorkoming van een recidief enkelblessure het gebruik van tape/dragen van een brace en het doen van de 6 proprioceptieve oefeningen aan volleyballers met een enkelblessure.
Doelen voor de einddoelgroep Volleyballers met een enkelblessure in het verleden voeren in totaal 8 weken lang 3x per week het oefenprogramma met de 20 weken uit, hetzij tijdens de trainingen, hetzij thuis. Vervolgens voeren zij alleen tijdens de training het oefenprogramma met de 20 oefeningen uit. Volleyballers met een enkelblessure in het verleden gaan tape gebruiken of een enkelbrace dragen om een recidief te voorkomen. Volleyballers zonder enkelblessuregeschiedenis voeren tijdens de training het oefenprogramma met de 20 oefeningen uit.
3. Doelgroep van de interventie 3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
De einddoelgroep bestaat uit volleyballers van 12 jaar en ouder die in het verleden een enkelblessure hebben gehad en trainen onder begeleiding van een trainer. Ook jongere volleyballers kunnen onder begeleiding van een trainer het oefenprogramma volgen mits hun vaardigheden toereikend zijn. De meeste volleyballers zijn verbonden aan een club en volgen daar ook de trainingen. Ter indicatie: uit cijfers van de Nevobo blijkt dat er 53.388 competitiespelende senioren zijn. In totaal zijn er 30.810 competitiespelende en 3430 niet competitiespelende junioren. Volgens de Veiligheidsbarometer Sporters 2008-2011 (Kemler et al., 2011) wordt bij implementatie via de verenigingen bijna driekwart (73%) van alle volleyballes bereikt. Omdat trainingen in teamverband gevolgd worden, is het oefenprogramma met de 20 oefeningen voor in standaardtrainingen bedoeld voor alle volleyballers van 12 jaar en ouder. In eerder onderzoek is aangetoond dat het oefenprogramma populatiebreed de incidentie van enkelblessures in het volleybal verminderd, en op deze manier wordt ook adoptie van het oefenprogramma bewerkstelligd. Volleyballers die een enkelblessure hebben gehad, moeten in totaal (tijdens de training en thuis) acht weken lang 3x per week oefeningen doen. Deze volleyballers dienen te worden geadviseerd/gemotiveerd over het gebruik van tape/het dragen van een enkelbrace en het doen van de 6 algemene proprioceptieve oefeningen thuis indien zij minder dan 3x per week trainen. Na deze acht weken voeren zij alleen tijdens de training het oefenprogramma met de 20 oefeningen uit. De intermediaire doelgroep bestaat uit de trainers van volleyballers. De Nevobo schat dat er zo'n 10.211 trainers actief zijn voor competitiespelende teams, daar kunnen nog zo'n 1.200 recreantentrainers bij op geteld worden. Zowel opgeleide als niet-opgeleide trainers kunnen meedoen. Opgeleide trainers verdienen licentiepunten met deelname aan een themabijeenkomst.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
Voor volleyballers met een mogelijk bestaande jumpers knee bestaat er een contraindicatie voor het uitvoeren van het oefenprogramma in de training. Bij deze volleyballers moet er door de trainers en betreffende spelers extra gelet worden op pijn aan de knie, om mogelijke verergering van bestaande overbelastingsletsels aan de knie te voorkomen. Bij kinderen jonger dan 12 jaar moet er in verband met risico op jumpers knie en groeischeuten door de trainers extra gelet worden op symptomen van pijn aan de knie bij belastbare trainingsonderdelen en zo nodig de oefening stoppen. Voor de 6 proprioceptieve oefeningen kunnen alle oefeningen ook onder de 12 jaar gedaan worden. Wel moet er gekeken worden of de krachtoefeningen (uit de teen omhoog duwen en één benige kniebuiging) met mate gedaan moeten worden en bij last even staken.
3.3 Toepassing bij migranten Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke)
De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
Oefenprogramma Het preventief oefentolprogramma is opgesteld in samenwerking met sportartsen van de Nederlandse Volleybal Bond (Nevobo) en het NOC*NSF en bestaat uit 14 basisoefeningen op en naast een oefentol met een aantal variaties op elke basisoefening en 6 algemene proprioceptieve oefeningen. Het programma voorziet de trainer elke week van vier voorgeschreven oefeningen die als onderdeel van elke warming-up moeten worden uitgevoerd. Voorlichting oefeningen, brace en tapegebruik Daarnaast bevat de interventie diverse voorlichtingsmaterialen gericht op het vergroten van kennis van volleyballers met een enkelblessure in het verleden over de preventieve effecten van de 6 proprioceptieve oefeningen en het gebruik van brace of tape. De trainers kunnen al deze (voorlichtings)materialen uitdelen of ernaar verwijzen. Implementatie van de interventie De interventie wordt geïmplementeerd via trainers en door middel van diverse voorlichtingsmaterialen. De interventie wordt aan de trainers overgedragen via een themabijeenkomst waarin zij geïnformeerd worden over preventie van enkelblessures en tips en adviezen krijgen over hoe ze in hun training sporters kunnen helpen blessures te voorkomen. Zij ontvangen tijdens deze bijeenkomst naast voorlichtingsmaterialen voor de volleyballer en een oefentol, ook de trainersset bestaande uit een oefenschema en een set kaarten met de 20 oefeningen welke in woord en illustratie staan beschreven
4.2 Inhoud van de interventie Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
Oefenprogramma Een volledige beschrijving van het oefenprogramma en een voorbeeld oefenschema voor het programma, is bijgevoegd in de appendix (Appendix 1). Het oefenprogramma bestaat uit 14 basisoefeningen op en naast een oefentol met een aantal variaties op elke basisoefening en 6 algemene proprioceptieve oefeningen. Het programma voorziet de trainer elke week van vier voorgeschreven oefeningen: een oefening zonder materiaal, een oefening met een bal, een oefening met een oefentol, en een oefening met een bal en een oefentol. Trainers worden voorzien van een voorbeeld oefenschema, dat zij als leidraad kunnen gebruiken voor het implementeren van de oefeningen in de trainingen. Dit voorbeeld oefenschema geeft meer inzicht in de
opbouw in de moeilijkheidsgraad en intensiteit van de oefeningen gedurende het volleybalseizoen. Het oefenprogramma is bedoeld voor alle volleyballers van 12 jaar en ouder, met of zonder enkelblessure in het verleden daar een trainer een volleyteam traint en geen individuen. Volleyballers met een enkelblessure in het verleden moeten de oefeningen acht weken lang 3x per week doen, hetzij tijdens de trainingen, hetzij thuis. Volleyballers die bijvoorbeeld 1x per week trainen moeten gemotiveerd/geadviseerd worden om 2x per week de 6 proprioceptieve oefeningen thuis uit te voeren. Voorlichting oefeningen, brace en tapegebruik Via diverse materialen en kanalen worden volleyballers geïnformeerd over preventie van recidiverende enkelblessures. Er is schriftelijk materiaal: zo zit in de trainersset een speciale informatiekaart over tapen en bracegebruik en is er een uitvouwkaart met informatie over nut, voor- en nadelen van tapen en gebruik brace, tezamen met een instructie van de 6 proprioceptieve oefeningen. Deze informatie is ook te vinden op de website: www.voorkomblessures.nl/enkel en in de speciaal hiervoor ontwikkelde app voor I phones en Android toestellen. De website voorkomblessures.nl/enkel heeft (excl. bounce rate) in de periode november 2010 en mei 2011 4.064 bezoekers gehad. Het onderdeel volleybal van de website voorkomblessures.nl heeft in dezelfde periode 733 bezoekers ontvangen.
Themabijeenkomsten Om ervoor te zorgen dat trainers het oefenprogramma willen, kunnen en gaan toepassen tijdens hun trainingen worden themabijeenkomsten georganiseerd. In de themabijeenkomsten wordt aandacht besteed aan het vergroten van kennis over enkelblessures en vaardigheden van trainers. Tijdens de bijeenkomst leren trainers hoe ze de balans- en coördinatieoefeningen kunnen toepassen in hun trainingen. Voorbeeldtrainingen en –oefeningen worden besproken en uitgevoerd.(zie powerpoint presentatie van de themabijeenkomst in appendix 2a, en het draaiboek van de themabijeenkomst in appendix 2b). Tijdens de bijeenkomst ontvangen de trainers de volgende materialen: Nevobo tipboekje (algemene tips blessurepreventie) Oefentol Uitvouwkaart met informatie over nut, voor- en nadelen van tapen en gebruik brace, tezamen met een instructie van de 6 proprioceptieve oefeningen Trainersset met bewezen effectieve oefeningen voor alle volleyballers. De trainersset bestaat uit een set kaarten met 20 oefeningen op verschillende niveau, die met elkaar gecombineerd kunnen worden als onderdeel van een specifieke warming-up. In deze trainersset zit ook een informatiekaart over tape of brace als preventieve maatregel of behandeling. Per regio worden vanaf oktober/november 2011, voor het sportseizoen 2011-2012, 4 tot 5 themabijeenkomsten georganiseerd. Per regiobijeenkomst kunnen maximaal 30 trainers aanwezig zijn. In totaal worden er maximaal 20 themabijeenkomsten landelijk verzorgd. Via de regionale kanalen (nieuwsbrieven, websites, etc.) en via uitnodigingen op naam krijgen alle trainers van alle verenigingen in de regio een aankondiging van de themabijeenkomst toegestuurd. Daarin staat wat de bijeenkomst behelst, waar en wanneer de bijeenkomsten gegeven worden en hoe je je kunt inschrijven. De Nevobo verenigingsondersteuner houdt de aanmeldingen bij, stuurt desgewenst nog een reminder uit indien de aanmeldingen achter blijven en zorgt ervoor dat alle materialen die nodig zijn voor de bijeenkomst op de locatie komen. De docenten van deze themabijeenkomsten zijn geschoold bij Nevobo en Consument en Veiligheid om deze themabijeenkomsten te leiden. Consument en Veiligheid zorgt voor genoeg materialen om in de sportseizoenen 2011-2012 en 2012-2013 deze themabijeenkomsten te kunnen geven.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
Filmpjes en beschrijving van het oefenprogramma, zijn te zien via de website: www.voorkomblessures.nl/enkel Tijdens de themabijeenkomst ontvangen trainers de volgende materialen: Nevobo tipboekjes Oefentol Uitvouwkaart met 6 proprioceptieve oefeningen en advies m.b.t. gebruik tape of brace voor geblesseerde sporters Trainersset met bewezen effectieve oefeningen voor alle volleyballers en informatie over tape en brace. Deze materialen zijn ook te bestellen in de webshop van de Nevobo, http://volleybaldirect.nl/product_info.php?info=p3959_Trainingssetblessurepreventie.html De app is voor I-Phone te downloaden via: http://itunes.apple.com/us/app/versterk-je-enkel/id456001033?mt=8 en voor Androidtoestellen te downloaden via: https://market.android.com/details?id=nl.veiligheid.versterkjeenkel
B. Onderbouwing van de interventie
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/
Acute laterale enkelletsels, zogenaamde enkelverstuikingen, zijn de meest frequent voorkomende blessures in een variëteit aan sporten (Bahr 1997; Wexler 1998). Bovendien hebben sporters die een enkelverstuiking oplopen een verhoogd risico op een recidief letsel. Dit recidieve letsel kan in 20% tot 50% van de gevallen zelfs leiden tot chronische pijn of enkelinstabiliteit (Bahr 1997; Sander 1980). De verschillende woorden waarmee acuut lateraal enkelletsel in de volksmond ook wel wordt aangeduid (enkelverstuiking, enkelverzwikking, inversietrauma, lateraal bandletsel) verraden al iets over het ontstaan van deze blessure. In een neutrale enkelstand zorgen de botten in het enkelgewricht voor stabiliteit. Wanneer de enkel zich echter in een plantair flexie en inversie stand bevindt, is deze stabiliteit gegenereerd door de botten nihil en zijn de laterale ligamenten (ligamentum talofibulare anterius, ligamentum calcaneofibulare, ligamentum talofibulare posterius) de enige structuren die de enkel nog noemenswaardig ondersteunen. Wanneer de krachten die op de enkel werken te groot worden dan zullen de ligamenten bezwijken en ‘klapt’ de enkel naar binnen. Vanuit dit onderliggende mechanisme zijn in het verleden verschillende preventieve maatregelen ontwikkeld. Hiervan zijn tape en brace wellicht de meest bekende en tevens meest gebruikte voorbeelden. Beide middelen zijn er op gericht om de schadelijke inversiebeweging van de enkel tegen te gaan door aan de laterale enkelzijde de maximale ‘rek’ te beperken (Bahr 2002). Het is bekend dat sporters na een enkelverstuiking een verminderde enkelpropriocepcis hebben en daardoor tevens een verhoogd risico op een recidief letsel (Freeman 1965; Milgrom 1991). Om deze reden wordt er onderscheid gemaakt tussen ‘gezonde’ sporters en sporters met een eerder enkelletsel. Aangezien braces en tape geen effect hebben bij ‘gezonde’ sporters en alleen van nut lijken als men al een enkelverstuiking heeft gehad, wordt er in de literatuur aangenomen dat deze maatregelen niet werken door een bewegingsrestrictie maar door een beïnvloeding van de
studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
propriocepcis rond de enkel. Het oefenprogramma dat onderdeel is van de aangeboden interventie komt voort uit het idee dat tape en braces hun werking halen uit een propriocepcis beïnvloeding. Oefentoltraining tracht immers de propriocepcis te verbeteren terwijl tape en braces deze slechts ondersteunen. Insteek van de achterliggende ABBA studie was een minimaal preventief programma te ontwikkelen dat kan worden gebruikt tijdens de warming-up voor training en/of wedstrijd. Uiteindelijk lijken zowel tape, braces, als oefentoltraining een gelijkwaardig effect te hebben als het gaat om de preventie van enkelverstuikingen. In alle gevallen ziet men een vrijwel identieke reductie van het aantal enkelverstuikingen in de algemene populatie dat geheel wordt veroorzaakt door het sterke preventieve effect op recidieve letsels. Men kan zich afvragen welk preventief middel nu moet worden ingezet om recidieve enkelverstuikingen tegen te gaan. Hier kan uiteraard simpelweg worden gesteld dat de maatregel die de voorkeur geniet het beste is. Zowel tape, braces, als oefentoltraining doen namelijk hetzelfde. Men moet zich wel realiseren dat het er een verschil zit in het mechanisme waardoor de maatregelen hun preventieve werk doen. Tape en braces geven de verstoorde propriocepcis slechts een steuntje in de rug en verhelpen het probleem niet. Bij het gebruik van deze middelen moet men ervan uitgaan dat het herstelproces de propriocepcis weer op het oude niveau brengt. Oefentoltraining daarentegen grijpt direct aan op de oorzaak van het probleem en verbetert de verminderde propriocepcis. Vandaar dat een gecombineerde aanpak de voorkeur geniet.
Implementatie Om te bereiken dat volleyballers de preventieve oefeningen gaan uitvoeren en tape/brace gebruiken wanneer nodig, is het van belang dat ze op de hoogte zijn van nut en noodzaak, het willen en kunnen toepassen en blijven toepassen. Volleybal is een sport die vooral in club- en teamverband wordt beoefend. Via de verenigingen kunnen dus veel volleyballers bereikt worden. Volleyballers kunnen binnen een vereniging benaderd worden via een intermediair, bijvoorbeeld een bestuurslid, verzorger, fysiotherapeut of trainer. Uit een verkennend onderzoek onder diverse intermediairs bleek dat trainers/coaches juist de beste intermediair lijken te zijn (Hitters & Hendriks 2010). Implementatie via clubcontacten (posters, folders) en fysiotherapeuten is eerder uitgetest maar dat bleek niet geschikt; slechts de helft van de sporters en begeleiders uit de interventiegroep was in aanraking gekomen met de interventie (Stubbe et al., 2010; zie paragraaf 9 van deze beschrijving). Door implementatie via de trainers kunnen niet alleen veel volleyballers worden bereikt, maar wordt het ook makkelijker de oefeningen te kunnen en blijven toepassen als deze worden opgenomen in de reguliere trainingen. Trainers hebben veel contact met de spelers en zijn voor hen geloofwaardig. Volleyballers kunnen ook bereikt worden via de website www.voorkomblessures.nl. Echter, om het bereik te vergroten, én om ervoor te zorgen dat ze de maatregelen ook willen, kunnen en blijven toepassen worden trainers ingeschakeld. Om de interventie succesvol te implementeren via de trainers is een implementatieaanpak gemaakt waarbij rekening gehouden is met kenmerken van de interventie, kenmerken van de trainers en kenmerken van de organisatie. De basis hiervoor zijn gangbare implementatietheorieën en de resultaten uit de genoemde pilot en verkennend onderzoek onder trainers/coaches en (sport)fysiotherapeuten (Hitters & Hendriks 2010). Hieronder zijn per aspect uitgangspunten en uitwerking beschreven: - Kenmerken van de interventie: uitgangspunt op basis van het verkennend onderzoek onder trainers/coaches en (sport)fysiotherapeuten (Hitters & Hendriks 2010) was dat de interventie onderdeel moet zijn van de training, en dus goed in te passen moet zijn in de huidige werkwijze van de trainers. Belemmerende factoren voor het implementeren van de interventie die uit het verkennend onderzoek naar voren kwamen zijn zo veel mogelijk omgezet in bevorderende factoren. Genoemde belemmerende factoren zijn: de interventie is te ingewikkeld, kost teveel tijd ,,\heeft een onduidelijke of ongeloofwaardige afzender, heeft een onduidelijke boodschap. Bij de ontwikkeling van de interventiematerialen is er daarom voor gezorgd dat de
oefeningen helder en toepasbaar (inclusief voorbeeldtrainingsschema's) zijn beschreven op handzame instructiekaarten die in bijbehorend etui makkelijk zijn mee te nemen naar de training. De oefeningen zijn eenduidig, aansprekend, makkelijk toepasbaar en goed in te passen in de standaard warming up. Door de materialen gratis te verstrekken kunnen kosten ook geen belemmering zijn. De geloofwaardigheid van de interventie is geborgd, enerzijds vanwege de wetenschappelijke onderbouwing en anderzijds het feit dat Nevobo mede afzender is. Uit het aanvullend onderzoek onder intermediairen bleek dat deze organisatie als aansprekend en geloofwaardig wordt gezien door trainers. Daarbij zijn de docenten van de themabijeenkomsten medisch onderlegd (meestal fysiotherapeut); uit de verkenning bleek dat trainers daar ook belang aan hechten. De doelgroep van de diverse interventiematerialen is ook helder gemaakt. Het oefenprogramma wordt gegeven aan heel het team en is dus bedoeld voor volleyballers met en zonder enkelblessure in het verleden. De vouwkaarten kunnen meegegeven worden aan volleyballers die in het verleden een enkelblessure hebben gehad. - Kenmerken van de trainers: Uit de verkenning kwam naar voren dat de overgrote meerderheid van de volleybaltrainers preventieve maatregelen om enkelletsels te voorkomen zinvol achten, maar er apart weinig aandacht aan besteden in de training. De trainers onderkennen over het algemeen de noodzaak van blessurepreventie. Uit een procesevaluatie is tevens gebleken dat de trainers (en spelers) een positieve attitude hebben ten opzichte van de oefentol, vertrouwen hebben in het preventieve effect van de proprioceptieve (oefentol)training op enkelverstuikingen en de proprioceptieve (oefentol)training beschouwen als aanvulling op de reguliere training. Echter, Ongeveer de helft van de trainers van volleybalclubs schat zijn kennisniveau als (ruim) onvoldoende in. Twee op de drie zouden meer willen weten over dit onderwerp. De belangrijkste onderwerpen waarover de trainers voornamelijk meer informatie willen krijgen zijn: oefeningen om enkelblessures te voorkomen, enkels te versterken (inpasbaar in training), preventieve maatregelen (algemene informatie, voorlichting daarover), behandeling van enkelblessures (algemeen, technieken, eerste hulp, revalidatie) en fysiologie, anatomie (opbouw enkel, typen belasting en blessures). (Hitters & Hendriks 2010) Bij de implementatie is de aandacht daarom vooral gericht op het vergroten van de juiste kennis en vaardigheden waardoor de preventieoefeningen als standaard trainingsvormen opgenomen kunnen worden in de wekelijkse trainingsopbouw. Trainers hebben verder aangegeven dat zij vertrouwen moeten krijgen dat zij de trainingsvormen kunnen uitvoeren en dat als zij ervaren dat andere trainers ook positief over de interventie zijn en deze uitvoeren, hun motivatie om de interventie uit te voeren versterkt wordt. Hiertoe worden themabijeenkomsten georganiseerd waarin trainers tezamen met andere trainers informatie krijgen over ontstaan en preventie van enkelletsel en waarin duidelijk gemaakt wordt hoe ze de interventie kunnen toepassen en dat ze indien gewenst advies of ondersteuning kunnen krijgen. In het praktijkgedeelte van de themabijeenkomst gaan de trainers zelf aan de slag met het uitvoeren van de oefeningen en kunnen zij dus direct ervaringen uitwisselen en advies vragen aan de docent. Door het vergroten van de juiste kennis en vaardigheden, het laten opdoen van positieve ervaringen met andere trainers en het ter beschikking stelling van uit onderzoek gebleken positief gewaardeerde materialen (trainerset en vouwkaart), worden de trainers gemotiveerd om voorlichting te geven aan volleyballers. Een verbeterde inzetbaarheid van spelers door het terugdringen van enkelblessures, is een extra motivatie voor trainers om voorlichting te geven. Trainers worden in hun voorlichting naar de sporters toe tevens ondersteund doordat ze kunnen verwijzen naar de website en de app. - Kenmerken van de organisatie:.Uit de verkenning kwam ook naar voren dat clubs qua kennis en materialen/middelen vaak niet voldoende toegerust zijn om sporters informatie, adviezen, voorlichting over enkelblessurepreventie te kunnen geven. Uitgangspunt bij de implementatie was dat de clubs het toepassen van de interventie ondersteunen en dat het niet teveel tijd en geld mag kosten. Meewerken kost de verenigingen niets, de themabijeenkomsten zijn gratis en ze ontvangen de trainings-
set gratis. Trainers worden rechtstreeks door de Nevobo uitgenodigd. Enkele maanden na de themabijeenkomst ontvangen alle deelnemers een reminder van de inhoud van de themabijeenkomst (u hebt deze gevolgd, en u hebt materialen van ons gekregen, gebruik ze!). Daarnaast bleek uit de verkenning dat de Nevobo en de (sport)fysiotherapeuten als de belangrijkste bron voor ondersteuning en voorlichting worden gezien. Tevens bleek dat voorlichting over enkelblessures en preventie voor trainers/coaches gegeven dient te worden door (para)medische geschoolden zoals fysiotherapeuten en sportartsen. Dit wordt nu gerealiseerd door de themabijeenkomsten die georganiseerd worden door de Nevobo en haar regio-ondersteuners en gegeven door (sport) fysiotherapeuten
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
De hoge incidentie van enkelverstuikingen in volleybal en het grote risico op recidief letsel noodzaakt preventieve maatregelen. Onderzoek heeft aangetoond dat zowel tape, braces, als bepaalde oefeningen effectief zijn als het gaat om de preventie van (recidiverende) enkelverstuikingen. Via instructie en ondersteuning van volleybaltrainers worden de oefeningen vast onderdeel van volleybaltrainingen. Daarnaast wordt het gebruik van brace/tape bij enkelblessures en het uitvoeren van proprioceptieve oefeningen bevorderd via diverse vormen van voorlichting aan de volleyballers.
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing.
Zowel trainers die een trainers opleiding hebben gevolgd als niet-opgeleide trainers kunnen deelnemen aan de themabijeenkomsten. Opgeleide trainers verdienen licentiepunten met deelname aan de themabijeenkomst.
Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
De interventie wordt overgedragen via de themabijeenkomsten. De materialen die de trainers (intermediaire) daar krijgen vormen de handleiding voor het goed uitvoeren van de interventie. (zie appendix 2a en2b) De themabijeenkomst wordt georganiseerd vanuit de Nevobo met sportmedisch onderlegde docenten. De docent van de themabijeenkomsten is een sportarts of (sport)fysiotherapeut, heeft ook affiniteit met de sport volleybal en is meestal in dienst van of ingehuurd via de Nevobo. De docenten van de themabijeenkomsten worden specifiek op dit onderwerp opgeleid door de Nevobo. Dit is noodzakelijk om de bijeenkomsten te kunnen geven en leiden. Het oefenprogramma met de 20 oefeningen voor in standaardtrainingen is geschikt voor volleyballers van 12 jaar en ouder die trainen onder begeleiding van een volleybaltrainer. Ook jongere volleyballers kunnen onder begeleiding van een trainer het oefenprogramma volgen mits hun vaardigheden toereikend zijn. De 6 algemene proprioceptieve oefeningen voor volleyballers met een enkelblessure zijn geschikt voor personen van 12 jaar en ouder met een enkelblessure in het verleden en kunnen dus bijvoorbeeld ook voor andere sporters gebruikt worden.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
De kwaliteit van de themabijeenkomsten wordt gemonitord via evaluaties aan het eind van elke bijeenkomst (middels evaluatieformulier). Enkele maanden na de themabijeenkomst stuurt de verenigingsondersteuner een email naar alle deelnemers met daarin een reminder van de inhoud van de themabijeenkomst (u hebt deze gevolgd, en u hebt materialen van ons gekregen, gebruik ze!) Nevobo heeft de intentie om de effectmeting voortzetten om zowel procesmatig (hoeveel trainers gebruiken het aan het eind van het seizoen etc.) als effect te kunnen meten.
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking,
De themabijeenkomsten incl. de materialen zijn gratis voor de deelnemers. Consument en Veiligheid zorgt voor genoeg materialen om 2 jaar lang deze themabijeenkomsten te kunnen geven (sportseizoen 2011-2012 en 2012-2013). De themabijeenkomst is op een avond en duurt circa 2 uur.
Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
De trainingsset is ook te bestellen via de webshop van Nevobo, à €36,95. De tijdsinvestering van de trainers om de oefeningen in te passen in de training is zeer beperkt. Het totale oefenprogramma is zeer uitgebreid, maar per training worden er slechts 4 oefeningen opgenomen in de warming-up. Doordat de trainingsvormen zijn beschreven en afgebeeld en ook als kaarten mee te nemen zijn naar de training, zal het voorbereiden van een training een beperkte tijdsinvestering vergen, zeker wanneer de oefeningen aan de hand van het bijgeleverde oefenschema in de eigen training worden ingepast.
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nulmeting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
De basis van de interventie wordt gevormd door het oefenprogramma, bestaande uit 14 oefeningen. Als onderdeel van de effectstudie naar de effectiviteit van dit oefenprogramma is een procesevaluatie uitgevoerd. Het doel van deze studie was te onderzoeken wat bevorderende en belemmerende factoren zijn voor de implementatie van preventieve proprioceptieve (oefentol)training in het Nederlandse volleybal. 393 volleybalspelers uit de tweede en derde nationale volleybaldivisie, die gedurende één seizoen met de oefentol trainden, vulden een vragenlijst in over hun ervaring met de oefentol. Antwoorden was mogelijk op een oplopende schaal van één tot en met vijf, waarbij één zeer mee oneens was en vijf zeer mee eens. Op de antwoorden werd een factoranalyse losgelaten om na te gaan welke factoren van oefentoltraining met de vragenlijst onderzocht werden. T-toetsen voor gepaarde waarnemingen werden uitgevoerd om bevorderende en belemmerende factoren te onderscheiden. Met een ongepaarde T-toets werd onderzocht of er een significant verschil was in de ervaring met de oefentol tussen spelers met en zonder eerdere enkelverstuiking. 35 trainers werd gevraagd naar hun houding ten opzichte van de oefentol en hun mening over het effect van oefentoltraining op de preventie van enkelverstuikingen. Tenslotte is met een spreidingsdiagram en een regressieanalyse onderzocht of er een relatie bestaat tussen de ervaring van een trainer en zijn spelers met de oefentol. Door factoranalyse werden zeven factoren onderscheiden. De ervaring van de spelers was voor alle factoren gemiddeld genomen neutraal. De factoren ‘subjectieve enkelverstuiking preventie’, ‘aanvulling op de reguliere training’, ‘houding ten opzichte van de oefentol’ en ‘teamspirit’ werden door veel spelers positief beoordeeld. De factoren ‘subjectieve algemene blessurepreventie’, ‘verbetering van de volleybalprestatie’ en ‘plezierig’ werden door veel spelers negatief beoordeeld. De ervaring van de trainers met de oefentol was positief; zowel de houding van de trainers ten opzichte van de oefentol als de mening van de trainers over het effect van de oefentol op de preventie van enkelverstuikingen scoorden hoog. Er werd geen verschil gevonden in de ervaring met de oefentol tussen spelers met en zonder eerdere enkelverstuiking. De subjectieve enkelverstuiking preventie, houding van de spelers en trainers ten opzichte van de oefentol, het vertrouwen van de trainers in het preventieve effect van de oefentol op enkelverstuikingen en de aanvulling van de oefentoltraining op de reguliere training zijn bevorderend voor de implementatie van de oefentol in het Nederlandse volleybal en dienen bij de implementatie gebruikt te worden. De subjectieve algemene blessurepreventie en verbetering van de volleybalprestatie zijn belemmerend voor de implementatie van de oefentol en dienen daarom bij de implementatie buiten beschouwing gelaten te worden.
Implementatie van de interventie Voor de ontwikkeling van de uiteindelijke implementatie aanpak zijn twee pilots inclusief procesevaluaties uitgevoerd. Tevens heeft er een aanvullend onderzoek onder intermediairs plaatsgevonden. 1) Pilot. In de pilot 2008-2009 is een voorlichtingsprotocol getest bij 9 volleybalclubs (en 13 veldvoetbalclubs) (Stubbe et al., 2010) Bij de deelnemende clubs was er
een centrale rol weggelegd voor de contactpersonen. Zij waren verantwoordelijk voor het uitzetten van de interventie binnen de vereniging zelf. Voor verenigingen waar geen fysiotherapeut aan verbonden was, werden fysiotherapeuten uit de regio benaderd om zich, gedurende de duur van de pilot, te verbinden aan de vereniging als aanspreekpunt voor medische vragen. Een 2e rol voor de fysiotherapeuten was het geven van een Kick-off bijeenkomst binnen de verenging waarmee de pilot echt van start ging. De procesevaluatie is uitgevoerd door middel van een online voor(n=627) en nameting (n=253). De resultaten van deze studie gaven aanleiding tot een herziening van de implementatie aanpak. Zo bleek een implementatie via clubcontacten en fysiotherapeuten geen geschikte methode te zijn; slechts de helft van de sporters en begeleiders uit de interventiegroep was in aanraking gekomen met de interventie. En hoewel de materialen, in de vorm van een poster en uitvouwkaart, positief beoordeeld werden, was de boodschap niet duidelijk genoeg uitgedragen. 2) Aanvullende verkenning intermediairs. Om beter inzicht te krijgen in wat er dan precies anders moet is er in 2010 een vervolgonderzoek onder trainers/coaches en (sport)fysiotherapeuten uitgezet (Hitters & Hendriks, 2010). Tijdens dit kwalitatieve en kwantitatieve onderzoek werd getracht een antwoord te krijgen op vragen als: 'In hoeverre houden intermediairs zich nu al bezig met preventieve maatregelen om enkelletsels te voorkomen?', 'In hoeverre zijn zij -indien dat nog niet het geval isbereid en toegerust (met kennis en materiaal) om deze preventieve maatregelen uit te dragen?' en 'Welke ondersteuning van derden kunnen zij daarbij gebruiken?'. De belangrijkste aanbevelingen die uit dit onderzoek naar voren kwamen waren enerzijds gericht op de intermediair, anderzijds op de kennis en informatie. Om uiteindelijk de sporter met de campagne te bereiken, lijken trainers/coaches de beste intermediair. Zij moeten zich wel direct aangesproken voelen door en nieuwsgierig gemaakt worden voor de kennis (denken al veel te weten en te doen). Een belangrijk informatiebron voor de trainers is de trainerscursus. Implementeren via deze bron is erg belangrijk. De kennis/informatie moet: - eenduidig zijn - makkelijk toepasbaar zijn - aanspreken en relevant zijn - afkomstig zijn van een aansprekende en ter zake deskundige - het liefst aangeboden worden door de bonden en de clubs. Een laatste aanbeveling richtte zich op de Uitvouwkaart. Deze uitvouwkaart kan bij een nieuwe pilot gebruikt worden om recidieven te voorkomen en zwakke enkels te trainen. 3) Pilot herziene aanpak. Vervolgens is in 2010 een pilot uitgevoerd met de nieuwe implementatie aanpak waarbij de implementatie via trainers van volleybalclubs verloopt. Een trainersset, bestaande uit kaarten met daarop de 14 oefeningen uit het oefenprogramma aangevuld met de 6 algemene proprioceptieve oefeningen om de enkel te versterken, werd hiervoor speciaal ontwikkeld. De pilot bestond uit in totaal 4 themabijeenkomsten die in de volleybalregio Noord zijn georganiseerd, gegeven door een fysiotherapeut van de Nevobo. In totaal hebben 78 trainers een bijeenkomst bezocht. Consument en Veiligheid heeft hierbij een procesevaluatie uitgevoerd (Klein Wolt en Kemler, 2011). Het doel van de evaluatie was inzicht krijgen in de waardering van trainers voor de themabijeenkomst en trainersset en in de mate waarin de oefeningen na de themabijeenkomst worden toegepast. Daarnaast is ook gekeken naar effecten op het gebied van kennis, attitude en gedrag van trainers. Methode: vragenlijstonderzoek met voor- en nameting. De eerste vragenlijst is tijdens de themabijeenkomst afgenomen, voordat gestart werd met het inhoudelijke deel (allen najaar 2010). Alle 78 trainers vulden deze vragenlijst in. De tweede vragenlijst is aan het eind van het volleybalseizoen (april 2011) per mail gestuurd naar de trainers; deze vragenlijst is ingevuld door 22 trainers (respons 28%). Resultaten: De trainers beoordeelden de themabijeenkomst als informatief, professioneel, nuttig en leuk. De meerderheid (tweederde) van de trainers geeft aan door de bijeenkomst meer kennis te hebben gekregen over preventie van enkelblessures. Op
twee na geven alle trainers aan de bijeenkomst aan te raden aan anderen. Of de trainers bereid zijn te betalen voor de interventie is niet eenduidig; 32% wil niet betalen, 27% weet het nog niet. Wel is duidelijk geworden dat als ze willen betalen het om een klein bedrag moet gaan. De materialen worden positief gewaardeerd, al staan er nog wel wat foutjes in de trainersset, is het etuitje te klein en worden er enkele opmerkingen gemaakt over de lettergrootte. De helft van de trainers heeft zijn trainingsprogramma aangepast naar aanleiding van de bijeenkomst, ze zijn vooral meer oefeningen gaan doen in de training. De trainersset wordt door het grootste deel van de trainers gebruikt, zowel tijdens de training als tijdens de voorbereiding ervan. Het tipboekje wordt ook gebruikt, de oefentol in iets mindere mate. Trainers delen de uitvouwkaart uit aan zowel geblesseerden als niet-geblesseerden.
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke beX Ja wijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Nee
Vraag 11
Nee
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
X Ja
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
1. Verhagen EALM, Van der Beek AJ, Twisk JWR, et al. The Effect of a Proprioceptive Balance Board Training Program for the Prevention of Ankle Sprains. Am J Sports Med 2004: 32; 1385-1393. Doel: Preventie van acuut lateraal enkelletsel bij volleyballers middels een neuromusculaire training in warming-up Design & onderzoeksgroep: Controlled trial waarin wordt gekeken naar de effectiviteit van een neuromusculaire training in de warming-up ter preventie van acuut lateraal enkelletsel bij volleyballers. Aan het onderzoek deden 116 volleybalteams (mannen en vrouwen) uit de 2e en 3e divisie mee. De teams werden gerandomiseerd ingedeeld in een interventiegroep (66 teams) en een controlegroep (50 teams). De interventiegroep volgde een voorgeschreven trainingsprogramma met een balance board, de controlegroep volgde hun normale trainingsroutine. Resultaten: Er werden significant minder enkelblessures gevonden in de interventiegroep, vergeleken met de controlegroep (risico verschil = 0.4/1000 trainingsuren; 95% betrouwbaarheidsinterval, 0.1-0.7). De significantie reductie van enkelblessures werd alleen gevonden voor spelers die al eerder een enkelblessure hadden gehad. Het voorkomen van overbelasting van de knie bij spelers met een eerdere knie blessure werd verhoogd door de interventie. Er wordt geconcludeerd dat een proprioceptief balanceboard trainingsprogramma effectief is voor de preventie van herhaalde enkelblessures. 2. Hupperets MDW, Verhagen EALM, Heymans MW, Bosmans JE, Van Tulder MW, Van Mechelen W. Potential Savings of a Program to Prevent Ankle Sprain Recurrence: Economic Evaluation of a Randomized Controlled Trial. Am J Sport Med 2010: 38: 11. Doel: Het evalueren van de economische effecten van een individueel en zelfstandig proprioceptief trainingsprogramma dat de herhaalde enkelblessures voorkomt. Design & Onderzoeksgroep: RCT waarin de economische effecten van een individueel en zelfstandig proprioceptief trainingsprogramma dat de herhaalde enkelblessures voorkomt wordt geëvalueerd. Aan de studie deden 522 mannelijke en vrouwelijke atleten mee, deze werden ingedeeld in de interventiegroep (256 pp) en in de controlegroep (266 pp). Beide groepen werden behandeld als ‘normaal’. De interventiegroep onderging, naast de standaardbehandeling, een 8 weken lang proprioceptief trainingsprogramma. Kosten per atleet en kosten per geblesseerde atleet werden berekend. Follow-up was na 1 jaar. Resultaten: De gemiddelde totale kosten in de interventiegroep waren €81 per atleet en €114 per geblesseerde atleet. Gemiddelden van de controlegroep waren €149 per atleet en €447 per geblesseerde atleet. Deze bedragen verschillen allebei significant van de bedragen in de interventiegroep. Kosteneffectief bleek dat het effect van de interventie groter was en de kosten in de interventiegroep lager dan in de controlegroep. Het gebruik van een proprioceptief trainingsprogramma na gebruikelijke zorg van een enkelblessure is kosteneffectief voor de preventie van herhaalde enkelbles-
sures in vergelijking met alleen gebruikelijke zorg. In Nederland zal ongeveer 35.9 miljoen euro per jaar kunnen worden bespaard door dit trainingsprogramma te gebruiken.
3. Hupperets MDW, Verhagen EALM, Van Mechelen W. Effect of unsupervised home based proprioceptive training on recurrences of ankle sprain: randomised controlled trial. BMJ 2009;339:b2684 Doel: Het evalueren van de effectiviteit van een unsupervised proprioceptief trainingsprogramma op het voorkomen van herhaalde laterale enkelblessures na gebruikelijke zorg bij sporters Design & Onderzoeksgroep: RCT waarin de effectiviteit van een unsupervised proprioceptief trainingsprogramma op het voorkomen van herhaalde laterale enkelblessures na gebruikelijke zorg bij sporters wordt geëvalueerd. Aan het onderzoek doen 522 atleten mee (12-70 jaar), alle deelnemers hadden lateraal enkelletsel opgelopen binnen 2 maanden voor de start van het onderzoek. De deelnemers werden verdeeld in een interventiegroep (266 pp) en een controlegroep (266 pp). Beide groepen ondergingen de gebruikelijke behandelingen/zorg, de interventiegroep onderging hiernaast een 8 weken lang durend ‘home based’ proprioceptief trainingsprogramma. Er werd gekeken naar hoeveel deelnemers een herhaalde enkelblessure opliepen. Resultaten: Sterk effectief ter preventie van recidief letsel. Relatief risico van 0.63 (95% confidence interval 0.45 to 0.88) onder invloed van de interventie. Na een jaar (follow-up) hadden 145 atleten een herhaalde enkelblessure gemeld; 56 in de interventiegroep en 89 in de controlegroep. Het interventieprogramma werd geassocieerd met 35% reductie in het risico op een herhaalde blessure. Cox regressie analyse gaf een significant lagere hoeveelheid herhaalde enkelblessures weer in de interventiegroep dan in de controlegroep. Er werd geen significant verschil gevonden tussen de medisch behandelde atleten in de interventiegroep en de medisch behandelde atleten in de controlegroep. Atleten in de interventiegroep die niet medisch werden behandeld hadden een significant lager risico op een herhaalde blessure dan de controlegroep. Het gebruik van proprioceptieve training was voornamelijk gunstig voor atleten wiens originele (eerste) enkelblessure niet medisch was behandeld.
4. EALM Verhagen, Van Tulder M, Van der Beek AJ, Bouter LM, Van Mechelen W. An economic evaluation of a proprioceptive balance board training programme for the prevention of ankle sprains in Volleyball. Br J Sports Med 2005;39:111–115 Doel: Het evalueren van de kosteneffectiviteit van proprioceptieve training met een balance board voor de preventie van enkelblessures bij volleybal. Design & Onderzoeksgroep: Controlled trial waarin de kosteneffectiviteit van proprioceptieve training met een balance board voor de preventie van enkelblessures bij volleybal wordt geëvalueerd. Aan het onderzoek deden 116 volleybalteams mee. Teams werden gerandomiseerd ingedeeld in de interventiegroep (66 teams) of in de controlegroep (52 teams). De interventiegroep volgde een voorgeschreven balance board trainingsprogramma als onderdeel van de warming-up. De controlegroep volgde hun gewoonlijke trainingsprogramma. Een geblesseerde speler vulde een kostendagboek in zolang de blessure duurde. Kosten werden berekend en vergeleken tussen de groepen. Resultaten: De totale kosten per speler (inclusief het interventiemateriaal) waren significant hoger in de interventiegroep (€36.99) dan in de controlegroep (€18.94). De kosten van de preventie van een enkelblessure was gemiddeld €444.03. Proprioceptieve balance board training had voornamelijk effect bij spelers die al een eerdere enkelblessure hadden gehad. Bij deze groep zou het trainingsprogramma kosteneffectief kunnen zijn over een langere periode. Geconcludeerd wordt dat positieve effecten van het balance board programma alleen kunnen worden bereikt met zekere kosten. Echter, wanneer het programma breed zal worden geïmplementeerd, zullen de kosten geassocieerd met het programma waarschijnlijk lager zijn.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend. (Zie de handleiding bij dit werkblad.)
1.Verhagen EALM, Van der Beek AJ, Twisk JWR, et al. The Effect of a Proprioceptive Balance Board Training Program for the Prevention of Ankle Sprains. Am J Sports Med 2004: 32; 1385-1393. Onderzoekstype: Controlled trial Bewijskracht van het onderzoek: 5 Effectiviteit: positieve resultaten . 2. Hupperets MDW, Verhagen EALM, Heymans MW, Bosmans JE, Van Tulder MW, Van Mechelen W. Potential Savings of a Program to Prevent Ankle Sprain Recurrence: Economic Evaluation of a Randomized Controlled Trial. Am J Sport Med 2010: 38: 11. Onderzoekstype: RCT Bewijskracht van het onderzoek: 7 Effectiviteit: positieve resultaten
3. Hupperets MDW, Verhagen EALM, Van Mechelen W. Effect of unsupervised home based proprioceptive training on recurrences of ankle sprain: randomised controlled trial. BMJ 2009;339:b2684 Onderzoekstype: RCT Bewijskracht van het onderzoek: 7 Effectiviteit: positieve resultaten
4. EALM Verhagen, Van Tulder M, Van der Beek AJ, Bouter LM, Van Mechelen W. An economic evaluation of a proprioceptive balance board training programme for the prevention of ankle sprains in Volleyball. Br J Sports Med 2005;39:111–115 Onderzoekstype: Controlled trial Bewijskracht van het onderzoek: 5 Effectiviteit: effectiviteit onduidelijk of onbekend
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
Er is onlangs een uitgebreide systematische review verschenen in de British Journal of Sports Medicine geschreven door de aanvragers (referentie Verhagen & Bay, zie appendix 4). In deze review is gekeken naar de preventieve waarde van tape, bracing en neuromusculaire training. De conclusie luidde dat een combinatie van een extern hulpmiddel (tape of brace) en neuromusculaire training de beste preventieve uitkomsten behaald met minimale last voor de sporter. Een overzicht van alle studies met methode resultaat en effectgrootte is gegeven in deze studie. In de tussenliggende maanden is alleen nog een studie van McGuine gepubliceerd. In deze studie wordt het effect van lace-up ankle braces op het voorkomen van blessures in High School Football players onderzocht. McGuine TA, Hetzel S, Wilson J, Brooks A. The effect of lace-up ankle braces on injury rates in high school football players. The American Journal of Sport Medicine 2011: 20(10). Doel: Het effect van lace-up ankle braces op het voorkomen van blessures in High School Football players wordt onderzocht. Onderzoeksgroep: High School Football players Design: Randomized Controlled Trial Bewijskracht van het onderzoek: 7 Resultaten: Spelers die een brace gebruikten hadden een lagere incidentie voor enkelletsels. Braces hadden geen invloed op de ernst van enkelletsels.
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie. Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
Met de naam 'Versterk je Enkel, Voorkom blessures' is de naam zo gekozen om aan te geven dat het versterken van de enkel een (nieuwe) blessure kan voorkomen. Dit geld zowel voor het versterken van de enkels na een blessure of i.v.m. een zwakke enkel, maar ook van het versterken van de enkels d.m.v. oefeningen in de training. De themabijeenkomst heeft een pakkende naam 'Voorkom enkelblessures en scoor met een blessurevrij team!', zodat de trainer ook ziet dat het prestatieniveau van het team mede afhankelijk is van goede preventie. In de themabijeenkomst wordt de trainer ook op deze rol gewezen.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering.
Per regio worden vanaf oktober/november 2011, voor het sportseizoen 2011-2012, 4 tot 5 themabijeenkomsten georganiseerd. In totaal worden er maximaal 20 themabijeenkomsten landelijk verzorgd. In de pilot van 2010 zijn vier themabijeenkomsten georganiseerd, bezocht door in totaal 78 trainers.
Meld indien van toepassing: De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies. Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Aangehaalde literatuur
Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Bahr R, Lian O, Bahr IA. A twofold reduction in the incidence of acute ankle sprains in volleyball after the introduction of an injury prevention program: a prospective cohort study. Scand J Med Sci Sports 1997 ; 7 : 172 – 7 . Barrett J R, Tanji JL, Drake C, et al. H igh- versus low-top shoes for the prevention of ankle sprains in basketball players. A prospective randomized study. Am J Sports Med 1993 ; 21 : 582 – 5 . Garrick JG, Requa RK. Role of external support in the prevention of ankle sprains. Med Sci Sports 1973 ; 5 : 200 – 3 . Rovere GD, Clarke TJ, Yates CS, et al. Retrospective comparison of taping and ankle stabilizers in preventing ankle injuries. Am J Sports Med 1988 ; 16 : 228 – 33 . Sitler M, Ryan J, Wheeler B, et al. The effi cacy of a semirigid ankle stabilizer to reduce acute ankle injuries in basketball. A randomized clinical study at West Point. Am J Sports Med 1994 ; 22 : 454 – 61 . Surve I , Schwellnus MP, Noakes T, et al. A fi vefold reduction in the incidence of recurrent ankle sprains in soccer players using the Sport-Stirrup orthosis. Am J Sports Med 1994 ; 22 : 601 – 6 . Tropp H , Askling C, Gillquist J. Prevention of ankle sprains. Am J Sports Med 1985 ; 13 : 259 – 62 . Cumps E , Verhagen E, Meeusen R. Effi cacy of a sports specifi c training programme on the incidence of ankle sprains in basketball. J Sports Sci Med 2007 ; 6 : 212 – 19 . Curtis CK, Laudner KG, McLoda TA, et al. The role of shoe design in ankle sprain rates among collegiate basketball players. J Athl Train 2008 ; 43 : 230 – 3 . Emery CA, Cassidy JD, Klassen TP, et al. Effectiveness of a home-based balancetraining program in reducing sports-related injuries among healthy adolescents: a cluster randomized controlled trial. CMAJ 2005 ; 172 : 749 – 54 . Emery C A, Rose MS, McAllister JR, e t al. A prevention strategy to reduce the incidence of injury in high school basketball: a cluster randomized controlled trial. Clin J Sport Med 2007 ; 17 : 17 – 24 . Engebretsen A H, Myklebust G, Holme I , et al. P revention of injuries among male soccer players: a prospective, randomized intervention study targeting players with previous injuries or reduced function. Am J Sports Med 2008 ; 36 : 1052 – 60 . Holme E, Magnusson SP, Becher K, et al. The effect of supervised rehabilitation on strength, postural sway, position sense and re-injury risk after acute ankle ligament sprain. Scand J Med Sci Sports 1999 ; 9 : 104 – 9 . Hupperets MD, Verhagen EA, van Mechelen W. Effect of unsupervised home based proprioceptive training on recurrences of ankle sprain: randomised controlled trial. BMJ 2009 ; 339 : b2684 . Hupperets MDW, Verhagen EALM, Heymans MW, Bosmans JE, Van Tulder MW, Van Mechelen W. Potential Savings of a Program to Prevent Ankle Sprain Recurrence: Economic Evaluation of a Randomized Controlled Trial. Am J Sport Med 2010: 38: 11.
Klein Wolt, K. & Kemler., E. (2011). Pilot themabijeenkomst enkelblessurepreventie. Procesevaluatie van de themabijeenkomsten. Interne rapportage (rapportnr 514): Stichting Consument en Veiligheid, Amsterdam. LIS (2005-2009). Letsel Informatie Systeem 2005-2009: Stichting Consument en Veiligheid, Amsterdam. OBIN (2006-2010). Ongevallen en Bewegen in Nederland 2006-2010: Stichting Consument en Veiligheid, Amsterdam McGuine TA, Keene JS. The effect of a balance training program on the risk of ankle sprains in high school athletes. Am J Sports Med 2006 ; 34 : 1103 – 11 . McGuine TA, Hetzel S, Wilson J, Brooks A. The effect of lace-up ankle braces on injury rates in high school football players. The American Journal of Sport Medicine 2011: 20(10). McHugh MP, Tyler TF, Mirabella MR, et al. The effectiveness of a balance training intervention in reducing the incidence of noncontact ankle sprains in high school football players. Am J Sports Med 2007 ; 35 : 1289 – 94 . Mickel TJ, Bottoni CR, Tsuji G, et al. Prophylactic bracing versus taping for the prevention of ankle sprains in high school athletes: a prospective, randomized trial. J Foot Ankle Surg 2006 ; 45 : 360 – 5 . Mohammadi F. Comparison of 3 preventive methods to reduce the recurrence of ankle inversion sprains in male soccer players. Am J Sports Med 2007 ; 35 : 922 – 6 . Moiler K, Hall T, Robinson K. The role of fi bular tape in the prevention of ankle injury in basketball: a pilot study. J Orthop Sports Phys Ther 2006 ; 36 : 661 – 8 . Olsen OE, Myklebust G, Engebretsen L, et al. Exercises to prevent lower limb injuries in youth sports: cluster randomised controlled trial. BMJ 2005 ; 330 : 449 . Petersen W, Braun C, Bock W, et al. A controlled prospective case control study of a prevention training program in female team handball players: the German experience. Arch Orthop Trauma Surg 2005 ; 125 : 614 – 21 . Söderman K , Werner S, Pietilä T, e t al. B alance board training: prevention of traumatic injuries of the lower extremities in female soccer players? A prospective randomized intervention study. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc 2000 ; 8 : 356 – 63 . Stasinopoulos D. Comparison of three preventive methods in order to reduce the incidence of ankle inversion sprains among female volleyball players. Br J Sports Med 2004 ; 38 : 182 – 5 . Stubbe JKh, Stege JP, Van Hespen ATH & Jongert MWA. (2010) Evaluatie campagne preventie enkelblessures. TNO Kwaliteit van Leven, Leiden. Verhagen E , van der Beek A, Twisk J, et al. The effect of a proprioceptive balance board training program for the prevention of ankle sprains: a prospective controlled trial. Am J Sports Med 2004: 32; 1385 – 93 . Verhagen EALM, Van Tulder M, Van der Beek AJ, Bouter LM, Van Mechelen W. An economic evaluation of a proprioceptive balance board training programme for the prevention of ankle sprains in Volleyball. Br J Sports Med 2005;39:111–115 Verhagen AELM, Bay K. Optimising ankle sprain prevention: a critical review and pratical appraisal of the literature. Br J Sports Med 2010: 44: 1082-1088
Wedderkopp N , Kaltoft M, Holm R, e t al. C omparison of two intervention programmes in young female players in European handball—with and without ankle disc. Scand J Med Sci Sports 2003 ; 13 : 371 – 5 .
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1
Verhagen EALM, Van der Beek AJ, Twisk JWR, et al. The Effect of a Proprioceptive Balance Board Training Program for the Prevention of Ankle Sprains. 2004
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
x
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
x
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
X X X
X
X
X
X
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
x
27
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
X
Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. X
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie.
X
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie.
X
15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd.
X
16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
X
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
28
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Cox regression analysis adjusted for gender, age, player function, and history of ankle sprains also showed that the incidence of ankle sprains was lower in the intervention group (relative risk [RR] = 0.5; 95% CI, 0.3-0.9). A subgroup analysis for players with a history of ankle sprains also showed a lower risk of ankle sprains in favor of the intervention group (RR = 0.4; 95% CI, 0.2-0.8). No difference was observed for players without a history of ankle sprains (Figure 2). The mean absence from volleyball after an ankle sprain was 3.8 ± 3.3 weeks in the intervention group and 4.5 ± 3.6 weeks in the control group (difference not significant, Mann-Whitney).
29
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Studie 2
Hupperets MDW, Verhagen EALM, Heymans MW, Bosmans JE, Van Tulder MW, Van Mechelen W. Potential Savings of a Program to Prevent Ankle Sprain Recurrence: Economic Evaluation of a Randomized Controlled Trial. 2010 A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
X
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
x
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
X X X
X X
x
x
x
x
x
30
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
x
Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. X
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie.
X
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd.
x
16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
x
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
31
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Studie 3
Hupperets MDW, Verhagen EALM, Van Mechelen W. Effect of unsupervised home based proprioceptive training on recurrences of ankle sprain: randomised controlled trial. 2009 A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
X
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
X
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
X X X X X X
X
X
X
X
X
32
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
X
Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. X
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo.
X
13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie.
X
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie.
X
15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd.
X
16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
X
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
33
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Studie 4.
Verhagen EALM, Van Tulder M, Van der Beek AJ, Bouter LM, Van Mechelen W. An economic evaluation of a proprioceptive balance board training programme for the prevention of ankle sprains in Volleyball. 2005
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
X
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
X
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
X X X X X X
X
X
X
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
X
34
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
X
Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. X
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo.
X
13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie.
X
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd.
X
16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
X
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes Although the positive effects of the balance board programme were only achieved at certain cost, it is likely that the costs associated with such a programme would be considerably lower if the target population were defined more strictly and prolonged use of the intervention material were taken into account. A broader implementation of this preventive measure in volleyball can be recommended if the long term health burden of ankle sprains and the clinical effectiveness of a proprioceptive balance board training programme are considered.
35
Interventienummer
Vul hier de naam van de interventie in (eventueel met afkorting)
Logboek Vul hieronder in wie iets met de beschrijving doet, wanneer dat gebeurt, en wat er gebeurd is. Pas bij volgende handelingen het versienummer aan, indien van toepassing. Naam Judith Kuiper
Datum 11 okt '11
15 nov '11 Dec '11
Handeling Start met beschrijven implementatie interventie: onderwerpen per werklbadonderdeel Toevoegen inhoud en onderbouwing interventie Aanvullen en afronden Verwerken reactie CGL
Versie 1.2 Versie 1.3
April ‘12
Verwerken commentaar erkenningscommissie
Versie 1.4
EMGO Judith Kuiper Judith Kuiper/ Ellen Kemler /Victor Zuidema/ EMGO Judith Kuiper/ Ellen Kemler /Victor Zuidema/ EMGO
Documentnummer Versie 1.0 Versie 1.1
36