Werkblad beschrijving interventie
OPEN EN ALERT
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/kwaliteit-van-interventies/beoordeling
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact RIVM
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
Interventienummer
Open en Alert
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam Adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
Trimbos-instituut Postbus 725 3500 AS Utrecht
030-2971100 030-2971111 www.trimbos.nl
Contactpersoon
Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam Adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Els Bransen Postbus 725 3500 AS Utrecht
[email protected] 030-2959240 030-2971111
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie
De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie:
Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
Deelcommissie
Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Documentnummer
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
2
Interventienummer
Open en Alert
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop. Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
Ja
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
Ja
Nee
3
Interventienummer
Open en Alert
Samenvatting
Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden.
Doel Het doel van Open en Alert is een open en alerte houding te realiseren bij professionals in risicosettings tegenover alcohol en drugs en de (jonge) mensen die dit gebruiken. Het uiteindelijke doel van Open en Alert is problematisch alcohol- en drugsgebruik te voorkomen of te verminderen bij jongeren en jongvolwassenen in risicosettings.
Doelgroep De doelgroep zijn management en medewerkers van een risicosetting, zoals de residentiële jeugdzorg, justitiële jeugdinrichting, jongerencentrum of LVG-(zorg)instelling (VG-instelling, MEE, sociale werkvoorziening). Aanpak Open en Alert is een gecombineerde beleids- en deskundigheidsbevorderingsinterventie: beleidsontwikkeling, scholing en samenwerking staan centraal Voor het hele programma wordt doorgaans een jaar uitgetrokken. De scholing bestaat uit twee modulen (basis- en vaardigheidscursus) van in totaal vijf bijeenkomsten van elk 3,5 uur. De preventiewerker van de verslavingspreventie ondersteunt het programma en verzorgt de scholing. Materiaal De verschillende versies van Open en Alert bestaan uit handboeken en informatie voor cursisten. Onderzoek Procesevaluaties in de justitiële jeugdzorg (van der Veen en van Leeuwen, 2009) en de LVG-zorg (Hilderink en Bransen, 2010) laten positieve resultaten zien.
Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
4
Interventienummer
Open en Alert
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
De laatste jaren zien we een toename in gebruik van middelen als alcohol, cannabis en harddrugs. Dit gebruik leidt steeds vaker tot problemen. Problematisch middelengebruik houdt in dat door het gebruik van alcohol en drugs lichamelijke, psychische of sociale problemen ontstaan, of dat maatschappelijke overlast ontstaat. Problematisch gebruik is niet altijd verslaving (van Laar, 2008). Hoe vaak problematisch gebruik van middelen voorkomt in de algemene bevolking is niet bekend. Wel is bekend dat probleemdrinken (alcoholgebruik boven bepaalde drempelwaarde en daardoor problemen ondervinden) bij 10% van de 16-69 jarige Nederlanders voorkomt en het meeste voorkomt bij mannen (34%) en vrouwen (9%) in de leeftijdsgroep van 1624 jaar (Dijck & Knibbe, 2005). Alcoholvergiftiging kan een indicatie zijn voor probleemdrinken en is in de periode 2003-2008 bijna verdrievoudigd bij jongens en meer dan vervijfvoudigd bij meisjes (Valkenberg, 2010). In de afgelopen 10 jaar registreerde de verslavingszorg een sterke toename van het aantal jonge cannabisgebruikers. De hulpvraag neemt dus toe (IVZ, 2009; IVZ, 2010). Doelgroepen die meer risico lopen op problematisch middelengebruik zijn te vinden in settings als de residentiële jeugdzorg, justitiële inrichtingen, jongerencentra en (zorg)instellingen voor mensen met een lichte verstandelijke beperking (LVG-settings). Dit noemen wij risicosettings. Hoe vaak problematisch gebruik van middelen voorkomt in deze settings is eveneens onbekend. Middelengebruik is echter sterk positief gecorreleerd met 'contact met institutionele zorg', zoals maatschappelijke opvang of een justitiële jeugdinrichting (Snoek et al., 2010). In de justitiële jeugdinrichting komt bij 55% van de jonge mannen middelenmisbruik of verslaving voor (Vreugdenhil et al., 2004). Een recent onderzoek in verschillende LVG-settings laat zien dat ongeveer 10-30% van de jongeren en jongvolwassenen met een lichte verstandelijke beperking problemen ervaart vanwege alcohol- en drugsgebruik (Dijkstra & Bransen, 2010). Gevolgen van problematisch middelengebruik zijn onder meer psychische ontregeling (agressie, suïcidale gedachten, psychoses), criminaliteit, ervaringen van misbruik (financieel, fysiek, psychologisch of seksueel) en een negatieve invloed op begeleiding of behandeling. Meerdere risicofactoren spelen een rol bij de ontwikkeling van problematisch middelengebruik. Het risico op verslaving is groter bij jongeren die op jonge leeftijd beginnen met drinken (Hingson & Zha, 2009). Andere risicofactoren
5
Interventienummer
Open en Alert
zijn: adolescentie (jongvolwassenen van 18 tot 24 jaar), geslacht (man), laag opleidingsniveau (VMBO en speciaal onderwijs), psychische- en gedragsproblemen en middelengebruik en psychische problematiek van ouders. Professionals die werkzaam zijn in risicosettings kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het inspelen op deze risicofactoren. Ze hebben een belangrijke rol bij vroegsignalering, begeleiding en doorverwijzing naar de verslavingszorg. Uit onderzoek is echter gebleken dat professionals van de genoemde risicosettings vaak onvoldoende kennis en vaardigheden bezitten om problematisch middelengebruik te herkennen en bespreekbaar te maken (Van Hasselt et al., 2010; Dijkstra & Bransen, 2010; Van der Veen & Van Leeuwen, 2009). Ook blijkt er vaak geen alcohol- en drugsbeleid te zijn, het beleid is verouderd of in de praktijk niet uitvoerbaar (Snoek et al., 2010; Dijkstra & Bransen, 2010; Van der Veen & Van Leeuwen, 2009).
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Het doel van Open en Alert is een open en alerte houding te realiseren bij professionals in risicosettings tegenover alcohol en drugs en de (jonge) mensen die dit gebruiken. Dit doel wordt bereikt door middel van de volgende tussendoelen: • Opstellen van een breed gedragen alcohol- en drugsbeleid • Vergroten van kennis over alcohol en drugs bij medewerkers in risicosettings • Vergroten van vaardigheden voor het signaleren, begeleiden en bespreekbaar maken van alcohol- en drugsgebruik bij medewerkers in risicosettings Voorwaardelijke doelstellingen zijn: • Een (financiële) infrastructuur opzetten in een risicosetting die voorwaarden schept voor het opstellen van instellingsbeleid en scholing van de medewerkers. • Een structurele samenwerking opzetten tussen de risicosetting en de regionale instelling voor verslavingszorg voor scholing, doorverwijzing, ondersteuning en behandeling. Het uiteindelijke doel van Open en Alert is problematisch alcohol- en drugsgebruik te voorkomen of te verminderen bij jongeren en jongvolwassenen in risicosettings.
3. Doelgroep van de interventie Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? Open en Alert richt zich op management en professionals van een risicosetting zoals de residentiële jeugdzorg, justitiële jeugdinrichting, jongerencentrum of LVG-(zorg)instelling (VG-instelling, MEE, sociale werkvoorziening). Professionals zijn bijvoorbeeld psychologen, gedragsdeskundigen, groepsleiders, persoonlijk begeleiders, maatschappelijk werkers en welzijnswerkers die in contact staan met risicojongeren en –volwassenen. Per setting zijn meerdere instellingen verspreid over Nederland aanwezig. Er zijn
6
Interventienummer
Open en Alert
verschillende versies van Open en Alert die zijn aangepast aan de specifieke risicosetting. Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Risicosettings nemen contact op met de afdeling preventie van de regionale instelling voor verslavingszorg maar het omgekeerde kan ook. De risicosetting en de instelling voor verslavingszorg bepalen waar de knelpunten en behoeften liggen, waar Open en Alert bij kan aansluiten en wat de verslavingszorg daarin kan betekenen. Daarna wordt door beide organisaties besloten of ze met Open en Alert van start willen gaan. De uitvoering van Open en Alert kost tijd, minimaal een jaar. Een werkgroep en een stuurgroep worden vanuit de risicosetting samengesteld. De werkgroepleden moeten voldoende tijd en ruimte krijgen om met Open en Alert aan de slag te gaan. Medewerkers moeten tijd kunnen vrijmaken voor scholing. Directe communicatielijnen tussen de werkgroep en het management zijn nodig om de voortgang van het programma te bevorderen. Wanneer niet aan deze randvoorwaarden voldaan kan worden is dit een contra-indicatie voor de uitvoering van Open en Alert. Contra-indicaties Redenen om af te zien voor deelname aan Open en Alert zijn dus: - Onvoldoende tijd (en financiering) van management en medewerkers voor Open en Alert - Onvoldoende aandacht van management en medewerkers voor Open en Alert - Tekortschietende samenwerking tussen een instelling voor verslavingszorg en van de risicosetting
Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn.
3.3 Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen en biedt geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen. Migrantengroepen zijn wel vaak aanwezig in risicosettings waar Open en Alert uitgevoerd kan worden, zoals Justitiële jeugdinrichtingen of LVG-settings. Open en Alert kan daarom wel migranten bereiken maar dan zal soms enige aanpassing van materialen nodig zijn.
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie.
4.1 Opzet van de interventie Open en Alert is een beleids- en deskundigheidsbevorderingsinterventie
7
Interventienummer Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
Open en Alert
waarin beleidsontwikkeling, scholing en samenwerking centraal staan. Er zijn meerdere versies van het programma Open en Alert ontwikkeld, namelijk: • Open en Alert voor de residentiële jeugdhulpverlening (Van Leeuwen et al., 2006) • Open en Alert voor jongerenwerkers (Bransen et al., 2007) • Open en Alert in de Justitiële jeugdinrichting (Van Leeuwen & Van der Veen, 2009) • Open en Alert in een LVG-setting (Bransen & Dijkstra, in press). De fundamentele onderdelen (basis) van Open en Alert zijn gelijk in alle versies. Het taalgebruik, de praktijkvoorbeelden en enkele opdrachten in de bijbehorende handboeken zijn aangepast aan de setting waarvoor de versie bedoeld is. Zo wordt in de versie Open en Alert in een LVG-setting gesproken over cliënten, mensen met LVG en LVG-organisaties. De vaardigheidscursus en de informatie voor cursisten bevat onder andere informatie over de invloed van alcohol- en drugsgebruik op mensen met LVG, de specifieke risicofactoren en de specifieke signalen van middelengebruik bij mensen met LVG. Deze informatie wijkt af van de informatie in de andere versies omdat de doelgroep anders is. De uitvoering van Open en Alert vindt plaats in de risicosetting, zoals een jongerencentrum of een (zorg)instelling voor mensen met een (lichte) verstandelijke beperking. De preventiewerker(s) van de verslavingszorg ondersteunt en begeleidt de organisatie bij de opzet van Open en Alert en voert het programma uit op de locatie(s) van de organisatie waar Open en Alert plaatsvindt. Open en Alert werkt met een vijffasenplan: 1. Contactlegging en oriëntatie 2. Voorbereiding 3. Uitvoering (beleidsontwikkeling, deskundigheidsbevordering en samenwerking met de verslavingszorg) 4. Evaluatie 5. Continuering Fase 1: Contactlegging en oriëntatie Dit onderdeel is reeds genoemd in paragraaf 3.2 waarin in een eerste gesprek wordt besloten om met Open en Alert van start te gaan. Fase 2: Voorbereiding De directie van de risicosetting stelt een werkgroep en een stuurgroep samen. De directie wijst voor de werkgroep een voorzitter en vice-voorzitter aan die de trekkers zijn van het project en voor de stuurgroep een voorzitter. De (vice) voorzitter van de werkgroep neemt tevens zitting in de stuurgroep. De werkgroep komt idealiter negen keer bijeen gedurende de looptijd van de invoering van Open en Alert, maar dit aantal kan aangepast worden als de situatie daarom vraagt. Medewerkers uit verschillende disciplines of uit verschillende voorzieningen nemen zitting in de werkgroep waardoor draagvlak gecreëerd wordt. De stuurgroep komt ten minste vier keer bijeen. De werkgroep voert in de voorbereidingsfase een probleemanalyse uit in de eigen organisatie, werkt de resultaten uit en verspreid deze. De werkgroep stelt een werkplan op voor de uitvoering van Open en Alert dat door de stuurgroep geaccordeerd wordt.
8
Interventienummer
Open en Alert
Fase 3: Uitvoering De werkgroep ontwikkelt beleidsplannen en protocollen waaronder een beleidsprotocol, een scholingsprotocol en een voorlichtingsprotocol voor jongeren/jongvolwassenen en ouders. Ook wordt in deze fase de deskundigheidsbevordering uitgevoerd, oftewel de scholing over alcohol en drugs voor medewerkers van de risicosetting. De scholing bestaat uit een basiscursus (twee bijeenkomsten) en een vaardigheidscursus (drie bijeenkomsten). De organisatie bepaalt (in samenwerking met de preventiewerker van de verslavingszorg) of beleidsontwikkeling vooraf, gelijktijdig of na de deskundigheidsbevordering plaats vindt. Idealiter gaat beleidsontwikkeling vooraf aan of gelijktijdig met de scholing. Tenslotte wordt gedurende de uitvoeringsfase aandacht besteed aan het creëren van draagvlak en het bekendmaken van Open en Alert in de organisatie. Fase 4: Evaluatie Wanneer het beleid gepresenteerd is en de scholing is afgerond kan de werkgroep met behulp van evaluatieformulieren bekijken of er nog behoefte is aan scholing en hoe daarin kan worden voorzien. Ook wordt Open en Alert als geheel geëvalueerd. Evaluatieformulieren zijn als bijlage opgenomen in de handboeken. Fase 5: Continuering In de laatste fase van continuering komt de werkgroep minder vaak bijeen. Een aantal keer per jaar bekijkt de werkgroep de ontwikkelingen in de organisatie op het gebied van (problematisch) alcohol- en drugsgebruik. Protocollen worden actueel gehouden en nieuwe ontwikkelingen op de drugsmarkt worden (in eventuele vervolgscholingen) gevolgd. De samenwerking tussen de risicosetting en de verslavingszorg wordt gewaarborgd met aandacht voor het vastleggen van afspraken over begeleiding, doorverwijzing en behandeling van jongeren en jongvolwassenen naar de verslavingszorg. Tijdsinvestering Voor het uitvoeren van het vijffasenplan van Open en Alert moet doorgaans een jaar worden uitgetrokken. De eerste twee fasen duren ongeveer zes maanden. De tijd voor het uitvoeren van de deskundigheidsbevordering hangt samen met het aantal groepen dat de deskundigheidsbevordering volgt. Per groep zijn tien weken nodig om de totale deskundigheidsbevordering uit te kunnen voeren. Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
4.2 Inhoud van de interventie In deze paragraaf wordt fase 3 van het programma Open en Alert meer concreet besproken. Deze fase bestaat uit het ontwikkelen van een beleidsplan en bijbehorende protocollen en het uitvoeren van de scholing. Beleidsplan inclusief protocollen In het beleidsplan legt de risicosetting vast hoe om te gaan met (problematisch) gebruik van alcohol en drugs. Beleidsontwikkeling wordt eveneens stapsgewijs aangepakt: 1. Planning en analyse 2. Onderzoeken van de wenselijke situatie 3. Draagvlak creëren 4. Aanpassen en vaststellen van wenselijk beleid 5. Uitvoering van beleid 6. Evaluatie en onderhoud Deze stappen sluiten aan bij het vijffasenmodel. Stap 1 en 2 horen bij de
9
Interventienummer
Open en Alert
voorbereidingsfase, stap 3, 4 en 5 bij de uitvoeringsfase en stap 6 bij de fase van evaluatie en continuering. De werkgroep inventariseert wat het huidige (ongeschreven) beleid is voor (problematisch) gebruik. Zij maakt (met behulp van een enquête) een probleemanalyse. De preventiewerker van de verslavingszorg stimuleert discussies en gaat na in hoeverre de doelstellingen van Open en Alert aansluiten bij de doelstellingen van de risicosetting. De preventiewerker brengt deskundigheid over (problematisch) alcohol- en drugsgebruik in. De vertegenwoordiging van alle disciplines/voorzieningen in de werkgroep zorgt voor draagvlak. Daarnaast worden één of meerdere activiteiten opgezet om extra draagvlak te creëren zoals regelmatige updates over de voortgang van het project in een interne nieuwsbrief, flyer of voorlichtingsavond, of het organiseren van een kick-off bijeenkomst. Het wenselijke beleid wordt door de stuurgroep of directie vastgesteld waarna de uitvoering van start gaat. De werkgroep beslist hoe het vastgestelde beleid een plaats krijgt binnen de verschillende disciplines: het organisatiebeleid wordt vertaald naar beleidsuitvoering vanuit de verschillende disciplines. De werkgroep is verantwoordelijk voor de evaluatie en het onderhoud van het alcohol- en drugsbeleid. Een standaard beleidsplan dat door alle organisaties gebruikt kan worden is niet voorhanden, omdat alcohol- en drugsbeleid moet aansluiten bij de visie die een organisatie heeft op probleemgedrag in het algemeen en problematisch alcohol- en drugsgebruik in het bijzonder. Aanbevolen wordt om in ieder geval de volgende protocollen op te stellen als onderdeel van het beleidsplan: • Een scholingsprotocol waarin wordt vastgelegd wanneer welke teams scholing krijgen volgens Open en Alert en hoe dit wordt bijgehouden. • Een voorlichtingsprotocol voor jongeren of jongvolwassenen en eventueel voor ouders waarin wordt vastgelegd of, en zo ja hoe, zij voorlichting krijgen over alcohol en drugs. De LVG-versie van Open en Alert bevat materiaal voor voorlichting (toolbox) waarvan gebruik kan worden gemaakt. Voorbeelden van beleidsplannen en protocollen zijn in de bijlage van de handboeken opgenomen. Scholing De scholing bestaat uit twee modulen van in totaal vijf bijeenkomsten van elk 3,5 uur. Tijdens de basiscursus Open en Alert krijgen de deelnemers algemene informatie over alcohol en drugs en problematisch gebruik (twee bijeenkomsten). In de vaardigheidscursus Open en Alert komen de vaardigheden aan de orde die nodig zijn voor het voorkomen, signaleren en begeleiden van problematisch gebruik en het doorverwijzen naar een instelling voor verslavingszorg (drie bijeenkomsten). De scholing sluit zoveel mogelijk aan bij het (nieuw ontwikkelde) alcohol- en drugsbeleid. De scholing wordt verzorgd door de preventiewerker van de verslavingszorg met behulp van powerpoint presentaties en het draaiboek uit de handleiding. In de laatste twee bijeenkomsten gaat een veldwerker/hulpverlener jeugd en/of LVG van de verslavingszorg mee om de koppeling tussen theorie en praktijk te verduidelijken, rollenspellen na te bespreken en het onderdeel over consultatie en doorverwijzing te behandelen. Voorafgaand aan de scholing voert de preventiewerker van de verslavingszorg idealiter intakegesprekken met medewerkers of afgevaardigden van de werkgroep om het 10
Interventienummer
Open en Alert
programma af te stemmen op de te trainen medewerkers. In het handboek worden per bijeenkomst de doelstellingen genoemd, het programma, de inhoudelijke voorbereiding en de benodigde materialen. Daarna volgt het draaiboek met uitgebreide informatie over de te behandelen programmaonderdelen. De hoofdonderdelen en de opbouw zijn gelijk in de verschillende versies van Open en Alert, de inhoud is in sommige versies aangepast, in een andere volgorde gezet of verder uitgebreid. De hieronder genoemde hoofdonderdelen met enkele voorbeelden komen uit de meest recente versie van Open en Alert (voor de LVG-setting). Bijeenkomst 1: Algemene informatie alcohol en drugs • Welkom en kennismaken • Opdracht 'Gevaarlijk' • Inleiding Open en Alert • Kennistoets/ Opdracht 'Indeling naar effect' • Informatie over alcohol en drugs • Bespreking kennistoets • Samenvatting • Afsluiting De opdracht 'Gevaarlijk' gaat over de wijze waarop deelnemers verschillende middelen beoordelen. De deelnemers maken de opdracht schriftelijk en individueel. De opdracht luidt: "Zet de volgende middelen op volgorde van meest gevaarlijk: XTC, Alcohol, Tabak, Cannabis, Cocaïne, Speed". Daarna wordt de opdracht besproken met de deelnemers, wat staat bij de meeste deelnemers op nummer 1 en wat op nummer 6? Waarom? Bijeenkomst 2: Algemene informatie over alcohol- en drugsgebruik • Welkom en terugblik • Opdracht 'Eigen Gebruik' • Stadia van gebruik en herstel • Positieve en negatieve gevolgen • Waarom een risicogroep? • Visie op verslaving • Over de instelling voor verslavingszorg • Samenvatting en vragen • Evaluatie • Afsluiting De stadia van gebruik en herstel volgens Shaffer en Jones (zie Lowinson et al., 1997) worden uitgelegd. Elke versie van Open en Alert geeft daarnaast aanvullende informatie over de doelgroep waarop de stadia van toepassing zijn. In de versie voor de LVG-setting wordt bijvoorbeeld genoemd dat experimenteren door mensen met LVG gemakkelijk kan overgaan naar excessief gebruik vanwege de kwetsbaarheid in zelfsturend vermogen. Bijeenkomst 3: Voorkomen en signaleren • Welkom • Hoe alcohol- en drugsgebruik voorkomen? • Signaleren: hoe doen jullie dat? • Problematisch gebruik signaleren • Casusbespreking: een signaleringsgesprek • Samenvatten en vragen stellen • Afsluiting en huiswerk
11
Interventienummer
Open en Alert
Het onderdeel 'Signaleren: hoe doen jullie dat?' bestaat uit discussie en inventarisatie. Hoe signaleren medewerkers normaal dat een jongere of jongvolwassene kampt met (nieuwe) problemen? Hoe gaan de medewerker(s) dan te werk? Bespreken ze dit met collega's en de jongere of jongvolwassene en welke vragen stellen ze dan? Bijeenkomst 4: Gedragsverandering begeleiden • Welkom • Doel van de begeleiding nu • Stadia van gedragsverandering • Welke begeleiding in welk stadium • Oefenen met de stadia van gedragsverandering: een rollenspel • Samenvatting en vragenstellen • Afsluiting en huiswerk In deze bijeenkomst worden de stadia van gedragsverandering volgens Prochaska en DiClemente (1993) behandeld. Met behulp van een rollenspel wordt geoefend met de stadia van gedragsverandering. Elk groepje ontvangt de rolbeschrijvingen en het observatieformulier die in de bijlage van het handboek voor preventiewerkers zijn opgenomen. De rollenspellen worden na afloop plenair nabesproken. Bijeenkomst 5: Gedragsverandering begeleiden en samenwerken met een instelling voor verslavingszorg • Welkom • Een gespreksmodel en gespreksvaardigheden • Rollenspel: een gesprek met Patrick of Michelle • Consultatie en doorverwijzen naar een instelling voor verslavingszorg • Casusbespreking: in de praktijk • Samenvatten, vragen en afsluitende opdracht • Evaluatie en afsluiting In deze bijeenkomst wordt gebruik gemaakt van het gespreksmodel van Egan (1990) voor het voeren en structureren van gesprekken met de jongere of jongvolwassene. Ook worden de principes van motiverende gespreksvoering behandeld. Als vervolg op deze scholing kunnen medewerkers een erkende cursus volgen om motiverende gespreksvoering toe te kunnen passen. Aan het eind van deze bijeenkomst vullen de deelnemers het evaluatieformulier in dat te vinden is in de bijlage van het handboek voor preventiewerkers.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
Open en Alert is een programma met een vaste, gestructureerde opzet. Voor zowel de preventiewerker van de verslavingszorginstelling als voor de vertegenwoordiger van de risicosetting is een handboek beschikbaar. Het handboek voor preventiewerkers is uitgebreider en bevat naast het vijffasenplan en het ontwikkelen van beleid een draaiboek voor het uitvoeren van de scholing. Daarnaast is een map met informatie voor cursisten beschikbaar. Deze map is bestemd voor de deelnemers aan de scholing. De verschillende versies van Open en Alert hebben elk specifieke handboeken. Alle materialen zijn te bestellen via het Trimbos-instituut: www.trimbos.nl/producten, onder vermelding van het artikelnummer. De volgende materialen zijn ontwikkeld en verkrijgbaar: 12
Interventienummer
Open en Alert
• • • • • • • • •
Open en Alert. Alcohol- en drugspreventie in de residentiële jeugdhulpverlening. Handboek voor trainers (AF0675). Open en Alert. Alcohol- en drugspreventie in de residentiële jeugdhulpverlening. Informatie voor cursisten (AF0676). Handboek Open en Alert. Voor Jongerenwerkers (AF0769). Alcohol- en drugspreventie in de Justitiële Jeugdinrichting. Handboek voor preventiewerkers (AF0883). Alcohol- en drugspreventie in de Justitiële Jeugdinrichting. Handboek implementatie voor Justitiële Jeugdinrichtingen (AF0882). Alcohol- en drugspreventie in de Justitiële Jeugdinrichting. Informatie voor cursisten (AF0881). Open en Alert. Alcohol- en drugspreventie in een LVG-setting. Handboek voor preventiewerkers (AF0990). Open en Alert. Alcohol- en drugspreventie in een LVG-setting. Handboek implementatie (AF0991). Open en Alert. Alcohol- en drugspreventie in een LVG-setting. Informatie voor cursisten (AF0992).
Cursisten ontvangen de informatie voor cursisten tijdens de eerste cursusbijeenkomst. In de informatie voor cursisten zijn tevens folders en brochures opgenomen over alcohol en drugs, eventueel aangevuld met specifiek foldermateriaal voor de doelgroep van de cursus zoals de brochures: 'Alcohol zonder flauwekul', 'Hasj en wiet zonder flauwekul' en 'XTC, cocaïne en speed zonder flauwekul' voor mensen met LVG. Preventiewerkers van de verslavingszorg en medewerkers van LVG-settings kunnen bovendien gebruik maken van een toolbox voor het geven van voorlichting over alcohol en drugs aan jongeren en (jong)volwassenen met LVG. Deze toolbox is eveneens verkrijgbaar via het Trimbos-instituut. Daarnaast zijn twee rapporten verschenen over studies naar (o.a.) Open en Alert die eveneens via het Trimbos-instituut verkrijgbaar zijn. Het gaat om: • Alcohol- en drugspreventie in de Justitiële Jeugdinrichting. Resultaten procesevaluatie (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009). • Voorkomen van problematisch middelengebruik door jongeren met een licht verstandelijke beperking. Een interventieprogramma (Hilderink & Bransen, 2010).
B. Onderbouwing van de interventie 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse
6.1 Probleemanalyse Jonge mannen en jongvolwassenen met een laag opleidingsniveau lopen het grootste risico op problematisch alcohol- en drugsgebruik (Hingson & Zha, 2009). Jongeren en jongvolwassenen die problematisch middelen gebruiken zijn voornamelijk te vinden in risicosettings als de residentiële jeugdzorg, justitiële inrichtingen, jongerencentra en (zorg)instellingen voor mensen met een lichte verstandelijke beperking (LVG-settings). De gevolgen van pro-
13
Interventienummer Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
Open en Alert
blematisch middelengebruik zijn aanzienlijk voor het individu, zijn of haar directe omgeving en de maatschappij (Dijkstra & Bransen, 2010; Bransen et al., 2008; Brookman-Frazee et al., 2009; Knorth & Dubbeldam, 1995). Jongeren en jongvolwassen die naast de problemen waarvoor ze in een instelling verblijven, ook problematisch gebruiker zijn van alcohol en drugs, lopen bovendien (nog) meer kans op marginalisering. Ook kunnen de bestaande problemen door alcohol- en drugsgebruik vergroot worden. Jongeren en jongvolwassenen in risicosettings geven vaak aan dat zij alcohol en drugs gebruiken om bepaalde problemen in de thuissituatie of uit het verleden (zoals misbruik) te vergeten of om met deze problemen om te kunnen gaan. Kennis en vaardigheden van professionals over (het omgaan met) alcohol- en drugsgebruik zijn belangrijk om problematisch middelengebruik vroegtijdig te signaleren, problematisch middelengebruik van jongeren en jongvolwassenen te begeleiden en ze indien nodig met behulp van motiverende gespreksvoering voor behandeling te motiveren. Vervolgens moet de medewerker ondersteuning bieden bij het zoeken van de juiste hulpverlening. In de praktijk blijken kennis en vaardigheden van professionals in risicosettings over alcohol- en drugsgebruik echter onvoldoende aanwezig te zijn (Konijn, 1997; Van der Veen & Van Leeuwen, 2009; Dijkstra & Bransen, 2010). Ook is eenduidig en uitvoerbaar beleid nodig waar alle medewerkers van op de hoogte zijn en dit beleid daadwerkelijk ten uitvoer brengen. In de praktijk ontbreekt echter vaak alcohol- en drugsbeleid, is het opgestelde beleid niet (meer) uitvoerbaar, of is het verouderde beleid onvoldoende effectief (Dijkstra & Bransen, 2010; Van de Veen & Van Leeuwen, 2009). Jongeren en jongvolwassenen in risicosettings vallen regelmatig tussen wal en schip wat betreft zorg- en hulpverlening (Dijkstra & Bransen, 2010). Als je kijkt naar de gedragsveranderingsmodellen (zoals Theory of Planned Behavior, ASE-model en de Sociaal-cognitieve theorie) dan is de sociale omgeving een belangrijke determinant om gewenst gedrag te kunnen bereiken (Brug et al., 2003). Of een persoon (problematisch) alcohol of drugs gaat gebruiken hangt volgens de theorie van Zinberg (1984) af van de 'drug', de 'set' en de 'setting', een benadering die ook door de WHO aanbevolen wordt (WHO, 1997). Drug verwijst naar de farmacologische eigenschappen van het middel zelf (bijvoorbeeld de risico’s en de ingenomen hoeveelheid). Met Set worden de eigenschappen van de persoon die het middel tot zich neemt bedoeld, zoals attitude ten opzichte van gebruik en motieven voor gebruik, en met de setting de eigenschappen van de fysieke, sociale en maatschappelijke omgeving. Vanuit algemeen gezondheidsperspectief ligt de focus bij voorkeur op de omgeving dan enkel op individuele risicofactoren (Marmot, 1998). De determinanten in de setting bieden de beste mogelijkheden voor preventie: omgevingsfactoren zijn makkelijker te beïnvloeden dan persoon of middel (Bellis et al., 2002). Opgeleide medewerkers en eenduidig en uitvoerbaar beleid zijn belangrijke veranderbare factoren in de risicosetting, oftewel de directe omgeving van de jongere of jongvolwassene. Deskundigheid van medewerkers en eenduidig beleid in een instelling zijn tevens belangrijke voorwaarden (Brug et al., 2003) om de vaak ernstige gevolgen van problematisch middelengebruik bij jongeren en jongvolwassenen uiteindelijk te kunnen voorkomen of te reduceren. Open en Alert richt zich daarom op deze voorwaardelijke en veranderbare elementen (beleid en deskundigheidsbevordering). Pas daarna zouden interventies gericht op de einddoelgroep georganiseerd kunnen worden ter voorkoming van alcohol- en drugsgebruik, omdat de kaders en de visie over alcohol en drugs dan bekend en gevormd zijn. Voorbeelden van interventies voor de einddoelgroep zijn voorlichtingsbijeenkomsten en motivatietraining.
14
Interventienummer
Open en Alert
Doel, doelgroep en methodiek Al eerder is genoemd dat professionals in risicosettings een belangrijke rol spelen in het leven van de jongeren en jongvolwassenen die in de risicosetting verblijven. Deze rol is te vergelijken met de rol van ouders. Een aantal vaardigheden van ouders blijken beschermende factoren te zijn voor alcoholen drugsgebruik door jongeren en jongvolwassenen (Van der Vorst et al., 2007; Koning et al., 2009; Vermeulen-Smit et al., 2010): • Een open communicatie met jongeren en jongvolwassenen in het algemeen en over alcohol en drugs in het bijzonder • Bewust zijn van wat zich afspeelt in het leven van de jongere en jongvolwassene en met ze onderhandelen om invloed te houden op wat de jongere of jongvolwassene doet • Duidelijke en heldere grenzen stellen. Open en Alert maakt gebruik van deze vaardigheden door open communicatie en bewustzijn bij professionals te vergroten en duidelijke grenzen in beleid vast te leggen. Het doel van Open en Alert is dan ook een open en alerte houding te realiseren bij professionals in risicosettings tegenover alcohol en drugs en de mensen die dit gebruiken. Dit doel wordt bereikt door: • Het opstellen van een breed gedragen alcohol- en drugsbeleid • Het vergroten van kennis over alcohol en drugs bij medewerkers in risicosettings • Het vergroten van vaardigheden voor het signaleren, begeleiden en bespreekbaar maken van alcohol- en drugsgebruik bij medewerkers in risicosettings Management en professionals (zoals psychologen, gedragsdeskundigen en groepsleiders) die in contact staan met risicojongeren en –volwassenen vormen daarmee de doelgroep van Open en Alert. Het einddoel van Open en Alert is alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen in risicosettings te verminderen of te voorkomen. Dit is echter niet het primaire doel van Open en Alert. Dit lange termijn doel zal aangetoond moeten worden met behulp van monitoring en vervolgonderzoek (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009; Dijkstra & Bransen, 2010). Het is aannemelijk dat Open en Alert niet alleen geschikt is voor het behalen van de directe doelen, maar ook voor het bereiken van het einddoel, omdat Open en Alert werkt aan de voorwaardelijke elementen die nodig zijn om vervolgens preventieve interventies aan jongeren en jongvolwassenen in risicosettings aan te kunnen bieden.
• • •
De methodiek van Open en Alert bestaat uit drie kernonderdelen, namelijk
15
Interventienummer
Open en Alert
beleid, scholing en samenwerking. Hieronder leggen we de drie onderdelen uit. Vervolgens gaan we in op de werkzame factoren van Open en Alert en waarom voor deze kernonderdelen gekozen is. Beleid Niet in alle risicosettings is een duidelijk alcohol- en drugsbeleid aanwezig (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009; Dijkstra & Bransen, 2010) of wordt het alcohol- en drugsbeleid voldoende nageleefd (Kepper et al., 2010). Duidelijke grenzen ontbreken bijvoorbeeld en afwezigheid van beleid kan leiden tot een ondoorzichtige en tegenstrijdige aanpak van professionals. Een verbod op middelengebruik is niet altijd haalbaar en effectief gebleken (Kepper et al., 2010; Van der Veen & Van Leeuwen, 2009). Zo gebruiken jongeren in JJI's ook tijdens het verblijf alcohol en drugs, ondanks het verbod op middelenbezit en –gebruik (Kepper et al., 2010; Van der Veen & Van Leeuwen, 2009). Uit een nulmeting onder 35 medewerkers van een JJI kwam naar voren dat het zero tolerance beleid, dat dertien jaar eerder was opgesteld, bij 46% niet bekend was. Ook gaf 77% van deze medewerkers aan dat er verschil bestond tussen de regels op papier en de toepassing ervan in de praktijk (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009). Wanneer gebruik van middelen geen onderwerp van gesprek is, biedt het beleid weinig ruimte voor preventie van problematisch middelengebruik. In risicosettings is daarom het opstellen (of aanpassen) van een niet-restrictief maar werkbaar beleid (praktisch haalbaar, eenduidige regels en werkwijze) noodzakelijk. Beleid is maatwerk en een standaard beleidsplan voor alle risicosettings is dan ook niet voorhanden. Open en Alert biedt handvatten voor het (gezamenlijk binnen een instelling) opstellen van een niet-restrictief beleid en bijbehorende protocollen waarin niet-gebruik van alcohol en drugs gestimuleerd wordt. Draagvlak creëren, medewerkers mee laten denken over het nieuwe beleid en regelmatig medewerkers informeren over het beleid zijn enkele van deze handvatten die ervoor zorgen dat dit beleid ook wordt nageleefd (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009). Scholing Zoals aangegeven laat de kennis en vaardigheden van professionals in risicosettings over (het omgaan met) alcohol- en drugsgebruik nog te vaak te wensen over. Professionals in risicosettings geven bovendien zelf ook aan behoefte te hebben aan scholing en informatie over signalering van alcohol- en drugsproblematiek, het bieden van de juiste begeleiding en over doorverwijzing (Dijkstra & Bransen, 2010; Van Hasselt et al., 2010). Uit een expertmeeting blijkt dat het opleiden van diverse professionals die in contact komen met kwetsbare jongeren een hoge prioriteit heeft, omdat daarmee risico's van alcohol en drugs vroegtijdig gesignaleerd kunnen worden en er vervolgens gehandeld of doorverwezen kan worden (Van Hasselt et al., 2010). De scholing van Open en Alert bestaat uit een basiscursus van twee dagdelen en een vaardigheidscursus van drie dagdelen. In de basiscursus wordt informatie over alcohol en drugs, de werking daarvan en redenen voor gebruik gegeven. Op een interactieve manier worden de verschillende onderwerpen behandeld. In de vaardigheidscursus wordt actief gewerkt aan het vergroten van de vaardigheden voor het signaleren, bespreekbaar maken en begeleiden van jongeren en jongvolwassenen die middelen gebruiken. Dit gebeurt onder ander door het doen van rollenspellen en het inbrengen en bespreken van actuele casussen. Ook krijgen professionals informatie over de stadia van gedragsverandering, gesprekstechnieken en de mogelijkheden van de verslavingszorg. Motiverende gespreksvoering is effectief gebleken in het terugdringen van middelengebruik onder jongeren en wordt behandeld in
16
Interventienummer
Open en Alert
de scholing van Open en Alert (zie Van Hasselt et al., 2010) Medewerkers van een JJI die de scholing van Open en Alert volgden, hadden na afloop meer kennis over middelen en (problematisch) gebruik en waren vaardiger geworden in signaleren, begeleiden en doorverwijzen. Ook kon het overgrote deel deze kennis en vaardigheden in praktijk brengen. Medewerkers die de scholing hadden gevolgd vonden het nieuwe beleid bovendien duidelijk en helder in tegenstelling tot medewerkers die de scholing niet hadden gevolgd (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009).
Samenwerking Jongeren en jongvolwassen in risicosettings vallen vaak tussen wal en schip wanneer het gaat over jeugdhulpverlening en zorg (Borghuis, 1994; Snoek et al., 2010: Dijkstra & Bransen, 2010). Voor een effectieve aanpak van problematisch alcohol- en drugsgebruik is de expertise van zowel de verslavingszorg als de risicosetting nodig. Een goede samenwerking tussen medewerkers van de risicosetting en medewerkers van een instelling voor verslavingszorg is daarom een belangrijke voorwaarde om jongeren en jongvolwassenen die alcohol- en drugs gebruiken goed te kunnen begeleiden. Deze samenwerking ontbreekt vaak in de praktijk (Bransen et al., 2008; Dijkstra & Bransen, 2010). In Open en Alert wordt vanaf het begin gewerkt aan het opzetten van een structurele samenwerking tussen de risicosetting en de verslavingszorg. In de scholing van de medewerkers wordt aandacht besteedt aan de samenwerking en doorverwijzing naar de verslavingszorg. In het beleid wordt eveneens aandacht besteedt aan de samenwerking, doorverwijzing en hoe deze samenwerking gecontinueerd wordt. Uit de pilotstudie in de Justitiële Jeugdinrichting blijkt dat de samenwerking tussen de JJI en de verslavingszorg goed verliep en structurele inbedding van de gemaakte afspraken gewenst was (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009). 6.2 Werkzame factoren Enkele verandertheorieën liggen ten grondslag aan de methodiek van Open en Alert. Educatieve theorieën zijn gericht op de motivatie van professionals om te leren en te veranderen. Deze theorieën gaan ervan uit dat professionals zelf problemen ervaren in de praktijk en gemotiveerd zijn iets aan deze problemen te doen: probleemgericht leren (Grol & Wensing, 2006). Open en Alert is een werkwijze die ervan uitgaat dat professionals in risicosettings problemen ervaren door gebruik van alcohol en drugs door jongeren en jongvolwassen in de instelling. Uit studies in justitiële jeugdinrichtingen en LVG-settings is inderdaad gebleken dat deze behoefte groot is (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009; Bransen et al., 2008; Dijkstra & Bransen, 2010). De eerste aanleiding voor het ontwikkelen van Open en Alert kwam eveneens vanuit professionals uit het werkveld die veel problematisch alcohol- en drugsgebruik signaleerden en dit structureel wilden aanpakken in de instelling. Een verandering in de organisatie en onder professionals was daarvoor nodig. Open en Alert bevat daarom een educatieve component (scholing) en twee organisatorische componenten (beleid en samenwerking). Uit onderzoek is gebleken dat combinaties van verschillende interventies effectief zijn als meerdere ervaren knelpunten worden aangepakt. De effecten zijn voornamelijk gemeten op het niveau van directe uitkomstmaten (verhogen van kennis van professionals, aanwezigheid van beleid). Een combinatie van te veel
17
Interventienummer
Open en Alert
interventies kan juist weer minder effectief zijn. Voor Open en Alert geldt dat zowel het kennistekort bij professionals als organisatorische belemmeringen worden bestreden. Bovendien wordt gebruik gemaakt van kleinschalige interactieve educatieve bijeenkomsten. Deze zijn effectief gebleken in het veranderen van gedrag van professionals (Grol & Wensing, 2006). Enkele determinanten van scholing zijn op effectiviteit onderzocht (Grol & Wensing, 2006): • Duur van de scholing: Scholing van enkele dagen is effectiever dan scholing van één dag. Open en Alert bestaat uit vijf dagdelen. • Groepssamenstelling: Scholing van één professionele groep (bijvoorbeeld maatschappelijk werkers) is even effectief als scholing van een multidisciplinaire groep. Scholing is effectiever wanneer deelnemers uit één organisatie afkomstig zijn. Open en Alert wordt in één organisatie gehouden, de groepssamenstelling kan per organisatie variëren van dezelfde professionals tot een multidisciplinaire groep. • Behoeftepeiling: Identificatie van knelpunten en behoeften die professionals ervaren met betrekking tot het onderwerp van de scholing (of verandering) en op deze knelpunten en behoeften aansluiten lijkt bij te dragen aan de effectiviteit van de scholing. Voordat de scholing van start gaat wordt met de werkgroep, en/of vertegenwoordigers van een te scholen groep, een intakegesprek gehouden. Tijdens dit gesprek kunnen de leerdoelen geïnventariseerd worden met behulp van de bijlage in het handboek. Deze inventarisatie kan in plaats van tijdens de intake ook tijdens de eerste les met alle deelnemers worden gedaan. De preventiewerker van de verslavingszorg sluit in de scholing aan op de uitkomsten. Tijdens de scholing houdt de preventiewerker een 'knelpuntenlijst' (tevens te vinden in de bijlage van het handboek) bij met knelpunten of onduidelijkheden die deelnemers tijdens de scholing tegenkomen. • Actieve participatie: De effectiviteit wordt vergroot wanneer professionals actief participeren tijdens de scholing (bijvoorbeeld door discussies en rollenspellen). In de scholing wordt naast collegevormen veel gebruik gemaakt van interactieve vormen. In groepjes worden opdrachten gemaakt, opdrachten worden klassikaal besproken, over onderwerpen wordt gediscussieerd, rollenspellen worden gespeeld, deelnemers brengen een eigen casus in, etc. Deze determinanten komen terug in Open en Alert. Daarnaast is het wenselijk om op de behoeften en ervaringen van management en professionals aan te sluiten (Grol & Wensing, 2006). In Open en Alert wordt gebruik gemaakt van een werk- en stuurgroep waarin verschillende disciplines/voorzieningen vertegenwoordigd zijn. Een probleemanalyse wordt uitgevoerd waarmee de knelpunten van management en professionals in kaart worden gebracht. Vervolgens wordt gezamenlijk beleid opgesteld. Ook de inhoud van de scholing wordt aangepast aan de behoeften van de deelnemers doordat de preventiewerker van de verslavingszorg intake gesprekken voert.
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Uit onderzoek is gebleken dat professionals in risicosettings onvoldoende kennis en vaardigheden bezitten om met alcohol- en drugsgebruik van jongeren en jongvolwassenen om te gaan. Open en Alert richt zich op management
18
Interventienummer
Open en Alert
en professionals in risicosetting en realiseert een open en alerte houding tegenover alcohol en drugs en de jongeren en jongvolwassenen die dit gebruiken. Open en Alert bevat een educatieve component (scholing) en twee organisatorische componenten (beleid en samenwerking) waarin effectieve onderdelen zitten zoals de identificatie van knelpunten voor het opzetten van beleid en de scholing en een actieve participatie van de medewerkers tijdens de scholing (rollenspellen, discussies, inbreng van eigen casussen etc.).
19
Interventienummer
Open en Alert
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Voor het behalen van de doelen van Open en Alert speelt de preventiewerker van de verslavingszorg een sleutelrol. De preventiewerker biedt ondersteuning bij het ontwikkelen van alcohol- en drugsbeleid en neemt bijvoorbeeld zitting in de werkgroep van de risicosetting. De preventiewerker heeft een adviserende rol. Daarnaast verzorgt de preventiewerker de scholing aan de teams binnen de risicosetting. Hij of zij sluit daarbij aan op de aanwezige kennis en vaardigheden van medewerkers over (begeleiden van) alcohol- en drugsgebruik. Het is belangrijk dat de preventiemedewerker van de verslavingszorg niet alleen deskundig is op het gebied van alcohol en drugs maar ook in het ondersteunen bij de ontwikkeling van beleid. Voor de uitvoering van Open en Alert is het belangrijk dat de preventiewerker de volgende kennis en vaardigheden bezit: • Het doel van Open en Alert kunnen uitleggen (bijv. aan de directie om het belang van de interventie te benadrukken) • Kennis van de specifieke risicosetting • Kennis van de doelgroepen voor Open en Alert (jongeren en jongvolwassenen in risicosettings, management en professionals zoals welzijnswerkers of gedragsdeskundigen) • Kennis hebben over de cijfers en ontwikkelingen in alcohol- en drugsgebruik ter onderbouwing van Open en Alert • Ervaring hebben in het geven van cursussen en trainingen aan professionals • Trainingsmateriaal kunnen maken zoals het schrijven van rollenspellen. Met het oog op de begeleiding van (problematisch) gebruikende jongeren en jongvolwassenen is het belangrijk om een jeugd- en/of LVG-specialist van de verslavingszorg in te schakelen bij de scholing. Deze veldwerker of hulpverlener kan een rol krijgen in consultatie aan de medewerkers van een risicosetting. Competenties die de veldwerker/hulpverlener van de verslavingszorg nodig heeft voor de uitvoering van Open en Alert zijn: • Hulpverleningservaring met jongeren en jongvolwassenen op het gebied van (problematisch) middelengebruik • Didactische kwaliteiten voor het geven van een deel van de training en ervaring met het geven van cursussen en trainingen • Kunnen hanteren van de methodiek van Egan (1990) en het model van Prochaska & DiClemente (1993) • Kennis hebben van de risicosetting • Ervaring hebben met het geven van consultatie aan professionals. Het handboek voor preventiewerkers ondersteunt de preventiewerker en jeugdspecialist van de verslavingszorg bij de opzet en uitvoering van Open en Alert.
20
Interventienummer
Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
Open en Alert
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Open en Alert is goed overdraagbaar. Voor de risicosetting is een handboek implementatie beschikbaar waarin stapsgewijs de ontwikkeling, implementatie en consolidatie van alcohol- en drugsbeleid beschreven wordt. Uit de aard en omvangstudie in de Nederlandse GGZ- en verslavingspreventie blijkt dat in 2007 door ongeveer de helft van de instellingen voor verslavingszorg (n=5) Open en Alert "Alcohol en drugspreventie in het jongerenwerk" uitgevoerd werd (De Jonge & Ruiter, 2010). Daarmee werden 1652 personen in de einddoelgroep bereikt. In 2008 werd deze interventie door drie instellingen uitgevoerd waarmee 446 intermediairs bereikt werden. Door twee instellingen werd de versie Open en Alert "Alcohol en drugspreventie in Justitiële Jeugdinrichtingen" uitgevoerd met een bereik van 327 intermediairs. In 2008 heeft Open en Alert dus 773 intermediairs bereikt. De verkoopcijfers van het Trimbos-instituut laten zien dat de handleiding voor preventiewerkers van Open en Alert voor de residentiële jeugdhulpverlening tussen 2006 en 2009 37 keer verkocht is en de informatie voor cursisten 634 keer. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder. In het handboek voor preventiewerkers zijn evaluatieformulieren opgenomen die gebruikt kunnen worden voor de evaluatie van de deskundigheidsbevordering. Daarnaast is "Evaluatie" een vast onderdeel van het vijffasenplan van Open en Alert. De gegevens van de evaluatie worden echter alleen door de uitvoerder gebruikt en niet landelijk verzameld. In de jaarlijkse aard- en omvangstudie van het Trimbos-instituut (vanaf 2011 aangevuld door het CGL) wordt gemonitord waar Open en Alert wordt uitgevoerd en hoe groot het bereik van deze interventie is. 8.4 Kosten van de interventie De totale kosten voor Open en Alert zijn op voorhand moeilijk aan te geven omdat de tijdsinvestering van (uitvoerende) medewerkers per project verschilt. De preventiewerker van de verslavingszorg is afhankelijk van de wensen die een risicosetting heeft, zoals het aantal medewerkers dat getraind moet worden. Ook hangen de kosten (en tijdsinvestering) af van de noodzaak van een risicosetting om een alcohol- en drugsbeleid op te zetten. Een project komt sneller van de grond wanneer de risicosetting behoefte heeft aan een project als Open en Alert dan wanneer de risicosetting eerst nog overtuigd dient te worden van het belang van bijvoorbeeld een alcohol- en drugsbeleid. De uitvoering van alle fasen van Open en Alert kost doorgaans een jaar. De uurprijs van de inzet van een preventiewerker was in 2009 78,42 euro. Medewerkers van de risicosetting die plaats nemen in de werkgroep investeren bovendien tijd in Open en Alert net als de medewerkers die de scholing volgen. Deze loonkosten worden betaald door de risicosetting. Een JJI heeft de tijdsbesteding van de eigen werknemers in kaart gebracht tijdens de pilotstudie van Open en Alert. Om een inschatting te krijgen van het totaal aantal uren voor de risicosetting staan hieronder de uren die aan fase 2 tot en met 5 zijn besteed: • Voorzitter: 168 uur • Vice-voorzitter: 14 uur • Ieder werkgroeplid: 51 uur • Iedere medewerker die deelneemt aan de scholing: 18 uur
21
Interventienummer
Open en Alert
De kosten van de materialen zijn: • Open en Alert voor de residentiële jeugdhulpverlening (Van Leeuwen et al., 2006) − Handboek voor trainers: 40 euro − Informatie voor cursisten: 18,50 euro • Open en Alert voor jongerenwerkers (Bransen et al., 2007) − Handboek voor jongerenwerkers: 40 euro • Open en Alert in de Justitiële Jeugdinrichting (Van Leeuwen & Van der Veen, 2009) − Handboek voor preventiewerkers: 35 euro − Handboek implementatie: 25 euro − Informatie voor cursisten: 20 euro • Open en Alert in een LVG-setting (Bransen & Dijkstra, in press). − Handboek voor preventiewerkers: vanaf 2011 − Handboek implementatie: vanaf 2011 − Informatie voor cursisten: vanaf 2011
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Open en Alert in de Justitiële Jeugdinrichting Open en Alert is in 2007/2008 als pilot getest binnen de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) de Heuvelrug op de locatie Overberg in samenwerking met Centrum Maliebaan (verslavingszorg) (Van der Veen & Van Leeuwen, 2009). Het Trimbos-instituut heeft een procesevaluatie uitgevoerd met als doel het ontwikkelen van een good-practice interventie (Open en Alert), een interventie die bruikbaar, werkbaar, succesvol en relevant is voor Justitiële Jeugdinrichtingen. Meerdere methoden zijn toegepast, namelijk: • Interviews met medewerkers van de Heuvelrug en Centrum Maliebaan (CM) • Observatie van werkgroepoverleg, stuurgroepoverleg en trainingen • Logboek van de werkgroepvoorzitter en preventiewerker CM • Vergelijking van beleidsstukken voor- en na de interventie • Voor- en nameting van de deelnemers aan de scholing • Registratiecijfers van CM (doorverwijzing en behandeling) Open en Alert is op vier van de zeven groepen (twee open en twee gesloten groepen) binnen de Heuvelrug, locatie Overberg, uitgetest. Resultaten Beleid Voorafgaand aan de uitvoering van Open en Alert was restrictief beleid aanwezig bestaande uit sancties indien alcohol of drugs gebruikt werden. Voor alle jongeren gold dezelfde aanpak. Het beleid was vrijwel onbekend bij de medewerkers en werd niet nageleefd. Na afloop van Open en Alert was er een preventief middelenbeleid met een positieve invalshoek. Belonen van niet-gebruik en het minderen van gebruik stonden centraal en door de positieve invalshoek kon het gesprek worden aangegaan om jongeren met problematisch alcohol- en drugsgebruik te motiveren daar iets aan te doen. Ook was er ruimte voor een individuele aanpak. Het beleid is vastgelegd. Meer medewerkers waren na afloop bekend met dit nieuwe beleid en pasten de protocollen daadwerkelijk toe in de praktijk. Getrainde medewerkers vinden het beleid en de protocollen helder en duidelijk. Ongetrainde medewerkers
22
Interventienummer
Open en Alert
vinden het beleid en de protocollen te soepel en te soft. Het is onduidelijk of, twee jaar later, het beleid is bijgehouden, medewerkers op de hoogte zijn van het beleid en het beleid naleven. Begeleiding Voor de uitvoering van Open en Alert werden jongens die (problematisch) alcohol en drugs gebruiken niet begeleid. Ook vond er geen toeleiding naar de regionale instelling voor verslavingszorg plaats vanwege verschil in visie en het ontbreken van directe contactpersonen. Door Open en Alert is de samenwerking tussen de Heuvelrug en CM goed op gang gekomen. Na afloop waren elf jongens met problematisch gebruik bij de verslavingszorg in behandeling. Ook werd de visie over begeleiding en behandeling afgestemd tussen de verslavingszorg en de JJI. Daarin werd de motivatie van de jongere centraal gesteld. Middelengebruik Voordat Open en Alert uitgevoerd werd bleek middelengebruik geen gespreksonderwerp te zijn in de JJI. Daardoor ontstond stiekem gedrag rondom middelengebruik en een soort 'kat-en-muis spel'. Nadat Open en Alert uitgevoerd was bleek de openheid van de jongeren toegenomen te zijn. Professionals werden meer alert op middelengebruik. De kennis over alcohol en drugs en de vaardigheden in het signaleren, begeleiden en doorverwijzen bij de medewerkers zijn door Open en Alert toegenomen. Zo hanteerden meer medewerkers een andere aanpak in het bespreken van middelengebruik en werd het model van Prochaska en DiClemente (1993) over de stadia van gedragsverandering significant vaker toegepast in de begeleiding dan voor Open en Alert. Ook geven medewerkers aan door het nieuwe beleid (opgesteld door Open en Alert) vaker een gesprek te hebben gevoerd met jongeren over middelengebruik. Het is onduidelijk of er sprake is van een afname van het middelengebruik. Daarvoor is een lange monitoring van Open en Alert nodig. Aanbevelingen Tenslotte komen enkele belangrijke randvoorwaarden uit de procesevaluatie naar voren die een succesvolle implementatie van Open en Alert bevorderen: • Korte communicatielijnen (tussen werk- en stuurgroep; vaste aanspreekpunten van participerende instellingen) • Draagvlak en inbedding van Open en Alert vergroten door een breed samenwerkingsverband binnen de instelling (alle disciplines vertegenwoordigd) • Helderheid in werkwijze, taakomschrijving en tijdsbesteding • Helder communiceren over de doelstellingen van Open en Alert • Delen van successen • Tijdig informeren van samenwerkende partijen voor behandeling en doorverwijzing • Formaliseren van samenwerkingsafspraken door het afsluiten van een contract • Multidisciplinaire teamsamenstelling Conclusie Geconcludeerd wordt dat Open en Alert een good-practice interventie is die voor Justitiële Jeugdinrichtingen bruikbaar, werkbaar, succesvol en relevant is gebleken. Dit wordt ondersteund door de World Health Organisation (WHO) met de uitreiking van de prijs 'Best Practice Award for Health in Prisons 2009'. Deze prijs werd onder meer uitgedeeld vanwege de succesvol-
23
Interventienummer
Open en Alert
le proefimplementatie in de justitiële jeugdinrichting. Open en Alert in een LVG-setting Open en Alert is in een pilotstudie in 2009 uitgetest in de LVG-zorg (Hilderink & Bransen, 2010). Vier instellingen voor jongeren en jongvolwassenen met een (lichte) verstandelijke beperking deden aan de pilotstudie mee in samenwerking met de regionale instelling voor verslavingszorg. Het doel van deze pilotstudie was de uitvoerbaarheid van het programma in de LVG-zorg en de tevredenheid van de deelnemers te evalueren. Met behulp van observatie, telefonische interviews en schriftelijke vragenlijsten werden gegevens verzameld bij de pilotcoördinatoren van de LVG-zorginstelling, de preventiewerkers van de verslavingszorg en de deelnemers aan de deskundigheidsbevordering (medewerkers in de LVG-zorg). Resultaten Uit de evaluatie blijkt dat twee instellingen Open en Alert hebben uitgevoerd volgens de opzet van dit programma. Dit kan te maken hebben met de relatief korte looptijd van de pilotstudie. Minder dan een jaar hadden instellingen de tijd om Open en Alert uit te voeren. De resultaten die hieronder besproken worden, zijn op deze twee instellingen gebaseerd. Open en Alert blijkt met enige aanpassingen aan de LVG-doelgroep goed uitvoerbaar te zijn in de LVG-zorg. De inhoud, materialen en werkvormen van Open en Alert werden over het algemeen positief gewaardeerd door de preventiewerkers van de verslavingszorg en de medewerkers van de LVGzorg. Het merendeel van de medewerkers aan de deskundigheidsbevordering vond dat zij het geleerde in de praktijk konden toepassen. De kennis en vaardigheden van deze medewerkers blijkt echter niet eenduidig te zijn toegenomen ondanks de positieve waardering van de medewerkers. De inschatting van de eigen kennis en vaardigheden komt niet overeen met de daadwerkelijke kennis en vaardigheden van medewerkers in de LVG-zorg. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het moment van de nameting. Deze vond direct na afloop van de laatste scholingsbijeenkomst plaats waardoor medewerkers weinig mogelijkheden hadden om de nieuw geleerde kennis en vaardigheden ook daadwerkelijk in de praktijk toe te passen tussen het volgen van de scholing en de nameting. Aanbevelingen Preventiewerkers van de verslavingszorg vonden dat de inhoud nog beter aangepast zou moeten worden aan specifieke informatie over LVG zoals de specifieke risico's van middelengebruik voor mensen met LVG en de toepassingsmogelijkheden van motiverende gespreksvoering bij deze doelgroep. Ook werd aanbevolen meer casuïstiekbesprekingen in de werkvormen toe te passen. Lopend onderzoek In 2010 is Open en Alert voor de LVG-setting op onder andere bovenstaande aanbevelingen aangepast in samenwerking met een gedragsdeskundige van een VG-instelling (verstandelijk gehandicaptenzorg). Een extra casus is toegevoegd en in kaders is specifieke informatie uitgewerkt over onder andere de risico's van middelengebruik voor mensen met LVG, de do's en dont's in een eerste signaleringsgesprek, de toepassing van de stadia van gedragsverandering bij mensen met LVG en motiverende gespreksvoering bij mensen met LVG. Eind 2010 wordt deze versie van Open en Alert getest in diverse LVG-settings in samenwerking met de regionale instelling voor verslavings-
24
Interventienummer
Open en Alert
zorg. Indien nodig zal na de evaluatie in deze settings het materiaal opnieuw aangepast worden waarna ook deze versie van Open en Alert beschikbaar komt via de webwinkel van het Trimbos-instituut.
25
Interventienummer
Open en Alert
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Ja
Nee
Vraag 11
Ja
Nee
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
26
Interventienummer
Open en Alert
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit 10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: Jaar: Onderzoekstype: Belangrijkste resultaten: Bewijskracht van het onderzoek: Resultaten effectiviteit: Studie 2 Etc.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
27
Interventienummer
Open en Alert
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of meta-analyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
28
Interventienummer
Open en Alert
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
Open en Alert is de naam van de interventie en verwijst naar een open en alerte houding van management en professionals ten aanzien van alcohol- en drugsgebruik. Elke versie van Open en Alert voor een specifieke doelgroep heeft een toevoeging in de titel zoals "Alcohol- en drugspreventie in de Justitiële Jeugdinrichting" of "Alcohol- en drugspreventie in een LVG-setting".
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering. Meld indien van toepassing: • De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. • Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
•
Open en Alert is ontwikkeld door het Trimbos-instituut in samenwerking met de verslavingszorg (Mondriaan, Bouman GGZ, Centrum Maliebaan). Daarnaast zijn de verschillende versies van Open en Alert doorontwikkeld en indien nodig aangepast op basis van ervaringen van: De Grift, Parnassia Preventie, Jellinek, CAD Zwolle, VNN Friesland, Stichting Jeugdhulpverlening Flevoland, Leo Stichting Groep, K2 Brabants kenniscentrum jeugd Jeugd-punt, LOJIK, Programma Bureau Veilig Rotterdam, ROC Amsterdam, Nederlands Jeugd Instituut, JJI de Heuvelrug, 's Heeren Loo Kwadrant; De Koraalgroep, OPL/Lijn 5, Amarant. Open en Alert wordt uitgevoerd door de verslavingspreventie in samenwerking met de risicosetting. Settings die gebruik maken van Open en Alert zijn: • Residentiële Jeugdhulpverlening • Jongerenwerk • Justitiële Jeugdinrichtingen • LVG-settings zoals VG-instellingen, MEE en sociale werkvoorzieningen In paragraaf 8.2 is al genoemd dat de verslavingszorg in 2007 en 2008 minimaal één versie van Open en Alert toepast.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies.
Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
29
Interventienummer
Open en Alert
Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Aangehaalde literatuur
30
Interventienummer Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Open en Alert
Bellis, M.A., Hughes, K., & Lowey, H. (2002) Healthy nightclubs and recreational substance use. From a harm minimisation to a healthy settings approach. Addictive Behaviors, 27, 1025-1035. Borghuis, M. (1994). Doorschuiven of samenwerken? Een samenwerkingsproject van jeugdhulpverlening en verslavingszorg. Tijdschrift voor Jeugdhulpverlening en Jeugdwerk, vanaf p.19. Bransen, E., & Dijkstra, M. (in press). Open en Alert. Alcohol- en drugspreventie in een LVG-setting. Utrecht: Trimbos-instituut. Bransen, E., Schipper, H., Mutsaers, K., Haverman, M., & Blekman, J. (2008). Aard en omvang van middelengebruik bij licht verstandelijk gehandicapte jongeren. Een eerste verkenning bij jongeren zelf en hun begeleiders. Utrecht: Trimbos-instituut. Bransen, M., Govers, A., & De Knegt, V. (2007). Handboek Open en Alert. Voor jongerenwerkers. Utrecht: Trimbos-instituut. Brookman Frazee, L., Baker Ericzen, M., Stahmer, A., Mandell, D., Haine, R.A., Hough, R.L. (2009). Involvement of Youths with Autism Spectrum Disorders or Intellectual Disabilities in Multiple Public Service Systems. Journal of Mental Health Research in Intellectual Disability, 2(3): 201 219. Brug, J., Schaalma, H., Kok, G., Meertens, R.M., & Van der Molen, H.T. (2003) Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Assen: Koninklijke van Gorcum. De Jonge, M., & Ruiter, M. (2010). Aard en omvang GGZ- en verslavingspreventie 2008. Ontwikkelingen in de inhoud, organisatie en omvang van de GGZ- en verslavingspreventie. Utrecht: Trimbos-instituut. Dijck, D., & Knibb, R.A. (2005). De prevalentie van probleemdrinken in Nederland. Een algemeen bevolkingsonderzoek. Maastricht: Universiteit van Maastricht. Dijkstra, M., & Bransen, E. (2010). Middelengebruik bij volwassenen met een lichte verstandelijke beperking. Een verkennend onderzoek. Utrecht: Trimbos-instituut. DJI, Dienst Justitiële Jeugdinrichtingen (2008). www.dji.nl Egan, G. (1990). Deskundig hulpverlenen. Assen: Dekker & van de Vegt. Grol, R., & Wensing, M. (2006). Implementatie. Effectieve verbetering van de patiëntenzorg. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Hilderink, I., & Bransen, E. (2010). Voorkomen van problematisch middelengebruik door jongeren met een licht verstandelijke beperking. Een interventieprogramma. Utrecht: Trimbos-instituut. Hingson, R., & Zha, W. (2009). Age of drinking onset, alcohol use disorders, frequent heavy drinking, and unintentionally injuring oneself and others after drinking. Pedriatrics, 123 (6), 1477-1484.
31
Interventienummer
Open en Alert
IVZ (2009). LADIS nieuwsflits kerncijfers 2008: hulpvraag in Nederland. Houten: Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ). IVZ/Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (2010). Jongeren in de ambulante verslavingszorg in Nederland (2004-2008). Houten: Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ). Kepper, A., Veen, V., Monshouwer, K., Stevens, G., Drost, W., De Vroome, T., Vollebergh, W. (2010). Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen. Het gebruik van tabak, alcohol, cannabis en harddrugs bij jongens met en zonder PIJ-maatregel. Utrecht: Universiteit Utrecht. Knorth, E.J., & Dubbeldam, J.W.E. (1995). Plaatsing in de jeugdhulpverlening. Een onderzoek bij 119 adolescenten. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 34, 115-127. Konijn, C. (1997). "Ik blow nog maar af en toe". Drugspreventieproject op internaat Hoenderloo. Tijdschrift 0/25, 14-19. Koning, I.M., Vollebergh, W.A.M., Smit, F., Verdurmen, J.E.E., Van den Eijnden, R.J.J.M., Ter Bogt, T.F.M., Stattin, H., Engels, & R.C.M.E. (2009). Preventing heavy alcohol use in adolescents (PAS): cluster randomized trial of a parent and student intervention offered separately and simultaneously. Addiction, 104(10): 1669-1678. Lowinson, J.H., Ruiz, P., Millman, R.B. (1997). Substance abuse: a comprehensive textbook. Baltimore: Williams and Wilkins. Prochaska, J.O., en Diclemente, C.C. (1993). In search of how people change: applications to addictive behaviors. In: Annual review of Addictions Research and Treatment, 3, 245-260. Eerder verschenen in: American Psychologist 1992, 47, 1102-1114. Snoek, A., Wits, E., Van der Stel, J., & Van de Mheen, D. (2010). Kwetsbare groepen. Kwetsbare groepen jeugdigen en (problematisch) middelengebruik: visie en interventiematrix. Rotterdam: IVO. Valkenberg, H. (2010). Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol bij jongeren van 10 tot en met 24 jaar. Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid. Van der Veen, C. & Van Leeuwen, L. (2009). Open en Alert. Alcoholdrugspreventie in de justitiële jeugdinrichting. Resultaten procesevaluatie. Utrecht: Trimbos-instituut. Van der Vorst, H., Engels, R., Dekovic, M., Meeus, W., & Vermulst, A. (2007). Alcohol-specific rules, personality and adolescents' alcohol use: a longitudinal person-environment study. Addiction, 102, 1064-1075. Van Hasselt, N., van Laar, M., Onrust, S., Verdurmen, J. (2010) Preventie van schadelijk alcoholgebruik en drugsgebruik onder jongeren. Utrecht: Trimbos-instituut. Van Laar, M.W., Cruts, A.A.N., Verdurmen, J.E.E., Van Ooyen-Houben, & Meijer, R.F. (2008). Nationale Drugs Monitor, jaarbericht 2007. Utrecht:
32
Interventienummer
Open en Alert
Trimbos-instituut. Van Leeuwen, L., & Van der Veen, C. (2009). Open en Alert. Alcohol- en drugspreventie in de Justitiële Jeugdinrichting. Utrecht: Trimbos-instituut. Van Leeuwen, L., Beckers, Y., & Bouts, M. (2006). Open en Alert. Alcoholen drugspreventie in de residentiële jeugdhulpverlening. Utrecht: Trimbosinstituut. Vermeulen-Smit, E., Van der Eijnden, R., Verdurmen, J., Spruijt, R., & Schulten, I. (2010). Integrale aanpak opvoedingsadviezen ten aanzien van roken, drinken, drugsgebruik, seksueel risicogedrag en gehoorschade. Utrecht/Den Haag: Trimbos-insituut/Universiteit Utrecht/Stivoro. Vreugdenhil, C., Dorelijers, T.A.H., Vermeieren, R., Wouters, L.F.J.M., & Van den Brink, W. (2004). Psychiatric disorders in a representative sample of incarcerated boys in the Netherlands. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 43, 97-104. WHO. (1997) Jakarta Declaration on Leading Health Promotion into the 21st Century. Jakarta, The Fourth International Conference on Health Promotion, 21-25 July 1997: World Health Organisation. Zinberg, N.E. (1984) Drug, set, and setting : the basis for controlled intoxicant use. New Haven: Yale University Press.
33
Interventienummer
Open en Alert
34
Interventienummer
Open en Alert
Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
35
Nee
Interventienummer
Open en Alert
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 10 10
9
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
36
Interventienummer
Open en Alert
37
Interventienummer
Open en Alert
Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 2 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
38
Nee
Interventienummer
Open en Alert
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 10 10
9
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
39
Interventienummer
Open en Alert
40
Interventienummer
Open en Alert
Logboek Vul hieronder in wie iets met de beschrijving doet, wanneer dat gebeurt, en wat er gebeurd is. Pas bij volgende handelingen het versienummer aan, indien van toepassing. Naam
Datum
Handeling Beginnen met het maken van de beschrijving
Documentnummer …….. / 1
41