Werkblad beschrijving interventie
Valanalyse 65+
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/interventies/
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact NCJ Trudy Dunnink
[email protected] 030-7600413
Contact RIVM-CGL
Projectgroep Erkenningen
[email protected] 030-274 4798
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
Interventienummer
Valanalyse 65+
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
VeiligheidNL Rijswijkstraat 2 1059 GK Amsterdam 020-511 4511 www.veiligheid.nl
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Merei Lugtenberg Rijswijkstraat 2 1059 GK Amsterdam
[email protected] 020-511 4542
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: 1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
2
Interventienummer
Valanalyse 65+
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
Ja
Nee
Vraag 3.1 Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
Ja
Nee
Vraag 4.1 Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
Ja
Nee
Vraag 4.2 Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
Ja
Nee
3
Interventienummer
Valanalyse 65+
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Doel Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Het uiteindelijke doel van deze interventie is eerstelijnszorgverleners ondersteunen bij het opsporen van ouderen met een verhoogd valrisico en het geven van een advies op maat aan deze ouderen zodat meer zelfstandig wonende ouderen valpreventieve maatregelen nemen en het risico op een val, en daardoor ook het aantal valongevallen, bij deze groep verminderd wordt.
Doelgroep Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
De instrumenten die ontwikkeld zijn voor deze interventie zijn bedoeld voor eerstelijns zorgverleners. In de eerste plaats voor praktijkondersteuners van huisartsen en medewerkers van een consultatiebureau voor ouderen. Maar ook voor thuiszorgmedewerkers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten en andere paramedici die ouderen zien.
Aanpak Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
De interventie bestaat uit drie onderdelen: 1. Valrisicotest 2. Valanalyse 3. Doorverwijzing Met de Valrisicotest stelt een eerstelijns zorgverlener binnen een minuut vast of de patiënt een verhoogd valrisico heeft. Hiermee spelen we in op het probleem dat veel eerstelijnszorgverleners gebrek aan tijd hebben zo hoeven ze niet bij een grote patiënten populatie een uitgebreide screening te doen maar alleen voor het kleine aantal dat inderdaad een verhoogd valrisico blijkt te hebben. Als er sprake is van een verhoogd valrisico maakt de zorgverlener vervolgens met de patiënt wel een uitgebreide valanalyse. Deze analyse kan, afhankelijk van de situatie, tot maximaal een uur duren. Hierbij worden de factoren die ten grondslag liggen aan het verhoogde valrisico vastgesteld. De analyse bevat ook aanknopingspunten voor adviezen en doorverwijsmogelijkheden. Het scoreformulier, waarin de uitkomsten van het advies op maat worden geregistreerd, kunnen worden opgenomen in het patiëntendossier. Daar waar de zorgverlener het relevant acht, worden bepaalde aspecten nader onderzocht met aanvullende tests. Ook deze uitkomsten worden ingevuld op het scoreformulier. De interventie bevat ook een hulpmiddel waarmee het aanbod van valpreventie in de eigen regio inzichtelijk gemaakt wordt, gekoppeld aan de 12 onderzochte risicofactoren.
Materiaal Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
De complete Valanalyse bevat de volgende materialen: 1. Boekje Valanalyse met daarin onder andere: - de Valrisicotest - de Valanalyse - een handleiding/instructies voor het uitvoeren van de tests - een scoreformulier voor verslaglegging van uitslagen van de tests. - doorverwijs uitklapvel, voor de juiste doorverwijzing op het gebied van valpreventie.
4
Interventienummer
Valanalyse 65+
2. Bureaukaart met daarop de Valrisicotest
Onderzoek Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden.
Naar aanleiding van resultaten uit verschillende onderzoeken is de Valanalyse 65+ in 2012 herzien. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat de Valanalyse 65+ goed gewaardeerd wordt door de gebruikers. De bekendheid van de valanalyse 65+ onder eerstelijns zorgverleners laat echter nog te wensen over. Dit is dan ook nog een punt waar in de toekomst aandacht aan besteed moet worden.
Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
5
Interventienummer
Valanalyse 65+
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Uit gegevens van het Letsel Informatie Systeem (LIS 2006-2010) blijkt dat een groot deel van de behandelingen van ouderen op de spoedeisende hulp van ziekenhuizen wordt veroorzaakt door een val. Jaarlijks ondergaan ongeveer 140.000 55-plussers een behandeling op de Spoedeisende Hulpafdeling van een ziekenhuis, van wie naar schatting 100.000 naar aanleiding van een val. Hieronder zijn 74.000 65-plussers. Anders gezegd: In Nederland valt iedere 7 minuten een 65-plusser dusdanig dat behandeling op een Spoedeisende Hulpafdeling van een ziekenhuis noodzakelijk is. Het risico op letsel door een val neemt toe met het stijgen van de leeftijd. Voor ouderen van 55 tot en met 74 jaar is dit risico 1 op 64, voor ouderen vanaf 75 jaar 1 op 22. Bij ouderen vanaf 90 jaar is dit risico zelfs 1 op 11. Aangezien het aandeel ouderen in Nederland de komende jaren stijgt, is de verwachting dat dit probleem alleen maar groter zal worden. Hoewel het risico op een val aanzienlijk is, blijkt uit onderzoek (Den Hertog, 2011) dat de risicoperceptie van ouderen om te vallen erg laag is. Een ruime meerderheid van de 55-plussers schat de kans om de komende 12 maanden binnen- of buitenshuis te vallen in als (erg) klein, naarmate de ouderen ouder worden schatten ze het risico echter wel iets hoger in. Opvallend is echter wel dat veel ouderen de kans dat zij zelf vallen lager inschatten dan de kans dat iemand van dezelfde leeftijd valt. Het besef dat ze zelf maatregelen kunnen nemen om het grote risico te verkleinen ontbreekt. Het merendeel van de ouderen zijn dus niet zondermeer ontvankelijk voor valpreventieve adviezen aangezien ze het niet op zich zelf betrekken. Voorlichting richting de grote groep ouderen zonder dit op de persoon toe te spitsen zal dus ook niet erg effectief zijn. Het is nodig om mensen actief te helpen bij het onderkennen van het risico op een val en het nemen van maatregelen om het risico te verkleinen. Om dit efficiënt te doen is het wenselijk om deze energie te steken in mensen die ook werkelijk een verhoogd risico op een val hebben het is daarom belangrijk om de groep ouderen die een verhoogd valrisico hebben op te sporen Uit onderzoek (Aras-Lugtenberg, 2007) ), naar het motiveren, ondersteunen en informeren van huisartsen over valpreventie, komt naar voren dat huisartsenpraktijken en consultatiebureaus voor ouderen goede plaatsen zijn waar preventieve zorg geleverd kan worden, ze zijn laagdrempelig en voor iedereen toegankelijk. Huisartsen, praktijkondersteuners en medewerkers van consultatiebureaus voor ouderen kunnen medisch onderzoek uitvoeren, diagnoses trekken en adviseren. Ze lijken daarmee dé zorgverleners die verhoogd valrisico kunnen signaleren en adviseren. Zij zien ouderen ook vaak al voordat deze zijn gevallen. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat huisartsen zelf vooral een rol zien voor praktijkondersteuners van huisartsen bij valpreventie. Daarom is in het najaar van 2008 een verkennend onderzoek (Stolte et al., 2009) uitgevoerd onder praktijkondersteuners over ouderenzorg en valpreventie. Dit onderzoek toont aan dat praktijkondersteuners valpreventie vaak wel belangrijk vinden maar dat ze er van alle onderwerpen die ze behandelen bij ouderenzorg - variërend van diabetes, voeding, bewegen tot bijvoorbeeld eenzaamheid- er het minste aandacht aan besteden. Er wordt re-
6
Interventienummer
Valanalyse 65+
gelmatig teruggespeeld dat er sprake is van gebrek aan kennis en vaardigheden om dit te doen. Bijna een derde van de praktijkondersteuners geeft aan dat ze meer aandacht aan valpreventie zouden besteden als ze daarbij ondersteund worden.
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Het hoofddoel van de Valanalyse 65+ is: eerstelijnszorgverleners ondersteunen bij het opsporen van ouderen met een verhoogd valrisico en het geven van een advies op maat aan deze ouderen zodat meer zelfstandig wonende ouderen valpreventieve maatregelen nemen en het risico op een val, en daardoor ook het aantal valongevallen, bij deze groep verminderd wordt. Om deze doelstellingen te realiseren zijn de volgende subdoelstellingen geformuleerd: Subdoelen voor intermediairs: - eerstelijnszorgverleners zijn zich bewust van het risico dat ouderen lopen om te vallen, - eerstelijnszorgverlener weten af van het bestaan van de Valanalyse 65+, - eerstelijnszorgverleners weten hoe ze de Valanalyse 65+ moeten gebruiken, - eerstelijnszorgverleners zijn in staat om zelf de Valanalyse 65+ te gebruiken/ uit te voeren. - eerstelijnszorgverleners zijn in staat om ouderen te motiveren tot het nemen van preventieve maatregelen en/of verwijzen adequaat door. Subdoelen einddoelgroep (65-plussers): - 65-plussers zijn zich bewust van de risico’s die zij lopen om te vallen in het dagelijkse leven. - 65-plussers zien het belang van de preventieve maatregelen die zij zelf kunnen nemen om het risico op vallen te verkleinen. - 65-plussers voelen zich in staat om de preventieve maatregelen toe te passen (eventueel met ondersteuning). -65-plussers nemen (zo nodig) preventieve maatregelen om het risico op valincidenten te reduceren.
3. Doelgroep van de interventie 3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
De instrumenten die ontwikkeld zijn voor deze interventie ‘Valanalyse 65+’ zijn bedoeld voor eerstelijns zorgverleners. In de eerste plaats voor praktijkondersteuners van huisartsen en medewerkers van een consultatiebureau voor ouderen. Maar ook voor thuiszorgmedewerkers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten en andere paramedici die ouderen zien. Zij komen namelijk veel in contact met ouderen en beschikken daarnaast over medische kennis en adviesvaardigheden. De eerstelijns zorgverleners zullen de doelgroep 65-plussers bereiken. Uit onderzoek (Aras-Lugtenberg, 2007) komt naar voren dat huisartsenpraktijken en consultatiebureaus voor ouderen goede plaatsen zijn waar preventieve zorg geleverd kan worden, ze zijn laagdrempelig en voor iedereen toegankelijk. Ouderen bezoeken regelmatig de huisarts(praktijk). Vaak als zij nog niet zijn gevallen, maar wel een verhoogd risico lopen om te vallen. Huisartsen, praktijkondersteuners en medewerkers van consultatiebureaus voor ouderen kunnen medisch onderzoek uitvoeren, diagnoses trekken en adviseren. Ze lijken daarmee dé zorgverleners die verhoogd valrisico kunnen signaleren en adviseren. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat huisartsen zelf vooral een rol zien voor praktijkondersteuners van huisartsen bij valpreventie. Een verkennend onderzoek (Stolte et al., 2009) uitgevoerd onder praktijkondersteuners over ouderenzorg en valpreventie toont aan dat praktijkondersteuners valpreventie vaak ook belangrijk vinden. Bijna een derde van de praktijkondersteuners gaf destijds aan dat ze meer aandacht aan valpreventie zouden besteden als ze daarbij ondersteund worden.
7
Interventienummer
Valanalyse 65+
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Beschrijf indicatieen contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
Niet van toepassing
3.3 Toepassing bij migranten Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn.
De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Eén van de brochures, die geadviseerd wordt om te gebruiken, is de brochure: ‘ Recht op blijven staan met medicijnen’. Dit is een meertalige brochure (Nederlands, Engels, Turks en Arabisch). Het programma heeft verder geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de ge-
Door de kennis en vaardigheden van eerstelijnshulpverleners rond valpreventie bij ouderen te vergroten, wil VeiligheidNL eerstelijns hulpverleners beter in staat stellen verhoogd valrisico bij ouderen op te sporen en ouderen met een verhoogd risico gericht door te verwijzen. Hiervoor zijn een Valrisicotest en een Valanalyse ontwikkeld voor
8
Interventienummer
bruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
Valanalyse 65+
eerstelijns zorgverleners. De interventie bestaat uit drie onderdelen: 1. Valrisicotest 2. Valanalyse 3. Doorverwijzing Met de Valrisicotest stelt een eerstelijns zorgverlener binnen een minuut vast of de patient een verhoogd valrisico heeft. Hiermee spelen we in op het probleem dat veel eerstelijnszorgverleners gebrek aan tijd hebben. Zo hoeven ze niet bij een grote patiënten populatie een uitgebreide screening te doen maar alleen voor het kleine aantal dat inderdaad een verhoogd valrisico blijkt te hebben. Als er sprake is van een verhoogd valrisico maakt de zorgverlener vervolgens met de patiënt wel een uitgebreide valanalyse. Deze analyse kan, afhankelijk van de situatie, tot maximaal een uur duren. Hierbij worden de factoren die ten grondslag liggen aan het verhoogde valrisico vastgesteld. De analyse bevat ook aanknopingspunten voor adviezen en doorverwijsmogelijkheden. Het scoreformulier, waarin de uitkomsten van het advies op maat worden geregistreerd, kunnen worden opgenomen in het patiëntendossier. Daar waar de zorgverlener het relevant acht, worden bepaalde aspecten nader onderzocht met aanvullende tests. Ook deze uitkomsten worden ingevuld op het scoreformulier. De interventie bevat ook een hulpmiddel waarmee het aanbod van valpreventie in de eigen regio inzichtelijk gemaakt wordt, gekoppeld aan de 12 onderzochte risicofactoren. 4.2 Inhoud van de interventie
Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
Zoals eerder beschreven bestaat de interventie uit verschillende onderdelen. De verschillende onderdelen zullen hieronder nader worden besproken en uitgelegd. Valrisicotest Met de Valrisicotest kan een zorgverlener binnen een minuut achterhalen of een 65plusser een verhoogd valrisico heeft. De Valrisicotest bestaat uit een stroomschema met daarin twee vragen en een observatie (figuur 1). De zorgverlener volgt de pijlen voor de te nemen actie. Wanneer uit de Valrisicotest blijkt dat de patiënt een verhoogd risico heeft op een val wordt de Valanalyse gedaan voor een nadere analyse van de risicofactoren. Figuur 1
Valrisicotest
9
Interventienummer
Valanalyse 65+
Valanalyse Bij patiënten die volgens de Valrisicotest een verhoogd valrisico hebben dient een Valanalyse te worden gedaan. Met de uitgebreide valanalyse worden alle factoren die risico verhogend kunnen werken, één-voor-één doorgenomen en getoetst. De 11 factoren die naast een anamnese doorlopen worden zijn: 1. Duizeligheid 2. Problemen met balans, lopen, spierkracht 3. Voetproblemen 4. Gewrichtsproblemen 5. Osteoporose 6. Cognitie 7. Valangst 8. Gezichtsvermogen 9. Medicijngebruik 10. Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen 11. Omgevingsfactoren Sommige factoren zijn met enkele vragen inzichtelijk te maken of er zijn gevalideerde testen opgenomen. Bij enkele risicofactoren zijn ook aanvullende testen opgenomen. De professional kan kiezen om hiermee de risicofactor nog uitgebreider te analyseren. Enkele testen die opgenomen zijn, zijn zoals de Get up and go test, Clock Drawing test, test Short Falls Efficacy Scale International) uitgebreid beschreven in het valanalyse boekje dat de handleiding vormt voor de Valanalyse 65+. Ook staat beschreven welke vervolgstappen er kunnen worden genomen door patiënt of zorgverlener op het moment dat zo'n risico verhogende factor wordt vastgesteld. De Valanalyse kan flexibel en naar eigen inzicht door de eerstelijns zorgverlener worden ingezet. Bij de Valanalyse worden de volgende stappen genomen: 1 De onderdelen uit de analyse worden stuk voor stuk doorgenomen. Voor elke factor, die ten grondslag zou kunnen liggen aan een verhoogd valrisico, zijn vragen of tests opgenomen. Er wordt begonnen met de algemene anamnese. Vervolgens worden alleen de tests die voor de patiënt relevant zijn afgenomen. 2 De uitslagen worden genoteerd op het scoreformulier. Het formulier is terug te vinden in het Valanalyse boekje en te downloaden als bewerkbare pdf op www.veiligheid.nl 3 De zorgverlener bespreekt de uitslag en bespreekt welke eventueel te nemen preventieve maatregelen/vervolgstappen de patiënt kan nemen, hoe hij dat zou kunnen doen
10
Interventienummer
Valanalyse 65+
en eventueel bij welke zorgverlener hij daarvoor terecht kan. Dit wordt vooral in gesprek met de patiënt gedaan. Belangrijke input voor dit gesprek zijn naast de uitslag van de testen ook de mening, opvattingen en motivatie van patiënt over hoe hij/zij zelf ziet dat het specifieke risicofactor verkleind kan worden en op wat voor manier hij/zij actie zou kunnen ondernemen (eventueel ondersteund). In de Valanalyse staat bij elke test welk advies gegeven kan worden en naar welke professional/aanbod de patiënt doorverwezen kan worden. Deze doorverwijzingen zijn zo veel mogelijk interventies die door de Erkenningscomissie Interventies positief zijn beoordeeld (bijv. ‘Vallen verleden tijd’, ‘In balans’ en ‘Zicht op evenwicht’). Zie hieronder voor een voorbeeld.
Voorbeeld van een testuitslag inclusief Advies, doorverwijzing en instantie waarna doorverwezen wordt. Uitslag van de test Advies en/of doorverwij- Doorverwijzende organizing satie Orthostatische hypotensie Geen Geen normaal Mobiliteit: Get Up and Go Gerichte training van baFysiotherapie praktijk test geeft een score 4, dit lans, mobiliteit en spier‘buurtfysio’ die op woensduidt op een verhoogd kracht dag een Cursus In Balans valrisico door een verminverzorgd in groepsverderde mobiliteit band. Voetproblemen: VerdenPodotherapeut Podotherapeut ‘Voetfit’ king van hamerkan adviseren over de stand/klauwstand passende therapie en mogelijk een therapeutische zool aanmeten. Osteoperose, alle vragen Geen Geen met nee beantwoord Cognitie: kloktest 4 punGeen Geen ten, dit is een normale score Valangst: uit de eerste Gaan dragen van perThuiszorgwinkel ‘De grote vragen bleek een vage soonlijke alarmeringssyshulp’ verdenking op valangst teem doordat meneer aangeeft bang te zijn om na een val niet meer op te kunnen staan. Uit de Short FES-I kwam een hoge score wat duidt op weinig bezorgd om te vallen. Gezichtsvermogen: testen Blijf uw ogen jaarlijks conOptometrist ‘Het scherpe goed troleren bij Optometrist of oog’ opticien Medicatie: gebruik van 6 Afspraak met de huisarts De huisarts kan een mediverschillende medicatie catie check doen en adviwaaronder rustgevende seren om een aantal memedicatie dicijnen af te bouwen mogelijk ook middels /www.benzodebaas.nl ADL: uit de Barthel Index Geen Geen volgt een score van 19 punten Omgevingsfactoren: Veiligheidsadviseur Bij de Unie-KBO in het Er zijn diverse punten - Sensorlamp op de overdorp zijn veiligheidsadviwaarop mevrouw nee of loop seurs opgeleid om een onduidelijk scoort - extra telefoon op de veiligheidsscreening uit te
11
Interventienummer
Valanalyse 65+
tweede verdieping - handgreep bij toilet.
voeren en te helpen met het nemen van maatregelen om de risico’s in huis te minimaliseren.
4 De uitslagen en adviezen kunnen middels het scoreformulier gearchiveerd worden in het patiëntendossier, zowel op papier als digitaal. Evaluatie van de gegeven adviezen Het wordt aanbevolen om na twee á drie maanden bij de patiënt na te vragen of de adviezen zijn opgevolgd. Hierbij kan besproken worden waarom de patiënt de adviezen wel of niet heeft opgevolgd, wat de patiënt nodig heeft om de niet opgevolgde adviezen alsnog in praktijk te brengen en wat het reeds opgevolgde advies heeft opgeleverd. Doorverwijzing In de Valanalyse 65+ wordt geadviseerd om voordat de Valanalyse voor het eerst wordt afgenomen, op te zoeken welke organisaties in de eigen regio valpreventieveondersteuning aanbiedt en bijvoorbeeld welke fysiotherapeut in de regio de cursus Vallen Verleden Tijd aanbieden. Zo kan de eerstelijnszorgverlener doorverwijzen naar een andere specifieke hulpverlener in de buurt. Vooral bij ouderen is het noodzakelijk dat de verwijzing zo concreet mogelijk is, anders is de kans groot dat er geen opvolging aan het advies wordt gegeven. In de Valanalyse 65+ staat een tabel waarmee een overzicht van lokale hulpverleners en instanties samengesteld kan worden. Hierbij zijn zoveel als mogelijk interventies opgenomen die door de Erkenningscommissie Interventies positief zijn beoordeeld. In de Valanalyse 65+ wordt geadviseerd eerst contact op te nemen met de regionale GGD, ROS en Provinciale sportraad aangezien zij soms een (deel van de) sociale kaart reeds in bezit hebben. In de opzet van de Valanalyse gaan we uit van bepaalde basisvaardigheden van de eerstelijnszorgverlener, zoals bijvoorbeeld gesteld binnen het competentieprofiel van de praktijkondersteuner, welke in opdracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging is opgesteld. Daarin staat bijvoorbeeld dat de praktijkondersteuner samen met de patiënt de beoogde gedragsverandering vaststelt en de patiënt motiveert om de gedragsverandering te bereiken en vol te houden. Daarnaast stelt dit competentieprofiel dat praktijkondersteuners moeten participeren in een netwerk van functionele samenwerkingsrelaties, zowel binnen de eigen huisartspraktijk(en) als daarbuiten. Het gaat hierbij om het optimaal gebruik maken van elkaars expertise en het optimaal afstemmen van zorg.
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
De complete Valanalyse bevat de volgende materialen: 1. Boekje Valanalyse met daarin onder andere: - de Valrisicotest - de Valanalyse - een handleiding/instructies voor het uitvoeren van de tests - een scoreformulier voor verslaglegging van uitslagen van de tests. - doorverwijs uitklapvel, voor de juiste doorverwijzing op het gebied van valpreventie. 2. Bureaukaart met daarop de Valrisicotest Voor dit complete pakket betalen gebruikers alleen de verzendkosten en administratiekosten (totaal ± 6,5 euro) Ook kunnen de Valanalyse, het scoreformulier en de sociale kaart gratis worden gedownload via www.veiligheid.nl.
12
Interventienummer
Valanalyse 65+
13
Interventienummer
Valanalyse 65+
B. Onderbouwing van de interventie
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de pro-
Valrisicotest en Valanalyse Valongevallen zijn de meest voorkomende oorzaak van letsel door een ongeval bij ouderen. Daarnaast zijn valongevallen ook de belangrijkste oorzaak van overlijden door letsel bij ouderen (LIS 2003-2007). Het risico op letsel door een val neemt toe met het stijgen van de leeftijd. Voor ouderen van 55 tot en met 74 jaar is dit risico 1 op 64, voor ouderen vanaf 75 jaar 1 op 22. Bij ouderen vanaf 90 jaar is dit risico zelfs 1 op 11. Uit onderzoek (Den Hertog, 2011) blijkt echter dat de risicoperceptie van ouderen om te vallen erg laag is. Een ruime meerderheid van de 55-plussers schat de kans om de komende 12 maanden binnen- of buitenshuis te vallen in als (erg) klein, naarmate de ouderen ouder worden schatten ze het risico echter wel iets hoger in. Opvallend is echter wel dat veel ouderen de kans dat zij zelf vallen lager inschatten dan de kans dat iemand van dezelfde leeftijd valt. Het merendeel van de ouderen is dus niet zondermeer ontvankelijk voor valpreventieve adviezen aangezien ze het niet op zichzelf betrekken. Voorlichting richting de grote groep ouderen zonder dit op de persoon toe te spitsen zal dus ook niet erg effectief zijn. Het is nodig om mensen actief te helpen bij het onderkennen van het risico op een val en het nemen van maatregelen om het risico te verkleinen. Om dit efficiënt te doen is het wenselijk om deze energie te steken in mensen die ook werkelijk een verhoogd risico op een val hebben. Het is daarom belangrijk om de groep ouderen die een verhoogd valrisico hebben op te sporen. In dit geval is dus vooral de ‘casefinding’ belangrijk. Volgens het boek ‘Let op Letsels’ (Lanting en Hoeymans, 2008) kan de effectiviteit van interventies ook verhoogd worden door vooraf deelnemers te selecteren op een verhoogde kans om te vallen. De Valrisicotest is ontworpen om deze casefinding eenvoudig en vooral ook snel uit te kunnen voeren. Deze test is ontwikkelt in samenwerking met Dr. G. Peeters. In 2011 heeft Peeters een artikel gepubliceerd dat aantoont dat de drie predictoren die in de Valrisicotest aan bod komen, namelijk valgeschiedenis, valangst en loophulpmiddelengebruik, tezamen een adequate indicatie kunnen geven van de kans op een herhaalde val. Ook de Valanalyse is ontwikkeld in samenwerking met diverse inhoudelijke experts uit de wetenschap. Zodat de laatste stand van de wetenschappelijk kennis ook opgenomen is in de Valanalyse. De valanalyse is ook gebaseerd op richtlijnen zoals de CBO-richtlijn valpreventie en NHG standaarden. De valanalyse is gebaseerd op de belangrijkste risicofactoren voor een verhoogd valrisico. De richtlijn valpreventie van het CBO (2004) en Den Hertog (2011) beschrijven de volgende belangrijkste risicofactoren voor een verhoogd valrisico: Mobiliteitsstoornissen Eerdere val in voorgaande jaar Psychofamaca en polyfamacie Afhankelijkheid bij uitvoeren van ADL-activiteiten Slecht/weinig beweging/gebrek aan fysieke activiteit Aandoening van het bewegingsapparaat Stoornissen in gezichtsvermogen Urine incontinentie Ziekte van Parkinson
14
Interventienummer
bleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
Valanalyse 65+ Orthostatische hypotensie/duizeligheid Leeftijd en geslacht Depressie Depressieve symptomen Cognitieve stoornissen Bovenstaande risicofactoren zijn vrijwel allen opgenomen in de Valanalyse. Met de uitgebreide Valanalyse worden alle factoren die risico verhogend kunnen werken, zoals problemen met mobiliteit, angst om te vallen, visusproblemen, medicatiegebruik en duizeligheid, één-voor-één doorgenomen en getoetst. Aan de hand van deze tests kan de zorgverlener vaststellen welke vervolgstappen er genomen kunnen worden door patiënt of zorgverlener en kan de eerstelijnszorgverlener de patiënt dus van een advies op maat’ voorzien. Dit advies op maat bestaat uit preventieve maatregelen die voor de persoon zelf belangrijk zijn. De te nemen maatregelen en doorverwijsadviezen zijn per risicofactor verschillend en gebaseerd op de laatste stand van de literatuur, de expertise van inhoudelijke experts (van bijv. UMC Utrecht, Universiteit Maastricht, UMC St. Radboud) en richtlijnen zoals de CBO richtlijn, NHG richtlijn en KNGF richtiljn. De adviezen rondom medicatie gebruik en valangst worden hieronder als voorbeeld toegelicht. Bij het risicofactor medicijngebruik worden 65-plussers met een verhoogd valrisico door psychofarmaca en polyfarmacie factoren geadviseerd om een medicijnscreening bij de huisarts of apotheek te laten afnemen. In diverse studies (Cumming, 1998; Leipzig et al., 1999; Ziere et al., 2005; Panneman et al., 2003) is aangetoond dat het gebruik van meer dan 4 medicijnen (polyfarmacie) en/ of het gebruik van zogenaamde valrisico verhogende medicijnen, de kans op een val en ook de kans op fracturen en ander letsel vergroot. Het reduceren van het totaal aantal medicijnen (terugdringen polyfarmacie), inclusief het reduceren van de gebruikte dosis is effectief gebleken als onderdeel van multifactoriële interventies. Patiënten met valangst worden bij voorkeur doorverwezen naar de, door de erkenningscommissie erkende interventie, Vallen Verleden Tijd, mits deze beschikbaar is in de regio. Deze interventie blijkt uit onderzoek effectief (Weerdesteyn,V. 2006). Het aantal valincidenten in de oefengroep verminderde met 46% in vergelijking met het aantal vallen tijdens de baseline periode en met 46% vergeleken met de controle groep. De oefengroep had ook een 6% toename in vertrouwen in balans. De belangrijkste twee pijlers van de Valanalyse 65+ zijn dus ten eerste de ‘casefinding’ (met behulp van de Valrisicotest), oftewel het vinden van mensen met een verhoogd risico om te vallen en daarna het geven van ‘advies op maat’ (met behulp van de uitgebreide Valanalyse) aan deze mensen. Het geven van advies op maat, ook wel getailorde adviezen genoemd, maakt het mogelijk de inhoud van de voorlichting af te stemmen op de specifieke kenmerken, opvattingen en gedragingen van de persoon voor wie de voorlichting bedoeld is. Het basis idee achter tailoring is dat de boodschappen relevanter zijn voor een persoon, hierdoor meer aandacht krijgen en beter verwerkt worden en hierdoor weer meer effect kunnen bereiken bij een persoon (Skinner et al., 1993). Bestaande interventies die gebruik maken van tailoring laten positieve resultaten zien (Noar et al., 2007; Richards et al. 2007; Sohl et al. 2007; Kreuter et al. 2000; ). De keuze voor advies-op-maat wordt ondersteund door de volgende argumenten: Advies-op-maat voorkomt overbodige informatie en voorziet de gebruiker van meer relevante, op de persoon gerichte informatie. Advies-op-maat verhoogt de attentie en effectiviteit van de boodschap. Ook volgens Petty & Cacioppo (1986) zijn gelimiteerde en toegespitste informatie belangrijke determinanten die het lezen, begrijpen en verwerken van de (gezondheids) boodschap (positief) be-
15
Interventienummer
Valanalyse 65+
invloeden. Zowel de valrisicotest als de valanalyse zijn ge-pretest bij eerstelijns zorgverleners (Van Marle et al., 2011). Omdat is gebleken dat het afnemen ven een uitgebreide analyse en het geven van advies-op-maat enige, verbale en communicatieve vaardigheden vereist van de eerstelijnszorgverlener zal binnen de uitwisselingsbijeenkomsten over de Valanalyse ook een basis over Motivational Interviewing worden opgenomen. Alleen het opsporen en bestempelen van mensen met een verhoogd valrisico is niet voldoende. Daarom is ook een nadere analyse, waaruit de onderwerpen volgen waarop geïntervenieerd moet worden, ontwikkeld. Alleen dat concluderen is echter ook niet voldoende. Uiteindelijk moeten mensen worden doorgesluisd naar een goed traject van effectieve interventies en tips (zoals bijvoorbeeld ‘Vallen verleden tijd’ en mensen die kunnen helpen bij het nemen van maatregelen in huis). De kracht van deze interventie is dus dat er 3 stappen doorlopen worden die uiteindelijk zullen leiden tot het verlagen van het valrisico. Gebruik door eerstelijnszorgverleners Aangezien ouderen niet zelf de Valrisicotest en de valanalyse uit kunnen voeren en ook niet zelf op zoek gaan naar een professional voor valpreventief advies is het erg belangrijk dat de juiste professionals betrokken worden. Uit onderzoek (Aras-Lugtenberg, 2007), naar het motiveren, ondersteunen en informeren van huisartsen over valpreventie, komt naar voren dat huisartsenpraktijken en consultatiebureaus voor ouderen goede plaatsen zijn waar preventieve zorg geleverd kan worden, ze zijn laagdrempelig en voor iedereen toegankelijk. Huisartsen, praktijkondersteuners en medewerkers van consultatiebureaus voor ouderen kunnen medisch onderzoek uitvoeren, diagnoses trekken en adviseren. Ze lijken daarmee dé zorgverleners die verhoogd valrisico kunnen signaleren en adviseren. Zij zien ouderen ook vaak al voordat deze zijn gevallen. Uit het onderzoek (Aras-Lugtenberg, 2007) komt ook naar voren dat huisartsen zelf vooral een rol zien voor praktijkondersteuners van huisartsen bij valpreventie. Daarom is in het najaar van 2008 een verkennend onderzoek (Stolte et al., 2009) uitgevoerd onder praktijkondersteuners over ouderenzorg en valpreventie. Dit onderzoek toont aan dat praktijkondersteuners valpreventie vaak wel belangrijk vinden maar dat ze er van alle onderwerpen die ze behandelen bij ouderenzorg - variërend van diabetes, voeding, bewegen tot bijvoorbeeld eenzaamheid- er het minste aandacht aan besteden. Er wordt regelmatig teruggespeeld dat er sprake is van gebrek aan kennis en vaardigheden om dit te doen. Bijna een derde van de praktijkondersteuners geeft aan dat ze meer aandacht aan valpreventie zouden besteden als ze daarbij ondersteund worden. Waarbij ze aangeven dat ze behoefte hebben aan: - een stappenplan om een patiënt met een verhoogd valrisico te signaleren, - tips om aan patiënten mee te geven, - vragenlijsten om te achterhalen op welk gebied de patiënt advies nodig heeft. Daarnaast is er ook een onderzoek gedaan onder Consultatiebureaus voor ouderen (de Jongh, 2010) waar soortgelijke bevindingen werden gedaan. Binnen de Consultatiebureaus voor ouderen krijgt valpreventie niet veel aandacht. Medewerkers zijn echter van mening dat het onderwerp aandacht verdient en een goede samenwerking tussen preventie en zorg van belang is. Ze hebben daarbij behoefte aan een verzamelpunt van informatie over valpreventie aangezien ze benoemen dat overal het wiel uitgevonden wordt. Daarnaast willen medewerkers meer interactie met professionals op het gebied van valpreventie om kennis en ervaring uit te wisselen.
16
Interventienummer
Valanalyse 65+
Om de eerstelijns zorgverleners, in de eerste plaats praktijkondersteuners van huisartsen en medewerkers van een consultatiebureau voor ouderen, maar ook thuiszorgmedewerkers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten en andere paramedici die ouderen zien te ondersteunen en hun eigen effectiviteit te vergroten bij de preventie van valongevallen zijn dus de Valrisicotest en de verdiepende analysemethode ontwikkeld. Uit het pilotonderzoek blijkt de Valanalyse een handvat te zijn dat het makkelijker maakt om zaken te achterhalen en de patiënt inzicht te geven in problemen. Tevens bleek dat het voor de praktische inzetbaarheid belangrijk is dat de vorm van de Valanalyse zeer gebruiksvriendelijk is, de wensen die daarbij geformuleerd zijn: zo min mogelijk bladeren, voldoende schrijfruimte, digitalisering van het geheel zodat er eenvoudig een koppeling gemaakt kan worden met het elektronisch patiëntdossier. Deze wensen zijn in het herziening van de Valanalyse meegenomen. Uit de pilot blijkt dat het afnemen van de Valrisicotest haalbaar is binnen het dagelijks werk van poh's en medewerkers van CbO's. Dit kost enkele minuten en werd veelal geïntegreerd binnen bestaande consulten. De tijdsinvestering van de uitgebreide Valanalyse is groter (ongeveer een uur), dit wordt door de pilotdeelnemers als mogelijk probleem gezien voor implementatie. Om deze reden is in de herziening van de Valanalyse beter aangegeven welke testen per onderwerp uitgevoerd zouden moeten worden en welke alleen als aanvulling dienen. Om eerstelijnszorgverleners extra te ondersteunen bij de uitvoering van de Valanlyse 65+ worden er door VeiligheidNL: - uitwisselingsbijeenkomsten georganiseerd waarin ook tips uitgewisseld worden over de financiering van de uitgebreide consulten en het inpassen van de Valanalyse binnen bestaande werkzaamheden. - extra implementatie-activiteiten uitgevoerd richting Huisartsen. Hoewel het niet de directe doelgroep is van de Valanalyse zijn ze wel essentieel aangezien de huisartsen veelal beslissen welke activiteiten/aandachtsgebieden de praktijkondersteuners voeren (Stolte et al., 2009). Het is belangrijk dat huisartsen weten dat vallen een probleem is, valpreventie nuttig is en hen te overtuigen dat (hun) praktijkondersteuners daarin een rol kunnen spelen. De implementatieactiviteiten die we hiervoor inzetten zijn promotie via diverse nieuwsbrieven en websites, stands en workshops op congressen waar veel huisartsen aanwezig zijn zoals het NHG congres, de zuidelijke eerstelijns dag en symposium ouderenzorg Aangezien verwijzen naar erkende interventies door zorgverleners alleen zinvol is als de interventie in hun buurt wordt aangeboden. Is het samenstellen van een sociale kaart zinvol. De praktijkondersteuners uit de pilot beschreven de ondersteuning voor die in de Valanalyse is opgenomen als een goed instrument. Door het invullen ervan kregen zij meer kennis over wat in de buurt wordt aangeboden en waarnaar zij kunnen verwijzen.
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Om vallen bij ouderen te voorkomen worden 65-plussers tijdens een bezoek aan de eerstelijnszorg gescreend op een verhoogd valrisico met een Valrisicotest, Als met deze test een verhoogd valrisico wordt geconstateerd, wordt via een advies-op-maat systeem, oftewel een uitgebreide valanalyse, een advies gegeven dat aansluit bij de persoonlijke situatie van deze persoon. Daarbij wordt doorverwezen naar de interventies die in het erkenningstraject positief zijn beoordeeld.
17
Interventienummer
Valanalyse 65+
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
De interventie wordt uitgevoerd door professionals. Onder deze professionals verstaan we eerstelijns zorgverleners, in de eerste plaats praktijkondersteuners van huisartsen en medewerkers van een consultatiebureau voor ouderen, maar ook thuiszorgmedewerkers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten en andere paramedici die ouderen ondersteunen. Randvoorwaarden die gelden voor de geschiktheid van de professionals zijn: Ze moeten: - zelf actief in contact kunnen komen met de ouderen (want ze komen niet zelf) - kunnen analyseren (testen uitvoeren, kunnen achterhalen waar probleem zit om advies op maat te kunnen geven. - kunnen adviseren (kennis van motiverende gesprekstechnieken is een pre aangezien het een groep is die niet zomaar iets aanneemt. - kunnen doorverwijzen (in de positie zitten dat doorwezen kan worden naar diverse andere professionals) - de mogelijkheid hebben om nogmaals in contact te komen om te evalueren of de gegeven adviezen opgevolgd zijn en zo waar nodig nog actief te ondersteunen. Bovenstaande randvoorwaarden worden ook besproken binnen de uitwisselingsbijeenkomst van de valanalyse.
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
De procedures voor de Valrisicotest en de valanalyse staan uitgebreid beschreven in het valanalyse boekje dat de handleiding vormt voor de Valanalyse 65+. Om de lokale professionals te stimuleren de Valanalyse toe te passen wordt gebruik gemaakt van een mix van strategieën: informeren, overtuigen, educatie en faciliteren. Werving: Er wordt veel gedaan aan de bewustwording van het probleem en de bekendmaking van de Valanalyse 65+. Zowel richting praktijkondersteuners maar ook richting huisartsen, paramedici. Dit doen we door samen te werken met diverse organisaties en via hun nieuwsbrieven te communiceren te denken valt aan: de branche organisaties van de praktijkondersteuners, de Nederlandse Vereniging voor Praktijkondersteuners (NVvPO), Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN), de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), enz. Daarnaast hebben we op diverse congressen gestaan om bekendheid te geven aan het probleem en de valanalyse zoals de zuidelijke eerstelijns dag, congres voor doktersassistentes enz. Ondersteuning Hoewel de valanalyse zo ontwikkeld is dat professionals er zelf mee aan de slag kunnen bieden we bijeenkomsten aan waarin professionals een introductie krijgen op de inhoud van de Valanalyse 65+ en waarin ervaringen
18
Interventienummer
Valanalyse 65+
uitgewisseld worden over hoe ze de valanalyse in zetten en hoe eventuele knelpunten (zoals financiering) overwonnen kunnen worden. De bijeenkomsten worden op dit moment kosteloos aangeboden op twee momenten in het jaar. In 2013 zal er een onderdeel over motiverende gesprekstechnieken aan de bijeenkomsten worden toegevoegd. Continuering en borging Het is uiteraard van belang dat het thema valpreventie niet eenmalig aandacht krijgt maar dat het thema ingebed wordt in het beleid van de organisatie. Aangezien de Valanalyse geheel in samenwerking met de intermediaire groepen is ontwikkeld, is hiermee getracht optimale aansluiting op de werkzaamheden en de missie van diverse organisaties te bereiken en zo ook de kans op borging in deze organisaties te vergroten. Daarnaast wordt er gezocht naar een mogelijkheid om de valanalyse op te nemen in de opleidingen en meer samenwerking te zoeken met ROS-sen (Regionale Ondersteunings structuur Eerste Lijn), huisartsen enz. om de Valanalyse 65+ een vaste plek te geven.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
De opgenomen testen zijn wetenschappelijk bewezen valide testen (zoals de Get up and go test, Clock Drawing test, test Short Falls Efficacy Scall International), de maatregelen zijn effectief bevonden en de doorverwijzing gebeurd waar nodig naar interventies die door de Erkenningscomissie Interventies positief zijn beoordeeld (bijvoorbeeld Zicht op Evenwicht, In Balans, Vallen Verledentijd’. De wijze van kwaliteitsbewaking wordt in principe bepaald door de uitvoerder. VeiligheidNL is eindverantwoordelijk voor de inhoud en het up-to-date houden van de Valanalyse 65+. Dit gaat in samenspraak met inhoudelijke experts en professionals uit de praktijk.
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
De materialen voor de complete Valanalyse 65+, het boekje Valanalyse en de bureaukaart met de Valrisicotest zijn te bestellen op www. veiligheid.nl. Aanvragers betalen alleen de verzendkosten en administratiekosten (totaal ± 6,5 euro). Ook kan de Valanalyse 65+ gratis worden gedownload op www.veiligheid.nl. Uit de pilot is gebleken dat de Valrisicotest 1 tot 3 minuten beslaat. Het uitvoeren van de uitvoerige valanalyse kost meer tijd, tot maximaal een uur maar is in de meest gevallen veel korter. Het is afhankelijk van welke test per onderwerp afgenomen worden. Dit is echter wel exl. de tijd die eventueel nodig is om mensen na het eerste adviesgesprek te ondersteunen bij het nemen van de maatregelen.
19
Interventienummer
Valanalyse 65+
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
In de voorbereiding en tijdens de uitvoering van de interventie zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd: 1. Doelgroeponderzoek; Praktijkondersteuners en valpreventie, Een verkennend onderzoek naar wensen ten aanzien van ondersteuning bij valpreventie (Stolte, E., Klein Wolt, K. & Aras-Lugtenberg, M., 2009). Doel: Het doel van dit onderzoek was tweeledig. Ten eerste het in kaart brengen van de kennis, behoeften en wensen die praktijkondersteuners hebben op het gebied van valpreventie. Ten tweede vormde dit onderzoek een 0-meting, voor de gestelde doelstellingen voor de Valanlyse 65+, die na het uitvoeren van ondersteunende projecten kan worden herhaald om de invloed van deze projecten te bepalen. Methode: Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een online vragenlijst. De twee beroepsverenigingen voor praktijkondersteuners waarmee is samengewerkt, de Nederlandse Vereniging voor Praktijkondersteuners (NVvPO) en de afdeling Praktijkverpleegkundigen & praktijkondersteuners van Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN pvk/poh), hebben hun leden via e-mail uitgenodigd om aan dit onderzoek deel te nemen. In totaal hebben 441 praktijkondersteuners de vragenlijst ingevuld. Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode 26 september tot en met 24 oktober 2008. Relevante uitkomsten: De ondervraagde praktijkondersteuners hebben in hun werk vaak te maken met ouderenzorg, maar besteden in verhouding veel minder tijd aan valpreventie dan aan andere onderwerpen zoals diabetes, hypertensie, beweging en voeding. Dit betekent echter niet dat praktijkondersteuners zich niet bewust zijn van het probleem (84% ziet dat vallen onder ouderen een probleem is) of dat ze bij valpreventie geen rol voor zich zelf zien (82% zegt dat praktijkondersteuners hier een rol in hebben). Echter, het inschatten van het valrisico is niet altijd even makkelijk voor praktijkondersteuners: acht van de tien praktijkondersteuners geven aan geen zicht te hebben op ouderen met een verhoogd valrisico. En binnen de praktijk wordt er volgens praktijkondersteuners nog vaak te weinig tijd aan valpreventie besteed. Er is behoefte aan ondersteuning. Bijna een derde van de praktijkondersteuners geven aan dat ze meer aan valpreventie zouden doen als ze daarbij ondersteund worden. De oplossing ligt dus ook deels in voorlichting en het aanbieden van handreikingen of bestaande valpreventiematerialen. Dit blijkt des te meer uit het feit dat de meest genoemde vorm van gewenste ondersteuning een stappenplan is, gevolgd door een brochure met tips, testen om te achterhalen of iemand een valrisico heeft, checklisten en lijsten met lokale doorverwijsadressen. Redenen waarom praktijkondersteuners op dit moment geen aandacht schenken aan valpreventie hebben vooral te maken met de hoeveelheid taken die een praktijkondersteuner dagelijks al heeft (64%) en de prioriteit die het krijgt in de praktijk (48%). Deze aspecten zijn moeilijk beïnvloedbaar door de praktijkondersteuners zelf en liggen vaak bij de huisarts of praktijk. Ook is duidelijk geworden dat praktijkondersteuners niet altijd weten hoe ze kunnen bijdragen aan valpreventie (29%) en soms is er gebrek aan middelen (24%). 2. Pilotverslag; Pilotverslag screenen verhoogd valrisico door praktijkondersteuners van huisartsen en consultatiebureaus voor ouderen, Beschrijving van inhoud en resultaten pilot (Marle, A., Dijkstra, M. & Pietersma, S., 2011). Doel: Dit rapport beschrijft de pilot van een eerste versie van de Valanalyse onder praktijkondersteuners en consultatiebureau voor ouderen. Methode: De pilot liep van juli 2010 tot en met november 2010. Tien praktijkondersteuners (poh) en 3 medewerkers van een consultatiebureau voor
20
Interventienummer
Valanalyse 65+
ouderen (cbo) hebben in deze periode minimaal 30 ouderen gescreend op een verhoogd valrisico met de eerste versie van de valrisicotest en bij minimaal acht van de ouderen met verhoogd valrisico analyseerden ze verder wat de achterliggende oorzaken/ risicofactoren zijn met behulp van een eerste versie van de valanalyse Van elke screening en analyse hebben de deelnemers bijgehouden wat ze precies hebben gedaan, hoe het ging en hoeveel tijd het kostte. Voor verdere terugkoppeling is bij de start en de afsluiting van de pilot een vragenlijst ingevuld en is twee maal een telefonisch gesprek gevoerd met medewerkers van VeiligheidNL. Relevante uitkomsten: De uitgangspunten van de ontwikkelde methode voor het detecteren van verhoogd valrisico en het nader analyseren van de achterliggende oorzaken hebben voldoende draagvlak bij de deelnemende poh en cbo. Op grond van de resultaten van de pilot heeft VeiligheidNL de methode verder ontwikkelt en geïmplementeerd onder praktijkondersteuners en consultatiebureaus voor ouderen. Meer in detail: Het lijkt er op dat binnen de pilot de eigen effecitiviteit van de praktijkondersteuners en medewerkers van CbO is vergroot, de attitude van de deelnermers t.a.v. valpreventie is iets positiever geworden, en dat de bruikbaarheid van de Valanalyse 65+ goed wordt beoordeeld. Waarbij de tijdsinvestering wel als groot wordt ervaren. Het uitvoeren van de valrisicotest kost enkele minuten en werd beschouwd als goed te integreren in de bestaande consulten de valanalyse kost ongeveer een uur om af te nemen. 3. Gebruikersonderzoek: (interne memo, Gebruikers onderzoek onder bestellers valanalyse 65+ Hertog, 2012) Doel: Met dit onderzoek wordt in kaart gebracht hoe professionals het gebruik van de Valanalyse 65+ ervaren en wat er aan verbeterd kan worden (aangevuld en/of aangepast). Methode: Het onderzoek is uitgevoerd middels een online vragenlijst. Deze is uitgezet onder de 253 adressen die in ons bezit zijn van organisaties die de hardcopy van de valanalsyse besteld hadden. 65 respondenten hebben de vragenlijst ingevuld. Relevante uitkomsten: - 57% zie geen belemeringen om iets aan valpreventie te doen van de mensen die wel belemmeringen ervaren noemen vooratl. tijdgebrek. - 61% van de respondenten heeft al gewerkt met de Valanalyse en 33% is van plan dit te gaan doen. - De bestellers zijn tevreden over de Valanalyse, gemiddelde rapportcijfer= 7,6. - Een groot deel van de bestellers (79% tot 96% onderschrijft de stelling dat de Valanalyse, nuttig, praktisch, informatief, bruikbaar, mooi en toepasbaar is. - Twee op de drie bestellers is het eens met de stelling dat de Valanalyse nuttig is, de overige bestellers wegen dit niet. - Ongeveer vier op de tien bestellers is van mening dat de Valanalyse tijdrovend is, een even groot deel is het daar niet mee eens. Daarnaast worden enkele suggesties gedaan voor aanvullingen of aanpassingen zoals: een apart scoreformulier, video valpreventie, andere voorlichtingsfolders. 4. Groepsgesprek Valanalyse 65+ (28 juni 2012, P. Den Hertog en R. van Ruiten, VeiligheidNL) Doel: Professionals die werken met de valanalyse werden met een groepsgesprek naar hun ervaringen en wensen voor aanvullingen. Methode: dit kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd middels een groepsgesprek met 6 professionals (praktijkondersteuners, wijkverpleegkundige, medewerker CBO en fysiotherapeut). Zij hadden zich zelf opgegeven n.a.v. een oproep voor deelname via een mailing vanuit de twee brancheorganisaties en een mailing naar de bestellers.
21
Interventienummer
Valanalyse 65+
Relevante uitkomsten: - De valrisicotest wordt positief beoordeeld met gemiddeld een 7,7. - De valanalyse wordt ook positief beoordeeld met een 7 waarbij er vooral opmerkingen waren over de volgorde van de valanalyse verzoek om het basisgedeelte en het scoreformulier tot een document samen te voegen. Geopperd wordt om de MMSE als test er uit te halen. - De sociale kaart wordt niet gebruikt zoals hij is bedoeld. Algemeen: De valanalyse heeft de gebruiker meer kennis gegeven over de valpreventie met name over hoe het onderwerp breed bekeken kan worden. - De valanalyse wordt als nuttig ervaren, aangezien het probleem van meerdere kanten wordt bekeken. - worden suggesties gedaan voor nuttige brochures waarnaar verwezen kan worden. Toekomst Naar aanleiding van bovengenoemde onderzoeken is de Valanalyse 65+ herzien. Onderdelen die aangepast zijn n.a.v.. het kwalitatieve onderzoek over het gebruik van de valanalyse zijn: - een handzamer score formulier - de volgorde is veranderd waardoor er minder gebladerd hoeft te worden - de aanvullende testen zijn beter te herkennen als aanvullende tests - de ondersteuning voor de doorverwijzing is op verzoek geheel veranderd in een overzicht van de meest relevante instanties en hulpverleners met betrekking tot valpreventie per risicofactor weergegeven. Daarnaast is uit de onderzoeken gebleken dat het voor de toekomst vooral belangrijk is om de Valanalyse 65+ goed te implementeren bij huisartsen. Praktijkondersteuners van huisartsen geven namelijk aan graag aandacht te besteden aan valpreventie en te werken met de Valanlyse 65+, maar daar helaas te weinig tijd voor te hebben. Het is dus belangrijk om huisartsen bewust te maken van het belang van valpreventie zodat ze gaan zorgen dat hun praktijkondersteuners daar ook tijd voor krijgen. Daarnaast is promotie onder praktijkondersteuners ook belangrijk zodat de Valanalyse 65+ meer bekendheid krijgt.
22
Interventienummer
Valanalyse 65+
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1
Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Ja
Nee
Vraag 11
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
Ja
Nee
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
23
Interventienummer
Valanalyse 65+
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en meta-analyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend.
Studie 1 Auteurs: Jaar: Onderzoekstype: Belangrijkste resultaten: Bewijskracht van het onderzoek: Resultaten effectiviteit: Studie 2 Etc.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.)
24
Interventienummer
Valanalyse 65+
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of metaanalyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie?
Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
25
Interventienummer
Valanalyse 65+
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
Bij 65-plussers die een verhoogd risico hebben om te vallen wordt een uitgebreide Valanalyse gedaan door een eerstelijns zorgverlener.
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering. Meld indien van toepassing: De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
Bij de opzet van de interventie, het onderhoud van de interventie en het attenderen van de interventie wordt met meerdere partijen samengewerkt, namelijk: de Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland/afdeling Praktijkverpleegkundigen en Praktijkondersteuners en de Nederlandse Vereniging van Praktijkondersteuners, ROS PROGEZ. Universiteit Maastricht. Ruim 600 professionals hebben de valanalyse besteld. Uit de besteladministratie blijkt dat 43% een werkomgeving heeft als fysiotherapeut, 14% in een huisartspraktijk en 15% in de thuiszorg. Tien procent werkt elders terwijl dit voor 19% niet bij de bestelling was aangegeven. Ongeveer 60 professionals hebben deelgenomen aan de workshop Valanalyse.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies. Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over
Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies. Een verschil met bestaande interventies is dat deze interventie in eerste instantie helpt bij de ‘casefinding’ en de patiënt daarna een advies op maat geeft. Momenteel zijn er veel interventies om valongevallen bij ouderen in het algemeen te voorkomen maar wij willen met deze interventie een advies op maat aanbieden aan ouderen met een verhoogd valrisico via eerstelijnszorgverleners die veel ouderen zien en de ouderen ook meteen verder kun-
26
Interventienummer
soortgelijke interventies.
Valanalyse 65+
nen helpen.
Aangehaalde literatuur Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Aras-Lugtenberg, M. (2007). Een onderzoek naar het motiveren, ondersteunen en informeren van huisartsen over valpreventie. Amsterdam : Stichting Consument en Veiligheid. AGS: Guideline for the prevention of falls in older persons. American Geriatrics Society, British Geriatrics Society, Panel on Prevention of Falls. 2010 CBO (2004). Richtlijn preventie van valincidenten bij ouderen Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, Alphen aan den Rijn : Van Zuiden Communications B.V. Den Hertog, P. (2011). Hoe denken zelfstandig wonende senioren over valpreventie? Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid. Cumming RG. Epidemiology of medication-related falls and fractures in the elderly. Drugs Aging. 1998 Jan;12(1):43-53 Jongh de, J., Os van, S., (2010). CBO’s en valpreventie. Amsterdam: Ruigrok Netpanel. Kreuter, M.W., Oswald, D.L., Bull, F.C. & Clark, E.M. (2000). Are tailored health education materials always more effective than non-tailored materials? Health Education Research, Vol.15, No. 3, 305315. Lanting, L.C. & Hoeymans, N. (2008). Let op letsels, Preventie van ongevallen, geweld en suïcide. RIVM-rapportnummer: 2702102001. Bilthoven: RIVM, 2008. Leipzig RM, Cumming RG, Tinetti ME. Drugs and falls in older people: a systematic review and metaanalysis: I. Psychotropic drugs. J Am Geriatr Soc. 1999 Jan;47(1):30-9..II. Cardiac and analgesic drugs. J Am Geriatr Soc. 1999 Jan;47(1):40-50. Letsel Informatie Systeem 2006-2010, Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid. Marle, A., Dijkstra, M. & Pietersma, S., (2011). Pilotverslag screenen verhoogd valrisico door praktijkondersteuners van huisartsen en consultatiebureaus voor ouderen; Beschrijving van inhoud en resultaten pilot. Amsterdam : Stichting Consument en Veiligheid. Noar, S.M., Benac, C.N. & Harris, M.S. (2007). Does Tailoring Matter? Meta-Analytic Review of Tailored Print Health Behavior Change Interventions. Psychological Bulletin 2007; Vol. 133. No. 4, 673693. Panneman, M.J., Goettsch, W.G., Kramarz, P., & Herings, R.M. (2003). The costs of benzodiazepineassociated hospital-treated fall Injuries in the EU: a Pharmo study. Drugs Aging; 2003(11):833-9. Peeters, G., Elders, P., Lips, P. & Deeg, D. (2011) Snelle inschatting van de kans op herhaald vallen bij ouderen. Huisarts & Wetenschap, 54(4):186-191. Petty, R.E. & Cacioppo, J.T. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion. Adv Exp Social Psychology, (19) 123 – 205.
27
Interventienummer
Valanalyse 65+
Richards, K.C., Enderlin, C.A., Beck, C., McSweeney, J.C., Jones, T.C. & Roberson, P.K. (2007). Tailored Biobehavioral Interventions: A literature Review and Synrhesis. Research an Theory for Nursing Practice: An International Journal, Vol.21, No. 4, 2007. Skinner, C., Siegfried, J., Kegler, M. & Strecher, V. (1993). The potential of com-puters in patient education. Patient Education and Counseling, (22) 27 – 34 Sohl, S.J. & Moyer, A. (2007). Tailored Interventions to Promote Mammography Screening: A MetaAnalatic Review. Prev Med. 2007 October; 45(4):252-261. Stolte, E., Klein Wolt, K., & Aras-Lugtenberg, M. (2009). Praktijkondersteuners en valpreventie. Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid. Weerdesteyn,V.; Rijken,H.; Geurts,A.C.; Smits-Engelsman,B.C.; Mulder,T.; Duysens,J.: A five-week exercise program can reduce falls and improve obstacle avoidance in the elderly (2006) Ziere G. et al. Polypharmacy and falls in the middle age and elderly population. Br J Clin Pharmacol 2005; 61(2): 218-23.
28
Interventienummer
Valanalyse 65+
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
29
Interventienummer
Valanalyse 65+
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Zwak
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
30
Interventienummer
Valanalyse 65+
Bijlage 1 vervolg. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 2 Auteur : titel (jaartal)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan 1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
Ja
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
31
Interventienummer
Valanalyse 65+
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Zwak
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek 0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
32
Interventienummer
Valanalyse 65+
Logboek Vul hieronder in wie iets met de beschrijving doet, wanneer dat gebeurt, en wat er gebeurd is. Pas bij volgende handelingen het versienummer aan, indien van toepassing. Naam
Datum
Handeling Beginnen met het maken van de beschrijving
Documentnummer …….. / 1
33