Werkblad beschrijving interventie
Coach Methode
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/i-database/beoordeling/downloads/
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact NCJ Betty Bakker
[email protected] 030-7600413
Contact RIVM
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
Interventienummer
COACH methode
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Centrum voor Beweging en Onderzoek Eemskanaal Zuidzijde 47 9723 AR Groningen
[email protected] 0031 (0)50 577 52 51
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
CBO Versie 15 aug 2012
2
Interventienummer
COACH methode
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
Ja
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
Ja
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
Ja
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
Ja
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
Ja
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
Ja
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
Ja
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
Ja
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
Ja
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
Ja
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
Ja
CBO Versie 15 aug 2012
3
Interventienummer
COACH methode
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Doel Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Doel van de COACH methode is het bereiken van een verhoging van de lichamelijke activiteit van sedentaire (te weinig bewegen) mensen met een chronische aandoening in het dagelijks leven, zoals wandelen, fietsen, traplopen. De mate van verhoging van de lichamelijke activiteit wordt individueel (op maat) vastgesteld.
Doelgroep Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
De doelgroep bestaat uit sedentaire mensen met een chronische aandoening, zoals COPD, diabetes, kanker, hart- en vaatziekten, reuma. Kenmerken van de doelgroep zijn primair: onvoldoende bewegen volgens de NNGB of 10.000 stappennorm en enige motivatie meer te willen bewegen in het dagelijks leven. Daarnaast is kenmerkend voor de doelgroep het feit dat zij geen affiniteit hebben met sport of trainen (door bijv. beperking) en de mate van externe regulatie; deze groep mensen zal zich niet snel uit zichzelf opgeven voor een project, maar moet actief benaderd worden.
Aanpak Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
De COACH methode bestaat uit een introductieperiode (4 maanden) gevolgd door een vervolgperiode (8 maanden). Elke deelnemer krijgt een begeleider (coach) die helpt bij het ontwikkelen van een actieve leefstijl. Door gebruik te maken van een stappenteller en My Coach (monitoringsysteem voor deelnemer en Coach) krijgen deelnemers een beeld van hun beweegpatroon. Met vier COACH gesprekken wordt in een periode van 4 maanden gezocht naar mogelijkheden om meer bewegen in te passen in de leefstijl. Uitgangspunt is de 10.000 stappennorm. In de vervolgperiode vinden twee gesprekken plaats, gericht op het volhouden van het beweeggedrag en omgaan met terugval. Voorafgaand en aan het eind van coach vindt een fitheidstest plaats.
Materiaal Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Website: www.coachmethode.nl Website: www.cbogroningen.nl Projectplan coach methode Factsheet Coach methode Stappenteller (digiwalker) My Coach; web applicatie voor deelnemers en exercise counselors (monitoring en feedback). Training COACH en bijbehorende protocollen en instrumenten (opgedeeld naar de te voeren gesprekken en metingen).
Onderzoek Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
CBO Versie 15 aug 2012
De Greef en Sprenger, 2006 Samengevat: Op basis van observationeel onderzoek laat de COACH methode bij verschillende patiëntengroepen een significante toename van het beweegpatroon op korte en lange termijn. Diabetespatienten: toename beweegpatroon 37% na 6 maanden, 43% na 12 maanden COPD patiënten: toename beweegpatroon 38% na 4 maanden, 44% na 12 maanden Oncologiepatienten: toename beweegpatroon 35% na 4 maanden, 38% na 12 maanden Op basis van observationeel onderzoek zijn er indicaties zijn voor effecteven op fysieke fitheid, gezondheid en ziekte specifieke kenmerken (CBO/RUG 2009).
4
Interventienummer
COACH methode
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Gezondheidsrisico´s van te weinig bewegen Te weinig bewegen heeft een negatieve invloed op het lichaamsgewicht, het vetpercentage, de cholesterolratio, de glucosetolerantie, de insulinegevoeligheid, de botdichtheid, de bloeddruk en de fysieke belastbaarheid. Deze risicofactoren bevorderen het ontstaan van hart-en vaatziekten, cerebrovasculaire aandoeningen, bepaalde vormen van kanker, angst en depressie, diabetes mellitus type II en osteoporose (CBO/RUG 2011a). Lichamelijke activiteit is daarmee één van de leefstijlfactoren voor verschillende vormen van gezondheid (RIVM 2010a). Onvoldoende bewegen is in Nederland jaarlijks verantwoordelijk voor naar schatting ruim 8.000 sterfgevallen (ofwel circa 6% van totaal aantal sterfgevallen) (RIVM 2010b). Lichamelijke inactiviteit is daarmee één van de belangrijkste onafhankelijke determinanten van vroegtijdig overlijden (CBO/RUG 2011b) . Beweeggedrag van de bevolking in Nederland Een aanzienlijk percentage van de volwassen bevolking is – nog steeds - inactief. Als maatstaf voor bewegingsarmoede wordt de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) gehanteerd (NISB 2009). Deze gaat voor volwassenen uit van 30 minuten matig intensief bewegen gedurende tenminste vijf dagen per week of een equivalent van 10.000 stappen per dag . In 2009 voldeed 39% van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder niet aan de NNGB. De fitnorm houdt in: 3 keer per week minstens 20 minuten zwaar intensief bewegen. Voor de Fitnorm geldt, dat 76% van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder voldoet niet aan de fitnorm voldoet. Bij de Combinorm, de combinatie van de NNGB en de Fitnorm, geldt, dat het percentage Nederlanders van 18 jaar en ouder dat in 2009 hieraan niet voldoet 32% is (NISB 2009). Uitgevoerd onderzoek heeft aangetoond dat lichamelijke activiteit een aantal effecten heeft (Beleidsnota Sport, Bewegen en Gezondheid, VWS 2002). Naast het preventieve karakter van de effecten van bewegen (ontstaan risicofactoren aandoeningen), heeft bewegen een gunstige invloed op het uitblijven van veel voorkomende aandoeningen als hart- en vaatziekten, diabetes type II en sommige vormen van kanker zoals colonkanker. Voor chronische aandoeningen geldt dat verantwoord bewegen het beloop van een aantal chronische aandoeningen zoals coronaire hartziekten, diabetes mellitus type 2, osteoporose, beroerte (CVA) en depressie, gunstig kan beïnvloeden (Stiggelbout et al., 1998, Chorus & Hopman-Rock, 2004). Toch bewegen chronisch zieke mensen in het algemeen te weinig. In de leeftijdsgroep 18-64-jarige mannen is de bewegingsarmoede het grootst bij astma/COPD en kanker. Bij vrouwen in deze leeftijdscategorie zijn het aandoeningen van het bewegingsapparaat en neurologische aandoeningen die voor bewegingsarmoede zorgen. Bij de leeftijdsgroep 65+ zijn het mannen met hart- en vaatziekten en astma/COPD en vrouwen met hart- en vaatziekten, artrose en overige aandoeningen van het bewegingsapparaat die weinig bewegen.
CBO Versie 15 aug 2012
5
Interventienummer
COACH methode
Er zijn uiteenlopende redenen om niet te bewegen (Nationaal Kompas, Gezondheidsdeterminanten, lichamelijke activiteit) (Chorus en Hildebrandt 2010; de Vries 2008e). Daarvan zijn er twee belangrijke kenmerken die mensen met bewegingsarmoede delen, namelijk een gebrek aan intrinsieke motivatie en geen affiniteit met sport of fitness. Gebrek aan intrinsieke motivatie heeft betrekking op het gebrek aan overtuiging dat bewegen zin heeft en het ontbreken van de behoefte om daar zelf iets aan te doen. Geen affiniteit met sport en fitness hangt samen met een afkeer tegen intensief bewegen. Bij mensen met een chronische aandoening kan dit ook samenhangen met eventuele fysieke beperkingen die zij hebben. Op basis van deze twee kenmerken is de COACH methode ontwikkeld om mensen met bewegingsarmoede te stimuleren om meer te gaan bewegen. COACH methode investeert in een intensieve werving en screening. Om vervolgens te begeleiden bij een verandering in het beweeggedrag, waar de patiënten zelf grip en regie over hebben. Juist omdat onderzoeken aantonen dat ook met licht tot matig intensieve activiteiten effect wordt behaald op fitheid en gezondheid (Kahn et al 2002), is de COACH methode geschikt voor mensen met een chronische aandoening (waardoor zij door de aandoening minder in staat zijn om intensief te bewegen).
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Algemeen: Het doel van het COACH leefstijlprogramma is het bereiken van een verhoging van de lichamelijk activiteit van sedentaire (letterlijk ‘zittende’) mensen door middel van het bevorderen van activiteiten in het dagelijks leven. Het gaat bij lichamelijke activiteit niet om sport, maar om eenvoudige bewegingen als wandelen, fietsen en traplopen. Doel is, dat de deelnemers leren hoe zij deze leefstijlactiviteiten kunnen inbouwen in hun dagelijks leven. De deelnemers zijn mensen die wel meer willen bewegen maar geen affiniteit met sport hebben of trainen. In het COACH programma wordt het stimuleren van lichamelijke activiteiten in het dagelijks leven ondersteund door ‘Exercise Counseling’ en door gebruik te maken van een stappenteller. De nadruk ligt hierbij op het bevorderen van de intrinsieke motivatie van de deelnemers (CBO/RUG 2011b). De concrete, SMART doelstelling wordt individueel, per individu op maat vastgesteld. Ook de mate waarin organisaties (zoals gezondheidscentra, fysiotherapiepraktijken, ed.) bepaalde doelstellingen behalen, wordt per organisatie in gezamenlijk overleg bepaald. Doelen op organisatieniveau Voordat een COACH project start, wordt een projectplan omschreven, waarbij de COACH methode wordt ingebed in de bestaande infrastructuur binnen de organisatie. Hierin wordt ook de doelstelling geformuleerd, in SMART termen van: “Het beoogde resultaat is om 240 sedentaire Diabetespatiënten 35% meer te laten bewegen na 12 maanden. COACH richt zich primair op patiënten die onvoldoende bewegen volgens de NNGB en/of 10.000 stappennorm. Vervolgens wordt geprobeerd om de deelnemers het nieuwe beweegpatroon vast te laten houden, waarbij de vooruitgang na 1 jaar minimaal 30% zal zijn” . Doelen per individu De doelstellingen per COACH deelnemer zijn van een heel andere orde; deze worden geformuleerd door de deelnemer op grond van de motivatie die in het eerste COACH gesprek wordt besproken, en het huidige beweegpatroon. De Coach (of Exercise Counselor) speelt hier een cruciale rol in verband met de ondersteuning en stimulering van de deelnemer en het leren interpreteren van beweeggedrag. Met de COACH methode worden de beweegdoelen gebaseerd op de 10.000 stappennorm. Hierop wordt ook gelet bij de screening (inclusie bij gemiddeld < 10.000 stappen/dag bij de baseline meting). Ook de monitoring is hierop gebaseerd.
CBO Versie 15 aug 2012
6
Interventienummer
COACH methode
Bij elk COACH counselingsgesprek wordt het huidige beweegpatroon met deelnemer besproken ogv stapgegevens en hierop worden doelen gesteld (in aantal stappen, termijn, welke activiteiten). Op deze manier gaat deelnemer met concreet beweegplan zelf aan het werk die hij ook zelf kan monitoren met de stappenteller en website (My Coach). Bespreking en aanpassing vindt plaats bij volgende COACH gesprek. Wat moeten mensen doen om 10.000 stappennorm te halen? Een van de achterliggende theorieën is Goalsetting, waarbij uitdagende, maar realistische doelen worden gesteld. Hiertoe wordt een stappenteller, My Coach en een implementatieplan gebruikt. Afhankelijk van het beweegniveau vd deelnemer bij aanvang, wordt besproken waar mogelijkheden en ‘beweegruimte’ ligt. 10.000 stappen komt grofweg overeen met 1,5 uur lopen; alle bewegingen die je maakt op een dag worden hierbij mee geteld. 10 minuten wandelen, levert ca. 1000 stappen op. Voor activiteiten als wandelen en fietsen geldt een omrekeningsfactoor naar stappen. Op deze manier kunnen deelnemers zelf bepalen met welke activiteiten ze het aantal stappen willen halen en hoe lang de duur is waarin ze de activiteiten uitvoeren. Niet iedereen haalt de 10.000 stappen; dit is mede afhankelijk van het startniveau. Voorbeeld: als een deelnemer bij aanvang 5000 stappen/dag zet, is het niet realistisch om meteen als doel 10.000 stappen/dag af te spreken. Hiervoor zou de deelnemer dagelijks 5000 stappen extra moeten zetten en dit komt overeen met dagelijks ca. 50 minuten extra bewegen (wandelen/fietsen/etc). Zie ook Aanpak.
3. Doelgroep van de interventie 3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
Algemeen: De doelgroep wordt bij COACH als volgt omschreven: mensen (leeftijdsonafhankelijk) met of zonder chronische aandoening, die onvoldoende bewegen (kijkend naar de 10.000 stappennorm) en weinig intrinsiek gemotiveerd zijn om dit te veranderen. Daarnaast is een kenmerk van de doelgroep het feit dat zij geen affiniteit hebben met sport of trainen (dit kan ook samenhangen met beperking door een aandoening). De COACH methode is bedoeld voor mensen die onvoldoende lichamelijk actief zijn. De COACH methode wordt toegepast bij een brede doelgroep: werknemers, maar ook kinderen, volwassenen en patiënten met chronische ziekten. De COACH methode is dus breder van aanpak dan alleen de insteek via de setting Zorg. De hier beschreven interventie is gericht op mensen met een chronische aandoening. Hierbij wordt op sommige plaatsen in dit werkblad ingezoomd op de doelgroepen Diabetes, COPD en oncologie, omdat dit grote groepen zijn bij wie de COACH methode wordt toegepast vanuit organisaties in 1e en 2e lijns zorg. Binnen de groep sedentaire mensen zijn overeenkomsten als het gaat om de redenen dat zij onvoldoende bewegen en de motivatie die hier bij hoort: weinig intrinsieke motivatie en een sterke externe attributie zijn eigenschappen die je hier ziet. Specifiek voor patiënten met Diabetes Type 2 met bewegingsarmoede heeft bewegen een gunstige invloed de fysieke fitheid (ruststofwisseling, uithoudingsvermogen, kracht), op het lichaamsgewicht en de lichaamssamenstelling (met name het vetpercentage), de bloeddruk, het lipidenniveau, de glucose-tolerantie, de insulinegevoeligheid, het risico op hart - en vaatziekten en de kwaliteit van leven. Ook zijn leefstijl activiteiten bij diabetes Type 2 patiënten relevant omdat met (maximale) prestatievermogen van deze groep is verminderd door een verminderde hartfunctie als gevolg van diabetische cardiomyopathie, een niet optimale perifere circulatie als gevolg van autonome neuropathie, een verminderde zuurstof transportcapaciteit als gevolg van een verhoogde bloedglucosewaarde en (geringe) restrictieve longfunctiestoornissen (Rutten et al 2009).
CBO Versie 15 aug 2012
7
Interventienummer
COACH methode
Specifiek voor COPD patiënten geldt dat COPD leidt tot aantasting van de longfunctie en tot afname van de lichamelijke conditie door afname van de spierkracht. Mede als gevolg van benauwdheid bij inspanning en het optreden van exacerbaties neemt het lichamelijke activiteitenniveau af en komen COPD-patiënten terecht in een neerwaartse spiraal van conditieverlies. Aangetoond is bij COPD-patiënten dat al bij licht intensieve lichamelijke activiteit er positieve effecten op uithoudingsvermogen, kracht en coördinatievermogen optreden (Vogiatzis et al., 2002). Specifiek voor oncologiepatiënten geldt dat bewegen van invloed is op het ontstaan, maar ook het beloop van de ziekte. Uit onderzoek blijkt dat bewegen (of bewegingsarmoede) effect heeft op het ontstaan van sommige kankersoorten (borstkanker, darmkanker). Verscheidene onderzoeken kunnen aanwijzingen geven over mogelijke verbanden tussen een bepaalde leefstijl en het optreden van een aandoening. Voldoende bewegen lijkt dus een uitstekend medicijn om het risico op sommige vormen van kanker te verkleinen. En bij (ex-)kankerpatiënten kan voldoende bewegen bijdragen aan het verbeteren van het lichamelijk en psychisch welzijn. Hierbij is met name vermoeidheid de meest genoemde klacht bij kankerpatiënten (90%). Bewegen lijkt een positief effect te hebben op er ervaren vermoeidheid.(SCK rapport: De rol van lichaamsbeweging bij de preventie van kanker, 2005) Intermediaire doelgroepen Met het oog op inbedding van de COACH methode binnen provinciaal en gemeentelijk beleid, wordt samengewerkt met verschillende partijen: provinciale sportraden, gemeenten, ROSsen, GGDen, gezondheidscentra, huisarts- en fysiotherapiepraktijken, ziekenhuizen. Werkzaamheden die in het kader van deze doelstelling zullen worden uitgevoerd zijn gespecificeerd in projectplannen. In het projectplan worden concrete doelstellingen omschreven, de werkwijze binnen het project en de takenverdeling tussen verschillende partijen. Nieuw is de nauwe samenwerking met landelijke fysiotherapieketens en zorggroepen, waardoor makkelijker op lokaal niveau beslissingen kunnen worden genomen (door landelijk draagvlak dat ontstaat). Dit levert een nieuwe setting op met de behoefte aan bewegingsstimuleringsprogramma´s die beweeggedrag veranderen. De werkgebieden van de zorggroepen en fysiotherapieketens zijn groot. Dit maakt dat er veel patiënten kunnen instromen als COACH deelnemer. Daarbij is het van belang dat de uitvoerende partijen worden getraind in de uitvoering van COACH en dat er zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de al bestaande infrastructuur van het contact tussen patiënt / professional. De verspreiding van de COACH methode vindt plaats op op zowel actieve als passieve manier. Passief (er worden door organisaties aanvragen gedaan voor de COACH methode): De intermediairen komen in aanraking met de COACH methode door de interventielijst die in het kader van het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen is opgesteld. Hierin staat de COACH methode bij de koplopers. Daarnaast komen intermediairen in aanraking met COACH door symposia/congressen waar de COACH methode wordt vertegenwoordigd of via artikelen in vakbladen. Door al eerder ontwikkelde bewegingsstimuleringsprogramma’s als GALM (ontwikkeld door Bewegingswetenschappen Rijksuniversiteit Groningen) is al een bestaand landelijk netwerk waarin ook de COACH methode zit. Actief: Er is een actieve wervingsstrategie van organisaties opgesteld. Hierbij wordt eerst een brief met informatie verstuurd (bijv. naar gezondheidscentrum) met de mogelijkheden van de COACH methode. Vervolgens wordt ca 2 weken na de brief telefonisch contact gezocht. De vervolgstap is een afspraak voor een gesprek/presentatie.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Beschrijf indicatie- en contraindicatiecriteria indien van toepassing (indien van toe-
CBO Versie 15 aug 2012
Algemeen: De indicatie voor deelname is mensen die te weinig bewegen, ofwel die niet aan de
8
Interventienummer
passing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
COACH methode
normen volgens de NNGB voldoen. Ook moeten zij voldoende gemotiveerd zijn. Deelname is vrijwillig. De indicatie wordt vastgesteld binnen een traject van persoonlijke voorlichting over bewegen door middel van een mondeling gesprek door een speciaal voor COACH getrainde Exercise Counselor (beweegconsulent). In dit traject wordt bekeken of een deelnemer voldoet aan de insluitcriteria (CBO/RUG 2011b). Voor de werving- en screeningsperiode van COACH geldt een benaderprotocol waarin wordt vastgesteld welke personen voor het project in aanmerking komen en op welke wijze zij worden benaderd. Wanneer een uitvoerende organisatie met een specifieke groep mensen met een chronische aandoening wil werken, wordt dit opgenomen in het benaderprotocol. In praktijk blijkt dat gezondheidscentra en huisartspraktijken COACH willen aanbieden aan COPD patiënten en Diabetespatiënten. Inclusiecriteria voor deelname zijn: onvoldoende bewegen in het dagelijks leven (daarbij is het criterium de 10.000 stappennorm), interesse en bereidheid om deel te nemen (De Greef et al 2009a). De interesse en bereidheid om deel te nemen worden gemeten met een vragenlijst, de zg. ‘Stage of Change’ vragenlijst (Marcus & Simkin, 1993), aangevuld met telefonische intake met betrekking tot de motivatie. Deelnemers met ‘Stage of Change’ score 2 (‘denken over lichamelijk actief worden’) en 3 (‘niet frequent lichamelijk actief’) kunnen deelnemen. De deelnemers tekenen vooraf een informed consent. Evt extra gekozen inclusie criteria ogv keuze patiëntengroep, bijv. COPD patiënten in GOLD stadium 1 en 2 (classificatie, er worden 4 stadia onderscheiden die de ernst van de klachten en obstructie aangeven). Exclusie: precontemplatie, omdat deze groep niet gemotiveerd is te veranderen. Om gedrag te veranderen, moet een zekere bereidheid aanwezig zijn om hier aan te werken (met ondersteuning). De voordelen moeten voor de deelnemer op wegen tegen de inspanningen. Bij de pre-contemplatiefase is dit (nog) niet het geval. Ook worden mensen ge-excludeerd wanneer zij al voldoen aan de norm; zij worden evt. doorverwezen naar een sport-/trainingsaanbod. Daarnaast bestaan contra indicaties voor deelname o.g.v. ernstige orthopedische of cardiovasculaire problematiek, waardoor bewegingsstimulering dmv leefstijlactiviteiten als wandelen en fietsen onmogelijk is. W.b. beweegpatroon wordt dit op subjectieve wijze gemeten (hoe schatten werknemers eigen beweegpatroon in) en op objectieve wijze (stappenteller dragen gedurende 2 weken). W.b. motivatie moet worden gekeken in hoeverre deelnemers denken dat bewegen voor hen een positieve invloed kan hebben EN in hoeverre zij bereid zijn om daar met ondersteuning iets aan veranderen ZONDER dat dit met sport/trainen te maken heeft. (COACH richt zich op meer bewegen dmv leefstijlactiviteiten die ieder zelf kan bepalen). Er wordt gebruik gemaakt van de motivatie indeling volgens de Stage of Change. De COACH doelgroep zit in de contemplatie en preparatie fase. Kenmerk van deze fases is dat mensen met name extern gereguleerd zijn en daarom niet uit zichzelf in actie komen om gedrag te veranderen hierbij biedt COACH ondersteuning door deelnemers bewust te maken van huidige beweegpatroon EN de mogelijkheden waar deelnemer zelf op aan kan grijpen.
3.3 Toepassing bij migranten Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn.
CBO Versie 15 aug 2012
De toepassing brengt in het algemeen geen nader onderscheid of specifieke benadering van de COACH methode voor migranten met zich mee. In individuele counselinggesprekken wordt, indien van toepassing, natuurlijk wel rekening gehouden met specifieke aandachtspunten voor migranten. Een voorbeeld is een relatief grotere groep Nederlanders met allochtone achtergrond bij de uitvoering van COACH in grote steden. Er wordt dan gezorgd voor een Coach (Exercise counselor) die de taal spreekt van de deelnemer en de cultuur goed kent, wanneer de Nederlandse taal een probleem is.
9
Interventienummer
COACH methode
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
De structuur en onderdelen van de COACH methode staat modelmatig beschreven in de bijlage ‘Procesbeschrijving van de COACH methode’. De bijlage zal hierna worden toegelicht. Onderscheid wordt gemaakt in Ondersteunend proces; Primair proces en Monitoring en Evaluatie. Ondersteunend proces (randvoorwaarden) Het ondersteunende proces behelst alle acties die het daadwerkelijk starten van de COACH methode zelf (primaire proces) mogelijk maken. Het gaat hier m.n. om contact en samenwerking met intermediairen (de uitvoerders van de COACH methode). Zo gauw interesse bestaat bij een organisatie wordt gezamenlijk een projectplan ingevuld, waarbij CBO over een format beschikt. Een projectplan bestaat uit: 1 Projectomschrijving 1.1 Het belang van bewegen voor gezondheid 1.2 Doelstelling en beoogde projectresultaten 1.3 Plan van aanpak 1.4 Projectplanning 2 3. 4.
Projectorganisatie Raming van de kosten Werkplan en stappenplan
In deze fase wordt zorg gedragen voor het vaststellen van het projectplan en de organisatie/ verdeling van taken. Hierbij valt te denken aan het aanstellen van een interne coördinator, werven van testleiders en Coaches (die de door CBO verzorgde cursus moeten volgen), het uitwerken van de protocollen en verzamelen van benodigde materialen. CBO speelt hier een coördinerende rol. Daarnaast wordt de voorbereidingsfase gebruikt voor het opleiden van de fittestleiders en Coaches en het starten van de wervings-/screeningsfase (deelnemers COACH). Primair proces (gedragsverandering bewegen) In het primaire proces vindt de uitvoering van de COACH methode plaats; hier gaat het om de uiteindelijke doelgroep (bijv. Diabetespatiënten). COACH methode duurt 1 jaar: een activeringsperiode van 4 maanden en een follow up periode van 8 maanden. De eerste periode van 4 maanden heeft 5 contactmomenten (1 x fittest en 4 gesprekken), de follow up perioden van 8 maanden heeft 3 contactmomenten (2 follow up gesprekken en 1 fittest (hertest)). Een fittest duurt ca. 30 minuten en een gesprek ca. 30 minuten. INSLUITEN VAN DE JUISTE DOELGROEP Werving en screening ACTIVERINGSPERIODE Fitheidstest 1 Counselingsgesprek 1
CBO Versie 15 aug 2012
10
Doelgroep is: Mensen bewegen onvoldoende, hebben geen affini‐ teit met sport, weinig intrinsiek gemotiveerd Benaderen van de deelnemers VERANDEREN VAN BEWEEGGEDRAG Kennismaking, fittest, stappenteller Motivatie en doelen stellen
Interventienummer
COACH methode
Counselingsgesprek 2 Counselingsgesprek 3 Counselingsgesprek 4 FOLLOW UP PERIODE Follow up Follow up Fitheidstest 2
Doelen bijstellen, verleggen van grenzen Op zoek naar individuele beweegnorm Vasthouden individuele beweegnorm GEDRAGSBEHOUD Tussenbalans en voortzetten beweegnorm Eindbalans en inzicht in cyclisch beweegpatroon Afsluitend
Het actief werven, de twee fittesten en het aantal gesprekken van zes, zijn minimaal nodig om gedragsverandering te bewerkstelligen en de beoogde resultaten te behalen. Werving en screening De benadering van de doelgroepen voor de COACH methode kan op verschillende manieren. Toch heeft de manier van persoonlijke benadering de voorkeur, omdat je daarmee tegemoet komt aan de eigenschappen van de deelnemers voor COACH: vaak zijn zij weinig intrinsiek gemotiveerd EN extern geattribueerd. Deze doelgroep zal zich over het algemeen niet uit zichzelf aanmelden voor dit soort beweegprojecten.
Benadering COACH doelgroep Externe attributie
Persoonlijk benaderen
Via arts of paramedicus
Niet intrinsiek gemotiveerd
Intrinsiek gemotiveerd
Brief of email
Flyer of website
Interne attributie
Zie voor de uitleg van de werving: Wervingsprotocol bij Inhoud van de Interventie Activeringsperiode In de activeringsperiode ligt de frequentie van contactmomenten hoger; hierin leren de deelnemers onder begeleiding hoe zij hun eigen beweegpatroon kunnen interpreteren, hoe zij meer bewegen kunnen omzetten in beweegdoelen EN hoe zij doelen kunnen bijstellen op een SMART manier. De counselingsgesprekken en het monitorsysteem (stappenteller + My Coach) spelen hier een essentiële rol. Aan het einde van de activeringsperiode leren ze om te gaan met terugval. Follow up periode Deze fase is bedoeld om de deelnemers zelfstandig om te laten gaan met het nieuw ontwikkelde beweegpatroon. De Coach en de twee gesprekken fungeren als vinger aan de pols en om de deelnemers inzichtelijk te maken hoe het beweegpatroon er gedurende 1 jaar uitziet (en welke invloed de seizoenen van het jaar hebben op bewegen). Monitoring en Evaluatie Hierin vinden de metingen plaats voorafgaand aan COACH (standaard beweegpatroon, fitheid en gezondheid en ziektespecifieke maten afhankelijk vd doelgroep). Gedurende COACH wordt het beweegpatroon continu geregistreerd en dit geldt als input voor de COACH gesprekken. Aan het eind vindt nogmaals de COACH test herhaald. Om uitspraken te kunnen doen over het proces en de toepasbaarheid worden onder de COACH deelnemers en de uitvoerende professionals evaluatielijsten uitgezet. Een COACH project wordt standaard afgerond met een effectrapportage, waarin
CBO Versie 15 aug 2012
11
Interventienummer
COACH methode
wordt teruggekoppeld naar beoogd effect, proces en toepasbaarheid. Setting De COACH methode is inmiddels succesvol toegepast in diverse settings en bij diverse doelgroepen. De settings zijn behalve de huisartsenpraktijk, ook het bedrijf of het ziekenhuis en gemeenten. De keuze van de betrokken partijen is afhankelijk van de einddoelgroep die wordt ingesloten. Voor de doelgroep Chronische aandoeningen wordt veel gewerkt vanuit fysiotherapiepraktijken, gezondheidscentra en zorggroepen, maar ook 2e lijns zorginstellingen. Per doelgroep wordt bepaald wie de meest geschikte persoon (professional) is, die de uitvoering op zich neemt. Dit is afhankelijk van de betrokken professionals. Bij diabetespatiënten zijn fysio’s, diabetesverpleegkundigen, diëtisten en praktijkondersteuners geschikt. Bij COPD patiënten wordt vaak gewerkt met longverpleegkundigen, fysio’s en praktijkondersteuners. Ook is het afhankelijk van de bestaande infrastructuur die al binnen de organisatie bestaat (praktijkondersteuners spelen bij de werving/screening een belangrijke rol, omdat zij patiënten vaker zien en een persoonlijk contact met ze hebben). Wanneer niet specifiek wordt gericht op een ziektebeeld, maar op een leeftijdsgroep binnen een gemeente, vindt samenwerking plaats met gemeenten en buurt/wijkondersteuners. De rol van CBO/RuG De samenwerking wordt door CBO en de interne coördinator vorm gegeven. Hierbij ligt de uitvoering bij de betrokken organisatie. CBO heeft als standaard taken de begeleiding, training van de professionals en de evaluaties van het project (effect, toepasbaarheid en proces). Gedurende de uitvoering van COACH draagt CBO zorg voor de begeleiding van de opgeleide COACHes bij de uitvoering.
4.2 Inhoud van de interventie Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
Inhoud van de interventie De onderdelen van de COACH methode zijn geprotocolleerd en zien er als volgt uit: 1. Het wervingsprotocol Hiermee worden de deelnemers geworven in een 1e of 2e lijns zorgpraktijk (of in andere settings, zoals een ziekenhuis of bedrijf). De benadering kan op diverse manieren gebeuren: rechtstreeks individueel benaderen van alle potentiële deelnemers, het benaderen van deelnemers via afdeling en het benaderen van patiënten via fysiotherapeut/verpleegkundige/POH-er. Per project wordt vooraf de manier van werving en screening afgesproken en zijn de protocollen en brieven/folders vanuit CBO Groningen beschikbaar. Bij de persoonlijke benadering kan door de praktijkondersteuner plaatsvinden waarbij bijv. alle Diabetespatienten uit het patientenbestand (of een selectie, bijv. alleen type 2) een brief krijgen met info over de COACH methode. Na 1 week worden zij gebeld. Alle benaderden die met COACH mee willen doen krijgen een stappenteller en een eigen inlogcode voor My Coach (www.coachmethode.nl) gedurende een periode van twee weken. Aan de hand van die gegevens wordt gekeken naar het aantal mensen dat gemiddeld niet aan de 10.000 stappen per dag komt. Deze groep voldoet aan de inclusiecriteria en kan meedoen aan het project. Zij krijgen daarvoor een brief en een folder, waarna de interne projectcoördinator hen persoonlijk benadert om mee te gaan doen. Er wordt een afspraak gemaakt voor een fitheidstest en er vindt dan een individueel intakegesprek plaats met de Coach. Hierin wordt besproken hoe zij naar beweeggedrag kijken en welke voordelen voor hen persoonlijk spelen t.o.v. de nadelen die zij zien. Dit is de eerste stap in gedragsverandering. 2. Het meetprotocol Het meetprotocol bestaat uit drie onderdelen: 1. Een fitheidstest waarin motorische (uithoudingsvermogen, beenkracht, coördinatie-
CBO Versie 15 aug 2012
12
Interventienummer
COACH methode
vermogen en reactiesnelheid) en fysiologische fitheid (bloeddruk, BMI, vetpercentage) van de deelnemers worden gemeten. Voor de testonderdelen wordt gebruik gemaakt van de Groninger fitheidstest voor Ouderen en de Senior Fitness Test. 2. Stappenteller. Het lichamelijk activiteitenpatroon wordt geïnventariseerd met behulp van een stappenteller (Digiwalker SW-200). De deelnemers dragen voor het vaststellen van het lichamelijk activiteitenpatroon dagelijks, gedurende de hele dag, een stappenteller en noteren het aantal gezette stappen in een dagboekje. 3. ‘My coach’. Voor de verwerking van het dagelijks stappenpatroon is de applicatie My Coach ontwikkeld. Hierin kan de deelnemer de stappen invoeren en krijgt in grafiekvorm feedback over zijn beweegpatroon. De Coach kan ook inloggen en zo de deelnemer volgen, mail sturen en gespreksverslagen (of de uitslag van de fitheidstest uploaden, zodat de deelnemer dit weer kan downloaden). 3. Het gedragsveranderingsprotocol Hierin staat het stimuleren van bewegen in het dagelijks leven met behulp van ‘Exercise Counseling’ centraal. De COACH methode is gebaseerd op de self determinationtheorie, de goal settingtheorie en de goal implementation-theorie (Deci & Ryan, 1985). De self determination-theorie levert een bijdrage aan het veranderen van gedrag van niet-intrinsiek gemotiveerde deelnemers. De goal setting-theorie levert een bijdrage aan het gebruik van doelen (inclusief feedback) voor gedragsverandering en de goal implementation-theorie specificeert de werkwijze om doelen effectief te kunnen omzetten in gedrag. Met name de goal implementation-theorie helpt de Coach om met deelnemers een concreet plan van aanpak te maken voor hoe ze in de dagelijkse praktijk meer gaan bewegen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een door het Interfacultair Centrum Bewegingswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen ontwikkelde motivatiegesprekstechniek om bewegen te stimuleren. In deze methode is het belangrijk dat deelnemers in een aantal fasen hun individuele beweegnorm ontwikkelen, die ze als dagelijkse routine kunnen realiseren. De deelnemers kunnen daartoe individueel of in kleine groepen worden begeleid. Individuele begeleiding is faceto-face, telefonisch, via e-mail of MSN mogelijk. Voor de begeleiding is een gespreksprotocol van 4-6 gesprekken ontwikkeld. De ‘Exercise Counseling’ wordt door getrainde counselors uitgevoerd. Ter ondersteuning maken de deelnemers gebruik van een stappenteller. Hiermee kunnen de deelnemers zichzelf monitoren. De Coach speelt een cruciale rol bij de feedback van het stappenpatroon. De inhoud van de gesprekken is globaal als volgt: 1. In het eerste gesprek, het intakegesprek, ligt de nadruk op het inventariseren van de (intrinsieke) motivatie om meer te gaan bewegen en op het inventariseren van voor- en nadelen om te gaan bewegen. Ook wordt de deelnemer gevraagd de stappenteller te blijven dragen om zodoende een beeld te krijgen van het beweegpatroon. 2. In het tweede gesprek worden, op grond van het beweegpatroon, met de deelnemer individuele doelen met betrekking tot het aantal beoogde stappen per dag geinventariseerd. Op basis van deze inventarisatie bespreekt de bewegingsconsulent wat haalbare beweegdoelen voor de deelnemer zijn. De beweegconsulent stelt met de deelnemer ook vast welke soort lichamelijke activiteit de deelnemer concreet wil realiseren. 3. In het derde gesprek wordt geëvalueerd of de deelnemer zijn doelen heeft gerealiseerd. Daarbij wordt in de counseling aandacht besteed aan verandering in het beweeggedrag waarover de deelnemer tevreden is, niet of minder tevreden is, en wat hij eventueel zou willen veranderen. Ruim 80 procent van de deelnemers realiseert de beoogde doelen. Bovendien wordt de deelnemer in het derde gesprek gevraagd om op een dag zoveel mogelijk te bewegen. Deze piekdag geeft de deelnemer de gelegenheid erachter te komen dat hij meer kan bewegen dan het aantal stappen dat hij in de praktijk zet. 4. In het vierde gesprek wordt op grond van de piekdag en de resultaten van het aantal stappen per dag met de deelnemer afgesproken hoeveel stappen hij meer zou kunnen en willen zetten. Het aantal stappen dat de deelnemer in dit gesprek aangeeft, kan worden opgevat als de persoonlijke beweegnorm van de deelnemer uitgedrukt in stappen. Ook wordt in het vierde gesprek met de deelnemer afge-
CBO Versie 15 aug 2012
13
Interventienummer
COACH methode
sproken om in de acht maanden die volgen op het eerste counselingstraject van vier maanden, nog twee keer een telefonisch voortgangsgesprek te houden. Het eerste gesprek vindt plaats zes maanden na de start van het COACH-project en het tweede gesprek twaalf maanden na de start (de Greef, 2010). Wat houdt het bereiken van een actieve leefstijl in? Wat moeten mensen doen om 10.000 stappennorm te halen? Een van de achterliggende theorieën is Goalsetting, waarbij uitdagende, maar realistische doelen worden gesteld. Hiertoe wordt een stappenteller, My Coach en een implementatieplan gebruikt. Afhankelijk van het beweegniveau vd deelnemer bij aanvang, wordt besproken waar mogelijkheden en ‘beweegruimte’ ligt. Niet iedereen haalt de 10.000 stappen; dit is mede afhankelijk van het startniveau. Voorbeeld: als een deelnemer bij aanvang 5000 stappen/dag zet, is het niet realistisch om meteen als doel 10.000 stappen/dag af te spreken. Hiervoor zou de deelnemer dagelijks 5000 stappen extra moeten zetten en dit komt overeen met dagelijks ca. 50 minuten extra bewegen (wandelen/fietsen/etc). In zo’n geval wordt in COACH gesprekken besproken wat wel haalbaar is. Het weekpatroon wordt besproken: hoe komt het huidige beweegpatroon tot stand, hoeveel tijd kost dat, is er verschil in dagen, waar ligt ruimte om meer te bewegen en waar niet. Het beweegplan omschrijft het nieuwe beweegdoel in stappen, het type activiteiten en de dagen waarop deze worden uitgevoerd. Het gaat om leefstijlactiviteiten (wandelen, fietsen, traplopen, boodschappen doen, hond uitlaten, museumbezoek, etc), die mensen kunnen inbouwen in hun dagelijkse routine. Het plan wordt het volgende COACH gesprek geëvalueerd. Deelnemers kunnen zichzelf continu monitoren via stappenteller en My Coach. Voorbeeld van een individueel stappenplan in grafiekvorm
Case • Dame van 53 jaar, diabetes type 2 sinds5 jaar • Alleenstaand, 1 kind van 16 thuis • Werkt 20 uur (woensdag 4 uur, donderdag en vrijdag 8 uur) als administratief medewerkster • Met de bus naar haar werk • Zaterdag huishouden en boodschappen • Zondag naar kerk (wordt met auto opgehaald) • Maandag en dinsdag 2 uur vrijwilligerswerk in verzorgingshuis (handwerken). Wordt dan opgehaald met auto • Wil meer bewegen, maar is weinig intrinsiek gemotiveerd en voelt zich constant moe
Beweegpatroon de week voorafgaand aan het COACH gesprek 10000
aantal stappen
9000
8000
Doelstelling 7500 7000
Baseline 6798 6000
5000 1 2 3 4 5 vrijdag 6zaterdag7zondag Maandag dinsdag woensdag donderdag
CBO Versie 15 aug 2012
14
8
9
10
11
Interventienummer
COACH methode
Invulling beweegplan o.g.v. persoonlijke situatie 10000
Lopend naar stoffenwinkel
+1000 folders kerk rondbrengen
aantal stappe
9000
+2000
Naar de kerk lopen
+1000 0
+1500
8000
+1500 +1000 7000
Baseline 6798 lunch wandelen
6000
Lopen naar vrijwilligerswerk + maandag een vriendin ophalen
5000 Maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Opbrengst in toename stappen: in rood in de grafiek 10000
Toename 8000 +1000
Per dag 1143 extra (+17%)
aantal stappen
9000
+2000
+1000 0
8000
+1500
+1500 7000
+1000 Baseline 6798 Gemiddeld aantal stappen/dag)
6000
5000 1 2 3 4 5 vrijdag 6zaterdag7zondag Maandag dinsdag woensdag donderdag
8
9
10
11
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
Alle materialen worden door CBO/RuG beschikbaar gesteld aan de uitvoerende partij, zo gauw er overeenstemming is over de implementatie (wordt beschreven in een projectplan). Wervingsprotocol Hiermee worden de deelnemers geworven in een 1e of 2e lijns zorgpraktijk (of in andere settings, zoals een ziekenhuis of bedrijf). Per project wordt vooraf de manier van werving en screening afgesproken en zijn de protocollen en brieven/folders vanuit CBO Groningen beschikbaar. Meetprotocol Het meetprotocol bestaat uit drie onderdelen. 1. Een fitheidstest waarin motorische (uithoudingsvermogen, beenkracht, coördinatievermogen, flexibiliteit en reactiesnelheid) en fysiologische fitheid (bloeddruk, BMI, vetpercentage) van de deelnemers worden gemeten. Voor de testonderdelen wordt gebruik gemaakt van de Groninger fitheidstest voor Ouderen en de Senior Fitness Test.
CBO Versie 15 aug 2012
15
Interventienummer
COACH methode
2. Stappenteller. Het lichamelijk activiteitenpatroon wordt geïnventariseerd met behulp van een stappenteller (Digiwalker SW-200). De deelnemers dragen voor het vaststellen van het lichamelijk activiteitenpatroon dagelijks, gedurende de hele dag, een stappenteller en noteren het aantal gezette stappen in een dagboekje. 3. ‘My coach’ (voorheen Stepmonitor). Voor de verwerking van het dagelijks stappenpatroon is een applicatie My Coach ontwikkeld. Hierin kan de deelnemer de stappen invoeren en krijgt in grafiekvorm feedback over zijn beweegpatroon. De Counselor kan ook inloggen en zo de deelnemer volgen, mail sturen en gespreksverslagen (of de uitslag van de fitheidstest uploaden, zodat de deelnemer dit weer kan downloaden). My coach heeft de Stepmonitor vervangen; dit was een software programma in Excel. My coach werkt professioneler dan de Excelversie. Brochure Ter ondersteuning is er voor de deelnemer een specifieke brochure over het belang van sport en bewegen beschikbaar Gedragsveranderingsprotocol Het gedragsveranderingsprotocol bestaat uit een gespreksprotocol van zes gesprekken. Alle materialen zijn via CBO/RUG verkrijgbaar. Handleiding / training COACH
CBO Versie 15 aug 2012
16
Interventienummer
COACH methode
B. Onderbouwing van de interventie 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie
CBO Versie 15 aug 2012
Probleemanalyse (algemeen) De invloed van lichamelijke activiteit op gezondheid, ziektebeloop en kwaliteit van leven is uitgewerkt in het zogenoemde Toronto-model (Bouchard et al., 1994) en is inmiddels onderbouwd met een groot aantal epidemiologische en klinische studies (US Department of Health and Human Services, 1996). De relaties tussen bewegen, fitheid en gezondheid worden bepaald door inspanningsfysiologisch onderbouwde dosis-responsrelaties (Dressendorfer et al., 2002, Vogiatzis et al., 2002). Ook is duidelijk dat bij patiëntengroepen zoals Diabetes, COPD en kanker, al bij licht intensieve lichamelijke activiteit er positieve effecten op uithoudingsvermogen, kracht en coördinatievermogen optreden. Op rond van deze constatering is het legitiem te veronderstellen dat het uitvoeren van leefstijlactiviteiten in de vorm van wandelen, fietsen en traplopen van groot belang kan zijn voor het verbeteren van de fysieke conditie. Het belang van het activeren van beweeggedrag bij mensen met een chronische aandoening Onderzoek heeft aangetoond dat een geringe toename van lichamelijke activiteit in het dagelijks leven bij met name bij volwassenen en ouderen die te weinig bewegen de grootste fitheids- en gezondheidswinst oplevert (PAGAC, Physical Activity Guidelines Advisory Committee, 2008; Haskell 2007). Ook is duidelijk dat het bevorderen van lichamelijke activiteit in het dagelijks leveren (wandelen en fietsen) een vergelijkbare gezondheidswinst oplevert als sport- en fitnessactiviteiten (Vogiatzis et al., 2002). Uit vergelijkend onderzoek naar de effectiviteit van bewegingsinterventies bij uiteenlopende groepen mensen met een chronische aandoening is in ieder geval duidelijk geworden dat persoonlijke begeleiding bij leefstijlactiviteiten zeer gunstige perspectieven biedt voor gedragsverandering op langere termijn (Kahn et al., 2002). Er is uitvoerig onderzoek gedaan naar de effecten van aërobe trainingsprogramma’s, krachttrainingsprogramma’s en bewegingsstimuleringsprogramma’s, die zich gericht hebben op het bevorderen van lichamelijke activiteiten in het dagelijks leven bij mensen met een chronische aandoening, w.o. Diabetes type 2 patiënten, COPD patienten en CHZ patiënten. (Tudor-Locke et al., 2000; Boule et al., 2001; Gregg et al., 2003; Sato et al., 2003, Cuff et al., 2003; Segal et al., 2004;Taylor et al., 2005, Bassuk & Manson, 2005; Johnson et al., 2005; Di Loreto et al., 2005). Deze onderzoeksresultaten hebben inmiddels geleid tot een aantal inzichten en aanbevelingen met betrekking tot het stimuleren van lichamelijke activiteit (Thomas et al., 2004; Marrero, 2005; Slack, 2006; Johnson et al., 2006; Sigal et al., 2006). Duidelijk komt naar voren dat ook met laag intensieve bewegingen een grote gezondheidswinst behaald kan worden (leefstijlactiviteiten). Daarnaast laten onderzoeken zien dat d.m.v. begeleiding ook weinig intrinsiek gemotiveerde mensen in staat zijn hun beweegpatroon blijvend aan te passen (Kahn 2002). Op grond van deze inzichten heeft CBO Groningen i.s.m. Bewegingswetenschappen (Rijksuniversiteit Groningen) de COACH methode ontwikkeld waarin met behulp van exercise counseling en monitoring/feedback de lichamelijke activiteit van sedentaire mensen wordt bevorderd. Beïnvloedende factoren Er zijn uiteenlopende redenen om niet te bewegen. Daarvan zijn er twee belangrijke kenmerken die mensen met bewegingsarmoede delen, namelijk een gebrek aan in-
17
Interventienummer
en /of naar soortgelijke interventies, en van onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
COACH methode
trinsieke motivatie en geen affiniteit met sport of fitness. Gebrek aan intrinsieke motivatie heeft betrekking op het gebrek aan overtuiging dat bewegen zin heeft en het ontbreken van de behoefte om daar zelf iets aan te doen. Geen affiniteit met sport en fitness hangt samen met een afkeer tegen intensief bewegen. Op basis van deze twee kenmerken is de COACH methode ontwikkeld om mensen met bewegingsarmoede te stimuleren om meer te gaan bewegen. De benadering van de doelgroepen voor de COACH methode kan op verschillende manieren. Toch heeft de manier van persoonlijke benadering de voorkeur, deze heeft meer effect bij mensen die niet intrinsiek gemotiveerd zijn. Achterliggende theorieën en werkzame mechanismen Zie meegestuurde bijlage “hoe is theorie verwerkt in COACH methode 27 okt2011’ De achterliggende theorieën en werkzame mechanismen zijn samen te vatten in onderstaand schema (De Greef, 2009b): THEORY
MECHANISMS
Goal setting theory
Goal setting & Implementation Intention
INTERVENTION EFFECT
Exercice counceling Changing routines Self determination Decisonal balance theorie Feedback Qua achterliggende theorieën is de COACH methode gebaseerd op de Goalsetting theorie (Locke & Lathem, 1990) en de ‘Self Determinantion’ theorie (Decy & Ryan, 1985)(CBU/RUG 2011b). De goal implementation-theorie specificeert de werkwijze om doelen effectief te kunnen omzetten in gedrag. Met name de goal implementation-theorie helpt de beweegconsulent om met deelnemers een concreet plan van aanpak te maken voor hoe ze in de dagelijkse praktijk meer gaan bewegen. De goal setting en implementation-theorie levert een bijdrage aan het gebruik van doelen (inclusief feedback) voor gedragsverandering. Goalsetting wordt gebruikt om SMART (Specifiek, Meetbaar, Aantrekkelijk, Realistisch, Tijdgebonden) geformuleerde beweegdoelen in het dagelijks leven te formuleren en te realiseren. Als referentie wordt de norm van 10.000 stappen per dag aangehouden. Deelnemers worden aangemoedigd om hun eigen persoonlijke norm te ontwikkelen, omdat persoonlijke doelen effectiever zijn bij het realiseren gedragsverandering op basis van richtlijnen zoals een half uur bewegen per dag. De self determination-theorie levert een bijdrage aan het veranderen van gedrag van niet-intrinsiek gemotiveerde werknemers. Hieruit volgt de ‘decisonal balance’ techniek die bij Coach methode worden toegepast om deelnemers inzicht te geven in de rol van bewegen in hun eigen leven. Deze techniek geeft mensen met weinig intrinsieke motivatie aanknopingspunten voor verandering van beweeggedrag. Exercise counseling Door middel van exercise counseling worden de deelnemers individueel of in kleine groepen begeleid. Individuele begeleiding gebeurt face-to-face, telefonisch, via email of MSN. Voor de begeleiding is een gespreksprotocol van 4-6 gesprekken ontwikkeld. De exercise counseling wordt door getrainde counselors uitgevoerd. Zij maken gebruik van een specifiek voor COACH ontwikkelde counselingstechniek. Met behulp van deze gesprekstechniek, waarbij gebruik wordt gemaakt van een Rogeriaanse benadering, worden deelnemers in vier gesprekken begeleid om hun dagelijkse beweegroutine te veranderen. Feedback Ter ondersteuning maken de deelnemers gebruik van een stappenteller. Hierdoor kunnen mensen hun eigen lichamelijk activiteitenpatroon monitoren. Door het verkennen van eigen grenzen en het zelf formuleren van beweegdoelen wordt meer
CBO Versie 15 aug 2012
18
Interventienummer
COACH methode
rekening gehouden met de eigen behoeften van mensen. De drempel om meer te gaan bewegen wordt hierdoor lager en de kans dat gedragsverandering tot stand komt en beklijft neemt sterk toe. Hiermee kunnen de deelnemers zichzelf monitoren. De coach (Exercise Counselor) speelt een cruciale rol bij de feedback van het stappenpatroon. Overige gebruikte theoretische modellen Ten slotte maakt de COACH methode tijdens de exercice counceling ook nog van overige theoretische (leer)modellen: de ‘Relapse Prevention’ theorie (Marlatt & Rordon, 1985), de ‘Transtheoretische benadering ‘ (Prochaska & Diclemente, 1994) en de ‘Leertheorie van Kolb’ (1984). Verbinding theorie en aanpak (via doel, doelgroep) Er zijn twee voorwaarden die goalsetting tot een effectieve strategie maken. In de eerste plaats dient een instrument te worden gebruikt waarmee patiënten feedback krijgen over de mate waarin ze hun doelen weten te realiseren. In de tweede plaats is de feedbackfunctie van belang. De consulent geeft feedback door het aantal stappen van de deelnemer in een webapplicatie (My Coach) te verwerken zodat de deelnemer inzicht krijgt in de mate waarin de doelen zijn gerealiseerd. De consulent helpt hoe de gegevens te interpreteren zijn. Op grond van deze feedback kan de deelnemer zijn doelen naar boven of beneden bijstellen (de Greef, 2010). Het veranderen van beweeggedrag vindt plaats in een aantal stappen. 1. Behoefte aan verandering: deze fase omvat de werving / screening van deelnemers/patiënten. 2. Voordelen wegen op tegen inspanningen: hiertoe wordt o.a. Decisional Balancing gebruikt belemmeringen worden afgezet tegen mogelijkheden en de nadelen worden afgezet tegen voordelen. Dit is onderdeel van de COACH gesprekken en maakt de deelnemer inzichtelijk waar hij staat en waar keuzemogelijkheden liggen. 3. Actieplan, formuleren van doelen: het stellen van doelen heeft een significant effect op veranderen van gedrag. Bij elk COACH gesprek wordt huidige beweegpatroon besproken + evalueren/bijstellen beweegdoelen. Elk gesprek gaat de deelnemer met een nieuw, eigen beweegplan naar huis. 4. Implementatieplan, uitvoeren van de acties: het stellen van doelen alleen is niet voldoende; hier hoort een implementatieplan bij. Deze gaat niet alleen in op hoe/wanneer de acties worden uitgevoerd. Deze gaat ook in op If not what then? Wat te doen als de doelstelling niet behaald wordt? Waar ligt dit aan en hoe wordt dit aangepakt? Hoe signaleer je dit op tijd en kun je dit voorspellen? (Gollwitzer, 1999). Bovendien wordt gebruik gemaakt van 2 andere mechanismen: 1. Priming (= het inslijten van nieuw gedrag); door leefstijlactiviteiten te koppelen aan activiteiten die toch al moeten gebeuren en deze in te bouwen in het dagelijks leven, ontstaat een nieuwe beweegroutine. Denk hierbij aan vervoer naar werk, traplopen, hond uitlaten, boodschappen doen. Daarnaast wordt gericht op het feit dat lichamelijke activiteiten ook leuk kunnen zijn (strandwandeling, museumbezoek, winkelen, klussen, etc). 2. Zelfregulatie: door deelnemers te leren hoe zij zelf invloed kunnen uitoefenen op eigen beweeggedrag (maken van eigen implementatieplan) en dat ze dit zelf kunnen volgen, leren zij hoe ze kunnen bijsturen. Verantwoording Er zijn in voorgaande jaren diverse onderzoeken uitgevoerd die zich richten op de mechanismen achter de interventie: de gesprekstechnieken (Ytsma et al, 2004), leefstijlprogramma’s en beweging, eigen effectiviteit en kwaliteit van leven (Schouwenaars et al, 2004), en de effecten van de Groninger Interventie Methodiek (De Greef et al, 2004).
CBO Versie 15 aug 2012
19
Interventienummer
COACH methode
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
CBO Versie 15 aug 2012
COACH is een ‘Exercise counseling’ programma waarmee het bewegen in het dagelijks leven wordt gestimuleerd. De nadruk ligt op het bevorderen van beweeggedrag en op het feit, dat de deelnemers geen verplicht programma krijgen, maar hier zelf inhoud aan geven en dus zelf bepalen hoe meer bewegen wordt ingepast in hun leefstijl (op maat). Hiermee wordt de intrinsieke motivatie om te bewegen vergroot, zonder dat mensen dit associëren met ‘sportbeoefening’.
20
Interventienummer
COACH methode
C. Overdraagbaarheid 8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
De Training COACH is onderdeel van de COACH methode. Het CBO/RuG verzorgt de trainingen (dit kan op locatie). Het Train-de-trainer principe wordt nadrukkelijk niet toegepast bij de Training COACH. Zie de bijlage voor de inhoudsopgave van de training COACH (vertrouwelijk). De coaches (exercise counselors, beweegconsulenten) zijn professionals zoals fysiotherapeuten, verpleegkundigen, artsen, bewegingswetenschappers en anderen die affiniteit hebben met bewegen. Er is een profielschets beschikbaar voor de Exercise Counselors. Indien zij met de Coach methode (willen) gaan werken, worden zij voor de gespreksvoering getraind tot een speciaal voor COACH getrainde Exercise Counselor. Deze training wordt door de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het Centrum voor Beweging en Onderzoek Groningen (CBO) gegeven. Het betreft een training die 5 dagdelen in beslag neemt. Dagdeel 1 t/m 4 is voor de COACH methode en de toepassing ervan (achtergrond, theorie, protocollen en per gesprek specifiek te gebruiken instrumenten). Het 5e dagdeel wordt gebruikt om: - de COACH fitheidstest uit te leggen, demonstratie en instructie hoe de test af te nemen; - het gebruik van My Coach (applicatie voor de COACH deelnemer en de counselor).
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is?
In de voorbereidingsfase wordt door CBO/RuG en de betrokken organisatie een projectplan geschreven, waarin doelstelling, doelgroep, werkwijze, organisatie en takenverdeling zijn omschreven. Hierin is ook een draaiboek/stappenplan opgenomen, met de te gebruiken materialen en de overdracht ervan.
Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
Voor de overdracht en implementatie is het nodig, dat er voldoende documentatie is, een leveringsadres en beschikbare menskracht. De training voor Exercise Counselor wordt door de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het Centrum voor Beweging en Onderzoek Groningen (CBO) gegeven, de documentatie is via de website beschikbaar of opvraagbaar. Deze wordt geleverd samen met de COACH Training.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
Alle begeleidende Coaches worden opgeleid door CBO/RuG (i.v.m. kwaliteitswaarborging van de implementatie van COACH. Het CBO heeft een pakket met Algemene Voorwaarden opgesteld, waarin regels zijn vastgelegd met betrekking tot voorwaarden voor offertes en overeenkomsten, prijsopgaven, levertijden, kosten, intellectuele eigendomsrechten, aansprakelijkheid, scholingsprogrammatuur en gebruiksrecht, etc. In verband met de kwaliteitswaarborg die het landelijk COACH-team wil bieden, dient de COACH methode te worden toegepast in de door CBO/RuG ontwikkelde vorm; het oogmerk is de exclusiviteit en het evidence-based karakter van de COACH methode te garanderen. Er is een aantal variaties binnen de COACH methode mogelijk; dit wordt vooraf in overleg vastgesteld (Sprenger et al, 2011). Een standaard onderdeel van de COACH methode is het evaluatieprotocol (uit te voeren door CBO). In een evaluatierapport wordt de opbrengst van het project beschreven (werkwijze, effect, toepasbaarheid en tevredenheid binnen betreffende locatie).
CBO Versie 15 aug 2012
21
Interventienummer
COACH methode
Daarnaast wordt de COACH methode regelmatig door externe partijen onder de loep genomen. De COACH methode is sinds 2007 opgenomen in de publiekscampagne 30 minuten bewegen en Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB). In dat kader zijn door NIVEL kansrijke interventies geëvalueerd (uitvoerbaarheid, effecten, kosten-baten), waarbij COACH bij de koplopers uitkomt (NIVEL, Sprenger et al, 2011).
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
De kosten van de interventie zijn variabel en worden per afnemer vastgesteld. Om de COACH methode uit te kunnen voeren, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan, zoals het volgen van de Training COACH, de juiste uitvoering van werving en screening binnen de organisatie, passend bij de doelgroep. Daarnaast is er ook een helpdesk en begeleiding/evaluatie door RuG en CBO. Hierdoor zijn de kosten onder te verdelen in ‘vaste kosten’ en ‘variabele kosten’ (d.w.z. kosten per deelnemer , bestaande uit de stappenteller, het inlog account My Coach en de tijdsinvestering voor 8 contactmomenten). Hoe meer COACH deelnemers, hoe makkelijker vaste kosten zijn op te vangen. Zo is bij drie COACH deelnemers, is de investering om COACH te starten te groot. Voorbeeld: patiëntenbestand met 100 COPD patiënten in GOLD stadium 1 en 2. Om alle 100 patiënten de Stage of Change af te nemen, 2 weken de stappenteller te laten dragen (objectieve meting beweegpatroon) en fitheidmeting belopen de kosten ca. € 6000,-. Hiervoor vindt dus de werving en screening plaats (stage of Change, instructie stappenteller, gebruik stappenteller, fitheid/gezondheidsmeting en adviesgesprek). Bij schatting dat de helft onvoldoende beweegt en daarmee in aanmerking komt voor COACH, dan zijn er 50 patiënten die de doelgroep COACH vormen. Hiervan wil ca. de helft meedoen. Kosten voor de Training COACH: € 550,- per cursist/toekomstig Exercise Counselor Tijdsinvestering per COACH deelnemer: 5 uur (8 sessies uitgesmeerd over 12 mnd).
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
CBO Versie 15 aug 2012
De COACH methode is inmiddels met succes toegepast bij kinderen, volwassenen, ouderen, mensen met een chronische aandoening en werknemers. Afhankelijk van de doelgroep is gewerkt vanuit verschillende settings en organisatievormen (setting ZORG, setting WERK en setting WIJK). Er zijn verschillende typen onderzoek gebruikt om het evidence-based karakter van de COACH methode aan te tonen, te weten: Psychometrisch onderzoek (onderzoek naar betrouwbaarheid/validiteit van instrumenten), Product evaluatie (behoefte van deelnemers, uitvoerbaarheid en bereik van de doelgroep), Proces evaluatie (ervaringen van deelnemers en betrokken uitvoerenden bij de COACH methode), Effect evaluatie (pre-experimentele, quasi-experimentele en RCT designs zijn gehanteerd).
Een standaard onderdeel van de COACH methode is monitoring en evaluatie. Aan het einde van elk project resulteert dit in een gezondheidseffectrapportage. Inhoudsopgave van de rapportage: 1. Verantwoording van de effectevaluatie 2. De COACH methode voor XX patiënten in Gezondheidscentrum XXX 2.1 De planning van de voorbereiding en uitvoering van COACH 2.2 Werving en screening van de patiënten
22
Interventienummer
COACH methode
3.
4.
5. 6. 7.
2.3 Lichamelijk activiteitenniveau 2.4 Fitheidsprofiel en gezondheidsstatus Kenmerken van de deelnemers aan de COACH methode 3.1 Algemene gegevens van de deelnemers 3.2 Het lichamelijk activiteitenniveau voorafgaand aan de COACH methode 3.3 Fitheids- en gezondheidskenmerken van deelnemers bij aanvang COACH Effecten van deelname aan de COACH methode 4.1 Het effect van deelname aan COACH op lichamelijke activiteit 4.2 Het effect van deelname aan COACH op fitheid en gezondheid Ervaringen van de deelnemers en Coaches Sterkte – zwakte analyse Samenvatting
Er worden herhaalde metingen uitgevoerd (bij de start en aan het einde van het project.): beweegpatroon, fitheid, gezondheid en evt. ziektespecifieke uitkomstmaten. Het beweegpatroon wordt continu geregistreerd. Daarnaast wordt met vragenlijsten en interviews de tevredenheid van de deelnemers en de Coaches gemeten. Verder wordt een sterkte-zwakte analyse gedaan om een uitspraak te kunnen doen over de uitvoerbaarheid van het proces en de opbrengst van de implementatie. Er worden statistische analyses uitgevoerd om de effecten in kaart te brengen (significantieniveau, power en effect sizes).
Deelname en bereik COACH is inmiddels uitgevoerd bij: 36 x gemeenten/stadsdelen - wijken 18 x fysiotherapiepraktijken 23 x gezondheidscentra en ziekenhuisafdelingen Bij een clustering van de gegevens over al deze projecten zijn in totaal: 2833 patiënten gescreend 1566 patiënten waren na screening potentiële doelgroep 820 deelnemers zijn ingestroomd in COACH (peildatum: januari 2010) Effecten Gegevens die zijn gemeten op fysiologische fitheid, motorische fitheid, gezondheidskenmerken, en het beweegpatroon laten positieve resultaten zien. Het COACH programma levert een significante toename van het lichamelijk activiteitenpatroon op. Bij sedentaire patiënten neemt na 4 maanden het aantal stappen per dag gemiddeld toe met 42-70% en na 12 maanden met gemiddeld 38% (waarbij variatie afhankelijk van de aandoening en stadium vd aandoening). Deelname aan de COACH methode leidt tot een significante en klinisch relevante verbetering van beenkracht, armkracht, uithoudingsvermogen, heup-taille ratio en de systolische bloeddruk. De COACH methode levert aantoonbare effecten op wat betreft ziektespecifieke kenmerken (vermoeidheidsklachten, depressieve klachten, metabole kenmerken) en gezondsheidsstatus. Waardering De COACH methode wordt positief gewaardeerd door de deelnemers (gemiddeld rapportcijfer 7.9). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de COACH methode algemeen, informatievoorziening, fitheidstest, counselingsgesprekken, kwaliteit van de counselor, de stappenteller en My Coach (monitoringsysteem). De COACH methode heeft er volgens 94% van de deelnemers voor gezorgd dat men meer is gaan bewegen en volgens 64% heeft deelname aan het COACH project de conditie bevorderd. Van de deelnemers vindt ruim 90% wandelen, fietsen e.d. zeer goed inpasbaar in het dagelijks leven, terwijl 87% van de deelnemers denkt de nieuwe beweegroutine lang vol te houden.
CBO Versie 15 aug 2012
23
Interventienummer
COACH methode
Succes- en faalfactoren Omdat het wel of niet slagen van een COACH project zowel afhankelijk is van de inhoud van het programma, als van de randvoorwaarden in organisatorische zin, wordt van elk COACH project een sterkte-zwakte analyse gemaakt. Deze analyse gaat in op 5 aspecten: Opzet en inbedding van het project; Interne coördinatie; Handhaving protocol en werkplan; Begroting/financiën en Opbrengst/effect van COACH. Succesfactoren: COACH is een laagdrempelig bewegingsstimuleringsprogramma en daardoor geschikt voor een grote groep mensen (incl. mensen met een chronische aandoening); Door het evidence based karakter kunnen effecten op beweeggedrag en fitheidgezond vrij nauwkeurig worden voorspeld (mits gewerkt volgens het COACH concept); COACH richt zich op een persoonlijke manier op gedragsverandering, waarbij deelnemers leren om dit op lange termijn zelf in praktijk uit te blijven voeren; Door de actieve persoonlijke benadering voorziet COACH in een manier om een lastig te bereiken doelgroep in te sluiten in een programma; Elk COACH project wordt begeleid en geëvalueerd op effect, toepasbaarheid en tevredenheid, waardoor doorontwikkeling mogelijk is. Faalfactoren: Randvoorwaarden zijn van essentieel belang voor de inbedding van een COACH project. Verschillende analyses laten zien dat binnen een instelling de directie en het MT een belangrijke rol spelen bij het adopteren van een nieuw project op de werkvloer. Zij hebben hier een belangrijke voorbeeldfunctie, die bepaalt hoe belangrijk personeel het onderwerp ‘bewegen’ vindt. Dit heeft gevolgen voor de commitment die de COACH deelnemers gedurende het project hebben; De samenwerking met zorgverzekeraars verloopt erg wisselend; veel positieve reacties op de uitvoering van COACH. Echter geen structurele bijdrage door zorgverzekeraars.
CBO Versie 15 aug 2012
24
Interventienummer
COACH methode
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.) Vraag 11
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
CBO Versie 15 aug 2012
25
Interventienummer
COACH methode
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en metaanalyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor:
CBO Versie 15 aug 2012
26
Interventienummer
COACH methode
1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend. (Zie de handleiding bij dit werkblad.)
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of metaanalyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
CBO Versie 15 aug 2012
27
Interventienummer
COACH methode
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie. Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering. Meld indien van toepassing: De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies. Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
CBO Versie 15 aug 2012
28
Interventienummer
COACH methode
Aangehaalde literatuur
CBO Versie 15 aug 2012
29
Interventienummer
Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
CBO Versie 15 aug 2012
COACH methode
1. Blaauwbroek, Bouma, de Greef et al. The effect of exercise counselling with feedback from a pedometer on fatigue in adult survivors of childhood cancer: a pilot study. Support Care Cancer 2008 2. CBO/RUG (2011a) website: www.coachmethode.nl. Binnengehaald 31-12011 3. CBO/RUG (2011b) Website: www.coachmethode.nl : website Coach methode Zorg en Wijk. Directe link: http://www.coachmethode.nl/wp/?page_id=31 Binnengehaald 31-1-2011 4. CBU/RUG (2011c): Factsheet Coach: een evidence based methode om werknemers te stimuleren lichamelijk actief t worden en te blijven. 5. Chorus A, Hildebrandt V.Bewegen in Nederland: de volwassen bevolking. In: Hildebrandt VH, Chorus AMJ, Stubbe JH (Red.). Trendrapport Bewegen en gezondheid 2008/2009. Leiden: TNO, 2010. 6. Deci, E.L. en Ryan, R.M., Intrinsic motivation and self-determination in human behavior, New York, Plenum, 1985 7. Dressendorfer RH, Haykowski MJ, Eves M. Exercise for persons with COPD. ACSM, 2002. 8. GALM (2001). Website www.galm.nl. Ook informatie over SMALL. Binnengehaald 17-2/2011 9. Greef MHG de et al (2004): Productevaluatie Groninger Interventie Methodiek. Interfacultair Centrum Bewegingswetenschappen Rijksuniversiteit Groningen, Groningen 2004 10. Greef MHG de, Sprenger SR (2006): COACH methode: een evidence based methode om mensen met bewegingsarmoede te stimuleren meer te bewegen. Wetenschappelijke eindrapportage. Interfacultair Centrum Bewegingswetenschappen Rijks Universiteit Groningen en Centrum voor Beweging en Onderzoek. Groningen, 2006. 11. Greef MHG de, Sprenger SR, Houët BJ (2009a): De coach methode bij mensen met diabetes type 2. RUG.CBO 2009 12. Greef MHG de (2009b): Het belang van bewegen. Interactie tussen bewegen, fitheid en het brein. Presentatie in het kader van het Fit Form Congres Bewegen in werk, 1 oktober 2009. http://congres.bewegenwerkt.nl/Event/index.php?cid=200904&cmd=pres 13. Greef, MHG de (2010).: Het effect van het stimuleren van leefstijlactiviteiten bij COPD-patiënten. Jaarboek Fysiotherapie Kinesitherapie 2011, augustus 2010 14. Haskell WL, Lee IM, Pate RR, Powell KE, Blair SN, Franklin BA, et al. Physical activity and public health: updated recommendation for adults from the American College of Sports Medicine and the American Heart Association. Medical Science in Sports and Exercise, 2007; 39(8): 1423-34 15. Kahn et al. The effectiveness of interventions to increase physical activity. A systematic review. Am J Prev Med 2002: 22; 73-107 16. Locke, E.A. & Latham, G.P. (1990): A theory of goalsetting and task motivation. Englewood Cliffs: Prentice Hall 17. Marlatt GA and Gordon JR 1985: Relapse prevention. Ney York, Guilford 18. NISB (2009) Website: http://www.nisb.nl/kennisplein-sportbewegen/feiten-en-cijfers.html . Binnengehaald 31-1-2011 19. NISB interventie overzicht 2011-2012. http://www.nasb.nl/beweegprojecten/interventieoverzicht-2011-2012.pdf 20. NIVEL. http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Rapport-Evaluatiekansrijke-interventies-bevorderen-lichaamsbeweging.pdf 2008. 21. Leemrijse, Ooms, Veenhof. (NIVEL). Evaluatie van kansrijke beweegprogramma’s om lichaamsbeweging in de Nederlandse bevolking te bevorderen. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 2011 http://nvl002.nivel.nl/postprint/PPpp3933.pdf 22. Ooijendijk et al., 2007 Ooijendijk WTM, Hildebrandt VH, Hopman-Rock M.Bewegen in Nederland 2000-2005. In: Hildebrandt VH, Ooijendijk WTM, Hopman-Rock M. (Red.). Trendrapport Bewegen en gezondheid 2004/2005. Hoofddorp/Leiden: TNO, 2007) 23. PAGAC, Physical Activity Guidelines Advisory Committee.Physical Acti-
30
Interventienummer
COACH methode
24. 25.
26.
27. 28.
29. 30.
31.
32.
CBO Versie 15 aug 2012
vity Guidelines Advisory Committee Report. Washington, DC: Department of Health and Human Services, 2008. RIVM (2010a) Website: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/. Binnengehaald 31-1-2011 RIVM (2010b). Website: http://www.nationaalkompas.nl/preventie/gerichtop-gezondheidsdeterminanten/preventie-gericht-op-leefstijl/lichamelijkeactiviteit/preventie-gericht-op-lichamelijke-activiteit-samengevat/ . Binnengehaald 31-1-2011 RIVM (2010c) Website: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamel ijke-activiteit/wat-zijn-de-mogelijke-oorzaken-van-onvoldoendelichamelijke-activiteit/. Binnengehaald 31-1-2011 Rutten GEHM, de Grouw, Nijpels. NHG Standaard Diabetes Mellitus type 2. Tweede Herziening. 2009 Schouwenaars et al, 2004: Effects of the COACH lifestyle physical activity program versus the GALM/COACH Group-based & lifestyle activity program on movement behaviour, self-efficacy, motion and quality of life. Center for Human Movement Sciences, University Groningen, Groningen, 2004 Signaleringscommissie Kanker van de KWF kankerbestrijding. SCK rapport: de rol van lichaamsbeweging bij de preventive van kanker. 2005 Vogiatzis et al., 2002 Vogiatzis I, Nanas S, Roussos C. Interval training as an alternative modality to continuous exercise in patients with COPD. Eur Respir J 2002;20:12-19. Vries H de, Kremers S, Smeets T, Brug J, Eijmael K. The effectiveness of tailored feedback and action plans in an intervention addressing multiple health behaviours. American Journal of Health Promotion, 2008e; 22(6): 417-425. Ytsma et al (2004’: The impact of a face to face counseling versus telephonic counseling on physical activity in a pedometer-based lifestyle activity counselling strategy. Center for Human Movement Sciences, University Groningen, Groningen, 2004
31
Interventienummer
COACH methode
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
x x x x
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
x
x
x
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
CBO Versie 15 aug 2012
x
32
x
Nee
Interventienummer
COACH methode
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
1-6
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
Geen van de onderstaande alternatieven
Zwak
Niveau 4
Zeer zwak
x
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
x
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
x
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten# ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten# .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten# ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
CBO Versie 15 aug 2012
33