Werkblad beschrijving interventie
Blijf Staan
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/ of www.loketgezondleven.nl/interventies/
Contact NJi
Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact NCJ Trudy Dunnink
[email protected] 030-7600413
Contact RIVM
Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
De Erkenningscommissie Interventies is een landelijke en onafhankelijke commissie die de kwaliteit en effectiviteit van interventies beoordeelt voor jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, ontwikkelingsstimulering, gezondheidsbevordering en preventie. De commissie is ingesteld en wordt secretarieel ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en RIVM Centrum Gezond Leven.
Interventienummer
Blijf Staan
Achtergrondgegevens Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Website (van de interventie)
VeiligheidNL Rijswijkstraat 2 1059 GK Amsterdam
[email protected] 020-5114511 020-6692831 www.veiligheid.nl
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder
Naam (Post)adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax
Merei Lugtenberg Rijswijkstraat 2 1059 GK Amsterdam
[email protected] 020-5114511 020-6692831
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: 1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
Deelcommissie I. jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III.ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn x Deelcommissie IV preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen
Documentnummer
2
Interventienummer
Blijf Staan
3
Interventienummer
Blijf Staan
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de interventie zich op richt duidelijk omschreven?
X Ja
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en X Ja voorwaardelijke doelen?
Nee
Vraag 3.1 Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
X Ja
Nee
Vraag 4.1 Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
X Ja
Nee
Vraag 4.2 Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
X Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
X Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
X Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
X Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
X Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
X Ja
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoe- X Ja rende en of ondersteunende organisaties zijn?
Nee
4
Interventienummer
Blijf Staan
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Doel: Het hoofddoel van ‘Blijf Staan’ is het terugdringen van het aantal valincidenten (en het bijbehorende letsel) bij bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. Subdoelen zijn dat personeel, management en bewoners zich bewust zijn van de risico’s die bewoners lopen om te vallen, het belang zien en op de hoogte zijn van valpreventieve maatregelen die zij kunnen nemen, maar zich ook in staat voelen om deze maatregelen uit te voeren. Dit met als uiteindelijk doel dat valpreventie structureel wordt opgenomen in het beleid van de instelling. Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Doelgroep: De doelgroep van ‘Blijf Staan’ zijn alle bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. De intermediaire doelgroep bestaat uit personeel en management van deze instellingen. Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is.
5
Interventienummer
Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Blijf Staan
Aanpak ‘Blijf Staan is een multifactoriële, multidisciplinaire en planmatige interventie, die zich richt op valpreventie voor bewoners in verpleeg- en verzorgingshuizen. Dit door het creëren van bewustzijn voor het hoge risico op vallen bij bewoners, personeel en management, door het geven van informatie over valpreventieve maatregelen en door het bieden van ondersteuning bij de uitvoering van deze maatregelen. ‘Blijf Staan’ wordt op maat aangeboden gebaseerd op een inventarisatie voor de gehele instelling en bij individuele bewoners. De interventie ‘Blijf Staan’ bestaat uit 5 fasen. Dit zijn: 1. Formatie verbeterteam: In deze fase wordt een multidisciplinair team samengesteld, dat verantwoordelijk is voor de implementatie van ‘Blijf Staan’ in de instelling. 2. Inventarisatie: In deze fase wordt geïnventariseerd welke valrisico’s er in het verpleeg- of verzorgingshuis bestaan. 3. Actieplan: De informatie die verzameld is tijdens de inventarisatie vormt de basis voor het actieplan. Hierdoor sluiten de geplande activiteiten aan bij het betreffende verpleeg- of verzorgingshuis. 4. Evaluatie: In deze fase worden de uitgevoerde activiteiten geëvalueerd, evenals het verloop van ‘Blijf Staan’ in de instelling. Met behulp van het incidentenregistratiesysteem wordt nagegaan of het aantal valincidenten is verminderd. 5. Borging: Het uiteindelijke doel van de interventie ‘Blijf Staan’ is borging van valpreventie binnen het beleid van het verpleeg- of verzorgingshuis, zodat ook op de lange termijn gerichte maatregelen ter preventie van valincidenten worden ingezet en onderhouden. Materiaal Er is een handboek verkrijgbaar, waarin per fase de methodiek is uitgewerkt en informatie, methodieken en hulpmiddelen beschikbaar zijn. Ook is een specifieke module ontwikkeld voor psychogeriatrische patiënten. Daarnaast zijn er voor zowel personeel als bewoners diverse themabrochures beschikbaar. Onderzoek Een Nederlandse RCT naar de methode van ‘Blijf Staan’ toegepast op psychogeriatrische afdelingen van verpleeghuizen, laat zien dat er significant minder valincidenten hebben plaatsgevonden na toepassing van de interventie in vergelijking met de controlegroep, die de gebruikelijke zorg kreeg aangeboden (Neyens, 2007). Een praktijkgericht onderzoek in Nederlandse instellingen voor langdurige zorg, waarbij de interventie ‘Blijf Staan’ is geïmplementeerd in het kader van het verbetertraject valpreventie van Zorg voor Beter, laat op basis van eigen registraties van de instellingen een sterke daling zien van het aantal mensen dat is gevallen (Vaal & Neyens, 2008). Procesevaluaties van de methodiek ‘Blijf Staan' laten zien dat de betrokkenen over het algemeen positief zijn over de methodiek en de aangeboden materialen. Ook blijkt de methode praktisch toepasbaar en implementeerbaar te zijn (Neyens, 2007; Steeg & van Marle 2006) . Wel blijkt dat de communicatie tussen de verbeter-
6
Interventienummer
Blijf Staan
teams en de rest van het personeel verbeterd kan worden en dat tijdgebrek een beperkende factor kan zijn voor de uitvoering van de interventie. Internationale en nationale reviews van valpreventieve interventies in verpleeghuizen laten zien dat met name multifactoriële en multidisciplinaire interventies effectief zijn (Cameron et al., 2010; CBO, 2004; Gillepsie et al., 2009a; Graafmans et al., 2004). Probleem is dat de onderzochte methodieken in de geselecteerde studies niet of maar gedeeltelijk overeen komen met de aanpak van ‘Blijf Staan’. Hierdoor is het moeilijk om een volledige vergelijking te maken. Ook wordt niet altijd precies omschreven hoe de multifactoriële interventies eruit zien en hoe deze geïmplementeerd zijn. Duidelijk is wel dat hoe beter een interventie geïmplementeerd is in de instelling, hoe beter de resultaten.
7
Interventienummer
Blijf Staan
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Jaarlijks raken ongeveer 3.600 bewoners van verzorgingshuizen en 1.900 bewoners van verpleeghuizen door een val zodanig verwond dat ze op een Spoedeisende Hulpafdeling van een ziekenhuis behandeld moeten worden (VeiligheidNL & EMC Rotterdam, 2007). Uit de registratie bij enkele Nederlandse verzorgingshuizen blijkt dat in een huis met 100 bewoners jaarlijks circa 200 valincidenten plaatsvinden. Gemiddeld valt dus elke bewoner jaarlijks twee keer (Wijlhuizen et al., 1997). De schatting is dat in de Nederlandse verzorgingshuizen minimaal 200.000 valincidenten per jaar plaatsvinden, waarbij 6 tot 10% van deze ongevallen resulteert in letsel (Graafmans, 2002). Dit betekent jaarlijks tussen de 12.000 en 20.000 valongevallen met letsel. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat psychogeriatrische cliënten vaker vallen dan somatische cliënten en in deze groep komen jaarlijks ook meer fracturen per bed voor (Neyens, 2007). De gemiddelde directe medische kosten van een letsel van cliënten, opgelopen in een zorginstelling waarna een SEH-behandeling of ziekenhuisopname is gevolgd, bedragen naar schatting €11.000. De jaarlijkse totale directe medische kosten komen naar schatting op 98 miljoen euro (VeiligheidNL & EMC Rotterdam, 2010). Er is geen inzicht in de kosten ten gevolge van valongevallen, die voor rekening van het verzorgend personeel van een verzorgingshuis of huisarts komen. De valongevallen hebben meestal directe negatieve gevolgen voor de bewoners zelf. Een val leidt tot een (al dan niet tijdelijke) vermindering van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de bewoner (Stel et al., 2004). Daardoor kan een val een versnelling veroorzaken van het verouderingsproces en leiden tot sociaal isolement. Daarnaast kan er sprake zijn van psychische schade: een val kan blijvende onzekerheid veroorzaken, waardoor de kans om nog een keer te vallen verder toeneemt. In Nederland leeft een hoog percentage van de mensen, die ouder is dan 65, in een verpleeg- of verzorgingshuis (Schols et al., 2004). In vergelijking met mensen die zelfstandig wonen blijkt de gemiddelde valincidentie voor bewoners in verpleeg- of verzorgingshuizen een stuk hoger te liggen, gemiddeld wel 2 tot 6 keer zo hoog
8
Interventienummer
Blijf Staan
(CBO, 2004). Door de huidige demografische trends en een toegenomen levensverwachting groeit de populatie ouderen (mensen ouder dan 55 jaar) in 2030 tot 6,4 miljoen mensen ten opzichte van 4,7 miljoen ouderen in 2010. Met de toename van deze bevolkingsgroep neemt de vraag naar wonen met zorg toe. In het verlengde hiervan neemt ook de problematiek van ongevallen van ouderen de komende decennia waarschijnlijk alleen maar toe. Om die reden is het belangrijk dat zorginstellingen actie ondernemen en proberen het tij te keren door het realiseren van een valpreventief beleid.
2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Het uiteindelijke doel van ‘Blijf Staan’ is het aantal valongevallen bij bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen terug te dringen en hiermee ook het aantal letsels ten gevolge van deze valongevallen. Om deze doelstelling te bereiken zijn voor de de einddoelgroep (bewoners) en intermediairen (medewerkers van de zorginstelling) een aantal subdoelen geformuleerd. Subdoelen voor bewoners -Bewoners (of vertegenwoordigers van bewoners) van verpleeg- en verzorgingshuizen zijn zich bewust van de risico’s die zij lopen om te vallen in het dagelijkse leven. -Bewoners (of vertegenwoordigers van bewoners) van verpleeg- en verzorgingshuizen zijn bekend met de preventieve maatregelen die zij zelf kunnen nemen om het risico op vallen te verkleinen. - Bewoners (of vertegenwoordigers van bewoners) van verpleegen verzorgingshuizen zien het belang van de preventieve maatregelen die zij zelf kunnen nemen om het risico op vallen te verkleinen. - Bewoners (of vertegenwoordigers van bewoners) van verpleegen verzorgingshuizen voelen zich in staat om de preventieve maatregelen toe te passen (voornamelijk in hun eigen leefomgeving). -Bewoners (of vertegenwoordigers van bewoners) van verpleeg- en verzorgingshuizen nemen (zonodig) preventieve maatregelen om het risico op valincidenten te reduceren. Subdoelen voor verplegend, verzorgend of medisch personeel -Personeel van verpleeg- of verzorgingshuizen is zich bewust van de risico’s die bewoners lopen om te vallen. - Personeel van verpleeg- of verzorgingshuizen weet wat de risico’s zijn voor de bewoners om te vallen in de instelling. - Personeel van verpleeg- of verzorgingshuizen is bekend met de preventieve maatregelen die zij kunnen nemen om het risico op vallen bij hun bewoners te verkleinen. - Personeel van verpleeg- of verzorgingshuizen zien het belang van de preventieve maatregelen die zij kunnen nemen om het risico op vallen bij hun bewoners te verkleinen.- Personeel van verpleeg- of verzorgingshuizen voelt zich in staat om de preventieve maatregelen om vallen te voorkomen toe te passen. - Personeel van verpleeg- en verzorgingshuizen neemt de benodigde preventieve maatregelen voor individuele bewoners, maar
9
Interventienummer
Blijf Staan
ook op afdelings- en instellingsniveau, om het risico op valincidenten bij bewoners te reduceren. Subdoelen voor management -Het management van verpleeg- en verzorgingshuizen is zich bewust van de risico’s die de bewoners lopen om te vallen. -Het management van verpleeg- en verzorgingshuizen ziet het belang van de inzet van valpreventieve maatregelen voor bewoners in de eigen instelling. -Het management van verpleeg- en verzorgingshuizen biedt het personeel en de bewoners de benodigde randvoorwaarden om valpreventieve maatregelen voor bewoners mogelijk te maken. -Het management van verpleeg- en verzorgingshuizen geeft valpreventie een vaste plaats binnen het beleid van de instelling, zodat de benodigde maatregelen ook op de langere termijn structureel kunnen worden aangeboden.
3. Doelgroep van de interventie
Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? De einddoelgroep bestaat uit alle bewoners van verpleeg- of verzorgingshuizen. In 2010 waren in totaal 220.000 ouderen opgenomen in verpleeg- of verzorgingshuizen (RIVM, 2012). Bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen behoren vrijwel allemaal tot de doelgroep ouderen. Soms zijn echter ook jongere mensen opgenomen. Deze groep behoort ook tot de doelgroep, vanwege het extra risico op vallen, door verschillende ziekten of aandoeningen. De einddoelgroep bestaat uit alle bewoners, maar bewoners, die meer risico lopen, zullen echter wel meer maatregelen nodig hebben en aangeboden krijgen. De intermediaire doelgroep bestaat uit personeel en management van verpleeg- en verzorgingshuizen. ‘Blijf Staan’ is een multidisciplinaire interventie, waarbij alle betrokken disciplines een rol spelen, zoals zorgmedewerkers, teamleiders, directie, artsen, kwaliteitsmanagers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten en activiteitenbegeleiders. ‘Blijf Staan’ heeft de meeste kans van slagen als het valprobleem met alle betrokkenen in gezamenlijkheid wordt aangepakt. 3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria
Beschrijf indicatie- en contra-indicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kunnen deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectieinstrumenten en vereiste scores.
De interventie is bedoeld voor alle bewoners van verpleeg- en vezorgingshuizen, inclusief personeel en management. Wel zal het risicoprofiel verschillen per bewoner, afdeling of instelling en zullen zodoende de preventieve maatregelen anders van aard zijn. Er zijn geen contra-indicatiecriteria.
3.3 Toepassing bij migranten Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke)
De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Ook heeft de interventie geen speciale faciliteiten om migranten-
10
Interventienummer
migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen.
Blijf Staan
groepen in het bijzonder te kunnen bedienen. Echter als bij het bepalen van het individuele risicoprofiel, het analyseren van de registratie van incidenten en of de inventarisatie van omgeving en inrichting, blijkt dat er speciale problemen zijn bij migrantengroepen, zal hier bij de inzet van valpreventieve maatregelen rekening mee gehouden worden. ‘Blijf Staan’ is namelijk een interventie, die op maat voor elk verpleeg- of verzorgingshuis wordt aangeboden, maar ook voor alle bewoners, waaronder migranten.
Meld indien niet bekend of niet van toepassing: Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4. Aanpak van de interventie Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
4.1 Opzet van de interventie De basisprincipes van ‘Blijf Staan’ zijn een multidisciplinaire aanpak en een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen voor de preventie van valincidenten bij de bewoners. Deze betrokkenen zijn: personeel, management, bewoners en eventueel vertegenwoordigers van bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. ‘Blijf Staan’ wordt aangeboden op projectbasis, met als einddoel structurele borging in het beleid. De interventie gaat uit van een multifactoriële benadering, waarbij meerdere mogelijke oorzaken van valincidenten tegelijkertijd worden aangepakt. ‘Blijf Staan’ geeft praktische handvatten voor het doorlopen van een continu en cyclisch proces van meten, verbeteracties uitvoeren, evalueren en borgen. Dit proces is uitgewerkt aan de hand van een stappenplan waarmee risico’s van vallen beheerst worden. De interventie ‘Blijf Staan’ bestaat uit 5 fasen. Dit zijn: 1. Formatie verbeterteam: Voor ‘Blijf Staan’ is het belangrijk dat er een projectgroep (verbeterteam) gevormd wordt in het verpleeg- of verzorgingshuis onder leiding van een coordinator. I dit verbeterteam zijn meerdere disciplines vertegenwoordigd. Het verbeterteam is verantwoordelijk voor de uitvoering van de interventie, fungeert als aanspreekpunt voor personeel, management en bewoners en bewaakt de voortgang van de interventie. 2. Inventarisatie: In deze fase wordt geïnventariseerd welke valrisico’s er in het verpleeg- of verzorgingshuis bestaan. Hiervoor wordt o.a. gebruik gemaakt van een analyse van de werkelijke incidenten en een check van de risico’s in de omgeving met een systematische checklist. De inventarisatiefase neemt ongeveer twee maanden in beslag. 3. Actieplan: De informatie die verzameld is tijdens de inventarisatie vormt de basis voor het actieplan. Hierdoor sluiten de
11
Interventienummer
Blijf Staan
geplande activiteiten aan bij het betreffende verpleeg- of verzorgingshuis. In het actieplan wordt beschreven welke maatregelen op het gebied van valpreventie worden genomen, door wie en wanneer. Belangrijk is dat deze maatregelen zich richten op meerdere valrisico’s. Vervolgens wordt het plan uitgevoerd. De benodigde tijd voor het organiseren en de eerste keer uitvoeren van de activiteiten is gemiddeld een jaar, afhankelijk van wat er al gedaan wordt in de betreffende instelling. 4. Evaluatie: Tijdens en na het uitvoeren van de activiteiten wordt er beoordeeld of activiteiten het gewenste effect hebben gehad, maar ook onderzocht hoe de activiteiten zijn verlopen en of deze in te passen waren binnen de huidige praktijk van het verpleeg- of verzorgingshuis. Gedurende de uitvoering van ‘Blijf Staan’ wordt het incidentenmeldingssysteem gebruikt. Dit om inzicht te krijgen in veranderingen in frequentie en aard van valincidenten, die in het huis plaatsvinden. 5. Borging: Het uiteindelijke doel van de interventie ‘Blijf Staan’ is borging van valpreventie binnen het beleid van het verpleeg- of verzorgingshuis, zodat ook op de lange termijn gerichte maatregelen ter preventie van valincidenten worden ingezet en onderhouden. Hiervoor moeten bovenstaande fasen ieder jaar worden doorlopen om na te gaan of de activiteiten nog steeds voldoende aansluiten bij de behoeften van alle betrokkenen en of er eventueel aanpassingen nodig zijn. Om succesvol te zijn is het daarnaast belangrijk draagvlak te hebben voor valpreventie bij alle betrokkenen. Hiervoor is goede communicatie van wezenlijk belang, zodat iedereen geïnformeerd is over de stand van zaken. Kanalen die hiervoor ingezet worden zijn: huiskrant, huistelevisie, personeelsblad, nieuwsbrieven, themabijeenkomsten en teamoverleg.
Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
4.2 Inhoud van de interventie Per fase worden hieronder de meest gebruikte stappen beschreven. 1. Verbeterteam: ‘Blijf Staan’ wordt uitgevoerd door het verbeterteam onder leiding van een coördinator. Het verbeterteam is binnen de zorginstelling verantwoordelijk voor het uitvoeren van het verbetertraject, fungeert als aanspreekpunt voor collega’s en bewoners en bewaakt de voortgang. Ze zijn dus uitvoerders van de onderstaande stappen of delegeren deze. Het is van belang dat de veiligheidscoördinator korte lijnen heeft met het managementteam. De coördinator moet er voor zorgen dat het deelnemen aan het verbeterteam leuk is, bijvoorbeeld door terugkoppeling van resultaten, zodat de leden trots zijn om deel te nemen en de meerwaarde er van inzien. Het verbeterteam legt voorstellen voor aan de veiligheidscoördinator/ -commissie. Deze adviseert de Raad van Bestuur/directie om goedkeuring voor de verbetervoorstellen te verkrijgen. Een goede manier om commitment van de Raad van Bestuur, directie of ma-
12
Interventienummer
Blijf Staan
nagement te laten zien is hen te benoemen tot voorzitter van de veiligheidscommissie of van het verbeterteam. 2. Inventarisatie: Het doel van de inventarisatie is om de huidige stand van zaken met betrekking tot valpreventie in het huis te inventariseren: hoe groot is het probleem, waar en wanneer wordt er gevallen, welke risico’s bestaan er in de inrichting en omgeving van de zorginstelling en wat zien bewoners als gevaarlijke situaties. Naar aanleiding van deze stand van zaken worden gerichte stappen ondernomen voor activiteiten die goed aansluiten bij de knelpunten die in het huis zijn geïnventariseerd. De vier belangrijkste activiteiten binnen deze inventarisatie zijn: • Inventarisatie incidenten in de zorginstelling: Iedere zorginstelling kent zijn eigen systeem om de incidenten die bij cliënten plaatsvinden te melden (vaak genoemd ‘Melding Incidenten Cliënten: MIC’). Deze registratie van incidenten biedt een veelheid aan informatie: hoeveel incidenten vindt er plaats, om hoeveel valongevallen gaat het, waar vinden de valongevallen plaats, hoe is het gegaan met het aantal incidenten door de jaren heen. De eerste stap van de inventarisatie is dan ook om de eigen MIC-registratie eens goed te analyseren om op de bovengenoemde punten een antwoord te geven. Deze analyse vormt de nulmeting voor het verbetertraject valpreventie. Eventueel worden andere registratiesystemen ingezet. • Checklist omgeving en inrichting De checklist omgeving en inrichting biedt mogelijkheden om zicht te krijgen op de valrisico’s in de omgeving en inrichting van de zorginstelling. De lijst behandelt onder andere de hoeveelheid loopruimte in de gangen, obstakels en de gladheid van vloeren, maar ook controlepunten in het appartement van de bewoners. Alle ruimten in de zorginstelling en de directe omgeving worden met deze checklist doorlopen. Er wordt geadviseerd om deze lijst door twee personen in te laten vullen. • Bewonersactie ‘Twee zien meer dan één’ De bewonersactie ‘Twee zien meer dan één’ nodigt de bewoners van de zorginstelling en hun familieleden uit om mee te denken en te kijken naar gevaarlijke situaties. Aan bewoners wordt gevraagd om gevaarlijke en onveilige situaties die zij in het huis zien, te melden. Bewoners zijn hierdoor betrokken bij de interventie en staan stil bij hun eigen veiligheid. Bewoners worden ook betrokken door middel van groepsgesprekken. • Raadplegen van interne en externe rapportages en metingen. In het handboek is een overzicht opgenomen met de veiligheidsindicatoren uit het Kwaliteitskader die in relatie staan tot de veiligheidsmanagementmethode. Voor de inventarisatie op het gebied van valpreventie worden de uitkomsten van de meting op de veiligheidsindicator ‘valincidenten’ en ‘ervaren veiligheid woon-leefomgeving’ gebruikt . Deze geeft inzicht in de mate waarin cliënten of vertegenwoordigers een veilige woonomgeving beleven binnen de organisatie. Een lage score ten opzichte van de branche gegevens geeft aanleiding om dit onderdeel aan te pakken.
13
Interventienummer
Blijf Staan
Daarnaast wordt er in de inventarisatiefase nagegaan of wordt voldaan aan de vijf belangrijkste randvoorwaarden voor de uitvoering van ‘Blijf Staan’. Dat zijn: • Draagvlak in alle geledingen van de zorginstelling • Het huidig kwaliteitssysteem als uitgangspunt • Prioriteiten stellen in relatie tot andere verandertrajecten • Voldoende budget • Borging en levend houden van het onderwerp veiligheid 3. Actieplan De resultaten die voortkomen uit de inventarisatiefase vormen de basis voor het actieplan dat met alle betrokkenen wordt opgesteld in de tweede fase. Hierbij moet een prioritering aangebracht worden, met aandacht voor realiseerbaarheid en noodzaak. In de activiteitenfase worden de activiteiten uitgevoerd, zoals die zijn opgesteld in het actieplan. De valpreventie activiteiten zijn te groeperen binnen de volgende hoofdonderwerpen: • Persoonsgebonden factoren (bijvoorbeeld mobiliteit van bewoners, medicatiegebruik) • Omgeving van de zorginstelling (bijvoorbeeld tuin, stoepen) • Inrichting van de zorginstelling (bijvoorbeeld gemeenschappelijke ruimten, vloeren, verlichting) • Inrichting van de appartementen (bv. badkamers) • Medische hulpmiddelen (bijvoorbeeld rollators en rolstoelen) • Samenwerking met andere zorgverleners bijvoorbeeld op het gebied van medicatie of beweegaanbod. • Deskundigheidsbevordering personeel Voorbeelden van methodieken en hulpmiddelen, die hierbij ingezet worden zijn: • Incidentenregistratiesysteem: continu aandacht voor registratie: Om medewerkers bewust te maken van het belang van melden, wordt op de afdeling bijvoorbeeld de ‘geeltjesmeting’ ingezet. • Persoonlijke risicoanalyse bewoner verzorgingshuis: Met het formulier voor de persoonlijke risicoanalyse wordt het individuele valrisico van een bewoner geïnventariseerd. Hierin komen onder andere onderwerpen als mobilitiet, visus, alcoholgebruik, voetproblemen en duizeligheid aan bod. Als na het invullen van het formulier de persoonlijke risico’s bekend zijn, wordt gericht actie ondernomen om deze risico’s voor de bewoner te verkleinen. • Hulpmiddel onder de loep: Doel van deze activiteit is om te kijken of het hulpmiddel voldoet aan alle veiligheidseisen. Een voorbeeld is de veiligheid van rollators en wandelstokken. • Bijeenkomst 'Veilig op pad met de rollator': Organisatie van een bijeenkomst voor bewoners en personeel, waarbij het onderhoud, gebruik en instelling van de rollator aan bod komt. • Brochure ’Veiligheid in huis’: De brochure ‘Inrichting appartement’ wordt meegegeven aan nieuwe bewoners van de zorginstelling. Als mensen naar een verzorgingshuis verhuizen, staan ze namelijk open voor voorlichting over hoe zij
14
Interventienummer
Blijf Staan
• •
hun appartement veilig in kunnen richten. Deskundigheidsbevordering personeel: Tijdens een klinische les wordt aandacht besteed aan de risico’s rondom vallen en medicatiegebruik en wat er aan te doen is. Groepsgesprek met bewoners: Door in gesprek te gaan met bewoners over het onderwerp vallen en hoe valongevallen voorkomen kunnen worden, krijgen bewoners meer informatie over wat zij kunnen doen om in de toekomst valongevallen te voorkomen. Vanuit de (eigen) valervaringen van de bewoners, worden adviezen uitgewisseld.
Enkele voorbeelden van de activiteiten in relatie tot de subdoelstellingen m.b.t. de bewoners. Voorbeeld activiteit Subdoelstelling m.b.t. de bewoners waaraan de activiteit bijdraagt. Bewoners… Organisiseren van een bijeen- zijn zich bewust van de risikomst ‘ Veilig op pad met de co’s van het niet veilig gebruik rollator’ waarin naast instructie van de rollator over het veilig gebruik, ook - weten hoe ze de rollator veiligeoefend wordt, de rollator ger kunnen gebruiken onderhouden wordt en op- bewoners zien het belang van nieuw afgesteld wordt het veiliger omgaan met de rollator -kunnen veiliger omgaan met de rollator - gaan veiliger om met de rollator. Tijdends de intake wordt de - zijn zich bewust dat de keubrochure Veiligheid in huis uitzes die gemaakt worden voor gereikt en besproken de inrichting van hun huis invloed heeft op de veiligheid. - weten wat ze moeten doen om hun appartement velig in te richten. - ze zien het belang in van het veiliger inrichten In het verzorgingshuis wordt - zijn zich bewust dat te weinig een beweegweek georganibewegen niet bijdraagt aan zo seerd waarin aandacht is voor lang mogelijk zo zelfstandig het belang van bewegen en mogelijk blijven. mensen gestimuleerd worden - zijn bekend met het (blijvenom deel te nemen aan laagde) beweegaanbod drempelige beweegactiviteiten. - voelen geen drempels om mee te doen met de beweegactiviteit - nemen deel aan de beweegactiviteit. Tijdens de dagopvag is er mid- - zijn bewust dat valpartijen te dels een groepgesprek aanvoorkomen zijn. dacht voor vallen en het voor- weten wat ze moeten doen komen daarvan om valpartijen te voorkomen.
15
Interventienummer
Blijf Staan
4. Evaluatie In de evaluatiefase wordt gekeken of de activiteiten uit het actieplan zijn uitgevoerd en of ze de gewenste uitwerking hebben. Ook wordt door middel van een procesevaluatie bij alle betrokkenen nagegaan of het project volgens plan en naar tevredenheid is verlopen. De resultaten hiervan worden gebruikt om de uitvoering van het project te verbeteren en het management te adviseren. Als laatste wordt het incidentenregistratiesysteem geëvalueerd om na te gaan of alle incidenten gemeld worden en of het aantal valincidenten is verminderd gedurende het project. Voor bovengenoemde evaluaties zijn specifieke evaluatieformulieren beschikbaar. 5. Borging Het uiteindelijke doel van ‘Blijf Staan’ is structurele borging van valpreventie in het beleid van de instelling en bij de dagelijkse zorgen dienstverlening aan de bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. Hiervoor zijn diverse mogelijkheden zoals het verbeterteam een vaste plek geven in de organisatie bijvoorbeeld gekoppeld aan de MIC-commissie, waarbij de ze knelpunten signaleert, actie onderneemt en de directie adviseert. Ook kan de instelling valpreventie structureel opnemen in het beleidsplan kwaliteit en valpreventieve activiteiten en maatregelen meenemen in de beleidscyclus. Hierbij is een goede registratie van incidenten van groot belang evenals blijvende aandacht voor valpreventie binnen de instelling. Voor de borgingsfase zijn de volgende hulpmiddelen aanwezig: • Checklist borgen • Tips voor communicatie • Mogelijkheden voor financiering • Maandrapportages Verbetertraject valincidenten voortgang en resultaten • Maandelijkse voortgangsrapportages
5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
Voor de interventie ‘Blijf Staan’ zijn de volgende praktische tools en ondersteuningsmaterialen beschikbaar: • Handboek ‘Blijf Staan’: instructie voor personeel in verpleeg- en verzorgingshuizen hoe dit programma stapsgewijs aan te bieden binnen het huis. Praktische tools in het handboek zijn: een checklist omgeving en inrichting, een persoonlijke risicoanalyse valongevallen voor bewoners, valpreventiekaarten, een aandachtspuntenlijst hulpmiddelen en producten en een evaluatieformulier. • ‘Blijf Staan’ PG module: een aanvullende module voor het handboek specifiek gericht op psychogeriatrische cliënten. Deze module richt zich met name op de aanpak en benadering van deze specifieke patiëntengroep. De methodiek van ‘Blijf Staan’ is echter identiek en de module dient als aanvulling op het handboek. • Themabrochures voor deskundigheidsbevordering van het personeel: Risico’s en vallen, Bewegen en niet vallen, Medicijnen en vallen, Omgeving en hulpmiddelen, Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten.
16
Interventienummer
Blijf Staan
• • •
Brochure voor bewoners: Veiligheid in huis. Flyers: twee zien meer dan één. Brochure over de ‘Blijf Staan’ interventie in het algemeen. Hierin staat een globale beschrijving en de te verwachten resultaten o.a. om management te overtuigen en verdere PR.
Er worden tevens drie soorten bijeenkomsten aangeboden: 1. een starttraining voor professionals werkzaam in verpleegen verzorgingshuizen, die het ‘Blijf Staan’ project gaan coordineren, zoals kwaliteitsmanagers, leden van MIC commissie, teamleiders, fysiotherapeuten en/of ergotherapeuten. 2. Een uitwisselingsbijeenkomst ‘Blijf Staan’ voor professionals die reeds aan het werk zijn met ‘Blijf Staan’ en tegen knelpunten aanlopen. 3. Daarnaast worden er incompany trainingen aangeboden o.a. om de bewustwording van het personeel te vergroten of ze te ondersteunen bij de uitvoering. Tijdens de starttraining wordt ook expliciet aandacht besteed aan het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen en krijgen professionals alternatieven aangeboden voor fixatie van bewoners. Hierbij wordt o.a. gebruik gemaakt van de kennis en tools die zijn verzameld binnen de trajecten ‘Ban de Band’ van Vilans. Op de website van veiligheidNL is meer informatie te vinden over de interventie ‘Blijf Staan’. Ook staat op de website hoe de materialen besteld kunnen worden en de training aan te vragen. Zie: www.veiligheid.nl.
B. Onderbouwing van de interventie
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak
17
Interventienummer
Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad): Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieen en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, instandhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren. Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich? Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Kan het doel met de gekozen aanpak worden bereikt? Maak dit aannemelijk aan de hand van studies en /of ervaringen. Laat zien dat de doelgroep aansluit bij de probleemanalyse. Werkzame factoren /mechanismen Wat zijn de werkzame factoren /mechanismen? Welke elementen mogen bij aanpassing van de interventie niet ontbreken? Verantwoording Voor de verantwoording kan gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de interventie, naar onderdelen van de interventie en /of naar soortgelijke interventies, en van
Blijf Staan
Probleemanalyse Valincidenten in verpleeg- en verzorgingshuizen komen zeer frequent voor. Deze valincidenten kunnen leiden tot ernstig letsel, met negatieve gevolgen voor de gezondheid en kwaliteit van leven van deze bewoners. Er is tot nu toe nog weinig onderzoek gedaan naar de oorzaken en risicofactoren van valincidenten bij deze specifieke doelgroep (CBO, 2003). Wel is duidelijk uit algemeen onderzoek naar valpreventie bij ouderen dat bij valincidenten meerdere factoren een rol kunnen spelen en dat een valincident vaak het gevolg is van een samenloop van omstandigheden (Neyens, 2007; Schoone & Meuleman, 2004). De risicofactoren zijn in te delen in intrinsieke factoren (persoonlijke factoren) en extrinsieke factoren (omgevingsfactoren). Intrinsieke factoren: De belangrijkste oorzaak van valincidenten bij bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen zijn intrinsieke factoren. Dit zijn persoonsgebonden factoren, die betrekking hebben op de fysieke en mentale conditie van de betrokken personen (Graafmans et al., 1996; Neyens, 2007). Zo is aangetoond dat er een relatie bestaat tussen mobiliteitsstoornissen en een toegenomen valrisico (Stel, 2003; CBO, 2004) en zijn er aanwijzingen dat chronische gezondheidsproblemen, zoals stoornissen in het gezichtsvermogen, artrose en afhankelijkheid bij de uitvoering van dagelijkse levensverrichtingen (ADL), risicofactoren zijn voor vallen. Hetzelfde geldt voor het gebruik van medicijnen, die het reactievermogen beïnvloeden en een verminderde lichamelijke activiteit (Lanting et al, 2005; Stel, 2003; Berg Jeths et al., 2004; WHO, 2007). Ook overmatig alcoholgebruik bij bewoners in verpleegen verzorgingshuizen komt voor en draagt bij aan een verhoogd valrisico (NIGZ, 2007). Daarnaast zorgt een toenemende leeftijd voor een verhoogde kans om te vallen, evenals het doormaken van een eerder valincident. Er zijn aanwijzingen dat het hebben van gedragsproblemen, dementie of cognitieve stoornissen, risicofactoren zijn voor valincidenten in verpleeg- en verzorgingshuizen (CBO, 2004). Op grond van bovenstaande persoonsgebonden risicofactoren kan geconcludeerd worden dat alle (mobiele) ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen een sterk verhoogd valrisico hebben (Perell, 2000). De gemiddelde leeftijd van bewoners in verpleeg- en verzorgingshuizen is hoog en veel bewoners hebben hulp nodig bij ADL activiteiten of zijn zelfs volledig hulpbehoevend. Ook komen mobiliteitsstoornissen en cognitieve stoornissen veel voor en gebruiken veel bewoners medicijnen, die van invloed zijn op het reactievermogen (Campen et al., 2004). Extrinsieke factoren: Bij extrinsieke factoren gaat het om factoren van buitenaf, de omgeving, die de kans op vallen vergroten. Voor bewoners van verpleegen verzorgingshuizen gaat het om de inrichting van de instelling en de directe leefruimte van de bewoners. Extrinsieke risicofactoren in de directe omgeving van de instelling, die kunnen leiden tot een val bij bewoners zijn onder andere drempels, losse kleden en snoeren, trappen, slecht licht, gladde vloeren, defecte hulpmiddelen en ongeschikt schoeisel (Kennisnetwerk valpreventie, 2007; Velde, 2007). Daarnaast spelen algemene gewoonten, die in de loop van het leven zijn ontstaan een rol, zoals lopen op sokken (Kennisnetwerk valpreventie,
18
Interventienummer
onderzoek naar buitenlandse versies van de interventie.
Blijf Staan
2007) en vormt het gebruik van ongeschikte hulpmiddelen bij het lopen, een risico (Dean & Ross, 1993). Aangenomen wordt dat extrinsieke factoren vooral het effect van de intrinsieke risicofactoren versterken. Als bij iemand al veel intrinsieke risicofactoren aanwezig zijn, zoals dat aan de orde is bij bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen, zorgt een voor vallen risicovolle omgeving voor een grotere kans op valincidenten (Campbell et al., 1990; O’Loughlin et al., 1993; Stalenhoef et al., 1997). Combinatie intrinsieke en extrinsieke factoren Met name de combinatie van intrinsieke en extrinsieke factoren zorgen voor het hoge risico om te vallen bij bewoners in verpleeg- en verzorgingshuizen. Hoe meer risicofactoren aanwezig zijn, hoe groter de kans om te vallen. Deze factoren zijn echter verschillend per bewoner en per instelling. Daarom is een analyse op maat nodig om vast te stellen wat de specifieke risicofactoren zijn voor zowel individuele bewoners als voor de hele instelling. Inzicht in deze risicofactoren geeft aangrijpingspunten voor een effectieve preventieve aanpak. Valpreventief beleid in verpleeg- en verzorgingshuizen Een andere factor die van invloed is op het risico op vallen van bewoners is de mate waarin een verpleeg- of verzorgingshuis aandacht heeft voor valpreventie. In verpleeg- en verzorgingshuizen ligt de verantwoordelijkheid voor valpreventie voor een groot deel bij personeel en management, omdat bewoners hier vaak niet meer toe in staat zijn. Als beleid en maatregelen om vallen te voorkomen onvoldoende ontwikkeld zijn in een instelling, is de kans op valincidenten bij bewoners groter. Het blijkt echter dat in veel verpleeg- en verzorgingshuizen nog te beperkt aandacht wordt besteed aan valpreventie en dat valpreventieve maatregelen nog onvoldoende worden ingezet (Dijcks et al., 2005). Redenen hiervoor zijn dat zowel personeel, management, maar ook bewoners zelf (of vertegenwoordigers van bewoners) zich onvoldoende bewust zijn van de risico’s voor bewoners om te vallen, onvoldoende bekend zijn met en onvoldoende het belang inzien van valpreventieve maatregelen die genomen kunnen worden en zich onvoldoende in staat voelen om deze maatregelen toe te passen. Daarnaast ontbreken vaak de benodigde randvoorwaarden zoals tijd, geld en gekwalificeerd personeel om de valpreventieve maatregelen structureel in te zetten in de instelling. Beïnvloedbare factoren De intrinsieke factoren van bewoners, zoals gevolgen van ziekte, aandoeningen en ouderdom, kunnen maar voor een beperkt deel beïnvloed worden. Wel kan per bewoner worden nagaan welke risicofactoren een rol spelen en welke hiervan aangepakt kunnen worden. Extrinsieke factoren, zoals preventieve maatregelen in de directe omgeving van de instelling, kunnen beïnvloed worden. Door deze risico’s zo veel mogelijk te beperken, is de kans op vallen kleiner bij bewoners, die al een verhoogd valrisico lopen door diverse intrinsieke factoren. Het beleid ten aanzien van valpreventie in verpleeg- of verzorgingshuizen is te beïnvloeden, evenals de valpreventieve maatregelen die genomen worden door bewoners, personeel en management in de instellingen. Dit door het vergroten van het inzicht dat bewoners in
19
Interventienummer
Blijf Staan
verpleeg- en verzorgingshuizen extra risico lopen om te vallen, door het vergroten van de kennis over valpreventieve maatregelen, maar ook door het laten inzien van het belang hiervan en het aanleren of verbeteren van vaardigheden om deze toe te passen (Schols et al., 2004). Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak .‘Blijf Staan’ is een valpreventieve interventie die bedoeld is voor alle bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. Dit omdat uit onderzoek blijkt dat alle (mobiele) ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen een sterk verhoogd valrisico hebben (Perell, 2000; CBO, 2004; Campen et al., 2004). Daarnaast richt ‘Blijf Staan’ zich op de intermediaire doelgroep, bestaande uit personeel en management van verpleeg- en verzorgingshuizen, omdat zij voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de bewoners van de instelling en voor het creëren van een veilig leefklimaat, waarin de kans op vallen zoveel mogelijk wordt beperkt. ‘Blijf Staan’ is een multifactoriële interventie, waarbij wordt ingezet op meerdere risicofactoren om de kans op vallen in verpleeg- en verzorgingshuizen te verkleinen. Ook is ‘Blijf Staan’ een multidisciplinaire interventie, waarbij alle disciplines, die werkzaam zijn in de instelling bij het probleem worden betrokken en met elkaar samenwerken. De interventie “Blijf Staan’ is multifactorieel en multidisciplinair opgezet omdat onderzoek laat zien dat op deze manier het meeste effect te verwachten is (CBO, 2004; Neyens, 2007; Gillepsie et al., 2009a; Graafmans et al., 2004; Cameron et al., 2010). ‘Blijf Staan’ is multifactorieel omdat de interventie zich richt op meerdere risicofactoren tegelijkertijd. Voor de instelling in zijn geheel, maar ook voor iedere bewoner apart wordt geïnventariseerd wat de valrisico’s zijn. Op basis van deze multifactoriële inventarisatie worden de benodigde maatregelen getroffen. Bij de inventarisatie wordt ook gekeken naar de rol van de verschillende disciplines en de onderlinge samenwerking in het kader van valpreventie. Daarnaast bestaat het verbeterteam uit vertegenwoordigers van verschillende disciplines en wordt al het personeel op de hoogte gehouden van de stand van zaken om hen er zoveel mogelijk bij te betrekken. In veel verpleeg- en verzorgingshuizen heeft valpreventie nog te weinig aandacht en worden onvoldoende maatregelen genomen om valincidenten te voorkomen. Oorzaak is dat zowel bewoners, personeel als management zich onvoldoende bewust zijn van de risico’s die bewoners lopen om te vallen, dat ze onvoldoende kennis hebben over en het belang inzien van preventieve maatregelen en dat ze zich onvoldoende in staat voelen om deze uit te voeren (Graafmans et al., 2004; Neyens, 2007; Motivaction, 2003). Het doel van ‘Blijf Staan’ is daarom dat bewoners, personeel en management zich bewust worden van de risico’s die bewoners lopen om te vallen, maar ook dat ze voldoende kennis hebben en het belang inzien van valpreventieve maatregelen en deze maatregelen kunnen toepassen. Dit met als uiteindelijk doel dat valpreventie structureel wordt opgenomen in het beleid van de instelling en dat personeel en bewoners de juiste valpreventieve maatregelen nemen. Het creëren van bewustzijn bij personeel, management en bewoners voor het risico dat bewoners lopen om te vallen en het laten inzien
20
Interventienummer
Blijf Staan
van het belang van preventieve maatregelen wordt gedaan door hen hierover te informeren. Hiervoor worden informatiebijeenkomsten georganiseerd en brochures uitgedeeld. Ook worden de resultaten van de analyse van de valincidentenregistratie van de eigen instelling teruggekoppeld evenals de resultaten van de inventarisatie van de valrisico’s. Personeel, bewoners en management worden daarnaast geinformeerd over de valpreventieve maatregelen die ze kunnen nemen en die geschikt zijn voor de instelling en voor de specifieke bewoners. Dit gebeurt door middel van informatiebijeenkomsten en door het verspreiden van brochures. Ook is voor iedere instelling een handboek beschikbaar met alle relevante informatie en is informatie beschikbaar op de website. Om de vaardigheden ook toe te kunnen passen is informatie beschikbaar in het handboek, maar kan ook een training worden gevolgd of advies op maat worden gevraagd. Voor het beïnvloeden van het gedrag van personeel en bewoners met betrekking tot het uitvoeren van valpreventieve maatregelen wordt uitgegaan van het ASE model (de Vries et al., 1995; Brug et al., 2010). In het ASEmodel beïnvloeden de attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit de intentie tot valpreventieve maatregelen. Deze intentie wordt weer beïnvloed door kennis en vaardigheden, maar ook door barrieres en mogelijkheden om deze maatregelen toe te passen. De interventie ‘Blijf Staan’ is planmatig opgezet en geeft personeel en management van verpleeg- en verzorgingshuizen praktische handvatten voor het doorlopen van een continue en cyclisch proces van meten, verbeteracties uitvoeren, evalueren en borgen. Dit is uitgewerkt aan de hand van een stappenplan waarmee risico’s op vallen beheerst worden. Deze aanpak is gebaseerd op de kwaliteitscirkel van Deming oftewel de PDCA-cyclus. De cirkel beschrijft vier activiteiten, die bijdragen aan een continue verbetering van de kwaliteit: plan, do, act en check. De basis vormt een analyse van de bestaande situatie op basis waarvan een plan voor verandering wordt gemaakt (plan) en uitgevoerd (do). De resultaten van de uitvoering van dit plan worden gemeten, vergeleken met de beginsituatie en getoetst aan de vooraf opgestelde gestelde doelen (check). Vervolgens worden plannen bijgesteld op basis van de gevonden resultaten (act), waarna de cyclus weer opnieuw begint. Het einddoel van ‘Blijf Staan’ is dat valpreventie structureel wordt opgenomen in het beleid van de instelling. Deze planmatige en continue aanpak helpt de instelling hierbij, mede ook omdat voor iedere fase specifieke maatregelen en activiteiten zijn ontwikkeld. In het handboek is dit uitgebreid per fase uitgewerkt en er zijn voor iedere fase ondersteunende materialen beschikbaar. ‘Blijf Staan’ is een interventie die op maat kan worden aangeboden voor verschillende instellingen, maar ook voor de verschillende bewoners van die instellingen. De interventie is afgestemd op de specifieke kenmerken, opvattingen en gedragingen van de persoon of instelling voor wie de interventie bedoeld is. Als er bij interventies gebruik gemaakt wordt van advies op maat, is de kans groter dat de gestelde doelen worden bereikt omdat deze beter aansluiten bij de behoeften en relevanter zijn voor de betrokken partijen (Skinner et al., 1993; Noar et al., 2007). Het op maat gedeelte binnen ‘Blijf Staan’ zijn o.a. vormgegeven in de persoonlijke risiocoanalyse die gemaakt wordt, gevolgd door een op de persoon afgestemd advies.
21
Interventienummer
Blijf Staan
De interventie ‘Blijf Staan’ kan alleen maar succesvol zijn als het goed georganiseerd wordt (Saan & de Haes, 2005). Daarom is er binnen stap 1 (formatie verbeterteam) en stap 2 (inventarisatie) veel aandacht voor de randvoorwaarden zoals, voldoende geld, draagvlak, kennis en personeel. Daarbij is het belangrijk dat er een deskundige projectleider aanwezig is, een goed functionerend projectteam, evenals deskundig en gemotiveerd personeel. Ook voldoende draagvlak binnen de instelling en een goed intern en extern netwerk zijn belangrijke voorwaarden voor het slagen van de interventie. In het handboek zijn verschillende methoden en materialen beschikbaar, die hieraan kunnen bijdragen, zoals tips voor het creëren van draagvlak en de beschikbaarheid van voldoende personeel en financiën. Als laatste richt ‘Blijf Staan zich op het beïnvloeden van het beleid van het verpleeg- of verzorgingshuis met als doel dat valpreventie structureel in het beleid wordt opgenomen. Hierdoor is de kans kleiner op valincidenten en op een betere gezondheid en hogere kwaliteit van leven van de bewoners. Het referentiekader gezondheidsbevordering (Saan & de Haes, 2005) is een kwaliteitsinstrument dat inzicht geeft in alle factoren die een rol spelen bij gezondheidsbevordering, maar ook in hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Hoe meer elementen van het referentiekader opgenomen zijn in een programma, hoe groter de kans op effectieve en duurzame gezondheidsbevordering. In de interventie ‘Blijf Staan’ zijn vrijwel alle elementen van het referentiekader opgenomen. Dit maakt het aannemelijk dat de aanpak van ‘Blijf Staan’ effectief is, ook op de langere termijn. Voorwaarde is wel dat de methodiek wordt geïmplementeerd volgens de voorgeschreven werkwijze en op maat gemaakt voor bewoners en voor de instelling. De definitieve versie van ‘Blijf Staan’ is ontwikkeld op basis van de resultaten van diverse vooronderzoeken. Zo bleek uit groepsgesprekken met bewoners van verzorgingshuizen dat zij onvoldoende het belang inzien van valpreventieve maatregelen en zich in eerste instantie zelf verantwoordelijk voelen voor valincidenten en het voorkomen hiervan. Ook gaven bewoners aan vooral geïnteresseerd te zijn in praktische informatie over valpreventie (Motivaction, 2003). Op basis van dit onderzoek is er binnen ‘Blijf Staan’ aandacht voor het creëren van het bewustzijn van bewoners dat valleneen probleem is en hen laten inzien dat valpreventieve maatregelen hierbij van belang zijn voor hen. Ook is op basis van dit onderzoek de boodschap binnen ‘Blijf Staan’ dat valpreventie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van personeel en bewoners en is er speciale aandacht voor praktische maatregelen die bewoners en personeel hierbij kunnen nemen. Hiernaast bleek uit een focusgroepbijeenkomst met personeel van verzorgingshuizen (Wijlhuizen, 2005), dat het aansluiten bij het kwaliteitsbeleid en het gebruik maken van het bestaande registratiesysteem, bevorderende factoren zijn voor de implementie van ‘Blijf Staan’. Dit is meegenomen in de definitieve versie van ‘Blijf Staan’ (het gaat o.a. uit van bestaande meldingsincidenten registratie van de organisaties) Ook de verbeterpunten uit een implementatieonderzoek (van de Steeg & van Marle, 2006), waarbij bleek dat er behoefte was aan methoden voor het beter betrekken van het verzorgend personeel en aan tips voor het beschikbaar krijgen van voldoende tijd en
22
Interventienummer
Blijf Staan
geld, zijn meegenomen bij de doorontwikkeling van het ‘Blijf Staan’ handboek. Werkzame factoren en mechanismen De veronderstelde werkzame ingrediënten van de interventie ‘Blijf Staan’ zijn: -de multifactoriële aanpak, afgestemd op multifactoriële risico’s van de doelgroep en de instelling. -de multidisciplinaire aanpak, door het betrekken van alle disciplines in de instelling. -de planmatige aanpak met een stappenplan voor het doorlopen van een continue en cyclisch proces van meten, plannen, uitvoeren, evalueren en borgen. -de maatregelen zijn op maat en gebaseerd op een grondige analyse van risicofactoren bij bewoners en omgeving. -het creëren van draagvlak door het betrekken van zowel bewoners, personeel en management in het verbeterteam. -het incidentenregiestatiesysteem als basis, dat zorgt voor inzicht en bewustzijn bij bewoners, personeel en management, maar ook voor feedback van de genomen valpreventieve maatregelen. -ondersteuning en herhaalde aandacht via nieuwsbrieven, netwerk en website. -‘Blijf Staan’ sluit aan bij de huidige praktijk van verpleeg- en verzorgingshuizen, het kwaliteitsbeleid van zorginstellingen en de eisen van inspectie.
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
Valincidenten in verpleeg- en verzorgingshuizen komen zeer frequent voor, met een grote kans op (ernstig) letsel en een vermindering van de gezondheid en kwaliteit van leven van de bewoners. ‘Blijf Staan is een multifactoriële, multidisciplinaire en planmatige interventie, die zich richt op valpreventie voor bewoners in verpleeg- en verzorgingshuizen. Dit door het creëren van bewustzijn voor het hoge risico op
23
Interventienummer
Blijf Staan
vallen bij bewoners, personeel en management, het laten inzien van het belang van valpreventieve maatregelen, het geven van op maat adviezen over valpreventieve maatregelen en door het bieden van ondersteuning bij de uitvoering van deze maatregelen. Het einddoel van ‘Blijf Staan’ is een structurele inbedding van de valpreventieve methodiek in het verpleeg- of verzorgingshuis.
24
Interventienummer
Blijf Staan
C. Overdraagbaarheid
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing. Meld indien van toepassing: Er zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers.
8.1 Eisen ten aanzien van opleiding De interventie wordt uitgevoerd door professionals werkzaam in een verpleeg- of verzorgingshuis. Er zijn geen eisen ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerende werkers. Wel is het belangrijk dat de projectleider i.i.g. een gedreven persoon is met voldoende enthousiasme, mensen met elkaar kan verbinden en korte lijnen heeft met het MT. De gewenste competenties van de projectleider en de verdeling van mensen binnen het verbeterteam komen in de starttraining aan bod. De intermediairs worden ondersteund met materiaal en methodieken uit het handboek en indien gewenst met trainingen (zie onder 8.2). Daarnaast is er een helpdesk voor inhoudelijke en/of projectmatige vragen. 8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie
Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is? Meld indien van toepassing: Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie.
De eerste versie van ‘Blijf Staan’ is in 2002 landelijk ontwikkeld en getest door VeiligheidNL in samenwerking met ActiZ en TNO. VeiligheidNL draagt zorg voor de implementatie. ‘Blijf Staan’ wordt in verpleeg- en verzorgingshuizen aangeboden door de betrokken professionals. Hiervoor is het belangrijk dat zij weten van het bestaan van de interventie, dat ze zich bewust zijn van het belang van valpreventie voor hun bewoners en dat ze de meerwaarde zien om ‘Blijf Staan’ in de eigen instelling aan te bieden (adoptiefase). Daarnaast moeten zij weten hoe de interventie werkt en in staat zijn om het in de eigen instelling uit te voeren (implementatiefase), maar ook weten hoe de interventie op de langere termijn te borgen (continueringsfase). Voor de implementatie biedt VeiligheidNL de volgende activiteiten aan: Adoptiefase: - Cijfers over de incidentie van valincidenten, de oorzaken hiervan en de gevolgen worden regelmatig landelijk verspreid via diverse media, vaak in samenwerking met branche organisatie ActiZ. Daarnaast zijn op verzoek specifieke cijfers beschikbaar voor verpleeg- en verzorgingshuizen. Deze cijfers geven inzicht in de ernst van het probleem. Ongeveer 10 x per jaar wordt een digitale nieuwsbrief verspreid vanuit het Kennisnetwerkvalpreventie van VeiligheidNL voor geïnteresseerde organisaties, met informatie en nieuws over valpreventie. In deze nieuwsbrief staat ook regelmatig informatie over ‘Blijf Staan’ en de mogelijkheden om de interventie aan te bieden in verpleeg- en verzorgingshuizen. Ook is er informatie over het aanwezige ondersteuningsmateriaal dat hiervoor beschikbaar
25
Interventienummer
Blijf Staan
-
is. Organisaties en professionals worden via publicaties in vaktijdschriften en presentaties op congressen geïnformeerd over de grote kans op valincidenten bij bewoners in verpleeg- en verzorgingshuizen en over de mogelijkheden voor een instelling voor de preventie hiervan. Het kennisnetwerkvalpreventie organiseert meerdere themabijeenkomsten per jaar. In deze bijeenkomsten wordt kennis en ervaring uitgewisseld over allerlei thema’s rondom valpreventie die ook voor verpleeg- en verzorgingshuizen interessant zijn, zoals over medicatie en een effectief beweegaanbod. Op de website van veiligheidNL is informatie beschikbaar over ‘Blijf Staan’. Hierbij gaat het om informatie over de inhoud van de interventie, maar ook over materialen en ondersteuning.
Implementatiefase VeiligheidNL biedt diverse trainingen aan die tot doel hebben ‘Blijf Staan’ in de instelling te implementeren. Er zijn trainingen beschikbaar voor zowel de uitvoerende professionals als voor de projectleiders. In de trainingen krijgen professionals kennis en vaardigheden aangereikt om ‘Blijf Staan’ op een goede manier in de eigen instelling te implementeren. Ook is er ruimte voor het delen van ervaringen met professionals uit andere instellingen. Zonodig kan advies op maat aangevraagd worden, evenals begeleiding bij de implementatie in de eigen instelling. Continueringsfase Onderdeel van de interventie ‘Blijf Staan’ is de borging van de interventie in de instelling. Hoe dit gedaan moet worden en wat hiervoor nodig is, staat uitgebreid beschreven in de handleiding onder borging (stap 5), inclusief het benodigde ondersteunende materiaal hierbij. Voorbeelden hiervan zijn een checklist borging, tips voor financiering en communicatie en een voorbeeld voor een maandrapportage. Indien gewenst kan persoonlijk advies en begeleiding aangevraagd worden via VeiligheidNL. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten. Meld indien niet bekend of niet van toepassing: De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder.
De instellingen en de betrokken professionals hebben zelf als taak de kwaliteit van ‘Blijf Staan’ te bewaken. De methodiek stimuleert organisaties om planmatig te werken en diverse stappen te doorlopen met ondersteunende materialen. Deze manier van werken is bevorderlijk voor de kwaliteit. Instellingen zijn verplicht om met een incidentenregistratiesysteem te werken, welke binnen ‘Blijf Staan’ als basisinformatiebron wordt gebruikt. Daarnaast heeft de instelling de plicht om kwalitatieve zorg te bieden en wordt dit gecontroleerd door de inspectie voor de gezondheidszorg. Ook heeft iedere professional via de wet BIG de plicht om verantwoorde zorg te bieden.
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteits-
Alle materialen die nodig zijn om met ‘Blijf Staan’ te werken zijn via de website van VeiligheidNL tegen verzend- en administratiekosten (op dit moment 21 euro) te bestellen en voor een deel gratis te downloa-
26
Interventienummer
bewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie). Meld indien van toepassing: Er zijn bij deze interventie geen gegevens bekend over de kosten en /of de tijdsinvestering van professionals.
Blijf Staan
den. De kosten voor de uitvoering van ‘Blijf Staan’ zijn sterk afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden in de instelling en van hoe de interventie wordt vormgegeven. De kosten zitten met name in de uren die de professionals kunnen besteden aan ‘Blijf Staan’. Hierbij gaat het zowel om de professionals die de activiteiten aanbieden als om leden van de projectgroep. Eventuele reparaties en aanpassingen in de instelling kunnen ook kosten met zich meebrengen.
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nul-meting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten.
Bereikgegevens VeiligheidNL registreert hoeveel handboeken en overige materialen besteld worden door verpleeg- en verzorgingshuizen of andere geïnteresseerden. Vanaf de start in 2002 tot halverwege 2012 hebben ongeveer 800 organisaties de ‘Blijf Staan’ handboeken besteld. Daarnaast hebben ruim 400 mensen deelgenomen aan een starttraining van ‘Blijf Staan’.
Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast.
Valpreventie in verzorgingshuizen (Motivaction, 2003) Doel: Inzicht verkrijgen in de veiligheidsbeleving van ouderen in verzorgingshuizen met betrekking tot vallen en de manier waarop zij het beste bereikt kunnen worden met veiligheidsboodschappen. Type onderzoek: Groepsdiscussies met bewoners van drie verzorgingshuizen. Enkele relevante uitkomsten: -De geïnterviewde ouderen in verzorgingshuizen zien ouderdom als belangrijkste reden voor valincidenten en denken dat het vrijwel onmogelijk is om een valincident te voorkomen. De ouderen bleken zich onvoldoende bewust te zijn van het belang van preventieve maatregelen om valincidenten te voorkomen en van de rol die ze hier zelf in kunnen spelen. -Ouderen vinden in eerste instantie dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van valincidenten. Verzorgingshuizen zijn volgens hen alleen verantwoordelijk als de oorzaak van valincidenten te wijten zijn aan obstakels in de directe omgeving van het tehuis -Ouderen gaven aan weinig behoefte te hebben aan informatie over valpreventie. Wel vonden ze praktische informatie voor het veilig inrichten van de woning wel nuttig. -Aanbevelingen zijn om ouderen meer bewust te maken van het belang van valpreventie in verzorgingshuizen en van de rol die ze hierin kunnen spelen. Hiervoor is tweerichtingsverkeer nodig tussen verzorgingshuizen en bewoners. Een groepsgesprek in het verzorgingstehuis lijkt hiervoor het meest geschikt.
Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Samenstellen en evalueren van een interventieprogramma voor preventie van vallen bij bewoners van verzorgingshuizen (Graafmans et al., 2004). Doel: Onderzoeken of een multifactoriële interventie ter preventie van vallen in verzorgingshuizen, haalbaar en effectief is. (Ontwikkeling en evaluatie van eerste versie van ‘Blijf Staan’.) Type onderzoek: Ontwikkeling van interventie ondersteund door quasi
27
Interventienummer
Blijf Staan
experimenteel evaluatieonderzoek bij 582 bewoners in zes verzorgingshuizen, waarvan 3 instellingen en 349 bewoners in interventiegroep en 3 instellingen en 233 bewoners in de controlegroep. Relevante uitkomsten: -Er kon geen significant effect worden aangetoond voor het aantal valongevallen tussen experimentele groep en de controlegroep. -Het uitblijven van effect heeft mogelijk te maken gehad met een onvolledige uitvoering van de interventies in de verzorgingshuizen tijdens het onderzoek. Niet alle activiteiten bleken op alle locaties namelijk even consequent te zijn toegepast. -De interventie bleek implementeerbaar en praktisch uitvoerbaar. Onderzoek in een implementatie georiënteerd project: Implementatie bij valpreventie in verzorgingshuizen (Graafmans & Schoone, 2004). Doel: Identificatie van bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van valpreventie in verzorgingshuizen in het kader van evaluatieonderzoek. Type onderzoek: Implementatieonderzoek door middel van interviews en vragenlijsten bij onderzoekers, consultants en projectcoördinatoren in verzorgingshuizen. Enkele relevante uitkomsten: Implementatie georiënteerd effectonderzoek van een complexe interventie is meer dan een experimentele studie met een implementatieplan. Er dient rekening gehouden te worden met de consequenties van een implementatiegericht project, zoals extra tijd voor communicatie, veel energie en inzet vanuit de praktijk. Ook zijn aanpassingen van het onderzoeksplan vaak noodzakelijk, vanwege prioriteiten en mogelijkheden vanuit de praktijk. Focusgroep bijeenkomst ‘Blijf Staan’ (Wijlhuizen, 2005). Doel: Inzicht krijgen in hoe verpleeghuizen overtuigd kunnen worden van het belang van de implementatie van ‘Blijf Staan’, wat belemmerende en bevorderende factoren zijn voor de implementatie en wat relevante uitkomstmaten zijn om ‘Blijf Staan’ te profileren. Type onderzoek: Focusgroepbijeenkomst met 4 vertegenwoordigers van verzorgingshuizen en 4 vertegenwoordigers van bij ‘Blijf Staan’ betrokken organisaties. Relevante uitkomsten: -Om verzorgingstehuizen te overtuigen van het belang is het zinvol om ‘Blijf Staan’ te presenteren als passend binnen het kwaliteitsbeleid. -De registraties voor ‘Blijf Staan’ dienen zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande systemen van de instelling. -Resultaten die voortkomen uit de MIC registratie worden gezien als relevante en praktisch toepasbare uitkomstmaten. -Aanbevelingen zijn gebruikt bij de verdere ontwikkeling van ‘Blijf Staan’. Implementatieonderzoek ‘Blijf Staan’: ‘Met vallen en opstaan’ (van de Steeg & van Marle, 2006). Doel: Inzicht krijgen in het verloop van de implementatie van ‘Blijf Staan’ en in de beperkende en bevorderende factoren, die hierbij een rol hebben gespeeld. Hierbij is gekeken naar de mate waarin methode en materialen gebruikt zijn, de oorzaken van het wel of niet gebruiken en de gebruikte strategieën voor implementatie.
28
Interventienummer
Blijf Staan
Type onderzoek: Procesevaluatie naar de invoering van ‘Blijf Staan’ door middel van vragenlijsten (n= 111) en interviews (n=16) bij personeel van verpleeg- of verzorgingshuizen die de interventie in hun instelling hebben aangeboden. Relevante uitkomsten: -De meeste respondenten waren positief over de inhoud van het materiaal en de methodiek, wat bevorderend heeft gewerkt bij de implementatie. -Een groot deel van de respondenten gaf aan gebruik te maken van de materialen. De meeste niet gebruikers waren wel van plan dit op korte termijn te gaan doen. -In de meeste instellingen bleek een projectteam voor valpreventie te zijn opgezet. -Niet alle ondersteunende materialen zijn in alle organisaties ingezet. -Veel respondenten gaven aan dat ze de betrokkenheid van het verzorgend personeel als te laag hebben ervaren. Hier is meer aandacht voor nodig. -Er werden concrete verbeterpunten en of wensen geuit. Deze laatste zijn door VeiligheidNL nagenoeg allemaal meegenomen in een herziening van de aangeboden ondersteuning. Zo zijn er tips voor het verkrijgen van financiën opgenomen in het handboek en zijn standaard presentaties vanuit de themabrochures beschikbaar. Fall prevention in psychogeriatric nursing home residents; a process evaluation (Neyens, 2007). Doel: Inzicht verkrijgen in hoe en in welke mate de interventie ‘Blijf Staan’ is geïmplementeerd op psychogeriatrische afdelingen van verpleeghuizen. Type onderzoek: Procesevaluatie op 6 afdelingen, gerelateerd aan effectonderzoek van ‘Blijf Staan’ bij psychogeriatrische patiënten. Belangrijkste resultaten: In dit onderzoek bleek de interventie overwegend volgens het protocol te zijn uitgevoerd. De specifiek samengestelde multidisciplinaire valpreventieteams functioneerden goed en waren zeer gemotiveerd. Wel bleek de communicatie tussen de valpreventieteams en de rest van het afdelingspersoneel niet optimaal te zijn. De belangrijkste belemmerende factoren voor implementatie waren het gebrek aan tijd om de interventie volledig uit te voeren en de communicatieproblemen tussen de valpreventieteams en de rest van het afdelingspersoneel.
Voor u verder gaat
29
Interventienummer
Blijf Staan
Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1
Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke bewijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.)
Vraag 11
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies
X Ja
Nee
Ja
X Nee
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
30
Interventienummer
Blijf Staan
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en meta-analyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
Neyens JCL (2007). Fall prevention in psychogeriatric nursing home residents. Thesis, University Maastricht. Doel: Nagaan of een multifactoriële valpreventieve interventie effectief en uitvoerbaar is bij psychogeriatrische verpleeghuispatiënten. Voor de effectiviteit is gekeken of door de interventie minder valincidenten hebben plaatsgevonden en minder letsel ten gevolge van deze valincidenten. De interventie die in dit onderzoek getest is komt volledig overeen met de methodiek van ‘Blijf Staan’, zoals die beschikbaar is in de module voor psychogeriatrische patiënten. Deze module komt vrijwel overeen met de algemene aanpak van ‘Blijf Staan’, alleen zijn de materialen, zoals checklists en brochures, specifiek afgestemd op psychogeriatrische patiënten, omdat zij een specifieke benadering vragen. Type onderzoek: Randomised controlled trial op psychogeriatrische afdelingen van 12 verpleeghuizen, waarvan 6 in de interventiegroep en 6 in de controlegroep. Er was sprake van een aselecte toewijzing aan interventie- of controlegroep door middel van een computerprogramma. Er deden in totaal 518 patiënten mee aan het onderzoek, waarvan 249 in de interventiegroep en 269 in de controlegroep. Het aantal valincidenten en het aantal valgerelateerde letsels waren de uitkomstmaten. De tijd tussen voor- en nameting was 12 maanden. Relevante uitkomsten: In de interventiegroep werd 2,09 keer per patient per jaar gevallen, in de controle groep 2,54 keer per patiënt per jaar. De intention to threat analyse, met correctie voor een aantal variabelen zoals patiëntenkenmerken en afdelingskenmerken, toonde een significant lager gemiddelde van de valincidentie aan in de interventiegroep (rate ratio=0,64, 95% CI=0,43-0,96, p=0,029). Subgroepanalyses toonden een verdere daling van het valrisico als patienten langer deelnamen aan het onderzoek. Daarnaast toonde de intention to threat analyse een lager gemiddelde van de valgerelateerde letsels in de interventiegroep, maar dit verschil was niet significant. Vaal J &, Neyens JCL (2008). Minder valincidenten bij deelnemers aan Zorg voor Beter Verbetertraject Valpreventie. Vakblad N.V.F.G., Fysiotherapie en ouderenzorg, 26-33.
31
Interventienummer
Blijf Staan
Doel: laten zien wat de eerste resultaten zijn van het Verbetertraject Valpreventie in de langdurige zorg in het kader van het kwaliteitsprogramma van VWS ‘Zorg voor Beter’. De methodiek die gebruikt is in dit verbetertraject komt volledig overeen met de methodiek, zoals die gehanteerd wordt in ‘Blijf Staan’. Type onderzoek: Pre- en posttestmetingen van valincidenten en letsel ten gevolge van valincidenten bij cliënten in de langdurige zorg op basis van het bestaande incidenten registratiesysteem. De metingen zijn gedaan in het kader van de landelijke prevalentiemetingen zorgproblemen (door Universiteit Maastricht), waarbij extra analyses zijn gedaan bij instellingen die meegedaan hebben met het verbetertraject voor valpreventie. De valpreventieve methodiek werd toegepast bij 601 cliënten in 5 instellingen uit de verstandelijke gehandicaptenzorg, 3 thuiszorginstellingen, 3 verzorgingshuizen en 4 verpleeghuizen. Deelname aan het verbetertraject en aan de landelijke prevalentiemetingen is op basis van vrijwilligheid van de instellingen. Er is niet gewerkt met een controlegroep. Uitkomstmaten zijn het aantal cliënten dat is gevallen, het aantal cliënten dat meer dan één keer is gevallen en het aantal cliënten dat gezondheidsklachten heeft opgelopen ten gevolge van het vallen. De tijd tussen voor- en nameting bedroeg 12 maanden. Relevante uitkomsten: In de instellingen die mee hebben gedaan daalde het aantal cliënten dat is gevallen met 30%, van 101 cliënten naar 66 . Het aantal cliënten dat meer dan 1 keer is gevallen daalde met 40%, van 47 cliënten naar 26 . Ook is het aantal cliënten met gezondheidsklachten als gevolg van vallen gedaald met 30%, van 35 cliënten naar 15. Aandachtspunt was dat bij 26% van de deelnemers fixatie is toegepast ter voorkoming van valincidenten. Dit terwijl er voldoende bewijs beschikbaar is dat vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen niet helpen ter voorkoming van valincidenten. Er is daarnaast een toename van fixatie zichtbaar tussen voor- en nameting, maar deze wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door een onderrapportage tijdens de voormeting. 10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1 positieve resultaten 2 effectiviteit niet vastgesteld; 3 negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5 effectiviteit onduidelijk of onbekend. (Zie de handleiding bij dit werkblad.)
Studie 1 Auteurs: Neyens J. C. L. Jaar: 2007 Onderzoekstype: RCT Belangrijkste resultaten: Significant minder valincidenten na toepassing valpreventieve interventie Bewijskracht van het onderzoek: Zeer sterk Resultaten effectiviteit: Positief resultaat Studie 2 Auteurs: Vaal J. & Neyens J. C. L. Jaar: 2008 Onderzoekstype: Voor- en nametingen in de dagelijkse praktijk door gebruikmaking van bestaande registraties. Geen controlegroep en geen gestandaardiseerde onderzoeksetting. Belangrijkste resultaten: Het percentage valincidenten daalde aanzienlijk evenals het aantal gezondheidsklachten ten gevolge van vallen. Bewijskracht van het onderzoek: Zwak/Matig
32
Interventienummer
Blijf Staan
Resultaten effectiviteit: Positief resultaat
11. Buitenlandse effectstudies Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of metaanalyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie?
Er zijn wel buitenlandse studies en reviews beschikbaar over valpreventie bij ouderen in instellingen, maar de interventies die onderzocht zijn komen niet volledig overeen met ‘Blijf Staan’. Ook wordt niet altijd precies omschreven hoe de multifactoriële interventies eruit zien en hoe deze geïmplementeerd zijn.
Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
33
Interventienummer
Blijf Staan
E. Overige informatie
12. Toelichting op de naam van de interventie Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
De naam ‘Blijf Staan’ geeft aan dat het om een valpreventieproject gaat. De naam heeft een positieve insteek om zo zo min mogelijk weerstand op te wekken. De naam past zo bij een concreet project over valpreventie. Een voorloper van ‘Blijf Staan’ is ‘Samen staan we sterk’, waarbij de naam geen link had met valpreventie.
Meldt indien van toepassing: Over de naam van de interventie zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering. Meld indien van toepassing: • De locatie waar de interventie dient te worden uitgevoerd is niet aangegeven. • Er zijn geen gegevens over de uitvoerende organisatie bekend.
De interventie wordt toegepast in verpleeg- en verzorgingshuizen. Ook wordt ‘Blijf Staan’ ingezet in enkele organisaties in de gehandicaptenzorg. Halverwege 2012 zijn rond 800 organisties in het bezit van ‘Blijf Staan’ handboeken en hebben ruim 400 zorgprofessionals deelgenomen aan een ‘Blijf Staan’ training. De interventie wordt aangeboden door het eigen personeel van verpleeg- en verzorgingshuizen. ‘Blijf Staan’ is tot stand gekomen in overleg met verschillende organisaties: Landelijk Overleg Cliëntenraden (LOC), ministerie van VWS, Nederlandse Consumenten en Patiënten Federatie (NCPF), ActiZ, TNO Kwaliteit van Leven en VeiligheidNL. Ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg hecht belang aan valpreventie en steunt dit initiatief.
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies. Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over
‘Blijf Staan’ vertoont overeenkomsten met de interventie ‘Halt U Valt’ een valpreventieve interventie voor zelfstandig wonende ouderen. De methodiek vertoont veel overeenkomsten zoals de multifactoriële en planmatige aanpak. Een belangrijk verschil is dat ‘Blijf Staan’ zich richt op bewoners, personeel en management van verpleeg- en verzorgingshuizen. Dit is een andere doelgroep, waarvoor andere methodieken en materialen nodig zijn. Ook is er binnen ‘Blijf Staan’ meer
34
Interventienummer
soortgelijke interventies.
Blijf Staan
aandacht voor een multidisciplinaire aanpak.
Aangehaalde literatuur
35
Interventienummer
Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APA-normen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Blijf Staan
Berg, S. van den, Otter, M. den & Keehnen, E. (2003). Valpreventie in verzorgingshuizen. Motivaction, Amsterdam. Berg Jeths, A. van den, Timmermans, J.M., Hoeymans. N., & Woittiez, I.B. (2004). Ouderen nu en in de toekomst: Gezondheid, verpleging en verzorging 2000-2020. RIVM rapportnummer: 270502001. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Brug, J., Assema, P. van, & Lechner, L. (2010). Gezondheidsvorlichting en gedragsverandering; een planmatige aanpak. Van Gorcum, Assen. Cameron, I. D., Murray, G. R., Gillepsie, L. D., Robertson, M. C., Hill, K. D. , Cumming, R. G., & Kerse, N (2010). Interventions for preventing falls in older people in nursing care facilities and hospitals (review). The Cochrane Collaboration, John, Wiley & Sons. Campbell, A. J., Borrie, M. J., Spears, G.F., Jackson, S. L. , Brown, J. S., & Fitzgerald, J. L. (1990). Circumstances and consequences of falls experienced by a community population 70 years and over during a prospective study. Age ageing ; 19, 136-41. Campen, C. van, Woittiez, I., Gameren, E. van, & Timmermans, J.M. (2004). Typering van cliënten van AWBZ gefinancierde verpleging en verzorging. Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag. CBO (2004). Richtlijn preventie van valincidenten bij ouderen. CBO & NVKG, Utrecht. Costello, E. & Edelstein, J. E. (2008). Update on falls prevention for community-dwelling adults: review of single and multifactorial intervention programs. J Rehabil Res Dev. 45 (8),1135-52. Dean, E. & Ross, J. (1993). Relationships among cane fitting, function, and falls. Physical therapy, 73, 494-504. Dijcks, B. P. J., Neyens, J. C. L., Schols, J. M. G. A., Haastrecht, J. C. M., van, Crebolder, H. F. J. M., & de Witte, L. P. (2005). Valincidenten in verpleeghuizen: gemiddeld bijna 2 per bed per jaar met bij 1,3% een fractuur als gevolg. Ned Tijdschr Geneeskd, 149, 1043-7. Gillespie, L.D., Gillespie, W.J., Robertson, M.C., Lamb, S.E., Cumming, R.G. & Rowe, B.H. (2009a). Interventions for preventing falls in elderly people (review), The Cochrane Database of Systematic Reviews CD000340, 1. Gillespie, L.D., Robertson, M.C., Gillespie, W.J., Lamb, S.E., Gates, S., Cumming, R.G. & Rowe, B.H. (2009b). Interventions for preventing falls in older people living in the community (review), The Cochrane Database of Systematic Reviews, Issue . Art.No.: CD007146. Graafmans, W.C., Ooms, M. E., Hofstee, H. M. A., Bezemer, P. D., Bouter, L. M., & Lips, P (1996). Falls in the elderly: a propspective study of risk factors and risk profiles. Am J Epidemiol , 143, 1129-
36
Interventienummer
Blijf Staan
1136. Graafmans, W. C. (2002), Preventie van vallen bij ouderen in het verzorgingshuis. TNO Preventie en gezondheid.(presentatie). Graafmans, W. C., & Schoone, M. (2004). Onderzoek in een implementatie georienteerd project: implementatie bij valpreventie in verzorgingshuizen. TNO, Leiden. Graafmans, W. C., Wijlhuizen, G. J. & Chorus, A.M.J. (2004). Samenstellen en evalueren van een interventieprogramma voor preventie van vallen bij bewoners van verzorgingshuizen. TNO, Leiden. Kennisnetwerk Valpreventie (2007). http://www.kennisnetwerkvalpreventie.nl, Amsterdam. Lanting, L. C., Stam, C., Hertog, P. C. den, & Brugmans, M. J. P. (2005). Welke factoren beïnvloeden de kans op privé-ongevallen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Letsels en vergiftigingen\ Privé-ongevallen. O’Loughlin, J. L., Robitaille, Y., Boivin, J., Suissa, S (1993). Incidence of risk factors for falls and injurious falls among the communitydwelling elderly. Am J Epidemiol ,137, 342-54. Neyens, J. C. L (2007). Fall prevention in psychogeriatric nursing home residents. Proefschrif. Maastricht. NIGZ (2007). Factsheet alcohol en ouderen. NIGZ, Woerden. Noar, S. M., Benac, C. N., Harris, M. S. (2007). Does tailoring matter? Meta-Analytic Review of Tailoring Print health Behaviour Change Interventions. Psychological Bulletin, 133 (4), 673-693. Perell, K. L., Nelson, A., Goldman, R. L., Luther, S. L., Prieto-Lewis, N., Rubenstein. L. Z. (2000). Fall risk assessment measures: an analytic review. Journal of Gerontology: medical sciences , 56: M761M766. RIVM (2012). Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, versie 4.8, 14 juni 2012 Saan, H. & Haes, W. de (2005). Gezond effect bevorderen. Het organiseren van effectieve gezondheidsbevordering. Woerden: NIGZ. Schols, J. M. G. A., Crebholder, H. F. J. M., & Weel, C. van (2004). Nursing home and nursing home physican: The Dutch experience. J. Am Med Dir Assoc , 5: 207-121. Schoone, M. & Meuleman, V. (2004). Valpreventie strategie in verzorgingshuizen TNO, Leiden.
37
Interventienummer
Blijf Staan
Skinner, C., Siegfried, J., Kegler, M. & Strecher, V. (1993). The potential of computers in patient education. Patient education and counseling, 22, 27-34. Stalenhoef, P. A., Crebolder, H. F. J. M., Knottnerus, J. A., & Horst, F. G.E. M., van der (1997). Incidence, risk factors and consequences of falls among elderly subjects living in the community: a criteria based analysis. Eur J Publ health, 7: 328-34. Steeg, L. van de, & Marle, A. van (2006). Met vallen en opstaan; implementatieonderzoek Blijf Staan. Consument en Veiligheid, Amsterdam. Stel, V. S. (2003). Prevention of fall accidents in older persons: from risk profile to intervention strategy. Amsterdam: EMGO. Stel, V. S., Smit, H. H., Pluijm, S. M. F. & Lips, P. (2004). Consequenses of falling in older men and women and risk factors for health service use and functional decline. Age an Ageing, 33 (1), 58-65. Vaal, J., & Neyens, J. (2008). Minder valincidenten bij deelnemers aan Zorg voor Beter Verbeterraject Valpreventie. Vakblad N.V.F.G., Fysiotherapie en ouderenzorg, 26-33. VeiligheidNL & EMC Rotterdam (2007). Letsellastmodel 2007, VeiligheidNL i.s.m. Erasmus Medisch Centrum Rotterdam; Letsel lnformatie Systeem 2003-2007, VeiligheidNL. VeiligheidNL & EMC Rotterdam (2010). Letsellastmodel 2010, VeiligheidNL i.s.m. Erasmus Medisch Centrum Rotterdam; Letsel Informatie Systeem 2006-2010, VeiligheidNL. Velde, N. van der (2007). Falls in old age: pills, the heart and beyond: Withdrawal of drugs and screening for cardiovascular causes in older fallers. Thesis. Erasmus University, Rotterdam. Vries, H. de, Backbier, E., Kok, G. J., Dijkstra, M. (1995). Measuring the impact of social influences on smoking onset in a longitudinal study: An integration of social psychological approaches. Journal of Applied Social Psychology, 25, 237-257. Wijlhuizen, G.J., Staats, P. G.M., & Rooij, E. H. C. van (1997). Veiligheid in verzorgingshuizen. TNO Preventie en gezondheid, Leiden. Wijlhuizen, G. J. (2005). Focusgroepbijeenkomst ‘Blijf Staan’. TNO, Leiden. WHO (2007). WHO Global Report on Falls Prevention in Older Age. WHO.
38
Interventienummer
Blijf Staan
Bijlage 1. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 1 Jacques Neyens: Fall prevention in psychogeriatric nursing home residents (2007)
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
X
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
X
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
X X X X X X
X
X
X
X
X
39
Interventienummer
Blijf Staan
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Zwak
Veranderingsonderzoek
8
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
X
Zeer zwak
9 9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. X
12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie.
X
15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd.
X
16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
X
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
#
#
#
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
40
Interventienummer
Blijf Staan
De intention to threat analyse, met correctie voor een aantal variabelen zoals patiëntenkenmerken en afdelingskenmerken, toonde een significant lager gemiddelde van de valincidentie aan in de interventiegroep (rate ratio=0,64, 95% CI=0,43-0,96, p=0,029). Subgroepanalyses toonden een verdere daling van het valrisico als patiënten langer deelnamen aan het onderzoek. Daarnaast toonde de intention to threat analyse een lager gemiddelde van de valgerelateerde letsels in de interventioegroep, maar dit verschil was niet significant.
41
Interventienummer
Blijf Staan
Bijlage 1 vervolg. Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek Scoor met dit formulier elke effectstudie apart. Licht de score bij een item eventueel toe. Studie 2
Vaal J, Neyens JCL. Minder valincidenten bij deelnemers aan Zorg voor Beter Verbeterraject Valpreventie (2008).
A. Waar en waarover is de studie uitgevoerd Kruis ‘ja’ of ‘nee’ aan
Ja
1
De studie is in Nederland uitgevoerd.
X
2
De studie betreft de hier beschreven, Nederlandse interventie (en niet een andere, soortgelijke interventie of een buitenlandse versie of variant)
X
Nee
B. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie.
2
De meting is verricht met instrumenten die voldoende betrouwbaar zijn.
3
De meting is verricht met instrumenten die de doelen van de interventie valide operationaliseren.
4
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
5
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
6
De resultaten zijn met een adequate statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
7
De resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van de gebruikelijke situatie, handelwijze of zorg (care-as-usual) of een andere zorgvorm bij een soortgelijke doelgroep.
8
Er is een (quasi-)experimentele en een controlegroep (care-as-usual) of een herhaald N=1 onderzoek met een baseline of een timeseries design met een multiple baseline of alternating treatments of een studie naar de samenhang tussen de mate waarin een interventie is toegepast en de mate waarin bedoelde uitkomsten zijn opgetreden.
9
Het onderzoek is uitgevoerd in de praktijk.
10 Er is een follow-upmeting van minimaal 6 maanden na einde interventie.
X X X X X
X
X
11 De experimentele en de controlegroep zijn ´at random´ samengesteld.
42
Interventienummer
Blijf Staan
Classificatie bewijskracht van het onderzoek Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn
Zwak
Veranderingsonderzoek
8
Niveau 5
1-6
Niveau 4
Geen van de onderstaande alternatieven
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
Bewijskracht
X
Zeer zwak
Matig
Resultaten van veranderingsonderzoek zijn vergeleken met ander onderzoek
Redelijk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design (niet in de praktijk)
1-6 1-6 1-6 1-6 7 1-6
9
Vrij sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk
1-6
8
9
Sterk
Onderzoek met (quasi-) experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
Zeer sterk
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-6
8
9
10
9
10 10
11
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 12 Er is een controlegroep zonder interventie en/of placebo. 13 Er is een controlegroep met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde interventie. 14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de interventie. 15 De mate van uitval van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd. 16 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’genoemd).
C. Typering resultaten van het onderzoek
X
0
Geen van de onderstaande rubrieken zijn van toepassing (licht toe!).
1
Positieve resultaten: De studie rapporteert positieve effecten ten aanzien van de doelen van de interventie.
2
Effectiviteit niet aangetoond: De studie rapporteert dat er geen effecten ten aanzien van de doelen van de interventie zijn.
3
Negatieve resultaten: De studie rapporteert negatieve effecten .
4
Positieve en negatieve resultaten: De studie rapporteert positieve en negatieve effecten ten aanzien van verschillende doelen van de interventie.
8
Effectiviteit onduidelijk of onbekend.
#
#
#
#
#
Positief effect = een of meer doelen van de interventie worden gerealiseerd en deze winst is statistisch significant. Geen effect = het doel van de interventie wordt niet gerealiseerd en wordt deels gerealiseerd maar deze winst is niet statistisch significant. Negatief effect = de interventie werkt - statistisch significant - averechts of heeft ernstige, duidelijk aantoonbare ‘bijwerkingen’.
Noteer hieronder eventueel beschikbare gegevens over effectsizes
In de instellingen die mee hebben gedaan daalde het aantal mensen dat is gevallen met gemiddeld 30%. Het aantal mensen dat meer dan 1 keer is gevallen daalde met 40%. Ook is het aantal gezondheidsklachten als gevolg van vallen met 30% gedaald.
43
Interventienummer
Blijf Staan
44
Interventienummer
Blijf Staan
Logboek Vul hieronder in wie iets met de beschrijving doet, wanneer dat gebeurt, en wat er gebeurd is. Pas bij volgende handelingen het versienummer aan, indien van toepassing. Naam
Datum
Handeling Beginnen met het maken van de beschrijving
Documentnummer …….. / 1
45