Werkblad beschrijving interventie
Asense (voorheen Aserag-methode)
Gebruik de handleiding bij dit werkblad www.nji.nl/jeugdinterventies/beschrijven of www.loketgezondleven.nl/kwaliteit-van-interventies/beoordeling
Contact NJi Gert van den Berg
[email protected] 030-2306873
Contact RIVM Sandra van Dijk
[email protected] 030-2748678
Osiris 4141
ASERAG
Achtergrondgegevens
Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam Programma Etnische Minderheden, Soa Aids Nederland Adres Keizersgracht 392 Postcode 1016 GB Plaats Amsterdam E-mail
[email protected] Telefoon 020 - 6262669 Fax 020 – 6275221 Website www.soaaids.nl (van de interventie) Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder Naam Adres Postcode Plaats E-mail Telefoon Fax Beschrijving
Programma Etnische Minderheden, Soa Aids Nederland Keizersgracht 392 1016 GB Amsterdam
[email protected] 020 - 6262669 020 – 6275221 Madelief Bertens Oude Groenmarkt 12A 2011 HL Haarlem
[email protected] 06-19866588
Onderstaande in te vullen door Nederlands Jeugdinstituut /RIVM
Documentatie voor de erkenningscommissie De volgende documentatie wordt in viervoud toegestuurd aan de erkenningscommissie: Aangekruiste documenten worden na de beoordeling geretourneerd.
Deelcommissie Aankruisen welke deelcommissie de interventie zou moeten beoordelen.
1. 2. 3. 4. 5.
Interventiebeschrijving
Deelcommissie I. Jeugdzorg, psychosociale en pedagogische preventie Deelcommissie II. Jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering Deelcommissie III. Ontwikkelingsstimulering, onderwijs gerelateerde hulpverlening en jeugdwelzijn X Deelcommissie IV Preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen ouderen
Documentnummer Osiris 4141
2
Osiris 4141
ASERAG
Voor u begint Check met behulp van onderstaande lijst of u alle vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. Als u één of meer vragen met nee moet beantwoorden, maakt uw interventie geen kans op erkenning door de erkenningscommissie. Uw interventie moet eerst verder ontwikkeld worden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad). De vraagnummers in de checklist corresponderen met de onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de erkenningscriteria. Op de websites van het Nederlands Jeugdinstituut en van RIVM vindt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop.
Criteria voor erkenning op Niveau I: theoretisch goed onderbouwd Vraag 1
Is de aard, ernst, omvang of spreiding van het probleem of risico waar de inter- X Ja ventie zich op richt duidelijk omschreven?
Nee
Vraag 2
Zijn er concrete doelen, zo nodig onderscheiden in einddoelen en voorwaardelijke doelen?
X Ja
Nee
Vraag 3.1
Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met relevante kenmerken?
X Ja
Nee
Vraag 4.1
Bevat de methodiek een handleiding of protocol waarin de benodigde handelingen, de volgorde ervan, de duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten en materialen zijn vastgelegd?
X Ja
Nee
Vraag 4.2
Zijn de verschillende onderdelen van de interventie beschreven op het niveau van concrete activiteiten?
X Ja
Nee
Vraag 5
Is duidelijk wat de benodigde materialen, waaronder een Nederlandstalige handleiding of protocol, zijn en waar deze materialen verkrijgbaar zijn?
X Ja
Nee
Vraag 6
Is een analyse gemaakt van met het probleem samenhangende factoren (oorzaken, directe en indirecte risico- en beschermingsfactoren)?
X Ja
Nee
Is er een theoretische onderbouwing gegeven waarin de doelgroep, de doelen en de methodiek (de werkzame factoren) verantwoord worden op basis van de probleemanalyse?
X Ja
Nee
Is duidelijk hoe de doelgroep, doelen en methodiek onderling op elkaar aansluiten?
X Ja
Nee
Vraag 8
Is de interventie overdraagbaar, bijvoorbeeld door een systeem van trainingen, X Ja begeleiding, registratie, licenties, een overdrachtsprotocol, website, helpdesk of eerdere ervaringen?
Nee
Overige
Is bekend wie de ontwikkelaar, licentiehouder is en wie de uitvoerende en of ondersteunende organisaties zijn?
Nee
X Ja
3
Osiris 4141
ASERAG
Samenvatting Het is handig de samenvatting als laatste in te vullen. Gebruik voor de samenvatting als geheel maximaal 600 woorden.
Beschrijf hoofddoel(en) of meest karakteristieke (sub)doelen van de interventie.
Doel Het doel is het overbrengen van de preventieboodschap m.b.t. soa’s en hiv/aids aan hoogrisicogroepen en gemeenschappen op een manier die sociaal en cultureel gezien correspondeert met de behoeftes, wensen en verwachtingen van asielzoekers. Het uiteindelijke doel van Asense is het reduceren van soa’s en hiv onder asielzoekers in Nederland. De gedragsdoelen zijn: - Toename correct en consequent condoomgebruik - Toename soa/hiv-testen Door (1) bewustwording van risicovol gedrag, heersende sociale omgangsvormen, houdingen en attitudes ten aanzien van condoomgebruik en hiv-testen, door (2) meer kennis over soa/hiv, de transmissieroutes en preventiemethodes, (3) attitudeverandering, (4) een realistische risicoperceptie, en (5) reflectie en bespreekbaar maken van soa/hiv en veilig vrijen wordt getracht deze gedragsdoelen te bereiken. De doelgroep is een kwetsbare, maar ook moeilijk bereikbare groep door de inherente diversiteit enerzijds en haar gebrek aan interesse voor de gezondheidsboodschap vanwege andere meer prangende dagelijkse zorgen. Het bereiken van de doelgroep is een ander belangrijk doel. Dit gebeurt door (1) participatie van de doelgroep en betrokkenheid bij de voorlichting, (2) scheppen van draagvlak, (3) empowerment, (4) aanbieden van een zinvolle dagbesteding, (5) een positieve beweging binnen asielzoekerscentra (AZC) op gang te brengen en (6) de asielzoekers een rugzak met kennis en vaardigheden mee te geven.
Noem de doelgroep waarop de interventie direct gericht is. Beschrijf de structuur en de inhoud van de interventie.
Doelgroep Asielzoekers, vanaf 12 jaar, die in Nederlandse Asielzoekers Centra (AZC’s) verblijven vormen de doelgroep. Aanpak Asense is een sociaal-cultureel sensitieve participatieve interventie met een trapsgewijze aanpak: asielzoekers worden getraind tot peer-educators, hiv-contactpersonen en acteurs. Zij worden betrokken bij de wervingsstrategieën en geven vorm en inhoud aan de voorlichtingsactiviteiten. In de training komen alle doelen aan bod evenals basale communicatieve en voorlichtingsvaardigheden. De inhoud van de interventie stoelt op een combinatie van peer-educatie en infotainment. De voorlichtingsonderdelen zijn: 1. Voorlichtingsactiviteiten door peer-educators: peer-educators organiseren activiteiten op AZC’s waar voorlichting over veilig vrijen en hiv-testen wordt gegeven. 2. Theatervoorstellingen voor en door de asielzoekers: getrainde acteurs schrijven zelf het script (over een thema gerelateerd aan wat
4
Osiris 4141
ASERAG
belangrijk is in dat AZC op dat moment) en voeren het op in het AZC. 3. Individuele gesprekken door hiv-contactpersonen: getrainde peers geven antwoord op persoonlijke vragen, verwijzen door en geven advies-op-maat.
Geef aan of er een handleiding en ander materiaal is.
Beschrijf concluderend de resultaten van Nederlands effectonderzoek, buitenlands effectonderzoek en procesevaluaties van de interventie in maximaal 200 woorden. Meld als er geen onderzoek is: Er zijn geen studies voorhanden.
Materiaal Er zijn een draaiboek en een trainingsmap beschikbaar. Verder zijn er diverse materialen zoals theaterscripts, een dvd en promotiemateriaal. De materialen zijn te bestellen bij www.soaaids.nl of per mail bij
[email protected] Onderzoek Er zijn verschillende proces- en effectevaluaties uitgevoerd. Proces Albers et al. (2007) geven aan dat MOA-medewerkers goed bekend zijn met Asense en hier positief over zijn. Knelpunten zijn financiën en de doorstroom van asielzoekers. Ook in Ten Wolde et al. (2008) blijken MOA-medewerkers enthousiast, ook hier zijn randvoorwaarden een knelpunt. Verder blijkt uit dit onderzoek ook dat peer-educators enthousiast zijn. Ook asielzoekers waarderen de activiteiten zeer en geven aan ze erg leerzaam te vinden. Effect Kleinjan et al. (2004) geven aan dat het theaterstuk positieve effecten lijkt te hebben, maar dat dit door beperkingen in het onderzoek niet met zekerheid gezegd kan worden. Ten Wolde et al. (2008) vinden ook positieve resultaten op verschillende determinanten. De resultaten zijn significant voor de bereikte groep t.o.v. degenen die niet bereikt zijn.
5
Osiris 4141
ASERAG
Beschrijving voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd
A. Interventiebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
1. Risico- of probleemomschrijving Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij niet ingrijpen. Als deze informatie er niet is, geef dat dan ook aan. Maximaal 400 woorden.
Asense is een cultureel sensitieve, participatieve methodiek ter preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) waaronder infectie met het humane immuundeficiëntie virus (hiv). Aard en ernst Soa's (chlamydia, genitale wratten, herpes genitalis, gonorroe, hepatitis B en syfilis) worden voornamelijk overgedragen door onveilig vrijen. Sommige soa's hebben ernstige gevolgen als ze niet op tijd worden behandeld, zoals onvruchtbaarheid. Vaak worden soa’s niet opgemerkt. Gonorroe kan resistentie ontwikkelen tegen antibiotica (www.soaaids.nl). Hiv is het virus dat het acquired immune deficiency syndrome (aids) kan veroorzaken. Hiv zorgt ervoor dat het immuunsysteem wordt afgebroken, waardoor opportunistische infecties en tumoren optreden. Met vroegtijdige behandeling van hiv-geïnfecteerden kan het moment van aids echter jaren uitgesteld worden (Op de Coul & Van de Laar, 2005a). Omvang en spreiding De hiv-prevalentie in Nederland wordt geschat op 0,2%; 21.500 mensen leven met hiv in Nederland op 1 januari 2008. Naar schatting komen 5.500 hiervan uit sub-Sahara Afrika en het Caribische gebied (van Veen, 2010). Het percentage mensen met hiv dat door heteroseksueel contact is geïnfecteerd bedraagt ongeveer 30%, en deze mensen behoren vaak tot etnische minderheden (Op de Coul & Van de Laar, 2005b). Per jaar lopen in Nederland ruim 100.000 mensen een soa op. De meest voorkomende soa’s in Nederland zijn chlamydia, genitale wratten, gonorroe, hepatitis B, herpes genitalis en syfilis. De meeste soa’s worden gevonden onder hiv-positieven en MSM(RIVM 2010). De hiv- en soa-prevalentie onder asielzoekers in Nederland is onbekend maar er zijn geen aanwijzingen dat die verschilt van de prevalentie in het land van herkomst. De prevalentie van hiv in de meest voorkomende herkomstlanden is: Somalië 0.5%, Sovjet-Unie 1,1%, Guinee 1,6%, Eritrea 1,3% (UNAIDS). Tafuri et al (2010) vond hogere prevalentie van hepatitis B, hiv, en syfilis onder asielzoekers in Italië. In Groningen bleek 60% van de nieuw gediagnosticeerde hiv-infecties zich voor te doen onder asielzoekers, terwijl zij een relatief klein percentage van de bevolking vormen (Hulpverleningsdienst Groningen, 2003). Dit was de reden om een project op te starten onder asielzoekers. Naast de geschatte relatief hoge incidentie en prevalentie van soa's en hiv, kampen asielzoekers met veel (gezondheids)problemen (Kurth et al 2010). Abortussen en tienerzwangerschappen komen (vooral onder de 15-19 jarige
6
Osiris 4141
ASERAG
meisjes Afrika en Azië) relatief veel voor (Goosen et al 2009). Mortaliteit als gevolg van infectieziekten is onder asielzoekers ruim 5 keer zo hoog onder asielzoekers als onder de Nederlandse bevolking, AIDS is daarbij de meest voorkomende doodsoorzaak (van Oostrum et al 2010). Ook de perinatale en maternale mortaliteit zijn verhoogd (van Oostrum et al 2010). 2. Doel van de interventie Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Het uiteindelijke doel van Asense is het terugdringen van soa’s en hiv onder asielzoekers in Nederland door middel van seksuele voorlichting. Om dit te verwezenlijken is het zeer belangrijk dat de asielzoekers bereikt worden en betrokken raken bij het thema soa/hiv. Met andere woorden, de boodschap en de methodiek correspondeert met de sociaalculturele achtergronden, de behoeften en wensen maar dient ook praktisch implementeerbaar te zijn in de leefomgeving van de asielzoekers. Het hoofddoel is tweeledig: 1. Soa- en hiv-preventie onder asielzoekers 2. Bereiken van asielzoekers met gezondheidsvoorlichting De gedragingen waar de soa/hiv-preventie op richt zijn: 1. Toename correct en consequent condoomgebruik 2. Toename soa/hiv-testen Om deze gedragsdoelen te bereiken is een aantal doelen op de onderliggende determinanten van deze gedragingen opgesteld: 1. Kennis verbeteren over veilig vrijen (soa/aids, risicoreductiestrategieën, condoomgebruik en hiv-testen) − asielzoekers kunnen minimaal drie manieren benoemen van het overdragen van soa’s en hiv. − asielzoekers kunnen minimaal drie misverstanden over de besmettingsroute benoemen, waarvan zij nu weten dat soa/hiv niet langs deze weg wordt overgedragen − asielzoekers kunnen vertellen waar condooms te verkrijgen zijn − asielzoekers kunnen vertellen waar ze een test voor soa/hiv kunnen laten doen 2. Bewustwording vergroten en awareness verhogen van de problematiek van soa’s en hiv onder asielzoekers en factoren die bijdragen aan risicovol gedrag − asielzoekers zijn zich bewust van de problematiek rondom soa/hiv − asielzoekers zijn zich ervan bewust welke culturele factoren en beliefs, heersende sociale omgangsnormen, houdingen en attitudes bijdragen tot een groter risico 3. Komen tot een realistische risicoperceptie (ernst, vatbaarheid, vermijdbaarheid) − asielzoekers hebben een realistische risicoperceptie, van hoe vatbaar zij zijn − asielzoekers zien in hoe ernstig een soa/hiv-infectie is − asielzoekers hebben inzicht in welke risico-reductiestrategieën zij kunnen inzetten om besmetting te vermijden 4. Bespreekbaarheid en meer communicatie over veilig vrijen − asielzoekers durven seksualiteit en veilig vrijen te bespreken met hun partner en hun kinderen − asielzoekers communiceren over veilig vrijen en hiv-testen met anderen
7
Osiris 4141
ASERAG
5. Positieve attitude t.a.v. condooms, het laten doen van een hiv-test, communiceren over veilig vrijen 6. Aanleren vaardigheden − asielzoekers kunnen op een juiste manier een condoom aanbrengen 7. Intentie om condoom te gebruiken en te testen op hiv Daarnaast is er een aantal subdoelen betreffende het bereiken van de asielzoekers: − Draagvlak wordt gecreëerd en een positieve beweging in het AZC wordt bewerkstelligd − Asielzoekers participeren in de voorlichtingsactiviteiten − Betrokkenheid vergroten: asielzoekers zijn betrokken bij de voorlichtingsactiviteiten − Empowerment van asielzoekers: asielzoekers hebben meer controle over hun eigen gezondheid − Asielzoekers wordt een zinvolle tijdsbesteding aangeboden, wat op zich zelf een gezondheid bevorderende werking heeft − Asielzoekers wordt een rugzak met kennis over seksuele gezondheid meegeven ter bescherming van zichzelf en anderen om hen heen, waar zij zich ook zullen bevinden in de toekomst. 3. Doelgroep van de interventie
Wat is de einddoelgroep van de hier beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van relevante kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? De einddoelgroep is bewoners van centrale opvangcentra, asielzoekerscentra (AZC’s). Dit zijn asielzoekers in afwachting van de uitslag van hun asielaanvraag in Nederland. Op 1 januari 2011 verbleven in totaal bijna 21.358 asielzoekers in de centrale opvang verdeeld over 60 locaties (www.coa.nl) in de centrale opvang. Zij komen uit veel verschillende landen. De top-5 landen waar de meeste asielzoekers vandaan komen zijn Somalië (25%), Irak (13%), Afghanistan (13%), Iran (5%) en de voormalige Sovjet-Unie (3%) (COA, 2009). Alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA’s) komen voor het grootste gedeelte uit Somalië (34%), Afghanistan (24%), Irak (10%), Guinee (6%) en Eritrea (4%) (COA, 2009). Deze percentages in herkomst fluctueren en de samenstelling in een AZC verandert. De variatie onder asielzoekers in leeftijd, gender, geloof, taal, cultuur, sociaal-economische status (ses), opleidingsniveau, migratiegeschiedenis e.d. is groot. Asielzoekers zijn tussen de 12 en 75 jaar oud. Ongeveer een derde is onder de twintig jaar oud, een derde tussen de twintig en dertig jaar oud en een derde boven de dertig jaar oud. Ongeveer twee derde van de asielzoekers is mannelijk (COA, 2009). Het opleidingsniveau van de asielzoekers verschilt sterk. Van de vluchtelingen die 16 jaar of ouder waren toen ze in Nederland arriveerden heeft een derde deel hooguit basisonderwijs, maar ook is 18% hoger opgeleid. Ook qua beroepsgroep is er veel variatie. Er is een duidelijk verschil naar herkomstland. Uit landen van de voormalige Sovjetrepublieken komen relatief veel hoger opgeleide asielzoekers, vooral uit Afrikaanse landen komen relatief veel lager opgeleiden. Somaliërs hebben het laagste opleidingsniveau, 42% heeft hooguit vijf jaar basisonderwijs (Warmerdam & van den Tillaart, 2002). Het moge duidelijk zijn dat deze doelgroep zeer divers is, daarnaast verschillen de prevalenties van soa en hiv-infecties tussen de herkomstlanden,
8
Osiris 4141
ASERAG
evenals het voorkomen van seksueel risicogedrag. Aan de andere kant delen ze dezelfde leefomgeving, het AZC, en de asielzoekersstatus die hen kwetsbaar maakt en zijn ze moeilijk te bereiken met gezondheidsvoorlichting. Gekozen is voor een zeer participatieve, actiegerichte en trapsgewijze aanpak (zie sectie 4 en 6 voor de wijze waarop de brede doelgroep bereikt wordt met deze aanpak). Asielzoekers worden opgeleid tot peer-educators, hivcontactpersoon, en/of acteur. Zij vormen de schakel tussen de professionals en de uiteindelijke doelgroep en verzorgen de werving en geven de activiteiten inhoudelijk vorm. De peers zijn afkomstig uit verschillende landen en zijn een afspiegeling van de samenstelling van de AZC-bewoners. De peers zijn tussen de 12-18 jaar oud en spreken naast hun eigen moedertaal o.a. Nederlands, Engels, Frans en Arabisch. Intermediairs zijn medewerkers van GGD’en (voorheen Medische Opvang Asielzoekers, nu Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers), en andere zorgprofessionals die een rol hebben in de gezondheidsbevordering. Zij zorgen voor de coördinatie, structuur, organisatie en implementatie en de training van peers. De PGA en GGD’en moeten de continuïteit en het verduurzamen van Asense waarborgen.
Beschrijf indicatie- en contra-indicatiecriteria indien van toepassing (indien van toepassing kan voldoen aan deze criteria vereist zijn voor erkenning; zie handleiding). Meld ook hoe de doelgroep wordt geselecteerd. Noem eventueel gebruikte selectie-instrumenten en vereiste scores.
Geef aan of de interventie uitsluitend, mede of niet bedoeld is voor (specifieke) migrantengroepen en voor welke. Geef ook aan of er speciale aanpassingen of voorzieningen voor deze groepen zijn.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Er zijn geen specifieke indicatie- en contra-indicatiecriteria om de activiteiten bij te wonen. Wel zijn er criteria voor de peer-educators en hivcontactpersonen. Deze zijn beschreven bij paragraaf 8. De peer-educators, hiv-contactpersonen en acteurs worden op vrijwillige basis geworven op de asielzoekerscentra door PGA, voorheen MOA, door flyers, posters en/of via peers.
3.3 Toepassing bij migranten De interventie is specifiek ontwikkeld voor en door asielzoekers. De aanpak zou ook toepasbaar kunnen zijn voor statushouders (asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen) en andere migranten.
9
Osiris 4141
ASERAG
4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie
10
Osiris 4141
Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
ASERAG
Aserag (Asylum Seekers and Refugees Aids Group) werd opgericht in 2002 door een groep asielzoekers uit Afrika ten zuiden van de Sahara, woonachtig in de noordelijke AZC’s, met het doel om soa’s en hiv-infectie onder medeasielzoekers tegen te gaan door middel van bewustwording (awareness) en het gebruik maken van populair theater. Samen met de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) Noord Nederland en de GGD Groningen hebben zij de Aserag-methode ontwikkeld. Deze methode is doorontwikkeld en heet vanaf 2011 Asense. De opzet van de interventie is trapsgewijs; asielzoekers worden getraind tot peer-educator, hiv-contactpersoon en acteur en vormen de schakel tussen de professionele gezondheidsvoorlichter en de einddoelgroep. De trainingen (zie onderdeel 4.2. inhoud van de interventie) vormen een zeer belangrijk onderdeel van de interventie. Asense is gebaseerd op peer-education (getrainde peer-educators en hiv-contactpersonen) en infotainment ofwel entertainment education (theater en groepsactiviteiten op de AZC’s). De slogan was ‘Involve me and I will understand’. Deelname vanuit de doelgroep (de asielzoekers) is cruciaal; zij bedenken welke wervingsactiviteiten aanslaan, spreken de taal, en zij bepalen uiteindelijk de thema’s die behandeld worden en geven zo inhoudelijk vorm aan de activiteiten. Zo sluit de interventie goed aan bij de op dat moment aanwezige groep asielzoekers. De specifieke doelgroep die voorlichting krijgt wordt bepaald in samenspraak tussen de peer-educator, contactpersonen van het AZC, en/of PGA/GGD-medewerkers. Zij inventariseren waar de behoefte ligt, bij welk onderwerp en bij welke specifieke doelgroep. De groepsactiviteiten en theaterstukken zijn bijvoorbeeld voor mannen en/of vrouwen, afkomstig uit een specifiek herkomstland, met een bepaalde geloofsovertuiging of een taal. De theatergroep vormt de kern van de infotainment. Acteurs worden geworven uit de asielzoekers. Zij krijgen training door onder andere een dramatherapeute. Samen bedenken zij de verhaallijn en geven zij vorm aan het theaterstuk dat aansluit bij hun leefwereld. Er kan ook gebruik worden gemaakt van bestaande theaterstukken die eerder door de theatergroep zijn ontwikkeld en opgevoerd. De thema’s die behandeld worden in de theaterstukken zijn sterk afhankelijk van de achtergrond van de acteurs en de heersende problematiek op het AZC op dat moment. Er werken 6-15 acteurs vanuit verschillende centra samen in één toneelstuk. In ongeveer tien bijeenkomsten van 2,5 uur repeteren zij een theaterstuk dat zij vervolgens opvoeren op AZC’s. Als zij met het toneelstuk langs vijftien centra geweest zijn, wordt door de acteurs, regisseur en GGD gezamenlijk een nieuw theaterstuk geschreven op basis van eigen ervaringen. De theaterstukken dragen bij aan bewustwording en kunnen aanzetten tot groepsdiscussies. Naast acteurs worden onder de asielzoekers in de AZCs ook peer-educators en hiv-contactpersonen geworven en getraind. Alle acteurs volgen ook de peer-educator training, maar niet alle peer-educators worden acteurs. Peer-educators organiseren groepsvoorlichtingsactiviteiten in samenwerking met de GGD en PGA voor asielzoekers op AZC’s. Zij bedenken en organiseren activiteiten op het AZC die (een specifiek deel van) asielzoekers aanspreken en waaraan zij deelnemen, zoals een voetbalwedstrijd of bingoavond. Tijdens deze activiteiten zijn de peer-educators, te herkennen aan een T-shirt, en gezondheidsvoorlichters aanwezig om informatie te geven over soa’s en hiv, soa- en hiv-testen en veilig vrijen en condooms uit te delen. Er staat een stand met materiaal, waaronder folders in verschillende talen. Een
11
Osiris 4141
ASERAG
uitvoering van de theatergroep kan ook een voorlichtingsactiviteit zijn. De groepsvoorlichtingsactiviteiten vinden minimaal één keer per half jaar plaats op een AZC. Als er actieve peer-educators zijn, vinden er meer activiteiten plaats. Asielzoekers kunnen verder dagelijks terecht met hun persoonlijke vragen en zorgen, en voor advies, steun en toeverlaat bij de laagdrempelige hivcontactpersonen op het AZC voor een-op-een gesprekken, vraag en antwoord, doorverwijzing en condooms. De hiv-contactpersoon vormt een brug tussen de asielzoekers en de medische staf op een AZC. Deskundigheid van de hiv-contactpersonen en peer-educators wordt op peil gehouden door één keer in de zes weken een follow-up gesprek met een gezondheidsvoorlichter en regionale en/of landelijke terugkomdagen. Ook wonen peer-educators workshops bij gedurende landelijke symposia of congressen. De setting van de activiteiten is meestal de recreatieruimte van het opvangcentrum. De onderdelen kunnen los van en naast elkaar worden uitgevoerd maar zijn wel allemaal essentieel voor het behalen van de doelen, omdat ze elkaar aanvullen. Het streven is dat op iedere AZC, waar het theaterstuk wordt opgevoerd in combinatie met groepsvoorlichtingsactiviteiten, ook hivcontactpersonen aanwezig zijn waar men terecht kan met vragen. Al verschilt de inzet per AZC, het streven is om elk half jaar één tot drie activiteiten te organiseren per centrum en dat de gesprekken een vervolg van elke activiteit zijn. Per activiteit wordt dan een thema belicht in de lijn met de jaarplanning en de behoeften op de centra. De PGA/GGD-verpleegkundige houden de planning in de gaten. Vanwege het grote verloop in AZC’s dienen telkens nieuwe asielzoekers geworven en getraind te worden. De theatergroep wordt ook telkens aangevuld met nieuwe acteurs die in wisselende samenstelling de theaterstukken bedenken, schrijven, repeteren en uitvoeren. Aan het einde van ieder seizoen (in juli en december) wordt een landelijke bijeenkomst voor alle acteurs, peer-educators en hiv-contactpersonen georganiseerd met als doel het stimuleren en enthousiasmeren om door te gaan met de activiteiten. Soa/hiv-kennis wordt opgefrist, peer-educators en hiv-contactpersonen ontmoeten elkaar, en er worden ervaringen uitgewisseld om van elkaar te leren. De peer-educators die verhuizen naar een ander AZC nemen hun kennis, ervaringen en vaardigheden mee en worden in het nieuwe AZC actief. Peer- educators die het AZC verlaten nemen ook hun kennis, ervaringen en vaardigheden mee en blijven zoveel mogelijk betrokken bij de activiteiten.
12
Osiris 4141
Wat gebeurt er concreet bij de uitvoering? Beschrijf hoe de onderdelen van de interventie worden ingevuld of uitgevoerd, zo nodig met enkele typerende voorbeelden.
ASERAG
4.2 Inhoud van de interventie De interventie bestaat uit vier onderdelen: 1. Training van peer-educators en hiv-contactpersonen 2. Theatervoorstellingen, script schrijven en repetities 3. Groepsvoorlichtingsactiviteiten georganiseerd door peer-educators 4. Individuele gesprekken met een hiv-contactpersoon 1. Training voor peer-educators en hiv-contactpersonen Asielzoekers worden opgeleid tot peer-educators en hiv-contactpersonen door het aanleren van kennis en basisvaardigheden, die nodig zijn voor preventie van soa/hiv. De onderwerpen en educatieve activiteiten van de tweedaagse training tot peer-educator bestaan uit: (1) Basiskennis over geslachtsorganen, soa’s, hiv en aids, transmissieroutes, medicatie en therapie, seksueel gedrag en de risicofactoren. (2) De Hiv-test, de praktijk, het belang, de redenen voor en de gevolgen van het testen op soa’s en hiv worden besproken. (3) Mogelijke culturele aspecten en heersende normen en waarden t.a.v. van seksueel gedrag. (4) Het Nederlandse gezondheidssysteem en diensten: de organisatie en de rol in soa/hiv bestrijding en behandeling (5) Basisvaardigheden: communicatievaardigheden, persuasieve communicatie, motiverende communicatie en voorlichting. (6) en door het aanhoren van een seropositieve asielzoeker krijgen zij inzicht in de betekenis van het leven met hiv. De hiv-contactpersonen krijgen een extra dag training in counselingsvaardigheden: luisteren, structureren van het probleem, doorverwijzen en adviseren. Gespreksvoering door middel van motivational interviewing (Miller, 1995) wordt de laatste tijd aangeboden bij training van nieuwe peer-educators; als inleiding en in de follow-upgesprekken en in de workshops wordt er dieper op ingegaan. Vaak spelen culturele gewoonten en achtergronden en (afwijkende) normen hierbij een rol. 2. Theatervoorstellingen De theaterstukken worden door de asielzoekers zelf bedacht. Zij krijgen hierbij hulp van een dramatherapeute. Door oefening, discussiëren, repeteren, verschillende rollen spelen en (zelf)reflectie leren de acteurs niet alleen hoe ze een script kunnen schrijven en een toneelstuk opvoeren, maar worden zij zich ook bewust van seksueel risicogedrag en de heersende (culturele) waarden en normen en gedragingen ten aanzien van seksualiteit, manvrouwverhoudingen, taboes en het bespreekbaar maken van soa’s/hiv en seksualiteit. Ieder theaterstuk heeft een thema en verhaallijn en spreekt in het bijzonder een bepaalde doelgroep binnen het AZC aan. De theaterstukken gaan over de risico’s op soa’s en hiv en het bespreekbaar maken hiervan. Voorbeelden van theaterstukken zijn: Inheritance; In het land van herkomst gaat de medicijnman samenwerken met de huisarts in de strijd tegen aids. Behind the wall of silence; Over een vrouw uit het AZC die geïnfecteerd wordt met hiv en het belang inziet van het praten over soa’s en hiv. The right to say no; Een hiv-positieve vrouw verlaat onder druk van de familietradities het land van herkomst en vraagt in Nederland asiel aan. Accept me for who I am; gaat over stigma rondom hiv en ook het bespreek-
13
Osiris 4141
ASERAG
baar maken van hiv. Virus; Over het leven met hiv. Naast theaterstukken voert de theatergroep ook 'Werktheater' op, een interactief theater over besmettingswijzen van hiv. De scenes worden samen met het publiek gespeeld en bediscussieerd. De theatergroep treedt in verschillende AZC’s op voor de bewoners. Het theater is toegankelijk voor iedereen, sommige thema’s echter zullen specifieke subgroepen meer aanspreken dan andere. Het ene theaterstuk zal de een meer aanspreken dan de ander. Dat is afhankelijk van het thema, van de personages, maar ook van bijvoorbeeld de leeftijd en afkomst van de acteurs. Meestal is Engels de voertaal en zijn er tolken aanwezig. In de theatergroep acteren peer-educators uit verschillende landen zoals Iran, Congo, Nigeria, Rusland, Somalië, Pakistan, Mali en Irak. Als er acteurs uit hun eigen land in het theaterstuk spelen, spreekt dat de mensen in het publiek meer aan. Voor een paar specifieke groepen wordt het theaterstuk aangepast. Een condoomdemonstratie wordt bij het reguliere publiek van een AZC niet op het podium vertoond. Dat wordt dan bijvoorbeeld na afloop apart voor mannen en vrouwen gedaan. Dit is een cultureel-sensitieve aanpak die rekening houdt met de wetenschap dat bepaalde groepen vrouwen zich bij een condoomdemonstratie samen met mannen ongemakkelijk zouden voelen en weglopen. Bij het AMA-publiek kan condoomdemonstratie op het podium vaak wel. Dit soort zaken wordt overeengekomen in nauw overleg met de contactpersoon van het AZC voor het optreden. Voorafgaand aan het optreden zijn er flyers en posters beschikbaar. De voorstelling duurt ongeveer drie kwartier. Kopieën van het script en uitleg over het theaterstuk worden in verschillende talen uitgedeeld. Na de voorstelling wordt nagepraat met de asielzoekers over het theaterstuk en kunnen vragen gesteld worden. Sommige stukken proberen uitdrukkelijk discussie op gang te brengen met de bezoekers. De peer-educators en hiv-contactpersonen worden voorgesteld aan de asielzoekers, zodat zij weten bij wie ze terecht kunnen als zij nog door willen praten en vragen hebben naar aanleiding van het theaterstuk. Aan het einde van de bijeenkomst worden folders over veilig vrijen, hiv-testen, soa’s en hiv en zwangerschap uitgedeeld. 3. Groepsvoorlichtingsactiviteiten door peer-educators De taak van de peer-educators is het onderwerp soa’s/aids, veilig vrijen en condoomgebruik op allerlei manieren onder de aandacht te brengen van asielzoekers uit doorgaans hun eigen AZC. Zij organiseren activiteiten die specifieke groepen aanspreken passend bij de bewoners van het AZC, waarbij ruimte is om informatie te verspreiden over seksualiteit, soa’s en hiv. Deze activiteiten kunnen variëren naar de behoefte van de (specifieke sub)doelgroep. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn een voetbalwedstrijd, basketbalwedstrijd, culturele dansen, een bingoavond, modewedstrijd of een bespreking over het vrouwencondoom voor vrouwen, en een muziekavond voor jongeren en jong volwassenen. In de pauze en aan het einde worden condooms uitgedeeld en informatie verstrekt. Zij kunnen ook een informatiemarkt over soa’s/hiv, veilig vrijen en geboorteregeling organiseren, of verzamelen informatie (bijvoorbeeld krantenartikelen) en maken een krant voor hun medebewoners. Tijdens de activiteit is er een informatiestand, worden posters opgehangen en
14
Osiris 4141
ASERAG
zijn de peer-educators en hiv-contactpersonen goed herkenbaar aanwezig. Vaak is er ook een informatiestand, met foldermateriaal in diverse talen, een anticonceptiekoffer, condooms, en het memoryspel ‘lovecheck’. Het belang van hiv-testen wordt benadrukt, mensen worden hiervoor doorverwezen naar de huisarts of de GGD. Soms is er een kennisquiz met prijzen, of een ervaringsdeskundige, iemand met hiv die iets komt vertellen. Ook wordt informatie over Asense en training gegeven om nieuwe peer-educators, hivcontactpersonen of acteurs te werven. 4. Individuele gesprekken door hiv-contactpersonen Asielzoekers kunnen dagelijks terecht met hun persoonlijke vragen en zorgen en voor advies bij hiv-contactpersonen op het AZC voor een-op-een gesprekken, vraag en antwoord, doorverwijzing, steun en toeverlaat en condooms. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van het bekijken van een dvd over veilig vrijen of via een condoomdemonstratie. Condooms zijn bij deze contactpersonen verkrijgbaar. Ook vertellen ze waar mensen een hiv-test kunnen laten doen. Deze hiv-contactpersonen luisteren (naar de problemen), helpen het probleem te structureren en geven indien nodig advies. Het zijn geen daadwerkelijke counselors en ze zullen dus doorverwijzen indien nodig. 5. Materialen en links Welke materialen zijn er en waar zijn deze verkrijgbaar? Noem ten minste de Nederlandse handleiding. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Vermeld eventueel ook of er aparte materialen zijn voor migranten en zo ja welke.
De volgende materialen zijn beschikbaar: 1. Draaiboek soa/hiv-preventie vóór en dóór asielzoekers. 2. Trainingsmap voor peer-educators en hiv-contactpersonen in negen talen. 3. Platen van het menselijk lichaam en besmettingswijzen van soa’s en hiv bij de trainingsmap voor peer-educators. 4. Scripts van zes theaterstukken over de risico’s van soa’s en hiv/aids en het bespreekbaar maken hiervan (Inheritance, Behind the wall of silence, The right to say no, Accept me for who I am, Virus, Werktheater). 5. Dvd Behind the wall of silence. 6. Promotiemateriaal Asense: T-shirts, petten, pennen, stickers, vlaggen, certificaten en membershipcards en een dvd- soa/hiv-project Aserag. 7. Foto gemaakt door fotograaf Carli Hermes van een groep asielzoekers. 8. Posters met slogans als: ‘My friend with HIV is still my friend”. “STIs are ageless”, “Women with HIV can now have children without HIV” ‘Be checked for sexually transmitted infections”,”STIs don’t know color. STIs are color blind”. 9. Persbericht Avicennaprijs, 2009. 10. Overbeeke, J. (2005) “Indringend theater over Aids”. 11. Huender, S. (2006) Soa/hiv-preventie voor en door asielzoekers Stepping Stone bereikt asielzoekers met theater. Soaaids magazine, 3: 22/23 12. Visie van een bestuurder, S. de Gaauw, over SOA zorg en asielzoekers, 12 maart 2007 13. Brochure samenvatting van het onderzoek Asense in Engels en Nederlands, uitgegeven door SANL en GGD Nederland. 2008. 14. Documentaire op cd rom, 'Door het oog van de kunstenaar' uitgezonden op Nederland 2 op 25 november 2006. Uitgaande van het Aids Fonds waarin het belang van ondersteuning voor (niet geregi-
15
Osiris 4141
ASERAG
streerde) asielzoekers wordt belicht. 15. Foto's gemaakt door fotograaf J. van Kooten van bewoners te gebruiken voor voorlichtingsmateriaal. 2010 16. Nieuw logo Asense 2010. 17. Grote Presentatie Poster over Asense. 18. Verdeling kosten en uren GGD kennisnet 41609. 19. Elk half jaar een nieuwsbrief voor alle regio's. 20. Jaarevaluatierapporten bijgehouden sinds 2005/2006, SANL. 21. Informatie op de website www.life2live.nl Bovenstaande materialen zijn te bestellen bij www.soaaids.nl/bestellen of per mail bij
[email protected] Daarnaast zijn er vele basis soa en hiv preventie voorlichtingsmaterialen zoals folders, posters, filmpjes, te gebruiken tijdens de activiteiten. Deze zijn o.a. verkrijgbaar via Soa Aids Nederland.
B. Onderbouwing van de interventie 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Geef aan hoe probleemanalyse, doel, doelgroep en methodiek op elkaar aansluiten. In uw betoog moet antwoord gegeven zijn op de volgende vragen (zie ook de handleiding bij dit werkblad):
Een deel van de soa en/of hiv-infecties zal zijn opgelopen in het land van herkomst. Bij deze personen kan een hiv-infectie niet meer worden voorkomen. Wel kan met vroege behandeling de diagnose aids uitgesteld worden en kan worden voorkomen dat deze personen anderen besmetten. Hiervoor is het belangrijk dat zij veilig vrijen en een soa/hiv test laten doen.
Probleemanalyse Wat zijn de factoren (determinanten) die het probleem beïnvloeden? Onderbouw dit met theorieën en/of onderzoeksliteratuur, een redenering (ratio) of een visie. Als u hiervoor gebruik maakt van een algemene theorie over gedragsverandering, maak dan aannemelijk dat deze van toepassing is op het probleem. Geef aan hoe deze factoren met elkaar samenhangen. Noem oorzakelijke, risico-, in standhoudende, verzachtende en /of beschermende factoren.
Probleem analyse/verklaren van gedrag Volgens verschillende sociaal psychologische modellen kan gedrag verklaard worden door onderliggende determinanten. Het ASE (Attitude, Sociale norm en Eigen-effectiviteit) model, Theory of Planned Behavior (TPB), en het Integrative Model of Behavioral Prediction (Fishbein & Yzer, 2003) voorspellen het gedrag door de intentie om het gedrag uit te voeren en door vaardigheden en barrières. De gedragsintentie wordt weer beïnvloed door attitudes (houdingen mede bepaald door kennis) die men heeft ten opzichte van het gewenste gedrag, subjectieve normen en eigen effectiviteit. Subjectieve norm, of de sociale druk (wat vinden anderen dat je zou moeten doen en de motivatie om je te schikken naar de mening van die anderen). Het Health Belief Model (HBM) (Jan & Becker 1984) leert ons dat eigen-effectiviteit wordt bepaald door een afweging van risicoperceptie (vatbaarheid en ernst van een ziekte) en een afweging van de voor en nadelen (barrières en benefits) uitkomstverwachtingen. Consequent, correct en consistent condoomgebruik is de beste methode om veilig te vrijen. Uit een meting van Ten Wolde et al. (2008) bleek dat 1519% van de asielzoekers nooit en 29-50% soms een condoom gebruikt bij seksuele contacten met iemand anders dan de vaste partner. Asielzoekers ouder dan 30 jaar hadden een lage intentie om condooms te gebruiken. De intentie om te laten testen op soa en hiv is vrij laag. Onder de Arabisch sprekende asielzoekers en de asielzoekers die korter dan 6 maanden in Nederland zijn, is deze intentie nog lager.
16
Osiris 4141
Beïnvloedbare factoren Welke factoren zijn beïnvloedbaar? Laat dit alles zien met theorie/ studies of voorbeelden. Op welke veranderbare factoren richt de interventie zich?
ASERAG
Het inconsistente condoomgebruik en lage intentie om condooms te gebruiken wordt beïnvloed door: (1) Gebrek aan kennis over soa en hiv, de transmissieroutes en hoe je het kan voorkomen; (2) een negatieve attitude ten aanzien van condooms en veilig vrijen, (3) een laag risico perceptie, (4) een lage eigen-effectiviteit, (5) gebrek aan sociale steun, (6) een sociale druk om onveilig te vrijen, (7) ervaren barrières.
Determinanten van seksueel risico gedrag onder asielzoekers De kennis over soa/hiv is laag onder asielzoekers: meer dan de helft denkt dat soa vanzelf over gaat, 55% weet niet dat je geen risico loopt als je naar openbaar zwembad gaat (ten Wolde, 2008). Kennis over hiv/aids is bij Verbinding probleemslechts 10% van de vrouwen in Irak adequaat (Siziya et al, 2008) en ook bij analyse, doel, doelgroep Iraanse studenten is de kennis over besmettingsroutes laag (Tavoosi et al, en aanpak Kan het doel met de ge2004). Vooral Afrikaanse en Russische asielzoekers hadden foutieve kennis. kozen aanpak worden be- Insectenbeten (40%), aanrakingen (4%), tongzoenen (26%) en gezamenlijk reikt? Maak dit aanneme- gebruik van toilet (22%) en drinkbekers (24%) werden gezien als mogelijke lijk aan de hand van stumanieren van besmetting (Rodenburg, 2004). 25-39% weet niet waar een dies en /of ervaringen. condoom gekocht kan worden. Ongeveer een derde zegt niet te weten wat Laat zien dat de doelgroep hiv is. Ongeveer de helft weet waar een hiv-test uitgevoerd kan worden. 48aansluit bij de probleem63% weet niet dat er soa’s zijn waarvan een vrouw onvruchtbaar kan worden analyse. (ten Wolde 2008). Al vinden de meeste asielzoekers hiv/aids zeer ernstig; 84-90% ziet aids als een ernstige ziekte, hebben zij een lage risicoperceptie; 56-61% van de resWerkzame factoren pondenten acht de kans echter kleiner dat zij de ziekte krijgen vergeleken /mechanismen Wat zijn de werkzame met andere asielzoekers. Ook kwam naar voren dat 50% van mening is geen factoren /mechanismen? hiv-test te hoeven doen, omdat ze het toch niet hebben of omdat ze een vaste Welke elementen mogen partner hebben (ten Wolde, 2008). bij aanpassing van de inCondooms werden regelmatig geassocieerd met prostitutie, ontrouw en proterventie niet ontbreken? miscuïteit. 66-80% vindt dat door het gebruik van condooms de seks minder prettig wordt. Meer dan de helft (52%) vindt dat het gebruik van condooms laat zien dat je je partner niet vertrouwt (ten Wolde 2008). Maar men is wel Verantwoording Voor de verantwoording positief over condooms als het gaat om gebruiksvriendelijkheid, veiligheid kan gebruik worden geen handigheid. maakt van Nederlands en Sommige houdingen en overtuigingen zijn cultureel bepaald. Zo schrijft Van /of internationaal onderDyk (2001a en 2001b) dat veel Afrikanen diepgewortelde culturele overtuizoek naar de theorie achgingen hebben die het gebruik van condooms in de weg kunnen staan, zoals ter de interventie, naar het geloof dat sperma heilzaam is voor de gezondheid van de vrouw en de onderdelen van de interontwikkeling van de foetus. Zij hechten veel waarde aan traditionele geneventie en /of naar soortge- zers. Studies van van Niekerk (1996), Jansen (2003) en El-Karimy et al. lijke interventies, en van (2001) lijken erop te wijzen dat dergelijke overtuigingen ook aanwezig zijn onderzoek naar buitenonder “verwesterde” en/of in Nederland wonende Afrikanen. landse versies van de inAsielzoekers hanteerden strikte genderrollen. Van mannen wordt verwacht terventie. zich macho te gedragen en bij seks het initiatief te nemen. Vrouwen behoren zich passief en ingetogener op te stellen. Voor vrouwen is het ondenkbaar om veel (losse) seksuele partners te hebben of vreemd te gaan, voor mannen zijn deze regels soepeler. Bovendien ligt praten over seks gevoelig (Rodenburg 2004). 32-51% vindt het niet gepast om open met de partner over seks te praten (ten Wolde 2008). Mensen met een positieve intentie tot condoomgebruik dachten significant vaker dat hun partners én belangrijke anderen uit hun omgeving hier positief tegenover stonden (Bosompra, 2001).
17
Osiris 4141
ASERAG
Veilig vrijen en hiv-testen bevorderen onder asielzoekers Om (meer) condoomgebruik en soa/hiv-testen te bereiken en de intentie om dat te gaan doen te verhogen, is gekozen om kennis, risicoperceptie, attitude, bespreekbaarheid en vaardigheden te verbeteren. In alle onderdelen van de interventie wordt hierop ingespeeld door informatieoverdracht: in de theaterstukken en tijdens de gesprekken, maar ook worden er folders uitgereikt, een kennisquiz gespeeld en antwoord gegeven op vragen van de asielzoekers. Tijdens alle activiteiten zijn ook condooms verkrijgbaar, om barrières te slechten. Gebrek aan kennis is niet gelijk aan onwetendheid. Bewustwording, of awareness, van de problematiek, hoe gedragingen en gebruiken, houdingen, genderrollen, en verwachtingen bijdragen aan risico voor soa en hiv is een eerste stap naar gedragsverandering (Rogers en Vermeer 2003). Vervolgens het aanleren van vaardigheden om met risicovolle situaties om te gaan, bijvoorbeeld het bespreekbaar maken van veilig vrijen en seksualiteit, is noodzakelijk voor verandering van de andere determinanten (zie bijv. Bertens 2008, Prochaska et al 2002). Rollenspellen, zoals drama waarin op een realistische manier de dagelijkse praktijk wordt weergegeven, zijn een goede methodiek om attitudes, risicoperceptie, en sociale normen en waarden inzichtelijk en bespreekbaar te maken. Dit werkt vooral goed als er ook een kritische reflectie mogelijk wordt gemaakt door discussie. Groepsdiscussie naar aanleiding van de theaterstukken leidt tot inzichten in sociale normen en sociale steun. Dergelijk theater gaat over hoe we ons gedragen in welke situaties, de achterliggende redenen en motivaties. In een grootschalig onderzoek naar effecten van theater interventies, bleek dat vooral bij mannen gedragsverandering optrad en bij mannen en vrouwen veranderingen in onderliggende factoren zichtbaar werden (Jewkes et al 2008). Asielzoekers bereiken met gezondheidsvoorlichting Zoals ook eerder beschreven is deze doelgroep van asielzoekers een moeilijk bereikbare groep, vanwege (1) diversiteit en culturele verschillen en (2) gebrek aan interesse voor de gezondheidsboodschap. Het bereiken van de brede doelgroep is een tweede doelstelling van de interventie. In hoeverre doelgroepen ontvankelijk zijn voor een boodschap en uiteindelijk hun attitudes zullen aanpassen, hangt af van de betrokkenheid bij het onderwerp. Heus (2006) vond onder asielzoekers geen uitgesproken behoefte aan voorlichting. Zij hadden meer behoefte aan duidelijkheid, een verblijfsvergunning, toekomst, werk en zekerheid. Mensen die betrokken zijn bij het onderwerp, gemotiveerd en vaardig zijn, zullen sneller een boodschap centraal verwerken. Bij centrale verwerking denkt men goed inhoudelijk na over de gegeven argumenten en zullen nieuwe inzichten en attitudes langdurig veranderen (Elaboration Likelihood Model (ELM) van Petty & Cacioppo uit 1986). Uit de determinantenanalyse blijkt echter dat een groot deel van de asielzoekers denkt weinig risico te lopen en dat zij niets met hiv van doen hebben. Zij zullen dus de boodschap niet centraal verwerken maar perifeer, dat wil zeggen dat zij de boodschap kortstondig, vluchtig en oppervlakkig verwerken. Bij perifere verwerking laten mensen zich meer leiden door bijvoorbeeld de vorm en de bron, deze moet hen aanspreken. Door gebruik te maken van bijvoorbeeld infotainment zoals theater en de boodschap te integreren in laagdrempelige activiteiten wordt de aandacht gevraagd. Door discussie kan interesse worden gewekt met meer betrokkenheid bij het onderwerp zodat ze de boodschap centraal gaan verwerken. Naast het aanspreken
18
Osiris 4141
ASERAG
van de groep en het richten op bewustwording, vinden ook individuele gesprekken plaats. Hiermee kan ook meer op de centrale route worden ingespeeld en kan er meer voorlichting op maat gegeven worden. Een andere vorm om de betrokkenheid te vergroten is door gebruik te maken van rolmodellen en peer-educators. Hieronder wordt daar verder op ingegaan. Naast de desinteresse in het onderwerp spelen genderrollen en cultuurverschillen een grote rol. Culturele achtergronden spelen een rol bij gedrag en normen en waarden, zeker ook bij een thema als seksualiteit. Volgens onder andere Van Dyk (2001) en Wilson & Miller (2003) heeft aidsvoorlichting geen kans van slagen als hier geen rekening mee gehouden wordt. Mogelijkerwijs sluiten de voorlichtingsactiviteiten voor en van Nederlanders niet goed aan bij de taal en de normen en waarden van de asielzoekers. Ook wordt door sommige asielzoekers de Nederlandse seksuele moraal als ‘te vrij’ beschouwd, waardoor Nederlandse voorlichters misschien niet de beste personen zijn om de boodschap over te brengen (Rodenburg, 2004). Daarbij is de doelgroep ook heel erg divers, in behoefte en in wat hen aanspreekt. De activiteiten, materialen en boodschappen zullen flexibel moeten worden ingezet. In Asense is rekening gehouden met de diversiteit en geringe betrokkenheid en wordt ingezet op een stapsgewijze, participatieve methodiek: peereducation, met als belangrijkste vorm theater. Betrekken van de doelgroep: Trapsgewijze aanpak en peer- education Eén van de uitgangspunten van gezondheidsbevordering is dat als mensen hun invloed op eigen gezondheid kunnen vergroten, dit een positief effect heeft op hun gezondheid en welzijn. Participatie is een belangrijk middel om invloed op de gezondheid te vergroten. Het direct betrekken van de doelgroep bij de werving, organiseren van activiteiten en de inhoud van de voorlichting, het betrekken van de doelgroep in de verschillende fasen van een programma vergroot de motivatie van de doelgroep en dus ook de effectiviteit van de interventie (Pretty, 1995; South et al, 2005). Participatie is een fundamenteel element van empowerment omdat door participatie mensen vaardigheden leren en het gevoel van controle krijgen over een specifieke situatie (Wallerstein & Duran, 2005). Voorbeeld van een stapsgewijze aanpak om moeilijk bereikbare groepen te bereiken is de Stepping Stone Method ontwikkeld door Kerry, waarbij getracht wordt om 10% van de uiteindelijke populatie op te leiden tot een tussenpersoon, contactpersoon of peer-educator. Zij maken gebruik van participatieve methodieken voor community empowerment, om genderongelijkheden aan te pakken en moeilijk bereikbare en kwetsbare groepen te betrekken. Project Jump is een ander voorbeeld waarbij zij de stapsgewijze aanpak gebruiken om moeilijk bereikbare jongeren in het Verenigd Koninkrijk wat betreft seksueel risicogedrag te betrekken bij preventie van seksueel risicogedrag (Orme et al 2006). De kracht van peer- education ligt volgens Campbell & MacPheil (2002) in de kennis van peers over de sociale context van het gedrag. Zo kunnen zij een discussie aanwenden en door kritische reflectie tot bewustwording aanzetten van welke factoren nu bijdragen tot hun risico (gedrag). Als bijvoorbeeld normen over gender en seksualiteit mensen in risicosituaties brengen, kunnen zij door het bediscussiëren van deze normen komen tot een collectieve aanpassing van deze normen.
19
Osiris 4141
ASERAG
Binnen Asense worden de peer-educators getraind om groepsvoorlichtingsactiviteiten te organiseren voor de doelgroep en/of als hiv-contactpersonen één-op-één gesprekken te voeren. Zo vormen ze de schakel of brug tussen de professionals en de uiteindelijke doelgroep (Voorham, 2003, Hamming et al 2005, Ten Dam 1997). Taalbarrière wordt geslecht, contact met einddoelgroep vergroot evenals het gevoel van ownership (Kelly, 2004). Principe van peer-education is dat de doelgroep zich identificeert met de voorlichter (Vermeer 2003). Een effectieve peer moet in staat zijn bij zijn doelgroep een ‘wij-gevoel’ te creëren. De peer-educator is een rolmodel; hij of zij moet een iets hogere status hebben dan de doelgroep, maar de leden daarvan moeten deze nog wel kunnen nastreven en bereiken. In kleding, uiterlijk en taalgebruik valt hij niet uit de toon. Verder is de peer geloofwaardig en heeft voldoende deskundigheid over het onderwerp (Voorham, 2003). Aansluiten bij de doelgroep: Theater en participatieve aanpak Infotainment is al eerder genoemd als een goede manier om de aandacht te trekken, betrokkenheid en bewustzijn te vergroten van een niet betrokken doelgroep. Eén van de aanbevelingen van Heus (2006) is gebruik te maken van theater en/of rollespellen, waarin herkenbare situaties worden uitgebeeld, gebruikmakend van informatie over de cultuur en omgangsregels. Blair et al. hebben in 1999 al onderzocht en gevonden dat theater een effectieve vorm van communicatie en educatie kan zijn, ook bij hiv-voorlichting. Vooral omdat theater taalbarrières kan overbruggen en persoonlijk contact mogelijk maakt. Als belangrijke indicatoren geven zij aan dat de inhoud van het theater goed moet aansluiten bij de doelgroep en hun attitude en kennis. Dit wordt bij Asense gedaan door asielzoekers vanaf het schrijven van het stuk tot en met de uitvoering te betrekken. Theater wordt op meerdere plaatsen in de wereld ingezet voor seksuele gezondheidsbevordering en hiv-preventie met positieve resultaten ten aanzien van bewustwording, attitudeverandering en kennisverhoging, bijvoorbeeld in Brazilië (Portela, 2002; Graca Marinho & Henriques do Nascimento, 2004), Papua Nieuw Guinea (Sommi et al, 2000) en in Ghana (Bosompra, 2007). Interactieve theatervormen zijn nog effectiever omdat de deelnemers actief betrokken worden (Orme, Salmon, Mages 2006). Kwetsbare groepen kunnen vaardigheden als communicatie leren en oefenen (Day 2002, Heap & Simpson 2004, Kamp 2003, Starkey & Orme 2001, Orme & Salmon, 2002). ‘Theatre in education’ waarin acteurs scripts schrijven, theaterstukken repeteren en aanpassen, en deze opvoeren in combinatie met workshops, bevordert zelfwaardering, leren omgaan met sociale druk, bewustwording van stereotypering en seksualiteitsbeleving (Swaney et al 2003). Creatief drama is een belangrijke aanpak om kwetsbare en moeilijk bereikbare jonge mensen die buiten mainstream gezondheidsbevordering vallen te betrekken (Orme and Salmon 2005). Tijdens de training en repetitiesessies van de acteurs binnen Asense, worden niet alleen acteervaardigheden aangeleerd, maar ligt de nadruk op soa-hivpreventie. Het ‘werktheater’ is een interactief theater waarin scenes worden uitgebeeld samen met het publiek. Deze scenes worden daarna besproken in groepsdiscussies.
20
Osiris 4141
ASERAG
7. Samenvatting onderbouwing Beschrijf in één tot drie zinnen het verband tussen probleem, doelgroep, doel en methode.
De belangrijkste determinanten waarop met Asense wordt ingespeeld is bewustwording, kennis, risicoperceptie en attitude. Door middel van theater, drama en het gebruik van rolmodellen wordt hierop ingespeeld. De doelgroep wordt bereikt door middel van een trapsgewijze aanpak en peer- educators, zij wordt actief betrokken bij de voorlichting en participeert bij het organiseren van activiteiten, inhoudelijk schrijven van theaterstukken en het geven van voorlichting op maat in één-op-één gesprekken. Door het inzetten van peers en het continu aanpassen van theaterstukken, interactief werktheater, en voorlichtingsactiviteiten wordt ingespeeld op de diversiteit van de doelgroep.
C. Overdraagbaarheid . 8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking
Welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? Beschrijf deze randvoorwaarden voor de toepassing.
8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Voorwaarden om peer educator / hiv-contactpersoon te worden zijn: • zoveel mogelijk dezelfde kenmerken hebben als de einddoelgroep asielzoekers; er wordt getracht een zo goed mogelijke afspiegeling van de AZC-bewoners te vinden • motivatie en betrokkenheid bij het onderwerp soa/hiv • betrokkenheid bij de ‘eigen’ doelgroep Voorwaarden om acteur te worden: • motivatie • Naast de eigen taal spreken van Engels en Nederlands De peer-educators, hiv-contactpersonen en acteurs worden geworven via personen die in een AZC werken (bijvoorbeeld via verpleegkundigen van het Gezondheidscentrum Asielzoekers, verpleegkundigen van de PGA, Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers en/of COA). Ook reeds getrainde peer educators, hiv-contactpersonen en/of acteurs werven potentiële nieuwe medewerkers. Ook kunnen asielzoekers na afloop van een interventieactiviteit aangeven dat zij interesse hebben. Tijdens informatiebijeenkomsten of persoonlijke gesprekken wordt het doel van het project besproken, wat de rol van peereducators is binnen het project, de verwachtingen en de inhoud van de training, de rol van PGA/GGD en afspraken over reiskosten en vrijwilligersvergoedingen. Er is een verplichte training van twee tot vier dagen voor peer-educators, acteurs en hiv-contactpersonen. De training wordt gegeven door GGD’ en/of PGA/GGD-functionarissen met een al getrainde peer-educator. De training bevat informatie over anatomie en soa/hiv/anticonceptie alsook vaardigheden voor het organiseren van bijeenkomsten en gesprekstechnieken. Na de training worden peer-educators, hiv-contactpersonen en acteurs uitgenodigd door de GVO-functionaris van het AZC voor een gesprek waarin de intentieverklaring wordt besproken. Hierin staan de wederzijdse verwachtingen beschreven.
21
Osiris 4141
Is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? Zijn er eerdere ervaringen waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is?
ASERAG
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie In 2005 zijn de ervaringen uit Noord-Nederland door Soa Aids Nederland gebundeld in een draaiboek. Dit is verspreid onder de andere regio’s. Vanuit dit draaiboek konden ook andere regio’s het project opzetten. Het draaiboek is praktisch en bevat veel uitgewerkte voorbeelden (“Involve me and i will understand. Draaiboek voor soa/hiv preventie voor en door asielzoekers” te verkrijgen bij
[email protected]). Sinds 2005 zijn er in heel Nederland contactpersonen bij de MOA en vervolgens PGA (GGD‘en). Verder is er elk half jaar een nieuwe training waarbij nieuwe mensen geworven worden. Vaak blijven ook peer-educators na het verkrijgen van een status nog actief en stimuleren de nieuwe peer-educators. Stabiele factoren zijn de MOA/PGA-medewerkers die de continuïteit in de gaten houden..Hierin schuilt ook een zekere kwetsbaarheid, aangezien het momenteel niet geheel duidelijk is hoeveel tijd en aandacht de PGA medewerkers kunnen en mogen besteden aan dit werk. Als een peer-educator op transfer gaat en overgeplaatst wordt naar een ander centrum, wordt deze in principe overgedragen aan de contactpersoon aldaar. Een peer-educator neemt kennis en basisvaardigheden mee naar een nieuwe locatie (AZC), die ook haar voordeel kan doen met wat deze persoon te bieden heeft (spreiding van kennis). Wel zijn er verschillen per AZC in de mate waarin aandacht besteed wordt aan het onderwerp.
Hoe wordt de kwaliteit van de interventie beoordeeld en bewaakt? Denk bijvoorbeeld aan registratie van activiteiten en resultaten.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Na elk contact vullen de educators en hiv-contactpersonen een registratieformulier in. Dit sturen zij terug naar de GGD. De GGD regelt de financiële vergoeding en neemt in het geval van onduidelijkheden contact op met de peer-educator of gezondheidswerker van het AZC. GGD betaalt de vrijwilligersvergoedingen uit. Sinds een jaar zijn er ook COA-locaties die de reiskosten uitbetalen. De COA faciliteert vaak ruimte en een deel van de catering. Ze organiseert ook activiteiten waarbij Asense mag aansluiten. Altijd in goed overleg. Uiteindelijk is de GGD eindverantwoordelijk voor de peereducators. In elke regio of per GGD-werkgebied is er één keer in de 6 tot 8 weken een overleg waarin activiteiten worden voorbesproken, taken voor de uitvoering verdeeld en de activiteiten geëvalueerd worden. Van het overleg wordt een verslag gemaakt met gemaakte afspraken. Aan deze overleggen nemen de volgende partners deel: GGD als coördinator, sociaalverpleegkundige, GVOverpleegkundige, één PGA/GGD-sociaal- en /of GVO- verpleegkundige per werkgebied / provincie en één peer-educator per werkgebied / provincie. Verder zijn er herhalingstrainingen of aanvullende workshops. Deze worden gegeven door getrainde peer-educators in samenwerking met PGA/GGD- of GGD-medewerkers. Ieder half jaar is er een bijeenkomst, waarbij Asensecertificaten worden uitgereikt. Een beleidsmedewerker wordt gevraagd om deze op feestelijke wijze uit te delen. Elk half jaar komt een landelijke stuurgroepcommissie bij elkaar. De stuurgroepcommissie bestaat uit GVO-functionarissen van de regio’s, sociaalverpleegkundigen, hiv-contactpersonen en programmaleider/medewerkers Programma Etnische Minderheden van Soa Aids Nederland. GGD Nederland heeft van 2007 tot en met 2010 het voorzitterschap van de stuurgroepcommissie verzorgd, vervolgens heeft Soa Aids Nederland deze rol overgenomen. Soa Aids Nederland registreert activiteiten en resultaten.
22
Osiris 4141
ASERAG
8.4 Kosten van de interventie Wat zijn de kosten van de uitvoering? Noem zo mogelijk kosten van licentie, materiaal, trainingen, kwaliteitsbewaking, Vermeld het jaartal waarvoor de prijzen gelden. Noem ook de tijdinvestering van betrokken professionals (uitvoering en coördinatie).
De tijdsinvestering is als volgt per 800 asielzoekers: Uren per week GGD: • Projectleider: management proces en financiën, 1 uur per week • Sociaalverpleegkundige: ondersteuning training, projectgroep en financiële administratie: 2 uur per week Ondersteuning theater: 2 uur per week • PGA (Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers): 4 uur per week • GVO/GB of sociaalverpleegkundige ondersteuning training/begeleiding peer-educators en hiv-contactpersonen: 4 uur per week Afhankelijk van regionale/lokale situatie en samenwerkingspartners kunnen taken bij een of meer personen liggen. Na invulling van registratieformulieren worden de medewerkers beloond met financiële vergoeding. Een peer-educator ontvangt € 10,- per dagdeel, een hiv-contactpersoon € 10,- per geregistreerd gesprek en een acteur ontvangt € 20,- per optreden. Hieronder vindt u een voorbeeldbegroting per jaar, per regio van 800 asielzoekers: Overzicht kosten methode en personeel: per regio (bijvoorbeeld 10 activiteiten, 2 theateroptredens, 40 gesprekken.) Toelichting Programma medewerker 22881 0.4 fte Werkgroep ontwikkelen 11440 methode 0,2 fte 2 x 3 dagen, locatie in het Regionale training van nieuwe AZC. peer-educators 360 € 60 per dag voor caterin 2x peer-educators die assisten2 peers x 48 acties x € 10, tie verlenen bij de activiteiten in het werkgebied of provincie 960 Peer educator 3 peers x 10 activiteiten 300 x € 10, 10 Activiteiten x 100, Theater door regio zelf georganiseerd Materialen per regio Reiskosten peer educators en acteurs Totaal
240 1.500
6 acteurs x 2 optredens x € 20, -
2.000 6.360
Verder zijn er variabele kosten voor de uitvoering van activiteiten, zoals ongeveer € 170, - voor een bingo of € 100, - voor een informatiemarkt. De kosten voor de training van peer-educators zijn € 120, - (dit is 2 dagen catering)
23
Osiris 4141
ASERAG
9. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Is er onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie? Beschrijf doel, type onderzoek (bijvoorbeeld procesevaluatie, behoefteanalyse, nulmeting, haalbaarheidonderzoek, tevredenheidmeting etc.), methode en relevante uitkomsten. Geef aan wat het bereik is, de succes- en faalfactoren en waardering door de doelgroep. Geef ook aan hoe de interventie, indien noodzakelijk, wordt aangepast. Meld indien van toepassing: Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie.
Studie 1 (Albers et al., 2007) In 2007 is de uitvoering van Asense door hogeschool-studenten onderzocht bij medewerkers van de Medische Opvang Asielzoekers (MOA). Er zijn 104 enquêtes geanalyseerd (het totaal aantal MOA-medewerkers is ongeveer 380). Het merendeel van de respondenten die zijn geïnterviewd, geeft aan dat ze bekend zijn met Asense. Succesfactoren Vooral het theater zorgt voor veel positieve feedback. Zo wordt er gezegd dat het theater heel dicht bij de einddoelgroep staat. Ook wordt aangegeven dat het theater voor de asielzoekers veel herkenbaarder en toegankelijker wordt weergegeven dan wanneer de informatie vanuit onze westerse kijk wordt gebracht. Wat betreft de training van peer-educators geven de respondenten uiteenlopende feedback die zowel positief als negatief is. Het belangrijkste voordeel van de peer-educators is volgens een aantal respondenten het feit dat er geen taalbarrière is tussen de asielzoekers en de peer-educators. Men praat met mensen uit het eigen land in de eigen taal en dit werkt volgens de respondenten heel goed. Daarbij komt dat de peer-educators goede kennis van zaken hebben. Een aantal personen geeft aan dat er een goede samenwerking plaatsvindt tussen de MOA-medewerkers en de peer-educators. De peereducators geven op het AZC-terrein veel voorlichting. Ook wordt aangegeven dat de peers veel kennis hebben opgedaan tijdens de training en dat dit als positief wordt ervaren. Belemmeringen Ondanks de grote bekendheid van Asense wordt er door de respondenten ook een aantal obstakels genoemd waardoor Asense niet ten volle benut kan worden. Als eerste obstakel wordt een gebrek aan financiële middelen genoemd. Een ander belangrijk obstakel is de doorstroom van asielzoekers van centrum naar centrum. Hierdoor kan er geen continuïteit gegarandeerd worden en moet er keer op keer een nieuwe groep bij elkaar gezocht worden. (Omdat er sinds 2005 in de verschillende werkgebieden met deze methode gewerkt wordt, geven de contactpersonen aan elkaar door als er een overplaatsing van een bewoner plaats vindt.) De meeste respondenten geven echter aan dat ze het project met de peereducators zeker een meerwaarde vinden. De peer-educators zijn bijvoorbeeld heel handig op markten, er is geen taalbarrière tussen de bezoekers en de peer-educators. Het zijn lotgenoten en ze kunnen directer contact maken met elkaar dan met de verpleegkundigen. Studie 2 (Ten Wolde et al., 2008) In 2008 heeft een uitgebreid onderzoek naar Asense plaatsgevonden (Ten Wolde et al., 2008). Dit onderzoek bestond uit drie deelonderzoeken. De proces-uitkomsten worden hier beschreven, de effect-uitkomsten vindt u in paragraaf 10.
24
Osiris 4141
ASERAG
Onderzoek onder MOA-medewerkers (Medische opvang asielzoekers) Er is een vragenlijst ontwikkeld d.m.v. interviews met experts en een pretest. De definitieve vragenlijst is online gemaakt en verstuurd naar 4 random gekozen centra per regio; 89 medewerkers hebben de vragenlijst ingevuld (respons 45%). Alle medewerkers die mee hebben gedaan aan het onderzoek kennen de voorlichtingsmethode en zijn er positief over. Ongeveer de helft heeft met Asense gewerkt. Voor veel medewerkers is het moeilijk om de methode in hun werkzaamheden in te passen door ontbreken van goede randvoorwaarden (training, meer intervisie en gebrek aan vaardigheden om meer betrokkenheid van asielzoekers te realiseren). Medewerkers vinden de methode niet voor alle asielzoekers geschikt, belangrijke factoren volgens hen zijn cultuur, taboe, taal, motivatie, de drukte rondom asielprocedure en/of inburgering en hoe lang mensen in Nederland zijn. Onderzoek onder peer-educators Er is eerst een focusgroep gehouden met 8 peer educators. Daarna is een vragenlijst opgesteld die op een centrale plek werd afgenomen in aanwezigheid van de onderzoekers; 49 peer educators hebben de vragenlijst ingevuld (respons 49%). Zij waarderen Asense en bijbehorende training over het algemeen goed. In de training hebben zij behoefte aan verdieping van kennis over soa/hiv/aids, informatie over hoe mensen gemotiveerd kunnen worden om mee te doen aan georganiseerde activiteiten en hoe bereik van de activiteiten vergroot kan worden. Ruim een derde van de peer-educators vond de taal waarin ze de training hadden gevolgd (Engels) een probleem. Onderzoek onder asielzoekers Er zijn tien interviews en één focusgroepgesprek met asielzoekers geweest, aan de hand waarvan vragenlijsten zijn opgesteld. Deze zijn gepretest. Het onderzoek vond plaats in zes centra (waarvan drie Asense gebruikten en drie de reguliere preventie-activiteiten). De vragenlijst is vóór de activiteiten, drie maanden na de start en zes maanden na de start ingevuld. Voor de steekproef zijn alleen asielzoekers van 15 tot en met 55 jaar uit de volgende regio’s geworven: regio Irak/Iran/Afghanistan, regio West-Afrika, regio Oost-Afrika en de Hoorn van Afrika en de regio Centraal-Afrika en de Grote Meren. Degenen die mee wilden doen konden op een bepaalde datum en tijdstip op hun eigen centrum de vragenlijst invullen. Hierbij konden zij interviewers in hun eigen taal raadplegen voor toelichting of nadere instructie. De vragenlijst was beschikbaar in het Nederlands, Engels, Frans, Dari/Farsi, Arabisch en Somalisch. Uiteindelijk hebben 222 asielzoekers alledrie de vragenlijsten ingevuld (respons 29,2%). De verschillende activiteiten van Asense worden door de meeste asielzoekers ‘heel goed’ gewaardeerd. Ook geeft de meerderheid aan daar ‘heel veel’ van te hebben geleerd. De gesprekken met de peer-educators werden door iedereen betiteld als heel prettig en heel duidelijk. Aanbevelingen Asense lijkt een effectieve manier om asielzoekers voor te lichten over het thema soa/hiv/aids. Voortzetting van de activiteiten gegeven de resultaten van het onderzoek ligt voor de hand. Aanbevelingen om de methode te verbeteren, zijn: − Verbetering van ondersteuning aan professionals − Verbetering van de training en ondersteuning aan peer-educators − Meer intervisie en uitwisseling van ervaringen zowel onder peers, als
25
Osiris 4141
ASERAG
−
met MOA-medewerkers en andere begeleiders/voorlichters. Voorlichtingsmateriaal verder differentiëren naar ‘eigen’ taal (en cultuur). Daarbij ook bezien wat de bijdrage van illustraties/visualisering is.
Naar aanleiding van het onderzoek is in 2009 een landelijke expertbijeenkomst georganiseerd (met vertegenwoordigers van Asense, PGA, Soa Aids Nederland, Pharos en Rutgers Nisso Groep) om de resultaten en aanbevelingen te bespreken. Verbeteringen zijn momenteel in ontwikkeling.
26
Voor u verder gaat Check met behulp van onderstaande lijst of u de vereiste informatie op het werkblad kunt invullen. De vraagnummers corresponderen met de desbetreffende onderdelen van de beschrijving op dit werkblad en met de criteria voor erkenning op Niveau II en III. Op de sites van het Nederlands Jeugdinstituut en van het RIVM kunt u een meer uitgebreide lijst van de criteria voor erkenning en een toelichting daarop vinden. Neem bij twijfel contact op met het Nederlands Jeugdinstituut of RIVM (zie voorblad).
Criteria voor erkenning op Niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief Vraag 10.1 Is de interventie via Nederlandse studies met een matige tot sterke beX Ja wijskracht onderzocht en maken deze studies het aannemelijk dat de interventie de gestelde doelen bij de doelgroep daadwerkelijk bereikt? (Voor een overzicht van de bewijskracht van onderzoek, zie de handleiding bij dit werkblad.) Vraag 11
Is er onderzoek naar buitenlandse versies van de interventies?
Ja
Nee
X Nee
LET OP Indien vraag 10 met ja beantwoord wordt, vul dan ook Bijlage 1 in: Beschrijving kenmerken en resultaten onderzoek. Indien vraag 10 en 11 met nee beantwoord moeten worden, komt uw interventie niet in aanmerking voor een beoordeling op niveau II of III. Vul in dat geval paragraaf 10.1 en 11 op de gevraagde manier in en ga verder met paragraaf 12 onder Overige informatie. Vergeet niet het logboek in te vullen aan het einde van dit werkblad.
27
Beschrijving voor erkenning op niveau II-III: waarschijnlijk of bewezen effectief
D. Effectiviteit
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van onderzoek naar het effect van de interventie in Nederland? Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte (primaire) doelen van de interventie, onderzoeksgroep, onderzoeksdesign en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van reviews en meta-analyses over de effectiviteit van de interventie in Nederland. Meld indien van toepassing: Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
Studie 1 (Kleinjan , 2004) In 2004 is het effect van Asense onderzocht door een student van de Rijksuniversiteit Groningen (Kleinjan, 2004). Opzet onderzoek en meetinstrumenten Het theaterstuk is geëvalueerd door vragenlijsten over hiv/aids te sturen naar asielzoekers in vijf verschillende asielzoekerscentra in het noorden van Nederland. Eén asielzoekerscentrum deed dienst als controlegroep en ontving geen theaterstuk. De vragenlijsten zijn tweemaal verzonden in vier talen: Engels, Nederlands, Frans en Portugees. De eerste vragenlijst diende als nulmeting en de tweede diende om het directe effect van het theaterstuk te meten. De eerste vragenlijst werd twee weken voor het theaterstuk het desbetreffende AZC aandeed verzonden en de tweede vrijwel direct na het theaterstuk. Per AZC werden tussen de 200 en 300 vragenlijstpakketten per meting verstuurd. In totaal waren er 36 respondenten die zowel de voormeting als de nameting hadden ingevuld en het theaterstuk hadden gezien. De steekproef bestond uit 36 respondenten: 22 mannen en 14 vrouwen. De controlegroep bestond uit 13 respondenten: 8 mannen, 4 vrouwen en 1 ontbrekende waarde. De controlegroep was niet op alle punten vergelijkbaar met de experimentele groep. Resultaten − Na de interventie gaven de respondenten aan positiever te staan ten opzichte van het gebruik van condooms bij seks met een nieuwe partner (p< 0.5). In de controlegroep werd dit effect niet gevonden. Het verschil in attitude tussen de steekproef en de controlegroep was significant (p = .051). − Na de interventie is de eigen-effectiviteit significant veranderd. Men gaf aan aids-preventieve gedragingen minder moeilijk te vinden dan voor de interventie ( p< .01). In de controlegroep werd geen verandering gevonden. Het verschil in zelf-effectiviteit tussen de steekproef en de controlegroep was niet significant. − De waargenomen sociale normen van de partner ten opzichte van het gebruik van condooms bij seks met een nieuwe partner en het laten doen van een hiv-test na onveilige seks zijn na de interventie significant veranderd. Men gaf na de interventie aan dat men dacht dat de partner deze gedragingen minder afkeurde dan voor de interventie (p< .05 en p< .01). − De kennis van de respondenten uit de steekproef is significant hoger geworden na de interventie (p<.001). De resultaten van de controlegroep laten echter ook verhoging van de kennis zien in de tweede meting (p<.01).De controle- en de experimentele groep verschillen niet significant van elkaar.
28
−
De waargenomen barrières voor het praten met vrienden en met gezondheidspersoneel over seksueel gerelateerde onderwerpen zijn na het zien van het theaterstuk minder geworden (p < .05 en p< .05). De intentie om in de toekomst met vrienden en gezondheidspersoneel over seksueel gerelateerde onderwerpen te praten is na het zien van het theaterstuk ook in beide gevallen gestegen (p< .01 en p< .01). In de controlegroep was geen significante verandering te zien in de waargenomen barrières voor het praten met vrienden en gezondheidspersoneel. In het geval van de intentie van de controlegroep om te praten met vrienden of gezondheidspersoneel, werd geen significante verandering gevonden in de intentie om te praten met vrienden, maar wel een significante verandering in de intentie om te praten met gezondheidspersoneel (p< .05).
Het theaterstuk lijkt een positieve invloed uit te oefenen op bovenstaande variabelen. Door o.a. het kleine aantal te matchen vragenlijsten en de startverschillen met de controlegroep is dit echter niet met zekerheid te zeggen. Studie 2 (Ten Wolde et al., 2008) In 2008 is Asense geëvalueerd door onderzoeksbureau ResCon. Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder MOA-medewerkers, peereducators en de asielzoekers. Zie hiervoor ook paragraaf 9. De effectiviteit van de interventie bij de asielzoekers is onderzocht door middel van vragenlijsten. Opzet onderzoek en meetinstrumenten Er zijn tien interviews en één focusgroepgesprek met asielzoekers geweest, aan de hand waarvan vragenlijsten zijn opgesteld. Deze vragenlijst is gepretest. Het onderzoek vond plaats in zes centra (waarvan drie Asense gebruikten en drie de reguliere preventie-activiteiten). De vragenlijst is vóór de activiteiten, drie maanden na de start en zes maanden na de start ingevuld. Voor de steekproef zijn alleen asielzoekers van 15 tot en met 55 jaar uit de volgende regio’s geworven: regio Irak/Iran/Afghanistan, regio West-Afrika, regio Oost-Afrika en de Hoorn van Afrika en de regio Centraal-Afrika en de Grote Meren. Degenen die mee wilden doen konden op een bepaalde datum en tijdstip op hun eigen centrum de vragenlijst invullen. Hierbij konden zij interviewers in hun eigen taal raadplegen voor toelichting of nadere instructie. De vragenlijst was beschikbaar in het Nederlands, Engels, Frans, Dari/Farsi, Arabisch en Somalisch. Uiteindelijk hebben 222 asielzoekers alledrie de vragenlijsten ingevuld (respons 29,2%). Analyse Doordat asielzoekers veelvuldig verhuizen tussen de verschillende centra hebben zowel asielzoekers uit de experimentele als controleconditie de activiteiten van Asense opgemerkt. Daardoor lijken de experimentele en controleconditie elkaar te vertroebelen. Gegevens zijn dan ook op twee manieren geanalyseerd: traditioneel: door een vergelijking tussen de experimentele en controleconditie realistisch: door een vergelijking te maken tussen respondenten die de Asense-activiteiten wel en niet hebben meegemaakt. Vanwege de relatief kleine (sub)groepen respondenten in het onderzoek, is ervoor gekozen een verschil tussen groepen als statistisch significant aan te merken als de p-waarde bij toetsing kleiner is dan 0.10.
29
Resultaten Gepercipieerde effectiviteit De meeste respondenten geven aan dat zij door Asense meer kennis hebben vergaard (80%), dat zij zich meer bewust geworden zijn van de risico’s (84%) en dat zij meer overtuigd zijn geraakt van de voordelen van condoomgebruik (92%). Ongeveer de helft geeft aan vaker een condoom te gebruiken en zelfs 62.5% geeft aan zich naar aanleiding van de Asense-activiteiten op hiv te hebben getest of dit nog te laten doen. In de toekomst zullen ze ook zeker vragen stellen aan de peer-educator of hiv-counselor. Traditionele effecten Zowel in de controle- als in de experimentele groep zijn er positieve verschuivingen opgetreden. Zo is er een significante verschuiving van intentie ten aanzien van de hiv-test. Asielzoekers in beide condities zijn dus meer van plan om zich in de toekomst te laten testen op hiv (p≤.001 en p=.01). Ook is in beide groepen meer kennis vergaard gedurende het onderzoek (p≤.001 en p=.10). Ook wordt de veronderstelde vatbaarheid hoger, of asielzoekers denken dat de kans van besmetting groter is vergeleken met andere asielzoekers (p=<.10) Realistische effecten In zowel de controle- als in de experimentele groep zijn er positieve verschuivingen opgetreden. Covariantie analyses laten nu wel significante resultaten zien. Respondenten die de Asense-activiteiten hebben opgemerkt hebben bij de tussenmeting meer kennis over soa en hiv/aids, dan respondenten die de Asense-activiteiten niet hebben opgemerkt (p.08). Dit positieve effect is bij de tweede meting weer verdwenen. Ook zijn respondenten in de groep die aan voorlichtingsactiviteiten van Asense hebben deelgenomen meer van plan om zich op hiv te laten testen op de tussenmeting (p=.01), maar niet op de nameting. Als laatste hebben ze een positievere houding op de nameting gekregen ten aanzien van het testen op hiv dan de respondenten die niet bereikt zijn (p=.04). Bij asielzoekers die een middelbare of hoge opleiding hebben genoten is de methode effectiever dan bij asielzoekers met een lage opleiding; zij hebben bij de tussenmeting meer kennis vergaard (p=.01). Ook hebben asielzoekers die korter dan 6 maanden in Nederland verblijven, door Asense een positievere kijk gekregen op het testen van hiv, dan asielzoekers die langer dan 6 maanden in Nederland verblijven (p=.07).
Vat elke studie in telegramstijl samen. Kies bij Bewijskracht voor: 1 zeer zwak; 2 zwak; 3 matig; 4 redelijk; 5 vrij sterk; 6 sterk; 7 zeer sterk. Kies bij Effectiviteit voor: 1. positieve resultaten;
10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: Kleinjan, M. Jaar: 2004 Onderzoekstype: Voor- en nameting met controlegroep Belangrijkste resultaten: De resultaten zijn positief, maar niet significant t.o.v. de controlegroep Studie 2 Auteurs: Ten Wolde et al. Jaar: 2008 Onderzoekstype: Voor- en nameting met controlegroep en follow-up Belangrijkste resultaten: De resultaten zijn positief. De resultaten zijn niet significant voor de experimentele groep t.o.v. de controlegroep, maar wel 30
2. effectiviteit niet vastgesteld; 3. negatieve resultaten; 4. positieve en negatieve resultaten; of 5. effectiviteit onduidelijk of onbekend.
voor de bereikte groep t.o.v. degenen die niet bereikt zijn.
(Zie de handleiding bij dit werkblad.) 11. Buitenlandse effectstudies
Wat zijn de kenmerken en uitkomsten van effectstudies, reviews of metaanalyses naar de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie?
Er zijn geen buitenlandse versies van deze interventie bij de auteurs bekend.
Noem per studie auteur(s) en publicatiejaar, onderzochte doelen van de interventie, methode en resultaten. Vermeld effectgroottes d of ES, of de gegevens om deze te berekenen (zie de handleiding bij dit werkblad). Gebruik per onderzoek niet meer dan 150 woorden. Meld indien van toepassing: Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen. E. Overige informatie
31
12. Toelichting op de naam van de interventie
Is de naam van de interventie helder? Noem de herkomst of diepere betekenis. Is de interventie bekend onder een andere naam? Noem de naam van de eventuele buitenlandse versie van de interventie.
Aserag (Asylum Seekers and Refugees Aids Group) werd opgericht in 2002 door een groep asielzoekers uit Afrika ten zuiden van de Sahara, woonachtig in de asielzoekercentra’s in het noorden van het land. Samen met de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) Noord Nederland en de GGD Groningen hebben zij deze methode ontwikkeld. In 2005/2006 - tijdens de implementatieperiode van deze methode in de andere regio's met ondersteuning van Soa Aids Nederland/Aids fonds - werd dit project Stepping Stone Project genoemd. Vanaf 2007 werd er over Asense gesproken en vanaf 2011 zal de naam Asense heten. GGD Groningen en Soa Aids Nederland hebben de samenwerking met het Aserag-bestuur in 2009 beëindigd. Men wilde echter wel doorgaan met de inhoud van de methode. Deze nieuwe naam past beter bij de seksualiteit-brede aanpak en kan zo een onderdeel worden van Sense, centrum voor seksuele gezondheid van de GGD‘en.
13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) Waar, door welk soort organisaties en op welke schaal wordt de interventie toegepast? Beschrijf op welke locatie de interventie wordt uitgevoerd. Noem eventueel lokale en/of regionale varianten. Noem eventueel ook samenwerkingspartners in de uitvoering.
Binnen de noordelijke AZC’s in Groningen is in juni 2003 het project gestart. Na een proef in vier AZC’s, in Meppel, Heerenveen, breidde Asense zijn activiteiten uit naar de andere AZC’s in Friesland, Groningen en Drenthe. Stepping stone project: implementatie periode 2005-2006. De bedoeling was om Asense over te brengen in de verschillende regio’s van Nederland. Sinds januari 2005 wordt de voorlichting in het hele land aangeboden en ondersteund door Soa Aids Nederland/Aids fonds. Sinds 2007 financieren de regio's zelf hun activiteiten. Alleen is er landelijke ondersteuning vanuit Soa Aids Nederland/ Aids fonds. GGD Nederland heeft bijgedragen aan de adviesfunctie bij de stuurgroep en bij het onderzoek naar het effect van Asense. De MOA is in januari 2010 opgeheven en overgegaan in Gezondheids Centrum Asielzoekers (GCA) (curatieve deel) en Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers (PGA) (preventieve deel). Asense valt nu dus onder de PGA, die verantwoording aflegt aan de GGD'en, en voornamelijk regionaal en lokaal werkt. In een tiendaagse training door de GGD Friesland voor peer-educators in 2010 vormt Asense een onderdeel. Deze GGD heeft een bredere invalshoek; deze is niet meer specifiek soa/hiv, maar seksuele gezondheid in den breedte. Het gaat nu ook over anatomie, gender, stigma, weerbaarheid, vrouwelijke genitaliën verminking (VGV), leerstijlen en presenteren voor de groep. Er wordt in deze provincie gekeken naar een samenwerkingsvorm tussen verschillende organisaties, zoals GGZ, COA, Mind Spring, VVN, GGD met Asense om een training voor peer-educators aan te bieden, waarbij ze getraind worden in verschillende onderwerpen. Inmiddels worden asielzoekers getraind uit de regio’s Noord-Nederland, Limburg, Brabant en Zeeland, Noord Holland, Utrecht en Oost Nederland. In totaal zijn 550 geïnteresseerde asielzoekers getraind tot peer-educator of hivcontactpersoon. In asielzoekerscentra bieden zij een scala van activiteiten aan: landelijk worden per jaar ongeveer 12 theatervoorstellingen opgevoerd, 32
90 informatiemarkten gehouden, 600 individuele gesprekken gevoerd, 80 activiteiten georganiseerd, waarbij 5.000 asielzoekers worden bereikt. Inmiddels is deze methode opgenomen in het landelijk basispakket soa/hivbestrijding asielzoekers. In 2010 worden voor de zomer 25 asielzoekers getraind en na de zomer 35. De herkomstlanden van de peer-educators zijn een weerspiegeling van de herkomstlanden van de asielzoekers (2009): Somalië(3), Guinee (6), Sierra Leone (4), Eritrea (2), Sudan (2), Angola (6), Benin (1), Cameroon (1), Kenya (1), Liberia (2), Congo (2), Burundi (4), Togo (1), Burkina Faso (1), Irak (7), Iran (18), Afghanistan (9), Pakistan (1), Syria (1), Jemen (1), Sovjet Unie (1), Mongolia (1), Azerbaijan (2), Bosnia (1), Burma (2), Cambodia (1), Colombia (2), onbekend (23).
14. Overeenkomsten met andere interventies Zijn er soortgelijke interventies? Noem relevante en in het oog springende overeenkomsten en /of verschillen; beperk dit tot sterk vergelijkbare interventies. Meld indien van toepassing: Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies.
Mind Spring Mind Spring is een interventie waarbij bewoners van het AZC andere bewoners psycho-educatie geven. Er is samenwerking met de gezondheidswerkers van het AZC. Ook hier helpt de doelgroep de doelgroep. De kracht van gelijke onder gelijken geldt hier net als bij Asense.
Onder Sense centrum voor seksuele gezondheid van de GGD’en zijn de allochtonenwerkgroepen ontstaan in 2009 / 2010. Asense is in het noorden daarvan een onderdeel. De andere allochtone groepen werken ook als Asense, met theater en peer-educatie: Antillianen en Hindoestanen, ook een groep uit Guinee, alles in het kader van seksuele gezondheid. VETC'ers: Voorlichters in eigen taal en cultuur.
33
Aangehaalde literatuur Beschrijf de in dit document aangehaalde literatuur volgens APAnormen (zie de handleiding bij dit werkblad).
Albers, M., Bouwmeester, S., Heinen, N., Onderberg, S., Teunissen, B., van der Wal M., van der Ziel, C. (2007). Evaluatie project ‘Soa/hiv-bestrijding asielzoekers 2005-2006’, Saxion college Deventer en SoaAids Nederland Blair C. et al (1999), The use of professional theatre for health promotion including HIV /AIDS, Journal Development Communities; 10(1): 9-15. Bosompra K. (2001), Determinants of condom use intentions of university students in Ghana: an application of the theory of reasoned action. Social Science and Medicine, 52(7):1057-69. Bosompra K. (2007) The Potential of Drama and Songs as Channels for AIDS Education in Africa: A Report on Focus Group Findings from Ghana. International Quarterly of Community Health Education, 28(2): 127-151 Campbell, C., MacPhail, C. (2002), Peer education, gender and the development of critical consciousness: participatory HIV prevention by South African youth. Social Science and Medicine, 55 (2): 331-345 COA (2009) Feiten en cijfers tot 1 oktober 2009. COA. Fishbein, M. & Yzer, M. (2003). Using Theory to Design Effective health Behavior Interventions. In Communication Theory: a journal of the International Communication Association, 13(2): 164 – 183. Goosen, S. van Oostrum, I.E.A., Essink-Bot, M. (2010) Zwangerschapsuitkomsten en zorgbehoeften bij asielzoeksters, Nederlands Tijdschrift Geneeskunde, 154: A2318. Goosen,S., Uitenbroek, D., Wijsen, C., Stronks, K. (2009) Induced abortions and teenage births among asylum seekers in The Netherlands: analysis of national surveillance data, Journal of Epidemiology and Community Health, 63:528–533 Graca Marinho MG, Henriques do Nascimento HH (2004), School youngsters in Brazil: participation and prevention of AIDS through drama and radio, International Conference AIDS. 2004 Jul 11-16; 15: abstract no. ThPeE8170. Hulpverleningsdienst Groningen (2003), Preventiegroep wil trend soa/aids onder Afrikaanse asielzoekers in Noord Nederland ombuigen. Kelly, J.A. (2004). Popular opinion leaders and HIV prevention peer education: resolving discrepant findings, and implications for the development of effective community programmes. AIDS Care, 16(2), 139-150 Kleinman, M. (2004). AIDS-preventie bij asielzoekers. Groningen, Rijksuniversiteit Groningen. Kurth, E. Jaeger, F.N., Zemp, E. Tschudin, S., Bischoff, A. (2010) Reproductive health care for asylum-seeking women - a challenge for health professionals BMC Public Health 2010, 10:659 Rollnick S., & Miller, W.R. (1995). What is motivational interview34
ing? Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 23, 325-334. Op de Coul ELM & Laar MJW van de (2005a). Wat zijn aids en hiv-infectie en wat is het beloop? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Op de Coul ELM & Laar MJW van de (2005b). Welke factoren beïnvloeden de kans op hiv-infectie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Petty, R.E. & Cacioppo, J.T. (1986). Communication and persuasion; central and peripheral routes to attitude change. New York: Springer. RIVM (2010) Thermometer soa en hiv, update november 2010 (http://www.rivm.nl/cib/binaries/Update%20thermometer%20nov%202010_ v1_tcm92-71165.pdf ) Rodenburg, C. (2004). Aidsvoorlichting aan asielzoekers. Onderzoek naar de determinanten van risicogedrag ten aanzien van HIV/AIDS bij Angolese, Sierraleoonse en Russisch-sprekende asielzoekers. Radboud Universiteit, Nijmegen. Sizya S et al (2008), HIV and AIDS-related knowledge among woman in Iraq, BMC Res Notes, 1:123. Sommi et al (2000), Papua New Guinea: using drama to target risky behaviours, Pacific Aids Alert Bulletin, (19):18-19. South J, Fairfax P, Green, E (2005) Developing an assessment tool for evaluating community involvement. Health Expectations 8:64-73. Tafuri, S., Prato, R. Martinelli, D., Melpignano, L., De Palma, M., Quarto, M. Germinario, C. (2010) Prevalence of Hepatitis B, C, HIV and syphilis markers among refugees in Bari, Italy. BMC Infectious Diseases. 10:213. Tavoosi et al (2004) Knowledge and attitude towards HIV/AIDS among Iranian students, BMC public Health, 4: 17. Ten Wolde G., Martens, M., Vroling, E. & Weerdt de, I. (2008). Onderzoek naar de effectiviteit van Asense. Een participatieve interventie gericht op SOA en HIV/AIDS preventie onder asielzoekers. Amsterdam: Rescon. UNAIDS (2008), Report on the global HIV/AIDS epidemic. Van Dyk, A.C. (2001). HIV/AIDS Care & Counseling. A multidisciplinary approach. 2nd. ed. Cape Town: Pearson Education South Africa. van Oostrum, I E A , Goosen, S., Uitenbroek, D.G., Koppenaal,H, Stronks, K. (2010) Mortality and causes of death among asylum seekers in the Netherlands, JECH Online Van Veen, M. (2010) HIV &STI epidemiology in high risk populations in the Netherlands. Academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
35
Voorham, A. (2003). Gezondheidsbevordering voor-en-door de doelgroep; theoretische onderbouwing en evaluatie bij migranten en ouderen. Rotterdam, GGD Rotterdam Wallerstein N, Duran B (2005). The conceptual, Historical, and Practice Roots of Community Based Participatory Reserach and Related Participatory Traditions. In Minkler M, Wallerstein N (eds.). Community-based Praticipatory Research for Health. Jossey-Bass,27-52. Warmerdam J, van de Tillaart H (2002), Arbeidspotentieel en arbeidsmarktloopbanen van vluchtelingen en asielgerechtigden, Een verkennend onderzoek naar ervaringen van nieuwkomers op de Nederlandse Arbeidsmarkt, OSA-publicatie A189 Wilson, B.D.M. & Miller, R.L. (2003). Examining Strategies for Culturally Grounded HIV Prevention: A Review. In Aids Education and Prevention, 15 (2): 184 – 202. Ten Wolde, G., Martens, M., Vroling, E. & de Weerdt, I. (2008). Onderzoek naar de effectiviteit van de Asense. Een participatieve interventie gericht op SOA en HIV/AIDS preventie onder asielzoekers. Amsterdam: Rescon.
36