vra2006vws-05 29 549
Themacommissie Ouderenbeleid De vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Financiën en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben op 10 maart 2006 een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd aan de Themacommissie Ouderenbeleid over haar rapport «Lang zullen we leven!» (29 549, nrs. 4-5). Deze vragen zijn, vergezeld van de door de commissie op ... verstrekte antwoorden, hieronder afgedrukt. Vragen CDA-fractie 1 De themacommissie stelt dat niet iedereen geld genoeg heeft om in een zorgcomplex te wonen. Kan de commissie aangeven wat hiermee wordt bedoeld, en kan dit financieel worden onderbouwd? Wat moet volgens de commissie daaraan gedaan worden? 2 De Themacommissie Ouderenbeleid zal in een apart evaluatierapport de totale werkwijze van de themacommissie onder de loep nemen. De commissie zal dan antwoord geven op de vraag of themacommissies kunnen bijdragen aan een nieuwe werkwijze van de Kamer. Waarom heeft de commissie ervoor gekozen zelf de door haar gekozen werkwijze te evalueren? Zou het niet wenselijk zijn deze evaluatie te laten plaatsvinden door een (aparte) commissie werkwijze Kamer? (blz. 11 en 35) 3 Volgens de wet op de leeftijdsdiscriminatie mag ontslag bij de AOW-gerechtigde leeftijd, ofwel 65 jaar. Indien zoals de commissie voorstelt dit ontslag niet automatisch meer is, wat zijn dan de financiële en emotionele consequenties voor mensen die wel door willen werken maar waarvan de werkgever het contract wil beëindigen? Wat zijn de financiële en juridische consequenties voor de werkgever? Waarom wordt door de commissie niet, net zoals bij de Wet leeftijdsdiscriminatie, gesteld dat doorwerken na 65 jaar slechts kan met instemming van zowel de werkgever als de werknemer? (blz. 11/blz. 24 aanbeveling 28) 4 Ondersteunt de commissie de stelling dat de kosten van een oudere werknemer voor de werkgever niet hoger mogen zijn dan van een jonge werknemer? Wat vindt de commissie van de huidige pensioenregeling waarbij wettelijk is vastgelegd dat de pensioenkosten voor de werkgever bij jongere leeftijden lager is dan bij ouderen? (blz. 12) 5 Uit onderzoek blijkt dat er anno 2005 nog steeds een grote mate van solidariteit in de samenleving is. Deze solidariteit moet beter georganiseerd en toekomstbestendig worden gemaakt, aldus de commissie. Welk
NDS13191 0506tkndsvra2006vws-05
1
onderzoek wordt bedoeld, graag meer inzicht. Als er een grote mate van solidariteit is, aldus de commissie, waarom moet deze dan beter worden georganiseerd? Op welke wijze wil de commissie deze solidariteit toekomstbestendig maken? (blz. 13) 6 De commissie stelt dat mantelzorg en vrijwilligerswerk door ouderen een belangrijk onderdeel is van de solidariteit. Indien er te weinig mantelzorgers en vrijwilligers zijn, wil de commissie dan mantelzorg en vrijwilligerswerk verplichten? Zo ja voor wie en op welke wijze? (blz. 13) 7 Een aanzienlijke groep zal in de toekomst moeten rondkomen van een AOW uitkering, in een aantal gevallen zelfs van een onvolledige AOW uitkering, al dan niet met een laag aanvullend pensioen aldus de commissie. Kan meer inzicht worden gegeven in de gegevens waarop de commissie zich baseert, dit temeer daar de commissie in aanbeveling 29 juist een onderzoek bepleit? (blz. 14 en 24) 8 De commissie stelt dat er meer geriaters nodig zijn. Waarop is deze veronderstelling gebaseerd en komt deze overeen met de cijfers van het capaciteitsorgaan? Hoe ziet de commissie de onderlinge afstemming tussen geriatrie, verpleeghuisartsen- en huisartsengeneeskunde? (blz. 15) 9 De lokale overheid zou de keuze van ouderen kunnen beïnvloeden door het aantrekkelijk maken van woningen door middel van het aanbrengen van voorzieningen in en rondom de woning. De centrale overheid dient dit beleid te bewaken en er op toe te zien dat alle vraaggroepen evenwichtig op de markt aan bod komen. Wil de commissie duidelijk maken welk instrumentarium van de centrale overheid volgens haar nodig is om deze doelstelling te realiseren? (blz. 16) 10 Het huidige voorlichtingsbeleid van de overheid schiet tekort op het punt van voorlichting over allerlei regelgeving die van belang is voor ouderen. Men zou meer voorgelicht dienen te worden over de AOW, over de AOW-partnertoeslag die per 2015 afgeschaft zal worden en over de Algemene Nabestaanden Wet (ANW). Waaruit blijkt dat de voorlichting op dit moment tekort schiet? Waaraan denkt de commissie als ze stelt dat er «meer voorlichting» moet komen? (blz. 16) 11 Is de commissie van mening dat in de huidige verstedelijkingscontracten en in de MOP’s (meerjarige ontwikkelingsprogramma’s van de steden) over de periode 2005 – 2010 voldoende aandacht wordt geschonken aan de huisvesting van ouderen en de voorzieningen voor ouderen in de verschillende wijken? Is de toekomstige vraag naar zowel huisvesting als voorzieningen voor ouderen in de diverse wijken voldoende in de stedelijke ontwikkelingsprogramma’s verdisconteerd, en leidt dit dan ook overal tot concrete prestatieafspraken tussen gemeenten en woningcorporaties en andere (markt-) partijen? (blz. 16) 12 Als oplossing voor de problemen met pensioenopbouw zouden volgens de commissie vrouwen die kinderen krijgen de mogelijkheid kunnen worden geboden om een eventueel pensioengat versneld op te vullen. De overheid beschikt over onvoldoende gegevens op dit punt. De minister van SZW wordt verzocht meer informatie te verschaffen. Wanneer is deze
2
informatie beschikbaar en hoe verhoudt dit voorstel zich met de levensloopregeling? (blz. 17) 13 De rol van de overheid is het organiseren van randvoorwaarden door een verbreding van het aanbod van flexibele woningen (bijv. levensloopbestendige woningen) aldus de commissie. Welke randvoorwaarden heeft de commissie hierbij in gedachten? (blz. 17) 14 Een ander belangrijk punt is een leven lang leven; daarvoor moet de overheid meer mogelijkheden en ondersteuning bieden, aldus de commissie. Welke (meer) mogelijkheden en ondersteuning worden hier bedoeld? (blz. 17) 15 Volgens de commissie zijn incentives nodig om maatschappelijke participatie te bevorderen. Als voorbeeld wordt genoemd om werknemers verlof te geven als zij hun vader of moeder naar het ziekenhuis moeten begeleiden. Op welke wijze moeten deze incentives volgens de commissie worden gerealiseerd? (blz. 18) 16 De commissie stelt dat het verzorgingshuis een armenhuis wordt omdat er mensen komen te wonen die duurdere wijze van wonen niet kunnen betalen. Kan de commissie dit (financieel) onderbouwen en aangeven op welke andere wijze van wonen gedoeld wordt? (blz. 19) 17 Ook werk en inkomen wordt een taak van de minister voor ouderenbeleid, aldus de commissie. Kan meer inzicht worden geboden in de door de commissie voorgestelde taak- en budgetverdeling tussen de minister van SZW en de minister voor ouderenbeleid (blz. 21) 18 Eenmaal in de vier jaar dient er een integrale ouderenvisie door de overheid te worden opgesteld. Op welke wijze vindt afstemming plaats met gemeenten die eveneens geacht worden een visie op ouderen en zorg te geven? (blz. 22) 19 Aanbeveling 4 stelt dat gemeenten meer bevoegdheden moeten krijgen over de planning en inrichting van wijken ten behoeve van wonen en zorg voor ouderen (inclusief AWBZ instellingen). Gemeenten moeten een rol krijgen bij de uitvoering van de wet toelating zorginstellingen (WTZi). Kan worden toegelicht wat wordt bedoeld met «meer bevoegdheden», met name ten aanzien van AWBZ-instellingen? Welke rol moeten gemeenten krijgen bij uitvoering WTZi? (blz. 22) 20 Heeft de commissie berekend of wil ze laten berekenen (bijv. door de ARK) welke financiële consequenties de aanbevelingen van de commissie op het gebied van wonen en woonomgeving met zich meebrengen? (blz. 22 en 23) 21 De commissie stelt een leerstoel «Welzijn voor ouderen» voor. Welke andere leerstoelen zijn er op de diverse universiteiten die te maken hebben met het beleid voor ouderen en wat is de toegevoegde waarde van deze leerstoel? (blz. 23)
3
22 Het beleid van VROM is minder regels en minder bureaucratie. Hoe verhoudt zich dit tot een woonomgevingskeurmerk? Wie moet dit keurmerk afgeven en waarom wordt dit op nationaal niveau geregeld in het Bouwbesluit in plaats van in bestemmingsplannen? (blz. 23, aanbeveling 7) 23 Kan de commissie de aanbeveling om woningtoewijzing te versoepelen concretiseren met behulp van enkele voorbeelden? (blz. 23, aanbeveling 8) 24 Hoe verhoudt zich de wens van kleinschaligheid tot de aanbeveling om zo te bouwen oudere echtparen niet gescheiden behoeven te worden? (blz. 23, aanbeveling 11) 25 Volgens de commissie moeten de regels voor het bouwen en voor woningtoewijzing zodanig worden versoepeld dat mantelzorg in de directe omgeving mogelijk wordt (aanbeveling 8). Wil de commissie duidelijk maken op welke wijze dit bijvoorbeeld zou kunnen worden gerealiseerd? (blz. 23) 26 Aanbeveling 14 van de commissie behelst het opstarten van consultatiebureaus voor ouderen voor preventie, monitoring, signalering, informatie, advies en het leveren van diensten voor wonen, welzijn en zorg. De overheid dient voor de startfase een specifieke regeling te treffen aldus de commissie (blz. 23) Wil de commissie duidelijk maken welke toegevoegde waarde deze consultatiebureaus hebben t.o.v. éénloketfunctie van gemeenten in het kader van de Wmo? Wat is de meerwaarde van deze consultatiebureaus op het gebied van preventie en zorg voor ouderen t.o.v. de functie van huisartsenzorg en de daarbij behorende praktijkverpleegkundige c.q. diabetesverpleegkundige e.a. specifieke functies? Waarom heeft de commissie niet gekozen voor het opnemen van de uit te voeren taken op het gebied van preventie en zorg in de reguliere zorg? Wat wordt bedoeld met «specifieke regeling»? Welke extra kosten brengt dit voorstel met zich mee? 27 Het kabinet moet meer geld investeren in preventie. Eerder genoemde consultatiebureaus kunnen met preventieprogramma’s sociaaleconomische gezondheidsverschillen bestrijden, aldus de commissie. Kan meer inzicht worden verschaft in de bedragen die hiermee zijn gemoeid, en op welke wijze de consultatiebureaus de sociaal-economische gezondheidsverschillen kunnen bestrijden? Kunnen voorbeelden worden gegeven?(blz. 23/24) 28 Bij volksverzekeringen zoals de AOW en AWBZ dient bij uitkeringen geen onderscheid gemaakt te worden. Is de commissie het hiermee eens, en wat bedoelt de commissie met het verder fiscaliseren van de AOW? Betekent dit dat de commissie ook de uitkering van de AWBZ wil belasten? Zo ja, op welke wijze? (blz. 24) 29 Wat is volgens de commissie voldoende capaciteit in verpleeghuiszorg nu en over 5, 10 en 20 jaar? (blz. 24, aanbeveling 16)
4
30 Kan de commissie aangeven welke verantwoordelijkheden wettelijk vastgelegd zouden moeten worden en op welke wijze dat zou moeten gebeuren? (blz. 24, aanbeveling 20) 31 De commissie stelt in aanbeveling 19 dat poliklinische zorg dichter bij de mensen dient te worden geleverd. Wat verstaat de commissie onder poliklinische zorg, en welke criteria heeft de commissie voor ogen? Op welke punten constateert de commissie knelpunten in de nu geldende bereikbaarheidsnormen voor zorg? (blz. 24) 32 In aanbeveling 20 stelt de commissie dat de verantwoordelijkheden in de zorg wettelijk vastgelegd dienen te worden. Wil de commissie aangeven welke tekortkomingen zij nu constateert in de regelgeving die op dit moment van kracht is voor wat betreft ketenzorg? (blz. 24). 33 De commissie stelt voor in aanbeveling 21 om voor dementiepatiënten nieuwe kleinschalige woonvormen te ontwikkelen en een jaarlijkse toename te realiseren van 1300 verpleeghuisplaatsen voor dementiepatiënten. Wil de commissie aangeven of laten berekenen welke investering hiermee is gemoeid? (blz. 24). 34 De commissie stelt voor samen met industrie, zorgveld en verzekeraars een structurele financiering van thuiszorgtechnologie mogelijk te maken. Wordt dit naar de mening van de commissie een financiering krachtens de AWBZ of Zvw? Aan welke bedragen denkt de commissie? (aanbeveling 22, blz. 24). 35 Mantelzorg moet zowel financieel als organisatorisch meer aantrekkelijk worden gemaakt. Vooral de zwaar belaste mantelzorgers moeten worden ontlast. Kan een raming worden gegeven wat dit financieel gezien betekent. Welke criteria hanteert de commissie voor «zwaar belast»? Wie beoordeelt dit en wat zijn de consequenties? (blz. 24). 36 Scholing vanaf 40 jaar moet met behulp van fiscale maatregelen en overheidsfacilitering worden verbeterd. Welke fiscale maatregelen heeft de commissie voor ogen? Wat zijn de financiële consequenties? (blz. 24) 37 Bevordering van arbeidsdeelname, met name voor ouderen, zou inmiddels een belastingvoordeel bij het in dienst hebben of nemen van oudere werknemers moeten worden gefaciliteerd, volgens de commissie. Welke bedragen zijn voor de commissie hiermee gemoeid en ten laste van wie? (blz. 24) 38 De AOW zal verder gefiscaliseerd moeten worden als de premielast van de AOW de draagkracht van jongere generaties te boven gaat, aldus de commissie in aanbeveling 27. GKan worden toegelicht welke criteria hierbij een rol spelen? (blz. 24) 39 Er dient volgens de commissie één coördinerend bewindspersoon te zijn, namelijk een minister voor ouderenbeleid die bevoegdheden en een
5
budget heeft, aldus aanbeveling 33. Deze moet bewerkstelligen dat het ministerie van VWS en het ministerie van VROM macro-economische afspraken maken over het op elkaar afstemmen van zorg en (woning)bouw. Op welke wijze worden de zorgverzekeraars en de woningbouwcorporaties daarbij betrokken?Aan welk budget denkt de commissie en wordt hiermee bedoeld dat VWS en VROM budget beschikbaar stellen voor dit Ministerie? (blz. 25) 40 Volgens de commissie mogen beperkende maatregelen van de bijstand niet van toepassing zijn voor mensen met een onvolledige AOW. Welke beperkende maatregelen heeft de commissie hier voor ogen en wat is een onvolledige AOW en welke criteria worden hierbij vastgesteld? (blz. 25) 41 De commissie is van mening dat financiële vergoedingen voor de vrijwilliger dienen te worden verruimd, zoals onkosten- en reiskostenvergoedingen en belastingvoordelen. Kan een indicatie worden gegeven waar de commissie aan denkt, en kunnen de macrofinanciële consequenties worden gegeven? Heeft de commissie onderzoek gedaan naar deze vergoedingen voor vrijwilligers in andere westerse landen? Zo ja, wat was de uitkomst van dit onderzoek? Zo neen, waarom niet? (blz. 51) 42 Inzake de levensverwachting in ons land wordt geconstateerd dat deze sinds ruim 20 jaar stagneert in ons land. Diverse factoren worden door de commissie genoemd waaronder «de verschraling van de medische en sociale voorzieningen voor ouderen». Kan in formatie worden verschaft op welke onderdelen de commissie deze verschraling constateert? (blz. 52). Ook milieufactoren zouden hierbij van belang zijn. Welke milieufactoren zijn van invloed in ons land als verklaring voor de stagnerende levensverwachting? In hoeverre heeft de commissie voor wat betreft deze stagnerende levensverwachting onderzoek gedaan naar de invloed van welvaartsziekten in ons land? (blz. 52) 43 Kennismakingscursussen en vouchers kunnen sportbeoefening onder ouderen stimuleren aldus de commissie. Op welke gegevens is deze aanname gebaseerd en indien dit zou worden gerealiseerd welke kostenraming is door de commissie gemaakt? (blz. 55) 44 In het kader van verminderde bereikbaarheid van ziekenhuiszorg zou het goed zijn om bepaalde vormen van zorg dichterbij te hebben. Controles van specialisten zouden meer in de wijk kunnen plaatsvinden. In de wijken geplaatste poli’s kunnen deze vorm van zorg dichterbij de patiënt brengen, aldus de commissie. Welke «bepaalde vorm van zorg» wordt hiermee bedoeld, en welke ondersteunende functies (lab/röntgen etc.) zijn volgens de commissie hierbij gewenst? Welke kostenraming heeft de commissie gemaakt? (zie ook vraag 18) (blz. 57) 45 Volgens de commissie wordt er in 2020 een tekort aan huisartsen van 23% verwacht. Heeft de commissie dit cijfermateriaal vergeleken met de ramingen van het capaciteitsorgaan medische beroepen? (blz. 58) 46 Veel Nederlanders kiezen ervoor de oude dag door te brengen in het buitenland zoals bijv. Spanje en Frankrijk (de zgn. pensionados). Op welke wijze is dit volgens de commissie van invloed op het te plannen ouderen-
6
beleid in ons land voor wat betreft de capaciteit op het gebied van wonen en zorg en de benodigde financiering (algemeen)? Vragen PvdA-fractie 47 Kan de commissie een financiële onderbouwing geven van de stijgende kosten van de gezondheidszorg als gevolg van demografische ontwikkelingen naast de stijgende kosten van bijvoorbeeld technische ontwikkelingen? Wat is de impact op de gezondheidszorg van deze stijgende kosten? Voorziet de commissie hierbij een verschil in de cure en care sector? 48 Kan de commissie een financiële onderbouwing geven van de gevolgen van de vergrijzing voor het pensioenstelsel? Kan de commissie daarbij specifieke aandacht geven aan de gevolgen van het flexibiliseren van de pensioenleeftijd voor zowel de AOW als de aanvullende pensioenen? 49 Op welke manier kunnen werkgevers geactiveerd worden om meer te investeren in personeel ouder dan 40? 50 Is het inmiddels bekend of er daadwerkelijk een onderzoek zal plaatsvinden over de toekomstige inkomenspositie en de mate van arbeidsdeelname van vrouwen en ander kwetsbare groepen? Zo ja, wie zal dat onderzoek gaan uitvoeren, wat zullen de onderzoeksvragen zijn en op welke termijn zal dit worden uitgevoerd? Zo neen, wanneer wordt hier meer over bekend? (blz. 54) 51 Wordt in het onderzoek naar de toekomstige inkomenspositie van ouderen ook aandacht besteed aan de gevolgen van wijzigingen in de aanvullende pensioenregelingen (zoals de invoering van het partnerpensioen op risicobasis) voor vrouwen, de consequenties van het vervallen van de inkomensafhankelijke toeslag in 2015 en de positie van met name allochtone ouderen met een onvolledig AOW-pensioen? 52 Hoe ziet de commissie de vormgeving van dit zelfstandige beleid waar het gaat om gezondheidsverschillen van verschillende groepen? (blz. 56) 53 Wat bedoelt de commissie met hoogwaardig gekwalificeerd onderwijs? (blz. 58) 54 Op welke wijze kan hoogwaardig gekwalificeerd onderwijs in de sector verpleging en verzorging het beste gestimuleerd worden? Welke taak ziet de commissie hierin voor de overheid? (blz. 58) 55 Wat is de oorzaak van het feit dat de bestaande richtlijnen voor incontinentie, decubitus en ondervoeding slecht worden toegepast? Brengt de toenemende extramuralisering extra risico’s mee op dit gebied? Hoe kan dit worden ondervangen? (blz. 60)
7
56 Hoe kunnen volgens de commissie de arbeidsomstandigheden verbeterd worden en ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid worden verminderd? (blz. 63) 57 Welke instrumenten om ouderen langer te laten doorwerken worden bedoeld? (blz. 58) 58 Welke maatregelen zouden er volgens de commissie genomen kunnen worden om meer mensen te stimuleren om een opleiding in de zorg te volgen? (blz. 60) 59 Wat houdt de uitzondering van de Flexwet voor 65 plussers die de commissie voorstelt precies in? (blz. 63) Vragen VVD-fractie 60 De commissie schrijft dat ook veel van ouderen wordt verwacht, bijvoorbeeld door voldoende te bewegen, gezonder te eten of door te anticiperen door juiste woningkeuze? Welke consequenties verbindt de commissie aan deze «eigen bijdrage»? Anders gezegd, kunnen mensen die niet geanticipeerd hebben eenzelfde beroep op voorzieningen doen als mensen die dit wel hebben? (blz. 13) 61 Als de premielast van de AOW de draagkracht van de jongere generaties te boven gaat zal de AOW verder gefiscaliseerd moeten worden, zo zegt de commissie. Waarom acht de commissie het rechtvaardig dat mensen die gedurende hun gehele werkzame leven premie betaald hebben nogmaals aangeslagen worden na pensionering? Heeft de commissie nagedacht over het effect op de koopkracht van ouderen met een aanvullende pensioen, juist nu het eindloonstelsel steeds meer verdwijnt en wordt vervangen door een middelloonstelsel ? Heeft de commissie nagedacht over het effect op de huidige generatie werkenden die, wetend dat hun besteedbaar inkomen na 65 door deze fiscalisering verder onder druk zal komen, hogere loon- en/of pensioeneisen zal stellen aan hun werkgevers ? Heeft de commissie andere opties beoordeeld, zoals een krachtige reductie van de staatsschuld ? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen ? Zo neen, waarom zijn geen alternatieven onderzocht ? (blz. 16) 62 De overheid dient mensen voor te lichten over de oude dag. Op welke concrete punten schiet het voorlichtingsbeleid van de overheid naar de mening van de commissie tekort? (blz. 16) 63 De overheid moet meer mogelijkheden en ondersteuning bieden voor een leven lang leren, zo schrijft de commissie. Aan welke concrete maatregelen denkt de commissie? (blz. 17) 64 Bij ouderen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse afkomst worden meer chronische aandoeningen en ernstige fysieke beperkingen geconstateerd dan bij autochtone ouderen. Toch ligt de levensverwachting van mannen van Marokkaanse afkomst ruim 3,5 jaar hoger dan die van Nederlandse afkomst en is de levensverwachting voor vrouwen van
8
Nederlandse en Turkse afkomst ongeveer gelijk. Hoe beoordeelt de commissie het feit dat bij twee groepen met dezelfde of een hogere levensverwachting als/dan autochtonen toch sprake is van meer chronische aandoeningen? (blz. 18/19) 65 De commissie bepleit een minister voor ouderenbeleid om vorm te kunnen geven aan een geïntegreerd beleid. Genoemd worden ondermeer welzijn en de afstemming van zorg en woningbouw. Nu zijn juist op deze terreinen met de Wmo en de Nota Ruimte bevoegdheden overgedragen van het rijk op de gemeenten. Welke concrete taken ziet de commissie dan nog voor een minister voor ouderenbeleid? (blz. 21) 66 Aanbeveling 4 stelt voor om gemeenten een rol te geven bij de WTZi. Aan welke concrete rol denkt de commissie ? (blz. 22) 67 Aanbeveling 20 stelt voor de bevoegdheden in de zorgketen wettelijk vast te leggen. Aan welke bevoegdheden denkt de commissie (blz. 24) 68 Aanbeveling 22 vraagt om een structurele financiering van thuiszorgtechnologie. Wat is momenteel het probleem bij deze financiering? (blz. 22) 69 Aanbeveling 25 vraagt om fiscale maatregelen voor scholing vanaf 40 jaar. Aan wat voor maatregelen denkt de commissie? (blz. 22) 70 Aanbeveling 28 zegt dat ontslag bij 65 geen automatisme meer mag zijn. Bedoelt de commissie hiermee dat voor beëindiging van het dienstverband op 65-jarige leeftijd in de toekomst ontbinding bij de kantonrechter of het CWI gevraagd moet worden? Zo ja, moet de werkgever dan de reguliere ontslagvergoeding betalen? Zo neen, wat bedoelt de commissie dan? (blz. 24) 71 Aanbeveling 31 stelt voor te onderzoeken of een kortere AOW-opbouwtijd moet worden geïntroduceerd. Heeft de commissie ook overwogen om immigranten de mogelijkheid te bieden gedurende een aantal jaren extra premie te betalen om zo de gemiste jaren in te halen? Zo neen, waarom niet, zo ja, waarom is deze oplossing niet genoemd? (blz. 25) 72 Aanbeveling 32 stelt dat beperkende maatregelen m.b.t. de bijstand niet van toepassing mogen zijn voor mensen met onvolledige AOW. Geldt dit ook voor de vermogenstoets? Zo ja, waarom acht de commissie dit rechtvaardig? (blz. 25) 73 Een delegatie van de commissie heft het congres van de AARP bezocht. Hoe beoordeelt de commissie het rapport van de AARP, waarin Nederland wordt genoemd als het land met de beste voorzieningen voor ouderen? (blz. 31) 74 Driekwart van de ouderen in een «minder geschikte woning» wil beslist niet verhuizen. Wat zegt dit naar de mening van de commissie over de
9
criteria die gehanteerd worden bij de boordeling van de geschiktheid van woningen voor ouderen? Heeft de commissie bij de beoordeling van de problematiek rond ouderenhuisvesting ook gekeken naar regio’s waar de vergrijzing al vroeg is ingetreden, zoals Zuid Limburg en Den Haag? Zo ja, welke lessen trekt zij uit de ervaringen in deze regio’s (blz. 37) 75 De vraag naar woningen voor ouderen is dynamisch en lastig voorspelbaar. Leent woningbouw voor ouderen zich daarom wel voor landelijke regie? Zo ja, hoe moet dit dan plaats vinden, zonder voorbij te gaan aan bovengenoemde dynamiek en onvoorspelbaarheid? (blz. 37) 76 Becker noemt vijf twintigste eeuwse generaties. Kan de commissie de periodes aangeven die horen bij respectievelijk de stille generatie, de protestgeneratie, de verloren generatie en de pragmatische generatie? (blz. 46) 77 Als verklaring van de toegenomen kwetsbaarheid van ouderen worden ondermeer genoemd de verschraling van medische en sociale voorzieningen. Kan de commissie hiervan voorbeelden geven? Kan de commissie ook aangeven welke invloed immigratie heeft gehad op de ontwikkeling van de levensverwachting? (blz. 52) 78 Onder preventie wordt niet ingegaan op ondervoeding bij ouderen. Hoe beoordeelt de commissie het voorstel van de initiatiefgroep «Wie beter eet wordt sneller beter» om een apart kwaliteitsprogramma te starten in de thuiszorg en transmurale zorg? (blz. 54) Vragen ChristenUnie-fractie 79 De commissie is voorstander van het organiseren van consultatiebureaus voor ouderen. Wat voegen de consultatiebureaus precies toe aan het bestaande aanbod van eerstelijnszorg? Wat vindt de commissie van de kritiek van de ouderenorganisaties dat consultatiebureaus minder geschikt zijn om het vind-probleem te beantwoorden? (blz. 47) 80 De commissie oppert de mogelijkheid van een «persoonlijk dienstverleningssysteem» waarbij geen sociale lasten behoeven te worden afgedragen als instrument om de maatschappelijke participatie van ouderen te bevorderen. Kan worden toegelicht wat precies moet worden verstaan onder dit persoonlijke dienstverleningssysteem? (blz. 50) 81 De commissie wil de contacten tussen ouderen en jongeren versterken door middel van onder meer de maatschappelijke stage. Wordt hier gedoeld op een vrijwillige of een verplichte maatschappelijke stage? (blz. 51) 82 De commissie doet melding van een lichte toename van sterfte onder ouderen en wijst daarvoor factoren aan als toegenomen kwetsbaarheid en verschraling van medische en sociale voorzieningen. Op welke voorzieningen doelt de commissie precies, en welke invloed heeft de verschraling van deze voorzieningen op het hogere sterftecijfer onder ouderen? (blz. 52)
10
83 In het rapport van de commissie staat dat vergrijzing niet de enige factor is die verantwoordelijk kan worden gesteld voor de toename van de zorgkosten. De kostenontwikkeling in de zorg wordt beïnvloed door een complex van factoren. Welke factoren zijn nog meer van invloed? Hoe beoordeelt de commissie het gegeven dat ook andere factoren van invloed zijn op de toename van de zorgkosten in het licht van de discussie over de toekomst van de AWBZ en het vergroten van de eigen financiële verantwoordelijkheid voor gemaakte zorgkosten? (blz. 54) 84 De commissie wil de deelname van ouderen aan het arbeidsproces bevorderen door verbetering van de incentivestructuur van arbeidsvoorwaarden en uitttredingsregelingen. Wat verstaat de commissie onder «de juiste prikkels» langer deel te nemen aan het arbeidsproces? In hoeverre vindt de commissie het acceptabel en wenselijk dat deze prikkels een negatief karakter hebben? (blz. 61) 85 Welke opvatting heeft de commissie over het wegvallen van de AOW-partnertoeslag in 2015? Komt die maatregel in het licht van de huidige arbeidsparticipatie van vrouwen van 45 jaar en ouder niet te vroeg? (blz. 64) 86 Zal een AOW-opbouw van 21⁄2% per jaar alleen moeten gelden voor de nieuwe generaties of dat dit deels met terugwerkende kracht moet worden verwezenlijkt? (blz. 64) 87 Welke gevolgen heeft het standpunt in de laatste alinea van paragraaf 5.3 precies? Betekent dit materieel dat een onvolledige AOW-uitkering moet worden aangevuld, zonder vermogens- en inkomenstoets? Welke nadelen zouden nog aan een onvolledige AOW-opbouw kleven als dit standpunt wordt omgezet in wetgeving? (blz. 64) 88 De commissie stelt zich op het standpunt dat AOW-gerechtigden – met bepaalde randvoorwaarden – een bijdrage moeten leveren aan de financiering van de toename van de AOW-lasten. Wat betekent dit concreet, en aan welke randvoorwaarden wordt gedacht. (blz. 65) De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Blok De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Smits De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Buijs De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tichelaar De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Aptroot
11
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Teunissen
12