__________________________
Vitaal ouderenbeleid Bouwstenen voor een nieuwe legislatuur
Uitdagingen voor 2007-2012 - vitaal ouderenbeleid Welke uitdagingen komen de volgende jaren op de gemeenten af? De VVSG schuift alvast zes thema’s op de voorgrond: vergrijzing, veiligheid, diversiteit, wonen, werk en burgerparticipatie. Het zijn belangrijke aandachtspunten voor de volgende beleidsperiode. Deze thema’s vragen een brede, duurzame invulling. Dat betekent dat we proberen om economische ontwikkeling, ecologische draagkracht en sociale rechtvaardigheid met elkaar te verzoenen. We doen dit vanuit een lokaal maar ook een internationaal perspectief. Voor deze zes thema’s wil de VVSG u ideeën en inspiratie aanreiken, concrete bouwstenen leveren en mogelijke pistes suggereren. Dit werkdocument over vitaal ouderenbeleid is het resultaat van het denkwerk van een projectgroep die binnen de VVSG actief was. Maart 2006.
1. Vergrijzing en lokaal bestuur 1.1 Een uitdaging voor het lokale beleid?
bevolking is daarom vooral een opdracht op bovenlokaal niveau . Zo werkt de Europese Commissie momenteel aan een groenboek over hoe we met die nieuwe realiteit kunnen en moeten omgaan. De federale overheid buigt zich over de betaalbaarheid van de gezondheidszorg, de residentiële ouderenzorg en de pensioenen. De financiële consequenties van de vergrijzing zijn ernstig en de federale overheid zoekt haar toevlucht in het Zilverfonds, een stijgende werkgelegenheidsgraad, het stimuleren van een tweede en
Dat de vergrijzing een uitdaging is voor politici staat niet ter discussie. Maar is het ook een uitdaging voor lokale politici? Over een aantal vergrijzingsthema’s wordt in ieder geval niet op lokaal niveau beslist, ze zijn veeleer de bevoegdheid van de Europese, federale en Vlaamse overheid. Omgaan met het toenemende aantal senioren en hun stijgende aandeel in de totale
derde pensioenpijler enzovoort. De Vlaamse overheid is dan weer vooral in de weer met het betaalbaar houden van de niet-residentiële ouderenzorg (thuiszorg, serviceflats, mantelzorg, dienstencentra), en ontwikkelde enkele jaren geleden de zorgverzekering. Moet de lokale politicus dan nog wakker liggen van de vergrijzing? Leidt ze ook lokaal vooral tot problemen, of biedt het groeiende aantal ouderen in onze samenleving ook kansen voor de lokale politiek en het lokale beleid?
huurder of eigenaar, alleen of in familieverband, kortgeschoold of hooggeschoold. Senioren voor wie de oudere levensfase geen aangename periode is, senioren voor wie de pensioenleeftijd veel vrije tijd betekent en senioren die amper een pensioen hebben en dus voortdurend moeten bijklussen, ook na hun 65ste. Gezonde en zieke senioren, gedigitaliseerde senioren en digibeten enzovoort: de verscheidenheid binnen de groep ‘senioren’ is groot. Rekening houden met deze diversiteit moet als een rode draad doorheen het beleid lopen. Om het met de woorden van Louis Tobback te zeggen: ‘Een zestigjarige met het bestaansminimum heeft nu eenmaal andere belangen dan een zestigjarige rentenier.’
Bij vergrijzing denken lokale verantwoordelijken misschien in de eerste plaats aan de betaalbaarheid van de pensioenen van de gemeentelijke en OCMW-ambtenaren. Dat financiële probleem heeft zeker ook te maken met het stijgende aantal gepensioneerden, mede doordat mensen langer leven. In deze tekst hebben we het daar niet over, omdat dit een thema op zich vormt. Bovendien kunnen lokale besturen er weinig meer aan doen dan pensioenreserves aanleggen en in de meerjarenplanning rekening houden met de stijgende uitgaven. De echte hefbomen liggen eerder federaal (bijvoorbeeld pensioenwetgeving) en gewestelijk (bijvoorbeeld onderscheid tussen statutairen en contractanten).
1.3 Vergrijzing als kans Te vaak wordt de vergrijzing voorgesteld als een probleem. Op lokaal niveau willen we de nadruk leggen op de kansen die het stijgende aantal ouderen in de samenleving biedt. Meer dan vroeger houden senioren er tegenwoordig een heel actief leven op na. Het beeld van de trage, krakkemikkige en hulpbehoevende oudere die niet meer uit de voeten kan, is dus al lang niet meer correct. Veel ouderen zijn gezond. Ze hebben door de democratisering van het pensioen ook voldoende financiële middelen. Daardoor zijn de ouderen nu gemiddeld bijna even welvarend als gezinnen in hun actieve beroepsfase. Daardoor wordt de oudere levensfase een aangename periode. Al zal dit natuurlijk nooit zo zijn voor alle senioren. Armoede blijft toch nog vooral een probleem van ouderen.
Deze brochure probeert een antwoord te formuleren op de vragen en behoeften van de inwoners en wil bouwstenen aanreiken voor een degelijk lokaal ouderenbeleid. Zo wordt uw gemeente een plaats waar het goed wonen en leven is, ook voor ouderen.
1.2 Rekening houden met verscheidenheid Goed wonen en leven voor ouderen, ongeacht geslacht, etnische afkomst, leeftijd, afhankelijkheidsgraad, zorgbehoevendheid, inkomen,
Senioren zijn vaak nog heel actief in de samenleving: ze dragen verantwoordelijkheid voor de opvang van kleinkinderen, zorgen
voor ouders en zorgbehoevende familieleden, werken als vrijwilliger mee in allerlei verenigingen en organisaties. Nog te veel gaan al die kennis, ervaring, vaardigheden en mogelijkheden verloren, omdat men senioren aan de kant laat staan. Een lokaal bestuur kan dit enorme potentieel benutten. Het kan zorgen voor een seniorvriendelijke omgeving die mensen actief en respectvol ouder laat worden. Het houdt in dat er aandacht is voor de fysieke toegankelijkheid van gebouwen en pleinen, maar ook voor de bereikbaarheid en beschikbaarheid van diensten, voorzieningen en winkels, voor de mogelijkheid om aan sport en cultuur te doen. Het bestuur moet dan ook samenhorigheid en verenigingsleven stimuleren, oog hebben voor de veiligheid en veiligheidsgevoelens van senioren, aan ziekte- en ongevallenpreventie bij senioren doen enzovoort. Een laatste niet te verwaarlozen punt is dat senioren recht hebben op politieke en maatschappelijke participatie en inspraak.
hun senioren. Een gemeente bestaat uit een diversiteit aan leeftijden en gezinsvormen. Ze moet er alles aan doen om ook aantrekkelijk te blijven voor jonge gezinnen. Betaalbare huisvesting, werkgelegenheidsmogelijkheden, de aanwezige school- en recreatieruimte voor jongeren, de aanwezigheid en toegankelijkheid van gezinsondersteunende voorzieningen zoals betaalbare kinderopvang en huishoudhulp bepalen voor een groot deel de aantrekkingskracht van een gemeente voor jonge gezinnen met kinderen.
1.5 Intergenerationele solidariteit Jongeren vandaag hebben het vooruitzicht te betalen voor ouderenvoorzieningen die er niet meer of waarschijnlijk veel minder zullen zijn als zij oud zijn. Allochtone jongeren betalen in ieder geval voor ouderenvoorzieningen waartoe hun ouders een beperktere toegang hebben. Jong-werkenden investeren in een privépensioen, maar missen daardoor misschien het kapitaal om vandaag te leven. Belangrijk is dat de overheid beseft dat intergenerationele solidariteit alleen overeind blijft, wanneer bepaalde generaties niet het gevoel krijgen onevenredig te worden benadeeld.
De maatregelen ten voordele van senioren leiden bovendien vaak ook tot welvaarts- en welzijnsverhoging bij andere leeftijdsgroepen. Toegankelijke stoepen voor rolstoelgebruikers, zonder hindernissen zoals reclamepanelen, verkeersborden of fout geparkeerde auto’s, zijn ook gemakkelijk voor mensen met een kinderwagen, of voor iemand die zijn kleuter leert fietsen. Een doelgroepenbeleid kan nuttig zijn. Maar ieder lokaal bestuur moet beseffen dat met maatregelen die alleen op een bepaalde doelgroep zijn gericht, niet altijd de verhoopte doelstellingen worden bereikt.
1.6 Zorg voor ouderen blijft belangrijk De lokale besturen zullen als gevolg van de vergrijzing beleidskeuzes moeten maken. Want al zijn nog veel ouderen levenskrachtig, toch betekent de veroudering individueel verlies aan kracht en gezondheid, verlies ook van dierbaren en van het netwerk. De oudere vereenzaamt, verliest soms zijn financiële zekerheid, zijn mobiliteit en zijn zelfstandigheid. Zo ontstaat de behoefte aan zorg en zorgvoorzieningen.
1.4 Aantrekkelijk door diversiteit Uiteraard roepen wij de lokale besturen niet op om alleen nog oog te hebben voor
1.7 Vlaanderen geen eiland van vergrijzing
Hoe kan een lokaal bestuur er mee zorg voor dragen dat er een voldoende zorgaanbod is? Moet het ervoor zorgen dat ouderen kunnen beschikken over adequate woonvoorzieningen, afgestemd op hun individuele behoeften en ondersteund door zorgvoorzieningen op maat? Moet een lokaal bestuur erop toezien dat ouderen die door gezondheidsproblemen kwetsbaar zijn, toch verzekerd zijn van een voldoende en goede zorg, zelfs al neemt hun aantal door de vergrijzing sterk toe? Kan een overheid – en dan nog de lokale overheid – daar allemaal nog wel voor zorgen? Waar ligt de eigen verantwoordelijkheid van het individu? Is het zorgaanbod dat de overheid opzet een aanvulling op het privéinitiatief of is het omgekeerd? Welk initiatief neemt het middenveld voor zorg? Hoe kan het lokale bestuur ook daar het aantal initiatieven stimuleren? En hebben we dan een brede verzorgingsstaat op het oog waarin iedereen krijgt, ook wie het niet of nog niet echt nodig heeft? Of kiezen we voor een selectieve verzorgingsstaat die vooral de echt zwakkeren steunt? Met andere woorden: heeft elke senior van boven de 65 recht op huishoudelijke hulp? Of geven we die hulp enkel aan die senior die er zelf niet meer in slaagt zijn huishouden te doen?
Ook de Europese Commissie beschouwt de demografische veranderingen in de samenleving als een grote uitdaging. In haar Groenboek bespreekt ze de demografische veranderingen in de Unie en de gevolgen ervan. Ze formuleert zes uitdagingen: - het lage geboortecijfer. De vruchtbaarheidsgraad van gemiddeld 2,1 kinderen per vrouw wordt niet gehaald. Mensen willen wel meer kinderen, maar worden daarin belemmerd door laattijdige toegang tot werkgelegenheid, werkonzekerheid, hoge kosten voor huisvesting, gebrekkige ondersteuning wat betreft kinderopvang, ouderschapsverlof enzovoort; - noodzakelijke immigratie en integratie; - integratie van jongeren op de arbeidsmarkt; - evenwicht tussen werk en gezinsleven; - oudere mensen en hun betrokkenheid in het vrijetijds-, maatschappelijk, professioneel en gezinsleven; - solidariteit met de oudsten (+80-jarigen) en de noodzaak van meer hulpverlening. De Europese Commissie formuleert drie prioriteiten: opnieuw demografische groei realiseren, evenwicht tussen de generaties tot stand brengen door een betere verdeling van lasten en lusten, en nieuwe bruggen leggen tussen de verschillende levensfasen. Europa houdt zich dus met de vergrijzing bezig. Maar houden de senioren zich ook bezig met Europa en met de wereld?
Nog meer vragen: wat is de basiszorg waarop iedereen recht heeft? Moet elke senior een gratis telefoonabonnement en busabonnement hebben, als we dat ook niet geven aan gezinnen al dan niet met kinderen? Heeft een senior dan meer rechten of behoeften dan andere generaties?
Goede praktijk
Evergem & Guaranda (Ecuador) – Werken met senioren aan ontwikkelingssamenwerking De wereld komt binnen in onze gemeenten. Onze inwoners kijken er niet naast. Het gemeentebestuur van Evergem staat dicht bij de bevolking en voelt samen met haar de versnellende globalisering. Daarom wil het ook een taak opnemen in het werken aan rechtvaardige en open wereldgemeenschap. Om daar hier werk van te maken steunt het gemeentelijke internationale beleid, ook ontwikkelingsbeleid of Noord-Zuidbeleid genoemd, van Evergem op twee poten. Het steunt enerzijds initiatieven van derden en speelt anderzijds een eigen rol. Die eigen rol van de gemeente bestaat erin duurzame ontwikkeling te bevorderen en kennis en ervaring uit te wisselen. De bewoners en begeleiders van de rusthuizen worden betrokken bij thema’s zoals stedenband, Noord-Zuidthematiek en duurzame ontwikkeling. Activiteiten in verband daarmee zijn opgenomen in de jaarkalender van de rusthuizen. Eén rusthuisanimator uit Guaranda doet in Evergem nieuwe ervaringen op betreffende ergotherapie en animatietechnieken, en geeft hier ervaringen met animatietechnieken uit Guaranda door. De bewoners en begeleiders van het rusthuis in Guaranda blijven geprikkeld om samen te werken met Evergem. De rusthuisanimator in Guaranda maakt gebruik van betere technieken.
Contact Koen De Baets, Noord-Zuidambtenaar, 09/216 05 25,
[email protected] . Meer…
2. Vergrijzing in letters en cijfers 2.1 Wat is vergrijzing?
stijgen tot 1.126.760 (+11 procent) in 2010, tot 1.332.125 (+32 procent) in 2020 en tot 1.600.777 (+58 procent) in 2030. Pas na 2030 zou het aantal weer trager stijgen, om na 2040 onder invloed van het intussen gedaalde geboortecijfer weer een beetje te zakken. In die zin is het stijgende aantal ouderen uiteraard niet alleen afhankelijk van hoe lang mensen leven, maar ook van de instroom van nieuwe ouderen. Dat is dan weer het gevolg van het aantal geboorten de jaren voordien en de sterftekans in de jaren tot de leeftijd waarop men ‘oudere’ is.
Voor een zindelijk debat over vergrijzing is het goed het eerst eens te worden over wat we bedoelen met vergrijzing. We stellen de volgende definitie voor: ‘Vergrijzing is het fenomeen dat het aantal ouderen in onze samenleving voortdurend toeneemt, zowel in absolute cijfers, als in verhouding tot de rest van de bevolking.’ In deze definitie onderscheiden we twee elementen: een stijgend aantal ouderen, uitgedrukt in absolute cijfers, en daarnaast een groeiend aandeel van de ouderen in de totale bevolking.
Bovenstaande gegevens worden nog spectaculairder wanneer we ze per leeftijdsgroep bekijken.
2.2 Een stijgend aantal ouderen Het eerste element in de definitie van vergrijzing houdt in dat mensen steeds langer leven. Alle geciteerde gegevens vindt u, tenzij anders vermeld, terug op www.statbel.fgov.be (de Afdeling Statistiek van de FOD Economie).
Tabel 1: Aantal oudere mensen per leeftijdsklasse (Projecties voor het Vlaamse Gewest)
Leeftijdscategorie
Op dit moment (cijfers van 2003) bedraagt de levensverwachting bij de geboorte in het Vlaamse Gewest 76,92 jaar voor mannen en 82,32 jaar voor vrouwen. Dat cijfer is de voorbije 120 jaar voortdurend gestegen. In 1880 werden onze landgenoten gemiddeld respectievelijk 44 en 46 jaar, en in 1960 al 68 en 74 jaar. Dat mensen langer leven blijkt ook uit gegevens per leeftijdsgroep. In 2000 telde Vlaanderen 1.008.641 mensen van 65 jaar en ouder. De prognoses leren dat dit aantal zal
Evolutie 2000
2010
2020
2030 2000-2030
60-69 jaar
627.541 675.604 815.617 850.504 +35,53%
70-79 jaar
486.041 515.231 575.966 711.584 +46,40%
80-89 jaar
179.474 273.853 305.972 368.764 +105,47%
90-99 jaar
32.841
38.630
67.133
81.726 +148,86%
501
1043
1395
2533 +405,59%
100 jaar en meer
Zeker het aantal hoogbejaarden (ouder dan 90 jaar) zal dus de komende jaren zeer sterk toenemen.
2.3 Een groeiend aandeel oudere bevolking Er komen niet alleen meer oudere mensen, ze vormen ook een steeds groter aandeel van de totale bevolking. De oorzaak is eenvoudig: het aantal geboorten (of de aangroei van de jonge bevolking) is in vergelijking met enkele decennia geleden fors teruggelopen. Het steeds grotere aandeel ouderen binnen de totale bevolking blijkt ook duidelijk uit de bevolkingspiramide, met een relatief zware top en een veel smallere basis. Het begrip piramide is hier eigenlijk niet meer op zijn plaats.
De 65-plussers maakten begin 2004 17,6 procent van de Vlaamse bevolking uit. De ramingen voor de volgende jaren staan in tabel 2. Volgens de verwachtingen zal dit aandeel in 2030 gestegen zijn tot 25,9 procent. Meer dan één op vier Vlamingen zal dus in 2030 65 jaar of ouder zijn.
Figuur 1: Bevolkingspiramide Vlaams Gewest 1.1.2004
bron: FOD Economie, Afdeling Statistiek
Tabel 2: Aandeel van de verschillende leeftijdscategorieën in de bevolking (Projecties Vlaams Gewest) Leeftijdscategorie
2000
2010
vrouwen, een verschil van 6,41 jaar. In 2003 bedroegen die cijfers respectievelijk 76,92 en 82,32 jaar, een verschil van 5,40 jaar.
2020
2030
0-19 jaar
22,9%
21,4% 20,2%
19,8%
20-59 jaar
54,9%
53,9% 51,1%
47,5%
60-64 jaar
5,3%
65 jaar en meer
16,9%
6,2%
7,1%
6,7%
18,5% 21,7%
25,9%
2.5 En in uw gemeente? Alle cijfers hierboven hebben betrekking op de toestand in het Vlaamse Gewest. Het spreekt vanzelf dat de situatie in een individuele gemeente daarvan kan afwijken. De basistendens (meer ouderen, minder jongeren) zal overal gelden, en ook het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen zal overal wel blijken. Maar zeker wordt de vergrijzingstoestand in een individuele gemeente mee bepaald door plaatselijke omstandigheden. Zo lijkt de kuststreek nogal wat ouderen aan te trekken. Elementen die meespelen zijn de aanwezigheid van voorzieningen voor jongeren – zo blijven studenten na hun studies soms in de stad wonen – en voor ouderen, de aanwezigheid van nieuw aangesneden verkavelingen in het groen enzovoort. Het is daarom goed een eigen gemeentelijke vergrijzingsbalans te maken. U kunt de gegevens van Vlaanderen ook confronteren met die in uw gemeente, en voor de analyse op zoek gaan naar mogelijke oorzaken van afwijkingen. Statistische gegevens over de samenstelling van de bevolking in de gemeente zijn de ideale basis voor de opmaak van een gemeentelijke vergrijzingsbalans. Ze zijn op de volgende plaatsen beschikbaar:
Tabel 2 toont aan dat er niet alleen sprake is van vergrijzing, maar duidelijk ook van ‘ontgroening’: het totale aantal inwoners in Vlaanderen stijgt niet – in meer wetenschappelijke termen: het bevolkingscijfer blijft vrij stabiel –, het aantal mensen onder de twintig daalt en het aantal 65-plussers stijgt, zowel in absolute cijfers als relatief.
2.4 Meer vrouwen? We leven met z’n allen langer, maar voor vrouwen geldt dit nog sterker dan voor mannen. De vergrijzing zorgt er dus voor dat er ook meer vrouwen in onze samenleving zijn. Bij de leeftijdscategorie tot negentien jaar zijn de mannen in de meerderheid (verhouding mannen/vrouwen van 1,05). Dat is ook nog nipt zo voor de groep tot 64 jaar (verhouding mannen/vrouwen van 1,02). Vanaf 64 jaar nemen vrouwen de overhand (verhouding mannen/vrouwen in de leeftijdscategorie 65 jaar en meer is 0,75). Het verschil tussen mannen en vrouwen stijgt dus naarmate de leeftijd toeneemt. Anderzijds zien we wel dat het bij de oudere leeftijdsgroepen wat lijkt af te nemen. Dat komt doordat het verschil op het gebied van levensverwachting geringer wordt. Zo berekende de afdeling Statistiek van de FOD Economie dat de levensverwachting bij de geboorte in het Vlaamse Gewest in 1995 74,80 jaar bedroeg voor mannen en 81,21 jaar voor
FOD Economie - Afdeling Statistiek:
http://statbel.fgov.be/home_nl.asp: - statistieken - bevolking - structuur van de bevolking - bevolking per gemeente - statistieken - bevolking - loop van de bevolking - burgerlijke staat van de be-
10
2.6 Een ‘oude’ en een ‘jonge’ gemeente
volking per jaar, gemeente, nationaliteit, leeftijd en geslacht - statistieken - bevolking - loop van de bevolking - de bevolkingsloop in België per jaar, gemeente, geslacht en nationaliteit - statistieken - bevolking - mathematische demografie - demografie van de bevolking in België per jaar, gemeente, nationaliteit, geslacht en leeftijdsklasse - statistieken - bevolking - mathematische demografie - demografie van de in België verblijvende vreemde bevolking per jaar, gemeente, geslacht, nationaliteit en leeftijdsklasse - statistieken - bevolking - huishoudens - demografie van de Belgische huishoudens per jaar en gemeente
Sommige gemeenten tellen in vergelijking met andere gemeenten veel meer ouderen dan andere. De verschillen tussen gemeenten met een zelfde aantal inwoners zijn soms groot. We bekeken voor u de Vlaamse gemeenten A en B. Ze tellen respectievelijk 20.896 en 20.490 inwoners. Tabel 3: Verdeling leeftijdscategorieën in gemeenten A en B Ge-
0-19
20-59
60-64
65+
Totaal
meente A In % B In %
Administratie Planning en Statistiek Vlaams
3587
10.537
17,17% 50,43% 5268
10.816
25,71% 52,79%
1602
5170
7,67% 24,74% 1014
20.896 100%
3392
20.490
4,95% 16,55%
100%
Twee op het eerste gezicht gelijkaardige gemeenten zien er dus demografisch totaal - cijfers - demografie verschillend uit. In gemeente B is ruim een - regionale en gemeentelijke statistieken kwart van de bevolking jonger dan twintig jaar, in gemeente A is dat maar 17 procent. In A is bijna een derde van de inwoners ouder Projecties voor de toekomst maken is voor dan zestig, terwijl dat aandeel in gemeente B een individuele gemeente zeer moeilijk. Hierin spelen immers niet alleen de algemene maar goed 21 procent bedraagt. De gevolgen tendensen van verdere veroudering mee, maar van de veroudering van de bevolking zijn in gemeente A al volop voelbaar, terwijl dat in B ook de invloed van beleidsmaatregelen in de nog vrijwel niet het geval is. eigen gemeente of in de streek eromheen. Dit voorbeeld toont aan hoe belangrijk het is Voor een statistische analyse van de eigen dat een gemeente met haar eigen demograbevolkingstoestand moeten we er ook rekening mee houden dat wanneer een gemeente fische gegevens werkt, omdat het Vlaamse gemiddelde de individuele verschillen te veel kleiner is, ze vatbaarder is voor toevallige schommelingen. Een honderdjarige die over- verbergt. lijdt in een kleine gemeente heeft procentueel een grotere invloed op de evolutie van het aantal honderdjarigen dan in een wat grotere gemeente. In een kleine gemeente kunnen toevalligheden de algemene tendensen sneller verstoren. Gewest: http://aps.vlaanderen.be/
11
3. Bouwstenen voor een lokaal beleid Bouwsteen 1 - Beleidsparticipatie deelname aan de politiek. Op het niveau van de gemeenteraad blijkt dat het aandeel van van senioren
min-35-jarigen vanaf de jaren zeventig steeg, terwijl het aandeel van de 60-plussers daalde. De 55- tot 64-jarigen zijn vaak nog heel actief. Maar het keerpunt komt omstreeks de leeftijd van 65 jaar: vanaf dat moment daalt de politieke participatie aanzienlijk. Maar, meer ouderen in de politiek blijft bijzonder sloganesk. Is dat een pleidooi voor de krokodil: de beroepspoliticus die geen afscheid kan nemen? Of is dat een pleidooi voor de panter: de senior die politicus is geworden maar enkel oog heeft voor de ouderenbelangen? Of is dat een pleidooi voor om het even welke senior, zolang hij maar senior is?
Uiteraard is het belangrijk dat ouderen een stem hebben in het lokale beleid. Talrijke lokale beleidsbeslissingen hebben een impact op hun leven, direct of indirect. Ouderen hebben dus zeker belangen te verdedigen in het lokale beleid. Rekening houden met de diversiteit in leeftijd bij de samenstelling van de lijst, het schepencollege en de OCMWraad is dus zeker aangewezen. Bovendien kan voor een aantal ouderen de politiek een zinvolle tijdsbesteding zijn na pensionering. Wetenschappers beweren trouwens dat de betrokkenheid en participatie van senioren in de politiek de mate weerspiegelt waarin ouderen geïntegreerd zijn in de samenleving. Anderzijds zijn de ouderen van belang voor de politiek. Ouderen vormen een omvangrijke én groeiende groep en maken een steeds groter aandeel uit van het electoraat. 23,7 procent van de kiezers zijn ouder dan 65 jaar. Ze vertegenwoordigen dus flink wat stemmen bij verkiezingen. ‘De’ politiek houdt dus maar beter rekening met de ouderen: zij zijn groot in aantal en sterk qua mondigheid. Zij bezitten zeker het potentieel om een politiek machtige groep te vormen.
Inspraak organiseren: de (senioren)adviesraad In de jaren zeventig ontstond het fenomeen van de seniorenraden. Er werden toen massaal adviesraden en inspraakorganen opgericht. Die moesten een antwoord bieden op de kloof tussen burger en politiek, die zich uitte in blanco- en ongeldige stemmen. Uit een enquête van de VVSG (2004) is gebleken dat vandaag 80 procent van de gemeenten een seniorenadviesraad heeft. De vraag is natuurlijk of het pure bestaan van een ouderenadviesraad ook echt garandeert dat ouderen inspraak hebben in het lokale beleid en/of het beleid daardoor beter is voor senioren. Een seniorenraad mag geen veredeld feestcomité zijn. Zijn adviesbevoegdheid mag inhoudelijk ook niet beknot worden tot
De ervaring van senioren meenemen in het beleid zal dit beleid verrijken. Een grijze (muis) aan de macht De meest directe manier om besluitvorming te beïnvloeden is natuurlijk rechtstreekse
12
bejaardenzorg. Uit onderzoek blijkt dat de seniorenraden zich wel degelijk met meer bezighouden en ook vaak inhoudelijke adviezen geven over veiligheidsbeleid, informatiebeleid, feesten en ontspanning, huisvesting, cultuur enzovoort.
Belangrijk is te kiezen voor kwaliteit en deskundigheid. Beleidsverantwoordelijken die niet-georganiseerde senioren voor de adviesraad zoeken, lopen het risico te belanden bij goed opgeleide, nog actieve jonggepensioneerden. Hoogbejaarden, allochtonen, vrouwen worden nog altijd gemakkelijk over het hoofd gezien.
De samenstelling van de adviesraad is een ander punt. Vastgesteld werd dat 92 procent van de leden vertegenwoordigers zijn van de sociaal-culturele verenigingen (KBG, VFSG, LBG, CRM, VVVG enzovoort). Naast de zuilgebonden organisaties zijn er vaak ook verenigingen zonder ideologische kleur, bijvoorbeeld vertegenwoordigers vanuit het rusthuis, de oudstrijdersbonden en lokale seniorenbonden. Ook niet-georganiseerden moeten mogelijkheden krijgen om toe te treden tot de adviesraad.
Er is dus meer dan alleen het onderscheid tussen georganiseerden en niet-georganiseerden. In de inleiding wezen we al op de enorme diversiteit binnen de groep senioren. Deze diversiteit ook aan bod brengen binnen de adviesraad is belangrijk. Dat is trouwens niet alleen zo in de seniorenadviesraad. Misschien nog belangrijker dan een goed functionerende en evenwichtig samengestelde ouderenadviesraad is de vertegenwoordiging van de senioren in álle adviesraden, van cul13
tuurraad tot gezinsraad, van GECORO tot middenstandsraad.
de inspraak van ouderen in het beleid te realiseren. Uitvoeringsbesluiten moeten dit echter wel nog regelen.
Inspraak van ouderen in lokaal ouderenbeleid wettelijk geregeld
Behoeften van senioren gepeild
Het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen bevat ook bepalingen voor de ontwikkeling van een lokaal ouderenbeleid. Lokale besturen kunnen een subsidie krijgen voor de opmaak en uitvoering van een lokaal ouderenbeleidsplan en voor initiatieven om
Inspraak via een adviesraad is één. Maar peilen naar de behoeften en mening van een grote groep senioren kan alleen via een behoefte- en tevredenheidsonderzoek. Wat willen senioren? Kort samengevat: de regie over eigen leven. Dat wil zeggen dat ze de mogelijkheid willen hebben en houden om zelf beslissingen te nemen en keuzes te maken. Ze willen meetellen, maar vooral zo lang mogelijk op een goede manier thuis in hun vertrouwde omgeving wonen.
Lier - Het OCMW- en het gemeentebe-
stuur publiceerden samen een seniorengids: een wegwijzer voor tegemoetkomingen en voordelen, thuiszorgdiensten, vervoer en mogelijkheden om actief te blijven. Uit een enquête was immers gebleken dat de ouderen door het bos van voorzieningen en tegemoetkomingen de bomen niet meer zagen.
Informatie Een aangepast informatie- en communicatiebeleid voor de doelgroep lijkt aangewezen. Verschillende lokale besturen beschikken al over een seniorengids.
14
Goede praktijk
Brugge op onderzoek Brugge voerde in april 2004 als eerste stad in Vlaanderen een behoefteonderzoek uit bij senioren. De reden spreekt voor zich: weten wat er leeft bij de Brugse ouderen. De resultaten uit het onderzoek moeten de richting van het Brugse seniorenbeleidsplan helpen vastleggen. Niet elke Brugse zestigplusser kreeg de vragenlijst. Er werd een representatieve steekproef onder de ouderenbevolking genomen en in totaal 750 respondenten beantwoordden de vragen. De vragenlijst peilde naar de financiële situatie (inkomen) van de senioren, de staat van de woning en het aangepast zijn aan de behoefte van de senior, de toestand van de buurt waar de senior woont, en de welzijnsvoorzieningen. Vrijwilligers namen de enquêtes af. De Brugse Seniorenadviesraad, de Provincie West-Vlaanderen, de Stadsdienst Maatschappelijke Begeleiding en de VUB werkten samen voor de uitvoering en analyse van het onderzoek. Het resultaat berhoefteonderzoek http://users.pandora.be/filip.d.hont/files/Boekje.pdf
Contact: Dienst Maatschappelijke begeleiding Seniorenloket Blinde-Ezelstraat 1, 8000 Brugge 050/44.81.84
15
Bouwsteen 2 - Vrijwilligers aan de slag: senioren als rijkdom
hen in de loop van hun beroepsloopbaan kennis opgedaan die na hun pensionering nog nuttig kan worden ingezet. Het komt erop aan het potentiële aanbod van vrijwillige werkuren en ervaring in contact te brengen met de vragen die leven in de samenleving. Hier hebben gemeenten en OCMW’s zeker een rol te vervullen. Lokale besturen doen vandaag al voor allerlei activiteiten een beroep op vrijwilligers. Dat geldt uiteraard in het jeugdwerk, met bijvoorbeeld het speelpleinwerk dat gemeentebesturen organiseren. Maar ook in OCMW’s – in dienstencentra en rusthuizen bijvoorbeeld – zijn heel vaak vrijwilligers aan de slag. Gemeenten en OCMW’s kunnen actief op zoek gaan naar vrijwilligers die bepaalde activiteiten op zich willen nemen. Uiteraard is het belangrijk dat ze dan ook zorgen voor goede werkomstandigheden en voldoende waardering. Die kan bijvoorbeeld bestaan uit een verzekering, vergoeding voor kosten (in combinatie met het pensioen), een opleiding of af en toe een feestje als bedanking. Een bestuur moet wel goed rekening houden met mogelijke neveneffecten, als het vrijwilligers inzet. Het mag niet de bedoeling zijn dat betaalde arbeid (al dan niet via speciale systemen zoals dienstencheques) door het vrijwilligerswerk uit de markt wordt geprijsd. Een voortdurende monitoring is hier op zijn plaats.
‘15,7 procent van de senioren zou graag vrijwilligerswerk doen, maar blijkbaar weten ze niet wie ze daarover moeten aanspreken.’ (Dominique Verté) Vrijwilligers aan de slag in het lokale bestuur In ons land verlaten veel mensen vroeg, te vroeg de arbeidsmarkt. Soms gebeurt dat uit eigen beweging, maar heel vaak ook noodgedwongen, ten gevolge van reorganisaties in het bedrijf, afvloeiregelingen met brugpensioen enzovoort. Wie stopt met betaald werken, is echter niet per definitie uitgeblust. Vele mensen gaan ook in een goede gezondheid met pensioen en zijn op zoek naar een zinvolle manier om hun tijd anders door te brengen. Tegelijkertijd hebben velen onder Tip - Een OCMW denkt eraan te begin-
nen met een koerierdienst voor thuiswonende hoogbejaarden. Het wil daarbij jonggepensioneerden inzetten om bij wie dat wil bijvoorbeeld dagelijks de rolluiken op te halen en neer te laten of boodschappen te doen. Zo zet de ene groep 60-plussers zich in voor de andere. Tip - Een gemeentebestuur coördineert
de organisatie van de fietspools, waarmee alle dagen groepen scholieren onder begeleiding naar school fietsen. De begeleiding gebeurt doorgaans door ouders, maar na een oproep van het gemeentebestuur zijn ook enkele oudere mensen bereid gevonden enkele keren per week mee te fietsen. Die senioren zijn meteen ook in beweging. Goed voor hun fysieke conditie!
Vrijwilligers aan de slag bij andere organisaties
Er is niet alleen het vrijwilligerswerk op initiatief van de gemeente en het OCMW zelf. Ook allerlei verenigingen zijn permanent op zoek naar mensen die zonder een vergoeding aan te rekenen de handen uit de mouwen willen steken. De een wil wel de boekhouding doen – de eisen van de vzw-wet zijn op dat vlak wel strenger geworden –, een ander
16
houdt de ledenadministratie bij, bereidt de jaarlijkse uitstap voor of frist het clublokaal op. Bij de ouderen is er meer dan ooit tevoren een schat aan kennis aanwezig, omdat vele mensen vroeg de arbeidsmarkt verlaten en ook steeds beter opgeleid zijn. Bij verenigingen en instellingen is er dan weer grote behoefte aan onbetaald vrijwilligerswerk. Gemeenten en OCMW’s kunnen aanbod en vraag meer op elkaarafstemmen. Dat kan elektronisch (een vrijwilligersforum op de gemeentelijke webstek), via een jaarlijkse beurs waar beide groepen elkaar ontmoeten, via een rubriek in het gemeentelijke informatieblad enzovoort. Ter bescherming van de vrijwilligers in lokale organisaties kan de gemeente voorwaarden opleggen aan de organisaties die van deze kanalen gebruik willen maken, zoals een verplichte verzekering, een vergoeding van kosten enzovoort.
verdwijnt letterlijk naarmate de dragers ervan overlijden of niet meer in staat zijn het met anderen te delen. De gemeente kan er mee voor zorgen dat dit onschatbare materiaal niet verloren gaat. Nazareth - Het OCMW laat vrijwilli-
gers voorlezen uit zijn eigen krantje aan 80-plussers die nog thuis wonen. De vrijwilligers brengen een bezoek aan alle 80-plussers en overhandigen hun het krantje met nieuws uit de regio. Vaak de aanleiding voor een gezellige babbel met mensen die anders weinig mensen ontmoeten. Tip - Senioren zijn vaak enthousiaste en
ervaren tuinliefhebbers die hun kennis in verband met afvalarm tuinieren en composteren graag doorgeven. Maak op het gemeentelijk containerpark plaats voor een composthoekje. Inwoners kunnen er terecht voor een demonstratie door vrijwilligers die een cursus compostmeester gevolgd hebben. Bij de oprichting van de wijkcompostering motiveren compostmeesters uit de wijk de buurtbewoners samen met de groendienst voor dit nieuwe project.
Vrijwilligerswerk wettelijk geregeld
In mei 2005 keurde de Kamer van Volksvertegenwoordigers de wet betreffende de rechten van de vrijwilliger goed (Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2005). Als gevolg van deze wet moet elke organisatie een organisatienota hebben en aan de vrijwilliger voorleggen en een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid afsluiten.
Tip - Uw lokale informatieblad kan in
elk nummer aandacht besteden aan een typisch dialectwoord of een uitdrukking van de streek of gemeente. De stof voor die stukjes levert een werkgroepje waarin de redacteur van het informatieblad samen zit met bevoorrechte getuigen, een gepensioneerde historicus en een taalkundige. Elk artikel in deze reeks roept reacties op van lezers die wijzen op andere woorden, andere betekenissen enzovoort.
Senioren als rijkdom
De voorbije jaren steeg de belangstelling voor het bewaren en ontsluiten van erfgoed, ook en vooral bij lokale besturen. Senioren kunnen hierin een onschatbare rol spelen. Zeker de ouderen die altijd in dezelfde gemeente hebben gewoond, kennen vaak heel veel oude gebruiken, dialectwoorden en -uitdrukkingen, verhalen enzovoort. Dat levende erfgoed
17
Goede praktijk
OCMW- en stadsbestuur Maaseik: Handige Harry De stad en het OCMW van Maaseik richtten een klusjesdienst door en voor senioren op. ‘Handige Harry’ is een vrijwilligersdienst die klusjes uitvoert aan huis. Zowel de aanvrager als de vrijwilliger zijn ouder dan 55 jaar. Maaseik haalde de mosterd in Eeklo, bij een succesvol project van het dienstencentrum Zonneheem. Kleine klussen opknappen waarvoor senioren soms lang moeten wachten op vakmensen: lekkende kranen, een defecte wc-bak, het plaatsen van een zekering, het ophangen van een schilderij. Gepensioneerde handige Harry’s een zinvolle tijdsbesteding geven. De stad zorgt voor de logistieke ondersteuning, zoals de publiciteit in het gemeentelijke infoblad, de aanmaak van folders en formulieren. Het OCMW coördineert de dagelijkse werking van de klusjesdienst. Komt een vraag binnen, dan zoekt het OCMW een vrijwilliger die de klus kan opknappen. De vrijwilliger regelt zelf de afspraak met de aanvrager. De vergoeding bedraagt 2,50 euro per uur voor klussen waarvoor geen of slijtvast materiaal nodig is. Voor klussen waarvoor de vrijwilliger werkt met eigen materiaal dat niet slijtvast is, betaalt de aanvrager 5,00 euro per uur. Partners: Gemeente Maaseik, OCMW Maaseik en de senioren Resultaten - Kleine klussen die anders blijven liggen, worden opgeknapt. - Gepensioneerde vrijwilligers hebben een zinvolle tijdsbesteding die ze zelf kunnen plannen. - Het sociale contact tussen senioren wordt versterkt
Contact Boudewijn Derkoningen, secretaris OCMW Maaseik,
[email protected], T 089-56 99 10
18
Bouwsteen 3 - Gezondheid
bijzonder van senioren. Investeren in gezonde woningen, wijken en buurten is dus ook een element in een lokaal gezondheidsbeleid. Elk jaar weer vallen er CO-doden. Een lokaal bestuur kan de veiligheid van de woningen van bejaarden nagaan, in het bijzonder wat betreft CO-intoxicatie bij bejaarden thuis. Het kan een opleiding ter voorkoming van CO-intoxicatie aanbieden aan bijvoorbeeld thuiszorgdiensten.
‘Gezonde levensjaren toevoegen’ Een gezonde geest in een gezond lichaam
Onze levensverwachting stijgt. Maar blijven we ook langer gezond of langer gevrijwaard van (ernstige) ziekten? Zeker is dat met de vergrijzing de kosten voor gezondheidszorg stijgen. Voorkomen is hier alleszins beter dan genezen. Juist bij preventie van ziekten en on- Sommige sterfgevallen zijn ook te voorkomen gevallen kan het lokale bestuur een rol spelen. door vaccinatie, vroegtijdige opsporing en/of gepaste behandeling. Daartoe kan een lokaal De gezondheid van een individu hangt van bestuur vaccinatiecampagnes houden, maar allerlei factoren af. Er is natuurlijk de levenswijze (roken, lichaamsbeweging, voeGenk, As, Opglabbeek, Zutendaal - Aan de dingspatronen, alcoholgebruik…), maar ook hand van een vragenlijst in het gemeentefactoren als leefomgeving, opvoeding, opleilijk informatieblad kon de lezer bepalen ding, beroep enzovoort mogen niet worden of hij een risicopatiënt voor diabetes is onderschat. en de stap naar zijn huisarts zetten voor Sommige ziekten en sterfgevallen zijn te bespreking. voorkomen wanneer mensen gezonder zouden leven. De lokale overheid heeft hier een Destelbergen - BOEBS of Blijf Op Eigen impact. Ze kan de bevolking inlichten over Benen Staan is een gemeenschapsproject gezondheidsrisico’s en sensibiliseren over de over valpreventie en beweging bij seniogevolgen van ongezonde voedings- en leefren. De term ‘gemeenschapsproject’ wil gewoonten. Nog beter is ze aan te zetten tot zeggen dat de hele lokale gemeenschap een gezonde en actieve leefstijl. erbij betrokken wordt. Kinderen kunnen Een lokaal bestuur kan sport en recreatie behun grootouders stimuleren om samen te vorderen door zelf activiteiten te organiseren bewegen, culturele verenigingen kunnen (zoals meer bewegen voor ouderen, 55+ in een aanbod uitwerken… Interessant is beweging, gezondheidwandelingen voor senidat men dit thema zeer breed ziet en ook oren) of door organisaties die dergelijke activraagt dat de gemeentebesturen hun verviteiten opzetten te ondersteunen. Daarnaast antwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld kan een lokaal bestuur het aantal valpartijen bij de inrichting van de openbare ruimte. bij 60-plussers verminderen door aanpassing Zij moeten valpreventie en beweging van de woning, maar ook door vormingsesbij senioren op de lokale agenda zetten, sies. Ook gezondheidsvoorlichting en -presamen met het middenveld. ventie (cursus gezond eten) is belangrijk. www.destelbergen.be/frame. php?page=senioren Ongetwijfeld heeft ook het leefmilieu invloed op de gezondheid van de inwoners en in het 19
In samenwerking met de LOGO’s
ook mee de beschikbaarheid van betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg op het grondgebied bewaken.
Partner in het lokale gezondheidsbeleid is ongetwijfeld het LOGO, lokaal gezondheidsoverleg, een netwerk van lokale partners uit Met betrekking tot de gezondheidszorg en gezondheids- en aanverwante sectoren die ziektepreventie kan een lokaal bestuur zorgen samen gezondheidsprojecten lokaal uitvoeren voor: en een integraal gezondheidsbeleid ontwik- een gemeentelijk zorgloket; kelen in bedrijven, scholen, gemeenten of - een aanbod aan gezondheidsvoorzieningen andere settings. (of minstens een inventarisatie en bekendmaking van het aanbod); Meer weten? - sensibilisering omtrent borst- en pros- administratie Welzijn, Vlaamse gemeentaatkanker: meerwaarde van preventief schap: www.wvc.vlaanderen.be/gezondonderzoek bij bevolking bekendmaken en heidsindicatoren (cijfers over sterfte en huisartsen ondersteunen bij motivering tot gezondheid ook per gemeente) borstkankerscreening; Vlaams Instituut voor Gezondheidspromo- vaccinatiegraad bij senioren verhogen; tie: www.vig.be, met concrete informatie - opsporingscampagne diabetes type 2. over en voorbeelden van een lokaal gezondheidsbeleid en met informatie over de Sint-Truiden - Het stadsbestuur, het brochure Handleiding Lokale gezondheidsOCMW en het PWA werken samen aan bevordering, uitgave van VIG valpreventie bij senioren. Twee PWAklusjesmannen bieden in opdracht van het OCMW hulp bij klusjes in en om de woning van 70-plussers. Ze hebben een checklist bij zich om problemen aan de woning op te sporen. Zo kan de senior kleine aanpassingen laten uitvoeren. Betrokken diensten hebben afspraken gemaakt om een antwoord te geven op elke vraag die de senior stelt.
20
Bouwsteen 4 - Vrije tijd: cultuur, sport en recreatie
lairste vrijetijdsactiviteiten zijn wandelen of fietsen, op café of uit eten gaan, reizen en uitstapjes maken, tuinieren en luisteren naar radio of muziek. Ouderen doen bijna één activiteit op drie alleen. Verder wordt tijdens vrijetijdsactiviteiten vooral het gezelschap van de partner, van vrienden en kennissen en van de kinderen op prijs gesteld. Voor de meeste activiteiten daalt de participatie zowel voor mannen als voor vrouwen met de leeftijd.
‘Als cultuur niet als genieten wordt voorgesteld, zal de participatie eraan niet verhogen. De concurrentie van een schouwburg is immers niet het museum, maar het restaurant of café om de hoek.’ (Segatti) Welke vrije tijd voor welke senioren? Ook de culturele en vrijetijdssector zal rekening moeten houden met de vergrijzing. Er zijn duidelijke verschillen in vrijetijdsbesteding en cultuurparticipatie die ongetwijfeld te maken hebben met generatieverschillen. Er is een zichtbare breuk tussen de vooroorlogse en de naoorlogse generatie. De verschillen in levenslopen en levensstijlen resulteren in radicaal verschillende vormen van tijdsgebruik. De Katholieke Bond van Gepensioneerden wist het onderscheid tussen de generaties treffend te verwoorden in de titel van zijn beleidsplan: ‘van charleston over swing tot rock-’n-roll!’ Voor de eerste, oudere groep zal de vrijetijdsbesteding eerder in groep en in georganiseerd verband gebeuren. De tweede, jongste generatie senioren kan eigen keuzes maken – heeft een groot netwerk, is mobiel, reist veel, wordt uitgedaagd door de eigen kinderen… – en doet dit ook.
In wat de (jong-)senioren hun ‘echte vrije tijd’ noemen, is er ruimte voor bezigheden waarvan ze soms hun hele leven al droomden of die gedurende de laatste jaren vorm hebben gekregen. Ze documenteren zich, vragen uitleg aan deskundigen, komen samen voor overleg en wisselen gegevens uit. Wat dit betreft spelen de verschillende ouderenorganisaties een ontzettend belangrijke rol. Uit het recente onderzoek bij 60-plussers dat VUB-professor Dominique Verté in functie van de opmaak van een seniorenbeleidsplan voor de stad Brugge deed, komen hierover enkele belangrijke resultaten naar boven. Volgens Verté kampen de seniorenverenigingen met een imagoprobleem. Maar liefst 33,3 procent van de ondervraagde senioren weet niet van hun bestaan af, terwijl 22,8 procent wel lid zou willen worden. Anderzijds zegt meer dan de helft van de ouderen (55-plussers) anno 2001 lid te zijn van een of andere vereniging. Het lidmaatschap van een vereniging, meer bepaald een bond van gepensioneerden, is sinds 1985 constant gebleven. Lidmaatschap betekent echter niet dat er regelmatig geparticipeerd wordt. De helft van de leden van een bond van gepensioneerden neemt regelmatig deel aan de activiteiten van die bond, een kwart doet dat nooit.
Een grootschalige survey van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie werpt licht op de ‘echte vrije tijd’ en de tijdsbesteding van ouderen in Vlaanderen. Wat betreft ontspanning thuis is tv-kijken erg populair bij ouderen. Gemiddeld wordt er per dag vier uur gekeken. Mannen kijken net iets minder naar tv dan vrouwen. Lezen is met een gemiddelde van ongeveer een uur per dag ook een veel voorkomende activiteit. De popu-
Naast het effectieve gedrag bestaan ook cijfers over wat toekomstige senioren denken 21
te zullen doen. De onderzoeksgroep TOR (VUB) peilde hiernaar bij werknemers tussen 45 en 65 jaar. Daarbij viel onder meer de duidelijke wens naar meer zelfontwikkeling op. 48 procent van de respondenten zou meer tijd willen spenderen aan culturele en intellectuele activiteiten, zoals meer naar de film en het theater gaan, al eens een museum bezoeken. Een kwart neemt zich zelfs voor nog iets te gaan bijstuderen. Een veel grotere groep, 58 procent, ziet zelfontwikkeling overigens op een minder schoolse manier. Zij willen reizen, buitenlandse reizen maken,
verre reizen, ja, waarom geen wereldreis? De samenhang van dit verlangen met de aspiratie naar meer cultuur en opleiding, toont aan hoe sterk de gedachte van ‘reizen om te leren’ nog leeft. Ze wordt in elk geval gehanteerd om reizen tegenover de anderen en zichzelf te verantwoorden. Cultuurparticipatie Verschillende factoren beïnvloeden de cultuurparticipatie. Doorslaggevend zijn de vorming en opleiding die iemand genoten heeft. Bij de 65-plussers is een lagere deelname aan culturele activiteiten vooral te wijten aan factoren die te maken hebben met de hogere leeftijd. Het tijdsbestedingsonderzoek van het Centrum voor Gezins- en Bevolkingsstudies bevestigt dat: terwijl 27 procent van de 55- tot 64-jarigen aan cultuur doet, is dit slechts 15 procent bij de 65-plussers. Dit impliceert echter niet meteen dat de hogere participatie van de jongere senioren op korte termijn zal dalen. Zoals we eerder zagen, verschilt deze jongere generatie qua vrijetijdsbesteding immers sterk van de voorgaande generaties. Toch zal op langere termijn de invloed van de stijgende ouderdom blijven meespelen. Naarmate iemand ouder wordt, zal leeftijd een belangrijkere rol spelen dan generatie. Anderzijds speelt ook bij senioren het mattheuseffect. Vrij vertaald komt het erop neer dat zij die het cultureel al goed hebben, vrij gemakkelijk nog veel meer zullen verwerven en zij die cultureel gezien weinig of niets hebben, daar vrijwel niets meer bovenop zullen verwerven. Een onderzoek naar de levensvoldoening van jonggepensioneerden door de vakgroep sociologie aan de UG bevestigt dat. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger de activiteitsgraad. Wie echter vóór de pensionering niet beschikte over een zekere
Knokke-Heist - Het cultuurcentrum
organiseert in de maand augustus, tijdens de week en in de voormiddag, lezingen in een aangenaam kader. Inwoners, tweedeverblijvers en toeristen van een iets oudere leeftijd appreciëren het initiatief heel sterk. Het blijkt ook een uitgelezen activiteit om mensen met gelijkaardige interesses te ontmoeten. Diest - De stad breidt cultuurcheques uit
naar senioren: per cultuurseizoen heeft iedereen boven de zestig recht op drie cultuurcheques voor een totale waarde van 15 euro. Doel is de actieve cultuurdeelneming van senioren te stimuleren.
Heist-op-den-Berg - Tijdens het rusthui-
zenproject ‘Van-naar’ bundelden cultuurbeleidscoördinator, culturele instellingen en rusthuizen de krachten. De rusthuisbewoners konden kiezen uit een zeer divers aanbod. Uit de evaluatie bleek de appreciatie het grootst voor activiteiten als tekennamiddagen en workshops. Bij activiteiten op locatie waren er wel vaak vervoersproblemen.
22
vorm van recreatiecultuur, zal er ook nadien geen ontwikkelen.
mattheuseffect kan de motivatie zijn voor een echt creatief en vernieuwend cultuurbeleid dat ook de mensen meeneemt die tot nu toe geen cultureel leven leidden. Cultuur is een grondrecht voor iedereen en dus mag ook leeftijd geen belemmering zijn. We moeten dus wegen zoeken om cultuur bij de oudere en hoogbejaarde senioren te brengen. Misschien kan ook een rusthuis een partner zijn van cultuurbeleid.
Nu kunnen we deze vaststelling als een onveranderlijk axioma beschouwen, of net als een uitdaging voor de eigen werking en het eigen beleid. In dat laatste geval zoeken we naar nieuwe vormen, nieuwe thema’s, een ander aanbod, een grotere betrokkenheid van senioren bij de programmatie. Cijfers over cultuurparticipatie op lokaal niveau
Gent - Senioren spelen een zeer belangrij-
ke rol in het beheer van clubhuizen. Het zijn haast onopvallende, maar essentiële ontmoetingsplaatsen die het leven in de wijk warmer maken. Het blijken ook mooie bronnen om er sociaal-artistieke projecten op te enten.
Momenteel zijn er amper cijfers beschikbaar over de cultuurparticipatie van ouderen. Daar wordt echter aan gewerkt. Zowel het steunpunt van de bibliotheken (VCOB – www. vcob.be) als dat voor het lokale cultuurbeleid (Cultuur Lokaal – www.cultuurlokaal.be) ontwikkelden recent een instrument dat de gebruikers van gemeentelijke bibliotheken en/of cultuur- of gemeenschapscentrum in beeld brengt. Informeer naar de resultaten voor uw gemeente!
Antwerpen - ‘Fever of
the fifties’ is een muziekprogramma van CC Luchtbal, bedoeld voor 50-plussers. Het wil een aanvulling zijn op het al te beperkte aantal voorstellingen van goede kwaliteit voor deze doelgroep. De jaren vijftig zijn weer hip en de jeugd van toen heeft weer tijd om zich te amuseren.
Een vergrijsd cultuurbeleid Als lokale beleidsverantwoordelijke kunt u zich terecht de vraag stellen of uw stad of gemeente aantrekkelijk is voor de senioren op cultuur- en vrijetijdsgebied. De culturele instellingen van een gemeente kunnen het zelfwaardegevoel van senioren bevorderen: via vrijwilligerswerk, door hun een functie te geven in organisatie en werking van de instelling of daarvan afgeleide activiteiten. Sommige gemeenten experimenteren hier al mee. De vergrijzing doet het aantal mensen met tijd toenemen en brengt meer variatie in de culturele wensen. Misschien moet daardoor het onderscheid tussen werkweek en weekend, of het werken met seizoenen stilaan worden losgelaten. Ook dat
Roeselare - Cultureel Centrum De Spil
gelooft niet in ‘seniorenprogrammering’. De kenmerken van de senior zijn zodanig uiteenlopend dat je geen profiel van dé senior kunt opstellen. Daarom kiest het CC liever voor projecten die schotten tussen leeftijdscategorieën kunnen neerhalen. Het ontwikkelde een theaterproject met het OCMW en professionele theatermensen, met de rusthuisbewoners als acteurs. Het publiek vertoonde zelden meer leeftijdsverschillen dan tijdens deze voorstellingen…
23
Meer vrije tijd
Leuven e.a. - Ook bibliotheken zoeken
Meer vrije tijd voor meer cultuur. Maar niet alleen voor cultuur uiteraard. Ook voor leren, levenslang leren. Sporten. Tuinieren. Alles waarvoor op jonge leeftijd geen tijd was.
aansluiting met de vergrijzing. Er bestaan al geruime tijd boekendiensten aan huis én bed (ziekenhuis, rusthuis…). Ook werd al bestudeerd hoe bibliotheken rekening kunnen houden met fysieke beperkingen van leden. Een inventaris staat op www.anders-naar-de-bib.be. De nog actieve senior kwam tot nu toe minder in het vizier en is duidelijk ondervertegenwoordigd in het bibliotheekpubliek. Er zijn wel aanzetten. Zo zijn er voorleesmomenten voor kinderen door senioren. Met een onverwacht succes, want dit initiatief mobiliseerde eerst zelfs meer vrijwilligers dan kinderen.
Meer weten? - www.cbgs.be – onder meer informatie over onderzoeken naar leefsituatie van 55-plussers in Vlaanderen - www.cultuurlokaal.be – onder meer informatie over het pilootproject ‘toekomstschets culturele vrijetijdsbesteding 45+’ en over gebruikersonderzoek in cultuur- en gemeenschapscentra - www.vcob.be – steunpunt voor het openbaar bibliotheekwerk
Turnhout - Met Digi@k organiseert het
OCMW een project om de digitale kloof voor verschillende kansengroepen waaronder senioren te dichten.
24
Goede praktijk
Heuvelland ontwikkelt samen met vrijwilligers een digitale beeldbank Veel collecties cultureel erfgoed zitten verspreid bij particulieren en organisaties. Vooral oudere inwoners hebben wel eens uniek beeldmateriaal in huis. De dienst welzijn en cultuur van het gemeentebestuur Heuvelland centraliseert deze collecties in een digitale beeldbank (www. heuvellandverbeeldt.be). De gemeente levert een centraal aanspreek- en digitaliseringspunt: een erfgoedhuis dat door vrijwilligers wordt bevolkt. Hoewel niet uitdrukkelijk bedoeld, blijken de vrijwilligers eerder in het segment ‘jongsenioren’ te vallen. Een goede 20 personen, tussen veertig en zeventig jaar, gaan op zoek naar het materiaal en kloppen daarvoor aan bij de senioren van de gemeente. Zij zijn daarbij niet alleen in de foto’s geïnteresseerd, ook de bijhorende verhalen worden genoteerd. Vervolgens digitaliseert de vrijwilliger het beeldmateriaal. Dit kan perfect thuis gebeuren. Stukken uit het verhaal van de senior krijgen hun plaats bij de foto’s. De foto wint zo aan duidelijkheid en tegelijk wordt er een stukje mondelinge geschiedenis bewaard. Als uitloper van het project worden overigens bij sommige inwoners, met een digitale camera in de aanslag, uitgebreide interviews afgenomen. Bij de start van het project namen de vrijwilligers deel aan een opleiding van negen lessen waarin onder meer de technische kant uitgebreid aan bod kwam. De ploeg komt nog altijd om de anderhalve maand samen om ervaringen uit te wisselen, suggesties te geven, nieuwe sporen te onderzoeken… Het project kon alleen slagen door de samenwerking van diverse partners: de seniorenraad Heuvelland, de heemkundige kring Dovie, de provincie West-Vlaanderen, het Vlaams Centrum voor Volkscultuur, de Vlaamse Gemeenschap en Cera. De financiële steun voor de beeldbank kwam van de provincie West-Vlaanderen, de Vlaamse Gemeenschap, Cera en het gemeentebestuur. Daarnaast stelt de gemeente ook nog een lokaal (het Erfgoedhuis), logistiek materiaal en anderhalve dag per week een personeelslid als coördinator ter beschikking. Computers, beamer, scanners… werden aangekocht met middelen van de partners. De resultaten mogen er zijn: enthousiaste vrijwilligers, een drukbezochte site (gemiddeld 50 hits per dag), goed bezochte presentaties in de woonkernen van Heuvelland (telkens georganiseerd door een inwoner van het dorp), een beeldenbestand dat de oorspronkelijke doelstelling ver overstijgt, diverse mogelijkheden voor vernieuwende samenwerkingsverbanden…
Contact Gemeente Heuvelland, Mark Monbaliu, Bergstraat 24, 8950 Heuvelland, 057 45 04 71,
[email protected] Zie ook: www.heuvellandverbeeldt.be
25
Bouwsteen 5 - Over wonen en omgeving
Een aangepaste, degelijke en veilige woning
Het belang van wonen en woonomgeving voor ouderen
Een woning voor een jong gezin met kinderen heeft andere vereisten dan een woning voor een ouder wordend koppel of een alleenstaande senior. De afnemende fysieke mogelijkheden van ouderen vragen een woning met zeer weinig hindernissen zoals niveauverschillen of trappen. Ze moet gebruiks- en onderhoudsvriendelijk zijn (geen zware rolluiken of garagepoorten, geen materialen die moeilijk te reinigen zijn) en eventueel genoeg bewegingsruimte bieden aan mensen met een handicap (rolstoelgebruikers). Oudere mensen zijn vanuit hun fysieke kwetsbaarheid vatbaarder voor onveiligheidsgevoelens en wensen bijgevolg vaak beveiliging van de woning. Vanzelfsprekend moet de woning ook voldoen aan de geldende kwaliteitscriteria.
‘Goed en aangepast wonen in een aangename woonomgeving, met voldoende woonzekerheid’, zo kunnen we het recht op wonen samenvatten. Voor iedere burger is het van groot belang om in een aangename stabiele woning en woonomgeving te kunnen leven. Voor ouderen is de kwaliteit van het wonen wellicht nog belangrijker dan voor jongere mensen. Zij brengen immers meer tijd thuis door. Naarmate de jaren verstrijken, speelt ook de omgeving een steeds grotere rol. Ouderen zijn immers minder mobiel en worden zowel voor sociale contacten als voor winkels, diensten en voorzieningen afhankelijk van de directe omgeving. Een algemene vaststelling is dat de Vlaamse ouderen het liefst zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen. Ze zijn emotioneel gehecht aan hun woning en aan de vertrouwde omgeving en verbinden thuis kunnen blijven wonen onmiddellijk aan hun levenskwaliteit. Als het woonbeleid aan deze behoefte tegemoet wil komen, vraagt dit maatregelen op het niveau van de individuele woning en van de woonomgeving.
‘Levenslange woningen’ zijn zo gebouwd dat ze geschikt blijven doorheen de verschillende levensfasen van hun bewoners. Drie kenmerken zijn typerend voor levenslange woningen: - ze zijn toegankelijk: iedereen kan erin leven, ongeacht de leeftijd, lichamelijke kenmerken, capaciteiten en beperkingen; - ze zijn veilig, de ruimten zijn goed gedimensioneerd; - ze zijn comfortabel. Naarmate mensen minder mobiel worden, zijn ze meer gebonden aan de woning en stellen ze hogere eisen aan het comfort.
Zelfstandig in de eigen woning en omgeving blijven wonen vergt ondersteuning met onder andere zorgvoorzieningen aan huis. Wanneer de zorgbehoefte van de oudere te groot wordt om die nog in de eigen woning te kunnen aanbieden, is een opname in een rusthuis aangewezen. Dat probeert de combinatie van professionele zorg en huiselijkheid over te nemen. Een rusthuis is immers niet enkel een verzorgingsinstelling, het is de effectieve thuis van zijn bewoners.
Gemeenten en OCMW’s kunnen het concept van levenslang wonen ondersteunen door het voorbeeld te geven met het eigen woningpatrimonium. Verder kunnen ze de socialehuisvestingsmaatschappijen sensibiliseren om het concept van levenslang bouwen te integreren in hun nieuwe projecten.
26
Oudere eigenaars-bewoners met een beperkt inkomen beschikken niet over de middelen om de kwaliteit van de woning op peil te brengen en/of te houden, of de woning aan te passen aan hun afnemende fysieke mogelijkheden. Veel van de woningen van slechte kwaliteit of met gebrekkig comfort worden daardoor bewoond door bejaarden. De gemeente kan door een aanpassingspremie een financiële stimulans geven aan eigenaarsbewoners. Bij senioren met voldoende middelen zien we de tendens dat ze hun woning in de rand van de gemeente verkopen en een (vaak luxueus) appartement in de stads- of dorpskern kopen. Zo voldoen ze aan de behoefte aan een kleinere woonst in de nabijheid van winkels en andere voorzieningen. Op termijn kan dit leiden tot een veroudering van de bewoning in de stads- of dorpskern. Het lokale bestuur kan op diverse manieren omgaan met deze tendens. Het kan hem ontmoedigen door bijvoorbeeld te investeren in voldoende mobiliteit, nabijheid van diensten en voorzieningen in de rand van de gemeente. Maar het kan hem ook aanmoedigen door in de kern in voldoende kleine appartementen te voorzien die verhuurd of verkocht kunnen worden aan senioren die van hun woning in de rand af willen. De oorspronkelijke, grotere woningen in de rand van de gemeente zijn wellicht interessante koopwoningen voor jongere gezinnen of kunnen door de lokale besturen zelf gehuurd worden en doorverhuurd aan gezinnen met kinderen.
de huurmarkt. Als er niet voldoende sociale huurwoningen zijn, kan het OCMW een huurtoelage bieden aan ouderen met een beperkt inkomen, zodat zij in staat zijn om op de particuliere huurmarkt een degelijke woning te huren. Ten slotte kunnen de lokale besturen alternatieve woonvormen voor ouderen ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn kangoeroewonen, Abbeyfieldhuizen of aanleunwoningen.
Tip - Het Platform Wonen voor Ouderen
stelde in samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap een Ontwerpgids Levenslang wonen samen. Die levert zeer concrete criteria en ideeën voor ontwerpers die een levenslange woning willen creëren. De Ontwerpgids staat op www. pwo.be. Etterbeek - In Etterbeek werden enkele
vervallen panden gerenoveerd tot een Abbeyfieldhuis bestaande uit tien flatjes van 45 m². Initiatiefnemer is de vzw Abbeyfield Belgium (www.abbeyfield. be). De renovatie werd medegefinancierd door de Koning Boudewijnstichting en de socialehuisvestingsmaatschappij. Het concept van Abbeyfieldhuizen is overgewaaid vanuit Engeland. Abbeyfield is een vorm van gemeenschapswonen waarbij de bewoners hun eigen flatje hebben maar het huishouden gezamenlijk organiseren. Taken als koken, voor de tuin zorgen, schoonmaken worden onderling verdeeld.
Voor huurders ligt de zaak complexer. Daar moeten lokale besturen vooral zorgen voor voldoende aangepaste sociale huurwoningen. Net zoals voor andere bevolkingscategorieën is dit de enige manier om betaalbare en degelijke huisvesting ter beschikking te stellen van mensen die aangewezen zijn op 27
Een aangepaste woonomgeving
hebben ze invloed op de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van senioren. De komst van nieuwe bewoners bijvoorbeeld met een andere leefstijl, de verloedering van openbare ruimte of verruwing van de omgangsvormen kunnen ertoe leiden dat bewoners zich niet meer thuis of veilig voelen in hun eigen wijk. Gemeenten en OCMW’s moeten signalen die daarop wijzen, serieus nemen en bewoners betrekken bij de oplossing van zulke problemen.
Zelfs als er ziekte of fysieke problemen opduiken, kunnen senioren dikwijls thuis blijven als ze hun woning kunnen aanpassen en ondersteuning krijgen van thuisdiensten en mantelzorgers. Want zelfredzaamheid van ouderen thuis hangt nauw samen met het bestaan van familiale en sociale netwerken. Niet zelden hebben senioren het moeilijk met verlies van een partner, vrienden en kennissen: isolement en vereenzaming komen dan om de hoek kijken. Oudere mensen zijn minder mobiel dan jongere mensen. Zij kunnen zich minder gemakkelijk verplaatsen om boodschappen te doen, maar zijn ook voor hun sociale contacten vooral aangewezen op de directe omgeving, zeker als de kinderen veraf wonen.
Op het niveau van buurt/wijk en buurtondersteunende voorzieningen liggen verschillende mogelijkheden voor lokale besturen open. Het lokale bestuur kan: - wijkcentra of dienstencentra openen van waaruit activiteiten worden georganiseerd en zorg kan worden aangeboden; - een sociaal restaurant in de buurt openen; - bij de planning van bejaardenwoningen rekening houden met de aanwezige of te verwachten omgevingsfactoren.
Een woonomgeving die rekening houdt met ouderen is dan ook zodanig ingericht dat: - individuele voorzieningen voor de dagelijkse behoeften betreffende levensonderhoud (apotheker, bakker, kruidenier, slager, dokter) aanwezig zijn, ofwel fysiek, ofwel via een boodschappendienst; - sociale contacten en activiteiten worden aangemoedigd en/of georganiseerd (ontmoetingsruimten, ontspanningsgelegenheden); - er gemakkelijk gebruik gemaakt kan worden van het openbaar vervoer (nabijheid van bushalte).
Mensen willen zich graag thuis en veilig voelen in hun leefomgeving. Daarbij komen verschillende aspecten kijken. Een eerste is zeker de sociale cohesie of de manier waarop mensen met elkaar omgaan in hun wijk of buurt. Trekken mensen zich iets van elkaar aan, ondernemen ze gezamenlijke activiteiten, springen ze voor elkaar in de bres en zijn ze bereid problemen samen op te lossen? Lokale overheden kunnen daarin een belangrijke rol opnemen: uitkijken naar nieuwe partners, detecteren waar er verbindingen nodig zijn, samenwerking tot stand brengen. Waar nodig organiseert het lokale bestuur een aanvullend zorg- of activiteitenaanbod.
Belangrijk voor senioren is dus de leefbaarheid van de woonomgeving, de mogelijkheid tot contact in de buurt en de aanwezigheid van bereikbare voorzieningen. Allemaal Tip - Een OCMW bezoekt de weduwe
Nogal wat lokale besturen hebben al wijkcentra en buurtwerkingen opgezet. Dit is zeker een belangrijke actie om bewoners een eigen
of weduwnaar naar aanleiding van het overlijden van de partner.
28
leefbare plek (terug) te geven en om iets te doen aan samenlevingsproblemen. Het komt er dan wel op aan te zorgen dat thuiswonende ouderen al die mogelijkheden en voorzieningen voor ondersteuning ook kennen.
nemen. Hij staat bijkomend in voor de persoonsverzorging. Aangevuld met een sterke mantelzorg, kan de dienst voor gezinszorg het verblijf thuis verlengen en aangenaam houden. Ook andere vormen van hulpverlening dragen daartoe bij. Met het personenalarmtoestel kan de oudere met een simpele druk op de knop signaleren wanneer er iets mis is. Een oppasdienst of een gezelschapsdienst kan soms in aanvulling op de gewone hulp de mantelzorger maar ook de oudere ondersteunen. Er zijn veel mogelijkheden om de oudere thuis te ondersteunen.
Ook de lokale dienstencentra zijn in opmars binnen het thuiszorglandschap. De laagdrempeligheid, het ruime aanbod aan hulpen dienstverlening, de vrijwilligerswerking en de ontwikkeling van sociale netwerken zijn grote troeven. De lokale dienstencentra bereiken een zeer heterogeen publiek. De pluralistische werking vanuit de lokale besturen maakt ze extra aantrekkelijk. In een samenleving waar vereenzaming van ouderen een schrijnend feit is, kan het lokale dienstencentrum een uitstekende preventieve taak vervullen. Het centrum kan natuurlijk ook opgenomen worden in buurt- of wijkhuizen.
Of het lokaal bestuur nu zelf betaalbare zorg aan huis organiseert of de bestaande thuiszorgvoorzieningen ondersteunt, belangrijk is dat er een voldoende ruim en toegankelijk zorgaanbod bestaat. Bovendien kan het lokale bestuur een aanspreekpunt of (buurt)loket voor vragen openen. Dat is een kolfje naar de hand van het lokale dienstencentrum. Dat kan niet alleen als aanspreekpunt voor zorg fungeren, maar tegelijk ook als ontmoetingsplaats voor ouderen. Maar een lokaal bestuur kan nog meer doen voor haar senioren. Het dagverzorgingscentrum kan de zorgbehoevenden thuis ophalen, zodat ze hun daguren aan reactiverende activiteiten kunnen besteden. Dat verlicht de taken van de mantelzorger aanzienlijk, zodat de thuiszorg langer kan blijven voortduren. Wanneer een mantelzorger zelf een tijd onbeschikbaar is, bijvoorbeeld wegens ziekte of vakantie, of wanneer een zorgbehoevende door revalidatie tijdelijk niet zelfstandig is, kan kortverblijf een oplossing bieden. Daarbij wordt de zorgbehoevende tijdelijk in een rusthuis opgenomen, maar gaat hij daarna opnieuw naar huis. Een meer definitief alternatief voor de thuissituatie zijn de serviceflats. Ze zijn aangepast
‘Verzorgd’ wonen Naarmate een mens ouder wordt, kampt hij frequenter met kwaaltjes en krijgt hij het moeilijker om zijn dagelijks leven helemaal zelfstandig te organiseren. Gradueel vermindert eerst de zelfredzaamheid voor de huishoudelijke taken, nadien de zelfzorg. Zo evolueert de hulpbehoevendheid naar zorgbehoevendheid. Dankzij een naadloze zorg kan het lokale bestuur de autonomie van de oudere in elke fase garanderen. De hulpverlening start gewoonlijk met de schoonmaakdienst of met de dienst warme maaltijden. De schoonmaakdienst zorgt ervoor dat de oudere in een aangename nette omgeving kan blijven wonen. De dienst voor warme maaltijden brengt dagelijks een gevarieerde maaltijd aan huis, zoveel mogelijk afgestemd op de behoeften van de oudere. Stijgt de zorgbehoevendheid, dan kan de dienst voor gezinszorg deze zorgtaken over-
29
aan de behoeften van ouderen, maar houden hen zelfstandig, eventueel met ondersteuning van de thuiszorg. Soms is het aangewezen de oudere definitief in een voorziening op te vangen. Voor hem wordt de residentiële ouderenvoorziening dan een thuis. Het OCMW kan zelf een
residentiële ouderenvoorziening beheren of het beheer van een rusthuis overlaten aan een vzw of niet-openbare rechtspersoon. Ook hier geldt dat het lokale bestuur ervoor garant moet staan dat het aanbod ruim genoeg is en dat de ouderen vrij kunnen kiezen.
30
Goede praktijk
Dorpshuis in Boekhoute: samen eten en samen leven In het dorpshuis van Boekhoute kunnen sinds 1 juli 2003 alle inwoners elkaar ontmoeten, zich ontspannen, deelnemen aan vormingsactiviteiten. Het is de plaats waar ze communiceren met het gemeentebestuur en andere instanties, onder meer via zitdagen. Speciale aandacht gaat naar de oudere inwoners en het doorbreken van hun sociaal isolement. In 2001 organiseerden RISO Oost-Vlaanderen/Steunpunt Opbouwwerk Meetjesland en VIBOSO in vijf Meetjeslandse dorpen een enquête naar de leefbaarheid in plattelandskernen. In Boekhoute was er vraag naar meer sociale samenhang, naar meer en betere communicatie met de lokale overheid en naar enkele voorzieningen. Een tweede enquête in 2002 bracht een groot draagvlak voor de oprichting van een dorpshuis aan het licht. De sociale cohesie is duidelijk versterkt: het dorpshuis heeft meer dan 300 bezoekers per maand, het aantal deelnemers aan de activiteiten en cursussen is groot. De samenwerking met de lokale verenigingen en de gemeentelijke diensten loopt steeds beter.
Contact Sofie Van Moortel, verantwoordelijke Dorpshuis Boekhoute,
[email protected], T 09-228 60 16 Geeraerd De Pauw, secretaris OCMW Assenede,
[email protected], T 09-341 72 72 Luc Joos, coördinator Steunpunt Opbouwwerk Meetjesland,
[email protected], T 09-376 71 00
31
Bouwsteen 6 – Senioren en veiligheid
a. De kansen op slachtofferschap verminderen
Objectieve en preventieve informatie geven – zonder daarbij het onveiligheidsgevoel nog te versterken – blijft belangrijk. Maar er zijn ook gemeenten die preventieve maatregelen, zoals de aanschaf van een noodoproepsysteem of goede deurbeveiliging, betoelagen. Ook gericht politietoezicht beperkt de mogelijkheden om een misdrijf te plegen en verhoogt zeker het veiligheidgevoel van de bevolking.
Subjectieve onveiligheid Vandaag de dag leeft de idee dat bejaarden zich moeten emanciperen, ze moeten actief en sportief zijn. Maar veel bejaarden voelen zich geïsoleerd, afhankelijk en onveilig. Er is minder familiale samenhang en meer anonimiteit: de meeste mensen kennen hun buren nauwelijks nog. De samenleving wordt complexer en technischer. Door al deze factoren hebben veel senioren last van een groeiend subjectief onveiligheidsgevoel. Daardoor kunnen ze niet naar behoren functioneren. We kennen de uitspraken allemaal: ‘Na vijf uur durf ik mijn huis niet meer uit.’ Of: ‘Naar de stad? Dat durf ik niet meer.’
b. Het sociale isolement doorbreken
Een bejaarde die zich niet geïsoleerd voelt, zal zich beter en veiliger voelen. Vrijwilligerswerk en buurtnetwerken kunnen daarbij helpen. Activiteiten vanuit dienstencentra versterken sociale netwerken. Het lokale bestuur kan ook de dienstverlening uitbreiden of toegankelijk maken.
Hoe kan een bestuur die onveiligheidsgevoelens keren?
c. Een veilige en aangename woon- en leefomgeving
Ruimtelijke kenmerken, maar ook de mate van verval van de buurt bepalen het veiligheidsgevoel. Druk verkeer, vervuiling, veel zichtbaar vandalisme, parkeeroverlast, ze tasten allemaal het veiligheidsgevoel aan. Dit zijn allemaal elementen waaraan de gemeente veel kan doen. Uit onderzoek blijkt dat de meeste ouderen vinden dat er te weinig politie en politiecontrole is, wanneer zij zich buitenshuis begeven. Ook dat versterkt hun gevoel van onveiligheid.
Politiezone Sint-Truiden, Nieuwerkerken en Gingelom - In deze gemeenten besloot de
lokale overheid in overleg met politie en brandweer iets te doen aan het onveiligheidsgevoel bij senioren. Ze stelde samen met de VUB een brochure op. Uitgangspunten van de brochure en van de bijbehorende sensibilisatiecampagne waren: er bestaat een onveiligheidsgevoel bij een belangrijk deel van de senioren; we moeten daar iets aan doen via open communicatie; er komt een geïntegreerd aanbod waarbij alle dienstverleners op het vlak van veiligheid van meet af betrokken zijn; de senioren kunnen zelf bijdragen aan subjectieve en objectieve veiligheid.
Objectieve onveiligheid Oudere mensen zijn niet vaker dan gemiddeld slachtoffer van misdrijven, maar ze blijken wel vaker slachtoffer te worden van ongevallen. Die gebeuren vooral in de huise-
32
lijke sfeer of in het verkeer (te voet, met de fiets, maar ook met de auto). De gemeente kan zeker wat betreft veiligheid in huis in preventie en dienstverlening investeren. In het verkeer vinden de ouderen vooral de hindernissen op straat onveilig. De angst om te vallen door slecht begaanbare stoepen en onveilige oversteekplaatsen is groot. Verder zijn te druk verkeer, slechte verlichting en signalisatie, het ontbreken van stoepen en fietspaden de oorzaak van het verkeersonveiligheidsgevoel.
Tip - Ouderen zijn angstig om een
groepje jongeren te passeren omdat ze vrezen aangevallen, beroofd, beschimpt te worden. Ze kunnen advies krijgen over hoe ze hiermee moeten omgaan. De groepjes rondhangende personen kunnen ook opgeroepen worden om iets aan dat imago te doen. Dit bewijst ook het recente fenomeen van rondhangouderen in Nederland, waar de rollen omgekeerd blijken! Merk op: rondhanggedrag is het resultaat van verveling en identificatie als groep verveelden. Zele - Rookmelders slaan onmiddel-
lijk alarm als er iets niet in orde is. Zo kunnen mensen de hulpdiensten sneller waarschuwen. In het Verenigd Koninkrijk is al sinds 1992 in nieuwe woningen ten minste één rookmelder per verdieping verplicht. Het aantal doden als gevolg van brand is gedurende die periode afgenomen met 40 procent. De gemeente Zele wil zoveel mogelijk woningen met rookmelders uitrusten en begon die eind september aan vooral oudere mensen te bezorgen. Ze krijgen ook hulp bij de plaatsing. De gepensioneerdenverenigingen brachten hun leden op de hoogte.
33
Bouwsteen 7: Armoede bij ouderen
gebaseerd op inkomen 2000) blijkt dat één op de vier Belgen ouder dan 65 jaar een inkomen heeft dat onder de armoedegrens ligt. (De armoedegrens ligt op 60 procent van het mediaan gestandaardiseerd maandelijks beschikbaar inkomen. Voor onderzoek uitgevoerd in 2001 gebaseerd op inkomen van 2000 betekent dit dat de armoedegrens voor een alleenstaande volwassene ligt op 9295 euro per jaar, voor een koppel op 13.943 euro per jaar). Daarmee scoren ze hoger dan het bevolkingsgemiddelde dat op 13 procent ligt. Binnen de groep van 65-plussers lopen vrouwen en alleenstaanden het hoogste risico om in de armoede terecht te komen. 26 procent van de vrouwen boven de 65 en 27 procent van de alleenstaande 65-plussers leeft in armoede. Vrouwen hebben dikwijls minder pensioenrechten opgebouwd dan mannen. Doordat ze nu actiever deelnemen aan de arbeidsmarkt, zal die tegenstelling in de toekomst wellicht vervagen. Voor 75-plussers is het armoederisico het hoogst.
Vanuit vermogen en rijkdom bekeken, is de groep ouderen even heterogeen als de rest van onze populatie. Aan het ene uiterste vinden we de ouderen die jarenlang goed hebben verdiend, een fikse spaarrekening opbouwden en/of een hoog pensioen hebben. Zij reizen of beoefenen een andere hobby, zorgen voor het nodige comfort in hun woning, nemen er eventueel een tweede woning bij in het zuiden van Europa. Met hun pensionering begint een nieuw, aangenaam leven. Aan het andere uiterste vinden we de ouderen die moeten leven van de bijstand, nauwelijks de huur kunnen betalen en regelmatig noodzakelijke uitgaven moeten uitstellen om niet in het rood te gaan. Overleven is een dagelijkse zorg, participatie aan het maatschappelijk leven is zeer miniem. Met hun pensionering bestendigt zich een tijd van armoede en vereenzaming of begint die. Armoede is in belangrijke mate een inkomensprobleem. Het aantal armen in de samenleving wordt gemeten door vast te stellen hoeveel burgers een inkomen hebben dat onder de armoedegrens ligt. Het is echter ook een uitsluitingsprobleem. Armoede wordt in de vakliteratuur vaak gedefinieerd als een net van sociale uitsluitingen op verschillende levensdomeinen. De arme kan op essentiële domeinen (zoals wonen, arbeid, culturele participatie, onderwijs) niet mee. Er ontstaat daardoor een kloof tussen de arme met zijn levenspatroon en de burgers die leven volgens de maatschappelijk aanvaarde patronen.
Gepensioneerden lopen een beduidend hoger risico dan werkende ouderen. 65-plussers die nog in loondienst of zelfstandig werken, hebben een hoger inkomen dan de mensen die het met een pensioen moeten stellen. Van de gepensioneerden heeft 21 procent een inkomen dat onder de armoedegrens ligt, bij loontrekkenden gaat het over 3 procent, bij zelfstandigen over 10 procent. Ten slotte stellen we vast dat ouderen een groter risico hebben op langdurige armoede. Vanaf het moment dat een 65-plusser in armoede terechtkomt, heeft hij/zij meer moeilijkheden dan andere bevolkingsgroepen om er weer uit te geraken. 18 procent van de 65-plussers met een inkomen onder de armoedegrens in 1999 had ook in minstens
Armoede als inkomensprobleem Een aanzienlijk aantal ouderen heeft onvoldoende inkomen. Uit onderzoek (European Community Household Panel - cijfers 2001,
34
twee van de drie voorgaande jaren problemen. Bij de totale bevolking bedraagt dit maar 8 procent. Dat komt doordat in onze samenleving armoede het meest voorkomt bij mensen die geen stabiel werk hebben (gehad).
ning moeten huren op de private huurmarkt, worden geregeld geconfronteerd met ernstige betaalproblemen. In een aantal gevallen leidt dat tot het ontstaan en alleszins de bestendiging van armoede. 65-plussers hebben wel het voordeel dat ze gemakkelijker toegang hebben tot sociale huisvesting. Zowel socialehuisvestingsmaatschappijen als OCMW’s hebben een patrimonium aangelegd dat gericht is op ouderen. Ouderen die geen eigenaar zijn en niet in een sociale huurwoning terecht kunnen, moeten op de private huurmarkt wel huurprijzen betalen die niet in verhouding staan tot hun inkomen. Vaak komen ze terecht huurwoningen van slechtere kwaliteit en rijst niet alleen een betaal- maar ook een kwaliteitsprobleem.
Armoede als uitsluitingsprobleem Armoede vertaalt zich niet alleen in centen. We zeiden het al: wanneer mensen niet ten volle kunnen participeren aan de samenleving, op essentiële levensdomeinen niet de standaard halen, is er eveneens sprake van armoede. Bij de 65-plussers manifesteren vormen van uitsluiting zich voornamelijk op niveau van de levensdomeinen ‘wonen’ en ‘sociaal-culturele participatie’. De gezondheidszorgen lijken voldoende toegankelijk te zijn.
Sociale integratie en participatie
De participatiegraad van senioren aan sociaal-cultureel werk is sterk verbonden met de leeftijd. Bij de groep van 65 tot 74 jaar nam 43 procent niet deel aan culturele activiteiten. Bij 75-plussers liep dit op tot 64 procent. Het feit dat de participatiegraad sterk afhankelijk is van de leeftijd doet vermoeden dat zowel culturele factoren – actieve deelname aan culturele activiteiten is een vrij recent verschijnsel in onze samenleving – als mobiliteit mee verantwoordelijk zijn.
Wonen
De meeste 65-plussers konden in het verleden een woning verwerven. Zij hebben hun lening afbetaald en hoeven bijgevolg niet meer maandelijks een aanzienlijk gedeelte van hun inkomen aan woonkosten te spenderen. Dit betekent echter niet dat ze geen kosten meer hebben. Onderhoud, comfortaanpassingen en aanpassingen aan de afnemende fysieke fitheid vergen investeringen. Ouderen die geen of maar een beperkte financiële reserve konden opbouwen, kunnen die niet op eigen krachten doen. Daardoor worden relatief veel Vlaamse woningen van slechte kwaliteit of met een gebrekkig comfort bewoond door bejaarde eigenaars. Voor het grootste gedeelte van de oudere eigenaars rijzen er echter geen ingrijpende woonproblemen.
De individualisering van onze samenleving heeft in ieder geval als gevolg dat ouderen een verhoogde kans hebben op vereenzaming. Uit peilingen blijkt dat voor veel hoogbejaarden die nog zelfstandig wonen eenzaamheid een groot probleem is. Bij rusthuisbewoners ligt dat veel lager. Vereenzaming maakt mensen depressief en brengt ook mee dat de omgeving behoeften en problemen minder gemakkelijk kan detecteren.
De hurende 65-plusser is er over de hele lijn slechter aan toe. Mensen die bij gebrek aan voldoende sociale huurwoningen een wo-
35
Toegang tot de gezondheidszorg Uit de gezondheidsenquête van 2001 bleek dat in bijna 10 procent van de Belgische huishoudens één of meer personen in 2000 gezondheidszorg had uitgesteld of geschrapt om financiële redenen. Bij oudere huishoudens lag dit percentage lager, ondanks het feit dat mag worden aangenomen dat zij meer gezondheidsproblemen hebben. Slechts 7 procent van de ouderen meldde uitstel of afstel om financiële redenen. Dat kan worden verklaard doordat ouderen met een klein pensioen extra tussenkomsten in zorgkosten genieten zoals verlaagd remgeld.
heid heeft al bijkomende maatregelen getroffen die kostendrukkend zijn en daardoor het besteedbare inkomen van ouderen verhogen. Gezondheidszorg en mobiliteit zijn daarvan voorbeelden. Die maatregelen zijn wel van toepassing op de hele groep van ouderen. In aanvulling daarop kunnen de lokale besturen een wezenlijke bijdrage leveren aan het voorkomen van zowel armoede als maatschappelijke uitsluiting door gerichte acties te ondernemen ten gunste van ouderen met een verhoogd armoederisico. Het lokale bestuur heeft als laagste bestuursechelon het voordeel dat het in de eigen gemeente de specifieke risicogroepen kan detecteren. Het moet dit wel organiseren, want ouderen die in armoede leven, dienen zich meestal niet spontaan aan. Op basis van zijn eigen vaststelling kan het lokale bestuur dan gericht maatregelen nemen. Het kan rechtstreekse individuele financiële steun geven of een voor iedereen toegankelijk aanbod van voorzieningen en diensten ontwikkelen.
Een lokaal beleid met aandacht voor armoede bij ouderen Uit de aangehaalde cijfers blijkt dat het grootste gedeelte van de 65-plussers rondkomt met zijn inkomen. Er zijn dus geen algemene overheidsmaatregelen nodig om de groep ouderen in haar globaliteit financieel te ondersteunen. Gerichte ondersteuning van ouderen met een verhoogd risico op (langdurige) armoede is echter wel noodzakelijk om te vermijden dat een kwart van de ouderen in armoede moet leven. Een lokaal bestuur heeft daartoe weinig instrumenten in handen. In België hebben we immers een federaal stelsel van minimumpensioenen, aangevuld met minimumuitkeringen voor ouderen die niet aan het bedrag van de Inkomensgarantie voor Ouderen komen. Deze federale inkomensgarantie volstaat echter niet om te vermijden dat ouderen met beperkte eigen middelen in de armoede terechtkomen. De meeste minimumpensioenen en de Inkomensgarantie voor Ouderen liggen namelijk onder de armoedegrens. Er is dan ook meer nodig om te vermijden dat ouderen met beperkte middelen in de armoede verzeild geraken. De federale over-
Ouderen met een minimuminkomen of -uitkering die geen eigendom bezitten, kan het lokale bestuur ondersteunen door de woonkosten te beperken. Het OCMW kan voor de private huurders onder hen nagaan of ze in aanmerking komen voor de Vlaamse huurtoelage. Als dat niet het geval is, kan het OCMW zelf een huurtoelage geven. OCMW en gemeente kunnen er ook voor zorgen dat er meer aangepaste sociale huurwoningen op het grondgebied van de gemeente komen, onder meer voor ouderen met een beperkt inkomen. De gemeente kan een premie ter beschikking stellen zodat ouderen met een beperkt inkomen die in hun eigen huis wonen, in staat zijn noodzakelijke comfortaanpassingen uit te voeren.
36
Wanneer de woning voor de oudere te groot wordt en die naar een kleinere woning wenst te verhuizen zonder zijn eigen woning te verkopen, kan het OCMW de woning van de oudere inhuren, de nodige werken uitvoeren en ze onderverhuren aan andere woonbehoeftigen. Zo wordt de kwaliteit van de woning op peil gebracht en gehouden en wordt de woonkost van de kleinere woning voor de oudere, die huurinkomsten ontvangt, beperkt.
Alveringem, Lo-Reninge, Poperinge en Vleteren - Door regelmatig buurtbezoek,
hulp in en om het huis, zorgen vrijwilligers van Nestor (Netwerk voor Steun aan Ouderen in Rurale gebieden) ervoor dat bejaarden op het platteland niet sociaal geïsoleerd geraken. Dilbeek - De seniorenraad werkte een
project uit om de specifieke noden te ontdekken van de liefst 1750 Dilbeekse 80-plussers en er vervolgens iets aan te doen. De actie is er bovendien op gericht de 80-plussers uit hun isolement te halen en een hulpnetwerk te ontwikkelen voor de hoogbejaarden uit Dilbeek. Medewerkers van de seniorenraad zullen alle 80-plussers thuis bezoeken.
De gemeente kan een actief cultuurbeleid voeren met een aangepast aanbod in de nabije omgeving van de oudere, bijvoorbeeld via dienstencentra of wijkcentra. Ten slotte kan de gemeente ook iets doen tegen het sociale isolement van ouderen die alleen wonen. Zo kan ze vrijwilligers inschakelen om een huisbezoek af te leggen bij ouderen die alleen wonen of die pas hun partner hebben verloren. Her en der gebeuren experimenten met telefoonkringen waarbij ouderen op vaste momenten worden opgebeld door vrijwilligers. Dit creëert een veiligheidsgevoel bij de betrokken ouderen.
37
Goede praktijk
Genk - Borstkankerscreening bij kansarme vrouwen Dat er een link is tussen slechte gezondheid en armoede is geweten. Klassieke preventiecampagnes slaan vaak niet aan bij mensen in een sociaal-economische achterstandssituatie. De preventieve gezondheidszorg blijft voor hen onbereikbaar. De Vlaamse overheid organiseert een sensibilisatiecampagne in verband met preventief borstkankeronderzoek voor vrouwen van vijftig tot zeventig jaar. Daar sloot het OCMW van Genk op aan door een methodiek te ontwikkelen om kansarmen te stimuleren tot deelname aan een screening. Er werd een beroep gedaan op de samenwerkingsrelatie tussen de hulpverlener en de cliënt. De cliënten werden individueel uitgenodigd voor een motivatiegesprek. Er was zowel aandacht voor de beleving als voor de praktische regelingen. Indien gewenst was er ondersteuning van een ervaringsdeskundige of een interculturele bemiddelaar. De borstkankercampagne kende een fraai resultaat: een derde van de bereikte vrouwen liet zich screenen. Een relatief kleine inspanning van de hulpverlener kan de ‘kansarme’ dus over de preventiedrempel helpen.
Contact Inge Kelchtermans, diensthoofd woon- en zorgbegeleiding,
[email protected] www.ocmwgenk.be
38
Bouwsteen 8: Mobiel en toch oud
Maasmechelen - Via het project Slimme
Mobiele Senioren trachtten een twintigtal senioren leeftijdsgenoten en dus potentiële gebruikers op het openbaar vervoer te zetten. Een groep hield een enquête bij 300 senioren over hun problemen met het openbaar vervoer. Een andere groep spitste zich toe op het gebruik van de bus. Pictogrammen of dienstregelingen zijn bijvoorbeeld niet altijd duidelijk leesbaar. Ook overstappen vormt soms een probleem. Het ‘Testde-bus-programma’ begeleidde tijdens de Week van Vervoering (september 2005) senioren die voor het eerst de bus gebruikten of daarbij obstakels ervoeren. Elke deelnemer kreeg een beknopte bushandleiding. Contact: MOBIEL21 vzw, T 016-31 77 08,
[email protected]
Mobiliteit is niet vanzelfsprekend Mobiel zijn is gezond, maar voor ouderen zeker niet vanzelfsprekend. Er zijn de fysieke problemen (‘de benen willen niet meer mee’) en de praktische belemmeringen (van ‘ik heb geen rijbewijs’ tot ‘de bushalte is te ver’). Voor gepensioneerden met een bescheiden pensioen is een eigen auto vaak zeer duur. Gratis openbaar vervoer is een deel van de oplossing, maar zou toch niet altijd de juiste mensen bereiken. Toch heeft iedereen het recht zo zelfstandig en goed mogelijk te leven. Een gemeentebestuur kan veel kleine maatregelen nemen en afspraken maken om het basiscomfort van beweeglijke senioren te vergroten. Bijna alle gemeentebesturen doen tegenwoordig wel iets om minder mobiele ouderen te ondersteunen.
Tip - De Vlaamse Stichting Verkeers-
kunde (VSV) organiseert samen met de federatie van de autorijscholen (FAB) mobiliteitscursussen voor 55-plussers. Gemeenten, seniorenraden en andere organisaties kunnen deze cursus aanbieden. Hij bestaat uit vier halve dagen waarbij alle elementen van het verkeer opgefrist worden. De cursus kost 20 euro per persoon en vindt plaats in de lokale rijschool. Contactpersoon voor geïnteresseerde gemeenten: Maya Versteele, T 015-44 65 58 of
[email protected]
Tip - Via de Minder Mobielen Centrale
(MMC) van Taxistop brengen vrijwilligers uit de buurt je met hun eigen wagen waar je zijn moet. Een jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage van zeven euro zorgt ervoor dat je verzekerd bent. Per kilometer betaal je ongeveer 27 cent. In veel gemeenten woont een verantwoordelijke die de MMC lokaal coördineert, of is de MMC verbonden aan het OCMW. Tip - Het OCMW of
de gemeente kan vervoer voor ouderen aanbieden: van en naar het dagcentrum, mensen ophalen om samen boodschappen te doen… Vaak zijn er speciale voorzieningen om rolstoelgebruikers mee te nemen. Het verschil met de MMC is dat de gebruikte voertuigen eigendom zijn van het lokale bestuur.
Eeklo - In 2004 reden de chauffeurs met
het busje van dienstencentrum Zonneheem meer dan 56.000 kilometer, goed voor 3310 ritten. Dat zijn 526 ritten meer dan in 2003. De stad Eeklo zet het
39
Een veilige omgeving
busje in voor verschillende doeleinden. Minder mobiele senioren kunnen er bijvoorbeeld een beroep op doen om naar hun wekelijkse kaartnamiddag gebracht te worden, om boodschappen te doen of om iemand te bezoeken. Maar de bus vervoert ook kinderen naar de buitenschoolse opvang. De busdienst draait grotendeels op vrijwillige chauffeurs, maar één chauffeur is vast in dienst. De grootste groep gebruikers van het project ‘Vervoer op maat’ zijn al iets oudere senioren (tussen zeventig en tachtig jaar) die vaak nog zelfstandig wonen.
Voor wie kortere afstanden aflegt en dit te voet of met de fiets wil doen, is de toegankelijkheid van de openbare ruimte doorslaggevend. Veilige wegen en stoepen hebben geen putten of losliggende tegels en zijn goed verlicht. Het verkeerslicht staat lang genoeg op groen om veilig over te kunnen steken en aan het zebrapad zijn er verlaagde stoepranden. Bankjes bieden de mogelijkheid om onderweg even uit te rusten. Fietspaden verbinden op een veilige manier verschillende gemeenten. De aanleg hiervan kan samengaan met de herwaardering van trage wegen als fiets- en wandelroutes. Ook wie het openbaar vervoer gebruikt, zal genieten van een omgeving die veilig is voor fietsers en voetgangers. Aandacht voor bijkomende aspecten zoals een schuilhokje, een duidelijke dienstregeling aan de bushalte en een veilige op- en afstapplaats kunnen de mogelijkheden om mobiel te zijn alleen maar verbeteren.
Tip - Het lokale bestuur kan taxicheques
verkopen op het gemeentehuis; zo kunnen de inwoners goedkoper met de taxi rijden. Tip - Er bestaan speciale tarieven voor
senioren die met het openbaar vervoer willen reizen.
40
Nuttige lectuur Ouderen en politiek. Een reader over ouderen en hun politieke participatie op diverse niveaus, over representatie en organisatie en over hun diverse waardepatronen. Uitgave van Steunpunt Gelijkekansenbeleid, www.steunpuntgelijkenkansenbeleid.be
41
Colofon Informatiecampagne gemeenteraadsverkiezingen
Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen en het begin van een nieuwe bestuursperiode startte de VVSG in 2005 een informatiecampagne voor lokale (kandidaat) mandatarissen uit gemeente en OCMW. Daarbij ligt de klemtoon op het aanreiken van bouwstenen en sterke praktijkvoorbeelden om mandatarissen te informeren en te inspireren. Welke uitdagingen komen de volgende jaren op de gemeenten af? De VVSG schuift zes thema’s op de voorgrond: vergrijzing, veiligheid, diversiteit, wonen, werk en burgerparticipatie. Bij de invulling van deze thema’s wou de VVSG over het muurtje van de verschillende beleidsectoren kijken. Hiervoor werden vijf projectgroepen opgezet met daarin stafmedewerkers uit verschillende teams. Deze tekst handelt over vergrijzing. Het denk- en schrijfwerk werd grotendeels verricht door de projectgroep vergrijzing en vitaal ouderenbeleid. Projectgroep vergrijzing en vitaal ouderenbeleid:
Lieselot Decalf, stafmedewerker afvalbeleid Anne Geens, medewerkster team internationaal Idriss Ibnou-Cheikh, stafmedewerker werkgelegenheid Jan Leroy, stafmedewerker gemeente- en OCMW-financiën Ann Lobijn, coördinator team welzijnsvoorzieningen en stafmedewerker kinderopvang Pedro Oosterlinck, stafmedewerker Cultuur Lokaal Lut Verbeeck, stafmedewerker sociale huisvesting Mark Vermaerke, diensthoofd Congres- en Vormingscentrum Eindredactie
Marleen Capelle en Leen Van Lindt Lay-out
Nicole Van Wichelen Coördinatie project gemeenteraadsverkiezingen
Leen Van Lindt ©VVSG - Maart 2006
42