Bouwstenen voor een regionale landbouwidentiteit Een (kleine) geschiedenis van de landbouw en enkele boerderijen in het Tielts Plateau (ca. 1800 tot nu)
Brecht Demasure Sarah Luyten
COLOFON Bouwstenen voor een regionale landbouwidentiteit. Een (kleine) geschiedenis van de landbouw en enkele boerderijen in het Tielts Plateau (ca. 1800 tot nu).
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van Inagro in het kader van het leaderproject ‘LANDTOER: Multifunctionele landbouwers verhogen het toeristischrecreatief aanbod in het Tielts Plateau. De regio Tielts Plateau omvat volgende gemeenten: Aarsele, Beernem, Dentergem, Egem, Hertsberge, Kanegem, Koolskamp, Markegem, Oedelem, Pittem, Ruddervoorde, Schuiferskapelle, Sint-Joris, Tielt, Waardamme, Wingene en Zwevezele. Via www.onthaalopdeboerderij.be promoot Inagro initiatieven die landbouw en platteland dichter bij de mensen brengen. Van recreatieve bezoekboerderijen over hoeveproducten tot landbouweducatie. Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure en Sarah Luyten onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) Leuven, 2014
Een digitale versie van dit rapport is beschikbaar op www.cagnet.be, www.hetvirtueleland.be en www.inagro.be. Voor meer informatie: Brecht Demasure, Centrum Agrarische Geschiedenis vzw Atrechtcollege, Naamsestraat 63 3000 Leuven E
[email protected] T 32 16 32 35 42
Katrien Grauwet, Inagro VZW Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem E
[email protected] T 051 27 32 29
Afbeelding voorblad: Enkele sfeerbeelden van het Tielts Plateau
(collectie CAG)
Inhoudstafel Inleiding ............................................................................................................... 5 1.
Landbouwevolutie in het Tielts Plateau: een synthese .................................... 7
1.1 Bodem en landschap ...................................................................................... 7 1.1.1 Bodem ...................................................................................................... 7 1.1.2 Landschap ................................................................................................. 7 1.2
Ontwikkeling van de landbouw tot ca. 1800 ....................................................... 9
1.3 Een traditionele landbouw tot 1880 ................................................................ 10 1.3.1 Een moeilijke periode ................................................................................ 10 1.3.2 Migratie en vlasnijverheid als overlevingsmiddel ............................................ 11 1.4 Landbouw in transitie (1880-1950) ................................................................ 12 1.4.1 Van graanteelt naar veeteelt en tuinbouw ..................................................... 12 1.4.2 De spectaculaire groei van de veestapel ....................................................... 13 1.4.3 Het belang van zuivelverwerking ................................................................. 14 1.4.4 Afzet op de lokale markten ......................................................................... 16 1.4.5 De impact van de oorlogen ......................................................................... 17 1.5
Landbouw als schakel in de voedselketen (1950-2010) ..................................... 19
1.5.1
De landbouw een halve eeuw in vogelvlucht ..................................................... 19 1.5.1.1 Specialisatie, intensifiëring en mechanisatie (1950-1980)...................... 19 1.5.1.2 Grenzen aan de groei (1980-2010) .................................................... 20 1.5.2 De voornaamste landbouwteelten ................................................................ 21 1.5.3 Veeteelt domineert het landbouwprofiel van de regio ..................................... 22 1.5.4 Agro-industrie en verwerkende nijverheid ..................................................... 25 1.5.5 Onderwijs en voorlichting ........................................................................... 26 1.6 De afnemende werkgelegenheid ..................................................................... 27 1.7 Het leven op de boerderij .............................................................................. 28 2.
Boerderijen en hun bewoners in de regio van het Tielts Plateau ............... 31
2.1 De Lindehoeve ............................................................................................. 31 2.1.1 Herkomst boerderijnaam ............................................................................ 31 2.1.2 Geschiedenis in vogelvlucht ........................................................................ 32 2.2 De Sparre ................................................................................................... 34 2.2.1 Herkomst boerderijnaam ........................................................................... 34 2.2.2 Geschiedenis in vogelvlucht........................................................................ 35 2.3 Landweg ..................................................................................................... 37 2.3.1 Herkomst boerderijnaam ........................................................................... 37 2.3.2 Geschiedenis in vogelvlucht........................................................................ 37 2.4 Meerberghoeve ............................................................................................ 39 2.4.1 Herkomst boerderijnaam ............................................................................ 39 2.4.2 Geschiedenis in vogelvlucht ........................................................................ 39 2.5 Serelly's ..................................................................................................... 41 2.5.1 Herkomst boerderijnaam ............................................................................ 42 2.5.2 Geschiedenis in vogelvlucht ........................................................................ 42 2.6
Schobbejaks Hoogte ..................................................................................... 44
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
3
2.6.1 Herkomst boerderijnaam ............................................................................ 44 2.6.2 Geschiedenis in vogelvlucht ........................................................................ 44 2.7 Sint-Maartenshove ....................................................................................... 46 2.7.1 Herkomst boerderijnaam ........................................................................... 46 2.7.2 Geschiedenis in vogelvlucht ....................................................................... 47 2.8 Zuivelhoeve ‘t Soetewey ............................................................................... 48 2.8.1 Herkomst boerderijnaam ............................................................................ 48 2.8.2 Geschiedenis in vogelvlucht ........................................................................ 48 2.9 Synthese van de landbouwevolutie in het noorden en zuiden van het Tielts Plateau .. 50 2.9.1 Het noorden van het Tielts Plateau .............................................................. 50 2.9.2 Het zuiden van het Tielts Plateau ................................................................. 51 3.
Conclusie: elementen voor een regio-identiteit ......................................... 53
4. 4.1 4.2 4.3
Bibliografie ............................................................................................... 54 Uitgegeven bronnen ..................................................................................... 54 Literatuur ................................................................................................... 54 Digitaal....................................................................................................... 62
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Bijlagen .................................................................................................... 63 Bodemkaart Tielts Plateau ............................................................................. 63 Cultuurareaal in de gemeenten van het Tielts Plateau in hectare (1910) ............... 64 Cultuurareaal in de gemeenten van het Tielts Plateau in hectare (1980-2010) ...... 70 Teeltpatronen per gemeente (2007) ............................................................... 73 Afbeeldingen ............................................................................................... 74
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
4
Inleiding Het voorliggende document behandelt de geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau, een afgebakende regio in het oosten van de provincie West-Vlaanderen. Het strekt zich uit over de gemeenten Beernem (Beernem, Oedelem en Sint-Joris), Oostkamp (Waardamme, Hertsberge en Ruddervoorde), Ruiselede, Wingene (Wingene en Zwevezele), Pittem (Pittem en Egem), Ardooie (Koolskamp), Tielt (Tielt, Schuiferskapelle, Kanegem en Aarsele) en Dentergem (Dentergem, Markegem), of 18 deelgemeenten in totaal. De regio overlapt voor een stuk met het Landschapspark Bulskampveld, één van de recreatieve bestemmingsgebieden van de provincie West-Vlaanderen.
Kaart 1: Afbakening van het Tielts Plateau Binnen de perimeter van het Tielts Plateau is nog heel wat landbouwactiviteit zichtbaar. 1 Een aantal boerderijen stellen hun deuren open voor het brede publiek. Om die bezoekboerderijen te informeren over de evolutie van de landbouw en het landschap én om hun boerderij in het verhaal te betrekken, maakte het Centrum Agrarische Geschiedenis op verzoek van Inagro een beknopt onderzoeksdocument op. Er wordt bekeken in welke mate de landbouwevolutie de streekidentiteit bepaalde. De verzamelde informatie wordt ter beschikking gesteld van de landbouwers en andere toeristisch-recreatieve actoren met als doel hen te professionaliseren in hun regionaal gastheerschap.
1
In 2013 voerde CAG een historisch onderzoek uit naar de landbouwevolutie in het Landschapspark Bulskampveld, dat voor een stuk gelijk loopt met het Tielts Plateau: Demasure, Evolutie van de landbouw in het Landschapspark Bulskampveld, 2013. Het document is integraal raadpleegbaar via: www.cagnet.be/files/Eindrapport_Bulskampveld_publiek.pdf.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
5
In dit rapport worden de voornaamste lijnen geschetst van de landbouwontwikkeling in de regio van het Tielts Plateau. Er zijn vier grote delen. In het eerste deel gaan we dieper in op de landbouwevolutie. In zeven hoofdstukken behandelen we achtereenvolgens bodem en landschap, de ontwikkeling van de landbouw tot ca. 1800, een traditionele landbouw tot 1880, een landbouw in transitie (1880-1950), landbouw als schakel in de voedselketen (1950-2010), de afnemende werkgelegenheid en het leven op de boerderij. In het tweede deel belichten we enkele boerderijen uit de regio. Delen één en twee leveren stof voor het bepalen van enkele bouwstenen voor een regionale landbouwidentiteit. In deel vier, de bibliografie, worden de voornaamste kennisbronnen opgelijst. Omwille van het korte tijdsbestek waarin de opdracht werd gemaakt (van mei 2014 tot juli 2014), was selectie en het stellen van prioriteiten noodzakelijk. Niet alle aspecten konden even grondig worden bestudeerd.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
6
1.
Landbouwevolutie in het Tielts Plateau: een synthese
1.1
Bodem en landschap
1.1.1
Bodem
Het Tielts Plateau strekt zich uit over twee landbouwstreken. In het zuiden van de regio is er de zandleemstreek, in het noorden ligt de zandstreek. De grens situeert zich ongeveer ten zuiden van Zwevezele, Wingene en Ruiselede. De zandleemstreek overlapt ten noorden van Tielt met de zandstreek. De overgang tussen de verschillende gebieden verloopt geleidelijk zodat strikte scheidingslijnen moeilijk af te bakenen zijn. Zie bijlage 1 voor de bodemkaart van het Tielts Plateau. Zandleemgronden lenen zich uitstekend tot de teelt van nagenoeg alle gewassen: graan, nijverheidsteelten, voedergewassen en fruit. De natste bodems zijn geschikt voor weiland. De onmiddellijke omgeving van Tielt (gedeelten van Pittem, Egem, Tielt, Aarsele en Kanegem) is een uitstekend landbouwgebied.2 Het licht-zandleemgebied (Koolskamp, Schuiferskapelle, Dentergem, delen van Egem, Tielt, Pittem en Ruiselede) is doorkruist met zandleemgrond. De bodems zijn er overwegend matig droog tot matig nat. De gronden zijn geschikt voor akkerland en voor tuinbouw. De extensieve groententeelt (wortelen, kolen, schorseneren, prei…) is goed vertegenwoordigd in deze subregio. Weiland komt er minder voor. Het lemig-zandgebied ten noorden van Tielt vormt de overgang tussen de zandstreek en de zandleemstreek. Het omvat een groot deel van de gemeenten Zwevezele, Wingene, Ruiselede en Ruddervoorde. Ook Oedelem heeft een dergelijke ondergrond. De bodems zijn er overwegend droge tot natte lemig-zandgronden. Akker- en weilanden zijn in mozaiëk verspreid. De lemig-zandgronden zijn geschikt voor weinig eisende teelten zoals rogge, haver, aardappelen en sommige groenvoeders, maar minder voor tarwe, gerst en nijverheidsgewassen. Ook groenten in openlucht gedijen er goed. De Loppemse zandstreek, die zich uitstrekt over onder meer Waardamme, Hertsberge, Beernem en Sint-Joris, wordt ook wel Kempisch Vlaanderen genoemd. 3 De bodem bestaat uit zand en is doorgaans van weinig vruchtbaar. Mits intensieve bemesting is de bodem geschikt voor landbouw. Toch zijn er in deze zone veel bossen terug te vinden. Op deze zandbodem kwam ook de heide het sterkst tot ontwikkeling.
1.1.2
Landschap
De bodemgesteldheid heeft zijn implicaties voor het landschap in de regio. Het noorden van het Tielts Plateau vormt een landschappelijk geheel. Op het grondgebied van Wingene, Beernem en Ruiselede situeert zich een complex van bossen, kleine stukken heide, kastelen, hoeven en velden. Het zijn restanten van het vroegere Bulskampveld dat zich uitstrekte over de gemeenten Beernem, Hertsberge, Wingene, Aalter en Sint-Joris. Het zuiden van de streek heeft een volledig ander landschap. Het reliëf is meer uitgesproken en levert vergezichten op de Leievallei. De Poelberg in Tielt is een belangrijk baken voor de omgeving. De evolutie van het landschap in één gemeente uit de regio tijdens de twintigste eeuw kan worden geïllustreerd aan de hand van een fotoreeks in de publicatie Recollecting Landscapes (2004). De foto’s tonen een agrarisch landschap in de buitenrand van de gemeente
2 3
Vanneste en Theys, Het arrondissement Tielt, 24-26. Vanneste, Theys en Zwaenepoel, Het arrondissement Brugge, 14.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
7
Ruiselede in 1904, 1980 en 2004.4 Op de foto van 1904 wordt de agrarische keten van productie tot verwerking getoond. De kleine percelen – die door de zandige ondergrond een intensieve bewerking vereisen – zijn geschikt voor de roggeteelt. De percelen kenden soms nog een verdere opdeling om bodemuitputting te vermijden. Naast het maaien en mijten toont de foto van 1904 de Knokmolen (1840). De landbouwproducten konden via de molen snel verwerkt worden. In Ruiselede waren er liefst dertien molens in de negentiende eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog bleef de primaire sector de streek domineren. De sector werd gedwongen om zich te herstructuren en zich te specialiseren. Het landbouwbedrijf heroriënteerde zich naar de varkenskweek. Het witte dak op de voorgrond van de foto van 1980 is een slachthuis. Industriële stallen verschenen in het landschap. Aan het begin van de éénentwintigste eeuw was het open landschap nagenoeg volledig verdwenen. De gebouwen breidden zich verder uit en hoge bomen sluiten de omgeving af. De evolutie van akkerbouw naar veeteelt in de regio wordt tevens geïllustreerd aan de hand van het Ruiseleedse Sint-Pietersveld. Op de foto van 1904 is een strook onvruchtbare zandgrond te zien met op de achtergrond loodrechte dreven. De inplanting van de brem is opvallend. De ontwikkeling van Ruiselede als een centrum van niet-grondgebonden veeteelt vertaalde zich landschappelijk in de aanleg van grotere percelen. Aanvankelijk waren ze bedoeld als weiland, daarna werden ze omgevormd tot akkerland voor voedergewassen. Op de foto van 1980 domineert Italiaans raaigras, een voedergewas met een hoog rendement. Het bracht twee keer meer op dan voederbieten of klaver. Bij het telen van voedergewassen werd na de Tweede Wereldoorlog steeds vaker voor maïs gekozen. Op de foto uit 2004 is een vers geëgde akker te zien, klaar voor de maïsteelt. Op de foto’s van 1980 en 2004 is het drevenpatroon nog intact, maar zijn de zomereiken vervangen door beuken. 1904
1980
2004
Afbeelding 1: Fotoreeks Recollecting Landscapes (Ruiselede): Massart (1904), Charlier (1980) en Kempenaers (2004) met de foto’s van het Sint-Pietersveld onderaan. 4
Uyttenhove, Recollecting Landscapes, 92-93.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
8
Te onthouden:
1.2
Het Tielts Plateau heeft twee bodemtypes: zand in het noorden en zandleem in het zuiden; Zandleem is vruchtbaarder dan zandgrond; De bodem heeft invloed op het landschap: in het noorden meer bossen en heide dan in het zuiden; Rond de stad Tielt is er meer reliëf en verkaveling; Vanaf jaren 1970-1980: industrie en woningbouw bedreigt het landschap (later dan in andere Vlaamse regio’s). Ontwikkeling onder impuls van economische investeringsprogramma’s van de overheid.
Ontwikkeling van de landbouw tot ca. 1800
De regio van het Tielts Plateau kan worden opgedeeld in twee gebieden: enerzijds het (voormalige) Bulskampveld en anderzijds de streek rond de stad Tielt. Beide zones kenden voor 1800 een enigszins verschillende landbouwevolutie. Daarna is er meer convergentie. We gaan eerst kort in op de ontginningsgeschiedenis van het Bulskampveld, daarna belichten we de regio Tielt. Het Bulskampveld was één van de grootste heidegebieden of velden van Vlaanderen. Het veldgebied bestond grotendeels uit heidevegetatie: groene dwergstruikbegroeiing zonder of met weinig bomen en met doorgaans een goed ontwikkelde moslaag.5 Zonder menselijke tussenkomst evolueert een heide tot een volwaardig bos. In het Bulskampveld wisselden droge en natte delen elkaar af. Op de betere gronden waren graslanden te vinden. Door de bevolkingsgroei steeg de vraag naar landbouwgrond en hout. De eerste initiatieven om de heide te ontginnen werden genomen door graven, abdijen en monniken tijdens de twaalfde en dertiende eeuw. Tussen 1300 en 1750 vonden er weinig ontginningen plaats door oorlogen en ziekten. Integendeel zelfs, veel gronden werden aan hun lot overgelaten zodat de heide terug in omvang toenam. De regio was een veldgebied met vijvers voor vis – aangelegd door de monniken – omringd door bos en akkerland. Vanaf 1750 werd het Bulskampveld definitief ontgonnen. Het nieuwe Oostenrijkse bewind bracht vrede en rust en zorgde voor de een toenemende welvaart bij de bevolking zodat de vraag naar cultuurgrond steeg. De resterende woeste gronden werden omgezet in landbouwgrond of in bosgrond. Het landschap onderging een inversie: de oude oerbossen waren destijds omgezet in heide, nu werd de heide terug bebost met naaldbomen.6 De ontginningsgolf zorgde ervoor dat grootgrondbezitters en de industriële burgerij de financiële meerwaarde van het ontginnen of bebossen van veldgebieden zagen. Ze valoriseerden de ‘waardeloze’ grond door het optrekken van een rijkelijk buitenverblijf of het ombouwen van een boerderij tot een kasteel met residentieel karakter. Ten zuiden van Brugge zijn veel van dergelijke kastelen bewaard gebleven. Sommige boomkwekerijen in Beernem en omgeving ontstonden uit de groendomeinen van de kastelen. De zandlemige bodem in de omgeving van Tielt was beter geschikt voor landbouw. Van oudsher domineerde het agrarisch kleinbedrijf, uitgebaat in gezinsverband. Alle bedrijven waren gemengde bedrijven. Ze steunden op een ingenieus evenwicht tussen akkerbouw en veeteelt.7 De landbouwgrond moest vooral broodgranen – in de regio vooral rogge – en vanaf de achttiende eeuw ook aardappelen opleveren. Aanvullend was er ruimte voor hooiland en nijverheidsgewassen zoals vlas. De gemengde landbouw moest het evenwicht bewaren tussen de productie voor eigen gebruik en de afzet op de relatief gesloten (weinig 5 6 7
De Brabandere, ‘De ontginningsgeschiedenis van het Bulskampveld’, 16. Daels, ‘Landschapsontwikkeling in en rond het voormalige Bulskampveld’, 225. Segers en Van Molle, Leven van het land, 13-14.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
9
invloeden van buitenaf) lokale en regionale markten. Oorlogen, epidemieën en hongersnood verstoorden tot in de negentiende eeuw vaak de rurale samenleving, maar na de moeilijke periodes volgde steeds een herstel. Tot aan de achttiende eeuw zijn we relatief matig ingelicht over de ontwikkeling van de landbouw in de streek. Dankzij verbeteringen in de akkerbouw – met onder meer het verdwijnen van de braak – , een intensievere veeteelt met permanente stalling en de introductie van de aardappel nam het productievolume en de bodemproductiviteit toe in de landbouwsector. Het was een proces van vallen en opstaan. Veeziekten bleven bijvoorbeeld een groot probleem. In 1774 brak zo in Ruiselede en omgeving de ‘Coeyplaege’ uit. 8 De drie besmette dieren werden onmiddellijk afgeslacht en een schutkring werd rond het getroffen landbouwbedrijf aangelegd. Liefst 57 hoeves – die samen wel maar 181 koeien hadden – werden in quarantaine geplaatst. De ziekte breidde zich niet verder uit.
Te onthouden:
Landbouw in Tielts Plateau voor 1800 opgesplitst in twee zones: het voormalige Bulskampveld en zone rond stad Tielt; Bulskampveld: heidegebied; ontginningen vanaf 1100 door monniken; door ziekte en oorlogen viel dynamiek stil rond 1300; veldgebied met visvijvers; vanaf 1750 nieuwe ontginningen onder Oostenrijks bewind, toename landbouw- en bosgrond; Rond de stad Tielt: familiaal kleinbedrijf met akkerbouw en veeteelt, nadruk vooral op broodgranen (rogge). Hooiland en nijverheidsgewassen (vlas) ter aanvulling.
1.3
Een traditionele landbouw tot 1880
1.3.1
Een moeilijke periode
Tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw bereikte de Belgische landbouw haar limieten. De combinatie van aanhoudende bevolkingsgroei, extreme grondversnippering en hoge pachtprijzen vereiste een steeds hogere opbrengst en diversificatie van teelten en gewassen. Kleine boeren waren steeds meer verplicht om een aanvullend inkomen te vinden in niet-agrarische activiteiten zoals huisnijverheid. Veel keuterboeren in West- en OostVlaanderen hadden zich naar de rurale linnennijverheid gericht. Rond het midden van de negentiende eeuw leefde bijvoorbeeld de helft van de bevolking van Ruiselede van het spinnen van vlas en weven van linnen.9 Gedurende zes maanden per jaar werkten drieduizend inwoners van het dorp als spinner of spinster. De andere zes maanden werkten ze op het land. Door de opkomst van Engels mechanisch gesponnen en geweven linnen werden de marges echter steeds kleiner. Vanaf 1837 werd de crisis voelbaar in de regio. Het wankele evenwicht tussen bevolking en landbouwproductie raakte in de jaren 1840 volledig verstoord door verschillende misoogsten. In 1845 mislukte de aardappelteelt volledig, het jaar daarop faalde de roggeoogst. 10 De voedselprijzen op de markt verdubbelden. De inkomsten uit de linnennijverheid daalden verder. Meer produceren tegen nog lagere prijzen was eenvoudigweg onmogelijk. Door het falen van de aardappel- en graanoogst – die in een normaal jaar goed was voor 80% van het menu – brak in Vlaanderen een grote hongersnood uit. Een derde tot de helft van de Vlaamse bevolking was veroordeeld tot de bedelstaf. De verschillen tussen rijk en arm werden beduidend groter. De bevolking was bijzonder vatbaar voor epidemieën. Vanaf 1846 sloeg gedurende enkele jaren een moordende tyfus toe en in 1848-1849 woedde er een golf van cholera in de streek. De manke medische kennis en de uiterst gebrekkige hygiëne verbeterden de toestand er niet 8
Gelaude, ‘Coeyplaege te Ruiselede in 1774’, 63-67. Lemey en Gelaude, ‘Ruiselede en ’t vlas’, 125. 10 Segers en Van Molle, Leven van het land, 35. 9
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
10
op. De gemeenten van de regio Tielt leden het meest onder de crisis en zagen hun bevolking voor meer dan zestig jaar stagneren. Redenen daarvoor waren het ontbreken van goede verbindingswegen, een grote centrumstad en transportinfrastructuur.
1.3.2
Migratie en vlasnijverheid als overlevingsmiddel
Om aan de ellende te ontsnappen, trokken veel West-Vlamingen tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw naar Noord-Frankrijk waar ze werkten in de moderne textielindustrie. Een groot aantal landarbeiders (dagloners) trok eveneens naar Frankrijk waar ze als seizoenarbeider aan de slag gingen in de suikerfabrieken, cichoreiasten en steenbakkerijen. Het zaaien en rooien van bieten waren belangrijke landbouwactiviteiten in Frankrijk. Veel inwoners uit de regio gingen aan de slag als seizoenarbeider. Hoewel minder in aantal is het noorden van het Tielts Plateau bekend voor de migratie naar Amerika. Vanuit Doomkerke werd er veel geëmigreerd.11 Tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw zochten maar liefst 400 inwoners van het dorp een nieuw leven in de Verenigde Staten. De migratiebeweging bleef duren tot aan het begin van de twintigste eeuw. Volgens een nota zag Doomkerke in 1913 tien huisgezinnen met kinderen, een jong gezin en vierentwintig vrijgezellen vertrekken naar Amerika. In het dorp was er zelfs een reisagent aanwezig die de emigratie vurig promootte. Naast emigratie ontsnapten de bewoners van het Tielts Plateau aan de ellende door zich intensiever naar de vlasnijverheid te wenden. In plaats van vlas te spinnen en linnen te weven, richtten de landarbeiders zich tot de vlasteelt en de bewerking van het vlas.12 Ook in Beernem werd er vlas gezaaid en bewerkt. De vlasbewerking was gesitueerd op de hoeves zelf. Veel boerderijen hadden naderhand hun eigen rootput (betonnen put gevuld met water om de stengel van de vlasvezel los te weken).13 Toch gebruikte men bij voorkeur stromend water. Zo waren de oude wallen rond het nu nog bestaande Eeckhof (Beernem) bekend om de goede waterkwaliteit bij het roten. Ze werden continu bevloeid door de Biezemoerbeek. Het gereepte (ontzade) vlas werd bundel per bundel in het water gelegd en afgedekt met stro of gedroogd gras. Door het gewicht kwam het vlas volledig onder water te liggen. Het vlas bleef een achttal dagen in het water en verspreidde bij het uithalen een typische geur. De streek – en dan vooral Beernem – speelde een bijzondere rol in de industrialisatie van de vlasnijverheid. Constant Vansteenkiste, de pionier op het vlak van mechanisatie van de vlasnijverheid, gebruikte in Beernem voor het eerst een betonnen rootput. De warmwatermethode bereikte een uitstekend resultaat, in die mate zelfs dat het moeiteloos de vergelijking met het beroemde en kwaliteitsvolle Leievlas kon doorstaan. Na succesvolle proeven in 1901 werd de ‘Beernemse Vlasfabriek’ opgericht, bedoeld als proefroterij.14 Ridder Etienne de Vrière, burgemeester van Beernem en voorzitter van de Eigenaars- en Landbouwersbond en van de landbouwersvereniging van Brugge was mecenas van het project. Tijdens het interbellum (periode tussen beide wereldoorlogen) verdween de vlasbewerking in het Tielts Plateau stilaan als activiteit. Er was bij de boeren minder interesse en de concurrentie met het Kortrijkse was te groot. De vlasnijverheid in de Leiestreek nam tot de jaren 1950 de bovenhand.
11
Dauw, Emigratie naar Noord-Amerika, 18. Lemey en Gelaude, ‘Ruiselede en ’t vlas’, 126. 13 Strobbe, ‘Toen er nog vlas gezaaid werd te Beernem en omstreken’, 74. Zie hoeve Eeckhof: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/89041 14 Merlevede, Omwille van het vlas, 42-43. 12
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
11
Te onthouden:
Moeilijke periode eerste helft negentiende eeuw: linnencrisis; 1845-1847: mislukte graan- en aardappeloogst: hongersnood, epidemieën; Regio Tielt zwaarst getroffen van het land (de streek had zich uitsluitend naar deze sectoren gericht); Uitweg uit de crisis: migratie naar VS, seizoensarbeid Frankrijk, vlasnijverheid; Beernem tijdelijk centrum voor innovatie vlasnijverheid.
1.4
Landbouw in transitie (1880-1950)
1.4.1
Van graanteelt naar veeteelt en tuinbouw
Rond 1880 verzeilde de Belgische landbouw in een grote crisis. Die werd veroorzaakt door de massale import van goedkope Amerikaanse en Russische tarwe, de zogenaamde Agricultural Invasion. Door de grote percelen, de vroege landbouwmechanisatie en de introductie van stoomschepen leverde Amerika een veel goedkoper product af.15 De nettoimport van graan in België verzesvoudigde van 250.000 ton in 1875 tot 1.500.000 ton in 1910. Naarmate de invoer toenam, daalden hier de prijzen. De traditionele graanteelt kon daar niet tegen op. De landbouw moest zich noodgedwongen heroriënteren. Veel landarbeiders ruilden hun job op het platteland in voor betaald werk in de fabriek. De industriële revolutie, die ontstaan was tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw, draaide op volle toeren. Door de groeiende welvaart en de betere transportinfrastructuur kreeg de boer grotere afzetmogelijkheden. De uitbouw van het spoor- en tramnet vanaf de jaren 1890 zorgde voor een betere ontsluiting van het platteland. In plaats van akkerbouw werden tuinbouw en vooral veeteelt de voornaamste landbouwsectoren. Rond het einde van de negentiende eeuw was veeteelt de belangrijkste sector. Tijdens het interbellum was de veeteelt twee tot vier keer zo belangrijk als de akkerbouw met een aandeel van ongeveer tweederde in de totale landbouwoutput (de waarde van de geproduceerde goederen).16 Door de toegenomen welvaart lag een stukje vlees in het bereik van steeds meer mensen. Het noorden van het Tielts Plateau werd bekend voor zijn bloeiende boomkwekerijen en bosbouwsector. Dat deze grondgebonden sector zich daar ontwikkelde, was niet toevallig.17 Vooreerst was de lichte, zanderige bodem uiterst geschikt voor het zaaien en kweken van allerlei boomsoorten. Door de zandige ondergrond kon het water vlot wegdraineren waardoor de velden bewerkbaar bleven tijdens de winter. Als tweede element was er de ligging dicht bij de zee. Het zachte zeeklimaat maakte dat vorst geen felle greep had op de naaldbomen en het gevoelige loofhout. De ondernemingen waren meestal familiebedrijven. Bekende families/bedrijven in de regio waren onder andere: Schepers (Wingene/Beernem), Van Hulle (Beernem), De Bel (Ruiselede) en Allaert (Wingene). Beernem stond in de jaren 1950 zelfs bekend als: “Beernem ist das Halstenbek Belgiens” (Halstenbek was het Duitse en Europese centrum van boomkwekerijen).18 Voor het zuiden van de regio is er geen dergelijk typische centrum bekend. In algemene termen nam de productiviteit van de landbouw gestaag toe. Een eerste reden voor de productiviteitsgroei was een toegenomen specialisatie. Regio’s schakelden vlugger over naar gewassen die beter bij hun bodemgesteldheid pasten. Een correcter gebruik van 15 16 17 18
Segers en Van Molle, Leven van het land, 50. Segers en Van Molle, Leven van het land, 51. Vlamynck, ‘Boomkwekerijen te Beernem’, 111. Demasure, Evolutie van de landbouw in het Landschapspark Bulskampveld, 21.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
12
stalmest deed de bodemproductiviteit toenemen. Dat veroorzaakte op zijn beurt een hoger rendement voor akkerbouwgewassen. Het gebruik van kunstmeststoffen nam een hoge vlucht. Een tweede element voor de toegenomen landbouwproductiviteit lag in de technische evolutie na de Eerste Wereldoorlog.19 Doeltreffende machines en nieuwe wetenschappelijke inzichten inzake bemesting, zaad- en veeveredeling en veevoeding leidden tot betere prestaties van de landbouweconomie. Landbouwonderwijs en –voorlichting geraakten langzaam ingeburgerd. Om sterker te staan, verenigden landbouwers zich in boerenbonden en landbouwverenigingen. De Belgische Boerenbond, opgericht in 1890, werd op korte tijd de grootste van het land en bood haar leden verschillende diensten aan. Ook in het Tielts Plateau verenigden land- en tuinbouwers zich. In Beernem werd in 1904 bijvoorbeeld de tuinbouwvereniging ‘Hofbouwkunde en Bijenteelt’ opgericht.20 Veel bestuursleden werkten als hovenier op één van de kastelen uit de regio. Op de maandelijkse vergaderingen werd er gesproken over problemen in verband met de groententeelt, de bloementeelt en de fruitteelt. De bestrijding van insecten was een veelbesproken onderwerp. Na de Tweede Wereldoorlog integreerde de organisatie zich in de lokale afdeling van het Werk van den Akker (nu De Volkstuin vzw). De landbouwsector vertoonde in de periode 1880-1950 geen uniform karakter. Ze bestond uit grote, rijke herenboeren en kleine, armoedige keuterboeren. Naast landbouwers met veel areaal in eigendom waren er veel boertjes die slechts een kleine lap grond bewerkten en soms geen vee hadden. Het aantal keuterboeren steeg tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. Hun hoofdinkomen haalden ze vooral uit industriële activiteiten. In 1959 was het kleinbedrijf van minder dan zes hectare dominant in Oedelem, Beernem, Sint-Joris, Hertsberge, Waardamme, Ruddervoorde, Zwevezele en Wingene. 21 De meerderheid waren pachtbedrijven.
1.4.2
De spectaculaire groei van de veestapel
De omvang van de Belgische veestapel nam vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw spectaculair toe. Vooral het aantal varkens groeide sterk aan. In 1910 waren er liefst drie keer meer varkens in België dan in 1880: 1.350.000 tegenover 450.000.22 De stijging zette zich voort tijdens de volgende decennia. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog waren er ongeveer twee miljoen varkens in het land. Zowat iedereen op het platteland kweekte een eigen varken. Het dier vetmesten was niet duur, terwijl de opbrengst aan vlees en vet behoorlijk hoog lag. Na de Tweede Wereldoorlog werd de varkensteelt in hoog tempo gecommercialiseerd. In de gemeenten van het Tielts Plateau kende de varkensteelt een spectaculaire ontwikkeling (tabel 1). In Wingene bijvoorbeeld steeg het aantal varkens van 5.750 in 1910 naar 8.983 in 1950 (stijging van 36%). De vele kleine landbouwoppervlakten in de regio stimuleerden de niet-grondgebonden veeteelt. Runderen en vooral dan koeien werden gekoesterd op de boerderij. Ze vertegenwoordigden een aanzienlijk kapitaal. Met melk kon immers kaas en boter geproduceerd worden. Bovendien leverden runderen mest die van belang was voor de vruchtbaarheid van akkers en weiden. Via een gerichte selectie werd aan rundveeverbetering gedaan. Men ging uit van de zogenaamde ‘dubbeldoelkoeien’: dieren die zowel veel vlees als veel melk leverden. Tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw bleef het aantal vrij stabiel in de gemeenten van de regio (zie tabel 1). Ook de kippenteelt en de productie van eieren kreeg vanaf het einde van de negentiende eeuw meer aandacht. Stilaan ontwikkelde er zich een gespecialiseerde pluimveesector.
19
Segers en Van Molle, Leven van het land, 52. Landuyt, ‘Hofbouwkunde en bijenteelt te Beernem’, 110-111. 21 Vanneste, Theys en Zwaenepoel, Het arrondissement Brugge, 154-155. Vanneste en Theys, Het arrondissement Tielt, 171. 22 Segers en Van Molle, Leven van het land, 64. 20
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
13
De schapenteelt daarentegen boette aan belang in vanaf het einde van de negentiende eeuw. Het verdwijnen van heidegebieden en woeste gronden in het noorden van het Tielts Plateau was de voornaamste reden. Hun plaats werd ingenomen door geiten. Tussen 1846 en 1895 was het aantal geiten in België gestegen van 110.060 naar 257.669, meer dan een verdubbeling. De geit werd de koe van de werkman genoemd. In 1897 startte Charles Vanhevel onder impuls van baron Frederick de Crombrugghe-de Picqendaele in Vladslo met een geitenbond.23 Het initiatief vond spoedig navolging in heel West-Vlaanderen. Geiten waren goedkoop, zowel in aankoop als in onderhoud. Ze leverden gemiddeld 800 liter melk per jaar en gaven daarmee ongeveer vijftien maal hun lichaamsgewicht in melk per jaar. De melk werd verwerkt door lokale melkerijen tot boter of kaas. Geitenbonden werden opgericht om de rasverbetering van geiten te stimuleren. De nieuw opgerichte geitenkweekbonden en geitenverzekeringen hadden ook succes in de streek. Elk lid van de geitenverzekering betaalde maandelijks een vast bedrag. Bij verlies van een dier werd de eigenaar gecompenseerd naargelang geslacht en gewicht. In 1905 was er in Beernem op initiatief van pastoor Claerebout en burgemeester de Vrière een geitenbond opgericht.24 Het doel van het syndicaat was expliciet om de sterfte van geiten tegen te gaan. Ook prijskampen kenden succes in de regio. In 1913 namen bijvoorbeeld 95 dieren deel aan een prijskamp in Oedelem. Geiten gedijden goed op de minder vruchtbare gronden rond het Bulskampveld. Elke dagloner uit de streek had tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw één of meer geiten lopen. 25 Na de Tweede Wereldoorlog nam het belang van geiten af. De boeren hadden zich tijdens en na de oorlog financieel weten te versterken waardoor er geen nood aan geiten meer was. Tabel 1: Evolutie van de veestapel in enkele gemeenten van het Tielts Plateau (1910-1950) 1910
1950
P
R
V
S+G
P
R
V
S+G
Beernem
162
2028
3719
729
257
2647
4350
321
Oedelem
250
3232
10.668
574
421
4676
7325
170
Sint-Joris
46
504
956
282
79
648
1174
136
Pittem
234
2367
2058
652
312
1808
1939
?
Egem
97
844
997
394
130
919
1385
?
Ruiselede
292
3390
4055
672
353
3074
4724
448
Wingene
263
3359
5750
1063
469
4839
8983
373
Legende: P = paarden, R = runderen, V = varkens, S = schapen, G = geiten Bron: Recensement général d’Agriculture, 1910. Algemene landbouwtelling, 1950. Data 1950 Pittem en Egem uit : Cloet, Landbouw in Pittem en Egem, 184.
1.4.3
Het belang van zuivelverwerking
Veeteelt en zuivelproductie werden veel rendabeler dan akkerbouw. Niet alleen het aantal melkkoeien nam toe, ook de gemiddelde melkgift steeg sterk. De gemiddelde jaaropbrengst per koe in België nam toe van 1900 liter in 1880 tot 2700 liter in 1910. 26 Ter vergelijking: in 2000 gaf een koe gemiddeld 5.500 liter melk per jaar. Enkele technische innovaties zorgden ervoor dat het ontromen van melk sneller en efficiënter verliep dan vroeger. De ontwikkeling 23
Matthijs, ‘De geitensyndicaten van Beernem en Oedelem’, 99. Matthijs, ‘De geitensyndicaten van Beernem en Oedelem’, 104. 25 Matthijs, ‘De geitensyndicaten van Beernem en Oedelem’, 107 en 115. Zie de treffende voorbeelden van Jules Traen en Octavie Taets. 26 Segers en Van Molle, Leven van het land, 68. 24
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
14
van de mechanische ontromer was een belangrijke stap voor de melkverwerking. De eerste Belgische stoommelkerij werd in 1883 in Gent opgericht. De regio van het Tielts Plateau was vooruitstrevend inzake zuivelproductie. In 1888 werd in Oostkamp immers de eerste samenwerkende melkerij van het land opgericht. Baron Leon Peers de Nieuwburgh nam hiervoor het initiatief. Bruggeling Peers had de moderne verwerking van melk leren kennen tijdens een reis naar Denemarken, waar men op het vlak van zuivelproductie verder stond.27 Op één van zijn kleine boerderijtjes nabij zijn kasteel in Oostkamp liet hij alles aanbrengen wat nodig was om een melkerij in te richten. Zijn eigen koeien en de koeien van zijn pachters waren de eerste leveranciers. Aanvankelijk was de coöperatie een handmelkerij, later een stoommelkerij.28 Op vier jaar tijd was het aantal leden bijna verdriedubbeld. De omzet ging maal vijf. Coöperatieve melkerijen kenden een snelle groei: in 1907 waren er liefst 544 in heel het land. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de zuivelsector grondig geherstructureerd (schaalvergroting). Niet alle boeren brachten hun melk meteen naar de coöperatieve melkerij. Nog tot aan de Eerste Wereldoorlog was het gebruik van de hondenkarn in trek in de regio.29 Een hondenkarn is een groot houten rad waarbij de drijfkracht geleverd werd door een hond. Door het lopen van de hond in het rad werd de melk gekarnd tot boter. In Doomkerke woonde trouwens een timmerman, Charles Dhuyvetter, die gekend was als maker van hondenkarnen. Tijdens de jaren 1914-1918 verboden de Duitsers het karnen op de boerderij, waarmee de hondenkarnen voorgoed verdwenen.
Afbeelding 2: Een hondenkarn in volle werking (lokatie onbekend) In 1900 werd in Oedelem de bekende private melkerij Sint-Marie opgericht door Henri Maes. Deze groeide uit tot een zuivelfabriek met zes verschillende vestigingen in West- en OostVlaanderen.30 De handmelkerij schakelde in 1905 over naar een stoominrichting. De 27
Matthijs, ‘Over melk en boter’, 36. Leplae, ‘Les oeuvres agricole d’Oostcamp’, 266-267. 29 Matthijs, ‘Over melk en boter’, 40-41. 30 Matthijs, ‘Over melk en boter’, 44. 28
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
15
melkveehouders uit de regio zagen in dat deze vorm van melkverwerking interessanter was dan de handmelkerij thuis en dat ze bovendien meer verdienden. Er werden betere en hogere prijsafspraken gemaakt. Tijdens de oorlog van 1914-1918 werd alle melk verplicht in de melkerijen afgeleverd. De melkerijen van Oedelem en Beernem leverden boter aan de ingekwartierde soldaten uit de omgeving. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de melkerijen uit de regio opnieuw onder controle van de overheid geplaatst. Na de oorlog startte de melkerij Sint-Marie haar expansie. Kleinere melkerijen werden overgenomen. Tijdens de jaren 1960 leverden drieduizend melkveehouders aan die zuivelfabrieken. De jaarlijkse melkaanvoer bedroeg meer dan 70 miljoen liter. Na het overlijden van bedrijfsleider Gaston Maes in 1978 en na de overname door de groep Comelco, sloot de Oedelemse melkerij de deuren. De Zuivelfabriek St-Isidoor startte als coöperatieve vereniging in 1948 te Wingene. Het succes van de kaasproductie leidde in 1962 tot de bouw van een ultramoderne kaasfabriek. In die periode was het een van de grootste kaasfabrieken in België. Ongeveer 1800 boeren leverden jaarlijks melk aan deze fabriek en dagelijks werd meer dan 100 000 liter verwerkt tot boter, kaas en melkpoeder.31 “Ik heb zo’n acht jaar in een zuivelfabriek te Wingene gewerkt. Zeven jaar was ik daar kaasmaker. We maakten onder meer een Gouda-kaassoort en Cheddarkaas.” Danny Scherrens – De Sparre (Wingene) Niet alle melkerijen waren succesvol. In Pittem werd in 1906 een melkerij opgericht onder de benaming Sint-Antonius.32 Een samenwerkende maatschappij van boeren werd samengesteld voor een termijn van 15 jaar. Die termijn werd echter niet verlengd en in 1922 werd de maatschappij ontbonden. Wellicht speelde de Eerste Wereldoorlog daar een rol in. De melkerij werd overgekocht door een andere coöperatieve maar bleef armlastig. Tijdens de crisisjaren 1930 stopten de activiteiten volledig.
1.4.4
Afzet op de lokale markten
Tot diep in de negentiende eeuw produceerden boerderijen – en zeker de kleine bedrijven – hoofdzakelijk voor eigen gebruik. Door de omschakeling van graanbouw naar veeteelt kreeg afzet een belangrijkere plaats. Landbouwers, meestal boerinnen, trokken ’s morgens te voet of met de hondenkar naar nabije en verder gelegen lokale of regionale markten om pluimvee, boter en eieren, groenten en fruit te verkopen.33 Runderen, varkens en hoevedieren werden verkocht op veemarkten. De landbouwers waren afhankelijk van de marktwerking en hadden weinig impact op de prijszetting. Door de matige bewaartechnieken moesten sommige producten snel worden verkocht. Reeds aan het einde van de negentiende eeuw namen producenten en groeperingen van landbouwers initiatieven om de afzetorganisatie te verbeteren. De Belgische Hoveniersbond organiseerde bijvoorbeeld vanaf de jaren 1920 de coöperatieve verkoop van boter, eieren, groenten en fruit. Tot aan de Tweede Wereldoorlog overheerste de klassieke vrije marktverkoop. Net als in andere plattelandsgebieden speelden markten in de Tieltse regio een voorname rol. Het zuiden van de streek richtte zich naar Tielt, terwijl het noorden zich oriënteerde naar Brugge. In de dorpen ontstonden diverse jaarmarkten. De eerste jaarmarkt van Oedelem dateerde van 1839. Reeds in 1866 beschikte Oedelem over een wekelijkse markt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de markt aan banden gelegd. In de jaren 1920 ijverden de lokale landbouwers voor de heroprichting van de wekelijkse markt. Producten zoals graan, boter, eieren en vlas werden er verhandeld. De nadruk kwam vooral op de verkoop van boter te liggen. Wekelijks op vrijdagvoormiddag kwamen een honderdtal landbouwers uit het
31 32 33
‘Wingene centrum van de Belgische Kaasindustrie’ in: Burgerwelzijn 1-9-1962. Cloet, Landbouw in Pittem en Egem, 127-128. Segers en Van Molle, Leven van het land, 77-78.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
16
omliggende de productie van hun melkveestapel aan de man brengen. 34 Het totale gewicht van de wekelijkse boteraanvoer bedroeg ongeveer 3.500 kg. De Oedelemse botermarkt was één van de grootste van het land. Na een opflakkering tijdens de jaren 1950 stierf de Oedelemse botermarkt een stille dood. “We verkochten boter en eieren op de markt van Kruishoutem, een groot plein. De verkopers controleerden de kwaliteit van de boter door met hun mes in de boter te snijden. Spatte er geen water uit, dan was het goede boter.” Daniel Peck- Serelly’s (Aarsele)
Afbeelding 3: De wekelijkse botermarkt te Oedelem (1956)
1.4.5
De impact van de oorlogen
De invloed van beide wereldoorlogen op de ontwikkelingen van de landbouw is niet altijd eenvoudig na te gaan. Het staat wel vast dat de bossen van het Bulskampveld aan een stevige ontbossing onderhevig waren. Het Duitse leger eiste immers heel wat hout op voor onder andere de constructie van loopgraven en barakken. Het Sint-Pietersveld te Ruiselede werd – door zijn grote open vlakte – gebruikt als vliegveld. De landbouwsector in heel de regio leed sterk onder de Duitse opeisingen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Paarden, vee, varkens, eieren, boter, pluimvee, wagens, boter en materiaal werden opgevorderd. Door de gebrekkige buitenlandse aanvoer en de manke binnenlandse productie stegen de voedselprijzen. Vooral vanaf de tweede helft van de oorlog liet de voedselproblematiek zich voelen in de streek. In veel gevallen gingen de arbeidersgezinnen slapen met knorrende magen. Doorgaans hadden de landbouwers tijdens de oorlog voldoende voedsel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de veestapel drastisch gedecimeerd door de massale opeisingen en het ontbreken van veevoeder. Bij de terugtrekking namen de Duitsers veel vee mee. De provincie West-Vlaanderen zag haar rundveestapel met liefst driekwart afnemen. De regio Tielt, die beschikte over een groot aantal runderen, was ernstig getroffen. Het herstel duurde lang, onder andere door de uitbraak van mond-en-klauwzeer en varkenspest. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de regio getroffen. Allerhande wetten en reglementen werden aan de landbouwers opgelegd met betrekking tot het zaaien van bepaalde gewassen, leveringen aan de bezetter en verplichte veeleveringen. Veel boeren teelden tabak tijdens de oorlog. Net zoals in elke gemeente werd ook in Pittem een
34
Matthijs, ‘Over melk en boter’, 50.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
17
controlecommissie opgericht.35 Het schatten van opbrengsten van graangewassen, aardappelen en peulvruchten was hun voornaamste activiteit. In de Tweede Wereldoorlog leed de bevolking veel minder honger dan tijdens de Groote Oorlog. De overheid vroeg veel inspanningen aan de landbouw – boeren waren verplicht een bepaald areaal graan te zaaien – om de voedselvoorziening te verzekeren. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog passeerden vele Duitse soldaten langs onze hoeve. De nabijgelegen hoeve gebruikten de Duitsers als rustplaats. Omdat het hier zo hoog was, was het een ideale verkenningsplaats. Ze namen op hun doortocht van alles mee, maar bleven nooit lang. Er zijn hier enkele Duitsers neergeschoten en soms waren er kleine gevechten.” Bert Neirinck - Struisvogelboerderij ‘schobbejaks Hoogte’ (Aarsele) “We wonen niet ver van het station. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond hier een locomotief voor lange tijd stil. Omdat de brug ontploft was, kon de trein niet verder. De Engelsen en Amerikanen dachten steevast dat het om een Duitse trein ging waardoor ze telkens hierop schoten. Toen ik klein was, haalde je hele dagen koperen hulzen, zoals patatten, uit de grond. Voor mijn ouders was er altijd voldoende eten. Ze werden wel sterk gecontroleerd en moesten veel afdragen. Familie uit Brussel kwam met de trein en de bus (treinstation niet bereikbaar) bij ons achter boter en tarwe. Toen werd er veel gesmokkeld. Ze waren heel spitsvondig in het verstoppen van eetwaar.” Daniel Peck – Serelly’s (Aarsele)
Te onthouden:
35
Eind negentiende eeuw: landbouwcrisis, opkomst industrie; Reactie: heroriëntering naar tuinbouw en veeteelt, oprichting ministerie Landbouw, landbouworganisaties (Boerenbond) met lokale afdelingen, aandacht voor onderwijs; Specialisatie: boomkwekerijen in noorden van de regio; Veel kleine boeren, enkele grote boeren; Sterke groei van de veeteelt: dankzij dubbeldoelkoeien zowel productie van melk en boter als vleesproductie belangrijk, bij landarbeiders stijgende aandacht voor geitenteelt; Tielts Plateau: pioniersrol wat betreft melkverwerking, eerste coöperatieve melkerij in Oostkamp, maar ook hondenkarnen op boerderij bleef populair, melkerij SintMarie (Oedelem) wordt belangrijke speler; Afzet op lokale markten, grote naam en faam van Oedelemse botermarkt; Grote impact van de wereldoorlogen op de landbouwsector: opeisingen van vee, hout en grondstoffen.
Cloet, Landbouw in Pittem en Egem, 163-165.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
18
1.5
Landbouw als schakel in de voedselketen (1950-2010)
1.5.1
De landbouw een halve eeuw in vogelvlucht
1.5.1.1
Specialisatie, intensifiëring en mechanisatie (1950-1980)
De landbouwsector en het platteland ondergingen na de Tweede Wereldoorlog een ware metamorfose. De ontwikkelingen in het Tielts Plateau volgden de algemene lijnen. Technologische innovaties (introductie van machines en klimaatresistende teelten), groeiende internationalisering (globalisering) en toegenomen overheidsingrijpen zorgden impliciet voor een versnelde afname van het aantal landbouwbedrijven en arbeidskrachten. Door wetenschappelijke en technologische vooruitgang namen veeteelt, tuin- en akkerbouwproductie fors toe. De oprichting van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in 1962 structureerde alles in een grotere (internationale) markteconomie. Het GLB was één van de kernopdrachten van de Europese Economische Gemeenschap, opgericht in 1957. De doelstellingen van het gemeenschappelijke landbouwbeleid waren: de productiviteit van de landbouw laten toenemen, de voedselvoorziening beheersen, de markt stabiliseren via het controleren van prijzen aan de verbruikers en het verzekeren van een redelijke levensstandaard van de landbouwbevolking.36 Voor bepaalde producten stelde Europa invoerheffingen in. Het Europese landbouwbeleid liet boeren toe om te investeren. Het aantal tractoren in België liep op van 15.000 in 1950 tot 107.000 in 1980. In dezelfde periode verviervoudigde het aantal melkmachines van 11.000 naar 44.000. Zowat alle landbouwsectoren kenden vanaf de jaren 1950 een aanzienlijke productiestijging. De veeteelt was verantwoordelijk voor ongeveer tweederde van de landbouwproductie. 37 De tuinbouwsector had de akkerbouw bijgehaald. De tuinbouwsector nam ongeveer een kwart van de Belgische landbouweconomie in. Het landbouwareaal kwam echter onder druk te staan, ook in het Tielts Plateau. Cultuurland werd onteigend voor de aanleg van woningen, bedrijventerreinen, verkeersinfrastructuur en openbare nutsvoorzieningen. Het beschikbare areaal daalde van 1,8 miljoen hectare in 1950 naar 1,4 miljoen hectare in 2000. De tewerkstelling in de primaire sector zakte van 540.000 personen in 1950 naar 75.000 in 2000. Ook in het teeltpatroon waren er wijzigingen. De regio Tielt vertoont veel overeenkomsten met het Vlaamse niveau. Het aandeel van de graan-, wortel- en knolgewassen in het totale cultuurareaal viel terug. De nijverheidsgewassen groeiden sterk dankzij een toename van de oppervlakte suikerbieten. De vraag naar suiker groeide vanuit de voedingsindustrie. Vooral maïs werd populair in de tweede helft van de twintigste eeuw. De maïsteelt groeide van 2.400 hectare in 1959 naar 170.000 hectare in 2000.38 De explosieve groei van de maïsteelt was te danken aan klimatologisch aangepaste soorten, de optimalisatie van zaai- en oogstmachines en vooral door de goede bewaarmogelijkheden als veevoeder. Maïs had trouwens de kwaliteit om een grote hoeveelheid meststoffen op te slorpen, wat een belangrijke troef was in gebieden met een intensieve runder- en varkensteelt. De Belgische landbouw bezat tot rond 1940 een gemengd karakter. Er bestond een evenwicht tussen akkerbouw en veeteelt, waarbij het vee instond voor de bemesting van de grond. Stilaan trad er specialisatie en concentratie op. Voor de rundveestapel was er keuze uit de productie van melk of vlees. Voor de varkens- en pluimveestapel zocht men naar een intensifiëring van de productie. De kweek van kippen en varkens werd losgekoppeld van het beschikbare landbouwoppervlak. Het niet-grondgebonden karakter maakte de varkensteelt uitstekend geschikt voor kleine bedrijven. Vooral in West-Vlaanderen groeide de stapel sterk aan. De uitbouw van de varkens- en pluimveeteelt ging hand in hand met de opkomst van mengvoederfabrikanten. 36 37 38
Ryckaert, ‘Recente geschiedenis van de landbouw’, 5. Segers en Van Molle, Leven van het land, 117. Segers en Van Molle, Leven van het land, 120.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
19
Na de Tweede Wereldoorlog startte de tuinbouwsector (groententeelt, sierteelt en fruitteelt) zijn opmars.39 Naargelang de teeltwijze gebeurde dit in openlucht of onder glas. Het leeuwendeel van de groenteproductie lag aanvankelijk in de driehoek Brussel-MechelenLeuven. Vanaf de jaren 1960 ontpopte Midden-West-Vlaanderen zich als centrum voor de groententeelt in openlucht. De aanwezigheid van het Provinciaal Centrum voor Land- en Tuinbouw, de ontwikkeling van de groenteverwerkende industrie en de oprichting van de REO-veiling (Roeselare) zorgden voor een grote stimulans. In de zuidelijke gemeenten van het Tielts Plateau nam de groentesector sterk toe. De regio Maldegem-Brugge evolueerde tot een centrum voor sierplanten en boomkwekerijen.
1.5.1.2
Grenzen aan de groei (1980-2010)
Europa wordt belangrijker Reeds op het einde van de jaren 1960 bleek dat de productie veel sneller steeg dan de interne vraag en de afzetmogelijkheden op de internationale markt. Om paal en perk te stellen aan de toenemende productie- en voedseloverschotten ontwikkelde de toenmalige Europees Commissaris voor Landbouw Sicco Mansholt een herstructureringsplan. 40 De landbouwondernemingen waren te klein, de boeren hanteerden een te intensieve productiewijze en ze volgden de marktontwikkelingen niet op de voet. Mansholt wilde een efficiënt markt- en prijzenbeleid uitwerken waarbij de productie aan de vraag werd gelijkgeschakeld. Dat ging onder meer gepaard met het onttrekken van cultuurareaal en het afvloeien of heroriënteren van landbouwers richting industrie en diensten. Het plan wekte veel verzet op bij de kleine boeren en landbouwersverenigingen. De hervormingen gingen afgezwakt door, maar werkten contraproductief: de boterbergen en melkplassen groeiden verder aan. Tijdens de jaren 1980 schakelde Europa over naar een restrictiever prijsbeleid: de prijsstijgingen moesten binnen de perken blijven. Productiequota en –drempels werden geïntroduceerd om vraag en aanbod in overeenstemming met elkaar te brengen. De zuivelsector kreeg bijvoorbeeld melkquota opgelegd.41 Bij een overproductie aan melk moest een heffing betaald worden. Ook de rundveestapel kreeg hervormingsmaatregelen voorgeschoteld. De Belgische veehouders evolueerden stilaan van melkvee naar vleesvee. De kleur van het rundvee wijzigde van rood en zwart naar wit-blauw. Milieu en duurzame landbouw De groei en industrialisering van de landbouwproductie zorgden voor toenemende milieuproblemen. De schaalvergroting en specialisering veroorzaakten specifieke hinder. De sterke ontwikkeling van de niet-grondgebonden veeteelt creëerde een overschot aan mest. Ook het gebruik van kunstmest steeg aanzienlijk.42 De aanwezigheid van nitraten, fosfaten en zware metalen verontreinigde het grond- en oppervlaktewater en tastte de bodemkwaliteit aan. In de jaren 1990 keurde Europa de nitraatrichtlijn goed wat het gebruik van dierlijke mest moest beperken. Termen als mestverwerking, mineralenbeheer en afzuiginstallaties werden gelanceerd. Tijdens de jaren 1990 werd de veeteelsector het slachtoffer van een aantal ziektes. De regio van het Tielts Plateau kreeg het ook erg te verduren. De verplichte vaccinatie tegen varkenspest en mond-en-klauwzeer was afgeschaft om producten te kunnen exporteren. Al gauw kreeg België te maken met een grote epidemie van varkenspest. In de jaren 1990 volgde de BSE-crisis (de ‘gekkekoeienziekte’) en de dioxine-crisis. Een epidemie van monden-klauwzeer veroorzaakte een massale slachting van vee. Door deze crisissen werd het
39 40 41 42
Segers en Van Molle, Leven van het land, 141. Segers en Van Molle, Leven van het land, 114. Ryckaert, ‘Recente geschiedenis van de landbouw’, 7. Segers en Van Molle, Leven van het land, 146.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
20
imago van de landbouw ernstig geschaad. Promotiecampagnes werden opgestart om het vertrouwen te herstellen. Onder druk van milieu- en natuurverenigingen en van consumenten kreeg de landbouw sinds de jaren 1980 meer oog voor de relatie landbouw – landschap en milieu. De landbouwverbreding won steeds meer veld. De interesse voor thuisverkoop en thuisverwerking, hoevetoerisme en landbouweducatie groeide. Duurzaamheid werd een kernbegrip in de moderne landbouw.
1.5.2
De voornaamste landbouwteelten
Het teeltplan van een Pittemse boerderij ter illustratie Op een boerderij werden er meestal meerdere gewassen geteeld. Het teeltplan van Gilbert Neirynck (1928) en Jeanette Patteeuw (1933) uit Pittem geeft inzicht in de landbouwevolutie voor de zandleemstreek.43 De voornaamste teelt die tot het einde van de jaren 1960 werd uitgezaaid, was het vlas. Vanaf 1953 gebeurde het zaaien machinaal. Cichorei was de tweede belangrijke teelt. In 1939 werd een oppervlakte van 3,65 ha met cichorei ingezaaid. Het rooien en wassen van de cichoreiwortels was geen sinecure en vergde veel mankracht. De cichoreiteelt verdween in de jaren 1960 en werd grotendeels vervangen door schorseneren. Op diverse plekken in de regio werden schorseneren geteeld. De mechanisatie van het rooien kende een snelle evolutie. Vanaf de jaren 1980 verdween de schorsenerenteelt grotendeels uit het teeltplan. Tijdens de jaren 1980 verbouwden Neirynck en Patteeuw vooral bleekselder (witte selder), koolrabi en augurken. Het grootste gedeelte hiervan was bestemd voor de verwerkende industrie. Graangewassen maakten steeds deel uit van het teeltplan van Neirynck en Patteeuw. Vooral gerst en tarwe werden gezaaid.44 Net zoals alle boerderijen uit de regio teelde het bedrijf ook aardappelen. Er was een spreiding tussen vroege en late aardappelen. Het rooien van de aardappelen kende een diepgaande evolutie van handenarbeid tot mechanisatie. Tot de jaren 1960-1970 werden ook veel suiker- en voederbieten geteeld. De koppen van de suikerbieten (met het loof) waren ideaal als dierenvoeder. De voederbieten werden expliciet geteeld als voeder voor de runderen. De bieten werden op termijn allemaal vervangen door maïs. De boerderij evolueerde naar een bedrijf waar de nadruk op veeteelt lag. In de jaren 1950 waren er een tiental melkkoeien en een twintigtal andere runderen op het bedrijf. De focus verschoof naar de teelt van dikbilmestvee. In de jaren 1990 telde het bedrijf een honderdtal runderen. Landbouwevolutie in de regio tijdens de jaren 1980-2010 Sinds 1941 werden jaarlijks op 15 mei landbouwtellingen georganiseerd. Deze waren een aanvulling en verdieping op de grote tienjaarlijkse landbouwtellingen. We gebruiken de 15 mei-tellingen van 1980 en 2010 om de evolutie van de landbouw in de Tieltse regio tijdens de laatste dertig jaar te belichten. De resultaten zijn terug te vinden in bijlage 3. Het betreft data van de fusiegemeenten Beernem, Oostkamp, Ruiselede, Wingene, Pittem, Ardooie, Tielt en Dentergem. De voornaamste tendens was de toename van het areaal akkerland ten nadele van het areaal blijvend grasland. Tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw was dat omgekeerd: toen was er een toename van het areaal grasland. In 1980 was ongeveer 45% van het beschikbare cultuurareaal van de beschouwde gemeenten ingenomen door bouwland. In 2010 was dat geëvolueerd naar 60 tot 65%. Voor de acht gemeenten steeg het areaal bouwland van 15.135,91 hectare in 1980 naar 17.139,40 hectare in 2010 (stijging van 12%). De grootste toename was in Beernem, Wingene, Pittem en Dentergem. Het 43 44
Cloet, Landbouw in Pittem en Egem, 263-271. Cloet, Landbouw in Pittem en Egem, 268.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
21
gezamelijke areaal grasland daalde van 14.223,83 hectare naar 9847,00 hectare (daling van 44%). Deze ontwikkelingen bevestigen het verhaal zoals dat hierboven werd geschetst. De maïsteelt was verantwoordelijk voor die ommezwaai. In elke gemeente van de regio ging de teelt van maïs zowel bestemd voor de korrel als voor voedergewas er sterk op vooruit. Het areaal ingenomen door maïskorrel steeg van 268,49 hectare in 1980 naar liefst 2941,10 hectare in 2010 (stijging van 91%). Het areaal voedermaïs nam eveneens sterk toe: van 2699,17
hectare naar 7113,04 hectare (stijging van 62%). De boom van de maïsteelt werd veroorzaakt door de ontwikkeling van een zeer intensieve niet-grondgebonden veeteelt op het grondgebied van het Tielts Plateau. De ontwikkeling van de maïsteelt had zijn gevolgen voor de andere graangewassen. In 1980 was de teelt van rogge en masteluin al sterk gedaald in vergelijking met de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw. Het belangrijkste graangewas in 1980 was gerst. Meer dan de helft van het areaal graangewassen werd door deze teelt ingenomen. In 2010 was er van rogge en gerst bijna helemaal geen sprake meer. Tarwe was na de maïskorrel het voornaamste graangewas. De groei van de tarweteelt was voornamelijk te wijten aan de introductie van nieuwe tarwevariëteiten. Die waren beter aangepast aan de bodem en het klimaat. Andere gewassen kenden eveneens een sterke groei tijdens de voorbije drie decennia van de twintigste eeuw. Zo steeg het areaal aardappelen in de beschouwde gemeenten van 2420,33 hectare (1980) naar 2999,13 hectare (2010). Het areaal groententeelt in openlucht verdubbelde: van 1358,14 hectare naar 2488,79 hectare. De toename van deze teelten was niet toevallig het grootst in Wingene, Ruiselede, Tielt, Ardooie en Pittem, de gemeenten die het dichtst bij Roeselare liggen.45 De diepvriesgroentebedrijven halen immers hun grondstoffen hoofdzakelijk uit een straal van 30 kilometer.
1.5.3 Veeteelt domineert het landbouwprofiel van de regio Midden-West-Vlaanderen werd vooral bekend door haar intensieve niet-grondgebonden veeteelt. Door het niet-grondgebonden karakter waren de varkens- en pluimveeteelt uitermate geschikt voor kleine bedrijven waarvan er in de regio veel waren. De intense veeteelt was sterk afhankelijk van aangekochte voeders zoals maïs- en maniokmeel. De groei van de Vlaamse mengvoederindustrie gaat hiermee samen (zie verder). Vooral de aangroei van het aantal varkens is spectaculair. Wingene bijvoorbeeld telde in 1950 zo’n 15.070 varkens (Wingene en Zwevezele samen). In 1980 was dat aantal gestegen tot liefst 150.481, of een vertienvoudiging. In 2010 waren er in Wingene 166.666 varkens. Ook in de andere gemeenten nam de varkensteelt sterk toe vanaf 1950. De aangroei van de varkensstapel in de periode 1980-2010 is beduidend minder groot dan in de periode 19501980. De focus verschoof van de varkensteelt naar de pluimveesector. Schaalvergroting en aangepaste voeders speelden hierin een rol. De cijfers van de laatste decennia zijn ronduit spectaculair. Beernem zag zijn pluimveebestand tussen 1980 en 2010 verviervoudigen. In Wingene verdubbelde de pluimveestapel. In 2010 waren er meer dan 1 miljoen leghennen en vleeskippen in de gemeente aanwezig. In Tielt ging het pluimveebestand maal drie. Het grote aantal stuks pluimvee in de regio was vooral te wijten aan de toename van het aantal vleeskippen. (zie tabel 2, pagina 24) Het aantal runderen nam minder sterk toe dan de varkensteelt, maar kende toch een verdrievoudiging in de periode 1950-1980. In het noorden van het Tielts Plateau is de rundveeteelt meer verspreid dan in de zuidelijke gemeenten. Van oudsher was de noordelijke regio meer naar de rundveeteelt en zuivelproductie gericht. De bedrijven waren er ook iets groter dan de bedrijven in het zuiden van de streek. Zo telde Beernem in 1980 bijvoorbeeld het meeste runderen van de beschouwde gemeenten. De varkens- en pluimveeteelt is er trouwens minder verspreid. Door de bedrijfsstructuur en de regionaal 45
Zie ook: B. Demasure, Diepvriesgroenten uit Midden-West-Vlaanderen, een succesverhaal, 2012, www.hetvirtueleland.be/exhibits/show/diepvriesgroenten/
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
22
gegroeide rassenselectie specialiseerden bedrijven zich in melk of in vlees. In de regio Beernem is de productie hoofdzakelijk naar melkvee gericht. Het aantal paarden daalde, terwijl het schapen- en geitenbestand stagneerde. Vanaf 1980 nam het aantal veeteeltbedrijven af, maar de omvang van de veestapel bleef min of meer stabiel. De schaalvergroting was duidelijk op de bedrijven aanwezig. Zo werden er in Wingene in 2010 vier keer minder bedrijven geregistreerd dan in 1980. De sector die het sterkst aan schaalvergroting onderhevig was, was de pluimveeteelt. In 1980 waren er gemiddeld 1612 stuks pluimvee op een gespecialiseerd bedrijf aanwezig, in 2010 was dat cijfer liefst verdertienvoudigd tot 21.193. “In een melkveebedrijf heb je geen seizoenarbeiders of gastarbeiders. Bij mij thuis waren we met zeven kinderen die allemaal meehielpen op de boerderij. Indien er extra hulp nodig was, dan kwam de familie meehelpen. Bij ons is dat nog steeds een familiegebeuren. Je hebt maar één of twee keer in een jaar iemand nodig.” Christa Kerkhove – Vakantiehoeve De Landweg (Tielt)
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
23
Tabel 2: Evolutie van de veestapel in de gemeenten van het Tielts Plateau (1980-2010) 1980
2010
Beernem
Oostkamp
Ruiselede
Wingene
Beernem
Oostkamp
Ruiselede
Wingene
206
241
91
285
148
103
96
206
Runderen
17.913
15.877
7.341
16.118
14.433
11.875
6.460
14.504
Varkens
58.281
106.040
66.851
150.481
67.207
54.707
79.281
166.666
Schapen
511
372
148
395
860
698
115
288
Pluimvee
29.249
245.172
90.676
518.032
119.945
131.606
240.672
1.042.463
Paard(achtig)en
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
Leghennen
26.454
207.793
25.167
283.122
14.612
11.045
97.243
860.933
Vleeskippen
2.489
37.042
65.422
233.890
103.965
119.396
141.405
181.500
Geiten
70
37
23
60
11
30
12
23
135.173
612.574
255.719
1.202.383
321.181
329.460
565.284
2.266.583
Pittem
Ardooie
Tielt
Dentergem
Pittem
Ardooie
Tielt
Dentergem
94
146
200
44
47
49
124
79
4.894
5.466
15.672
4.553
4.383
3.206
16.815
4.407
Varkens
73.512
91.890
110.125
34.011
131.150
108.203
163.182
48.709
Schapen
103
196
387
40
263
90
480
90
Pluimvee
92.075
204.293
209.644
64.168
189.204
156.781
621.855
32.961
TOTAAL Paard(achtig)en Runderen
Leghennen
71.244
175.560
142.313
44.101
178.855
113.273
217.864
13.458
Vleeskippen
17.650
28.700
60.975
15.040
7.000
43.500
360.180
19.500
Geiten TOTAAL
42
11
25
36
7
2
19
7
170.720
302.002
336.053
102.852
325.054
268.331
802.475
86.253
Bron: 15 mei-telling 1980 en 2010 (NIS/ADSEI, Landbouwstatistieken). De data slaan op de huidige gemeentegrenzen.
24
1.5.4
Agro-industrie en verwerkende nijverheid
De bedrijfsvoering in de landbouw had steeds meer nood aan externe inputs zoals veevoeders en kunstmest. Het boerenbedrijf werd tijdens de twintigste eeuw een veredelingsindustrie en integreerde zich in een keten van toeleverende en verwerkende bedrijven, het zogeheten agribusinesscomplex. De boerderij was niet langer een autonome productie-eenheid die kanten-klare producten afleverde aan de consument. Integendeel, het werd ingeschakeld als een onderdeel van de voedselketen. In de regio zijn talrijke schakels van de agro-economie te ontdekken. Door de groei van de veestapel vestigden zich ook enkele veevoederfabrikanten in de streek. De groei van de maïsteelt ging hier mee samen. Zo bouwde Gaston Depré in 1947 een veevoederfabriek langs het kanaal Brugge-Gent in Beernem.46 Het bedrijf was gegroeid uit een olieslagerij, vlashandel en graanhandel. In de jaren 1980 en 1990 nam het andere veevoederbedrijven over. Ook in Wingene werd er een veevoederfabriek opgericht: voeders Scherrens vestigde zich in 1975 langs de rand van de gemeente en specialiseerde zich in de productie van varkensvoeding. 47 In het zuiden van de regio werden ook voederbedrijven opgericht. De wisselwerking van de varkensteelt met de agro-industrie uitte zich ook in de aanwezigheid van diverse slachthuizen in de ruime regio. Er zijn onder andere slachthuizen in Brugge, Tielt, Torhout en Lichtervelde. Ook in Ruiselede is er een slachthuis: de NV De Coster.48 Het familiebedrijf ontwikkelde zich na de Tweede Wereldoorlog. Reeds in 1953 kende het bedrijf een grootschalige uitbreiding. De ligging van het bedrijf was echter niet gelukkig. Reukhinder en verkeersoverlast hinderden het dorpscentrum. Door de aanleg van een nieuwe toegangsweg verbeterde de situatie enigszins. Naast melkerijen (zie hoger) ontstonden in de regio – en dan vooral in het zuiden – diverse verwerkende nijverheden. De ommezwaai van akkerbouw naar tuinbouw tijdens het laatste kwart van de negentiende eeuw zorgde voor de oprichting van conservenfabrieken. In 1900 zag conservenfabriek La Flandre in Egem het licht.49 Door de komst van de fabriek steeg het areaal groenten spectaculair. De landbouwers richtten zich aanvankelijk naar de erwtenteelt. Andere conservenfabrieken waren St. Dorothea (1926-1975, Egem) en Dino Conserven (1967-1997, Pittem). Vanaf de jaren 1970 maakte de regio kennis met een nieuwe technologie: de diepvriesgroentenindustrie. Door een aantal factoren – komst REO-veiling (1942), oprichting POVLT (1956, nu Inagro) en Europese landbouwsubsidies – werd de nadruk op tuinbouw bestendigd. In Koolskamp vestigde zich diepvriesgroentenspecialist Unifrost. Ardooie werd bekend dankzij groentendiepvriesbedrijven Pinguïn en Ardo. Veel landbouwers uit het zuiden van de regio Tielt leveren aan de verwerkende industrie.………………………………………………………… “Ardooie is het centrum van Europa voor de diepvries. Hier wordt heel wat prei en bloemkool geteeld. Iemand die vandaag op deze plaats zou starten, start niet met een melkveebedrijf omdat de grond duur is door zijn vruchtbaarheid en de aanwezigheid van de diepvriesindustrie en de groenteveiling van Roeselare. Land dat akker kan zijn, ga je niet gebruiken voor vee. Hiervoor kan je beter naar de polders gaan. Als je hier echter al generaties woont, dan ga je niet verhuizen. In Koolskamp zijn er nog slechts een stuk of zes melkveebedrijven al dan niet in combinatie met een andere bedrijvigheid.” Hilde Van Huylenbrouck – Sint-Maartenshove (Ardooie)
46 47 48 49
www.depre.be/bedrijf/ www.scherrensvoeders.be/voeders/content.asp?Pag=5&pnav=;2; Vanbelleghem, ‘Van boerenstiel naar agro-economie’, 263. Cloet, Landbouw in Pittem en Egem, 104.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
25
1.5.5 Onderwijs en voorlichting De periode 1950-2010 kenmerkte zich door een toegenomen voorlichting, een betere kennisdoorstroming en een uitgebouwd land- en tuinbouwonderwijs. Landbouworganisaties zoals de Boerenbond speelden een belangrijke rol in het doorgeven van kennis door de uitgave van brochures en folders en het organiseren van vormingsmomenten. 50 Ook het ministerie van Landbouw en de provinciale landbouwdiensten lieten zich niet onbetuigd. Het land- en tuinbouwonderwijs werd grondig hervormd. Theoretisch-technische vakken werden gekoppeld aan de beroepspraktijk. De druk om het agrarisch onderwijs op organisatorisch, inhoudelijk en didactisch vlak te vernieuwen, werd vergroot door de innovaties en transformaties in de land- en tuinbouwsector. In 1960 werd in Oedelem een land- en tuinbouwinstituut opgericht, aanvankelijk als afdeling van de landbouwschool in Tielt. De gewezen huishoudschool van het dorp deed dienst als eerste schoolgebouw. Niet minder dan 31 leerlingen schreven zich voor het eerste leerjaar in.51 Om het project te financieren werd een bijzondere graanverkoop ingericht en kon men rekenen op een subsidie van de Boerenbond van 20.000 BEF. In 1962 verzelfstandigde de school en werd ze door het ministerie erkend als ‘Land- en Tuinbouwschool ’t Brugse Vrije’ van Oedelem. De landbouwschool zag het aantal leerlingen toenemen, zodat een nieuwe huisvesting noodzakelijk werd. In 1968 verhuisde de school naar een gerestaureerde hoeve. De school groeide verder, bouwde vleugels bij en verstrekte naderhand onderricht inzake land- en tuinbouw, agro- en biotechniek en natuurbeheer op het niveau van secundair technisch- en beroepsonderwijs, volwassenenonderwijs en naschoolse vorming. Aan het instituut zijn een plantentuin en een schoolboerderij verbonden. In 2010 vierde het zijn vijftigste verjaardag.
Afbeelding 4: Het Land- en Tuinbouwinstituut van Oedelem
50 51
Segers en Van Molle, Leven van het land, 160-161. Waerniers, ‘1960-2010: 50 jaar landbouwonderwijs in Oedelem’, 52.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
26
Te onthouden: De landbouw in regio Tielt is niet zo verschillend in vergelijking met het (West-)Vlaamse verhaal: belang van de uitbouw van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB); Specialisatie, mechanisatie en innovatie: groei van de veeteeltsector in de regio; Opmars van de tuinbouwsector vooral in het zuiden van het Tielts Plateau: REO-veiling, POVLT (Inagro), diepvriesgroentenbedrijven; Jaren 1980: grenzen aan de groei: productiequota, milieu, ziektes, duurzaamheid; Belangrijke teelten waren onder andere vlas (tot jaren 1950), tabak (tijdens WOII), cichorei (tot jaren 1960), schorseneren (tot jaren 1970), bieten (tot jaren 1980), graan en maïs; Toename akkerbouwland ten opzichte van grasland: maïsteelt domineert in de regio (zowel korrelmaïs als voedermaïs), ook aardappelen blijven belangrijk; Regio als centrum van niet-grondgebonden veeteelt (zuiden van Tielts Plateau): varkens- en pluimveeteelt, rundveeteelt vooral belangrijk in het noorden van de regio (en dan vooral melkvee); Agro-industrie en verwerkende nijverheid bloeien: mengvoederindustrie en slachthuizen; Onderwijs en voorlichting: land- en tuinbouwinstituut (Oedelem).
1.6 De afnemende werkgelegenheid Het belang van de landbouwsector in de totale werkgelegenheid nam vanaf de negentiende eeuw aanzienlijk af. Waar rond ca. 1800 ongeveer 60% van de voltijds actieve bevolking in de primaire sector werkte, was dat in 1910 gezakt tot amper 22%. 52 Onder invloed van de industriële expansie en de economische hoogconjunctuur vanaf het midden van de jaren 1890, de zogenaamde Tweede Industriële Revolutie, verlieten talrijke landarbeiders en landbouwerszonen de boerenstiel. Het aandeel van de nijverheid en de dienstensector in de tewerkstelling bedroeg in 1910 respectievelijk 47% en 31%. Tijdens het interbellum (periode tussen de twee wereldoorlogen) verloor de landbouwsector verder terrein. Het aandeel in de economisch actieve bevolking lag op 16% in 1937 en 13% in 1947. Na de Tweede Wereldoorlog viel dat aandeel spectaculair terug. Het halveerde tussen 1961 en 1970 van 8% naar 4,5%. In 1990 was nog slechts 2,5% van de bevolking werkzaam in de primaire sector. Anno 2000 was dat nog 1,8%. Het aantal land- en tuinbouwers in België zakte van 582.000 in 1910 tot ca. 422.000 in 1947. Vanaf de jaren 1950 was er een grote daling: via 340.000 in 1960 over 115.000 in 1980 naar 73.000 personen in 2001. Ook in de regio van het Tielts Plateau viel de werkgelegenheid in de primaire sector drastisch terug. Het basisopzet van dit onderzoek laat niet toe om dit voor alle gemeenten en deelgemeenten uit te zoeken. Daarom deden we een kleine steekproef voor enkele gemeenten uit de regio: Ruiselede, Pittem-Egem en Beernem-St.-Joris-Oedelem. Ook daaruit bleek de afname van de werkgelegenheid. Verbonden aan de afname van de werkgelegenheid is de daling van het aantal landbouwbedrijven. In de periode 1959-1970 zag het arrondissement Tielt (dus ook de gemeenten buiten het Tielts Plateau) liefst een 500-tal bedrijven verdwijnen.53 Dat kwam neer op 14% van het totale aantal bedrijven. Het waren evenwel vooral kleine bedrijven die stopten. Het aantal bedrijven met een omvang van meer dan 10 ha nam evenwel toe. De landbouwbedrijven zullen tijdens het laatste kwart van de twintigste eeuw verder een schaalvergroting ondergaan.
52 53
Segers en Van Molle, Leven van het land, 55 en 123. Gheysen, Bedrijfsopvolging bij de landbouwbevolking, 52.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
27
Tabel 3: Werkgelegenheid in de landbouwsector (1846-2010) Beernem
Pittem
Ruiselede
Beernem
Oedelem
St.Joris
Totaal
Pittem
Egem
Totaal
Totaal
1846
1153
2043
497
3693
1654
594
2248
3291
1970
-
-
-
-
419
192
611
728
1980
-
-
-
946
-
-
583
520
2010
-
-
-
395
-
-
467
286
Bron: Recensement d’Agriculture 1846, 15-mei-telling 1980 en 2010, R. Gheysen, Bedrijfsopvolging bij de landbouwbevolking van het arrondissement Tielt, Tielt, 1971, p. 39.
Te onthouden:
De werkgelegenheid in de landbouw in de regio nam stelselmatig af; De afname verliep minder snel in de landelijke regio Tielt dan elders in het land; De omvang van de overblijvende boerderijen nam toe door schaalvergroting.
1.7 Het leven op de boerderij Het leven op de boerderij veranderde grondig tijdens de laatste twee eeuwen. Rond het midden van de negentiende eeuw zorgde de misoogst van enkele graangewassen en de aardappelplaag voor grote ellende (zie verder). De regio die tijdens de achttiende eeuw doorging als één van de vruchtbaarste en voorspoedigste van Europa, kreeg amper honderd jaar later de benaming “Arm Vlaanderen”. Niet iedereen was even erg door de crisis getroffen. De landbouwers waren immers geen homogene groep. Enerzijds was er categorie van de ‘herenboeren’ die beschikten over een uitgebreide eigendom en hun akkers door landarbeiders lieten bewerken.54 Anderzijds waren er ‘keuterboeren’ die op een klein lapje grond trachtten te overleven. Meestal beschikten zij niet over een paard. De grote meerderheid van keuterboeren pachtten hun land. Zij haalden hun basisinkomen door als dagloner te werken op de velden van grondbezitters. Een duidelijk onderscheid tussen landarbeiders en keuterboeren was er niet altijd. Het landbouwwerk tijdens de negentiende eeuw kan worden geïllustreerd aan de hand van een passage uit het boekje Eene Eeuw Geschiedenis van den Belgischen Landbouw door Julien Vander Vaeren (1930): “In de zomer begon het werk van in de vroege morgen en van 5u af (zelfs nog vroeger in de oogsttijd) was iedereen op de been: het mansvolk hield zich bezig in de paardenstal met de voeding, verzorging en het inspannen van de paarden; de vrouwen verzorgden de voeding van het vee en de zwijnen, molken de koeien en maakten het ontbijt klaar. Het veldwerk begon dadelijk, soms zonder ontbijt en werd voortgezet tot omstreeks 11u30 … Na het middagmaal en de middagpoos werd het werk hernomen tot den koffietijd van 3u30 en dan weer voortgezet tot zonsondergang, vooral in de oogsttijd. ’s Winters, begon de dagelijksche bedrijvigheid later en oefende zich vooral uit in de werken binnen de hoeve, in de onderhoudszorgen der dieren, het dorschen der granen, het bewerken van het vlas en de wol, het vervaardigen van kantwerk, houten gereedschappen en andere kleine landelijke nijverheden.”55
54 55
Craeybeckx, ‘Het agrarische bedrijf (1844-1873)’, 25. Vander Vaeren, Eene Eeuw Geschiedenis, 11.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
28
Doorgaans was de levenswijze van landbouwers, hun families en landarbeiders tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw vrij sober, ook in de regio Tielt. Voor de meeste was spaarzaamheid een dwingende noodzaak om te overleven. Veel vrije tijd was er niet. Het leven was in grote mate gestructureerd door de katholieke kerk. Landbouwer Maurice Cloet uit Pittem getuigde op 27 december 1983 daarover: “ … bijna iedereen ging naar de mis en als er iemand die een beetje bekend stond niet ging, wezen ze met de vinger om zo te zeggen. Iedereen ging naar de mis en wat de deelname aan de mis betreft, ik zou bijna zeggen dat diegenen die nu nog naar de mis gaan sterker deelnemen aan de mis zelf dan toen indertijd. Wij hadden een kerkboek en een paternoster en wij lazen in die kerkboek tot de mis gedaan was.”56 Vanaf de jaren 1950 was er wat meer ruimte voor ontspanning. Het spelen met de vinken en de duiven werd enorm populair bij de plattelandsbevolking. Het vrijetijdsleven concentreerde zich rond de cafés die de dorpen rijk waren. Kaart- en biljartclubs ontstonden bij de vleet. Ook de kermissen in de regio trokken veel volk. Het arbeidsintensieve karakter van de landbouw verminderde fel de laatste halve eeuw. Tot diep in de twintigste eeuw was handenarbeid niet van de boerderij weg te denken. 57 Ondanks de sterke mechanisering vanaf de jaren 1950 werden in de jaren 1960 en 1970 nog veel taken met de hand uitgevoerd. Mest uitrijden met de kruiwagen, onkruid wieden met de hand, bevroren rapen oogsten in de winter, bloemkolen planten, koeien manueel melken…: het waren maar enkele van de taken op de hoeve. Boeren die niet moderniseerden, bleven noodgedwongen arbeidsintensief werken. Veelal waren dat oudere landbouwers die geen opvolger hadden, besloten om uit te bollen en niet langer in hun bedrijf te investeren. Machines voor de graanoogst – die vanaf het interbellum werden gebruikt – vormden de voorhoede van de grote mechaniseringsgolf na 1950. Ook in de regio Tielt werd massaal gemechaniseerd vanaf de jaren 1950. Veel boeren wijzen de opkomst van de mechanisatie aan als de meest ingrijpende ontwikkeling van de landbouwsector.58 De tractor staat symbool voor die evolutie. Tractoren namen de rol van de trekpaarden over. Mettertijd deden steeds meer gesofisticeerde machines hun intrede op de boerenhoven. 59 Ook de vaste infrastructuur (stallen en serres) van land- en tuinbouwbedrijven onderging tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw ingrijpende wijzigingen. Na de mechaniseringsgolf deed ook de automatisering haar intrede. Computerprogramma’s bepalen vandaag de verstrekking van krachtvoer aan dieren, het melkproces en de klimaatregeling in serres. De investeringen vergden een groter kapitaal. De landbouwer evolueerde naar een bedrijfsleider-manager. Veel Tieltse landbouwers vullen hun inkomen aan met een aantal activiteiten die niet strikt met voedselproductie te maken hebben. Deze landbouwverbreding vindt ingang sinds het laatste decennium. De activiteiten leunen soms nauw aan bij milieuzorg maar er zijn veel meer mogelijkheden. Zo zijn er landbouwers die inzetten op hoeveproducten, een zorgboerderij (opvang van zorgbehoevenden op de boerderij) of een educatieve boerderij uitbaten en zich engageren voor natuur- en landschapsbeheer. De banden tussen producenten en consumenten worden zo aangehaald.
56 57 58 59
Cloet, Landbouw in Pittem en Egem, 249. Martens, Boerentrots en ondernemersgeest, 118. Cloet, Landbouw in Pittem en Egem, 208. Martens, Boerentrots en ondernemersgeest, 124.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
29
Te onthouden:
Tijdens de negentiende en begin twintigste eeuw: leven op het ritme van de seizoenen, in de zomer buitenwerk (op het veld), in de winter binnenwerk; Hard werken en sobere levenswijze, spaarzaamheid troef; Beperkt vrijetijdsleven vanaf jaren 1950 geconcentreerd rond het café; Mechanisering van de jaren 1950 brengt de landbouwsector in een stroomversnelling; Dankzij automatisatie (computer) treedt de sector de eenentwintigste eeuw binnen; Door landbouwverbreding vernauwen de banden tussen producent en consument die door de voedselcrisissen van de jaren 1990 een ferme deuk kregen.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
30
2. Boerderijen en hun bewoners in de regio van het Tielts Plateau Boerderijen spelen een belangrijke rol in het omliggende landschap. Het huidige landschap is doorheen de geschiedenis in grote mate gevormd door agrarische activiteiten. Dit geldt zeker voor de regio Tielts Plateau waar vele nog actieve boerderijen verspreid in het landschap liggen. Ze bepalen in grote mate de hedendaagse, nog sterke rurale streekidentiteit. Vele landbouwbedrijven bestaan uit meerdere verspreide gebouwen, al dan niet gegroepeerd rondom een erf. Deze open bebouwing is eigen aan de regio. De meesten waren langgevelboerderijen, hoven met woonhuis, stal en schuur onder eenzelfde dak. Anderen waren grotere hofstedes en bestonden meteen uit twee of meerdere losstaande gebouwen die elk hun eigen functie hadden (stal, schuur, berging, woonhuis). Doorheen de jaren is het uitzicht van velen veranderd. Door schaalvergroting en verandering van teeltfocus zijn gebouwen bijgebouwd, verbouwd en afgebroken. De landerijen het dichtst bij de hoeve dienen veelal als weiland. Op deze manier kunnen de runderen gemakkelijk de weide op en hoeven ze de weg niet op. De akkerlanden zijn vaak verder gelegen. De volgende acht hoofdstukken belichten we het verhaal van evenveel hoeves. Deze boerderijen hebben elk hun eigen unieke interactie met de omgeving en de dorpsgemeenschap. Ze staan in de eerste plaats in voor de voedselproductie, maar hun werk reikt verder. Ze doen allen aan landbouwverbreding (hoeveproducten, toerisme, educatie, natuur- en landschapsbeheer, etc.). De onderstaande verhalen zijn een neerslag van de afgenomen interviews met de eigenaars, beknopt literatuuronderzoek en analyse van kaartmateriaal.
2.1 De Lindehoeve
Geert De Brabander en Monique Van de Sompele baten het melkveebedrijf ‘De Lindehoeve’ uit. Deze hoeve is gelegen in de Sijselestraat 50 te Beernem (Oedelem).
Uitsnede luchtfoto Google Maps De Lindehoeve
2.1.1
Herkomst boerderijnaam
De naam Lindehoeve verwijst naar de vele lindes die vroeger op het domein stonden. Het is een veel voorkomende benaming. Lindebomen werden vaak aangeplant op een boerenerf, langs toegangsdreven, op dorpspleinen, bij kapelletjes, etc.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
31
? Aanplantingen bij een hoeve gebeurden vroeger nooit zomaar, maar hadden steevast een nut. Bomen en struiken vangen de wind op, zorgen voor verkoeling, draineren overtollig water en worden gebruikt als kaphout. Lindehout is zacht en daardoor gemakkelijk te bewerken. Vroeger sneden ze uit het hout klompen, maakten van de twijgen manden, etc. De bomen zijn geliefd bij imkers doordat de bloesems veel nectar bevatten. Van de bloesems wordt ook thee gemaakt, deze zou helpen tegen verkoudheid. In de volksdevotie spelen lindebomen een belangrijke rol. Ze zorgen voor een goede oogst en weren het kwade af. Gedenkbomen zijn vaak lindebomen.60
2.1.2 Geschiedenis in vogelvlucht De geschiedenis van de Lindehoeve gaat zeker terug tot 1777.61 De hoeve bestond uit twee parallel staande gebouwen, het woonhuis en de schuur. Op het perceel was er ook een boomgaard62. Haagkanten63 bakenden de verschillende percelen af. De nabijheid van bos was uitermate handig voor brandhout en constructiehout. Het landbouwbedrijf was bereikbaar via een dreef waarlangs vermoedelijk lindebomen stonden en vervolgens via een landwegel over akkerland. Een landwegel is een onverharde weg door een landgoed. Er bestaan verschillende soorten onverharde wegen: veldwegen, jaagpaden, kerkwegels, landwegels, holle wegen, bospaden, etc. Deze worden vandaag ook wel trage wegen genoemd. Het zijn oude verbindingen tussen dorpskernen, tussen harde wegen en verder afgelegen woningen, vroegere doorgangen voor landbouwers, etc. De naam van de wegel verwijst veelal naar de oorspronkelijke functie.64
Uitsnede Ferrariskaart – blad 25 Oedelem
?
Tekening Lindenhoeve door Koen Matthijs, 2005
De hofstede behoorde in 1788 toe aan “Zijne hoogheijd den Prince van Croij, heer van Maldeghem” en was in gebruik door Jacob Blomme. Voor het woonhuis en naast de schuur lag de moestuin, het andere deel was boomgaard. De bijhorende landerijen omvatten bos, grasen zaailand.65 Midden negentiende eeuw bestond de boerderij uit vier gebouwen verspreid op het perceel. De twee nieuwe gebouwen dienden vermoedelijk als schuur en stal.66 Toen de
60
Laenen, Inleiding tot landelijke architectuur in Vlaanderen, 4; Pluym, Van d’Akkere tot Zandberghoeve. Hoevenamen in de Kempen, 154 en Schrijnen, Nederlandse volkskunde, 310. 61 Ferraris kaart - Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik, 1777, blad 25. 62 Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.7.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Sint-Maartenshove) 63 Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.5.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Serrely’s) 64 Zie http://www.tragewegen.be/nl/trage-wegen 65 Figuratieve kaart van de eigendommen behorende door de prins van Croij, heer van Maldeghem, 1788. 66 P. Vermaelen, Vandermaelen kaart, Cartes topographiques de la Belgique, 1846 – 1854 en Popp, Atlas cadastrale, 1842 – 1879.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
32
vader van Geert De Brabander in 1956 naar deze pachthoeve67 verhuisde, was deze eigendom van Guido baron Gillès de Pélichy. Vroeger was het de gewoonte in de regio dat de jongste zoon het landbouwbedrijf van de ouders overnam. De andere zonen moesten een eigen bedrijf opstarten of een ander bedrijf overnemen.
?
De tekening op de voorgaande pagina geeft een voorstelling van het woonhuis in de achttiende eeuw weer. Deze lijkt sterk op de hoeve in 1959. Toen waren er reeds verbouwingen gebeurd aan het woongedeelte. Vlakbij stond een klein bakhuisje68 voor het bakken van het brood. Aanpalend aan het woonhuis stond de stal. Het gemengde landbouwbedrijf omvatte melk-, rundvee en varkens. Op akkerland werden bieten, aardappelen, etc. voor de dieren geteeld. In 1972 besloot de vader van Geert De Brabander om zich te specialiseren in melkvee van het ras Holstein Friesian. Hij stopte met het houden van varkens en niet veel later ook met vleesvee. In 1973 werd er een nieuwe loopstal bijgebouwd. In deze periode kochten de ouders van Geert De Brabander de pachthoeve met twee hectaren grond. Eind jaren 1980 bouwden ze op het domein een bedrijfswoning bij. Deze woning werd deels ingericht als vakantiewoning en deels als woonhuis. In diezelfde periode startten ze met hoevetoerisme. In 1988 nam Geert De Brabander een deel van het bedrijf en in 1997 het volledige bedrijf over. In 1991 werd een kalverenstal bij geplaatst en acht jaar later kwam er een jongveestal bij. Nadat de baron gestorven was, kwamen de landerijen in het bezit van zijn twee kinderen. Eén van hen verkocht in 2006 zijn deel aan de familie De Brabander. Het andere gedeelte wordt nog steeds gepacht. Het huidige woonhuis staat nog steeds op dezelfde plaats als in de achttiende eeuw. In 19941995 renoveerde het echtpaar De Brabander het woonhuis grondig. Heel wat oude elementen zoals de voutekamer69 en de kelder evenals de aanpalende varkensstal verdwenen. Enkel de dikke stenen muren dateren van vroeger en gaan mogelijk terug tot de achttiende eeuw. De kleibodem leende zich uitermate goed toe tot het vervaardigen van bakstenen. Aan de andere kant van de heuvel lag een steenbakkerij. De hoeve werd vermoedelijk meteen in steen opgebouwd. In 2005 is de oude schuur omgebouwd tot een vakantiewoning. Deze schuur staat op dezelfde plaats van de in de negentiende eeuw gebouwde schuur. Het is moeilijk te achterhalen of het om dezelfde schuur gaat. Op de oude plannen is te zien dat de lange gevel van de schuur evenwijdig met die van het woonhuis is terwijl dit bij de hedendaagse schuur de korte zijde is. De hedendaagse schuur bevat oude elementen. Vele balken zijn door middel van een pen- en gatverbinding aan elkaar verbonden. Bij een pen- gatverbinding werd het versmalde uiteinde van de balk (de pen) in het gat van een andere balk gebracht. De pen werd vastgezet met een toognagel. Dit was een losse houten wig die men in een voorgeboord gat klopte. Deze constructie kon gemakkelijk uit elkaar en terug in elkaar worden gezet.70
67 68 69 70
?
Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.8.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Zuivelhoeve ’t Soetewey) Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.1.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Landweg) Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.8.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Zuivelhoeve ’t Soetewey) Toelen, Vakwerk, 29.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
33
Op sommige balken zijn er nog duidelijk telmerken zichtbaar. Dit zijn Romeinse tekens die aanduidden in welke volgorde de constructie moest worden opgebouwd. Delen die bij elkaar hoorden, kregen aan het uiteinde hetzelfde getal of doorlopende strepen. Elke nummering was uniek waardoor je perfect wist welke balk waar moest komen. De cijfers werden voor de opbouw in het hout gekerfd of gebeiteld.71
?
De vroegere schuur, het vakantiehuis, biedt een mooi zicht op de Oedelemberg. Deze cuesta, een asymmetrische berg, heeft een zachte heuvelrug aan de noordzijde en is steiler aan de zuidkant. De boerderij verzorgt rondleidingen op maat voor iedereen. Bezoekers kunnen er meer leren over de werking en het leven op de boerderij, het verhaal van de melkkoeien, en zoveel meer.
2.2
De Sparre
De hoeve De Sparre is gelegen aan de Hillesteenweg 65 te Wingene. Danny Scherrens en Sonja Vanbecelaere baten een in hoofdzaak melkvee- en zuivelverwerkingsbedrijf uit.
Uitsnede luchtfoto Google Maps hoeve De Sparre
2.2.1
Herkomst boerderijnaam
De naam van de hoeve verwijst naar het café ‘De Sparre’ die de overgrootvader van Danny Scherrens, Edmond Scherrens, hier vroeger uitbaatte. Dit café startte vermoedelijk in de tweede helft van de negentiende eeuw. De tramlijn Hooglede-Tielt werd aangelegd in 1890 en had een halte aan de overzijde van de straat. Wachtende reizigers en passanten konden in tussentijd in het café terecht. Later werd deze tramhalte vervangen door een bushalte die nog steeds de naam ‘De Sparre’ draagt. De naam ‘De Sparre’ kent zijn oorsprong in de landbouwgeschiedenis van de streek. Vroeger werden de minst vruchtbare bodems onbewerkt gelaten. Wastines zijn een andere naam voor deze woeste, onvruchtbare (zand)gronden. In de achttiende eeuw, onder Oostenrijks bewind, werd het ontginnen van wastines in de regio gestimuleerd om ze economisch rendabel te maken. Sommigen werden omgevormd tot landbouwgronden. Andere, de te arme gronden, werden beplant met bomen voor de houtopbrengst. In deze periode verschenen zo heel wat naaldhoutbossen. Deze bomen groeiden veel sneller dan de inheemse soorten en waren daardoor sneller kapklaar.
71
Ibidem, 20.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
34
In Aalter plantten de ‘prinsen de Merode’ (een gekende adellijke familie) tijdens de jaren 1770 dennen. In Ruislede verscheen er eveneens naaldhout op de minder vruchtbare bodems en in Ruddervoorde werd in 1768 lork aangeplant. In de daaropvolgende periode verschenen er steeds meer naaldbossen. In de volksmond sprak men over sparren terwijl in de praktijk vooral dennen en lorken werden aangewend. De naam ‘De Sparre’ zou verwijzen naar de aangeplante bomen.72
2.2.2
Geschiedenis in vogelvlucht 73
In 1777 was dit perceel nog gewoon bos met sprokkelhout en drassige gronden. Vermoedelijk behoorden deze gronden aan de vlakbij gelegen omwalde boerderij. De gracht die rond de boerderij lag diende als bescherming voor het vee en de bewoners tegen indringers en dieren. De aarde uit de gracht werd gebruikt om het binnenhof te verhogen tegen bijvoorbeeld overstromingsgevaar.74 Vandaag vind je op deze plaats nog steeds restanten van de oude boerderijgebouwen (Hillesteenweg nr. 67). In 1827 was het perceel met bos eigendom van Jacob Clauwaert (notaris te Wingene). In 1850 werd voor het eerst de hofstede vermeld. De eigenaar was een koopman, Bart Leon te Wingene. De bouw van de hofstede situeert zich tussen 1827 en 1850. 75 Een boerderij werd bij voorkeur op een slechte ondergrond gebouwd. Op deze manier verloor de eigenaar geen vruchtbare grond en de daarbij horende opbrengsten. Hoeven werden vaak in de nabijheid van bronnen, beken, vijvers en rivieren gebouwd. Zo was er steeds water voorradig voor zowel mens als dier. 76
?
Bij de opbouw van de hoeve ‘De Sparre’ hield de eigenaar hier rekening mee. Hij bouwde de woning op de drassige zandleemgronden nabij de beek die hier nog steeds stroomt. De omliggende gronden werden weilanden. De hoeve veranderde nogmaals van eigenaar op 25 januari 1877. Toen kwam ze in bezit van Constant Van Cauwenberghe en Pelagie Spiesschaert. Hun dochter, Maria Van Cauwenberghe trouwde in 1903 met Edmond Scherrens. Hij kwam inwonen op de hoeve met het café ‘De Sparre’. Vermoedelijk kende het café in de tweede helft van de negentiende eeuw zijn oorsprong. Vanaf dan blijft de hoeve in het bezit van de familie Scherrens. 77 In de negentiende eeuw bestonden er vele drankgelegenheden. Vaak werd het houden van een café gecombineerd met een ander beroep. Een dikwijls voorkomende combinatie was die van landbouwer met cafébaas. De vrouw stond vaak achter de tap. 78
?
De hoeve ‘De Sparre’ bestond eind negentiende eeuw uit een gebouw waarin zowel het café als het woonhuis waren gevestigd. Het was een klein gemengd landbouwbedrijf bestaande uit wat percelen grond (akker- en weiland) en enkele dieren: koeien en varkens. De zolder diende als opslagplaats voor het graan. Het uitzicht en de functie van de gebouwen veranderde lange tijd niet. Tot circa 1950 bleef het café bestaan. 79
72
Lievens, ‘Sprokkels uit het veldverleden ten zuiden van Brugge’ 15, 16. Ferraris kaart, 1777, blad 16. 74 Goedseels, Hoeven op land gebouwd, 57. 75 Met dank aan de heer Jo Patteeuw voor de historische informatie. Patteeuw, ‘De familie Scherrens’, 18-32; Prekadastrale legger 1827 en Popp, kopies, Atlas cadastrale parcellaire de la Belgique, 1850. 76 Luyten, ‘Boerderijen in Vlaanderen. Geografische situering en materiaalgebruik’. 77 Patteeuw, ‘De familie Scherrens’, 18-32. 78 Zie http://www.pajottenland.be/Data/Web/Versie2/estaminet.php 79 Patteeuw, ‘De familie Scherrens’, 18-32. 73
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
35
Het is de vader van Danny Scherrens die de hoeve verder uitbouwde. In 1964 metselde hij een eerste varkensstal, die vandaag verdwenen is. De muren van de andere varkensstallen, uit 1977 en 1989, staan wel nog overeind. De regio stond toen, en vandaag nog steeds, bekend voor de varkenshouderij80. Naast varkens werd ook rundvee gehouden. Vandaag omvat het bedrijf nog steeds mestvarkens en rundvee. De hoofdbedrijvigheid is evenwel melkvee. De weilanden liggen omheen de boerderij zodat de koeien vlakbij kunnen grazen. Op de iets verder gelegen akkerlanden worden maïs en voederbiet geteeld. De hoeve kende heel wat uitbreidingen. Gebouwen werden gemetseld en weer afgebroken om plaats te maken voor nieuwe. Het woonhuis bleef bewaard. Binnenin werd het grondig gerenoveerd. De buitenmuren en het houten plafond van de vroegere graanzolder zijn de enige overblijfselen van vroeger. Op de graanzolder lag het graan te drogen alvorens het werd verkocht aan een maalderij (bakgranen) of aan een mouterij (biergranen). Pas als de vochtigheidsgraad niet hoger was dan 16% werd het naar de maalder gebracht. De landbouwer wachtte met het leveren tot de graanprijzen volgens hem niet meer konden stijgen en hij bijgevolg de beste prijs zou krijgen.81
?
Naast de melkproductie is ook de melkverwerking tot kaas een belangrijke activiteit in het huidige bedrijf. Danny Scherrens leerde de kneepjes van het vak via zijn werk als kaasmaker in de zuivelfabriek Sint-Isidoor82 te Wingene. Thuis startte hij circa 1994 met de vervaardiging van kaas voor eigen gebruik. De productie was toen kleinschalig en gebeurde met de hand. Het eerste rijpingslokaal lag in de kelder van het woonhuis. Door de populariteit van zijn kazen besloot hij om deze activiteit verder uit te bouwen.
Vandaag worden er op de boerderij kazen van het type Gouda en kaas vergelijkbaar met cheddar (ideaal als smeltkaas) vervaardigd. Er worden zo’n acht verschillende soorten kazen aangeboden die worden verkocht onder het label ‘100% West-Vlaams hoeveproducten’.83 Klanten kunnen via de automaat naast het woonhuis deze kazen kopen. Verder leveren ze aan diverse winkels en andere hoeven in de omgeving.
80 81 82 83
Voor meer informatie zie hoofdstuk 1.4.2 De spectaculaire groei van de veestapel Zie http://www.hetvirtueleland.be/items/show/36203/. Voor meer informatie zie hoofdstuk 1.4.3 Het belang van zuivelverwerking Patteeuw, ‘De familie Scherrens’, 18-32.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
36
2.3
De Landweg
De Landweg is gelegen aan de Landweg 2 te Tielt. Koen De Brabander en Christa Kerkhove beheren samen met hun zoon het melkveebedrijf.
Uitsnede luchtfoto Google Maps De Landweg
2.3.1
Herkomst boerderijnaam
De huidige eigenaars hebben de hoeve genoemd naar de straat waarlangs de boerderij ligt, namelijk ‘Landweg’. Een landweg is een niet verharde weg op het platteland. Er is geen oudere naam van de hoeve gekend. De grote aardewegen slingerden doorheen het landschap en varieerden in breedte. Sommigen waren zo breed dat er twee of drie wagens naast elkaar konden rijden. Wegels84 konden hier kruiselings over lopen. De onverharde wegen waren soms moeilijk begaanbaar. Door nat weer veranderde de weg vaak in een modderpoel met plassen water. Karren en wagens trokken diepe sporen door de aarde. Meestal liep ernaast een smal en iets hoger gelegen pad voor voetgangers.85
2.3.2
?
Geschiedenis in vogelvlucht
Midden negentiende eeuw bestond het domein uit twee percelen. Op elk stond een woning, telkens een langgevelhoeve. Later werden de percelen samengevoegd. Een woning die uitgebaat werd als pachthoeve86, werd uitgebreid. Door schaalvergroting in de landbouw was er een behoefte aan meer stallen en schuren. Gebouwen werden bij voorkeur niet te ver gebouwd zodat de afstanden tussen de diverse bedrijfsgebouwen zo klein mogelijk werden gehouden. De gebouwen van de hoeve staan verspreid op het terrein. Deze verspreiding, ook open bebouwing genoemd, is praktisch bij een eventuele uitbreiding of aanpassing van de gebouwen. Het is tevens een voordeel bij brandbestrijding. De brand kan zo niet snel van het ene naar het andere deel van de hoeve gaan waardoor de schade beperkt blijft.
?
De woning aan de straatkant maakte plaats voor een dwarsschuur 87. Deze schuur had een inen uitrijpoort waardoor de boer gemakkelijk met karren en wagens kon in- en uitrijden. De dubbele opengaande deuren waren aanzienlijk hoog en breed. De dorsvloer bevond zich haaks op de dakrichting. In de gevel staat het bouwjaar ‘1902’. Aan de schuur werd later een stal aangebouwd.
84 85 86 87
Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.1.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Lindehoeve) De Groodt, De oude hoeven in het Land van Waas, 206. Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.8.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Zuivelhoeve ’t Soetewey) Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.4.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Meerberghoeve)
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
37
Het woonhuis bleef op dezelfde plaats als die van de langgevelhoeve. Mogelijk werd de woning vernieuwd. In 1950 werd het woonhuis verhoogd. Enkel de voutekamer88 en de kelder met witgekalkte troggewelven bleven bewaard.89 Nog in de negentiende eeuw werden er enkele gebouwen rondom het erf bijgebouwd die onder meer gebruikt werden als runderstal. Een van die gebouwen omvatte een kalverhok en een melkhuisje. De koeien werden hier door de vorige eigenaar nog met de hand gemolken. Vandaag gebeurt dit machinaal. Het bakhuisje stond een eindje van het woonhuis vandaan. Vandaag doet het dienst als kippenhok. Het bakhuis werd in steen opgebouwd en bedekt met pannen tegen brandgevaar. In het bakhuis bevond zich de bakoven. Deze oven werd met hout warm gemaakt om vervolgens brood of koeken in te bakken. Meestal bevat het bakhuis een aparte ruimte om het brood te laten rijzen. Deze ruimte bevond zich meestal onder de bakruimte zodat de warmte van het bakken kon dienen om het deeg te laten rijzen. De bakoven kan ook tegen een gebouw zijn aangebouwd of volledig vrij staan.90
?
In de bakovens konden 15 tot 25 broden in een keer gebakken worden. Slechts een keer per week werden er broden gebakken. Niet iedereen bezat een bakhuis, het waren vooral de grotere boerderijen die er een hadden. Had je geen eigen oven, dan liet je je brood bij een buur of in een gemeenschappelijke bakoven bakken voor een kleine vergoeding.91 De vorige eigenaar bouwde de schuur tussen 1950-1985 om tot varkensstallen. Koen De Brabander en Christa Kerkhove kochten in 2005 deze boerderij aan de Landweg. Ze brachten er een deel van hun melkveebedrijf onder. Een nieuwe stal voor het vee werd gebouwd nabij het woonhuis. De voormalige schuur is vandaag volledig gerenoveerd en omgebouwd tot vakantiewoning. De oorspronkelijke balken zijn bewaard. De koeienstal met het vroegere melkhuisje en het kalverhokje wordt omgebouwd tot een wellness ruimte voor de gasten van de vakantiewoning. Het vakantiehuis Landweg kunnen vakantiegangers het hele jaar door huren en het mooie Brugse ommeland krijgen ze er meteen bij.
88 89 90 91
Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.8.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Zuivelhoeve ’t Soetewey) Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12526 Zie http://www.mot.be/w/1/index.php/BakehousesNl/Bakeoven Zie http://www.mot.be/w/1/index.php/BakehousesNl/HistoryOfTheBakeoven
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
38
2.4
Meerberghoeve
De Meerberghoeve is gelegen in de Wellingstraat 122 te Beernem. Patrick Maenhout en Gerda Lasat baten hier een rundvee- en schapenbedrijf met hoeveslagerij uit.
Uitsnede luchtfoto Google Maps Meerberghoeve
2.4.1
Herkomst boerderijnaam
De Meerberghoeve verwijst naar het vroegere vlakbij gelegen kasteel Meerberg. Dit kasteel uit 1892 veranderde in 1948 naar ‘Hostellerie Meerberg’. Na de aanleg van de autosnelweg werd het in 1964 afgebroken. In de plaats kwam een nieuw landhuis. 92 Het iets verder gelegen kasteel ‘Drie Koningen’ uit 1802 heette in het begin ook ‘Kasteel De Meerberg’. Een verwijzing naar de oude aangrenzende wijk en de heuvel waarop het kasteel werd gebouwd. Deze heuvel, ‘de Hooge Maere’, ligt 17 meter boven de zeespiegel. De naam verwijst naar een berg in moerassig gebied. Deze raakte in onbruik en het kasteel nam vervolgens de naam van de nabijgelegen herberg ‘Drie Koningen’ (uit 1565) aan. De herberg werd later omgebouwd tot hoeve.93 De benaming ‘Merberghe’ gaat terug tot 1469 en verwijst naar de vroegere heerlijkheid 94 en wijk. Meerberg betekent letterlijk een berg aan een meer. Hier gaat het om een met sparrenbomen bezette zandhoogte nabij een waterloop.95
2.4.2
Geschiedenis in vogelvlucht
Op de plaats van het latere kasteel Meerberg stond vroeger een neerhof, een boerderij waarvan de herkomst terug gaat tot de achttiende eeuw met een lusthof, een aangelegde tuin voor ontspanning. In de eerste helft van de negentiende eeuw bezat de eigenaar, advocaat Emmanuel van Belle, het uitgestrekte domein dat grotendeels bebost was. Geleidelijk aan liet hij de bossen ontginnen en het verworven land bebouwen.96
92
Ryserhove, Beernem. Een heemkundige studie, Handzame, 96 en https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/22137 93 Buyks, Laat middeleeuws landschap en veldnamen in Baronie van Breda, 7; Arren, Van Kasteel naar Kasteel deel 4, 36 (http://www.vankasteelnaarkasteel.be/kasteel-drie-koningen); Ryserhove, Beernem. Een heemkundige studie, 109 en 111 en https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/88997. 94 “Heerlijkheid of heerschap is een bestuursvorm voortkomend uit een feodale onderverdeling van het overheidsgezag in de middeleeuwen.” Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Heerlijkheid_(bestuursvorm) 95 Ryserhove, Beernem. Een heemkundige studie, 97-98. 96 ibidem, p. 96.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
39
Tot midden negentiende eeuw bestond het perceel van de Meerberghoeve uit bos. Volgens kadastergegevens dateert de huidige woning uit 1862 en was het een reconstructie van een woonhuis opgetekend in 1830. Op de Popp-kaart (1840 – 1850) was er echter nog geen sprake van bebouwing.97 Vroeger werd niets weggegooid. Alles wat bruikbaar was, werd gerecupereerd. Het bouwmateriaal voor de Meerberghoeve bestond hoofdzakelijk uit recuperatiemateriaal. Vermoedelijk ging het hier om afbraakmaterialen van de nabijgelegen hoeve die in 1842 plaats maakte voor het kasteel Meerberg. Het woonhuis van de hoeve had ruime kamers. Aan de noordzijde lag de voutekamer98 die zich boven de ondiepe kelder bevond. De schuur en rundveestal, twee aparte gebouwen, werden later gebouwd. In de schuur bevond zich een bergplaats en vermoedelijk de paardenstal99. In de gevel van de schuur vonden de huidige eigenaars het bouwjaar ‘1892’ terug. Deze datum lieten ze tijdens de renovatie van het woonhuis op het pannen zadeldak zetten. De drie gebouwen (woonhuis, schuur en stal) stonden gegroepeerd rondom een deels verhard erf. De schuur lag aan de overzijde van het erf en had twee tegen over elkaar staande poorten in de langste zijde, zodat een wagen door het gebouw kon rijden. In de schuur lag een dorsvloer. Vroeger werd het gemaaide graan op het veld in schoven gestuikt om te drogen. Als het graan voldoende gedroogd was, vervoerde de boer het met de wagen of kar naar de schuur. Daar stapelde hij het graan in de schuur of op een vlakbij gelegen graanmijt. Tijdens de winter als het vroor en het droog weer was, ging men het graan dorsen. Vaak gebeurde dit in groepjes van twee tot vier man, afhankelijk van de omvang van de oogst.
?
Het dorsen gebeurde op een speciaal hiervoor aangelegd stuk vloer in de schuur. Veelal had de vloer bovenaan een laag aangestampte klei zodat de graankorrels bij het dorsen niet werden geplet. De dorsvlegel bestond uit een lange smalle steel waaraan een kortere, zwaardere knuppel of slaghout aan bevestigd was door middel van een lederen band. Op het uitgespreide graan klopte men met de knuppel waardoor de graankorrels uit de aren sprongen. In zuiderse landen is het weer veel beter waardoor het dorsen altijd op het veld, in openlucht, plaats vond.100
Aanpalend aan de rundveestal is een kleinere lagere aanbouw die vermoedelijk later werd gebouwd. Hierin bevond zich de bakoven101. Omstreeks het midden van de twintigste eeuw bood de stal plaats aan 34 runderen. De aanbouw diende als kalverenstal. Tussen 1950-1980 maakte het rundvee plaats voor varkens. In de jaren 1970 volgden nog een hangar en hooischuur. De drie gebouwen werden opgetrokken in baksteen en wit geschilderd. Op het stalgebouw werden sporen van rode kalkverf, rooisel, terug gevonden.
97 Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/89120 98 Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.8.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Zuivelhoeve ’t Soetewey) 99 Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.5.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Serrely’s) 100 Zie http://www.hetvirtueleland.be/exhibits/show/graan/, illustrerende foto’s zijn in bijlage toegevoegd. 101 Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.3.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Landweg)
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
40
In de negentiende eeuw werden in deze regio heel wat hoeves gewit. Het beschermde de poreuze bakstenen gevels tegen water. Het kalken had ook ontsmettende eigenschappen. Het witten gebeurde jaarlijks door de boerin, de boer of soms een plaatselijke dorpsschilder. De gevel van het woonhuis werd hier bepleisterd. Door het aanbrengen van groeven suggereerde men natuurstenen blokken. Deze imitatie zorgde ervoor dat oneffenheden werden verdoezeld en voorkwam ook mogelijke scheurvorming in het pleisterwerk.102 Vroeger schilderde men de stallen ook in een gekleurde kalkverf. Deze kleuren verschilden per streek en per boerderij. De verf werd rood gemaakt door toevoeging van rode oker, ijzeroxide, etc.103 In 1942 werd de autosnelweg E40 aangelegd. Hierdoor veranderde het traject van de Wellingstraat. De weg langs de hoeve werd doodlopend. Enkel de resten van een stuk van de in onbruik geraakte weg afgeboord met eiken zijn overgebleven.104 In 1994 kochten Patrick Maenhout en Gerda Lasat de hoeve. Op dat moment waren er geen dieren op de hoeve. Patrick Maenhout was slager en in bijberoep huisslachter. Nadien werd huisslachter zijn hoofdberoep. Ze begonnen met een paar koeien (het Belgisch witblauw) en schapen. Die slachtten ze zelf voor eigen gebruik of voor familie en vrienden. Geleidelijk aan groeide hun veestapel. Het veevoeder (maïs, bieten hooi, graan) telen ze zelf. Het woonhuis, de stal en de schuur zijn er nog steeds. Het woonhuis werd gerenoveerd. De voutekamer met onderliggende kelder bleef bewaard. De schuur werd in 2006 omgebouwd tot hoeveslagerij. De stal doet nog steeds dienst als stal voor rundvee. De aanpalende jongveestal en het bakhuis zijn nu berging. Achteraan bouwden de eigenaars een loods en stal bij. De dieren worden geslacht in het slachthuis, op de boerderij versneden en verkocht in de eigen hoevewinkel. De klanten bestellen op voorhand hun vlees. Zodra het rund helemaal verkocht is, wordt het geslacht, versneden en de dag zelf opgehaald door de desbetreffende klanten. Ze maken zelf hoofdvlees, paté en bloedworst. De producten hebben het ‘100% West-Vlaams’-label. Op vraag wordt met veel plezier een educatieve rondleiding gegeven over de werking van de boerderij en de vleesverwerking.
2.5
Serelly's
Het landbouwbedrijf Serelly’s bevindt zich in de Gavermeersstraat 15, te Aarsele (Tielt). Daniel Peck beheert het melkveebedrijf terwijl Martine Declerck het ijssalon voor haar rekening neemt.
Uitsnede luchtfoto Google Maps hoeve Serelly’s
102 103 104
Zie http://www.agriwiki.nl/wiki/7.4_Kleurgebruik_in_het_exterieur_in_de_19de_eeuw Zie http://www.agriwiki.nl/wiki/Rooisel Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/14129
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
41
2.5.1
Herkomst boerderijnaam
De hoeve is in de streek vooral gekend omwille van het ijssalon Serelly’s. Het hof zelf heeft momenteel geen eigen naam. De hoeve heette een tijdje ‘Hof ter Gavermeers’, een verwijzing naar de weg waarlangs de hoeve ligt. Deze weg werd pas in 1976 aangelegd en loopt evenwijdig met de spoorlijn. De naam Gavermeersstraat heeft een historische grondslag. In een renteboek (1432) van Aarsele komt “meersch(en)… ghelegen inden gavere in Aersele” voor. De plaatsnaam ‘meersch’ betekent moeras oftewel laaggelegen weiland. ‘Gaver’ verwijst eveneens naar moerassig land. Deze ‘meersen’ behoorden in de vijftiende eeuw tot de heerlijkheid ‘Gruuthuse’, ook wel gekend als ‘Tielt-ten-Hove’. De familie vanden Gruuthuse bezat een uitgestrekt landbouwgebied met heel wat landgoed in Tielt, Aarsele en andere gemeenten. Later, midden negentiende eeuw, heette de wijk waar de hoeve ligt ‘Braembosch’. Deze naam verwijst vermoedelijk naar de benaming ‘Brom Bosch’ gegeven aan een verder naar het westen gelegen bosgebied, dat is weergegeven op de Ferrariskaart (1777).105
2.5.2
Geschiedenis in vogelvlucht
De hoeve is reeds vier generaties in familiebezit langs de moederszijde van Daniel Peck. Tijdens de renovatie van het woonhuis vond de huidige eigenaar een steen met het jaartal ‘1775’ in de gevel. Circa 1777 bestond de hoeve uit drie volumes (woonhuis, schuur en stal) Een haag bakende het perceel met de gebouwen en een kleine boomgaard106 af. De omliggende akkers waren omzoomd met heggen en duiden zo de perceelgrenzen aan. Ten westen lag bos.107
Weilanden werden vroeger met houtkanten of hagen afgesloten om het vee in de wei te houden. Gesloten hagen waren van meidoorn, vlier of sleedoorn. Knotbomen zoals wilgen en populieren kwamen ook vaak voor als perceelbegrenzing. Deze bomen zuigen zeer veel water op en zijn daarom ideaal als natuurlijke drainage langs grachten en op drassige gronden. De bladeren zorgen voor schaduw en beschutting voor het vee. Deze levende afsluitingen fungeren eveneens als windscherm. Uitsnede Ferrariskaart – blad 27 Tielt Vandaag is deze levende perceelbegrenzing nagenoeg helemaal verdwenen in het landschap en vervangen door prikkeldraad. Het vroegere gesloten landschap veranderde zo naar een open landschap.108
?
?
In 1846109 bestond de hoeve uit twee parallelle gebouwen. Later, nog in de negentiende eeuw, werd er een paardenstal bijgebouwd. In deze periode nam de overgrootvader van Daniël Peck de hoeve over. Hij baatte er een gemengd landbouwbedrijf uit. De hoeve was in pacht110 tot 1953, toen kocht de familie Peck de hoeve van de landeigenaar.
105 106 107 108 109 110
Ferraris kaart, 1777, blad 27 en https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12613 Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.7.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Sint-Maartenshove) Ferraris kaart, 1777, blad 27. Gelaude, Cultuurhistorische aspecten van het landschap, 5. Atlas der Buurtwegen, 1846. Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.8.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Zuivelhoeve ’t Soetewey)
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
42
De grootvader van Daniel Peck was ‘stierhouder’. De boeren uit de omgeving kwamen te voet met hun koeien een bezoekje brengen aan de stier. Op de hoeve waren er leghennen, varkens en koeien van het West-Vlaamse rood ras. Op het omliggende akkerland werden tarwe en haver voor de dieren geteeld. De tarwe werd gemaald en gegeven aan de varkens, het haver geplet voor de paarden en de koeien kregen het stro. In een oventje111 op het einde van het erf bakten de ouders en grootouders van Daniël Peck het brood. Aan de zijkant van het erf staat op heden een boomgaard met fruitbomen. Aan de andere kant bevindt zich de paardenstal die vroeger onderdak bood voor twee paarden. Paarden waren het kostbaarste bezit van de boer en werden heel goed verzorgd. Het paard stond in voor alle trekkracht op en naast het veld. De boever (paardenmenner) en paardenknecht sliepen bij de paarden in de stal. De paardenknecht verzorgde de paarden. De boever bestuurde de gespannen paarden op het veld. Pas in de jaren 1950 brak de tractor door en gingen steeds meer landbouwers hun paarden vervangen door de tractor. De vader van Daniël Peck werkte nog lang met zijn paarden en kocht pas in 1976-77 zijn eerste tractor aan.112
?
Het graan werd op de zolder van het woonhuis bewaard. Aan het woonhuis was er een kotje voor de zwijnen en een hangar voor hennen. Parallel met het woonhuis staat de schuur en aanpalend de runderstal. In de schuur zelf is er een kelder die diende voor de opslag van aardappelen en andere groenten. Op de hoeve wordt al vier generaties lang melk verwerkt. Vroeger maakten ze boter, vandaag wordt een gedeelte verwerkt tot roomijs. Er was geen melkophaling, alles werd verwerkt op de hoeve zelf tot boter en karnemelk. De boter vervaardigde de boerin in de keuken van het woonhuis. De afgeroomde melk was voor de kalveren. De room ging in een kuip en moest ‘verzuren’ alvorens er boter van te maken. In de karn werd het tot boter geslingerd. Afhankelijk van de temperatuur deed de moeder van Daniel Peck er ijsblokken in of warme melk bij. De boter werd nadien twee tot vier keer gewassen. Deze boter en de eieren van de leghennen werden thuis verkocht en op de markt van Kruishoutem, een gekende eiermarkt.113 De boerderij was bereikbaar via een landwegel114. Pas in 1976 werd er hier een verharde weg aangelegd, de Gavermeersstraat. In 1981 heeft Daniël Peck als jongste zoon het bedrijf overgenomen en breidde meteen het aantal varkens uit. Tien jaar later besloot hij wegens het lage rendement om enkel melkvee en runderen te houden en in bijberoep tuinarchitect te worden. De voormalige paardenstal doet nu dienst als bureau. In 2003 opende Martine Declerck een winkeltje naast het woonhuis. Hier verkocht ze aardbeien en niet veel later ook zelf vervaardigd roomijs. Wegens het succes vergrootte de omvang sterk. Om in te spelen op de toenemende vraag, bouwden ze in 2007 een nieuw gebouw en vestigden hier het ijssalon in. De melkopbrengst van de hoeve wordt gebruikt om roomijs te vervaardigden. De niet-verwerkte melk wordt opgehaald.
111 112 113 114
Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.3.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Landweg) Laenen, Landelijk leven in Vlaanderen, 24 en http://home.scarlet.be/~psdn0799/boevers.pdf Voor meer informatie zie hoofdstuk 1.4.4 Afzet op de lokale markten Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.1.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Lindehoeve)
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
43
2.6
Schobbejaks Hoogte
De struisvogelboerderij ‘Schobbejaks Hoogte’ wordt uitgebaat door Bert Neirinck en Christel Cauwelier. Het bedrijf is gelegen aan de Deinsesteenweg 182 te Aarsele.
Uitsnede luchtfoto Google Maps Schobbejaks Hoogte
2.6.1
Herkomst boerderijnaam
De hoeve heet al lange tijd Schobbejaks Hoogte. Er zijn verschillende verhalen in omloop. Een plausibele versie over de herkomst van de naam gaat als volgt: de steenweg Tielt-Deinze werd in 1771-1772 aangelegd. Het hoogste punt van deze kasseibaan tussen Aarsele en Tielt ligt op een hoogte van circa 38 meter. Hier woonde een man die verantwoordelijk was voor het onderhoud van de steenweg van Deinze naar Tielt. Deze man was echter gierig en betaalde niet graag. Omwille van wanbetaling legden de arbeiders uit protest het werk neer en noemden ze hem de Schobbejak (schurk). In 1900 werd deze hoogte voor het eerst als Schobbejak’s Hoogte vermeld op een topografische kaart, dit volgens de publicatie ‘Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen’ van K. De Flou uit 1926. Een ander verhaal is gelijkaardig maar gaat veel vroeger terug, namelijk tot bij de aanleg van de steenweg.115
2.6.2 Geschiedenis in vogelvlucht Vermoedelijk stond tijdens de achttiende eeuw hier reeds een boerderij bestaande uit twee gebouwen en omgeven door een haagkant116. De kern van de huidige hoeve gaat terug tot circa 1850. Die bestond toen uit een woonhuis met haaks hierop, op een kleine afstand, een ander gebouw dat vermoedelijk dienst deed als schuur. Enkele jaren later breidde de hoeve uit met een derde, nog verder van het woonhuis gelegen, gebouw.117 De hoeve kwam circa 1900 in het bezit van de familie Neirinck. In die periode bestond de hoeve uit een woonhuis en enkele stallen. Het was een kleinschalig gemengd landbouwbedrijf met enkele runderen, varkens en wat te bewerken grond. De grote uitbreidingen gebeurden door de vader van Bert Neirinck. Hij breidde de boerderij tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw uit met enkele varkensstallen, een rundveestal voor melkkoeien, een kippenstal en een maalderij. Op de akkerlanden stonden in hoofdzaak teelten voor het veevoeder. In de maalderij werd het meel gemaald dat diende als voeder voor de varkens en de runderen. Vroeger stonden molens in voor het vermalen van graan tot meel. De aandrijving gebeurde door wind en water. Uitvindingen en betere technieken in de negentiende eeuw zorgden ervoor dat men niet meer gebonden was aan de omgevingsfactoren om te kunnen malen.
115 116 117
Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12610. Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.5.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Serrely’s) Atlas Vander Maelen, ca. 1850 en Popp, Atlas cadastrale, 1840-1850.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
44
Bijgevolg kon het malen overal plaats vinden. In de twintigste eeuw verschenen er heel wat maalderijen aangedreven door motors. De maalderij op de hoeve was een apart gebouw. Het graan werd eerst gezeefd en geblazen om onzuiverheden (stro, andere zaden, steentjes, stof, etc.) te verwijderen en vervolgens vermaalt tot meel. Het malen zelf gebeurde vroeger tussen twee maalstenen die voorzien waren van groeven. Er bestonden ook maalderijen voor het versnipperen of verhakselen van voederbieten en maïs.118
?
Tot na de Tweede Wereldoorlog was het niet ongewoon dat de landbouwer zijn eigen veevoeder vervaardigde. Er bestond ook commercieel veevoeder, geproduceerd in de vele veevoederbedrijven in de streek. Indien het eigen veevoeder niet volstond, kocht de boer dit aan. Een van de bijgebouwen was het ‘stoomkotje’. In het ene deel stond de ketel om de aardappelen te koken voor de varkens, de andere ruimte diende als berenkot voor de beer (het mannelijke varken). De verkoop bestond vooral uit vleesvarkens, melk en eieren. Het melken gebeurde tot in de jaren 1990 nog met de hand. Het ging toen om een klein aantal runderen. Zowel de maalderij als het stoomkotje zijn nu verdwenen. Bert Neirinck en zijn vrouw Christel Cauwelier namen als vierde generatie in 1996 de boerderij over. Voordien, begin jaren 1990, kochten zij twee struisvogels, Romeo en Julia, die via de krant te koop werden aangeboden. Geboeid door deze vogels besloten zij om hier verder op in te zetten en te starten met het fokken ervan. Ze bouwden de traditionele boerderij geleidelijk om tot een struisvogelboerderij. Gebouwen werden uitgebreid, verbouwd of afgebroken. De boerderij veranderde volledig van uitzicht. Van de bestaande gebouwen bevat enkel het woonhuis nog een oudere kern. In de jaren 1990 was het houden van struisvogels een gekende vorm van landbouwdiversificatie. Door diverse oorzaken, zoals de pas late leeftijd waarop deze dieren eieren leggen, werd het al snel minder populair. Vandaag bestaan er nog weinig struisvogelboerderijen en is deze boerderij een van de weinigen die zich hier volledig op toeleggen. Vandaag gebeurt het hele productieproces van het ei tot de struisvogelpastei op de boerderij zelf. Zo vind je naast de moederdieren, het uitbroeden van de eieren en de opfok van kuikens tot ze slachtrijp zijn, ook een slachthuis, een huidsnijderij én een hoevewinkel. Een eigen selectielijn zorgt ervoor dat de kwaliteit en het rendement van zowel het vlees als de eieren blijven stijgen. In de hoevewinkel wordt een heel gamma van vleesbereidingen aangeboden alsook afgeleide producten zoals advocaat, maar ook beschilderde eierschalen, lederwaren en cosmeticaproducten. Enkel de twee laatste eindproducten worden extern vervaardigd. Naast de verkoop van allerlei producten op de boerderij is er ook de mogelijkheid om een educatieve rondleiding te volgen en zo meer te weten te komen over deze opvallende dieren.
118
Minderhoud (ed.),Veenman's agrarische Winkler Prins : encyclopedie voor landbouw, tuinbouw en bosbouw.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
45
2.7
Sint-Maartenshove
Hoeve Sint-Maartenshove is gelegen aan de Sint-Maartensstraat 15 te Koolskamp (Ardooie). Ignace Poignie en Hilde Van Huylenbrouck beheren deze melkveehouderij.
Uitsnede luchtfoto Google Maps Sint-Maartenshove
2.7.1
Herkomst boerderijnaam
De hoeve ligt in de Sint-Maartensstraat die uit meerdere straten bestaat. Het hoofdtracé begint en eindigt op de Ardooiestraat. Aansluitend is er de Sint-Maartensveldstraat en verderop loopt de Processiestraat. De parochieheilige van deze gemeente is, hoe kan het ook anders, Sint-Maarten. De straatbenamingen verwijzen duidelijk naar een gebeurtenis in de katholieke geschiedenis van deze gemeente. De Sint-Maartensstraat komt in de Atlas der Buurtwegen (1846) voor onder de naam “Processiestraetjen”. In de omschrijving staat het volgende “chemin de la ferme de Dewitte, Pierre Jean au lieu dit St-Maertens veldeken”. Deze naam verwees naar de processie die elk jaar doorging op de Drievuldigheidszondag uit dank voor de schenking van een stuk heidegrond, het “Sint Maartensveldeken” aan de kerken van Ardooie en Koolskamp. Het deel van de Sint-Maartensstraat waar de hoeve gelegen is, heette zelfs een tijdje Processiestraat. Omdat er echter geen rechtstreekse verbinding was met de iets verder gelegen processiestraat, kreeg de straat vervolgens de naam Sint-Maartensstraat.119 De Sint-Maartenshove zelf staat eveneens in teken van Sint-Maarten. Zo waren er vroeger twee, nu nog één, windijzers in de vorm van Sint-Maarten. Boven de deur van de oude stal is er een nis met het heiligenbeeld van Sint-Maarten. De landbouwer is sterk afhankelijk van de natuurkrachten. Om bescherming van God te krijgen, zijn er vaak religieuze tekens terug te vinden op de boerderij. Sint-Martinus, bij ons beter bekend als Sint-Maarten was onder meer de beschermheilige van de boeren en van het vee. De feestdag van Sint-Maarten valt op 11 november. Op die dag moest de oogst zijn binnengehaald en het vee op stal staan.120
119 120
?
Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/25923 Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Martinus_van_Tours
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
46
? Een windijzer staat op het hoogste dak van de hoeve. Deze geeft de windrichting aan. Vroeger, maar ook vandaag, worden windijzers nog gebruikt. Zo weten de landbouwers of de wind goed staat om het gewas te beschermen of andere activiteiten op het land uit te voeren.
2.7.2
Geschiedenis in vogelvlucht
Circa 1830 stonden hier twee kleine gebouwen langs een voetweg.121 Deze waren eigendom van David Wankourt, landbouwer. Sinds circa 1884 was de familie Poignie eigenaar van deze hoeve. De twee kleine gebouwen werden afgebroken en een nieuwe boerderij opgebouwd. Circa 1930-1940 bestond de hoeve uit drie gebouwen opgesteld rondom het erf in U-vorm. Camiel Poignie, die toen samen met zijn broer en zus eigenaar was, bouwde de stal in 1936, het woonhuis in 1942 en de schuur in 1946. Deze datums zijn terug te vinden in de gevels van de stal en schuur. Het oude woonhuis werd vervolgens afgebroken. Achter het nieuwe woonhuis bevond zich een hoogstamboomgaard.
?
Vroeger hadden vele hoeven een kleine boomgaard. In deze boomgaard graasde het vee. Het fruit van de hoogstambomen was een welgekomen aanvulling op het dagelijkse menu. Na de Tweede Wereldoorlog verschenen door selectie en doordacht snoeien de laagstambomen. Deze bomen brachten meer op en waren gemakkelijker te onderhouden. Hierdoor verdwenen vele hoogstambomen. Sinds enige tijd is er een heropleving van de hoogstambomen. Mede dankzij vele initiatieven zijn deze oude fruitrassen op sommige plaatsen terug zichtbaar in het landschap van het Tielts Plateau.122 Het gemengde landbouwbedrijf omvatte zowel rundvee als varkens en leghennen. Het rundvee was van het West-Vlaams rood ras, dat ze hielden voor de melk- en de vleesproductie. Voordat er tractoren waren, werden twee paarden ingezet op de boerderij.123 De ouders van Ignace Poignie legden zich toe op melkvee en schakelden over naar het bekende Holstein-Friesian ras, een Amerikaans zwartbont melkras. Zij bouwden in 1969 een stal bij voor dit melkvee. Het melken gebeurde vervolgens in een zogenaamde melkput. 124 Tijdens de zomer als de koeien in de weilanden waren, werden mestvarkens in de stallen gehouden. Dit gebeurde voor slechts een korte periode. Ignace Poignie is de vijfde generatie die actief is op de boerderij. Hij specialiseerde zich in Nederland voor melkvee. Na zijn studies nam hij de boerderij over van zijn moeder. In 1989 bouwde hij een nieuwe stal voor het melkvee en vormde de bestaande rundveestal om tot een jongveestal. Hij was vooruitstrevend in het toepassen van kunstmatige inseminatie. Door selectie over een lange periode is de melkproductie per koe sterk verhoogd. Klassen en andere groepen worden boerin Hilde hartelijk ontvangen op de boerderij. Via een rondleiding en allerlei doe-activiteiten leert ze hen meer over de werking van een melkveebedrijf.
121 122 123 124
Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.1.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Landweg) Ceunen, Het landschap vertelt, 114. Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.5.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Serrely’s) Een melkput ligt deels in de grond wat het melken vergemakkelijkt.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
47
2.8 Zuivelhoeve ‘t Soetewey
Zuivelhoeve ‘t Soetewey is gelegen aan de Torendreef 5, 8020 Ruddervoorde. Jan Van Acker en Chantal Rogiers beheren deze melkveehouderij.
Uitsnede luchtfoto Google Maps Zuivelhoeve ‘t Soetewey
2.8.1
Herkomst boerderijnaam
De huidige eigenaars gaven de naam ’t Soetewey aan hun boerderij. De hoeve had voordien geen naam. Tijdens de zoektocht naar een geschikte naam, ontdekte de Heemkundige Kring Ruddervoorde dat de omliggende graslanden enkele eeuwen geleden gekend stonden als ’t Soetewey, weiden met sappig gras. De bodem hield voldoende vocht vast waardoor het gras bleef groeien en sappig was. Toen graasde er hier al melkvee, net zoals vandaag.125
2.8.2
Geschiedenis in vogelvlucht De gronden waar de hoeve is gebouwd, behoorden in 1726 toe aan het Hof van Coubrouck. Dit hof groeide voort uit een vroegmiddeleeuws landbouwdomein. Op het huidige perceel stonden twee gebouwen langsheen de weg. Een haagkant126 omzoomde het perceel langs de andere zijden af. Een boomgaard127 bevond zich op het erf. Het uiteindelijke woonhuis dateert volgens de bouwstijl vermoedelijk van circa 1850.
De hoeve was in 1904 eigendom van de familie van Outryve – d’Ydewalle. Later erfde de Baron Michel Della Faille langs moederszijde de hoeve met bijhorende gronden. De hoeve zou vroeger tot het kasteel ‘Zorgvliet’ behoord hebben. Tot op vandaag is het een pachthoeve.128 Pacht is de benaming voor een soort van huurovereenkomst waarbij landbouwgrond en eventueel de op die grond staande hoeve door de eigenaar, de verpachter, in gebruik wordt gegeven aan de pachter. De pachter, de landbouwer in dit geval, betaalt hiervoor een voordien afgesproken bedrag. Dit is een eeuwenoud en vaak voorkomend gebruik. 129
125 126 127 128 129
?
Lindemans, Geschiedenis van de landbouw, 363. Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.5.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Serrely’s) Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.7.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Sint-Maartenshove) Opzoekingswerk van Chantal Rogiers en https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/22120 Zie http://www.vlaanderen.be/nl/ondernemen/landbouw/landbouwgrond-en-pacht
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
48
In 1979 werden de ouders van Jan Van Acker onteigend te Oostkamp waar ze een gemengd landbouwbedrijf uitbaatten. Ze verhuisden daarop naar deze pachthoeve te Ruddervoorde. Op het domein bouwden ze een nieuwe koeienstal. Een jaar later brachten ze het gehele bedrijf uit Oostkamp over. Het oude woonhuis werd grondig gerenoveerd om aan de huidige wooneisen te voldoen. Enkel de kelder met daarboven de voutekamer is nog origineel.
? De voutekamer, ook wel opkamer genoemd, lag hoger dan de andere kamers in het huis en was via enkele treden bereikbaar. Vroeger was het de mooiste kamer, uitgerust met de fraaiste meubels. Enkel tijdens bijzondere gebeurtenissen werd deze ruimte in gebruik genomen zoals bij een huwelijk of het opbaren van een overledene. De kamer kon ook fungeren als slaapvertrek. Onder de opkamer lag veelal een half verzonken kelder. Dit was een koele opslagruimte voor diverse eetwaren zoals aardappelen en het bewaren van melk. Deze kamer had een raampje langs de buitenzijde voor daglicht en frisse lucht. De kelder bevond zich veelal aan de noordzijde, de koelste plek van de woning.130
Nog in 1980 werden de oude stallen aangepast voor het houden van jongvee en varkens en voor het bergen van materiaal. In 1995 namen Jan Van Acker en Chantal Rogiers het gemengde landbouwbedrijf gedeeltelijk over en vervingen ze de oude jongveestal door een nieuwe stal met berging. In 1999 besloten ze om niet meer te investeren in de varkenshouderij. De stallen waren verouderd en door de dioxinecrisis zakten de varkensprijzen in elkaar. Naast de melkveehouderij kozen ze ervoor om een deeltje van de melk zelf te verwerken en te verkopen. Ze recupereerden de bakstenen van het oude bakhuis 131 en bouwden hiermee een melkverwerkingsruimte. De grootmoeder van Chantal Rogiers leerde haar hoe boter te vervaardigen. Van haar heeft zij de stiel geleerd. Ze verwerkten eerst melk tot boter en karnemelk. Al snel kwam er yoghurt en plattekaas bij. Later breidde het gamma uit naar yoghurt, hoeve-ijs, chocopasta, etc. Deze zelfbereide producten verkopen ze in hun hoevewinkel gelegen aan het woonhuis. In 2002 nam het echtpaar de hoeve helemaal over. Ze lieten een hoogstamboomgaard 132 aanplanten met oude appel-, kriek- en perenrassen. Tot voor kort teelden ze prei voor de REO-veiling in Roeselare. Wegens de tijdrovende inspanningen, besloten ze om hiermee te stoppen. Sedert lange tijd ontvangt de boerderij klassen. Op deze manier werken zij mee aan het positieve imago van de landbouwer en leren ze de kinderen meer over de herkomst en verwerking van melk.
130 131 132
Laenen, Landelijk leven in Vlaanderen, 23. Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.3.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Landweg) Voor meer informatie zie hoofdstuk 2.7.2 Geschiedenis in vogelvlucht (Sint-Maartenshove)
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
49
2.9
Synthese van de landbouwevolutie in het noorden en zuiden van het Tielts Plateau
2.9.1
Het noorden van het Tielts Plateau
Gemeenten
-
Beernem Oedelem Ruddervoorde Ruiselede Wingene Zwevezele
Grondtype -
Minder vruchtbare zandstreek
Landschap -
Bossen, heide en akkergewassen Bebouwing vooral geconcentreerd in de kernen met buitenverblijven van stedelijke adel Minder intensieve vormen van landbouw (begrazing en bossen) Dambordvormig patroon van ontginningsdreven zijn van recentere datum Kleine percelen gescheiden door heggen en hagen
Ontwikkeling landbouwstreek Bulskampveld tot 1800
-
Eén van de grootste veldgebieden van Vlaanderen Graslanden op de betere gronden Vanaf 1750 ontginnen gronden: woeste gronden worden landbouwgrond of bosgrond Aan de zijkanten van het bos: akkerbouw (vnl. rogge) Optrekken buitenverblijven of ombouwen boerderij tot een kasteel door de rijke burgerij en adel
Traditionele landbouw tot 1880
-
Agrarische activiteiten + aanvullend inkomen Beernem richt zich tijdelijk op vlasteelt en bewerking van vlas + migratiegolf
Landbouw in transitie (1880-1950)
-
Circa 1880 Belgische landbouw in grote crisis door goedkope Amerikaanse en Russische tarwe (Agricultural Invasion) Heroriëntering landbouw: van akkerbouw naar tuinbouw en veeteelt Stijgende aandacht geitenteelt tijdens eind negentiende eeuw en interbellum Bloeiende boomkwekerijen en bosbouw Kunstmeststoffen zorgen voor hoger rendement akkerbouwgewassen Na WOI technische evolutie en wetenschappelijke inzichten grotere landbouwproductiviteit Landbouwonderwijs en tuinbouwverenigingen Rijke herenboeren en arme keuterboeren 1959: kleinbedrijf van minder dan 6 hectare dominant Dankzij dubbeldoelkoeien zowel productie van melk en boter als vleesproductie
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
50
-
Commercialisering varkensteelt na WOII: in Wingene stijgt het aantal varkens met 36% in 1950 Tielts Plateau pioniersrol in melkverwerking: eerste coöperatieve melkerij in Oostkamp Afzet melkverwerking op lokale markten Grote impact van de Wereldoorlogen op landbouwsector: opeisingen vee, hout en grondstoffen
Landbouw als schakel in de voedselketen (1950-2010)
-
Uitbouw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB, 1962) Specialisatie, mechanisatie en innovatie Jaren 1980 grenzen aan de groei: productiequota, milieu, ziektes, duurzaamheid Toename akkerbouwland ten opzichte van grasland Rundveeteelt, vooral melkvee, wordt belangrijk in de regio
2.9.2 Het zuiden van het Tielts Plateau Gemeenten
-
Aarsele Egem Kanegem Koolskamp Pittem Ruiselede Tielt Wingene
Grondtype -
Vruchtbare zandleemstreek
Landschap
-
Weinig grote bos- of natuurgebieden met sterk verspreide bebouwing Intensief landbouwgebruik Verkaveling landschap Historisch gegroeide landbouw, gerelateerde industrieën zoals groenteverwerkingsindustrie en veevoederindustrie Zacht glooiend reliëf met de Poelberg (Tielt) Kleine landschapselementen
Ontwikkeling landbouwstreek rond stad Tielt tot 1800
-
Familiaal kleinbedrijf met akkerbouw en veeteelt Nadruk broodgranen Hooiland en nijverheidsgewassen ter aanvulling
Traditionele landbouw tot 1880 Agrarische activiteiten + aanvullend inkomen
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
51
Landbouw in transitie (1880-1950)
-
Circa 1880 Belgische landbouw in grote crisis door goedkope Amerikaanse en Russische tarwe (Agricultural Invasion) Heroriëntering landbouw: van akkerbouw naar tuinbouw en veeteelt Kunstmeststoffen zorgen voor hoger rendement akkerbouwgewassen Na WOI technische evolutie en wetenschappelijke inzichten grotere landbouwproductiviteit Landbouwonderwijs en tuinbouwverenigingen Rijke herenboeren en arme keuterboeren 1959: kleinbedrijf van minder dan 6 hectare dominant Dankzij dubbeldoelkoeien zowel productie van melk en boter als vleesproductie Commercialisering varkensteelt na WOII: in Wingene stijgt het aantal varkens met 36% in 1950 Tielts Plateau pioniersrol in melkverwerking: eerste coöperatieve melkerij in Oostkamp Afzet melkverwerking op lokale markten Grote impact van de Wereldoorlogen op landbouwsector: opeisingen vee, hout en grondstoffen
Landbouw als schakel in de voedselketen (1950-2010)
-
Uitbouw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) Specialisatie, mechanisatie en innovatie Opmars tuinbouwsector: diepvriesgroentebedrijven, REO-veiling te Roeselare, POVLT (Inagro) Jaren 1980 grenzen aan de groei: productiequota, milieu, ziektes, duurzaamheid Toename akkerbouwland ten opzichte van grasland
Rundveeteelt, vooral melkvee, wordt belangrijk in de regio
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
52
3.
Conclusie: elementen voor een regio-identiteit
In noorden bepaalt het landschapspark Bulskampveld de landschappelijke identiteit van het Tielts plateau, in het zuiden de Poelberg. De regio kenmerkt zich daarnaast door een zichtbare landbouw die historisch gegroeid is. Deze landbouw is duidelijk aanwezig door de vele akkers en weiden in het landschap. De vele boerderijen staan verspreid in het landschap en bepalen mee het landschapszicht.
De regio typeert zich duidelijk door haar eenheid in verscheidenheid. De streek brengt een waaier aan landbouwproducten en –activiteiten voort (groenteteelt, melken vleesproductie en verwerking). Er komen heel wat gemengde landbouwbedrijven voor.
De streek is enerzijds een centrum voor niet-grondgebonden (intensieve) veeteelt zoals varkens en pluimvee en anderzijds een middelpunt voor tuinbouw in open lucht.
Melkverwerking en botermarkten waren vooral belangrijk in het noorden van de regio. Terwijl dit voor het zuiden de groenteteelt was vanwege de vruchtbare zandleemgrond. Op heden zijn nog talrijke melkveebedrijven en groenteteeltbedrijven in de streek aanwezig.
Innovatie en ondernemerschap zijn waarden die de landbouwers van de streek niet vreemd zijn. De geschiedenis toont aan dat de landbouwers zich weten aan te passen aan de maatschappelijke veranderingen (van traditionele landbouw naar specialisatie en verbreding).
De beroepstrots van de landbouwers is eveneens zichtbaar aanwezig. Ze vertellen met passie over hun bedrijf en het leven op het platteland. Deze kennis willen zij delen met geïnteresseerden. Ze vinden het belangrijk dat de volgende generaties de voeling met de landbouw blijven behouden en bewust blijven van de herkomst van onze voedingsmiddelen. Via allerlei initiatieven zetten de landbouwers zich hier met veel enthousiasme voor in.
De landbouwers beseffen dat zij grotendeels de identiteit van de regio bepalen. Ze dragen zorg voor het landschap.
De dynamiek en het ondernemerschap in de landbouw illustreert zich aan de hand van diverse verbredingsinitiatieven. Veel eigenaars van boerderijen ontvangen bezoekers (met aandacht voor toerisme) of baten een hoevewinkel uit.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
53
4. 4.1
Bibliografie Uitgegeven bronnen
Recensement général d’Agriculture (15 octobre 1846), Brussel, 1850 Recensement général d’Agriculture (31 décembre 1866), Brussel, 1871 Recensement général d’Agriculture de 1895, Brussel, 1893-1900 Recensement général d’Agriculture de 1910, Brussel, 1913-1920 Algemene landbouwtelling van 1950, Brussel, 1953-1954 15-mei telling van 1980 (NIS, Landbouwstatistieken), Brussel, 1980. 15-mei telling van 2010 (ADSEI, Landbouwstatistieken), Brussel, 2010.
4.2
Literatuur
Andries J., ‘Notice sur la grande bruyère flamande de Bulscamp, ou itinéraire de Walter de Marvis, évêque de Tornai, fixant, en 1242, les limites d’un grand nombre de paroisses touchant à cette bruyère; avec une carte’, in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 17 (1864-1865), pp. 271-330. Andries, J., ‘Projet de défrichement de la grande bruyère qui s’étend sur les communes de Ruddervoorde, Zwevezele et Lichtervelde, connue sous le nom de Vry Geweid’, in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 4 (1842), pp. 257-303. Antrop M., Het landschap meervoudig bekeken (Monografieën Stichting Leefmilieu, 30), Gent, 1989. Baeckelandt R., ‘De tijd van toen: Landbouwerschool ca. 1933 – huldiging Ernest Ornelis’, in: Land van de Woestijne, 29 (2006), nr. 3, pp. 46-ev. Arren P., Van Kasteel naar Kasteel deel 4, kapellen, 1991. Baute D., ‘Landbouw en mechanisatie in de 20ste eeuw’, in: Open Monumentendag Vlaanderen 2008. Gemeente Beernem, s.l., 2008, pp. 17-22. Beernaert F., Evolutie van het “veld” en bos tussen Brugge en Torhout, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 1977-1978. Biebauw T., De geschiedenis van Hertsberge: zijn proosdij, heerlijkheden en de wijk Lodi, Oostkamp, 2012. Bonamie D., ‘Landelijk wonen. Landelijk wonen in Beernem’, in: Open Monumentendag Vlaanderen 2007. Gemeente Beernem, s.l., 2007, pp. 10-15.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
54
Bouljon, B., Het Oostkamp, Ruddervoorde, Hertsberge en Waardamme van toen. Een verzameling foto’s van de vier Oostkampse deelgemeenten in de 19e en de eerste helft van de 20ste eeuw, Brugge, 1984. Braet M., ‘Het Ruisleeds Veld: parochie met een boeiend verleden’, in: Oud Ruysselede, 14 (1997), nr. 3, pp. 107-168. Braet M., ‘Op en rond Tiest Van Ackers hof’, in: Oud Ruysselede, 15 (1998), pp. 51-60. Braet M., ‘”Zwart goed” en hun kopers te Ruiselede’, in: Oud Ruysselede, 16 (1999), nr. 3, pp. 131-142. Braet M., ‘Familie Petrus De Bel boomkweker op de Kruisebergen’, in: Oud Ruysselede, 18 (2001), nr. 4, pp. 163-174. Braet M., ‘Familie Constant Devooght en de Gallatashoeve te Doomkerke’, in: Oud Ruysselede, 19 (2002), pp. 123-130. Braet M., ‘Families Bake en Perneel en het Sint-Pietersveld (1759-1849)’, in: Oud Ruysselede, 21 (2004), pp. 3-9. Braet M., ‘Het Oude Goed della Faille, het leen te Galentas en familie de Kerckhove d’Ousselghem’, in: Oud Ruysselede, 23 (2006), pp. 151-158. Braet M., ‘Het geslacht Wyts en het vijvergebied te Wildenburg en Bellem’, in: Ons Wingene, 11 (2008), pp. 104-120. Buiks C., Laat middeleeuws landschap en veldnamen in Baronie van Breda, Assen, 1997. Buyck J., Inventarissen van de archieven van het rijksopvoedingsgesticht te Ruiselede (18491970) en van het penitentiair landbouwcentrum te Ruiselede (1926-1986) met daarin opgenomen de archieven van de verschillende interneringscentra te Kortrijk (1944-1947) en van het interneringscentrum te Moorsele (1944) (Rijksarchief Beveren, Inventarissen, 40), Brussel, 1999. Callewaert F., ‘Hoevetoerisme in het Tieltse’, in: Mandeldal, 1978, nr. 12 bis, p. 4. Callewaert F., ‘Tielt: hoevevakantie’, in: Mandeldal, 1978, nr. 7, p. 16. Ceunen N., Het landschap vertelt, Peer, 2011. Cloet D., Landbouw in Pittem en Egem 1846-2012, Pittem, 2013. Craeybeckx J., ‘Boeren 1844-1894’, in: (Nieuwe) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 12, Haarlem, 1982, pp. 99-105. Craeybeckx J., ‘Boeren 1894-1914’, in: (Nieuwe) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 13, Haarlem, 1982, pp. 286-293.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
55
Craeybeckx J., ‘Het agrarisch bedrijf (1873-1894)’, in: (Nieuwe) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 13, Haarlem, 1982, pp. 12-17. Craeybeckx J., ‘Het agrarisch bedrijf (1894-1914)’, in: (Nieuwe) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 13, Haarlem, 1982, pp. 226-227. Craeybeckx J., ‘Het agrarische bedrijf (1844-1873)’, in: (Nieuwe) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 12, Haarlem, 1982, pp. 20-33. Daels L., ‘Landschapsontwikkeling in en rond het voormalige Bulskampveld’, in: Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies, 31 (1962), pp. 191-228. Dauw A., ‘Merkwaardige hofsteden te Ruiselede’, in: Ons Doomkerke – De Vijf zusterparochiën, 19 (1974), nr. 2, pp. 7-8. Dauw A., Emigratie naar Noord-Amerika, s.d., s.l.
[Zie online: home.scarlet.be/~rt964003/memorabilia/Documenten/gowest.doc]. David J., ‘Paardengetrappel in Koolskamp’, in: Jaarboek van de Heemkundige Kring ArdooieKoolskamp, 3 (2007), p. 98-ev. De Baets P., ‘Bosbouw te Beernem (1795)’, in: Biekorf, 103 (2003), pp. 8-11. De Brabandere R., ‘Het groot Goet ten Broucken en de Kanegemse dorpsheerlijkheid SintBaafs’, in: De Roede van Tielt, 1989, nr. 3-4, p. 102-154. De Brabandere R., ‘De hoeve Het Strichtensgoet in Kanegem’, in: De Roede van Tielt, 2004, nr. 4, pp. 146-170. De Brabandere R., ‘De ontginningsgeschiedenis van het Bulskampveld en het SintPietersveld’, in: R. De Brabandere, M. Delange en I. Gryspeerdt red., Wreeck geen quaedt, maer dwing tot goed: het Sint-Pietersveld, kruispunt van historische en maatschappelijke ontwikkelingen in Vlaanderen, Tielt, 1999, pp. 14-45. ‘De dorpskom van Sint-Joris-ten-Distel volgens een militaire kaart uit 1928’, in: Bos en Beverveld, 15 (1981), pp. 104-107. Debacker R., ‘De inboedel van een hoeve 245 jaar geleden’, in: Oud Ruysselede, 2 (1985), nr. 2, pp. 101-106. De Groodt A., en De Groodt F., De oude hoeven in het Land van Waas, Antwerpen, 1955. Deguffroy G., ‘Een hoeve nader bekeken: Het leen ten Hulle’, in: Oud Ruysselede, 3 (1986), nr. 1, pp. 59-68.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
56
Deguffroy G., ‘Boerinnenbond Doomkerke 1956’, in: Oud Ruysselede, 15 (1998), pp. 22-25. Deguffroy G., ‘De jaren van ramspoed: 1836-1856. De crisisbestrijding in Wingene’, in: Ons Wingene, 3 (2000), pp. 20-ev. Demarrez I., ‘Edouard Demarrez uit Kanegem werd landbouwingenieur in 1868’, in: De Roede van Tielt, 2007, nr. 1, p. 51-64. Demasure B., Vooronderzoek. Evolutie van de landbouw in het Landschapspark Bulskampveld, van ca. 1000 tot vandaag, Leuven (Centrum Agrarische Geschiedenis), 2013.
[Raadpleegbaar via: www.cagnet.be/files/Eindrapport_Bulskampveld_publiek.pdf] Detavernier A., Bedrijfseconomisch onderzoek van de landbouw in de gemeenten Wingene en Ruiselede, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, RUGent, faculteit Economische Wetenschappen, 1977. Devliegher L., Landelijk en ambachtelijk leven. Het provinciaal museum van het Bulskampveld te Beernem, Brugge, 1992. Devogelaere J., De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement Roeselare-Tielt, Roeselare, 1982. Dewitte P., ‘Dagelijkse realiteit van prijzen en lonen. Hun invloed op de emigratie naar NoordAmerika uit de streek van Tielt 1840-1914’, in: De Roede van Tielt, 1982, nr. 2, pp. 71-88. Gelaude F., ‘Coeyplaege te Ruiselede in 1774’, in: Oud Ruysselede, 15 (1998), nr. 2, pp. 6188. Gelaude F., Cultuurhistorische aspecten van het landschap, Antwerpen, 2007. Gheysen R., Bedrijfsopvolging bij de landbouwbevolking van het arrondissement Tielt, Tielt, 1971. Gilté S. en Baert S., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Beernem. Deelgemeenten Beernem, Oedelem en Sint-Joris, Brussel, 2007. Gilté S. en Baert S., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Wingene. Deelgemeente Zwevezele, Brussel, 2009. Goedseels V., Hoeven op land gebouwd, Tielt, 1983. Het Tielts Plateau: Ontmoetingsplaats voor dynamiek, kwaliteit en belevingswaarde. “Goed om te beleven”, Ontwikkelingsstrategie Leader Tielts Plateau 2008-2013, Tielt, 2007. Laenen M., Landelijk leven in Vlaanderen, Averbode, 1983.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
57
Laenen M., Inleiding tot landelijke architectuur in Vlaanderen, s.l., 2007. Lambert C. red., Landbouw en agrarisch erfgoed in Beernem, Open Monumentendag Vlaanderen 2010. Gemeente Beernem, Beernem, 2010. Lambert C. red., Open Monumentendag Vlaanderen 2005. Gemeente Beernem, Beernem, 2005. Lambert J., Monographie de la ferme de ‘Hulstloo’ à Beernem (Flandre Occidentale), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, UCL, Institut Agronomique, 1946. Lams G., ‘De melkerij, een stuk verdwenen economische geschiedenis. Stoommelkerij SintElooi –Aldis Wingene’, in: Ons Wingene, 1 (1998), pp. 126-ev. Land- en tuinbouw in West-Vlaanderen: een struktuuranalyse (West-Vlaams Economisch Studiebureau, 28), Brugge, 1982. Lemey P. en Gelaude F., ‘Ruiselede en ’t vlas’, in: Oud Ruysselede, 4 (1987), nr. 3, pp. 125136. Leplae E., ‘Les oeuvres agricoles d’Oostkamp’, in: Revue Générale Agronomique de Louvain, 6 (1897), pp. 266-270; 308-315. Lievens F., ‘Sprokkels uit het veldverleden ten zuiden van Brugge’ in: Land van Mout. Bebossing door Brugse families en instellingen omstreeks 1800, Brugge (2005), pp. 15, 16. Lindemans P., Geschiedenis van de landbouw, Borgerhout, 1994. Luyten S. ‘Boerderijen in Vlaanderen. Geografische situering en materiaalgebruik’, in: Open Monumentendag Vlaanderen 2010 De Vier Elementen, 2010. Martens E., Boerentrots en ondernemersgeest. Boeren in Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog, Leuven, 2010. Maton M., Monographie de la ferme de l’Etablissement d’Education de l’Etat à Sint-Pietersveld, Ruiselede (Flandre Occidentale), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, UCL, Institut Agronomique, 1939. Matthys E., ‘De geitensyndicaten van Beernem en Oedelem’, in: Bos en Beverveld, 33 (1999), pp. 99-116. Matthijs E., Mensen van te lande. Leven, arbeid en ontspanning in het Beernem, Oedelem en Sint-Joris van toen, Beernem, 2000. Matthijs E., ‘Over melk en boter’, in: C. Lambert red., Landbouw en agrarisch erfgoed in Beernem, Open Monumentendag Vlaanderen 2010. Gemeente Beernem, Beernem, 2010, pp. 36-51.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
58
Merlevede D., ‘Constant Vansteenkiste in Beernem (1905-1908)’, in: Bos en Beverveld, 19 (1985), pp. 95-112. Merlevede D., Omwille van het vlas. De ‘memoires’ van Constant Vansteenkiste, Wevelgem, 1988. Mertens J. en Vanderpijpen W., Schets van de Westvlaamse landbouw eind 18e begin 19e eeuw: het rapport van B. J. Holvoet en zijn belang voor de Mémoire statistique du département de la Lys (Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, 26), Gent, 1971. Minderhoud G., Veenman's agrarische Winkler Prins : encyclopedie voor landbouw, tuinbouw en bosbouw, Wageningen, 1954-1957. Muys C., ‘Een hoeve nader bekeken: Vossenholle’, in: Oud Ruysselede, 7 (1990), nr. 3, pp. 107-119. Patteeuw J., ‘De familie Scherrens’, in: Ons Wingene jaarboek, 10 (2007), pp. 18-32. Pluym L., Van d’Akkere tot Zandberghoeve. Hoevenamen in de Kempen, Herentals, 1994. Radcliff T., A report on the Agriculture of Eastern and Western Flanders, Londen, 1819, pp. 128-136. Ryckaert I., ‘Recente geschiedenis van de landbouw’ in: C. Lambert red., Landbouw en agrarisch erfgoed in Beernem, Open Monumentendag Vlaanderen 2010. Gemeente Beernem, Beernem, 2010, pp. 2-8. Ryserhove A., Beernem. Een heemkundige studie, Handzame, 1979. Ryserhove A., Historische speurtocht doorheen de groene gewesten (Beernem – Oedelem – Sint-Joris-ten-Distel – Hertsberge), s.l., 1973. Schrijnen J., Nederlandse volkskunde, s. l., 2007. Segers Y. en Van Molle L. red., Leven van het land: boeren in België, 1750-2000, Leuven, 2004. Strobbe H., ‘Toen er nog vlas gezaaid werd te Beernem en omstreken’, in: Bos en Beverveld, 13 (1979), pp. 73-76. Tambuyzer C., De landbouwstreken van de provincie West-Vlaanderen (LEI-Schriften, 123/RR-104), Brussel, 1970. Termote J., Project Biscopveld. Historisch-geografisch onderzoek naar het voorkomen van de voormalige veldvijvers in het Bulskampveld en de mogelijkheden van herstel in het natuurinrichtingsproject Biscopveld, Eindrapport Vlaamse Landmaatschappij, Brussel, 2010.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
59
Termote T., Economische betekenis van het agrocomplex in West-Vlaanderen (Facetten van West-Vlaanderen, 57), Brugge, 2009. Theys J., Vanneste O. en Zwaenepoel M., Het arrondissement Roeselare. Een regionaalekonomische studie (West-Vlaams Economisch Studiebureau), Brugge, 1963. Toelen T., Vakwerk, Bokrijk, 2005. Uyttenhove P. red., Recollecting Landscapes. Herfotografie, geheugen en transformatie 19041980-2004, Gent, 2006. Van Severen A., ‘Franciscus Werrebrouck en de heide van het Bulskampveld’, in: Bos en Beverveld, 6 (1971), pp. 125-138. Van Slambrouck, N., ‘Een coöperatieve melkerij te Beernem’, in: Bos en Beverveld, 32 (1998), pp. 67-83. Van Speybrouck A., ‘Le Beverhoutsveld situé dans la commune d’Oedelem’, in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 34 (1884), pp. 155-207. Van Vlaenderen P. en Vranckx M., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Ruiselede, Brussel, 2008. Van Wonterghem E., ‘De ontginning van het Bulskampveld’, in: Open Monumentendag Vlaanderen 2005 Gemeente Beernem, s.l., 2005, pp. 2-9. Van Acker L., Geschiedenis van de parochiale boerengilde van Ardooie (1893-1969), Pittem, 1969. Van Acker L., ‘De vrijdagmarkt van Ardooie’, in: Jaarboek van de Heemkundige Kring ArdooieKoolskamp, 3 (2007), p. 75-ev. Van Acker L., ‘De geitenbond van Ardooie’, in: Jaarboek van de Heemkundige Kring ArdooieKoolskamp, 4 (2008), p. 59-ev. Van Acker L., ‘Koolzaad, hop, aardappelen en tabak in Ardooie’, in: Jaarboek van de Heemkundige Kring Ardooie-Koolskamp, 8 (2012), p. 45-ev. Vanbelleghem D., ‘Van boerenstiel naar agro-economie’, in: P. Uyttenhove red., Recollecting Landscapes. Herfotografie, geheugen en transformatie 1904-1980-2004, Gent, 2006, pp. 253-271. Vandenbroeke C. en Vanderpijpen W., ‘Landbouw en platteland in de Zuidelijke Nederlanden 1770-1884’, in: (Nieuwe) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 10, Haarlem, 1982, pp. 183-209.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
60
Vandepitte P. en Neirinck L., Tielt: speuren naar heden en verleden van Tielt, Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Tielt, 1985. Vander Vaeren J., Eene Eeuw Geschiedenis van den Belgischen Landbouw 1830-1930, Leuven, 1930. Vanmaekelbergh C., Marginale gronden te Wingene. Een retrospektief-geografische studie, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, RU Gent, faculteit Wetenschappen, 1973-1974. Vanneste O., Theys J. en Zwaenepoel M., Het arrondissement Brugge: een regionaalekonomische studie (West-Vlaams Economisch Studiebureau, 4), Brugge, 1961. Vanneste O. en Theys J., Het arrondissement Tielt. Een regionaal-ekonomische studie (WestVlaams Economisch Studiebureau), Brugge, 1968. Vanwalleghem A. en Creyf S., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Oostkamp. Deel I: Deelgemeente Oostkamp, Brussel, 2007. Vanwalleghem A. en Creyf S., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Oostkamp. Deel II: Deelgemeenten Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme, Brussel, 2007. Vergote B., ‘Grondgebruik en grondbezit in Wingene (1756)’, in: Ons Wingene, 11 (2008), pp. 86-96. Verhoustraete A., Het oostelijk deel van het Bulskampveld en de ontginning ervan (Oostvlaams verbond van de kringen voor geschiedenis. Voorlichtingsreeks, 27), Gent, 1960. [= Verhoustraete A., ‘Het oostelijk deel van het Bulskampveld en de ontginning ervan’, in: Appeltjes van het Meetjesland, 10 (1959), pp. 5-54.] Verhulst A., ‘Occupatiegeschiedenis en landbouweconomie in het Zuiden circa 1000-1300’, in: (Nieuwe) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 2, Haarlem, 1982, pp. 83-104. Vlamynck J., ‘Boomkwekerijen te Beernem’, in: Bos en Beverveld, 11 (1977), pp. 110-115. Vlamynck J., ‘Hoevebenamingen in Groot-Beernem’, in: Bos en Beverveld, 12 (1978), pp. 169-172. Vyncke J., ‘Varkensteelt te Doomkerke – de veeteelt te Doomkerke, anno 1972’, in: in: Ons Doomkerke – De Vijf zusterparochiën, 18 (1973), nr. 1, pp. 7-9. Waerniers P., ‘1960-2010: 50 jaar landbouwonderwijs in Oedelem: hoe het begon…’, in: C. Lambert red., Landbouw en agrarisch erfgoed in Beernem, Open Monumentendag Vlaanderen 2010. Gemeente Beernem, Beernem, 2010, pp. 52-54. Zwaenepoel M. en Vanhove N., De landbouw in West-Vlaanderen: een ekonomische en sociografische analyse (West-Vlaams Economisch Studiebureau, 11), Brugge, 1965.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
61
4.3
Digitaal
Agriwiki (www.agriwiki.nl) Beeldbank West-Vlaanderen (www.beeldbankwest-vlaanderen) Erfgoedbank HetVirtueleLand (www.hetvirtueleland.be) Ferraris kaart - Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik, 1777 (belgica.kbr.be) P. Vermaelen, Vandermaelen kaart, Cartes topographiques de la Belgique, 1846 – 1854 en Popp, kopies, Atlas cadastrale parcellaire de la Belgique, 1842 – 1879 (www.geopunt.be) Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed (onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be)
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
62
5. 5.1
Bijlagen Bodemkaart Tielts Plateau
Bron: Bodem Tielts Plateau, Bodemkaart Geo Vlaanderen Blauw wijst op een zandbodem, orangje op een zandleem bodem. De volledige legende is terug te vinden via http://geo-vlaanderen.agiv.be/.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
63
5.2 Cultuurareaal in de gemeenten van het Tielts Plateau in hectare (1910) Beernem
Oedelem
Sint-Joris
Ruddervoorde
Waardamme
Hertsberge
Wingene
Zwevezele
Ruiselede
13,58
49,64
2,73
17,32
-
-
54,87
20,01
71,70
-
-
-
-
-
-
0,50
-
-
3,81
18,96
0,21
1,90
-
-
4,31
1,30
5,67
639,86
933,97
123,20
731,31
237,68
-
1178,96
626,20
828,34
Wintergerst
0,20
3,20
-
2,14
-
-
7,52
2,61
0,96
Zomergerst
-
6,42
-
1,46
-
-
3,64
0,18
1,39
174,37
292,09
34,25
239,92
68,24
-
251,46
213,27
189,17
0,81
6,33
-
1,72
-
-
1,52
2,10
0,51
832,63
1310,61
160,39
995,77
305,92
-
1502,78
865,67
1097,74
Paardebonen
-
-
-
3,61
-
-
1,78
0,50
1,24
Erwten/wikken
-
-
0,01
0,37
-
-
2,60
15,62
0,04
Peulvruchten
-
-
0,01
3,98
-
-
4,38
16,12
1,28
Hop
-
1,19
-
-
-
-
1,56
-
-
Chicorei
-
-
0,02
4,60
-
-
48,94
52,06
4,80
2,40
0,80
0,62
2,94
1,22
-
4,87
5,30
6,27
-
0,10
-
0,02
-
-
-
0,20
0,51
0,81
0,25
-
0,15
0,90
-
1,67
0,09
-
10,12
13,54
1,81
12,89
12,34
-
84,12
34,17
40,35
2,53
-
0,18
0,28
-
-
1,77
3,60
1,14
Nijverheidsgewassen
15,86
19,48
2,63
20,88
14,46
-
142,93
95,42
53,07
Voederbieten
79,11
133,52
21,02
106,20
18,82
-
129,88
106,75
115,87
Raap
3,71
23,00
0,53
-
-
-
22,37
12,34
39,33
Koolraap
1,25
3,01
0,38
0,20
-
-
5,80
0,54
0,15
Tarwe (zg/wg) Spelt Masteluin Rogge
Haver Boekweit Graangewassen
Tabak Koolzaad/raapzaad Hennep Vlas Suikerbieten
64
Beernem
Oedelem
Sint-Joris
Ruddervoorde
Waardamme
Hertsberge
Wingene
Zwevezele
Ruiselede
4,01
9,42
0,42
0,73
0,12
-
1,96
4,16
0,38
Aardappelen
377,74
583,43
71,69
366,76
113,77
-
433,78
301,19
394,06
Voederkolen
4,42
10,45
0,06
6,27
0,40
-
7,26
4,79
4,28
470,24
762,83
94,10
480,16
133,11
-
601,05
429,77
554,07
57,62
104,04
14,26
50,21
15,36
-
61,38
38,31
98,70
Rupsklaver (luzerne)
0,15
-
0,15
-
-
-
0,01
0,08
0,11
Rolklaver
0,15
-
-
-
-
-
-
-
-
Mosterdzaad
-
-
-
-
-
-
0,09
-
1,25
Voedermaïs
4,67
0,56
1,77
5,91
-
-
11,68
4,72
3,21
Erwten/wikken
1,19
1,10
-
0,34
-
-
0,35
11,38
0,08
63,78
105,70
16,18
56,46
15,36
-
73,51
54,49
103,35
1382,51
2198,62
273,31
1557,25
468,85
-
2324,65
1461,47
1809,51
Hooiland
56,34
148,79
15,52
135,42
27,14
-
191,01
106,69
204,12
Weiland
249,74
447,70
48,08
338,60
59,45
-
420,41
288,18
227,03
28,68
20,24
0,46
29,10
1,25
-
46,55
36,97
15,41
334,76
616,73
64,06
503,12
87,84
-
657,97
431,84
446,56
Groententeelt
18,79
12,06
6,83
11,70
6,70
-
26,15
19,91
35,92
Bloementeelt
1,44
1,41
0,38
0,59
0,04
-
2,14
1,38
0,16
Boomgaarden
67,63
108,15
21,57
47,99
7,20
-
59,67
66,56
100,68
0,11
0,12
0,01
0,58
-
-
5,05
1,17
0,07
Boomkweek
29,53
2,80
0,14
20,22
0,08
-
9,78
0,61
6,13
Parken/lusthoven
59,50
17,83
15,00
18,60
-
-
4,78
2,77
5,28
-
2,36
-
-
-
-
0,01
0,44
2,40
177,0
144,73
43,93
99,68
14,02
-
107,58
92,84
150,64
Wortel/pastinaak
Knolgewassen Rode/witte klaver
Voedergewassen AKKERBOUW
Ray-grass e.a. Grasland
Fruitstruik/wijng.
Niet-benoemd Andere teelten
65
Beernem
Oedelem
Sint-Joris
Ruddervoorde
Waardamme
Hertsberge
Wingene
Zwevezele
Ruiselede
2,40
61,91
-
-
1,00
-
4,12
0,19
0,89
410,60
138,84
2,52
389,50
137,88
-
592,25
52,85
149,56
0,62
22,94
-
54,79
-
-
118,62
58,76
91,41
Onbewerkte grond
413,62
223,69
2,52
444,29
138,88
-
714,99
111,80
241,86
NIET-AKKERBOUW
925,38
985,15
110,51
1047,09
240,74
-
1480,54
636,48
839,06
2307,89
3183,77
383,82
2604,34
709,59
-
3805,19
2097,95
2648,57
740,96
624,35
77,59
745,12
201,76
-
955,63
449,34
565,56
1566,93
2559,42
306,23
1859,22
507,83
-
2849,56
1648,61
2083,01
Braak Bos Heide
TOTAAL In eigendom Gepacht
Bron: Recensement général d’agriculture, 1910. Nateelten en serreteelten werden niet in dit overzicht opgenomen. Hertsberge was in 1910 nog geen onafhankelijke gemeente.
66
Pittem
Egem
Koolskamp
Tielt
Schuiferskapelle
Kanegem
Aarsele
Dentergem
Markegem
112,27
57,53
96,29
249,87
68,38
57,54
58,61
14,93
7,66
Spelt
1,54
0,01
-
0,59
0,09
0,14
-
-
-
Masteluin
7,94
0,90
1,26
14,46
14,03
3,08
4,18
1,48
1,80
513,83
223,35
169,65
742,57
197,00
265,17
383,69
326,45
113,25
Wintergerst
6,05
-
2,15
0,58
3,35
1,82
3,95
2,01
-
Zomergerst
2,23
0,20
0,05
8,53
0,23
0,25
0,18
-
0,04
223,26
105,59
109,87
316,40
71,49
95,46
133,13
83,75
33,01
0,73
0,10
-
-
-
-
0,54
2,15
0,10
867,85
387,68
379,27
1333,00
354,57
423,46
584,28
430,77
155,86
Paardebonen
1,49
1,85
2,85
3,44
-
-
0,04
-
-
Erwten/wikken
4,57
2,33
1,10
0,10
2,23
-
-
-
0,04
Peulvruchten
6,06
4,18
3,95
3,54
2,23
-
0,04
-
0,04
Hop
0,15
-
-
-
-
-
-
0,21
-
107,37
29,03
71,63
41,84
10,66
27,53
27,35
17,63
11,49
Tabak
6,55
2,77
2,81
3,50
1,22
1,03
1,54
1,25
0,60
Koolzaad/raapzaad
0,09
-
-
-
-
0,02
0,09
-
-
Hennep
1,09
1,10
0,90
0,35
-
-
0,75
-
-
97,95
27,69
53,28
91,63
19,84
42,21
52,79
48,87
16,81
6,59
1,16
4,58
9,98
1,10
0,94
3,53
2,07
0,41
Nijverheidsgewassen
219,79
61,75
133,20
147,30
32,82
71,73
86,05
70,03
29,31
Voederbieten
124,24
49,60
57,95
169,93
37,80
54,60
62,00
44,34
17,03
Raap
1,68
1,42
0,74
1,42
1,45
-
-
0,10
-
Koolraap
3,28
0,60
0,06
0,43
0,32
0,38
1,30
1,44
0,30
Tarwe (zg/wg)
Rogge
Haver Boekweit Graangewassen
Chicorei
Vlas Suikerbieten
67
Pittem
Egem
Koolskamp
Tielt
Schuiferskapelle
Kanegem
Aarsele
Dentergem
Markegem
0,03
0,06
0,11
0,10
0,40
-
-
0,10
-
Aardappelen
290,91
144,13
108,36
422,02
90,71
138,04
197,78
159,70
49,22
Voederkolen
2,17
0,07
2,51
0,70
3,68
1,08
0,33
2,73
-
422,31
195,88
169,73
594,60
134,36
194,10
261,41
208,41
66,55
72,00
31,12
33,03
126,84
31,90
34,95
53,93
45,74
11,80
0,01
-
-
1,75
-
0,40
0,95
-
-
Rolklaver
-
-
-
-
-
-
0,04
-
-
Mosterdzaad
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Voedermaïs
1,93
0,34
0,10
12,86
1,18
0,10
2,80
2,08
0,86
Erwten/wikken
2,00
-
0,11
0,05
-
-
0,09
-
-
75,94
31,46
33,24
141,50
33,08
35,45
57,81
47,82
12,66
1591,95
680,95
719,39
2219,94
557,06
724,74
989,59
757,03
264,42
Hooiland
193,40
53,34
77,63
306,08
67,43
104,22
133,01
83,27
41,97
Weiland
278,28
103,53
108,47
406,30
93,08
139,16
203,24
123,12
63,80
26,65
5,96
8,72
31,47
9,72
14,24
18,23
8,09
3,07
498,33
162,83
194,82
743,85
170,23
257,62
354,48
214,48
108,84
Groententeelt
23,79
18,69
6,97
48,30
2,71
2,64
9,38
12,01
1,42
Bloementeelt
0,12
0,13
0,16
2,74
0,08
0,20
-
0,09
0,17
Boomgaarden
46,35
29,86
50,29
116,69
23,87
32,48
38,95
47,88
9,45
Fruitstruik/wijng.
0,03
0,05
0,24
0,44
0,43
0,26
-
-
-
Boomkweek
0,36
-
0,46
1,85
-
0,05
0,26
0,05
0,36
Parken/lusthoven
9,52
11,69
-
1,10
4,01
1,35
-
-
-
Niet-benoemd
1,29
-
9,65
1,00
1,07
-
-
-
-
81,46
60,42
67,77
172,12
32,17
36,98
48,59
60,03
11,40
Wortel/pastinaak
Knolgewassen Rode/witte klaver Rupsklaver (luzerne)
Voedergewassen AKKERBOUW
Ray-grass e.a. Grasland
Andere teelten
68
Pittem
Egem
Koolskamp
Tielt
Schuiferskapelle
Kanegem
Aarsele
Dentergem
Markegem
3,20
0,25
-
1,29
0,97
-
-
-
-
10,94
47,33
11,51
4,60
3,47
1,40
17,96
20,39
1,91
9,32
7,95
18,88
14,84
2,36
1,45
48,55
10,31
0,96
Onbewerkte grond
23,46
55,53
30,39
20,73
6,80
2,85
66,51
30,70
2,87
NIET-AKKERBOUW
603,25
278,78
292,98
936,70
209,20
297,45
469,58
305,21
123,11
2195,23
959,73
1012,37
3156,64
766,26
1022,19
1459,17
1062,24
387,53
212,83
180,96
209,92
252,57
187,44
118,27
152,67
111,15
54,26
1982,40
778,77
802,45
2904,07
578,82
903,92
1306,50
951,09
333,27
Braak Bos Heide
TOTAAL In eigendom Gepacht
Bron: Recensement général d’agriculture, 1910. Nateelten en serreteelten werden niet in dit overzicht opgenomen.
69
5.3
Cultuurareaal in de gemeenten van het Tielts Plateau in hectare (1980-2010)
Cultuurgrond Bouwland
1980 Beernem
Oostkamp
Ruiselede
Wingene
Beernem
Oostkamp
Ruiselede
Wingene
Tarwe
15,36
78,04
66,06
70,09
185,25
177,70
62,68
114,41
Rogge
101,14
126,01
41,85
64,12
-
-
-
-
Gerst
297,65
524,59
216,17
521,79
7,40
17,93
3,35
6,14
Maïs
-
39,74
77,91
17,74
550,53
98,45
313,16
504,94
Andere
69,14
144,74
36,31
61,22
43,51
43,61
19,50
10,98
Totaal
483,29
913,12
438,30
734,96
786,69
337,69
398,69
636,47
-
49,46
4,46
19,62
1,50
16,46
-
27,22
Aardappelen
47,51
151,08
186,00
229,09
298,32
256,97
186,81
486,89
Peulvruchten
-
2,0
-
-
-
-
-
-
Maïs
717,33
422,54
209,14
597,29
1442,48
1295,96
654,87
1331,80
Andere
694,26
496,31
249,94
561,03
607,67
446,33
219,36
506,70
Totaal
1411,59
918,85
459,08
1158,32
2050,15
1742,29
874,23
1838,50
-
0,12
0,40
0,03
-
-
25,90
0,79
26,19
170,92
27,53
213,98
41,67
131,04
68,15
507,85
Sierteelt
1,25
2,69
0,21
4,34
4,40
3,85
-
27,02
Braakland
3,75
5,58
1,10
11,66
0,96
6,32
1,42
15,94
1973,58
2213,82
1117,08
2372,00
3183,69
2494,62
1555,20
3540,68
45,66
33,97
13,40
27,23
29,09
46,00
43,47
71,15
Boomgaarden
-
0,25
5,17
3,06
0,01
1,03
8,08
-
Andere
-
0,80
-
-
0,01
0,10
-
-
Totaal
45,66
35,02
18,57
30,29
29,11
47,13
51,55
71,15
Granen
Nijverheidsgewassen
Voedergewassen
Tuinbouwzaden Groententeelt (open)
Totaal Teelt vaste planten
2010
Boomkwekerijen
70
Blijvend grasland
2618,79
2636,99
1216,32
2737,85
1742,97
1854,15
815,79
1744,46
Serreteelt
3,49
2,73
0,51
5,80
2,29
5,68
1,78
14,90
Tuinen eigen gebruik
6,30
4,49
2,63
20,95
0,03
1,45
0,56
0,63
4647,82
4893,05
2355,11
5166,89
4958,09
4403,03
2424,88
5371,82
241,09
167,56
102,14
233,55
151,08
125,73
101,23
196,68
TOTAAL CULTUURAREAAL NIET-LANDBOUWOPPERVLAKTE
Bron: 15 mei-telling 1980 en 2010 (NIS/ADSEI, Landbouwstatistieken). De data slaan op de huidige gemeentegrenzen. Cultuurgrond Bouwland
1980
2010
Pittem
Ardooie
Tielt
Dentergem
Pittem
Ardooie
Tielt
Dentergem
Tarwe
196,29
198,38
391,86
96,50
87,32
89,82
311,99
124,30
Rogge
4,11
4,40
28,68
11,92
-
-
-
-
Gerst
293,44
278,73
578,39
159,85
8,92
19,48
15,01
9,70
Maïs
58,53
38,99
30,59
4,99
341,49
308,87
680,57
143,09
Andere
23,49
27,43
42,93
18,20
8,09
-
6,70
2,25
Totaal
575,86
547,93
1152,31
291,46
445,82
418,17
1014,27
279,34
70,57
151,80
105,64
66,40
25,02
53,48
79,40
414,53
Aardappelen
404,93
334,27
796,46
270,99
456,43
301,45
740,14
275,12
Peulvruchten
0,47
8,72
16,86
2,00
0,50
-
-
2,80
Maïs
127,66
110,92
370,18
144,11
379,28
304,34
1319,73
384,58
Andere
182,60
183,85
458,67
142,32
161,77
133,74
395,59
130,64
Totaal
310,26
294,77
828,85
286,43
541,05
438,08
1715,32
515,22
-
0,13
0,02
0,05
1,58
-
0,20
0,55
282,78
429,55
99,22
107,97
571,10
576,58
376,98
215,42
Sierteelt
1,02
1,23
0,70
-
13,44
1,45
3,79
0,15
Braakland
4,65
2,32
5,48
7,33
67,29
-
3,61
0,62
Granen
Nijverheidsgewassen
Voedergewassen
Tuinbouwzaden Groententeelt (open)
71
Totaal
1650,54
1770,72
3005,54
1032,63
2122,23
1789,21
3933,71
1703,75
Boomkwekerijen
1,50
4,63
0,71
0,00
36,45
5,05
8,96
0,70
Boomgaarden
7,65
1,40
13,52
20,50
18,86
-
-
99,65
Andere
-
-
0,24
-
-
-
0,02
64,10
Totaal
9,15
6,03
14,47
20,50
55,31
5,05
8,98
164,45
826,51
976,31
2392,83
818,23
546,68
456,12
2122,65
564,18
Serreteelt
8,83
11,14
1,76
1,54
26,74
23,32
7,77
3,50
Tuinen eigen gebruik
3,30
1,46
4,04
0,37
-
-
-
0,02
2498,33
2765,66
5418,64
1873,27
2750,96
2273,70
6073,11
2435,90
146,70
205,82
260,80
31,60
155,90
112,55
230,46
71,86
Teelt vaste planten
Blijvend grasland
TOTAAL CULTUURAREAAL NIET-LANDBOUWOPPERVLAKTE
Bron: 15 mei-telling 1980 en 2010 (NIS/ADSEI, Landbouwstatistieken). De data slaan op de huidige gemeentegrenzen.
72
5.4
Teeltpatronen per gemeente (2007)
Ardooie
Veel voorkomende teelten zijn grasland, maïs, groenten en aardappelen. De grootste economische waarde wordt gehaald uit de veestapel, vooral varkens, daarna komen groententeelt en rundvee (melkvee).
Beernem en Oostkamp
De meest voorkomende teelten in Beernem en Oostkamp zijn grasland en maïs, met ook relatief grote oppervlakte aan groententeelt (in Oostkamp vooral voor industrie), sierteelt (eerder in Beernem) en boomkweek. De grootste economische waarde wordt gehaald uit de veestapel, vooral runderen (melkvee), met op de tweede plaats varkens.
Dentergem
Veel voorkomende teelten zijn grasland, maïs en aardappelen, maar ook tuinbouwteelten zoals groenten en fruit hebben een relatief groot aandeel. De grootste economische waarde wordt gehaald uit de veestapel, vooral varkens en rundvee (melkvee).
Pittem
Veel voorkomende teelten zijn grasland, groenten, maïs en aardappelen. De grootste economische waarde wordt gehaald uit de veestapel, vooral varkens. Op de tweede plaats komt de groententeelt.
Ruiselede
Veel voorkomende teelten zijn grasland en maïs, maar ook relatief veel groententeelt en boomkweek. De grootste economische waarde wordt gehaald uit de veestapel, vooral varkens, met op de tweede plaats runderen (melkvee).
Tielt
Veel voorkomende teelten zijn grasland, maïs, groenten en aardappelen. De grootste economische waarde wordt gehaald uit de veestapel, vooral varkens en rundvee (melkvee).
Wingene
Veel voorkomende teelt is maïs, met grote oppervlakte grasland en groententeelt, vooral voor industrie. De grootste economische waarde wordt gehaald uit de veestapel, vooral varkens, met op de tweede plaats runderen (melkvee).
Bron: Het Tielts Plateau: Ontmoetingsplaats voor dynamiek, kwaliteit en belevingswaarde. “Goed om te beleven”, Ontwikkelingsstrategie Leader Tielts Plateau 2008-2013, Tielt, 2007, p. 28.
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
73
5.5
Afbeeldingen
Een hondenkarn in werking (regio Beernem).
De wekelijkse botermarkt in Oedelem (1956)
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
74
Het Land- en Tuinbouwinstituut van Oedelem Bron: Lambert C. red., Open Monumentendag Vlaanderen 2005. Gemeente Beernem, Beernem, 2005.
Na het maaien en het binden moest het graan nog drogen op het veld. Afhankelijk van de graansoort varieerde dat van enkele dagen tot bijna een week. Opvallend is alleszins dat de graanhalmen veel langer waren dan vandaag het geval is. Bron: http://www.hetvirtueleland.be/cag/items/show/48264 ©Stedelijk MuseumHoevemuseum
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
75
In afwachting van te worden gedorst, werd het graan tijdelijk in grote graanmijten in de nabijheid van de boerderij gestockeerd. Het bouwen hiervan was een echte kunst. Naargelang de regio en de inzichten van de bouwers waren deze mijten rond dan wel vierkantig van vorm. Rechtopstaande mijten waren alleszins een erezaak voor de bouwer. Bij het dorsen werden de dorsmachine en aandrijving in de buurt van de mijten geplaatst. Bron: http://www.hetvirtueleland.be/cag/items/show/37025, ©Beeldbank Westhoek verbeeldt
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
76
Graan dorsen met de dorsvlegel was een langdurig, stoffig en eenzijdig werk. Heel de winter lang waren arbeiders en boeren aan het werk. Op zich was het werk niet zo zwaar, maar het vergde oefening om gelijkmatig te kloppen, in een ritme dat combineerbaar was met anderen en dat de hele dag lang. Bron: http://www.hetvirtueleland.be/cag/items/show/36756 ©Openluchtmuseum Bokrijk
Deze zwart-witfoto toont een ouderwetse graanzolder. Hier lag het graan te drogen vooraleer het werd verkocht. De vochtigheidsgraad mocht niet hoger zijn dan 16%. Bron: http://www.hetvirtueleland.be/cag/items/show/36427 ©KADOC
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
77
Deze foto’s tonen een Canadese, industriële maalderij voor bakgranen. Bron: http://www.hetvirtueleland.be/cag/items/show/36428
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
78
Welkom op de boerderij in West-Vlaanderen! Op zoek naar een onvergetelijke familie-uitstap of een originele activiteit voor je vereniging of bedrijf? Ook verzot op heerlijke hoeveproducten? Wil je met de klas het echte landbouwleven ontdekken? In West-Vlaanderen stellen heel wat boerderijen hun deuren voor je open. Ontdek hun aanbod op www.onthaalopdeboerderij.be. Je vindt er gegarandeerd inspiratie. Alle info vind je terug onder 3 thema’s:
-
Er op uit: Ontspannende en verrassende uitstappen op een echte boerderij.
-
Lekkers van de hoeve: Proef de sublieme smaak van 100% West-Vlaamse hoeveproducten rechtstreeks van bij de boer.
-
Educatie: Breng de boerderij naar de klas. Of net andersom?
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
79
Geschiedenis van de landbouw in het Tielts Plateau
80