Speech van Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Lezing en bezoek HealthCare 2012 - Probis Enkel het gesproken woord telt
Actualiteiten in beleid en regelgeving ouderenzorg / ouderenbeleid
Slide 1 en 2 Goede middag, dames en heren, Graag wil ik vandaag samen even stilstaan bij het ouderenbeleid en de ouderenzorg voor de Generatie Nu. Die term refereert aan de laatste mediacampagne die we gevoerd hebben. Een term waaraan ook de laatste editie van de 60plus-gids is opgehangen. Een term die symbool staat voor de plaats en het belang van de ouderen in onze samenleving. Ouder zijn is een hedendaags, maar ook een alledaags gegeven. Slide 3 De ouderenzorg sluit aan bij een strategische doelstelling die we in alle domeinen van de zorg willen bereiken: We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren. Welzijns- en gezondheidsvoorzieningen worden geconfronteerd met een nieuwe groep zorggebruikers. Ze zijn bewuster, mondiger en verlangen dat de zorgverstrekker een hulpverlenend antwoord op maat van het individu uitwerkt. Bovendien onderscheidt deze nieuwe groep gebruikers zich door een steeds groter wordende diversiteit qua afkomst, opleiding, beroepsverleden, openlijke seksuele geaardheid, geloof... Welzijns- en gezondheidsvoorzieningen zijn dan ook genoodzaakt om af te stappen van “one size fits all”oplossingen. In de plaats moet de klemtoon meer komen te liggen op de zelfbepaling van de zorggebruiker. Zorgafstemming en zorgcoördinatie moet het antwoord zijn op de met de cliënt onderhandelde zorg. Voor de meesten onder u in deze zaal vertel ik allicht niets nieuw. U weet en ervaart dat elke dag. U weet en ervaart ook dat dit geen uitdaging is van een specifieke sector alleen, maar dat de zorg- en welzijnssector daar in zijn geheel mee te maken heeft. Goede oplossingen 1
moeten gevonden worden in afgestemde samenwerking binnen een “ontkokerd” zorglandschap. De zorgverlening op zich zal trouwens ook een verdere evolutie ondergaan waarbij meer en meer de klemtoon zal komen te liggen op preventie en vroegtijdige detectie en op ambulante zorg en revalidatie en minder op acute zorgverlening. Dat zal zich ook weerspiegelen in de architectuur van onze ziekenhuizen met kleinere beddenhuizen en grotere complexen met medisch-technische diensten, dagziekenhuizen en poliklinieken. Zo kom ik bij de sterk aan belang winnende inclusiegedachte voor mijn beleidsdomein. De samenleving moet zich dermate organiseren dat de participatiekansen van personen met zorgnoden zo maximaal mogelijk gegarandeerd worden. Ouderen, vooral zij met sterk afnemende competenties, vormen daarbij een doelgroep bij uitstek. Er bestaat in Europa de consensus dat ouderen zo lang als mogelijk en zo zelfstandig als mogelijk “thuis” of in een vervangend thuismilieu willen (blijven) leven. Ze willen volop deel blijven uitmaken van de gemeenschap waarin ze verblijven. Erbij willen horen is geen loze behoefte, wie uit de boot valt om welke reden dan ook weet hoe moeilijk het wordt om zich te (blijven) handhaven. Zich zo lang mogelijk nuttig blijven voelen is de sleutel tot het welbevinden van de oudere persoon. De beleidsuitdagingen situeren zich op het vlak van het maximaal ondersteunen van mensen in hun thuissituatie of vervangende thuissituatie, het optimaliseren van de woon- en leefomgeving, het inzetten op actieve participatie aan de samenleving en het versterken van het sociale netwerk. Dit dwingt tot een geïntegreerd beleid dat de maatschappij zo inricht dat mensen er zich ook effectief in thuis voelen, zich gewaardeerd voelen en er zinvol aan kunnen bijdragen. En dat veronderstelt duidelijke en duurzame keuzes. Slide 4 Tijdens deze legislatuur trachten we een beleid vorm te geven dat op deze uitdagingen een antwoord probeert te formuleren: 1. Een nieuw Vlaams ouderenbeleidsplan werd door de Regering en het Parlement goedgekeurd en voorbereid door de ouderen zelf. Ouderenraden en –organisaties werden geconsulteerd. De belangrijkste principes en uitgangspunten in dit plan hebben te maken met de inspanningen voor: - een actieve deelname van ouderen aan de initiatieven in de samenleving. - het doorbreken van vereenzaming en sociaal isolement van ouderen door ze in contact te laten treden of te brengen met leeftijdsgenoten. - Het leveren van een bijdrage door de ouderen aan het collectieve geheugen in deze samenleving door overdracht van kennis en expertise. - Zelf meewerken aan een positieve beeldvorming door in te spelen op media en cultuur.
2
- Inzetten op een blijvende ervarings- en kennisverrijking volgens het principe ‘levenslang leren’.
Ouderen willen ook een kritische consument blijven met een open geest voor nieuwe producten of diensten en de intergenerationele solidariteit uitdragen. Deze principes gelden ook op het lokale vlak. Elk gemeentebestuur dat zichzelf en zijn inwoners respecteert houdt rekening met zijn ouderenpopulatie. Om de ontwikkeling van een inclusief ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen op lokaal vlak te ondersteunen en te versterken wordt de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten gesubsidieerd om geïnteresseerde lokale besturen en ouderen op het terrein te begeleiden via vorming, sensibilisering, intervisie en andere activiteiten. In de geest van dit ouderenbeleidsplan wordt het decreet inzake de ouderenparticipatie grondig herschreven. In de loop der jaren is immers duidelijk geworden dat Vlaanderen op een andere wijze het ouderenbeleid lokaal wil aansturen. De ontwikkeling van een beleid ter zake ligt immers in handen van de lokale besturen zelf die het aan hun (oudere) kiezers verplicht zijn rekening te houden met de (specifieke) noden en behoeften van de doelgroep. De Vlaamse overheid kan daarbij hooguit een ondersteunende rol spelen. Vandaar de projectsubsidie toegekend aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten om respectievelijk ouderenbeleidscoördinatoren op te leiden, inspraakprocessen in 8 geselecteerde gemeenten te begeleiden en een actieplan te ontwikkelen dat lokale besturen kennis en instrumenten aanreikt om lokaal werk te maken van een ouderenbeleid en daarbij ook de doelgroep te betrekken. Het decreet inzake de ouderenparticipatie wordt dus herschreven op zodanige wijze dat de beschikbare (schaarse) middelen gericht ingezet worden op deze indirecte ondersteuning. Maar naast de gemeente worden nu ook het OCMW en lokale ouderenraden uitdrukkelijk als lokale partners voor een gecoördineerd en inclusief lokaal ouderenbeleid vernoemd. Het nieuwe ontwerp van decreet werd deze zomer goedgekeurd door de Vlaamse Regering en wordt eerstdaags behandeld in het Vlaams Parlement. Slide 5 2. Naast het ouderenbeleidsplan is ook het dementieplan een voorbeeld van flankerend beleid. Vlaanderen telt vandaag zo’n 100.000 personen met dementie, waarvan ongeveer 65% thuis woont, al dan niet omringd door familie, kennissen en vrienden. Hun aantal zal tegen 2020 stijgen met 30 % en bereikt zo een omvang die iedereen zal beroeren.
3
Het Dementieplan Vlaanderen stimuleert een wijziging in de praktijkvoering en in de beeldvorming. Een geëigend dementiebeleid van zowel de overheid als van zorgorganisaties is daarbij een cruciale sleutel. Ook het wetenschappelijk onderzoek naar dementie geniet blijvende aandacht. Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen (EDV) en de negen regionale expertisecentra worden structureel verankerd in de regelgeving. Ze zullen ook nieuwe opdrachten uitvoeren. Het expertisecentrum zal op de positieve publieke bewustmakingscampagne ‘Vergeet dementie, onthou mens’, een stappenplan per doelgroep enten. Het centrum actualiseert ook de website rond dit thema. Mag ik iedereen uitnodigen om het project ‘dementievriendelijke gemeenten’ van nabij te leren kennen via de inspiratiegids? De Koning Boudewijnstichting en de VVSG bundelden een reeks goede praktijkvoorbeelden van dementievriendelijke projecten uit binnen- en buitenland in de inspiratiegids "Dementievriendelijke gemeente". Deze publicatie wil een prikkelende etalage zijn van grote en kleine projecten. Elk project wordt voorgesteld volgens een vast stramien: waarom is een project inspirerend? Hoe ga je van idee naar project? Wie neemt er deel en hoe verloopt het in de praktijk? Wat zijn nuttige lessen die je uit het project kunt trekken? Personen met dementie en hun mantelzorgers krijgen hierdoor meer kansen om een rol te spelen in de lokale gemeenschap en te blijven deelnemen aan het openbare leven. Dit om een dementievriendelijke omgeving te creëren en hierdoor de kwaliteit van leven bij personen met dementie te verhogen. Het dementieplan zet ook in op de ontwikkeling en verspreiding van wetenschappelijke expertise en innovatie over dementievriendelijk wonen en dementievriendelijke architectuur. De 9 regionale expertisecentra zullen inzetten op hun informatie- en adviesfunctie (met extra aandacht voor dementieconsulenten); op sensibilisering (voor dementievriendelijke gemeenten) en op concept- en methodiekstudie (participeren aan onderzoek). Een geactualiseerde praktijkrichtlijn moet huisartsen ondersteunen voor een goede diagnosestelling. Voorts worden hulpverleners, zowel professionelen als vrijwilligers, verder gevormd om gepaste zorg te verlenen aan personen met dementie. In overleg met de federale overheid worden aanzetten gegeven om de omkadering van residentiële ouderenzorg te optimaliseren op maat van bewoners met dementie. Dergelijke maatregelen moeten het stigma dat op dementie rust, wegnemen. Investeringen in de ondersteuning van mantelzorgers en in de samenwerking tussen zorgverstrekkers 4
moeten ervoor zorgen dat mensen met dementie zo lang mogelijk zo “normaal” mogelijk thuis of in hun thuisvervangend milieu kunnen wonen. Het is dan ook bemoedigend dat een jongerenzender als Studio Brussel dit thema tot het hare maakt voor de opvolger van het Glazen Huis dit jaar. Zoals u ongetwijfeld zelf ook gehoord heeft zal Music for Life in samenwerking met het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen in de kerstperiode een solidariteitsactie voeren met en voor (personen met) dementie. Qua sensibilisering kan dit tellen, denk ik, en het illustreert op zichtbare (en hoorbare) wijze de plaats en het belang dat ik aan de vermaatschappelijking van de zorg wil geven. Slide 6 Over de vermaatschappelijking van de zorg wil ik nog het volgende meegeven: De zorg vermaatschappelijken betekent dat we de zorg zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving, en dus bij de mensen thuis of in hun thuis vervangend milieu, verstrekken. Opdat het dagelijkse leven zoveel als mogelijk zijn normale voortgang kan hebben. Zorg dus in overleg en in samenwerking met de zorgvrager (de ‘burger’), zijn of haar familie en mantelzorgers. Iedereen die een rol heeft in de hulpverlening, residentieel en ambulant, moet naar samenwerking zoeken in functie van de te verlenen zorg op maat. Vermaatschappelijking van zorg is dan onderhandelde zorg die het versterken van “het burgerschap” tot doel heeft. In Denemarken vermijdt men zoveel mogelijk het woord ‘oudere’ of ‘zorgbehoevende’, maar spreekt men bij voorkeur over de ‘zorgvragende burger’. Het is ook zorg die de verantwoordelijkheden deelt: het kan immers niet enkel de overheid zijn die voor het aanbod moet instaan. ‘De zorg opnemen’ is een engagement van gans deze samenleving. Zorg hoort bij het leven. Er bestaat niet zoiets als een zorgfase voor kinderen en een zorgfase voor ouderen met het actieve leven daar tussenin. In elke levensfase worden wij in meerdere of mindere mate geconfronteerd met naasten die zorg behoeven.
3. Momenteel maakt de Vlaamse overheid werk van een leeftijdsonafhankelijk hulpmiddelenbeleid. Tot dusver worden hulpmiddelen enkel voor personen met een handicap tot de leeftijd van 65 jaar terugbetaald. Dit is achterhaald. We willen ons hulpmiddelenbeleid richten op personen met of zonder handicap, ook ouder dan 65 jaar. Daarvoor zullen we dwarsverbindingen leggen tussen de sector van personen met een handicap en de ouderenzorg. Het Kenniscentrum Hulpmiddelen van het VAPH zal daarom evolueren naar een kenniscentrum inzake leeftijdsonafhankelijk hulpmiddelenbeleid.
Ook de zesde fase van de staatshervorming zal de hervorming van dit beleid in de hand werken: 5
Vandaag wordt een deel van de mobiliteitshulpmiddelen vergoed door de ziekte- en invaliditeitsverzekering (federaal) via de ziekenfondsen en voor het aanvullend deel dat vooral te maken heeft met maatschappelijke integratie kan men aankloppen bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). De vergoeding vanuit het agentschap heeft meestal betrekking op een 2de rolwagen, omgevingsbediening, onderhouds- en herstelkosten voor min 65-jarigen. Door de overheveling naar de Gemeenschappen van de bevoegdheid en het budget voor de mobiliteitshulpmiddelen zal dit beleid kunnen gestroomlijnd worden vanuit eenzelfde overheid en zo klantgericht mogelijk worden georganiseerd. Op Belgisch niveau wordt hiervoor 62,2 mio euro overgeheveld en verdeeld op basis van demografische parameters. Slide 7 4. En zo zijn we op het punt beland waar ook deze beurs om draait: de woonzorg. A. Een verantwoordelijkheid op alle niveaus Laat ik alvast beginnen met te beklemtonen dat de noden in de ouderenzorg inderdaad betekenen dat meer middelen zullen moeten geörienteerd naar de ouderenzorg. En dat betekent dat keuzen moeten gemaakt worden. Op alle beleidsniveaus: in het riziv, het Vlaamse budget en dat van provinciale en lokale besturen. Tot aan de staatshervorming worden de woonzorgcentra, naast de bijdrage van de bewoner, gefinancierd door de ziekteverzekering. Het is daar dat over de groei van ROB en RVT-budgetten moet beslist worden. Maar evengoed moet het lokale niveau in de organisatie van de ruimte letterlijk ruimte voorzien voor de bouw van de noodzakelijke zorginfrastructuur. Het is duidelijk dat als via de zesde staatshervorming de financiering van de residentiële ouderenzorg een Vlaamse bevoegdheid wordt, er ook opportuniteiten zullen ontstaan. Het debat daarover zal gevoerd kunnen worden op basis van het groenboek dat de Vlaamse Regering over de inkanteling van de bevoegdheden van de zesde staatshervorming voorbereidt. Vlaanderen heeft de laatste jaren ondertussen consequent ingezet op een groei van het budget voor thuiszorg in al zijn vormen en uitdrukkelijk op de groei van het budget beschikbaar voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Ook in 2012 werd het aantal uren gezinszorg uitgebreid met 315 000 uren. Sedert 2009 is dit aantal gestegen met 1 395 000 euro en in 2013 zal de kaap van in totaal 17 miljoen uren door de Vlaamse overheid gesubsidieerde gezinszorg overschreden worden. Dat is het equivalent van bijna 0.5 miljard euro (485 miljoen euro). De sector van de gezinszorg verbreedt ook de actieradius en is volop aan het ‘ontkokeren'. Dat betekent alvast dat de sector steeds meer competenties moet verwerven om ook goede zorg te kunnen leveren aan personen met een beperking of mensen met dementie. B. Heel wat zorg wordt vandaag door mantelzorgers en vrijwilligers opgenomen in informele circuits. Hun inbreng maakt dat thuiszorg een reële en haalbare mogelijkheid/keuze is voor de verzorgingsbehoevende oudere en zijn omgeving. In het woonzorgdecreet krijgen de vrijwilligers een plaats in de diensten voor gastopvang en oppashulp. In 2013 voorzien we bijkomende middelen voor een betere financiering van de 6
professionele omkadering. Die moet zorgen voor de coördinatie van de oppashulp en voor een kwalitatieve begeleiding en ondersteuning van de vrijwilligers. Om de mogelijkheden van vrijwilligersoppas en dan hoofdzakelijk de tijdsintensieve nachtoppas te verruimen, streven we in overleg met de federale overheid, naar een mogelijke verhoging van de plafondbedragen voor de onkostenvergoeding van vrijwilligers.
C. Om echt voorbereid te zijn op de komende vergrijzingsgolf moeten we een zo gedifferentieerd mogelijk aanbod aan zorg aanbieden. Hierbij houden we rekening met hoe groot de vraag naar zorg in Vlaanderen is en hoe die in de toekomst evolueert op basis van de verwachtingen van ouderen (keuzevrijheid) en de beschikbare middelen (nood aan een zo efficiënt mogelijke inzet van professionele zorg in combinatie met zorgzaam wonen). In plaats van louter een wiskundige berekening te maken op basis van de bevolkingscijfers, moeten we creatief zijn en de zorg naar de ouderen brengen op basis van een combinatie van mantelzorg en professionele zorg. Ouderen willen zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving blijven wonen. De uitbouw van de thuisondersteunende en door de Vlaamse overheid gesubsidieerde diensten zoals gezinszorg, maar ook de door het riziv gefinancierde eerstelijnsgezondheidszorg is cruciaal. Vlaanderen zet daarbij in op flexibilisering van de eigen regelgeving. Het dagverzorgingscentrum is een thuiszorgondersteunende zorgvorm. Samen met het centrum voor kortverblijf, de dienst voor oppashulp en de dienst voor gastopvang, vormt het dagverzorgingscentrum een belangrijke schakel in een ruim en gedifferentieerd geheel van tijdelijke opvangvormen, die alle eenzelfde globale doelstelling beogen. Een dagverzorgingscentrum is een voorziening die als opdracht heeft de gebruiker van 65 jaar of ouder in daartoe bestemde lokalen, dagverzorging, alsook geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke persoonsverzorging en huishoudelijke hulp te bieden. Er bestaan al heel wat dagverzorgingscentra die geëxploiteerd worden vanuit het beheer van een woonzorgcentrum en vooral federale RIZIV-tegemoetkomingen ontvangen, naast een Vlaamse basistoelage. Maar er ontstaat nu een nieuwe vorm van dagverzorgingscentrum die volledig vanuit de Vlaamse overheid wordt gesubsidieerd om dit aanbod te stimuleren, namelijk CADO, wat de afkorting is voor een bijzondere vorm van dagverzorging: Collectieve Autonome DagOpvang. Dit project werd opgestart in maart 2009 in de gemeente Vosselaar door het lokale OCMW. Het werd gesubsidieerd tot eind 2010. CADO vangt zorgbehoevende personen overdag op. De dienstverlening sluit aan bij deze van de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg: persoonsverzorging, huishoudelijke hulp en algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning en begeleiding. Zij kennen dezelfde activiteiten als een dagverzorgingscentrum. Indien nodig wordt er samengewerkt met onder meer diensten voor thuisverpleging, met zelfstandige kinesitherapeuten en ergotherapeuten. Initiatieven zoals CADO die een reële behoefte invullen, moeten hun werking kunnen verder zetten in een erkend kader. Het zou een slecht signaal zijn naar de gebruikers en de mantelzorgers, en naar de sector in zijn geheel om deze centra niet structureel te 7
verankeren in de regelgeving, zeker gezien de groeiende behoefte aan deze zorgvorm. Een zorgvorm die bovendien meehelpt om een permanente opname in een woonzorgcentrum uit te stellen. Het is daarom noodzakelijk dat het CADO-project structureel verankerd wordt in het Woonzorgdecreet als dagverzorgingscentrum (in technische termen: bijlage IX bij het stambesluit). Tegen het einde van het jaar (vanaf 17 december) zal een verzorgend personeelslid van een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg gezinszorg kunnen aanbieden in een dergelijk dagverzorgingscentrum, mits het verkrijgen van een vergunning.
D. In de loop van 2012 werd ook het concept van ‘groepen van assistentiewoningen’ uitgewerkt en stelden we daarvoor uitvoeringsbesluiten op. De serviceflats zullen op termijn vervangen worden door de groepen van assitentiewoningen. Assistentiewoningen zijn de opvolgers van de serviceflats, met als doelstelling meer zorggaranties en het verminderen van een extra verhuis naar een woonzorgcentrum zolang de zorgbehoevende, al dan niet met behulp van mantelzorg, nog verantwoordelijkheid over zichzelf kan nemen. Het is de bedoeling dat groepen van assistentiewoningen de mogelijkheid bieden aan koppels om samen naar een aangepaste woonzorgsetting te verhuizen. Dat is in een woonzorgcentrum vaak niet mogelijk. Bewoners van een woonzorgcentrum worden immers ingedeeld volgens hun zelfredzaamheid. In dergelijke gevallen kan de niet of weinig zorgbehoevende partner niet naar het woonzorgcentrum verhuizen wat vaak tot hartverscheurende situaties leidt. Het nieuwe besluit over de groepen van assistentiewoningen is een uitvoering van het nieuwe woonzorgdecreet dat op 1 januari 2010 in werking trad. De groep van assistentiewoningen onderscheidt zich van de thuissituatie door de aanwezigheid van crisiszorg, aangepaste woning en assistentie. Het onderscheidt zich van een woonzorgcentrum doordat het bestaat uit zelfstandige woningen, waarbij de zorg slechts op afroep geboden wordt, door de zorgverlener naar keuze. Assistentiewoningen kunnen ook een antwoord geven aan mensen die in eenzaamheid leven omdat de sociale netwerkvorming er bevorderd wordt. Zo'n woning biedt aangepaste individuele huisvesting in een beschutte omgeving én een aanbod aan aangepaste hulp en assistentie. De senioren kunnen er terecht voor hulp of informatie. Bovendien zal de assistentiewoning deel uitmaken van het buurtleven. Er is ook de crisiszorg en overbruggingshulp. Crisiszorg is een onmiddellijke en aangepaste interventie in geval van een noodsituatie die niet vooraf kan worden ingeschat en waarin onmiddellijk zorg moet worden geboden.
8
Overbruggingszorg is aangepaste zorg die aansluit bij crisiszorg en die gedurende een korte periode wordt verleend in afwachting dat de zorg wordt verleend die de bewoner zelf heeft gekozen. De uitbater van de groep van assistentiewoningen kan de crisiszorg en overbruggingszorg zelf organiseren, maar niets belet dat hij daarvoor een samenwerkingsovereenkomst sluit met een of meer zorgverleners of welzijns- of gezondheidsvoorzieningen uit de omgeving. De bedoeling is dat ouderen ook bij hogere zorgnood in een assistentiewoning kunnen blijven wonen. Uiteraard kan een latere verhuis naar een woonzorgcentrum niet uitgesloten worden, maar wanneer ouderen rolstoelafhankelijk worden of wanneer zij met de steun en hulp van één of meerdere mantelzorgers in een assistentiewoning kunnen blijven wonen, moet dit ook mogelijk zijn. Op dit vlak moeten de groepen van assistentiewoningen het verschil kunnen maken met de vroegere serviceflats. De veroudering en verzilvering van onze populatie vergt niet enkel een uitbreiding van de residentiële opvangcapaciteit, maar ook een diversificatie van de woonzorgvormen tussen het natuurlijk thuismilieu en het woonzorgcentrum in. De groepen van assistentiewoningen nemen daar een belangrijke plaats in. De voorziening die voldoet aan een aantal voorwaarden en kwaliteitseisen (de erkenningsvoorwaarden), wordt door de Vlaamse overheid erkend. De Vlaamse erkenning is een kwaliteitsgarantie voor de gebruiker en biedt ook fiscale voordelen aan de initiatiefnemer. De gebruiker krijgt van de Vlaamse Gemeenschap de boodschap dat een groep van assistentiewoningen voldoet aan een aantal normen op het vlak van infrastructuur, zorg- en dienstverlening, en op die wijze uitgerust is om een bepaalde kwaliteit af te leveren. Gezien de grote nood aan assistentiewoningen, het feit dat groepen van assistentiewoningen niet extra worden gesubsidieerd en ook gewoon aangemeld, dus zonder erkenning, kunnen worden uitgebaat, is het niet opportuun om een programmatie voor de groepen van assistentiewoningen vast te leggen. In de erkenningsvoorwaarden wordt een onderscheid gemaakt tussen (gewone) assistentiewoningen en sociale assistentiewoningen. Dit houdt voor de groepen van assistentiewoningen in dat de samenwerking met sociale huisvesting mogelijk is. Enerzijds zal op basis van het grond- en pandendecreet de samenwerking verplicht opgelegd worden aan elke initiatiefnemer van een nieuwbouw van groepen van assistentiewoningen van een zekere omvang, in het kader van de aanvraag van een verkavelings- of stedenbouwkundige vergunning. De opgelegde sociale lasten impliceren dat een bepaald percentage van de grond of van de woningen voorbehouden is voor sociale woningbouw. Anderzijds kan een initiatiefnemer een groep van assistentiewoningen ontwikkelen samen met een sociale huisvestingsmaatschappij. Om de betaalbaarheid van een verblijf in een assistentiewoning nog te verhogen, kunnen bewoners van (gewone) assistentiewoningen in aanmerking komen voor een huursubsidie, voor zover zij in de tien jaar voor de aanvraagdatum geen woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik gehad hebben. E. Een voldoende aanbod van residentiele ouderenzorg: Een nieuw oproepsysteem voor vergunningen voor de residentiële ouderenzorg. 9
In tegenstelling tot wat soms gesuggereerd wordt, zit de noodzakelijke uitbreiding van onze residentiele capaciteit in de woonzorgcentra wel degelijk op de juiste snelheid. In vlaanderen wordt een recordbedrag aan investeringssubsidies besteed aan herconditionering en nieuwbouw in woonzorgcentra. Vorig jaar werden meer dan 1500 extra plaatsen in woonzorgcentra gerealiseerd en het ziet ernaar uit dat dat dit jaar zelfs rond de 1600 woongelegenheden zal zijn. Voor volgend jaar willen we ons vergunningenbeleid fundamenteel aanpassen. In 2013 wordt het ‘eerst komt, eerst maalt-principe’ voor vergunningen die kunnen verleend worden voor woonzorgcentra en centra voor kortverblijf op basis van de actualisatie van de programmatie (door de demografische evolutie) vervangen door een oproepsysteem. Gelet op het feit dat het moratorium dat door de federale overheid nog steeds is ingesteld voor plaatsen in woonzorgcentra, zal het om een beperkt aantal plaatsen gaan. Het is de bedoeling om voor woonzorgcentra en centra voor kortverblijf bij de toekenning van vergunningen rekening te houden met de leemtes in het aanbod , met voorrang voor die gemeenten (of groep van gemeenten) waar het tekort het grootst is. Deze set van criteria zal ook de effectieve realisatie van de vergunning binnen een bepaalde tijdsspanne en de kwaliteit van de exploitatie moeten garanderen. Bedoeling is daarnaast om de al verleende maar nog niet gerealiseerde vergunningen te dynamiseren door uitwisseling en samenvoeging van “woongelegenheden in portefeuilles” te vergemakkelijken. De regelgeving hiervoor is nog in volle ontwikkeling. F. Een nieuw kwaliteitsbeleid voor de residentiële woonzorgsector. In samenwerking met de KULeuven en de koepels van woonzorgcentra wordt momenteel een nieuw referentiekader voor kwaliteit van zorg in woonzorgcentra uitgetest. De woonzorgcentra worden uitgenodigd om aan evaluatie te doen aan de hand van een reeks gevalideerde kwaliteitsindicatoren: 9 indicatoren hebben betrekking op de kwaliteit van zorg en veiligheid: ongewenste uitkomsten komen aan bod, zoals doorligwonden, gewichtsafnames, valincidenten, dagelijkse fixatie van bewoners, incidenten met betrekking tot medicijnen en dergelijke. 6 indicatoren handelen over de zorgverleners en de zorgorganisatie: heeft het personeel zich kunnen bijscholen of specialiseren? Hoe evolueert het ziekteverzuim en de turn over van personeelsleden? Komen vrijwilligers aan bod? De 12 overige voorlopige indicatoren gaan over de levenskwaliteit van bewoners. Het zijn subjectieve beoordelingen door de bewoners zelf of door hun vertegenwoordigers.
Slide 8 en 9 10
5. Laat ik tenslotte de link maken met flanders care. Ik denk dat we er ons allemaal van bewust zijn dat er grenzen zijn aan de budgettaire mogelijkheden en dat we ook moeten inzetten op innovatie in de zorg. De missie van fc is dan ook duidelijk: op een aantoonbare wijze en door innovatie het aanbod van kwaliteitsvolle zorg verbeteren en verantwoord ondernemerschap in de zorgeconomie stimuleren. Zo kan onder meer aan de steeds veranderende behoeften van de ouder wordende bevolking voldaan worden. Slide 10 Dit project wordt niet alleen gedragen door mijzelf maar ook minister-president Peeters, vice-minister Lieten en minister van Werk Muyters zetten hun schouders hieronder. Slide 11 Binnen het project Flanders’Care is één van de thema’s: ‘Zorgen voor ouderen en mensen met een beperking, waarbij de ambitie is om voor deze zorg in te zetten op Vlaamse zorgtechnologie met groot exportpotentieel. Onderzoek en ontwikkeling moet die innovatie opleveren die morgen het verschil maakt en op langere termijn de competitiviteit van Vlaanderen aanvuurt. Hier moet het huwelijk gemaakt worden tussen wat de industrie in de aanbieding heeft en de applicaties waar de zorgsector nood aan heeft. Die match gebeurt in een innovatieplatform waar alle stakeholders elkaar treffen en oplossingen ontwikkelen die “care proof” zijn. De Vlaamse overheid stimuleert innovatie en ondernemerschap in verschillende stadia van de innovatie (en ondernemerschap) cyclus. Zo steunt het IWT projecten in de Research & Development fase, en zijn er de demonstratieprojecten om nieuwe concepten of technologieën uit te testen in een gecontroleerde omgeving van zorggebruikers. Via de proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen worden concepten, nieuwe processen, diensten of technologieën op grote schaal uitgetest op een relevante groep van personen in hun eigen omgeving. Voor technologieën, diensten die de eerste testfase voorbij zijn, is er het zaaikapitaalfonds van PMV. Bij al deze initiatieven is de doelstelling om de kwaliteit van zorg te verbeteren door middel van innovatie en ondernemerschap. Of zorg kwaliteitsvol is, wordt getoetst aan de hand van de internationaal erkende criteria: effectiviteit, efficiëntie, patiënt-georiënteerd/gestuurd, tijdigheid (reductie van wachttijden), toegankelijkheid en veiligheid. Om zorgondernemers en zorgactoren samen te brengen voor de verschillende stappen van dit project zijn er het impulsloket en de innovatiecentra waar informatie gegeven wordt over de verschillende mogelijkheden. Slide 12 Een ander luik van het project Flanders’ Care is de zorg voor talent, waar de ambitie is om talent in de zorgsector optimaal te benutten. Er zal in 2013 een rondetafel georganiseerd worden rond de inzet van talent in de zorgsector. Tijdens deze Ronde Tafel zal de toekomstvisie op het efficiënt inzetten van personeel in de zorg toegelicht worden. 11
Een derde luik binnen Flanders’Care is de ICT en gegevensdeling in de zorg. Ondernemingen die het onderzoek naar telemonitoring en zorg op afstand, levensloopbestendige woningen en langere thuiszorg, internetapplicaties en –databanken voeren hebben ook duidelijke verwachtingen t.a.v. de overheid om hun productontwikkelingen en innovaties te kunnen valoriseren. De Vlaamse Regering heeft daartoe een visietekst ‘e-Zorgzaam Vlaanderen’ ontworpen om de gegevensdeling in de zorg- en welzijnssector structureel vorm te geven. Slide 13 Dat de Vlaamse overheid gegevensdeling belangrijk vindt, illustreert het project ‘VITALINK’ , een platform om zorggegevens veilig elektronisch te delen met andere zorgverleners (van huisarts tot thuisverpleger). Zo kan de behandelende zorgverlener accurater beslissen over diagnose en behandeling. Ook de patiënt zelf zal toegang hebben tot zijn gegevens. Een dergelijke manier van werken kan een betere samenwerking genereren tussen de zorgverleners en leiden tot een betere zorg. Er starten in november een aantal pilootprojecten –samenwerkingsverbanden tussen huisartsen, apothekers, zorgverleners, de patiënt en zijn omgeving en software bedrijven. FILMPJE VITALINK.
Naast de belangen van de industrie moeten uiteraard ook de rechten en verwachtingen van de gebruiker (zowel zorgvrager als zorgverlener) worden gerespecteerd. Dat betekent: -
Het opstellen en bewaken van kwaliteitsindicatoren Het vrijwaren van de persoonlijke levenssfeer Het labelen van beschikbare gegevens om de kwaliteit van de aangereikte informatie te kunnen beoordelen Het dichten van de digitale kloof Het beheren en sturen van financieringsmechanismen en hefbomen waarbij draagkracht en noden in balans zijn
Zonder hierbij het fundamentele belang van face-to-face contacten in de zorg te miskennen!
Slide 14 Ik heb gepoogd een aantal nieuwe uitdagingen te schetsen en het voorlopige antwoord dat de Vlaamse overheid hierop wil geven. Wij staan samen voor een berg van grote noden en grote verwachtingen in een context en een conjunctuur die economisch niet meezit. Meer dan ooit zullen de overheden op lokaal, Vlaams en federaal niveau de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk moeten inzetten om een antwoord te kunnen bieden op al die vragen.
12
In een gezamenlijke bundeling van krachten en inzichten tussen hulpverleners, zorgvragers en beleidsmakers kan de welzijns- en gezondheidszorg het best gedijen en geraken we over die berg.
Ik dank u.
Aanbevolen links: http://www.flanderscare.be/ http://www.jovandeurzen.be/nl/tags/ouderen http://www.vitalink.be/Vitalink/Over-Vitalink/Wat-is-Vitalink-/ http://www.youtube.com/watch?v=wVzBYlBnpDg&list=PL211FCDE73A19B739&feature=plcp
13