VOORJAARSNOTA 2015
DOOR LEEFT!
April 2015
Inhoudsopgave Voorjaarsbrief: Door leeft!
3
Voorjaarsnota 2015
7
Trendbrief 2015
26
2
Voorjaarsbrief: Door leeft! De afgelopen jaren hebben opeenvolgende colleges samen met uw Raad ingrijpende maatregelen genomen om ons huishoudboekje in 2022 weer op orde te hebben. Wij houden onverkort vast aan die planning. Het financieel herstelplan vond de voornaamste oorzaak in o.a. de verliezen die we hebben geleden op de grondexploitatie. Nu staan ons, zoals wij u in de ‘decemberbrief’ hebben gemeld en onlangs in een drukbezochte Politieke Markt opnieuw hebben benadrukt, hoogstwaarschijnlijk nieuwe financiële tegenvallers te wachten. Deze structurele tegenvallers worden vooral veroorzaakt doordat de verdeelmodellen in het kader van de drie decentralisaties voor onze gemeente erg ongunstig uit dreigen te pakken. Daarnaast zijn er zaken waarvan wij op dit moment domweg nog niet weten hoe het af zal lopen, zoals de hoogte van de uitkering uit het gemeentefonds voor de komende jaren. De Meicirculaire zal daar meer duidelijkheid over geven. Wij zijn ons er dan ook terdege van bewust dat ook het komende jaar de nodige inspanningen geleverd moeten worden om binnen deze financiële context vorm en inhoud te geven aan het financieel herstel en onze gezamenlijke ambities. En om het bestuursakkoord Door! te citeren: ‘We gaan voort op de ingeslagen weg van herstel, we pakken vastberaden nieuwe uitdagingen aan en treden met vertrouwen de toekomst tegemoet.’ Deze brief gaat niet alleen over de financiële situatie van onze gemeente en de daarbij behorende tegenvallers. Tijdens een voorbereidende middagbijeenkomst realiseerden we ons eens temeer hoe bevoorrecht we zijn om een stad als Apeldoorn te mogen besturen. Raad en college beschikken jaarlijks over bijna 600 miljoen euro om, samen met de Apeldoornse bevolking, mede vorm te geven aan onze stad. En aan onze ambities: u vindt ze terug in het bestuursakkoord Door en het achterliggende Door(gerekend). Het collegewerkprogramma Door(vertaald) is daarbij de praktische leidraad voor ons handelen.
Realistisch en ambitieus Naast realisten en rekenaars zijn wij als college ook een ambitieus team. We willen met energie, visie en daadkracht bijdragen aan een voortdurend in ontwikkeling zijnde samenleving. We willen geen politici zijn die terughoudend besturen aan de hand van oneliners en van het ene incident naar het volgende rennen. Oneliners zijn slechts de top van een doorleefde koers. We willen snel en accuraat handelen als de omstandigheden daarom vragen, maar we willen ook de tijd nemen voor reflectie om samen met u vanuit een gedegen visie te besturen. We hebben de overtuiging en de ervaring dat u dat als Raad van ons verwacht en dat Apeldoorn dat verdient. We gaan het gesprek aan met iedereen die op een constructieve manier mee wil denken over onze stad. We willen handelen vanuit positiviteit, de mopperaars overtuigen en onze energie niet laten weglekken. Apeldoorn, of het nu een stad of een dorp is, is een geweldige plek om te wonen, een veilige plek om je kinderen op te laten groeien, een plek om prettig oud te worden. Uit het vestigingssaldo over de afgelopen jaren blijkt dat Apeldoorn als veilige en comfortabele stad wordt
3
gekozen door gezinnen met jonge kinderen. En de inwoners van Apeldoorn geven hun stad een dikke voldoende als het gaat om hun woonomgeving en het voorzieningenniveau. Apeldoorn: een vitale stad van comfortabel wonen en werken, een plaats van evenementen, sport, attracties en musea in een prachtige natuurlijke omgeving. Dat beeld van Apeldoorn, die identiteit, die kernkwaliteiten, willen we vasthouden en versterken.
Financieel herstel staat centraal Financieel herstel is de centrale ambitie voor nu en voor de komende jaren. In 2022 moet de klus geklaard zijn. We hebben bijna 600 miljoen te besteden. De vraag is niet of het teveel of te weinig is, de vraag is wat we kunnen en willen met dat geld? We willen af van een begroting die voortborduurt op voorgaande jaren en daarmee weinig ruimte biedt voor ambities. We willen een adaptieve en flexibele begroting. Doen we wat we moeten doen? Wat was het probleem en draagt het ingezette beleid en het daarbij behorende geld bij aan de oplossing? Is het probleem nog wel een probleem in de snel veranderende wereld en de veranderende inzichten over de rol van de overheid, kloppen andere zaken aan de deur? Op die manier willen we prioriteren en ruimte maken voor nieuwe initiatieven en ambities. Een adaptieve begroting wil niet zeggen dat we voor een beleid gaan dat uitsluitend tot stand komt door volgend in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Wij maken onderdeel uit van die ontwikkelingen en geven er door onze keuzes richting aan. Het vergt scherpte, doorzettingsvermogen en reflectie op het eigen handelen.
Economie, welzijn en …… geluk Veel van wat onze stad maakt is allereerst het resultaat van de inspanningen van onze burgers. Het echte leven speelt zich af buiten het stadhuis. Ondermeer het brede scala aan grote en kleine evenementen in onze stad, het verenigingsleven, de vele sportclubs en de inspirerende topsportevenementen en de natuur bepalen de leefbaarheid en het zelfvertrouwen van onze stad. Daarbij willen we ruimte geven aan initiatieven en invulling van de eigen verantwoordelijkheid. De ontstane ruimte als gevolg van die bestuursstijl wordt nu al als vanzelfsprekend ingenomen door maatschappelijke initiatiefnemers. Wij willen in gesprek en aan de slag met inwoners, organisaties en iedereen die op een constructieve wijze mee wil denken en wil helpen bouwen aan de stad. Wij willen en mogen worden aangesproken op de wijze waarop wij hieraan vorm geven.
4
De economie van onze stad is de basis, wij willen met u ruimte geven aan uitbreiding en innovatie. Apeldoorn moet de banenmotor van de Stedendriehoek blijven. De licht neerwaartse trend van het aantal arbeidsplaatsen in 2013 en 2014 moet worden gekeerd. We willen voortdurend in contact zijn met de economische spelers: ondernemers, onderwijs en alle anderen die hierbij een rol spelen. Daarbij hoort vanzelfsprekend de wijze waarop we omgaan met onze wereld en de omslag van fossiele grondstoffen naar duurzame energie. Welvaart, milieu en welzijn van mens en dier vormen de basis. De bereikbaarheid van onze stad en de binnenstedelijke mobiliteit verdienen onze aandacht, daarbij willen wij waar mogelijk gebruik maken van innovatieve en duurzame toepassingen. En, een florerende economie is niet mogelijk zonder goede onderwijsvoorzieningen: het zo mogelijk aantrekken van hoger onderwijs, een breed aanbod van basis- en middelbaar onderwijs over de stadsdelen en bijvoorbeeld Apeldoorn Stagestad. Daarbij zijn wij ervan overtuigd dat voor jonge gezinnen een goede kwaliteit en gevarieerd aanbod van basis- en middelbaar onderwijs meer en meer een argument zal zijn om zich te vestigen in onze stad. Het welzijn in onze stad wordt ook bepaald door hoe we zorgen voor elkaar. Dat is niet alleen een kwestie van het zo goed mogelijk in stand houden van bestaande systemen. 2015 is het jaar dat we de decentralisaties uitrollen, maar in dat jaar willen we, samen met organisaties en burgers, ook vooruitkijken. We willen investeren in een gezond sociaal klimaat, waarin mensen niet als vanzelfsprekend aangewezen zijn op (zware) zorg. Kunnen we verantwoord experimenteren in wijken en buurten met concepten die niet centraal gestuurd zijn? Kunnen we een nieuwe Apeldoornse slag slaan die de zorg verbetert.
Samenwerking en lobby De gemeentegrenzen vervagen als het gaat om de bestuurlijke context waarin wij opereren. We zijn ons ervan bewust dat Apeldoorn onderdeel is van dat grotere geheel. Binnen de regio spelen we een belangrijke rol in de Stedendriehoek, de Strategische Board en het Stedenvierkant. Op allerhande beleidsterreinen wordt ambtelijk en bestuurlijk samengewerkt. Apeldoorn speelt als grootste stad binnen de uitgestrekte regio een belangrijke rol. Deze rol wordt nog eens versterkt doordat het Rijk Apeldoorn als de centrumgemeente ziet om beleidsinitiatieven te stimuleren en te bekostigen. Een andere samenwerking is het nog jonge Gelrestad. En via Gelrestad weten we onze weg naar Europa te vinden. Burgemeester John Berends zei na een bezoek aan Brussel in oktober vorig jaar: ‘Ik zie heel veel kansen in Europa. Het belangrijkste is dat ik merk dat de grote steden van Gelderland, de provincie en de Stedendriehoek het allemaal samen willen doen. Het is van belang om hierin ook gezamenlijk op te trekken met het MKB en de kennisinstellingen.’ En natuurlijk spelen we onze rol mee in Den Haag waar we als college deel uit maken van diverse VNG-commissies en van de G32 waar we de gemeentelijke belangen over het voetlicht kunnen brengen. We willen de aandacht op samenwerking en lobby richting Europa, Rijk en provincie vasthouden vanuit de overtuiging dat de belangen van Apeldoorn, onze burgers en onze financiële belangen ermee gediend zijn.
5
Aan de slag … In deze brief zijn we nauwelijks ingegaan op de bijgevoegde voorjaarsnota. Althans niet in financiële zin. Natuurlijk bepalen de financiën voor een belangrijk deel de ruimte voor het realiseren van ambities. Wij gaan dat onderzoeken. Voorafgaand aan de meerjarenprogrammabegroting voor 2016 en verdere jaren willen wij de komende maanden grondig nagaan of er mogelijkheden zijn voor herschikking en prioritering. De bijgevoegde ‘trendbrief’ kan ons daarbij ondersteunen. Bij die zoektocht bestaan geen heilige huisjes. Vooralsnog zijn wij ervan overtuigd, ook onder de huidige financiële omstandigheden, dat de ruimte kan worden gevonden om met lef, energie en ambitie onze stad te besturen.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Apeldoorn, De secretaris,
drs. mr. C.M. Sjerps
de burgemeester
drs. J.C.G.M. Berends MPA
6
Voorjaarsnota 2015
7
Indicatief meerjarenperspectief 2016-2019 INLEIDING Apeldoorn werkt aan een meerjarig financieel herstelplan. We liggen op koers. Ingrijpende maatregelen en de positieve uitkomsten van de jaarrekeningen hebben hieraan bijgedragen. Maar er zijn nieuwe financiële ontwikkelingen en onzekerheden die het ons naar verwachting de komende jaren niet gemakkelijk zullen maken. De voornaamste onzekerheden∗) zijn: − De uitgaven en rijksvergoedingen in het kader van de drie decentralisaties. In de komende meicirculaire verwachten we meer informatie; − De vergoeding voor de bijstandsuitgaven; − De uitkering die we uit het Gemeentefonds voor de jaren 2016-2019 zullen ontvangen. In afwachting van de meicirculaire hebben we ons in deze voorjaarsnota noodgedwongen moeten baseren op de september- en decembercirculaire 2014; − In de brief van 18 december jl. hebben we u ook gewezen op een positief risico als gevolg van het door u genomen besluit om precario van Liander te heffen. Dit zou kunnen resulteren in een meeropbrengst van structureel € 7 miljoen. We zijn nog in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad over deze kwestie. Vanwege al deze onzekerheden is het daarom niet mogelijk om onze financiële situatie exact te berekenen.
Begroting Bestaand Beleid Het startpunt voor de nieuwe begrotingscyclus ligt bij de opstelling van de Begroting Bestaand Beleid (BBB) voor de nieuwe meerjarenperiode. Het door uw Raad voor 2015-2018 vastgestelde meerjarenperspectief wordt doorgerekend voor de jaren 2016-2019. De uitkomst van de laatste jaarschijf maakt duidelijk of de begroting structureel in evenwicht is (de lasten zijn gelijk aan de baten), dan wel of er sprake is van een overschot (de baten overtreffen de lasten) of een structureel tekort (de lasten overschrijden de baten). In geval van een tekort kan het voor 2015-2018 vastgestelde beleid niet ongewijzigd worden voortgezet. De Gemeentewet schrijft voor dat de gemeentebegroting geen structureel tekort mag vertonen. Bij een structureel tekort zijn dus aanvullende maatregelen noodzakelijk hetzij door te bezuinigen, hetzij door de inkomsten te verhogen of door een combinatie van beide. Deze maatregelen moeten resulteren in een structureel evenwicht. Gedeputeerde Staten (GS) toetsen in hun rol van toezichthouder op gemeenten of de meerjarenbegroting reëel en structureel in evenwicht is. ∗)
In de brief van 18 december jl. hebben we u daarover ingelicht.
8
Reservepositie Naast de uitkomst van de BBB/MPB is ook de reservepositie aan toetsing door GS onderhevig. Wij bepalen op grond van een risicoanalyse de vereiste weerstandscapaciteit: het bedrag dat nodig is om het hoofd te bieden aan mogelijke risico’s. Voor de Algemene Reserve (AR) van de Algemene Dienst bedraagt het vereiste niveau minimaal € 15 miljoen. Voor de Algemene Reserve van het Grondbedrijf (ARG) is dit € 30 miljoen. Uitgaande van ons financieel herstelplan koersen wij erop deze standen uiterlijk in 2022 bereikt te hebben.
TOELICHTING INDICATIEF FINANCIEEL MEERJARENPERSPECTIEF 2016-2019 Zoals hiervoor opgemerkt vormt het meerjarenperspectief voor 2015-2018 het startpunt voor de inschatting van het financiële meerjarenperspectief 2016-2019. Ten opzichte van dat startpunt gaan we op basis van de huidige inzichten in op positieve en/of negatieve afwijkingen. Hieronder is dit allereerst cijfermatig vertaald, daarna lichten we de afwijkingen toe. De nummering in de tekst volgt die in de tabel. Met nadruk wijzen we op het indicatieve karakter van deze cijferopstelling. Veel is nog onzeker, waardoor exacte becijferingen niet zijn te maken. De afwijkingen zijn deels gebaseerd op veronderstellingen aan de hand van de meest actuele ontwikkelingen. Die ontwikkelingen zijn nog volop gaande. Uitgaande van die veronderstellingen, hebben we binnen diverse domeinen in het geval van negatieve ontwikkelingen budgetreeksen opgenomen onder de titel ‘vrij te spelen budgetruimte’. Hiermee volgen we de lijn van het Bestuursakkoord om in eerste instantie te onderzoeken of tekorten kunnen worden opgevangen binnen het domein waar ze zich voordoen. Lukt dit niet dan zal breder, gericht op alle interne budgetten naar tekortreductie moeten worden omgezien. Mocht ook dit niet in toereikende tekortreducties resulteren, dan worden externe budgetten aan een beoordeling onderworpen. Als allerlaatste mogelijkheid wordt in het Bestuursakkoord het instrument van een belastingverhoging genoemd. In dit stadium starten we vooralsnog met het zoeken naar financiële ruimte binnen de betrokken domeinen. De bijbehorende procesaanpak lichten we aan het eind van dit hoofdstuk toe.
9
(bedragen x € 1.000) 1. Meerjarenuitkomst eenheidsplannen
2016
2017
2018
2019
85
464
404
704
2. Verwerkte mutaties a. Actualisatie indexering van lasten b. Actualisatie indexering van baten c. Effect renteverlaging d. Toename areaal groen en verharding e. Tekorten omgevingsvergunningen f. Ontwikkeling gemeentefonds g. Structurele mee- en tegenvallers Jaarrekening 2014 h. Rijkskorting vergoeding processen verbaal i. Gemeentelijk sociaal vangnet j. Rente over Niegg's k. Vennootschapsbelasting l. Invoering forensenbelasting m. Precario Liander n. Vrijval opvangbuffer toekomstige ontwikkelingen
15 -959 1.600 -338 525 115 600 -375 -750 -810 -500 0 +pm 3.242
-300 -1.165 2.300 -676 525 671 600 -375 -750 -730 -500 0 +pm 3.742
173 -1.432 2.700 -1.014 525 1.489 600 -375 -750 -675 -500 0 +pm 3.742
173 -1.432 2.900 -1.014 525 1.489 600 -375 -750 -620 -500 0 +pm 3.742
3. Wmo, Beschermd Wonen GGZ, maatschappelijke opvang en Jeugd a. Invoering objectief verdeelmodel Wmo lokaal Vrij te spelen budgetruimte b. Invoering objectief verdeelmodel beschermd wonen c. Maatschappelijke opvang/Regionaal Kompas Vrij te spelen budgetruimte d. Invoering objectief verdeelmodel Jeugd Vrij te spelen budgetruimte
-660 660 pm -2.000 1.000 -800 800
-1.320 1.320 pm -2.000 1.000 -1.600 1.600
-1.980 1.980 pm -2.000 1.000 -1.600 1.600
-2.640 2.640 pm -2.000 1.000 -1.600 1.600
4. I-deel WWB a. Eigen Risico t.l.v. AD b. Nadeel na correctie eigen risico c. Stelpost verbetering model d. Stelpost bijdrage uit vangnet e. Vrij te spelen budgetruimte
-3.101 -3.403 1.701 851 851
-2.910 -2.686 -2.788 -6.973 -10.693 -11.001 3.487 5.346 5.501 1.744 2.673 2.751 1.743 2.673 2.750
5. Ambities a. Ruimte voor ambities b. Vrij te spelen budgetruimte AD
-pm +pm
-pm +pm
-pm +pm
-pm +pm
1.650
2.400
2.900
3.400
-2.296
-3.742
-3.742
0 0
0 0
358 -358
1.312 -1.312
0
0
0
0
6. Overigens vrij te spelen budgetruimte AD 7. Aangepaste opvangbuffer Subtotaal 8. Storting in Algemene Reserve Indicatieve einduitkomst
10
Positieve risico’s Naast de in het voorgaande overzicht ingeboekte bedragen, noemen we een tweetal positieve risico’s, waarvan het op dit moment ongewis is of die manifest wordt. Om die reden kunnen deze nu niet worden ingeboekt. De positieve risico’s lichten we onder het in de tabel gehanteerde nummer verderop toe. Positieve risico’s (bedragen x € 1.000) 9. Precario Liander 10. Groot onderhoud gemeentefonds Totaal positieve risico’s
2016 7.000 165 7.165
2017 7.000 330 7.333
2018 7.000 500 7.500
2019 7.000 500 7.500
1. Meerjarenuitkomst eenheidsplannen 2015 Deze meerjarenuitkomst is conform de uitkomst van de MPB 2015-2018 met inbegrip van de door uw raad bekrachtigde eerste begrotingswijziging 2015 n.a.v. de opstelling van de eenheidsplannen voor dit jaar. Deze uitkomst is ook inclusief de lopende ombuigingen en budgetvermeerderingen waartoe u in het kader van de MPB 2015-2018 heeft besloten. Dat geldt ook voor de gemeentefondsuitkering die is gebaseerd op de meicirculaire van vorig jaar, de verhoging van de OZB met de zgn. macronorm van 3,5%, de gebruikelijke indexering van personele en materiële kosten en subsidies etc. De einduitkomsten van de jaarschijven 2015-2018 worden in de meerjarenbegroting, zoals gebruikelijk, verrekend met de AR. Dat hebben we hier teruggedraaid. De jaaruitkomsten van het ingeschatte meerjarenperspectief voor 2016-2019 worden vervolgens opnieuw verrekend met de AR.
2. Verwerkte mutaties Voor de periode 2016-2019 vermelden we hieronder ten opzichte van de voornoemde meerjarenuitkomst de effecten van tal van mutaties, op grond van de inzichten van dit moment. Rekening is gehouden met de volgende ontwikkelingen t.o.v. de MPB 2015-2018. a. Actualisatie indexering van lasten De indexeringen van de loon- en materiële kosten en van subsidies zijn op basis van actuele prognoses van o.m. het Centraal Planbureau gewijzigd t.o.v. de MPB 2015-2019. In het volgende overzicht zijn hiervan de resultaten weergegeven. Effecten actualisatie indexering
2016
2017
2018
2019
-677 0 692 15
-1.542 0 1.242 -300
-1.985 350 1.808 173
-1.985 350 1.808 173
(bedragen x € 1.000)
- Loonkosten - Materiele kosten - Subsidies Totaal effect lasten
Voor de loonkosten levert dit een nadeel op en voor de indexering van de materiële kosten en subsidies een voordeel. Per saldo resulteert dit in 2019 in
11
een voordeel van € 0,173 miljoen. b. Actualisatie indexering van baten De actualisatie van de indexering leidt t.o.v. de MPB 2015-2018 ook tot bijstelling van de baten. Effecten actualisatie indexering
2016
2017
2018
2019
-445 -466 -48 -959
-693 -388 -84 -1.165
-956 -354 -122 -1.432
-956 -354 -122 -1.432
(bedragen x € 1.000)
- Bijstelling macronorm OZB - Volumecorrectie WOZ waarde - Leges en rechten Totaal effect baten
In de MPB 2015-2018 is de OZB geïndexeerd met de destijds ingeschatte macronorm van 3,5%. Dat blijkt achteraf te hoog te zijn geweest. De macronorm is nadien door het rijk vastgesteld op 3%. Dit betekent dat de OZB in dit meerjarenperspectief in 2016 in eerste instantie met 0,5 % moet worden verlaagd. De macronorm voor de komende jaren is thans nog onbekend. Dit zal bekend worden in de a.s. meicirculaire. Daarop vooruitlopend hebben we de huidige macronorm van 3 % gehandhaafd. Het structurele nadeel bedraagt in 2019 ruim € 0,9 miljoen. Daarnaast is sprake van een verlaagd volume-effect dat deels wordt gecompenseerd door de gemeentefondsuitkering. De bijgestelde indexering van de kosten (zie a) werkt ook door op de indexering van de kostendekkende tarieven. Dat leidt tot een gering nadeel t.o.v. de MPB 2015-2018. c. Effect renteverlaging In de MPB 2015-2018 hebben we stelposten opgenomen vanwege een dalende rente. Deze zijn nu exact doorgerekend. Nu blijkt dat de rente nog verder is verlaagd dan bij de opstelling van de MPB 2015-2018 werd verondersteld. Het voordeel bedraagt in 2019 in totaliteit ruim € 4 miljoen. Wij gaan er vooralsnog vanuit dat een deel van dit voordeel zal worden doorgegeven in de vorm van een renteverlaging voor onder andere het Grondbedrijf. Voor de Algemene Dienst resulteert dit in een extra netto rentevoordeel, dat oploopt tot € 2,9 miljoen structureel. Over de aanpassing van de rente voor het Grondbedrijf zal nog nadere besluitvorming plaatsvinden. d. Toename areaal groen en verharding Er is in de komende jaren sprake van toenemende onderhoudskosten in verband met de toename van het openbaar groen en het wegennet in vooral Zuidbroek, het gebied Barnewinkel en de binnenstad. De extra onderhoudskosten lopen hierdoor gefaseerd op tot ruim € 1 miljoen in 2019. Of deze kostenverhoging gecompenseerd wordt door een hogere algemene uitkering uit het gemeentefonds wordt pas in de komende meicirculaire duidelijk. e. Tekorten omgevingsvergunningen In de MPB 2015-2018 is rekening gehouden met een structureel bedrag van € 1,1 miljoen ± pm in verband met te verwachten tekorten op de omgevingsvergunningen. In de PMA van 4 december 2014 is aan de hand van de Nota Financiering Omgevingsvergunning uitvoerig van gedachten gewisseld over de verschillende mogelijkheden om de inkomsten en uitgaven op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de omgevingsvergunningen
12
door te rekenen. Wij hebben de oplossingsrichtingen, die u hebt aangegeven uitgewerkt. De resultaten hebben we in deze voorjaarsnota verwerkt. Het gaat om de volgende aanpassingen: - Wij stellen u voor om de tarieven voor de activiteit bouwen (3,3%) niet te verhogen. Wel zullen een aantal diensten via verhoging van aanvullende tarieven en verrekeningen meer kostendekkend worden aangeboden; - Wij passen niet langer al op voorhand een correctie van 25% op de raming van de legesinkomsten toe voor bouwplannen die mogelijk niet doorgaan of worden uitgesteld. Afwijkingen op de prognose zullen er, gelet op de materie, altijd zijn, maar kunnen zowel positief als negatief zijn. Achteraf zal bij de jaarrekening worden aangegeven waar het anders is gelopen; - We beperken de uitvoeringskosten met € 100.000 bovenop de € 300.000 die al in de MPB was opgenomen ter voeding van de reserve bouwleges. Deze maatregelen leiden ertoe, dat de jaarlijkse bijdrage van de Algemene Dienst aan de reserve bouwleges van € 1,1 teruggebracht kan worden tot € 575.000. Dit betreft de financiering van indirecte kosten verband houdende met vergunningverlening, te weten informatieverstrekking Omgevingsloket, BAG werkzaamheden, straatnaamgeving en objectnummering. Eén en ander leidt tot een structureel voordeel t.o.v. de MPB 2015-2018 van € 525.000. f. Ontwikkeling Gemeentefonds In de MPB 2015-2018 is de gemeentefondsuitkering gebaseerd op de meicirculaire van vorig jaar. Daarna is de septembercirculaire verschenen. Dit is de meest recente formele informatiebron waarin een meerjarige berekening is opgenomen. Die leidt tot een structureel voordeel van € 289.000. Vanwege de daling van het WOZ-volume in 2015 komt daar € 200.000 bij. In de MPB 2016-2019 zullen wij de meerjarenramingen van de algemene uitkering zoals gebruikelijk aanpassen aan de a.s. meicirculaire. Voorts wordt de wijze waarop het Gemeentefonds over gemeenten wordt verdeeld in meerdere trances herijkt. Nu is de tweede fase aan de orde. Dat leidt tot aanpassing van de cluster werk en inkomen, de cluster volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing en de cluster brandweer en rampenbestrijding. Dat leidt tot herverdeeleffecten onder gemeenten. Onlangs hebben we bericht van het ministerie van BZK ontvangen over de voorlopige uitkomst. Die resulteert in een voordeel voor onze gemeente van om en nabij structureel € 1 miljoen. In de meicirculaire zal het exacte bedrag worden opgenomen. Wij hebben hiervoor rekening gehouden met een oplopende reeks, omdat het bij operaties als deze gebruikelijk is dat de nadeelgemeenten in drie jaar naar het maximale nadeel toegroeien. Dit wordt tijdelijk ‘betaald’ door de voordeelgemeenten. g. Structurele mee- en tegenvallers Jaarrekening 2014 Uit de opstelling van de Jaarrekening 2014 blijkt zich een beperkt aantal structurele mee- en tegenvallers voor te doen. Het volgende overzicht bevat een tweetal structurele voordelen in de kosten van de interne bedrijfsvoering, die we aan de algemene middelen hebben toegevoegd.
13
Structurele voordelen (bedragen x € 1.000) Voordeel product intern documentenbeheer Vrijval huur Portaal Totaal voordelen
2016 200 400 600
2017 200 400 600
2018 200 400 600
2019 200 400 600
Daarnaast blijkt uit de jaarrekening een structureel nadeel van € 45.000, omdat wij, net als de woningcorporaties, aan het rijk een verhuurdersheffing voor onze huurwoningen hebben af te dragen. Vooralsnog gaan we er vanuit dat dit binnen de bestaande budgetten kan worden terugverdiend. Tot slot is er sprake van een nadeel van € 100.000 in verband met de extra kosten die gemoeid zijn met de impuls tot versnelde verkoop van ons vastgoed. We gaan ervan uit dat deze overschrijding door de verkoopopbrengsten wordt goed gemaakt. h. Rijkskorting vergoeding processen verbaal In september vorig jaar werd duidelijk dat in de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie voor 2015, de vergoeding die gemeenten ontvangen voor de opmaak van processenverbaal voor leefbaarheidsfeiten is geschrapt. Voor onze gemeente hield dat een nadeel in van structureel € 375.000. Naar aanleiding van ons aanvullend voorstel op de MPB 2015-2018 heeft u ermee ingestemd om tegenover dit nadeel een inverdientaakstelling van dezelfde omvang op te nemen. Ter invulling van deze inverdientaakstelling is onderzocht of de invoering van het stelsel van bestuurlijke boete een alternatieve dekking kan leveren. Dat blijkt niet het geval, voornamelijk omdat de bestuurlijke boete alleen kan worden toegepast op APV-feiten en dus niet op de grote categorie van parkeerfeiten. Een dergelijke stelselwijziging zou meer kosten dan het opbrengt. Vervolgens is nagegaan of er kan worden bezuinigd op het controleren van parkeren door het team THOR. Dat zou leiden tot een vermindering van 3,88 fte parkeercontrole. Dat komt neer op een halvering van de huidige capaciteit die voor parkeercontrole beschikbaar is. Halvering van handhavingscapaciteit van het team THOR leidt tot terugval in naleefgedrag en verminderde opbrengsten uit parkeergelden voor de reserve Bereikbaarheid. Hiervoor hebben we niet gekozen. Verder is gezocht naar een alternatieve dekking binnen het begrotingsprogramma 2, Veiligheid. Daar zit mogelijk een structureel voordeel, dat wellicht benut kan worden voor een gedeeltelijke oplossing van het ontstane tekort. Dit kan vooreerst worden bezien als de jaarrekening 2014 van de VNOG vastgesteld is. Wij stellen u voor om het tekort voorlopig ten laste te brengen van de Algemene Dienst, in afwachting van de jaarrekening 2014 van de VNOG. De eventuele structurele meevallers uit de gemeentelijke componenten van de jaarrekening van de VNOG zullen vervolgens terugvloeien naar de Algemene Dienst. Hiervoor hebben we een pm-raming opgenomen. i. Gemeentelijk sociaal vangnet Vorig jaar heeft u het beleid inzake het gemeentelijk sociaal vangnet vastgesteld. Bij het beleidsontwerp is uitgegaan van de beschikbare middelen en de zgn. Klijnsma-gelden van structureel € 750.000. Bij de raadsbehandeling van de MPB 2015-2018 is de motie ‘Gelijke monniken, gelijke kappen’ aangenomen, waarin ons is verzocht om:
14
per 2015 in elk geval voor ZZP-ers in de bijstand kwijtschelding te verlenen voor betaling van de afvalstoffenheffing, rioolheffing en de hondenbelasting, en deze regeling incidenteel te bekostigen uit de Klijnsma-gelden; − de mogelijkheden te onderzoeken tot het verlenen van kwijtschelding met ingang van 2016 voor andere ZZP-ers, die onder de armoedegrens leven; − de financiële dekking af te wegen in het kader van deze Voorjaarsnota. De inkomstenderving als gevolg van de kwijtschelding voor ZZP-ers met een bijstandsuitkering met ingang van dit jaar bedraagt structureel € 25.000. Daarnaast is becijferd dat een verruiming van de kwijtschelding voor ZZP-ers die onder de armoedegrens leven neer zou kunnen komen op structureel € 80.000. Dit is een inschatting, omdat geen statistieken beschikbaar zijn over het aantal ZZP-ers dat onder de armoedegrens leeft. Deze becijfering is tot stand gekomen op grond van algemeen landelijk statistisch materiaal en ervaringscijfers van een andere gemeente. De uitvoeringskosten van deze kwijtscheldingsvorm worden op € 30.000 geraamd en houden voornamelijk verband met de inhuur van externe deskundigheid voor de toetsing van deze kwijtscheldingsverzoeken. De totale kosten bedragen bijgevolg structureel € 135.000. Wij stellen u voor dit als onderdeel te beschouwen van de Klijnsma-gelden. Het restant bedraagt € 615.000 (€ 750.000 minus € 135.000). In onze brief van 19 maart jl. (eerste evaluatie sociaal vangnet) hebben we u bericht dat we de structurele inzet van de Klijnsma-gelden voor het sociaal vangnet zullen betrekken bij deze Voorjaarsnota of bij de integrale afweging voor de MPB 2016-2019. Wij verwachten dat wij op basis van het uitgavenverloop over de eerste helft van dit jaar, in staat zijn om te bepalen welk deel van de Klijnsma-gelden structureel benodigd is voor de volledige uitvoering van het door u vastgestelde beleid. Het resultaat daarvan zullen we betrekken bij onze opstelling van de MPB 2016-2019. In afwachting daarvan hebben we voorlopig het volledige bedrag van € 750.000, waaronder het restant ad € 615.000 ten laste van de Algemene Dienst gebracht en bestemd voor de uitvoering van het gemeentelijk sociaal vangnet.
−
j. Rente over niet in exploitatie genomen gronden (Niegg’s) van het Grondbedrijf De rente over de boekwaarden van de Niegg’s wordt tot op heden afgeboekt ten laste van de Algemene Reserve Grondexploitatie (ARG). Het gaat hierbij om een structurele last waarbij het niet correct is om die uit eenmalige middelen te dekken. Onze provinciale toezichthouder heeft in lijn met de opmerking van de controller Grondbedrijf ons opgeroepen om in een structurele dekking te voorzien. Dat betekent dat wij de rentecomponent ten laste van de Algemene Dienst moeten brengen. Het verwachte nadelige resultaat op basis van een neerwaarts bijgestelde rente van 3 % neemt in de jaren af tot € 620.000 in 2019. k. Vennootschapsbelasting Vanaf 1 januari 2016 worden overheidsondernemingen belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (VPB). Dit geldt voor directe als indirecte overheidsondernemingen. Een directe overheidsonderneming is een activiteit die binnen de gemeente plaatsvindt, bijvoorbeeld het grondbedrijf, vastgoedbedrijf en het bieden van gelegenheid tot parkeren. Een indirecte overheidsonderneming heeft betrekking op een BV, NV, stichting of vereniging, waarvan de gemeente 100% aandelen of financiële en bestuurlijke zeggenschap heeft (bijvoorbeeld Accres). Door de VNG is geschat dat dit voor het rijk een voor-
15
deel van € 100 miljoen oplevert, waarvan € 50 miljoen afkomstig gemeenten. Voor onze gemeente zou dat vooralsnog een nadeel van € 500.000 inhouden. We zijn sinds vorig jaar gestart met de voorbereiding van de invoering. Vooral in administratief opzicht heeft dit verstrekkende gevolgen. De hiermee gemoeide uitvoeringskosten hebben we in dit stadium van een –pm-raming voorzien. l. Invoering forensenbelasting c.a. In de MPB 2015-2018 is het voorstel tot invoering van de forensenbelasting per 1 januari 2016 opgenomen (structurele bruto-opbrengst van € 1 miljoen verminderd met € 150.000 perceptiekosten). De hiermee gemoeide opbrengst (structureel € 850.000 netto) hebben we in deze Voorjaarsnota gehandhaafd, vandaar dat in de hiervoor opgenomen tabel de afwijking t.o.v. de MPB 2015-2018 nul bedraagt. Via de motie ’De toeristische route’ heeft u ons verzocht om in overleg te treden met de toeristische sector voor nadere afstemming en voor het in beeld brengen van heffingsalternatieven binnen de toeristische sector. In die motie heeft u ons ook verzocht om bij de integrale afweging in het kader van deze Voorjaarsnota de noodzaak van een extra belastingheffing te onderbouwen. Naar aanleiding hiervan merken we op dat we nog in overleg zijn met de toeristische sector en een adviesbureau de haalbaarheid van de vermakelijkhedenretributie laten onderzoeken. Ook de lastendruk voor de ondernemers wordt in kaart gebracht. Er is overeenstemming bereikt met de branche over een inventarisatie op de recreatieparken ten behoeve van de forensenbelasting. De zorgvuldigheid vereist dat meer tijd nodig is om tot een afronding te komen. Wij voorzien dat wij nog vóór het aanstaande zomerreces een voorstel aan u kunnen voorleggen. n. Opvangbuffer toekomstige ontwikkelingen De MPB 2015-2018 voorziet in een opvangbuffer voor toekomstige ontwikkelingen, die oploopt tot een bedrag van structureel € 4 miljoen. Ten laste van deze buffer is via de eerste begrotingswijziging een bedrag gebracht van € 140.000 ten behoeve van de GGD voor extra contactmomenten voor de jeugd. Daarnaast is door de aanpassing van de winkeltijdenverordening een bedrag van € 117.800 ten laste van deze buffer gebracht in verband met de gratis parkeerfaciliteiten op koopzondagen. Er resteert daardoor een buffer die oploopt tot ruim € 3,7 miljoen. Op deze plek laten we deze opvangbuffer vrij vallen. Onder punt 7 komen wij hier nader op terug.
3. De drie decentralisaties en het inkomendeel Wet werk en bijstand Het uitgangspunt is dat de drie d’s worden uitgevoerd met het geld dat we er van het rijk voor ontvangen. Op deze wijze zijn de drie d’s ook in de MPB 2015-2018 verwerkt (budgettair neutraal). In onze brief van 18 december jl. over de tussenbalans op weg naar financieel herstel, hebben we u geïnformeerd over de effecten van de zo genoemde objectieve verdeelmodellen, waarmee de rijksgelden over gemeenten worden verdeeld voor de uitvoering van de Wmo en de jeugdzorg. Voor Apeldoorn leiden die tot ronduit slechte uitkomsten. Dat geldt – buiten de drie d’s om – in versterkte mate voor de vergoeding die we ontvangen voor de kosten van bijstanduitkeringen. Ook
16
voor dit inkomensdeel van de bijstand heeft het rijk een nieuw verdeelmodel geïntroduceerd met voor onze gemeente grote negatieve effecten. Wij hebben bepleit dat de decentralisaties uit het sociale domein in samenhang bekeken moeten worden en daar past een samenhangend ingroeipad bij om verdere negatieve effecten te voorkomen. Zowel de VNG als de G32 delen dit standpunt. In de vergadering van 12 februari jl. heeft de VNG-commissie Financiën aangegeven een grens te willen stellen aan de cumulatieve effecten van alle herverdelingen in het sociaal domein, inclusief de BUIG/bijstand. Of deze grens de bij het gemeentefonds gebruikelijke € 15 per inwoner per jaar is, wordt nog nader uitgewerkt. Op 17 maart jl. hebben wij een gesprek gehad met de VNG directie. Naar aanleiding van dat gesprek hebben wij in een brief de VNG opnieuw aangegeven hoe groot de financiële impact voor Apeldoorn is van de decentralisaties in het sociale domein en de daarmee samenhangende objectieve verdeelmodellen. Uw raad heeft een afschrift van deze brief ontvangen. Hoe en op welk moment het rijk hierop zal reageren is op dit moment onzeker. Wij kunnen het ons niet veroorloven om dit af te wachten. Uitgaande van de oorspronkelijk gepresenteerde objectieve verdeelmodellen geven we u per onderdeel aan welke maatregelen we in gang zetten. Uitgangspunt blijft hierbij dat we de drie d’s uitvoeren voor het geld dat we er van het rijk voor krijgen. In tegenstelling tot de verdeelmodellen voor de drie d’s gaan we in deze voorjaarsnota van de veronderstelling uit dat het verdeelmodel voor het inkomensdeel Wwb door het rijk zal worden bijgesteld. Dat lichten we later verder toe. Er is sprake van drie verdeelmodellen, waarmee het Rijk de macrobudgetten verdeelt over de gemeenten: − één voor wat we de lokale Wmo noemen (o.a. begeleiding, dagbesteding en mantelzorg) − één voor het regionale beschermd wonen GGZ; − één voor de regionale maatschappelijke opvang. De laatste twee verdeelmodellen zijn uitsluitend voor 43 centrumgemeenten van toepassing. a. Wmo lokaal Voor de lokale Wmo ontvangen wij op historische basis € 26 miljoen. Vanaf 2016 wordt het huidige verdeelmodel vervangen door een objectief verdeelmodel, waarbij de rijksvergoeding langs niet door de gemeente te beïnvloeden parameters wordt verdeeld (bijv. langdurig medicijngebruik en aantal huishoudens laag inkomen). De overgang naar het nieuwe model leidt voor Apeldoorn op basis van voorlopige berekeningen uiteindelijk tot een nadeel van € 3,3 miljoen. In 2019 bedraagt dit nadeel € 2,64 miljoen. De VNG en de Raad voor Financiële Verhoudingen hebben het kabinet geadviseerd om het verdeelmodel gefaseerd in te voeren. Wij zijn er van uitgegaan dat de invoering in jaarlijkse stappen van 20% zal plaatsvinden, waardoor het model in 2020 volledig zal zijn ingevoerd. Conform het Bestuursakkoord starten we in eerste instantie met een zoektocht om binnen dit domein tot een oplossing van dit nadeel te komen. Daarvoor hebben we een vrij te spelen budgetreeks van dezelfde omvang opgenomen.
17
b. Beschermd wonen GGZ Voor het onderdeel regionaal beschermd wonen GGZ ontvangen wij een bedrag van € 39 miljoen. Het verdeelmodel voor beschermd wonen is nog niet vastgesteld. Een voorstel hiertoe is eind 2014 door het ministerie van VWS ingetrokken. Het Rijk heeft besloten om de huidige historische verdeling voor 2015 en 2016 intact te houden. Wel wordt nog onderzocht in hoeverre het macrobudget voor 2015 moet worden opgeplust. Op basis van dat onderzoek wordt de historische verdeling van het budget in 2016 ook herzien, wat voor Apeldoorn nog tot verschuivingen kan leiden. Wij gaan er nog steeds vanuit, dat het Rijk ook deze aan gemeenten overgedragen taak voorziet van voldoende budget om de noodzakelijke zorg aan de burgers te kunnen leveren. Een externe commissie werkt intussen aan een verbeterd objectief verdeelmodel, dat op zijn vroegst in 2017 zal worden ingevoerd. Hoewel we inschatten op dit onderdeel forse risico’s te lopen hebben we gelet op alle onzekerheden op dit moment voor dit onderdeel vooralsnog een pm-raming opgenomen. Mocht blijken dat we uiteindelijk op dit onderdeel tekort zullen komen, dan zullen we ook hier een inverdienstelpost voor opnemen. c. Maatschappelijke opvang/regionaal kompas Voor regionale maatschappelijke opvang (Regionaal Kompas) ontvangen wij een rijksvergoeding van bijna € 5 miljoen. Het verdeelmodel voor deze taak is enige jaren geleden herzien. Dit heeft geleid tot een flinke daling van het budget voor Apeldoorn. Er is bij dit beleidsveld sprake van twee cliëntgroepen: − cliënten die uit de AWBZ naar de Wmo overkomen en die extramurale (ambulante) begeleiding krijgen van een instelling voor maatschappelijke opvang; − cliënten waarvoor de instellingen afgelopen jaren subsidie ontvingen uit het Regionaal Kompas, en die een doorlopend traject hebben in 2015. Beide cliëntgroepen zijn per 1-1-2015 omgezet in de nieuwe Wmosystematiek voor maatwerk. Daarbij blijkt dat het volume aan cliënten dat vanuit de AWBZ naar de Wmo komt veel groter is dan verwacht, waardoor een tekort van ca. € 2 miljoen ontstaat. Bij dit onderdeel is geen sprake van een ingroeiregeling of een maximaal eigen risico. Het in 2015 voor de centrumgemeenten beschikbare budget voor begeleiding en persoonlijke verzorging van cliënten in de maatschappelijke opvang is door het Rijk in mindering gebracht op het macrobudget Wmo lokaal. Gelet op de omvang van het tekort van € 2 miljoen en ons voorstel om de nadelige gevolgen van het objectief verdeelmodel voor de Wmo lokaal volledig bij dat domein neer te leggen, stellen wij bij maatschappelijke opvang voor om het vrij te spelen budget tot 50% te beperken. Van genoemd tekort komt dan € 1 miljoen ten laste van de algemene middelen. d. Jeugdzorg Voor de gedecentraliseerde taken jeugdzorg ontvangen wij een bedrag van € 43 miljoen. Hierop heeft het Rijk de 1e tranche van een efficiencykorting al in mindering gebracht. Voor ons is dat € 2 miljoen. Als gevolg van de oplopende efficiencykorting neemt de rijksvergoeding in 2016 en 2017 nog eens met ruim € 4 miljoen af. De verdeling van het macrobudget 2015 gebeurt op basis van historische uitgaven. Het Sociaal Cultureel Planbureau en Cebeon hebben op verzoek van het Rijk een objectief verdeelmodel uitgewerkt. Gelet ook op het advies van de VNG gaan wij er vanuit dat dit model in 2016 voor 50% wordt ingevoerd; de budgetverdeling van de overige 50% vindt dan nog
18
op historische grondslag plaats. In 2017 is sprake van een volledig objectieve verdeling. Op basis van de voorlopige calculatie van december 2014 leidt het volledig invoeren van het nieuwe model voor Apeldoorn tot een nadeel van ca. € 1,6 miljoen. Wij hebben binnen het jeugddomein een vrij te spelen budgetreeks van dezelfde omvang opgenomen. Dit in lijn met het Bestuursakkoord om in eerste instantie naar een oplossing van tekorten te zoeken binnen het domein waar het zich voordoet.
4. Inkomensdeel Wwb Vanaf 2015 wordt voor de rijksbijdrage voor het bijstandsbudget stapsgewijs een nieuw verdeelmodel ingevoerd. Het verdeelmodel voor deze specifieke uitkering wordt, zoals het er nu naar uitziet, in 2015 en 2016 voor 50% doorgevoerd, de overige 50% is nog gebaseerd op het historische model. In 2017 werkt het objectieve verdeelmodel voor 75% door en vanaf 2018 is de rijksvergoeding volledig gebaseerd op het nieuwe model. Zoals wij in onze brief van 18 december 2014 (tussenbalans op weg naar herstel) hebben aangegeven, heeft het nieuwe verdeelmodel voor ons substantiële nadelige gevolgen. Als wij rekening houden met de landelijke ontwikkeling van het aantal bijstandscliënten (conform de septembercirculaire) en de opbouw naar een100% objectief model, dan leidt dit voor ons tot een nadeel van afgerond € 14,8 miljoen in 2019 en verdere jaren. In de MPB 2015-2018 is rekening gehouden met structureel € 1 miljoen tekort, waardoor het nadelige verschil t.o.v. deze MPB neerkomt op afgerond € 13 miljoen. Het nieuwe verdeelmodel kent, net als in het oude verdeelmodel, een eigen risico systematiek. Overstijgen de bijstandsuitgaven de rijksvergoeding, dan komt, zoals het er nu uitziet, van deze overschrijding in ons geval 10% van de rijksbijdrage voor eigen rekening. Het aandeel voor de Algemene Dienst bedraagt hiervan, bovenop de hiervoor genoemde € 1 miljoen, € 3,1 miljoen in 2016, afnemend tot afgerond € 2,8 miljoen in 2018 en verdere jaren. Samen met andere gemeenten en ondersteund door het bureau APE hebben wij meerdere verbetervoorstellen voor het verdeelmodel bij het Rijk ingediend. Het kabinet, mede onder druk van een door de 2e Kamer aangenomen motie, heeft aangegeven hiervoor open te staan. Bovendien hebben de opstellers van het verdeelmodel (Sociaal Cultureel Planbureau) al aangegeven, dat het model nog niet voldoende is uitgewerkt. Wij kunnen echter niet inschatten op welke onderdelen het model wordt aangepast en wat hiervan het financiële effect voor onze gemeente zal zijn. Wij verwachten in de mei- of septembercirculaire 2015 hierover meer duidelijkheid te krijgen. Het voornoemde adviesbureau APE heeft in haar onderzoeksrapport aangegeven dat het nadelig effect voor onze gemeente voor ongeveer de helft kan worden verklaard door niet te beïnvloeden verstorende factoren. In deze voorjaarsnota gaan wij daarom van de veronderstelling uit dat het objectief verdeelmodel door het rijk zodanig wordt aangepast, dat het tekort van € 11 miljoen tot de helft (€ 5,5 miljoen) wordt teruggebracht. Hierbij blijft het de vraag of er voor het resterende nadeel een vangnet blijft bestaan. Onder het regime van het oude verdeelmodel voorziet het vangnet in compensatie van gemeenten, die bovenop het eigen risico, met een extra nadeel worden geconfronteerd. Dat nadeel wordt gecompenseerd ten laste van alle gemeenten. Het rijk streeft thans naar een objectief verdeelmodel, dat erop is gericht om gemeenten toereikend te financieren voor de bij-
19
standsuitgaven waar ze voor staan. De vraag is of handhaving van een vangnet zich met deze systematiek verdraagt. En mocht een vangnetconstructie worden gecontinueerd, dat is het vraag welke omvang dit gaat aannemen en of het een structurele maatregel gaat worden. Dat blijft onzeker. Voor 2016 en verder werken Rijk, VNG en Divosa aan een nieuwe vangnetregeling. In VNG en G32 verband vragen wij hier voortdurend aandacht voor, waarbij onze opvatting is dat het vangnet hooggespannen moet zijn. In het kader van deze voorjaarsnota gaan we in dit stadium van de veronderstelling uit dat er een vangnetregeling komt, die ons structurele nadeel (boven het eigen risico) voor 50% zal compenseren. Vanuit deze veronderstelling zal het resterende nadeel van € 5,5 miljoen tot de helft worden teruggebracht. Voor het daarna resterende deel hebben binnen dit domein we een zoekopdracht opgenomen om dit nadeel terug te dringen. Dit in lijn met het Bestuursakkoord om in eerste instantie binnen het betrokken domein naar een oplossing van tekorten te zoeken.
5. Financiële ruimte voor ambities In het eerste hoofdstuk, de aanbiedingsbrief, hebben wij opgemerkt dat financieel herstel de komende jaren centraal staat, maar dat wij daarnaast ruimte willen creëren voor ambities. Daartoe rekenen we ook de benodigde middelen t.b.v. het toekomstigbestendig maken van onze organisatie. In het Bestuursakkoord is daarover bepaald dat de ruimte voor de benodigde investeringen structureel gevonden moeten worden binnen de bestaande bedrijfsvoeringsbudgetten. We zijn in afwachting van een uitwerkingsvoorstel. We hebben voor deze ambities thans geen budgetreeks opgenomen. Via de zoekopdrachten naar de flexibiliteit binnen onze begroting willen we hiervoor ruimte vrij maken.
6. Overigens vrij te spelen budgetruimte Algemene Dienst De hier opgenomen vrij te spelen budgetruimte binnen de bestaande middelen is enerzijds noodzakelijk om bij te dragen aan financieel sluitende jaarschijven 2016 t/m 2019 en anderzijds om de Algemene Reserve in 2022 op voldoende peil te brengen.
7. Aangepaste opvangbuffer Gelet op alle onzekerheden waar wij ons voor geplaatst zien hebben we de onder punt 2n vrijgevallen opvangbuffer opnieuw opgenomen, met dien verstande dat wij in 2016 de buffer geheel en in 2017 gedeeltelijk hebben benut om deze jaarschijven financieel sluitend te maken.
8. Storting in Algemene Reserve Het subtotaal van voornoemde ontwikkelingen leidt in 2018 en 2019 tot positieve uitkomsten. Die voordelen worden zoals gebruikelijk verrekend met de
20
Algemene Reserve. Die bereikt daardoor in 2022 een indicatieve stand van afgerond € 19,6 miljoen. De doorrekening hebben we aan het einde van dit hoofdstuk opgenomen. Hiermee voldoen we ruim aan het financiële herstelplan en voorziet deze stand ook in een compensatie van de in 2016 geheel en in 2017 gedeeltelijk vervallen opvangbuffer.
POSITIEVE RISICO’S 9. Precario Liander In de MPB 2015-2018 heeft u besloten tot verhoging van de precariobelasting voor Liander. De meeropbrengst bedraagt structureel € 7 miljoen. Momenteel loopt er een procedure bij de Hoge Raad. Op grond van de uitspraak van de Hoge Raad kan worden vastgesteld of gemeenten terecht deze precario kunnen heffen. Wanneer de Hoge Raad uitspraak doet is niet bekend. In afwachting van de uitspraak hebben we conform de MPB 2015-2018 de meeropbrengst niet ingeboekt. Daar komt bij dat het kabinet Balkenende voornemens was om de precario op leidingen en kabels af te schaffen. Daarvan is het destijds niet gekomen. Maar er gaan op rijksniveau opnieuw geluiden op om in het kader van de algehele herziening van het belastingstelsel en verruiming van het lokale belastinggebied dit alsnog door te zetten. Mocht het hiertoe komen dan is niet duidelijk of gemeenten voor de hiermee gemoeide inkomstenderving door het rijk zullen worden gecompenseerd. Desalniettemin hebben we in afwachting van de verdere ontwikkelingen, de door ons geraamde meeropbrengst van structureel € 7 miljoen als een positief risico aangemerkt.
10 Groot onderhoud gemeentefonds Het groot onderhoud gemeentefonds heeft zoals aangegeven onder meer betrekking op de cluster volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing (VHROSV). De VNG commissie financiën heeft aangegeven in te kunnen stemmen met de overige clusters, maar niet met de aanpassing van het cluster VHROSV. Dit heeft vooral betrekking op de aparte uitkering voor 21 gemeenten voor stedelijke vernieuwing, die het Rijk nu voorstelt ter compensatie van het beëindigen van de bestaande ISV gelden. De compensatie hiervoor bedraagt ruim € 100 miljoen, wat door de andere gemeenten via het gemeentefonds opgebracht zou moeten worden. Als het Rijk het groot onderhoud van dit cluster inderdaad zou uitstellen ten behoeve van een nieuwe beoordeling van het gemeentelijke uitgavenpatroon, dan heeft dat voor ons twee effecten: a. de uitname uit het gemeentefonds t.b.v. de 21 ISV-gemeenten blijft achterwege. Hierdoor neemt het voordeel voor ons als gevolg van de 2e tranche groot onderhoud met € 1 miljoen toe; b. de aanpassing van het cluster VHROSV zou voor ons tot een voordeel van ca. € 475.000 hebben geleid. Dat voordeel missen we als de aanpassing wordt uitgesteld.
21
Per saldo zou dit leiden tot een structureel voordeel in het gemeentefonds van afgerond € 500.000. Dit voordeel wordt na drie jaar bereikt; in 2016 is het voordeel € 165.000 en in 2017 € 330.000. In afwachting van nadere besluitvorming hebben we dit als een positief risico aangemerkt.
TENSLOTTE In de aanbiedingsbrief bij deze Voorjaarsnota schreven wij dat de financiën natuurlijk de ruimte voor het realiseren van ambities bepalen. Wij willen voorafgaand aan de meerjarenprogrammabegroting voor 2016-2019 in de komende maanden grondig nagaan of er mogelijkheden zijn voor herschikking en prioritering om daarmee ruimte te geven aan het financieel herstel en aan andere en nieuwe ambities. Bij die zoektocht bestaan geen heilige huisjes. Deze Voorjaarsnota bevestigt ons idee dat er, ook onder de huidige financiële omstandigheden, de ruimte kan worden gevonden om met lef, energie en ambitie onze stad te besturen. Zoals eerder opgemerkt, blijkt uit deze Voorjaarsnota dat we meer dan ooit met ontwikkelingen te maken hebben waarvan de (financiële) uitkomsten, positief of negatief, ongewis zijn. Wij hebben om die reden bij de onderdelen binnen het sociaal domein, voor de overige onderdelen van de Algemene Dienst en voor de grondexploitatie budgetreeksen opgenomen die we moeten vrijspelen uit beschikbare budgetten. Dit in lijn met het Bestuursakkoord om voor tekorten in eerste instantie een oplossing te zoeken binnen het domein waar ze zich voordoen. Wij hebben hierbij benadrukt dat deze budgetreeksen (behoudens die van de grondexploitatie) vooralsnog een onzeker en een dynamisch karakter hebben. Worden de door het rijk aan te brengen correcties op de huidige verdeelmodellen uiteindelijk gunstiger dan wat in deze Voorjaarsnota is verondersteld, dan kunnen de vrij te spelen budgetreeksen overeenkomstig worden verlaagd. Het omgekeerde is ook van toepassing. We hebben besloten om een proces in gang te zetten, waarbij de uitwerking zich in twee fasen zal voltrekken: Een eerste fase, waarvan de resultaten worden betrokken bij de voorbereiding van de MPB 2016-2019 en een tweede fase, waarvan de resultaten worden betrokken bij de voorbereiding van de Voorjaarsnota 2016. In de eerste fase gaan we grofmazig door de programma’s heen. We stellen ons de volgende vragen: − waarom voeren we de huidige taken uit zoals we dat doen? − wat zijn de beheersmatige-, beleidsmatige- dan wel maatschappelijke effecten wanneer taken geheel of gedeeltelijk worden geschrapt dan wel anders worden ingericht en welke financiële ruimte wordt hierdoor vrijgespeeld? − welke ambities en/of ontwikkelingen zien we niet of onvoldoende in de programma’s terug? De opbrengst kan zijn dat bepaalde taken en bijbehorende budgetten ter discussie komen te staan. We verwachten dat de eerste fase zeker een opbrengst zal hebben. Voor zover de resultaten meegenomen kunnen worden in de komende MPB 20162019 zal dat gebeuren. Wanneer de opbrengst nog verdieping nodig heeft zal een opdracht voor de tweede fase moeten worden opgesteld. In die tweede
22
fase zullen de opdrachten worden uitgewerkt. De uitkomsten hiervan zullen worden verwerkt in de voorjaarsnota 2016, met het oog op de MPB 2017-2020. In beide fases zal worden gewerkt met vier stuurgroepen op de volgende beleidsterreinen: - sociaal zorgdomein; - inkomensondersteuning en participatie - overig algemene dienst - herziening kaders grondexploitatie In de stuurgroepen hebben de betrokken portefeuillehouders zitting, aangevuld met een ‘bestuurlijk sparringpartner’. De ambtelijke ondersteuning bestaat uit een lid van de directieraad, de verantwoordelijk eenheidsmanager voor het taakveld, een bestuursadviseur, een beleidsadviseur en een financieel adviseur. Het uiteindelijke doel is dat we de flexibiliteit binnen onze begroting inzichtelijk willen maken. De in deze Voorjaarsnota beschreven ontwikkelingen zullen hun stempel drukken op de komende jaren. Dat vereist niet alleen alertheid, maar ook dat we in staat zijn hierop tijdig in te spelen. Vergaande bestuurlijke keuzes zijn hierbij niet uit te sluiten. Zicht op de flexibiliteit binnen onze begroting is daarvoor een vereiste, ook met oog op onze ambities die we in de aanbiedingsbrief hebben verwoord.
23
Indicatieve meerjarendoorrekening Algemene Reserve In de doorrekening van de AR is vooruitlopend op de besluitvorming het rekeningresultaat 2014 verwerkt.
Stand per 31-12-2014 Ontwikkelingen 2015: - Onttrekking voorfinanciering NUP gelden (algemene uitkering) - Bijdrage van reserve onderwijshuisvesting cf. besluitvorming rekening 2012 - Bestemmingsvoorstel rekening 2013, budget ict 3 decentralisaties - Archeologisch onderzoek - Opbrengst verkoop Drieschoten (storting vanuit eenheidsplan 2014) - Eerste wijziging eenheidsplannen Bijdrage aan de Algemene Dienst 2015 Stand per 01-01-2016 Bijdrage aan de Algemene Dienst 2016 Stand per 01-01-2017 Bijdrage aan de Algemene Dienst 2017 Stand per 01-01-2018 Bijdrage van de Algemene Dienst 2018 Stand per 01-01-2019 Bijdrage van de Algemene Dienst 2019 Stand per 01-01-2020 Bijdrage van de Algemene Dienst 2020 Stand per 01-01-2021 Bijdrage van de Algemene Dienst 2021 Stand per 01-01-2022 Bijdrage van de Algemene Dienst 2022 Stand per 31-12-2022
22.068.426 -885.000 300.000 -586.424 -77.401 179.550 -32.000 -6.981.000 13.986.151 0 13.986.151 0 13.986.151 357.897 14.344.048 1.311.953 15.656.002 1.311.953 16.967.955 1.311.953 18.279.909 1.311.953 19.591.862
24
Trendbrief 2015
25
Trendbrief 2015 Ontwikkelingen gaan snel. Een nu gesignaleerde trend kan over een maand al weer achterhaald zijn. De waarzegster op de kermis die ons ‘onze hand’ las, is vervangen door de trendwatcher die ons via een doorwrocht en pakkend verhaal een doorkijkje biedt in de nabije of verre toekomst. Google geeft ons in een kwart seconde 283.000 hits bij ‘trendwatcher’. Wij wagen ons in deze trendbrief niet aan dergelijke weidse perspectieven. De trends die aan de orde komen zijn, op basis van allerlei rapporten en onderzoeken, een voorzichtig geschat verloop van de nabije toekomst. Deze eerste trendbrief gaat over de trends en ontwikkelingen die gerelateerd zijn aan de strategische doelen: wonen, werken, recreëren en duurzaamheid. Alles bij elkaar ontstaat er een gunstig beeld. Inwoners gaven Apeldoorn in de Burgerpeiling voor leven en wonen een ruime voldoende. Apeldoorn is door de bovengemiddelde regionale werkgelegenheidsfunctie de afgelopen jaren opgeklommen naar de top van de ranglijst Economische Prestaties van Elsevier. Wat betreft ecologisch en economisch kapitaal scoort Apeldoorn ruim boven het Nederlands gemiddelde. Maar de trends geven ons soms ook een waarschuwing. Zo zien we dat de laatste jaren het aantal arbeidsplaatsen licht afneemt en dat het aantal mensen dat zijn vakantie op de Veluwe doorbrengt daalt.
COMFORTABELE (GEZINS)STAD De bevolkingsontwikkeling In 2014 is Apeldoorn een gemeente geworden met meer dan 158 duizend inwoners. Op 1 januari 2015 woonden er 158.106 inwoners in onze stad. De relatieve bevolkingsgroei van Apeldoorn lag de afgelopen 5 jaar iets onder dat van Nederland. Apeldoorn groeide iets sneller dan Deventer en Enschede, maar het groeipercentage lag ruim onder dat van Zwolle, Nijmegen, Ede en Arnhem. Al sinds 2012 is de natuurlijke aanwas (geboorten minus overlijdens) in Apeldoorn nihil. Het positieve vestigingssaldo ontstaat vooral doordat (jonge) gezinnen zich de afgelopen jaren in Apeldoorn gevestigd hebben. Zwolle 4,1% De top 5 van de regio’s ten Nijmegen 4,7% opzichte waarvan Apeldoorn een positief vestigingssaldo Procentuele bevolkingsgroei 2010-2015 had bestond uit de Stedendriehoek, Zwolle e.o., AmersNederland 2% foort e.o., Noordwest-Veluwe Apeldoorn 1,5% en Twente. Allemaal regio’s Deventer 0% rondom Apeldoorn. De top 5 Enschede 1% regio’s ten opzichte waarvan Ede 3,5% Arnhem 3,6% Apeldoorn een negatief vesti-
26
gingssaldo had bestond uit de agglomeratie Amsterdam, Arnhem-Nijmegen, Centraal en Westelijk Groningen, Utrecht en Zuid-Holland Noord. Het gaat hier om regio’s met een universiteit. 45% van de instroom in deze 5 regio’s is 18-24 jaar oud, reden om te veronderstellen dat het volgen van een (universitaire) studie waarschijnlijk één van de voornaamste verhuismotieven was. De netto toename van de Apeldoornse woningvoorraad met ongeveer 2.000 woningen in de periode 2010 t/m 2014 is belangrijk geweest voor het positieve vestigingssaldo. Driekwart van de gebouwde woningen, dat de afgelopen jaren is gebouwd behoorde tot het sociale en middensegment. Daarnaast zagen we in Apeldoorn een sterkere daling van de woningprijzen dan gemiddeld in Nederland. Deze ontwikkeling was gunstig voor (jongere) gezinnen met een minder hoog inkomen. (Uitgebreide informatie over de Apeldoornse woningmarkt is te vinden in de Woningmarktmonitor 2014) De ‘ontgroening’ van Apeldoorn ging tot nu toe relatief langzaam. De ontwikkeling en omvang van het aandeel 0-17 jarigen loopt gelijk op met die van Nederland. Het aandeel 0-3 jarigen ligt iets onder het Nederlands gemiddelde en kan er op wijzen dat de ontgroening de komende jaren (iets) zal gaan versnellen. Daarbij moet bovendien worden opgemerkt, dat het vestigingsoverschot van 0-3 jarigen (die natuurlijk met hun ouder(s) meeverhuizen) de afgelopen jaren fors is geweest. Deze trend zorgt er daarom voor, dat het lagere aantal geboorten in Apeldoorn de afgelopen jaren enigszins wordt gecompenseerd. Het aandeel 65+ neemt in Apeldoorn snel toe en was op 1 januari 2015 al 19,5%. In heel Nederland lag dit percentage op 17,8%. Apeldoorn is dus bovengemiddeld vergrijsd. Volgens recente bevolkingsprognoses van Primos en Pearl van het CBS zal het aantal 65+ in Apeldoorn stijgen van 30.778 op 1 januari 2015 naar ongeveer 47.000 (ca.29% van de totale bevolking) in 2040. Daarvan zal het aantal 75 t/m 84 jarigen waarschijnlijk groeien van 9.429 op 1 januari 2015 naar 17.700 in 2040. En het aantal 85-plussers van 3.741 in 2015 naar 8.300 in 2040. De woonkwaliteit De Atlas voor gemeenten 2014 stelde al dat Apeldoorn relatief goed scoort op het gebied van veiligheid ten opzichte van de 50 grootste gemeenten. Dit blijkt ook uit de cijfers van de politie. Niet alleen het aantal incidenten en misdrijven neemt de afgelopen jaren af. Maar ook ten opzichte van andere grote gemeenten in oost Nederland is Apeldoorn relatief veilig. Voor leven in de gemeente Apeldoorn gaven de deelnemers aan de Burgerpeiling een rapportcijfer van gemiddeld een 7,3. Een ruime voldoende dus. Uit de Burgerpeiling bleek dat 89% van de deelnemers tevreden is over de woning waarin men woont. Ook waren de meeste deelnemers positief over de aanwezigheid van groen in de directe woonomgeving. En in iets mindere mate over de uitstraling van dat groen en de kwaliteit van wegen, paden en pleinen. De voorzieningen voor sport en cultuur kregen een ruime voldoende. Deze scores van de Burgerpeiling sluiten aan bij de scores van de Leefbaarometer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Al jaren is de score voor Apeldoorn “zeer positief”. Ook in de Woonaantrekkelijkheidsscan van Bureau Louter staat Apeldoorn in de top. Volgens de Atlas voor gemeenten 2014 staat Apeldoorn op positie 31 van de 50 grootste gemeenten in Nederland in de Woonaantrek-
27
kelijkheidsindex. Apeldoorn scoort goed op de punten nabijheid van natuurgebieden en veiligheid.
DE (VEELZIJDIGE EN INNOVATIEVE) ECONOMIE In zijn publicatie Steden in onzekere en turbulente tijden schreef Platform31 dat rekening moet worden gehouden met een lagere economische groei en een moeilijk af te remmen toenemende werkloosheid. De economie lijkt nu weer aan te trekken. Het CPB verwacht voor 2015 een lichte economische groei en een lichte daling van de werkloosheid. Recente cijfers van het CBS bevestigen deze verwachting. Werkgelegenheid Uit de provinciale werkgelegenheidsenquête 2014 blijkt dat het aantal arbeidsplaatsen in Apeldoorn in 2014 met ruim 1.800 is gedaald, naar een aantal van 95.200. De relatieve daling van -1,6% was groter dan in Gelderland en Nederland (resp. -1,2% en -1,1%). De daling in Apeldoorn in 2014 kwam per saldo voor ongeveer de helft op het conto van de sector transport & logistiek, en daarbinnen vooral bij de post en koeriers. Dit is het 2e jaar op rij dat dit aantal is gedaald. Van 2012 op 2013 daalde het aantal al met ongeveer 1.500 van 98.500 naar 97.000. Overigens is het aantal arbeidsplaatsen in 2014 nog altijd ca. 3.000 meer dan in 2010. Werkloosheid Het werkloosheidspercentage in Apeldoorn is van 2010 t/m 2014 toegenomen van 4,8% naar 7,0%. Daarmee lag de hoogte en groei iets onder het landelijk gemiddelde. Daarnaast daalde het aantal niet werkende werkzoekenden, dat korter dan een half jaar werkzoekend is in Apeldoorn in december 2014 t.o.v. december 2013 met 12,6%. Voor heel Nederland was de relatieve daling beduidend meer: -16,8%. En terwijl in heel Nederland het aantal mensen met een WW-uitkering in de loop van 2014 daalde, bleef dit aantal voor Apeldoorn min of meer constant op ruim 4.300. In december 2014 steeg dit aantal in heel Nederland weer, maar ook in Apeldoorn steeg het volume tot 4.400. In december lag het aantal mensen met een WW-uitkering in Nederland 0,7% hoger dan een jaar eerder. In Apeldoorn was dat 6,9%. Van januari 2011 tot en met november 2014 is het aantal WWB-uitkeringen in heel Nederland gestegen met 18,5%. Voor Apeldoorn lag dat percentage op 23,6%. Omdat één van de voornaamste redenen van instroom in de WWB het wegvallen van een andere uitkering, m.n. WW is, sluit dit aan bij de beschreven grotere groei van het aantal mensen met WW in Apeldoorn. Economische prestaties Op de ranglijst van Elsevier en Bureau Louter van ‘gemeenten naar economische prestaties’ is Apeldoorn in 2014 gezakt van plaats 9 naar plaats 15. Het rapportcijfer daalde met 0,09 punt, van 7,59 naar 7,50. Op de ranglijst van de 29 kernsteden, zoals Louter deze noemt, nam Apeldoorn in 2014 de 9e plaats in. Het jaar daarvoor stond Apeldoorn nog op 6 en in 2000 op 13. Uit deze ranglijst blijkt ook dat Apeldoorn nog steeds de nr. 1 van Gelderland was als het gaat om economische prestaties. Apeldoorn bekleedde in 2000 nog
28
positie 45. De daling in 2014 is weliswaar vervelend, maar duidelijk is dat Apeldoorn zich in zo’n 15 jaar op economisch terrein sterk heeft ontwikkeld. Van de regio’s in Oost Nederland scoort regio Zwolle hoger dan de regio Apeldoorn. Omdat de economische ranglijst van Elsevier en Bureau Louter voornamelijk wordt gebaseerd op werkgelegenheidsontwikkeling, zal er rekening mee moeten worden gehouden dat Apeldoorn, wanneer de waargenomen trend zich voortzet, dit jaar verder zal dalen op deze populaire ranglijst. Dit gezien de ruime afname van het aantal arbeidsplaatsen, zoals hierboven al geschreven. Ondanks het verlies aan arbeidsplaatsen in Apeldoorn, groeide in 2014 het aantal arbeidsplaatsen in de Maakindustrie in Apeldoorn. Het ging om een toename van zo’n 160 arbeidsplaatsen tot ruim 9.100. Dit past in het beeld dat Bureau Louter schetst in het regioprofiel van Apeldoorn: ‘Voor een regio zonder universiteit of grote hightech bedrijven kent Apeldoorn een opmerkelijk hoog innovatiepotentieel. Dat is vooral te danken aan het toepassen van kennis en doorvoeren van vernieuwingen bij het gevestigde bedrijfsleven.’ Relatief hoge arbeidsparticipatie Uit cijfers van het CBS blijkt, dat de bruto arbeidsparticipatie (dat is het aandeel van de werkzame en werkloze beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking) in Apeldoorn in 2014 met 70,5% hoger is dan die in Nederland, 70,1%. In 2010 was dat nog anders – de bruto arbeidsparticipatie was in Apeldoorn toen nog 69,8% tegen 70,2% in heel Nederland. Arbeidsongeschiktheid Apeldoorn heeft een relatief groot aantal personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Van begin 2010 t/m het 3e kwartaal 2014 is het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in heel Nederland gedaald met 1,4%. In Apeldoorn was de daling 1,0%. Een mogelijke oorzaak van het verschil kan het grote aantal mensen zijn, dat inwonend of cliënt is bij één van de vele zorginstellingen in Apeldoorn. Als deze mensen niet kunnen werken, zal men waarschijnlijk een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben. Het achterblijven bij de landelijke ontwikkeling zou daardoor verklaard kunnen worden. Opleidingsniveau beroepsbevolking Uit cijfers van het CBS blijkt, dat vanaf 2010 het aantal hoger opgeleiden in de beroepsbevolking in Apeldoorn is gestegen van ca. 25 duizend naar ca. 28 duizend in 2014. Het aantal middelbaar opgeleiden is min of meer constant gebleven op ca. 36 duizend. Het aantal laag opgeleiden is in dezelfde periode afgenomen van ongeveer 22 duizend naar 18 duizend. Het aandeel hoger opgeleiden in de Apeldoornse beroepsbevolking is daarmee toegenomen van 31% naar ruim 34%. In 2010 lag dit percentage nog op het landelijk gemiddelde en in 2014 iets boven het Nederlands gemiddelde. Daarnaast is te zien dat het aandeel lager opgeleiden in de beroepsbevolking in Apeldoorn sinds 2010 sneller is gedaald, dan gemiddeld in Nederland. Het lijkt Apeldoorn, ondanks de afwezigheid van een universiteit, te lukken om hoger opgeleiden aan zich te binden. Bereikbaarheid van Apeldoorn Bureau Louter schreef in zijn rapport De arbeidsmarkt van de Stedendriehoek, dat onze regio, en in het bijzonder Apeldoorn, een bovengemiddelde werkgelegenheidsfunctie heeft. Hetzelfde bureau kwam ook tot de conclusie
29
dat Apeldoorn een duidelijk positief pendelsaldo heeft voor hoger opgeleiden. Apeldoorn fungeert daarmee meer als werkregio dan als woonregio voor deze hoger opgeleide mensen. Volgens de Atlas voor gemeenten 2014 staat Apeldoorn vooral op het punt bereikbaarheid van banen relatief laag op de ranglijst. Dit komt ondermeer doordat Apeldoorn niet in de Randstad ligt. Vergeleken met andere grote gemeenten in oost Nederland is de score minder alarmerend. Wel geeft dezelfde Atlas aan, dat het tijdverlies in woon-werkverkeer door files in en rondom Apeldoorn relatief hoog is – ruim hoger dan bij andere grote gemeenten in oost Nederland. Daarbij tekent Bureau Louter in zijn regioprofiel van Apeldoorn nog het volgende op: ‘In het algemeen kent de regio een zeer belangrijke werkgelegenheidsfunctie (arbeidsplaatsen per inwoner van 15-64 jaar) en daardoor een omvangrijke inkomende pendel. Een aandachtspunt is het ontbreken van een universiteit in de buurt. Wetenschappelijk opgeleiden zullen daarom over grote afstand moeten pendelen naar de regio of er naartoe moeten verhuizen. Apeldoorn is verwikkeld in een battle for brains met andere regio’s.’
TOERISTISCH TOPLANDSCHAP Volgens de publicatie Toerisme 2014 van het CBS is toerisme een belangrijke economische factor. Toerisme droeg in 2013 voor 3,6 procent bij aan het bruto binnenlands product. Het CBS schreef: ’Nederlanders participeren in een brede waaier van recreatieve dagactiviteiten. In totaal waren zij in 2012–2013 goed voor bijna 3,8 miljard dagactiviteiten van 1 uur of langer. Buitenrecreatie was het populairst, zoals uitstapjes in de natuur of in de naaste omgeving. Bijna 9 op de 10 Nederlanders beoefende in 2012–2013 een vorm van buitenrecreatie. Op de tweede plaats kwam het sporten. Ook winkelen, uitgaan en verenigingsactiviteiten en hobby’s zijn populaire bezigheden. Aan de dagactiviteiten werd in totaal 46,8 miljard euro uitgegeven.’ Er worden geen toeristische cijfers op gemeenteniveau gepubliceerd. Maar wel op regioniveau. Apeldoorn valt dan binnen de door het CBS gebruikte regio Veluwe en Veluwerand. In 2013 bedroeg het aantal lange vakanties in de regio Veluwe en Veluwerand 920.000. Dat was 11% van alle lange vakanties in Nederland. Dat is een percentage, dat al vanaf 2002 stabiel is. Maar in absolute zin stijgt dit aantal vanaf 2011 toen het aantal nog op 830.000 lag. Het aandeel korte vakanties in de regio Veluwe en Veluwerand lag in 2013 ook op 11%, maar lag in een aantal eerdere jaren wel eens op 12%. Opvallend is de afname van het aantal korte vakanties in deze regio in 2013 van 1.210.000 naar 990.000, een daling met 22%. Voor 2013 lag dit aantal altijd boven een miljoen. In 2013 waren er 590.000 banen in de toeristische sector in Nederland. Dat was 6,0% van de Nederlandse economie. In 2010 was dat nog 5,6%. In Apeldoorn ligt het aantal banen in deze sector al een paar jaar rond de 6.000 en is het aandeel al jaren 6,3%. Qua arbeidsplaatsen is deze sector in Apeldoorn dus relatief iets groter dan in Nederland. Maar qua groei blijft deze sector in Apeldoorn achter – stabilisatie tegenover een groei in heel Nederland.
30
DUURZAAMHEID In Apeldoorn en de regio wordt volop geïnvesteerd in de circulaire economie. Er wordt, samen met maatschappelijke partners ingezet op Cleantech, bijvoorbeeld via het Cleantechcenter – ook als onderdeel van de innovatieve economie. En er zijn bijvoorbeeld steeds meer maatschappelijke initiatieven rondom duurzame energie – ook in Apeldoorn. De duurzaamheidsbalans van Telos laat zien hoe een gemeente scoort op de drie duurzaamheidkapitalen, te weten de drie P’s van People, Profit en Planet: het sociaal-cultureel, economisch en ecologisch kapitaal. Deze duurzaamheidsbalans geeft aan dat Apeldoorn qua duurzaamheidskapitalen op de goede weg is. De totale score van Apeldoorn ligt ruim boven het Nederlandse gemiddelde en ook ruim boven het gemiddelde van de 100.000+ gemeenten. Vooral als het gaat om ecologisch kapitaal en economisch kapitaal scoort Apeldoorn ruim boven het Nederlandse gemiddelde. Op het gebied van sociaal-cultureel kapitaal ligt de score op het Nederlandse gemiddelde, maar boven dat van andere grote gemeenten. Opvallend is dat de score van Apeldoorn op sociale samenhang ruim boven het gemiddelde ligt van Nederland en van de grote gemeenten.
31