TAALTIPS BIJ DE SCHRIFTELIJKE CURSUS ‘DRIE/VIJFDAAGSE OPLEIDING HEFTRUCKBESTUURDER’ (@thetys - Manpower)
1. ALGEMENE TIPS Schrijf actieve zinnen.
Niet : ‘Wordt er toch een te zware last genomen, dan komen de achterwielen (bij het remmen) los en zal de heftruck kantelen.’ (p.55) Wel : Als de last te zwaar is, dan komen de achterwielen los wanneer je remt en kantelt de heftruck. Niet: ‘Er mag dus nooit gereden worden met geheven last!’ (p. 59) Wel: ‘Rijd dus nooit met geheven last!’
Gebruik de tegenwoordige tijd.
Vermijd verleden tijd en toekomstige tijd. Niet : ‘Ook als je rijdt en van rijrichting verandert zonder het gaspedaal los te laten, zal de truck generatorisch afremmen tot hij stilstaat en dan van rijrichting veranderen.’ (p.48) Wel : Als je van rijrichting verandert, (dan) remt de truck generatorisch af tot hij stilstaat. Daarna verandert hij van rijrichting.
Maak korte zinnen.
Gebruik geen samengestelde zinnen als dat niet nodig is om de boodschap over te brengen. Niet : ‘Bij een benzinemotor wordt het mengsel van lucht en benzine aangezogen via een carburator of elektronisch ingespoten en via een ontstekingskaars of bougie tot ontploffing gebracht.’ (p.26) Wel : Bij een benzinemotor wordt het mengsel van lucht en benzine aangezogen via een carburator of elektronisch ingespoten. Een ontstekingskaars of bougie laat dit mengsel dan ontploffen.’
Nota Huis van het Nederlands Provincie Antwerpen
Pagina 1
Gebruik transparante woorden.
Enkele voorbeelden van transparante woorden : apparaat of machine (in plaats van toestel) accidenten (in plaats van ongevallen) chauffeur(in plaats van bestuurder)
Begin de zinnen zo vaak mogelijk Niet : ‘Ook kan het zijn dat deze rem automatisch aanspringt met het onderwerp. wanneer de heftruck stil komt te staan.’ (p.48) Wel : Deze rem springt automatisch aan als de heftruck stil staat. Vermijd oubollig taalgebruik.
en
formeel als (in plaats van indien) omdat (in plaats van aangezien) altijd (in plaats van steeds) mogen (in plaats van toestaan) daarna (in plaats van vervolgens) Gebruik geen holle of algemene Sommige woorden zijn onbelangrijk in een zin. woorden. Niet:’Indien er gewerkt wordt in omgevingen met mogelijk ontploffingsgevaar…’ (p.50) Wel: In omgevingen met ontploffingsgevaar… Gebruik geen onpersoonlijke Kies consequent voor ‘je’ als je de cursist aanspreekt. constructies zoals ‘men’ Niet : ‘Indien er voorzetapparatuur gebruikt wordt, moet men rekening houden met een aangepast laaddiagram.’ (p.51) Wel : Wanneer je voorzetapparatuur gebruikt, moet je rekening houden met een aangepast laaddiagram.’. Vermijd te veel nominalisaties.
Nominalisaties zijn zelfstandige naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord. Niet : ‘De ter beschikking gestelde beveiligingen en pbm’s…’ (p.14) Wel : De beveiligingen en pbm’s die beschikbaar zijn…
Wees voorzichtig met afkortingen Niet iedereen weet wat PBM (p.14), KB (p.13) of B.A.en letterwoorden. verzekering (p.9) is. Pas op met figuurlijk taalgebruik Niet : ‘in het oog houden’ (p.47) en uitdrukkingen. Wel : observeren of controleren Niet: ‘voorhanden’ (p.64) Wel: beschikbaar Niet: ‘De bestuurder bekleedt een veiligheidsfunctie’ (p.65) Wel: De bestuurder heeft een veiligheidsfunctie. Nota Huis van het Nederlands Provincie Antwerpen
Pagina 2
2. LAY-OUT Schrijf geen doorlopende tekst.
Een doorlopende tekst wordt leesbaarder en interessanter als je ze opdeelt in alinea’s. Gebruik structuuraanduiders zoals titels, woorden in vet,… Bijvoorbeeld p.29-31 (geen tussentitels, geen vet, veel doorlopende tekst)
Zorg voor visuele ondersteuning. Deze visuele ondersteuning geeft extra context aan de cursus. Gebruik tekeningen, foto’s, Je maakt duidelijk wat de hoofdzaken in de tekst zijn. Zorg er schema’s, grafieken,… wel voor dat je relevante en duidelijke afbeeldingen gebruikt, anders breng je de lezer in de war. Zorg ervoor dat de afbeelding bij het desbetreffende stuk tekst staat. Algemeen: de afbeeldingen (en vooral de foto’s) in de cursus zouden veel duidelijker zijn als ze in kleur zouden staan. Zorg voor voldoende sprekende Eén goed voorbeeld werkt beter dan 100 woorden. Zoek voorbeelden. concrete voorbeelden die nauw aansluiten bij de leefwereld van de cursist. Laat cursisten in de klas zelf bijkomende voorbeelden bedenken die je daarna in je cursusmateriaal integreert. Bijvoorbeeld p.14: ‘Er bestaat naar zijn “redelijk oordeel” een ernstig gevaar voor de veiligheid van zijn collega’s, voor hemzelf of derden in de omgeving.’ → Laat cursisten tijdens de les zelf zoeken naar voorbeeldsituaties en integreer deze in de cursus. Duid de belangrijkste zaken aan met vet of zet ze in kaders.
Op die manier kan je aangeven wat de essentie van de tekst is. Hoofdzaken en bijzaken worden zo beter van elkaar onderscheiden. Bijvoorbeeld p.59: Niet: ‘Onderstaande situaties hebben een impact op het zijwaarts kantelgevaar en moeten vermeden worden: • Te hoge snelheid in de bocht • Te korte draaicirkel • Draaien/rijden met een hooggeheven last • Onstabiele last • Ongelijke bandendruk in geval van luchtbanden • Ongelijke ondergrond’ Wel: Pas op voor zijwaarts kantelgevaar! Wat moet je vermijden? • Te hoge snelheid in de bocht
Nota Huis van het Nederlands Provincie Antwerpen
Pagina 3
• • • • •
Te korte draaicirkel Draaien/rijden met een hooggeheven last Onstabiele last Ongelijke bandendruk (bij luchtbanden) Ongelijke ondergrond
Calibri, Verdana en Arial zijn heel leesbare lettertypes.
Voor zwak gealfabetiseerden of mensen met leesstoornissen kan dit een hulpmiddel zijn.
Gebruik voetnoten als je verwijst naar vorige of volgende hoofdstukken.
Niet : ‘Zie verder.’ (p.22) Wel: in een voetnoot ‘Zie hoofstuk 5.10. op p.51’.
3. INHOUD Behoud het inhoudelijk niveau Zorg ervoor dat de belangrijkste vaktermen in de tekst blijven van de teksten staan. Alle cursisten moeten later in de werkcontext vakterminologie kunnen begrijpen en gebruiken. Geef wel mondeling en/of schriftelijk voldoende taalsteun. Bijvoorbeeld door illustraties, synoniemen, verwijzingen in de marge. Het is niet de bedoeling om teksten inhoudelijk te ‘verkleuteren’. Begin eerst met de praktijk en geef dan de theorie. Ga van concreet naar abstract.
Cursisten verwerven leerstof inzichtelijker als je vanuit een praktijksituatie begint in plaats vanuit abstracte theorie. De praktijksituatie is de kapstok om theorie aan op te hangen. Vooral voor taalzwakke cursisten is het essentieel dat ze handelingen horen verwoorden. Ze koppelen het visuele aan taal en leren receptief de vaktaal. Bovendien zullen ze veel makkelijker de leerstof onthouden als die in de praktische context wordt aangeboden. Breng theorie pas aan na de praktijk of stap voor stap tijdens het uitvoeren van praktijkoefeningen.
Geef voldoende informatie. Maak de teksten niet te compact.
Door teksten compacter te maken worden ze inhoudelijk en talig niet eenvoudiger. Cursisten hebben voldoende bijkomende informatie nodig om het geheel te kunnen begrijpen. Voorzie je tekst van voldoende synoniemen, voorbeelden en relevante afbeeldingen.
Houd rekening met de voorkennis van je doelpubliek.
Vraag je steeds af wat de cursisten al van het onderwerp weten. Leg verbanden met vorige lesonderdelen. Herhaling is belangrijk!
Nota Huis van het Nederlands Provincie Antwerpen
Pagina 4
Houd rekening met de culturele achtergrond van de cursisten.
Geef voorbeelden, situaties en contexten die alle cursisten vanuit hun culturele achtergrond kunnen begrijpen. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om de binnenkant van een gebouw te vergelijken met het interieur van een kerk, als de cursisten nog nooit in een kerk zijn geweest.
Geef op het einde van elk Met behulp van vragen kunnen cursisten beter de hoofdzaken onderdeel vragen over de van bijzaken onderscheiden. De docent kan op die manier leerstof en/of een samenvatting. aantonen wat de kern van het hoofdstuk is en hoe ze de leerstof best verwerken. Bijvoorbeeld p. 75-76: → mogelijke vragen: • Geef de 5 vuistregels voor eco-rijden. • Geef 4 voordelen van een eco-rijstijl. Geef op het einde van elk Dit is een lijstje met de belangrijkste kernbegrippen en een onderdeel of op het einde van de heldere omschrijving ervan. cursus een woordenschatlijstje. Bijvoorbeeld een lijst met o.a. volgende begrippen: • een electrolyt = … • een verbrandingsmotor = … • een tractiebatterij=… • gassing periode = … • een dodemansknop = …
Nota Huis van het Nederlands Provincie Antwerpen
Pagina 5