Verslag van de openbare vergadering van de commissie algemene en financiële zaken, gehouden op woensdag 6 juni 2007, in de raadzaal te Middenbeemster. Aanwezig: de heer W. Zeekant (voorzitter) de heer C.J. Jonges (griffier) de heer J.H. Köhne (VVD) de heer A.N. Commandeur (CDA) de heer L.J.M. Schagen (BPP) de heer J.P.R.L. Dings (PvdA) de heer H.N.G. Brinkman (burgemeester) mevrouw E. Kroese-Vrolijks (gemeentesecretaris) mevrouw S.M. Ruijs-Buskermolen (portefeuillehouder) de heer J.C. Klaver (portefeuillehouder) de heer G.H. Hefting (portefeuillehouder) de heer J.S.C.M. Louter (voorzitter van de Rekenkamer) de heer G.A. Koot (secretaris van de Rekenkamer) de heer J. Portegies (teamleider financiën gemeente Beemster) de heer J. Wokke (KPMG) de heer Th. Bolten (notulist) 1. Opening De voorzitter heet de aanwezigen van harte welkom, in het bijzonder de burgemeester en de gemeentesecretaris, de wethouders en de voorzitter en secretaris van de Rekenkamer, respectievelijk de heren Louter en Koot alsmede de heer Portegies. 2. Presentatie van de voorzitter van de rekenkamercommissie, de heer J.S.C.M. Louter De heer Louter dankt voor de uitnodiging aan de Rekenkamer om zich voor de commissie te mogen presenteren en stelt de heer Koot en zichzelf nader voor. Vooraf wil hij graag iets vertellen over de voorgeschiedenis van de Rekenkamer. Het is professor Elzinga geweest die via de VNG het dualisme bij provinciale en lokale overheden ingang heeft doen vinden. Daartoe diende het tot stand gebrachte dualisme tussen kabinet en Tweede Kamer als blauwdruk voor de provinciale en lokale overheden, met als motief het bereiken van een grotere afstand tussen college en raad, meer transparantie en minder handjeklap. De heer Louter verheelt zijn ongenoegen over deze ontwikkeling niet en stelt dat wat voor het land van 16 miljoen burgers geldt toch niet hetzelfde kan zijn als voor gemeenten van 3000 of 30.000 inwoners. Voor de invoering van lokaal dualisme is de hele Gemeentewet gereshuffeld en heeft er een dubbele ontvlechting plaatsgevonden tussen college en raad: a) een bestuurlijke, waardoor wethouders geen zitting meer hebben in de raad en geen voorzitter meer zijn van de commissies, en de raad voor steun over een eigen griffier beschikt, en b) een met betrekking tot de bevoegdheden, waardoor het college alle bestuurlijke bevoegdheden heeft en die van de raad gekarakteriseerd worden als controlerend, kaderstellend en volksvertegenwoordigend. In dat verband zijn er, voor de raad bijvoorbeeld in art. 169 en 181 en voor het college in art. 80, nieuwe voorschriften geformuleerd voor de communicatie, bij het kaderstellende bijvoorbeeld voor de begroting en de gemeentelijke rekening en bij het volksvertegenwoordigende voor de manier waarop de bevolking overal bij betrokken moet worden. De heer Louter beperkt zich vervolgens tot de controlerende bevoegdheid van de raad. Er zijn vele controlepunten. Artikel 16 oftewel het in het reglement van orde neergelegde geeft al aan dat de raad beschikt over het budgetrecht, het recht van initiatief en het recht van vragen, interpellaties en moties. Er is een aparte commissie, in de Beemster de commissie algemene en financiële zaken, die de gemeenterekening controleert. In art. 213a van de Gemeentewet wordt gesteld dat het college gehouden is aan allerlei onderzoeken die ter controle aan de raad moeten worden voorgelegd. Enzovoorts, enzovoorts. Er is overigens bij het huidige kabinet een tendens waarneembaar om in allerlei wetten meer te differentiëren, bijvoorbeeld door aan startende ondernemingen niet dezelfde voorschriften op te leggen als aan grote ondernemingen. Het zou goed zijn als die differentiatie ook bij gemeente
1
gemaakt zou worden. De door het college in te stellen onderzoeken zouden dan in de wet niet als een verplichting moeten worden geformuleerd, maar als een mogelijkheid. De Gemeentewet schrijft in art. 80 ook nog een Rekenkamercommissie voor, die zich bezighoudt met controle op doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van allerlei besluiten. Dat is naast alle andere controlepunten nogal wat, maar feitelijk zijn de Rekenkamercommissies in 2005 of uiterlijk per 1 januari 2006 allemaal aan het werk gegaan. Zo ook de Rekenkamercommissie van de Beemster. Maar zij hebben er van meet af aan de nadruk op gelegd dat ze ook willen reflecteren op hun eigen doelmatigheid en gezien alle andere controlemogelijkheden, bijvoorbeeld ook die van het accountantsbureau KPMG waarvoor de heer Wokke aanwezig is, geen overbodig werk te willen doen. De input van hun onderzoekingen moet volgens hen in goede verhouding staan tot de output. Dat betekent dat ze zich in het algemeen bescheiden en terughoudend opstellen. Ze doen hun werk en zullen wel zien wat belangrijk voor hen is om te doen. De heer Louter zegt nogmaals blij te zijn de Rekenkamercommissie te hebben mogen voorstellen en dat hij voor die gelegenheid de raad graag iets heeft willen vertellen over de voorgeschiedenis, de taak van de raad in de huidige Gemeentewet - vooral de controlerende taak waarvoor nogal wat mogelijkheden bestaan -, de verplichting er een Rekenkamercommissie op na te houden alsmede de gedragslijn van deze commissie om zich bescheiden op te stellen. De voorzitter voelt een statement richting Elzinga en kan mede op grond van inspraakavonden persoonlijk dat gevoel delen. De heer Louter voegt aan zijn betoog nog toe dat door een overkoepelend orgaan van de Rekenkamers is vastgesteld dat het punt van de controle door de Rekenkamers helemaal niet leeft. Naar aanleiding van de uitslag van een enquête onder onder andere griffiers gaat het Ministerie van Binnenlandse Zaken nu zelf een onderzoek doen naar het functioneren van de Rekenkamer. De heer Louter heeft hierover zelf binnenkort een gesprek op het ministerie en hij zal bepleiten dat het gestelde art. 213 Gemeentewet facultatief wordt. Dat kan ook een halt toeroepen aan de peperdure onderzoeken die nu overal op voorhand plaatsvinden en die, volgens een proefschriftonderzoek in Groningen, voor 80% in de bureaula belanden. De voorzitter geeft gelegenheid tot het stellen van vragen of het maken van opmerkingen. De heer Commandeur vindt het verfrissend en knap om iemand de poten onder zijn eigen stoel te horen wegzagen. Hij is het overigens met het betoog van de heer Louter helemaal eens. De heer Dings zou graag van de heer Wokke horen of er sprake is van samenloop van de rechtmatigheidonderzoekingen waarbij zijn bureau betrokken is en de rapporten van Rekenkamers en hoe hij tegen de ontwikkelingen aankijkt. Voorts ziet hij wat betreft de differentiatie waar de heer Louter het over had, dat het kabinet de conclusies van de commissie Van Bovens lijkt te omarmen, maar dat het een risico is dat een gemeente die taken overboord zet, ook minder verantwoordelijkheid kan nemen en daardoor kwetsbaar kan worden. Voor de heer Wokke, als accountant, klinkt het verhaal van de heer Louter als muziek in de oren: houd bij verantwoording rekening met de schaalgrootte. Wel meent hij dat er met het oog op de rechtmatigheid altijd sprake moet zijn van zichtbare onderbouwing van vooral financiële gegevens en dat het nodig is altijd vóóraf - de gradaties van – de risico’s te bepalen. De heer Louter merkt op dat men zich toch moet afvragen of alle nu ingebouwde mechanismen wel nodig zijn. Neem bijvoorbeeld de tijdrovende voorjaarsbegrotingen in kleine gemeentes. Zijn die nu echt nodig? De heer Schagen zegt dat hij het periodieke overleg met de Rekencommissie een groot goed vindt, maar dat het grootste goed wat hem betreft toch het overleg van de vier gemeentes is. De heer Köhne ziet een tegenstelling bij de heer Schagen in enerzijds het verhaal onderschrijven van de heer Louter en anderzijds het toch waarderen van het samen praten over de cijfertjes. De heer Commandeur denkt dat de heer Schagen voor dat laatste vooral doelt op de prettige samenwerking. Hij vraagt of het onderzoek door de Rekenkamercommissie geschiedt op verzoek van de raad. De heer Louter verduidelijkt dat de Rekenkamercommissie onafhankelijk is en zelf bepaalt wat zij onderzoekt. De voorzitter vraagt wat de Rekenkamercommissie nu eigenlijk controleert. De accountant? De raad? Nee. Het gaat om een bepaalt object of een bepaalde institutie en die moet bij gelegenheid worden gecontroleerd. De heer Dings zegt dat het gaat om de uitvoering van het bestuur door de raad en daar moeten ze ondanks alle relativering aan vasthouden.
2
De heer Wokke hecht eraan nog even naar voren te brengen dat de accountant niet de doelmatigheid beoordeelt, maar de rechtmatigheid, en dan nog uitsluitend in relatie tot de jaarrekening. Daarin zit dus wel een verschil met de Rekenkamercommissie. De voorzitter dankt de heren Louter en Koot en heeft een flesje wijn voor hen. 3. Vaststelling agenda De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 4. Inventarisatie inspraak Er hebben zich geen insprekers gemeld. 5. Verslag 18 april 2007
Tekstueel
De griffier meldt geen op of aanmerkingen. Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
Inhoudelijk
Eveneens geen op- of aanmerkingen. 6. Ingekomen stukken
Atlas van de lokale lasten 2007 van het COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden).
De heer Dings vraagt naar aanleiding van een centrale passage in de begeleidende brief op bladzijde 2, tweede alinea of, en zo ja, welke effecten er zijn van de veranderde systematiek. Wethouder Klaver acht dit een technische kwestie waarop hij schriftelijk zal terugkomen. Het is zo dat het meerdere ten opzichte van de verwachting van de opbrengst van de ozb in mindering wordt gebracht op de algemene uitkering van het gemeentefonds en dat lijkt strijdig met het gegeven van het drempeltarief. De heer Commandeur constateert dat de Beemster niet uit de pas loopt en met de afvalstofheffing zelfs het laagste scoort. Het kan verder volgens hem niet zo zijn dat meer eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid, bijvoorbeeld in de vaststelling van het ozb-tarief, elders gestraft gaat worden met bijvoorbeeld een korting op de uitkering uit het gemeentefonds. De voorzitter concludeert dat op deze zaak wordt teruggekomen. 7. Mededelingen Geen mededeling. 8. Jaarstukken 2006 De heer Köhne geeft een compliment voor het feit dat de jaarrekening sluit op slechts een half procent verschil en dus eigenlijk op nul uitkomt. Kritische kanttekeningen heeft hij bij het ziekteverzuim (6,9% tegenover de referentie van 3,7). Is er een Arbo-rapportage die aangeeft waar de problemen liggen en wat doet het college ter verbetering van de situatie? Voorts vraagt hij of het saldo van 60.000 euro op de afvalstofheffing niet naar de algemene reserve overgeheveld moet worden en of het resterende saldo van 38.000 euro niet voor 400 jaar Beemster bestemd kan worden. Wethouder Klaver antwoordt dat je de jaarcijfers van een gemeente niet moet vergelijken met die van een bedrijf. Het gaat niet om verlies of winst maar om evenwicht. Over het saldo van de afvalstofheffing zegt hij dat deze niet naar de algemene reserve gaat, maar naar de reserve egalisatie afvalstoffenheffing, zodat bij eventuele tegenvallers volgend jaar de tarieven niet hoeven te worden gewijzigd. Over de vraag over het ziekteverlof geeft hij graag collega Hefting het woord. De heer Commandeur is blij dat uit het lovende accountantverslag blijkt dat op de twee punten waarbij er vorig jaar sprake was onrechtmatigheid (onderwijshuisvesting en verenigingsubsidies), nu alles vrijwel in de orde is. Hij vraagt wat de accountant verstaat onder de ‘zichtbaarheid van de controle’. Ook zegt hij dat de genoemde begrotingsrechtmatigheid op dit moment bij de raad geen nieuwe vragen oproept. Ten slotte spreekt hij zijn verbazing uit over het feit dat de accountant zich onafhankelijk noemt in het licht van de financiële relatie met de opdrachtgever. De heer Wokke dankt voor de belangstelling voor het accountantrapport. Hij is van mening dat de accountantcontrole op rechtmatigheid sterk verbeterd is en dat dat mede zo kon zijn door de hulp van een externe deskundige. Zaak is nu die deskundigheid ook van binnenuit te kunnen leveren.
3
Op de vraag over de zichtbaarheid van de controle merkt de heer Wokke op dat dat inderdaad vaak een kwestie van parafen is, waardoor je namelijk kunt nagaan waar de verantwoordelijk voor wat wordt gedragen. Verder stelt hij dat, indien de raad met een kleine begrotingsoverschrijding kan leven, het voor de accountant ook akkoord is. Ten slotte zegt hij de kwestie te kunnen onderschrijven of het oordeel over je functioneren niet aan anderen is, maar dat het in het moderne management nu eenmaal gangbaar is om ook een assessment over je eigen functioneren te geven. De heer Dings is positief over het positieve saldo, maar nog positiever over de goedkeurende accountantsverklaring. Het betekent dat de organisatie een majeure prestatie heeft geleverd, waarvoor hulde. Hij heeft enige zelfkritiek, omdat ook hij op 14 februari akkoord is gegaan met de bestemmingsreserve, terwijl hij geen letter gelezen had en ook de consequenties niet heeft overzien. Het zegt iets over de abstracte processen waarin je betrokken bent en hij zou met de raad wel eens de diepte in willen om zich de beraden op de implicaties van het controlerende werk. Als laatste algemene punt merkt de heer Dings op dat hij bij de controle op de jaarrekeningen van de stadsregio gestuit is op de onderuitputtingsratio van de grote begrotingposten. Hij vraagt zich af of dat in deze jaarrekeningstukken niet op een of andere manier transparant gemaakt moet worden, zodat je kunt zien of het huisje wel bij het schuurtje past. De heer Wokke antwoordt op het laatste punt dat in de verantwoording de uitgaven per begrotingspost zijn opgenomen en tijdens de controle wordt gekeken of de uitgaven op de juiste budgetkopjes verwerkt worden. Het gaat dan dus niet om de relatie begroting – werkelijke uitgave, want dat is een bestuurlijke aangelegenheid, maar om de vraag of de uitgaven op de juiste plaats zijn geboekt. Wethouder Klaver verduidelijkt dat het bij de onderuitputting veelal gaat om ontwikkelingen binnen processen, waardoor er in de tijd wat met begrotingsgelden geschoven moet worden. Ook hij is overigens blij met rechtmatigheidgoedkeuring. Het rechtvaardigt ook het krediet voor de expertise van Haut Finance die ze nu zelf in hun werkprocessen moeten omzetten. Dat is ook van groot belang voor de versterking van de eigen bestuurskracht, waaraan ze, ook volgens de minister van Binnenlandse Zaken, méér dan aan hun inwoneraantal, hun zelfstandigheid ontlenen. De heer Schagen complimenteert het college en het ambtelijke team voor de accountantsgoedkeuring en is blij dat de reserves op niveau zijn gebleven. Hij vindt het belangrijk om te constateren dat de verschillen in afwijkingen per programma kleiner geworden zijn, want dat betekent beheersing van de bedrijfsprocessen, waarvoor een compliment op zijn plaats is. Er is ook te zien dat de methode van verslaglegging op basis van BPV veel helderheid geeft, waardoor er weinig vragen over de cijfers overblijven. Voor de heer Schagen is wel duidelijk dat de raad nog beter de kaders voor de programma’s moet stellen, zodat de verantwoording nog puntiger kan plaatsvinden. Overigens ziet hij de accountantsverklaring ook als een verantwoording van de accountant tegenover de raad als opdrachtgever. Afsluitend vraagt hij wanneer of wat het criterium voor de accountant is voor onthouding van goedkeuring. De heer Wokke antwoordt op de laatste vraag dat er in de verordening tolerantiecriteria zijn opgenomen. Het gaat getrouwheid en rechtmatigheid. Wat betreft getrouwheid zijn afwijkingen onder de 1% tolerabel. Bij afwijkingen tussen de 1 en 3% volgt een andersoortige verklaring die een beperking van goedkeuring kan behelzen voor bepaalde, niet al te grote posten. Gaat het om grote posten, dan wordt de goedkeuring onthouden. De heer Commandeur merkt naar aanleiding van de jaarrekening op dat het saldo toch maar de helft van dat van vorig jaar is, maar dat de algemene reserve mooi op peil gebleven is. Hij is het met de heer Dings eens dat het agendapunt op 14 februari over de bestemmingreserve een hamerstuk was en dat ze daar inderdaad over moeten nadenken. Hij wijst vervolgens op de verlaging van het eigen vermogen en vraagt of dat duidelijk is in dit stuk. Ten slotte vraagt hij of het juist dat er korting wordt gegeven naarmate er een grotere hoeveelheid afvalstoffen bij de vuilverbranding wordt aangeleverd. Wethouder Ruijs-Buskermolen, bijgevallen door de voorzitter, antwoordt op de laatste vraag dat het tarief dan lager wordt, maar dat je toch uiteindelijk meer betaalt dan bij de aanvankelijk bedachte hoeveelheid. Je houdt dus niets over, want je betaalt alleen maar minder over meer, maar je betaalt wel. De heer Commandeur vraagt hoe het kan dat er na de privatisering en de verstrekte bruidschat nu toch weer 88.000 euro naar de muziekschool gaat. Ook vraagt hij hoe het kan dat het aantal kwijtscheldingen groter is dan het aantal uitkeringen krachtens de Wet werk en inkomen. Vervolgens vraagt hij hoe het zit met de instelling van een vrijwilligersprijs. Ten slotte wil hij graag van de heer Hefting weten hoe het kan dat er
4
voor Leeghwater een projectontwikkelaar is aangetrokken, terwijl toch besloten was dat de gemeente zelf een actieve grondpolitiek zou gaan voeren. Wethouder Klaver zegt over het punt van de bestemmingsreserve op de agenda van 14 februari dat het gaat om een vereenvoudiging van die reserves, die worden afgeboekt op de boekwaarde van het actief. Bedragen nemen daarom in zijn totaliteit iets af, maar dat maakt voor het totale overzicht niet veel uit. Over de muziekschool verduidelijkt hij dat de gemeente zich voor de afname van de diensten nog garant heeft gesteld voor een periode van vier jaar. Wethouder Ruijs-Buskermolen licht op de vraag over de relatie uitkering – kwijtschelding toe dat dat laatste een kwestie van inkomen is en dat je daarvoor dus niet uitkeringsgerechtigd hoeft te zijn. De raad heeft voor mogelijke kwijtschelding als minimum neergelegd 120% van de bijstanduitkering. Op de vraag over de vrijwilligersprijs zegt zij dat het college heeft besloten voortaan tijdens de jaarlijkse nieuwjaarsbijeenkomst nieuwkomers welkom te heten en tijdens die bijeenkomst tevens een vrijwilligersprijs uit te reiken. Voor de goede orde: de cultuurprijs en de sportpenning worden om het jaar gegeven. Wethouder Hefting antwoordt op de desbetreffende vraag van de heer Commandeur dat de gemeente voor Leeghwater een projectontwikkelaar in de arm heeft genomen om zelf de handen vrij te houden en als waarborg dat het omzetten van kale grond in huizen op hoog kwalitatief niveau zal worden uitgevoerd. Een projectontwikkelaar hoeft zelf geen positie te hebben, hoeft zelf geen eigenaar van de grond te zijn en is het in dit geval ook niet. De heer Dings heeft een aantal vragen. Hij is licht verbaasd en ook wel verbijsterd over wat op pagina 12, programma 0, tweede blad, te lezen is over de samenwerking met de 3 andere gemeenten met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning. Bij programma 16, Openbare orde en veiligheid, vraagt hij zich af of de tweejaarlijkse oefeningen van de brandweer uit een oogpunt van professionaliteit niet beter jaarlijks kunnen worden gehouden. Hij is verbaasd dat op pagina 41, programma 8, staat dat het plan Leeghwater een ICT-plan is. Dat heeft hij nooit zo begrepen. In paragraaf 9, bij Weerstandsvermogen, wordt gesteld dat er rekening wordt gehouden met een lichte stijging van de stille reserve. Dat zou gegeven de stijgende grondprijzen voor de Volgerweg nog wel eens hoger kunnen uitvallen tegen de tijd dat het contract afloopt. Naar aanleiding van pagina 11 van dezelfde paragraaf vraagt hij zich af of het niet wenselijk zou zijn om tot een meer integraal risicomanagement te komen, niet alleen in juridische zin, maar ook in zijn algemeenheid. Op pagina 21 blijkt bij ISW sprake van een niet onaanzienlijke onderuitputting. Daarover graag duidelijkheid. Ten slotte, wat betreft de paragraaf Grondbeleid op bladzijde 25: eind vorig jaar heeft de raad ingestemd met het aankopen van een bepaald stuk grond, waarvoor vervolgens ook een aanzienlijk krediet is toegezegd. Dat is in de tekst niet terug te vinden, ook niet een deel of het hele transport in 2006. De vraag is waar dat te vinden is. Wethouder Klaver merkt over de vraag over de stijgende grondprijzen (Volgerweg) in relatie tot de negatieve stille reserves op dat het in verband met mogelijk wijzigende omstandigheden niet verstandig is dat nu aan te passen, maar een dergelijke aanpassing voor de toekomst niet uit te sluiten. Op de vraag over de wenselijkheid van het instellen van een risicomanagement in verband met het weerstandsvermogen zegt de heer Klaver dat het beter is eerst de exploitatieopzet van de grotere projecten af te wachten, omdat ze dan zicht hebben op de feitelijke grotere risico’s. Wat betreft de onderuitputting van de ISW-bijdrage meent hij dat de contributies inderdaad fors zijn, maar dat ze rekening moeten houden met de reorganisatie die in het ISW is doorgevoerd. Over de aankoop van de gronden in Zuidoostbeemster vertelt hij dat een deel van de prijs is betaald, maar dat er nog geen overdracht heeft plaatsgevonden. Dat is bij de tweede trance aan de orde. Het betaalde in 2006 is overigens geboekt bij de waarde gronden. Wethouder Ruijs-Buskermolen gaat in op de vraag van de heer Dings over de Wmo en stelt dat de bedoelde opmerking eigenlijk niet in de jaarrekening thuishoort. Wat haar betreft zou het hier ook geschrapt kunnen worden. Ze zegt dat het overigens juist is dat de contouren die richting aangeven. De heer Dings meldt dat dat niet voor hem geldt. Hij betreurt de richting. Wethouder Hefting brengt over Leeghwater 3 naar voren dat het gaat om de transformatie van een volkstuinencomplex en van een manege in woningbouw en ook nog liggend binnen de rode contouren en daarmee voldoet aan de criteria voor ICT. De rode contouren zijn vastgesteld in het
5
streekplan Noord-Holland-Zuid en de feitelijke bestemmingen zijn pas later aangegeven. Dat zijn dus begrippen op twee verschillende planologische niveaus. Burgemeester Brinkman zegt over de periodieke brandweeroefeningen dat ze om de twee jaar plaatsvinden, maar jaarlijks op de begroting staan, zodat het het ene jaar meevalt en het andere jaar tegenvalt. Dat is inderdaad een technisch probleempje. De heer Schagen wil graag de mening van de accountant horen over de vraag of er voor gronden zoals die aan de Volgerweg objectieve waarderingsgrondslagen zijn. De heer Wokke antwoordt dat die niet in alle eenduidigheid bestaan. Het is zoeken naar relevante criteria, waarbij de WOZwaarde natuurlijk heel belangrijk is. De heer Schagen wil ook morgen terugkomen op de kwestie van de Wmo. Op bladzijde 20 leest hij over de VVV-functie van het Land van Leeghwater en hij vraagt zich af hoe ze dat moeten lezen als ze de VVV-functie ook terugzien in Waterlandverband. Op bladzijde 26 treft hij de kengetallen voor bibliotheek en muziekschool, respectievelijk 80 en 900 euro per deelnemer, en hij vraagt zich af of de mogelijkheid van deelname conform het coalitieakkoord en collegeprogramma toch niet omgebogen moet worden richting scholen. Wethouder Klaver antwoordt op de laatste vraag dat daar nu over nagedacht wordt en ook overleg over wordt gevoerd zowel met de scholen als met de muziekschool. Over de relatie van de functie van de VVV’s tot het Land van Leeghwater en het ISW zegt hij dat gestudeerd wordt op de mogelijkheid om dat beter te structureren. In dat verband vindt hij zelf het ISW een te klein gebied en gaat zijn voorkeur uit naar het gebied van het landschap Laag Holland. De Beemster moet daarbij op zijn eigen merites in de beschouwingen betrokken worden. Wethouder Hefting merkt naar aanleiding van de vraag over het terugdringen van het ziekteverzuim op dat dat in het kader van het personeelsontwikkelingsbeleid aan de orde is en ook de aandacht heeft binnen het periodiek arbeidskundig geneeskundig onderzoek (PAGO). De voorzitter zegt dat de jaarrekening conform doorgaat naar de raad. 9. Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2007 De heer Commandeur zegt dat er zijns inziens in artikel 6, lid 1 een woord is weggevallen en vraagt naar aanleiding van artikel 7, lid 1 wie bepaalt en beoordeelt of een raadslid aan een cursus kan deelnemen. Tevens wijst hij erop dat in artikel 17 staat dat de raad voorwaarden kan stellen en dat acht hij toch dubbelzinnig als het college toestemming moet geven. Burgemeester Brinkman zegt dat hierop nader wordt terugkomen. 10. Bepalen welke van de besproken agendapunten tevens voor de raadsvergadering geagendeerd moeten worden en aangeven onder welke categorie (A, B of C) de punten opgenomen kunnen worden Agendapunt 8 wordt voor de raadsvergadering geagendeerd onder categorie B en agendapunt 9 onder categorie A. 11. Actielijst commissie Middelen De actie genoemd onder nummer 2 kan vervallen. 12. Rondvraag Er zijn geen vragen. 13. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 21.35 uur
6