imbur VAR L n a v e tgav Een ui
g Jaargang 5, nummer 2
april 2010
Verpleegkundig Magazine Limburg Tien thema’s om de veiligheid te verbeteren -door A. KlaassenIn dit artikel wordt kort beschreven hoe de invulling van de thema’s plaatsvindt. In het Verpleegkundig Magazine van juli 2009 is het artikel “Patientveiligheid hoog op de agenda” gepubliceerd, waarin AnnaMaria Hazen al kort aandacht besteed aan de tien thema’s die ontwikkeld zijn/worden in het kader van het VMS Veiligheids programma. In de komende uitgaven van het Verpleegkundig Magazine zal steeds aandacht besteed worden aan één van de tien thema’s.
de betrokken partijen aankondigen om de veiligheid in de Nederlandse ziekenhuizen in vijf jaar tijd met 50% te verbeteren, is in 2008 een plan van aanpak gepresenteerd van de Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), de Orde van Medisch Specialisten (Orde), het Landelijk Expertisecentrum Verpleging & Verzorging (LEVV) en Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN). Het programma kent twee pijlers:
Vanuit het veiligheidsprogramma ‘Voorkom schade, werk veilig’, waarin
1. het reduceren van vermijdbare onbedoelde schade op tien inhoudelijke thema’s door op alle thema’s good practices aan te bieden en kennis te verspreiden; 2. het implementeren van het veiligheidsmanagementsysteem, conform de Nederlands Technische Afspraak 8009:2007 (NTA). Het Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) vormt het systeem waarmee ziekenhuizen continue risico’s signaleren, verbeteringen doorvoeren en beleid vastleggen, evalueren en aanpassen. vervolg op pagina 2
Van de redactie Met het voorjaar in de lucht smachten we allen naar wat warmte en pikken we ieder zonnestraaltje graag mee. Een warme zorg wensen we ook onze cliënten en patiënten. Persoonlijke aandacht en oog voor wat de individuele patiënt aan wensen en zorg nodig heeft.
Dit alles doen wij vanuit onze eigen professionele beroepshouding. Een houding die van ons vraagt onszelf en elkaar kritische vragen te stellen. Over hoe wij zorg verlenen. Is deze zorg wel Evidence Based? De keuzes die wij hierin maken en waarin wij cliënt/
patiënt en soms ook familie vanuit onze expertise adviseren zijn niet altijd gemakkelijk. Een open houding en transparantie over onze zorg, dat kunnen wij de cliënt/patiënt altijd bieden.
In dit nummer: Column
2
Vervolg Tien thema’s om de veiligheid te verbeteren
2
Kwetsbare ouderen in het ziekenhuis
3
Een te vroege start aan een zijden draadje..
4
Symposium ‘So you think you can nurse’
9
Vroege herkenning en behandeling van pijn
11
Colofon
13
So you think you can nurse? Is jouw zorg gebaseerd op de nieuwste ontwikkelingen die onderzocht en bewezen werkzaam zijn? Stel jij jezelf kritische vragen in je dagelijkse zorgverlening aan de cliënt/patiënt?
Nieuwsgierig? Bezoek het Symposium over Evidence Based Practice op 3 Juni in de Oranjerie in Roermond.
Kijk voor meer info op pagina 9 & 10.
Rapportage De vorige column ging over geschiedenis. Deze ook weer. En dat komt door een avond over juridische aspecten van het verpleegkundig beroep waarbij ik aanwezig was. Op die avond ging het over je juridische aansprakelijkheid en hierbij kwam indirect het belang van geschiedenis naar voren. Het belangrijkste aspect van die avond dat me is bijgebleven is namelijk goede dossiervorming. Bij bijna elke tuchtzaak die op die avond werd gepresenteerd werd er door de rechter gevraagd: “waar staat dat dan?? U zegt dat u de patiënt hebt ingelicht! Maar waar staat dat dan??”Schrijnend was dat dan vaak bleek dat er weinig tot niets gerapporteerd was. Gevolg daarvan is dat de eiser c.q. klager veelal in het gelijk werd gesteld. Terwijl, als er goed gedocumenteerd zou zijn, de aangeklaagde had kunnen laten zien, in de vorm van geschiedschrijving, dat hij of zij het werk naar eer en geweten had uitgevoerd. Eens te meer blijkt dus dat geschiedenis een belangrijk onderdeel van ons werk is maar dat het o, zo belangrijk is dat we het opschrijven. Ik zou zeggen, begin vandaag nog aan uw memoires of, zo u wilt, uw geschiedschrijving. En rapporteer het voort!!
- vervolg van pagina 1
Het veiligheidsprogramma moet alle ziekenhuizen in Nederland bereiken. Per thema wordt een expertteam vanuit wetenschappelijke verenigingen, verpleegkundige beroepsverenigingen en het netwerk van verpleegkundig hoogleraren/lectoren samengesteld. Naast medisch specialisten en verpleegkundigen kunnen ook andere professionals deelnemen aan expertgroepen, zoals ziekenhuisapothekers, diëtisten of ziekenhuishygiënisten. De experts zijn verantwoordelijk voor de inhoudelijke
Per thema worden drie landelijke themaconferenties georganiseerd in een periode van 1,5 jaar. Tijdens deze bijeenkomsten is er ruimte voor: kennisuitwisseling met collega’s uit andere ziekenhuizen: het voorleggen van vragen en knelpunten aan de experts; het delen van ervaringen op het gebied van behaalde resultaten; het beschikbaar stellen van goede ideeën aan collega’s.
Doelstelling van het programma Het VMS Veiligheidsprogramma ondersteunt Nederlandse ziekenhuizen door kennis en een samenwerkingsstructuur aan te bieden met als doel een 50% reductie van onbedoelde vermijdbare schade te realiseren. Daartoe dienen ziekenhuizen per 31 december 2012 gecertificeerd en geaccrediteerd VMS te hebben en de gestelde doelstellingen van de tien thema’s te hebben behaald. aanpak van een thema. Op basis van beschikbare literatuur, bestaande richtlijnen, bestaande prestatieindicatoren, nationale ‘good practices’uit Sneller Beter, Doorbraak en Move Your Dot, internationale veiligheidscampagnes en eigen ervaring worden afspraken gemaakt over welke interventies en/ of maatregelen landelijk kunnen worden geïmplementeerd om te komen tot een reductie van vermijdbare schade van 50%. Dit alles wordt uitgewerkt in een ‘praktijkgids’ en wordt aangevuld met ‘tools’ als e-learning modules (bijvoorbeeld “Continu verbeteren”) die ziekenhuizen kunnen gebruiken bij de implementatie. De organisatie van het VMS Veiligheidsprogramma organiseert samen met de expertteams een aantal bijeenkomsten die gebaseerd zijn op de doorbraakmethode. Dit is een aanpak, waarin multidisciplinaire teams uit de ziekenhuizen doelstellingen realiseren, door systematisch te werken met de Nolan verbetermethodiek.
Tien Thema’s: Voorkomen van wondinfecties na een operatie. Voorkomen van lijnsepsis en behandeling van ernstige sepsis. Vroegtijdige herkenning en behandeling van de vitaal bedreigde patiënt. Medicatieverificatie bij opname en ontslag. Kwetsbare ouderen. Optimale zorg bij Acuut Coronaire Syndromen. Vroege herkenning en behandeling van pijn. High Risk Medicatie: klaarmaken en toedienen van parenteralia. Verwisseling van en bij patiënten. Voorkomen van nierinsufficiëntie bij intravasculair gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen.
Op de website www.vmszorg vind je meer informatie over de tien thema’s. Charles André Praktijkcoördinator dialyseafdeling, LaurentiusZiekenhuis Roermond
Pagina 2
Annemiek Klaassen, Stafmedewerker Verpleegkunde Atrium MC Parkstad en lid expertteam optimale zorg bij Acute Coronaire Syndromen. Verpleegkundig Magazine Limburg
Kwetsbare ouderen in het ziekenhuis. Grijze wolken boven de witte wereld - door H. Habets en M. ErvenNaar het ziekenhuis ga je in principe om beter te worden. Helaas pakt dat voor kwetsbare ouderen vaak heel anders uit. Bijkomende problemen bij ouderen In het ziekenhuis opgenomen, daar na enige tijd, genezen van een longontsteking en opgeklaard uit een verwardheid, blijkt dat er al langer cognitieve problemen sluimeren. Door deze cognitieve problemen krijgen zij met complicaties en functieverlies te maken, waardoor zij soms zelfs niet meer terug naar huis kunnen. Toename oudere patiënten Er komt een grijs monster op de ziekenhuizen af’, kopt de Volkskrant afgelopen najaar. Inderdaad, er is sprake van een onmiskenbare trend: Ziekenhuizen zullen de komende jaren in toenemende mate geconfronteerd worden met een sterk groeiende groep oudere patiënten. Een deel van deze groep ouderen kan als ‘kwetsbaar’ worden beschouwd. Kwetsbaarheid is een specifieke conditie bij ouderen die samengaat met een verhoogd risico op – vooral fysiekfunctieverlies.Een ziekenhuisopname is met name voor deze ouderen nog eens extra risicovol, het opgenomen zijn in een ziekenhuis kan betekenen dat er een verhoogde kans op ziekenhuiscomplicaties de kop op kunnen steken, denk aan, vallen, infecties, delier, ondervoeding of bijwerking van medicatie. Als gevolg hiervan kan de ziekenhuisopname,die eigenlijk bedoeld was om beter van te worden, tot onherstelbaar functieverlies leiden, waardoor deze ouderen na ontslag minder goed in staat zijn om weer zelfstandig te functioneren.
Kwetsbaarheidsbarometers Bij een ziekenhuisopname van een kwetsbare oudere loopt men vaak achter de feiten aan, de longontsteking wordt behandeld, de gebroken heup is genezen, maar nu geeft de familie aan dat de patiënt al geruime tijd de grip op zijn/haar leven in de thuissituatie kwijt is. We lopen al te vaak achter de feiten aan: cognitieve problematiek en stemmingsklachten worden niet of te laat gedetecteerd, noodzakelijke informatie voor een zorgvuldig ontslag wordt laat of ongestructureerd verzameld. Hierdoor is een ziekenhuisopname vaak een ingrijpende, zelfs risicovolle gebeurtenis in het leven van kwetsbare ouderen. Wereldwijd worden oplossingen bedacht voor deze problematiek. Men komt steeds meer tot de conclusie dat ‘geriatriseren’ van andere specialismen een onomkeerbaar feit is geworden. Zo komt er steeds meer aandacht voor kwetsbare ouderen bij de spoedeisende hulp, binnen de oncologie, de orthopedie etc. In Canada werkt men sinds einde jaren negentig aan een nieuwe visie op de ziekenhuis-zorg: het ‘oudervriendelijk’ maken van de ziekenhuissetting. Het hier ontwikkelde ‘Elderfriendly Hospital Initiative’ wil een proces op gang brengen waardoor ziekenhuizen in de nabije toekomst beter zijn afgestemd op ouderen en meer rekening houden met hun wensen en behoeften. Aandacht voor de fysieke omgeving, voor attitude en communicatie; Vroegtijdige herkenning van het risico op functieverlies en complicaties; Aandacht voor psychologische en sociale aspecten. Opname en ontslag, de zogeheten ‘transitiemomenten’, vervullen in deze
benadering een sleutelrol; het zijn de ‘kwetsbaarheidsbarometers’ van de geriatrische zorg. Concrete aanpak binnen Orbis Medisch Centrum In het Orbis Medisch Centrum, het nieuwe ziekenhuis in Sittard-Geleen, wordt dit gedachtengoed vertaald in een concrete aanpak. Enige jaren geleden startte men er met een ziekenhuisbrede en gestructureerde aanpak van het delier. Het door Sharon Inouye in 2004 ontwikkelde ‘Hospital Elder Life Program’ (kortweg HELP) vormde hierbij een belangrijke inspiratiebron. Het preventieve HELPprogramma omvat proactieve basiszorg die gericht is op behoud van controle en veiligheid. Zo nodig wordt tijdig ondersteuning geboden als zich problemen voordoen (of beter: dreigen voor te doen) bijvoorbeeld communicatie, eten en drinken, mobiliteit en nachtrust. Deze aanpak blijkt zeer effectief en zal in de komende jaren verder worden uitgebouwd en ziekenhuisbreed Een ziekenhuisbrede ingevoerd. Dit oudervriendelijke alles vanuit de aanpak zou basisgedachte dat omschreven kunnen een hightech worden metde vijf ziekenhuis ook C’s “: Constructie, een veilige plek Communicatie, moet Complicatiepreventie zijn voor , Coaching en kwetsbare Continuïteit. ouderen. De vijf C’s In de klinische geriatrie zijn de drie D’s (Delier, Dementie, Depressie) gemeengoed. 1.Constructie: de fysieke omgeving De manier waarop een ziekenhuis is ingericht heeft immers invloed op het welzijn van patiënten. Een kille onpersoonlijke omgeving kan bijdragen aan stress en angst. Daartegenover - vervolg op pagina 4
Jaargang 5, nummer 2
Pagina 3
-vervolg van pagina 3
heeft een herkenbare, huiselijk ambiance een positieve invloed op het herstel. In de aanpak van het Elderfrienly Hospital houdt men rekening met beperkingen in het zien, het horen en de cognitieve functies. Het in Canada ontwikkelde CODEPLUS-document (www.fraserhealth.ca) is een praktische, op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde checklist om de fysieke omgeving van een ziekenhuis kritisch onder de loep te nemen. Een vertaalde versie van deze checklist is in het OMC gebruikt 2. Communicatie: attitude en bejegening Wellicht de belangrijkste component van het concept vormt de attitude, de bejegening. De wijze waarop oudere patiënten worden bejegend en de mate waarin daarbij rekening gehouden wordt met visuele en auditieve beperkingen, bepalen in belangrijke mate het welbevinden van de oudere patiënt. Geruststellen, aandacht hebben voor het eigen verhaal van de oudere, oog en oor hebben voor het onuitgesprokene zijn kernaspecten van een goede aanpak.
3. Complicatiepreventie Kwetsbare ouderen hebben bijopname in het ziekenhuis een verhoogd risico op complicaties. Een preventieve aanpak is dan ook noodzakelijk. Om te kunnen bepalen wie er extra kwetsbaar is, bestaan al enkele goede instrumentten. In het OMC heeft men voor dit doel de zogeheten Groningen Frailty Indicator (GFI) geïntegreerd in de verpleegkundige anamnese. Zo worden kwetsbare ouderen bij binnenkomst (of al tijdens de pre-operatieve screening) gedetecteerd. Vervolgens vindt er binnen 48 uur na opname een volledig geriatrisch assessment plaats. 4. Coaching: de rol van de familie De zorg voor kwetsbare ouderen is familiezorg. Immers, de oudere maakt deel uit van een familiesysteem. Een Pagina 4
ziekenhuisopname is in zekere zin een kortdurende, kunstmatige onderbreking van dit systeem. Om die onderbreking zo pijnloos mogelijk te laten verlopen zijn de naasten van de oudere van essentieel belang. Zij kunnen de broodnodige informatie verschaffen over het functioneren vóór de opname en de persoonlijke voorkeuren van de oudere. Bovendien weten zij het best welke problemen zich bij ontslag uit het ziekenhuis zouden kunnen voordoen.Goed samenwerken met zorgende familieleden is een actuele nieuwe uitdaging voor het ziekenhuis. 5. Continuïteit van zorg Ziekenhuiszorg voor kwetsbare oudere een uit zijn of haar vertrouwde omgeving weggerukt zijn, om een vaak intensief traject van diagnostiek en behandeling te moeten doormaken. In het Elderfriendly Hospital Concept krijgt de voorbereiding op het ontslag uit het ziekenhuis al vanaf de opname (of liefst eerder, b.v. bij de pre-operatieve screening) de nodige aandacht. De kwaliteit van de zorgverlening aan kwetsbare ouderen wordt immers in belangrijke mate bepaald door de transitiemomenten, waarvan het ontslag er één is. Wanneer de patiënt continuïteit van zorg ervaart, betekent dat dat de zorg van uitstekende kwaliteit is. Een veilige plek Deze vijf elementen van de ‘oudervriendelijke’ aanpak zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door gericht, systematisch en continue in deze aanpak te investeren kunnen wij ervoor zorgen dat het ziekenhuis in de toekomst een veilige plek zal zijn voor
kwetsbare oudere patiënten. Invloed van de fysieke omgeving Het nieuwe Orbis Medisch Centrum beschikt louter over eenpersoonskamers. Uit recent onderzoek blijkt dat dit de communicatie tussen patiënt, familie en arts verbetert en de eerste indrukken lijken dit te bevestigen. Uit de ervaringen op verschillende afdelingen blijkt dat er mogelijk ook sprake is van een verbeterde nachtrust en dat er minder onrustmedicatie nodig is. Minstens zo belangrijk is dat deze invulling van de fysieke omgeving het mogelijk maakt familieleden actief bij de zorg voor de oudere patiënt te betrekken. Dit heeft belangrijke voordelen voor ouderen met cognitieve beperkingen, die in deze vreemde, hightech omgeving terechtkomen. Kleurgebruik, een huiselijke inrichting en een prettige akoestiek dragen bovendien bij aan een rustige sfeer op de afdeling en de patiëntenkamers. Maar leiden die eenpersoonskamers dan niet tot vereenzaming: Daarmee houden we in het OMC rekening. Zo nodigen we de ouderen uit, als hun ziektetoestand dit toelaat, om deel te nemen aan de gezamenlijke maaltijden in het centrale middengedeelte van de afdeling en om mee te doen met activiteiten door de activiteitenbegeleiding aangeboden. Herbert Habets, verpleegkundig specialist geriatrie OMC Marly Erven, klinisch geriatrisch verpleegkundig OMC
Verpleegkundig Magazine Limburg
Een te vroege start, aan een zijden draadje.. • door M. van Ingen-
van de grote hersenarteriën. Hierdoor neemt de bloedstroom in de hersenen toe en kan gemakkelijk
Wat wordt er onder ‘menswaardig bestaan’ verstaan? Ik wil ‘De casus deze brede uitdrukking als volgt definiëren: In mijn Met 25 weken kwam de kleine B. ter wereld met een optiek is een menswaardig krappe 600 gram. Minder dan een pak suiker. “Bij 25 bestaan, een bestaan weken is de kans op overleven 44% en op overleven waarin een individu zich zonder beperkingen 20%”(VUMC, 2005), Wat voor een zelfstandig kan ontwikkelen toekomst zou dit kindje tegemoet gaan? Een kans op en in staat is voor zijn overleven van 44% en een kans op overleven zonder eigen rechten op te komen- beperkingen van 20%. Anders gesteld: Binnen deze 44% overlevingskans, zou de kans op een beperking in de en deze te beschermen. Daarnaast komt kwaliteit- toekomst 80% worden. Discussiepunt in deze wordt: boven kwantiteit van leven. gaat deze neonaat een menswaardig leven tegemoet?’ Een dergelijke casus kwam ik tegen op de afdeling Menswaardig, zoals een neonatologie in het VieCuri Medisch Centrum. Het mens toekomt. Een betreffende kindje heeft gedurende 15 consistente, weken in een Academisch Ziekenhuis op eenduidige de NICU doorgebracht en is hier, toen definitie zij 4 weken oud was, |gedurende 10 omtrent minuten gereanimeerd. Gevolgen van menswaardig prematuriteit die wij op latere leeftijd, bestaan, is er namelijk met 17 weken, ondervonden bij niet. Dit is een het kind:Geen ontwikkeling van de ethische optiek, stembanden, het kind produceert dus die ieder geen geluid, het kind kan geen voeding individu op verdragen en heeft een aversie tegen eigen wijze alles wat in de buurt van haar mond en neus komt (wegens vele negatieve invult. ervaringen vanwege het veelvuldig intuberen), hersenbloeding gevolgd door In de hiernaast periventriculaire leukomalacie; PVL(“Beschadiging van weergegeven casus, komt het hersenweefsel door slechte bloedtoevoer, die complexe problematiek veroorzaakt dat het hersenweefsel uiteindelijk naar voren. In het kader afsterft.”(Brande, 2003)),, ROP (Retinopathy of van mijn onderwerp, had prematures) graad 3 (“Ernstig, algehele vernauwing van deze neonaat gereanimeerd de bloedvaten, focale vernauwing van de bloedvaten, moeten worden- of niet, lekkage waardoor bloedingen en vetten etc. heb ik allereerst de ontstaan” (oogartsen, 2009)) en mogelijke literatuur geraadpleegd, hersenbeschadiging uitent op latere leeftijd. omtrent de mogelijke Vraagstuk dat tot menig discussie leidde: Leidt dit kind blijvende een menswaardig leven, en wat brengt de toekomst? gezondheidsgevolgen, die Wij, als verpleegkundige beroepsgroep, bieden de neonaat op latere gezondheidsbevordering voor dit kind. Is hier sprake leeftijd kan ervaren, om de van gezondheidsbevordering? Het grootste discussiepunt: Hadden ze deze 600-gram wegende prematuur mogen problematiek te reanimeren in het Academische Ziekenhuis in het kader weerspiegelen. Hersenbloeding: “Gebieden van ‘ontwikkelingsgerichte zorg’? met rijke doorbloedingen, zoals het dubependymale weefsel van de zijventrikels van pretermen jonger dan 32 weken zwangerschapsduur zijn gevoelig voor bloedstroomveranderingen. Hypoxie en hypercapnie leiden tot vaatverwijding in het stroomgebied Jaargang 5, nummer 2
een bloeding ontstaan. Restverschijnselen, zoals psychomotorische retardatie, spasticiteit, stoornissen in het zien en horen en epilepsie, kan men
vooral verwachten bij PVL. De meer uitgebreide hersenbloedingen gaan vaak samen met een slechte prognose, maar deze is slecht voorspelbaar en vaak minder slecht dan die bij ernstige PVL.” (Brande, 2003) Aldus: De prognose is slecht voorspelbaar, maar gezien de PVL is de kans op restverschijnselen aanwezig. Deze restverschijnselen zijn van ernstige aard. ROP graad III: “Bij een geboortegewicht <1000 gram komt ongeveer 30% terecht in littekenstadium en 8% in het eindstadium (blindheid)” . (Oogartsen, 2009) Een duidelijke prognose omtrent de gevolgen van de ROP in bovenstaande casuïstiek, is niet te geven. Er is een kans van 70% dat de neonaat géén blijvende gevolgen van de ROP ervaart. Concluderend kan ik stellen dat de neonaat in de casus grote kans heeft op het ontwikkelen van blijvende gevolgen in de toekomst. Concreet is niet te stellen op welk gebied de neonaat het hoogste risico
Op de leeftijd van 5 jaar had 8% van de onderzochte kinderen een lichte en bijna 7% een ernstige handicap.
loopt. Ik vind het risico op bovenstaande aandoeningen op latere leeftijd erg hoog. Het is moeilijk in te schatten wat het toekomstperspectief van deze neonaat gaat worden. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan om de morbiditeit op latere leeftijd te testen. Zo is heeft het POPS (Project on preterm and small for gestational age infants)-onderzoek de volgende resultaten voor vroeggeborenen onder de 32 weken of <1500 gram: De handicaps liggen met name in de neuromotorische functies (spasticiteit), de verstandelijke ontwikkeling en de spraakontwikkeling. Daarnaast kwam bij 13% lichte beperkingen voor.” (Brande, 2003) Deze uitkomsten, weerspiegelen de gegeven prognose. Vervolg op pagina 6
Pagina 5
Vervolg van pagina 5
Algemene Nederlandse Richtlijn (ANR): Richtlijnen reanimatie Nederland 2006 stelt het volgende omtrent het staken van de reanimatie bij prematuren: “De geboorten van extreem premature pasgeborenen of pasgeborenen met ernstige aangeboren afwijkingen stellen het starten van een reanimatie ter discussie. Het niet starten van een reanimatie is soms geëigend. In tegenstelling tot andere landen, zoals de US of Groot-Brittannië wordt in Nederland meestal niet gestart met reanimatie van pasgeborenen met een vastgestelde zwangerschapsduur < 25 weken of een geboortegewicht < 500 gram, anencefalie of vastgestelde trisomie 13 of 18. Met de op dit moment voorhanden zijnde gegevens is het zeer onwaarschijnlijk dat reanimatie van deze pasgeborenen zal resulteren in overleving, of overleving zonder ernstige handicaps. Echter, prenatale informatie kan onvolledig of onbetrouwbaar zijn. In het geval van een onzekere prognose, zoals onzekerheid over zwangerschapsduur of over de exacte betekenis van uitwendig zichtbare afwijkingen, zal een reanimatie kunnen bestaan uit een proefbehandeling waarbij er wordt gestopt met de reanimatie na grondige beoordeling van de pasgeborene. In deze gevallen leidt het initiëren van reanimatie tijdens de bevalling niet tot het verplicht voortzetten van de ondersteuning. Het niet starten van ondersteuning en het later staken van ondersteuning worden over het algemeen beoordeeld als ethisch gelijkwaardig. De laatste keus vergt echter tijd om complete klinische informatie te verzamelen en om de familie in te lichten. Voortdurende evaluatie en discussie met de ouders en het team van hulpverleners zou moeten bepalen of ondersteuning wordt voortgezet of gestaakt. In het algemeen is uitgestelde, stapsgewijze of gedeeltelijke ondersteuning niet geschikt. Als de pasgeborene overleeft, kan de uitkomst verslechteren als gevolg van deze keus.”(Nederlandse Richtlijn Reanimatie Pasgeborenen, 2006) Bovenstaande vormt de algemene richtlijn omtrent het wel- of niet
Jaargang 5, nummer 2
reanimeren van een prematuur. Naast deze richtlijn komt er vanuit verschillende oogpunten nog meer kijken bij de besluitvorming. Hieronder bekijk ik verschillende oogpunten van 3 neonatologen. Deze visies, verkregen via het Nederlands Tijdschrift Geneeskunde, bekijk en belicht ik met mijn eigen mening en afwegingen.
Dr. Goudoever: “25 weken als grens: niet juist. Het gaat te ver om bij kinderen geboren met een zwangerschapsduur van minder dan 25 weken geen behandeling te kunnen instellen. Zo een grens geeft weliswaar duidelijkheid voor de beroepsgroep en de ouders maar houdt geen rekening met de individuele verschillen. De overlevingskansen zijn naast zwangerschapsduur ook afhankelijk van gewicht, geslacht en ras. Daarom kan bij 24 weken de overlevingskans 91% zijn en de kans op geen of een lichte handicap 64%. Als de echo van de hersenen dan ook nog geen afwijkingen laat zien, zijn de kansen nog gunstiger. Ouders moeten bij deze kinderen veel invloed krijgen op de beslissing om wel of niet te behandelen.”(Dr. Goudoever, 2004)
Dr. Kollée “25 weken als grens: juist. Wel of geen behandeling van prematuren is afhankelijk van twee factoren: de kans op overlijden en de kans op blijvende cerebrale schade. Bij 24 weken is de kans op overleven 24% en op overleven zonder beperkingen 9%; bij 25 weken is de kans op overleven 44% en op overleven zonder beperkingen 20%. Daarom behandelt men in Nederland in principe niet bij een zwangerschapsduur van minder dan 25 weken. Bij een duur van 25 of 26 weken is de conditie van het kind en de wens van de ouders bepalend en bij meer dan 26 weken behandelt men in principe wel. Dit beleid is juist omdat men anders een grote meerderheid ernstig zou benadelen.” (Dr. Kollée, 2004) Dr.Walther Leidse collega Walther is terughoudender. Hij verwijst naar een grootschalig Brits/Iers onderzoek naar de kansen van te vroeg geboren baby's. Bij een zwangerschapsduur van 22 weken overlijdt 99 procent van de levend geborenen, bij 23 weken is dat 90 procent, bij 24 weken 74 procent en bij 25 weken 57 procent. "Goed beschouwd overleeft maar een op de vier", zegt Walther, "en dan waren ze nog niet uit de problemen: 17 procent had hersenafwijkingen, 51 procent kreeg zuurstof wegens onvoldoende ontwikkeling van de longblaasjes (bronchopulmonale dysplasie) en 14 procent had ernstige oogafwijkingen. Later ontwikkelen ze vaak ook nog leer- en gedragsproblemen." (Dr. Walther, 2004) Bekeken vanuit mijn eigen optiek In bovenstaande fragmenten worden de meningen van neonatoloog Dr. Goudoever van het LUMC tegenover die van Dr. Kollée, neonatoloog van het UMC. St. Radboud gezet. Daaronder volgt nog de stelling van Dr. Walther, van het LUMC. In deze, beaam ik de
visie van Dr. Kollée en Dr. Walther. Dr. Kollée benoemt “dat men een grote meerderheid ernstig zou kunnen benadelen”. Het op latere leeftijd ontwikkelen van lichte- of ernstige handicaps komt bij 80% van de neonaten geboren met 25 weken voor. In het aspect ‘menswaardig bestaan’ Pagina 6
acht ik een toekomst met handicaps niet menswaardig. Onder de 25 neemt dit risico toe. Dr. Walther weerspiegelt de visie en uitkomsten van Dr. Kollée in zijn visie met bewezen gezondheidsverstoringen. Deze gezondheidsverstoringen koppelend aan de casus, geeft de volgende informatie. De neonaat heeft binnen haar premature periode een hersenbloeding met PVL doorgemaakt. Daarnaast heeft de neonaat een ROP graad III ontwikkelt. Dr. Walther stelt dat 17% op latere leeftijd een hersenafwijking had, 14% een ernstige oogafwijking (wijdend aan de ROP) en dat er ook nog leer- en gedragsproblemen ontwikkelden. Dr. Goudoever bekijkt de mogelijkheden die buiten de ANR vallen. Gezien buitenlandse studies- en richtlijnen, richt hij zich op prematuren onder de 25 weken. Hij benoemt wel hypothetische voorbeelden. Ik ga niet met het door hem gestelde mee. De richtlijn is niet zomaar opgesteld. Onderzoeksresultaten geven de gezondheidsverstoringen op latere leeftijd duidelijk aan. Gesteld vanuit bovenstaande visies, stel ik: Niet reanimeren onder de 25 weken gezien het grote risico op gezondheidsverstoringen in de toekomst.
Zelfbewust handelen Zelfbewust handelen zou ik het willen noemen wanneer mensen zich de moeite getroosten om te komen tot een goede besluitvorming wanneer het gaat om wel of niet reanimatie. Daarvoor is overleg, beraad nodig. Het probleem zou kunnen zijn dat de medicus weliswaar medische en technische duidelijkheid heeft over het handelingsperspectief, en dat hij dat kan uitleggen aan de verpleegkundige, de patiënt en zijn dierbaren, en dat het omgekeerd ook gebeurt: nl. dat de patiënt zijn persoonlijke overtuiging en ervaring vertelt over aspecten als de menswaardigheid, de zinvolheid of zinloosheid en de kwaliteit van zijn leven. Het antwoord op de vraag van wel of niet reanimatie krijgt door een dergelijke reflectie een specifieke betekenis en zin, en motiveert het doel van het handelen. Het is mijn overtuiging dat deze informatie en ‘beraad' nooit mogen ontbreken - zolang de omstandigheden het toelaten -, teneinde het probleem fundamenteel te formuleren. Daarbij horen ook afwegingen in het Ethisch vraagstuk: kader van ‘medisch zinloos' en ‘zinloos medisch' “Wat is er dan te beheren als het gaat over wel of niet handelen. reanimatie? Voor een ethicus is het van belang de Deze reflectie, dit beraad precieze problematiek te zoeken en te formuleren die over het probleem dient zich voordoet in deze concrete morele vraag. plaats te vinden op dat moment dat in principe alle Wat is de problematiek? Stelt de medicus deze vast, betrokkenen nog kunnen de verpleegkundige, de patiënt? participeren in het nemen van de beslissing.” (Ronnes, Aristoteles - u kent die grote filosoof vast - hanteert 1999) een profiel van ethiek waarin gezocht wordt naar het moreel goede van het menselijk handelen. Ik kan dat Bekeken vanuit eigen volgen. Het is de plicht van de mens inhoud en zin te optiek geven aan zijn leven, steeds opnieuw. Van daaruit noem Het hiernaast beschreven ik ethiek de reflectie op het handelen, het is het ethisch vraagstuk vind ik overdenken en wegen van de argumenten die een rol zeer interessant. Ronnes, spelen in het uiteindelijke handelen. Daarbij ontstaat ethicus/theoloog, belicht het volgende dilemma: de mensen zijn het niet eens, het al dan wel- of niet althans: ze komen niet altijd tot dezelfde conclusie. reanimeren vanuit een andere hoek. Hij betrekt meerdere participanten in het uiteindelijke vraagstuk. ‘Zelfbewust Jaargang 5, nummer 2
handelen’ is moeilijk in een dergelijke problematiek. Juist in het wel- of niet reanimeren van prematuren, is het van belang af te zien van eigen referentiekader. Op het referentiekader kunnen eigen overtuigingen (bijvoorbeeld religieus) overheersen, en leiden tot verkeerd handelen. Gebruikmakend van algemene richtlijnen, informatie en beraad moet leiden tot een eenduidige oplossing. Het ‘overdenken en wegen’ van de argumenten, komt ook terug het oogpunt van de verschillende neonatologen. Een ieder doordrukt toch ook zijn eigen mening. Mijn oogpunt in deze is de volgende: Zelfbewust handelen staat in een hoog vaandel, maar moet gecombineerd worden met richtlijnen, protocollen en overleg met meerdere participanten. Gezamenlijk moet tot een eenduidige oplossing worden gekomen. Op het moment dat het een kind betreft, zijn ook de ouders een belangrijke factor. Uiteindelijk is het de medicus, die beslist tot het wel of niet handelen. Fig. 1: Besluitvorming Ouders
(BRVNederland, 2006) Vanuit een andere invalshoek, ouders “Laat ouders bij de reanimatie van hun kind. Ouders die aanwezig willen zijn bij medische ingrepen bij hun kind lopen niet in de weg. Zelfs als ze willen meepraten maakt dat hun aanwezigheid vervolg op pagina 8
Pagina 7
vervolg van pagina 7
niet ongewenst. Maar meepraten vergt wel een andere benadering door arts en verpleging. Het komt echter dagelijks voor dat ouders weggestuurd worden tijdens een risicovolle behandeling van hun kind. Een officieel beleid is er niet. In de praktijk bepaalt de arts of verpleegkundige ter plekke of ouders aanwezig mogen zijn. Ouders een eigen keuze laten maken is echter niet zo eenvoudig als het klinkt.
Het vraagt een heel andere houding van artsen en verpleegkundigen. Deze professionals bepalen niet meer alleen wat goed is voor de ouder. Nu gaat het om overleg met alle betrokkenen. De laatste twintig jaar is er op dit gebied al erg veel bereikt. Dat deze ouders als moeilijk worden beschouwd is niet terecht. Het is ook een gemiste kans. De toenemende
ouders bijvoorbeeld zélf de keuze laat maken of ze bij een risicovolle procedure aanwezig willen zijn. Het is namelijk een bewezen feit dat ze deze keuze aankunnen en de traumatische ervaring daardoor beter kunnen verwerken.” (Böhmer, 2003) EPICure Study UK Nederland kent een afwijkende richtlijn omtrent de leeftijdsgrens van reanimatie, in verhouding tot omliggende landen. Om de ernst van de gevolgen van de prematuren geboren onder de 25 weken te weerspiegelen, is er onderzoek gedaan naar de gevolgen. Tijdens het symposium: “Zorg rond de pasgeborene” spreekt Dr. Walther, neonatoloog van het LUMC, omtrent deze studie. Hieronder volgen enkele illustrerende tabellen en grafieken omtrent overleving vroeggeboorte en bijkomende handicaps. Deze tabellen zijn opgesteld aan de hand van de ‘Epicure’ studie. (“The EPICure Study was established in 1995 to determine the chances of survival and later health status by following up children who were born in the United Kingdom and Ireland at less than 26 weeks Fig. 2: Overleving en morbiditeit
(Betekenissen: IVH: Intraventricular
Eigen visie: Persoonlijk ben ik een voorstander voor het aanwezig zijn van een ouder gedurende bijvoorbeeld een reanimatie. Het is bewezen dat ze deze keuze aankunnen en daardoor de ervaring beter kunnen verwerken. Door de ouders te laten participeren in besluitvorming en aanwezigheid bij een risicovolle handeling, kunnen zij zelf zien dat er alles aan wordt Hemorrhage, ROP: Retinopathy of gedaan hun kind te redden.
term outcome for the survivors. This group of children have been followed up at 1 year, 2.5 years, 6-8 years, and 10-11 years of age (EPICure 1)” (Epicure, 2009))
Fig. 3 Lange termijn uitkomsten (NEJM, 2002) De overleving van prematuren stijgt met het aantal weken. 59% bij een geboorte met 25 weken, tegenover 7% geboren met 24 weken. Dit vind ik een aanzienlijk percentage. Daarnaast toont de tabel dat 36% van de overlevenden met 25 weken een van bovenstaande, ernstige, gezondheidsverstoring ontwikkelt. Wederom vormt dit voor mij persoonlijk een evidence based reden om te abstineren bij geboorte onder de 25 weken. 36% die een ernstige handicap ontwikkelt, vind ik een hoog percentage. Ook deze tabel weergeeft het overlevingspercentage van de neonaten geboren
Prematures, BPD: Bronchopulmonary dysplasia, NEC:Necrotizing Enterocolitis)
ouderparticipatie vraagt een andere benadering van de artsen en verpleegkundigen. Een benadering gebaseerd op transparantie en gelijkwaardigheid. Een benadering die
Jaargang 5, nummer 2
gestational age during a 10 month period in that year. It is hoped that the study will not only show survival and rates of disability but also identify factors at birth, which could give an indication as to the long Pagina 8
het geheel. Ik vind dit een schrikbarende uitkomst, die weergeeft dat de kans op een handicap in de toekomst hoog is.
Fig. 4 Uitkomsten op 2,5 jaar (WOOD, NEJM, 2002) met 25 weken, tegenover dat van neonaten geboren onder de 25 weken. Wederom liggen de uitkomsten ver uit elkaar. Toch ontwikkelen 6-29% van de met 25 weken geboren neonaten, een ernstige handicap en 11-29% een milde handicap. Deze uitkomst toont dat 48% leeft met een handicap. Dit is de helft van
Conclusie Concluderend kan ik stellen dat ik een voorstander ben voor het volgen van de Richtlijn Reanimatie voor Pasgeborenen Nederland, en de reanimatiegrens 25 weken of hoger gehouden wordt om een menswaardig leven te leiden. Dit gezien de onderzoeksresultaten, resulterend in een hoog percentage van de met 25 weken geborenen, met gezondheidsverstoringen op latere leeftijd. Neonaten geboren onder de 25 weken, ontwikkelen een nog hoger risico op deze gezondheidsverstoringen. De casuïstiek heeft voor ethische dilemma’s gezorgd. Deze neonaat was immers al 4 weken oud. Dit maakt de casus complex. Voorafgaande aan een
partus kan een moreel beraad plaatsvinden- en ethische vraagstukken gesteld worden. Ik acht het van belang dat ouders participeren in de besluitvorming. Ze moeten op de hoogte worden gesteld omtrent de mogelijke risico’s die de neonaat gedurende de toekomst loopt, ten gevolgen van de prematuriteit.
Terugkomend op de casus: Mijns inziens had de behandeling van deze neonaat geabstineerd moeten worden, gezien de al aanwezige problematiek. Het risico op gezondheidsverstoringen voor deze neonaat in de toekomst is hoog. De prognose voor deze neonaat is slecht.
Milou van Ingen, HBO-V-studente aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen, met specialisatie Jeugdgezondheidszorg met voorkeur voor neonatologie.
Symposium ‘So you think you can nurse’ Evidence based verplegen en verzorgen in Limburg - door M. Brand3 Juni aanstaande is het zover. Het eerste symposium over Evidence Based Practice in Limburg zal dan in de Oranjerie plaatsvinden. Organisator is VAR Limburg, een samenwerking tussen de verschillende VAR’s (verpleegkundige adviesraden) uit de ziekenhuizen in Limburg. Het symposium is een initiatief van Mw. van. Lin, oudinspecteur van de Volksgezondheid Limburg. Bij haar pensionering, 5 jaar geleden daagde zij de VAR’s uit tot het organiseren. Het symposium staat geheel in het teken van Evindence Based Practice en Best Practice. Er zullen workshops en lezingen zijn die van toepassing zijn op de verschillende werkvelden in de zorg en de diverse aandachtsgebieden, Preventie, Care en Cure. Zorg verlenen in 2010 gebeurt niet Jaargang 5, nummer 2
meer op basis van de persoonlijke kennis en ervaring van de individuele zorg-verlener. Zorg moet gestaafd worden op bewezen effectiviteit en efficiëntie uit onderzoek. Hiermee is de zorgvrager gebaat. Beschikbare richtlijnen vormen de basis van een goede zorgverlening. Dit gebeurt natuurlijk in afstemming op de wensen en mogelijkheden van de zorgvrager.
kwaliteitsverbetering in de directe patiëntzorg heeft geïnitieerd? Ding dan mee naar de stimuleringsprijs. Je kunt je project nog indienen tot 29 april 2010. Meer informatie over het symposium en criteria om mee te dingen naar de stimuleringsprijs zijn te vinden op www.varlimburg.nl
Hoe zorg jij, als verzorgende en verpleegkundige, ervoor dat je zorg gebaseerd is bewijs? En deel jij deze bewezen effectieve manier van zorgverlenen met anderen? Bezoek het symposium en laat je informeren door specialisten op dit gebied.
Het dag programma is te lezen op pagina 10
Stimuleringsprijs Heb je zelf onderzoek gedaan naar de beste zorg of ben jij de verpleegkundige/ verzorgende die een
Bestuur VAR Limburg
Wij hopen veel collega’s op het symposium te ontmoeten om kennis te delen.
Pagina 9
‘So You Think You can Nurse’ Programma, symposium Evidence Based Nursing in Limburg, 3 juni 2010 Onderwerp
Tijdstip
Spreker
10.00-10.15
Inleiding/ Plenaire sessie
Mevr. prof. dr. R. de Wit (Universiteit Maastricht)
10.15- 11.00
Lezing: EB Nursing; wat is dat?
Mevr. dr. S. Beurskens (Hogeschool Zuyd)
11.00- 11.45
Praktijkvoorbeeld: Vrijheidsbeperkende maatregelen
11.45- 12.45
11.45-12.45
12.45- 13.45
13.45- 14.45
13.45-14.45
Lezing: Richtlijnimplementatie en borging
Dhr. prof. dr. J. Hamers (Universiteit Maastricht) Mevr. L. Schoonhoven (Universiteit Nijmegen)
Workshops: Preventie: Opsporen van kwetsbare ouderen
Dhr. dr. R. Daniels (Hogeschool Zuyd)
Care: Vaardigheid in het eerste contact met de patiënt Lunch Posterpresentaties finalisten stimuleringsprijs
Dhr. drs. H. van Drongelen (Hogeschool Zuyd)
Lezing: Patiëntveiligheid
Mevr. A. Hazen (Atrium MC Parkstad)
Workshops: Cure: Inzet van meetinstrumenten. Meten van pijn bij kinderen. Care/ cure/ preventie: Screening en behandeling van ondervoeding: een MUST voor verpleegkundigen?
Mevr. dr. G. Bours (Hogeschool Zuyd)
Dhr. drs. R. Secci (azM)
14.45 -15.45
Presentatie genomineerden stimuleringsprijs
Mevr. prof. dr. R. de Wit, Genomineerden
15.45- 16.15
Uitreiking stimuleringsprijs Woord ter inspirering voor verzorgenden en verpleegkundigen in Limburg
Mevr. P. van Lin
16.15- 16.30
Afsluiting
Mevr. prof. dr. R. de Wit
16.30- 17.00
Borrel
Pagina 10
Jaargang 5, nummer 2
Vroege herkenning en behandeling van pijn door A. KlaassenOp pagina 1 en 2 in dit Verpleegkundig Magazine is het artikel ‘Tien thema’s om de veiligheid te verbeteren’ te vinden waarin wordt uitgelegd hoe de praktijkgidsen van tien inhoudelijke thema’s tot stand zijn gekomen. In dit artikel wordt het thema ‘Vroege herkenning en behandeling van pijn’ uitgelicht.
luchtwegen, het optreden van tromboembolische en cardiale complicaties). Daarnaast heeft pijn invloed op de kwaliteit van leven.
De basis van het verminderen van pijn is de vroege herkenning van pijn. Het niet regelmatig meten van pijn is één van de belangrijkste redenen voor inadequate pijnbehandeling. Registratie van pijnscores maakt het mogelijk om het effect van pijnbehandeling vast te stellen en de behandeling zo nodig aan te passen .
* Registreer de pijnscores – bij voorkeur in grafiekvorm - in het elektronisch patiëntendossier (EBP) of het verpleegkundig dossier. Het vastleggen dient twee doelen: 1. Het controleren van het effect van de pijnbehandeling en eventuele bijsturing bij de individuele patiënt; 2. Systematisch meten en registreren van pijnscores is een noodzakelijke voorwaarde voor het uitvoeren van het effectief uitvoeren en evalueren van het pijnbeleid en de pijnbehandeling.
Ten behoeve van het VMS Veiligheidsprogramma hebben experts, onder het voorzitterschap van Rianne de Wit hoogleraar Verplegingswetenschap (Universiteit Maastricht) interventies ter voorkoming van Met betrekking tot de behandeling onnodig lijden van patiënten van pijn geformuleerd op basis van beschikbare Pas bij een score van 4 of hoger, of literatuur, bestaande richtlijnen en wanneer de patiënt door pijn wordt Doel voor dit thema: nationale ‘good practices’. Het verminderen van onnodig lijden door pijn bij iedere volwassen patiënt opgenomen in Definitie van pijn: het ziekenhuis of op de Spoedeisende Hulp door vroege herkenning en behandeling. Pijn is een onplezierige, sensorische en emotionele beleving, die veroorzaakt wordt door feitelijke of dreigende weefselbeschadiging, of die omschreven wordt in dergelijke termen”(IASP 1979). Pijn is een persoonlijke ervaring, die door patiënten individueel wordt beleefd: “Pijn is dat wat de patiënt die pijn heeft, zegt dat het is en treedt op als de patiënt zegt dat deze optreedt”(McCaffery 1979). Daarmee kan alleen de patiënt aangeven of en hoeveel pijn hij heeft. Achtergronden Tweederde van de patiënten in ziekenhuizen ervaart pijn. Onderzoek laat zien dat 40-75% van de patiënten matige tot ernstige pijn (pijnscore ≥ 4) aangeeft in de postoperatieve fase. Een kwart van de patiënten met kanker heeft matige tot ernstige pijn. 80% van patiënten met kanker in de palliatieve fase heeft pijn, de meerderheid matige tot ernstige pijn. Pijn is ook één van de meest voorkomende redenen voor een bezoek aan de Spoedeisende Hulp. Tussen de 50 en 80% van de patiënten die de SEH bezoeken ervaart matige tot ernstige pijn. Uit onderzoek blijkt dat pijn nog steeds te weinig herkend en behandeld wordt. Pijn leidt tot een langzamer herstel en kan ernstige medische complicaties geven (bijvoorbeeld infecties van de
Jaargang 5, nummer 2
Interventies De volgende interventies zijn door het expertteam vastgesteld:
Met betrekking tot vroege herkenning van pijn: *
Vraag bij alle klinische patiënten standaard driemaal en bij alle patiënten op de SEH twee maal (triage en ontslag) naar pijn op dat moment. * Meet de pijn met de Numerical Rating Scale (NRS). De NRS is in meerdere talen beschikbaar. Indien dit niet mogelijk is door communicatieve stoornissen of cognitieve beperkingen maak dan gebruik van een observatieschaal (REPOS-schaal, de PACSLAC-D of de PAINAD).
gehinderd in zijn functioneren, pijnbehandeling toe volgens een ziekenhuisbreed protocol. Betrek de patiënt bij de behandeling door te vragen of de patiënt ook verlichting van de pijn wenst. Het kan nodig zijn om een multidimensionele pijnanamnese af te nemen. Geef patiëntenvoorlichting waarbij de volgende onderwerpen aan de orde kunnen komen: * wat is pijn en wat zijn de nadelige gevolgen als het niet goed wordt behandeld; * de pijnbehandeling; het aanleren van het gebruik van de pijnscore; * het stimuleren van de patiënt om zelf de pijn aan te geven met gebruik van de pijnscore. Betrek de patiënt bij zijn of haar behandeling. Daarnaast is het van groot belang om periodieke scholing te organiseren over pijnmeting en pijnbehandeling voor (nieuwe) medewerkers.
Pagina 10
De aspecten die bij scholing aan bod komen zijn: attitude, knelpunten en Op de website www.vmszorg.nl vind je Annemiek Klaassen vooroordelen; pijnscore; pijnanamnese; Stafmedewerker verpleegkunde de praktijkgids en informatie over de anatomie en fysiologie; observatie bij meetinstrumenten. Atrium MC Parkstad pijn en pijnbehandeling (zoals de observatieschaal bij patiënten met Op 31 december 2012 cognitieve beperkingen of * wordt 90% van de gestandaardiseerde pijnmetingen bij klinische patiënten communicatiestoornissen en op de verpleegafdelingen daadwerkelijk uitgevoerd; sedatiescore); pijnbehandeling; pijnalgoritme; anticipatie op pijn en * vinden bij 100% van de volwassen patiënten die zich melden op de SEH bijwerkingen van de pijnmedicatie; gestandaardiseerde pijnmetingen plaats; patiëntenvoorlichting; periodieke terugkoppeling van pijnscores aan * heeft minder dan 5% van de volwassen postoperatieve patiënten op enig artsen en verpleegkundigen. moment een pijnscore ≥ 7 in de eerste 72 uur na een operatie (gemeten volgens de IGZ-indicator); Op 18 februari en 30 september 2010 worden themaconferenties met betrekking tot dit onderwerp georganiseerd in het Domus Medica te Utrecht.
Jaargang 5, nummer 2
* heeft minder dan 10% van de klinische patiënten met kanker matige o f ernstige pijn (gemeten volgens de indicator van Zichtbare Zorg Ziekenhuizen).
Pagina 12
VAR Limburg Atrium MC Parkstad Orbis Medisch Centrum, Geleen Sittard; azM, Maastricht; Laurentius ziekenhuis, Roermond VieCuri MC, Venlo & Venray; St. Jans Gasthuis, Weert
De redactie van het Verpleegkundig Magazine Limburg is altijd op zoek naar suggesties, reacties en/of artikelen voor het magazine. Mail naar
[email protected] Monique Brinkhoff & Marieta Brand, redactie.
Redactie:
[email protected] Telefoon: (045) 5766776 april 2010 Jaargang 5 Nummer 2 ISSN 1871-658X Verenigd sterk!
Met dank aan: Annemiek Klaassen, Herb ert Habets, Marly Erven, Charles André, Milou van Ingen
VAR Limburg Kwaliteit en veili ghe id van ver plee gkun dige zorg waar borge n en ver betere n.
Organisatie
Provinciaal
Expertise overdragen (vakinhoudelijk en procesmatig)
www.cbo.nl www.avvv.nl Expertise overdragen www.levv.nl (vakinhoudelijk en procesmatig) www.nizw.nl www.prismant.nl
Gezamenlijk organiseren van Invloed uitoefenen op beleid refereermomenten, symposia, dag (politiek en AVVV, curriculum van de verplegingzorg waarborgen envan de vakinhoud) van verpleegkundige verbeteren.
VAR Limburg
Kwaliteit en veiligheid Organisatie
Landelijk
Interessante websites Provinciaal www.bigregister.nl www.decubitus.nl Gezamenlijk organiseren van www.verpleegkunde.net refereermomenten, symposia, dag www.verpleegkunde.pagina.nl van de verpleging www.verpleegkundige.goedbegin.nl
Landelijk www.Webnurse.nl www.nursing.nl Invloed uitoefenen op beleid www.verpleegkunde.startkabel.nl (politiek en AVVV, curriculum www.gobnet.nl van de vakinhoud)
Agenda Interessante websites 20-24 augustus International Continence Society ( Rotterdam ) www.cbo.nl www.bigregister.nl www.Webnurse.nl 13 september Symposium V&VN Palliatieve Verpleegkunde Zorgen voor jezelf ( Antwerpen ) www.avvv.nl www.decubitus.nl www.nursing.nl 14 september 6e Congres Spoedzorg; VWS, Universiteiten van Utrecht en Nijmegen www.integratedcare.nl www.levv.nl www.verpleegkunde.net www.verpleegkunde.startkabel.nl 14 september Workshop richtlijnen, LEVV, Utrecht www.nizw.nl www.verpleegkunde.pagina.nl www.gobnet.nl 20 – 27 september Cursus Stomazorg ( basisprogramma ), Amsterdam www.verpleegkundige.goedbegin.nl 21www.prismant.nl september Overgewicht in de jeugdzorg, Nunspeet 27 september Nurse Practitioner als onderzoeker 28 september Workshop Patiëntveiligheid, LEVV , Utrecht 4 oktober V&VN Netwerkdag VAR ( Ede ) 5 oktober Humor in de hulpverlening, Geestelijke Gezondheidszorg Duffel ( België ) 8 oktober Refereeravond Wetenschap in Praktijk 11 oktober Jonge drenkelingen, Nijmegen So you think you can nurse 19 oktober Afasie, Neurologie Duffel ( België ) Evidence5th based verzorgen in Limburg 25-27 oktober European verplegen Congress on Violence en in Clinical Psychiatry (Amsterdam) November 2007 Tweedaagse workshop palliatieve zorg Turnhout ( België ) info bij: 3 juni in de Oranjerie in Roermond Felix Punt, telefoon: 06-52087858, e-mail:
[email protected] November 2007 Leerwerkafdelingen: hype of de toekomst? Vooraankondiging symposium over het project ZIC (samenwerking onderwijs- en zorginstelling). Plaats: Heerlen. Kosten: niet bekend. Organisatie: Sevagram www.zicsevagram.nl
Agenda
Voor meer informatie:
www.venvn,nl of www.nursing.nl of w ww.google.nl