VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 PUNTEN VAN BEHANDELING
BLZ.
1.
Onderzoek geloofsbrieven/toelating P.G. de Vey Mestdagh en R. de Vries .............................. 3
2.
Notulen van de vergaderingen van 29 juni en 6 juli 2005................................................................ 4
3.
Ingekomen stukken .......................................................................................................................... 4
4.
Regeling van werkzaamheden.......................................................................................................... 6 a. Vergaderschema Provinciale Staten(-commissies) 2006.............................................................. 6 b. Behandelvoorstellen Presidium.................................................................................................... 6 c. Vaststelling B-lijst. ....................................................................................................................... 7
5.
Vaststelling C-lijst............................................................................................................................ 7
B.1.
Vervangen provinciale brug te Enumatil (nummer 17/2005) .......................................................... 9
B.2.
Reconstructie kruising Hoendiep/Westelijke ringweg Groningen (nummer 20/2005) .................... 9
B.3.
Project vernieuwing Noordzeebrug (nummer 21/2005)................................................................... 9
B.4.
Wijziging Wadloopverordening (nummer 14/2005)........................................................................ 9
B.5.
Wijziging Milieuverordening (nummer 19/2005) ............................................................................ 9
B.6.
Herziening adviesstructuur rond het omgevingsbeleid (nummer 16/2005) ..................................... 9
A.1.
Programmabegroting 2006 (nummer 18/2005) .............................................................................. 10
Mondelinge vragen...................................................................................................................................... 52 Ontwikkelingen bij het IT-atelier te Emmen, de heer Swagerman (SP) A.2.
Gevolgen energie(prijs)beleid voor de werkgelegenheid in de basis- en procesindustrie.............. 70
A.3.
Brief van B&W Vlagtwedde betreffende asielbeleid..................................................................... 81
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005
Voorzitter: de heer J.G.M. Alders, commissaris der koningin Statengriffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 53 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), J.R.A. Boertjens (VVD), mevrouw J.W.F. BoonThemmen (VVD), mevrouw A.F. Bos (GroenLinks), M. Boumans (VVD), P.H.R. Brouns (CDA), P.M. de Bruijne (PvdA), D. Bultje (PvdA), mevrouw I.S. Bulk (SP), A.A. van Dam (CDA), mevrouw T. DeinumBakker (D66), L.A. Dieters (PvdA), J.J. Dijkstra (PvdA), mevrouw A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks), W. Haasken (VVD), H. Hemmes (SP), J. Hilverts (ChristenUnie), mevrouw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), B. Hofman (VVD), D.A. Hollenga (CDA), M.J. Jager (CDA), F.C.A. Jaspers (PvdA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), J.W. Kok (PvdA), J.L.H. Köller (PvdA), mevrouw C.A. de Lange (PvdA), F.F.H. Lenselink (PvdA), E.J. Luitjens (VVD), A. Maarsingh (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), L.A. Meijndert (CDA), H.C. Moll (GroenLinks), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), H. Nijboer (PvdA), M.L.J. Out (VVD), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), J. Roggema (ChristenUnie), mevrouw M.J. Schouwenaar (PvdA), R.A.C. Slager (ChristenUnie), mevrouw L.K. Smit (PvdA), F.J. van der Span (CDA), H. Staghouwer (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw I.L. Voogd, R. de Vries (CDA), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN), E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Afwezig met kennisgeving: mevrouw J.M. Drees (PvdA), K.J. Havinga (PvdA). Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen en mevrouw C.A.M. Mulder. Opening De VOORZITTER: Ik open de vergadering van de Provinciale Staten van de provincie Groningen van 5 oktober 2005. Ik heet u allen van harte welkom en wens u een goede vergadering toe. Deze vindt niet plaats in de traditionele Statenzaal, maar in zaal A6 van het provinciehuis. Wij hebben de inrichting zodanig uitgevoerd dat die voor u herkenbaar is. U weet dat wij op dit moment bij de aanvang van de vergadering één lid minder hebben. Mevrouw Peetoom en mevrouw Gräper hebben de vorige keer afscheid genomen, maar mevrouw Peetoom is nog in ons midden en zij is nog lid tot het laatste moment. Dat geldt niet meer voor mevrouw Gräper want zij is inmiddels naar Brussel verhuisd en om die reden is zij geen Statenlid meer. Ik heet in het bijzonder welkom de heer Köller die zelden afwezig is geweest, maar de laatste twee keer afwezig moest zijn. Fijn dat u weer in ons midden bent! De heer KÖLLER: Ik zou graag iedereen willen bedanken voor de - laat ik het zo zeggen - blijken van medeleven. Bijna was dat inderdaad op zijn plaats, maar daar hebben wij het nu niet over. Ik wil iedereen bedanken voor de prachtige bloemen die ik heb gekregen. Er waren bossen bij die je alleen maar kwijt kon in een melkbus. Van de buurvrouw heb ik drie vazen moeten lenen om ze allemaal kwijt te kunnen. Hartelijk bedankt daarvoor! De VOORZITTER: Ik heb berichten van verhindering ontvangen van mevrouw Drees en de heer Havinga. De heer Kok heeft laten weten dat hij later komt en na de middagpauze aan de vergadering zal deelnemen. Ik stel het eerste punt van de agenda aan de orde.
2
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Toelating en beëdiging dhrn De Vey Mestdagh en De Vries als leden PS
1.
Toelating en beëdiging van de heer P.G. de Vey Mestdagh en de heer R. de Vries als leden van Provinciale Staten
De VOORZITTER: Dit betreft het onderzoek van de geloofsbrieven, de toelating en beëdiging van de heer De Vey Mestdagh en de heer De Vries als leden van Provinciale Staten in de vacatures van respectievelijk mevrouw Gräper-Van Koolwijk en mevrouw Peetoom. Alle procedures zijn inmiddels doorlopen en wij zijn toegekomen aan het onderzoek van de geloofsbrieven. Ik verzoek de heer Out, mevrouw Schouwenaar en de heer Roggema als commissie van onderzoek op te treden en haar werkzaamheden aan te vangen. De commissie van onderzoek van de geloofsbrieven voert haar werkzaamheden uit. De VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer Out als voorzitter van de commissie van onderzoek der geloofsbrieven. De heer OUT: Voorzitter, de commissie heeft de geloofsbrieven van de heren De Vey Mestdagh en De Vries onderzocht en is blij dat de heer De Vries in tweede aanleg kon bewijzen dat hij Nederlander is. De geloofsbrieven zijn in orde bevonden en er bestaan geen beletsels voor de toetreding van de heren De Vey Mestdagh en De Vries als leden van Provinciale Staten. De VOORZITTER: Ik stel voor om conform de conclusie van de commissie te besluiten. Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten. De VOORZITTER: Ik verzoek de toekomstige leden De Vey Mestdagh en De Vries binnen te leiden. De heren De Vey Mestdagh en De Vries worden binnengeleid. De VOORZITTER: Heren hartelijk welkom! Ik kan u mededelen dat Provinciale Staten van Groningen zo juist hebben besloten om u toe te laten. Voordat u wordt beëdigd stel ik hierbij in kennis van het genomen besluit en dat dient schriftelijk te gebeuren, zoals is voorzien in de wet. De voorzitter overhandigt de betreffende besluiten. De VOORZITTER: Dat zo zijnde neem ik aan dat u bereid bent de eed dan wel de belofte af te leggen. De heren De Vries en De Vey Mestdagh leggen in handen van de voorzitter de bij wet gevorderde eed respectievelijk verklaring/belofte af. De VOORZITTER: Dan mag ik u nu beiden als eerste feliciteren met uw benoeming en ik wens u veel succes. Ik schors de vergadering zodat de leden de nieuwe leden kunnen verwelkomen. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De VOORZITTER: Nu de nieuwe leden zijn benoemd kan ik u mededelen dat de D66-fractie mij heeft geïnformeerd dat mevrouw Deinum-Bakker zal optreden als fractievoorzitter. Wij wensen haar daarbij veel succes.
3
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Toelating en beëdiging dhrn De Vey Mestdagh en De Vries als leden PS Notulen van Provinciale Staten 290605 en 060705 Ingekomen stukken
2.
Notulen van de vergaderingen van Provinciale Staten van 29 juni en 6 juli 2005
Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende notulen vastgesteld. 3.
Ingekomen stukken
De VOORZITTER: Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van de bewoners van de Nesweg, Havenweg en Achteromweg te Spijk van 1 juli 2005 betreffende handelwijze gemeentelijke diensten Delfzijl na brand perceel Nesweg 9 te Spijk; b. Brief en persbericht van de voorzitter van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie van 29 juni 2005 betreffende zorgen over ‘verwindmolisering’ van ons land; c. Brief van de Raad voor het landelijk Gebied van 1 juli 2005, waarbij het advies “Recht op groen” wordt aangeboden; d. Reactie van LTO Noord van 12 juli 2005 op notitie “Onderweg naar de Watervisie Lauwersmeer”; e. Afschrift brief van de secretaris Omroep van de Nederlandse Vereniging voor Journalisten te Amsterdam van 12 juli 2005, gericht aan gedeputeerde Gerritsen, betreffende het niet reageren op bezwaar tegen een uitspraak van de gedeputeerde over de financiële ruimte van de omroep-CAO; f. Brief van de Raad voor het Landelijk Gebied van 11 juli 2005, waarbij het advies “Tijd voor kwaliteit” wordt aangeboden; g. Reactie van de Milieufederatie Groningen, mede namens de samenwerkende noordelijke natuurorganisaties, van 15 juli 2005 op notitie “Onderweg naar de Watervisie Lauwersmeer, voorstel fase II-onderzoek Watervisie”; h. Brief van de ANWB van 20 juli 2005 betreffende informatie (brochure en affiche) over activiteiten meldpunt zwemwater; i. Brief van Hoofd Afdeling Financiële organisatie Binnenlands Bestuur van het Ministerie van BZK van 5 juli 2005 betreffende uitgave “Vuistregels van Finveen” (over programmabegroting); j. Afschrift uitnodiging en vergaderstukken van de burgemeester van Vlagtwedde voor de raadsvergadering van 20 juli 2005 betreffende vertrekcentrum Ter Apel; k. Brief van de Raad voor de Wadden van 20 juli 2005 waarbij worden aangeboden de adviezen: Investeringsplan Waddenfonds en Werken aan Wadden - weten; l. Brief van het Ministerie van BZK van 19 juli 2005 betreffende informatie over toetsingsbeleid en begrotingsgegevens EMU; m. Brief van de heer A.A. Scheijbeler, Groningen van 21 juli 2005 betreffende zijn plan ‘Sociale Compensatie’; n. Brief van bestuur van de Milieufederatie Groningen van 8 augustus 2005, waarbij de brochure “Kernenergie? Niet doen” wordt aangeboden; o. Brief van de heer J. Keizer te Amsterdam van 12 augustus 2005 betreffende veerboten naar Rottum en aanbieding schets; p. Brief van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde van 15 augustus 2005, betreffende verzoek om adhesiebetuiging aan motie m.b.t. asielbeleid; De VOORZITTER: Bij de regeling van werkzaamheden kom ik op deze brief terug, omdat mevrouw Smit mij gevraagd heeft deze brief aan de agenda toe te voegen ten einde daarover van gedachten te kunnen wisselen.
4
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Ingekomen stukken
q. r. s.
Brief van het Ministerie van BZK van 29 augustus 2005 betreffende uitnodiging voor discussiebijeenkomst op 13 oktober 2005 over de pilot financieel toezicht op de provincies, onder mededeling dat deze uitnodiging spoedshalve al aan de leden is toegestuurd; Jaarverslag 2004 van de Stuurgroep Waddenprovincies; Afschrift brief van mevrouw A.H. de Jong, Gorredijk van 9 september 2005 betreffende klachten over de uitvoering van de busdiensten door Arriva op traject Groningen-Drachten;
De heer MOLL: Voorzitter, deze brief is aan de Staten gericht. Desalniettemin verzoek ik het College om namens de Staten op deze brief te reageren en ons daarvan in kennis te stellen. De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij dat op de voorgestelde manier doen. Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten. t.
Brief van het Dagelijks Bestuur van het SNN van 15 juli 2005 betreffende wijziging Jaarprogramma 2005, onder de mededeling dat het AB SNN instemming van de Staten vraagt;
De VOORZITTER: Ik stel vast dat u met de kennisname uw instemming geeft. u.
Brief van Stichting De Rode Draad Nederland van 14 september 2005 betreffende misstanden op het gebied van prostitutie in de drie noordelijke provincies.
Met inachtneming van de gemaakte opmerkingen inzake brieven p, s en t zijn voorgaande brieven van derden voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER: Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van Gedeputeerde Staten ter afdoening: Brief van de heer B.E. Veentjer, Hoogezand van 27 juli 2005 betreffende vaarbelasting voor de vaarrecreatie. Eveneens geldt dit voor de nagekomen brief: Brief van B. Visser, Zoutkamp namens omwonenden, betreffende bezwaar tegen vaststelling bestemmingsplan Kanaaloever-Zuid Zoutkamp. Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten. De VOORZITTER: Voorgesteld wordt in te stemmen met het spoedshalve in handen stellen van de commissie Omgevingsbeleid en Wonen van de volgende stukken: Mail met diverse bijlagen van de heer G. Hagenauw te Haren betreffende bedenkingen tegen bestemmingsplan Bedrijvenpark Nesciolaan gemeente Haren. Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten.
5
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Regeling van werkzaamheden
4.
Regeling van werkzaamheden
a. Vergaderschema Provinciale Staten(-commissies) 2006. De VOORZITTER: Het voorliggende vergaderschema voor 2006 is voorbereid door het Presidium. Kunt u ermee instemmen? Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten. b. Behandelvoorstellen Presidium. De VOORZITTER: Gelet op de agendering van de commissies hebben wij aangenomen dat u zou instemmen, want de agenda’s van de commissies zijn reeds verzonden. Ik kan u aankondigen dat de voorzitter van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid aan de leden heeft voorgesteld om de geplande vergadering van 12 oktober a.s. wegens gebrek aan agendapunten te laten vervallen. In de laatste vergadering van de commissie Bestuur en Financiën is gesproken over een extra vergadering inzake de huisvesting. Toen is de mogelijkheid geopperd om deze morgen te houden, maar zover is het nog niet. Op dat punt wordt in overleg met de voorzitter teruggekomen. De voorstellen van het Presidium inzake de regeling van werkzaamheden blijven staan. Kunt u daarmee instemmen? Zonder beraadslaging of stemming wordt met de voorstellen ingestemd. De VOORZITTER: Dan zijn wij toe aan de voorstellen vreemd aan de orde van de dag. Dat betreft op de eerste plaats het verzoek van de heren Dijkstra en Köller om het onderwerp van de gevolgen van het energie(prijs)beleid voor de werkgelegenheid in de basis- en procesindustrie aan de agenda toe te voegen. Ik stel u voor dat te doen. Kunt u daarmee instemmen? Zonder beraadslaging of stemming wordt met het voorstel ingestemd. De VOORZITTER: Vervolgens heeft mevrouw Smit voorgesteld om de brief van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde van 15 augustus 2005 toe te voegen aan de agenda. Ik heb inmiddels begrepen dat er in meerdere gemeenten ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die u vandaag in onderling overleg al dan niet hierbij zou kunnen betrekken. Kunt u daarmee instemmen? Zonder beraadslaging of stemming wordt met het voorstel ingestemd. De VOORZITTER: Ook kan ik u mededelen dat de heer Swagerman heeft laten weten mondelinge vragen te willen stellen over het onderwerp IT-atelier te Emmen. Dat betekent dat wij na de behandeling van de begroting een tweetal voorstellen vreemd aan de orde van de dag toevoegen en dat wij direct na de middagpauze zullen beginnen met de mondelinge vragen. U kunt daarmee instemmen? Zonder beraadslaging of stemming wordt met de voorstellen ingestemd.
6
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Regeling van werkzaamheden C-lijst
c. Vaststelling B-lijst. De VOORZITTER: Ik heb nog een vraag inzake de vaststelling van de B-lijst. Mevrouw Bos heeft in de commissievergadering een voorbehoud gemaakt inzake de stukken onder B6 inzake de herziening van de adviesstructuur rond het omgevingsbeleid van de provincie Groningen. Wat betekent dat voor de behandeling van vandaag? Mevrouw BOS: Wij nemen het vandaag niet in behandeling, voorzitter. De VOORZITTER: U bedoelt dat u ermee instemt dat wij het straks vaststellen? Mevrouw BOS: Ja voorzitter, dat bedoel ik. Ik lette even niet goed op. De VOORZITTER: Wij komen er samen wel uit. Zonder beraadslaging of stemming worden voornoemde stukken bij hamerslag vastgesteld. 5.
Vaststelling C-lijst
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van 2 juni 2005, nr. 2005-10.864/22/A14, CW, betreffende jaarstukken 2004 van bureau Jeugdzorg, Base Groep en CWZW Noord; reacties rapport meldweek jeugdzorg; brief van 29 juni 2005, nr. 2005-13.395/26/A13, CW,betreffende verbetering aansluiting lokaal jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg in de provincie Groningen; brief van 24 maart 2005, nr. 200504.894/12/A.9, W, betreffende vierde kwartaalrapportages 2004 Bureau Jeugdzorg en Base Groep; verslag bestuurlijk overleg provincie-Base Groep op 31 mei 2005 en verslag bestuurlijk overleg van de provincie met het Centrum voor Wonen, Zorg en Welzijn Noord op 4 juli 2005 in het kader van de toepassing van wederhoor n.a.v. het rapport over de meldweek jeugdzorg; b. Brief van 12 mei 2005, nr. 2005-09.129/19/A.20, LW, betreffende toezending IPO-Unie rapportage: Afstemming taken in het regionale waterbeheer; c. Brief van 22 april 2005, nr. 2005-06.447/16/A.23, LG, betreffende Budgetsubsidie Stichting Het Groninger Landschap 2005; d. Brief van 22 april 2005, nr. 2005-08.090a/16/A.15, LW, betreffende concept Projectnota Meerstad; e. Brief van 8 juli 2005, nr. 2005-09925a/23/A.10, FC, betreffende regeling budgetbeheer 2005; f. Brief van 29 juni 2005, nr. 2005-13290/26/A.17, RP, betreffende voortgangsrapportage Blauwe Stad; g. Brief van 16 juni 2005, nr. 2005-10558/24/A.16, ABJ, betreffende aanbieding Jaarverslag Archiefinspectie en de brief van 7 juli 2005, nr. 2004-25.899/27/A.39, DIM, betreffende reactie aan PS over ‘verslag van de provinciale archiefinspecteurs in Drenthe, Fryslân en Groningen’; h. Brief van 29 juni 205, nr. 2005-131110/26/A.18, CW, betreffende RTV Noord (jaarrekening 2004, financiële positie, waarderingscijfers, prestatie-indicatoren); i. Brief van 13 juli 2005, nr. 2005-14.425/27, CW, betreffende toezending rapport ambulancezorg; j. Brief van 16 augustus 2005, nr. 2005-16.538, CW, betreffende beleidsvoornemens 2006 instellingen jeugdhulpverlening;
7
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 C-lijst
k. l.
m. n. o. p.
q.
Brief van 16 augustus 2005, nr. 2005-11.796, CW, betreffende eerste kwartaalrapportages 2005 Bureau Jeugdzorg, Base Groep, Centrum voor Wonen, Zorg en Welzijn Noord en Pleeg-, Maat-, Zorgboerderijen; Brieven van 9 mei, 7 juni, 7 juli en 9 juli 2005 van de Stichting Minderjarigen Noord Nederland; de brief van 17 augustus 2005, nr. 2005-14.550, CW, betreffende diverse brieven Stichting Minderjarigen Noord Nederland en brief van de Stichting Minderjarigen Noord Nederland d.d. 29 augustus 2005 betreffende aanbieding begroting 2006 aan Gedeputeerde Staten; Brief van 9 juni 2005, nr. 2005-10.459/23/A.31, EZ, betreffende verzoek financiële ondersteuning ISB Event 2005; Brief van 9 juni 2005, nr. 2005-10.218a/23/A.30, EZ, betreffende subsidieverzoek t.b.v. verkiezing Onderneming van het Jaar provincie Groningen 2005; Brief van 7 juli 2005, nr. 2005-09.231/27/A.16, EZ, betreffende verzoek om standpunt inzake participatie in project Vaarverbinding Erica-Ter Apel; Brief van 19 mei 2005, nr. 2005-04.541/20/A.6, EZ, betreffende Glastuinbouw Eemsmond/Informatie over de projectplanning; brief van 15 juni 2005, 2005-12.146/24, EZ, betreffende glastuinbouw/nazenden bijlage ‘projectplanning’; brief van de Raad voor het Landelijk Gebied van 8 april 2005 betreffende toezending advies over de duurzame ontwikkeling van de glastuinbouw in Nederland ‘Plankgas voor glas?’; brief van 14 juli 2005, nr. 2005-14.496/28/B.1, EZ, betreffende Position Paper “glastuinbouw Noordelijke provincies”; Notitie van de Partij voor het Noorden ‘Koolzaadolie te koop, mag dat? Over puur plantaardige olie als motorbrandstof’;
De heer ZANEN: Voorzitter, ik wilde graag nog iets over dit stuk zeggen bij de behandeling van de begroting. De VOORZITTER: U stelt voor dat deze notitie bij de behandeling van de begroting wordt betrokken? Dan doen wij dat. r. s. t. u. v. w. x. y. z.
8
Brief van de Vereniging voor Dorpsbelangen Woltersum e.o. van 23 mei 2005, en afschrift brief aan de Tweede Kamercommissie Landbouw betreffende roekenprobleem; Brief van 30 juni 2005, nr. 2005-13.416/26/A.35, MB, betreffende voormalige persleiding Groningen-Delfzijl; Brief van 30 augustus 2005, nr. 2005-14.751, MB, betreffende Monitoringslocaties bodemsanering; Brief van 7 juli 2005, nr. 2005-13.226/26/A.12, MB, betreffende Rapportage “Inventariserend onderzoek ondergrondse leidingen provincie Groningen”; Brief van 20 juni 2005, nr. 2005-08.653e/24/A.39, LGW, betreffende aanwijzing van bergingsgebieden en noodbergingsgebieden in het waterschap Hunze en Aa’s: ontwerp-planuitwerking Provinciaal Omgevingsplan en ontwerp-Milieurapport Strategische Milieubeoordeling; Brief van 21 juni 2005, nr. 2005-11.766b/25/A.16, LGW, betreffende Ontwerpplanuitwerking wegen en waterlopen RAK Appingedam-Delfzijl; Brief van 7 juli 2005, nr. 2005-13.177a/27/A.31, LGW, betreffende Kader Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR); Brief van de Stuurgroep voor de Veenkoloniën van 14 juni 2005 betreffende evaluatie Agenda voor de Veenkoloniën met evaluatierapport van bureau Lysias; Brief van 9 juni 2005, nr. 2005-11551/23/A.24, OMB-PB, betreffende Regio Noord-Groningen; Regioprogramma 2005/2006 en Actieprogramma Eemsdelta 2005/2006;
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 C-lijst Onderwerpen B-stukken
aa. bb. cc.
Brief van 29 juni 2005, nr. 2005-13290/26/A.17, RP, betreffende voortgangsrapportage Blauwe Stad; Discussiestuk statenfractie PvdA met betrekking tot Provinciale Belastingen “Waar voor je geld”; Brief van de Noordelijke Rekenkamer van 11 juli 2005 met brochure ‘Noordelijke Rekenkamer op koers’.
Zonder beraadslaging of stemming zijn voornoemde stukken voor kennisgeving aangenomen. B-stukken B.1.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 juni 2005, nr. 2005-13.429, VV, inzake het vervangen van de provinciale brug over het Hoendiep te Enumatil (nummer 17/2005)
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.2.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 12 juli 2005, nr. 2005-14.371, WE, betreffende de reconstructie van de kruising van het Hoendiep en de Westelijke ringweg (N370) te Groningen (nummer 20/2005);
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.3.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 12 juli 2005, nr. 2005-09220, BW, betreffende het project vernieuwing Noordzeebrug (nummer 21/2005);
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.4.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 7 juni 2005, nr. 2004-28.767, LG, betreffende een wijziging van de Wadloopverordening provincie Groningen 1996 i.v.m. stroomlijning advisering door bezwaarschriftencommissies aan de colleges van Gedeputeerde Staten (nummer 14/2005);
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.5.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 5 juli 2005, nr. 2005-11.583, MTZ, tot vaststelling van de wijziging van de Milieuverordening provincie Groningen (nummer 19/2005)
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.6.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 21 juni 2005, nr. 2005-07770, ABJ, tot herziening van de adviesstructuur rond het omgevingsbeleid van de provincie Groningen (nummer 16/2005)
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld.
9
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
A-stukken A.1.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 12 juli 2005, nr. 2005-14285, FC, betreffende de Programmabegroting 2006 (nummer 18/2005)
De VOORZITTER: Bij dit agendapunt zijn tevens aan de orde: Brief van GS van 19 mei 2005, nr. 2005-10408/20/A.13, GMO, betreffende takenonderzoek provincie Groningen 2004/2005 en de beantwoording van vragen gesteld door het CDA, de PvdA en GroenLinks; Brief van GS van 30 september 2005 nr. 2005-18.747/39/A.11, EZ, betreffende investeringsregeling jonge boeren, incl. verzoek van het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt van 21 juni jl.; Brief van GS van 30 september 2005 nr. 2005-14.072/39/A.23, EZ, betreffende wegvallen in- en doorstroombanen bij diverse instellingen incl. rapport; Brief van GS van 29 september 2005, nr. 2005-19.062/39/A.24, FC, betreffende ontwikkeling uitkering Provinciefonds 2005-2009; Behalve bovenstaande brieven kan ook de notitie “Koolzaadolie te koop. Mag dat?” bij de beraadslaging worden betrokken. U heeft een voorstel voor de spreektijdverdeling toegezonden gekregen, ik neem aan dat wij binnen de beschikbare tijd een en ander kunnen bespreken. De fractie van GroenLinks dient vooraf 3 amendementen in (A, B en C). Uittrekken voor experimenten in 2006 met gratis openbaar vervoer voor de doelgroep ouderen: € 150.000 ten laste van het flexibel budget 2006. Toevoegen aan de lijst met beoogde maatschappelijke effecten voor de jeugdzorg een zevende bullit: • Ondersteunen van gemeenten om preventie in een zo vroeg mogelijk stadium te bevorderen. 5003
plus 100.000 voor jaar 2006 en plus 150.000 voor het jaar 2007 ten behoeve van het Klimaatbeleid / Duurzame Energie
Flexibel budget minus 100.000 en 150.000 vanuit de voorziene flexibele budgetten van respectievelijk 2006 en 2007. De beraadslaging wordt geopend. De heer MOORLAG: Voor de PvdA-fractie zijn vandaag twee vragen aan de orde in dit debat. Allereerst betreft dit de vraag of wij akkoord kunnen gaan met de bestedingsvoorstellen van het College in deze begroting en op de tweede plaats is de vraag actueel of de voorstellen en initiatieven van de PvdA-fractie, ingediend bij de Algemene Beschouwingen, voldoende terug te vinden in deze begroting. De hoofdlijnen van de begroting hebben de instemming van de PvdA. De uitvoering van het collegeprogramma ligt goed op koers. Waar de realisatie stagneert is dat in belangrijke mate te wijten aan externe factoren en dat betreft veelal het rijksbeleid. Het duidelijkste voorbeeld is wel de N33. Bij de Algemene Beschouwingen heeft de PvdA-fractie dat tot speerpunt benoemd. Verkeersveiligheid, ontsluiting van het betreffende gebied en de economische ontwikkeling van Oost-Groningen zijn in het geding. Niet alleen heeft de PvdA de N33 tot speerpunt verheven, maar dat geldt voor vrijwel alle fracties. Van de zijde van de provincie hebben wij veel geld laten zien aan het kabinet.
10
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Het is een schandalige zaak, voorzitter, dat het kabinet niet wil bewegen. De PvdA vindt het onverteerbaar dat in het zicht van de haven het schip alsnog lijkt te stranden. Wij hadden in juni de verwachting dat het laatste zandbankje nog even weg gebaggerd moest worden, maar nu moeten wij vaststellen dat wij op een granieten strekdam van de rijksoverheid stuiten. Vraag is wat het College gaat doen om die hobbel te slechten. Welk perspectief kunnen wij de bewoners van Oost-Groningen bieden? De PvdA-fractie is inmiddels bezig om de partijgenoten in de Tweede Kamerfractie te mobiliseren. Naar mijn opvatting is het zaak dat alle fracties in dit huis hun Haagse partijgenoten dienen te mobiliseren. Bij de VVD is dat inmiddels gebeurd, gelet op de uitlatingen van de heer Hofstra. De vraag is natuurlijk welke betekenis daaraan toegekend moet worden, maar mijn oproep tot het mobiliseren van partijgenoten richt zich in het bijzonder tot de fracties die in Den Haag in de regering zijn vertegenwoordigd. Het is nodig dat zij de Haagse partijgenoten gaan aanspreken. Voorzitter, bij de Algemene Beschouwingen heeft de PvdA haar zorgen uitgesproken over de leefbaarheid en de voorzieningen op het platteland. Dit is een speerpunt voor de PvdA. In het collegeprogramma is op voorstel van de PvdA € 2 miljoen uitgetrokken voor multiculturele centra. In juni is inzicht gevraagd in de geldstromen die gedurende de komende jaren bedoeld zijn voor het platteland. Wij hebben weliswaar een brief ontvangen van het College – waarvoor wij het College uiteraard bedanken –, maar die brief biedt nog onvoldoende helderheid. In het bijzonder de invulling van het ILG, het Investeringsbudget Landelijk Gebied, en de vulling van het POP-2-programma zijn nog niet duidelijk. Op grond van de inhoud van de brief en van andere stukken is de PvdA-fractie ongerust. Onze zorgen richten zich op twee punten. Op de eerste plaats komt er zowel in het ILG als in het POP-2-programma een zeer zwaar accent te liggen op de grootschalige landbouw. Op de tweede plaats moeten wij vaststellen dat de verbetering van de leefbaarheid en de ontwikkeling van het toerisme en de recreatie middels het MKB volstrekt onvoldoende aan bod lijkt te komen. Dat is geen goede balans, voorzitter. Het POP-2 is meer dan grootschalige landbouw. Onderschrijft het College dat? De PvdA roept het College op om met een betere invulling te komen. Allereerst: de verdeling van de middelen voor landbouw moet niet uitsluitend of vrijwel uitsluitend zijn gericht op grootschalige landbouw. In de landbouwnotitie van de PvdA worden drie typen landbouw onderscheiden. Wij willen graag dat alle drie typen voldoende aan bod komen. Op de tweede plaats, voorzitter, moet er plaats worden ingeruimd voor de ontwikkeling van het MKB, in het bijzonder voor toerisme en recreatie en het verbeteren van de leefbaarheid. Onderschrijft het College deze stellingname? Wil het College toezeggen dat hier werk van wordt gemaakt? De PvdA wil beter worden geïnformeerd over de voortgang van de besprekingen, zowel wat betreft het POP-2-programma als het ILG. Is het College bereid om die informatie op korte termijn te leveren? De PvdA wil verder niet graag in de situatie komen dat wij bij de presentatie van het eindplaatje van het POP-2 en het ILG voor voldongen feiten staan ofwel; dat wij in de positie komen dat er alsnog grote wijzigingen moeten worden aangebracht om te komen tot een evenwichtige verdeling van middelen. Voorzitter, een krachtige belangenbehartigingsorganisatie van de kleine dorpen en de dorpshuizen draagt bij aan de vergroting van de leefbaarheid van het platteland. Alle fracties in dit huis zijn benaderd door de Vereniging Kleine Dorpen Groningen (VKDG) en de Vereniging Dorpshuizen Groningen (VDG). Deze verenigingen gaan fuseren, maar het overleg met de provincie over de middelen en faciliteiten verloopt zeer stroef. Hoe kan dat? Het is immers niet de eerste keer dat dit zo stroef loopt. Twee jaar geleden wilde het College de subsidie geheel staken en nu is er opnieuw trammelant. Dat is niet goed. Het is hoog tijd dat er zand uit de machine wordt geblazen. De PvdA wil een krachtige organisatie die de vele dorpsverenigingen en dorpshuizen vertegenwoordigt en een sterke belangenbehartiger is voor de leefbaarheid en de voorzieningen op het platteland. Het CDA zal aangaande dit punt een motie indienen die op steun van de PvdA kan rekenen.
11
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Voorzitter, behalve dorpen hebben wij veel landbouwareaal en natuur in Groningen en wel meer landbouwareaal, maar minder natuur dan de landelijk gemiddelden. Voor de natuurontwikkeling in onze provincie zijn de ecologische hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones van groot belang. De PvdA is bezorgd over het stagnerende tempo van de aanleg van de EHS en de verbindingszones. Voor een deel wordt dit veroorzaakt door het rijksbeleid. Zo is het bijvoorbeeld een slechte zaak dat ons prachtige Reitdiepgebied waarvan grote delen aangemerkt zouden worden als ecologische verbindingszones, is getroffen door het besluit van de rijksoverheid om deze zones niet meer aan te leggen. Echter, voor een deel wordt deze stagnatie ook veroorzaakt door provinciaal beleid. Het verweer van de gedeputeerde in de commissie dat de kosten van verplaatsing van bedrijfsgebouwen een groot probleem vormen, vinden wij noch sterk, noch overtuigend. Wij mogen immers 35% van het EHS-budget aanwenden voor onder meer verplaatsing van bedrijven. De PvdA vindt dat het College hier meer werk van moet maken. De heer BLEKER: Voorzitter, je kunt wel 35% van een budget beschikbaar hebben om bedrijven te verplaatsen, maar een probleem daarbij is de ontoereikendheid van de maximaal toe te kennen bedragen bij dat soort verplaatsingen. Die regels kunnen wij niet bepalen, want die worden landelijk bepaald. Ik zou enige specificatie en nuancering van de zijde van de PvdA op prijs stellen. De heer MOORLAG: Voorzitter, die nuancering wil ik wel graag aanbrengen, maar het beeld dat bij onze fractie is ontstaan is dat het College zich meer en beter kan inspannen op dit punt en voorts is het beeld ontstaan dat het onmogelijk is dat bepaalde delen van de EHS worden ingevuld daar bedrijfsgebouwen niet verplaatst kunnen worden. Zo ik het heb begrepen is er toch sprake van een situatie dat er wel middelen beschikbaar zijn om die verplaatsingen mogelijk te maken. De heer BLEKER: Als u het beeld heeft dat het College zich op een bepaald terrein onvoldoende inspant, ben ik erg benieuwd naar uw oordeel op het moment dat wij de jaarrekening en het jaarverslag over 2005 presenteren over de aankoop en de inrichting van de EHS, enzovoorts. Inspanning is mooi, maar het gaat uiteindelijk om de resultaten. Ten aanzien van het tweede punt – de bedrijfsverplaatsingen – is het problematisch dat wij in Nederland onvoldoende toegespitste regels hebben op het verplaatsen van complete bedrijfscomplexen uit de ecologische hoofdstructuur, inclusief soms gloednieuwe melkveestallen, waar meer dan € 1 miljoen dan wel € 2 miljoen is geïnvesteerd. Daar hebben wij in ons land geen adequate regels voor. U kunt dan wel zeggen dat het College zich meer moet inspannen, maar het College spant zich juist in om die regels aangepast te krijgen, zodat er meer armslag is. Het gaat niet in eerste instantie om een financieel probleem, maar de regelgeving vormt een probleem. De heer MOORLAG: Voorzitter, nog twee opmerkingen. Dit zal ongetwijfeld terugkomen bij de behandeling van de jaarrekening 2005. Wij hebben bij de behandeling van de jaarrekening 2004 onze zorg al uitgesproken over de stagnatie en het zou ons veel waard zijn om die zorg over 2005 niet opnieuw te hoeven uit te spreken. Daarbij geldt de nuancering dat een belangrijk deel van de stagnatie wordt veroorzaakt door het rijksbeleid. De heer BLEKER: Om u te behoeden voor een al te zorgelijk najaar kan ik u nu al zeggen dat er op dit moment al meer is aangekocht dan in de taakstelling voor de begroting 2005 is opgenomen. De heer MOORLAG: Kijk aan, dat is goed nieuws! Het tweede punt is dat de gedeputeerde – naar ik heb begrepen – indertijd in de functie van gedeputeerde een uitdagende functie zag. Ik denk dat hier dan toch wel een uitdaging voor de gedeputeerde ligt.
12
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik zou willen vragen aan de PvdA of zij op dit dossier boter bij de vis willen doen en of dit betoog erop neerkomt dat zij pleit voor het vrijmaken van extra middelen, buiten de rijksmiddelen, voor de EHS. De heer MOORLAG: Ik heb de gedeputeerde zojuist horen zeggen dat de middelen niet zo zeer het probleem zijn, maar dat de stagnatie eerder voortkomt uit de regelgeving. Ik denk dat als u boter bij de vis wilt, u met een iets ander voorstel moet komen. De heer BLEKER: Voorzitter, dat is een heel sterk argument van de heer Moorlag! Mevrouw BOS: Maar voorzitter, dat antwoord van de heer Moorlag bevalt mij daarentegen juist niet. Ik wil van hem weten of hij gelooft dat dit geen geldkwestie is. Er liggen ook nog provinciale ecologische verbindingszones die ontwikkeld moeten worden, maar die momenteel geheel stil liggen. Ik heb daar ook al naar gevraagd in de commissie. De PvdA zou met concrete voorstellen moeten komen. Wat de heer Bleker noemt, is niet het enige probleem. De heer MOORLAG: Ik heb zojuist ook genoemd dat er rond de verbindingszones een groot probleem bestaat, vooral omdat het Rijk een groot deel van de aanleg onmogelijk heeft gemaakt. Het Reitdiepgebied is daar een voorbeeld van. Dit is ook een punt van zorg voor de PvdA. Waar het gaat om de provinciale taakstelling moet duidelijk zijn dat die gerealiseerd moet worden binnen de mogelijkheden die er zijn. Mevrouw BOS: Zou de PvdA mee willen werken om met elkaar om de tafel te gaan zitten om te bekijken wat er concreet gedaan kan worden, wat er wordt gedaan en waar geld voor nodig is en waar PS voorstellen kan gaan doen om er geld bij te doen? De heer MOORLAG: Voorzitter, ik denk dat ik dit verzoek van mevrouw Bos zeker kan honoreren. Ik wijs er maar op dat de commissie Landschap, Water en Milieu eens in de vijf weken bijeen komt. Dat lijkt mij de aangewezen plaats om dit probleem aan de orde te stellen. Mevrouw BOS: Voorzitter, dat stellen wij straks ook voor in onze bijdrage. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik ga verder met het tweede knelpunt in het provinciaal beleid. Dat is het met voorrang aanbieden van aangekochte EHS-gronden aan particuliere beheerders. De PvdA onderkent dat met inachtneming van het rijksbeleid gestreefd moet worden naar een aandeel van 40% agrarisch, particulier natuurbeheer. Maar het College schiet te ver door met het bij voorrang aanbieden van gronden aan particuliere beheerders. Dat is ondoelmatig daar versnippering van terreinen een belemmering kan zijn voor samenhangend beheer. De PvdA vindt het onbegrijpelijk dat het College de afspraken gemaakt tussen Rijk en provincie niet volledig nakomt. Ik doel op de afspraak dat de provincie, natuurterreinbeheerders en de agrarische sector in overleg moeten vaststellen welke gronden zich beter lenen voor beheer door particulieren en welke zich beter lenen voor beheer door de natuurterreinbeheerders. De PvdA vindt dat bijstelling van het beleid van GS in deze richting wenselijk is. Ik dien daarom de volgende motie in.
13
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De VOORZITTER: De heer Moorlag stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 oktober 2005, overwegende dat: het beleid van het college van GS is gericht op realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur per 2018; het Rijk heeft bepaald dat van de nog te realiseren EHS 30 % door middel van particulier natuurbeheer moet worden gerealiseerd en 10 % door agrarisch natuurbeheer; in het desbetreffende beleidskader Omslag van minder verwerving naar meer beheer, van juni 2005, de afspraken staan die Rijk en provincies hebben gemaakt over de implementatie van die omslag; onderdeel van die afspraken is dat de provincies samen met organisaties van agrariërs, andere particulieren en de drie terreinbeheerders het beleidskader uitwerken en bepalen waar realisatie van nieuwe natuur en robuuste verbindingen wordt gerealiseerd door particulieren en waar door de drie terreinbeheerders; verzoeken het College van GS conform die afspraken te handelen en daartoe: 1. met de genoemde groepen overeen te komen waar binnen de EHS particulier natuurbeheer wel doelmatig is, en waar niet; 2. aangekochte grond waar particulier beheer doelmatig is, aan particulieren te koop aan te bieden; 3. aangekochte grond waar particulier beheer niet doelmatig is, aan een van de drie terreinbeheerders door te leveren; 4. met de terreinbeheerders af te spreken dat daarbij de mogelijkheid wordt betrokken dat deze uit eigen bezit grond die geschikt is voor particulier beheer, in ruil voor geleverde grond aan de overheid terugleveren zolang de doelstelling van 40 % particulier beheer niet is gerealiseerd; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Moorlag, de heer Veluwenkamp, mevrouw Bos, de heer Meijndert en mevrouw Bulk. De motie krijgt nummer 1 en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer MOORLAG: Voorzitter, bij de Algemene Beschouwingen heeft de PvdA het College gevraagd een aantal initiatieven uit te werken en voor te leggen aan de Staten. Het ging om drie voorstellen betreffende de gesubsidieerde banen in de museumsector, het stimuleren van energieopwekking door mestvergisting en het intensiveren van het onderwijsachterstandsbeleid. In de begroting is een eerste aanzet en uitwerking van die initiatieven terug te vinden. Dat vinden wij een goede zaak. Over de ID-banen in de museumsector is inmiddels een brief gestuurd aan de Staten. De PvdA heeft geconstateerd dat het probleem zich voor een belangrijk deel lijkt op te lossen, maar onze zorg is hiermee niet weg. Hoe bestendig zijn nog de resterende gesubsidieerde banen? Immers, veel gemeenten zijn bezig met een fasegewijze afbouw van het aantal gesubsidieerde banen. Wij willen hierover in de commissie graag verder debatteren met het College. In de uitwerking van het mestvergistingsinitiatief lijkt een zwaar accent gelegd te worden op de juridische RO-aspecten. Dat is belangrijk, maar het gaat de PvdA ook om het geven van een impuls aan innovatie. Verder is het van belang om te komen tot ketenvorming tussen de agrarische sector, het onderwijs en wetenschap en de energiesector. Deelt het College deze opvatting?
14
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Over de intensivering van het onderwijsachterstandsbeleid staat een keurige passage in de begroting dat een en ander verder uitgewerkt zal worden. Wij wachten de voorstellen af. Voorzitter, ik ga over naar het financieel beleid. Het gaat om negen punten. Allereerst worden in de begroting geen spectaculaire bestedingsvoorstellen gedaan ten laste van het flexibel budget. De PvdA onderschrijft dat. Wij willen de middelen graag reserveren voor de voortzetting van het regionaal economisch beleid. Een deel is inmiddels duidelijk geworden. De Nota Pieken in de Delta is uitgekomen, maar waar nog onduidelijkheid over bestaat zijn de Europese fondsen. Zodra het beeld compleet is, wil de PvdA graag een notitie van het College – die is min of meer al toegezegd – over dit onderwerp, zodat wij kunnen gaan debatteren over de besteding van een belangrijk deel van het flexibel budget. Op de tweede plaats voorzitter, is in de commissie Bestuur en Financiën de afspraak gemaakt dat bij de Voorjaarsnota 2006 of uiterlijk bij de Begroting 2007 een tussentijdse evaluatie gemaakt zal worden van het collegebeleid in relatie tot het bestuursprogramma. Dat beschouwen wij als belangrijke input voor de komende verkiezingscampagne, omdat dan ook duidelijk wordt op welke punten – om de heer De Vey Mestdagh te citeren – boter bij de vis is geleverd en het beoogde beleid is gerealiseerd. Ten derde is in de commissie ook gesproken over de vraag of het koersverhaal van het College gekoppeld moet worden aan de Voorjaarsnota. De PvdA-fractie stelt dat zeer op prijs. In de commissie is van gedachten gewisseld over de vraag of dat voor het eerst zal moeten gebeuren in 2006 of in 2007. De PvdA-fractie hecht zeer aan 2006, omdat de Voorjaarsnota 2007 waarschijnlijk beleidsarm zal zijn omdat er dan net een nieuw College tot stand zal zijn gekomen. Het vierde punt. Wij stemmen in met de statenbegroting. Wat de PvdA-fractie betreft zal de belangrijkste indicator moeten zijn de bekendheid bij de burger. Die moet worden vergroot. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, wat vindt de PvdA van het begrotingsoverschot? Ik heb hem er niet over horen spreken. De heer MOORLAG: Ik heb zojuist gememoreerd dat wij het begrotingsoverschot graag op de plank willen leggen en dat wij over de besteding van dat begrotingsoverschot willen debatteren zodra er helderheid is over de voortzetting van het Kompasprogramma. Een aantal elementen zijn al zichtbaar, zoals de Nota Pieken in de Delta. Onduidelijk is wat er vanuit de EU-fondsen gaat komen. De heer VAN DER PLOEG: Maar u weet toch dat het nieuwe Kompasprogramma pas in 2008 gaat lopen? Nu spreken wij over het begrotingsoverschot van 2006 en 2007. De heer MOORLAG: Ja, maar dat neemt niet weg dat wij willen dat er een samenhangend beleid gaat komen. Daarbij moet ook de vraag worden betrokken hoe de bestuurlijke vormgeving zal zijn. Wat is de toekomst van het SNN. Wij moeten vaststellen dat het budget voor het regionale beleid ongeveer gehalveerd zal worden … De heer VAN DER PLOEG: U gaat nu om de zaak heen. Er is voor 2006 en 2007 geen aanvullend budget voor het SNN nodig vanuit de provincie. De heer MOORLAG: Ik spreek niet zo zeer over het budget, voorzitter, maar meer over de bestuurlijke vormgeving. Bij de Algemene Beschouwingen is van mijn kant al gezegd dat waar de geldstromen met name via het SNN liepen, er nu ook een aantal geldstromen via de stedelijke netwerken gaan lopen en ook via andere wegen.
15
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Wij willen dat er eerst samenhang in het beleid wordt aangebracht voordat wij de middelen die wij graag willen oormerken en reserveren voor regionaal economische ontwikkeling – een speerpunt voor de PvdA … De heer VAN DER PLOEG: U wilt dus nu al gaan oppotten, terwijl nu nog onbekend is of het besteed kan worden of dat er tegen die tijd een tekort is? Ik krijg dus gewoon geen antwoord. De heer MOORLAG: U krijgt wel een antwoord, maar het is mogelijk een antwoord dat u niet helemaal zint. Waar het om gaat is dat naar onze opvatting geld beleid volgt en dat wij niet eerst geld willen gaan oormerken en bestemmen zonder dat er sprake is van een samenhangend beleid. De heer VAN DER PLOEG: Er ligt toch een samenhangend beleid met allerlei beleidsdoelstellingen? Geld volgt toch op de doelstellingen? Dat is toch de invalshoek? De heer MOORLAG: Ja meneer Van der Ploeg, maar de wereld verandert om ons heen. Het Kompasprogramma loopt helaas ten einde per 1 januari 2006. Er zal eerst een heroriëntatie moeten plaatsvinden over een effectieve en doelmatige besteding van de middelen voor de regionale economische ontwikkeling. De heer SWAGERMAN: Ik meen hier te beluisteren dat de PvdA op dit moment van mening is dat er tot nu toe geen samenhang is tussen het Kompasbeleid en het provinciale beleid. Zo wordt dat ongeveer neergelegd en ik constateer dat er blijkbaar enig wantrouwen is over de bestuurlijke vormgeving van het SNN en dat zijn zaken die wij wel eens eerder hebben opgemerkt. De heer MOORLAG: Ja voorzitter, dit lijkt een staaltje fijnborduren waarbij de naald er bij Delfzijl in gaat en er bij Lauwersoog weer uitkomt. Als u zegt dat mijn bewering is dat er geen samenhang in het beleid zit, dan klopt dat in zoverre dat door het afschaffen van het Kompasprogramma en ook door de nota Pieken in de Delta èn door de wijziging van de Europese geldstromen de samenhang is verdwenen. Er zal eerst een heroriëntatie moeten plaatsvinden om de samenhang er weer goed in te brengen. Voorzitter, in de commissie Bestuur en Financiën is ook gesproken over het thema jeugdzorg om dit als afzonderlijk thema te benoemen in de begroting. Dat heeft de instemming van de PvdA-fractie. Wat ons betreft zou de belangrijkste prestatie-indicator de toegankelijkheid moeten zijn. Het gaat dan om onder meer de wachtlijsten en de toegangstijden. Het zesde punt. In de commissie Bestuur en Financiën is gedebatteerd over het thema internationalisering. De PvdA-fractie heeft toen naar voren gebracht dat dit geen apart thema in de begroting hoeft te worden. Het College heeft een notitie toegezegd. Dat gaat ook over samenhang. De PvdA-fractie wacht de notitie met belangstelling af. Het zevende punt. In de commissie is ook gesproken over de stroomlijning van het subsidiebeleid. Door de PvdA is een format aangeleverd. Wij denken dat dit format een belangrijke bijdrage kan leveren aan de controlerende taak van de Staten, met name omdat het ons mogelijk maakt om nauwkeuriger te toetsen of de beoogde doelstellingen die in het format staan vermeld, gerealiseerd zijn. Het achtste punt betreft de toets op doelmatigheid en rechtmatigheid. Er is afgesproken om in het komende jaar het thema Wonen te nemen. De PvdA wil nogmaals pleiten voor het thema Welzijn en Sociaal Beleid in het jaar daarna. Wij vernemen graag het oordeel van het College daarover. Het negende punt, voorzitter, betreft de nagekomen subsidieregeling voor jonge agrariërs. Wij stellen vast dat het ministerie van LNV geen sluitende regeling heeft getroffen. De PvdA vindt dat de provincie niet de eerst aangewezen partij is om die lacune in het rijksbeleid te vullen.
16
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Dat is evenmin de lijn die doorgaans wordt gevolgd in deze Staten en daarom volgen wij het standpunt van het College zoals verwoord in de betreffende brief. De heer HOLLENGA: Voorzitter, aan de orde is de begrotingsbehandeling 2006. Vorige jaren werden om deze tijd de Algemene Beschouwingen gehouden. Die hebben wij nu reeds gehad. Misschien geeft dat de fractievoorzitters wat rust, maar dat heb ik niet echt kunnen merken. Bij de Voorjaarsnota 2005 hebben wij middels de Algemene Beschouwingen een aantal punten aangedragen die wat ons betreft de komende tijd gaan spelen. Ik noem filevrije en veilige wegen, bio-energie, de oostzijde van de Grote Markt, de noordelijke ontwikkelingsas. Dit zijn punten die de aandacht van de provincie behoren te hebben en wij zouden er in 2006 graag iets van terugzien. Wij herkennen onze punten in deze begroting. Als wij kijken naar het onderwerp bio-energie en duurzame energie – de PvdA heeft al aangehaald wat de mening is van het College – ben ik het met de PvdA eens dat dit onderwerp wat meer body moet krijgen en dat het beleid zich niet moet beperken tot slechts regelgeving. Gelet op de economische impact moet worden bekeken wat op dat terrein de mogelijkheden zijn. Ik heb begrepen dat er van de kant van GroenLinks nadere voorstellen zullen worden gedaan die onze instemming hebben. Ten aanzien van de oostzijde van de Grote Markt heeft het College in de begroting aangegeven hoe zij daar naar kijkt. Wij kunnen ons vinden in de wijze waarop het College tot een bijdrage wil komen en in de criteria die daarbij gehanteerd dienen te worden, zoals naar voren is gebracht in de commissie Bestuur en Financiën. Het CDA wacht een voorstel daaromtrent af. Ten aanzien van de noordelijke ontwikkelingas is in de begroting in het Koersverhaal duidelijk aangegeven dat hier door het College sterk op wordt ingezet. Tijdens de commissievergadering heb ik duidelijk gemaakt dat mede in het kader van internationalisering dit zo’n punt is waardoor de economie van Noord-Nederland versterkt kan worden. Dan hebben wij liever dat soort initiatieven dan opnieuw een notitie. Veilige wegen en een filevrije Stad. Het gaat hier om de N33 en de zuidelijke ringweg. Met de N33 hebben wij een forse stap gemaakt, maar wij zijn er nog lang niet omdat er nog een groot gat gaapt tussen datgene wat er moet komen en datgene wat er op dit moment op tafel ligt. Het is een inspanningsverplichting van ons allen om de Tweede Kamer achter ons standpunt te krijgen opdat zij bij de begrotingsbehandeling van Verkeer en Waterstaat de minister opnieuw aan de jas trekt. Dat moeten wij allen zeker doen, maar wij moeten wel verder met de N33. Op dit moment ligt er een behoorlijk bedrag op tafel – wij zijn er niet tevreden mee – maar, ook al gebruik ik niet vaak Friese uitdrukkingen in deze Staten, is het wel zo dat as it net ken, maar it mat, dan mat it as it ken. Dat wil zeggen dat wij er met z’n allen voor gaan om ervoor te zorgen dat de N33 veilig wordt en verdubbeld wordt. Voorzitter, dan kom ik bij het flexibel budget. Wij hebben de brief van het College gezien waarin toch weer sprake is van een verslechtering op de korte termijn. Wij zijn met het College van mening dat wij nu geen grote beslagen moeten leggen op het flexibele budget voor 2006. Wij verkeren in een periode dat er nieuw economisch beleid uitgezet moet worden en daarvoor zullen wij de komende tijd de betreffende gelden heel hard nodig hebben. Ik noemde al de N33, maar er zullen ook andere zaken op ons afkomen die van belang zijn voor de versteviging van een economisch programma voor een economisch en sociaal sterk Groningen. Er zijn zeker wat betreft de werkgelegenheid zorgen in deze provincie. Ik noem de situatie in Delfzijl met betrekking tot de energie die vandaag apart aan de orde zal komen. Voorts noem ik de suikerindustrie waar banen op de tocht kunnen komen te staan. Toen ik dit gisteravond noteerde, had ik ook de Avebe opgeschreven. Gelukkig is daar de druk van de ketel en zijn de zorgen verminderd. Het is wel zo dat ook daar sprake is van een sanering. Wij zullen er alles aan blijven moeten doen om de werkgelegenheid in deze provincie in stand te houden en te versterken.
17
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Voor de korte termijn noem ik in dit kader een paar kleine punten die onze aandacht behoeven. Met betrekking tot de notitie en de brief van het College over de ID-banen die mede naar aanleiding van de notitie van de PvdA bij de Algemene Beschouwingen is opgesteld, hebben wij met instemming kennis genomen van de analyse die door het College is gemaakt. Vastgesteld moet worden dat de wet Werk en Bijstand – waarop wij veel kritiek hebben gehad en waarover wij grote zorgen hadden over hoe deze wet in deze provincie zou uitpakken – qua uitwerking minder zorgwekkend is dan wij hadden gevreesd. Ook blijkt dat gemeenten, tenminste als zij er echt werk van maken, in staat zijn tot omzetting van die banen in regulier werk, zoals staat vermeld in de brief van het College. De conclusie dat het acute probleem in de museale sector fors aan het afnemen is, neemt niet weg dat in een aantal musea grote problemen blijven bestaan. Daar zal de nodige aandacht aan besteed moeten worden en daar zullen wij in de commissie, net zoals de PvdA voorstelt, verder over praten om te komen tot nadere oplossingen. Het samengaan van de Vereniging Kleine Dorpen Groningen en de Vereniging Groninger Dorpshuizen. Het lag in de bedoeling dat wij in oktober een voordracht zouden ontvangen over de nieuwe vereniging. Wij hebben geconstateerd dat die er nog niet ligt en dat er wat discussie is ontstaan tussen de provincie en de te fuseren verenigingen. Wij vinden het jammer, maar wij gaan er vanuit dat er voldoende mogelijkheden zijn om op korte termijn tot een oplossing te komen, want het is een belangrijk gegeven dat twee verenigingen die zo actief zijn in het kader van de leefbaarheid van het platteland één koepelorganisatie gaan vormen, waardoor er een geweldig sterke maatschappelijk organisatie ontstaat in deze provincie die overigens vergelijkbaar zal zijn met de organisatie in de naburige provincies, waardoor deze organisatie ook voor de provincie een belangrijke partner is voor de vormgeving van het beleid in de provincie. Wij dringen er dan ook bij het College op aan om zo snel mogelijk met de organisaties om de tafel te gaan om te komen tot een voorstel aan de Staten hoe de ondersteuning aan die organisaties verder vorm krijgt na 1 januari 2006. Daarvoor dien ik namens alle partijen in deze Staten de volgende motie in. De VOORZITTER: De heer Hollenga stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 oktober 2005, overwegende dat: de Vereniging Kleine Dorpen Groningen (VKDG) en de Vereniging Groninger Dorpshuizen (VDG) hebben besloten tot een fusie; hiermee ingaande 1 januari 2006 een vereniging ontstaat die 151 verenigingen van dorpsbelangen vertegenwoordigd en 102 organisaties van dorpsbesturen waarin vele duizenden vrijwilligers werkzaam zijn en die een groot deel van de inwoners van de provincie Groningen vertegenwoordigen; deze verenging een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid en sociale samenhang in het landelijk gebied; daarmee deze gefuseerde vereniging een belangrijke partner voor de provincie is bij het realiseren van het beleid in de provincie Groningen; het beleidsplan van de nieuwe vereniging voor de periode 2006-2008 wat betreft missie, strategische positie, visie, producten en diensten aansluit bij het provinciaal beleid; daarbij een stevige organisatie hoort die kan beschikken over voldoende middelen en faciliteiten met een daarbij behorende personeelsformatie;
18
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
verzoeken het College van GS: met de fuserende verenigingen op korte termijn overleg te voeren over de wijze waarop de nieuwe gefuseerde vereniging ingaande 1 januari 2006 voldoende ondersteuning geboden kan worden om invulling te geven aan het beleidsplan en daarover voor 1 januari 2006 verslag te doen aan Provinciale Staten; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Hollenga, de heer Luitjens, mevrouw Bos, mevrouw Deinum, de heer Moorlag, de heer Zanen, de heer Hemmes en de heer Slager. De motie krijgt nummer 2, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer HOLLENGA: Voorzitter, een ander punt is het volgende. Vorige week kregen wij een reactie van het College met betrekking tot een startersregeling voor jonge boeren. In de commissie is dat onderwerp aan de orde geweest. Er is een traject gevolgd waarbij een ingediend verzoek is afgewezen door het College. Daarna is door de jongeren een bezwaar ingediend en het onderwerp is alsnog punt van discussie geweest in de commissie Economie en Mobiliteit. Daar bleek dat refererend aan de regeling die in 2005 door het ministerie van start is gegaan er ongeveer tien of elf bedrijven buiten de boot zijn gevallen. Dat was reden voor de jongeren om aan te kloppen bij de provincie om alsnog steun te krijgen voor deze bedrijven. Het College heeft bij monde van de gedeputeerde aangegeven dat zij bereid is om het punt nog eens te heroverwegen. Die insteek leek uit het verslag gunstig uit te pakken, maar blijkens de brief is dat niet het geval. Wij vinden dat jammer, omdat wij denken dat de provincie richting de agrarische jongeren een goede handreiking zou kunnen doen. Mede namens de VVD stel ik daarom de volgende motie voor. De VOORZITTER: De heer Hollenga stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 oktober 2005, constaterende dat: het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt (GrAJK) de provincie heeft verzocht om een extra provinciale steun voor een landelijke starterregeling voor jonge boeren; het hierbij gaat om een bedrag van € 100.000,- zoals bleek uit de toelichting in de statencommissie Economie en Mobiliteit van 14 september 2005; het College na een eerste afwijzing in de betreffende commissievergadering heeft aangegeven het verzoek van het GrAJK te zullen heroverwegen; overwegende dat: gedeputeerde Bleker daarbij ook verwees naar de vele miljoenen die Veerman op verzoek van de provincie op tafel heeft gelegd; ook van het ministerie van LNV de vraag is gekomen om het budget voor de startersregeling vanuit de provincies te verruimen; zijn van mening dat: ook de provincie Groningen eenmalig de startersregeling voor jonge boeren van een extra bijdrage moet voorzien opdat deze bijdrage ook vanuit Brussel kan worden verdubbeld;
19
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: om éénmalig vanuit het landbouwbudget een bedrag van € 100.000,— beschikbaar te stellen voor de startersregeling voor jonge boeren; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Hollenga, de heer Jager en de heer Haasken. De motie krijgt nummer 3, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer HOLLENGA: Voorzitter, het laatste punt betreft de motie die is ingediend door de PvdA-fractie met betrekking tot het particulier natuurbeheer. Wij zien deze motie als een nadere uitwerking van het beleid om te komen tot meer particulier natuurbeheer. Wij denken dat daarvoor een forse inspanning van de provincie nodig is om dat te realiseren. Als het gaat om het natuurbeleid en de inspanning van het College kunnen wij ons niet vinden in de opmerking van de heer Moorlag dat het College zich onvoldoende zou inspannen voor dit dossier. Daar hebben wij geen aanwijzing voor. Wij denken dat het College voortvarend aan de slag wil gaan met particulier natuurbeheer. Dat blijkt ook uit de advertenties die zijn geplaatst. Tot mijn genoegen las ik hedenochtend in het Dagblad van het Noorden dat er veel belangstelling is voor de gronden die worden aangeboden. Er liggen kansen en het gaat er nu om hoe in samenspraak met alle partijen - de landschapsbeheerder, Boer en Natuur, de agrarische natuurverenigingen – tot een goede invulling van dat particulier natuurbeheer te komen. Wij zien de motie van de PvdA als een ondersteuning van dat beleid en een verder uitwerking van het collegebeleid. Voorzitter, dat waren mijn punten. Met de Begroting 2006 kunnen wij instemmen. De heer LUITJENS: Voorzitter, met de Programmabegroting 2006 zijn er weer grote vorderingen gemaakt met de inpassing van onze begrotingscyclus in het duale bestel. Dit jaar voor het eerst hebben de Algemene Beschouwingen een andere plaats in het jaar gekregen, namelijk tegelijkertijd met de Voorjaarsnota. Ik was dan ook verbaasd om bij de begroting een uitgebreid Koersverhaal aan te treffen en in die zin ben ik het met de PvdA eens. Mijn fractie vindt ook dat het Koersverhaal een plaats moet krijgen bij dat moment waarop de Algemene Beschouwingen worden gehouden en dat is de Voorjaarsnota. De begroting is daar dan vervolgens de uitwerking van. Voorzitter, de bereikbaarheid van onze provincie is voor de VVD zeer belangrijk. Om de N33 eruit te pikken: de PvdA heeft al aangegeven hoe belangrijk wij dit onderwerp vinden. Het verheugt mijn fractie, terugkijkend naar de begroting van 2006, dat onze suggestie van vorig jaar om tot een afzonderlijke statenbegroting te komen, is gerealiseerd. Daarbij is terecht in de commissie de vraag opgeroepen of wij niet iets hadden moeten vinden over de toekomstige positie van het middenbestuur. Mijn fractie deelt die opvatting van de PvdA. De provincie Groningen is wat ons betreft aan de maat, maar wij zijn voor verdere noordelijke samenwerking waar dat er toe doet. Ook kijkt mijn fractie met genoegen terug naar de discussie in de commissie Bestuur en Financiën naar aanleiding van onze notitie over internationalisering. Wij hebben uit die discussie opgemaakt dat er zeker al het een en ander vanuit onze provincie op dat terrein gebeurt, maar dat het goed is dat bij elkaar te brengen. In onze omgeving en dus ook in het buitenland liggen kansen. Ik noem alleen maar de noordelijke ontwikkelingsas die bij de Algemene Beschouwingen meermalen is aangehaald. Mijn fractie is benieuwd naar de uitwerking van de toezegging van het College waarin de internationale activiteiten bij elkaar worden geveegd in een notitie. Die is dan voor ons de volgende stap in een discussie over het onderwerp. Wat ons betreft kan dit daarna leiden tot een uitgewerkt beleidsvoornemen dat zijn vertaling kan krijgen in de begroting 2007 als subthema onder ‘Bestuur’.
20
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Op die manier kunnen wij elkaar houden aan resultaten en dan blijft dat niet slechts bij de kale constatering. Wij kijken met genoegen uit naar de discussie die hierover nog plaats zal vinden in de commissie. Het uitgevoerde takenonderzoek geeft inzicht in de verwachte ontwikkelingen in de werkzaamheden onder invloed van bijvoorbeeld de invoering van het Investeringsbudget Landelijk Gebied of de wijzigingen in de Europese structuurfondsen en andere ontwikkelingen die zich zullen voordoen. Mijn fractie had in die notitie ook graag gezien dat was aangegeven waar de efficiency in de huidige uitvoering van onze taken is opgevoerd onder invloed van deze oefening. Net als iedere organisatie zal ook onze provincie kritisch moeten blijven op wat er gebeurd en hoe we het doen. Een volgende stap zou kunnen zijn dat wij nagaan wat de effecten van ons handelen zijn en welke taken wel en welke niet bijdragen aan die effecten. Voorzitter, in de Algemene Beschouwingen heb ik ‘duurzaamheid’ aangehaald als motor voor onze provinciale en regionale economie. GroenLinks zal straks over dat onderwerp een aantal interessante voorstellen doen. Tijdens de Algemene Beschouwingen heeft mijn fractie aangedrongen op een notitie over diverse aspecten rond de Essent-aandelen. Heb ik uit de discussie in de commissie Bestuur en Financiën goed begrepen dat die toezegging wat later, in het begin van 2006, ingelost moet worden? Met betrekking tot de reservering voor de oostwand van de Grote Markt en de herhuisvesting van de medewerkers van deze provincie maakt mijn fractie het voorbehoud dat zij eerst daarvoor een voorstel wil ontvangen. Voorzitter, mijn fractie ondersteunt de werkwijze van het College om de nog aanwezige financiële ruimte grotendeels te behouden in afwachting van de besprekingen met het Rijk en Europa over een volgend regionaal economisch programma. Het versterken van de pieken van de provincie Groningen in Noord-Nederlands verband heeft voor mijn fractie een hoge prioriteit. De startersregeling voor jonge agrariërs sluit volgens mijn fractie aan bij onze provinciale inspanningen om een landbouwprovincie te zijn die een toekomstgerichte landbouw de ruimte geeft. Bovendien zorgen wij daarmee dat in Nederland het speelveld zoveel mogelijk gelijk wordt. De provincies hebben aan de minister van Landbouw geld gevraagd ten behoeve van de landinrichting en dat is ruimschoots gebeurd. In dezen kijkt de minister nu naar ons. Wij hadden verwacht dat het College een andere heroverweging had gemaakt en dat is voor ons de aanleiding geweest om samen met het CDA de genoemde motie neer te leggen. De gefuseerde verenigingen voor kleine dorpen en dorpshuizen dragen wij een goed hart toe. Vandaar dat wij de motie voor steun aan de nieuwe organisatie mede hebben ondertekend. De ecologische hoofdstructuur. Mijn fractie heeft niet de indruk dat het College zich onvoldoende inspant om de EHS te realiseren met de riemen die er op dit moment zijn. Wij zien de motie van de PvdA inzake de EHS als het geven van meer ruimte om het particuliere deel van het eigendom en het beheer van de EHS te realiseren. De verzameling postzegels om mee te ruilen wordt groter. Echter, de VVD-fractie vindt dat er één op één geruild zou moeten worden. Wat ons betreft had het vierde aandachtspunt scherper gemoeten. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, dit agendapunt heeft voor onze fractie twee invalshoeken, namelijk de financiële beschouwingen en de besluitvorming over de begroting. Eerst een korte opmerking over het Koersverhaal. Ook wij vinden, net als de VVD, dat het Koersverhaal bij de Algemene Beschouwingen thuis hoort. Wij hebben daar in de commissie niet over gesproken, maar wij sluiten ons aan bij de inbreng van de PvdA op dat punt. Wat dan wel bij de begroting? Het inleidende hoofdstuk kan wat ons betreft voortaan een combinatie zijn van de bijlage bij de begroting, namelijk over de financiële ontwikkelingen en de gemaakte keuzen naar aanleiding van de Algemene Beschouwingen. Wat ons betreft vertalen wij dit soort behandelingen als financiële beschouwingen.
21
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Het financieel kader. Het eerste beeld bij deze begroting is een bevestiging van de Voorjaarsnota 2005. Geen nieuw beleid en geen intensiveringen van bestaand beleid. Nu is de provincie Groningen niet rijk, maar toch blijft er jaarlijks geld over. GS stelt nu een stevig begrotingsoverschot voor. Hoe anders was het bij het begin van deze periode. Toen werd het noodzakelijk geacht om de opcenten te verhogen. Het meest opvallende van dit begrotingsvoorstel is juist dit. Het lijkt erop dat Calon & Company een spaarpotje creëren, maar ik begrijp dat ook de PvdA voorlopig wil oppotten en eerst wil wachten op samenhang in het beleid. Als de coalitie vindt dat er onvoldoende samenhang is, is dat een leuke inkopper voor de oppositiepartijen. De vraag is of er voldoende reden aanwezig is om te gaan oppotten of om nu te wachten met beleidsuitvoering. Wij hebben die taak namelijk niet. De heer JASPERS: Is voor GroenLinks oppotten hetzelfde als een pas op de plaats met het beleid? De heer VAN DER PLOEG: Nee, dat zijn twee verschillende invalshoeken, maar dat betreft slechts een kleine nuance. Waar het om gaat is of de doelstellingen die wij als Staten hebben gesteld, gehaald worden. De heer JASPERS: Precies, want wij hebben als doelstelling geformuleerd dat wij bij het regionaal economisch beleid een tussenevaluatie moeten houden om te bekijken hoeveel middelen wij in de toekomst nodig zullen hebben en dat wij daarvoor ook middelen reserveren. Vooralsnog gaat het om een vrij korte periode. De heer VAN DER PLOEG: Dan heeft u toch niet opgelet in het voortraject en de overleggen die er zijn geweest, zowel bij SNN als dit College. Juist als het gaat om 2006 was dat niet nodig. Er zijn geen middelen nodig voor het Kompasbeleid. Het is nog het lopend beleid van Kompas in 2006. Dat gaat vervolgens nog twee jaar door met de uitvoering van de projecten die zijn goedgekeurd. Het komt pas later tevoorschijn en er is ook vrije ruimte in die jaren die daarvoor ingezet kan worden. Het is echt niet nodig om voor dat doel nu te gaan sparen. Er is wel een ander element dat mogelijk voor 2006 een punt kan zijn. Daar heb ik de fractie van de PvdA niet over gehoord en dat is namelijk de pijplijn. Voor EZ is het echter echt niet nodig. De heer JASPERS: Voorzitter, tot nu toe is de lijn in de commissie geweest dat, gezien de veranderingen op het landelijk niveau ten aanzien van het teruglopen van inkomsten uit het regionaal steunbeleid – Pieken in de Delta – en mogelijk lagere inkomsten uit de Europese fondsen, wij ervan uitgaan dat in de toekomst veel meer provinciale middelen nodig zijn vanaf 2006, als wij tenminste nieuwe projecten zouden willen uitvoeren – het pijplijneffect speelt daarin een belangrijke rol en dat wij in dat kader middelen willen reserveren om eventueel op dat moment beslissingen te kunnen nemen over welk nieuw beleid wij willen voeren. Dat betekent dat wij tot en met 2007 en eventueel 2009 in principe cumulatief € 20 miljoen ter beschikking hebben om een impuls te kunnen geven aan een stuk lacunebeleid vanuit de provincie ten behoeve van het regionaal economische beleid. Tot nu toe was hiervoor brede steun in de Staten, ook van GroenLinks. De heer VAN DER PLOEG: Sterker nog meneer de voorzitter, Groenlinks heeft juist voorgesteld om gelet op de terugtrekkende bewegingen van het Rijk met een zwaardere inzet te komen als dat nodig zou zijn. Het punt echter in deze behandeling is of er ruimte is voor 2006. Dat is de vraag. De heer JASPERS: Nee, dat is niet alleen de vraag. De vraag is veel breder. Het gaat ook over 2007 en zelfs gaat het over 2007 heen.
22
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Het tweede waar het om gaat is – en dat is ook beleid dat wordt gesteund door GroenLinks – dat pas als wij weten wat het beleid daadwerkelijk inhoudt, dan zal ook het geld volgen. Tot dan toe zullen wij het geld daarvoor reserveren en dat is wat er in deze begroting wordt voorgesteld. Ik begrijp niet dat u nu aangeeft dat u het daar niet mee eens bent. De heer VAN DER PLOEG: Wij hebben nooit afgesproken dat wij in 2006 geld zouden reserveren voor 2008 en 2009. Wij hebben afgesproken dat er geld gereserveerd zal moeten worden in de ruimte van de begrotingen die dan aan de orde zijn, dus in de meerjarenramingen. Dat is heel wat anders! De heer JASPERS: Wat wij nu doen voorzitter, is dat wij geen geld reserveren voor de begroting van 2006. Wat wij doen is dat wij over de middelen die ter beschikking komen in de komende jaren hebben afgesproken om deze in een brede context van het regionale economische beleid te bezien. Volgens mij is dat ook nu nog steeds beleid dat wordt ondersteund door GroenLinks. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, wij praten toch wat langs elkaar heen. Duidelijk is dat er een begrotingsoverschot wordt voorgesteld voor 2006. U kunt de verslagen erop nalezen: voor 2006 is er geen aanvullend economisch beleid nodig. Er is voldoende ruimte voor toedeling van budgetten naar dat thema, hetgeen wij overigens inderdaad onderschrijven. Wij zien dat probleem dus niet. De pijplijn. Het wordt een stevige en eerlijke bijdrage, aldus gedeputeerde Bleker in de commissie. Hoe hoog is nog onbekend. Dat betekent dus dat een inschatting gemaakt moet worden. Voor de zomer moeten er een paar vrachtwagens vervuilde grond worden verplaatst, zo voegde gedeputeerde Bleker er aan toe en daar is iedereen het over eens. Maar … kan onze bijdrage over meerdere jaren worden verspreid? Hoeveel levert herschikking op van het budget voor bodemsanering. Wat levert het overleg met het Rijk op? Wij concluderen uit dergelijke vragen voorzichtig dat het begrotingsoverschot voor 2006 ruimte overlaat voor initiatieven van Provinciale Staten. Wij zijn daarin voorzichtig. Wij hebben enkele amendementen ingediend. Het gaat om beperkte bedragen, omdat ook wij zien dat er uitgaven gedaan zullen moeten worden. Het financieel kader op de langere termijn. Wij hebben hier uitvoerig over gesproken in de commissie. Wij weten allen dat het niet nodig is om te sparen omdat het langetermijnperspectief van de aandelen Essent aanwezig is. Het is een gigantisch grote en stille reserve. Wat gaan wij daar mee doen? De wens van de fracties van GroenLinks en de PvdA om deze discussie aan te gaan werd in de commissie Bestuur en Financiën door GS gehonoreerd, in de zin dat zij daar een notitie over zullen opstellen. Naar ons oordeel zullen wij ook als Provinciale Staten ons aanvullend moeten oriënteren. Bijvoorbeeld over de waarde van de aandelen en over de haken en ogen van bijvoorbeeld het Friese model en andere alternatieven. Hoe is men in andere provincies omgegaan met dergelijke bronnen toen zij hun aandelen verkochten? Het zijn slechts vragen en wij willen graag met andere fracties overleggen wat een goede marsroute kan zijn, bijvoorbeeld via het Presidium of de commissie Bestuur en Financiën. Wij hebben aangegeven dat wij graag een discussie willen aangaan over de toekomstige uitgaven. Wij kunnen slechts tot een schetsmatige inzet komen op dit punt. Maar in onze fractie ontspon zich wel een interessante discussie toen de mogelijkheid werd geopperd het geld terug te geven. Als je beseft om hoeveel geld het gaat, kan dat om duizenden euro’s per huishouden gaan. Hoe aanlokkelijk dat ook lijkt, GroenLinks kiest daar niet voor omdat wij primair willen investeren in een duurzame toekomst van de provincie Groningen. Wij zien dat als een verplichting naar de komende generatie. Een aanvullende vraag die wij ons hebben gesteld is wat wij kunnen verwachten van ministers met magere portefeuilles die provincies bezoeken met grote reservepotten. Wordt bij een volgende bezuinigingsronde dan het Provinciefonds weer ontzien?
23
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Vanuit die vragen kunnen wij een positie als cofinancier voorstellen van het rijksbeleid. Concrete afspraken maken in het voortraject met het Rijk over de wijze van besteding lijkt ons een alleszins reële optie. Aanvullende gedachten voor een mogelijke besteding zijn deels ook wel bekend. Ik noem goede en grote werken, de snelle treinverbinding en Kolibri – daar is zelfs al besluitvorming over geweest – maar ook de veiligheid op de wegen: de 30 km/uur in de dorpen of een hoger OV-kwaliteitsniveau, en meneer Jaspers, ook het doorzetten van de regionale economische ontwikkeling. Bijvoorbeeld de haveninfrastructuur. Uiteraard – en dat staat gelijk aan het intrappen van een open deur – zou een fonds gecreëerd kunnen worden waarin jaarlijks een structureel bedrag wordt uitgekeerd met een minimale hoogte van wat nu als dividend van de aandelen Essent binnenkomt. Vervolgens komt in aanmerking het achterstallig onderhoud en achterblijvend beleid. Voor ons is het EHS-beleid hiervan een voorbeeld. Dan kom je inderdaad bij voorfinanciering – die discussie hebben wij gevoerd – en wij zijn in principe bereid om ook tot cofinanciering over te gaan. Last but not least, meneer de voorzitter, het opvoeren van inspanningen op het gebied van transitie naar een duurzame samenleving. Met duurzame energieproductie en het krachtig doorzetten van energiebesparing. De waarde is mede bepaald doordat verspilling van energie heeft plaatsgevonden en nog steeds gebeurt dat. Dat wij ons willen inzetten om dat systeem te veranderen is niet meer dan logisch. Ik kom op de besluitvorming over de begroting. Er zijn door onze fractie drie amendementen ingediend. Ik ga eerst in op het klimaatbeleid. Wij hebben goed geluisterd naar de bijdragen van de fracties en het College bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2005. Als gevolg daarvan hebben wij het toen afgewezen amendement om € 400.000 extra uit te trekken gesplitst in een amendement en een motie. Het amendement vraagt extra geld voor het uitvoeringsprogramma Biomassa. Er wordt nu een actieprogramma Biomassa opgesteld en het uitvoeringsprogramma is dan een verlengstuk van dat actieprogramma. In 2006 zal daarvoor geld voor gereserveerd moeten worden en dat staat nu niet in de begroting. De motie heeft als dictum een verzoek aan GS om een notitie te schrijven over de mogelijkheden en onmogelijkheden om concrete investeringsprojecten in deze sfeer te ondersteunen. Inmiddels hebben meerdere fracties de motie mede ondertekend en ik dien hem bij dezen in. De VOORZITTER: De heer Van der Ploeg stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 oktober 2005, overwegende: de in het POP opgenomen doelstelling om in de provincie Groningen een evenredige vermindering van CO; emissie te realiseren; de breed gedragen wens in Provinciale Staten om werkgelegenheidscriteria binnen dat klimaatbeleid als criterium zwaar te laten wegen; de sterk toegenomen vraag vanuit het Groningse bedrijfsleven en Groningse instellingen naar zowel procesmatige als financiële ondersteuning van energiegerelateerde investeringsprojecten o.a. in de sfeer van biomassa en mestverwerking; de grote toeloop op het Innovatie Actieprogramma Groningen, specifiek op het thema duurzame energie, waardoor het programma nog in 2006 gesloten moet worden voordat 2007 is bereikt en dat terwijl het de bedoeling was dat het een 2-jarig traject zou zijn (2006 en 2007); het toegenomen bewustzijn van het belang van energiebesparing en de sterk toegenomen vraag naar nieuwe energiebesparende initiatieven bij publiek en bedrijfsleven, wat mede veroorzaakt wordt door de recentelijk sterk gestegen prijzen van olie en gas;
24
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
in aanmerking nemende dat: GS binnenkort, tezamen met meerdere partners, een vervolg voor de komende jaren op Energy Valley zal presenteren; zijn van mening dat: het van wezenlijk belang is voor de werkgelegenheid en voor de duurzame ontwikkeling in onze provincie dat het klimaatbeleid effectief wordt doorgezet op de thema's energiebesparing en alternatieve c.q. duurzame vormen van energieproductie; verzoekt het College van GS: om Provinciale Staten via een notitie te informeren over de mogelijkheden om te komen tot een investeringsfonds om concrete uitvoeringsgerede investeringsprojecten financieel te ondersteunen en in de notitie aan te geven aan welke criteria gedacht kan worden; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg, de heer Luitjens, de heer Slager, de heer Zanen, de heer De Vey Mestdagh, de heer Moorlag, de heer Jager en de heer Swagerman. De motie krijgt nummer 4 en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, er is een amendement ingediend inzake een proef met gratis Openbaar Vervoer voor de doelgroep ouderen en dat is een logisch vervolg op een notitie die over dat onderwerp is opgesteld. Het amendement ligt tevens in het verlengde van de GS-conclusies bij deze notitie. Ik kom bij de ecologische verbindingszones. Er is een grote witte vlek als het gaat op de provinciale verbindingszones. Het gaat hier om een typisch provinciale verantwoordelijkheid. In de programmabegroting vertaalt dat zich in het bedrag van € 0,00. GS hebben deze bal bij de Staten neergelegd. Nu zeggen wij vaak tegen elkaar dat het Rijk het laat afweten, maar bij provinciale verbindingszones weten wij al heel lang dat er geen rijksgeld zal komen. Los van de geschiedenis hoe het zover is gekomen is de vraag hoe sterk wij staan in de argumentatie naar het Rijk als wij onze eigen verantwoordelijkheid niet invullen. Dat even als achtergrond en toen keken wij heel specifiek naar de Doezumer mieden, de enige verbindingszone waarvan ook het ministerie van LNV stelt dat het een verbindingszone van aanzienlijke waarde is. Het bleek echter dat er onvoldoende projectgegevens voor handen waren om een geldelijk amendement op te baseren. Het lijkt ons dan ook niet verstandig om daarmee als enige te gaan worstelen en wij zullen daarom het overleg met andere fracties zoeken – het interruptiedebat van mevrouw Bos en de heer Moorlag ging al die kant op – bijvoorbeeld via de agenda van de commissie Landschap, Water en Milieu. Mijn fractie maakt zich voorts zorgen over het vervolg van de L.O.P.’s. Deze landelijke landschappelijke ontwikkelingsplannen komen nu los en waar moet dan de vervolgfinanciering vandaan komen? Kan het College verzorgen dat de Staten ruim vóór de behandeling van de Voorjaarsnota 2006 op dit punt worden geïnformeerd? VKDG en VDG. Wij hebben de motie mede ondersteund, omdat ook wij voor een sterke en meer professionele belangenorganisatie voor de dorpen en de dorpshuizen zijn. De fusie biedt daartoe een uitgelezen mogelijkheid. De Grote Markt. Het gemak waarmee de reservering voor de Grote Markt is opgenomen bevalt ons niet. Wij interpreteren dit als een post Pro Memorie, niet meer en niet minder.
25
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Ten aanzien van het jeugdbeleid hebben wij een amendement ingediend. De achtergrond is in ieder geval bij de commissieleden duidelijk. Er is in de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid uitvoerig over gesproken en ook later is bilateraal overleg gevoerd. Een aanvullende opmerking daarbij is dat wij dit amendement uitleggen als een taakopdracht aan het College om te zorgen dat het betreffende preventieproject ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Als dat met weinig provinciale middelen kan, dan heeft dat uiteraard de voorkeur van onze fractie. Via de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid zal een en ander ongetwijfeld nauwlettend worden gevolgd. Ik kom meneer de voorzitter bij de zonnepanelen op het dak van het provinciehuis. Wij begrijpen van de gedeputeerde dat men ermee aan het werk was. Er blijkt nu echter ook haast te zijn vanwege mogelijke subsidie op het project. Kan het College ervoor zorgen dat het voorstel tijdig bij de Staten komt? Dit in het geval dat de Staten ervoor nodig zijn. Op dit punt ontbreekt het ons aan duidelijkheid. Meneer de voorzitter, het laatste onderwerp. Groningen wil een veilige N33. De meerderheid van de Staten vertaalt dat naar een verdubbelde N33, zonder nadere specificatie. Althans vandaag hoorde ik weer nieuwe geluiden en het lijkt erop dat het steeds specifieker wordt. Als GroenLinks willen wij dat wel respecteren, maar wat moeten wij dan respecteren. Er ligt nergens een statenuitspraak, maar er heerst slechts een algemeen gevoel dat er voor zoiets een meerderheid is. Nu lijkt er een deal te zijn gemaakt voor twee maal twee rijstroken. De minister heeft klip en klaar gesteld dat nog eens € 70 miljoen voor een A33 werkelijk onzin is. Ik was bij een bijeenkomst … De heer BLEKER: Voorzitter, de Staten hebben via het SNN het masterplan N33 kunnen ontvangen en daarin staat duidelijk aangegeven wat voor soort verdubbeling de regio bepleit. Dus ik begrijp niet helemaal hoe de heer Van der Ploeg komt bij het idee dat niemand zou weten waar wij het hier over hebben. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik heb hier in de Staten geen enkel besluit voorbij zien komen. Dat is het punt waaraan ik refereer. De heer BLEKER: Maar in de begroting staat een uitspraak vermeld en de achtergrondinformatie kent u. Dat er op een later moment formele besluitvorming moet gaan plaatsvinden, is duidelijk. Tot nu toe is mij duidelijk geworden dat als het om extra geld voor de verdubbeling gaat, u niet thuis geeft bij welke formele besluitvorming dan ook die wij als GS aan u voorleggen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik verwijs slechts naar het feit dat de Staten geen uitspraak hebben gedaan over de N33. Dat GS een concreet standpunt daarover heeft is duidelijk, maar de Staten hebben hierover geen concreet besluit genomen. Er zijn uitspraken van fracties geweest en daar moeten wij het voorlopig mee doen. De heer MOORLAG: Voorzitter, heeft de heer Van der Ploeg de indruk dat er geen politieke dekking zou zijn voor de koers van het College als het gaat om de N33? De heer VAN DER PLOEG: Die koers en het aanstaande besluit is nog wat onduidelijk, maar daar komen we ongetwijfeld in het debat op terug. Er komt ook nog een ander traject bij kijken. Ik was namelijk op een bijeenkomst waarbij de minister parmantig concludeerde: “Ik doe het niet. Ik vertik dat.” Zij kreeg prompt de handen op elkaar van de verzamelde handen der Groninger ondernemers. Dat waren er heel wat en de voorzitter was daar ook bij. De VOORZITTER: Ik kan nu vaststellen dat u nu iets doet wat een heel persoonlijke interpretatie is.
26
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik heb het haar horen zeggen en dat ging over de N33 en dat was heel duidelijk. De VOORZITTER: Die parmantige uitspraak van de minister deel ik met u, maar de reactie die daar vervolgens op kwam, daarover geeft u uw eigen interpretatie. De heer VAN DER PLOEG: Toch heb ik duidelijk applaus gehoord … De heer BLEKER: Ik heb de indruk dat het voor de minister altijd scoren is bij GroenLinks als zij zegt dat zij iets niet doet, want de koppeling met de N33 wordt dan direct door u gelegd. De heer VAN DER PLOEG: Het punt hier is dat het hier om de Groninger ondernemers ging en vervolgens komt VNO-NCW Noord met de aanbeveling: “Houd ermee op. Ga nu eens aan de slag. Hoezo een A33?” De argumentatie is natuurlijk flinterdun. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik krijg de indruk dat wij hier te maken hebben met een multiinterpretabel applaus. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, een paar dagen later ging er een brief van de minister naar de Tweede Kamer waarin precies hetzelfde staat en dat zij zich een beetje misbruikt voelt door regio’s die maar pleiten voor meer asfalt, terwijl dat helemaal niet nodig is. Veilige wegen, een veilige N33, een dubbele N33 is waar zij voor gaat. De heer NIJBOER: Voorzitter, nu heeft de heer Van der Ploeg opmerkingen over de onderbouwing van de verkeersveiligheid en het nut van de verdubbeling. Wij hebben er al vaker over gesproken. Er zijn 20 gewonden per jaar en 2,3 doden per jaar op die weg. Kleine aanpassingen helpen niet voldoende. Nu stuurt de minister een brief van twee A4-tjes zonder nadere onderbouwing en daar gaat het u kennelijk om. Ik ben er zelf ook benieuwd naar en heb ook pogingen ondernomen om er achter te komen, maar ik heb nog steeds niet boven tafel hoe zij dat precies bedoelt. In die brief staat inderdaad geen onderbouwing en daar vaart u nu blind op. Dat valt mij van u tegen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, het betreft hier een politiek statement van de minister. Je kunt daar vervolgens blind op varen, maar ik vind dat wel wat zeggen. Misschien gaat dat niet op voor de PvdA-fractie. Wellicht dat er zelfs een meerderheid in de Tweede Kamer tegenover de minister komt te staan. Maar dan nog heb ik niet het idee dat de minister bakzeil gaat halen, want zij heeft nog een paar andere projecten in het land waar geld naar toe moet. De heer NIJBOER: Daar ging het mij niet om. Het ging mij om de inhoudelijke argumentatie die u zo belangrijk vond en tot op heden niet door de minister wordt gegeven. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, ik vervolg. Wij hebben een vertrouwelijke brief gekregen met een aantal bedragen en een garantstelling. Vervolgens lazen we het allemaal in de krant. Eigenlijk las ik het nog eerder in de krant dan ik de brief had gelezen. Er is hierover samen met de notitie geen overleg geweest met het College. Er is sprake van een duidelijke beweging vanuit de minister, maar ook vanuit de ondernemersorganisatie VNO-NCW Noord, om aan de slag te gaan met wat er nu ligt. Gaat het College dat ook doen?
27
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Vervolgens, was de cheque van het College nu voor de A33 of heeft de minister gelijk als zij interpreteert dat die ook geldt voor de ‘twee maal twee’-variant? Voorts, hoe staat het met de bedelronde bij de gemeenten voor het gegarandeerde deel? Wij krijgen namelijk signalen dat er in de gemeenten nog niet eens over is gesproken. De heer JASPERS: Voorzitter, mag ik hierover een vraag aan de heer Van der Ploeg stellen? Wat is nu de opvatting van GroenLinks over dit dossier? Wat moet er gebeuren? Er wordt vandaag in de Tweede Kamer een motie ingediend via de VVD en die wordt gesteund door de PvdA om meer middelen voor dit dossier ter beschikking te stellen. Wat gaat u doen en wat gaan uw fractiegenoten in de Tweede Kamer doen om dit probleem voor het Noorden op te lossen? De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, het gaat hier om twee vragen. Wat gaan mijn fractiegenoten daar doen en wat doet de GroenLinks-fractie hier. Soms loopt dat wel eens uit elkaar, maar in dit geval niet. Wij zijn voor een veilige N33. Dat hebben wij al meerdere malen gesteld. Wij hebben ook gezegd dat wij als GroenLinks bereid zijn om voor een rijksweg in veiligheid te investeren. Wij hebben in eerste instantie gekozen voor een bescheidener variant dan waar de meerderheid van de Staten voor pleit, namelijk een verdubbeling, in welke variant dan ook. Dat laatste zullen wij moeten respecteren. In de Tweede Kamer zal de fractie van GroenLinks niet voor de A33 zijn. De VOORZITTER: Ik stel nu voor de vergadering te schorsen voor de koffiepauze. De vergadering wordt geschorst van 11.18 uur tot 11.35 uur. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is aan de heer Slager. De heer SLAGER: Meneer de voorzitter, zoals door voorgaande sprekers al is opgemerkt waren wij gewend om bij de vaststelling van de begroting voor een nieuw dienstjaar onze Algemene Beschouwingen te houden. Zo niet deze keer. De tijd van de Algemene Beschouwingen ligt al weer een aantal maanden achter ons. Die hebben gehouden bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2005. Nu zullen we ons beperken tot een paar hoofdlijnen over de begroting 2006. De ChristenUnie houdt geen Algemene Beschouwingen, maar plaatst enkele Algemene Opmerkingen. Overigens is daar wel wat zelfbeheersing voor nodig, maar dat zal lukken. Wij hebben er behoefte aan om te beginnen met het uitdelen van complimenten aan de samenstellers van deze boekwerken. Het geheel bevat veel informatie, leest gemakkelijk, heeft een aantrekkelijke vormgeving en onze conclusie is dat deze begroting er weer beter uitziet dan de begroting van het vorige jaar. Ik heb daar met name behoefte aan omdat wij een lange periode achter ons hebben van het zoeken naar de juiste vorm en mijn fractie is van mening dat wij er steeds beter in slagen. Het is mooi werk en het nodigt door de vormgeving uit tot een brede bespreking, maar dat zullen wij niet doen. Bij de behandeling van deze begroting in de commissie Bestuur en Financiën, maar wellicht ook in andere commissies, kwam aan de orde wat wij nu doen met het Koersverhaal. Collega Jaspers stelde voor het Koersverhaal mee te nemen naar de Voorjaarsnota 2006 en daar dan de grote lijn te bespreken. Wij denken dat die opmerking terecht is. Dat geeft even goed de mogelijkheid om bij Algemene Beschouwingen een verbinding te leggen naar het collegeprogramma, maar ook om vier jaar vooruit te kijken en in dit geval zelfs over de grenzen van de huidige collegeperiode heen. Wij weten dat achter de schermen de zaken wel eens wat door elkaar heen lopen, hetgeen te maken heeft met lange voorbereidingstijden. Wij zijn van mening dat dit mogelijk moet zijn en wij zouden het op prijs stellen dat met ingang van de eerstvolgende Voorjaarsnota, dus Voorjaarsnota 2006, dat gerealiseerd kan worden.
28
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Op grond van die gegevens is het dan gemakkelijker om de begroting vast te stellen en dan kunnen wij bij de behandeling van de begroting volstaan met een relatief korte behandeling. Voorzitter, als wij naar de begroting 2006 kijken, vallen ons een aantal zaken op. Er worden niet veel nieuwe zaken voorgesteld. Het is geen grootse spectaculaire opsomming van plannen voor 2006. Conclusie: het College is niet van plan te scoren op het maken van plannen. Je zou kunnen zeggen dat daarvoor geen geld beschikbaar is – daar kom ik zo meteen op terug – maar het College wil bestaande plannen eerst realiseren. Dus het College wil scoren op geleverde prestaties. Als je dat beeldender onder woorden brengt, zien wij het College niet piekerend achter een bureau met denkrimpels op het voorhoofd, maar met opgestroopte mouwen en met modder aan de laarzen. Als ik zeg ‘modder aan de laarzen’ denk ik niet alleen aan gedeputeerde Calon, maar aan het gehele College. Voorzitter, je zou kunnen zeggen dat het geld er niet is, maar … dat is nu het opvallende: er is wel begrotingsruimte, maar die begrotingsruimte wordt niet volledig ingevuld. Ook dat is opvallend, want het is wel eens anders geweest in het verleden. Wij kunnen het College goed volgen in de redenering dat het met veel grote projecten bezig is met alle daarbij behorende risico’s. Er zijn onzekerheden over het regionaal beleid. Er zijn een aantal kansen die nog in de pijplijn zitten en ter verduidelijking: ik bedoel met ‘pijplijn’ niet de smeerpijp, want dat is geen kans, maar een risico. De ChristenUnie-fractie kan er mee instemmen om voorzichtig te zijn. Dat is een goede zaak. De huidige collegeperiode duurt nog anderhalf jaar en dan komt er een nieuw College met mogelijk andere accenten. Echter, dat hoeft de doorslag niet te geven. We kunnen ook zeggen dat we de Essent-aandelen nog achter de hand hebben, maar die zullen we waarschijnlijk ook nog wel eens nodig hebben en wij zijn van mening dat hier sprake is van een goede voorzichtigheid, een goede voorzichtigheid die op bepaalde punten wel zal afwijken van de voorzichtigheid die in Den Haag wordt betracht. Misschien dat het verschil tussen beide soorten voorzichtigheid samen te vatten is met het woord ‘lef’. Voorzitter, ik heb in de commissie Bestuur en Financiën een aantal opmerkingen gemaakt over de meer traditionele bedrijven die in grote lijnen werkgelegenheid verliezen en nieuwe sectoren met nieuwe kansen. Dat geeft nieuw toekomstperspectief. Ik denk dat de mogelijkheden van de afgelopen jaren daar een rol in hebben gespeeld - reden te meer om te zeggen dat Kompas door moet gaan – maar we beschikken ook over onderwijs en wetenschap op een hoog niveau. Er wordt veel research verricht en dat levert hoog opgeleid personeel op. Je zou zeggen dat dit een goede basis is voor de komende jaren. Overigens is dit niet iets van 2005, maar is dit een beweging die al jaren gaande is. Als wij daarop inspelen en ons op richten gedurende de komende jaren en wij zoeken naar nieuwe kansen en ons niet blind staren op de bedreigingen, is dat volgens ons een heel goede koers. Ik kom nog even terug op de Algemene Beschouwingen. Wij hebben daarbij aandacht besteed aan – ik vat het maar met één woord samen – duurzaamheid en aan energiegerelateerde zaken. Nu hebben wij straks nog een punt vreemd aan de orde van de dag waar ik niet op wil vooruitlopen, maar toch is dit een onderwerp dat nog steeds actueel is en actueel is gebleven. Immers, wij hebben te maken met hoge brandstofprijzen en het ziet er naar uit dat die nog wel even hoog zullen blijven. Er worden discussies gevoerd over subsidies voor landbouw, bijvoorbeeld voor suiker. Aan de andere kant is onlangs een koolzaadmolen in Delfzijl geopend door minister Veerman. Diverse zaken komen in deze begroting voor 2006 aan de orde. Er zijn relaties met het milieu, energiebesparing, de economie, maar ook met landbouw. In de begroting 2006 is wel aandacht voor milieu en energiebesparing, maar naar ons gevoel blijft landbouw daar een beetje bij achter. Het wordt wat zuinigjes behandeld. De ChristenUnie wil aan het College vragen om de komende jaren extra aandacht te besteden aan biobrandstoffen, bijvoorbeeld in relatie tot de landbouw en eveneens aan mestverwerking in relatie tot landbouw. Blijven zoeken naar de mogelijkheden – dát moet het devies zijn. Wat dat betreft zouden wij te rade kunnen gaan bij onze oosterburen, want op bepaalde terreinen hebben zij daar voorsprongen op ons waarvan wij kunnen leren.
29
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Voorzitter, voor alle duidelijkheid: wij vragen niet om een notitie, maar wij vragen om integrale aandacht voor dit onderwerp gedurende de komende jaren. Ik had een opmerking willen maken over Avebe, maar die sla ik maar over, want de actualiteit heeft die opmerking achterhaald. Wij zijn overigens verheugd dat het arbeidsconflict lijkt te zijn beëindigd, want er dreigde voor heel Oost-Groningen grote schade. Voorzitter, tot zover onze bijdrage. Wij kunnen een aantal zaken die we bij de Algemene Beschouwingen hebben genoemd in voldoende mate terugvinden in deze begroting. Wij zullen daarom instemmen met deze Begroting 2006 en mogelijk zullen wij trachten om op kleine onderdelen veranderingen aan te brengen, maar dat zal blijken in de tweede termijn. Ik bewaar eventuele moties en amendementen tot straks. Ik dank u. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, zoals al is gebleken tijdens de commissievergaderingen voorafgaand aan deze statenzitting heeft mijn fractie op de Programmabegroting 2006 geen echt grote op- of aanmerkingen te plaatsen. Ook naar onze mening is deze programmabegroting een goede neerslag van wat er tijdens de Algemene Beschouwingen en de Voorjaarsnota 2005 is besproken. Houdt dit dan in de SPfractie zo tevreden is dat er niets meer te wensen valt? U kent ons wel beter, neem ik aan. Wat ons erg aanspreekt is dat het College heeft aangegeven met de uitvoering bezig te gaan en minder nieuw beleid op te nemen. Dit blijkt in de begroting inderdaad te zijn ingevuld door weinig reserveringen voor nieuw beleid op te nemen. Echter, de uitvoering gebeurt naar onze mening niet altijd even gelukkig. De keuzen die men maakt, zijn bepaald niet de onze. Ik noem er een paar: - € 1 miljoen voor de overkapping van de binnenplaats van het Martinikerkhof zouden wij liever hebben ingevuld met een voorziening voor een provinciaal accommodatiefonds, zodat de gehele sportieve provincie er baat bij zou hebben gehad; - € 3,4 miljoen als bijdrage voor de ontwikkeling van de oostwand van de Grote Markt zou wat ons betreft beter in de jeugdzorg kunnen worden gestoken; - € 16 miljoen tot € 17 miljoen voor een verbouwing van het provinciehuis kunnen volgens ons beter worden gereserveerd voor gelden die nodig zijn om de smeerpijp te verwijderen. Ook al is het uiteindelijke bedrag onbekend, denken wij dat je met dit bedrag aardig in de richting komt; - € 455.000 voor de ontwikkeling van glastuinbouw bij de Eemshaven waarbij er geen enkele duidelijkheid bestaat dat de investering werkelijk arbeidsplaatsen gaat opleveren, kan beter gericht worden op het ondersteunen van om- en bijscholingsprojecten die aantoonbare resultaten opleveren, zoals het plan Heinen om te komen tot een verbreding van de mogelijkheden; De keuze voor dit soort oplossingen biedt voor alle inwoners van de provincie Groningen een duidelijk perspectief op directe verbetering van hun leefsituatie. Voorzitter, het wordt naar de mening van mijn fractie noodzakelijk dat er duidelijkheid komt over de Essent-aandelen en de in samenhang daarmee geplande grote investeringen, zoals die van de Zuiderzeelijn. Uiteraard realiseren wij ons dat wij als provincie op dergelijke projecten, zoals de verdubbeling van de N33, Kolibri en de verbetering van de zeesluizen, niet zoveel grip zullen hebben als wij zouden willen. Duidelijkheid op dit gebied zou echter wel kunnen leiden tot een beter fundament onder de begroting van deze projecten die wij in dit huis allen – een enkele uitzondering daar gelaten – graag zouden zien slagen. Voorzitter, naar de mening van mijn fractie hebben er uitermate goede, intensieve en deskundige commissievergaderingen plaatsgevonden over de Begroting 2006 en zoals het in het duale stelsel past, zal ik niet in herhaling vervallen en houd ik het bij deze bijdrage. Mevrouw DEINUM-BAKKER: Voorzitter, hoe verdeel je ruim € 247 miljoen zodanig dat het bedrag effectief en zinvol wordt besteed en het aan alle inwoners van onze provincie ten goede komt. Daar gaat het vandaag over bij de behandeling van deze programmabegroting.
30
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Natuurlijk is het niet zo – en dat is maar gelukkig ook – dat wij dat geld allemaal opnieuw moeten verdelen. Dat zou van weinig politieke duurzaamheid getuigen. Wij gaan evenmin als D66 onze Algemene Beschouwingen nog eens overdoen. Onze inbreng gaat vandaag over de uitwerking en de voortgang van onze beschouwingen en het voorgestelde nieuwe beleid. Wij hebben in juni bij de Voorjaarsnota 2005 ons verhaal over Groningen neergezet met het accent op een democratisch, duurzaam en economisch sterk Groningen. Onze motie om te komen tot een ondernemersloket kreeg de steun van een meerderheid uit deze Staten. Voorzitter, het verheugt ons dat het College van GS in haar Koersverhaal de nadruk legt op het belang van investeren in innovatie van het MKB. Zij wil ook de maakindustrie robuuster maken en daarmee de economie versterken en dat is tevens ons doel. GS stellen dat zij zich samen met de brancheorganisaties en de Kamer van Koophandel sterk willen maken om zo het MKB te faciliteren bij regelingen, vergunningen en subsidies. Een vraag aan het College is wanneer wij de concrete uitwerking van dit voornemen en de betreffende motie verwachten. Voorzitter, wij zijn het met u eens dat het van groot belang is om de Groningers ook persoonlijk te betrekken bij het beleid van deze provincie. Alle vormen van interactieve beleidsontwikkeling juichen wij toe. Maar dat niet alleen. D66 vindt dat het niet zo moet zijn dat de inwoners van onze provincie alleen mee mogen praten in het voortraject over nieuwe plannen, maar dat zij ook de kans moeten krijgen om bij de besluitvorming hun stem te kunnen laten horen. Wij hebben dit mogelijk willen maken door in juni een initiatiefvoorstel voor een referendumverordening aan de Staten voor te leggen. Cruciaal voor D66 in dit voorstel is dat mensen zelf het initiatief kunnen nemen voor zo’n volksraadpleging. Voorzitter, na de discussie over ons initiatiefvoorstel door de statenfracties blijkt dat GroenLinks, de SP en de PvhN met ons van mening zijn dat er een referendumverordening zou moeten komen. Echter, het zijn met name de fracties van de VVD, het CDA en de ChristenUnie die op twee gedachten hinken. Aan de ene kant willen zij de verordening wel, maar hebben zij er zoveel bedenkingen bij of verbinden er zoveel voorwaarden aan dat onze conclusie op dit moment is dat er meer Statenleden zijn die tegen zijn dan voor. De PvdA in de Staten is daarentegen wel duidelijk. Gesteld werd dat zij er niets voor voelt om via een referendumverordening de kiezers zelf de mogelijkheid in handen te geven zich in een referendum over grote voorgenomen besluiten uit te spreken. De heer HOLLENGA: Voorzitter, mevrouw Deinum probeert het standpunt van het CDA te vertolken. Ik denk dat u het goed moet doen. U zegt dat wij op twee gedachten hinken, maar wij hebben een duidelijk andere invulling van het referendum voor ogen en dat is niet hetzelfde als op twee gedachten hinken. Mevrouw DEINUM-BAKKER: Daar heeft u gedeeltelijk gelijk in, maar in het voorstel zoals wij dat brengen, kunt u zich niet vinden. U wilt een nuance inbrengen en ik ben het met u eens dat u daar heel duidelijk in bent. Voorzitter, onze conclusie kan op dit moment niet anders zijn dat een groot deel van deze Staten de representatieve democratie nog niet wil combineren met een kiezersdemocratie, terwijl de vele discussies op radio en TV naar aanleiding van het referendum over de Europese Grondwet hebben laten zien dat een meerderheid van de burgers wèl voorstander is van deze vorm van directe democratie, maar aan de andere kant vinden er hoopvolle ontwikkelingen plaats binnen vele politieke partijen en zeker landelijk binnen de PvdA, zowel als het CDA. Het is overigens frappant dat in de provincie Friesland een referentieverordening is aangenomen waarbij volgens de CDA-fractie het initiatief juist uit de bevolking moest komen, want anders zou het voorstel niet door het CDA worden ondersteund, terwijl het standpunt van het CDA in Groningen is dat een referendum slechts geïnitieerd kan worden door de Staten. Mijn conclusie dat er binnen veel partijen op landelijk, gemeentelijk en provinciaal niveau verschillend wordt gedacht en dat geeft ons de hoop dat wij met dit debat te zijner tijd verder kunnen gaan en dat het denken over dit onderwerp niet stil staat. Daarom hebben wij besloten om ons initiatiefvoorstel aan te houden.
31
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Het is hier al vaker gezegd: zonder internationale verbindingen staan wij buiten spel. De noordelijke ontwikkelingsas moet Noord-Nederland over de weg, het spoor en het water gaan verbinden met de Randstad en de groeiende economische kernen in Noordoost-Europa. Dit is geen tekst van mijzelf, maar die komt uit de Begrotingskrant en vormt een citaat van de heer Calon. Een betere reactie op het pleidooi van D66 in juni voor de ontwikkeling van de noordoost-as kunnen wij ons eigenlijk niet wensen. Verder staat er dat wij moeten investeren in kennis, zorg en infrastructuur. Niet alleen moeten wij de problemen van vandaag oplossen, maar ook die van morgen en overmorgen. We moeten willen leren van het verleden. Daar zijn wij het helemaal mee eens. Om nog even terug te komen op ons voorstel om ons Gronings vlaggenschip naar de Oostzee te laten varen – dus naar het noordoosten – wat haar oorspronkelijke werkgebied was, is zo gek nog niet. De kans is groot dat dit heel wat beter gaat dan deze zomer naar het zuidwesten. Een volgende punt is dat in dezelfde Begrotingskrant staat dat zo’n noordelijke ontwikkelingsas niet veel geld kost. Voorzitter, hoe zit dat nu precies? Voor de harde infrastructuur hebben wij wel geld opgenomen in de begroting, maar, voor zover wij kunnen nagaan, is er geen geld opgenomen voor de maatschappelijke verankering. Hoe worden de initiatieven op het gebied van cultuur, onderwijs, uitwisseling en contacten met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties over en weer gestimuleerd en wie neemt daarbij het initiatief? Er werd zojuist gezegd door de heer Slager dat dit College niet met veel nieuwe plannen komt, maar ik denk dat hier een punt ligt waar het College sterk op in wil zetten en waar zij plannen voor wil ontwikkelen. Onze vraag is dan ook of er echt geen middelen nodig zijn om dit te realiseren. De heer Luitjens heeft in het kader van de internationalisering gezegd dat er eventueel voor dit doel een stimuleringsfonds zou moeten komen of dat er een reservering in deze begroting of de volgende gemaakt moet worden. Wij willen graag eerst horen van het College hoe zij dit op dit moment gaat aanpakken. Voorzitter, sinds juni jl. is er in de financiële perspectieven van de provincie het een en ander bijgesteld en in deze begroting verwerkt. Naast het nieuwe beleid dat na de Voorjaarsnota in deze begroting is opgenomen, geeft het College in de voordracht bij deze begroting aan dat zij bereid is een substantiële bijdrage te leveren in de kosten voor de verdubbeling van de N33. D66 is het er mee eens dat de verdubbeling van de N33 de verkeersonveiligheid moet terugbrengen en dat de verdubbeling een belangrijke bijdrage kan leveren aan de economische groei, ook in de Veenkoloniën en het Eemsmondgebied. Wij blijven van mening dat de N33 een rijksweg is en dus onder de verantwoordelijkheid van het Rijk valt – de verdubbeling zou dus in principe door het Rijk betaald moeten worden - , maar wij hebben gesteld dat wij de concrete uitwerking van de plannen met open vizier tegemoet zullen treden en beoordelen. Daarbij willen wij nu ook de financiële bijdrage van de provincie in dit project betrekken. Helaas lijkt het er op dit moment niet op dat het Rijk met meer dan € 50 miljoen over de brug zal komen. Die discussie over de motie Hofstra is al gevoerd en minister Peijs vindt de plannen die Drenthe en Groningen samen hebben ingediend, veel te duur. Het is al door velen gezegd. Er is werk aan de winkel voor het College om hier zo goed en zo snel mogelijk uit te komen. Wij horen graag iets over de stand van zaken op dit moment. De opwaardering van de oostzijde van de Grote Markt. Op dit moment is een reservering in de begroting verwerkt van € 3,7 miljoen, waarvan € 1,6 miljoen uit de reserve Economisch Sociaal en Fysieke Infrastructuur (ESFI) moet komen en € 2,1 miljoen ten laste komt van de post cofinanciering Kompas met als enige onderbouwing dat het College vindt dat met deze plannen in culturele zin een bovenlokaal belang wordt gemoeid. Voorzitter, om nu al geld te reserveren voor de oostwand gaat mijn fractie op dit moment veel te ver. Hebben wij het hier over de totale oostwand? Hebben we het over het Groninger forum? D66 wil te zijner tijd best de discussie aangaan wat een bovenlokaal cultureel belang is in deze provincie, maar dan niet op basis van één idee zoals nu het geval is, maar op basis van meerdere concepten.
32
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Door in dit stadium als provincie geld voor dit project te reserveren ontneem je volgens ons de ideeënmakers en de ontwikkelaars de prikkel en de creativiteit om met zo weinig mogelijk geld zoveel mogelijk te realiseren. Wij lopen lang genoeg mee in de politiek om te weten dat potjes die beschikbaar zijn, bijna altijd opgemaakt worden. Los van het nut of de noodzaak. Voorzitter, met het grootste deel van de begroting kunnen wij instemmen. Wij maken een voorbehoud ten aanzien van de reservering van de oostwand en straks zullen wij het hebben over de verschillende moties. Ik dank u wel. De heer ZANEN: Voorzitter, de Partij voor het Noorden wil graag een bijdrage leveren aan dit debat over de begroting. Wij zijn het overigens eens met de redenering die naar voren is gebracht tijdens deze vergadering dat het Koersverhaal het beste tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2006 betrokken kan worden bij de Algemene Beschouwingen, waardoor tijdens de behandeling van de begroting op concreter niveau gesproken kan worden. Dat Koersverhaal brengt mij bij een opmerking van gedeputeerde Bleker. Hij heeft in de vergadering van de commissie Economie en Mobiliteit nadrukkelijk gereageerd op een inbreng van de Partij voor het Noorden over Puur Plantaardige Olie (PPO) en het gebruik daarvan. Hij heeft daarbij verwezen naar de Koersnotitie en opgemerkt dat ons verhaal daar eigenlijk in staat en dat onze bijdrage eigenlijk overbodig zou zijn. Nu las ik in het Dagblad van het Noorden een verontrustende kop: “Bleker gaat over zijn nek van Teun Jan Zanen”. Dat stond er met zoveel woorden en ik dacht: “Dat heb ik toch gemist, want ik heb in dat debat wel iets gehoord van Bleker’s weerstand … De heer BLEKER (gedeputeerde): Ik heb dat ook gemist … er stonden geen aanhalingstekens bij, dacht ik. De heer ZANEN: Nee, ik heb daarom ook gewacht met een reactie, want ik moest wel serieuze grond onder de voeten hebben. Nu wil het geval dat het verslag van die commissie zeer lang op zich liet wachten, maar uiteindelijk is het toch gekomen en heb ik het bestudeerd. Ik moet zeggen dat ik het Dagblad van het Noorden niet helemaal ongelijk kan geven. In het verslag staat namelijk dat “De heer Bleker acht dit symboolpolitiek [dat gaat erom dat je als provincie laat zien dat een innovatie werkt, maar daar kom ik zo op terug] waar hij, toen hij nog gewoon burger was, al onpasselijk van werd.” Nu zit het hem in het woordje ‘al’, want dat betekent namelijk dat hij dat nu ook is. Daar wil ik graag iets aan doen in deze vergadering. Ik wil u een beker aanbieden met de tekst Bleker Water om, als u moet kotsen, deze beker daar heel goed voor kunt gebruiken. Dit flesje bevat PPO dat heel goed te consumeren is. De combinatie van de inhoud van de emmer en dit PPO zou je biomassa kunnen noemen. Dat is zeer goed te hanteren in elk scenario voor duurzame energie. De heer Zanen overhandigt de heer Bleker een emmer en een flesje PPO. De heer ZANEN: Dat gezegd zijnde wil ik de heer Bleker nog even aanspreken. Ik vind dat hij in zijn bijdrage voorbij is gegaan aan een heel belangrijk aspect van puur plantaardige olie en dat betreft de bevordering van de landbouw in deze provincie. Naar mijn idee is het van groot belang dat er een nieuw perspectief ontstaat en dat lijkt zich aan te dienen als het gaat om het bebouwen van grote arealen met koolzaad. De heer Zanen overhandigt de heer Bleker twee posters, één met een afbeelding van een veld met bloeiend koolzaad en een met een auto met de tekst: deze rijdt op PPO.
33
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer ZANEN: Hier staat Groningen eigenlijk nog steeds om bekend hoewel er weinig akkers tegenwoordig nog met koolzaad worden bebouwd. Ik hoop dat dit een toekomstbeeld is waar wij wat mee kunnen. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, mag ik de heer Zanen erop wijzen dat voor slechts één auto die gedurende een jaar een gemiddelde afstand aflegt de opbrengst van 1 ha nodig is. De heer ZANEN: Welnu dan kunnen wij heel wat landbouw verwachten. Dat lijkt mij helemaal niet zo gek, want er zijn op termijn problemen met diverse gewassen. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, ik ben er helemaal niet tegen, maar hier worden wat overspannen verwachtingen gewekt die volgens mij niet terecht zijn. De heer ZANEN: Daar wil ik het volgende over zeggen. Het gaat hier eveneens om de bevordering van de reductie van de CO2-emissie. Dat kan in het algemeen worden bevorderd – in de Koersnotitie staat dit als zodanig beschreven – door samen met anderen te werken aan enerzijds energiebesparing en anderzijds opwekking van duurzame energie. Dat staat er met zoveel woorden in. Ook handelt de motie van GroenLinks daarover die wij als Partij voor het Noorden ondersteunen. De vraag is of een mogelijkheid die zich aandient – de PPO – ondersteuning verdient. Dat kan ook met anderen. Je kunt zeggen dat de verbouwing van koolzaad – een groep landbouwers in Oost-Groningen is daar reeds mee begonnen – verder bevorderd kan worden in samenhang met de net opgestarte oliemolen die, ondanks aanloopproblemen, nu normaal functioneert. Eveneens zou gestart moeten worden met de organisatie van de distributie van PPO, die natuurlijk goed moeten worden geregeld, en dat gestimuleerd moet worden dat er faciliteiten komen waar ombouw van voertuigen plaats kan vinden. Auto’s, treinen en bussen. Er zijn al concrete voorbeelden op dat vlak aan te wijzen. De provincie zelf zou kunnen helpen om een doorbraak te bereiken op dit punt. Er zijn natuurlijk een aantal mogelijkheden als het gaat om energiebesparing en het opwekken van duurzame energie, maar de volgende is er een die voor de hand ligt, rijp is en vrij gemakkelijk kan worden ingevoerd. Voorzitter, ik heb binnen het provinciale apparaat geïnformeerd om te vernemen hoe de situatie is van het eigen wagenpark van de provincie. Dit is vrij omvangrijk. Er rijden ongeveer 75 vehikels rond op diesel en die zijn met enige aanpassing geschikt te maken voor het rijden op PPO. Nu gaat het mij te ver om het hele wagenpark op een andere brandstof te laten rijden, maar je zou als provincie deze mogelijkheid op beperkte schaal als experiment moeten oppakken, waardoor politieke steun wordt gegeven aan die ontwikkeling. Binnen het apparaat is men bezig om de verschillende mogelijkheden, waaronder PPO, te onderzoeken. Volgens mij ligt hier een goede kans om een stap te zetten en ik roep de fracties op om daar nog eens goed over na te denken. Ik heb daarover een motie opgesteld en die wil ik u voorleggen. De VOORZITTER: De heer Zanen stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 oktober 2005, overwegende dat: de provincie Groningen zichzelf verplicht heeft een evenredige bijdrage te leveren aan het nakomen van de internationale afspraken over het terugdringen van de CO2-emissie als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen;
34
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
-
deze zelfgekozen verplichting op twee wijzen kan worden nagekomen, namelijk door 1. als provinciale overheid maatschappelijke ontwikkelingen te bevorderen die een bijdrage leveren aan energiebesparing en aan het tot stand brengen van de opwekking van duurzame energie, en 2. als provincie zelf aan die gewenste ontwikkeling mee gestalte te geven door actief mee te werken aan energiebesparende projecten en aan projecten gericht op het gebruik van duurzame energiebronnen, ook waar het de eigen organisatie betreft,
verzoeken het College van GS: bij wijze van experiment het komend jaar een deel van het eigen wagenpark, dat nu grotendeels op diesel rijdt, om te bouwen voor het gebruik van Puur Plantaardige Olie (PPO) als nieuwe brandstof. Tot dat experiment behoort ook het opzetten van een eigen distributienet provinciewijd, waarbij in overleg met één of meerdere marktpartijen meerjarige afspraken over levering en prijsstelling van PPO worden gemaakt; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Zanen en mede ondertekend door mevrouw Hoekzema. De motie krijgt nummer 5, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer ZANEN: Voorzitter, ik heb onze notitie over PPO betrokken bij dit debat. Ik moet zeggen dat ik de wijze waarop die is besproken, zeer positief heb gewaardeerd in de commissie Economie en Mobiliteit. De fracties zijn daar serieus op ingegaan. Wellicht leidt dat er toe dat zij mede steun kunnen verlenen aan de motie, maar dat zal wel blijken. De achtergrondgedachte is in ieder geval heel positief opgepakt en daar ben ik blij om. De heer HAASKEN: Voorzitter, ik wil de heer Zanen wat vragen. Wij hebben zijn notitie inderdaad in de commissie besproken en zijn voorstel was ook toen om een deel van het wagenpark om te laten bouwen. Hij heeft toen de voorkeur uitgesproken om de dienstwagens van het College om te laten bouwen voor het gebruik van PPO. Ik heb mij overigens laten vertellen, meneer Zanen, dat het reeds is uitverkocht. Ik adviseer u daarom er een treinkaartje en een fiets bij te leveren, zodat zij, als zij onderweg zijn, ook weer terug kunnen komen. De heer ZANEN: Er zijn, meen ik, drie auto’s van het College die op diesel rijden. Om te voorkomen dat je stil blijft staan als het vriest of als het erg koud is, zal een aanpassing aan de motor moeten plaatsvinden waardoor de brandstof toch in de motor komt. Dat is technisch geen probleem. Er zijn al garagebedrijven die dit soort ingrepen verrichten tegen een vaststaande prijs. Je weet precies hoeveel het kost. Je kunt dan ook heel goed de auto’s van het College laten ombouwen, meneer Haasken, en dan kunnen zij er fijn op rijden. Overigens, een fiets in de binnenstad is nooit weg, maar dit terzijde. De heer MOORLAG: Voorzitter, op welk type brandstof rijdt de auto van de heer Zanen? De heer ZANEN: Oei ….! Ik rijd op diesel en het zou een goede zaak zijn dat de faciliteiten om op PPO te gaan rijden binnenkort gerealiseerd worden. Het zou de provincie sieren als zij mij helpt die ontwikkeling te bevorderen. Dan doe ik uiteraard mee en u ook, hoop ik.
35
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Mevrouw BULK: Voorzitter, ik heb voorafgaand aan de vergadering even met de heer Zanen gesproken, want net als hij heb ik bij het ambtelijk apparaat geïnformeerd naar het gebruik van alternatieve brandstoffen en wel meer dan een half jaar geleden. Nu is men daar al een hele poos mee bezig om te kijken wat ze kunnen doen en waar distributiepunten kunnen worden opgericht. Ik heb voorafgaand aan de vergadering gevraagd deze motie te verbreden naar mogelijk andere alternatieve brandstoffen. Daar hoor ik u helaas weinig over spreken. Als nu blijkt dat een gas uit mestvergisting veel beter zou zijn, beperkt u dan niet met deze motie eventuele experimenten daarmee? De heer ZANEN: Er ligt nu helaas geen beleidsnotitie van het College voor over hoe zij met het eigen wagenpark om zouden willen gaan. Als die notitie er zou liggen, zou een uitspraak waar u achter staat, heel goed kunnen doen. Nu gaat het erom dat je probeert om iets los te wrikken, om een impuls te geven en die heb ik inderdaad geconcentreerd op deze ene kwestie. Dat is niet zomaar gebeurd, want de inspanningen om tot die brochure te komen heeft daar mee te maken. Het pleidooi richt zich nu op de PPO. Ik ben het ermee eens dat er ook andere mogelijkheden zijn en dat die inderdaad binnen het apparaat onderzocht worden. Dat is een goede zaak. Desondanks zouden wij graag het gebruik van PPO een duw in de goede richting willen geven en van politieke steun willen voorzien. Vandaar de beperking in de motie. Een ander punt betreft de werkgelegenheid in zijn algemeenheid. Er zijn zorgen uitgesproken over een aantal sectoren waar zich problemen voordoen of lijken te gaan voordoen. Ik denk aan de suiker en de aardappelmeel. Ook de chemie is daar nadrukkelijk bijgekomen in relatie tot de energieprijzen. Er is naar mijn idee alle reden dat er een regionaal ontwikkelingsbeleid zou moeten blijven bestaan en helaas moeten wij vaststellen dat de rijksoverheid op dat punt een andere koers is gaan varen en met de nota Pieken in de Delta afstapt van op het Noorden gerichte beleid. Er is weliswaar een soort overgangsperiode ontwikkeld, maar die staat toch in het teken van die nota Pieken in de Delta en niet meer in het zorgvuldig ontwikkelde Kompasprogramma, zoals dat nu nog wordt gehanteerd. Dat is jammer en de vraag is of er nog geld is voor de interim-periode. Het betreffende bedrag van € 120 miljoen is op een ingewikkelde manier bij elkaar geharkt, maar het zal toch moeten voldoen aan de criteria in de nota Pieken in de Delta. Dan spreken wij over innovatie, want daar is men landelijk op uit. Innovatie in het bestaande bedrijfsleven of nieuwe projecten. Wij hebben zelf een programma waarin genoemd staat welke economische ontwikkeling wij zouden willen. Er zijn nadrukkelijk zes speerpunten benoemd en de discussie daarover is gevoerd ter gelegenheid van de Voorjaarsnota 2005. De relatie van economische ontwikkeling en cultuur is daarbij aan de orde gesteld. Zou je dit als zevende speerpunt moeten toevoegen of zou je cultuur moeten zien als iets wat te maken heeft met een aantal sectoren en een aantal ontwikkelingen daarin? Daarmee komen wij op een punt waarop wij als Partij voor het Noorden al eerder bij gelegenheid van een begrotingsbehandeling hebben gewezen. Het gaat erom extra ruimte te scheppen voor kunst en cultuur en meer provinciale faciliteiten. Wij zouden financieel kunnen bijdragen in de veronderstelling dat dit ook economisch interessante effecten mee helpt genereren. Dat is een stelling. Twee jaar geleden hebben wij een amendement ingediend op de begroting om wat ruimte vrij te houden voor cultuur. De gedeputeerde was het weliswaar wel met de redenering eens, maar vond het niet nodig. Achteraf gezien bleek dat volgens mij toch wel nodig te zijn geweest of was een en ander gemakkelijker verlopen als die ruimte er wel was geweest. Nu zou ik opnieuw over dit punt iets willen zeggen. Wij hebben die vraag voorgelegd aan de Wetenschapswinkel Economie van de Rijks Universiteit Groningen. Wij dachten dat het wellicht feitelijk aantoonbaar is dat er een relatie bestaat tussen inspanningen in cultuur en de kunsten en economische innovatieve groei. De betreffende brochure heb ik u op het allerlaatste moment doen toekomen. Op het allerlaatste moment daar wij de brochure eerst wilden aanbieden aan de drie gedeputeerden van Friesland, Groningen en Drenthe. Het gaat namelijk over Noord-Nederland. Er staat een aardige samenvatting in van wat in deze drie provincies wordt gesubsidieerd. Helaas werd de vergadering uitgesteld, vandaar dat wij de brochure u hebben toegestuurd.
36
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
In de brochure blijkt die relatie en in samenhang daarmee willen wij niet een amendement indienen om extra geld voor cultuur te krijgen, want dat is wat rechttoe rechtaan. Je zou de mogelijkheid moeten scheppen om bijvoorbeeld de ESFI-reserve te kunnen aanwenden op het moment dat zich een interessant experiment of activiteit op cultureel gebied aandient die niet past in de budgetomvang van cultuur zoals vandaag wordt vastgelegd. Die motie wil ik u hierbij voorleggen. De VOORZITTER: De heer Zanen stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 oktober 2005, overwegende dat: het economisch beleid van de provincie Groningen gestoeld is op een innovatie- en speerpuntenbeleid, waarbij zes speerpuntsectoren zijn benoemd en is uitgesproken dat de provincie actief zal participeren in netwerken in de betreffende sectoren en actief bezig zal zijn met het verwerven van projecten en projectideeën en het mee-ontwikkelen en subsidiegereed maken van projecten, regio’s met veel kunst- en cultuuruitingen, waarbij er dus sprake is van een levendig cultureel klimaat, grote aantrekkingskracht uitoefenen op wat wel de ‘creatieve klasse’ genoemd wordt en dat daarmee een innovatief en creatief klimaat kan ontstaan, dat ook zijn uitwerking heeft op de ontwikkeling van nieuwe initiatieven en ideeën in de economische sfeer, daarmee een actieve stimulering door de overheid van de kunstzinnige- en culturele sector ook als een belangrijke groeiimpuls voor de economie beschouwd kan worden, spreken uit dat: als de middelen voor de stimulering van de culturele sector in de loop van het jaar 2006 uitgeput raken en zich belangwekkende nieuwe initiatieven voordoen die het kunstzinnige en culturele klimaat in de provincie Groningen aanzienlijk zouden kunnen versterken, financiering van noodzakelijke geachte bijdragen door de provincie aan die projecten/initiatieven vanuit de ESFIreserve mogelijk zijn en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Zanen en mevrouw Hoekzema. De motie krijgt nummer 6, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer ZANEN: Ik rond af met een laatste opmerking over de begroting. De Begroting 2006 achten wij acceptabel. Ik wil daarbij de kanttekening maken dat waar de PvdA het heeft over sparen ten behoeve van cofinanciering van rijksmiddelen die ter beschikking komen van projecten, ik liever zou zien dat wij zelf vanuit het eigen Kompas- en Koersverhaal lijnen trekken naar de toekomst en daarvoor onze eigen middelen reserveren. Met het Rijk verwacht ik dat wij een ander soort relatie krijgen dan wij hadden en daarover moeten wij nadenken. Daarbij wil ik het laten. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor vijf minuten en dan begint de beantwoording. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer Calon heeft het woord.
37
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter. Ik moet u zeggen dat ik, zoals altijd, wel begin met mijn verhaal, maar echt niet weet waar ik uitkom. Ik hoop dat ik fatsoenlijk aan het eind kom. Dat is meestal gelukt, dus zal het nu ook wel weer lukken. Het financieel perspectief. Wij hebben natuurlijk veel in de commissie besproken. Daar hebben wij ook al een aantal toezeggingen gedaan. Die ga ik hier niet herhalen, want dan zijn wij verkeerd bezig met elkaar. Ik ga hier ook geen ‘algemeen beschouwingsgericht’ antwoord geven, want diegenen die zeggen dat wij dat bij de Voorjaarsnota moeten doen en ook diegenen die zeggen dat het Koersverhaal bij de Voorjaarsnota betrokken had moeten worden en dat dit volgend jaar bij de Voorjaarsnota 2006 aan de orde moet komen, hebben daar gelijk in. Ik ga akkoord met allen die menen dat het Koersverhaal volgend jaar bij de Voorjaarsnota moet worden behandeld. Ik ben het ook eens met hen mensen die voorstander zijn van een evaluatie van het collegeprogramma en van het beleid dat is uitgevoerd om na te gaan welke effecten zijn behaald, zodat de resultaten daarvan gebruikt kunnen worden voor het laatste deel van deze periode en het eventueel opstellen van verkiezingsprogramma’s voor de verkiezingsstrijd. Dat zullen wij doen. Toch even een nuance: er is op dit moment geld over, lijkt het. Vooral die laatste twee woorden zijn belangrijk. Het Statenlid Van der Ploeg gaat daar vrij uitvoerig op in. Hij zegt: “In het eerste jaar zijn aan het begin de opcenten verhoogd en nu is er een spaarpot van Calon”. Beide uitspraken zijn niet waar. Het eerste jaar zijn de opcenten niet verhoogd. Het eerste jaar is er, conform het collegeprogramma dat door uw Staten is gevolgd, behoorlijk bezuinigd. De accressen zijn op nul gezet en er is cumulatief bezuinigd in de formatie. Leest u het allemaal nog maar eens na in het collegeprogramma en ook in de eerste begroting, want het staat er gewoon in. De opcenten zijn niet verhoogd, maar er is gewoon gesneden in eigen vlees met doorwerking naar deze volledige collegeperiode. Dat doet pijn in de organisatie, omdat wij een formatietaakstelling hebben, en het doet pijn buiten de organisatie, omdat de accressen gelimiteerd zijn. Als de kosten toenemen en de accressen op nul staan, doet het op een gegeven moment zeer. Dat is nog niet voorbij. Het tweede jaar hebben wij de opcenten verhoogd met het argument: er moet een tandje bijgezet worden. Ik dacht dat het Rudi Slager was die zei dat de mouwen moesten worden opgestroopt. Er is een stad iets groter dan Delfzijl in Groningen werkeloos. Die mensen staan buiten deze samenleving. Dat accepteren wij niet. De provincie Groningen moet nog zwaarder aan de bak om ervoor te zorgen dat mensen die buiten het arbeidsproces staan om wat voor reden dan ook – of ze nu gehandicapt zijn, niet genoeg geschoold zijn of er een bedrijf failliet is gegaan of is gesaneerd – weer een baan krijgen. Er moet zwaarder ingezet worden op regionaal economisch beleid en dat mag niet stranden op gebrek aan provinciale cofinanciering. Het was, dacht ik, Marc Boumans van de VVD die toen een zeer moedige omslag heeft gemaakt in dat debat. In eerste termijn heeft hij behoorlijk zwaar zitten discussiëren of dat wel moest. Uiteindelijk is de VVD ermee akkoord gegaan in het belang van de werkgelegenheid. Dat vinden wij nog steeds belangrijk. Wij hebben inmiddels redelijk in kaart wat er vanuit Den Haag komt voor het regionaal economisch beleid na 2006. Vandaag had Wiebe van der Ploeg wel gelijk: na 2006. Ook voor 2006 ziet u een dikke € 4 miljoen in de Begroting staan die niet belegd is. Wij hebben echter nog niet in kaart wat er uit Brussel gaat komen. Dat is één. Punt twee is dat het evenmin duidelijk of wij aan het eind van deze periode – dus tot en met 2006 – voldoende pecunia hebben om al die goede projecten te co-financieren. Dus om twee redenen willen wij die ruimte voor 2006 niet opsouperen. Dat andere is heel erg duidelijk. Wij vinden dat je pas in grote mate beslag moet leggen op dat bedrag als je zicht hebt op het regionaal economisch beleid. Dat zal deze herfst zijn. Ik heb al eerder in de commissie gezegd dat wij er bij de volgende Voorjaarsnota inzicht in zullen geven. Waarom niet nu? Welnu, het zou best zo kunnen zijn – ik weet het niet, de heer Van der Ploeg denk ik ook niet – dat men de conclusie zou moeten trekken dat wij over die periode te weinig geld hebben en dat wij die € 4 miljoen van 2006 doorschuiven en over die jaren verschmertzen. Het zou kunnen. Het kan ook zo zijn dat je aan het eind van deze periode vaststelt dat er te weinig geld is om voor cofinanciering en dat het geld voor andere doeleinden nodig is. In elk geval vinden wij het als College onverstandig om dat nu te beleggen.
38
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter. Ik kan het verhaal van de gedeputeerde goed volgen. Natuurlijk zijn er altijd onzekerheden. In het begin van zijn betoog noemde hij echter ‘opsouperen’. De gedeputeerde kan echter ook concluderen, gelet op de voorstellen die nu voorliggen, dat geen enkele fractie dit bedrag wil opsouperen. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, maar ik was ook nog niet klaar, voorzitter. Er zaten een paar foutjes in uw redenering. Ik probeer nogmaals te betogen waarom wij geen groot beslag op die middelen willen leggen en ik moet constateren dat dit een breed draagvlak vindt in de Staten. Bijna alle fracties hebben zich akkoord verklaard met deze Begroting 2006. Er staat in voldoende mate in wat zij tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2005 en in de commissies hebben gevraagd. Er zijn een paar fracties die complimenten gemaakt hebben voor de lay-out van de Begroting. Dank voor die brede steun. Dank voor die complimenten, natuurlijk vooral ook aan onze medewerkers die dat werk gedaan hebben. Ik ben er aardig van onder de indruk dat zelfs de fractie van GroenLinks zegt: “Wij hebben daar wel de nodige vraagtekens bij, maar toch dienen wij inderdaad niet zo veel voorstellen in dat ze dat hele bedrag opsouperen. Wij komen met een zeer beperkt aantal voorstellen”. Daar heb ik diep respect voor. De interruptie was iets te vroeg, maar ik vond dat erg goed. Wij zullen straks nadere voorstellen niet beoordelen op basis van het argument dat je niet aan dat bedrag van € 4 miljoen mag komen. Of dat een ton meer of een ton minder of twee ton meer of minder is, maakt niet uit. U hebt de laatste maanden zo veel brieven gekregen dat het uiteindelijke bedrag nog onduidelijk is. En wij weten allemaal niet hoe het volgend jaar is. De grote lijn is echter dat het grote bedrag gereserveerd moet blijven. Maar het argument kan niet zijn dat er geen geld is. Dat op voorhand. De discussie over Essent leidde tot een verzoek om een notitie. Ook Wiebe van der Ploeg zei in de commissie dat hij er een totaalnotitie over wil hebben. De VVD bij monde van Eisse Luitjens merkte op dat die pas in 2006 beschikbaar zal kunnen komen. Wat ik weet is dat voor 11 oktober de Kamerleden hun schriftelijke vragen ingediend moeten hebben over het wetsvoorstel dat minister Brinkhorst namens het kabinet naar de Kamer heeft gestuurd. Dat is één. Het tweede is dat er voor die tijd, of net na die tijd, nog een geheime en vertrouwelijke bijeenkomst zal zijn over de crossborder leases en dat Essent alle contracten over crossborder leases ter beschikking zal stellen aan een door de Kamer aangewezen onafhankelijke instantie. Dat kan een accountant zijn of een bankconglomeraat. Want daarop concentreert zich op dit moment de discussie in de Kamer. Dat heeft te maken met de unbundling, een technische kwestie. Het is vrij simpel: als dat niet goed zit, is daar zo veel geld mee gemoeid dat Essent failliet gaat en dan kan het verhaal niet doorgaan. Als het wel goed zit, kan het wel doorgaan. Inmiddels zijn er heel veel verhitte politieke debatten in de wandelgangen in Den Haag. Als u mij nu vraagt wat er uitkomt, zou ik het echt niet weten. Er is dit voorjaar een compromisvoorstel bedacht door Gert-Jan Lankhorst, een hoge ambtenaar van EZ, waarmee de energiebedrijven akkoord gingen en ook de kamerleden. Het kabinet heeft dat voorstel in de prullenbak gegooid en besloten haar eigen voorstel door te zetten. Als u mij in het hart kijkt – maar ik heb dat ook al vaker in de commissie gezegd – dan moet ik u zeggen dat ik vind dat het kabinet onverstandig bezig is met dit dossier. En dan druk ik mij diplomatiek uit, want ik wil de volgende keer geen emmertje van Teun Jan Zanen krijgen. Teun Jan Zanen dient op het laatst een motie in dat het fonds ESFI in de toekomst gebruikt moet kunnen worden voor culturele zaken. Nu, u bent al bediend voordat u die motie ingediend heeft gekregen, want dat is precies wat het College heeft gedaan bij de reservering voor de oostwand van de Grote Markt. Sommige fracties hebben dit zelfs naar voren gebracht. Er was één fractie die precies de bedragen uit het hoofd kende. Wij zijn nog niet zo ver dat wij het betreffende bedrag ter beschikking stellen. Wij stellen daar voorwaarden aan. Andersom zou het niet zo moeten zijn dat als er geen reservering is en er straks een voorstel komt dat aan al onze voorwaarden voldoet, er dan geen centen zijn. Dan ben je niet geloofwaardig. Vandaar dat wij het verstandig vinden om die reservering wel te doen, voorzitter.
39
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer ZANEN: Voorzitter, het is natuurlijk niet zo dat die motie gaat over de Grote Markt. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, dat begrijp ik ook wel, maar uw intentie is nu al een beleidslijn. Wij zijn het op dat punt dus eens met elkaar, meneer Zanen. Het is ook wel goed om dat eens te constateren. De noordelijke ontwikkelingsas – de inbreng van Tet Deinum – en de notitie Internationalisering en de relaties met het buitenland en het varen met het schip van de Voorwaarts Voorwaarts naar de Oostzee. Daar heb ik ook al op gereageerd toen Fleur Gräper dat inbracht. Kijk, die noordelijke ontwikkelingsas vinden wij ontzettend belangrijk. Dat mag blijken uit de hoeveelheid energie die wij inzetten op de Zuiderzeelijn als onderdeel daarvan, maar ook gezien ons RO-beleid en wat wij proberen in relatie tot de Nota Ruimte en wat wij doen met onze contacten aan Duitse kant. Ik ben het wel eens met D66 als zij, vrij vertaald, naar voren brengt dat het niet alleen moet gaan om wegen, spoorwegen en waterwegen, maar ook om culturele, intellectuele contacten tussen kennisinstellingen en dat je de noordelijke ontwikkelingsas breder moet zien. Mark Boumans heeft in de commissie Bestuur en Financiën gevraagd om een notitie over internationale zaken. Wij hebben toegezegd dat wij dat in beeld zullen brengen. Ik denk dat wij het punt van D66 daarbij zouden moeten betrekken. Ik wil daarbij wel twee nuances plaatsen. Wij hebben op dit moment de Neue Hanze Interregio. Daar zitten alle partners in die op die noordelijke ontwikkelingsas liggen. Het is namelijk geen Groningse case, het is een NoordNederlandse zaak en ook Flevoland, Amsterdam stellen hierin belang, en dat richting Noordoost-Europa. Dat is één. Twee: wij werken in SNN-verband samen. Gisteren nog is er twee ton beschikbaar gesteld voor dit doel. Dus zelfs als je tot de conclusie zou komen dat wij hier meer aan zouden moeten doen, kan geantwoord worden dat er al geld voor beschikbaar is gesteld en dat wij het zo doen. Maar ik zeg u toe dat wij dat aspect heel erg serieus zullen bekijken bij het maken van de notitie die de VVD bij monde van Marc Boumans heeft gevraagd en die wij toegezegd hebben, want wij vragen ons zelf namelijk af of een en ander wel goed komt. Er is onderzoek gedaan door BA uit Bremen naar die relaties. Als je kijkt naar activiteiten die het netwerk Arnhem/Nijmegen in Duitsland onderneemt, dan zie je, dat als je dingen samen wil doen, je elkaar wel moet kennen. Dan moeten er relaties liggen. Mensen moeten die gezichten kennen en moeten die clubs kennen. Het is allemaal heel vluchtig. Mensen worden vervangen, structuren verdwijnen. Je moet daar dus energie in stoppen om dat te organiseren. Zo heb ik uw oproep opgevat en ik zeg u toe dat wij daar mee aan de gang gaan. De moties. Wij hebben ze onder elkaar verdeeld. Motie 4 vinden wij een heel goede motie. Die kunnen wij niet overnemen, want die positie hebben wij niet meer. Wij zouden die wel kunnen aanraden. Daarbij betrek ik even amendement onder c om nu al geld beschikbaar te stellen voor het klimaatbeleid en duurzame energie. Ik zou namens het College motie 4 willen aanraden en die zullen wij uitvoeren als zij aangenomen wordt. Amendement c raden wij af, maar daarbij wel de volgende nuance. Ons argument is niet dat er geen geld voor is en dat wij niet aan die € 4 miljoen willen komen. Dat is onzin. Als wij dit nu echt nodig vonden, zouden wij ertoe besluiten. Het argument is: laten wij nu eerst eens doen wat onder motie 4 staat en daarbij doen we de toezegging aan GroenLinks dat mocht er uitkomen dat er extra geld nodig is, dat wij dat daarvoor zullen uittrekken. Maar wel in de juiste volgorde. Vandaar dat ik daar zo op reageer, voorzitter. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dan toch even een vraag, want kennelijk gaat het ook om een interpretatie van wat met dat geld wordt gedaan. Er wordt nu een actieplan biomassa opgesteld. Dat gaat vervolgens naar een uitvoeringsprogramma toe. Dan heb ik het niet alleen over een inspanning die mogelijkerwijs via een investeringsfonds gedaan zou moeten worden – in de motie staat dat daar naar gekeken moet worden –, maar ook om een procesmatige begeleiding. Daar is een uitvoeringsprogramma voor nodig en daar is financiering voor. Dat is het punt dat in het amendement wordt aangesneden.
40
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer CALON (gedeputeerde): Procesbegeleiding. En u hebt het beeld dat dit niet goed genoeg vanuit dit provinciehuis door de mensen die hier werken, zou kunnen gebeuren en dat daar automatisch extra geld voor nodig is? De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, wij hebben ten aanzien van dit beleid het BANStraject. Dat is ingevuld, daar wordt hard aan gewerkt. Wij hebben het energieconvenant, waar hard aan wordt gewerkt door Costa Due bij Energy Valley. Ik zie niet in waar dan die capaciteit vandaan moet komen. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, ik zou voor willen stellen – en dit hebben wij niet in het College overlegd – om hier nu niet toe te zeggen dat wij extra menskracht voor de procesbegeleiding van buiten moeten gaan inhuren, maar dat wij toch echt eerst zelf kijken of er een tandje bij moet en of dat kan vanuit het apparaat. Er zijn velen die hebben hier gerefereerd aan het takenonderzoek. Ik heb daar expres niets over gezegd, omdat naar mijn mening dat al twee keer met de nodige uitvoerigheid in de commissie is behandeld. Ik wil u wel toezeggen dat wij nog eens specifiek naar dit aspect kijken, maar niet op voorhand dat wij extra geld in procesbegeleiding gaan stoppen. Daarover verschillen wij van mening. Het OV. Ook verschillen wij van mening over het andere amendement van GroenLinks. Helaas, want ik draag het openbaar vervoer een heel erg warm hart toe, sterker nog, ik ga er wel eens mee en wel vaker dan als het niet anders kan. De heer Köller heeft het over koolzaadolie. Daar ga ik niet op in, voorzitter. Gratis OV is niet gratis. Dat staat ook in het stuk dat het OV-bureau mede namens ons heeft verstuurd. Er is altijd iemand die betaalt. Je moet heel goed kijken hoe je het geld zo efficiënt mogelijk inzet. Wat niet in die notitie staat, maar wat wij hier al vaker gezegd hebben – ook onze collega Tonnis Musschenga heeft dat al vaker gezegd in de commissie en ook in de Staten – is dat het OV snel moet zijn. De frequentie moet hoog zijn, het moet veilig zijn en het moet schoon zijn. Dat is het belangrijkste. Dan haal je mensen uit de auto in de bus, in de trein en het OV. Je doel is om ervoor te zorgen dat wij minder tijd in de file staan en dat het milieu minder wordt verpest. Wij zien niet in hoe je met dit amendement dat doel haalt. U citeert in het amendement een paar regels uit de reactie van het College op de notitie Gratis OV. Daar blijf ik voor staan. Het kan dus best zijn dat bedrijven samen met het OV-bureau bepaalde acties gaan ondernemen. Dan zullen het echter wel die bedrijven moeten zijn die dat moeten gaan betalen, niet het collectief. Ik zie dus niet in wat dit bijdraagt aan die eerste drie doelstellingen die ik net genoemd heb. Wij vinden het niet goed om voor deze specifieke doelgroep anderen te laten betalen. Dit amendement moeten wij daarom ontraden. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dat laatste argument vind ik een beetje onbegrijpelijk, want er wordt helemaal niet voorgesteld om anderen te laten betalen anders dan wij als provincie. De heer CALON (gedeputeerde): Dat zijn toch anderen? Dat zijn toch de burgers van Groningen? De heer VAN DER PLOEG: Ja, maar het zijn niet de andere gebruikers. Dat suggereerde u min of meer. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Wellicht kunt u toch iets uitdiepen waarom deze doelgroep niet, want uit verschillende onderzoeken, ook in andere regio’s, is juist deze doelgroep vaak naar voren gehaald om mee te beginnen als je die kant op wilt. Overigens heeft de heer Musschenga altijd een open oor gehad voor dit soort initiatieven. De heer CALON (gedeputeerde): Ja, wij ook. De heer Musschenga heeft dat ook wel in het College gebracht, maar dan waren wij toch in grote eensgezindheid van mening dat wij het zo niet zouden moeten doen.
41
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Er moet niet de suggestie gewekt worden dat nu de heer Musschenga er even niet is, er opeens een ander beleid gevoerd wordt. Wij proberen in die notitie Gratis OV aan te geven dat gratis OV niet gratis is, omdat iemand anders het betaalt. Daar zijn twee voorbeelden bij opgevoerd. De heer VAN DER PLOEG: Maar meneer de voorzitter, dat is natuurlijk de discussie niet. Er ligt ter bespreking een concreet voorstel voor een pilot voor. Dat is iets anders dan te beweren dat gratis OV niet gratis is. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, ik heb denk ik duidelijk aan GroenLinks aangegeven waarom wij er niet voor voelen. Daar kan men van mening over verschillen. Het leidt niet tot een versnelling of verhoging van de frequentie. Het leidt niet tot een schoner OV en het leidt niet tot meer veiligheid. Het leidt er evenmin toe – denken wij – dat door dit voorstel minder auto’s op de weg zullen komen. De heer VAN DER PLOEG: Nee, maar u vergeet één aspect van het hele lijstje, namelijk het laten toenemen van het gebruik van het OV. Het punt als je een pilot start, is juist te kijken naar wat de effecten daarvan zijn. De heer CALON (gedeputeerde): Ja, en juist omdat die pilots gedaan zijn – eentje staat in de brief, ZuidHolland –, hebben wij er zorgen over of je hiermee het OV-gebruik kunt laten toenemen en de congestie en het aantal rijdende auto’s kunt laten verminderen. Afsluitend: ik ben ook heel erg blij – en daar ben ik ook mee begonnen, en ik eindig altijd graag met datgene waarmee ik begon – dat deze Begroting 2006 en de manier waarop die is uitgewerkt op zo’n breed draagvlak kan rekenen. Dat is ook wel eens anders geweest. En dan toch even het vingertje: wij moeten niet omzien in tevredenheid, want de mate van afrekenbaarheid is nog steeds voor verbetering vatbaar. Daar zullen wij volgend jaar wederom naar streven. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, mag ik beginnen met het portefeuilleonderdeel natuur? Er is een motie ingediend door de PvdA waar het gaat om particulier natuurbeheer en hoe je dat op een goede wijze in samenspraak met diverse betrokken partijen nader kunt invullen en kansen kunt geven. Ik denk dat het goed is om te melden dat de extra promotie die het afgelopen halfjaar is gegeven aan de mogelijkheden voor particulier natuurbeheer echt vruchten begint af te werpen, zowel voor particulieren die hun grond nu al in eigendom hebben en die soms op grote schaal met initiatieven komen tot particulier natuurbeheer, als waar het gaat om het aanbieden van gronden die in het bezit zijn van BBL en de interesse die daar voor is. Dat is op zichzelf heel goed. Met name is het ook goed, omdat het zo aansluit bij wat eigenlijk al vanaf het begin in de Staten heeft gespeeld: natuurbeheer kan ook een verbreding van het agrarisch bedrijf betekenen. Bijvoorbeeld in de notitie van de PvdA wordt als een van de bedrijfstypen het verbrede bedrijf met natuurbeheer genoemd. Dus het gaat op zichzelf de goede kant op. Je moet het met elkaar op een verstandige manier doen. De motie van de PvdA, mede ondertekend door meerdere partijen, zien wij als een belangrijke aansporing, ondersteuning en ook nadere invulling van hoe wij dat beleid kunnen uitvoeren. Ook het appèl dat wordt gedaan richting de huidige grondbezitters in de EHS, namelijk de grote terreinbeherende organisaties, om in gesprek te willen over eventuele uitruil van gronden, het afstaan van gronden, is een hele belangrijke. Ik moet zeggen dat bijvoorbeeld een partij als Staatsbosbeheer inmiddels zelf ook met voorstellen daarover komt. Het is soms bij de terreinbeherende organisaties inmiddels zo dat men zegt: “Sommige gronden zouden misschien beter in andere handen kunnen zijn dan in onze, en als wij dat op een goede manier kunnen ruilen met gronden die juist heel specifiek beheer vereisen van deze organisaties, dan zou dat goed zijn.”
42
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Het uitgangspunt blijft echter vrijwilligheid voor boeren en dus ook voor deze terreinbeherende organisaties. Wij zullen u over de uitvoering op de hoogte blijven houden. De heer MOORLAG: Voorzitter, heel veel woorden, maar als ik het goed versta, wordt die motie dus gewoon uitgevoerd. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, ik geef aan dat het een ondersteuning is van het beleid waar wij mee bezig zijn. Het geeft ook een nadere invulling, dus zien wij de motie niet als een aansporing om na te laten waar wij al mee begonnen zijn. Er is goed nagedacht over de motie, vind ik. Dan mag er toch ook wel een beetje over gezegd worden, of niet? Mevrouw BOS: Voorzitter, het onderwerp gaat ons allemaal aan het hart, en u ook. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja. Mevrouw BOS: Ik dacht dat er wel een wezenlijke verandering was. Die verdeling 60/40 was zo opgezet, dat eerst een halfjaar bepaalde gronden beschikbaar of open stonden voor particulier natuurbeheer. Nu wordt er dus voor gepleit, om daar niet direct prioriteit aan te geven, maar eerst met een soort zoneringsbeleid te komen en op basis daarvan te kijken welke gebieden aan wie het eerst aangeboden worden. PvdA, ik had begrepen dat dat de bedoeling was. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, het is goed gebruik om de motie goed te lezen en het verhaal achter de motie goed te beluisteren van de indiener. Dat heb ik gedaan. Er wordt niet gezegd dat wij de praktijk die wij hebben geïntroduceerd om de gronden gedurende een halfjaar aan te bieden, zou moeten worden gestopt. Alleen worden hier de kaders geschetst waarbinnen dat naar het oordeel van de indieners nog beter en meer verantwoord mogelijk is. En zo zie ik deze motie, want er wordt ook niet over dat punt gesproken. Mevrouw BOS: Voorzitter, mag ik dan de PvdA nog even vragen hoe zij dat precies bedoelen? De VOORZITTER: Dat hoeft u niet, want u had in uw linker ooghoek kunnen zien dat de heer Veluwenkamp al naar voren boog. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, rechter ooghoek. De VOORZITTER: U heeft ongetwijfeld gelijk, maar ik zit er anders tegenover. De heer VELUWENKAMP: De gedeputeerde hanteert opnieuw de floret. Wij interpreteren de motie een fractie anders. Er staan in het dictum van de motie vier punten. Het eerste punt is met de betrokken partijen overeen te komen waar particulier natuurbeheer wel doelmatig is en waar niet. Vervolgens staat er punt twee: aangekochte grond, waar dat wel doelmatig is aan particulieren te koop aan te bieden. Het derde punt: waar dat niet zo is, het door te leveren aan terreinbeheerders. Er zijn percelen die nu een halfjaar te koop staan, waarvan wel eens zou kunnen blijken dat zij uitsluitend geschikt zijn om door de terreinbeheerders te worden beheerd. In dat geval zouden ze dus niet een halfjaar te koop moeten blijven staan, maar onmiddellijk worden doorgeleverd. Er is dus wel degelijk een wijziging bedoeld ten opzichte van het huidige beleid.
43
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, misschien is het teleurstellend dat wij soms al doen wat u ons vraagt, maar wij hebben op dit moment een concreet geval van 10 ha, waarvan wij nu al zeggen en ook in overeenstemming met in dit geval Groninger Landschap hebben gezegd dat het niet in de aanbieding gaat, omdat het volstrekt onlogisch en onpraktisch is om het te doen. Dus dat wordt op dat moment direct doorgeleverd. Die toets zit er nu dus al in. Alleen vind ik wel dat wij de taakstelling – die u noemt – in de gaten moeten houden. Wij moeten 40% particulier natuurbeheer realiseren. Dat is om en nabij de 2500 ha, de komende tien à twaalf jaar. Dat is een gigantische operatie. Daarom is het zo goed dat u oproept om te trachten om met alle partijen overeen te komen waar het wel heel goed is en waar het minder goed is of ongeschikt is. Want onder ‘alle partijen’ versta ik ook de Federatie Particulier Grondbezit, de Federatie van Particuliere Oevereigenaren, de acht agrarische natuurverenigingen, LTO Groningen, Groninger Landschap, Vereniging Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Met die partijen gaan wij om de tafel om te bezien hoe je tot die eventuele zonering – je kunt ook criteria formuleren in plaats van dat je dat op een kaart aangeeft – kunt komen. Het is niet bij voorbaat gezegd dat het een soort van fifty-fifty-uitkomst kan zijn. Het kan een andersoortige uitkomst zijn. Daar gaan wij met elkaar over spreken. Als er nu evidente situaties zijn – en die heb ik even genoemd als concreet voorbeeld – waarbij grond te koop is en gekocht kan worden door BBL en waarbij het naar ieders inzicht en ook naar inzicht van het College onlogisch is om dat in de aanbieding te doen, dan doen wij dat ook niet. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, opnieuw. Dit is natuurlijk toch ook een beleidswijziging, want hiermee zegt de gedeputeerde dat hij zich zal gaan houden aan de afspraak die hij zelf met de minister heeft gemaakt. Ik mag constateren dat hij zich tot op heden nog niet aan die afspraak heeft gehouden. Dus ik ben erg blij met deze toezegging, maar de gedeputeerde moet niet doen alsof dit bestendig beleid is. Het is wel degelijk een wending en daar ben ik blij en dankbaar om. De heer BLEKER (gedeputeerde): Dankbaarheid moet je niemand afnemen. Wij doen het zoals wij het hier nu beschrijven en wij kunnen heel goed uit de voeten met deze motie. Mevrouw BOS: Dat is prachtig, maar dan willen wij graag de resultaten van de besprekingen zien en om welke gebieden het precies gaat. De heer HOLLENGA: Met opgave van het aantal hectare, mevrouw Bos? Mevrouw BOS: Ik heb het woord gericht tot de gedeputeerde, maar ik wil u wel antwoorden. Dat willen wij vrij nauwkeurig weten. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, u krijgt bij het Jaarverslag 2005 inzicht in wat er in 2005 aan particulier en niet-particulier natuurbeheer is gerealiseerd. U krijgt in de loop van 2006 – zoals wij hebben afgesproken – ook de uitkomst van iets anders. De discussie over de natuurdoelen binnen de EHS loopt namelijk en ik wil de hier gevoerde discussie met de diverse betrokkenen ook graag koppelen aan de discussie over de natuurdoelen, want ik weet niet in hoeverre u zich buitenspel wilt laten zetten, maar voor ons is één ding duidelijk: wij gaan om tafel met al deze partijen, maar uiteindelijk is het College gebonden aan het gebiedsplan waarin de natuurdoelen voor de diverse gebieden zijn geformuleerd. Als wij tot de conclusie komen dat in een deel van het gebiedsplan de realisatie van de doelen niet via particulier natuurbeheer kan worden gerealiseerd en alle andere partijen zouden menen dat het wel mogelijk is, dan zijn wij toch gehouden om te doen wat wij zelf hebben geconcludeerd.
44
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Daarom lijkt het mij verstandig dat wij u in de loop van 2006 informeren over die discussie over de natuurdoelen, over de uitkomsten van het overleg, over hoe het in 2005 is gelopen en wat voor afspraken wij gezamenlijk hebben kunnen maken met alle betrokken partijen op dit punt als het past in het gebiedsplan. De heer MAARSINGH: Voorzitter, ik ben eigenlijk heel blij met deze discussie. Dan spreek ik ook even als voorzitter van de commissie die eind augustus het werkbezoek heeft afgelegd, want de commissie is toen geconfronteerd met de knelpunten in de praktijk. Als wij nu dan in staat zijn om in een motie te verwoorden waar er nog maatwerk geleverd kan worden in het belang van alle partijen, waar alle partijen aan mee moeten werken, dan zie ik niet in waarom wij nu nog een noodzaak voelen om het ook allemaal precies te regelen. Ik vind ook dat de gedeputeerde in zijn laatste beantwoording toch wel een beetje ingewikkeld praat. Doe nu niet zo ingewikkeld, het gaat er gewoon om of wij maatwerk kunnen leveren, of wij behulpzaam kunnen zijn aan alle partijen om de doelen goed te halen, ook het rijksdoel, maar ook de praktische uitwerking. Dat betekent dat beide partijen die zich bezighouden met natuurbeheer daar ten volle aan mee moeten werken. Dat was de bedoeling. En dan denk ik: “Laat de gedeputeerde even zijn gang gaan en laat hij het resultaat aan ons presenteren”. Wij kunnen ons natuurlijk ook weer verstaan met de achterliggende partijen of het nu ook een beetje naar de zin is. De VOORZITTER: Ik begrijp dat er een nieuw werkbezoek wordt aangekondigd. De heer MAARSINGH: Nee, voorzitter, voor alle duidelijkheid: ik houd er niet zo veel van om elke week op werkbezoek te gaan. Het moet nuttig zijn. Dit was een nuttig werkbezoek. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, dan kom ik bij een ander punt. Het betreft het Provinciaal Meerjarenprogramma en de Europese fondsen en de gelden voor andere doelen dan natuur en landbouw. Het ontwerp-Provinciaal Meerjarenprogramma – dat heb ik ook in de commissie gezegd – gaat naar de commissies. Met de kennis die wij dan hebben over de Europese fondsen en de bestedingsrichtingen die mogelijk zijn, krijgt u dan het meest actuele inzicht. Daar kan ik nu ook niet veel meer over zeggen dan in de voorgaande commissievergadering. Ik kan alleen maar vaststellen dat waar het gaat om de natuurdoelen en waar het gaat om de doelen die betrekking hebben op landbouw, wij het voor de periode tot 2013 financieel redelijk voor elkaar hebben. Voor natuur ging dat vanzelf, want het kabinet heeft bij de kabinetsformatie veel geld uitgetrokken voor natuur – hulde aan D66. Vervolgens waar het gaat om landbouw heeft u ons in februari van dit jaar – en daar liep de PvdA mee voorop – vooral ook aangespoord om zaken te doen met het kabinet als Noord-Nederland, om voor de periode tot 2013 en vanaf 2007 voldoende geld voor landinrichting en landinrichtinggerelateerde maatregelen te verwerven. Voorzitter, dat hebben wij gedaan en dat is gelukt. Dat is afgehandeld in het laatste overleg met het kabinet wat Noord-Nederland heeft gehad. Dat betekent voor Noord-Nederland ongeveer € 66 miljoen en voor onze provincie ongeveer € 22 miljoen. Is dat er alleen maar voor grootschalig, grootschalig, grootschalig? Nee, dat is niet alleen maar voor grootschalig, want de landbouwsector in onze provincie is gevarieerd. Dat is ook voor verbreding, innovatie, versterking van de keten om maar eens een paar voorbeelden te noemen. Dus dat is het antwoord op de eerste vraag van de PvdA of het alleen voor grootschalige ontwikkelingen is. Het is dus niet alleen maar voor grootschalige ontwikkelingen, al is dit wel een belangrijk element, want het is – en daar kunnen wij ook niets aan doen – een dominante ontwikkeling in de markt. Het tweede punt betreft de takken waar het dunner gezaaid is met geld als wij vooruitkijken. Dat is recreatie en toerisme en plattelandseconomie.
45
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, toen wij de brief van februari waar de gedeputeerde het over heeft, bespraken in de commissie Landschap, Water en Milieu, werd daar bijgezegd dat er tot nu toe wel geld was voor natuur, maar onvoldoende voor landbouw, waardoor de ontwikkeling van natuur – EHS – op slot zit. Wij hebben dat landbouwgeld dus nodig om EHS-grond vrij te maken. Dat is waar de heer Moorlag, mijn fractievoorzitter, eerder vandaag op doelde, namelijk dat er voor de verwezenlijking van nieuwe natuurgebieden landbouwgeld kan worden ingezet. Dat bevestigt u nu toch? De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, het sterke van het Provinciaal Meerjarenprogramma is, dat wij de gelden voor natuur en landbouw juist onderling, als wij aan het eind van de periode van zeven jaar ongeveer op hetzelfde niveau uitkomen als wij in het begin gepland hebben per doel, kunnen uitwisselen of in elk geval ten opzichte van elkaar kunnen laten versterken. Dat blijft zo. Daarnaast zitten de meer traditionele landinrichting en de kavelruil in de echte landbouwgebieden. Het perspectief 2007-2013 is voor de onderdelen plattelandseconomie overigens, waaronder recreatie en toerisme en leefbaarheid, in de Europese fondsen zoals wij daar nu kennis van hebben, erg minimaal. Het is geen rijksdoel in het Investeringsbudget Landelijk Gebied – ja, wel een rijksdoel, maar geen geld erbij. Dat betekent – en dat is op zichzelf ernstig – dat wij voor een moment kunnen komen te staan dat wij op die onderdelen, nog veel meer dan in het verleden door middel van eigen prioriteitsstelling, middelen beschikbaar moeten hebben in die periode 2007-2013, iets wat het betoog van collega Calon ook onderstreept waar het gaat om financiële ruimte te houden om verstandige beslissingen te kunnen nemen over cofinanciering in de toekomst. En die discussie komt er ten volle aan. De heer KÖLLER: Voorzitter, gisteravond stelde ik in SNN-verband dezelfde vraag. Daar badineerde ik een beetje, omdat er veel voor de boeren en de bomen, maar weinig voor de burgers gebeurde. Toen werd ik door de gedeputeerde die verantwoordelijk was in SNN-verband bijna al afgeschoten voordat ik opgestegen was, waar zij zei: “Ja maar dat is onzin. Er is voldoende geld beschikbaar en er zijn voldoende plannen, ook voor die kleine economie, de recreatie en toerisme”. Nu is voor mij de vraag of dit alleen geldt voor Friesland. De heer BLEKER (gedeputeerde): Nu, dat zal in dit geval wel alleen voor Friesland hebben gegolden. Als ik gewoon naar het Provinciaal Meerjarenprogramma en het Investeringsbudget Landelijk Gebied kijk, zitten daar geen grote bedragen in voor deze doelen. De heer KÖLLER: Voorzitter, ik vroeg het gisteravond niet als Groninger, maar als noorderling. Ik kreeg als noorderling het antwoord dat het allemaal onzin is, dat er voldoende geld aan wordt besteed. Na afloop kreeg ik nog allerlei voorbeelden voorgeschoteld, zij het ook Friese, waaruit moest blijken dat het allemaal wel goed zat. Ik vroeg mij af waar ik eigenlijk naar vroeg... De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, maar ik heb het hier over de periode 2007-2013. Dat is ook de afwijking ten opzichte van de huidige situatie, omdat wij daar wel voor vaarverbindingen, recreatieve investeringen, etc. de middelen hebben. In het Investeringsbudget Landelijk Gebied en in de eerste ontwerpen die wij nu hebben waar het gaat om het PLOP (het plattelandsontwikkelingsprogramma vanuit Europa) duiden de criteria die daar worden geformuleerd erop, dat wij juist op die punten een belangrijke koerswijziging, althans vanuit Europa, te verwachten hebben. Wij hebben die projecten dan misschien wel tot 2006– kijk bijvoorbeeld eens naar Erica-Ter Apel, welk project voor meer dan € 13 miljoen uit Europese fondsen wordt betaald –, maar als het om projecten gaat na 2007, zitten wij met een heel ander verhaal.
46
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer KÖLLER: Voorzitter, wij hadden het gisteravond niet over het verleden, wij hadden het over de toekomst. Ik zou dus maar eens met collega’s gaan praten hoe dat nu werkelijk zit. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, inderdaad, ik kan de woorden van de heer Köller bevestigen en de suggestie aan de gedeputeerde doen om in de bestuurscommissie bij het SNN maar eens over te praten of de bestuurder gisteren namens Friesland sprak of namens de drie noordelijke provincies. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ik kan u daar heel duidelijk antwoord op geven. Volgende week komt in ons College van GS het Provinciaal Meerjarenplan 2007-2013. Daar ligt dit probleem keihard op tafel. Dus los van wat mevrouw Andriesen daar over heeft gezegd, kunnen wij geen geld te voorschijn toveren voor die doelen van behoorlijke omvang. Dat is de situatie die wij hier hebben. Dat betekent dus eenvoudigweg – en dat onderstreept ook het punt van de heer Calon – dat wij dus zelf moeten nagaan hoe het met onze prioritering zit voor die doelen. En dat is een politiek debat dat wij vervolgens moeten voeren. De heer JASPERS: Voorzitter, ik begrijp dat dit een heel interessant politiek debat gaat worden, want nu komt de politieke discussie over het financiële beleid in zijn algemeenheid aan de orde, of dit soort dingen nú al beslist gaan worden in het College met voorstellen naar de Staten, of dat het pas komt in dat algemene verhaal waar wij het daarstraks over hadden. Ik zou toch naar het College toe willen bepleiten dat de laatste variant de voorkeur heeft. De heer BLEKER (gedeputeerde): Nou, wij zullen in dat Provinciaal Meerjarenplan aangeven: a. wat er in onze door u vastgestelde Meerjarenbegroting zit voor deze doelen; b. wij zullen aangeven wat, als je de bedragen van de afgelopen jaren voor die doelen naar 2013 extrapoleert, dat zou betekenen. Maar daar behoort dan wel politieke besluitvorming over te worden gepleegd, voor een deel zelfs – naar mijn mening ook – ten behoeve van een volgende collegeperiode. Dus die politieke discussie krijgen wij in twee stappen. De heer JASPERS: Maar daar waar het de co-financiering betreft, voorzitter, hebben wij vanochtend ook de afspraak gemaakt – en ik denk ook bevestigd door de andere gedeputeerde namens het College – dat wij in een breder verband afwegen waaraan dat besteed zal gaan worden. Daar zal dit een onderdeel van... De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, u hebt tot nu toe alleen maar, waar het gaat om co-financiering via de Begroting, iets gezegd over de € 5,5 miljoen co-financiering Kompas nieuwe stijl ten behoeve van de landbouwdoelen. Dat is als het ware met deze Begroting afgekaart. Dat was ook nodig om de deal met minister Veerman te sluiten, maar die overige zaken moeten in breder verband worden afgewogen, dat is juist. Maar het is nu wel vooral van belang om het scherp inzichtelijk te maken. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik constateer dat wij nu ongeveer 12 minuten aan het discussiëren zijn over besluitvorming die wel of niet heeft plaatsgevonden binnen het SNN over een afwijkend Gronings standpunt ten opzichte van Friesland. Dat vind ik eigenlijk toch wel jammer. Ik begrijp dat het de bedoeling is dat wij terugkomen bij het Groningse belang, maar het lijkt me niet de bedoeling van het SNN dat een mening bij een SNN-vergadering wordt geventileerd, die blijkbaar nog niet die van het volledige SNN is. De VOORZITTER: Ik stel voor dat de heer Bleker zijn antwoord vervolgt.
47
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, de motie over de VKDG en de Vereniging voor Dorpshuizen roept ons op om te gaan overleggen. Wij hebben gesteld dit te zullen doen. Wij hebben zes weken geleden een overleg gehad met deze twee organisaties. De fusie juichen wij zeer toe. Tijdens dat overleg zes week geleden is ons voor het eerst het werkplan 2006 en volgende gepresenteerd. Wij hebben gesteld dat er een vervolgoverleg zal komen. Namens het College heb ik gezegd dat waar het gaat om de financiële mogelijkheden voor de periode 2006 en volgende wij ons houden – wij kunnen en willen niet anders – aan de financiële kaders die door uw Staten zelf zijn gegeven, namelijk: bijna € 80.000,- voor de VKDG en in het Welzijnsplan zit een 28-uur ondersteuning vanuit het CMO op het terrein van dorpshuizen. U zegt nu twee dingen: “Vervolg dat overleg” en u zegt impliciet ook – zo beschouw ik het – “...en dat doet u binnen de financiële kaders zoals wij die eerder als Staten hebben vastgesteld”. Dan, voorzitter, kom ik bij het punt van het Groninger Agrarisch Jongerencontact. Dat lijkt mij een discussie in de Staten. De overwegingen van ons College heeft u aangetroffen. Wij wachten af hoe dat verder gaat. Er zijn op dat punt ook geen vragen aan ons College gesteld. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik wil toch even teruggaan naar het vorige onderwerp. De heer Hollenga reageert niet, dan doe ik het maar. In mijn bijdrage heb ik gezegd dat wij voor een eventueel stevige financiële bijdrage zijn vanuit de provincie om die fusie ook te faciliteren. Dus wat ons betreft interpreteren wij die motie als zodanig als een opdracht om met financiën over de brug te komen. De heer BLEKER (gedeputeerde): En als ik het goed begrijp, voorzitter, met extra geld ten opzichte van de bijdragen die nu in onze Begroting, in onze plannen zitten. Nou, dat hoor ik dan hoe dat verder zit. Het lijkt mij niet wijs om, als je in gesprek bent over een werkplan met een nieuwe gefuseerde organisatie, meteen extra bedragen op tafel te leggen. Dat lijkt mij dan een zaak die in een later stadium, als je meer duidelijkheid hebt over het werkplan en hoe de organisatie gaat functioneren, aan de orde zou komen. Maar op dat punt wachten wij af wat nu de precieze intentie van de motie is. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dan toch nog even een toevoeging. Wij geven met die motie de ruimte aan GS om dat in overleg met de organisatie op te lossen. Dat is de achtergrond, omdat het niet onze taak is om juist op fte-niveau te gaan praten met belangenorganisaties, dat is de taak van GS, maar er is wel politieke dekking om met een extra bedrag richting Staten te komen. Zo moet u dat zien. De VOORZITTER: Hier maak ik als voorzitter bezwaar tegen, als ik dat tegen u mag zeggen. Dat staat niet in de motie en de gedeputeerde wees u erop dat u vandaag de financiële kaders vaststelt. Dan lijkt het mij vreemd dat, als je niet die opdracht meekrijgt en er geen ruimte wordt gemaakt, u zegt dat dát de interpretatie is. Dat is niet de manier waarop wij met elkaar... De heer VAN DER PLOEG: Nee, maar daarom geef ik die nadere toelichting ook via het interruptiedebat. De VOORZITTER: Nee, maar als dat de bedoeling is van de motie, moet je helder tegen elkaar zeggen in het verlengde van wat de heer Maarsingh zei – dat die motie straks een wijziging krijgt. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, dan het punt van de landschapsontwikkelingsplannen (LOP’s). Tijdig voor de Voorjaarsnota heeft u zicht op hoe het met de uitvoeringsmogelijkheden zit van de landschapsontwikkelingsplannen, zoals deze nu vastgesteld zijn of binnenkort worden vastgesteld. Dan kom ik, voorzitter, bij de rioolpersleiding. Waar het gaat om het financiële deel kan ik geen nadere informatie geven anders dan dat het onze verwachting is dat de eerlijke en reële bijdrage van de provincie,voor zover wij nu kunnen overzien, geen extra beslag betekent op de algemene middelen van de
48
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
provincie. Wij verwachten dat wij dat in de sector milieu, bodemsanering, enzovoorts, goeddeels kunnen oplossen. Daarbij gaan wij wel uit van een zeer substantiële bijdrage van de staatssecretaris van VROM. Als daar niet aan voldaan zou worden, dan geldt niet de verwachting zoals ik die formuleerde. Voorzitter, dan kom ik bij het punt van de N33. Op zichzelf is de situatie heel overzichtelijk. De brief van de minister van Verkeer en Waterstaat aan de Kamer geeft aan dat er vanuit haar perspectief nu € 117 miljoen beschikbaar is. Daarnaast spreekt zij nog over zo’n € 10 miljoen extra voor een bepaald onderdeel. Het lijkt in de brief zo te zijn dat zij dat ook als een gegeven aanvaardt, dus je zou kunnen zeggen dat er tussen de € 117 miljoen en € 125-130 miljoen volgens de minister van Verkeer en Waterstaat beschikbaar. Dat is één gegeven. Het tweede is, dat de minister stelt dat met beschikbare bedrag een gehele verdubbeling van de weg van Assen tot aan het knooppunt bij Zuidbroek mogelijk is. Zij passeert daarmee – en dat is een belangrijke stap – de discussie over wel of niet verdubbelen. Zij gaat uit van een verdubbelingsvariant. Vervolgens gaat het dan over de uitvoering van die verdubbelingsvariant. Die heeft voor één deel betrekking op het tracé. Namelijk: wij gingen steeds uit – en daar gaat de minister nu ook van uit, blijkens de brief – van een twee keer twee honderd kilometerweg, dus geen autosnelweg, geen A33, ongelijkvloerse kruisingen, die uit te bouwen is tot autosnelweg. Dat laatste betekent een brede middenstrook en in elk geval reserveringen voor de vluchtstroken, plus hoogwaardige ongelijkvloerse kruisingen bij met name Assen-Zuid en de locatie bij Zuidbroek. De discussie met de minister gaat over de uitvoering van de weg. Zij zegt: “Reserveringen en investeringen nu die nuttig zijn als men tot een autosnelweg wil komen, heb ik niet in beeld. Daar ga ik geen geld voor uittrekken.” Daarnaast ziet zij nog een mogelijkheid om de middenberm te versmallen, hetgeen ook kostenverlagend zou kunnen werken. Daar gaat de ene discussie over. De tweede discussie gaat over de vormgeving van de aansluiting bij Assen en bij Zuidbroek. Bij Assen gaat zij wel uit – dat blijkt ook uit de ambtelijke signalen die wij krijgen – van een ongelijkvloerse uitvoering, maar een eenvoudiger variant dan in ons voorstel ligt. Bij Zuidbroek gaat zij uit van een niet geheel ongelijkvloerse uitvoering. Wat is nu de opdracht die wij van de minister hebben? Om in de maand november over die uitvoeringsmodaliteiten de berekeningen en calculaties met elkaar zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. Dat is nu al gaande. Mijn verwachting is dat uiteindelijk datgene wat naar ons gevoel absoluut nodig is, als wij als regio die € 50 miljoen op tafel willen leggen, een hoger bedrag vergt dan datgene waar de minister nu uitgaat van € 120-125 miljoen. Eind november hebben wij overleg met de minister, als NoordNederland ook, over het MIT. Dan zal dit onderwerp aan de orde komen. In december is de behandeling in de Kamer. Dus dan zal moeten blijken of bij de minister het gat is te dichten. Daarnaast zal moeten blijken of de Kamer het resterende gat wil dichten. Ik moet zeggen dat ik signalen heb – ik hoor dat ook hier in deze kring – dat in elk geval de grootste oppositiefractie en de drie regeringsfracties in Den Haag – en ik ben heel blij dat D66 vanuit Groningen zich aansluit bij het streven naar die verdubbeling van de N33, iets wat mevrouw Deinum expliciet heeft verwoord – mogelijkerwijs bereid zijn de laatste hobbels voor hun rekening te nemen. Dat moet in de komende twee maanden zijn beslag krijgen. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, dank voor de uitgebreide toelichting van de gedeputeerde op dit project. Begrijp ik nu dat het speelveld inmiddels is versmald naar een twee maal twee-strooks en de uitvoeringsvarianten daarvan en dat de A33 en de € 70 miljoen die daar extra voor zou zijn in feite geen rol meer speelt in de discussie in het overleg? De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, nogmaals: wij hebben in het boekwerk dat is gepresenteerd een twee keer twee honderd kilometerweg, ongelijkvloerse kruisingen, die uit te bouwen zou zijn tot een autosnelweg gepresenteerd voor een bepaald bedrag. Wij hebben geen voorstel gedaan voor in één keer een autosnelweg. Dat is misschien het misverstand dat bij de heer Van der Ploeg zou kunnen bestaan.
49
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
De heer VAN DER PLOEG: Dank u voor uw toelichting. Maar dat betekent dat er kennelijk een verschil van € 70 miljoen zit in de verschillende varianten van die twee maal twee. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja. Ik moet ook zeggen dat een klaverblad ontzettend veel geld kost. Daar sta je versteld van, voorzitter. Gewoon een paar plekken waar je rond kunt rijden, hoeveel geld dat dat kost. Dan voorzitter nog één punt, afsluitend in de richting van de heer Zanen. Ik denk dat wij geen verschil van mening hebben over het belang, het gewicht van bio-energie in al zijn variaties. Het is natuurlijk ook heel goed wanneer fracties daar ook via publicaties impulsen aan geven. Maar vervolgens is dan de vraag aan de orde wat zijn vanuit de rol van de overheid de meest aangewezen wegen, de meest effectieve wegen om daar ten goede aan te werken. De collega van Economische Zaken gaat er uitgebreider op in, maar wij zijn ook vanuit de landbouwinvalshoek echt druk doende om te kijken wat mogelijkerwijs belemmeringen zijn van initiatieven die er nu al zijn, die wij weg kunnen nemen, wat stimulansen zijn die wij kunnen geven. Wij denken dat wij daar als overheid meer in onze goede rol zitten dan het voorbeeldgedrag waar ik een bepaalde kwalificatie van heb gegeven. Het voorbeeldgedrag waar u over sprak. Dus waar het gaat om de inhoud van de zaak en de inzet die gepleegd moet worden, hebben wij denk ik geen verschillen van mening, maar waar het gaat om de concrete suggestie die u doet inzake het voorbeeldgedrag van de overheid, zien wij dat niet – ook gelet op het grote gewicht van de zaak zelf en de complexiteit van de zaak zelf – als taak van de overheid als het gaat om de auto’s waar u over sprak. De VOORZITTER: De heer Van der Ploeg per se nog in deze termijn? U heeft nog een hele termijn voor de boeg. De heer VAN DER PLOEG: Ja, ik heb een aantal vragen gesteld. Het is altijd vervelend om in tweede termijn dezelfde vragen te stellen. Het gaat nog even over die N33. De VOORZITTER: Ja, dat laat ik niet toe. Dat hebben wij net afgerond. Er is een ander onderwerp. Dat moet u in tweede termijn doen. Het woord is aan gedeputeerde Gerritsen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk dat ik kort een aantal punten bij de kop kan pakken. Gedeputeerde Calon is ook al ingegaan op de motie van GroenLinks. Die nemen wij graag over, want het is inderdaad zo dat er veel aanvragen en initiatieven zijn inzake het innovatieactieprogramma, zeker op het punt van de duurzame energie. Er is gesignaleerd dat wij natuurlijk met de biomassa aan de slag gaan. Vele fracties vragen daar terecht aandacht voor. De mestvergisting leidt tot veel initiatieven. Dus wij zullen zeker behoefte hebben om ten aanzien van die initiatieven investeringen mogelijk te maken. Dat kan op allerlei verschillende manieren. De wijze waarop moeten wij goed gaan bekijken en daar gaan wij ons op beraden in het licht van de motie. Het amendement zouden wij op dit moment niet willen overnemen. De PvhN over cultuur. Wij hebben dat vaker gewisseld met elkaar. Cultuur en economie hangen samen, kunnen elkaar versterken. Wij zullen met aandacht naar het onderzoek op hoofdlijnen kijken. Wat hier staat – gedeputeerde Calon heeft het ook gezegd – is provinciaal beleid. De motie komt ons als overbodig voor. Wij hebben nu plannen voor de oostwand. Er is in het verleden natuurlijk al het een en ander gebeurd. Ik kan alleen maar in herinnering roepen het depot van het Groninger Museum dat uit vergelijkbare middelen is gefinancierd. Bij de Algemene Beschouwingen hebben wij verklaard studie te gaan verrichten naar de zonnepanelen. Ik heb nu even een update en ik moet zeggen dat er veel haken en ogen aan zitten.
50
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Programmabegroting
Ik heb behoefte om daar diep in te duiken en er eerst even met het College over van gedachte te wisselen, dus ik kan u daar nu niet heel gedetailleerd over informeren. De motie van D66 over het ondernemersloket. Wij hebben daar zodanig over gesproken in de Algemene Beschouwingen, dat het gaat om het MKB te faciliteren, waar het gaat om de regelingen, en om die goed te ontsluiten. Het gaat niet om iets fysieks. Alles bij elkaar in één keer, is dat juridisch allemaal erg lastig. Daar gaat het helemaal niet om. Wij zijn daarover aan het praten met verschillende instellingen en de problemen aan het verkennen. Ik verwacht in het voorjaar – ik heb er wel even wat tijd voor nodig, er zijn veel partners bij betrokken – een rapport uit te brengen om ervoor te zorgen dat die regelingen goed beschikbaar zijn en dat daar veel ondernemers, het MKB, mee bereikt worden. Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Ook ik kan kort zijn, voorzitter. Door de PvdA is met betrekking tot het onderwijsachterstandsbeleid vermeld dat dit in de Begroting terecht is gekomen. U kunt in elk geval een uitwerking daarover verwachten. Ook is de toegankelijkheid van de jeugdzorg genoemd. Dan hebben wij het natuurlijk niet alleen over de wachtlijsten, maar ook over de wachttijden. Wij hebben het over een passend aanbod. Ook daaraan zal dit jaar hard gewerkt worden. Aansluiting bij voorliggende voorzieningen is daarbij heel belangrijk. Er is nog iets gezegd over het toetsen en de rechtmatigheid met betrekking tot het welzijn en sociaal beleid. Ik denk dat dat een goede zaak zou zijn. Ik wil wel vragen om te kijken in de tijd of dat goed kan aansluiten bij activiteiten, met name in de afdeling, en of er gekeken kan worden met name als het gaat om jeugdzorg, of er geen dubbelingen plaatsvinden, want er lopen nogal wat trajecten rondom de jeugdzorg. Dan toch nog even iets over die zonnepanelen, want ik heb toch nog verheugend nieuws. Ik kan mededelen dat er op dit moment hard gewerkt wordt aan dat project zonnepanelen op de nieuwbouw bij de B-, C- en D-vleugel. Het systeem zou dan energie kunnen opbrengen voor 125 werkplekken. Er moet nog behoorlijk met man en macht gewerkt worden om alles inhoudelijk goed af te stemmen van de afdelingen Financiën, juridisch-facilitair, en Milieu. PS worden geïnformeerd zodra een voorstel haalbaar is. Overigens, voorzitter, zou ik de heer Van der Ploeg erop willen attenderen dat er meer mogelijkheden zijn om zuinig met energie in dit huis om te gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de beperking van oppervlakte, de beperking van werkplekken en een effectief gebruik daarvan, maar daar komen wij in de commissie van Bestuur en Financiën wel op terug. Dan het GroenLinks-amendement met betrekking tot het punt ondersteuning van gemeenten om preventie in zo’n vroeg mogelijk stadium te bevorderen. Deze raden wij als GS aan. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Dan zijn wij nu toe aan de lunchpauze. U wordt verwacht in het restaurant. De vergadering is geschorst van 13.32 tot 14.20 uur. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het eerste punt dat nu aan de orde is na de middagpauze zijn de mondelinge vragen. Daarna wordt de beraadslaging vervolgd over de begroting.
51
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Mondelinge vragen: IT-atelier te Emmen
Mondelinge vragen inzake de ontwikkelingen bij het IT-atelier te Emmen in samenhang met het Kennis Conversie Fonds. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Swagerman. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb maar weer eens een ouderwets woord in het woordenboek opgezocht om in de aanhef van mijn vragen te gebruiken, en wel het woord ‘ontsteltenis’. Tot onze ontsteltenis lazen wij in het Dagblad van het Noorden van 28 september jl. de ontwikkelingen bij het ITatelier te Emmen. Vanwege de overeenkomsten met de opzet van het Kennis Conversie Fonds in Groningen willen wij het College de volgende vragen stellen: Zijn GS het met mijn fractie eens dat de overeenkomst tussen de opzet van het IT-Atelier en de gekozen manier van subsidieverstrekking opvallend is? Kan het College van GS uitleggen waarom dit niet of mogelijk inderdaad wel het geval is? Hebben GS veilig gesteld dat de gebeurtenissen bij het IT-Atelier absoluut niet voor kunnen komen bij het Kennis Conversie Fonds? Wij doelen met name op bestedingen van gelden aan mogelijk buitenissige verbouwingen, de aanschaf van duur, onnodig meubilair, te hoge huursommen, e.d. Hebben GS een zogenaamde ‘code of conduct’ afgesproken met de organisatie als het gaat om representatiekosten, e.d.? Hebben GS vastgelegd dat bestedingen en eventueel ontstane arbeidsplaatsen in de provincie Groningen terecht dienen te komen dan wel in het Noorden, aangezien het ook om Kompasgelden gaat? Is door GS getoetst of wordt er steeds getoetst of deelnemende bedrijven bonafide bedrijven zijn? Graag willen wij GS verzoeken Provinciale Staten inzage te geven in de gesloten overeenkomst en de gehanteerde normen, zodat Provinciale Staten kunnen beoordelen of gesloten overeenkomst overeenkomt met wat zij gewenst achten. Wat mijn fractie betreft zou het door de PvdA geschreven stuk ‘Subsidieverstrekkingen transparant en toetsbaar’ een goed handvat zijn om deze overeenkomst te toetsen. Helaas is de besluitvorming rondom KCF al geweest en was mijn fractie de enige die kritisch was over de gekozen overeenkomst. Kijkend naar het PvdA-stuk, waar ik het net over had, op pagina 4 punt 5 – dat punt is ‘Beslismoment GS over de aanvraag – zou in dit geval onzes inziens gekozen moeten zijn voor 4. 4 geeft aan: sterke sturing op bedrijfsvoering, maar ook op middelen en prestaties. Voor mijn fractie – los van de antwoorden op deze vragen – blijft echter principieel staan dat wij vinden dat het KCF nooit opgezet had mogen worden met een provincie die als ‘capital venture fund’ functioneert. Tevens wil ik onze bezorgdheid aangeven bij mogelijk gelijksoortige ontwikkelingen die plaats zouden kunnen gaan vinden in de door GS ingezette opzet rondom Life Sciences. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, ook wij hebben met ontsteltenis kennisgenomen van de ontwikkelingen die er zijn geweest bij het IT-Atelier. Misschien is het goed om van tevoren te zeggen dat die subsidieverstrekking via het SNN verloopt. Het SNN kijkt naar de beoordeling. Is het Kompaswaardig? Voldoet het aan criteria? Worden er arbeidsplaatsen gecreëerd? Gaat het over innovatie, werkgelegenheid? Dat is allemaal gebeurd en vervolgens is het aan het SNN om de voortgangrapportages te bewaken en iets te doen als zich daar bijzonderheden voordoen. Dus een aantal van uw vragen ligt op het vlak van het SNN. GS hebben het initiatief vanuit de RuG Holding ondersteund en doorgeleid. Op dat moment doet zich wel een politiek moment voor, namelijk de inzet van provinciale middelen. Dat is het moment dat u aangegrepen heeft en waar wij over gediscussieerd hebben in uw Staten. Met name ging het over de vraag of dat wel of niet verantwoord is.
52
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Mondelinge vragen: IT-atelier te Emmen
Als u het goed vindt, zou ik die discussie nu niet willen overdoen. Daar hebben wij een debat over gehad. Vervolgens wordt het doorgeleid naar de structuur van het SNN en vindt daar een besluitvorming plaats. Ik loop even uw vragen bij langs. Ik zal er steeds bij aangeven waar de verantwoordelijkheid precies ligt. De opzet van het IT-Atelier is een andere dan die van het KCF. Dat zit in het feit dat er bij IT-Atelier sprake is van twee onderdelen: het onderdeel Think It – het ontwikkelen van ideeën – en daarnaast het onderdeel Build It. De gedachte van het project is dat niet iedereen die goede ideeën heeft, een goede ondernemer is, en andersom. Dat zou men kunnen koppelen. Dus het veel innovatiever, experimenteler dan het KCF, want het KCF start op een ander moment, namelijk: er zijn starters die al verder zijn en die plannen hebben en eigenlijk naar een doorstart moeten. Dat kan beoordeeld worden op basis van een businessplan. Er vindt niet alleen beoordeling plaats door de Rug Holding, maar ook door ondernemers die erbij betrokken zijn. Dat is ook een verschil met het IT-Atelier: er is een apart fonds van particulieren, dat ook deelneemt in dat KCF, ondernemers die ook zelf geld inleggen. Die zien dus ook mee toe op wat daar gaat gebeuren, of het goede plannen zijn, of het value for money is en of het ook op een zorgvuldige en doelmatige manier wordt gedaan. Een andere vraag die u stelt is of er niet met geld wordt gesmeten – dat zijn niet uw woorden maar zo formuleer ik het nu. Het antwoord is ontkennend, want er wordt natuurlijk heel scherp op toegekeken, niet alleen door de RuG Holding, maar door die ondernemers. Dus in de structuur van het project is het anders. De betrokkenheid in de fase – het is niet het ontwikkelen van ideeën en dan eens kijken hoe het verder kan – is op zichzelf natuurlijk een heel interessante opzet. U weet dat het door het management anders is gelopen dan wij allemaal hadden gewild. Bij KCF gaat om het doorontwikkelen van starters, met name op het terrein van de Life Science, binnen de structuren die wij daar voor hebben aangegeven. Het laatste punt is dat in die subsidie aanzienlijk minder Kompasgeld in het KCF zit, namelijk € 1,5 miljoen, dan in het IT-Atelier, dat zit boven de € 5 miljoen. Het gaat er nu over dat er een voorschot betaald is in het IT-Atelier, € 1,2 miljoen. Dat is een bedrag dat nu weg is. De rest van die subsidie is gewoon nog in kas. Dat zijn uw vragen 1 en 2. Dan de vraag of een en ander niet kan voorkomen bij het KCF. Als het gaat om management ligt dat minder voor de hand, omdat er een bewezen manager is die in de RuG Holding functioneert en al tien jaar bezig is met bedrijven, et cetera. Daar is ook toezicht op. Er zijn ervaringen. Als het gaat om dat probleem van mismanagement is het niet erg waarschijnlijk dat dit nu opeens gaat optreden, terwijl het al tien jaar draait. Bovendien – en dan kom ik dus bij de vragen 3 en verder – zijn het verantwoordelijkheden voor SNN. Het SNN moet goed in de gaten houden, monitoren, wat er gebeurt. Daar zijn allemaal procedures voor. Ik heb u geschetst hoe het gaat in de beoordeling: de uitvoeringsorganisaties ernaar laten kijken, de projectbeoordelingscommissie. Vervolgens vinden daar de normale procedures in SNN-verband plaats, over bevoorschottingen, rapportages, checks, en dergelijke. GS zijn hier dus niet ‘aan de bak’. Hebben GS dat allemaal gedaan, ‘code of conduct’, etc.? Nee, in de projectopzet is vanuit SNN gekeken naar de vraag of er een redelijke begroting is. Ik kan in elk geval zeggen dat die uitgaven voor meubilair, en dergelijke, vrijwel afwezig of heel beperkt zijn, dat het heel lage kosten zijn. Dat doet zich allemaal niet voor. Het geld gaat in de ontwikkeling van bedrijvigheid en wordt niet besteed aan duur meubilair. Daar zijn afspraken over in de overeenkomsten tussen SNN en het Kennis Conversie Fonds. Komen die bestedingen en ontstaan er arbeidsplaatsen in de provincie Groningen? Ja, dat is vastgelegd. Die komen hier terecht. Wordt er door SNN (niet GS) getoetst of die deelnemende bedrijven allemaal bonafide zijn? Daar wordt niet automatisch op getoetst. Als er aanleiding voor is, zal dat gaan gebeuren. Het is zo dat men bekeken wordt op kwaliteit van ondernemerschap, businessplan, de vraag of men er vertrouwen in heeft. Dat gebeurt vanuit de context van het KCF en die particuliere ondernemers die erbij betrokken zijn.
53
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Mondelinge vragen: IT-atelier te Emmen
De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik dank de gedeputeerde voor dit antwoord. Hij heeft voor mij een heleboel zaken wel verhelderd. Resteert alleen nog de vraag of het SNN alleen dat deel van het geld doet dat van SNN komt, of dat zij dit in gezamenlijkheid doen over het provinciale beschikbaar gestelde bedrag. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het SNN houdt het totale project in de gaten, maar heeft natuurlijk een bijzondere verantwoordelijkheid voor die SNN-subsidie. Het project wordt voortdurend door SNN getoetst. De VOORZITTER: Zijn er andere leden die over hetzelfde onderwerp willen spreken? De heer Köller. De heer KÖLLER: Ja voorzitter, gisteravond is door mijn fractiegenoot uit Drenthe, de heer Huizing, dit punt ook aan de orde gesteld in het AB van het SNN. Ik moet zeggen dat wij daar een heel verhelderend en chronologisch verhaal hebben gekregen hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren en hoe het in elkaar steekt, zonder dat daar KCF-verhalen doorliepen. Ik weet wel dat de SP niet in het SNN zit, maar er is daar wel afgesproken dat er onderzoek wordt gepleegd, dat daar rapportage komt en dat wij naar aanleiding van die rapportage daar nog eens een keer over gaan discussiëren in SNN-verband. Of dat hier dan ook terugkomt, staat ieder vrij. Omdat er af en toe toch wat discussies plaatsvinden in het SNN is het de vraag of het alleen een kwestie is van ons, of ook van de individuele Staten. Het is soms wel eens wat schimmig in dit geval, maar ik geef toe, gisteravond is een hele hoop zaken over deze materie ons glashelder geworden. Er wordt aan gewerkt. Eind november krijgen wij daar rapportage van. Ik neem aan dat de heer Swagerman die dan ook krijgt. Als hij het niet als SNN-er krijgt, zal hij het wel op een andere manier krijgen. Dan kunnen wij er daar denk ik veel beter verder over discussiëren, want gelukkig is dit maar één voorbeeld – het eerste voorbeeld – en wij hopen dan ook dat het niet meer voorkomt, maar je kunt tegenwoordig nooit iets uitsluiten. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Er zit daar toch wel een vraag in naar de verantwoordelijkheden. Gisteravond is er inderdaad over het IT-Atelier gesproken. Dat hoeven wij nu helemaal niet te proberen samen te vatten, maar een van belangrijke vragen is waar de verantwoordelijkheden liggen. De verantwoordelijkheden voor het wel of niet slagen van een project liggen bij het project zelf. Dat is denk ik een heel belangrijk uitgangspunt. Vervolgens is het zo dat, waar het gaat om subsidieverstrekking, toezicht daarop, afrekening en dergelijke zaken bij het SNN liggen. Wat is dan de verantwoordelijkheid van de individuele Staten? Drenthe kan zich bijvoorbeeld verantwoordelijk voelen voor het feit dat het een Drents project is, zoals er sprake kan zijn van verantwoordelijkheid als, zoals gesteld, wij dat project en andere projecten vanuit Groningen naar het SNN hebben doorgeleid. Daar kunt u verantwoordelijkheid voor voelen. Dat zou heel terecht zijn. Bovendien spelen die zaken op Drents, resp. Gronings grondgebied. Daar ligt dan een bijzondere verantwoordelijkheid. De heer JAGER: Voorzitter, een heel kort puntje. In de commissie is afgesproken dat wij schriftelijk geïnformeerd worden over de gevolgen van het project voor Groningen. Ik neem aan dat ondanks alle goede zaken die binnen het AB van het SNN hierover worden gedaan en de verantwoording die daar plaats dient te vinden, die toezegging gewoon blijft staan. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ja.
54
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Mondelinge vragen: IT-atelier te Emmen Vervolg Programmabegroting
De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik wil het een keer even oneens zijn met de gedeputeerde in die zin dat wij denken – de VVD heeft de samenwerking in Noord-Nederland bij de begroting ook al even aan de orde gesteld – dat als het over projecten gaat in SNN-verband, dit feitelijk heel Noord-Nederland aangaat en niet specifiek een provincie. Als je het hebt over dit project, is het feitelijk een NoordNederlands project. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik begrijp uw redenering dat het SNN de drie noordelijke provincies is, maar dat onverlet de uitleg over de verantwoordelijkheid bij de besluitvormende organen. De VOORZITTER: Is er nog een vraag? Niet? Dan sluiten wij dit onderdeel af. Voordat wij nu teruggaan naar de behandeling van begroting, weet u dat de vier mijl van Groningen binnenkort plaatsvindt. Dat hebben wij wel eens eerder in deze Staten aan de orde gehad, omdat leden van de Staten meelopen. Ik geloof dat er dit jaar maar één lid meeloopt. Dat is de heer Dijkstra. Het wordt altijd voor een goed doel bestemd. U hebt eerder daarvoor, toen meerdere leden meeliepen, de collectebus rond laten gaan om het lid te ondersteunen. Ik zal straks die collectebus rond laten gaan. Weet dus dat de heer Dijkstra zich zondag heel erg inzet voor een goed doel namens u allen. Dan keren wij nu terug naar de Begroting 2006. De VOORZITTER: Het woord aan de heer Moorlag. De heer MOORLAG: Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de leden van het College voor hun – soms zeer uitgebreide – beantwoording. Dat deel van de beantwoording, dat zeer uitgebreid was, voelde aanvankelijk aan als een warm bad, maar geleidelijk aan ontstond bij mij in de fractie – en ik had het idee dat het ook iets breder lag – toch wel een wat ongemakkelijk en zelfs wat onbehaaglijk gevoel, omdat bij ons toch wel sterk de indruk rees dat simpele zaken heel erg ingewikkeld werden gemaakt. Het gaat om drie punten, voorzitter. Het allereerste punt is de vraag hoe om te gaan met de EHS, hoe om te gaan met de voorkeurspositie bij het toedelen van gronden. In de ogen van mijn fractie is het heel simpel: ga met partijen om tafel – vertegenwoordigers van particulieren, natuurbeheerders, de terreinbeheerders – en maak een kaart of ontwikkel een set criteria; streef naar consensus. Het deel dat in aanmerking komt voor particulier natuurbeheer, gaat naar de particulieren. Het deel dat in aanmerking moet komen voor beheer door de terreinbeheerders, gaat naar de terreinbeheerders. Zo simpel zou dat punt opgelost moeten zijn. Dat is in feite ook de essentie van de motie, voorzitter. De heer HAASKEN: Voorzitter, moet ik daaruit dan concluderen dat de heer Moorlag het niet eens is met de interpretatie zoals die is gegeven door de gedeputeerde? De heer MOORLAG: Wat die interpretatie precies was, voorzitter, is mij niet helemaal helder geworden. Vandaar dat ik probeer om nu zelf klare wijn te schenken en aan te geven wat de essentie van de motie is. Het tweede punt, voorzitter, is de middelen voor de zogeheten As 3 van het POP 2-programma. Het gaat dan om de leefbaarheid, het gaat dan om de ontwikkeling van het MKB, met name toerisme en recreatie. De zorg van de PvdA-fractie is toch dat er uiteindelijk te weinig prioriteiten, te weinig middelen naar die As gaan. Ook hier geldt, voorzitter, dat het eigenlijk heel simpel benaderd moet worden. Het appèl van de PvdA is: geef meer prioriteit en ga op zoek – desnoods met een wichelroede – naar Europese middelen waarvan wij hebben begrepen dat ze beschikbaar zijn voor die As.
55
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Van verschillende kanten in mijn fractie – zowel van de SNN-kant maar ook mensen die hebben gesproken met ambtenaren die zich hebben verdiept in het vraagstuk hoe dat zit met de verdeling van de middelen voor de periode 2007 - 2013 – is toch gebleken dat er middelen voor plattelandsbeleid beschikbaar zijn. Wij willen dat daar meer balans en meer evenwicht in komt. Wat ik in eerste termijn heb gezegd is dat het voor ons vervelend zou zijn als wij op enig moment het idee krijgen dat de besluitvorming zo ver in de puntzak is ingedaald dat er niet meer teruggekrabbeld kan worden naar de rand, kortom dat er in feite een onomkeerbare situatie is ontstaan. Wij zouden niet graag in een situatie komen dat wij moeten concluderen dat er vanuit de Europese middelen een fors deel naar landbouw gaat – wat de landbouw natuurlijk gegund is – en dat er te weinig accent komt op die leefbaarheidsas en dat wij dan in een situatie terecht zouden komen dat de verleiding heel groot zou worden om hier in het programma landbouw te gaan kijken of daar middelen uit te halen zijn om tegemoet te komen aan die noodzaak om ook het nodige te doen aan de leefbaarheid. Wij zouden niet graag in een situatie terechtkomen dat wij geld uit programma’s moeten gaan overhevelen. Het derde punt, voorzitter, is de fusie van de twee verenigingen Vereniging Kleine Dorpen Groningen en de Vereniging Dorpshuizen Groningen. Ook hier is de zaak in essentie heel simpel. Onze oproep is – en dat is ook de kern, dacht ik, van de motie van het CDA – in gesprek te gaan met beide verenigingen. Ik citeer maar even vrij een van uw partijgenoten: “Sluit u niet op voorhand op in het fossiele gesteente van de budgettaire kaders”. Los het probleem op, het platteland is ons allen dierbaar. Rapporteer aan de Staten en trek het schip gewoon vlot. Dat is de kern van de boodschap, voorzitter. Op de bijdragen van de andere fracties zal ik terugkomen bij de behandeling van de moties. Die zal ik bij langslopen. Motie 1 zullen wij steunen. Motie 2 zal de PvdA-fractie ook steunen. Motie 3 steunen wij niet. Ik heb in eerste termijn al aangegeven dat er sprake is van een lacune die op rijksniveau is gevallen. Wij vinden niet dat het de taak is van de provincie om hier een voorziening voor te treffen. Dat doen wij ook niet zonder meer bij starters en andere bedrijfstakken. De heer HAASKEN: Voorzitter, enige maanden geleden reikte de heer Köller aan u een notitie uit van de fractie van de PvdA, waarin zij haar goede bedoelingen met de landbouw in Groningen weergaf. Nu is er een moment om dat ook te tonen. Dan vind ik het toch wel erg verbazend dat de PvdA het op dit moment voor deze groep jonge ondernemers duidelijk laat afweten. Het verbaast mij zeer. De heer MOORLAG: Ik deel uw verbazing niet zozeer, want op zichzelf dragen wij de landbouw een warm hart toe. Wij willen ook dat daar een evenwichtige ontwikkeling komt. Aan de andere kant telt hier toch ook het principe dat wij als provincie niet automatisch de lacunes die het Rijk laat vallen moeten gaan vullen. Er sprake geweest van een lotingsituatie. Als er bijvoorbeeld studenten worden uitgeloot of anderszins dit soort effecten optreden, dan is het ook niet de provincie die direct klaarstaat om die gaten te dichten. Motie 5 van de PvhN zal door onze fractie niet worden gesteund. Motie 6 betreft het stimuleren van cultuur. Daar wil ik toch nog even bij stilstaan, voorzitter. De PvdAfractie heeft in 2002 een essay doen verschijnen. Ik heb hem zojuist nog even doorgelezen. Ik had eigenlijk al een aantal exemplaren gereedliggen voor de fractie van de PvhN. Ik zal zo meteen, na afloop van de vergadering, twee exemplaren aan de PvhN beschikbaar stellen, want wat hier in de motie staat – of wat in het onderzoek van de PvhN staat –, treft u onverkort aan op pagina 12 van dat essay dat door de PvdA-fractie is uitgegeven. Hetzelfde geldt in feite voor de PPO.
56
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Ons bekruipt toch een beetje de indruk dat hier aan recycling van beleid wordt gedaan. Collega Köller benoemt het wel eens heel treffend als het opnieuw uitvinden van het zwarte stopgaren. De amendementen, voorzitter. Amendement A zal door ons niet worden gesteund. De beantwoording van de gedeputeerde sprak ons meer aan dan het pleidooi van de heer Van der Ploeg. Amendement B kan onze steun krijgen. Met amendement C stemmen wij niet in. Het voorstel dat de gedeputeerde heeft gedaan, namelijk het schrijven van een notitie, planvorming, moet eerst worden gepresenteerd aan de Staten. Dan is de vraag aan de orde of en in welke mate er middelen voor beschikbaar worden gesteld. De heer HOLLENGA: Dank aan het College voor de beantwoording en de reactie in eerste termijn. Voorzitter, de PvdA kwam zonet nog even terug op de discussie die er was met gedeputeerde Bleker ten aanzien van de invulling van het Provinciaal Meerjarenprogramma en met name de aandacht voor de wat bredere economische activiteiten op het platteland. Terecht is dat punt door de PvdA naar voren gebracht. Het is door die fractie ook bij het SNN een paar keer door de heer Köller naar voren gebracht. Ik kan mij daar heel goed iets bij voorstellen. Het is alleen zo dat het nu een beetje overkomt alsof dit College dat niet zou willen. Dat heb ik niet geproefd in het beleid tot nu toe. Als u naar de stukken kijkt – en ik neem aan dat u die stukken ook volgt – dat als het gaat om de aspecten die wij graag ten aanzien van het plattelandsontwikkelingsprogramma in onze provincie uitgevoerd willen zien, er op dit moment vanuit het IPO een heel brede lobby bezig is in Brussel om het plattelandsontwikkelingsprogramma voor 2007-2013 op dat punt bijgestuurd te krijgen, want dat zit daar onvoldoende in. Dat ben ik helemaal met de PvdA eens. Ik denk dat wij het College moeten ondersteunen in die lobby, opdat wij daar straks in het ILG of in het Provinciaal Meerjarenprogramma meer van terugzien dan nu. Dan kom ik bij de moties en de amendementen. Ik loop ze kort langs. Motie 1 van de PvdA, mede door ons ondertekend, over particulier natuurbeheer ondersteunen wij uiteraard in. Dan motie 2, een motie die breed in deze Staten wordt gedragen, maar door het College anders wordt gelezen dan wij bedoeld hadden. Dat is altijd jammer. Ik verwijs nog eens een keer naar een van de laatste overwegingen in deze motie, waar op een gegeven moment staat, nadat geschetst is wat de gefuseerde verenigingen van plan zijn, dat “daarbij een stevige organisatie hoort die kan beschikken over voldoende middelen en faciliteiten met een daarbij behorende personeelsformatie”. Dan hebben wij het over het beleidsplan dat die club het College heeft voorgelegd en waar hopelijk bij het College draagvlak voor is. Wij zouden ons echter kunnen voorstellen dat het College daar toch nog wat nuances in wil aanbrengen, misschien zelfs uitbreidingen aan wil geven en nog meer taken aan de betreffende vereniging toedicht. Dan is het nodig dat het College de ruimte krijgt om te kijken hoe wij dat het beste kunnen ondersteunen. Met de laatste zin van het verzoek, waar staat “verslag te doen”, bedoelen wij natuurlijk te zeggen dat er voor 1 januari een voordracht ligt, waarin vastligt hoe het College die vereniging ondersteunt. De middelen daarvoor beschikbaar zijn, zijn niet alleen de middelen die er nu liggen, maar er kunnen best additionele middelen nodig zijn. Dat zullen wij dan te zijner tijd bij de voordracht wel te horen krijgen en daar zullen wij bij de Bijstelling eventueel wel een beslissing over nemen. Dus op die manier zien wij graag voor 1 januari een voordracht van het College tegemoet ten aanzien van dit onderdeel. Zo moet de motie worden gelezen. Dan ten aanzien van motie 3 over de steun aan de agrarische jongeren. Zonet is door collega Haasken al even aan de PvdA gevraagd of zij niet mee wil doen. “Nee, het is een lacune in de landelijke regeling” was het antwoord. Zo zou je het kunnen zien. Het is wel zo dat de minister over die lacune nadrukkelijk met de provincies heeft gesproken en gevraagd heeft of de provincies mee willen doen in dit traject, omdat – laten wij wel wezen – een startersregeling voor jonge boeren altijd ook in het Provinciaal Ontwikkelingsprogramma zat. Die werd nu op deze manier een keer ingevuld. Daar kunnen wij het als provincie natuurlijk best mee doen.
57
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Wordt met het bedrag niet een te zwaar beslag gelegd op het budget voor versterking, vernieuwing en verbreding van de landbouw? Volgens onze fractie en volgens onze informatie blijft er voor het budget 2005 waarschijnlijk geld over, zodat wij eventueel – als wij als Staten daartoe besluiten – dat krediet daarvoor zouden kunnen gebruiken en hoeft dat geen gevolgen te hebben voor die andere taken binnen het landbouwbudget. Wat dat betreft zullen wij die motie steunen en wij hopen dat meerdere partijen ons na dit verhaal zullen volgen. Over motie 4 was het College positief. Deze zullen wij ook steunen. Motie 5, over specifieke PPO-introductie in voertuigen van de provincie, zullen wij niet steunen. Wij denken dat er voor de provincie een bredere taak ligt waar het gaat om het ondersteunen van activiteiten, zowel in het kader van biobrandstof als duurzame energie, zoals onder andere in motie 4 ook tot uitdrukking komt. Motie 6 zullen wij ook niet steunen. De amendementen. Amendement A zullen wij niet steunen. Met amendement B gaan wij akkoord. De preventie is een aspect dat veelvuldig door de CDA-fractie naar voren is gebracht waar het ging om de jeugdzorg. Onlangs is nog door de CDA-fractie voorgesteld om budget dat over was van het miljoen van vorig jaar in de sfeer van de provincie in te zetten. Dat is niet gelukt. Wij hebben begrepen dat vanuit de commissie er op dit moment een brainstorm bezig is om nog eens extra naar de jeugdzorg te kijken. Deze is gisteren begonnen en zal nog een keer plaatsvinden. Vanuit de CDA-fractie is daar onder andere het Digitaal Meldpunt naar voren gebracht, een heel belangrijk onderdeel van de preventie die er sowieso aan zit te komen in 2007. Wij hadden graag gezien – maar misschien komt dat nog uit die brainstormsessie naar voren – dat men in Groningen op dat terrein met een pilot zou willen beginnen, om op die manier ook te laten zien dat wij die preventie ook stevig willen beïnvloeden. Het amendement C van GroenLinks over duurzame energie. Daarvan zien wij vooral de relatie met motie 4. Wij denken dat wij eerst die motie 4 maar eens goed moeten uitvoeren, om dan te kijken welke maatregelen daar uit voortkomen. Tot zover, voorzitter. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, over de amendementen. Over het eerste amendement OV gaf de CDA-fractie geen argumentatie. Moeten wij dat zo interpreteren dat het CDA geen enkele behoefte heeft aan welk experiment dan ook of is het meer de uitwerking van deze specifieke pilot? De heer HOLLENGA: Kijk, vanuit het College is al aangegeven dat er ten aanzien van OV pilots mogelijk zijn. Die lijn steunen wij. De heer LUITJENS: Voorzitter, allereerst wil ik even ingaan op de toezegging van de gedeputeerde Calon waar het gaat om de noordelijke ontwikkelingsas in relatie tot onze discussienotitie over internationalisering. Ik denk dat het een goede zaak is dat hij zowel de opmerking van D66 als de toezegging van onze notitie combineert. Wij zien die te zijner tijd graag tegemoet om de discussie voort te zetten. Dan kom ik bij de moties. Allereerst de motie rondom de EHS die nogal wat tijd heeft gevergd om uit te leggen. Ik heb daarbij aangegeven dat mijn fractie een onderdeel nog wel wat meer had willen aanscherpen, maar met de uitleg van de gedeputeerde Bleker, die ik heb opgevat als “dit is beleid dat ik al heb ingezet en ik voel mij hier extra door ondersteund”, ondersteunt ook mijn fractie deze motie. De motie aangaande de fuserende verenigingen die hun werkveld in het landelijk gebied hebben: daarbij past, wat mijn fractie betreft, de eenvoudige uitleg die de heer Moorlag heeft gegeven. Wij steunen deze motie. Dan motie 3 over het Gronings Agrarisch Jongerencontact. Wij hebben deze samen met het CDA ingediend. Daar blijven wij achter staan als afronding van de ondersteuning van een toekomstgerichte landbouw, of die nu grootschalig, verbreed of anderszins is.
58
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Motie 4 hebben wij mede ondertekend. De provincie heeft bij de vijfde motie een bredere taak. Ik denk dat de vrachtwagen van McDonald’s, die reeds op PPO rijdt, een grotere publicitaire waarde heeft dan de auto van onze Commissaris, die misschien op een verkeerd moment ook nog stil blijft staan. Dan de zesde motie. Daarvan begrijp ik dat het allang mogelijk is, dus dat hoeft niet meer. Dan kom ik bij de amendementen. Ten aanzien van het amendement voor gratis OV voor ouderen gaan wij mee met de argumentatie van het College en stemmen tegen. Tegen amendement B hebben wij geen bezwaar. Amendement C zien wij inderdaad ook in relatie tot de vierde motie. Daarbij heeft het College aangegeven dat als die notitie, de planuitwerking van motie 4, er is en er zou een tekort aan middelen zijn, zij met een nader voorstel zal komen. Dat zien wij dan ook met interesse tegemoet. Daarom hoeft amendement C van ons op dit moment niet. De VOORZITTER: Ik kan tegen de heer Luitjens zeggen dat de auto zeker stil zou komen te staan, want de auto waarin ik rijd, rijdt niet op diesel. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dank aan gedeputeerde Calon vanwege het scheppen van helderheid in de discussie die ik had met de PvdA-fractie over er nu wel of niet vrije ruimte was. Voor 2006 is dat duidelijk geworden, waarvoor dank. Even terug naar de N33 waarover ik nog een tweetal vragen had, die niet zijn beantwoord. Het ging in de eerste plaats over de cheque van het College van € 30 miljoen, een deel eigen bijdrage, een deel garantiestelling. Was die nu voor de volle variant of ook voor de magere variant? Dat was de vraag. Uiteindelijk moeten wij constateren, ook na de beantwoording, dat het zwartwitbeeld dat men graag wil hebben toch altijd ingewikkelder is. In ieder geval dank voor de uitleg. Die vraag blijft echter staan. De tweede vraag daaraan gekoppeld was: hoe zit het met de bedelronde naar de gemeenten toe? Daar hebben wij geen antwoord op gekregen. Dan ga ik naar de amendementen. Gratis OV-doelgroepen. Meneer de voorzitter, wij hebben de argumentatie van het College tot ons genomen. Wij zijn het er niet helemaal mee eens, ook met name omdat de sociale functie die het OV heeft in die overweging niet mee heeft geteld. Dus wij staan er op zich wel achter om met de doelgroepen verder te gaan, maar wij constateren ook dat er in de aanstaande commissie Economie en Mobiliteit nog nader over de notitie gesproken zal gaan worden. Wij gaan in die commissie trachten te komen tot een redelijk draagvlak voor een nieuwe pilot en trekken op dit moment dit amendement A in. Amendement B blijft staan. Wat betreft amendement C: als na het actieplan een uitvoeringsprogramma komt en het kan met de huidige middelen – dat was ongeveer het antwoord van het College – dan moeten wij natuurlijk vanuit de Provinciale Staten nu niet zeggen dat er extra personeel bij moet. Het is ook niet alleen maar personeel, het gaat om procesbegeleiding, dus ook om opstarttrajecten. Wij zijn dus erg benieuwd naar dat uitvoeringsprogramma en willen het graag dan opnieuw beoordelen en inderdaad graag met de resultaten van de motie die straks wordt aangenomen. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, blijft het amendement C nu wel bestaan? De heer VAN DER PLOEG: Het betekent dat amendement C wordt ingetrokken. Dan kom ik bij de moties zelf. Motie 1 hebben wij mee ondertekend. Motie 2 hebben wij mee ondertekend. Wij wachten het antwoord in de tweede termijn af. Wat betreft motie 3: de opvolgingsproblematiek in de landbouw is natuurlijk een kwestie die al heel lang speelt. Nu is er een succesvolle regeling opgestart.
59
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Ik zie twee logo’s boven deze motie staan, van CDA en VVD, twee partijen die prominent in het kabinet zitten. Het lijkt ons de aangewezen weg om te kijken of er landelijk niet een vervolg op die regeling zou moeten komen en niet om hier op dit moment bij provincies aan te kloppen. Motie 4 is van ons zelf. Moties 5 en 6 van de PvhN. Ja, meneer de voorzitter, wij dragen PPO een warm hart toe en wij hebben ook helemaal niets tegen symboolpolitiek, maar het moet wel effectief zijn. Wij zien dat in het dictum het eigen wagenpark gekoppeld wordt aan het opzetten van een distributienet. Dat lijkt mij lastig als dat moet worden uitgewerkt, maar aan de andere kant blijven wij wel bij de opmerking dat wij PPO een warm hart toe dragen. Maar wij steunen de motie niet. Hetzelfde geldt voor motie 6. Andere fracties hebben dat al benoemd. Er is net een studie verschenen – ik ben even kwijt of het CBS of een ander landelijk instituut was – waarbij de creatieve sector qua economische impact groter bleek te zijn dan de chemische sector, dus het thema – en dat was hier al bekend – is belangrijk en daar moet de nodige aandacht voor blijven. Ik begrijp dat dat gebeurt. Hier laat ik het bij. De heer SLAGER: Voorzitter, mijn fractie heeft geen behoefte meer om nog nader in te gaan op de eerste termijn van de behandeling van de Begroting of op de beantwoording door het College. Voor ons blijven alleen de moties en het amendement over. Motie 1 zullen wij steunen, zeker na de uitvoerige discussie die daarover geweest is. Motie 2 hebben wij mee ingediend, daar kan ik kort over zijn. Motie 3 zullen wij niet steunen. Voor de argumentatie daarvoor kan ik verwijzen naar het verslag van de statencommissie Economie en Mobiliteit van 14 september, waar college Staghouwer duidelijk het standpunt van mijn fractie onder woorden heeft gebracht. Motie 4 hebben wij mee ingediend. Moties 5 en 6 van de PvhN zullen wij niet steunen. Volgens mij is alleen amendement B nog overgebleven. Die zullen wij wel steunen. Tot zover, voorzitter, dank u wel. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik had in eerste termijn een redelijk korte bijdrage. Zo kort als die van de heer Slager in tweede termijn kan het toch niet worden, denk ik. Wat opvallend is, voorzitter, is de eensgezindheid in de Staten over de Programmabegroting 2006. Ik denk dat wij die in grote lijnen goed kunnen volgen en daar ook goed mee moeten kunnen gaan werken voor het volgende jaar. Ik wil even een paar zaken ter sprake brengen die voorbij zijn gekomen van wat fracties. Wat mij opviel van de PvdA is dat zij vraagtekens heeft bij de grootschalige landbouw en dat zij dat graag anders zou willen zien. Dat vinden wij een wat opvallende uitspraak, want blijkbaar is grootschalige glastuinbouw geen grootschalige landbouw, gezien de inzet die zij daar pleegt. Wat betreft de ideeën over het MKB in samenhang met toerisme... De heer MOORLAG: Voorzitter, de heer Swagerman suggereert dat wij iets tegen grootschalige landbouw hebben. Dat is geenszins het geval. Wij willen dat er een evenwichtig landbouwbeleid wordt gevoerd. Grootschalige landbouw betekent niet dat deze alleen maar grootschalig in het beleid tot uitdrukking moet komen, maar dat deze wat meer gebalanceerd in het beleid tot uitdrukking moet komen. De heer SWAGERMAN: Mijn constatering was ook niet dat u volledig tegen grootschalige landbouw was, alleen dat u deze daar blijkbaar van uitsluit. Bovendien is er in Hoogezand-Sappemeer een terrein waar het al werkt, waar het naar onze mening bedroevend werkt als je kijkt naar de lichtuitstoot, de handhaving en andersoortige problematieken daar. Dus wat ons betreft zouden er – zoals ik al eerder heb aangegeven – betere bestedingen kunnen zijn van dat geld, maar daarnaast valt er nog wel iets te scoren op het andere gebied waar wij mee bezig zijn.
60
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Ik wil wel mijn waardering uitspreken voor de ideeën die over het MKB in samenhang met toerisme en de ontwikkeling daarvan ter sprake zijn gebracht. Wij nemen aan dat GS – aangezien de PvdA het heeft gezegd – dat op zullen pakken en verder zullen uitwerken. Wat ik verder ook wilde ondersteunen was de oproep om in het kader van de toetsing en rechtmatigheid voor 2007 zorg en welzijn op te pakken. Wij denken dat het een goed idee is en het zal dus ook onze steun dragen. De vraagtekens die onder andere de VVD en ook enkele andere fracties hadden bij het toevoegen van het Koersverhaal. Voorzitter, ik wil het Koersverhaal graag vier keer zien. Elke jaarlijkse aanpassing zal dan ongetwijfeld links en rechts daarin plaatsvinden en ik denk dat het dan ook wat gemakkelijker toetsbaar is. Dus wat ons betreft mag u dat Koersverhaal rustig ook bij de Programmabegroting laten staan. Ik zie het niet als een overbodigheid, maar als een nuttig stukje informatie over de ontwikkeling. De opmerking van GroenLinks dat sparen voor 2006 niet nodig is, vinden wij op zich wel een goede uitspraak, want wij praten – zoals de heer Van der Ploeg al aangaf – over de periode 2007, terwijl wij het nu over 2006 hebben. Daarnaast heb ik altijd geleerd – althans dat doe ik in mijn bedrijf – dat je je in crisistijd wel eens anticyclisch moet gedragen, oftewel je dient je uitgaven niet te verminderen of te stoppen, maar je moet ze hier en daar wat opschroeven. Vandaar dat wij dat wel kunnen volgen, zij het uiteraard met selectiviteit. Voorzitter, zoals D66 al aangaf met betrekking tot het referendum, ondersteunen wij als fractie hun inzet. Wij vinden het jammer dat het initiatief aangehouden moet blijven, maar aan de andere kant biedt dat de kans dat wij meer medestanders zullen krijgen. Ik wil echter wel aangeven dat wij het jammer vinden dat het deze keer niet is doorgegaan. Wat ik met name waardeerde was de uitspraak van D66 met betrekking tot de criteria om geld beschikbaar te stellen voor de oostwand, want dat was toch wel een hele heldere en duidelijke. Voorzitter, de moties en amendementen. Motie 1 zullen wij steunen, maar dan wel in de uitvoering zoals de PvdA die heeft aangegeven. Motie 2 steunen wij ook. Motie 3 zullen wij niet steunen. De argumenten zijn al door diverse fracties gegeven. Wij vinden met name dat er inderdaad een veel breder gebied is dat in aanmerking zou kunnen komen voor een dergelijke ondersteuning, als je dat al wilt doen. Dus daar hebben wij geen behoefte aan. Motie 4 zullen wij ook steunen. Ten aanzien van motie 5 hadden wij al gevraagd of deze niet een beetje aangepast kon worden en in een wat breder kader zou kunnen worden geplaatst. Dat is niet gebeurd. Wij denken ook dat de provincie inderdaad een breder gebied bestrijkt dan alleen maar dat. Dus zullen wij die motie niet steunen, alhoewel wij wel vinden dat er een zekere voorbeeldfunctie vanuit zou kunnen gaan. Motie 6 is niet noodzakelijk, zoals door GS al aangegeven, aangezien dat in de praktijk al wordt toegepast. Dat gebeurt soms in je voordeel, althans past binnen je mening, en soms ook niet. Maar goed, daar zullen wij mee moeten leven, de mogelijkheid bestaat. Dat zullen wij dus ook doen. Voorzitter, wat ik nog wel wil aangeven is dat ik hoop dat de volgende keer moties en amendementen wat exacter worden omschreven, zodat wij niet discussies krijgen met GS over interpretaties van moties en amendementen. Ik denk namelijk dat dat niet de bedoeling is van een motie en een amendement. Met betrekking tot het VKDG-verhaal bijvoorbeeld: het is helemaal duidelijk, al moet het meer kosten, men vindt dat dit mag. Welnu, ik ben geen voorstander van geheimhouding, maar het zou natuurlijk zo kunnen zijn dat deze motie was ingediend met een hoekje dichtgeplakt waar een maximaal bedrag in staat wat je dan eventueel beschikbaar zou hebben willen stellen. Dan was het probleem volledig weg geweest, tenzij het College met het bedrag niet akkoord ging. Kortom, wij vinden dat deze vereniging straks in fusievorm best wat meer mag krijgen, maar wij zeggen niet hoeveel.
61
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Over wat betreft het College, want dit heeft ook nog een termijn gehad. Eigenlijk hadden zij ook niet zo veel te melden, heb ik meegekregen. Het College vond het zelfs niet nodig om de SP te noemen, wat meestal toch wel het geval is. Dus ik vraag mij nu af of ik mij daar zorgen over moet maken of dat wij College-fähig zijn geworden, dat kan natuurlijk ook nog en dat vinden wij helemaal niet vervelend. Sinds het aantreden van Balkenende I is in deze Staten de kritiek op Den Haag – terecht, naar onze mening – fors toegenomen. Dat VVD, CDA en D66 in deze Staten genoegen nemen met weinig bevredigende inzet vanuit Den Haag in het belang van het Noorden, kunnen wij dan nog wel begrijpen. Zij hebben iets meer belangen dan alleen het noordelijk. Dat de PvdA ook in deze provincie niet heeft gekozen voor een linkse meerderheid, zo goed als Wouter Bos dat op dit moment ook weigert, is jammer, maar realiteit. Echter, de bevolking vraagt andere oplossingen van de politiek, zeker in Groningen, waar al een linkse meerderheid aanwezig is. Ik roep de PvdA in Groningen op, eigenlijk in het hele land, om te streven naar een te behalen linkse meerderheid, die zeer reëel is, en dan vervolgens over te gaan tot een linkse regering en in deze provincie zeker een links College. Een laatste opmerking die ik nog wil maken. Wij willen wel aantekening maken bij de glastuinbouwinvestering en de oostwand, maar dat is logisch, denk ik. De heer MOORLAG: Voorzitter, de heer Swagerman refereert aan allerlei coalitiesamenstellingen. Ik wil hier even vaststellen dat de vraag of er een Havana aan het Schuitendiep komt, pas in 2007 aan de orde is. De heer SWAGERMAN: Jawel, maar u hebt ook kunnen constateren dat op alle niveaus de verkiezingsrondes plaats hebben gevonden, dat er gevraagd wordt naar keuzen en naar helderheid. De enige die daar niet in uitblinkt, is op dit moment de PvdA. Dat kunnen wij VVD en CDA in elk geval niet verwijten, want die zijn daar heel duidelijk in. De heer CALON: Maar dat is toch onzin, hier is toch een College. Ik bedoel, er zijn toch keuzen gemaakt? De heer SWAGERMAN: Ja, maar wij zouden dus graag zien dat u in 2007 die keuze herziet en wij willen dat best nu alvast aangeven. De heer CALON: Ja, maar wij denken dat er eerst verkiezingen moeten zijn en daarna hebben wij collegeonderhandelingen en niet daarvóór. De heer SWAGERMAN: Het lijkt alsof ik de heer Bos hier hoor echoën. Daar schieten wij dus net zo min iets mee op. Dus dan zitten wij in dezelfde patstelling als landelijk het geval is, ben ik bang. De heer MOORLAG: Maar de heer Bos zegt heel vaak heel zinnige dingen, meneer Swagerman. De heer SWAGERMAN: Ja, maar er resteert nog één zinnige opmerking die hij niet maakt. Mevrouw DEINUM-BAKKER: Voorzitter, anderhalf jaar voor de verkiezingen is er al een liefdesbetuiging van de SP richting PvdA. Geweldig! Voorzitter, wij zijn content met wat de heer Calon heeft gezegd over de noordoost-as en de maatschappelijke verankering en alle zaken die daarbij horen, dat dit punt in de notitie komt, samen met wat de VVD heeft gevraagd. Er is ook gesteld dat er geld vanuit het SNN is, daar is twee ton beschikbaar gesteld. Stel nu echter dat wij als provincie meer willen – en wij gaan er vanuit dat dat zo is –, gaat u er dan net zo mee om als zo pas met dat amendement C van GroenLinks?
62
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Zegt u dan: “Als wij echt wat willen met elkaar, is er geld voor sociaal-economische zaken”? Op deze vraag zouden wij natuurlijk graag een bevestiging horen. Het tweede puntje dat ik nog heb, is het Ondernemersloket. Ik vond het antwoord van de heer Gerritsen toch wel een beetje onbevredigend als je de tekst in het Koersverhaal leest. Er staat een heel stevige tekst die de verwachting schept dat er actie wordt ondernomen en dat er echt wat gaat gebeuren. Nu hoort men dat het eigenlijk pas in het voorjaar van 2006 zal gebeuren. Dan zijn wij bijna een jaar onderweg. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat dat nodig is. Ik zou daarom de heer Gerritsen willen vragen of het toch sneller kan, want de Staten vragen gezamenlijk om iets vlugger en handiger te laten gaan en stellen dat mensen er belang bij hebben. Alleen om dat voor elkaar te krijgen, doet men er bijna een jaar over. Dat vinden wij toch wel heel moeilijk. Dan ga ik even de moties en amendementen langs. Wij zijn het eens met motie 1 van de PvdA. Wij zijn als D66 altijd voor particulier natuurbeheer geweest als dat sneller is en er meer betere natuur komt. Tijdens het werkbezoek, heb ik gehoord van mijn collega, is echter gebleken dat er knelpunten waren. Die zijn met het uitvoeren van deze motie nu opgelost, was zijn interpretatie. Wij zijn dus voor deze motie. Dan de tweede motie, die over de dorpshuizen gaat. Wat de heer Hollenga daarover gezegd heeft, is ons uit het hart gegrepen. Wij zijn hier heel erg voor, wij vinden het belangrijk voor het platteland. Als er geld moet komen om het nog beter te maken, dan zijn wij er voor. Een bedrag noemen wij dus ook niet. Dan motie 3. Daar gaan wij niet in mee. Wij vinden dat er volgend jaar nog een kans is en dat wij dan maar eens moeten kijken wat er uit komt, want wij vinden het ook belangrijk dat er in onze provincie versterking, verbreding en vernieuwing van de natuur plaats kan vinden. Dus kijken wij volgend jaar misschien nog een keer, maar wij hopen dat het zo wordt opgelost. Dan motie 4. Daar zijn wij natuurlijk voor. De heer HOLLENGA: Volgend jaar is er weer een kans. Daarnaast zei u: “Maar wij willen wel voldoende geld overhouden voor versterking en vernieuwing. Wij hopen dat het zo opgelost kan worden”. Sluit u zich dan aan bij de oplossing die ik aangedragen heb richting College om deze motie in te vullen? Mevrouw DEINUM-BAKKER: Dat zou u terecht zo kunnen interpreteren, maar dat was niet mijn bedoeling. Mijn bedoeling was, dat ik ervan uitga, dat die mensen volgend jaar nog uit het budget dat er dan, is geholpen kunnen worden. Motie 4, daar zijn wij natuurlijk voor. Wij zijn voor alle vormen van duurzame energie. D66 is er altijd een voorstander van, maar ik zou er wel een opmerking bij willen maken. Het is goed dat je met duurzame vormen van energie bezig bent, maar energiebesparing – en dat staat hier ook nadrukkelijk in – is natuurlijk minstens zo belangrijk, want produceren voor verspilling, ook al is het dan duurzaam opgewekt, is denk ik onjuist en niet zinvol. Motie 5. Daar gaan wij niet in mee. Wij zijn voor een aanpak in groter verband en dit is geen experiment meer, want de uitkomst staat eigenlijk al een beetje vast. Motie 6 van de PvhN. Die gaat over economie en cultuur. Ik heb zo-even de heer Moorlag van de PvdA horen zeggen dat zij dat ook al in een notitie hadden. Welnu, dat hebben wij ook al in een notitie gehad voordat de Cultuurnota er was. Het is echt een speerpunt. Cultuur en economie en de spin-off van cultuur voor de economie is ook een speerpunt van de staatssecretaris, Medy van der Laan. Wij zeggen in dit geval niet dat het niet nodig is omdat het er al is. De PvhN vraagt: “Mochten er belangrijke nieuwe initiatieven zijn op dit gebied, kunnen wij dan putten uit geld om deze mogelijk te maken?” Wij vinden dat zo belangrijk dat wij voor deze motie zijn.
63
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Dan amendement A. Dat gaat over gratis OV. Ik ben het helemaal met de heer Calon eens dat het OV niet gratis is, maar voordat de heer Van der Ploeg met de vraag komt of D66 dan niet voor experimenten is: dat zijn wij juist wel. Dat hebben wij ook vaak gezegd in de commissie Economie en Mobiliteit. Wat dat betreft vinden wij dat best, maar dit experiment spreekt ons niet zo enorm aan, ook om de doelgroep niet, etc. Ik ben het er ook mee eens dat het bedrijfsleven dat zelf voor elkaar moet kunnen krijgen, de ondernemers zelf die bezig zijn in het OV– Arriva. Er was deze zomer een experiment in Friesland dat in de zomervakantie iedereen voor € 1 mee kon met de bus. Dat is niet helemaal gratis, maar dat heeft heel veel mensen de bus in gehaald, zodat men er in elk geval kennis mee heeft gemaakt. De heer CALON: Voorzitter, dat hebben wij in de Stad ook. Dat heet ‘Eurokaartje’. Mevrouw DEINUM-BAKKER: Ja, maar daarmee kan men maar een klein stukje reizen. Hiermee kon men van Drachten naar Harlingen, bij wijze van spreken. Amendement B. Daar zijn wij voor. Alle preventie. Dan wil ik meteen tegen het CDA en het verhaal van de heer Hollenga zeggen, dat wij straks in de verdere uitwerking zeker alle kansen voor verbetering van de jeugdzorg mee zullen nemen. Amendement C is ingetrokken. Dat was het. Dank u wel. De heer ZANEN: Voorzitter, ik wil eerst even iets zeggen over de twee door ons ingediende moties en dan de andere moties en amendementen langs lopen. Eerst over de PPO, puur plantaardige olie. U hebt allemaal in de brochure die wij indertijd aan de commissie hebben voorgelegd, kunnen zien dat er binnen onze politieke beweging een zeer actieve betrokkenheid is, ook bij dit onderwerp. Daar zijn wij niet uniek in, dat blijkt wel, ook uit de discussie van vandaag. Bijna alle partijen zijn op een zeer indringende manier met deze zaak bezig. Dat is denk ik pure winst, want dat hebben wij de afgelopen periode nog niet vaak op tafel gehad en nu is het er toch heel concreet. Een vraag is natuurlijk welke rol de overheid moet spelen in deze kwestie. Moet je een voorbeeldgedrag laten zien of moet je juist alleen maar bezig zijn met daar te stimuleren waar zich ontwikkelingen voordoen? Daar zit natuurlijk de vraag bij op welk moment je daar het meest actief mee bezig bent en je ook het meeste stimuleert. Dat zijn keuzen. Je kunt zeggen dat als je als College zelf bezig bent om in je eigen apparaat toch een werkgroep de opdracht mee te geven om na te gaan hoe dit het beste kan worden gedaan voor het eigen wagenpark – ook wat betreft de verschillende soorten brandstof, het kan LNG, PPO of andere dingen zijn – ... Volgens mij wordt daar nu concreet aan gewerkt, en dat vind ik ook goed. Ik zou graag, als bevestigd wordt dat dat zo ligt, zien dat wij dat misschien dan als Staten zouden mogen zien, want het is een uiterst interessant onderwerp. Daarmee laat je zien dat die zaak speelt. Mevrouw DEINUM-BAKKER: Voorzitter, wilt u dan dat de Commissaris net zoals bij McDonald’s met een groot plakkaat op de auto rijdt met de tekst: “Ik rijd op PPO”? De heer CALON: Dat kun je over het algemeen vrij goed ruiken. Daar hoef je geen plakkaat voor op te hebben. De heer ZANEN: Ik heb het niet speciaal gemunt op de auto van de Commissaris. Ik begrijp dat deze op benzine rijdt, dus daar lukt het niet. Maar het zou op een aantal van de 75 auto’s eventueel kunnen. Dat was ons voorstel. Maar goed, ik ben nu een redenering aan het houden die eindigt in een stap met die motor. Daar kom ik zo op terug. Dus intern zijn wij ermee bezig. Laat ons als Staten daar iets van zien, ik denk dat dat alleen maar helpt bij onze verdere discussie, ook over de afwegingen die gemaakt worden, want misschien is PPO niet effectief voor CO2-reductie, zo werd er gezegd.
64
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Goed, als dat zo is, dan moeten wij dat onder ogen zien. Dan moeten wij wellicht andere keuzen maken. Maar help ons die keuzen te maken, dat is het verzoek. Dat het... De heer RIJPLOEG: Voorzitter, mag ik nu toch even. “Misschien is het niet effectief”, zegt de heer Zanen. Dat is wel heel somber, maar stel even dat dat zo is: dan hebben wij als provincie, als Staten, een infrastructuur opgebouwd, daar toestemming en opdracht voor gegeven en die blijkt over een halfjaar niet te werken. Dan is het toch veel logischer om het proces beter te begeleiden en te zorgen dat daar waar het eenvoudig in te voeren is, gebruikt wordt. Laat de boeren zelf eens beginnen met te kijken of zij het kunnen gebruiken op hun bedrijf. Laat bedrijven dit doen die stationaire machines gebruiken, waar dus geen infrastructuur voor hoeft te worden aangelegd omdat het maar op één punt hoeft, namelijk bij een bouwbedrijf of iets dergelijks. Dat is toch allemaal veel simpeler? Waarom moet de provincie nu deze symbolische actie ondernemen die misschien niet eens het beste middel is en waarschijnlijk niet het enige beste middel is. Waarom is het nodig daar zo’n show over op te voeren? De heer ZANEN: Wij denken langs dezelfde lijn, want u bent mij telkens een stap voor, dat was vanochtend ook al zo. Ik heb namelijk eerst iets gezegd over de interne situatie en wilde dus inderdaad overstappen naar het onderwerp ‘samen met andere partijen’, dus de vraag hoe initiatieven die er liggen wellicht toch vanuit de provincie kunnen worden gesteund. Ik heb hier een interessant blad van verladers en vervoerders, EVO Visie. Hierin gaat het daar heel concreet over. Er wordt overigens wel een appèl op de overheid gedaan om te helpen, maar zij willen zelf actief een bijdrage leveren aan de noodzakelijke reductie van de uitstoot van CO2. Dus er liggen aanknopingspunten. Ik denk dat wij die zo veel mogelijk moeten oppakken. Daar ben ik ook voor. Nu hebben wij dat in het Koersverhaal geschreven. Ik zou graag zien dat wij met elkaar zouden kunnen discussiëren over de feitelijke activiteiten die op dat vlak extern worden uitgevoerd. Het betekent, voorzitter, dat als dat debat over zowel de interne als de externe activiteiten zou kunnen, het misschien het handigste is als wij deze motie aanhouden en dus nu niet in stemming brengen. Dan wat betreft de andere motie over cultuur en economie. Ook daarover is van meerdere kanten gezegd dat het in elk geval vandaag de dag een hot issue is. Op allerlei punten wordt er onderzoek gedaan. Ons onderzoekje of het onderzoekje van de Rijksuniversiteit laat ook een interessant onderzoek zien, maar ook een interessante uitkomst. De heer Moorlag heeft het over recycling van beleid. In de eerste plaats hebben wij aan de eerste versie van dat beleid niet deelgenomen. Dat heeft voor onze activiteit plaatsgevonden. Ik ben er inderdaad door de heer Jaspers op gewezen dat de PvdA indertijd eigenlijk een vergelijkbaar verhaal aan de orde heeft gehad en dat dat ook toen heeft geleid tot de conclusie zoals nu door ons gevraagd. Dus ik ben het met de heer Calon eens: wij zijn het eens. Dat is een positieve zaak. Maar misschien is het niet erg – en wat dat betreft dank ik D66 voor de inbreng – dat wij dat gewoon hier bevestigen, dat er zich een aantal interessante projecten voordoen en dat wij daar dus op kunnen inzetten. Die motie wilde ik daarom gewoon handhaven. Nu de andere moties. Motie 1 van de PvdA. Daarvan zou je hetzelfde kunnen zeggen: “Is die wel per se nodig?” Ik vind dat het geen kwaad kan als wij die met elkaar aannemen. Dus daar stemmen wij als PvhN voor. Motie 2 van het CDA hebben wij mee ondertekend, dus daar stemmen wij uiteraard voor. Motie 3 van CDA en VVD zullen wij niet steunen. De argumentatie is van verschillende kanten al ter tafel gekomen. Motie 4 van GroenLinks willen wij steunen, hebben wij ook mee gesteund, zullen wij ook steunen. Motie 5 hebben wij net van gezegd dat deze aangehouden wordt. Wij zullen voor motie 6 zijn. Van amendement B zijn wij voorstander.
65
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
De heer HAASKEN: Voorzitter, ik betreur het toch ernstig dat de heer Zanen motie 5 aanhoudt, want ik zou het wel plezierig vinden om daar nu meteen een heel duidelijk standpunt als Staten over in te kunnen nemen. De VOORZITTER: U weet hoe dat moet. Dan moet u de motie zelf indienen. De heer HAASKEN: Mag ik bedanken? De heer CALON: Ik had maar een vraag die van D66 kwam. Het antwoord is “ja”. De heer BLEKER: Voorzitter. Eerst de vraag over de N33. De regionale bijdrage is gekoppeld aan een verdubbeling volgens twee keer twee honderd kilometer over het hele tracé – dat is voorwaarde één – middels ongelijkvloerse kruisingen. Als aan die voorwaarden wordt voldaan, geldt het regionale bod. De tweede vraag was hoe het zit met de bijdrage van met name de gemeentelijke partners. Daarover hebben wij een maand of drie à vier geleden een afspraak gemaakt met de Colleges van B en W. Die Colleges van B W hebben wij gevraagd of zij zich te zijner tijd willen inspannen om een aandeel van die regionale bijdrage te leveren en dat ook aan hun raad voor te leggen. Wij hebben niet om een besluit gevraagd van een College, wij hebben ook nog niet gevraagd om een raadsbeslissing, omdat dat nog prematuur is. Onze ronde op dat punt was zonder meer positief, dat men die bereidheid heeft om zich daartoe in te spannen, zonder dat al concrete bedragen maar wel ordes van grootte van bedragen zijn genoemd. Voorzitter, waar het gaat om de VKDG en de Vereniging voor Dorpshuizen is duidelijk geworden hoe de motie moet worden gezien. Wij gaan in overleg. Als een adequate ondersteuning ons inziens een grotere financiële inspanning vergt, dan begrijpen wij dat wij daarover bij de Staten een gewillig oor vinden. Ik moet wel zeggen dat de fractievoorzitter van de PvdA zei: “U hebt zo formeel geantwoord”. Wij doen het binnen de bestaande financiële beleidskaders en die zijn nu ineens fossiel, terwijl ze nog niet eens vastgesteld zijn, want de Begroting wordt straks vastgesteld. Dus bij u gaat de veroudering wel heel snel, zou je kunnen zeggen. Maar goed, het signaal vanuit de Staten is duidelijk. Dan waar het gaat om het geld voor de plattelandsontwikkeling, niet zijnde natuur, water en landbouw. Daar hebben wij dezelfde inzet. Alleen melden wij u wel hoe op dit moment de bordjes hangen in Europa en ook bij het ministerie van LNV waar het gaat om de toekomstige beschikbaarheid van middelen op de sporen leefbaarheid en plattelandseconomie in den brede. Wij vinden ook dat, als dat mager blijft, wij een moment krijgen waarop wij moeten discussiëren over de vraag hoe wij dat dan eventueel zouden kunnen opvullen vanuit de regio of vanuit andersoortige fondsen, maar dat komt later aan de orde. De inzet is nu om te kijken of wij het tij op dat punt nog keren. Ik moet u zeggen, de Europese tanker kunnen wij niet met een statenmotie in Groningen van koers laten wijzigen, maar wij trekken wel samen op met Noord-Nederland en andere regio’s om dat element van leefbaarheid en plattelandseconomie er alsnog meer in te krijgen. Dan, voorzitter, het punt van motie 1. Ik moet zeggen, ik vond het eigenlijk niet zo’n simpele motie. Vandaar dat ik ook niet zo simpel namens het College heb geantwoord. Er zit zelfs – en dat is ook de essentie van het beleid – een zekere spanning in. Je wilt blijkens deze motie 40% particulier natuurbeheer realiseren en je zegt tegelijkertijd dat het niet overal doelmatig zou kunnen zijn en je wilt het ook met alle partijen eens worden over de vraag waar het wel en waar het niet doelmatig is. Ik geef aan hoe dat proces verloopt en welke dilemma’s daarbij spelen. Wij zullen echter bij de uitvoering van het beleid zoals wij dat nu hebben ingezet en waar ik enige bepaald positieve reacties zie waar het gaat om het particulier natuurbeheer, de systematiek zoals die hier wordt verwoord verder implementeren.
66
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
De heer GERRITSEN: Voorzitter, ik had één vraag van D66. Het antwoord daarop is dat ik zal proberen dat sneller te doen. Ik ben afhankelijk van een groot aantal andere partijen. Ik zal u in januari een brief sturen over hoe dat allemaal precies zit, hoe dat kan. Mevrouw MULDER: Voorzitter, ik heb geen punten meer. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Dan stel ik voor dat wij overgaan tot de besluitvorming, waarbij wij in de eerste plaats kunnen vaststellen dat de amendementen op de stukken A en C zijn ingetrokken en de motie op stuk nr. 5 is aangehouden. Voordat wij over de moties en dergelijke stemmen even over de motie op stuk nr. 2 en de opmerking die ik eerder heb gemaakt in de richting van de heer Van der Ploeg, want er is nu genoegzaam toegelicht wat de indieners van de motie ermee bedoelen. Maar ik duid u even op het probleem van onze besluitvorming, zodat wij dat allemaal gezamenlijk kunnen volgen. Als wij zo dadelijk de Programmabegroting vaststellen, maakt de subsidiestaat onderdeel uit van die Programmabegroting. De VKDG is een van de instellingen die onderdeel uitmaakt van de subsidiestaat. Daarmee is dus ook het bedrag vastgesteld en dat is een van de dingen die niet meer terugkomt in uw Staten, want dat is de bedoeling van die subsidiestaat. Met deze motie moet er dus rekening worden gehouden met het feit dat het bedrag deze keer wel eens anders zou kunnen zijn dan in het voornemen zoals in de subsidiestaat tot uitdrukking is gebracht. Normalerwijze zou je dan zeggen dat het College dan met een afzonderlijke voordracht komt. Dus dat was de strekking van mijn opmerking. Ik zou er voor de zuiverheid van de besluitvorming de voorkeur aan geven dat nu de betekenis daarvan is dat u allemaal weet wat de bedoeling is. Dit jaar wordt de VKDG geschrapt uit de subsidiestaat in de wetenschap dat de motie inhoudt dat vóór de jaarwisseling er een voordracht dient te zijn en dat het College bij voordracht het bedrag zal vaststellen. Dat kan een gelijk bedrag zijn, dat kan een hoger bedrag zijn, maar omdat ik goed geluisterd heb naar uw besluitvorming lijkt het mij wel zo zorgvuldig dat wij dat voor dit jaar wat anders doen. Als het eenmaal vastgesteld is, kan het volgend jaar gewoon weer toegevoegd worden aan de subsidiestaat. Voor wat betreft de Vereniging voor Dorpshuizen is het nog weer ingewikkelder, omdat de ondersteuning daar niet loopt via een rechtstreekse subsidie, maar via de CMO. Dat hoeft hier niet afzonderlijk geregeld te worden, want dat kan ofwel in de opdracht, ofwel anderszins straks in de voordracht geregeld worden. Ik geef u in overweging – even luisterend naar u en kijkend naar de ondertekening van de motie, die dus breed wordt gesteund – om dan als consequentie daarvan aan te nemen dat het onderdeel van de subsidiestaat, betrekking hebbend op de VKGD, deze keer wordt geschrapt en dat dit zal worden opgevangen in de voordracht, die dus gegeven het tijdpad dat in de motie staat vóór de jaarwisseling bij de Staten zou moeten zijn. Dat lijkt mij de meest zorgvuldige manier, want anders gebeurt er iets geks. Mevrouw FOLKERTS: Voorzitter, even voor mijn duidelijkheid. Is uw voorstel anders dan het idee om het nu gewoon zo te laten staan als het staat? Zoals de heer Hollenga van het CDA heeft gezegd: als er voor januari met een voordracht gekomen wordt, kan het bij de Integrale Bijstelling worden gewijzigd. Is dat niet eenvoudiger? De VOORZITTER: Ik ben ook best bereid om er nu een voetnoot bij te plaatsen. Maar met name de subsidiestaat is een instrument waarmee u Staten heel precies aangeven wat de bevoegdheden van het College zijn en wat niet. De motie die nu op tafel ligt – de heer Van der Ploeg heeft het daarstraks in de interruptie al duidelijk gemaakt, maar dat is door alle anderen ondersteund – lijkt erop te duiden dat het gesprek wel eens zou kunnen betekenen dat in samenhang het bedrag anders zou kunnen zijn, bijvoorbeeld omdat de bedragen niet meer via CMO lopen, maar rechtstreeks lopen.
67
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
Als dat gebeurt, komt dat in de voordracht tot uitdrukking, want in die voordracht, die nog steeds binnen de totale financiële ruimte plaatsvindt, neemt u dan de beslissing. Het feit dat wij het in de subsidiestaat hebben staan, betekent dat wij op één moment al die beslissingen nemen, en het is gedelegeerd aan het College om dat uit te voeren. Het meest zuivere zou mij lijken om het uit de subsidiestaat te schrappen en te weten dat er dan een voordracht komt. De tweede manier is dat ik een voetnoot plaats bij die subsidiestaat, maar eigenlijk vind ik dat uit het oogpunt van zorgvuldige besluitvorming niet het meest voor de hand liggend. U weet allemaal wat u wilt in uw intentie naar de instelling. Er is geen ongerustheid bij de instelling, neem ik aan. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, even een nuance. Ik zou wel graag nog even de gelegenheid hebben – ik vind het een zuiver voorstel – om te kijken of wij eventueel niet in de problemen kunnen komen met bevoorschotting. De VOORZITTER: Voor 1 januari dan. De heer CALON (gedeputeerde): Ja. Dus het is een zuiver voorstel. Ik wil gewoon even een time-out om dat even uit te kunnen laten zoeken... De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij even thee nuttigen tot 16.00 uur en dan kunnen wij dat even met elkaar afstemmen. De vergadering is geschorst van 15.46 tot 16.00 uur. De VOORZITTER: Wij hebben even overleg gepleegd. De conclusie is onderdaad dat wij de post 9104 Vereniging Kleine Dorpen Groningen voor dit jaar uit de subsidiestaat kunnen halen. Dus in een voetnoot zal ik nog even vermelden dat dit het geval is. Voor het volgend jaar is het logische gevolg – wat ik voorstel – dat die daar weer terugkomt. Gegeven de inhoud van de motie en het feit dat gedeputeerde Bleker heeft aangegeven dat recent al gesprekken zijn gevoerd en dat een tweede ronde gesprekken al is afgesproken, moet het mogelijk zijn op een zodanig tijdstip met een voordracht bij u te komen, waarin het geheel behandeld wordt, inclusief de bedragen, dat het probleem met bevoorschotting en dergelijke niet optreedt. Dan lijkt mij dat de meest zorgvuldige uitvoering van datgene wat u hier als wens naar voren heeft gebracht. Dus als ik dadelijk naar de besluitvorming ga, doe ik dat inclusief deze kanttekening. Dan zijn wij nu als eerste toe aan de stemming over de moties. In stemming komt motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie nr. 2. Motie nr. 2 wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie nr. 3. Motie nr. 3 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de betrokken fracties van het CDA en de VVD. In stemming komt motie nr. 4. Motie nr. 4 wordt met algemene stemmen aangenomen.
68
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Vervolg Programmabegroting
In stemming komt motie nr. 6. Motie nr. 6 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de fracties van de PvhN en D66. In stemming komt amendement B. Amendement B wordt met algemene stemmen aangenomen In de voordracht stellen wij de Programmabegroting vast. Dat zo zijnde, stemt u ook in met de risico’s zoals vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen en het materiële evenwicht van het Programma voor de jaren 2006-2009 zoals vermeld in bijlage 1 van die voordracht. Voordat ik dat doe, moet ik aantekenen dat de fractie van D66 een voorbehoud heeft gemaakt bij de bijdrage oostzijde Grote Markt zoals vermeld op pagina 230 van de Programmabegroting. Datzelfde geldt voor de fractie van de SP. Dat de SP voorts heeft aangegeven een voorbehoud te maken bij de glastuinbouw Eemsmond op pagina 196 van de Programmabegroting. In stemming komt de voordracht betreffende de Programmabegroting. De voordracht met algemene stemmen aangenomen. Dat zo zijnde, hebben wij nu dus ook voor kennisgeving aangenomen: • brief van GS van 19 mei 2005, nr. 2005-10408/20/A.13, GMO, betreffende takenonderzoek provincie Groningen 2004/2005 en de beantwoording van vragen gesteld door het CDA, de PvdA en GroenLinks; • brief van GS van 30 september 2005nr. 2005-18.747/39/A.11, EZ, betreffende investeringsregeling jonge boeren, incl. verzoek van het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt van 21 juni jl.; • brief van GS van 30 september 2005 nr. 2005-14.072/39/A.23, EZ, betreffende wegvallen in- en doorstroombanen bij diverse instellingen incl. rapport; • brief van GS van 29 september 2005, nr. 2005-19.062/39/A.24, FC, betreffende ontwikkeling uitkering Provinciefonds 2005-2009; • de notitie van de PvhN ‘Koolzaadolie te koop, mag dat?’. De heer LUITJENS: Voorzitter, wij ronden nu dit agendapunt af. U hebt ons als voorzitter van de Staten een brief gestuurd met daarin aangegeven dat wij spreektijden zouden hanteren. Ik ben eigenlijk wel benieuwd naar de evaluatie van de toepassing van de spreektijden. Ik realiseer mij dat vogeltjes verschillend gebekt zijn, maar ik zou toch graag, in elk geval bij het verslag, een evaluatie daarvan zien. De VOORZITTER: Wij kunnen het in het Presidium doen, maar u bent uw collega’s behulpzaam geweest, dat kan ik op voorhand wel vaststellen. Ik kan u zeggen dat de Staten als geheel binnen de spreektijd zijn gebleven, maar dat u elkaar geholpen heeft. Dat geldt overigens ook ten aanzien van de collegeleden onderling. De collegeleden gezamenlijk blijven binnen de spreektijd. Ieder voor zich is iets anders. Maar ik ben best bereid om het uit te schrijven.
69
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
A.2.
Gevolgen energie(prijs)beleid voor de werkgelegenheid in de basis- en procesindustrie
De heer DIJKSTRA: Voorzitter, ik dank het College voor de uitgebreide beantwoording van de schriftelijke vragen van de PvdA-fractie betreffende dit onderwerp. Het artikel in het DvhN van circa een maand geleden over de energieproblemen van een aantal grote industriële bedrijven in het Eemsmondgebied heeft veel losgemaakt, niet in de laatste plaats binnen de gelederen van mijn eigen partij. Er is inmiddels sprake van collectieve verontwaardiging over het gevoerde energiebeleid en de ernstige gevolgen die dat heeft voor de werkgelegenheid in onze provincie. Dit is een industrie die mede dankzij het – ons – gas is ontstaan en deze dreigt door de hoge prijs van diezelfde bodemschat te verdwijnen en dat valt niet uit te leggen aan gezinnen, medewerkers en bedrijven die in hun bestaan en hun toekomst bedreigd worden. Wij kunnen gelukkig wel vaststellen dat veel partijen in brede kring van werkgevers, werknemersorganisaties, politiek en bestuur in Groningen hier eensgezind tegen in het geweer zijn gekomen. Met als voorlopig resultaat een toezegging van minister Brinkhorst dat hij uiterlijk op 10 oktober met een plan komt. Een plan – zoals in een van de brieven van het College te lezen valt – dat zich richt op de bouw van een moderne kolencentrale volgens het Franse model. Uiteraard is de PvdA benieuwd naar dit plan, maar wij hebben over dit voornemen en de brieven die wij van het College hierover hebben ontvangen nog wel een aantal vragen en opmerkingen. De eerste vraag is hoe zich in de visie van het College het plan Brinkhorst verhoudt tot het voornemen om twee energiecentrales – een op biomassa en een op palmolie – te realiseren in de onmiddellijke nabijheid van Aldel. Dit voorjaar heeft hiernaar een onderzoek plaatsgevonden, wat erin heeft geresulteerd dat een aantal private partijen in elk geval nu zover zijn dat ze een aantal vergunningsprocedures zijn gestart voor de realisatie van deze twee centrales. Is inmiddels door het College bekeken of deze plannen europroof zijn en of ze inderdaad volgens dat Franse model te realiseren zijn? En is de minister bekend met deze plannen en voornemens? Voorts hebben wij uit de krant vernomen dat NUON van plan is ergens tussen Delfzijl en Terneuzen een grote centrale te bouwen. Bestaan hierover contacten van het College met de betreffende maatschappij? Gesteld dat het plan van Brinkhorst op de korte termijn geen soelaas biedt, is het College met de PvdA van mening dat hiervoor het fonds economische structuurversterking aangesproken moet worden, om die nadelige gevolgen van het energieprijsbeleid voor de regionale bedrijvigheid op te vangen? Stel nu eens dat dit niet lukt: in de brief van het College wijst het College op de koppeling die er bestaat tussen de gas- en olieprijs, dat schijnt een van de oorzaken te zijn voor het grote prijsverschil in de tarieven tussen ons land en die van de ons omringende landen. Echter, zo hebben wij begrepen is er vanuit wet- en regelgeving geen enkele koppeling aangebracht tussen olie- en gasprijzen. Dus waar deze koppeling bestaat is dit een gevolg van privaatrechterlijke contractvorming op de energiemarkt. Anders gezegd, in feite zou de Gasunie de betreffende bedrijven voorlopig uit de brand kunnen helpen door volgens het vertrouwde ‘potjesgasmodel’ tegen een goedkoper en vergelijkbaar tarief energie te leveren. De vraag is of deze redenering juist is in de ogen van het College en of dit een reële optie vormt. Heeft het College hierover overleg met de Gasunie gehad en wat is het standpunt van de Gasunie in dezen? De heer JAGER: Voorzitter, de problematiek zoals net door collega Dijkstra omschreven is een onderwerp dat ons binnen het CDA ook al enige tijd bezighoudt. De afgelopen anderhalve maand zelfs zeer intensief. Als de heer Dijkstra stelt dat de PvdA teleurgesteld is in het gevoerde energiebeleid dan kan mijn fractie zich daar alleen maar bij aansluiten. Als wij kijken naar de ons omringende landen, dan is daar de afgelopen decennia ingezet op het uitbreiden van energiecapaciteit, daar waar Nederland jarenlang dacht met het gas wel goed te zitten. Helaas zien wij nu daarvan het effect. Helaas zien wij ook, zoals ik het vorige week richting RTV-Noord aangaf, dat het érg stil is in Den Haag.
70
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
Het is mooi dat nu een brief wordt aangekondigd, maar het is maar de vraag wat uiteindelijk in die brief komt te staan en met welke maatregelen de betrokken minister zal komen. Als inderdaad het voorstel komt om een moderne centrale te bouwen is dat een stap in de goede richting, maar geen oplossing op korte termijn. Dan moet inderdaad de koppeling gelegd worden met een model dat bijvoorbeeld in Frankrijk wordt gehanteerd waar de overheid ingrijpt in de prijsstelling voor energie. Daar zijn wij voorstander van. Dat zou niet mogelijk zijn op het moment dat er daadwerkelijk sprake was van een vrije energiemarkt. Het is maar de vraag of dit toegestaan wordt vanuit de Europese Commissie, maar wij zijn van mening dat er geen sprake is van een vrije energiemarkt, maar daarentegen sprake is van oneerlijke concurrentie welke moet worden aangepakt. Als er een moderne centrale wordt gebouwd en de prijs voor energie gebaseerd wordt op de prijs die uiteindelijk zal gaan gelden bij die centrale op het moment dat die in gebruik genomen wordt, zou onze voorkeur eerder uitgaan naar een duurzame centrale – bijvoorbeeld een biomassacentrale – dan naar een bruinkoolcentrale, dat moge duidelijk zijn, maar nog belangrijker is het dat er een oplossing komt. Het enige voordeel van deze problemen is dat geconstateerd kan worden dat duurzame energie voor het eerst sinds jaren weer volop in de belangstelling staat, niet alleen in de politiek, maar vooral in het bedrijfsleven. Ook dat moet als overheid benut gaan worden, die aandacht voor het feit dat duurzame energie concurrerend kan zijn met vormen van allesbehalve duurzame energie. Wij zijn benieuwd naar de beantwoording van de vragen die net door de heer Dijkstra zijn gesteld, met name als het gaat om wat wij vanuit het Noorden zouden kunnen doen. De verantwoordelijkheid ligt in Den Haag. Het speelveld wordt voor een gedeelte bepaald in Brussel, maar als wij iets kunnen doen – zoals in de commissie Economie en Mobiliteit is aangegeven door het trekken van een kabel door de Eems – en er oplossingen zijn, dan moet men zich daar vol voor inzetten. De heer HAASKEN: Voorzitter, wij kunnen ons volledig scharen achter de brandbrief die het College inmiddels heeft geschreven naar de minister van EZ. Mijn fractie heeft in een brief met een soortgelijke strekking enkele weken geleden in de richting van het kabinet en de Kamerfractie haar ongerustheid daarover geuit. Weliswaar regardeert energiepolitiek ons in beperkte mate, maar met de negatieve gevolgen daarvan worden wij wel direct geconfronteerd. Wij blijven ons grote zorgen maken over de ontwikkeling van de werkgelegenheid in het Eemsmondgebied en in het verleden is er sprake geweest van een regeling waarbij in moeilijke tijden ondersteuning werd gegeven die in tijden van hoogconjunctuur terugbetaald zou worden. Daarover wordt momenteel met de regering van gedachten gewisseld. Een bedrijf als Methanor valt nu om en daarmee zijn enkele honderden arbeidsplaatsen gemoeid. Dat geeft grote onzekerheid in huisgezinnen en wij zijn ons daarvan bewust. Wij realiseren ons echter dat een product als methanol voor een schijntje van de Nederlandse prijs in het Midden-Oosten gemaakt kan worden. Dat de fabriek nu moet sluiten brengt de verplichting met zich mee een blik op de lange termijn te werpen, en daarbij wordt het perspectief geschetst die overigens goed zou kunnen passen binnen Energy Valley. Er staat namelijk een fabriek – voor enkele honderden miljoenen gebouwd – die vele andere producten kan maken en die niet werkeloos behoeft te blijven. Zou het College mee willen werken aan alternatieven om de fabriek weer aan de gang te krijgen om bijvoorbeeld de productie van groene diesel of waterstof te realiseren? Daarnaast is het de moeite waard te onderzoeken of uit Duitsland aangevoerd etheen in deze fabriek gerealiseerd kan worden. Dat zou meteen goed kunnen aansluiten op de inspanningen die de NOM momenteel pleegt met betrekking tot de etheeninfrastructuur. In de tussentijd moeten wij de minister aansporen voortgang te boeken met het zogenaamde Franse model - de private stroomcentrales - waarbij wat ons betreft erop mag worden aangedrongen in die tussentijd extra aardgasbaten in te zetten ten behoeve van de regionale structuurversterking.
71
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
De heer MOLL: Voorzitter, duurzame ontwikkeling van de Eemsmondregio gaat GroenLinks zeer aan het hart, net als dat bij de provincie het geval is, getuige het geld dat wordt gestoken in het Costa Due-project. Ook Energy Valley kan in belangrijke mate bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van de Eemsmond. Voor GroenLinks betekent duurzame energie goede leefomstandigheden voor de bevolking, passende werkgelegenheid en uiteraard een goede ecologische toestand. Maar al deze drie elementen spelen daarbij een rol. Als de situatie van vandaag wordt bekeken valt te constateren dat er ‘wat problemen’ zijn en is het verleidelijk om deze problemen aan te pakken door in een van die drie dimensies – economische, sociale of ecologische – de oplossing te gaan zoeken. GroenLinks zal vandaag blijven pleiten om de zaak in evenwicht te houden en om niet alleen naar de effecten van de problemen te kijken – hoe ingrijpend die ook mogen zijn, want de werkgelegenheidssituatie in de basisprocesindustrie gaat ons natuurlijk ook ter harte –, het gaat er ons ook om te kijken naar de oorzaken van dat probleem omdat werkelijke oplossingen bij de wortels moeten worden aangegrepen. Eigenlijk zijn deze problemen tweeledig: aan de ene kant is op dit moment de energieprijs – in elk geval olie – behoorlijk hoog en dat heeft te maken met vraag- en aanbodfactoren en aan de andere kant is het moeilijk om concurrerend te produceren in een aantal sectoren. De producten die in de Eemsmondregio gemaakt worden kunnen elders in de wereld nu eenmaal veel goedkoper worden geproduceerd. Wat dat betreft zien wij voor de producten die gemaakt worden zowel problemen aan de vraag- als aan de aanbodkant. Dat is gemakkelijk theoretisch gezegd en men zou veel economische en andere theorieën erop los kunnen laten om dit verder uiteen te rafelen. De vraag is natuurlijk wel wat dit betekent voor de problematiek van vandaag, want de oorzaken zijn wel bekend, maar wat kan de provincie aan de oplossing bijdragen? De GroenLinks-fractie is het eens met de gekozen inzet van het level playing field. Het functioneren van de energiemarkt in Europa, is het wel een vrije markt? Het is terecht dat voor de uitwerking daarvan in deze regio aandacht wordt gevraagd en het is terecht dat in de Kamer daarover wordt gediscussieerd. Tevens heeft de GroenLinks-fractie via de heer Van der Ploeg in een gesprek met de heer Vendrik impliciet een bijdrage geleverd aan dat debat. Op dat niveau is de zaak in discussie en aangepakt en de uitkomsten daarvan moeten worden afgewacht. De tweede vraag is wat hier ter plekke met deze problematiek moet en kan gebeuren. De GroenLinksfractie is er wat dat betreft voorstander van om niet alleen naar de korte termijnproblemen – hoge energieprijzen - te kijken en daar eventueel een oplossing voor te vinden. Hier ligt een onderliggend probleem, namelijk de niveaus waarop in dat gebied geproduceerd kan worden en de enorme afhankelijkheid van energie die de industrie in dat gebied heeft. Het is niet bekend of de olieprijs zo hoog zal blijven, maar voor de toekomst is het van belang dat aan die problemen gewerkt gaat worden en dan is het denkkader van duurzame ontwikkeling en het zoeken naar evenwicht tussen die aspecten van groot belang. In de belangstelling voor duurzame energie ligt uiteraard de oplossing besloten waarnaar voor een belangrijk deel gezocht moet worden. Daarnaast zal gezocht moeten worden naar manieren om ecologischenergetisch veel meer verantwoord te gaan produceren in dat gebied. Op zich zijn dat zaken waaraan gewerkt wordt en die op de langere termijn gaan spelen, maar men moet als het ware niet door het probleem van vandaag op dat punt gaan verslappen. De GroenLinks-fractie vindt het binnen deze context het bespreekbaar om acute problemen van vandaag te adresseren, maar de GroenLinks-fractie zal elk voorstel vanuit de provinciale politiek op dat gebied beoordelen op grond van in welke mate er aan een lange termijnoplossing wordt gewerkt en of er inderdaad een langetermijnperspectief is. Om industrie die – om welke reden ook – niet meer de zaken kan produceren tegen prijzen waar vraag voor is, zo’n industrie moet je niet eeuwig in de benen houden. Wat dat betreft moet zowel het economische als het energetisch duurzame perspectief – ook in de manier waarop wij hier als provincie mee verder gaan – centraal gezet worden. Uiteraard is de korte termijn beslist niet onbelangrijk, want het heeft weinig zin om te werken aan een langetermijnoplossing voor een bedrijf dat morgen omvalt.
72
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
De heer RIJPLOEG: Voorzitter, stelt de heer Moll eigenlijk dat men in de wereld – en in Groningen voorop – maar geen aluminium meer moet gebruiken? Daar komt het wel op neer, want of het nu hier of ergens anders wordt gemaakt, energie kost het. De heer MOLL: Het woord aluminium heb ik hier nog niet in de mond genomen, wat dat betreft begrijp ik niet hoe u tot die conclusie komt. De heer RIJPLOEG: Siliciumcarbonaat mag ook, maar dat zijn de twee bedrijven waar het vooral om gaat. De heer MOLL: Dat weet ik heel goed, maar ik heb het niet gehad over de specifieke productieomstandigheden van die stof. Ik sprak over de manier waarop de problemen die er nu zijn, benaderd moeten worden. Op korte termijn wellicht overgangsmaatregelen, maar dan wel binnen het perspectief van op de lange termijn duurzame productie. Gebruik van duurzame bronnen, energie-efficiënte productie en producten die geproduceerd worden tegen prijzen die wij op de wereldmarkt kunnen afzetten. Het gaat mij op dit moment te ver om een product/materiaal daarbij per definitie in de ban te doen, integendeel, laten wij uitgaan van wat nu wordt geproduceerd en in die richting verder werken. De heer JAGER: Voorzitter, ik blijf met dezelfde vraag zitten die de heer Rijploeg terecht stelde. Het is mij niet duidelijk wat u bedoelt met uw verhaal. Enerzijds zegt u dat er een oplossing moet komen, maar ‘wij hebben daar wel een aantal criteria bij die wij zullen hanteren’. Deze criteria zijn mij niet helder als wij bezien dat er een oplossing moet komen, die volgens mij op zéér korte termijn doorgevoerd zou moeten worden. Wat ons betreft wordt er voor 1 januari een besluit genomen over de aanleg van de bouw van een nieuwe energiecentrale en dergelijke. Ik neem aan dat u op zéér korte termijn de criteria die u noemt op een abstractieniveau, concreet moet kunnen maken en ik ben benieuwd wat vervolgens de afwegingen voor u zijn, want de meeste bedrijven waaraan gerefereerd wordt in het gebied, kennen concurrenten die op dit moment al tegen een lagere kostprijs – maar vaak veel milieuonvriendelijker – produceren. De heer MOLL: Meneer Jager, misschien is mijn verhaal een tikkeltje te abstract voor u, wat me enigszins van u tegenvalt. De heer JAGER: Het spijt me dat ik de illusie bij u wek dat ik op uw hoge niveau mee zou kunnen doen. Ik ben maar een gewone jongen. De heer MOLL: Maar u gaf net al aan dat u die problematiek heel goed kende, wat dat betreft weet u goed wat ik bedoel als ik het heb over het gebruik van duurzame bronnen en energiebesparende technologieën. Dat zijn de zaken die ik heel concreet genoemd heb, maar het moet duidelijk zijn dat de oplossingen die wij gaan zoeken, moeten passen in een langetermijnbeeld. Het gaat niet aan om nu symbolische maatregelen te nemen en het bedrijf nog een tijdje in de benen te houden terwijl er geen duurzaam perspectief voor is. Daar moeten die oplossingen in passen. U weet in welke richting wij dat zoeken en dat zijn de criteria waarop wij oordelen. Wat dat betreft denk ik toch wel duidelijk daarover te zijn geweest. De heer RIJPLOEG: Het stijgt ver boven mijn pet, maar misschien kan de heer Moll toch duidelijk maken wat hij nu bedoelt, of die industrie dan nog wel zou moeten bestaan of dat dit product misschien toch maar in China geproduceerd moet gaan worden. Ik kan u verzekeren dat de aluminiumproductie in China meer energie kost dan hier, gezien de eisen die gesteld worden.
73
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
Als u zegt dat wij het op een andere en betere manier moeten doen, kan ik me daar alles bij voorstellen. Om echter te stellen het dan maar niet meer te doen en in plaats daarvan het in China te laten produceren en de aluminiumtak hier af te stoten… De heer MOLL: Meneer Rijploeg, ik werp a priori verre een oordeel van mij af dat het niet zinnig zou zijn in Nederland of in het Eemsmondgebied aluminium te produceren… De heer RIJPLOEG: U zei net zoiets in de trant van: “misschien moet die industrie hier dan maar niet meer zijn.” U noemde daar geen namen bij, maar wat bedoelde u dan wel, andere sectoren? De heer MOLL: Nogmaals, een industrie die hier niet duurzaam kan produceren, daar moet de vraag bij worden gesteld of wij daarmee verder willen. Laten wij in eerste instantie kijken hoe ver wij met duurzaamheid en energie-efficiëntie kunnen komen. Het dilemma van Methanor was echter duidelijk: in Arabische landen waar het aardgas nog niet afgevoerd kan worden kan methanol heel goedkoop geproduceerd worden. Op onze markt is dat ingewikkelder. Maar de richting die de heer Haasken op wenste te gaan – hoe men deze plant wellicht anders zou kunnen gebruiken – spreekt GroenLinks zeer aan. Op het moment dat producten die hier gemaakt worden wellicht niet meer interessant zijn –methanol –, blijft het tevens de uitdaging om de installaties die er zijn en de kennis die er is te gebruiken voor nieuwe producten en voor nieuwe werkgelegenheid in een duurzame context. Dat betekent dus: vernieuwen, investeren in duurzaamheid, efficiëntie en op die manier op de lange termijn een duurzaamheidperspectief voor de Eemsmond te creëren. De heer RIJPLOEG: En als dat niet lukt, mag het elders niet duurzaam gebeuren? De VOORZITTER: Volgens mij komen wij in een herhaling van zetten terecht. Ik stel voor het woord te geven aan de heer Staghouwer. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, ik denk dat dit een heel interessante discussie is, maar dat het nu niet de plaats en tijd is om over dit soort zaken te spreken. Het gaat om de zorgen die wij hebben over het voortbestaan van de industrie in Delfzijl en het is terecht dat de PvdA en de andere fracties zich daar zorgen over maken. Onze fractie heeft daar eveneens ernstige zorgen over. Blijft over dat wij hebben gezien dat hier vanuit het College aandacht voor is en dat er gesproken is met Den Haag –minister Brinkhorst – en dat hij erkent dat er problemen zijn. Wij hebben vernomen uit een brief dat op uiterlijk 10 oktober een rapport zal voorliggen en dat is denk ik de kramp waarin wij nu zitten. Wij willen graag concrete maatregelen, maar hebben nog geen idee wat er uit Den Haag komt. Er wordt wel een aantal voorstellen gedaan, maar echt concrete zaken zijn hier niet bij. Wij vinden als fractie dat er toch op korte termijn maatregelen zouden moeten komen. Moderne kolencentrales zijn natuurlijk prachtig, maar daar gaan tijden overheen en wij vinden dat dit geen uitstel kan en zou moeten hebben. Concreet betekent dit voor onze fractie: wachten wat er uit Den Haag komt, en mochten de maatregelen die minister Brinkhorst aankondigt, niet voldoende zijn, zullen wij ons zeer zeker moeten beraden over wat men hier verder mee moet en zijn wij voorstander van verdergaande maatregelen om de industrie in Delfzijl te steunen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, een stijging van de energiekosten en mogelijke problemen bij de bedrijven die meer dan bovengemiddelde energie gebruiken. Waar heb ik dit eerder gehoord, dacht ik bij mezelf. Mijn gedachten gingen al snel naar ruim twee jaar geleden – 9 oktober 2003 – toen mijn fractie – door in eerste instantie een brief te sturen – probeerde een discussie op gang te krijgen en deze Staten tijdig in beweging te krijgen vanwege het aflopende convenant op 1 januari 2006 en het probleem dat
74
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
daarmee zou ontstaan bij met name Aldel. Kort samengevat was de reactie van deze Staten: “Meneer Swagerman, waar maakt uw fractie zich druk over, het is nog lang niet zo ver en wij praten hier al bijna veertig jaar over.” Nu komen daar nog de extreem hoge energiekosten bij en prompt springen PvdA, andere collega’s en het College van GS in de stress. Ik vind dat dit niet onterecht is, maar wel opvallend. Als ik de heer Jager zojuist hoorde spreken met een toon in zijn stem die ongeveer zo was als die van mij twee jaar geleden – behoorlijk opgewonden en boos – dan denk ik dat deze toon wel erg laat is en mogelijk te laat nu er nog een extra prijsverhoging – boven op het verlies van de subsidie – komt. Voorzitter, verder terug in de tijd, toen wij nog met de Paarse regering te maken hadden. Deze regering is begonnen met de privatisering en liberalisering van allerlei nutsvoorzieningen en ook dat staat niet los van de huidige problematiek. Daarbij komt een te snelle eenwording van Europa die ertoe heeft geleid dat de eenheid in Europa nog steeds ver te zoeken is. Zeker op het gebied van allerlei subsidieregelingen die nog niet gelijkgetrokken zijn en dat voorlopig ook niet zullen worden. Iedereen die zich nu aangetrokken voelt, moet zich dit maar aantrekken. Ik wil nu terug naar de realiteit, want wij moeten verder en het verleden zullen wij voorlopig laten rusten. Uiteraard steunt mijn fractie het initiatief van de PvdA – en naar nu blijkt ook de andere fracties – en de daaropvolgende brief van GS naar minister Brinkhorst. Wij hebben het, toen dat gebeurd is, niet alleen maar gelaten bij het nu uitspreken van deze mededeling. Wij hebben intensief contact gehad met onze Tweede Kamerfractie en zij zijn tijdens het energiedebat eveneens voor het noordelijk belang opgekomen. Het probleem ligt echter breder dan alleen het Noorden en het bedrijfsleven. Het probleem geldt voor alle inwoners van Nederland en voor alle bedrijvigheid in Nederland. Deze belangen wegen zwaar en dienen op zijn minst op gelijke voet te worden bekeken. Wat zijn de relevante observaties? 1. De verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering ligt primair bij de bedrijven, zij moeten tijdig anticiperen op wisselende energieprijzen; 2. Binnen Europa liggen grote verschillen in energieprijzen; 3. Binnen Europa wordt door diverse regeringen subsidie verstrekt; 4. De ondersteuning vanuit Den Haag voor gesubsidieerde energieprijzen vervalt per 1 januari aanstaande, waardoor het met name in het Noorden nog harder aankomt; 5. Wij worden in Nederland gestraft voor het feit dat wij via gascentrales redelijk duurzaam produceren, maar daardoor blijkbaar nu in een financieel nadeel zijn beland omdat kolencentrales – die veel meer vervuilen – wel goedkopere energie leveren. Voorzitter, waar liggen dan de mogelijke oplossingen? Los van wat er in Den Haag moet gebeuren, want daar hebben wij toch geen grip op. Men loopt daar niet harder dan men zelf wil, er zijn diverse nota’s die het Noorden compleet in de steek laten. Niet alleen in het Noorden, maar ook in Zeeland staat een aluminiumsmelterij en daar is het probleem even groot. Wij moeten proberen in Den Haag tijdelijke verlenging van het aflopende convenant te bewerkstelligen om de industrieën in het Noorden in staat te stellen hun maatregelen te treffen. Een van die maatregelen is het operationeel krijgen van de voorgestelde energiecentrales op biomassa in de Eemshaven en dan zo spoedig mogelijk. Ik heb begrepen dat dit rond 2008 het geval zou moeten kunnen zijn. Men name die biomassa moet toch aansluiten bij de ideeën van minister Brinkhorst die vindt dat bedrijven hun eigen energie moeten kunnen winnen en dat men vervolgens wel duurzaam en innovatief moet zijn. Het lijkt mij dat minister Brinkhorst zijn medewerking zou moeten gaan verlenen in de overbrugging naar de situatie die dan in 2008 realistisch zou kunnen zijn. Zoals ik al anderhalf jaar geleden stelde, zou de provincie kunnen overwegen bij te dragen in de bouw van deze of een andere centrale door een deel van de opbrengst van Essent-aandelen aan te wenden om als aandeelhouder te gaan functioneren. Al kan men ze op dit moment niet verkopen kan ik mij niet voorstellen dat er geen bank is die met een garantie van Essent-aandelen bereid is flink wat miljoenen uit de mouw te schudden.
75
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
Tevens kan de provincie bijvoorbeeld via een overeenkomst met de ontwikkelaar van een nieuwe centrale – zoals Aldel heeft gedaan – een afnamegarantie als grootverbruiker sluiten voor alle inwoners van onze provincie. Zo hebben niet alleen bedrijven, maar ook de inwoners er belang bij omdat dit voordeel voor beiden oplevert. In de uitgebreide beantwoording van GS op de vragen van de heren Dijkstra en Köller van de PvdA-fractie blijkt duidelijk dat GS uitgebreid overleg hebben gehad over de problematiek met de bedrijven in de regio. Ik wil mijn waardering uitspreken voor de inzet van het College tot nu toe, al had ik graag tussentijds iets meer gehoord. Dan waren mogelijk de vragen niet noodzakelijk geweest en had de energie die er nu is ingestoken al eerder zijn effect kunnen hebben. Voorzitter, mijn fractie ziet afsluitend graag dat deze problematiek door alle fracties wordt opgepakt en aangepakt en dat voor allen in het Noorden, maar ook voor allen in Nederland in zijn geheel een zo optimaal mogelijke oplossing wordt gevonden. In de alternatieve begroting van de PvdA wordt een stuk van de financiering van het ombouwen van het beleid gestoken in ecotaks en wel per omgaande. Als ik de heer Rijploeg zo beluister is hij bereid om de ecotaks in te slikken als dat leidt tot de handhaving van de werkgelegenheid hier in het Noorden, want dat is een extra hapje wat er nog achteraan komt. Om misverstanden uit te sluiten: ook de SP heeft een ecotaks opgenomen, dus dat de heer Moll streeft naar duurzaamheid op de langere termijn heeft ook te maken met het feit dat men ecotaks wil introduceren om dit soort zaken en de problematiek op te lossen. De heer RIJPLOEG: Precies, dat is ook niet wat ik bestrijd. Ik zeg alleen maar dat als je stelt eenzijdig maatregelen te nemen om de boel duurzaam te houden en dan vervolgens kan constateren dat bedrijven elders de vervuiling in grotere mate doorvoeren, ik denk dat je een stap achteruit zet in plaats van vooruit. Het is de kunst om precies op dat evenwichtspunt te gaan zitten, net het uiterste te gaan vragen wat van bedrijven gevraagd kan worden, maar niet over die grens heen te stappen zodat ze denken van: “Ergens anders is het goedkoper, al dan niet met goede of kwade wil”, want dat maakt dan niet eens uit. Op een gegeven moment komt zelfs voor goedwillende bedrijven die grens. De heer SWAGERMAN: Ik wil louter aangeven dat de oplossing van dit probleem niet alleen voor het Noorden geldt: de energieprijs zal absoluut hoog blijven, dus het probleem blijft bestaan. De opmerking van de heer Moll in de richting van hoe hij dit wil aanpakken heeft wat dat betreft mijn ondersteuning. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, een zwaar probleem ligt bij ons voor. Wat mij verbaast, is dat iedereen het er wel over eens is dat dit een zwaar probleem is dat moet worden opgelost en dat men daar veel energie in wil steken. Het valt mij op dat de discussie die wij hier voeren vooral politieke geladenheid in zich draagt. De artikelen in de kranten hebben daar tevens op gewezen. Er wordt gesproken over niet zoet, maar zuur, et cetera, allemaal verwijzingen naar beleid en energiebeleid. Als ik me goed heb laten informeren is het energiebeleid zoals het gevoerd wordt op centraal niveau met name gericht p een level playing field in Europa. Wat wordt er dan bedoeld door een aantal fracties die gesteld hebben dat het energiebeleid verkeerd is? Ik kan me niet voorstellen dat wij een cycloon of zoiets hebben moeten tegenhouden, of een oorlog, want dat is tenslotte de grootste oorzaak ervan dat wij met die hoge energieprijzen in Noord-Nederland nu in de problemen zitten. Dus de politieke benadering en dit politieke spel zou ik op zo’n belangrijk onderwerp – met name voor Groningen – niet willen toepassen. Ik hoop dat andere fracties dit ook niet willen. Wat moet wel gebeuren? Ik denk dat de oplossing van het probleem met name ligt in Den Haag en Brussel. Wij hebben onze Tweede Kamerleden benaderd om het een en ander in orde te brengen en daar waar de marktwerking niet goed werkt maar geen level playing field is, dat daar moet komen. Minister Brinkhorst heeft aan de Tweede Kamer toegezegd dat hij op 10 oktober met een antwoord zou komen. Wat doen wij hier dan nog in de Staten, want feitelijk speken wij hier over iets waar men hier eigenlijk helemaal niet over gaat.
76
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
Namens D66 wil ik wel stellen dat naar de kansen gekeken moet worden die zo’n onheilstoestand feitelijk met zich meebrengt. Dan zien wij aan de andere kant – GroenLinks heeft daar al op gewezen, want ook die is voor behoud van werkgelegenheid – dat er een kans is op versnelling in Energy Valley, in snellere doorvoering van de mogelijke benutting van duurzame energie. Aan de andere kant denk ik dat het heel belangrijk is dat men versnelling gaat geven aan het energiezuinig omgaan en -maken van de procesindustrie. Ook dat is een extra kans, een innovatieve impuls. Het is jammer dat deze innovatieve impuls moet komen vanuit een soort economisch onheil en niet vanuit een bewustzijn dat het heel belangrijk is om op deze manier met energie om te gaan. In elk geval denkt mijn fractie – als wij kijken naar de beantwoording van het College en de gestelde vragen – dat het College exact op de lijn zit zoals D66 die voorstaat, namelijk het kabinet proberen te bewerken en te zorgen dat er een gelijkwaardig speelveld komt binnen Groningen en de omringende landen. Vervolgens moet worden afgewacht of op 10 oktober de Franse variant, dan wel een andere variant het landelijk zal halen. De heer ZANEN: Voorzitter, begin jaren 1960 toen het aardgas in exploitatie genomen werd, was de verwachting in Noord-Nederland dat dit een belangrijke impuls zou kunnen betekenen voor de economie en voor het aantrekken van nieuwe bedrijven. Net is al het ‘potjesgas’ genoemd dat daar een rol bij speelde. Daar heeft toen slechts een beperkt aantal bedrijven gebruik van gemaakt en eigenlijk viel dat een beetje tegen. Het regionaal beleid – zoals dat toentertijd gold – maakte het mogelijk om hier in de sfeer van de chemie en het metaal activiteiten te ontwikkelen. In het Eemsmondgebied is chemie provinciaal gezien nog steeds een van de speerpunten. De vraag is hoe de rijksoverheid daar tegenaan kijkt. Vanuit de filosofie van ‘Pieken in de Delta’ is het maar de vraag of zij de Eemsmondproblematiek zoals wij die nu bespreken, zien als iets dat te maken heeft met de noodzaak van vernieuwing op het gebied van energiegebruik of dat ze zeggen dat dit geen piek is en dat die niet gesteund gaat worden. Daar wringen zaken tegen elkaar aan. Ik denk dat de oplossing moet liggen in het verlengen van de contracten in plaats van deze te vernieuwen omdat de energieprijzen zo hoog zijn. Op die manier kan de acute pijn worden weggenomen en kan vervolgens gewerkt worden aan een andere wijze van energiegebruik. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, wij zijn al jaren bezig met de energieproblematiek. De heer Swagerman refereerde aan het debat dat hier al eerder over gevoerd is. Aldel heeft natuurlijk het vooruitzicht van het convenant dat stopt en het contract van 1 januari 2006 en dat zag het College al tijden aankomen. Daar moet echt goed naar gekeken worden omdat men veel energie gebruikt en straks wordt dat contract te duur en moeten over alternatieven worden nagedacht. Wij hebben daar een haalbaarheidsstudie voor in het leven geroepen, wat mede heeft geresulteerd in het initiatief om twee biomassacentrales te realiseren. Dat plan ligt voor, wij zijn al met de vergunningen bezig, et cetera. Dat neemt niet weg dat sinds de zomer het perspectief is veranderd en wel op heel bedreigende manier. Dit probleem is onverteerbaar voor Delfzijl en wel om twee redenen: 1. Het is opgebouwd door de overheid. In Delfzijl is – juist omdat hier het gas aanwezig was – fors geïnvesteerd en het is onbegrijpelijk dat Den Haag nu niet oplet. De rijksverantwoordelijkheid wordt nota bene herbevestigd in Pieken in de Delta. Het schijnt niet echt indruk te maken op de mensen in Den Haag om daar mee aan de slag te gaan; 2. De nationale welvaart is juist aan het toenemen dankzij de aardgasbaten, het FES wordt steeds voller, de slag om het FES vindt plaats en aan de andere kant gaat onze eigen industrie daardoor onderuit om diezelfde ontwikkeling, namelijk olieprijzen die stijgen en de gasprijzen. Na de zomer is dat allemaal actueel geworden. De bedrijven hebben aan de bel getrokken en het College heeft een overzicht gegeven wat er allemaal speelt en is gedaan. Waar het om gaat is dat het nu landelijk op de agenda moet komen. Wij hebben de Algemene Beschouwingen gezien waar het ging om energie, dat betrof echter de individuele consument.
77
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
Opgemerkt mag echter worden dat die individuele consument werk moet hebben om het geld te kunnen uitgeven en die energie te kunnen kopen. Dáár gaat het nu om, om die industriële infrastructuur. Dat punt is onder de aandacht gebracht door veel fracties, ik vind het plezierig dat een groot aantal Statenleden in directe lobby naar de eigen fractie bezig is geweest. GroenLinks heeft daarover gesproken en D66 refereerde hieraan net als andere fracties en dat heeft wel tot resultaat gehad dat vorige week donderdag een debat heeft plaatsgevonden waar de druk fors is opgevoerd op de minister. De minister is aan de slag gegaan en zegt nu zelf dat succes niet is gegarandeerd, dat is een aardige onderhandelingszet om anderen onder druk te zetten, maar de Kamer heeft wel gesteld dat er een oplossing moet komen. Het kan niet zo zijn dat er in andere Europese landen betere regelingen zijn. Wij streven allemaal wel naar die gelijke situatie en liberalisering van de markt, maar er is nog erg weinig van terechtgekomen. De kritiek staat nog steeds overeind dat er onvoldoende goede prijsvorming, interconnectiecapaciteit en uitwisseling tussen landen is. Centraal zal moeten staan dat die gelijke situatie gerealiseerd gaat worden, op 10 oktober zal daar een schrijven van de minister over worden ontvangen, waarin het gaat over de zogenaamde Franse oplossing. Het komt erop neer dat er energiecentrales moeten komen, bijvoorbeeld een moderne kolencentrale. Dat klinkt erg vies maar modern betekent hier CO2-neutraal, en/of een biomassacentrale. In elk geval energiecentrales die dit probleem op termijn zullen gaan oplossen, in ruil voor goedkopere langetermijn-afzetcontracten van die industrie kan er over een paar weken een prijsstelling komen die al op een lager niveau zit. Dat is de gedachte en daarbij is het de vraag of zoiets in dat contract zelf geregeld kan worden door banken en grootverbruikers, of dat daar ook overheidsgeld in zal moeten. U hebt mij net horen zeggen dat die aardgasbaten ergens vandaan komen. Dat FES wordt op een bepaalde manier gevuld en het lijkt mij alleszins in de rede liggen dat als het nodig is, daar tevens gebruik van gaat worden gemaakt om daar dat probleem tijdelijk op te lossen, want het betreft een tijdelijke oplossing op weg naar een situatie waarin er wel weer een centrale staat. Op 11 oktober zal volgens planning een Kamerdebat worden gevoerd, dat zullen wij nadrukkelijk gaan volgen. Als PS kunnen wij nogmaals duidelijk op de agenda zetten dat het een uitermate acuut probleem is voor een regio die ons buitengewoon ter harte gaat en dat wij op alle mogelijke manieren zullen proberen dit probleem op te lossen. Ook de Statenleden zijn hierin heel belangrijk om ervoor te zorgen dat dit probleem steeds weer bij de fractiegenoten in de Tweede Kamer belandt. De zaak stond daar eerst niet op de agenda en de aandacht is sneller weer weggezakt dat men denkt. Methanor is een bijzonder geval, want Methanor gebruikt aardgas als grondstof en niet als brandstof. Dat is een lastig op te lossen probleem omdat daar geen sprake is van ongelijke situatie tussen landen. Daarmee zijn 91 arbeidsplaatsen gemoeid. Daar wordt mogelijk wel herplaatst, maar als die energieprijs niet verandert dreigt de fabriek verloren te gaan. De heer Haasken vraagt terecht of kan worden nagedacht over alternatieven. Het antwoord is ja, wij zijn met de NOM bezig om daar alternatieven te bedenken. Het probleem wat daar straks tevens gaat spelen is helaas het waterstofprobleem, omdat Methanor ook waterstof levert aan andere bedrijven en dáár dreigt nu een gat te vallen. U weet dat dit allemaal samenhangt in deze industriële cluster. Ik constateer dat bij GroenLinks de bereidheid is om naar een kortetermijnoplossing te streven, maar wel onder de voorwaarde van dat duurzamere perspectief. Dat roept wel de vraag op wat nu dat duurzame perspectief is, want die bedrijven staan al ongelofelijk onder druk om energiezuinig en besparend te gaan produceren, maar hoever moet dat gaan? Ik hoor dat er contact is met de heer Vendrik om de lijn van die kortetermijnoplossing te steunen. Naar aanleiding van vragen van de heer Dijkstra: er zijn meer vormen van energiecentrales aan de orde, die zijn Europaproof, naar die Franse oplossing is gekeken. Er zijn andere oplossingen in Spanje, Portugal en Duitsland die dat niet zijn, dus in die zin heeft al een onderzoek plaatsgevonden van EZ. Naar het plan van het NUON hebben wij nog niet gekeken, dat is voor een wat langere termijn. Het gaat erom dat er nu een regeling komt voor die grootverbruikers.
78
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
U hebt gelijk dat de koppeling tussen gas- en olieprijs een privaatrechtelijke overeenkomst is en niet een wettelijke en dat men daar dus in principe vanaf kan. Maar dat is niet de oplossing. De oplossing is dat er goedkoper energie wordt geproduceerd en dat wij niet meer kunnen terugvallen op het ‘potjesgas’. Dat is verboden in de liberalisering van de EU. Vroeger konden wij dat nog wel, toen hadden die grootverbruikers via de CEP een ‘potjesgasregeling’ en was er ook geen probleem. Dat geldt ook voor de glastuinbouw. Wij kunnen dus niet het overleg aan met de Gasunie. Er is overigens wel gekeken met de Gasunie naar Methanor of daar een bepaalde flexibiliteit in de contracten kon komen en dat heeft wel iets opgeleverd, maar in de prijs kan daar niet echt iets in gebeuren. De heer DIJKSTRA: Voorzitter, ik wil eerst reageren op datgene wat gedeputeerde Gerritsen heeft gezegd. Zijn analyse waarin hij stelt dat wij te maken hebben met een acuut en actueel probleem spreekt mijn fractie erg aan. Een zeer omvangrijk probleem omdat het gaat om een belangrijk cluster van bedrijven in ons gebied waar veel mensen werken en waar veel directe en indirecte werkgelegenheid mee is gemoeid. Kortom, een sector die wij op dit moment echt niet kunnen missen. Wat ons erg aansprak is dat hij stelde dat voor de oplossing van dit acute probleem men zijn uiterste best moet gaan doen – ook richting Den Haag – en daarin eensgezind moet optreden om dit probleem te agenderen. Onze inzet is om op korte termijn deze bedrijven die in de problemen zijn geraakt tegemoet te komen. Wat de heer Moll zei over het langetermijnperspectief, daarover verschillen wij niet van mening. Langetermijnperspectief zou een perspectief moeten zijn waarin sprake is van duurzame en zekere energievoorziening, zeker waar het gaat om de bouw van energiecentrales. Daar zijn wij benieuwd naar en willen wij de minister – als hij met dit voorstel komt – erop wijzen dat wij kiezen voor een duurzame oplossing. In het kader van duurzaamheid is het punt dat D66 naar voren heeft gebracht – hoe zaken in versnelling kunnen worden gebracht – van belang. Daarin zijn wij het met elkaar eens dat wij zullen moeten inzetten op onze ambitie om hét centrum te worden op het gebied van gas- en energietechnologie. Daar waar wij slagen in die ambitie te realiseren, kunnen wij het mes ook aan twee kanten laten snijden, namelijk óók richting de bestaande industrie als het gaat om procesindustrie, maar ook als het gaat om de basismetaalindustrie om meer energie-efficiency te bereiken. In die zin ben ik het eens met de heer Moll. Voorts wil ik best de SP bedanken voor hun inzet van twee jaar geleden, wij zijn echter absoluut niet in de stress geschoten. Het is wel zo dat vijf weken geleden onze fractie de schriftelijke vragen heeft gesteld, de fractie van de PvdA ondertussen ook een spoeddebat heeft aangevraagd met de minister, dus in die zin kan mijn partij niet verweten worden de laatste maanden stilgezeten te hebben. Ik wil hier nog wel bij vermelden dat wij hebben gemerkt dat er ontzettend veel partijen zijn geweest –in dit huis, maar ook buiten dit huis – die richting Den Haag zijn opgetrokken. Ik denk dat dit voor de komende periode onze inzet zal moeten zijn. Het kan niet zo zijn dat wij een geweldig stuk werkgelegenheid dreigen te verliezen door onrechtvaardige en oneerlijke concurrentie. De heer JAGER: Voorzitter, toen ik in de eerste termijn aangaf dat het stil is in Den Haag, bedoelde ik daar mee te zeggen, dat het al jaren stil is in Den Haag. In dat opzicht denk ik dat het goed is als op het moment dat een strijdkreet overgenomen wordt, de context daar goed bij geschetst moet worden. Helaas hebben wij in de jaren 1990 niet gezorgd voor een goede energiecapaciteit, anders dan de discussie over het wel of niet sluiten van Borssele. Kijkend naar de toekomst zijn wij zeer tevreden met de beantwoording, maar vooral ook met de inzet van het College en uitleg van het College. In hoeverre wordt hier in IPO-verband samengewerkt? Dit is geen probleem van Delfzijl of van Groningen alleen, het is absoluut een Nederlands probleem en ik denk dat alle partijen die hierbij betrokken zijn samen de handen ineen moeten slaan om ervoor te zorgen dat dit in Den Haag erdoor komt.
79
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid
Een vraag met betrekking tot het Franse model – waarbij Frankrijk helaas kiest voor een kerncentrale, in plaats van voor een duurzame biomassafabriek –: de gedeputeerde stelde dat de Europese Commissie inmiddels dat Franse model heeft goedgekeurd. Zou hij dat nog even kunnen bevestigen, want dat was mij nog niet bekend. Ten slotte richting de heer Swagerman. Twee jaar na u ben ik ook boos, maar ik ben het niet zo gauw en ik ben het vrij snel weer kwijt. Als ik terugkijk naar twee jaar geleden weet ik wel waarom ik niet boos was. Ik was toen niet boos omdat wij midden in een proces zaten waar wij al acht jaar mee bezig waren, midden in het Antheus-project om ervoor te zorgen dat er toekomst kwam voor Aldel en toekomst voor de rest van de bedrijvigheid. Als de energieprijzen niet zo fors waren gestegen als nu het geval is, dan denk ik nog steeds dat er een heel goed perspectief lag voor Aldel. In dat opzicht denk ik dat er de afgelopen twee jaar toch veel gedaan is, wij worden nu alleen ingehaald door de realiteit op een wereldmarkt. Wat dat betreft hoop ik dat wij na 1 januari 2006 zullen zien dat Aldel wel de deuren open kan houden en dat de inspanningen en energie die het ons nu kost nog meer gaat opleveren. De heer HAASKEN: Voorzitter, dank aan de gedeputeerde voor zijn beantwoording. Ik heb de indruk gekregen dat hij midden in een discussie zit, dus dank daarvoor. Graag zou ik op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen zoals hij die heeft geschetst. Met name van de ontwikkelingen zoals ik die vanuit onze kant heb aangegeven, dat wij daar op het moment dat dit eigenlijk kan – maar misschien is daar een termijn voor te noemen – met elkaar over van gedachten zouden kunnen wisselen. Wat ons betreft zullen wij de ontwikkelingen op de voet blijven volgen, en zeker onze vertegenwoordigers in Den Haag op de voet blijven volgen en steunen. De heer MOLL: Voorzitter, GroenLinks dankt de gedeputeerde voor de beantwoording en de reacties op de eerste termijn van de Staten. De PvdA en het CDA zijn tevreden over het College, in dit verband is GroenLinks ook tevreden over het College. Wat dat betreft eindigen wij misschien positief vandaag, maar uiteraard wel hopend dat het voor de bedrijven zelf positief verder gaat. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik had al aangegeven uitermate tevreden te zijn met de inzet van het College tot nu toe, dat is alleen maar bevestigd en er is het een en ander aan toegevoegd. Wat ik nog enigszins mis, is dat de discussie nu continu richting Den Haag gaat en dat wij daar van alles moeten doen. Ik heb al meermaals ingebracht wat de provincie zélf zou kunnen doen en ik zou het interessant vinden om te kijken of er in het kader van de bevolking van deze provincie enige kans is dat er een notitie of andersoortige gedachtegang komt van het College. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wat vooral opvalt is dat wij het allemaal heel erg eens zijn. Maar met name naar het laatste punt dat door de PvdA naar voren is gebracht, alsook door GroenLinks, wij, de SP en eigenlijk ook het College – het stimuleren met betrekking tot zowel duurzame energie opwekken als een duurzame wijze van verbruiken, dus eigenlijk te proberen het verbruik te minimaliseren – dat nader gekeken moet worden wat onze rol daarin is, mede getriggerd door het probleem wat wij nu voor hebben liggen. Wat mij eigenlijk verbaast is de richting die de SP hieraan wil geven door opnieuw energieproducent te worden op basis van de opbrengst van de gelden van Essent, want daar waren wij nu juist al energieproducent. Tegelijkertijd is het zo als wij privatiseren, het natuurlijk merkwaardig is als wij in de toekomst toch mee willen beslissen over de energieprijzen. Want bij de privatisering zelf is de bedoeling van dat level playing field nu juist niet de beïnvloeding van de prijzen door de overheid.
80
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Gevolgen energie(prijs-)beleid Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
De heer SWAGERMAN: Voorzitter, het is geen geheim dat de SP altijd tegenstander is geweest van privatisering van onder andere dit soort energievoorziening, openbaar vervoer, et cetera. Dus als wij de kans zien om dat weer terug te draaien, zullen wij dat niet nalaten. De heer ZANEN: Voorzitter, ik vind dat de gedeputeerde zich heel sterk heeft opgesteld, maar ik wens wel een kanttekening te plaatsen. Namelijk dat je dit wel blijft benoemen als een regionaal probleem, ook gezien de achtergrond en het ontstaan van deze industrietak. Een aantal mensen heeft gesteld dit in Nederlands verband te doen, ik denk dat je een extra punt hebt als je de regio pakt, alhoewel men daar niet meer zo gevoelig voor is in Den Haag als in het verleden. Maar ik wilde het heel nadrukkelijk onderstrepen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, ik zal kort de vragen langslopen. Het IPO-optreden kan op dit punt beter want het is zo dat de gedeputeerden van economische zaken niet vreselijk intensief samenwerken. Ik heb wel contacten gelegd, maar daar is nog onvoldoende uitgekomen. Maar in de provincie waar het om gaat, ligt natuurlijk een probleem en daar probeer ik ‘de boel’ te mobiliseren en ga ik mee verder. Het is in Frankrijk inderdaad een kerncentrale die wordt beoogd. Daar denkt men in Nederland niet aan, want dan krijgt men weer een belasting in de discussie met dat issue. Ik weet niet of ik Europaproof in de mond heb genomen. Er is in elk geval wel getoetst of dat mogelijk is en dat blijkt het geval te zijn. Economische Zaken heeft dat getoetst. Ik zal zoeken naar een geschikt moment op u op de hoogte te houden – in antwoord op de heer Haasken. Mondeling in de commissie of anders schriftelijk, als wij bezig gaan met een studie met bijvoorbeeld de NOM, zal ik u daar over informeren. Het blijft zeker een regionaal probleem, wat de cirkel naar de begrotingsbehandeling eigelijk rond maakt, maar ook naar de Algemene Beschouwingen, namelijk dat u opnieuw aandacht vraagt voor het punt van duurzame energie en biomassa. Wij zijn er op allerlei fronten mee bezig: met de intensivering van Energy Valley die gaat starten, met het energieconvenant en met een aantal zaken die op de agenda zijn geplaatst over biomassa en mestvergisting. U hebt daar net een motie over aanvaard die wij gaan uitvoeren. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen te sluiten en de betrokken stukken voor kennisgeving aan te nemen. A.3.
Brief van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde van 15 augustus 2005, betreffende verzoek om adhesiebetuiging aan motie met betrekking tot het asielbeleid
De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw SMIT: Voorzitter, de PvdA-fractie heeft dit als stuk vreemd aan de orde van de dag gesteld, omdat er de afgelopen maanden een heleboel is gebeurd in Nederland en met name in Ter Apel. In juni is daar in de commissie al kort over gesproken. Wij zijn daar toen geweest met een aantal mensen naar aanleiding van de hongerstakers. Een aantal mensen van ons is daar later nog een keer geweest. Het CDA inmiddels ook – zoals ik heb begrepen –, waar ik overigens heel blij mee ben. Je ziet nu de consequenties van het beleid waar wij in februari 2004 over gedebatteerd hebben. Daarvan heeft een aantal fracties toen al hier gesteld dat men zich grote zorgen maakte over de haalbaarheid van dit beleid. Daar hebben wij met zijn allen een motie over aangenomen, waarbij gekeken zou worden of dit wel de juiste weg was. Nu blijkt in de praktijk dat dit niet zo werkt.
81
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
Wij hadden een heleboel mensen onder de oude asielwet – 26.000 – en die moesten en zouden terug. Het is nu oktober 2005 en de resultaten vallen uitermate tegen. Wij hebben de vertrekcentra ingericht in het kader van het terugkeerproject van mensen onder de oude Asielwet, dat zijn de mensen die in Ter Apel zitten. Dat verwijderen gaat heel wat lastiger … De heer BOUMANS: Wat valt mevrouw Smit tegen? Ik begrijp dat van die 26.000 naar vermoeden van de minister nog 13.000 mogen blijven. Dat zou in uw ogen toch geen tegenvaller mogen zijn? Mevrouw SMIT: Dat is goed. Maar dat is niet omdat de minister zo goedhartig is geweest om er nog eens naar te kijken. Dat is omdat zij recht hebben op verblijf daar de procedure nog liep of omdat gewoon bleek dat ze recht hadden op verblijf. De heer BOUMANS: Dat is onzin mevrouw Smit. Het geval is dat al die zaken door de rechter zijn getoetst en dat vervolgens de minister tot een oordeel kon komen of iets een schrijnend geval was, en dat is wat zij precies in het Tweede Kamerdebat heeft aangegeven. Deze minister is van mening dat van deze 26.000 de helft nog kan blijven. Mevrouw SMIT: Maar niet omdat het schrijnende gevallen zijn geweest en dat is wel een groot verschil. Onder die 26.000 zaten namelijk nog mensen die nog in procedure waren en uiteindelijk gewoon de procedure gewonnen hebben. Dat moet wel helder zijn. Dit heeft een heleboel commotie veroorzaakt in Ter Apel. Er zijn extra raadsvergaderingen geweest tot in de kleine uurtjes, men heeft de vakantie ervoor verschoven want men wenste hier nogmaals over van gedachten te wisselen, in de raad zijn vragen gesteld die B en W beantwoord heeft en uiteindelijk heeft dat op 11 augustus geleid tot het indienen van een motie waarin werd gesteld of het niet mogelijk was om voor deze groep waarvan blijkt dat het verwijderen en uitzetten niet lukt – omdat ze niet terugkunnen, niet helder is hoe de procedure nu precies loopt – een specifieke humanitaire regeling in het leven te roepen. Die is ingediend door PvdA, CDA, D66 en GroenLinks. Uiteindelijk is die motie in de raad aangenomen. Zij hebben toen aan alle gemeenten en aan ons gevraagd om een motie van gelijke strekking in te dienen. Dit is in meerdere raden gebeurd en deze zijn ook aangenomen. Wij doen dat hier vandaag met de grootst mogelijke meerderheid om nogmaals te vragen of de weg die is ingeslagen in de Kamer in februari 2004 wel de juiste weg is geweest. Ik ben altijd voorstander geweest van ‘beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’, en ik hoop dat zij dit ook zullen doen. De heer BOUMANS: Ik ben dan van de boekhouding. Wie noemt u de grootst mogelijke meerderheid in dezen? Mevrouw SMIT: Jullie wilden het niet, dat is in elk geval een ding wat zeker is. Ik kan me dat best voorstellen. Het CDA heeft dit niet mee ingediend, maar ik hoop dat zij getuige de woorden van de fractievoorzitter van het CDA in Vlagtwedde – laat ze maar eens kleur bekennen – meegaan.
82
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
De VOORZITTER: De volgende motie wordt voorgesteld: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 oktober 2005, constaterende dat: uit de praktijk blijkt dat er bij het asielbeleid nog steeds geen sprake is van een geheel sluitend terugkeerbeleid; door het ontbreken van een sluitend terugkeerbeleid inhumane situaties ontstaan; mensen gaan zwervend over straat, direct vanuit het vertrekcentrum in Ter Apel of na een periode van vreemdelingenbewaring, hetgeen geen enkel doel dient; de mensen die verblijven in vertrekcentra, zoals in Ter Apel, behoren tot de groep asielzoekers ie hun eerste asielverzoek hebben gedaan onder de oude Vreemdelingenwet; deze groep mensen al jaren in Nederland verblijft, waarbij velen al geheel geïntegreerd zijn; onder deze groep veel kinderen zijn die in Nederland geboren en getogen zijn, en dus zouden moeten terugkeren naar een voor hen volstrekt vreemd land; een specifiek pardon voor mensen die hun eerste asielverzoek hebben ingediend onder de oude Vreemdelingenwet niet tot een aanzuigende werking kan leiden omdat het bij het ministerie van Justitie volstrekt duidelijk is wie welen wie niet onder deze groep valt; verzoekt de regering en het parlement: een specifieke regeling te treffen die meer aandacht besteedt aan de humane aspecten voor alle asielzoekers die onder de oude Vreemdelingenwet, dus voor 1 april 2001, hun (eerste) asielverzoek hebben ingediend en zich thans nog in Nederland bevinden; vragen het College van Gedeputeerde Staten: deze motie kenbaar te maken aan de Regering en de Staten Generaal; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Smit, de heer Van Zuijlen, de heer Hemmes, de heer Zanen, mevrouw Deinum en de heer Hilverts. De motie krijgt nr. 1, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw SMIT: De fractie van GroenLinks gaat zo meteen nog wat vragen aan jullie en daar staat mijn fractie helemaal achter. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, ook in de gemeente Haren viel het verzoek van de gemeente Vlagtwedde om de motie daar in stemming te brengen in de bus. Men heeft daar naar gekeken als gemeenteraad – met het gemeentebestuur – en de burgemeester en een aantal raadsleden concludeerden het met de strekking van deze motie geheel eens te zijn. Maar tevens dat ze in hun gemeente niet zozeer te maken hadden met mensen die onder de oude Vreemdelingenwet vallen, maar vooral met mensen onder de nieuwe Vreemdelingenwet omdat ze een AZC binnen de gemeentegrenzen hebben. De problemen werden echter wel herkend. Men heeft hierover vervolgens een brief opgesteld, men onderschrijft het een en ander dat in Vlagtwedde wordt gesignaleerd en zegt vervolgens dat voor Haren de belangrijkste punten zijn dat een tweede asielaanvraag geen recht geeft op opvang en dat mensen in die situatie – ondanks dat ze legaal in Nederland verblijven – op straat moeten leven, en daar heeft de gemeente problemen mee.
83
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
De kwetsbare positie van de minderjarige kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers die nog niet een terugkeer kunnen regelen is een belangrijk punt. Men moet terug en wil terug, maar dat gaat niet vanzelf en neemt tijd in beslag. Die mensen – in dit geval de kinderen –, die horen niet op straat en behoren niet aan hun lot te worden overgelaten. Dat is namelijk in strijd met de Rechten van het Kind, maar is wel een uitvloeisel van het huidige beleid. De gemeente Haren signaleert als gevolg van het beleid dat humanitaire problemen ontstaan en dat zich tevens een onzichtbare klasse van illegalen vormt: een kwestie die ons als gemeente in verband met de openbare orde grote zorgen baart. Omdat het hier gaat om de andere categorie vreemdelingen die op een gegeven uitgeprocedeerd zijn of in tweede procedure zijn – in elk geval geen recht meer hebben op voorzieningen – leek het de fracties van GroenLinks, PvdA, D66, SP, PvhN en de ChristenUnie goed om deze aan u voor te leggen, met het verzoek aan GS om een brief van dergelijke strekking op te stellen en samen met de Vereniging van Groninger Gemeenten richting kabinet en Kamer te sturen. Dus niet meer in de vorm van een motie, maar in vorm van een brief en namens provincie en Vereniging van Groninger Gemeenten, zodat wij als provincie als het ware de stem van een aantal gemeenten in onze regio kunnen versterken. Ik kan niet nalaten erop te wijzen dat in de gemeente Haren – waar een meerderheid van CDA en VVD in de raad is – deze brief met algemene instemming is verzonden. De heer HOLLENGA: Voorzitter, het asielbeleid - zowel het provinciale asielbeleid, maar ook het landelijke - is een onderwerp dat in deze Staten regelmatig terugkeert en dat is terecht, want het gaat om mensen. Het gaat om mensen die hier in ons land verblijven waar wij op een gegeven moment ook de zorgen voor hebben. Dan kan ik me goed voorstellen dat op een gegeven moment, als er problemen zijn – zoals in Vlagtwedde – die heel dicht bij de mensen ter plekke kwamen, deze op een gegeven moment alsnog een keer een beroep doen op Den Haag of er geen kans zou zijn om een generaal pardon in het leven te roepen. Want daar gaat de motie van Vlagtwedde eigenlijk over en ook de voorliggende motie. Het laatste stuk gaat over een specifiek pardon en daarin wordt de regering verzocht om een specifieke regeling voor deze mensen treffen. Wij schatten alleen in – en zijn ervan overtuigd – dat dat station is gepasseerd. Er is op een gegeven moment een heel nadrukkelijke discussie in de Kamer geweest over een generaal pardon. Vanuit onze statenfractie hebben wij in dat traject meegedaan om ervoor te pleiten, daar wij ook van mening waren dat het op een gegeven moment goed is om een streep te trekken. Dat heeft het niet gehaald, er is een ander beleid landelijk ingezet, en dat beleid wordt nu uitgevoerd. Op het moment dat dit beleid werd uitgevoerd hadden wij ook onze zorgen over hoe zoiets zou gaan uitpakken. Als ik constateer dat er nu toch meer dan de helft van die 26.000 beoordeeld zijn, dat een groot aantal daarvan een verblijfsvergunning heeft gekregen en dat een groot aantal daarvan is vertrokken is en enkele duizenden mensen op basis van een bijzonder criterium alsnog een verblijfsvergunning hebben gekregen, kan heel gemakkelijk weer een motie naar Den Haag worden gestuurd dat er alsnog een generaal pardon moet komen, maar ik denk a. dat die motie het niet haalt, en b. hoe leggen wij dat uit aan de 10.000 mensen die zijn weggestuurd? De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, de heer Hollenga gebruikt het woord gemakkelijk, maar heeft u enigszins gevolgd wat er in Vlagtwedde aan vooraf is gegaan, voordat deze motie daar in stemming kwam? Hoeveel pijn en moeite men zich daar getroost heeft in een heleboel fracties, onder andere die van uw eigen partij, om te erkennen dat het inderdaad niet werkt en dat een generaal pardon voor deze categorie eigenlijk de enige uitkomst is. Dat zijn de mensen van de praktijk die daar direct mee te maken hebben gekregen, want Ter Apel was in die zin het afvoerputje van Nederland. Die mensen wisten hoe het echt werkte en die hebben geconcludeerd dat er een pardon nodig was en dan is het woord gemakkelijk niet op zijn plaats.
84
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
De heer HOLLENGA: Natuurlijk heb ik gevolgd wat in Vlagwedde is gebeurd, natuurlijk heeft mijn fractie ook contacten gehad in Vlagtwedde, maar om nu vanuit de Staten opnieuw te pleiten voor een generaal pardon daar ben ik geen voorstander van. Wij stellen het verzoek niet te steunen, ik heb onderbouwd waarom wij dat niet zullen doen. Mevrouw SMIT: Voorzitter, ik concludeer hieruit dat toen het beleid er was maar nog niet in praktijk, u wél een generaal pardon wilde. Nu is het beleid er en de uitvoering en blijkt het in de praktijk niet te werken, en nu wilt u het niet meer? De heer HOLLENGA: U zegt dat het in de praktijk niet werkt, maar natuurlijk worden er fouten gemaakt en doen zich problemen voor welke moeten worden opgelost. Natuurlijk willen wij – refererend aan de brief uit Haren – ook geen kinderen dakloos op straat zien. Als ze morgen bij mij in de straat rondlopen en ze zullen buiten moeten overnachten, ben ik de eerste die de deur zal opendoen. Maar dat wil niet zeggen dat je ineens als overheid al die gevallen kunt opvangen. In deze provincie hebben wij gelukkig ook vanuit het provinciaal bestuur gesteld dat daar waar noodopvang geboden kan en moet worden, dat financieel ondersteund zal worden. Dat is ons asielbeleid en misschien moeten wij daar wel versterkt mee doorgaan als wij constateren dat er meer problemen zijn. Maar dat lossen wij niet op door nu ineens bij de regering te zeggen “los het maar op”, want dat los je niet zomaar op. Onder het oude beleid zijn er mensen op straat gezet, het blijkt nu dat er onder het nieuwe beleid opnieuw mensen op straat komen. Wij zullen op de een of andere manier moeten kijken – als dat op onze weg komt – hoe wij dat kunnen opvangen. Mevrouw SMIT: Voorzitter, dus omdat ze in Den Haag niet nog eens willen kijken, moeten wij het maar niet doen en laten gebeuren? De heer HOLLENGA: Ik heb gezegd dat ik het niet laat gebeuren. Als ze bij mij in de straat op straat komen, heb ik als burger een plicht om daar iets aan te doen. Wij hebben hier in de provincie noodopvang gecreëerd en dat was ons beleid. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, ik maak daar bezwaar tegen. Ook ik kom uit een kerkelijke achtergrond en weet heel goed wat genade en naastenliefde is, maar daar gaat het hier niet om. Het gaat hier om recht. Het is niet voor niets dat de gemeente Haren refereert aan het Verdrag van de Rechten van het Kind. Het gaat om rechten en niet om de genade van burger of agent die toevallig iemand op straat ziet rondlopen en denkt van: “Kom, dat kan zo niet, ik doe er wat aan”. Het is goed dat die burger dat doet, maar het zou niet nodig moeten zijn. Wij zitten hier niet om genadebrood uit de delen, maar om recht te doen. De heer HOLLENGA: Dat kan best zo zijn, maar het komt gewoon voor en dat kan niet met welke maatregel ook opgelost worden. Op een gegeven moment zijn er situaties dat mensen terugkunnen, maar toch liever hier willen blijven en daarom zelf in de illegaliteit en op straat verdwijnen. Daar moet men op een gegeven moment ook wat mee, maar dat zal altijd wel zo blijven. De heer HILVERTS: Voorzitter, de heer Hollenga signaleert het probleem pas als het in zijn straat is en dan zal hij de deur opendoen om zo’n asielzoeker binnen te laten en opvang te geven. Wij hebben hier toch ook een taak als volksvertegenwoordiger? Wij signaleren hier als gekozen Statenleden van deze provincie een probleem. Dan is het toch ook onze taak om de rijksoverheid – voor wie dit een taak is – dat duidelijk te maken? Dan kunnen wij daar toch niet mee stoppen?
85
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
De heer HOLLENGA: Wat dacht u waar wij als fractie mee bezig zijn als het gaat om asielbeleid en de problemen die zich voordoen in bijvoorbeeld Vlagtwedde? Dan is het eerste wat wij doen, onze eigen volksvertegenwoordigers in Den Haag erop aanspreken of de afspraken die gemaakt zijn en goed worden nageleefd en voorkomen wordt dat er mensen op straat komen. Zoniet, zorg dan dat dit goed gebeurt. De heer HILVERTS: Maar dan kunt u toch ook meegaan om dit signaal af te geven? De heer HOLLENGA: Nee, want dat doe ik al. Mevrouw SMIT: Wat is er op tegen om dat te formaliseren? De heer HOLLENGA: Omdat er gevraagd wordt om een generaal pardon en die discussie is in de Kamer geweest en afgerond. Toen is nieuw beleid ontwikkeld en op basis daarvan ontstaan er nu problemen en dan moet men de eigen volksvertegenwoordigers daar opnieuw op aanspreken om dat op te pakken waar nodig, maar dat leidt helaas niet tot een nieuw generaal pardon. De heer MOORLAG: Voorzitter, een opmerking en een vraag. De heer Hollenga stelt dat het een gepasseerd station is, maar daarmee is het humanitaire probleem geenszins opgelost. De vraag is aan de heer Hollenga waar hij in het verzoek wat in de motie staat geformuleerd het woord generaal pardon ziet staan. Er wordt gepleit voor een specifieke regeling waarbij meer aandacht wordt besteed aan de humane aspecten. Dat is toch wel duidelijk iets anders dan een generaal pardon. De heer HOLLENGA: Voorzitter, nadat de motie in Vlagtwedde is aangenomen zijn daar nieuwe afspraken over gemaakt. Daarna is in de Kamer ook nog een keer een toezegging gedaan door minister Verdonk. Er wordt op dit moment op alle mogelijke manieren al aan gewerkt. Ik ga eerst afwachten wat daar nog van terechtkomt en wat dat betreft is de motie voor onze fractie niet nodig. De heer BOUMANS: Voorzitter, ook de VVD-fractie heeft natuurlijk de actualiteiten gevolgd van de laatste maanden en ook de discussies zoals die hebben plaatsgevonden - onder andere in de gemeenteraad van Vlagtwedde, maar recentelijk ook in de Tweede kamer. Natuurlijk hadden wij verwacht dat deze discussie hier terug zou komen, omdat wij weten dat in deze Staten een aantal betrokken Statenleden zeer actief is met dit dossier. In die zin vinden wij het geen probleem om vandaag weer die discussie te voeren. De VVD-fractie heeft ook zorgen bij rondzwervende illegale vreemdelingen, zowel vanuit oogpunt van openbare orde en veiligheid, maar tevens vanuit oogpunt van bijvoorbeeld de kinderen, zoals dat verwoord staat in de brief van de gemeente Haren. Aan de orde is dan wellicht de vraag wie daarvoor verantwoordelijk is. Ik weet dat daar in deze Staten verschillend over wordt gedacht. Daar is recent in de Tweede Kamer opnieuw over gediscussieerd. Ik wil niet de discussie overdoen waar de heer Hollenga net mee bezig was, maar zijn overwegingen zijn ook de onze en die kunnen wij delen. Hoe moet nu worden aangekeken tegen de motie zoals die nu door de PvdA en anderen is ingediend, ook tegen de achtergrond van met welke situatie wij nu te maken hebben en om wat voor groep het nu nog gaat? Wat ik begrijp uit de Tweede Kamerbehandeling is dat het nog om een paar duizend mensen zou gaan, vandaar waarschijnlijk de vraag om een specifieke regeling. Die paar duizend mensen, dat speelt zich tevens voor een belangrijk deel in onze provincie af omdat wij hier nu eenmaal met het vertrekcentrum te maken hebben. Dan is het niet raar dat het hier politiek heel actueel is.
86
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
De kwestie is wel – misschien ook aan het College, misschien dat de CdK daar antwoord op kan geven – dat uit onze informatie blijkt, dat legaal in Nederland verblijvende vreemdelingen op dit moment moeite hebben om uit de AZC’s te komen en bij gemeenten onderdak te vinden, omdat gemeenten op dit moment veel doen aan opvang van illegale vreemdelingen. Is het zo dat dergelijke problemen zich ook in deze provincie voordoen? Wat doet de provincie hieraan, wij hebben daar toch een toezichthoudende rol? Wat betreft de motie zijn er constateringen die niet de onze zijn, daarbij verwijs ik kortheidshalve naar de woorden van de heer Hollenga. Wij kunnen niet meegaan in het verzoek. Ik weet niet hoe de brief van de heer Van Zuijlen er precies uit gaat zien, dat wens ik nog even aan te houden, voordat ik daar definitief iets over kwijt wil. De heer HILVERTS: Dank u wel voorzitter. Mevrouw Smit bracht de statenvergadering van 4 februari 2004 in herinnering. Deze vergadering staat mij nog heel goed voor de geest. Mijn fractievoorzitter heeft daar ook een bijdrage aan geleverd, zoals zo velen hebben gedaan, en heel veel bijdragen hebben diepe indruk op mij gemaakt. Mijn fractie heeft toen gesteld dat wij Nederlanders niet zomaar op straat mogen zetten. Waarom zouden wij dat wel doen met mensen die bij ons toevlucht hebben gezocht en die gevraagd hebben of ze hier bij ons mogen wonen en dat daadwerkelijk soms al een lange reeks van jaren. Mensen die gewoon bij ons in de straat wonen, waarvan de kinderen naast onze kinderen zitten op school, die net zo goed Nederlands of soms Gronings als andere kinderen. Waarom behandelen wij die als vuil? Het gaat erom hoe je met medemensen omgaat, behandel je die als mens of zet je die op een onmenselijke manier op straat, zoals iedere week de vuilcontainer bij de straat wordt gezet. Dat is de reden dat de ChristenUnie deze motie heeft ingediend en waarom de ChristenUnie vindt dat de brief die de heer Van Zuijlen heeft ingediend, ondersteund moet worden. Het gaat hier om mensen die onderdak geboden moet worden en zij mogen niet op straat komen. Er zijn verhalen bekend van mensen die proberen een ID-kaart terug te krijgen van bijvoorbeeld het land Syrië, naar Brussel afreizen naar de desbetreffende ambassade en de kaart vervolgens niet krijgen omdat ze in de ogen van de Syrische regering altijd dwars lagen! Als ze terugkomen hebben ze de papieren niet gekregen en wordt hen gevraagd familie in Syrië te bellen om de identiteitsbewijzen te krijgen. Die krijgen ze niet, en de familie smeekt vervolgens of ze niet meer willen bellen omdat zij nu ook worden vervolgd! Dát is de reden dat wij die motie steunen en ook de brief die de heer Van Zuijlen heeft ingediend. De heer HEMMES: Voorzitter, ik kan vrij kort zijn. Ik prijs de heer Hollenga dat hij kindertjes van de straat haalt die in problemen zitten. Ik zou hem eerst willen aanraden eens een bezoek te brengen op een nazomermiddag in het vertrekcentrum in Ter Apel, dan krijgt hij een indruk hoe het daar is gesteld met de kindertjes. Zolang minister Verdonk – de ijzeren dame, die straks ook nog lijsttrekker wordt van de VVD – blijft volhouden dat er geen problemen zijn met betrekking tot het uitzetbeleid en dat alles volgens het boekje gaat, maar de commissie van de VNG onder de heer Patijn vervolgens wel weigert medewerking te verlenen, dan denk ik dat er niet veel verandert. Door de halsstarrige houding van het CDA en de VVD in de Tweede Kamer zal het erop uitdraaien dat er over een aantal jaren weer een parlementair onderzoek wordt gehouden, maar dan zijn de betrokken bewindslieden al lang gepromoveerd tot burgemeester of CdK. Mijn fractie ondersteunt van harte de motie en de brief. Mevrouw DEINUM-BAKKER: Voorzitter, waarom heeft D66 deze motie ingediend? Ook al sta je landelijk achter de grote lijnen van het asielbeleid, dan nóg vinden wij dat mede als er geconstateerd wordt dat het beleid een negatieve uitwerking heeft – van misschien op zichzelf goedbedoeld beleid –, je hier niet aan voorbij moet gaan en absoluut een signaal af moet geven en de regering op haar verantwoordelijkheid moet wijzen. Daarom hebben wij deze motie mee ingediend. Het uitzetbeleid kan op papier sluitend lijken, de praktijk is helaas anders.
87
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
Ik ben zelf bij een gedeelte van de hoorzitting geweest, heb de mensen gehoord van de politiek in de gemeente Vlagtwedde en die hebben dat nog eens heel nadrukkelijk bevestigd. Los van de op zichzelf heel begrijpelijke emoties die hier spelen – want het is niet niks wat er aan de orde is – gaat het hier wel om een probleem waarvan wij vinden dat het aangepakt moet worden. De heer ZANEN: Voorzitter, de PvhN heeft mede de motie ingediend en ondersteunt ook het initiatief voor de brief zoals die zou kunnen worden verstuurd. Wij zouden alsnog een appèl willen doen op het CDA om diep na te denken voordat wij tot stemming overgaan. De heer ALDERS: Misschien is het goed als ik van mijn kant nog een paar beperkte opmerkingen maak, want het debat is tussen uw fracties. In de eerste plaats is het goed om te weten over welke getallen het nu gaat. Van de 26.000 gevallen zijn er nu 13.000 afgehandeld, waarvan 550 alsnog een verblijfsvergunning hebben gekregen – om gemengde redenen –, waarvan 3000 mensen daadwerkelijk naar huis zijn gegaan via de IOM-regeling en 40% van dit aantal is met onbekende bestemming vetrokken. Die onbekende bestemming is in dit geval zeer relevant, want als het gaat om het centrum in Ter Apel dan valt het op dat 40% à 50% van de mensen die uit de asielzoekerscentra vertrekken op weg naar Ter Apel met onbekende bestemming afreizen en daar überhaupt niet aankomen. Tijdens het verblijf in Ter Apel vertrekt nog steeds 10% met onbekende bestemming, een aantal gaat in vreemdelingenbewaring en komt daarna op straat, een groep daarvan komt rechtstreeks op straat en een groep maakt gebruik van de IOM-regeling. Het is natuurlijk logisch als Ter Apel inderdaad een sluitstuk van de regeling is, dat daar meer mensen met deze kwestie worden geconfronteerd dan eerder in de regeling, maar dat zijn de cijfers zoals ze voorliggen. Wat betreft de huisvesting bestaan er afspraken over woningen die in elke gemeente in dit land beschikbaar zijn voor mensen met een status. Dat varieert van gemeente tot gemeente, maar het is zo dat de provincies moeten toezien dat de gemeenten gezamenlijk voldoen aan de taakstelling. Ik heb op dit moment niet de meest actuele cijfers, maar tot nu toe is het altijd zo geweest dat Groningen meer dan voldaan heeft aan de taakstelling, zij het dat dit niet per individuele gemeente geldt. Sommige gemeenten leveren een groter aandeel dan andere en dat komt bijvoorbeeld ook nog omdat er nog altijd de problematiek is van de ROA-woningen in de stad Groningen of in Hoogezand, zaken die al heel lang lopen, maar in zijn algemeenheid is dat zo. Het is wel zo dat naarmate meer mensen in een korte periode een status krijgen – en er spanning op de woningmarkt is – en je op een bepaald moment qua tempo boven die contingentering uitkomt, er spanning kan ontstaan van het niet direct beschikbaar zijn van woningen en dat mensen met een verblijfsstatus alsnog langer ‘met verblijfsstatus’ in het asielzoekerscentrum moeten verblijven. Hoe de precieze actuele cijfers op dit moment zijn weet ik niet, maar provincies zijn ervoor verantwoordelijk dat zij ervoor zorgen dat gemeenten die taakstelling realiseren. Mevrouw SMIT: Wat mij betreft kan nu gestemd worden. De heer BOUMANS: Naar aanleiding van de brief die GroenLinks te berde brengt is het denk ik goed vanuit onze fractie nog een keer te benadrukken dat wij onze ogen absoluut niet sluiten voor de problemen zoals die zich in onze provincie voordoen, ook in het bijzonder in Ter Apel. Ik denk dat wij tot een iets andere afweging komen ten aanzien van het beleid. Dat betekent dat wij de motie niet zullen steunen en ook niet de brief, maar niet dat wij niet binnen onze eigen partij hier aandacht voor vragen. Binnenkort zien wij minister Verdonk en dan zullen wij dit probleem zeker weer onder de aandacht brengen. Ik heb het idee dat de heer Hollenga binnen zijn eigen partij hetzelfde doet, in die zin mag u ook op ons vertrouwen. Maar niet in die zin dat wij de motie of brief steunen, dat heeft dus met de overwegingen te maken.
88
VERGADERING VAN 5 OKTOBER 2005 Adhesiebetuiging aan motie inzake asielbeleid
De heer VAN ZUIJLEN: Ik wens een hoofdelijke stemming om iedereen ruimte te geven daarover een eigen oordeel te vellen. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen te sluiten. Ik meen te mogen concluderen dat de fracties die de brief van Haren onder de aandacht hebben gebracht, ook diegenen zijn die deze brief ondersteunen. De vraag was om het ook te bespreken met de Vereniging van Groninger Gemeenten, ik neem aan dat het op die manier zal gebeuren en wij zullen kijken wat daar het resultaat van is en u daarvan op de hoogte houden, zodat wij ons nu bij de stemming kunnen concentreren op de motie. Wij vangen de hoofdelijke stemming aan bij nummer 9. Voor de motie stemmen de leden: de heer Bultje, mevrouw Deinum, de heer Dieters, de heer Dijkstra, mevrouw Folkerts, de heer Hemmes, de heer Hilverts, mevrouw Hoekzema, de heer Jaspers, de heer Kok, de heer Köller, mevrouw De Lange, de heer Lenselink, mevrouw Mansveld, de heer Moll, de heer Moorlag, mevrouw Mortiers, de heer Nijboer, de heer Van der Ploeg, de heer Rijploeg, mevrouw Schouwenaar, de heer Slager, mevrouw Smit, de heer Staghouwer, de heer Swagerman, de heer de Vey Mestdagh, mevrouw Voogd, de heer Zanen, de heer Van Zuijlen, mevrouw Bos, de heer De Bruijne en mevrouw Bulk. Tegen de motie stemmen de leden: de heer Van Dam, de heer Haasken, de heer Hollenga, de heer Jager, mevrouw Van Kleef, de heer Luitjens, de heer Maarsingh, de heer Meijndert, de heer Rijzebol, de heer Van der Span, de heer de Vries, de heer Boumans, de heer Brouns, mevrouw De Winter-Wijffels, de heer Abbes, de heer Boertjens en mevrouw Boon. Op dat moment zijn niet (meer) aanwezig: Hofman, Out, Roggema en Veluwenkamp. De uitslag van de stemming is dat 32 leden zich hebben uitgesproken voor de motie en 17 tegen, de motie is dus aangenomen. Voordat ik de vergadering sluit is conform artikel 54 van het reglement van orde plaatsvervangende leden van de commissie er een voorstel van de D66-fractie wat betekent dat geloofsbrievenonderzoek moet plaatsvinden conform de procedure die daar staat. Dat betekent dat fractievoorzitters geloofsbrievenonderzoek moeten doen en ik verzoek de leden Slager, Zanen en Hemmes kort na te blijven om het geloofsbrievenonderzoek te verrichten. Ik dank u allen namens de heer Dijkstra voor de bijdrage voor het lopen op zondag van de vier mijl. Wij wensen hem veel succes en de vergadering is gesloten.
89