VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003
PUNTEN VAN BEHANDELING 01
Ingekomen brieven ............................................................................................................................... 2
02
Regeling van werkzaamheden .............................................................................................................. 3
03
Procedure besluitvorming rekenkamer ................................................................................................. 3
04
Programmabegroting 2004 ................................................................................................................... 4 Afronding algemene beschouwingen PvdA-fractie .............................................................................. 5 Afronding algemene beschouwingen CDA-fractie............................................................................... 9 Afronding algemene beschouwingen VVD-fractie ............................................................................ 12 Afronding algemene beschouwingen GroenLinks-fractie .................................................................. 17 Afronding algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie................................................................ 21 Afronding algemene beschouwingen SP-fractie................................................................................. 23 Afronding algemene beschouwingen D66-fractie .............................................................................. 27 Afronding lgemene beschouwingen PvhN-fractie.............................................................................. 32 Antwoord van gedeputeerde Calon .................................................................................................... 35 Antwoord van gedeputeerde Bleker ................................................................................................... 39 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen ............................................................................................... 40 Antwoord van gedeputeerde Mulder .................................................................................................. 43 Antwoord van gedeputeerde Musschenga .......................................................................................... 44 Antwoord van de Voorzitter ............................................................................................................... 47 Repliek van de PvdA-fractie............................................................................................................... 48 Repliek van de CDA-fractie ............................................................................................................... 50 Repliek van de VVD-fractie ............................................................................................................... 52 Repliek van de GroenLinks-fractie..................................................................................................... 54 Repliek van de ChristenUnie-fractie .................................................................................................. 55 Repliek van de SP-fractie ................................................................................................................... 57 Repliek van de D66-fractie................................................................................................................. 58 Repliek van de PvhN-fractie............................................................................................................... 59 Dupliek van gedeputeerde Calon........................................................................................................ 62 Dupliek van gedeputeerde Bleker....................................................................................................... 62 Dupliek van gedeputeerde Gerritsen .................................................................................................. 62 Dupliek van gedeputeerde Mulder...................................................................................................... 63 Dupliek van gedeputeerde Musschenga ............................................................................................. 64 Stemming............................................................................................................................................ 64
05
Afschotvergunningen en knobbelzwanen........................................................................................... 68 onderwerp vreemd aan de orde van de dag door mevrouw Bos (GroenLinks-fractie)
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Ingekomen brieven
Voorzitter: de heer J.G.M. Alders, Commissaris der Koningin Statengriffier: de heer ir. J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 54 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), H.H.J. Boer (PvdA), J.R.A. Boertjens (VVD), mevrouw J.W.F. Boon-Themmen (VVD), mevrouw A.F. Bos (GroenLinks), M. Boumans (VVD), P.M. de Bruijne (PvdA), D. Bultje (PvdA), mevrouw I.S. Bulk (SP), A.A. van Dam (CDA), L.A. Dieters (PvdA), J.J. Dijkstra (PvdA), mevrouw J.M. Drees (PvdA), mevrouw M.J. Edzes-Posthumus (D66), A. Engelsman (VVD), mevrouw A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks), mevrouw F.Q. Gräper-van Koolwijk (D66), W. Haasken (VVD), K.J. Havinga (PvdA), H. Hemmes (SP), J. Hilverts (ChristenUnie), mevrouw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), D.A. Hollenga (CDA), M.J. Jager (CDA), F.C.A. Jaspers (PvdA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), J.W. Kok (PvdA), J.L.H. Köller (PvdA), mevrouw C.A. de Lange (PvdA), E.J. Luitjens (VVD), A. Maarsingh (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), L.A. Meijndert (CDA), H.C. Moll (GroenLinks), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), H. Nijboer (PvdA), T.W. Oterdoom (VVD), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), J. Roggema (ChristenUnie), mevrouw M.J. Schouwenaar (PvdA), R.A.C. Slager (ChristenUnie), mevrouw L.K. Smit (PvdA), F.J. van der Span (CDA), H. Staghouwer (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA) mevrouw I.L. Voogd (PvdA), N.R. Werkman (CDA), mevrouw A.C.M. de WinterWijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN), E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Afwezig met kennisgeving: mevrouw G.R. Peetoom (CDA). Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, mevrouw C.A.M. Mulder, T.A. Musschenga.
De VOORZITTER: Ik open de vergadering van de Provinciale Staten van Groningen. Ik heet u allen van harte welkom in de Statenzaal, die een nieuw aanzien heeft gekregen en waar vandaag voor de eerste keer, nadat er tot en met het weekend aan is gewerkt, in deze opstelling kan worden vergaderd. De heer Slager begrijpt dat na zijn opmerking tijdens de eerste ronde van de algemene beschouwingen, het tot onze eer heeft gestrekt dat wij nu wel aan onze toezegging kunnen voldoen. Ik hoop dat alles naar behoren functioneert vandaag, dat is natuurlijk altijd nog even afwachten. In ieder geval hebben de mensen er hun uiterste best voor gedaan. 01
Ingekomen brieven
Voorgesteld wordt om de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van de Raad voor het Landelijk Gebied van 4 september 2003 betreffende advies “De boer in de keten: boeienkoning of teamspeler?” b. Brief van de Raad voor de Wadden van 11 september 2003 betreffende advies aan het Regionale Coördinatiecollege Waddengebied over de evaluatie van het Kaderplan Communicatie Overheden Waddenzee c. Brief van Gedeputeerde Staten van 26 juni 2003 betreffende wijziging tekst gemeenschappelijke regeling BANN Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten.
2
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Regeling van werkzaamheden Procedure besluitvorming rekenkamer
02
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen van het Presidium
De VOORZITTER: U heeft die voorstellen ontvangen, heeft iemand daar opmerkingen over? Mevrouw DE WINTER-WIJFFELS: Wij verzoeken de brief “Financiële situatie jeugdzorg” op de agenda van de commissie te zetten. De VOORZITTER: Wij zullen die brief toevoegen aan de agenda. Zonder stemming worden de behandelvoorstellen vastgesteld. b.
Vergaderschema 2004
De VOORZITTER: In de brief, gedateerd 2 oktober 2003, is erop gewezen dat wij in de samenloop tussen het schema dat reeds was besproken en wat dit betekent voor de Rekening, de Voorjaarnota en de Begroting wel tegen een probleempje zouden aanlopen. Dat heeft geleid tot een discussie in het Presidium en een voorstel om de vergadering van 2 juni 2004 zowel de Rekening als de Voorjaarsnota te behandelen. Ik constateer dat u met het vergaderschema kunt instemmen. Zonder stemming wordt het vergaderschema vastgesteld. c.
Voorstel vreemd aan de orde van de dag
De VOORZITTER: U heeft een mededeling ontvangen dat mevrouw Bos een voorstel heeft gedaan om een punt vreemd aan de orde van de dag toe te voegen aan de agenda. Dat gaat over afschotvergunningen en knobbelzwanen. Het lijkt mij dat er geen bezwaar tegen is dit punt aan de agenda toe te voegen. Ik constateer dat dit het geval is. Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten. 03
Brief van de voorzitter van het Presidium van 27 augustus 2003 betreffende procedure besluitvorming rekenkamer en het advies van de Rekeningcommissie, zoals verwoord in het verslag van de vergadering van de commissie op 3 september jl.
De heer OTERDOOM: Voorzitter. De brief is u allen bekend, maar namens de VVD-fractie vraag ik er aandacht voor dat wij naast een noordelijke rekenkamer ook zouden moeten kijken naar de rekenkamerfunctie, want het is naar onze mening verstandig om die twee eens goed naast elkaar te kunnen zetten, alvorens je tot een besluit hierover komt. Ik heb begrepen dat in Drenthe ook een dergelijk initiatief is om deze twee zaken eens naast elkaar te zetten. Ik pleit ervoor om eventueel samen met de Drenthen, of in elk geval ook in dit gremium die twee eens naast elkaar te zetten, alvorens wij met ons allen naar zo’n rekenkamerfunctie toe hollen. Mocht een meerderheid wel voor een rekenkamer in noordelijk verband zijn, dan hechten wij er toch aan die niet al te zwaar op te tuigen, maar zeer goed te kijken hoe wij dat op een praktische manier minimaal kunnen invullen.
3
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Procedure besluitvorming rekenkamer Programmabegroting 2004
De VOORZITTER: Ik stel vast dat de brief een uitvoerige procedure heeft gehad, zowel in de Rekenkamercommissie als in het Presidium. Er ligt nu een voorstel voor dat het resultaat is van dat vooroverleg. Dus ja, stelt u voor om de brief aan te passen? De heer OTERDOOM: De brief gaat in de richting van een noordelijke rekenkamer. Ik heb ook al in de vorige Rekeningcommissie aangedrongen op deze vergelijking. Dat is toen wel in het verslag opgenomen. Het staat niet in de brief, maar ik roep toch de Staten op om daar nog eens kritisch naar te kijken. De VOORZITTER: Is er bij de andere fracties behoefte om nog weer terug te komen op de discussie? De heer WERKMAN: Voorzitter. De CDA-fractie heeft alles weer eens op een rijtje gezet. Zij blijft erbij dat zij een onafhankelijk instrument wil en derhalve gaat voor een rekenkamer. De mogelijkheid tot inspraak is er altijd via de Programmaraad, als dat wordt geregeld. Wij menen dat wij daarmee voldoende worden bediend op hetgeen wij wensen. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter. Wij sluiten ons daar als GroenLinks-fractie volmondig bij aan. Ook wij zijn voor een noordelijke rekenkamer, een onafhankelijke positie. In die zin voelen wij er op dit moment weinig voor om die rekenkamerfunctie er nog weer bij te betrekken. De heer DIJKSTRA: Voorzitter. Ik geef nog iets duidelijker het standpunt van de PvdA-fractie. Wij sluiten ons ook aan bij het standpunt van de CDA-fractie over dit punt. Wij hebben al vrij uitgebreid kenbaar gemaakt dat wij ook opteren voor een onafhankelijke rekenkamer. Wij hebben er dus geen behoefte aan om nog eens een andere richting in te slaan. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Voorzitter. De fractie van D66 sluit zich ook aan. Wij verwachten beter bestuur en inverdieneffecten. De heer ZANEN: Voorzitter. Ik sluit mij aan bij hetgeen door de CDA-fractie naar voren is gebracht. De heer OTERDOOM: De reacties zijn duidelijk. Ik heb mijn best gedaan. De VOORZITTER: Ik stel vast dat u kunt instemmen met de brief, zoals die is opgesteld en waarin het College wordt gevraagd om de stappen te ondernemen op weg naar een noordelijke rekenkamer. Zonder stemming wordt aldus besloten. 04
17/2003 Programmabegroting 2004
a.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 8 juli 2003, nr. 2003-12.003,FC, betreffende de Programmabegroting 2004 (nummer 26/2003) Brief van Gedeputeerde Staten van september 2003, nr. 2003-16.269,FC, betreffende actualisering paragraaf Weerstandsvermogen 2004 Een reactie op de begroting(skrant)
b. c.
De VOORZITTER: U heeft per brief van 2 oktober jl. ook aangekondigd gekregen dat u nog een aantal brieven zou ontvangen, die u inmiddels heeft ontvangen. Een brief gaat over de ontwikkeling van het Provinciefonds en een brief over de toepassing van CESI. U kunt deze brieven bij de stukken betrekken.
4
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
In de eerdere procedurebrief is al aangegeven dat dit gaat over de afronding van de algemene beschouwingen. Er wordt rekening gehouden met de eerste ronde, waarin geen voorstellen zijn gedaan om wijzigingen aan te brengen in de verhoudingen tussen de hoofdstukken, en de commissiebehandeling die sindsdien heeft plaatsgevonden. De beraadslaging wordt geopend. De heer MOORLAG: Voorzitter. De begroting lijkt normaliter de belangrijkste bespreking van het jaar in deze Statenzaal. Dit jaar lijkt dat anders. De behandeling van de begroting wordt sterk overschaduwd door het gesprek tussen het SNN (Samenwerkingsverband Noord-Nederland) en de regering. De uitkomst van dit gesprek is cruciaal voor het realiseren van onze ambities en opgaven, zoals verwoord in het Collegeprogramma. Kort samengevat komt het neer op het realiseren van een sociaal en economisch sterk Groningen. Voortzetting en voltooiing van het Kompasprogramma zijn essentieel. Het Kompasschip ligt op koers. De PvdA-fractie wil die koers op volle kracht voortzetten. De uitkomst van het gesprek tussen het kabinet en het SNN stemt de PvdA-fractie somber. Op Prinsjesdag leek het Kompasprogramma beperkte averij op te lopen, onder meer in de vorm van de vertraging in de aanleg van de Zuidelijke Ringweg en het wegvallen van onderdelen van het Kolibriproject. Nu lijkt het schip echter per 1 januari 2006 tot zinken te worden gebracht. De voortzetting van het Kompasprogramma in de periode 2006 tot 2010 is hoogst onzeker geworden. In het licht daarvan geeft de behandeling van deze begroting het gevoel dat wij bezig zijn met het heen en weer schuiven van dekstoelen, terwijl onder de waterlijn een Haagse ijsberg het hele schip bedreigt. Wat de situatie des te ernstiger maakt, is dat er niet sprake is van slechts een vertraging die optreedt door een verslechterende conjunctuur. Dan zouden wij hoop op betere tijden kunnen koesteren. Het lijkt erop dat het kabinet kiest voor een fundamenteel en principieel andere benadering. Het lijkt erop dat het kabinet kiest voor louter marktdenken. Het wordt verkocht onder eigen verantwoordelijkheid en de economisch zwakkere regio’s moeten het zelf maar uitzoeken. Het kabinet lijkt te kiezen voor versterking van investeringen in sterke regio’s. Daarmee lijkt het kabinet te kiezen voor het voortbestaan van het economische faseverschil en een permanent hogere werkloosheid en een lager welvaartspeil in het Noorden. De PvdA-fractie vindt de koerswijziging die het kabinet lijkt in te zetten onaanvaardbaar en onbegrijpelijk. De regeringspartijen D66 en VVD hebben in het kabinet-Kok II het Langman-akkoord volledig onderschreven en ondersteund. Het CDA heeft in die periode de paarse kabinetten telkens een Randstad- en grachtengordelmentaliteit verweten. Het lijkt nu het Noorden volledig in de steek te laten. De PvdA-fractie vindt dat de weg die op aanwijzing van de commissie-Langman in 1998 is ingeslagen, op volle kracht moet worden voortgezet. Het Kompasprogramma is uitgezet tot minimaal 2010. Halverwege afhaken is echt onverteerbaar. Het perspectief voor het Noorden moet blijven bestaan. De volgende vraag dringt zich op: Moeten wij nu in moedeloosheid wegzakken? Moeten wij een slachtofferrol aannemen? Het antwoord van de PvdA-fractie is een volmondig nee! Met verongelijkt gedrag bereiken wij niets. In deze streek is het bij dreigende tegenslag gebruikelijk een binnensmonds vloek te slaken, eens flink op de grond te spugen, vervolgens in de handen te spugen en weer aan de slag te gaan. Dat verwachten wij ook van het College. Wij hebben de goede argumenten, de goede koers en het goede programma. Zo nodig moeten wij het bedrijfsleven en de bevolking oproepen het SNN te vergezellen naar Den Haag. De PvdA-fractie wil ook bij tegenwind de vaart erin houden, binnen de beperkte mogelijkheden die wij binnen onze begroting hebben. Wij willen doorgaan met aanpakken. Het Kolibriproject, de Zuidelijke Ringweg en de Veenkoloniën zijn daarin essentiële onderdelen. In de commissie Bestuur en Financiën is een debat ingezet over het inzetten van het instrument van voorfinanciering. De PvdA-fractie is hiervan voorstander.
5
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
Wij willen de vaart erin houden in het realiseren van een essentiële structuurversterking, aan maatregelen die bijdragen aan de versterking van de economische structuur en de werkgelegenheid in deze regio. In het verlengde van het debat in de commissie Bestuur en Financiën dien ik hierbij namens alle fracties een motie in. De VOORZITTER: De heer Moorlag stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 6 oktober 2003, overwegende dat: het ruimtelijk economische structuurbeleid van de provincie is gericht op het wegwerken van de economische achterstand ten opzichte van de rest van Nederland de werkeloosheid in de Provincie Groningen negatief afwijkt ten opzichte van het landelijke gemiddelde en de landelijke trend de Nederlandse en in haar kielzog de Groningse economie in een recessie zijn beland uitstel dreigt van enkele noodzakelijke investeringen in infrastructurele projecten, zoals de Zuidelijke Ringweg het Rijk vooralsnog onvoldoende tegemoet komt aan de wensen van de provincie als het gaat om het realiseren van investeringen ter versterking van de regionale economie (waaronder OV project Kolibri, Agenda voor de Veenkoloniën, aanpak N33) zijn van mening dat: juist nu stuwende investeringen in de infrastructuur wenselijk en noodzakelijk zijn om de economische bedrijvigheid te bevorderen en nieuwe werkgelegenheid in onze regio te creëren waar nodig financiële middelen aangewend kunnen worden om de beoogde doelen te behalen de Provincie Groningen daarbij, in samenspraak met de andere regionale partners (provincies, gemeenten enz), het heft in eigen handen moet nemen opdat er op korte termijn een robuust investeringsprogramma kan worden uitgevoerd verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: grote infrastructurele werken in beeld te brengen die de economische structuur versterken én op korte termijn gerealiseerd kunnen worden én die tevens onder de noemer voorfinanciering vallen de financieringsmogelijkheden van die projecten te benoemen inclusief de aanvullende (voor-) financiering vanuit eigen provinciale middelen de haalbaarheid van de financiering in relatie tot de risico's aan te geven dit onderzoek waar nodig af te stemmen met de andere regionale partners Provinciale Staten hierover voor het einde van 2003 te informeren en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Moorlag, de heer Jaspers, de heer Van der Ploeg, de heer Zanen, de heer Hemmes, de heer Boertjens, mevrouw Gräper-van Koolwijk, de heer Slager, de heer Hollenga en mevrouw Bos. De motie wordt bij de beraadslaging betrokken en krijgt daartoe nummer 9. De heer MOORLAG: Voorzitter. In de algemene beschouwingen en in de commissie is het onderwerp water al uitgebreid aan de orde gekomen. Het College heeft twee stukken naar de Staten gestuurd. Een over de kostentoedeling en een over de toezichthoudende rol van de provincie.
6
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
De algemene besturen van de waterschappen hadden het voornemen de Delflandmethode in te voeren. Dat betekent een geweldige verschuiving in kosten van de categorie ongebouwd naar de categorie gebouwd. De PvdA-fractie heeft hiertegen krachtig stelling genomen. Met genoegen stellen wij vast dat het College geen voorstander is van de Delflandmethode. Als het waterschap Noorderzijlvest vasthoudt aan de Delflandmethode, zal de PvdA-fractie zich hiertegen blijven verzetten en tegen de goedkeuring van de wijziging van de kostentoedelingsverordening stemmen. De PvdA-fractie heeft met minder genoegen kennisgenomen van de brief van het College over de wijze waarop invulling is gegeven aan de toezichthoudende taak op de waterschappen. Is dat niet te zeer gebaseerd geweest op blind vertrouwen? In de commissie moeten zowel de kostentoedeling als het toezicht verder aan de orde komen. De PvdA-fractie wil hierover graag een stevige discussie met het College aangaan. Ik vervolg met het onderwerp zorg en welzijn. Ik spreek eerst over het Stimuleringsfonds Zorg. Daarover is in de commissie gesproken. Er lijkt een breed draagvlak te bestaan voor voortzetting van de tijdelijke regeling. De PvdA-fractie is hiervan voorstander. De CDA-fractie zal met een amendement komen, dat door ons zal worden ondersteund. Bij wet is geregeld dat cliënten gegarandeerd recht op jeugdzorg hebben. Dat is een hoog ambitieniveau en een duidelijke SMART-doelstelling. Er mogen geen wachtlijsten meer zijn. De verantwoordelijkheid komt echter volledig bij de provincie te liggen. Als de provinciale overheid die verantwoordelijkheid aanvaardt, moeten er ook de middelen en de instrumenten zijn om die verantwoordelijkheid te kunnen waarmaken. Daaraan ontbreekt het ten ene malen. Het IPO (Interprovinciaal Overleg) en het College hebben becijferd dat landelijk meer dan honderd miljoen euro te weinig beschikbaar is. Dat is slecht voor de provinciale overheden, die een groot risico lopen. Het is eveneens slecht voor de jeugdzorgorganisaties en voor de cliënt. Ten slotte is het ook slecht voor het vertrouwen dat de burger mag hebben in de politiek, omdat gewekte verwachtingen naar verwachting niet kunnen worden ingelost. Daar, waar op voorhand duidelijk is dat wij deze opgelegde verantwoordelijkheid niet kunnen waarmaken, past een duidelijk signaal. Gelet hierop dien ik de volgende motie in. De VOORZITTER: De heer Moorlag stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 6 oktober 2003, overwegende dat: het in de rijksbegroting opgenomen bedrag voor de jeugdzorg volgens een raming van VWS, Justitie en IPO, ontoereikend zal zijn er bij ongewijzigd beleid landelijk een tekort ontstaat van 101 miljoen euro in 2004 tot 123 miljoen euro in 2007 deze tekorten zullen leiden tot een onwenselijke verlenging van de wachtlijsten en wachttijden, waarvan jongeren die hulp nodig hebben de dupe worden de nieuwe Wet op de jeugdzorg per januari 2004 iedere cliënt recht op zorg biedt, hetgeen desnoods via de rechter bij de provincie kan worden afgedwongen er derhalve een voor de provinciale overheid onhoudbaar probleem dreigt te ontstaan spreken uit dat: er voor de uitvoering van de nieuwe wet op de jeugdzorg een toereikend budget beschikbaar dient te zijn en dringen er daarom bij het kabinet en de leden van de Eerste en Tweede Kamer op aan om het budget voor de sector jeugdzorg op een dusdanige manier aan te vullen dat de provinciale overheid het recht op jeugdzorg waar kan maken
7
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Zanen, de heer Boer, mevrouw Boon-Themmen, de heer Van Zuijlen, mevrouw Folkerts, mevrouw Gräper-van Koolwijk, de heer Hemmes en de heer Hilverts. De motie wordt bij de beraadslaging betrokken en krijgt daartoe nummer 10. De heer MOORLAG: Voorzitter. Ik ga nader in op het arbeidsmarktbeleid. De PvdA-fractie heeft tijdens de algemene beschouwingen en in de commissie gepleit voor een gebundelde aanpak met een regisserende en faciliterende rol voor de provinciale overheid. Initiatieven en plannen die ons van diverse kanten worden aangereikt, moeten wij ondersteunen. De PvdA-fractie wil ook de instandhouding van de RAP’s (Regionaal Arbeidsmarkt Platform), ook na 1 januari 2004. Dat is door het College onderschreven, zij het dat de primaire verantwoordelijkheid bij de gemeenten ligt en dat niet op voorhand één bepaald plan als alleenzaligmakend moet worden betiteld. De PvdA-fractie onderschrijft dat. Het arbeidsmarktbeleid kent nog een specifiek knelpunt, namelijk de gesubsidieerde arbeid. Iedereen is het erover eens dat de doorstroming naar het regulier werk moet worden bevorderd. Het gaat echter volledig de verkeerde kant op. In het huidige beleid krijgt 60 procent van de ID- en WIW-werknemers een enkele reis richting bijstand. Dat is voor de PvdA-fractie onverteerbaar. Wij vragen de Staten een duidelijke uitspraak te doen over het arbeidsmarktbeleid, met name over de uiterst onbevredigende situatie rond de gesubsidieerde arbeid. Ik dien hierover een motie in. De VOORZITTER: De heer Moorlag stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 6 oktober 2003, overwegende dat: de doelstelling, gesubsidieerde banen om te zetten in reguliere banen, in de Provincie Groningen achterblijft het College van GS beleid ondersteunt dat zich richt op het scheppen van reguliere banen de werkloosheid in Groningen oploopt en het aantal vacatures sterk afneemt een groot aantal Groningse gemeenten er financieel slecht voor staat zijn van mening dat: de gevolgen van de kortingen door het Rijk op de budgetten voor arbeidsmarktbeleid, reïntegratie en bijstand gemeenten in de provincie Groningen bijzonder hard zal treffen door de invoering van de Wet werk en bijstand (WBB) veel ID- en WIW-ers in onze provincie in de bijstand terecht zullen komen verzoeken het College van GS: samen met gemeenten de gevolgen van de invoering van de WBB voor het beleid en de financiën van gemeenten zo snel mogelijk in kaart te brengen samen met gemeenten en andere relevante partijen nieuwe initiatieven te ontwikkelen en te ondersteunen die zich richten op het behoud en realisatie van gesubsidieerde arbeidsplaatsen voor mensen voor wie de reguliere arbeidsmarkt niet of nauwelijks toegankelijk is de Staten regelmatig te rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot de gestelde doelen en resultaten van beleid ten aanzien van gesubsidieerde arbeid
8
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen PvdA-fractie Algemene beschouwingen CDA-fractie
-
het Kabinet dringend te vragen zich rekenschap te geven van de negatieve gevolgen van de WBB voor de (financiële situatie van) Groningse gemeenten er bij het kabinet op aan te dringen de voorgestelde maatregelen met betrekking tot de gesubsidieerde arbeid te heroverwegen de leden van de Eerste en Tweede Kamer in kennis te stellen van deze motie
en gaan over tot de orde van de dag." De motie is ondertekend door de heer Moorlag, de heer Dijkstra, de heer Hemmes, de heer Van der Ploeg, de heer Jager, de heer Zanen en de heer Staghouwer . De motie wordt bij de beraadslaging betrokken en krijgt daartoe nummer 11. De heer MOORLAG: Voorzitter. Ik wijd enkele woorden aan de problematiek van de asielzoekers. Dat onderwerp is hier meermalen indringend aan de orde geweest. Het geeft veel maatschappelijke onrust. Er is sprake van regelrechte humanitaire drama’s. Het is betreurenswaardig dat de regering het VNGvoorstel, dat brede steun heeft in de maatschappij, niet heeft overgenomen. Onze mogelijkheden in deze Staten zijn beperkt. Het eerder aangehouden amendement van de GroenLinks-fractie, dat in gewijzigde vorm opnieuw zal worden ingediend, wordt door de PvdA-fractie ondersteund. Het amendement vraagt het budget voor de noodopvang van asielzoekers te vergroten. Al lange tijd is een discussie gaande over het Antidiscriminatiebureau. In de kern gaat het om de vraag of het Antidiscriminatiebureau alleen maar een registrerende taak heeft of ruimte en middelen krijgen om het volledige traject van klachtenafwikkeling te kunnen verzorgen en voltooien. Dat is ondanks uitvoerige discussie onduidelijk gebleven. De PvdA-fractie wenst een ondubbelzinnige toezegging van het College dat het ADB de ruimte en de middelen krijgt om niet alleen klachten te registreren, maar ook om het volledige traject van klachtenafwikkeling te kunnen verzorgen. Is het College bereid die toezegging te doen? Ik sluit af met een korte reactie op de ingediende moties en amendementen. Op 3 september jl. heb ik over de toen ingediende moties en amendementen reeds een oordeel gegeven. Mijn mening is ongewijzigd gebleven. Het amendement dat later is ingediend door de GroenLinks-fractie om eerder geld uit te trekken voor het arbeidsmarktbeleid, vinden wij sympathiek. Wij wachten echter eerst de reactie van het College af voordat wij een definitief standpunt innemen. Dit geldt ook voor het voorstel van de GroenLinks-fractie om de bekostiging van het ADB op een andere wijze vorm te geven. Wij wachten ook op een nadere onderbouwing van de GroenLinks-fractie. De heer HOLLENGA: Voorzitter. Vandaag is de afronding van de begrotingsbehandeling 2004 aan de orde. Namens de CDA-fractie bespreek ik nog een aantal onderwerpen. Uiteraard betreft dat ook de ontwikkelingen in de weken na de eerste algemene beschouwingen van 3 september jl. Op de eerste plaats komen de plannen van het kabinet aan de orde, zoals die op Prinsjesdag naar buiten zijn gekomen. Het College van Gedeputeerde Staten van Groningen was redelijk positief over de voorstellen. Maar dat mocht niet. Er was alom kritiek dat het College in Groningen te positief was. Het is ook nooit goed! Aansluitend op Prinsjesdag is op donderdag 2 oktober jl. overleg gevoerd tussen het SNN en het kabinet. Uiteraard werd toen gesproken over zaken die zijn opgenomen in de begroting van dit kabinet voor 2004 en over enkele zaken die daarna nog doorlopen. Opnieuw heeft het College kunnen constateren dat de afspraken die Noord-Nederland heeft gemaakt in het kader van het Langman-akkoord, waarvan de eerste periode tot 2006 loopt, overeind zijn gebleven. Dit gebeurt op een moment dat Nederland in zweer weer verkeert wat de financiële mogelijkheden betreft. Toch doet het kabinet de afspraken gestand. Dat mag wel eens worden vastgesteld.
9
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen CDA-fractie
Hoe ziet de situatie er na 2006 uit? De beeldvorming van de laatste dagen is dat niets meer mogelijk is. Dat is naar mijn mening de ketelmuziek die hoort bij het begin van het lopende onderhandelingsproces over de voortzetting van de Langman-afspraken. Natuurlijk hebben wij daarbij een aantal heel lastige hobbels te nemen. Waren het niet de ministers Zalm en Kok die in Berlijn riepen dat wij in de toekomst wel zonder de structuurfondsen kunnen? Daar is toen een basis gelegd voor de discussie, die nu waarschijnlijk opnieuw moet beginnen, tussen Noord-Nederland en het huidige kabinet over de terugdraai. Wij moeten onderzoeken waar onze kansen liggen. De heer BOERTJENS: De uitspraak over het zonder structuurfondsen kunnen, heeft toch te maken met het feit dat Nederland de grootste nettobetaler is in Europa? Er wordt geld rondgepompt. De bedoeling van die uitspraak is, dat wij dat geld ook wel zelf kunnen uitgeven. De heer HOLLENGA: Blijkbaar is dat niet de bedoeling, gelet op de laatste discussie in Den Haag. Bovendien heeft dat rondpompen, als het al rondpompen is, ook te maken met het feit dat wij in Nederland waarschijnlijk iets beter met de fondsen kunnen omgaan. Rondpompen is ook een kwestie van teruggeven aan Den Haag als wij het geld niet opmaken. De heer MOORLAG: Ik wens in het verslag opgenomen te zien dat de CDA-fractie zich in mijn ogen bezondigt aan een ernstige vorm van probleemexport. Door een verwijzing naar de structuurfondsen wordt het hele probleem dat zich nu aftekent nu buiten het domein van het kabinetsbeleid geplaatst. De PvdAfractie deelt deze opvatting niet. De heer HOLLENGA: Ik maak mijn verhaal af. Ik kom daarmee tegemoet aan de opmerking van de heer Moorlag. Wij hebben afspraken gemaakt in het kader van het Langman-akkoord. Die afspraken lopen tot 2010. De CDA-fractie wil daaraan vasthouden. Wij willen inzetten, zowel op landelijk als op Europees niveau, op voortzetting van het regionaal beleid uit de Langman-afspraken. Daarover mag geen misverstand bestaan! De heer SWAGERMAN: Dit gaat toch tegen elke werkelijkheid in? De heer Hollenga spreekt over Europees geld, waarvoor deze regering zich wil inzetten? De regering heeft heldere uitspraken gedaan over het feit dat zij vindt dat wij maar naar Brussel moeten gaan en de regering zich daarvoor niet hoeft in te zetten. De heer HOLLENGA: Dan moeten wij dat ook doen. Ik zei zojuist dat wij ons richten op de landelijke overheid en op Brussel. Wij zetten in op structuurfondsen, maar ook op andere Europese middelen die zeker onze kant op zullen komen en waarop wij moeten inspelen. Wij zetten zwaar in op het kabinet en de Tweede Kamer. Dat traject is donderdag 2 oktober jl. door het SNN al ingezet. Wij moeten de noodzaak goed onderbouwen en onze verantwoordelijkheid nemen en die laten zien. Het laatste wat moet gebeuren is dat wij als Noorden overkomen als klagers en zeurders om opnieuw extra geld. Wij hebben een goed verhaal en dat zullen wij voor het voetlicht moeten brengen. Maar daarvoor hebben wij Den Haag nodig. De heer MOLL: Wat vindt u van de opstelling van de Colleges? Beoordeelt u die ook als ketelmuziek? De heer HOLLENGA: Het College is voorstander van voortzetting en realisatie van de afspraken in het kader van het Langman-akkoord, ook na 2006.
10
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen CDA-fractie
De heer MOLL: Dat heb ik ook gehoord. Het College heeft echter ook een aantal uitspraken gedaan naar aanleiding van de debatten die met Den Haag zijn gevoerd. Beoordeelt u dat ook als ketelmuziek? De heer HOLLENGA: Ik heb zojuist verwoord dat dit het begin is van het onderhandelingsproces. Soms zet je extern zwaar in en soms betracht je stille diplomatie om iets te realiseren. Wij hebben nog twee jaar te gaan om de onderhandelingen tot een goed einde te brengen. U weet net zo goed als ik hoe lang wij er in 1998 over hebben gedaan om tot een bepaald resultaat te komen. Wij zullen daaraan weer veel aandacht moeten besteden. Ook zullen wij onze eigen kansen moeten benutten in Brussel. Den Haag kan wel stellen dat Nederland als één regio moet worden uitgedragen in Brussel, maar dat wil nog niet zeggen dat wij het daarmee eens moeten zijn. Wij zullen daar waar mogelijk samen met andere Europese partners moeten nagaan waar onze kansen liggen. Als het om Europees regionaal beleid gaat, kunnen wij ons beter aansluiten bij de opstelling van andere landen, zoals Duitsland, Zweden en Frankrijk. Ik sprak over de eigen verantwoordelijkheid. Ik sluit aan bij de woorden van de motie die de PvdA-fractie ook namens de CDA-fractie heeft ingediend over de infrastructuur, de Veenkoloniën en het Kolibriproject. Wij zijn het van harte eens met die benadering. Deze provincie neemt zo haar eigen verantwoordelijkheid en laat zien wat wij in de toekomst willen met het regionale beleid. De CDA-fractie heeft in de commissie een voorstel ingediend voor het opnieuw openstellen van een cofinancieringregeling voor wonen en zorg. Dat voorstel kon rekenen op een breed draagvlak in deze Staten. De vorige regeling heeft goed gewerkt; stimulerend, zowel in wijken als in dorpen. Het draagt bij aan de leefbaarheid, maar het worden geen ‘ouderengetto;s’, zoals de D66-fractie helaas naar voren bracht. Vandaag wensen wij dit voorstel definitief te regelen. Ik dien mede namens de fracties van de PvdA, GroenLinks, ChristenUnie, SP en de Partij voor het Noorden een amendement in. De VOORZITTER: De heer Hollenga stelt het volgende amendement voor: “Amendement bij Programmabegroting 2004 provincie Groningen Bladzijde 117 Voorgestelde besteding: Post 8601: Tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur € 1.000.000 Voorgestelde dekking: Post 8601: Bijdrage reserve CESI € 1.000.000 Toelichting: Gelet op de positieve ervaringen met de vorige regeling wordt het college gevraagd om te komen met een nieuwe tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2004-2005, scheiden wonen en zorg.” Het amendement is voldoende ondertekend, wordt bij de beraadslaging betrokken en krijgt daartoe letter F. De heer HOLLENGA: Het amendement gaat over het toevoegen van 1 miljoen euro aan het productnummer 8601. Wij stellen voor dat bedrag uit het CESI-fonds te halen. Ik vraag tot slot aandacht voor de volgende drie punten. De CDA-fractie bracht in de commissie Welzijn, Zorg en Cultuur twee punten naar voren. Het College reageerde daar positief op.
11
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen CDA-fractie Algemene beschouwingen VVD-fractie
Wij benoemen ze bij deze en zien ze graag bevestigd door het College. In de eerste plaats gaat het om het voorstel om samen met de andere partners in de zorg de mogelijkheid te onderzoeken van een consultatiebureau voor ouderen. Wij moeten daarvoor nog een goed Groningse benadering kiezen. Het moeten laagdrempelige voorzieningen zijn, waar ouderen terechtkunnen voor periodieke gezondheidscontroles, zodat vroegtijdig kan worden ingegrepen. De huisarts kan zo worden ontlast. Een ander punt sluit misschien enigszins aan bij de motie van de PvdA-fractie. Het gaat om de jeugdzorg. Er is veel gaande in de jeugdzorg, vooral bij de jeugdhulpverlening en de problematiek die zich voordoet bij de categorie kinderen tot 12 jaar. Dat zijn de kinderen in het basisonderwijs. De CDA-fractie heeft in de commissie gepleit voor een ketenbenadering om zo vroegtijdig de problematiek te signaleren. De motie voor extra financiële middelen zou daarin kunnen bijdragen. Wij worden echter de laatste dagen geconfronteerd met een discussie tussen het College en de directie van de Jeugdhulpverlening over de financiële problemen. De vraag is of die er nu wel of niet zijn, nu en in de toekomst. Ik wens de mening van het College te vernemen, die anders was dan die van de directie, die er heel dichtbij zit. Is er nu wel of niet een groot probleem? De heer MOORLAG: ik vraag mij af of de brief van het College de heer Hollenga wel heeft bereikt. De heer HOLLENGA: Uiteraard heeft die brief mij bereikt. De heer MOORLAG: Daarin heeft het College expliciet stelling genomen. Ik neem aan dat de heer Hollenga op de hoogte is van het standpunt van het IPO. Er is 100 miljoen euro te kort voor de jeugdzorg. Het is teleurstellend dat de CDA-fractie als enige fractie onze motie niet ondersteunt. De heer HOLLENGA: Wij luisteren altijd graag naar het veld, naar de mensen die direct met de problematiek worden geconfronteerd. In dit geval bracht de directie van de Jeugdhulpverlening een ander verhaal naar buiten dan het College. Het is een goede zaak als wij van het College vernemen wat het verschil is. De afgelopen dagen is een rapport in de pers verschenen over de streekziekenhuizen. Er staat in dat er wel wat verandering mag komen. Daarover maken wij ons zorgen. Wij hebben hier een beperkt aantal streekziekenhuizen. Dat is een redelijke dekking en wij willen die voorzieningen graag in stand houden. Wij vragen het College daarop zeer alert te zijn en zo nodig actie te ondernemen. Tot slot. Dit is de eerste programmabegroting van het College. Deze eerste proeve was een begin. Zowel de Staten als het College hebben aangegeven dat het beter kan en beter moet. Er zijn zowel in de commissie als in de Staten door het College in antwoord op vragen van de Staten toezeggingen gedaan die direct van invloed zijn op de afspraken in de Programmabegroting. Dit heeft niet geresulteerd in een tekstuele aanpassing. Wij gaan ervan uit dat deze toezeggingen onderdeel uitmaken van de Programmabegroting. Is het mogelijk dat ze per Programmabegroting worden gebundeld, zodat wij ze steeds naast de Programmabegroting kunnen leggen? Zo kunnen wij onze controlerende functie, ook in de toekomst, goed waarmaken. De heer BOERTJENS: Voorzitter. Zoals wij allen weten, is de verkiezingsperiode voorbij. De tijd breekt aan om de verschillende partijen te wijzen op uitspraken die zij in de aanloop naar 11 maart 2003 hebben gedaan. Deze zijn ook in het bestuursprogramma opgenomen. Zo heeft het College tot onze grote spijt besloten en ik citeer: “de inspanningen te richten op het zo goed mogelijk opwaarderen van de zuidelijke ringweg en geen verdere voorbereidingen te treffen voor de Zuidtangent.” Waarom verwijt ditzelfde College nu in een brief de burgemeester en wethouders van de gemeente Haren dat zij in het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) geen rekening houden met de invulling van de Zuidtangent.
12
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen VVD-fractie
Moeten wij hieruit opmaken dat het College geen voorbereidingen meer treft, maar van de gemeenten verwacht dat zij dat wel doen? Dat is naar de mening van mijn fractie een vorm van onduidelijkheid voor de betrokken gemeenten en ook voor de Staten, maar ook voor de kiezer. Waar staat het College nu precies als het gaat om de Zuidtangent? Wij hebben overigens vernomen dat ook in de verbetering van de zuidelijke ringweg vertraging optreedt. Wij vernamen zelfs dat Rijkswaterstaat al bezig is de projectstructuur te ontmantelen. Wij hebben daarvoor gewaarschuwd en gezegd dat wij straks op beide punten met lege handen staan. Als dit nu het resultaat is van de inspanningen van het College, dan moeten wij het ergste vrezen voor de komende collegeperiode. Ik probeer mijn betoog kort te houden. Ik geef geen bespiegelingen over het huidige kabinetsbeleid in de tien minuten die mij zijn toebemeten. Het doet mij deugd te constateren dat dit College mijn opmerkingen in de vorige vergadering over het dogmatisch gebruik van het Provinciaal Omgevingsplan ter harte heeft genomen. In de vergadering van de Statencommissie Omgevingsbeleid en Wonen bleek namelijk dat de heer Calon het idee van de Groninger wethouder om een windturbine te plaatsen aan de rand van de stad uiteindelijk niet zo’n belachelijk plan vindt als hij in eerste instantie deed voorkomen. Kennelijk wordt er geluisterd. Integendeel, de windturbine mag best, maar dan moet die in aanmerking komen voor de benaming ‘windmolenpark’. Volgens een motie uit 2001 van de heer De Bruijne is er sprake van een windmolenpark als er tien of meer molens staan of als er meer dan 10 megawatt wordt opgewekt. Een kleine windturbine mag niet, maar een heel grote of een heel park mag dus wel. Wij dachten dat de gedeputeerde zich zorgen maakte over de overlast die zou ontstaan voor het milieu en de omgeving, maar dat is kennelijk niet het geval. De heer DE BRUIJNE: De motie gaat uit van in het Interim-besluit windturbines aangegeven locaties, te weten op of aansluitend aan industrieterreinen. De heer BOERTJENS: Ik citeer de motie. De heer DE BRUIJNE: U citeert het gedeelte dat u het beste uitkomt. De heer BOERTJENS: Ik citeer wat er letterlijk in staat. De heer DE BRUIJNE: Ik bestrijd dat niet. Maar u moet het wel zien in de context van de aangewezen locaties. De heer BOERTJENS: Ik haal een feit aan uit uw motie. De heer MOORLAG: De heer Boertjens is blijkbaar een leerling van de heer Romme, die over het waarheidsbegrip het volgende opmerkte: “Vertel altijd de waarheid, de volle waarheid, doch nimmer de volledige waarheid.” De heer BOERTJENS: De volgende keer zal ik de motie geheel voorlezen. Ik kom op het volgende onderwerp, de uitvoering van de Blauwe Stad. De uitvoering is begonnen en het project de Blauwe Stad gaat nu een cruciale fase in. Mijn fractie oordeelt dat de communicatie met de burger over de Blauwe Stad vooralsnog onvoldoende is. Wij hebben hier al vaker op gehamerd, maar blijkbaar is het nog niet tot het College doorgedrongen. Wij vinden dit een ernstige zaak.
13
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen VVD-fractie
Bewoners, ondernemers en bestuurders klagen allemaal over het gebrek aan informatie. Dit moet veranderen! Is het College bereid toe te zeggen dat dit op korte termijn gaat veranderen? Ik dien hierover een motie in. De VOORZITTER: De heer Boertjens stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 6 oktober 2003, overwegende dat: het project de Blauwe Stad voor Oost-Groningen een belangrijke impuls moet betekenen het succes van de Blauwe Stad mede afhankelijk is van het draagvlak in het gebied draagvlak kan worden verkregen door intensief en open te communiceren ook lokale bestuurders klagen over te weinig informatie te beschikken de eerste concrete werkzaamheden ideale gelegenheden zijn om ook promotie te bedrijven spreken uit dat: de tot nu toe gevoerde communicatie en promotie onvoldoende is en dragen het college op: de communicatie en promotiecampagne te intensiveren rondom besluitvormingsmomenten en belangrijke momenten tijdens de uitvoering en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Boertjens en de heer Luitjens . De motie wordt bij de beraadslaging betrokken en krijgt daartoe nummer 12. De heer BOERTJENS: De nationale economie zit in het slop. Dat heeft tot gevolg dat de financiën voor de provincie zich ongunstig ontwikkelen. De schaarste van middelen laat zich onder meer voelen bij de realisering van de EHS (Ecologische Hoofdstructuur). De VVD-fractie heeft er al eerder voor gepleit dat voorfinanciering alleen maar mogelijk is als er zekerheden zijn. Zekerheid dat het geld terugkomt en dat de bestaande EHS-afspraken zijn afgerond. Wij kiezen nog steeds voor kwaliteit bij de EHS en niet zozeer puur voor kwantiteit. De inzet van middelen zien wij daar waar ze het meest zijn gewenst. Een ander onderwerp is het vestigen van een stimulerend vestigingsklimaat voor ondernemers en bedrijven. Voor onze fractie is dat een belangrijk item. Op bedrijventerreinen in het Noorden en met name op de terreinen van de zeehavens in Eemshaven en Delfzijl, worden potentiële nieuwvestigers geconfronteerd met de investering in de aanleg van de energie-infrastructuur. Vervolgens wordt de netbeheerder eigenaar van de aangelegde infrastructuur. Dit is het zogenaamde first move-principe. De ondernemer neemt de aanlegkosten voor zijn rekening en moet vervolgens betalen voor het gebruik, zonder dat hij hiervoor wordt gecompenseerd. Wij hebben dit probleem inmiddels voorgelegd aan de Tweede-Kamerfractie van onze partij. Is het College van plan om, net als wij hebben gedaan, Den Haag aan te moedigen deze ongunstige situatie zo snel mogelijk te beëindigen? Een ander onderwerp bij de Eemshaven is het initiatief van een aantal ondernemers in het Eemsmondgebied te komen tot een tankerontmantelingsplatform. De VVD-Europarlementariër Herman Vermeer heeft zijn enthousiasme voor dit project weten over te brengen op Brussel. Van dit College hebben wij echter nog niets gehoord over dit onderwerp. Afgelopen zaterdag is dit door de heer Vermeer in een artikel in het Dagblad van het Noorden beschreven.
14
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen VVD-fractie
De heer GERRITSEN, gedeputeerde: Mag ik u herinneren aan een overleg op 3 september jl.? U stelde vragen over dit onderwerp, die ik beantwoord heb. De heer BOERTJENS: Daaraan mag u mij herinneren. Ik weet dat. Het project is ingediend en ik begrijp van de heer Vermeer dat het steun krijgt van Brussel en Den Haag. Hij heeft nog geen officiële reactie voor dit initiatief van het College ontvangen. In Brussel wordt hard gewerkt aan de regelgeving om dit idee te realiseren, terwijl het College zich hiervoor nog op geen enkele wijze heeft ingezet. Ik verzoek het College dan ook hier zo snel mogelijk werk van te maken. Ga, zoals de heer Vermeer verzoekt, een haalbaarheidsonderzoek medeondersteunen. Over het onderwerp water is al veel gezegd. Wij vinden veiligheid heel belangrijk, en ik denk dat alle fracties dat vinden. Wij willen ons daar sterk voor inzetten. Vandaar onze vragen over de staat van onderhoud, het toezicht daarop en dan met name van de boezemwaterkeringen. De discussie wordt gevoerd en in 2004 voortgezet. Over de verdeling van de waterschapslasten is ook door de heer Moorlag iets gezegd en wel met een dermate grote gedrevenheid, dat ik bijna kan zeggen dat het een stokpaardje van hem wordt. Er ligt nog een studie van de heer Togtema, het systeem-Togtema. Deze studie zouden wij nog eens moeten bezien. Binnen de waterschappen begint de discussie tot een afronding te komen. Wij hebben er overigens voldoende vertrouwen in - dat hebben wij, meen ik, ook de vorige keer hier uitgesproken - dat de waterschappen zelf de procedure om tot een goede verdeling van de lasten te komen, kunnen afronden. Alleen als dat is gebeurd, kunnen wij de resultaten onder de loep nemen en nagaan of wij het ermee eens zijn. De heer MOORLAG: De PvdA-fractie kan in ieder geval geen gebrek aan een pro-actieve opstelling worden verweten. Onze inzet was een helder standpunt weer te geven. Dat wordt ook door de PvdA als partij breed gedragen. Er is voldoende informatie beschikbaar om een duidelijk standpunt te kunnen formuleren. De heer BOERTJENS: Waar het mijn fractie om gaat, is dat je een broedende kip niet moet storen. De waterschappen zijn nu bezig tot iets te komen. Voortdurend worden zij vanaf de zijlijn bestookt door de PvdA die daarover haar opvattingen heeft, met name dat men bij lastenverhoging de burgers moet ontzien. Volgens ons moeten niet Provinciale Staten daarover eerst met hun opvattingen komen, maar moeten de waterschappen het eerst zelf bekijken. Daarna kunnen wij ons oordeel vellen. De heer MOORLAG: Sommige kuikens zien wij liever niet uitgebroed worden. Daarom hebben wij even flink aan het ei geschud. De heer BOERTJENS: Daarom hebben wij u al eens gezegd dat u in het bestuur van het waterschap moet gaan zitten als u daarover echt zulke duidelijke opvattingen heeft, en niet in de Provinciale Staten. Daar kunt u ervoor zorgen dat het ei niet wordt uitgebroed. Het is een zelfstandige overheid, die in zekere zin onder toezicht van de provincie staat wat de financiën betreft. Het is een democratisch gekozen bestuur en dat moet u respecteren. Dat doet u niet. De heer MOORLAG: U gaat voorbij aan het feit dat deze Staten een goedkeurende rol hebben. De Staten hebben krachtens de Waterschapswet de mogelijkheid een kostentoeleveringsverordening te beoordelen en daarover een standpunt in te nemen. Ons standpunt is volstrekt duidelijk. De heer BOERTJENS: U zegt iets heel gevaarlijks. Ik weet niet of u zich dat goed realiseert. U zegt dat u niet wilt dat het ei wordt uitgebroed. Het is een zelfstandige overheid met gekozen bestuurders.
15
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen VVD-fractie
U wenst te verhinderen dat die gekozen bestuurders tot een bepaalde standpuntbepaling komen. Ik vind dat onverteerbaar. De heer MOORLAG: Ik ontzeg de waterschapbesturen niet hun recht een standpunt in te nemen. De heer BOERTJENS: Dat doet u wel! U wilt niet dat dat ei wordt uitgebroed. De heer MOORLAG: Het innemen van een standpunt door het waterschap is volstrekt legitiem. Het is evenzeer legitiem dat deze Staten een oordeel kunnen vellen over de uitkomsten van de voorstellen van de waterschapsbesturen aan het College. Als u de Waterschapswet goed kent, moet het u duidelijk zijn dat een wijziging van de kostentoedeling is onderworpen aan de goedkeuring van Provinciale Staten. De heer BOERTJENS: Zo’n wijziging wordt eerst voorgelegd aan de Provinciale Staten. U wilt het niet zover laten komen. U wilt van buitenaf de besluitvorming beïnvloeden van een zelfstandig, democratisch gekozen bestuur. Mijn fractie is het daarmee niet eens. De heer DE BRUIJNE: Is uw opvatting over het vooraf beïnvloeden van een gekozen bestuur ook op Provinciale Staten of een gemeenteraad van toepassing? U houdt nu een betoog dat het verkeerd is een democratisch gekozen bestuur van tevoren te beïnvloeden. Als dat het standpunt van de VVD-fractie is, nemen wij daarvan graag kennis. De heer BOERTJENS: Dat mag je wel doen als burger, als belangenbehartiger of als organisatie, maar u bent hier gekozen als Statenlid. U heeft in het proces een bepaalde functie. Als u op voorhand gaat zeggen wat u wel of niet wilt, dan gaat u naar de mening van de VVD-fractie uw functie als Statenlid misbruiken. De heer MOORLAG: Ik stel voor een agreement to disagree met de heer Boertjens te sluiten. Deze discussie sluit aan bij wat de PvdA-fractie tijdens de algemene beschouwingen heeft betoogd, namelijk dat wij het zinvol vinden dat er een fundamentele discussie plaatsvindt over de positie van de waterschappen. Het doet mij deugd te zien dat de heer Boertjens bereid is de handschoen op te pakken. De heer BOERTJENS: Dat is dan een afleidingsmanoeuvre. U gaat van de inhoud over op de structuur. Dit lijkt mij een goed moment met het volgende onderwerp verder te gaan. Ik citeer uit de Programmabegroting: “Het creëren van een kwalitatief hoogwaardig woningaanbod in de provincie Groningen, dat uniek is in Nederland en dat alle Groningers, ongeacht het inkomen, voldoende keuzemogelijkheden biedt.” Dat is een doelstelling van dit College op het gebied van volkshuisvesting. Wij zijn van mening dat dit alleen kan worden bereikt als de toekomstige bewoners inspraak krijgen in het ontwerp van de woningen en het ontwerp van de woonomgeving. Volgens de actualisatie van de Regiovisie zullen er 60.000 nieuwe woningen worden gebouwd, waarvan een deel in Meerstad. Hoe denkt het College de toekomstige bewoners die inspraak te geven? In de commissie Welzijn en Zorg heeft de VVD-fractie zich de afgelopen week uitgesproken voor het vasthouden aan de keuze van kleine, permanente centra. Het COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers) koerst echter af op grootschalige centra. De VVD-fractie heeft zich bij herhaling ingezet voor kleine centra in ons vrij dun bevolkte gebied. Op die manier kan meer draagvlak worden verworven. Diverse begeleidende diensten zoals onderwijs, administratie en dergelijke kunnen dan gezamenlijk worden georganiseerd, om op die manier schaalvergroting en efficiency te verkrijgen. Mevrouw BOS: Aan welke grote centra denk u dan?
16
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen VVD-fractie Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
De heer BOERTJENS: Dan denken wij aan het model dat in het convenant voor Zuidhorn is meegenomen. Woningen voor opvang van asielzoekers worden meegenomen in een bestaande wijk. In Zuidhorn gaat het om tweehonderd gevallen in een bestaande wijk. Mevrouw BOS: Mag het nog kleiner zijn? De heer BOERTJENS: Het mag altijd kleiner zijn. Mevrouw BOS: Daar staat u achter? De heer BOERTJENS: Ook als het om één woning in een dorp gaat, staan wij er achter. Dat is het kleinste geval dat ik mij kan voorstellen. Ik rond af. De VVD-fractie zal zich vanuit haar liberale grondbeginselen blijven inzetten voor onze mooie provincie Groningen. Wij zullen dit College op de voet blijven volgen en al haar besluiten kritisch bezien, zeker nu de toekomst er minder rooskleurig uitziet dan wij een jaar geleden hadden verwacht. Een woord van dank geef ik aan de dames en heren die ons hier altijd zo keurig verzorgen tijdens de vergaderingen. De spreekwoordelijke, traditionele taart is onderweg. Mevrouw BOS: Voorzitter. Krantenkoppen de vorige week in de krant! Ja, dat is logisch … In het Dagblad van het Noorden stond als kop: “Het Noorden met lege handen.” Het Financieel Dagblad meldt: ”EZ maakt historische draai regiosteun.” De Leeuwarder Courant zegt: “Extra steun sterke regio ten koste van Noorden” en “Noorden houdt dapper vast aan toezeggingen.” Het zal duidelijk zijn dat ik spreek over het vervolg op het Kompasprogramma na 2006. De noordelijke Colleges deden hun best. Het is aan de Statenleden van de drie noordelijke provincies tijdens de gezamenlijke vergadering van het samenwerkingsverband Noord-Nederland op 19 november a.s. hun stem te laten horen. Daarbij plaats ik een kanttekening. Het voortdurend gebruik van de term ‘zwakke regio’ voor het Noorden, bevalt ons niet. Laten wij in de eerste plaats duidelijk maken wat de sterke kanten zijn van het Noorden. In die zin heeft professor Oosterhaven gelijk. Zo afhankelijk is het Noorden ook weer niet van het Westen. Het Westen is eerder afhankelijk van het Noorden. Denk maar aan het gas en de belasting die wij betalen voor grote projecten in het Westen. Een vervolg op het Kompas is het minimum dat wij mogen eisen. Ik kom terug op de begrotingsvergadering van de Provinciale Staten Groningen. Mijn fractie heeft in september jl. duidelijk gemaakt dat wij kiezen voor drie thema’s: sociaal beleid en werkgelegenheid; natuur, landschap en milieu en de vluchtelingenproblematiek. De GroenLinks-fractie wil vandaag duidelijk maken hoe de provincie Groningen goed beleid kan voeren op deze thema’s. Het eerste thema is sociaal beleid en werkgelegenheid. Activerend arbeidsmarktbeleid is in deze tijd van recessie en toenemende werkloosheid in Groningen van essentieel belang. Het College heeft voor het arbeidsmarktbeleid een half miljoen euro extra voor de gehele beleidsperiode gereserveerd. Dat is op zich al niet veel, maar uit de begroting blijkt dat de fasering oploopt van € 50.000 in 2004 tot € 200.000 in 2007. Het laagste bedrag wordt gereserveerd voor het jaar waarin de recessie het diepst is en het geld het meest nodig. Wij willen het plaatje omdraaien: de grootste investering in 2004 en de laagste in 2007. Daartoe hebben wij een amendement ingediend. Het ingediende amendement is amendement E. Mevrouw BOS: Voorzitter. Juist in slechte tijden zijn termen als ‘intensivering’ en ‘versnelling’ van toepassing op het arbeidsmarktbeleid.
17
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
Het economisch structuurbeleid en infrastructurele investeringen, zoals uitvoering van het Kolibriproject, dienen van de GroenLinks-fractie met de grootste spoed te worden versneld. Wij wensen projecten voor te financieren uit eigen middelen, waarbij voorrang dient te worden gegeven aan projecten die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd. Op dat moment zijn de werkgelegenheidseffecten het gunstigst. Wij vragen het College of het bereid is voor te financieren en wensen op korte termijn een inventarisatie van projecten die daarvoor in aanmerking komen. De PvdA-fractie diende hierover een gezamenlijke motie in. De GroenLinks-fractie is nog steeds niet gerust over de uitvoering van de Wet jeugdzorg, die per 1 januari 2004 in werking treedt. Al eerder hebben wij daarover een Statenbrede motie ingediend. Als vervolg daarop vragen wij nu opnieuw aandacht voor dit onderwerp door middel van de gezamenlijk ingediende motie van de PvdA-fractie. Het kan niet zo zijn dat de regering een wet aanneemt en vervolgens de provincie niet voldoende middelen beschikbaar stelt om die wet uit te voeren. Waarom de directeur van Jeugdzorg zo optimistisch is gestemd over de financiële situatie in de toekomst, is ons volstrekt onduidelijk. Misschien weet de gedeputeerde hierover iets zinnigs te zeggen. Wij vragen ons af of daarover contact is geweest met de directeur. De brief hebben wij goed gelezen, maar het blijft een vreemde zaak. Wat de regeling cofinanciering zorginfrastructuur betreft, heeft mijn fractie al meerdere keren kenbaar gemaakt hiervoor meer geld te willen uittrekken. Samen met andere fracties hebben wij hiervoor het amendement ingediend. Natuur, landschap en milieu. Tijdens de commissievergadering hebben wij uitgebreid gesproken over het falend natuurbeleid. De oorzaken zijn bekend. Het zijn de bekende V’s : verdroging, vermesting, versnippering, verzuring en verstoring. Een van de belangrijkste is verdroging. Het Rijk heeft als doelstelling een vermindering van het areaal verdroogd natuurgebied van 25 procent in 2000 en 40 procent in 2010. Als referentie is het jaar 1985 genomen. De provincies hebben een coördinerende en sturende taak bij de uitvoering van maatregelen tegen verdroging van natuurgebieden. Wij weten dat in onze provincie de doelstellingen niet worden gehaald, maar als Staten hebben wij heel weinig inzicht in de oorzaken daarvan. Ook weten wij niet hoe de monitoring plaatsvindt en wie de gewenste hydrologische situatie of natuurdoeltypen controleren en bijhouden. Mijn fractie stelt daarom voor dat wij uit de Staten een werkgroep samenstellen, die zich over deze problematiek gaat buigen. Daartoe dien ik een motie in. De VOORZITTER: Mevrouw Bos stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 6 oktober 2003 overwegende dat: de kwaliteit van de natuur in de provincie Groningen steeds verder achteruitgaat de Statencommissie Beleidsonderzoek Natuur en Landschap in 2001 de aanbeveling heeft gedaan de kwalitatieve achteruitgang van natuur en landschap door verzuring, vermesting en verdroging met grote voortvarendheid aan te pakken met name de bestrijding van verdroging in natuurgebieden grote prioriteit heeft de provincie een coördinerende en sturende taak heeft bij de uitvoering van maatregelen tegen verdroging van natuurgebieden. constateren dat: Provinciale Statenleden geen zicht hebben op de instanties die bij de verdrogingproblematiek een rol spelen, niet weten hoe monitoring plaatsvindt en wie de gewenste hydrologische standen of nagestreefde natuurdoeltypen controleren en registreren Provinciale Staten op deze manier hun controlerende taak niet goed uit kunnen oefenen
18
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
besluiten: uit hun midden een statenwerkgroep te formeren die de opdracht krijgt onderzoek te verrichten met als doel inzicht en overzicht in de verdrogingproblematiek te verkrijgen, hierover te rapporteren en aanbevelingen te doen voor het provinciale beleid ter bestrijding van verdroogde natuurgebieden, de rapportage en aanbevelingen van deze werkgroep in de Provinciale Staten te zullen bespreken, en gaan over tot de orde van de dag. De motie is ondertekend door mevrouw Bos en de heer Mol. De motie wordt bij de beraadslaging betrokken en krijgt daartoe nummer 13. De heer BOERTJENS: Het onderwerp dat mevrouw Bos noemt, lijkt mij een vrij technisch onderwerp. Het gaat om indicatoren en om het doortrekken van richtgetallen van 1985 tot 2010. Wat is de meerwaarde als een werkgroep uit de Staten zich hiermee gaat bezig houden? Heeft zij overwogen een aantal ambtenaren dit onderzoek te laten uitvoeren, eventueel bijgestaan door externe deskundigen? Waarom moeten wij dat doen? Mevrouw BOS: Wij hebben wel vaker een werkgroep gevormd uit de Staten en daarbij hebben wij inderdaad externe hulp gekregen. Dat kan in dit geval ook. Ik denk dat het juist in deze tijd van dualisme, waarbij onze controlerende rol belangrijker is geworden, goed is dat wij die rol kunnen uitoefenen. Ik weet niet of de heer Boertjens op de hoogte is van de juiste stand van zaken en of hij precies weet welke organisaties bij de uitvoering van dit beleid zijn betrokken. Ik weet ook niet of hij weet waarnaar wij eigenlijk moeten kijken en wat ooit is afgesproken. Ik weet wel dat in de provincie Drenthe een convenant is gesloten door 21 organisaties met een gezamenlijk doel: de vermindering van de verdroging van natuurgebieden. Hier hoor ik nooit iets. Wij krijgen alleen te horen – en dat wordt steeds beaamd – dat wij de doelstellingen niet halen. Wij hebben in de commissie er uitgebreid over gesproken. Ik had het idee, te oordelen naar de opmerkingen van andere fracties, dat zij het nut van een dergelijke werkgroep wel inzagen. De heer BOERTJENS: U vraagt mij wat ik allemaal weet over verdroging, maar dat is niet het onderwerp dat ik aan de orde zou willen stellen. Het ging mij er meer om of wij er via een werkgroep van de Staten onderzoek naar moeten doen. U zegt dat een dergelijke werkgroep in het kader van het dualisme een goede oplossing is. Mijn fractie legt het dualisme liever zo uit dat wij ons meer buiten het provinciehuis gaan ophouden dan erbinnen. Mevrouw BOS: Ik vraag mij af wat dit hiermee te maken heeft. Mevrouw DREES: Wij hebben inderdaad over dit onderwerp in de commissie gesproken in samenhang met de prioriteiten die wij moesten stellen voor de EHS (Ecologische Hoofdstructuur). Ik heb het idee toen in dat verband gezien en heb gezegd dat wij graag in een dergelijke werkgroep willen deelnemen. Ik moet zeggen dat de motie ons nu enigszins overvalt, omdat ik denk dat wij de dingen die wij niet weten en die bij de constateringen staan, kunnen navragen. Ik stel voor nader te kijken naar de formulering van de motie. Het idee dat een aantal mensen uit de commissie samen een dergelijke werkgroep vormt, juist in het kader van de prioritering en van de vraag hoe wij onze middelen het meest effectief aanwenden, ondersteunen wij.
19
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
Mevrouw BOS: Wij kijken straks nog naar de formulering. Onze motie over de Waddenzee hebben wij aangehouden in afwachting van de beloofde inventarisatie en de daaropvolgende discussie. Ik herinner de Statenleden aan het feit dat half oktober de onderzoeksresultaten over de effecten van de mechanische schelpdiervisserij op de natuurwaarden in de Waddenzee officieel bekend worden gemaakt. Wij moeten er in ieder geval voor zorgen dat deze uitkomsten worden meegewogen in de uiteindelijke bevindingen van de recent ingestelde Commissie van Drie. Naar aanleiding van de vraag van de heer Boertjens heb ik een verzoek aan het College. Het verzoek betreft de Zuidtangent. Wij horen de heer Boertjens zeggen dat het College het verzoek heeft gedaan aan de gemeente Haren in hun landschapsontwikkelingsplan de Zuidtangent mee te nemen. Ik meende dat de PvdA-fractie met name tijdens de verkiezing een heel andere indruk maakte wat dit punt betreft. Ook naar hun kiezers toe lijkt het mij noodzakelijk dat wij hierover opheldering krijgen. Een ander thema is de vluchtelingenproblematiek. Tijdens de vorige Statenperiode heeft GroenLinks een voorstel ingediend over de wens financiële middelen te reserveren voor de noodopvang van asielzoekers. Dat voorstel is aangenomen en staat vermeld in de notitie over de voortgang van het asielzoekersbeleid. Dit vastgestelde beleid is echter niet terug te vinden in de Programmabegroting en dat moet wel gebeuren. Bovendien vinden wij, gezien de aard en omvang van de problematiek, een toevoeging van € 50.000 aan het budget voor asielbeleid gerechtvaardigd. Samen met de PvdA-fractie dien ik hierover een amendement in. De VOORZITTER: Mevrouw Bos stelt het volgende amendement voor: “Amendement Bij blz. 115, 'Beoogde maatschappelijke effecten' met betrekking tot asielzoekers punt toevoegen, conform productenbegroting p.154: ondersteuning aan (bovenlokale) initiatieven bij noodopvang voor dakloze asielzoekers Bij blz. 117, productgroepnummer 8005 'Asielzoekers' € 50.000 toevoegen uit algemene middelen Indieners zijn GroenLinks en PvdA. Toelichting De regering heeft een regeling voorgesteld waarin aan ongeveer 2200 asielzoekers pardon wordt verleend. Het aantal al meer dan vijf jaar in Nederland verblijvende asielzoekers is veel groter dan 2200. Deze mensen vallen buiten de voorzieningen of zullen daar anders vermoedelijk op korte termijn buiten worden geplaatst. Daarnaast zijn er nog andere schrijnende gevallen van asielzoekers die buiten de voorzieningen zijn geplaatst, maar geen aanspraak kunnen maken op het voorgestelde pardon. Het vastgestelde beleid van onze provincie t.a.v. uitgeprocedeerde asielzoekers heeft nog niet expliciet zijn beslag gekregen in de Programmabegroting. Via dit amendement gebeurt dat alsnog.“ Het amendement is ingediend door de fracties van GroenLinks en PvdA, wordt bij de beraadslaging betrokken en krijgt daartoe letter G. Mevrouw BOS: De motie van GroenLinks voor het oprichten en ondersteunen van een Antidiscriminatiebureau in Groningen is aangenomen en is inmiddels beleid. Er is inmiddels € 17.500 gereserveerd, een goede zaak. De helft daarvan komt echter uit het budget voor mondiale bewustwording en dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn van dit budget.
20
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie
Mondiale bewustwording richt zich op het bewust maken van armoede, ziekte en ongelijkheid in de Derde Wereld en heeft niets te maken met een Antidiscriminatiebureau. Het amendement is al ingediend, opdat het budget voor mondiale bewustwording weer helemaal beschikbaar is voor datgene waarvoor het is bedoeld. Op 17 april jl. heeft het College de Staten gerapporteerd over de vorderingen met betrekking tot het Antidiscriminatiebureau en gepleit voor ondersteuning voor vergroting van naamsbekendheid, verbetering van de registratie, voorlichtende activiteiten en deskundigheidsbevordering. Burgers zijn echter niet geholpen met alleen de registratie van hun klacht. Een verdere afhandeling is ook nodig. Dit gebeurt nu niet of door diensten van antidiscriminatiebureaus in andere provincies. Mijn fractie vindt dat het afhandelen van klachten ook een taak van het Antidiscriminatiebureau in Groningen dient te zijn en daarvoor is geld nodig. Wij willen graag een reactie van de gedeputeerde op dit standpunt. Wij hebben de vorige keer alle fracties opgeroepen er gezamenlijk voor te zorgen dat de gevolgen van toekomstige bezuinigingen van het Rijk niet onevenredig zwaar terechtkomen bij de meest kwetsbare groepen in onze samenleving. Bezuiniging mocht evenmin reden zijn de kwaliteit van natuur, landschap en milieu nog verder te verwaarlozen. Vandaag zal blijken of aan die oproep gehoor is gegeven. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor de koffiepauze. De vergadering wordt geschorst van 10.56 uur tot 11.21 uur. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer Slager. De heer SLAGER: Voorzitter. Zoals u vanmorgen in uw openingswoord al aangaf, hebben wij vandaag te maken met een nieuwe inrichting van de Statenzaal. Voor mij persoonlijk heeft het anderhalf jaar geduurd voordat ik van deze aanblik mocht genieten. Wij hebben er uitgebreid over gesproken in de werkgroep Bestuurlijke Vernieuwing en in het presidium. Ook in kleiner comité is er een aantal keren over gesproken. Vandaag is het dan zo ver. Ik hoor allerlei geluiden om mij heen dat het even wennen is en dat zal best zo zijn. Wat mij betreft, is het echter een verbetering. Ik was hier donderdagavond nog. Ik begon mij toen zorgen te maken, want toen leek het nog nergens op. Ik spreek dan ook mijn complimenten uit voor degenen die er de afgelopen dagen hard aan hebben gewerkt. Het valt mij overigens op, voorzitter, dat u vanmorgen nog niet over de spreektijdregeling hebt gesproken. Dat is geen hint om nu de stopwatch in te drukken. U hebt wat knopjes hieronder gedemonstreerd. Ik heb nog steeds het sterke vermoeden dat, als ik te lang spreek, ik met het hele spreekgestoelte de bodem in zak of iets dergelijks. Dat soort verrassingen zou mij niet verbazen. Na de behandeling op 3 september jl. zal mijn fractie nog een aantal onderwerpen behandelen, in een volstrekt willekeurige volgorde. Tijdens de eerste ronde op 3 september jl. gaf mijn fractie aan dat er de komende jaren waarschijnlijk meer middelen nodig zijn om aan de zorgvraag, in de brede betekenis van het woord, voor de mensen van stad en ommeland te kunnen voldoen. Een en ander blijkt uit de evaluatie van de tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003, het scheiden van wonen en zorg. Uit deze evaluatie is gebleken dat duidelijk in een bepaalde behoefte werd voorzien en dat een behoefte aan meer van dergelijke voorzieningen in de provincie nog steeds aanwezig is. Daarom pleit de fractie van de ChristenUnie voor continuering van de regeling cofinanciering zorginfrastructuur. Wij hadden de indruk dat daarvoor een oplossing kon worden gevonden in de middelen van de reserve CESI, omdat dit qua doelstelling naar onze mening prima op elkaar aansluit. Een tweede onderwerp in dezelfde sfeer van welzijn, cultuur en sociaal beleid betreft de ambulances. In de commissievergadering van 10 september jl. heeft de gedeputeerde meegedeeld dat er voor ambulances apparatuur is aangeschaft, waardoor ambulances beter in staat zouden zijn aan de vastgestelde tijdgrens van 15 minuten te voldoen.
21
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie
Helaas hoorde en las ik op dezelfde dag in de media dat uit het jaarverslag van de Regionale Ambulancevoorziening bleek dat ambulances steeds vaker te laat komen. Een van de oorzaken zou een andere manier van registreren zijn. Het is niet zo interessant te weten hoe men registreert of een ambulance op tijd aanwezig is, maar uit de cijfers blijkt duidelijk dat het niet om een enkel incident gaat en dat het regelmatig voorkomt. Dat is de kern waar het om gaat. Aangezien het hier om een zaak van levensbelang gaat, moet er de aandacht op gevestigd blijven. De fractie van de ChristenUnie gaat ervan uit dat het College dit onderwerp nauwgezet in de gaten houdt. Wij horen graag in 2004 welke verbeteringen met de nieuwe apparatuur zijn bereikt, althans wij hopen dat er verbeteringen kunnen worden geconstateerd. Ik kom dan aan de waterschappen. Regelmatig komen wij de laatste tijd opmerkingen tegen met betrekking tot waterschappen. Soms gebeurt dat als het extreem nat is en soms als het wekenlang niet regent. Soms met veel waardering over de inzet van waterschappen, maar soms ook met een kritische ondertoon. Zelfs met vragen over het democratische gehalte van waterschappen dat te wensen over zou laten of met opmerkingen of het College zijn toezichthoudende taak wel serieus heeft genomen. Het is blijkbaar een onderwerp dat door de omstandigheden in het middelpunt van de belangstelling is geraakt. Daarom zijn wij blij met de brieven die het College ons afgelopen zaterdag over dit onderwerp stuurde, waarin alles nog eens op een rijtje werd gezet. Hierbij kwamen vragen aan de orde als: Wat is nu die staatsrechtelijke relatie tussen provincie en waterschappen? Hoe is het toezicht geregeld? Hoe heeft het College invulling gegeven aan die toezichthoudende taak? In een andere brief wordt aandacht besteed aan de toedeling van de kosten van waterschappen over de verschillende groepen betrokkenen. Wij vinden het twee heldere notities. Zij vormen een goede basis om nog eens verder te spreken over dit onderwerp, zeker als het gaat over het verdelen van de lasten, maar ook met betrekking tot de rol die PS en GS in dit geheel kunnen vervullen. Ik zei: “goed om als basis te dienen voor verdere discussie” en niet: “mijn fractie heeft deze notities voor kennisgeving aangenomen”. Bij de behandeling van de begroting op 3 september jl. en bij de commissievergadering hebben veel fracties een slag om de arm gehouden, omdat er veel onzekerheid bestond over het te voeren beleid van het kabinet Balkenende II. In de loop van de tijd was er natuurlijk al het een en ander uitgelekt – zo hoort dat tegenwoordig – maar inmiddels is veel duidelijk geworden en dat stemt ons niet tot grote vreugde. De fractie van de ChristenUnie is bijzonder teleurgesteld dat het kabinet de slachtoffers van een aantal ingrijpende bezuinigingen op diverse terreinen in de kou laat staan. Juist als het economisch tegenzit, is het een belangrijke taak van de overheid te voorkomen dat mensen die het hoofd nauwelijks boven water kunnen houden, helemaal kopje onder gaan. Dat is niet alleen uit het oogpunt van omzien naar je medemens, het is ook een bijbelse opdracht. Wij doelen dan bijvoorbeeld op chronisch zieken en gehandicapten, maar zo zijn er veel groepen die wij in dit kader zouden kunnen noemen. Voor de fractie van de ChristenUnie is vertrouwen een sleutelwoord in magere jaren. Wij vinden het dan ook niet gek dat sommige mensen die er geen gat meer in zien en dan ook nog te horen krijgen dat de overheid dit doet ‘om meer ruimte te geven aan hun creativiteit’, cynisch worden en het vertrouwen in hun overheid verliezen. Behalve bezuinigingen zijn ook extra uitgaven nodig om de sociale kwaliteit van onze samenleving overeind te houden. Daarbij komt nog het teleurstellende resultaat van de besprekingen van de SNN-delegatie vorige week in Den Haag. Nederland is weer verkleind tot Holland en bestaat nog alleen uit de Randstad. De rest van Nederland is blijkbaar niet interessant meer. Wij zijn weer terug in de vorige eeuw: in het westen wordt geïnvesteerd, want, zo vindt men, daar vinden wij de economische motor van dit land. Ik ga ervan uit dat de SNN-delegatie niet bij de pakken neer gaat zitten, maar zich gaat beraden op te nemen stappen en niet uit zwakheid, maar vanuit onze kracht handelt. Niet, zoals wij vroeger deden, de noodklok luiden. Dat stadium zijn wij al lang gepasseerd. Als wij in Den Haag geen gehoor krijgen, dan maar op eigen kracht of via een stevige lobby in Brussel.
22
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie Algemene beschouwingen SP-fractie
Betekent dit dat wij zelf maar geld gaan lenen en bijvoorbeeld onze benodigde infrastructuur zelf gaan financieren? Naar de mening van mijn fractie moeten wij daarmee niet te voortvarend omgaan. Als wij nu al zeggen dat wij het allemaal zelf gaan betalen, geven wij een verkeerd signaal af in de richting van de landsregering. Zelf een bepaald project financieren is voor ons echter bespreekbaar. Vandaar ook de steun aan de betreffende motie. Uiteraard hebben wij voorkeur voor het inschakelen van noordelijke ondernemingen, een kwestie van belangenafweging. In de Commissie Economie en Mobiliteit is stevig gediscussieerd over werkgelegenheidszaken, het arbeidsmarktbeleid van de provincie en de taakverdeling tussen provincie en gemeenten. Wij zijn van oordeel dat de inzet van het College op dit punt duidelijk aanwezig is en dat de verschillende taken van gemeenten en provincie op dit moment op een evenwichtige manier worden ingevuld. Met betrekking tot de gesubsidieerde arbeid is eerder deze morgen, mede namens onze fractie, een motie ingediend. Het Bureau Ontwikkeling Arbeidsmarktprojecten (BOA) wordt door de provincie ingezet om de werkgelegenheid op allerlei projecten te stimuleren. Er gebeuren op dit punt goede dingen. Wij hebben wel begrepen dat de provincie niet meer alleen de initiator en de regievoerder is, maar ook duidelijk een eigen rol naar zich toe heeft getrokken. Naar onze mening is dat niet de gewenste situatie. De rol zou meer regievoerend moeten zijn. Aan de andere kant spreekt er ook een zekere gretigheid uit: de wil iets te doen aan de bestaande situatie. Dat maakt het geheel begrijpelijk. Eind vorige week hebben wij een actualisering ontvangen van de paragrafen over het weerstandsvermogen. De recentste risicogegevens zijn niet van een zodanige omvang dat dit ons slapeloze nachten heeft bezorgd. Datzelfde geldt voor de laatste berekeningen met betrekking tot de uitkeringen van het Provinciefonds. Inderdaad, het wordt er allemaal niet beter op, maar het degelijke financiële beleid van de afgelopen jaren levert nu resultaten op. Dat lijkt mij een mooie zin ter afronding van dit gedeelte. Moties en amendementen bewaar ik voor de volgende termijn. De heer HEMMES: Voorzitter. Afgelopen vrijdag werd ik aangesproken door een wat oudere man die begon over het feit dat de noordelijke bestuurders met lege handen waren teruggekeerd uit Den Haag. Hij zei: “Mijnheer Hemmes, wij hadden dertig jaar geleden de gaskraan moeten dichtdraaien. Dan hadden wij nu niet met hangende pootjes naar Den Haag gemoeten, maar waren zij hier gekomen om ontwikkelingsgeld.” Eigenlijk heeft die man volkomen gelijk. Het is toch te zot voor woorden dat wij nu al generaties lang afhankelijk zijn van hoe de wind uit Den Haag waait. Die waait nu weer iets anders. De heer Hollenga van het CDA verdedigt natuurlijk het beleid vanuit Den Haag. Als er een regering had gezeten van VVD en PvdA met hetzelfde beleid, had hij het beleid waarschijnlijk vandaag ook afgekraakt. Mijn fractie is net als veel mensen in het land en in deze provincie ontzettend boos. Collega Swagerman is misschien nog wel het kwaadst van ons allemaal en zal straks uitleggen wat wij willen. Ik kan het daardoor kort houden en zal mij beperken tot enkele zaken. Met betrekking tot de waterschapsperikelen zitten wij op één lijn met de fractie van de PvdA. Wij maken ons grote zorgen over de lastenverzwaringen die wij kunnen verwachten. Deze verzwaringen komen boven op de lasten die de burgers sowieso krijgen, zoals gemeentelijke belastingen. Er zijn moties onderweg, maar daarop kom ik in tweede termijn terug. Over de aangehouden motie van GroenLinks inzake de Waddenzee merk ik op dat het, gezien de laatste ontwikkelingen, hoog tijd wordt dat hierover het debat wordt gevoerd. Met betrekking tot de financiële ondersteuning van de fracties heb ik begrepen dat de grote fracties, de collegefracties, ertegen zijn. Goede argumenten heb ik nog niet gehoord. Ik mag toch hopen dat het niet zo is dat de fracties het wel prettig vinden dat de oppositiepartijen wat onthand zijn.
23
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen SP-fractie
De heer MOORLAG: Laat ik over die fractievergoeding het volgende zeggen. Er waren blijkbaar op 20 maart jl. heel goede argumenten om te komen tot een bepaalde verdeelsleutel. De SP heeft naar mijn weten toen ook voorgestemd. De heer HEMMES: Daarin heeft u gelijk, maar wij hebben wel kunnen merken dat bij het nieuwe duale stelsel, dat nu een jaar werkt bij gemeenteraden, blijkt dat gemeenteraden zeer veel moeite hebben informatie naar boven te krijgen. Wij hebben ook gemerkt dat, als een fractie informatie wil, men binnen kantooruren moet werken. Gezien het feit dat de meeste Statenleden tijdens kantooruren gewoon hun dagelijks werk doen, blijkt het heel moeilijk die informatie te krijgen. Een goede fractieondersteuning kan wel binnen kantooruren werken. Daarom vinden wij het voorstel van de Partij voor het Noorden heel goed en hebben wij gevraagd om meer fractieondersteuning. Ik heb van de collegepartijen weinig goede tegenargumenten gehoord. Zoals gezegd, neemt collega Swagerman het van mij over. Ik vraag wel een minuut extra tijd, net als bij een wisseling tijdens een voetbalwedstrijd. De heer SWAGERMAN: Voorzitter. Ik ben iemand zonder kinderen en dan ben je in de gelukkige omstandigheid dat je buiten de vakantiepieken weg mag. Ik moet zeggen dat ik er bijna spijt van heb gekregen, want het leverde mij heel veel leeswerk op toen ik terugkwam. Waarom ben ik zo boos? Toen ik terugkwam van vakantie op 27 september jl. wist ik natuurlijk dat de derde dinsdag was geweest. In mijn vakantieoord was wel een krant te krijgen, dus ik was enigszins op de hoogte. De mogelijke gevolgen voor onze provincie kwamen in die krant nog niet echt naar buiten. In die ene week heb ik mij bijgelezen door middel van knipselkranten, Dagbladen van het Noorden etc. Het eerste dat ik las, was dat het volgens onze voorzitter allemaal wel meevalt. Ook gedeputeerde Calon deed een duit in het zakje door te melden dat het allemaal nog erger had gekund. Het ging op dat moment voor 2004 over een bezuiniging van € 550.000 en een mogelijke bezuiniging tot maximaal € 910.000 in 2007. In die week dat ik terug ben, kon ik het helemaal niet meer zo volgen. Wat mij wel duidelijk is, is dat er een en ander is gaan schuiven in de denkwereld van onze voorzitter en GS als ik kijk naar wat er zoal in de pers is verschenen. Ook las ik dat dit soort bedragen nog wel kon worden opgevangen binnen de provinciale fondsen. Ik vond dat opmerkelijk, omdat ik deze week een brief ontving van registeraccountant L.W. Verhoef, waarin hij uitlegt wat er mogelijk allemaal mis is met onze begroting. Wij spreken over 2004, maar dat is een voortzetting van begrotingen die in 2000, 2001 etc. zijn neergelegd. Onze fractie had nogal wat opmerkingen bij het Jaarverslag 2002, dat ook weer een basis is voor dit jaar. Verder is het mij duidelijk geworden dat dit het nog niet is. Wij doen nu allemaal wel alsof het is opgehouden, maar er zijn nogal wat thema’s aangekondigd die in 2004 op ons bord zouden kunnen komen. Dat krijgen wij uit Den Haag, maar dat hebben ook onze voorzitter en GS aangegeven. Wat is er eigenlijk aan de hand? Deze rijksoverheid voert een bedrijfsvoering volgens de gangbare, ik noem het maar even ouderwetse, kapitalistische regelgeving. Dat houdt in dat de rijksoverheid alle dingen die geld kosten, probeert af te schuiven, zodat zij aan het eind van de rit iets over houdt. De rijksoverheid heeft de mogelijkheid bepaalde bevoegdheden te verschuiven naar provincie en gemeenten. Dat zijn natuurlijk die dingen die geld kosten en die provincie en gemeenten dan maar moeten oplossen. Mede daaruit is gebleken dat 25 gemeenten in Groningen, bij mijn weten zijn dat alle gemeenten, volgend jaar in de rode cijfers zullen belanden voor zover zij daarin al niet zitten. Wat moeten die gemeenten en de provincie doen? Bezuinigingen doorschuiven naar de bevolking? Welk deel van de bevolking is dan de klos? Dat zijn die mensen die zich in de laagste en lagere inkomensgroepen bevinden. Kansarmen worden steeds kansarmer, als je al niet van kansloos kunt spreken. De provincie moet alles doen dit te voorkomen waar dat kan en waar mogelijk gemeenten bijstaan waar het Rijk de gemeenten volledig in de steek laat.
24
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen SP-fractie
Daarbij komt nog dat wij een controlerende taak hebben op de begrotingen van de gemeenten. Het lijkt mij niet in het belang van de provincie als alle gemeenten in de provincie een artikel 12-gemeente worden. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: Bent u inmiddels op de hoogte van al die begrotingen? U citeert eigenlijk vrijelijk uit alle 25 begrotingen die de gemeenten hebben opgesteld c.q. vastgesteld. Het lijkt mij wat voorbarig die conclusie te trekken. De heer SWAGERMAN: Ik baseer mij op stukken die in de pers zijn verschenen en gemeenten die al in het rood staan en door die bezuinigingen waarschijnlijk nog verder in de rode cijfers zullen komen. Ik begreep van mijn fractievoorzitter dat een gemeente als Pekela al anderhalf miljoen euro tekort komt. Alle gemeenten worden gekort en dus zal het tekort alleen maar toenemen. Een aantal gemeenten zit nauwelijks boven de grens. Dat staat keurig in de statistiek die wij hebben ontvangen. Er hoeft maar dit te gebeuren of zij verdwijnen onder die streep. Een gemeente als Haren is daarvan zelfs mogelijk een slachtoffer. Er wordt door GS en de voorzitter gezegd dat de Rijksoverheid een betrouwbare partner zou zijn. Ik vraag mij af waarom. Omdat zij zich steeds hard wil maken voor de zweeftrein? Afgelopen week werd meteen de eerste afspraak van mevrouw Peijs al afgezegd, terwijl wij dachten eindelijk spijkers met koppen te gaan slaan. En waar is de verhouding met Kolibri? De steun is ingetrokken. Wat gebeurt er met de gesubsidieerde arbeid? Afschaffen die handel. De IPR-regeling, waarover afspraken zijn gemaakt die duidelijk nut hebben gehad voor de provincie, wordt afgebouwd. Wil het Rijk nog meewerken aan het binnenhalen van Europese subsidies die voor het Noorden van zeer groot belang zijn? Nee, want zij hebben gesteld dat die naar Estland, Letland en een van de andere tien nieuwe EU-leden moeten gaan. Zo kunnen wij nog wel even doorgaan. De heer BOERTJENS: Mag ik vragen waaruit de heer Swagerman citeert? Hij sprak over krantenartikelen, maar ik krijg de indruk dat hij een andere krant leest dan ik. De heer SWAGERMAN: Zoals ik eerder aangaf, komt deze informatie uit ons prachtige instituut de Knipselkrant van de provincie en van internet. Ook lees ik de Volkskrant, maar je kunt erover discussiëren of dat een betrouwbaar medium is. Dat vraag ik mij ook wel eens af. Wat doet vervolgens het College van GS? Ik stel voorop dat het College van GS heel veel goede zaken doet. Men gaat voort met de prestigeobjecten die in gang zijn gezet en men bijt zich daarin vast. Men is bereid honderden miljoenen te steken in langetermijnprojecten, zoals de aanleg van de zweeftrein Zuiderzeelijn, waarvan het economisch belang naar onze mening minimaal zal zijn. Men loopt risico’s op grote bouwprojecten die mogelijk niet of in mindere mate van de grond gaan komen, zoals in de Blauwe Stad en Meerstad, en vooral beschikbaar zijn voor hoge tot zeer hoge inkomens. Ik vraag het College de ontwikkelingen van bijvoorbeeld CIBOGA te bestuderen, waar men de huizen ook aan de straatstenen niet kwijt kan en waar het plan nu al maanden stil ligt. Als deze risicolijn wordt doorgezet, zal waarschijnlijk ook worden ingegaan op het nieuwe voorstel van de Rijksoverheid met betrekking tot de baanverlenging van Groningen Airport Eelde, die naar onze mening ook nogal wat extra risico met zich meebrengt. Wel wil GS bezuinigingen doorvoeren ter grootte van, naar onze mening, naar verhouding een peanuts-bedrag ten opzichte van de zeer hoge bedragen die naar eerder vermelde grote projecten gaan, in 2004, maar ook nog later. Alleszeggend vinden wij de reactie van GS op de uitslag van een enquête die het Dagblad van het Noorden hield, waaruit blijkt dat 7 van de 10 inwoners, om exact te zijn 72,2 procent liever zien dat het geld dat nu naar de zweeftrein gaat, wordt uitgegeven om andere knelpunten op te lossen, met name in gezondheidszorg en onderwijs. Wat was de reactie? Wij gaan ermee door. Zo creëer je pas afstand tot je burger.
25
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen SP-fractie
De heer BOERTJENS: Nu wordt concreet iets geciteerd. Hier wordt een keuze voorgelegd die er in feite niet is. De heer Swagerman hoort dat te weten. Het is niet zo dat wij mogen kiezen tussen besteden van het geld aan de zweeftrein of aan andere noordelijke infrastructuur of zorg. Hij stelt hier, daarbij geholpen door een citaat uit het Dagblad van het Noorden, dat die keuze er ligt, maar die ligt er niet. De heer SWAGERMAN: Er is sprake van een bedrag dat de Rijksoverheid wil neerleggen. Daarnaast is er sprake van een niet gering bedrag dat de noordelijke drie provincies, waarvan wij er één zijn, bereid zijn te investeren. Er is nog een kleine kanttekening te maken. Er waren negen grote bedrijven zeer geïnteresseerd in de aanleg. Zij spreken over een bedrag van 10 miljard euro, waarvan zij vinden dat de helft van de overheid moet komen. Dan is er een gat van die 2,7 en die 1,2 van nog eens bijna 2 miljard euro. Gaat dat door of gaan wij meer geld in het project steken? Wij willen dat, wat nu gereserveerd staat in de komende jaren en waarvan ook een deel in de volgende begroting zit, naar andere thema’s gaat en niet naar de zweeftrein. Wij hebben natuurlijk ook ideeën over de vraag waar dat geld heen moet. Wij vinden dat men een dergelijke enquête serieus moet nemen. Als men een enquête gaat houden over de zweeftrein, moet dat een enquête zijn waarin kan worden gekozen. Als iets weggestemd wordt, moet het niet doorgaan. Het moet geen enquête zijn zoals de gemeente Groningen over de Grote Markt wil houden. Wij willen natuurlijk veel dingen wel met dat geld wat hopelijk elders kan worden uitgegeven. Wat willen wij wel? Wij willen dat Kolibri wordt doorgezet. Er is brede steun voor en wij zien niet in waarom wij dat niet zouden doen. Wij willen een treinverbinding Groningen-Stadskanaal-Emmen. Ook dat staat in diverse plannen. Wij willen een verdubbeling van de N33. GS zet zich hiervoor goed in, maar wij willen dat graag doorzetten naar de Eemshaven voor de ontwikkeling van het Eemshavengebied. In het kader daarvan willen wij ook graag de zeesluisverlenging doorvoeren. Ex-gedeputeerde Boertjens sprak over het groene havenplan van de Eemshaven, het versterken van de Stichting TOP (Tanker Ontmanteling Platform) en daarbij komt ook nog de glastuinbouw. Dat is werkgelegenheid waarmee wij iets kunnen in deze provincie. Wij hebben de mensen die dat kunnen bezetten en wij kunnen daarmee zeer snel aan de slag. Daarvoor hoeven geen gigantische onderzoeken worden gedaan. Verder willen wij graag ondersteuning – en wij hebben daarvoor een motie ingediend – voor onze plannen met betrekking tot het plan-Heinen. Wij roepen op deze motie te steunen, want het plan werkt. Werknemers en werkgevers zijn met het plan aan de slag en er zijn meer werkgevers geïnteresseerd in invoering. Wij zien niet wat de samenhang zou moeten zijn met het grotere plan van de PvdA. Dat plan steunen wij uiteraard, maar het is lucht, want het gaat naar Den Haag en er zit op dit moment geen invulling. De heer DIJKSTRA: Ik ben even het spoor bijster. Het grote plan van de PvdA? De heer SWAGERMAN: De opsomming van de punten die in de motie staan, waarmee GS en SNN naar Den Haag moeten, bijna tegen beter weten in. Wij steunen dat wel, omdat wij vinden dat wij die actie moeten blijven ondernemen. Bij de effectiviteit van een dergelijke motie in de praktische toepassing zetten wij echter vraagtekens. Voorts vinden wij dat de zeesluis moet worden verlengd. Ook het omzetten van gesubsidieerd werk in normaal werk is iets dat al heel lang in ons landelijk verkiezingsprogramma staat. Wij kunnen het daarmee ook hier eens zijn. Voorts willen wij stimulering van en het opzetten van plannen om te komen tot het bouwen van huurwoningen en koopwoningen in het lagere marktsegment, met name in Meerstad. Onze fractie maakt zich, niet alleen in de Staten, maar ook in de provincie, hard voor 20 procent sociale woningbouw en goedkope koopwoningen.
26
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen SP-fractie Algemene beschouwingen D66-fractie
Wij hebben een plan om de breedtesport te stimuleren met het opzetten van een provinciaal accommodatiefonds. Wij zullen met een initiatiefvoorstel komen met betrekking tot de Voorjaarsnota in verband met de investeringen die dat vraagt. Voorts zouden wij graag investeren in gezondheidszorg en onderwijs en in het leefbaar houden van dorpen door multifunctionele centra en openbaar vervoersverbindingen. Nogmaals: ik noem hier geen nieuwe dingen. Het zijn punten die bij GS op de lijst staan. Doe er dan ook iets aan! Kies eens heel duidelijk voor die dingen. Mijn fractie kiest voor een sociale politiek. Een sociale politiek brengt mensen bij elkaar. Wij moeten zorgen dat iedereen naar vermogen kan bijdragen door het beste in zichzelf naar boven te brengen. Denk niet alleen aan het financieringstekort van volgend jaar, maar denk vooral aan de langere termijn. Wat voor soort samenleving willen wij eigenlijk? Een samenleving die ervoor zorgt dat mensen vertrouwen hebben in de overheid, vertrouwen in elkaar en daardoor misschien ook vertrouwen in zichzelf. Daarmee voorkomen wij dat mensen beheerst worden door angst, kiezen voor eigenbelang en dat belang alleen. Wij moeten dus iedereen een plaats bieden midden in de maatschappij en niet in de periferie. In dit College van GS treffen wij een combinatie van partijen aan, waarbij het CDA in de landelijke regering nadrukkelijk aanwezig is. Daarvan worden wij nu de dupe. Het christelijke aspect van mededogen en compassie lijkt vrijwel verdwenen. De PvdA is landelijk de grootste oppositiepartij en wordt nu binnen het College gedwongen bezuinigingen door te voeren die zij eigenlijk, zo zegt zij, niet wil. Helaas merken wij er, behalve op papier, nog niet zo veel van. Ook het sociale van de sociaal-democratische partij lijkt op de achtergrond geraakt onder druk van de regering van de markt, via paars overigens door hen zelf op de rails gezet. Wij willen de mensen in de fracties van de collegepartijen die de landelijk ingezette trend niet zien zitten en willen ombuigen, dan ook oproepen zich te weer te stellen tegen de afbraakplannen van Balkenende II en, daar waar mogelijk, de provincie ervan te vrijwaren. Laat uw geweten spreken en niet uw rekenmachine, is het motto dat ik wil meegeven. Wij stellen dan ook dat de bezuinigingen die door GS zijn voorgesteld, in hun geheel niet moeten worden doorgevoerd. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter. Tijdens de algemene beschouwingen heeft de D66fractie gesproken over een nieuwe jas. Kleurrijker voor het oog, maar ook goed gevuld met inhoud. Vandaag hebben de Provinciale Staten een nieuwe jas aangetrokken. Voor het eerst vergaderen wij in onze nieuwe opstelling en zijn de GS-leden echt te gast in onze zaal. Niet alleen de zaal is in een nieuwe jas gestoken. Ook de provinciale website heeft een nieuw jasje gekregen. Het heeft even geduurd, maar dan heb je ook iets. Om op zijn Gronings te zeggen: het kon minder. Er zullen altijd wensen blijven, maar een eerste grote stap voorwaarts is gezet. Onze complimenten! Een deel van onze wensenlijst ligt vandaag ter besluitvorming voor in de vorm van een aantal moties. Ik merk op dat hiervoor geen grootscheeps onderzoek door ambtenaren nodig is. Het is slechts een kwestie van copy and paste, om in computertermen te blijven. Het digitale trackingsysteem van Dordrecht kan, met wat aanpassingen aan het provinciale systeem, zo worden overgenomen. In Den Haag zijn sinds 1 oktober jl. de raadsvergaderingen en commissievergaderingen live op internet te volgen. Volgens de fractie van D66 moet een goede programmabegroting voldoen aan een viertal uitgangspunten: een heldere doelstelling die controleerbaar is; een duidelijke aanpak die efficiënt, praktisch en logisch is; duidelijk omschreven resultaten met een tijdschema en een evaluatiemoment; financiën die redelijk zijn ten aanzien van andere onderdelen van de begroting. Met de voorliggende Programmabegroting heeft de fractie van D66 op basis van deze uitgangspunten grote moeite. Voor een groot aantal programma’s is de doelstelling niet helder, de aanpak vaak niet inzichtelijk en zijn de verwachte resultaten niet of nauwelijks omschreven. Alleen de financiën waren duidelijk, hoewel daarvoor de productenbegroting af en toe ook wel handig bleek te zijn. Natuurlijk realiseert de D66-fractie zich dat wij nog in een oefenfase zitten.
27
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen D66-fractie
Wij gaan er dan ook van uit dat dit voor beide kanten geldt: voor zowel PS als GS. Over een groot aantal programma’s zal het komende jaar nog verder worden gesproken, waardoor ook de kaders die horen bij deze programma’s, voor beide partijen duidelijk kunnen worden neergezet. Voorbeeld hiervan is wat de D66-fractie betreft de Cultuurnota. De gedeputeerde heeft in de commissie hierover een toezegging gedaan. De werkgroep Duale begroting is hieraan, naar ik heb vernomen, ook al begonnen. Het komende jaar zal dit hopelijk zijn vruchten afwerpen. De fractie van D66 gaat er dan ook van uit dat de begroting 2005 wat de genoemde uitgangspunten betreft er beter uitziet. Veel burgers hebben echter iets anders aan hun hoofd. Het gaat niet goed met de economie. Velen verliezen hun baan, bedrijven gaan failliet en voor structuurversterkende infrastructuur lijken de deuren in Den Haag slechts op een kiertje te staan. Het provinciale bestuur heeft beperkte mogelijkheden. Wij kunnen geen banen maken. Wel kunnen wij investeren in de randvoorwaarden. Vooral in slechte tijden is anticyclisch investeren door de overheid belangrijk. De D66-fractie is dan ook voorstander van het voorfinancieren van structuurversterkende projecten en van het geven van krachtige impulsen waar die mogelijk zijn. Ook het College spreekt uit dat voorfinanciering moet worden onderzocht. De D66-fractie is benieuwd hoe een en ander vorm gaat krijgen en heeft daarom de motie van de PvdA-fractie ondersteund. De D66-fractie is ervan overtuigd dat het initiatiefvoorstel om de Floriade naar de Veenkoloniën te halen, een krachtige impuls is. Wij hebben op ons initiatiefvoorstel vele positieve reacties ontvangen, onder meer van het projectbureau Veenkoloniën. Ook veel burgers hebben ons echter op ons voorstel aangesproken. Zij geloven met ons dat de Veenkoloniën genoeg te bieden hebben om een succesvolle Floriade te realiseren. Daarnaast beoordelen velen de effecten van de Floriade als buitengewoon positief. Infrastructurele projecten komen in een stroomversnelling en de kosten wegen meer dan op tegen de opbrengsten. Als voorbeeld noem ik een toeristische besteding van 500 miljoen euro. Ook de mogelijkheden die de Floriade met zich meebrengt om een gebied dat de komende jaren sterk zal veranderen, onder andere door bodemverzakking, op innovatieve wijze in te richten, was een veel gehoord voordeel van de Floriade. De heer MOORLAG: Ik begrijp dat mevrouw Gräper met veel burgers heeft gesproken en alleen maar positieve reacties heeft ontvangen. Heeft mevrouw Gräper ook met de organisatie van de Floriade gesproken? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Wij hebben, voorafgaande aan het indienen van het initiatiefvoorstel, uitgebreid gesproken met de organisatie van de Floriade in de Haarlemmermeer, alsmede met de Nationale Tuinbouwraad, die de Floriade aanwijst. Ik wees nu op het feit dat wij, na het indienen van het initiatiefvoorstel en de berichtgeving daarover in de media, heel veel reacties hebben gekregen van burgers die aangaven dat zij ons plan zagen zitten en absoluut geloven dat de Floriade een uniek evenement is dat wij heel goed zouden kunnen herbergen. De heer MOORLAG: Zou mevrouw Gräper ons deelgenoot willen maken van het standpunt van de organisatie van de Floriade? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: De projectgroep van de Haarlemmermeerpolder, waarmee wij hebben gesproken, heeft aangegeven dat, hoewel er extra kosten moesten worden gemaakt als gevolg van het exploitatietekort, de opbrengsten van die Floriade de kosten meer dan dekten. Ik noemde al de toeristische besteding van 500 miljoen euro en de versnelde aanleg van een groot aantal infrastructurele projecten. De gemeente Haarlemmermeer en de projectgroep zeiden allebei: “Als het aan ons ligt, doen wij het zo weer.”
28
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen D66-fractie
De heer MOORLAG: Ik heb mijn vraag blijkbaar niet duidelijk genoeg gesteld. Is de organisatie van de Floriade bereid de bloembollen in de vrachtauto’s te laden en naar de Veenkoloniën te komen? Heeft mevrouw Gräper de vraag zo concreet gesteld? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Wij hebben de vraag gesteld aan de Nationale Tuinbouwraad in hoeverre de Veenkoloniën een reële kans maken aangewezen te worden als Floriadegebied. De Nationale Tuinbouwraad gaf aan dat een belangrijke voorwaarde voor het organiseren van de Floriade de medewerking van de tuinbouwsector is. De tuinbouwsector is hier in het Noorden sterk in ontwikkeling, mede getrokken door een collega-Statenlid. Ook vanuit die sector hebben wij positieve reacties ontvangen. Het is absoluut niet zo dat de Floriade een of ander kantoortje in het Westen is dat iets gaat organiseren. De organisatie zal voor een groot deel in het gebied zelf en op de plekken waar de Floriade wordt gehouden, plaatsvinden. In onze ogen is bijvoorbeeld het projectbureau Veenkoloniën een heel goede trekker van een dergelijk initiatief. De Nationale Tuinbouwraad heeft nadrukkelijk gezegd dat de Veenkoloniën, mits zij met een goed voorstel komen, een gerede kans hebben om de Floriade binnen te halen. Argumenten hiervoor zijn het feit dat er in het Noorden een goede ontwikkeling is van de tuinbouwsector, het feit dat ook de Nationale Tuinbouwraad inziet dat eens buiten de Randstad moet worden gekeken en het feit dat er, met name in het Westland, veel problemen zijn rondom de tuinbouw. De heer BLEKER, gedeputeerde: Ik vond dat het zo stil was aan de overkant bij de heer Boertjens, maar nu begrijp ik hoe dat zit. Ik heb er verder geen vragen over, maar wel over het projectbureau Veenkoloniën. Heeft mevrouw Gräper inmiddels een reactie van de stuurgroep Veenkoloniën, want dat is het officiële orgaan waaraan het projectbureau ondergeschikt is? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Nee, wij hebben nog geen officiële reactie van de stuurgroep. De heer MOORLAG: Ik vind het antwoord van mevrouw Gräper veel te lang en het stemt mij daarom somber. De PvdA-fractie gaat er vooralsnog van uit dat er een Fleuriade wordt georganiseerd in plaats van een Floriade. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Laat ik hopen dat de voorstellen die ik namens de D66-fractie doe, op een breder draagvlak kunnen rekenen dan alleen mijn eigen persoon. Volgens ons is dit College onderdeel van de stuurgroep, evenals GS van de provincie Drenthe. Van het College in Drenthe hebben wij positieve reacties gekregen. Ik kan mij voorstellen dat, op het moment dat die twee partijen het project gaan trekken in de stuurgroep, de stuurgroep ook enthousiast wordt. In de provincie Drenthe is inmiddels ingestemd met een haalbaarheidsonderzoek, een zogenaamde quick scan, om te onderzoeken wat precies de kosten en baten zijn van de Floriade en wat de kansen zijn om het evenement daadwerkelijk naar de Veenkoloniën te halen. In afwachting van de uitkomst van dit haalbaarheidsonderzoek is het initiatiefvoorstel in Drenthe aangehouden. De D66-fractie in deze Staten stelt hetzelfde voor. Daartoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Door mevrouw Gräper wordt namens de fractie van D66 de volgende motie voorgesteld: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 6 oktober 2003, gelezen het initiatiefvoorstel "Floriade 2012, kansen voor de Veenkoloniën"
29
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen D66-fractie
overwegende dat: met het vaststellen van de Agenda voor de Veenkoloniën deze staten gekozen hebben voor een voortvarende aanpak van de problemen in de Veenkoloniën de ontwikkeling van de Veenkoloniën met de komst van de Floriade een positieve impuls zou kunnen krijgen Provinciale Staten van Drenthe inmiddels besloten hebben tot het doen van een haalbaarheidsonderzoek (quickscan). verzoeken het college: in samenwerking met de provincie Drenthe en eventueel de overige partners in de stuurgroep Veenkoloniën een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar de kansen om de Floriade naar de Veenkoloniën te halen en de eventuele kosten en opbrengsten van een Floriade in de Veenkoloniën. de uitkomsten van dit haalbaarheidsonderzoek te bespreken met de Staten en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Gräper, kan bij de beraadslaging worden betrokken en krijgt nummer 14. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Hierbij wijzen wij wel op de tijd. Willen wij deze unieke kans voor de Veenkoloniën niet verloren laten gaan, is actie nu wel geboden. Op 3 september jl. was de grote vraag: wat is het kabinet van plan? Vandaag hebben wij op die vraag een antwoord. Iedereen moet het met minder doen, maar de soep wordt niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Het lijkt voor het Noorden mee te vallen. Twee modules van het Kolibriproject zijn opgenomen in het MIT en de Zuiderzeelijn is overeind gebleven. Daartegenover staat het uitstel van werkzaamheden van de zuidelijke ringweg, volgens de D66-fractie een direct gevaar voor de bereikbaarheid van de stad. Om die reden heeft de D66-fractie er bij haar Tweede Kamerfractie op aangedrongen het uitstel ongedaan te maken. Een krachtige lobby vanuit het Noorden is wat dit betreft hard noodzakelijk. Het kabinet geeft met een nieuwe Wet werk en bijstand gemeenten meer vrijheid in de invulling van hun reïntegratie- en werkgelegenheidsbeleid. Een goede zaak. De heer SWAGERMAN: Het is maar de vraag of dat een goede zaak is, want als dat gepaard gaat met beduidend minder geld dan er nu aan wordt besteed, gaat het nog tegenvallen. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Misschien moet de heer Swagerman eerst de rest van mijn betoog afwachten. Vorig jaar heeft de D66-fractie aandacht gevraagd voor alternatieve invullingen van de WIW- en ID-banen, door ons toen IM-banen genoemd (instroom en maatschappij). Immers, doorstroom naar reguliere banen blijft belangrijk, maar niet voor iedereen haalbaar. Het gaat er wat de fractie van D66 betreft om dat een zo groot mogelijke groep Groningers maatschappelijk kan participeren. Dergelijke alternatieven worden mogelijk gemaakt met de nieuwe wet. Gezien de al krappe financiële situatie van veel Groningse gemeenten, dreigen deze gemeenten echter als gevolg van de voorgestelde bezuinigingen binnen deze wet, onvoldoende middelen te hebben om de doelstellingen van de nieuwe wet lokaal invulling te geven. De fractie van D66 maakt zich hierover grote zorgen. In de Commissie Welzijn is uitgebreid gesproken over de nieuw Wet jeugdzorg. Het achterblijven van de middelen is een grote zorg die de D66-fractie deelt met het College.
30
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen D66-fractie
Daarom ondersteunen wij de motie van de PvdA-fractie. Niet alleen de middelen zijn echter reden tot zorg. In de commissie hebben wij gevraagd hoe het op dit moment stond met de samenwerking tussen de verschillende partijen, onder andere Jeugd-GGZ, Justitie en Stichting Jeugdzorg, om te komen tot een Bureau Jeugdzorg op 1 januari 2004. Tot op heden krijgt mijn fractie sterk de indruk dat te veel nadruk komt te liggen op de ontvlechting van de Stichting Jeugdzorg alleen, terwijl voor een succesvolle totstandkoming van het Bureau Jeugdzorg de betrokkenheid van de andere partijen minstens zo belangrijk is. Wij kijken dan ook uit naar de door het College toegezegde rapportage over de ontwikkelingen in dezen. Inmiddels hebben wij begrepen dat de Statenleden voor een informatiebijeenkomst bij elkaar kunnen komen op 5 november a.s. Een goede zaak, maar mijn fractie hoopt wel voor die tijd de rapportage in huis te hebben, zodat vanuit deze Staten een discussie op dit punt mogelijk blijft. Een van de andere punten die in de commissies duidelijk naar boven kwam drijven, is de discussie over de waterschappen. De D66-fractie is het College dan ook dankbaar voor zijn brief. De D66-fractie vindt dat het niet aan PS is te discussiëren over nut en noodzaak van waterschappen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de waterschappen en het Rijk. Onze verantwoordelijkheid is duidelijk omschreven. Bij een wijziging van de kostentoedelingssystematiek is het algemeen bestuur van de waterschappen in eerste instantie aan zet. Pas wanneer een reglementswijziging nodig is, zijn de Staten aan bod. De PvdA-fractie noemt de ingezette discussie pro-actief. Wij noemen het voor de beurt praten. Wij zien dan ook het voorstel van GS tegemoet op het moment dat wij aan bod zijn. Ook is er gesproken over een nieuw budget voor de cofinanciering wonen en zorg. Zoals ik ook in de commissie heb gezegd, is de D66-fractie geen voorstander van bouwen voor doelgroepen. Wij geloven in levensloopbestendige en duurzame bouw. Daarnaast is de ontwikkeling van de CESI-gelden voor de komende jaren naar onze mening niet voldoende om er nu al een groot deel van te reserveren voor een nieuw op te richten cofinancieringfonds. Kijkend naar de brief van het College, begrijpt mijn fractie ook niet goed hoe het miljoen euro moet worden gedekt zoals wordt voorgesteld in het amendement van de CDA-fractie, aangezien het een voorstel is voor de begroting 2004 en er voor 2004 een tekort wordt verwacht in het CESI-fonds. Graag willen wij in tweede termijn hierover duidelijkheid van de CDAfractie. Tot slot heb ik nog enkele opmerkingen over enkele moties die voorlagen voordat deze vergadering begon. Op de vandaag ingediende moties kan ik nog geen reactie geven. Met betrekking tot motie nummer 2 heeft de D66-fractie in de commissie gezegd dat zij dergelijke initiatieven van groot belang vindt en deze motie zal ondersteunen. De D66-fractie verzoekt motie nummer 3 aan te houden tot na de discussie in het presidium. Op dit moment onderzoeken ambtenaren hoe een en ander eventueel kan worden gerealiseerd. Wij geloven dat het belangrijk is pas daarna de discussie met elkaar te voeren. Met betrekking tot motie nummer 4 is de D66-fractie van mening dat een open dag nooit het enige zou moeten zijn wat wij doen richting de burgers. Een open dag moet worden ingepast in een breder pakket van maatregelen. Nu kunnen wij wachten tot wij eerst een heleboel papierwerk hebben geproduceerd, waarin al deze maatregelen zijn omschreven, of wij kunnen gewoon beginnen. Hierbij kan wat ons betreft worden aangesloten op andere dagen waarop het Provinciehuis is geopend, zoals de Open Monumentendag. Wij hopen dat velen dit met ons eens zijn. Het uitvoeren van motie nummer 5 hoeft naar onze mening niet veel moeite te kosten en zou een mooie toevoeging kunnen zijn voor onze mooie website. Motie nummer 7 en nummer 8 zullen wij niet steunen.
31
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
De heer ZANEN: Voorzitter. Ik zal eerst iets zeggen over het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen het Noorden en de Rijksoverheid. Het heeft de Partij voor het Noorden niet echt verbaasd dat het kabinet weer helemaal terugkomt op datgene wat de afgelopen jaren is opgebouwd. De afgelopen jaren is er iets opgebouwd rondom het Kompas en het perspectief van het regionale beleid, waarover in het Noorden tot op zekere hoogte tevredenheid heerste. Wij moeten nu vaststellen dat dit perspectief vrij snel, namelijk na 2006, voor het Noorden wordt weggehaald. Het is eerder voorgekomen dat een kabinet zich uitsprak en zich niets gelegen liet liggen aan Noord-Nederland, zodat wij weer van voren af aan moesten beginnen om een positie opnieuw op te bouwen. Wij zouden – en dat is een bestaansachtergrond van de Partij voor het Noorden – eigenlijk moeten zoeken naar een situatie waarin het landsdeel meer autonomie zou krijgen om niet altijd weer terug te hoeven naar Den Haag en niet altijd weer te moeten pleiten voor voldoende aandacht. Dat lukt dan een tijdje, maar zakt daarna weer weg. De fractie van de ChristenUnie zei dat wij misschien meer op eigen kracht moesten gaan als wij landelijk telkens in de steek worden gelaten en dat wij zelf onze eigen lobby in Brussel moeten organiseren en niet altijd aan de hand van de nationale overheid steun in Brussel moeten zoeken. Dat is een interessant geluid. De vraag hoe wij daaraan vorm kunnen geven, zou verder moeten worden onderzocht. De motie die wij in de eerste ronde van de algemene beschouwingen hebben ingediend, trekken wij in, omdat naar mijn mening de essentie van wat daarin wordt gevraagd, door het College dezer dagen op een goede manier tot uitvoering wordt gebracht. Ik verheug mij op de bijeenkomst van 19 november a.s., waarin de Staten van Groningen, Fryslân en Drenthe samen zullen oordelen over het resultaat van het gesprek met het kabinet. De motie die is ingediend door de PvdA-fractie namens vele andere fracties, is een goed antwoord op wat vandaag nodig is. Op 19 november a.s. kunnen wij dan vooral spreken over wat er na 2006 nodig is. Het tweede punt dat ik wil aansnijden, gaat over het arbeidsmarktbeleid. Wij hebben in de betreffende commissie uitvoerig gesproken en gezegd dat wij eventueel een motie overwogen, mede naar aanleiding van het feit dat FNV-Noord een interessant plan heeft uitgebracht rondom de verdere uitwerking van het arbeidsmarktbeleid. Dat plan is evenwel nog niet helemaal uitgewerkt. De motie die de PvdA-fractie indient, heeft de ruimte in zich om de ideeën die bij de vakbeweging leven, een plaats te bieden. Er wordt gesproken over het beoordelen van de nieuwe initiatieven met gemeenten en andere relevante partijen. Wij hebben steun toegezegd aan die motie en spreken ons dan ook niet verder in een motie uit. Als deze motie wordt aangenomen, gaat het de goede kant op. Een ander punt betreft de betrokkenheid van de burgers bij een groot project, de Zuiderzeelijn. Wij hebben daarover in eerste termijn een motie ingediend, die in de commissie is besproken. Wij dienen een andere versie van die motie in. De VOORZITTER: Door de heer Zanen wordt namens de fractie van de Partij voor het Noorden de volgende motie voorgesteld: "Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 6 oktober 2003, overwegende dat: de provincie Groningen wil experimenteren met nieuwe vormen van betrokkenheid van de bevolking bij de ontwikkeling van het beleid inzake majeure projecten of wezenlijke beleidsterreinen de beoogde informatiecampagne van de Stuurgroep Zuiderzeelijn zich goed leent voor het ontwikkelen van een experiment op dit terrein, uitbesteden van deze campagne aan een onafhankelijke partij, de bestuurders veel meer ruimte geeft voor een inhoudelijke inbreng in een dergelijke campagne
32
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
-
de onafhankelijke, in te huren organisatie, dan een enthousiaste deelname van de bevolking bij deze informatieve en meningsvormende campagne kan organiseren
verzoeken GS: op korte termijn te onderzoeken, samen met de andere betrokken overheden, of de publieke voorlichtingscampagne over het project Zuiderzeelijn (met zijn verschillende scenario's) niet alsnog het beste kan worden uitbesteed aan een onafhankelijke organisatie, opdat ervaring kan worden opgedaan met nieuwe vormen van betrokkenheid van de bevolking bij het beleid inzake majeure projecten en gaat over tot de orde van de dag." De motie is ondertekend door de heer Zanen en mevrouw Hoekzema-Buist, kan bij de beraadslaging worden betrokken en krijgt nummer 15. De VOORZITTER: De motie nummer 8 wordt ingetrokken. De heer ZANEN: Het is gebleken dat er op dit punt veel belangstelling bestaat bij de bevolking en de media, dus er ligt hier een kans. Het is een gevoelige kwestie, ook wat de positiekeuze van de verschillende partijen rondom deze projecten betreft. Hier ligt echter toch een kans om die nieuwe ervaringen op te doen. De VVD-fractie heeft zojuist een motie ingediend die ook raakt aan een voorlichtingsaspect over een groot project, de Blauwe Stad. De heer Boertjens constateert dat er een gebrek aan informatieverstrekking en dat er discussie is over de implicaties van het project voor dat gebied. Ik zie een parallel met het grote project rondom de Zuiderzeelijn. Het is zaak dat wij op dat vlak niet te benauwd zijn en de open discussie durven aangaan met de burgers. Dan het productieklimaat Kunsten. Ik citeer: “In ons bestuursprogramma hebben wij er bewust voor gekozen om cultuur een zichtbare plek te geven. Wij zeggen in ons programma: cultuur moet worden gezien als een essentiële economische vestigingsfactor en cultuur is een belangrijke uiting van onze identiteit. Wij willen ons, met dit gegeven in het achterhoofd, bezinnen op ons huidige kunst- en cultuurbeleid. Wij hebben de afgelopen jaren de nadruk gelegd op cultuurbereik en cultuurbehoud. In de nieuwe periode willen wij meer evenwicht brengen in het cultuurbereik enerzijds en de kwaliteit van de kunsten anderzijds.” Ziedaar de inleidende zinnen van het College op dit punt. Deze bewoordingen en bewoordingen die verderop worden gebruikt, klinken ons positief in de oren. Wij hebben in ons amendement tot uitdrukking willen brengen dat er niet alleen een onderstreping plaatsvindt van de mogelijkheden van het College er iets mee te doen, maar ook een verruiming. Eigenlijk zou ik graag zien dat PS zouden zeggen: “Er ligt nu een begroting, dit zijn de keuzes van het College, hier en daar hebben wij nog wat verschuivingen en wijzigingen via moties, maar wij zouden op één punt het College extra ruimte willen geven en een richting op willen duwen, waardoor het meer mogelijkheden krijgt.” Het amendement richt zich op 2004. Het College heeft al gezegd dat het vanaf 2005 ook een verruiming van middelen op deze beleidspunten wil. Ik denk dan aan een paar dingen. Noordelijke kamermusici die net zijn afgestudeerd, hebben behoefte aan een podium waar zij ervaring kunnen opdoen met hun kunsten, een platform voor componisten van nieuwe kunst, waar een soort relatie plaatsvindt van ICT met moderne afgestudeerde kunstenaars. Podiumfunctie Oliemulderstraat. Ik kreeg een brief van het College dat zei op dat punt iets te gaan doen. Ik heb vorige keer de social computer genoemd als iets wat ook te maken heeft met de culturele kant en wat daarin zou kunnen passen.
33
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
Ik wil niet treden in de positie van het College, want dat moet zelf die ruimte kunnen benutten. Er zijn zeer veel zaken die ermee gediend zijn als het budget wordt verruimd. Vandaar het voorstel. Dan kom ik bij de brug over de Eems en de instroom over de Dollard. Een naam zou kunnen zijn de Ubbo Emmiusbrug. Die naam staat voor de relatie van Oost-Friesland met Groningen en dat is precies waar het ons om gaat. Naar onze mening is die relatie zeer onderontwikkeld en zouden wij in het Eemsmondgebied veel beter gezamenlijk kunnen optreden. Wij moeten systematisch zoeken naar mogelijkheden om die samenwerking uit te bouwen. Eén mogelijkheid daartoe is te onderzoeken of het idee van een brug, dat al vele jaren de kop opsteekt, positief wordt ontvangen of wellicht economisch interessant is. Het amendement vraagt dat punt uit te zoeken. In de toelichting wordt zelfs gesuggereerd dat er bij de NHI (Nieuwe Hanse Interregio), ons samenwerkingsverband met anderen, mogelijkheden zijn voor financiering. Het gaat echter om een beperkt bedrag. Als daar iets leuks uitkomt, kunnen wij er iets mee. Tot slot het amendement met betrekking tot de ondersteuning van de fracties bij hun werkzaamheden in het verband van Provinciale Staten. Eigenlijk is er direct bij de instelling van het nieuwe College opnieuw een discussie door mij aangezwengeld over een zaak die kort daarvoor al geruime tijd in discussie is geweest en waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden. In de discussie is mij ook een aantal malen gevraagd waarom er nu weer over moest worden gesproken, terwijl er een besluit was genomen. Ik vind dat wel een valide argument, maar de nood dwong mij dit punt naar voren te brengen. Zeker uit de vergelijking die met de meeste andere provincies in Nederland is gemaakt, blijkt dat qua fractieondersteuning Groningen wel heel karig uit de bus komt. Wij merken dat aan den lijve. Wij hebben met de kleinere en de meest betrokken partijen die zaak naar voren gebracht met een zekere schroom als het gaat om verruiming van de eigen middelen. Gezien de positie van Groningen in het geheel leek ons dat toch niet zo vreemd. Als wij over dit amendement stemmen, ligt er een uitspraak voor dit moment. In de discussies is gezegd dat er een moment van evaluatie komt over het duaal werken en de verschillende kanten daarvan. Misschien is dat het moment ook nog eens naar dit punt te kijken. Als wij een dergelijke opstelling kiezen, zegt dat nog niets over onze opstelling straks. Wij kunnen er wel naar kijken, maar verplichten ons tot niets. Het is wellicht toch zinvol te kijken hoe de kaarten op dit moment liggen. Ik breng het punt open in de discussie en neem in de volgende termijn een definitief standpunt in. Mevrouw HOEKZEMA-BUIST: Voorzitter. Wij hebben een amendement ingediend over kunst en cultuur. Ik loop hier met een tasje, maar cultuur paste eigenlijk niet in dat tasje. Wij houden het wel in het amendement. Ik wil een klein blijk laten zien van wat beginnende kunstenaars aan faciliteiten van ons kunnen krijgen en wat er dan uit kan komen. Wij hebben het geluk gehad iets te kunnen verkrijgen wat door particulier initiatief wordt gesteund. Dat gebeurt niet zo vaak, maar dit is gesteund door een man die van kunst hield. Ik wil dat graag even laten zien. Wij hebben de hand kunnen leggen op een originele Joop, een Joop Boertjens. Dit soort zaken kan niet ontstaan als kunstenaars niet de gelegenheid krijgen onder begeleiding van erkende schilders hun werk te kunnen doen op een plek waar dat mogelijk is. Ik wilde, ook omdat het een lid van onze Staten betreft, even laten zien wat kunst vermag als het goed wordt gesteund. (Toont schilderij.) De VOORZITTER: Voordat het College gaat antwoorden, is het duidelijk dat wij zeven amendementen hebben, geletterd A t/m G, die alle nog in behandeling zijn. Met betrekking tot de moties zijn wij bij motie nummer 15 beland. Ik stel vast dat motie nummer 1 van GroenLinks over de Waddenzee in het vorige debat al is aangehouden totdat het debat dat in de brief van het College is toegezegd, zal hebben plaatsgevonden. Motie nummer 3 is aangehouden, omdat op dit moment door medewerkers allerlei zaken worden voorbereid en de discussie daarover in het presidium zal plaatsvinden.
34
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Calon
Motie nummer 7 is ingetrokken. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voor de duidelijkheid: motie nummer 6 is bij de vorige behandeling reeds ingetrokken. De VOORZITTER: Motie nummer 6 was al ingetrokken. Motie nummer 8 is ingetrokken en vervangen door een nieuwe motie, die nummer 15 heeft gekregen. Ik stel voor te schorsen voor de lunch. De vergadering wordt geschorst van 12.27 uur tot 13.22 uur. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer CALON, gedeputeerde: Voorzitter. Ik zal proberen kort te antwoorden. Er is vanmorgen en aan het begin van de middag heel veel gezegd. Je zou in de verleiding kunnen komen weer algemene beschouwingen te houden zoals wij de eerste twee dagen hebben gedaan. Ik probeer die neiging te onderdrukken. Wij hebben algemene beschouwingen gehouden, wij hebben commissievergaderingen gehad waarin heel veel is gezegd en wij sluiten vandaag af met een tweede dag, waarbij wij kijken naar moties en amendementen. Ik begin met de bijdrage van de SP-fractie, die refereerde aan de enquête en het Dagblad van het Noorden. Zij concludeerde aan de hand daarvan dat er heel veel niet deugt en dat wij de verkeerde keuzes maken. Ik moet zeggen dat het College reageert vanuit de provinciale begroting. Als men dus zegt dat wij aan de ene kant positief en aan de andere kant negatief reageren, verwijs ik naar de persberichten die wij hebben laten uitgaan en verzoek ik de Staten niet alleen te kijken naar zeer selectieve citaten uit een aantal kranten. Voorts zou ik willen vragen te kijken naar de totale besteding van middelen van het nieuwe beleid dat wij voorstellen. Dan kan iedereen zien dat dit (toont papier) het totale nieuwe beleid is, het rode is welzijn, cultuur en sociaal beleid, het gele is ondernemend beleid. Het gaat om circa 9 miljoen euro voor welzijn, cultuur en sociaal beleid en om 6,5 miljoen euro voor ondernemend beleid. De rest zit allemaal onder de 3 miljoen euro. Het College kiest in deze begroting, in lijn met het collegeprogramma, voor de sociale component en de werkgelegenheidscomponent. Ik vind de kritiek dat wij niet zouden kiezen in lijn met het collegeprogramma en de daaronder liggende verkiezingsprogramma’s, niet terecht. De heer SWAGERMAN: Ik heb veel lijnen die in het collegeprogramma staan, opgenoemd en het maken van keuzes die de heer Calon nu aangeeft, kun je nog sterker maken. Dat houdt in dat, als je kiest voor honderden miljoenen richting een lijn, je die ook elders kunt besteden. Dan worden de roze en gele vlakjes nog wat groter. De heer CALON, gedeputeerde: Ik wil daarop nog dieper ingaan. Met betrekking tot de enquête heb ik, net als met het selectief citeren, moeite met het klakkeloos aanlopen achter resultaten van enquêtes. Ik zal dat adstrueren met een voorbeeld. Als u een enquête houdt onder burgers in Groningen of in Nederland en u vraagt of die burgers meer bussen willen hebben, is het antwoord ja. Als u vraagt of zij beter onderwijs willen hebben, is het antwoord ook ja. Als u vraagt of zij een beter werkgelegenheidsbeleid willen hebben, is het antwoord eveneens ja en op de vraag of zij meer geld voor zorg willen hebben, is het antwoord ook ja. Als u echter vraagt of zij willen dat de belastingen omhoog gaan, is het antwoord nee. Die dingen kun je niet los van elkaar zien. Vanmorgen is in het debat terecht opgemerkt dat wij niet besluiten over de uitgaven in het onderwijs of de zorg die landelijk worden afgestemd.
35
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Calon
Het gaat niet aan om te doen alsof de provincie het onderwijssysteem in Groningen en Nederland kan bekostigen en om te doen alsof de middelen die zijn gereserveerd voor een snelle verbinding door de IJsselmeerpolders, de Zuiderzeelijn waarvoor wij het prijsvraagmodel hebben, voor iets anders kunnen worden ingezet. Wij hebben het debat daarover vaak gevoerd in deze Staten. Ik heb namens het College al vaak de motivatie voor die projecten gegeven. Wij blijven recht in de leer. Die grote infrastructurele projecten, een prijsvraagmodel voor een snelle Zuiderzeeverbinding, een Blauwe Stad, leveren naar onze mening heel veel werkgelegenheid op voor Noord-Nederland en voor Groningen en in het geval van de Blauwe Stad ook voor het Oldambt. Daar zijn wij voor, daar blijven wij voor en daar blijven wij voor gaan. De heer HEMMES: De heer Calon houdt nu een prachtige redevoering, maar mensen in het land zien dat er gigantisch veel geld gaat naar straaljagers, Betuwelijn en zweeftrein. Ondertussen zien diezelfde mensen ook dat zij hun huishoudboekje bijna niet meer kloppend krijgen. Daar kijken mensen toch naar! De heer CALON, gedeputeerde: Dat ben ik met u eens, maar het College van Groningen gaat niet over straaljagers en al helemaal niet over de Betuwelijn. De heer HEMMES: Wij zitten hier wel met politieke partijen. De heer CALON, gedeputeerde: Wij kunnen best vanuit de politieke partijen balen van een bepaald regeringsbeleid, maar als provinciaal bestuur hebben wij ermee te maken en proberen wij er zo goed mogelijk op te reageren en zo goed mogelijk te zorgen dat beleid wordt gevoerd, waardoor wij meer werkgelegenheid krijgen, althans minder teruggang in werkgelegenheid. Wij helpen de mensen die het moeilijk hebben zo veel mogelijk, voor zover dat binnen onze competentie ligt. Terugkomend op het eerste punt, de infrastructurele projecten, zullen wij de motie die u hebt ingediend om te kijken naar grote projecten, naar voorfinanciering en de opdracht die u ons heeft gegeven, met graagte uitvoeren. Of het nu gaat over de N33 of de Zuidtangent: wij vinden dat, als een kabinet in Den Haag niet op tijd de middelen beschikbaar stelt voor projecten die conform onze afspraak nodig zijn, wij moeten kijken naar voorfinanciering. Het woord voorfinanciering impliceert wel dat wij van tevoren met kabinet(ten) in Den Haag afspraken maken over terugbetaling. Het zal geen open einde zijn, waarbij wij wel zien of het geld komt. Wij zullen die motie met graagte uitvoeren. Met betrekking tot de Zuidtangent en de vermeende discrepantie tussen wat het College zegt en wat in het verkiezingsprogramma en in de brief over het POP stond, moet ik zeggen dat het aardig klopt, en dan druk ik mij Gronings uit. Wij hebben gezegd dat wij geen verdere voorbereidingen treffen voor het doen aanleggen van een Zuidtangent. Dat is iets anders dan het weghalen van een reservering die in deze Staten is beslist, vastligt in het Provinciaal Omgevings Plan en overigens ook in rijksbeleid. Wij hebben wettelijke taken, namelijk ervoor te zorgen dat het beleid dat vastligt in het POP en het rijksbeleid wordt doorgezet. Als een gemeente denkt een reservering te kunnen weghalen, terwijl dat in beide beleidsdocumenten niet het geval is, hebben wij de verplichting die gemeente daarop te wijzen. Dat is volstrekt consistent. U bent goed geïnformeerd dat dit College niet van zins is verdere voorbereidingen te treffen om die Zuidtangent aan te leggen, maar dat wij vooral inzetten op verbetering van de Zuidelijke Ringweg. De heer BOERTJENS: Ik meen, en dat was ook mijn punt, dat hiermee veel onduidelijkheid ontstaat. Wat wil het College nu eigenlijk? Wil het College op termijn die Zuidtangent doorzetten? In de verkiezingscampagne en in het collegeprogramma heeft het College gezegd dat niet te willen. Wat heeft het dan voor zin wel de planologische reservering vast te houden, zo vragen veel mensen zich af.
36
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Calon
De heer CALON, gedeputeerde: Die planologische reservering is na veel discussie met allerlei partijen tot stand gekomen. Wij hebben geconstateerd dat wij het POP … De heer BOERTJENS: U hebt voor een ander beleid gekozen, dus het is niet meer nodig. De heer CALON, gedeputeerde: Wij hebben ook geconstateerd dat wij het POP niet willen wijzigen, ook niet over honderd jaar. Op dit moment ligt de reservering er. Wij hebben noch in het collegeakkoord, noch in de begroting afgesproken de reservering weg te halen. Dat is iets anders dan te zeggen: dan zult u binnenkort wel die Zuidtangent aanleggen. Dat is niet onze bedoeling. Ik zie dat de heer Boertjens hiermee voorlopig tevreden is. De heer BOERTJENS: Ik ben helemaal niet tevreden, maar ik kan mij goed voorstellen dat veel mensen zich nu toch een beetje ongemakkelijk voelen – ik tenminste wel – omdat er aan de ene kant iets wordt voorgespiegeld, maar ondertussen bent u sluipenderwijs bezig – en dat vind ik prima - die Zuidtangent open te houden. De heer CALON, gedeputeerde: Nee, nee, niet sluipenderwijs. Wij doen er niet geheim over. Wij hebben duidelijk opgeschreven dat wij het omgevingsplan niet veranderen. Wij nemen ook geen actie om de reservering daar weg te halen. Het is een duidelijke zaak. De reservering blijft daar liggen en wij zullen geen actie ondernemen om de Zuidtangent aan te leggen. Wij zetten in op het verbeteren van de Zuidelijke Ringweg. De heer BOERTJENS: Ik geloof het wel, maar ik heb van de PvdA-fractie en van de heer Calon wel eens duidelijker standpunten gehoord. De heer CALON, gedeputeerde: De heer Calon heeft gezegd: over honderd jaar zien wij wel weer. De heer Boertjens vond dat toen te ver weg als lijsttrekker van de VVD. De heer BOERTJENS: Ik hoop dat ik het mag meemaken. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter. Het is misschien goed voor de heer Boertjens te weten dat in Haren bij geen enkele politieke partij, ook niet bij zijn eigen partij, veel voorstanders zijn te vinden voor de aanleg van een Zuidtangent. De Harense bevolking doet u er in elk geval geen plezier mee. De heer CALON, gedeputeerde: Met betrekking tot de voorlichting over de Blauwe Stad is een motie ingediend door de VVD-fractie. De VVD-fractie stelt dat de voorlichting onvoldoende is. Ik vraag mij af waarop zij dat baseert. Het College heeft een jaar geleden – en de heer Boertjens maakte toen nog deel uit van dat College, dus hij zou dat kunnen weten – kritiek gehad op het voorlichtingsplan van de Blauwe Stad. Die kritiek hebben wij een jaar lang volgehouden en dat heeft ertoe geleid dat zeer onlangs een nieuwe voorlichter is aangesteld door de Blauwe Stad. Met de stelling aan het eind van de motie of het College ervoor wil zorgen dat het beter wordt, kunnen wij het eens zijn. Dat hebben wij al gedaan en dat zullen wij blijven doen. Ik kan mij wel voorbeelden voor de geest halen waarbij de voorlichting onvoldoende was, maar de stelling dat die generiek onvoldoende is, onderschrijf ik niet. Wij hebben de laatste tijd ook veel positieve geluiden gehoord, met name van bewoners van dat gebied. De uitspraak aan het einde van de motie zullen wij uitvoeren. Een van de belangrijkste zaken vandaag is naar onze mening de reservering van 1 miljoen euro voor de jeugdzorg en de woonzorgcomplexen.
37
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Calon
Er is een amendement ingediend met een dekking uit het CESI-fonds. De Staten hebben kennis kunnen nemen van de brief die het College hen heeft gestuurd. De voorzitter heeft daaraan aan het begin van de vergadering gerefereerd. Iedereen kan zien dat die dekking niet uit het CESI-fonds kan worden gehaald, want in 2007 loopt die naar € 900.000. 1 miljoen euro eraf is minus € 100.000 en al die jaren daarvoor gaat hij onder nul. Het College is daarvan dus geen voorstander. Is het College dan tegen zo’n reservering? Nee, wij zijn voor zo’n reservering, net als u vinden wij dat heel belangrijk. Wij willen echter vragen de dekking van 1 miljoen euro aan het College over te laten, uit algemene middelen dan wel een deel uit algemene middelen en een deel uit CESI. Waarom geven wij nu nog geen antwoord op de vraag of de dekking helemaal uit algemene middelen kan plaatsvinden? Ik heb bij de eerste begrotingsbehandeling al gezegd dat wij willen afwachten wat er uit de departementale behandelingen van de begrotingen komt om te zien waar de grootste ongelukken gaan gebeuren en waar wij uit algemene middelen nog zullen moeten bijspringen. Dat proces is nog niet afgelopen. Een van de belangrijkste punten daarbij is de kwestie rond de jeugdzorg. De provincie krijgt de verantwoordelijkheid daarvoor. Er is een jaarlijks tekort van 138 miljoen euro, incidenteel 38 miljoen en structureel 100 miljoen. Het College gaat via het IPO de onderhandelingen met het kabinet in. Men weet dat de Eerste Kamer op dit moment de voet dwars zet voor die wet om de verantwoordelijkheden naar provincies te schuiven, terwijl er bij provincies niet genoeg geld is om die verantwoordelijkheden waar te maken. Wij gaan die onderhandelingen in met het standpunt dat wij vinden dat de structurele component die nodig is om in de toekomst die wachtlijst op te lossen – 100 miljoen euro, maar over dat bedrag is ook discussie – voor rekening van de regering zou moeten komen. De provincies zouden dan bereid moeten zijn de incidentele component voor hun rekening te nemen. Dat zou voor de provincie Groningen een incidenteel bedrag betekenen tussen de € 900.000 en de 1,2 miljoen euro. Er zit nog wat reserve in die sector, maar wij kunnen nu nog niet overzien wat wij nodig zullen hebben om, als de onderhandelingen zijn afgerond en de wet door de beide Kamers is gekomen, dat gat op te vullen. Het is wel duidelijk dat wij alles op alles zullen zetten om die sector in Groningen goed te bedienen. Daarom doe ik nu nog geen toezegging om de zorginfrastructuur ten laste van algemene middelen te brengen. Ik vraag de indieners van het amendement ons de ruimte te geven welk deel uit CESI kan komen en welk deel uit algemene middelen. De heer Boertjens vroeg naar de toekomstige bewoners, want iedereen wil toch prachtig wonen. Ik heb bij vorige begrotingsvergaderingen en in de commissie al daarop geantwoord. Met betrekking tot de windmolens staat alles prachtig genotuleerd in het verslag, ook waarom de conclusie dat het een belachelijk plan was toch gerechtvaardigd was, alhoewel er een minieme kans is dat het door zou kunnen gaan. In de commissie zijn heel genuanceerd allemaal stappen uitgelegd waarmee men rekening zou moeten houden en wanneer het zou moeten kunnen. Het voert in het kader van de algemene beschouwingen te ver die discussie hier te voeren, zeker nu die in de commissie reeds is gevoerd. Dan kom ik bij de moties. Over de voorfinanciering heb ik al gesproken. De motie over de jeugdzorg beschouwen wij als ondersteuning van ons beleid. Ik heb zojuist al gezegd hoe wij daarmee denken om te gaan, ook in het IPO, omdat wij niet alleen, maar met zijn twaalven onderhandelen. Aan de oproep in motie nummer 2 hebben wij al gehoor gegeven. Ik zeg de VVD-fractie en de overige fracties toe dat wij dat zullen blijven doen. Ik behandel alleen de moties die mijn sectoren regarderen. De heer OTERDOOM: De heer Calon wilde iets gaan zeggen over bewonersparticipatie, maar ging over op windmolens. De heer CALON, gedeputeerde: Wij hebben bij Meerstad onderzoek gedaan naar 27 soorten leefstijlen. Het is niet zo dat het provinciale bestuur, het gemeentebestuur van Groningen of de stuurgroep Meerstad, over welk woningbouwproject het ook gaat, de wensen van individuele burgers onderzoekt.
38
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Calon Antwoord van gedeputeerde Bleker
Dat is voorbehouden aan makelaars, projectontwikkelaars en mensen die de huizen bouwen. Daaruit komen de grote lijnen. Die grote lijnen hebben wij voor de grote projecten wel degelijk onderzocht. Voor Meerstad kunt u dat vinden in de boekjes die over Meerstad zijn geproduceerd. Daar staan achter in de leefstijlonderzoeken met de bijbehorende woonmilieus. De heer BLEKER, gedeputeerde: Voorzitter. Ik zal zes punten bespreken. Op de eerste plaats de waterschappen, die zich in een warme belangstelling van de Staten mogen verheugen. Tijdens een vergadering van het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s is het mij overigens opgevallen dat er 30 bestuurders in de zaal zaten en ongeveer 120 mensen op de publieke tribune. Ik zou willen dat wij dat ook eens bereikten. Over democratie gesproken! Dan is de publieke tribune te klein. De Staten worden op hun wenken bediend, want in november 2003 zullen de twee algemene besturen van de waterschappen een definitief besluit nemen over de kostentoedelingsverordening. Vervolgens zal dat besluit aan GS worden voorgelegd. Invoering van die kostentoedelingsverordening zal uiteindelijk moeten leiden tot een bescheiden wijziging van het waterschapsreglement. Daarover gaan de Staten. Die bescheiden wijziging zal, voor zover wij nu kunnen zien, zich beperken tot een formulering waarin staat dat de kostentoedelingsverordening componenten van de methode Oldambt en Delfland in zich zal dragen. Daarover geven de Staten vermoedelijk in het voorjaar 2004 hun oordeel. Tussentijds kunnen wij voorbereidend met elkaar van gedachten wisselen, omdat ook het College inmiddels een standpunt heeft ingenomen over de uitgangspunten voor een nieuwe kostentoedelingsverordening. Het tweede punt betreft de verdroging. Daarover is motie nummer 13 ingediend. Op dat punt wil het College niet treden in de eigen keuze van de Staten om al of niet een eigen werkgroep of commissie in te stellen. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid en dat doen zij vanzelfsprekend om het functioneren van PS te optimaliseren. Ik heb wel een suggestie. Het zal zo zijn dat in de nota die het College over de verdere uitvoering van het natuurbeleid in voorbereiding heeft en die in januari/februari a.s. aan de Staten zal worden aangeboden, ook een hoofdstuk zal voorkomen over de verdrogingproblematiek in de natuurgebieden. Indien de Staten snel tot een dergelijke commissie komen, maken wij graag gebruik van de vruchten van het denken en werken van die commissie. Wij kunnen ons echter ook voorstellen dat de Staten het verstandig achten van de vruchten van het denken van GS gebruik te maken en dan al of niet besluiten een commissie in te stellen. Wij wachten dat af. Het derde punt betreft het betoog van de heer Zanen, die met name heeft gesproken over Europa en Europese fondsen en structuurfondsen. Ook andere Statenleden hebben hieraan gerefereerd. De opstelling van de Nederlandse regering tot nu toe – en die is vooral ingegeven vanuit het idee dat Nederland de grootste netto betaler is – is dat er geen reden is dit type fondsen, althans voor Nederland, in de benen te houden. Nederland is op dat punt geen unicum, want in Zweden bijvoorbeeld bestaat precies dezelfde opvatting. Wij hebben inmiddels contact met regionale overheden in Zweden. Men ziet dat ook elders in Europa de regio’s zich manifesteren om voor het belang van een evenwichtige toedeling van middelen voor regionaal beleid ook in Europees verband op te komen. Dat houdt in dat wij onze vrienden op dit punt misschien meer in Europa moeten zoeken dan in Den Haag. Wij hebben daarin een verantwoordelijkheid en willen actief proberen de nodige coalities te smeden. Het vierde punt betreft de Floriade. Wij willen daarmee als volgt aan de gang. Het lijkt ons verstandig dat wij in de stuurgroep Veenkoloniën eerst eens verkennen of er een behoorlijk draagvlak bij de gemeenten in de regio is voor dit plan. Zelfs als de provincie Drenthe en ook Groningen positief is, is het vooral van belang na te gaan of er een breed bestuurlijk draagvlak in de regio is. Ik heb tevens vernomen dat er wordt gedacht over varianten van samenwerking over de grens. Misschien moeten wij onderzoeken of aan de andere zijde van de oostgrens draagvlak is voor het idee hier samen in op te trekken.
39
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Bleker Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
Die verkenning van het maatschappelijke draagvlak willen wij met een positieve, maar ook met een gezond relativerende houding gaan doen. Niet met het idee dat het wel niets zal worden; wij willen met open vizier het draagvlak verkennen. De heer ZANEN: Voelt de gedeputeerde zich dan ook gesteund met deze motie, als die wordt aangenomen? De heer BLEKER, gedeputeerde: Ik ben nog niet zo ver. Ik wil straks de vraag aan de orde stellen of datgene wat het College van plan is te doen, beoogd is met de motie. Voorts vindt het College dat er een serieuze verkenning moet komen en dat er enig zicht moet zijn op de vraag hoe serieus een eventuele kandidatuur van het gebied Veenkoloniën bij die organisaties die beslissen over de toedeling van de Floriade, zal worden behandeld en beoordeeld. Wij moeten wel een idee hebben of het zin heeft om verder te gaan. Als die twee zaken positief uitpakken, hoort wat ons betreft een nadere verkenning en een bescheiden haalbaarheidsonderzoek tot de mogelijkheden. Maar wel in die volgorde. Wij moeten niet nu beginnen met een haalbaarheidsonderzoek en het wegzetten van veel geld en capaciteit daarvoor. Wij willen eerst deze twee stappen zetten en dat doen wij met de houding zoals ik heb geformuleerd. Overigens blijven wij wel van mening dat wij voor de Veenkoloniën behoefte hebben aan concrete maatregelen, die misschien geen betrekking hebben op de grote projecten, maar die soelaas bieden voor de korte termijn. Dat is voor ons reden geweest bijvoorbeeld het initiatief te nemen te onderzoeken of er mogelijkheden zijn publieke investeringen die nu al op de rol staan bij de provincies Groningen en Drenthe en bij de gemeenten voor 2006, 2007 en 2008 en die in beginsel ook zijn gedekt, naar voren te halen. Wij hebben nu immers behoefte, waar dat maar kan, aan investeringsimpulsjes. Tien kleine impulsjes zijn ook meegenomen en betekenen werk aan de winkel in de regio zelf. In die combinatie zien wij het wel. Ik heb mij geheel misrekend, want ik had gedacht dat ik zes punten zou hebben, maar het zijn er slechts vier. Dat overkomt mij bijna nooit. De heer GERRITSEN, gedeputeerde: Voorzitter. De Partij voor het Noorden heeft, evenals op 3 september jl., aandacht gevraagd voor het onderwerp cultuur. Wij hebben in de commissie al mogen vaststellen dat de Partij voor het Noorden en het College voor wat de inhoud betreft volkomen op één lijn zitten. Het College voelt zich ondersteund door de aandacht en de herkenning die het beleid op het gebied van de culturele infrastructuur oplevert. De onderwerpen die de heer Zanen naar voren brengt, nieuwe media, uitwisseling en podia voor concertmusici, spreken ons zeer aan. Wij gaan ook stevig door met dat beleid. U hebt kunnen vernemen van de concrete acties die wij hebben gedaan in het kader van Noorderlicht, de huisvesting. Binnenkort zal het College een atelieronderzoek publiceren. Wij willen daarmee op volle kracht doorgaan. Daarom hebben wij in de begroting aangegeven dat wij dit beleid willen intensiveren en wij hebben daar extra middelen voor opgenomen voor de jaren 2004 en verder. Een bedrag van € 150.000 waar het gaat om de producties, een bedrag van € 200.000, vanuit CESI geoormerkt, waar het gaat om de harde infrastructuur. Wij denken dat wij daarmee op dit moment kunnen volstaan. Wij zijn in overleg met het kabinet over het noordelijke convenant van de drie noordelijke provincies en de steden Leeuwarden en Groningen. In dat kader zijn er voorstellen van het productiefonds. Wij hopen daarover begin volgend jaar meer duidelijkheid te krijgen. Wij zullen dan een matching moeten uitvoeren. Dit onderwerp zal in de voorjaarsnota moeten worden behandeld. Een en ander ligt in lijn met de zaken waarvoor de Partij voor het Noorden aandacht heeft gevraagd. Hoe sympathiek qua inhoud amendement A ons ook in de oren klinkt, wij zien geen aanleiding daar financieel extra zaken voor te gaan regelen.
40
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
Ik kom dan bij motie nummer 10 van de PvdA-fractie, ondersteund door een groot aantal fracties. Het College kan zich volledig vinden in deze motie en neemt de motie over, omdat het zich zorgen maakt over de krimpende financiële ruimte voor de gemeenten. Mevrouw BOS: Ik meen dat de heer Gerritsen een beetje in de war is met de nummering van moties en amendementen. De heer GERRITSEN, gedeputeerde: Excuus, het betreft motie nummer 11. Mevrouw BOS: Eerder sprak hij over amendement C. De heer GERRITSEN, gedeputeerde: Het ging over amendement C van de Partij voor het Noorden en ik spreek nu over motie nummer 11. De overwegingen volgen wij volledig. Wij maken ons ook zorgen over de omvang van de gesubsidieerde arbeid. Zoals mevrouw Gräper zegt, is er meer ruimte en flexibiliteit, maar dat kan het probleem niet helemaal oplossen. Wij maken ons daarover zorgen en willen dat graag nogmaals onder de aandacht brengen van het kabinet. Het gaat er ook om hoe wij de systematiek van de Wet werk en bijstand invullen, want het gaat om een objectieve verdeelsleutel die recht moet doen aan de situatie hier. Ook met die zaken houden wij ons bezig. Het signaal is duidelijk en het verdient aandacht om dit probleem bij het Rijk neer te leggen. In het tweede punt wordt opgeroepen samen met gemeenten en andere relevante partijen initiatieven te ontwikkelen en te ondersteunen, die zich richten op behoud en realisatie van gesubsidieerde arbeidsplaatsen. Dat is een taak die wij graag op ons nemen. Wij hebben in de commissie aangekondigd dat wij actiever invulling willen geven aan het arbeidsmarktbeleid. Wij hebben toen ook overleg gehad met de gemeenten. De gemeenten hebben aangegeven dat zij worstelen met dit vraagstuk, dat zij actiever willen omgaan met die gekrompen middelen en zij hebben gevraagd of de provincie hen kan helpen. In die zin willen wij breed kijken naar alle voorstellen en mogelijkheden die er zijn. Ik denk dan aan initiatieven zoals het FNV-plan aanreikt, zoals een bestuurder van de FNV, Dick Heinen, aanreikt. Dat zijn allemaal mogelijkheden. Het lijkt ons niet goed op dat punt een voorkeursbehandeling in te zetten en ons als provincie achter één initiatief te scharen. Wij willen wel heel graag samen met gemeenten experimenten opzetten en onderzoeken hoe wij met die middelen nieuwe, flexibele vormen van gesubsidieerd werk kunnen ontwikkelen om zo veel mogelijk mensen ervan te laten profiteren. Dat is van belang. Wij willen in brede zin de mogelijkheden onderzoeken en zijn dan ook niet voor de motie van de SP-fractie, want die geeft een voorkeurspositie aan een bepaald initiatief. De heer HEMMES: Ik heb het al enkele malen proberen uit te leggen. Wij vragen geen voorkeurspositie voor het plan-Heinen. Er ligt hier een concreet plan dat al loopt. Het is een klein plan, dat om een klein aantal mensen gaat. Het plan heeft volgens ons perspectief. Wij vragen het College dus niet voor dit plan te kiezen en de rest te laten liggen. Wij vragen het College erop in te springen als dat nodig is. Als de gemeenten vinden dat dit plan nodig is, spring daar dan ook op in. Het plan heeft geen voorkeurspositie, maar het ligt er al en is al in werking getreden. De heer GERRITSEN, gedeputeerde: Met het uitspreken van deze motie is men toch bezig een bepaalde voorkeurspositie voor dit plan te definiëren. Wij zijn daarvan geen voorstander. Wij willen wel de mogelijkheden die het plan biedt, onderzoeken. Als zich initiatieven aanbieden waar gemeenten zich achter scharen en waar enthousiasme voor is, zie ik alle reden te onderzoeken wat de provincie daaraan kan doen. Ik ben dan in de volle breedte aan het kijken welke initiatieven bruikbaar zijn en draagvlak genieten van de gemeenten.
41
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
In amendement E doet GroenLinks het voorstel de uitbreiding van de financiering te spiegelen naar een aflopende in plaats van een opklimmende reeks. Het College neemt dit amendement over, omdat het de mogelijkheid biedt een aantal extra acties in te zetten. Ik denk dan aan de regionale arbeidsmarktplatforms, het ESF en het in de motie van de PvdA-fractie verwoorde initiatief om te monitoren wat de gevolgen van de Wet werk en bijstand zijn. Het College is de fractie van GroenLinks erkentelijk en neemt het amendement over, omdat het alleen een ritmeverschuiving is en geen extra beslag legt op de algemene middelen. Uiteraard moeten de Staten goedkeuren of dat wordt overgenomen. De heer Boertjens vroeg met betrekking tot de energie-infrastructuur of het College het op zijn weg vindt liggen initiatieven te ontplooien om naar de Energiewet te kijken of daar anderszins aan te dringen. Op dit moment staat in de Energiewet dat, wanneer een bedrijf zich vestigt op een nieuw bedrijventerrein waar nog geen infrastructuur is afgesloten, het nieuwe bedrijf aan die infrastructuur moet betalen en het daarna moet overdragen aan de netwerkbeheerder. De vraag is gesteld of dit niet onrechtvaardig is en of anders kan. Het College ziet het nu niet op zijn weg liggen op dat punt actie te ondernemen om te zorgen dat die wet wordt veranderd. De wet geldt overal in Nederland. Alle nieuwe bedrijven waarvoor infrastructuur moet worden aangelegd, weten dat het aanleggen van de infrastructuur bij hun investeringen hoort. Wij vinden dat deze kosten het beste in de eigen investeringen kunnen worden meegenomen en zien geen aanleiding op dit punt actie te ondernemen. De heer Boertjens heeft aandacht gevraagd voor het initiatief voor de tankerontmanteling in de Eemshaven. Het College is hier al langer van op de hoogte en is reeds actief bezig, maar heeft op dit punt een groot aantal kritische vragen. Het College heeft zich wel degelijk verdiept in de initiatieven die er liggen en heeft daar kritische vragen over. Ik zal u die straks voorleggen. Het College heeft de besluitvorming nog niet afgerond, maar acht het van belang dat besluitvorming zorgvuldig plaatsvindt. Uitgangspunt moet zijn dat, als wij ergens mogelijkheden zien in de regio Eemsmond, in de Eemshaven, initiatieven te ontwikkelen, wij die kansen natuurlijk moeten grijpen. Wij hechten er echter ook aan een kritische afweging te maken tussen de initiatieven en moeten ons zakelijk blijven afvragen of wij waar voor ons geld krijgen en of kosten en baten in evenwicht zijn. Wij hebben kennisgenomen van het artikel van europarlementariër de heer Vermeer in de pers. Het is een interessant artikel, maar ik heb er een paar kanttekeningen bij. Er ligt nog geen onderbouwd initiatief en er ligt ook geen vergevorderd plan dat te gaan doen. Er is slechts sprake van een fase van verkenning. Op dit moment worden tankers onder erbarmelijke omstandigheden ontmanteld op stranden van Bangla Desh en India. Het aantal tankers dat de komende periode ontmanteld moet worden, neemt toe. Men heeft namelijk naar aanleiding van de ramp met de Prestige uitgesproken dat enkelwandige tankers op termijn uit de vaart worden genomen. Daarbij wil men ook graag aandacht besteden aan de milieutechnische aspecten. Dat is een goed aanknopingspunt. De gedachte om ernaar te kijken, is dus in principe prima. Wij moeten ons wel realiseren dat dit, als dat in het gebied van de Eemshaven zou kunnen gebeuren, heel veel geld gaat kosten, circa 30 miljoen euro aan investeringen. Er is een eerste fase van een haalbaarheidsstudie gedaan, die erg weinig heeft opgeleverd. Van de tweede fase hebben wij geen hoge verwachtingen. Het kost veel geld en wij leveren daaraan een bijdrage. Wij hebben daar kritische vragen bij. Op dit moment heeft zich nog geen enkele investeerder gemeld om 30 miljoen euro te investeren om daarmee de tankerontmanteling in de Eemshaven vorm te geven. Was het misschien maar zo, maar op dit moment is dat niet het geval. Ik kan mij daar iets bij voorstellen. Ten eerste zal de exploitatie lastig zijn, gezien de scheepsbouw, waar wij ook zaken hebben die qua exploitatie heel moeilijk kunnen worden gerealiseerd vanwege de lagelonenlanden. Ten tweede is er een forse investering nodig om dat bedrag op tafel te leggen. Het College heeft een aantal kritische kanttekeningen, ondanks het feit dat het met veel enthousiasme en verve wordt gebracht.
42
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen Antwoord van gedeputeerde Mulder
Wij vinden dat er heel nuchter en reëel naar de feiten moet worden gekeken en dat wij geen haalbaarheidsstudie moeten doen als wij zeker weten dat er niets gaat gebeuren. Op dat punt hebben wij serieuze vragen en het College zal zich er nader in verdiepen. De Staten horen het vervolg daarvan. Mevrouw MULDER, gedeputeerde: Voorzitter. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst en daarom begin ik met jeugdzorg. GS zijn van mening dat de Wet op de jeugdzorg een goede wet is die ook uitgevoerd moet worden, maar daar hoort een financieel kader bij dat toereikend is om het uit te voeren. Wij zijn weliswaar als provincie Groningen nog gunstig als men het afschildert tegen de andere provincies in het land. Sprekend over gunstig betekent het dat de wachtlijsten iets minder lang zijn dan bij de andere provincies. Op dit moment hebben wij nog wachtlijsten en kunnen wij wachtlijsten verwachten. Er is een stijgende lijn. Kijkend naar de prognoses van de afgelopen twee jaar kan men een stijgende lijn verwachten bij de instroom van Bureau Jeugdzorg en ook een extra nieuwe instroom van met name de GGZ-jeugdklanten. Het beleidskader is dus niet toereikend. Ik zie het als een stuk ondersteuning, ook richting VBS, dat de Staten de motie hebben ingediend. Hoe kan het dan dat ik 2 oktober jl., ’s morgens met een kopje koffie de krant lezend, tot de ontdekking kom dat Jeugdzorg Groningen het nog niet zo zwaar ziet en in ieder geval niet ziet als een storm? Ik heb onmiddellijk telefonisch contact opgenomen met de directeur Jeugdzorg. Hij verzekerde mij dat hij, nu hij bezig is met de ontvlechting van Jeugdzorg er geen storm omheen wilde hebben, om de ontvlechting in goede banen te leiden. Dat kan ik ook voorstellen. Tevens verzekerde hij mij dat hij voor 2004 knelpunten ziet als het gaat om de wachtlijsten en de hulpverlening van zorg. Genoemd is dat wij met name inzetten op naamsbekendheid, registratie en meldingen met betrekking tot antidiscriminatie. Er is gevraagd of GS vinden dat afhandelen van deze klachten behoort bij het Antidiscriminatiebureau. Mijn antwoord daarop is ja. Met betrekking tot het amendement over de gereserveerde gelden voor het Antidiscriminatiebureau kan ik zeggen dat ik voor een deel mee kan gaan in de redenering. Antidiscriminatie is bedoeld voor brede doelgroepen. Ik zeg u toe dat wij het ingediende amendement ondersteunen ten aanzien van de gelden die moeten komen uit de algemene middelen. Onlangs heeft u een uitnodiging ontvangen voor een bijeenkomst op 17 november a.s. Wij hebben de afgelopen periode een rapport ontvangen over het asielzoekersbeleid en activiteiten die wij ten aanzien van asielzoekers deden en effecten met betrekking tot de krimpoperaties. Wij beschouwen dit stuk dan ook als onderliggend document voor de bijeenkomst van 17 november a.s. Daarin zal nieuw beleid herijkt en vastgelegd moeten worden. Met name hoofdstuk 4 geeft de aandachtspunten voor dat beleid voor de komende jaren. Ten aanzien van het amendement over de gelden met betrekking tot de noodopvang asielzoekers zijn GS van mening dat er op dit moment voldoende gelden zijn die kunnen garanderen dat wij in noodopvang voor asielzoekers kunnen voorzien. U heeft het in de rapportage gezien dat wij op dit moment een overschot van ruim € 37.000 hebben. Op de begroting van 2004 staat € 90.000, waarvan inmiddels € 36.000 besteed gaat worden aan sport voor asielzoekers, maar waar verder invulling voor moet worden gevonden. Wat GS betreft willen wij dat laten afhangen van de bijeenkomst van 17 november a.s. en het uiteindelijke beleid dat wordt vastgelegd. De heer VAN ZUIJLEN: Heeft de gedeputeerde een verklaring voor het feit dat ondanks dat de nood zo groot is en er in alle kanten van de provincie sprake is van noodopvang en mensen bij mensen thuis zitten, die pot blijkbaar nog steeds niet leeg is. Hoe is dat mogelijk? Mevrouw MULDER, gedeputeerde: Er zijn tot nu toe geen aanvragen bij ons binnengekomen. Wij hebben wel wat besteed, maar de pot laat nog over.
43
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Mulder Antwoord van gedeputeerde Musschenga
De heer VAN ZUIJLEN: Als ik het goed begrijp heeft er op dit moment een besteding plaatsgevonden van ongeveer € 15.000 voor een platform voor ondersteuning van het secretariaat, rond uitgeprocedeerden. Dat is dus een bureaufunctie bij een kerkelijke organisatie. Op zich misschien wel goed, maar toch niet waar men in eerste instantie aan denkt bij een noodfonds. Is het misschien zo dat er te weinig publiciteit aan gegeven wordt? Mevrouw MULDER, gedeputeerde: Ik kan u daar op dit moment geen antwoord op geven. Dat moet ik verder onderzoeken. Wij kunnen dit punt ook meenemen in de discussie van 17 november a.s. over het nieuwe beleid. De heer VAN ZUIJLEN: Dat kan ik mij voorstellen, maar onze stelling is dat het zodra de provincie deze zaak serieus ter hand neemt, met de aanvragen zo hard gaat lopen dat het resterende bedrag in de pot absoluut ontoereikend zal zijn. Vandaar dat wij in de begrotingsvergadering komen met een amendement om daar meer van te maken. Mevrouw MULDER, gedeputeerde: Wij hebben op dit moment een reservering van € 37.000. Ik ga ervan uit dat dit bedrag - misschien helaas - voor een deel zal blijven staan in de pot en dus kan worden meegenomen naar 2004. De heer JASPERS: Ik stel aan de GroenLinks-fractie hetzelfde voor als wat er is besproken in de commissie Bestuur en Financiën. Mocht op een gegeven moment blijken dat er, wanneer het noodfonds echt als zodanig gaat werken, gelden nodig zijn en het fonds te weinig middelen zou bevatten, er op dat moment extra middelen moeten komen. De financiering kan dan worden geregeld bij de eerstvolgende integrale bijstelling of de Voorjaarsnota. Op dit moment kan het amendement aangehouden worden, omdat er nu geen aanvragen zijn. De heer VAN ZUIJLEN: Dit hondje bijt een beetje in zijn eigen staart, omdat er dan een belang ontstaat om dit jaar niet te veel uit te geven zodat het volgend jaar kan worden toegevoegd. Dat kan nooit de opzet zijn. De heer JASPERS: Zo doen wij het nooit in deze Staten. Wij geven alleen middelen uit als het strikt noodzakelijk is en er aanvragen voor zijn, anders zouden wij er ook niet aan meewerken. De heer VAN ZUIJLEN: Dan wil ik graag eens van de gedeputeerde van GS een degelijk uitgewerkt plan zien over hoe men denkt met deze middelen om te gaan. Mevrouw MULDER, gedeputeerde: Ik zal dit voor het eind van het jaar neerleggen bij de Staten. Mochten er tekorten zijn, dan kunnen we altijd bij de Voorjaarsnota kijken hoe wij daarmee omgaan. Een punt van de Christen Unie betreft de ambulances. Het is een kwestie geweest van de opvoering van het aantal overschrijdingen met betrekking tot de 15-minutengrens. Het is een kwestie van definitie geweest. Het is een technisch verhaal, dat heeft u ook in de krant kunnen lezen. Wij houden de registratie nauwlettend in de gaten en zorgen dat het aantal overschrijdingen naar beneden zal gaan. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: Voorzitter. Er zijn nog enkele zaken over. Een van de belangrijke vandaag ingediende moties is Statenbreed ingediend, dat geldt de motie ten aanzien van infrastructuur. Collega Calon is er ten aanzien van het financiële gedeelte al op ingegaan. Er wordt reeds gewerkt binnen dit ambtelijke apparaat om te kijken of de voorstellen daarvoor op tafel kunnen worden
44
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Musschenga
gelegd. In de motie staat eind 2003. Het is nu oktober, dus de tijd voor het goed onderbouwen van voorbereidingen voor de infrastructuur is zeer kort. Wij doen ons best u zo goed mogelijk te bedienen. Dat is een belangrijk punt dat wij met z’n allen delen. Als het gaat om de voorstellen over infrastructuur hebben wij, nadat het SNN heeft gesproken met een brede delegatie van het kabinet, op 20 november a.s. nog de gelegenheid rechtstreeks met de minister van Verkeer en Waterstaat onze plannen te bespreken. Wij zullen ons voordeel doen met de bespreking die reeds is geweest en proberen de invalshoeken te ontdekken om toch het één en ander mee terug te nemen. Over de opmerking van de heer Swagerman over de gemeenten heb ik bij interruptie al het een en ander gezegd. Het is lastig voor de gemeenten ten aanzien van de financiën, maar het moet wel duidelijk zijn dat er nog geen enkele gemeentelijke begroting is ingediend. Ik vind het dus voorbarig om te zeggen dat zij in de rode cijfers zitten. Wij doen gezamenlijk ons uiterste best ervoor te zorgen dat het niet gebeurt. Dat er af en toe wat bezuinigd moet worden ten aanzien van de ontwerpbegroting is niets nieuws want dat is elk jaar zo. Dat is hier zo, dat is bij de gemeenten ook zo. Wat de opmerking van de heer Swagerman betreft dat er aan de zeesluis moet worden gewerkt, heb ik de vorige keer al gezegd dat wij daar mee bezig zijn in breed verband. Wij proberen dat in die gesprekken in Den Haag voor elkaar te krijgen. De heer SWAGERMAN: Er is wel in brede zin gesproken over hoeveel geld dat ongeveer zal zijn en hoeveel percentages dat zal bedragen. Een vooruitziend bestuurder zal al aan de slag kunnen. Ik neem aan dat dit ook bij de gemeenten het geval is. Daar komen deze berichten vandaan. U heeft verslagen van vorig jaar in handen en u kunt afgaan op de cijfers zoals die er nu liggen. Men concludeert dat niet voor niets in de pers. Er moet een bron van waarheid in zitten. Ik denk dat cijfermatig is na te gaan dat het klopt. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: U hoort mij ook niet zeggen dat het een gemakkelijke opgave is voor de gemeenten. U spreekt over 25 gemeenten die in de rode cijfers zouden zitten en dat gaat mij veel en veel te ver. Ik ken een x-aantal gemeenten die een sluitende begroting voor 2004 indienen en als ik mij niet vergis zullen dat vrijwel alle gemeenten zijn. De heer SWAGERMAN: Ik heb niet gezegd dat zij er alle 25 in zitten. Zoals gewoonlijk zijn er een aantal die er al wel zitten en zeer waarschijnlijk zullen ze er volgend jaar alle 25 in terechtkomen. Het gaat allemaal ten koste van de burger. Ik realiseer mij dat de gemeenten een bedrag krijgen waarmee zij niet uitkomen. Zo staat er ook vandaag weer in de krant dat het schoolzwemmen in Delfzijl zal worden geschrapt. Dan kunt u wel zeggen dat wij vrolijk afwachten. Onze partij zegt al heel lang, en niet alleen hier, dat schoolzwemmen een redelijke basisvoorziening is en dat men dat moet handhaven. Dat vindt ook de provincie. Als er nu al sprake is van schrappen van dat soort voorzieningen dan mag u daar best op anticiperen. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: Voor alle duidelijkheid: dat is niet de rol die de provincie uitoefent. U spreekt over de rol die de gemeenteraad vooral moet bespreken en over moet besluiten. De gemeenteraad is in feite verplicht een sluitende begroting in te leveren, zelfs een meerjarenperspectief. Daar hoort die discussie thuis. Wat wij doen is in het voortraject gezamenlijk bespreken welke mogelijkheden er aangegrepen kunnen worden om de pijn zo goed mogelijk in te vullen. Dat is ook met Delfzijl gebeurd, maar ook bij andere gemeenten. De gemeenten zijn benieuwd wat wij daarover zeggen. Die rondes lopen op dit moment. Ik heb niet de indruk dat er straks begrotingen liggen die rode cijfers kennen, want dat is voor ons relevant.
45
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Musschenga
De D66-fractie bij monde van mevrouw Gräper deelt een compliment uit aan degenen die hier ten aanzien van de website, de ICT, de zaak toch voor elkaar hebben gekregen. Dat wordt in dank aanvaard en ik geef het graag door, want ik weet hoeveel inspanningen daar verricht zijn. Het is met de nodige vertraging gebeurd, maar nu het er staat, is het een goede en moeten wij zorgen dat het wordt bijgehouden. U heeft net gehoord over het uitstel Zuidelijke Ringweg. Wij bepleiten dat op 20 november a.s. weer met kracht bij de minister. Tevens hebben wij nog een paar andere infrastructurele voorstellen die daar de revue passeren. Wat de moties en amendementen betreft die er liggen is de provinciale website aangehouden tot na de discussie in het Presidium. Dat lijkt mij uitstekend. Ik ben benieuwd wat daar uitkomt. De jaarlijks te organiseren open dag is ook in feite de opdracht voor de Statengriffie zoals hier geformuleerd. Dat betekent dat wat dat betreft de D66-fractie de gedachte heeft niet een jaarlijkse monumentendag maar een andersoortige dag te organiseren. Ik denk dat men zich goed moet realiseren wie dat moet uitvoeren, wat het dan moet zijn en of daar budgetten voor zijn. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik heb er niet voor gepleit dat wij een open monumentendag gaan organiseren. Ik heb alleen gezegd dat een open dag zoals die ook in het afgelopen voorjaar is gehouden, heel goed kan aansluiten op het moment dat dit huis toch al open is, namelijk op de open monumentendag. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: U wilt dat aansluiten? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ja, dan zijn een heleboel zaken rondom catering en openstelling al geregeld. Waarvoor zou je daar dan niet bij aansluiten? Je kunt tenminste schaalvoordeel behalen met elkaar. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: Schaalvoordeel is daarbij een nieuw element. Ik kan mij dat voorstellen, zeker als u even tot u laat doordringen wat zo’n dag zou kosten als men dat anders invult. Maar ook daar heeft u opdracht aan de Statengriffie gegeven en moeten wij dus maar even kijken wat daar verder uitkomt. Ik wijs u daarbij op de kosten. De heer JASPERS: Wat de kosten betreft heb ik geconstateerd in de commissie Bestuur en Financiën dat het van de heer Werkman van de CDA-fractie wel mag voor dit jaar, maar dat we er dan wel volgend jaar op terugkomen of het wel goed is gebeurd. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: Je moet natuurlijk altijd kijken of het goed is gebeurd. De heer Werkman heeft daar een terecht punt gemaakt. Dat punt kan hij bij elk onderwerp en bij elke besluitvorming natuurlijk maken, want de heer Werkman spreekt ook wel eens over bijltjesdag. De heer WERKMAN: Wat vindt u daarvan gedeputeerde? De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: Ik vind het uitstekend dat wij bij de Rekening verantwoording afleggen voor hetgeen wij hebben gedaan en hoe u dat betitelt is uw zaak. Ik kom op de motie die door de fractie van de Partij voor het Noorden is ingediend en wederom hier ter tafel gelegd, zij het met een nuance, want het bedrijf dat de vorige is genoemd is eruit gelaten. Voor de rest is zij hetzelfde gebleven, ten aanzien van het willen experimenteren met nieuwe vormen van betrokkenheid ten aanzien van de Zuiderzeelijn.
46
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van gedeputeerde Musschenga Antwoord van de Voorzitter
Het is natuurlijk niet zo dat het alleen maar de provincie Groningen is die in dit geval aan zet is, maar dat het nogal wat breder is en dat er nogal wat meer partijen zijn die op dit moment daar partij zijn. Ik heb u al eerder gezegd dat wij bezig zijn met een voor alle partijen goede manier, en niet een traditionele manier waarbij wij zeggen: hier zijn wij en wij breken een lans voor magneettechniek en vervolgens antwoordt u maar. Er zullen nieuwe vormen zijn van erbij betrokken worden. Op het moment dat wij het hier hebben liggen, kunt u te allen tijde daarover nog uw zegje doen of u het voldoende vindt. U moet goed in de gaten houden, want dat is belangrijk, dat wij dat met z’n allen proberen te doen. U kent de discussie in Friesland en de brief die het College van GS van Groningen heeft geschreven. Tevens kent u uit de stukken de posities en instellingen van alle andere partijen. Het is hier en daar een hele lastige en het ziet ernaar uit dat wij met z’n allen onderweg kunnen. Wat u hier neerlegt is reeds breedvoerig besproken in de werkgroep die daarmee bezig is. Men zegt daarover ook tot de stuurgroep dat het op zich heel aardig is om hier neer te leggen, maar zoals wij het invullen zitten er vele vormen in en dan kunnen wij gezamenlijk onderweg gaan. Die gezamenlijkheid is heel belangrijk. Wij kunnen op dit moment moeilijk een motie hebben waarmee Groningen apart op pad gaat. Dat moet men niet hebben. Dus op het moment dat het hier ligt, krijgt u voldoende de kans ernaar te kijken en te zeggen welk aspect u er nog graag bij wilt hebben. De brug over de Eems is een punt dat moeizaam wat tafel te krijgen is. Dat komt denk ik ook omdat het in de verre toekomst in feite nog eens op tafel kan komen. En daarom blijft het ook steeds terugkeren. U beoogt een onderzoek naar de economische aspecten en de voor- en nadelen van het aanleggen. Dat onderzoek is al eens eerder gebeurd. Men kan natuurlijk altijd meer onderzoeken, maar dat relateer ik aan het feit dat wij daaraan nog lang niet toe zijn. Bijvoorbeeld is ook de NOM geraadpleegd over hoe het zou moeten gaan. Men moet dan constateren dat dit onderzoek nu heel voorbarig is, omdat men op het moment dat het aan de orde is al het onderzoek weer moet overdoen naar de positie en de economie op dat moment. Met moet altijd ten aanzien van infrastructuur een onderzoek doen op het moment dat men ook wil uitvoeren. Vandaar dat het College deze € 60.000, en ik zou ook niet weten waar ik ze op dit moment weg zou moeten halen, voorbarig vindt. Op het moment dat het überhaupt aan de orde zal zijn, komt het College daar ongetwijfeld op terug. Het klopt dat men aan Duitse zijde nu zegt dat het wel aardig en leuk zal zijn. Daarvan ben ik op de hoogte. Maar daar is ook nog geen cent naast gelegd om te zeggen: “Laten wij het maar aanleggen, dan kunnen jullie ook meedoen.” Nee, het is andersom. Wij moeten nog steeds het leeuwendeel doen en daar hebben wij gewoon geen geld voor. Wij hebben andere prioriteiten op dit moment. De VOORZITTER: Ik maak nog een aantal korte opmerkingen naar aanleiding van de vele opmerkingen die gemaakt zijn over het overleg dat met het kabinet heeft plaatsgevonden en wat nog zal plaatsvinden de komende tijd. In de eerste plaats de opmerking dat wij heel consequent zijn geweest de afgelopen week in ons commentaar. Het lijkt erop dat het vandaag weer eens door elkaar wordt gehusseld, mijnheer Swagerman. Wij hebben gezegd dat wij in de Miljoenennota terugvinden dat de afspraken die tot nu toe door Nederland gemaakt zijn met het kabinet, worden nagekomen. Dat kan aan de hand van de voorbeelden; als alle projecten die erin staan gewoon worden nagelopen, moet men tot die conclusie komen. In de tweede plaats dat wij erkentelijk zijn voor het feit dat de decentrale IPR ongewijzigd is gebleven. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat een decentrale IPR het belangrijkste instrument is dat wij op dit punt hebben. Dat het wordt voortgezet is een uitstekend punt. Wij hebben onze zorg uitgesproken over het aantasten van de centrale IPR en hebben ook in het overleg de volgende vraag gesteld. Stelt u zich voor dat de situatie zich voordoet die wij in het verleden ook wel eens gezien hebben, dat een grote vis zich meldt. Zou het dan om de simpele reden dat wij toevallig op dat moment geen begrotingsartikel hebben, zo zijn dat Nederland die laat lopen? Die situatie hebben wij in het verleden gehad, dat zich dit voordeed en er geen begrotingsartikelen waren, maar in alle gevallen is er een oplossing gevonden.
47
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van de Voorzitter Repliek van de PvdA-fractie
Wij hebben dit in het overleg van de afgelopen week met het kabinet voorgehouden en wij moeten het doen met lichaamstaal, maar in dit geval is dit niet van onbelang. De derde opmerking die wij hebben gemaakt, gaat over de ontwikkeling van Noord-Nederland en de toekomst na 2006, in tweeërlei opzicht. Ten eerste is er een Langman-akkoord dat zegt dat er een periode tot 2006 is en dat er een periode 2006-2010 moet komen. Het is dus ‘afspraak is afspraak’, daar zullen wij tot een nadere invulling moeten komen. Daar horen ook de Europese fondsen bij, die daarvan een integraal onderdeel uitmaken. Men kan zeggen over het rondpompen, en de heer Hollenga wees daarop, dat er al heel lang een studie van de SER ligt die adviseert daarmee te stoppen. Die studie gaat terug naar 1996-1997 en er zijn misschien heel goede argumenten voor. Maar dan zou het betekenen dat de uitgaven door Nederland op de rijksbegroting omlaag gebracht worden voor dit onderdeel, de uitgaven via Europa, en dat het onderdeel regionaal beleid voor die jaren zou stijgen. Dat zouden de communicerende vaten zijn. Echter, wie de begroting bestudeert ziet dat de ene post omlaag gaat en de andere ook. Er is dan geen sprake van het argument rondpompen, waar men zich nog in zou kunnen verplaatsen, maar dan verdwijnt eenvoudigweg het geld. Daar kon het kabinet in het afgelopen overleg geen echt antwoord op geven. Dat betekent ook, de heer Bleker wees er al op, dat wij onze eigen strategie in Brussel voluit moeten blijven volgen op dat punt. In die zin is er ook een hele discussie over wat precies nu de wijzigingen in het beleid zijn naast de Langman-akkoorden. Men ziet dat er een nieuwe nota regionaal beleid aankomt, die sterk de indruk wekt dat men zich wil richten op een groter project in de Randstad en ten tweede, kansrijke projecten. Dan komt vervolgens een passage dat daar het traditionele regionale beleid niet meer past. Nu is in de eerste plaats de vraag of kansrijke projecten niet in Noord-Nederland voorkomen. Ik denk dat wij daartoe niet te snel moeten concluderen. Er is hier een groot aantal sectoren die wel degelijk tot de kansrijke sectoren behoren en waarin het misschien best wel mogelijk is om daar met elkaar tot overeenstemming te komen. Maar het lijntje van projecten in de Randstad is niet alleen in deze nota terug te vinden. Wat misschien wel belangrijker is: als wij zien hoe de discussie over de nieuwe nota Ruimte wordt gevoerd, de opvolger van de Vijfde Nota of in plaats tredend van de Vijfde Nota, en de daaraan gekoppelde nota Mobiliteit, dan lijkt het er sterk op dat die lijn niet alleen in de nota Regionaal Economisch Beleid terugkomt maar ook in de andere nota’s. Dan is het eerste hoofdstuk van het Langman-akkoord heel bepalend. Want het eerste hoofdstuk van het Langman-akkoord gaat erover dat wij gezamenlijke opvattingen hebben, kabinet en Noord-Nederland, over de verdere ontwikkeling, de ruimtelijk economische ontwikkeling van NoordNederland. En dat die gezamenlijke conclusie, staat er, zijn neerslag zal vinden in de nota Ruimtelijk Beleid, in de nota Mobiliteitbeleid en in het regionaal beleid. De discussie is dus breder dan alleen nu over het regionaal beleid en komt op meerdere fronten terug. Wij moeten inderdaad heel goed onze positie daarin bepalen en zoals mevrouw Bos zei: niet vanuit het verhaal dat wij een zwakke regio zijn. Het gaat ook in Noord-Nederland om het investeren in kansen en dat zullen wij ook de komende tijd over het voetlicht moeten brengen. Ik schors de vergadering voor thee en overleg van de fracties. De vergadering wordt geschorst van 14.32 uur tot 15.10 uur. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer MOORLAG: Voorzitter. In deze Staten is vanmorgen en ook aan het begin van de middag het begrip eigen verantwoordelijkheid nog al eens aan de orde geweest en met name in relatie met de rol van de overheid. Dat begrip eigen verantwoordelijkheid is iets wat wij de laatste tijd om de haverklap horen en naar het oordeel van de PvdA-fractie wordt het teveel een synoniem voor het begrip ‘zoek het zelf maar uit’.
48
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de PvdA-fractie
De fractie van de ChristenUnie heeft heel wijze woorden gesproken over de sociale kwaliteit van de samenleving, en naar het oordeel van de PvdA-fractie is het zo dat de overheid als een beschermend schild moet optreden voor diegenen die kwetsbaar zijn en bescherming nodig hebben. Jeugdzorg is nadrukkelijk aan de orde geweest. Vele partijen in deze zaal ondersteunen de motie die de PvdA-fractie met anderen hebben ingediend. Mijn verzoek aan de CDA-fractie is ook die motie mee te ondersteunen zodat er Statenbreed een signaal naar Den Haag kan worden afgeven dat wij de gekregen verantwoordelijkheid echt waar kunnen maken en dat met die verantwoordelijkheid ook de nodige middelen beschikbaar worden gesteld. De vraag die hierbij nog rijst, is of de risicoparagraaf ook aangevuld en uitgebreid moet worden, omdat bij het toekennen van recht op jeugdhulp wij als provincie het risico lopen dat wij aansprakelijk worden gesteld door hulpvragers die op de wachtlijst komen te staan. Ik kom op de waterschappen. De fracties van VVD, D66 en ook andere partijen hebben daarover iets gezegd. De fracties van VVD en D66 zeiden in feite dat wij als PvdA-fractie voor ons beurt spraken. Je doet het in dat opzicht nooit goed. Want als je het in een later stadium doet dan is er het verwijt: “Waarom heeft u ons niet van tevoren gewaarschuwd? Waarom heeft u geen signaal afgegeven?” En als je het vroeg doet dan is het verwijt dat je het te voorbarig doet. Mijn dochter maakt mij vaak dezelfde verwijten als ik haar niet tijdig of te vroegtijdig waarschuw voor iets. De heer HOLLENGA: Het was een interessante discussie tussen de fracties van PvdA en VVD, alleen wil ik van de heer Moorlag weten of de woorden ‘het ei even schudden’ sloegen op datgene wat werd voorgesteld of op de waterschapsbesturen. Want als dat laatste het geval is, wilt u dus de democratie bij die waterschapsbesturen bij voorbaat dood maken. De heer MOORLAG: Nee, het gaat de PvdA-fractie om de inhoud en niet om de waterschapstructuur op zich. Wij willen daarover graag eens een fundamentele discussie voeren. Als het ging om het schudden van het ei dan had dat louter betrekking op het kostentoedelingsvoorstel zoals het was gepresenteerd door het dagelijks bestuur van de waterschappen. Wij hebben dat keurig afgewacht en toen een reactie, het oordeel van de PvdA-fractie daarover gegeven. Niets meer en niets minder. De GroenLinks-fractie heeft voorgesteld om de volgorde van de besteding van de arbeidsmarktmiddelen om te draaien. Dat wordt door ons ondersteund. Ik kom daarop straks bij de behandeling van de moties terug. De fractie van de Socialistische Partij stelde een vraag over de motie die betrekking heeft op het planHeinen. De PvdA-fractie ondersteunt die motie, omdat zij het ziet als een belangrijk onderdeel van de bredere motie die door een aantal partijen in deze Staten is ingediend. Ik maak daar echter wel de volgende opmerking bij. Aan die motie moet niet de betekenis worden gegeven dat het plan-Heinen nu exclusief hét plan is dat door de provincie ondersteund moet worden. De PvdA-fractie streeft naar een gebundelde en samenhangende aanpak met alle partijen en niet met één exclusieve partij. De heer HEMMES: Het laatste heb ik al enkele keren geprobeerd uit te leggen. Het is inderdaad geen exclusief plan maar gewoon een goed plan is. In dat opzicht ben ik de PvdA-fractie al ter wille geweest. De heer MOORLAG: Dus in die context dat het meegaat in die gebundelde aanpak die wij voorstellen, zijn wij voor die motie. De D66-fractie heeft het een en ander gezegd over de Floriade. De beantwoording van het College vinden wij uiterst bevredigend, in die zin dat de voorvraag eerst wordt beantwoord of er überhaupt enig draagvlak is zowel in het gebied als bij de organiserende organisatie. In die zin voelen wij er weinig voor om de plannen anders te steunen dan zoals door het College is gesteld.
49
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de PvdA-fractie Repliek van de CDA-fractie
De Partij voor het Noorden heeft nogal wat gezegd over de brug over de Eems. In deze tijd vallen de catalogi van Intertoys en Bart Smit weer in de bus en die zijn toch een beetje de input voor de Sinterklaaslijstjes. Wij hebben er geen bezwaar tegen dat die op het lijstje wordt gemeld, maar wij hebben andere zaken die meer prioriteit hebben. Gelet daarop, dat heb ik op 3 september jl. ook al gezegd, voelen wij er weinig voor daarvoor op dit moment geld uit te trekken. Laten wij eerst maar eens datgene realiseren wat in het collegeprogramma staat. De heer ZANEN: Begrijp ik het goed dat u vindt dat die brug wel op het lijstje moet komen te staan? De heer MOORLAG: Nee, op dit moment niet, want het gaat hier ook om de vraag: kunnen wij een betrouwbare overheid zijn. Als u de vraag stelt of er een brug moet komen over de Eems kan ik ook zeggen: waarom geen tunnel onder de Eems door? Waarom geen metro in Winsum? Wij kunnen het oneindig uitbreiden, maar wij moeten naar de burger toe wel een realistisch perspectief blijven bieden. Ik loop de moties en amendementen langs. Motie 1 is aangehouden. Voor motie 2 heb ik net steun uitgesproken in de context zoals verwoord. Motie 3 is aangehouden. Naar wij hebben begrepen zijn de moties 4 en 5 ook aangehouden totdat er in het Presidium nader over is gesproken. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Over motie 4 is al uitgebreid in het Presidium gesproken. Er lag ook een notitie in het Presidium. Ik neem aan dat de Presidiumleden deze besproken hebben met de fracties, zoals gebruikelijk is na een Presidiumvergadering. Volgens mij ligt ze gewoon ter besluitvorming voor, dat geldt ook voor motie 5. De heer MOORLAG: Het probleem daarbij is evenwel dat het dictum van de moties niet helemaal aansluit bij het in combinatie organiseren met de open monumentendagen. Dus de tekst zoals die nu voorligt wordt door ons niet gesteund. De moties 6, 7 en 8 zijn ingetrokken. Wij zijn uiteraard voor de moties 9 en 10. Wij zijn voor motie 11. Wij zijn tegen motie 12. Wij vinden het antwoord van het College bevredigend. Wij zijn tegen motie 13. Wij zijn er niet op tegen dat er een statenwerkgroep komt, maar door middel van de motie krijg je een gewicht. Dat moet eerst maar eens nader in de commissies worden besproken en van het College komt ook nog wat informatie. De toezegging van het College is bij motie 14 wat ons betreft genoeg. Wij zijn tegen motie 15. Ik kom op de amendementen, en dan sluit ik ook aan bij datgene op 3 september jl. is gezegd. Wij zijn tegen de amendementen A, B en C en voor de overige vier, D, E, F en G. De heer HOLLENGA: Voorzitter. Op de eerste plaats dank ik het College voor de beantwoording in de eerste termijn. Over de motie van de SP-fractie over de werkgelegenheidsproblematiek verkondigde de heer Moorlag net ook al dat het voorstel-Heinen niet het voorstel is dat het alleenrecht moet hebben, dat expliciet moet zijn. Daarom hebben wij geen behoefte aan die motie, omdat er de Statenbrede motie over het arbeidsmarktbeleid ligt. De gedeputeerde heeft ook aangegeven hoe het College daarmee om wil gaan, dat wil zeggen met gemeenten en alle partners. Uiteraard zal dan het voorstel van de heer Heinen ook in die discussie een rol kunnen spelen en daarin kunnen worden meegenomen. Wij wachten dat rustig af, maar wij hebben er geen behoefte aan om nu expliciet het College opdracht te geven specifiek met die variant aan de slag te gaan. Wij zijn tegen motie 3. Motie 4 betreft die open dag. Er wordt wat verwarring gesticht over wat er precies gaat gebeuren. Zoals je de motie leest, kan het betekenen dat een aparte open dag moet worden georganiseerd met alle kosten van dien. Wij hebben daarover gezegd dat wij daar op dit moment niet
50
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de CDA-fractie
direct voor kiezen. Aansluiten bij lopende initiatieven kan natuurlijk altijd. Dus ik denk dat ook het Presidium of de Statengriffie zich daarover nog maar eens moet beraden. Het punt van de versterking van de economische structuur is een motie die wij van harte ondersteunen. Dat zat ook een beetje in de benadering van het College om datgene op te pakken wat je als provincie kunt doen, ook als de rijksoverheid ons op dat punt een beetje op achterstand zet. Over motie 10 deed de PvdA-fractie een oproep aan de CDA-fractie om die motie te ondersteunen. Ik kan u zeggen dat wij die motie zullen ondersteunen. Wel was bij ons een discussiepunt, wij hebben dat in eerste termijn ook genoemd: College, kijk ook vooral naar die ketenbenadering voor die 0- tot 12-jarigen. Daarmee kan men misschien op termijn ook wat verdienen. Een ander punt dat bij ons speelt - en misschien dat daarnaar ook eens gekeken wordt - is de flexibiliteit binnen het totale budget van de jeugdhulpverlening. Soms zijn er onderbestedingen en overbestedingen en daarmee kan men ook wel wat verdienen. Ook de motie over de gesubsidieerde arbeid is door ons ondertekend. Dit is misschien een reactie richting de heer Zwagerman maar ook richting ChristenUnie, die met name het CDA als partij in de Tweede Kamer of in het kabinet heeft aangesproken op het sociale gezicht. Wij weten wat de visie van dit kabinet is op de lange termijn ten aanzien van bepaalde ontwikkelingen. Wij weten ook dat daaruit knelpunten voortkomen die ons ook pijn doen en die gelukkig ook onze Tweede-Kamerfractie pijn doen. Die is op een aantal punten gelukkig ook actief bezig om daar verbeteringen aan te brengen. Wij blijven hen daar bestoken om de knelpunten die daaruit voortkomen voor onze rekening - dit is er zo een - op te pakken en daar iets aan te doen. Wij volgen het College betreffende de motie van de VVD-fractie over de promotie van de Blauwe Stad. Het woord ‘onvoldoende’ was ons ook een slag te ver. Ik veronderstel dat de motie over de problematiek voor de verdroogde natuurgebieden een vervolg krijgt wanneer het rapport er is. Wij hebben geen behoefte aan onderzoek naar de Zuiderzeelijn. Over amendement A, over de ondersteuning van Statenleden, hebben wij al eerder in de commissie Bestuur en Financiën gezegd dat wij hebben afgesproken dat wij eind 2004 een evaluatie krijgen van datgene wat wij hebben afgesproken. Dan zal dit punt ongetwijfeld weer aan de orde komen. Wij hebben geen behoefte aan amendement B. Wij willen geen grote nieuwe activiteiten oppakken. Wij hebben geen behoefte aan welzijn, productieklimaat, kunsten. Veranderingen financiering aan het discriminatiebureau is overgenomen door het College en wij zijn het daarmee eens. Met de wijziging, die verschuiving van ondernemend Groningen gaan wij akkoord. Betreffende het amendement over de cofinanciering zorg infrastructuur het volgende. Natuurlijk hadden wij voor het weekend ook die brief gekregen waaruit bleek dat het CESI onvoldoende middelen zou bevatten. Alleen was dat wel een probleem van het College. Toen wij het amendement opmaakten en ons klaarmaakten voor deze behandeling en het in de commissie bespraken, hadden wij te maken met de stukken uit de begroting zoals die voorlagen. Als er dan een paar dagen voor de behandeling een schrijven komt waarin alleen al eind 2003 er een verschil is van weet ik veel hoeveel miljoen - maar goed, daar zitten wat verschuivingen in -, dan zeg ik: “Het is een probleem van het College en gelukkig lost het College dat probleem nu op.” De heer CALON, gedeputeerde: Het College lost dat probleem niet op. Het College vraagt aan u het amendement zodanig aan te passen dat het College het kan oplossen. Als u dat niet doet, heeft het College een probleem. De heer HOLLENGA: Zo'n groot probleem is dat niet voor het College, dus wij laten het graag aan het College over. Wij gaan er wel van uit dat het tijdig wordt opgelost en dat het niet een kwestie is dat het moet wachten tot na de zomer van 2004.
51
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de CDA-fractie Repliek van de VVD-fractie
Wel een punt is natuurlijk dat dit nu het CESI-fonds is, en er staat nog een hele rij van fondsen en kredieten op. Als er bij deze zo’n grote afwijking is, hoe zit het dan met die anderen? Worden die anderen nu ook langsgelopen en krijgen wij daar ook een overzicht van? Dit is natuurlijk wel een situatie waarvan ik zeg dat wij moeten kunnen uitgaan van wat in de begroting staat over onze reserves en de stand van zaken. Wij kunnen anders als Staten onze functie op geen enkele manier goed uitoefenen. De heer JASPERS: Er hoeven geen brieven uit Wijk bij Duurstede voor te komen, begrijp ik? De heer HOLLENGA: Wat dat betreft niet. Het College heeft reeds geantwoord over het amendement over de uitgeprocedeerde asielzoekers.In de interruptie tussen de heer Jaspers en ik dacht van de fractie van GroenLinks of de SP, heeft de heer Jaspers het CDA-standpunt al verwoord zoals wij dat vaker hebben gedaan. Dat wil zeggen dat wij bereid zijn als daar knelpunten ontstaan extra middelen toe te voegen. Het College heeft tot nu toe, en dat wordt vandaag nog eens een keer bevestigd, voldoende middelen beschikbaar. Wij steunen dus dit amendement niet. De heer BOERTJENS: Voorzitter. Dank u wel voor de beantwoording in de eerste termijn. Ik heb daarbij nog twee kanttekeningen. In de eerste plaats betreffende de beantwoording van mijn opmerking over het wonen en de participatie van toekomstige bewoners. De heer Calon merkte daarover op dat er bijvoorbeeld contact was met projectontwikkelaars, maar dat is mij net iets te mager. Als het bijvoorbeeld gaat over particuliere opdrachtgeverschap, moet men in een heel vroeg stadium kijken wie daar gaat wonen en of men die mensen daarbij kan betrekken. Wie wil dat, wie komt daar eventueel voor in aanmerking en kun je de mensen betrekken bij hun toekomstige woonomgeving? Het gaat ons dus niet zozeer om de intermediaire organisaties, of dat nu planologen zijn, projectontwikkelaars, aannemers of wie dan ook. Het gaat ons om de mensen die daar gaan wonen. Een andere kanttekening maak ik bij de beantwoording van de vraag over het tankerontmantelingsplatform. Ik kan mij grotendeels vinden in de kritische en zakelijke opstelling van de heer Gerritsen. Ik geef hem één punt in overweging. Als er bedrijven zijn die dit willen gaan ondersteunen en daar kennelijk voldoende vertrouwen in hebben, wacht dan niet te lang. Kijk de kat niet te lang uit te boom en ga dat als provincie mee ondersteunen. Nogmaals wel vanuit een zakelijke en kritische houding, dat ben ik met de heer Gerritsen eens. De heer HOLLENGA: Dat betekent dat u enigszins afstand neemt van het artikel van uw collega europarlementair in de krant. Het College was heel positief over dit project. De heer BOERTJENS: Nee, natuurlijk niet. De heer Vermeer was heel erg positief. Hij heeft gezegd dat hij nog niets van de provincie heeft gehoord. Hij kan nu in het verslag van deze vergadering lezen dat het zeer kritisch wordt gevolgd, maar dat men daar op zich niet afhoudend tegenover staat. Zo interpreteer ik dat. Als er bedrijven zijn die daar hun handtekening onder zetten, doe dan ook als provincie mee, in een haalbaarheidsonderzoek. Ik kan snel de moties langs gaan, want daarover is door de vorige sprekers al veel gezegd en dat zal ik niet herhalen. Motie 1 is aangehouden. Onze opvatting is daarover bekend. Wij zien daar helemaal niets in. Wij steunen motie 2 van de SP-fractie over het plan-Heinen. Natuurlijk vinden wij ook dat er meer is, maar volgens mij heeft de heer Hemmes dat ook geprobeerd uit te leggen. Dat wordt toch wat selectief beluisterd hier. Hier ligt een concreet plan en de inbreng van de heer Hemmes is: pak dit nu op, maar kijk ondertussen ook naar andere dingen. In die zin willen wij dit graag ondersteunen.
52
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de VVD-fractie
Op motie 3 zitten wij niet echt te wachten, maar er komt kennelijk een verdere discussie in het Presidium over. Over motie 4 is al gediscussieerd in het Presidium. De woordvoerder van onze fractie was ervoor en dat is hij nog steeds ondanks intern beraad. Als er menskracht, tijd en geld zijn, doe dat dan, maar kijk in ieder geval wel van jaar tot jaar of er belangstelling voor het fenomeen is. Motie 5 is nog in studie. Over de moties 6, 7 en 8 hoef ik niets meer te zeggen. Wij zijn voor motie 9 en die hebben wij medeondertekend. Van motie 10 zeggen wij: “Ga daar meteen mee aan de slag, neem dat verhaal morgen maar mee naar Den Haag. Wacht daar niet te lang mee.” Motie 11 gaat over de invoering Wet werk en bijstand. Ik zie toch in de motie een kritische ondertoon richting het kabinetsbeleid en dat mag wat mij betreft best. Maar als ik lees: ga die wet eens heroverwegen, dan denk ik dat dat toch niet gaat gebeuren. Dat is geen praktische benadering. Wij steunen die motie niet en willen het College meer op het spoor hebben van kijken wat de mogelijkheden zijn voor de Wet werk en bijstand en kom daar eens bij de Staten mee terug en dan kijken wij of dat dan vervolgens noopt tot extra actie. In dit stadium zijn wij hier niet voor. De heer DIJKSTRA: Er staat niet dat de wet heroverwogen moet worden, maar dat een aantal maatregelen die voortvloeien uit die wet heroverwogen moet worden. De heer BOERTJENS: Voor mij is dat hetzelfde. De heer DIJKSTRA: Voor mij niet. De heer BOERTJENS: Motie 12 kunnen wij intrekken, want wij hebben uit de beantwoording van de heer Calon het idee gekregen dat hij onze visie deelt. Wij zijn niet voor motie 13 en wij willen eerst meer informatie van het College. Wat motie 14 betreft zien wij graag een onderzoek naar de haalbaarheid van de Floriade tegemoet. Wij zijn daarvoor. Wij zijn tegen motie 15. Wij vinden dat men dat samen met anderen moet doen. Wij zijn tegen amendementen A, B en C. Amendement D is overgenomen. Wij zijn voor amendement E, maar ik heb begrepen dat dat ook is overgenomen. Wij zijn voor amendement F en u zult zich afvragen waarom wij dat niet meteen medeondertekend hebben. Wij waren enigszins in twijfel of de middelen vanuit CESI er wel waren. Nu ik uit de beantwoording van de heer Calon heb begrepen dat hij het toch wel wat breder wil zoeken dan alleen in CESI, vertrouwen wij hem dat graag toe en willen wij daar graag over worden geïnformeerd. Uit de beantwoording van vragen over amendement G is gebleken dat het geen knelpunt is. Misschien is het wel overbodig, maar wij zijn hier ook tegen. Dat is min of meer principieel, omdat dit zich vooral richt op de illegale in ons land verblijvende asielzoekers en dat is niet waarvoor wij in eerste instantie het beleid en dus de middelen willen inzetten. De heer VAN ZUIJLEN: Er is niet zo lang geleden door de gedeputeerde een notitie uitgebracht en daarin staat haarfijn beschreven naar welke categorie het gaat. Het gaat niet om illegalen. Mevrouw BOS: Wat vindt u er nu van? De heer BOERTJENS: Dat kunnen wij hier tot de bodem uitdiscussiëren, maar de gedeputeerde zegt bij de beantwoording: “Waarom zou ik geld uittrekken voor iets waar ik nog middelen voor heb?” Ik zeg het nu in mijn eigen woorden.
53
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de GroenLinks-fractie
Mevrouw BOS: Voorzitter. Wij gaan het hele rijtje langs. Motie 2: het voorstel van de SP-fractie over het plan-Heinen. De GroenLinks-fractie vindt dat de strekking van de motie goed is en wij ondersteunen deze motie. Wij vinden dat het helemaal niet in tegenspraak is met de gezamenlijk ingediende motie. Men kan zeggen dat het een onderdeel daarvan is. Wij stemmen daarvoor. Motie 4: over de open dag. In de Presidiumvergadering hebben wij ook al kenbaar gemaakt dat wij wel voor een open dag zijn en het is prima als aangesloten kan worden bij een speciale gelegenheid. Motie 10: jeugdzorg. Wij hebben al eerder gezegd dat wij ons zo spoedig tot de Tweede Kamer en het kabinet moeten wenden. Ik had nog staan dat de CDA-fractie moet worden opgeroepen dit te ondersteunen, maar dat hoeft niet meer. Compliment! Motie 12: het intensiveren van de communicatie over de Blauwe Stad. De GroenLinks-fractie had in het verleden hierover ook nog wel wat klachten en heeft dat hier ook meermalen kenbaar gemaakt, maar het College heeft zich wel ingezet om dat te verbeteren. Wij geven de nieuwe voorlichtster dan ook een kans. Wij steunen die motie dus niet. Over de Statenwerkgroep voor de problematiek rond de verdroogde natuurgebieden hebben wij overleg gehad met verschillende fracties. Het is duidelijk dat alle fracties onze bezorgdheid over de verdrogingsproblematiek van natuurgebieden delen. Gedeputeerde Bleker zegt dat het meegenomen wordt in januari a.s. bij de evaluatie, maar wij zijn bang dat het dan ondersneeuwt. Het gaat dan over een heleboel andere dingen. Wij zijn extra bezorgd omdat tijdens de commissievergadering wel heel duidelijk werd dat de gedeputeerde zelf niet zo veel inzicht in deze materie heeft. De heer BLEKER, gedeputeerde: Dat klopt helemaal, maar dat kan in januari a.s. natuurlijk wel anders zijn. Mevrouw BOS: Maar wij helpen hem. Wij verzoeken de gedeputeerde toe te zeggen onze aandachtspunten mee te nemen en dat zijn de volgende. Welke instanties spelen een rol bij deze problematiek? Hoe vindt overleg met deze instanties plaats? Hoe vaak? Welke criteria gelden om de doelstelling te behalen? Hoe worden die criteria gecontroleerd en geregistreerd? Hoe wil het College de komende jaren een inhaalslag maken? Welk stappenplan of tijdsplan krijgen de Staten straks voor ogen? Hoe zal terugkoppeling plaatsvinden? Als daaraan is voldaan dan trekken wij onze motie in, maar wij laten hem eerst nog staan. De heer BLEKER, gedeputeerde: Dat vraagt wel om een schorsing van zeker anderhalf uur. Mevrouw BOS: Ik heb het heel zorgvuldig opgesomd. Wij hebben met de andere partijen amendement A ingediend, maar daarna is er over gediscussieerd en is voorgesteld eerst te evalueren en daarop te wachten en met de andere partijen te kijken wat er dan nog mogelijk is. Streep onze naam maar door, want wij willen daar op wachten. De GroenLinks-fractie trekt zich terug als ondertekenaar van amendement A. Wat amendement B betreft hebben wij geen behoefte aan een onderzoek naar de economische effecten van de brug over de Eems nabij Delfzijl. Amendement C, van de fractie van de Partij voor het Noorden vraagt € 350.000 voor productieklimaat kunsten. Wij vinden het idee leuk, maar het bedrag veel te hoog. Wij stemmen dus niet voor. Amendement D gaat over het Antidiscriminatiebureau. Dat amendement heeft het College overgenomen.
54
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de GroenLinks-fractie Repliek van de ChristenUnie-fractie
De GroenLinks-fractie constateerde dat ook de afhandeling van klachten bij het Antidiscriminatiebureau in Groningen hoorde en dat het niet elders afgehandeld moest worden. De gedeputeerde zei volmondig dat zij dat ook wilde, maar wij hadden daar nog aan toegevoegd dat daar geld voor nodig is. Daarover hebben wij niets gehoord en wij willen nu heel expliciet van haar weten hoe ze dat denkt te doen. Wij zijn blij dat amendement E is overgenomen, die spiegel van uitgaven voor de komende jaren. Amendement F gaat over dat miljoen euro. Er is ons gevraagd om dat aan het College over te laten, maar wij verwachten natuurlijk wel een terugkoppeling naar de Staten. Amendement G gaat over uitgeprocedeerde asielzoekers die nog legaal in ons land verblijven. Meneer Boertjens, daar gaat het om. Het is al door een fractiegenoot van mij gezegd, maar ik vind u soms wel erg hardleers. De heer BOERTJENS: U had mij al een onvoldoende gegeven. Mevrouw BOS: U maakt het er ook wel naar. Het College zegt dat er nu nog geen behoefte aan is, en wenst eerst criteria. Als de criteria bekend zijn, als er meer bekendheid aan wordt gegeven, dan zijn wij ervan overtuigd dat er vaker een beroep wordt gedaan op dit fonds. Wij willen dit amendement dus laten staan. Over de Floriade wil ik het volgende zeggen. Wij hebben contact gehad met Drenthe, want het lijkt net of alle organisaties die daarbij betrokken zijn heel enthousiast zijn. Wij hebben wel een beetje het idee dat het wat genuanceerder ligt. Zo blijkt de Nationale Tuinbouwraad tien criteria te hebben - en daarover is de discussie in Drenthe ook heel uitvoerig gegaan - en daar voldoen de Veenkoloniën niet aan. Een van die criteria is bijvoorbeeld dat het een dichtbevolkt gebied moet betreffen vlakbij Schiphol. Die criteria staan nog recht overeind. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Dat zijn de criteria die golden voor de Floriade van 2002 en voor zover ik weet, en dat is mij gegarandeerd door de Nationale Tuinbouwraad, zijn de criteria voor de Floriade van 2012 nog niet opgesteld. Ik kan mij niet voorstellen dat die criteria dan nu in Drenthe wel bekend zijn. Mevrouw BOS: Wij hebben vandaag toevallig geïnformeerd en die criteria staan nog steeds zoals ze er stonden. Er zijn geen nieuwe aan toegevoegd. Ook de discussie in de Drentse Staten was zo: laten wij eerst eens even kijken hoe en wat en wanneer dat verandert en laten wij het dan doen. Die nuchtere benadering komt ook overeen met wat onze gedeputeerde zei. Eigenlijk lijkt het ons ook het beste eerst eens even te checken wat de reële kansen en mogelijkheden zijn. De heer LUITJENS: Ik heb geïnformeerd bij de Tuinbouwraad. Er zijn nog geen criteria voor 2012. De heer BLEKER, gedeputeerde: Het College weet het nu natuurlijk helemaal niet meer. De heer SLAGER: Voorzitter. Ik ga in op de moties. Motie nummer 1 is aangehouden. Motie nummer 2 zullen wij steunen, zeker na de uitleg die de heer Hemmes daaraan heeft gegeven. Wij zijn van mening dat het de moeite waard is dit mee te nemen in de rest van de plannen, dus als onderdeel van een groter geheel. Over motie nummer 4 van de fractie van D66 over het organiseren van een open dag heb ik op 3 september jl. al gezegd dat wij die ondersteunen. Wij hebben in het verleden namelijk zelf ook voor een open dag gepleit.
55
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de ChristenUnie-fractie
Ik vind wel dat er nu een wat vreemde draai aan het geheel wordt gegeven doordat te veel de nadruk wordt gelegd op de Open Monumentendag. Naar mijn idee zijn het twee verschillende zaken. Personen die op de Open Monumentendag naar dit huis komen, hebben in mijn beleving de intentie een gebouw te bezichtigen. Zij kijken naar schilderijen, zalen, inrichtingen, oude zaken en monumenten. De doelgroep die wij voor ogen hebben, heeft een wat andere samenstelling. Die zou uit personen moeten bestaan die belangstelling hebben voor het politiek functioneren van onze provincie en het werk dat door de ambtenaren in dit huis wordt verricht. Het is voor ons dus niet één op één identiek, maar als er combinaties mogelijk zijn, is dat voor ons bespreekbaar. Voor ons is eveneens bespreekbaar bijvoorbeeld om de twee jaar een dergelijke dag te organiseren. Aan motie nummer 5 over het Dordrechtse systeem hebben wij geen behoefte. De moties met de nummers 9, 10 en 11 hebben wij mede ingediend, dus onze mening daarover is duidelijk. Motie nummer 12 is ingetrokken. Aan motie nummer 13 hebben wij geen behoefte. Wij hebben geen problemen met het instellen van een Statenwerkgroep voor het verrichten van onderzoek naar verdroogde natuurgebieden, maar wij zijn van mening dat het niet nodig is daarvoor een motie in te dienen. Er zijn immers wel andere mogelijkheden om een Statenwerkgroep in te stellen. Met betrekking tot motie nummer 14 van de fractie van D66 over de Floriade merk ik op dat mijn fractie in dit geval de aanpak volgt die het College heeft voorgesteld. Dat houdt in dat wij eerst nader gaan inventariseren en dat wij vervolgens nagaan of er nog een haalbaarheidsonderzoek nodig is. Aan motie nummer 15 hebben wij geen behoefte. Vandaag - en zeker vanmorgen - voelden wij ons steeds ietwat groter dan wij als fractie in werkelijkheid zijn, omdat enkele malen werd opgemerkt dat alleen de grote fracties tegenstander van het amendement met de letter A zijn. Het zal u echter duidelijk zijn dat ook de fractie van de ChristenUnie dit amendement niet heeft ondersteund. Als wij in maart een besluit nemen, wij afspreken dat wij een en ander vervolgens evalueren en dan nagaan wat er aan de hand is, hebben wij er geen behoefte aan in september alweer een ander besluit te nemen dat daar lijnrecht tegenin gaat. Wij wachten de evaluatie af en op dat moment gaan wij na of het nodig is extra middelen te reserveren voor ondersteuning van fracties. Mijn fractie blijft overigens van mening dat de middelen die op dit moment beschikbaar zijn al een enorme verbetering betekenen ten opzichte van datgene wat voorheen gebruikelijk was. Daarvan moeten wij ons ook bewust zijn. Wat ons betreft is het niet nodig een onderzoek te doen naar een brug over de Eems bij Delfzijl, want naar ons idee gooien wij daarmee geld in de Eems. Wij hebben evenmin behoefte aan het amendement onder de letter C over het productieklimaat kunsten. De amendementen met de letters D en E zijn door het College overgenomen en de daarin genoemde zaken ondersteunen wij. Met betrekking tot het amendement met de letter F volgen wij het College dat voorstelt op zoek te gaan naar de dekking, omdat CESI op dit moment onvoldoende middelen bevat. Wij gaan er dan overigens wel van uit dat dit voor het College niet een reden is om te zeggen dat het even geen middelen had en dat het alle werkzaamheden daarom heeft stilgelegd. Wij gaan ervan uit dat het College zich inspant om de werkzaamheden zo veel mogelijk te laten doorgaan. Met betrekking tot het amendement met de letter G merk ik op dat wij hebben begrepen dat op dit moment voldoende middelen beschikbaar zijn. Als dat het geval is, hebben wij er geen behoefte aan extra middelen ter beschikking te stellen.
56
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de SP-fractie
De heer HEMMES: Voorzitter. Van gedeputeerde Calon mocht ik niet alles klakkeloos citeren, maar ik kan dat toch niet laten. Ik zag op het internet de Groninger Internetkrant, waarin de volgende stelling staat: “Het Noorden heeft geen nieuwe Fré Meis nodig, maar iemand die er een béétje op lijkt, zou welkom zijn.” Dat moet ik toch kwijt. Mijn fractie is het met deze stelling eens. Ik citeer: “Het wordt tijd dat Groningen en de andere noordelijke provincies wat van zich af gaan bijten.” Over de collegepartijen is veel gezegd. Ik had mij voorgenomen hier woedend te gaan staan, maar gezien het feit dat onze motie uiteindelijk door de meeste fracties is begrepen, dank ik hen daarvoor. De fractie van het CDA heeft de inhoud van onze motie nog niet begrepen. Ik ben daarom bereid onze intentie nog eenmaal aan de heer Hollenga uit te leggen. Dat zal ik straks in de wandelgangen doen. De heer HOLLENGA: Ik heb die motie wel begrepen, maar het College zegt ook dat het een koppeling is met de andere motie. Daarover is eenieder het eens. Onze fractie heeft ook gezegd dat het plan-Heinen daar misschien perfect in kan passen. Als dat het geval is, moet men dat vooral doen. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat vooraf wordt vastgesteld dat dit onderwerp sowieso wordt opgepakt. Er kunnen immers andere plannen zijn waarvan de gemeenten en andere partners in het overleg zeggen dat hen dat een betere benadering lijkt. Dat kan ook een combinatie zijn. Het College is het wat dat betreft met onze fractie eens. De vraag is dus hoe het College dit oppakt. Het idee op zichzelf heeft dus onze steun. De heer HEMMES: Naar mijn idee moeten wij elk goed plan oppakken en niet te lang afwachten. Misschien heeft het College het nu ook begrepen. Wij wachten zijn beantwoording in tweede termijn af. De fractie van het CDA was verder nogal optimistisch Wij delen dat optimisme niet, wat u zult begrijpen. De fractie van de VVD moet natuurlijk nog leren oppositie te voeren, maar dat doet zij betrekkelijk snel. De GroenLinks-fractie heeft naar mijn idee een verandering in het amendement aangebracht, maar gezien het feit dat het voorstel voor meer fractieondersteuning is ingetrokken, de werkdruk nog hoger wordt en er misschien dubbel werk wordt gedaan, zien ook wij niet veel in het voorstel om meteen een werkgroep in het leven te roepen. Naar mijn idee moeten wij daarmee even wachten. De sociale kant van de fractie van de ChristenUnie kwam vandaag heel sterk naar voren. Dat spreekt mijn fractie zeer aan. Over het voorstel van de fractie van D66 met betrekking tot de Floriade hebben wij de vorige maal al gezegd dat iedereen mag dagdromen, maar dat het beter is het daarbij te laten. De Partij voor het Noorden heeft met betrekking tot die brug inderdaad gelijk dat het een brug te ver is. De motie over de Waddenzee is aangehouden, maar ik roep de Staten nogmaals op zo snel mogelijk nadat de juiste cijfers officieel bekend zijn gemaakt een debat te voeren. Wij maken ons namelijk grote zorgen over de Waddenzee. Over motie nummer 4 merk ik op dat ook wij wel iets zien in een open dag. Misschien krijgen wij nadere voorstellen over de verdere invulling daarvan. Wij steunen de moties met de nummers 9, 10 en 11. Motie nummer 12 van de fractie van de VVD heeft een dubbele lading. Die heeft namelijk betrekking op promotie en communicatie. Betreffende de communicatie ben ik het met de fractie van de VVD eens dat het daaraan in dat gebied schort. Voor de promotie geldt dat in onze visie niet. Als ik alleen al naar dat rode gebouw kijk, meen ik dat er voldoende promotie is voor de Blauwe Stad. Wij zullen die motie derhalve niet steunen. Over het instellen van een werkgroep heb ik al gezegd dat het ons beter lijkt daarmee te wachten. Ook heb ik opgemerkt dat wij tegenstander zijn van het voorstel met betrekking tot de Floriade.
57
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de SP-fractie Repliek van de D66-fractie
Wij zijn eveneens tegenstander van de voorlichtingscampagne over de Zuiderzeelijn. Wel zijn wij voorstander van een enquête over dat onderwerp, maar dan gaan wij in tegen de visie van de fractie van de PvdA. Met betrekking tot het voorstel voor de ondersteuning van de Statenleden zijn wij van mening dat het inderdaad om veel geld gaat. Aan het begin van dit jaar hebben wij er bovendien mee ingestemd het eerst zonder die ondersteuning te doen. Er was sprake van voortschrijdend inzicht. Het blijkt namelijk dat met name de kleine fracties te kort komen. Toch kan ik ermee leven dat wij volgend jaar evalueren en misschien komen wij dan tot de conclusie dat er alsnog wat extra steun moet komen. Onze naam kan er voorlopig af, maar wij houden de vinger aan de pols. Wij zijn tegenstander van het amendement met de letter B. Het voorstel met betrekking tot het productieklimaat voor kunsten vinden wij sympathiek, maar het betreft een groot bedrag. Het lijkt ons daarom beter daarmee te wachten. Het voorstel voor een Antidiscriminatiebureau zullen wij steunen. Het amendement met de letter E over de zorginfrastructuur hebben wij mede ondertekend. Ook het amendement met betrekking tot de asielzoekers kan op onze steun rekenen. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter. Ook ik beperk mij tot het doornemen van de moties en amendementen. Motie nummer 1 is ingetrokken. Met betrekking tot motie nummer 2 merk ik op dat de fractie van D66 in de commissie Economische Zaken al heeft aangegeven dat zij daarvan voorstander is. De reden daarvoor is dat zij evenals andere fracties van mening is dat het beter is met sommige zaken een begin te maken in plaats van af te wachten of alles in een groot plan past. Mijn fractie is ervan overtuigd dat het idee in die opzet kan passen. Ten aanzien van motie nummer 4 hebben meerdere fracties aangegeven dat zij problemen hebben met het dictum. Ik stel daarom voor eventueel in overleg met de voorzitter daaraan aandacht te besteden. Onze opzet is namelijk een open dag te organiseren, eventueel in samenhang met de Open Monumentendag als dat voordelen kan bieden. Naar mijn idee was de uitleg van de fractie van de ChristenUnie wat dat betreft heel goed. Dat moet dus niet per definitie een voorwaarde zijn, maar dat is afhankelijk van de vraag of het werkt. Het doel is dit huis open te stellen en de inwoners van Groningen te laten zien wat voor werk wij leveren. Het mag duidelijk zijn dat wij motie nummer 5 ondersteunen. Hetzelfde geldt voor de moties met de nummers 9 en 10. Voor motie nummer 11 geldt dat wij de lijn van het College kunnen volgen. Motie nummer 12 is ingetrokken. Motie nummer 13 heeft betrekking op de werkgroep. Evenals andere fracties lijkt het ons goed de informatie boven tafel te krijgen voordat eventueel een werkgroep wordt ingesteld. Dat is naar ons oordeel de juiste volgorde. Over motie nummer 14 met betrekking tot de Floriade zijn wij van mening dat de lijn die het College aangeeft goed past in de lijn die wij in onze motie willen neerleggen. Het is namelijk onze bedoeling goed na te gaan wat de haalbaarheid is en wat de mogelijkheden zijn. Wij zijn er immers van overtuigd dat dit een goede kans is en kunnen ons dus goed vinden in de stappen die gedeputeerde Bleker zojuist heeft aangegeven. Wij zijn geen voorstander van het verwoorde in motie nummer 15. Over het amendement met betrekking tot de ondersteuning van de Statenleden is mijn fractie nog steeds van mening dat het goed zou zijn dit te doen. Daarmee wordt de kracht van de Staten naar ons oordeel versterkt. Evenals andere fracties zijn wij desondanks geneigd te zeggen dat het goed is eerst de evaluatie af te wachten. Mijn fractie laat het aan de Partij voor het Noorden over wat hij uiteindelijk met het amendement wil.
58
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de D66-fractie Repliek van de PvhN-fractie
Aan de amendementen met de letters B en C hebben wij geen behoefte. Wij steunen het amendement met de letter D. Hetzelfde geldt het amendement met de letter E. Dat heeft het College inmiddels ook gedaan. Het mag bekend zijn dat wij geen voorstander zijn van het amendement met de letter F. Het amendement met de letter G ondersteunen wij. De heer ZANEN: Voorzitter. Ook ik beperk mij tot het bespreken van de moties en amendementen. Motie nummer 1 is aangehouden. Motie nummer 2 steunen wij van harte. Dat bevat een element in een actief arbeidsmarktbeleid dat wij graag ondersteunen. Motie nummer 3 is in het Presidium aan de orde geweest. Wij zijn voorstander van motie nummer 4 en hetzelfde geldt voor motie nummer 5. Ook de moties met de nummers 9 en 10 steunen wij. Met betrekking tot motie nummer 11 merk ik op dat ik het verslag van de commissievergadering nogmaals heb gelezen, waaruit blijkt dat de neiging bestaat zich volledig achter de gemeentebesturen te verschuilen. Ik ben van mening dat ook vanuit de provincie actief op die zaken moet worden ingespeeld. Ik vraag de gedeputeerde een reactie te geven. Wij zijn uiteraard voor de motie. Voor motie nummer 13 geldt dat wij geneigd zijn de voorstellen van het College af te wachten. Wij zijn voorstander van de motie van de fractie van D66 over de Floriade. Die steunen wij graag. Over de motie met betrekking tot de Zuiderzeelijn merk ik op dat ik het met de gedeputeerde eens ben dat het onhandig zou zijn als er een aparte uitspraak van de provincie Groningen lag. Dat zou het proces weer bemoeilijken, terwijl nu juist wordt gepoogd dat met alle betrokken partijen op gang te brengen. In die uitspraak staat overigens wel dat dit in overleg met al die andere partijen zou moeten gebeuren. Uit de woorden van de gedeputeerde maak ik op dat wordt geprobeerd die onafhankelijkheid op het gebied van het voorleggen van allerlei informatie op de een of andere manier te garanderen en om daarvan dus niet een uitgesproken promotietoer voor de zweeftrein te maken. Het is juist de bedoeling dat alle opties optimaal in beeld worden gebracht. Ook begrijp ik dat er een plan komt waarin de wijze staat waarop dit wordt georganiseerd. Als de gedeputeerde bevestigt dat ik zijn woorden goed heb geïnterpreteerd, ben ik geneigd deze motie terug te nemen. Dat hangt dus af van de reactie van de gedeputeerde. Voor het amendement met de letter A is duidelijk hoe de kaarten liggen. De fracties van de PvdA, het CDA en de ChristenUnie hebben uitdrukkelijk gezegd dat zij het moment van beoordeling willen verschuiven. Zij willen een evaluatie van een jaar duaal. Daar gaat het dan immers om. De intentie is dus om niet tegemoet te komen aan de fractieondersteuning. Het is duidelijk dat ook de andere fracties, die dat amendement mede hebben ondertekend, inmiddels van mening zijn dat het misschien beter is de beoordeling door te schuiven naar het moment van evaluatie. Ik betreur het dat wij die stap vandaag niet zetten, mede gezien de vergelijking met andere provincies. Toch ben ik geneigd dit amendement nu in te trekken. Het amendement met de letter B sla ik even over. Over het amendement met de letter C liet de gedeputeerde min of meer weten dat hij de strekking ondersteunt. Dat kan ook niet anders, want het is ook een ondersteuning van zijn beleid. Hij merkt daarbij wel op dat hij het komend jaar niet direct een tekort aan ruimte voorziet voor zaken die op dat terrein spelen. Mochten er toch dermate veel aanvragen komen die aansluiten bij de sfeer van dit programmapunt, is de gedeputeerde dan geneigd bij de behandeling van de Voorjaarsnota de Staten alsnog te vragen de ruimte daarvoor te benutten? Als dat het geval is, lijkt mij de strekking van het amendement duidelijk en kan het naar mijn idee worden ingetrokken. Ik wacht de reactie van de gedeputeerde af. De amendementen met de letters D en E zijn overgenomen. Wij zijn voorstander van de amendementen met de letters F en G. Het amendement met de letter B resteert. Ik merk daarover op dat ik mij in deze zaal behoorlijk heb geërgerd. Ik vind het werkelijk ongepast als dit amendement wordt afgedaan als een bagatel.
59
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de PvhN-fractie
Wij leggen immers een reële kwestie op tafel die te maken heeft met het perspectief van de provincie Groningen en doen dat in contact met anderen om ons heen. Het idee van die brug is natuurlijk ook enigszins symbolisch bedoeld. Het gaat erom dat wij wat meer moeten doen met Oost-Friesland en het Weser-Emsgebied hiernaast. Dat heeft uiting gekregen in die brug, omdat dit in de actualiteit speelde. Daar ging in de zomer immers een pont varen. Maar het gaat natuurlijk om het idee. Ik ben het met de gedeputeerde eens als hij zegt dat er morgen niet een project is en dat er dan geen middelen zijn voor een brug. Dat is duidelijk en dat zeggen wij ook niet. Als de gedeputeerde zegt dat wij daarom nu niet een studie moeten doen, kan ik mij daarbij ook nog iets voorstellen. Ik vind het echter onjuist dat het idee door mijn collega’s wordt weggeschoven. Dat vind ik heel slecht en daarover ben ik zeer ontevreden. Ik heb er daarom geen zin in dit amendement te handhaven en trek dat in. De heer JAGER: De heer Zanen loopt alweer weg, maar nu begrijp ik hem niet. Nu voel ik mij als individueel statenlid ook aangesproken. De heer Zanen zegt dat hij het niet eens is met de kritiek die wordt geleverd. Vervolgens geeft hij aan wat die kritiek inhoudt en dan zegt hij dat hij het daarmee eigenlijk wel eens is. Dan begrijp ik het niet meer. De heer ZANEN: Ik heb met name van de fractie van het CDA een geluid gemist. Van die fractie ontving ik namelijk eerder signalen dat zij dit punt reëel wilde oppakken en dat zij daaraan zelfs op verschillende niveaus iets wilde doen, ook in contact met de collega’s in Emden in Duitsland. Tijdens de discussie in dit huis heb ik dat totaal gemist. Dat vind ik vervelend, want dan sta ik er alleen voor terwijl ik signalen van een fractie heb ontvangen dat er wel wat zit. Ik vind dat vreemd, want wij zijn bij elkaar om over zaken te discussiëren. De heer HOLLENGA: Ik zal u op uw wenken bedienen, maar naar mijn idee heb ik daarover op 3 september jl. al iets gezegd. Een aantal jaren geleden zijn wij ook bezig geweest met de kwestie van de brug, maar wij hebben begin september gezegd dat het niet goed is steeds nieuwe plannen op te tuigen. Het College heeft immers gekozen voor uitvoering van bestaande plannen en het wil zich houden aan gemaakte afspraken. Wij zien in dat dit plan de komende jaren niet op de agenda komt. Ik stel voor te wachten tot de N33 is verdubbeld en een aantal andere maatregelen op het gebied van de infrastructuur is genomen. Wellicht kan dit onderwerp dan opnieuw aan de orde zijn. Op dit moment zijn wij echter niet voornemens daaraan geld te besteden. Wij zijn van mening dat het belangrijk is eerst andere plannen uit te voeren. De heer ZANEN: Als de gedeputeerde had gezegd dat die brug om de door u genoemde reden nu niet opportuun is, maar dat hij genegen is een gesprek met de Duitse autoriteiten - de Gemeinden en Kreisen aan de overkant te voeren over een perspectief voor het Eemsmondgebied - dat hebben wij ook nodig aan deze kant van de Eems - zou ik daarmee vrede hebben. Dan zou het amendement ook een doel en een functie hebben gehad. Er is een tekort aan perspectieven voor dat gebied en daarmee moeten wij met elkaar bezig zijn. De heer BOERTJENS: De heer Zanen haalt er nu iets geheel anders bij, namelijk het voeren van gesprekken over de grens. Naar mijn idee is iedereen daarvan voorstander en ik weet niet anders dan dat die voortdurend plaatsvinden. De brug wordt nu echter opeens symbool gesteld voor de Nederlands/Duitse samenwerking. Op 3 september jl. heb ik al gezegd dat ik van mening ben dat wij andere prioriteiten hebben. Het is best een aardig plan, maar het lijkt mij beter met iets te beginnen wat eenvoudiger is. Denk bijvoorbeeld aan een pont.
60
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Repliek van de PvhN-fractie Antwoord van de Voorzitter
Ik ben er geen voorstander van meteen voor tientallen miljoenen euro’s een brug neer te poten, terwijl daaraan naar de mening van velen op dit moment weinig behoefte bestaat. De heer ZANEN: Die reactie vind ik positief, want u zoekt mee naar een perspectief. Ik dank u. De VOORZITTER: Wij maken de tussenbalans van de moties op. Motie nummer 2 is nog aan de orde. Hetzelfde geldt voor motie nummer 4. Gelet op de discussie zou het dictum als volgt kunnen worden gelezen: “Ieder jaar een open dag te organiseren - al dan niet in samenhang met de Open Monumentendag - met een wisselend thema…” Dan kan het gewoon doorlopen. Het koppelen van het onderzoek komt dan in het dictum tot uitdrukking. Motie nummer 5 zal straks nog aan de orde komen. Verder zijn er de moties met de nummers 9 en 10. Voor motie nummer 11 geldt dat de gedeputeerde heeft gezegd dat hij bereid is deze over te nemen, maar ik begreep van de heer Boertjens dat de fractie van de VVD daarvan geen voorstander is. Deze motie kan derhalve niet worden overgenomen en die moet dus in stemming worden gebracht. Motie nummer 12 is in deze termijn ingetrokken. Over motie nummer 13 wordt een oordeel gegeven na de beantwoording van de gedeputeerde. Motie nummer 14 is nog aan de orde. Aan de hand van motie nummer 15 heeft de heer Zanen gevraagd of hij de woorden van de gedeputeerde goed heeft geïnterpreteerd. De beoordeling van die motie zal daarvan afhangen. Het amendement met de letter A is in deze termijn ingetrokken. Hetzelfde geldt voor het amendement met de letter B. Het amendement met de letter C is nog aan de orde. Over het amendement met de letter D heeft de gedeputeerde gezegd dat zij bereid is dat over te nemen. Ik begrijp dat alle fracties voorstander zijn van dat amendement en dat zij instemmen met het overnemen daarvan. Het komt derhalve niet meer aan de orde. Hetzelfde geldt voor het amendement met de letter E. Ook dat wordt in de begroting verwerkt. De amendementen met de letters F en G zullen nog aan de orde komen. Voor het amendement met de letter G geldt dat de verdere beantwoording van belang is. Over het initiatiefvoorstel heeft mevrouw Gräper-van Koolwijk meegedeeld dat zij de behandeling daarvan voorlopig aanhoudt in samenhang met motie nummer 14. Mevrouw BOS: Motie nummer 13 houden wij aan totdat wij in januari a.s. van de gedeputeerde een goede beantwoording op al onze vragen krijgen. De VOORZITTER: Zojuist begreep ik dat u nu een antwoord op al die vragen wilde. Mevrouw BOS: Nee, in januari. De VOORZITTER: Ik had het idee dat gedeputeerde Bleker zich voorbereidde op de beantwoording in deze termijn, maar dat hoeft dus niet meer. Mevrouw BOS: Dat lijkt mij nagenoeg onmogelijk, want hij weet er al zo weinig van. De VOORZITTER: In dit geval valt het nog mee, want u vroeg slechts of hij wil bevestigen dat de door u genoemde onderwerpen in januari of februari a.s. aan de orde kunnen komen.
61
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Antwoord van de Voorzitter Dupliek van gedeputeerde Calon Dupliek van gedeputeerde Bleker Dupliek van gedeputeerde Gerritsen
Hij weet er wel zo veel van dat hij die vraag kan beantwoorden. Maar ik begrijp dat u de motie heeft aangehouden en dat die nu dus geen onderdeel van de beraadslaging meer uitmaakt. De heer BLEKER, gedeputeerde: Ik neem aan dat ik nog wel de gelegenheid krijg het beeld te corrigeren van een stupide domoor in het College. De VOORZITTER: Niemand wil u die mogelijkheid ontnemen. Mevrouw BOS: Die woorden heb ik niet gebruikt! De VOORZITTER: Maar u begrijpt dat u wel indruk heeft gemaakt. De heer CALON, gedeputeerde: Voorzitter. De heer Hollenga ging uit van de begroting. Dat is ook terecht, maar wij hebben die brief natuurlijk niet per ongeluk geschreven. U ziet daarin dat in brieven in 2003 een aantal zaken is toegekend. Die zaken waren nog niet in de begroting verwerkt. Tijdens de fractieberaden beschikte u nog niet over dat overzicht, maar ik zeg u toe dat u dat over IEE in elk geval bij de Voorjaarsnota krijgt. Op dit moment weet ik dat er ultimo 2007 ongeveer 1,3 miljoen euro in zit, maar er komen nog claims. De heer Boertjens vroeg naar het particulier opdrachtgeverschap. De provincie ziet daarop in die zin toe dat wij de verstedelijkingsafspraak met staatssecretaris Remkes van VROM indertijd hebben ondertekend. Wij hebben daarin ook gezegd dat een bepaald percentage moet voldoen aan het particulier opdrachtgeverschap. Ik meen dat het in Groningen 40 procent was. Middels de woonplannen zien wij daar ook op toe. De heer Hollenga zei over het amendement met de letter E dat het College straks niet moet zeggen dat er geen centen meer zijn. Het College heeft het goed begrepen. Het stelt voor het amendement zodanig te lezen dat het College er tijdig voor zorgt, namelijk vóór 1 januari 2004, dat er voor het bedrag voor 2004 en 2005 een tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur komt. Het College zal zijn gedachten laten gaan over de dekking. De heer BLEKER, gedeputeerde: Voorzitter. Het College wil met betrekking tot de verdroging graag duidelijkheid over de instanties, het overleg, de criteria en de meting. Ook de fractie van GroenLinks weet een en ander blijkens haar vraagstelling nog niet. Zodra het College op die punten duidelijkheid heeft, maakt het daarvan melding in zijn nota over het natuurbeleid. Daarin zal ook worden aangegeven wat de eventuele vervolgaanpak is. Dat kunnen de Staten dus verwachten in de nota Natuurbeleid die in januari of februari a.s. beschikbaar zal zijn. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik heb een opmerking gemaakt over de motie over de Floriade. Ook heb ik gevraagd of het College met mij van mening is dat zijn uitleg past in het dictum van de door ons ingediende motie. Naar mijn idee is het wel belangrijk dat te weten om te besluiten of die motie al dan niet in stemming wordt gebracht. De heer BLEKER, gedeputeerde: Ik beaam dat. De heer GERRITSEN, gedeputeerde: Voorzitter. De Partij voor het Noorden stelde een vraag over het onderwerp cultuur. Het College ziet op dit moment niet een tekort aan ruimte. Het zou ietwat wonderlijk zijn op het moment dat wij het beleid hebben vormgegeven te zeggen dat wij een tekort hebben. Dat is niet het geval. Wij kunnen daarmee voorlopig uit de voeten.
62
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Dupliek van gedeputeerde Gerritsen Dupliek van gedeputeerde Mulder
Ik heb ook gezegd dat er bij de Voorjaarsnota een moment komt waarop het nodig is opnieuw afwegingen te maken. Dan hebben wij immers de resultaten in handen van het overleg met het kabinet over het Cultuurconvenant. Dat kan een reden zijn om een en ander opnieuw te overwegen. Een andere reden heeft u genoemd. Het is mogelijk dat het is uitgeput, dus dat veel initiatieven niet kunnen worden gehonoreerd. Op dit moment is er dus niet een tekort, maar wij blijven dit volgen en dat kan tot nieuwe afwegingen leiden. Ik ga in op de Wet werk en bijstand. De heer Boertjens heeft gezegd dat die wet door de Tweede Kamer is aangenomen. Daarover zijn allerlei politieke oordelen mogelijk. Hij vroeg of het niet enigszins irreëel is dat te heroverwegen. Ik heb de motie van de fractie van de PvdA en anderen zo opgevat dat er natuurlijk ook maatregelen zijn met betrekking tot het budget en dat op dat punt de pijn het grootst is en dat wij wat dat betreft graag weer aandacht vragen voor de budgetten voor met name het Noorden. Wij willen graag dat die ruimte in stand blijft. Anders worden allerlei mogelijkheden tenietgedaan. De heer Zanen vroeg of wij ons achter de gemeenten gaan verschuilen. Dat doen wij niet, maar wij kiezen wel voor een bepaalde rol. In de commissie voerden wij daarover een discussie. Wij kiezen voor een actieve rol, maar wij willen wel respecteren dat de gemeenten ook in politieke zin een koersbepalende rol spelen. Wij zullen dat actief voeden. Dat doen wij niet vanuit een blanco situatie, maar vanuit een drive. Dat wil zeggen dat wij de mogelijkheden zo goed mogelijk willen benutten met als doel zo veel mogelijk vormen van gesubsidieerd werk aan te bieden, ervoor te zorgen dat personen actief blijven in de samenleving, dat die ervaring behouden blijft en dat zij ervaring opdoen. Anders zullen er immers gaten vallen en dan blijven personen lange tijd buiten het arbeidsmarktproces. Op die wijze gaan wij daaraan aandacht besteden en samen met de gemeenten op pad. Het College is de heer Boertjens erkentelijk voor de constructieve gedachtewisseling over de tankerontmanteling. Het is een zakelijke en ietwat lastige discussie. Ik heb aangegeven dat wij, als het enigszins mogelijk is, nagaan of er kansen zijn in de Eemshaven. Het is wel belangrijk dat kritisch te beoordelen. Wij moeten elkaar immers niet iets aanpraten waarvan wij achteraf moeten concluderen dat het niets voorstelt. Maar als bedrijven daadwerkelijk iets willen - ik doel dan op het vestigen en realiseren - zullen wij daaraan vanzelfsprekend serieus aandacht besteden. De Staten hebben uitvoerig van gedachten gewisseld over het plan-Heinen. De heer Slager, mevrouw Bos en de heer Moorlag hebben daarover zojuist gesproken. Zij hebben aangeraden dat op te pakken als één van de mogelijkheden en als onderdeel van een groter geheel. Daarmee kan het College uit de voeten. Van de heer Hemmes heb ik ook duidelijk begrepen dat hij er de voorkeur aan geeft dat concrete plan op te pakken, daarmee niet te wachten en dat het niet gaat om een voorkeursbehandeling maar vooral om het ondersteunen van bestaande initiatieven. Als dat de interpretatie van de motie is, kan het College daarmee uit de voeten. De heer HOLLENGA: Dat geldt dan ook voor de fractie van het CDA. Mevrouw MULDER, gedeputeerde: Voorzitter. Ik antwoord eerst op de vraag van de fractie van het CDA over de jeugdzorg. Met name de ketenbenadering, de flexibiliteit en het overhevelen van de gelden van de ene vorm van zorg naar de andere zal bij ons uitvoerig in het beleidskader 2004-2007 aan de orde komen. Wij zijn van plan dat beleidskader in november a.s. in concept aan de Staten voor te leggen. Ik ga in op de asielzoekers. Ik roep met betrekking tot die voortgangsrapportage in herinnering dat het om asielzoekers gaat die hier rechtmatig verblijven, maar die geen recht hebben op opvang. Vooralsnog is er naar het oordeel van het College van Gedeputeerde Staten geen reden om het bedrag van € 50.000 uit de algemene middelen toe te voegen. Op dit moment is er een overschot van € 34.000, terwijl wij een bedrag van € 50.000 hadden gereserveerd voor noodopvang voor asielzoekers.
63
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Dupliek van gedeputeerde Mulder Dupliek van gedeputeerde Musschenga Stemming
Op dit moment is er naar de mening van het College dus geen reden daarbij extra gelden te betrekken, wetend dat volgend jaar € 90.000 voor asielzoekers op de begroting staat. De fractie van GroenLinks stelde een vraag over het afhandelen van de vragen en de registratie van een Antidiscriminatiebureau. Het gaat ons er natuurlijk ook om dat de meldingen uiteindelijk worden afgehandeld. Dat moet ook in Groningen gebeuren, maar ik heb geen idee of dat geld gaat kosten. Dat moet worden onderzocht. Dat geldt met name voor de afhandeling in Groningen. Wij zullen dan ook nagaan of uit dat onderzoek blijkt dat daarop verdere actie moet worden ondernomen. Op dat moment moeten wij nagaan of er eventueel nog gelden nodig zijn om Groningen op de kaart te zetten als het gaat om afhandeling van klachten. De heer VAN ZUIJLEN: Mogen wij van de gedeputeerde vragen dat uiterlijk bij de integrale bijstelling bekend te maken, zodat wij die middelen dan beschikbaar zouden kunnen stellen? Mevrouw MULDER, gedeputeerde: Ik houd wat dat betreft een slag om de arm. Ik zal proberen zo snel mogelijk te achterhalen wat daar aan de orde is en of er überhaupt geld bij moet. Ik vraag de Staten of het goed is dat ik , in het geval dat mij dat niet lukt, snel actie onderneem en het bij de Voorjaarsnota aan de orde laat komen. De heer VAN ZUIJLEN: Ik kan dat wel begrijpen, maar deze motie ligt al twee jaar te wachten. Dat is er de reden van dat wij graag de druk op de ketel houden. Wij beschouwen dat als een hoge prioriteit. Ik meen dat de integrale bijstelling over twee maanden aan de orde komt en een onderzoek naar de kosten… Mevrouw MULDER, gedeputeerde: De integrale bijstelling is in november. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: Voorzitter. Ik dacht dat ik nog twee punten moest bespreken, namelijk de brug en de snelle verbinding, maar de brug is inmiddels van het toneel verdwenen. Met betrekking tot de motie over de brug merk ik op dat het geenszins mijn bedoeling was de zaak te bespreken op de manier die de heer Zanen heeft verwoord. Ik heb zelfs gewag gemaakt van gesprekken die aan de overkant van de grens zijn gevoerd en hoe die zijn verlopen. Daarover wordt dus wel degelijk gesproken. Misschien is dat de heer Zanen ontgaan. De kwestie is hier echter niet meer aan de orde. Over de campagne over het project Zuiderzeelijn is gevraagd of de promotie niet eenzijdig zal zijn gericht op de zweeftechniek. Die vraag is ook in de commissievergadering gesteld. Ik heb op dat moment reeds ondubbelzinnig geantwoord dat dit wat ons betreft absoluut niet aan de orde zal zijn. Wij weten wat het prijsvraagmodel inhoudt en waarover het zal gaan. Het is bekend dat wij onderweg nog een aantal besluiten moeten nemen. Er zal sprake zijn van een aantal go-/no-go-momenten waarop de bevolking opnieuw wordt geraadpleegd. De bedoeling van de voorlichtingscampagne is aan te geven waarover het gaat, wat de verschillende alternatieven zijn die ten opzichte van elkaar zullen worden afgewogen, in welke context en in welke fase men dat moet zien enzovoort. Gezamenlijk zal men dat zorgvuldig en op een goede manier gestalte geven. Daarover hoeft u zich geen zorgen te maken. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Ik stel voor over te gaan tot stemming. Wij komen op de eerste plaats bij de moties. Mevrouw Bos heeft aangegeven dat motie nummer 13 wordt aangehouden. Die maakt dus geen onderdeel van de beraadslaging meer uit. De heer Zanen zou nog zijn oordeel geven over motie nummer 15.
64
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Stemming
De heer ZANEN: Ik heb kennisgenomen van datgene wat de gedeputeerde heeft gezegd. Als hij bedoelt te zeggen dat hij de Staten tijdig over dat plan zal informeren en dat er ook mogelijkheden zijn daarop te reageren en te reflecteren, zullen wij hem kritisch volgen. In dat geval trekken wij de motie in. De VOORZITTER: Ik stel vast dat de motie is ingetrokken. De heer ZANEN: Dan stel ik vast dat die interpretatie juist is. De VOORZITTER: Dat weet ik niet. Dat kunt u wel zeggen. Wilt u eerst antwoord? De heer ZANEN: Ja. De heer MUSSCHENGA, gedeputeerde: Voorzitter. Naar mijn idee bespreken wij dit onderwerp hier voor de vierde of vijfde maal op dezelfde wijze. Steeds heb ik aangegeven waar het straks om gaat en op welke wijze wij van plan zijn daaraan inhoud te geven. Vanmiddag heb ik dat wederom ondubbelzinnig aangegeven. De heer Zanen kan er wat mij betreft op vertrouwen dat wij dat niet op een eenzijdige manier zullen doen, maar dat wij dat op een afgewogen manier zullen voorbereiden. Hij weet zelf maar al te goed dat dit moeilijk is, maar wij zullen dat op die manier doen. De Staten zullen te zijner tijd allerlei informatie ontvangen, waarop zij op veel momenten kunnen inspelen. Daarvoor krijgen zij voldoende gelegenheid. De heer ZANEN: Ik dank de gedeputeerde voor zijn duidelijkheid en trek de motie in. De VOORZITTER: Wij gaan over tot de stemming over de moties. In stemming komt motie nummer 2. De motie wordt met algemene stemmen aangenomen. De VOORZITTER: In stemming komt de motie op stuk nummer 4, waarvan het dictum als volgt wordt aangevuld: “geven de Statengriffie de opdracht om ieder jaar een open dag te organiseren - al dan niet in samenhang met de Open Monumentendag - met wisselende thema’s …” In stemming komt de aldus gewijzigde motie nummer 4 De motie wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie nummer 5. De motie wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de fracties van D66, de VVD en de PvhN. In stemming komt motie nummer 9. De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
65
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Stemming
In stemming komt motie nummer 10. De motie wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie nummer 11. De motie wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen de motie heeft gestemd de fractie van de VVD. In stemming komt de motie op stuk nummer 14. De motie wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd fracties van D66, VVD en PvhN. De VOORZITTER: Dan zijn wij nu toe aan de stemming over de amendementen. In stemming komt het amendement C, over het productieklimaat kunsten. De heer ZANEN: Wij hebben hierover met de gedeputeerde gesproken. Wij hebben hem de vraag gesteld of hij bereid is aan te geven dat hij daarop bij de Voorjaarsnota terugkomt in het geval van een overvraging op dat budget. Hij antwoordde in de geest van onze gezamenlijke visie en derhalve hebben wij daarmee genoegen genomen. Wij trekken het amendement derhalve in. De VOORZITTER: Ik ben blij dat u dat nu zegt. Ik heb de lijst zojuist met u doorgenomen. In stemming komt amendement F. Het amendement wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen het amendement heeft gestemd de fractie van D66. De VOORZITTER: Ik stel vast dat de Staten het College de ruimte hebben gegeven invulling te geven aan de dekking. In stemming komt amendement G. Het amendement wordt bij handopsteken aangenomen. Voor het amendement hebben gestemd de fracties van PvdA, GroenLinks, SP, PvhN en D66. De VOORZITTER: Wij zijn toe aan de vaststelling van de Programmabegroting 2004. Als u daarmee akkoord gaat, impliceert dit dat de Staten instemmen met de in de paragraaf Weerstandsvermogen vermelde risico’s en de aanvullingen en wijzigingen, zoals die zijn verwoord in de brief van het College van Gedeputeerde Staten van september 2003, te weten 2003-16.269/39/A.24, FC. Dat impliceert eveneens dat de Staten het materiële evenwicht van de begroting voor 2004, zoals vermeld in bijlage I van de voordracht bevestigen.
66
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Stemming
Als u dat wenst, kunnen wij niet alleen het besluit in totaliteit nemen, maar het per hoofdstuk doen. De laatste jaren bestond daaraan geen behoefte. Als dat niet nodig is, stemmen wij dus in één keer over het programma, de gewone dienst in zijn geheel en over de begroting als geheel. Daarmee hebben wij de begroting afgehandeld. Dan resteert nog een aantal brieven dat voor kennisname in aanmerking komt. De heer MOORLAG: Wij stemmen uiteraard voor de begroting, maar wij plaatsen daarbij de kanttekening dat de risicoparagraaf nog onder de loep wordt genomen. De heer CALON, gedeputeerde: Ik vergat dat te zeggen. Het antwoord is ja. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik verzoek u de vergadering gedurende vijf minuten te schorsen. De vergadering wordt van 16.37 tot 16.44 uur geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Wij zijn nu toe aan de stemming over de Programmabegroting. Ik heb niet van u gehoord dat u over de afzonderlijke hoofdstukken wilt stemmen. Daaruit concludeer ik dat wij over de gehele Programmabegroting stemmen. De interruptie van de heer Moorlag vertaal ik als dat hij instemt met de risicoparagraaf, zoals blijkt uit het weerstandsvermogen en de brief van 29 september 2003 en in dit debat is met elkaar vastgesteld dat de uitkomst van de discussie over de Wet op de jeugdzorg van invloed kan zijn op de risicoparagraaf. De toezegging is gedaan dat, zodra die inzichten er zijn, het College daarop terugkomt in relatie tot het weerstandsvermogen. Dat was feitelijk de bedoeling van de interruptie van de heer Moorlag, dus dat moeten wij in de vergadering als zodanig vastgesteld achten. Ik heb ook tegen u gezegd dat u instemt met het materiële evenwicht van de begroting. In stemming komt de begroting. De begroting wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt de gewone dienst in zijn geheel. De gewone dienst wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt de begroting als geheel. De begroting als geheel wordt met algemene stemmen aangenomen. De VOORZITTER: Bij de begroting heeft u bij brief van 1 oktober jl. een reactie ontvangen die is binnengekomen bij de griffie en aan u is verstrekt. Ik neem aan dat wij die brief nu voor kennisgeving kunnen aannemen en dat fracties die behoefte hebben daarop te reageren, dat rechtstreeks zullen doen. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER: U heeft ontvangen de brief over de ontwikkeling van de uitkering van het Provinciefonds, gedateerd 3 oktober 2003. Ik neem aan dat u die brief voor kennisgeving kunt aannemen. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
67
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Stemming Afschotvergunningen en knobbelzwanen
De VOORZITTER: U heeft ontvangen de brief met de stand van zaken van de reserve cofinanciering economische en sociale infrastructuur. Kan die brief hier voor kennisgeving worden aangenomen? De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER: Wij zijn toe aan het punt vreemd aan de orde dat vanochtend aan de agenda is toegevoegd met als onderwerp afschotvergunningen en knobbelzwanen. 05
Afschotvergunningen en knobbelzwanen
De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw BOS: Voorzitter. Nog niet zo lang geleden, namelijk van 1999 tot en met 2001, heeft onze provincie in samenwerking met de Zwanenwerkgroep van Avifauna Groningen een gezamenlijk project uitgevoerd met als doel te onderzoeken of een gedoogbeleid met schadevergoeding zou leiden tot minder afschot van knobbelzwanen. Alle betrokkenen - en dat is heel belangrijk en bijzonder - waren tevreden met de uitkomsten. Dat gold zowel voor de provincie, als voor de boeren, de jagers en de zwanenbeschermers. Met gedogen en verjagen kon afschot tot een minimum worden beperkt. Bovendien was het bedrag dat aan schadevergoedingen werd uitgegeven opmerkelijk laag. Het College zegde toe een structurele gedoogregeling op te stellen. Tot op de dag van vandaag is deze er echter nog niet. En in 2003 zijn al diverse vergunningen verleend voor het afschieten van knobbelzwanen. De gedeputeerde heeft toegezegd dat de gedoogregeling aan de orde komt bij de evaluatie van de Flora- en Faunawet in januari 2004. Wij zijn van mening dat dit te lang duurt. Dat geldt overigens niet alleen voor ons, want tijdens de commissievergadering bleek dat een meerderheid deze mening is toegedaan. Wij willen dat met ingang van vandaag een verbod op het afschieten van knobbelzwanen in werking treedt tot de nieuwe Flora- en Faunawet wordt geëvalueerd. Daartoe dienen wij een motie in die mede is ondertekend door de fracties van D66, de SP, de Partij voor het Noorden en de PvdA. De VOORZITTER: Door mevrouw Bos wordt namens de fractie van GroenLinks de volgende motie voorgesteld: “Provinciale Staten in vergadering bijeen op maandag 6 oktober 2003, overwegende dat: de provincie Groningen en de Zwanenwerkgroep van Avifauna Groningen van 1999 t/m 2001 een gezamenlijk project hebben uitgevoerd met als doel te onderzoeken of een gedoogbeleid met schadevergoeding zou leiden tot minder afschot van knobbelzwanen afschot van zwanen op veel maatschappelijke weerstand stuit uit het onderzoek bleek dat met gedogen en verjagen het afschot tot een minimum kon worden beperkt de Knobbelzwanenschade maximaal 25.000 Euro per jaar is, waarvan de laatste jaren slechts 40% is gebruikt alle betrokkenen (provincie, boeren, jagers en zwanenbeschermers) tevreden met de uitkomsten waren de provincie op basis van genoemde gunstige resultaten besloot te streven naar een structurele gedoogregeling
68
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Afschotvergunningen en knobbelzwanen
-
een dergelijke gedoogregeling nog steeds op zich laat wachten
constateren dat: het college heeft beloofd een terughoudend beleid te blijven voeren ten aanzien van het toestaan van het doden van knobbelzwanen ter bestrijding van schade het college in strijd handelt met het provinciale beleid door in 2003 diverse keren toestemming te hebben verleend voor de afschot van zwanen zijn van mening dat: in afwachting van de evaluatie van de Flora- en Faunawet met onmiddellijke ingang geen afschotvergunning voor knobbelzwanen meer mag worden afgegeven en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Bos, de heer Moll, de heer Havinga, mevrouw Drees, mevrouw Edzes-Posthumus, mevrouw Hoekzema-Buist en de heer Swagerman, kan bij de beraadslaging worden betrokken en krijgt nummer 1. De heer MEIJNDERT: Voorzitter. Het faunabeleid is na een stevige discussie vastgesteld en over twee maanden vindt een evaluatie plaats. In de commissie hebben wij dat ook besproken. De overheid moet betrouwbaar zijn, maar ook continuïteit van beleid is belangrijk. Afwijkingen dienen zorgvuldig te worden gecommuniceerd. Nu het over een periode van twee of hooguit drie maanden gaat, achten wij het niet noodzakelijk direct een moratorium in te stellen. Daarvan kunnen wij immers niet altijd direct de consequenties overzien en daarover kan onvoldoende worden gecommuniceerd. Wij zijn dus geen voorstander van deze motie. De heer HAASKEN: Voorzitter. Op het moment dat de voorzitter de motie voorlas, probeerde ik die te begrijpen. In mij kwam toen de gedachte op dat het College in strijd heeft gehandeld met het provinciaal beleid. Graag ontvang ik daarop een reactie van de gedeputeerde. Op dit moment hebben wij geen behoefte aan een moratorium, omdat daarmee ook het denken en het creatief denken wordt stilgezet. Naar mijn idee is dat een slecht principe. Het is natuurlijk niet leuk op een mooie, witte zwaan te schieten en te zien dat het rode bloed over dat witte verenpakket stroomt, maar dat kan naar ons idee niet de aanleiding zijn voor het instellen van een moratorium. Er zijn namelijk ook alternatieven te bedenken. Ik stel voor de evaluatie over de flora en fauna af te wachten. Mevrouw DREES: Voorzitter. Met de ondertekening van de motie hebben wij ons juist uitgesproken voor een moratorium voor enkele maanden, namelijk tot aan de behandeling van de evaluatie van de uitvoering van de Flora- en Faunawet. Ik heb het onderzoeksrapport gelezen dat over de gedoogregeling is verschenen. Ik betreur het dat iets wat tot ieders tevredenheid bleek te werken indertijd is stopgezet toen veel zaken wijzigden als gevolg van de nieuwe Flora- en Faunawet. Wij menen dat er goede aanknopingspunten zijn om de gedachten te laten gaan over alternatieven en wij pleiten ervoor de periode van het moratorium te gebruiken om dat te doen. De vraag daarbij is hoe je de populatie kunt beperken en deze dieren kunt verjagen op plaatsen waar die ongewenst zijn.
69
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Afschotvergunningen en knobbelzwanen
De heer STAGHOUWER: Voorzitter. Natuurlijk geeft ook onze fractie niet de voorkeur aan het afschieten van deze mooie dieren, maar zij gaat er wel van uit dat op goede gronden vergunningen zijn verleend. Zij sluit zich aan bij de motivatie van de heer Meijndert. Wij kunnen best twee maanden wachten, totdat de evaluatie heeft plaatsgevonden en zien niets in een moratorium. Mevrouw BOS: Het gaat niet om twee maanden. Het is nu oktober en de evaluatie is pas in januari a.s. aan de orde. Nu zijn de zwanen er. Daarom dienen wij deze motie nu in. Begrijpt u dat? De heer BLEKER, gedeputeerde: Voorzitter. Het College werpt datgene wat in één van de overwegingen van de motie staat verre van zich. Het huidige en voormalige College hebben niet in strijd gehandeld met het provinciaal beleid. Ons is ook geen uitspraak bekend van onze eigen statencommissie Bezwaarschriften. Er zijn namelijk bezwaarschriften die betrekking hadden op ontheffingen voor de afschot van knobbelzwanen waarin dat wordt bevestigd. Blijkens de motie hebben de Staten wat dat betreft kennelijk een nieuw inzicht verworven. Wij delen dat inzicht in het geheel niet. In de periode van 1 april 2002 tot en met 31 augustus 2003 zijn zeventien ontheffingen verleend. Daarmee was het slechts mogelijk maximaal tachtig knobbelzwanen af te schieten. Feitelijk zijn dat er dertig geweest. Dat betekent dat degenen die een vergunning voor afschot hebben, daarvan al van nature zeer terughoudend gebruik maken. Het College wil die gedoogregeling graag opnieuw goed laten functioneren. Het was daarbij ook afhankelijk van de medewerking van het Faunafonds, maar die is op enig moment gestaakt. Wij zijn voornemens in het kader van de evaluatie van de uitvoering van de Flora- en Faunawet een Groningse gedoogregeling aan de Staten voor te leggen. De Staten moeten bij de Voorjaarsnota 2004 beoordelen of daarvoor voldoende middelen beschikbaar komen. Bij de raming dient ook rekening te worden gehouden met hectaren grasland, hectaren ingezaaid koolzaad, enzovoort. Als de provincie geen ontheffing meer verleent, is de schade voor haar rekening. Het financiële risico dat wij dan lopen, ligt tussen de € 25.000 en € 50.000. Dat hangt vooral samen met de gewassen die worden ingezaaid. Als wij tot het volledig afschaffen van afschot als methode overgaan, moeten wij met elkaar de bereidheid hebben te staan voor € 25.000 tot € 50.000 op jaarbasis. De oude gedoogregeling hield overigens niet in dat er geen sprake meer was van een enkel afschot. Ook toen werd dat gedaan, omdat er soms kleine aantallen knobbelzwanen zijn die niet naar de voor hen bestemde locaties willen. Als het echt niet lukt die zwanen daar te krijgen, moet er iets gebeuren. Het College stemt dus wel in met de intenties die aan de motie ten grondslag liggen, maar het kan die motie slechts uitvoeren als de Staten tegelijkertijd aangeven dat daarvoor ook in deze periode, tot aan het nieuwe gedoogbeleid, voldoende financiële middelen aan het College van Gedeputeerde Staten worden toebedeeld. Het College voelt namelijk niet voor het knuffelen van de knobbelzwaan ten koste van de portemonnee van de boer. Laten wij ook daarover reëel zijn. Er is medewerking van de agrarische sector, ook voor het gedoogbeleid. Wij voelen er echter niet voor mooi weer te spelen met de knobbelzwaan en de rekening neer te leggen bij de agrariër ofwel de grondgebruiker. Als die voorwaarde door de Staten ook gedurende deze interim-periode wordt onderschreven, is de motie voor het College uitvoerbaar. Als dat niet het geval is, kan het feitelijk niet tot de uitvoering daarvan overgaan. Dan zou het namelijk in strijd met het beleid handelen. Het zou dan namelijk gelden besteden aan doelen die de Staten niet voor het College hebben gedefinieerd. Mevrouw BOS: Voorzitter. In onze motie staat dat het verstrekken van afschotvergunningen in de tijd van het project tot een minimum werd beperkt. Uit de stukken blijkt duidelijk dat voor vergoedingen de laatste jaren € 8000 per jaar nodig was. Wij spreken nu over de periode tot januari 2004 en ik kan mij niet voorstellen dat wij daarvoor € 25.000 tot € 50.000 nodig hebben.
70
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Afschotvergunningen en knobbelzwanen
Als deze motie wordt aangenomen, heeft de gedeputeerde naar mijn idee ook de taak na te gaan waar het geld vandaan moet komen. Ik stel voor daarop terug te komen bij de integrale bijstelling. De heer HAASKEN: Voorzitter. Ik vraag de fractie van de PvdA of zij nog steeds achter de constatering in de motie staat en of zij zich ook realiseert welke financiële consequenties dit met zich meebrengt. Mevrouw DREES: Met betrekking tot de tweede constatering merk ik op dat gedeputeerde Bleker gelijk heeft als hij zegt dat er sprake is van terughoudend beleid en dat het College niet in strijd daarmee handelt. De heer HAASKEN: Kan de handtekening van de fractie van de PvdA dan van de motie af? Mevrouw DREES: Wij zouden eigenlijk moeten schorsen om daarover te spreken. In de commissie hebben wij ook over de kwestie van de financiën gesproken. Wij hebben geconstateerd dat de winter eraan komt en dat dit niet het seizoen is waarin grote schade wordt aangericht. Dat blijkt uit de cijfers die jarenlang zijn verzameld. Het is duidelijk dat de provincie de eventuele schade moet vergoeden. Dat is de consequentie van deze motie. De heer HAASKEN: Ik ben geneigd in dit geval gedeputeerde Bleker te volgen. Ik doel dan op de berekening van de schade. Als de fractie van de PvdA haar handtekening onder deze motie laat staan, betekent dit dat zij die blijft steunen. Zij blijft dan ook achter de constatering staan die door de fractie van GroenLinks nog steeds niet is geschrapt. De heer MOORLAG: Voorzitter. Onderdelen van deze motie dreigen een lading te krijgen die daaraan niet moet worden gegeven. De tekst geeft daartoe echter wel aanleiding en daarom verzoek ik de voorzitter de vergadering voor enkele ogenblikken te schorsen. Wij kunnen dan nagaan of het dictum van de motie kan worden aangepast. De vergadering wordt van 17.03 tot 17.06 uur geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan mevrouw Bos. Mevrouw BOS: Voorzitter. In overleg met de fracties die de motie hebben ondertekend, is besloten het tweede aandachtspunt onder “constateren” te schrappen. De tekst die begint met de woorden “zijn van mening” blijft hetzelfde. De VOORZITTER: Begrijp ik het goed dat de tekst bij het tweede gedachtebolletje onder “constateren” komt te vervallen? Mevrouw BOS: Ja. De heer HAASKEN: Voorzitter. Het gaat wel heel snel. De VOORZITTER: Wij kunnen het ook langzaam doorstrepen. De heer HAASKEN: Ja, die neiging heb ik ook wel. Het is kennelijk mogelijk van het ene op het andere moment een betrekkelijk belangrijke constatering te schrappen. Dan blijft het terughoudende beleid van de provincie over. Dat terughoudende beleid bestaat al. Dat is staand beleid.
71
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Afschotvergunningen en knobbelzwanen
Op basis van diezelfde constatering komt de fractie van de PvdA met andere fracties tot de overtuiging dat de uitvoering daarvan toch anders moet. Dat kan ik niet rijmen. Mevrouw BOS: Het gaat ook over een toegezegde gedoogregeling waarvan in dit geval geen sprake is geweest. Er was dus helemaal niets om zich aan te houden. Wij hebben niet gezegd dat het College zonder enige grenzen heel veel afschotvergunningen heeft verleend, maar wij zijn wel van mening dat er te veel van dergelijke vergunningen zijn afgegeven. Wat dat betreft ben ik het met mevrouw Drees eens dat in de tussentijd moet worden nagegaan op welke wijze wij de zwanen naar locaties kunnen leiden waar zij wel mogen eten. Mijnheer Haasken, het is nu en dan moeilijk toe te geven dat je ongelijk hebt. De heer MEIJNDERT: Voorzitter. Ik heb zojuist betoogd dat de vergunningen na zorgvuldige overweging zijn afgegeven en dat er ook sprake dient te zijn van continuïteit van beleid. Het is niet mogelijk van de ene op de andere dag zomaar te zeggen dat het voorbij is met die handel. Wij blijven dus tegenstander van deze motie. De heer BLEKER, gedeputeerde: Voorzitter. Groningen is koploper als het verantwoord beheer van de knobbelzwanen betreft. Groningen is de meest veilige en vriendelijke provincie voor deze zwanen. In 2002 is een interessant rapport verschenen dat ook betrekking had op de gedoogperiode. Daarbij moet worden gezegd dat het ook in de gedoogperiode in een aantal situaties noodzakelijk bleek tot afschot over te gaan. Dat merkte ik zojuist al op. De Staten willen nu iets wat verder gaat dan in de gedoogperiode tot de mogelijkheden bleek te behoren. Dat behoort uit bestuurlijk oogpunt niet tot de uitvoerbare opdrachten. Wij spannen ons in en zullen ermee aan de slag gaan, aangespoord door deze motie, met als doel zo veel mogelijk te handelen in de geest van de oude regeling en vooruitlopend op de nieuwe. Wij hebben echter wel draagvlak nodig. Wij moeten met personen om de tafel. Wij moeten de zaak organiseren met boeren, vogelbeschermers, enzovoort. Het College wil dus zo veel mogelijk handelen in de geest van de ook door hem gewenste nieuwe regeling, maar het kan niet een verbod opleggen om in uitzonderlijke gevallen daarover spreken wij immers - ontheffing te verlenen waardoor naast het verjagen het afschieten wordt toegestaan. Dat kunnen wij niet doen. De Staten spreken met groot enthousiasme over de gedoogregeling, maar ook daarvoor geldt dus dat dit gebeurde. Mevrouw BOS: Voorzitter. De gedeputeerde heeft met veel poeha in de kranten laten zetten dat het College een gedoogregeling voor knobbelzwanen in het leven roept. Iedereen was daarmee gelukkig en daarop willen wij vooruitlopen. De heer BLEKER, gedeputeerde: Voorzitter. Ik herhaal dat een goede gedoogregeling niet de garantie geeft dat er geen enkele afschotvergunning wordt afgegeven. Het concentreert zich met name in het Westerkwartier en in het noorden van de provincie, maar als bijvoorbeeld in andere delen van de provincie veel koolzaad wordt ingezaaid, loopt men het risico dat daar vrijgezelle zwanen landen die men daar niet vandaan krijgt. Voor zowel de kraaien als de zwanen geldt dat groepen niet het probleem zijn. Die kun je met bepaalde maatregelen wat verstoren, verjagen, rangeren en foerageren, maar het zijn de ongebonden vrijgezelle zwanen en kraaien waarvoor geldt dat dit soms niet lukt. En dan moet je soms die onsympathieke maatregel nemen. Mevrouw Bos, geloof mij als ik zeg dat niemand graag een zwaan doodschiet. Als jagers door boeren worden gevraagd dat te doen, zeggen zij zelfs vaak nee. Zij vinden dat zelf onplezierig om te doen en ook voor de omgeving is dat niet plezierig. Uit de cijfers blijkt dat ook. Het was immers mogelijk geweest tachtig zwanen te doden, maar er zijn er slechts dertig afgeschoten. Dat is ook nog een groot aantal in de periode van 1 april 2002 tot 31 augustus 2003, maar er is een intrinsieke drempel om die dieren te doden en dat is terecht.
72
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Afschotvergunningen en knobbelzwanen
Maar het is niet bestuurlijk realistisch in het perspectief van de gedoogregeling elke afschotvergunning bij voorbaat als uitgesloten te beschouwen. Dat kunnen wij niet doen. Het gaat immers om schade aan percelen. Schade wordt wel vergoed, maar men heeft liever geen schade dan een vergoeding. Om die te krijgen moet immers extra werk worden verzet en het geeft nogal wat sores. Men schiet liever niet af. Als wij vanuit die intentie aan de slag gaan, geef ons dan niet een opdracht die bestuurlijk niet uitvoerbaar is. Dat is de oproep die wij doen. De heer MOORLAG: Ik kon mij de opwinding van de gedeputeerde zojuist goed voorstellen. Die ene zin werd blijkbaar toch opgevat als een brandbom die naar binnen werd gegooid. Wij zijn daar ook heel gevoelig voor en die zin is dus geschrapt. Het gaat om dertig knobbelzwanen. Dat het echter niet uitvoerbaar is niet dertig maal de trekker over te halen, is in onze ogen te absoluut gesteld. De heer BLEKER, gedeputeerde: Ik kan daarover heel duidelijk zijn. In die dertig gevallen moeten wij volledig staan voor de schade aan gewassen. Het gaat namelijk om koolzaad, grasland, enzovoort. Er is niemand anders die formeel gehouden is aan het vergoeden van die schade en daarbij komt dat geen enkele persoon of instantie bereid is dat te doen. Als wij dit beleid voeren, moet de provincie Groningen dat doen. Daar komt bij dat in een aantal gevallen het gedogen en het verjagen niet werkt. Zojuist heb ik al gezegd dat er geen sprake is van groepen. Daarmee geef ik aan dat de intentie dezelfde is, maar dat het op die manier niet is uit te voeren. Dat probeer ik ten langen leste duidelijk te maken, al zou ik er niet over piekeren de trekker over te halen om een zwaan te doden. Daarover hebben wij geen verschil van mening en daar gaat het ook niet om. Het gaat om een zakelijk, bestuurlijk uitvoerbare opdracht. De heer MOORLAG: Ik kan de redenering goed volgen dat het niet is uit te voeren omdat het financiële gevolgen heeft, maar het kan er bij mij niet in dat deze motie feitelijk niet uitvoerbaar is. Mevrouw BOS: Bij mij ook niet. Als deze motie wordt aangenomen, gaat de gedeputeerde die dan uitvoeren? De heer BLEKER, gedeputeerde: Het College kan deze motie niet volledig uitvoeren. Er zullen individuele situaties zijn waarin het gedogen en het verjagen niet tot de mogelijkheden behoren en er moet worden ingegrepen. Die mogelijkheid zullen wij dan serieus moeten overwegen in het kader van concrete ontheffingverzoeken. Mevrouw HOEKZEMA-BUIST: Ik begrijp het niet. Als die zwanen schade berokkenen en de meerderheid van de Staten van plan is daarvoor in de maanden tot aan de evaluatie te betalen, weet ik niet waarom die motie niet uitvoerbaar is. Het is heel eenvoudig. Er zal schade ontstaan. Dat weten wij en wij accepteren dat die moet worden betaald. Die schade betalen wij dan ook. Het College kan die motie dan toch uitvoeren? Die zwanen zitten toch niet op de voordeur, waardoor niemand zijn huis meer uit kan en het is toch niet zo dat de koeien niet meer de wei in kunnen? Die zwanen zitten op een stuk land waar zij schade berokkenen en daarvoor kan worden betaald. Zo eenvoudig is dat. De VOORZITTER: Ik stel vast dat wij elkaar niet overtuigen. Het heeft dan ook weinig zin een aantal extra ronden te houden. Wij zijn ruimschoots door de twee ronden heen en de gedeputeerde heeft zijn antwoord gegeven. Ik stel voor de beraadslaging te sluiten en u uit te spreken over de motie.
73
VERGADERING VAN 6 OKTOBER 2003 Afschotvergunningen en knobbelzwanen
De beraadslaging wordt gesloten. De heer HAASKEN (orde): Ik verzoek om hoofdelijke stemming. In stemming komt motie nummer 1. De motie wordt met 26 tegen 28 stemmen verworpen. Voor de motie hebben gestemd de leden: Boer, Bos, De Bruijne, Bultje, Bulk, Dieters, Drees, EdzesPosthumus, Folkerts, Havinga, Hemmes, Hoekzema-Buist, Kok, Köller, De Lange, Mansveld, Moll, Moorlag, Van der Ploeg, Rijploeg, Smit, Swagerman, Veluwenkamp, Voogd, Zanen, Van Zuijlen. Tegen de motie hebben gestemd de leden: Abbes, Boertjens, Boon-Themmen, Boumans, Van Dam , Dijkstra, Engelsman, Gräper-van Koolwijk, Haasken, Hilverts, Hollenga, Jager, Jaspers, Van KleefSchrör, Luitjens, Maarsingh, Meijndert, Mortiers, Nijboer, Oterdoom, Rijzebol, Roggema, Schouwenaar, Slager,Van der Span, Staghouwer, Werkman, De Winter-Wijffels. De VOORZITTER: In totaal hebben 54 leden de presentielijst getekend. Alle leden hebben hun stem uitgebracht. De vergadering wordt om 17.22 uur gesloten.
74