2-001
VERGADERING VAN DINSDAG, 23 SEPTEMBER 2003 ___________________________
Benoeming van de president van de Europese Centrale Bank
De Ecofin-Raad heeft op 15 juli jongstleden een aanbeveling aangenomen met betrekking tot de benoeming van de heer Trichet tot president van de Europese Centrale Bank voor een periode van acht jaar, met ingang van 1 november 2003. De aanbeveling is overeenkomstig het Verdrag overgemaakt aan zowel de Europese Centrale Bank als aan u, opdat u advies kunt uitbrengen voordat de aanbeveling wordt voorgelegd aan de staatshoofden en regeringsleiders voor een eindbesluit.
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over de aanbeveling, namens de Economische en Monetaire Commissie (A5-0307/2003), betreffende de benoeming van de heer Jean-Claude Trichet tot president van de Europese Centrale Bank (10893/2003 - C5-0332/2003 2003/0819(CNS)) (Rapporteur: mevrouw RandzioPlath).
De Raad van Bestuur van de Centrale Bank heeft zijn advies aangenomen op 31 juli jongstleden en dit overgemaakt aan zowel de Raad als het Parlement. Met dit advies bevestigt de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank dat de voorgestelde kandidaat volgens hem beschikt over de in artikel 112, lid 2, letter b van het Verdrag vereiste “erkende reputatie en beroepservaring op monetair en bancair gebied”.
2-002
VOORZITTER: DE HEER VIDAL-QUADRAS ROCA Ondervoorzitter (De vergadering wordt om 9.05 uur geopend) 2-003
2-004
2-005
Magri, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, geachte commissarissen, het verheugt mij dat ik vandaag het woord mag voeren over een kwestie die van groot belang is voor de Europese Unie, namelijk de benoeming van de president van de Europese Centrale Bank. De invoering van de euro was in zowel politiek als technisch opzicht een groot succes in de geschiedenis van de Europese integratie. De euro is nog een vrij jonge munt en heeft om te kunnen welslagen de ervaring - de algemeen erkende ervaring - van de Europese Centrale Bank nodig. Dit is de eerste keer dat wij de president van de Europese Centrale Bank moeten vervangen. Voor de Bank en de euro is het echter van cruciaal belang dat het proces voor de opvolging van de heer Duisenberg transparant verloopt en uitsluitend gebaseerd is op de criteria die zijn neergelegd in de Verdragen en de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Europese Centrale Bank met betrekking tot de meest geschikte kandidaat voor deze functie. Nu het moment van de opvolging is gekomen, moeten wij hulde betuigen aan het uitstekende werk van president Duisenberg. Wij vertrouwen erop dat de Centrale Bank al zijn taken met hetzelfde succes zal blijven uitoefenen. De rechtsgrondslagen voor de benoeming van de nieuwe president van de Europese Centrale Bank zijn de artikelen 112, lid 2, letter b en 122, lid 4, van het Verdrag en de artikelen 11.2 en 43.3 van het Protocol betreffende de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Europese Centrale Bank.
Ik hoop dat het Europees Parlement het met de Raad en de Europese Centrale Bank eens is dat de heer Trichet een uitstekende kandidaat is voor deze belangrijke functie. Met de aanneming van het advies van het Parlement zullen de staatshoofden en regeringsleiders in staat zijn een eindbesluit te nemen en zal de nieuwe president van de Europese Centrale Bank zijn ambt binnen de in de aanbeveling van de Raad gestelde termijnen kunnen aanvaarden. 2-006
Randzio-Plath (PSE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, namens de Economische en Monetaire Commissie beveel ik het Europees Parlement aan de benoeming van de heer Jean-Claude Trichet als geschikte kandidaat voor het ambt van president van de Europese Centrale Bank te bevestigen. De kandidaat heeft in een bevestigingsprocedure zowel schriftelijke als mondelinge vragen van de commissie beantwoord. Hij heeft de leden van de commissie overtuigd van zijn persoonlijke integriteit en zijn professionele bekwaamheid, alsook van zijn ideeën over het economisch en monetair beleid in de eurozone. Tegelijk heeft hij zich ontvankelijk getoond voor onze wens van meer transparantie en democratische verantwoordingsplicht van de Europese Centrale Bank. De Europese Centrale Bank is vijf jaar na oprichting volwassen geworden. De politieke, economische, financiële, organisatorische en personele onafhankelijkheid van de ECB is gewaarborgd, ook in het Ontwerpverdrag voor de Europese Grondwet. De onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank is groot, zelfs groter dan die van de Amerikaanse Federal Reserve. Dit maakt de Europese Centrale Bank in hoge mate verantwoordelijk voor de macro-economische en sociale ontwikkeling in de lidstaten. Om redenen van democratie en integratiebeleid is een zo groot mogelijke transparantie noodzakelijk. Daarom moet de Europese Centrale Bank de transparantie van de besluitvorming en
6 de besluitvormingsprocedure bevorderen. De ECB probeert deze transparantie al op verschillende manieren te bereiken in bijvoorbeeld de driemaandelijkse monetaire dialoog met het Europees Parlement, de regelmatige publicaties en besluiten evenals de verslagen, conferenties en de halfjaarlijkse inflatieprognose die de Europese Centrale Bank bekendmaakt. Hiermee heeft er in Europa een soort cultuuromslag plaatsgevonden, want de cultuur van de nationale centrale banken in Europa kende deze vorm van transparantie niet. Transparantie is overigens ook in het belang van de Europese Centrale Bank, omdat deze een nog jonge instelling is. Dit houdt in dat hij zijn bestaansrecht, geloofwaardigheid en betrouwbaarheid als Europese autoriteit nog moet verwerven en versterken, en daarvan ook afhankelijk is. Tenslotte weerspiegelt het monetaire systeem van een volk alles waarvoor een volk staat, waarnaar het streeft en wat het ondergaat, zo zei de belangrijke Europese econoom Josef Schumpeter. Ik vind het goed dat op grond van de huidige discussie het Verdrag van Maastricht volledig in het Ontwerpverdrag voor de Europese Grondwet is overgenomen. De centrale banken, die in het verleden particuliere organisaties waren, kennen een bewogen geschiedenis. In Amerika ontpopte de centrale bank zich tot een instelling met een wisselende status. In de loop der tijd ontstond het concept van de bestrijding van inflatie en van de onafhankelijke centrale bank. Het is nu misschien te vroeg om te reageren op nieuwe uitdagingen, maar het is belangrijk dat we de taak van de centrale bank definiëren in een geglobaliseerde wereld. De centrale bank moet namelijk in die wereld opereren, waarin handel, verkeer en internationale financiële markten de toon aangeven. De globalisering leidt niet alleen tot dynamische markten, maar ook tot meer en hogere risico’s voor de internationale financiële stabiliteit. Welke taak moeten en kunnen centrale banken dus hebben om aan financiële stabiliteit bij te dragen, financiële crises te vermijden en bijstand te verlenen? Heeft de ECB voldoende middelen voor een rol als geldschieter in geval van nood? En willen we die ook? Met de komst van de euro is de betekenis van Europa op het internationale toneel vergroot. De ECB zal een steeds grotere rol moeten gaan spelen bij het opstellen en uitvoeren van gepast beleid voor de wereldeconomie. We maken ons zorgen over de dramatische onevenwichtigheden in de Amerikaanse economie en over de dreiging die daarvan uitgaat op de middellange tot lange termijn voor de rest van de wereld. De ambtsaanvaarding van de nieuwe president brengt veel vragen met zich mee over het toekomstige beleid van de ECB. De definitie van prijsstabiliteit hoort daar evengoed bij als de kwestie van de monetaire instrumenten. Het behoud van prijsstabiliteit als belangrijkste doelstelling mag er niet toe leiden dat de ECB de bevordering van economische groei en werkgelegenheid verwaarloost. Monetair beleid is niet neutraal, daarom moet de ECB als macro-economische actor betrokken zijn bij de afstemming van de
23/09/2003 beleidsplannen van de verschillende lidstaten. De bereidheid tot coördinatie ex-post volstaat niet. Hierover moeten besluiten worden genomen waarbij de nieuwe president een stimulerende rol moet spelen. Het Europees Parlement verwacht ook verdere stappen in de richting van een grotere transparantie. De ECB moet meer publiceren, hierbij denk ik bijvoorbeeld aan beknopte notulen inzake besluitvorming met argumenten voor en tegen genomen beslissingen evenals geanonimiseerde resultaten van stemmingen in de Raad van Bestuur van de ECB. Een open en transparant monetair beleid dat toegang tot de basis van besluitvorming als vanzelfsprekend ziet, is belangrijk. Dit is in het belang van ons afgevaardigden en in het algemeen belang. De nieuwe president kan op het succesvolle werk van de eerste ECB-president Wim Duisenberg voortbouwen. De leden van het Europees Parlement hebben er vertrouwen in dat de heer Trichet nieuwe uitdagingen aan zal gaan en in staat zal zijn goede oplossingen aan te dragen.
(Applaus) 2-007
Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, geachte dames en heren, mijn fractie gaat in het economisch en monetair beleid uit van drie criteria, die we ook hanteren bij de beoordeling van het voorstel inzake de nieuwe president van de Europese Centrale Bank. We hebben tijdens de studieweek in Madrid opnieuw onze uitgangspunten gedefinieerd en vastgelegd. Allereerst zeggen we duidelijk en ondubbelzinnig “ja” tegen het Stabiliteits- en groeipact. Het Stabiliteits- en groeipact vormt volgens ons het regelgevend kader voor het begrotingsbeleid van de lidstaten. Het Pact is volgens ons een voorwaarde voor prijsstabiliteit, en daarmee voor duurzame groei en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen. Het Stabiliteits- en groeipact is een krachtig middel tot hervormingen en het vormt de basis voor meer transparantie in de begrotingssituaties van de lidstaten. Bovendien is het Pact een wegwijzer voor de nieuwe toetredingslanden op weg naar de gemeenschappelijke munt, zodat ze volledig met de euro mee kunnen doen. Ons tweede uitgangspunt betreft de onafhankelijkheid van de ECB. De onafhankelijkheid moet tot uiting komen in de voortzetting van het beheerste beleid van Wim Duisenberg. Kernwoorden daarbij zijn continuïteit, vertrouwen, geloofwaardigheid, professionaliteit, samenwerkingsvermogen, oog voor veranderingen evenals duidelijkheid van besluitvorming en een groot communicatievermogen. Ten derde zijn we een fractie die voorstander is van de gemeenschappelijke munt. De gemeenschappelijke munt vormt de basis voor een functionerende interne markt en de uitbreiding van de interne markt tot een vaderlandse markt. Volgens deze uitgangspunten beoordelen we de kandidaat. Zowel in de schriftelijke documenten als in de mondelinge antwoorden heeft de kandidaat
23/09/2003 ondubbelzinnig de principes van het Stabiliteits- en groeipact, van de prijsstabiliteit, van de onafhankelijkheid en van de gemeenschappelijke munt tot uiting gebracht. Bovendien heeft hij alle sabotagepogingen afgewezen, omdat die zouden leiden tot een verzwakking van een stabiele munt, van de prijsstabiliteit en van een beleid voor groei en werkgelegenheid. Toen hem werd gevraagd wat de belangrijkste leidende beginselen waren, antwoordde Trichet - ik citeer: “De hoogst mogelijke geloofwaardigheid bij het nastreven van de doelstelling van prijsstabiliteit, onafhankelijkheid, vastgelegd in het Verdrag, tegenover elke overheid of belangengroep van welke aard ook en tenslotte realisme en pragmatisme bij het omgaan met een economische en financiële sector die zeer snelle veranderingen doormaakt onder invloed van nieuwe technologieën en wijzigingen in het gedrag van economische actoren”. Vervolgens zei hij: “Prijsstabiliteit is inderdaad een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame groei en het creëren van duurzame werkgelegenheid”. Hij stelde duidelijk dat prijsstabiliteit niet voldoende is, maar dat deze moet worden aangevuld met een verstandig begrotingsbeleid, met een verhoging van de productiviteit gekoppeld aan loonmatiging en met dringend noodzakelijke structurele hervormingen. Volgens hem biedt het Stabiliteits- en groeipact het economisch kader en gemeenschappelijke regels voor het verschillende economische beleid van de lidstaten. Hij heeft dus in ieder antwoord onze principes ondubbelzinnig als juist bevestigd. Daarom steunt mijn fractie zijn benoeming.
(Applaus van de PPE/DE-Fractie)
7 tijd om van dit verstandige Stabiliteitspact een nog verstandiger Stabilitiets- en groeipact te maken.” De socialistische fractie is voorstander van een stabiliteitsbeleid. Inflatiebestrijding is essentieel, vooral om onze eenvoudigste, minst rijke medeburgers te beschermen. Echter, zoals de Italiaanse president Ciampi al benadrukte: geen stabiliteit zonder groei en geen groei zonder stabiliteit. Een tweesporenbeleid is daarom noodzakelijk. De Europese Centrale Bank moet de inflatie bestrijden, maar ook de recessie. Voor het eerste beschikt de Bank over objectieve criteria, maar voor het tweede heeft hij er geen. Daarbij moet de ECB ook het overige economisch beleid van de Unie ondersteunen: wat dat betreft is inflatiebestrijding wel uiterst belangrijk maar nog niet voldoende. Europa moet daadkracht tonen. Voortdurend alleen maar stabiliteit eisen is niet genoeg. We moeten ook investeren in groei en meer geld wijden aan onderzoek en ontwikkeling, de Europese infrastructuur, onderwijs en permanente educatie en opleiding. Wij hopen dat de ECB onder zijn nieuwe president een dergelijk beleid op adequate wijze zal weten te ondersteunen. 2-009
Lipietz (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, toen koning Lodewijk XIV van Frankrijk was overleden, werd zijn opvolger, Lodewijk XV, door de Fransen overstelpt met genegenheid. Ook wij overstelpen nu de heer Trichet met genegenheid en stemmen voor zijn benoeming, hoewel er net zo weinig objectieve redenen zijn om hem te steunen als er voor de Fransen waren om al bij voorbaat warme gevoelens voor Lodewijk XV te koesteren. Dat we de heer Trichet met enthousiasme begroeten is vooral omdat we genoeg hebben van de lethargie van zijn voorganger.
2-008
Goebbels (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, in grote meerderheid schenkt de socialistische fractie haar vertrouwen aan de heer Jean-Claude Trichet. De heer Trichet was een van de bouwmeesters van het Verdrag van Maastricht en hij is zeker in staat de Europese Centrale Bank te leiden. De heer Trichet is als het ware een van de uitvinders van de Maastrichtcriteria, als vervolg waarop uiteindelijk twaalf landen van de Unie zijn overgegaan op de euro. Hij weet dus beter dan wie ook dat deze criteria, die grotendeels in het Stabiliteitspact zijn overgenomen, niets wetenschappelijks hebben. Ze komen voort uit een politiek compromis dat kenmerkend is voor de economische situatie en de politieke verhoudingen van die tijd.
Gedurende zijn gehele ambtstermijn heeft de heer Duisenberg verklaard dat zijn mandaat weliswaar inhield dat hij, in tweede instantie, de doelstellingen van de Europese Unie moest ondersteunen – de doelstellingen van Lissabon en die van Göteborg, oftewel volledige werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling – maar dat hij voor zichzelf vond dat het voor die ondersteuning voldoende was om de primaire doelstelling na te streven, namelijk de prijsstabiliteit. Gedurende de drieëneenhalf jaar van zijn ambtstermijn hebben we het daardoor met hetzelfde inflatieniveau oneindig veel minder goed gedaan dan de Amerikanen op het gebied van investeringen en stabiliteit. Ik hoop niet dat de heer Trichet gaat zeggen: “Het zal mijn tijd wel duren; na mij de zondvloed”. 2-010
Het Stabiliteitspact is geen uitvloeisel van een exacte wetenschap. Natuurlijk, wie vrijwillig afspreekt zich ergens aan te houden moet dat ook doen, maar dit Pact is niet heilig, al zou je dat wel denken als je collega Karas hoort spreken; het kan en moet verbeterd worden. Zoals commissaris Monti in een interview zei: “Het is hoog
Abitbol (EDD). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, met de meerderheid van mijn fractie, in elk geval met mijn Franse fractiegenoten, zal ik tegen de benoeming stemmen van Jean-Claude Trichet als president van de Centrale Bank, hoewel ik begrepen heb dat het niet gebruikelijk is om tegen een landgenoot te stemmen. Wij
8 hebben echter allemaal kunnen horen hoe de heer Trichet in de Economische en Monetaire commissie zijn nationaliteit heeft afgezworen – “I’m not a Frenchman” – om zo in een goed blaadje te komen bij de Commissie, waar hij kennelijk ook in geslaagd is. Er zit echter nog meer achter onze tegenstem. Alle Fransen kennen Jean-Claude Trichet als een van de drijvende krachten van een beleid waarin de groei willens en wetens aan het malthusiaanse stabiliteitsdogma opgeofferd werd, wordt en zal worden. Al tien jaar lang kost dit monetair beleid van de Centrale Bank ons één procentpunt groei per jaar en het verbaast me, beste Alain Lipietz, dat u ineens zo royalistisch geworden bent. Terwijl de Europese Conventie aan het werk was hebben wij – de heer Katiforis en vele anderen, waaronder de meeste socialisten en de Groenen – geprobeerd om dit dogma te ontkrachten en voor te stellen om in de nieuwe Europese Grondwet de groei een even belangrijke status te geven als de stabiliteit. Dat is ons niet gelukt en ik vind dat het het Parlement tot eer zou strekken, of in elk geval al degenen die deze strijd hebben geleverd, om niet voor de benoeming van de heer Trichet te stemmen, daar hij zozeer het beleid belichaamt waar de Europese economie – dat is dagelijks zichtbaar – onder gebukt gaat en blijft gaan. 2-011
Villiers (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mij van de stemming over de benoeming van de heer Trichet onthouden, deels omdat ik vind dat ik, aangezien het Verenigd Koninkrijk geen deel uitmaakt van de eurozone, terughoudendheid moet betrachten wanneer het interne organisatorische kwesties van de eurozone betreft, en deels omdat ik gemengde gevoelens koester over de benoeming van de heer Trichet. Hij is ongetwijfeld een buitengewoon getalenteerde, capabele en intelligente centrale bankier. Maar na afloop van onze besprekingen in de commissie had ik het gevoel dat hij ondanks genoemde kwaliteiten eigenlijk niets nieuws te zeggen had over de euro. Hij had geen antwoorden voor een aantal van de zeer wezenlijke problemen waarvan we momenteel getuige zijn in de eurozone. De werkloosheid in Duitsland en Frankrijk neemt toe en hun economieën verkeren in moeilijkheden die zo ernstig zijn dat geen van beide landen de regels van het Stabiliteitspact kan nakomen. Het is duidelijk dat er ernstige economische problemen in de eurozone zijn maar ik heb van de heer Trichet niets gehoord dat erop wijst dat hij hiervoor een oplossing heeft.
23/09/2003 Berès (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal me niet royalistischer opstellen dan de heren Goebbels en Lipietz en ik zal mijn steun voor de benoeming van de heer Trichet dan ook baseren op zijn vakbekwaamheid. Ik denk niet dat iemand van de centrale bankpresidenten van de eurozone aan zijn kwaliteiten twijfelt. Hij heeft alle troeven in handen om een ECB-president van gewicht te worden. Dat is geen goedkeuring voor het monetaire beleid dat hij gaat voeren, maar ik heb nog geen enkele centrale bankpresident ontmoet die een ander monetair beleid is toegedaan. Daarom denk ik dat een koerswijziging van het economisch en monetair beleid van de eurozone ergens anders vandaan moet komen. Staat u mij toe om deze stellingname van drie opmerkingen de voorzien. Ten eerste hoop ik – want tot nu toe heb ik er nog niets van kunnen merken – dat de heer Trichet meer open zal staan voor wat men de coördinatie van economisch beleid pleegt te noemen. Als betrokkene bij het ondertekenen van het Verdrag van Maastricht weet hij heel goed dat dit op twee pijlers berust: de monetaire unie en de economische unie. Die economische unie staat of valt met het besef van regeringen dat hun fiscaal en begrotingsbeleid onder het algemeen belang valt. Vandaag de dag is het de rol van een centrale bankpresident, als die niet voortdurend de zondebok wil zijn, om de regeringen op deze verantwoordelijkheid te wijzen. Tegen regeringen zeggen dat ze het zonder coördinatie van het economisch beleid kunnen stellen door simpelweg een monetair beleid te voeren en ze alleen maar aansporen tot het doorvoeren van structurele hervormingen, daarmee zorg je niet dat de eurozone een reëel groeipotentieel terugkrijgt met investeringen in onderzoek, ontwikkeling en onderwijs. Mijn tweede opmerking is dat als we het vertrouwen willen herstellen, we niet alleen behoefte hebben aan een centrale bank die strikt bepaalde criteria handhaaft maar juist ook aan zo’n gecoördineerd economisch beleid. Tenslotte wil ik van het debat van vanmorgen gebruik maken om mijn verbazing en mijn verontrusting uit te spreken over het standpunt dat de Centrale Bank gisteren heeft ingenomen. Hij verzoekt namelijk om aan de doelstellingen in de voorlopige Grondwet de doelstellingen van een economische groei zonder inflatie en van de prijsstabiliteit toe te voegen. Mijns inziens is artikel 3 zoals dat door de Conventie is afgeleverd volkomen bevredigend en het lijkt me gevaarlijk om de Centrale Bank op dit punt te volgen. 2-013
Het verbaast mij niets dat de Zweden hebben besloten geen afstand te doen van hun nationale munt. De voortdurende economische problemen in de eurozone vormen een van de vele redenen waarom het Verenigd Koninkrijk dit ook niet moet doen. En om deze redenen zal ik mij van de stemming over de benoeming van de heer Trichet onthouden. 2-012
Pex (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, een hoorzitting met de president of een gouverneur van de Centrale Bank laat altijd veel te wensen over, omdat die persoon nu eenmaal vanuit zijn functie in het openbaar uiterst voorzichtig moet zijn. Ik heb overigens genoten van zijn expertise. Uit de beantwoording van de vragenlijst, opgesteld door de EMA-commissie, heb ik afgeleid dat de heer Trichet een kloon van Duisenberg lijkt. Als deze vergelijking ook op lange termijn blijft
23/09/2003 gelden, beschouw ik dat als een prima zaak. Het verschil tussen die twee, was het taalgebruik. Psychologie is namelijk belangrijk bij het monetair beleid. Duisenberg sprak nooit Nederlands, omdat Engels de voertaal is van de ECB, en tijdens de hoorzitting sprak de heer Trichet wat mij betreft te veel Frans. Ik hoop niet dat dit betekent dat hij ook functioneel een beetje Frans blijft, want het ware te wensen dat hij in Parijs in heldere taal de zaak van de euro zal verdedigen. De euro bestaat slechts bij de aanwezigheid van het vertrouwen van de bevolking in hun munt. Noodzaak daarvoor is de strikte handhaving van de regels van het Groei- en stabiliteitspact. Ik ben zeer verheugd met het feit dat Trichet deze mening ook is toegedaan en het beleid van Duisenberg voortzet. Het is van het grootste belang de regels van het Stabiliteitspact na te leven zonder politiek spel daaromheen en zonder interpretatie van de regels om het eigen belang te bevorderen. Zij die pleiten voor een rekkelijke benadering van de regels teneinde de groei te stimuleren - ik denk hier bijvoorbeeld aan premier Raffarin - ontkennen of begrijpen niet, of nog erger, willen niet begrijpen dat de percentages die in het Pact worden genoemd al een structurele component kennen, die functioneert binnen alle bewegingen van de conjunctuur. Ik verwacht van Trichet dat hij ook in de toekomst deze lijn zal volgen en consequent is ten aanzien van het uitvoeren van de regels en zich ook duidelijk uitspreekt in deze, ook in Parijs. Ik verwacht dat de Europese Commissie hetzelfde doet en zo nodig sancties oplegt aan lidstaten die zich niet aan de regels houden. Een strak beleid bevordert de geloofwaardigheid van de Monetaire Unie en het vertrouwen in onze euro. Basis voor functioneren van geld is volgens de klassieke economie die Massengewohnheit der Annahme. De bereidheid om de euro te gebruiken in de Europese Unie moet elke dag worden bevestigd en worden vergroot. 2-014
Santos (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, het zal niet gemakkelijk zijn de heer Duisenberg te vervangen want de huidige president heeft de Centrale Bank met succes geleid tijdens de introductie van de eenheidsmunt. Zijn opvolger zal het echter met name moeilijk hebben omdat onderhand een minder streng monetair beleid ter stimulering van de economische groei niet langer kan worden uitgesteld.
9 Bovendien draagt een dergelijk beleid op geen enkele manier bij tot een oplossing van de problemen. De uitslag van het referendum in Zweden en de resultaten van de recente peilingen in Noorwegen naar de steun voor toetreding tot de Unie zijn serieuze waarschuwingen. Wij kunnen niet langer negeren dat de burgers onderhand denken dat de prijs van de euro te hoog is voor Europa. De Commissie is de hoedster van het Stabiliteits- en groeipact dat de Europese Centrale Bank met hand en tand verdedigt. Het Pact is een belangrijk en prachtig idee maar het bevat een aantal tekortkomingen, daar het geen antwoord geeft op een crisis als deze. Belangrijker dan de omvang van het tekort is het formuleren van brede richtsnoeren voor de overheidsuitgaven. Over dit principe spreekt het Pact zich niet uit. Eén ding is het stimuleren van het tekort om de belastingen te verlagen. Als beleidsmaatregel op zich heeft dat weinig economisch nut en het leidt altijd tot onrechtvaardige situaties. Heel iets anders is het aanvaarden van het tekort als resultaat van een investeringsbeleid dat de economie daadwerkelijk aanzwengelt. Het is duidelijk dat de positieve effecten van een keynesiaans beleid ter verhoging van de overheidsuitgaven bij een bepaalde omvang van de uitgaven niet meer optreden. Aan de andere kant is het een feit dat de verschillende aangekondigde initiatieven voor economische groei - die absoluut noodzakelijk zijn voor het herstel - onmogelijk zijn zonder verhoging van de overheidsuitgaven. Het is overigens zeer vreemd dat er op dit moment zo veel gepraat wordt over initiatieven voor economische groei, terwijl de op groei gerichte hervormingen en doelstellingen van de strategie van Lissabon nog lang niet gerealiseerd zijn. Wij vragen de ECB het volgens de toekomstige president noodzakelijke pragmatisme en realisme te tonen teneinde te vermijden dat ons economisch systeem met zijn eenheidsmunt en gemeenschappelijk monetair beleid het risico loopt in elkaar te storten. Het is trouwens juist de verantwoordelijkheid van de heer Trichet dat gevaar voor het zo moeizaam tot stand gekomen economisch systeem af te wenden. Veel succes! 2-015
Bij de beantwoording van de vragen van de Economische en Monetaire Commissie heeft de heer Trichet nadrukkelijk pragmatisme en realisme als fundamentele principes genoemd voor het analyseren van de snel veranderende economische en financiële wereld. Welnu, wij verwachten dat pragmatisme en realisme van de nieuwe president. De Europese burgers eisen een grotere economische groei en meer banen. De meeste politici die deze burgers vertegenwoordigen vragen om een soepeler begrotings- en monetair beleid gezien de economische crisis waarin Europa verkeert. Als men geen oor en oog heeft voor die zorgen, zal onvermijdelijk het wantrouwen in de euro verder toenemen met als gevolg minder vertrouwen van de burgers in de Economische en Monetaire Unie.
Radwan (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook namens de CSU wil ik steun uitspreken voor de heer Trichet. We steunen hem enerzijds vanwege zijn vakbekwaamheid en anderzijds vanwege zijn persoon, want hij zal de traditie van de heer Duisenberg voortzetten. Ik ben het niet eens met mijn zeer gewaardeerde collega Villiers, die als kritiek noemde dat hij met niets nieuws kwam. We willen juist dat hij aan de top van de Europese Centrale Bank instaat voor continuïteit. Dit geldt in het bijzonder voor de belangrijkste taken van de ECB - inspanningen voor lage inflatie, voor de onafhankelijkheid van de ECB en voor de naleving van het Stabiliteitspact. Ik verwacht in het bijzonder van hem
10 als Fransman dat hij kritisch met zijn vaderland omgaat. Verder hoop ik dat onder andere de twee commissarissen die vandaag als gast in de vergadering zijn, de heer Solbes en de heer Bolkestein, zich inspannen voor de naleving van het Stabiliteitspact. Zweden was er immers een voorbeeld van hoe een slordig begrotingsbeleid in de lidstaten de stemming mede kan beïnvloeden. Wat mij in deze discussie helemaal niet aanstaat, is dat steeds weer de ECB bekritiseerd wordt. De ECB wordt verantwoordelijk gehouden voor het bereiken van de Lissabondoelstellingen. De hoofdverantwoordelijkheid voor het bereiken van die doelstellingen heeft echter noch de ECB, noch de Commissie. Ze kunnen er beide aan bijdragen, maar de verantwoordelijkheid ligt vooral bij de lidstaten. Er is veel tijd verloren gegaan omdat de lidstaten hun huiswerk niet hebben gedaan. Ik vraag degenen die regelmatig de ECB verantwoordelijk stellen en bekritiseren, om met dezelfde of nog meer intensiteit het falen van de lidstaten te bekritiseren. Ik denk dat we daarmee veel meer geholpen zouden zijn.
(Applaus) 2-016
Katiforis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de benoeming van een nieuwe president van de Europese Centrale Bank en het advies van het Europese Parlement over die benoeming zijn een soevereine handeling van de Europese volkeren en dus een ernstige zaak. Het valt te wensen dat ooit alleen het Parlement een nieuwe president mag kiezen. Deze zou dan een groter prestige en meer legitimiteit krijgen. De plenaire vergadering beschikt nu over het positieve voorstel van de Economische en Monetaire Commissie dat geen enkele twijfel laat bestaan over de professionele kwaliteiten van de kandidaat. Integendeel, zijn indrukwekkende loopbaan bewijst dat hij heel wat in zijn mars heeft. Jammer genoeg geldt dat niet voor de economische doctrine die de kandidaat-president van de Europese Centrale Bank met veel overtuiging in de Economische en Monetaire Commissie is komen verdedigen. Het kan er bij mij nog steeds niet in hoe een deskundig en ervaren econoom als de heer Trichet kan beweren dat meer overheidsuitgaven in tijden van aanhoudende nulgroei slecht zouden zijn voor het economische herstel. Ter staving van zijn opvatting heeft hij allerlei theoretische spitsvondigheden bovengehaald, terwijl we toch al sinds 1910 weten dat openbare werken een beproefde remedie vormen tegen crisis en werkloosheid. Zelfs hij zal moeten toegeven dat de economische motor niet weer op gang kan komen zonder investeringen. Hij zal ook wel hebben gemerkt dat het bedrijfsleven minder investeert en dat we dus overheidsinvesteringen moeten aanmoedigen, zoals uiteindelijk ook Chirac en Schröder hebben begrepen. Beter laat dan nooit. Was zijn trouw aan deze leer vorige week nog reden genoeg om tegen de heer Trichet te stemmen, nu is dat, vrees ik, niet langer het geval, want sinds de Zweden de
23/09/2003 euro hebben geweigerd, moeten wij de symbolen van onze muntstabiliteit ondersteunen en daarom beschouw ik het als mijn plicht - en ik hoop dat ik hiermee ook spreek in naam van mijn gelijkgezinde Griekse collega's - om de kandidatuur van de heer Trichet te steunen en goed te keuren. Toch hoop ik dat de realiteit hem tot andere gedachten zal brengen, want centrale bankiers mogen zich niet bezondigen aan wat de heer Lipietz heeft gezegd, "après moi le déluge" en evenmin aan "avant moi le déluge, pendant moi le déluge, et après moi Dieu nous sauve". 2-017
Magri, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de afgevaardigden voor hun aandacht en pertinente opmerkingen tijdens het debat over dit thema. Het is voor ons een grote eer en voorrecht de overgang te mogen meemaken naar een uitgebreide Europese Unie. Wij zijn daar trots op, want het lijdt geen twijfel dat dit een zeer belangrijk moment is voor Europa, voor de kracht en stabiliteit van Europa. De Raad is, nogmaals, verheugd over de kandidatuur van de heer Trichet en ik verzeker het Parlement dat ik mijn collega´s in de Raad op de hoogte zal stellen van alle hier naar voren gebrachte, positieve en negatieve opvattingen. Ik wil echter afsluiten met een wens, met de woorden die Seneca uitsprak in zijn “Providentia”: meestal worden de grote beproevingen opgelegd aan de mensen die ze kunnen doorstaan. Gelukkig maar, zou ik zeggen: ik ben er namelijk van overtuigd dat dit ook in dit geval zo zal zijn. 2-018
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt om 11.30 uur plaats. 2-019
Octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen 2-020
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50238/2003) van mevrouw McCarthy, namens de Commissie juridische zaken en interne markt, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen (COM(2002) 92 - C5-0082/2002 - 2002/0047(COD)) 2-021
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de Commissie wil ik beginnen met mevrouw McCarthy, de rapporteur over deze gecompliceerde en technische maar zeer belangrijke zaak, te bedanken voor haar uitstekende werk aan dit verslag. Ik zou ook de rapporteurs van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport en de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie willen bedanken voor de belangrijke bijdrage die zij aan het werk van het Parlement in deze kwestie hebben geleverd.
23/09/2003 Computers zijn bijna overal in ons dagelijks leven aanwezig, en microchips vinden we tegenwoordig lang niet alleen in de schermen die we bijna allemaal in onze kantoren, en ook vaak in onze slaapkamers hebben staan. We vinden ze ook in alledaagse apparaten en machines, zoals elektrische scheerapparaten, auto's en magnetrons. De vraag over hoe we de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen moeten vastleggen wordt dus steeds belangrijker, zeker wanneer men bedenkt dat dergelijke uitvindingen 15 procent van de nieuwe octrooiaanvragen voor hun rekening nemen. De potentiële octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen is reeds in de dagelijkse praktijk van het Europees Octrooibureau geaccepteerd. De voorgestelde richtlijn is niet bedoeld om deze praktijk af te schaffen of om haar toepassingsgebied zodanig uit te breiden dat pure computerprogramma's er ook onder vallen, zoals veel tegenstanders van de richtlijn hebben beweerd. De richtlijn is niet gericht op de mogelijke octrooiering van pure computerprogrammatuur. Velen hebben – eveneens ten onrechte – beweerd dat deze richtlijn voor het eerst het concept van octrooieerbaarheid van softwareuitvindingen introduceert in de octrooipraktijk van de Europese Unie. Dit is echter niet het geval. Des te verheugder ben ik daarom dat de rapporteur deze misvattingen heeft gelaten voor wat zij zijn en een zeer constructief verslag heeft geproduceerd dat voortbouwt op de doelstelling die de Commissie in haar oorspronkelijke voorstel heeft geformuleerd, namelijk helderheid creëren over het toepassingsgebied van de octrooieerbaarheid van uitvindingen, waaronder ook software, en harmonisering doorvoeren in de gehele Europese Unie op basis van bestaande praktijken; een voorstel gericht op harmonisering en verheldering dus. Niets zal echter octrooibaar worden als het dat momenteel ook niet is. Tegen deze achtergrond is de Commissie ingenomen met de amendementen op de tekst die mevrouw McCarthy in haar verslag voorstelt om deze doelstelling te verhelderen. Tegenstanders van de richtlijn hebben een zeer luidruchtige en zo nu en dan zelfs persoonlijke campagne gevoerd die gebaseerd was op halve waarheden en misvattingen die inspeelden op de gerechtvaardigde bezorgdheid over de concurrentiekracht van met name kleinere ondernemingen. Maar het feit blijft dat er met het voorstel geen softwareoctrooien worden geïntroduceerd en dat het geenszins de verschrikkelijke effecten zal hebben die door de onheilsprofeten zijn voorspeld. Het gaat om een weloverwogen, voorzichtige maatregel waarmee de reeds bestaande regels verhelderd en in het uiterste geval aangescherpt zullen worden. Ik ben mij ervan bewust dat er een groot aantal amendementen op het verslag-McCarthy zijn ingediend, waarvan vele als doel hadden ideeën en onderwerpen aan het verslag toe te voegen die reeds bij de
11 voorbereiding van het verslag door de commissie zijn overwogen en verworpen. Hoewel er een aantal interessante punten worden genoemd, vrees ik over het geheel genomen dat de meerderheid van deze amendementen voor de Commissie niet aanvaardbaar zullen zijn. Veel van de amendementen zijn fundamenteel van aard en daar maak ik mij ernstig zorgen over. Als het Parlement deze amendementen accepteert is er namelijk een zeer reële kans dat het voorstel het niet zal halen. Als dit zou gebeuren, vrees ik twee mogelijke gevolgen, die geen van beide door bepaalde parlementsleden zijn voorzien en die, zo vermoed ik, geen van beide doelstellingen die kennelijk achter een aantal van de nieuwe amendementen schuilgaan ten goede zullen komen. Ten eerste zouden bij een volledig ontbreken van harmonisering op communautair niveau, het Europees Octrooibureau en de diverse nationale octrooibureaus over alle vrijheid beschikken om hun huidige praktijken voort te zetten en zo octrooien toe te kennen aan in software geïmplementeerde uitvindingen, waarbij het risico bestaat dat de scheidslijn met echte software, welke volgens artikel 52 van het Europese Octrooiverdrag van octrooiregelingen is uitgesloten, zou komen te vervagen of zelfs overschreden zou worden. Het resultaat zou niet alleen zijn dat de rechtsonzekerheid en -ongelijkheid voor uitvinders zou voortduren. Het zou ook een gevoelige klap betekenen voor het idee dat door bijna iedereen in dit Parlement en bovenal door de Commissie zelf wordt aangehangen, namelijk dat de uitsluiting van octrooieerbaarheid van pure software gehandhaafd moet blijven. Want dat willen we. En het voorstel voorziet daarin. Ten tweede is het bij afwezigheid van harmonisering op communautair niveau zeer waarschijnlijk dat de lidstaten harmonisering op Europees niveau gaan nastreven. Laat mij deze opmerking toelichten. Het terrein van octrooiregelingen is anders dan andere terreinen, omdat er dankzij het bestaan van een Europees Octrooiverdrag en de oprichting van een Europees Octrooibureau reeds sprake is van een functionerend supranationaal octrooistelsel dat in de gehele Europese Unie en ook daarbuiten geldig is. Dit stelsel functioneert onafhankelijk van de wetgevingsprocessen in de Gemeenschap. Mochten onze inspanningen om de octrooiwetgeving ten aanzien van in computers geïmplementeerde uitvindingen te harmoniseren mislukken, dan zouden we wel eens te maken kunnen krijgen met een herziening van het Europees Octrooiverdrag. Dit proces van herziening zou zonder enige inmenging van dit Parlement kunnen plaatsvinden. De situatie is duidelijk: er is maar één doelstelling maar er zijn meerdere middelen. Of we kiezen voor de communautaire methode, of we doen een stap terug en kijken toe hoe de lidstaten onderling een
12
23/09/2003
intergouvernementeel verdrag sluiten. Maar als we de weg van dit Parlement kiezen heeft de Europese burger uiteindelijk duidelijk meer te zeggen over de octrooiwetgeving, een onderwerp dat zo cruciaal is voor onze economie. 2-022
VOORZITTER: DE HEER ONESTA Ondervoorzitter De Voorzitter. – Dank u wel, mijnheer de commissaris. Ik weet dat het Parlement met grote belangstelling naar uw woorden heeft geluisterd, vooral naar uw laatste zin. 2-023
McCarthy (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel van de Commissie over de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen betreft geen nieuw verschijnsel, zoals sommige tegenstanders van de richtlijn hebben beweerd. Het voorstel is ook geen pleidooi voor het octrooieren van software, en ook niet voor het uitbreiden van de octrooieerbaarheid en de reikwijdte van de bescherming op dit terrein. De werkelijkheid is dat er zo'n 30.000 octrooien voor in computers geïmplementeerde uitvindingen zijn toegewezen door het Europees Octrooibureau en door nationale octrooibureaus. In computers geïmplementeerde uitvindingen vinden we terug, zoals de commissaris reeds zei, in alledaagse huishoudelijke apparaten, van beveiligingsapparatuur zoals airbags in auto's tot mobiele telefoons, wasmachines en een eindeloze lijst apparaten waarvan de toepassing mijlenver verwijderd is van de traditionele computersector en zich zelfs uitstrekt tot in het hart van onze fabrieksnijverheid. Laat er geen twijfel over bestaan: ook zonder deze richtlijn zal de registratie van octrooien gewoon doorgaan. Van de 110.000 aanvragen die het EOB in 2001 heeft ontvangen hadden er 16.000 betrekking op uitvindingen op het vlak van in computers geïmplementeerde technologieën. In de VS, en in toenemende mate ook in Japan, zijn en worden er helaas octrooien toegekend voor producten die feitelijk uit pure software bestaan. Een EU-richtlijn die grenzen stelt aan de octrooieerbaarheid van producten in deze sector, zou in Europa de tendens in de richting van een Amerikaans-liberaal model van octrooiering van pure software en zelfs van pure “business methods” tot staan kunnen brengen. Een voorbeeld van onwenselijke octrooiering dat vaak wordt aangehaald betreft de “one-click”-winkelmethode van Amazon. Het is duidelijk dat deze technologie niet nieuw en ook niet uniek is, en de octrooiering van zulke software business methods is niet goed voor de vernieuwing en de concurrentie. Het is dan ook te betreuren dat het EOB deze methode een octrooi heeft toegekend: een voorbeeld van slechte praktijk bij het EOB. Het lijdt geen twijfel dat in computer geïmplementeerde uitvindingen – en dan heb ik het over echte uitvindingen
die in sommige gevallen het resultaat zijn van tien tot vijftien jaar investering in onderzoek en ontwikkeling – belangrijk zijn voor de Europese economie. In een tijd dat de meeste van onze traditionele industrieën verhuizen naar China en het Verre Oosten, zullen we het voor ons levensonderhoud moeten hebben van onze innovatie en inventiviteit. Ik heb brieven van kleine ondernemingen in heel Europa gelezen waarin steun werd uitgesproken voor deze richtlijn. Een klein Belgisch bedrijf dat zo'n twaalf mensen in dienst heeft, heeft mij geschreven dat het octrooien nodig heeft om zijn investeringen terug te verdienen, om zijn handel uit te kunnen breiden en om er zeker van te zijn dat anderen zijn verworven technologie respecteren. Het is voor veel Europese bedrijven zeer belangrijk om in staat te zijn hun handel uit te breiden door de inkomsten middels octrooien en licenties veilig te stellen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor een tienkoppig bedrijfje uit het zuidwesten van Engeland, gesitueerd in een economisch achtergebleven gebied met hoge werkloosheid. Deze onderneming verleende een licentie aan een Amerikaanse multinational voor haar in computer geïmplementeerde spraakherkenningsoctrooien, wat aantoont dat in de wereld van mondiale octrooien David soms in aanraking kan komen met Goliath. Zonder octrooibescherming had het kleine bedrijfje in de bizarre situatie kunnen verkeren dat zijn investering in O&O vrij beschikbaar zou zijn voor de multinational, die met zijn team van octrooiadvocaten het octrooirecht op dit terrein voor zich zou kunnen opeisen. Het gevolg zou zijn dat het Europese bedrijf zijn inkomsten was misgelopen en zich zelfs schuldig zou kunnen maken aan schending van het octrooi waarvan de multinational de houder was geworden. Ik heb in mijn verslag amendementen voorgesteld waarmee ik mijn bezwaren tegen de octrooiering van pure software wilde benadrukken. Wij willen dat computermethoden, algoritmen en wiskundige modellen uitdrukkelijk van octrooieerbaarheid worden uitgesloten, hetgeen moet worden vastgelegd in een nieuw artikel 4. Ik heb getracht een evenwichtige wetgeving te creëren waarin rekening wordt gehouden met de behoeften van alle sectoren van de industrie, en niet slechts met één sector die tegen de richtlijn is en dat luidkeels verkondigt. Ik zal de eerste zijn die toegeeft dat de voorgestelde wetgeving nog verder besproken en verfijnd dient te worden. Daarom wil ik de Commissie verzoeken zich te richten op de essentie van dit debat: hoe krijgen we een goede octrooiwetgeving die onze meest innovatieve ondernemingen beloont voor hun investeringen in O&O, maar die tegelijkertijd geen mogelijkheid aan ondernemingen biedt om door het gebruik van octrooien misbruik te maken van hun machtspositie, technologie achter slot en grendel te houden en innovatie en concurrentie de das om te doen? Daarom wil ik de commissaris vragen om de amendementen die vandaag tijdens de plenaire zitting zijn ingediend, goed te bestuderen. In deze amendementen wordt uitdrukkelijk
23/09/2003 gesteld dat de octrooieerbaarheid in de artikelen 2 en 4 moet worden beperkt tot echte uitvindingen. Wij willen interoperabiliteit garanderen om computerprogrammeurs de mogelijkheid te geven omgekeerde informatietechniek te bedrijven en programma's voor experimentele doeleinden te decompileren, zonder dat zij hierbij het risico lopen octrooien te schenden of gerechtelijk te worden vervolgd. Het is van groot belang dat het idee dat octrooien het exclusieve terrein van grote ondernemingen zijn, wordt ontkracht: kleine bedrijven kunnen ook van octrooibescherming profiteren en doen dat in de praktijk ook. Om in de betreffende concurrerende markt kans van overleven te hebben dienen ze echter toegang te hebben tot betaalbare octrooien en tot steun in de kosten voor rechtsbijstand om hun octrooien te beschermen en actie te ondernemen wanneer deze geschonden worden. Andere amendementen zijn erop gericht te voorkomen dat de toekenning van octrooien monopolievorming of misbruik van een machtspositie mogelijk maakt. Wij willen ook de open source-gemeenschap beschermen, die immers een cruciale bijdrage levert aan de concurrentiesituatie in de wereld van de softwareontwikkelaars. Daarom wil ik de commissaris vragen de amendementen serieus in overweging te nemen en hierbij voor ogen te houden dat ze bedoeld zijn als oprechte bijdragen tot de ontwikkeling van goede octrooiwetgeving op het terrein van in computers geïmplementeerde uitvindingen. En dit houdt niet in dat slechte praktijken in Europa klakkeloos zullen worden goedgekeurd. Er zullen goede praktijken en goede wetgeving voor de toekomst worden ontwikkeld. Er zullen bekwame octrooionderzoekers komen, en toepassingen die duidelijk niet als nieuwe uitvinding gelden, zullen een snelle dood sterven. Wij willen er ook voor zorgen dat de EU-markten niet worden gedomineerd door multinationals. Octrooien zijn nodig om onze eigen ondernemingen en investeringen te beschermen, zodat ze zich op mondiaal niveau met succes kunnen weren op de sterk veranderlijke en zich snel ontwikkelende markt van de software-ontwikkeling. 2-024
Plooij-van Gorsel (ELDR), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. – Voorzitter, geachte commissaris, collega's, Ik wil eerst even opmerken dat ik in de negen jaar die ik nu in dit Parlement werkzaam ben nog nooit zo agressief, zo vaak, zo onheus en ongehinderd door enige kennis ben "belobbyd". Er moet wel erg veel op het spel staan, hoewel ik wel kan begrijpen dat mensen zich zorgen maken. Collega's, het doel van dit voorstel is harmonisatie van de Europese regelgeving. Momenteel bestaat er rechtsonzekerheid over wat wel en wat niet octrooieerbaar is op softwaregebied. Dit komt doordat de regels van het Europees Octrooiverdrag in de lidstaten verschillend worden geïnterpreteerd en niet worden getoetst. Deze rechtsonzekerheid heeft nadelige gevolgen voor de werking van de interne markt. De
13 industriecommissie is dan ook positief over het doel van dit voorstel: erkenning van de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen, en transparantere regelgeving. Collega's, het is een illusie te denken dat er tot nog toe in Europa geen octrooien op software verleend werden. Het Europees Octrooibureau heeft er reeds meer dan dertigduizend toegekend. De nu voorgestelde richtlijn zal geen octrooien mogelijk maken voor computerprogramma's als zodanig en zal dus de bestaande praktijk van het Europees Octrooibureau inperken. In het algemeen zal niets octrooieerbaar worden wat het al niet was. De Industriecommissie vindt dat de richtlijn strikt beperkt moet worden tot ondubbelzinnige gevallen. De voorwaarde van technische inventiviteit is essentieel. Deze is kenmerkend voor een uitvinding, in tegenstelling tot een idee. Wij willen voorkomen dat er, anders dan in de Verenigde Staten, zogenaamde triviale octrooien worden verleend, bijvoorbeeld op business matters. De mogelijkheid apparatuur te koppelen om interoperabiliteit tot stand te brengen, is een manier om tot een open netwerk te komen en misbruik van dominante posities te voorkomen. Ik vraag dan ook steun voor het ITRE-standpunt, artikel 6A van het verslag, en uiteraard ook voor onze andere amendementen. Tenslotte vraag ik uw steun voor de invoering van een grace period. Hiermee wordt voorkomen dat een uitvinder zijn uitvinding afhandig wordt gemaakt wanneer hij deze kort voor de octrooiaanvraag bekendmaakt om de marktinteresse te peilen. 2-025
Rocard (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, deze richtlijn en dit debat zijn in twee opzichten verschrikkelijk complex, namelijk zowel op het juridische vlak als op het informaticavlak. Er staat echter veel op het spel, voor de economie – tientallen miljarden dollars – en voor de wetenschap – de status die menselijke kennis onder de mensen geniet. Gedurende de hele zesduizendjarige geschiedenis is de enorme menselijke kennis overgedragen door te kopiëren. De noodzakelijke voorwaarde voor deze overdracht was dat de vruchten van die menselijke kennis – wetenschap, muziek, wiskunde of wat dan ook – vrij en kosteloos toegankelijk waren. Via het auteursrecht krijgt de auteur zijn of haar beloning zonder dat deze principes in het geding komen. Wanneer de mens iets materieels maakt of de krachten van de natuur aan het werk zet, dan zijn daar andere kosten aan verbonden, dan is de benodigde beloning veel groter en dan zorgen octrooien ervoor dat die beloning er komt door te verbieden dat de uitvinding gebruikt wordt zonder daarvoor te betalen. Software is niet meer dan een verzameling wiskundige formules en bij het schrijven van een nieuw programma wordt gebruik gemaakt van soms honderden oudere programmaatjes. Wanneer we dat proces van door elkaar groeien verbieden of afremmen dan hinderen we de kennisvermeerdering. De menselijke kennis zal in de
14 toekomst namelijk steeds meer de vorm aannemen van software. Het Europees Octrooiverdrag van 1972 verbiedt de octrooiering van alle software. De behoeften van de grootindustrie, die profiteert van de onnauwkeurige definiëring, hebben er echter toe geleid dat er toch veel van zulke octrooien zijn gekomen. De juridische status van die duizenden octrooien is onduidelijk en dat vormt een enorm gevaar voor de miljoenen mensen of kleine bedrijven die nieuwe dingen maken. U had gelijk dat u daar een einde aan wilde maken. We hebben behoefte aan een richtlijn en uw voorstel is een goed werkdocument, zoals u vanmorgen al zei. U had ook gelijk toen u schreef dat het hier niet gaat om uitbreiding van het toepassingsgebied van de octrooieerbaarheid. U heeft dat onlangs nog in artikelen herhaald. Wij scharen ons dus, mijnheer de commissaris, achter uw bedoelingen, maar velen van ons hier aanwezig – zo hebben we zojuist kunnen horen –, mijn eigen fractie incluis, denken dat u uw eigen logica nog verder had kunnen doorvoeren. Zo ben ik erg enthousiast over de bewonderenswaardige zin waarmee u uw laatste artikel besluit: “De gebruikers van bestaande, vrij beschikbare software kunnen daar vrij gebruik van blijven maken, ongeacht toekomstige octrooien op dat gebied”. Bravo, daar willen we heen! Maar het concrete instrumentarium van uw richtlijn kan die garantie niet waarmaken. Wij hebben dus amendementen voorbereid waarin het onderscheid tussen een uitvinding en een zuiver geestesproduct verder uitgewerkt wordt. De verwijzing naar de materie en de krachten van de natuur wordt niet door iedereen aanvaard en dat is nu precies waar het in dit debat om draait. Deze verwijzing is echter de enig mogelijke manier om, zoals u dat wenst, te verbieden dat bedrijven die machtig genoeg zijn om een enorme portefeuille aan octrooien te beheren en te beschermen hun captatie van menselijke kennis tot in het oneindige doorvoeren. Naar wat ik van u gelezen heb, mijnheer de commissaris, heb ik gelukkig het idee dat u het met ons eens zult zijn en dat u ons dankbaar zult zijn dat we uw tekst hebben aangescherpt. 2-026
Wuermeling (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw McCarthy, dames en heren. Allereerst mijn hartelijke dank voor het voortreffelijke werk dat u als rapporteur heeft verricht. U moest twee lastige problemen het hoofd bieden die een rapporteur niet vaak tegenkomt. Enerzijds werd u geconfronteerd met zeer complexe juridische kwesties en anderzijds met ingewikkelde technische problemen. Bovendien kreeg u te maken met een zeer agressieve en soms ook zeer irrationele lobby waarmee u toch steeds in dialoog bent gebleven, hoe moeilijk dit soms ook moet zijn geweest, ook voor een aantal anderen hier. Nee, wij willen geen algemeen octrooi op software. Wij willen de machtspositie en de monopolies van
23/09/2003 softwaregiganten niet versterken, en evenmin de zakelijke basis van kleine en middelgrote softwarebedrijven op het spel zetten. Ook willen we de succesvolle open source-beweging en het Linux-systeem op geen enkele wijze schade toebrengen. Wat willen we dan wel? Wij willen dat er een duidelijke scheiding komt tussen in computers geïmplementeerde technische uitvindingen enerzijds – deze moeten uiteraard geoctrooieerd kunnen worden – en software voor de gewone gegevensverwerking anderzijds, waarop geen octrooi kan worden aangevraagd. Het Europees Octrooibureau heeft in het verleden inderdaad veel te vaak en te gemakkelijk octrooien verleend; mevrouw McCarthy noemde al het meest recente voorbeeld van het Amazon-octrooi op de “one-click” methode. Deze negatieve trend kan echter alleen door de wetgever tot staan worden gebracht. Het heeft echt geen enkele zin om tegen een richtlijn als deze te zijn, omdat de huidige praktijk dan gewoon voortduurt. Ik begrijp dan ook absoluut niet waarom mensen tegen elke richtlijn op dit vlak zijn, en nog minder waarom de open source-beweging zich ertegen verzet; Die staat toch juist erg kritisch tegenover de huidige situatie, die zou blijven voortbestaan als we geen nieuwe richtlijn zouden uitvaardigen. Anderzijds geldt ook dat een uitvinding in de oorspronkelijke zin van het woord door de wet beschermd dient te worden. De uitvinder heeft geld geïnvesteerd in zijn uitvinding, dus kan het niet zo zijn dat de staat toekijkt hoe anderen zijn ideeën commercieel toepassen. In dit kader moeten we ook discussiëren over de concurrentiepositie van de Europese Unie. Als we in onze richtlijn zo ver gaan dat je op een uitvinding geen octrooi meer kunt aanvragen als er ook maar één software-element in zit, dan raken we in de concurrentiestrijd om innovaties hopeloos achterop. Daar moeten we ons terdege van bewust zijn. Het voorstel van de Commissie juridische zaken en interne markt houdt een essentiële verbetering van de richtlijn in. Vergeleken bij het oorspronkelijke voorstel van de Commissie is met dit voorstel een – ook door ons gewenste - effectievere inperking van het alsmaar groeiende aantal octrooien mogelijk. Met de lijst van negatieve voorbeelden in het nieuwe artikel 4a creëren we een waterdichte bescherming tegen het octrooieren van software. Zo maken wij duidelijk dat voor pure software, handelspraktijken, algoritmen en gegevensverwerking geen octrooi kan worden aangevraagd. We hebben behoefte aan een duidelijk en weloverwogen octrooirecht dat innovaties niet in de weg staat en pure software onaangeroerd laat. Dat bereiken we met deze richtlijn. 2-027
Medina Ortega (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de socialistische fractie gelooft niet dat de door de Commissie juridische zaken en interne markt goedgekeurde amendementen de huidige situatie inzake
23/09/2003
15
de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen juist weergeven.
het tegendeel willen bereiken van wat met deze richtlijn wordt beoogd. Dat is te betreuren.
We moeten ervan uitgaan dat dit geen ontwerprichtlijn is voor het octrooieren van computerprogramma’s. Dat wordt al geregeld in een communautaire richtlijn, zoals de rapporteur van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport, de heer Rocard, heeft aangegeven. Het gaat om de intellectuele creatie, en de regels daarvoor zijn heel anders dan die voor industriële bescherming. Dit laatste, zoals de heer Rocard al aangaf, heeft betrekking op industriële toepassingen, en daarvoor bestaan vaste regels.
Het doel van deze richtlijn, in mijn optiek althans, is het voorkomen van rechtsonzekerheid. De heer Medina Ortega en vele andere collega's hebben daar al voorbeelden van gegeven. Het Europees Octrooibureau in München hanteert op dit moment al de Amerikaanse methode en is al bezig software als zodanig te patenteren. Ik ben van mening dat het noodzakelijk is om hieraan een einde te maken met deze richtlijn, als die er komt. Ik denk dat de lobbyisten die deze richtlijn willen laten wegstemmen, dat ook beogen. Ik vind het dan ook merkwaardig dat zij ertoe oproepen deze richtlijn volledig te verwerpen. Hierdoor wordt het immers mogelijk gemaakt dat de Amerikaanse methodes, waaraan sommige collega's refereren, door blijven gaan en het Octrooibureau kan doorgaan met het patenteren van duizenden methodes van software. Ik zou dat een slechte zaak vinden.
Wat hier gebeurd is, komt neer op een zeer riskante tendens in de Amerikaanse jurisprudentie, waardoor het mogelijk is geworden zuiver intellectuele creaties te octrooieren die als zodanig geen industriële toepassing vinden. De poging om een monopolie op computerprogramma’s te vestigen met behulp van octrooiering heeft de terechte verontwaardiging gewekt van allen die momenteel het open net in Europa gebruiken, en die daardoor hun bewegingsvrijheid beperkt zagen. Het zou een stap terug betekenen in het Europese streven naar een informatiemaatschappij zoals die is geformuleerd bij de Verklaring van Lissabon. Derhalve is de socialistische fractie van mening dat de ontwerprichtlijn belangrijk gewijzigd moet worden, waarbij duidelijke beperkingen worden gesteld opdat de aard van het industrieel octrooi niet wordt aangetast. We mogen hier niet in een situatie verzeild raken zoals in Amerika waar momenteel bepaalde bedrijven feitelijk ieder programmeerwerk kunnen verhinderen. Het klopt dat, zoals de heer Bolkestein zegt, het Europees Octrooibureau zich gedeeltelijk op deze gevaarlijke weg heeft laten meeslepen, zoals dat bijvoorbeeld ook bij de Japanse jurisprudentie het geval is. En juist daarom is een communautaire richtlijn noodzakelijk. Wij vinden dat de intellectuele eigendom op het gebied van computers moet worden gehandhaafd en dat er een communautaire richtlijn moet komen die alleen de industriële toepassing regelt, niet de programma’s. Dat moet gebeuren op zo’n manier dat we die gevaarlijke tendens niet volgen, dat de jurisprudentie van het Europees Octrooibureau de landen van de Europese Unie niet meesleept langs de weg van de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen als zodanig. 2-028
Manders (ELDR). – Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega's, het onderwerp waarover we hier spreken, is een moeilijk onderwerp. Er is een groot verschil tussen auteursrecht en octrooirecht. Dat dit verschil moeilijk definieerbaar is, blijkt ook uit de vele "belobbying" die we over ons heen hebben gekregen. Ik dank dan ook collega McCarthy, die er toch in is geslaagd een duidelijke lijn te schetsen. Met name in haar briefing tegenover agressieve lobbyisten die, denk ik, een verkeerde interpretatie hebben gegeven en juist
Voorzitter, wij hebben een aantal amendementen ingediend. Een groot aantal ervan is door de Juridische commissie goedgekeurd in het kader van de behandeling van het verslag-McCarthy. Een groot deel daarvan betreft de bescherming van het midden- en kleinbedrijf, terwijl met andere verbeterde definities worden beoogd. Ik denk dan ook dat het voorliggende verslag reeds behoorlijk evenwichtig is. Toch zou ik nog graag een aantal verbeteringen doorgevoerd zien. Ik denk daarbij onder meer aan de grace period, die al door mijn collega Ellie Plooij is genoemd. Ik denk dat het goed zou zijn dit in deze richtlijn vast te leggen. Ik zou de Commissie zelfs ertoe willen oproepen om verder te gaan, om in alle richtlijnen inzake intellectuele-eigendomsrechten die we nog gaan krijgen een grace period op te nemen. Het lijkt mij een goede zaak dat met name de niet zo machtige uitvinders over een dergelijke periode kunnen beschikken om te zien of hun producten te vermarkten vallen. Voorts heb ik een amendement ingediend betreffende nieuwe uitvindingen met software die in computers geïmplementeerd is, en die op zichzelf - laat ik dat heel duidelijk stellen - niet patenteerbaar is. Dit amendement beoogt een beperkte periode te stellen voor nieuwe uitvindingen, als je die losweekt van de software, welke - laat ik dat heel duidelijk stellen - niet patenteerbaar is. Waarom? Met een patentaanvraag heb je toch, ook al week je hem los en ook al is het product als zodanig niet patenteerbaar, de beschikking over een aantal rechtsprocedures waarmee je bedrijven langdurig van de markt kunt houden. Ik denk dat dat een slechte zaak zou zijn. Ik ben ook van mening dat een dergelijke benadering niet in strijd is met het non-discriminatieverbod van de TRIPS, want je sluit hiermee niet een bepaalde sector uit. Ik denk dat je hiermee gewoon een duidelijk signaal geeft. Vervolgens nog een paar woorden over de interoperabiliteit. De interoperabiliteit is noodzakelijk,
16
23/09/2003
maar dan moeten we wel een duidelijk onderscheid maken tussen op zichzelfstaande uitvindingen en uitvindingen die bedoeld zijn om in samenwerking met andere uitvindingen te worden toegepast. Dat onderscheid hebben we aangebracht in ons amendement. Ik roep de collega's op om in elk geval de richtlijn te ondersteunen, teneinde rechtsonzekerheid in de toekomst te voorkomen.
komen alvorens we op dit terrein een definitieve regeling treffen.
2-029
2-030
Frahm (GUE/NGL). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil graag de rapporteur dankzeggen voor het vele werk dat door haar is verzet. Het klinkt alsof we in feite allemaal dezelfde intenties hebben. Ik wil graag de Commissie alsmede de rapporteur prijzen omdat zij die intenties van ons hebben onderstreept: de ontwikkelingen te stimuleren en nog meer te investeren in kleine en middelgrote ondernemingen op dit terrein.
Echerer (Verts/ALE). – (DE) Dames en heren, ik zal proberen mijn betoog kort te houden en ga dus niet herhalen wat andere sprekers reeds zeiden. Ik sta geheel achter de woorden van de rapporteur van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport, de heer Rocard. Zoals mevrouw Frahm al zei steunen mijn fractie en ik de oriëntatie van deze richtlijn.
Merkwaardig is dan wel dat deze niet echt blij zijn met deze richtlijn, terwijl dat nu juist de bedoeling is. Waarom staan niet alle kleine en middelgrote ondernemingen te juichen, waarom steken zij in de bij de raadplegingsprocedures ontvangen reacties niet de loftrompet over deze ontwerprichtlijn? Waarom verlangen de kleine en middelgrote ondernemingen niet dat wij deze richtlijn zo snel mogelijk realiseren? Waarom verlangt het innovatieve deel van de softwarebranche niet dat wij deze richtlijn in razend tempo invoeren? Waarom doen ze bijna het tegenovergestelde? Dat zou naar mijn idee in elk geval aanleiding moeten geven tot een zekere twijfel of we ook wel echt doen wat we zeggen te doen. Men zegt met deze richtlijn te willen garanderen dat men zijn rechten onverminderd kan doen gelden. Maar op dit terrein je rechten kunnen doen gelden of je er wellicht tegen beschermen dat anderen beweren dat je inbreuk maakt op hun rechten is een zo kostbare aangelegenheid dat kleine en middelgrote ondernemingen zich goed realiseren dat dit geen begaanbare weg voor hen is. Rechtszaken van deze aard kosten ongeveer 1 miljoen euro en kleine en middelgrote ondernemingen kunnen het zich niet permitteren daar rechtstreeks in verwikkeld te raken. Wij zeggen dat we de bestaande bepalingen niet willen uitbreiden. Dat klinkt naar mijn idee verstandig, met name omdat het Europees Octrooiverdrag immers benadrukt dat software niet octrooieerbaar is. Laten we daar dan aan vasthouden. We zijn nu immers ook niet rechteloos. We hebben een rechtsgrondslag, we hebben het Europees Octrooiverdrag. Het Europees Octrooibureau heeft zijn terrein immers langzaam en geleidelijk aan uitgebreid en als wij nu daarop reageren met het legaliseren van die uitbreiding, dan gaan we toch de verkeerde kant op. Dan gaan we een kant op waar het steeds gebruikelijker wordt octrooien op software te verlangen, maar niet op zuivere software. Mijn vraag is dan hoe zuiver software moet zijn voordat die zuiver is. Ik heb daar geen helder antwoord op kunnen krijgen. En misschien moet er juist op deze punten opheldering
Ik wil u graag oproepen de zaak nog eens te overdenken en ik zou u ten zeerste willen aanraden de twijfel een kans te geven en te luisteren naar wat kleine en middelgrote ondernemingen in Europa op dit punt te zeggen hebben.
Net als u willen wij rechtszekerheid creëren. De Commissie geeft tegenstanders en critici van deze richtlijn echter een niet mis te verstane waarschuwing. Commissaris Bolkestein, uw woorden klonken bijna dreigend. Wij hebben het hier niet over de octrooieerbaarheid van software, nee, wij hebben het over in computers geïmplementeerde uitvindingen op basis van software. U beweert dat de tegenstanders van deze richtlijn – nogmaals: de critici van deze richtlijn – een luidruchtige en soms zelfs tegen u persoonlijk gerichte campagne voeren die is gebaseerd op halve waarheden en verkeerde ideeën. Wij hebben geprobeerd het enorme gelobby te omzeilen en neutrale, objectieve juridische experts te vinden die ons wegwijs kunnen maken in deze uiterst ingewikkelde materie. U heeft echter nog steeds geen antwoord gegeven op een zeer eenvoudige vraag: als er een octrooi rust op slechts een klein deel van een oplossing – en software bestaat uit vele oplossingen - binnen een in computers geïmplementeerde uitvinding, dan kan ik er niet vrij gebruik van maken. De heer Manders wees al op de grens tussen het copyright en de octrooieerbaarheid. Een lastig vraagstuk. Mijns inziens moeten we onze beslissing baseren op de voorstellen zoals die door de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport in het advies zijn uitgewerkt. Met “ons” bedoel ik de kritische collega’s in deze commissie die hetzelfde uitgangspunt hebben als u, commissaris Bolkestein, maar die dit wellicht al verder uitgedacht hebben. Veel juristen hebben erop gewezen dat deze richtlijn niet noodzakelijkerwijs voor meer rechtszekerheid zorgt. Misschien worden er wel enkele mazen in de wetgeving gedicht, maar daarvoor in de plaats ontstaan weer andere. Dames en heren, laten we eerlijk zijn, wij weten hoe de markt werkt. Je kunt een octrooi, je economische machtspositie ook als wapen inzetten tegen je concurrenten. We moeten goed nadenken hoe we hier zowel investeringen als innovaties kunnen beschermen. De huidige copyrightrichtlijn stamt uit 1991; wellicht hadden we hier uit juridisch oogpunt het een en ander aan kunnen verbeteren. Als we op basis van het Europees Octrooiverdrag een besluit hadden kunnen
23/09/2003 nemen had u op mijn volledige steun kunnen rekenen. De amendementen kunnen hier misschien wel toe bijdragen. Last but not least: de verantwoordelijkheid voor het Europees Octrooibureau en de zogenaamde oneerlijke patenten die daar zijn verleend of misschien zullen worden verleend ligt in eerste instantie bij de deelnemende staten. Het strekt Europa tot eer dat het op dit gebied over verantwoordelijkheidsgevoel beschikt. Toch was een eerste stap op basis van het Europees Octrooiverdrag voldoende geweest, de rest had men later kunnen uitwerken. 2-031
Mussa (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de informatica is voor elk land in de wereld de ruggengraat van zijn de toekomstige ontwikkeling. De technologie - hardware - en de wetenschap - software zijn daar de belangrijkste kolom van. Elke technologische innovatie kan tegenwoordig beschermd worden met octrooien. De ontwikkeling van software leidt daarentegen tot auteursrechten, tot copyright, waarmee de intellectuele eigendom wordt beschermd. Laten wij ter verduidelijking een voorbeeld nemen uit de muziekwereld. Met de computer kan men muziekstukken uitvoeren die niet uit noten, maar uit codes en bevelen bestaan. Met de toevoeging van ritme en de door de ontwikkelaar uitgedachte sequentie kunnen de meest uiteenlopende resultaten worden bereikt. Wat zou er met de muziek gebeuren als men op een goede dag octrooi zou toekennen aan toonladders, aan akkoorden en trillers, aan al hetgeen het symfonisch panorama in de wereld zo volledig en boeiend maakt? Hetzelfde lot zou de informatica zijn beschoren als met een octrooi elk klein bevel, elke reeks van opeenvolgende codes en algoritmen zou worden beschermd. Dan zou de markt feitelijk een jungle van beperkingen worden. Als men de bestaande octrooien zou bevestigen, zou de ontwikkeling van software aan banden worden gelegd en afgeremd, omdat dan de kleine en middelgrote bedrijven en de zelfstandige programmeurs gedwongen zouden zijn om ofwel te fuseren ofwel te ontslaan, en zich aldus buiten de markt te plaatsen. Men kan de intellectuele eigendom van een schilderij of een boek niet beschermen door het onderwerp of het thema te octrooieren, maar door de verspreiding daarvan te onderwerpen aan wetten die de auteursrechten kunnen garanderen. Ook zal men dan andere breinen ertoe kunnen aanzetten gelijksoortige maar niet identieke werken te produceren via de verbetering - zo mogelijk of de herinterpretatie van het oorspronkelijke werk aan de hand van andere en interessantere schema´s. Een groeimarkt, een markt die de bakens weet te verzetten, een door fantasie en vernieuwingsdrang gedreven markt zoals de Europese markt kan zich niet nog meer regels permitteren. Daardoor zou een rem worden gezet op de ontwikkeling van de Europese nationale staten.
17 Wij zijn er vast van overtuigd dat het verslag-McCarthy onaanvaardbaar is. Als men dit steunt brengt men de ontwikkeling en de technologische groei in gevaar, die alleen bevorderd kunnen worden door een volk met een vrije geest. 2-032
Andersen (EDD). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een opleiding als architect en ik ben mijn hele leven als architect werkzaam geweest. De probleemstelling waarvoor wij ons geplaatst zien, komt er op neer dat er octrooien op mijn vakgebied ingevoerd gaan worden. Laten we ons eens voorstellen dat er een octrooi op trappen wordt genomen, zodat je in het vervolg toestemming zou moeten hebben en licentiegelden zou moeten betalen om een huis met trappen te tekenen. In één opzicht zou dat een goede zaak zijn, omdat we dan niet al die ellendige flats zouden krijgen. Maar het is een rare gedachte dat één enkele collega of een grotere firma in mijn branche op die manier alle ontwikkelingen zou kunnen blokkeren. Bij de ontwerpen en architectuur van mijn hand ben ik uiteraard beschermd door het recht op intellectueel eigendom, zodat men mijn werk niet kan plagiëren. Eigenlijk is het met software net als met alle overige artistieke activiteiten, die immers vergeleken kunnen worden met het ontwerpen van softwareprogramma’s: de eigenlijke vormgeving wordt beschermd door het auteursrecht. Het toestaan van de octrooieerbaarheid van software in de EU heeft ernstige negatieve consequenties voor de consument, voor kleine en middelgrote ondernemingen, voor de gehele beweging voor vrije programmatuur alsmede voor de innovatie in de branche. Je moet wel meer dan gewoon naïef zijn te denken dat je de innovatie binnen de EU dient door een Amerikaans bedrijf octrooi te laten nemen op het gebruik van æ, ø en å in domeinnamen. Dat zijn speciale Deense letters. Of dat het kleine en middelgrote ondernemingen ten goede zou komen te investeren in een afdeling voor de juridische aspecten van octrooien, alvorens ze hun product gaan ontwikkelen. Noch softwarecomponenten, noch software als zodanig moet octrooieerbaar zijn. 2-033
Cappato (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de rapporteur en de Commissie voor hun werk. Dit was een lastig karwei. De radicale afgevaardigden van de Lijst Bonino zullen voor de amendementen stemmen waarin wordt voorgesteld paal en perk te stellen aan de octrooieerbaarheid van software. Wij zullen tegen heel het voorstel stemmen als het kerngedeelte van deze amendementen niet wordt overgenomen. Waarom? Zijn wij soms tegen Europese harmonisatie? Nee, absoluut niet. Wij zijn het met de commissaris en de rapporteur eens, die nota hebben genomen van het feit dat het Europees Octrooibureau duizenden octrooien op software heeft aanvaard. Dat is een flagrante schending van de geest en de letter van het Europees Octrooiverdrag. Het is nu meer dan ooit noodzakelijk te verduidelijken en te bevestigen dat software niet voor octrooi in aanmerking komt. De grens
18 tussen enerzijds de octrooieerbaarheid van software als software en anderzijds de octrooieerbaarheid van software als onderdeel van een technologische uitvinding is een dunne lijn en wij lopen het risico er een soep van te maken. De oplossing is mijns inziens echter heel eenvoudig: als software deel uitmaakt van een uitvinding, is die uitvinding octrooieerbaar en niet de software. Men kan uitvindingen ook trouwens nu al octrooieren met de wetgeving inzake technologische uitvindingen, waarin die worden gedefinieerd.
23/09/2003 vond iets aan dit vraagstuk te doen. Daarom zal ik enkele algemene opmerkingen maken uitgaande van de vaststelling dat het hier gaat om een vraagstuk waarbij het definiëren van het voorwerp van de juridische bescherming - dat wil zeggen de omzetting van computertermen in juridische termen en begrippen - op zich al een uiterst ingewikkelde zaak kan zijn.
Mijns inziens is het niet noodzakelijk ons op glad ijs te bewegen en ingewikkelde formules uit te werken om een onderscheid te kunnen maken tussen octrooiering van software en van software als onderdeel van technologische uitvindingen. Het volstaat de technologische uitvindingen octrooieerbaar te houden en de regel toe te passen op grond waarvan octrooieerbaarheid van software is uitgesloten. Software is hoe dan ook beschermd door auteursrechten.
Dan is er nog een tweede punt. Wij zijn geconfronteerd met een ingewikkeld internationaal rechtskader. Als wij kijken naar hetgeen gaande is in niet alleen Europa maar vooral ook de Verenigde Staten, zien wij dat het octrooistelsel behept is met een groot aantal beperkingen, met name praktische beperkingen. Dit gezegd zijnde ben ik van mening dat met deze richtlijn die zeer zeker voor verbetering vatbaar is - een serieus politiek probleem van de Europese Unie wordt aangepakt. Wij moeten een ander standpunt innemen dan de Verenigde Staten, en waarschijnlijk moeten wij actie ondernemen bij onze belangrijkste economische partners opdat alle aspecten van de juridische bescherming van software geharmoniseerd kunnen worden op een andere manier dan tot nu toe het geval was. Daarbij vertrekken wij niet vanaf nul, want de eigenschappen waarop de octrooien berusten, zijn reeds neergelegd in de TRIPS-overeenkomsten. Wij moeten derhalve aandringen op de mening - waarvan wij niet mogen afwijken - dat softwareoctrooien alleen mogen worden verstrekt als daarvoor een solide grondslag bestaat. Er is een abnormaal hoog aantal aanvragen ingediend voor octrooien op software in de Verenigde Staten en waarschijnlijk ook de Europese Unie. Het is dus wel duidelijk dat wij niet te maken hebben met echte uitvindingen, maar met toepassingen en wij kunnen ons niet de luxe veroorloven die te octrooieren. Met een ongebreidelde groei van het aantal octrooien zal het trouwens in de praktijk onmogelijk worden om in de archieven na te gaan of er werkelijk sprake is van een nieuwe uitvinding.
Daarom geven wij steun aan de amendementen, en met name de amendementen over de interoperabiliteit en die over de natuurkrachten die noodzakelijk zijn om software als een uitvinding te kunnen beschouwen. Ik geloof eveneens dat het voorstel hier nu niet kan worden goedgekeurd omdat dan de landen op eigen houtje zullen handelen. Wij willen een optimaal resultaat. Ook ben ik van mening dat de deelname van de honderdduizenden mensen die elk afzonderlijk een bijdrage hebben willen leveren aan dit vraagstuk, moet worden gezien als een kwestie van democratie en niet als een last.
Er zijn ongetwijfeld enkele aspecten die juridisch gezien voor verbetering vatbaar zijn. Niet alles strookt met richtlijn 91/250/EEG en ongetwijfeld hadden wij juridisch gezien wat dieper kunnen nadenken over artikel 52 van het Europees Verdrag inzake octrooien. Een ding staat echter als een paal boven water: wij zullen op dit vraagstuk moeten terugkomen. Zoals zoveel collega´s al zeiden, gaat de ontwikkeling zo razendsnel dat de Europese Unie in de komende jaren wel actie moet ondernemen, en dan kunnen wij onze standpunten opnieuw bekijken.
2-034
2-035
Fiori (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, ik moet toegeven dat het vraagstuk dat wij vanmorgen behandelen zich voor mij heeft ontpopt als een van de meest ingewikkelde problemen van heel de zittingsperiode. Ik moet dan ook waardering uiten voor het enorme werk dat mevrouw McCarthy heeft verricht.
Gebhardt (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Het komt weinig voor dat onze wetgevende activiteiten in zo’n vroeg stadium als bij het verslag van mevrouw McCarthy al zoveel publieke belangstelling genieten. Dat heeft haar werk niet bepaald gemakkelijker gemaakt, maar het heeft wel een stroom aan informatie en argumenten opgeleverd. De rapporteur en wij allemaal hebben er erg veel aan gehad, ook al zijn heel wat opmerkingen meteen in de prullenbak beland.
De software is uitgesloten van octrooieerbaarheid en wel om een heel duidelijke reden, om dezelfde reden waarom wiskundige formules en leerstellingen zijn uitgesloten, om dezelfde reden waarom muziek of symfonieën zijn uitgesloten die tot de ideeën, tot de organisatie en verwerking van ideeën behoren. Wij weten dat software soms wordt ontwikkeld met een bepaalde functie. Die functie kan echter worden omgezet in verschillende codes met behulp van een bijna oneindig aantal verschillende programma´s en programmeertalen. Daarom is een octrooi op software zo gevaarlijk, zeer zeker als zo´n octrooi twintig jaar duurt, want dat is een geologisch tijdperk voor de softwareontwikkeling. De zelfstandige programmeurs en de programmeurs in het algemeen zouden in zo’n geval dus gebruik mogen maken van in 1983 geoctrooieerde functies, toen echter voor de software en de computer de prehistorie pas was aangebroken. Dat is het gevaar.
Ik heb de wijsheid niet in pacht, en ik begrijp ook heel goed dat de Commissie - zoals commissaris Bolkestein zo goed uit de doeken heeft gedaan - het noodzakelijk
23/09/2003 Met hard werken en begeleiding van de betrokkenen hebben we een compromis weten te bereiken. Ik pleit voor goedkeuring van dit compromis, dat ook zijn weerslag vindt in de amendementen van mijn fractie. We hebben geprobeerd de valkuilen in de artikelen 2 en 4 te dichten. In deze artikelen werd door een nieuwe definitie van het begrip “technische bijdrage” de deur wijd opengezet voor het octrooieren van software. Dames en heren, het is nu niet meer zo gemakkelijk om de regels te omzeilen. Toegegeven, ik had graag meer willen bereiken, en vooral het midden- en kleinbedrijf heeft niet alles gekregen wat het wilde. Ik zie vooral niet genoeg terug van ons streven om softwareoctrooien niet alleen minder vaak, maar in de toekomst helemaal niet meer te verlenen. Octrooien op software maken namelijk vooral kleine en middelgrote ondernemingen het leven zuur, en dat terwijl we hun altijd speciale bescherming en steun hebben toegezegd. Anders gezegd: als er op software octrooien worden verleend dan profiteert het grote geld hiervan, niet het grote verstand. Daarom blijven we ook na dit compromis zeggen: maak niet de weg vrij voor octrooien op software! 2-036
Boogerd-Quaak (ELDR). – Voorzitter, collega's, mijnheer de commissaris, ik deel de mening van de heren Rocard en Cappato en andere collega's die van mening zijn dat software als zodanig niet octrooibaar mag zijn. Artikel 52 van het Europese Octrooiverdrag sluit software als zodanig uit en zegt dat ideeën en principes niet geschikt zijn voor patenten. Het moet gaan om technische inventiviteit en dat is nu precies de angel van het probleem waarmee wij allen geconfronteerd worden. Het is ook de angel in de richtlijn. Ondertussen heeft het Octrooibureau geconcludeerd dat alle programma's die in een computer lopen per definitie technisch zijn. We zitten nu met een bestaande praktijk, waarin het Octrooibureau reeds meer dan dertigduizend patenten heeft toegekend, waarvan vele feitelijk niet rechtsgeldig zijn. De heer Rocard heeft terecht aangestipt dat er verschil bestaat tussen een uitvinding op basis van natuurkrachten en een product van de menselijke geest. Voorzitter, ik ben van mening dat wij om deze reden steun moeten geven aan een deel van de amendementen, die ook al in de Industriecommissie zijn ingediend, en ook aan de amendementen die in de Cultuurcommissie in het verleden zijn ingediend. Deze geven een zodanige aanscherping van de definitie, dat naar mijn opvatting software als zodanig wordt uitgesloten. Worden deze amendementen niet aangenomen, dan zal ik tegen de richtlijn stemmen. Collega's, er bestaat grote onrust in het midden- en kleinbedrijf en de open source-beweging. Menselijke kennis, en de verspreiding daarvan, is een grote vrijheid die we in Europa moeten behouden. Alleen al vanwege de menselijke waardigheid is dit geboden, maar niet alleen om die reden. We zullen zelfs concurrerender zijn dan de Amerikanen en de richtlijn zal Amerikaanse toestanden absoluut moeten uitsluiten. Ik hoop dan ook dat velen conform deze lijn zullen stemmen, zodat we een richtlijn zullen krijgen die werkbaar is.
19 2-037
Caudron (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het debat van vanmorgen volgt op een roerige periode, waarin de gebruikers, uitvinders en ontwikkelaars in de computerwereld hun recht op vrijheid, op creativiteit en op een andere behandeling dan de rest met hand en tand hebben verdedigd. De kern van dat debat is de octrooieerbaarheid met haar voordelen (als het octrooi inderdaad de uitvinder beschermt) en haar grote nadelen, die worden veroorzaakt door het ontstaan van veelal conservatieve monopolieposities ten koste van de jonge creatievelingen. Mijn persoonlijke steun blijft uitgaan naar die beweging die net als alle andere alternatieve bewegingen strijdt voor een minder rigide, minder commerciële samenleving. Vanaf het begin van dit debat kregen wij waardering voor onze voorstellen voor amendementen die het aanvankelijke voorstel aanzienlijk verbeteren. Waar we heen moeten is namelijk dat we erkennen dat een in computers geïmplementeerde uitvinding pas octrooieerbaar is als er een industriële toepassing mogelijk is. Ook was het nodig om uitdrukkelijk te stellen dat geen octrooien mogen worden verleend aan eenvoudige computerprogramma’s. We kunnen echter niet voorbijgaan aan de ingevoerde nuances en het te grote aantal onduidelijkheden. In dit stadium van het debat moeten we, los van het risico dat deze amendementen geen meerderheid krijgen of vervolgens niet worden overgenomen, vaststellen dat er nog niet voor alle problemen een oplossing is, verre van dat zelfs. Ikzelf zal dus op mijn hoede zijn tijdens de stemming en klaarstaan om tegen het voorstel te stemmen als de verbeteringen niet verder gaan dan een cosmetische poging om te verhullen hoe de grote bedrijven de creatieve geesten van hun eigendom beroven. Wat dat aangaat maakt het slot van het betoog van commissaris Bolkestein, dat veel weg had van chantage, mijn diepe wantrouwen er niet minder op. 2-038
MacCormick (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, veel van de amendementen – en dit geldt zeker voor de amendementen waaraan mijn fractie haar naam verbonden heeft – zijn er duidelijk en rechtstreeks op gericht te voorkomen dat de richtlijn onverhoopt aanleiding zou kunnen geven tot de octrooiering van computersoftware zelf. Dat is voor ons erg belangrijk. Het mag duidelijk zijn dat een systeem van intellectueel eigendomsrecht waarin computersoftware auteursrechtelijk wordt beschermd en waarin octrooien voor andere doeleinden worden gebruikt, uitstekend werkt vanuit het oogpunt van de softwarebranche en van de creatieve geesten die computersoftware ontwikkelen. Mevrouw McCarthy noch de heer Bolkestein zal het op dit punt met mij oneens zijn. Niemand wil dat een maas in de wetgeving zal leiden tot de octrooiering van zuivere software.
20 Er is een zeker risico dat echte uitvindingen die een software-element bevatten niet adequaat beschermd zouden worden zonder een nieuwe richtlijn. Het zij zo. Maar dan is het aan de Commissie om ons te laten zien welke van de door het Parlement voorgestelde amendementen overbodige bescherming zouden bieden tegen het risico dat wij zien, en daarbij tegelijkertijd een ondermijning vormen voor de bescherming tegen het gevaar dat de Commissie vreest, namelijk het gevaar dat “echte” uitvindingen niet voldoende octrooieerbaar zouden zijn binnen de Europese Unie. De strategie van degenen onder ons die deze richtlijn willen wijzigen, is te voorkomen dat er “lekkage” plaatsvindt in de vorm van octrooiering van pure software. Dat zou een regelrechte ramp zijn. Er is bij ons zwaar gelobbyd over deze richtlijn, maar de reden hiervoor is dat er heel veel competente, hardwerkende kiezers zijn die de lekkage waarover ik het had als een bedreiging van hun broodwinning beschouwen. Laten we er absoluut zeker van zijn dat het resultaat van dit debat en van de stemming van morgen – en ik weet dat mevrouw McCarthy heel veel werk in dit verslag heeft gestoken – een volledig waterdichte garantie biedt tegen genoemde lekkage en tevens de bescherming geeft die de heer Bolkestein noodzakelijk acht, zonder dat het gevaar kan ontstaan waarop onze kiezers ons hebben gewezen. 2-039
Van Dam (EDD). – Voorzitter, commissaris, ook ons uitgangspunt is dat wij het octrooi niet de juiste beschermingswijze vinden voor in computers geïmplementeerde uitvindingen. Het auteursrecht bood tot nu toe een redelijke bescherming hiervoor. Met het toestaan van octrooien op dit gebied lopen we het gevaar dat we innovatie juist tegengaan en het midden- en kleinbedrijf benadelen, zoals ook door veel anderen al is onderstreept. Helaas is deze discussie feitelijk achterhaald door de praktijk van het Europees Octrooibureau. Dit bureau verstrekt al jaren zogenaamde software-octrooien en deze zijn al tot op het hoogste nationale niveau gehandhaafd. Het voorstel dat nu voorligt is eigenlijk een soort noodgreep om de verstrekking van octrooien in Europa binnen bepaalde grenzen te houden. Daar heb ik sympathie voor. Maar het is de vraag of het nog zin heeft. Het Europees Octrooibureau heeft al 30.000 octrooien verleend op basis van regelgeving die verder gaat dan het huidige voorstel voor een richtlijn. Dus wat dat betreft lijkt de richtlijn mosterd na de maaltijd. Positief is dat de richtlijn zal leiden tot harmonisatie en duidelijkheid in de lidstaten. Maar het gevaar dat kleine innovatieve bedrijven ten onder gaan aan de monopolies van de groten, blijft aanwezig. Dat is inherent aan het octrooisysteem. Daarvan zijn wij ons terdege bewust. Dat de Commissie en de rapporteur hier laconiek overheen walsen, stoort ons dan ook. Het getuigt van
23/09/2003 weinig affiniteit met het Europese midden- en kleinbedrijf, de ruggengraat van onze economie. 2-040
Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het gaat hier om de bescherming van de intellectuele eigendom van innovaties op het gebied van de informatica. Er zijn twee tegengestelde juridische procedures: aan de ene kant de octrooiering, aan de andere kant het auteursrecht. Volgens ons en – ik denk – volgens een overgrote meerderheid, mijnheer de commissaris, van de sprekers in dit Parlement is de normale beschermingswijze het auteursrecht. Hoewel de tekst van een journalist of een romanschrijver wordt beschermd door het auteursrecht, hoeft zo iemand niet te proberen zich de syntaxis, de morfologie, de woordenschat of de grammatica toe te eigenen van de taal die hij gebruikt. Zo moet het ook met software gaan, want ook software wordt in een taal geschreven. Zeker, mijnheer de commissaris, in uw betoog beweert u – op een uitermate agressieve, zelfs dreigende toon ten aanzien van de kritiek die uw voorstel voor een richtlijn heeft geoogst – dat software als zodanig niet voor octrooiering in aanmerking komt. Maar u moet niet doen alsof de mensen achterlijk zijn. Uw richtlijn is op zijn minst meerduidig, want de definitie die u geeft van een “in computers geïmplementeerde uitvinding” (in artikel 2 a) is prima van toepassing op computerprogramma’s. Natuurlijk, het lijkt erop dat u onder artikel 4 van het voorstel voor een richtlijn de octrooieerbaarheid beperkt tot dat soort uitvindingen dat, ik citeer: “vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid”. Maar daar geeft u dan weer geen definitie van. Iedereen weet dat de Amerikaanse multinationals erin zijn geslaagd om octrooi te krijgen voor trivialiteiten als het klikken op een knopje om op het scherm een venster te sluiten of voor het idee om de gebruiker met een melodietje te laten weten dat hij een e-mailbericht ontvangen heeft of om bij tekstverwerking woorden die correctie behoeven met een kleurtje te onderstrepen – en tekstverwerking is inderdaad vatbaar voor toepassing op het gebied van de nijverheid in de typografie of in de drukkerswereld. Ik noem alleen nog het elektronische winkelwagentje in internetwinkels. Jonge creatieve geesten hebben zelfs de 35-urige werkweek, zoals die is ingevoerd door de vorige regering van mijn land, weten te deponeren. Maar waarom wordt een dergelijke tekst voorgelegd in dit Parlement? Staat dat echt los van de belangen van het Europees Octrooibureau dat wordt gefinancierd naar het aantal ingediende octrooiaanvragen? In werkelijkheid, mijnheer de commissaris, moest er een strategische keuze gemaakt worden: ofwel de lijn volgen van de octrooipraktijk van de Amerikaanse multinationals – en dat is de kant die u lijkt op te gaan – ofwel de eigenheid van het Europese recht verdedigen en elk misbruik van octrooien afwijzen. Het is duidelijk dat u niet voor die tweede mogelijkheid gekozen hebt en uw richtlijn is op te vatten als strijdig met de rechtmatige belangen van de Europese uitvinders. 2-041
23/09/2003 Harbour (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zo lang als ik zitting heb in de Commissie juridische zaken en interne markt, is dit voorzover ik mij herinner de eerste keer dat een van onze grotere richtlijnen zo'n prominente plaats op de parlementaire agenda heeft gekregen. Hopelijk is dit een ontwikkeling die voortduurt. Het verslag kwam zelfs zo vroeg aan de orde dat ik hier niet op tijd aanwezig was en ik wil mij tegenover de commissaris en de rapporteur verontschuldigen voor het feit dat ik hun redevoeringen heb moeten missen. Ik heb met grote belangstelling geluisterd naar de bijdragen van de afgevaardigden en in dit stadium van het debat zou ik willen stilstaan bij datgene waarom het in dit verslag eigenlijk echt gaat. Wij hebben ons als doel gesteld de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld te creëren. Octrooien zijn daarvan een onmisbaar onderdeel. Ik wil u allen hier en iedereen die naar dit debat luistert eraan herinneren dat er in de hele Europese Unie honderdduizenden, misschien wel miljoenen mensen zijn die aan uitvindingen werken die door octrooien zijn beschermd. Die octrooieerbaarheid heeft gezorgd voor de investering die nodig is om deze uitvindingen te ontwikkelen tot producten die de wereld wil kopen. We hebben het hier over een stelsel dat de inventiviteit op alle terreinen gaat stimuleren. De problemen die we hebben ondervonden in deze zaak zijn deels veroorzaakt door het feit dat veel van de kwesties die ter sprake zijn gebracht afkomstig zijn van één specifiek terrein van creativiteit, namelijk het schrijven van elementen van computerprogramma's. Maar bij octrooien gaat het om de bescherming van een echte uitvinding, een nieuwe manier om iets te doen, iets dat – zoals in deze richtlijn staat vermeld - geschikt is voor industriële toepassing. Ik wil mijn collega's eraan herinneren dat een octrooiaanvraag niet van alle details voorzien hoeft te zijn om gehonoreerd te worden. Bij bijna iedere technische en industriële innovatie komt een bepaalde vorm van computeractiviteit kijken. Waarom zouden we de mensen die werken aan uitvindingen op dit terrein hun bescherming ontzeggen? De Commissie heeft op overtuigende wijze en gesteund door veel onderzoek aannemelijk gemaakt dat we een consistent kader nodig hebben om te garanderen dat mensen weten dat zij octrooien kunnen krijgen voor dergelijke typen uitvindingen. En men zal ook weten dat er in geen geval octrooien zullen worden toegekend voor triviale uitvindingen ten behoeve van bedrijfsprocessen en dat het geen zin heeft om voor dit soort uitvindingen een octrooi aan te vragen. Wij weten dat dit niet eenvoudig is, wat tevens de reden is dat we over de formulering hebben geredetwist. Des te groter is de prestatie die mevrouw McCarthy heeft geleverd als rapporteur over deze richtlijn. Zij heeft het belang van deze kwestie in verband met de kenniseconomie voortdurend voor ogen gehouden en ons de juiste weg gewezen, op zoek naar manieren om
21 dit werk te verbeteren. Zij heeft zich niet laten afleiden door al het lawaai om haar heen. Ik hoop dat u deze richtlijn zult steunen en dat u ook uw goedkeuring zult hechten aan de algemene strekking van de amendementen van de Commissie juridische zaken en interne markt. Er zullen nog andere amendementen komen maar ik hoop dat u weerstand zult bieden aan sommige gecompliceerde en obscure concepten die door een aantal mensen naar voren zijn gebracht en die het leven van een uitvinder er een stuk moeilijker op zullen maken. Wij zijn hier om inventiviteit en creativiteit te steunen en niets anders. 2-042
Berenguer Fuster (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in dit Parlement wordt politiek bedreven en ik vind dat wij als politici er eerst eens bij moeten stilstaan, en dat zou de Commissie ook moeten doen, waarom dit voorstel zoveel stof heeft doen opwaaien en zoveel protest heeft opgeroepen. Het is niet terecht om iedereen met een afwijkende mening te diskwalificeren en te zeggen dat er een agressieve tegenlobby is geweest. Degenen die contact met mij gezocht hebben, waren universiteitsdocenten informatica, octrooi-experts, experts in industriële eigendom, maar ook vertegenwoordigers van kleine ondernemingen; en in plaats van agressiviteit heb ik bezorgdheid bemerkt, bezorgdheid over de ingeslagen weg en het gevaar dat de ruimte voor uitvindingen in het gedrang komt. Degenen die dit initiatief verdedigen, zeggen dat zij alleen de praktijk in de nationale octrooibureaus willen unificeren op een gebied waar recentelijk tegenstrijdige beslissingen gevallen zijn. En dat klopt wel, maar wat niet klopt, of in ieder geval niet zeker is, en commissaris, staat u ons deze genuanceerde twijfel toe, is dat met deze ontwerprichtlijn alle problemen worden opgelost die we ook zeggen te willen oplossen. Want het is heel eenvoudig: de praktijk van het Europees Octrooibureau heeft gebroken met een traditionele gedragslijn van het Europees recht en is afgegleden naar een handelwijze die veel op het Amerikaans recht lijkt. U allen weet, de experts weten dat in het Europees recht een uitvinding octrooieerbaar is als zij van industriële aard is, wat betekent dat niet alleen de methode, maar ook het resultaat van het product industrieel moet zijn, terwijl het onder Amerikaans recht voldoende is als een uitvinding nuttig toepasbaar is. Dat heeft bepaalde innovaties en octrooien voor softwareprogramma’s mogelijk gemaakt. Laten we daar de nadruk op leggen. Het is niet logisch om te zeggen dat met het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en het voorstel van de Commissie die problemen opgelost zullen worden. Want dat kan alleen met behulp van de amendementen die aangenomen zijn door de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport en de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. Derhalve zullen wij, tenzij de amendementen in de zin van de voorstellen door de
22 Commissies industrie en cultuur worden aangenomen, slechts met moeite onze steun aan dit voorstel kunnen geven. 2-043
De Clercq (ELDR). – Kunnen we straks allemaal nog onze computer gebruiken zonder hiervoor octrooirechten te moeten te betalen? Dat is de vraag die ons allen bezighoudt. Wat we niet willen, zijn Amerikaanse toestanden. Een situatie waarin octrooien kunnen worden verleend op eenvoudige computertalen of software. Maar we zijn het minder met elkaar eens wanneer we dit moeten omschrijven. Ook lopen we vaak achter de realiteit aan; zie maar wat er gebeurt op het Europese Octrooibureau. We kunnen ons dus geen verder uitstel meer veroorloven en moeten zoeken naar een goede verduidelijking van wat octrooieerbaar is, en vooral van wat dat niet is. Zelf meen ik dat het juiste evenwicht is gevonden in het standpunt van de Industriecommissie en in de amendementen van mijn collega's Manders en Plooij. Elke vorm van software wordt expliciet van octrooiering uitgesloten. Alleen wanneer er sprake is van een echte uitvinding moet deze octrooieerbaar zijn. Het moet dus gaan om een uitgewerkt technisch procédé met industriële toepasssingsmogelijkheden, en niet zomaar om een idee of een taal. Het stukje technologie dat dit nieuwe technische procédé omvat, moet dan beschermd worden. Niet het feit dat een computer nodig is om het te gebruiken. 2-044
Fraisse (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, er is een aantal dingen dat ik niet begrijp. Zo weet ik bijvoorbeeld niet zeker of ik begrijp wat de aanleiding is geweest voor de beslissing om deze richtlijn op te stellen. Als dat alleen maar het probleem van het Europees Octrooibureau en de octrooiaanvragen is, dan vind ik dat toch een tamelijk beperkt uitgangspunt. Wat mij eveneens ontgaat is waarom de Europese Commissie, die er zo op gebrand is om concentratie in de industrie te voorkomen, voorstelt – als je tenminste een aantal deskundigen moet geloven – om de industriële concentratie te bevorderen. Dat lijkt me strijdig met de doelstellingen van de Commissie. Ik begrijp evenmin iets van het geheugenverlies waar men hier blijk van geeft door de rampzalige richtlijn te vergeten over de octrooieerbaarheid van levend materiaal. Niemand weet hoe je die toe kunt passen en aan de gegrondheid ervan wordt alom getwijfeld. Kun je de cellen van een blad octrooieren zonder het blad zelf te octrooieren? Het probleem met software en technische bijdragen is hetzelfde. De rechtsonzekerheid waar we mee zijn geconfronteerd bij de richtlijn over de octrooieerbaarheid van levend materiaal steekt opnieuw de kop op bij de octrooieerbaarheid van software, programma’s en technische bijdragen. Ik heb overigens moeite met die woorden want de richtlijn omschrijft niet duidelijk wat een technische bijdrage is. Bij zulke onzekerheden kan ik, mijnheer de commissaris, moeilijk vat krijgen op waar we mee bezig zijn.
23/09/2003 De heer Rocard had het over 6000 jaar geschiedenis, maar de geschiedenis zit in een stroomversnelling, zowel voor de biotechnologie als voor software en computers. Zijn wij in staat om die versnelde ontwikkelingen te volgen juist nu economen ons heel wat moeilijkheden in het vooruitzicht stellen? Op farmaceutisch gebied, zegt men, zijn innovaties makkelijker af te bakenen en is het eenvoudiger om te bepalen wat tot het auteursrecht hoort en wat tot de octrooiering. Voor software weten we het niet. Het is nog heel moeilijk. Uitgevers en docenten vrezen dat de maatschappij van kennis, transparantie en informatieuitwisseling bedreigd wordt door dit soort richtlijnen. Ik dacht dat de Europese Commissie en de Unie zich tot doel hadden gesteld om dreigingen te voorkomen. Ik snap dan ook niet waar we mee bezig zijn. 2-045
Dhaene (Verts/ALE). – Voorzitter, collega's, er wordt rond dit rapport zwaar gelobbyd omdat er veel op het spel staat. Ik heb daar alle begrip voor en ik deel die bezorgdheid. Deze richtlijn, die wellicht goed bedoeld is, vormt een bedreiging voor tal van kleine en middelgrote ondernemingen in Europa, die door al die octrooien hun creativiteit dreigen te verliezen. Die kleine en middelgrote ondernemingen zijn de avant-garde van het bedrijfsleven. Die kleine en middelgrote ondernemingen moeten we koesteren, omdat zij zorgen voor innovatie. Door die innovatie kunnen wij ons op de wereldmarkt handhaven. We zijn tegen deze richtlijn omdat deze een overreglementering betekent. De huidige bescherming via auteursrecht is voldoende. Wij Groenen krijgen vaak het verwijt tot ons gericht regelneven te zijn. Wel, nu is het bewijs geleverd dat we dit niet zijn. Trouwens, er is nu ook in de Verenigde Staten sprake van een afzwakking van de octrooiwetgeving, die als contraproductief wordt ervaren. Waarom zouden wij in Europa dan een achterhaalde wet moeten goedkeuren? 2-046
Oreja Arburúa (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, graag wil ik eerst de rapporteur, mevrouw McCarthy, en de rapporteur van onze fractie, de heer Wuermeling, gelukwensen met hun inspanning om tot overeenstemming te komen en, voor de heer Wuermeling, om dit ingewikkelde voorstel in onze fractie uit te leggen. Bescherming door middel van octrooien voor in computers geïmplementeerde uitvindingen is geen nieuw probleem. Het moet duidelijk zijn, zoals collega’s in dit Parlement gezegd hebben, dat we hier geen norm willen vastleggen waarmee computerprogramma’s geoctrooieerd kunnen worden, maar dat we de klassieke stelregel van het octrooi willen uitbreiden tot de in computers geïmplementeerde uitvindingen. We willen de bestaande regelingen voor octrooien nu ook toepassen op in computers geïmplementeerde uitvindingen.
23/09/2003 Het is duidelijk dat we, zoals enkele amendementen doen, de octrooieerbaarheid van een uitvinding, enkel en alleen omdat die met behulp van een computer gedaan is, moeten uitsluiten. Wat betreft het toepassingsgebied van de richtlijn wil ik me richten op een heel concreet aspect, dat van de interoperabiliteit. De interoperabiliteit of communicatie tussen programma’s onderling moet buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn blijven. Over een paar jaar zou dit dan heroverwogen kunnen worden. Het exclusieve gebruik dat de wet aan octrooihouders toestaat, verplicht die houder zijn uitvinding uit te leggen aan een gemiddelde expert op dat gebied. Ik vind dat we ook in dit geval dat aspect moeten benadrukken en dat we de aanvrager van een octrooi moeten vragen het doel van het octrooi afdoende uit te leggen, zij het misschien niet voor de broncode is gepubliceerd, zoals de heer Harbour gezegd heeft. Dat zou overdreven zijn. Zoals ik zei, is het belangrijk dat de aanvragers verplicht worden hun uitvinding te beschrijven. Tenslotte: velen hebben dit voorstel bekritiseerd en gezegd dat het midden- en kleinbedrijf er door in gevaar kan komen. Maar wat we feitelijk doen, is het traditionele octrooirecht toepassen op het midden- en kleinbedrijf, want we weten dat de octrooien gunstig zijn geweest voor de groei en voor veel bedrijven - ook kleine - onderzoek en investeringen in nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt hebben. We concurreren vandaag de dag op een wereldwijde markt, waar de Verenigde Staten en Japan veel octrooien en uitvindingen ontwikkelen. Wij mogen niet achterblijven en wij moeten, ook in Europa, het octrooieren van in computers geïmplementeerde uitvindingen regelen. 2-047
Ghilardotti (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de rapporteur bedanken voor haar werk. Mijns inziens is dit een heel ingewikkeld en delicaat dossier en het debat van vanmorgen heeft dat bevestigd. Zoals reeds gezegd speelt software een belangrijke rol in een groot aantal industrieën. Software is een fundamentele vorm van schepping en expressie en vertegenwoordigt ook een fundamentele menselijke activiteit: er zijn meer dan tien miljoen beroepsprogrammeurs in heel de wereld en miljoenen mensen die software ontwikkelen. De zelfstandige programmeurs van software en de kleine bedrijven spelen een fundamentele rol in de innovatie van deze sector, vooral in Europa. Europa heeft het voortouw als het om de informaticacultuur gaat: 71 procent van de ontwikkelaars van vrije software werkt in Europa, en slechts 13 procent in Amerika. Daarom mag men met octrooien geen monopolie opleggen aan deze instrumenten van expressie, schepping, verspreiding en uitwisseling van informatie en kennis; octrooien mogen
23 geen rem zijn op de ontwikkeling van onderzoek en kennis. Hier staat veel op het spel. Men moet er namelijk voor zorgen dat onderzoek en innovatie vrij blijven en overeenkomstig de geest van Lissabon - de totstandkoming van een kenniseconomie stimuleren. Men moet ervoor zorgen dat software op elk niveau een aanmoediging is tot innovatie en uitvindingen, en productie- of handelsmonopolies met producten die software gebruiken worden vermeden. Daarom moet het voorstel van de Commissie op enkele essentiële punten worden gewijzigd en verbeterd. De wetgeving moet namelijk voorzien in een duidelijke beperking van de voorwaarden voor octrooieerbaarheid. Er is al veel gezegd over de technische bijdrage, over de industriële toepassing en de betekenis van de in computers geïmplementeerde uitvinding. De voorwaarden met betrekking tot de industriële toepassing van de op software gebaseerde uitvinding waarvoor octrooi wordt aangevraagd, moeten niet alleen gelden voor de methode maar ook voor het product. Daarom zei commissaris Bolkestein een eventuele aanneming van de in de voltallige vergadering ingediende amendementen te vrezen. Ik vrees echter dat, indien deze amendementen niet worden aangenomen, het onderhavig voorstel onaanvaardbaar wordt. 2-048
Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, dit debat is zeer belangrijk. Niet alleen voor de ontwerpers van software maar voor iedereen die zich met kennis bezighoudt. Met het voorstel in computers geïmplementeerde uitvindingen octrooieerbaar te maken opent de Commissie de weg voor het verlenen van octrooien op menselijke kennis. Welnu, menselijk kennis mag niet het eigendom worden van de grote multinationals die in dit geval nagenoeg synoniem zijn met Microsoft. Wij weten allemaal dat deze ontwerprichtlijn geen antwoord geeft op de economische, wetenschappelijke en culturele uitdagingen voor de softwarebranche. Het voorstel speelt evenmin in op de noodzaak innovatie, technologische ontwikkeling en de belangen van de MKB’s te stimuleren. We weten hoe belangrijk het is zowel te zorgen voor de handhaving van een vrij aanbod van software als de overheid instrumenten te verschaffen om inhoud en diensten ten bate van het algemeen belang te ontwikkelen. Daarom moeten wij de ontwerprichtlijn verwerpen en daarmee ook het sterke verzet verwoorden van wetenschappers en uitgevers die zich met software bezighouden. Ik hoop dat de plenaire vergadering een duidelijk signaal geeft door het voorstel van mijn fractie tot verwerping, dat ik onderschrijf, te steunen. 2-049
Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren. Voor een functionerende interne markt en het vermijden van concurrentievervalsingen is een richtlijn die een uniforme rechtstoepassing door octrooibureaus en octrooirechtbanken regelt meer dan welkom. We mogen
24 hierbij echter niet vergeten dat de ontwikkeling van nieuwe software niet mag worden belemmerd, dat de positie van het midden- en kleinbedrijf niet verzwakt mag worden, dat we rechtszekerheid moeten creëren en nieuwe concurrentievervalsingen moeten voorkomen. Ik heb elke brief en elk gesprek zeer serieus genomen. Sommige angsten komen voort uit verkeerde interpretaties, en sommige kritiek is gebaseerd op de Amerikaanse situatie en niet op de inhoud van de richtlijn. Met een paar argumenten ben ik het echter wel eens. Het Europees Octrooibureau schendt inderdaad de wettelijke afspraken tussen EPAT, de lidstaten en het Europese Octrooiverdrag. De definitie van de technische bijdrage is te vaag. Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen technische en intellectuele uitvindingen. Daarom sta ik achter een aantal amendementen en compromissen van mijn vriend Wuermeling en van de rapporteur. Mijn hartelijke dank ook aan collega Echerer voor de vele informatie die ze me heeft gegeven. Ik steun de amendementen 107 en 108 van collega Kauppi, waarin een duidelijke definitie wordt gegeven van het begrip “gebied van de technologie”; de amendementen 112, 114 en 117 waarin duidelijk wordt gemaakt dat computerprogramma’s op zich geen octrooieerbare uitvindingen zijn; amendement 116 over de grenzen van de octrooieerbaarheid, en de compromissen van collega Wuermeling, waarin gerefereerd wordt aan de huidige EPAT-rechtspraktijk en waarin duidelijk wordt gemaakt dat triviale uitvindingen en handelspraktijken niet octrooieerbaar zijn. Ik hoop dat iedereen met deze amendementen kan leven. (Applaus) 2-050
Sousa Pinto (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, er is geen duidelijk wettelijk kader voor de rechtsbescherming van octrooien. Dat leidt tot opportunisme en groeiend misbruik doordat geld wordt verdiend ten koste van de geboekte vooruitgang op het vlak van informaticakennis. Dat is een ontoelaatbare vorm van privatisering van menselijke kennis. Het privatiseren van kennis in een sector die je niet zo maar op grove wijze mag verwarren met technische en industriële uitvindingen, biedt alleen maar nieuwe kansen om geld te verdienen. De vooruitgang op het gebied van informaticakennis leidt per definitie tot nieuwe ontwikkelingen die in de regel niet worden geoctrooieerd of die niet door een bepaald iemand kunnen worden geoctrooieerd maar deel gaan uitmaken van onze schat aan kennis. Het betekent dat degenen die het ijverigst zijn bij het zich toe-eigenen van dit gemeenschappelijk bezit de winst opstrijken. Zij dienen daarbij geen wettelijke bescherming te genieten en hun belangen dienen al helemaal niet voor te gaan op het algemeen belang, het belang dat de economische en wetenschappelijke gemeenschap alsmede onze beschaving hebben bij de niet-commercialisering van kennis.
23/09/2003 Natuurlijk dienen de echte uitvindingen van software, die dankzij grote investeringen in het productieproces toepassing vinden, beschermd te worden. Maar er bestaat een hemelsbreed verschil tussen de bescherming van die legitieme belangen en het onder dat voorwendsel zonder onderscheid octrooi verlenen op software. Het voorstel dat wij vandaag bespreken, met de door de socialisten voorgestelde compromisamendementen, slaagt erin deze verschillende aspecten te verenigen.. 2-051
Niebler (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren. Allereerst mijn hartelijke dank aan de rapporteur, mevrouw McCarthy en onze schaduwrapporteurs. Dames en heren, hebben wij deze richtlijn nu echt nodig? Net als een aantal collega’s heb ik veel ongeruste brieven gekregen waarin grote bezwaren tegen het voorstel van de Commissie werden geuit. Ik heb deze bezwaren zeer serieus genomen, omdat ook ik de innovatie in Europa niet wil dwarsbomen en juist de kleine en middelgrote IT-bedrijven niet met extra lasten wil opzadelen. Ik heb alle voors en tegens van deze richtlijn tegen elkaar afgewogen en ben ervan overtuigd dat we morgen de juiste beslissing nemen als we de richtlijn met inbegrip van de amendementen van de Commissie juridische zaken en interne markt en overige uitleg aannemen. Wij hebben deze richtlijn nodig. Ze dient er alleen toe de huidige praktijk bij het verlenen van octrooien in Europa te harmoniseren, en in dit verband moeten er juist strengere criteria voor de toekenning van octrooien worden vastgelegd. Ik steun de richtlijn om de volgende redenen. Ten eerste voorkomen we met deze richtlijn dat we bij de toekenning van octrooien Amerikaanse toestanden krijgen. Op handelspraktijken en pure software moeten in Europa juist geen octrooien verleend worden. De richtlijn is hier heel duidelijk in, en we voorkomen dit mede doordat voor de octrooiering van in computers geïmplementeerde uitvindingen een technische bijdrage vereist is. Ik ben commissaris Bolkestein dankbaar voor het feit dat hij dit vandaag nog eens duidelijk uiteen heeft gezet en wil erop wijzen dat wij daar niet aan twijfelen en hier in het Parlement ook niet moeten doen alsof iemand het verslag zo zou opvatten, tegen de duidelijke verklaring van de Commissie en de amendementen in waarin we dit expliciet duidelijk maken. Ten tweede moet triviale software niet beschermd worden door de richtlijn. Octrooien op triviale software zoals bijvoorbeeld de voortgangsbalk zijn zeer zorgwekkend en niet wenselijk. In de richtlijn wordt ook duidelijk gezegd dat we op geen enkele triviale software octrooien willen verlenen. Ik hoop dat u morgen de amendementen steunt waarin we een aantal zaken nog eens duidelijk hebben gemaakt,
23/09/2003 maar hoop tevens dat u het verslag van mevrouw McCarthy in zijn geheel aanneemt. 2-052
Zrihen (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, onder het mom van een eenvoudige harmonisering en juridische verduidelijking van de uiteenlopende toepassingen en interpretaties op dit gebied, is het onze bedoeling de innovatie, de groei en de concurrentiekracht in de Europese Unie een duwtje in de rug te geven. Deze richtlijn vormt echter een regelrechte achteruitgang, een substantiële verandering van de regels in vergelijking met het Europees Octrooiverdrag en de richtlijn betreffende de auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma’s, aangezien met de onderhavige richtlijn wordt geprobeerd om de mogelijkheden voor softwareoctrooien zover mogelijk op te rekken. Daarom moet zij worden afgewezen; ze bevat teveel vaagheden. Ten eerste is de informatica inmiddels een cruciaal instrument geworden voor de overdracht van ideeën, denkwijzen en kennis. Het is dus gevaarlijk om de private sector zich dit instrument te zeer te laten toeeigenen, terwijl de auteursrechten geschikter zijn om dit te voorkomen. Ten tweede, uit economisch oogpunt, is de innovatie op softwaregebied vaak afkomstig van KMO’s en van onafhankelijke onderzoekers, voor wie een octrooi geen geëigend instrument is; het is te duur, te zwaar en zal een juridische warboel veroorzaken. Het is niet bewezen dat bescherming zorgt voor meer innovatie, groei en concurrentiekracht. Tenslotte zou het aannemen van deze richtlijnen in het kader van de economische rivaliteit tussen ons en de Verenigde Staten sommige grote monopolistische bedrijven in staat stellen hun dominante marktpositie te handhaven. Wij zullen dus een richtlijn afwachten die beter is uitgewerkt na een diepgaander studie naar de economische effecten op de beleidsvoering op het stuk van innovatie, mededinging en intellectuele eigendom in deze sector. 2-053
Thyssen (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, als het van de EVP afhangt, komen er geen softwareoctrooien en, mijnheer de commissaris, als het van u afhangt dan komen die er evenmin. Zo heb ik het begrepen, nadat ik het voorstel, nadat ik ook de bestaande wetgeving terzake - en de talrijke brieven die we allemaal gekregen hebben - meer dan één keer gelezen heb. Velen binnen onze fractie steunen de uitgangspunten en de doelstellingen in het voorstel van de Commissie. Ik hoop, mijnheer de commissaris, dat u uw steun kunt geven aan een aantal amendementen die namens onze fractie zijn ingediend, en die voortbouwend op het verslag van mevrouw McCarthy en op het verslag van de Juridische commissie - de zaken nauwkeuriger afbakenen en de monitoringsopdracht explicieter vorm geven.
25 Mijnheer de Voorzitter, aan de hardnekkig circulerende beweringen dat dit voorstel vooral voor de kleine en middelgrote ondernemingen een slechte zaak zou zijn, hecht ik geen geloof. Meer rechtszekerheid en een uniforme toepassing van de rechtsregels op de interne markt, dat zijn zaken waaraan vooral KMO's behoefte hebben. Mijns inziens hebben de KMO's niet een specifiek probleem met deze richtlijn, maar hebben ze wel een algemeen probleem met het octrooistelsel als zodanig. Veel kritiek in de brieven is ook daarop terug te voeren. Dit geldt zowel wanneer ze zelf een octrooibescherming genieten, als wanneer ze met octrooiaanspraken van anderen geconfronteerd worden. Vandaar mijn vraag, mijnheer de commissaris, of u met uw administratie niet eens creatief wilt nadenken hoe er via een Europese aanpak voor kan worden gezorgd dat de KMO's een betere plaats krijgen in octrooiland. Ik heb er geen amendement over ingediend, omdat ik vind dat dit in deze tekst juridisch niet op zijn plaats is. Ik vind het in politiek opzicht wel belangrijk genoeg om nu deze suggestie te doen en ik zou het dan ook erg op prijs stellen als ik van u ook een antwoord zou krijgen. 2-054
Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijn dank aan de rapporteur. Als men het functioneren van de open source-beweging, softwarebedrijven, eenmansbedrijfjes en kleine verenigingen wil bemoeilijken door de uitbreiding van de octrooieerbaarheid, dan wordt de hele basis van de informatiemaatschappij vernietigd. Innovaties als Linux waarvan iedereen kan profiteren, tonen aan dat het om zeer belangrijke zaken gaat - in feite om het verkleinen van de digitale kloof. Het auteursrecht beschermt de softwarecodes al. Octrooien op software hebben het nadeel dat een ontwerper helemaal niet altijd kan weten of hij octrooien schendt, maar wel met enorme aanspraken geconfronteerd kan worden. De grenzen van de octrooieerbaarheid moeten zodanig worden vastgesteld, dat software, algoritmen of handelspraktijken niet als zodanig kunnen worden geoctrooieerd en dat octrooien niet kunnen worden gebruikt om concurrentie tegen te gaan. Wij steunen het kleine ondernemerschap in deze sector. 2-055
De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is zo'n onderwerp waar degenen onder ons die noch op juridisch noch op technisch gebied gespecialiseerd zijn, het debat met enige ongerustheid tegemoet treden en hopen dat we het niet verkeerd doen. Ik denk dat dit in het bijzonder voor dit debat geldt omdat honderdduizenden mensen voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van de vraag of het Parlement en de Commissie in deze kwestie de juiste aanpak kiezen. Er zijn in dit debat weinig absolute zekerheden; misschien heeft de Commissie een beetje gelijk maar heeft het Parlement ook een beetje gelijk. Wat wel absoluut zeker is, is dat helemaal niet handelen geen optie is, want de huidige situatie mag niet zo voortduren.
26 Daarom hoop ik dat de commissaris een manier kan vinden om een groot deel van de uitstekende amendementen die mevrouw McCarthy heeft ingediend te accepteren. De rapporteur heeft uitstekend werk verricht door deze kwestie te ontwarren en door een, zeker in de ogen van mijn fractie, zeer duidelijke positie in te nemen. Zij heeft haar uiterste best gedaan om een consensus-standpunt te vinden. Het is van groot belang om de open-source-wereld te stimuleren en om ervoor te zorgen dat de hele IT-sector bruisend en innovatief blijft. We mogen de huidige rechtsonzekerheid echter niet laten voortduren. 2-056
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, aangezien er veel amendementen zijn ingediend lijkt het mij geen goed idee om ze, voorzien van de reactie van de Commissie, een voor een de revue te laten passeren. Als u geen bezwaar hebt, zal ik u voorzien van een lijst met amendementen op nummer, waarop staat aangegeven welke amendementen door de Commissie kunnen worden aanvaard, welke niet kunnen worden aanvaard en welke we wel kunnen aanvaarden mits ze op gepaste wijze geherformuleerd worden.1 Aldus zou ik me hier willen beperken tot een aantal algemene opmerkingen en wil ik eindigen met een paar meer specifieke opmerkingen die ingaan op bepaalde kwesties die door leden van dit Parlement aan de orde zijn gesteld. Om te beginnen met het verslag-McCarthy zelf, heb ik reeds aangegeven dat wij de meeste amendementen die erin voorkomen gunstig gezind zijn. Ik wil het echter hebben over twee specifieke amendementen waarin belangrijke onderwerpen aan de orde komen. Het eerste is amendement 20 – de toevoeging van een nieuw artikel 6bis over interoperabiliteit. Op het eerste gezicht lijkt dit redelijk. Maar bij nadere bestudering wordt het echter duidelijk, voor de Commissie tenminste, dat de voorgestelde uitzondering de waarde van een aantal octrooien zou uithollen en mogelijk zelfs geheel waardeloos maken. Dit zou buitenproportioneel zijn en bovendien kunnen indruisen tegen onze internationale verplichtingen in het kader van de TRIPSOvereenkomst. Desalniettemin zouden we welwillend kunnen staan tegenover een bepaling betreffende interoperabiliteit, mits er met de belangrijke zaken die ik zojuist noemde rekening gehouden wordt. De formulering die aan het eind van amendement 76 gehanteerd wordt, zou de basis kunnen vormen van een compromis, aangezien de TRIPS-Overeenkomst daarin genoemd wordt. Het tweede punt dat genoemd moet worden is amendement 18 - de toevoeging van een nieuw lid bij artikel 5 over octrooiaanspraken op computerprogramma's. Dit is iets wat de Commissie niet in het oorspronkelijke voorstel had opgenomen. Dit is geen onoplettendheid geweest, maar iets wat we juist 1
Standpunt van de Commissie over de amendementen: zie Bijlage.
23/09/2003 langdurig en uitvoerig overwogen hebben. Wij waren echter bang dat we ons door octrooiaanspraken op computerproducten toe te staan, op dermate glad ijs zouden begeven dat het een eerste stap zou zijn in de richting van de octrooieerbaarheid van computerprogramma's zelf, hetgeen duidelijk in strijd is met het Europese Octrooiverdrag en met de standpunten van de grote meerderheid van afgevaardigden die hier vanmorgen aan het woord zijn geweest. Maar bij nader inzien – en ik zal niet ontkennen dat het werk van dit Parlement daar veel aan heeft bijgedragen – zijn we tot de conclusie gekomen dat een dergelijke clausule binnen de algemene doelstellingen van de Commissie zou kunnen passen mits – en ook uitsluitend mits – we dit artikel zeer zorgvuldig en voorzichtig zouden formuleren. Helaas moet ik minder positief zijn over de amendementen op het verslag-McCarthy die zijn ingediend en die hier vandaag zullen worden behandeld. Het probleem met dergelijke maatregelen is dat ze, zelfs als ze de moeite van het overwegen waard zijn, alle één ding gemeenschappelijk hebben: ze voorzien in de invoering van een speciale regeling voor computergerelateerde uitvindingen. Binnen het bestek van octrooirecht en -praktijk geldt het grondbeginsel dat uitvindingen op een neutrale wijze moeten worden beoordeeld met betrekking tot het soort technologie waarop zij berusten. De octrooionderzoeker zal uiteraard iedere afzonderlijke uitvinding op haar inventieve element onderzoeken, maar hij of zij mag vooraf geen ideeën koesteren dat een product dat gebruikmaakt van een bepaald soort technologie per definitie innovatief is of juist niet. Dit beginsel is zelfs vervat in het internationaal recht, met name in de TRIPS-Overeenkomst, waarin staat dat octrooien voor alle terreinen van de technologie beschikbaar moeten zijn en dat octrooirechten op die grond zonder onderscheid genoten kunnen worden. Er zijn een aantal amendementen waar de Commissie minder problemen mee heeft en die we daarom mogelijk zullen aanvaarden. Ik denk hier met name aan bepaalde amendementen die zijn gericht op het verslag over de werking van de richtlijn dat de Commissie moet opstellen, hoewel ik hier wil onderstrepen dat de Commissie niet bereid is te accepteren dat in dit opzicht alles maar mogelijk is. Onredelijk hoge eisen zullen gezien de beperkte middelen die de Commissie tot haar beschikking heeft niet op onze goedkeuring kunnen rekenen. De noodzaak om binnen het bestek van de richtlijn te blijven moet ook in acht worden genomen. Een aantal van de voorgestelde amendementen hebben verstrekkende effecten. Dit gezegd hebbende, wil ik nog een paar korte opmerkingen maken. Ten eerste voor de heer Rocard, die zei dat het voorstel geen garanties biedt dat pure software van octrooiering zal worden uitgesloten. Met dit voorstel wordt een specifieke hindernis gecreëerd die moet worden overwonnen voordat een uitvinding voor
23/09/2003
27
octrooiering in aanmerking komt. De uitvinding moet een technische bijdrage bieden die niet voor de hand ligt: zo kan men zeker zijn dat niet-technische software nooit geoctrooieerd wordt, maar dat echte technische uitvindingen de bescherming krijgen die ze verdienen. Ik zeg dit ook tegen de heer MacCormick, die me gevraagd heeft ervoor te zorgen dat de richtlijn waterdicht is. De vereiste van de technische bijdrage biedt deze garantie. Ik hoop dat de heer De Clercq hier tevreden mee is. Mijn tweede specifieke opmerking is gericht aan mevrouw Echerer, die zei dat indien een klein onderdeel van een probleem octrooieerbaar is, het hele probleem dat dan is. Octrooien hebben van doen met oplossingen van technische problemen en een octrooi dient de gehele oplossing en niet slechts een deel ervan te beschermen. Een octrooi wordt alleen geschonden wanneer de gehele oplossing is gebruikt. Daarom kan niet ieder afzonderlijk onderdeel dat bijdraagt aan de oplossing door een octrooi gemonopoliseerd worden. Wat betreft KMO's, welke door vele afgevaardigden zijn genoemd: voorzover KMO's al gebruikmaken van octrooien, wil ik benadrukken dat geen enkel product dat momenteel niet octrooieerbaar is, dat met deze richtlijn wel zal worden. KMO's die uitvindingen op het vlak van software doen, moeten ook beschermd worden en onder deze richtlijn krijgen ze de bescherming die hun toekomt. Ik zeg dit met name tegen de heer Oreja en mevrouw Thyssen. Laat mij de heer Wuermeling citeren die zei dat iedereen die zich verzet tegen deze richtlijn zich dient te realiseren dat de huidige praktijken zullen voortduren. Wie niet wil dat de huidige praktijken zullen voortduren, zal dus vóór deze richtlijn moeten stemmen. Tot slot wil ik mevrouw McCarthy nogmaals namens de Commissie bedanken voor haar verslag. Hoewel het niet geheel overeenkomt met ons oorspronkelijke voorstel zou het met inachtneming van de opmerkingen die ik heb gemaakt het evenwicht kunnen creëren dat we nodig hebben. Ik wil alle afgevaardigden bedanken voor hun aandacht, en u, mijnheer de Voorzitter, in het bijzonder. (Applaus) 2-057
De Voorzitter. commissaris.
–
Hartelijk
dank,
mijnheer
de
Onze rapporteur wil hier graag nog een paar woorden aan toevoegen. 2-058
McCarthy (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wou dit niet in mijn toespraak vermelden, maar ik vind dat het toch gezegd moet worden. Gedurende de tien jaar dat ik lid van dit Parlement ben geweest, heb ik nog nooit te maken gehad met zo'n persoonlijke, agressieve en grove campagne als bij deze richtlijn. Ik ben lastiggevallen en geïntimideerd door lobbyisten. Mijn personeel is dusdanig geïntimideerd dat
een van de medewerkers thuis heeft moeten blijven met ziekteverschijnselen als gevolg van stress. Ik vraag u nu, mijnheer de Voorzitter, om er zorg voor te dragen dat de stemming morgen op een ordentelijke manier plaats kan vinden zodat we zeker kunnen zijn dat dit Parlement en zijn leden de gelegenheid krijgen hun stem uit te brengen volgens het hun toevertrouwde democratisch mandaat tot het ontwerpen en goedkeuren van wetgeving. 2-059
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.1 SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 120) 2-060
Kauppi (PPE-DE), schriftelijk. - (FI) De ontwerprichtlijn inzake de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen heeft waarschijnlijk meer losgemaakt dan welke andere in het Parlement behandelde zaak dan ook. Ik stond zelf van meet af aan kritisch tegenover de richtlijn. Ik ben echter niet volledig tegen de ontwerprichtlijn, want naar mijn mening is het goed dat de huidige warrige situatie van toewijzingsvoorwaarden voor softwareoctrooien wordt verduidelijkt. Op dit moment, nu de regelgeving onduidelijk is, kunnen de maatregelen van de nationale octrooibureaus en het Europees Octrooibureau nogal verschillend zijn en daarom kunnen er gemeenschappelijke Europese spelregels nodig zijn. In het verslag moeten echter veel wijzigingen worden aangebracht, voordat het kan worden aangenomen. De door mij ingediende amendementen maken de richtlijn minder nadelig voor zelfstandige softwareontwikkelaars en kleine en middelgrote ondernemingen. Mijn belangrijkste argumenten zijn de volgende: - In haar huidige vorm kan de richtlijn behoorlijk nadelig zijn voor zelfstandige softwareontwikkelaars en kleine en middelgrote Europese softwareondernemingen waarvoor het onmogelijk kan zijn zich een weg te banen in de “octrooi-jungle” van de grote softwarereuzen. De behandelingsperioden voor octrooien zijn zeer lang en het aanvragen ervan is duur. Daardoor kan de ontwikkeling van de Europese softwaresector, die van innovaties en snelle reacties afhankelijk is, worden vertraagd en zelfs belemmerd. - De communicatie en interoperabiliteit tussen software zouden bovendien zonder grote licentiekosten mogelijk moeten zijn. Ik steun open interfaces. Het zou niet mogelijk moeten zijn algoritmen, bedrijfsmethoden of computerprogramma's als zodanig te octrooieren. - Een van de hoofddoelen van het octrooieren is de maatschappij te attenderen op uitvindingen. De octrooien van in computers geïmplementeerde 1
Ingekomen stukken: zie notulen
28
23/09/2003
uitvindingen zijn vrijwel onaangeboorde informatiebronnen als de broncode niet wordt gepubliceerd. In de Verenigde Staten wordt in het grootste deel van de softwareoctrooien de broncode in de octrooiaanvraag gepubliceerd als onderdeel van de bestaande zakenpraktijk in de sector. Dat moet ook in Europa mogelijk zijn. Ik hoop dat de stemming van morgen eindigt in een goed eindresultaat en dat zoveel mogelijk collega's hun steun uitspreken voor een creatieve en innovatieve Europese software-industrie. 2-061
VOORZITTER: DE HEER PROVAN Ondervoorzitter 2-062
Stemming 2-063
De Voorzitter. − Aan de orde is de stemming. Verslag (A5-0309/2003) van Klaus-Heiner Lehne, namens de Commissie juridische zaken en interne markt, over het verzoek om bescherming van de immuniteit en de voorrechten van Jannis Sakellariou (2003/2023(IMM)) (Het Parlement neemt de tekst aan) *** Verslag (A5-0283/2003) van Gianfranco Dell'Alba, namens de Commissie constitutionele zaken, over de invoeging in het Reglement van het Europees Parlement van een nieuw artikel 29 bis: "Activiteiten en rechtspositie van de fracties" (2003/2114(REG)) (Het Parlement neemt de tekst aan) *** Verslag (A5-0285/2003) van Göran Färm, namens de Begrotingscommissie, over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4 van de Europese Unie voor het jaar 2003: Afdeling III - Commissie (SEC(2003)626 - C5-0339/2003 - 2003/2113(BUD)) (Het Parlement neemt de tekst aan) *** Verslag (A5-0288/2003) van Carlos Coelho, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van de Helleense Republiek betreffende de aanneming van 1. het besluit van de Raad houdende procedures voor de wijziging van het Sirenehandboek (7180/2003 - C5-0149/2003 - 2003/0808(CNS)) 2. een verordening van de Raad houdende procedures voor de wijziging van het
Sirenehandboek (7179/2003 - C5-0148/2003 - 2003/0807(CNS)) Vóór de stemming: 2-064
Coelho (PPE-DE), rapporteur. - (PT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, schijn bedriegt bij het voorstel waar wij nu over gaan stemmen. Wij zien hier een pakket amendementen op het “Sirenehandboek”. Dat handboek bevat regels voor de uitwisseling van informatie in het kader van het Schengeninformatiesysteem. Achter deze stemming gaat echter een wat complexere zaak schuil. In eerste instantie moest het Parlement zich uitspreken over twee initiatieven. De toegang tot de documenten in het “Sirenehandboek”, waar deze initiatieven naar verwezen, werd het Parlement echter ontzegd. Tijdens de vergadering van de Commissie vrijheden en rechten van de burgers over dit onderwerp heeft het Grieks voorzitterschap beloofd ons toegang tot die documenten te verlenen, zodat het Parlement zich zou kunnen uitspreken. De Raad heeft er echter nooit mee ingestemd die toegang te verlenen. Het voorzitterschap heeft toen zijn standpunt gewijzigd en de weigering toegang tot de desbetreffende documenten te verlenen bleef overeind staan. Uiteindelijk heeft de Raad ermee ingestemd de inhoud van de vertrouwelijk documenten in een commissievergadering bekend te maken. Op grond van die informatie heb ik dit verslag opgesteld. Mijn commissie heeft aan dit voorstel, dat de initiatieven met enige amendementen goedkeurt, haar fiat gegeven. Nu dient de plenaire vergadering erover te stemmen. Door voor deze voorstellen te stemmen geven wij echter een politiek signaal aan de Raad. Het Parlement toont aan te goeder trouw te zijn en te willen samenwerken, maar laat de Raad tevens weten dat hij niet langer verstoppertje kan spelen met het Europees Parlement. De Raad talmt met het openen van de onderhandelingen met het Parlement over de manier waarop vertrouwelijke documenten in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid behandeld dienen te worden. Dat is een onhoudbare situatie. Dergelijke informatie circuleert bij de Raad gewoonlijk in de verschillende werkgroepen maar wordt niet overgedragen aan het Parlement. Ook in andere gevallen komt het voor dat informatie over een lidstaat pas wordt doorgegeven als besloten wordt die informatie niet langer als vertrouwelijk aan te merken. Om herhaling van dergelijke situaties te voorkomen is het essentieel duidelijke regels te definiëren voor de behandeling van vertrouwelijke documenten bij wetgeving. Die regels dienen een adequaat veiligheidsniveau te bevatten en aanvaardbaar te zijn voor alle betrokkenen. Dat is de boodschap die wij met dit verslag aan de Raad geven. 2-065
(Het Parlement neemt de tekst aan) ***
23/09/2003
29 ***
Verslag (A5-0300/2003) van Hans-Peter Mayer, namens de Economische en Monetaire Commissie, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende intrekking van Verordening (EEG) Nr. 3975/87 en houdende wijziging van Verordening (EEG) Nr. 3976/87 en Verordening (EG) Nr. 1/2003 wat betreft het luchtvervoer tussen de Gemeenschap en derde landen (COM(2003) 91 - C5-0107/2003 2003/0038(CNS))
Verslag (A5-0295/2003) van Peter Mombaur, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening (COM(2002) 488 - C5-0449/2002 - 2002/0220(COD))
(Het Parlement neemt de tekst aan)
(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)
***
***
Verslag (A5-0210/2003) van Olle Schmidt, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van Oostenrijk met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad tot vaststelling van de criteria voor het als veilig aanmerken van derde staten met het oog op de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land in een lidstaat wordt ingediend, en tot vaststelling van een lijst van veilige derde staten in Europa (14712/2002 - C5-0010/2003 2003/0802(CNS))
Verslag (A5-0297/2003) van Hans Karlsson, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende coördinatie van de maatregelen met betrekking tot de continuïteit van de voorziening met aardolieproducten (COM(2002) 488 - C5-0448/2002 2002/0219(COD))
(Het Parlement verwerpt de tekst van het initiatief) 2-066
Schmidt, Olle (ELDR), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stel voor dat we nu stemmen over de ontwerpwetgevingsresolutie om de verwerping van het Oostenrijkse initiatief te bevestigen. 2-067
De Voorzitter. − We zullen dus stemmen over de wetgevingsresolutie. Na de aanneming ervan zal de procedure wordt gesloten. (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan) *** Aanbeveling (A5-0307/2003) van de Economische en Monetaire Commissie betreffende de benoeming van de heer Jean-Claude Trichet tot president van de Europese Centrale Bank (10893/2003 - C5-0332/2003 - 2003/0819(CNS)) - (Rapporteur: Christa RandzioPlath) (Het Parlement neemt de tekst aan) *** Verslag (A5-00282/2003) van Harald Ettl, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de mededeling van de Commissie "Voortgang over de uitvoering van de Gezamenlijke Beoordelingen van het werkgelegenheidsbeleid in de kandidaatlidstaten" (COM(2003) 37 - 2003/2105(INI)) (Het Parlement neemt de tekst aan)
(Het Parlement verwerpt het voorstel van de Commissie) De Voorzitter. – Wij moeten de Commissie nu vragen of zij van plan is haar voorstel in te trekken. 2-068
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal dit zeker doorgeven aan mijn collega, mevrouw de Palacio, en de Commissie vragen overeenkomstig te handelen. 2-069
De Voorzitter. − Commissaris, ik vrees dat wij nu een antwoord moeten hebben zodat we dit onderdeel van de stemmingsprocedure kunnen afronden. Het Parlement heeft het voorstel van de Commissie verworpen. Ik ga ervan uit dat de Commissie vooralsnog aan haar tekst zal vasthouden. 2-070
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij door personen met autoriteit op dit gebied laten vertellen dat ik volgens de kaderovereenkomst verplicht ben de zaak terug te verwijzen naar mijn collega's. Daarna zal ik uiteraard het Parlement van het besluit op de hoogte brengen. 2-071
Chichester (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, misschien kan ik de commissaris hier enige hulp bieden. Gisteravond heeft commissaris de Palacio ons verzekerd dat zij niet zou trachten het voorstel opnieuw in te dienen wanneer het hier verworpen zou worden. 2-072
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze commissaris is altijd blij met iedere hulp die hij krijgt. (Gelach)
30
23/09/2003
Want dat gebeurt maar zeer zelden! (Gelach) Ik trek de juistheid van wat net is gezegd niet in twijfel. Ik neem aan dat de zaken zich zullen ontwikkelen zoals de geachte afgevaardigde heeft geschetst. 2-073
De Voorzitter. − Collega’s, gezien de omstandigheden stel ik voor deze kwestie terug te verwijzen naar de bevoegde commissie. (Het Parlement stemt in met dit voorstel)
gaat over het vergroten van de rechtszekerheid en de bescherming van houders van oudere merken of geografische aanduidingen, is op vijf plaatsen sprake van oudere merken en slechts op één plaats van oudere communautaire geografische aanduidingen. Daarom wil ik graag een mondelinge verbetering voorstellen. Voor iedere keer dat in amendement 3 de woorden “ouder merk” voorkomen, moet in gedachten worden aangevuld: “of communautaire geografische aanduiding”. Dat is de zin van het amendement, en ik weet niet door welke speling van het lot dit er niet in is terechtgekomen. 2-077
*** Verslag (A5-0293/2003) van Hans Karlsson, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende intrekking van Richtlijnen 68/414/EEG en 98/93/EG van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten van de EEG om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, alsmede Richtlijn 73/238/EEG van de Raad betreffende de maatregelen ter vermindering van de gevolgen van moeilijkheden bij de bevoorrading met ruwe aardolie en aardolieproducten (COM(2002) 488 - C50489/2002 - 2002/0221(CNS)) Vóór de stemming:
(De Voorzitter stelt vast er geen bezwaren zijn tegen het mondeling amendement) (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan) *** Tweede verslag (A5-0291/2003) van Timothy Kirkhope, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland met het oog op de aanneming van een richtlijn van de Raad betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht (14848/2002 - C50011/2003 - 2003/0801(CNS)) (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)
2-074
Karlsson (PSE), rapporteur. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, aangezien wij eerder besloten hebben de ontwerprichtlijn te verwerpen, moeten wij consequent zijn en dit verslag niet in stemming brengen omdat het de intrekking van de vorige richtlijnen beoogt. 2-075
De Voorzitter. − Aangezien dit verslag nauw samenhangt met het vorige, denk ik dat we het advies van de rapporteur om ook dit verslag naar de bevoegde commissie terug te verwijzen, moeten opvolgen.
*** (De vergadering wordt om 11.50 uur onderbroken en om 12.35 hervat) 2-078
VOORZITTER: DE HEER PROVAN Ondervoorzitter 2-079
Stemming (voortzetting)
(Het Parlement stemt in met dit voorstel) 2-080
*** Verslag (A5-0236/2003) van Luis Berenguer Fuster, namens de Commissie juridische zaken en interne markt, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk (COM(2002) 767 C5-0009/2003 - 2002/0308(CNS)) Vóór de stemming: 2-076
Berenguer Fuster (PSE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet of de procedure juist is, maar in amendement 3 aangaande artikel 8, lid 5, is een fout opgetreden bij het opstellen van de tekst. Rekening houdend met de motivering van het amendement, dat
De Voorzitter. − Wij gaan nu verder met de stemming. Verslag (A5-0278/2003) van Dirk Sterckx, namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, over de vergroting van de veiligheid op zee naar aanleiding van het vergaan van de olietanker "Prestige" (2003/2066(INI)) Vóór de stemming over amendement 11: 2-081
Sterckx (ELDR), rapporteur. – Voorzitter, amendement 11 gaat over een tijdelijke commissie. Het is een amendement dat ik zelf heb ingediend, omdat de twee grote fracties een voorstel hadden ingediend voor een tijdelijke commissie, maar er geen overeenstemming was over de inhoud. Ik probeer me buiten de politieke
23/09/2003
31
discussie te houden, die in één van de lidstaten van deze Europese Unie wordt gevoerd. Ik heb dat altijd geprobeerd en ik probeer dat nu opnieuw. Vandaar dit mondelinge amendement, waarmee ik denk een betere combinatie te maken van verschillende voorstellen. Ik zal het in het Engels voorlezen omdat dit de taal is waarin het amendement is opgesteld.
2-088
2-082
In principe is er niets op tegen om de status van de fracties in het Europees Parlement verder te verstevigen. Het valt nochtans te betreuren dat men de afgelopen jaren onmiskenbaar eropuit is om elke vorm van nationale afvaardiging in dit Huis teniet te doen, enkel en alleen ten gunste van een strikt partijenstelsel.
“roept de Conferentie van voorzitters op om ieder verzoek tot de oprichting van een tijdelijke commissie die na een grondige op dit verslag gebaseerde analyse van de rampen met de Erika en de Prestige, maritieme veiligheidsnormen op zal stellen die globaal beter in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving, de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen in dit verslag zal nastreven en aanvullende maatregelen zal voorstellen die nodig worden geacht om herhaling van dergelijke rampen en hun gevolgen te voorkomen.” 2-083
De Voorzitter. − Zijn er bezwaren tegen het mondeling amendement? 2-084
Hatzidakis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Sterckx gelukwensen met zijn initiatief en betreur tegelijk de houding van de socialisten. Het is duidelijk dat we opnieuw zullen moeten stemmen over zijn oorspronkelijke amendement dat - het spijt me dit te moeten zeggen - indruist tegen artikel 193 van het Verdrag en artikel 151 van ons eigen Reglement, want hierin is duidelijk sprake is van een tijdelijke onderzoekscommissie. Bijgevolg denk ik dat we gaan stemmen over iets wat in strijd is met het Verdrag en het Reglement. (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Verslag-dell'Alba (A5-0283/2003) 2-089
Marchiani (UEN), schriftelijk. – (FR) Met het invoegen van nieuwe bepalingen aangaande de rechtspositie van de fracties krijgen deze voor de zoveelste keer erkenning.
We moeten evenwel niet te ver gaan en van dit Parlement geen kraamkamer voor een toekomstige “partijenregering” maken. De invloed van de grote politieke organisaties is binnen dit Parlement al erg - zo niet té - groot en het is niet wenselijk dat die een monopolistisch karakter krijgt dat indruist tegen het pluralisme. Onlangs nog hebben wij hier nog onrustbarend misbruik meegemaakt, gepleegd door bepaalde fracties die, vooral vanwege hun federalistische ideologie, de politieke hoofdstroom bepalen. Ik heb het hier over de ontbinding van de TDI-Fractie, een politieke daad van buitengewone ernst als men bedenkt dat het verbieden van partijen zelfs in de lidstaten niet meer gebruikelijk is. Een dergelijke uitwas mag niet nog eens voorkomen. De voorgestelde tekst wekt wel mijn bezorgdheid omdat dit idee, dat de vrijheid van de mensen dreigt te beknotten, er opnieuw in te lezen is. Laten we ons alstublieft gematigd opstellen!
2-085
De Voorzitter. − Mijnheer Hatzidakis, dat was geen motie van orde.
2-090
Verslag-Schmidt (A5-0210/2003) 2-091
Het is overduidelijk dat meer dan 32 afgevaardigden bezwaar hebben gemaakt tegen het mondeling amendement. Het wordt dan ook verworpen. Vóór de stemming over amendement 3: 2-086
Sterckx (ELDR), rapporteur. – Voorzitter, ik had op basis van eerdere gegevens geschreven dat er nog 13.000 ton aanwezig zou zijn in het wrak. Ik heb gisteren nog contact gehad met de mensen die proberen deze olie naar boven te halen en mij is gezegd dat er nog 14.000 ton in het wrak zit. Ik zou die twee cijfers dus willen veranderen. 2-087
(Het Parlement neemt de resolutie aan) *** De Voorzitter. − Hiermee is de stemming gesloten. STEMVERKLARINGEN
Berthu (NI), schriftelijk. – (FR) Oostenrijk heeft gebruik gemaakt van het initiatiefrecht dat de lidstaten voorlopig nog hebben op het gebied van immigratiebeleid, om een nuttig voorstel in te dienen, namelijk om een lijst op te stellen van Europese landen bij wie de mensenrechten als gegarandeerd kunnen worden beschouwd. Deze landen kunnen we dan de behandeling toevertrouwen van de asielaanvragen die zijn ingediend in andere landen van de Unie door personen die daarvoor al hun grondgebied hebben doorkruist. Dit ziet eruit als een alleszins redelijke maatregel die de zaken makkelijker maakt en die tegemoetkomt aan de behoefte aan een betere samenwerking tussen de Europese landen met betrekking tot de toestroom van vluchtelingen van diverse pluimage. Wij hebben dit Oostenrijkse initiatief gesteund, maar het heeft het Europees Parlement niet weten te behagen. Het Parlement heeft het afgewezen, zich daarbij beroepend op diverse juridische motieven die in veel gevallen slechts schijnargumenten zijn, bijvoorbeeld dat deze
32
23/09/2003
tekst vooruit zou lopen op een toekomstige, uitgebreidere richtlijn betreffende de asielprocedures.
centrale plaats inneemt in de soevereiniteit van de lidstaten.
De werkelijke reden is een heel andere. Zoals blijkt uit de motivering klampt het Europees Parlement zich vast aan een enge visie op het Verdrag van Genève, die wordt ingegeven door een ongenuanceerd, onvoorwaardelijk beginsel van “non-refoulement”. Als we de asielproblematiek werkelijk willen aanpakken dan moet deze enge visie nu eens op de helling.
2-094
2-092
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen het initiatief van de Republiek Oostenrijk gestemd, waarin een buitengewoon restrictieve toepassing van het asielrecht wordt bepleit. Wat het verslag Schmidt betreft: wij steunen niet zijn verzoek om “een oplossing te bieden voor het probleem van de veilige derde landen”. Wij vinden namelijk dat het probleem niet gelegen is in het opstellen van een wat langere lijst van staten wier beslissingen om asiel te verlenen aanvaardbaar zouden zijn voor de Europese Unie. Het asielrecht mag geen enkele beperking kennen. En wij verwerpen elke restrictieve toepassing met betrekking tot het Verdrag van Genève en het beginsel van non-refoulement. 2-093
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het Oostenrijks initiatief vloeit voort uit de noodzaak een antwoord te geven op het feit dat “het aantal asielaanvragen in Oostenrijk dramatisch toegenomen is, in tegenstelling tot de algemene tendens in Europa”. Dat initiatief past in de logica de “vesting Europa” te creëren. Het initiatief beoogde een lijst van veilige landen te maken die de verantwoordelijkheid op zich zouden kunnen nemen voor de behandeling van een asielverzoek, waarbij ervan werd uitgegaan dat dan het land waar de asielzoeker de Unie binnenkwam verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van die aanvraag. In de lijst met voorgestelde landen maakt alleen Zwitserland geen deel uit van de EU of het Schengen-Akkoord. Daaruit valt op te maken dat het onmiddellijke doel van Oostenrijk de kandidaat-landen voor toetreding tot de EU zijn waar Oostenrijk gemeenschappelijke grenzen mee heeft. Maar zoals de rapporteur benadrukt dient een fundamenteel principe van het Verdrag van Genève veiliggesteld te worden. Volgens dat principe heeft elke asielzoeker het recht op individuele behandeling van zijn asielaanvraag. Ook als er eventueel een lijst met “veilige derde landen” komt, dan mag krachtens het Verdrag van Genève geen enkel asielverzoek automatisch worden afgewezen. Aan de andere kant, als wij het subsidiariteitsprincipe willen respecteren, is een verordening niet het juiste rechtsinstrument voor een beleidsterrein dat zo’n
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De redenen waarom het initiatief van de Republiek Oostenrijk verworpen dient te worden zijn fundamenteler dan de redenen uit de overwegingen van de rapporteur. Eigenlijk is het begrip “veilige derde landen” strijdig met de internationale verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag van Genève van 1951. Een treffend voorbeeld is het geval van de zigeuners die het racisme en de discriminatie ontvluchten die hun ten deel vallen in landen als Roemenië en Slowakije, staten die door de EU als “veilig” worden beschouwd. Zoals de rapporteur ook erkent: “Zelfs indien een lijst van veilige derde staten wordt opgesteld, kan een asielaanvraag niet automatisch worden verworpen. Dit zou immers een inbreuk vormen op het Verdrag van Genève”. De lijst met “veilige staten” zal als voorwendsel gebruikt worden om snelle onderzoeken en systematische afwijzingen nog verder aan te moedigen. Het beginsel van non-refoulement wordt geschonden met het voorstel om vluchtelingen in de eigen regio te houden. Dat is gewoon een verkapte vorm van uitwijzing. In Frankrijk heet dat volgens de wet Villepin “intern asiel”! Dan geef je dus de voorkeur aan vluchtelingenkampen boven vluchtelingenopvang. De reden waarom het Oostenrijkse initiatief moet worden afgewezen, is dat het de inbreuken op het asielrecht de facto goedkeurt en vooruitloopt op de manier waarop de lidstaten, in het kader van het opstellen van Europese wetgeving, het asielrecht en het Verdrag van Genève aan hun laars denken te kunnen lappen. 2-094-500
Lund (PSE), schriftelijk. - (DA) Ik heb er vandaag in het Europees Parlement voor gekozen de PSE-Fractie te volgen ten aanzien van het verslag-Schmidt (A50210/2003). Ik ben me er echter van bewust dat het voorstel onder Titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt en derhalve ingevolge het Protocol betreffende de positie van Denemarken niet voor Denemarken geldt. 2-095
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Met de rapporteur ben ik van mening dat het Oostenrijks initiatief een beperkte draagwijdte heeft. De rapporteur stelt vast dat deze verordening alleen op Zwitserland van toepassing zou zijn, hetgeen duidelijk onvoldoende is als rechtvaardiging voor een dergelijk rechtsinstrument. Tegelijkertijd sluit het onbuigzame karakter van het voorstel een herziening van de lijst met “veilige landen” uit. Daar het dus onmogelijk is landen te schrappen of toe te voegen zou dat vanaf het begin het voorgestelde systeem kunnen verlammen, zonder dat de asielzoeker of de desbetreffende overheid daar enig voordeel bij heeft.
23/09/2003 De rapporteur merkt op dat het achterliggende probleem van het voorstel de “dramatische toename” van de asielaanvragen in Oostenrijk is, hetgeen de rapporteur betreurt. In tegenstelling tot de rapporteur vind ik het normaal en zelfs positief dat een lidstaat probeert zijn rechten te doen gelden en zijn concrete problemen op te lossen, hoewel dat soms in tegenspraak kan zijn met het abstracte concept “communautair belang” dat op het vlak van veiligheid en justitie heel vaak ongrijpbaar is. Ik ben het ook eens met de rapporteur dat het concept veilige Europese derde landen niet in een afzonderlijke verordening geregeld moet worden, maar zijn plaats moet vinden in het algemene kader dat de richtlijn betreffende het asielbeleid biedt.
33 degenen die het stelsel van Maastricht hebben uitgedacht, nu klem zit? 2-099
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Onze tegenstem tegen “de benoeming van Jean-Claude Trichet tot president van de Europese Centrale Bank” is vooral gericht aan de instelling maar ook aan de persoon. De ECB heeft tot taak om op het gebied van valuta en krediet een beleid te voeren dat geheel ten goede komt aan de werkgevers van de Europese Unie en daarmee dus geheel ten nadele van de volksklassen. Wij zijn tegen de hele taak van deze instelling, ongeacht wie haar leidt.
2-096
Verslag-Randzio-Plath (A5-0307/2003) 2-097
Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Ik was in het casino van Campione d´Italia, een van de belangrijkste en beroemdste casino´s van ons Europa. Ergens apart aan een tafeltje zaten de presidenten van de vijftien nationale centrale banken van de Europese Unie te kaarten. Ook Jean-Claude Trichet, de nu gekozen kandidaat-president van de Europese Centrale Bank, was er bij. Jean-Claude Trichet was heel jong terwijl de andere presidenten op leeftijd waren. Zij hadden grijze haren en zagen er echt oud uit: ze waren gepensioneerd.
Maar ook de persoon wilden wij niet steunen. Voor zijn benoeming op zijn toekomstige post is Jean-Claude Trichet tien jaar lang president van de Banque de France geweest. In die hoedanigheid draagt hij de verantwoordelijkheid voor een “herstructureringsplan” dat nu wordt uitgevoerd bij de Banque de France. Dat plan vertaalt zich in de sluiting van de helft van de filialen en het schrappen van meer dan 2000 banen, oftewel meer dan een kwart van het personeelsbestand. Een man die dergelijk werk aanneemt verdient net zo min steun als de instelling waar hij straks leiding aan wil geven. 2-100
Ik vroeg mij toen af of deze visie van mij misschien geen voorspelling was. Wat moeten de nationale centrale banken nog nu er een Europese Centrale Bank is? Wat hebben de nationale presidenten nog te doen? Zou het niet beter zijn dat zij met pensioen gingen? Dan kunnen zij uitrusten. 2-098
Berthu (NI), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen de benoeming van Jean-Claude Trichet als president van de Europese Centrale Bank gestemd, omdat hij tijdens zijn ondervraging geen blijk heeft gegeven van de wil het beleid aan te passen aan de economische semi-stilstand waar de kern van de eurozone in verzeild is geraakt. Hij heeft juist benadrukt dat er strikt genomen helemaal geen recessie is – dat is correct – en dat de belangrijkste rentetarieven in de eurozone “de laagste sinds meer dan een eeuw” zijn – en dat klopt ook. De boodschap die hij daarmee afgaf is dat hij als president van de ECB niet veel meer kon doen. Hij heeft daarin overigens niet helemaal ongelijk: waarschijnlijk zijn de teruglopende economieën van Frankrijk en Duitsland niet te repareren met de klassieke monetaire beleidsinstrumenten, hetgeen ten dele te wijten is aan de eenheidsmunt - een rigide kader dat zonder aanpassing op verschillende economieën wordt toegepast. Onder die omstandigheden is de bewegingsruimte voor de BCE-president misschien beperkt. Maar is het geen terechte straf van de geschiedenis dat juist een van
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Zoals te verwachten viel heeft de toekomstige president van de Europese Centrale Bank, Jean-Claude Trichet, zich eens te meer uitgesproken voor de huidige “driehoek” van het economische beleid: prijsstabiliteit, Stabiliteitspact en de “strategie van Lissabon”. Hij heeft dat beleid bevestigd, terwijl de onverenigbaarheid van de “driehoek” met economische groei en werkgelegenheid steeds duidelijker wordt. In zijn antwoorden op de vragenlijst bevestigt de heer Trichet dat stabiele prijzen een noodzakelijke voorwaarde zijn voor groei doordat “de stijging van de productiekosten per eenheid laag wordt gehouden”. Het gaat met andere woorden om loonmatiging, daling van de reële lonen en productiviteitsstijging louter ten bate van de werkgevers. De heer Trichet benadrukt ook de consensus van de EU-regeringen rond de “strategie van Lissabon” en de noodzaak het accent te leggen op structurele hervormingen. Dat dienen wij te lezen als een aansporing te liberaliseren, de arbeidsmarkt flexibeler te maken en de pensioenen geleidelijk aan te privatiseren. Tot slot bevestigt hij het plafond van 3 procent in het Stabiliteitspact met de opmerking dat geen enkele regering gevraagd heeft dat percentage te wijzigen en dat de Commissie de noodzaak van dat plafond al heeft aangetoond. Dat is natuurlijk wel ironisch, want Frankrijk maakt zich voor het derde achtereenvolgende jaar op niet aan dat vereiste te voldoen. Ook steunt de heer Trichet de wijzigingen in de stemprocedure van de ECB, waardoor landen als Portugal in feite geen plaats meer hebben in het monetaire besluitvormingsproces.
34 Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd. 2-101
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen de benoeming van Jean-Claude Trichet als president van de Europese Centrale Bank gestemd, omdat hij gedurende een jaar of vijftien de verpersoonlijking is geweest van de doctrine van de zogenaamde “competitieve desinflatie” die de bron vormt van de neoliberale politiek die in ons land wordt gevoerd. Onder zijn invloed heeft men de salarissen bevroren zodat de financiële winsten een groter deel van de geproduceerde rijkdom konden opslorpen. Dat beleid heeft de groei verstikt en de stijging van de massawerkeloosheid in de hand gewerkt. Wij zouden dan ook niet graag dit funeste dogmatisme naar communautair niveau getild zien worden. Maar laten we er geen persoonskwestie van maken: waarschijnlijk zouden we ook tegen iedere andere kandidaat stemmen, want wij zijn het op twee punten oneens met het hele idee van de ECB. Een dergelijke instelling zou zich niet mogen neerleggen bij een onnodige inflatiedoelstelling van 2 procent, waarbij blind gekozen wordt voor het geldwezen, ten koste van de werkgelegenheid. En de ECB zou onder een werkelijk democratische controle moeten komen te staan die verder gaat dan de operettedemocratie van vandaag waarbij we stemmen over de toekenning van de volledige macht aan één persoon die vervolgens oncontroleerbaar is. 2-102
Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − We moeten vandaag een nieuwe president van de Europese Centrale Bank kiezen, maar eigenlijk valt er helemaal niets te kiezen. Vanaf het begin was de opzet dat de bank in Duitsland gevestigd zou worden en een Fransman als hoogste baas zou krijgen. Omdat de Nederlander Wim Duisenberg de voorbereiding van de ECB had gedaan, werd hem uiteindelijk kortstondig het presidentschap gegund. Al bij zijn aantreden werd bekend dat er een compromis was gesloten, waarbij de zittingstermijn van acht jaar werd gedeeld tussen Duisenberg en Trichet. De heer Trichet was dus al bij voorbaat zeker van die baan, zij het slechts voor een halve periode. Dat dreigde even mis te gaan toen de heer Trichet in de gevangenis terecht leek te komen. Nu wordt voorgesteld hem alsnog een periode van acht jaar toe te kennen. Als argument voor zijn benoeming wordt nu gezegd dat hij, in afwijking van de regering van zijn land, strikt wil vasthouden aan het in het Stabiliteitspact genoemde plafond van 3 procent voor nationale begrotingstekorten. Dat plafond wordt een recept voor rampen. Grote lidstaten slagen er niet in het te halen, arme lidstaten zullen het zeker niet kunnen. In Nederland, dat zich er wel aan houdt, wordt alles wat waardevol is kapotbezuinigd. Tegen deze achtergrond zie ik geen enkele reden om de kandidatuur van de heer Trichet goed te keuren. 2-103
Pasqua (UEN), schriftelijk. – (FR) De benoeming van de toekomstige president van de Europese Centrale Bank
23/09/2003 is een hoogst belangrijke gebeurtenis, want wij mogen ons niet alleen uitspreken over de persoon van de kandidaat maar ook en vooral over het monetaire beleid. Hoewel het mij in dit geval natuurlijk verheugt dat een Fransman straks president van de Centrale Bank wordt, kan ik er daarbij niet aan voorbijgaan dat de heer Trichet – want om hem gaat het immers – een strenge begrotingsorthodoxie eist, waarvan hij ook als het ware de verpersoonlijking is. De heer Trichet heeft daar tijdens zijn ondervraging door de Economische en Monetaire Commissie geen doekjes om gewonden: hij wil onversaagd voortbouwen op de erfenis van de heer Duisenberg, namelijk een monetarisme dat even star als inopportuun is. Welnu, die keuze kan onze goedkeuring niet krijgen. In een tijd dat menige lidstaat niet meer in staat is aan het Stabiliteitspact te voldoen, doordat de eisen daarvan in de huidige omstandigheden volledig voorbijgaan aan de harde realiteit van de economische conjunctuur, kan ik geen steun geven aan de benoeming van een kandidaat die klaarblijkelijk net zo autistisch is als zijn voorganger. 2-104
Purvis (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de benoeming van de heer Trichet als president van de Europese Centrale Bank gestemd omdat het in het belang van mijn land en van mijn kiezers is dat de ECB goed bestuurd wordt en dat de euro als munt een succes is. De eurozone is verreweg de belangrijkste bestemming voor de Schotse export en ook de belangrijkste bron van onze import en van toeristen. Ik ben voldoende overtuigd door de reputatie van de heer Trichet en door de wijze waarop hij de vragen in de Economische en Monetaire Commissie heeft beantwoord, namelijk door te verklaren dat hij de stabiliteit van de euro wil handhaven. Hij zal ook gepaste druk blijven uitoefenen op de lidstaten om een deugdelijk financieel beleid te voeren en om hun maatschappelijke structuren te hervormen teneinde economische groei en ontwikkeling te bevorderen. Dit zijn belangrijke zaken voor Schotland. 2-105
Verslag-Ettl (A5-0282/2003) 2-106
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) De werkloosheid is een van de belangrijkste problemen in de kandidaat-landen. In zes van de twaalf kandidaat-landen ligt de werkloosheid boven de 10 procent met sociale uitsluiting en armoede als gevolg. Daarom dient er een economisch en monetair beleid gevoerd te worden ter stimulering van de economische groei en de werkgelegenheid met de openbare sector en de coöperaties als motor. Voor die werkloosheid is de snelle vernietiging van de planeconomieën verantwoordelijk. Dat heeft geleid tot een golf van privatiseringen en het volledig opengooien
23/09/2003 van de markten met als gevolg ernstige ontwrichting van zowel de economische activiteiten als de openbare dienstverlening, met name op het vlak van de sociale zekerheid. De toelichting in het verslag bevestigt deze gang van zaken met de stelling dat die verandering “het aandeel van de bevolking dat door armoede wordt bedreigd extra heeft verhoogd” en een toename van “onzekere arbeidsomstandigheden zoals tijdelijk werk” heeft veroorzaakt. Deze mededeling beoogt zo de Europese werkgelegenheidsstrategie - in de versie van na de “strategie van Lissabon” - over te brengen naar de kandidaat-landen. Het komt mij niet voor dat die landen nog meer flexibilisering en arbeidsmobiliteit nodig hebben. Nogmaals, hun problemen dienen opgelost te worden door het vastgeroeste neoliberale economisch en monetair beleid van de EU grondig te herzien. De EU dient haar inspanning voor economische en sociale samenhang te vergroten.
35 geur, mijnheer de Voorzitter! Op het spannendste moment ging echter het gas uit, en kon niet meer worden verder gekookt. Wat een miserie! Toen rees bij mij echter onmiddellijk de volgende vraag: wat zou er gebeuren als in heel de Europese Unie het gas uitging? Daarom is dit verslag-Mombauer van harte welkom en heb ik hiervoor gestemd. Wie weet wat Europa allemaal niet zou kunnen overkomen als om zo´n onbenulligheid een avondmaal in het water viel. 2-110
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het voorstel van de Commissie betreft het nemen van maatregelen voor de aardgasvoorziening naar aanleiding van recente crises of crisisdreigingen, vooral in verband met de agressie van de Verenigde Staten tegen landen als Irak. Dit onderwerp heeft talloze aspecten die ik in het bestek van deze stemverklaring niet allemaal kan behandelen. De Commissie wil zich zelfs het recht geven in te kunnen grijpen in de lidstaten. Het Parlement steekt daar een stokje voor door de prerogatieven van de lidstaten, op dit vlak en in het kader van internationale verplichtingen, veilig te stellen.
2-107
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd over de mededeling van de Commissie met betrekking tot de vooruitgang in de kandidaat-landen op het vlak van het werkgelegenheidsbeleid. De Commissie wil met haar mededeling verzekeren dat de kandidaat-landen een werkgelegenheidsbeleid voeren dat hen voorbereidt op toetreding tot de EU.
Onderzoekers benadrukken wat ook de impliciete kern van deze documenten is: de mondiale productiecapaciteit van aardolie bereikt binnenkort haar maximum of heeft dat al bereikt en hoewel de productie van aardgas vooralsnog zal toenemen, zal ook in die sector over zo’n 25 jaar het maximum worden bereikt. De achteruitgang in de productie van beide grondstoffen is onvermijdelijk.
Werkgelegenheid, werkgelegenheidsbeleid en hun onderlinge verband vormen op dit moment een van de belangrijkste uitdagingen voor de EU. Het is echter ook met name een eis van de Europese volkeren. De strategie van Lissabon heeft de uitdaging “meer en betere banen scheppen” gelanceerd als een onmisbare dimensie voor een waarlijk menselijke ontwikkeling, die niet alleen is toegespitst op kwesties van economische groei maar ook op de individuele ontplooiing van de burgers.
Een Europees systeem voor de observatie van de bevoorrading met koolwaterstoffen dat kan inspelen op dit cruciale probleem, zou dan ook met name kunnen bijdragen tot een betere kennis omtrent de mondiale reserves en tot het noodzakelijk onderzoek naar andere energiedragers, zoals hernieuwbare energiebronnen.
Als een van de belangrijke boodschappen in de mededeling van de Europese Commissie zie ik de nadruk die wordt gelegd op het strategisch belang van onderwijs en opleiding, vanaf de basisvorming tot het steeds belangrijker wordende levenslang leren. Tot slot wil ik het belang benadrukken van speciale programma’s voor de gelijke behandeling van gehandicapten en maatregelen ter bevordering van gelijke kansen die de mogelijkheid bieden loopbaan en gezin met elkaar te verenigen.
2-111
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) In dit verslag staan dezelfde zorgen centraal als in de verslagen van collega Karlsson over een andere categorie grondstoffen. Het staat dan ook buiten kijf dat het een goede zaak is te streven naar harmonisatie van maatregelen om ook de continuïteit van de aardgasvoorziening veilig te stellen. Heel iets anders zijn de betuttelende harmonisatiemaatregelen van de Commissie. De aanpak van de Commissie vindt zijn hoogtepunt in de bevoegdheid die zij opeist: “zal de Commissie de stand van nieuwe gasleveringscontracten met een lange looptijd met niet-EU-landen controleren” (artikel 6, lid 1, van het voorstel).
2-108
Verslag-Mombaur (A5-0295/2003) 2-109
Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik had alle trouwe en fanatieke fans van mijn stemverklaringen uitgenodigd om bij mij te komen eten. Dat waren er niet weinig: meer dan driehonderd. In de keuken stond de heer Fatuzzo en kookte spaghetti met een knoflook-olie-peper-saus. Wat een verrukkelijke
Helaas gaat het voorstel van de Commissie van het principe uit dat op een concurrerende markt de continuiteit van de energievoorziening niet aan de sector zelf kan worden overgelaten. Met die aanpak gaat de Commissie volgens mij te ver. Net als de rapporteur ben ik van mening dat de marktdeelnemers - bedrijven en lidstaten - heel wel in staat zijn de energievoorziening veilig te stellen. Recente studies hebben dat trouwens bevestigd.
36 Daarom was ik gedwongen mij te onthouden. Ik vind dat de Europese Commissie zich dient te houden aan de rechtsvorm van het voorstel - een richtlijn - door algemene minimumnormen voor veiligheids- en voorzorgsmaatregelen voor te schrijven. De vaststelling van die maatregelen is vervolgens een taak van de lidstaten en marktdeelnemers. De nodige flexibiliteit op grond van de specifieke situatie in elk land en politieke vrijheid bij de concrete regelgeving zijn daarbij van belang. 2-112
Verslag-Karlsson (A5-0297/2003) 2-113
Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Ik was een ritje aan het maken met mijn auto - een Renault met open dak - in gezelschap van Miss Italië, oftewel de mooiste vrouw van Italië, Miss Frankrijk, de mooiste vrouw van Frankrijk en Miss Spanje, de mooiste vrouw van Spanje. Wij waren onderweg naar Madrid - waar ik recentelijk heb deelgenomen aan de bijeenkomst van de Fractie van de Europese Volkspartij - voor een Spaanse droomnacht. Op het mooiste moment was echter, mijnheer de Voorzitter, de benzine op. Ook toen dacht ik: wat een miserie kan een gebrek aan benzine of aardolie toch veroorzaken. Wat zou de Europese Unie niet kunnen overkomen als wij met het verslag-Karlsson niet tijdig zouden zorgen voor de bevoorrading met aardolie? Dat zou echt grote miserie betekenen, en daarom heb ik voor dit verslag gestemd. 2-114
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Net als bij het verslag-Mombauer over de aardgasvoorziening gaat het ook bij dit verslag niet zozeer om wat daarin uitdrukkelijk als zorgwekkend wordt aangemerkt, maar om wat het impliceert. De mondiale productiecapaciteit van aardolie nadert haar maximum of is daar al overheen en op termijn geldt hetzelfde voor aardgas. Het verslag noemt verschillende maatregelen, maar dat zijn slechts een stel lapmiddelen. Zo’n aanpak dringt niet door tot de kern van de zaak noch wordt daarmee iets gedaan aan het hoofdprobleem, de dalende productiecapaciteit van aardolie. Hoewel de amendementen 2 en 5 van het Europees Parlement de vraag naar aardolie beogen te verminderen - door te verwijzen naar hernieuwbare energiebronnen wijzen onderzoekers op de noodzaak op termijn het aanbod te verminderen. Verschillende onderzoekers pleiten ervoor dat de vraag wordt aangepast aan de capaciteit van het aanbod en wordt beperkt naar rato van het uitputtingspercentage van de energiebron, teneinde een onbalans te voorkomen. Het volstaat niet te verklaren dat diversificatie en vermindering van de vraag “nodig” zijn. Het is van belang een objectieve basis voor het realiseren van dat doel te vinden. Er moet voor de daling van het verbruik een met Kyoto vergelijkbaar doel
23/09/2003 geformuleerd worden. Het is dringend noodzakelijk dat er een streefcijfer voor een lager energieverbruik komt, maar dit mag niet, als bij Kyoto, leiden tot een verdoezeling van de feiten of koehandel. 2-115
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik heb net als de meerderheid voor het amendement gestemd waarmee het voorstel van de Europese Commissie is verworpen. Dat is inderdaad de beste oplossing die ons veel ongemak en conflicten zal besparen. Ik heb mij niet zozeer willen kanten tegen de algemeen geformuleerde doelstellingen in het voorstel, die in feite stroken met ernstige zorgen van dit moment. Nee, ik heb tegen gestemd omdat achter dat masker de eis van de Commissie schuil gaat direct in te mogen grijpen in het beheer van de energiebronnen van de lidstaten en zelf op de markt te kunnen opereren. Het klopt dat de rapporteur nog geprobeerd heeft de “schade te beperken” door meer realistische overgangsperioden voor te stellen (2007), de lidstaten de mogelijkheid te geven vrijelijk het percentage te bepalen van de voorraden die openbare of particuliere bedrijven aanhouden en het recht van de Commissie te schrappen tussenbeide te komen bij aanzienlijke prijsverhogingen (door dit recht te beperken tot bevoorradingscrises). Maar na alles wat er in de desbetreffende commissie van het Parlement is gebeurd en na de goedkeuring van een aantal amendementen, die het verzet tegen de eisen van de Commissie verder hebben versterkt, viel deze uitkomst te verwachten. Dat is maar goed ook, want het betekent dat met name het subsidiariteitsprincipe in ere wordt gehouden. 2-116
Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb een amendement ingediend waarin ik erop aandring het voorstel van de Europese Commissie betreffende coördinatie van de maatregelen met betrekking tot de continuïteit van de voorziening met aardolieproducten te verwerpen. Mijns inziens ontbreekt het in dit voorstel aan een passend en doeltreffend antwoord in geval van een oliecrisis. De verhoging van de omvang van de minimumvoorraden van 90 naar 120 dagen zou een maatregel geweest zijn waarvan de tenuitvoerlegging voor meerdere staten veel geld zou kosten, vanwege de onvoldoende omvang van de huidige opslaginfrastructuur binnen de Unie. Bovendien zou deze verhoging van de omvang van de voorraden niet voldoende zijn om de Unie druk te laten uitoefenen op de oliemarkten tegenover de producerende landen. Tenslotte zouden, door overheidsinstanties op te richten voor de opslag van olie, grote kosten voor de lidstaten ontstaan, terwijl de Europese Commissie meer bij het beheer van die voorraden zou kunnen interveniëren. Een dergelijke aanpak, die de staten hun prerogatieven ontneemt op het gebied van het beheer van de energievoorziening, is dan ook onaanvaardbaar. Door deze tekst te verwerpen hebben wij een stokje gestoken voor een idee dat er ten onrechte als goed uitzag, want het was gebaseerd op oplossingen die even simplistisch als ondoelmatig waren.
23/09/2003 2-117
Verslag-Karlsson (A5-0293/2003) 2-118
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Met alle respect voor de verdedigers van de soevereiniteit, lijkt het me logischer om op Europese schaal energiereserves aan te leggen, dan dit aan de diverse lidstaten, klein en middelgroot, zelf over te laten. Maar waarom is het nodig om voorraden aan te leggen? De auteurs van het verslag zeggen zelf dat het niet bedoeld is voor het geval dat een of ander natuurramp de bevoorradingsroutes af zou snijden, maar “met name voor het aanpakken van de economische risico’s ten gevolge van de instabiliteit van de markten”. Zo is de Europese Unie dus gedwongen zich te beschermen tegen de gevolgen van het economisch systeem waarop haar eigen bestaan is gegrondvest. Wij zullen dan ook niet aan dit debat deelnemen, aangezien het alleen van belang is voor de aanbidders van de markteconomie en daar horen wij niet bij. 2-119
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik ben het eens met het lot dat dit verslag is beschoren na de verwerping van het voorstel van de Europese Commissie in het andere verslag-Karlsson. Ik hoop dat de terugverwijzing door de plenaire vergadering naar de commissie leidt tot verbetering van de tekst van de ontwerprichtlijn door het voorstel realistischer te maken, mocht dit wetgevingsproces voortgang vinden. Het is met name belangrijk dat rekening wordt gehouden met de aanzienlijke economische en financiële implicaties van een verlenging van de bevoorradingsperiode van 90 tot 120 dagen. Voor verschillende lidstaten zou een dergelijke verlenging mijns inziens ondraaglijke of niet te rechtvaardigen beheerskosten met zich meebrengen. Het zou misschien het beste zijn de huidige regelgeving ongewijzigd te laten en naast andere solidariteitsmaatregelen ons vooral te concentreren op echte mechanismen voor het aan elkaar koppelen van de voorraden en de energienetwerken in Europa. 2-120
Verslag-Berenguer Fuster (A5-0236/2003) 2-121
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Dit is een raadplegingsprocedure teneinde verordening (EG) nr. 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk te wijzigen. Op zich lijkt het een onbelangrijk voorstel, maar schijn bedriegt. Er bestaat hier namelijk een relatie tussen de Gemeenschapsmerken en benamingen van oorsprong of geografische aanduidingen. Ik denk hierbij aan de kaas uit Ponte de Lima maar ook aan wijnen. Daarom zijn de amendementen 1 en 2 gevaarlijk. Hoewel de rapporteur stelt dat in geen geval een handelsmerk samen mag vallen met een geografische aanduiding of benaming van oorsprong, zegt hij ook dat
37 dergelijke producten toch onder een handelsmerk kunnen vallen indien zij er recht op kunnen doen gelden. Welnu, dat kan betekenen dat merken van een rechthebbende, in het algemeen een bedrijf, commerciële bescherming kunnen krijgen waardoor de benaming van oorsprong in het gedrang komt. Dat is gebeurd met de kaas uit Ponte de Lima. Daarom hebben wij ons bij deze stemming onthouden. 2-122
Verslag-Kirkhope (A5-0291/2003) 2-123
Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer de Voorzitter, maar ik hoor slecht. Er is zoveel lawaai om mij heen van al die afgevaardigden die normaal altijd zo goed luisteren maar nu toch een beetje te luidruchtig zijn. Welnu, ik zat in het vliegtuig vanuit Brussel, ik weet niet meer waar naar toe. Ik zag heel wat passagiers in de eerste klas zitten die in hun comfortabele stoelen de heerlijkste gerechten en champagne geserveerd kregen door beeldschone stewardessen. Een droom, mijnheer de Voorzitter. Ik ging wat dichter bij staan en vroeg hen wie zij wel niet waren als zij met zoveel luxe in een vliegtuig reisden. “Oh”, zeiden ze, “Wij zijn illegalen en gaan terug naar de plek waar wij vandaan kwamen. Zij behandelen ons echter zo goed in dit vliegtuig, wij hebben het zo goed dat wij telkens weer teruggaan in de hoop dat zij ons weer terugvliegen naar ons land van oorsprong”. Dit was een droom, mijnheer de Voorzitter, want de werkelijkheid ziet er wel anders uit. Het is echter goed ook eens te denken aan het comfort van de illegalen die met het vliegtuig worden teruggebracht naar hun land van oorsprong. 2-124
Berthu (NI), schriftelijk. – (FR) Wij hebben onze steun gegeven aan het verslag van de heer Kirkhope over het Duitse initiatief om de samenwerking tussen de lidstaten te versterken bij het nemen van maatregelen tot verwijdering, door de lucht, van vreemdelingen uit derde landen die illegaal in de Unie verblijven. De maatregelen zijn nuttig maar betrekkelijk technisch. Niettemin heeft de heer Kirkhope – die als staatssecretaris in de vorige, conservatieve Britse regering belast was met de immigratieproblematiek – deze slechts met de grootst mogelijke moeite door de Commissie en het Europees Parlement kunnen loodsen. Van linkerzijde is in schreeuwerige interventies geprotesteerd tegen de “deportaties”, de “onmenselijke werkwijze” en de “collectieve uitzettingen”. Dat heeft allemaal niets van doen met de werkelijkheid, want natuurlijk blijven deze uitzettingsmaatregelen binnen de grenzen van het recht. Bovendien betreft het geen collectieve uitzettingen (de uitzetting van een gehele sociale groep zonder onderscheid des persoons), maar echt individuele uitzettingen van personen die illegaal in een land verblijven, onder toeziend oog van justitie.
38 Wat dat betreft zegt het minderheidsstandpunt van de heer Krivine, mevrouw Boumediene-Thiery en consorten genoeg. Volgens hen worden bij deze uitzettingen “de mensenrechten van de migranten (...) geschonden”. Het is kennelijk hun droom om de grenzen wijd open te zetten zodat de hele wereld in Europa kan immigreren. 2-125
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij delen het minderheidsstandpunt van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, om te protesteren tegen dit verslag, waarin wordt voorgesteld om de deportatiemachinerie voor “illegale” migranten efficiënter te organiseren. Het Parlement wordt gevraagd om de repressieve reikwijdte van het oorspronkelijke initiatief nog te vergroten door het schrappen van een passage waarin doorgeleiding voor uitzetting wordt geweigerd in gevallen dat voor de uitgewezen immigrant “gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, foltering of doodstraf”. Het merendeel van de nationale staten is eropuit om alle migranten aan wie de lokale wetgeving de benodigde verblijfspapieren ontzegt, van hun grondgebied te verwijderen. Door voor dit verslag te stemmen neemt het Europees Parlement de verantwoording voor dit beleid en keurt het dit goed. Wij daarentegen vragen om de uitzettingen volledig te staken, om allen die zijn vastgezet in afwachting van hun uitzetting in vrijheid te stellen en om aan alle “illegalen” legale papieren te verstrekken en het recht permanent in Europa te verblijven. 2-126
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Dit initiatief van de Duitse Bondsrepubliek heeft tot doel te komen tot de goedkeuring van een richtlijn betreffende ondersteuning bij doorgeleiding in geval van verwijdering door de lucht. Deze maatregelen voor het uitzetten van “illegalen” door de lucht maken deel uit van een pakket initiatieven en maatregelen die tot doel hebben de “vesting Europa” te creëren. Een aantal collega’s heeft een “minderheidsstandpunt” geformuleerd dat bij het verslag is gevoegd. Zij benadrukken daarin dat het ware doel van dit initiatief is het op cynische wijze verbeteren en efficiënter maken van de regeling voor de uitzetting van personen - met zo weinig mogelijk weerstand - die ervan worden beschuldigd “illegaal” in een lidstaat te verblijven. Het amendement dat via een desbetreffende clausule probeert de rechten van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens veilig te stellen, maakt het feit dat de facto, en niet de jure, de rechten van migranten die op zoek zijn naar een beter bestaan geschonden worden, niet ongedaan.
23/09/2003 Het is onmogelijk, en menselijk gezien ontoelaatbaar, het drama van duizenden en nog eens duizenden mannen en vrouwen aan te pakken met repressieve veiligheidsmaatregelen. 2-126-500
Lund (PSE), schriftelijk. - (DA) Ik heb er vandaag in het Europees Parlement voor gekozen voor het verslagKirkhope (A5-0291/2003) te stemmen. Ik ben me er echter van bewust dat het voorstel onder Titel IV van het EG-Verdrag valt en derhalve ingevolge het Protocol betreffende de positie van Denemarken niet voor Denemarken geldt. 2-127
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Voor ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van verwijdering door de lucht zijn gemeenschappelijke minimumniveaus voor de uitvoering nodig. Ook zijn duidelijke bepalingen voor de bevoegdheden en plichten van het transitland en voor de escortes die te verwijderen onderdanen van derde landen begeleiden noodzakelijk. Het “rechtsvacuüm” waar zowel de lidstaten als de begeleiders zich bij uitzetting herhaalde malen in hebben bevonden, is niet bepaald nuttig geweest voor het afbakenen van de verschillende rollen en bevoegdheden. Het minderheidsstandpunt, dat op onverantwoorde wijze het onbeperkt overschrijden van de grenzen bepleit, kan ik echter niet steunen. Om nog even ironisch een van de voorstellen van de rapporteur aan te halen, moet ik zeggen dat ik het niet “misplaatst” vind te verwijzen naar de onderdanen van derde landen met de term “personen”. Wij zijn immers allemaal personen, los van onze nationaliteit. Het vormt ook de rechtvaardiging van de bepaling dat een doorreis geweigerd kan worden als het gevaar bestaat dat de onderdaan van een derde land onmenselijk of vernederend behandeld, gemarteld of ter dood veroordeeld wordt of zijn leven of vrijheid in gevaar komt vanwege ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep. 2-128
Stirbois (NI), schriftelijk. – (FR) Deze tekst die ons is voorgelegd heeft niets met de openbare veiligheid van doen maar is bedoeld om de voorwaarden vast te stellen voor de doorgeleiding van personen die illegaal op het grondgebied van de Unie verblijven en die uitgezet moeten worden. Dit voorstel voor een richtlijn werd in april jongstleden al afgewezen en terugverwezen naar de commissie en natuurlijk zorgt het voor een stroom van protest van linksen, groenen en derdewereldactivisten. Daar hebben zij een simpele reden voor: het is namelijk immoreel en inhumaan om illegale buitenlanders uit te zetten naar hun eigen land! Zo schromen zij niet om in het minderheidsstandpunt dat aan het verslag van de heer Kirkhope is toegevoegd vol afgrijzen te protesteren tegen de vesting Europa en de “uitzettingsmachinerie”,
23/09/2003 want deze zijn een toonbeeld van het “cynisme van een racistische politiek die de staatsbelangen boven het streven van mensen naar een beter leven laat prevaleren”. In eerste instantie zou je hierom kunnen glimlachen, maar eigenlijk hebben wij er schoon genoeg van om keer op keer al die betogen aan te moeten horen die bol staan van mensenrechtenideologie, van de warme gevoelens die de oorzaak zijn van waar we overal in Europa mee opgescheept zitten: ongecontroleerde immigratie, staten die worden overspoeld en die niet meer weten wat ze met hun illegale immigranten aanmoeten en die geen andere oplossing hebben dan tijdelijke opvangcentra te openen (die overigens alleen in naam tijdelijk zijn). (Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 137, lid 1, van het Reglement) 2-129
Verslag-Sterckx (A5-0278/2003) 2-130
Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Voor de zoveelste keer ben ik tijdens een rechtstreekse uitzending van een belangrijk particulier televisiestation in Italië - toen ik moest antwoorden op de vragen van gepensioneerden over de manier waarop zij hun pensioen moesten aanvragen - in slaap gevallen. Dergelijke antwoorden heb ik al zo vaak gegeven! Ik zag toen opnieuw Fatuzzo, de twintigjarige zeeman, die werkte op een prachtig cruiseschip onder Europese vlag - de Oceanic - die tussen New York en de Bahamas voer: dansen, elegante kleding en geld dat maar bleef rollen …afijn, een reis op een superluxueus en heel veilig schip; heel wat anders dan de Titanic. De heer Sterckx heeft uitstekend werk gedaan met dit verslag maar ik heb tegen gestemd omdat hij ondanks zijn goede wil, deze zekerheid niet kan geven. Daarom vraag ik: “Wanneer zullen wij de zekerheid hebben dat wij ons pensioen kunnen innen”? 2-131
Goodwill (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, eerder dit jaar heb ik Galicië bezocht om met eigen ogen de gevolgen van de milieuramp te zien die is veroorzaakt door de schipbreuk van de Prestige. De enige passende beschrijving daarvan is verwoesting. Het was vooral heel verontrustend om de toestand van de zeevogels te zien; de reeds bedreigde Galicische zeekoet wordt nu zelfs nog ernstiger bedreigd. Het klopt dat er in het eerste stadium fouten zijn gemaakt en veel van deze fouten waren te wijten aan misverstanden tussen regionale en nationale overheden. Ik ben bang dat dit onderzoek niet constructief zal zijn maar door links in Spanje alleen zal worden gebruikt als stok om de regering mee te slaan. We kennen de feiten al en er is geen terugblik nodig. Wat we nodig hebben zijn snelle maatregelen om roestbakken als de Prestige te verbieden en om kwetsbare kusten te beschermen, zoals de kustlijn van
39 mijn regio, Beverley and Holderness. Dat is de reden dat we tegen dit verslag hebben gestemd. 2-132
Alavanos (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd, waarin een aantal belangrijke maatregelen staan ter verbetering van de veiligheid op zee, zoals : het creëren van vluchthavens voor schepen in gevaar, het oprichten van een Europese kustwacht die streng toeziet op het naleven van de regels en overtreders moet achtervolgen, het frequent controleren van schepen die een groot risico vormen, het creëren van een oliebestrijdingsvloot, het instellen van speciale zones in ecologische kwetsbare gebieden. 2-133
Darras (PSE), schriftelijk. - (FR) Het vergaan van de Prestige heeft tot een omvangrijke ecologische en economische ramp geleid en maakt ons weer op pijnlijke wijze bewust van de noodzaak om de veiligheid op zee zowel op Europees als op mondiaal niveau - de hoogste prioriteit te geven. Er moet dringend een reeks maatregelen worden genomen om ongelukken als dat met de Prestige in de toekomst te voorkomen. Aspecten die daarbij een belangrijke plaats innemen zijn de toepassing van de geldende communautaire en internationale wetgeving en de controle op de naleving daarvan. De maatregelen van de twee Erika-pakketten moeten snel in de praktijk worden gebracht. Deze reeds gesloten akkoorden kunnen nog worden aangevuld. Om dit op doeltreffende wijze realiseren, zouden de mensen uit de visserijsector en de aquacultuur bij de onderhandelingen betrokken moeten worden. Deze ramp is dus niet louter een Spaanse kwestie, zoals men ons soms wil doen geloven. Naar mijn mening is het dan ook absoluut noodzakelijk dat er een tijdelijke commissie wordt ingesteld. Als wij willen voorkomen dat een dergelijke ramp zich nog eens voordoet, is het namelijk van essentieel belang om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen van de oorzaken en de gevolgen van deze ramp. De geloofwaardigheid van het Parlement en de dynamische rol die Europa op het gebied van maritieme veiligheid moet spelen, staan daarbij op het spel. 2-134
Esclopé (EDD), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het verslag van de heer Sterckx gestemd, dat een volledig overzicht biedt van de thans beschikbare informatie over het ongeluk met de Prestige en dat adequate voorstellen bevat. Het is namelijk absoluut noodzakelijk dat de lidstaten de Erika-wetgeving zo spoedig mogelijk in nationale wetten omzetten en ervoor zorgen dat deze worden
40 nageleefd. Als deze regels eerder van kracht waren geweest, had de ramp met de Prestige voorkomen kunnen worden. Daarnaast dient de geldende internationale wetgeving strikt te worden nageleefd en gecontroleerd. Vanuit het beginsel "de vervuiler betaalt" steun ik het idee van de rapporteur om voor rampen op zee een strafrechtelijke aansprakelijkheid in te voeren voor alle betrokken actoren, inclusief de overheden die verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming. Het is van het grootste belang dat alle lidstaten het protocol betreffende het aanvullende IOPC-Fonds ratificeren, zodat de schadeloosstelling van de slachtoffers met ingang van 2004 wordt verhoogd tot 1 miljard euro. Ik betreur het echter dat de Raad de oprichting van het COPE-Fonds nog steeds ophoudt, aangezien hiermee een snellere schadeloosstelling van de slachtoffers van de Prestige en misschien van andere rampen mogelijk was geweest. Er moet een hoog niveau van schadeloosstelling van de slachtoffers worden gewaarborgd. Hiervoor dient gebruikt te worden gemaakt van het IOPC-Fonds, terwijl het COPE-Fonds een Europese bijdrage kan zijn voor een flexibelere toepassing.
23/09/2003 Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het is beslist niet de bedoeling dat wij ons op één lidstaat in het bijzonder richten; het gaat erom dat wij ons bewust worden van de leemtes die zich voordoen bij de tenuitvoerlegging van de pakketten Erika I en Erika II, dat wij erachter komen waarom de omzetting van de teksten vertraging heeft opgelopen en dat wij dit probleem oplossen. Er bestaat namelijk nog steeds een groot risico dat afgedankte schepen, die ware massavernietigingswapens zijn, opnieuw onze kusten bevuilen, onze stranden aantasten, onze visgronden onbereikbaar maken, een slachting onder de vogels aanrichten en onze economie verlammen. We weten dat subsidies deze verwoestingen niet ongedaan kunnen maken. Welnu, de Europese Unie beschikt over een adequaat arsenaal wetten op het gebied van maritieme veiligheid. Deze teksten moeten worden omgezet, geharmoniseerd en volledig worden toegepast. Er is nu lang genoeg getreuzeld. Geen enkele kuststaat mag nu verstek laten gaan. Dat wil ik met mijn stem tot uitdrukking brengen. Tot slot moet er een discussie op gang komen over de mogelijke oprichting van een Europese kustwacht. Ik ben daar voorstander van.
2-135
2-137
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) In het verslag zijn tijdens de behandeling in de commissie een aantal van onze voorstellen opgenomen, met name: - de lidstaten dienen de nodige middelen ter beschikking te stellen voor inspecties. Daarvoor zijn meer inspecteurs, betere arbeidsomstandigheden en betere werkmethoden nodig; - er zijn geschoolde zeelieden nodig voor het preventief onderhoud van de schepen; - op schepen die gevaarlijke goederen vervoeren moeten middelen aanwezig zijn om onmiddellijk op kleine schaal vervuiling te kunnen bestrijden; - de vluchthavens moeten de nodige middelen hebben voor de uitvoering van noodplannen.
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. - (FR) Laten we hopen dat de voorschriften die in dit verslag bepleit worden niet hetzelfde lot beschoren is als de Erika en de Prestige. Sinds 1999 hebben we talloze verslagen over veiligheid op zee behandeld. Pas op 23 juli 2003 zijn de Erika-pakketten gedeeltelijk van kracht geworden. Wij zouden willen dat de Europese Unie in de strijd tegen "maritieme criminelen" net zo ijverig was als in haar strijd tegen het terrorisme. Nog steeds wordt de gehele Atlantische kust tot aan het Kanaal dagelijks vervuild door de olie van de Prestige. En er zit nog meer dan 37.500 ton stookolie in het wrak!
Tegelijkertijd zijn echter onder andere de volgende belangrijke amendementen verworpen: - een voorstel voor de sociale, de leef- en de arbeidsomstandigheden die voor de zeelieden aan boord gerespecteerd dienen te worden; - het delegeren van de certificeringsbevoegdheid aan bedrijven die de nodige technische kennis in huis hebben en die onafhankelijk zijn van de rederijen; - het instellen door het Europees Parlement van een enquêtecommissie. Maar bij de stemming in de plenaire vergadering is een amendement om een tijdelijke commissie in te stellen aangenomen. Daaruit blijkt dat in zekere zin ons standpunt uiteindelijk gezegevierd heeft. Daarom hebben wij tot slot voorgestemd. 2-136
Wij hebben onze steun gegeven aan het idee van een parlementaire enquêtecommissie, die opheldering zou kunnen verschaffen omtrent de diverse verantwoordelijkheden die tot deze ramp hebben geleid. Wij moeten echter tevens afrekenen met de liberale logica die het - dankzij het systeem van de goedkope vlaggen - mogelijk maakt dat er afgedankte schepen worden ingezet en dat zeelieden buiten elke sociale wetgeving om worden uitgebuit. Wij stemmen voor dit verslag omdat het tot een verscherping van de veiligheidsregels leidt, met name door het uitvoeren van inspecties op meer schepen, opleiding van zeevarenden en onbeperkte aansprakelijkheid van oliemaatschappijen en van het gehele goedkope vlaggen-systeem ingeval van rampen. Wat echter ontbreekt is een systeem van controle en sancties, dat alles wat wij in dit Parlement goedkeuren pas echt effectief zou maken. 2-138
23/09/2003 Marques (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het zinken van de olietanker Prestige op 19 november 2002 voor de kust van Galicië heeft een enorme ramp voor het milieu en de economie veroorzaakt. Het verheugt mij dat deze ramp vanaf het begin de volledige aandacht van het Europees Parlement heeft gehad. Ik heb deel uitgemaakt van een delegatie van het Parlement die in maart dit jaar Galicië bezocht heeft om ter plekke de omvang van de ramp in ogenschouw te nemen. Ik deel dan ook de bezorgdheid over de veiligheid op zee die de Commissie en verschillende collega’s hier hebben vertolkt. Ik sta achter hun oproep tot alle betrokkenen concrete verplichtingen aan te gaan op het cruciale gebied van de maritieme veiligheid. De kwaliteit en de veiligheid van de schepen die Europese wateren bevaren, en van de Europese schepen die de wereldzeeën bevaren, alsmede de bescherming van de Europese kusten en de Europese burgers tegen nieuwe rampen, hangen namelijk daarvan af. Veiligheid is een ieders verantwoordelijkheid en vereist een ieders inzet! Ik spreek hier als afgevaardigde van een regio die zeer kwetsbaar is voor dit soort rampen, daar ons eiland op vele vaarroutes ligt tussen het Amerikaanse continent en Europa. Het eiland Porto Santo heeft al de verschrikkelijke gevolgen ondervonden van dergelijke ongelukken. Laten wij hopen dat na deze maatregelen mijn regio of welke andere regio dan ook NOOIT MEER met soortgelijke ongelukken te maken krijgt. 2-139
Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − De wereld betaalt de prijs voor het kunstmatig goedkoop houden van transport over zee. Schepen uit rijke landen worden onder de vlag van arme landen gebracht, met een minimum aan belasting en aan bescherming voor de op derde-wereldniveau betaalde bemanning. De schepen worden gekeurd door op commerciële grondslag en in een onderlinge concurrentiestrijd opererende bureau's, die vrezen hun klanten te verliezen als ze te streng zijn. De kuststaten proberen de overlast van ladingverlies en scheepsrampen te beperken door transporten waarbij zijzelf geen belang hebben zover mogelijk buiten hun kust te houden. In het geval van de schipbreuk van de tanker Prestige voor de kust van Galicië is de ramp vergroot doordat de Spaanse overheid het schip van de kust heeft weggejaagd in plaats van het snel op te vangen in een toevluchtshaven. Hierdoor spoelt er een half jaar na de ramp nog steeds olie uit het gezonken wrak aan. De Spaanse regering volhardt in haar wanbeleid en de rapporteur gaat daaraan grotendeels voorbij. Ik steun zijn voorstellen om vluchthavens te bevorderen, begeleiding door loodsen voor te schrijven, onderzoek te stimuleren, zeelieden niet te criminaliseren, de vervuiler te laten betalen voor schadeloosstelling en verenigingen die met olie besmeurde dieren schoonmaken geld te geven. Maar ze blijven ontoereikend zolang ondernemingen maximale winst najagen en staten minimale kosten. 2-140
41 Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) In de lijn van mijn betoog tijdens het debat heb ik bij de stemming het verslag gesteund. Ik betreur het dat de socialisten en andere linkse collega’s het mondelinge amendement dat de rapporteur bij de stemming over het gevoelige amendement 11 had ingediend, hebben verworpen. Dat amendement over het instellen van een tijdelijke commissie had een nog bredere consensus kunnen opleveren voor de uiteindelijke inhoud van dit uitstekende en volledige verslag. Helaas is Europees links nog steeds meer geïnteresseerd in politieke muggenzifterij ten bate van binnenlandse conflicten tussen partijen in Spanje dan in het werkelijk verlenen van diensten in het algemeen belang. Een bewijs hiervan is de goedkeuring van amendement 23, waarvan het partijdig taalgebruik geen ruimte voor twijfel laat. Desalniettemin heb ik voor het verslag en voor amendement 11 in de oorspronkelijke versie van de rapporteur gestemd. Portugal loopt met zijn kust bij dergelijke rampen altijd risico’s. Dat geldt voor de kust van het Portugese vasteland (die op een haar na de dans bij de ramp met de Prestige ontsprongen is) maar ook voor de kusten van Madeira en de Azoren. Daarom dienen wij op het stuk van de maritieme veiligheid natuurlijk altijd voorop te lopen, naar vooruitgang te streven en de nodige eisen op tafel te leggen. Nogmaals gefeliciteerd, rapporteur, met uw uitstekende werk. 2-141
Ries (ELDR), schriftelijk. - (FR) De maritieme veiligheid in Europa dient te worden vergroot en moet zelfs een prioriteit worden, omdat we anders het risico lopen dat al onze zeeën en oceanen in de nabije toekomst vervuild raken, net als de Atlantische kust na de opeenvolgende rampen met de olietankers Erika en Prestige. Daarom moeten de lidstaten enkelwandige olietankers, die vaak verantwoordelijk zijn voor deze rampen, zo spoedig mogelijk uit de vaart nemen. Zij moeten echter tevens strengere regels voorschrijven aan de maatschappijen die zeewaardigheidsbewijzen afgeven en de haveninspecties aanscherpen. Kortom, het Erikapakket van december 1999 moet voor onbepaalde tijd worden toegepast. Ik heb dan ook voor het uitstekende verslag van mijn collega, de heer Sterckx, gestemd. Het omvat een hele reeks vernieuwende maatregelen om olievervuiling op doeltreffende wijze te voorkomen en te bestrijden, zoals een Europese kustwacht, een fonds voor schadeloosstelling van de slachtoffers en de aanwijzing van toevluchtshavens voor de opvang van schepen in nood.
42 Ik ben ook voorstander van de oprichting van een tijdelijke parlementaire commissie, zodat er volledige duidelijkheid komt over de ramp met de Prestige, de schuldigen worden gevonden en er maatregelen voor de toekomst kunnen worden genomen. Dan kunnen we bereiken dat de vervuiler - eens en voor al - ook daadwerkelijk betaalt, zoals dat in de Verenigde Staten dankzij de Oil Pollution Act al gebruikelijk is. 2-142
Souchet (NI), schriftelijk. - (FR) Ik ben blij met het besluit dat het Parlement zojuist genomen heeft om zoals ik overigens zelf had verzocht - een tijdelijke parlementaire commissie in te stellen die zich richt op de maritieme veiligheid. Met dit besluit laten wij zien hoezeer wij er belang aan hechten dat deze kwestie - op het juiste niveau - uiterst nauwkeurig en consequent geregeld wordt om te voorkomen dat dergelijke rampen zich opnieuw voordoen. Het is een kwestie die onze medeburgers grote zorgen baart, met name de mensen aan de Atlantische kust die dubbel getroffen zijn door de laatste twee olierampen. Het mandaat van deze tijdelijke commissie zou volkomen helder zijn geweest, zonder slinkse bijbedoelingen, indien de socialistische afgevaardigden geen obstructie hadden gevoerd tegen het mondelinge amendement van de rapporteur. Gezien het belang van dit onderwerp zouden dergelijke kleingeestige acties ontoelaatbaar moeten zijn. Hoe het ook zij, na de twee rampen met de Erika en de Prestige is in feite de noodzaak gebleken om de balans op te maken van de deugdelijkheid van de getroffen maatregelen, van de initiatieven die de lidstaten en de door de vervuiling getroffen regio's hebben ontplooid en vooral van de nog steeds bestaande leemtes in het internationale recht als het gaat om schepen die op doorreis buiten de territoriale wateren varen, en om de kwesties inzake aansprakelijkheid en schadeloosstelling. 2-143
Vairinhos (PSE), schriftelijk. - (PT) Voor het welzijn van de volkeren is de kwaliteit van het zee- en rivierwater in Europa en in de wereld van levensbelang. De politieke besluiten mogen niet aarzelend, broos of dubbelzinnig zijn. De Raad, de Commissie en het Parlement moeten in onderling overleg een duidelijk en streng standpunt bepalen, zodat een ramp als met de Prestige nooit meer voorkomt. Nooit meer! Wij mogen en moeten het belang van het versterken van de scheepswanden, het controleren van de scheepsroutes, de kwaliteit van de bemanningen, routes die ver uit de kust liggen en het juist gebruik van vaarroutes niet onderschatten. 2-144
Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor de oprichting van een tijdelijke commissie gestemd. Het spreekt vanzelf dat wij nauwlettend moeten blijven
23/09/2003 toezien op de maritieme veiligheid in Europa, opdat de maatregelen die wij hier aannemen ook daadwerkelijk en integraal in de lidstaten worden toegepast. Dat moet de doelstelling zijn van een tijdelijke commissie, die alleen zinvol is als zij zich tot taak stelt de communautaire wetgeving te verbeteren, en te controleren of deze wordt toegepast. Onze kusten en onze burgers zijn zwaar getroffen door de ramp met de Prestige. Een tijdelijke commissie moet beslist lering trekken uit dit drama, maar hoeft bepaalde regeringen zeker geen lesje te geven. Helaas heeft deze slinkse doelstelling, die door sommige linkse afgevaardigden werd nagestreefd, de conclusies van het verslag van de heer Sterckx aangetast. Ik betreur dit des te meer daar ons Parlement zich na de schipbreuk van de Erika in zijn werkzaamheden had onderscheiden door een onpartijdige houding. Ik hoop dat wij - uit respect voor de slachtoffers van de olieramp met de Prestige in Spanje en Frankrijk - ons werk ten behoeve van de maritieme veiligheid op waardige wijze zullen voortzetten. 2-145
De Voorzitter. − Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd. 2-146
Wieland (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik teken officieel protest aan. Ik moest vanochtend in mijn kiesdistrict zijn – slechts 150 kilometer hiervandaan – en zou op tijd zijn geweest voor de stemming als er voor het Parlementsgebouw geen demonstraties hadden plaatsgevonden. Daarom kwam ik pas halverwege de bespreking van het verslag van de heer Sterckx binnen en heb ik de meeste mondelinge stemmingen gemist. Mijnheer de Voorzitter, ik zou u echt willen verzoeken in het presidium te overleggen hoe we ervoor kunnen zorgen dat afgevaardigden ongehinderd aan stemmingen kunnen deelnemen. Ik had voldoende tijd ingecalculeerd om hier op tijd te kunnen zijn, maar door de demonstraties op de toegangsweg naar het Parlement werd mij dat onmogelijk gemaakt. De meeste lidstaten kennen zoiets als een demonstratieverbod voor hun parlementsgebouwen. Helaas hebben wij zoiets niet, en het presidium moet zich behalve met mijn dagvergoeding eens serieus bezighouden met de vraag hoe we kunnen garanderen dat afgevaardigden niet worden gehinderd aan de stemming deel te nemen. Ik weet dat het in Westminster – u welbekend – strafbaar is een afgevaardigde te hinderen aan een stemming deel te nemen. Ik kon vandaag aan zeker vijf mondelinge stemmingen niet deelnemen, en dat wil ik hier uitdrukkelijk te boek stellen. 2-147
De Voorzitter. − Ik zal er stellig voor zorgen dat uw protest wordt opgenomen in de notulen. Ik zal deze kwestie voorleggen aan het Bureau en zal de diensten erop wijzen dat u tijdens de stemming over het verslagSterckx aanwezig was, maar niet uw stem heeft uitgebracht.
23/09/2003
43
(De vergadering wordt om 13.10 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
doorgeven, maar u dient wel te weten wat de achtergrond was. Nee, geen debat alstublieft.
2-148
Het woord is aan de heer Parish voor een motie van orde.
VOORZITTER: DE HEER COLOM I NAVAL Ondervoorzitter1 2-149
De Voorzitter. − Het woord is aan de heer Staes voor een motie van orde. 2-150
Staes (Verts/ALE). – Voorzitter, we waren allemaal een beetje gehaast omdat we het debat van straks over de indiening van de begroting niet nodeloos willen vertragen. Ik heb een echte motie van orde, Voorzitter. Ik doe een beroep op het Reglement, omdat ik vind dat de Conferentie van voorzitters en de Voorzitter van het Parlement het Reglement schenden, en met name artikel 3 van bijlage XIII. Gisteren heeft Commissievoorzitter Prodi Parlementsvoorzitter Cox een brief gestuurd om te regelen hoe de leden van de Commissie begrotingscontrole en de leden van de Conferentie van voorzitters de documenten over het lopende onderzoek inzake Eurostat zullen gaan behandelen. De heer Prodi heeft daarbij een formule voorgesteld overeenkomstig bijlage 3, artikel 3.2, tweede streepje. Dat is de op één na de minst strenge regel, volgens welke wij dus morgenavond achter gesloten deuren de zaken zullen inkijken. Echter, volgens de overeenkomst tussen Parlement en Commissie moet daarover onderhandeld worden tussen de Voorzitter van het Parlement en de voorzitter van de Commissie. Ik zou Voorzitter Cox en de Conferentie van voorzitters dus willen vragen een gunstigere regeling te bepleiten. De tweede opmerking is dat de bijeenkomst tussen de Conferentie van voorzitters, de leden van de Commissie begrotingscontrole en Commissievoorzitter Prodi komende donderdag achter gesloten deuren zal plaatsvinden. Alle persmensen hier in de zaal beneden vertellen mij echter dat de woordvoerder van voorzitter Prodi heeft gezegd dat, als het Parlement dat wil, deze vergadering in het openbaar kan worden gehouden. Ik denk dat het in overeenstemming met onze waardigheid en ook in ons belang is om heel uitdrukkelijk te vragen dat deze vergadering in het openbaar plaats vindt. Ik denk dat alle burgers in Europa daar recht op hebben en dat het contraproductief zou werken als dit niet gebeurt. Ik zou u dus willen verzoeken, Voorzitter, deze twee vragen heel nadrukkelijk aan Voorzitter Cox over te brengen. Ik zal u daar uitdrukkelijk dankbaar voor zijn. 2-151
De Voorzitter. − Mijnheer Staes, ik neem daar nota van, en natuurlijk zullen uw opmerkingen worden overbracht aan Voorzitter Cox, maar ik herinner u eraan dat deze gang van zaken geen beslissing is van de heer Prodi, maar van de Conferentie van voorzitters van de fracties, inclusief die van u, over de procedure om de kwestie te behandelen. We zullen dus uw overwegingen 1
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen.
2-152
Parish (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de volgende motie van orde: u bent ongetwijfeld op de hoogte van de recente aankondiging van de Britse kiescommissie, volgend op een besluit van het Europees Hof, dat de bevolking van Gibraltar bij de volgende Europese verkiezingen via de regio Zuid-West van het Verenigd Koninkrijk zal stemmen. Wilt u zich bij mij aansluiten en het einde verwelkomen van het historische onrecht waarmee de bevolking van Gibraltar tot nu toe haar stem in Europa ontzegd is? Ik wil u vragen om namens dit Parlement aan de heer Peter Caruana, eerste minister van Gibraltar, te schrijven, en zijn burgers hartelijk welkom te heten en ze te feliciteren met het zwaarbevochten succes bij het afdwingen van hun rechtmatige democratische vertegenwoordiging in Europa. 2-153
De Voorzitter. − Mijnheer Parish, ik neem daar goede nota van en zal echt blij zijn als de burgers van Gibraltar eerst voor het parlement van Westminster kunnen stemmen. 2-154
Indiening door de Raad van het ontwerp van algemene begroting - 2004 2-155
De Voorzitter. − Aan de orde is de presentatie van de algemene begroting voor 2004 door de Raad. De fungerend voorzitter van de Raad, de heer Magri, zal het debat openen. 2-156
Magri, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tot mijn grote eer mag ik u vandaag namens het voorzitterschap van de Raad de ontwerpbegroting 2004 presenteren die de Raad op 18 juli 2003 heeft vastgesteld. Het begrotingsjaar 2004 is van historisch belang, ten eerste omdat rekening moet worden gehouden met de uitbreiding van de Europese Unie, volgend jaar mei, tot 25 landen. De voorbereiding van de instellingen op de uitbreiding werd met de huidige begroting op gang gebracht. Tevens is dit de eerste begroting die werd vastgesteld aan de hand van het nieuwe formaat en een op activiteiten gebaseerd beheer. De ontwerpbegroting die ik u nu zal presenteren behelst enkele punten waarover lang en breed is gesproken tijdens de traditionele bemiddelingsvergadering van de maand juli. Ik ben ervan overtuigd dat de samenwerking op begrotingsgebied, die werd ingesteld met het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 en dit jaar begon met de trialogen en de bemiddelingsvergadering van juli, tijdens de rest van het jaar zal worden
44 voortgezet en de twee takken van de begrotingsautoriteit in staat zal stellen om samen met de Commissie voor het einde van de huidige begrotingsprocedure een in elk opzicht tevredenstellende begroting voor het jaar 2004 goed te keuren. De Raad is bij het opstellen van zijn ontwerpbegroting uitgegaan van het op 30 april door de Commissie ingediende voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie. In het voorontwerp stonden de cijfers voor de Europese Unie van 25 lidstaten. Om zuiver juridische redenen heeft de Raad echter een ontwerpbegroting 2004 voor een Europese Unie van 15 lidstaten vastgesteld en tegelijkertijd een standpunt ingenomen met betrekking tot de Europese Unie van 25 lidstaten, waarover met het Europees Parlement voor het einde van de begrotingsprocedure een politiek akkoord moet worden bereikt. De cijfers uit de door de Raad vastgestelde ontwerpbegroting die ik vandaag zal noemen, betreffen dus de Unie van de 15 lidstaten. De overgang naar een begroting van de Unie van de 25 lidstaten zal geschieden tijdens het eerste semester van 2004 aan de hand van een gewijzigde begroting. Op de ontwerpbegroting 2004 van de Raad staan vastleggingskredieten voor een totaalbedrag van 100.066 miljard euro. Dit is een stijging van 0,4 procent ten opzichte van de begroting 2003. Ik wijs u erop dat de ontwerpbegroting bij de vastleggingen voor het eerst boven de limiet van 100 miljard euro uitkomt. De betalingskredieten bedragen in totaal 95,034 miljard euro, hetgeen een vermindering is van 2,54 procent ten opzichte van 2003. Het totale bedrag aan betalingskredieten op de ontwerpbegroting komt overeen met 0,98 procent van het BNP van de Gemeenschap. De door de Raad vastgestelde ontwerpbegroting 2004 houdt naar behoren rekening met het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure. Ook strookt deze volledig met de conclusies van de Raad betreffende de richtsnoeren voor de begroting 2004 die in maart 2003 werden aangenomen. Tot slot wordt ook rekening gehouden met de conclusies van de bemiddelingsvergadering van 16 juli 2003 tussen het Europees Parlement en de Raad, waaraan ook de Commissie heeft deelgenomen. Met name hebben wij geprobeerd de in de financiële vooruitzichten 2002-2006 vastgestelde jaarlijkse uitgavenplafonds te eerbiedigen, en waar mogelijk adequate marges open te laten onder de plafonds van de verschillende posten, met uitzondering van de rubrieken 2 en 7. Tot slot hebben wij voorzien in adequate financiering van de verschillende prioriteiten van de Europese Unie. Wat de meer specifieke punten betreft heeft de Raad enkele wijzigingen aangebracht aan de door de Commissie in het voorontwerp voorgestelde nomenclatuur, en evenals in het verleden heeft de Raad
23/09/2003 de opneming van het Europees Ontwikkelingsfonds in de algemene begroting van de hand gewezen. Wij hebben ook in grote lijnen gevolg gegeven aan de door de Commissie in haar voorontwerp voorgestelde indeling, waarbij wij er evenwel op hebben gewezen dat alle uitgaven met betrekking tot de pensioenen, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de veterinaire en fytosanitaire maatregelen en de internationale visserijovereenkomsten verplichte uitgaven zijn uit hoofde van het Interinstitutioneel Akkoord. Afgezien hiervan heeft de Raad zich bij de vaststelling van de ontwerpbegroting 2004 gehouden aan een reeks beginselen. Het eerste beginsel betreft de nota van wijzigingen die overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord in de herfst moet worden behandeld en de landbouwuitgaven betreft. Daarin zal rekening moeten worden gehouden met de geactualiseerde ramingen van de behoeften, waarbij wij niet van meet af aan willen uitsluiten dat de kredieten voor deze uitgaven zullen worden verminderd. De nota van wijzigingen zou ook rekening moeten houden met de eventuele gevolgen en behoeften van de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het tweede beginsel betreft de eerbiediging van de in de financiële vooruitzichten opgenomen verplichtingen met betrekking tot de structurele maatregelen. Wat het niveau van de betalingskredieten betreft heeft de Raad evenals vorig jaar de Commissie uitgenodigd een voorontwerp voor een gewijzigde begroting in te dienen als de kredieten die in de begroting 2004 zijn opgenomen voor de structuurfondsen - en de landbouwuitgaven - niet voldoende zouden blijken te zijn om de te verrichten betalingen te dekken. Bovendien heeft de Raad nota genomen van het feit dat de betalingskredieten die op de begroting 2004 zijn opgenomen voor de aan 2002 voorafgaande programmaperioden, bestemd zijn voor de financiering van de maatregelen die zijn opgeschort wegens rechtszaken en soortgelijke omstandigheden. Het derde beginsel betreft de vaststelling van de daadwerkelijke behoeften binnen het kredietvolume dat beschikbaar is voor het intern beleid. Daarbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheden van uitvoering van de kredieten en de handhaving van een marge onder het plafond voor deze rubriek van de financiële vooruitzichten. De Raad heeft verder hetzelfde beginsel aangehouden bij het besluit over de kredieten voor de externe acties. In die context heeft de Raad de Commissie uitgenodigd het equivalent van 15 procent van de kredieten voor humanitaire hulp niet op voorhand te plannen. Wat meer specifiek de begroting voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreft, de zogenaamde GBVB-begroting, heeft de Raad in de ontwerpbegroting een GBVB-begroting opgenomen met een totaal kredietvolume van 52,6 miljoen euro aan vastleggings- en betalingskredieten, waarbij 2 miljoen euro voor de ondersteuning van het
23/09/2003 vredes- en stabilisatieproces werd overgeschreven van lijn 19 03 03 naar lijn 19 07 04, en tevens een nieuwe lijn werd gecreëerd waarin de uit de Raadsbegroting overgehevelde kredieten voor de speciale vertegenwoordigers moet worden opgenomen. De nieuwe lijn voor de speciale vertegenwoordigers zal 3,1 miljoen euro omvatten. Ten vijfde werden de vastleggingskredieten voor de pretoetredingssteun uit het voorontwerp overgenomen. Wat het niveau van de betalingskredieten betreft heeft de Raad de Commissie gevraagd een voorontwerp van gewijzigde begroting te presenteren indien de op de begroting 2004 voor de pretoetredingssteun opgenomen betalingskredieten ontoereikend zouden blijken te zijn om de te verrichten betalingen te dekken. Wat tot slot de huishoudelijke uitgaven betreft wijst de Raad erop dat met het oog op een goed financieel beheer een voldoende marge dient te worden gehandhaafd onder het plafond van rubriek 5 van de financiële vooruitzichten. Ofschoon de Raad het ermee eens is dat een strikte aanpak in het kader van rubriek 5 gewenst is, heeft hij erop gewezen dat de begroting 2004 de voor het welslagen van de uitbreiding noodzakelijke kredieten en posten moet behelzen. Het lijdt geen twijfel dat uiteindelijk een marge uit de bus moet komen die dicht in de buurt ligt van de marge uit de eerste lezing van de Raad. De Raad is van mening dat de toetreding van de nieuwe lidstaten moet worden aangegrepen om extra inspanningen te ondernemen voor de verbetering van de efficiëntie van de organisatie- en beheersstructuren van de instellingen. Ik moet hieraan toevoegen dat de Raad zich het recht voorbehoudt om overeenkomstig de begrotingsprocedure het vraagstuk van de door de Commissie gevraagde posten opnieuw te bekijken, mits de Commissie met nieuwe gegevens komt, met name met betrekking tot de vacatures. Bij de vaststelling van de ontwerpbegroting is bijzondere aandacht besteed aan de uitvoeringsmogelijkheden van de kredieten. De Raad heeft dan ook bij zijn besluit over het bedrag van de betalingskredieten op de ontwerpbegroting naar behoren rekening gehouden met de uitvoeringsgraad van vorige jaren. Wat het stijgingspercentage van de betalingskredieten in het algemeen betreft, wil de Raad erop wijzen dat het belangrijk is te zorgen voor begrotingsdiscipline en een correct financieel beheer. Tevens is het belangrijk dat het stijgingspercentage van het totaalbedrag aan betalingskredieten zo laag mogelijk wordt gehouden en rekening wordt gehouden met de resultaten van de eerste lezing. De recente voorbeelden met de enorme overschotten en de terugbetaling van niet gebruikte betalingskredieten moeten ons ertoe aanzetten een redelijke begroting op te stellen wat het totaalbedrag aan betalingskredieten betreft. Ook moeten realistische
45 ramingen worden gemaakt van de daadwerkelijk tijdens het begrotingsjaar benodigde betalingskredieten. De Raad is bezorgd over het niveau van de betalingskredieten, hetgeen wel begrijpelijk is als gekeken wordt naar de huidige conjunctuur waarin zoals wij allen weten - de nationale begrotingen zich in ernstige moeilijkheden bevinden. Aangezien u allen een algemene toelichting hebt ontvangen is het mijns inziens niet noodzakelijk de ontwerpbegroting in detail te presenteren. Ik moet echter wel de belangrijkste punten noemen die in deze ontwerpbegroting voorkomen met betrekking tot de sectoren die vallen onder de verschillende rubrieken van de financiële vooruitzichten. Wat rubriek 1, de landbouwuitgaven, betreft heeft de Raad ingestemd met een lineaire vermindering met 160 miljoen euro van het in het voorontwerp van begroting opgenomen kredietvolume. Deze vermindering strekt zich uit over alle begrotingsposten van subrubriek 1a marktuitgaven - waarvan het kredietvolume meer dan 1 miljard euro bedraagt. Deze vermindering maakt deel uit van het algemeen streven naar een beperkte toename van de betalingskredieten. Ik moet erop wijzen dat dit streven betrekking heeft op zowel de rubrieken met de verplichte uitgaven als de rubrieken met de nietverplichte uitgaven en subrubriek 1a. Wat subrubriek 1b, plattelandsontwikkeling, betreft heeft de Raad de door de Commissie voorgestelde bedragen overgenomen. Wat rubriek 2, structuurfondsen, betreft zijn de door de Commissie voorgestelde vastleggingskredieten geheel overgenomen op de ontwerpbegroting. Dit strookt met de conclusies van de Europese Raad van Berlijn van maart 1999. Wat de betalingskredieten betreft, zijn gezien de ontoereikende uitvoering van de betrokken begrotingsposten uit vorige jaren, de begrotingslijnen voor de communautaire initiatieven lineair verminderd met 138 miljoen euro. Er kon geen instemming worden betuigd met de 22 miljoen door de Commissie voorgestelde betalingskredieten voor het slopen van vissersvaartuigen. Dit strookt met het besluit voor 2003 toen de desbetreffende vastleggingskredieten werden verworpen. Wat rubriek 3, interne beleidsmaatregelen, betreft, heeft de Raad ingestemd met de bedragen die de Commissie had voorgesteld voor de via de medebeslissingsprocedure goedgekeurde meerjarenprogramma´s voor de Europese Unie van de 15 lidstaten. Wat de kredieten op de ontwerpbegroting voor de onder de medebeslissingsprocedure vallende programma´s voor de Europese Unie van de 25 lidstaten betreft, moet ik erop wijzen dat deze kredieten natuurlijk van voorlopige aard zijn, aangezien er nog geen akkoord is gesloten over de nieuwe referentiebedragen, waar momenteel over wordt gediscussieerd. Ook heeft de Raad de bedragen voor de begrotingslijnen die niet zijn gebaseerd op meerjarenprogramma´s, verminderd. Verder zijn verminderingen aangebracht in de kredieten voor subsidies aan bepaalde agentschappen, waarbij
46 tevens rekening is gehouden met de bijzondere situatie waarin recent opgerichte of zich in oprichting bevindende agentschappen verkeren. De Raad heeft besloten niet in te stemmen met twee nieuwe sectoren in de voorbereidende acties voor chemische producten en de bevoorradingszekerheid op het gebied van de conventionele energie. Hij heeft evenwel gedeeltelijk ingestemd met de nieuwe voorbereidende actie voor Europees onderzoek op het gebied van de veiligheid. Ook heeft hij besloten de kredieten te verhogen voor het ARGO-programma en aldus gevolg te geven aan de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 met betrekking tot de programma´s inzake bosbescherming en het PRINCE-informatieprogramma, voorzover het gaat om de promotie van de rol van de Europese Unie in de wereld. Ik ben van mening dat de Raad voldoende financiële middelen heeft uitgetrokken voor de prioriteiten van rubriek 3. Er is een marge opengelaten van 77,78 miljoen euro beneden het plafond van de rubriek, om het Europees Parlement in staat te stellen zijn eigen prioriteiten te financieren en om de mogelijkheid van financiering van toekomstige behoeften open te houden. Wat rubriek 4, externe maatregelen, betreft kan ik u verzekeren dat de Raad in grote lijnen de door de Commissie voorgestelde kredieten heeft overgenomen. De Raad heeft evenwel bepaalde kredieten verminderd, waardoor een aantal niet-geografische begrotingslijnen licht werd verminderd. Verder hebben wij de kredieten voor de andere geografische lijnen dan die voor de Balkan licht verminderd. Voor de Balkan is het in het voorontwerp van begroting opgenomen bedrag overgenomen. Ook heeft de Raad ingestemd met het bedrag uit het voorontwerp met betrekking tot de GBVB-begroting, waarbij twee kredietoverschrijvingen zijn verricht: een van de GBVB-begroting naar de civiele overgangsbesturen van het Stabiliteitspact en een van de Raadsbegroting naar de GBVB-begroting, waarbij het voorstel voor de GBVB-begroting, zoals ik al zei, 52,6 miljoen euro bedraagt. Tot slot heeft de Raad de door de Commissie voorgestelde kredieten voor de internationale visserijovereenkomsten overgenomen. De Raad heeft een marge van 145,95 miljoen euro opengelaten onder het plafond van rubriek 4 om het Europees Parlement in staat te stellen zijn prioriteiten te financieren en om de mogelijkheid van de financiering van toekomstige behoeften open te houden. Wat rubriek 5, huishoudelijke uitgaven, betreft heeft de Raad zich bij de behandeling van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen gehouden aan een aantal beginselen. Ten eerste moet er met het oog op een goed financieel beheer een passende marge zijn onder het plafond van rubriek 5. Die marge zou een bedrag moeten bevatten voor de toekomstige begroting van de Europese gegevensbeschermer. Ook moet bij de uitgaven rekening worden gehouden met de gevolgen van de Statuutswijzigingen, waarover tijdens de Raad van 19 mei 2003 een politiek akkoord werd bereikt. Verder moet de verhoging van de lopende uitgaven beperkt
23/09/2003 worden tot 2,7 procent ten opzichte van 2003, het maximale stijgingspercentage voor de Europese Unie van de 15 lidstaten. De door de instellingen gepresenteerde buitengewone uitgaven dienen te worden overgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om de verhuizing van de Commissie naar het Berlaymont-gebouw en de benoeming van de nieuwe leden van de Commissie en het Hof van Justitie. Behoudens enkele uitzonderlijke gevallen kan de Raad niet instemmen met de instelling van nieuwe posten of een herwaardering van posten uitgaande van de huidige taken. Hij stemt echter in met alle nieuwe posten die in het kader van de uitbreiding nodig zijn om aan de taalkundige behoeften te voldoen. De lichte verminderingen voor de andere posten betroffen vooral posten van categorie C en D. De aanvaarde posten zijn op het voorontwerp van begroting opgenomen voor een periode van zes maanden. Het merendeel van de voor de uitbreiding gevraagde kredieten is aanvaard. Ook de kredieten voor de pensioenen zijn aanvaard, waarbij rekening is gehouden met de gevolgen van de Statuutswijzigingen. De Raad heeft de kredieten voor subsidies uit hoofde van exhoofdstuk A-30 voorlopig terzijde geschoven omdat momenteel over de ontbrekende rechtsgrondslag wordt gesproken. Aldus beloopt de marge onder het plafond van rubriek 5 128,45 miljoen euro. Ik sluit de presentatie van de verschillende rubrieken van de financiële vooruitzichten af met rubriek 7: pretoetredingsinstrumenten. Op de ontwerpbegroting staan de voorgestelde vastleggingskredieten. Wat de betalingskredieten betreft heeft de Raad gevraagd om een vermindering met 100 miljoen euro, omdat rekening moet worden gehouden met de ontoereikende uitvoering in vorige jaren. Tot slot ben ik van mening dat deze ontwerpbegroting voorziet in een adequate financiering van de verschillende prioriteiten van de Europese Unie en tegelijkertijd de Unie en haar instellingen goed beslagen ten ijs doet komen voor de op til zijnde uitbreiding. Wij weten allen dat deze begrotingsprocedure slechts het begin is en wij nog een lange weg te gaan hebben voordat de uiteindelijke begroting kan worden goedgekeurd. Ik ben ervan overtuigd dat aan alle voorwaarden is voldaan om aan het eind van het jaar een tevredenstellende begroting te hebben. Ik twijfel er niet aan dat alle drie de hier aanwezige instellingen - het Europees Parlement, de Raad en de Commissie - hun uiterste best zullen doen om de Europese Unie de instrumenten te geven die zij nodig heeft om de uitdagingen het hoofd te bieden, en rekening zullen houden met het feit dat deze begroting, zoals altijd, betaald wordt uit de zak van de burgers van de Europese Unie. Ik hoop met name dat wij een akkoord zullen vinden over niet alleen de begroting 2004 voor de Europese Unie van de 15 lidstaten maar ook over de cijfers voor de gewijzigde begroting van de Europese Unie van de 25 lidstaten, die in 2004 moet worden goedgekeurd, zodat wij de opname van de nieuwe lidstaten in de Unie tot een succes kunnen maken.
23/09/2003 2-157
Wynn, Terence (PSE), voorzitter van de Begrotingscommissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Magri bedanken voor zijn toespraak. Ik hoef de leden er niet aan te herinneren dat dit de laatste begroting van dit Parlement in zijn huidige samenstelling is. Als we een blik werpen op de laatste vier jaar, dan zien we dat er aanzienlijke veranderingen hebben plaatsgevonden in de manier waarop de begrotingsprocedure heeft plaatsgevonden. Degenen onder ons die hier reeds lange tijd zitting hebben, zijn van vele veranderingen getuige geweest, niet in het minst wat betreft de verhouding tussen het Parlement en de Raad. Nu kan het bijvoorbeeld voorkomen dat een minister hier drie uur aanwezig is om deel te nemen aan een begrotingsdebat, zoals vorig jaar is gebeurd, en dat zegt een hoop over de Raad. Er is een tijd geweest dat we hier helemaal geen Raadsminister zagen in deze fase van het begrotingsproces. Dat is bedoeld als compliment, niet als een belediging. In de ontwikkeling van het proces hebben er veel veranderingen op het culturele vlak plaatsgevonden. Ik denk dat we nu minder de confrontatie opzoeken. Medebeslissing door de twee takken van de begrotingsautoriteit speelt nu een grotere rol, vooral wanneer het gaat om de toepassing van het flexibiliteitsinstrument. De bemiddelingsprocedure die ieder jaar in november plaatsvindt is tevens een echte verzoening. Ik zou niet durven zeggen of de bemiddeling in juli nog veel nut heeft, maar de bemiddeling van november heeft haar waarde volop bewezen. Van beide kanten is er respect voor het feit dat we gezamenlijk de begrotingsautoriteit vormen. Ik hoop dat de veranderingen die we de afgelopen vier jaar hebben gezien verder zullen worden doorgevoerd wanneer de Conventie eindelijk geratificeerd wordt en wanneer het Parlement zijn rechtmatige positie krijgt als een van de twee takken van de begrotingsautoriteit, daarmee zijn strategische rol voor de komende jaren handhavend. In de laatste vier jaar heb ik het genoegen mogen hebben als voorzitter van de Begrotingscommissie te fungeren. Dit is waarschijnlijk mijn laatste begroting in die hoedanigheid – ik hoor nu enig boegeroep achterin – maar desalniettemin verheug ik me op de afwikkeling van deze begroting. Sinds onze verkiezing in 1999 hebben we geen moment stilgezeten. Onze eerste taak was te trachten overeenstemming te bereiken over het flexibiliteitsinstrument voor de wederopbouw van Kosovo. Kort daarop volgden discussies en meningsverschillen met de Raad over de financiering van Servië, Afghanistan en het beruchte visserijakkoord, en zelfs dit jaar nog hadden we het probleem van rubriek 5 en de vraag hoe we de noodzakelijke administratiekosten gingen financieren.
47 problemen voorzag voor de begroting van 2004. In een moment van zwakte zei ik “nee, niet echt”. Maar dan moeten we wel de uitbreiding, mogelijke problemen met Irak in de toekomst en de op activiteiten gebaseerde budgettering buiten beschouwing laten. En aangezien we deze zaken juist niet buiten beschouwing mogen laten, zit er niets anders op dan te trachten een oplossing te vinden. Al deze kwesties moeten worden opgelost. De begroting voor 2004 zal allesbehalve eenvoudig zijn, in de eerste plaats omdat de begroting een op activiteiten gebaseerde opzet zal hebben. Het komt erop neer dat we nu op een andere manier moeten stemmen voor een andere structuur, en hopelijk de goede keuze maken, terwijl we tegelijkertijd de uitbreiding moeten regelen. We gaan stemmen over een nieuwe structuur en vervolgens voor tien, vijftien of vijfentwintig landen, afhankelijk van hoe men het bekijkt. Het zal niet eenvoudig worden, dit vanwege de vele amendementen van de diverse fracties en commissies, zoals het uitermate interessante amendement van de PPE/DE-Fractie met een verzoek om 500 miljoen euro voor de wederopbouw van Irak. Ik kom daar dadelijk op terug. Het nieuwe Financieel Reglement maakt de zaken ook ingewikkelder, en dan met name de A-30-lijnen. Hoewel het hier om ogenschijnlijk onbeduidende zaken gaat, slokken ze in de commissies veel tijd op, zoals ieder lid van de Begrotingscommissie wel weet. Dan is er ook nog de praktische vraag van wat de behoeften voor de uitbreiding zijn, vooral binnen de instellingen. Hoe leiden we die werkelijke behoefte af uit de voorstellen van de Commissie en die van de andere instellingen? De twee rapporteurs, de heer Mulder en mevrouw Gill, hebben zich dapper ingespannen om antwoorden te vinden op deze vragen – en het Parlement zelf moet ook genoemd worden. Het feit blijft dat deze begroting ervoor moet zorgen dat de uitbreiding een succes wordt en dat we de toetredende landen als gelijken behandelen en niet als tweederangs verwanten. We moeten ervoor zorgen dat dit goed gebeurt. We moeten er ook voor zorgen dat het debat binnen deze nieuwe opzet zinvol is. Laat ons hopen dat we de komende uren daadwerkelijk de gelegenheid hebben voor dialoog en trialoog tussen onze drie instellingen. Bij het zoeken naar oplossingen is het belangrijker om vragen aan de instellingen te stellen dan formele en zorgvuldig geformuleerde verklaringen af te leggen. Ik zou die bal aan het rollen willen brengen met betrekking tot het amendement van de PPE/DE-Fractie waar ik het eerder over had. Ik zou graag willen weten hoe de Commissie en de Raad zouden reageren als we dit amendement voor een extra 500 miljoen euro voor de wederopbouw van Irak bij stemming zouden goedkeuren. 2-158
De afgelopen periode is niet zonder moeilijke momenten geweest. In het begin van dit jaar vroeg iemand mij of ik
Mulder (ELDR), rapporteur. – Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mijn dank uitspreken voor de aanwezigheid
48 van de Raad en de Commissie. Ik zie dat beide instellingen hier met een zeer grote staf aanwezig zijn. Er is mij een spreektijd toegewezen van vijf minuten. Als ik kijk naar de begroting die voorligt, dan betekent dit dat ik over elk miljard euro aan uitgaven ongeveer drie seconden kan spreken. Dat is niet al te veel en ik zal mij dus beperken tot de hoofdlijnen. In de eerste plaats ben ik blij dat door de Raad gezegd is - Terry Wynn heeft dit ook al benadrukt - dat 2004 een cruciaal jaar is. Het is het eerste jaar van de Uitbreiding en we zullen alles moeten doen om die uitbreiding tot een succes te maken. Nu in Letland het laatste referendum in de tien nieuwe landen heeft plaatsgevonden, weten wij zeker dat er per 1 mei van volgend jaar tien nieuwe landen bijkomen. We moeten hun onmiddellijk het gevoel geven dat ze erbij horen en dat ze welkom zijn. Mijnheer de Voorzitter, aan u en aan de heer Böge is een belangrijke rol toegewezen bij de uitwerking van de budgettaire enveloppes voor de medebeslissingsprogramma's. Ik denk dat het van essentieel belang is dat wij daarover vóór november van dit jaar overeenstemming bereiken. Op dit ogenblik is er in heel Europa sprake van een recessie. Ik denk dat wij moeten proberen meer economische activiteit te ontwikkelen. Ik heb zelf hoge verwachtingen van het initiatief, dat ook al in de richtlijnen is genoemd, om het midden- en kleinbedrijf via garantiefaciliteiten, via banken in Oost-Europa, verder te ontwikkelen. Ik hoop dat de Raad daarover als het Parlement het goedkeurt - een gunstiger houding zal innemen, in weerwil van zijn beleid om de toewijzingen voor de tien nieuwe lidstaten niet te veranderen ten opzichte van hetgeen in Kopenhagen is afgesproken. Er zullen van deze zijde wellicht amendementen worden ingediend, waarin meer aandacht wordt gevraagd voor bepaalde ontwikkelingen in de nieuwe lidstaten. Nu de begroting in het algemeen. Het is al een paar keer gezegd, wij willen ten aanzien van de uitgaven een verantwoordelijk Parlement zijn. Onnodige uitgaven zijn overbodig. Wat mij betreft, houden wij elke post van de begroting tegen het licht om te bezien of de desbetreffende uitgave nog gerechtvaardigd is of niet. Daarbij zal vooral een rol spelen hoe het uitgavenpatroon in het afgelopen jaar is geweest. Ik denk dat dit van bijzonder belang is nu in alle lidstaten een strenge begrotingdiscipline heerst. Het is al een paar keer gezegd, maar de kwestie-Irak werpt een schaduw over rubriek 4 van de begroting. Wat te doen met Irak? Ik denk dat de Commissie met een heel duidelijk voorstel moet komen en duidelijk dient aan te geven waarom zij een bepaald bedrag nodig vindt en hoe zij dat bedrag wil financieren. Ik denk dan niet alleen aan bepaalde bedragen die rechtstreeks van de Commissie naar Irak gaan. Zou de Commissie ook eens kunnen onderzoeken welke andere faciliteiten er mogelijk zijn? Is er op de lange termijn een rol mogelijk voor de Europese Investeringsbank, om investeringen van bedrijven in Irak aan te moedigen? Is er een rol
23/09/2003 mogelijk voor het Europees Investeringsfonds en meer van dit soort zaken? Ik begrijp dat veranderingen niet van de ene op de andere dag mogelijk zijn, maar misschien zou de Commissie zich daarover kunnen uitspreken. We zullen moeten proberen dat in de eerste plaats binnen de begroting van 2004 te financieren, maar ik denk - ik weet het niet - dat het er op dat gebied om zal spannen. Welke rol ziet de Commissie voor het flexibiliteitsinstrument en wat is reëel in het streven om overeenstemming te bereiken met de Raad? Misschien kan de Raad ook iets hierover zeggen? Een punt dat in de hele begroting speelt, is dat het Parlement door de jaren heen de gewoonte heeft gehad bepaalde bedragen op de begroting op te nemen voor voorbereidende acties, proefprojecten, enzovoort en dat de Commissie vervolgens de vrijheid neemt om deze niet uit te voeren. Ook andere acties die in de begroting werden voorgesteld, werden niet door de Commissie gefinancierd. Wij willen proberen deze gang van zaken dit jaar te voorkomen. We zullen daarom bepaalde gelden in de reserve plaatsen en pas vrijmaken als wij de indruk hebben dat de Commissie de besluiten van het Parlement - de begrotingsautoriteit dus - serieus neemt. Er zal ook veel discussie nodig zijn over het personeelsbeleid van de Commissie. De Raad heeft al aangekondigd dat hij niet instemt met de voorstellen van de Commissie met betrekking tot extra personeel. De houding van het Parlement is nog niet duidelijk, maar het zou kunnen zijn dat wij bepaalde posten in de reserve plaatsen en pas vrijgeven als de Commissie aan bepaalde voorwaarden heeft voldaan. Een van de interessante dingen dit jaar is dat dit het laatste jaar van deze Commissie is. Vaak is het dan de gewoonte om verschillende personen uit de kabinetten van de Commissarissen aantrekkelijke posten te geven in het Commissieapparaat, het zogenaamde "parachuteren". Wij willen van de Commissie graag een overzicht van het bevorderingsbeleid in de afgelopen jaren en van de plannen die zij hierover heeft voor dit jaar. Als laatste punt, mijnheer de Voorzitter, zou ik willen zeggen dat ik onder de indruk ben van de goede samenwerking tot dusver met de Raad, met de rapporteurs van de verschillende commissies en met de Commissie zelf. Ik hoop dat die goede samenwerking tot december zal voortduren. 2-159
Gill (PSE) rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we eerder hoorden zal de begroting voor 2004 een aantal ingrijpende wijzigingen vertonen als gevolg van de historische uitbreiding in mei 2004. Mijn doel is geweest een evenwicht te vinden tussen de behoeften van de instellingen zodat ze zich van hun taken kunnen kwijten en zichzelf terdege kunnen toerusten voor de uitdagingen die een EU met 25 lidstaten gaat bieden. Tegelijkertijd moeten we er zorg voor dragen dat de beginselen van strikt en prudent begrotingsbeheer aan al onze besluiten ten aanzien van de begroting ten grondslag liggen.
23/09/2003 Door de begroting zullen de andere instellingen zich tegenover grote uitdagingen geplaatst zien, omdat vele er aanzienlijk door zullen worden veranderd. Sommige instellingen zullen hun begroting met 50 procent extra zien toenemen, waarmee hun personeel zal worden verdubbeld of verdriedubbeld. Om deze overgang soepel te laten verlopen is er zorgvuldig en intensief bestuur nodig. Daarom wil ik beginnen met het derde verslag van de secretarissen-generaal over de ontwikkeling van rubriek 5 toe te juichen. Dit is een nuttig instrument gebleken in het besluitvormingsproces en hoewel we momenteel een jaarlijkse begrotingsprocedure kennen, is het van belang dat we ons bewust zijn van de waarschijnlijke toekomstige situatie van meerjarige begrotingen, zodat we nu de juiste strategische keuzes kunnen maken, bijvoorbeeld op het gebied van gebouwen en personeelsbeleid. Ik wil iedereen eraan herinneren dat we van de Commissie en de andere instellingen eisen dat dit jaarverslag ieder jaar voor 1 september bij ons wordt ingediend. De lezing van de Raad van de begroting van 2004 was voor mij een grote verrassing. Ik ben zonder meer verbijsterd over de aanpak van de Raad: er lijkt geen sprake te zijn van een duidelijke strategie anders dan een verdubbeling van de marge. Enerzijds houdt de Raad vast aan een horizontale benadering, waar het Parlement altijd al kritisch tegenover heeft gestaan. Wij hebben in het verleden al gezegd dat de Raad horizontale bezuinigingen doorvoert in de instellingen zonder naar de werkelijke behoeften te kijken. Dit is dit jaar weer gebeurd met de begroting van de Commissie. Anderzijds is de Raad verrassend gul geweest, zodanig dat ik me afvraag of alle aanvragen die de Raad heeft goedgekeurd terdege gerechtvaardigd zijn. Dit jaar is het aan het Parlement om erop toe te zien dat er sprake is van strikt begrotingsbeheer en dat de behoeften kritischer worden bestudeerd. Daarom wil ik de fungerend voorzitter van de Raad vragen wat hij vindt van de benadering die ik heb gekozen ten aanzien van zijn besluiten. Wij zullen voorstellen om voor twee commissies gelden in reserve te plaatsen – ongeveer een miljoen euro voor elk – en om in de posten van de meeste andere begrotingen verder te snijden. Waar ik me bezorgd over maak is dat de Raad met alles heeft ingestemd wat met de uitbreiding te maken heeft, terwijl de uitbreiding zou moeten leiden tot relatieve besparingen door de schaalvergroting. Ik ben een groot voorstander van de uitbreiding, maar dat betekent nog niet dat alles waarom gevraagd wordt ook nodig is. Het is belangrijk dat we geen carte blanche hanteren waar het de uitbreiding betreft en dat we bestaande posten en bestaand personeelsbeleid zoals promotie, dat belangrijk is voor de mensen die reeds werkzaam zijn, niet gaan verwaarlozen. Er moet sprake zijn van een evenwicht. Ik wens niet uitvoerig in te gaan op alle besluiten van de Raad maar ik wil wel iets vragen over gebouwen,
49 hetgeen na personeel de grootste uitgavenpost is. Ik wil de strategie van de Raad begrijpen. We zijn het altijd eens geweest over het beleid om de gebouwen van de Europese instellingen te kópen, aangezien dit de Europese belastingbetaler meer waar voor zijn geld geeft. Daarom moeten we de uitgaven aan gebouwen onder de loep nemen, uitgaand van een meerjarige in plaats van een stapsgewijze aanpak, en trachten de gebouwen zo snel mogelijk te kopen. We weten dat de marge voor rubriek 5 vanaf 2006 of 2007 onder druk zal komen te staan. We beschikken in 2004 echter nog over een aanzienlijke marge. Ik was teleurgesteld toen de Raad mijn voorstel verwierp om dit te gebruiken voor de financiering van gebouwen voor de uitbreiding. Mijn voorstel had namelijk meer besparingen tot gevolg gehad, ook voor de belastingbetaler. Voor gebouwen hebben we geen deeloplossingen nodig, wat we nodig hebben is een meerjarige strategische aanpak. Mijn volgende vraag is voor de Commissie. Het gaat om het belang van de aanneming van het nieuwe Statuut. Deze kwestie sleept al een tijdje en heeft haar weerslag op alle instellingen en ook op ons personeel. Alle personeelsformaties in de begroting hebben echter betrekking op het oude Statuut, en daarom wil ik de Commissie vandaag verzoeken te bevestigen dat zij een gewijzigde begroting voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe Statuut zal voorstellen en ook wil ik haar vragen wanneer we dit voorstel tegemoet kunnen zien, aangezien de parlementaire kalender volgend jaar in verband met de verkiezingen beperkt zal zijn. Tot slot wil ik alle andere instellingen verzoeken zich rekenschap te geven van de veranderingen en nieuwe behoeften waaraan zij als gevolg van de uitbreiding onderhevig zullen zijn. Zij zouden nu al moeten beginnen met hun planning en met het invoeren van de absoluut noodzakelijke controlemechanismen. 2-160
Schreyer, Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte Parlementsleden. Wij leven in een tijd waarin er binnen de Europese Unie veel gebeurt, en met name de deskundigen voor het Europese begrotingsbeleid krijgen met heel wat veranderingen te maken. We werken nu samen aan de historische begroting voor 2004, de eerste begroting voor een Unie van 25 lidstaten. Nu ook het meest recente referendum een positieve uitslag heeft laten zien staat niets de uitbreiding nog in de weg. De bevolking van de toekomstige lidstaten heeft zich overwegend zeer duidelijk uitgesproken voor toetreding tot de Europese Unie. Het komend jaar is het met succes van de grond krijgen van een gemeenschappelijk beleid binnen de uitgebreide Unie de eerste prioriteit voor de beleidsmakers. Wij - het Europese Parlement, de Raad en de Commissie - zijn deze weg ingeslagen en hebben onze financiële planning aan de uitbreiding van de Unie aangepast. Hiermee ligt ons begrotingskader voor de komende drie jaar vast;
50 uiteraard past de ontwerpbegroting voor 2004 binnen dit nieuwe kader. Bij onze nieuwe initiatieven voor 2004 staan daarnaast de bevordering van de stabiliteit in Europa en een duurzame economische groei in het middelpunt. In dit kader worden bijvoorbeeld maatregelen genomen op het gebied van het immigratiebeleid, wordt een nieuw programma ter bevordering van intelligente energie gestart en worden maatregelen genomen om de veiligheid in het verkeer te verhogen. Mijn collega’s mevrouw de Palacio, Franz Fischler, Michel Barnier en Antonio Vitorino zullen nog verder op deze voor de toetredende landen nieuwe initiatieven ingaan, alsmede op de specifieke programma’s die we onlangs hebben aangenomen, zoals de steun bij de sluiting van kerncentrales of hulp bij het nakomen van het SchengenAkkoord. Mijn collega’s zullen uiteraard eventuele vragen die tijdens het debat opkomen, beantwoorden. Bij het vaststellen van de begroting voor 2004 heeft de Commissie overwegend dezelfde prioriteiten gehanteerd als het Europees Parlement en ook de Raad. De vroegtijdige samenwerking tussen de drie partijen is een succesvolle methode gebleken, en mede daarom, mijnheer Wynn, wordt de begrotingsprocedure niet meer gekenmerkt door conflicten maar door een uitermate constructieve sfeer. Mijn dank gaat uit naar de algemeen rapporteur, de heer Mulder, voor de uitstekende samenwerking, naar de rapporteur, mevrouw Gill, en vooral naar de voorzitter van de Begrotingscommissie, de heer Wynn. Daarnaast wil ik de overige leden van de Begrotingscommissie en uiteraard ook de begrotingsdeskundigen van de overige commissies bedanken. Verder ben ik de voorzitter van de Raad erkentelijk voor zijn coöperatieve houding en de snelle eerste lezing van de begroting in de Raad. De conclusie uit voorgaande begrotingsprocedures moet mijns inziens zijn dat de rol van het Europees Parlement in de begrotingsprocedure versterkt moet worden; dit is al voorzien in de Ontwerpgrondwet van de Europese Conventie. Ik deel dan ook absoluut niet de vrees van sommige ministers van Financiën dat het in strijd zou zijn met de begrotingsdiscipline als het Parlement het laatste woord zou hebben bij het vaststellen van de totale begroting. Mijn ervaring van de afgelopen jaren is nu juist dat het Parlement bij zijn voorstellen en besluiten de richtsnoeren van de begrotingsdiscipline volledig respecteert. In het voorontwerp van begroting van de Commissie voor 2004 is voor de totale uitgaven een bedrag van 100,7 miljard euro voorzien. Vergeleken met dit jaar betekent dat een toename van 3,2 procent; de vrees dat de uitbreiding van de Unie onbetaalbaar wordt is dus ongegrond. Het aandeel per lidstaat zal volgend jaar zelfs nog lager uitvallen dan dit jaar. Hieruit blijkt dat we bij de financiële planning de nodige speelruimte hebben gecreëerd voor de financiering van de uitbreiding. Tegelijkertijd staat vast dat de nieuwe lidstaten allemaal netto-ontvangers zullen zijn. Gezien de besluiten die al genomen zijn, alsmede de aanpassing van de financiële vooruitzichten en de voorliggende voorstellen die de
23/09/2003 Raad in eerste lezing niet heeft aangevochten, is de vrees van een aantal nieuwe lidstaten dat zij nettobetalers zullen zijn geheel onterecht. Vergeleken met eerdere jaren heeft de Raad het voorontwerp van begroting van de Commissie in eerste lezing op relatief weinig punten gewijzigd, waarvoor dank. Er is slechts één punt waarop de Commissie absoluut bezwaar moet aantekenen, namelijk dat van de uitbreiding van het personeelsbestand van de Commissie. Binnenkort wordt de EU uitgebreid met tien nieuwe lidstaten, met een gezamenlijke bevolking van 75 miljoen mensen. Vanaf het begin moet de Commissie de volledige integratie van de nieuwe lidstaten met alle middelen garanderen. Het spreekt vanzelf dat daarvoor nieuwe medewerkers nodig zijn. Mijn collega, commissaris Kinnock, en mevrouw Gill zullen verder ingaan op de effecten van het nieuwe Ambtenarenstatuut op de begroting. De Commissie heeft zich bescheiden opgesteld bij haar verzoek om meer medewerkers. We hebben alles zorgvuldig getoetst en scherp berekend; het directoraat-generaal Begroting dat hiermee belast is staat juist op dit gebied garant voor een zeer nauwkeurige berekening. We hebben minimaal 780 nieuwe medewerkers nodig om de integratie tot stand te brengen, en ik dank het Europees Parlement voor zijn steun aan onze eis. Ik zal er uiteraard voor zorgen dat al uw overige vragen uitvoerig en zo gedetailleerd als u maar wilt worden beantwoord, daar het volgens mij ook in het belang van het Europees Parlement is als de Commissie haar taken naar behoren uitvoert. Dames en heren, wij zien ons door de situatie in Irak voor een nieuwe uitdaging in ons buitenlands beleid geplaatst. Daarnaast moeten wij volgend jaar meer samenwerken met nieuwe maar ook oude buren van de Europese Unie en een echt buurlandenbeleid ontwikkelen. Binnen de Unie staan we voor de uitdaging een nieuwe groeidynamiek te bewerkstelligen. Tegelijkertijd verwacht de EU-burger dat we meer maatregelen nemen om de interne veiligheid te garanderen. Daarnaast willen we ook na de uitbreiding in staat blijven om onze gemeenschappelijke beleidsvormen zoals het landbouwbeleid, met succes voort te zetten. We willen de nieuwe lidstaten helpen hun huidige economische achterstand ten opzichte van de EU in te lopen, maar tegelijkertijd weten we dat de Raad erop toeziet dat er geen al te snelle groei plaatsvindt. Wij allen moeten ons uiterste best doen om de uitbreiding tot een succes te maken. We moeten ervoor zorgen dat de Unie de stabiliteit biedt waar zowel de oude als de nieuwe lidstaten behoefte aan hebben, en duurzame groei creëren die alle burgers van de EU goede levensomstandigheden garandeert. Dank u voor uw aandacht. (Applaus) 2-161
Elles (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is zeker een goede zaak, zoals de heer Wynn ook al zei, dat dit algemene debat hier gehouden wordt. Wij hopen van ganser harte dat het voor hem niet de laatste keer is dat
23/09/2003 hij als voorzitter van de Begrotingscommissie dit verslag bij het Parlement indient; maar wie weet is er ook leven na 2004. Wij willen de twee rapporteurs, zoals altijd, gelukwensen, maar wat betreft de begroting geven wij de voorkeur aan een over het algemeen voorzichtige benadering. Zoals de commissaris en de fungerend voorzitter van de Raad al zeiden, zullen er grote veranderingen plaatsvinden als gevolg van de uitbreiding. Tevens zal er nu sprake zijn van budgettering op basis van activiteiten. Er zullen tussen mei en november 2004 ook drie verschillende commissarissen zijn. Het wordt een roerig jaar. Om deze reden wil mijn fractie niet dat de herziening van de financiële vooruitzichten de komende twaalf maanden gestart wordt. Dit zou een onnodig gecompliceerde kwestie zijn om mee te beginnen in een tijd waarin we verkiezingscampagnes moeten voeren en de huidige Commissie in haar laatste jaar zit. We hebben tijdens de laatste zittingsperiode in 1999 grote moeite gehad met de vastlegging van de financiële vooruitzichten, waaraan destijds niet alleen het toenmalige Parlement en de toenmalige Commissie, maar ook hun opvolgers gebonden waren zonder dat ze de mogelijkheid hadden deze te herzien. Dat we nu al moeten gaan denken over de financiering in 2013 doet bijna denken aan een strakke sovjetplanning. Onze fractie geeft de voorkeur aan vijfjarige financiële vooruitzichten die worden vastgelegd in 2005 en vanaf 2006 van toepassing zullen zijn. Ik zou twee punten in het bijzonder willen noemen. Een is de hervorming van de Commissie. Vorig jaar hebben we het verzoek van de Commissie om nieuw personeel gekoppeld aan een uitgebreide evaluatie van de voortgang in de hervorming van de Commissie. Hieruit is een zeer indrukwekkend becijferd verslag voortgekomen. Wat we voor dit jaar willen – en we hebben een amendement van die strekking plus een of twee andere punten ingediend - is niet alleen een verslag van de werkzaamheden van de Commissie, maar ook een verslag van wat er mis is gegaan in de hervormingen en wat er gedaan moet worden om te garanderen dat er goed wordt gecommuniceerd: Eurostat is hiervan slechts één, zij het vrij opvallend voorbeeld. In het verslag moet ook duidelijk aangetoond worden op welke terreinen de hervormingen niet hebben plaatsgevonden. Klopt het dat als, zoals mevrouw Andreasen vandaag in een persbericht verklaarde, de boekhoudsystemen eerder waren geïntroduceerd, we dit soort problemen niet hadden gehad? Wie zal het zeggen? Wij willen hierover opheldering en willen ook dat een en ander wordt vastgelegd in een document. Het andere punt is de kwestie-Irak. De heer Wynn vroeg wat de bedoeling van het betreffende amendement was. Wij geloven dat Europa, in dit stadium van de internationale ontwikkelingen, moet laten zien dat het niet alleen bij machte is op te treden op het wereldtoneel door het verlenen van humanitaire hulp aan Irak en steun bij de wederopbouw van dit land, maar dat het ook bereid is een bedrag voor deze zaak in zijn begroting op te nemen. Dit bedrag valt in het niet bij de 30 miljard
51 euro die volgens de fungerend voorzitter van de Raad gedurende de afgelopen drie jaar vanuit de begroting is teruggestort aan de lidstaten. Een som van 500 miljoen voor het volgende jaar gewijd aan Irak zou een duidelijk signaal zijn van Europa's bereidheid samen te werken met de Verenigde Staten en andere landen om dit land op het juiste pad te helpen op weg naar de welvaart. Tot slot willen wij als fractie in staat zijn ons in deze begrotingsprocedure beginselvast en verantwoordelijk op te stellen. Wij willen dat de parlementaire prioriteiten gehandhaafd blijven. Over alle drie de kwesties die ik naar voren bracht zal het Parlement het laatste woord hebben. U kunt van ons verwachten dat wij consequent zullen zijn in het proces dat nu een aanvang neemt en zal voortduren tot het eind van het jaar. 2-162
Walter (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, er is ons een begroting gepresenteerd die, anders dan gebruikelijk bij ontwerpbegrotingen, niet groter maar kleiner wordt. Dat is misschien een reactie op de situatie in de lidstaten. Het ontwerp is in ieder geval afgeslankt. In verband met wat er in de lidstaten gebeurt dienen we zonder meer zuinig om te gaan met de belastinggelden, en dat zullen wij als Fractie van de Europese Sociaal-Democraten ook doen. Maar tevens dienen wij binnen de begroting prioriteiten te stellen, en dat zullen wij zeker ook doen. Laat mij beginnen met een facet dat in de toekomst ook onder onze verantwoordelijkheid zal vallen, als mevrouw Schreyer tenminste gelijk krijgt. Dan heb ik het over de inkomstenkant: dat wil zeggen, waar komt het geld vandaan? Wie draait er voor de kosten op? We hebben geconstateerd dat de fraude met BTW-gelden volgens sommige Europese schattingen wel 20 miljard euro kan bedragen. Wie deze BTW-fraude slikt, aanvaardt ook dat Europa inkomstendervingen moet incasseren. Wij zijn niet bereid dit te accepteren. Want al deze dervingen komen uiteindelijk voor rekening van de gewone belastingbetaler. We zullen dus in het kader van deze begrotingsprocedure voorstellen om de bestrijding van de BTW-fraude te intensiveren, opdat de normale belastingbetaler kan worden ontzien en de middelen die naar Europa moeten stromen daar ook daadwerkelijk terecht kunnen komen. Ook zullen we in het kader van deze begrotingsprocedure vaker over dit onderwerp moeten discussiëren. We zullen er in de toekomstige begrotingsprocedures, ook in de volgende, op toezien dat de burgers kunnen zien dat betrouwbaarheid als een van onze voornaamste waarden gewaarborgd is. Betrouwbaarheid, bijvoorbeeld bij de bestrijding van de economische en sociale kloof en betrouwbaarheid bij de bestrijding van de werkloosheid. We hebben vernomen dat de Raad flink in de betalingen voor de structuurfondsen heeft gesneden. Dit roept bij ons vragen op. Enerzijds melden de lidstaten hoge bedragen aan die zij de komende jaren en met name volgend jaar willen uitgeven, terwijl de Raad anderzijds in zijn ontwerpbegroting besluit dat men juist
52 onder deze bedragen blijft. Wij vragen ons af welk cijfer correct is. We weten dat de betalingsachterstanden zijn ontstaan bij in het verleden aangegane verplichtingen, waarbij uitbetaling nog niet heeft plaatsgevonden. De Raad omzeilt dit bewust en zegt: “die betalingen hebben wij niet nodig”. Dit spelletje spelen wij niet mee. Wie na stevige debatten bij de financiële vooruitzichten tot overeenstemming komt over de structuurfondsen en daarmee ook over de structurele en economische ontwikkeling in de Europese Unie, die moet bij de tenuitvoerlegging ook accepteren hieraan te worden herinnerd en niet raar opkijken dat wij die middelen willen vrijmaken. We zullen er in het komende begrotingsjaar op toezien dat de Europese Unie als economische entiteit niet alleen een economische entiteit van de grote bedrijven en concerns is. We zullen erop aandringen om de kleine en middelgrote bedrijven te blijven steunen. Zij vormen de ruggengraat van de Europese economie. Ze zijn inventief en innovatief en durven risico’s te nemen. Wij moeten hen erbij helpen om de voordelen van de Europese Unie en de interne markt te benutten, al moeten zij het zonder juridische en fiscale afdelingen doen. Ten vierde zullen wij er in de begrotingsprocedure op toezien dat de uitbreiding naar het Oosten op een solide manier gestalte krijgt. We zullen heel goed kijken welk extra personeel werkelijk noodzakelijk is en of alle opgevoerde posten echt nodig zijn. Wij zullen echter niet toelaten, en dat ben ik eens met alle vorige sprekers, dat de uitbreiding naar het Oosten en de nieuwe lidstaten het spaarvarken van de Europese Unie worden. Hier dient gelijke behandeling te heersen. Dat is bij dergelijke beslissingen het best en heel concreet te zien. Een hooggestemd ideaal uitdragen kan iedereen. Maar als het om concrete beslissingen gaat, dan moet duidelijk zijn dat alle oude en nieuwe lidstaten gelijk behandeld worden. Hier zullen wij scherp op toezien. Ook op andere terreinen zullen we enerzijds de continuïteit bewaken, maar anderzijds een toekomstgericht beleid dienen te voeren. Dat geldt vooral voor het buitenslands beleid. De afgelopen jaren hebben we steeds opnieuw meegemaakt dat als zich ergens dramatische ontwikkelingen voordeden er in allerijl extra middelen moesten worden gevonden, deels ten koste van traditionele beleidsterreinen. Als we bepaalde delen van de wereld in ogenschouw nemen die wij in het verleden hebben gesteund, dan is daar nu vaak minder voor beschikbaar dan in vroeger jaren. We moesten een andere weg inslaan en hebben dit ook gedaan omdat we natuurlijk inzagen dat we de middelen niet eindeloos konden blijven uitbreiden. Toch wil ik twee cijfers vermelden die niet direct op deze begroting betrekking hebben, maar die wel te denken geven. De Verenigde Staten van Amerika en de landen van de Europese Unie geven jaarlijks 460 miljard euro aan bewapening uit. 460 miljard euro! En we besteden 37 miljard euro aan ontwikkelingsbeleid. Is dat het toekomstgerichte, conflictvermijdende beleid dat de ontwikkelde landen willen voeren? Nee, we willen het
23/09/2003 Europees beleid verder ontwikkelen binnen onze nogal bescheiden mogelijkheden, we willen preventief werken, we willen strategieën voor conflictbeheersing ontwikkelen die ervoor zorgen dat het niet tot dergelijke confrontaties komt. We hebben niet de illusie dat er in de wereld nooit meer conflicten zullen ontstaan. Die zullen er altijd zijn, en daar moet ook onze regio, daar moeten ook onze landen rekening mee houden. Maar we zullen er nog scherper op toezien dat er preventief wordt gewerkt. Nog een punt waarop we preventief moeten werken is de demografische verandering. Het Europese continent verandert dramatisch. Niet alleen in afzonderlijke landen, maar in alle landen zien we dat de bevolking gemiddeld veel ouder wordt. Dat heeft gevolgen voor alle instellingen en voorzieningen. Dat betekent, op lokaal niveau, niet alleen dat er in de toekomst minder kleuterscholen zullen zijn of nodig zullen zijn. Dat zal ook voor ons gevolgen hebben. Ik noem bijvoorbeeld de pensioenlast die wij moeten dragen. Maar we zullen er ook op vele andere terreinen mee worden geconfronteerd dat er steeds minder jonge mensen en steeds meer oude mensen komen. We moeten hier positief mee omgaan. Dit moet niet als een bedreiging worden ervaren, maar als een kans. Wij als Fractie van de Europese Sociaal-Democraten zullen deze begroting aan de hand van de volgende criteria beoordelen. Ten eerste spaarzaamheid, omdat wij met het geld van onze burgers werken. Ten tweede betrouwbaarheid, want iedereen moet ervan op aan kunnen dat we afmaken waar we aan beginnen. En ten derde: we zullen het Europees beleid zo inrichten dat we preventief werken en niet achter de feiten aan hobbelen. We zullen ons best doen zaken vroegtijdig te signaleren en behoorlijk te structureren om zo de toekomst van de Europese Unie, van ons Europese continent, op een goede en solide wijze samen vorm te geven. 2-163
Virrankoski (ELDR). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de door de Raad ingediende begroting van de Europese Unie is zeer gedisciplineerd. De betalingskredieten bedragen slechts 0,99 procent van het BBP ofwel in geld uitgedrukt 11,4 miljard euro minder dan de financiële vooruitzichten. De begroting van de Commissie is opgesteld als een activity based budget voor 31 beleidssectoren. Dit is al lange tijd een duidelijk doel van onze fractie. Het vergemakkelijkt de controle op de communautaire activiteiten, doordat de kosten van elke beleidssector duidelijk zichtbaar zijn. De huishoudelijke en beleidsuitgaven zijn gespecificeerd. De doeltreffendheid van de activiteiten en de relatie tussen de bereikte resultaten en de bestedingen kunnen beter worden beoordeeld. Te veel bureaucratie komt tot uiting in onevenredige huishoudelijke uitgaven. Het grootste probleem van het Europees begrotingsbeleid vormen de niet-gebruikte kredieten. Jaar in jaar uit strijdt het Parlement voor het aanpassen
23/09/2003 van de begroting aan de financiële kaders. In de financiële overzichten geven wij aan dat geschillen om enkele euro's volstrekt nutteloos zijn als er miljarden, maar liefst ruim tien miljard euro per jaar aan kredieten niet worden gebruikt. De begroting voor volgend jaar wordt beheerst door de uitbreiding van de Europese Unie. De Raad neemt een strikt standpunt in over het aantal posten in de Commissie dat voor de uitbreiding nodig is. Naar de mening van onze fractie zijn er voor de uitbreiding voldoende posten nodig, maar de uitbreiding mag niet als excuus worden gebruikt om de bureaucratie te vergroten. Het administratieve succes van de uitbreiding hangt behalve van het creëren van nieuwe posten ook af van de manier waarop de bestaande middelen kunnen worden herschikt en beter gebruikt. Onze fractie steunt de prioriteiten die de heer Mulder uiteen heeft gezet. Wij zijn bezorgd over de financiering waar het gaat om de mensenrechten en de financiering van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Wij hopen bovendien dat er in de begrotingslijnen adequaat rekening wordt gehouden met het actieprogramma inzake de noordse dimensie. Ook de regionale samenwerking met de nieuwe buurlanden moet in het kader van het WIDER EUROPE-programma doeltreffender worden en het beheer van de kredieten die daarmee verband houden, moet vereenvoudigd worden. 2-164
Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, volgend jaar daalt het totale bedrag van de begroting van de Europese Unie van 25 landen tot nog geen één procent van het BBP van de lidstaten gezamenlijk. Het lijkt de Unie te ontbreken aan ambitieuze plannen om de sociale cohesie van de lidstaten te steunen. Nu het geld niet uit de lucht komt vallen, zullen veel nieuwe lidstaten of in ieder geval hun burgers worden teleurgesteld in hun verwachtingen. Zonder geld kunnen de welvaartsverschillen niet weggewerkt worden. De Commissie is bij deze behandeling in het Parlement ondervertegenwoordigd. Ik had in ieder geval Michel Barnier en Chris Patten hier willen zien, zonder overigens iets af te willen doen aan de deskundigheid van Michaele Schreyer. Met betrekking tot de begroting voor volgend jaar had ik van de genoemde commissarissen willen horen wat de plannen van de Commissie zijn om de betalingsachterstanden te verkleinen op basis van de sunset-clausule. De fungerend voorzitter van de Raad had geen duidelijk standpunt over het verkleinen van de betalingsachterstanden. De Commissie zou dat wel moeten hebben. De vertegenwoordigers van de Cohesiefonds-landen in onze fractie willen weten op basis van welk criterium in de sunset-clausule de weg te werken betalingsachterstanden zijn ontstaan. Als ze zijn ontstaan door passiviteit van de Commissie, dan is er sprake van het niet-uitvoeren van de wil van de begrotingsautoriteiten. Als ze zijn ontstaan door
53 misrekeningen van de regeringen in de lidstaten, dan zijn de bezuinigingen terecht. De lidstaten moeten zich aan de regels houden en wij eisen helderheid over het ontstaan van de betalingsachterstanden. In de begroting voor volgend jaar wordt waarschijnlijk de steun voor de wederopbouw van Irak geboekt. Wij gaan daarbij een soortgelijke werkverdeling toepassen als in Afghanistan: de Verenigde Staten, in dit geval met steun van premier Blair, vallen aan en vernietigen en de Europese Unie betaalt de wederopbouw. Onze fractie staat daar zeer kritisch tegenover. Wij willen wel communautaire middelen gebruiken voor de wederopbouw van Palestijnse doelen die door Israël zijn vernietigd. In Palestina woedde geen oorlog om olie. Tenslotte hebben veel leden van onze fractie kritiek op de uitgaven van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid en de financiering van de politieke partijen op Europese schaal. Men vindt dat de Europese Unie liberalisering en privatisering van de markt nastreeft en op die manier een neoliberaal beleid made in the USA. 2-165
De Voorzitter. − Dank u zeer. Mijnheer Seppänen, u heeft persoonlijke opmerkingen over enkele commissarissen gemaakt. Op de agenda staat dat enkelen van hen bij dit debat aanwezig zullen zijn, maar op een later tijdstip. Bijvoorbeeld de heer Barnier, die u heeft genoemd, zal vanmiddag aanwezig zijn, maar straks pas. Ik zeg dit opdat u het weet. 2-166
Buitenweg (Verts/ALE). – Voorzitter, ik ben erg blij dat dit debat plaatsvindt, omdat het ons in staat stelt om, voordat we gaan stemmen over de amendementen in de begrotingsprocedure, een aantal vragen te stellen aan de Commissie. In mijn eerste inbreng van vanmiddag wil ik graag, net als de heer Virrankoski, stilstaan bij de uitvoering van de begroting, want daar loopt het vaak spaak met de politieke besluiten die wij hier met veel bombarie nemen. Er blijft geld op de plank liggen of bureaucratische rompslomp verhindert subsidieontvangers het geld goed en effectief te besteden. De heer Mulder, als rapporteur voor de komende begroting, zei zojuist al dat hij wil dat de Commissie tot een hoger bestedingspercentage van het geld wordt aangespoord door de administratieve kredieten deels in de reserve te plaatsen. Ook is de heer Mulder, en wellicht ook een meerderheid in dit Huis, nog niet ervan overtuigd dat alle posten die de Commissie voor de Uitbreiding heeft gevraagd ook echt nodig zijn. Daarover zei een Commissieambtenaar: u bindt onze benen aan elkaar en hoopt dat we desondanks de honderd meter harder rennen. Ikzelf vind de zorgen van de rapporteur wel legitiem, maar ik twijfel aan het middel. Ik wil dan ook aan de commissaris vragen of zij hierover haar licht kan laten schijnen. Wat zijn de gevolgen van de reserves? Hoe kunt u ze in positieve zin aanwenden? En, nog belangrijker, denkt u dat wij op de goede weg zitten met
54 betrekking tot de trage besteding van de gelden? Tot nu toe hebben we steeds de nadruk gelegd op de kwantitatieve kant daarvan. Is het geen tijd dat we meer kijken naar de kwalitatieve kant van de oplossingen, zoals de heer Pittella ook doet bij de structuurfondsen? Dat betekent dan dat procedures moeten worden vereenvoudigd, dat we behoefte hebben aan minder papier en meer verantwoordelijke ambtenaren. Het laatste punt inzake een goede besteding van de gelden betreft het feit dat het bij met EU-middelen gefinancierde projecten vaak voorkomt dat de Europese milieuwetgeving niet wordt gerespecteerd. Wat gebeurt er als u dat ontdekt? Worden de gelden dan bevroren, of wordt er een andere, min of meer softe, oplossing gevonden? Een voorbeeld daarvan is de brug over de Taag. Het was een met EU-middelen gefinancierd project, waarbij de vogel- en de habitat-richtlijnen niet werden gerespecteerd. Er zijn meer van deze voorbeelden. Ik zou willen weten wat de consequenties zijn als wordt vastgesteld dat door de EU gefinancierde projecten de EU-wetgeving schenden. 2-167
Turchi (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, dit is mijns inziens algemeen beschouwd een historische begroting: de uitbreiding naar het Oosten is immers op til. Allereerst wil ik mijn dank betuigen aan het adres van de commissie, haar voorzitter - van wiens ervaring ik enorm veel heb kunnen leren - het secretariaat, mijn collega´s en de rapporteurs van zowel deze begroting als die van vorige jaren. Ik ben nog jong maar heb al wel de kans gekregen om veel ervaring op te doen op dit gebied en ben zelfs ondervoorzitter van de commissie geworden. Deze begroting is voor ons van fundamenteel belang omdat daarmee de basis wordt gelegd voor het toekomstig Europa en het komend Europees Parlement. Politiek gezien staan de uitgaven voor de uitbreiding naar het Oosten in het brandpunt. Daaraan geven wij allen denk ik steun, mits het daarbij gaat om uitgaven voor personeel en de voor de uitbreiding noodzakelijke structuren. Ik wilde echter wijzen op een zere plek in deze begroting: de kredieten voor Irak. Wij moeten deze goed in de gaten houden. Persoonlijk ben ik niet geheel gerust ten aanzien hiervan, want ik zou niet willen dat men met honderd begon om bij duizend uit te komen. Verder wil ik graag strenge controle op deze financiering. Ik wil een structuur waarmee daadwerkelijke controle mogelijk is, opdat voorkomen wordt wat met de Nationale Palestijnse Autoriteit is gebeurd. Momenteel onderwerpen wij de kredieten daarvoor aan een diepgaand onderzoek. Ik zet een uitroepteken bij dit vraagstuk omdat dit soort controle van fundamenteel belang zal zijn. Verder is mijns inziens voor het nieuw Financieel Reglement een proeftijd nodig. Dit Reglement is sterk
23/09/2003 veranderd en veel ingewikkelder geworden. Daardoor zal ongetwijfeld de spanning in de Commissie oplopen, ook boven het niveau van de directeur-generaal, die ik trouwens zeer waardeer voor het werk dat hij de afgelopen tijd samen met ons heeft verricht. Tot slot moet ik wijzen op een initiatief dat een enorme discussie teweeg heeft gebracht in onze commissie: de gezondheidsverzekering voor onze collega´s afgevaardigden. Mijns inziens zullen wij dit vraagstuk kunnen bespreken zodra de resultaten van de door ons gevraagde studie op tafel liggen. Rest mij nog met name de Raad veel succes te wensen bij de behandeling van deze en alle andere kwesties, want ook ik ben tot mijn trots Italiaans afgevaardigde. 2-168
Van Dam (EDD). – Voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de commissaris, de voorgestelde daling van de betalingskredieten begroeten wij met instemming. Gezien de economische teruggang moeten de lidstaten de broekriem aanhalen en de Europese Unie kan daarbij niet achterblijven. De Raad heeft een aantal forse kortingen in de ontwerpbegroting aangebracht. De opstelling van de rapporteur om hier categorisch tegenin te gaan, delen wij niet. Zeker bij de rubrieken 2 Structuurfondsen, 3 Interne beleidsmaatregelen en 4 Externe maatregelen, achten we het niet nodig meer geld uit te trekken dan de Raad voorstelt. We mogen de ogen niet sluiten voor de enorme betalingsachterstanden bij meerdere begrotingsposten in deze rubrieken. De achterstand bij de structuurfondsen is zelfs onmogelijk uit te leggen aan de kiezers, ze bedraagt ruim 66 miljard euro, tweederde van de huidige totale EU-begroting. Een Zweeds onderzoeksbureau kwam tot de conclusie dat de effectiviteit van het structuurbeleid ver beneden de maat is. Kent de Commissie de uitkomsten van dat onderzoek en wat gaat zij doen aan dit persistente probleem? Ook het Europees Parlement moet de hand in eigen boezem steken en kritisch toetsen of bepaalde beleidssectoren wel op EU-niveau thuishoren. Zo is de wens in dit Huis om geld uit de EU-begroting te gebruiken voor toerisme maar één voorbeeld van iets dat bij uitstek een zaak van de lidstaten is. Er gaat ook geld voor ontwikkelingshulp naar landen op het zuidelijk halfrond, terwijl dat een taak is voor één of meer lidstaten, die historische betrekkingen met deze landen onderhouden. De verhoging van het budget voor het Gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid met 8,4 procent achten wij onvoldoende gemotiveerd. De Europese Unie dient geen parallelle organisatie naast de NAVO op te zetten. Dat is geld weggooien. De verhoging van de subsidies aan de Palestijnse Autoriteit met 18 miljoen euro is werkelijk misplaatst, zolang deze weigert terroristische aanslagen op onschuldige burgers ondubbelzinnig te veroordelen en te bestrijden. Heeft de Commissie kennis genomen van het IMF-rapport, waaruit blijkt dat Arafat tussen 1995 en 2000 zo´n 900 miljoen dollar op geheime rekeningen liet storten? Tenslotte dient de Commissie kritischer te zijn bij de steun aan derde landen in de mediterrane regio. De
23/09/2003 mensenrechtenclausule verdient daarbij consequente toepassing. Voorzitter, het amendement voor een substantiële bijdrage aan de wederopbouw van Irak zullen wij van harte steunen. Tegelijkertijd moet benadrukt worden dat de omvang van deze noodzakelijke humanitaire hulp niet afhankelijk mag zijn van politieke meningsverschillen tussen sommige lidstaten en de Verenigde Staten. Mijn fractie acht het een slechte zaak dat de hervorming van de Europese Commissie een veel kleinere besparing oplevert dan aanvankelijk voorgespiegeld. Het verschil van 8,8 miljard euro is echt heel groot... Hoe verklaart de Commissie dat? Waarop ook te besparen valt, is op de raden van toezicht voor de agentschappen, waarin nu per lidstaat drie leden zitting hebben. Is het niet overdreven als deze organen uitdijen tot 75 leden per agentschap? Een opmerking over het beheer van de begroting mag niet ontbreken. Het verontrust ons dat in het gemeenschappelijk landbouwbeleid de uitgaven voor audits met 6,4 procent afnemen. Deze korting is onverstandig, gezien de problematiek bij het beheer van dit beleid en de arbeidsintensiviteit van een goede controle op de landbouwuitgaven. Dit voorjaar presenteerde de Europese Rekenkamer een verslag over de steun voor de zogenaamde "probleemgebieden". Welke lessen trekt de Commissie daaruit? Is zij bijvoorbeeld bereid de vage definitie van "goede landbouwpraktijken" aan te scherpen? Tenslotte: de fraude bij Eurostat zou volgens betrokkenen mede verband houden met de beperkte middelen die de Europese Commissie vrijmaakt voor goede statistieken. Een betere samenwerking tussen Eurostat en de nationale statistische bureau’s is zeker gewenst. Daarvoor heeft Eurostat meer onafhankelijkheid nodig, zodat onpartijdigheid en wetenschappelijke objectiviteit van de statistieken blijft gewaarborgd. Na bestraffing van de fraude en verbetering van de administratieve controle op Eurostat verdient dat de aandacht. Wat is de reactie van de commissaris daarop? 2-169
Dell´Alba (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, dit is inderdaad een historische begroting, zoals een collega het noemde. De Raad heeft - met de uitbreiding in het vooruitzicht - een begroting voorgesteld voor vijftien lidstaten, een begroting die met 2,7 procent is ingekrompen ten opzichte van vorig jaar. Dit is weliswaar een cijfer, een statistisch gegeven, maar het spreekt boekdelen. Kennelijk is Europa bang voor zichzelf, voor zijn begroting en de manier waarop het de problemen in de wereld aanpakt. Daarom zijn wij voor het amendement met betrekking tot Irak. Daarmee wordt tenminste een teken gegeven – in plaats van inconsequentie - dat Europa bestaat, dat Europa zijn rol wil spelen en de middelen wil hebben
55 om deze rol te spelen. Als ik mij niet vergis staat deze post voorlopig op de begroting met een p.m. Dat betekent dus dat later het geld gevonden moet worden voor een van de ongetwijfeld belangrijkste politieke uitdagingen die ons te wachten staan. Daarom is het, gezien de symbolische waarde, noodzakelijk hier onmiddellijk aanzienlijke financiële middelen op te zetten. De prioriteiten van het Europees Parlement zijn reeds door velen genoemd. Wij moeten echter niet alleen onze prioriteiten aangeven maar er ook voor zorgen - en ik richt mij tot mevrouw de commissaris - dat de Commissie de prioriteiten van het Parlement uitvoert. Helaas hebben wij vaak de indruk dat de prioriteiten van het Parlement niet worden uitgevoerd, en dan heb ik het niet alleen over de 13 miljard euro die wij de lidstaten dit jaar terugbetalen, alhoewel het natuurlijk ook daarover gaat, want dit is juist de anomalie van het systeem: een aanzienlijk deel van de middelen die naar de lidstaten gaan voor prioriteiten of maatregelen - die vaak in gemeenschappelijk overleg met de Commissie zijn vastgesteld en bedoeld zijn om het hoofd te bieden aan hetgeen een structurele crisis kan worden genoemd wordt niet uitgegeven, of overgeheveld naar het volgende jaar. Dat is mijns inziens een groot probleem, een probleem dat wij niet mogen onderschatten als wij een oordeel vellen over de huidige begroting en de begroting van 2004. Vaak wordt aan de prioriteiten van het Parlement niet op consequente wijze gevolg gegeven. Dan is er nog het gedeelte van de externe hulpverlening. Ik wil daar graag op terugkomen tijdens het tweede gedeelte van het debat. 2-170
Van Hecke (ELDR), rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid. – Voorzitter, het ontwerp van begroting. Op de aanvankelijke voorstellen van de Europese Commissie voor rubriek 4, Externe maatregelen, die een stijging inhielden met 3,9 procent in vergelijking met vorig jaar, heeft de Raad "slechts" 0,3 procent bezuinigd. De Europese Unie gaat, dat weten we allemaal, steeds meer en nieuwe engagementen aan. Deze betreffen de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad, de wederopbouw van Irak, slecht beheerde staten zoals Afghanistan en Congo, het uitgebreide Europa, conflictpreventie in het Midden Oosten, enzovoort. Dit zijn belangrijke zaken, en het is ook duidelijk dat de bevolking zich achter een assertiever extern beleid schaart: 67 procent van de Europeanen verklaart zich voorstander van meer Europese Unie in de wereld. Anderzijds is het zonneklaar dat de financiële limieten van de mogelijke engagementen zijn bereikt, tenzij er meer geld op tafel komt. Over enkele weken zal de Europese Unie deelnemen aan de internationale donorconferentie over de wederopbouw van Irak. Commissaris Patten suggereert daarbij een mogelijke EU-bijdrage van om en nabij de 200 miljoen euro voor
56 de periode 2003-2004. Anderen stellen een bedrag van 500 miljoen euro voor. Hoe dit ook zij, onze Commissie buitenlandse zaken wil niet dat dit ten koste gaat van andere geografische zones en engagementen, bijvoorbeeld met betrekking tot Afghanistan, of van niet-geografische begrotingslijnen, zoals het snellereactiemechanisme en de landmijnen. Als de Europese Unie haar deel van de verantwoordelijkheid voor vrede en de veiligheid in de wereld op zich wil nemen, dan moet zij ook bereid zijn om hiervoor de nodige financiële middelen uit te trekken. Zo niet, dan dreigt Europa op het internationale toneel een politieke dwerg te blijven. 2-171
Sanders-ten Holte (ELDR), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – Mijnheer de Voorzitter, commissaris, collega's, ik zou graag vanuit het oogpunt van ontwikkelingssamenwerking een paar kanttekeningen willen plaatsen bij de begrotingsvoorstellen voor 2004. Hoewel we hier te maken hebben met activity based budgeting, kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de indeling eerder te maken heeft met de interne structuur van de Commissie. Fondsen die voor ontwikkelingssamenwerking bestemd zijn, moeten ook onder dat hoofdstuk vallen. Toch zagen we dat begrotingslijnen voor Azië, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten onder de titel "externe betrekkingen" geplaatst zijn. Dit is voor mijn commissie onaanvaardbaar. Armoedebestrijding is namelijk het hoofddoel van het Europese ontwikkelingsbeleid. Door deze begrotingslijnen bij "buitenlandse betrekkingen" onder te brengen, zou dit uit het oog worden verloren. Een tweede opmerking betreft de steun voor de wederopbouw in Irak. Onafhankelijk van de bedragen die genoemd worden, moet het duidelijk zijn dat het geld niet uit de toch al beperkte pot voor rubriek 4, Externe maatregelen, kan komen. In mijn opinie zou het flexibiliteitsinstrument hiervoor ingezet moeten worden. Een derde en laatste punt waar ik graag op wijs, is het streefpercentage van 35 procent voor sociale infrastructuur. De Commissie heeft erop gewezen dat ze dit cijfer de laatste jaren bereikt heeft, maar onderwijs en gezondheidszorg, toch twee van de heel belangrijke doelstellingen van de Millennium Development Goals, komen er nog steeds bekaaid van af. Ik wil de Commissie er dan ook toe oproepen de afspraken op dit gebied, die in 1995 gemaakt zijn op de sociale Top in Kopenhagen, na te komen. 2-172
McNally (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Mulder complimenteren met de collegiale en coöperatieve manier waarop hij met de andere commissies heeft samengewerkt, en hetzelfde compliment geldt voor mevrouw Gill. De begrotingslijnen waar mijn commissie zich mee bezighoudt zijn de meest gecompliceerde van welke commissie dan ook. Binnen ons terrein vallen zo'n 120 begrotingslijnen die betrekking hebben op tien
23/09/2003 verschillende directoraten-generaal. Deze complexiteit heeft er in combinatie met de veranderingen in de nomenclatuur, de op activiteiten gebaseerde budgettering en de uitbreiding, voor gezorgd dat het niet eenvoudig is een algemeen standpunt te geven. Ik zou de Commissie en het personeel van haar directoraten-generaal willen bedanken voor het geduld waarmee zij uitleg hebben verschaft over de redenering die schuilgaat achter het voorontwerp van begroting dat zij hebben opgesteld. Helaas kan ik de Raad van ministers niet dezelfde lof toezwaaien, want wij hebben in onze commissie een hele reeks zeer omvangrijke bezuinigingen gezien waarvoor geen enkele verklaring over de reden of logica erachter is gegeven. Op die manier kan ik eenvoudig niet werken. Het is niet mogelijk een dialoog te voeren wanneer een van de partijen geen uitleg geeft over de redenering achter haar handelen. Misschien schuilt er wel enige logica achter de suggesties, maar deze ontgaat ons volledig. Laat mij als voorbeeld nemen de voorbereidende actie voor veiligheidsonderzoek, een zaak van enorm belang voor de burgers van Europa. Waarom is dit afgewezen? Ik ben er erg mee ingenomen dat de heer Mulder bereid is ons te steunen in onze poging om het geld dat voor deze actie was bestemd toch vrij te maken, iets waaraan velen in onze commissie veel belang aan hechten. Wij willen uitleg over Tsjernobyl. Wij leggen grote nadruk op KMO's, zoals u zult zien, en ik zou graag zien dat er een soort rationele discussie met de Raad wordt gehouden over zijn motivatie om bezuinigingen op te leggen die in tegenspraak lijken te zijn met elk beleid van de Europese Unie. 2-173
Grönfeldt Bergman (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Economische en Monetaire Commissie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het voorontwerp van begroting van de Commissie bevatte weinig verrassingen op het bevoegdheidsterrein van de Economische en Monetaire Commissie. Wij zijn het dan ook in grote lijnen eens met het ontwerp en met de door de Commissie voorgestelde bedragen. Toch wil ik een aantal opmerkingen en aanbevelingen formuleren. De voorgestelde maatregelen binnen begrotingslijn 02 05 01 ("Maatregelen ter verbetering van de concurrentiepositie van de industrie in de Europese Unie"), bijvoorbeeld het analyseren van de invloed van de informatiemaatschappij op het concurrentievermogen en het stimuleren van de elektronische handel, bevatten geen meerwaarde voor Europa en moeten daarom worden geschrapt. Wij stellen voor deze middelen over te hevelen naar begrotingslijn 02 02 03 ("Programma voor ondernemingen en ondernemerschap, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen"), waar ze de Europese ondernemingen rechtstreeks ten goede komen.
23/09/2003 Wij zijn bezorgd over de problemen en onregelmatigheden bij Eurostat en wensen dat het Europees Parlement een verzoek indient om een vierde van de middelen die bestemd zijn voor de administratie van Eurostat over te brengen naar afdeling 31 ("Reserve") tot de Commissie het Parlement voldoende garanties heeft gegeven dat de problemen opgelost zijn en dat de verantwoordelijken gevonden zijn en passende sancties hebben gekregen. Wij steunen de informatiecampagne rond de euro en begroeten de door de Commissie voorgestelde verhoging van de middelen daarvoor. De extra middelen zullen nodig zijn met het oog op de toetreding van tien nieuwe landen die van plan zijn de euro zo snel mogelijk in te voeren. Wij zijn echter nog steeds bezorgd over de tenuitvoerlegging van deze begrotingslijn tijdens de voorbije jaren en verzoeken de Commissie nogmaals om elk kwartaal verslag uit te brengen aan de bevoegde commissie in het Parlement over de uitvoering van het programma tijdens het lopend jaar en over de planning voor het volgend jaar. Voorts verzoeken wij de Commissie bijkomende middelen uit te trekken voor de informatiecampagne rond de euro, mocht dit nodig zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van een referendum in een van de lidstaten die de euro nog niet hebben ingevoerd. Ik betreur overigens dat mijn eigen land, Zweden, als gevolg van het referendum van vorige week, geen aanspraak kan maken op middelen voor een informatiecampagne rond de euro. Onze commissie steunt de ontwerpbegroting van de Commissie onder voorbehoud van de punten die ik net heb aangehaald. 2-174
Schreyer, Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte afgevaardigden, het gemeenschappelijk buitenlands beleid was in de afgelopen jaren al een van de belangrijkste punten in de begrotingsdebatten. Dat zal nu in het debat over de begroting voor het jaar 2004 opnieuw het geval zijn. De begroting van de EU laat zien op hoeveel terreinen van het buitenlands beleid de Unie gemeenschappelijk opereert. De wederopbouw van Kosovo en de politieke stabilisatie in de Balkanlanden, waarvoor wij gezamenlijk de verantwoordelijkheid op ons hebben genomen, hebben evenzeer hun weerslag op de begroting als onze steun aan de wederopbouw van Afghanistan. In de begroting 2004 is circa 600 miljoen euro voor steun aan de Balkan uitgetrokken en 184 miljoen euro voor Afghanistan, terwijl er samen met andere middelen in totaal 214 miljoen euro aan steun voor Afghanistan uit de bus komt. Daarmee komt de Europese Unie overigens de toezegging volledig na die zij op de donorconferentie in Tokio heeft gedaan. Ik wil ook onderstrepen dat het oude verwijt aan de Europese Unie dat zij hulp belooft, maar dat er
57 vervolgens jarenlang niets gebeurt, niet meer altijd opgaat. De hervorming van het financieel management heeft met name op het terrein van de externe maatregelen bijzonder goed uitgepakt. Daarom betreurt de Commissie het ten zeerste dat de Raad de middelen voor de delegaties van de Commissie heeft gekort, want deze delegaties spelen een steeds grotere rol bij de uitvoering van de begroting. De crisis in Irak en de hulp van de Europese Unie aan de mensen in Irak zal in de begroting voor 2004 een belangrijke rol spelen. De Europese Unie heeft dit jaar reeds 100 miljoen euro uit de begroting van de Gemeenschap voor humanitaire hulp ter beschikking gesteld. Zoals hier al een aantal keren werd vermeld zal op 24 oktober de donorconferentie over steun aan de wederopbouw van Irak plaatsvinden. Chris Patten, die vandaag bij de Algemene Vergadering van de VN in New York aanwezig is, heeft in dit Parlement duidelijk gemaakt dat de budgettaire randvoorwaarden van wezenlijk belang zijn voor doeltreffende hulp aan Irak. Een onafhankelijk trust fund of een agentschap van de VN dienen het multilaterale karakter te waarborgen van deze hulp die de Europese Unie zal leveren. De Commissie zal de komende weken, op 1 oktober, een voorstel doen voor het bedrag dat wij op de donorconferentie willen toezeggen. Daarbij moet u aan 200 miljoen euro denken. Dit voorstel zal inhouden dat er nog dit jaar 40 miljoen euro ter beschikking wordt gesteld, dat de marge in rubriek 4 voor het komende jaar wordt benut en dat de flexibiliteitsreserve deels wordt aangesproken. Dat zal dus het voorstel op de donorconferentie zijn voor de periode tot eind 2004. De omvang van de toegezegde steun is − naar mijn mening − vergelijkbaar met die aan Afghanistan, die voor volgend jaar 214 miljoen euro bedraagt. Als wij aan Irak een bijdrage van 200 miljoen euro toezeggen moet men bedenken dat de bevolking van Afghanistan groter is dan die van Irak en dat Afghanistan een straatarm land is dat geen inkomsten uit oliereserves kan genereren. Ik wil graag de begrotingsautoriteit nogmaals bedanken voor haar toestemming om de subsidies aan Turkije, die volgend jaar zijn begroot op 250 miljoen euro, vanaf volgend jaar te financieren uit de pretoetredingsstrategieën. Het bedrag voor Turkije noem ik ook in relatie tot onze steun aan Irak. In mijn ogen moeten deze zaken altijd in relatie tot andere gevallen worden gezien. Voor humanitaire hulp trekt de Commissie in haar ontwerp in totaal 507 miljoen euro uit. Voor de bestrijding van aids, malaria en andere overdraagbare ziekten die voor veel Afrikaanse landen rampzalig zijn, wordt in de begroting 82 miljoen euro gereserveerd. Daaruit wordt dan ook onze bijdrage aan het Wereldgezondheidsfonds gefinancierd, die opnieuw in dezelfde orde van grootte ligt als dit jaar. Dit noem ik met name omdat dit vorig jaar in dit debat een grote rol speelde.
58
23/09/2003
Hierbij kondig ik vast aan dat mijn collega, de heer Nielson, en ik over enkele dagen een mededeling zullen presenteren waarin staat dat de middelen voor het Europees Ontwikkelingsfonds voortaan, dat wil zeggen vanaf 2007, in de normale begroting worden opgenomen. We moeten juist voor de ACS-landen een coherent uitgangspunt van het beleid hebben, waarbij de armoedebestrijding voorop blijft staan. Maar vergelijkenderwijs is gewoon gebleken dat het tenuitvoerleggingsmechanisme van de normale Gemeenschapsbegroting simpelweg veel beter werkt dan dat van het Europees Ontwikkelingsfonds. In het kader van de maatregelen ten aanzien van het ontwikkelingsbeleid worden opnieuw middelen in de begroting opgenomen die speciaal bedoeld zijn voor de integratie van geslachtsspecifieke aspecten in de hulpprogramma’s. Met name op het terrein van de hulp aan derde landen worden veel projecten gesubsidieerd die vooral mikken op de vaak catastrofale situatie van vrouwen in arme landen, dan wel in crisisgebieden. In de verslagen over de hulpprogramma’s wordt dit uiteengezet. 2-175
VOORZITTER: DE HEER PUERTA Ondervoorzitter 2-176
Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, dames en heren, ik wil in de eerste plaats mijn dank uitspreken voor het werk van de rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid, de heer Van Hecke; hij heeft op een bewonderenswaardige manier naar een consensus gestreefd en de moeilijke prioriteiten gekozen. Het komt er nu natuurlijk op aan dat de Begrotingscommissie en het Parlement als zodanig, met inachtneming van eventuele aanpassingen door de Begrotingscommissie, die prioriteiten tot de hunne maken. Sommige sprekers, zoals de heer Wynn of de heer Walter hebben heel duidelijk uiteengezet welke druk op rubriek 4 van de begroting is komen te liggen en aan welke dringende kwesties de Europese Unie de laatste jaren aandacht heeft moeten besteden. We hebben Kosovo gehad en de Balkan, Oost-Timor en Afghanistan, en dit jaar is het Irak. Omdat we het daar tijdens dit debat over hebben gehad, wil ik opmerken dat mijn fractie vindt dat de Europese Unie een belangrijke bijdrage moet leveren in het herstel, de wederopbouw, het vredesproces en de democratisering van Irak, want wij vinden dat niet de Verenigde Staten alleen verantwoordelijk moeten zijn voor de democratisering in dat land, maar de gehele internationale democratische gemeenschap. Desniettemin, mijnheer de Voorzitter, zal het Europees Parlement morgen een resolutie over Irak aannemen waarin heel duidelijk staat, zoals de heer Van Hecke
heeft aangegeven, dat de financiering van de acties in Irak niet ten koste mag gaan van andere gebieden of andere verbintenissen. Ik heb met veel interesse de uitleg van de commissaris gevolgd en ik neem er nota van dat de voornemens of ramingen van de Commissie de 500 miljoen euro niet halen. Ik zou u willen vragen, commissaris, of u van plan bent om het flexibiliteitsinstrument, dat we het afgelopen jaar en dit jaar nog niet hebben gebruikt, volledig in te zetten en of u andere interessante mogelijkheden in gedachten heeft, zoals die waar de algemeen rapporteur, de heer Mulder, op doelde. Volgend jaar, bij de toetreding van de kandidaatlidstaten, zullen er bij de externe maatregelen van de Europese Investeringsbank enkele lijnen zijn, die misschien voor dat doel gebruikt kunnen worden. Het kan interessant zijn daar eens over na te denken. Mijnheer de Voorzitter, het probleem dat zich dit jaar in Irak voordoet keert telkens weer. We kunnen niet van de hand in de tand leven, maar we moeten een blijvende oplossing vinden voor de dringende kwesties van het extern beleid en instrumenten inzetten waarmee we flexibel kunnen inspringen op die prioriteiten maar zonder dat dat, ik herhaal, ten koste gaat van andere. Mijnheer de Voorzitter, als wij willen dat de Europese Unie een sleutelrol speelt op het internationale toneel, zoals vanmorgen de president van Roemenië, of onlangs de voorzitter van de Conventie, de heer Giscard d'Estaing, in dit Parlement heeft gezegd, moeten we oplossingen van blijvende aard zoeken voor deze problemen. Anders moeten we ons ermee tevredenstellen een grote non-gouvernementele organisatie te zijn, of een soort Internationaal Rode Kruis, dat geen ander doel of verplichting heeft dan het ondertekenen van een cheque voor de grote drama’s van onze tijd. 2-177
Gröner (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de uitbreiding is niet alleen een project van de regeerders, maar – als zij slaagt – wordt het een reusachtige overwinning van de democratie. Meer dan de helft van de, binnenkort, 450 miljoen EU-burgers is vrouw. Als wij willen dat de vrouwen hun steentje bijdragen aan de opbouw van Europa, dat dienen zij gericht te worden geïnformeerd en erbij te worden betrokken. In deze zittingsperiode hebben wij de strategie van de gender mainstreaming ontwikkeld en in de begrotingsprocedure opgenomen. Het succes is echter nog niet overweldigend te noemen. Vrouwen zijn bijvoorbeeld zwaar in de minderheid in de Europese politiek, ook in de top van de instellingen. Slechts 14 procent van de waarnemers uit de kandidaatlidstaten, slechts 17 procent van de deelnemers aan de Conventie, slechts 25 procent van de commissarissen zijn van het vrouwelijk geslacht. Bij het Europees Parlement hebben we geen enkele vrouwelijke directeurgeneraal, terwijl het personeel in de categorie C voor 70
23/09/2003 procent uit vrouwen bestaat. In onze resolutie over gender mainstreaming hebben wij een hele reeks actiepunten voorgesteld om gericht gemiddeld meer vrouwen bij de instellingen aan te trekken, door middel van benchmarks, resultatenonderzoek bij de voortgezette beroepsopleiding, omscholing, persoonlijke ontwikkeling en loopbaanontwikkeling, enzovoort. Mevrouw de commissaris, u wekt nu hoge verwachtingen ten aanzien van het gender budgeting. Dit kan echter pas in de praktijk worden gebracht als wij in alle commissies, op alle beleidsterreinen en bij alle directoraten-generaal op professionele wijze “genderen”. Voor de presentatie naar buiten toe in de informatiecampagnes, vooral bij verkiezingen, is het van bijzonder groot belang dat wij de vrouwen als doelgroep weten te bereiken en dat wij altijd vrouwen bij ons buitenlands beleid betrekken, zoals bij de opbouw van Afghanistan en Irak. DAPHNE was een mooie uitdaging. Natuurlijk geldt dit ook voor de interne beleidsterreinen, bijvoorbeeld de structuurfondsen. 2-178
Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van dit debat zou ik drie zaken willen belichten: de preventie van bosbranden, Oost-Timor en de economische en sociale samenhang. Van de zomer is Zuid-Europa, met name Portugal, door bosbranden geteisterd. In mijn land is 5 procent van het grondgebied en 11 procent van het bosareaal in vlammen opgegaan. Die ramp toont duidelijk de noodzaak aan meer steun te geven aan preventiemaatregelen tegen bosbranden. Helaas is met betrekking tot de preventie bij het opzetten van het nieuwe FOREST FOCUS-programma een stap achteruitgezet. In zijn resolutie van 4 september jongstleden heeft het Parlement erop aangedrongen dat de Europese Unie in het kader van de ontwerpverordening voor FOREST FOCUS dezelfde financiële middelen krijgt als in de eerdere verordening van 1992 inzake de bescherming van de bossen teneinde passende preventiemaatregelen tegen bosbranden te financieren. Daarom hebben wij voorgesteld het programma met 6 miljoen euro te verhogen teneinde de preventie er een duidelijke plaats in te geven. Wij hopen dat het Parlement zal instemmen met ons voorstel. In afwachting daarvan zou ik van de Commissie willen weten of zij akkoord gaat met de verhoging van het bedrag en met het opnemen van het thema preventie in het FOREST FOCUS-programma Met betrekking tot Oost-Timor heeft de Commissie in het voorontwerp van begroting de speciale begrotingslijn voor steun geschrapt en de steun met 70 procent verminderd. Dat is onaanvaardbaar en daarom hebben wij een amendement ingediend om de steun weer op het bedrag van 25,5 miljoen euro te brengen dat voor 2003 in de begroting staat. Wij hopen dat het Europees Parlement er net als in het verleden zijn steun aan geeft. Ik zou daarentegen van de Commissie willen horen wat de motivering is voor deze bezuiniging, gezien de
59 discussie over de begroting in 2003 en de problemen en de instabiliteit die Oost-Timor nog steeds kent. Tot slot de economische en sociale samenhang. Deze ontwerpbegroting is de laagste begroting in reële termen sinds 1987: minder dan 1 procent van het bruto nationaal product van de Gemeenschap. Hoe kan een dergelijke begroting het principe van economische en sociale samenhang van de Europese Unie verzekeren? Ik zou met name willen weten hoe er gestreden kan worden voor sociale insluiting en groei van de werkgelegenheid, gezien de uitbreiding in 2004 met tien landen met een gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking dat nog geen 40 procent is van het communautaire gemiddelde. Daar het mij onmogelijk lijkt met deze begroting economische en sociale samenhang te bereiken, zou ik de Commissie willen vragen of zij bij de komende wijzigingen van de Verdragen de economische en sociale samenhang wil afschaffen. 2-179
Buitenweg (Verts/ALE). – Voorzitter, al meer mensen hebben hun beklag gedaan over de korting van de Raad op de gelden voor Afghanistan. Ik denk dat dit vooral ook een toonbeeld is van de korte-termijnvisie van veel regeringen, die wel aan "crisis-hopping" lijken te doen. Van Kosovo naar Servië - de gelden schoven mee - en van Afghanistan naar Irak. De lidstaten zullen dus de beloftes die zijn gedaan tijdens de donorconferentie voor Afghanistan niet nakomen en dat terwijl steeds meer blijkt dat die beloftes sowieso aan de lage kant waren. Ik ga ervan uit dat het gezonde verstand in dit Huis zal zegevieren en dat we een hoger bedrag zullen vaststellen dan de Raad voor ogen staat. Ik wil de commissaris nog een vraag stellen en die gaat over een ander amendement dan Afghanistan, namelijk een amendement van de PPE. Zij stellen voor een bedrag in reserve te plaatsen totdat niet er langer papaver wordt verbouwd, maar legale landbouwproducten. Is het echter niet zo dat de hulp die de EU geeft die afgelegen gebieden, waar die papaver wordt verbouwd, nauwelijks bereikt? Hoe wilt u dat probleem oplossen? Ik stel overigens vast dat de commissies en de fracties amendementen voor extern beleid hebben ingediend, die 841 miljoen euro hoger uitkomen dan de voorstellen van de Commissie. Ik zou graag van de commissaris willen weten waaruit zij dat verschil verklaart? Is het zo dat wij hier gewoon maar enorm hoge bedragen vaststellen, of is het zo dat u wel heel erg vasthoudt aan het plafond van de financiële vooruitzichten en dat u daarmee de Unieprioriteiten geweld moet aandoen, omdat er al veel meer noden zijn op het gebied van extern beleid dan door u wordt voorgesteld? Een laatste vraagje - heel kort - gaat over Noord-Korea. De gelden voor het KEDO-project zijn bevroren en we doen nu helemaal niets meer aan de energievoorziening daar. Is het mogelijk de gelden of een deel van de gelden die voorheen bestemd waren voor de nucleaire energievoorziening te gebruiken om alternatieve energiebronnen in Noord-Korea te subsidiëren? 2-180
60 Dell´Alba (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, wij staan achter de aanpak van de rapporteur wat de buitenlandse betrekkingen betreft, en geven bovendien steun aan veel - maar niet alle amendementen die collega Van Hecke namens de Commissie buitenlandse zaken heeft ingediend. Aan enkele daarvan hebben wij zelfs een specifieke bijdrage gegeven. Ik wil met name wijzen op de amendementen in verband met de mensenrechtenclausule. Als Parlement strijden wij al jarenlang - met succes voor de opname van de mensenrechtenclausule in onze betrekkingen met de derde landen. Daarmee worden de samenwerkings- en hulpprogramma´s voor de opkomende landen, en meer in het algemeen de landen waarmee wij betrekkingen onderhouden, afhankelijk gemaakt - en niemand mag aanstoot nemen aan dit woord - van de wederzijdse eerbiediging van de huidige verdragen, tenminste van de meest bekende en algemeen aanvaarde verdragen. Eerlijk gezegd wordt deze clausule, die officieel deel uitmaakt van de overeenkomsten met derde landen, helaas maar al te vaak niet nageleefd door degenen die ze moeten naleven, waarschijnlijk omdat er onder meer geen specifiek bewakingsmechanisme is. Het is echter een feit dat wij gewoon doorgaan met de uitvoering van onze begroting aan de hand van die overeenkomsten die natuurlijk als overeenkomsten nageleefd moeten worden - alhoewel die clausule niet wordt geëerbiedigd. Daarom zijn er amendementen ingediend die ervoor moeten zorgen dat de begrotingsautoriteit regelmatig wordt geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot deze mensenrechtenclausule. Dan kan het Parlement beslissen of het noodzakelijk is formeel en overeenkomstig de regels te vragen om opschorting van de overeenkomst met dit of dat land. Er doen zich zeer ernstige gevallen voor van systematische schending van de rechten. Daarbij gaat het vaak om landen waarvan de economie ofwel in grote mate afhankelijk is van de hulp van de Europese Unie ofwel met de landen van de Europese Unie verbonden is via een dicht weefsel van betrekkingen. Ik denk bijvoorbeeld aan Vietnam, Laos en Cambodja, waar zoals u weet de situatie zeer ernstig is en voor de komende dagen een staatsgreep op til is, ondanks het feit dat recentelijk verkiezingen hebben plaatsgevonden die ons Parlement - misschien wat voorbarig - als absoluut legaal heeft betiteld. Daarom geloof ik dat wij met de begroting een krachtig signaal kunnen geven aan de begunstigde landen, opdat duidelijk wordt dat deze mensenrechtenclausule iets reëels is en opdat ons Parlement, dat niet alleen een van de twee takken van de begrotingsautoriteit is maar ook pal achter dit idee staat, ervan op aan kan dat de Commissie bij de uitvoering van de begroting niet doet alsof haar neus bloedt en instaat voor preventieve controle. Dit is een van de belangrijkste aspecten. Ik ben blij met de meningen die over en weer zijn gegeven ten aanzien van Irak. Daaruit blijkt dat men van plan is een vruchtbare dialoog te voeren. Ik denk dat, zoals ook de rapporteur van de Commissie buitenlandse zaken
23/09/2003 duidelijk heeft gemaakt, deze stelling in elk opzicht steun verdient tijdens de eindstemming over de begroting. 2-181
Poos (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van de voorbereiding van de prioriteiten op het gebied van buitenlandse zaken, defensie en veiligheid heeft de rapporteur, de heer Van Hecke, brede steun ontvangen van de leden van onze commissie, met name toen hij het voorstel van de Commissie gedeeltelijk opnieuw opnam en meer steun aan de activiteiten van de NGO's wilde verlenen. Onze rapporteur heeft de nadruk gelegd op de rol van de Europese Unie als promotor van de mensenrechten in de wereld. De socialistische fractie dringt erop aan dat alle begrotingslijnen betreffende landen op de Balkan waarmee een associatie-overeenkomst is gesloten en waar stabiliteit heerst, worden overgeheveld van de rubriek "Externe maatregelen" naar de rubriek "Pretoetredingssteun". Bovendien willen wij dat er realistische kredieten worden opgenomen voor de lijn Israël-Palestina in plaats van vast te houden aan overschrijvingen achteraf. Wij staan volledig achter amendement 445, waarin 47 miljoen euro wordt voorgesteld voor activiteiten op het gebied van conflictpreventie. Voorkomen is volgens mij namelijk altijd goedkoper dan genezen. Daarnaast geven wij onze volledige steun aan amendement 118, waarin 2,5 miljoen euro wordt voorgesteld aan extra vastleggingen voor voorlichtingsprogramma's in derde landen. In een amendement van de heer Elles wordt voorgesteld een begrotingslijn van 500 miljoen euro in te stellen voor de wederopbouw van Irak. Dit amendement is om twee redenen onaanvaardbaar voor de PSE-Fractie. Hoewel wij open staan voor een nieuwe begrotingslijn, willen wij niet dat er kredieten worden opgevoerd zolang er geen enkel mandaat van de Verenigde Naties is voor de wederopbouw van Irak en zolang de Commissie hierover geen exacte berekening heeft gemaakt. Volgens ons is het van belang dat de VN de exclusieve controle over het wederopbouwfonds krijgt. Tot slot zou ik de Commissie willen verzoeken het Parlement te informeren over de aanwending van de kredieten in Latijns-Amerika en ons te vertellen of de aanzienlijke verhoging die in een reeks amendementen wordt voorgesteld, wel realistisch is. 2-182
Boudjenah (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de oproepen tot begrotingsdiscipline betekenen een ramp voor de ontwikkelingshulp. Het blijft bij beloften die maar moeilijk in de praktijk worden gebracht: dat is het beeld dat ik uiteindelijk van deze begroting 2004 krijg, wat ontwikkelingssamenwerking betreft. Ik ben het er in dit opzicht met onze rapporteur, mevrouw Sanders-Ten Holte, over eens dat overheveling naar de rubriek
23/09/2003
61
"Externe maatregelen" dit beeld alleen maar ongunstiger kan maken.
ontwikkelingssamenwerking werkelijk democratisch en doeltreffend kan zijn.
Hoe kunnen wij er namelijk vertrouwen in hebben dat de doelstelling om de armoede vóór 2015 uit te bannen gehaald zal worden, als - om een voorbeeld te noemen de Commissie de financiële vastleggingen voor landen die onder de OESO-Commissie voor ontwikkelingsbijstand vallen - Midden-Oosten, LatijnsAmerika, Azië, ACS-landen - niet honoreert, met name wat de sectoren gezondheidszorg en onderwijs betreft? Daar mogen wij toch vraagtekens bij plaatsen. Gezien de toegekende bedragen is er nog altijd weinig kans dat de getoonde bereidwilligheid om de doelstellingen van de Millenniumtop te verwezenlijken ook daadwerkelijk in de praktijk zal worden gebracht.
Tot slot steun ik het voorstel van mijn fractie om een speciale begrotingslijn in te stellen voor hulp bij het herstel en de wederopbouw van de gebieden die onder het bestuur van de Palestijnse Autoriteit vallen. Het is ronduit misdadig dat het Israëlische leger voor bijna 40 miljoen euro aan infrastructuur heeft vernietigd, die door de Unie of de lidstaten was gefinancierd. De levensomstandigheden van de Palestijnse bevolking zijn de afgelopen periode ernstig verslechterd. We weten dat de delegatie van de Commissie ter plaatse belangrijk werk verricht onder moeilijke omstandigheden. Maar om een actief lid van het kwartet te zijn - zoals gesuggereerd wordt - is het wenselijk dat de Unie haar begrotingslijnen in overeenstemming brengt met haar woorden.
Als er van de Commissie wordt verlangd om eveneens aandacht te schenken aan de rechten van de meest kwetsbare mensen en zo nodig een specifieke begrotingslijn in te stellen, bijvoorbeeld voor de rechten van het kind, dan is het toch niet meer dan logisch om daarmee in te stemmen? Als je beknibbelt of financiële druk uitoefent op de fundamentele aspecten van het communautaire beleid, zoals de mensenrechten of de plicht om de zwaksten in de samenleving bij te staan, dan zou dat een heel slecht signaal zijn in de richting van de volkeren waaraan de mondiale ontwikkeling toch al grotendeels voorbijgaat en die slachtoffer zijn - niet meer en niet minder - van een mondialisering die meer weg heeft van de wetten van de jungle dan van groei en een rechtvaardige verdeling van de rijkdommen. De ontwikkelingslanden verwachten een andere houding van de Europese Unie; het lijkt me dat de reacties tijdens de afgelopen WTOconferentie in Cancún dit wel duidelijk hebben gemaakt. Wat ontwikkelingshulp betreft ben ik er tot slot nog steeds van overtuigd dat de druk op deze rubriek ontoelaatbaar wordt, indien er geen serieuze herziening van de financiële vooruitzichten plaatsvindt. De voorstellen voor de wederopbouw van Irak vereisen eveneens - in ieder geval op lange termijn - een uitbreiding van de algehele middelen om te voorkomen dat er uit het afgeslankte budget van ontwikkelingshulp moet worden geput. Ik ben het in dit opzicht eens met de heer Poos: alvorens een dergelijke financiële vastlegging af te kondigen, is het absoluut noodzakelijk dat Europa eerst een onafhankelijk beleid aanneemt ten gunste van de soevereiniteit van het Iraakse volk en de rol van de VN. Wat de amendementen betreft stem ik in met die amendementen die een jaarlijkse evaluatie van de resultaten kunnen bevorderen en die aansturen op een gezamenlijke dialoog tussen Commissie, Parlement en Raad over de middelen die moeten worden aangewend om de doelstellingen te verwezenlijken. In dezelfde geest ben ik er voorstander van om te stimuleren dat alle actoren uit het maatschappelijk middenveld - op alle niveaus - een zo groot mogelijke inbreng hebben, zodat
2-183
Garriga Polledo (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw Schreyer, mijnheer Fischler, dames en heren, allereerst juich ik het toe dat we weer een begrotingsdebat houden, iets wat in het verleden zijn nut en waarde voor de Commissie en het Parlement al bewezen heeft. Als leden van het Europees Parlement zijn wij blij met deze gelegenheid om ons standpunt te geven, en dit debat staat bij ons hoog aangeschreven. In het algemeen is dit een jaar waarin we, meer nog dan anders, conflicten tussen nationale en communautaire belangen moeten zien te vermijden. Het is meer dan ooit zaak dat de beginselen die ten grondslag liggen aan de bezuinigingen in de nationale begrotingen, en waarop ook het Stabiliteitspact berust, worden afgestemd op de volledige tenuitvoerlegging van de communautaire beleidsvormen die zijn vervat in de doelstellingen van de communautaire begroting. Als leden van het Europees Parlement hebben wij er misschien als eersten belang bij dat de afspraken van het Stabiliteitspact daadwerkelijk worden nageleefd. Het feit dat ze worden nageleefd mag immers niet als excuus dienen om in te grijpen in de belangrijkste uitgavenrubrieken van de communautaire begroting, maar moet juist een extra stimulans zijn om tot een betere uitvoering te komen. Als we onze begroting van voldoende betalingskredieten voorzien, betekent dat niet dat we de bezuinigingsdoelstellingen verwaarlozen, maar wel dat we de Europese Unie door middel van haar beleidsvormen steunen in haar groei. Anders zou het correct wegwerken van de betalingsachterstanden in het gedrang komen dan wel de doeltreffende tenuitvoerlegging van het structuurbeleid worden bemoeilijkt. Het beste begrotingsbeleid voor de Unie is niet per definitie een beleid dat hoge budgettaire uitgaven mogelijk maakt, maar een beleid waarmee datgene wat in de begroting is vastgelegd, goed kan worden
62 uitgevoerd. Onze vraag aan de commissaris is dan ook of zij zich in deze benadering kan vinden, en of de Commissie het niveau van de betalingskredieten in het voorontwerp van begroting van de Raad toereikend acht. Wat betreft deze begroting heeft onze fractie verder geen speciale redenen om het niet met de Raad eens te zijn. Wel zouden we graag zien dat sommige vraagstukken van het landbouwbeleid of het intern beleid meer werden uitgediept, iets waarover afspraken zullen worden gemaakt in het sectorale debat. Wat het buitenlands beleid betreft zijn wij er voorstander van dat de Unie een actievere rol speelt in de wereld, wat ook een van de doelstellingen is van het programma van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten. Het gaat ons er hierbij niet alleen om de doelstellingen en de begrotingskredieten van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te verhogen, maar ook om concrete acties voor de wederopbouw van Irak en Afghanistan op te zetten, als deel van de morele verplichting van de Europese Unie om de vrede, de veiligheid en de rechten van de mens te bevorderen. We zouden dan ook graag weten, commissaris, of de begroting werkelijk voldoende ruimte biedt om de benadering die wordt voorgesteld in het amendement van de Fractie van de Europese Volkspartij, in overweging te kunnen nemen. 2-184
Sauquillo Pérez del Arco (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, allereerst stellen wij ons, omwille van de duidelijkheid, het redelijke doel dat de nieuwe nomenclatuur als technisch instrument wordt gebruikt om de begroting meer te stroomlijnen, en niet als kunstgreep om communautaire beleidskeuzes te wijzigen. Daarom heeft de Commissie ontwikkelingssamenwerking de begrotingslijnen voor de ontwikkeling van Azië en Latijns-Amerika, die heimelijk waren overgeheveld naar de rubriek “Externe maatregelen”, opnieuw opgevoerd onder de rubriek Ontwikkeling. Het ontwikkelingsbeleid is niet uitsluitend gericht op de ACS-landen maar het omvat alle ontwikkelingslanden, met als doel het bestrijden van de armoede. Commissaris, we zijn overigens heel blij met de budgettaire middelen voor het Europees Ontwikkelingsfonds, en de heer Nielson en u kunnen zeker zijn van onze steun. Ten tweede vinden wij dat ons steunbeleid voor sommige groepen, zoals het Saharaanse volk, die objectief gezien al jarenlang in een humanitaire noodsituatie verkeren, niet om administratieve redenen op losse schroeven mag worden gezet. Een van onze doelstellingen is tenslotte dat het gender perspective in de begroting wordt meegenomen.
23/09/2003 Wat de middelen betreft ligt onze prioriteit bij het financieren van acties ter bevordering van de rechten van het kind, bij de fondsen ter bestrijding van Aids en malaria, en bij het verhogen van de fondsen voor Latijns-Amerika en het Middellandse Zeegebied. Tussen de begroting van het jaar 2000 en het ontwerp van begroting voor 2004 zijn de voor deze regio bestemde fondsen drastisch gekelderd: voor Latijns-Amerika zijn zij gedaald met 10,8 procent - ofwel 37,2 miljoen euro en voor MEDA met 16 procent, om precies te zijn – ofwel 193,9 miljoen euro – ondanks de nieuwe prioriteiten voor deze twee regio’s en ondanks de op handen zijnde Top. Die prioriteiten zouden niet hoeven te botsen met ons begrotingsplafond, mits niet wordt geprobeerd om allerlei nieuwe acties of initiatieven uit de ontwikkelingsfondsen te financieren. In dat licht moet dan ook onze bezorgdheid worden gezien in verband met de wederopbouw van Irak of andere acties van dien aard. 2-185
Laschet (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, ik wil ook mijn mening geven over enkele gezichtspunten in deze begroting met betrekking tot het buitenlands beleid. Allereerst wil ik reageren op collega Poos, die zei dat het amendement van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten inzake Irak hem alles bij elkaar veel te ver ging omdat er een VN-mandaat vereist is. Collega Poos heeft echter kennelijk dat amendement niet gelezen, want daarin wordt de resolutie die dit Parlement morgen zal aannemen juist als uitgangspunt genomen. Voordat de Europese Unie in Irak actief wordt moet minimaal aan de volgende voorwaarden worden voldaan: er moet een VN-resolutie zijn, het geld moet naar een trust fund dat wordt beheerd door de Wereldbank en de Verenigde Naties, het Irakese volk moet worden betrokken bij het proces van democratisering, de vaststelling van een grondwet en de vorming van instellingen, een proces dat er nu dringend moet komen en – dit is heel belangrijk – het beheer van de olie-industrie dient in handen van de Verenigde Naties te komen zodat hieruit de opbouw van het land kan worden gefinancierd. Dat is de voorwaarde voor de door ons voorgestelde budgettaire toewijzing. Het is al bij één euro en niet pas bij 500 miljoen euro van belang dat deze randvoorwaarden kloppen. In zoverre mag het begrotingsdebat van vandaag niet los worden gezien van de resolutie die het Parlement morgen zal aannemen. Ten tweede: als we nu zeggen dat we de Verenigde Naties er meer bij willen betrekken, dan moeten we ook meer oog krijgen voor de Verenigde Naties en hun betrekkingen met de Europese Unie, iets waaraan het Parlement en de Commissie momenteel werken. Het Italiaanse voorzitterschap van de Raad zal, geloof ik, morgen in New York een overeenkomst tekenen inzake crisismanagement en het voorkomen van crises, maar dit dient ook in de begroting zichtbaar te worden. We hebben nu onze programma’s voor de Verenigde Naties
23/09/2003 over heel veel posten in de ontwerpbegroting verdeeld zonder dat er een politiek debat over de te stellen prioriteiten plaatsvindt. Aan het onderwerp Verenigde Naties is bij ons de afgelopen jaren weinig aandacht besteed, en het nieuwe document van de Commissie wekt de hoop dat wij onze relatie met de Verenigde Staten nu ook politieker definiëren, al is het een sterk staaltje van de Commissie om in een stuk van bijna vijftig bladzijden geen enkele keer te refereren aan de begrotingsautoriteit en het Europees Parlement. Naar mijn mening dient deze dialoog tussen Commissie en Parlement ook in die nieuwe definitie te worden opgenomen. Een derde opmerking aan het adres van de Raad: we hebben, zoals bij iedere begrotingsprocedure, bepaalde posten in de reserve geplaatst omdat de Raad nog steeds weigert om de inlichtingen te verschaffen, zoals dat in het akkoord van november 2002 tussen Parlement, Raad en Commissie was overeengekomen. Dat voelt soms, net als in vroeger tijden, alsof je tegen de muur van het Kremlin oploopt. We weten zeker dat we ook deze horde zullen nemen en met de Raad tot een overeenkomst zullen komen opdat straks tegenover de publieke opinie en het Parlement een sterkere transparantie wordt gewaarborgd met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. 2-186
Herranz García (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, als lid van de Begrotingscommissie wil ik allereerst de twee rapporteurs, mevrouw Gill en de heer Mulder, beiden hier aanwezig, alsook de commissievoorzitter, de heer Wynn, bedanken voor het werk dat op dit moment wordt verricht in die commissie. Hopelijk zal het in december aanstaande met goed gevolg kunnen worden afgesloten. Ik zou het willen hebben over het landbouwhoofdstuk. Ik ben blij dat de heer Fischler hier aanwezig is, zodat ik hem, ondanks het weinig succesvolle verloop van Cancún, met name kan bedanken voor de wijze waarop hij in de vergaderingen aldaar de belangen van de Europese landbouwers en veehouders, van alle Europeanen, en van de hele wereldhandel, heeft behartigd. De amendementen die zijn ingediend op het landbouwhoofdstuk zijn mijns inziens vooral gericht op het promoten en op de kwaliteit van de Europese producten. De door mij ingediende amendementen moeten werkelijk in overweging worden genomen, want het is een van onze voornaamste taken om de Europese producten in bescherming te nemen, die immers worden vervaardigd aan de hand van de allerstriktste kwaliteitsen milieunormen. Verder is het zaak de voorlichting over het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verbeteren. In deze tijd waarin het hele gemeenschappelijke landbouwbeleid op de schop gaat, dienen de burgers te weten wat dat beleid eigenlijk inhoudt, en vooral welke
63 mogelijkheden dat beleid de Europese landbouw en veehouderij te bieden heeft. Met name heb ik de aandacht gevestigd op de invoering van verzekeringsstelsels voor de landbouw, en ik hoop dat dit idee wordt overgenomen zodat het kan worden meegenomen in de begroting van 2004. Tenslotte wil ik nog iets zeggen over het weer aanvullen van de middelen voor het FOREST FOCUS-programma voor de preventie en bestrijding van bosbranden. Want zoals we de afgelopen zomer hebben gezien, kan het ontbreken van maatregelen voor de preventie en bestrijding van bosbranden bijzonder dramatische gevolgen hebben voor het milieu. 2-187
Schreyer, Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte afgevaardigden, op het landbouwbeleid zal ik niet nader ingaan, want er is – door de heren Poos, Laschet en Salafranca − veel meer gezegd over Irak. Het doet mij deugd dat iedereen het erover eens is dat aan de voorwaarden dient te worden voldaan. De hulp, ook die van de Europese Unie, moet via de Verenigde Naties worden geboden. Het trust fund mag niet worden verward met het fonds dat de inkomsten uit de olievoorraden beheert, maar dient een aparte instantie te zijn. Ik meen ook dat wij het eens kunnen worden over andere punten aangaande de voorwaarden. Het voorstel van de Commissie om 200 miljoen euro bij te dragen geeft aan dat wij ons verplicht voelen om gemeenschappelijk verantwoordelijkheid te dragen, en dat wij bereid zijn dat via de EU-begroting te doen. Het is echter van het grootste belang om deze hulp aan Irak ook in relatie te zien tot de gemeenschappelijke verplichtingen die wij op andere terreinen zijn aangegaan. Ik vermeld het nogmaals: voor Afghanistan is volgend jaar 214 miljoen euro uitgetrokken, en daarmee voldoen wij volledig aan de verplichtingen die wij op de donorconferentie in Tokio zijn aangegaan. Ook wil ik nogmaals onderstrepen dat wij Turkije volgend jaar 250 miljoen euro extra hulp verstrekken. Deze 250 miljoen euro zijn voor een land met maar liefst 65 miljoen inwoners, het buurland van Irak. Ook dat moeten we natuurlijk in relatie met elkaar zien. We hebben de gelegenheid om hierover volgende week, op 1 oktober, tijdens een gezamenlijke zitting van de Begrotingscommissie en de Commissie buitenlandse zaken mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid te debatteren. De Commissie zal nog een voorstel doen voor de benutting van de marge en ook van een deel van de flexibiliteitsreserve voor Irak en een gewijzigd ontwerp van begroting presenteren. Mevrouw Figueiredo vroeg naar het FOREST FOCUS-programma. Daarvoor hebben wij hetzelfde bedrag als dit jaar uitgetrokken. Voor de maatregelen voor herbebossing en ook voor preventieve maatregelen tegen natuurrampen bieden zowel de fondsen voor de regionale ontwikkeling als de structuurfondsen
64 mogelijkheden. De vraag werd gesteld of er met een Europese begroting in de orde van grootte van 0,99 procent van het gezamenlijke nationaal product van de Gemeenschap wel een succesvol cohesiebeleid kan worden gevoerd. Het antwoord luidt: “ja”. Uit de Europese begroting en haar uitwerking blijkt dat wij het cohesiebeleid op succesvolle wijze ondersteunen. Ik heb in de afgelopen weken het zogeheten toewijzingsverslag gepresenteerd, waaruit blijkt wie er wat betaalt en waarheen de gelden stromen. De vier cohesielanden zijn de vier netto-ontvangers uit de Europese begroting, en dat is ook goed zo. De twee armste landen ontvangen de meeste middelen in procenten van hun bruto nationaal product, en de cohesieverslagen tonen aan dat dit effect heeft en dat de Europese Unie erin slaagt om de economische afstand tussen de landen te verkleinen. Mevrouw Buitenweg sneed de kwestie-KEDO aan. Wij zullen dit jaar − overigens had u ook de gelden geblokkeerd − deze middelen ook aan andere doelen ten goede laten komen. In het voorontwerp van begroting voor volgend jaar hebben wij op grond van deze schending van de afspraak geen middelen meer uitgetrokken. Helaas doet Noord-Korea niet het voorstel om afscheid te nemen van zijn kernenergieprogramma en in plaats daarvan te investeren in duurzame energiebronnen. Dat raakt ook aan de kwesties die de heer Dell'Alba met betrekking tot de mensenrechtenclausule heeft aangesneden. We bevinden ons in dit opzicht altijd in een lastig parket ten opzichte van landen als Noord-Korea, waar de mensenrechten worden geschonden, maar waar tegelijkertijd een humanitaire noodsituatie heerst. De Commissie heeft besloten de humanitaire hulp aan Noord-Korea te intensiveren, overigens met als prioriteit de hulp aan moeders, omdat deze het ergst worden getroffen door de ernstige situatie aldaar. De Commissie heeft bij haar voorstellen over LatijnsAmerika uiteraard ook rekening gehouden met de administratieve capaciteiten, maar natuurlijk zullen wij de verschillende voorstellen van het Parlement ook bekijken. De heer Garriga Polledo stelde nog de vraag of de middelen waarop de Raad heeft gekort nog wel voldoende zijn. De Commissie zal binnenkort voor het landbouwbeleid met een voorstel tot herziening komen, zoals we dat gewoonlijk in oktober doen. Daarin worden dan de nieuwe taxaties van de marktontwikkeling, ook in relatie tot de wisselkoers, opgenomen. We zullen ook met een schatting komen voor de oude programma’s van de structuurfondsen. Ik kan echter nu al zeggen dat een korting op de pretoetredingssteun voor ons als Commissie onaanvaardbaar is. De kandidaat-lidstaten zullen volgend jaar toetreden, maar zij zullen nog middelen ontvangen voor de pretoetredingsprogramma’s, omdat deze nog worden afgewikkeld. Gelukkig loopt de tenuitvoerlegging in de pretoetredingsprogramma’s nu eindelijk beter en dat betekent natuurlijk dat de nodige gelden beschikbaar moeten zijn. We zouden erg blij zijn als het Parlement
23/09/2003 samen met de Raad hiervoor opnieuw de oude bedragen zou uittrekken. 2-188
Maat (PPE-DE). – Voorzitter, alvorens in te gaan op de begroting, wil ik onze commissaris, de heer Fischler, van harte gelukwensen met zijn verjaardag vandaag. Het doet ons bijzonder deugd, dat hij hier is voor de begroting, maar ook om zijn verjaardag met ons te vieren. Dat stellen wij zeer op prijs. Voorzitter, dit is niet de enige ondersteuning die ik aan deze commissaris doe toekomen, want mijn woorden zullen verder kritisch zijn ten opzichte van de Raad en steun inhouden voor het beleid van de Commissie. Voor alle helderheid, er is veel veranderd in de begrotingssystematiek. Aan de landbouwbegroting is onder andere de pretoetredingssteun voor de nieuwe leden toegevoegd. Wat echter met name opvalt, is dat de Raad het oorspronkelijke voorontwerp van begroting van de Commissie nogal grondig heeft uitgekleed. Om te beginnen is opnieuw een onderscheid gemaakt tussen de oude, of de bestaande, lidstaten en de nieuwe lidstaten. De Landbouwcommissie betreurt dat. Maar daarnaast is er ook een lineaire korting doorgevoerd, die in veel gevallen behoorlijk oploopt. Zeker op de begrotingsbedragen van boven de één miljard is rücksichtslos een lineaire korting uitgevoerd. Tegen de Raad zou ik willen zeggen: u moet beseffen dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling vierkant achter de Commissie staat. Zij wil dat de op het voorontwerp van begroting opgenomen kredieten worden hersteld. Ik heb begrepen dat de algemeen rapporteur, de heer Mulder, ook een daartoe strekkend blokamendement wilde indienen. Ook in het verslag van de Landbouwcommissie is daarop aangedrongen. Het zou goed zijn als de Raad dat zou beseffen, zeker gezien het feit dat volgend jaar een zwaar jaar zal worden: een complete herziening van het landbouwbeleid en de toetreding van nieuwe lidstaten. De Raad moet daarom beseffen dat het essentieel is dat de Commissie voldoende financiële armslag krijgt om dat beleid uit te voeren. Van de diverse posten wil ik er een aantal noemen. We gaan wel naar een meer marktconform beleid, maar tegelijkertijd wil de Raad teveel bezuinigen, hetgeen de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling onacceptabel acht. Om te beginnen het schoolmelkprogramma, wij stellen voor om daarvoor opnieuw 10,3 miljoen extra op te voeren. Wij verwijzen ook naar de steun voor jonge boeren en voor toekomstgerichte en innovatieve projecten. Ik verwijs naar het LEADER-programma en het SAPARDprogramma. Als het aan de landbouwcommissie ligt, komt daar weer 144 miljoen bij. Hetzelfde geldt ook voor promotie, controle en preventie. Ten aanzien van dat laatste punt wil ik opmerken dat het toch niet zo mag zijn dat er op de veterinaire fondsen en het noodfonds voor dierziektes
23/09/2003 opnieuw wordt bezuinigd. Voor die beide posten willen wij 30 miljoen extra. 2-189
Goodwill (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn een aantal amendementen op de begroting aangenomen door de Commissie milieu, volksgezondheid en consumentenbeleid. Een van de voornaamste doelstellingen was het herstellen of verhogen van de begrotingen van de bureaus waaraan wij juridische en andersoortige taken toevertrouwen, namelijk het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, het Europees Milieuagentschap en de recentelijk opgerichte Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. Er worden deze bureaus voortdurend nieuwe taken toegewezen en het is van essentieel belang dat zij van voldoende middelen worden voorzien. Ten tweede stellen wij opnieuw de hypocrisie aan de kaak van een Europese Unie die wel lippendienst bewijst aan de bevordering van de gezondheid door middel van de bestrijding van door roken veroorzaakte ziekten, maar nog altijd jaarlijks één miljard euro subsidie pompt in de productie van tabak van lage kwaliteit, waarvan veel wordt geëxporteerd naar ontwikkelingslanden. Hoe valt dit te billijken? Tot slot zal ik het hebben over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Boeren in de Europese Unie en de VS zijn verslaafd aan subsidie en hoewel het akkoord geen einde zal maken aan deze transatlantische verslaving, kan het toch een stap in de juiste richting zijn. Wij juichen de verschuiving van rechtstreekse steun naar steun die gekoppeld is aan milieudoelstellingen toe, maar we weten maar al te goed dat veel milieurichtlijnen momenteel niet worden nageleefd. De nitraatrichtlijn wordt bijvoorbeeld ondanks het feit dat deze al dertien jaar oud is, slechts in twee lidstaten nageleefd. Gelooft commissaris Fischler dat individuele boeren, regio's of lidstaten daadwerkelijk gekort zullen worden omdat ze zich niet aan deze regels houden? Of bewijzen we slechts lippendienst aan een koppeling tussen het GLB en een schoner en beter milieu? 2-190
Fischler, Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, geachte dames en heren, op het terrein van de landbouw en de plattelandsontwikkeling worden in enkele door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling aangenomen amendementen − zoals de heer Maat al opmerkte − de middelen voor verschillende begrotingslijnen in het kader van rubriek 1a opnieuw vastgesteld op het peil zoals dat in het voorontwerp van begroting stond. De Commissie juicht deze amendementen toe. Ik wil echter in herinnering roepen dat de Commissie eind oktober een nota van wijzigingen op het voorontwerp van begroting voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw zal doen uitgaan teneinde de subsidieaanvragen up-to-date te brengen. Het is nog te vroeg om de wijzigingen die wij zullen voorstellen exact te kwantificeren, maar ik kan al wel iets over de
65 belangrijkste factoren zeggen die veranderingen noodzakelijk maken. Een daarvan is de devaluatie van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro, met alle gevolgen van dien voor bepaalde exportrestituties of subsidies. Verder is daar de beslissing om al in het jaar 2003, het begrotingsjaar 2003 dus, bepaalde voorschotten op dierpremies te verstrekken in de regio’s die deze zomer het zwaarst door de droogte zijn getroffen. Voorts speelt het akkoord over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid nog een rol, iets wat overigens de begroting 2004 waarschijnlijk slechts in geringe mate zal beïnvloeden. Terug naar de door de Commissie landbouw aangenomen amendementen. In subrubriek 1b − de plattelandsontwikkeling − zouden de begrote bedragen door het amendement zo stijgen dat zij de in de financiële vooruitzichten vastgestelde bovengrens met circa 100 miljoen euro zouden overschrijden. De Commissie deelt weliswaar uw opvatting dat de tweede pijler per se dient te worden verstevigd. De in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid overeengekomen modulatie is daar ook op gericht. Bovendien zullen vanaf 2006 middelen uit subrubriek 1a worden overgeheveld naar subrubriek 1b. Maar u zult begrijpen, dames en heren, dat de Commissie voor de begroting 2004 de bovengrens in de financiële vooruitzichten niet kan overschrijden. Over SAPARD en de invoering van een nieuwe begrotingslijn voor de financiering van een LEADER EAST-programma wil ik zeggen dat het in mijn ogen in die korte tijd mogelijk noch wenselijk zou zijn om in de begroting 2004 een nieuw voorbereidingsinstrument voor LEADER-achtige maatregelen op te nemen. We bekijken momenteel hoe de basisverordening van SAPARD zo kan worden gewijzigd dat aan deze wens kan worden voldaan. Als laatste wil in nog op enkele prioriteiten van de algemeen rapporteur ingaan. Ten eerste staat in de resolutie voor de begroting van 2004 dat middelen voor de verdere ontwikkeling van de toepassingsmogelijkheden van milieu-indicatoren beschikbaar dienen te worden gesteld. De rapporteur vraagt in dit verband om een studie waarin deze indicatoren worden uitgewerkt. Daar sta ik welwillend tegenover. Het tweede punt betreft het creëren van een post ter bevordering van de invoering van verzekeringen tegen economische verliezen die door epidemieën onder dieren worden geleden. De Commissie staat positief tegenover een openbaar debat over deze kwestie waarbij alle belanghebbenden moeten worden betrokken. Daarom zetten wij volgend jaar een reeks consultaties en seminars op touw waaraan alle betrokken diensten en partijen moeten deelnemen. Wat betreft de ontwikkeling van markervaccins en onderscheidende tests voor ziekteverwekkers zoals de verwekker van mond- en klauwzeer of de klassieke varkenspest wil ik er namens collega Byrne op wijzen dat de Commissie op dit terrein aan een richtlijn werkt die de rechtsgrondslag moet gaan vormen voor de
66 beschikbaarstelling van gelden voor de ontwikkeling van standaardserums. Na vaststelling van deze richtlijn door de Commissie zal er een oproep tot inschrijving komen voor de productie van deze standaardserums. Na evaluatie wordt vervolgens beslist over de productie van andere serums en de daarvoor noodzakelijke financiële middelen. Wat betreft het voorstel inzake een onderzoek van kwaliteitscontrole- en certificeringsystemen voor − zoals men dat noemt − integrated supply chain management kan ik u, mijnheer Mulder, verzekeren dat de Commissie positief staat tegenover een post van een half miljoen euro om nieuwe studies en een conferentie te financieren. Ik wil nog op het verwijt ingaan dat er nog steeds middelen ten goede komen aan de tabaksector. Ik wil u erop attent maken dat de Commissie juist vandaag heeft besloten om een tabakhervorming uit te voeren die zal leiden tot een volledige ontkoppeling van deze financieringsmiddelen. Er wordt in bepaalde gevallen van de nitraatrichtlijn afgeweken, maar ik moet u erop wijzen dat de Commissie wat dit betreft allang juridische stappen heeft gezet. Bovendien is het voornaamste probleem dat de lidstaten de nitraatrichtlijn ten dele niet hebben omgezet, waardoor ze haar ook niet ten uitvoer leggen. Dat kan de individuele boer dus niet worden aangewreven. Tot slot wil ik u er nog op wijzen dat de Raad het aantal posten voor taken die met de uitbreiding samenhangen heeft gekort. Zoals u allen weet, zal het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid vanaf de eerste dag na de toetreding onverkort worden toegepast. Daarom is het zonder meer noodzakelijk dat de Commissie voldoende personeel heeft om het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid effectief ten uitvoer te kunnen leggen. Nog even heel kort over de visserij en het verslag van mevrouw Langenhagen, de heer Mulder en de heer Färm: de ontwerpresolutie kan ik op vrijwel alle punten steunen en daarom wil ik er slechts enkele aanstippen. In zijn resolutie van maart over de witvissector heeft het Europees Parlement de begrotingsautoriteit al opgeroepen een plan op te stellen om 150 miljoen euro uit te trekken voor de compensatie van de verliezen van kustgemeenschappen ten gevolge van de crisis in de witvisstanden. Ik heb de lidstaten herhaaldelijk verzocht ons mede te delen hoe groot hun extra financiële behoeften zijn. Afgezien van Groot-Brittannië en Denemarken heeft echter geen enkele lidstaat deze behoeften opgegeven. De Commissie kan daarom het Parlement geen voorstel presenteren over extra middelen. Datzelfde geldt voor de poging om 32 miljoen euro extra voor een sloopfonds te krijgen. Ook dit is op niets uitgelopen omdat de lidstaten er geen gegevens voor hebben aangedragen. Op de vraag van de heer Färm waarom die 32 miljoen niet via een herschikking kan worden gefinancierd kan ik antwoorden dat er in rubriek
23/09/2003 2 geen marge meer is. Afgezien daarvan werden alle vastleggingen al aan het begin van de programmeringsperiode in de nationale en regionale programmeringsdocumenten voor alle vier de structuurfondsen gedaan. Een herschikking kan derhalve niet vóór de tussentijdse evaluatie van volgend jaar geschieden. Met betrekking tot de regionale adviesorganen kan ik bevestigen dat wij de komende weken een dergelijk voorstel zullen presenteren. Wat de visserij-akkoorden betreft ben ik het eens met de uitspraak in het verslag van mevrouw Langenhagen dat er dient te worden gezorgd voor toereikende middelen en een zo doorzichtig mogelijke begroting. Over de controle van de visserij wil ik u nog mededelen dat wij de komende weken zullen voorstellen om de huidige verordening over controle-uitgaven van de lidstaten te verlengen tot 2005. In het ontwerp van begroting voor het jaar 2004 zijn de bepalingen al vastgelegd. 2-191
Kreissl-Dörfler (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, wij socialisten verwelkomen het verslag van collega Maat, en ik wil er het volgende over opmerken: omdat wij de gezondheid van de jeugd altijd van het grootste belang achten, dienen wij het schoolmelkprogramma te versterken in plaats van de middelen vrijwel op het huidige niveau te bevriezen, zoals de Raad heeft besloten. Bij de tien nieuwe lidstaten zijn de gelden die nu ter beschikking staan onvoldoende, en het is ook absoluut noodzakelijk om toereikende middelen vrij te maken voor het platteland en de ontwikkeling ervan, alsmede voor de kwaliteitsbewaking van de levensmiddelenproductie. Ook naar dat terrein dient meer geld te vloeien. Ook is het in dit verband van belang is dat er van marktordeningsmaatregelen wordt overgestapt op steun voor de plattelandsontwikkeling, opdat uit dit stekje eindelijk een echte boom ontstaat. Als rapporteur van de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer stel ik vast dat juist door de uitbreiding van de Europese Unie duidelijk meer in de preventie van dierziekten dient te worden geïnvesteerd. Ik ben blij met de verklaring van commissaris Fischler namens de heer Byrne dat er meer geld naar het onderzoek naar markervaccins dient te stromen, want een ramp zoals die zich in Groot-Brittannië heeft voorgedaan mag niet nog een keer gebeuren. In het algemeen wil ik aan het adres van de Raad zeggen: korten op de begroting volgens de kaasschaafmethode leidt absoluut nergens toe, want ook uit de landbouwbegroting kan niet naar believen worden geput voor andere projecten. Met lineaire kortingen bevinden we ons op de verkeerde weg, en wij willen als Parlement ook – zoals dat in de Ontwerpgrondwet van de Conventie is neergelegd – het volledige medebeslissingsrecht en de afschaffing van de scherpe scheidslijn tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven. U kunt er zeker van zijn dat een deskundige besluitvorming in zowel de Commissie landbouw en
23/09/2003 plattelandsontwikkeling als de Begrotingscommissie dan gewaarborgd is. Dank u voor uw aandacht.
67 boeren kunnen bieden op het vlak van milieu, voedselveiligheid en het welzijn van dieren. Ik ben een groot voorstander van deze ontwikkeling.
(Applaus) 2-192
Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris Schreyer, geachte commissaris Fischler, ik wil mij concentreren op de plattelandsontwikkeling. De commissie heeft met de verhoging van de middelen voor dit terrein duidelijk gemaakt dat wij er meer belang aan hechten en dat er bij de reductie van de marktordeningen een compensatie komt voor de bedrijven die zich op de markt begeven. Het baart ons zorgen dat er kennelijk in bepaalde fracties, en naar het schijnt ook in de Commissie, over wordt gepraat om in het kader van een financiële planning voor de lange termijn op dit terrein eerder te bezuinigen dan er meer geld in te investeren, dan wel het onder de structuurfondsen te laten vallen. In mijn ogen was het een groot succes van u, commissaris Fischler, dat er nu een afzonderlijke structuurlijn “platteland” bestaat. Het zou fnuikend zijn als de krachten die dit willen terugdraaien hun zin kregen, temeer daar de criteria van de structuurfondsen voor het platteland niet erg gunstig zijn. Over de kwestie-LEADER EAST zei u dat u het SAPARD-programma daarvoor wilde aanpassen. Deze discussie is hier al eens gevoerd. U zegt dat nu wel, maar ik geloof niet dat de administratie dat ook werkelijk uitvoert en dat het in de praktijk ook behoorlijk zal functioneren. Daarom dient er voor Bulgarije en Roemenië een LEADER EAST-programma te worden ontwikkeld teneinde de burgerbevolking te betrekken bij de ontwikkeling van het platteland. Tot slot nog het volgende. We hebben tot onze schrik ook gehoord – we zullen het zo meteen in de commissie horen en u zult er iets over zeggen – dat er is aangeboden om de Green Box in de onderhandelingen te betrekken. Dat vinden wij echt een volstrekt krankzinnige ontwikkeling. Als de noodzakelijke middelen voor de sociaal-ecologische ontwikkeling van het platteland nu ook ter beschikking worden gesteld in de vorm van subsidies die geleidelijk kunnen worden verminderd, dan moeten wij daar in dit Parlement toch eens over praten en dienen wij in de volgende ronde van de WTO ons standpunt duidelijk te maken. 2-193
Hyland (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het gemeenschappelijk landbouwbeleid blijft de grootste uitgavenpost in de communautaire begroting. Net zoals de meeste andere collega's ben ik blij met het feit dat de landbouwuitgaven onder de huidige en vorige commissarissen onder controle zijn gebracht. Het is ook een goede zaak dat het akkoord van de Raad in oktober in Brussel tot 2013 stabiliteit en voorspelbaarheid met betrekking tot de landbouwuitgaven heeft gebracht. Voorts zorgt de meest recente overeenkomst in Luxemburg ervoor dat het accent van de betalingen zal worden verschoven van handelsverstorende subsidies naar steun aan diensten aan de samenleving die onze
Ik zet mij ook sterk in voor de noodzaak om uitvoerrestituties te handhaven als cruciaal stabiliseringsinstrument binnen de begroting. De hoeveelheid geld die wordt uitgekeerd is in de laatste paar jaar een steeds kleiner deel van de landbouwuitgaven gaan uitmaken. Toch zal dit mechanisme van essentieel belang blijven om sectoren die sterk afhankelijk zijn van export te helpen hun marktposities te handhaven in deze tijd van kelderende prijzen en onzekere markten. Tot slot ben ik ingenomen met de verklaring van commissaris Fischler over het voorstel tot ontkoppeling van hulp aan tabakstelers, hetgeen hopelijk zal leiden tot een vermindering in de productie van dit voor de gezondheid schadelijke gewas. 2-194
Haug (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissarissen, geachte partijgenoten, dames en heren, op het gebied van de milieuen consumentenbescherming en de gezondheid presenteren wij op Europees niveau altijd zeer ambitieuze plannen om de leefomstandigheden van onze burgers te verbeteren: milieuactieprogramma’s, actieprogramma’s op het gebied van de volksgezondheid, strategieën voor consumentenbescherming, strategieën voor milieu en gezondheid en ga zo maar door. Hoe zit het echter met de benodigde middelen om deze plannen ook in de praktijk uit te kunnen voeren? Het voorontwerp van begroting (VOB) van de Commissie is op dit vlak nogal bescheiden te noemen, omdat zij te veel tegemoet wil komen aan de ongedifferentieerde bezuinigingswoede van de Raad. Dat moet wel de reden zijn waarom dit VOB - waarin de Raad, of beter gezegd de ambtenaren van Coreper, nog eens extra hebben geschrapt - er zo uit is komen te zien. En dat voor een begroting die in 2004 niet slechts voor vijftien, maar voor vijfentwintig leden geldt en die uiteraard ook sluitend moet zijn. Zo hebben wij de Raad echter de afgelopen jaren leren kennen: eerst een feestelijke ondertekening van verdragen en dan weigeren om het beschikbaar stellen van de benodigde financiële middelen goed te keuren. De Commissie zou niet ook in datzelfde gedragspatroon moeten vervallen. Wij weten immers dat er op institutioneel gebied juist in de tien nieuwe lidstaten nog veel werk verzet moet worden met betrekking tot milieubescherming, consumentenbeleid en gezondheidszorg. Met uitzondering van de middelen die in het kader van de pretoetredingsstrategie ter beschikking zijn gesteld, is er op dit vlak niets wezenlijks tot stand gebracht. Dat is niet alleen gebleken uit het verslag van Consumers International, maar is ons ook nog eens keer door de Europese Rekenkamer onder de neus gewreven. Wij streven absoluut naar een greening of the budget, naar een integratie van de consumentenbescherming als mainstreaming-beginsel in al het Europese beleid en naar meer aandacht voor deze
68 kwestie op alle Europese niveaus. Daarvoor zijn echter ook operationele en personele middelen nodig. Die moeten dan wel ter beschikking worden gesteld. Met alleen maar ambitieuze strategieën en actieprogramma’s op papier redden wij het niet; wij weten allemaal immers dat papier heel geduldig is! 2-195
Miguélez Ramos (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur voor advies van de Commissie visserij heeft mevrouw Langenhagen de bezorgdheid van deze commissie over het ontwerp van begroting voor 2004 goed verwoord. In haar verslag, dat mijn fractie volledig onderschrijft, stelt de rapporteur vele kwesties aan de orde, waarvan de socialisten en ikzelf als hun woordvoerder er drie het meest belangrijk vinden. Ten eerste de sociaaleconomische crisis in de sector van de witvis, die samenhangt met de plannen voor het herstel van de visbestanden van een aantal soorten, waaronder heek, kabeljauw en nu ook heilbot, in de visgronden van de NAFO. Wij zijn het eens met het voorstel van de rapporteur om hiervoor 150 miljoen euro uit te trekken. Het tweede punt, dames en heren, betreft het sloopfonds, waarvoor de Commissie visserij een bedrag van 32 miljoen euro wil vrijmaken. Ik zou de commissaris willen zeggen dat hij als commissaris en met hem de Commissie de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid op stapel hebben gezet. Die hervorming is grotendeels gericht op het afbreken, het slopen van vloten, en het zou goed zijn als de commissaris voor begrotingszaken ons aangaf hoe hoog het extra bedrag is dat de Commissie denkt uit te trekken om dit sloopbeleid in goede banen te leiden. Het derde punt heeft betrekking op de visserijovereenkomsten. We hebben de nieuwe overeenkomsten, met onder meer Tanzania, Kenia en Libië, en de oudere overeenkomsten. De Commissie visserij blijft bij haar vroegere eis dat er in deze begrotingslijn een onderscheid wordt gemaakt tussen de middelen voor compensatie in verband met de visserijmogelijkheden enerzijds, en de middelen voor de lijn ontwikkelingssamenwerking met derde landen anderzijds. 2-196
Fischler, Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte afgevaardigden, ik wil hier nu niet alles gaan herhalen wat ik tijdens mijn betoog al heb gezegd, maar zal mij beperken tot enkele vragen die aan de orde zijn gesteld. Naar mijn idee zijn wij het in principe volledig eens over de plattelandsontwikkeling. Aan de andere kant moeten wij echter wel de beperkingen respecteren die voortvloeien uit de financiële vooruitzichten. Wat het debat over aanvullende maatregelen in combinatie met een soort “LEADER EAST” betreft - een debat dat al enige tijd aan de gang is en waar de heer Graefe zu Baringdorf terecht op heeft gewezen - weet ik niet of ik hem nu als het ware nog kan overtuigen, omdat hij zei
23/09/2003 dat het hem sowieso aan overtuiging ontbrak. Ik ben echter serieus van plan (Applaus) om de basisverordening zo aan te passen, dat met uw wensen rekening wordt gehouden. Wat uw oproep betreft om de resultaten van de besprekingen in Cancún over de Green Box aan de orde te stellen, kan ik het volgende zeggen. Ik zou een dergelijke discussie bijzonder toejuichen. Misschien kunnen wij die discussie zelfs nog in bredere kring voeren door ook enkele vertegenwoordigers van NGO’s uit te nodigen. Ik heb in Cancún namelijk de indruk gekregen dat - zeg maar - de sectie duurzaamheid en de sectie ontwikkeling bij diverse NGO’s volledig tegengestelde opvatting hadden. Ik vind dan ook dat deze kwestie inderdaad goed uitgepraat zou moeten worden. Dan het visserijbeleid: Ik heb er al op gewezen dat de Commissie pas met een voorstel kan komen wanneer de lidstaten bereid zijn om ons van het benodigde cijfermateriaal te voorzien. Blijkbaar hebben zij daar weinig behoefte aan, want anders hadden wij die gegevens allang gehad. Dat betekent dat ik op dit moment niet kan zeggen hoeveel aanvullende begrotingsmiddelen voor het sloopbeleid ter beschikking gesteld moeten worden. Ik kan in dit verband uitsluitend de feitelijk gerapporteerde behoeften als uitgangspunt nemen. Dan iets over de verdeling in een ontwikkelingsdeel en een deel waarbij voor de visserijrechten in het kader van een overeenkomst betaald moet gaan worden. Dat onderscheid moeten en zullen wij maken. Daarvoor is echter geen nieuwe subrubriek nodig, want dat kan ook heel effectief binnen een bestaande begrotingslijn geregeld worden en zo gaat dat ook gebeuren. In het kader van de voorstellen die wij nog moeten doen, zal uw wens dus de komende tijd op adequate wijze in vervulling gaan. (Applaus) 2-197
Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een waar genoegen om tot dit Parlement – en in het openbaar - te kunnen spreken als lid van de geknevelde en monddood gemaakte commissie van dit Parlement die niet in de gelegenheid is gesteld zich van haar werkzaamheden te kwijten vanwege een besluit van de Conferentie van voorzitters over een vraaggesprek met de heer Prodi over een van de onderwerpen die ik kort ter sprake zal brengen. Zoals de normale gang van zaken is in mijn commissie, heb ik de bevindingen van onze kwijtingsprocedure dit jaar gebruikt om een aantal begrotingsamendementen op te stellen teneinde de Commissie en andere instellingen te bewegen dat te ondernemen wat de Commissie begrotingscontrole van hen verwacht.
23/09/2003 Een en ander valt uiteen in drie verschillende terreinen. Twee ervan houden verband met elkaar en zullen later kort aan de orde komen; het andere betreft het Comité van de regio's. Dit Comité moet nog kwijting worden verleend voor de rekeningen van 2001, en naarmate er meer onthullingen worden gedaan over de toestand van de boekhouding van dit comité en over wat zich daar intern heeft afgespeeld, wordt het steeds onwaarschijnlijker dat we dit zullen doen. Daarom hebben we een amendement ingediend met het verzoek om 25 procent van de toelagen voor de leden van het Comité van de regio's in reserve te plaatsen totdat de rapporteur ons voorziet van de informatie waarom we hebben gevraagd. Het voornaamste punt betreft Eurostat en OLAF. Wij hebben een amendement ingediend met het verzoek een aanzienlijk deel van het bedrag voor OLAF in reserve te plaatsen. Dit amendement is in de commissie bijna unaniem aangenomen, omdat we niet tevreden zijn met de manier waarop OLAF verslag heeft uitgebracht aan de begrotingsautoriteit over zaken waarover het volgens zijn eigen reglement had moeten rapporteren. Tenslotte kom ik bij Eurostat. Wij maken ons ernstig zorgen over een aantal van de werkzaamheden van Eurostat en over de manier waarop de Commissie met de zaak omgaat. Wij hebben meerdere amendementen ingediend en er zullen naar aanleiding van het algemene begrotingsdebat mogelijk nog meer amendementen worden ingediend door de fracties – daar zullen wij namens onze commissie op aan dringen – want het is de hoogste tijd dat iemand verantwoordelijkheid neemt voor de problemen die zich binnen Eurostat afspelen. 2-198
Rothley (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, wat de Europese rechtspraak betreft, heeft de Commissie juridische zaken en interne markt zich ertoe beperkt om het voorontwerp van de Commissie opnieuw voor te stellen. In het voorontwerp van de Commissie worden in twee gevallen verhogingen voorzien: ten eerste in het kader van de uitbreiding, en ten tweede als gevolg van nieuwe taken voor de Europese rechterlijke macht. In dit verband worden met name nieuwe middelen voorzien voor documentatie en vertaalwerk. Dat heeft echter tot gevolg dat het voorontwerp van de Commissie niet zal leiden tot een structurele verbetering van de omstandigheden waaronder de Europese rechterlijke macht functioneert. Desondanks hebben wij toch voor deze beperkte aanpak gekozen en ik zou de Begrotingscommissie dringend willen verzoeken om hier niet verder in te snijden. Als wij namelijk uitsluitend de middelen in verband met de uitbreiding ter beschikking stellen, maar niet de middelen die verband houden met de extra taken, dan wordt de situatie uiteraard steeds slechter. De Begrotingscommissie zal moeten kiezen of zij aan de kant van de Raad staat of aan de kant van de Commissie en het Europees Hof van Justitie.
69 Sta mij toe nog een tweede punt aan de orde te stellen en wel de Europese Academie voor rechtswetenschappen die de afgelopen tien jaar uitstekend werk heeft verricht. Naast de oprichters Duitsland en Luxemburg nemen inmiddels ook Ierland, Polen, Griekenland, Spanje, Portugal, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Hongarije en Zweden aan die Academie deel. Zwitserland heeft daarnaast de intentie uitgesproken om ook binnenkort toe te treden. In de afgelopen tien jaar hebben in totaal 38.000 mensen uit de Europese Unie en uit de nieuwe lidstaten aan seminars en bijscholingscursussen deelgenomen. De Europese Academie voor rechtswetenschappen vervult inmiddels de secretariaatsfunctie voor het Europese netwerk voor justitiële bijscholing. De Academie zal in de toekomst met name de samenwerking van rechters in Oost-Europa bevorderen. Deze ontwikkelingen rechtvaardigen in het kader van het financieringsprogramma een adequate verhoging van de subsidies voor die Europese Academie, ook ná 2004. 2-199
Kinnock, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u, en ook de heer Rothley die precies lang genoeg sprak om mij de kans te geven binnen te komen, en dit zonder enige afspraak of voorkennis. Het moet wel een kwestie van buitenzintuiglijke waarneming zijn geweest. Zoals het Parlement weet en ook mijn collega mevrouw Schreyer heeft gezegd, heeft de Commissie in haar jaarlijkse beleidsstrategie voor 2004 drie beleidsterreinen als prioriteit genoemd, namelijk de uitbreiding, stabiliteit en duurzame groei. Wij hebben ook duidelijk aangegeven dat de werkzaamheden in het kader van de tweede en de derde prioriteit moeten worden ingevuld door middel van een interne herschikking van Commissiepersoneel. De Commissie heeft in het kader van de verdere tenuitvoerlegging van de hervormingen ook besloten dat de herschikking van de menselijke hulpmiddelen zal worden bewerkstelligd met behulp van de in zowel tijd als aantallen beperkte regeling voor vrijwillig vervroegde uittreding. Voor wat betreft de uitbreiding zagen we in dat het noodzakelijk was om nieuwe menselijke hulpbronnen – nieuwe posten dus – te creëren om te kunnen voldoen aan de nieuwe en zeer omvangrijke eisen die zullen voortkomen uit deze historische gebeurtenis. De redenering achter de voorgestelde uitbreiding is zeer duidelijk: door de toetreding van tien landen op 1 mei 2004 zal het aantal lidstaten met 66 procent, de bevolking van de Unie met 20 procent en het aantal werktalen met 82 procent toenemen. De Commissie zal deze zeer uiteenlopende en zware nieuwe eisen het hoofd bieden met een uitbreiding van het personeel van slechts 13 procent: 3900 extra bekwame mensen die gedurende een overgangsperiode van vijf jaar, van begin 2004 tot eind 2008, zullen worden aangeworven. Voor 2004 – het jaar van de
70 toetreding – zal de nettouitbreiding, na de herschikking van 500 personeelsleden binnen en tussen bestaande diensten, neerkomen op 780 nieuwe posten. Om dit getal vast te stellen zijn alle huidige taken die door de diensten van de Commissie worden uitgevoerd geclassificeerd volgens het principe van het zogenaamde op activiteiten gebaseerd management. De berekeningen werden uitsluitend gebaseerd op de extra werklast waarvan we zeker wisten dat deze als rechtstreeks voortvloeisel van de uitbreiding door de Commissie zou moeten worden gedragen. Deze systematische aanpak werd op alle diensten toegepast en de gegevens die hieruit voortkwamen werden vervolgens zorgvuldig gecontroleerd voor optimale zekerheid. Kortom, we hebben onze aanvraag voor extra menselijke hulpmiddelen gebaseerd op een grondige en volledige analyse van onze werkelijke en bewezen operationele behoeften. Ik ben erg blij hier vertegenwoordigers van de Raad te zien. Ik wil ze bedanken voor hun hoffelijkheid dit debat bij te wonen, maar ik moet wel ronduit zeggen dat de Raad in zijn beoordeling van het voorontwerp van begroting tegen deze achtergrond een onwelkom en, met het oog op de uitbreiding, onrealistisch besluit heeft genomen door voor te stellen 272 posten te laten vervallen. Ik geloof dat het van cruciaal belang is voor dit Parlement om zich bewust te zijn van het sobere feit dat de Commissie, indien zij niet de gelegenheid krijgt haar ambtenarenapparaat in verband met de uitbreiding met de 780 ambten die zij voor 2004 noodzakelijk acht uit te breiden, niet goed in staat zal zijn om zich te kwijten van de nieuwe taak die direct voortvloeit uit de toetreding van de tien nieuwe lidstaten, waarvoor wij ons gemeenschappelijk en eensgezind in de Commissie, het Parlement en de Raad hebben uitgesproken en ingezet. Wij hebben in ons voorstel niet geprobeerd om zoveel mogelijk posten bij elkaar te schrapen. Wij zijn gewoon realistisch geweest over de noodzakelijke taken in en voor een grotere Unie. Daarom ben ik ingenomen met het horizontale amendement - amendement 3053 – dat door de heer Mulder is ingediend en waarmee de heropneming van het oorspronkelijk aangevraagde aantal posten in de begroting zou worden vereenvoudigd. Maar het feit dat deze posten in reserve zouden worden geplaatst zou aanzienlijke praktische problemen met zich meebrengen. Het zou per definitie betekenen dat deze nieuwe posten pas op een later tijdstip ter beschikking van de diensten zouden komen en dat zo het aanwervingsproces verder vertraagd zou worden. Daarbij zouden de onzekerheid en de vertraging die daaruit voortvloeien de Commissie ernstig hinderen in de juiste vervulling van haar taken. Ik wil dit Parlement duidelijk maken dat de lijst van criteria die de heer Mulder in amendement 3053 verschaft wel realistisch is, maar dat deze criteria nog verder dienen te worden toegelicht. Bijvoorbeeld, voor wat betreft het tweede criterium wil ik dat het duidelijk
23/09/2003 is dat de cijfers voor de voorgestelde personeelsaanwerving de Commissie in staat zullen stellen binnen de organisatie een gepaste geografische spreiding te verwezenlijken. Dat is van fundamenteel belang. We willen in ieder geval voorkomen dat er nog aanvullende criteria worden toegevoegd waaraan de Commissie eerlijk gezegd niet tijdig voor de tweede lezing in dit Parlement zou kunnen voldoen. De Commissie is onmiskenbaar zeer zorgvuldig en bedachtzaam te werk gegaan bij het vaststellen van haar behoeften. Er is verzocht om het minimaal noodzakelijke aantal posten. Niemand in dit Parlement zal er bewust op uit zijn om de op zichzelf al veeleisende processen die de vervulling van de nieuwe taken van de uitbreiding met zich mee brengt, te destabiliseren. Als alle feiten eenmaal voor zich spreken, hoop ik dat er nog een keer goed zal worden nagedacht over het voorstel om posten in reserve te plaatsen met alle praktische gevolgen van dien. Het Parlement heeft ook amendementen in overweging die een wijziging van de personeelsformatie inhouden. Amendement 3502 behelst een voorstel om de administratieve en personeelskosten op een aantal beleidsterreinen met 10 procent terug te brengen en om die 10 procent in reserve te plaatsen met het oogmerk het operationele gedeelte van de programma's te bevorderen. Dit zou echter leiden tot een aanzienlijke vertraging in toekomstige aanwervingen. Hoewel ik het politieke motief achter dit amendement begrijp en mij ook realiseer dat het aansluit bij soortgelijke amendementen van de afgelopen jaren, zal de Commissie grote moeite hebben om de betreffende programma's op doeltreffende wijze uit te voeren indien zij niet beschikt over een gepaste capaciteit aan administratieve middelen. Ik hoef de leden die zich hebben beziggehouden met pogingen om op activiteiten gebaseerde budgettering en een hoger transparantieniveau in te voeren niet te vertellen dat het hier niet om een puur technische kwestie gaat. De plicht van de Commissie om middelen aan activiteiten te koppelen en om rekenschap af te leggen voor die activiteiten is juist een bij uitstek politieke kwestie. Als over de interne toekenning van menselijke hulpmiddelen wordt besloten zal de Commissie gepaste aandacht besteden aan de bezorgdheid waarvan dit Parlement in zijn begrotingsresolutie blijk heeft gegeven. Maar voor een doeltreffend functioneren en een effectief verantwoordingssysteem moet de administratieve autonomie van onze instellingen gehandhaafd blijven. Dit houdt in dat de definitieve besluiten over personeelsformaties in de eindanalyse moeten worden genomen door de Commissie op basis van betrouwbare berekeningen en onmiskenbare behoeften. Ik weet dat vele leden dit beginsel en zijn praktische waarde zullen herkennen. Ik heb enorm veel respect voor de vele kwaliteiten van de heer Mulder, maar hij is boven alles een praktisch mens. Ik hoop dan
23/09/2003
71
ook dat hij deze overwegingen ter harte zal nemen. Ik steek alleen de loftrompet wanneer daar reden toe is ...
wijze waarop u uw verantwoordelijkheden in verband met Eurostat waarneemt.
(Gelach)
Maar staat u mij ook toe dat ik u op dezelfde rechtstreekse manier te kennen geef dat ik de wijze waarop de Commissie voor het Parlement, met name de Begrotingscontrolecommissie, het door ons geëiste interne auditverslag verborgen houdt, voor ronduit onverantwoordelijk houd. Bij de kwijtingsprocedure was dat een onontbeerlijke voorwaarde voor het verlenen van kwijting. Het achterhouden van dit verslag voor het Parlement vind ik uiterst onverantwoordelijk en ik wil nu al waarschuwen voor de gevolgen daarvan. De Commissie moet zelf, als college, nagaan wie hiervoor verantwoordelijk zijn.
... en dan doe ik dat ook uitbundig, maar, nogmaals, alleen wanneer er reden toe is. Naast de bezuinigingen met betrekking tot de kredieten voor nieuwe posten heeft de Raad nog een aantal andere bezuinigingen voorgesteld in de huishoudelijke begroting van de Commissie met betrekking tot delegaties, hulpkrachten, dienstreizen, vergaderingen en vertegenwoordigingskantoren. Laat hier echter geen enkele twijfel over bestaan: als er wordt gesnoeid op de begroting van onze delegatiekantoren zou dit een ernstige belemmering betekenen voor de laatste fase van de deconcentratie, een proces waar dit Parlement en de Commissie volledig achterstaan. De voorgestelde besnoeiing op dienstreizen, vergaderingen en vertegenwoordigingskantoren zal ook onvermijdelijk een negatief effect hebben op het uitbreidingsproces. Het voorontwerp van begroting zal opnieuw moeten worden opgesteld om de Commissie in staat te stellen om de administratieve uitdagingen van 2004 die noodzakelijkerwijs en logischerwijs voortvloeien uit de uitbreiding het hoofd te bieden. De berekende uitgaven op dat terrein zijn geenszins buitensporig en ook niet opgeblazen. Zij zijn absoluut essentieel voor goede prestaties. Ook essentieel voor goede prestaties is de voortzetting van het normale proces van de omzetting van posten dat nodig is voor de loopbaanontwikkeling van het personeel. Als de overgang op een nieuwe loopbaanstructuur, die krachtig en terecht wordt gesteund door dit Parlement en ook door de Raad, volgens het voorstel van de Raad gepaard zou gaan met het afschaffen van de conventionele bevorderingspatronen, dan zou dit een verwarrend en demoraliserend effect hebben op het personeel van de Europese openbare dienst. Ik heb echter begrepen dat de rapporteur een amendement heeft voorgesteld om de gangbare praktijk in ere te herstellen. Een dergelijk voorstel zou zeer welkom zijn en een geruststellend en welwillend signaal geven aan ons personeel, waarvan de actieve en overtuigde betrokkenheid bij de modernisering absoluut cruciaal is en dat altijd zal blijven. 2-200
VOORZITTER: DE HEER GERHARD SCHMID Ondervoorzitter De Voorzitter. – Hartelijk dank, commissaris Kinnock, de heer Wuermeling is niet aanwezig en het zijn niet de afwezigen die de wereldpers halen. 2-201
Casaca (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, staat u mij toe hier publiekelijk te zeggen wat ik u al onder vier ogen heb kunnen zeggen: ik heb grote bewondering voor de moedige en directe
Ik wil u ook laten weten, mijnheer de commissaris, dat ik het volledig eens ben met de woorden van collega Heaton-Harris over het snijden in de gelden voor OLAF en Eurostat. Het is belangrijk dat het principe politieke verantwoordelijkheid in praktische termen wordt vertaald. De commissarissen zijn verantwoordelijk en dienen de middelen te krijgen om die verantwoordelijkheid te dragen. Voorts dient elke commissaris te beschikken over een inspectiedienst, een auditdienst of iets dergelijks om de aan hem of haar gestelde vragen te kunnen beantwoorden. 2-202
Virrankoski (ELDR). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de commissarissen Schreyer en Kinnock bedanken voor de geslaagde hervorming van de Commissie en de daarmee samenhangende hervorming van het Financieel Reglement. Die leggen het fundament voor het verduidelijken van de persoonlijke verantwoordingsplicht, voor het dragen van verantwoordelijkheid en de invoering van op activiteiten gebaseerde budgettering en beheer. Deze begroting is echt de eerste op activiteiten gebaseerde begroting. Het ontwikkelen van een op activiteiten gebaseerd beheer is een voortdurende uitdaging. Het doel moet zijn dat er aan de verschillende beleidssectoren speelruimte wordt geboden voor het creëren van een zo doeltreffend mogelijke administratieve structuur. Dat betekent dat wij er in de toekomst waarschijnlijk van af kunnen zien dat het Parlement een afzonderlijk besluit neemt over het creëren of wijzigen van elke post. Het Parlement zal alleen over het geldbedrag besluiten dat in een bepaalde administratieve sector beschikbaar is. Die kan dan zelf besluiten nemen over het creëren van de meest geschikte administratieve structuur. In de toekomst zullen het bepalen en dragen van persoonlijke verantwoordelijkheid belangrijk worden, omdat een op activiteiten gebaseerde begroting en beheer zullen leiden tot het naar een lager niveau verplaatsen van de besluitvorming. Wat het financiële beheer betreft moeten wij in staat zijn precies te bepalen welke eisen er aan een zorgvuldig beheer van de middelen worden gesteld.
72 Een geval apart zijn de verschillende organisaties en NGO's die het Europees Parlement steunt. Die zogeheten geoormerkte A30-begrotingslijnen vormen de vreemde eend in de bijt van de begroting. Of die organisaties werden opgenomen, hing eerlijk gezegd van het toeval af. Vaak is de Europese dimensie van die organisaties niet anders dan die van honderden andere organisaties die geen steun krijgen. Nu creëert men een rechtsgrondslag voor het systeem en zal de Commissie voortaan de besluiten over de steunverlening gaan nemen. Deze maatregel moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd. 2-203
Ferber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris Kinnock, u heeft zojuist just in time uw betoog kunnen houden - het verheugt mij dat u meteen naadloos heeft kunnen aansluiten bij uw oude verantwoordelijkheden als commissaris voor vervoer. U bent in 1999 aangetreden met de belofte dat u tijdens uw ambtsperiode de modernste en meest efficiënte administratie ter wereld zou creëren. Nu wilt u ons doen geloven dat u dat hoogstaande doel, zo vlak voor het einde van de ambtstermijn van deze Commissie, ook heeft bereikt. In werkelijkheid is de hemel echter niet zo blauw als u die hier vandaag heeft afgeschilderd, geachte commissaris. Er zijn ook heel wat donkere wolken en ik zou graag op een aantal punten nader in willen gaan. Ten eerste vind ik het onaanvaardbaar dat de wensen van de begrotingsautoriteit niet in het beleid van de Commissie tot uiting komen. Ik ben blij dat commissaris Vitorino nu ook gearriveerd is: wij hebben vanochtend namelijk in het kader van het voorlichtings- en communicatiebeleid over dit punt gesproken. Wij hebben de middelen uitgebreid, en niets in de reserve geplaatst. Er wordt ter plekke echter niets bijgehouden en de decentralisatie waaraan u refereerde, functioneert ook niet. Ook de overeenkomsten met de lidstaten worden maar niet afgesloten en met betrekking tot onderwerpen die voor de Commissie beleidsmatig niet van belang zijn - zoals de uitkomst van de Conventie vloeien er ook geen middelen af. Er is weliswaar tien miljoen beschikbaar, maar tot nu toe is daarvan slechts anderhalf miljoen besteed. Het is niet uw taak om zelf te interpreteren hoe de begroting beheerd moet worden, maar het is uw taak om er beheertechnisch voor te zorgen dat de besluiten van de Raad en het Parlement ook uitgevoerd worden. Dat doet u echter niet en op dat punt draagt u als commissaris voor het DG Personeelszaken en Algemeen Beheer ook medeverantwoording. Ik zou u daar heel wat voorbeelden van kunnen geven. Ten tweede draait het ook om de vraag op welke gebieden de Commissie zelf voor de financiën verantwoordelijk is. Wij horen telkens de uitvlucht dat het die slechte lidstaten zijn die 80 procent van de begroting beheren. Op die punten waar u zelf verantwoordelijkheid draagt, dient u echter uw eigen zaakjes op orde te hebben. De collega’s van de
23/09/2003 Commissie begrotingscontrole hebben u ook al duidelijk te kennen gegeven dat dat uw verantwoordelijkheid is en dat u die dan ook moet nemen! 2-204
Kinnock, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Ferber voor zijn vriendelijke woorden over mijn tijdige komst. Het doet me denken aan de tijd dat ik nog voor een stemming om 10 uur ‘s morgens in het Lagerhuis moest zijn en het me al zigzaggend langs de politieagenten maar net lukte om op tijd binnen te komen. Deze keer was het gelukkig niet zo ingewikkeld. Ik ben altijd dankbaar voor constructieve bijdragen en ik kan de geachte afgevaardigden die hebben gesproken allen een kort maar hopelijk bevredigend antwoord geven. Om te beginnen ben ik blij met de opmerkingen van de heer Casaca omdat deze gebaseerd zijn op een zeer grondige analyse van alles wat wij proberen te doen. Ik zou willen dat dit een universeel verschijnsel was, maar het is mij gebleken dat bijvoorbeeld sommige mensen in de pers schrijven met een zelfvertrouwen en assertiviteit die omgekeerd evenredig zijn aan de kennis van zaken waarover zij beschikken. Ik betreur het dat hij het begrijpelijke idee is toegedaan dat de Commissie het verslag van de interne audit – zoals hij het noemt – verborgen houdt voor het Parlement. Ik heb begrip voor de krachtige bewoordingen waarin hij ons er opnieuw aan herinnert dat de interne auditprocedure, het onderzoek van de contracten, rechtstreeks is voortgekomen uit de kwijtingsresolutie die nota bene door de heer Casaca en een aantal van zijn naaste collega's is opgesteld. Ik heb volledig begrip voor de felheid waarmee hij zijn argument naar voren brengt. Ik kan alleen dit zeggen: we worden momenteel gedwongen de zogenaamde bijlage III-procedure toe te passen om een zeer fundamentele reden, die zeker zal worden begrepen. Hoewel we zoveel mogelijk informatie willen verschaffen aan degenen die er het meeste recht op hebben, zoals de leden van dit Parlement, moeten wij tevens strikte vertrouwelijkheid betrachten om de eenvoudige reden dat de inhoud van de verslagen die momenteel worden voltooid aanleiding kunnen geven tot disciplinaire of zelfs nog zwaardere procedures. Dat is geen excuus en ook geen uitvlucht. Het vloeit voort uit gepast respect voor de fundamentele rechtsbeginselen en het vermoeden van onschuld. Ook willen wij niet op onbezonnen wijze gegevens openbaar maken die de integriteit van de procedures die wij mogelijk tegen bepaalde personen zullen aanspannen, zouden schaden. Ik hoop dat bij nader inzien zal worden begrepen dat ik spreek in een geest van verheldering en transparantie en niet in een geest van verontschuldiging en ontwijking. Vertrouwelijkheid is nu eenmaal noodzakelijk door de aard van het materiaal waarmee we ons bezighouden. Ik ben me ervan bewust dat als er sprake was geweest van een historische traditie om geheimhouding tot een minimum te beperken en optimale transparantie na te streven, het voor dit Parlement gemakkelijker te
23/09/2003
73
begrijpen zou zijn dat wanneer we vertrouwelijke procedures hanteren, we dit doen om de allerbeste redenen.
grondslag ligt aan het succesvol functioneren van op activiteiten gebaseerd beheer en budgettering, welke dat proces zelf weer versterken.
Ik hoop dat we naast andere producten van op activiteiten gebaseerd beheer en budgettering alsmede de transparantie waarover de heer Virrankoski het had, ook zullen zien dat de Commissie zich steeds meer bereid zal tonen een maximale openheid na te streven zonder daarbij de integriteit van de noodzakelijke procedures in gevaar te brengen. Het verslag zal wanneer het gereed is beschikbaar worden gesteld in het kader van bijlage III van de procedure voor de kaderovereenkomst. Momenteel wordt er de laatste hand aan gelegd zodat het op het beloofde tijdstip in gepaste vorm beschikbaar zal zijn.
Tegen de heer Ferber wil ik zeggen dat het algemeen bekend is dat mijn belofte bij het aantreden van deze Commissie luidde – en ik probeer hier niet terug te komen op of afstand te nemen van zinsneden als "de beste ter wereld", enzovoort, – dat wij door middel van radicale modernisering en hervorming zouden trachten een onafhankelijke Europese Commissie te creëren die goede dienstverlening, deugdelijk bestuur en hoge prestaties combineert, en dit alles in dienst van de bevolking van de Europese Unie. Dat was mijns inziens geen bescheiden doelstelling maar toch zijn we haar aan het verwezenlijken. Maar om in de woorden van de heer Ferber te spreken: ik denk niet dat de hemel zo blauw is als ik hem volgens hem heb doen voorkomen. In onze periodieke voortgangsverslagen maken wij niet alleen melding van de streefdata die we voor zijn geweest, maar ook van de streefdata die we hebben gemist en van andere tekortkomingen. Wij geven zelf aan op welke terreinen verdere ontwikkeling is geboden. Tenslotte was het deze Commissie die, toen we eenmaal over prima facie bewijs beschikten dat ons rechtszekerheid verschafte bij het nemen van bepaalde maatregelen, contracten heeft opgeschort, disciplinaire procedures is gestart, de grootste en machtigste onderzoekscommisie in de geschiedenis van de Europese Commissie heeft opgericht, de personeelsbezetting voor de interne audit van contracten heeft opgeschroefd van 9 tot 24 mensen en ervoor heeft gezorgd dat de betreffende verslagen stipt volgens schema werden geleverd. Dit zijn geen kenmerken van een trage of lakse Commissie, maar het betekent ook niet dat de hemel altijd stralend blauw is en ook niet dat deze bril roze getinte glazen heeft. Ik kan nauwelijks wachten op verdere hervormingen. Ik wil een totale tenuitvoerlegging daarvan zien. Deze ambitie wordt algemeen gedeeld door mijn collega's en we zouden nooit zoveel vooruitgang hebben kunnen boeken zonder de enorme medewerking van ons personeel dat de betreffende verantwoordelijkheden op zich heeft genomen als aanvulling op de normale werklast of zonder de volledige inzet van ieder lid van het college van commissarissen. Ik zal daarom niet doen alsof we meer hebben gedaan dan wat er in werkelijkheid gepresteerd is. Ik vraag u simpelweg om te kijken naar feiten die bereikt zijn. De verplichte automatische mobiliteit voor hoger management en voor ambtenaren die direct met geld en contracten omgaan zal op zich al een waarborg bieden tegen het soort dubbeleboekhoudingspraktijken dat bij Eurostat is aangetroffen. Meer dan enige andere maatregel geven structuren en stelsels van financiële controle ons de krachtigste garantie – voorzover mogelijk bij een menselijke organisatie die met geld omgaat - tegen enige vorm van herhaling van wat wij nu hebben geconstateerd en waar wij nu tegen optreden.
Wat betreft de consolidering van politieke verantwoordelijkheid: ik kan de volledige tenuitvoerlegging van de structuur die de heer Casaca wenst nog niet voor me zien, hoewel ik er wel veel voor voel. Deze structuur bestaat in de oprichting van een volwaardige eenheid voor financiële controle , in, als het ware, het kantoor van iedere commissaris. Ik ben echter van mening dat we aanzienlijke vorderingen hebben gemaakt op dat terrein, enerzijds in de algemene sfeer van het Financieel Reglement, en meer specifiek door de hervormingen die door de Commissie zijn aangenomen, waarvan sommige nog in juli 2003. De hervormingen houden voor een DG de absolute verplichting in om minstens twee keer per jaar verslag uit te brengen, in de eerste plaats aan de verantwoordelijke commissaris over de bestuursvoering en de financiële handelingen, zodat commissarissen in de toekomst naast het dragen van hun duidelijke en logische politieke verantwoordelijkheden, ook voortdurend op de hoogte blijven van het praktische operationele beheer van hun directoraten-generaal. De politieke verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheid voor de portefeuille en de betrokkenheid bij het beleid zullen hier niet door worden verminderd maar eerder worden verhoogd. Mevrouw Schreyer en ik hebben in juli een brief naar alle DG's gestuurd. De antwoorden die we ontvingen van de DG's – vergezeld van grondig onderzoek van de betreffende DG's naar praktijken die enigszins leken op wat wij bij Eurostat hebben geconstateerd – waren nauwgezet en zeer uitvoerig. Ik weet zeker dat de heer Casaca met zijn interesse voor deze zaken, en ook de heer Mulder deze antwoorden zouden willen bestuderen. Ze zijn van harte welkom. De heer Virrankoski geeft onmiskenbaar blijk van veel kennis en ik weet dat zijn achtergrond hem veel autoriteit verschaft op dit gebied. Ik wil hem simpelweg zeggen dat ik het eens ben met zijn voorspelling voor toekomstige structuren en praktijken en dat ik het volste vertrouwen heb dat deze werkelijkheid zullen worden. De cultuur in een menselijke organisatie is in wezen geen product van etnische of nationale herkomst of van regionale herkomst of taal. De cultuur is een product van de stelsels en structuren waarbinnen mensen werken. Door rigoureuze hervormingen waarmee stelsels en structuren drastisch veranderen, bevorderen wij de soort cultuur van transparantie en controleerbaarheid die ten
Ik respecteer de reactie van het Parlement en de Raad. Ik kom uit een parlementaire traditie waar een gekozen Lagerhuis zijn kracht ontleende aan zijn zeggenschap over de begroting. Daarom respecteer en steun ik deze
74 democratische procedure. Ik wil daar zeker niet van afwijken. Ik wil ons zeker niet afschermen van de bezwaren en de oordelen van het Parlement of de Raad die de belastingbetaler vertegenwoordigen. Daar vraag ik zeker niet om. Ik zeg simpelweg dat het een praktisch feit is dat het zonder autonomie moeilijk is om verantwoordelijkheid uit te oefenen en dat we indien we over autonomie beschikken verplicht zijn om volledige rekenschap af te leggen over onze verantwoordelijkheden. Hoe dan ook, als we niet kunnen beschikken over de middelen of de mensen wier aanwezigheid, kwaliteiten en kwalificaties we volledig kunnen rechtvaardigen, dan wordt het heel moeilijk om te zien hoe de Commissie de taken kan uitvoeren waar zij nu mee belast is, laat staan de taken die komen gaan als gevolg van deze grootse uitbreiding en die we beschouwen als noodzakelijke verplichtingen waarvan we ons op efficiënte en eerlijke wijze moeten kwijten. 2-205
De Voorzitter. − Ik zou graag een opmerking willen maken over de structuur van het debat. In het Reglement staat dat de Commissie zelf kan bepalen hoe lang zij het woord voert. Persoonlijk heb ik het gevoel dat als de commissaris twee keer zo lang het woord voert als de drie afgevaardigden vóór hem, het evenwicht enigszins zoek is. Ik verzoek de Commissie dan ook met klem, zonder iets af te willen doen aan haar rechten uit hoofde van het Reglement, hier enige rekening mee te houden. 2-206
Kinnock, Commissie. − (EN) Ik sta op om twee dingen te zeggen. Ten eerste wil ik mij verontschuldigen als u vindt dat ik het Reglement van het Parlement heb overtreden. Dat zal niet meer voorkomen. Ik denk dat de mensen in dit Parlement weten dat ik normaal gesproken zeer gedisciplineerd ben wanneer het om mijn spreektijd gaat. Maar er zijn fundamentele kwesties ter sprake gebracht over een begroting waarvoor ik mij hartstochtelijk wil inzetten. We hebben mensen nodig! 2-207
De Voorzitter. − Vat het niet persoonlijk op, mijnheer de commissaris. Mijn opmerking was algemeen bedoeld. 2-208
Weiler (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissarissen, dames en heren, naast continuïteit en verantwoordingsplicht, zijn voor een goede begroting niet alleen eventueel noodzakelijke aanpassingen en herzieningen nodig, maar met name ook een politieke visie. Deze doelstellingen zijn door de maatschappelijk geëngageerde politici in dit Parlement via een constructieve dialoog samengebundeld en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft daar vervolgens met grote meerderheid haar steun aan gegeven. Een van onze belangrijkste aandachtspunten is de bescherming van de werkgelegenheid, dat wil zeggen dat onze agentschappen over de benodigde middelen moeten kunnen beschikken om met name de programma’s voor het MKB en ook voor de eenmansbedrijven voort te kunnen zetten. Dat is vooral in de toetredingslanden erg noodzakelijk. Daarnaast streven wij ook naar een gematigde verhoging voor het communautaire initiatief EQUAL en voor de non-gouvernementele organisaties.
23/09/2003 Het communautaire initiatief EQUAL is een speciaal instrument in het kader van het Europees Sociaal Fonds om onze ideeën en doelstellingen - ook die van Lissabon - te verwezenlijken. Het is belangrijk dat wij op dat terrein vooruitgang boeken en wij moeten dan ook waarborgen dat de benodigde middelen daarvoor inderdaad beschikbaar worden gesteld. Wij hebben meer en permanentere arbeidsplaatsen nodig en wij willen ook meer en erkende opleidingsmogelijkheden in de lidstaten ondersteunen en bevorderen. Tot slot willen wij ondernemers ook impulsen geven om hun verplichtingen na te komen. Zolang er geen verandering in de situatie komt, zullen wij ook kritiek blijven leveren op het afvloeien van middelen uit het Europees Sociaal Fonds. Ook deze keer is het resultaat weer schandalig te noemen. Dat ligt overigens niet aan het Parlement en de Commissie, maar is naar ons idee de schuld van de lidstaten. Wij willen hier overigens pas bij de komende hervorming van de structuurfondsen verandering in brengen en zullen niet trachten om al in het kader van deze begroting maatregelen te nemen. Onze politieke visie heeft natuurlijk niet alleen betrekking op het verwezenlijken van de uitbreiding, maar met name op het sociale karakter van Europa. Afgezet tegen de Europese verworvenheden in hun totaliteit, bestaat er op dat vlak nog een aanzienlijke achterstand. 2-209
Dell'Alba (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens de Commissie constitutionele zaken, die een aantal amendementen heeft ingediend die ik in verschillende categorieën kan indelen. De eerste categorie betreft de vooruitzichten en prioriteiten van het Europees Parlement, met name in het kader van het voorlichtingsprogramma voor de Europese burgers PRINCE. We hebben dit vanmorgen besproken tijdens de vergadering over de informatieuitwisseling tussen de instellingen en wij maken ons grote zorgen over het feit dat een groot deel van de kredieten voor de prioriteiten waarop het Parlement aandringt - zowel voor dit jaar als voor het komende jaar - niet is besteed. Ik doe een oproep aan de Commissie om zich met voorrang over deze onderbesteding te buigen. Commissaris Barnier is zich dit heel goed bewust. Ik denk dat wij ons wat de eenwording en de beeldvorming van Europa betreft in een beslissend jaar bevinden: de Grondwet zal - naar wij hopen - worden aangenomen en de verkiezingen komen naderbij. Het is dus noodzakelijk dat deze kredieten worden besteed en ten volle benut. Dit dus wat betreft de eerste categorie amendementen van de Commissie constitutionele zaken. Vervolgens is er nog een andere categorie amendementen die ik het "imago van de instellingen" zou willen noemen. Wij pleiten voor het idee - en verzoeken de algemeen rapporteur ons hierin te volgen - dat internet voor de Europese burgers het hulpmiddel bij uitstek moet worden om daadwerkelijk betrokken te zijn bij en kennis te nemen van hetgeen zich in Europa afspeelt. Ik denk daarbij niet alleen aan het geschreven internet, dat
23/09/2003 natuurlijk al veel mogelijkheden biedt. Ik denk ook aan het uitzenden van de debatten, zoals het begrotingsdebat, de debatten in de commissies, de openbare vergaderingen van de Raad als die er zijn, en de dagelijkse besprekingen van de Europese Commissie. Wij menen dat de burgers zich met dit hulpmiddel, dat in de praktijk heel goedkoop is, daadwerkelijk op de hoogte kunnen stellen van hetgeen zich binnen de Europese instellingen afspeelt. 2-210
Barnier, Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, binnenkort zullen wij over de begroting 2004 stemmen, die in zekere zin historisch is want het is de eerste begroting van het herenigde Europa. Alvorens drie punten te bespreken, zou ik mevrouw Weiler willen zeggen dat ik goede nota heb genomen van de perspectieven die zij heeft geschetst en die overigens meer verband houden met het toekomstig regionaal beleid, de evaluatie daarvan en de vraag hoe dit regionaal en cohesiebeleid dienstbaar kan worden gemaakt aan de doelstellingen van Lissabon of Göteborg. Toevallig voert het college hierover momenteel juist besprekingen in verband met de voorbereiding van de financiële vooruitzichten en de inhoud en voorstellen van het derde cohesieverslag. Ik wil mevrouw Weiler dan ook hartelijk danken voor de impuls die zij heeft gegeven. Mijnheer de Voorzitter, ik wil dus drie punten aan de orde stellen: de programma's van 2000-2006, de afsluiting van de periode 1994-1999 en de gevolgen van de uitbreiding voor het structuurbeleid. Ten eerste: wat de programma's 2000-2006 betreft wordt de achterstand duidelijk ingehaald. Dit is het resultaat van onze voorstellen aan en afspraken met de lidstaten om vereenvoudigingen door te voeren. De betalingen voor de periode 2000-2006 konden sneller worden gerealiseerd dan in voorgaande jaren. Eind augustus hadden wij al 25 procent meer betaald dan in 2002 in dezelfde periode van het jaar. Voor de eerste keer zouden de betalingen voor 2000-2006 zelfs hoger kunnen uitvallen dan geraamd en ik ben van plan te vragen om de kredieten voor doelstelling 1 met tenminste 1 miljard euro te verhogen bij de algemene overschrijving aan het eind van het jaar. Dat de achterstand wordt ingelopen is eveneens een gevolg van de toepassing van de regel n+2 waarvoor wij de ministers op 22 april jongstleden gewaarschuwd hebben, zoals ik de parlementaire commissies al had laten weten. Tussen 1 januari en 1 september hebben de regeringen de berg betalingskredieten die zij moesten wegwerken, verkleind om te voorkomen dat bedragen zouden vervallen. Bovendien zal ik elke regering afzonderlijk nogmaals aanschrijven om te voorkomen dat vastleggingen geannuleerd worden. Voor het eind van het jaar moeten de regeringen ons nog aantonen dat zij 5 miljard euro hebben besteed. Als ik op hun prognoses afga, zal dit ook gebeuren, maar eerlijk gezegd, geachte
75 afgevaardigden, hecht ik niet zo veel geloof meer aan de prognoses die ik van de lidstaten ontvang. Italië, dat ons wel vaker met wonderen heeft verrast, vertegenwoordigt veertig procent van de betalingen die nog moeten worden uitgevoerd. Zo komt tachtig procent van de nog te verrichten betalingen voor rekening van slechts drie lidstaten. Omgekeerd is het risico in Oostenrijk, Spanje of Griekenland zeer klein, het hoeft dus niet zo te zijn. Tweede punt: de afsluiting van de periode 1994-1999. Dat is een moeilijk punt, zoals ik in het Parlement al vaker heb opgemerkt. Deze afsluiting gaat namelijk langer duren dan verwacht. De diensten van de Commissie hebben pas op 31 maart 2003 bijna alle van de circa tweeduizend dossiers ontvangen die krachtens deze programma's voor 1994-1999 moeten worden afgesloten. Ik wil dat de noodzakelijke controles worden uitgevoerd en dat de correcties waartoe deze controles mogelijk zouden leiden, volledig worden doorgevoerd. Ik wil de afsluiting van deze programma's dus niet afraffelen. Rekening houdend met de tijd die nodig is om een kwalitatief goede controle te garanderen en met het feit dat de procedures overleg vereisen, en ondanks alle inspanningen van mijn diensten en de diensten van de Commissie, dames en heren, zijn wij niet in staat om in 2003 alle voor 1994-1999 geplande kredieten te betalen. Dat is dus de belangrijkste reden voor de betalingsachterstand, waarop de heer Van Dam zojuist ook gewezen heeft. Dit levert dus voor 2003 het risico van een onderbesteding op van tenminste vijf miljard euro voor alle structuurfondsen. Zodra ik mij in juli van dit risico bewust werd, heb ik mijn collega Michaele Schreyer op de hoogte gesteld. Mevrouw Schreyer en ik zullen de Commissie binnenkort voorstellen om de begrotingsautoriteit een voorontwerp van gewijzigde begroting voor te leggen, opdat de kredieten die niet benut zouden worden, terstond worden geannuleerd. De diensten van mevrouw Schreyer, die als enige een globaal overzicht van de begroting hebben, moeten nog verder uitwerken welk bedrag exact moet worden geannuleerd, zodat kan worden vastgesteld welke behoeften eventueel voor het eind van het jaar in andere begrotingsrubrieken moeten worden gedekt. Al met al, dames en heren, beloof ik u dat ik mij ervoor zal inzetten de nog betaalbaar te stellen bedragen op twee manieren te verminderen: enerzijds door vastleggingen die niet gedekt worden door een financieringsaanvraag te annuleren, bijvoorbeeld wanneer een project is stopgezet of minder heeft gekost dan voorzien. In dit opzicht wordt er al aan annuleringen gewerkt die - alleen al voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) - op tenminste 1,5 miljard euro zullen uitkomen. Anderzijds door zoveel mogelijk betalingen te verrichten op gebieden waarvan de dossiers momenteel in orde zijn. Ik bevestig u dat ik mij, wat betalingen en annuleringen betreft, ten doel heb gesteld de nog betaalbaar te stellen bedragen van 19941999 voor het EFRO in 2003 met minstens de helft terug te brengen. Ik meen dat ik met deze uitleg over dit punt tegemoetkom aan het verzoek van de heer Seppänen. De
76 oorzaak van het falende beleid over de periode 19941999, mijnheer Seppänen, ligt nu juist in het ontbreken van wat u een sunset clause heeft genoemd. Momenteel beschikken wij wel over een dergelijk instrument met de nieuwe regel n+2, die zijn vruchten begint af te werpen. Derde en laatste punt: de gevolgen van de uitbreiding voor het structuurbeleid. De Commissie beschouwt het welslagen van deze uitbreiding met tien nieuwe lidstaten als haar eerste prioriteit. Het cohesiebeleid neemt eveneens een vooraanstaande plaats in. Wij staan voor de belangrijke uitdaging om voor eind 2003 de onderhandelingen af te sluiten met de nieuwe lidstaten over de programma's voor de korte periode 2004-2006, die al over enkele maanden operationeel moeten zijn. Onze directoraten-generaal die verantwoordelijk zijn voor de structuurfondsen houden zich dus al dagelijks bezig met de uitbreiding en dankzij uw voortdurende steun - die ik in de toekomstige cruciale periode nog vaker nodig zal hebben - kon de Commissie eerder met toezeggingen komen. Welke gevolgen heeft deze uitbreiding voor de begroting? Wat de vastleggingskredieten voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds betreft, is een extra bedrag van 6,7 miljard euro voor de nieuwe lidstaten voorzien, bovenop de geplande 34 miljard euro voor de huidige lidstaten. Dat is een verhoging van ongeveer twintig procent. Op het gebied van personele middelen is het aantal aangevraagde posten om de uitbreiding tot een succes te maken mijns inziens beperkt gehouden. Als u instemt met de verzoeken van de Commissie, dan zouden de directoraten-generaal hun personeelsbestand met slechts zeven procent uitbreiden om de verhoging van de kredieten met twintig procent in goede banen te leiden. Deze uitbreiding van onze administratieve capaciteit is een minimumvereiste, aangezien deze landen nog geen ervaring hebben met de communautaire programma's. Zij zullen dus meer behoefte hebben aan steun en advies dan de huidige lidstaten, terwijl er daarnaast meer controle nodig zal zijn. Dit is mijn feitelijke reactie op de opmerking van mevrouw Gill, die wil dat wij schaalvoordeel realiseren. Het is nu eenmaal onmogelijk om missies in Polen en Spanje te combineren. Ik wil u in ieder geval bedanken voor uw steun, zodat wij in 2004 en daarna over de benodigde personele middelen kunnen beschikken om het welslagen van ons cohesiebeleid te waarborgen. Kortom, mijnheer de Voorzitter, welke gevolgen heeft dit alles voor de behoefte aan betalingskredieten voor 2004? Wat de uitbreiding betreft is dit eigenlijk geen punt van discussie. Overeenkomstig hetgeen in Kopenhagen is besloten, zijn de betalingskredieten voor de nieuwe lidstaten in 2004 beperkt gebleven tot de voorschotten. Wat de programma's voor 2000-2006 betreft stelt uw rapporteur, de heer Mulder, voor om de betalingskredieten met drie miljard te verhogen. Afgaande op de vooruitzichten van de lidstaten zal dit noodzakelijk zijn. Het is juist dat wij alleen al voor het EFRO een miljard extra nodig zouden hebben als de lidstaten erin slagen om annuleringen krachtens de regel
23/09/2003 n+2 te vermijden. Zoals u ziet heeft de Commissie gezien de uitvoering in de voorgaande jaren gekozen voor een behoedzame en realistische aanpak. Ik denk niet dat wij in 2004 bepaalde annuleringen uit hoofde van de n+2-regel kunnen voorkomen. We zullen er trouwens een gewoonte van moeten maken om deze posten in onze vooruitzichten op te nemen. Mochten de betalingskredieten onvoldoende blijken te zijn voor de structuurfondsen 2000-2006 en de afsluiting van de periode 1994-1999, dan zou de Commissie in de loop van het begrotingsjaar 2004 een verzoek indienen voor een aanvullende, gewijzigde begroting. Wat de programma's voor 1994-1999 betreft is het duidelijk dat wij in 2004 kredieten nodig zullen hebben om de afsluiting af te ronden, los van het voorontwerp van begroting van de Commissie. Ik kan nu nog niet zeggen welke bedragen hiermee gemoeid zullen zijn. De lopende controles zullen ongetwijfeld tot een vermindering van de nog te betalen bedragen leiden, ofwel door het schrappen van niet-legitieme bedragen, ofwel door het doorvoeren van financiële correcties. Alles welbeschouwd, en gezien de informatie waarover ik beschik, zou een verhoging van de betalingskredieten van rubriek 2 niet onredelijk zijn, hoewel dit misschien niet overeenkomt met hetgeen de heer Mulder voorstelt. Ik geef er in dit stadium echter de voorkeur aan de lidstaten hun eigen verantwoordelijkheid te laten nemen en hen zover te krijgen dat ze eindelijk realistische vooruitzichten opstellen, met het risico dat de huidige kredieten door middel van een gewijzigde begroting verhoogd moeten worden wanneer wij eenmaal over alle gegevens beschikken. Tot slot: mijnheer Dell'Alba, wij hebben een belangrijke discussie gevoerd en evenals mijn collega Vitorino vanmorgen heb ik daar veel aandacht aan geschonken. Ik bevestig u dat van de twaalf miljoen euro die dit jaar beschikbaar zijn voor voorlichting over het belangrijke debat inzake de toekomst van Europa, 8,3 miljoen momenteel wordt ingezet of reeds ingezet is. Voor 3,7 miljoen is nog een budgettaire herschikking nodig. Samen met de heer Vitorino zeg ik toe dat ik zal voorstellen dit bedrag voor het eind van het jaar, wellicht in samenwerking met het Parlement, te bestemmen voor een voorlichtingscampagne of het opstellen van documentatiemateriaal. Aan de hand daarvan kunnen we uitleggen wat de uitkomst van de Conventie en - naar ik hoop - van de Intergouvernementele Conferentie is, maar kunnen we tevens laten zien in welk opzicht die nieuwe institutionele structuur waarop wij zullen uitkomen, nuttig kan zijn voor een concreet beleid ten gunste van de burgers. Wij beraden ons momenteel op een nieuw document, zoals we vanmorgen met enkele vertegenwoordigers van het Parlement hebben besproken. Dit document zou dan ter beschikking kunnen worden gesteld aan de parlementariërs en aan kandidaten voor de Europese verkiezingen, zodat zij concreet kunnen aangeven wat die nieuwe Grondwet behelst en op welke manier deze Grondwet een bijdrage kan leveren aan een concreet beleid in dienst van de burgers. Dit is de informatie die ik u wilde geven naar
23/09/2003 aanleiding van het door de heer Dell'Alba genoemde punt. 2-211
Hatzidakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, betreffende de onderwerpen die de Commissie Regionaal beleid, vervoer en toerisme aangaan, wil ik beginnen met wat commissaris Barnier heeft gezegd over het regionale beleid. Voor de periode 1994-1999 is er geen beterschap te merken, dat heeft hij zelf toegegeven. Het afsluiten van de dossiers heeft vertraging opgelopen. Hiervoor zijn in eerste instantie de lidstaten verantwoordelijk. Zij hebben de gevraagde gegevens niet op tijd of niet op correcte wijze verstuurd. Daarom zijn sommige kredieten nog niet naar de lidstaten gegaan en dat brengt de Gemeenschapsbegroting en uiteraard ook de begrotingen van de lidstaten in problemen. Voor de nieuwe programmeringsperiode 2000-2006 ziet de toestand er wel beter uit, hoewel we ook hier uiteraard alles goed in de gaten moeten houden. Ik heb met voldoening geconstateerd dat het bestedingspercentage dit jaar beter is dan vorig jaar en ik heb de indruk dat de regel n+2, ondanks de occasionele kritiek in dit Parlement, de lidstaten toch aanspoort tot een goede programmering en een goed beheer van de kredieten. De lidstaten hebben trouwens zelf met hun eenparige goedkeuring van de huidige verordening voor de Structuurfondsen de regel n+2 aanvaard. Om die redenen heeft onze commissie voorgesteld om nog eens te kijken naar de inhoud van het voorontwerp van begroting dat de Commissie oorspronkelijk heeft ingediend voor rubriek 2 van de ontwerpbegroting. Van de overige punten wil ik vooral de trans-Europese netwerken bespreken. Na het verslag-Van Miert van 30 juni van dit jaar en in afwachting van het voorstel tot herziening van de trans-Europese netwerken, wil onze commissie nogmaals het belang van de netwerken onderstrepen. Wij vinden het hoog tijd dat de daad bij het woord wordt gevoegd. Om de trans-Europese netwerken op de rails te zetten, moeten we manieren vinden om ze te financieren en een van die manieren is zonder twijfel de communautaire begroting. Ik zou het ook nog willen hebben over het Europees Agentschap voor veiligheid op zee, waarvan de zetel nog niet vastligt. Dat het agentschap nog geen vaste zetel heeft betekent niet dat we het niet hoeven te financieren. We moeten voldoende middelen in de reserve opnemen zodat we het agentschap kunnen financieren, wanneer de zetel eenmaal vastligt. Er is namelijk een cruciale rol weggelegd voor het agentschap in alles wat te maken heeft met veiligheid op zee, waarover we vanochtend al gesproken hebben. Ik wil ook wijzen op het belang van twee onderwerpen die volgens mij niet de nodige aandacht krijgen. Een ervan is toerisme. Wij vinden dat er een aantal proefprojecten moeten worden gefinancierd ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen in de
77 toeristische sector. Het tweede punt, dat ook soms ondergesneeuwd raakt, is veilig vervoer, waarvoor volgens ons ook meer middelen moeten worden gereserveerd. 2-212
Guy-Quint (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, wij zijn behoorlijk verontrust en zelfs ontgoocheld na te hebben gelezen wat de ontwerpbegroting in petto heeft voor regionaal beleid, vervoer en toerisme. Het probleem is namelijk goed uiteengezet: wij beschouwen de drastische kortingen door de Raad in de begrotingslijnen voor cruciale beleidsterreinen als uitermate zorgwekkend. Zorgwekkend omdat het een terugkerend patroon is. Ongeacht de beslissingsprocedures, ongeacht de verslagen over de ontwikkelingsbehoeften van de Europese Unie, wanneer de begroting moet worden goedgekeurd, snijdt de Raad sinds jaar en dag schaamteloos in de betreffende programma´s, die nochtans een spilfunctie vervullen bij het bevorderen van de ontwikkeling in de Europese Unie. De tijd verstrijkt en alles blijft bij het oude. Vandaar onze ongerustheid en vandaar de unanieme pogingen van de Commissie om via amendementen het in het voorontwerp van begroting vermelde uitgavenniveau te herstellen. Ik wil kort terugkomen op de problematiek van de structuurfondsen en ik dank commissaris Barnier voor alle toelichtingen die hij ons heeft verstrekt. Wij zien namelijk dat de doorgevoerde vereenvoudigingsmaatregelen hun vruchten afwerpen. Wij constateren tevens een kwalitatieve en kwantitatieve verbetering in het beheer van deze fondsen. Kortom, wij willen dat de begroting van de Europese Unie rekening houdt met de werkelijke uitgaven, waardoor de Commissie niet weer aanvullende ontwerpbegrotingen hoeft in te dienen, hetgeen de vlotte uitvoering van deze cruciale fondsen zou belemmeren. 2-213
Jensen (ELDR). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad en commissaris Barnier, ik wil om te beginnen commissaris Barnier gelukwensen met de resultaten die zijn behaald met de n+2-regel, met het streven naar vereenvoudiging en met het feit dat het nu binnen het structuurbeleid blijkbaar beter lukt de uitgaven te doen en de gelden te gebruiken. Maar wij zien toch dat de begrotingen en de betalingskredieten, zowel in het voorstel van de Commissie als in het voorstel van de Raad, sterk zijn ingekrompen en op basis van wat u vandaag aangeeft, is het nog maar de vraag of het juist is zo kalm te reageren en erop te vertrouwen dat er voldoende betalingskredieten zijn en of een voorstel voor een aanvullende begroting volstaat om het probleem te regelen, indien blijkt dat de gelden sneller dan gedacht worden opgesoupeerd. Want de afgelopen jaren hebben
78 we wel kunnen zien dat er in het najaar grote bedragen op de landbouwbegrotingen over waren, maar of dat zo zal blijven met een dalende dollar en met andere kostenstijgingen, is de vraag. Daar moeten we over nadenken. Ik vind ook dat er terecht naar het probleem wordt gekeken dat de mededelingen die we vanuit de lidstaten krijgen niet te vertrouwen zijn. Noch de Commissie, noch de ministers van Financiën van de lidstaten hebben vertrouwen in de rapporten over de feitelijke behoeften. Nader onderzoek is daar derhalve op zijn plaats. Ik denk in ieder geval dat de heer Mulder gelijk heeft als hij zegt, dat wij de betalingskredieten moeten verhogen. Dan kunnen we ervan verzekerd zijn dat de projecten binnen de overeengekomen tijdskaders gerealiseerd kunnen worden, ook al zijn we van de zijde van mijn fractie nooit aanhanger geweest van grote stijgingen van de betalingskredieten. Ik wil nog een ander punt noemen, namelijk de kwestie van de besnoeiingen in een reeks begrotingslijnen die de kleine en middelgrote ondernemingen betreffen. We zien dat de begroting met name voor het actieprogramma voor het arbeidsmilieu sterk wordt ingekrompen en dat acht ik voorafgaand aan de uitbreiding een volledig onjuist signaal. Ik wil er sterk de nadruk op leggen dat we tot een uitwisseling van kennis en een opbouw van ervaringen op het punt arbeidsmilieu kunnen komen, zodat de vrije concurrentie in de EU niet ten koste zal gaan van een goed arbeidsmilieu.
23/09/2003 totaal geen controle. Ik denk dat we de commissaris buitengewoon dankbaar moeten zijn dat hij allerlei voorzichtige mechanismen heeft geïntroduceerd die ertoe leiden dat het misschien toch nog een beetje goed komt. Ik erger me al jaren aan het feit dat iedereen weet dat er teveel betalingskredieten bestaan en dat het geld niet wordt uitgegeven. Het enige dat wij dan aan het eind van het jaar zien, is dat er veel geld teruggaat naar de lidstaten. Ik denk dat we daar een einde aan moeten maken. Dat is wellicht belangrijker dan hier en daar een aanvullende begroting goed te keuren. 2-215
Iivari (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij mogen blij zijn dat het proces van Lissabon ondanks alles functioneert. Dat blijkt uit twee meerjarenprogramma's die begin volgend jaar van kracht worden. ERASMUS MUNDUS is een masterprogramma voor burgers uit derde landen dat de aantrekkingskracht van Europa vergroot. E-LEARNING, waarvoor het Parlement zich via een proefproject actief heeft ingezet, biedt onder andere scholen en universiteiten nieuwe mogelijkheden voor samenwerking. Nu moet ervoor worden gezorgd dat de financiering van de programma's het noodzakelijke niveau bereikt. Ook moet de financiering van het Europees Jaar van de opvoeding door sport worden gewaarborgd en moeten de mogelijkheden van jeugdorganisaties in de nieuwe lidstaten worden verbeterd. Het is goed dat er in het jeugdprogramma SOCRATES en in CULTUUR 2000 rekening met de uitbreiding wordt gehouden.
2-214
Pronk (PPE-DE). – Voorzitter, ik wil een of twee opmerkingen maken over het sociale beleid. Ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Jensen daar zojuist over zei. Het is betreurenswaardig dat er hier en daar wat gekort is. Ik wil in het bijzonder aandacht vragen voor het Europees Jaar van de gehandicapten, dat we op het ogenblik vieren en dat ook vrij succesvol is. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we daar volgend jaar een mogelijkheid tot follow-up aan geven. Ik hoop ook dat hiervoor in de loop van deze begrotingsprocedure plannen in de begroting kunnen worden opgenomen. Voorzitter, ik wil ook nog even iets opmerken naar aanleiding van hetgeen commissaris Barnier heeft gezegd. We zijn uiteraard allemaal bezig geweest met de cijfers. Het is inderdaad verheugend dat de situatie met name in de laatste maanden iets verbeterd is en dat er iets meer geld uitgegeven wordt dan in de periode direct daaraan voorafgaand. Toch denk ik dat we er nog lang niet zijn. Ik ben er ook nog niet helemaal van overtuigd dat we een aanvullende begroting nodig hebben. Zelf verwacht ik dat helemaal niet. Wat zien we gebeuren? Landen berekenen hoeveel geld ze zouden moeten uitgeven om al het geld dat aan hen is toebedeeld, te besteden. Die landen zeggen dan: nou, het moet zoveel zijn. Dat kunnen ze vervolgens absoluut niet uitgeven. Ze zijn veel te optimistisch en daarop is
De overgang naar activity based budgeting biedt de mogelijkheid een rechtsgrondslag te creëren voor de financiering van Europese culturele organisaties. Als wij standvastig en verstandig zijn, krijgen wij een wetgeving die de culturele samenwerking bevordert en meer tegemoet komt aan de eisen van transparantie en een goed bestuur. 2-216
De Voorzitter. − Krachtens artikel 19 van het Reglement beschikt de Voorzitter over ruime bevoegdheden om de beraadslagingen van het Parlement te leiden. Krachtens artikel 120, lid 6 tracht de Voorzitter met de Commissie en de Raad overeenstemming te bereiken over een adequate verdeling van de spreektijd. Commissaris Barnier, laten we afspreken dat uw spreektijd elf minuten bedraagt. Daarmee heeft u evenveel tijd gekregen als het Parlement. 2-217
Barnier, Commissie. – (FR) Dus, mijnheer de Voorzitter, omdat ik al tien minuten heb gebruikt, heb ik er nog maar één over. Ik hoop het niet, maar wees gerust, ik zal er geen misbruik van maken. Ik zal zo beknopt mogelijk antwoorden. Ik wil iedereen bedanken die zich heeft uitgesproken over het beleid inzake de structuurfondsen waarmee ik samen met mevrouw Diamantopolou en de heer Fischler belast ben, met name het regionale beleid.
23/09/2003 Ik ga niet nogmaals in op de cijfers die ik vandaag heb bevestigd en die ik heb verstrekt bij mijn zo eerlijk en openhartig mogelijke antwoorden op de vragen van de Begrotingscommissie, van de Commissie begrotingscontrole en van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme onder leiding van de heer Hatzidakis. De eerste balans die ik hier heb opgemaakt bevestigt wat ik op 22 mei reeds zei over de periode 1994-1999, die voor mij de zwarte vlek of op zijn minst de grijze vlek is: de traagheid van de procedure die is ingesteld voor deze programmering heeft ertoe geleid dat controle en certificatie zich aan het eind van de periode concentreren. Meneer Hatzidakis, voor deze periode geldt geen n+2 maar bijna n+11. Dat verklaart objectief gezien de zware taak waarvoor we ons gesteld zien bij het behandelen en natrekken van de 2000 ontvangen dossiers. Ik herhaal dat mijn medewerkers en ikzelf deze certificatieperiode niet zullen afraffelen; ik zal zo nodig niet schuwen de vereiste maatregelen nemen. Ik wil geen concessies doen aan de controles noch aan de door een alom bekende regeling vereiste kwaliteit van informatie en certificatie. De heer Hatzidakis heeft gelijk als hij stelt dat de in 1999 goedgekeurde procedure n+2 voor de nieuwe programma´s doelmatiger is en dat deze nu al betere resultaten oplevert, permanent de druk op de ketel houdt en zorgt voor gespreide en minder omvangrijke terugboekingen. Meneer Pronk, ook ik ben niet tevreden, hoewel er vooruitgang is geboekt. Ik ga me ten overstaan van u echt niet op de borst kloppen. Ik constateer slechts, net als u, een betere besteding voor de periode 2000-2006. Deze verbetering is hoofdzakelijk te danken aan deze regel n+2 en de permanente samenwerking met de regeringen. Meneer Hatzidakis, ik zal uw opmerkingen over vervoer en verkeersveiligheid overbrengen aan mevrouw de Palacio. Ik bedank mevrouw Guy-Quint en mevrouw Jensen voor hun opmerkingen over het beheer dat we voeren en waarop het Parlement toeziet. Mevrouw Guy-Quint, we boeken momenteel vooruitgang ten aanzien van de kwalificatie van de programma´s. Ik denk daarbij met name aan het werk van de heer Liikanen, de heer Monti en mijzelf om het gebruik van de structuurfondsen te vergemakkelijken teneinde de witte vlekken op het gebied van mobiele telefonie en internet weg te werken. Laten we minder beton en meer kwaliteit maken! Dat doen we al, maar met het toekomstige regionale beleid, waaraan we werken en waarvoor ik uw steun nodig heb, kunnen we verder gaan. Bij het toekomstige beleid inzake doelstelling 2 kunnen we, samen met de regio´s en de regeringen, de in Göteborg en Lissabon gemaakte afspraken op het gebied van concurrentievermogen en duurzame groei direct in de praktijk brengen. Mevrouw Jensen, ik zal voortgaan op de weg die we zijn ingeslagen. De vastleggingskredieten, waarvan u het
79 betreurt dat deze teruggebracht worden, vallen niet onder rubriek 2, waarvoor wij de verantwoordelijkheid dragen. Het gaat om vervoerskredieten, onder meer voor het midden- en kleinbedrijf. Dus ik denk dat mevrouw Schreyer deze opmerkingen niet zijn ontgaan, maar ik kan niet ingaan op dit punt omdat er geen sprake is van een korting op de vastleggingskredieten, die in Berlijn overigens voor de hele begrotingsperiode zijn gehandhaafd. Meneer Pronk, ik heb uw vraag beantwoord. Ik betwijfel of we de aanvullende begroting nodig zullen hebben die ik zojuist heb genoemd, maar omdat ik open kaart met u wil spelen, heb ik het er nu met u over. Voor 2003 hebben we een gewijzigde begroting nodig. Volgend jaar hebben we wellicht – maar dat is niet zeker – een aanvullende begroting nodig. We moeten gewoon in staat zijn op het juiste moment te betalen. Ik wil niet dat de lidstaten die wel kunnen besteden en uitvoeren bestraft worden omdat er zogenaamd slechte leerlingen in de klas zitten. Mevrouw Iivari, uw opmerking richtte zich meer tot mevrouw Reding, maar ik heb er nota van genomen. Wat culturele samenwerking betreft, ook al gaat het mij niet aan, ben ik gevoelig voor wat u heeft gezegd – ik ben van plan in het toekomstige debat over het regionale beleid na 2007 voor te stellen de kredieten voor INTERREG uit te breiden en de regels voor dit programma te vereenvoudigen, met name om de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van vervoersinfrastructuren te bevorderen. Ook op dit terrein is culturele en universitaire samenwerking vereist. Zo, mijnheer de Voorzitter, ik heb langer dan één minuut maar korter dan elf minuten gesproken en ik dank u voor uw begrip. 2-218
Ceyhun (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in opdracht van de Commissie binnenlandse zaken geeft ik hier als rapporteur ons advies over dit onderwerp. Alles wat verband houdt met het binnenlands en justitieel beleid heeft ook heel veel met de uitbreiding te maken. Ik ben dan ook erg blij dat de rapporteur van dit Parlement, de heer Mulder, dezelfde conclusie heeft getrokken en ook al een aantal voorstellen heeft gedaan. Het maakt de taak van de afgevaardigden die zich met het binnenlands en justitieel beleid bezighouden een stuk eenvoudiger als zij op de steun van de rapporteur kunnen rekenen, omdat hij ons nu eenmaal het beste begrijpt. Daarnaast wil ik commissaris Vitorino van harte bedanken voor de werkelijk uitstekende samenwerking met zijn medewerkers. Dan de begroting 2004: Wij hebben onze voorstellen al met algemene stemmen ingediend, maar op het moment dat deze in de plenaire vergadering aan de orde komen, moet ik er toch nog eens op wijzen dat onze drie agentschappen dit jaar met een essentieel thema geconfronteerd worden. Die agentschappen in Wenen, Lissabon en Den Haag zijn voor ons van groot belang, met name omdat wij straks
80
23/09/2003
met tien nieuwe lidstaten te maken krijgen. Die tien lidstaten zullen voor deze agentschappen extra werk opleveren op het gebied van bestrijding van racisme en drugscriminaliteit en wat de bestrijding van de criminaliteit in het algemeen en het terrorisme betreft. Onze waarnemingscentra in Wenen en Lissabon en Eurojust in Den Haag moeten alle drie daadkrachtig ondersteund worden en dat kost geld. Ik ga er vanuit dat mijn collega’s in de Begrotingscommissie eveneens de noodzaak daarvan inzien en dat zij ons hun steun zullen geven in dit Huis. Mijn dank daarvoor! 2-219
VOORZITTER: MEVROUW LALUMIÈRE Ondervoorzitter 2-220
Perry, Roy (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag uiting geven aan mijn waardering voor de algemene rapporteur, de heer Mulder, voor de aandacht die hij aan onze belangen heeft gegeven. Deze commissie gebruikt minder dan 1 procent van de EU-begroting, maar ik wil niet dat men denkt dat onderwijs, cultuur, media en informatie slechts optionele extra's zijn. De creatieve sectoren in Europa zijn goed voor 12 procent van het BBP van Europa. Er zijn twee punten waarvan ik graag wil dat de Commissie notitie neemt. Ten eerste: via zijn cultuurbegroting helpt het Parlement een aantal culturele organisaties en netwerken zoals het Europees jeugdorkest en de Yehudi Menuhin Stichting. Als deze organisaties moeten overleven, laat staan floreren, dan hebben ze niet alleen onze financiële en morele steun nodig, maar ook rechtszekerheid. Ik ben ontsteld over het feit dat er nu, eind september, nog steeds geen garantie is dat ze hun geld voor 2004 zullen krijgen en dat sommige, zoals helaas gebruikelijk, hun geld voor dit jaar nog niet hebben ontvangen. Ik dring er bij de Commissie op aan om dit fundamentele juridische probleem op te lossen. Ten tweede: als de burgers van de EU kennis over de EU moeten bezitten, dan hebben ze informatie nodig. 25 procent van de Britten weet niet dat hun land deel uitmaakt van de EU. 31 procent van de Duitsers heeft nog nooit gehoord van de Europese Commissie en 90 procent van de Spanjaarden weet niet wat de Europese Conventie is! Het publiek leert over Europa via de televisie. Wij hebben Euronieuws, een uitstekend onafhankelijk kanaal, dat echter zoals alle publieke omroepen gefinancierd moet worden. Dit jaar heeft het Parlement gestemd voor drie miljoen euro aan steun voor Euronieuws. Voorzover ik weet is dat geld nog niet uitgekeerd. In onze aanbeveling voor de begroting voor volgend jaar staat dat dit kanaal vijf miljoen euro zou moeten ontvangen. Ik ben bang dat we het jaar van de uitbreiding – en van de Europese verkiezingen - zullen ingaan zonder het
Europees Jeugdorkest en zonder Europese televisie. Ik hoop dat de Commissie deze punten ter harte zal nemen. 2-221
Vitorino, Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dit is de tweede keer dat de sector justitie en binnenlandse zaken bij het begrotingsdebat aanwezig is, maar ik schaam me bijna tegenover mijn collega´s van landbouw of cohesie wanneer de cijfers op tafel komen, zó onbeduidend kunnen de cijfers die onder mijn beheer vallen, lijken. Dit neemt niet weg dat de aan justitie en binnenlandse zaken toegekende begroting dit jaar statistisch gezien met 252 procent stijgt. In werkelijkheid komt deze verhoging echter grotendeels voort uit de in Kopenhagen genomen beslissing tot invoering van de Schengenfaciliteit, voor een bedrag van 317 miljoen euro, om de zeven toekomstige lidstaten te helpen zich het Schengensysteem eigen te maken. De toename is verder voor 13 miljoen euro toe te schrijven aan de overgangsmaatregelen voor Litouwen in het kader van de doorvoer van en naar Kaliningrad. Dus wat justitie en binnenlandse zaken betreft zijn de voornaamste budgettaire veranderingen enerzijds de verhoging van de kredieten voor de programma´s (16 miljoen euro) vanwege de uitbreiding, en anderzijds de verhoging van de toewijzingen voor de controle van de buitengrenzen, hetgeen sinds de Top van Sevilla en de Top van Thessaloniki een speerpunt is van de Europese Unie. Ik onderstreep het belang van het ARGOprogramma, dat bedoeld is om de gezamenlijke grenscontroles door de lidstaten te ondersteunen: ARGO krijgt 15 miljoen euro extra. Verder is er de invoering van een nieuwe begrotingslijn voor de ontwikkeling van het VIS-project, een informatiesysteem inzake visa, waarvoor in eerste instantie 10 miljoen euro wordt uitgetrokken. Wat het begrotingsbeheer aangaat, zal 2004 in het teken staan van meerdere belangrijke aspecten. Het zal het laatste jaar zijn dat het Europees Vluchtelingenfonds operationeel is. We zullen dan ook lessen moeten trekken uit de opgedane ervaring om deze post ook na 2004 van middelen te voorzien. Verder wordt het aan het DAPHNE-programma toegekende bedrag verdubbeld tot 10 miljoen euro voor 2004. In dit verband is het zaak zo snel mogelijk, in een medebeslissingsprocedure tussen het Parlement en de Raad, knopen door te hakken over de rechtsgrondslag. Een ander door rapporteur Ceyhun aangekaart aspect is de uitbreiding van de begrotingen voor Eurojust en voor het Waarnemingscentrum voor drugs in Lissabon, met name gezien het feit dat deze organen zich zullen moeten aanpassen aan de uitbreiding. Wat de voorgestelde amendementen betreft die met eenparigheid van stemmen zijn goedgekeurd door de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken – en waarvoor ik de heer Ceyhun wil bedanken -, ben ik met name verheugd over de uitbreiding van de begroting voor het Europees
23/09/2003
81
Vluchtelingenfonds. Laten we echter niet vergeten dat hiermee initiatieven tot vrijwillige terugkeer worden gefinancierd en dat het volstrekt niet aan de orde is dit geld te gebruiken voor gedwongen terugkeer. Er is dus een tegenspraak tussen het feit dat de capaciteit wordt versterkt en de toelichting. Hierop wil ik graag uw aandacht vestigen.
voor het programma Toekomst van Europa, waaronder een aanbesteding voor een audiovisuele campagne over de toekomst van Europa ter hoogte van 4 miljoen euro en de hernieuwde toewijzing van 3,7 miljoen euro voor het vervaardigen van schriftelijk feitenmateriaal over de conclusies van de Conventie, dat eind dit jaar en begin volgend jaar verspreid kan worden.
Evenzeer verheug ik me over de twee amendementen met betrekking tot het VIS-systeem en de nieuwe generatie van het Schengen-informatiesysteem SIS II, zoals ingediend door de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. Uit de haalbaarheidsstudies is namelijk gebleken dat een herprogrammering van de uitgaven voor deze beide systemen noodzakelijk is teneinde de last te spreiden over de drie komende boekjaren: 2004 tot en met 2006, waarbij 2006 de richtdatum is om SIS II operationeel te hebben en dus gereed om de landen die op 1 mei 2004 toetreden volledig te integreren.
Wij hechten veel belang aan het gebruik van audiovisuele systemen, zoals de heer Perry reeds heeft gezegd. Dus voor 2003 hebben we 4 miljoen euro uitgetrokken voor audiovisuele voorlichtingscampagnes rondom de uitbreiding, 4 miljoen euro voor de toekomst van Europa, en 8,5 miljoen euro voor algemene informatie over de Europese Unie met audiovisuele middelen, waaronder de zender Euronieuws. Ik ben het helemaal met u eens, meneer Perry, dat we tegemoet moeten komen aan de door het Parlement gehonoreerde middelenvraag van Euronieuws.
Tot slot zwaai ik het idee van het Parlement lof toe om een ERASMUS-programma voor rechters op te zetten, een proefproject dat de Commissie tot een goed einde zal proberen te brengen. Dan stap ik nu over naar het terrein van de voorlichting en de communicatie. Na de goedkeuring van het verslagBayona de Perogordo is 2003 het eerste jaar geweest waarin we de nieuwe voorlichtingsen communicatiestrategie voor het grote publiek hebben ontwikkeld. U herinnert zich ongetwijfeld dat deze strategie berust op samenwerking met de lidstaten en het opzetten van partnerschappen met de lidstaten. Het doet me deugd dat binnen de interinstitutionele werkgroep voorlichting en communicatie brede overeenstemming is bereikt over de onderwerpen die voorrang zouden moeten krijgen bij deze grootschalige voorlichtings- en communicatiecampagnes. Ik heb het dan niet alleen over de euro, maar ook over de uitbreiding, de toekomst van Europa, de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en, voor 2004, de rol van Europa in de wereld, waaronder een specifieke lijn om voorlichtingsactiviteiten op het gebied van defensie te bevorderen. Maar laten we elkaar geen zand in de ogen strooien, en hiermee wil ik ingaan op de opmerkingen van de heer Ferber zojuist. Het is overigens de tweede keer dat ik me tot hem richt vandaag, maar hij is er nooit om me aan te horen. Ik hoop niettemin dat de boodschap hem zal bereiken. Wanneer we partnerschappen aangaan, moeten de lidstaten bereid zijn zich hiervoor in te zetten. In het kader van de voorlichtingscampagne over de toekomst van Europa werd vier miljoen euro gereserveerd voor dit partnerschap met de lidstaten. Tot nu toe hebben slechts drie lidstaten zich bereid getoond samen met ons de campagne over de toekomst van Europa op poten te zetten. Omdat een partnerschap tot stand komt op vrijwillige basis, heeft de Commissie de 4 miljoen euro die niet is gebruikt door het partnerschap toegekend aan andere fondsen. Dus tot het einde van dit jaar staan wij borg voor de uitgaven uit hoofde van het gehele budget
Wat hebben we gedaan? We hebben Euronieuws 1,5 miljoen euro toegekend krachtens de in 2001 met Euronieuws getekende raamovereenkomst en we hebben het aanvullende bedrag van 3 miljoen euro dat het Parlement heeft goedgekeurd achter de hand gehouden. Het Parlement heeft duidelijk aangegeven dat deze 3 miljoen euro niet bestemd waren om de beheersuitgaven van Euronieuws te financieren, maar om de activiteiten van Euronieuws te bekostigen. Wij hebben Euronieuws dan ook voorgesteld om programma´s voor voorlichtingsactiviteiten te presenteren; wij zijn graag bereid deze te beoordelen en te financieren door nog dit jaar de 3 miljoen euro vrij te maken. U heeft de kwestie van de rechtsgrondslagen aangeroerd. Dit aspect valt niet onder mijn directe verantwoordelijkheid, maar voorzover ik weet heeft de Commissie reeds voorstellen ingediend om rechtsgrondslagen te creëren met betrekking tot een aantal entiteiten, waaronder Euronieuws. Ik denk dat dat de beste manier is en de beste aanpak om dergelijke financieringen van iedere willekeur te ontdoen. Ik wacht met spanning het standpunt van het Parlement over dit onderwerp af. 2-222
Guy-Quint (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte commissarissen, op grond van de doortrapte en ondoorgrondelijke programmering van de spreektijd zou ik nu opnieuw moeten ingaan op de problemen omtrent vervoer en de agentschappen. Ik sluit me volledig aan bij de woorden van mijn collega, de heer Hatzidakis, namelijk dat we ons moeten houden aan de lijnen zoals die in het voorontwerp van begroting zijn opgenomen, omdat er voorlopig geen bezuinigingen mogelijk zijn op deze beleidsterreinen. Commissaris, inhakend op het probleem van de voorlichting van de Europese burger, dit wordt in de komende jaren beslist een van de belangrijkste thema´s. U weet wellicht dat velen van ons amendementen
82 hebben ingediend om de begrotingslijnen van vorig jaar te herstellen. Waar het echter vooral om gaat, is dat de Europese instellingen zich bij hun communicatie zo direct mogelijk richten tot de gewone burger. Wat me het meest verontrust in het huidige communicatiebeleid, is dat we niet bij machte zijn om degenen die gaan stemmen te bereiken. Het onbegrip van de burger over de huidige mechanismen en de instellingen van de toekomst is ronduit alarmerend. De middelen, geachte commissaris, die heeft u, maar laten we er alstublieft op toezien dat ze doordringen tot het hart van onze hedendaagse samenleving. Dat zou een grote stap voorwaarts zijn voor de democratische toekomst van onze Unie. 2-223
Dover (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het hebben over twee dingen: ten eerste in mijn hoedanigheid van schaduwrapporteur voor de PPE/DEFractie over diverse vervoerszaken en ten tweede als schaduwrapporteur over de andere instellingen. Dus wil ik eerst mevrouw de Palacio aanspreken en vervolgens mevrouw Schreyer. TENS is een schitterend programma dat de natiestaten zelf laat beslissen over vervoers-, energie- en telematicaprojecten door heel Europa. Hierdoor zullen de vijftien landen van de huidige Unie worden verbonden met de tien landen die erbij komen en zal de gehele Europese Unie worden bestreken zodat elke natie kan bouwen aan haar eigen aandeel in het transEuropese netwerk. Ik heb het volste vertrouwen in dat programma, maar ik wil er even op wijzen dat er een post van ongeveer 225 miljoen euro voor studies over dit onderwerp in de begroting is opgenomen, terwijl de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, waarvan ik plaatsvervangend lid ben, heeft verklaard geen verdere studies te willen maar actie en praktische uitvoering van het programma. Aan het MARCO POLO-programma, voor de overschakeling op andere vervoerswijzen dan het wegverkeer met de daardoor veroorzaakte files, geef ik mijn volledige steun. Wij hebben meer telematica- en computerinformatietechnologie nodig om een efficiënt vervoer van goederen en passagiers door de Europese Unie mogelijk te maken. Wat betreft het GALILEO-project, dienen we optimaal gebruik te maken van de particuliere sector. Ik ben voorstander van dit project. Ik hoop dat we het niet zullen gebruiken voor automatische tolheffingen op vrachtwagens, maar om individuele automobilisten met particuliere commerciële voertuigen de kans te geven verkeersdrukte te vermijden door hen in staat te stellen de beste route te kiezen van hun vertrekpunt naar hun bestemming; anders gezegd: door automobilisten te helpen in plaats van ze te belasten en te belemmeren.
23/09/2003 Over de andere instellingen hebben we de afgelopen twee dagen zeer nuttige discussies gevoerd. Het deed mij veel genoegen de bemiddelingsvergadering in juli bij te wonen en hulde te brengen aan de heer Magri en zijn formidabele voorzitterschap van die commissie. Er bleef toen slechts één kwestie liggen, namelijk het feit dat de Commissie en de Raad zich volgens onze rapporteur, mevrouw Gill, nogal vrijgevig, of liever zeer vrijgevig hadden opgesteld ten opzichte van de begrotingen van drie van de andere instellingen: het Hof van Justitie, het Comité van de regio's en het Economisch en Sociaal Comité. Terwijl de begroting van het Parlement slechts stijgt met 13 procent, die van de Raad met 21 procent en die van de Commissie met 8 of 9 procent, vraagt het Hof van Justitie bijvoorbeeld om 57 procent. Ik ben erg blij dat de Raad dit heeft teruggebracht tot 46 procent. Wij van de Britse delegatie hebben echter een amendement ingediend waarin we vragen om een verdere beperking van ongeveer gelijke omvang. Hetzelfde geldt voor het Economisch en Sociaal Comité. Dit Comité vroeg om een toename van 33 procent wat door de Raad is teruggebracht tot 27 procent. Wij willen daar nog eens hetzelfde percentage vanaf halen. Het Comité van de regio's vroeg om 63 procent, wat werd teruggebracht tot 54 procent. Wij willen een verdere beperking tot 46 procent. Wij kunnen ons deze stijgingen wel veroorloven, maar daar gaat het niet om. Wij moeten een optimaal rendement uit deze overige instellingen halen en ze daarom vragen of ze hun begrotingsuitgaven nogmaals willen bestuderen. 2-224
Buitenweg (Verts/ALE). – Voorzitter, het Europees Vluchtelingenfonds staat in het voorontwerp van de begroting genoteerd voor een bedrag van 39 miljoen euro voor de huidige vijftien lidstaten. Dat is 3 miljoen euro lager dan in de begroting voor 2003. Dit terwijl de doelstellingen van het Fonds toch niet mals zijn: het bevorderen van integratie van nieuwkomers en het organiseren van solidariteit tussen de EU-lidstaten bij de opvang van vluchtelingen. Om de verantwoordelijkheid effectief te delen, is eigenlijk een veel groter fonds nodig. Dit ook om een einde te maken aan de negatieve beleidsconcurrentie tussen de lidstaten om vooral maar het strengste asielbeleid te hebben. Al drie jaar geleden heb ik, ondersteund door dit huis, aan de commissaris gevraagd om een evaluatie te maken van hoeveel geld hij eigenlijk nodig zou hebben om de doelstellingen van het Fonds werkelijk waar te kunnen maken. Die evaluatie heb ik nog nooit gezien, dus doe ik bij deze een nieuw beroep op hem. Het is met name belangrijk om hier goed over na te denken, omdat de Commissie half november haar plannen voor de financiële vooruitzichten presenteert. Ik vertrouw dus, mijnheer Vitorino, op uw moed. Niet alleen is er structureel te weinig geld in het Fonds, de doelstellingen van het Fonds dreigen ook vervuild te worden. Minder geld voor de verdeling van de lasten van de opvang, maar meer nadruk op het verdelen van de lasten van het terugkeerbeleid. De lidstaten willen
23/09/2003 zelfs dat nu ook een gedwongen terugkeer wordt betaald uit het Vluchtelingenfonds. Maar wie mag blijven en wie moet gaan, is nog steeds onderwerp van een debat tussen lidstaten en het is gewoon een nationaal besluit. Het lijkt me dus ook heel erg verkeerd als we Europees belastinggeld gaan betalen voor nationale besluiten. Zolang we geen overeenkomst hebben over wie mag blijven en wie moet gaan op Europees grondgebied, dan lijkt het me ook fout om vanuit Europese begroting geld te betalen voor gedwongen terugkeer. 2-225
Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, mevrouw de commissaris, naar mijn idee nemen wij vandaag weer een besluit over een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van Europa. Het behoeft voor ons absoluut geen betoog dat het MKB van groot belang is voor de economische ontwikkeling van Europa. Dat is vandaag tijdens het debat weliswaar al vaker gezegd, maar wij weten ook dat er heel veel internationale ontwikkelingen zijn die directe gevolgen voor ons hebben. Een van die ontwikkelingen is bijvoorbeeld Bazel II. Daarom hebben wij besloten het initiatief te nemen om een proefproject op te zetten teneinde via de Europese banken garanties voor zeer kleine bedrijven mogelijk te maken. Ik denk dat deze garanties voor de toekomst van het MKB een essentiële rol zullen spelen. Het is met name in verband met het oprichten van bedrijven van belang dat deze zekerheid gewaarborgd wordt. Ten tweede hebben wij de Conferentie in Cancún achter de rug. Deze Conferentie is mislukt omdat er aan de ministersconferentie personen deelnamen die heel veel profijt van het bestaande systeem hebben en daarom niet bereid zijn om voor hun nationale economieën iets te bewerkstelligen wat vanuit ons standpunt bezien positief zou zijn. Daarom vinden wij dat een parlementaire conferentie over dit onderwerp bijzonder nuttig zou kunnen zijn. Wij willen hierbij in de toekomst een ondersteunende rol spelen en samen met de afgevaardigden van de betrokken landen de mogelijkheden op dit vlak bespreken. Ook zou de oppositie in bepaalde landen de gelegenheid moeten krijgen om haar mening over internationale kwesties kenbaar te maken. Tegen deze achtergrond moeten wij ons erop richten om Europa binnen een internationale context niet alleen te vertegenwoordigen, maar ook mee te laten beslissen in plaats van alleen maar mee te laten betalen. Ik dank u, mevrouw de Voorzitter! 2-226
Vitorino, Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik tegen mevrouw Guy-Quint zeggen dat ik het helemaal met haar eens ben. Ik denk dat een succesvol voorlichtingsbeleid een beleid is dat zo dicht mogelijk bij de burger staat. Daarom hebben we deze strategie ontwikkeld van partnerschappen met de lidstaten, waartoe ook de regionale en lokale overheden behoren. Het is een benadering die overigens de steun heeft van het Comité van de regio´s. Maar om deze aanpak succesvol te doen zijn, is de politieke bereidheid tot een partnerschap
83 noodzakelijk. Het moet van twee kanten komen. Daarom hoop ik, wat de campagne over de toekomst van Europa betreft, dat de Europese verkiezingen, het nationale debat over de ratificatie van de Grondwet en de in bepaalde lidstaten te houden referendums voor de lidstaten volgend jaar evenzovele prikkels en evenzovele redenen zullen zijn om samen met ons partnerschappen aan te gaan teneinde voorlichtingsen communicatiecampagnes over de toekomst van Europa en over de inhoud van de Grondwet op poten te zetten die ons zo dicht mogelijk bij de burger te brengen. Ik schaar mij volledig achter de strategie die commissaris Michel Barnier zojuist heeft toegelicht naar aanleiding van een vraag van de heer Dell´Alba. 2-227
(EN) In reactie op de opmerking van mevrouw Buitenhuis aangaande de kwestie van het Europees Vluchtelingenfonds: ik ben zeer verheugd met het voorstel van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken om de toewijzing voor het Vluchtelingenfonds een weinig – ik zeg “een weinig” omdat mevrouw Schreyer meeluistert en dus moet ik erg op mijn tellen passen - te verhogen. Ik wil graag uw aandacht vestigen op het feit dat het Fonds op een zeer gedecentraliseerde manier beheerd wordt. De lidstaten mogen zelf bepalen voor welke prioriteiten zij het geld van het Fonds gaan gebruiken, op voorwaarde dat zij de algemene richtsnoeren voor juridische instrumenten in acht nemen. Daarom wil ik u in alle eerlijkheid zeggen dat wat het terugkeerbeleid betreft slechts 28 procent van het geld door lidstaten gebruikt is voor maatregelen rondom de terugkeer van vluchtelingen naar eigen land. Ik wil nogmaals benadrukken dat het Fonds alleen aangewend kan worden voor “vrijwillige” terugkeer. Ik herhaal: “vrijwillige” terugkeer. In geen geval kan het geld uit het Fonds gebuikt worden voor “gedwongen” terugkeer. Dit is onmogelijk; de wetgeving staat het niet toe. Wij zijn dit jaar bezig aan een uitvoerige evaluatie van het Fonds zodat we beter kunnen zien hoe de lidstaten het geld besteed hebben. Hierdoor zullen wij u tevens kunnen voorzien van nieuwe richtsnoeren en een geldbedrag voor het Fonds voor de nieuwe financiële vooruitzichten. Naar ik hoop wordt deze evaluatie tegen het eind van het jaar afgerond en zodra ik haar in mijn bezit heb zal ik de tekst, zoals gewoonlijk, doorgeven aan het Parlement. 2-228
De Palacio, Commissie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het kort houden, want het Parlement heeft al mijn voorstellen ondersteund. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om mevrouw McNally en de heer Collins nadrukkelijk te bedanken voor hun bijdragen. Tijdens al die afgelopen jaren hebben we ons werk met grote eensgezindheid gedaan, en diezelfde eensgezindheid is er nu weer bij het bespreken van deze begroting.
84
23/09/2003
Ik wil het Parlement bedanken voor zijn steun aan de voorstellen die ik heb ingediend.
punt betreft willen verwijzen naar wat toentertijd is goedgekeurd en aangenomen.
2-229
Wat de trans-Europese netwerken betreft, heb ik duidelijk gesteld dat het bedrag dat hiervoor met het oog op de volgende financiële vooruitzichten wordt uitgetrokken niet met zo’n vijf, tien of vijftien procent maar met 600 à 700 procent omhoog moet. Dat wil zeggen dat het met zeven moet worden vermenigvuldigd. Zo simpel ligt dat. We hebben vier miljard euro nodig om als stimulerende kracht te kunnen fungeren achter de aanleg van netwerken naar transEuropese en niet alleen nationale maatstaven.
Pohjamo (ELDR). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, wat het energiebeleid betreft is er communautaire steun nodig voor het trans-Europese energienetwerk, een programma voor intelligente energie, duurzame energiesystemen en projecten voor nucleaire veiligheid. De Unie heeft ambitieuze doelen gesteld ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling. Voor het bereiken van de doelen is het betreurenswaardig dat er op het gebied van energieonderzoek bezuinigingen op de begroting zijn voorgesteld. Door de lokale hernieuwbare energiebronnen op verscheidene manieren te steunen, wordt de continuïteit van de aardgasvoorziening groter en de afhankelijkheid van import minder. De ontwikkeling van een veelzijdig vervoersnetwerk, het bestrijden van files, het verbeteren van de veiligheid en het bevorderen van duurzaam vervoer moeten de uitgangspunten van het vervoersbeleid zijn. De transEuropese vervoersnetwerken hebben zich vanwege de ontoereikende financiering niet ontwikkeld zoals was gehoopt. Van de veertien projecten van Essen zijn er slechts drie uitgevoerd en afgelopen zomer heeft de groep-Van Miert een aantal nieuwe TEN-projecten opgesteld. De Unie moet van haar kant de benodigde middelen voor zowel oude als nieuwe projecten reserveren en rekening houden met de behoeften van de zich uitbreidende Unie. Een goed functionerende interne markt vereist flexibele vervoersverbindingen tussen de verschillende regio's van de Unie. Vervoersverbindingen in de randgebieden zijn van levensbelang. De Commissie heeft afgelopen zomer een mededeling over de ontwikkeling van het vervoer in het Middellandse-Zeegebied gepubliceerd. Naar mijn mening moet er voor het vervoer in het noorden een soortgelijke mededeling komen. 2-230
De Palacio, Commissie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik ben de heer Pohjamo dankbaar voor zijn steun, ook al vraag hij om extra financiële middelen. Natuurlijk zou ik daar ook om willen vragen, maar er zijn een aantal concrete financiële vooruitzichten en plafonds die we niet uit het oog mogen verliezen – mijn collega, mevrouw Schreyer, heeft dit juist aangegeven. Zoals de geachte afgevaardigde heel goed weet, wordt de steun voor hernieuwbare energiebronnen behandeld in combinatie met de steun voor een efficiënt energiegebruik, in het kader van het programma voor intelligent energiegebruik. Misschien vindt de geachte afgevaardigde dat de financiële middelen te laag zijn. Maar in feite hebben we dat over meerdere jaren goedgekeurd en uiteindelijk hebben we ook de Raad over de streep weten te trekken. Als er eenmaal een akkoord bereikt is, vind ik dat we ons daaraan moeten houden, en daarom zou ik wat dit
De realiteit van de interne markt en het concurrentievermogen van de Europese economie in haar geheel creëren de noodzaak om trans-Europese netwerken aan te leggen aan de hand van trans-Europese maatstaven. Daarom ben ik het uiteraard met de geachte afgevaardigde eens, maar nogmaals, zo’n ingreep kan niet gewoon door middel van een begrotingswijziging worden voltrokken. Gezien haar reikwijdte moet deze kwestie worden aangepakt in het kader van de herziening van de nieuwe financiële vooruitzichten. Wat betreft de vervoersnetwerken heb ik in verband met de energiesector al concrete voorstellen gedaan voor projecten voor een aantal Euro-mediterrane energienetwerken. Die hebben allereerst tot doel de investeringen in een aantal landen te rationaliseren, ze beter te coördineren, en hun effectiviteit te verhogen, zodat bepaalde investeringen niet alleen vruchten afwerpen op nationaal niveau maar ook perspectieven bieden op continentaal niveau. Als ik het over die Euro-mediterrane energienetwerken heb, denk ik niet aan de Europese Unie maar aan Europa als continent. Deze netwerken zullen ook gericht zijn op onze buurlanden, zoals Rusland, Wit-Rusland of Oekraïne, dat wil zeggen de hele kring van bevriende landen die deel uitmaken van de door voorzitter Prodi uitgezette strategie. Verder wordt er vanuit de vervoerssector gewerkt aan deze energienetwerken, plannen die in de komende tijd hopelijk ten uitvoer kunnen worden gelegd. De afgelopen week heb ik in Sint Petersburg juist deze netwerken ter sprake gebracht, waarbij het zelfs om Euraziatische netwerken ging, want het is zaak dat we wegen vinden om de continentale integratie van de Europese Unie met haar buren te verbeteren. Ik wil het Europees Parlement nogmaals bedanken voor zijn steun aan onze voorstellen. 2-231
Magri, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil aan het einde van deze dag de leden van de Commissie en het Parlement van harte bedanken voor hun deelname aan het debat en een korte opmerking maken.
23/09/2003 Het is duidelijk dat wij ons in een constituerende fase bevinden. Het Europees Parlement zal met de nieuwe Grondwet meer bevoegdheden krijgen. Mijns inziens is dit zeer positief, een zaak van historisch belang, en wij hebben vandaag ongetwijfeld een zeer belangrijke impuls gegeven aan deze ontwikkeling. Het lijdt geen twijfel dat het Europees Parlement in de nabije toekomst met meer autonomie en kracht kan optreden en zijn representatief vermogen versterkt zal zien. Dit gezegd zijnde wil ik kort reageren op hetgeen tijdens dit debat naar voren is gekomen. Ik kan niet ingaan op de specifieke vraagstukken, maar kan wel namens de Raad verzekeren dat wij alle vraagstukken die hier aan de orde zijn geweest goed zullen bestuderen. Ik moet er trouwens op wijzen dat - zoals ook duidelijk werd uit het inleidend verslag en de vergaderingen die tot nu toe hebben plaatsgevonden over de verschillende onderwerpen - de Raad op basis van nieuwe benaderingen, nieuwe gegevens en nieuwe besluiten bereid is alle voorstellen te heroverwegen ook die over de beschikbaarheid van nieuwe posten voor de Commissie en andere zaken zoals het korten van de pretoetredingsmiddelen, enzovoort. Daarom verzoek ik u vriendelijk wel te willen beseffen dat de Raad - die door bepaalde afgevaardigden nogal hard werd aangepakt, als ik het zo mag zeggen - tot taak heeft een gemeenschappelijke noemer te vinden voor de verschillende ambities. Aangezien de Europese begroting noodzakelijkerwijs gebaseerd moet zijn op prioriteiten en compromissen is het niet altijd mogelijk eenieders wens in vervulling te doen gaan. Daarom vraag ik de geachte afgevaardigden niet de meetlat langs het hart van de anderen te leggen, want dat zou een fout zijn. Eenieder heeft het recht zijn eigen hart te meten maar ook is het eenieders plicht om volledig vertrouwen te stellen in de anderen. Dit is mijns inziens een van de principes van de democratie, van onze politieke cultuur en iedereen is het daarmee waarschijnlijk eens. Juist omdat wij gemeenschappelijke culturele modellen hebben, geloven wij in een verenigd Europa en beseffen wij dat er een groot verschil bestaat tussen machtsbeheer en politiek. Het beheer van de politiek is het uniforme beheer van de macht uitgaande van een gemeenschappelijk cultureel model. Mijns inziens zullen onze gemeenschappelijke culturele modellen ons helpen tijdens de volgende lezing uitstekende resultaten te bereiken. 2-232
Schreyer, Commissie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte afgevaardigden, ik zal het kort houden. Over het belang van de uitbreiding hoeven wij het eigenlijk niet te hebben. Ook is het belang van de andere prioriteiten voor de begroting 2004 duidelijk naar voren gekomen. Ik geloof dat ook duidelijk geworden is dat daarvoor de benodigde personele middelen in de Commissie beschikbaar moeten worden gesteld. Ik dank de voorzitter van de Raad voor zijn openhartigheid hierover.
85 Voor alle informatie die de Begrotingscommissie, van de Raad of op dit vlak nog nodig hebben, sta beschikking. Dat geldt uiteraard directoraat-generaal Begroting.
leden van de van dit Parlement ik graag tot uw ook voor het
Ik wil nog één keer terugkomen op de kwestie van de kwaliteit van de openbare diensten op Europees niveau: De afdeling van het directoraat-generaal Begroting die verantwoordelijk is voor de hele opstelling van de begroting bestaat uit zeventig mensen. Deze mensen houden zich bezig met het opstellen van de begroting, de hearings, de informatievoorziening, de overschrijvingen, de aanvullende begrotingen, kortom het gehele traject. Als ik dit aantal vergelijk met de personele bezetting en de kwaliteit van de begroting in de lidstaten, kan ik met een gerust hart verklaren dat deze afdeling van topklasse is! Naar mijn idee kunnen degenen die met deze afdeling te maken hebben gehad, dit ook beamen. Ik dank u allen hartelijk voor dit debat. Ik heb er alle vertrouwen in dat wij ook voor 2004 een goede Europese begroting op kunnen stellen met een positieve uitstraling op de uitbreiding. 2-233
Wynn, Terence (PSE), voorzitter van de Begrotingscommissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn dank uitspreken aan de leden die aan dit debat hebben deelgenomen. In het bijzonder wil ik de heer Magri en zijn staf bedanken dat zij hier de gehele tijd aanwezig zijn geweest. Zoals ik eerder al heb gezegd, is het een zeldzaam genoegen hier ministers te mogen verwelkomen. De Denen liepen hierin voorop, en ik feliciteer de heer Magri voor het in stand houden van deze goede gewoonte. Mijn gelukwensen gaan ook naar de commissarissen die aan het debat hebben deelgenomen. Over het algemeen is het vrij goed verlopen, zelfs al dwaalden we nu en dan van het onderwerp af. Het idee achter de aanwezigheid van de commissarissen is dat we ze meteen vragen kunnen stellen over specifieke kwesties, en van deze mogelijkheid hebben niet alle leden gebruik gemaakt. Wellicht moeten we ons optreden voor de volgende gelegenheid wat bijschaven. Het was weliswaar een lange zit, maar desondanks was het welbeschouwd zeker de moeite waard. 2-234
De Voorzitter. – Dank u, mijnheer Wynn. Het debat is gesloten. 2-235
Situatie van de groep Alstom 2-236
De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de situatie van de groep Alstom. Eerst wordt het woord gevoerd door de heer Harbour over de procedure. 2-237
86 Harbour (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, klopt mijn veronderstelling dat er gelegenheid is de commissaris aan het slot van zijn betoog vragen te stellen volgens de catch-the-eye-procedure? U heeft dat aan het begin niet daadwerkelijk gezegd, maar ik hoop ten zeerste dat andere collega’s en ik daar gelegenheid toe krijgen. 2-238
De Voorzitter. – Mijnheer Harbour, ik dank u voor uw vraag, maar het staat al vast dat er geen gelegenheid is om na afloop van de verklaring vragen te stellen aan de commissaris. De sprekers die zijn ingeschreven kunnen vragen stellen aan de commissaris in het kader van hun interventies.
23/09/2003 heeft ze mij gemachtigd uiterlijk op 22 september en in overleg met voorzitter Prodi een bevel uit te vaardigen om bepaalde vormen van steun te verbieden, behalve wanneer de Franse autoriteiten openlijk zouden beloven geen maatregelen te nemen die, zonder de voorafgaande toestemming van de Commissie zoals vereist door de communautaire regeling inzake overheidssteun, automatisch en onomkeerbaar een deelneming van de staat in het kapitaal van de groep Alstom teweegbrengen. Na vruchtbaar en voortvarend overleg met de Franse autoriteiten heb ik gisteren geconstateerd dat deze de steunregeling hebben gewijzigd op een wijze die tegemoetkomt aan de eis van de Commissie.
2-239
Monti, Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben het Europees Parlement erkentelijk dat het me hier vanavond heeft uitgenodigd. Ik maak altijd graag gebruik van de mogelijkheid om met het Parlement van gedachten te wisselen over het mededingingsbeleid, waarover ik overigens regelmatig verantwoording mag afleggen aan de Economische en Monetaire Commissie van het Parlement. De reden voor uw uitnodiging vanavond, Mevrouw de Voorzitter, is een specifiek dossier dat nog in behandeling is en waaromtrent ik dus een zekere geheimhouding dien te betrachten. Binnen deze grenzen ben ik tot uw beschikking om de toelichtingen te geven die ons zullen worden gevraagd. Wat heeft de Europese Commissie gedaan in het dossier Alstom? Ze heeft een beslissing genomen en besloten een andere beslissing niet te nemen. Het besluit om de onderzoeksprocedure in werking te stellen heeft betrekking op de steunmaatregelen die de Franse overheid op 2 augustus heeft genomen in het kader van een overeenkomst met Alstom en een aantal banken en waarvan de Commissie aansluitend op de hoogte is gesteld. Dit besluit is door het college op 17 september genomen en is geenszins uitzonderlijk.
De Franse staat wordt dus niet direct aandeelhouder van Alstom en zal geen kapitaalvormende maatregelen doorvoeren, dat wil zeggen structurele maatregelen die de Commissie niet kan aanvaarden zonder vooruit te lopen op de uitkomsten van het mededingingsonderzoek dat ze gaat uitvoeren. De deelneming van de staat in de kapitaalaanwas zal worden vervangen door een obligatie met vaste looptijd en zwevende rentevoet die aflosbaar is in aandelen. Het gaat om een liquiditeitsmaatregel die uitsluitend kan worden omgezet in kapitaal indien de Commissie besluit dat de deelneming van de staat in de kapitaalvermeerdering de concurrentie op de betreffende markten niet in de weg staat. Aangezien Frankrijk bereid is af te zien van automatische deelneming in het kapitaal van Alstom en beloofd heeft de Commissie niet meer voor een voldongen feit te plaatsen, hoefde ik geen gebruik te maken van het opschortingsbevel waartoe ik door het college van commissarissen was gemachtigd.
De Commissie kon niet akkoord gaan met een onmiddellijke deelneming van de Franse Republiek in het kapitaal van Alstom aangezien een dergelijke maatregel, in tegenstelling tot andere vormen van kapitalisatie, onomkeerbare gevolgen zou hebben voor de markten waarop de groep Alstom actief is.
De Commissie is blij met de constructieve houding van de Franse autoriteiten en met name van de heer Francis Mer, minister van Economische Zaken, Financiën en Industrie. Het was onze plicht om te voorkomen dat de mededingingsvoorwaarden op de markt op onmiddellijke en onomkeerbare wijze zouden worden gewijzigd ten gunste van Alstom voordat de Commissie de gevolgen van de steun op de betreffende markten zou hebben kunnen onderzoeken. De ingrepen zouden waarschijnlijk tot een toename van de wereldwijd toegekende staatssteun hebben geleid. Hieruit blijkt het sneeuwbaleffect van een kapitaalvermeerdering en de onomkeerbare gevolgen ervan. Met andere woorden: we zouden het evenwicht nooit meer hebben kunnen herstellen. De Commissie zal overigens nadrukkelijk kijken naar de hoogte van het steunbedrag bij de inhoudelijke bestudering van het dossier.
Op 17 september heeft de Commissie derhalve geconstateerd dat alle voorwaarden verenigd waren om de Franse overheid te gelasten af te zien van een deelneming in het kapitaal van Alstom. De Commissie heeft Frankrijk echter een laatste kans willen bieden alvorens over te gaan tot deze dwangmaatregel. Hiertoe
Het feit dat het niet nodig is een opschortingsbevel uit te vaardigen betekent uiteraard niet, in dit stadium, dat de Commissie de steun heeft goedgekeurd. Nu gaan we alle maatregelen onderzoeken. Dit eigenlijke onderzoek zal plaats kunnen vinden in een constructieve sfeer en zo snel als mogelijk is bij een dergelijk complexe kwestie.
Dat brengt me bij de beslissing die we niet hebben genomen en die betrekking heeft op een specifiek element van de op 2 augustus overeengekomen en bekendgemaakte maar nog niet uitgevoerde steunregeling: een deelneming van de staat in het kapitaal van Alstom.
23/09/2003 Doel is de herstructurering van de onderneming met behoud van het goede functioneren van de interne markt, de enige garantie voor duurzame werkgelegenheid. Tijdens dit onderzoek zal de Commissie de overlevingskansen van de onderneming op lange termijn beoordelen evenals de vraag of het toegekende steunbedrag in verhouding staat tot de tegenprestaties die Frankrijk bereid is te leveren om de concurrentievoorwaarden op de betreffende markten te behouden. Ik zou willen benadrukken, dames en heren, dat het absoluut niet gaat om een principestandpunt van de Commissie inzake de eigendomsregeling van ondernemingen in de lidstaten. U weet net zo goed als ik dat het Verdrag voorziet in de grootst mogelijke neutraliteit als het gaat om publiek of particulier eigendom van ondernemingen. Daar ben ik me terdege van bewust. Het was niet de deelneming van de Franse staat als zodanig in het kapitaal van Alstom waar we een stokje voor wilden steken. Voor de Commissie ging het erom te voorkomen dat steunmaatregelen onomkeerbare gevolgen voor de betreffende markten zouden hebben zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie, dat wil zeggen in weerwil van de Verdragsbepalingen inzake staatssteun. Laten we alstublieft niet te horen krijgen dat de Commissie tegen het staatseigendom van ondernemingen is. Zoals ik altijd heb benadrukt, is het niet de Commissie die een lidstaat vraagt om staatsbedrijven te privatiseren, zoals de Franse regering doet, bijvoorbeeld voor Electricité de France. Dat zijn keuzes die geheel bij de betreffende lidstaat liggen. Het is de taak van de Commissie erop toe te zien, met inachtneming van de Verdragen, dat staatsbedrijven en particuliere ondernemingen zich aan de mededingingsregels houden. Ik wil nogmaals de goede samenwerking met de Franse regering benadrukken, en in het bijzonder met minister Mer, die gekenmerkt werd door een constructieve houding en wederzijds vertrouwen. Het is zinvol wat langer stil te staan bij bepaalde reacties en opmerkingen van Franse politici en economen in de afgelopen dagen. Ik begrijp heel goed de emotie van de vakbonden. Ik begrijp goed hoe belangrijk de groep Alstom in economisch en maatschappelijk opzicht is voor Europa. Wat ik echter minder goed begrijp, is dat de Europese Commissie de afgelopen dagen in het Franse debat notarisgedrag en politieke gewetenloosheid is verweten. Deze mensen onderschatten hoe politiek waardevol het is om de interne markt te vrijwaren van concurrentievervalsing als noodzakelijke, zij het zeker niet toereikende voorwaarde voor een sociale markteconomie. Ze onderschatten hoe politiek verdienstelijk het is om te voorkomen dat een lidstaat voorbij kan gaan aan de regels van de interne markt, regels die in de eerste plaats ten goede komen aan de Europese ondernemingen zelf en de kansen op groei en werkgelegenheid. En ze onderschatten hoe politiek noodzakelijk het is om vertrouwen te schenken aan
87 Europa als zodanig door de burgers van de kleine en toekomstige lidstaten te tonen dat de Commissie in haar rol als hoedster van het Verdrag niet met twee maten meet. 2-240
Karas (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de commissaris, mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten wil ik drie dingen duidelijk stellen. Ik zeg dat overigens met name tegen degenen die dit debat vandaag na de verklaringen van commissaris Monti afgedwongen hebben: er is geen reden om kritiek op de Commissie uit te oefenen; er is ook geen reden voor een wijziging van het mededingingsbeleid. Integendeel, wij zouden de Commissie en met name commissaris Monti uitdrukkelijk moeten bedanken voor zijn doordachte, consequente en open houding in de afgelopen dagen en zijn bereidheid om de dialoog aan te gaan. In Agence Europe stond op 17 september de volgende uitspraak van commissaris Monti: “Wij staan open voor de dialoog. Ik blijf erop vertrouwen dat wij tot een oplossing zullen komen die de integriteit van de gemeenschappelijke markt in stand houdt zonder dat er sprake is van een verstoring van de mededinging. Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor een gezonde Europese industrie en voor een duurzame werkgelegenheid.” Op 22 september laat de heer Monti eveneens in Agence Europe optekenen: “De Commissie heeft nooit negatieve vooroordelen ten opzichte van Frankrijk of Alstom gehad, maar het was onze plicht om te toetsen of de mededingingsomstandigheden op de markt geen rechtstreekse en onherroepelijke wijzigingen zouden ondergaan.” Einde citaat. Iets later vervolgt hij: “Het doet mij genoegen dat ik kan meedelen dat de Franse autoriteiten volledig gehoor hebben gegeven aan alle voorwaarden van de Commissie.” Einde citaat. Geachte dames en heren, natuurlijk is dit een delicate kwestie. Het gaat echter om overheidssubsidies. Uiteraard is Alstom van groot economisch belang voor ons continent. De Commissie mag de naleving van het communautaire recht echter niet laten afhangen van de omvang van een bedrijf en van het aantal arbeidsplaatsen. De Commissie moet ingrijpen als er vraagtekens bestaan of als er sprake is van verkeerde ontwikkelingen. In verschillende media stond vandaag het volgende: “Banken gaan akkoord met reddingsplan”. “Franse energiereus Alstom gered!”. “Koers Alstom daalt na voorlopige redding!”. “Parijs dwingt industrieconcern tot herstructurering”. “100.000 Banen op de tocht”. Het is inderdaad een gevoelige kwestie, maar kunnen wij daadwerkelijk beweren dat wij een andere opstelling van de Commissie gewenst of verwacht hadden? Wat mijn fractie betreft, kan ik daarop met “nee” antwoorden, wat niet wil zeggen dat ons hart niet op de juiste plaats zit voor alle problemen die daarmee samenhangen; daar hebben wij namelijk alle begrip voor.
88 Ik zou graag drie artikelen uit de nieuwe Grondwet in herinnering willen roepen. In artikel 3, lid 2, zal de volgende formulering komen te staan: “De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zonder binnengrenzen, en een interne markt waar de mededinging vrij en onvervalst is.” In artikel 4, lid 2, hebben wij vastgelegd dat binnen het toepassingsgebied van de Grondwet iedere discriminatie op grond van nationaliteit verboden is. In artikel 5, lid 2, komt te staan dat de lidstaten ertoe bijdragen dat de Unie haar taak kan vervullen en dat zij zich onthouden van alle maatregelen die de verwezenlijking van de in de Grondwet genoemde doelstellingen in gevaar kunnen brengen. In Lissabon hebben wij ons voorgenomen om in 2010 het meest concurrerende continent ter wereld te zijn. Wij houden daarom onverminderd vast aan ons oorspronkelijke standpunt: Voor overheidssubsidies is goedkeuring vereist. Alle activiteiten die de mededinging kunnen verstoren, moeten onverwijld door de Commissie onderzocht worden en dienen aan voorwaarden en termijnen gebonden te zijn. Alles wat strijdig is met het communautaire recht, dient verboden te worden. Alle discriminerende activiteiten zijn verboden. Alle activiteiten die de interne markt ondermijnen, zijn onverantwoord omdat zij nadelig zijn voor de groei en werkgelegenheid. Mijn fractie kiest voor de sociale markteconomie en daardoor ook voor sociale verantwoordelijkheid. Wij kiezen voor de interne markt en voor mededinging, omdat zij de voorwaarden vormen voor het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen en voor economische groei. Commissaris Monti is de onafhankelijke regulerende factor. Hij kan op onze volledige steun rekenen en hij heeft op de juiste wijze gehandeld! 2-241
Wurtz (GUE/NGL). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, op ons initiatief heeft het Europees Parlement meerdere keren vakbondsvertegenwoordigers van Alstom ontvangen. Zij wijzen al vanaf 1999 op ernstige tekortkomingen in de bedrijfsvoering door de directie van de groep. Op 17 februari 2000 hebben wij in deze Vergadering een resolutie aangenomen waarin wordt gewaarschuwd voor de risico's voor de toekomst van het bedrijf. Sindsdien is er, uit naam van de heilige principes van het liberalisme, van diverse kanten op gewezen dat deze inmenging van de politiek in de economie ongepast was en bij voorbaat ondeskundig. Daar moeten we nog maar eens goed over nadenken. Ik heb gisteren van de coördinator van de vakbonden van Alstom Europa, mevrouw Francine Blanche, gehoord dat de werknemers natuurlijk blij zijn dat de Commissie het reddingsplan in principe heeft goedgekeurd. Zij herinneren zich echter maar al te goed dat de vele waarschuwingen van hun vertegenwoordigers op geen enkel niveau serieus zijn genomen. Zij willen nu in geen geval het slachtoffer worden van dit reddingsplan. Mevrouw Blanche vertelde ook dat sinds haar benoeming in januari van dit jaar, de
23/09/2003 nieuwe directeur van de groep, de heer Kron, in totaal welgeteld twee uur met de Europese werknemersvertegenwoordigers heeft gesproken. Die arrogantie accepteren zij niet langer. Er bestaat bij de werknemers een enorme en dringende behoefte om hun rechten te laten gelden. Mijnheer de commissaris, de Europese vakbondscoördinatoren van Alstom willen nu graag door de Commissie worden ontvangen en gehoord. Zij zullen dan het plan uitgebreid hebben bestudeerd en zij denken zelfs met voorstellen te kunnen komen voor bezuinigingsmaatregelen die geen banen hoeven te kosten. Dit wat betreft de korte termijn. Buiten dat worden door deze gigantische zaak een aantal belangrijke vragen gesteld die in het debat over de toekomst van Europa concreet aan de orde moeten komen. Ik noem er drie. Op de eerste plaats, de sociale dialoog of eigenlijk de noodzaak van nieuwe rechten voor werknemers. De krachteloze en achterhaalde richtlijnen betreffende informatie en raadpleging van werknemers en betreffende Europese ondernemingsraden moeten worden herzien. Er moet echte zeggenschap komen, zodanig dat een herstructureringsplan kan worden opgeschort zodat er een tegenonderzoek kan worden uitgevoerd en de voorhanden opties kunnen worden vergeleken. Op de tweede plaats: er bestaat geen Europees industriebeleid. Men wil maar steeds de staatssteun afschaffen vanwege de mededingingsregels. Maar wat wil het geval nu, zonder overheidssteun zou er wereldwijd op economisch gebied een enorme concurrentievervalsing hebben plaatsgevonden tussen aan de ene kant het overgebleven restje Europese industrie in de strategische energie- en spoorwegsector en aan de andere kant de Amerikaanse of Japanse giganten zoals General Electric of Mitsubishi. Op de derde plaats moet vanuit het oogpunt van democratisch functioneren van de Unie de beoordelingsvrijheid van de Commissie op het gebied van mededinging opnieuw worden bekeken. De sociale partners, nationale parlementen en natuurlijk het Europees Parlement moeten kunnen meepraten over de criteria waaraan voldaan moet worden, de beoogde doelstellingen en de noodzakelijke controles. Hoe legitiem zou het tegenover onze medeburgers zijn geweest wanneer de Commissie werkelijk het reddingsplan had geweigerd voor een strategische onderneming die 118.000 mensen in dienst heeft, zoals zij aanvankelijk dreigde te doen? Per slot van rekening toont de affaire Alstom haarscherp aan welke politieke keuzen er aan de orde zijn in het publieke debat over de Europese Grondwet. Dit punt is hiermee op onze agenda gezet. 2-242
23/09/2003 Lipietz (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, laten wij wel wezen, op het Europese vlak is de affaire-Alstom vooral een formele affaire. De Commissie had absoluut gelijk om de Franse regering terug te fluiten vanwege de in deze affaire getoonde arrogantie en de minachting voor communautaire regels. Deze affaire staat niet op zichzelf. De manier waarop de regering-Raffarin openlijk voorbijging aan de bepalingen van het Stabiliteitspact, terwijl president Chirac zelf toch een van de initiatiefnemers is geweest en tot de onvoorwaardelijk voorstanders behoort, bemoeilijkt de hervatting van de onderhandelingen over dit Pact, dat de heer Prodi zelf “dom” noemt. Ander voorbeeld: de minachting van de regering-Raffarin voor Natura 2000, de richtlijnen voor vogel- en habitatgebieden, waardoor het moeras van de Poitou verloren is gegaan. Kroon op het werk: de verklaring van de heer Raffarin waarin hij over de wettelijke eisen van de uitvoerende macht van de Europese Unie spreekt als zou het gaan om rekensommen van een willekeurig bureau van een vreemd land. Voor die schandalige verklaring wil ik, namens de Fransen die zich in grote meerderheid bewust zijn van het feit dat Europa geen vreemd land is maar ons gemeenschappelijke huis, de Commissie graag onze excuses aanbieden. Ik ben blij dat er vandaag een akkoord bereikt is. Hierdoor kan Alstom worden gered van het dreigende faillissement waarvoor de eigen directie en die van ABB volledig verantwoordelijk zijn, ondanks de waarschuwingen van de vakbonden. Dit akkoord geeft de Franse regering en de Commissie de tijd om een definitieve oplossing te vinden die aan alle eisen voldoet. In dat verband zou ik nog wat inhoudelijks willen zeggen, mijnheer de commissaris voor de mededinging. U weet dat onze Fractie De Groenen uw inspanningen voor de bescherming van consumenten tegen onrechtmatige praktijken van de monopolisten loyaal heeft gesteund; mijn verslag uit 2001 over mededinging laat dat zien. Maar ik had daarbij ook een aantal kanttekeningen geplaatst die wij gezamenlijk hebben uitgediept, niet alleen van commissaris tot parlementslid, maar ook van econoom tot econoom. Naar aanleiding van de affaire-Alstom wil ik daarover nogmaals het volgende zeggen. De bescherming van de consument is er op de eerste plaats op gericht dat een bepaald product of een bepaalde dienst wordt aangeboden; tegen welke prijs dat gebeurt, komt pas op de tweede plaats. Dit betekent dat er een industriebeleid moet worden ontwikkeld. Het verdwijnen van Alstom en de ondergang van Asean Brown Boveri die daarvan het gevolg had kunnen zijn, zou het Europese aanbod van krachtcentrales en hogesnelheidstreinen enorm hebben beperkt, juist op een moment dat de klimaatverandering en het Kyoto-verdrag om gigantische investeringen op die twee gebieden vragen.
89 Verder is het zo dat wat geldt voor de netwerkinfrastructuur, waar volgens de economische theorie monopolie en overheidssteun soms te prefereren zijn boven volledige mededinging, noodzakelijkerwijs ook vaak geldt voor de oligopolie die deze infrastructuur moet aanleggen en onderhouden. Tot slot, de wijze waarop de regering-Raffarin op haar nummer is gezet, hebben werknemers en inwoners van de betrokken regio's als buitengewoon grof ervaren. Zij voelen zich onheus behandeld door een Europa dat zich weer eens een vreemde en vijandige instelling toonde. De opstelling van de regering-Raffarin komt neer op privatisering van winsten en nationalisering van verliezen en dat keuren wij net als u af. Maar laat u nu eens zien dat het Europees mededingingsbeleid erop gericht is overmatige winsten te beteugelen en het aanbod van openbare voorzieningen te bevorderen. 2-243
Pasqua (UEN). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, naar de indruk van de Fransen ging het hier niet alleen om het debat over de steun waartoe de Franse overheid wel of niet kan besluiten, maar waren in deze ook de ego's van de heer Mer en van uzelf in het geding. Ons interesseert dat niet. Wij zitten hier niet om wie dan ook steun te betuigen, u net zo min als de heer Mer. Wij hebben een eenvoudige vraag: heeft Europa, de Europese Unie en in het bijzonder de Commissie waarvan u deel uitmaakt, een duidelijk industriebeleid? En moeten wij u blind vertrouwen? Het antwoord is nee. Ik zie geen duidelijk industriebeleid. En ook van blind vertrouwen kan, gelet op de beslissingen van het Europees Hof waarin u tot driemaal toe in het ongelijk bent gesteld, duidelijk geen sprake zijn. Ik twijfel niet aan uw goede bedoelingen, maar ik heb wel grote twijfels bij de doelmatigheid en de juistheid van de beslissingen die u neemt. Deze affaire heeft in elk geval laten zien dat, ongeacht haar pretenties, ook het optreden van de Europese Commissie grenzen kent wanneer zij wordt geconfronteerd met een bijzonder ernstig probleem van een land. Ik geef grif toe dat de manier van doen van de Franse regering in deze zaak geen schoonheidsprijs verdient. Uw reactie daarentegen was niet een constructieve bijdrage om de onderneming Alstom uit de problemen te helpen. Misschien dat iedereen nu weer enigszins bij zinnen is gekomen. Tot slot wil ik de heer Lipietz erop wijzen dat hij hier aan het verkeerde adres is met zijn kritiek op de Franse regering. Deze Vergadering heeft namelijk geen enkele bevoegdheid om de Franse regering te beoordelen: bewaart u uw kritiek voor andere plekken, in ons eigen land waar men u van repliek kan dienen. (Applaus) 2-244
Abitbol (EDD). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de gebeurtenissen rond Alstom de afgelopen dagen deden mij een beetje denken aan het verhaal van de man die zichzelf met een hamer
90 op het hoofd sloeg en op de vraag waarom hij dat deed, antwoordde met “omdat het zo'n fijn gevoel is als het weer afgelopen is”. Zeker, mijnheer Monti, u bent als winnaar uit de bus gekomen in deze krachtmeting die u de Franse regering hebt opgelegd. U hebt haar zelfs belachelijk gemaakt, laten we daar maar geen doekjes omwinden. Dezelfde regering die jongstleden vrijdag nog van geen rekensommen wilde weten, was het hele weekeinde met de steun van alle betrokken banken met niets anders bezig. U hebt dus gewonnen, maar tegen welke prijs! Alle Europeanen weten nu dat je als het aan Brussel ligt zonder scrupules 120.000 arbeidsplaatsen mag opofferen, dat je industriële vestigingen van het formaat van Belfort of St. Nazaire mag vernietigen, alleen maar omdat - de heer Pasqua wees daar zojuist al op - een Europese commissaris in zijn trots gekrenkt is. Mijnheer Monti, u zet het belang van bevolkingsgroepen op het spel niet alleen vanwege vrij onbelangrijke dogma's, maar ook uw eigendunk speelt u parten. U treedt niet als notaris op, mijnheer Monti, dat zou te veel eer zijn want die handelen meestal nog vanuit het belang van families en hun bezittingen. U bent als een deurwaarder die beslag komt leggen, zogenaamd namens de sociale markteconomie, ware het niet dat het sociale daaruit steeds meer wordt weggesaneerd. Mijnheer Monti, wij Fransen hebben het einde van Péchinet al aan u te danken. Wij mochten van u Alcan niet terugkopen, terwijl het omgekeerde wel mogelijk was. We hadden de ondergang van Schneider en Legrand aan u te danken kunnen hebben. Hebt u soms niet het idee de grootinquisiteur van de Europese industrie te zijn zoals Torquemada die voor de katholieke kerk was, dat wil zeggen iemand die uit alle macht op elke vorm van staatssteun jaagt zoals die goeie Torquemada, met permissie, op ketters, sodomieten en, laten we eerlijk zijn, eigenlijk ook op joden joeg. 2-245
Lang (NI). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, de arrogante en dogmatische wijze waarop de Europese Commissie de affaire-Alstom heeft afgehandeld na het debat in Frankrijk over het zeer harde bezuinigingsakkoord is tekenend en wij kunnen daar veel lering voor de toekomst uit trekken. Het is een bitter voorproefje van het toekomstige Europa van horige staten. De verbaasde en geschokte Fransen ontdekken plotseling de waarheid achter Europa: een technocratische en imperialistische uitzuiger die boekhoudingen belangrijker vindt dan mensen en communautair formalisme belangrijker dan het behoud van bedrijven. De Commissie is niet bezig met de voorbereiding van een Europa van industrie, groei en werkgelegenheid, maar van een groot braakliggend industrieterrein, een Europa van bedrijven die wegtrekken, van werkloosheid, van economische regressie en sociale onzekerheid. Daarin is geen sprake meer van een vrij en onafhankelijk Frankrijk, maar van een afhankelijk land dat aan de ketting ligt bij de heren en meesters in Brussel, waar de regering af en toe mag gaan bedelen om nieuwe voorwaarden en termijnen. Wat een meelijwekkende en vernederende vertoning! Tot
23/09/2003 slot: het moeizaam tot stand gekomen akkoord zal niet lang kunnen verbergen dat het Franse volk absoluut zijn vrijheid, economische en sociale onafhankelijkheid, politieke soevereiniteit en eenvoudigweg zijn waardigheid moet zien terug te krijgen. 2-246
Konrad (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris Monti, geachte dames en heren, het dreigende faillissement van het bedrijf Alstom is voorlopig van de baan dankzij een compromisoplossing tussen meer dan dertig crediteurenbanken, de Franse overheid en de Commissie. Het steunpakket heeft een omvang van 2,8 miljard euro - dat is een duur pakket. Men zou ook kunnen zeggen dat het voor een groot deel een duur overheidscadeau is waarvan het nut twijfelachtig is. Naar mijn idee bestaat er in Europa een niet uit te roeien misvatting dat geld ook niet-concurrerende ondernemingen in stand kan houden. Ik ben een voorstander van overgangssteun. Ik vind dat faillissementen waar mogelijk voorkomen en herstructureringen bevorderd moeten worden. Maar ik ben bang dat er op die manier toch ondernemingen in stand worden gehouden die niet concurrerend zijn. De converteerbare lening die nu als compromis gepresenteerd wordt, nodigt de Franse overheid er immers van harte toe uit om op een gegeven moment na afloop van het onderzoek die lening in aandelen om te zetten zodat er sprake is van een hernieuwde nationalisering van Alstom. Die Europese mentaliteit om structurele veranderingen tegen te gaan, om te trachten structurele veranderingen in principe met overheidsgeld te verhinderen, is nu precies wat zo schadelijk is voor Europa als vestigingsplaats. Het Internationale Monetaire Fonds heeft er onlangs nogmaals nadrukkelijk op gewezen dat de grote landen Duitsland, Frankrijk en Italië welhaast remmende factoren voor ons continent zijn. Die landen zijn er dan ook medeverantwoordelijk voor dat de volgende economische opleving waarschijnlijk aan Europa voorbij zal gaan. Het faillissement van bedrijven die zich in de concurrentiestrijd niet staande kunnen houden, is inherent aan de markteconomie en overigens ook inherent aan de sociale markteconomie. Ik heb nog een ander belangrijk punt. Vandaag melden de krantenkoppen het volgende, mijnheer Monti: “Vuurproef doorstaan”. Dat klinkt mij positief in de oren en ik wil u daarmee vanaf deze plaats ook feliciteren. Het is belangrijk geweest dat de Franse regering de Commissie op dit gebied niet ongevraagd voor een voldongen feit heeft geplaatst. De Europese Unie is namelijk een rechtsgemeenschap en het mededingingsrecht maakt onderdeel uit van die rechtsgemeenschap. Ik kan alle landen dan ook alleen maar oproepen om dit recht ook in acht te nemen. Juist in de periode vanaf 2001 zijn wij geconfronteerd met een stijging van de overheidssubsidies, op dit moment is
23/09/2003 de omvang van die subsidies in de Europese Unie 88 miljard euro. Dat zegt genoeg en wij moeten dan ook het ergste vrezen. Naar mijn idee zouden de lidstaten er goed aan doen om het mededingingsrecht in acht te nemen, met name nu wij op de drempel staan van de uitbreiding van de Europese Unie. 2-247
Cashman (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Monti zeggen dat ik hem niet op persoonlijk vlak zal aanvallen – als commissaris rust er immers een zeer zware taak op zijn schouders. In reactie op de vorige spreker wil ik echter wel zeggen dat bedrijven simpelweg ophouden te bestaan – zij verdwijnen van de markt. Dat is de harde realiteit. We moeten voor ogen houden waarom het vanavond hier gaat, namelijk de realiteit van 110.000 banen. De realiteit is dat wanneer je geen baan hebt, je de rekeningen niet kunt betalen en jezelf niet kunt onderhouden. Dit Parlement moet inzien dat we gezamenlijk een betere sociale dialoog moeten creëren, en een groter begrip en meer sociale verantwoordelijkheid voor de werkenden. In het Verenigd Koninkrijk alleen al neemt Alstom 10.000 banen voor zijn rekening. We moeten Alstom steunen. De onzekerheid over de steun komt niemand ten goede. Fabrieken in Washwood Heath (Birmingham), Rugby en Stafford gaan mogelijk een onnodig zware en onzekere toekomst tegemoet. We moeten deze mensen zekerheid bieden en ontwikkeling en investering aanmoedigen. Dat doen wij op dit moment niet. De regels voor staatssteun moeten flexibel worden toegepast. Wanneer we te maken hebben met geweldige sociale onrust moeten we ook naar de kosten kijken. Ik steun dit herfinancieringspakket, maar het mag niet ten koste gaan van Britse werknemers en Britse banen. Er bestaat ongerustheid onder de werknemers van transmissieen distributiebedrijven over een waarschijnlijke overname door Arriva. Er bestaat grote ongerustheid over de op het eindloon gebaseerde pensioenregeling van die werknemers. We moeten hun enige vorm van zekerheid bieden. Mijn grootste angst is dat we vanavond concluderen dat Alstom misschien zal blijven bestaan en misschien de steun van de Europese Unie krijgt. Wat we moeten zeggen is dat Alstom in elk geval blijft bestaan en we moeten alles doen wat in onze macht ligt om dat voortbestaan zeker te stellen en die 110.000 banen te beschermen. Dat zijn we aan onszelf en de betreffende werknemers verplicht. 2-248
Berthu (NI). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, de mooie grote onderneming Alstom is tot twee keer toe bijna om zeep geholpen: eerst door de slechte bedrijfsvoering van de vorige directeur en vervolgens nog eens door de starre houding van de Commissie. Weliswaar liet de Commissie ons zojuist weten dat zij slechts de bepalingen van het Verdrag toepast en dat
91 ontken ik niet mijnheer Monti, dat klopt. Het Verdrag zelf is het probleem, want de formulering in het hoofdstuk betreffende mededinging gaat terug tot het Verdrag van Rome. De visie die daarin wordt gegeven op mededinging is voor deze tijd veel te beperkt en te eenzijdig op de interne markt gericht, want concurrentie is vandaag de dag mondiaal en vraagt om een veel bredere visie op strategische, nationale en Europese belangen. Om die reden was in de affaire-Alstom de opstelling van de Franse regering eigenlijk veel evenwichtiger en breder dan die van de Commissie. De eerste heeft laten zien dat een nationale staat met democratisch gekozen bestuurders heel goed kan bepalen of er staatssteun moet worden verleend om in uitzonderlijke gevallen ten behoeve van de economische onafhankelijkheid of de culturele identiteit van een land, strategisch belangrijke industrieën te kunnen behouden. Wij hadden liever gezien dat de Commissie meer in dat licht zou hebben gehandeld. Dit moet bij de eerstvolgende herziening van het Verdrag worden meegenomen. Inmiddels betreuren wij het dat commissaris Monti, zoals straks bleek uit zijn verklaring, het zwaard van Damocles boven het reddingsplan van Alstom laat hangen en wij betreuren de absolute macht van de Commissie op dit terrein. Ook op dit punt zou het Verdrag spoedig moeten worden herzien. 2-249
Harbour (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn collega, de heer Konrad, danken voor de minuut tijd die hij mij geeft om iets te zeggen namens de inwoners van het kiesdistrict dat ik met de heer Cashman deel in het Verenigd Koninkrijk en die getroffen zijn door de onzekerheid over het lot van Alstom. Ik zal meteen terzake komen; wellicht is het een afspiegeling van onze verschillende denkwijzen dat ik enkele antwoorden van de Commissie wil horen over hoe het nu verder moet. Het is een uitgemaakte zaak dat dit bedrijf moet herstructureren en dat het in zijn huidige vorm niet langer kan blijven voortbestaan vanwege een uitblijvende vraag naar zijn producten. Ik wil de Commissie echter eerst vragen naar haar opvattingen over de verkoop van de transmissie- en distributiepoot aan Arriva. Kan de commissaris bevestigen dat deze niet onderhavig zal zijn aan verdere vertragingen ten behoeve van mededingingsdoeleinden? Of dat hij, wanneer die overdracht of verkoop met hem besproken wordt, de procedure zoveel mogelijk zal bespoedigen, zodat de werknemers en die zeer essentiële divisie met goede vooruitzichten op de lange termijn niet getroffen zullen worden door nog meer onzekerheid? Kan hij, wat betreft de andere takken van de onderneming, bevestigen dat het bestuur van Alstom er vrij in is aanbiedingen te overwegen en andere takken van het bedrijf te verkopen aan de kandidaat van hun keuze, waar die ook vandaan komt? We weten dat er bedrijven zijn in Duitsland, en mogelijk ook in Japan en
92 de Verenigde Staten, die de werknemers een toekomst willen bieden door de sector te reorganiseren. Zal hij tenslotte nota nemen van de gevolgen voor de concurrentie binnen de vervoersector, en van het feit dat het spoorwegmaterieel in het Verenigd Koninkrijk voor het merendeel in het buitenland geproduceerd wordt, terwijl andere landen er klaarblijkelijk zeer wel toe in staat zijn bepalingen op te nemen in hun contracten om te garanderen dat spoorwegmaterieel op eigen bodem vervaardigd wordt? Dit cruciale punt zal de toekomst bepalen van een uitstekend spoorwegassemblagebedrijf in Birmingham waarvoor in de toekomst geen werk beschikbaar is. Wij zouden die mensen, als deel van een herstructurering, in ieder geval aan het werk willen zien in de productie van treinen voor de Britse markt. 2-250
Savary (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het besluit van de Commissie in Brussel om Alsthom alle ruimte te geven met een reddingsplan te komen hebben wij met opluchting ontvangen, ook al betekent dat slechts uitstel. Laat ik duidelijk zijn: los van de goede bedoelingen van alle betrokkenen, vormt dit dossier voor de Europese Unie een politieke test van de eerste orde tegenover de publieke opinie. Dit dossier, waarmee een van de boegbeelden van de Europese industrie en technologie is gemoeid, waarvan de toekomst van 118.000 werknemers wereldwijd afhangt, wordt een serieuze testcase voor zowel het Europese project als de Commissie. Wij willen niets afdoen, mijnheer de commissaris, aan het feit dat de Franse regering - die op haar tandvlees loopt -, die in dit verband de ene blunder op de andere stapelt, en de ene oekaze na de ander uitvaardigt, ons hiermee voor een voldongen feit heeft gesteld, door een reddingsplan bekend te maken voordat er met uw diensten over onderhandeld is, zoals is vereist in de Verdragen. De heer Mer zou overigens beter moeten weten: in het verleden is een andere Franse regering, onder leiding van de heer Fabius, er op basis van dezelfde Verdragen in geslaagd om de Franse staalindustrie te redden, onder heel wat moeilijker omstandigheden en bovendien zonder strubbelingen en zinloos gesteggel met Brussel. Ik hoop dat u van mij wilt aannemen, dat wij als Franse parlementsleden de eerste zijn die met lede ogen aanzien hoe de minister-president van ons land hier op de knieën gaat en u smeekt om een recordbegrotingstekort te accepteren en tegelijkertijd de verlaging van de BTW toe te staan, ter wille van zijn electorale achterban, de werknemers in de horeca. Er schuilt inderdaad in het Franse optreden tegenover de Europese Unie iets wat doet denken aan dat van de heer Bush tegenover de Verenigde Naties, net zo eigengereid en aanmatigend. Maar hij moet jammer genoeg de aandacht afleiden en heeft zondebokken nodig. Hij boekt ogenschijnlijk successen tegenover de bureaucratie in Brussel, dat is een oude truc, waar hij niet zonder kan. Dat neemt niet weg, mijnheer de commissaris, dat deze hobbel - die niet de laatste zal zijn nu wij worden
23/09/2003 geconfronteerd met het zorgwekkende verschijnsel van het verdwijnen van industrieën en het verplaatsen van productie naar lage-lonenlanden ten koste van onze grote nationale industrieën, waar we trots op zijn -, ons als Europeaan voor de vraag stelt wat de plaats en de rol is van de mededingingspolitiek binnen Europa. Het is langzamerhand stuitend en niet meer vol te houden dat de Europese Unie in haar politiek domweg is blijven steken in mededingingpolitiek en niet verder kijkt dan haar neus lang is, terwijl wij nu in een heel andere context leven dan die van de Verdragen uit 1986 en 1992 waarop de Unie is gegrondvest. Europa krijgt maar al te vaak en terecht het verwijt te horen dat het zich drukker maakt over de genadeloze markteconomie dan de meest liberale naties ter wereld, de Verenigde staten voorop. Nu Europa geconfronteerd wordt met de onstuitbare opkomst van de nieuwe grootmachten van morgen heeft het een andere invalshoek nodig en is ongebreidelde concurrentie niet alleen zaligmakend. Europa heeft op industrieel gebied een politiek nodig die bescherming biedt aan zijn nationale vlaggenschepen en zijn technisch erfgoed, dat van onschatbare waarde is, en zijn kostbare knowhow veilig stelt. Het heeft een sociale politiek nodig die erop toe ziet dat het levenspeil en de werkgelegenheid voor zoveel mogelijk Europeanen blijft gehandhaafd. Daartoe is Europa om te beginnen verplicht, maar tegelijkertijd staat ook de concurrentiepositie van Europa wereldwijd op het spel. Hoe kunnen wij tenslotte aan de mensen in de Unie duidelijk maken dat een bestuurlijke instantie die iedere vorm van parlementaire controle mist op eigen houtje een dermate verreikende beslissing neemt, waarop met ingehouden adem en angst in de keel door duizenden arbeidersgezinnen wordt gewacht? Wat u ook beslist - en aan een positieve uitkomst twijfelt niemand -, ter discussie staat of het Europese project zinvol is en de huidige Verdragen goed in elkaar steken. Laten we in dat verband hopen dat de volgende Intergouvernementele Conferentie, als dat enigszins mogelijk is, de noodzaak inziet van het geven van impulsen die, naast en in lijn met de mededingingspolitiek, moeten zorgen voor een sociaal getinte werkgelegenheids- en industriële politiek, zodat de Unie kan opkomen voor haar economische en sociale belangen in de global world waarin wij voortaan leven. 2-251
Monti, Commissie. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik dank alle afgevaardigden die het woord hebben gevoerd over dit belangrijk economisch, sociaal, institutioneel en politiek vraagstuk. Ten eerste dank ik de heer Karas die zei volledig achter het werk van de Commissie te staan. Hij heeft ook herinnerd aan de Ontwerpgrondwet en de strategie van Lissabon. Mijns inziens mogen wij ook niet vergeten dat de staatshoofden en regeringsleiders, als zij bijeen zijn in de Europese Raad, telkens sterke signalen geven en erop aandringen dat de staatssteun wordt verminderd en
23/09/2003 wordt afgestemd op niet zozeer specifieke sectoren of bedrijven maar horizontale doelstellingen. Dus misschien is het niet alleen de fantasie van enkele leden van de Commissie die in die richting gaat. De heer Karas heeft er eveneens aan herinnerd - en ik ben het roerend met hem eens - dat concurrentie een essentieel element, maar niet het enige element is van de sociale markteconomie. Mijnheer Wurtz, ik dank u voor het feit dat u verschillende tijdstippen noemde - 1999, februari 2000 waarop de vakbonden onder meer het Europees Parlement erop attendeerden dat de bedrijfssituatie en de financiële positie van Alstom sterk achteruit gingen. U hebt aldus het probleem in zijn juist historisch perspectief geplaatst en korte metten gemaakt met het simplistische argument - waarvan sommigen in deze dagen zo gretig en sluw gebruik hebben gemaakt - dat de Europese Commissie werkloosheidsproblemen zou veroorzaken. Ook ik ben, mijnheer Wurtz, heel gevoelig voor de eis van volledige informatie. De vakbonden moeten zich volledig rekenschap kunnen geven van deze problemen, evenals de overheid zich rekenschap moet kunnen geven van de manier waarop de vakbonden deze problemen beleven. Ik aanvaard graag uw uitnodiging om de Coordination syndicale van Alstom te ontmoeten en kan u zeggen dat ik reeds een verzoek heb ingewilligd om in de komende dagen een ontmoeting te hebben met de Europese vakvereniging waartoe deze categorie behoort. De heer Wurtz en andere sprekers - zoals de heren Lipietz, Pasqua, Savary en anderen - zeiden dat er een Europees industriebeleid nodig is. Hopelijk zal het u niet mishagen als ik zeg dat ik het roerend met u eens ben. Een Europees industriebeleid betekent dat de interne markt wordt gecultiveerd en de mededinging wordt gegarandeerd. Dat is namelijk de harde kern van een Europees industriebeleid. Laten wij geen misverstand veroorzaken en de indruk wekken dat interne markt en mededinging haaks zouden staan op de vereisten van het industriebeleid. Voor het industriebeleid zijn ook andere dingen nodig maar als u de Franse, Duitse en Italiaanse ondernemers vraagt wat qua groei, export, enzovoort, de fundamentele bijdrage van de Europese Unie aan hun industriële activiteiten is, zullen zij u antwoorden: de interne markt, de onder mededingingsvoorwaarden functionerende interne markt. Natuurlijk zijn ook andere dingen nodig. Ik geef in de Commissie altijd steun aan de initiatieven van commissaris Liikanen, commissaris Busquin en vicevoorzitter de Palacio, en draag zelf ook elementen aan die de industriële ontwikkeling in Europa kunnen bevorderen. Ik geloof evenwel dat het een enorme fout zou zijn te denken dat het industrieel beleid gebaat zou zijn bij een uitholling van de fundamenten van de interne markt en de mededinging. De heer Wurtz zei dat de Commissie op het gebied van de mededinging een discretionaire bevoegdheid heeft en zich aan elke controle onttrekt. Het antwoord daarop
93 kwam reeds gedeeltelijk van de heer Pasqua die zei dat er gevallen zijn geweest waarin de gerechtelijke controle - die er altijd is, op elk besluit van de Commissie, ook op het gebied van de mededinging - besluiten van de Europese Commissie heeft verworpen. De Europese Commissie pretendeert absoluut niet - en ik nog minder onfeilbaar te zijn. Onze activiteiten worden door twee instanties gecontroleerd, door het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie. In de meeste gevallen strookt de uitspraak van deze gerechtsinstanties met het besluit van de Commissie, maar er zijn gevallen waarin dit niet zo is. Wat de politieke legitimiteit betreft, mijnheer Wurtz, kan ik u zeggen dat de besluiten op het gebied van de antitrust, van het mededingingsbeleid, genomen worden op nationaal niveau, door de instanties van de lidstaten. Die instanties hebben echter niet de politieke legitimiteit die wij als Europese Commissie op Europees vlak hebben gekregen van dit Parlement, via de hoorzittingen met de verschillende commissarissen. De heer Lipietz heeft verschillende opmerkingen gemaakt over de interne politieke situatie in Frankrijk, en ik denk niet dat hij van mij een mening daarover verwacht. Tot mijn genoegen kan ik echter zeggen dat zowel de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie als hijzelf - zoals hij ook zei - in veel gevallen steun heeft gegeven aan het mededingingsbeleid, omdat dit een essentieel instrument is voor de bescherming van de consumenten. Tussen twee haakjes, het mededingingsbeleid heeft ongetwijfeld ook tot taak in te staan voor een aanbod aan producten. Wij beschikken ook over een technisch juridisch instrument, de zogenaamde failing company defence, dat ons in staat stelt bij de besluiten in het kader van het mededingingsbeleid rekening te houden met de mogelijkheid dat bedrijven van de markt verdwijnen, hetgeen de situatie met betrekking tot het aanbod zou verslechteren. Dit is dus echt niet zo´n onbuigzaam en blind beleid als men op het eerste gezicht zou denken. De heer Pasqua - die geloof ik niet meer in de zaal aanwezig is - heeft gezegd dat hij de Commissie niet blindelings wil vertrouwen. Met uw permissie: ook indien hij daartoe bereid zou zijn, geloof ik dat de Commissie een dergelijk blindelings vertrouwen niet zou willen. Het is heel belangrijk dat de Commissie in haar optreden een nauwe betrekking onderhoudt met het Parlement, zich houdt aan de grote oriëntaties van het Parlement en nauwgezet gecontroleerd wordt door de gerechtelijke instanties in Luxemburg, met name op dit gebied. Ook de heer Pasqua heeft gezegd dat Europa een helder industriebeleid nodig heeft. Voorzitter Prodi en heel de Commissie zijn aan het nadenken over de deïndustrialisatieproblemen in Europa. Wij weten allen maar al te goed dat deze niet opgelost worden als men de lidstaten vrijlaat de wetten op de mededinging en de staatssteun te overtreden.
94 De heer Abitbol had het over de gekrenkte trots van een Europese commissaris. Ik meen in alle eerlijkheid te mogen zeggen dat het niet gaat om trots, en nog minder om gekrente trots. Wat hij verder zei over notarissen en deurwaarders is mijns inziens niet zo belangrijk. Dit zijn twee beroepen die hoe dan ook alle respect verdienen, net zoals het beroep van Europees commissaris alle respect verdient. Interessant is de opmerking van de heer Abitbol dat door de besluiten van de Europese Commissie de ontwikkeling van de Franse industrie zou zijn aangetast. Dit is interessant maar ook wat vreemd, want ik citeer in mijn speeches Frankrijk juist altijd als voorbeeld van een land dat het met zijn industriële structuur zo goed doet ondanks het feit dat het de Europese mededingingsvoorschriften naleeft. Ik zal u enkele voorbeelden geven, mijnheer Abitbol - en ik richt mij ook tot de heer Berthu - van gevallen waarin Franse ondernemingen met de toestemming van de Europese Commissie aan de top kwamen te staan, in Frankrijk, Europa of zelfs ook de wereld. Dit zijn concrete gevallen, en ik zal mij beperken tot die van de afgelopen jaren: Total-Fina-Elf, een door de Commissie goedgekeurde operatie, staat aan de top, niet alleen in Frankrijk; Carrefour-Promodes; de fusie op het gebied van nucleaire installaties tussen Maton en Siemens, met Reva als resultaat, dat ook door enkele afgevaardigden vanavond nog is genoemd en ook een echt topbedrijf is geworden; dan de Usinor-groep die dankzij de toenmalige president-directeur Francis Mer, en met de toestemming van de Commissie kon fuseren met andere Europese staalbedrijven en Arcelor kon oprichten, de grootste staalgroep van niet alleen Europa maar heel de wereld. Mijns inziens is het dus wel degelijk mogelijk de bescherming van de consumenten - de hoofdtaak van het mededingingsbeleid - te verzoenen met de totstandkoming van grote structuren die concurrentiekrachtig zijn op wereldvlak. Daarom ben ik het eens met hetgeen de heer Berthu zei: wij moeten een globale visie hebben daar waar de markten globaal zijn en niet daar waar de markten nog steeds nationaal of lokaal zijn.
23/09/2003 gebied. Als de Commissie de hoedster is van de Verdragen moet de Commissie ervoor zorgen dat de Verdragen worden nageleefd. Ik heb al gezegd dat staatssteun vaak uitmondt in verlies van geld, en niet in grote concrete voordelen. De heer Cashman is voor ondersteuning van de Alstomgroep mits de Britse werknemers er niet onder lijden. Dat lijkt mij een eerbiedwaardig standpunt, waarin een bepaalde invalshoek tot uiting komt. Het is onze taak ervoor te zorgen dat met een herstructureringsplan de werkgelegenheid van de werknemers in de Alstomgroep wordt behouden en te grote concurrentiestoringen worden vermeden, want daardoor zouden arbeidsplaatsen in concurrerende bedrijven verloren gaan. Daar is de controle op de staatssteun voor. Natuurlijk springt een eventueel verlies aan arbeidsplaatsen op een specifieke plaats veel sterker in het oog dan een verlies aan arbeidsplaatsen elders in Europa, maar dat laatste kan worden vermeden als men ervoor zorgt dat de regels worden nageleefd. Ik kan u evenwel verzekeren dat het behoud en de ontwikkeling van de werkgelegenheid de Commissie na aan het hart liggen. De heer Harbour heeft mij enkele specifieke vragen gesteld. Hij heeft met name gevraagd of het aan de Commissie is te beoordelen - ik neem aan in het kader van de controle op concentraties - of de verkoop van de transmissie- en distributieafdeling van Alstom aan Reva snel gebeurt. Ik kan u verzekeren dat als wij die zaak moeten beoordelen, het snel zal gebeuren, want zoals de geachte afgevaardigde weet, komen er in de verordening betreffende de controle op concentraties in Europa - in tegenstelling tot bijvoorbeeld de wetgeving van de Verenigde Staten - heel korte en strikte termijnen voor met betrekking tot de besluitvorming. Neemt u mij niet kwalijk dat ik niet inga op de kwestie van de vestiging van Birmingham en op het vraagstuk van de verschillende mate van afhankelijkheid die lidstaten vertonen ten opzichte van het buitenland als het om de aankoop van spoorwegmaterieel voor het spoorwegvervoer gaat.
De heer Lange vond de houding van de Commissie arrogant en dogmatisch: dat waren geloof ik de woorden die hij gebruikte. Als hij dat denkt, wil ik niet met hem redetwisten. Ik heb vandaag en bij andere gelegenheden reeds uitgelegd hoe wij optreden en waarom wij optreden. Ook heb ik gezegd dat wij er vast van overtuigd zijn dat ons optreden niet alleen formeel juridisch mag zijn maar aandacht moet besteden aan de noodzaak van een gezonde grondslag voor de Europese economie en de eerbiediging van de voorschriften. Dat laatste is immers ook een belangrijk beginsel van een democratische samenleving - als ik dit woord mag gebruiken - op Europees niveau.
Dan sluit ik, mijnheer de Voorzitter, af met een eenvoudige opmerking: als wij een blik terug werpen op de staatssteun en kijken naar de gevallen waarin staatssteun werd gegeven en met de toestemming van de Commissie herstructureringsplannen ten uitvoer werden gelegd, zien wij dat in veel gevallen die staatssteun geen effect heeft gehad, dat met andere woorden de bedrijven en arbeidsplaatsen uiteindelijk ondanks de staatssteun niet konden worden behouden. Dit was in een groot aantal gevallen zo en de balans is een balans van verlies, aan zowel werkgelegenheid als bedrijven en - wat nog erger is - een verlies voor de schatkist van de staat en dus voor de belastingsbetalers.
Terecht heeft de heer Konrad eraan herinnerd dat de Unie een rechtsgemeenschap is - en ik geloof niet dat ik de Unie tekort doe met dit woord - en gegrondvest is op de eerbiediging van de wetgeving op verschillend
Daarom is dit ook geen gemakkelijke problematiek. Ik kan u verzekeren dat de Commissie de controle probeert uit te oefenen die zij moet uitoefenen, en zich daarbij volledig bewust is van haar verantwoordelijkheid. Ik
23/09/2003
95
dank u allen voor uw steun, uw kritiek en uw opmerkingen tijdens dit debat.
beleidsvorming op alle gebieden die de belangen van de consument raken.
2-252
Wat betreft de toekomstige lidstaten ben ik het volledig met het Parlement eens dat de toepassing van het acquis communautaire in de toetredende landen een hoge prioriteit moet krijgen in de begroting voor consumentenbeleid. De Commissie zal ervoor zorgen dat specifieke projecten die zijn opgezet door consumentenorganisaties met het oog op een snellere, doeltreffende tenuitvoerlegging in de lidstaten van het acquis communautaire betreffende consumentenbescherming, in aanmerking kunnen komen voor een financiële bijdrage van 75 procent.
Cashman (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil even iets rechtzetten wat commissaris Monti heeft gezegd. Het klopt dat ik gerefereerd heb aan de 10.000 banen in het Verenigd Koninkrijk en in het bijzonder aan die in mijn kiesdistrict, Birmingham, Rugby en Stafford. Uit de notulen zal echter blijken dat ik gezegd heb dat onze zorg en verantwoordelijkheid zich uitstrekt tot 110.000 banen. Ik erken dat ik de consequenties voor Groot-Brittannië belichtte, maar ik ben dus zeer bezorgd over de gevolgen voor die banen in heel Europa. 2-253
De Voorzitter. – Dank u, mijnheer Cashman. Het debat is gesloten. De vergadering wordt onderbroken tot 21.00 uur. (De vergadering wordt om 20.50 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat) 2-262 VOORZITTER: DE HEER FRIEDRICH Ondervoorzitter 2-263
Communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007 2-264
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50232/2003) van de heer Whitehead, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007 [COM(2003) 44 - C5-0022/2003 - 2003/0020(COD)]. 2-265
Byrne, Commissie. - (EN) Ik zou de rapporteur en de schaduwrapporteurs graag willen bedanken voor hun zeer constructieve inspanningen om een compromis te bereiken tussen de instellingen, zodat we dit voorstel tijdens de eerste lezing kunnen aannemen. Zoals u weet is dit laatste van groot belang, als we willen dat de begroting voor het consumentenbeleid van 2004 tijdig wordt uitgevoerd. Ik kan het zeer waarderen dat u het hoofdprincipe van dit voorstel steunt, namelijk dat de strategie voor het consumentenbeleid de visie, politieke oriëntatie en prioriteiten voor de programmering van de uitgaven voor consumentenbeleid bepaalt. Het is van essentieel belang dat we ons geld uitgeven aan maatregelen waarmee we de doelstellingen van deze strategie kunnen realiseren: een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming, een beter toezicht op de naleving van de regels ter bescherming van de consument en een grotere betrokkenheid van consumentenorganisaties bij de communautaire
Wat onafhankelijke Europese consumentenorganisaties betreft heeft u er in uw verslag nadruk op gelegd dat deze organisaties gesteund moeten worden. Ook hier ben ik het volledig met u eens. Ik deel eveneens de mening van het Parlement dat de integratie van consumentenbelangen in andere Europese beleidsmaatregelen hoge prioriteit moet krijgen in de begroting voor consumentenbeleid. Dan kom ik nu op het toewijzen van subsidies. Ten eerste zal de Commissie ervoor zorgen dat consumentenorganisaties naar behoren geïnformeerd worden over de nieuwe eisen en de strikte tenuitvoerlegging ervan. De aanvraagprocedures voor subsidies zullen zo eenvoudig mogelijk gehouden worden en we zullen de consumentenorganisaties seminars aanbieden om uit te leggen hoe de procedures in hun werk gaan. Ten tweede, zijn er initiatieven in de maak om deskundigen van consumentenorganisaties opleidingen aan te bieden in projectontwikkeling, teneinde de kwaliteit van de projectaanvragen en het projectbeheer te verbeteren. Ten derde, is de Commissie bezig een on-line forum te zetten om netwerken en contacten buiten landsgrenzen te vergemakkelijken om aldus consumentenorganisaties te helpen projectpartners vinden.
op de de te
Als antwoord op uw verslag, meneer Whitehead, wil ik u en het Europees Parlement ook verzekeren dat de Commissie het besluitvormingsproces voor subsidieaanvragen zal versnellen. Betalingen zullen ook zo snel mogelijk uitgevoerd worden. Ik moet u hier echter ook om uw begrip vragen. We zullen alles in het werk stellen om het besluitvormingsproces voor subsidieaanvragen binnen drie maanden af te ronden, maar u moet ook beseffen dat in de periode na de toetreding de werklast aanzienlijk zal toenemen, evenals het aantal benodigde vertalingen. Het is ook mogelijk dat derde landen meer dan tevoren bij de consumentenbeleidsmaatregelen betrokken zullen worden. Onze inspanningen om de aanvraagprocedure voor subsidies te stroomlijnen en te versnellen mogen niet ten
96 koste gaan van een behoorlijke beoordeling van de voorstellen en moeten volledig in overeenstemming zijn met de regels voor begrotingsbeheer. Ik vind het uitermate belangrijk dat de Gemeenschapsgelden deugdelijk beheerd worden. De begroting van het consumentenbeleid moet en zal strikt volgens de regels van de Financieel Reglement worden uitgevoerd. Daar valt niet aan te tornen en ik neem aan dat u daar net zo over denkt. 2-266
Whitehead (PSE), rapporteur. - (EN) Meneer de Voorzitter, als dit Parlement uitgebreid wordt, commissaris, zullen u en ik fysiek verder van elkaar af staan, maar we komen ook dichterbij elkaar door het gevolg van de uitbreiding, namelijk dat consumentenbescherming dan een belangrijke zorg wordt voor een Gemeenschap van 450.000.000 mensen. Vanavond heeft het Huis de mogelijkheid tijdens eerste lezing een akkoord te bereiken waardoor die steun voor consumentenactiviteiten gegarandeerd zal zijn. Ondanks een wat trage start hebben we veel vooruitgang geboekt. Ik zou voornamelijk u, commissaris, willen bedanken voor de moeite die u gedaan hebt om hier vanavond te zijn na de lange dag die u gehad heeft en ook voor het werk van uw personeel. Mijn dank ook aan de schaduwrapporteurs voor hun solidariteit, die onder meer blijkt uit hun aanwezigheid hier vanavond, en aan mijn eigen assistente Laura Sullivan, de consumentenorganisaties en het voorzitterschap van de Raad. Dankzij hen allen kunnen wij vanavond laten zien dat de volledige steun binnen de Raad van ganser harte geëvenaard wordt door het Parlement. We hebben ongeveer eenendertig compromisamendementen en bloc ingediend en bij al deze amendementen hebben we moeten geven en nemen. Als ze aangenomen worden, komt het tweede blok amendementen op de oorspronkelijke vijftien te vervallen. Dan resteren nog ongeveer vijf amendementen en ik zou het Parlement willen aanraden deze tijdens te verwerpen. Ik zal op deze amendementen het laatst ingaan. Deze compromissen vormen een weerspiegeling van de gedeelde opvatting dat we de schaal en de proportionele grens van steun voor consumentenactiviteiten moeten uitbreiden. We staan nu aan de vooravond van de uitbreiding, met alle diverse behoeften die daaruit voortvloeien. We hebben juridisch deugdelijke manieren moeten vinden om de bepalingen tot en met 2007 te verlengen in samenwerking met onze vrienden en collega’s van de Commissie Begrotingscontrole. We geven ook toe dat kleine aanvragers, die het even goed verdienden, in het verleden benadeeld zijn door de geheimzinnige aard en de lengte van de beoordelingsprocedure. Het tegenovergestelde is ook van toepassing. We moeten zekerheid hebben over de regels, kwalificaties en financiering van alle aanvragers, hoe klein ze ook zijn. Er komen momenteel gevallen aan
23/09/2003 de oppervlakte bij andere commissies waaruit blijkt dat deze voorzichtigheid wel degelijk noodzakelijk is. De Commissie heeft ons verteld dat zij zo vriendelijk is de eis te aanvaarden dat aanvragen binnen drie maanden beoordeeld worden. Als dat niet mogelijk is, zal ons de reden daarvan verteld worden. Ik ben blij dat de commissaris benadrukt dat hij en zijn team hun best zullen doen om de vroege beoordeling van alle aanvragen zo efficiënt mogelijk te maken en dat er seminars en andere opleidingsmogelijkheden zullen worden georganiseerd voor degenen die voor het eerst een aanvraag indienen en in sommige gevallen uit een nieuwe lidstaat komen. Het is ongerijmd dat we de dringende noden moeten bespreken die het gevolg zijn van de van uitbreiding terwijl we, technisch gesproken, niet over de begroting kunnen spreken die na 2004 voor dat doel gebruikt moet worden. Dit is een eerste lezing die kan resulteren in een onmiddellijk akkoord tussen de drie instellingen als we allemaal erkennen dat op geen van de drie te veel druk is uitgeoefend. De commissaris weet dat er enige wrevel is geweest over sommige commissies die gevormd zijn en over de discussies over consumentenbescherming die gevoerd zijn, niet alleen binnen deze instelling maar ook elders. We moeten de grenzen accepteren van wat we kunnen doen door te zeggen wie waar kunnen vergaderen en wie wat kan doen met betrekking tot consumentenadvies. Mijn collega’s hebben daarover wijselijk besloten dat niet zouden proberen bepaalde amendementen die in de commissie zijn ingediend door te drukken, alhoewel we de principes waarop ze gebaseerd zijn steunen en soms zelfs met instemming begroeten. Tegen mijn goede vriend, collega en naamgenoot de heer Bushill-Matthews zou ik nog willen zeggen dat zijn amendement 11 net te ver gaat. Ik heb het in de commissie gesteund, omdat ik vond dat we het volgende duidelijk moesten maken: het wekt wrevel wanneer aanvragen – en de Commissie erkent dat dit het geval is – na drie of vier maanden nog niet beoordeeld zijn zoals de Commissie graag zou willen, maar als de beoordeling na vijf maanden of langer nog steeds niet is afgerond. De ergste overtreder is niet het directoraat-generaal Gezondheids- en consumentenbescherming. Sommige voorbeelden van meneer Bushill-Matthews kwamen inderdaad van andere directoraat-generaals. Dat doet echter niets af aan het probleem op zich. Het moet beter en de Commissie moet sneller reageren. Ik hoop dat meneer Bushill-Matthews ons vanavond met zijn gebruikelijke subtiliteit zal vertellen dat hij begrip heeft voor ons standpunt. Ten slotte, dit is een bescheiden voorstel. De commissaris zal begrijpen dat ik dit niet bedoel in de Swiftiaanse betekenis van het woord. We eten onze kinderen niet op; we voeden hen met dit voorstel. Ik
23/09/2003 hoop dat het gesteund wordt door iedereen in het Parlement. 2-267
Gutiérrez-Cortines (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben heel blij te zien dat de Europese Unie en de Commissie en wij allemaal samen de consumentenorganisaties ondersteunen. Je zou kunnen zeggen dat dit het derde deel is van het drieluik waaruit een democratie bestaat. Ik zou de aandacht willen vestigen op een aantal punten die ik bijzonder positief vind. Het lijkt me van kapitaal belang dat er, vanuit die geest van vernieuwing, nieuwe netwerken worden opgezet die niet alleen maar bestaan uit de reeds gevestigde Europese consumentenorganisaties. Het risico van dergelijke steunregelingen is namelijk dat er een bepaalde groep organisaties met een voorkeursbehandeling ontstaat, die uiteindelijk een autonoom orgaan voortbrengt dat losstaat van de basis van die organisaties. Daarom hebben we bepaalde amendementen ingediend over de regionale en de nationale consumentenorganisaties, omdat het met name wat het beheer en de ontwikkeling van het programma betreft van het vitaal belang is dat de Commissie erop toeziet dat ook kleine consumentenorganisaties, die natuurlijk deel moeten uitmaken van het netwerk, de kans krijgen zich te consolideren. Gezien de uitdaging van de nieuwe democratieën in de Oost-Europese landen is het verder van fundamenteel belang dat de oprichting van kleine consumentenorganisaties tot in alle uithoeken van de Unie wordt gestimuleerd. Ik zou de loftrompet willen steken over de inspanningen van de kleine consumentenorganisaties in de gebieden die ver verwijderd liggen van de plaatsen waar de beslissingen worden genomen, zoals Brussel. Vaak getuigt het van heldenmoed om een consumentenorganisatie op te zetten in zo’n gebied, waarin de mensen vaak alleen staan en op geen begrip hoeven te rekenen, en waar zo’n organisatie de koe bij de hoorns moet vatten, en bij de lokale autoriteiten kwesties moeten aankaarten die betrekking hebben op hun directe omgeving, terwijl die autoriteiten maar in zeer beperkte mate controle kunnen uitoefenen. Ik juich dit initiatief dan ook toe en mijn dringend verzoek is om er bij het verdelen van de subsidies niet alleen rekening mee te houden dat opkomende consumentenorganisaties moeten worden gestimuleerd en kleine consumentenorganisaties moeten worden versterkt door hen te koppelen aan al meer geconsolideerde organisaties, maar ook dat de meest geconsolideerde consumentenorganisaties hun verplichtingen dienen na te komen en in contact moeten staan met alle uithoeken van de Unie. 2-268
Thors (ELDR). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik kom uit het noorden en hou niet van bloemrijke taal, maar ik wil de heer Whitehead en de ambtenaren van de Commissie danken voor de
97 inspanningen die zij hebben gedaan om dit voorstel zo snel mogelijk te kunnen verwezenlijken. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat sterke consumentenorganisaties belangrijk zijn en dat de doelstellingen van het consumentenbeleid verbeterd moeten worden. Daarom mijn dank aan Phillip. De situatie in de kandidaat-landen werd reeds door enkele sprekers aangehaald. Wij ontginnen dit consumentengebied voor het nieuwe Europa. Op dit gebied, zoals op vele andere, zullen wij volgens mij met heel wat oude ballast af te rekenen hebben. Naar mijn mening zijn sterke consumentenorganisaties uiterst belangrijk omdat ze de burgers inspraak en invloed geven. Ook om die redenen is het belangrijk dat het voorstel goedgekeurd wordt, zodat de kandidaat-landen ook deel uitmaken van het vereiste netwerk. In onze amendementen wijzen wij erop hoe belangrijk het is dat consumentenvraagstukken daadwerkelijk in de andere beleidsgebieden worden opgenomen. Dit aspect ligt mij zeer na aan het hart. Als leden van het Parlement zien wij hoe sterk er soms op andere gebieden gelobbyd wordt. Wij moeten de consumenten de macht geven om te bestuderen, te weten en voor de beste praktijk te kunnen kiezen. Of het nu gaat om mobiele telefoongesprekken, het vaststellen van prijzen of facturatiemethodes in de verschillende lidstaten. Ik vind het dan ook belangrijk dit punt onder de aandacht te brengen. De vorige sprekers, meer bepaald de rapporteur en de commissaris, hadden het over de administratieve procedures. Het werk dat wij samen – en ik benadruk samen – hebben verricht kan baanbrekend zijn voor de totstandkoming van snelle procedures en snelle antwoorden, want nu moeten de aanvragers nodeloos lang op antwoord wachten. Ik hoop dat dit als voorbeeld kan dienen voor betere procedures. Onze commissie had voorgesteld het in artikel 15 genoemde comité te schrappen. Wij beseften dat de Raad dit misschien zou weigeren. Ik hoop echter dat de commissaris, de andere leden van de Commissie en de leden van het Parlement zich de vraag zullen stellen: hoeveel kost dit comité en brengt het evenveel op als het kost? In een uitgebreide EU zal het moeilijk zijn om met dit soort grote comités te werken die slechts over een kleine begroting moeten beslissen. Ik hoop dat de Commissie oprecht zal onderzoeken wat het in artikel 15 voorgestelde comité daadwerkelijk zal kosten. 2-269
Rod (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn in grote lijnen tevreden over het verslag van de heer Whitehead en het feit dat de Raad onze amendementen grotendeels heeft overgenomen. De financieringsregels voor consumentenorganisaties waren hard aan verduidelijking toe. Wat een consumentenvereniging is en wat niet, moet strikt worden afgebakend. Het verslag gaat in die richting en waarborgt deelname door een panel van consumentenorganisaties.
98 Uiteraard moeten we werken met organisaties die over de vereiste technische deskundigheid beschikken, maar we moeten er ook over waken dat zij onafhankelijk zijn. We moeten dus tot elke prijs voorkomen dat pressiegroepen - industriële en commerciële, vakbonden of andere - consumentenverenigingen beschouwen als een achterdeurtje waarlangs ze het beleid van de Unie kunnen beïnvloeden. Aan de andere kant moeten we relaties blijven onderhouden met de organisaties die in hun handvest uitgaan van de belangen van de consument. In onze betrekkingen met de consumentenorganisaties moeten we zo dicht mogelijk bij de burger komen. Het volstaat dus niet dat wij ons op communautaire en nationale organisaties richten en maar een beperkte steun aan regionale organisaties geven. Regionale organisaties moeten reëel vertegenwoordigd worden binnen het Consumentencomité en navenant financieel ondersteund worden. Het Consumentencomité zal tevens zorgen voor een nog ruimere vertegenwoordiging van het maatschappelijk middenveld. De uitbreiding op het gebied van bevoegdheden is van belang. Er waren al organisaties voor de voedingssector. Daar komen nu organisaties bij voor de dienstensector en, daarbuiten, de niet-voedingssectoren. Toegang tot informatie is van essentieel belang bij het behartigen van consumentenbelangen. Daarom hebben we eenvoudig toegankelijke, openbare gegevensbanken geëist en ook gekregen. De burger moet de precieze voorgeschiedenis van elk product kunnen achterhalen: waar het vandaan komt, hoe het gemaakt is, enzovoort. Daarvoor is onder meer ook een betere etikettering nodig, want dat is een doeltreffende manier om de consument voor te lichten. Maar er moet meer gebeuren. Als we veilige producten op de markt willen, moeten we de consument niet alleen over de risico's informeren, maar die risico's ook verminderen. Dat kan alleen als er vergelijkende beoordelingen komen die gericht zijn op de duurzame en verantwoorde productie en consumptie. Dat is het enige ware consumentenbeleid. 2-270
Bushill-Matthews (PPE-DE). - (EN) Meneer de Voorzitter, ik dank de rapporteur dat hij zo vriendelijk is geweest mijn amendement 11 te noemen, dat betrekking had op artikel 6, lid 5 bis (nieuw). Daarin wordt opgeroepen de ambtenaren van de Commissie na een termijn van drie weken bij name in de officiële handelingen van het Parlement te noemen, wanneer verzuimd wordt op tijd uit te betalen. De aanleiding van dit amendement was de ervaring van één van mijn kiezers in de West Midlands die meer dan een jaar heeft moeten wachten op uitbetaling door - dat moet ik erbij vermelden - het DG Landbouw, niet uw eigen DG, commissaris. Hoe dan ook, hij kreeg te maken met twee personen die niet alleen incompetent waren, maar ook niet behulpzaam. Zij weten wie ze zijn. Ik denk dat het gepast is dat andere mensen ook weten wie zij zijn. Dit
23/09/2003 amendement is dus niet uit kwaadaardigheid ingediend, maar uit ervaring en een verlangen om behulpzaam te zijn, zoals u van mij gewend bent. Het deed me genoegen u in uw inleidende opmerkingen te horen zeggen dat het, misschien wel door dit amendement, uw voornemen is om de besluitvormingsprocedure te versnellen. Maar ik was bezorgd over de opmerkingen die erop volgden toen u zei dat we er rekening mee moeten houden dat de uitbreiding tot vertragingen zal leiden en dat we nog steeds aandacht aan de beoordeling moeten besteden, enzovoort. Ik hoorde te vaak ‘maar’ naar mijn mening. Daarom zeg ik u vriendelijk, maar dringend, commissaris, dat u mooie woorden heeft gesproken, maar we zullen u in de gaten houden. Het is belangrijk om te zeggen dat dit voorstel erdoor moet komen tijdens eerste lezing, ondanks wat ik net gezegd heb. Ik ben het eens met de rapporteur dat dit een belangrijk onderwerp is. Om het op de goede weg te helpen, vraagt de Fractie van de Europese Volkspartij een hoofdelijke stemming aan over dit specifieke amendement, maar zal zich vervolgens onthouden van stemming, zodat het amendement zal worden verworpen. Hopelijk zal het verslag vervolgens aangenomen worden, maar dan hebben we in elk geval een signaal afgegeven. Als leden van het Parlement worden we, ieder voor zich, verantwoordelijk gehouden voor wat we zeggen, wat we doen en wat we niet doen. Zo hoort het ook. Maar ik zou toch tegen de commissaris willen zeggen dat dit soort beleid niet alleen op ons van toepassing zou moeten zijn; het zou op iedereen van toepassing moeten zijn die een gezagspositie bekleedt en vooral op diegenen die voor de overheid werken. Sommige ambtenaren van de Commissie zijn duidelijk van mening dat het beleid niet op hen van toepassing is. Dat hebben ze mis. Als zij niet van hun fouten leren, ben ik er zeker van dat het Parlement graag zal helpen door te zijner tijd nog een amendement in te dienen dat wel aangenomen wordt. Vandaag en morgen geven we een waarschuwingsschot. Als dat niet werkt, zullen we echte ammunitie gebruiken. 2-271
Schörling (Verts/ALE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen dank ik de Commissie en de heer Whitehead voor hun werk. Wij kunnen het belang van een goed consumentenbeleid voor de EU niet vaak genoeg onderstrepen. Het consumentenbeleid heeft uiteraard meer dan één doelstelling. Het draagt bij tot duurzame ontwikkeling, duurzame productie en duurzame consumptie. Een verandering van ons koopgedrag is ook een vereiste en in dit opzicht spelen de kleine consumentenverenigingen een belangrijke rol. Ik pleit voor steun aan de kleine consumentenverenigingen, vooral in de nieuwe lidstaten. Wij mogen de kandidaatlanden niet afschrikken door hen zo lang in het
23/09/2003 ongewisse te laten over de medefinancieringsprojecten. Wij moeten ervoor zorgen dat de procedure gewijzigd wordt en een snel antwoord mogelijk is, zodat zij hun nuttig werk kunnen voortzetten. 2-272
Byrne, Commissie. - (EN) Meneer de Voorzitter, ik zou alle betrokken afgevaardigden willen bedanken voor hun deelname aan dit nuttige en interessante debat en voor de constructieve houding die ze hebben aangenomen. Ik persoonlijk heb het gevoel dat het onderhavige besluit door de medebeslissingsprocedure aanmerkelijk verbeterd is. Dankzij de gecombineerde expertise van alledrie de instellingen ligt er nu een goed pakket compromisamendementen op tafel, bestaande uit de amendementen 1, 2, 12, 14, 15, 22, 23 en 29 tot en met 59, dat de Commissie kan aannemen. Wat betreft amendement 52 neemt de Commissie nota van de wens van het Parlement en de unanieme overeenkomst van de Raad dat er een limiet van drie maanden moet bestaan voor de besluitvorming van steunaanvragen. We zijn vastbesloten om de tijd die nodig is voor zulke beslissingen tot een absoluut minimum te beperken en zullen naar die limiet toewerken. Niettemin wil de Commissie het Parlement eraan herinneren dat het belangrijk is niet af te wijken van de vereisten voor een degelijke beoordeling en de regels voor financieel en begrotingsbeheer ten volle na te leven. Als reactie op de opmerkingen van mevrouw GutiérrezCortines en meneer Rod over regionale organisaties moet ik zeggen dat ik me volledig bewust ben van de belangrijke rol die door regionale consumentenorganisaties gespeeld wordt in bepaalde EU-landen. Het feit dat ze dicht bij de consument staan zorgt ervoor dat ze een interessante partner zijn om de beleidsdoelstellingen van het Europese consumentenbeleid te verwezenlijken. Regionale consumentenorganisaties komen in aanmerking voor beurzen voor specifieke projecten en kunnen ook voordeel hebben bij onze maatregelen voor capaciteitsopbouw ten behoeve van consumentenorganisaties. Medewerkers van regionale consumentenorganisaties kunnen bijvoorbeeld deelnemen aan de door ons voor consumentenorganisaties georganiseerde opleidingen die hen helpen hun bestuurlijke vaardigheden te verbeteren en als consumentenvertegenwoordigers een betere bijdrage te leveren aan de beleidsontwikkeling van de EU. Specifieke projecten die de doelstellingen van het Europese beleid op regionaal niveau bevorderen, kunnen in aanmerking komen voor medefinanciering vanuit de Europese begroting. Ik hoop van harte dat regionale consumentenorganisaties goed gebruik zullen maken van zulke mogelijkheden. Als reactie op de vraag van mevrouw Thors over de integratie van consumentenvraagstukken in andere beleidsmaatregelen, wil ik er de nadruk op leggen dat artikel 153 van het Verdrag bepaalt dat
99 consumentenvraagstukken in alle relevante Europese beleidsmaatregelen moeten worden geïntegreerd. Alle diensten van de Commissie en alle Europese instellingen dienen hiernaar te streven. We hebben vooruitgang geboekt op dit terrein. In het belangrijke debat over diensten van algemeen belang, dat volgde op de aanname van het Groenboek van de Commissie, liggen de consumentenbelangen als één van de belangrijkste onderwerpen op tafel. We hopen dat de totnogtoe geboekte vooruitgang - in de luchtvaart bijvoorbeeld met het handvest van passagiersrechten en de verordening betreffende instapweigering - als referentie zal dienen voor de verbetering van passagiersrechten in andere vervoerswijzen. In dit voorstel voor een besluit worden vele acties genoemd die zullen bijdragen aan de gewenste integratie. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan acties om consumentenorganisaties de technische en juridische knowhow te verschaffen om effectief bij te dragen aan beleidsontwikkeling op terreinen die relevant zijn voor consumenten. Een ander voorbeeld is het verzamelen van gegevens waarmee aangetoond kan worden dat in andere beleidsgebieden rekening wordt gehouden met de belangen van de consument. Op de vraag die mevrouw Thors stelde, over comitologie, zou ik willen antwoorden dat het Raadgevend Comité van de lidstaten de Commissie sinds 1999 adviseert, voornamelijk over de toekenning van subsidies. Het levert een waardevolle bijdrage aan de coördinatie tussen Europese en nationale regels voor projectsubsidies. Daarnaast zal dit comité het voornaamste forum zijn waarin discussies plaatsvinden en advies gegeven wordt over de tenuitvoerlegging van een nieuw soort actie – acties die zowel uit de Gemeenschapsbegroting als door de lidstaten gefinancierd zullen worden. Deze gezamenlijke acties zullen in het bijzonder gebruikt worden voor de toekomstige activiteiten van de Commissie op het vlak van administratieve en uitvoerende samenwerking en om de bestaande netwerken van de Europese bureaus voor consumentenvoorlichting en het buitengerechtelijk netwerk te consolideren. Het comité speelt daarom een hoofdrol in de implementatie van het voorgestelde kader. Ik heb terdege nota genomen van de opmerking van de heer Bushill-Matthews dat hij me in de gaten zou houden: dat is, natuurlijk, zijn werk en ook dat van het Parlement. We moeten verantwoording afleggen aan het Parlement en het Parlement moet natuurlijk verantwoording afleggen aan de verkozen afgevaardigden. Ik heb ook opgemerkt dat meneer Bushill-Matthews zei dat hij de volgende keer met echte ammunitie zou schieten. Ik veronderstel dat dat betekent dat hij tot nu toe met losse flodders heeft geschoten! Om af te sluiten wil ik nog mijn speciale dank uitspreken aan mijnheer Whitehead, die bewezen heeft zeer professioneel op een hoog niveau te kunnen onderhandelen om een compromis met de Raad te bereiken. Ik zal onthouden wat hij zei over dat we onze
100
23/09/2003
kinderen moeten voeden in plaats van hen op te eten. U realiseert zich natuurlijk, meneer Whitehead, dat dit voorstel geen bescheiden voorstel is: het is een behoorlijk substantieel voorstel. Met uw opmerking over mijn landgenoot verwijst u naar de titel ‘A modest proposal’, ofwel ‘Een bescheiden voorstel’, wat natuurlijk in dit geval misplaatst is. Ik beschouw deze procedure als een uitstekend voorbeeld van hoe het Europees Parlement, de Raad en de Commissie constructief kunnen samenwerken met betrekking tot consumentenbeleid. Ik vertrouw erop dat de standpunten die vandaag uiteengezet zijn door de stemming zullen worden bevestigd. Ik hoop dat andere consumentenzaken die bij het Parlement terechtkomen te zijner tijd ook opgelost kunnen worden met dezelfde vaardigheid en constructieve instelling.1 2-273
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. 2-274
Toereikende en betaalbare pensioenen
tot onze taak op EU-niveau, namelijk tot de vaststelling van doelstellingen voor de gemeenschappelijke strategie die er op EU-niveau moet komen. De lidstaten moeten zelf concrete voorstellen doen voor hun pensioensystemen. Onze standpunten zijn als volgt. Ten eerste moeten de sociale en economische overwegingen in evenwicht zijn. Voor de economische ontwikkeling is het belangrijk dat de pensioensystemen duurzaam zijn. Dit geldt in eerste instantie voor de landen die aan de euro deelnemen, maar ook voor de andere landen zodat wij een duurzame economische ontwikkeling krijgen. Daarnaast is het even belangrijk dat wij aandacht besteden aan de sociale aspecten en de levensstandaard van de mensen. Wij moeten ervoor zorgen dat oudere mensen een behoorlijk levensniveau krijgen, dat niet te sterkt afwijkt van het niveau dat mensen hadden terwijl ze werkten, en dat ze niet in armoede terechtkomen. In de pensioensystemen is van gelijke behandeling nog steeds geen sprake. Vrouwen krijgen minder pensioen dan mannen. Dit ligt soms aan het pensioensysteem, maar meestal aan de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Vrouwen hebben vaker slecht betaalde banen, parttimewerk en ze zijn vaker werkloos. Het Lissabon-proces is in dit opzicht dus uiterst belangrijk.
2-275
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50259/2003) van de heer Andersson, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over het gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over toereikende en betaalbare pensioenen [COM(2002) 737 2003/2040(INI)]. 2-276
Andersson (PSE), rapporteur. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben het over de mededeling van de Commissie inzake toereikende en betaalbare pensioenen en over een beoordeling van de eerste nationale strategieverslagen inzake pensioenen. Bij dit laatste gaat het erom te beoordelen in hoeverre de lidstaten de drie algemene doelstellingen van het gemeenschappelijk pensioenbeleid hebben verwezenlijkt. Ten eerste, of de pensioenen toereikend zijn en of ook het niveau van de toekomstige pensioenen voldoende hoog zal zijn om armoede te vermijden en een aanvaardbare levensstandaard te garanderen. Ten tweede, of de pensioenen op lange termijn financierbaar zijn, om te vermijden dat de komende generaties een nodeloos zware financiële last op hun schouders krijgen. Ten derde, of de pensioenen modern genoeg zijn en beantwoorden aan de nieuwe situatie van atypische arbeid en een steeds toenemend aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Wij vinden de mededeling van de Commissie goed. Zij heeft een goede analyse gemaakt. In het Parlement hebben wij gepoogd ons niet te mengen in de nationale debatten over allerlei wijzigingen van de nationale pensioensystemen. Wij hebben gepoogd ons te beperken 1 Standpunt van de Commissie ten aanzien van de door het Parlement ingediende amendementen: zie Bijlage.
De situatie van mensen die atypische arbeid verrichten is evenmin rooskleurig, vooral op het vlak van aanvullende pensioenen waarover de sociale partners een akkoord moeten bereiken. Deze problematiek moet worden opgelost. De allerbelangrijkste voorwaarden om onze verplichtingen te kunnen nakomen, zijn groei en volledige werkgelegenheid. Daarom is het belangrijk dat wij het Lissabon-proces, de richtsnoeren inzake werkgelegenheid en de economische richtsnoeren als een geheel beschouwen. Wij hebben het vaak over solidariteit tussen onze huidige generaties en deze solidariteit is op dit ogenblik heel belangrijk. Met het oog op de demografische ontwikkeling is solidariteit met de komende generaties echter even belangrijk en mogen wij ons nu niet teveel permitteren – ik behoor zelf tot de generatie uit de jaren veertig – als we willen vermijden dat de komende generaties werkenden torenhoge bedragen voor onze pensioenen moeten betalen. Wij moeten erop toezien dat dit niet het geval is met de nieuwe pensioensystemen. Wij moeten solidair zijn met de volgende generaties. Wat in de commissie het meest discussie uitlokte was het verschil tussen de effectieve en de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd. Wij bemoeien ons niet met de wettelijke pensioenleeftijd. Het is tegenstrijdig dat het oudste deel van de bevolking steeds langer gezond blijft, wat natuurlijk positief is, maar steeds minder gaat werken. Wij werken vandaag minder dan dertig jaar geleden en daar zijn verschillende oorzaken voor. Als er in de mededeling van de Commissie iets ontbreekt dan is het misschien een algemeen standpunt inzake de vraag hoe we de effectieve pensioenleeftijd kunnen verhogen.
23/09/2003 Het gaat daarbij om financiële stimuli, maar ook om levenslang leren, de organisatie van het werk en problemen in verband met de werkomgeving, zodat mensen op leeftijd ook op de arbeidsmarkt kunnen blijven. Wij moeten het arbeidsleven zodanig veranderen dat mensen actief aan de arbeidsmarkt kunnen blijven deelnemen in plaats van aan de kant te worden geschoven. Verder zullen wij het ook over de uitbreiding hebben. Tot slot dank ik iedereen die bijgedragen heeft tot de ruime consensus in de commissie. Het is geen totale consensus, maar toch een ruime. Wij hebben in de commissie heel goed samengewerkt. 2-277
Diamantopoulou, Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Andersson gelukwensen en danken voor zijn verslag. Toereikende en betaalbare pensioenen zijn één van de heikelste problemen waarmee onze regeringen worstelen. Uiteraard zijn de lidstaten verantwoordelijk voor hervormingen op dit gebied. We mogen echter niet blind zijn voor de Europese dimensie van het probleem. We moeten samenwerken, niet alleen omdat onze economieën onderling sterk verweven zijn, maar ook omdat uit onze analyse is gebleken dat de redenen voor de crisis van het pensioenstelsel overal dezelfde zijn: de bevolkingsevolutie, gestegen levensverwachting, nieuwe arbeidsmodellen en nieuwe gezinssamenstellingen. Het toepassen van de open coördinatiemethode is een eerste belangrijke inspanning van de lidstaten om op Europees niveau samen te werken. We zijn het eens over drie prioriteiten. Ten eerste de betaalbaarheid van de pensioenstelsels. Ten tweede de toereikendheid van de pensioenen, het garanderen van een behoorlijk levenspeil, waar de rapporteur in zijn verslag veel belang aan hecht. De derde prioriteit betreft het aanpassen van de pensioenstelsels aan gewijzigde omstandigheden. Het verslag verwijst ook naar het verband tussen pensioenen en de arbeidsmarkt en ik wil u uitleggen met welke initiatieven de Commissie hierop een antwoord formuleert. Eerst iets over de verhoging van de pensioenleeftijd. Ten eerste moet de leeftijdgrens veranderen om de pensioenen betaalbaar te houden, maar dat vereist wel een beleid dat ouderen aan het werk houdt. Vanwege de bestaande cultuur op de arbeidsmarkt, een situatie die met de jaren is gegroeid, hebben werknemers ouder dan 55 jaar veel moeite om nog een baan te vinden. Zowel de Europese werkgelegenheidsstrategie als het Europees Sociaal Fonds moeten hierin een stimulerende rol spelen. Een tweede belangrijke punt is dat de Commissie in opdracht van de Raad de coördinatiemethode blijft toepassen. In 2005 komt er een nieuw rapport over de follow-up van de pensioenstelsels, terwijl het Comité
101 Sociale Bescherming zal onderzoeken welke rol sociale stelsels kunnen spelen in de arbeidsverlenging. Tenslotte volgen wij permanent de indicatoren waartoe we ons in Barcelona hebben verbonden en zijn we overeengekomen dat de reële pensioenleeftijd tegen 2010 met vijf jaar moet zijn opgetrokken. Een opmerking over wat de heer Andersson heeft gezegd over de genderdimensie. Deze speelt een zeer belangrijke rol in de pensioenstelsels, vooral in het bedrijfsleven. Ik wil u eraan herinneren dat mannen en vrouwen in de particuliere sector niet gelijk behandeld worden, terwijl het gendercriterium voornamelijk in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de pensioenen. Dan nog twee dingen: de uitbreiding, een onderwerp waarover we voortdurend in gesprek zijn met de nieuwe lidstaten, zodat zij ook kunnen integreren, en de beroepsmobiliteit. Het verslag gaat gedetailleerd in op het wegwerken van hinderpalen voor mobiliteit op de Europese arbeidsmarkt en hiervoor hebben we een actieplan van tien jaar opgesteld. 2-278
Boogerd-Quaak (ELDR), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen. – Voorzitter, Commissaris, collega's, ook ik wil de heer Andersson hartelijk danken voor de goede samenwerking, die onder andere blijkt uit het overnemen en in het eigen verslag invoegen van de vrouwenamendementen. De Commissaris heeft gezegd dat er sprake is van een crisis in de pensioenstelsels en ik deel haar mening. De kosten voor pensioenen zullen druk uitoefenen op het Stabiliteitspact en in een vorig mandaat heb ik dit wel eens "een bom onder de euro" genoemd. Veel landen nemen om die reden maatregelen en door veel van deze maatregelen worden vrouwen zwaarder getroffen dan andere bevolkingsgroepen. Door lagere arbeidsdeelname, het hogere percentage vrouwen dat deeltijdarbeid verricht, de lagere inkomens en de langzamere inkomensstijging (onder andere vanwege ouderschapsverlof), krijgen vrouwen gemiddeld lagere pensioenen dan mannen. Volgens het verslag van de Commissie varieert dit verschil tussen de lidstaten tussen circa 16 en 45%. Verder is er de kwestie van de gelijke behandeling. In dit geval wil ik eens verwijzen naar Amerika. Er is een uitspraak van het Supreme Court dat het op grond van actuariële factoren naar gelang van het geslacht op verschillende wijze berekenen van de bijdragen voor en uitkeringen van aanvullende pensioenen strijdig is met de Civil Rights Act. Ik hoop dat men dit standpunt ook in Europa algemeen zal gaan huldigen. Daarbij komt nog dat tijdens een recente hoorzitting is gebleken dat vrouwen tegenwoordig helemaal niet zo veel langer meer leven dan mannen. Ik wil ook nog wijzen op een andere betreurenswaardige zaak en dat is dat de Commissie nooit uitvoering
102 gegeven heeft aan voorstellen van het Parlement om de lidstaten ertoe te verplichten regelingen te treffen voor het probleem dat delen van gedurende het huwelijk opgebouwde pensioenrechten verloren dreigen te gaan in perioden dat een van de partners voor zorg kiest. Verder wil ik erop aandringen dat de lidstaten waarborgen dat personen tijdens het ouderschapsverlof of zorgverlof ten behoeve van kinderen of andere afhankelijke personen bij de pensioenstelsels aangesloten blijven voor wat de opbouw van hun pensioenen betreft. In een aantal landen is dit reeds het geval en ik denk dat die landen een goed voorbeeld vormen voor andere lidstaten, die dit nog niet doen. De lidstaten moeten de individualisering van de pensioenrechten bevorderen, zonder dat de afgeleide rechten van de overlevenden, weduwen, weduwnaars en kinderen hierdoor worden afgeschaft. In feite gaat het om een totaalprobleem, waarbij vrouwen vaak - ik heb dat al eerder gezegd - meer risico lopen dan anderen. Ik ben het dan ook ermee eens dat wij de arbeidsmobiliteit moeten bevorderen en in dat geval wil ik ...Dank u Voorzitter, ik zie dat mijn 3 minuten zijn verstreken. Tot besluit: ik hoop dat de Commissaris met name rekening zal willen houden met de positie van de vrouwen. 2-279
Fatuzzo (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou om te beginnen de rapporteur, collega Andersson, willen danken voor zijn inspanningen en het resultaat daarvan: een verslag waar bijna alle leden van de commissie mee hebben ingestemd. Ik hoop dat het ook morgen bij de stemming op dergelijke steun kan rekenen. Het doet mij eveneens genoegen te vernemen dat de commissaris, mevrouw Diamantopoulou, zich tot het uiterste heeft ingespannen en dat wil blijven doen om te voorkomen dat de hervormingen die de vijftien lidstaten trachten door te voeren tot extreme armoede leiden onder de toch al zovele arme bejaarden die, in veel lidstaten, voor hun inkomen geheel afhankelijk zijn van hun pensioen. Dit gezegd hebbende wil ik mij uitspreken over de alternatieve wijze waarop uitvoering gegeven zou moeten worden aan het op zich lovenswaardige streven om voor de toekomst een betrouwbaar en financierbaar pensioenstelsel te garanderen. Het is absoluut noodzakelijk dat een einde wordt gemaakt aan de verspilling waar de verschillende pensioenstelsels in de lidstaten toe leiden. En het is al even noodzakelijk dat de arbeidskosten worden teruggebracht, die in veel van onze lidstaten immers zo’n zware last zijn gaan vormen dat ze de concurrentiepositie van de EU-landen op de wereldmarkt verzwakken. Zo drukt er op iedere werknemer in Italië een pensioenlast van 34 procent, terwijl men in Zwitserland voor een in vergelijking met Italië niet minder goed pensioen slechts 10 procent betaalt en in Portugal zelfs maar 7,6 procent. Dat wil dus zeggen dat we eens goed moeten onderzoeken waar de verspilling plaatsvindt, waar we efficiënter te werk kunnen gaan en waar we moeten veranderen.
23/09/2003 Daar wil ik aan toevoegen dat er twee manieren zijn om een schuld af te lossen. Er zijn schuldenaars die er op het moment dat ze moeten betalen vandoor gaan, maar er zijn er ook die afzien van hun zomervakantie en hun auto wegdoen om hun schuld te kunnen betalen. De schuldenaars, dat zijn onze vijftien lidstaten; de schuldeisers zijn de gepensioneerden en bejaarden die van hun pensioen moeten leven. We mogen onze kop dus niet in het zand steken en moeten doen wat we kunnen om de schulden af te betalen die we tegenover de huidige generatie bejaarden zijn aangegaan. 2-280
Cercas (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, er zijn maar weinig zaken die de Europese burger meer bezighouden dan zijn pensioen. Er zijn maar weinig aspecten van zijn gezinsleven en zijn sociale leven waaraan hij zijn leven lang zoveel aandacht schenkt als aan zijn pensioen, misschien omdat het pensioen voor miljoenen Europeanen het enige kapitaal is dat zij vergaard hebben en hun enige zekerheid ten opzichte van de risico’s van hun fysieke of financiële bestaan. Dit uitstekende verslag van de heer Andersson is het hoogtepunt van een zittingsperiode van het Europees Parlement waarin wij onze agenda hebben afgestemd op die van de burger. Het is een belangrijke zittingsperiode omdat het Europees Parlement, in de lijn van de uitstekende mededelingen en initiatieven van de Commissie, voor de eerste keer het onderwerp van de pensioenen op de communautaire agenda heeft gezet. Wij zijn er bijzonder gelukkig mee dat we aan het eind van deze zittingsperiode een stuk zijn opgeschoven naar de visie die het pensioen in een veel wijder perspectief plaatst. Het pensioen wordt niet langer alleen maar gezien als een probleem dat berust op economische redeneringen of op het evenwicht van de overheidsfinanciën. We hebben nu een echte visie, een strategie, die is verrijkt en gecompleteerd met de doelstellingen en de behoeften van de Europese burgers. We zijn dan ook verheugd dat in dit verslag en de mededeling van de Commissie de strategieën van de lidstaten onder de loep zijn genomen, waarbij – uiteraard! – rekening is gehouden met de betaalbaarheid. Misschien valt hieruit af te lezen dat we ons werk als politici serieus nemen. In feite zijn er twee soorten politici: onverantwoordelijke politici, die alleen maar aan de volgende verkiezingen denken, en verantwoordelijke politici, die aan de volgende generaties denken. In het verslag-Andersson wordt gedacht aan de volgende generaties, maar er wordt ook gedacht aan de toereikendheid van de sociale zekerheid, van de pensioenen, zodat die kunnen beantwoorden aan hun doelstellingen en de armoede kunnen bestrijden. Verder wordt er aandacht geschonken aan de modernisering, en aan de verschillende groepen werknemers, met name vrouwen, die zoveel risico lopen in de nieuwe ordening van de samenleving en de arbeidsmarkt.
23/09/2003 Wat heeft de Commissie ons te vertellen over de situatie in de lidstaten? Aan goede wil ontbreekt het daar niet, maar soms is er ook sprake van traagheid en van wel erg veel voorzichtigheid; je zou zeggen dat de hervorming de lidstaten angst inboezemt, misschien omdat de bevolking bang is dat de hervorming een voorwendsel is dat kortingen op hun sociale rechten moet verhullen. Daarom is het bijzonder belangrijk dat we de bevolking van die angst afhelpen, door met hervormingen te komen die niet alleen kortingen inhouden maar die ook tegemoet komen aan hun huidige en hun toekomstige behoeften, in een context die meer zekerheid en rechtvaardigheid biedt. De socialistische fractie zal het verslag-Andersson morgen ondersteunen, zij zal de initiatieven van de Commissie ondersteunen, want in onze ogen zijn de voorgestelde wijzigingen bepaald geen cosmetische of opportunistische trucs, maar vloeien ze voort uit onze sociale verplichtingen ten opzichte van deze generatie werknemers, deze burgers, en ook ten opzichte van de volgende generatie burgers in Europa.
103 samenwerken, om van een beter risicobeheer verzekerd te zijn. We worden immers allemaal ouder en het is niet te veel gevraagd dat wij ieder afzonderlijk onze medeverantwoordelijkheid nemen om voor onze oude dag te sparen en ertoe bijdragen dat komende generaties niet met onredelijke lasten worden opgezadeld. Het gaat namelijk ook om een verdeling tussen de generaties. 2-282
Ainardi (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, in zijn verslag benadrukt onze collega Andersson dat we oog moeten hebben voor de armoede bij een groot aantal gepensioneerden en de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen inzake pensioenen. Hij pleit in dat verband voor een gegarandeerd en toereikend minimumpensioen. Ook pleit hij voor een hogere arbeidsdeelname door vrouwen via het gelijkekansenbeleid. Mijn fractie en ik zijn het eens met deze punten uit zijn verslag. De heer Andersson geeft zelfs aan dat hij er groot belang aan hecht dat een evenwicht wordt gevonden tussen sociale noden en financiële vereisten. Helaas zijn deze twee zaken strijdig met elkaar, waardoor de rapporteur ertoe gebracht wordt fundamentele sociale verworvenheden ter discussie te stellen op basis van financiële criteria.
2-281
Jensen (ELDR). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ook ik wil de heer Andersson dankzeggen voor een bijzonder helder en gestructureerd verslag en de Commissie voor een zeer interessant verslag over de pensioenstelsels in Europa. De wijze waarop men zijn pensioenstelsel inricht valt inderdaad onder de nationale bevoegdheden, maar ik denk dat het verslag, met zijn doelstellingen dat pensioenen toereikend en betaalbaar zijn en dat onze pensioenstelsels flexibel zijn, aanleiding kan geven tot een verstandig debat op nationaal niveau en voor inspiratie kan zorgen. Men komt naar mijn idee ook tot een interessante conclusie, namelijk dat er in zijn algemeenheid een hoge mate van herverdeling en solidariteit in de pensioenstelsels van de lidstaten bestaat, maar dat vrouwen er vanwege hun speciale positie op de arbeidsmarkt in veel landen ongunstig vanaf komen. Daar moet iets aan gedaan worden en het verheugt mij dat hier zo duidelijk naar voren komt dat we druk moeten uitoefenen om er daadwerkelijk iets aan gedaan te krijgen. Ik kan daarom van harte instemmen met de algehele conclusie in het verslag van de heer Andersson. Ik ben het daarentegen niet eens met een aantal van de amendementen die zijn ingediend vanuit de linkerzijde van het Parlement, waar men pensioenvoorzieningen die worden ondergebracht in aandelen en obligaties duidelijk als per definitie slecht beschouwt. Het klopt dat er problemen zijn geweest met pensioenfondsen, die grote verliezen hebben geleden in verband met de sterke daling van de aandelenkoersen, maar ik vind niet dat je daarop moet reageren met het stopzetten van de introductie van spaarregelingen voor pensioenen. Integendeel, ik vind dat je een betere controle moet garanderen op het risico dat aan de investeringen door de pensioenfondsen is verbonden en dat het toezicht van de overheid sterker dient te zijn. Dat is ook een punt waarop we op EU-niveau kunnen
Het klopt dat de stemming binnen de commissie niet unaniem was. Wij hebben in de parlementaire commissie niet voor dit verslag gestemd, omdat daarin wordt ingestemd met de door de Commissie voorgestelde verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. In dat opzicht past het binnen de liberale benadering die nu al sinds enkele Europese Raden hoogtij viert en die staat voor meer flexibiliteit en een langere arbeidsdeelname. Wij zijn tegen hervormingen die uitgaan van een langere arbeidsdeelname, een maatregel die trouwens niets verandert aan de werkgelegenheidsproblematiek. In het verslag wordt beweerd dat de maatregelen van de lidstaten in de goede richting gaan, dat wil zeggen, in de richting van een langere arbeidsdeelname. Maar een meerderheid van de werknemers heeft ‘nee’ gezegd tegen langere arbeidsdeelname en tegen op fondsen gebaseerde pensioenstelsels, zowel in Frankrijk als in Oostenrijk en Duitsland. Willen we het Europese pensioendebat dan misschien zonder de burger voeren? Mijn fractie en ik dienen een reeks amendementen in waarin we deze standpunten tot uiting willen brengen. Daarmee verzetten wij ons uiteraard tegen een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en een verlenging van de periode waarin pensioenbijdragen betaald moeten worden. Wij zijn ook tegen het op fondsen gebaseerd pensioenstelsel, omdat het geen enkele inkomensgarantie biedt en korte metten maakt met het solidariteitsprincipe uit de omslagstelsels. Wij stellen voor dat in de berekening van de pensioenbijdrage rekening wordt gehouden met de zwaarte van het werk en het aantal kinderen ten laste. Tot slot stellen wij voor op zoek te gaan naar nieuwe financieringsvormen voor de wettelijke pensioenstelsels.
104 Als argument voor een op fondsen gebaseerd pensioenstelsel wordt de langere levensduur aangevoerd. Dit argument verhult echter nauwelijks de financiële aantrekkingskracht die deze optie op multinationals uitoefent. Er bestaan ook andere, meer solidaire en beter betaalbare manieren om voor de financiering op lange termijn te zorgen. Wij stellen bijvoorbeeld voor sociale bijdragen te heffen op alle financiële inkomsten, met een correctiefactor voor bedrijven die al of niet nieuwe banen creëren. Dat lijken mij geen compleet onverantwoorde voorstellen. Ter afronding nog dit. Het protest tegen de keuzes die de Europese staatshoofden en regeringsleiders in deze materie maken wordt luider. Het is nu zaak te luisteren naar dat protest en niet tegen de stroom in te zwemmen, anders keert de Europese burger zich nog meer af van de Unie. 2-283
Bouwman (Verts/ALE). – Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer Andersson, allereerst dank voor het werk, zowel voor dat van de rapporteur als dat van de Commissie. Ik denk dat het goed is, dat we de open coördinatiemethode langzaam maar zeker gaan toepassen op de pensioenen. Het is niet echt een debat, het is een opening. Ik weet niet wat we op de lange termijn zouden moeten doen met betrekking tot de toegankelijkheid, de financierbaarheid en de modernisering van de pensioenen. Het voorstel biedt onder meer een aantal richtsnoeren. Ik denk dat het nut van het Commissievoorstel is, dat het goed zicht geeft op wat er aan de hand is en dat het een eerste set maatregelen bevat. Nogmaals, het zijn maatregelen op lange termijn. En mijnheer Cercas kan wel een opmerking maken over de volgende generatie, maar dat is precies het probleem waarmee we geconfronteerd gaan worden. Op de korte termijn hebben we te maken met een arbeidsmarkt die in veel delen van Europa dichtslibt en de oplossing om personen langer te laten werken, werkt niet op de korte termijn. Mevrouw Ainardi heeft er reeds op gewezen dat er op dit moment een aantal problemen bestaat in een aantal lidstaten: Frankrijk, Oostenrijk, etc. In Nederland gingen 20.000 demonstranten de straat op in een protest tegen de merendeels liberale christen-democratische regering, die allerlei maatregelen heeft bedacht om de arbeidsparticipatie van ouderen op langere termijn te stimuleren. Bijvoorbeeld door te korten op de prepensioenen, de regeling voor vervroegde uittreding (VUT), de verlengde WW-uitkeringen, de werkloosheidsuitkeringen en soortgelijke regelingen. Daarbij liet zij en passant geen mogelijkheden open om deze maatregelen te omzeilen. Dat betekent dat men op dit moment in protest is tegen een regering in Nederland die dit soort maatregelen beoogt. 20.000 demonstranten, ik zei het al, gingen de straat op. Kortetermijnbeleid is de ontbrekende factor en in die zin is het verslag van Jan Andersson, voor dit type problemen, in feite een vlak verslag. Ik zeg waar het op staat. Dat is ook niet erg. Het is een eerste stap. In de
23/09/2003 komende periode zou er echter eigenlijk iets aan toegevoegd moeten worden. En daaraan zijn allerlei problemen verbonden. Ik ben het ermee eens de effectieve pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, maar op dit moment moeten we even uitkijken en er zullen dus alternatieven ontwikkeld moeten worden voor de verhouding tussen de korte en de lange termijn. 2-284
Crowley (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de commissaris bedanken, en met name de rapporteur voor zijn werk met betrekking tot deze kwestie. In zekere zin hebben we de neiging te vergeten hoe het was aan het einde van de negentiende eeuw, toen ouderen, zieken of werklozen totaal geen bescherming genoten, totdat er aan het einde van de jaren zeventig van die eeuw een minimaal bedrag werd geïntroduceerd in een poging ouderen enigszins te beschermen. Gelukkig hebben wij, als samenleving, onze opstelling met betrekking tot het bieden van bescherming aan ouderen, pensioengerechtigden en de kwetsbaarsten in onze samenleving aangepast. Iets wat we in het verleden allemaal reeds hebben onderkend is dat we niet voldoende voorzorgsmaatregelen hebben getroffen om tegemoet te komen aan de toekomstige behoeften die zullen ontstaan ten gevolge van de veranderende bevolkingssamenstelling, een krimpende beroepsbevolking in bepaalde gevallen en de grenzen aan de overheidsuitgaven. We krijgen nu te maken met wat een plotseling probleem lijkt dat wordt veroorzaakt door een toegenomen bevolking. Maar als je deze kwestie voorlegt aan antropologen of aan wat voor wetenschappers dan ook, dan blijkt dat dit probleem vijftien jaar geleden al aan de orde is gesteld als iets wat voor 2015 opgelost moest zijn. Wij beginnen echter nu pas actie te ondernemen. Ik wil er met name op wijzen dat de heer Andersson in zijn verslag een evenwichtig voorstel heeft gepresenteerd. Hij heeft bekeken hoe we oplossingen kunnen vinden voor de problemen waar we nu mee te maken hebben. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen – en ik ben het meestal niet in alle opzichten met hem eens – dat hij tevens prioriteiten heeft aangegeven die op korte, middellange en lange termijn moeten worden uitgevoerd. In Ierland hebben we een systeem waarbij we nu per jaar 1 procent van ons BBP opzij zetten voor onze toekomstige pensioenlasten. Dat biedt zekerheid aan die mensen die in de toekomst een pensioen nodig hebben. Een terrein waar we naar moeten kijken is dat we ervoor moeten zorgen dat het pensioen wordt vastgesteld op een gepaste, redelijke levensstandaard zodat mensen onafhankelijk kunnen zijn en over keuzevrijheid beschikken. 2-285
23/09/2003
105
Pronk (PPE-DE). – Voorzitter, ik wil de rapporteur ook van harte bedanken voor zijn werk dat gedeeltelijk van hemzelf is, gedeeltelijk door anderen is gedaan. Daarom wil ik ook Carlo Fatuzzo van harte bedanken voor zijn bedrage. Ik vind het een beetje een combinatie van het beste van de Italiaanse en de Zweedse cultuur. In dit opzicht een soort combinatie tussen Milaan en Malmö. Ik geloof dat dit werk ook ongeveer in stand gehouden moet worden zoals het is. Ik betreur het buitengewoon dat de GUE-fractie met deze amendementen gekomen is. Ik moet zeggen, ik heb net met belangstelling naar mevrouw Ainardi geluisterd en het deed me wat denken aan Lodewijk XVIII, die na de revolutie terug kwam en van wie men dan zei dat hij niets geleerd had en alles vergeten was. Ik betreur het nog meer dat de heer Bouwman zich kennelijk daarbij wil aansluiten.
man en vrouw met betrekking tot de toegang tot en de participatie op de arbeidsmarkt leidt tot flagrante ongelijkheid tussen man en vrouw met betrekking tot het pensioenrecht. Zelfs als we de Lissabon-doelstelling van een arbeidsparticipatie van 60 procent voor vrouwen halen, dan ligt in die doelstelling zelf het feit besloten dat de participatie van vrouwen achter zal blijven bij die van mannen. We moeten dan ook aanvullende maatregelen overwegen die in het verlengde liggen van de maatregelen die in het verslag worden voorgesteld, door bijvoorbeeld de individualisering van pensioenrechten te bevorderen en bij de lidstaten aan te dringen op waarborgen dat personen aangesloten blijven bij pensioenstelsels tijdens ouderschapsverlof of zorgverlof ten behoeve van kinderen of andere afhankelijke personen.
Wij hebben toch in Europa met reële problemen te maken op het gebied van de pensioenen. We kunnen natuurlijk het pensioenstelsel in stand houden, maar de beste manier om het op termijn te vernietigen is te doen wat voorgesteld wordt in de amendementen van de GUE-fractie. Te doen alsof er niets aan de hand is, terwijl er toch gaten in het stelsel zitten. Toen immers dit stelsel werd afgesproken, bedroeg de gemiddelde leeftijd 63 jaar, twee jaar onder 65 jaar. Nu ligt die leeftijd, gelukkig, een stuk hoger. Dan kan men niet zeggen, we kunnen voor altijd doorgaan zoals het nu is. De heer Andersson geeft een bepaalde weg aan, en die weg wordt door ons gesteund. In alle landen is het een klein beetje anders, we kunnen het niet met elkaar vergelijken, maar het allerergste is, Voorzitter, zich zo te gedragen zoals sommige mensen op de Titanic die, toen het schip aan het zinken was, dachten dat er niets aan de hand was. Dat is gevaarlijk, ik hoop dat die meerderheid van dit Parlement - en ik heb daar ook alle vertrouwen in zich van dat soort houdingen wil distantiëren en zich werkelijk wil inzetten voor degenen om wie het gaat. De arme mensen hebben er niets aan als er uiteindelijk geen geld meer over zou zijn!
Een tweede probleem waarop de heer Andersson de aandacht vestigde, en dat we echt met man en macht moeten aanpakken, is de noodzaak om de effectieve pensioenleeftijd te verhogen en niet de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd. Daarover bestaat in bepaalde kringen enige verwarring. Er is nu sprake van een wijdverbreide cultuur van vroegtijdige pensionering binnen de Unie. Er zullen aanhoudende langetermijninspanningen nodig zijn om de mentaliteit te veranderen en iets aan deze cultuur te doen. Toch zijn er maar weinig aanwijzingen dat we hier zelfs maar een begin mee proberen te maken. In het gezamenlijke werkgelegenheidsverslag van de Commissie over 2002 stond dat slechts vier lidstaten een uitgebreide strategie hebben ingevoerd met betrekking tot beroepsactiviteit op oudere leeftijd. In datzelfde verslag werd aangetoond dat de inspanningen van de meeste lidstaten om onderwijs en opleidingen aan te bieden aan ouderen nog steeds hopeloos tekortschieten. De Commissie moet in haar volgende ronde van aanbevelingen - waarin de resultaten van de lidstaten worden onderzocht in het licht van de opgestelde richtsnoeren - die landen die in dit en andere belangrijke opzichten onder de maat blijven presteren in de meest krachtige bewoordingen terechtwijzen.
2-286
Hughes (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me aansluiten bij al mijn voorgangers en de heer Andersson feliciteren met het leveren van een uitstekend stuk werk. Verder wil ik de Commissie en de Raad bedanken voor hun gezamenlijke verslag. Het is werkelijk een voortreffelijk overzicht van dit zeer belangrijke onderwerp. Ik hoop dat u, mijnheer de Voorzitter, een verzoek kan doen toekomen aan DG I om een dezer dagen overdag een debat te organiseren over een belangrijk sociaal dossier als dit. Het is toch de bedoeling dat we voeling houden met de burgers? Dit is nu typisch een onderwerp dat voor vele miljoenen burgers van belang is. Het is jammer dat dit debat opnieuw ergens ver weg is gestopt tijdens een avondvergadering. In het verslag-Andersson wordt zonder meer de noodzaak onderstreept dat zowel de werkgelegenheidsstrategie als de Lissabon-strategie vruchten moeten gaan afwerpen in een aantal belangrijke opzichten: de voortdurende flagrante ongelijkheid tussen
Het laatste punt van het verslag dat ik wil benadrukken heeft betrekking op atypische werknemers. Hun onzekere positie op de arbeidsmarkt nu – en velen van hen zijn vrouwen – zal uitmonden in voortdurende onzekerheid in latere jaren, in de decennia die voor ons liggen, tenzij er iets gedaan wordt om die onzekerheid te verkleinen. Het valt zeer te betreuren dat de regeringen van een aantal lidstaten – waaronder die van mijn eigen land – fel gekant zijn tegen de voorgestelde richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Hoe langer deze vertraagd wordt, hoe meer eerdere richtlijnen over deeltijdwerk en tijdelijke contracten worden ondermijnd, aangezien uitzendwerk bij uitstek de keuze wordt van werkgevers die onder het woord ‘flexibiliteit’ verstaan: een maximale hoeveelheid werk persen uit arbeidskrachten voor een zo laag mogelijk loon. Uitzendwerk wordt zo steeds meer tweederangswerk uitgevoerd door een groeiende groep tweederangswerknemers binnen een verdeelde beroepsbevolking. Uiteindelijk kan de hele Europese
106 samenleving krijgen.
23/09/2003 daarvoor
de
rekening
gepresenteerd
Ik hoop dat zelfs in deze late fase de betrokken regeringen – waaronder die van mijn eigen land – tot inkeer komen en ons helpen verstandige wetgeving ingevoerd te krijgen om het punt te versterken dat flexibiliteit zowel voor werkgevers als voor werknemers een positief concept kan zijn. 2-287
Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, het is bekend dat solidaire en universele openbare pensioenregelingen een essentieel instrument zijn om de sociale integratie te bevorderen. Zonder de bestaande pensioenen, uitkeringen en andere sociale steunmaatregelen zou het armoedecijfer in de Europese Unie meer dan 40 procent bedragen. Het is derhalve van wezenlijk belang dat deze realiteit in aanmerking wordt genomen bij de modernisering van de openbare socialezekerheidsstelsels. Helaas houdt het merendeel van de lidstaten waarin momenteel hervormingen aan de gang zijn met dit element geen rekening. Ik hoef hier niet te vertellen dat de werknemers zich sterk verzetten tegen maatregelen die hun legitieme rechten ter zake in het gedrang brengen. Er zijn hier reeds voorbeelden uit Frankrijk, Portugal, Duitsland en Griekenland genoemd. Welnu, in dit verslag wordt onvoldoende afstand genomen van de voornoemde standpunten, die tot de afbouw van de rechten en de sociale bescherming leiden. Daarom hebben wij een reeks voorstellen geformuleerd, waarvan ik hier de belangrijkste citeer: - aandacht voor het feit dat de pensioenfondsen het na de wereldwijde daling van de beurzen steeds moeilijker hebben, hetgeen bewijst hoe de toenemende risico’s van de financiële markt negatieve gevolgen hebben voor de toereikendheid en betaalbaarheid van de pensioenstelsels op basis van fondsen; - veroordeling van het antisociale karakter van het merendeel van de recente pensioenhervormingen in de lidstaten, die geleid hebben tot een inkrimping van de sociale uitkeringen en aansturen op een verhoging van de pensioenleeftijd; - nadruk op het belang van Europese en nationale strategieën voor pensioenhervorming die volledige werkgelegenheid en sociale rechten bevorderen, en de openbare pensioenstelsels versterken en vernieuwen door hun financiële basis te verbreden, te waarborgen dat werkgevers hun financiële verplichtingen nakomen en omslagstelsels te verbeteren; - veroordeling, tot besluit, van elke poging tot afzwakking of vervanging van overheidsstelsels die gebaseerd zijn op het omslagprincipe en solidariteit. Daarbij wordt erop gewezen dat de duurzaamheid van de pensioenstelsels op de lange termijn staat of valt met de uitbreiding van de criteria en de ontwikkeling van nieuwe financieringsvormen voor de wettelijke pensioenstelsels. Te denken valt met name aan het uitbreiden van de sociale bijdragen tot alle financiële inkomsten, met aangepaste regelingen voor bedrijven op grond van het aantal banen dat zij creëren. 2-288
Bushill-Matthews (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de Commissie en de Raad feliciteren met de kwaliteit van hun gezamenlijke verslag. Ook de rapporteur verdient lof voor zijn krachtige verslag over deze belangrijke kwestie. Ik vertrouw erop dat met name de lidstaten er nota van nemen dat toereikende en betaalbare pensioenen vandaag een probleem zijn, morgen een nog groter probleem zullen vormen en er dus nu actie moet worden ondernomen. Ik prijs de rapporteur vooral voor de moeite die hij heeft gedaan om amendementen op te nemen van collega’s uit diverse partijen die zich deze kwestie ook aantrekken. Ik ben hem dankbaar dat hij er vijf van mij goed genoeg vond om over te nemen: over het definiëren van de doelstelling; het bieden van een toereikend en billijk inkomen aan ouderen en het voorkómen van armoede op de oude dag; over het definiëren van de ernst van het probleem; over het belang van het bevorderen van de overdraagbaarheid van pensioenrechten, en, met name, over de schandalige situatie dat bepaalde EU-instellingen oudere werknemers die solliciteren naar een baan blijven discrimineren – een punt dat ik al verschillende keren aan de orde heb gesteld bij commissaris Kinnock, maar waarop ik helaas alleen een hoop loze woorden als antwoord heb gekregen. De rapporteur heeft zoveel dingen geaccepteerd dat het waarschijnlijk onbeleefd overkomt dat ik het betreur dat hij het amendement heeft verworpen waarin ik stel dat de gegarandeerde, tegen inflatie beschermde pensioenen van werknemers in de publieke sector, zoals de leden van dit Parlement, steeds meer als oneerlijk worden beschouwd door mensen in de echte wereld die meedoen aan bedrijfspensioenstelsels die afhankelijk zijn van de beurskoersen. Ik vind dat we moeten aangeven dat we dit onderkennen. Dat is per slot van rekening de realiteit. Dit neemt niet weg dat in het verslag vele problemen worden onderkend. Daarnaast wordt geprobeerd de aandacht te richten op het oplossen van deze problemen. In de komende vijftig jaar zal het aantal 65-plussers verdubbelen van 25 naar 50 procent van de bevolking. In plattelandsgebieden, waaronder grote delen van mijn eigen kiesdistrict in de West Midlands, zou dat percentage zelfs nog hoger kunnen liggen. Zijn verslag verdient de steun van het gehele Parlement. Op mijn steun kan hij zonder meer rekenen. 2-289
De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het belangrijkste punt dat de heer Andersson in zijn bijdrage vanavond naar voren heeft gebracht is de noodzaak om een balans te vinden tussen de sociale en de financiële kanten. Beide zijn duidelijk nodig. Het lijkt mij dat een van de belangrijkste kwesties hier, in ieder geval in verband met armoede op de oude dag, betrekking heeft op vrouwen. Uit alle statistieken blijkt dat zij vanwege onderbrekingen in het werk, gaten in hun dienstverband, de zorg voor familie enz., al met al in een slechtere financiële situatie terechtkomen dan mannen. Voeg aan
23/09/2003 dat feit toe dat zij ook nog langer leven dan mannen en het resultaat is dat er na een bepaalde leeftijd meer vrouwen dan mannen zijn. Het is noodzakelijk dat wij ons bezighouden met de vraag hoe we de pensioenen gaan betalen. Zoals de heer Crowley al heeft gezegd, hebben we in Ierland een reservefonds geïntroduceerd waarin per jaar 1 procent van het BBP opzij wordt gezet. Dit fonds bevat nu enkele miljarden; er zit zelfs zoveel geld in dat mensen ruzie beginnen te maken over hoe en waar het belegd moet worden. Desalniettemin is het een poging om ervoor te zorgen dat er een fonds is voor de toekomst. Wij verkeren in de gelukkige omstandigheid dat wij demografisch 20 tot 25 jaar achterlopen waardoor de pensioengolf die Europa op het moment treft in Ierland nog even op zich laat wachten. We gaan er echter vanuit dat ook wij ermee te maken zullen krijgen. Een andere poging om deze kwestie te verhelpen is de introductie van persoonlijke pensioenspaarrekeningen, waarbij personen, met hulp van hun werkgever, een rekening kunnen openen en geld kunnen sparen waaruit zij op een bepaald moment hun pensioen kunnen betalen. Het probleem is dat de financiële instellingen die verantwoordelijk zijn voor het verkopen van deze producten zich daar in veel gevallen tegen verzetten omdat zij niet genoeg kunnen verdienen aan de categorie mensen waarvoor deze producten bedoeld zijn, voornamelijk de lagere inkomensgroepen van de beroepsbevolking. Daar moet iets aan gedaan worden. Het punt dat ik hier wil maken is dat er geen reden is om al te pessimistisch te zijn, mits we nu beleidskeuzen maken ten aanzien van die zaken waar we in de toekomst mee te maken krijgen. Het volstaat niet dat we onze handen te wringen, het volstaat niet dat lidstaten, zoals de heer Hughes heeft onderstreept, zich verzetten tegen de richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten – waarin een bepaalde mate van bescherming wordt geboden aan bepaalde categorieën werknemers – om vervolgens te beweren dat zij serieus iets gaan doen aan de pensioenen. In feite ontnemen zij immers vele duizenden mensen de mogelijkheid om voldoende premie op te bouwen, zelfs voor een staatspensioen. Er is kortom echt behoefte aan doordacht beleid op dit terrein. 2-290
Schmid, Herman (GUE/NGL). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links en ikzelf zijn principieel van mening dat elk pensioensysteem gebaseerd moet zijn op solidariteit tussen de generaties. Daarom ben ik voorstander van een omslagstelsel, dat immers veel stabieler is. Spaarsystemen die op de een of andere manier afhankelijk zijn van de kapitaalmarkten, zijn veel minder solide.
107 In mijn land, Zweden, dat door bepaalde personen een voorbeeld wordt genoemd, zijn de pensioenregelingen steeds meer gekapitaliseerd en worden ze steeds meer afhankelijk van de kapitaalmarkten. Met de overwinning van de tegenstanders van de euro in het Zweeds referendum hebben wij wat meer speelruimte gekregen zowel wat het economisch beleid als wat het pensioenbeleid aangaat. Volgens mij was dit precies wat de Zweedse nee-stemmers wilden bereiken: een grotere handelingsvrijheid en meer solidariteit in Zweden. 2-291
Pérez Álvarez (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik schaar mij volledig achter de gelukwensen aan de rapporteur. Allereerst moet gezegd dat het pensioen, ook al blijft het een vraagstuk van technisch-juridische en economischactuariële aard, een mediaonderwerp bij uitstek is geworden, dat zich een centrale plaats heeft verworven in de politiek in het algemeen, en in het sociaal beleid in het bijzonder. Rond de jaren vijftig stond je op je zestigste op de drempel van de ouderdom; op je vijfenzestigste trok je je terug uit het actieve arbeidsleven, en had je op de zeventigste je testament nog niet had opgemaakt, dan getuigde dat van roekeloze onverantwoordelijkheid. Nu de bladzijde van de twintigste eeuw is omgeslagen en de eenentwintigste begonnen is, telt de samenleving heel veel mensen op vergevorderde leeftijd, die tot voor kort “oud” werden genoemd; ze genieten een positief imago in de samenleving, zijn bij de tijd, leiden een bijzonder actief leven, en hebben goede reden te hopen dat ze nog langer zullen leven. In die context moet er op pensioengebied worden uitgegaan van een perspectief op lange termijn. Ook al blijft het pensioenbeleid overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel tot de fundamentele taken van de lidstaten behoren, toch lijkt een Europese inbreng noodzakelijk. Dat geldt zowel voor het uitwisselen van beste praktijken en het versterken van de consensus, als voor het doorvoeren van een gemeenschappelijke regelgeving op bepaalde punten die noodzakelijk zijn als we allerlei soorten pensioenrechten willen kunnen overdragen en hun betaalbaarheid willen garanderen. Pensioenstelsels die zijn opgebouwd uit inkomensgerelateerde overheidsregelingen – de eerste pijler – uit particuliere arbeidsgerelateerde regelingen – de tweede pijler - en individuele pensioenvoorzieningen – de derde pijler – moeten de Europeanen in staat stellen om hun levensstandaard na hun pensionering te handhaven. Daarom mag er geen sprake zijn van een stelsel dat het vrij verkeer van personen verhindert of bemoeilijkt en moet tevens voorkomen worden dat de burgers van Europa bang worden voor hun oude dag of voor lichamelijke of geestelijke aftakeling. Gezien het gewicht van de derde pijler mag er van angst en handel geen sprake zijn en moet de betaalbaarheid worden gegarandeerd van het pensioenstelsel, dat dient in te
108
23/09/2003
spelen op de veranderingen in de samenleving en van de organisatievormen van de productie: een grotere rol van de vrouw, een oudere actieve bevolking, en atypische arbeidscontracten.
aantal werkenden. Men schat dat het aandeel van de pensioenregelingen die met publieke middelen wordt gefinancierd in sommige lidstaten zal stijgen tot eenvijfde van het BBP.
2-292
Naar mijn mening hebben de Europese pensioenstelsels grotendeels hun sociale doelen bereikt. Ter verbetering van de pensioenvoorziening moet in de eerste plaats de pensioengerechtigde leeftijd worden verhoogd en moeten er meer aanvullende financieringsvormen en particuliere spaarregelingen voor de lange termijn komen. Op gemeenschapsniveau moeten wij de belastingheffing op arbeidspensioenen coördineren om migratie te vergemakkelijken en hebben wij een allesomvattende regelgeving voor de interne markt voor arbeidspensioenfondsen nodig. Op communautair niveau kunnen wij een bijdrage leveren aan het onschadelijk maken van de zogeheten pensioenbom door de ontwikkeling van grensoverschrijdende persoonlijke pensioen- en spaarregelingen te bevorderen. Ik hoop dat het Parlement ook in de toekomst een actieve bijdrage aan deze kwesties levert op basis van het uitstekende verslag-Andersson.
Cauquil (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de voorstellen uit dit verslag zijn niet meer dan een voortzetting van het afbraakbeleid dat de lidstaten van de Europese Unie inzake pensioenen stuk voor stuk aan het voeren zijn. De rapporteur wil de pensioengerechtigde leeftijd verhogen, de deelname aan het arbeidsproces verlengen en zelfs het omslagstelsel vervangen door een op fondsen gebaseerd stelsel. Zo steunt en harmoniseert hij de aanvallen op de positie van de werknemer. De rapporteur is zo cynisch op te merken dat de omslagstelsels zwaar belast zullen worden door het toenemend aantal gepensioneerden en hun steeds langere levensduur. Willen we soms dat mensen korter leven en minder met pensioen gaan, zodat we onze uitgaven kunnen beperken? Als de vruchten van onze productiviteit anders werden verdeeld, als er wat minder naar de topmanagers en de allerrijksten ging, en wat meer naar de mensen die een leven lang gewerkt hebben om de zakken van dergelijke lieden te vullen, zou het geen enkel probleem zijn om een groeiend aantal gepensioneerden van een waardig pensioen te voorzien. Maar uw economie is niet bedoeld om zo goed mogelijk in de behoeften van de meerderheid te voorzien, wel om zo efficiënt mogelijk de zakken van een minderheid te vullen. 2-293
Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in mijn interventie aandacht besteden aan het uitstekende verslag van de heer Andersson over toereikende en betaalbare pensioenen. Het is goed dat het Parlement actief aan het pensioendebat deelneemt, want pensioenen en het betalen ervan vormen in de komende decennia een van de grootste maatschappelijke en economische uitdagingen. Ouderdom staat tegenwoordig niet meer noodzakelijkerwijs gelijk aan armoede, want de door de wet geregelde openbare pensioenregelingen en de aanvullende particuliere arbeidspensioenregelingen en particuliere verzekeringen waarborgen voor veel Europeanen de mogelijkheid ook na hun pensionering hun levensstandaard te behouden. De generatiekloof moet echter worden verkleind door een snelle herziening van de pensioenstelsels, zodat de jongere generaties niet de toenemende last van de pensioenen hoeven dragen. Vier factoren brengen het functioneren van de openbare pensioenregelingen in gevaar als er geen adequate hervormingen worden doorgevoerd. Die factoren zijn de voortdurend hoger wordende levensverwachting in combinatie met de lage geboortecijfers, het grote aantal langdurig werklozen en de late toetreding tot de arbeidsmarkt. De babyboom-generatie zal dit decennium met pensioen gaan en tegen 2050 zal het aantal gepensioneerden verdubbeld zijn in verhouding tot het
2-294
Patakis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, voor de Europese Unie zijn de pensioenen niets meer dan een uitgavenpost waarin moet worden gesnoeid omwille van de begrotingsdiscipline die het Stabiliteitspact oplegt. De Unie bekommert zich hierbij niet om hen die met pensioen zijn gegaan. De vergrijzing dient als voorwendsel om de pensioenleeftijd te verhogen, mensen langer te laten werken, minder pensioen uit te betalen, de pensioenen los te koppelen van het loon en werknemers meer bijdragen te laten betalen. Tegelijk gebruiken de Europese Unie en de lidstaten de recente pensioenhervormingen om de winsten van het grootkapitaal te vergroten. Ze verlagen de bijdragen van werkgevers en geven hun toegang tot de middelen en reserves van de pensioenfondsen, ze stimuleren bedrijfspensioenfondsen en verplichten werknemers zich particulier te verzekeren, wat hun pensioenen kwetsbaar maakt voor de grillen van de beurs. Wij willen een ander beleid, dat de pensioenen aanpast aan de moderne maatschappelijke behoeften. Samen met de werknemers vragen wij een verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd en van het aantal jaren dat moet worden gewerkt. Wij eisen dat pensioenfondsen worden gefinancierd via de staatsbegroting, wij willen hogere bijdragen voor werkgevers en minder bijdragen voor werknemers. Dat kunnen werkende mensen alleen verwezenlijken door zich te verzetten tegen de keuzes van het grootkapitaal en de Europese Unie. 2-295
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. 2-296
Belasting van energieproducten en elektriciteit
23/09/2003 2-297
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50302/2003) van de heer Jonckheer, namens de Economische en Monetaire Commissie, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit [8084/2003 - C5-0192/2003 - 1997/0111(CNS)]. 2-298
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, na meer dan zes jaar onderhandelen heeft de Raad eindelijk een compromis bereikt over de belasting van energie. Omdat de compromistekst aanzienlijk gewijzigd is in vergelijking met het voorstel van de Commissie uit 1997, heeft de Commissie de Raad gevraagd het Parlement opnieuw te raadplegen.
109 minimumbedragen die in het voorstel van de Commissie waren opgenomen, een indexering van diezelfde minima en tot slot een vermindering van het aantal afwijkingen en vrijstellingen. Zoals u zelf heeft gezegd, hebben we vier jaar moeten wachten voor de Raad tot overeenstemming kwam en het Parlement opnieuw werd geraadpleegd. In algemene termen steunt het verslag het compromis dat de Raad heeft bereikt, dit ondanks de grote lacunes die het vertoont. De Raad van ministers heeft de voorstellen uit het verslag-Cox van 1999 immers niet overgenomen. Maar de Raad kan, zoals u heeft gezegd, niet anders dan unaniem beslissen.
Ik ben ervan overtuigd dat het Parlement en de Commissie zich in de volgende analyse kunnen vinden: wij hadden allemaal liever een ambitieuzer compromis gezien, met name wat betreft de onderlinge aanpassing van de belastingtarieven. Dit is met name het gevolg van het besluitvormingsproces en de vereiste eenparigheid in de Raad. Medebeslissing en besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid hadden ongetwijfeld geleid tot een beter resultaat voor de interne markt.
Ik wil hier wijzen op twee onderdelen uit het standpunt van de Raad die ons zwak voorkomen. Ten eerste zijn de minimumbedragen die de Raad vermeldt en die met ingang van 1 januari 2004 van kracht moeten worden, bijna zonder uitzondering lager dan degene die de Commissie in 1997 en het Parlement in 1999 hadden voorgesteld. Zo'n teruggang is in flagrante tegenspraak met de toezeggingen van de Raad, en in het bijzonder van de Europese Raad, om instrumenten aan te reiken waarmee de economische groei losgekoppeld kan worden van het energieverbruik.
Toch verheugt het mij zeer dat de commissies van het Parlement die verantwoordelijk zijn voor het analyseren van de tekst – de Economische en Monetaire Commissie en de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie – het compromis hebben ondersteund. Deze toekomstige richtlijn blijft een positieve stap, zowel voor de interne markt als voor duurzaam ontwikkelingsbeleid.
De tweede kwestie waarover wij ons hebben gebogen is die van de afwijkingen en vrijstellingen. De richtlijn staat er vol van. De Raad heeft een bijlage toegevoegd met een lijst van afzonderlijke aankopen, afwijkingen en vrijstellingen, zodat geen van de vijftien lidstaten met lege handen naar huis gaat en elke lidstaat het voorstel dus kan ondersteunen.
In dat opzicht is er niets veranderd in vergelijking met het standpunt van de rapporteur over het oorspronkelijke voorstel uit 1998/1999. Zoals u zich misschien nog herinnert, mijnheer de Voorzitter, werd toen gezegd dat het voorstel “bescheiden maar nuttig” was.
Voortbouwend op het standpunt van het Parlement van 1999 en rekening houdend met nieuwe politieke elementen zoals de verklaring van de Europese Raad van Göteborg voor een strategie van duurzame ontwikkeling, heb ik als rapporteur de Economische en Monetaire Commissie voorgesteld het standpunt van de Raad op sommige punten te versterken, maar daarbij gematigd te werk te gaan, gezien de verschillende politieke gevoeligheden.
Ik wil bij deze het Parlement en de rapporteurs, de heer Jonckheer en de heer Caudron, bedanken voor hun snelle beoordeling van de tekst. Het is van cruciaal belang dat het advies van het Parlement zo snel mogelijk wordt aangenomen, zodat de richtlijn op de geplande datum van 1 januari 2004 in werking kan treden. Ik zal aan het einde van het debat uw vragen beantwoorden en het standpunt van de Commissie geven over een aantal van de amendementen. 2-299
Jonckheer (Verts/ALE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, u heeft het zelf aangegeven, dit voorstel heeft een lange voorgeschiedenis achter de rug. Ik ga die niet helemaal meer doornemen, maar in verband met wat u zojuist gezegd heeft, wil ik wel vermelden dat het Europees Parlement in 1999 een verslag heeft aangenomen van rapporteur Pat Cox dat het voorstel van de Commissie beter maakte. Die verbetering betrof drie punten: het Parlement vroeg een verhoging van alle
Ik heb met name voorgesteld de tweede fase van de energieheffing en de herziening van de belastingtarieven met twee jaar naar voren te schuiven. Ik heb ook een geleidelijke afschaffing van alle afwijkingen voorgesteld, zodat alleen die vrijstellingen en afwijkingen kunnen blijven bestaan waartoe de Raad expliciet besluit. Tot slot heb ik voorgesteld steun aan hernieuwbare energiebronnen verplicht te stellen. In principe zouden alle vormen van hernieuwbare energie volledig moeten worden vrijgesteld. Het moet mij van het hart dat ik onaangenaam verrast was door het feit dat de Economische en Monetaire Commissie alle amendementen heeft verworpen. Ik deel uw goedkeuring op dat punt niet, mijnheer de commissaris. Vaak zijn die amendementen met een meerderheid van een enkele stem verworpen, en dat terwijl de commissie niet voltallig aanwezig was. Het
110 lijkt me dus logisch dat ik deze amendementen als rapporteur opnieuw indien in de plenaire vergadering. Verder wil ik uw aandacht vestigen op amendement 2, mijnheer de commissaris. Het is ingediend door mevrouw Kauppi en goedgekeurd binnen de commissie. Als die stemming in de plenaire vergadering wordt bevestigd, zou dat betekenen dat het Parlement het hele voorstel voor een richtlijn niet opportuun acht, omdat we onlangs nog een richtlijn over de handel in emissierechten hebben aangenomen. Tot slot hoop ik dat de stemming van het Parlement van september 2003 geen stap terug betekent ten opzichte van het standpunt van datzelfde Parlement in 1999, dat, toegegeven, tijdens een andere zittingsperiode werd aangenomen. 2-300
Caudron (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega's, ik heb vandaag de eenvoudige taak u verslag uit te brengen van de unanieme goedkeuring door de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie van mijn adviesverslag en van al mijn amendementen, op een na, met betrekking tot het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 3 april 2003. Zoals iedereen heeft opgemerkt, heeft de Raad veel tijd nodig gehad om tot overeenstemming over dit gemeenschappelijk standpunt te komen. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie dateert van 1997 en het verslag van onze collega Pat Cox van 1999. Desondanks hebben we besloten mee te werken en deze zaak als urgent te behandelen, aangezien dat duidelijk in het algemeen Europees belang is. Ofschoon er veel punten zijn waarover ik en mijn collega’s niet tevreden zijn, heb ik als rapporteur alleen amendementen voorgesteld die het gemeenschappelijk standpunt verbeteren, dit om de binnen de Raad bereikte overeenstemming niet op losse schroeven te zetten. Voor mij en mijn collega’s blijft het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, hoewel een stap terug ten opzichte van het voorstel van de Commissie van 1997 en de stemming in het Europees Parlement van 1999, een eerste stap in de richting van een gemeenschappelijk kader voor een Europees belastingstelsel. De unaniem goedgekeurde amendementen zijn een verbetering, omdat daarmee een tijdslimiet gesteld wordt aan de uitzonderingen, zodat die niet de regel worden, en gezorgd wordt dat de maateenheden vermeld worden en het politiek signaal in de richting van biobrandstoffen versterkt wordt. Ik mag dus hopen, waarde collega's, dat de plenaire vergadering van morgen het verslag van mijn collega Jonckheer aanneemt en zo steun verleent aan het gemeenschappelijk standpunt, ook al is het nog zo minimalistisch, zodat het bij kan dragen tot een positieve ontwikkeling voor het milieu in Europa. 2-301
23/09/2003 Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Jonckheer voor zijn uitstekende werk bedanken en ik denk dat de richtlijn, zoals zij in de commissie is aangenomen, zeer goed is. Naar mijn mening is het een goede zaak dat men op de energiemarkten het milieuoogpunt in en een gezonde mededinging met elkaar in overeenstemming wil brengen. Gemeenschappelijke minimumniveaus voor energiebelasting zijn noodzakelijk en het beginsel dat de vervuiler betaalt is belangrijk, zolang men niet vergeet rekening te houden met de effecten ervan op de mededinging en de werkgelegenheid. Ook de aan te vangen emissiehandel is een belangrijk sturingsinstrument. Op die manier kan ook overlappende sturing, zoals energieheffing en de daarop voorgestelde verschillende uitzonderingen, worden voorkomen. Bij energiebelasting in het algemeen moeten hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen worden bevoordeeld, zoals het geval is bij belastingvoordelen die aan zeer milieuvriendelijke nieuwe brandstoffen worden gegeven. Op die manier kan men zowel de consumenten als de industrie met financiële prikkels aanzetten tot het gebruik van milieuvriendelijke energie. Het voorstel van de Commissie inzake belastingvoordelen op bepaalde biologische brandstoffen is zeer de moeite waard. Hoewel deze richtlijn niet direct betrekking heeft op bijvoorbeeld waterstof, is dat een goede en in de toekomst belangrijke energiebron, die te zijner tijd waarschijnlijk vooral benzine kan vervangen. Het steunen van waterstof via de belastingen is zonder meer toe te juichen. Men mag echter niet vergeten dat belasting die van de neutrale belasting afwijkt, van invloed is op de marktwerking en daarom moeten dergelijke steunmaatregelen tijdelijk en uitzonderlijk zijn om nieuwe brandstoffen en productievormen te bevorderen. De in moeilijkheden verkerende luchtvaartsector heeft lange tijd geprofiteerd van belastingvrije kerosine. Wat dit betreft is de belastingheffing een moeilijke kwestie, want vliegtuigen kunnen op tamelijk flexibele wijze hun tankplaatsen kiezen. Als er binnen de Europese Unie belasting op kerosine wordt geheven, maar buiten de Europese Unie niet, zal dit leiden tot het tanken buiten de Unie. Daarom moet de internationale overeenkomst inzake het heffen van belasting op kerosine gerespecteerd worden. De lidstaten moeten het recht behouden zelf te beslissen over de belastingheffing op brandstoffen die plaatselijk worden gebruikt. Die brandstoffen, zoals de in Finland belangrijke turf, zijn niet van belang voor een goed functionerende interne markt, maar op lokaal niveau kunnen zij zeer belangrijke en noodzakelijke bronnen van energie en werkgelegenheid zijn. In Finland en de andere Noordse landen worden energiebelastingen al in ruime mate toegepast, zodat voor deze landen ook kortere overgangsperioden geen probleem zullen zijn. Ik ben echter gezwicht voor de wil
23/09/2003 van de meerderheid in mijn fractie. Mijn fractie is geen voorstander van een korter tijdschema, zoals de heer Jonckheer heeft voorgesteld. Op dit punt was ik persoonlijk dus bereid geweest verder te gaan. 2-302
Randzio-Plath (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, namens de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten zou ik de rapporteur willen bedanken voor zijn werk. Ik deel zijn teleurstelling over deze oplossing die het minimaal aanvaardbare vertegenwoordigt. Ook commissaris Bolkestein heeft duidelijk gemaakt dat deze minimale oplossing weliswaar een kleine doorbraak is, maar dat de Europese Unie er niet echt in geslaagd is een consistent beleid voor energieheffingen te formuleren. Dit beleid is echter wel innerlijk samenhangend, en na de ervaringen met de fiscale coördinatie moeten we haast dankbaar zijn, want wij hebben weer eens moeten meemaken hoezeer het unanimiteitsprincipe bij fiscaalrechtelijke besluitvorming het functioneren van de interne markt in de weg staat. Het is zeer betreurenswaardig dat het Vierde Milieuactieprogramma niet kon worden doorgezet. In dit programma werd reeds beoogd dat duurzame ontwikkeling en een duurzame economie niet alleen met het milieurecht, maar ook met het belastingrecht zouden worden gestimuleerd. De lijdensweg van deze richtlijn gaat dus eigenlijk zelfs nog verder terug dan 1999. De richtlijn bevat bovendien natuurlijk ook de onvolkomenheden – zoals al werd opgemerkt – van het lage minimumtarief, het feit dat het minimumtarief niet geïndexeerd is en ook de problematiek van de afwijkingen. Wij hebben in dit Parlement al herhaaldelijk over dit laatste gedebatteerd. Volgens mij zijn we het er eigenlijk altijd over eens geweest dat er uitzonderingen voor energie-intensieve bedrijven moeten zijn, maar dat daaraan ten minste bepaalde voorwaarden moeten worden verbonden om de situatie tot een goed einde te brengen. Dit was niet het geval en daarom moet er op deze richtlijn zeker snel een verdere richtlijn volgen. Positief is dat deze richtlijn niet alleen een kader vormt voor de belastingheffing op alle soorten energie, inclusief elektriciteit, maar dat hij tegelijk ook de bevordering van duurzame energie ondersteunt en daarmee zeker ook een extra stuwende kracht kan zijn voor de verdere ontwikkeling van deze duurzame energie. Dat is positief, omdat wij weten dat juist duurzame energiebronnen niet alleen Europa een kans bieden, maar ook de hele wereld, omdat iedereen profiteert van de fiscale prikkels voor de inzet van milieuvriendelijke vormen van energie. Ten eerste kost de eigenlijke primaire energie, in de regel althans, niets. Ten tweede kan zij daar worden gewonnen en omgezet, waar ook het energieverbruik plaatsvindt. Op die manier is de sturende werking van fiscale prikkels voor de inzet van energie een belangrijke aanvulling op het milieubeleid van de EU en – naar mijn mening – ook op de handel in emissies. Ik zie hier geen tegenstelling, maar ook dit zie ik als een aanvulling op het instrumentarium waarmee wij onze Europese
111 economieën en onze levens in de richting van duurzame ontwikkeling sturen. Het valt ook toe te juichen dat met deze richtlijn de speciale maatregelen voor een fiscaal gunstige behandeling van bio-energiebronnen eindelijk van kracht kunnen worden. Daarover hadden wij weliswaar reeds overeenstemming bereikt, maar de betreffende regeling was natuurlijk gekoppeld aan de algemene belastingheffing op energie. Ik zie tevens dat de doelen die wij ons gesteld hebben haalbaar zijn. Ik zou nogmaals willen onderstrepen dat vele lidstaten in het verleden hun voordeel hebben gedaan met de inkomsten uit de milieugerelateerde belastingen, vooral de belasting op energie. Ik juich het toe dat wij intussen ten minste de mogelijkheid hebben om overeenstemming op Europees niveau te bereiken. 2-303
Schmidt, Olle (ELDR). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, om te beginnen dank ik de rapporteur voor zijn werk. Ik ben het met hem eens dat dit voorstel een kleine stap in de goede richting is. De heer Cox schreef reeds in 1999 een gelijkaardig verslag. Indien de Raad zijn aanbevelingen had opgevolgd, dan zou de situatie er vandaag anders hebben uitgezien. De lange behandelingstijd van dit verslag wijst op de noodzaak van een goede besluitvormingsprocedure, zoals de commissaris terecht heeft opgemerkt. Het milieuprobleem waarmee we vandaag geconfronteerd worden, moet in een pan-Europees perspectief worden gezien. De EU biedt de unieke mogelijkheid gemeenschappelijke milieuregels vast te stellen. Het EU-milieubeleid moet verder ontwikkeld worden met strengere minimumnormen en milieuheffingen. De besluiten over dergelijke regels en heffingen moeten met gekwalificeerde meerderheid kunnen worden genomen. Zoals u weet, is dat een bijzonder gevoelige kwestie. Een aantal van mijn collega's huiveren wanneer het over Europese belastingen gaat. Ik hoop echter dat de intergouvernementele conferentie oplossingen zal vinden voor het probleem van energie- en milieuheffingen en dat zij daarnaast een solide besluitvormingssysteem zal weten te ontwerpen. Het is de taak van de EU en de lidstaten om op het gebied van energie normen inzake veiligheid en milieu op te stellen, te controleren of de normen worden nageleefd alsook onderzoek en ontwikkeling te stimuleren. Dit onderzoek moet erop gericht zijn de energieproductie met fossiele brandstoffen te vervangen door milieuvriendelijke energiebronnen. Wij moeten ons er echter voor hoeden dat wij met een wapen als heffingen de concurrentie verstoren. Een rationeel energiebeleid wordt het best gediend door vrije handel en vrije productie van energie. De Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij zal de meeste amendementen steunen. 2-304
Blokland (EDD). – Voorzitter, geachte Commissaris, waarde rapporteur en collega's, afgelopen week was ik
112 met een delegatie van dit Parlement in Moskou. Een delegatie die geprobeerd heeft het Russische parlement, de Doema, te overtuigen van de noodzaak het Kyotoprotocol te onderteken én uit te voeren. Dat is geen gemakkelijke opgaaf. We vragen de Russen een inspanning te leveren om klimaatverandering en milieuvervuiling tegen te gaan. De noodzaak daartoe ondervond ik aan den lijve door een ernstige irritatie van mijn luchtwegen gedurende mijn verblijf in Moskou. Een schoon milieu heeft ook in Rusland een prijs, ondanks de beloften van financiële steun en samenwerking. Die noodzaak daar onder de aandacht brengen is des te moeilijker omdat we hier in de Europese Unie al zo weinig bereid zijn om een prijs te betalen voor een beter leefmilieu. De ontwerprichtlijn voor energiebelasting van de Raad is een treffend voorbeeld van het gebrek aan eensgezindheid om inspanningen te leveren voor een beter leefmilieu. Al meer dan tien jaar wordt er gesproken en onderhandeld over een energieheffing. Pas het afgelopen halfjaar, onder het Griekse voorzitterschap, bleek het mogelijk om tot een compromistekst te komen. Het is echter een compromis geworden waar nog wel wat op aan te merken is. Mijn eerste opmerking is dat het de Raad nog ontbreekt aan visie en durf om de belastingdruk daadkrachtig te verplaatsen van arbeid naar milieuvervuiling. Daarmee kan de werkgelegenheid worden bevorderd en kan milieuvervuiling een reële prijs krijgen. Een tweede punt van kritiek betreft de veelheid van belangen van lidstaten en industrieën waarmee in het voorstel rekening wordt gehouden. Het voorstel bevat daardoor te veel uitzonderingen en vrijstellingen. De amendementen om de termijnen voor uitzonderingen te beperken hebben dan ook mijn steun. Mijnheer de Voorzitter, enkele zaken wil ik graag nog onder de aandacht brengen. In de eerste plaats wil ik ervoor pleiten dat biobrandstoffen vrijgesteld worden van energiebelasting. Daarmee krijgt de ontwikkeling van deze schone brandstoffen een serieuze kans. Subsidies verstrekken om biobrandstoffen te bevorderen en er tegelijkertijd belasting over heffen zijn zaken die niet kunnen samengaan! In de tweede plaats wil ik er nog op wijzen dat het van belang is om rekening te houden met het voorstel over emissiehandel. Beide instrumenten kunnen naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen. Ik wil de Raad waarschuwen om er bij de implementatie ook voor te zorgen dat beide richtlijnen elkaar niet overlappen. Ten slotte pleit de rapporteur in zijn verslag voor afschaffing van de unanimiteitsregel voor belastingzaken. Hoewel ik op inhoudelijke gronden energiebelasting als een waardevol instrument beschouw, kan ik de opvatting over de unanimiteitsregel niet delen. Daarom zal ik amendement 13 niet steunen. Verder steun ik het verslag van collega Jonckheer. Het idee van energiebelasting als aanvulling op de afspraken die gemaakt zijn met betrekking tot emissiehandel is
23/09/2003 reeds vaker geopperd. Het wordt nu tijd dat ook serieus werk gemaakt wordt van de uitvoering ervan. 2-305
Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de onderhavige zaak was lastig voor de Raad. Toch is de lange, meer dan vijf jaar durende behandeling in de Raad een teleurstelling. Het is nu tijd die teleurstelling terzijde te schuiven, want de voortgang in de behandeling van de richtlijn is de eerste stap in de noodzakelijke richting. Ik heb verheugd geconstateerd dat juist deze praktische houding ook terug te vinden is in het verslag van de rapporteur. De Raad heeft laten weten zich te verplichten de instrumenten te gaan gebruiken waarmee de economische groei losgekoppeld kan worden van het energieverbruik. Ook de Commissie en het Parlement streven dit na. Er is in principe dus geen belemmering voor een belangrijke hervorming en in de praktijk is die hard nodig. De onderhavige richtlijn biedt daarvoor de mogelijkheid en het is onze verantwoordelijkheid die spoedig te realiseren. In een geïntegreerde Europese economie moet de oplossing homogener dan ooit zijn. Terwijl de energieheffing tegemoet komt aan de parlementaire behoeften van de lidstaten, biedt zij tegelijkertijd de mogelijkheid de belasting op arbeid en werkverschaffing te verlagen en is zij een doeltreffend en nauwkeurig instrument dat ons in een richting leidt die vanuit milieuoogpunt de juiste is. De belastingheffing op energieproducten is een lang verwachte schakel die de onderdelen van de duurzame ontwikkeling met elkaar verbindt. Ik wil nog het verband tussen de energieheffing en de onlangs gereed gekomen richtlijn inzake emissiehandel naar voren brengen. Onafhankelijke onderzoeken tonen aan dat de strijd tegen de klimaatsverandering economisch gezien het voordeligst is als de emissiebeperking die gerealiseerd moet worden door sectoren die niet onder de emissiehandel vallen, op het juiste niveau wordt vastgesteld. Dat bereiken we niet met de kaasschaafmethode: er is een allesomvattend belastingsysteem voor energie nodig. Er moet gewaarborgd worden dat elke sector óf onder de energieheffing óf onder de emissiehandel valt. Op die manier zal elke onderneming, via de belastingheffing, kijken naar een maximumprijs die overeenkomt met de marginale kosten voor de maatschappij. Europa heeft snel een ambitieus belastingstelsel voor energie nodig. Het lijkt erop dat de verantwoordelijkheid om dat tot stand te brengen op de schouders van de Commissie en het Parlement rust. 2-306
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, op basis van politiek realisme is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in deze fase niet gepast is haar voorstel uit 1997 aan te passen. Een formele aanpassing van het voorstel van de Commissie zou de inwerkingtreding van de richtlijn immers aanzienlijk
23/09/2003
113 −
vertragen en zelfs de goedkeuring ervan binnen deze legislatuur in gevaar brengen.
De Voorzitter. Bolkestein.
Maar omdat de Raad de voorgestelde amendementen begin oktober bekijkt, zal de Commissie haar best doen om de betreffende amendementen opgenomen te krijgen in de richtlijn.
Het debat is gesloten.
De kwestie die eigenlijk aan amendement 4 ten grondslag ligt is het in de richtlijn vaststellen van een gemeenschappelijke definitie voor meeteenheden. De Commissie streeft dit doel na in de werkgroep van de Raad. Voorts kan de Commissie weliswaar een zekere sympathie opbrengen voor de amendementen 6, 9, 14 en 15, maar is zij van mening dat het heropenen van de discussie over deze onderwerpen het hele compromis in gevaar zou kunnen brengen. Daarom kan de Commissie deze amendementen tot haar spijt niet steunen. De Commissie kan ook de amendementen 5, 10, 11, 16, 17 en 18 niet steunen. Tot zover de amendementen. Ik wil ook nog enkele algemene opmerkingen maken. Ten eerste zullen de afgevaardigden begrijpen dat deze hele zaak steeds meer wordt bemoeilijkt door de eenparigheidsregel. De Commissie heeft zeer bescheiden aanpassingen voorgesteld op de eenparigheidsregel in de vorm van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid op de terreinen van vereenvoudiging, modernisering, samenwerking tegen fraude en het opzetten van een geharmoniseerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Ik ben echter pessimistisch gestemd over de kans dat deze zeer bescheiden voorstellen worden geaccepteerd. Dat is te betreuren, maar het is de realiteit. Tot slot wil ik mij richten tot mevrouw Kauppi. Mevrouw Kauppi heeft gezegd dat waterstof een energiebron is, maar ik ben bang dat dit niet klopt. Waterstof kan inderdaad gebruikt worden in auto’s en in de toekomst misschien in vliegtuigen, maar om waterstof te kunnen gebruiken moet het eerst gemaakt worden. En om waterstof te produceren is elektriciteit nodig. Om die reden ben ik bang dat we, ongeacht de voordelen van de zogenaamde waterstofeconomie – voordelen waarvan de Commissie zich overigens terdege bewust is – niet moeten vergeten dat om aan waterstof te komen, dit eerst moet worden geproduceerd en dat kost elektriciteit, veel elektriciteit. Ik wil de rapporteur bedanken voor zijn degelijke werk. 2-307
dank,
commissaris
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. 2-308
Doorgeven van persoonlijke gegevens door de luchtvaartmaatschappijen bij transatlantische vluchten
In dat verband kon de Commissie de amendementen 1, 2, 3, 7, 8, 12 en 13 in principe accepteren. Met betrekking tot amendement 2 wil ik erop wijzen dat ik voornemens ben begin volgend jaar een speciaal voorstel te doen over dit onderwerp.
Hartelijk
2-309
De Voorzitter. − Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0062/2003 - B5-0277/2003) van mevrouw BoogerdQuaak, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, aan de Commissie over het doorgeven van persoonlijke gegevens door de luchtvaartmaatschappijen bij transatlantische vluchten. 2-310
Boogerd-Quaak (ELDR), auteur. – Voorzitter, Commissaris, sinds maart van dit jaar zijn het Europees Parlement en de Commissaris een eind dichter tot elkaar gekomen in deze kwestie. Dat wil zeggen, er is door de heer Bolkestein een uitstekende brief geschreven aan de heer Ridge, maar het resultaat daarvan is een stuk minder overtuigend. Tijdens uw toespraak tot de Commissie burgerlijke vrijheden, heb ik gemerkt dat het u ernst is om richtlijn 95/46/EG en verordening 22/99/89 te doen naleven. Maar toch, mijnheer de Voorzitter en Commissaris Bolkestein, hebben wij gisteren binnen de Commissie burgerlijke vrijheden een uitgebreide discussie gehad over een resolutie waarin wij tot uitdrukking willen brengen dat in Europa bepaalde minimumnormen moeten worden nageleefd. Deze resolutie had gisteren al goedgekeurd kunnen worden, zoveel eenstemmigheid bestond er binnen de Commissie burgerlijke vrijheden. Maar ik was van mening dat ook u de gelegenheid zou moeten hebben om op onze vragen te reageren, zodat wij ook uw reactie zouden kunnen meenemen in onze resolutie. Ons doel is om een gezamenlijk standpunt kenbaar te maken, dat we ook zouden kunnen meenemen naar de Verenigde Staten, omdat de onderhandelingen waar het ten principale omgaat daar tot een goed eind gebracht moeten worden. In de Commissie burgerlijke vrijheden is een aantal suggesties gedaan, onder andere of het toch niet mogelijk zou zijn, om eerder dan binnen twee maanden een eind te maken aan de thans bestaande situatie, bijvoorbeeld door alvast een push system op te leggen aan de vliegmaatschappijen. Voorts wil ik u vragen want dat heb ik tijdens uw bijdrage in de commissie niet duidelijk gehoord - of u het met ons erover eens bent dat we zo snel mogelijk een Europese standaard moeten ontwikkelen op basis van het advies van de artikel 29werkgroep. Bent u het met ons eens dat we slechts beperkte gegevens mogen doorsturen, zoals die op het paspoort en het vliegticket worden aangegeven? Ook de kwestie van de opslag van de gegevens vraagt nadere aandacht. Naar mijn mening mag die niet langer duren dan de duur van het verblijf. Zes à zeven jaar, dat is nog steeds veel te lang. De passagiers moeten bij aankoop
114 van het ticket ervan op de hoogte worden gesteld dat deze gegevens worden verlangd. Buitengewoon belangrijk is voor onze commissie ook dat de passagiers de mogelijkheid krijgen tot een snelle en efficiënte en onafhankelijke correctie van onjuiste gegevens en dat er in de VS een duidelijke rechtsgang bestaat. Het mag niet zo zijn dat een burger daar in de problemen komt. Ondertussen is deze zaak ook op internationaal vlak aan de orde gesteld. Zoals u weet, heeft op 12 september jongstleden in Sydney een conferentie plaatsgevonden van de leden van de Commissie voor databescherming. Over deze kwestie is een resolutie aangenomen en ik zou ook graag het standpunt van de Commissaris willen vernemen over het voorstel om hierover een internationale overeenkomst af te sluiten. Volgens die resolutie zou een dergelijke internationale overeenkomst in elk geval de vereiste voorwaarden voor gegevensbescherming, het doel waarvoor de gegevens worden verzameld, een gedefinieerde lijst van de vereiste gegevens, die niet excessief mogen zijn, strenge tijdslimieten voor de bewaarperiode, adequate informatie aan de personen in kwestie moeten bevatten, alsook methodes om eventuele fouten in de gegevens te herstellen. Feitelijk is dat ongeveer wat het Parlement ook wil. Wat is uw mening hierover en vindt u een internationaal akkoord een mogelijke oplossing? Verder zou ik van de heer Bolkestein nog willen vernemen wat hij verwacht in de komende twee maanden nog te bereiken met de Amerikanen, aangezien er in zes maanden nauwelijks enig resultaat is bereikt? Ik wil de heer Bolkestein er voorts op wijzen dat ondertussen ook in Amerika onrust is gerezen over de huidige gang van zaken. Een paar dagen geleden las ik in de krant dat in de Verenigde Staten bekend is geworden dat de vliegmaatschappij Jet Blue in het geheim persoonlijke gegevens van meer dan 1 miljoen passagiers heeft doorgegeven aan een bureau van het Pentagon. De Amerikaanse Vereniging voor burgerlijke vrijheden noemt dat een hoogst "on-Amerikaans systeem van grenscontroles". Een Amerikaan die op de bewuste 11 september in het World Trade Center werkzaam was, en het gelukkig overleefde, zegt te begrijpen dat veiligheid belangrijk is, maar dat dat niet op de manier moet worden gedaan, want dit is waanzinnig! De VS lobbyt voor haar eigen standaarden, maar zouden wij in Amerika niet hetzelfde moeten doen? Dat brengt mij bij een ander punt, dat wellicht niet helemaal tot het bevoegdheidsbereik van deze Commissaris behoort: zou het niet beter zijn om de georganiseerde misdaad en terrorisme te bestrijden door het opzetten van een transatlantisch systeem naar analogie van het Europese Schengen-systeem voor de uitwisseling van gegevens over personen die gevaarlijk zouden kunnen zijn? Volgens mij bestaat de oplossing uit twee fasen. Allereerst de gegevensbescherming goed regelen en daarna zoeken naar een andere manier om terroristen te bestrijden.
23/09/2003 2-311
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik op 9 september 2003 tegen de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken heb gezegd, en in overeenstemming met de berichten die ik bij die gelegenheid heb ontvangen van de afgevaardigden, voert de Commissie onderhandelingen met die Amerikaanse autoriteiten die passagiersgegevens ontvangen van de Europese Unie, teneinde betere garanties te verkrijgen over vier belangrijke kwesties. Ten eerste zal ik ingaan op het specificiteitsbeginsel. Tot nog toe hebben de Verenigde Staten geweigerd het gebruik van de persoonlijke gegevens van luchtvaartpassagiers te beperken tot de strijd tegen het terrorisme. De Amerikanen willen deze ook gebruiken in geval van andere ernstige binnenlandse misdrijven. Tot nu toe zijn ze niet bereid gebleken deze misdrijven verder te specificeren. Ten tweede, wat betreft de reikwijdte van de vereiste gegevens, vragen de Verenigde Staten om 39 verschillende persoonlijke gegevens. Het is moeilijk een dergelijke hoeveelheid te beschouwen als noodzakelijk voor of in verhouding staand tot het doel. De Commissie wil dat de Verenigde Staten de lijst met 39 persoonlijke gegevens inkorten. Ten derde zijn de bewaarperioden voor de gegevens nog steeds veel te lang. Mevrouw Boogerd-Quaak heeft benadrukt dat deze periode nu zes of zeven jaar is. Ten vierde zijn de Amerikaanse garanties onvoldoende wettelijk bindend, aangezien de buitengerechtelijke mechanismen voor geschillenoplossing niet volledig onafhankelijk zijn. We moeten er dan ook op aandringen dat rechten, zoveel mogelijk, wettelijk bindend zijn en dus door Amerikaanse gerechtshoven kunnen worden bevestigd. Op het moment werken we met Kerstmis 2003 als streefdatum, de datum die ik ook heb genoemd tijdens mijn laatste vergadering met de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. Idealiter moet een beslissing over de vraag of de garanties al dan niet een passend beschermingsniveau bieden tegen die tijd binnen bereik zijn. Een dergelijke beslissing is echter alleen mogelijk als de Verenigde Staten bereid zijn hun garanties aanmerkelijk te verbeteren. Ik zal eerlijk zijn tegen het Parlement en zeggen dat ik er weinig vertrouwen in heb dat we in staat zullen zijn die noodzakelijke substantiële verbeteringen, naar aanleiding waarvan de Commissie een beslissing kan nemen, ook daadwerkelijk in de wacht te slepen. Toch is er hoe dan ook vooruitgang nodig met betrekking tot de toezeggingen van de Verenigde Staten om tot een oplossing te komen, in wat voor wettelijke vorm dan ook – een passend beschermingsniveau of, mits gesteund door het Europees Parlement – een bilaterale internationale overeenkomst.
23/09/2003 De meest recente stap in onze onderhandelingen met de Verenigde Staten was het onderhoud dat ik gisteren heb gehad met staatssecretaris Asa Hutchinson van het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Veiligheid, de nummer twee van dat ministerie. Het was een nuttig gesprek waarin we over alle belangrijke kwesties hebben gesproken en hebben besloten onze functionarissen de opdracht te geven zich in te spannen om in de komende weken een oplossing te proberen te vinden. Als ik half oktober in Washington ben, verwacht ik een ontmoeting te hebben met hoge functionarissen van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid en, hopelijk, met minister Tom Ridge. Ik heb tegenover de heer Hutchinson gisteren benadrukt dat we dringend een oplossing moeten vinden – en ik heb uiteraard ook verwezen naar de ernstige bedenkingen die er in dit Parlement bestaan ten aanzien van het overdragen van persoonsgegevens. Ik vind het moeilijk om opmerkingen te accepteren dat de Commissie deze situatie maar zou blijven tolereren en haar werk als hoedster van de Verdragen niet zou doen. Wat de richtlijn gegevensbescherming betreft, blijft het toepassen van de wet de taak van de lidstaten en hun gegevensbeschermingsautoriteiten. De Commissie heeft niet tot taak ervoor te zorgen dat de luchtvaartmaatschappijen de richtlijn naleven, maar dat de lidstaten dit doen. Het probleem is echter sowieso niet alleen met intra-Europese middelen op te lossen. De wetgeving in de EU botst met die in de Verenigde Staten en dat is de kern van de zaak. Ik hoop voet bij stuk te houden tijdens mijn gesprekken met de Amerikaanse autoriteiten. Maar als we ons aan de Europese zijde volledig onbuigzaam opstellen, dan betekent dat niet dat we automatisch meer flexibiliteit van onze onderhandelingspartner mogen verwachten. Het verkrijgen van toestemming van de passagiers, dat door enkele afgevaardigden genoemd werd als een mogelijke uitweg – althans voor de korte termijn – zou naar onze mening geen rechtszekere oplossing opleveren op de langere termijn. Ten eerste zal in de praktijk blijken dat het zeer lastig is om de toestemming waterdicht te maken. Ten tweede zou het resultaat zijn dat er een gegevensoverdracht plaatsvindt die – hoewel wettelijk toegestaan in de EU – aan Amerikaanse zijde nog steeds op belangrijke punten onvoldoende beschermd wordt. Daarom is het zonder meer te verkiezen om zo goed mogelijke garanties van de Verenigde Staten te verkrijgen met betrekking tot de manier waarop zij omgaan met de gegevens die zij over burgers uit de EU verzamelen. In haar mondelinge vraag gaat mevrouw Boogerd-Quaak ook in op wat er zou moeten gebeuren als er voor het einde van het jaar geen overeenstemming bereikt kan worden over een passend beschermingsniveau. Zij stelt voor om indien de gegevensoverdracht niet voldoet aan de beginselen van non-discriminatie, goede informatie aan de passagiers vooraf en een doeltreffende beroepsprocedure, deze stop te zetten en onmiddellijk onderhandelingen te openen over een internationaal akkoord met de Verenigde Staten. Deze maatregelen
115 weerspiegelen tot op zekere hoogte de opties voor mogelijke acties die ik eerder deze maand uiteen heb gezet tijdens de vergadering met de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. Toch zullen we, zoals ik toen ook benadrukt heb, zeer goed moeten uitkijken dat we onszelf niet in de voet schieten. Handhavende actie mag op het eerste gezicht aantrekkelijk lijken, toch is het niet zeker dat de uiteindelijke gevolgen daarvan zullen zijn wat ons voor ogen stond. Laten we ons daar dus over buigen als het zover is. Politieke afwegingen moeten op het juiste moment worden gemaakt. Het is duidelijk dat het Parlement en de Raad volledig betrokken zullen worden bij de koers die we gaan volgen. Ik weet zeker dat we het allemaal eens zijn over de noodzaak het terrorisme eensgezind te bestrijden. Tegelijkertijd zijn we overtuigd van de noodzaak te voorkomen dat veiligheidsoverwegingen een excuus worden voor het ondergraven van onze burgerrechten en burgerlijke vrijheden. Ik wil het Parlement ervan verzekeren dat de Commissie zich onverminderd blijft inzetten voor het bereiken van overeenstemming met de Verenigde Staten over dit belangrijke maar tegelijkertijd zeer gevoelige onderwerp. Die oplossing moet dringend worden gevonden en moet aan beide kanten van de Atlantische Oceaan voldoen aan de wet. 2-312
Santini (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we hebben weer een aantal data horen klinken die op dit punt van cruciale betekenis zijn. De voornaamste daarvan is zonder twijfel 5 maart 2003, toen de Amerikaanse regering de luchtvaartmaatschappijen die tussen de Verenigde Staten en Europa vliegen verzocht om alle passagiersgegevens ter beschikking te stellen. Echt alle gegevens en dus niet alleen, zoals tot voor die datum gebruikelijk was, de functionele informatie die verband houdt met de luchtvervoersovereenkomst op zich. De tweede datum is 15 maart 2003. Amper een week later dus heeft dit Parlement, met een bijna buitenproportionele voortvarendheid, de resolutie aangenomen waarin de toepassing wordt geëist van de richtlijn uit 1995 en van de verordening uit 1989 op het terrein van de bescherming van de privacy. De derde datum is 23 september, dat wil zeggen vandaag. Zes maanden na het aannemen van deze resolutie lijkt het erop dat er vrijwel niets is veranderd. De verzoeken van onze Commissie vinden aan de overzijde van de oceaan geen gehoor. Dan kunnen we ons afvragen, “Zijn die Amerikanen gewoon doof, of moet de Commissie haar verzoek beter formuleren?” En reizigers die Amerika binnenkomen krijgen dus naast de normale algemene vragen nog steeds vragen over hun godsdienst, hun eetgewoonten, de plek waar ze hun vorige vakantie hebben doorgebracht en over naaste of verre verwanten. Dat is toch echt te gek! Het is daarom heel juist dat de Commissie haar stem verheft en dat dit
116 Parlement oproept tot krachtdadiger maatregelen, bijvoorbeeld een internationaal verdrag, zoals in de ontwerpresolutie wordt voorgesteld. Niettemin lijkt het me gepast ook een andere datum in herinnering te brengen, namelijk 11 september 2001. We weten allemaal dat al die rigoureuze maatregelen tot die ene dag te herleiden zijn. Die verschrikkelijke gebeurtenis indachtig geloof ik dat we nog wat meer geduld moeten zien op te brengen. Dat de privacy van personen op een bijzonder vervelende manier wordt geschonden staat buiten kijf, maar dat komt omdat de angst nog niet is weggeëbd. Kortom, zoals de commissaris al aangaf zou een beetje flexibiliteit de dialoog al goed op gang kunnen helpen. 2-313
Paciotti (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dat de huidige situatie niet strookt met de wet is duidelijk. De directe en ongefilterde toegang van de Amerikaanse autoriteiten tot persoonsgegevens van Europese passagiers ontbeert iedere juridische grondslag en druist in tegen artikel 8 van het Handvest van de grondrechten. Een en ander druist ook in tegen de communautaire bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, en tegen de communautaire verordening inzake geautomatiseerde boekingssystemen. De Europese Commissie is deels medeverantwoordelijk voor deze onwettige situatie, aangezien de Amerikaanse wetgeving die de verwerving van deze gegevens vereist dateert van november 2001 en in mei 2002 is aangepast, terwijl het systeem pas in maart 2003 van kracht is geworden. In de tussentijd heeft de Commissie verzuimd het Parlement over dit alles in te lichten en heeft zij op stafniveau onderhandelingen gevoerd met de Verenigde Staten. Dat laatste heeft geleid tot de gezamenlijke verklaring van 18 februari 2003 waarin de Amerikaanse autoriteiten de facto toegang wordt verstrekt tot persoonsgegevens van Europese burgers, zonder aanzien des persoons, die voor geheel andere doeleinden door de luchtvaartmaatschappijen is verzameld. Uiteindelijk kregen de nationale toezichthouders te horen dat ze maar beter geen maatregelen konden nemen tegen luchtvaartmaatschappijen die de Amerikaanse eisen wilden aanvaarden. Dat de Commissie uiteindelijk toch erkende dat er geen sprake was van een toereikend beschermingsniveau zoals vereist krachtens artikel 25 van de richtlijn inzake de overdracht van binnen de Unie verzamelde gegevens, was te danken aan de resolute reactie van het Parlement en van de toezichthoudende autoriteiten. Desalniettemin wil ik erop wijzen dat in het specifieke geval van Italië het verbod op toegang voor toezichthoudende instanties tot persoonsgegevens die door de luchtvaartmaatschappij Alitalia zijn vergaard, niet heeft geleid tot negatieve reacties of tegenmaatregelen van de zijde van de Verenigde Staten. Des te zwaarder rust op de Commissie de plicht om op korte termijn met de Verenigde Staten tot een daadwerkelijk internationaal akkoord te komen waarin
23/09/2003 een en ander wordt geregeld op basis van een aantal fundamentele uitgangspunten. Die uitgangspunten zijn respect voor het wederkerigheidsbeginsel op grond waarvan Europa, dat aan Amerikaanse burgers dezelfde rechten toekent als aan zijn eigen burgers, mag verwachten dat Amerika hetzelfde doet ten opzichte van Europese burgers; en verder respect voor het evenredigheidsbeginsel en voor het beginsel van geïnformeerde toestemming van belanghebbenden, die het recht moeten hebben zich te wenden tot een onafhankelijke autoriteit of rechtbank. Zolang er geen bevredigend akkoord is gesloten dient de wet weer gerespecteerd te worden en moet toegang tot gegevens die in strijd is met de communautaire wetgeving verboden worden. Voor de toekomst moeten we dus overgaan tot een gecentraliseerd Europees systeem voor het geautomatiseerd verzamelen van gegevens inzake vluchtreserveringen. Dat systeem moet worden voorzien van toereikende mechanismen die garanderen dat alleen gegevens aan derden worden overgedragen die daar volgens de wet voor in aanmerking komen. Alleen zo kunnen wij ervoor zorgen dat de grondrechten van de Europese burgers worden geëerbiedigd, rechten die wij als Parlement en Commissie moeten beschermen, zelfs in de strijd tegen het terrorisme. 2-314
Buitenweg (Verts/ALE). – Voorzitter, ik wil allereerst uitgebreider ingaan op een nieuwsfeit dat mevrouw Boogerd-Quaak ook al heeft genoemd. Het gaat om de vliegtuigmaatschappij Jet Blue. Die heeft onlangs de twijfelachtige eer gehad om als eerste Amerikaanse luchtvaartmaatschappij de gegevens van zijn vliegtuigpassagiers aan het Pentagon te mogen verstrekken. Dat had daarom gevraagd, om een risicobeoordeling van passagiers te kunnen maken via het CAPS II-programma. Toen dit uitlekte, was de verontwaardiging in de Verenigde Staten groot. Er werden excuses aangeboden en de gegevenskraan werd acuut dichtgedraaid. Extra ernstig was dat passagiers niet van tevoren op de hoogte waren gesteld van de schending van hun privacy, maar de toorn van de publieke opinie richtte zich ook op de massale registratie op zich. De invloedrijke UCLA, de Amerikaanse vereniging voor burgerlijke vrijheden, kwalificeerde dit zoals gezegd als "een hoogst on-Amerikaans systeem" en hekelde het feit dat zo van iedere passagier een verdachte wordt gemaakt. Ik vertel dit verhaal van de Amerikaanse verontwaardiging om de Commissaris op het hart te drukken zich in de lopende onderhandelingen met de Verenigde Staten niet blind te staren op het vinden van een middenweg tussen ons en minister Ridge en consorten, omdat het speelveld veel breder is en het aan ons is om het nog verder te verbreden. Het Amerikaanse publiek ziet de acties en die maatregelen voor zichzelf blijkbaar niet zitten en wij moeten dus ook onze bezwaren laten horen.
23/09/2003 Mijnheer de Commissaris, ik zou u willen vragen om het een keer op een alternatieve manier en met een alternatieve strategie te proberen. U hebt goede toegang tot de Angelsaksische pers en ik reken dan ook op uw schriftelijke overtuigingskracht om via de Amerikaanse publieke opinie de regering effectief onder druk te zetten. Zie het als een soort hearts and minds campaign. Waar liggen onze problemen? Het zou goed zijn om dat duidelijk te maken, omdat ik denk dat we daarvoor heel wat gehoor kunnen vinden, ook bij het Amerikaanse publiek. Voorzitter, als tweede punt wil ik uw aandacht vestigen op de voorstellen die circuleren om een paspoort te ontwikkelen met geavanceerde elektronische chips, waarin biometrische gegevens en onder meer ook iemands reisverleden kan worden opgeslagen. Als het reisverleden op die chip staat en iemand reist naar Amerika, dan heeft Bush alsnog toegang tot de informatie waar wij nu over aan het steggelen zijn, en wel zonder restrictie. Mijn vraag aan de Commissie is dan ook: hoe zorgen we ervoor dat we vandaag geen achterhoedegevecht leveren? Hoe ver zijn we met de discussie over deze paspoorten en bent u al bezig om de implicaties ervan voor de privacy van onze burgers in kaart te brengen? Want zo kunnen we voorkomen dat we hier over een jaar weer voor voldongen feiten staan en we weer massaal verontwaardigd moeten zijn. 2-315
Cappato (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, flexibiliteit is uitstekend voor onderhandelingen, maar heel slecht als het gaat om eerbiediging van de wet. Verordening 2299/89 schrijft in artikel 2 voor dat persoonsgegevens van passagiers niet zonder hun toestemming mogen worden doorgegeven aan derden die geen partij zijn bij de transactie. Mijnheer de commissaris, u hebt aangegeven dat op de lidstaten de verantwoordelijkheid rust ervoor te zorgen dat de wetgeving wordt gerespecteerd. Dat geldt inderdaad voor richtlijnen, maar niet voor verordeningen. U hebt alle bevoegdheid om in te grijpen en het respect voor de wet af te dwingen en wel op basis van artikel 11, waarin immers wordt gesteld dat de Commissie naar aanleiding van een klacht of op eigen initiatief de procedure inleidt tot beëindiging van inbreuken op de bepalingen van deze verordening. Willen we dan dat het respect voor de wet een averechts effect oplevert? Voor mij staat voorop dat een bestaande wet gewoon moet worden nageleefd en dat het uitgangspunt voor iedere hervorming – ook de hervorming van een internationaal verdrag – dient te zijn dat daarbij de procedure gevolgd wordt. Mijnheer de commissaris, u zou in internationale onderhandelingen aan kracht winnen als de Commissie onmiddellijk het respect voor de wet zou afdwingen. Daartoe is zij ook bevoegd, meer dan de lidstaten afzonderlijk.
117 De termijn hebben we niet zelf bedacht, maar is ontleend – en naar mijn oordeel terecht – aan artikel 232 van het Verdrag, en bedraagt twee maanden. Dit betekent dat we vanaf ons verzoek tot ingrijpen twee maanden de tijd hebben om ons te wenden tot het Hof van Justitie. 2-316
Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de 39 verschillende typen gegevens die hier worden verzameld kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën: ten eerste, overbodige gegevens, waarvan de opslag reeds oorzaak was van de ondergang van inlichtingendiensten en complete staten, in de DDR en elders. Deze gegevens zou men in het belang van de strijd tegen het terrorisme niet moeten opslaan. Ten tweede, bruikbare gegevens, die bij binnenkomst toch al worden geregistreerd. Deze gegevens kan men op een passende en legale manier gebruiken. Ten derde zijn er echter de gevoelige gegevens, waarvoor we strikte regels nodig hebben. Deze gegevens zouden überhaupt niet vastgelegd, opgeslagen en doorgegeven moeten worden, of ze zouden ten minste na afloop van een bepaalde termijn, bijvoorbeeld na vertrek uit de USA, moeten worden gewist. Wij zijn weliswaar allen fervente voorstanders van de strijd tegen het terrorisme, maar terrorisme laat zich niet met anarchie bestrijden. Integendeel, terrorisme kan slechts op twee manieren worden aangepakt. Ten eerste op basis van het recht, en dat – en niet willekeur – is wat we moeten versterken. Helaas heerst op het moment willekeur in de transatlantische betrekkingen ten aanzien van deze gegevenskwestie, en ontbreekt iedere juridische basis. Ten tweede kunnen wij het internationale terrorisme alleen bestrijden op basis van vertrouwen tussen de VS en Europa. Dit vertrouwen is vernietigd, wat aan beide kampen te wijten is, en moet weer worden opgebouwd. Dat kan alleen als men werkelijk transparante regels opstelt, die begrijpelijk zijn voor de burger. Anders voeden wij het wantrouwen tegen zowel de USA, als tegen de Europese Unie zelf. Mijnheer de commissaris, ik ben niet van mening dat wij kunnen wachten tot er internationale regels zijn. Ook kunnen we er niet op vertrouwen dat vandaag vijftien, en morgen 25 lidstaten het recht toepassen. Het is veel eerder een meevaller dat bij deze belangrijke kwestie de Commissie en uzelf optreden als zegslieden van een Europese Unie die spoedig meer inwoners zal hebben dan de VS en Rusland samen, die een partner van de VS moet zijn, maar op een zelfbewuste manier en op basis van het recht. Daarom, mijnheer de Voorzitter, zou ik tegen de Commissie willen roepen: toon u een harde onderhandelaar, commissaris Bolkestein! Houd voet bij stuk, treed deze belangrijke vraagstukken van vertrouwen en recht standvastig tegemoet. 2-317
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. Ik herinner eraan dat de stemming over eventuele ontwerp-resoluties pas op donderdag 9 oktober in Brussel plaatsvindt.
118 2-318
Beleggingsdiensten en gereglementeerde markten 2-319
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50287/2003) van mevrouw Villiers, namens de Economische en Monetaire Commissie, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beleggingsdiensten en gereglementeerde markten, en tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad [COM(2002) 625 - C5-0586/2002 2002/0269(COD)]. 2-320
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de rapporteur bedanken voor haar verslag. Het bevat op diverse plaatsen zeker verbeteringen ten opzichte van de tekst van de Commissie, terwijl de doelen met betrekking tot een goede bescherming van beleggers en een doeltreffende markt op adequate wijze gehandhaafd blijven. We weten dat het een zeer moeilijk debat was, maar het Parlement heeft een grote bereidheid aan den dag gelegd om compromissen te sluiten en tot een werkbare oplossing te komen. Verder wil ik de voorzitter van de Economische en Monetaire Commissie, mevrouw Randzio-Plath, prijzen omdat zij woord heeft gehouden en geholpen heeft het actieplan voor financiële diensten op tijd klaar te krijgen. We zijn de rapporteur met name erkentelijk voor het bereiken van compromissen op twee belangrijke punten. Ten eerste was, zoals u weet, transparantie vooraf een van de uitgangspunten van het voorstel van de Commissie, waarmee wij beoogden een doeltreffende markt en bescherming van beleggers te waarborgen. Wij zijn er zeer tevreden over dat het principe is gehandhaafd in het voorstel, maar op pragmatische wijze is aangepast. Ten tweede spreken wij onze waardering uit voor het werk dat is verricht met betrekking tot de geschiktheidstest – artikel 18. Ik ben van mening dat dit een goede basis vormt om tot een oplossing te komen die is toegesneden op het specifieke karakter van ieder type dienst en eraan zal bijdragen dat ons voorstel in dit opzicht wordt vervolledigd. 2-321
Villiers (PPE-DE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor zijn vriendelijke woorden, evenals alle leden van de Economische en Monetaire Commissie die hier buitengewoon hard aan hebben gewerkt. Ik wil met name de heer Karas en de heer Radwan, de heer Bourlanges, de heer Katiforis, de heer Goebbels, mevrouw Cazalet van het secretariaat van de commissie en mijn medewerker, Sarah McCarthy, bedanken voor al hun hulp bij dit bijzonder zware dossier. Het doel van de richtlijn beleggingsdiensten is dat er concurrerende, geïntegreerde, liquide, transparante en efficiënte markten ontstaan met een hoog
23/09/2003 beschermingsniveau voor beleggers. De richtlijn dient niet één bepaalde marktstructuur voor te schrijven. De richtlijn moet de verschillende Europese marktstructuren onderkennen en daaraan kunnen worden aangepast. Er moet op juiste wijze onderscheid worden aangebracht tussen particuliere en professionele beleggers. Het soort regelgeving dat onontbeerlijk is voor consumenten kan immers schadelijk, verstorend en onnodig zijn indien toegepast op professionals. Regels moeten altijd gebaseerd zijn op risico’s, de kosten ervan moeten nauwkeurig worden begroot en dienen in verhouding te staan tot de schade die zij beogen te voorkomen. Ik stem van harte in met de nadruk die in het voorstel van de Commissie gelegd wordt op het land van herkomst, met als kanttekening dat in veel gevallen en op veel terreinen ook het land van ontvangst in staat is zaken af te handelen met bijkantoren. Verder ben ik het eens met de algemene ambitie van de Commissie om concentratieregels af te schaffen en bij de uitvoering van de handel in aandelen concurrentie toe te staan tussen beurzen, tussen multilaterale handelsfaciliteiten en tussen interne uitvoeringsplatforms binnen beleggingsondernemingen. Beurzen zijn geen nutsbedrijven en dienen dan ook geen monopoliepositie in te nemen. Het mogelijk maken van concurrentie tussen ondernemingen en beurzen zal leiden tot grotere keuze voor beleggers, meer liquiditeit, kleinere marges, betere prijzen en lagere kosten. Die markten waar de concurrentie al op deze manier is georganiseerd zijn succesvol, transparant en zeer liquide. Concurrentie zal de consument in deze context veel opleveren, zoals ook op zoveel andere terreinen het geval is geweest. Ik ben het met de Commissie eens dat beleggers het best beschermd kunnen worden door middel van een sterke combinatie van concurrentie, gedragsregels, regels ten aanzien van belangenconflicten en optimale uitvoering, en transparantie. Toch zijn er ook belangrijke terreinen waarop het compromis waarover in de Economische en Monetaire Commissie overeenstemming is bereikt, het voorstel overduidelijk verbeterd heeft. Ik dring er bij de afgevaardigden met klem op aan dat zij het compromis van de Economische en Monetaire Commissie steunen, aangezien deze amendementen essentieel zijn voor het verhelpen of, in ieder geval, verminderen van enkele zeer ernstige problemen die werden veroorzaakt door de oorspronkelijke tekst van de Commissie. Ik ben dan ook een groot voorstander van de amendementen van de commissie en zou alleen willen pleiten voor enkele vrij technische veranderingen. Dit compromis moet als pakket worden aangenomen. Ik wil het Parlement daarom verzoeken niet te proberen dit nauwkeurig uitgebalanceerde en zwaarbevochten compromis te destabiliseren. Het is immers het resultaat van vele vergaderingen en bevat bijdragen van verschillende afgevaardigden uit diverse fracties en van verschillende nationaliteiten. De kern van de zaak, het concept van de gemiddelde marktomvang, was zelfs een bijdrage aan het debat van de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten.
23/09/2003 Ik ben er werkelijk van overtuigd dat het compromis van de Economische en Monetaire Commissie goed is voor alle lidstaten. Er zijn in mijn eigen land veel mensen die zeggen dat het compromis niet ver genoeg gaat om aan hun zorgen tegemoet te komen. Zelf had ik graag artikel 25 geschrapt, maar ik heb me erbij neergelegd dat dit haalbaar noch gepast is en ik heb toegegeven met betrekking tot de noodzaak een bepaling op te nemen over transparantie vooraf. Ik ben van mening dat dit compromis goed zal zijn voor de nationale belangen van Luxemburg, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en eigenlijk alle lidstaten. Ik denk dat het goed is voor de consument. Ik heb concessies moeten doen. Ik heb in vergelijking met mijn oorspronkelijke standpunt een hoop water bij de wijn moeten doen en ik wil nadrukkelijk iedereen in de commissie en het Parlement bedanken die eveneens concessies heeft gedaan. Ik kan een aantal van de voor de plenaire vergadering ingediende amendementen accepteren: 145, 148, 151, 156 en 157 en ik ga met plezier in discussie over de rest van de ingediende amendementen. We hebben binnen de commissie een zwaar debat gehad over het woord “niet-professioneel”. Diverse belangengroeperingen uit heel Europa hebben gezegd dat zij het compromis konden accepteren mits dat woord werd geschrapt; dat is nu gebeurd. Er ligt nu een evenwichtig compromis waarin de belangrijke vereiste van transparantie vooraf een plaats heeft, terwijl tegelijkertijd de praktische problemen die voortvloeiden uit het oorspronkelijke voorstel, zoals de heer Bolkestein heeft gezegd, “op pragmatische wijze” worden aangepakt. Het oorspronkelijke artikel 25 zou zeer schadelijk zijn geweest voor de liquiditeit en liquiditeit is essentieel voor de gezondheid van onze markten en onze economie. Dit compromis heeft tot doel tegemoet te komen aan die praktische problemen en de eventuele schade aan de liquiditeit te verminderen, door kleine banken uit te zonderen en te kijken naar stelselmatige interne afhandeling en door het risico voor de tegenpartij te verminderen. Het maakt prijsverbeteringen mogelijk: zonder prijsverbeteringen is het compromis immers onwerkbaar. Alleen door prijsverbeteringen kunnen particuliere beleggers de goede prijzen krijgen waar ze recht op hebben. De verplichting om iedereen dezelfde prijs te bieden zou interne afhandeling oneconomisch maken. Waarom zouden wij als vertegenwoordigers van de Europese volken een wet aannemen die bedrijven verbiedt hun klanten gunstige aanbiedingen te doen? Tot slot is het cruciaal dat we het amendement van de commissie over louter uitvoerende opdrachten aannemen. Het voorstel van de Commissie dient gewijzigd te worden, anders verdwijnen de louter uitvoerende opdrachten omdat deze oneconomisch worden. Ik vind dat beleggers hun eigen beslissingen moeten kunnen blijven nemen over hun beleggingen. Ze moeten niet gedwongen worden te betalen voor
119 professioneel advies dat ze niet nodig hebben en waar ze niet op zitten te wachten. Dit is onnodige regelgeving en ik wil de afgevaardigden oproepen zich hiertegen te verzetten net zoals de commissie dat heeft gedaan. 2-322
Radwan (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik de rapporteur heel hartelijk willen bedanken. Het was een lange en deels moeilijke weg, maar nu hebben wij een compromis gevonden dat het hele Huis vertegenwoordigt, de meningen vertegenwoordigt, en wij zouden in de stemming van deze week alles moeten doen om te bereiken dat het compromis als zodanig niet meer ter discussie wordt gesteld en eventuele wijzigingen slechts redactioneel van aard zijn. Wij willen allemaal dat er in de toekomst concurrentie zal komen tussen de verschillende vormen van handel, concurrentie tussen de beurzen en de banken. Aan de andere kant mogen hier echter bepaalde criteria niet buiten beschouwing blijven, bijvoorbeeld dat er bij deze concurrentie dezelfde voorwaarden gelden voor de banken als voor de beurzen. Dat betekent dat als ik de beurzen opvoer als maatgevende bronnen van koersinformatie – als bronnen van bewijskrachtige gegevens – dit er dan niet toe mag leiden dat in de toekomst liquiditeit wegvloeit en de beurzen niet langer maatgevend zijn. Voor wat betreft de transparantie moeten wij ervoor zorgen dat de beurs een plek is waar de prijzen ontstaan, dat de beurs voor iedereen transparant is en dat voor iedereen begrijpelijk is hoe de prijzen zich hier ontwikkelen. Vraag en aanbod moeten behouden blijven. Dat hebben wij tijdens een langdurige en moeizame discussie bereikt, ook ten aanzien van transparantie vooraf. Wij hebben enige zaken voorgelegd aan het Comité van Europese effectenregelgevers, het CESR, en wij zullen aandachtig luisteren naar de adviezen die het CESR ons zal geven. Voor mij is van doorslaggevend belang dat er in deze discussie geen winnaars en geen verliezers zijn. Noch de City of London, noch een andere financieel centrum in Europa heeft gewonnen. We kunnen ook niet zeggen dat de beurzen of de grote beleggingsondernemingen hadden moeten winnen, maar iedereen zou in de toekomst samen op deze markt moeten opereren, om vervolgens met de beste aanbiedingen klanten te werven. Vanuit het Duitse perspectief is het voor mij nog belangrijk dat in de marktstructuur rekening wordt gehouden met de nationale situatie. Daarom wil ik ook om brede steun vragen voor de twee amendementen die zijn ingediend door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese Democraten, zodat de kleine handelaren in Duitsland beschermd blijven. Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. 2-323
Katiforis (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de commissaris, dit verslag gaat over een van de kernpunten van het economische integratieproces van Europa, namelijk de eenmaking van de kapitaalmarkt. Iedereen weet dat een grote
120 kapitaalmarkt meer liquiditeit en economische mogelijkheden creëert, het concurrentievermogen versterkt en marktdeelnemers interessantere prijzen garandeert. Daardoor worden beleggers en investeringen aangetrokken, en meer investeringen zijn nodig voor een goed draaiende economie, daarover zijn we het allemaal eens. Onze fractie wil dat er zoveel mogelijk banen bijkomen en dat kan als er meer wordt geïnvesteerd. Het Commissievoorstel steunt op de eenmaking van de kapitaalmarkt, op het zogenaamde ‘Europese paspoort’; met andere woorden, het wordt investeringsbanken toegestaan in alle vijftien lidstaten activiteiten te ontplooien, wanneer ze eenmaal voldoen aan de vergunningsvoorwaarden van één enkele lidstaat. De Commissie vindt daarbij wel dat voor een echte kapitaalmarkt zonder grenzen overal in Europa dezelfde spelregels moeten gelden. Zij wil voor iedereen gelijke regels die een correcte en transparante marktwerking, de integriteit van de markt en het recht van beleggers op een correcte en eerlijke behandeling door banken en beurzen moeten verzekeren. Regels verzoenen altijd tegengestelde belangen met elkaar, belangen die op dit moment sterk evolueren omdat de technologische vooruitgang en de concentratie van bankkapitaal bij grote bedrijven nieuwe marktvoorwaarden scheppen, die van banken beurzen maken met interne transacties en van beurzen heuse bedrijven. Dat dreigt de markt te versnipperen. In de richtlijn wordt met een uiterst controversiële bepaling geprobeerd dat te vermijden door investeringsbanken te verplichten op open en transparante wijze te communiceren met de markt, zowel voor als na het sluiten van de transacties. Over het algemeen zorgt het Commissievoorstel voor een goed evenwicht tussen de diverse belangen en de technische evolutie. De reacties en amendementen van de Economische en Monetaire Commissie verbeteren het werk van de Commissie, niet in het minst dankzij de rapporteur, die ik hierbij wil gelukwensen met haar werk en haar compromisbereidheid. Ik hoop dat de wil om compromissen te sluiten zal blijven bestaan tot aan het einde van dit proces en dat de amendementen van onze fractie op brede steun kunnen rekenen zodat het verslag met een grote meerderheid kan worden goedgekeurd.
23/09/2003 bijvoorbeeld niet voor de effectenhandel via internet. De klanten hebben in dit laatste geval immers bewust een beleggingsmakelaar uitgekozen die ze niet hoeven te betalen voor professioneel advies. Een geschiktheidstest maakt het alleen maar duurder. Wij zullen bijgevolg voor de amendementen 53, 54 en 55 stemmen. Het meest besproken artikel in het voorstel is artikel 25 over de bekendmaking van prijsinformatie voor transacties die niet via de gereglementeerde markt of een MTF verricht worden, de interne afhandeling van de handel. Wij vinden dit riskant. Het zal de liquiditeit op de markt verminderen en de kosten verhogen. Er was geen politieke meerderheid te vinden voor de schrapping van dit artikel, maar naar onze mening kunnen de amendementen 33, 86, 87, 88 en 89 van de commissie de negatieve effecten van de voorgestelde regels inzake de bekendmaking van de noteringen voor de markt, ondervangen. Tot slot wil ik u nog vragen, mijnheer de Voorzitter, waarom het debat over een belangrijk voorstel als dit zo laat op de avond plaatsvindt. 2-325
Herzog (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe richtlijn betreffende beleggingsdiensten heeft tot doel de concurrentie tussen drie grote structuren te reglementeren: de beurzen, het internet en bedrijven die transacties intern afhandelen. Hun concurrentiestrijd transacties te veroveren zal nog verscherpen, aangezien de Europese financiële markt langzaam maar zeker geïntegreerd wordt. Iedereen weet dat de City of London, tevens het vliegdekschip van de Amerikaanse investeringsbanken, een flinke voorsprong heeft opgebouwd op het vlak van internalisering. Andere instellingen, zoals de Deutsche Bank of ABN-AMRO, verschijnen op deze markt met een ambitieus businessplan. Ik stel vast dat het ons bij het uitvoeren van onze taak als wetgevers vooral heeft ontbroken aan een betrouwbare economische analyse waarmee we de aard van deze concurrentiestrijd en haar implicaties hadden kunnen overzien. Willen wij bijvoorbeeld wel dat enkele kleine Europese beurzen van het zuiden tot het oosten vanuit Londen gestuurd worden door een handvol global players?
2-324
Schmidt, Olle (ELDR). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur met haar unieke prestatie. Tegen alle verwachtingen in is zij erin geslaagd een aanvaardbaar compromis te vinden. Vandaag hebben de beurzen in de EU vrijwel een monopolie in de handel van waardepapieren, vooral op bepaalde nationale markten. Nu komt er concurrentie en dus de vrije keuze, en, mijnheer Katiforis, een degelijke bescherming van beleggers. Ik wens even in te gaan op de artikelen 18 en 25, die gevoelig liggen. Wat artikel 18 betreft, is het naar onze mening belangrijk dat de geschiktheidstest alleen vereist is voor beleggingsondernemingen die advies geven, dus
Wij moeten in dit Parlement het algemeen belang behartigen en niet voor belangen van afzonderlijke landen. Daarom hebben we onze steun verleend aan twee hoofdprincipes: goede informatie en eerlijke concurrentie. Bedrijven die internaliseren verzamelen massa's middelen, maar bepalen de markt niet. Zij hebben invloed op de markt, maar hebben die markt tegelijk nodig. Daarom is transparantie vooraf noodzakelijk voor een goede prijsvorming, met name om instabiele prijzen, speculatie en handel met voorkennis te voorkomen. In haar voorstel paste de Commissie het principe van transparantie vooraf toe dat mevrouw Villiers eerst wilde
23/09/2003 schrappen. Later heeft ze het dan toch overgenomen. Toegegeven, ze geeft blijk van een groot professionalisme. Ze heeft zich goed geweerd, maar in de commissie is op haar initiatief een groot aantal valkuilen en landmijnen goedgekeurd die het begrip transparantie aanzienlijk hebben uitgehold en die leiden tot rechtsonzekerheid. Het gaat om de omschrijving van de begrippen internalisering en obligaties, om de grootte van de orders, de vrijstelling voor ervaren tegenpartijen en het begrip prijsverbetering. Zoals het er nu voorstaat, wordt in het aangenomen verslag gepleit voor een slechter reguleringssysteem dan het systeem dat de Verenigde Staten hanteren. Daarom hebben wij een aantal afzonderlijke stemmingen gevraagd om formuleringen verwijderd te krijgen die ons schadelijk leken. Ons doel is niet deze kwestie tot elke prijs reeds na eerste lezing af te ronden, noch om de verschillende belangen met elkaar te verzoenen, maar om een resolutie aan te nemen die ook echt het algemeen belang dient. 2-326
Bourlanges (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag heeft tot meningsverschillen geleid. Er waren twee kampen. Het ene vond dat beleggingsmaatschappijen - bedrijven die transacties intern afhandelen - gemachtigd moesten worden om een zuiver bilaterale relatie met hun cliënten te onderhouden. Het nadeel van zo'n regel zou zijn dat cliënten dan niet de best mogelijke prijs op de markt krijgen, of zelfs maar kennis kunnen nemen van die best mogelijke prijs, of gewoon zelfs maar bijdragen tot de vorming van zo'n prijs, want prijsvorming is alleen mogelijk als de complete vraag en het complete aanbod met elkaar in aanraking komen. Het andere kamp, in de wandeling het kamp van de gereglementeerde markten genoemd, vond dat het voor de bescherming van de consument noodzakelijk was het complete aanbod en de volledige vraag met elkaar te laten concurreren op één enkele transparante markt, zodat de cliënt kennis kan nemen van de prijzen en er de beste prijs uit kan halen. Waren deze twee kampen met elkaar te verzoenen? Ja, op voorwaarde dat het optreden van beleggingsmaatschappijen aan gezamenlijke regels werd onderworpen. De tekst van de Commissie was op dit punt ruimschoots toereikend. Anders dan de heer Bolkestein weet ik niet zo zeker of het verslag van mevrouw Villiers een wezenlijke verbetering vormt op uw oorspronkelijke tekst. Maar we kunnen met dit compromis leven, want het is, zoals eerder opgemerkt, min of meer toereikend. Het stelt ons in staat op te komen voor de voornaamste principes en op basis daarvan te handelen. Op twee punten moet ik niettemin een voorbehoud maken. Om te beginnen op het punt van prijsverbetering. De vraag is niet of de cliënt de beste prijs krijgt. Natuurlijk moet hij de beste prijs krijgen! Waar het om gaat bij prijsverbetering, is dat beleggingsmaatschappijen daardoor een andere prijs kunnen hanteren dan die welke ze aan de buitenwereld
121 bekendmaken, en dat ze zo een goede prijsvorming op de markt in de weg kunnen staan. Ten tweede kunnen wij niet instemmen met portefeuilletransacties die erin bestaan dat men de richtlijn voor een bepaalde transactie omzeilt door verschillende soorten effecten bij elkaar op te tellen die niets met elkaar te maken hebben. Met het essentiële voorbehoud op deze twee punten, waarover sommigen onder ons anders zullen stemmen dan is voorgesteld, vinden wij het verslag van mevrouw Villiers toereikend. Ik zou de rapporteur met plezier hebben gelukgewenst en dit is een voorbehoud - als ik het gevoel had gehad dat zij zich bij alle onderhandelingen tussen de fracties volkomen eerlijk had opgesteld. 2-327
Randzio-Plath (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de onderhandelingen over de richtlijn beleggingsdiensten en gereglementeerde markten hebben weer eens laten zien hoe moeilijk het is om de verschillende Europese marktfilosofieën en -tradities bijeen te brengen, in het bijzonder het continentale model van effectenbeurzen, die echter ondertussen hun publiekrechtelijke karakter in hoge mate verloren hebben en intussen geprivatiseerd zijn, en de interne handelssystemen van de beleggingsbanken. Het is een moeilijke opgave om deze beide systemen op Europees niveau te laten coëxisteren en een eerlijke concurrentie te verwezenlijken, en gelijktijdig de belangen van de beleggers te beschermen. Dat wordt helemaal duidelijk als we kijken welke grote bedragen elke dag worden omgezet en welke effecten de ontwikkelingen op de financiële markten hebben op de Europese en wereldwijde economie. Daarom hoop ik dat het compromis, dat met zeer taaie onderhandelingen in deze commissie werd bereikt, een aanmoediging voor de Europese Raad vormt om tot gelijksoortige compromissen te komen, zodat deze belangrijke wetgevingsprocedure voor de verwezenlijking van de interne markt van financiële dienstverlening daadwerkelijk nog tijdens deze zittingsperiode tot stand kan komen. Ik ben van mening dat wij hebben geprobeerd rekening te houden met de belangen van alle marktpartijen, ook die van de niet-professionele beleggers, en dat wij, precies zoals ook de bedoeling van de Commissie was, het principe van transparantie op belangrijke gebieden hebben doorgezet. Zo maken de transparantie van de prijzen en de bescherming van de investeerders het bijvoorbeeld nodig dat orders die zich beperken tot interne handelssystemen onmiddellijk naar de gereguleerde markten worden doorgegeven als ze niet direct door het interne systeem kunnen worden uitgevoerd, tenzij de klant dit nadrukkelijk uitsluit. Een snelle overdracht biedt de beste kansen op een zo goed mogelijke uitvoering van de order, in het belang van de klanten. Vandaar dat ik denk dat wij hier een juiste beslissing hebben genomen, net als bij de verplichting tot openbaarmaking, uit artikel 25. Ik hoop dat de concurrentie tussen alle handelssystemen met deze richtlijn daadwerkelijk een kans krijgt, zonder
122 dat de bescherming van de beleggersbelangen wordt verwaarloosd. 2-328
Lulling (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het compromis waarover we het eens zijn geworden in de Economische en Monetaire Commissie heeft veel werk gekost en vergde stalen zenuwen van de betrokkenen. Ik zou de rapporteur nadrukkelijk willen bedanken voor haar waardevolle werk. Zonder haar doorzettingsvermogen en engelengeduld zouden wij nooit tot dit compromis zijn gekomen. Hieromtrent zou ik echter enige zaken duidelijk willen maken. Het voorstel van de Commissie beoogt een pretrade en een post-trade transparency, transparantie vooraf en transparantie na afloop van de transacties. Dit is even duur als overbodig en zou de financiële organisaties ervan weerhouden te investeren in de interne afhandeling. Feitelijk zou meer concurrentie derhalve niet te bereiken zijn, en de absurde concentratieregel, die veel lidstaten zo aan het hart gaat, zou – zoals de heer Bourlanges zojuist heeft duidelijk gemaakt – via de achterdeur weer worden ingevoerd. Dat desondanks nu transparantie vooraf wordt gepland is betreurenswaardig. Ik ben het hier eens met de Commissie, mijnheer Bolkestein, dat dit alleen voor particuliere klanten zou moeten gelden en niet zou moeten worden uitgebreid naar professionele klanten. Het moet ook mogelijk zijn dat de financiële organisaties die gebruik maken van interne afhandeling, hun klanten betere prijzen kunnen berekenen dan de prijzen die zij in het kader van de transparantie vooraf aankondigen. Als de betreffende financiële organisaties dit voor elkaar krijgen, des te beter. Dat is immers in het belang van de cliënten. Verschillende collega’s willen de transparantie vooraf ook nog uitbreiden naar de effecten die leenkapitaal vertegenwoordigen. Aangezien beide markten zeer verschillend zijn qua structuur, heb ik mij daartegen uitgesproken. Dit zou geslepen voetbalfans er immers niet van weerhouden te investeren in waardepapieren van hun club, zonder daarbij de risico’s en potentiële winsten tegen elkaar af te wegen, zoals in Italië het geval was. Het voorstel voor de richtlijn vereist tevens dat de financiële instelling uitdrukkelijk toestemming moet vragen aan haar klanten als de order moet worden uitgevoerd. Ik vind ook dit overdreven. Mijnheer de Voorzitter, het compromis, zoals dat in de commissie is aangenomen, reikt naar mijn mening ver voorbij datgene wat nodig is om een goed functionerende interne markt voor financiële dienstverlening te creëren. Ik betreur dat, maar politiek is de kunst van het haalbare. Dit is de eerste lezing, en misschien zullen diegenen, die het vandaag niet eens waren met de rapporteur in haar eerste versie nog bijdraaien en dan kunnen wij misschien uitkomen bij een betere tekst dan bij deze eerste lezing het geval is. 2-329
23/09/2003 Berès (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, iedereen heeft lof voor de rapporteur, dus ik sluit me daarbij aan en ik erken dat er vooruitgang is geboekt de weg die we hebben afgelegd tussen wat zij het "amendement-Prodi" heeft genoemd en de tekst die vandaag voor ons ligt, ook al hebben factoren van buiten ons continent ons debat beïnvloed. De doelstellingen van de richtlijn kennen we allemaal: zorgen dat de financiële sector het binnen onze economie beschikbare financieringspotentieel zo goed mogelijk helpt toe te wijzen. Aangezien dit het uitgangspunt is, geloof ik dat alle spelers de tekst die wij hebben uitgewerkt verwelkomen. Wel heb ik een paar essentiële opmerkingen. Om de niet-professionele belegger te beschermen, moeten financiële instellingen de moeite nemen zijn kennisniveau en zijn financiële armslag te toetsen. Werken op uitvoeringsbasis, execution only, is op het Europese vasteland niet gebruikelijk. Als we die praktijk opeens zouden invoeren, zouden we het risico lopen dat we veel beleggers destabiliseren. Voor een reële concurrentie moet de informatie voor alle spelers beschikbaar zijn. Transparantie is dus van het grootste belang. Op de transparantie vooraf mag dus geen enkele uitzondering komen. Ik kan me er nog mee verzoenen dat geen transparantie geldt voor limietorders en een beperkte transparantie voor orders van een gebruikelijke omvang, maar de mogelijkheid van prijsverbetering, waar Jean-Louis Bourlanges het over had, vind ik bijzonder verontrustend. Tot slot denk ik dat we bij de stemming van donderdag moeten proberen het vroegere standpunt van ons Parlement over de verordening inzake levering in ere te herstellen. Met andere woorden, we moeten de Commissie vragen een richtlijn ter zake uit te werken. 2-330
Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik zou om te beginnen iedereen die bij dit compromis betrokken is zeer hartelijk willen bedanken, te beginnen bij de rapporteur en de heer Radwan. Het was een moeilijk karwei, maar het is ons gelukt. Verder zou ik duidelijk willen maken dat het Europees Parlement deze richtlijn tijdens deze zittingsperiode wil aannemen en wij hopen dat het compromis ook de Raad helpt om een compromis te vinden. De nieuwe richtlijn voor beleggingsdiensten zal de Europese financiële interne markt versterken. Waarom hebben we überhaupt een richtlijn nodig? Omdat er tot nu toe grote obstakels waren voor een grensoverschrijdende handel in effecten als gevolg van ontoereikend geharmoniseerde regels, hoge kosten van de bureaucratie en verouderde bepalingen omtrent de bescherming van de beleggers. Wat zijn nu de kernpunten van ons compromis en de nieuwe regelingen? Ten eerste: de bescherming van de beleggers. Beleggers moeten goed geïnformeerd worden, en de gedragsregels behoren tot de belangrijkste pijlers van de bescherming van de beleggers. Ten tweede:
23/09/2003 verschillen tussen de ondernemingen die adviezen verstrekken en ondernemingen die dat niet doen. In de toekomst zal alleen van een bedrijf dat advies verstrekt een geschiktheidstest worden verlangd. Ten derde: Wij willen een optimale uitvoering van de dienstverlening. De Economische en Monetaire Commissie heeft een formulering gevonden waarmee zowel kleinere als grotere beleggingsondernemingen kunnen leven. Ten vierde, het doorslaggevende punt: het level playing field, de gelijke voorwaarden voor marktdeelname, tussen banken die effecten intern verhandelen en beurzen. In dit compromis is bereikt dat de banken zich onderwerpen aan gepaste regels op het gebied van toezicht en transparantie. Het doel is dat de interne systemen geoorloofd zijn, maar niet ten koste van de beurzen en de overige marktpartijen. Wij hopen dat er met dit compromis een eerlijke concurrentie tussen banken en beurzen mogelijk is. De consumenten zouden daarvan het meest profiteren. Ik verzoek iedereen overmorgen in te stemmen met dit compromis. 2-331
Van den Burg (PSE). – Voorzitter, hulde voor uw uithoudingsvermogen. In de korte tijd die mij gegund is en op dit late uur kan ik alleen maar een paar uitgangspunten formuleren die mijn inzet voor het bereiken van compromissen en mijn stemgedrag komende donderdag zullen bepalen. Het gaat om twee doelstellingen. In de eerste plaats, het stimuleren van particuliere investeringen in de Europese Unie. We moeten er alles aan doen om de liquiditeit voor economische activiteit te vergroten en om weer uit het economisch dal te komen. In de tweede plaats, het beschermen van de kleine particuliere belegger. Enerzijds door heldere regels waarop goed toezicht moet worden gehouden en anderzijds door het optimaliseren van zijn keuzemogelijkheden ten aanzien van beleggingsproducten, instellingen en methodes. Op dat laatste punt spitsen zich de debatten rond de richtlijn toe. Ik vind dat de kleine belegger zowel op de effectenbeurzen als bij zijn eigen huisbankier terecht moet kunnen. Inhouse matching is een volwaardig alternatief voor het monopolie van de beurzen, waarover ik me steeds meer zorgen maak, zeker als dat over nationale grenzen heengaat en nationaal toezicht bemoeilijkt. Dat vereist transparantie, maar dat mag geen schade doen aan prijsvorming en liquiditeit op de financiële markten. Wat het laatste punt - de methode van wetgeving betreft, stem ik in met de benadering om volgens de Lamfalussy-methode een aantal zaken te delegeren naar de toezichthouders en regulators. Ik sluit me aan bij iedereen die gezegd heeft dat het belangrijk is tot compromissen te komen en de Raad daar ook toe aan te sporen. 2-332
Skinner (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement laat wederom zien dat het kwesties kan
123 oplossen waar zelfs de Raad niet uitkomt. Misschien maakt ons dat geschikt voor wat er in de zeer nabije toekomst zou kunnen gebeuren. Ik hoop, mijnheer de commissaris, dat u daar nota van neemt. Wil het actieplan voor financiële diensten echter werken, dan moet deze richtlijn worden goedgekeurd. Het heeft geen zin actie te ondernemen tegen de barrières van het nationale protectionisme als we achterom kijken. Als we geen oog hebben voor wat er gebeurt met de wereldwijde financiële positie, dan zullen Europa, zijn investeringen, zijn groeipotentieel, alle kwesties van de Europese Raad van Lissabon met betrekking tot het actieplan risicokapitaal op het tweede plan belanden. Zoals vaak met deze kwesties worden wij in het Parlement, zoals eerder is gebeurd, afgeleid door onze nationale zorgen in plaats van ons zorgen te maken over wat er met de Europese economie gebeurt. Ik prijs de rapporteur voor het werk dat zij heeft verricht. Haar manier van optreden – en dit is ondeugend van me – is een typisch Europese manier van optreden. Zoals bekend zijn markten grensoverschrijdend. Ik ben blij dat zij als Britse conservatief op een Europese wijze te werk is gegaan. 2-333
Bolkestein, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal kort ingaan op die punten waar de door dit Parlement voorgestelde amendementen ons enige zorgen baren. Wat betreft de eisen voor beleggingsondernemingen ten aanzien van transparantie vooraf kunnen artikel 25, alle amendementen die betrekking hebben op transparantie vooraf, dat wil zeggen de amendementen 33 en 86 tot en met 90, in ieder geval gedeeltelijk of in principe geaccepteerd worden. Wij zijn echter niet overtuigd van de noodzaak om prijsverbetering toe te staan. Wij zijn er niet van overtuigd dat dit op de manier die wordt voorgesteld in de amendementen noodzakelijk of bevorderlijk is voor het belang van particuliere beleggers. Wij vinden dat de huidige uitsluiting met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten en diegenen die daarin handelen op geconsolideerde basis van toepassing moet zijn. Zoals ik reeds heb uitgelegd accepteren wij in de gedragsregels – en dat is in overeenstemming met het oorspronkelijke voorstel van de Commissie – de beperking van de eis die aan beleggingsondernemingen wordt gesteld om alleen voor bepaalde diensten een volledige geschiktheidstest uit te voeren. Wij zijn het helaas niet eens met enkele amendementen die betrekking hebben op de comitologiebepalingen. Een aantal ervan is in strijd met de beginselen die uiteengezet zijn in het verslag van het comité van wijzen – met name de Lamfalussy-benadering. Wij zijn van mening dat uitvoeringsmaatregelen alleen moeten bestaan uit gedetailleerde technische regels, niet uit beginselen.
124
23/09/2003
Het doel van het aannemen van niveau 2-maatregelen is altijd het waarborgen van gelijke toepassing van EUwetgeving in alle lidstaten, dus vage formuleringen die in dat verband worden voorgesteld kunnen niet geaccepteerd worden. Wat betreft de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten, zijn wij in het geval van bijkantoren van mening dat, om het goed functioneren van de interne markt te waarborgen, in principe de regelgeving van de lidstaat van herkomst alleen van toepassing moet zijn als uitzondering bij het bepalen van de vigerende gedragsregels en de registratiemethode. Binnen deze context is de Commissie in staat een groot aantal amendementen te accepteren, enkele in hun geheel, maar ook een groot aantal gedeeltelijk of in principe en mits gewijzigd. Tot besluit kan de Commissie 36 amendementen in hun geheel accepteren. Bovendien kunnen 62 amendementen in ieder geval gedeeltelijk of in principe geaccepteerd worden, waarbij er een aantal aanpassingen nodig zijn om de algemene samenhang van de tekst te waarborgen. Wij zijn van mening dat zestig amendementen verworpen moeten worden. Het standpunt van de Commissie ten aanzien van de afzonderlijke amendementen is schriftelijk gegeven.1 Tot slot wil ik het Parlement feliciteren met zijn buitengewoon waardevolle inbreng. De Commissie is van mening dat veel van de aangenomen amendementen een goede basis vormen voor het voortzetten van de discussies. U zult het met mij eens zijn dat dit niet bepaald een betuttelende houding genoemd kan worden. Met een dergelijke constructieve instelling heb ik er alle vertrouwen in dat dit Parlement en de Raad in staat zullen zijn om voor de Europese Parlementsverkiezingen van 2004 hun goedkeuring te hechten aan een voorstel. Tot slot hoop ik dat mevrouw Lulling veel winst zal maken door te beleggen in diverse voetbalclubs!
De Commissie kan het gedeeltelijk aanvaarden: 76.
volgende
amendement
De Commissie zou de volgende amendementen kunnen overnemen, mits zij adequaat geherformuleerd worden: 18, 20, 25, 89, 90 en 92. De Commissie kan de volgende amendementen niet aanvaarden: 24, 29-62, 68-75, 81-84, 86-88, 91 of 93129. *** Verslag-Whitehead (A5-0232/2003) De Commissie kan de volgende oorspronkelijke amendementen overnemen: 1, 2, 12, 14, 15, 22 en 23. De Commissie kan de volgende nieuwe amendementen overnemen als onderdeel van het compromispakket: 28 en de daaropvolgende. De amendementen die sneuvelen na goedkeuring van het compromispakket zijn: 3, 5, 6, 8, 9, 10, 16, 17, 18, 24, 25, 26 en 27. De amendementen 7 en 19 zouden eveneens moeten vervallen in het kader van het compromispakket. Het kan echter nodig zijn dat het Europees Parlement ze verwerpt, omdat ze vervangen worden door amendementen op andere artikelen. De Commissie kan de amendementen 4, 11, 13, 20 of 21 niet aanvaarden. Zij moeten door het Europees Parlement verworpen worden als deel van het compromis. Uit hoofde van haar uitvoerende en administratieve autonomie kan de Commissie amendement 52 niet accepteren. Zij zal echter alles doen wat in haar macht ligt om de hierin uitgestippelde route te volgen in de wetenschap dat er voor de hand liggende beperkingen zijn waar niet aan voorbij kan worden gegaan.
(Gelach) ***
2-334
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. (De vergadering wordt om 00.05 uur gesloten) 2-335
Bijlage - Standpunt van de Commissie 2-336
Verslag-McCarthy (A5-0238/2003) De Commissie kan de volgende amendementen overnemen: 1-17, 19, 21-23, 26-28 en 85.
1
Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement: zie bijlage.
Verslag-Villiers (A5-0287/2003) De Commissie kan 36 amendementen in hun geheel overnemen (1, 3, 4, 14, 16, 25, 26, 28, 39, 45, 50, 51, 52, 56, 60, 65, 70, 87, 96, 99, 101, 110, 114, 115, 118, 123, 124, 129, 130, 133, 134, 139, 140, 143, 144 en 158). De Commissie kan 62 amendementen gedeeltelijk of in principe of met aanpassingen overnemen (2, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 15, 17, 20, 22, 23, 27, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 43, 44, 53, 54, 61, 62, 63, 64, 68, 69, 74, 75, 76, 77, 78, 80, 84, 86, 88, 89, 90, 92, 95, 97, 103, 108, 109, 111, 112, 116, 117, 121, 125, 126, 135, 147, 149, 151, 153, 154, 155, 156 en 157). 60 amendementen kan zij niet accepteren (5, 10, 13, 18, 19, 21, 24, 29, 30, 31, 37, 40, 41, 42, 46, 47, 48, 49, 55,
23/09/2003 57, 58, 59, 66, 67, 71, 72, 73, 79, 81, 82, 83, 85, 91, 93, 94, 98, 100, 102, 104, 105, 106, 107, 113, 119, 120, 122, 127, 128, 131, 132, 136, 137, 138, 141, 142, 145, 146, 148, 150 of 152). 2-254
Bijlage - Plechtige vergadering 2-255
VOORZITTER: DE HEER COX Voorzitter (De plechtige vergadering wordt geopend om 12.00 uur) De Voorzitter. − Collega’s, het is me een waar genoegen om de president van Roemenië, de heer Iliescu, welkom te heten. Het is voor het eerst dat hij in zijn hoedanigheid van president van Roemenië het woord voert in dit Huis. Mijnheer de president, ik wil in herinnering roepen wat ik namens het Europees Parlement heb verklaard op de vergadering van de Europese Raad in Kopenhagen in december 2002. Op die historische bijeenkomst, waar we verenigd werden onder de vlag van 'één Europa', heb ik, niet voor het eerst, benadrukt dat het Europees Parlement pal achter het streven staat om de landen van de tweede toetredingsgolf van de vijfde uitbreiding lid te laten worden in 2007. Dat is en blijft de duidelijke en onmiskenbare wil van het Europees Parlement. De vijfde uitbreiding is een onomkeerbaar proces; de toekomst van Roemenië ligt in het hart van het Europese project. Dat de Europese Raad de toetreding in 2007 van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie duidelijk heeft bevestigd en ondubbelzinnig tot een gemeenschappelijk doel heeft verklaard, is door het Parlement dan ook met instemming begroet. Deze duidelijke wilsuitdrukking van het Parlement gaat gepaard met het besef dat verwachtingen moeten worden ingevuld. Als wij op 5 november 2003 het periodiek verslag ontvangen van de Commissie, hopen wij daarin te kunnen lezen over solide vooruitgang, niet alleen op het gebied van de onderhandelingen, maar ook wat betreft het uiterst belangrijke punt van de eerbiediging van de rechtsstaat, alsmede nader uitgewerkte, concrete maatregelen ter verbetering van de bestuurlijke en juridische capaciteit, het uitroeien van corruptie, een betere bescherming van de rechten van minderheden, een betere bescherming van de rechten van kinderen en, zo hopen wij, vorderingen in de richting van een volledig functionerende markteconomie. Ik roep dit niet in herinnering om Roemenië moraliserend toe te spreken. Uit onze ontmoeting in Roemenië, mijnheer de president, heb ik kunnen opmaken dat u beseft dat het belang van uw land hier het meest mee gediend is. Het land en de toekomstige generaties zijn er dan ook het meest bij gebaat als Roemenië de beschikking krijgt over de kwalitatief beste capaciteiten om een integer overheidsbeleid te ontwikkelen en uit te voeren. U, mijnheer de president,
125 vervult hierbij een toonaangevende rol. Wij danken u voor het morele leiderschap dat u laat zien. Er zijn negentien hoofdstukken van de toetredingsonderhandelingen afgesloten en daarmee heeft Roemenië bijna tweederde afgelegd van het technische voorbereidingstraject. Er zijn grote vorderingen geboekt en de verbeteringen in economische indicatoren geven aan dat het een vruchtbaar proces is geweest dat op de lange duur de weg kan effenen naar welvaart voor de bevolking van Roemenië. Mijnheer de president, vanuit de grond van ons hart roepen wij u op vol te houden, zelfs al blijft de weg die voor u ligt – wat de voorbereiding betreft – bezaaid met voetangels en klemmen. Het Europees Parlement staat achter de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie als aan de voorwaarden is voldaan. Het voldoen aan die voorwaarden, mijnheer de president, ligt in handen van uw volk en uw regering. Het is me een waar genoegen u uit te nodigen het woord te voeren voor het Europees Parlement. (Applaus) 2-256
Toespraak van de heer Ion Iliescu, president van Roemenië 2-257
Ion Iliescu, president van Roemenië. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, leden van het Parlement, dames en heren, ik ben zeer vereerd hier vandaag aanwezig te mogen zijn. Het is een voorrecht u in een plenaire vergadering van het Europees Parlement te mogen toespreken, en ik ben de heer Cox en u allen dankbaar dat u mij deze gelegenheid geeft. Ik spreek u toe op een moment waarop hoop aan de horizon gloort voor mijn land en haar Europese bestemming. Bijna een jaar geleden, mijnheer de Voorzitter, sprak u in Boekarest het Roemeense Parlement toe. Bij die gelegenheid ontvouwde u tegenover mijn landgenoten uw visie op de toekomst van Europa en de bestemming van Roemenië daarbinnen. Bij dat Europa van normen en waarden willen wij ons aansluiten. Vandaag sta ik voor het Europees Parlement om u te laten weten dat wij ons voor talloze uitdagingen geplaatst hebben gezien. Wij hebben reeds vele hordes genomen, en hebben ons tot doel gesteld deze race ook helemaal uit te lopen. Ik wil u vandaag echter vooral zeggen dat Roemenië een land is waar de democratische gemeenschap op kan rekenen. Roemenië zal een consequent en betrouwbaar lid van de Europese Unie zijn. De Unie zal veel meer verwerven dan alleen een nieuwe lidstaat met meer dan 22 miljoen inwoners; zij zal er een partner bij krijgen die rotsvast gelooft in Europese integratie, een Euro-optimist uit vrije wil.
126 Het feit dat we gedurende onze hele geschiedenis verbonden waren aan Europa heeft tot gevolg dat we in het systeem van positieve waarden geloven dat heden aan de Unie ten grondslag ligt: democratie, respect voor de rechten en vrijheden van burgers, gerechtigheid en sociale rechtvaardigheid, verdraagzaamheid, solidariteit binnen en tussen landen en verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties. Roemenië was door de grillen van de geschiedenis gedwongen om meer dan een halve eeuw vanaf de zijlijn toe te kijken. Het was ons ideaal ons op natuurlijke wijze te ontwikkelen binnen de Europese Gemeenschap, wier waarden golden als lichtend voorbeeld en dit ideaal werd bereikt met de revolutie van december 1989. Het verbreken van de ketenen van het totalitarisme - zowel communistisch als fascistisch - was geen eenvoudige zaak. We kregen te maken met een tweevoudige handicap, waarvan de ene institutioneel was: de instellingen van een totalitaire staat sluiten nu eenmaal niet aan bij democratie en de markteconomie. De andere handicap bestond uit ons isolement van de rest van de wereld en onze autarkische neigingen. Dit alles speelde zich af tegen de achtergrond van een diepgewortelde, historische vertraging in economische en sociale ontwikkeling. We moesten instellingen ontwikkelen, erop toezien dat ze daar kwamen waar ze nodig waren en dat ze functioneerden, hun de bevoegdheden geven die voortvloeiden uit hun legitimiteit en functionaliteit. We hebben, bijgestaan door de vele vrienden en partners van Roemenië – van wie sommige hier vandaag aanwezig zijn – een moderne en democratische grondwet ontworpen en aangenomen. Bovendien hebben we mensen opgeleid om te kunnen omgaan met de nieuwe eisen die een functionerende democratie stelt. Op politiek gebied heeft Roemenië de afgelopen veertien jaar een functionele democratie ontwikkeld, die tot tweemaal toe de test van alternative governance met succes heeft doorstaan. Inmiddels is er een maatschappelijk middenveld ontstaan dat zich steeds sterker doet gelden. Dit middenveld biedt - door middel van haar organisaties - een noodzakelijk en nuttig tegenwicht, en vormt een katalysator voor openbaar debat. Het formuleren van een nationale strategie voor de betrekkingen tussen de meerderheid en etnische minderheden, inclusief de impliciete vertegenwoordiging van dergelijke minderheden in het parlement, is zeer succesvol gebleken voor deze politieke overgang. De manier waarop etnische minderheden in Roemenië behandeld worden is voorbeeldig en voldoet aan alle Europese en internationale eisen. Ons land is een gebied waar tolerantie, dialoog en vruchtbare samenwerking tussen de verscheidene etnische groeperingen hoogtij vieren; deze behandeling is tot een traditie verheven en hieruit heeft zich een cultuur van dialoog en consensus ontwikkeld. Er is een belangrijke partij die tot de Hongaarse minderheid behoort, net zoals er partijen en
23/09/2003 organisaties zijn die, op politiek en cultureel gebied, de belangen vertegenwoordigen van de Duitsers, de Roma, de Joden, de Oekraïners, de Polen enzovoorts: burgers van Roemenië. Momenteel bekijken we hoe we het effect van de programma’s voor de economische en sociale integratie van de Roma-minderheid kunnen vergroten. Op het gebied van economische hervormingen hebben we significante vooruitgang geboekt, ondanks het feit dat de meeste vertragingen in onze overgang zich op dat terrein voordoen. Deze vertragingen zijn het gevolg van een veelheid aan zowel objectieve als subjectieve factoren, alsmede het uitvloeisel van een bijzondere historische werkelijkheid. Men heeft ons vaak bekritiseerd om het feit dat we geen schoktherapie hebben toegepast en het hervormingsproces stap voor stap hebben doorlopen, hetgeen ons zou hebben belet de beoogde resultaten te bereiken. Dergelijke beschuldigingen achten wij ongegrond. Begin 1990 is Roemenië getuige geweest van een ingrijpende omwenteling in haar economie: de volledige en onvoorwaardelijke verwerping van de gecentraliseerde planeconomie, de ontmanteling van de instellingen die de door de staat geleide economie belichaamden. Terugblikkend op deze tijd beseffen we dat deze verandering een aantal negatieve gevolgen heeft gehad. Zij veroorzaakte een diepgaande economische scheefgroei en inflatie, werkte deïndustrialisatie in de hand en het deed de werkloosheid en migratie van de beroepsbevolking van de stad naar het platteland toenemen. Al deze consequenties waren volkomen in strijd met de algemene tendens in de wereldeconomie. Bovendien hebben factoren als gebrek aan binnenlands kapitaal en de extreem lage buitenlandse investeringen in de Roemeense economie de privatisering nog verder belemmerd. We hebben ruim tien jaar nodig gehad om orde op zaken te stellen binnen de macro-economie en de afgelopen drieëneenhalf jaar om weer tot een gestage economische groei van ongeveer vijf procent te komen. De economische hervorming die begon zonder marktinstellingen en -mechanismen heeft extreem hoge sociale kosten met zich meegebracht die nauwelijks zijn op te brengen. Feitelijk duurt de periode van economisch herstel nog altijd voort. Op sociaal gebied is armoede ons grootste probleem. We zijn ons er van bewust dat we, willen we de armoede aanmerkelijk kunnen verlichten, de economische hervormingen moeten voortzetten en het tempo waarin nieuwe, stabielere en beter betaalde banen worden gecreëerd, moeten opvoeren. Reacties op de economische en sociale problemen waarmee Roemenië geconfronteerd wordt moeten allereerst vanuit het land zelf komen. Dit moet voornamelijk gebeuren door eensgezinde pogingen van alle verantwoordelijke politieke krachten, zodat men de grondbeginselen en instellingen voor een goed bestuur kan ontwikkelen. Dit betekent dat we corruptie en
23/09/2003 bureaucratie doeltreffend en resoluut moeten veroordelen en overheidspersoneel een professionele status moeten geven die niet langer gebruikt mag worden voor het bedrijven van cliëntelisme. Dit alles moet leiden tot de modernisering van Roemenië. Deze inspanningen moeten de institutionele en administratieve capaciteiten van de staat vergroten en deze tot een oprechte en vriendelijke partner van de burger maken. Wij hebben daarin zeker vooruitgang geboekt, maar we zijn ons zeer wel bewust van de vele problemen waarvoor nog adequate oplossingen gevonden moeten worden. De logica achter de modernisering van de staat en de voorbereidingen voor de toetreding tot de Europese Unie gold ook voor de herziening van onze grondwet, welke ten uitvoer is gebracht door de actieve deelneming van de afgevaardigden van alle parlementaire politieke partijen en door raadpleging van organisaties in het maatschappelijk middenveld. De herziene grondwet zal spoedig ter goedkeuring aan de bevolking worden voorgelegd in een landelijk referendum. Ondanks de tegenspoed en gebreken in onze samenleving geloof ik oprecht dat Roemenië nu op de goede weg zit, en dat mijn landgenoten nu zijn gaan inzien dat een democratie een betere en efficiëntere staatsvorm is dan het totalitarisme en over de gehele linie tot betere prestaties leidt. Keuzevrijheid en de vrijheid om alternatieve politieke, economische en sociale projecten op te zetten en uit te voeren scheppen betere mogelijkheden voor het democratisch systeem. Conflicten kunnen worden beslecht door middel van dialoog, onderhandelen en consensus. De Roemeense samenleving is volwassen geworden. Zij heeft nieuwe funderingen gelegd voor nationale cohesie en sociale solidariteit. Wij zijn klaar om de nieuwe verantwoordelijkheden te aanvaarden die onze pas verworven status van NAVO-lid en toekomstige lidstaat van de Europese Unie met zich meebrengt. 2-258
(FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, Roemenië maakt deel uit van de Europese cultuur en beschaving uit historisch oogpunt, vanuit haar tradities en vanuit haar waarden. Daarom was en is de aansluiting van ons land bij Europese Unie, om zodoende weer als een normale democratische samenleving te kunnen functioneren, een politiek doel van de Roemeense samenleving en dat streven heeft zowel bij de politici als bij de burgers altijd op een breed draagvlak kunnen rekenen. Toetreding tot de Europese Unie wordt niet alleen als een politiek doel beschouwd maar ook als middel om het moderniseringsproces van de instellingen en de sociaaleconomische ontwikkeling te versnellen en daarmee de kloof te overbruggen die ons van de geïndustrialiseerde wereld scheidt.
127 In februari 1993 heeft Roemenië het associatieverdrag met de Europese Gemeenschap ondertekend en, samen met vijf andere Centraal-Europese landen, deelgenomen aan de eerste top waar de betrokken landen voor werden uitgenodigd, de top van Essen in december 1994. Onmiddellijk daarna is Roemenië begonnen met het opzetten van een nationale strategie gericht op integratie met de EU, die alle aspecten van het proces omvat en waarin de nadruk vooral ligt op de problematiek van de economische ontwikkeling. Zo ontstond wat wij in Roemenië ‘de geest van Snagov’ noemen, dat wil zeggen consensus van alle politieke krachten en het maatschappelijk middenveld ten aanzien van de Europese integratie. De conferentie van Snagov van juni 1995 culmineerde in feite in de goedkeuring van de politieke steunbetuiging voor toetreding tot de Europese Unie en de goedkeuring van een strategie ter voorbereiding hiervan. Dit was een novum in zijn soort voor een geassocieerd land, dat overigens positief is ontvangen door degenen die leiding geven aan de Europese Unie. Helaas is Roemenië - om redenen die kunnen worden toegeschreven aan de dynamiek van de politieke en economische processen na de machtswisseling in november 1996 - datgene wat zij in haar strategie had vastgelegd niet geheel en al nagekomen, wat geleid heeft tot een toenemende reeks vertragingen. Wij hebben het gebaar van de Europese Unie en haar lidstaten op de juiste waarde weten te schatten toen Roemenië werd uitgenodigd een begin te maken met de onderhandelingsgesprekken voor toetreding in december 1999 in Helsinki. Die beslissing heeft onze inspanningen om het bestuur te hervormen een nieuwe impuls gegeven en heeft de politiek klasse gedwongen de geest van Snagov weer op te nemen door het ontwikkelen van een nationale politiek voor de economische ontwikkeling van Roemenië. Deze strategie is op 20 maart 2000 in Brussel gepresenteerd. In februari 2003 is nationaal forum belegd ter ondersteuning van de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie. Aan dat forum hebben vertegenwoordigers van alle politieke partijen en maatschappelijke groeperingen deelgenomen. Bij die gelegenheid hebben de partijen van het parlement daartoe een gezamenlijk actieplan goedgekeurd dat toetreding als doel heeft. Ik herinner nog eens aan de wijze waarop Roemenië stap voor stap de voorbereiding tot toetreding bij de Unie heeft aangepakt om te benadrukken dat in Roemenië het proces van toetreding volledig door alle politieke partijen en het overgrote deel van de Roemeense burgers wordt gedragen; de mensen weten wat het prijskaartje is en wat het oplevert en aanvaarden dit ook. Wij weten dat Roemenië door moet gaan op de ingeslagen weg en moet voldoen aan de toelatingscriteria, waarbij de tijdens de top van Kopenhagen geformuleerde doelen van de roadmap
128 moeten worden gerealiseerd. Roemenië heeft inmiddels opzienbarende resultaten geboekt en zet extra vaart achter de inspanningen om te komen tot een functionele markteconomie, hervorming van het justitiële apparaat en van de overheid en om keihard de strijd aan te binden met de corruptie. Hoewel 2004 een verkiezingsjaar is in Roemenië, hopen wij de toetredingsonderhandelingen met vereende krachten, en vooral dankzij het werk en de inzet van de Roemeense regering en het parlement, omstreeks het midden van dat jaar te kunnen afronden. Roemenië kan dan in 2007 volledig deel uitmaken van de grote familie van de Unie. Wij zijn ons ervan bewust dat het slagen van de onderhandelingen op de eerste plaats afhangt van ons vermogen hervormingen door te voeren, voor goed functionerende overheidsinstellingen te zorgen, stabiliteit en voorspelbaarheid op het politieke, economische en sociale vlak te bieden, en openbare middelen en Gemeenschapsgelden op efficiënte en transparante wijze te besteden. Wij waarderen de vruchtbare samenwerking met het Europees Parlement, met Voorzitter Pat Cox en met de speciale rapporteur voor Roemenië, barones Nicholson, die ons zeer hebben geholpen met hun adviezen, ervaring en steun. In het uitgebreide Europa van morgen wordt van het Parlement gevraagd dat het de instellingen van de Unie een grotere legitimiteit verschaft, duidelijker laat horen wat de burgers van Europa willen en verwachten, en leiding geeft aan de versterking van de democratie in Europa. De discussie over de toekomstige Europese Grondwet betekent ook een discussie over de toekomst van de democratie en de democratische legitimiteit van de Europese Unie. De nationale parlementen en het Europees Parlement spelen in dit verband een wezenlijke rol.
23/09/2003 Roemenië is een groot voorstander van de grotere Europese nabuurschap, de EU-strategie die een positieve uitbreiding van de Europese welvaart naar naburige gebieden mogelijk maakt door vreedzame betrekkingen op basis van samenwerking en overleg, iets wat ook voor de Unie zelf buitengewoon nuttig is. Wij zijn van mening dat een stabiele, welvarende gordel rond Europa niet volledig is als daarin het gebied rond de Zwarte Zee ontbreekt. De zuidelijke Kaukasus, die uit geopolitiek oogpunt in wezen het echte zuidoosten van Europa vormt, vraagt de bijzondere aandacht van de Europese Unie en dat betekent meer aandacht en inzet in die regio van de kant van de Unie. Ten aanzien van het voormalige Joegoslavië steunt Roemenië de Europese integratieplannen van de landen in die regio en juicht het de tijdens de Top van Thessaloniki genomen besluiten toe. De nieuwe lijnen voor dialoog en samenwerking die in Thessaloniki zijn uitgezet bieden een serie mogelijkheden voor de betrekkingen met de landen uit de regio. Deze mogelijkheden moeten niet alleen tijdens de jaarlijkse bijeenkomst worden benut, maar ook door het versterken van de regionale economische samenwerking op het gebied van energie, infrastructuur en EUaangelegenheden. Tevens verdient een aantal zaken bijzondere aandacht, zoals de strijd tegen illegale migratie, handel in mensen en drugs, georganiseerde misdaad, maar vooral de strijd tegen alles wat verband houdt met internationaal terrorisme. Roemenië steunt verdere missies gericht op vredeshandhaving en hulpverlening in de regio. Roemenië wil graag nauwer samenwerken met de staten van Midden-Europa en ook met Malta en Cyprus, toekomstige EU-lidstaten die zij beschouwt als serieuze partners in het Europese samenwerkingsverband. Vooruitlopend op de EU-uitbreidingsronde in 2007 wordt verder gewerkt aan een versterkte politieke dialoog en samenwerking op alle gebieden van de Europese integratie met de nieuwe leden van de Unie.
We weten dat kennis, innovatie en wetenschappelijk onderzoek bijdragen aan het welzijn van een volk, en dat verbetering van de economische concurrentiepositie door vernieuwing en modernisering van de technologie zorgt voor duurzame ontwikkeling en ons in staat stelt de door de Europese Unie geboden mogelijkheden voor welzijn optimaal te benutten.
Op puur economisch gebied is Roemenië van plan een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van bilaterale handel en een belangrijker rol te gaan spelen op de markten van de staten in de regio; het streeft ernaar een bijdrage te leveren aan het intensiveren van de samenwerking en de regionale economische integratie om de concurrentiepositie van de regio te versterken en een bijdrage te leveren aan wederopbouwprojecten in het kader van het Stabiliteitspact.
De strategische doelstellingen die de Europese Unie in Lissabon heeft aangenomen versterken de ‘markteconomische’ aard van de Unie, die gekenmerkt wordt door dynamiek en krachtige concurrentie, en ook de ontwerp-Grondwet van de EU voorziet daarin. Dit Europese ontwikkelingsmodel, waarin sociale samenhang hoog in het vaandel staat, kan een duurzaam antwoord zijn op de snelle demografische en technologische ontwikkelingen op mondiaal niveau.
Door de economische verschillen binnen de uitgebreide Europese Unie te verkleinen wint de Unie, als een van de spelers op wereldniveau, aan helderheid, samenhang en daadkracht in haar streven doelen te realiseren op mondiaal niveau. Zij levert daarmee tevens een bijdrage aan het terugdringen van de armoede, aan een betere verdeling van de opbrengsten van de globalisering ten gunste van de minder bedeelde regio’s en aan een grotere participatie van die regio’s aan de wereldhandel.
23/09/2003
129
Dames en heren, geachte afgevaardigden, in een debat als dit moeten we mijns inziens ook ingaan op wat we willen dat een toekomstig verenigd Europa niet wordt. Allereerst kan het project voor een verenigd Europa niet bedoeld zijn als tegenhanger van de transatlantische organisatie, maar dient het hierop een aanvulling te vormen.
(EN) Roemenië wil deel uitmaken van een Europa dat eensgezind aan haar toekomst bouwt en dat in staat is de vele uitdagingen die de eenentwintigste eeuw zal brengen het hoofd te bieden. Het Europa waar wij aan mee kunnen bouwen zal niet slechts een groter, maar ook een beter Europa zijn, een sociaal Europa dat zich gesterkt weet door haar nieuwe Europese Grondwet.
Ten tweede willen wij niet een project dat anderen uitsluit en grenzen stelt. Vroeg of laat zullen landen als Turkije, de landen van het voormalige Joegoslavië, Albanië en Moldavië een plaats moeten vinden in de Unie.
Haar kracht zal voortkomen uit het vertrouwen en de overtuiging van haar burgers dat zij werkelijk worden vertegenwoordigd en betrokken zijn bij het grote project-Europa. De Europese Unie moet op de eerste plaats betekenis hebben voor haar burgers. Ik geloof in de kracht van een groter Europa.
Op de derde plaats moet binnen de Europese samenwerking discriminatie worden uitgesloten. In dat verband is het concept van een Europa dat is samengesteld uit oudere en meer recente leden volstrekt ongeschikt, net zoals het concept van een Europa met twee snelheden. Europa heeft de inspanning nodig van iedereen, gericht op solidariteit en samenhang. Een breed Europa moet in haar planning, uitgaande van haar waarden en ervaring, tevens denken aan de invoering van een programma dat gericht is op het verkleinen van de verschillen in ontwikkeling tussen de Europese landen. Een dergelijk programma kan dan als voorbeeld dienen voor het terugdringen van dezelfde verschillen op mondiaal niveau. Als vierde punt willen wij niet dat het Europese samenwerkingsverband uitsluitend dient voor het opzetten van een vrijhandelszone. Wij willen juist dat Europa politiek gestalte krijgt en wordt uitgerust met een krachtig gemeenschappelijk buitenlands beleid, zodat de Unie op wereldniveau een vooraanstaande rol kan spelen. Europa is een ruimte van eenheid in verscheidenheid en dat moet zo blijven. Op die manier kan zij optimaal profiteren van haar rijke geestelijke en materiële erfgoed dat in de loop van de jaren door alle volkeren van Europa is bijeengebracht, van een cultuur van dialoog en samenwerking die momenteel integraal onderdeel zijn van haar identiteit. In de nieuwe internationale context wordt van Europa als speler op het wereldtoneel verwacht dat het verantwoordelijkheden op zich neemt, dat het meer duidelijkheid, samenhang en doelmatigheid in zijn optreden aan den dag legt, dat het een bijdrage levert aan de ontwikkeling van een multipolair systeem, gebaseerd op de beginselen van het internationaal recht en op het scheppen van een nieuwe economische wereldorde, die tegenwicht kan bieden aan de negatieve effecten van de globalisering en tegelijkertijd de voordelen ervan maximaal weet te benutten. Vanuit dit oogpunt kan het sociale model een basismodel worden voor het verkleinen van de economische verschillen die kenmerkend zijn voor de wereld van vandaag, verschillen die groter worden en de gevaarlijkste bron worden van conflicten en instabiliteit op internationaal niveau. 2-259
Wanneer in 2007 de vijfde uitbreidingsronde is voltooid en Roemenië – daar hebben wij alle vertrouwen in – zal toetreden tot de Europese Unie, is de eerste heilzame cirkel van vooruitgang en hereniging rond. Roemenië hoort bij Europa en alles wat het doet vloeit voort uit de wens zijn Europese identiteit te bevestigen. Wij weten dat dit niet eenvoudig is. We moeten harder en enthousiaster werken om de beloften na te komen die we hebben gedaan om uw vertrouwen – als onze Europese partners – te vergroten in ons vermogen complexe processen te controleren. Bij complexe processen kunt u bijvoorbeeld denken aan de vereiste hervormingen voor onze toetreding tot de Europese Unie. Daarnaast moeten we tot handelen overgaan en ons gedragen als echte Europeanen. Niets of niemand kan de toekomst van Roemenië in Europa nu nog langer betwisten. Wij beschikken over het vereiste vermogen en de bereidheid om de structurele transformatie van de Roemeense samenleving en economie tot een goed einde te brengen, om tegemoet te kunnen komen aan de eisen van de Europese Unie en zo de welvaart van de burgers van Roemenië te vergroten. (Langdurig applaus) 2-260
De Voorzitter. − Dank u wel, mijnheer de president, voor uw toespraak. De agenda ligt vast; het pad is duidelijk; zoals u al opmerkte zal de vooruitgang in de voorbereiding bepaald worden door Roemenië zelf. Wij in dit Huis zien uit naar het moment waarop de Europese roeping van Roemenië wordt vervuld. Wij danken u voor uw aanwezigheid.
130
23/09/2003 INHOUD
VERGADERING VAN DINSDAG, 23 SEPTEMBER 2003 .................................................................... 5 Benoeming van de president van de Europese Centrale Bank ................................................... 5 Octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen..................... 10 Stemming .................................................................... 28 Stemming (voortzetting) ............................................ 30 Indiening door de Raad van het ontwerp van algemene begroting - 2004.............................. 43 Ondervoorzitter ............................................................ 58 Situatie van de groep Alstom .................................... 85 Communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007 95 Toereikende en betaalbare pensioenen .................. 100 Belasting van energieproducten en elektriciteit .... 108 Doorgeven van persoonlijke gegevens door de luchtvaartmaatschappijen bij transatlantische vluchten ......................................................... 113 Beleggingsdiensten en gereglementeerde markten 118 Bijlage - Standpunt van de Commissie................... 124 Bijlage - Plechtige vergadering ............................... 125 Toespraak van de heer Ion Iliescu, president van Roemenië ....................................................... 125