DATUM
12 september 2006
VERSLAG
VAN BESPREKING
Conceptnotulen van de 23ste vergadering van de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland DEELNEMERS
de dames L.K.N. van den Berg-de Lange en M.L.C. Blom-Gommers, de heren G. Bos, R. Ebbens, L.J. Geerse, J.C.M. Goos, K.K. van der Heide, W. Herrebrugh, W. van der Kooij, H.G. Kram, de Lange, H.J. Linzel en G. Loosman, mevrouw M.H. van Muijen-de Vringer, de heren J.P. Naaktgeboren, J. Nieuwenhuis, C. Okkerse, de dames T.S. Oldenhuis ArwertBakker, S. van OogenVisser en K.H.W. Penning, de heren L. Ras en J. Riemens, mevrouw A.J.M. Schelwald-van der Kleij, de heer B.M. van Staveren, mevrouw A. van Stenus-van Basten, de heren E. Taskin, H.L. Tiesinga (voorzitter) en J.B. van der Veen (secretaris-directeur) en J.A. Veenink. AFWEZIG
OPGEMAAKT DOOR
mevrouw H.W.M. Greidanus-Ensink AFSCHRIFT
Deelnemers
BO.446
1. OPENING De voorzitter heet de aanwezigen welkom. Op de tafels ligt een gewijzigde agenda in verband met nagekomen stukken. Voor de 2 laatste kredieten bij agendapunt 4 ligt een kaartje van de gebieden op de tafels. Het nagezonden agendapunt 6 wordt vandaag besproken. Pagina 2 van agendapunt 8 ontbrak. Er ligt een nieuw voorstel op de tafels. Vorige week is nog informatie gestuurd over agendapunt 12; het voorstel is gesplitst in een a- en een b-deel. Op 11 september 2006 is een brochure vanuit de provincie ontvangen over OostvaardersWold. Bijgevoegd is een memo uit de organisatie die betrokken kan worden bij de discussie over agendapunt 12b. De heer Linzel vindt de wijze waarop het verloopt niet plezierig. Doordat stukken nagezonden worden, is het voor de fractie moeilijk een gezamenlijk standpunt in te nemen. Hij hoopt dat dit niet vaak zal gebeuren. De voorzitter begrijpt dat het lastig is en biedt een verontschuldiging aan. De heer Kram heeft de stukken pas donderdagmorgen 7 september ontvangen, waardoor hij geen tijd heeft gehad alles door te nemen. De voorzitter geeft aan dat de stukken tien dagen voor de vergadering de deur uit gaan. 2. INGEKOMEN EN UITGAANDE STUKKEN Brieven gemeenten m.b.t. plan van aanpak stedelijke waterplannen Voorgesteld wordt de gemeenten conform bijgaande conceptbrief te antwoorden. De voorzitter nuanceert dit. De brief ligt op dit moment nog niet klaar om uit te gaan. De elementen die erin zitten zullen wel in de definitieve brief opgenomen worden. Het college stelt voor de uitgaande brief in de volgende AV te bespreken. De heer Linzel geeft aan dat de brieven wat verbazing oproepen. Het college heeft regelmatig overleg (Flevolands Bestuurlijk Overleg Water). Wat is er in de communicatie tussen het college en de gemeenten gebeurd dat aanleiding was voor de gemeenten om gezamenlijk zo’n brief te sturen? De AV heeft net de stedelijke waterplannen besproken en wacht nog op de plannen van Urk en Zeewolde. Er is een duidelijk traject afgesproken en er is een plan van aanpak. In zo’n overleg moet duidelijk zijn te maken door het college hoe het waterschap hiermee verder omgaat. Er is afgesproken dat er eerst duidelijkheid moet komen over de aanpak en de juridische en financiële consequenties en wat het betekent voor de bijdragen vanuit de gemeenten voordat fasen 3 en 4 worden ingegaan. De fractie ziet niet waarom het gekoppeld zou moeten worden aan de kostentoedeling. De knelpunten zijn geen motief om er niet mee aan de slag te gaan. De heer Linzel hoort graag wat de gemeenten zien als knelpunten. Hij is het ermee eens dat de reactie zoals die neergelegd was niet op zijn plaats is. Mevrouw Blom denkt dat het goed is de rol van de provincie bij de goedkeuring van de kostentoedeling aan te geven. De voorzitter stelt voor hierop terug te komen bij het bespreken van de concept antwoordbrief. Het college neemt kennis van de reacties. De heer Okkerse is van mening dat de heer Linzel er terecht op heeft gewezen dat ZZL voor Zeewolde en Urk nog in fasen 1 en 2 zit. Voor de andere gemeenten gaat men naar fasen 3 en 4. Daarover wordt gerapporteerd in oktober/november. Dan is er inzicht in de financiële en juridische consequenties, in wat precies aan wie moet worden toegerekend, 1/15
in wat het resultaat is van de oriëntatie. Dan kan de volgende stap gezet worden. Mevrouw Van Oogen antwoordt dat vooral het behandelen van het plan van aanpak voor de fasen 3 en 4, waarin de AV nadrukkelijk heeft uitgesproken dat de schop niet eerder in de grond gaat dan 1-1-2009 als er een andere kostentoedelingssystematiek is, de reden is van de brieven van de gemeenten. Dit geldt vooral voor de gemeenten die de fasen 1 en 2 al doorlopen hebben. De voorzitter vult aan dat de AV bij het behandelen van de position papers in de vorige bestuursperiode heel duidelijk een tijdschema voor ogen had en dat ook aan de gemeenten gemeld heeft. De kern van de teleurstelling bij de gemeenten is dat dit tijdschema niet gehaald wordt. De heer Okkerse vindt dat moet worden voorkomen dat het waterschap in een onderhandelingstraject terechtkomt. Er moeten op voorhand geen uitspraken gedaan worden die ZZL op dit moment niet waar kan maken. Als het college per se een brief wil schrijven, moet die volgens hem meer in de sfeer van nieuw beraad over dat punt liggen. De voorzitter zegt dat de fasen 3 en 4 ingekaderd zijn in een nieuw tijdschema en een nieuwe procedure die afwijken van het vorige. Dat is gecommuniceerd en heeft geleid tot een uiting aan het bestuur van het waterschap. Hij nodigt de AV-leden uit dat te betrekken bij de andere agendapunten die daarover gaan. Het college komt terug met een conceptbrief die in de AV besproken kan worden. 3. MEDEDELINGEN EN STUKKEN TER KENNISNEMING a. mondeling Geen mededelingen. b. schriftelijk 1. Jaarverslag Handhaving 2005 De heer Van der Kooij is verbaasd over het hoge percentage overtredingen. Was dat altijd zo? Moet er niet meer voorlichting plaatsvinden? Moet het waterschap niet strenger opgetreden? De heer Geerse antwoordt dat het bijna allemaal waarschuwingen zijn geweest. In een heel klein aantal gevallen is een proces-verbaal opgemaakt of een bestuurlijke sanctie opgelegd. De voorzitter stelt voor na te kijken of er sprake is van een trendbreuk en dat aan de AV te melden. Mevrouw Van den Berg maakt een compliment voor het 100% voldoen aan de kwaliteitscriteria. Wat betreft de niet inrichting gebonden handhavingstaken is te zien dat er een daling is van 46%, maar een enorme stijging van kosten, waarvan gelukkig het merendeel verhaald kan worden. Hoeveel wordt er echt verhaald? De heer Geerse heeft geen antwoord op de vraag. De voorzitter zegt toe dat het antwoord te zijner tijd gegeven zal worden. 2. Resultaten Publieks- en Relatiemonitor Mevrouw Van Stenus merkt op dat zowel bij de burgers als bij de relaties wordt gesproken over een vervolgtraject. Mag de AV daaruit opmaken dat bij de burgers dit gelezen kan worden als een specifiek communicatietraject om het begrip voor de problematiek waaraan het waterschap werkt te vergroten? Waarbij dan tevens gewerkt kan worden aan het verbeteren en versterken van het imago van het waterschap. Uitleggen wat het waterschap doet met het geld van de belastingbetaler kan uitstekend verwoord worden in een goed communicatietraject. Daarnaast wordt bij het verbeteren van de samenwerking met relaties gesproken over het professionaliseren van het relatiemanagement/accountmanagement. Het lijkt de fractie zinnig ook hieraan een communicatietraject te koppelen, specifiek gericht op deze doelen. De fractie verneemt graag wat het college precies aan acties verwacht c.q. welke acties ondernomen worden om het oordeel over ZZL als regisseur van het proces, over de betrouwbaarheid en de snelheid van het afhandelen van vragen etc. te verbeteren. De voorzitter antwoordt dat een communicatiestrategie en een werkplan voor 2006 zijn opgesteld waarin veel van deze zaken opgepakt worden.
BO.446
2/15
Over dit traject wordt in de bestuursrapportage gerapporteerd. Er is een nulmeting gedaan omdat het college wil zien wat het effect is van de maatregelen die genomen zijn en van de gelden die het kost. 3. Beantwoording vragen n.a.v. actiepunten Geen opmerkingen. 4. RAPPORTAGE GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN Krediet aanleg drainage in de Gooimeerdijk Investeringskrediet vervangen kroosreiniger van gemaal Vissering te Urk Krediet natuurvriendelijke oevers Noordertocht Krediet stuwen Wilgenbos Geen opmerkingen. 5. VASTSTELLEN VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN 4 JULI 2006 VAN DE ALGEMENE VERGADERING Bij de aanwezigen ontbreekt de heer Geerse. Het verslag wordt met inachtneming van deze opmerking gewijzigd vastgesteld. BEDRIJFSVOERING 6. SAMENWERKING OP BELASTINGGEBIED RIJN MIDDEN De heer Nieuwenhuis vraagt aan de leden van de Algemene vergadering of de notitie voldoet aan hetgeen aan het college is meegegeven in de vergadering van 9 mei 2006, zodat verder gewerkt kan worden aan de totale notitie die de AV in oktober/november ter vaststelling aangeboden zal krijgen. De heer Van Staveren denkt dat de notitie een basis biedt om verder te gaan. Samenwerking op belastinggebied is een goede zaak. Nu gaat het om drie partners, maar volgens hem is het een zaak die in de toekomst in beweging zal blijven. Men koerst af op een tussenstation. Als de organisatie van de grond komt, zal men op zoek gaan naar nieuwe partners en verder kijken naar mogelijkheden tot uitbesteden. Mevrouw Van den Berg is blij dat er aandacht is geschonken aan de opmerking te kijken of gemeenten mee willen doen en dat alle gemeenten die gevraagd zijn een positief afwachtende houding innemen. Grote gemeenten geven aan dat zij een dienstverleningsovereenkomst willen; de kleine gemeenten geven aan dat zij bestuurlijk willen participeren. Zijn beide constructies mogelijk? Als aandachtspunt geeft zij mee zo lang de gemeenten nog niet hebben toegezegd mee te doen, met de gemeenten te blijven communiceren. De heer Ras is van mening dat de punten die op 9 mei naar voren zijn gebracht netjes uitgewerkt zijn in het voorstel. De fractie gaat akkoord met het voorstel. De heer Herrebrugh merkt op dat in de eerste fase het uitgangspunt was dat door middel van schaalvergroting een efficiencyslag gemaakt moest worden, die tot een substantiële financiële besparing bij de aangesloten organisaties zou leiden. In de notitie wordt dat verwoord door het opvoeren van een formatiereductie van circa 20%. Uit ervaring weet hij dat puur een formatievermindering niet automatisch leidt tot een verbetering van de organisatie en al helemaal niet tot een verbetering van de efficiency. Bij samenwerkingsvormen gebaseerd op schaalgrootte tussen gelijkwaardige organisaties met dezelfde doelstelling, loopt men vaak aan tegen het punt dat de schaalvergroting leidt tot lagere efficiency, wat juist leidt tot hogere kosten. Als de AV besluit een deel van het eigen organisatieproces samen te voegen met andere waterschappen, zal dat gekwantificeerd moeten worden. Die kwantificering heeft hij niet kunnen vinden. Er wordt wel gesproken over aanzienlijke frictiekosten, die met de ontkoppeling van de eigen organisatieonderdelen samenhangen. Alleen een vermindering van overhead op de organisatie leidt niet tot rechtstreekse bezuiniging, de sociale kosten van het af te vloeien personeel zijn aanzienlijk en de frictiekosten van het overschakelen van de ene naar de andere organisatie zijn onoverzichtelijk. Toen de AV erover sprak is uitgegaan van een enkelvoudige doelstelling van de beoogde inningsorganisatie; het oprichten van een eenduidig, eenvoudig incassobureau dat zich bezighoudt met inning, invordering, navordering van de door het waterschap opgelegde belastingaanslagen. De heer Herrebrugh heeft al een aantal keren eerder gezegd geen goed gevoel te hebben bij dat proces. BO.446
3/15
De voorliggende notitie heeft hij met een zekere vreugde gelezen omdat de bezwaren die hij had er precies in verwoord staan. Een aantal uitgangspunten in de notitie geven exact aan waarom de richting die aangegeven staat, niet de richting is van een simpele incasso-organisatie. Hij citeert: “De belastingorganisatie moet een eigen identiteit krijgen, mede om een aantrekkelijke partner voor derden te zijn.” Verder in de notitie wordt zelfs gesproken over het voeren van eigen marketing. Alsof de organisatie zich als profit unit in de markt zou moeten bewijzen; alsof op basis van omzet winstgeneratie moet plaatsvinden. De heer Herrebrugh acht dit wezensvreemd voor de uitvoering van een overheidsorganisatie. Voor wat betreft rechtspersoonlijkheid wordt ingezet op de keuze voor een openbaar lichaam onder de WGR (Wet gemeenschappelijke regelingen). Uit ervaring weet hij dat de bestuurlijke problemen en samenwerkingsfricties gigantisch zijn. Daar waar het wettelijk niet mogelijk is om samenwerkingsverbanden van overheidsorganisaties anders te organiseren, hebben wij ermee te leven. Hij heeft geen voorkeur voor een dergelijke organisatievorm. Dat de instelling ervan bijna een “kerstboom” van bestuurlijke entiteiten met zich meebrengt, is mede een illustratie waarom het op deze manier in ieder geval niet moet. Er staat dat er bestuurlijk en ambtelijk overleg plaatsvindt over de strategische beleidsagenda. Waarom dient een simpel incassobureau een strategische beleidsagenda te hebben? Het nut daarvan ontgaat hem volledig. Het is geen wonder dat gemeenten zich terughoudend opstellen, met name gebaseerd op de scepsis ten aanzien van de financiële voordelen. De heer Herrebrugh deelt mee dat, indien het college een concreet voorstel op basis van de uitgangspunten van deze notitie aan de AV voorlegt, hij tegen zal stemmen. De heer Nieuwenhuis proeft bij een groot deel van de AV-leden instemming met de notitie en vertrouwen in het eindproduct, de totaalnota die in oktober/november (het moment van go of no go) in de AV ter besluitvorming wordt voorgelegd. Als wat de heer Herrebrugh aangedragen heeft nog in het proces ingepast kan worden, zal het college dat doen. Maar de aandacht moet gericht worden op het eindproduct. Op aangeven van de AV in mei heeft het college de vier punten opgepakt en is bijvoorbeeld bij uitbesteden gekeken naar wat de wettelijke taak is en wat onder te brengen is bij een administratiekantoor. Daarnaast spelen natuurlijk ook zittende formaties in de drie moederorganisaties een rol. En ook het aspect bestuurlijke filosofie en de bestuurlijke invloed die zowel college als AV blijvend op zo’n proces wil houden. Uiteindelijk wordt een mengvorm gekozen waarbij een organisatie ontstaat die met een zekere slagvaardigheid aan de slag kan. Een organisatie die de boer op kan om partners te werven zodat een groeimodel ontstaat. De heer Nieuwenhuis denkt dat het een organisatie gaat worden met kansen die voor de regio midden Nederland interessant zijn om bij aan te haken. Wellicht kan dat in wisselende vormen. Grote gemeenten in Flevoland hebben gezegd dat zij hun zaken redelijk op orde hebben; zij zien geen aanleiding nu in dit proces te stappen. Dat past de organisaties wel, want de waterschappen willen de start van de organisatie eerst benutten om de zaak gedrieën goed op orde te krijgen en goed te laten draaien. Drie organisaties die in elkaar geschoven worden, moeten de tijd gegund worden eerst goed aan elkaar wennen. Het is mogelijk dat wisselende verbanden aangegaan worden. Met degene die alleen diensten af wil nemen, wordt een dienstverleningsovereenkomst afgesloten; degene die bestuurlijk wil participeren zal deel kunnen nemen in de gemeenschappelijke regeling. Met twee vertegenwoordigers per organisatie ziet de heer Nieuwenhuis niet direct een log lichaam op bestuurlijk niveau ontstaan. Met deze stap en het eindproduct dat er straks zal liggen wordt een goede stap gezet naar besparing op de perceptiekosten. Voor de drie organisaties afzonderlijk is het becijferd op € 12 miljoen. Met het model voor de drie waterschappen samen komt het uit op € 8 miljoen. Hij ziet dat als een tussenstap. Met de vergroting van het klantenbestand moet het mogelijk zijn de kosten voor de waterschappen naar beneden te brengen. De heer Nieuwenhuis denkt dat het op dit moment niet oppertune is alle vragen van de heer Herrebrugh te beantwoorden, ze kunnen meegenomen worden bij de bespreking van de integrale notitie. BO.446
4/15
De voorzitter geeft aan dat het nu gaat om het vaststellen van de richting, van vragen die bij voorrang behandeld moeten worden. Mevrouw Blom vraagt of het nog steeds de bedoeling is dat ZZL in 2007 al de rekeningen gaat versturen. Het lijkt haar gevaarlijk snel als het go nog moet komen. De heer Herrebrugh merkt op dat hij in eerste termijn een aantal opvattingen heeft neergelegd. De vragen die hij had zijn in belangrijke mate al beantwoord in de bestuurlijke notitie. Hij staat open voor een discussie over het instellen van een gezamenlijk incassobureau. De voorstellen in de notitie overschrijden dit in aanzienlijke mate. Als het college een voorstel voorlegt dat is gestoeld op deze bestuurlijke uitgangspunten, kan hij daar niet mee akkoord gaan. De heer Nieuwenhuis antwoordt dat het de bedoeling is medio 2007 de organisatie op te tuigen. De belastingrun 2008 zal een product van de nieuwe organisatie zijn. De voorzitter vult aan het een uitdaging is te kijken of de opvattingen die de heer Herrebrugh naar voren heeft gebracht kunnen leiden tot een voorstel dat nog duidelijker is, zodat ook de categorie bedrijfsgebouwd ermee kan instemmen. De heer Veenink vraagt of de gemeenten eventueel per 1 januari 2009 kunnen participeren. De voorzitter bevestigt dit. Besloten wordt in te stemmen met de beantwoording van de in de vergadering van 9 mei 2006 gestelde vragen en de nadere voorstellen af te wachten. 7. KOSTENTOEDELING VANAF 2008/2009 De voorzitter leest het voorstel voor. Hij vat samen dat punt 1 en 2 over de uitgangspunten gaan, in punt 3 is beschreven hoe van situatie A naar B wordt gegaan en punt 4 geeft aan dat het definitieve besluit 10 oktober 2006 wordt genomen. De heer Nieuwenhuis stelt dat het hier gaat om een mix van een procesmatig en een principieel agendapunt. De tijd dringt en toch moet er tijd genomen worden om in overleg te treden met de Gedeputeerde Staten van Flevoland. Nu moet de stap gezet worden om de procedure met betrekking tot de wijziging van het Reglement Waterschap Zuiderzeeland voor te bereiden. Rekening moet worden gehouden met de tariefsontwikkeling die voorzien wordt voor de begroting van 2007 en met de onzekerheid of de wijziging van de Waterschapswet per 1-1-2009 wordt ingevoerd. Ook de externe druk als het gaat om stedelijk water speelt een rol, evenals de taakuitoefening buitendijks en het baggeren van de provinciale vaarten. Al deze zaken hebben ertoe geleid het voorstel in deze vorm aan de AV voor te leggen. De heer Okkerse geeft aan dat er een thematische vergadering over dit onderwerp is geweest waarin door het college van DenH gevraagd is om richtinggevende uitspraken. Deze vraag is in dezelfde vergadering weer teruggetrokken, er is vervolgens niet meer om gevraagd. De fractie Water Wonen en Natuur was in de veronderstelling dat de door de fractie gevraagde informatie voor de vergadering van vandaag beschikbaar zou zijn. Dat is echter niet het geval. De fractie ontbeert nu de gevraagde informatie die nodig is om tot een besluit te kunnen komen. De fractie heeft gevraagd om een aantal doorrekeningen. De heer Okkerse vindt dit geen goede manier om tot besluitvorming te komen. Voor de fractie is de tariefontwikkeling van belang. Er moet nu een ingrijpend besluit worden genomen. De voorzitter beaamt dat dit een belangrijk onderwerp is en dat er daarom een themavergadering is gehouden. Dat was een vergadering met als doel informatie-uitwisseling. In themavergaderingen vindt geen besluitvorming plaats. Het college wil voor dit besluit graag een groot draagvlak. De gestelde vragen kunnen nu nog niet openbaar behandeld worden. Het voorstel gaat niet over de principiële keuze of naar een andere kostenmethodiek gegaan moet worden. Bij navraag door het waterschap over het juridische en bestuurlijke traject, heeft de provincie aangegeven dat vanmiddag een beginselkeuze moet worden gemaakt. Anders is een tijdige reglementswijziging door de provincie niet mogelijk, met als gevolg dat de invoering per 1 januari 2008 niet gehaald wordt. Vandaag moet worden gediscussieerd over de beginselkeuze. Gekeken moet worden wat de mogelijkheden zijn om tot een geleidelijke overgang te komen. De gevraagde informatie moet zorgvuldig voorbereid worden en wordt
BO.446
5/15
nog verstrekt. Nu moet besloten worden of de AV in beginsel bereid is over te gaan naar een andere methodiek. De heer Goos merkt op dat er al enige tijd over dit onderwerp wordt gesproken. De AV staat als waterautoriteit voor een grote opgave. In waterschapsland is de afgelopen 10 jaar veel veranderd. Niet voor niets zijn 24 van de 26 waterschappen overgestapt naar een andere kostentoedeling. Het is steeds moeilijker kosten toe te delen aan een specifiek belang, het gaat steeds meer om het algemeen belang. Voorbeelden hiervan zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, WB21, Stroomgebiedsvisie en het stedelijk water. De heer Goos kan zich vinden in het voorliggende voorstel. Twee jaren geleden bleek het niet haalbaar te kiezen voor de methode ZZL. Als het nu tot de mogelijkheden zou behoren daar alsnog voor te kiezen heeft hij daar geen probleem mee. Hij benadrukt dat hij dit niet zegt vanuit een specifiek belang maar vanuit het algemeen belang. Het is belangrijk dat er nu een beslissing genomen worden. De heer Veenink sluit zich aan bij de woorden van de heer Goos. Hij is blij dat er nog een onderzoek plaatsvinden. Gekeken wordt hoe van A naar B gekomen kan worden. Het tijdpad is beperkt want op 10 oktober 2006 moet definitief besloten worden. Hij kan zich vinden in het voorstel. De heer Van Staveren bevestigt dat de ontwikkelingen zorgen dat er behoefte is aan een nieuwe kostentoedelingsmethodiek. Voor een aantal dossiers wordt het maken van die keus steeds urgenter. Wachten op de wetswijziging is niet mogelijk. Het is goed om deze zaak nu op te pakken. Er mag geen rem op de taakontwikkeling ontstaan. Nu er zoveel waterschappen zijn overgestapt naar Delfland zal ook ZZL die lijn moeten volgen. Er moet niet opnieuw gekeken worden naar bijzondere eigen modaliteiten. Daarvoor moeten er zwaarwegende motieven zijn en die zijn er niet. Voor de burgers met een eigen woning en huurders is een kostenstijging van € 50 op jaarbasis acceptabel. Dat hoeft niet gestaffeld te gebeuren en kan in eens uitgevoerd worden. Zijn conclusie is dat de stap naar de nieuwe kostentoedelingssystematiek snel genomen moet worden, zonder punt 3 van het voorstel. De heer Okkerse is het eens met de conclusie dat de wereld verandert. Dit vraagt om een kritische zelfbeschouwing. Het gaat om een majeur besluit, een vrijwillige overgang. De € 50,00, die een woningbouwvereniging kan doorberekenen aan een huurder, is veel geld. Hierover heeft het waterschap van de 6 gemeenten een brief ontvangen. Het is vreemd dat de gemeenten Zeewolde en Urk exact dezelfde brief schrijven als de andere gemeenten terwijl ze nog in fase 1 en 2 zitten. Van deze 6 brieven is hij niet erg onder de indruk. Er is onvoldoende basis voor de AV om zich vast te pinnen op een ontwikkeling. De fractie wil over volledige informatie beschikken in nog 2 vergaderingen. In de eerste vergadering kan dan van gedachten worden gewisseld, zodat in de tweede vergadering tot besluitvorming kan worden gekomen. Dit is nodig voor een zorgvuldige besluitvorming. Zonder dat inzicht kunnen dergelijke verstrekkende beslissingen niet worden genomen. Hij stelt de door hem in de themabijeenkomst gestelde vragen nu formeel in de openbare vergadering. 1. Zijn er alternatieven op methode Delfland, welke zijn dat en wat zijn de mogelijkheden? 2. Welke knoppen zijn er binnen methode Delfland en wat zijn de mogelijkheden hier? 3. Wat zijn de tarieven op het moment dat de ingezetenenomslag 20% of 25% is? 4. Wat zijn de tarieven bij het begrotingsniveau voor 2007 voor methode Delfland en methode Oldambt/ Havelaar? 5. Wat is het verschil tussen de huidige verontreinigingsheffing en de toekomstige zuiveringsheffing? 6. Wat is het effect van een mogelijke aanzienlijke kostenstijgingen voor 2008? 7. Hoe ziet het beeld voor de tarieven eruit voor 2010 met de nieuwe financieringsstructuur? 8. Wat is het effect van het toedelen van de kosten van baggeren voor 60% naar de waterkwantiteitstaak en voor 40% naar de waterkwaliteitstaak? 9. Wat zijn de effecten op het tarief als in plaats van een 10 jaar scenario voor baggeren een 15 jaar scenario wordt aangehouden? BO.446
6/15
10. Wat zijn de effecten van het aanpassen van het kwijtscheldingsbeleid naar 100% kwijtschelding? In de thematische vergadering is aangegeven dat we op weg zijn naar een watersysteemheffing. Er zou weinig verschil zijn met de methode Delfland en het is niet de bedoelding in korte tijd tweemaal de tarieven te wijzigen. De methode Delfland kent echter verschillende modaliteiten. Er kan dus nog aan de knoppen gedraaid worden. De vraag is hoe tot een zo rechtvaardig mogelijk systeem gekomen kan worden. De heer Goos vraagt aan welke knoppen de heer Okkerse wil draaien. De heer Okkerse antwoordt dat het gaat om een ingewikkelde materie. Een waterschap als Noordhollands Noorderkwartier werkt met een andere variant van Delfland dan de zuivere variant. Er zijn 6 varianten, waarvan de een zuiverder is dan de ander. Hoofdzaak is dat gezocht wordt naar een rechtvaardig systeem. Mevrouw Schelwald constateert dat de AV nog niet alle informatie tot zijn beschikking heeft en dat nog niet alle consequenties duidelijk te overzien zijn. Vandaag kan over de randvoorwaarden een besluit genomen worden, zodat het proces in ieder geval in gang gezet kan worden en er geen tijdverlies optreedt. Ze hinkt op 2 gedachten. Enerzijds is de methode Delfland een noodzakelijk kwaad, waar het waterschap helaas niet omheen kan. De methode Delfland sluit onvoldoende aan bij de specifieke gebiedskenmerken van het beheersgebied van het waterschap. Dat blijkt ook uit de prognoses die gemaakt zijn. Hieruit blijkt dat waterschap Zuiderzeeland voor de huiseigenaren van goedkoopste waterschap de duurste wordt en voor de landbouw wordt waterschap Zuiderzeeland van het duurste waterschap het goedkoopste. Voor de landbouw en de natuur is dat verheugend, want daar drukken de lasten een steeds grotere stempel op de bedrijfskosten. Voor de ingezetenen, met name de huiseigenaren, is het schokeffect te groot en de procentuele stijging te rigoureus. Een paar jaar geleden is een elegante tussenoplossing bedacht, de methode Zuiderzeeland, die helaas niet op provinciale goedkeuring kon rekenen. De vraag is nu of methode Delfland versneld moet worden ingevoerd. Eigenlijk had al eerder een rechtvaardiger systeem ingevoerd moeten worden. Gelet op de inganggezette taakverschuiving van het waterschap, waarbij er steeds meer waterkwantiteitstaken (bagger, stedelijk waterbeheer) in het stedelijk gebied uitgevoerd worden is het evident dat er iets moet gebeuren. Voor dit stedelijk beheer een nog groter beroep doen op de categorie ongebouwd is geen optie. Mevrouw Schelwald concludeert dat er toe moet worden gewerkt naar een rechtvaardigere kostentoedelingsmethodiek die per 1 januari 2008 ingaat. Randvoorwaarde is dat alle mogelijkheden om een tijdelijk overgang te creëren onderzocht worden. Hetzij door een alternatieve kostentoedelingsmethodiek, of een variant van Delfland, waarbij de provincie gevraagd moet worden hiervoor open te staan. Hetzij door de ruimte dusdanig te benutten dat het effect op de tarieven minder groot wordt. De heer Herrebrugh sluit zich aan bij het betoog van mevrouw Schelwald en de heren Goos en Van Staveren. Hij was verrast door de opmerking van de heer Goos dat zijn insteek niet bepaald werd vanuit zijn vertegenwoordiging uit zijn categorie maar meer door zijn vertegenwoordiging van het algemeen belang. Hiermee zwaait hij een bijl naar de wortel van het waterschapsbestel. De voorzitter geeft aan de discussie tot de kostentoedeling te willen beperken. De heer Herrebrugh antwoordt hier zonodig op een ander moment nog op terug te zullen komen. Hij stemt in met het voorstel en ziet het feitelijke voorstel op 10 oktober graag tegemoet. De heer Nieuwenhuis heeft weinig vragen gehoord. Er zijn meer stellingnames geponeerd. Hij betreurt het dat de rekenmodellen nog niet beschikbaar zijn. Dit wordt voortvarend ter hand genomen. Er zijn nuanceverschillen in het model Delfland dat door de 24 waterschappen gehanteerd wordt. De bandbreedte waarop aan de knoppen gedraaid kan worden, wordt nog aangegeven. Het is prematuur om stap 3 over te slaan. Deze stap moet ook worden doorlopen. Er moeten gesprekken met Gedeputeerde Staten aangegaan worden over de lastenontwikkeling voor de mensen in dit gebied. De antwoorden op de vragen van de heer Okkersen worden nog gegeven. BO.446
7/15
De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. Het college heeft zich tijdens de schorsing beraden op de gemaakte opmerkingen en gestelde vragen in de eerst termijn. Uit de opmerkingen in de eerste termijn bleek dat de bereidheid aanwezig is om in definitievere zin een besluit te nemen. De bereidheid is aanwezig om vandaag in beginsel een uitspraak te doen over het ter hand nemen van de voorbereidingen voor de wetswijziging. Dit is in procedurele zin noodzakelijk. Gekeken is of dit zo geformuleerd kan worden dat de AV zich daarin kan vinden. Voorgesteld wordt punt 1 van het besluit te wijzigen. De voorzitter laat de voorgestelde wijziging op papier ronddelen. Hij zegt toe dat er voor 10 oktober 2006 nog een extra openbare AV komt, waarin gediscussieerd kan worden over de vandaag gestelde vragen. Hij leest het gewijzigde punt 1 van het besluit voor. “Besluit: Het college van Gedeputeerde Staten van Flevoland te verzoeken de voorbereidingen te starten om te komen tot een herziening van het Reglement Waterschap Zuiderzeeland met betrekking tot de bepalingen ten aanzien van de financieringsstructuur rekening houdende met de bepalingen van de Wet modernisering Waterschapsbestel, teneinde aldus de Algemene Vergadering in staat te stellen om in de vergadering van 10 oktober 2006 een besluit te nemen over de eventuele invoering van een nieuwe kostentoedelingsmethodiek per 1 januari 2008;” De rest van de tekst van het besluit is gelijk gebleven. De geest van de opmerkingen uit deze vergadering zijn in deze door het college van DenH geamendeerde tekst opgenomen. De heer Okkerse vraagt of de formulering bij punt 1 uitsluit dat er een soort overgangsregiem komt zoals in punt 3 aangegeven staat. In dat geval kan er misschien beter gekozen worden voor wat er eerst onder punt 2a stond. Punt 1 is anders geredigeerd, waardoor vast aan de gang gegaan kan worden zonder dat het waterschap zich aan een wijziging van de kostentoedelingsmethodiek per 1 januari 2008 vastlegt. Hierdoor heeft de AV de mogelijkheid te blijven meedenken. De laatste regel van punt 4 zou dan moeten zijn: In de vergadering van de Algemene Vergadering van 10 oktober 2006 aan de hand van de resultaten van het ingestelde onderzoek nadere besluitvorming te laten plaatsvinden over de eventuele invoering van een nieuwe kostentoedelingsmethodiek per 1 januari 2008. Dan sluit de tekst van punt 4 aan op de tekst van punt 1. Mevrouw Schelwald vraagt zich ook af of bij punt 1 het een het ander niet uitsluit. De redenatie klopt niet. Aan de provincie wordt gevraagd te starten zodat de AV een besluit kan nemen. Moet het niet andersom zijn, de AV moet een besluit nemen zodat de provincie kan starten. Loopt het waterschap niet het risico dat de provincie zegt “wij starten niet zolang er geen besluit is genomen, anders lopen we het risico alles voor niets te hebben gedaan”. De heer Van Staveren stelt dat het waterschap behoefte heeft aan een nieuwe kostentoedelingssystematiek. Alleen over de inregeling van de systematiek moet nog worden gesproken. Hij vraagt of er nog AV-leden zijn die methode Delfland niet wensen. De heer Nieuwenhuis constateert dat de heer Okkerse heeft geprobeerd om namens de fractie een broze discussie voor alle partijen dragelijk te maken. Dit is de meest dragelijke formulering op dit moment. De voorzitter geeft de context van de tekst weer. Er moet een motivering komen waarom het waterschap een kostentoedelingswijziging wil. De AV is zich er van bewust dat er een verandering moet komen. De provincie wordt gevraagd die verandering voor te bereiden, omdat dit een reglementswijziging vereist. Aan de provincie wordt op 10 oktober herbevestigd dat ze door kan gaan met de voorbereidingen. Daar waar staat “ten aanzien van de financieringsstructuur rekening houdende met de bepalingen van de Wet modernisering waterschapsbestel.” is het gebaseerd op economische waardering. De tekst van punt 1 en 4 beter op elkaar aan laten sluiten is een kwestie van redactie.
BO.446
8/15
De heer Okkerse antwoordt de heer Van Staveren dat het de bedoeling van de fractie was in de eerste termijn duidelijkheid te krijgen. De fractie is bereid mee te denken als het gaat om een herziening die ingaat op 1 januari 2008. Maar de fractie wil zich nu niet vastleggen als ze geen compleet beeld heeft. Om het tijdsprobleem niet te laten ontaarden in een procedurele onmogelijkheid om het nog voor elkaar te krijgen, is gekozen voor een zodanige formulering dat het een het ander niet bijt. Mevrouw Schelwald vraagt zich af of de formulering zoals die er nu ligt wel voldoende is voor de provincie. Duidelijk moet zijn dat de AV er voorstander van is dat er wordt toegewerkt naar een meer rechtvaardige kostentoedeling. Het moet niet zo zijn dat uitstel afstel gaat betekenen. De voorzitter verwacht dat de provincie met deze redactie genoegen zal nemen. Deze redactie geeft aan dat er voorbereidingen kunnen worden getroffen voor een reglementswijziging. Op 10 oktober wordt duidelijk of die voorbereidingen voortgezet kunnen worden. Tot die tijd kunnen de vragen die door de AV zijn gesteld beantwoord en bediscussieerd worden. Mevrouw Schelwald vindt dat toegevoegd moet worden dat de hele AV overtuigd is van de noodzaak om tot een nieuwe kostentoedelingsmethodiek te komen. De voorzitter zegt dit toe. Er komt een motivering vooraf. De heer Okkerse geeft aan dat de fractie zich niet vastlegt als het gaat om de invoering van de nieuwe methodiek per 1 januari 2008. Mevrouw Van den Berg gaat mee met de redenatie van mevrouw Schelwald. Ze vraagt zich af of de AV de stap naar de provincie wel moet nemen. Er kan ook gewacht worden op de extra vergaderingen. De heer Goos leest bij punt 1 “een besluit te nemen over de eventuele invoering van een nieuwe kostentoedelingsmethodiek”. Om tegemoet te komen aan de wensen van de fractie kan dat gewijzigd worden in een tekst waaruit blijkt dat de huidige kostentoedeling niet meer van deze tijd is en dat gekeken moet worden naar een rechtvaardigere kostentoedeling. Het woord “eventuele” is te vrijblijvend. De heer Okkerse herhaalt dat de fractie zich niet principieel wil vastleggen. Wat wel of niet rechtvaardig is maakt de meerderheid van de AV op 10 oktober 2006 uit. De voorzitter antwoordt mevrouw Van den Berg dat er niet gewacht kan worden tot een volgende vergadering. Dan is het te laat. Komende dinsdag moet er een signaal naar provincie afgegeven worden anders in de voorbereidingsperiode te kort. Hij vat samen dat: − Vooraf de noodzaak tot stelselwijziging nog eens benoemd wordt. − De AV vandaag het besluit neemt de provincie te verzoeken de procedure voor de reglementswijziging op te starten. − Op 10 oktober 2006 het definitieve besluit valt of de reglementswijziging doorgaat of niet. Hiermee vermijdt de AV de principiële vraag of het Delfland in zijn extreme vorm moet zijn. Er wordt de tijd genomen te kijken wat de varianten zijn. De voorzitter schorst de vergadering zodat de ingebrachte tekstwijzigingen op papier gezet kunnen worden. De voorzitter heropent de vergadering. De aangepaste tekst wordt uitgedeeld. “Besluit: 1. Het college van Gedeputeerde Staten van Flevoland te verzoeken de voorbereidingen te starten om te komen tot een herziening van het Reglement Waterschap Zuiderzeeland met betrekking tot de bepalingen ten aanzien van de financieringsstructuur rekening houdende met de bepalingen van de Wet modernisering Waterschapsbestel. 2. In de gesprekken met het college van Gedeputeerde Staten van Flevoland te opteren voor: a. het niet tussentijds wijzigen van de bestuurssamenstelling; b. het handhaven van de omslagklassen tot de datum van invoering van de watersystemheffing. 3. Het college van Dijkgraaf en Heemraden verzoeken te onderzoeken welke mogelijkheden aanwezig zijn om in de periode 1 januari 2008 tot de datum van de invoering van de watersysteemheffing een kostentoedelingsmethodiek te hanteren, welke een geleidelijke overgang BO.446
9/15
geeft tussen de kostentoedelingsmethodiek Oldambt/Havelaar en de kostentoedelingsmethodiek, gebaseerd op de wet Modernisering waterschapsbestel. Met als basis de onder 1 en 2 genoemde uitgangspunten. 4. In de vergadering van de Algemene Vergadering van 10 oktober 2006 aan de hand van de resultaten van het ingestelde onderzoek nadere besluitvorming te laten plaatsvinden over de kostentoedelingsmethodiek per 1 januari 2008.” Het college van Dijkgraaf en Heemraden nodigt de AV uit met het besluit zoals het nu voorligt akkoord te gaan. De heer Veenink merkt op dat hij zich kan vinden in het besluit zoals het nu is verwoord. Hij vraagt zich af of hij nu wel uit de voeten kan met de voorstellen over de baggervisie bij agendapunt 9. De heer Goos leest in punt 3 over de geleidelijke overgang tussen de kostentoedelingsmethodiek. Hij leest hierin dat de overgang geleidelijk kan plaatsvinden. De voorzitter concludeert dat de AV akkoord gaat met dit voorstel. Er is veel energie in dit agendapunt gestoken, maar samen is de weg gevonden om dit onderwerp verder te kunnen uitwerken. 8. OVERNAME AWZI ZEEWOLDE Overeenkomstig het voorstel wordt besloten de AWZI Zeewolde van de Waterlandstichting in eigendom over te nemen. WATERBELEID 9. BAGGERVISIE De heer Riemens wil een punt van orde naar voren brengen. De baggervisie hangt zeer nauw samen met de kostentoedeling, het is verstandig de baggervisie ook uit te stellen tot 10 oktober 2006. De voorzitter constateert dat een groot deel van de AV daar net zo over denkt. Besloten wordt dit agendapunt op 10 oktober na de kostentoedeling te behandelen. 10. KADERRICHTLIJN WATER NOTA 2006 (IJSSELMEERPOLDERS EN RIJN MIDDEN) Mevrouw Van Oogen vertelt dat deze nota nog niet ingaat op de financiering en de maatschappelijke kosten-batenanalyse. Basis van het voorstel is de voorkeur voor het middenscenario, dit laat onverlet wat de beide andere scenario’s in beeld brengen. De heer Van der Kooij geeft aan dat de fractie sympathiek staat tegenover het middenpakket. De fractie stemt in met de nota’s. Hij verzoekt de duidelijke grafiek die de tariefontwikkeling laat zien op te nemen in de meerjarenbegroting. De heer Goos leest dat gevraagd wordt voorlopig in te stemmen met het middenpakket. Een heleboel moet echter nog uitgewerkt worden en er zijn een boel aannames gedaan. Waarom is het noodzakelijk nu al te kiezen, zonder dat bekend is wat de effecten daarvan zijn? De einddatum is 2027. Er kan ook voor gekozen worden om eerst te zorgen voor een basispakket. Als blijkt dat de doelstellingen niet gehaald worden kan er alsnog voor gekozen worden de trein wat sneller te laten rijden. De investering bedraagt € 39 miljoen en de kapitaalslasten en exploitatie zijn € 11,7 en € 14,6 miljoen. Zijn kapitaalslaten en exploitatie samen met de investering de totale investering? Mevrouw Van Oogen antwoordt dat het alleen om het bedrag van de investering gaat. De heer Kram sluit zich aan bij de woorden van de heer Goos. Het ambitieniveau moet niet te hoog zijn. Als in Brussel wordt besloten voor het middenpakket te gaan, is er geen weg meer terug. Andersom is het wel mogelijk, de ambities naar boven kunnen wel bijgesteld worden. Het moet betaalbaar blijven. Hij stelt voor te beginnen bij het basispakket. De heer Van Staveren vindt het prettig dit stuk te hebben. Het is gebaseerd op kosteneffectiviteit. Hoe zit het met de planologische ontwikkelingen in het gebied? Hij vraagt aandacht voor de synergie tussen kaderrichtlijnmaatregelen en de ontwikkelingen van WB21. Het is goed om maatregelen te treffen in verband BO.446
10/15
met waterberging. En te kijken of er synergie-effecten mogelijk zijn als het gaat om waterkwaliteit. Het lijkt logisch voor het middenpakket te kiezen. Toch zijn er in het middenpakket zaken die wellicht niet zo verstandig zijn. Nu worden de duurzame oevers vervangen op het moment dat het nodig is. In het middenpakket staat dat veel eerder wordt vervangen. Hij vraagt zich af of dit wel verstandig is, of is het kapitaalsvernietiging. Water uit de Oostvaardersplassen (een natuurgebied) zuiveren klinkt bizar. Kan daar geen synergievoordeel behaald worden? De heer Riemens leest in de samenvatting dat bij het maximale pakket de doelen gehaald worden in 2015. Bij het middenpakket en het basispakket worden de ecologische doelen, naar verwachting, gehaald is 2021 en 2027 In de thematische vergadering heeft de heer Riemens gevraagd wat het wegwerken van het achterstallige baggeren voor invloed heeft op de Europese Kaderrichtlijn Water. Die invloed blijkt groot te zijn. Hij pleit daarom voor het basispluspakket. Dat kan goed uitwerken en brengt minder kosten met zich mee. Hij antwoordt de heer Van Staveren dat goede beschoeiing wegdoen kapitaalvernietiging is. Maar het kan ook op een andere manier, zodat wel aan het aantal km gekomen wordt en het reguliere onderhoud goed gebeurt. Mevrouw Van Oogen stelt dat er voorlopig voor het middenpakket is gekozen. Volgend jaar wordt naar de definitieve besluitvorming in 2009 toegewerkt. Dan wordt gekeken naar de kosten en of het maatschappelijk draagbaar is. Als de meerderheid van AV lager zou willen gaan zitten en eventueel later een tandje omhoog wil gaan is dat mogelijk. De definitieve besluitvorming over de snelheid is echter in 2009 aan de orde. Zij vindt het niet verstandig om nu de ambitie omlaag te schroeven. Volgend jaar wordt gekeken naar voorkoming van kapitaalsvernietiging en synergiemogelijkheden. Mevrouw Van den Berg leest als argument om niet te kiezen voor het basispakket dat de doelen dan niet gehaald zouden worden in 2027. In de samenvatting staat echter dat bij de keuze voor het basis- of middenpakket de doelen wel worden gehaald in 2027. De heer Goos leest op bladzijde 28 dat de kosten voor het afkoppelen van regenwater en oppervlaktewater voor 100% voor de gemeenten zijn. Zitten in de totale kosten die nu geraamd zijn ook de kosten die door derden gemaakt zijn? De heer Kram vraagt wanneer er definitief besloten moet worden. De voorzitter antwoordt dat in 2007 de maatregelen definitief in beeld zijn, dan komt de keuze bij de AV op tafel. De heer Ebbens wil een lager ambitieniveau. Iets lager inzetten en bijstellen als dat nodig is. Als het ambitieniveau te hoog gekozen wordt gaat het waterschap zichzelf voor de voeten lopen. Er moet worden gekeken wat het Rijn Middengebied wil. De voorzitter stelt voor dat in het Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn Midden wordt ingebracht dat de AV nog geen voorlopige keuze maakt. De heer Linzel vraagt welke keus de andere partners gemaakt hebben. Mevrouw Van Oogen antwoordt dat er a.s. vrijdag RBO-bijeenkomst is. Voor deze bijeenkomst wordt met de 2 partners in gesprek gegaan. De voorzitter vult aan dat dan ook alle gemeenten uit Rijn Midden en de 3 provincies aan tafel zitten. De heer Goos verwacht dat de effecten in het enen gebied veel positiever kunnen zijn dan in het andere gebied. De voorzitter concludeert dat de AV geen voorkeur uitspreekt en eerst de maatregelen beter in beeld wil hebben. Verder wordt ingestemd met de nota 2006. Mevrouw Van Oogen geeft aan dat het antwoord op de vraag over de tegenstrijdigheid in de tekst over het bereiken van de doelen in het basispakket nog beantwoord zal worden. Wat betreft de kosten van het afkoppelen van regenwater en kosten gemaakt door derden, komt er nog een antwoord. Besloten wordt in te stemmen met de Kadernota 2006.
BO.446
11/15
11. WATERAKKOORD OOSTELIJK EN ZUIDELIJK FLEVOLAND 2006 Mevrouw Blom merkt op dat op pagina 2 bij artikel 8 staat dat de informatieuitwisseling in plaats van 1 keer per maand 1 keer per jaar zal zijn. Maar op bladzijde 3 staat onder het kopje Personele consequenties dat het uitwisselen van gegevens en overleggen op dezelfde voet zal doorgaan. Mevrouw Van Oogen zegt toe dat het antwoord nog wordt gegeven. Besloten wordt in te stemmen met de voorgestelde wijzigingen van het Waterakkoord Oostelijk en Zuidelijk Flevoland 2006. 12.a REACTIE OP ONTWERP OMGEVINGSPLAN FLEVOLAND 2 EN ANTWOORDNOTA De heer Linzel merkt op dat het in de bijlage onder het kopje Veiligheid gaat over de buitendijkse gebieden. De provincie vindt dat het waterschap 10% van de benodigde versterkingen van de waterkeringen gereed moet hebben in 2009 en 75% in 2012. ZZL wil dat laten afhangen van de watersysteemheffing. De heer Linzel vraagt zich af of dat een goed signaal is. Hij stelt voor in beeld te brengen wat die 10% inhoudt. Zijn dat zulke substantiële bedragen dat het waterschap deze opmerkingen moet maken? Hierdoor ontstaat het beeld dat het waterschap wat minder belang hecht aan de versterkingen van de waterkeringen in het buitendijkse gebied. De heer Linzel kan zich voorstellen dat het goed is de druk op de ketel te houden bij de versterkingen categorie c. De verwachting is dat de toetsingspunten niet op tijd klaar zijn. Hij stelt voor er bij het Rijk op aan te dringen dat deze nodig zijn om zelf klaar te kunnen zijn met de beoordeling van categorie c. Wat betreft het veiligheidsbelang van de kades “wordt betreurd dat er op ambtelijk niveau geen vooroverleg is geweest”. Hij vindt het een reactie die spreekt van verongelijking. Er is niets op tegen ook naar andere kaders te kijken. Het stukje “Waterkwantiteit” is een reactie van het waterschap waarin uitgesproken wordt teleurgesteld te zijn over de beantwoording van Gedeputeerde Staten van Flevoland. Het zou goed zijn als iets meer vermeld wordt over de achtergrond. Als de heer Linzel leest over de waterbodemsanering, raakt hij in verwarring. Is het de bedoeling dat het waterschap in 2008 alles van klasse 4 gesaneerd heeft en in 2010 alles van klasse 3? Verderop in de tekst staat een ander tijdspad waarin staat dat klasse 4 veel later gesaneerd zou zijn. De heer Goos kan zich vinden in de reactie van het waterschap aan GS. Op het moment dat er voldoende onderling vertrouwen is en er wordt jaarlijks gerapporteerd kan afgesproken worden dat 2015 de einddatum is. Het waterschap moet zelf invulling kunnen geven aan het tijdspad van de werkzaamheden. De heer Veenink is het eens met de opmerking van de heer Goos. Mevrouw Van Oogen antwoordt op de opmerking van de heer Linzel over de 10% en de 75% van de versterking die gereed moet zijn, dat die relatie gelegd moet worden. Zijn opmerking over het ambtelijk vooroverleg ziet ze als een aanbeveling. De heer Van Veen antwoordt dat het bij categorie c gaat om informatie over de de hydraulische randvoorwaarden die van het Rijk moet komen. Het waterschap zit daarop te wachten. De voorzitter vertelt dat er in de onderhandelingen en de afspraken over de buitendijkse gebieden vastgelegd is dat er geen aparte klasse buitendijkse gebieden komt, het wordt opgenomen in het nieuwe watersysteem. Nu probeert de provincie het waterschap ertoe te verleiden eerder dan gepland allerlei dingen te doen. Het waterschap herinnert de provincie op deze manier aan de gemaakte afspraak. De aanbevelingen wat betreft het veiligheidsbelang van de kades en de tekst “wordt betreurd dat er op ambtelijk niveau geen vooroverleg is geweest” worden meegenomen. De heer Linzel vraagt wat de doelstelling is aangaande klasse 4 specie. Moet dat voor 2008 zijn opgeruimd? De voorzitter antwoordt dat Waterschap Zuiderzeeland verwacht de doelstellingen voor de waterbodemsanering, vastgelegd in het eerste waterbeheersplan, te halen. De ontwerptekst is conform het nieuwe OPF2.
BO.446
12/15
Sinds de vaststelling van het WBP zijn nieuwe locaties aangetroffen en daarom vraagt het waterschap in zijn zienswijze aanpassing van de tekst. Besloten wordt in te stemmen met de ontwerp reactie en de Antwoordnota. 12.b OostvaardersWold De heer Van der Kooij leest in de reactie dat er een hele lichte voorkeur voor variant 1 is. In de brochure staat dat variant 1 veel beter zou zijn dan variant 2 en 3. Het moet duidelijk zijn dat het om een lichte voorkeur gaat. De heer Veenink merkt op dat dit besluit voor een 30-tal agrariërs gevolgen heeft. Deze bedrijven moeten in de komende 10 jaar worden uitgeplaatst. In de SMB, de Strategische Mileubeoordeling, worden 3 varianten beoordeeld. Gekeken is onder ander naar de waterhuishoudkundige staat. In de SMB wordt aangegeven dat er een voorkeur bestaat voor variant 1. Wanneer hij de stukken van de AV leest komt deze keuze de heer Veenink enigszins vreemd voor. Hij heeft het gevoel dat de provincie graag haar plannen doorzet en de gebiedspartners daarin meemasseerd. Hij vraagt of gekozen wordt voor variant 1, zoals in de conceptbrief naar GS geschreven is, of zijn alle 3 de varianten gelijk. Dat is op dit moment onduidelijk. De heer Veenink kan zich vinden in de conceptbrief aan GS. Er is sprake van een bufferzone in de multifunctionele zone. Hoe groot wordt deze bufferzone? Maakt deze bufferzone onderdeel uit van de multifunctionele zone? Mevrouw Van Oogen antwoordt dat er een lichte voorkeur is voor variant 1. Dit is gestoeld op de stedelijke ontwikkeling die beoogd is in het gebied ten zuidwesten van deze zone. Een en ander kan in het kader van de planvorming worden aangepakt. De bufferzone staat op de tekening in de stukken ingetekend. Keuze voor een van de andere 2 varianten betekent een extra inspanning voor het waterschap. In relatie met de beoogde stedelijke ontwikkeling in Almere heeft variant 1 een lichte voorkeur. De heer Veenink had in de themabijeenkomst het idee dat alle 3 de varianten voor het college gelijkwaardig waren. Dat is dus niet het geval. Mevrouw Van Oogen antwoordt dat alle 3 de varianten het waterschap de kans geven zijn waterstaatkundige opdracht uit te voeren. Het surplus dat bij rood voor blauw meegenomen kan worden, maakt dat er een lichte voorkeur voor variant 1 is. Besloten wordt in te stemmen met de ontwerp reactie. 13. Peilbesluit Spiektocht Besloten wordt het peilbesluit Spiektocht met bijbehorende stukken overeenkomstig het opgestelde ontwerp vast te stellen. 14. Rondvraag De heer Ras is benieuwd naar de stand van zaken rond de Burchttocht. De agrariërs moesten voor 1 september 2006 en. De heer Okkerse las in Watervlug een oproep aan de medewerkers om zich beschikbaar te stellen voor de ondernemingsraad. Daarin werd aangegeven dat men bepaalde onderwerpen heeft besproken. Er stond echter niets over de outsourcing van de belastingpoot. De heer Van der Veen antwoordt dat dit veelvuldig informeel onderwerp van gesprek is in de OR. De formele adviesvraag vindt pas later plaats, als het college een voorgenomen besluit heeft genomen. De voorzitter antwoordt op de vraag over de Burchttocht, dat het waterschap vanuit de NBW-subsidie al lange tijd met medeoverheden in dit traject zit. Toen het in de AV aan de orde was is ja gezegd en zijn een aantal voorwaarden gesteld. Een van de voorwaarden was dat er door de agrariërs in dat gebied vrijwillig meegewerkt moest worden. Dat traject heeft wat langer geduurd omdat er ontwikkelingen waren die op een grotere schaal opgepakt zijn door de NOP. De gemeente Noordoostpolder heeft de onderhandelingen overgenomen. Afgesproken is dat voor 1 september de handtekeningen van de landeigenaren gezet moesten worden. Die handtekeningen zijn inmiddels gezet, de agrariërs hebben ja gezegd en werken mee. Het onderwerp wordt voorbereid zodat het voor definitieve besluitvorming in de AV op tafel kan komen. Deze herfst zal dit gebeuren.
BO.446
13/15
15. SLUITING Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter de vergadering en dankt de aanwezigen voor hun komst.
BO.446
14/15
Actiepuntenlijst Vergader datum
Agenda punt
24-1-2006 11-4-2006 23-5-2006
8 2 9
13-6-2006
3.b.1
13-6-2006
5
13-6-2006
9
13-6-2006
9
12-9-2006
7
12-9-2006
10
12-9-2006
10
12-9-2006
11
12-9-2006
12a
BO.446
ACTIE/VRAAG
Voorstel agendacommissie instellen Verzouting IJsselmeer Toepassing kostenverdeling baggeren. Pagina 3, exploitatiekosten x € 1000,--. Dat betekent 13,7 x € 1000,-- = € 13.700,--. Is dat aan de lage kant? Pagina 2, projectvergoeding. Wanneer is dat nieuwe beleid vastgesteld en door wie? Waarop is het gebaseerd? Op de kant zetten van klasse 1 en 2 specie in het stedelijk gebied.
Termijn/afspraak
Wordt meegenomen Reactie toegezegd Komt de volgende vergadering aan de orde. Wordt nagekeken.
De volgende AV-vergadering wordt hierop teruggekomen.
Wordt geagendeerd bij bestuurlijk overleg tussen provincie en waterschappen. Ideeënbus voor burgers Gekeken wordt hoe het komen met ideeën gestimuleerd kan worden. Richting provincie moet gesteld worden dat de hele De voorzitter zegt dit toe. Er AV overtuigd is van de noodzaak om tot een nieuwe komt een motivering vooraf. kostentoedelingsmethodiek te komen. Wordt nagekeken. Als argument om niet te kiezen voor het basispakket staat in de tekst dat de doelen dan niet gehaald zouden worden in 2027. In de samenvatting staat echter dat bij de keuze voor het basis- of middenpakket de doelen wel worden gehaald in 2027. Op bladzijde 28 dat de kosten voor het afkoppelen Er komt een antwoord. van regenwater en oppervlaktewater voor 100% voor de gemeenten zijn. Zitten in de totale kosten die nu geraamd zijn ook de kosten die door derden gemaakt zijn? Er komt een antwoord. Op pagina 2 bij artikel 8 staat dat de informatieuitwisseling in plaats van 1 keer per maand 1 keer per jaar zal zijn. Op bladzijde 3 staat onder het kopje Personele consequenties dat het uitwisselen van gegevens en overleggen op dezelfde voet zal doorgaan. De aanbevelingen van de heer Linzel wat betreft het Wordt meegenomen. veiligheidsbelang van de kades en de tekst “wordt betreurd dat er op ambtelijk niveau geen vooroverleg is geweest”
15/15