2-001
VERGADERING VAN DINSDAG 18 NOVEMBER 2003 ___________________________ 2-002
VOORZITTER: DE HEER COX Voorzitter (De vergadering wordt om 9.05 uur geopend) 2-003
Mededeling van het Voorzitterschap 2-004
De Voorzitter. – Wij zijn allen diep geschokt door het tragische nieuws van de bomaanslag op de Italiaanse basis in Nassiriyah op 12 november 2003. Het dodental staat nu op 27 mensen - 19 Italianen en 8 Irakezen – en er zijn vele gewonden.
Unie. Dit is altijd een plechtig moment in het werk van onze instellingen. De traditie wil dat dan een inventaris wordt opgemaakt van de situatie en een overzicht wordt gegeven van de door de Commissie voor het komend jaar geplande activiteiten. Helaas zijn wij dit jaar diep geschokt door de tragische gebeurtenissen die u, mijnheer de Voorzitter, zojuist in herinnering hebt geroepen en die een stempel hebben gedrukt op het nieuws van de laatste dagen. Ik heb het over de reeks gewelddaden die terreur hebben gezaaid en rouw hebben gebracht in Irak en Turkije.
Deze jonge mannen en vrouwen, toegewijde carabinieri, die hun missie met groot enthousiasme en plichtsbesef vervulden, hadden tot taak om te zorgen voor vrede en om het lijden van de bevolking van deze door oorlog verscheurde regio te verzachten. Negentien van deze mensen zijn nu naar hun vaderland teruggekeerd in doodskisten die met de Italiaanse driekleur zijn omhuld.
Evenals de uwe gaan ook mijn gedachten op dit moment uit naar Italië. Namens heel het Europese volk willen wij ons medeleven betuigen met de nabestaanden van de negentien jongeren die tijdens de vredesmissie de dood vonden. Onze gedachten gaan eveneens uit naar degenen in Turkije en in de joodse gemeenschappen die in rouw zijn gestort en naar al degenen in de wereld die lijden onder het toenemend terrorisme. Ik meen de gevoelens van heel de Commissie te mogen weergeven als ik mijn diep medeleven betuig met de door deze tragedies getroffen vrouwen, mannen en kinderen.
Ik heb namens dit Parlement al een sympathiebetuiging doen toekomen aan de nabestaanden van de slachtoffers, alsook aan president Ciampi, premier Berlusconi, minister van Defensie Martino, de politie en de strijdkrachten, en natuurlijk het Italiaanse volk. Onze gedachten gaan ook uit naar degenen die bij deze aanval gewond zijn geraakt, voor hun persoonlijk lijden en het tragische verlies van hun vrienden en collega's.
Dames en heren, de problemen waar wij dagelijks mee geconfronteerd worden tonen aan dat de Unie, ondanks deze moeilijke momenten, in goede gezondheid verkeert en dit ondanks de eurosceptici en de eurocritici. De huidige situatie is niet gemakkelijk want wij bevinden ons in een delicate en ingewikkelde overgangssituatie. Dat neemt niet weg dat een groter en sterker Europa nu binnen handbereik is.
Namens het Europees Parlement wil ik uiting geven aan onze diepe verontwaardiging en deze aanslag scherp veroordelen. Laat ons eer betuigen aan deze dag van nationale rouw in Italië en aan de moed en toewijding van de Italiaanse carabinieri en soldaten die in Irak hun leven hebben gegeven voor vrede en vrijheid. Ik wil u vragen ter nagedachtenis van hen een minuut stilte in acht te nemen.
Wij hebben economisch gezien twee moeilijke jaren achter de rug. Uit de laatste indicatoren blijkt echter dat wij deze moeilijke fase nu definitief achter ons laten. Algemeen wordt verwacht dat de economische bedrijvigheid zich in de tweede helft van dit jaar zal herstellen en in 2004 zal versnellen. Naar het schijnt is het ergste voorbij. Het vertrouwen van de bedrijven en de consumenten neemt weer toe en eindelijk zijn er weer tekenen van optimisme in het Europese bedrijfsleven.
(Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht)1 2-005
Wetgevings- en werkprogramma voor 2004 Eurostat 2-006
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over het wetgevings- en werkprogramma voor 2004 en de mondelinge vraag over Eurostat (PPEDE: O-0067/2003 - B5-0415/2003). 2-007
Prodi, voorzitter van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit is de laatste keer in deze zittingsperiode dat ik in dit Parlement de gelegenheid krijg een uiteenzetting te geven over de toestand van de 1
Bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties: zie notulen.
Concrete tekenen van economische herstel doen zich echter niet alleen voor in de Unie, maar ook in de andere gebieden van de wereld. In de Verenigde Staten handhaaft zich een sterke economische groei dankzij de monetaire en fiscale stimulansen en een verhoogde productiviteit. Zeer zorgwekkend is echter de omvang van het tekort. Dit zou volgend jaar nog wel eens kunnen toenemen ten gevolge van de belastingverminderingen en de kosten van het conflict in Irak. In Japan zijn de prognoses eindelijk weer goed en er doet zich eveneens een positieve trend voor in de andere Aziatische economieën. De economische groei wordt daar voor het komend jaar geschat op 6,7 procent. Ook uit de toetredingslanden komen positieven signalen. Men gaat ervan uit dat deze landen dankzij het algemeen herstel in Europa en de uitbreidingsvooruitzichten een economische groei zullen kennen van 3,8 procent. Ook
6 dit is een teken dat de politieke keuzes ter ondersteuning van de eenmaking van het continent correct waren. Dit herstel is echter, zoals ik al zei, nog wankel. Wij moeten de agenda van Lissabon sneller uitvoeren en voortgaan met de structurele hervormingen. Het Europees Groei-initiatief, waar de Commissie vanaf begin dit jaar aan werkt, heeft nu vorm gekregen. Daarin is sprake van openbare en particuliere investeringen om de groei en de werkgelegenheid een steuntje in de rug te geven. Dankzij de steun van de Europese Raad van oktober konden wij ons aanvankelijk voorstel omvormen tot een echte routekaart. Daarin hebben wij precieze acties en tijdschema´s opgenomen waarmee wij de financiële maar vooral ook reglementaire en administratieve hinderpalen voor deze investeringen kunnen overwinnen. In dit initiatief is ook de quickstart-lijst opgenomen. U weet dat daarop enkele projecten staan die klaar, of bijna klaar zijn voor tenuitvoerlegging. Wij hebben in nauwe samenwerking met de Europese Investeringsbank zesenvijftig projecten uitgezocht. Daarbij gaat het om vervoersnetwerken, energie, telecommunicatie en onderzoek. Bij de opstelling van de lijst werden enkele zeer duidelijke criteria aangehouden. Ten eerste moest het om projecten gaan die zich in een reeds vergevorderde ontwikkelingsfase bevonden en onmiddellijk van start konden gaan. Ten tweede moesten alle projecten een sterke grensoverschrijdende werking hebben en ten derde moesten de projecten een multiplicatoreffect hebben op met name de particuliere investeringen en slechts een gering milieueffect veroorzaken. Tot slot moesten de projecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling vooral een sterk innoverend vermogen hebben. Dan de financiering: het totaal pakket aan openbare en particuliere investeringen bedraagt 10 miljard euro per jaar tot 2010. De particuliere participatie varieert van project tot project, maar door de bank genomen zijn wij van plan de projecten te financieren met 60 procent overheidskapitaal en 40 procent particulier kapitaal. De openbare investeringen zullen dus ongeveer 6 miljard euro per jaar bedragen en ten laste komen van zowel de communautaire begroting als de begrotingen van de lidstaten. Dit bedrag komt overeen met 0,05 procent van het BBP van de Unie. U zult het met mij eens zijn dat dit een heel lage prijs is voor het weer aanzwengelen van de Europese economie. Deze prijs is ook verenigbaar met het Stabiliteits- en groeipact. Welke stappen moeten in dit initiatief worden gezet? Ten eerste zal de Europese Raad van december dit initiatief moeten goedkeuren. Ook moeten de lidstaten hun administratieve en reglementaire mechanismen gaan hervormen, want deze zijn vaak de grote hinderpaal voor de tenuitvoerlegging van deze projecten. Met dergelijke hervormingen kan men vooral de particuliere sector aanmoedigen tot participatie. Ik vraag de lidstaten dan ook hun nationale en regionale uitgavenplannen te coördineren met het Europees initiatief en aldus het effect van de investeringen te optimaliseren.
18/11/2003 Het wetgevings- en werkprogramma voor het komend jaar valt, dames en heren, samen met de grote veranderingen in de Europese Unie. Ik herinner slechts aan de belangrijkste tijdstippen voor de instellingen: de officiële toetreding van tien nieuwe lidstaten op 1 mei, de verkiezingen van juni en het verstrijken van het mandaat van de Commissie op 31 oktober 2004. Met het programma dat ik u vandaag voorleg willen wij de strategische doelstellingen bereiken die deze Commissie voor haar mandaat had vastgesteld. In dit programma wordt rekening gehouden met de bijzondere kenmerken van volgend jaar. Er komen drieënzeventig nieuwe voorstellen in voor. Dit lijkt misschien veel maar in werkelijkheid is dit aantal veel lager dan in vorige jaren. Deze voorstellen stroken met de politieke prioriteiten waarover van maart tot juni met het Parlement en de Raad een gestructureerde dialoog is gevoerd. De belangrijkste prioriteit is de vormgeving van de uitgebreide Unie. Daarbij hebben wij twee belangrijke doelstellingen voor ogen: het welslagen van de toetreding en het effenen van de politieke weg tot de nieuwe financiële vooruitzichten. Wat de stabiliteit betreft moeten wij een nabuurschapbeleid ontwikkelen opdat wij om de grenzen van Europa heen een kring van bevriende landen kunnen creëren. Wij moeten voor 1 mei 2004 de agenda van Tampere afmaken en de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid voltooien. Bij onze derde prioriteit, de groei, moeten wij meer vaart brengen in de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon. Operationeel gezien worden met dit programma de doelstellingen van het nieuwe Interinstitutionele Akkoord aangevuld. Daarbij is ons oog ook gericht op de stroomlijning van de wetgevingsactiviteiten. Wij hebben bijvoorbeeld ervoor gezorgd dat onze voorstellen aansluiten bij de jaarlijkse en meerjarige planning van de Unie en wij zijn van plan de belangrijkste initiatieven te onderwerpen aan de geïntegreerde effectbeoordelingsprocedure. Wat de stabiliteit en de veiligheid betreft hebben wij op de Top van Thessaloniki een reeks voorstellen gedaan voor justitie en binnenlandse zaken en de grondslag gelegd voor een nieuwe beleid van goed nabuurschap. De voorstellen op economisch gebied betreffen de strategie van Lissabon, de voltooiing van de interne markt, het onderzoek en de trans-Europese netwerken. Wij mogen in deze context echter ook het recente wetskader voor de chemische sector niet vergeten. Ik moet echter zeggen dat wij dit jaar wel erg veel hooi op onze vork hadden genomen. De Commissie is er ook niet in geslaagd alles af te maken wat zij zich had voorgenomen. Daarom staan op het programma voor 2004 ook enkele nog niet voltooide initiatieven. Ik wil namens heel het college mijn waardering uiten voor de uitstekende samenwerking van de zijde van het Europees Parlement bij de programmeringswerkzaamheden. De gestructureerde
18/11/2003 dialoog is weliswaar een goed instrument gebleken, maar kan en moet verbeterd worden. Volgend jaar staan onze beide instellingen enkele belangrijke gebeurtenissen te wachten en wij zullen als Commissie dan ook in nauwe samenwerking met het Parlement streven naar een verbetering van onze betrekkingen. Zo zijn wij van plan in april aanstaande de huidige dialoog te vervangen door een gedachtewisseling tussen de Conferentie van commissievoorzitters en vice-voorzitter de Palacio. Eveneens zijn wij van plan de schriftelijke procedure te gebruiken voor de tussentijdse evaluatie van het programma en tot slot zullen wij de presentatie van het programma voor 2005 - waar de volgende Commissie verantwoordelijk voor zal zijn - uitstellen tot de plenaire vergadering van 2004. Op die manier sluiten de verschillende termijnen op elkaar aan. Wij hebben tot slot een eerste evaluatie gemaakt van de interne hervormingen, die hebben geleid tot een modernisering van het financieel beheer en het personeelsbeleid. De ernstige onregelmatigheden die zich hebben voorgedaan in het vorige beheer van Eurostat - het Europees Bureau voor de Statistiek - waren voor ons aanleiding tot diep nadenken. Uiteindelijk hebben wij een actieplan vastgesteld en ik meen u daarvan de hoofdlijnen te moeten uiteenzetten. Neemt u mij niet kwalijk dat ik nu wat lang van stof ben maar dit is een belangrijke aangelegenheid. Reeds op 25 september jongstleden heb ik de gelegenheid gehad in de Conferentie van voorzitters uitleg te verschaffen over de kwestie van Eurostat. Ik heb gezegd hoe ik de feiten zag die naar voren zijn gekomen uit de onderzoeken van OLAF en uit het omvangrijke werk van de Commissiediensten. Ik heb evenwel erkend dat de communicatie tussen OLAF en de rest van de Commissie, tussen de directeur-generaal van Eurostat en de bevoegde commissaris, niet goed is verlopen en de Commissie daardoor niet in staat is geweest tijdig alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te nemen. Daarom heb ik beloofd een actieplan te zullen presenteren om deze gebreken te verhelpen. Na mijn optreden heeft de dienst Interne Audit zijn verslag voltooid en voorgelegd aan de Cocobu. Daarin staat geen enkel nieuw feit dat mijn analyse zou kunnen tegenspreken. Kortom, niemand betwist dat de grootste onregelmatigheden voor 1999 zijn begaan, in 2000 een begin is gemaakt met het orde op zaken stellen en dat, wat de belangrijkste aspecten van de zaak betreft, Eurostat, de Financiële controle en ander bronnen heel snel een beroep hebben gedaan op OLAF. De Commissie heeft echter niets kunnen ondernemen voor mei 2003 omdat er bepaalde tekortkomingen waren in de communicatie op de verschillende niveaus, en die tekortkomingen ben ik ook op het spoor gekomen. Toen zijn wij echter onmiddellijk doortastend opgetreden; we hadden sneller kunnen zijn en daarom leg ik u nu een actieplan voor. Dit plan is gegrondvest op de fundamentele beginselen van de hervorming. Tot de belangrijkste punten daaruit behoren de functionele onafhankelijkheid van OLAF, het in januari 2003 van kracht geworden nieuw Financieel Reglement, het nieuw Statuut van het personeel, de bepalingen betreffende de
7 rechten en plichten en de gedragscodes. Al deze hervormingen zijn geleidelijk aan doorgevoerd. Zoals ik reeds op 25 september heb gezegd, is het niet fair een oordeel te vellen over de hervorming, over de goede resultaten of de tekortkomingen daarvan, uitgaande van de veronderstelling dat deze reeds vanaf 2000 volledig operationeel was. Men moet de tijd van 2000 tot 2003 veeleer zien als een overgangsperiode. De kwestie van Eurostat toont anderzijds juist aan dat de hervorming goed gefundeerd was. Ik noem hier met name de mobiliteit met betrekking tot delicate posten, de scheiding tussen beheers- en controletaken en de instelling van een interne controleur. Wij moeten dus voortbouwen op de resultaten van de hervormingen, en die beginnen reeds vruchten af te werpen. Wij moeten de hervormingen consolideren en de middelen versterken die de politieke instanties in staat stellen de politieke verantwoordelijkheid te dragen. Wat Eurostat zelf betreft moet ik u eraan herinneren dat wij in de zomer 2003 krachtige maatregelen hebben getroffen: de vervanging van de directeur-generaal, het vacant stellen van de posten van operationeel directeur met uitschrijving van zowel interne als externe vacatures, verplaatsing van de post van de voor middelen verantwoordelijke directeur, herschikking van het organigram, enzovoort, en tot slot grote mobiliteit in de functies van de hoofden van de verschillende eenheden. Het leek mij bij deze aanpak in eerste instantie noodzakelijk de in 1999 vastgestelde gedragscode ten aanzien van de betrekkingen tussen de commissarissen en hun diensten te herzien. Wij moeten de algemene beginselen die ten grondslag liggen aan de code van 1999, en met name het beginsel van niet-inmenging in het beheer, behouden maar sterker de klemtoon leggen op de politieke verantwoordelijkheid van de commissaris. De commissaris moet niet alleen verantwoordelijk zijn voor zijn eigen activiteiten maar ook voor die van de diensten. In de herziene gedragscode zal dus een reeks bepalingen zijn opgenomen waarmee de informatie van de commissaris kan worden verbeterd en de commissaris in staat wordt gesteld zijn verantwoordelijkheid onder optimale omstandigheden uit te oefenen. Met andere woorden de commissaris zal moeten toezien op de werkzaamheden van zijn diensten en deze algemene aanwijzingen geven, ook op het vlak van het financieel beheer. De code zal eveneens voorzien in een specifieke procedure voor de betrokkenheid van de commissaris: de directeur-generaal moet de commissaris formeel betrekken bij elk feit of elke ontwikkeling op beheersgebied die de politieke verantwoordelijkheid van de commissaris of die van het college als zodanig raakt. Ten tweede wil ik antwoorden op een andere vraag die naar aanleiding van de Eurostat-kwestie is gerezen. Inderdaad waren er reeds voor mei 2003 bepaalde signalen. Er waren inlichtingen uit bepaalde hoeken van onze instelling. Deze waren echter onsamenhangend en maakten het ons niet mogelijk de ernst van de zaak te overzien. Als al deze signalen waren verzameld, in onderling verband waren gebracht en onderzocht,
8 hadden wij niet op de uitvoerige inlichtingen van OLAF hoeven te wachten om voorzorgsmaatregelen te kunnen nemen. Daarom heb ik besloten een nieuw mechanisme in te voeren en dit de taak te geven alle inlichtingen over mogelijke fraude, onregelmatigheden of laakbare daden te vergaren, in onderling verband te brengen, te onderzoeken en, zo nodig, de Commissie of de bevoegde commissaris daarvan op de hoogte te stellen, opdat de noodzakelijke administratieve of financiële maatregelen en met name de maatregelen tot bescherming van de financiële belangen van de Unie genomen kunnen worden. Ik heb besloten zelf de politieke verantwoordelijkheid voor dit mechanisme te nemen en mij daarin te laten bijstaan door de heer Neil Kinnock en mevrouw Michaele Schreyer. Onze werkzaamheden zullen op administratief vlak worden voorbereid door een groep die naast de secretaris-generaal een aantal ambtenaren op het niveau van directeur-generaal zal omvatten. Met dit mechanisme zullen wij vooral de controle op de van OLAF, IDOC en IAS ontvangen informatie moeten kunnen verbeteren. Laat duidelijk zijn dat dit mechanisme geen aanvullend onderzoek moet verrichten. Evenmin zal het de taak moeten overnemen van de politieke of administratieve verantwoordelijken. Deze laatsten zullen verantwoordelijk blijven voor het toezicht op het beheer en zullen het noodzakelijke gevolg moeten geven aan de ontvangen inlichtingen en de onderzoeksrapporten. Dit mechanisme zal vooral een toezichthoudende functie hebben en waarschuwingssignalen moeten geven. Ten derde heb ik besloten de informatiekanalen tussen de centrale en de operationele diensten te verbeteren, de verbindingen te versterken, bepaalde praktijken te verbeteren en gevolg te geven aan de door de controleur in zijn verslag gedane suggesties. Het gaat weliswaar met name om technische maatregelen maar deze zijn mijns inziens zeer belangrijk om de inlichtingenstroom en de stelsels van checks and balances te kunnen verbeteren. Ik heb deze maatregelen reeds uit de doeken gedaan in de Cocobu. Ik wil mijn betoog over Eurostat afsluiten met een aantal opmerkingen over OLAF. Iedereen erkent dat de huidige situatie in velerlei opzicht weinig bevredigend is. OLAF is een dienst van de Commissie maar als onderzoeksinstantie volledig onafhankelijk. OLAF is baas in eigen huis en besluit zelf over de uitoefening van zijn operationele activiteiten, en zo willen wij dat ook. Het vigerend rechtskader is echter heel onnauwkeurig als besloten moet worden over het al dan niet doorgeven van informatie aan de instellingen of de onderzoeksinstanties. Dat is in het geval van Eurostat funest gebleken te zijn. Ik wil echter niet dat door mijn opmerkingen over OLAF enige twijfel rijst: ik bevestig mijn volledig vertrouwen in de directeur, de heer Brünner. Ik geef enkel een analyse van de manier waarop deze instantie is georganiseerd en oefen geen kritiek uit op de werkzaamheden van de directeur, die uitgaande van het huidig kader dat heeft gedaan wat hij moest doen.
18/11/2003 De Commissie bevindt zich nu in een moeilijk parket. Zij moet de politieke en juridische verantwoordelijkheid nemen voor de werkzaamheden van OLAF zonder daarvoor de noodzakelijke middelen te hebben. Juridisch gezien is het echter die Commissie die verantwoordelijk is voor OLAF als er een rechtszaak wordt aangespannen en met name als particulieren zich als benadeeld beschouwen en schadeloosstelling eisen. Ik heb het Parlement voorgesteld OLAF, in afwachting van een Europese openbare aanklager, autonomie te garanderen binnen een duidelijk politiek kader. Dat is mijn doel, maar wij blijven nadenken over een volledige externalisering van OLAF. Om echter de huidige operationele problemen snel te kunnen oplossen, wil ik u een onmiddellijk te zetten stap voorstellen: de wijziging van de verordening inzake OLAF. Deze wijziging zou nog door dit Parlement moeten worden aangenomen. Wij moeten er namelijk voor zorgen dat onze opvolgers een operationeel rechtskader hebben waarbinnen zij rustig kunnen werken. Zoals het Comité van toezicht van OLAF heeft aangegeven, en ook uit de huidige werkzaamheden in de Cocobu en met name uit het verslag van de heer Bösch is gebleken, is het noodzakelijk de wetgeving te versterken. De Commissie zal daar rekening mee houden. Ik zal u nu de geplande verbeteringen voorstellen. Ten eerste willen wij de operationele autonomie van OLAF versterken door OLAF in staat te stellen doelgerichter te werken en zijn werk beter aan te passen aan de behoeften, vooral met het oog op de uitbreiding. Het zou goed zijn bepaalde horizontale taken die geen verband houden met het onderzoekswerk opnieuw door de Commissiediensten te laten vervullen. Ten tweede zal OLAF de mogelijkheid krijgen zich toe te leggen op zijn prioriteiten. Het zou bovendien goed zijn een discretionaliteitsbeginsel vast te stellen en in de verordening op te nemen. Dan zal OLAF in staat zijn de geschikte instanties te belasten met het toezicht op bepaalde, minder belangrijke gevallen of op de gevallen die geen deel uitmaken van zijn prioritaire activiteiten. Op die manier zal ook het onderzoekswerk kunnen worden versneld en efficiënter worden gemaakt. Ik moet hierbij evenwel verduidelijken dat het besluit om al dan niet een onderzoek in te stellen voorbehouden moeten blijven aan OLAF. Ten derde zal er duidelijkheid worden gebracht in de informatiestroom tussen OLAF, de instellingen en de betrokken organen. Dit betekent ook dat de belanghebbende instellingen zich moeten buigen over de vraag hoe zij met deze informatie willen omgaan. Het zou goed zijn een beter evenwicht te bewerkstelligen tussen de bescherming van de efficiëntie van de onderzoeken en de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Daarvoor moet onder andere worden opgehelderd wie de eindverantwoordelijkheid draagt voor de genomen besluiten. Ten vierde zal met de wijziging van de verordening ook het essentiële vraagstuk van de bescherming van het recht op verdediging worden geregeld. Ten vijfde zal worden nagedacht over het bestuur van OLAF, met dien verstande dat niet alleen de rol en de samenstelling van zijn Comité van toezicht moet worden versterkt maar
18/11/2003
9
ook een interinstitutionele raad van bestuur moet worden ingesteld.
hervormingen van de afgelopen jaren hebben wat dat betreft goede resultaten opgeleverd.
Kortom, ik stel voor dat OLAF in staat wordt gesteld het hoofd te bieden aan de grotere werklast die hem in de uitgebreide Unie te wachten staat, en dat OLAF dus efficiënter wordt gemaakt. Daarvoor moet OLAF meer personeel krijgen. Dat is onvermijdelijk in de nieuwe Unie. OLAF moet zich kunnen toeleggen op onderzoek en heeft daarvoor een aangepaste verordening nodig. Ik stel eveneens voor de verplichting van OLAF voor het afleggen van rekenschap van zijn activiteiten te versterken.
Het collegiaal karakter en de samenhang van de Commissie blijven dus in het middelpunt van mijn bekommernissen staan. Een uitgebreide Commissie zal zeker uitdagingen met zich mee brengen, maar die uitdagingen zullen niet gewonnen kunnen worden met het voorstel om de Commissie in twee niveaus op te splitsen en de helft van de commissarissen voor figurant te laten spelen.
Mijnheer de Voorzitter, dit zijn de grondlijnen van het actieplan waarmee ik wil antwoorden op de naar aanleiding van de Eurostat-kwestie gerezen vragen. Voor eind dit jaar zal een mededeling daarover worden gedaan. Dan zijn er nog de interne maatregelen in de Commissie. Ik verwacht dat deze vanaf de maand december zullen worden genomen. Ik hoop bovendien dat onze contacten met het Parlement dan ver genoeg gevorderd zullen zijn om ons in staat te stellen een wetgevingsvoorstel voor OLAF in te dienen dat een redelijke kans heeft om nog door dit Parlement te worden aangenomen. Dat zal ons ook vooruit kunnen helpen in de richting van een Europese openbare aanklager, waar wij allen steun aan blijven geven. Mijnheer de Voorzitter, aan het begin heb ik de belangrijke uitdagingen genoemd die ons in 2004 wachten. Daartoe behoort natuurlijk ook de Intergouvernementele Conferentie. U weet welke vraagstukken nog hangend zijn. Daarvan wil ik er nu slechts één noemen: de samenstelling van de Commissie. Van verschillende kanten wordt gezegd dat een Commissie met vijfentwintig of zelfs meer leden niet slagvaardig zou zijn. Ik wil hierbij echter duidelijk maken dat wij volgend jaar dit idee sowieso in de praktijk zullen kunnen toetsen, omdat wij dan zes maanden lang de collega´s uit de nieuwe lidstaten bij ons zullen hebben en de Commissie gedurende die tijd uit dertig leden zal bestaan. Natuurlijk zal dit slechts een overgangssituatie zijn. Er zullen ook geen nieuwe portefeuilles worden ingesteld en deze Commissie zal enkel duren tot het einde van dit mandaat. Vanaf 1 november 2004 zullen wij dan vijfentwintig commissarissen hebben. Ik ben ervan overtuigd dat een college van vijfentwintig of dertig commissarissen uitstekend kan werken. Ten eerste wordt met het Verdrag van Nice reeds de samenhang van een grotere Commissie gegarandeerd en zal de voorzitter van de Commissie vanaf het volgende mandaat meer bevoegdheden hebben voor de organisatie, de directie en de controle. Ten tweede ben ik het er niet mee eens dat de taken van de Commissie worden teruggebracht tot een twaalftal portefeuilles. Laten wij niet vergeten dat de commissarissen ook het gezicht zijn van Europa, in de ogen van de publieke opinie van hun landen van herkomst, en zeer zeker in de ogen van de burgers in de nieuwe lidstaten. Tot slot zal de efficiëntie van de Commissie niet afhangen van het aantal leden maar van de manier waarop de hulpbronnen worden gebruikt. De
Geachte afgevaardigden, ik heb het nu over de eerstkomende tijd gehad, maar de Commissie kijkt ook verder in de toekomst. Begin dit jaar hebben wij een uitgebreid denkproces op gang gebracht over de nieuwe financiële vooruitzichten. In 2007 zal de Unie waarschijnlijk uit achtentwintig leden bestaan, een half miljard inwoners hebben en over een nieuw grondwettelijk kader beschikken. Het is dus duidelijk dat wij nu al daarover moeten nadenken. Wij moeten ervoor zorgen dat wij eind 2006 alle noodzakelijke instrumenten hebben om goed te kunnen werken. De ervaringen uit het verleden tonen aan dat de tijd dringt. Als wij de toekomst voorbereiden moeten wij de politiek de eerste viool laten spelen. Voordat wij gaan rekenen en tellen moeten wij besluiten welk beleidskader wij voor de Unie willen. Wij mogen onze blik niet afwenden van onze doelstellingen: vrede, duurzame ontwikkeling, solidariteit en vrijheid. Concreet gesproken betekent dit dat wij in de volgende richtingen moeten werken: een routekaart voor de agenda van Lissabon en die van Göteborg, solidariteit tussen de landen en regio´s en hulp aan degenen die achter zijn gebleven, Europees burgerschap in een ruimte die niet enkel een markt meer is maar een politiek ruimte is geworden, en een externe dimensie voor ons model en onze politieke keuzes. Wat dit laatste betreft moeten wij beginnen met de landen in onze buurt waarmee wij de kring van vrienden moeten opbouwen. Het is belangrijk dat gedurende deze zittingsperiode - de zittingsperiode waarin de uitbreiding werd beklonken - een bijdrage wordt geleverd aan de vaststelling van de politieke lijnen van het project voor de uitgebreide Unie. Ter afsluiting wil ik hier nog aan toevoegen, mijnheer de Voorzitter, dat 2004 een jaar van uitdagingen, vernieuwing en verbintenissen zal zijn. De Europese verkiezingen zullen een zeer belangrijke gelegenheid zijn om de betrokkenheid van de burgers bij ons project te meten. De Commissie beseft dat zij een belangrijk baken is en continuïteit, stabiliteit en een dynamisch bestel kan verzekeren. Daarom willen wij nauw met het Parlement, de Raad en alle andere instellingen van de Unie samenwerken. Wij willen de weddenschap met de geschiedenis winnen. Samen kunnen wij een grotere, onafhankelijkere en sterkere Unie opbouwen. (Applaus) 2-008
10 Antonione, fungerend voorzitter van de Raad. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, gisteren hebben wij tijdens de werkzaamheden van de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen met grote belangstelling geluisterd naar de presentatie van het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2004, dat voorzitter Prodi nu ook op plechtige wijze heeft voorgelegd aan het Europees Parlement. Voor de Unie staan er in 2004 enkele belangrijke institutionele gebeurtenissen op de agenda. Daardoor krijgt het wetgevings- en werkprogramma een heel bijzondere betekenis. 2004 zal namelijk het jaar zijn van de grote veranderingen. Ik noem allereerst de ondertekening van het nieuw Grondwettelijk Verdrag, waarmee de grondslag moet worden gelegd voor de toekomstige ontwikkeling van de Unie. Eveneens zullen volgend jaar de verkiezingen worden gehouden voor het Europees Parlement en daaraan zullen voor het eerst ook de burgers en kandidaten uit de tien nieuwe lidstaten deelnemen. Op 1 november 2004 zal de nieuwe Commissie haar werkzaamheden volledig opnemen en tot slot zal in 2004 een begin worden gemaakt met de onderhandelingen over de vaststelling van de komende financiële vooruitzichten, die van doorslaggevend belang zullen zijn voor de oriëntatie van de communautaire beleidsvormen in de komende jaren. Ofschoon de Raad nog geen standpunt heeft kunnen innemen ten aanzien van het programma van de Commissie, is hij het ongetwijfeld eens met de drie grote, door de Commissie aangegeven prioritaire sectoren: uitbreiding, stabiliteit en duurzame groei. Wij kunnen deze onderschrijven. De Raad heeft nota genomen van de door de Commissie aangegeven doelstellingen en van de initiatieven en voorstellen die zij in de loop van 2004 denkt te presenteren om de genoemde prioriteiten ten uitvoer te leggen. Gezien de institutionele gebeurtenissen van komend jaar zullen de wetgevingswerkzaamheden zo doelgericht mogelijk moeten zijn en het voorzitterschap is dan ook verheugd over het feit dat de Commissie heeft beloofd zich eerst te zullen toeleggen op de allerbelangrijkste initiatieven. Ik wil er eveneens op wijzen dat de samenwerking tussen de Raad en het Parlement nog sterker dan in het verleden van doorslaggevend belang zal zijn om de voorstellen van de Commissie binnen het gewenste tijdsbestek te kunnen aannemen. De Raad is blij dat de Commissie van plan is de nieuwe effectbeoordelingsprocedure volledig toe te passen. Zoals de Europese Raad van afgelopen oktober heeft onderstreept, is die procedure zeer belangrijk om te vermijden dat de communautaire wetgeving een schadelijke weerslag heeft op het mededingingsvermogen van de Unie ten opzichte van de andere grote economische ruimten in de wereld. Het voorzitterschap stelt bovendien tot zijn groot genoegen vast dat de jaarlijkse planning van de Commissie is geschied in het kader van de interinstitutionele gestructureerde dialoog. De dialoog
18/11/2003 tussen enerzijds de Commissie en anderzijds de Raad en het Parlement werd op gang gebracht met de mededeling van de Commissie over de jaarlijkse beleidsstrategie en stelt deze twee instellingen in staat hun zienswijze te geven over de voorstellen van de Commissie voor het volgend jaar, en wel voordat het definitieve wetgevingsen werkprogramma wordt opgesteld. Daarom moet ik erop wijzen dat hoe eerder die jaarlijkse beleidsstrategie wordt gepresenteerd hoe nuttiger en vruchtbaarder die dialoog in de toekomst zal zijn. Met een vroegtijdige presentatie van die strategie zal het vooral mogelijk worden een debat te voeren over de begrotingsprocedures uitgaande van de resultaten van de gestructureerde dialoog met het Parlement en de Raad. Ofschoon, zoals ik zojuist al zei, de Raad nog geen standpunt heeft ingenomen ten aanzien van het werkprogramma van de Commissie, kunt u ervan uitgaan dat de Raad daarmee rekening zal houden bij de planning van zijn eigen werkzaamheden. Ik wil er dan ook op wijzen dat overeenkomstig de door de Europese Raad van Sevilla goedgekeurde hervormingen - die tot doel hadden meer continuïteit en coherentie te brengen in de werkzaamheden van de Raad - de zes delegaties die in de komende drie jaar het voorzitterschap van de Raad zullen uitoefenen, een meerjarig strategisch programma aan het opstellen zijn. Dat programma zal door de Europese Raad van december worden aangenomen. Ik wijs er bovendien op dat de toekomstige voorzitterschappen - het Iers en het Nederlands voorzitterschap - die leiding zullen moeten geven aan de werkzaamheden van de Raad met betrekking tot de initiatieven van de Commissie voor 2004, reeds bezig zijn met de opstelling van het jaarlijks programma van de Raad, net zoals het Grieks en het Italiaans voorzitterschap dat voor dit jaar hebben gedaan. Natuurlijk zal het Parlement zo snel mogelijk op de hoogte worden gebracht van de resultaten van die werkzaamheden en dan zal het Parlement eventuele opmerkingen kunnen maken overeenkomstig de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord voor betere wetgeving. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als u het goed vindt wil ik tot slot naar aanleiding van dit debat over het programma van de Commissie enkele korte opmerkingen maken over de ambities van het Italiaans voorzitterschap met betrekking tot de komende Europese Raad van december. Ik beloof u echter dat ik tijdens de komende plenaire vergadering in Brussel hier met een meer gedetailleerde uiteenzetting op terug zal komen. De besluiten van de Top van december zullen in zekere zin een afspiegeling zijn van de door de Commissie aangegeven prioriteiten en zullen een bijdrage kunnen zijn aan de verwezenlijking van de voor 2004 vastgestelde doelstellingen. Wat de uitbreiding betreft zal de Europese Raad van december in eerste instantie, uitgaande van de door de Commissie recentelijk ingediende verslagen en
18/11/2003 strategische documenten, een oordeel moeten vellen over de vorderingen in de onderhandelingen met Bulgarije en Roemenië en een tijdsbestek moeten vaststellen voor de afsluiting van de toetredingsonderhandelingen met deze twee landen. Ook zal de Europese Raad, uitgaande van het verslag van de Commissie, een oordeel moeten vellen over de vorderingen die de tien toetredingslanden hebben gemaakt bij de overname en de tenuitvoerlegging van het communautair acquis. Wat de stabiliteitsdoelstelling in het programma van de Commissie betreft, zal de Europese Raad bij het intern beleid een evaluatie moeten maken van de vorderingen in de hoofdstukken asiel, migratie en buitengrenzen, met name in het licht van de in Thessaloniki, Sevilla en Tampere vastgestelde termijnen. Op extern vlak zal de Europese Raad daarentegen de door de secretarisgeneraal/hoge vertegenwoordiger uitgewerkte Europese veiligheidsstrategie moeten goedkeuren. Ook zal hij de kwestie van de massavernietigingswapens moeten behandelen en de in het kader van het EBVD gemaakte vorderingen moeten evalueren. De staatshoofden en regeringsleiders zullen eveneens een gedetailleerd werkprogramma van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie goedkeuren voor de betrekkingen met de Arabische wereld. Tot slot zal de Europese Raad op het gebied van de duurzame groei enkele concrete besluiten moeten nemen met betrekking tot het Groei-initiatief. Met name zal het quick-start-programma moeten worden goedgekeurd. De Europese Raad zal eveneens een verslag van de Commissie ontvangen waarin voorstellen zijn opgenomen voor de versterking van het productiekader ter voorkoming van deïndustrialisatie.
11 Mijnheer de voorzitter van de Commissie, u heeft er de afgelopen week voor gekozen om in Italië een politiek manifest te presenteren. Met dat manifest hebben wij op zich geen probleem, geachte voorzitter van de Commissie, hoewel ik daarbij wel de kanttekening wil plaatsen dat de binnenlandse politiek van een land niet de aanleiding zou mogen vormen voor het opstellen van een dergelijk verstrekkend politiek programma. Het Europees Parlement zou daarvoor een veel geschikter kader zijn geweest. Dat moet ook een keer gezegd worden … (Interrupties, langdurig applaus) … maar, mijnheer de Commissievoorzitter, dat is niet mijn belangrijkste punt. Mijnheer Cohn-Bendit, u zult ongetwijfeld nog de gelegenheid krijgen om uw standpunt nader uit te leggen; geef als democraat ook mij de gelegenheid om in alle rust mijn opvatting naar voren te brengen. Waar ik kritiek op heb, is dat u partijpolitiek heeft bedreven; dat u getracht heeft om een bepaalde politieke stroming, namelijk links in Italië, te verenigen. Daardoor heeft u de indruk … (Applaus) … gewekt dat er aan de ene kant mensen zijn die Europagezind en vóór hervormingen zijn en aan de andere kant mensen die geen voorstander van Europa zijn. Namens onze fractie kan ik u zeggen dat elk lid van onze fractie een Europees hart heeft. Wij moeten noch in Italië noch in Europa een wig tussen Europeanen drijven. (Applaus)
(Applaus) 2-009
Poettering (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, in de eerste plaats wil ik namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten ons medeleven betuigen met zowel de vermoorde Italiaanse soldaten en carabinieri als met de Irakese staatsburgers die slachtoffer van deze afschuwelijke misdaad zijn geworden. Ook spreken wij onze afschuw uit over de terreurdaden van de misdadigers in Istanboel en betuigen wij ons medeleven en respect ten opzichte van de familieleden en nabestaanden. Er zijn situaties in het politieke bestaan waarin men bepaalde uitspraken of een bepaald betoog het liefst zou vermijden. Helaas is dat vandaag niet mogelijk. Ik zal echter een rustig en zakelijk betoog houden, omdat ik wil voorkomen dat het vuur dat tijdens de politieke discussie in Italië in de afgelopen weken is opgelaaid, nog meer wordt aangewakkerd.
Het is ook niet zo dat uw uitspraak op persoonlijke titel is gedaan, want u bent de voorzitter van de Commissie. Degene die die functie bekleedt, handelt altijd namens alle Europeanen. Ik deel de mening van mijn collega Barón Crespo: Als de voorzitter van de Commissie lijsttrekker voor de Europese verkiezingen wordt, dient hij zijn functie neer te leggen. Mijn opmerking in de Corriere della Sera, mijnheer de voorzitter, heeft er dan toch in ieder geval ook toe geleid … (Applaus) … dat u nu eindelijk een keer duidelijk heeft gezegd dat u tot 1 november 2004 in functie zult blijven. Wij zijn verheugd over dat standpunt, maar een aantal leden van uw Commissie heeft zelfs de afgelopen week nog gezegd dat er geruchten rondwaarden omtrent uw kandidaatstelling op de lijst voor de Europese verkiezingen. Gelukkig heeft u nu duidelijkheid gecreëerd. Deze geruchtenmolen heeft echter ook een negatieve invloed op het imago van de Commissie als geheel gehad. Ik stel dat hier aan de orde, omdat dit een keer uitdrukkelijk aan de orde gesteld moet worden. (Applaus)
12 Iemand die een hoge functie in de Europese Unie bekleedt, moet altijd in gedachten houden dat zijn uitspraken uitgelegd zullen worden alsof ze namens de gehele Europese Unie zijn gedaan. En als de Corriere della Sera mij naar mijn mening gevraagd zou hebben over het standpunt van de voorzitter van de Europese Raad over Tsjetsjenië, dan had ik ook gezegd dat ik het niet eens was met de afgelegde verklaring. Wij proberen objectief te zijn en wij willen de belangen van Europa behartigen; dat betekent dat wij Europa niet uit elkaar mogen drijven. (Applaus) Mijnheer Prodi, ik wil u er graag aan herinneren dat u op 15 september 1999 in uw huidige functie benoemd bent, mede op basis van het door ons uitgesproken vertrouwen en ondanks het feit dat u geen deel van onze partijpolitieke familie uitmaakt. Wij hebben uw Commissie ons vertrouwen gegeven, hoewel de meerderheid van die Commissie eveneens niet tot onze partijpolitieke familie behoort, zodat de samenstelling ervan eigenlijk geen recht doet aan de verkiezingsuitslag. Daarom is het een goede zaak dat in het ontwerp van de Grondwet is opgenomen dat er bij voordrachten voor de voorzitter van de Commissie in de toekomst rekening zal worden gehouden met de verkiezingsuitslag voor het Europees Parlement. (Applaus) Ik hoop dat u ook iets over de stabiliteit van de euro zult zeggen, commissaris Solbes. Als ik het goed heb zult u zich vandaag ook over dit onderwerp buigen, voorzitter Prodi. Ik zou uw Commissie willen aanmoedigen - en commissaris Solbes nadrukkelijk willen bedanken voor zijn rol als hoeder van de stabiliteit van de euro - om de huidige koers voort te zetten, niet alleen ten opzichte van de kleine landen, maar ook ten opzichte van de grote landen van de Europese Unie. (Applaus) Mijnheer Antonione, ik stel de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de Raad vandaag bijzonder op prijs. Dat zou eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn, maar tot nu toe was dat niet het geval. Ik spreek mijn waardering uit voor uw aanwezigheid vandaag en zou u willen stimuleren en oproepen om tijdens de Intergouvernementele Conferentie geen voedingsbodem te creëren voor de ideeën die in sommige hoofden van de ministers van Financiën rondspoken om de rechten van het Parlement bij begrotingskwesties in te perken. Tegen dergelijke ideeën zal het Parlement zich met hand en tand verzetten. Ik hoop dan ook dat u duidelijk zult maken dat u aan de kant van het Europees Parlement staat en dat wij bij de begroting van de Europese Unie over gelijke rechten beschikken als de Raad van ministers. (Applaus)
18/11/2003 Tenslotte wil ik iets zeggen dat voorkomt uit het persoonlijke respect dat ik voel, zoals de voorzitter van de Commissie ook weet. Maar persoonlijke sympathieën en politieke kwesties moeten nu eenmaal gescheiden worden gehouden. Kritiek mag niet vanwege persoonlijke symphatieën worden verdoezeld en de waarheid moet worden gezegd. Mijnheer Prodi, u bent voorzitter van alle Europeanen. U bekleedt de hoogste functie in de Europese Unie. Stel ons als de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten in de gelegenheid om u tot het einde van uw mandaat - tot 1 november 2004 - ons vertrouwen te schenken. Als u bewijst dat u het verdient, staan wij aan uw kant. (Applaus) 2-010
Barón Crespo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, staat u mij toe dat ik namens de socialistische fractie in de eerste plaats onze solidariteit en ons medeleven betuig aan de familie van de Italiaanse carabinieri, aan de familie van de Iraakse burgers en aan de familie van de slachtoffers van de aanval op de synagogen in Istanboel, die de sefardische gemeenschap in Turkije vertegenwoordigen. "Sefarad" betekent "Spanje" in het Hebreeuws. Ik herinner u eraan dat de sefarden vijfhonderd jaar geleden een onderkomen hebben gevonden in het Ottomaanse Rijk, waar zij de verdraagzaamheid genoten die hun toentertijd in mijn land werd ontzegd. Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Poettering dat hij aan dit debat een politieke wending heeft gegeven. Vreemd genoeg mogen wij het hier kennelijk niet over politiek hebben. Ik heb de voorzitter van de Commissie inderdaad gezegd dat hij zijn ontslag moet aanbieden als hij voornemens is deel te nemen aan de Europese verkiezingen. Dat is echter niet alles. Ik heb ook gezegd dat de Commissievoorzitter momenteel kan rekenen op de steun van bijna het gehele politieke spectrum van het Europees Parlement en dat hij daarom zijn verantwoordelijkheden moet uitoefenen. Als burger heeft hij echter het recht om zijn visie op de toekomst van Europa uiteen te zetten. Daarom vind ik het een goede zaak dat voorzitter Prodi dit document over de droom van Europa heeft opgesteld. Ik verkies de geschreven tekst overigens boven de toespraak die hij hier vandaag heeft gehouden. Ik meen echter in de woorden van de heer Poettering een zweem van wrevel te bespeuren in de zin van: "dat was een van de onzen, maar nu is hij naar het andere kamp overgelopen". Mijns inziens heeft ieder van ons in de loop van zijn leven het recht om zijn visie bij te sturen en zichzelf te ontplooien. Het verheugt mij dan ook ten zeerste dat voorzitter Prodi op maatschappelijk en politiek gebied meer vooruitstrevende standpunten inneemt. Maar goed, daarover kunnen wij het later nog hebben.
18/11/2003 In elk geval hebben wij allen tot op de laatste dag van deze zittingsperiode een sterke en slagvaardige Commissie nodig. Hetzelfde geldt voor de Raad, want het grootste schandaal van de laatste dagen is wel dat de Raadsvoorzitter onduldbare uitspraken over Tsjetsjenië en Rusland heeft gedaan zonder ook maar enigszins rekening te houden met het standpunt daarover van de Raad van ministers, de Commissie en het Parlement. U allen hebt de gelegenheid om die fout recht te zetten. Morgen kunnen wij gezamenlijk onze stem uitbrengen over de ontwerpresolutie over de Top van Rusland. Met uw welnemen zou ik nu mijn aandacht willen richten op de toespraak van voorzitter Prodi. In de eerste plaats wil ik u erop attenderen dat mijn fractie, die ik hier vertegenwoordig, geen protest aantekent tegen het feit dat er minder voorstellen worden geformuleerd. Ons probleem is dat wij niet weten wat de voorstellen zijn. U hebt aangekondigd dat de vice-voorzitter, mevrouw de Palacio, zal gaan praten met de commissievoorzitters. Ik veronderstel dat wij op dat moment meer zullen vernemen. Tussen twee haakjes, in verband met de evaluatie van het politieke gedrag van de commissarissen zal ik de heer Poettering de verklaringen eens opsturen die mevrouw de Palacio in Spanje over de socialisten aflegt. U kunt ervan op aan dat zij geen enkele bijeenkomst van de Spaanse Volkspartij mist. Kortom, iedereen bedrijft politiek in zijn eigen land, niet alleen de heer Prodi. Wat de groei betreft, heeft de voorzitter ons deze beschreven in termen die eerder voor weersvoorspellingen worden gebruikt. Hij zei namelijk dat er enige verbetering op til is. Het lijkt mij belangrijk dat hij namens de Commissie verklaart hoe die het Stabiliteits- en groeipact denkt aan te passen aan de nieuwe situatie. Dat is een bijzonder relevant en absoluut noodzakelijk element dat gepaard moet gaan met een versterking van de economische governance. Mijnheer de voorzitter, het is mij opgevallen dat u de financiële vooruitzichten tot het laatst hebt bewaard alsof u die nog in extremis hebt toegevoegd. Het is een feit dat het planDelors van tien jaar geleden weer nieuw leven is ingeblazen. Ik denk dat het daarbij niet alleen gaat om de infrastructuur, maar ook om het zenuwstelsel dat de gehele Gemeenschap aanstuurt, namelijk onderzoek en ontwikkeling. Het verwondert mij echter dat u, gelet op het debat over het verslag-Sapir en de uitspraken van commissaris Barnier, niet dieper bent ingegaan op de hervorming van het cohesiebeleid. Mijns inziens verdient dat thema een veel explicietere benadering aangezien het van doorslaggevend belang is voor de nieuwe lidstaten en het evenwicht tussen de huidige partners.
13 voortdurend nieuwe instrumenten worden toegevoegd en de fundamentele rol van het Europees Parlement uit het oog wordt verloren. Ik betreur het dat de overige fracties in dit Parlement niet hebben ingestemd met het voorstel om in aanwezigheid van de Commissievoorzitter te debatteren over het verslag-Bösch, dat over fraude handelt; dit verslag is beschikbaar en hier door de heer Prodi genoemd. In verband met Eurostat neem ik nota van het voornemen om het begrip “politieke verantwoordelijkheid” nader te omschrijven en de hervorming van de gedragscode van de Commissie verder te concretiseren. Tot mijn verbazing wordt er echter een nieuw instrument gepresenteerd dat eigenlijk niet meer dan een duplicaat is van OLAF. Ik vrees dan ook dat het ons zal vergaan zoals op dat plaatje uit het sovjettijdperk waar een burger gevolgd wordt door twee KGB-agenten, die op hun beurt bewaakt worden door twee andere agenten, zodat er een oneindige rij ontstaat van personen die elkaar in de gaten houden. Het heeft geen zin om de beschikbare instrumenten zomaar te vermenigvuldigen. Zaak is dat er een duidelijke, democratische koers wordt gevaren, en daarbij is voor het Parlement een belangrijke rol weggelegd. Ik denk niet dat de oprichting van een nieuw machtscentrum in de Commissie de bestaande problemen uit de wereld zal helpen. Het is een algemeen voorkomende menselijke zwakte om mazen in de wetgeving te zoeken en ik geloof dat er daarover gezegden in alle talen zijn; er is zeker zo’n gezegde in het Spaans. Anders gezegd, het probleem wordt niet opgelost door steeds meer regelgeving en voorschriften in te voeren. Het komt erop aan om een concrete bewakingsmogelijkheid te ontwikkelen. In die zin lijkt het voorstel om OLAF te koppelen aan de Europese openbare aanklager mij bijzonder interessant. Ik zou willen weten wat de Raad - niet de Commissie - hiervan denkt, omdat het vooral de regeringen zijn die zich verzetten tegen de instelling van een Europese openbare aanklager. Het Parlement en de Commissie zijn het over deze kwestie nogal eens. Daarom, mijnheer de Voorzitter, is het nodig dat wij een urgentieprocedure op gang brengen zodat deze vraagstukken nog tijdens de huidige zittingsperiode kunnen worden besproken. Mijnheer de Commissievoorzitter, u hebt het over 25 of 30 commissarissen. Is dat een mogelijke compromisoplossing met het oog op de Top van december? Immers, uit de optelling blijkt dat sommige landen twee commissarissen krijgen. Tot slot nog een laatste punt. Blijft u bij uw voorstel om de portefeuilles te verdelen en binnen de Commissie met senior en junior commissarissen te gaan werken? (Applaus)
Ten tweede hebt u nagenoeg de helft van uw interventie aan Eurostat gewijd. Ik heb de volgende bedenkingen bij uw opmerkingen. In de eerste plaats moet ik u er in dit verband op attenderen dat, behalve de verslagen die binnen de Commissie en OLAF zijn opgesteld, ook het Europees Parlement, en met name het verslag-Casaca, in deze kwestie een belangrijke rol hebben gespeeld. Ik wil dat hier even in herinnering brengen omdat er
2-011
Clegg (ELDR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de ELDR-Fractie wil ik mij aansluiten bij de mensen die voor mij gesproken hebben door uiting te geven aan onze gevoelens van solidariteit en medeleven en onze condoleances voor de nabestaanden van de Italiaanse carabinieri en andere slachtoffers van de aanslag in Irak
14 vorige week en natuurlijk ook voor de nabestaanden van de slachtoffers van de afschuwelijke aanslagen op de synagogen in Istanboel. Ik zou willen afwijken van het politieke vuurwerk van een paar van de vorige sprekers door me te concentreren op het onderwerp dat vandaag aan de orde is - het jaarlijkse wetgevingsprogramma. Ik wil allereerst onderstrepen dat de ELDR-Fractie de voorzitter van de Commissie steunt in zijn recht om zich persoonlijk uit te laten over politieke kwesties met betrekking tot de toekomst van de Europese Unie. Het moet mij, als liberaal die veel waarde hecht aan de diversiteit en het pluralisme van de publieke opinie, wel van het hart dat ik enige persoonlijke twijfels koester over de vraag of het verstandig is om te pleiten voor twee tegenover elkaar staande blokken in het Europees debat, zij het hier, of meer in het algemeen, in de lidstaten. Om terug te komen op het jaarlijkse programma: andere collega's zullen later over de kwestie-Eurostat spreken. De ELDR-Fractie heeft de verbeteringen die de afgelopen jaren zijn aangebracht in de wijze waarop de Commissie dit belangrijke document heeft gepresenteerd, altijd toegejuicht. Tot een paar jaar geleden leek het niets meer dan een grillige boodschappenlijst van wetgevingsvoorstellen en nietwetgevingsvoorstellen. Er zijn pogingen geweest, zowel dit jaar als in voorgaande jaren, om een enigszins strategische denkwijze toe te passen en wij juichen een aantal van de recente vernieuwingen toe, zoals de ontwikkeling van meer rigoureuze effectbeoordelingsprocedures. Hoe dan ook, er is, zoals voorzitter Prodi terecht opmerkte, nog steeds ruimte voor verbetering, en we willen graag drie terreinen belichten waarop het document dat ons vandaag gepresenteerd is in onze ogen ernstig tekortschiet. Ten eerste: de keuze van de drie strategische prioriteiten - namelijk uitbreiding, stabiliteit en groei - is op zich prima. Maar deze prioriteiten zijn zo gebrekkig omlijnd dat je je moeilijk kunt voorstellen dat iemand het niet met ze eens kan zijn. En het lijkt net zo moeilijk om een wetgevingsvoorstel of een niet-wetgevingsvoorstel te bedenken dat níet onder een van deze strategische prioriteiten zou vallen. Met andere woorden, er lijkt geen echte keuze ten grondslag te liggen aan hetgeen de Europese Commissie dit jaar voorstelt en aan de gewenste strategische prioriteiten van de Europese Unie. Integendeel, het risico bestaat dat er een zeer onbestemde benadering van EU-aangelegenheden ontstaat vanwege het onbestemde karakter van de drie prioriteiten zelf. Ten tweede is er geen aanwijsbaar verband te vinden tussen deze drie vage prioriteiten en de uitvoerige bijlagen met wetgevingsvoorstellen en nietwetgevingsvoorstellen. Wij begrijpen wel dat een van de bijlagen, die net als de andere zo'n vijftig wetgevingsvoorstellen bevat, zogenaamd betrekking heeft op de prioriteiten en dat de andere bijlage dat niet heeft. Wie deze lijsten heeft bestudeerd weet dat ze onderling verwisselbaar zijn. De voorstellen zijn niet
18/11/2003 duidelijk ingedeeld naar prioriteit, maar kunstmatig verdeeld in twee categorieën. Met andere woorden, bij de selectie van de wetgevingsvoorstellen en nietwetgevingsvoorstellen die hier vandaag op tafel liggen, lijken de prioriteiten zelf helemaal niet als leidraad te hebben gefungeerd, wat deze selectie opnieuw een enigszins kunstmatig karakter geeft. Ten derde: deze zomer hebben we, zoals de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van de Raad ook al vermeldden, allen een Interinstitutioneel Akkoord getekend dat er uitdrukkelijk op is gericht om een betere wetgeving in de Europese Unie mogelijk te maken. In dit Interinstitutioneel Akkoord heeft de Commissie zich zonder meer verplicht om bij de presentatie van het jaarlijks wetgevingsprogramma in detail toe te lichten welk wetgevingsinstrument voor elk voorstel gekozen wordt en welke rechtsgrond ervoor gehanteerd wordt. De lijvige, ietwat ondoorgrondelijke bijlagen, maken wel hier en daar gewag van rechtsgronden, maar bevatten geen enkele verwijzing naar de wetgevingsinstrumenten waarvoor gekozen wordt. Het mag toch niet waar zijn dat de Commissie slechts een paar maanden na de ondertekening van een Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving, er bij de eerste de beste gelegenheid al niet in slaagt om de beloften van dat Akkoord gestand te doen? Als dat zo is, voorspelt dat niet veel goeds voor de verbetering van de wetgeving in de toekomst. Dit is een enorm belangrijk moment in de wetgevings- en politieke cyclus van de Europese Unie. Dit is het moment waarop de Europese Commissie haar opperste privilege en prerogatief uitoefent – namelijk het alleenrecht van initiatief. Dat recht van initiatief is alleen verdedigbaar als het wordt uitgeoefend op een manier die volledig controleerbaar en transparant is en waarbij de motieven volledig worden toegelicht en de politieke verantwoordingsplicht gegarandeerd wordt nageleefd. Op basis van wat we vandaag hebben gezien geloven we niet dat dat het geval is. Er is nog steeds veel ruimte voor verbetering. (Applaus) 2-012
Blak (GUE/NGL). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, namens de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links en in het bijzonder namens mijn Italiaanse collega's, wil ik ons medeleven betuigen aan de Italiaanse en Iraakse families die zo hard getroffen zijn. Wij keuren de vreselijke handelingen van de terroristen uiteraard af en wij veroordelen ze fel. Ik wil de spreektijd van de GUE/NGL-Fractie graag benutten om het over Eurostat te hebben en ik wil vooraf duidelijk stellen dat mijn fractie niet aanstuurt op een aftreden van de Commissie-Prodi naar aanleiding van Eurostat, in tegendeel wij willen deze zaak afhandelen, zodat de Commissie het laatste jaar in alle rust kan werken. Met de uitbreiding en de totstandbrenging van stabiliteit en groei, niet alleen in de EU, maar in de hele wereld, heeft de Commissie een ambitieus werkprogramma voor 2004. Helaas zal het Eurostatschandaal als een schaduw over de Commissie hangen
18/11/2003 tot duidelijk is wie de politieke verantwoordelijkheid ervoor op zich moet nemen. Wij verzoeken de heer Prodi de voor Eurostat bevoegde commissaris zijn bevoegdheid dienaangaande te ontnemen, zodat de Commissie in alle rust kan werken. Wij hebben het definitieve rapport van de dienst Interne audit over Eurostat ontvangen. Het bevestigt helaas wat wij al lang wisten, namelijk dat de administratie van Eurostat een schande was. Het was voor de dienst Interne Audit echter niet gemakkelijk vast te stellen wat er in Eurostat allemaal gebeurd is. Er is geen archief en de meeste documenten ontbreken. Het is daardoor niet mogelijk veel te zeggen over de praktijken na 1999, maar wij weten dat de illegale rekeningen tot de zomer van vorig jaar en dit jaar bestonden. Het gevaar bestaat dat er heel veel geld in verkeerde handen is gekomen. Wij weten dat er nog steeds geen databank van de contracten bestaat. Wij weten dat de audits zonder gevolg gebleven zijn. Wij weten dat er bijna nog niets gebeurd is om orde op zaken te stellen. Wij weten, met andere woorden, dat het beheer van Eurostat op een schandalige manier gevoerd is, ook na 1999. Wie neemt de verantwoordelijkheid daarvoor op zich? Blijkbaar niemand. De Commissie-Santer werd vijf jaar geleden tot aftreden gedwongen, omdat het Comité van wijzen tot de conclusie was gekomen dat er in de Commissie niemand bereid werd gevonden de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Na een hele reeks hervormingen hadden wij eigenlijk verwacht dat dit nu anders zou zijn, maar wij maken weer hetzelfde mee. Na de val van de Commissie-Santer hebben wij een nieuw artikel in het Verdrag ingevoegd. De voorzitter van de Commissie heeft nu de mogelijkheid een lid van zijn Commissie te ontslaan. Voorzitter Prodi heeft dit niet willen doen met het argument dat commissaris Solbes niet op de hoogte was van wat er bij Eurostat gebeurde. De heer Prodi heeft echter toegegeven dat commissaris Solbes passief is gebleven. Dit is naar mijn persoonlijke mening en die van mijn fractie even erg. Passiviteit en onverschilligheid zijn ook vormen van misdrijf waarvoor men zijn verantwoordelijkheid dient op te nemen. De heer Prodi heeft vandaag zijn actieplan voor Eurostat voorgelegd. Ik wil niet onder stoelen of banken steken dat mijn fractie de buik vol heeft van actieplannen. Wij willen resultaten zien. De voorbije vier jaar zijn er een hele reeks actieplannen en hervormingsplannen geweest. Het is natuurlijk positief dat er plannen zijn voor nieuwe en betere procedures en wij steunen dergelijke initiatieven beslist, maar ze volstaan niet. De mentaliteit moet veranderd worden en dat kan alleen als de voorzitter zijn ambtenaren een sterk signaal stuurt. Onregelmatigheden en fraude mogen niet ongestraft blijven. Herinner u de wijze woorden van de heer Prodi. Nultolerantie voor fraude. Bij deze mooie woorden is het blijkbaar gebleven. In de Commissie begrotingscontrole gaf ik nog geen uur geleden de raad een andere commissaris te zoeken die Eurostat het laatste jaar onder
15 zijn hoede neemt, zodat commissaris Solbes zijn andere bevoegdheden kan behouden. Voor het beheer van Eurostat krijgt hij een nul. Met zijn passiviteit heeft hij een cultuur van systematisch geknoei en onregelmatigheden in stand gehouden. Hij kan met andere woorden niet langer verantwoordelijk zijn voor Eurostat. Ik hoop echt dat de Commissie haar belofte inzake consequentie en nultolerantie ten opzichte van fraude nakomt, alsook dat ze iemand anders vindt die zich met Eurostat bezighoudt. 2-013
Frassoni (Verts/ALE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ook mijn fractie is diep geschokt door de tragische gebeurtenissen van de afgelopen dagen en schaart zich achter de blijken van medeleven. Het is echter illusoir te denken dat uit een verkeerde oorlog als bij een wonder vrede en democratie zouden kunnen voortspruiten. Het Midden-Oosten toont ons dagelijks aan dat vrede en democratie steeds verder in het verschiet komen te liggen en dit ook te wijten is aan het onvermogen van de internationale gemeenschap om tot echte samenhang te komen. De voorzitter van de Commissie is zijn redevoering vandaag begonnen met een optimistisch noot. Hij zei dat het doel van het groter Europa, van het Europa dat in staat is te antwoorden op de uitdagingen van deze tijd, binnen handbereik is. Daar ben ik het mee eens, maar ik vrees toch dat de voorgestelde recepten soms in het teken staan van een nogal conformistische politieke en economische visie. Wat daarbij in het middelpunt staat is niet het meest innovatieve en het meest stoutmoedige dat de Unie te bieden heeft. Collega Poettering, ik verzeker u dat de logica van het werkprogramma precies dezelfde is als die van het manifest van voorzitter Prodi. Aangezien wij graag aan politiek doen en onszelf voor een echte Europese politieke kracht houden, zijn onze opmerkingen mutatis mutandis van toepassing op beide documenten. De Commissie heeft zelf toegegeven dat zij enkel de economische aspecten van de strategie van Lissabon vastberaden heeft bevorderd. Voorzitter Prodi, dat is niet voldoende. Wij vrezen dat achter het politiek correcte concept van duurzame groei continue groei schuil gaat. De praktijk en de bestaande instrumenten tonen aan dat de milieudimensie een soort assepoester is. U weet dat het Groei-initiatief voor ons zeer belangrijk is, maar wij kunnen echt niet warm lopen voor de lijsten met wegen, vliegvelden en hogesnelheidstreinen. Daar zijn miljarden voor nodig, miljarden die voor een groot deel nog virtueel zijn. Een zeer belangrijk punt voor ons is de transparantie. Het is absoluut noodzakelijk dat de criteria voor financiering door de Europese Investeringsbank transparanter worden en het Europese Parlement sterker wordt betrokken bij de vaststelling daarvan. Wij zijn ook niet te spreken over het feit dat de Commissie blijft weigeren een actieplan voor energieefficiëntie te lanceren. Zij moet ophouden tegen kernenergie te knipogen. Wij hebben veeleer een overtuigend kader nodig voor investeringen in technologie, opdat wij hulpbronnen kunnen sparen en
16
18/11/2003
ons kunnen inzetten voor de sociale samenhang, het onderwijs en de innovatie. Afgezien daarvan is de Commissie ook veel te laat gekomen met haar voorstellen voor de hervorming van de structuurfondsen, en daarom zijn wij er niet zo zeker van dat de Unie tijdig een antwoord zal weten te geven op de uitdagingen in verband met de groei en de uitbreiding. Voor het welslagen van het Groei-initiatief is ook een intelligente toepassing van het Stabiliteitspact nodig - waar wij, mijnheer Prodi, nogmaals graag uw mening over willen horen - evenals een serieus programma voor de eerbiediging van het Protocol van Kyoto. Zonder een duidelijke koerswijziging in de meeste lidstaten zal de Unie niet in staat zijn aan haar verplichtingen te voldoen.
te bestrijden maar ook te voorkomen. Ik hoop dan ook van ganser harte dat als wij volgend jaar de nieuwe leden ontvangen - met open armen maar ook met open en transparante instellingen - wij alle gebeurtenissen van de afgelopen jaren kunnen vergeten.
Enkele maanden geleden hebben wij u, voorzitter Prodi, voorgesteld een stabiliteitspact voor het klimaat te lanceren. Daar hebben wij helaas geen antwoord op gekregen. Nu ons nog maar enkele weken scheiden van de COP9 in Milaan, willen wij u nogmaals attenderen op dat voorstel. Net als bij de begrotingstekorten moet de Commissie ook bij de doelstellingen van Kyoto de lidstaten die deze doelstellingen nog niet kunnen bereiken, tot de orde roepen. Ik noem hier met name Spanje, Italië en Portugal.
(Applaus)
Volgens ons ontbreken verder bepaalde vraagstukken in uw wetgevingsprogramma. Ik kan ze niet allemaal noemen en zal mij daarom beperken tot twee. Het Europees Parlement vraagt, mevrouw Reding, nu al bijna twee jaar lang met grote eensgezindheid om een ontwerprichtlijn, of tenminste een groenboek, over het vraagstuk van de mediaconcentratie en de vrijheid van informatie. Wij maken uit uw manifest op dat dit vraagstuk u na aan het hart ligt, maar waarom is de Commissie dan niet in staat daar iets aan te doen? Tot slot zijn al enkele maanden verstreken sedert de mislukking van Cancún en ik zou graag willen weten tot welke conclusies de Commissie is gekomen en wat zij van plan is te doen. Dat is namelijk een groot mysterie. Ook ontbreekt de band met de verwezenlijking van de millennium goal, commissaris Lamy. Dan tot slot nog de Eurostat-kwestie. Voorzitter Prodi, u zei dat u uit de Eurostat-kwestie lessen hebt geleerd. Uit uw tekst blijkt echter dat u één les kennelijk niet hebt geleerd. De Commissie moet namelijk veel meer naar het Parlement luisteren. De aanbevelingen in de kwijtingsverslagen zijn geen vriendschappelijke suggesties, maar dingen die de Commissie dwingen te handelen, tijdig te handelen. Na een futloze Commissie hebben wij een slagvaardige Commissie gekregen, en dat is uw verdienste. Nu hebt u nog een jaar de tijd om de Commissie doeltreffende initiatieven te laten nemen. Wij zijn voldaan over de gedragscode en de verbetering van de informatie tussen OLAF, de commissarissen en de directoraten-generaal. Wij waarderen ook - en dat zal u niet verbazen - de erkenning van de rol van de whistleblowers. Op veel van deze voorstellen had trouwens ook al het Parlement geattendeerd. Wij herinneren u er evenwel aan, voorzitter Prodi, dat transparantie een goede manier is om fraude niet alleen
Ik wil u, mijnheer Prodi, ter afsluiting namens mijn fractie nog zeggen dat uw verslag tekortschiet als het om een zekere gevoeligheid gaat: kennelijk is men nog steeds niet doordrongen van de verantwoordelijkheid voor de gemaakte fouten. U hebt zelf gezegd dat er reeds voor mei 2003 signalen waren. U had die moeten zien. Volgens ons zou dat echt niet teveel gevraagd zijn van de Commissie, zeer zeker niet na de gebeurtenissen met de Commissie-Santer.
2-014
Camre (UEN). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten betuig ik mijn medeleven en respect aan de familie van de Italiaanse politieofficieren, die hetzelfde lot hebben ondergaan als Amerikaanse en Engelse soldaten, en gedood werden door terroristen in Irak sinds het Parlement voor het laatst bijeen was. Wij betuigen tevens ons medeleven en respect aan de familie van de mensen die gedood zijn bij de aanslag op de synagoge in Istanboel. De westerse wereld moet de rangen sluiten bij de bestrijding van het terrorisme. Ik wil ook een woordje zeggen over de toelichting van de heer Prodi betreffende het Eurostat-schandaal. Wie de heer Prodi gehoord heeft, bijvoorbeeld vandaag in de Commissie begrotingscontrole, zou geloven dat wij allemaal regelrecht uit het oerwoud komen en dat openbaar bestuur iets is dat we nog moeten uitvinden. De heer Prodi heeft alles opgesomd wat niet functioneert, het gebrek aan communicatie tussen de Commissie en de controleorganen, de interne audit van OLAF, het Parlement, enzovoort. De heer Prodi belooft verbetering, maar de regeringen van de lidstaten met hun ministeries die groter zijn dan de Commissie kennen dit soort problemen. In alle normale democratieën zijn het politieke systeem en de administratie zo opgebouwd dat fraude en misbruik van middelen niet voor kunnen komen of snel aan het licht worden gebracht. De Commissie moet dit alles nog uitvinden. Dit getuigt slechts van totale onbekwaamheid van de Commissie en gebrek aan goede wil in een systeem dat gekenmerkt wordt door een stagnerende administratiecultuur. Het is de reden waarom de Commissie begrotingscontrole zo moeilijk de hand kan leggen op de analyserapporten en zwijgplicht heeft gekregen. Bepaalde mensen wisten al langer van het schandaal af en bepaalde mensen wilden het verbergen. De heer Prodi beweert dat zijn hervorming die hij in 1999 gestart is, reeds vruchten afwerpt. Hoe verklaart hij dan dat de pers en het Europees Parlement al meer dan een jaar op de hoogte waren van het Eurostat-schandaal voordat de EP-leden de Commissie tot handelen dwongen?
18/11/2003 De heer Prodi heeft meegedeeld dat OLAF zich reeds jarenlang met de fraude in Eurostat bezighield zonder daarover met de Commissie een woord te wisselen. Toch heeft de heer Prodi het volste vertrouwen in de heer Brünner en OLAF. Er zijn daarvoor drie mogelijke verklaringen: ofwel heeft de Commissie de directeur van OLAF totaal idiote instructies gegeven, waardoor hij de Commissie niet inlicht, ofwel wou de Commissie kwalijke zaakjes gedurende jaren in een geheimzinnig OLAF in de doofpot houden, ofwel is de directie van OLAF ongelooflijk naïef en ziet ze niet in dat het luiden van de alarmklok een politieke noodzaak is, zodat de Commissie degelijk wordt ingelicht over dergelijke ernstige vormen van fraude. De heer Prodi zegt dat hij nu strenge beslissingen heeft genomen. Neen, mijnheer Prodi, dat heeft u niet gedaan. U heeft alleen enkele criminele directeuren uit hun ambt ontheven met behoud van hun volledige salaris. U heeft dit slechts gedaan onder druk van de Commissie begrotingscontrole en het Parlement. U draagt de volledige verantwoordelijkheid. Dit Parlement is naïef als het uw administratie kwijting verleent. 2-015
Bonde (EDD). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, schuld en verantwoordelijkheid zijn niet hetzelfde. Wie draagt de politieke verantwoordelijkheid voor het Eurostatschandaal? Dat iemand geld uit de kas heeft gehaald is geen schandaal. Het is echter wel schandalig dat wij met een boekhoudsysteem werken dat zoiets toelaat.
17 verantwoordelijkheid. Neem ontslag. Ik aanvaard het voorstel van de heer Blak en neem zelf de verantwoordelijkheid voor de volledige opheldering van het Eurostat-schandaal." 2-016
Pannella (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, ik heb geen idee wie de condoleances van het Parlement voor de moord op de Italiaanse militairen en de Iraakse burgers zou kunnen waarderen. Degenen die dood zijn weten dat zij om dezelfde redenen zijn vermoord als hun Amerikaanse en Engelse collega´s. Om diezelfde redenen zijn wij ook in Istanboel aanwezig, met ons dubbel, driedubbel laf Europa, met het Europa dat algemeen gesproken de dimensie van de gebeurtenissen in Istanboel nodig heeft om een Israëliër dezelfde menselijkheid te kunnen geven als een Palestijn, dezelfde menselijkheid als iemand die welgevallig is aan dit Europa van Vichy, aan dit half-pacifistisch Europa, aan dit Europa van ons Parlement, dat op dit moment met nog geen tien procent van zijn leden in deze zaal aanwezig is. Telt u maar: achtenvijftig, nog geen tien procent van de leden. Maar zo hoort het eigenlijk ook want dit Parlement is een stemfabriek, een partijzuchtige stemfabriek. Europa heeft geen enkele verdienste als het zijn condoleances aanbiedt, want deze condoleances bestaan uit objectieve solidariteit, solidariteit tegen George Bush, voor Saddam Hoessein, zoals altijd, in alle gebeurtenissen.
47 controleurs en andere deskundigen hebben zich sinds juni 2003 met de Eurostat-zaak beziggehouden. Zij hebben 78 contracten opgevraagd, maar er slechts 60 gekregen. Van de 60 contracten voldeed 28,5 procent niet aan de aanbestedingsregels van de EU. Waar zijn de ontbrekende 18 contracten? Wie is er verantwoordelijk voor het verdwijnen van die contracten? Wie kan ze bezorgen? Er moeten toch kopieën zijn bij de betreffende firma's? Waarom zijn ze niet onmiddellijk opgedoken? Waar zijn de bankuittreksels van de geheime rekeningen? Wie is verantwoordelijk voor het feit dat de 47 controleurs deze contracten niet gekregen hebben? Wie zal ervoor instaan dat alle bewijzen nu op tafel worden gelegd?
Mijnheer de voorzitter van de Commissie, ik lees uw redevoering, waar de titel: “De toestand van de Unie” boven staat. Dit doet bij mij een licht branden: ik dacht dat de redevoering over de toestand van de Unie in Washington werd gehouden, in het Washington dat uw Europa zo veracht, net als in 1939 en 1940, net als het niet alleen de plutocratische joodsvrijmetselaarsdemocratieën van 1940, het Frankrijk van Jacques Doriot, en dat van maarschalk Philippe Pétain verachtte maar ook degenen die riepen: “sterven voor Danzig, sterven voor Danzig!” – dat nooit en te nimmer, jamais! - op het moment dat het schandelijk pact moordde onder het pacifistisch symbool: München; het schandelijk pact van de Shoa dat de fascistische, communistische, fundamentalistische en contrareformatorisch alliantie voortbracht.
Mijnheer Prodi, u heeft zonet een gedachtewisseling met de Commissie begrotingscontrole gehouden in de lokalen van mijn fractie. U heeft beloofd dat er openheid komt en dat voor fraude nultolerantie geldt, maar dat beloofde u ook reeds in 1999. Tot nog toe is er vooral nultolerantie getoond tegenover de mensen die fraude aan het licht hebben gebracht en gewaarschuwd hebben voor het boekhoudsysteem dat zoiets toelaat. De Commissie is krachtig opgetreden tegen Paul van Buitenen, Marta Andreasen en Dorte Smidt-Brown. Zij werden snel en resoluut weggewerkt. Wie zal ze in hun eer herstellen?
Het Europa van de hervormingen, voorzitter Prodi? Neemt u mij niet kwalijk, maar zonder de prachtige barok van Bernini is dit het Europa van de contrareformatie, het Europa van het tijdperk waarin de absoluut perverse diplomatie van de koningspaus Dante Alighieri ertoe bracht de Heilige Stoel, die de geschiedenis en de missie van Christus misbruikte in het belang van de meest laag-bij-de-grondse, wereldse zaken een “schaamteloze hoer” noemde; dat sloeg op het Vaticaan van toen maar past volgens mij ook op het Vaticaan van nu. Ik citeer Dante met pijn in het hart, maar mijns inziens is dit een toepasselijk citaat.
Wanneer zult u de heer Solbes zeggen: "Pedro, jij bent misschien niet schuldig, maar Eurostat valt onder jouw
De toestand van de Unie, mijnheer de Voorzitter: volgens uw gemeenschappelijke standpunten -
18 Parlement, Raad en Commissie - zouden wij een Commissie moeten hebben met dertig leden, of binnenkort vijfendertig, want wij zijn de Verenigde Staten van Europa. Maar natuurlijk zou de president van de Verenigde Staten een vijftigtal ministers nodig hebben om goed te kunnen functioneren, of niet soms? Op die manier zult u Europa echter niet verenigen. Op die manier krijgen wij het andere Europa niet, het Europa van Altiero Spinelli, Alcide De Gaspari en Konrad Adenauer, in plaats van dat van Erich Ollenhauer of van zijn andere nationalistische sociaaldemocratische tijdgenoot. De toestand van de Unie: deze Unie, voorzitter Prodi, is het Europa dat alle dictaturen financiert waarmee het betrekkingen onderhoudt op grond van een crimineel beleid. Artikel 2, dat normaliter ten grondslag ligt aan de overeenkomsten met dictatoriale landen, is een vodje papier. Momenteel hebben wij hier in Straatsburg de vertegenwoordigers van het echte Vietnam van morgen, van het Vietnam van altijd: wij hebben hier de vertegenwoordigers van de Verenigde Boeddhistische Kerk van Vietnam en zij vragen u om een ontmoeting. Tegenover hetgeen dagelijks in Vietnam, Cambodja, en in heel de wereld gebeurt, scharen wij ons, met de heer Solana en alle anderen, net als in het geval van het voormalig Joegoslavië voornamelijk aan de zijde van Milosevic, en tegen al diegenen die voor de democratie vochten. De toestand van de Unie is om te huilen, want dit is de toestand van het Europa van de televisie, van München, van het fascisme en het communisme, van de democratische en burgerlijke onwaardigheid. (Applaus) 2-017
Grossêtete (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren. Zoals mijnheer Prodi al zei, wordt 2004 een heel belangrijk jaar, vol uitdagingen. De Europese verkiezingen van juni zullen bijzonder zijn, omdat de tien nieuwe landen dan deelnemen. Hiermee wordt de grootste uitbreiding in de geschiedenis van Europa een feit. De verkiezingen zullen in het teken staan van de zo verhoopte Europese Grondwet, gebaseerd op het uitstekende ontwerp van de Conventie. Tegelijkertijd is het internationale klimaat instabiel. De oorlog in Irak raakt steeds verder in het slop, het internationale terrorisme neemt in hevigheid toe, de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten staan voor de deur en de economische situatie in Europa blijft precair. Daarom moeten wij op koers blijven met een sterke en onafhankelijke Commissie aan het roer. Natuurlijk hopen wij allemaal op tekenen van economische heropleving, maar wanneer deze zich voordoen, zal de Commissie ook in staat moeten zijn hierop in te spelen. Ze zal alle mogelijkheden moeten benutten, die haar economische en werkgelegenheidsbeleid kunnen ondersteunen.
18/11/2003 Het Europees Parlement kan het zich niet veroorloven een jaar te verliezen. Dit zou de burger niet begrijpen. We moeten ons concentreren op de voorstellen die absoluut moeten worden aangenomen voor het einde van de zittingsperiode, dus tijdens het eerste kwartaal van 2004. Ook moeten we de voortgang volgen van de voorstellen waarvan we met spanning de eerste lezing afwachten. Voor het tweede opeenvolgende jaar hebben we gebruik gemaakt van de gestructureerde dialoog tussen de parlementaire commissies en de commissarissen. Wij steunen deze werkwijze, maar zijn van mening dat de dialoog nog voor verbetering vatbaar is. Daarom stellen wij voor om voortaan een meer betrouwbaar interinstitutioneel tijdschema te volgen, dat meerdere jaren beslaat. Zo worden de follow-up en de concrete evaluatie van de geboekte resultaten vergemakkelijkt. Bovendien zou de follow-up van de wensen van het Parlement stipter moeten worden georganiseerd waar het gaat om aanvullende acties op het programma. Met het oog op de uitbreiding hebben wij vertrouwen in onze tien toetredende vrienden. Wij weten dat zij enorme vooruitgang hebben geboekt. Maar wij staan op de naleving van het acquis communautaire en op de toepassing van de teksten inzake de bewaking van de nieuwe buitengrenzen. Ook hechten wij groot belang aan de controle op de nucleaire veiligheid binnen de uitgebreide Unie. Deze uitbreiding maakt een institutionele aanpassing absoluut noodzakelijk. Onze fractie wil vasthouden aan de werkzaamheden van de Conventie en is dan ook van mening dat dit ontwerp de basis moet vormen van het Grondwettelijke Verdrag. De Commissie heeft beloofd om onze wetgeving te verbeteren door deze toegankelijker, leesbaarder, transparanter en eenvoudiger te maken. We zullen hierop toezien! Het gaat hier om een van de belangrijkste verwachtingen van de burger. De toegevoegde waarde van de Europese Unie ligt in de bestrijding van illegale immigratie, in het gemeenschappelijke beheer van onze grenzen, in de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad. Dit is mogelijk dankzij een intensievere samenwerking op het vlak van politie en justitie, waarbij een gemeenschappelijk asielbeleid wordt ontwikkeld dat gericht is op duidelijke procedures. Deze acties moeten worden uitgevoerd in samenwerking met de landen van het Middellandse-Zeegebied en de nieuwe buurlanden van de uitgebreide Unie, namelijk Rusland, Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland. Maar ook duurzame ontwikkeling zorgt voor stabiliteit. Daarom mogen we dit concept tijdens onze werkzaamheden als wetgever nooit uit het oog verliezen. We kunnen goede duurzame ontwikkeling bereiken door het particuliere initiatief te stimuleren, de burger vorming en voorlichting te bieden, en het gezonde macro-economische beleid voort te zetten om banen te scheppen. We moeten de structurele hervormingen sneller doorvoeren en investeringen in de infrastructuur en in menselijk kapitaal aanmoedigen. Deze maatregelen moeten binnen de agenda van Lissabon worden
18/11/2003 genomen, die bedoeld is om het economische potentieel te verhogen door meer flexibiliteit op de goederen-, kapitaal- en arbeidsmarkten. We moeten de burger centraal stellen in ons beleid. Of het nu gaat om het vervoersbeleid of het onderzoeksbeleid, dat nog steeds de braindrain niet heeft kunnen tegengaan. Maar de burger moet eveneens de spil zijn in het telecommunicatiebeleid, waar we oog moeten hebben voor de internetontwikkeling. Dit geldt ook voor het structuurfondsenbeleid, dat van groot belang is voor de heropleving van al onze regio’s, niet alleen in de nieuwe lidstaten. Daarom verwachten we dat uw beleid duidelijk rekening houdt met de verhoogde levensverwachting. Dit heeft allemaal te maken met duurzame ontwikkeling. Wij staan overigens positief tegenover de thematische milieustrategieën, maar we betreuren dat er geen initiatieven zijn genomen voor het stedelijk milieu en dat er niets is gedaan met de Raad van Thessaloniki. Hier was namelijk besloten om een Europees diplomatiek netwerk te bevorderen voor milieu en duurzame ontwikkeling. Het volgende jaar zal onvermijdelijk wat worden ingekort door de Europese verkiezingen, maar Commissie en Parlement zullen beide genoeg te doen hebben. Zoals ik al zei aan het begin van mijn interventie, moet u uw koers in 2004 vervolgen. Ik betreur, tot slot, dat de lidstaten zo weinig doen voor de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving, zeker wat de medebeslissingsprocedure betreft. 2-018
VOORZITTER: DE HEER SCHMID Ondervoorzitter 2-019
Swoboda (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Prodi, in uw voorstellen neemt de uitbreiding terecht een centrale plaats in bij uw afwegingen voor 2004. Het besluit voor die uitbreiding is inmiddels weliswaar officieel genomen, maar in veel hoofden wellicht ook in dit Parlement, maar met name onder de bevolking - nog niet echt doorgedrongen. Daarom is het goed dat de Commissie de komende maanden intensiever tracht te waarborgen dat alle landen die per 1 mei 2004 tot de Europese Unie toetreden, daartoe ook alle noodzakelijke voorbereidingen treffen. Ik denk daarbij met name aan corruptiebestrijding, administratieve kwesties en nucleaire veiligheid. Ook wat Bulgarije en Roemenië betreft, moeten wij ons beleid continueren. Wij moeten luid en duidelijk zeggen dat 2010 de streefdatum is. Geen land mag er echter van uitgaan dat de streefdatum ook de toetredingsdatum is indien de hervormingen die zij in gang hebben gezet geen adequaat vervolg krijgen. Mijnheer Prodi, u zult volgend jaar het besluit van de Raad over Turkije moeten voorbereiden. Ik verzoek u echter om daarbij met de volgende overweging rekening te houden: indien er geen positief besluit over het starten van de onderhandelingen genomen wordt, dient u ideeën te ontwikkelen over de wijze waarop wij tot aan de start
19 van die onderhandelingen - en zelfs tijdens de opstartfase - een betere samenwerking met Turkije kunnen bewerkstelligen. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen in Istanboel hebben weer eens aangetoond hoe belangrijk de samenwerking met Turkije is, juist ook op het gebied van de veiligheid. Los van de toetreding moeten wij ook voor een betere en meer gecoördineerde samenwerking zorgen. In verband met de uitbreiding dienen wij ook aandacht te besteden aan de kwestie van de effectieve en veilige buitengrenzen. Ik ben het met u eens dat dit met het oog op een wider Europe een belangrijk onderwerp is. Daarvoor is echter ook de samenwerking met onze buurlanden van doorslaggevend belang, bijvoorbeeld bij het voorkomen van grensoverschrijdende criminaliteit, en in de strijd tegen de mensensmokkel. De ontwikkelingen op de Balkan hebben aangetoond dat het heel goed mogelijk is om van de kant van de Europese Unie een dergelijke, vruchtbare samenwerking tot stand te brengen. Indien echter het woord “migratie” in de mond wordt genomen, is het essentieel dat er ook van “integratie” sprake is. Ik zou graag zien dat de Commissie sommige landen erop wijst dat het er niet om gaat om de migratie te beperken, maar om degenen die legaal in de Europese Unie verblijven, beter in onze samenleving te integreren. U gaat in uw programma uitvoerig in op het groeibeleid. Wat dat betreft, steunen wij de voorstellen van de Commissie voor investeringen in netwerken en in kennis. Dit Parlement zal dan echter wel snel de besluitvorming af moeten ronden zodat wij dit groeiprogramma ook ten uitvoer kunnen leggen. Investeringen zijn inderdaad belangrijk, maar daarbij moeten wij ons realiseren dat er zeker ook in kennis en in netwerken geïnvesteerd moet worden. Wij hebben namelijk juist in de afgelopen maanden kunnen constateren dat als wij liberaliseren, maar niet tegelijkertijd ook stimuleren dat er in de netwerken wordt geïnvesteerd - bijvoorbeeld op energie- of vervoersgebied - dit tot een tijdelijke of langdurige instorting van die netwerken kan leiden. Als wij Europa willen moderniseren, moeten wij meer in kennis en in infrastructuur investeren. Dat geldt zowel voor de Europese Unie als geheel als voor de lidstaten afzonderlijk. Met betrekking tot de liberalisering en harmonisatie, zou ik u willen verzoeken, mijnheer Prodi, om ook rekening te houden met het feit dat wij naar een Europees maatschappijmodel streven. Naar mijn idee komt dat in uw voorstellen te weinig tot uitdrukking. Ik heb vaak de indruk dat wij in bepaalde fasen van de liberalisering en de harmonisatie liberaler zijn dan de uitgangspunten van de neoliberalen en Amerikaanser dan de Amerikanen. Wij moeten echter ook rekening houden met de sociale gevolgen; wij moeten de strijd tegen sociale uitsluiting en armoede centraal stellen. Is het niet rampzalig dat er vandaag de dag in uiteenlopende landen weer van een grotere armoede sprake is? Dat komt ook misschien doordat er bij de bezuinigingsprogramma’s niet genoeg gekeken wordt naar de gevolgen van die bezuinigingen
20 en die liberaliseringsmaatregelen voor de verschillende sociale groepen. Dat wil niet zeggen dat wij dan maar niet moeten liberaliseren, maar enkel dat wij bij het liberaliseren ook rekening moeten houden met de sociale gevolgen en met werkloosheidsaspecten, en dergelijke. In dit verband wijs ik ook op het belang van de openbare diensten; een onderwerp waarover wij ons de komende weken in dit Parlement ook nog zullen buigen. Daarover vind ik te weinig terug in de voorstellen van de Commissie. Veel openbare diensten zijn een karakteristieke weerspiegeling van het Europese maatschappijmodel dat wij ook graag zo overtuigend mogelijk naar buiten toe willen uitdragen. Daarom verzoek ik u om daar bij uw werkzaamheden meer rekening mee te houden. Ik zou nog graag twee opmerkingen willen maken. De eerste betreft het buitenlands beleid. Wij hebben hier heel vaak de houding van dit Parlement en van de Europese Unie ten opzichte van het Nabije Oosten besproken. Wij moeten sterk en daadkrachtig genoeg zijn om het doel dat wij ons gesteld hebben ook te verwezenlijken en wij moeten alle vredesinitiatieven ondubbelzinnig steunen - ook de recente overeenkomst van Genève. Geen enkele ontwikkeling in het Nabije Oosten en geen enkele kritiek op Israël kan echter ook maar in de geringste mate een rechtvaardiging zijn voor meer antisemitische uitlatingen en handelingen. Europa moet zich ervan bewust zijn dat de kritiek op de houding van de huidige Israëlische regering niemand tot antisemitische uitspraken of handelingen mag bewegen. Wij zouden allemaal onze les uit de diverse catastrofen in het verleden geleerd moeten hebben, met name uit de Tweede Wereldoorlog, en gezamenlijk stelling nemen tegen elke vorm van discriminatie en antisemitisme - dat moet ook duidelijk in ons standpunt over het Nabije Oosten tot uiting komen. U heeft het vandaag gehoord, mijnheer Prodi. Wij willen een sterke Commissie met een sterke voorzitter. U mag de anti-Europeanen geen wapens in handen geven door twijfel of onzekerheid te laten bestaan of u als voorzitter tot en met de verkiezingen van volgend jaar een sterke Commissie zult vertegenwoordigen. Dit is noodzakelijk opdat de mensen beseffen waarvoor zij volgend jaar stemmen, namelijk voor een sterk, gemeenschappelijk Europa met een sterke Commissie en een sterke voorzitter van die Commissie. 2-020
Sørensen (ELDR). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, het is naar mijn mening positief dat de voorzitter van de Commissie, de heer Prodi, en de Commissie blijkbaar hun lesje geleerd hebben uit de Eurostat-zaak. Ze beseffen dat ze orde op zaken moeten stellen en dat er een aantal hervormingen nodig zijn om te voorkomen dat een dergelijk schandaal zich herhaalt. In het proces dat nu moet beginnen, is de garantie van een sterke interne audit uiterst belangrijk, omdat dat ondanks alles toch de eerste stap is in de ontdekking van bedrog, fraude en onregelmatigheden. Het is belangrijk
18/11/2003 dat OLAF een sterk en onafhankelijk orgaan is. Het is eveneens belangrijk dat er een duidelijke definitie komt van het begrip politieke verantwoordelijkheid. Ik ben van mening dat de politieke verantwoordelijkheid van doorslaggevend belang is, meer bepaald de politieke verantwoordelijkheid van elke individuele commissaris. Anders zijn de hervormingen naar mijn mening kansloos en zullen ze niet kunnen doordringen tot de ambtenaren en tot de laagste trap in de hiërarchie. Ik heb daarom aandachtig geluisterd naar de heer Prodi toen hij zei dat de politieke verantwoordelijkheid gedefinieerd moet worden. Daarom wil ik de voorzitter van de Commissie graag vragen wat het verschil is tussen de politieke verantwoordelijkheid waarvoor hij nu een definitie wil en de definitie van de onafhankelijke deskundigen alsook de definitie van de gedragscode die de commissarissen in 1999 hebben ondertekend? Er komt tevens een comité van toezicht dat de signalen van klokkenluiders moet opvangen. Volgens de heer Prodi had de Commissie niet de mogelijkheid om vóór mei 2003 in te grijpen. Mijn vraag luidt: Wat voor informatie moet dit comité verzamelen? Als veertien kritische controleverslagen niet genoeg blijken te zijn, als de informatie die verschillende ambtenaren aan hun commissaris bezorgen, niet volstaat, als de berichten in de pers niet genoeg zijn, als de hoorzittingen in de Commissie begrotingscontrole van het Parlement niet genoeg zijn, als de mededelingen van de dienst Interne Audit aan de bevoegde commissaris in het bevoegde directoraat-generaal niet genoeg zijn, welke signalen moeten er dan nog zijn, alvorens ingegrepen wordt? 2-021
Bouwman (Verts/ALE). – Mijnheer de Voorzitter, geachte leden van de Commissie, ik wil het als voorzitter van de Commissie sociale zaken even kort hebben over de sociale staat van Europa. Want langzaam maar zeker - ik neem het waar - benaderen we een situatie waarin de sociale beleidsconcurrentie sterk begint toe te nemen en waarin de Europese burger wellicht na verloop van tijd de conclusie gaat trekken dat sociale dumping een rol gaat spelen, sterker dan nu het geval is en sterker dan wij kunnen verkopen aan de burger in Europa. Wij willen graag van de Commissie een duidelijk antwoord hebben op de vraag of wij nog vóór eind maart haar standpunt over de werkgelegenheidsrichtlijnen kunnen verwachten, zodat wij tijdens de laatste plenaire vergadering in april kunnen reageren met onze positie over die werkgelegenheidsrichtlijnen tegen de achtergrond van de huidige economische situatie. Wij willen bespoediging van de richtlijnen op het gebied van de Europese ondernemingsraad en de arbeidstijden waarbij sprake is van sociale dumping. In sommige landen kun je immers zo ongeveer tot zestig uur werken, met name in Engeland. Wij willen snelheid in het pakket dat over uitzendrichtlijnen gaat. Wij willen bespoediging wanneer het gaat om de Europese sociale fondsen. Zo kan ik nog minstens vijf minuten volpraten.
18/11/2003 2-022
Angelilli (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, namens mijn fractie wil ik nogmaals mijn solidariteit betuigen met de slachtoffers van de aanslag in Nassiriyah, met hun nabestaanden en alle Europese strijdmachten die in de wereld vredesmissie uitvoeren en het terrorisme bestrijden. Ik wil mijn opmerkingen toespitsen op Eurostat. Daar zijn veel te veel vraagstukken niet opgelost en veel te weinig correctiemaatregelen getroffen. De maatregelen die getroffen zijn, zijn mijn inziens bovendien veel te laat getroffen en zullen waarschijnlijk niet veel effect sorteren. Ik ben in mijn overtuiging gesterkt nadat ik vanmorgen voorzitter Prodi heb gehoord in de Commissie begrotingscontrole. Het debat met hem bleef nogal aan de oppervlakte en soms viel daarin zelfs terughoudendheid te bespeuren. Dan de manier waarop de hele zaak werd aangepakt. De voorzitter heeft transparantie uitgeroepen tot een van de hoofddoelstellingen. Wij begrijpen dan echter niet waarom in het geval van Eurostat allerlei verwoede pogingen zijn gedaan om documenten te verdonkeremanen en een openbaar debat te vermijden. Het leek wel alsof het om een staatsgeheim ging. Ik zei het zojuist al: teveel vraagstukken zijn niet opgelost. Is er een eind gekomen aan die handeltjes ten koste van de financiën van de EU? Zo ja, wanneer? Ook vanmorgen werd weer gezegd dat de ernstigste vergrijpen zich voor 1999 hebben voorgedaan. En de minder ernstige vergrijpen? Hoe lang hebben die geduurd? Of duren die nog steeds voort? Vooral wil ik weten welke maatstaf men aanlegt om de ernst van een vergrijp te meten. De omvang van het verduisterde bedrag? Ik wil er voorzichtig aan herinneren dat fraude een ernstig delict is, zeer zeker als dit wordt gepleegd door overheidsambtenaren. Dan is het pas echt onaanvaardbaar. Hoe was het verder mogelijk dat een frauderende organisatie zolang ongehinderd in de Commissie haar gang kon gaan? Moeten wij echt geloven dat niemand iets in de gaten heeft gehad, alhoewel in de kantoren van de Commissie allerlei geruchten de ronde deden en er zelfs faxen en e-mails waren over illegale verdiensten en valse aanbestedingen? Evenmin begrijpen wij hoe het bewakingssysteem in de Commissie werkt. Naast Eurostat zijn ook talrijke andere schandalen aan het licht gekomen, zoals bijvoorbeeld het schandaal met de graanprijs. Wat dat betreft wordt in het vanmorgen gepresenteerde document toegegeven - een belachelijke maar tegelijkertijd ook heel ernstige toegeving - dat, let wel, geleidelijk aan de fundamenten moeten worden gelegd voor een nieuwe cultuur van verantwoordelijkheid en transparantie. Wat moeten wij daaruit afleiden? Dat tot nu toe onverantwoordelijkheid en gebrek aan transparantie in de Commissie schering en inslag waren? Ik moet nog iets zeggen over Eurostat en over de ernst van het Eurostat-schandaal. Eurostat is niet zo maar een bureau; Eurostat is niet zo maar een van de vele knopen
21 in de Europese bureaucratie. Dit is een bureau dat statistieken maakt, dat dus feitelijk garant is voor het Stabiliteitspact en de toepassing van de criteria van Maastricht toetst. Dit Bureau draagt dus bij aan de opstelling van de economische en financiële beleidsvormen van de lidstaten en dwingt de lidstaten in de praktijk tot een strikt beleid, tot een beleid dat maar al te vaak resulteert in bezuinigingen, onder meer bij de sociale voorzieningen. Dit Bureau moet bewaken. Het moet onpartijdig en gezaghebbend zijn. Ten aanzien daarvan mag niet de minste twijfel of achterdocht rijzen, hetgeen nu echter wel het geval is. Wij beseffen dat dit een lastige en pijnlijke zaak is. Er is openbaar geld gebruikt voor illegale doeleinden. Wij begrijpen ook hoe pijnlijk het is dat dit schandaal juist nu, op dit delicate moment, aan de vooravond van de Europese verkiezingen, de uitbreiding en de Grondwet, aan het daglicht wordt gebracht. Wij weten hoe pijnlijk dit is maar wij moeten voet bij stuk houden. Wij mogen de gevallen van corruptie, fraude en wangedrag toedekken noch onderschatten, hoe goed dat sommigen misschien ook zou uitkomen. Onze burgers vragen dat wij niets door de vingers zien. Wij vragen namelijk diezelfde burgers om offers in naam van het Stabiliteitspact. Bovendien vraag ik mij af of het volstaat een ambtenaar als zondebok aan te wijzen en daarmee de zaak gauw af te sluiten. Wij hadden graag gezien dat de Commissie de verantwoordelijkheid volledig op zich nam, zoals de heer Santer vanwege veel minder heeft gedaan. Wij mogen niet toestaan dat hierover wordt gezwegen, zeer zeker nu de voorzitter van de Commissie een politiek manifest verspreidt. Of moeten wij soms verkiezingsmanifest zeggen? Daarin beschrijft hij het Europa van zijn dromen, maar houdt hij zich niet bezig met het reeds bestaand Europa. Dat ontbrak er nog maar aan! Natuurlijk mag voorzitter Prodi zich kandidaat stellen voor de komende Europese verkiezingen maar dan moet hij, als hij consequent is, zijn ontslag indienen. Anders berokkent hij de instellingen ernstige en eerlijk gezegd onaanvaardbare schade. (Applaus) 2-023
Titford (EDD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil blijk geven van de afkeer die ik voel naar aanleiding van de farce die zich heeft afgespeeld bij het uitkomen van het OLAF-verslag en de verslagen over Eurostat. Als lid van de Commissie begrotingscontrole had ik het volste recht om deze verslagen in te zien zonder eerst onderworpen te hoeven worden aan een bespottelijke stalinistische rimram. Dit was een duidelijk bewijs van de minachting die de Commissie voelt voor dit Parlement, voor de democratie en voor de mensen die uiteindelijk moeten opdraaien voor de corruptie bij Eurostat, namelijk de Europese belastingbetalers. Het verslag onderstreept de fundamentele inadequaatheid van de procedures voor fraudebestrijding en, wat nog belangrijker is, het brengt tevens aan het
22 licht hoe traag de Commissie heeft gereageerd op overduidelijke bewijzen voor de grote problemen binnen Eurostat. Ik maak mij ook ernstig zorgen over de slakkengang waarmee OLAF te werk is gegaan in het onderzoek naar deze treurige zaak. De stank van corruptie is overal en wordt met de dag sterker. 2-024
Speroni (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb hier het manifest van voorzitter Prodi. Daarin staan enkele mooie, maar misschien ook wel wat banale en vage ideeën. Enkele daarvan zijn aanvaardbaar, andere niet. Ik neem er trouwens geen aanstoot aan dat de voorzitter van de Commissie een politiek document opstelt. Hij is en blijft politicus. Echter wel onaanvaardbaar is dat hij zich met dit manifest richt tot een enkel land en een enkele politieke partij. Bovendien moet worden gezegd dat hij, gezien zijn positie, eerder ideeën moet hard maken dan tot uiting brengen: hij is de voorzitter van de Commissie. Hij kan al deze dingen doen; hij kan iets ondernemen om deze ideeën om te zetten in voorschriften. Hij zegt zich met dit manifest te richten tot heel Europa. Wel, daar ben ik het niet helemaal mee eens. Ik citeer: “Dit perspectief had ik voor ogen toen ik mijn blik richtte op Italië en de verkiezingen voor het Europees Parlement van aanstaand voorjaar en alle hervormingsgezinden voorstelde ….”, enzovoort. Daarna spreekt hij duidelijk over de “Olijf”, want hij zegt: “De inspiratie is echter dezelfde als die ten grondslag ligt van de Olijf”. Dit is dus wel degelijke een partijpolitiek manifest, en dat is, gezien zijn positie, onaanvaardbaar. Als hij zegt dat hij zich richt tot heel Europa, vertelt hij onzin. Voorzover ik weet groeien er geen olijfbomen in bijvoorbeeld Zweden en Finland. 2-025
Elles (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, net als veel andere collega's ben ik blij met dit debat, want het is verstandig om eerst een debat te houden over het wetgevingsprogramma voordat we besluiten over de begroting voor 2004. De prioriteit van de uitbreiding is, net als de andere twee prioriteiten, een verstandige keuze voor de Europese Unie. Aangezien de meeste leden van de Commissie hier aanwezig zijn, zou het een goed idee zijn om alle collega's hier bijeen te roepen zodat we een echt debat kunnen houden over hoe de Europese Unie eruit komt te zien. Dat zou betekenen dat we alle vergaderingen die buiten deze zaal worden gehouden, zouden moeten annuleren om onze collega's de kans te geven hier aanwezig te zijn. Ik wil een opmerking maken over de hervormingen van de Commissie die, zoals u al zei, mijnheer de voorzitter, de reden waren voor deze Commissie om aan te treden. Mijn fractie heeft voortdurend aangedrongen op hervormingen op basis van het verslag van het Comité van wijzen. Er zijn aanzienlijke vorderingen geboekt en gisteravond hebben we in de Begrotingscommissie een zeer positief document ontvangen waarin de wijzigingen in het Financieel Reglement en het Statuut uitvoerig worden toegelicht. Dit document gaat echter nog steeds
18/11/2003 voorbij aan de zwakke punten in de manier waarop de Commissie functioneert, welke aan het licht zijn gekomen in de Eurostat-affaire. De drie stappen die u vanmorgen tegenover de Commissie begrotingscontrole hebt geschetst in aanmerking genomen, is mijn fractie teleurgesteld over de manier waarop de hervormingen zijn uitgevoerd. Een of twee van onze leden hebben u verteld dat de hervormingen met betrekking tot de informatievoorziening, afdoende interne audits en de verantwoordelijkheid van de commissarissen voor hun eigen diensten, tegen september 1999 voltooid hadden moeten zijn. Als de hervorming van de instellingen een succes moet worden, hetgeen van essentieel belang is om onze burgers vertrouwen te geven in de organisatie, dan is het een probleem, zoals de heer Blak al heeft gezegd, dat niemand bereid lijkt om verantwoordelijkheid te nemen. U hebt een directeurgeneraal ontslagen, maar de commissarissen zitten nog op hun plaats. U hebt ons vanmorgen in de Commissie begrotingscontrole verzekerd dat de commissarissen verantwoordelijkheid zullen dragen, maar nog steeds blijven er vragen onbeantwoord. Mijn belangrijkste vraag, en een waarop ik graag een antwoord wil, mijnheer de voorzitter van de Commissie, betreft de interne documenten in de kwestie-Eurostat. U hebt voorstellen gepresenteerd voor de reorganisatie van OLAF. Hoe dan ook, wij als Parlement wachten nog steeds op het verslag van OLAF over Eurostat. Zullen de suggesties voor de reorganisatie van het hele systeem afkomstig zijn van OLAF, omdat OLAF een dienst van de Commissie is, of zullen wij de beschikking krijgen over het verslag van OLAF zodat wij als Parlement de situatie kunnen beoordelen en onze eigen conclusie kunnen trekken? Sprekers voor mij hebben ook al gezegd dat we in 2004 een sterke Commissie nodig hebben om er zeker van te zijn dat de Unie zich op effectieve wijze van haar verantwoordelijkheden kan kwijten. 2-026
De Voorzitter. − Mijnheer Elles, ik deel uw mening over de presentie van afgevaardigden, maar de Voorzitter kan dit Parlement helaas niet leiden alsof het een regiment soldaten is. 2-027
Kuhne (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Prodi, het is een goede zaak dat u vanochtend uw opwachting in de Commissie begrotingscontrole heeft gemaakt. Het is van belang om dat een keer uitdrukkelijk te zeggen. Sta mij toe om de bezwaren van de PSE-Fractie in verband met de Eurostat-affaire en enkele andere kwesties aan de orde te stellen. Het is niet goed als de Commissie altijd eerst een nieuw schandaal nodig heeft voordat de volgende hervormingsstap kan worden gezet. Op die manier voorziet u - en sta mij toe om in dit verband ook een naam te noemen - de heer Bonde permanent van voedsel waarvan hij politiek leeft. Dat is een conclusie die u ook in de Commissie zou moeten trekken.
18/11/2003 Dan nu enkele andere punten. Ik ben zeer verheugd over uw aankondiging van vanochtend om de communicatiekanalen tussen OLAF en de Commissie opnieuw te bezien. Dat is ook nodig. Ik wil daarbij echter wel duidelijk stellen dat dan ook de vraag beantwoord moet worden hoe er binnen de Commissie met de informatie van OLAF wordt omgegaan. Dergelijke informatie mag namelijk niet weer in een of andere opbergmap verdwijnen zodat niemand meer weet wat er aan de hand is en de Commissie voortdurend bij iedereen in een open mes kan lopen. Ik ben ook blij dat u in de Commissie begrotingscontrole desgevraagd heeft verklaard dat uw voorstel voor de herstructurering van OLAF niet betekent dat u de bevoegdheden van OLAF op het gebied van interne onderzoeken in twijfel trekt of gaat beperken. Dat is van belang, omdat dit tot een groot conflict met het Parlement zou hebben geleid. OLAF is namelijk opgericht omdat er behoefte aan die interne onderzoeken bestond. Wat dat betreft, ben ik blij met het standpunt dat u in de Commissie begrotingscontrole heeft verwoord en ik zou u dan ook willen oproepen om op de ingeslagen weg door te gaan! Dan een opmerking over de politieke verantwoordelijkheid: Wij hebben ons altijd op het standpunt gesteld dat de commissarissen ook de gelegenheid moeten hebben om die verantwoordelijkheid te nemen. Onlangs is er weer een aanvulling noodzakelijk geweest op de code of conduct waarin vastgelegd is op welke wijze commissarissen zelf informatie moeten inwinnen en hoe de diensten en de directeuren-generaal hun verplichting na moeten komen om de commissarissen op de hoogte te stellen van de problemen, of beter gezegd van de tijdbommen. Uit uw toelichting van vanochtend en uit de aanvulling op de gedragscode moet ik concluderen dat hierover tot nu toe niets op papier stond of in praktijk werd gebracht. Dat is ook de conclusie van onze analyse in juli. Het wordt nu echt tijd om daar eens een keer consequenties aan te verbinden. Wij verlangen fundamentele veranderingen in de betrekkingen tussen de directeuren-generaal en de commissarissen en wij zullen controleren of uw voorstellen daartoe zullen leiden. 2-028
VOORZITTER: DE HEER PACHECO PEREIRA Ondervoorzitter 2-029
Mulder (ELDR). – Voorzitter, in de spreekbeurten die wij zo overal in het land houden, speciaal de afgelopen vijf jaar, ligt één onderwerp altijd bijzonder gevoelig, en dat is: hoe worden de financiën beheerd? Dan is de algemene opinie over Brussel niet al te best. Daarom was het zeer te verwelkomen dat de Commissie Prodi verklaarde dat voortaan over de gehele linie zerotolerance zou gelden. Dus waren we zeer onaangenaam verrast over wat er een paar maanden geleden met betrekking tot Eurostat is uitgekomen. De Commissie, het kan niet anders gezegd worden, heeft snel gereageerd toen het bekend werd, maar de grote vraag is: wat wist de Commissie vóór die tijd? Er zijn in mijn ogen sterke
23 aanwijzingen dat de Commissie in de jaren vóór mei 2003 op de hoogte had kunnen zijn van wat er bij Eurostat gebeurde. De Commissie heeft in dat opzicht geen maatregelen genomen. Zij kan dan spreken over de noodzaak van verbetering van de informatie. Er is evenwel regelmatig informatie binnengekomen dat er bij Eurostat een onderzoek begon. De grote vraag is: waarom zijn de alarmbellen in de Commissie niet eerder beginnen te rinkelen? Het grote punt is op het ogenblik, als ik naar de Commissie luister, dat ze trots is op de bereikte resultaten. De Rekenkamer heeft gisteren ook gezegd dat er verbetering begint te komen en de Commissie kan daar terecht trots op zijn. Maar over de dingen die duidelijk verkeerd zijn gegaan zegt de Commissie: "Dat is niet onze fout." De fout ligt dan bij OLAF, of bij de directeur-generaal, of bij wie dan ook, maar niet bij de Commissie. Dat is fout. Ik kan alleen maar verwijzen naar een Engels politicus, misschien wel staatsman - de heer Kinnock kent hem wel ongetwijfeld - Lord Carrington. Hij wist niets van de Falkland-oorlog, hij werd niet voldoende ingelicht en toch nam hij daarvoor de politieke verantwoordelijkheid. Ik vind dat een zeer eerbaar standpunt. In de politieke cultuur waaruit ik kom, is een minister, een staatssecretaris, een wethouder altijd verantwoordelijk en dat behoort ook te gelden voor een commissaris en voor de Europese Commissie. Dat is een kwestie waarop wij als ons liberale fractie in de komende maanden zullen concentreren. 2-030
Maes (Verts/ALE). – Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Commissievoorzitter, uw Commissie is er niet zomaar gekomen. Ze is gekomen na de Commissie Santer, die moest opstappen precies omwille van het feit dat niemand de verantwoordelijkheid nam. U heeft gezegd: ik zal gaan voor zero-tolerantie en wij hebben dat au serieux genomen. Maar wij zijn zeer ontgoocheld op dit ogenblik. Het heeft immers duizend persartikelen gekost vooraleer het Parlement over de Eurostatfraude werd ingelicht en vandaag steekt u een mooi verhaal voor ons af, waaruit eigenlijk blijkt dat u eerder het proces opmaakt van OLAF dan dat u het proces opmaakt van Eurostat en van uw eigen verantwoordelijkheid. U zegt dat de Commissie de politieke verantwoordelijkheid voor de acties van OLAF moet nemen zonder de middelen daarvoor te hebben. Ik vind dat ongelooflijk, en mutatis mutandis zeg ik dan dat de Commissie ook politiek verantwoordelijk is voor Eurostat. We horen in de zelfverdediging van de Commissie dat zij daarvoor ook niet de mogelijkheden heeft. Het Evangelie bevat een mooie fabel, die zegt: als het zout niet meer zout, wat doet men er dan mee? Dan wordt het in het vuur geworpen. 2-031
Berthu (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het werkprogramma van de Commissie voor 2004 ziet er qua vorm heel goed uit. Maar wanneer we het lezen, hebben we niet de indruk dat volgend jaar voor de Europese Unie een historisch keerpunt zal worden.
24 Natuurlijk moeten de geformuleerde prioriteiten worden goedgekeurd. Dan heb ik het in de eerste plaats over de afronding van de toetredingsprocedure van de tien nieuwe lidstaten en het ontwikkelen van een beleid ten aanzien van onze buurlanden, dat erop gericht is een ruimte te creëren van vrede en welvaart op basis van gezamenlijke waarden en gemeenschappelijke belangen. We zien dan ook dat er in dit programma meer aandacht is voor een intensievere bestrijding van de illegale immigratie dan in de vorige programma’s. Dit getuigt van een realistische prioriteitenstelling, die natuurlijk wel gepaard moet gaan met concrete acties. Ook moet het streven naar duurzame groei worden goedgekeurd. Hiertoe beschikken we over een groot aantal initiatieven, zoals de doelstellingen van Lissabon en de brede werkprogramma’s die momenteel worden opgesteld. Maar het is uiterst merkwaardig dat er wordt opgeroepen tot een betere afstemming van het economische en begrotingsbeleid, zoals in het Stabiliteitspact. Dit kan juist leiden tot meer regelgeving met een negatieve weerslag op de groei. Tot slot laat dit programma nog veel vragen onbeantwoord. In sommige gevallen is dit onvermijdelijk. Het jaar 2004 zit vol onzekerheden, zoals de Europese verkiezingen, de vervanging van de Commissie en de Intergouvernementele Conferentie, waarvan niemand bij voorbaat de resultaten kent. Andere vragen hebben te maken met de uitbreiding. Het gaat hier om meer dan enkel een toetredingsprocedure, hoewel het voorgelegde document het tegendeel lijkt te suggereren. De uitbreiding zal de werkmethoden ingrijpend wijzigen, ook binnen de Commissie. Het document suggereert dat we op dezelfde manier kunnen blijven doorwerken, maar dat is nog maar helemaal de vraag. We moeten wellicht rekening houden met meer differentiatie. Voorzitter Prodi heeft hier slechts heel kort iets over gezegd aan het einde van zijn interventie. Maar we zouden het op prijs hebben gesteld als deze kwestie in het document uitgebreider aan bod was gekomen. 2-032
Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de lijst van maatregelen die de Commissie heeft opgenomen in haar programma voor 2004 ontbreekt mijns inziens een onontbeerlijk punt, namelijk het herstel van het harmonisch evenwicht tussen het Parlement en de Commissie. Heel veel vorderingen in het Europese eenwordingsproces waren immers aan die strategische alliantie te danken. Heden ten dage definiëren wij onszelf niet alleen als consumenten binnen een grote interne markt, maar als burgers van de Europese Unie. Het begrip "consument" impliceert het bestaan van een markt, maar het begrip "burger" vereist en predikt noodzakelijkerwijs het bestaan van een parlement. Het gaat daarbij om een echt parlement, dat het integratieproces legitimeert, dat controleert, dat de investituur van de Commissie
18/11/2003 bevestigt, dat de Commissie op democratische wijze controleert, dat debatteert, betwist, bekrachtigt en corrigeert, dat zich niet schuldig maakt aan hoogmoed en zich geen "sterallures" aanmeet, dat niet arrogant en uit de hoogte op de anderen neerziet. Een parlement dat moet samenwerken met de Commissie, omdat die instelling in het Europese integratieproces een sleutelfunctie vervult, en dat in de toekomst een essentiële, leidinggevende rol moet spelen als politieke motor van het proces en verspreider van de verworvenheden. Die noodzakelijke samenwerking tussen het Parlement en de Commissie mag echter niet verhinderen, dat de Commissie haar werkzaamheden uitvoert overeenkomstig de beginselen van transparantie, helderheid, oprechtheid en doeltreffendheid. Anderzijds moet ook het Parlement tonen dat het een duidelijk onderscheid kan maken tussen hoofd- en bijzaken. Het mag de Commissie niet voortdurend belagen. Het Parlement dient zijn prerogatieven en rechten uit te oefenen. Dat is immers de verplichting die het ten aanzien van de burger moet nakomen. Het moet daarbij blijk geven van gematigdheid, proportionaliteit en verantwoordelijkheidsbesef. Mijns inziens heeft de voorzitter van de Fractie van de Europese SociaalDemocraten, de heer Barón - die hier op dit moment helaas niet aanwezig is -, deze regel met voeten getreden door twijfel te zaaien over de activiteiten van de vicevoorzitter van de Commissie. Wij moeten mevrouw de Palacio echter dankbaar zijn voor al die keren dat zij is opgekomen voor het communautair belang. Bovendien zet zij zich vastberaden en onvermoeibaar in voor de slachtoffers van het terrorisme en voor de vrijheid en het recht op leven in Baskenland. Het is overigens verwonderlijk dat de heer Barón, die zelf tegelijkertijd afgevaardigde van dit Parlement en gemeenteraadslid van Madrid is, zogenaamde "compatibiliteitsverklaringen" afgeeft. Tot besluit wil ik nog zeggen dat de maatregelen die de Commissievoorzitter voorstelt, gelet op de omstandigheden waarin de zogeheten "Eurostat-affaire" heeft plaatsgevonden, in de goede richting gaan. Aan de integriteit van de bevoegde commissaris mag niet getwijfeld worden. Daarvan ben ik overtuigd, ondanks onze ideologische verschillen. Heden ten dage durf je nauwelijks nog je hand voor iemand in het vuur steken, maar ik steek mijn hand in het vuur voor de integriteit van de commissaris die verantwoordelijk is voor Eurostat en voor de maatregelen die hij heeft voorgesteld om de inhoud en de bevoegdheden van het Bureau voor fraudebestrijding aan te passen. Zoals ik al zei, gaan deze voorstellen in de goede richting. Zaak is dat zij bijdragen aan het herstel van het harmonisch evenwicht en de strategische alliantie tussen het Parlement en de Commissie, waarop zoveel voortgang in het Europese integratieproces is gebaseerd. 2-033
Van den Berg (PSE). – Voorzitter, bureaucratisch Brussel, ver weg van mijn bed. Zo zien veel burgers de Europese Unie. Omkering te brengen in die houding, dát
18/11/2003 was in 1999 de uitdaging waarvoor het nieuwe gekozen Europees Parlement en de Europese Commissie zich gesteld zagen. De Commissie publiceerde de afgelopen jaren verschillende voorstellen voor de bestuurlijke hervorming binnen het kader van de Europese Verdragen. De Kinnock-hervormingen zetten in op een modern personeelsbeleid en een resultaatgerichte begroting. Via het Europees Parlement kregen we een klokkenluidersregeling. Via het Witboek inzake goed bestuur kregen we programma's voor de codificatie en vereenvoudiging van de bestaande wetgeving. De wetgevingsprogramma's zouden met 35.000 pagina's worden gereduceerd. Op voorstel van het Europees Parlement kwam er een Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving met voorstellen voor alternatieve vormen van regulering, mèt behoud van de mogelijkheid tot controle door het Europees Parlement en de Raad als wetgevers. De Conventie leverde vervolgens een vermindering op van het aantal besluiten - van 27 naar slechts 6 soorten een duidelijke en adequate taakverdeling tussen Europa en de lidstaten en een grotere rol voor het lokaal en regionaal bestuur. Wij willen Europa teruggeven aan de burger, beleid van onderop maken. Dus geven we een grotere rol aan de nationale parlementen om samen met ons in het Europees Parlement de naleving van de subsidiariteit te controleren. Laag houden wat laag kan. Op Europees niveau doen wat in Europees verband moet. Voorzitter, binnen en buiten het kader van de Verdragen zijn we dus aan het hervormen. Daarmee zal Europa beter en democratischer kunnen presteren, bijvoorbeeld bij de grensoverschrijdende criminaliteit. Het vervelende is dat die prestaties soms in het ongerede dreigen te raken door affaires zoals Eurostat. Los van de zaak zelf, is het van groot belang dat niet straks maar nú de politieke verantwoordelijkheid van de commissarissen voor hun ambtenaren voor 100 procent mogelijk en duidelijk wordt. De burgers en het Europees Parlement willen een democratie, geen technocratie. Voorzitter, betere en effectievere wetgeving en bestuur zijn via het Witboek en de vele acties die sindsdien door het Europees Parlement en door de Commissie zijn genomen, wezenlijk op de rails gekomen door de toegang tot documenten voor de burgers te garanderen door te blijven inzetten op een modern personeelsbeleid en op een resultaatgerichte begroting, door te werken aan de aangekondigde effectbeoordelingen, bijvoorbeeld op economisch, sociaal en milieugebied en door het Interinstitutioneel Akkoord ook daadwerkelijk te implementeren. Papier is één ding. De werkelijkheid telt. Kortom: een herkenbaar en aanspreekbaar Europees bestuur. Daarbij zal het tot stand komen van de Grondwet cruciaal zijn voor de Europese burgers. Voorzitter, in 2004 moet er geoogst worden. Daarop past geen electorale handrem, het gaat er hier niet om de slag om Italië te winnen, maar om de slag om het hart en het hoofd van de Europese burgers te winnen. Wij vragen
25 een krachtige Italiaanse eindspurt en ik weet dat de Italianen fantastisch zijn als het gaat om wielrennen en eindspurts. Wij wensen Prodi en zijn Commissie dat succes in 2004 toe. 2-034
Procacci (ELDR). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de vertegenwoordiger van de Raad, dames en heren, ik ben het roerend eens met hetgeen de heer Salafranca zei over Eurostat. Ik wil in mijn standpunt aandringen op een transparant antwoord. Dit is een terechte eis en daaraan is in ruime mate voldaan met de maatregelen van de Commissie en het vandaag gepresenteerde actieplan. Het is heel erg dat men politieke munt uit deze zaak blijft slaan en een geval opblaast dat zeer zeker niet het belangrijkste probleem in het leven van de Unie is. De tragedie in Irak duurt voort en herinnert ons eens te meer aan ons onvermogen en in zekere zin ook aan onze schijnheiligheid. Deze oorlog had tot doel het terrorisme te bestrijden maar wakkert dit uiteindelijk alleen maar aan. Wij zijn afwezig. Wij zijn afwezig in het hart van de wereld. Ons tijdperk heeft behoefte aan een extra dosis politiek, want Europa moet een ziel krijgen en ophouden een gewonde en weerloze reus te zijn, ofschoon enkelen deze reus graag in de greep zouden willen houden van een voor bureaucraten typisch neutralisme. Er is een extra dosis politiek nodig, en daar zorgt het document van de heer Prodi voor. Voorzitter Prodi heeft zich als Europese burger in eerste instantie tot zijn eigen land gericht, maar de dingen die hij zegt gelden voor heel de Unie en voor alle politieke krachten. Dit geldt ook voor de leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten, mijnheer Poettering, de vele christendemocraten, die u ook zou moeten vertegenwoordigen en die geen enkel afglijden naar het conservatieve kamp zouden aanvaarden. 2-035
Avilés Perea (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mijn oprechte dank betuigen aan de heer Prodi, die niet alleen voor de Commissie begrotingscontrole is verschenen maar hier vandaag ook het woord heeft gevoerd ten overstaan van de plenaire vergadering. In zijn toespraak heeft hij zich in alle duidelijkheid uitgesproken over de kwesties die hem zorgen baren met het oog op de toekomst. Wij zijn het met hem eens dat wij aan de toekomst moeten werken en dat bepaalde zaken die tot dusver te wensen overlieten dringend aan verbetering toe zijn. Daarom verheugt het ons dat de Commissievoorzitter hier de "hervorming van de hervorming" ter sprake heeft gebracht. Daarmee wordt bedoeld dat bepaalde dingen die men heeft proberen te veranderen of die al veranderd zijn, maar die nog steeds niet functioneren zoals het hoort, opnieuw hervormd moeten worden. Wij zijn uiteraard ook bijzonder ingenomen met de toezegging om in de toekomst naar meer transparantie te streven. Mijnheer Prodi, de afgevaardigden van dit Parlement bezinnen zich echter ook graag op hetgeen er de afgelopen vier jaar is gebeurd, en met name op de
26 dingen die fout zijn gegaan. Doel van deze kritische houding is verbeteringen aan te brengen en te voorkomen dat bepaalde problemen waarmee wij thans geconfronteerd worden, zich in de toekomst herhalen. Mijnheer Prodi, daarom hadden wij op sommige punten een concreter antwoord verwacht. Dan hadden wij de toekomst met optimisme tegemoet kunnen zien en hadden wij de zekerheid gehad dat de problemen die ons momenteel ernstige zorgen baren zich niet opnieuw zullen voordoen. Wij maken ons zorgen omdat wij vanuit het Parlement op een coöperatieve manier willen samenwerken met de Commissie om de Europese instellingen te verbeteren en ervoor te zorgen dat zij steeds sterker worden. Wij willen een sterk Parlement en een sterke Commissie, mijnheer Prodi. Daarom nemen wij in de Commissie begrotingscontrole een kritische, veeleisende maar bovenal ook positieve houding aan. U kunt ervan op aan, mijnheer Prodi, dat wij met het oog op de toekomst streven naar een nog sterkere en nog betere Commissie. Dat is de boodschap die wij moeten uitdragen nu de Europese verkiezingen naderbij komen. en wij de burger op het hart drukken dat hij moet stemmen om de instellingen sterker te maken.
18/11/2003 Het valt overigens te betreuren dat de Commissie de economische governance niet uitgebreider heeft behandeld in haar brede programma voor 2004. Het is namelijk nog onduidelijk hoe de Commissie de Voorjaarstop exact wil voorbereiden. Voor deze Top staat de tenuitvoerlegging van de Lissabonstrategie op de agenda. We moeten weten in welk klimaat de nieuwe Commissie het vervolg van die strategie zal moeten uitvoeren. Het is daarom wellicht aangewezen dat de scheidende Commissie een tussenbalans opmaakt. Ik ben overigens van mening dat de duurzame ontwikkeling meer prioriteit verdient in het programma van de Commissie. Ondanks een enorm aantal nieuwe wetgevingsvoorstellen, zijn er toch nog enkele lacunes. Zo wordt er ten eerste met geen woord gerept over de tweede lezing van de richtlijn inzake investeringsdiensten, hoewel we deze tekst uitvoerig hebben behandeld. Ik hoop daarom dat we de tekst nog tijdens deze zittingsperiode kunnen afronden. Hetzelfde geldt voor de tussenbalans over het actieplan voor financiële diensten en de bredere toepassing van de Lamfalussy-procedure. Al deze punten zouden Commissie en Parlement nog in 2004 moeten afronden.
Dat is het positieve signaal dat wij, samen met de Europese Commissie, moeten en willen uitzenden. Daarom moet u er rekening mee houden, mijnheer Prodi, dat onze kritiek altijd constructief is en tot doel heeft oplossingen te zoeken die voor iedereen aanvaardbaar zijn.
Tot slot, mijnheer de voorzitter van de Commissie, verbaast het mij dat uw zo zwaarbeladen wetgevingsprogramma niets zegt over een vaak gestelde vraag van mijn fractie en van het hele Parlement. Ik bedoel het verzoek om een kaderrichtlijn op te stellen voor diensten van algemeen belang. Ook de Conventie is hier voorstander van.
2-036
2-037
Berès (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren: achter een wetgevingsprogramma gaat mijns inziens altijd een politiek plan schuil. Daarom zou 2004 het jaar moeten worden waarin we twee absoluut essentiële doelstellingen van onze Unie met elkaar kunnen verenigen, namelijk vrede en welvaart. Met andere woorden, er is geen enkele kans dat we de uitdagingen die ons in 2004 te wachten staan, met succes tegemoet kunnen treden als we niet opnieuw de voorwaarden scheppen voor de welvaart op ons continent. Daarom is de derde doelstelling die de Commissie zich voor 2004 heeft gesteld, namelijk de duurzame ontwikkeling, van doorslaggevend belang in het licht van de huidige economische situatie van de Unie.
Daul (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren commissarissen, dames en heren. Ik spreek hier als voorzitter van de Conferentie van voorzitters. Zoals u weet, zijn de parlementaire commissies volledig betrokken geweest bij de voorbereiding van het wetgevings- en werkprogramma dat zo-even door mijnheer Prodi is voorgesteld. Dankzij deze interinstitutionele dialoog beschikken wij vandaag over een programma voor 2004, waarin de gemeenschappelijke prioriteiten van onze instellingen duidelijk naar voren komen. Toch kunnen hier en daar wellicht nog enkele verbeteringen worden aangebracht. Hoewel niet alle verzoeken van de parlementaire commissies door de Commissie zijn ingewilligd, leert de ervaring ons dat de betrouwbaarheid van de tijdschema’s nog voor verbetering vatbaar is. Ik zal een voorbeeld geven. Van de 22 medebeslissingsvoorstellen die in het programma voor 2004 zijn voorzien, stonden er al 17 in de vorige jaarprogramma’s. Daarom zouden zij allang moeten zijn ingediend. Dit programma zou dus absoluut uitvoerig bilateraal moeten worden bekeken. Ik wil er overigens aan herinneren dat het Parlement vorig jaar het idee van de richtsnoeren voor elk wetgevingsterrein heeft gelanceerd. Dit zou als basis van een meer gedetailleerde programmering volledig tegemoetkomen aan de doelstellingen van het Interinstitutioneel Akkoord voor betere wetgeving. Hierin wordt namelijk aangedrongen op zowel een betere coördinatie als een
Mijn fractie hoopt dan ook dat de Commissie de werkgelegenheid tot een duidelijke prioriteit zal verheffen. Onze medeburgers zullen namelijk noch de uitbreiding, noch de nieuwe Grondwet aanvaarden als we niet eerst de werkloosheid aanpakken. Er moet daarom zowel door de overheid als door de particuliere sector worden geïnvesteerd in menselijk kapitaal. We moeten opnieuw een groei bereiken die de levenskwaliteit van onze medeburgers verbetert. We mogen niet alleen vertrouwen op schommelingen in de rentevoet of op externe factoren om groeikernen te creëren voor de Unie.
18/11/2003 betere onderlinge afstemming van de werkzaamheden op wetgevingsgebied tussen de drie instellingen. Ik leg de klemtoon op de drie instellingen, want de Raad neemt momenteel nog niet deel aan de gestructureerde dialoog. Tijdens de volgende Europese Raad in Brussel zal het eerste meerjarenplan van de Raad worden ingediend. Het zou nuttig zijn als het Europees Parlement tijdig op de hoogte werd gebracht van het programma, zodat er een constructieve dialoog kan worden opgezet tussen de drie betrokken instellingen. Ik wil er overigens op wijzen dat we met de Commissie een ad-hocdialoogprocedure moeten overeenkomen voor 2004. Vanmiddag zullen wij deze kwestie bespreken binnen de Conferentie van voorzitters. Maar ik ben van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om ervoor te zorgen dat alle betrokkenen, inclusief de nationale parlementen, de adviesorganen en uiteindelijk ook de Europese burgers, tijdig kunnen beschikken over een wetgevingsprogramma voor 2005. Als de huidige Commissie voor oktober van volgend jaar de beleidsstrategieën en de begroting voor 2005 aan de Unie kan voorleggen, dan moet ze ook in staat zijn om haar wetgevingsprogramma in diezelfde maand in te dienen. Vorig jaar heb ik hier gezegd dat ik ervan overtuigd was dat er dankzij de gestructureerde dialoog een echte interinstitutionele plannings- en programmeringscultuur zou ontstaan. We hebben de afgelopen maanden gewerkt in de geest van het Institutioneel Akkoord voor betere wetgeving en ook de vooruitzichten zijn positief. Dit sterkt mij dan ook in mijn overtuiging. We moeten er samen de schouders onder zetten in het belang van alle burgers. 2-038
Terrón i Cusí (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, wij bevinden ons in het laatste jaar van uitvoering van de agenda die is opgesteld door de Europese Raad van Tampere. In dit korte tijdsbestek moeten wij bovendien tien nieuwe lidstaten in deze nog grotendeels oningevulde doelstelling opnemen. Het Parlement heeft herhaaldelijk zijn bezorgdheid uitgesproken over de integratie van de doelstellingen van Tampere in de toetredingslanden. Wat de interne situatie betreft, verontrust het mij ten zeerste dat lijst 4, die de elementen bevat waarover de wetgever zich nog steeds niet heeft uitgesproken, op dit moment nog zo lang is. Ik denk bijvoorbeeld aan de richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf met het oog op arbeid en studie in de Europese Unie en aan de beslissing in verband met de toekenning van de status van asielzoeker en de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in Europa. Ook de status van langdurig ingezetenen en de richtlijn inzake het recht op gezinshereniging horen op die lijst thuis, want ofschoon er op dit vlak reeds een beslissing is genomen, zijn er zoveel uitzonderingen ingevoerd dat het niet uitmaakt of wij de richtlijn dan wel vijftien verschillende wetgevingen toepassen.
27 Het probleem ligt uiteraard bij de Raad, maar het is aan de Commissie om de degelijke, consistente en allesomvattende agenda die zijzelf heeft voorgesteld met hand en tand te verdedigen. Dat is haar plicht. De heer Prodi heeft dat hier enkele weken geleden onderstreept tijdens de toespraak die hij ten overstaan van het Europees Parlement heeft gehouden na de tragedie met de Italiaanse slachtoffers. Helaas heeft het drama zich later ook in Spanje herhaald. U kunt ervan op aan, mijnheer Prodi, dat wij de agenda samen met u zullen verdedigen voor de Raad. De Raad oefent momenteel sterke druk uit om onsamenhangende maatregelen in te voeren in het kader van de zogeheten "strijd tegen de illegale immigratie". Dergelijke maatregelen zijn volkomen nutteloos. Ik zeg dat niet om ideologische redenen, maar omdat het eenvoudigweg onmogelijk is om bij zo’n ingewikkelde en allesomvattende agenda als die van het immigratiebeleid alleen maar rekening te houden met het standpunt van de ministers van Binnenlandse Zaken. Daarom verzoek ik u het immigratievraagstuk op te nemen in de agenda van de betrekkingen met onze buren. Dat zal ongetwijfeld de stabiliteit en de welvaart ten goede komen. U hebt er overigens goed aan gedaan om deze kwestie ook onder te brengen in het werkgelegenheidsbeleid. Wij zullen die benadering samen met u verdedigen. Ook de lijst met nog hangende beslissingen op het gebied van de strafrechtelijke samenwerking is enorm lang. Vreemd genoeg zijn daar bijvoorbeeld de richtlijnen betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de strijd tegen de mensenhandel op terug te vinden. Ik vind dat vreemd. Ik verzoek u die kwesties tot prioritaire aandachtspunten uit te roepen. Uiteraard kunt u daarbij op de steun van dit Parlement rekenen. 2-039
Nassauer (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, de voorzitter van de Commissie is zijn betoog van vanochtend begonnen met de constatering dat de Unie in goede gezondheid verkeert. Als ik dat hoor, vraag ik mij af in welke wereld hij eigenlijk leeft! Het Stabiliteitspact - een van de fundamenten van onze eenheidsmunt - is in gevaar, terwijl die eenheidsmunt juist een van de pijlers van deze hele Unie is. De voorzitter heeft er door zijn zeer ondoordachte betiteling van dit Pact als “dom” zelf toe bijgedragen dat wij ons nu op een hellend vlak bevinden. Twee grote landen zijn de afspraken van dit Pact op schaamteloze wijze niet nagekomen. Helaas behoort ook mijn eigen land daartoe, terwijl Duitsland toch ooit aangedrongen heeft op de invoering van dit Pact. Op welke manier en op basis van welk gezag wil de voorzitter van de Commissie deze landen tot de orde roepen nu hij zelf een bijdrage aan de ondermijning van dit Pact heeft geleverd? Wat gaat de Commissievoorzitter ondernemen tegen het gevaar dat het Pact ook loopt vanwege het ontwerp van de
28 Conventie? Wie heeft de Conventie eigenlijk toestemming gegeven om de prijsstabiliteit te schrappen uit de catalogus van doelstellingen van de Unie? Prijsstabiliteit vormt het fundament van de complete monetaire Grondwet van de Unie. Dankzij de toezegging dat de prijsstabiliteit en de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank gewaarborgd zouden zijn, hebben wij de steun van de Duitse burgers gekregen voor de invoering van de euro en het verdwijnen van de D-Mark. Wij voelen ons nu misleid omdat de doelstelling van de prijsstabiliteit wordt ondergraven en naar de achtergrond wordt verdrongen. Daarom verwachten wij van u, voorzitter Prodi, dat u in deze controverse pal achter uw commissaris Solbes staat in plaats van hem in de rug aan te vallen. U heeft daarnaast ook op de strategie van Lissabon gewezen. Is het inmiddels niet slechts nog een loze kreet dat wij over tien jaar de meest dynamische en concurrerende economische ruimte ter wereld moeten zijn? Als wij dit doel willen verwezenlijk, geachte Commissievoorzitter, zult u toch wel een en ander aan uw wetgevingscultuur moeten veranderen! (Applaus) 2-040
Medina Ortega (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, gelet op het feit dat het voorzitterschap van de Raad wordt waargenomen door Italië en dat het voorzitterschap van de Commissie wordt uitgeoefend door een vooraanstaande Italiaan zoals de heer Prodi, wil ik om te beginnen mijn condoléances aanbieden aan de Italiaanse bevolking wegens de tragische gebeurtenissen van de laatste dagen. Verder zou ik het hier willen hebben over een kwestie waaraan voorzitter Prodi veel aandacht heeft besteed, namelijk het probleem van de controle. In de moderne organisatievormen worden de controletaken overgelaten aan de politieke macht of de rechterlijke macht. De voorzitter van de Fractie van de Europese SociaalDemocraten, de heer Barón, heeft hier al gerefereerd aan het verslag-Casaca over het belang van het Parlement als bron van politieke controle. Aan de andere kant is er de gerechtelijke controle. Het is echter onaanvaardbaar - zoals de heer Barón ook al zei - dat wij steeds meer administratieve controles in het leven roepen. Die controlemaatregelen zijn op hun plaats in de administratie, maar ik vrees dat de problemen waarmee wij thans kampen niet kunnen worden opgelost zonder een goed georganiseerd systeem van politieke en gerechtelijke controle. Ten tweede legt de Commissie in haar wetgevingsprogramma de nadruk op de uitbreiding. Naar aanleiding daarvan wil ik u er vanuit dit Parlement op attenderen dat het laatste verslag van de Commissie, dat door de heer Verheugen aan de plenaire vergadering is gepresenteerd, ons erg heeft verontrust. Hoeveel kandidaat-landen zijn werkelijk in staat om het communautair acquis tussen nu en 1 mei om te zetten in
18/11/2003 nationale wetgeving? Welke maatregelen denkt de Commissie voor te stellen en welke maatregelen denkt de Raad aan te nemen om de eventuele toetreding te blokkeren van landen die niet aan alle voorwaarden voldoen? Het verbaast ons hier in het Europees Parlement ten zeerste dat het Letse parlement heeft besloten een van zijn leden de status van waarnemer in dit Parlement te ontnemen omdat de persoon in kwestie meningen heeft geuit die niet stroken met die van zijn regering. Dit heeft alles te maken met de kwestie van de minderheden in de Baltische landen en doet de vraag rijzen of die landen wel voldoen aan het basiscriterium van Kopenhagen en daadwerkelijk met een open democratisch systeem zijn uitgerust. Het wetgevingsprogramma bevat tevens een verwijzing naar de nieuwe buurlanden van de Unie. Met name in het geval van Rusland en Oekraïne is er sprake van de oprichting van gemeenschappelijke ruimten op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Gelet op de jongste ontwikkelingen in Rusland, die gekenmerkt worden door de arrestatie, opsluiting en berechting van grootindustriëlen, wellicht niet om louter juridische redenen maar eerder uit politieke overwegingen, vragen wij ons af welke elementen wij met dergelijke regeringen kunnen delen. Tenslotte wil ik nog even ingaan, mijnheer de Voorzitter, op een thema dat reeds door de heren Clegg en Van den Berg is aangesneden, namelijk de goedkeuring van het Interinstitutioneel Akkoord. Ik heb de Commissievoorzitter hierover in zijn uiteenzetting niets horen zeggen. Het is natuurlijk nog bijzonder recent, maar daarom niet minder belangrijk. Daarom acht ik het wenselijk dat de Commissie ons inlicht over de gevolgen van het Akkoord voor haar wetgevingsprogramma. 2-041
Evans, Jonathan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de aandacht te vestigen op een paar opmerkingen die hier vandaag zijn gemaakt over onze bezorgdheid ten aanzien van de boekhouding van de EU. Die bezorgdheid is wijder verbreid dan ik mij van enige voorgaande gelegenheid kan herinneren. Wanneer ik bijlage 3 van de mededeling van de Commissie doorlees, maak ik mij in het bijzonder zorgen over het feit dat de Commissie-Prodi beweert groot succes te hebben geboekt op dit terrein. Onder haar verplichting om een breed programma van interne hervormingen te realiseren valt ook het opstellen van een nieuw Financieel Reglement voor het beheer van communautaire fondsen. Er is echter niets nieuws aan de Eurostat-crisis of de achtergrond daarvan en de Rekenkamer is al gedurende negen achtereenvolgende jaren niet in staat geweest om zijn goedkeuring te verlenen aan de rekeningen. Laat niemand denken dat het Parlement opeens gevrijwaard is van enige blaam in deze kwestie. Het
18/11/2003 Parlement heeft, in weerwil van het standpunt van de Rekenkamer, de betreffende rekeningen jaar in, jaar uit goedgekeurd, dus het spreekt eigenlijk vanzelf dat de Commissie tot de overtuiging is gekomen dat het Parlement deze zaken van onvoldoende groot belang achtte. Als dat nu veranderd is, ben ik daar blij mee. En waarom ben ik daar blij mee? Omdat de burgers van de EU de Commissie op dit moment vooral associëren met negatieve zaken als fraude, wanbeheer en gesjoemel met de boekhouding. Ik betreur dit ten zeerste en ben van mening dat het imago van de Europese Unie moet worden verbeterd. Voor de aanpak van deze kwestie kijken wij in de eerste plaats naar de Commissie. Wat moet de Commissie dan doen? Zij moet simpelweg de problemen die aan het licht zijn gekomen de aandacht geven die ze verdienen en actie ondernemen ten aanzien van de positie van de klokkenluiders die deze problemen onder de publieke aandacht hebben gebracht. Er zijn momenteel drie van zulke mensen, die van hun taken zijn ontheven. Ik doe een beroep op de commissaris om actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de mensen die de aandacht hebben gevestigd op de schandalen in de boekhouding van de EU, en die om voor de Europese burger compleet onbegrijpelijke redenen zijn geschorst, hun functie van het controleren van de EU-rekeningen weer terugkrijgen. 2-042
Prets (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mij op het onderwerp “cultuur” richten en wil beginnen met de opmerking dat ik tevreden ben over de inspanningen van de Commissie op het gebied van onderwijs, jeugd en cultuur, ook wat 2003 betreft. Voor 2004 heeft u nu een werkprogramma gepresenteerd met zeven voorstellen die de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport betreffen. Ik wil daar meteen als kritiekpunt aan toevoegen dat de voorstellen voor deze werk- en actieprogramma’s wel altijd relatief laat overlegd worden. Zo wordt er bijvoorbeeld op dit moment onder grote tijdsdruk onderhandeld over de programma’s voor jeugd, cultuur, en organisaties in het beroepsonderwijs. Ondanks die grote tijdsdruk zullen wij tot een oplossing moeten komen omdat de programma’s voor komend jaar anders niet van de grond komen en dus niet ten uitvoer gelegd kunnen worden. Niemand wil met een dergelijk verwijt en met name met zo’n verantwoordelijkheid geconfronteerd worden. De prioriteiten van het actieprogramma 2004 van de Commissie zijn niet noodzakelijkerwijs gericht op onderwijs, jeugd en cultuur. Vanwege een aantal redenen, zoals de uitbreiding, de Parlementsverkiezingen, economische zekerheid en dergelijke, ligt de nadruk veeleer op andere gebieden. Desalniettemin zou ik de Commissie willen oproepen om onderwijs, jeugd en cultuur niet te verwaarlozen. In de planning voor dit jaar waren de doelstellingen duidelijk ambitieuzer dan wat er uiteindelijk in de praktijk van terecht is gekomen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de voorstellen voor wetgeving die
29 eigenlijk in september of oktober aangenomen hadden moeten worden, zoals met betrekking tot de Europassopleiding, het Europees curriculum vitae en dergelijke. De betreffende voorstellen zijn opgeschoven en worden wellicht eind dit jaar nog aangenomen en voor een deel in 2004 uitgevoerd. Zo is bijvoorbeeld het besluit uitgesteld over de onderwijsprogramma’s na 2006 terwijl die een belangrijke mijlpaal in het cultuurbeleid vormen. Daarom zou ik de Commissie op willen roepen om de overeengekomen voorstellen aan te nemen zodat gewaarborgd wordt dat deze nog in de huidige zittingsperiode in ieder geval in de eerste lezing door het Parlement behandeld kunnen worden. Ik wil daarbij met name op de wetgevingsvoorstellen op audiovisueel gebied wijzen, die voor december zijn aangekondigd. Voor de allang geleden aangekondigde herziening van de richtlijn “Televisie zonder grenzen” is er bijvoorbeeld nog steeds geen enkel voorstel gepresenteerd. Dat is voornamelijk een gevolg van de eeuwigdurende raadplegingsprocedures die de Commissie hanteert. De toetreding van tien nieuwe lidstaten, stabiliteit en duurzame groei zijn ongetwijfeld belangrijke onderwerpen, maar dat betekent niet dat aan de cultuuren onderwijsaspecten voorbijgegaan mag worden. Het onderwijsaspect dient juist een van de prioriteiten van de uitbreiding te zijn, waarbij de verschillende onderwerpen in hun onderlinge samenhang bekeken moeten worden. Daarbij mag de aandacht echter niet altijd uitsluitend naar economische en politieke overwegingen uitgaan. Cultuur en onderwijs dienen veel beter in het totale beleid geïntegreerd te worden, waarbij onderwijs beschouwd moet worden als de basis voor vooruitgang en ontwikkeling van de Europese Unie en cultuur als een noodzakelijke voorwaarde voor samenwerking, dialoog en instandhouding van de culturele diversiteit. 2-043
Oostlander (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, ik wil me aansluiten bij de woorden die de heer Nassauer hier tot mijn grote genoegen heeft uitgesproken, namelijk dat de uitvoering van het werkprogramma 2004 onder heel slechte voortekenen begint, met name vanwege het feit dat de twee belangrijke landen, Frankrijk en Duitsland, die destijds het Stabiliteitspact in het kader van de EMU hebben uitgevonden, na vijf jaar tijd hun gegeven woord eigenlijk vergeten zijn. En dat de ontwerpers van dit Pact van sterk naar zwak, van stabiel naar instabiel, van betrouwbaar naar onbetrouwbaar, van verantwoordelijkheidsbesef naar een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef zijn verschoven. Dat zijn verschrikkelijke zaken die ook door de directeur van de Nederlandse Bank zeer onlangs voor de Nederlandse televisie nog eens zijn onderstreept, waarbij hij ook opmerkte dat er zonder Stabiliteitspact geen euro zou zijn geweest en dat wij zelfs bedonderd zijn door degenen die dit Stabiliteitspact hebben opgesteld. Mijnheer de Voorzitter, onder dit slechte voorteken vindt een verder gesprek over de uitbreiding van de Europese Unie plaats. Er zijn nog enkele landen die op
30 de wachtbank zitten. Ik denk dat het erg belangrijk is om toch door te gaan met een integer en coherent beleid, en ook ten opzichte van hen streng te blijven in de criteria met name wanneer het gaat om rechtsstaat, democratie en goed nabuurschap. Het is niet verstandig om ten aanzien van de Balkanstaten zonder meer te doen alsof de race al gelopen is. Deze landen zullen eerst waar moeten maken dat ze bij de Europese Unie horen. Ook het inbrengen van andere dan de afgesproken criteria moet worden afgewezen, zoals bijvoorbeeld het verschil in godsdienst, de grootte van het land of van de bevolking, de eventuele strategische ligging, de politieke voordelen, de datum van aanvraag van het lidmaatschap, historische relaties of economisch voordeel. Het zijn allemaal argumenten die natuurlijk bij iedereen wel eens in het hoofd meespelen, maar het is buitengewoon slecht als deze de afgesproken criteria gaan verdringen of relativeren. Mijnheer de Voorzitter, de heer Verheugen heeft gesproken over de noodzaak van meer gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vanwege de uitbreiding. Wat is de opvatting van de Raad op dat punt? Deelt hij de mening van commissaris Verheugen dat wij vanwege de uitbreiding des te urgenter moeten streven naar een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid? 2-044
Bösch (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, wij kunnen niet meer om de Eurostatkwestie heen. Het gaat om een schandaal dat wij niet meer weg kunnen moffelen. Wij kunnen er echter wel conclusies uit trekken. In de eerste plaats dient de Commissie in de toekomst rekening te houden met de opvatting van het Parlement - wij zijn immers de rechtstreeks gekozen vertegenwoordiging van de Europese burgers. De verslagen van het Parlement mogen niet meer genegeerd worden en zeker niet door de vreemde combinatie van onkunde en arrogantie die de Commissie ten toon spreidt. Als de Commissie goed had geluisterd, zou de omvang van het schandaal veel kleiner zijn geweest. Ten tweede zijn wij het ten opzichte van de burgers verplicht om de dingen die in deze periode mis zijn gegaan - zowel in uw ambtstermijn als in onze zittingsperiode - weer te herstellen. Daarvoor hebben wij een aantal voorstellen ingediend. Het desbetreffende verslag wordt binnenkort aan dit Parlement voorgelegd en is al door de Commissie begrotingscontrole aangenomen. In dit verslag wordt onder andere ook ingegaan op het Financieel Reglement waaraan u tot nu toe nog geen enkele aandacht heeft besteed. Het gaat bijvoorbeeld over het feit dat het blijkbaar nog steeds mogelijk is om met de Commissie contracten te sluiten zonder dat de andere partij verplicht is details over haar financiële situatie te geven. Er zijn bedrijven die op de Bahamas zijn gevestigd waarover in ieder geval het gerucht de ronde doet dat daar mogelijk ambtenaren van de Europese Commissie achter zitten. Dat kan zo niet langer. Het kan ook niet
18/11/2003 langer dat directeuren-generaal zonder financieel toezicht hun taak kunnen vervullen. Kijk bijvoorbeeld maar naar Eurostat. Dat gaat niet goed, dat moet veranderd worden! Ten derde stellen wij voor om het Financieel Reglement - of de interne spelregels - zodanig aan te passen dat de bevoegdheden voor interne audit onder het hoofd van de dienst Interne Audit ressorteren. Als dat al eerder zo geregeld was, was de omvang van de Eurostat-catastrofe bij lange na niet zo groot geweest. Wij willen hiervoor nú een oplossing, voorzitter Prodi, niet over een of twee jaar. Het is nú tijd om in actie te komen! De dingen die al gebeurd zijn, moeten wij rechtzetten zodat wij onze kiezers vol vertrouwen tegemoet kunnen treden. 2-045
Theato (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats voorzitter Prodi bedanken voor zijn aanwezigheid in de Commissie begrotingscontrole vanochtend en voor de presentatie van zijn actieplan. Op dat actieplan is echter wel nog het een en ander aan te merken. Ik noem allereerst het feit dat de communicatie tussen de administratie en de Commissie, dat wil zeggen de commissarissen, nog steeds niet goed verloopt hoewel er al uiteenlopende maatregelen op dat vlak op papier zijn gezet. Zo is er bijvoorbeeld de gedragscode van september 1999 en de Charter for Delegated Authorising Officers van december 2000. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Naar mijn idee hebben wij dan ook geen nieuwe regels nodig, maar moeten de bestaande regels gewoon worden toegepast en daar zou ik met nadruk op aan willen dringen! In de tweede plaats is duidelijk dat er op dit gebied nieuwe mechanismen ontwikkeld moeten worden. Ik wil u echter uitdrukkelijk waarschuwen, voorzitter Prodi, om daarvoor geen nieuwe organen in het leven te roepen. Het is namelijk veel effectiever om de bestaande organisaties te verbeteren en waar nodig de betreffende hervormingen door te voeren. Ik zie overigens weinig heil in het nieuwe mechanisme dat bedoeld is om alle informatie over mogelijke fraudegevallen te verzamelen. Een instantie voor het opsporen van financiële onregelmatigheden lijkt mij ook zinloos. Ik zie ook geen enkele aanleiding om in plaats van het comité van toezicht van OLAF een administratief comité op te richten. U bent op veel dingen ingegaan en daar zijn ook een aantal goede dingen bij, zoals bijvoorbeeld de kwestie van whistleblowing die nog nader geregeld moet worden. Zoals ook al eerder is gezegd, is er op dit gebied nog helemaal niets van de grond gekomen. Er zijn heel veel dingen die onze gezamenlijke inspanning vereisen en daarom heb ik één verzoek aan u: voordat u uw mededeling publiceert, dient u eerst serieus met het Parlement te debatteren en het verslag-Bösch te bestuderen zodat wij niet de verkeerde kant op gaan! Dat zou ten koste gaan van de Europese begroting en dus ook van de Europese belastingbetalers. 2-046
Casaca (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, met de voorzitter van onze commissie juich ik het toe dat
18/11/2003 voorzitter Prodi vanmorgen in de Commissie begrotingscontrole is verschenen. Dat is het eerste positieve signaal van de bereidheid van de Commissie met meer aandacht naar ons te luisteren dan tot nu toe. Wij mogen dat signaal niet negeren en derhalve nemen wij er nota van. Ik zou hier ook willen wijzen op het feit dat zowel op centraal niveau bij de Commissie als bij Eurostat de interne audits goed en onafhankelijk hebben gefunctioneerd. Dat is een zeer positief resultaat van de huidige hervorming.
31 (Applaus) Wat wij voor een efficiënte controle van de buitengrenzen nodig hebben, is een controle- en coördinatie-instrument binnen de Commissie, of een soortgelijke instantie die nauw met de Commissie samenwerkt. Controle, coördinatie en een efficiënt gebruik van middelen zijn dus inderdaad noodzakelijk, maar in geen geval via een agentschap.
Ten tweede zou ik over Eurostat willen opmerken dat er moet worden vastgesteld wie verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken. Er functioneren nu een aantal mechanismen die veel te laat zijn opgestart, maar er gebeurt tenminste iets. Voorts kan ik maar niet begrijpen waarom het orgaan dat financieel verantwoordelijk is voor het toewijzen van geld aan Planistat, namelijk het Bureau voor Officiële Publicaties, tot op heden geen enkele maatregel heeft genomen, geen enkel onderzoek heeft gedaan naar waar de verantwoordelijkheid ligt. Dat Bureau is afhankelijk van externe steun en beheerde het merendeel van de kredieten warmee het bedrijf CSD verkeerd is omgesprongen. Waarom zijn er met betrekking tot dat orgaan geen maatregelen genomen en is het niet ter verantwoording geroepen? Er is gewoon gedaan alsof er buiten Eurostat niets is gebeurd.
Dan mijn tweede punt: u heeft gezegd dat er enerzijds harde maatregelen tegen illegalen moeten komen en anderzijds maatregelen ter bevordering van de integratie van personen met een legale verblijfsstatus. Ook daarvoor kunt u op onze volledige steun rekenen, maar zorg er dan alstublieft voor dat die maatregelen ook een keer worden genomen. Daarnaast dient u er ook voor te zorgen dat er terugkeerovereenkomsten worden gesloten; niet alleen met Macao en Hongkong, maar ook met de landen waar die immigranten daadwerkelijk vandaan komen. Één ding moet u echter achterwege laten: u moet als compensatie niet het voorstel doen om dan maar de visa af te schaffen. U moet iets aanbieden waarmee die landen echt geholpen zijn, namelijk handelsfaciliteiten en economische steun zodat mensen hun land niet meer hoeven te ontvluchten.
Als de Commissie ons wil doen geloven dat zij het beginsel van de verantwoordingsplicht ernstig neemt, dan is het hoognodig dat zij in die twee diensten maatregelen treft. Zo niet, dan kunnen wij de Commissie niet serieus nemen.
2-048
2-047
Pirker (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, een van de belangrijkste voorstellen in uw programma, mijnheer de Commissievoorzitter, is een verbetering van de stabiliteit en veiligheid. Dat kan alleen maar toegejuicht worden. U stelt onder andere voor om maatregelen te nemen die moeten leiden tot een gezamenlijke grenscontrole. Daarbij kunt u op onze volledige steun rekenen. Per slot van rekening gaat hierdoor onze wens in vervulling om ook na de uitbreiding aan alle buitengrenzen dezelfde hoge veiligheidsnormen te hanteren. Er moeten dan wel voorzorgsmaatregelen genomen worden om te zorgen dat dit in de praktijk ook gebeurt. Afgelopen week heeft u tijdens een persconferentie voorgesteld om dan meteen ook maar weer een nieuw agentschap op te richten voor de controle en de coördinatie. Dat zou dan het zestiende agentschap worden. Uit onze ervaringen met agentschappen tot nu toe is gebleken dat wij inmiddels vergeten zijn hoe ze ook alweer heten en wat zij precies doen. Als wij al iets van die agentschappen merken dan is dat in de begroting, omdat de uitgaven explosief toenemen, meestal zelfs al na een paar jaar. Het enige wat ik mij kan indenken, is dat wij een voorstel voor een nieuw agentschap doen dat de andere agentschappen nu eindelijk eens op hun efficiëntie toetst en dat bekijkt welke agentschappen er überhaupt nog bestaansrecht hebben.
De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, eerst wil ik de aandacht vestigen op het feit dat er aan een aantal onderwerpen op het vlak van sociaal beleid wordt voorbijgegaan. Ten tweede wil ik onderstrepen dat we ervoor op moeten passen dat kwesties, die natuurlijk wel belangrijk zijn voorzover het Eurostat betreft, niet worden opgeblazen tot een enorm schandaal dat, zeker met het oog op de komende verkiezingen, ongekende schade zou kunnen toebrengen aan onze instellingen. Het is zeer betreurenswaardig dat de Commissie de initiatieven die zij beloofd heeft en waar het Europees Parlement keer op keer op heeft aangedrongen, nog altijd niet heeft gepresenteerd: de collectieve rechten van werknemers, sociale zekerheid voor atypische werknemers, bescherming tegen individueel ontslag, herziening van de richtlijn inzake arbeidstijden en van de richtlijn inzake de Europese ondernemingsraad. De Commissie lijkt ook op andere belangrijke terreinen de ontwikkelingen tegen te houden, het minimuminkomen bijvoorbeeld. Zij heeft een uitvoerig onderzoek gepubliceerd over de kosten van een "nietsociaal Europa", waarin wordt geconcludeerd dat, terwijl de zogenaamde kosten van sociaal beleid gewoonlijk direct duidelijk zijn, de voordelen moeilijker te identificeren en te meten zijn. Sociaal beleid verbetert echter de kwaliteit van de arbeidsmarkt en draagt bij aan de vorming van sociaal kapitaal. Gezien de publiciteit die onlangs is gegeven aan, bijvoorbeeld, het feit dat Ryanair betaling vraagt voor het gebruik van rolstoelen op de luchthaven van Dublin, is het van groot belang dat de Commissie de beloofde
32 verordening inzake overeenkomsten tussen passagiers en luchtvaartmaatschappijen presenteert, vooral in het belang van passagiers met een handicap. Te oordelen naar de openingsredes in het debat van vanmorgen is het duidelijk dat de verkiezingscampagne al van start is gegaan. Ik zou de afgevaardigden willen vragen om teneinde het vertrouwen van het electoraat van Europa niet te ondermijnen de nodige voorzichtigheid te betrachten door niet overdreven veel aandacht te besteden aan schandalen. De bestrijding van corruptie is van groot belang maar we moeten zorgvuldig omgaan met de wijze waarop we dit aan ons electoraat presenteren.
18/11/2003 het creëren van een Europees bewustzijn dat ertoe bijdraagt dat Europees beleid ook als binnenlands beleid wordt beschouwd. Dan kunnen Europese projecten niet langer uit nationale overwegingen in de Raad worden geblokkeerd, waarvoor de burgers vervolgens de schuld in de schoenen van de Commissie en het Parlement schuiven! 2-050
Hatzidakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese verkiezingen naderen en ook de ambtsperiode van de Europese Commissie zit er bijna op. In de luttele maanden die ons resten kunnen we de loop van de geschiedenis niet veranderen. Toch moet de Commissie haar werk afmaken.
2-049
Karas (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, geachte dames en heren, ik zou voor de werkzaamheden van de Commissie en die van onszelf graag twee motto’s willen aanbevelen. Het eerste luidt: “een goed begin is mooi, maar niet genoeg; pas door consequent doorzetten en het stellen en verwezenlijken van doelen wordt er daadwerkelijk iets bereikt”. Het tweede motto luidt: “wie zichzelf niet serieus neemt, wordt door anderen ook niet serieus genomen”. Wij zijn de Conventie met de doelstelling begonnen om een Europa te creëren dat transparanter en democratischer is en dat dichter bij de burgers staat. Wij hebben die doelstellingen echter nog niet verwezenlijkt terwijl ze nu juist actueler zijn dan ooit. Geachte Commissievoorzitter, als u Europa transparanter wilt maken, moet u ook bereid zijn om u bewust te worden van uw eigen taken en consequent de gestelde doelen na te streven. Daarmee wil ik zeggen dat ik meer respect verlang in de omgang met het Europees Parlement ten opzichte van onze besluiten, onze doelstellingen, onze gevoelens van vrees en onze kritiek - u dient eindelijk in de praktijk te brengen dat de Commissie en het Parlement collegiale instellingen zijn. Wij ontvangen steeds meer voorstellen van de Commissie die eigenlijk die nog niet af zijn: de richtlijn betreffende consumentenkrediet, de richtlijn inzake chemische stoffen, de kwestie discriminatieverbod versus economische realiteit, de harmonisatie van de belasting op diesel - in al deze voorstellen wordt geen rekening gehouden met het totaalbeeld, maar ligt de nadruk uitsluitend op een sectoraal uitgangspunt. U dient uw collegiale verantwoordelijkheid te nemen! Ik roep u dan ook op om uw politieke verantwoordelijkheid beter in acht te nemen. Voorbeeld: Eurostat en uw uitleg van vandaag! Ik roep u op om meer nadruk op het handhaven van de wetgeving te leggen. Voorbeeld: het Stabiliteits- en groeipact. In uw programma staat dat u een betere coördinatie van het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten verlangt. Mijn reactie daarop is dat wij geen betere coördinatie nodig hebben. Wat wij nodig hebben, is respect voor het Stabiliteits- en groeipact. Dat is meer dan voldoende coördinatie! Ik roep u ook op om initiatieven te nemen om de interne markt, het mededingingsbeleid en de sociale cohesie te verbeteren. U dient daarnaast het voortouw te nemen bij
In de vervoersector is er de afgelopen jaren veel bereikt: het Europese luchtruim, de twee spoorwegpaketten, de liberalisering van de havendiensten en het nieuwe voorstel voor de trans-Europese netwerken, waarbij niet zozeer het wetsontwerp maar wel de financiering mij hoofdbrekens kost. Het is van het allergrootste belang dat Parlement en Commissie de Raad aansporen om vooruitgang te boeken in een paar vervoersvraagstukken die al twee jaar aanslepen. Het verslag-Meijer over stadsvervoer is zo’n vraagstuk en we moeten in de ons resterende tijd ook op andere punten vooruitkomen, zoals bij de harmonisatie van een aantal Gemeenschapsbepalingen inzake wegvervoer, de gewijzigde ontwerpverordening in verband met het optreden van de lidstaten ten aanzien van openbare dienstverlening in het personenvervoer over het spoor, de weg en de binnenwateren en het rijverbod voor zwaar verkeer - vrachtwagens - in het weekeinde, ook een onderwerp dat al enige tijd meegaat. Daarnaast moet de Commissie zo snel mogelijk haar derde verslag over de cohesie in het regionale beleid voorleggen. Dit is weliswaar geen wetgevend stuk, maar toch moet het Parlement nog voor de verkiezingen een duidelijk standpunt kunnen innemen over dit belangrijke vraagstuk. (Applaus) 2-051
Stauner (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wat de Eurostat-affaire betreft, ben ik teleurgesteld dat de maatregelen die voorzitter Prodi heeft aangekondigd, een weerspiegeling zijn van het gebrek aan motivatie om de problemen ook daadwerkelijk op te lossen. Ik mis met name structurele en personele veranderingen, bijvoorbeeld een wijziging in het takenpakket van de drie verantwoordelijke commissarissen. Ik roep slechts in herinnering dat het Parlement al aan het begin van de ambtsperiode van de Commissie de voorkeur gaf aan een scheiding van de begroting en de begrotingscontrole om juist die belangenverstrengeling waar we nu mee geconfronteerd worden, te voorkomen. Ik mis ook een serieuze reprimande aan het adres van de
18/11/2003 drie verantwoordelijke commissarissen om hun duidelijk te maken dat zij tekort zijn geschoten in hun toezichtsen zorgvuldigheidsplicht. Dat is iets wat bij elke gewone werknemer, mijnheer de voorzitter, als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Ten derde moeten de controlefuncties aanzienlijk worden verbeterd, omdat Eurostat naar mijn idee een schoolvoorbeeld is van een affaire waarin alle controlemechanismen van de Commissie gefaald hebben. U heeft echter geen van de genoemde maatregelen genomen, terwijl het voor u toch niet al te moeilijk zou moeten zijn om in ieder geval een of twee van deze maatregelen door te voeren. Dat betekent, mijnheer Prodi, dat u sinds 25 september voor de tweede keer verzuimd heeft om een definitieve streep onder deze affaire te zetten, waarmee u het vertrouwen van het Parlement en de burgers had kunnen herstellen. Eén ding kan ik in ieder geval niet accepteren en dat is de bewering dat de hervorming van de Commissie pas in 2004 helemaal voltooid zal zijn en dat een dergelijke Eurostat-affaire vanaf dat moment niet meer kan voorkomen. Naar mijn idee zal het tegenovergestelde het geval zijn. Door uw hervormingen en het nieuwe Financieel Reglement wordt de controle namelijk alleen maar minder. Het schrappen van de onafhankelijke financiële controleurs geeft de directeuren-generaal een ongekende machtspositie. Is dat echt uw bedoeling? Een democratie zonder controle functioneert niet en dat geldt zeker voor een instelling met zoveel democratische tekortkomingen als de Commissie. (Applaus) 2-052
Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil voorzitter Prodi bedanken voor zijn aanwezigheid vandaag. Dit is de vierde keer in successie dat ik zijn presentatie heb aangehoord. Het is ook het vierde opeenvolgende jaar dat het zijn Commissie niet gelukt is om een positieve verklaring van betrouwbaarheid voor haar boekhouding te verkrijgen van de Europese Rekenkamer, en de negende achtereenvolgende keer dat dit de Commissie als instelling niet gelukt is. Ik realiseer me dat niemand in de Commissie van de heer Prodi bereid is enige politieke verantwoordelijkheid op zich te nemen, maar ik weet dat er leden van de Commissie zijn die over voldoende ontwikkelde politieke voelsprieten beschikken om de stemming van dit Parlement aan te voelen wanneer het gaat om de problemen die bij Eurostat en in het boekhoudingsysteem zijn geconstateerd. Ik vind persoonlijk dat de heer Prodi zijn eigen positie en die van de Commissie heeft verzwakt door zich met de Italiaanse binnenlandse politiek te bemoeien, iets wat hij in mijn ogen niet zou moeten doen. Ik denk dat hij de Commissie enigszins heeft verzwakt door toe te geven dat de commissarissen momenteel geen politieke verantwoordelijkheid dragen. In de kwestie-Eurostat heeft hij de put pas gedempt nadat het kalf verdronken
33 was, en nu probeert hij de boodschappers de schuld te geven in plaats van het probleem op te lossen. Hoe het ook zij , ik wil het ook nog even hebben over de rechten van de klokkenluiders - waarvan ik weet dat de heer Prodi er in de vergadering van de Commissie begrotingscontrole eerder op de dag nog melding van heeft gemaakt - omdat de grootste fout die de Commissie heeft gemaakt de manier is waarop zij een aantal klokkenluiders heeft behandeld. De Commissie heeft namelijk een schertsvertoning opgevoerd. Degenen die kritische vragen hebben gesteld en problemen aan de orde hebben gesteld, zijn geschorst en de mensen die getracht hebben de zaak in de doofpot te stoppen, zijn hiervoor beloond. Maar ik wil ook positief zijn, want ik weet dat er met ingang van mei 2004 tien nieuwe commissarissen in uw midden zullen verkeren. Net zoals ik graag een onafhankelijk OLAF zou willen zien, zou ik het op prijs stellen als de Commissie de mogelijkheid zou overwegen om een van deze commissarissen de verantwoordelijkheid op zich te laten nemen voor de begrotingscontrole en de dienst Interne Audit van de Commissie, want hoe sneller dit onderdeel wordt gescheiden van de begrotingsfunctie zelf, des te eerder kunnen we vooruitgang boeken in de oplossing van deze problemen. 2-053
Andria (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, het lijdt geen twijfel dat alle gepresenteerde politieke strategieën boeiend zijn, maar vaak struikelen ze over min of meer hoge hinderpalen als zij niet worden geschraagd door absoluut betrouwbare organisatie- en beheersstructuren. De uitbreiding tot de nieuwe landen - waar wij ons allen voor hebben ingezet - moet worden geplaatst in een solide en transparante context. Dat is de enige manier om te vermijden dat er onoverkomelijke problemen rijzen voor niet alleen de structuren van de Gemeenschap, die sowieso al extra inspanningen moeten ondernemen, maar ook het imago en de geloofwaardigheid van het Europees Parlement. Daarom moet steun worden gegeven aan de prioriteiten en de algemene oriëntaties van een goed werkend en transparant Europa, van een Europa dat rekenschap aflegt van de manier waarop het geld wordt uitgegeven en gebruikt. De Eurostat-zaak was daaraan zeker geen bijdrage. Het spijt mij dat de heer Procacci deze zaak zojuist als marginaal afdeed. Kennelijk heeft hij de verslagen van OLAF en de audit niet gelezen, want anders zou hij weten hoe verontrustend deze zaak is. Daarom moet de Commissie de controle versterken, die tot nu toe aan alle kanten te wensen overliet. Ook moet zij een andere aanpak volgen, opdat een onderscheid kan worden gemaakt tussen enerzijds bewaking en controle en anderzijds operationeel beheer, het beheer dat wordt verricht door de voor toestemming bevoegde ambtenaren. Het raadgevend comité voor de marktoperaties, waarvan de werking onderworpen was aan het vorig Financieel
34 Reglement, is opgeheven. Men heeft evenwel kunnen vaststellen dat veel contracten aan geen enkele regel inzake economisch nut, transparantie en verbintenissenrecht zijn onderworpen. Daardoor was een soort vrijzone ontstaan die het ook na 1999 - of misschien met name na 1999 - mogelijk maakte dat een enkel bedrijf orders ontving. Vaak deden zich daarbij belangenconflicten voor en ongetekende contracten. Daardoor is de Gemeenschap nauwelijks te overziene schade berokkend. 2-054
Bayona de Perogordo (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Prodi voor zijn aanwezigheid hier en in de Commissie begrotingscontrole. Ik zal proberen om het kort te houden. Mijnheer Prodi, achter de hoogdravende titel "ActieplanEurostat" die u hier hebt gepresenteerd, gaat in wezen het derde hoofdstuk schuil van een boek waarvan de eerste twee hoofdstukken, getiteld "De feiten" en "De verantwoordelijkheden", ontbreken. Het derde hoofdstuk, dat u hier hebt uiteengezet, handelt over de maatregelen die moeten worden genomen. Zoals ik ook al in de Commissie begrotingscontrole heb gesignaleerd, vind ik die maatregelen absurd, vreemd en achterhaald. Absurd omdat personen die potentieel voor controle in aanmerking komen de taak hebben om degenen die met de controle belast zijn in kennis te stellen van eventuele onaanvaardbare praktijken. Vreemd omdat de ontvankelijkheidsverklaring van klachten en de zoektocht naar de waarheid geen baat hebben bij coördinatiecomités, maar wel bij plichtsbetrachting, het onmiddellijk instellen van een onderzoek naar de waarheid en aangifte bij de gerechtelijke autoriteiten. En achterhaald omdat de controleurs reeds meermaals de wens hebben uitgesproken om zich te distantiëren van de richtsnoeren van de directeuren-generaal die boven hen staan. Bovendien heeft dit plan niet slechts betrekking op Eurostat, maar op het functioneren van de Commissie in het algemeen. Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens wordt de redenering hier omgekeerd: informatie leidt niet tot verantwoordelijkheid, maar mensen met verantwoordelijke functies hebben informatie nodig om het hoofd te kunnen bieden aan hun verantwoordelijkheden. Wat OLAF betreft, voorzitter Prodi, stel ik voor dat u een soort ontvankelijkheidsverklaring invoert om een einde te maken aan alle lange, prijzige en nutteloze procedures die, zoals wij recentelijk hebben kunnen vaststellen, nadelige gevolgen hebben voor bepaalde instellingen en instanties en zeker geen spectaculaire resultaten opleveren. 2-055
Prodi, voorzitter van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik dank u voor dit debat en voor uw mening over de programma´s. U weet dat de programma´s niet zo omvangrijk zijn omdat de activiteiten volgend jaar beperkt zullen zijn. 2004 is
18/11/2003 immers het laatste jaar van de Commissie en het Parlement. Wij moeten rekening houden met het feit dat het Parlement zijn werkzaamheden voor een groot deel van het jaar onderbreekt en de Commissie twee keer verandert: in mei - wanneer er nieuwe commissarissen bijkomen, hetgeen in feite geen verandering is - en in de herfst bij het verstrijken van het mandaat van de Commissie. Daarom hebben wij u een beperkt programma voorgelegd met enkel voorstellen die in 2004 behandeld kunnen worden, meer niet. Daarbij hebben wij trouwens ook rekening gehouden met de ervaringen die wij hebben opgedaan bij de uitvoering van het werkprogramma 2003. Wij hebben rekening gehouden met alle verdiensten en beperkingen daarvan. Wij hebben honderdzesentwintig - oude en nieuwe prioriteiten waarvoor wij voorstellen en maatregelen kunnen garanderen. Deze prioriteiten zijn van cruciaal belang, maar meer dan dat kunnen wij niet garanderen. Bovendien werken wij, zoals u hebt gehoord, aan de financiële vooruitzichten. Wij hebben nu een flinke voorsprong bij ons werk, wel wetende dat door de onderbrekingen van volgend jaar veel tijd verloren zal gaan. U vraagt zich nu af of deze Commissie concrete wetgevingsvoorstellen zal doen, en het antwoord is “ja”: om te beginnen presenteren we hen als de grote lijnen van een politiek project; de kwantitatieve gegevens komen natuurlijk pas later als het politiek project is goedgekeurd. Ik herhaal eveneens dat voor deze Commissie de uitbreiding het hoofddoel was. Zij zal haar ontwerp voor de uitgebreide Unie indienen. Alle concrete wetgevingsvoorstellen zullen worden gedaan door het uitgebreide college van commissarissen, dat wil zeggen na 1 mei 2004. Daarna zal het tijdschema voor de daarop volgende periode aan bod komen. In het debat zijn enkele belangrijke problemen naar voren gekomen. Velen onder u hadden het over het vraagstuk van het Stabiliteitspact. Ik wil in alle duidelijkheid zeggen dat de Commissie het Stabiliteitspact naar behoren en binnen de gestelde voorwaarden zal toepassen. Wij moeten toezien op de eerbiediging van de regels die wij van de regeringen hebben gekregen. Ik herinner mij nog hoe de Duitse minister van Financiën, toen ik Italiaans eerste minister was, mij vreselijk serieus aankeek van onder zijn wenkbrauwen, en mij het Stabiliteitspact oplegde. (Gelach, applaus) Wij hebben het Stabiliteitspact nu versoepeld en mijns inziens meer werkbaar gemaakt. In dit kader zal de Commissie het Pact serieus toepassen. Zij zal rekening houden met de echte problemen maar ook met het feit dat het Pact de grondslag is voor de verdediging van de euro. Wij moeten het Pact als zodanig handhaven. Ik wil u, als leden van het Parlement, een ander klein pleidooi voorleggen. Wij hebben het nu over het Stabiliteitspact, over cijfers, punten en komma’s, maar op het politieke toneel doen zich mijns inziens
18/11/2003 zorgwekkende dingen voor. Ik geef u slechts een voorbeeld: de Ecofin-Raad doet pogingen om het einde van het Stabiliteitspact te bezegelen met intergouvernementele en extra-institutionele akkoorden. Dit is veel erger dan al het andere. Als dat lukt, zal het beetje economisch bestuur - en ik heb altijd gezegd dat dit bitter weinig is - van de Unie worden afgebroken. Het gaat hierbij niet om een bepaald land maar om heel het Ecofin-systeem dat die kant uit wil. Daarom moeten wij niet alleen als Commissie maar ook als Parlement, luidkeels daartegen protesteren. (Applaus) Ik wil niet kwaadaardig zijn en deze ontwikkelingen per se in verband brengen met de pogingen om - zoals wij de afgelopen dagen hebben kunnen vernemen - het Parlement zijn toch al veel te beperkte, jaarlijkse en meerjarige begrotingsbevoegdheden af te pakken, maar ik geloof wel dat het in ons gemeenschappelijk belang is ervoor te zorgen dat wij niet aan de zijlijn komen te staan bij een van de grootste politieke processen, bij een van de belangrijkste beslissingen voor het werk van onze Commissie. Er is mij nog een vraag gesteld over het cohesiebeleid. Onze ideeën daaromtrent zullen worden uiteengezet in het politiek document dat vooraf zal gaan aan de indiening van de concrete voorstellen voor de financiële vooruitzichten. Ik wil wijzen op twee aspecten van ons denkproces. Ten eerste is het doel van de cohesie te voorkomen dat de achtergebleven gebieden worden gemarginaliseerd, en ten tweede zal de cohesie uitdrukkelijk worden gekoppeld aan het programma voor duurzame groei, dat wij momenteel aan het uitwerken zijn, uitgaande van de ervaringen die wij hebben opgedaan bij het beheer van het proces van Lissabon en Göteborg. Hetzelfde kan ik - in antwoord op de vraag van mevrouw Frassoni - zeggen over de duurzaamheid in het kader van het Kyoto-proces. Wat OLAF betreft is er een fundamenteel gegeven: wij zijn absoluut niet van plan om de crisis van Eurostat te veranderen in een crisis van OLAF. Al degenen die deze zaak met gezond verstand hebben gevolgd, hebben gezien dat de stroom van informatie tussen OLAF en de Commissie niet goed is gelopen, en nog steeds niet goed loopt. Het zou onverantwoord zijn dit probleem weg te wuiven. Niemand is van plan om OLAF de verantwoordelijkheid voor intern onderzoek af te pakken. Integendeel, alle onderzoeken moeten bij OLAF - bij een efficiënter OLAF - blijven. Wij zijn absoluut niet van plan het aantal bureaucratische instanties te vermenigvuldigen, zoals de heer Barón Crespo en de voorzitter van de Begrotingscommissie zeiden. Ik dacht dat wij een vrij eenvoudig schema hadden opgesteld, maar nu ik uw zorgen heb gehoord is het mijns inziens toch nodig nog eens dieper na te denken en te discussiëren. Het is absoluut niet onze bedoeling de instellingen het leven nog ingewikkelder te maken met allerlei nieuwe structuren. Wij willen enkel in staat zijn de inlichtingen uit de verschillende hoeken van de Commissie - die in dit geval niet volledig waren - bijeen
35 te brengen en aan de hand daarvan besluiten te nemen over eventuele maatregelen. Die besluitvorming moet snel en duidelijk zijn opdat OLAF zijn werk kan doen met alle inlichtingen ter beschikking en wij onze besluiten kunnen nemen met eveneens alle inlichtingen ter beschikking. Het discretionair vermogen om te besluiten over het al dan niet instellen van een onderzoek blijft geheel bij OLAF. OLAF moet net als elke andere onderzoeksinstantie kunnen besluiten wanneer een geval belangrijk genoeg is voor een OLAFonderzoek, wanneer dit een zuiver administratieve betekenis heeft en wanneer er eenvoudigweg geen gevolg aan hoeft te worden gegeven. Dat besluit OLAF. In antwoord op de opmerkingen van de heer Blak zou ik willen zeggen dat wij niemand van dienst zijn als wij alsmaar stofwolken doen opwarrelen, en zeer zeker niet de Europese burger. Wij hebben nauwkeurige en onafhankelijke, feitelijke rapporten geproduceerd die licht werpen op alle aspecten en geen bewijzen bevatten voor na 1999 begane onregelmatigheden. Wij bestuderen momenteel andere concrete voorstellen en willen die met het Parlement bespreken. Ik accepteer geen volkstribunaal of standrechtelijke vonnissen. Wat het verleden betreft hebben wij onze plicht gedaan en wat de toekomst betreft proberen wij efficiënter te worden. Dan heb ik nog twee opmerkingen ter afsluiting van mijn redevoering. De diensten van algemeen belang staan in het middelpunt van onze belangstelling. In het programma staat dat gevolg zal worden gegeven aan het Witboek. Zoals de zaken er nu namelijk voorstaan is het niet uitgesloten dat er een ontwerprichtlijn wordt ingediend. Daarover is nog geen besluit genomen. Wij werken hier nog aan, maar willen eerst het debat afwachten dat nu op gang gebracht wordt, voordat wij een besluit nemen. Het is duidelijk dat als in de eindtekst van de Grondwet de ad-hocrechtsgrondslag wordt gehandhaafd, wij een belangrijk element hebben waarmee wij verder kunnen werken. Dan tot slot nog een persoonlijk antwoord aan het adres van de heer Poettering. Ik wil hem er in eerste instantie aan herinneren dat het document waarin ik uiting geef aan mijn opvattingen en ervaringen en aan mijn dromen over de toekomst van Europa, volledig legitiem is. Ik zou zelfs willen zeggen dat het niet alleen legitiem is en ik mijn politieke mening mag geven, maar dit zelfs deel uitmaakt van mijn plichten, (Applaus) plichten waarvan ook veel van mijn voorgangers zich in ruime mate en soms zelfs meer dan ik hebben gekweten. Ook mijn voorgangers waren betrokken bij het werk in hun partij, en mijns inziens is dat ook goed zo. Dat is volkomen legitiem en ook belangrijk voor de ontwikkeling van de Commissie. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten heeft zelf volkomen terecht gezegd dat bij de aanwijzing van de nieuwe Commissievoorzitter rekening zal worden gehouden met de uitslag van de politieke verkiezingen. Mijns inziens is dit terecht want
36
18/11/2003
de Commissie is steeds meer een politieke instelling, een instelling die bij haar activiteiten rekening houdt met het algemeen belang maar ook een openbare mening heeft en moet hebben. Anders zou u, geachte afgevaardigden, niet hebben aangedrongen op een vertrouwensstemming. U hebt mij het vertrouwen gegeven uitgaande van een politieke oriëntatie. (Applaus) Ik wil nog iets zeggen over de inhoud. Het verheugt mij ten zeerste, mijnheer Poettering, dat u kritiek had op de Italiaanse krant die u opbelde alvorens het document te hebben gelezen. Anders had die krant daarin namelijk de geest teruggevonden van de oprichters van de Gemeenschap en uw eigen woorden, de woorden die u uitspreekt als u niet gebukt gaat onder het gewicht van de eurosceptici rondom uw fractie, woorden waar wij, zoals wij zovaak hebben gezegd, achter staan. (Applaus) Ik ben de voorzitter van alle Europeanen en ik moet mijn politieke overtuigingen uitspreken ten overstaan van iedereen. Daarom vraag ik mij af waarom de woorden van een zo sterk Europeesgezind document - woorden die u, mijnheer Poettering, en ons allen na aan het hart liggen - zoveel onrust zaaien. Waarom zoveel angst voor waarden en plannen waar uzelf altijd vierkant achter heeft gestaan? (Applaus van links) 2-056
VOORZITTER: DE HEER COX Voorzitter 2-057
Poettering (PPE-DE). - (DE) Geachte voorzitter Prodi, ik ben iemand die veel waardering voor u heeft als persoon en die ook veel van uw Europese idealen deelt. Daarom vind ik het jammer dat u geen gebruik heeft gemaakt van de handreiking die ik u heb gedaan. Het gaat namelijk niet om het manifest. Ik vind het olie op het vuur gooien als er nog een keer beweerd wordt dat ik het manifest nog niet had gelezen toen ik vorige week het interview aan de Corriere della Sera gaf. Ik heb mijn kritiek gebaseerd op een bericht van een persagentschap waarin stond dat u een aanbeveling voor een lijst van een politieke partij in Italië had gedaan en dat past niet bij uw functie van voorzitter van de Europese Commissie! (Luid applaus, interrupties) Ik wil ook heel duidelijk stellen dat het onverenigbaar met de functie van voorzitter van de Europese Commissie is om als kandidaat op een lijst voor de Europese verkiezingen te staan. Dat zou tot het neerleggen van de functie moeten leiden. Dat die opvatting niet helemaal verkeerd is, blijkt ook uit het standpunt van mijn collega Enrique Barón Crespo. Deze kwestie zal echter wel weer voorgoed in het luchtledige blijven hangen, mijnheer de voorzitter van de
Commissie. Overigens was de vraag of u tot 1 november 2004 in functie zou blijven, uit uw eigen college van commissarissen afkomstig. Gelukkig heeft u inmiddels duidelijkheid geschapen, maar het feit dat deze geruchten de kop op konden steken, is niet iets waarmee wij u kunnen complimenteren. Ik zeg u in alle vriendschap, maar ook op serieuze, zij het milde toon dat u niet met de steun van één kant van dit Parlement kunt volstaan. Als u namelijk op deze manier doorgaat, zult u in de toekomst niet langer op onze steun kunnen rekenen. (Luid applaus, interrupties) Wij hebben een Commissie nodig - en dit is mijn vaste overtuiging en heeft niets met partijpolitiek te maken … (Gelach) … wij hebben een Commissie nodig die ons door de moeilijke tijden rondom de uitbreiding en de Grondwet kan loodsen. Wij hebben geen Commissie nodig waarvan de Commissievoorzitter zich voortdurend in de binnenlandse politieke discussies van zijn land mengt; een land dat bovendien ook nog eens het voorzitterschap van de Europese Unie bekleedt. (Luid applaus, interrupties) Voorzitter Prodi, het ligt helemaal aan uzelf of u het vertrouwen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten ... (Interrupties) … - U heeft wel een raar idee over democratie als u niet eens kunt luisteren naar wat ik te zeggen heb! Wij luisteren ook altijd naar de voorzitter van uw fractie en dat is een goed democratisch gebruik. Maar goed, ik zal mijn betoog afronden: voorzitter Prodi, het ligt helemaal aan uzelf of u in de toekomst ook op de steun van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten kunt rekenen. Wij willen graag dat uw missie slaagt, omdat uw succes ook ons succes is. U moet dan echter wel bereid zijn om op onze tegemoetkoming in te gaan. Als u dat niet doet, zult u ook zelf de gevolgen daarvan moeten dragen. (Langdurig applaus en interrupties) 2-058
Barón Crespo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij en dankbaar dat er in dit Parlement eindelijk een politiek debat wordt gevoerd. Wij hebben dat hier vanochtend geopend. Helaas waren er op dat moment maar weinig afgevaardigden aanwezig. (Applaus) Graag wil ik reageren op de opmerkingen van de voorzitter van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) en Europese democraten. Die
18/11/2003 fractie is een vreemde verzameling van mensen met twee zielen. Meneer Poettering, ik wil mijn uitspraken van vorige week hier verduidelijken. Ten eerste wil ik onderstrepen dat de meerderheid van de fracties in dit Parlement de investituur van de voorzitter van deze Commissie, de heer Prodi, heeft bevestigd en gesteund. Vanochtend heb ik op persoonlijke titel en namens mijn fractie nogmaals benadrukt dat de heer Prodi in deze uitermate belangrijke politieke periode de plicht heeft de Commissie te besturen tot op de laatste dag van haar mandaat. Ten tweede heeft de Europese burger Romano Prodi natuurlijk het recht om zijn politieke visie op de toekomst van Europa uiteen te zetten. Dat spreekt vanzelf! (Applaus) Wij gaan hem toch niet op voorhand onder censuur plaatsen. Dat zou hetzelfde zijn als dat wij de kardinalen van de katholieke kerk verbieden over God te spreken. Dat heeft toch geen enkele zin. (Gelach) Ten derde ben ik persoonlijk van oordeel dat de Europese en Italiaanse burger Romano Prodi zijn ontslag moet aanbieden als hij voornemens is zich kandidaat te stellen voor de Europese verkiezingen. Dat lijkt mij van essentieel belang en dat is wat ik gezegd heb. (Applaus) 2-059
De Voorzitter. – Eindelijk krijgen we nu “kardinaal” Cohn-Bendit te horen! (Gelach) 2-060
Cohn-Bendit (Verts/ALE). - (DE) Geachte heer Poettering, ik maak mij grote zorgen over u. De heer Prodi heeft afgelopen juli namelijk al aangekondigd dat hij dit jaar met een lijst zou komen, maar u wordt pas vijf maanden later wakker. Het is een grote fout van uw partij dat u vijf maanden nodig heeft gehad om te constateren dat de heer Prodi in Italië politiek bedrijft! In de tweede plaats vind ik het allemaal ook gewoon absurd en daarom heb ik gezegd dat u zich hier als moraalridder opstelt, omdat u de heer Berlusconi wilt beschermen die op dit moment een slecht politiek figuur als voorzitter van de Unie slaat. (Applaus) Ik vind het onaanvaardbaar dat u hier het woord voert en zegt: “Ik heb een tegemoetkoming gedaan, maar u bent daar niet op ingegaan”. De heer Prodi heeft het recht om zelf te kiezen op welke tegemoetkomingen hij ingaat; dat is niet iets wat u kunt bepalen. Dat moet u eindelijk eens een keer goed begrijpen, geachte collega! Het is toch absurd als u hier zegt: “Eigenlijk klopt het helemaal wat u gezegd heeft, maar ik betreur het dat dit
37 niet door de heer Berlusconi is gezegd. U mag dit dan ook niet zeggen, mijnheer Prodi, want ik wil dat de heer Berlusconi dat zegt.” Dat is echter uw eigen probleem, mijnheer Poettering. Zoekt u dat maar in uw eigen fractie uit en val ons hier niet mee lastig. Geef de heer Prodi toch gewoon de gelegenheid om op zijn eigen manier politiek te bedrijven, zonder dat u hem daarbij continu de moralistische les leest. (Applaus van links, tumult van rechts) 2-061
Watson (ELDR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden want ik ben mijn stem kwijt – en dan bedoel ik fysiek, niet politiek! Het is duidelijk dat er een verhitte strijd gaande is in een van onze grotere lidstaten. De hoofdrolspelers in die strijd zijn de huidige voorzitter van de Commissie en de huidige voorzitter van de Raad. Het zou niet realistisch zijn te veronderstellen dat mensen in dergelijke posities geen politiek verleden hebben en ook geen politieke toekomst in het verschiet hebben. We moeten ons afvragen of mensen die dergelijke posten bezetten wel een dermate felle politieke strijd aan zouden moeten gaan. Maar het zou naïef van ons zijn om te denken dat dergelijke gevechten niet door zullen gaan en om er geen rekening mee te houden dat dergelijke mensen deze posities in kunnen nemen. 2-062
Wurtz (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie wil zich verre houden van dit incident in de aanloop naar de verkiezingen. Daarom was ik ook niet van plan om het woord te vragen. (Tekenen van onrust) Ik ben echter van mening, dat hier duidelijk naar voren komt wat voor mij allang duidelijk was. De Commissie beweert namelijk dat zij het algemeen Europees belang behartigt, maar blijkt dit niet waar te kunnen maken. (Applaus) Ik zou er dan ook de voorkeur aan geven als links en rechts binnen het Parlement even vurig met elkaar in debat gingen over het beleid van de Europese Unie, in plaats van elkaar in de haren te vliegen over carrières en staatszaken. (Applaus) 2-063
Muscardini (UEN). - (IT) Ik wil iedereen attenderen op de rol die elk van de instellingen zou moeten spelen. Laat daar geen verwarring tussen ontstaan. Ik zeg dit omdat enkele collega´s over voorzitter Berlusconi spraken, die zolang het tegendeel niet wordt bewezen, regeringsleider is en dus het recht heeft om in zijn eigen land politiek te bedrijven. Voorzitter Prodi is door de Raad aangewezen en door dit Parlement bekrachtigd. Wij respecteren hem als voorzitter van de Commissie, en vragen hem als voorzitter van de Commissie te fungeren. Ik ben het eens met hetgeen de heer Poettering en de
38
18/11/2003
heer Barón Crespo zeiden. Uit alle interventies komt namelijk één ding duidelijk naar voren: voorzitter Prodi heeft het recht om tot de actieve politiek terug te keren, hoe en wanneer hij dat maar wil, maar niet zolang hij nog voorzitter is van de Europese Commissie.
markten in de sector hop (COM(2003) 562 – C50460/2003 – 2003/0216(CNS)) (Het Parlement neemt de tekst aan) ***
De uitbreiding, de strijd tegen het terrorisme, de moeilijkheden die wij dagelijks ondervinden bij onze pogingen om onze instellingen duidelijker en doorzichtiger te maken voor onze burgers, geven niemand onder ons het recht Europa te gebruiken als een instrument in de binnenlandse politiek. Ik hoop dat hetgeen vanmorgen is gezegd gedeeltelijk te wijten is aan een bijzondere, emotionele spanning en dat eenieder in de komende uren de rol hervat waarmee hij werd belast. Als iemand onder ons van zijn rol af wil, moet hij dat duidelijk zeggen. Dan kan hij een andere rol vervullen, maar hij mag niet tegelijkertijd twee institutionele rollen hebben. Inhakend op hetgeen de heer Cohn-Bendit zei, wil ik zeggen dat de heer Poettering misschien twee zielen heeft, maar het altijd nog beter is twee zielen te hebben dan helemaal geen. (Applaus van rechts) 2-064
De Voorzitter. − De sprekers die deze kwestie vanmorgen hebben besproken houden er zeer duidelijke standpunten op na. Deze standpunten lopen onmiskenbaar uiteen. Ik wil één verzoek doen: hoezeer de meningen ook uiteen mogen lopen, het gaat erom dat de Europese Unie zich momenteel in een belangrijke fase van herdefiniëring bevindt. De allerbelangrijkste, directe uitdaging in de komende weken bestaat erin dat we gezamenlijk, in de instellingen en in de lidstaten, de kalmte en wijsheid op weten te brengen teneinde voor het Europa van morgen een Grondwetsverdrag op te stellen waarin de logica van het werk van de Europese Conventie is vervat. Laten we er zorg voor dragen dat we, ongeacht de diversiteit van onze ideeën over de komende jaren, in het belang van het publiek de komende paar weken gaan samenwerken om de eerste en noodzakelijke uitdaging op het pad naar een grondwettelijk Europa het hoofd te bieden. (Applaus) Hiermee is dit onderdeel beëindigd. 2-065
Stemming
Verslag (A5-0379/2003) van Joseph Daul, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten zoals herzien en in november 1997 goedgekeurd bij Resolutie 12/97 van de Negenentwintigste Zitting van de FAOConferentie (COM(2003) 470 – C5-0392/2003 – 2003/0178(CNS)) (Het Parlement neemt de tekst aan) *** Verslag (A5-0363/2003) van Françoise Grossetête, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen (COM(2003) 18 – C5-0019/2003 – 2003/0005(CNS)) (Het Parlement neemt de tekst aan) *** Verslag (A5-0366/2003) van Gérard M.J. Deprez, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van de Helleense Republiek met het oog op de aanneming van een beschikking van de Raad houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten (8830/2003 – C5-0253/2003 – 2003/0815(CNS)) (Het Parlement neemt de tekst aan) *** Verslag (A5-0377/2003) van Gerhard Schmid, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de analyse en de samenwerking betreffende de valse euromunten (13203/2/2003 – C5-0471/2003 – 2003/0158(CNS)) (Het Parlement neemt de tekst aan)
2-066
De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemming. Verslag (A5-0380/2003) van Joseph Daul, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1696/71 houdende een gemeenschappelijke ordening der
*** Verslag (A5-0382/2003) van Manuel Medina Ortega, namens de Commissie juridische zaken en de interne markt, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van tijdelijke bijzondere maatregelen betreffende de aanwerving van
18/11/2003
39
ambtenaren van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de toetreding van Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië (COM(2003) 351 – C5-0287/2003 – 2003/0123(CNS)) (Het Parlement neemt de tekst aan) *** Verslag (A5-0374/2003) van Imelda Mary Read, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (COM(2003) 220 – C5-0199/2003 – 2003/0086(COD)) (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan) *** Verslag (A5-0375/2003) van Imelda Mary Read, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van panEuropese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (COM(2003) 406 – C5-0310/2003 – 2003/0147(COD)) (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan) *** Verslag (A5-0383/2003) van Piia-Noora Kauppi, namens de Economische en Monetaire Commissie, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 92/81/EEG en Richtlijn 92/82/EEG tot vaststelling van een bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnzen op benzine en op gasolie (COM(2002) 410 – C50409/2002 – 2002/0191(CNS))
dit voorstel tot verwerping eens is. Het heeft dus geen zin eerst over de amendementen te stemmen en pas aan het eind over de verwerping van het Commissievoorstel dat zeer waarschijnlijk toch wordt verworpen. 2-068
Goebbels (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de door mevrouw Kauppi voorgestelde procedure willen steunen. Het is duidelijk dat de tekst ook met de amendementen zal worden afgewezen. De meerderheid van de Economische en Monetaire Commissie stelt namelijk voor om het document te verwerpen. Laten we daarom eerst over de verwerping stemmen. Zo besparen we onszelf onnodige stemmingen. 2-069
De Voorzitter. − Tijdens de voorbereiding van deze stemming heb ik advies ingewonnen. Het Parlement is vrij om een voorstel als gewijzigd goed te keuren dan wel te verwerpen. Het geval wil echter dat geen enkele commissie of fractie een amendement tot verwerping van het voorstel heeft ingediend. Ik weet wel dat de rapporteur zojuist deze bewuste suggestie heeft gedaan namens de Economische en Monetaire Commissie, maar aangezien er geen amendement tot verwerping is en er wel andere amendementen zijn waarover gestemd moet worden, heeft men mij geïnformeerd dat ik volgens het Reglement het Parlement moet verzoeken eerst over de amendementen te stemmen. Uiteindelijk kan het Parlement zelfstandig besluiten om het advies van de rapporteur en de heer Goebbels te volgen. Ik ben echter geïnformeerd dat ik, aangezien niemand een amendement tot verwerping heeft ingediend, gehouden ben de amendementen in aanmerking te nemen zoals ze zijn voorgesteld. 2-070
Goebbels (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp er niets meer van. De stemming binnen de Economische en Monetaire Commissie liet aan duidelijkheid niets te wensen over. We hebben het voorstel met een overweldigende meerderheid verworpen. De Economische en Monetaire Commissie stelt dan ook voor het voorstel te verwerpen. 2-071
De Voorzitter. − Een aanbeveling van een commissie dient wel ernstig te worden genomen door het Parlement, maar het is geen amendement op een voorstel.
Vóór de stemming: 2-067
Kauppi (PPE-DE), rapporteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Economische en Monetaire Commissie stelt met zeer ruime meerderheid voor het Commissievoorstel te verwerpen. Dit is dus een voorstel van de commissie voor een wetgevingsresolutie. Ik hoop dat wij eerst over dit voorstel tot verwerping kunnen stemmen, alvorens over te gaan op de amendementen die ter behandeling in de plenaire vergadering zijn ingediend. Ik hoop dat wij deze procedure kunnen volgen, omdat volgens mij een duidelijke meerderheid van zowel mijn eigen fractie als het Parlement het met
Wilt u een mondeling amendement tot verwerping van het voorstel indienen? 2-072
Kauppi (PPE-DE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk wil ik een mondeling amendement indienen als de situatie daarom vraagt. Ik wil er zeker van zijn dat u zich realiseert dat de Economische en Monetaire Commissie dit voorstel praktisch unaniem heeft verworpen. Daarom zouden we niet vooraf over de amendementen moeten stemmen: we hoeven pas over ze te stemmen wanneer het voorstel tot verwerping geen meerderheid behaalt.
40
18/11/2003
2-073
De Voorzitter. − Mevrouw Kauppi, ik heb alle begrip voor uw mening. Het is geenszins mijn wens om het standpunt van de Economische en Monetaire Commissie te betwisten. Ik ben echter verplicht om overeenkomstig het Reglement te werk te gaan. Zijn er, nu we de toelichting van mevrouw Kauppi hebben gehoord, bezwaren tegen het mondeling amendement? (Het Parlement verwerpt het mondeling amendement)
over de tenuitvoerlegging van de regelgeving inzake telecommunicatie (COM(2002) 695 - 2003/2090(INI)) (Het Parlement neemt de resolutie aan) De Voorzitter. – Hiermee is de stemming beëindigd. STEMVERKLARINGEN 2-078
- Verslag-Grossetête (A5-0363/2003)
2-074
Blokland (EDD). – Mijnheer de Voorzitter, ik heb zelf, samen met mevrouw de Villiers en mevrouw Lulling, in de Economische en Monetaire Commissie een amendement ingediend. Dat amendement is aangenomen met 22 stemmen voor, 2 tegen en 2 onthoudingen. Dat amendement is er niet meer. Ik wil weten waar dat amendement gebleven is! Dat amendement is aangenomen en daar moeten we nu eerst over stemmen! 2-075
De Voorzitter. − Mijnheer Blokland, ik heb geen probleem met het Parlement, maar ik ben verplicht me aan het Reglement te houden. De regels zijn duidelijk: als er amendementen zijn, breng ik deze in stemming. Er is voor de plenaire vergadering geen amendement ingediend tot verwerping van het voorstel van de Commissie. Het spijt me vreselijk, maar dat is niet mijn probleem, maar dat van een ander. Nu zal ik verder gaan met mijn werk en de stemming voortzetten. (Het Parlement verwerpt het voorstel van de Commissie) 2-076
De Palacio, vice-voorzitter van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik betreur de uitslag van de stemming die hier zojuist heeft plaatsgevonden. Wij nemen nota van het meerderheidsstandpunt van dit Parlement. De Commissie zal passende maatregelen nemen overeenkomstig de kaderovereenkomst en de akkoorden met het Parlement en ik zal het college van commissarissen in kennis stellen van hetgeen hier is gebeurd. 2-077
(Het verslag wordt aldus terugverwezen naar de bevoegde commissie) *** Verslag (A5-0389/2003) van Rolf Linkohr, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa (COM(2003) 226 2003/2148(INI)) (Het Parlement neemt de resolutie aan) *** Verslag (A5-0376/2003) van Nicholas Clegg, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het achtste verslag van de Commissie
2-079
Queiró (UEN), schriftelijk. - (PT) Volgens de beschikbare gegevens zijn er op dit moment meer dan 100.000 radioactieve bronnen in omloop in de Europese Unie. Dat cijfer toont de grenzen aan van de systemen die de lidstaten hebben om deze bronnen, die om uiteenlopende redenen aan de bestaande controles ontsnappen, op te sporen en te elimineren. Mensen die zich niet bewust zijn van de risico’s zouden op die “weesbronnen” kunnen stuiten. Het voorstel van de Commissie is dan ook een terecht communautair initiatief en spoort door het opzetten van een traceerbaarheidssysteem met twee hoofddoelen: - het voorkomen van blootstelling aan ioniserende straling ten gevolge van inadequate controle van hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen; - het garanderen van een veiligheidscontrole van de bronnen in een poging het gebruik door kwaadwilligen zoveel mogelijk te voorkomen. Ik heb voor deze tekst gestemd waarover bij de Raad politieke overeenstemming bestaat. Op basis van dit voorstel kunnen wij deze hoogactieve ingekapselde bronnen op een veilige en doeltreffende manier op het grondgebied van de Europese Unie volgen. 2-080
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd want ik ben van mening dat gezien het aantal radioactieve bronnen dat op dit moment in de Europese Unie in omloop is, speciale voorzorgsmaatregelen nodig zijn voor het beheer, de verpakking en het behandelen van die bronnen. Het is essentieel de bronnen die vanwege uiteenlopende reden aan de controle van de lidstaten ontsnappen, op te sporen en te elimineren. Het voorstel van de Commissie deze bronnen via een bepaald systeem traceerbaar te maken kan een bijdrage leveren tot het voorkomen van blootstelling aan ioniserende straling ten gevolge van inadequate controle. Met deze veiligheidscontrole kunnen wij proberen het gebruik door kwaadwilligen tegen te gaan. Het systeem biedt voorts de mogelijkheid de bronnen in de hele Europese Unie te volgen. Dit systeem betekent het begin van de Europese harmonisering van het beheer, de continue controle gedurende de hele levenscyclus en veilige verplaatsingen van de bronnen tussen de lidstaten van de Unie.
18/11/2003 Ik ben het eens met het standpunt van de rapporteur dat de leverancier - in zijn hoedanigheid van technisch deskundige - gedurende de hele levenscyclus van de door hem geleverde bronnen daarvoor de verantwoordelijkheid behoudt. Ook ben ik het eens met het verplichtstellen van de controle op de eventuele grensoverschrijdende verplaatsingen van deze bronnen, zowel binnen de Europese Unie als naar derde landen. Tot slot ben ik het ook eens met het voorstel van de rapporteur om een systeem van geharmoniseerde sancties bij overtreding in te stellen, op voorwaarde natuurlijk dat in dit verband de tradities van de lidstaten op stafrechtelijk vlak worden gerespecteerd. 2-081
- Verslag-Deprez (A5-0366/2003) 2-082
Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) De beschikking inzake de aanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten bestaat sinds 1994 in het kader van Schengen. Dit initiatief beoogt die aanduidingen aan de tijd aan te passen en tevens uniforme minima voor signalisatie vast te leggen. Het uitstekende verslag van collega Deprez verdient onze volledige steun. Het verslag gaat over de buitengrenzen, de zwakste schakel in het systeem. Ik zou vier kernpunten willen benadrukken: - de keuze voor aparte trajecten is positief, daar men zo rekening houdt met de verschillende controlevereisten voor burgers uit de Gemeenschap, de EER en Zwitserland aan de ene kant en onderdanen van derde landen aan de andere kant; - geen onderscheid voor de signalisatie tussen burgers uit de Unie en burgers uit landen die wat betreft de buitengrenzen gelijk zijn gesteld met de lidstaten (de signalisatie dient zo helder en simpel mogelijk te zijn); - de autoriteiten van de lidstaten dienen borden in andere talen of met andere karakters aan te brengen. Dat geldt met name voor landen waar meerdere talen worden gesproken, landen die een alfabet met specifieke letters gebruiken of landen die veel reizigers ontvangen die een taal met specifieke karakters gebruiken. - deze signalisatie moet niet alleen voor de luchtgrenzen gelden maar ook voor de zee- en de landgrenzen. 2-083
Queiró (UEN), schriftelijk. - (PT) Dit pakket maatregelen voor de personencontroles bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten lijkt mij volledig terecht. Zo zijn bijvoorbeeld aparte trajecten bij de buitengrensdoorlaatposten voor de burgers die onder het communautair recht vallen volledig gerechtvaardigd. De signalisatie moet duidelijk zijn en eenvoudig te begrijpen (EU/NON-EU). Aan de andere kant dienen de
41 overheidsinstanties van de landen wier onderdanen gelijk zijn gesteld met burgers van de EU (IJsland, Noorwegen en Zwitserland) dit hun onderdanen te laten weten. Ook is het zaak het gebruik van woorden op de borden te vermijden, wanneer symbolen voldoende duidelijk zijn. De autoriteiten van de lidstaten dienen voorts nadrukkelijk toestemming te krijgen om borden in andere talen of met andere karakters aan te brengen waar dat te rechtvaardigen valt (landen waar meerdere talen worden gesproken, alfabet met specifieke karakters of landen die een groot aantal reizigers ontvangen die zulke talen bezigen). Gezien het doel zijn het gepaste maatregelen en daarom heb ik voorgestemd. 2-084
- Verslag-Medina Ortega (A5-0382/2003) 2-085
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. - (FR) Wij hebben voor dit verslag gestemd, waarin wordt voorgesteld een aanwervingsprocedure op te starten voor ambtenaren uit de landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zullen toetreden. We willen er echter op wijzen dat we niet akkoord gaan met de keuze van de Europese instelling om deze nieuwe ambtenaren in dienst te nemen met een lager bezoldigingspeil dan dat van de huidige ambtenaren van de Europese Unie. Zij worden namelijk aangenomen op het moment dat er een andere loonstructuur van kracht wordt, die lager uitvalt voor nieuwe ambtenaren, ongeacht hun land van herkomst. Dit besluit heeft natuurlijk te maken met afwegingen die zijn gemaakt in de begroting, zoals altijd wordt aangevoerd als het over sociale kwesties gaat. Er blijkt echter nooit een probleem te zijn wanneer grote Europese bedrijven moeten worden gesubsidieerd of er militaire uitrusting voor de Europese defensie moet komen. 2-086
- Verslag-Read (A5-0374/2003) 2-087
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Zoals ik al herhaalde malen heb gezegd is de kennismaatschappij niet louter een droombeeld maar ook al concrete werkelijkheid. Daarom steun ik vol overtuiging alle acties die in de praktijk inhoud willen geven aan de politieke verklaringen - met name aan de strategie van Lissabon van 2000 en het eEurope-plan dat in 2002 in Sevilla werd vastgesteld. Ik heb mijn stem dus aan het voorstel gegeven maar denk wel dat de bedragen geleidelijk aan moeten worden verhoogd. De Commissie wil de communautaire financiering voor de in het kader van het eTENprogramma ingediende projecten verhogen van 10 naar 30 procent. Dat betekent dat het aantal geselecteerde projecten zal dalen, want de Commissie laat het totale bedrag voor de projecten ongewijzigd. Daarom dient er serieus werk gemaakt te worden van een verhoging van
42 de kredieten. Daaruit blijkt de Europese solidariteit en niet uit fantasierijke juridische spitsvondigheden. Die solidariteit kan de basis vormen voor een echte EU met stevige wortels. Volgens de rapporteur hebben verschillende projecten “waarvan het potentieel duidelijk wordt onderkend” nooit het licht gezien daar er te weinig geld is. Dat is des te betreurenswaardiger omdat wij weten dat een aantal van deze projecten - e-gezondheidszorg, e-leren en eveiligheid - enorme voordelen kunnen opleveren voor onze burgers. 2-088
- Verslag-Read (A5-0375/2003) 2-089
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het doel van dit ontwerpbesluit is uitvoering te geven aan het hoofdstuk overheidsdiensten in het actieplan eEurope. Het gaat hier met name om “het programma voor de uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten (IDA) ten behoeve van de totstandkoming van panEuropese e-overheidsdiensten ter ondersteuning van grensoverschrijdende activiteiten”. De IDAprogramma’s beogen de samenwerking te bevorderen tussen de nationale overheidsdiensten onderling en tussen de nationale diensten en de Commissie teneinde “steun” te verlenen aan de uitvoering van de wetgeving, de communautaire programma’s, de procedures voor het uitoefenen van toezicht “evenals de open coördinatiemethode”. Hoewel dit programma en de bijbehorende instrumenten ogenschijnlijk van technische aard lijken, plaatsen wij nog steeds vraagtekens bij de poging het federalisme langs deze weg te bevorderen. Die twijfels betreffen dus de steun voor het federalisme, het stimuleren van het Europees bouwwerk, kortom het idee “een Europese overheidsdienst” op te richten, naast de achterliggende doelstellingen van het voorstel. De mededeling gaat echter niet in op het eigenlijke probleem “e-overheid”. Het is een vaststaand feit dat internet het contact met de overheidsdiensten vergemakkelijkt en rechtstreekse diensten aan de burgers kan leveren. Universele toegang tot de overheidsdiensten dient altijd verzekerd te zijn en de kwaliteit van de dienstverlening dient te verbeteren. Het spreekt vanzelf dat elektronische dienstverlening niet in de plaats kan treden van direct contact met het publiek. Het is voor ons ook onaanvaardbaar dat het besluit leidt tot een centralisering van de dienstverlening met directe gevolgen voor een evenwichtige spreiding van de dienstverlening over het hele grondgebied van de lidstaten.
18/11/2003 systemen en toegang voor alle burgers in de EU tot de nieuwe technologieën. Ik kijk met tevredenheid naar de goede resultaten die het programma IDA - grensoverschrijdende samenwerking en gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten - heeft opgeleverd. Daarom ben ik ook verheugd over het vervolgprogramma, IDABC (interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers). De elektronische gegevensuitwisseling tussen nationale overheidsdiensten en communautaire instellingen is van primair belang. Operationeel gezien is deze uitwisseling voor de medewerkers van de nationale overheidsdiensten een waardevolle bron van samenwerking en informatie en bevordert zulks de efficiency. De rechten van de burgers hebben er ook baat bij, daar de relatie tussen het publiek en de nationale en communautaire overheidsdiensten transparanter en eenvoudiger wordt. Daarom heb ik voor gestemd. 2-091
- Verslag-Kauppi (A5-0383/2003) 2-092
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De Commissie wil de belasting op dieselolie verhogen daar waar deze lager is dan die op benzine. Zij gebruikt daarvoor nu eens het argument van een noodzakelijke harmonisering op Europese schaal, dan weer drogredenen met betrekking tot bescherming van het milieu. Wij hebben dit voorstel verworpen door tegen elk amendement te stemmen dat neerkomt op een verhoging van de belasting op diesel. Wij hebben er geen enkel bezwaar tegen als de grote wegvervoersbedrijven, de grootgebruikers van dieselolie, meer belasting moeten gaan betalen. Het zou logisch zijn als zij zouden bijdragen aan de financiering van het wegennet dat de staten hun kosteloos ter beschikking stellen, waarmee ze worden voorgetrokken ten opzichte van het spoorvervoer. Maar als dat het doel was dan zouden we de winsten van die bedrijven moeten belasten. Dan zouden de particulieren niet de dupe worden, met name degenen met de minste inkomsten, die bij gebrek aan adequaat openbaar vervoer vaak gedwongen zijn zich te verplaatsen per personenauto. 2-093
Santos (PSE), schriftelijk. - (PT) Hoewel ik in overeenstemming met het standpunt van de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten tegen dit verslag heb gestemd, vind ik dit initiatief van de Commissie zeer positief. Het is volgens mij een uitstekende stap in de richting van een betere werking van de interne markt.
2-090
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik juich het voorstel en het uitstekende werk van de rapporteur toe. Zoals ik al herhaalde malen heb gezegd dient de kennismaatschappij - een doel van de Europese Unie bereikt te worden via concrete acties ter bevordering van telematicanetwerken (vooral internet), interoperabele
Zoals ik tijdens het debat over het verslag al heb gezegd, moet het voorstel van de Economische en Monetaire Commissie tot verwerping van de richtlijn worden gezien als een stimulans voor de Commissie om de in dit voorstel aangedragen aanvullende elementen in de richtlijn te verwerken, zonder aan de achterliggende motivatie daarvan te tornen.
18/11/2003 2-094
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het voorstel van de Commissie beoogt de geleidelijke harmonisatie - bij hogere prijzen - van de belasting op voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en de scheiding van de belastingregelingen voor commercieel en particulier gebruik van gasolie. Met haar voorstel wil de Commissie concurrentievervalsing op de interne markt tegengaan en het milieu beschermen volgens het principe de vervuiler betaalt. Deze ontwerprichtlijn past in het kader van de strategie van het Witboek “Het Europees vervoersbeleid tot het jaar 2010”. Die strategie is erop gericht de belastingdruk tussen “gebruikers” en “belastingbetalers” te herverdelen en de “reële” kosten van het vervoer in rekening te brengen bij de “gebruikers”. Daarom is het volgens de Commissie noodzakelijk “geleidelijk aan het gebruik van de vervoersinfrastructuur te belasten en de onderlinge samenhang van het belastingsysteem te verbeteren”. In een breder verband wil de Commissie binnen een termijn van tien jaar tot een Europees belastingstelsel komen. Daaronder zouden de registratiekosten, de wegenbelasting, een “intelligent” tariferingssysteem voor het gebruik van infrastructuur en de harmonisatie van de belasting op brandstoffen moeten vallen. De ontwerprichtlijn introduceert ook minimumtarieven voor een speciale belasting op loodvrije benzine en een centraal tarief voor gasolie voor commerciële doeleinden. Welnu, gezien onze afwijzing van de meeste van deze voorstellen hebben wij net als het Parlement het standpunt van de rapporteur om het Commissievoorstel te verwerpen, gesteund. 2-095
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik heb voor het advies van de rapporteur gestemd, dat in de lijn is met het standpunt van de gespecialiseerde parlementaire commissie, waarmee het voorstel van de Commissie is verworpen. De Commissie heeft de strijd tegen oneerlijke concurrentie op de interne markt en de noodzaak het milieu te beschermen als rechtvaardiging van dit voorstel aangevoerd. De doelmatigheid van dit voorstel laat echter te wensen over, waardoor het negatieve effecten kan hebben voor de huidige en vooral de nieuwe lidstaten. De invoering van twee categorieën belasting op gasolie verdient nadere afweging. Ook het met spoed aanpassen van de belasting op gasolie voor personenauto’s (nietcommerciële diesel) aan het tarief voor loodvrije benzine dient heroverwogen te worden. Dat geeft de mogelijkheid rekening te houden met de effecten van deze maatregelen in de desbetreffende bedrijfstakken. Ik weet dat “benzinetoerisme” bestaat, maar ik vind het probleem niet van zodanige omvang dat een totale harmonisatie gerechtvaardigd is. Belastingconcurrentie kan zelfs positieve effecten sorteren, daar gelijktrekking meestal leidt tot belastingverhoging.
43 Daar ik uit een perifere lidstaat van de Unie kom, blijf ik hopen dat toekomstige voorstellen rekening zullen houden met de geografische dimensie. Het is namelijk zeer onwaarschijnlijk dat Portugese vrachtwagenchauffeurs op dezelfde manier te maken hebben met het verschijnsel “benzinetoerisme” waar, naar verluidt, hun Duitse of Belgische collega’s mee geconfronteerd worden. 2-096
- Verslag-Linkohr (A5-0389/2003) 2-097
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) We zijn voorstanders van de ontwikkeling van het onderzoek en dus ook van de financiering ervan. Binnen het uitgavenpakket van de Europese instellingen zijn de uitgaven ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling zeker niet de uitgaven waar wij bezwaar tegen hebben, voorzover ze niet alleen maar als voorwendsel dienen voor subsidiëring van particuliere ondernemingen. Wij constateren echter dat juist op de uitgaven aan onderzoek – net als op de sociale uitgaven, in Frankrijk tenminste – beknibbeld wordt, meestal om de steun en de subsidies aan de grote werkgevers te verhogen. Feit blijft dat in het hele betoog van dit verslag het onderzoek alleen maar beschouwd wordt als een onderdeel van de concurrentieslag tussen Europa en de Verenigde Staten of tussen verschillende bedrijven onderling. Zelfs in het verslag zelf kan men niet anders dan vaststellen dat de particuliere bedrijven, die alleen maar met hun winsten bezig zijn, of sterker nog met hun kortetermijnwinst, nalaten te investeren in onderzoek. In werkelijkheid sluiten het nastreven van winst en het nastreven van wetenschappelijke kennis in het belang van de gehele samenleving elkaar uit. Wij hebben tegen dit verslag gestemd want ook al zijn we ervóór dat het niet-private onderzoek over veel meer middelen kan beschikken dan nu het geval is, hebben we ook niet willen goedkeuren dat het onderzoek op deze manier ondergeschikt wordt gemaakt aan winstbejag. 2-098
Caudron (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De stemming over dit verslag geeft mij de gelegenheid om Rolf Linkohr te prijzen als de grote parlementariër die hij is. Daarnaast wil ik commissaris Busquin feliciteren met het uitmuntende werk dat hij, tijdens zijn mandaat dat nu ten einde loopt, heeft gedaan om aan het onderzoek een echt Europese dimensie te geven. Nu is het tijd om in kwantitatief opzicht naar een hogere versnelling te schakelen, te beginnen met de voorbereiding van het zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, met een budget van 30 miljoen euro, en druk uit te oefenen op de staten die hun onderzoeksuitgaven niet verhogen, of in feite zelfs verlagen.
44 Dit is van wezenlijk belang voor de toekomst van Europa, voor zijn onafhankelijkheid, groei en werkgelegenheid. 2-099
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) In het algemeen is de situatie van de investeringen in O&O in Portugal zeer zorgwekkend, daar het percentage van het BBP voor O&O ongeveer 0,8 procent is. Van de totale uitgaven voor O&O neemt de overheid 65 procent voor haar rekening, het bedrijfsleven 30 procent en het buitenland 5 procent (hoofdzakelijk Europese fondsen). En dan hebben wij het nog niet eens over het feit dat de toekomstige investeringen van het bedrijfsleven in O&O afhangen van de ontwikkeling van verschillende sociale factoren, zoals de arbeidsverhoudingen, de algemene situatie in een land, kortom kwesties die veel verder reiken dan het wetenschaps- en technologiebeleid. Welnu, het verslag van het Europees Parlement is belangrijk, daar het de huidige bezorgdheid weerspiegelt over de stand van O&O en de kenmerken van en behoeften aan O&O in Europa. Ook het accent dat het verslag legt op de noodzaak de investeringen in de publieke sector te verhogen verdient uitdrukkelijk vermelding, daar die investeringen onontbeerlijk zijn voor de vooruitgang van O&O in de particuliere sector. Hoewel het verslag op enkele punten afwijkt van het actieplan, steunt het de kern van het Commissievoorstel en voegt het er zelf nog een aantal voorstellen aan toe. Daarvan zou ik met name de verhoging van de kredieten ten behoeve van het zevende Kaderprogramma (tot dertig miljard euro), het instellen van “technologieplatforms” en de oprichting van een “European Research Council” willen noemen.
18/11/2003 2-101
Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) In het verslag-Linkohr wordt schande gesproken van het feit dat in Europa te weinig geld wordt uitgetrokken voor onderzoek. Uiteraard zijn wij ervóór dat het onderzoek meer middelen krijgt toebedeeld. Maar in dit verslag wordt deze verhoging van de onderzoeksgelden bepleit met onaanvaardbare argumenten. Er wordt namelijk met geen woord gerept van het nut van onderzoek ter verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden, of ter bescherming van het milieu. Het enige criterium dat wordt aangevoerd om geld te besteden aan onderzoek zijn de concurrentiekracht en de status van Europa. De methode die daarvoor wordt aangedragen is het stimuleren van concurrentie in het onderzoek, hetgeen vooral de commerciële belangen van particuliere ondernemingen ten goede komt. In het verslag wordt erop gewezen dat niet alle onderzoeksactiviteiten het gewenste positieve effect sorteren op de Europese economieën. Daarom wordt aanbevolen een Europees systeem op te zetten voor het uitwerken van criteria in termen van doelmatigheid en kans op succes en het onderzoek aan de hand van die criteria te beoordelen. In kringen van onderzoekers en wetenschappers, in Frankrijk en in andere Europese landen, protesteert men juist tegen de drastische vermindering van de overheidsgelden en tegen de druk die wordt uitgeoefend om het onderzoek te richten op gebieden die zo snel mogelijk geld opleveren. Samen met hen staan wij voor de vrijheid van onderzoek, omwille van het algemeen belang. Daarom heb ik tegen dit verslag met zijn gevaarlijke logica gestemd. 2-102
2-100
Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Duurzame en groeiende investeringen in onderzoek zouden voor de Europese Unie de beste garantie vormen om met succes haar doelstelling te bereiken: het creëren van een dynamischer en samenhangender op kennis gebaseerde economische ruimte. Het is ook een van de beste manieren om te investeren in de toekomst van de burgers. Deze mededeling van de Commissie bevat ambitieuzere doelstellingen dan tot nu toe. Er staat een pakket maatregelen in teneinde de onderzoeksuitgaven in de EU te verhogen tot 3 procent van het BBP (eenderde ten laste van de overheid en tweederde ten laste van het particuliere bedrijfsleven). Op dit moment bedraagt dat percentage slechts 1,9 procent, terwijl de Verenigde Staten en Japan met respectievelijk 2,7 procent en 3 procent veel hogere percentages kennen. Ook binnen de Unie bestaan er grote verschillen. Om het gestelde doel te bereiken dienen de jaarlijkse uitgaven voor onderzoek met 8 procent te groeien. Daarenboven dienen de begrotingskredieten voor onderzoek te stijgen in verband met de aanstaande toetreding van tien nieuwe landen. Dat is ook mijn zienswijze en daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Zrihen (PSE), schriftelijk. – (FR) Europa kan niet zonder het onderzoek als het de weg van duurzame groei wil hervinden. Ik heb het over duurzame groei, want het doel is niet om op korte termijn de economische activiteit weer op gang te helpen, maar om op de lange termijn het bestaan van een innoverende en vitale Europese industrie te verzekeren, conform de doelstellingen van Lissabon en Göteborg. Ik heb daarom voor het verslag-Linkohr gestemd en ik hoop dat het aanleiding zal geven tot meer investeringen in onderzoek, zowel op de begrotingen van de lidstaten als op die van de Unie. Niettemin moeten we ervoor waken dat onder het mom van het steunen van de innovatie maatregelen worden genomen die er slechts op gericht zijn bepaalde industrielobby’s, vaak van buiten de Unie, tevreden te stellen, ten nadele van de eigen belangen van onze onderzoekers en onze ondernemers. Ik heb dan ook tegen paragraaf 28 gestemd, aangezien de dubbelzinnige formulering daarvan de indruk zou kunnen wekken dat het Parlement terugkomt op het standpunt dat het heeft ingenomen bij de beoordeling van de ontwerprichtlijn over de octrooieerbaarheid van computerprogramma’s, ten koste van de innoverende KMO’s in deze sector en ten gunste van de Amerikaanse multinationals die hun dominantie willen bestendigen. 2-103
18/11/2003 - Verslag-Clegg (A5-0376/2003) 2-104
Alyssandrakis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Sinds enkele jaren steunt de EU het kapitaal bij zijn infiltratie in een reeks sectoren die in handen van de overheid waren (energie, telecommunicatie, spoorwegen, posterijen, enzovoorts). Zo is in 2002 een regelgevend kader voor de telecommunicatiesector tot stand gekomen dat voorziet in volledige liberalisering en uniforme spelregels. Dat kader moet harde tegenstellingen voorkomen en nieuwe "spelers" in staat stellen te concurreren met de voormalige overheidsbedrijven, die nu sterke monopolieposities bekleden. Het moet de monopolisten tevens op een efficiënte manier toegang verschaffen tot de markten van de nieuwe lidstaten. In zeven lidstaten, waaronder Griekenland, zijn de Gemeenschapsbesluiten nog niet van toepassing. Daarom heeft de Commissie gerechtelijke stappen ondernomen tegen die landen. Die vertraging bewijst dat de EU niet in staat is via eenduidige regels tegenstrijdige belangen met elkaar te verzoenen en zo iets te doen aan de funeste gevolgen van het liberaliseringsproces. Het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie betreurt de opgelopen vertraging. Het dreigt met banbliksems tegen het niet naleven van de voorwaarden. Er staat zelfs in dat de "gevestigde exploitanten" hun prijzen niet mogen verlagen! De afgevaardigden van de Griekse Communistische Partij vinden dit allesbehalve een reden tot jammeren. Wij veroordelen eens te meer de uitverkoop van openbaar bezit. Wij blijven bij ons standpunt: cruciale economische activiteiten, zoals telecommunicatie, moeten in handen van de overheid blijven. 2-105
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het spreekt voor zich dat wij tegen dit verslag hebben gestemd, aangezien het alleen maar dient om regeringen te kapittelen als ze niet genoeg haast maken met de uitvoering van hun eigen besluit de openbare telecommunicatiediensten te privatiseren om zo deze sector steeds meer prijs te geven aan concurrentie en winstbejag. De rapporteur spreekt geëxalteerd over de zegeningen van de concurrentie in deze sector. Deze zogenaamde zegeningen bestaan echter bij bedrijven die geprivatiseerd worden – bijvoorbeeld France Télécom in Frankrijk – in het schrappen van nog meer arbeidsplaatsen, onzekerheid over lonen en arbeidsomstandigheden en groeiende armoede en bij de particuliere bedrijven, die een genadeloze handelsoorlog voeren, in het risico op massaontslagen. Voor de gebruikers van deze diensten levert het misschien meer keus op, maar dan alleen voor klanten die geld te besteden hebben. Op veel plaatsen worden telefooncellen verwijderd waar deze niet rendabel zijn maar wel harder nodig dan elders. Telefoon wordt minder toegankelijk en duurder en daar worden de
45 laagste inkomens, die het meest behoefte hebben aan deze diensten – met name ouderen –, de dupe van. Als tegenstanders van de privatisering van openbare telecommunicatiediensten verwerpen wij dit verslag, evenals de sociale achteruitgang waaraan het bijdraagt. 2-106
Crowley (UEN), schriftelijk. − (EN) De nieuwe toepassingen van elektronische communicatie en technologie en de gevolgen die deze hebben voor onze economieën zijn spannend voor ons allemaal. De hamvraag heeft tegenwoordig niet zo zeer te maken met de technologie zelf, maar luidt vooral hoe technologie kan worden toegepast op een wijze die bijdraagt aan de groei door middel van een toegenomen productiviteit. Als we werkelijk op tastbare wijze willen profiteren van nieuwe en opkomende informatietechnologieën dan moeten we investeren in de reorganisatie van ondernemingen en in onze administratieve structuren. Een van de belangrijkste elementen van deze investering bestaat erin ervoor te zorgen dat nieuwe breedbandfaciliteiten zo snel mogelijk beschikbaar worden. Het doet mij deugd van de commissaris voor informatietechnologie, Erkki Liikanen, te vernemen dat het aantal breedbandverbindingen van juli 2002 tot juli 2003 bijna is verdubbeld van 9 miljoen tot 17,5 miljoen. Ik ben groot voorstander van het streven van de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat tegen het jaar 2005 de helft van alle internetverbindingen binnen de Europese Unie zal bestaan uit breedbandverbindingen. De regeringen van de Europese lidstaten worden tevens geacht om alle openbare bestuursorganen tegen 2005 op breedband te laten overschakelen. Ik ben groot voorstander van het initiatief e-Europe dat is gericht op de bevordering van breedbandgebruik en dat zich concentreert op die terreinen waar de publieke sector een wezenlijk positieve bijdrage kan leveren. (Ingekort overeenkomstig artikel 137, lid 1, van het Reglement) 2-107
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) De rapporteur is van mening dat “België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje het liberaliseringsproces ophouden” en de Europese “concurrentiekracht” ondermijnen door “het niet op tijd omzetten van het regelgevingspakket”. Daarom wordt de Commissie gefeliciteerd “met het starten van inbreukprocedures tegen de lidstaten die de nieuwe regelgeving niet tijdig hebben omgezet in nationale wetgeving”, waarbij het van belang is dat de “processen zo snel mogelijk worden afgewikkeld” en de Commissie gebruik maakt van “het bredere instrumentarium dat haar ter beschikking staat” ter benadrukking van het sanctie-element. Welnu, dit standpunt is onaanvaardbaar.
46 De rapporteur vindt de financiering van de universele diensten niet consequent en meent dat via een “openbare inschrijving” alle exploitanten toegang moeten hebben tot die geldstroom. Ook de exploitanten van mobiele netwerken moeten mee kunnen doen aan die inschrijvingen. Noch aan de openbare diensten noch aan de diensten van algemeen belang worden veel woorden vuil gemaakt. De opmerkingen over de positie van gehandicapten vormen daar de enige uitzondering op.
18/11/2003 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering 2-112
De Voorzitter. – De notulen van de vergadering van gisteren zijn rondgedeeld. Zijn er opmerkingen? 2-113
Het is kortom een verslag dat de openbare en universele diensten onderwaardeert en oproept tot liberalisering via volledige deregulering. De motivering daarvoor is het primaat van de concurrentie, de zogenaamde economische voordelen voor de bedrijven en een “open markt met volledige concurrentie” in overeenstemming met de “strategie van Lissabon”.
Patakis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een opmerking over de notulen. Wat ik gisteren vóór de regeling van de werkzaamheden heb gezegd over de Italiaanse soldaten en politiemensen die in Irak zijn gedood, geldt ook voor wat Voorzitter Cox hierover heeft gezegd bij het openen van de vergadering van vandaag en bij de minuut stilte die het Europees Parlement in acht heeft genomen.
2-108
2-114
Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Door de liberalisering is de telecomsector in de diepste crisis in zijn geschiedenis geraakt. Het beleid om over de hele linie te privatiseren, dat een direct gevolg is van de keuze voor deregulering en invoering van concurrentie, heeft de telecombedrijven een gigantische schuldenlast opgeleverd, daar zij koste wat het kost – en tegen elke prijs – nieuwe marktsegmenten willen betreden en parallelle, concurrerende netwerken aanleggen – bijvoorbeeld voor mobiele telefonie – met een dubieuze verspilling van middelen. Gepaard gaand hiermee – laten we dat niet vergeten – is een groot aantal arbeidsplaatsen geschrapt en is iedere notie van openbare dienstverlening uit het oog verloren. Het verslag dat de heer Clegg hier aan ons voorlegt pleit ervoor om nog een stap verder te gaan in diezelfde richting. Ik kan niet anders dan daartegen stemmen. Wat nodig is is een heel ander beleid, met als grondslag het tegemoetkomen aan sociale behoeften. De telecommunicatie moet verdedigd worden als openbare dienst, hetgeen vraagt om staatstoezicht op het gevolgde beleid en op de keuze van de exploitanten. Wij bepleiten de volgende principes: lage tarieven voor prestaties waar de meerderheid van de bevolking het meest gebruik van maakt, gratis gebruik voor de laagste inkomens, volledige dekking van het grondgebied door de netwerken voor mobiele telefonie en breedbandinternet in het kader van de openbare dienstverlening, en tenslotte de opbouw van faciliteiten in derdewereldlanden, op basis van de solidariteit tussen de volken. 2-109
De Voorzitter. − Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd. (De vergadering wordt 12.55 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat) 2-110
VOORZITTER: DE HEER DIMITRAKOPOULOS Ondervoorzitter 2-111
De Voorzitter. – Dank u, mijnheer Patakis. Wij hebben kennisgenomen van uw opmerking en zullen doen wat nodig is. 2-115
Korakas (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik lees vandaag in de notulen van de vergadering van gisteren dat wat ik heb gezegd over de situatie in de Oostzeelanden en de flagrante schendingen van de mensenrechten een reactie was op de interventie van de heer Tannock. Dat klopt echter niet. Ik ben gisteren vóór de regeling van de werkzaamheden begonnen begonnen met een verwijzing naar wat de heer Tannock heeft gezegd, waarbij ik enige kanttekeningen plaatste, maar daarna ben ik meteen terzake gekomen en heb ik gesproken over de toestand in de Oostzeelanden. Mag ik u bijgevolg verzoeken de notulen te corrigeren. Ik heb het dus niet gehad over de uiteenzetting van de heer Tannock. 2-116
De Voorzitter. – De betreffende correctie zal worden uitgevoerd, mijnheer Korakas. (De notulen worden goedgekeurd). 2-117
Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten 2-118
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (Α50385/2003) van mevrouw Miguélez Ramos, namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (COM(2003) 229 - C5-0218/2003 - 2003/0089(COD)). 2-119
De Palacio, vice-voorzitter van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de recente golf van terreuraanslagen heeft nu zelfs de Europese Unie bereikt. Vanochtend hebben we een minuut stilte in acht genomen ter nagedachtenis van de omgekomen jonge
18/11/2003 Italiaanse carabinieri en Iraakse burgers. Dit toont aan dat geen enkel land en geen enkele sector veilig zijn. Wat ook de redenen voor deze aanslagen zijn, wij kunnen er op om het even welk moment en op om het even welke plaats mee geconfronteerd worden, of wij dat nu goedvinden of niet. Ook de maritieme sector ontsnapt er niet aan, zoals is gebleken uit de kaping van het cruiseschip Achille Lauro - dat voorval dateert weliswaar uit 1985, maar is daarom niet minder relevant - en het geval met de olietanker Limburg, die ook het mikpunt was van een terroristische aanslag. Met dit voorstel wil de Commissie garanties bieden voor de doeltreffende en uniforme toepassing van de veiligheidsmaatregelen voor schepen en havenfaciliteiten die de lidstaten van de Unie zelf hebben onderschreven in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie. Doel is een gemeenschappelijke ruimte van maritieme veiligheid te creëren waarin eenzelfde veiligheidsniveau wordt gewaarborgd voor al het maritieme verkeer in de Europese Unie. Het voorstel is in lijn met de tekst die het Parlement en de Raad hebben aangenomen in verband met de veiligheid op het gebied van de burgerluchtvaart. Net zoals in de luchtvaartsector zal het krachtdadige optreden van de Europese Unie op het vlak van de maritieme veiligheid onze internationale partners ervan overtuigen dat wij het veiligheidsprobleem als zodanig zeer serieus nemen. De instrumenten van de Internationale Maritieme Organisatie zijn alleen maar van toepassing op internationale koopvaardijschepen en hun aanleghavens. Daarom is het wenselijk om bepaalde voorschriften van die instrumenten uit te breiden naar het Europese interne zeevervoer zodat de algemene doelstelling van maritieme veiligheid kan worden verwezenlijkt. Daarbij is het van essentieel belang dat de maatregelen evenredig zijn aan de mogelijke risico’s en dat er voorrang wordt verleend aan het passagiersvervoer. Het voorstel gaat verder dan sommige bepalingen van de Internationale Maritieme Organisatie. Zo stelt het de naleving van bepaalde voorschriften - die in het akkoord van de voornoemde organisatie slechts aanbevelingen zijn - verplicht om het beoogde maximale veiligheidsniveau te waarborgen en interpretatieverschillen tussen lidstaten te voorkomen. Daarom voorziet het tevens in de aanwijzing van één nationale gesprekspartner die de verantwoordelijkheid draagt voor het toezicht op de veiligheidsmaatregelen voor schepen en havenfaciliteiten en in de invoering van een inspectieprocedure onder toezicht van de Commissie om na te gaan in hoeverre de nationale plannen die in het kader van deze verordening worden aangenomen ook daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht. In het voorstel worden bepaalde voorschriften van de Internationale Maritieme Organisatie aangepast aan de behoeften van het binnenlandse zeevervoer. Zo wordt het toepassingsgebied van de veiligheidsmaatregelen van
47 de IMO uitgebreid naar passagiersschepen die gebruikt worden voor nationale reizen op meer dan 20 zeemijl van de kust. Ook de overige passagiers- en vrachtschepen voor nationaal vervoer vallen tot op zekere hoogte onder de werkingssfeer van het voorstel. Bovendien wordt voorzien in overgangsregelingen voor schepen die geregelde diensten onderhouden. Ik wil u er nogmaals aan herinneren dat de Internationale Maritieme Organisatie erop aandringt dat deze veiligheidsmaatregelen met ingang van 1 juli 2004 worden toegepast op het zeevervoer. Hoofddoel van dit voorstel voor een verordening is de lidstaten in de gelegenheid te stellen binnen de afgesproken termijn de nodige maatregelen aan te nemen, zodat zij hun internationale verplichtingen kunnen nakomen, en garanties te bieden voor de uniforme toepassing van de voorschriften in de gehele Europese Unie. De voornoemde streefdatum heeft een dwingend karakter. Daarom steun ik alle inspanningen om de aanneming van de tekst te bespoedigen, op voorwaarde dat de inhoud niet wordt afgezwakt. Ik weet dat het Parlement en de rapporteur zich daarvan bewust zijn en dat zij zich al deze maanden samen met de Raad hebben ingezet om ervoor te zorgen dat de tekst zo spoedig mogelijk kan worden aangenomen, indien mogelijk, zelfs in eerste lezing. In die zin dank ik mevrouw Miguélez Ramos van harte voor het uitstekende werk dat zij verricht heeft. Mijn dank ook aan dit Parlement, dat alles in het werk heeft gesteld om een snelle, flexibele en doeltreffende oplossing te vinden die de burgers van de Europese Unie ten goede komt. 2-120
Miguélez Ramos (PSE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Commissie heeft het onderwerp van de veiligheid van passagiers aan boord van cruiseschepen in Europa reeds aangesneden in haar Witboek over het Europese vervoersbeleid. Het Europees Parlement heeft zich van zijn kant al uitgesproken over veiligheidsvoorschriften en oorzaken van ongevallen in de visserijsector, waarbij het heeft aangedrongen op een hoog veiligheidsniveau voor zowel passagiers als bemanningsleden. Zoals de commissaris terecht signaleert, zijn het echter de tragische gebeurtenissen van 11 september die ertoe hebben geleid dat de IMO in haar vergadering van november met algemene stemmen is overeengekomen dat er nieuwe maatregelen moeten worden ontwikkeld voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, aangezien het vervoer over zee, hetzij van goederen of van personen, thans een van de kwetsbaarste sectoren is. Deze nieuwe internationale instrumenten zullen automatisch van kracht worden in alle lidstaten - dat is een zeer belangrijk punt - per 1 juli 2004. Zij moeten dus vóór die datum in het Gemeenschapsrecht worden opgenomen om een uniforme interpretatie en toepassing van de voorschriften te waarborgen en communautaire controle mogelijk te maken.
48 Ik dank mijn collega’s van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme voor hun begrip en bereidheid om dit voorstel voor een verordening met spoed en de nodige flexibiliteit te behandelen en voor hun steun aan dit verslag, dat met algemene stemmen bij één onthouding is goedgekeurd. Mijn oprechte dank ook aan de rapporteurs voor advies. De behulpzaamheid van de heer Oreja Arburúa en ook van de heer Folias was voor mij een enorme steun. Ik meen uit dit alles te mogen afleiden dat het Europees Parlement deze globale aanpak onderschrijft en van oordeel is dat maatregelen die uitgaan van internationale organisaties meer garanties bieden voor een doeltreffende oplossing van de wereldwijde problemen waarmee wij geconfronteerd worden dan unilaterale acties. De maatregelen die in het kader van de IMO zijn aangenomen, zijn uitsluitend van toepassing op het internationale zeevervoer. De gevaren blijven echter niet beperkt tot grensoverschrijdende situaties. De Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme heeft dan ook haar fiat gegeven aan het voorstel om deze maatregelen op Europese schaal uit te breiden naar de binnenlandse scheepvaart en de bijbehorende havenfaciliteiten, zodat de communautaire veiligheidsregeling uiteindelijk veel verder zal reiken dan de internationale voorschriften. Maritieme veiligheid heeft niet alleen betrekking op terroristische dreigingen, maar ook op de preventieve maatregelen die nodig zijn om het hoofd te bieden aan andere risico’s. Daarom worden de bindende bepalingen in het voorstel voor een verordening uitgebreid naar alle passagiersschepen, naar andere transportschepen die containers, chemische stoffen, gassen of aardolie vervoeren en naar de havenfaciliteiten die deze schepen afhandelen. De ernstige scheepsrampen die zich de laatste jaren in de Europese wateren hebben voorgedaan - ik denk dan aan de Erika en vooral ook aan de Prestige, omdat het net een jaar geleden is dat die tragedie heeft plaatsgevonden - hebben ertoe geleid dat het debat over de veiligheid van het vervoer over zee momenteel een van de grootste zorgpunten van de burgers is. Op dit moment presenteert de leider van de regionale regering van Asturië overigens elders in dit Parlement de conclusies van een verslag over dat vreselijke ongeluk die ons wellicht zullen helpen bij onze werkzaamheden. De wijziging van het SOLAS-Verdrag en deel A van de ISPS-code betreft bepalingen met een bindend karakter, terwijl deel B van dezelfde code uit aanbevelingen bestaat. Het voorstel van de Europese Commissie om enkele van deze aanbevelingen om te zetten in bindende bepalingen geniet de steun van de Vervoerscommissie. De bindende bepalingen hebben betrekking op de uitrusting van schepen en schrijven een aantal veiligheidsmaatregelen voor. Verder zijn er ook maatregelen ontwikkeld op het gebied van opleiding en training van het betrokken personeel en worden de
18/11/2003 verantwoordelijkheden en verplichtingen verschillende actoren duidelijk gedefinieerd.
van
de
Het voorstel voor een verordening zet enkele aanbevelingen van deel B van de ISPS-code om in bindende bepalingen om enerzijds het veiligheidsniveau te verhogen en anderzijds interpretatieverschillen tussen de lidstaten te voorkomen. De Europese Commissie wordt belast met het toezicht op de doelmatigheid van de nationale veiligheidsplannen van de lidstaten en het Europees Agentschap voor maritieme beveiliging krijgt een ondersteunende rol toebedeeld bij de uitoefening van die taak. Wij hebben in de Vervoerscommissie tempo gemaakt om de afhandeling van dit verslag door het Parlement te bespoedigen - de vice-voorzitter van de Commissie heeft het ook al gezegd - zodat deze lijst van maatregelen in juli 2004 in werking kan treden. Tegelijkertijd hebben wij voortdurend overleg gepleegd met de Raad en de Commissie om te waarborgen dat deze verordening in eerste lezing kan worden aangenomen, aangezien de beoogde maatregelen dringend noodzakelijk zijn. Desalniettemin vond de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme het nodig enkele belangrijke kanttekeningen te formuleren om het voorstel te verbeteren. Zoals ik al zei, stelt zij onder meer voor om de maatregelen niet alleen toe te passen op passagiersschepen maar ook op vrachtschepen. Bovendien pleit zij voor de oprichting van een Europese kustwacht, die uiterlijk in 2010 operationeel moet zijn. De leden van de Vervoerscommissie hebben de Europese Commissie verzocht vóór eind 2003 een richtlijn in te dienen over de beveiliging van het gehele havengebied. Het is de bedoeling dat daarin aanvullende veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld die ten uitvoer moeten worden gelegd in de communautaire havens en betrekking moeten hebben op al het personeel. Ik denk dan niet alleen aan het zeevarend personeel maar ook aan het havenpersoneel en aan degenen die incidenteel in het havengebied werken. Wij achten het van essentieel belang dat het bevoegde zeevarend personeel de nodige opleiding, oefening en training krijgt. Verder delen wij de bezorgdheid van de Commissie inzake de containers en vertrouwen wij erop dat onze inspanningen zullen uitmonden in een akkoord tussen de instellingen, zodat de verordening op 1 juli 2004 in werking kan treden. Het Europees Parlement heeft goed werk geleverd. Wij hebben hiermee ongetwijfeld in tal van opzichten bijgedragen aan de verbetering van de veiligheid, een van de grootste zorgpunten van onze burgers. Mijnheer de Voorzitter, ik heb een technische opmerking bij amendement 16: de tekst die door de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme is goedgekeurd en als nieuw artikel 3, lid 2, sub a, is aangemerkt, vervangt feitelijk de tweede paragraaf van artikel 3, lid 2.
18/11/2003 2-121
Oreja Arburúa (PPE-DE), rapporteur voor het advies van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ook ik de rapporteur bedanken voor haar werk. En dat is echt geen formaliteit, want dankzij de inspanningen van mevrouw Miguélez Ramos heeft de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken haar advies grotendeels kunnen onderbrengen in de tekst van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme en hebben onze werkzaamheden zin gekregen. Zoals hier al is gezegd, onder meer ook door de vicevoorzitter, mevrouw de Palacio, is het, nu de dreiging van het terrorisme overal aanwezig is, van wezenlijk belang dat wij maatregelen aannemen om deze plaag van de 21e eeuw te bestrijden. Als Bask voeg ik daaraan toe dat wij dagelijks met terrorisme geconfronteerd worden. Verder moeten wij onze felicitaties overbrengen aan de Diplomatieke Conferentie van de regeringen die het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee hebben gesloten en duidelijk hebben onderstreept dat elke burger en ook elk vervoermiddel een gemakkelijke prooi voor terroristen is. Bovendien moeten wij er rekening mee houden dat de uitbreiding van de Unie met tien nieuwe landen in 2004 ons verplicht onze strategie voor terrorismebestrijding en onze veiligheidsmaatregelen voor schepen en havens aan te scherpen. In die zin dringen wij in onze amendementen aan op meer precisie. Wij zijn met name van oordeel dat ongeoorloofde acties zoals terrorisme, piraterij of andere vergelijkbare acties expliciet in het voorstel moeten worden genoemd aangezien zij een bijzondere bedreiging vormen voor de veiligheid van schepen en hun lading, passagiers en bemanning. Gelet op de jongste milieurampen pleiten wij ook voor een versterking van de veiligheidsmaatregelen voor het vervoer van goederen die gevaarlijke stoffen bevatten. Ongeoorloofde manipulatie van dergelijke stoffen houdt immers voor zowel het milieu als de mens een bijzonder risico in. Daarom is het van essentieel belang dat dit punt in het toepassingsgebied van deze verordening wordt opgenomen. Ik ben het met de rapporteur eens dat er een controlecentrum voor maritieme veiligheid moet worden opgericht, als contactpunt tussen de Commissie en de lidstaten, om toezicht uit te oefenen op de naleving van de maatregelen die in deze verordening worden vastgesteld. Uiteraard kan ik mij ook vinden in het voorstel om de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid uit te breiden, zodat het de inspectie- en controletaken met betrekking tot deze verordening naar behoren kan uitvoeren. Wellicht zal daarvoor een nieuw wetgevingsinstrument in het leven moeten worden geroepen.
49 Het is van het grootste belang dat deze verordening en de mededeling van de Commissie zo spoedig mogelijk in werking treden en dat de hiermee beoogde maatregelen op 1 juli 2004 van toepassing worden. 2-122
Folias (PPE-DE), Rapporteur voor het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Commissie en de rapporteur gelukwensen omdat elke dag weer blijkt dat we veilige havens en zeevervoer nodig hebben. Ik begrijp ook dat er haast bij is. Maar toch heb ik bezwaren tegen het verwerpen van een voorstel van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie over medefinanciering van de kosten. Volgens een studie van de OESO van juli 2003 zullen de vereiste maatregelen in het begin 1279 miljoen dollar kosten - en dat is nog maar het begin. Daarna zijn er elk jaar 730 miljoen dollar nodig om de maatregelen voort te zetten. Zoals u wel begrijpt, zullen de Europese havens, de rederijen en het midden- en kleinbedrijf in de havens dit bedrag moeten ophoesten, omdat het medefinancieringsvoorstel van de Commissie industrie niet is aangenomen. Dit zal de concurrentiepositie van de Europese economie buitengewoon verzwakken. Niemand schijnt te beseffen dat hierdoor vele banen op de tocht zullen komen te staan en dat vele kleine en middelgrote ondernemingen zullen moeten sluiten. Ik vrees dat dit probleem veel te weinig aandacht krijgt vanwege de haast waarmee we de verordening rond willen krijgen. Hopelijk stelt de toekomst mij in het ongelijk, maar toch ben ik bang dat dit de Europese economie enorm veel zal kosten. 2-123
Jarzembowski (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte mevrouw de vice-voorzitter, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese democraten staat volledig achter het zeer goede verslag van mevrouw Miguélez Ramos. Het is belangrijk dat de regels die door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) zijn ontwikkeld, ook in de praktijk verplicht worden gesteld. Wij hebben lange discussies gevoerd over de vraag of dat überhaupt wel mag, gezien het feit dat de scheepvaart een mondiale bedrijfstak is. Uiteindelijk is gebleken dat het gewoon onontkoombaar is om de belangrijkste regels ook in het communautaire recht omzetten. Alleen op die manier kunnen wij een snelle en uniforme toepassing van de IMO-regels in de wateren en havens van de EU daadwerkelijk waarborgen en de burgers tegen gevaren beschermen als gevolg van terreurdaden, piraterij en andere onrechtmatige handelingen. Uiteraard vinden wij het ook jammer dat wij de verschillende kwesties in zo’n relatief korte tijd moesten behandelen. Naast het punt dat de heer Folias al aan de orde heeft gesteld - het probleem van de financierbaarheid - duiken van de kant van de havens altijd de volgende vragen op: “Zijn die voorschriften wel
50 toepasbaar?” “Kunnen wij die regels in de praktijk ook toepassen?” Ik hoop daarom dat het omzetten van deze voorschriften door de Raad tot zeer evenwichtige en praktische resultaten leidt. De IMO-regels dienen vanaf 1 juli 2004 van kracht te zijn. Daarom vinden wij het belangrijk dat er nu al rechtszekerheid wordt gecreëerd en steunen wij het verzoek van de rapporteur om dit voorstel voor een verordening al in de eerste lezing af te ronden. Wij hopen dat de regels die door de rapporteur en de Raad gezamenlijk zijn opgesteld, ook daadwerkelijk tot hanteerbare, praktische regelgeving in de havens leidt. Wij willen de havens weliswaar veiliger maken, maar dat mag niet ten koste gaan van hun functionaliteit. Onze havens zijn essentiële vervoersknooppunten. Daarom moeten zij goed kunnen functioneren en ik hoop dat wij dat op deze manier kunnen realiseren. 2-124
Poignant (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, onze zittingsperiode heeft in het teken gestaan van veiligheid en zekerheid. We hebben dan ook de schipbreuk van de Erika meegemaakt, op 12 november 1999, de aanslag op het World Trade Center op 11 september 2001 – die ook gevolgen had voor de veiligheid op zee – en bovendien het zinken van de Prestige op 19 november 2002, morgen precies een jaar geleden. Vast staat dat deze gebeurtenissen ons ertoe hebben gebracht ons bij de regelgeving meer op sanctionering dan op preventie te richten. Ik steun het verslag van onze collega en ik wil er drie punten uitlichten. Ten eerste moet de vrijheid op zee worden ingeperkt. Het kan niet meer zo zijn dat op zee iedereen maar zijn eigen gang kan gaan, want dat brengt risico’s met zich mee voor anderen. Meer toezicht en discipline, van volle zee tot in de haven, zijn van vitaal belang. Ten tweede moet de Europese Unie haar positie binnen de Internationale Maritieme Organisatie versterken. De IMO is in zekere zin het wereldwijde ministerie van de zee, zoals het Internationaal Monetair Fonds de rol speelt van ministerie van Financiën, enzovoorts. Onder het veertigtal leden dat het bestuur volgens mij telt, zijn een twaalftal leden of kandidaat-leden van de Unie. Het zou dan ook interessant zijn om deze beter samen te laten werken, omdat anders het varen onder goedkope vlag wordt vergemakkelijkt. Als derde en laatste punt wil ik zeggen dat iedere wetgeving in sancties moet voorzien omdat zij anders nutteloos en ondoeltreffend zou zijn. De conventies van de IMO daarentegen zijn geenszins dwingend. Ik vind dan ook dat we ons moeten inzetten opdat ze dat op een dag wel worden en bovendien moeten we evengoed ons best doen om de goedkope-vlaglanden te bewegen hun verantwoordelijkheid te nemen. Zolang dat nog niet is gebeurt blijven er mazen in het net van onze maatregelen.
18/11/2003 Samenvattend: beperkte vrijheid op zee, samenwerking bij de IMO en wetgeving die door iedereen wordt nageleefd, dat zijn de drie principes waar opnieuw aan gewerkt moet worden. Deze bereiden de weg naar veiligheid en zekerheid op zee, al is die weg nog wel lang. 2-125
Vermeer (ELDR). – Voorzitter, mevrouw de commissaris, rapporteur, bedankt voor de voortvarende wijze waarop u gewerkt heeft. De taak van politici en beleidsmakers op het gebied van veiligheidsmaatregelen, in dit geval in havens en op schepen, bestaat in een lastige balans tussen de werkbaarheid en het gewenste effect van de beoogde maatregelen. Dit is bij voorbaat een ondankbare klus, want de havenautoriteiten en rederijen die de nieuwe regelgeving moeten toepassen, zullen deze altijd als een last ervaren. Voor de wetgever is het maar net de vraag of hiermee ook daadwerkelijk de veiligheid in de maritieme sector zal worden vergroot. Tot nu heeft die sector een prima reputatie als het gaat om veiligheid. Mocht dit zo blijven dankzij dit pakket regelgeving, dan is het maar de vraag of wij in Europa hier krediet voor krijgen. Stilzitten en wachten is geen optie. Daarom is het bijzonder belangrijk dit pakket snel toe te passen, maar niet ten koste van alles. Ik vind het vreemd dat we in Europa verder gaan dan wat we in het kader van de IMO hebben afgesproken, vooral door de maatregelen ook te willen toepassen op ons lokaal scheepvaartverkeer. Amerika, dat notabene in IMOverband dit pakket heeft afgedwongen, doet het zelf niet. Waarom legt Europa dan de lat zo hoog? Administratieve lasten op ons lokaal scheepvaartverkeer zullen ertoe leiden dat goederen minder soepel door Europa kunnen worden vervoerd. Het zijn juist ook de kleine havens die slechts enkele honderdduizenden euro omzet hebben, die hiermee van doen hebben. Een minder soepel vervoer van goederen betekent dat de transportsector in de regel extra kosten heeft. Extra kosten zijn inefficiënt en inefficiëntie betekent dat de Lissabon-doelstellingen zeker niet dichterbij komen. Zo worden we dus nooit concurrerend in internationaal verband! In de tussentijd varen de schepen langs de hele oost- en westkust van Amerika met goederen zonder dat ze een havenautoriteit of douaneambtenaar zien. In Europa zal dit sowieso een ander verhaal zijn, want onze interne markt geldt helaas niet voor onze kuststrook. Lokaal scheepvaartverkeer tussen Nederland en België bestaat niet. Dit staat nu nog te boek als internationaal, maar zal dus ook daaronder gaan vallen. De maritieme binnengrenzen zouden dus weg moeten. Voorzitter, ik wil tot besluit nog zeggen dat ik de amendementen van de PSE over het algemeen zal steunen. Mijn amendement 42 zal ik intrekken omdat amendement 65 van de PSE beter is. 2-126
Ortuondo Larrea (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik feliciteer mevrouw Miguélez Ramos met haar voortreffelijke verslag en onderschrijf hier nogmaals het voorstel om
18/11/2003 het concept van maritieme veiligheid in de ruimste zin van het woord op te vatten. Anders gezegd, ik ga ermee akkoord dat in de verordening die wij hier bespreken preventieve maatregelen ter bestrijding van alle soorten risico’s worden opgenomen, niet alleen met betrekking tot passagiersschepen, maar met inbegrip van schepen die containers, chemische producten, gassen, aardolie of andere gevaarlijke goederen vervoeren. Het is nu juist een jaar geleden dat het tragische ongeluk met de olietanker Prestige heeft plaatsgevonden. Het wrak is naar de zeebodem gezonken en de ramp heeft nog nooit eerder geziene gevolgen gehad voor de zee en het milieu. Volgens de duizenden manifestanten die afgelopen zondag eens te meer op straat zijn gekomen in Galicië is de ramp te wijten aan het gebrekkige optreden van de Spaanse beleidsverantwoordelijkheden. Volgens hen hebben die de crisis die vorig jaar op 13 november in het schip is uitgebroken, verkeerd aangepakt. Dit bewijst nog maar eens dat wij dringend veiligheidsplannen moeten ontwikkelen, zodat wij bij toekomstige crises toch enige kans van slagen hebben. Bovendien is het van essentieel belang dat er controle wordt uitgeoefend op de toepassing van de veiligheidsmaatregelen en dat het personeel naar behoren wordt opgeleid door middel van trainingen en simulaties waaraan alle personen die betrokken zijn bij de veiligheid van schepen, havens en zeevervoer op zowel internationaal als binnenlands niveau actief moeten deelnemen. Wij zullen voor het verslag van mevrouw Miguélez Ramos stemmen omdat wij ons inziens dringend alle mogelijke maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat rampen zoals die met de Prestige zich herhalen. 2-127
Souchet (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou drie opmerkingen willen maken. Ten eerste lijkt het wel alsof we vanmiddag zijn geroepen een staaltje van schizofrenie ten beste te geven. In het verslag-Miguélez Ramos worden wij opgeroepen twee instrumenten om te zetten die in de IMO op wereldniveau zijn aangenomen en die bedoeld zijn om – nu dat hard nodig is – de veiligheid van havenfaciliteiten te verbeteren in het kader van de strijd tegen het wereldwijde terrorisme. Maar in het verslag-Jarzembowski worden we opgeroepen om op Europees niveau een richtlijn aan te nemen inzake de toegang tot de markt van havendiensten die – door een zeer dogmatische toepassing van het overigens uitstekende beginsel van de vrije concurrentie – juist het gevaar met zich meebrengt dat onze havens minder veilig worden en verworden tot heuse goedkope-vlaghavens. Kan het zijn dat deze twee teksten los van elkaar besproken worden juist om deze tegenstrijdigheid te verdoezelen? Ten tweede is het bewijs geleverd dat de IMO, die natuurlijk het meest geëigende podium is om de internationale veiligheid op zee te bespreken, geen zwakke organisatie hoeft te zijn mits een aantal vastberaden staten de kar trekt. De wijzigingen die op
51 initiatief van de Verenigde Staten zijn doorgevoerd in het SOLAS-Verdrag en de ISPS-code laten dat duidelijk zien, evenals de verhoging van de limiet van het IOPCF, die op initiatief van meerdere Europese staten is goedgekeurd. We moeten daarom onverminderd actief streven naar een verantwoord zeevervoer en vooral naar het aanwijzen van een bijzonder kwetsbaar zeegebied in de Atlantische Oceaan en het Kanaal, zoals is voorgesteld door zes Europese staten. Ten derde en tenslotte neemt de Commissie, bij wat oorspronkelijk niet meer had moeten zijn dan een omzetting in de communautaire wetgeving van bepalingen die slechts betrekking hadden op de internationale zeevaart, de gelegenheid te baat om het toepassingsgebied van sommige van die bepalingen uit te breiden naar het nationale zeeverkeer. Hoewel dit de Commissie allicht beter in staat stelt om toezicht te houden is het niet zeker of deze manoeuvre op een doelmatige manier bijdraagt tot de vergroting van de algemene veiligheid op zee. 2-128
Korakas (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de kwintessens van de Europese Unie ligt niet in de idealen van democratie en vrijheid, zoals in het verslag staat, maar wel in gehoorzaamheid aan de kapitalistische rederijen. Zij dicteren de wetten en maatregelen die dienen om hun belangen te beschermen. Het enige wat telt is meer winst en dat ten koste van de grondrechten van havenarbeiders. Voor de zoveelste keer dient het terrorisme als voorwendsel om in havens en op schepen een schrikbewind te vestigen, gebaseerd op verklikking, spionage en repressie, dat politieke activisten en vakbewegingen de mond moet snoeren en het verzet tegen de liberalisering in de kiem moet smoren. Daarom horen we geen woord over de echte problemen en bedreigingen voor de veiligheid op zee, geen woord over de veiligheid en gezondheid van wie op zee of in havens werkt, over de verouderde vloot, over levensgevaarlijke, goedkope havens die de liberaliseringsrichtlijn de hemel in prijst. Geen woord over de verantwoordelijkheid van de rederijen en hun medeplichtigheid aan tragische ongevallen in de sector, wat van hen de echte terroristen maakt. Geen enkele vermelding van het feit dat regionale beslissingen betreffende de veiligheid op schepen de rol van de Internationale Maritieme Organisatie ondergraven en de veiligheidsregels afzwakken in het kader van een economische wedloop en een ongebreidelde geldhonger. De kapitalisten spelen een vreselijk spel ten koste van de veiligheid op zee, van het mariene milieu, zolang het maar winst oplevert. Goedkope vlaggen, het privatiseren van scheepsregisters en het totale gebrek aan controle en toezicht door de overheid maken de rederijen nog
52 onaantastbaarder. Dat is de echte terroristische dreiging voor de scheepvaart en niet de spookpiraten waarnaar de Europese Unie speurt. Er moet massaal protest komen tegen het kapen van openbaar goed, tegen de betaalde slavernij en de terugkeer naar de middeleeuwen op arbeidsvlak. 2-129
Hatzidakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Miguélez Ramos gelukwensen met haar werk en tegelijk nog eens uitleggen waarover het gaat, want misschien zijn er wat misverstanden gerezen. Wij willen in de Europese Unie doen wat de lidstaten ook in de Internationale Maritieme Organisatie hebben gedaan, namelijk een overeenkomst sluiten. De Commissie komt hier nu met een voorstel en daarmee is het Parlement het eens. Zo kunnen we deze maatregelen in Gemeenschapsverband vaststellen, afronden en in praktijk brengen. Deze richtlijn verschilt wel van andere gelijkaardige Europese initiatieven omdat ze vooruitloopt op eventuele rampen, terwijl we in het verleden pas hebben gereageerd nadat scheepsrampen, natuurrampen of andere calamiteiten zich reeds hadden voltrokken. Daarom vind ik dit initiatief uiterst positief. Betekent dat nu dat er geen twijfels of vraagtekens zijn? Toch wel. Collega’s Folias en Jarzembowski hebben er een paar aangehaald. Hoewel iedereen de voorgestelde maatregelen nodig en gepast vindt, maakt de Europese industrie zich toch zorgen over de mogelijke negatieve gevolgen. De impact van die maatregelen zou wel eens buiten alle verhouding kunnen zijn en in sommige gevallen het concurrentievermogen aantasten, omdat sommige landen meer zullen moeten doen en andere minder, wat een ongelijke belasting voor de industrie tot gevolg kan hebben. Maar omdat de Raad niet bereid was een aantal amendementen aan te nemen over de financiering van de kosten door de lidstaten zelf, hebben wij de Europese Commissie gevraagd - vanwege het dringende karakter van de maatregelen en omdat de Raad zich door het Parlement niet tot een bemiddeling liet verleiden - een amendement aan te nemen waarin staat dat de Europese Commissie moet bestuderen wat de gevolgen zijn voor de concurrentie en de totale kosten. Ik ben trouwens blij dat de Raad toch akkoord gaat. Ik vraag dan ook aan de commissaris ons vandaag te bevestigen dat de Commissie zo snel mogelijk met een studie zal komen als antwoord op de bezorgdheid van de industrie over de weerslag op de concurrentie in de havens. 2-130
Pohjamo (ELDR). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ook ik wil allereerst mevrouw Miguélez Ramos voor haar uitstekende werk bedanken. Veiligheid is belangrijk bij de scheepvaart.
18/11/2003 Mijn eerste zorg heeft betrekking op de kleine schepen in het binnenlands verkeer, zoals veerponten en kustboten, die niet onder al te zware administratieve veiligheidsmaatregelen mogen vallen. In de commissie is hier al op gewezen en met de onderhavige amendementen wordt dit waarschijnlijk gecorrigeerd. Mijn tweede zorg heeft betrekking op de toename van de kosten voor kleine en middelgrote havens. Als er in een zeer korte periode investeringen moeten worden gedaan, zoals voor veiligheidsapparatuur en hekwerken, moeten de prijzen van de vervoersdiensten worden verhoogd en daardoor zullen havens hun concurrentiekracht verliezen. Ik hoop dat deze twee zaken bij de stemming worden gecorrigeerd en dat er ook rekening mee wordt gehouden als de Commissie de uitvoering van de richtlijn beoordeelt. 2-131
Grossetête (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de ondervoorzitter van de Commissie, het is van groot belang dat wij onze medeburgers zo goed mogelijke veiligheidsmaatregelen in het vooruitzicht kunnen stellen voor alle vervoersmodaliteiten, of het nu gaat om vervoer door de lucht, over land of over zee. Vandaag spreken we over het zeevervoer en ik ben zo vrij om de rapporteur van harte te feliciteren; dat spreekt voor zich. Als het gaat om de veiligheid van het zeevervoer, staat de veiligheid van passagiers voor ons voorop, maar dat betekent niet dat we het goederenvervoer uit het oog moeten verliezen. Sommige schepen vervoeren namelijk gevaarlijke stoffen en vormen daardoor een uitgelezen doelwit voor terrorisme. Bovendien, nog afgezien van alle terrorismeproblemen, hebben we gezien dat gewone natuurverschijnselen rampzalige gevolgen kunnen hebben. Daarom moet alles dat gericht is op een betere bescherming met beide handen worden aangegrepen en – nogmaals – er worden ons hier uitermate belangrijke voorschriften voorgesteld, die ik dan ook steun. Een nationale autoriteit voor maritieme veiligheid, een beter opleidingsniveau van het personeel, en niet te vergeten een toereikende uitrusting van de havens, dit zijn allemaal maatregelen waarom wij dit Huis menigmaal gevraagd hebben. Een en ander lijkt mij van groot belang, al wil ik er wel op aandringen dat deze voorschriften op een evenwichtige wijze worden toegepast, zonder dat daarbij de activiteit van de havens zelf wordt geschaad. Het is eveneens onontbeerlijk dat we een ieders verantwoordelijkheden duidelijk omschrijven en daarom wil ik de kwestie van de verantwoordelijkheid van de lidstaten aanroeren. Zijn zij bereid prioriteit te geven aan de maritieme veiligheid? Welke landen hebben tot nu toe de hier aangenomen richtlijnen al omgezet? Welke landen passen onze Europese regels ook werkelijk toe? Hoever zijn we gevorderd met het uitwerken van de kaart van Europese vluchthavens? In welke staten is vooruitgang te zien en in welke niet? Ik weet bijvoorbeeld dat in Frankrijk eindelijk dergelijke
18/11/2003 maatregelen genomen zijn. Wat is het standpunt of zelfs het besluit van de Raad aangaande de oprichting van een Europese kustwacht, waar ik al lange tijd op aandring? Als er weer een ramp of ongeluk gebeurt, zal Europa dan toch weer gemakshalve de schuld krijgen? Of zullen de lidstaten eindelijk eens hun eigen verantwoordelijkheid nemen? Mevrouw de commissaris, u heeft, in nauwe samenwerking met het Europees Parlement, een formidabel werk verricht. Nu is het tijd dat dit erkend wordt en daarom moet openlijk en publiekelijk de waarheid worden gezegd over de landen die de zaken ophouden, over de vertraging die is opgelopen bij de tenuitvoerlegging en over wat niet ten uitvoer gelegd is, en over wat de Raad van ministers werkelijk wil. 2-132
Ripoll y Martínez de Bedoya (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de rapporteur, mevrouw Miguélez Ramos, feliciteren met haar werk en haar vastberadenheid om snel tot overeenstemming te komen, zodat deze maatregelen spoedig kunnen worden aangenomen en onverwijld in de praktijk kunnen worden gebracht. Zoals ook andere sprekers in de loop van het debat over deze verordening al hebben uiteengezet, worden wij geconfronteerd met terrorisme, met een hoop gevaren. Wij hebben in dit Parlement al maatregelen aangenomen. Wij hebben maatregelen aangenomen op initiatief van de Commissie, die tijdens de huidige zittingsperiode actief met voorstellen is gekomen om de veiligheid van alle vervoersvormen te verbeteren. Wij hebben reeds dergelijke maatregelen aangenomen en staan op het punt om dat nu ook in de zeevaartsector te doen. Het zeevervoer wordt belaagd door een internationaal, georganiseerd terrorisme, maar in landen zoals Spanje ligt het terrorisme ook binnen de eigen grenzen op de loer. Daarom moeten wij ons in de strijd werpen en de nodige maatregelen aannemen. Daar zijn wij nu mee bezig.
53 bedreigingen waar de wereld op dit moment mee te maken heeft. Daarom deel ik de zorgen van de Commissie en de rapporteur over het zeevervoer. Die zorgen komen ook duidelijk tot uiting in de ontwerpverordening die wij vandaag behandelen. Het voorstel beoogt de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten in het kader van de strijd tegen het terrorisme te verbeteren. Het middel om die grotere veiligheid te bereiken is de verplichte toepassing in de hele Europese Gemeenschap van de door de Internationale Maritieme Organisatie goedgekeurde internationale veiligheidsmaatregelen. Daarom is een gemeenschappelijk Europees beleid noodzakelijk dat het veiligheidsniveau verhoogt en interpretatieverschillen tussen de lidstaten voorkomt. Staat u het mij toe bij het voorstel drie fundamentele opmerkingen maken. Op de eerste plaats dient bij de uitbreiding van de in IMO-verband goedgekeurde maatregelen tot de binnenlandse scheepvaart en de bijbehorende havenfaciliteiten, de termijn voor de betrokkenen ruim genoeg te zijn om zich te kunnen aanpassen aan de nieuwe regelgeving. Voorts dient die uitbreiding op grond van een kosten-batenanalyse rekening te houden met de risico’s van het schip en/of de vracht en de kwetsbaarheid van het schip en de havenfaciliteiten. Ten tweede meen ik dat implementatie en conformiteitscontrole (artikel 10 van de ontwerpverordening) taken zijn voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Als communautaire inspecties nodig zijn, dienen zij louter gebaseerd te zijn op de rechtsgrond voor de verordening en altijd in samenwerking met de autoriteiten van de desbetreffende lidstaat uitgevoerd te worden. Tot slot zou ik eraan willen herinneren dat krachtens de verordening tot oprichting van het Europees Agentschap voor maritieme beveiliging, dat orgaan niet beschikt over veiligheidsbevoegdheden in de zin van security. Dat element dient mijns inziens meegenomen te worden bij een komende herziening van de verordening. 2-134
Het is niet meer dan logisch dat daarbij problemen rijzen, en wellicht zullen wij een en ander moeten aanpassen, maar wij hebben nu eenmaal de plicht om de veiligheid van ons zeevervoer en onze havens te verbeteren. Dat is een noodzaak waar wij niet onderuit kunnen. Daarom feliciteer ik de commissaris met haar voorstellen en de rapporteur met haar inzet en haar vastbeslotenheid om deze maatregelen snel tot uitvoering te brengen. 2-133
Marques (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter van de Commissie, dames en heren, de strijd tegen het terrorisme vereist een mondiale aanpak met aandacht voor de talloze
Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter van de Commissie, dames en heren, de maritieme veiligheid vormt een van de grootste zorgpunten van de Europese burgers in het algemeen en van de Galiciërs in het bijzonder, omdat wij de ernstige ongelukken die in ons aller geheugen gegrift staan aan den lijve hebben ondervonden. De gevolgen van die rampen dwingen ons om haast te maken met de ontwikkeling van allerhande maritieme veiligheidsmaatregelen en snel een consensus te bereiken tussen de verschillende fracties en instellingen. Ik bedoel dan natuurlijk de Commissie, het Parlement en de Raad. Lange, moeizame wetgevingsprocedures zijn uit den boze. Daarmee komen wij immers niet tegemoet aan de behoeften van de burgers. Wij moeten al in eerste
54 lezing tot overeenstemming zien te komen en tot elke prijs vermijden dat wij onze toevlucht moeten nemen tot de bemiddelingsprocedure. Ik feliciteer de Commissie met het voorstel dat zij ons heeft voorgelegd. Mijn felicitaties ook aan onze rapporteur. Haar verslag is met algemene stemmen goedgekeurd. Dat is zeer significant. Hetzelfde kan gezegd worden van onze steun voor de amendementen die betrekking hebben op de uitbreiding van de maatregelen naar andere soorten schepen, met name naar die welke bijzonder gevaarlijke stoffen vervoeren, de invoering van allerhande preventieve maatregelen en de wereldwijde overeenkomsten in het kader van de IMO, alsook met de Verenigde Staten. Dit debat is dan ook bijzonder opportuun. Maar nogmaals, wij mogen niet vergeten dat wij niet alleen overeenstemming moeten bereiken over de inhoud daarover zij wij het overigens in grote lijnen eens -, maar ook over de vorm en de procedures. Zoals hier al meermaals is onderstreept, is er haast geboden. Wij mogen geen seconde verliezen met politieke discussies die de wetgevingsprocedures voor gevoelige kwesties als deze alleen maar rekken. Daarom onderschrijf ik de maatregelen van de IMO in het kader van het SOLAS-Verdrag, net zoals ik te zijner tijd de voorschriften van het MARPOL-Verdrag zal onderschrijven. Daarvoor zal ik echter moeten wachten totdat deze maatregelen, die niet alleen bedoeld zijn om de veiligheid van schepen en havens te vergroten, maar tegelijkertijd voorzien in strafrechtelijke sancties, in dit Parlement besproken en aangenomen worden. Het is van essentieel belang dat het Europees Parlement in de voorste gelederen strijdt. Ik hoop en ik wens dan ook uit de grond van mijn hart dat de onlangs ingestelde tijdelijke commissie ervoor zal zorgen dat de consensus gehandhaafd blijft en dat er voor deze strijd optimale middelen en instrumenten zullen worden vrijgemaakt, zodat de Europese Unie hierin een voortrekkersrol kan spelen op wereldniveau. 2-135
Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom het voorstel van de Commissie en ik bedank mevrouw Miguélez Ramos voor haar goed onderbouwde verslag. Het Commissievoorstel is vooral noodzakelijk om de nieuwe internationale voorschriften te verduidelijken die vorig jaar in de Internationale Maritieme Organisatie zijn aangenomen. De tragische gebeurtenissen van 11 september hebben aangetoond dat elke productiesector, elk vervoermiddel of gebouw een makkelijk doelwit van een terroristische aanslag kan zijn. Er zijn ook dringend preventieve en beschermende maatregelen nodig voor andere bedreigingen voor de maritieme veiligheid, zoals piraterij en sabotage. Het is echter van belang dat de Europese Unie niet onnodig haast maakt met het aannemen van bepalingen, maar zich rustig conformeert aan het al door de IMO opgestelde tijdschema, dat op zich al zeer strak en veeleisend is.
18/11/2003 In de huidige veranderende situatie in de wereld vind ik internationale samenwerking bij het verbeteren van de beveiliging van schepen en havens zeer belangrijk en een aanzienlijk beter alternatief dan de eerder vastgestelde eenzijdige maatregelen. Het is in het belang van de Europese Unie zelf om in multilaterale organisaties actief te zijn en die tegelijkertijd te versterken. Ook de samenwerking met Rusland is zeer belangrijk. Ik sluit me aan bij de bezorgdheid van commissaris Bolkestein over de mogelijk negatieve gevolgen van eenzijdige veiligheidsmaatregelen voor de handel. Het gevaar bestaat dat de eenzijdige overeenkomsten voor de containersector, die Amerikaanse en enkele Europese havens samen hebben gesloten, tot concurrentievervalsing leiden. In dit verband juich ik de huidige onderhandelingen tussen de Commissie en de Verenigde Staten toe om ook de overeenkomsten inzake de veiligheid van containers te bestrijken. Het voorstel van de Commissie wijkt qua inhoud niet veel af van de in de IMO opgestelde bepalingen die uitsluitend voor de internationale zeevaart betreffen. Ik vraag me dan ook af of dezelfde bepalingen in de Europese Unie wel moeten worden toegepast op het vervoer binnen de lidstaten. Rekening houdend met de kosten en andere moeilijkheden die het respecteren van dergelijke veiligheidsbepalingen met zich meebrengt, zie ik de noodzaak niet in om verder te gaan dan de verdragen van de IMO. De beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de toepassing van de bepalingen op het binnenlandse vervoer moet in ieder geval bij de lidstaten blijven berusten, die de situatie het beste kunnen beoordelen. Het zou bijvoorbeeld onverstandig zijn als in Finland, het land van de duizend meren, de veerponten in het vervoer op de binnenwateren aan grondige veiligheidscontroles onderhevig zouden zijn zonder dat er specifieke veiligheidsrisico's bestaan. 2-136
De Palacio, vice-voorzitter van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, mevrouw Miguélez Ramos, nogmaals bedanken voor het werk dat zij heeft verricht. Mijn dank ook aan de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme voor de wijze waarop zij deze kwestie heeft aangepakt en voor de verbeteringen die zij in de tekst heeft aangebracht, aangezien het merendeel van de amendementen kan worden overgenomen, al moet er hier en daar iets herschreven worden. Ik dank ook de heer Oreja Arburúa, rapporteur van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, en de heer Folias, rapporteur van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, voor het advies dat zij hebben uitgebracht en voor hun bijdrage aan de verbeteringen van het Commissievoorstel. De nauwe samenwerking tussen de verschillende rapporteurs en de Commissie en de Raad moet ons in de gelegenheid stellen - dat hoop ik althans - deze tekst in eerste lezing aan te nemen.
18/11/2003
55 De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
Veel van de amendementen hebben een uitgesproken technisch karakter. Als ik het goed heb, zijn die bedoeld om het Commissievoorstel beter af te stemmen op de tekst die is voortgekomen uit de werkzaamheden van de Raad. Die heeft overigens meermaals over deze kwestie vergaderd in aanwezigheid van deskundigen. Ik ben blij dat wij dankzij deze interactie - een soort trialoog over bijna de hele behandelingsperiode van dit voorstel - voor vrijwel alle problemen een gunstige oplossing hebben gevonden. Als antwoord op hetgeen hier door sommige afgevaardigden is gezegd, met name door de heren Folias en Hatzidakis, kan ik u meedelen dat wij kunnen instemmen met het amendement waarin de Commissie wordt verzocht een studie te maken van de verdeling van de financiering tussen de overheid en de operatoren, zonder afbreuk te doen aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de lidstaten en de Europese Gemeenschap. Het gaat met name om een onderzoek naar de kosten die aan de uitvoering van deze maatregelen verbonden zijn en het effect daarvan op de concurrentiepositie van de zeevaartsector ten opzichte van de alternatieve vervoersvormen en de Europese economie in het algemeen. Wij zullen deze studie uiteraard voorleggen aan het Parlement en de Raad en, in voorkomend geval, passende voorstellen formuleren. Er zijn echter vijf amendementen waarmee de Commissie om de een of andere reden moeite heeft. Ik zal ze hier even kort becommentariëren. Twee ervan zijn onaanvaardbaar omdat zij het delicate evenwicht in gevaar brengen dat wij met de Raad hebben bereikt over de uitbreiding van deze maatregelen naar het binnenlands scheepsverkeer. In dit verband geef ik de voorkeur aan de amendementen waarin dit evenwicht wordt weerspiegeld. Wij kunnen wel instemmen met drie nieuwe amendementen die betrekking hebben op de comitologie, voorzover ze de rol van het Comité voor maritieme veiligheid zoals bepaald in verordening (EG) nr. 2099/2002 niet in het gedrang brengen. Tenslotte is de Commissie bereid af te zien van de vervroegde uitvoering van deze maatregelen vanwege de enorme complexiteit van de gestelde taken. Desalniettemin acht ik het onontbeerlijk dat elke lidstaat een nationaal plan ontwikkelt voor de implementatie van de regelgeving die in deze verordening wordt vastgesteld. Samengevat, de Commissie kan 62 amendementen integraal en vijf amendementen gedeeltelijk overnemen. Zoals ik al zei, verwerpt zij er slechts twee. Uit deze cijfers blijkt dat onze samenwerking vruchten heeft afgeworpen. Daar ben ik blij om. Ik wil daarom nogmaals mijn dank betuigen aan alle afgevaardigden voor het werk dat zij gedurende al deze maanden hebben verricht. 2-137
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
2-138
Toegang tot de markt voor havendiensten 2-139
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (Α50364/2003) van de heer Jarzembowski over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot de markt voor havendiensten (PE-CONS 3670/2003 - C5-0461/2003 2001/0047(COD)). 2-140
Jarzembowski (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte mevrouw de vice-voorzitter, ondanks de moeilijke onderhandelingen met de Raad is de delegatie van het Parlement erin geslaagd talrijke regelingen te treffen die niet alleen gunstig zijn voor de havenbedrijven en havenarbeiders, maar ook tot eerlijkere concurrentievoorwaarden binnen en tussen zeehavens leiden. Hoewel een aantal van onze wensen in de Raad niet zijn ingewilligd, zou ik toch alle collega’s willen aanbevelen om met het resultaat van de bemiddelingsprocedure tevreden te zijn en hieraan hun goedkeuring te geven. Ter bevordering van de rechtszekerheid voor de havens, de havenbedrijven en de havenarbeiders heeft de Europese Unie een fundamentele Europese zeehavenrichtlijn nodig. Als dit compromis afgewezen wordt, is er de komende jaren niets geregeld voor de kwesties die voor het Europees vervoersbeleid zo belangrijk zijn. Ik doel daarmee op de toegang tot de markt voor havendiensten en de concurrentievoorwaarden binnen en tussen havens. Daarmee zou de deur voor concurrentieverstoringen tussen de havens en voor oncontroleerbare overlappingen bij de havendiensten wagenwijd open worden gezet. Ik wil de leden van dit Parlement die tegen het aannemen van deze ontwerptekst pleiten, waarschuwen dat de Commissie dan de situatie in elke haven apart zou mogen onderzoeken. Het is dus beter om een algemene regeling te treffen, zodat iedereen van tevoren weet waar hij zich aan te houden heeft. Het Parlement mag zich met name zeer gelukkig prijzen dat de Raad het voorstel van het Parlement heeft geaccepteerd om in de definitie van zelfafhandeling alleen het eigen personeel van lijnvaartondernemingen op te nemen en niet ook het personeel aan wal. Wat dat betreft, heeft het Parlement ook de grootste zorg van de havenbedrijven en havenarbeiders weg kunnen nemen. Aan de andere kant heeft de EP-delegatie tijdens de compromisonderhandelingen de eis voor algemene, verplichte vergunningsvoorwaarden voor havendiensten moeten laten varen. De Raad wil dat de lidstaten in lijn met het subsidiariteitsbeginsel zelf kunnen bepalen of zij een vergunningsplicht voorschrijven. In ieder geval hebben wij wel bereikt dat de lidstaten ervoor kunnen zorgen dat de terzake bevoegde instanties een
56 voorafgaande vergunning voor het verrichten van havendiensten kunnen eisen. Dit blijft dus voorbehouden aan de beoordeling van de lidstaten. Tot slot heeft de Raad ook de amendementen met betrekking tot de termijnen en voorwaarden voor vergunningen en overgangsregelingen overgenomen. Hiermee heeft het Parlement ervoor gezorgd dat voor eigendomstructuren nu dezelfde rechtspositie geldt als voor pachtovereenkomsten. De delegatie van het Parlement heeft ook kunnen bewerkstelligen dat vergunningen gewijzigd of ingetrokken dienen te worden wanneer aan de criteria voor de vergunning of de toepassing van de sociale voorschriften niet meer wezenlijk voldaan wordt. Wat dat betreft, kunnen wij concluderen dat wij op het gebied van de sociale arbeidsvoorwaarden op een geweldige manier de belangen van de havenwerknemers hebben behartigd. De Raad heeft er daarnaast ook mee ingestemd dat de lidstaten voorschriften dienen uit te vaardigen die nieuwe dienstverleners verplichten om de vorige dienstverleners een passende vergoeding te betalen. Wij zijn echter minder tevreden over het feit dat de Raad deze regeling wil beperken tot gevallen waarin de duur van de desbetreffende vergunningen door de nieuwe richtlijn wordt bekort, maar daar zit natuurlijk wel een zekere logica in. In de overige gevallen zijn de nationale voorschriften van toepassing. In het kader van het gehele compromis heeft de EPdelegatie moeten accepteren dat de loodsdiensten onder de werkingssfeer van de richtlijn blijven vallen. Dit was echter mede aanvaardbaar omdat de Raad en het Parlement gezamenlijk benadrukken dat de loodsdiensten van groot belang zijn voor de veiligheid van de scheepvaart en voor de bescherming van het milieu. Bovendien kunnen de bevoegde instanties de loodsdiensten om redenen van openbare veiligheid aan één enkele dienstverlener toewijzen. Tot slot heeft het Parlement bewerkstelligd dat de beperking van de duur van de vergunning voor loodsdiensten is geschrapt. Ik beschouw het persoonlijk als een mijlpaal dat het Parlement erin is geslaagd het doel van de richtlijn te verruimen, namelijk met de doelstelling om eerlijke concurrentievoorwaarden tussen en binnen de havens te scheppen. Te dien einde worden de zeehavens en de verleners van havendiensten verplicht om de lidstaten en de Commissie gegevens te verstrekken over de financiële betrekkingen tussen hen en de overheidsinstanties. De Commissie wordt op haar beurt verplicht hieruit de nodige consequenties te trekken voor het scheppen van eerlijke concurrentievoorwaarden. De Commissie heeft zich eveneens bereid verklaard om richtlijnen uit te vaardigen inzake de overheidsfinanciering ten behoeve van havens. Samenvattend kan gezegd worden dat het resultaat van de bemiddelingsprocedure voor ons allen als een groot succes kan worden aangemerkt, met name gezien de volledig afwijzende houding die de Raad in eerste instantie innam. Ik wil het Italiaanse voorzitterschap van de Raad en de vice-voorzitter dan ook graag bedanken
18/11/2003 voor hun steun om dit moeilijke dossier in korte tijd tot een, volgens mij althans, goed einde te brengen. Sta mij toe om nog één slotopmerking te maken: het gaat bij dit onderwerp niet om allerlei verschillende havenkwesties. Het gaat namelijk om de productiviteit van de zeehavens in de Unie. De havens vervullen een essentiële rol als knooppunten in de trans-Europese netwerken. Het is onze gemeenschappelijk taak om de effectiviteit van deze havens te verbeteren en daarom verzoek ik u om uw instemming en steun aan het resultaat van de bemiddelingsprocedure te geven. 2-141
De Palacio, vice-voorzitter van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik dank het Parlement en het bemiddelingscomité voor hun werkzaamheden rond het voorstel voor een richtlijn inzake toegang tot de markt voor havendiensten. Met uw welnemen zou ik met name de voorzitter van het bemiddelingscomité, de heer Imbeni, en de rapporteur, de heer Jarzembowski, willen bedanken voor de zware inspanningen die zij hebben geleverd. Het gaat hier immers om een uitermate ingewikkelde kwestie. Het is nu aan dit Parlement om het compromis dat door het bemiddelingscomité is goedgekeurd in stemming te brengen. Ik wil hier duidelijk onderstrepen dat de Commissie het compromis onderschrijft. Ik weet dat niet alle afgevaardigden het met de tekst eens zijn, maar toch zou ik u allen willen verzoeken goed na te denken en het compromis niet zomaar te verwerpen. Volgens mij is het van essentieel belang voor het Europees vervoersbeleid. Met dit compromis wordt zeker niet aangestuurd op een liberalisering van de havendiensten zonder meer, zoals hier in de loop van dit debat is beweerd. Helemaal niet. Er wordt alleen maar gestreefd naar iets meer openheid, zodat bepaalde diensten in aanmerking komen voor zelfafhandeling, self-handling, hetgeen betekent dat zij mogen worden uitgevoerd door de eigen scheepsbemanning. Dames en heren, wij hebben onze mond vol van milieuvriendelijk en duurzaam vervoer en van short sea shipping of zeevervoer over korte afstand. Dan kunnen wij toch niet opeens tegen een maatregel stemmen waarmee de ontwikkeling van dit soort vervoer wordt bevorderd. Ik wil hiermee alleen maar zeggen, geachte afgevaardigden, dat onze daden consistent moeten zijn met onze woorden. In de versie die hier ter stemming voorligt, is rekening gehouden met de debatten in het Parlement, de amendementen van het Parlement en de onderhandelingen met de Raad. Het is een zeer evenwichtige en gematigde tekst die desalniettemin een sterke impuls zal geven aan de cabotage in het zeevervoer. Dat is een fundamenteel vereiste om een duurzaam Europees vervoerssysteem te ontwikkelen.
18/11/2003
57
Mijns inziens zal het vervoersbeleid met bijzonder ernstige problemen geconfronteerd worden als dit initiatief, na drie jaar onderhandelen, wordt verworpen.
geregelde diensten onderhouden. Anders gezegd, wij hebben hier opnieuw te maken met short sea shipping en cabotage in het zeevervoer.
Ik wil hier enkele elementen van de tekst in herinnering brengen die aanstaande donderdag in stemming zal worden gebracht. Het oorspronkelijke voorstel was uitsluitend gericht op voorschriften die binnen de havens moesten worden toegepast. Het Parlement heeft er echter met klem op aangedrongen om ook het probleem van de mededinging tussen havens aan te pakken. Dit punt, dat op de steun van de Commissie kon rekenen, is opgenomen in de slotversie, met instemming van de Raad.
Dames en heren, ik wil u erop attenderen dat de Commissie in de loop van dit debat een uitgesproken flexibele houding heeft aangenomen. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat wij van oordeel waren dat sommige voorstellen van het Parlement een duidelijke verbetering van de tekst inhielden. Ik heb die hier niet genoemd omdat ze geen controverse hebben veroorzaakt. Anderzijds hebben wij in de mate van het mogelijke geprobeerd een evenwicht te zoeken voor de maatregelen die wel problemen teweegbrachten of zorgpunten opriepen, onder meer ook op politiek vlak.
Het oorspronkelijke Commissievoorstel had betrekking op zelfafhandeling door de eigen bemanning en door walpersoneel. Het is een feit dat daarmee het licht op groen werd gezet voor zelfafhandeling door bedrijven met walpersoneel. Het Parlement kwam met twee kanttekeningen: ten eerste drong het aan op sociale garanties om sociale dumping tegen te gaan, waarmee de Commissie zich akkoord verklaarde, en ten tweede stelde het voor om het concept van zelfafhandeling nog scherper af te bakenen en te beperken tot de eigen bemanning. In de huidige versie van het voorstel gaat het dus uitsluitend om de eigen scheepsbemanning. Het spreekt vanzelf dat deze vorm van zelfafhandeling zal worden toegepast in de korte vaart. Wij mogen er met andere woorden van uitgaan dat dit procédé niet gebruikt zal worden in het langeafstandsvervoer omdat het onverenigbaar is met het soort goederen dat wordt vervoerd en het soort schepen dat daarbij wordt gebruikt. Kortom, wij hebben hier te maken met een element dat van essentieel belang is voor de bevordering van de korte vaart. Daarom hebben wij het standpunt van het Parlement overgenomen, zodat zelfafhandeling thans beperkt blijft tot de eigen scheepsbemanning. Bovendien wordt er rekening gehouden met sommige van de sociale aspecten waaraan ik al eerder heb gerefereerd. In het oorspronkelijke voorstel werden loodsdiensten beschouwd als commerciële diensten waarop alle voorschriften van toepassing waren. Het Parlement pleitte er echter voor het loodswezen van de werkingssfeer van de richtlijn uit te sluiten. Uiteindelijk hebben wij een akkoord bereikt dat leidt tot een gedeeltelijke openstelling van deze diensten. Ik moet hier echter onmiddellijk aan toevoegen dat de loodsdiensten niet geliberaliseerd worden. Wij willen er alleen maar voor zorgen - en nu hebben wij het weer over cabotage en short sea shipping - dat een kapitein die dagelijks of twee- of driemaal per week een traject aflegt dat hij op zijn duimpje kent een verklaring van vrijstelling van loodsdiensten kan krijgen. Deze maatregel is van vitaal belang voor de korte vaart. Hij heeft echter geen gevolgen voor het langeafstandsvervoer over zee waarbij schepen één, twee of misschien vijf keer per jaar eenzelfde haven aandoen. Dit probleem heeft uitsluitend betrekking op schepen die
Wat overblijft is het minimum, maar een vitaal minimum. Daarover wil ik hier duidelijkheid laten bestaan. Deze tekst is van vitaal belang voor de bevordering van de cabotage, met name in het kader van de Europese Unie. Daarom, geachte afgevaardigden, vraag ik uw steun en uw stem voor dit voorstel voor een compromis dat onlangs in het bemiddelingscomité is bereikt. Ik betuig nogmaals mijn dank aan de heer Imbeni en uiteraard ook aan de heer Jarzembowski voor het werk dat zij gedurende al deze tijd hebben verricht. 2-142
VOORZITTER: DE HEER VIDAL-QUADRAS ROCA Ondervoorzitter 2-143
Hatzidakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Jarzembowski gelukwensen met zijn langdurige inspanningen, die dit resultaat hebben opgeleverd. Met dit verslag vragen we eigenlijk hetzelfde als wat het Parlement heeft gevraagd voor postdiensten, spoorvervoer en luchtvaart, namelijk liberalisering. Mocht het Parlement, dat steeds heeft aangedrongen op de liberalisering van die diensten, morgen om duistere redenen verkondigen dat voor de havendiensten een uitzondering moet gelden, is voor mij alle logica zoek. Uiteindelijk - en dat heeft mevrouw de Palacio ook gezegd - zijn vele standpunten van het Parlement tijdens de discussies met de Raad aanvaard. Voor de loodsdiensten hebben we een uitzondering, de zelfafhandeling blijft beperkt tot het schip zelf, inzake concurrentie tussen havens is het standpunt van het Parlement in feite aanvaard, hoewel de Commissie hier eerst tegen was. Ook de arbeidsrechten zijn beschermd via een duidelijke clausule waarin staat dat de bescherming niet onder het niveau van de betreffende lidstaat mag liggen. Daarom begrijp ik eerlijk gezegd niet waarom sommigen gekant blijven tegen wat we hebben bereikt en wat - dat moeten we goed beseffen - de industrie niet helemaal gelukkig maakt, zeker niet de rederijen, waarvoor het allemaal wat verder had mogen gaan. Persoonlijk vind ik
58 dat dit compromis in zekere mate de belangen van de industrie dient, maar tegelijk andere voordelen biedt: monopolies verdwijnen en er komt meer keuze. Het is ook goed voor de werknemers omdat er nieuwe bedrijven kunnen ontstaan, die werkgelegenheid creëren. Dit is een stap vooruit en daarom moeten wij het resultaat van de bemiddeling goedkeuren. 2-144
Piecyk (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mevrouw de commissaris, als men het eens is over de doelstellingen, wil dat niet automatisch zeggen dat er ook overeenstemming bestaat over de maatregelen die nodig zijn om die doelstellingen te realiseren. Er is in ieder geval bij de Duitse havens op dit moment sprake van een indrukwekkend groeipercentage, terwijl deze richtlijn nog niet eens van kracht is. Het kan dus blijkbaar ook op een andere manier. Wij hebben deze week een grote kans om als Parlement duidelijk te maken dat wij geen lippendienst aan de Raad bewijzen, maar dat voor ons de belangen van de mensen, de burgers en ook de werknemers centraal staan. Laat mij even uw geheugen opfrissen: in de tweede lezing heeft dit Parlement met een zeer grote meerderheid om drie belangrijke dingen verzocht. In de eerste plaats zouden de financiële betrekkingen van de havens transparant moeten zijn en aan regelgeving onderworpen moeten worden. Hier zijn wij gedeeltelijk in geslaagd. In de tweede plaats wilden wij dat de loodsdiensten in het scheepsvervoer niet beschouwd zouden worden als een soort havendienst die zogezegd het slepen en vastmaken verzorgt. Gezien de grote commerciële druk in de havensector, zouden de loodsdiensten ook niet aan concurrentie onderhevig moeten zijn; in het loodswezen dient namelijk het in acht nemen van de veiligheidsvoorschriften centraal te staan. Vanwege hun bijzondere openbare taak horen de loodsdiensten ook niet in deze richtlijn thuis. Dat hebben wij echter niet kunnen voorkomen. Dan een heel belangrijk punt: wij wilden dat de zelfafhandeling tot het schip en zijn personeel beperkt zou blijven, maar dan wel onder bepaalde vergunningsvoorwaarden en met fatsoenlijke sociale en arbeidsrechtelijke voorwaarden. Ik zal de betreffende tekst nog eens in herinnering roepen: Zelfafhandelaars zijn aan dezelfde voorwaarden als de andere verleners van havendiensten gebonden. Dat betekent dat zij aan dezelfde normen voor sociale bescherming en aan dezelfde beroepskwalificaties moeten voldoen als de andere dienstverleners in hetzelfde of vergelijkbare havensysteem. De Raad heeft dit afgewezen dus is ook deze wens niet gehonoreerd. Wij kunnen in dit geval dan ook niet van een redelijk compromis spreken, maar eerder van een diepe buiging voor de Raad. Wie er dus voorstander van is dat de loodsen die de schepen veilig onze havens binnenbrengen, ook in de toekomst de veiligheid en het milieu in acht nemen, dient dit bemiddelingsresultaat af te wijzen. Wie wil dat sociale dumping in onze havens geen kans krijgt en er de voorkeur aan geeft dat gekwalificeerde werknemers onder goede sociale voorwaarden kunnen werken zodat
18/11/2003 de sociale vrede in de Europese havens behouden blijft, moet deze richtlijn ook afwijzen. Ik ben er een groot voorstander van om bij compromissen te evalueren of het glas water halfvol of halfleeg is. Alleen is in dit geval het glas water niet halfvol. Er zitten slechts een paar druppels voor het Parlement in en het kan niet in het belang van het Parlement zijn - en dit is ook aan het adres van de Raad gericht - dat er eerst een zeer duidelijk standpunt wordt ingenomen, waarna wij ons vervolgens met heel weinig laten afschepen. Het gaat uiteraard om de havendiensten, maar bij deze kwestie gaat het ook om het zelfbewustzijn van het Parlement. Daarom verzoek ik u mede namens mijn fractie met klem om dit resultaat in zijn geheel af te wijzen. (Applaus) 2-145
Vermeer (ELDR). – Voorzitter, na tweeëneenhalf jaar van debatten, amendementen, demonstraties en stemmingen tot diep in de nacht ligt er nu een compromisvoorstel op tafel. Niet iedereen is hier blij mee. Het resultaat is een stap voorwaarts in de Europese maritieme sector. Ik wil collega Jarzembowski bedanken voor het feit dat hij toch een zeker resultaat heeft bereikt. Dat dit onderwerp veel emoties heeft losgemaakt, kan niemand ontgaan zijn. Dat bleek wel uit de demonstraties van dokwerkers, hier en in Brussel, en zelfs in Rotterdam. Op die demonstraties wil ik kort ingaan. De demonstranten hebben goed gebruik gemaakt van hun democratisch recht om ons als parlementariërs volledig en goed te informeren. Demonstreren om een signaal af te geven, prima! Vernielingen aanrichten, relletjes trappen, mensen bedreigen, andere meningen onderdrukken, dat is betreurenswaardig! Ik heb zelf ervaren dat het niet aangenaam is als je een standpunt inneemt dat afwijkt van hun perspectief. Erg jammer! Hierdoor worden mensen aangezet tot excessieve actie en vuilspuiterij. Toch is er iets bereikt! Een wettelijk kader dat heldere en transparante relaties tussen havens, autoriteiten en dienstverleners mogelijk maakt. Transparantie bij de financiering van de havens met publieke middelen en de afspraak om een helder richtsnoer te maken inzake de verenigbaarheid van staatssteun en het Europees recht. Loodsdiensten zijn er toch in opgenomen alsook een mogelijkheid tot zelfafhandeling, die naar mijn smaak te beperkt is. Er is voor de rederijen meer ondernemersruimte gecreëerd, die ze nodig hebben om op een behoorlijke manier investeringen te kunnen laten renderen. Meer ruimte betekent groei en werkgelegenheid. Meer banen, dat is het beste sociale beleid dat je in de regel kunt voeren. Over de kwaliteit van het werk hebben wij in het Parlement maar in zeer beperkte mate zeggenschap. Dat moeten we dus ook niet ambiëren. In Nederland, waar veel havenwerk wordt verzet, gaan we erop vooruit en de arbeidsrust was er tamelijk beperkt. Om toch de zorgen, die rondom de verruimde zelfafhandelingsmogelijkheden bij reders, kadedienstverleners en vakbonden bestaan, weg te
18/11/2003 nemen heb ik schriftelijke toezeggingen gekregen van zowel de minister van Sociale Zaken als die van Vervoer, onze voormalige collega Peijs, dat zij nieuw beleid willen creëren om er streng op toe te zien dat het Nederlandse arbeidsrecht in de havens wordt nageleefd. Dergelijke toezeggingen zouden ook elders mogelijk moeten zijn. Kortom, we gaan erop vooruit en de liberalen zullen overwegend vóór stemmen. 2-146
Meijer (GUE/NGL). – Voorzitter, zeevaart en havens bieden meer gelegenheid tot misstanden dan veel andere bedrijven. Het gaat er om de behandeling van grensoverschrijdende goederenstromen tussen verschillende staten, niet alleen binnen de Europese Unie maar over de hele wereld. Die landen hebben niet alleen verschillen in wetgeving, maar vooral verschillen in beloning van de arbeid, in de arbeidsomstandigheden, in de veiligheid en in de mate van milieubescherming. Zulke verschillen worden graag gebruikt door diegenen die in sociale dumping en milieuvervuiling een middel zien om een concurrentiestrijd te winnen. Al vele jaren bestaat in de zeescheepvaart het verschijnsel van de goedkope vlaggen, waarbij schepen van Europese eigenaars worden voorzien van een registratie in een derdewereldland. Dan betalen ze lage belastingen, hoeven ze aan veel regels niet te voldoen en kunnen ze een bemanning met derdewereldsalarissen inhuren. Ondernemingen in eigendom van ingezetenen van de Europese Unie beconcurreren elkaar door middel van de internationale jungle. Dat deze jungle in de Europese havens tot nu toe zoveel mogelijk buiten de deur is gehouden, kwam niet vanzelf. Zonder langdurige strijd van de vakbonden en zonder gemeentelijke havenbedrijven zouden er reeds lang goedkope havens zijn ontstaan, internationaal aangeduid als ports of convenience. Havens met een steeds lager niveau van arbeidsbeloning, veiligheid en milieubescherming. Havens waar alleen tijdelijk werk bestaat, dat vuil en onveilig is en vooral ongeschoolde arbeidskrachten aantrekt. Havens waar veel van het werk kan worden gedaan door mensen uit de derde wereld, die voor ander werk aan de vaste wal niet in Europa worden toegelaten. In zo'n concurrentiestrijd zullen havens die een gemeenschappelijk achterland bedienen elkaar vernietigen. De winnaar zal steeds de meest asociale, de meest milieuonvriendelijke, de meest onveilige en daardoor de meest goedkope haven zijn. Als de Europese Unie regels voor havenwerk gelijk wil trekken, moeten die gericht zijn op het uitschakelen van oneerlijke en gevaarlijke concurrentie per groep havens met een gemeenschappelijk achterland. Dat probleem speelt vooral voor de havens rondom de Noordzee, van Duinkerken in Frankrijk via de Belgische en Nederlandse havens tot het Duitse Hamburg. Spoorlijnen, rivieren en kanalen verbinden die havens met grotendeels dezelfde industriegebieden en met steden vol consumenten. Reeds lang proberen die havens met grote overheidsinvesteringen, lage tarieven en veel geheimzinnigheid de klanten van elkaar af te snoepen. Al in de vorige zittingsperiode heeft dit Parlement
59 uitgesproken dat daartegen best iets gedaan zou mogen worden door middel van een havenrichtlijn. Een havenrichtlijn, die geregistreerde en gekwalificeerde havenarbeid voor heel Europa op het beste niveau beschermt en verhindert dat er door fouten bij het laden scheepsongelukken kunnen gebeuren zoals in februari met het Deense vrachtschip Karin Cat. Zo'n soort havenrichtlijn zou goed aansluiten bij een aantal recente milieumaatregelen van de Europese Unie, die zijn gericht op het moeilijker maken van het storten van scheepsafval en ladingresten in zee en het op termijn weren van enkelwandige tankers uit Europese havens. In plaats daarvan heeft de Europese Commissie een richtlijn voorgesteld die leidt tot het tegendeel. Door op het niveau van de lidstaten bestaande bescherming van geregistreerde havenarbeid tegen oneerlijke concurrentie te bemoeilijken of af te zwakken, zal die concurrentie alleen maar toenemen. Misschien worden de kosten van de havenafhandeling van goederen daardoor verlaagd, maar die maakten in de meeste gevallen toch al een verwaarloosbaar klein deel van de productiekosten uit. Zowel bij de eerste lezing twee jaar geleden als bij de tweede lezing in maart heeft dit Parlement die plannen gecorrigeerd. Weliswaar ging die correctie minder ver dan de vakbonden verlangden en bleven er sluipwegen naar misstanden open, maar de betrokken partijen met verschillende belangen leken daarmee toch redelijk te kunnen leven. Dat is niet meer het geval sinds de Raad van verkeersministers in de afgelopen zomer stelselmatig weigerde om die verbeteringen over te nemen. In de bemiddeling leek de Parlementsdelegatie aanvankelijk vastberaden om de eerder door het Parlement vastgestelde lijn door te zetten. Dat gold niet alleen voor de linkse fracties, maar dat hoorde ik ook uit de mond van christen-democraten en liberalen. Op 29 september werden die bezwaren opeens grotendeels ingeslikt. In ruil voor een nadere studie over concurrentie en een tekst waarin wordt gegoocheld met de woorden "mogen" en "moeten", hebben acht van de vijftien leden de door het Parlement vastgelegde verworvenheden weggegeven. Het feit dat er een richtlijn tot stand komt, was opeens belangrijker dan de precieze inhoud ervan. Het uiteindelijke voorstel lijkt sterk op Spaanse en Italiaanse wetten voor monopoliehavens met een klein achterland rond de Middellandse Zee. Toepassing op andere delen van Europa zal leiden tot meer arbeidsconflicten en misstanden, vooral in de Noordzeehavens. Massaal hebben de havenarbeiders in de huidige en toekomstige lidstaten meerdere keren duidelijk gemaakt dat ze hiermee geen vrede kunnen hebben. Onder deze omstandigheden is de richtlijn contraproductief en moet die er dus niet komen. Dit voorstel verdient donderdag te worden afgewezen. (Applaus) 2-147
60 Bouwman (Verts/ALE). – Voorzitter, dank aan de rapporteur, de commissaris en anderen voor het werk dat verricht is, maar het heeft niet de conclusie opgeleverd die wij daaraan hadden willen verbinden. Het Groenboek inzake de havens was duidelijk, want daarin werd erop aangedrongen de concurrentie tussen havens aan te pakken, met name oneerlijke concurrentie en de gevolgen van die oneerlijke concurrentie voor het milieu bij de bouw van nieuwe terminals. Uiteindelijk kregen wij een richtlijn over de concurrentie in havens en de opening van markten voor nieuwe dienstverleners. Bekijken we nu het resultaat van de bemiddeling, dan moeten we zeggen dat de balans niet positief doorslaat. De verplichte vergunningen waarom voor nieuwe dienstverleners gevraagd werd met betrekking tot sociale, milieu- en andere eisen, zoals de veiligheid, zitten er niet in. Een definitie van zelfafhandeling ontbreekt, want er wordt verwezen naar de eigen bemanning en daar kan je nog alle kanten mee uit in de huidige arbeidsverhoudingen in de meeste havens. Over loodsen is het nodige gezegd. Ook de transparantie, zo bewierookt door de heer Jarzembowski, is wat ons betreft een stap voorwaarts, maar komt niet tegemoet aan datgene waarom wij voorheen vroegen. Alles bij elkaar onacceptabel, zeker met de ILOverdragen in het achterhoofd met betrekking tot bescheiden werk- en arbeidsomstandigheden en veiligheid. Er is een grote kans dat deze havens ports of convenience worden. Alle standpunten overwegend, wijzen wij als Groenen dit compromis van de hand als zijnde geen goede balans. Liberaliseren is niet overal een oplossing voor en, zoals mevrouw de Palacio suggereerde, het verwerpen van het voorstel levert totaal geen problemen op voor anderen. 2-148 Esclopé (EDD). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, net zo min als in voorgaande lezingen zijn wij tevreden met het compromis dat het bemiddelingscomité heeft bereikt. Gezien de nipte meerderheid van acht stemmen voor en zeven tegen staan wij daarin niet alleen. Niettemin heeft de heer Jarzembowski al zijn overtuigingskracht in de strijd gegooid, en die is niet gering. Hoewel we het van meet af aan eens waren met het streven naar een grotere efficiëntie om zo de uitdaging van de concurrentiekracht in de wereldeconomie aan te kunnen, willen wij dit niet tot elke prijs, met als enige einddoel de totale liberalisering van de havendiensten. We moeten namelijk ook blijven streven naar veiligheid, op technisch, sociaal en milieugebied, wat voor hervorming we ook doorvoeren. Het loodswezen mag nu dan wel voor de ongebreidelde concurrentie zijn behoed, de vrijheid die elke lidstaat nu geboden wordt lijkt ons te groot en in tegenspraak met de notie van openbare dienstverlening, terwijl dat toch een algemeen aanvaarde kwalificatie is van de betreffende diensten, zowel door de lidstaten zelf als door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Daarbij, als het gaat om de zelfafhandeling, zouden de sociale en de milieuveiligheid in het gedrang kunnen
18/11/2003 komen doordat reders met hun eigen uitrusting zullen werken en met tijdelijk - vaak onervaren en ongeschoold - personeel. Het is niet erg waarschijnlijk dat de sociale bescherming van de werknemers en de zo goed mogelijke naleving van de veiligheidsvoorschriften veel gewicht in de schaal kunnen leggen ten opzichte van hun streven naar financiële winstgevendheid middels goedkope arbeidskrachten. In de gehele keten van havendiensten – de beloodsing, het afmeren en het ontschepen – zijn professionals nodig die in dit soort werkzaamheden bedreven zijn, om elk risico op ongelukken te vermijden. Door de zelfafhandeling zullen de kwaliteit van de geleverde diensten, de vakbekwaamheid en de milieuveiligheid dalen, terwijl er door het schrappen van banen ook in sociaal opzicht een hoge prijs betaald zal moeten worden. Al met al zeggen wij dus nee tegen de ports of convenience en tegen de zelfafhandeling in de havens. 2-149
Dillen (NI). – Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in Vlaanderen wachten deze week duizenden gezinnen van Vlaamse havenarbeiders bang af hoe de stemming over de liberalisering van de havendiensten donderdag aanstaande zal verlopen. In Vlaanderen wachten deze week duizenden mensen bang af of ze binnen enkele maanden nog wel een job zullen hebben. Dat, en niets anders, is de uiteindelijke inzet van het verslag waarover wij vandaag opnieuw discussiëren. Want liberalisering betekent in dit dossier niets anders dan werkloosheid en sociale ellende voor duizenden Vlaamse havenarbeiders. Door blindelings in de eigen ideologie te geloven en elk serieus overleg met de betrokken partijen te negeren, bewijst de Europese Commissie eens te meer dat ze lak heeft aan het subsidiariteitsbeginsel waarmee de profeten van het "Europa van melk en honing" ons sinds Maastricht rond de oren slaan. Want de Europese Commissie bemoeit zich in het kader van dit dossier met tradities die gedurende decennia de naam en faam van de Vlaamse havens in heel de wereld groot hebben gemaakt. Met de stemming over dit verslag dreigt Europa donderdag tientallen jaren van sociale vrede in de Vlaamse havens op te blazen in naam van een ultraliberale ideologie, die trouwens het tegendeel dreigt te creëren van wat ze beweert na te streven. De liberalisering van met name de energie en het spoorwegvervoer heeft onder andere in Vlaanderen, maar ook in Groot-Brittannië aangetoond dat ze ook kwalijke gevolgen kan hebben voor concurrentie, arbeidskwaliteit en dienstverlening. Voor onze havens, hun concurrentievermogen, hun werkgelegenheid en hun dienstverlening zou een dergelijke liberalisering nefaste gevolgen kunnen hebben. Het is echter nog niet te laat. Collega's, over alle politieke grenzen heen, hoop ik dat alle leden van het Europees Parlement, tot welke fractie of strekking ze ook behoren, donderdag oog zullen hebben voor de precaire situatie van de havenarbeiders in Antwerpen, Zeebrugge en Gent, maar ook in de andere Europese havens. Ik hoop dan ook dat dit verslag massaal zal worden weggestemd.
18/11/2003 2-150
Savary (PSE). – (FR) Mevrouw de commissaris, u bent het debat over de Prestige ingegaan met de mededeling dat de maritieme ruimte een ruimte van onbeperkte vrijheid was, een soort jungle, die dan ook hoog nodig aan regels gebonden moest worden. Helaas is dit niet alleen op het gebied van veiligheid maar ook op sociaal gebied het geval. We weten nu allemaal wel dat de bemanningen buitengewoon heterogeen van samenstelling zijn, zowel wat nationaliteiten betreft als wat betreft sociale of geografische achtergronden. In die omstandigheden komt zelfafhandeling er alleen maar op neer dat we de sociale jungle van de maritieme ruimte onze havens binnenhalen. Natuurlijk is het grootste probleem dat de zelfafhandeling met zich meebrengt gelegen in het handhaven van de sociale regels, zowel die van het gastland als die van de haven. Het lijkt me sterk dat twee Filippino’s, drie Maleisiërs, twee Argentijnen en een Afrikaan die in de zelfafhandeling werken, zodra ze voet aan wal zetten in een haven waar hun boot heeft aangelegd, zich pardoes aan de sociale regels gaan houden die gelden in het land waar die haven ligt. De dokwerkers – en zij niet alleen, maar de havenbedrijven in heel Europa – hadden dit natuurlijk snel begrepen en ingezien wat men eigenlijk wilde, namelijk het toelaten van concurrentie middels sociale dumping, door een compleet beroep af te schaffen zowel in de publieke als in de particuliere sector. Wij kunnen ons er dan ook niet bij neerleggen dat op deze manier een bom wordt geplaatst onder een hele sector. Wat we veeleer zouden moeten doen, mevrouw de commissaris, is daadwerkelijk de strijd aanbinden – en dat begrijpt iedereen in alle landen – met de anarchie van de goedkope vlaggen en de bemanningen die tot slavenarbeid zijn veroordeeld, en erop toezien dat men zich aan de regels houdt, want die worden in het merendeel van de IMO-landen volstrekt aan de laars gelapt. En dat terwijl iedereen weet dat dat piratenlanden zijn en dat de reders die van daaruit opereren crimineel zijn. Als we deze misstanden uit de wereld konden helpen en de fiscale en sociale condities in onze eigen landen konden harmoniseren – en dat geldt zowel voor de vrachtwagens als op maritiem gebied –, ja dan zou een richtlijn als deze geloofwaardig kunnen zijn en zouden we kunnen spreken van eerlijke concurrentie. Helaas stelt u nu in de eerste plaats een sociale afbraak voor en in deze omstandigheden kunnen we het risico dus niet nemen. 2-151
Sterckx (ELDR). – Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de rapporteur, bedankt voor het werk dat u gedaan heeft, maar ik ga het compromis niet goedkeuren, want er ontbreekt volgens mij een essentiële schakel aan dit compromis, namelijk dat in de EU-havens met vergunningen moet worden gewerkt. Wij hadden dat in de tweede lezing in het Parlement goedgekeurd, maar dat staat niet in het compromis. Een bevoegde autoriteit mag een vergunning vragen, maar ze
61 hoeft dat niet te doen, en voor mij was dat een essentieel punt. Ik heb zowel in de eerste als tweede lezing hard gewerkt aan het verbeteren van het artikel over vergunningen, op een aantal punten trouwens samen met mevrouw de commissaris. Zowel in eerste als in tweede lezing zijn wij erin geslaagd om dat vergunningensysteem te verbeteren. Toch had ik de indruk, mijnheer de rapporteur, dat we bij de bemiddeling nog iets verder hadden kunnen gaan en dat we onze tijd misschien helemaal hadden moeten gebruiken om ook op dat punt een betere tekst in de wacht te slepen. Ik ben in elk geval voor vrije dienstverlening in havens. Ik vind dat iedereen daar zijn diensten moet kunnen aanbieden, maar dan moet die vrije dienstverlening wel door een vergunningensysteem gecompenseerd worden, dat zodanig geregeld zou moeten zijn dat we ook op het gebied van milieu, openbare dienstverlening en last but not least ook de sociale regelgeving onze eisen kunnen stellen. In de Vlaamse havens, mijnheer de Voorzitter, is de verhouding tussen de dokwerkers, de werkgevers en de havenbedrijven het laatste anderhalf jaar veel slechter geworden. Wat ook het resultaat van de stemming van volgende donderdag zal zijn: met of zonder richtlijn zal daaraan moeten worden gewerkt. Ik vraag dan ook aan alle betrokkenen om aan tafel te gaan zitten om over de toekomst van onze havens te spreken en ervoor te zorgen dat die niet in gevaar gebracht wordt, met of zonder richtlijn. (Applaus) 2-152
Ainardi (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dit is niet de eerste keer dat we over deze richtlijn debatteren. Ik blijf erbij dat het een liberale richtlijn is die maar één bedoeling heeft: kostenreductie ten koste van de veiligheid, van de werkgelegenheid en van de kwaliteit van de dienstverlening. Het voornaamste probleem is natuurlijk gelegen in de zelfafhandeling. Zelfs als we de zelfafhandeling beperken tot het personeel aan boord, zoals u zojuist zei, in de veronderstelling dat dat niets van doen zal hebben met de sociale wetgeving van de lidstaten – en dat valt nog te bezien –, dan zullen toch de bemanningsleden van een schip of de speciaal daarvoor aangenomen arbeiders het laden en lossen voor hun rekening kunnen nemen, in plaats van het huidige geschoolde personeel. De zelfafhandeling komt hoe dan ook neer op het toelaten van sociale dumping, zelfs al kleden we haar nu aan met verwijzingen naar veiligheid en bekwaamheid van het personeel. Een dergelijk systeem is gevaarlijk voor de betrokken personen, daar het praktijken mogelijk maakt die de veiligheid niet ten goede komen: onvoldoende vakbekwaamheid, slechte bekendheid met de betreffende plaats en de op te volgen instructies, onbekendheid met de taal, onvoldoende achtergrond.
62 Elke reder zal zo tegen spotprijzen personeel kunnen inhuren en dat is gevaarlijk voor de havens en voor het milieu. En dat probleem betreft overigens niet alleen de dokwerkers, maar ook andere beroepsgroepen zoals haven-, rivier- en andere loodsen, die in de eerste lezing uitgesloten waren, en de sleepdiensten, die verplichtingen hebben tegenover de havenautoriteiten. Bovendien heeft de Raad het voorstel voor een systeem waarbij de eigenaren vergunningen zouden moeten aanvragen alvorens tot zelfafhandeling te mogen overgaan, niet overgenomen. Het gevolg zal zijn – zoals de heer Savary al aangaf – dat de hele sector overgeleverd zal worden aan de wetten van de jungle. Daarbij wordt al het geschoolde personeel dat tot nu toe heeft bijgedragen aan de veiligheid in de havens in het nauw gedreven: de dokwerkers, die onder moeilijke omstandigheden een erg belangrijke economische rol vervullen door te waken over de veiligheid, de nautische diensten, zoals de loodsdiensten, waarvan iedereen erkent dat het diensten van algemeen belang zijn. Alle sectoren zouden moeten worden beschouwd als onmisbare partners in het streven naar maritieme veiligheid en duurzame ontwikkeling. Het voorstel dat ons nu wordt voorgelegd zal onherroepelijk ernstige sociale consequenties hebben – ook in termen van werkgelegenheid – in de havens, maar de betrokken partijen zijn er niet echt in gekend. En vandaag wil men dat wij een tekst aannemen die door de gehele havensector is verworpen. Dat getuigt toch wel van een vreemde opvatting over democratie. Gisteravond nog zijn – hier in Straatsburg –afgevaardigden van de werknemers bij de fracties langs geweest om hun mening toe te lichten en om ons te waarschuwen. Ik denk dat we deze waarschuwing niet naast ons neer moeten leggen; deze mensen hebben argumenten waar we naar moeten luisteren. Tot slot wil ik graag zeggen dat het me onmogelijk lijkt om tot een goed oordeel over deze richtlijn te komen zonder daarbij onze debatten over de maritieme veiligheid te betrekken. Ons Parlement heeft zich uitgesproken voor een tijdelijke onderzoekscommissie inzake de Prestige. We hebben het hier uitgebreid gehad over de verschillende maatregelen betreffende de maritieme veiligheid en, mevrouw de commissaris, u heeft een aantal passende voorstellen gedaan. Persoonlijk zal ik nooit vergeten hoe alle zeelieden die ik heb ontmoet aan de Franse kust, naar aanleiding van de schade die de Prestige had aangericht, steeds bleven benadrukken dat veiligheid begint in de haven. U sprak van samenhang, mevrouw de commissaris; ik vind het toch wel ongelooflijk onsamenhangend om enerzijds positieve maatregelen te nemen met betrekking tot de maritieme veiligheid en deze vervolgens in feite weer teniet te doen door te besluiten tot de invoering van zelfafhandeling. Omwille van de veiligheid, de werkgelegenheid en een duurzame ontwikkeling van de Europese havens, moeten we deze tekst dan ook verwerpen. 2-153
18/11/2003 Maes (Verts/ALE). – Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega's, onze havens zijn van enorm belang voor onze welvaart en zij vormen de draaischijf voor de wereldhandel. Oneerlijke concurrentie tussen de havens zou dus moeten worden vermeden en daar kunnen we ons wel een richtlijn bij voorstellen maar die is er nog niet. De strijd mag echter niet leiden tot onveiligheid, sociale dumping en milieuvervuiling in de havens. De zelfafhandeling die hier wordt voorgesteld, zelfs in haar afgeslankte vorm, vormt hierop een zware inbreuk. Het Europees Parlement had dan ook de zelfafhandeling afhankelijk willen maken van een echte verplichte vergunning en de loodsdiensten van de concurrentiestrijd willen uitsluiten. Het is dan ook zeer jammer dat het compromis dat in het Parlement werd bereikt, niet werd gevolgd door de Raad en de Commissie. Ondanks tweeëneenhalf jaar discussie staan de kampen lijnrecht tegenover elkaar. Wij staan voor een breuk in de sociale traditie in onze havens. Komen er na de schepen onder goedkope vlag nu ook de ports of convenience? Die vrees bezielt niet alleen de dokwerkers, maar allen die bezorgd zijn, ook over de sociale vrede in onze havens. Die wordt in gevaar gebracht door uw richtlijn, mevrouw. Een drang tot liberaliseren, die in onze havens nu meer risico's brengt dan voordeel. Wij zullen dan ook met overtuiging tegenstemmen. 2-154
Van Dam (EDD). – Voorzitter, in het standpunt van het Parlement in tweede lezing kon ik mij heel goed vinden. Als ik het eindresultaat van de bemiddelingsprocedure daarnaast leg, blijkt dat het akkoord met de Raad zich concentreert op andere elementen dan die welke dit Parlement het belangrijkst vond. Door toezeggingen inzake onderzoek naar concurrentie tussen de havens te accepteren, hebben we ook concurrentie binnen de havens gekregen. Die ruil is allesbehalve fair. Dit akkoord betekent een ongelijke verdeling van lusten en lasten over werkgevers en werknemers. Andere vervoerssectoren hebben de noodzaak aangetoond van het minimaliseren van de risico's op het vlak van sociale malversaties. Dat is hier niet gebeurd, hoewel het wel noodzakelijk zou zijn. Ik ben van mening dat een algemene vergunningsverplichting dit doel veel beter zou dienen. Mijnheer de Voorzitter, gezien ons streven naar een duurzaam vervoersbeleid en -systeem voor zowel ondernemers, personeel als maatschappij kan ik dan ook niet instemmen met het resultaat dat het comité ons vandaag voorlegt. (Applaus) 2-155
Ripoll y Martínez de Bedoya (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals hier terecht is onderstreept, houdt deze belangrijke, cruciale kwestie die de gemoederen steeds weer hoog doet oplopen, ons al tweeëneenhalf jaar bezig. Het debat van vandaag verbaast mij ten zeerste. Het lijkt wel een confrontatie tussen het sociale Europa van de 19e eeuw en het kapitalisme en de maffiapraktijken van
18/11/2003 het Chicago van de jaren twintig in een havenscenario. Wij willen echter juist het tegenovergestelde. Wij bevinden ons in de 21e eeuw. Wij willen een modern, efficiënt en sociaal Europa. Wij willen duurzame, concurrerende havens, die als alternatief voor andere vervoersvormen kunnen fungeren. De tekst die ons hier wordt voorgelegd, volstaat absoluut niet om die doelstelling te bereiken. Het is weliswaar een eerste, kleine stap, maar velen van ons hadden meer verwacht. Dát is het Europa waarin ik geloof. Het Europa van de 21e eeuw. Het Europa dat het Chicago van de jaren twintig weerspiegelt, is mijn Europa niet. Misschien is het dat van anderen en willen die hun Europa in stand houden. Wij zullen die optie in geen geval steunen. Wij wensen dat er een nieuwe bemiddelingsprocedure wordt ingeleid. Ik feliciteer de commissaris omdat zij heeft vastgehouden aan de doelstelling van modernisering van onze havens. Mijn felicitaties ook aan de rapporteur en aan de fracties die ondanks de - overigens volkomen onaanvaardbare - druk van een groep werknemers uit de Europese havens de modernisering en het concurrentievermogen van onze havens hebben verdedigd. 2-156
Wiersma (PSE). – Voorzitter, er zit een groot verschil tussen het woord "moeten" en het woord "mogen". In de huidige richtlijn, die nu na de bemiddeling voorligt, mogen havens een vergunningenstelsel invoeren en dan met name voor zelf laden en lossen. In het verslagJarzembowski, dat we eerder in tweede lezing hebben aangenomen, stond nog dat havens een vergunningenstelsel móeten invoeren. De compromistekst wijkt op een belangrijk onderdeel af van de tekst zoals die is aangenomen in de tweede lezing. Het verschil tussen "mogen" en "moeten" heeft grote gevolgen voor de havens en havenarbeiders in Europa. Een niet-verplicht vergunningenstelsel werkt oneerlijke concurrentie in de hand, wat ten koste kan gaan van de kwaliteit van werkgelegenheid in de havens die wel een goed vergunningensysteem hanteren. Dat kan nooit de bedoeling zijn geweest van deze liberalisering. Tweederangshavens zullen blijven en de oneerlijke concurrentie die daarvan het gevolg is, kan de kwaliteit van de werkgelegenheid in de goed georganiseerde havens aantasten. Voor de Partij van Arbeid, mijn partij, heeft altijd één punt vooropgestaan en dat is ons minimum. Zelf laden en lossen moet goed geregeld zijn via een goed vergunningenstelsel, dat voor iedereen geldt. In de bemiddelingsprocedure is dit weggegeven. Voor zelfafhandeling komt er nu geen verplicht vergunningenstelsel. Kortom, bij een kernzaak, zoals het zelf laden en lossen, is van echte harmonisering geen sprake, waardoor in verschillende havens verschillende regimes kunnen worden gehanteerd. Daarmee is het een verkeerd voorbeeld van liberalisering geworden. Het is toch merkwaardig dat de EU in veel situaties in staat is gedetailleerde regels op te leggen aan Jan en Alleman,
63 maar in dit geval, nu het gaat om de kwaliteit van arbeidsplaatsen, daartoe niet in staat blijkt te zijn. Wij mogen dat weer gaan uitleggen aan de mensen wier belangen hier in het geding zijn. Het zal daarom niemand verbazen, na mij gehoord te hebben, dat mijn fractie geen andere keuze heeft dan tegen deze richtlijn te stemmen. 2-157
Pohjamo (ELDR). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik wil allereerst de heer Jarzembowski bedanken voor zijn grote inzet voor deze zaak. Het onderhavige compromis is een voorzichtige stap naar liberalisering van de markt voor havendiensten en vergroting van de transparantie in havens. Het compromis is niet het best mogelijke, maar draagt toch een aanvaardbare oplossing aan. Het opnemen van loodsdiensten onder de werkingssfeer van de richtlijn is vooral problematisch in uit veiligheids- en milieuoogpunt kwetsbare regio’s. Het in de bemiddelingsprocedure bereikte compromis is echter ook in dit opzicht aanvaardbaar. Het is van belang dat de doeltreffendheid en de concurrentiekracht van de havens worden vergroot als vervoersknooppunten in de ontwikkeling van het vervoerssysteem in de hele Unie. Door de havens open te stellen voor een beheerste en gezonde concurrentie zullen zij aan concurrentiekracht en doeltreffendheid winnen, wat zal zorgen voor meer gecombineerde transporten en vervoer over zee. Het maritiem vervoer is van levensbelang voor overzeese regio’s en voor drukke regio's is het een milieuvriendelijk alternatief. Dit compromis is een voorzichtige stap in de goede richting. 2-158
Markov (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ik ben nogal verbaasd. U heeft ons voorgehouden, mevrouw de commissaris, dat wij met deze richtlijn het vervoersbeleid duurzaam kunnen beïnvloeden. Ik wil u er graag aan herinneren wat duurzaamheid betekent. In Göteborg is vastgelegd dat duurzaamheid een gelijkbenige driehoek is met een economische, een ecologische en een sociale zijde. Daarom zou ik graag van u willen weten hoe u de duurzaamheid denkt te bevorderen als de veiligheid in de havens door deze richtlijn in gevaar komt? Dat kan juist tot meer milieuschade leiden in plaats van tot een betere bescherming van het milieu. En hoe gaat het sociale aspect erop vooruit als u zelfafhandeling zonder vergunning toestaat? Dat leidt er alleen maar toe dat het personeel dat al een hele reis met een schip achter de rug heeft, daarnaast ook nog eens belast wordt met laad- en loswerkzaamheden. Dat heeft niets te maken met een vermindering van de werktijd of met beroepskwalificaties. Het argument van de heer Haztidakis is onzinnig! Hij beweert dat er nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd worden. Als dezelfde werkzaamheden uitgevoerd worden door degenen die al andere werkzaamheden verrichten, leidt dat volgens mij juist tot een verlies aan arbeidsplaatsen en zeker niet tot meer werkgelegenheid. Dit is ook in
64 strijd met de doelstellingen van Lissabon. Als wij vóór 2012 volledige werkgelegenheid willen creëren, gaan wij op deze manier precies de verkeerde richting uit. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik van u als commissaris had verwacht dat u met al deze aspecten ook daadwerkelijk rekening zou houden. Het resultaat dat er nu ligt, is volkomen eenzijdig. U heeft zelf gezegd dat het eigenlijk allemaal draait om het bevorderen van de liberalisering. Als dat uw doelstelling is, kunt u daar toch gewoon voor uitkomen. Dan weten wij waar wij aan toe zijn en dan is ook zonneklaar dat wij nooit op dezelfde lijn komen te zitten. Liberalisering betekent voor u namelijk uitsluitend een verlaging van de kosten op economisch gebied. Wellicht is dat uw streven, maar dat is in ieder geval niet mijn bedoeling en ook niet van mijn fractie. Dan iets over de havenarbeiders en de loodsen: In de loop van het debat dat wij gevoerd hebben, zijn sommige van onze eisen ingewilligd en sommige niet dat weet u net zo goed als ik, mijnheer Jarzembowski. Nu wij aan het eind van deze bemiddelingsprocedure zijn aanbeland, staat géén van de betrokken partijen meer aan uw kant; echt helemaal niemand! Gisteren zijn de havenarbeiders nog een keer hier geweest met 21.000 handtekeningen. Dat is voor deze sector buitengewoon veel, maar ook daar wordt niets mee gedaan! Dat leidt ertoe dat wij met deze richtlijn niet de veiligheid en sociale normen bevorderen en voor eerlijkere concurrentievoorwaarden zorgen, maar dat wij naar mijn idee het tegendeel bewerkstelligen. Daarom rest ons niets anders dan het afwijzen van deze richtlijn! 2-159
Dhaene (Verts/ALE). – Geachte Voorzitter, collega's, mevrouw de commissaris, we willen inderdaad meer vervoer over zee, maar niet op een onveilige manier. Deze richtlijn is inderdaad, zoals vele vorige sprekers reeds zeiden, een slechte zaak voor dokwerkers omdat er geen sociale minimumnormen afdwingbaar worden in de hele Unie. Eigenlijk is het een slecht voorbeeld voor de wereld. Wij, Europeanen, proberen anderen altijd de loef af te steken met onze sociale normen. Welnu, wordt dit goedgekeurd, dan stimuleren we de negatieve globalisering en sociale afbraak. Degenen die menen in de voorliggende tekst nog een rem te zien op een neerwaartse spiraal vergissen zich. Het zal spoedig duidelijk worden want de concurrentiestrijd tussen havens is ongenadig. Zonder strikte voorwaarden is zelfafhandeling de doodsteek voor de gewone dokker. Ook voor de loodsen is deze tekst een slechte zaak. Integendeel, we willen meer verplichte beloodsing. De risico's worden steeds groter door meer drukte op de scheepsroutes, maar ook door minder goed opgeleid maritiem personeel. Met de Tricolor voor de Vlaamse kust hebben we een afschrikkend voorbeeld gehad. Meer dan 60 bijna-aanvaringen. Er moeten dus meer bekwame loodsen meevaren. Wie daarop bespaart, bespaart op veiligheid en speelt met mensenlevens en het leefmilieu. 2-160
18/11/2003 Andersen (EDD). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, als het Europees Parlement ernstig wil worden genomen, moet het zich aan zijn eerdere besluiten houden en moet het dit bemiddelingsresultaat verwerpen. Geen van de belangrijke wijzigingen die het Parlement in tweede lezing van het voorstel van de Commissie heeft aangenomen, zijn in de bemiddelingstekst terug te vinden. Er wordt bijvoorbeeld totaal geen melding gemaakt van de mogelijkheid om de naleving van de CAO's in de lidstaten te eisen. Voorts geldt de liberalisering nu ook voor de loodsen. Als het Parlement voor het voorstel stemt, zullen de reders bij zelfafhandeling naar believen scheepsbemanningen of havenarbeiders kunnen gebruiken en zullen ondernemers en reders de moeizaam verworven rechten en loonovereenkomsten in de wind slaan. Ze kunnen vrij kiezen wie ze opdrachten geven en ze kunnen de schepen laten laden en lossen door ongeorganiseerde en onderbetaalde arbeidskrachten in plaats van degelijk opgeleide havenarbeiders die via CAO's het recht op arbeid en goede arbeidsvoorwaarden verkregen hebben. Het resultaat zijn werkloze havenarbeiders en goedkope havens naar analogie van de goedkope vlag waaronder sommige schepen varen. De liberalisering brengt tevens de veiligheid in de havens in gevaar, terwijl er aan de andere kant juist grote investeringen worden gedaan om de havens tegen terrorisme te beveiligen. In Denemarken is dit een zaak die niet alleen de 1500 havenarbeiders aangaat. Het Deens model voor sociaal overleg wordt bedreigd. Het is een principiële vraag hoever de EU mag gaan met de harmonisatie en de inmenging op het gebied van loons- en arbeidsvoorwaarden. Dit kan ook voor andere beroepsgroepen gevolgen hebben. Het is daarom belangrijk dat we een grens trekken. 2-161
Langenhagen (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de golven waaraan eerder werd gerefereerd, bereiken bij ons in Noord-Duitsland nog steeds ongekende hoogten. Het is moeilijk om in nauwelijks 120 seconden een onderwerp te behandelen dat voor de gehele structuur van onze Europese havens en kusten gevolgen zal hebben. Ik ben er vast van overtuigd dat een duidelijk, open en transparant communautair rechtskader voordelen biedt. Ik ben er ook van overtuigd dat wij met het oog op een eerlijke concurrentie tussen en binnen havens moeten blijven streven naar een specifiek wet- en regelgevingskader, niet in de laatste plaats voor het welzijn van de werknemers en de bescherming van het milieu. Dat willen wij volgens mij allemaal. Het Parlement, en met name de rapporteur de heer Jarzembowski, heeft zich tijdens de lezingen sterk gemaakt om dat doel nog duidelijker en eerlijker tot uitdrukking te brengen. Daartoe zijn talloze amendementen ingediend. Een bemiddelingsprocedure is echter geen gesneden koek en er moet altijd water bij de
18/11/2003 wijn worden gedaan - dat weet ik uit ervaring. Desalniettemin moet die bemiddeling zorgvuldig geëvalueerd worden en moet iedereen zich afvragen of het resultaat bevredigend en verdedigbaar is. Naar mijn idee heeft de Raad veel te weinig toegegeven. De zwarte piet ligt bij de Raad en in dat verband moet ik met name in de richting van de Duitse regering kijken. Komende donderdag moeten wij dus een besluit nemen. Ieder van ons zal zich moeten afvragen of er sprake is van een evenwichtig resultaat. Hoe zit het bijvoorbeeld met artikel 12 en de compensatievergoedingen. Ik moet toegeven dat ik steeds weer vol bewondering ben voor de onderhandelingskwaliteiten van de heer Jarzembowski. Desondanks kan ik in dit geval niet voorbijgaan aan de belangen van veel kleinere havens, omdat ik zelf uit zo’n havenplaatsje afkomstig ben, namelijk uit Cuxhaven. Wellicht dat enkele global players tevreden zijn, maar ik ben het in ieder geval niet. Ik ben niet van plan om de kwestie van de vergoedingen over te laten aan onduidelijke nationale regelingen, waarvoor zelfs geen enkel richtsnoer bestaat. Dat is slechts één kritiekpunt, maar wel een cruciaal punt. Ik geef toe dat ik nog steeds met de richtlijn en mijn besluit daarover worstel, maar ik vraag mij wel af of men daar bij mij thuis ook begrip voor kan opbrengen (Applaus) 2-162
Izquierdo Collado (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel voor een richtlijn dat wij hier behandelen is inhoudelijk gezien bijzonder ambitieus. Mijn vraag is of wij allen overtuigd zijn van het belang van havens voor de inrichting van het Europees vervoerssysteem. Ik denk van niet. Volgens mij lopen de meningen daarover nogal uiteen. Persoonlijk ben ik van oordeel dat de havens van fundamenteel belang zijn voor de organisatie van het Europees vervoer. Ik bedoel daarmee niet het vervoer over zee maar het vervoer in het algemeen, en met name het wegvervoer. Een van de gevolgen van de beoogde regeling voor het zeevervoer is - de vraag is hier al gesteld - dat wij niet weten in hoeverre ons streven naar regulering, ordening en liberalisering van de havens een duurzame oplossing is. De haalbaarheid van een duurzaam vervoerssysteem staat of valt met de exponentiële groei van de capaciteit van onze havens. Dat is een van de basisvoorwaarden voor de instandhouding van een duurzaam vervoer. Als wij dat niet beseffen, gaan wij in de verkeerde richting. Daarom blijf ik erbij dat de rol die thans aan de havens wordt toebedeeld veel te beperkt is. Het is absoluut noodzakelijk dat hierin verandering komt, onder meer ook ten behoeve van het milieu. Een dergelijke koerswijziging zou ons helpen paal en perk te stellen aan de oververzadiging van het verkeer, het enorme gebrek aan veiligheid, dat veel verder reikt dan de havens, en de ernstige verontreiniging die van de andere vervoersvormen uitgaat. Wij zijn er echter niet in geslaagd overeenstemming te bereiken over een richtlijn die in principe een redelijk doel dient, namelijk de
65 liberalisering van de verschillende vervoerssectoren waartoe het Parlement besloten heeft. Ik ben zeer vaak in de bres gesprongen voor de heer Jarzembowski vanwege zijn volharding, doorzettingsvermogen, efficiëntie en intelligentie, maar in dit geval moet ik toegeven dat hij als rapporteur niet erg standvastig is geweest. Het resultaat van die wispelturigheid is dat er nu een conflict heerst over een richtlijn waarover in dit Parlement overeenstemming had moeten bestaan. Als deze richtlijn morgen wordt aangenomen, roep ik u allen op om alsnog verbeteringen aan te brengen. Als zij niet wordt aangenomen, moeten wij opnieuw aan de slag. In dat geval is het van essentieel belang dat wij rekening houden met alle beschikbare gegevens en dat wij meer realiteitszin aan de dag leggen dan wij tot dusver hebben gedaan. 2-163
Blak (GUE/NGL). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag toelichten waarom ik morgen tegen het compromisvoorstel van het bemiddelingscomité zal stemmen. De amendementen die het Parlement bij de behandeling van het verslag heeft aangenomen, vormden een bruikbaar compromis tussen de voorstanders van een totale liberalisering van de havendiensten en degenen die van oordeel zijn dat we rekening moeten houden met de arbeiders. Helaas blijft er van de amendementen van het Parlement niet veel over, waardoor de Europese havenarbeiders een onzekere tijd tegemoet gaan als het compromis wordt aangenomen. Dan zullen de havenarbeiders hun baan verliezen, enkel en alleen omdat het dan toegestaan wordt dat scheepsbemanningen mogen laden en lossen wanneer hun schip een EU-haven aanloopt. Zo zal een groot aantal arbeidsplaatsen in de EU verloren gaan. Wij willen geen goedkope havens, net zomin als schepen die onder een goedkope vlag varen. In Scandinavië hebben wij meegemaakt dat havenarbeiders weigerden goederen te lossen omdat de arbeids- en loonsvoorwaarden niet gerespecteerd werden. Nu probeert men deze solidariteit te vervangen door een slechte EU-wetgeving. De voorstanders van de liberalisering zeggen dat moderne schepen toch niet zoveel eigen personeel hebben en dat de havenrichtlijn daarom niet zal leiden tot werkloosheid onder de havenarbeiders. Juist omdat de moderne schepen niet veel personeel in dienst hebben, moeten bekwame havenarbeiders instaan voor het laden en lossen van de schepen op een degelijke manier. De eis van het Parlement inzake bekwaamheidsbewijzen is overigens uit de tekst van de richtlijn verdwenen in het bemiddelingscomité. Dit opent de deur voor slecht opgeleide arbeidskrachten die het risico met zich meebrengen dat de veiligheid in de havens niet meer gegarandeerd is. Wanneer wij het over veiligheid in de EU-havens hebben, moeten wij rekening houden met twee zaken: de
66 veiligheid van de mensen die in de haven werken en de veiligheid van de goederen die geladen en gelost worden. Ik kom zelf uit een havenstadje in Denemarken en weet precies welke problemen er zijn. Wij hebben ze in samenwerking met de grotere naburige havens opgelost. Wij verdelen de hoeveelheid goederen en garanderen op die manier dat de verschillende havens optimaal benut worden, terwijl de vrije concurrentie toch behouden blijft. Ik doe een oproep om tegen het compromis te stemmen, want waar moeten de werkloze havenarbeiders naartoe? Welke bijscholingsmogelijkheden hebben ze? Mijn raad aan mevrouw Langenhagen, die twijfelt hoe ze zal stemmen, is dat ze haar geweten moet volgen en niet naar haar fractie moet luisteren. Het is niet goed dat de fractie het stemgedrag in dergelijke aangelegenheden bepaalt. Stemmen volgens uw persoonlijke overtuiging is de enige goede manier. Om de havenarbeiders te helpen, zullen wij deze slechte compromistekst verwerpen. 2-164
Ortuondo Larrea (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik kan mij niet vinden in het akkoord over de richtlijn inzake toegang tot de markt voor havendiensten dat het Parlement en de Raad tijdens de bemiddelingsbijeenkomst hebben bereikt. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand bereid zou zijn de veiligheid van luchthavens in gevaar te brengen door particuliere dienstverleners vrij te laten concurreren en de luchtverkeersleiding aan meer dan één exploitant over te laten. Daarom ben ik ook van oordeel dat het loodsen, slepen en afmeren van schepen en zelfs het laden en lossen uit veiligheidsoverwegingen verricht moeten worden door één enkele dienstverlener, die al zijn personeel op passende wijze moet coördineren. In dit verband moet ik u erop attenderen dat de Volkspartij in het Spaanse parlement reeds een wet heeft goedgekeurd die rederijen en scheepsagenten in de gelegenheid stelt dit soort diensten zelf af te handelen en ervan uitgaat dat deze ongebreidelde liberalisering door het Europees Parlement zal worden aangenomen. Ik hoop dat zij zich vergist en dat de Spaanse wetgevende macht in de toekomst behoedzamer te werk zal gaan en niet op de zaken zal vooruitlopen. 2-165
Pex (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, de richtlijn voor havendiensten is, zoals die nu voorligt, een lastig stuk om te beoordelen. De doelstelling van de Europese Commissie was liberalisering van havendiensten, en daarvan is nog maar weinig overgebleven. Nadeel van het voorstel was het gevaar dat sociale dumping zou kunnen ontstaan. Het Parlement, en in het bijzonder de rapporteur, hebben zich er actief voor ingezet om de problemen uit het voorstel te halen. Wat overblijft als regelgeving is kennelijk het maximaal haalbare, ook al zou dat wel voor verbetering vatbaar zijn. Ik heb me dan ook afgevraagd of ik voor of tegen dit resultaat zou moeten zijn. Vergelijk ik het resultaat van de richtlijn
18/11/2003 met de status-quo van regelgeving in de Europese havens, dan kom ik tot de conclusie dat het beter is dit voorstel te aanvaarden dan het te verwerpen. Kort gezegd: de voordelen zijn er wel degelijk en het gevaar voor sociale dumping is nog maar nauwelijks aanwezig. De lidstaten kunnen bovendien, waar dat nog nodig is, adequate maatregelen nemen om problemen door middel van regelgeving te voorkomen. In Nederland zal er een havenwet worden ingediend, waardoor de situatie voor de Nederlandse havenwerknemers zal verbeteren. Het belangrijkste voordeel voor de Europese havens is het bestaan van een wettelijk kader, dat heldere en transparante relaties tussen havenautoriteiten en dienstverleners mogelijk maakt. Voorts juich ik toe dat loodsdiensten worden erkend als een gespecialiseerde dienst. Van groot belang acht ik de transparantie in de financiering van havens, die nodig is in het kader van scheppen van een level playing field met betrekking tot staatssteun. Ik stel mij voor dat deze richtlijn een begin is van Europese regelgeving op dit gebied en dat in goed overleg met alle betrokkenen, havenautoriteiten, dienstverleners en werknemersorganisaties, verder gewerkt kan worden aan de verbetering van de regelgeving. 2-166
Van Lancker (PSE). – Voorzitter, collega's, mevrouw de commissaris, ik zou hier zeer uitdrukkelijk die collega's willen steunen die in het debat al gezegd hebben dat één van de zwaarwichtige redenen waarom deze richtlijn, dit compromis voor ons onaanvaardbaar is, de ganse regeling rond de zelfafhandeling is. Het feit dat het compromis de lidstaten vrij laat om al dan niet vergunningen in te voeren voor de zelfafhandeling, deze vorm van subsidiariteit, mevrouw de commissaris, maakt het hele vergunningensysteem tot een lege doos. Dat is nu toch duidelijk voor iedereen! Want als een lidstaat niet verplicht wordt om een vergunningensysteem in te voeren, dan komt er onvermijdelijk een nefaste concurrentie, die ten koste gaat van de arbeidsvoorwaarden, ten koste van de sociale bescherming van havenarbeiders, ten koste van de veiligheid van de havens. De reders zullen al zeer snel die havens zonder vergunningensysteem opzoeken. En dan bedoel ik niet de Italianen, want die hebben een vergunningensysteem, dan bedoel ik niet de Spanjaarden, want die hebben een vergunningensysteem, maar havens die het niet te nauw nemen met de arbeidsbescherming en veiligheid. Ik denk, mevrouw de commissaris, dat er, als men havendiensten wil openstellen voor de werking van de interne markt, eerst en vooral sociale en ecologische fatsoensregels moeten komen, die gelden voor alle landen, zonder uitzondering. Ten tweede is er het feit dat in deze richtlijn de lidstaten vrij worden gelaten om ook de loodsdiensten op de markt te werpen. Dat gaat mij veel te ver. Loodsdiensten hebben een essentiële veiligheidsfunctie. Dit compromis organiseert nefaste concurrentie via sociale dumping en onveilige arbeidssituaties in onze havens. Bovendien is het een
18/11/2003 kaakslag voor al die havenarbeiders die verschillende keren tegen deze richtlijn betoogd hebben en die bovendien vanmorgen nog aan onze eigen Voorzitter van het Europees Parlement meer dan 20.000 handtekeningen overhandigd hebben om duidelijk te maken dat zij deze richtlijn heel slecht vinden. Ik roep dan ook nog alle twijfelende collega's - Nederlanders, Italianen eventueel - op om deze richtlijn, om dit slechte compromis te verwerpen en te gaan werken aan een goede regeling, die goed is voor de havens, maar vooral ook goed voor de havenarbeiders. (Applaus) 2-167
Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, hoewel de bemiddeling het oorspronkelijke Commissievoorstel heeft gewijzigd, bevat het voorstel nog te veel negatieve elementen opdat het kan worden gesteund. Wij zijn het niet eens met de voorstellen tot liberalisering en daarnaast bestaan er ook aanzienlijke verschillen tussen de voorstellen van de Commissie voor de zelfafhandeling en het loodswezen en de standpunten die het Parlement daarover heeft ingenomen. Het voorstel voor de zogenaamde “zelfafhandeling” geeft de reder de mogelijkheid zichzelf havendiensten te verlenen door het inzetten van eigen bemanningen en eigen installaties. Bovendien stelt de verordening een vergunning voor zelfafhandeling niet verplicht, waardoor de lidstaten alleen in speciale gevallen deze activiteiten zonder problemen zullen kunnen inperken. Welnu, dat zal ernstige problemen creëren voor de stabiliteit van de werkgelegenheid van de havenarbeiders, de coördinatie tussen de werkzaamheden aan boord en die aan de wal ondermijnen en de solidariteit tussen havenarbeiders en zeevarenden negatief beïnvloeden. Daar de bemanning van een schip niet altijd bekend is met de karakteristieken van een bepaalde haven, kunnen daardoor veiligheidsproblemen ontstaan voor de installaties en de werknemers. Het Parlement had ervoor gepleit het loodswezen van de werkingssfeer van de richtlijn uit te sluiten. De tekst van de bemiddeling zegt echter dat om veiligheidsredenen de bevoegde autoriteiten loodsdiensten verplicht kunnen stellen en deze diensten in eigen hand kunnen houden of direct aan een enkele dienstverlener kunnen toewijzen. Dat betekent dat schepen ook zelf loodsdiensten kunnen uitoefenen met alle gevolgen van dien voor de maritieme en de milieuveiligheid. Dat is ontoelaatbaar. De lidstaten hebben dus vaak de vrijheid al of niet restrictievere regels op te leggen. Dat opent in de toekomst de deur voor ports of convenience, waar alles of bijna alles zal zijn toegestaan. Dat zal natuurlijk de nodige gevolgen hebben voor de concurrentie tussen de havens en voor de maritieme veiligheid. Daarom hebben wij tegen dit voorstel gestemd. 2-168
67 Staes (Verts/ALE). – Voorzitter, collega's, mevrouw de commissaris, de Groenen zullen deze richtlijn verwerpen want het wordt meer dan tijd dat er na een economisch en financieel Europa ook een sociaal Europa tot stand wordt gebracht. We moeten een halt toeroepen aan alle praktijken die ertoe leiden dat de sociale rechten, de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers ondergeschikt worden gemaakt aan de wetten van een ondoordachte liberalisering. Daarom dus een volmondig Groen 'neen' tegen deze havenrichtlijn. Dokwerkers in Antwerpen, in Rotterdam, maar ook in Hamburg of in Genua moeten de garantie krijgen dat er in de hele Unie schepen gelost worden op een professionele en veilige manier tegen loonsvoorwaarden die niet naar beneden worden gehaald door sociale dumping. Aangezien er geen verplicht vergunningenstelsel komt, is de balans overduidelijk. Wat het Parlement in tweede lezing vroeg, is niet verwezenlijkt. Daarom moet het Europees Parlement straks de richtlijn in haar geheel ook verwerpen. 2-169
Thyssen (PPE-DE). – Voorzitter, mevrouw de commissaris, collega's, de standpunten in dit dossier zijn gekend. Deze week zal het Europese schip moeten kiezen welke haven het binnenvaart. Liberaliseren of niet liberaliseren, dat is voor mij niet de vraag. Waar het om gaat is hoe er geliberaliseerd wordt en of dat op een menselijke manier gebeurt. Het bemiddelingscomité heeft hierover een akkoord bereikt en ik geef toe dat een aantal van de scherpe kanten waaraan men zich in een liberaliseringsproces pijnlijk kan verwonden, ervan afgevijld zijn onder meer door de zelfafhandeling uitsluitend te beperken tot de scheepsbemanning. Het is alleen jammer dat het niet net dat ietsje meer mocht zijn waardoor ook ik me in de tekst had kunnen terugvinden. In dit Parlement, het is al herhaaldelijk door collega's gezegd, hadden we wel degelijk een meerderheid voor het opleggen van een vergunningenplicht voor dienstverleners en zelfafhandeling. Het was "moeten". Helaas is het Parlement niet gevolgd en is het akkoord blijven steken bij "mogen". Als de lidstaten met de mogelijkheden die ze krijgen uiteenlopend omgaan, dan is er natuurlijk een risico van concurrentieverstoring. De vrees alleen al voor die concurrentieverstoring kan ook leiden tot lakse reglementering. Daar voelen we niets voor, Voorzitter, en daarom ben ik het met die ontwerptekst niet eens. Voorzitter, collega's, we weten dat de stoomboot uit Spanje pas in december aankomt, maar ik hoop oprecht dat we vermijden dat de havenarbeiders de zwarte piet al deze week doorgeschoven krijgen. Ik ben solidair met de mensen die in de haven hun brood verdienen. Ik zal dus tegen het ontwerp stemmen. Wat de stemuitslag ook weze, tot de Belgische havenarbeiders zou ik me willen richten met de vraag in geen geval op beide oren te slapen, want ook bij de verwerping van de tekst zijn uw problemen niet van de baan. U weet dat er al een tijd een
68 discussie gaande is over de vraag of de Belgische havenwet - de wet-Major - in overeenstemming is met de Verdragsregels inzake het vrij verkeer van diensten. Ik raad u stellig aan, beste mensen, om op dit vlak tijdig het heft in eigen handen te nemen, vooraleer anderen eraan moeten beginnen. (Applaus) 2-170
Watts (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou eerst de rapporteur en de commissaris willen bedanken voor het debat dat zij beiden mogelijk hebben gemaakt. Ik denk dat het Europees Parlement er trots op kan zijn dat ieder standpunt is gehoord en in aanmerking is genomen. De oorspronkelijke tekst stuitte, geheel terecht, op zware tegenstand en is dan ook op zeer veel punten gewijzigd. In deze tekst was voor een geheel onjuiste benadering van de havens gekozen. De tekst was namelijk niet gericht op concurrentie tussen de havens, maar op concurrentie ín de havens – alsof wetgeving voor de interne markt bedoeld zou zijn om de concurrentie binnen een supermarkt in plaats van tussen supermarkten te bevorderen. Oneerlijke overheidssteun werd niet aangepakt, evenmin als het gebrek aan transparantie van boekhoudingen. De tekst vormde met name een bedreiging voor het succesvolle Britse havenmodel, waarbij vermeld moet worden dat sommige Britse havens in mijn regio tot de drukste en, ik durf te zeggen, meest succesvolle van de wereld behoren. Ik moet eerlijk zijn: een aantal van deze tekortkomingen zijn op geslaagde wijze verholpen, maar veel belangrijke problemen zijn ook in de bemiddelingsprocedure niet goed opgelost. Zelfafhandeling werd niet van de regeling uitgesloten en de vergunningsverplichting – de "moeten of mogen"-kwestie – werd niet gegarandeerd. Ook werd het loodswezen niet buiten de draagwijdte van de richtlijn gehouden. Het gaat echter niet om wat er wel in de richtlijn is opgenomen, maar eerder om wat er niet in is opgenomen. Zo bevatte de richtlijn in mijn ogen geen werkelijke maatregelen om iets te doen aan het gebrek aan transparantie of oneerlijke overheidssteun. Dit Parlement zou zich ook moeten realiseren dat er noch binnen het Parlement noch in de samenleving sprake is van consensus. Ik ben mij bewust van het zeer brede scala aan standpunten dat bestaat, zowel voor als tegen. Maar ik vrees vooral dat we de steun van de havenwerkers zelf niet hebben. De Britse Labourafgevaardigden in dit Parlement maken zich ook zorgen over het feit dat belangrijke Britse groeperingen in Groot-Brittannië bezwaar maken tegen dit voorstel en we moeten ons toch allemaal zorgen gaan maken als Britse zeeloodsen en zelfs Britse scheepsofficieren adviseren om dit voorstel alleen al op veiligheidsgronden af te wijzen. Ik zei aan het begin van dit proces in 2001 al dat dit voorstel moest worden verworpen en terugverwezen naar de Commissie. Aangezien onze belangrijkste problemen niet zijn opgelost, zullen de Britse Labour-afgevaardigden in dit
18/11/2003 Parlement consequent zijn. We zijn het aan de Britse werkgelegenheid, de toekomst van investeringen in onze havens, en bovenal de veiligheid verplicht om dit voorstel af te wijzen. 2-171
Laguiller (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik verwerp de tekst die ons is voorgelegd over de havenfaciliteiten niet alleen uit persoonlijke overtuiging, maar ook namens een groot aantal vakbonden die hebben aangegeven dat ze het er niet mee eens waren. Als dit plan, de zogenaamde zelfafhandeling, doorgang vindt kunnen reders voor iedere havendienst hun eigen personeel en uitrusting inzetten. Zodoende worden de havens blootgesteld aan allerlei misbruik door de sjacheraars van het zeevervoer. Bij de richtlijn worden de reders natuurlijk niet verplicht om hun personeel dezelfde salarissen uit te betalen als die welke gelden voor de dokwerkers, en zelfs niet om zich aan de arbeidswetgeving te houden. De reders kunnen voor weinig geld arbeiders voor zich laten werken die ze hebben aangenomen zonder garanties te bieden en hun de arbeidsomstandigheden opleggen die hun goeddunken. Als gevolg daarvan zal veel duurzame werkgelegenheid in de havengebieden verdwijnen en zal het aantal behoeftige, slechtbetaalde, uitgebuite en onervaren arbeiders toenemen, met alle risico’s van dien voor het milieu en de veiligheid. Wij zijn tegen deze richtlijn. De tenuitvoerlegging ervan zou een bedreiging betekenen voor alle mensen die in de haven hun brood verdienen en de kans op ongelukken en vervuiling vergroten. Wij zijn ook tegen deze richtlijn omdat hij zorgt voor concurrentie tussen arbeiders van verschillende sectoren, namelijk zeelieden en dokwerkers, met als gevolg dat voor beide groepen de omstandigheden verslechteren, terwijl alleen de reders er baat bij hebben. Het toelaten van concurrentie in de havendiensten komt voort uit hetzelfde, tot achteruitgang leidende denken als het toelaten van concurrentie in het spoorwegvervoer, de luchtverkeersleiding, de posterijen of de telecommunicatie. Wij zijn daartegen. De havenactiviteiten dienen – zoals alle activiteiten die direct of indirect van nut zijn voor de gehele bevolking – openbare diensten te zijn en te worden gevrijwaard voor de hinderlijke neveneffecten van concurrentie en winstbejag. 2-172
Schörling (Verts/ALE). − (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik heb slechts een minuut spreektijd en die tijd wil ik benutten door te zeggen dat ik er op geen enkele voorwaarde aan wil meewerken dat er in Europa zogenaamde ports of convenience komen. Om deze reden stem ik tegen de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over toegang tot de markt voor havendiensten. Ik ben noch tegen economische liberalisering noch tegen liberalisering van de regelgeving, maar ik kan het doel van de richtlijn niet terugvinden in het voorstel dat nu is
18/11/2003 ingediend. Het is volledig naar de achtergrond verdwenen. Dat wat resteert, kan naar mijn mening juist leiden tot sociale dumping. In de noordse landen zetten we ons al geruime tijd in voor een goede regelgeving en goede arbeidsomstandigheden in de zeevaart en tegen sociale dumping. Het mag niet rendabel zijn om schepen in een ander land te registreren of mensen op belabberde voorwaarden aan te nemen. De competentie van de havens en de veiligheid voor de mensen die er werken, moeten gewaarborgd worden. Door tegen dit voorstel te stemmen, verdedigt het Europees Parlement de werknemers alsmede de sociale en arbeidsrechtelijke regels voor de havenarbeiders. 2-173
Cocilovo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris de Palacio, veel is al gezegd. Ik wil eerlijk gezegd alle collega´s een vraag stellen. Wij doen alsof wij met de goedkeuring van het onderhavig compromis het risico lopen van het paradijs van de havendiensten af te dalen in het vagevuur, of misschien zelfs in de hel. Zonder de in stemming te brengen richtlijn zouden de lidstaten geen enkele beperking hebben bij het nemen van nationale wetgevingsmaatregelen voor de openstelling van de markt van havendiensten. Dan zouden zij zich aan geen enkele regel hoeven te houden. Ik ben een van degenen die hebben gestreden voor verplichte vergunningen en ik blijf overtuigd van de noodzaak daarvan. Het is ons niet gelukt die erdoor te krijgen, maar wij krijgen nu wel een richtlijn waarin wordt verwezen naar de subsidiariteit, naar hetgeen de lidstaten hoe dan ook zouden moeten doen, een richtlijn waarin referentiecriteria zijn opgenomen voor de vergunningen. Die criteria garanderen de eerbiediging van de sociale, veiligheidsen milieuvoorschriften volledig. Jawel hoor! Dat is wel degelijk zo, mits elke lidstaat verplichte vergunningen voorschrijft. Zonder de richtlijn zou er een veel erger Wild West ontstaan. Wij weten allen hoe het aanvankelijk voorstel eruit zag en welk werk daarvoor is verricht. Wij kennen de beperkingen die zijn opgelegd aan zelfafhandeling. Wij weten dat bepaalde voorschriften zijn geschrapt, bijvoorbeeld de voorschriften waarin werd verwezen naar een soort Wild West, zonder enige reglementering voor de nieuwe havens, voor de nieuwe onderdelen van de havens, voor de onderdelen van de haven die niet open zijn voor commerciële dienstverlening. Daarom hebben bijvoorbeeld alle vakbonden van mijn land, Italië, de CGL, CISL en de UIL, ons gevraagd om voor de compromistekst te stemmen. Wij stappen niet uit het paradijs in het vagevuur. Als wij kijken naar hetgeen de afzonderlijke lidstaten hadden kunnen doen, krijg ik de indruk dat wij het paradijs weliswaar nog niet hebben veroverd maar wel uit de hel zijn opgeklommen naar het vagevuur. 2-174
69 De Rossa (PSE). (EN). – Mijnheer de Voorzitter, het vagevuur is net zo pijnlijk als de hel, maar in het vagevuur hoef je niet eeuwig te blijven, zo is mij verteld. De hoofdkwestie is de zelfafhandeling in EU-havens. Als iemand die afkomstig is van een eilandlidstaat die 90 procent van zijn productie exporteert, maak ik me ernstige zorgen over het ontbreken van de vergunningsplicht in deze richtlijn. Het moet pijnlijk zijn voor de commissaris en de heer Jarzembowski om zo'n brede tegenstand te zien als hier vandaag tegen dit voorstel. Hoe dan ook, zij zouden dit voorstel moeten intrekken, overnieuw moeten beginnen en ervoor moeten zorgen dat zelfafhandeling verplicht afhankelijk wordt gesteld van een voorafgaande vergunning en van criteria op het vlak van werkgelegenheid, sociale aspecten, professionele kwalificaties en milieuoverwegingen. Daar kunnen we gewoon niet omheen. Daarom vraag ik u om uw gezond verstand te laten spreken en helemaal opnieuw te beginnen. 2-175
Smet (PPE-DE). – Commissaris, Voorzitter, collega's, het Belgische systeem van havendiensten functioneert tot ieders voldoening. Noch de havenautoriteiten, noch de werkgevers, noch de havenarbeiders vragen om dit systeem aan te passen. Het kwam tot stand via sociaal overleg en wordt, indien nodig, via sociaal overleg aangepast aan de situatie van de verschillende havens die België rijk is. Dit sociaal overleg biedt een waarborg aan de werknemers dat ook hun eisen op gebied van tewerkstelling, sociale voorzieningen, veiligheid en kwaliteit worden opgenomen in een sociaal akkoord. Het resultaat, mevrouw de commissaris, van dit systeem is dat bijvoorbeeld de haven van Antwerpen nummer één is in conventionele lading en dit is de meest arbeidsintensieve ladingsactiviteit. Die plaats heeft Antwerpen zich verworven, ondanks het feit dat de havenarbeid misschien wat duurder is dan in andere havens, maar hier staat tegenover dat de havenarbeid zeer productief, zeer veilig en kwalitatief uitstekend is. De reders zijn geen vragende partij voor een ander systeem. Hoe ervaren de Belgische havenautoriteiten, de havenarbeiders en de Belgische politici de ingreep van Europa? Ten eerste dat het voor hen geen verbetering brengt. Integendeel. Ze zoeken in de richtlijn naar mogelijkheden om via Belgische wetgeving zoveel mogelijk het huidige systeem te bewaren. Ten tweede dat het bedisseld wordt ver van hun eigen terrein. Zij zijn gewend via sociaal overleg te handelen. Ten derde dat de richtlijn gemaakt wordt in functie van de meest lakse havens, waar weinig georganiseerde en kwalitatieve havenarbeid bestaat. De juiste werkwijze, mevrouw de commissaris, was geweest om de Europese havenactiviteiten te onderwerpen aan een vergunningenplicht, waarin de belangrijkste elementen geregeld worden op gebied van sociale omkadering, veiligheid, opleiding, organisatie van de arbeid en milieu. Met zulk een verplichte regeling zou niet alleen de zelfafhandeling mogelijk zijn geweest, maar zouden er ook garanties zijn geboden voor een strengere
70 werkwijze in alle Europese havens. De havens die nu al een goede reglementering en een veilig systeem hebben, worden eigenlijk afgestraft ten voordele van de veel laksere houding van andere havens. Het had de omgekeerde richting moeten zijn. Om al deze redenen zal ik tegen de richtlijn stemmen en uit overtuiging. Ik ben een overtuigd Europeaan, maar in dit dossier gaat de Europese bemoeienis de verkeerde richting uit. (Applaus) 2-176
De Palacio, vice-voorzitter van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, verschillenden onder u hebben een parallel getrokken tussen het probleem van de havens en havendiensten en het probleem van de luchthavens en luchthavendiensten. Daarnaast is het vraagstuk van de veiligheid hier door velen aangehaald als een cruciale reden om de huidige tekst te verwerpen. Het gaat daarbij met name om de veiligheid die betrekking heeft op de loodsdiensten en het thema van de zelfafhandeling in het algemeen. Mijns inziens is het fout om luchtverkeer en zelfafhandeling op één lijn te stellen. De openstelling van havendiensten en luchthavendiensten voor concurrentie leent zich echter wel voor een vergelijking. Deze kwestie heeft destijds op luchtvaartgebied ook heel wat stof doen opwaaien. Men dacht dat de veiligheid van de luchthavens zou worden aangetast, maar dat bleek loos alarm te zijn. Inmiddels zijn wij tot de vaststelling gekomen dat de vrije concurrentie geleid heeft tot een toename van de activiteit in de luchthavens en tot meer mogelijkheden voor iedereen. Later is het woord liberalisering gevallen en op dit moment zijn de onderhoudsdiensten voor vliegtuigen in luchthavens geliberaliseerd, ofschoon men aanvankelijk vreesde dat die maatregel nefaste gevolgen zou hebben voor de veiligheid van vliegtuigen. Thans zijn er luchtvaartmaatschappijen die bepaalde zaken zelf afhandelen en andere die een beroep doen op externe dienstverleners. Zo zijn er verschillende mogelijkheden ontstaan, hetgeen tot een daling van de luchtvaarttarieven heeft geleid. Geachte afgevaardigden, u plukt daar zelf samen met de andere burgers van de Europese Unie de vruchten van. Bovendien is inmiddels gebleken dat de veiligheid van het luchtverkeer van deze ontwikkelingen geen schade heeft ondervonden. Integendeel, zij hebben geleid tot meer activiteit, meer werkgelegenheid en meer mogelijkheden. Daar gaat het ons in ons voorstel om. Het luchtverkeer is de tegenhanger van de zeevaart. Aan de ingang van de meeste grote havens wordt het zeevervoer gecontroleerd aan de hand van bijzonder moderne systemen. Het ligt niet in onze bedoeling om die te liberaliseren of om het zeevervoer in de havens aan verschillende controlemechanismen te onderwerpen. Dat wil niemand. Wij mogen de dingen niet door elkaar
18/11/2003 halen. Laten wij ons tot zinvolle vergelijkingen beperken. De liberalisering van de onderhoudsdiensten voor vliegtuigen heeft helemaal geen afbreuk gedaan aan de veiligheid van vliegtuigen. Welke havenautoriteit of Europese regering zou er nu een beslissing willen nemen die aanvaringen van schepen met aanlegsteigers, ongeoorloofde lozingen in havens of ongelukken impliceert? Dames en heren, wij bewegen ons in een kader dat garanties biedt voor de haalbaarheid van dit soort liberalisering. Zij zal immers leiden tot een toename van het concurrentievermogen en de havenactiviteit, verruiming van de mogelijkheden, uitbreiding van de havencapaciteit, een sterkere ontwikkeling van de cabotage en dus ook van het vervoer over zee. Anders gezegd, zij zal bijdragen aan de ontlasting van andere vervoersvormen die thans volkomen verzadigd zijn. Waar maakt België zich druk over? De vorige Belgische minister heeft het land een havenwetgeving nagelaten die niet vervangen hoeft te worden. Er zullen hoogstens hier en daar enkele kleine wijzigingen moeten worden aangebracht en verder moet natuurlijk ook de kwestie van de loodsdiensten en de zelfafhandeling gerechtvaardigd worden. In artikel 10 wordt bepaald dat zelfafhandeling onder meer beperkt kan worden om redenen die verband houden met “veiligheidsoverwegingen of eisen op grond van de geldende milieuvoorschriften”. Sterker nog, in artikel 16 wordt gesteld dat "deze richtlijn op generlei wijze afbreuk doet aan de toepassing van nationale voorschriften op het gebied van werkgelegenheid en sociale aangelegenheden, mits deze verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht". Dames en heren, ik vraag mij af of wij wel dezelfde tekst hebben gelezen. Laten wij de kwestie van het loodswezen eens onder de loep nemen. Het is alom bekend dat loodsdiensten van essentieel belang zijn en derhalve extra garanties vereisen. De tekst zegt: "de bevoegde instanties mogen het dwingende karakter van loodsdiensten erkennen ...". Dat is juist. Het werkwoord "mogen" is hier op zijn plaats, want welke nationale autoriteit zou er nu weigeren het dwingende karakter van loodsdiensten te erkennen wanneer de veiligheid ernstig wordt bedreigd? Geachte afgevaardigden, ik denk dat wij het hier hebben over risico’s die althans in mijn ogen niet bestaan. Het voorgaande heeft niets te maken met de druk die door de vakbonden van de dokwerkers wordt uitgeoefend. Vanuit politiek oogpunt is dat weliswaar een belangrijke kwestie die de nodige aandacht verdient. Daar twijfel ik niet aan. Wij moeten echter goed beseffen dat het gaat om de druk van een concrete groep die in bepaalde boeken over economie en sociologie al sinds lange tijd steevast als voorbeeld wordt gebruikt vanwege zijn perfecte organisatie. Anders gezegd, dit probleem houdt verband met de druk van en de
18/11/2003 betrekkingen met deze vakbonden. Dat is een totaal andere kwestie, dames en heren. U mag deze kwestie niet op één hoop gooien met de veiligheidsproblemen. Laten wij de zaken niet verdraaien. Ik kan begrijpen dat u mij zegt: "wij zitten met een politiek probleem, wij moeten rekening houden met de vakbonden, die verzetten zich tegen dit initiatief, daarom kunnen wij niet voor stemmen". Daar kan ik niets tegen inbrengen. Zoals ik al zei, is die redenering vanuit politiek oogpunt volkomen begrijpelijk. Komt u echter alstublieft niet aanzetten met het argument dat dit een veiligheidsprobleem is, want dat is niet waar. Ik geloof althans niet dat hiermee enig risico gemoeid is, dames en heren. Dit is geen veiligheidsprobleem, maar een politieke kwestie. Laten wij de dingen bij hun naam noemen en onze verantwoordelijkheid nemen. Mijns inziens berust het politieke probleem van de havenarbeiders nergens op. Integendeel, zij zullen meer werk en meer mogelijkheden hebben in onze havens als deze richtlijn wordt aangenomen. Als wij niet wijken voor hun druk, kunnen wij de efficiëntie van onze havens vergroten. Dat is van cruciaal belang voor de verdere ontwikkeling van de cabotage. Hoe kunnen wij in ‘s hemelsnaam de kustvaart in de Europese Unie bevorderen zonder het rendement en de efficiëntie van de huidige havendiensten te verbeteren? Dames en heren, wij verkeren in een patstelling die ons de pas afsnijdt. Wij hebben de kustvaart nodig. In de komende tien jaar moet de capaciteit van de Europese cabotage met minstens 40 procent toenemen aangezien al wat niet over zee wordt vervoerd, op de weg terecht zal komen. Ook het spoorwegvervoer moet met 40 procent groeien. De kustvaart moet echter tenminste 40 procent of iets meer voor zijn rekening nemen om de wegen te ontlasten. Dames en heren, ik ben het ermee eens dat wij rekening moeten houden met de dokwerkers. Ik verzoek u echter nogmaals deze kwestie opnieuw in overweging te nemen, aangezien wij hier niet geconfronteerd worden met een veiligheidsprobleem, maar met een probleem van vakbondskrachten. Onze voornaamste doelstelling is echter de ontwikkeling van duurzaam vervoer, ook op de lange termijn. De Europese Unie heeft een doeltreffend vervoerssysteem nodig, niet alleen ter bevordering van de concurrentie maar ook ten behoeve van haar burgers, de ontwikkeling van haar lidstaten en het milieu. Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter; hartelijk dank, dames en heren. Ongeacht het resultaat zullen wij onze werkzaamheden voortzetten. Ik reken erop dat u mij zal blijven steunen, zoals u doorgaans bij al mijn initiatieven doet. 2-177
VOORZITTER: DE HEER PUERTA Ondervoorzitter De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
71 De stemming vindt donderdag om 11.30 uur plaats. 2-178
Vragenuur (Commissie) 2-179
De Voorzitter. − Aan de orde is het vragenuur (B50414/2003). Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie. Eerste deel 2-180
De Voorzitter. − Vraag nr. 33 van John Purvis (H0673/03): Betreft: Internationale code inzake de veiligheid van schepen en havenfaciliteiten
Is de Commissie er zeker van de dat ISPS-code (internationale code inzake de veiligheid van schepen en havenfaciliteiten) uit het jaar 2002 in de EU bijtijds (1 juli 2004) ten uitvoer zal worden gelegd en dat alle jurisdicties buiten de EU, met name de belangrijke goedkope vlaggen, in staat zullen zijn de voorwaarden ervan te handhaven? 2-181
Nielson, Commissie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, op 12 december 2002 heeft de Diplomatieke Conferentie van de Internationale Maritieme Organisatie een nieuw hoofdstuk 11-2 aangenomen over specifieke initiatieven ter bevordering van de naleving van het SOLASVerdrag van de IMO inzake "Beveiliging van mensenlevens op zee" alsook een nieuwe code met de benaming "Internationale code inzake de veiligheid van schepen en havenfaciliteiten" (de ISPS-code) die ons van fundamenteel belang lijkt voor de totstandbrenging van een wereldwijd veiligheidssysteem voor de zeevaart. Op 2 mei 2003 heeft de Commissie het Europees Parlement en de Raad een voorstel voor een verordening inzake een betere veiligheid van schepen en havenfaciliteiten voorgelegd. Met dit voorstel wil de Commissie deze nieuwe instrumenten in communautaire wetgeving omzetten en de vereiste interpretatieregels vaststellen. Op 9 oktober 2003 heeft de Raad Vervoer unaniem een algemene aanbeveling over dit voorstel goedgekeurd. Het Europees Parlement zal op 19 november 2003 in eerste lezing over dit voorstel stemmen. Doordat deze beide instellingen reeds zover gevorderd zijn met hun werkzaamheden, hoopt de Commissie dat deze tekst zo snel mogelijk kan worden aangenomen, zodat de lidstaten ten laatste op 1 juli 2004 aan hun internationale verplichtingen ten opzichte van de IMO moeten voldoen. 1 juli 2004 is tevens de termijn voor vaartuigen die onder andere vlaggen varen dan die van de lidstaten van de Unie. De IMO is niet van plan uitstel toe te staan voor de tenuitvoerlegging van deze maatregelen. De Commissie neemt op dit vlak hetzelfde standpunt in als
72
18/11/2003
de Amerikaanse autoriteiten. Volgens de desbetreffende bepalingen in de ISPS-code kan een vaartuig dat na 1 juli 2004 niet voldoet aan de veiligheidsvoorschriften die in deze internationale instrumenten zijn vastgesteld, de toegang tot een haven in een lidstaat van de IMO worden ontzegd. 2-182
Purvis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer Nielson, over deze kwestie is vanmorgen een zeer langdurig debat gehouden en u moet inzien dat er maar zeer weinig tijd is tussen nu en 1 juli 2004 om alle schepen en havens aan de voorwaarden van de ISPS-code te laten voldoen, vooral gezien het gebrek aan duidelijkheid op het moment. Het financiële risico voor ondernemingen die de code niet kunnen naleven is enorm. En hoe zit het met niet-Europese vlaggen? Zelfs als onze eigen lidstaten de code naleven, bestaat er dan niet een wezenlijk risico dat vele andere schepen tegen die tijd nog niet aan de eisen voldoen en om die reden geweerd zullen worden uit Europese havens? Heeft de Commissie getracht een beoordeling te maken van het effect op de Europese en ook de wereldhandel, als de code vanaf 1 juli 2004 niet volledig nageleefd wordt? 2-183
Nielson, Commissie. − (EN) Ik heb het vorige debat kunnen aanhoren en heb er vertrouwen in dat de noodzakelijke veranderingen binnen deze periode haalbaar zijn. Uiteindelijk krijgen we te maken met problemen die voortvloeien uit het recht om schepen die niet aan de code voldoen de toegang tot onze havens te weigeren. Maar tegelijkertijd zal de verspreiding van dit idee over de hele wereld zeer ontmoedigend werken voor schepen die onder een andere vlag varen en de normen blijven schenden. Dus in die zin is het een zeer nuttige en noodzakelijke maatregel. 2-184
De Voorzitter. − Vraag nr. 34 van Marialiese Flemming (H-0698/03): Betreft:
regels voor concurrentie en de interne markt in deze sector moeten worden toegepast. De Commissie wil in dit stadium nog geen mogelijkheden uitsluiten en ook verdere wetgevingsmaatregelen behoren hiertoe. Als onderdeel van haar poging zoveel mogelijk feiten te verzamelen heeft de Commissie uitvoerige vragenlijsten naar de huidige en toekomstige lidstaten gestuurd teneinde informatie te verkrijgen over de juridische en administratieve reglementen en voorwaarden waarbinnen de watersector opereert. De Commissie heeft ook informeel overleg gevoerd met regionale en lokale autoriteiten, met zakelijke en maatschappelijke organisaties en met ondernemingen die zelf in de sector actief zijn. Deze analyse is nog steeds gaande, dus het is te vroeg om nu al conclusies te trekken. Als de analyse eenmaal voltooid is, zal de Commissie uiteraard de bevindingen presenteren en haar standpunten ten aanzien van eventuele extra te nemen maatregelen uiteenzetten, met volledige inachtneming van zowel de in het Verdrag vervatte garanties voor voorzieningen van algemeen economisch belang als de milieubepalingen. 2-186
Flemming (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de commissaris, wellicht is het u ontgaan dat de gemoederen in Oostenrijk over deze kwestie erg hoog oplopen, met name weer in de afgelopen weken. Alle deelstaten, alle partijen en ook de grote kranten zitten op één lijn: Dit leidt tot een complete opstand. Water is leven, dat weet u ook. Oostenrijk is nog steeds een agrarisch land en als de boeren ook maar enigszins het idee krijgen dat hun water wordt afgenomen, dan betekent dat oorlog! Ik kan mij niet voorstellen dat Oostenrijk ooit met de liberalisering van de watervoorziening zal instemmen; dat hoor ik overigens ook uit andere landen zoals Duitsland en de noordse landen. Zal de Commissie gezien deze heftige protesten de liberalisering op dit gebied niet nog eens serieus heroverwegen?
Liberalisering van de watervoorziening 2-187
In het kader van haar strategie voor de interne markt tot 2006 en het Groenboek over diensten van algemeen belang plant de Commissie een omvangrijke liberalisering van de openbare dienstverlening. Blijkbaar moet deze ook voor de watervoorziening gelden. Is het inderdaad de bedoeling van de Commissie om een gebied als de waterverzorging dat zo belangrijk is voor de veiligstelling van het bestaan, te liberaliseren? Hoe denkt de Commissie een zo ingrijpende inbreuk op de soevereiniteit over het gebruik van de binnenlandse watervoorraad in de ogen van de betrokken burgers te rechtvaardigen? 2-185
Nielson, Commissie. − (EN) Zoals al aangekondigd in de "Internemarktstrategie: Prioriteiten 2003-2006", analyseert de Commissie momenteel of er ruimte is voor verbetering van de efficiëntie en prestaties van de watervoorzieningssector. Deze analyse richt zich voornamelijk op mogelijke manieren waarop de huidige
Nielson, Commissie. − (EN) De strategie is om de verschillende mogelijkheden open te houden. We zijn momenteel bezig met de analyse en ik denk dat het in dit stadium zinloos is om te speculeren over de conclusies. 2-188
De Voorzitter. − Vraag nr. 35 van Ewa Hedkvist Petersen (H-0704/03): Betreft:
Mensenhandel
Het is voor mensen uit derde landen die bescherming zoeken moeilijk toegang te krijgen tot de EU. De laatste tijd zijn wij getuige van verschrikkelijke rampen: mensen die een veiliger bestaan zoeken, sterven aan de grenzen van de EU. Wij moeten een eind maken aan de mensenhandel en personen een halt toeroepen die grof verdienen aan de ellende van anderen. Een interessant voorstel is aan de Commissie voorgelegd om de markt voor mensensmokkelaars te beperken en de EU toegankelijker te maken voor mensen uit derde landen.
18/11/2003 Hoe staat de Commissie tegenover het denkbeeld een stelsel op te zetten in het kader waarvan vluchtelingen in staat worden gesteld overal ter wereld een specifiek asielvisum aan te vragen in de ambassades en consulaten van de EU? 2-189
Vitorino, Commissie. − (EN) De Commissie denkt allang dat er dringend moet worden gezocht naar manieren om vluchtelingen op een snelle manier bescherming te bieden zonder dat ze overgeleverd zijn aan mensensmokkelbendes of moeten overgaan tot illegale immigratie. Daarom hebben we opdracht gegeven tot een onderzoek naar de uitvoerbaarheid van de verwerking van asielaanvragen buiten de Europese Unie binnen het kader van de gemeenschappelijke Europese asielregeling. Dit onderzoek werd gepubliceerd in 2002. In deze studie werden de mogelijkheden voor de toepassing op Europese schaal van beschermde toegangsprocedures in de regio's van herkomst geanalyseerd en werd tevens onderzocht hoe door middel van dergelijke procedures een potentieel gastland buiten het eigen grondgebied door een niet-onderdaan van dat land benaderd kon worden met een asielaanvraag en hoe deze persoon een vergunning verleend kon worden om toegang tot het betreffende land te krijgen. De Commissie heeft sindsdien in haar mededelingen van maart en juni 2003 opgemerkt dat de beschermingscapaciteit in de regio van herkomst moet worden geconsolideerd en dat verzoeken om bescherming zo dicht mogelijk bij de regio van herkomst moeten worden behandeld. Hiervoor kan het nodig zijn om de toegang tot de Europese Unie te reguleren aan de hand van beschermende toegangsregelingen en hervestigingsprogramma's. Dergelijke maatregelen zouden bovendien een meer ordelijke aankomst in de Europese Unie in de hand werken. Op de Europese Raad van Thessaloniki is de Commissie gevraagd om alle factoren te onderzoeken die eraan kunnen bijdragen de toegang tot de Europese Unie voor personen die internationale bescherming behoeven op een meer ordelijke en georganiseerde manier te laten verlopen en om eventuele manieren en middelen te onderzoeken om de beschermingscapaciteit in de regio's van herkomst te vergroten. Vóór juni 2004 zullen we een gedetailleerd verslag presenteren met aanbevelingen voor eventueel te nemen maatregelen. Op 13 en 14 oktober heeft het huidige voorzitterschap een seminar voor deskundigen in Rome georganiseerd waar het mandaat van de Europese Raad verder is onderzocht en waar bijzondere aandacht is geschonken aan hervestiging en beschermde toegangsprocedures. De voor- en nadelen van de aldaar besproken methoden van bescherming zullen verder worden onderzocht in het verslag dat ik zojuist noemde en waarom op de Raad van Thessaloniki is verzocht.
73 Het Italiaans voorzitterschap wil dat er op de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in november richtsnoeren van de Raad worden aangenomen, welke gebaseerd zijn op de conclusies van het seminar in Rome, om zo de Commissie de politieke sturing te geven die nodig is voor de voorbereiding van het verslag dat we volgend jaar juni zullen presenteren. Het Parlement zal om zijn advies worden gevraagd nadat dit verslag is gepubliceerd. 2-190
Hedkvist Petersen (PSE). − (SV) Hartelijk dank voor uw antwoord. Het probleem met de huidige regelgeving in verband met asielaanvragen is niet dat wij te veel vluchtelingen binnenlaten, maar de regelgeving zelf. Wij hebben in Europa namelijk zowel de middelen als de morele verplichting om mensen die bescherming nodig hebben toe te laten. Het probleem is de mensensmokkel, waarbij gewetenloze handelaren mensen overhalen om een land illegaal binnen te komen. Onze eigen wetgeving, die het aanvragen en verkrijgen van een visum moeilijk maakt, draagt er ook toe bij dat het aantal mensenhandelaren toeneemt. Dit mogen wij niet laten gebeuren. Er zijn in de Raad ook inhumane voorstellen gedaan over grenstroepen en vrijzones in derde landen, waar vluchtelingen die asiel aanvragen naartoe zouden moeten. Dat vind ik maar niets. De gang van zaken binnen de asielprocedure moet juist verbeterd worden. Een poging hiertoe is het voorstel van wetenschappelijk onderzoeker Gregor Noll, waar mijn vraag ook over ging. Ik vind dit voorstel zeer de moeite waard om te bestuderen. Wat zijn volgens de commissaris de voor- en nadelen van het voorstel van Gregor Noll om de mensen asiel aan te laten vragen in de ambassades van de Europese Unie? Ik ben erg benieuwd naar zijn antwoord. 2-191
Vitorino, Commissie. − (EN) Ik deel uw standpunt dat het duidelijk noodzakelijk is om een asielsysteem te ontwikkelen waarmee wordt voorkomen dat personen die internationale bescherming behoeven slachtoffer worden van criminele bendes. Een van de manieren om deze doelstelling te bereiken is de bescherming in de regio te verhogen en om personen toe te staan om asiel aan te vragen in de ambassade van een van de lidstaten. Zoals de geachte afgevaardigde weet, is dit bij sommige lidstaten al mogelijk. In tenminste vijf lidstaten zijn er al hervestigingsprogramma's aan de gang. Wij bestuderen nu de ervaringen die op dit terrein zijn opgedaan om zo de betreffende voor- en nadelen te identificeren, teneinde een voorstel te formuleren waardoor alle lidstaten hetzelfde programma kunnen toepassen. Ik hoop dat ik in het verslag van juni 2004 concrete voorstellen op dit terrein kan doen. 2-192
Tweede deel Vragen aan de heer Monti
74
18/11/2003
2-193
De Voorzitter. − Vraag nr. 36 van Richard Corbett (H0637/03): Betreft:
Mededingingsbeleid in de diamantsector
Is het de Commissie bekend dat de diamantindustrie uiting heeft gegeven aan de grote bezorgdheid over het nieuwe distributiesysteem van De Beers genaamd "Supplier of Choice"? Deelt zij de mening dat De Beers volledig naar eigen goeddunken kan beslissen over dit systeem dat is gebaseerd op selectiecriteria die zowel ondoorzichtig als subjectief zijn? Is het de Commissie bekend dat een derde van de traditionele klanten van De Beers tot dusverre uit het "SoC-systeem" zijn verwijderd, waardoor er minder deelnemers aan de diamanthandel zijn en concurrentie en aanbod over het geheel genomen worden beperkt? Blijft de Commissie bij haar verklaring van 16 januari 2003 waarin zij de toepassing van het nieuwe systeem voorlopig toestond en waarin zij categorisch verklaarde: "Toch blijft dit systeem bepaalde bezwaren oproepen omdat het kan worden gebruikt om het aanbod - van met name diamanten van topkwaliteit - kunstmatig te beperken en omdat het nog niet in de praktijk is toegepast. De Commissie wil vooral ervoor zorgen dat het systeem niet resulteert in een beperking van een voldoende aanbod ruwe diamant voor handelaren." En voorts: "De Commissie behoudt zich dan ook het recht voor de zaak te heropenen mochten veranderingen in de feitelijke of juridische situatie de overeenkomst op cruciale punten zo wijzigen dat zij haar huidige standpunt moet herzien." Zal de Commissie thans haar onderzoek naar "SoC" heropenen voordat dit systeem aan het eind van dit jaar geheel in werking treedt? 2-194
Monti, Commissie. - (IT) Op 16 januari 2003 heeft de Commissie aangekondigd toestemming te hebben verleend voor het distributiesysteem van De Beers, dat de naam Supplier of Choice draagt. Die toestemming werd gegeven nadat De Beers wijzigingen had aangebracht in het aan de Commissie genotificeerd, oorspronkelijk ontwerp van Supplier of Choice. Een samenvatting van de gewijzigde Supplier of Choice is in november 2002 gepubliceerd in het Publicatieblad en derde belanghebbenden zijn toen uitgenodigd opmerkingen te maken. Zoals de heer Corbett heeft onderstreept heeft de Commissie bij het geven van toestemming voor de Supplier of Choice beloofd de markt te zullen bewaken. Ook heeft zij zich toen het recht voorbehouden om het dossier te heropenen indien veranderingen in de feitelijke en juridische elementen met betrekking tot een essentieel aspect van de overeenkomsten haar ertoe zouden brengen haar standpunt te wijzigen. De Commissie is van plan haar verbintenis integraal na te komen. Bijgevolg zal zij blijven toezien op de toepassing van de Supplier of Choice door De Beers, teneinde te kunnen vaststellen of de communautaire mededingingsvoorschriften worden geëerbiedigd. In die context zal de Commissie aandacht schenken aan elke onderneming die beweert dat die voorschriften zijn geschonden en dat haar belangen bijgevolg werden geschaad.
Ofschoon de Commissie reeds een aantal inlichtingen heeft ontvangen met betrekking tot de concrete toepassing van de Supplier of Choice, beschikt zij nog niet over alle details van deze zaak. Daarom is zij van plan gebruik te maken van de haar met de verordening betreffende de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag toegekende bevoegdheden en alle inlichtingen te verzamelen die noodzakelijk zijn om met kennis van zaken een standpunt in te kunnen nemen. De Commissie zal de aldus verkregen inlichtingen onderzoeken en aan de hand daarvan besluiten welk gevolg moet worden gegeven aan de behandeling van het betrokken dossier. 2-195
Corbett (PSE). – (EN) Hoewel ik de commissaris wil bedanken voor zijn antwoord, kan hij ons misschien vertellen hoeveel formele klachten hij de afgelopen weken vanuit de diamantsector heeft ontvangen over de leverancier van Trisystem? Ik ben blij dat hij zich in deze zaak gaat verdiepen en alle relevante informatie zal verzamelen. Ik wil de commissaris adviseren om ook de opmerkingen in aanmerking te nemen die het hoofd van De Beers zelf, de heer Oppenheimer, heeft gemaakt in een recente toespraak in Kaapstad tijdens een bijeenkomst voor oud-studenten van de Harvard Business School. De heer Oppenheimer zei, en ik citeer: "wij pretenderen niet dat we er niet naar streven om de diamantmarkt te beheersen, om de aanvoer te controleren, de prijzen te regelen en onderhandse afspraken te maken met onze zakelijke partners". Ik wil de commissaris erop wijzen dat dit een opmerkelijke bekentenis is. De opmerking dateert van maart 1999, slechts een paar maanden voor de introductie van de leverancier van Trisystem. Mag ik de commissaris verzoeken deze opmerking in gedachten te houden wanneer hij het bekendste nog bestaande wereldmonopolie onder de loep neemt, een monopolie dat nog altijd niet door de Commissie, met al haar bevoegdheden op het vlak van de mededinging, is onderzocht. 2-196
Monti, Commissie. - (IT) Wat uw laatste opmerking betreft, mijnheer Corbett wil ik u erop attenderen dat de Commissie, en met name deze Commissie, deze problematiek aandachtig volgt. Op uw vraag over eventuele klachten kan ik antwoorden dat de Commissie inderdaad een aantal klachten heeft gekregen met betrekking tot de Supplier of Choice. Deze zullen worden behandeld volgens dezelfde procedures als die welke de Commissie normaliter volgt in het kader van de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag. Wat het aantal klachten, mijnheer Corbett, en hun identiteit betreft, is de Commissie van mening dat zij op grond van de beginselen van behoorlijk bestuur gedwongen is vertrouwelijkheid in acht te nemen. Als een bedrijf dat bij de Commissie een klacht indient meent dit feit openbaar te moeten maken, heeft het daartoe het volste recht.
18/11/2003
75
2-197
Vragen aan de heer Nielson De Voorzitter. − Daar de vraagsteller afwezig is, komt vraag nr. 37 te vervallen. Vraag nr. 38 van Claude Moraes (H-0660/03): Betreft:
Wederopbouw van Irak
Kan de Commissie nadere bijzonderheden geven over de huidige stand van zaken met betrekking tot haar hulpverlening voor de wederopbouw van Irak? 2-198
Nielson, Commissie. − (EN) Zoals het Parlement weet, werd in de mededeling van de Commissie die werd aangenomen op 1 oktober 2003 voorgesteld dat er 200 miljoen euro uit de begroting van de Europese Unie zou worden gereserveerd voor hulp bij de wederopbouw van Irak in 2003 en 2004. Ik kan tot mijn genoegen zeggen dat deze belofte op de Donorconferentie van Madrid op 24 oktober 2003 met steun van het Parlement kon worden uitgesproken. Deze succesvolle Conferentie, waarbij door meer dan zeventig landen meer dan 33 miljard dollar werd ingezameld, was slechts de eerste stap in de wederopbouw. Ik wil u eraan herinneren dat er in de mededeling van de Commissie vier elementen werden genoemd die essentieel zijn voor het welslagen van het proces van wederopbouw: verbeterde veiligheid, maatregelen die voorzien in de overgang naar een Iraaks bestuur, de totstandkoming van een multilaterale overkoepelende constructie voor de wederopbouw, en samenwerking met de buurlanden van Irak. We hebben geconstateerd dat er op al deze punten vooruitgang is geboekt, maar op het vlak van veiligheid dienen er echter nog aanzienlijke verbeteringen plaats te vinden om een snelle tenuitvoerlegging van de steun van de Commissie mogelijk te maken en de wederopbouw door te laten gaan. Voor het jaar 2003 hebben we twee doelstellingen: bijdragen aan een snelle overgang van de humanitaire fase naar de wederopbouw en steun verlenen aan de VN in de uitvoering van het mandaat dat verleend is uit hoofde van de resoluties 1483 en 1511 van de Veiligheidsraad. De 40 miljoen euro die zijn voorgesteld voor 2003 zijn daarom bedoeld om in de vorm van steun, via de VN en de bijbehorende speciale bureaus, zo snel mogelijk naar Irak te vloeien. Ik kan vermelden dat er, op basis van de werkzaamheden die tot op heden zijn verricht door ECHO, een eerste pakket van 29 miljoen euro opzij is gezet voor het werk van de VN op het vlak van wateren sanitaire voorzieningen, gezondheid, onderwijs, werkgelegenheid en programma's voor inkomstengenerering, terreinen waarop de VN actief is geweest en waarop de 4000 plaatselijke agenten van de VN momenteel nog steeds werkzaam zijn. Dit geld moet
vroeg in december 2003 aan de VN kunnen worden uitbetaald. Er zal tegen eind 2003 nog elf miljoen worden toegewezen ter ondersteuning van de activiteiten van de VN op het vlak van lokaal en regionaal bestuur, burgerbestuur, gerechtelijke en wettelijke hervormingen, media en mensenrechten. Daarnaast hebben we twee miljoen euro opzij gezet - op de horizontal begrotingslijn voor ontmijning - voor de aanpak van het enorme probleem dat wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van landmijnen en niet-ontplofte munitie in Irak. In 2004 zou het internationale fonds voor de wederopbouw dat in Madrid door de Wereldbank en de VN is voorgesteld, moeten worden opgericht. Daarom verwachten we dat het leeuwendeel van de 160 miljoen euro die volgens het voorstel aan dit fonds wordt toegekend, zal worden aangewend voor steun op terreinen als sociale vangnetten, institutionele opbouw en capaciteitsopbouw, macro-economisch beleid, bevordering van Iraakse maatschappelijke organisaties en de bescherming en verbetering van de democratie en de toestand van de mensenrechten. Hoe de Commissie de toegekende gelden zal verdelen onder de VN en de Wereldbank zal afhangen van de bevindingen per sector en de voordelen die de twee organisaties ten opzichte van elkaar bieden. Het zal echter ook afhangen van de vraag of de omstandigheden in Irak daadwerkelijk zijn verbeterd en hoe de vooruitzichten voor de tenuitvoerlegging van steunmaatregelen door VN-organen, NGO's en Iraakse ministeries eruit zien. De realiteit is dat er nog altijd veel moeilijke vragen onbeantwoord blijven. 2-199
Moraes (PSE). – (EN) Ik wil de commissaris bedanken voor zijn zeer complete antwoord en ik wil tevens allen in de EU die het Iraakse volk in deze zeer moeilijke tijd te hulp zijn geschoten, gelukwensen. Ik heb twee korte aanvullende vragen. Ik wil de commissaris vragen hoe hij de hulpmaatregelen die zijn voortgevloeid uit de Conferentie in Madrid denkt in te passen in onze overige steunverplichtingen, zoals bijvoorbeeld in bepaalde gebieden in Afrika en in andere delen van de wereld waar conflicten aan de gang zijn die minder aandacht van de media krijgen maar waar desalniettemin sprake is van menselijk lijden. Hoe ziet hij deze conflicten in de toekomst opgelost worden? Ten tweede: wat zijn zijn denkbeelden over de tenuitvoerlegging van bestaande humanitaire hulpmaatregelen tijdens de humanitaire fase? Is hij tevreden met dat aspect met het oog op de politieke druk die door de afzonderlijke lidstaten wordt uitgeoefend ten aanzien van de algehele benadering van Irak? 2-200
Nielson, Commissie. − (EN) Om te beginnen een positief geluid: de rigide methode waarmee wij gelden toekennen aan verschillende geografische portefeuilles garandeert dat het geld dat naar Irak gaat, niet ergens
76
18/11/2003
anders wordt weggehaald. De 200 miljoen euro is geld dat bij wijze van spreken in de regio bij elkaar is gesprokkeld. Het is dus niet zo dat we onze activiteiten in Irak betalen ten koste van het werk dat we in Afrika kunnen en moeten doen.
De Voorzitter. − Aangezien de vragen 39 tot en met 45 over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld.
De vraag over wat wij in andere conflicten doen is zo veelomvattend dat er vandaag gewoon geen tijd is om haar te beantwoorden.
Vraag nr. 39 van John Walls Cushnahan (H-0640/03): Betreft:
Wat betreft de tweede aanvullende vraag: ik kan u vertellen dat van het totaal van 100 miljoen euro aan humanitaire hulp aan Irak, 70 miljoen reeds een specifieke bestemming heeft gekregen, en we verwachten dat het merendeel van het overige geld tegen het eind van het jaar zal zijn toegewezen. Wat betreft de feitelijke uitgaven en de uitvoering: ondanks alle moeilijkheden hebben we het programma zeer nauwkeurig kunnen volgen en hebben we aan de verwachtingen kunnen voldoen. Het moet vermeld worden dat het feitelijke werk dat wij daar doen, wordt uitgevoerd door lokale mensen die voor ons werken of voor de organisaties die als onze uitvoerende partners fungeren. Het lukt ons nog steeds om zinvol werk te verrichten, maar om voor de hand liggende veiligheidsredenen proberen wij niet te veel op de voorgrond te treden. Hoe dan ook, wanneer men de zaken van dag tot dag of van week tot week bekijkt, kan men zeggen dat de prestaties op humanitair gebied tot nu toe uitstekend zijn geweest.
Toepassing associatieovereenkomst EG-Israël
Volgens persberichten zijn de lidstaten onlangs geconfronteerd met rechtszaken van importeurs die maatregelen aanvechten van de lidstaten die invoerrechten vorderen voor verdachte invoer uit de nederzettingen die volgens Israëlische douaneautoriteiten wel voor preferentiële behandeling in aanmerking komt. Meent de Commissie dat, aangezien volgens het communautair recht de autoriteiten van het invoerende land legaal genomen beslissingen van de autoriteiten van het uitvoerende land moeten accepteren, de lidstaten kunnen doorgaan met het vorderen van invoerrechten ondanks de bezwaren van de importeurs die zich beroepen op het feit dat de Israëlische verificatie niet voldoet aan de verzoeken van de douaneautoriteiten van de lidstaten om de plaatsen te vermelden waar de betrokken producten feitelijk zijn geproduceerd? Heeft Israël zich op het standpunt gesteld dat de bij verificatie door zijn douaneautoriteiten verstrekte antwoorden voldoende zijn en volgens de overeenkomst moeten worden geaccepteerd?
2-201
Nogueira Román (Verts/ALE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik maak van deze gelegenheid die het Reglement mij biedt gebruik om precies dezelfde vragen te stellen die ik al eerder had geformuleerd. Wat is de houding van de Commissie tegenover de druk die de bezettende machten in Irak uitoefenen en tegenover de ernstige situatie waarin de Iraakse samenleving zich bevindt? Welke maatregelen zijn nodig om het optreden van de VN in Irak te steunen? 2-202
Nielson, Commissie. − (EN) Uit mijn vorige antwoord volgt duidelijk dat wij de Verenigde Naties en de Wereldbank zien als onze voornaamste partners in de levering van steun voor de wederopbouw van Irak. Wij werken niet hand in hand met de bezettingsmacht. Er is een provisorische autoriteit en deze heeft nu eenmaal verantwoordelijkheden voor veiligheid, orde- en wetshandhaving, enzovoort. Deze autoriteit maakt daarom deel uit van het kader waarbinnen iedereen in Irak moet werken. Zoals ik echter al eerder heb gezegd, zijn de partners waar ons geld langs gesluisd wordt in de eerste plaats de Verenigde Naties en de Wereldbank.
Vraag nr. 40 van Ulla Margrethe Sandbæk (H-0641/03): Betreft:
Toepassing associatieovereenkomst EG-Israël
Tijdens het debat in de plenaire vergadering op 4 september 2003 over de "Toepassing van de associatieovereenkomst EU-Israël" werd de Commissie gevraagd waarom zij de lidstaten niet heeft meegedeeld dat de definitie van territorialiteit die Israël hanteert om de oorsprong van al zijn producten in het kader van genoemde overeenkomstig vast te stellen, illegaal is. Het Commissielid, de heer Nielson, antwoordde dat de Commissie reeds gedaan had waarom zij was verzocht toen zij in november 2001 een kennisgeving aan importeurs publiceerde. In deze kennisgeving bevestigde de Commissie "dat Israël bewijzen van oorsprong afgeeft voor producten die afkomstig zijn van plaatsen die sinds 1967 onder Israëlisch bestuur zijn geplaatst". Heeft de Commissie tevens het bestaan bevestigd van "bepaalde fundamentele tekortkomingen, zodanig dat de echtheid van alle door Israël afgegeven preferentiële certificaten in twijfel werd getrokken"? Meent de Commissie dat zij de lidstaten informatie heeft verstrekt die twijfel doet rijzen aan de werkelijke oorsprong van alle door Israël geëxporteerde producten?
2-203
De Voorzitter. − Aangezien de vragen nrs. 39 tot en met 45 over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld.
Vraag nr. 41 van Luisa Morgantini (H-0642/03):
2-204
Betreft:
Toepassing associatieovereenkomst EG-Israël
18/11/2003
77
Is de Commissie van mening dat de kennisgeving aan importeurs van november 2001, de informatie waarover de lidstaten beschikken over producten en firma's in de nederzettingen alsmede de bepalingen van artikel 32 van de associatieovereenkomst de lidstaten voldoende juridische en technische middelen verschaffen om preferenties te weigeren voor invoer van producten uit de nederzettingen en producten die een aanzienlijk aandeel aan in de nederzettingen geproduceerde componenten en materialen bevatten, waaronder producten die zijn vermengd met voornamelijk identieke producten uit Israël?
de nederzettingen in de bezette gebieden en producten afkomstig van het grondgebied van de staat Israël? Kan in het kader van de associatieovereenkomst EG-Israël, zoals deze momenteel wordt uitgevoerd, de werkelijke oorsprong van een door Israël geëxporteerd product worden bepaald?
Vraag nr. 45 van Bartho Pronk (H-0694/03): Betreft: Tenuitvoerlegging van Associatieovereenkomst tussen de EG en Israël
Tijdens het plenaire debat van 4 september over de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst tussen de EG en Israël werd de Commissie gevraagd waarom zij de lidstaten er niet van op de hoogte had gesteld dat de Israëlische definitie van territorialiteit onwettig is. Commissaris Nielson antwoordde dat de Commissie dit reeds had gedaan in een in november 2001 gepubliceerde mededeling aan importeurs.
Vraag nr. 42 van Jacques F. Poos (H-0644/03): Betreft: Israël
de
Uitvoering van de associatieovereenkomst EG-
Denkt de Commissie de aanbeveling te doen om in de associatieovereenkomst met Israël nieuwe cumulatiebepalingen in te voegen naar aanleiding van de toepassing van de pan-Europese cumulatie, zolang als Israël er blijft van uitgaan dat zijn vestigingen in bezet gebied binnen de territoriale draagwijdte van zijn overeenkomsten met de Europese Gemeenschap liggen? Denkt ze aan te bevelen om in de handelsovereenkomsten van de Europese Gemeenschap met Israël en Jordanië nieuwe cumulatiebepalingen voor de "gekwalificeerde" industriezones ("qualified industrial zones") op te nemen zolang als Israël zijn interpretatie blijft handhaven?
Heeft de Commissie tegenover de lidstaten inderdaad bevestigd dat de Israëlische douaneautoriteiten een onwettige definitie van territorialiteit hanteren om de oorsprong te bepalen van alle in het kader van die Overeenkomst geëxporteerde goederen? Heeft de Commissie tegenover de lidstaten bevestigd dat de Israëlische douaneautoriteiten als zij bewijzen van herkomst uitschrijven geen onderscheid maken tussen producten die zijn vervaardigd in de nederzettingen en producten die zijn vervaardigd op het grondgebied van de staat Israël? Verwacht de Commissie dat de lidstaten de oorsprong controleren van alle uit Israël ingevoerde goederen? 2-205
Vraag nr. 43 van Jan Dhaene (H-0645/03): Betreft: Israël
Uitvoering van de associatieovereenkomst EG-
Weet de Commissie dat de lidstaten vóór de waarschuwing van november 2001 aan de invoerders geen terugbetaling van rechten eisten toen ze op hun controlevragen als antwoord kregen dat de betreffende producten in vestigingen in bezet gebied geproduceerd waren en er van Israëlische kant met overtuiging herhaald werd dat de producten recht hadden op preferentiële behandeling? Heeft de waarschuwingsnota aan de invoerders ervoor gezorgd dat het niet meer kan gebeuren dat invoerrechten onder dergelijke omstandigheden niet teruggevorderd worden?
Vraag nr. 44 van Johanna L.A. Boogerd-Quaak (H0649/03): Betreft: Israël
Uitvoering van de associatieovereenkomst EG-
Maakt Israël, wanneer het de oorsprong van alle naar de Europese Gemeenschap uitgevoerde producten bepaalt, oorsprongscertificaten afgeeft en de geldigheid daarvan controleert, ooit onderscheid tussen producten afkomstig uit
Nielson, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie wil eraan herinneren dat de Associatieovereenkomst tussen de EU en Israël volgens haar eigen bepalingen uitsluitend betrekking heeft op het grondgebied van de staat Israël. Om die reden komen producten die afkomstig zijn van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en de Golanhoogten en in de Gazastrook en Oost-Jeruzalem niet in aanmerking voor een preferentiële tariefregeling wanneer ze in de EU worden ingevoerd, en het bewijs van preferentiële oorsprong dat door Israël voor deze producten wordt verstrekt, kan door de communautaire douaneautoriteiten niet worden aanvaard. In een mededeling die in november 2001 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is gepubliceerd, heeft de Commissie de douaneautoriteiten van de lidstaten en de Europese importeurs ervan in kennis gesteld dat Israël bewijzen van preferentiële oorsprong afgeeft voor producten die afkomstig zijn van plaatsen die na 1967 onder Israëlisch gezag zijn geplaatst. Naar aanleiding van deze mededeling controleren de douaneautoriteiten van de EU-lidstaten nu alle ingevoerde goederen uit Israël op aanwezigheid van onrechtmatig afgegeven bewijzen van oorsprong en worden de betreffende bewijzen van oorsprong overeenkomstig de verificatieprocedure waarin artikel 32 van Protocol 4 van de Overeenkomst voorziet, teruggestuurd naar Israël.
78 In de reacties van Israël wordt in verband met deze verificatieprocedures geen onderscheid gemaakt tussen productie in de nederzettingen en productie op het grondgebied van de staat Israël. Volgens artikel 32 van Protocol 4 van de Overeenkomst wordt het recht op preferentiële behandeling geweigerd indien er niet binnen tien maanden aan het verzoek om verificatie wordt voldaan, of indien het antwoord niet voldoende informatie bevat om de authenticiteit van het betreffende bewijs van oorsprong of de werkelijke herkomst van de producten vast te stellen. Het is de bevoegdheid van de nationale douaneautoriteiten om voor iedere afzonderlijke verzending vast te stellen of de feiten en de regels ertoe dwingen om de preferentiële tariefbehandeling te weigeren. Een dergelijke weigering resulteert in een douaneschuld die door de douaneautoriteiten van de lidstaten geïnd dient te worden, aangezien zij volgens de communautaire wetgeving verantwoordelijk zijn voor de inning van invoerheffingen – die van oudsher de eigen middelen van de Gemeenschappen zijn. De EU neemt elke gelegenheid te baat om een oplossing te vinden voor het probleem van de invoer van producten uit de Israëlische nederzettingen en is van mening dat deze kwestie moet zijn opgelost voordat het Protocol EU-Israël over oorsprongsregels wordt gewijzigd in het kader van de uitbreiding van het panEuropese systeem van cumulatie van oorsprong met de landen van het Middellandse Zeegebied. Wat betreft de instelling van gekwalificeerde industriële zones in het kader van de handelsbetrekkingen van de EG met Jordanië en Israël: de Commissie bevindt zich in het stadium van een technische analyse en er zijn tot dusverre geen conclusies getrokken. Als er een aanvullende vraag wordt gesteld over de reden waarom de Commissie nog niet formeel heeft voorgesteld tot de op dit terrein van toepassing zijnde arbitrageprocedure over te gaan, kan ik zeggen dat arbitrage inderdaad een mogelijke maatregel is waarin de Associatie-overeenkomst voorziet mochten er meningsverschillen ontstaan over de uitleg van de Overeenkomst.
18/11/2003 en dus ook de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst tussen Israël en de EU. De commissaris zegt dat hij de afhandeling van gevallen waarbij de preferentiële toegang op onrechtmatige gronden is toegekend, aan de lidstaten overlaat. Maar als we bedenken dat het de Commissie is die uiteindelijk waakt over de naleving van de Verdragen, zou ik graag willen weten welke stappen de Commissie neemt om er zeker van te zijn dat de lidstaten alle geldende criteria volledig toepassen? Zoals enige sprekers voor mij al aangaven toen zij het over deze kwestie hadden, hebben de lidstaten de criteria niet op de juiste wijze ingevoerd. Welke maatregelen neemt de Commissie om te controleren of de lidstaten de wetgeving op dit terrein op de juiste wijze toepassen? En als de lidstaten hierin tekortschieten, welke strafmaatregelen zal de Commissie dan opleggen? 2-207
Nielson, Commissie. − (EN) Ik heb reeds op deze vraag geanticipeerd door in mijn eerste antwoord duidelijk te maken dat er unanimiteit nodig is voordat de Commissie het volgende juridische instrument dat zij tot haar beschikking heeft, kan toepassen. Bij dat antwoord moet ik blijven. Zo kan de situatie worden samengevat. 2-208
Sandbæk (EDD). – (EN) Er is nog een oplossing. De Commissie zou de douaneautoriteiten kunnen opdragen om, in plaats van op basis van een zeer onvolledige lijst te proberen te bepalen welke goederen afkomstig zijn van nederzettingen en welke uit Israël, de betreffende goederen in hun geheel terug te sturen naar Israël om dit land vervolgens te verzoeken de oorsprong van alle goederen die voorzien zijn van het etiket “made in Israël” te bevestigen. Zou de Commissie bereid zijn dit te doen? 2-209
Nielson, Commissie. − (EN) Eén mogelijkheid is om dit probleem op een efficiënte en juridisch verantwoorde wijze aan te pakken. Een andere mogelijkheid is om aan te sturen op een radicale escalatie van het probleem, waar de maatregel die nu werd genoemd zeker op zou neerkomen. Ik zie zoiets dan ook niet gebeuren in de afzienbare toekomst. 2-210
Nochtans heeft de Commissie tot dusverre reeds de noodzakelijke stappen ondernomen om de financiële en wettelijke belangen van de Gemeenschap te verdedigen. In dit verband dient nog vermeld te worden dat voor het starten van de arbitrageprocedure de unanieme goedkeuring van de lidstaten vereist is. 2-206
Cushnahan (PPE-DE). – (EN) Ik vind niet dat de commissaris al deze vragen volledig heeft beantwoord. Het is duidelijk – en hij geeft dit zelf ook toe – dat de Commissie verantwoordelijk is om erop toe te zien dat de communautaire wetgeving volledig en correct wordt nageleefd. Hieronder vallen ook internationale overeenkomsten die door de Gemeenschap zijn gesloten,
Morgantini (GUE/NGL). - (IT) Ik schaar mij achter de vraag van de heer Cushnahan en mevrouw Sandbæk. Ik had de Commissie onder meer gevraagd of zij de lidstaten inderdaad de juridische en technische instrumenten verschaft die zij nodig hebben om de illegaal binnenkomende goederen op te sporen. Ik dank de commissaris voor zijn suggesties met betrekking tot de volgende vraag. Het zou interessant zijn om uit te vinden welke landen, in plaats van de akkoorden te eerbiedigen, alles in het werk stellen om de akkoorden en de belangen van de Europese burgers te schenden. 2-211
Nielson, Commissie. − (EN) Ik beschik niet over een lijst van deze landen. Wij dienen zorgvuldig te werk te gaan. 2-212
18/11/2003 Poos (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Nielson, de oorsprongsregels zijn duidelijk genoeg, maar het probleem is dat Israël zich er niet aan houdt. Jaar na jaar blijft Israël de illegale nederzettingen die zijn gevestigd in de bezette gebieden behandelen alsof ze binnen de grenzen van het eigen grondgebied liggen. We spraken hier al over toen Manuel Marin nog commissaris was en over deze problematiek ging. Dat is nu zes jaar geleden en er is nog niets veranderd. Daarom vragen wij u in grote getale om in actie te komen en om ons te vertellen wat u van plan bent te gaan doen. Gaat u bijvoorbeeld een verbod uitvaardigen of juist geen enkele nieuwe bepaling voorstellen met betrekking tot de zogenaamde cumulatie van oorsprong in de handelsakkoorden? En gaat u lidstaten dagvaarden voor het Hof van Justitie? Op deze vragen zouden wij graag duidelijke antwoorden van u krijgen. 2-213
Nielson, Commissie. − (EN) Ik deel zonder meer de bezorgdheid over de manier waarop deze zaak zich thans ontwikkelt. Ik wil hieraan toevoegen dat ik het nogal ironisch en tegenstrijdig vindt om een muur op te richten dwars door een gebied dat voorzover het de oorsprong van producten betreft als één entiteit wordt gepresenteerd. Ik denk niet dat we hier over kunnen gaan op een uitvoerige bespreking van de maatregelen die eventueel overwogen worden, maar de gestelde vragen en gegeven antwoorden hier werpen enig licht op de zaak.
79 2-217
Nielson, Commissie. − (EN) De opmerkingen die ik heb gemaakt over de technische analyse hebben betrekking op de totstandkoming van gekwalificeerde industriezones in de handelsbetrekkingen van de Europese Gemeenschap met Jordanië en Israël. Ik sloot deze opmerkingen af door te zeggen dat de Commissie zich nu in het stadium bevindt van de uitvoering van een technische analyse. Er zijn naar aanleiding hiervan nog geen conclusies getrokken. De werkzaamheden die we op dit terrein verrichten zullen onze vastbeslotenheid naarmate we vorderen waarschijnlijk alleen maar versterken. 2-218
Pronk (PPE-DE). – (EN) Wanneer denkt de Commissie de definitieve conclusies gereed te hebben? 2-219
Nielson, Commissie. − (EN) Het enige nauwkeurige antwoord is dat ik het gewoon niet weet. 2-220
De Voorzitter. − Vraag nr. 46 van Patricia McKenna (H-0648/03): Betreft: Schuldenlastverlichting voor landen met een laag inkomen Welke stappen onderneemt de Commissie om de kwestie van de schuldenlastverlichting voor landen met een laag inkomen aan te pakken? De Ierse regering steunt het voorstel om de schulden van de armste landen voor honderd procent kwijt te schelden, en erkent de noodzaak om landen waar HIV en aids wijd verspreid zijn, bij te staan en om meer rekening te houden met het aspect menselijke ontwikkeling bij het bepalen van het bedrag dat een land kan terugbetalen. Hoe ziet de Commissie dit beleid inzake schuldenlastverlichting? Is de Commissie voornemens formele stappen te ondernemen om te komen tot een Europees beleid inzake schuldenlastverlichting voor landen met een laag inkomen? Zo ja, wanneer zal dit beleid er komen?
2-214
Dhaene (Verts/ALE). – Voorzitter, misbruik van regels van herkomst moeten leiden tot terugbetaling van rechten. Indien dit niet gebeurt, is er niet alleen een fiscaal probleem, maar ook een ethisch probleem. Mijn vraag: heeft de waarschuwingsnota aan de invoerders effect gehad op de lidstaten die het niet zo nauw nemen met de oorsprongsregels? Want we vormen toch een gemeenschappelijke markt en de toegang tot die markt moeten we correct regelen. 2-215
Nielson, Commissie. − (EN) Ik beschik niet over statistieken waaraan men kan zien hoe de situatie was voordat en nadat de mededeling aan de lidstaten is verstuurd. We weten dat het probleem nog steeds bestaat en in mijn ogen is dat genoeg. 2-216
Boogerd-Quaak (ELDR). – Voorzitter, ook ik deel de analyse van mijn collega's die eerder gesproken hebben. Er zijn voor mij twee vragen overgebleven. De ene is dat er gesproken is van een technische analyse. Moet ik daaruit opmaken dat die technische analyse meer inzicht gaat verschaffen over waar de producten vandaan komen? Kan er aangegeven worden wanneer die analyse klaar zal zijn? Verder wil ik nogmaals de vraag herhalen waarom de Commissie niet een lidstaat voor het Hof sleept als deze lidstaat duidelijk in gebreke blijft. Men kan toch niet zeggen dat men niet over maatregelen beschikt. Men heeft altijd maatregelen om lidstaten in gebreke te stellen.
2-221
Nielson, Commissie. − (EN) De Commissie beschouwt het aanpakken van het schuldenprobleem van ontwikkelingslanden als een zeer belangrijk middel om de beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap op het vlak van ontwikkelingssamenwerking te verwezenlijken. De Gemeenschap neemt momenteel actief deel aan het huidige initiatief ten behoeve van arme landen met een zware schuldenlast (HIPC-initiatief) waarvoor zij al 1,6 miljard euro heeft toegezegd: 680 miljoen uit haar eigen vorderingen als schuldeiser en nog eens 934 miljoen als donor aan het HIPC-trustfonds. De Commissie wil er ook aan herinneren dat deze bijdrage veel hoger is dan het minimum dat vereist is voor deelname aan het HIPC-initiatief. De Gemeenschap levert als donor een zeer belangrijke bijdrage aan het HIPC-trustfonds, welke goed is voor bijna 25 procent van het totaal aan middelen. Naast haar reguliere deelname als schuldeiser heeft de Commissie bovendien 60 miljoen euro gereserveerd voor de kwijtschelding van alle bijzondere leningen van
80 de minst ontwikkelde ACS-landen, welke nog als invorderbaar over zullen blijven nadat volop is geprofiteerd van de HIPC-bepalingen. Ook dient vermeld te worden dat de meeste lidstaten hebben verklaard van plan te zijn de bilaterale schuld voor 100 procent kwijt te schelden, en dat is meer dan uit hoofde van het HIPC-initiatief wordt verlangd. Dit betekent dat eventuele verdere schuldvermindering in arme landen met een zware schuldenlast voornamelijk betrekking zal hebben op multilaterale instellingen, officiële schuldeisers die niet tot de Club van Parijs behoren, en de particuliere sector. Op dit moment is het ook duidelijk dat het HIPCinitiatief gezien moet worden als een eerste belangrijkste stap in de richting van houdbaarheid van de schuldenlast op de lange termijn, en dat het initiatief alleen niet voldoende is om ervoor te zorgen dat de begunstigde landen de millennium-ontwikkelingsdoelen halen, hetgeen met name geldt voor landen die zwaar te lijden hebben onder de HIV/aids-crisis. Bovendien worden de nadelige economische gevolgen van HIV/aids tegenwoordig veel meer onderkend dan op het moment dat het HIPC-initiatief werd gelanceerd, en de Commissie vindt ook dat HIV/aids in aanmerking moet worden genomen wanneer men spreekt over de houdbaarheid van de schuldenlast op de lange termijn. In het kader van de dialoog EU-Afrika maakt de kwestie van de buitenlandse schuld van Afrika al sinds de bijeenkomst in Cairo onderdeel uit van de agenda. De Commissie heeft actief voortgebouwd op de besprekingen tussen de chefs de file (Frankrijk en Duitsland) en de vertegenwoordigers van de Afrikaanse Unie. Op de laatste ministeriële trojka-bijeenkomst, die op 10 november in Rome is gehouden, en die ik samen met de Ierse minister van Buitenlandse Zaken heb bijgewoond, is overeengekomen dat aan de besprekingen over de buitenlandse schuld en de voorbereiding van het bijbehorende verslag prioriteit moet worden verleend, en dat de deskundigenbijeenkomst binnen de uitgebreide trojka in het eerste kwartaal van volgend jaar dient te worden gehouden. Tot slot heeft de Commissie recentelijk als onderdeel van de dialoog EU-Afrika de aanzet gegeven tot een studie van schuldvermindering ná uitvoering van het HIPC-initiatief. Het voornaamste doel is een solide basis te verschaffen voor de beoordeling van de situatie nadat het HIPC-initiatief volledig is verwezenlijkt. Deze studie dient te voorzien in de belangrijkste elementen voor de vorming, in samenwerking met de lidstaten, van het toekomstige beleid van de Unie ten aanzien van schulden. De Commissie gaat ervan uit dat zij de resultaten van deze studie begin volgend jaar aan het Parlement kan mededelen. Ik zou nog willen zeggen dat het vinden van oplossingen voor multilaterale schulden, bijvoorbeeld in de vorm van het verdelen van de lasten op internationaal niveau, in politiek opzicht veel ingewikkelder is dan het omgaan met bilaterale schulden. De meeste donorlanden die hun
18/11/2003 verantwoordelijkheden als donorpartner serieus nemen hebben hun uitstaande bilaterale schulden praktisch geheel kwijtgescholden. De Commissie hecht er belang aan te vermelden dat ons aandeel als schuldeiser in deze aangelegenheden zeer beperkt is, omdat wij in de grond een subsidieverlener zijn en geen geld lenen aan onze partners. 2-222
McKenna (Verts/ALE). – (EN) De Ierse regering is momenteel de enige regering in de EU die volledig achter de kwijtschelding van de schulden van de armste landen staat. Helaas doet deze regering niet veel om dat beleid ook daadwerkelijk uit te dragen, en dat terwijl het reeds in juli 2002 als zodanig werd aangenomen. Veel mensen en organisaties zouden graag zien dat dit beleid tijdens het Ierse voorzitterschap zal worden gestimuleerd. Wij willen ook dat de Commissie dit beleid ondersteunt. In het Verenigd Koninkrijk zet de Jubilee Debt Campaign zich in om politici over te halen hun steun te geven. Bij de besprekingen in het Parlement en in de Commissie ontwikkelingssamenwerking over hulp aan ontwikkelingslanden, wordt algemeen onderkend dat kwijtschelding van schulden een van de meest zinnige manieren is om deze landen daadwerkelijk vooruit te helpen. De schuldenlast van deze landen is zeer onrechtvaardig. Zij worden onder valse voorwendselen uitgebuit. In het huidige tijdperk kan een rechtvaardige maatschappij alleen maar kiezen voor het beleid dat de Ierse regering heeft onderschreven. Wij willen graag dat dit beleid tijdens het Ierse voorzitterschap wordt gerealiseerd en we willen graag dat de Commissie ook meedoet. Mijnheer de commissaris, u hebt nog geen garantie gegeven dat u dit beleid zult steunen. Indien wij bijvoorbeeld een meerderheid van de lidstaten kunnen overhalen om dit beleid te steunen, zouden we natuurlijk graag zien dat de Commissie hiertoe ook bereid is. 2-223
Nielson, Commissie. − (EN) Ik heb al geprobeerd dit uit te leggen. Met bilaterale schulden kunnen de donoren relatief eenvoudig omgaan; het gaat immers om hun eigen beslissing. De Commissie bevindt zich niet in een positie om de afzonderlijke lidstaten te vertellen wat ze moeten doen. Wij hebben een cruciale rol gespeeld op het allermoeilijkste gebied, door wezenlijke actie te ondernemen met betrekking tot de multilaterale schuld, en zodoende zijn wij veel verder gegaan dan onze rol van schuldeiser van ons vraagt. Wat Ierland doet is uitstekend. Ik moet hierbij zeggen dat wij in 1995, toen ik minister van Ontwikkelingssamenwerking in Denemarken was, een soortgelijk plan voor de minst ontwikkelde arme landen hadden aangekondigd. De bedenkingen die ik heb ten aanzien van uitbreiding van het beleid van kwijtschelding van schulden naar bijvoorbeeld landen met een gemiddeld inkomen, zijn gebaseerd op het inzicht dat we op die manier geld van de minst
18/11/2003
81
ontwikkelde en armste landen afnemen en dat geld geven aan landen die relatief niet zo slecht af zijn. Het is in de praktijk niet eenvoudig te realiseren. Wat Ierland doet is lovenswaardig en kan andere landen inspireren iets soortgelijks te doen. Maar de Commissie kan de lidstaten niet dwingen dit te doen. 2-224
De Voorzitter. − Vraag nr. 47 van Glenys Kinnock (H0661/03): Betreft:
Capaciteitsopbouw
Is de Commissie het niet ermee eens dat het ondersteunen van de capaciteit van de ACS-parlementen met het oog op deelneming aan besprekingen, met name aan de onderhandelingen over het EOF en de Economische Partnerschapsovereenkomst, voorrang verdient? Hoe denkt de Commissie de inspanningen voor de parlementaire capaciteitsopbouw te financieren? 2-225
Nielson, Commissie. – (EN) In de Overeenkomst van Cotonou wordt goed bestuur erkend als fundamenteel element van het ACS-EU-partnerschap, dat in het kader van onze strategie voor ontwikkelingssamenwerking ondersteund moet worden. Het totale bedrag dat in het kader van de nationale indicatieve programma's van het 9e EOF is gereserveerd voor projecten en programma's op het vlak van bestuur bedraagt zo'n 640 miljoen euro, hetgeen overeenkomt met 10 procent van het totale gereserveerde bedrag voor de nationale indicatieve programma's. Een deel van het toegewezen bedrag kan worden aangewend voor projecten die erop zijn gericht de capaciteit van de parlementen van ACS-landen te vergroten. Een totaalbedrag van 38,5 miljoen euro is binnen het kader van bestaande programma's op het vlak van bestuur reeds vastgelegd voor specifieke steunmaatregelen voor de parlementen van ACS-landen. Daarnaast zullen er dit jaar volgens de planning twee nieuwe financieringsvoorstellen voor steun aan parlementen van ACS-landen goedgekeurd worden: een voor Madagascar (1,9 miljoen euro) en een voor ZuidAfrika (10 miljoen euro). De delegaties zullen gewezen worden op de mogelijkheid om, indien de partnerlanden dit wensen, specifieke activiteiten te steunen die erop zijn gericht om bij nationale parlementen het bewustzijn en de kennis omtrent de uitvoering van de Overeenkomst van Cotonou te vergroten. Daarnaast zijn er de diverse programma's die zijn gericht op de bevordering van de capaciteiten voor handelsoverleg van de ACS-landen, waaronder de voor alle ACS-landen bestemde faciliteiten voor onderhandelingen in het kader van WTO- en economische partnerschapsovereenkomsten, ter hoogte van respectievelijk 10 miljoen en 20 miljoen euro. Dergelijke programma's zijn zeer belangrijk voor de bevordering van voorlichting en bewustwording ten aanzien van de rol van parlementen bij dit soort zaken.
Wij stimuleren leden van nationale en regionale parlementen om deel te nemen aan verschillende handelsgerelateerde werkgroepen, seminars et cetera, die in dit verband worden georganiseerd. De Commissie heeft het Europees Parlement al eerder benaderd met het oogmerk die parlementen te helpen een netwerk van parlementaire correspondenten uit ACS-landen op te bouwen teneinde de betrokkenheid van deze parlementariërs in handelskwesties te vergroten. Het is onze bedoeling om op dit terrein zo veel mogelijk te doen. Het Financieel Protocol van het 9e EOF voorziet in vier miljoen euro om het parlementariërs uit ACS-landen mogelijk te maken deel te nemen aan de activiteiten van de Paritaire Parlementaire Vergadering, die een belangrijke instelling van het Cotonou-partnerschap vormt. Momenteel wordt er gestudeerd op een nieuwe financieringsovereenkomst waarin het volledige in het huidige Financieel Protocol toegekende bedrag wordt aangewend. De betreffende steun zal over een periode van twee en een half jaar worden toegekend. De versterking van de structuur van de Paritaire Parlementaire Vergadering, waar nu ook drie thematische permanente commissies bij behoren, vraagt om extra financiële middelen teneinde een zinvolle deelname van ACS-landen mogelijk te maken. Om rekening te kunnen houden met deze aanvullende behoeften, is de Commissie van plan om de Raad van ministers ACS-EU voor te stellen om te besluiten de beschikbare fondsen voor de PPV tot circa 6 miljoen euro te verhogen, overeenkomstig artikel 8 van het Financieel Protocol. Door al deze initiatieven zou het voor nationale en regionale parlementen mogelijk moeten zijn om toegang te krijgen tot een aantal van de middelen die noodzakelijk zijn voor een actieve deelname in de samenwerking. 2-226
Kinnock (PSE). – (EN) Dank u, mijnheer de commissaris, voor uw complete en uitvoerige antwoord. Het is goed te horen dat de Paritaire Parlementaire Vergadering de extra financiering ontvangt die zij zo hard nodig heeft, gezien de nieuwe werkzaamheden – met name in de commissies – die wij op ons hebben genomen. Bent u het met me eens, mijnheer de commissaris, wanneer ik zeg dat steun aan parlementen als onderdeel van onze activiteiten ter bevordering van bestuur en democratie, een terrein is dat we in het verleden enigszins verwaarloosd hebben? In de nationale strategiedocumenten vind ik bijvoorbeeld geen aanwijzingen dat de parlementen in wezenlijke zin zijn geraadpleegd, terwijl maatschappelijke organisaties en NGO's er - terecht - wel bij zijn betrokken. Parlementariërs van de Paritaire Parlementaire Vergadering hebben een grote honger naar informatie, vooral over het EOF en de voortgang van de EPAonderhandelingen.
82 Ik vind het interessant dat een aantal landen in hun nationale indicatieve programma's reeds prioriteit hebben verleend aan capaciteitsopbouw voor parlementaire trainingen, maar, eerlijk is eerlijk, van de 78 landen heeft slechts een handjevol deze prioriteit duidelijk verwoord. Ik zou precies willen weten hoe we nationale ordonnateurs kunnen stimuleren om deze prioriteit duidelijk te maken zodat we zeker zijn dat de verantwoordingsplicht van parlementariërs onderdeel uitmaakt van het proces waarmee we ons hier bezighouden. Ik heb de indruk dat ze momenteel weinig veeleisend zijn tegenover de regering op het gebied van vragen stellen, financiering, enzovoort.
18/11/2003 antwoorden niet eens meebrengt. Daarom moeten we de beschikbare minuten verdelen tussen de aanwezige commissarissen. Omdat de heer Monti korter aan het woord is geweest, is de heer Nielson zo vriendelijk geweest om langer te spreken. Zo is het gebruik in dit Parlement, zo is het gewoonterecht. Dit is het precedent dat altijd wordt toegepast. En bovendien is de heer Nielson vandaag in de plaats gekomen van de heer Patten. Daarom heeft hij zo lang gesproken. Vraag 48 van Bernd Posselt (H-0666/03): Betreft:
Ik zou ook willen vragen wat voor maatregelen u ons, als parlementsleden, kunt aanbevelen om er in samenwerking met de Commissie voor te zorgen dat regeringen een hogere prioriteit geven aan parlementaire activiteiten. 2-227
Nielson, Commissie. − (EN) Het lijkt me erg moeilijk om een beter georganiseerde lobbygroep te vinden om juist het door u genoemde punt te bevorderen, dan de institutionele Paritaire Parlementaire Vergadering zelf. Als het met behulp van deze vrienden nog niet lukt, dan kan ik u wellicht ook niet helpen. Wat mij meer zorgen baart is de geringe betrokkenheid, raadpleging of daadwerkelijke deelname van parlementen in het nationale debat en in het besluitvormingsproces voor nationale strategieën. Dat we zoveel investeren in de civil society kan als een grote stap voorwaarts worden gezien, maar voor het creëren van een civilised society zijn parlementen nodig, anders gaan NGO's, vanwege het feit dat ze worden beknot, zichzelf zien als neo-gouvernementele organisaties in plaats van non-gouvernementele organisaties, met als gevolg dat parlementen – en met name oppositiefracties – worden buitengesloten. Ik blijf hier telkens op terugkomen in het overleg. Dit is het punt dat ik altijd naar voren breng wanneer ik onze ACS-partners informeer over de mogelijkheid om financiële steun te geven aan NGO's, de civil society en nietoverheidsactoren: dat de rol van parlementen niet mag worden vergeten. Onze ideeën op dit punt komen overeen en we moeten elkaar blijven helpen bij dit werk. 2-228
Newton Dunn (ELDR). – (EN) Volgens de agenda zou in het tweede deel van het vragenuur iedere commissaris gedurende een half uur vragen beantwoorden. Deze arme commissaris heeft al meer dan een half uur aan dit deel besteed en ik stel dan ook voor dat we nu overgaan tot het derde deel van het vragenuur. 2-229
De Voorzitter. − Dat ben ik met u eens. Maar we kunnen niet overgaan tot het derde deel. U moet weten dat het niet de gewoonte is om het derde deel mondeling te behandelen en dat de Commissie in feite de
Abortus en bevolkingsprogramma's
Kan de Commissie uitsluiten dat EU-subsidies ook gaan naar organisaties in de ontwikkelingslanden, die op andere terreinen ook deelnemen aan programma's die abortus of zelfs gedwongen abortussen tot een middel van de bevolkingsplanning maken? 2-230
Nielson, Commissie. − (EN) Het spijt me als het saai wordt, maar het idee van het college van commissarissen is dat ik zo nodig namens alle medecommissarissen kan spreken. Om in te gaan op de vraag van de heer Posselt: de specifieke formulering van zijn vraag betekent dat een direct antwoord wel eens dubbelzinnig zou kunnen zijn. Ik kan echter zeggen dat de Commissie bij de selectie van begunstigden voor communautaire subsidies de voornaamste activiteit waarvoor subsidies worden gevraagd in aanmerking neemt en beoordeelt. Over het algemeen financiert de Commissie duidelijk omschreven projecten en programma's. Ik zou hieraan toe willen voegen dat verplichte abortus – waarnaar in de vraag verwezen wordt – door geen enkele organisatie die door de Commissie wordt gefinancierd als methode voor bevolkingsplanning wordt gezien. 2-231
Posselt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een heel concrete aanvullende vraag voor de commissaris. De precieze definitie van “reproductieve gezondheid” is telkens weer opnieuw onderwerp van discussie en dat is ook van belang bij de selectie van de organisaties. Het enige wat ik wil weten, is of abortus wel of niet onder de term “reproductieve gezondheid” valt? 2-232
Nielson, Commissie. − (EN) Wij zijn niet in staat of bereid om iets toe te voegen of af te doen aan de op internationaal niveau tot stand gekomen consensus van Cairo. Dat betekent ook dat wij de discussie die de heer Posselt hier probeert aan te zwengelen niet aan kunnen gaan. Afgaand op de consensus van Cairo is het boven alle twijfel verheven dat gedwongen abortus als methode voor geboortebeperking uitdrukkelijk wordt afgekeurd. We kunnen hier natuurlijk wel wat mee doen door te zeggen dat abortus om verschillende redenen plaatsvindt: het kan bijvoorbeeld vrijwillig gebeuren en na het verkrijgen van deskundig advies. Misschien is dat
18/11/2003 iets waar de heer Posselt zich tegen wil verzetten door een politiek debat te beginnen. De Commissie houdt echter vast aan de consensus van Cairo: dat is en blijft ons uitgangspunt. Wij zijn er zeer alert op dat we ons niet op glad ijs begeven, want we zijn ons ervan bewust hoe gevoelig dit onderwerp ligt. U zult me op mijn woord moeten geloven, mijnheer Posselt, dat we ons zeer zorgvuldig blijven houden aan het evenwicht en de inhoud van de consensus van Cairo.
83 De Voorzitter. − Vraag nr. 49 van Christos Zacharakis (H-0670/03): Betreft: Schendingen van de democratische procedure bij de gemeenteverkiezingen in Albanië Een week na de afloop van de gemeenteverkiezingen in Albanië heeft de centrale kiescommissie besloten op 16 november 2003 de verkiezingen in vier kiesafdelingen (de dorpen Piliouris, Drimades, Kiparos en Ano Cheimarra) te herhalen, naar het heet wegens onregelmatigheden bij de kiesprocedure op 12 oktober 2003, ondanks het feit dat de bedoelde onregelmatigheden in slechts in twee van de vier gevallen hebben plaatsgevonden na de definitieve vaststelling en officiële bevestiging van de resultaten.
2-233
Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de commissaris zei dat de Commissie zeer voorzichtig is met deze programma's inzake reproductieve gezondheid. Hoe waarborgt de Commissie tegelijkertijd dat ook de vrouwen in ontwikkelingslanden een belangrijk mensenrecht hebben, namelijk het recht over hun eigen lichaam te beschikken en ook wat abortus betreft keuzes te maken? Hoe steunt de Commissie dus de NGO's die dergelijke keuzes verdedigen en hun projecten in de ontwikkelingslanden? Ik vind het van groot belang dat ook de vrouwen in ontwikkelingslanden het recht op abortus, het recht op een vrije keuze, hebben.
Hierdoor is de begrijpelijke ongerustheid ontstaan dat deze actie in werkelijkheid is bedoeld om het resultaat van de gemeenteverkiezingen, waarbij 65 procent van de kiezers op de kandidaat van het KEAD hebben gestemd en slechts een minderheid op de tegenkandidaat van de socialistische partij, terug te draaien. Deze ongerustheid wordt nog versterkt door de strafvervolging die tegen vijf Albaniërs van Griekse afkomst, die aan de verkiezingen hebben deelgenomen, is ingesteld wegens anti-Albaanse propaganda en bevordering van buitenlandse belangen. Welke actie denkt de Commissie te ondernemen met name in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces tussen Zuid-Oost Europa en de Europese Unie, om te zorgen dat de democratische procedures worden nageleefd bij de hernieuwde verkiezingen in de gemeente Cheimarra op 16 november 2003?
2-234
Nielson, Commissie. − (EN) Dat is nu precies waar het hele probleem om draait. De consensus van Cairo is het resultaat van een enorme internationale discussie die als zodanig het evenwicht in het beleid vertegenwoordigt. Daarom praten we over reproductieve gezondheid en seksuele rechten en dat is een zeer belangrijk thema. Wij steunen regeringen, VN-organisaties en alle andere instellingen die vrouwen daadwerkelijk helpen bij de bescherming van hun rechten en hun welzijn op het vlak van reproductieve gezondheid. Ik zou op dit terrein geen keuzes willen maken. Het is noodzakelijk om een evenwicht te bewaren en ik ben trots op het werk dat we op dit terrein hebben verricht. 2-235
De Voorzitter. − Een aantal afgevaardigden hebben het woord gevraagd, maar er kunnen slechts twee aanvullende vragen worden gesteld en die ga ik toekennen aan de hand van de volgorde van de vragenlijst. 2-236
Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de Commissie nog graag één vraag willen stellen: Zijn er ook programma’s gepland ter ondersteuning van vrouwen die geen abortus willen? 2-237
Nielson, Commissie. − (EN) Er is hier sprake van een groot misverstand. Abortus wordt door geen van de organisaties die wij steunen gezien als een methode voor gezinsplanning. Abortus heeft in de eerste plaats te maken met de situatie waarin een vrouw verkeert. In de keuze voor abortus speelt een mensenrechtenelement mee. Vrouwen moeten ongeacht de keuze die ze maken worden gesteund, maar dat is nu juist wat deze zaak zo ingewikkeld maakt en waarom hij hoge eisen stelt aan onze middelen. 2-238
2-239
Nielson, Commissie. − (EN) Volgens de eerste berichten van de opnieuw gehouden plaatselijke verkiezingen in de Himara-regio van 16 november hebben er een aantal ongeregeldheden en incidenten plaatsgevonden. Naar het schijnt hebben deze gebeurtenissen een normaal verloop van de democratische verkiezingen in de regio in de weg gestaan en dit wordt uiteraard door de Commissie betreurd. De Commissie is thans in afwachting van verdere informatie over deze gebeurtenissen en zij volgt met grote aandacht hoe de Albanese autoriteiten met deze situatie omgaan. De Commissie zal na een uitgebreide analyse van de situatie, alle stappen ondernemen die zij toepasselijk acht. 2-240
Zacharakis (PPE-DE). – (EL) Ik dank de commissaris voor zijn antwoord. Zoals u heeft gezegd, hebben de vreselijke feiten die de aanleiding vormden tot mijn vraag zich tijdens de verkiezingen van eergisteren in Himara opnieuw voorgedaan. Het was een orgie van geweld, waarbij gewonden zijn gevallen en bomaanslagen werden gepleegd tegen de kandidaten. Ik ben blij dat de Commissie de toestand van nabij zal volgen en de nodige maatregelen zal treffen in het kader van de samenwerking tussen Albanië en de Europese Unie. Ook omdat de Griekse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Papandreou, hoewel rijkelijk laat, het probleem gisteren heeft voorgelegd aan de Raad en commissaris Patten zijn zorgen volkomen bleek te delen. 2-241
84 De Voorzitter. − Dat was geen vraag, mijnheer de commissaris. Ik neem aan dat u deze verklaring voor kennisgeving aanneemt. Ik ben u zeer dankbaar voor de bijna zestig minuten die u ons vandaag gegeven hebt. 2-242
Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een motie van orde die aansluit op die van de heer Newton Dunn. Ik heb met grote belangstelling geluisterd naar de woorden van de heer Nielson, maar ik had zelf een vraag die in het derde deel aan bod had moeten komen. Aangezien de mondelinge vragen aan de commissarissen bij deel een, twee of drie van het vragenuur zijn ingedeeld, waarom is het dan dat we na het tweede half uur niet zijn overgegaan op de eerste vraag van deel drie? Waarom is het dat vraag een, twee en drie van deel drie niet mondeling zullen worden beantwoord? Ik vind dit een belediging van mijzelf en mijn collega's. Als we toch nooit aan de beurt komen, had men ons moeten vragen om een schriftelijke vraag aan de Commissie te stellen. Als we alleen maar antwoorden krijgen van commissarissen die op de bewuste dag beschikbaar zijn – in dit geval de heer Monti en de heer Nielson – waarom zouden we dan nog de moeite nemen vragen te stellen aan welke commissaris dan ook? Wat is het nut van een onderdeel overige vragen, deel drie, waarvoor een half uur was gereserveerd, als het vervolgens toch wordt overgeslagen? Ik begrijp dit echt niet en ik vind het, met alle respect, een belediging van mij en mijn collega's. 2-243
De Voorzitter. – Dames en heren, het gaat hier niet om onbeschoftheid. Zoals u zult begrijpen, heb ik het Reglement, artikel 43, de bijlagen, de richtsnoeren en de precedenten uitvoerig bestudeerd alsmede de geschiedenis van het vragenuur en de casuïstiek, en ik kan u verzekeren dat het tweede deel is gewijd aan specifieke vragen aan de commissarissen, en dat deze een uur in beslag nemen, welke tijd kan worden verdeeld tussen drie of twee commissarissen. Als de Commissie vragen bij het derde gedeelte heeft ingedeeld, betekent dit dat ze niet mondeling zullen worden beantwoord. Als u het terzake dienend vindt - en ik vermoed dat dit het geval is – dan kunnen we een schrijven doen rondgaan waarin deze gang van zaken nader wordt toegelicht. Er zijn ook vragen in het tweede deel die wegens tijdgebrek niet worden beantwoord – ook hier gaat het niet om onbeschoftheid. Ik wil nogmaals benadrukken dat het derde deel niet bedoeld is om mondeling behandeld te worden. Dat wil ik duidelijk zeggen, en ook dat dit altijd al zo is geweest. Ik heb deze zaak zorgvuldig moeten bestuderen, en wij hebben hem ook, ten behoeve van de leden zogezegd, besproken op het Bureau. Als het nodig is, kan ik wel een schriftelijk commentaar op het Reglement opstellen en dit rondsturen. Het is in ieder geval geen onbeschoftheid.
18/11/2003 Ik ben hoe dan ook de heer Newton Dunn en de geachte afgevaardigde zeer dankbaar voor het feit dat zij de aanleiding hebben verschaft om deze zaak op te helderen. Geen enkele commissaris komt hier speciaal om vragen uit het derde deel te beantwoorden; de commissarissen komen naar deze vergadering om antwoord te geven op aan hen gestelde vragen. Wat betreft vragen van bijzonder belang: deze worden afzonderlijk bij het eerste deel ingedeeld. Tot slot sta ik ook na deze uitleg nog tot uw beschikking ingeval er nog een nadere schriftelijke toelichting nodig is. Aangezien de voor het vragenuur aan de Commissie gereserveerde tijd verstreken is, zullen de vragen nrs. 50 tot en met 91 schriftelijk worden beantwoord1. Het vragenuur is gesloten. (De vergadering wordt om 19.05 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat) 2-245
VOORZITTER: DE HEER IMBENI Ondervoorzitter 2-246
Kankerscreening 2-247
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50381/2003), van de heer Mussa, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening (COM(2003) 230 - C5-0322/2003 2003/0093(CNS)). 2-248
Byrne, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie verheugt zich over het werk van de rapporteur, de heer Mussa, en de leden van de twee betrokken commissies, die erin zijn geslaagd unanimiteit te bereiken in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid over een allesomvattend verslag van hoge kwaliteit. Kankerbestrijding is voor de Commissie een van de belangrijkste prioriteiten geweest op het gebied van de volksgezondheid. Elk jaar wordt bij zo’n 1,6 miljoen Europeanen kanker geconstateerd en sterven er rond de 950.000 mensen aan deze ziekte. Uit schattingen valt echter af te leiden dat op jaarbasis het leven van zo’n 75.000 Europeanen gered zou kunnen worden als alle burgers in de gehele Europese Unie zouden kunnen beschikken over de beste praktijken op het gebied van screening. Er zouden zelfs nog meer levens gered kunnen worden door deze aanbevelingen uit te breiden naar de kandidaat-lidstaten. Het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling over 1
Zie bijlage “Vragenuur”.
18/11/2003 kankerscreening en het verslag van de heer Mussa tonen duidelijk aan dat onze beide instellingen vastbesloten zijn om dit doel te bereiken. Het doel van dit voorstel is aanbevelingen te doen voor grootschalige screeningsprogramma’s op gedegen wetenschappelijke basis. In het voorstel wordt gestreefd naar een verdere daling van de kankerspecifieke mortaliteit in alle lidstaten door algemene beginselen te formuleren aangaande beste praktijken, zoals die worden aanbevolen door kankerdeskundigen. Bij het aanpakken van deze kwesties moeten we ons echter bedenken dat de organisatie en het aanbieden van gezondheidsdiensten en medische zorg onder de bevoegdheid vallen van de lidstaten. Om die reden wordt deze kwestie in het voorstel van de Commissie benaderd via een aanbeveling van de Raad. Ik moet echter benadrukken dat deze kwesties essentiële voorwaarden zijn voor het succes van ieder screeningsprogramma. Het voorstel voorziet in een verslag over de tenuitvoerlegging van kankerscreeningsprogramma’s, op basis van informatie die door de lidstaten dient te worden overlegd voor het einde van het derde jaar na de datum van goedkeuring. Op basis van dit verslag zal worden bepaald of verdere actie noodzakelijk is. In de follow-up zal de Commissie met name aandacht besteden aan de twee belangrijkste terreinen voor wetenschappelijke ontwikkelingen. Ten eerste de nieuwe testen die de aanbevolen methoden moeten verbeteren en mogelijk zelfs vervangen, zoals het combineren van de pap-uitstrijktest met tests op infectie met hoog-risico humaan papillomavirus, met andere woorden HPV-tests en ten tweede de nieuwe tests voor kanker in andere organen, zoals PSA-tests voor prostaatkanker. Nogmaals bedankt voor uw voortdurende steun met betrekking tot deze belangrijk volksgezondheidskwestie. 2-249
Mussa (UEN), rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, allereerst wil ik al mijn collega’s in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid bedanken die een waardevolle bijdrage hebben geleverd aan dit wetenschappelijk en sociaal relevante verslag. Zoals ik reeds bij andere gelegenheden heb kunnen benadrukken, huldig ik het standpunt dat de volksgezondheid weer een primaire rol moet krijgen in het Europese beleid, ook met het oog op de komende uitbreiding. Deze aanbeveling vormt een eerste stap in de richting van de harmonisatie en coördinatie van het beleid ten aanzien van de preventie, diagnosticering en behandeling van kanker. Helaas is kanker in de geïndustrialiseerde landen de belangrijkste doodsoorzaak, en het is een ziekte die een belasting vormt zowel voor de patiënt en de familie, als voor de gezondheidszorg zelf. De sociaal-economische gevolgen zijn dan ook enorm, niet alleen omdat de behandelings- en verzorgingskosten voor de patiënten
85 hoog uitvallen, maar ook vanwege de tol die de ziekte in emotioneel opzicht eist. Afgezien van de menselijke tragedie die een en ander teweegbrengt, is er ook nog het feit dat hierdoor het gezonde deel van de bevolking - en daarmee het productie- en kennispotentieel van Europa voortdurend verder wordt aangetast. Uit zeer recente statistische gegevens blijkt dat de gemiddelde leeftijd waarop kanker zich manifesteert steeds lager wordt: de ziekte komt steeds meer voor bij de jongere bevolkingsgroepen en doet zich in steeds agressievere vorm voor. Het is dan ook onmiskenbaar dat hoe vroeger de ziekte wordt opgespoord hoe beter de genezingskansen zijn; overigens zullen als de diagnose te laat gesteld wordt agressieve en invasieve behandelmethoden onontkoombaar worden, met alle psychische, economische en sociale gevolgen van dien. Ofschoon de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het beleid op het gebied van de volksgezondheid, via hun nationale zorgstelsels, mag een dergelijk preventiebeleid, dat zowel uit sociaal als gezondheidsoogpunt van essentiële betekenis is dan ook niet uitsluitend worden overgelaten aan de nationale of regionale instanties al naargelang de economische en culturele situatie in het betrokken land. Het moet, gezien het maatschappelijk belang van deze ziekte, op Europees niveau worden ondersteund en gecoördineerd, om het recht te waarborgen dat overal gebruik kan worden gemaakt van dezelfde therapeutische faciliteiten en om aldus over de hele linie goede resultaten te boeken. De beste mogelijkheden om kanker drastisch aan te pakken lijken momenteel veeleer gelegen te zijn in preventie op basis van epidemiologisch en etiologischpathogenisch onderzoek en van vroegtijdige opsporing dan in chirurgische behandelmethoden, bestralingsen/of chemotherapie. Zo varieert bij maagkanker het vijfjarig overlevingspercentage van 95 procent bij patiënten waarbij kanker in het intramukeuze stadium wordt ontdekt tot minder dan 10 procent bij patiënten in het vergevorderde invasieve stadium, ongeacht de therapie. Enerzijds moet bij een deugdelijke en adequate screening worden gestreefd naar een optimale opsporingscapaciteit, ook voor kleinere laesies gevoeligheidscriterium - en moet er een duidelijk onderscheid kunnen worden gemaakt tussen goedaardige en kwaadaardige aandoeningen – specificiteitscriterium. Anderzijds mag de gebruikte diagnosetechniek voor de betrokken patiënten niet al te invasief zijn en mag er aan de toegepaste procedure praktisch geen risico voor letselschade zijn verbonden, aangezien dergelijke procedures per definitie zijn bedoeld voor asymptomatische personen, die slechts potentieel patiënt zijn. Duidelijk is wel dat de nieuwe instrumenten voor het vroegtijdig opsporen van kanker, alvorens ze op Europese schaal kunnen worden ingevoerd, eerst geëvalueerd en met behulp van proeven zorgvuldig gevalideerd moeten worden. Tevens moet aan de hand van een onderzoek naar de sterftecijfers in de respectieve lidstaten worden nagegaan in hoeverre de uitgevoerde screeningtests voldoen aan de optimale praktijkeisen en moet het verkregen cijfermateriaal bij voorkeur worden opgeslagen in een Europese databank.
86 Er moeten voldoende financiële middelen beschikbaar worden gemaakt om de diagnostische voorzieningen te verbeteren, zodat de aan screeningtests te besteden inspanningen niet ten koste gaan van de kwaliteit van het onderzoek en tot langere wachttijden gaan leiden, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit van de zorg voor patiënten die reeds aan kanker lijden. Daarom moet het beleid op vier punten worden toegespitst: ten eerste, gezondheidsvoorlichting en -educatie voor de Europese burger; ten tweede, toepassing van screeningtests die hun deugdelijkheid hebben bewezen; ten derde, periodieke controles op de kwaliteit van de screening; ten vierde, een onderzoek naar de toepasbaarheid van nieuwe screeningmethodes. Deze aanbeveling stelt Europa in de gelegenheid met vereende krachten de strijd aan te binden met de veel voorkomende, wreedaardige en sociaal destructieve ziekte die kanker heet. Het urgente karakter van een Europese strategie tegen kanker wordt extra onderstreept door het alarmerende etiologische gegeven dat één op de vier Europeanen in de loop van zijn leven met deze kwaadaardige aandoening is of zal worden geconfronteerd. Tenslotte verdient het aanbeveling om voor iedere ziekte naast screeningtests in Europees verband ook therapeutische richtsnoeren vast te stellen. 2-250
Jöns (PSE), rapporteur voor het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ongeveer één op de vier Europeanen sterft aan kanker. Duizenden mensen zouden elk jaar evenwel gered kunnen worden als er in iedere lidstaat kwalitatief goede programma’s bestonden voor het vroegtijdig opsporen van kanker. Dit weten wij allemaal. Ik ben daarom heel blij met dit initiatief van de Commissie om de lidstaten aan te bevelen dit soort screeningsprogramma’s te introduceren. De wetenschap heeft uitgewezen dat ze werken. Ik vind het daarom welhaast schandalig dat nog maar acht lidstaten een nationaal programma voor mammografie ontwikkeld hebben, terwijl de WGO toch heeft vastgesteld dat het sterftecijfer zo met 36 procent kan worden teruggedrongen. Daar komt bij dat de richtsnoeren voor de garantie van de kwaliteit reeds in 1992 zijn opgesteld. Ik doe dus niet alleen een dringend beroep op u, mijnheer de commissaris, maar laat tevens een waarschuwing horen. Als u deze aanbeveling van de Raad serieus neemt, dan kunt u niet toestaan dat de screeningsnetwerken hun activiteiten moeten staken. Het zijn nu juist deze netwerken die de Raad ertoe hebben bewogen deze aanbeveling te doen. Om als Commissie op het gebied van de kankerbestrijding geloofwaardig over te komen zult u ervoor moeten zorgen dat programma’s voor het vroegtijdig opsporen van kanker een vaste plaats krijgen in het actieplan voor de volksgezondheid. Het mag niet opnieuw gebeuren – zoals dit jaar het geval was – dat het woord kanker in het actieprogramma niet eens genoemd wordt. Zoals u maar
18/11/2003 al te goed weet heeft dat er nu juist toe geleid dat de screeningsnetwerken hun werkzaamheden hebben moeten staken. We zullen deze Europese netwerken ook in de toekomst nodig hebben, mijnheer de commissaris. Zij kunnen nieuwe richtsnoeren ontwikkelen of de reeds bestaande verder ontwikkelen. Alleen zo kunnen we ervoor zorgen dat de screeningsprogramma’s overal in Europa aan dezelfde optimale kwaliteitsstandaard voldoen. We hebben deze netwerken bovendien nodig voor het ondersteunen van de nieuwe lidstaten. We weten immers dat de noodzaak om in die landen actief in te grijpen nog veel dringender is. 2-251
Oomen-Ruijten (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, laat mij beginnen met de heer Mussa oprecht te danken voor zijn perfecte samenwerking met ons allen. De cijfers spreken eigenlijk voor zich. Eén op de vier mensen in Europa sterft aan kanker. Het leed dat deze ziekte veroorzaakt is enorm, niet alleen bij degenen die hierdoor worden getroffen, maar ook bij hun families en hun vrienden. Maar ook al is kanker nog zo naar, mensen kunnen deze ziekte overleven. Dat betekent wel dat de ziekte heel vroeg moet worden opgespoord, want dat leidt immers tot een aanzienlijke vermindering van het aantal mensen dat eraan overlijdt. Er is een verband met de screeningprogramma's aangetoond en daarom is het ook voor ons leden van dit Europees Parlement zo belangrijk dat we verslagen zoals dit, op basis van de goede gegevens die we van de Commissie hebben ontvangen, uitgebreid met elkaar bespreken. Ik moet ook de Commissie complimenteren met het uitgebrachte verslag. Eigenlijk zou ik de Commissie moeten aanbevelen het verslag een hele ruime verspreiding te geven. Het zou verplichte literatuur moeten zijn voor elke beleidsmaker, omdat men hieruit kan afleiden dat preventief optreden tot minder sterfte leidt. Voorzitter, we hebben als Europese Unie een enorme taak. We moeten ervoor zorgen dat de beschikbare expertise niet verloren gaat. Ik sluit me dan ook aan bij het betoog dat mevrouw Jöns net over de kankernetwerken gehouden heeft. We moeten ook steeds vernieuwen. Dat betekent dus dat we het niet bij oude, klassieke tests mogen laten. Door de combinatie van een aantal zaken die volgens dit verslag bewezen zijn en thans bewezen worden, kunnen we veel beter werk verrichten. Ik denk dan niet alleen aan de HPV-test, maar ook aan de test op prostaatkanker in Luxemburg en de test op darmkanker. Aangezien we ook nog een Europees onderzoeksprogramma hebben waar gezondheid een groot onderdeel van uitmaakt, kunnen we veel meer doen voor de Europese burger, zeker als de commissaris dit met ons allen tot een echt zwaartepunt van het beleid maakt. 2-252
Stihler (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen Karin Jöns bedanken voor haar werk op dit terrein. Karin heeft onlangs een bezoek gebracht aan
18/11/2003 Schotland voor een gesprek met de kankerzorggroep van de Labour-partij in het kiesdistrict Eastwood. Deze mensen raakten geïnteresseerd in kwesties van kankerzorg toen een van hun leden aan kanker overleed. Zij hebben met eigen ogen gezien wat kanker met iemand kan doen die je kent en waar je om geeft, maar nog belangrijker is dat zij hebben besloten actie te ondernemen om de zorg die kankerpatiënten ontvangen in hun lokale gemeenschap te verbeteren. Iedereen kent, direct of indirect, wel iemand die kanker heeft of heeft gehad. Een op de vier Europeanen zal aan kanker overlijden. Onder mannen zijn long- en maagkanker wereldwijd de meest voorkomende kankersoorten en onder vrouwen zijn dat borst- en baarmoederhalskanker. Als we een van de grootste doodsoorzaken in de EU en de wereld willen aanpakken, dan is kankerscreening in onze strijd tegen de ziekte een cruciaal instrument. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie weten we genoeg over de oorzaken van kanker om tenminste eenderde van alle gevallen van kanker te voorkomen, namelijk die gevallen die grotendeels te voorkomen zijn door te stoppen met roken, gezond te eten en blootstelling aan kankerverwekkende stoffen te vermijden. Voor diegenen die de ziekte krijgen is het van cruciaal belang dat deze wordt geconstateerd en screening is dan ook essentieel. Hoe eerder kanker wordt ontdekt, des te groter zijn de overlevingskansen. Het voorstel mammografische screening in te voeren op borstkanker voor vrouwen tussen de 50 en 69, immunologische tests op occult bloed in ontlasting voor colorectale kanker voor mannen en vrouwen tussen de 50 en 74 jaar en pap-uitstrijktesten voor afwijkingen aan de baarmoederhals in de leeftijdsgroep van 20 tot 30 jaar zijn stappen in de goede richting om de gezondheid van de Europeanen te waarborgen en die moeten dan ook worden verwelkomd. Zoals in amendement 33 wordt voorgesteld, moeten we kijken naar de veelbelovende nieuwe screeningstesten die momenteel worden beoordeeld, met name de HPVtest en een test voor prostaatkanker. Daarnaast moeten we mammografische screening overwegen voor vrouwen tussen de 40 en 49 jaar. We moeten vertrouwen op klinische bewijzen en beoordelingen ter ondersteuning van de aanbevelingen voor de goedkeuring van nieuwe testen. Hoewel ik voorstander ben van HPV-testen, kan ik amendement 34 helaas niet ondersteunen. Zodra de tests zijn afgerond, hoop ik dat we zullen aanbevelen om dit proces volledig op te nemen in de screeningtests. Screening kan echter niet als een op zichzelf staand fenomeen worden gezien. Ook kankernetwerken en kankerregisters zijn van vitaal belang voor het beoordelen van de gevolgen van screening voor de bevolking en de veranderingen in incidentie-, overlevings- en sterftecijfers die screening teweegbrengt.
87 Verder is ook het voorlichten en informeren van het publiek essentieel. Als je op internet zoekt met het woord kanker, levert dat 18.600.000 hits op. Egezondheid en communicatie zijn dan ook essentieel in de wereld waarin wij leven. De conclusie is dat de aanbeveling die vandaag voor ons ligt ons zal helpen in de strijd tegen kanker. Er sterven in Schotland, Groot-Brittannië, de EU en de wereld te veel mensen aan deze ziekte. We moeten dan ook al het mogelijke doen om kanker bij mensen te constateren, hen te behandelen en voor hen te zorgen. 2-253
Ries (ELDR). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris Byrne, mevrouw Oomen-Ruijten heeft het reeds gezegd: één op de vier Europeanen sterft aan kanker – bijna één miljoen mensen per jaar. Dat zijn alarmerende cijfers die ons nopen bij de preventie heel ambitieus te zijn. We hebben hier te maken met een aanbeveling. Het is waar dat aanbevelingen hun beperkingen hebben, maar dat wil volgens mij nog niet zeggen dat we niet ambitieus hoeven te zijn. En dat is wat we in de commissie hebben proberen te doen. We hebben de oorspronkelijke tekst op een aantal punten verbeterd, en ik wil nu graag even stilstaan bij de belangrijkste daarvan. Om te beginnen de verlaging van de aanbevolen leeftijd voor het maken van mammografieën voor het vroegtijdig opsporen van borstkanker. Als je kijkt naar de statistieken voor borstkanker en die interpreteert in het licht van de door een groot aantal lidstaten gevolgde aanpak, dan spreekt dat voor zich. Daarnaast noem ik het naast elkaar uitvoeren van de papuitstrijktest en de HPVtest voor het opsporen van baarmoederhalskanker. Een belangrijk extra gegeven in dit verband is dat er jaarlijks 12.800 vrouwen sterven aan door het papillomavirus veroorzaakte aandoeningen. Door de deskundigen gepubliceerde gegevens lijken uit te wijzen dat de HPVtest dit sterftecijfer met een derde kan terugdringen. Ik wil daarom tussendoor graag even een pluim geven aan de Tsjechische Republiek: dit kandidaat-land is de enige Europese staat die deze test vergoedt. Dan het derde punt, en daarmee komen we terecht bij de mannelijke bevolking: de invoering van tests voor het opsporen van prostaatkanker via de PSA-test. Ook hier is haast bij: prostaatkanker is na longkanker de meest voorkomende vorm van kanker en de op één na belangrijkste doodsoorzaak bij mannen. Zolang de kanker zich niet buiten de prostaat verspreidt kan prostaatkanker echter heel goed genezen worden. De bloedproef is heel eenvoudig en kan routinematig worden uitgevoerd. Volgens onze tekst zouden deze tests moeten worden aanbevolen voor mannen vanaf de leeftijd van vijftig jaar. Verder wil ik er graag op wijzen dat het heel belangrijk is dat alle bevolkingsgroepen – en dus ook die welke doorgaans het slechtst geïnformeerd zijn – deelnemen aan de screening. Wij stellen daarom voor mobiele campagnes op te zetten. Met het accent op dat aspect – het informeren van de burgers – wil ik graag besluiten
88 en erop wijzen dat we verder moeten gaan dan de screening waarover we het in deze aanbeveling hebben. Als we over kanker praten moet onze aandacht eerst en vooral uitgaan naar preventie. Voorlichting over gezondheid, bestrijding van het tabaksgebruik, sport, matigheid bij het zich blootstellen aan de zon – evenals een groot aantal maatregelen op nationaal niveau en wijzigingen in het individuele gedragspatroon - kunnen helpen verhinderen dat mensen vermijdbare vormen van kanker ontwikkelen. 2-254
Rod (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, met betrekking tot kanker weten we tenminste één ding heel zeker, en dat is dat vroegtijdige opsporing de kans op genezing vergroot. Screening is dus van levensbelang, zeker als het gaat om mensen die blootgesteld worden aan kankerverwekkende of mutagene stoffen. We zullen nog het één en ander moeten ondernemen om te garanderen dat iedereen aan de screeningsprogramma’s kan deelnemen. Voor dat doel zijn bewustingwordingscampagnes beslist onontbeerlijk. Het verslag-Mussa bevat verwijzingen naar al deze fundamentele punten. Wij zullen dan ook zonder enige terughouding voor deze tekst stemmen. In het verslag wordt ook voorgesteld een lijst op te stellen van kankertypen waarvoor bepaalde bevolkinggroepen op grond van hun eetgewoonten of uit hoofde van de omgeving waarin ze leven in ieder geval getest moeten worden. Dat is een heel belangrijke passage in de tekst. Wij zouden echter nog verder willen gaan. Screening is beslist een noodzaak, maar in feite een preventieve maatregel van de tweede orde. Je moet een stap verder doen en kijken naar de invloed die bepaalde factoren – voeding, leefomgeving, levensstijl – uitoefenen, om vast te stellen of je daar iets aan kunt veranderen. Dat is pas echt preventie: het wegnemen van de omstandigheden die de ziekte veroorzaken in plaats van later proberen die ziekte te genezen. Ik vind de meest recente statistische gegevens uiterst zorgwekkend. Daaruit blijkt namelijk dat door roken veroorzaakte longkanker steeds meer voorkomt, en dat er vooral bij vrouwen een stijging waarneembaar is. Ook borstkanker, baarmoederkanker en prostaatkanker – kankertypen die rechtstreeks verband houden met de invloed van hormonen – komen steeds veelvuldiger voor. We moeten proberen vast te stellen welke factoren voor het ontstaan van deze soorten kanker bepalend zijn: endocriene storingen, hormonen in de voeding, enzovoorts. Er is bijvoorbeeld een rechtstreeks verband tussen de toename van prostaatkanker bij bepaalde groepen landbouwers en het gebruik van pesticiden. Zo is ook bewezen dat vervuiling, elektromagnetische golven en andere – chemische – factoren de kans op het ontstaan van bepaalde soorten kanker verhogen. Denk maar eens aan asbest. Het heeft zestig jaar geduurd voordat het gebruik van dit materiaal werd verboden. In ziekenhuizen kun je zien waar dat toe heeft geleid.
18/11/2003 Als we in Europa werkelijk iets willen ondernemen tegen kanker moeten we de problemen bij de wortel aanpakken en het gezondheidsbeleid ook op andere beleidsterreinen incorporeren. 2-255
Bowis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er wordt nog steeds gezocht naar behandelmethoden voor kanker, maar toch zien wij elk jaar vooruitgang. Deze ziekte op het noemen waarvan ooit een taboe rustte, heeft tot op zekere hoogte haar stigma verloren, niet in de laatste plaats vanwege ontwikkelingen in de medische wetenschap die patiënten en naasten weer hoop hebben gegeven. De effectiviteit van de behandeling is echter afhankelijk van vroegtijdige ontdekking en die kan door middel van screening worden bereikt. Het uitbreiden van screening dient, zoals de heer Mussa heeft gezegd, gebaseerd te zijn op wetenschappelijk bewijs. Ik en mijn collega’s juichen zijn verslag dan ook zeer toe. Er bestaan vele vragen over kanker. Met betrekking tot borstkanker is op het gebied van screening veel bereikt. We moeten bekijken hoe we die screening kunnen uitbreiden naar andere leeftijdsgroepen. We moeten onderzoeken hoe we meer mannen ervan kunnen overtuigen dat borstkanker een kwestie is voor zowel mannen als vrouwen en hen kunnen aansporen zich ook op kanker te laten screenen. Darmkanker is een nieuw terrein wat screening betreft, nu hiervoor nieuwe tests beschikbaar zijn. Wederom zal het erom gaan hoe we mensen – met name mannen – kunnen voorlichten zodat zij zich aanmelden voor een screening. Voor baarmoederhalskanker heeft de pap-uitstrijktest zijn waarde bewezen. Wij zouden nu graag daarnaast de HPV-test zien. Ik ben een groot voorstander van de amendementen van de heer Mussa in dit opzicht. Longkanker is de dodelijkste vorm van kanker. Wereldwijd hebben 1,3 miljoen mensen longkanker; 80 procent van deze mensen sterft binnen een jaar na de diagnose. Daarom moeten er meer PET-scanners komen. Er zijn er in het Verenigd Koninkrijk maar vijf. Ik heb begrepen dat er in Duitsland zestig zijn en in de Verenigde Staten 150. We moeten deze ongelijke verdeling benadrukken. Voor prostaatkanker bestaat er screening en de PSA-test. Daar bestaat ook vraag naar, zoals we hebben gehoord. We moeten deze tests uitvoeren indien het nut ervan bij de evaluatie wordt aangetoond. Verder zijn de kankernetwerken noodzakelijk. Tevens is er behoefte aan de voorlichtingscampagnes die worden onderstreept in de amendementen die mevrouw Oomen-Ruijten en ik hebben ingediend. Screening betekent diagnose. Diagnose betekent het redden van levens. 2-256
Malliori (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, een op vier Europeanen, elk jaar een
18/11/2003 miljoen, sterft aan kanker, een van de belangrijkste doodsoorzaken in de Europese Unie. Uw voorstel aan de Raad over kankerscreening heeft de steun van alle fracties van het Europese Parlement. De rapporteur heeft gezegd dat steeds meer jonge mensen te kampen krijgen met een tumor. Informatie en gezondheidsvoorlichting inzake preventie en het vroegtijdig herkennen van symptomen hebben samen met screening goede resultaten opgeleverd, zoals bij borstkanker, die een groot aantal vrouwen in hun vruchtbare jaren treft. Zelfs kankerpatiënten die niet volledig genezen, hebben nu een hogere levensverwachting en meer levenskwaliteit. Het leek me nuttig het voorstel van de Commissie te versterken met amendementen over de gelijke toegang van burgers tot screening, verzorging en follow-up en dat op basis van beste praktijken. Verder is het ook erg belangrijk dat patiënten in de laatste fase van de ziekte op psychologische bijstand kunnen rekenen. Mijnheer de Voorzitter, in vele landen is zelfs het woord "kanker" taboe. Het brengt de mensen in paniek. Wij kunnen die angst ombuigen tot constructieve kennis en waakzaamheid. Alleen zo kunnen we het aantal overlijdens en de ziekteverschijnselen beperken en tegelijk alle andere sociale gevolgen op positieve wijze opvangen. Tot slot wil ik de rapporteur gelukwensen omdat hij zijn oorspronkelijke voorstel sterk heeft gewijzigd. 2-257
De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel ik begrijp dat de voorstellen van de Commissie een poging zijn om beste praktijken op te stellen en gemeenschappelijke beste standaarden in heel Europa te verspreiden, zullen de lidstaten in moeten stemmen met het verlenen van hun medewerking op dit terrein. Dit zal in veel landen een politieke bereidheid vergen die veel verder gaat dan de huidige bereidheid wat betreft politieke wil en financiële investeringen in kankertests en de behandeling van kanker. Uit rapporten is gebleken dat tot 90 procent van de mensen waarbij borstkanker wordt geconstateerd, kan worden genezen, mits de diagnose vroeg genoeg wordt gesteld. Het is vast komen te staan dat tot 100 procent van de gevallen van baarmoederhalskanker kan worden genezen en voorkomen, mits de juiste tests worden uitgevoerd in de correcte leeftijdsgroep in combinatie met HPV-tests. Dit is zonder meer een terrein waarop enorme vooruitgang kan worden geboekt bij het voorkomen van sterfgevallen, evenals bij het voorkomen van een hoop pijn en leed voor de betrokken personen en hun nabestaanden. Het is dan ook belangrijk om hierover te debatteren. Ik zou graag enkele statistieken geven die specifiek betrekking hebben op de Ierse situatie, niet omdat ik hiermee kritiek wil uitoefenen op de Ierse regering, maar omdat – als we op dit terrein volledige samenwerking
89 nastreven – het noodzakelijk is te laten zien hoe slecht de situatie in sommige landen is. Minder dan vierduizend van de twaalfduizend patiënten die ieder jaar in de Republiek Ierland radiotherapie zouden moeten krijgen, worden ook daadwerkelijk bestraald. Patiënten van openbare ziekenhuizen krijgen te maken met een wachtlijst van drie maanden voor radiotherapie waarvan hun al wel verteld is dat deze dringend noodzakelijk is. Uit de eerste vijfjaarlijkse analyse van kankertrends in het Ierse nationale kankerregister, gepubliceerd in februari 2002, bleek dat 50 procent van de mensen met longkanker geen kankerspecifieke behandeling kreeg; 7 procent van de patiënten met leukemie kreeg geen chemotherapie aangeboden; tweederde van de patiënten in de Republiek met maagkanker in de laatste fase ontving geen kankerspecifieke behandeling. Regionale verschillen en de beschikbaarheid van radiotherapie hebben met name gevolgen voor armere patiënten, aangezien veel kankerpatiënten grote afstanden moeten afleggen en lange perioden van huis zijn. De twee Ierse eenheden voor radiotherapie bevinden zich in Dublin en Cork, waardoor nationaal gezien 39 procent van de borstkankerpatiënten met radiotherapie wordt behandeld, terwijl dit percentage voor het westen van Ierland slechts op 24 procent ligt. Helaas wordt de situatie er niet beter op, doordat er op deze diensten wordt bezuinigd. Dat is de situatie waarmee wij ons geconfronteerd zien. Ik roep het Parlement op om het verslag dat voor ons ligt te steunen en de commissaris om duidelijk te maken aan alle lidstaten waarop deze ontstellende statistieken van toepassing zijn dat zij deze kwestie moeten aanpakken en levens moeten redden. 2-258
Byrne, Commissie. − (EN) Om te beginnen zou ik de rapporteur en de leden van dit Parlement willen bedanken voor hun commentaar op dit verslag. Ik kan u ervan verzekeren dat kankerpreventie nog altijd zeer hoog op mijn agenda staat. Zoals enkele afgevaardigden mij in een schriftelijke verklaring terecht hebben laten weten, boekt de Europese Gemeenschap, na vijftien jaar van voortdurende inspanningen en betrokkenheid een belangrijk en zichtbaar succes voor de Gemeenschap op een belangrijk terrein van de preventie van ziekten en de bevordering van de gezondheid van de Europese burgers. De Commissie geeft op deze manier een impuls aan het werk op het gebied van kanker, inclusief screening en toezicht. De autoriteiten van de lidstaten en de Commissie zullen op basis van deze aanbeveling inzake kankerscreening een impuls geven aan de screening, zodra de aanbeveling is goedgekeurd door de Raad. De financiering vindt plaats via lopende projecten in het kader van het programma “Europa tegen kanker” en het nieuwe volksgezondheidsprogramma. Voor 2003 zijn een aantal projecten op dit terrein aangewezen voor financiering. Op basis van de lopende contracten zullen de vierde editie van de Europese richtsnoeren voor kwaliteitsgarantie op het gebied van mammografie en de eerste uitgebreide editie van de Europese richtsnoeren voor beste praktijken inzake
90
18/11/2003 worden
van de richtlijn. Het amendement zou het communautair acquis dus simpelweg herhalen.
De Commissie heeft de preventie van ziekten, waaronder kanker, in het kader van de volksgezondheidsprogramma’s in het nieuwe ontwerpwerkprogramma voor 2004 reeds verbeterd.
Verder kunnen ook de amendementen 5, 13 en 34 niet worden gesteund. Zij hebben namelijk betrekking op tests die nog niet met succes zijn beoordeeld tijdens aselecte gecontroleerde proeven.
Het ontwerp voorziet specifiek in een verwijzing naar kanker onder de eerste en derde doelstelling. Op basis hiervan kunnen toezichtsinstrumenten voor kanker volledig in overweging worden genomen. Ook projectvoorstellen met betrekking tot de stand van zaken ten aanzien van beste praktijken in de lidstaten, evenals in de kandidaat-lidstaten, zullen hierin worden opgenomen.
Tot slot kan ook amendement 33 niet worden geaccepteerd. Hoewel in het amendement het noodzakelijke onderscheid wordt gemaakt tussen zogenaamde evidence-based-tests en nieuwe tests die momenteel worden beoordeeld en nieuwe variaties op aanbevolen tests, vallen deze tests al in voldoende mate onder artikel 6, sub c en d). Het noemen van een aantal specifieke tests roept onmiddellijk de vraag op waarom alleen die tests apart worden genoemd.
baarmoederhalskankerscreening afgerond.
in
2004
De Commissie is voornemens, in het licht van de vandaag naar voren gebrachte standpunten, de situatie rond kankerpreventie nog verder onder de loep te nemen in verband met het werkprogramma voor volksgezondheidsprogramma’s voor 2004. Vervolgens zullen we moeten beslissen hoe we de rol van de Commissie bij de preventie van kanker met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Raad inzake kankerscreening het best kunnen vormgeven. Omdat de zaak vooral ook van belang is voor de kandidaat-lidstaten, overwegen we een bijeenkomst te organiseren tussen deskundigen uit deze landen en deskundigen op het gebied van kankerscreening, om te waarborgen dat ook de nieuwe lidstaten de vruchten zullen plukken van de successen van de kankernetwerken. Uit de punten die in het verslag en in het debat vandaag aan de orde zijn gesteld is duidelijk het belang van deze kwestie gebleken. In het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid worden 33 amendementen voorgesteld. Voor de plenaire vergadering werd nog een extra amendement ingediend. De Commissie kan elf amendementen in principe steunen, namelijk de amendementen 2, 3, 4, 6, 7, 10, 11, 14, 15, 19 en 22. Daarbovenop steunen we vier amendementen gedeeltelijk, te weten de amendementen 1, 29, 30 en 32. Naast algemene verbeteringen in de formulering van de tekst, betreffen de acceptabele amendementen bijvoorbeeld het verbeteren van de naleving en gelijke toegang voor alle Europese burgers, evenals het verbeteren van de rol van de Commissie in het controleren van de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Raad. De Commissie kan de resterende 19 amendementen echter niet steunen. Amendement 25 kan niet worden gesteund omdat alle wet- en regelgeving op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens moet voldoen aan richtlijn 95/46/EG. Uitzonderingen, bijvoorbeeld voor medische registers, moeten in overeenstemming zijn met artikel 8
2-259
De Voorzitter. commissaris.
−
Hartelijk
dank,
mijnheer
de
Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats. 2-260
Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging 2-261
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50353/2003) van de heer Paasilinna, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerken informatiebeveiliging (COM(2003) 63 - C5-0058/2003 2003/0032(COD)). 2-262
Liikanen, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, netwerk- en informatiebeveiliging is vanwege het toenemende gebruik van internet en andere informatieen communicatietechnologieën steeds belangrijker geworden. In de hedendaagse maatschappij hangt veel af van netwerken en informatiesystemen. Toch moeten mensen, om optimaal te kunnen profiteren van de voordelen van de informatiemaatschappij, op het systeem kunnen vertrouwen. Er is duidelijk gebleken dat een gezamenlijke inspanning noodzakelijk is om de netwerk- en informatiebeveiliging in Europa te verbeteren. In 2001 heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd over een beleidskader en in februari 2003 kwam zij met een voorstel over het opzetten van een Europees Agentschap voor netwerken informatiebeveiliging. Nu, negen maanden later staan we op het punt in eerste lezing overeenstemming te bereiken over ENISA. Ik wil deze gelegenheid aangrijpen om de rapporteur, de heer Paasilinna, te bedanken voor zijn gedegen werk,
18/11/2003
91
evenals de fracties die hebben meegewerkt aan het bereiken van een bevredigend compromis met de Raad.
raad van bestuur samen te werken zodat het Agentschap succesvol kan opereren.
Het is buitengewoon positief dat er zo’n grote bereidheid was tot onderhandelen en tot het bereiken van een overeenkomst. Het Europees Parlement heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan dit proces, evenals aan de overige de belangrijke telecommunicatiewetgeving gedurende de afgelopen drie jaar.
Dit Agentschap is een belangrijke stap voorwaarts voor Europa of in ieder geval voor eEuropa. De lidstaten hebben de bereidheid getoond actief samen te werken met betrekking tot deze kwestie, teneinde de interne markt te versterken en de Europese burgers, ondernemingen en regeringen de netwerken en informatiesystemen volledig te laten benutten. Hiermee geven we, zowel aan de belanghebbenden in Europa als aan landen buiten de Unie, het signaal af dat we de kwesties rond netwerk- en informatiebeveiliging serieus nemen en dat de lidstaten en de Commissie met de steun van dit Parlement bereid zijn actie te ondernemen.
Het verheugt mij dat het Parlement zich over een aantal van zijn bedenkingen heen heeft kunnen zetten en dit compromis heeft kunnen bereiken. Het compromis moet vandaag en morgen door dit Parlement worden bekrachtigd zodat de Raad Telecommunicatie op 20 november 2003 een politiek akkoord kan goedkeuren waardoor het Agentschap begin 2004 van start kan gaan. Daar heeft de Europese Raad in het voorjaar immers toe opgeroepen. Ik wil het Parlement bedanken voor de steun die het de Commissie gegeven heeft. Op basis van deze steun heeft de Raad concessies kunnen doen ten aanzien van de betrokkenheid van de sector door een permanente groep van belanghebbenden op te zetten. Hoewel het voorstel, wat de samenstelling en het stemreglement van de raad van bestuur betreft, niet geheel en al naar de smaak van de Commissie was, heeft het compromisvoorstel de raad van bestuur van het Agentschap aanzienlijk lichter gemaakt en krijgt de uitvoerend directeur hierin de belangrijkste beheerstaken. De Commissie heeft de compromisamendementen van het Parlement nauwkeurig bekeken en kan deze accepteren. De huidige tekst van het Parlement heeft de doelstellingen en taken van het Agentschap verduidelijkt. Het zal een leerproces worden om deze taken te vertalen in een reeks meer operationele acties, maar ik constateer met vreugde dat er brede overeenstemming bestaat over wat de activiteiten van het Agentschap in grote lijnen moeten zijn. Wat de samenstelling en het stemreglement van de raad van bestuur betreft, had de Commissie liever een bescheidener samenstelling gezien, in combinatie met een uitbreiding van de besluitvorming op basis van eenvoudige meerderheid van stemmen. Wij zijn namelijk van mening dat een uitgebreide raad van bestuur die met een tweederde meerderheid besluiten neemt een potentiële hindernis is voor het soepel functioneren van agentschappen. In dit specifieke geval heeft de Commissie echter besloten in te stemmen met een afwijking van het voorgestelde kader voor regelgevende agentschappen van december 2002, hoewel dit niet moet worden beschouwd als precedent voor toekomstige agentschappen. Dit Agentschap zal opereren op het gevoelige terrein van beveiliging en het moet nu met spoed worden opgezet. Ik hoop dat de lidstaten hun best zullen doen om in de
2-263
Baldini, Raad. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, het voorzitterschap is zich ervan bewust dat de communicatienetwerken in de hedendaagse economie beschouwd kunnen worden als kritieke en cruciale infrastructuur en dat zij het als zodanig waard zijn te worden beschermd: het is in het algemeen belang dat zij verdedigd en beschermd worden. Minister Gasparri is vandaag helaas verhinderd vanwege de diepe rouw waarin Italië gedompeld is; hij bewijst momenteel de laatste eer aan onze in Irak omgekomen soldaten. Namens hem zou ik persoonlijk willen onderstrepen dat het voorzitterschap zich heeft willen inzetten en zich nog steeds wil inzetten voor de veiligheid van netwerken en informatiesystemen. De Europese instellingen hebben overigens laten zien te beseffen dat er dringend communautaire actie vereist is die het mogelijk maakt dat het Agentschap begin 2004 daadwerkelijk van start gaat, zoals de regeringsleiders in het voorjaar van 2003 tijdens de Europese Raad hebben aangegeven. Internet en de communicatietechnologieën zijn zonder twijfel de vernieuwingen die de afgelopen jaren het meest kenmerkend waren voor onze samenleving en die van invloed zijn geweest op de wijze waarop de overgrote meerderheid van de menselijke activiteiten is uitgevoerd. Behalve de voor de hand liggende voordelen hebben deze technologieën onze maatschappij echter ook een aantal nieuwe problemen opgeleverd die samenhangen met de geringe betrouwbaarheid van de gebruikte instrumenten. Door de ontwikkeling van netwerken en computers, die steeds meer alomtegenwoordig zijn in het openbare en privé-leven, zijn de veiligheidsvereisten de afgelopen twintig jaar in hoog tempo veranderd. Dankzij breedbandverbindingen kunnen gebruikers een permanente verbinding met internet maken; nieuwe draadloze toepassingen maken het mogelijk om vanaf vrijwel elke locatie on line te gaan, en door de mogelijkheid om bijna alles - van pc tot huishoudelijke apparaten – aan te sluiten op de netwerken neemt het persoonlijk gebruik van internet toe, en die ontwikkeling is nog niet ten einde. De aanpak van het veiligheidsvraagstuk is een lastige en gecompliceerde taak geworden en de gebruiker ziet zich dagelijks gesteld voor problemen op het gebied van de beschikbaarheid, integriteit, authenticiteit en
92 betrouwbaarheid van gegevens en diensten. De complexe technologie heeft noodzakelijkerwijs tot gevolg dat talloze onderdelen en spelers elkaar beïnvloeden en maakt het menselijk gedrag tot een cruciale factor. Computers en netwerken zijn echter niet alleen een bron van storingen, zij kunnen ook het doelwit zijn van aanvallen. Een aanval kan heden ten dage hele naties in ernstige problemen brengen. Om de mogelijkheid te verkleinen dat zich een dergelijke omstandigheid voordoet, dienen alle landen krachtige maatregelen te treffen om de veiligheid van hun eigen ICTinfrastructuur te verbeteren. Aangezien het probleem ook een transnationale dimensie heeft, is het evenwel noodzakelijk structuren in het leven te roepen waarbinnen de door de afzonderlijke landen opgedane ervaringen kunnen worden samengevoegd en gemeenschappelijk erfgoed kunnen worden. Het uitwisselen van ervaringen en informatie en, meer in het algemeen, internationale samenwerking, zijn - zo leert de ervaring van de afgelopen jaren ons - de meest doeltreffende instrumenten om een mentaliteit van veiligheid te creëren in de informatiemaatschappij. Italië heeft dan ook tijdens zijn voorzitterschap alles in het werk gesteld om te trachten de problemen op dit punt het hoofd te bieden. Het voorstel voor een verordening dat vandaag in het Parlement ter tafel ligt hebben wij te danken aan het feit dat onze instellingen er steeds meer van overtuigd zijn geraakt dat de veiligheid van informatiesystemen een gezamenlijke aanpak op Europees niveau vergt. Er heeft een uitwisseling van standpunten plaatsgevonden, mede doordat zowel de overheid als de particuliere sector zich steeds meer zorgen gingen maken over criminele praktijken, of ook over praktijken die mogelijk alleen maar schadelijk waren, in verband met de nieuwe technologieën. Hoe meer de communicatienetwerken een kenmerkende en centrale rol spelen in het functioneren van de moderne markten, des te meer we ons ervoor moeten inspannen dat een gegarandeerd veilige en beschermde omgeving tot stand gebracht wordt voor degenen die er op verschillende niveaus werkzaam zijn. Een van de doelstellingen van het Agentschap is de oprichting van een gemengde commissie in Europa die zich moet verdiepen in vraagstukken op het gebied van de veiligheid van informatiesystemen, teneinde de beschikbaarheid en de veiligheid van de netwerken en informatiesystemen van de Unie te waarborgen. Vanuit dit oogpunt hecht het voorzitterschap er zeer aan dat een nieuwe beveiligingscultuur wordt gecreëerd, waarbij het begrip beveiliging niet uitsluitend moet worden beschouwd als een kostenpost ten laste van de exploitanten, maar als een reële, daadwerkelijke kans om de markt te ontwikkelen, ook doordat een klimaat van vertrouwen wordt gestimuleerd onder de consumenten. Het Agentschap dient in staat te zijn de toepassing van de communautaire maatregelen in verband met netwerk-
18/11/2003 en informatiebeveiliging te vergemakkelijken. De ondersteuning die het Agentschap biedt zal bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving terzake en daarmee aan het goed functioneren van de interne markt. Hierdoor zullen de Gemeenschap en de lidstaten beter kunnen inspelen op problemen rond netwerk- en informatiebeveiliging, alsook op de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in het algemeen. Het model dat voor het Agentschap is voorgesteld, is innovatief. Het is in feite gebaseerd op het besef dat maatregelen ten behoeve van de veiligheid van netwerken slechts kunnen worden getroffen in nauwe samenwerking met alle actoren in de wereld van de communicatie: met zowel de spelers op de markt als degenen die gebruik maken van de communicatiediensten. Onze instellingen hebben de kans met de oprichting van dit Agentschap de burgers en ondernemingen van Europa een essentiële dienst te bewijzen; als in eerste lezing het gehoopte akkoord wordt bereikt, - en dit is inderdaad mogelijk -, zou dit getuigen van een groot verantwoordelijkheidsbesef en een gedegen begrip van de gevoeligheid van deze materie. Tijdens de zware en ingewikkelde onderhandelingen zijn de standpunten van de Raad en de Commissie elkaar steeds meer genaderd, hetgeen - nogmaals - blijk geeft van een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ik hoop dus binnen enkele dagen de aanneming van deze verordening te kunnen vieren. Tot besluit wil ik graag mijn dank betuigen aan commissaris Liikanen, rapporteur Paasilinna, de heer Van Velzen, mevrouw Mann en mevrouw Plooij-van Gorsel en uiteraard aan alle andere leden van de commissie. 2-264
Paasilinna (PSE), rapporteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, dames en heren, de veiligheid van informatiesystemen is vandaag de dag een belangrijk punt van zorg en een centraal gespreksonderwerp in de moderne en kwetsbare samenlevingen. Elektriciteitsnetwerken, watervoorziening, riolering, verkeersregeling, ziekenhuizen, alles kan waar en wanneer dan ook in de war worden gestuurd. Het Bastel-virus van dit najaar was misschien het eerste waarbij zakelijke activiteiten verantwoordelijk waren voor de door het virus veroorzaakte vernielingen. De hackers of computerkrakers werkten namelijk mee aan duistere zaken, waarschijnlijk vooral porno. Het stelen van gevoelige informatie over gewone mensen is natuurlijk ook een misdaad. Het op allerlei manieren schenden van de privacybescherming van mensen kan zonder meer op industriële schaal plaatsvinden. Dat moet worden aangepakt. De ontwikkeling van de netwerkmaatschappij wordt bemoeilijkt door de onveiligheid ervan. Vorig jaar had
18/11/2003 75 procent van de Europese ondernemingen geen enkele strategie voor informatiebeveiliging. Aan informatiebeveiliging wordt minder dan twee procent van de investeringen in informatietechnologie besteed. In twee op de drie ondernemingen wordt informatiebeveiliging nog steeds niet als een strategische kwestie beschouwd. De wet op informatiebeveiliging moest in oktober in de lidstaten van kracht worden. Volgens die wet mag er geen ongewenste e-mail worden verstuurd zonder de specifieke toestemming van de ontvanger. Het spam-aandeel bedraagt nu al meer dan de helft van alle e-mails, voor velen meer dan negentig procent, zoals voor velen van ons in het Parlement. Dit heeft een verwoestende invloed op de geloofwaardigheid en het goed functioneren van e-mail. Wij hebben er in het Parlement vorig jaar al over gestemd en toen vond nagenoeg de helft van de leden spam geen probleem. Zij waren tegen toestemming vooraf. Nu zal ook de toestemming vooraf onvoldoende zijn en moeten zelfs de providers de content opschonen. Dat zorgt voor problemen voor de vrijheid van persoonlijke communicatie. De veiligheidseisen nemen zeer snel toe naarmate de netwerken en de communicatie met ons leven verweven raken. Met breedband zijn wij voortdurend on line en draadloos internet is gewoon een jachtveld voor belagers. Iedereen zal er last van ondervinden: particulieren, ondernemers en de samenleving. Het veiligheidsprobleem wordt nog vergroot doordat in een complex milieu veel componenten en deelsystemen samen moeten functioneren. De menselijke factor is ook een risico. Informatiebeveiliging raakt dus iedereen overal. Informatiebeveiliging is een politieke kwestie en daarom moeten wij haar oplossen. Wij hebben daarom zoveel haast om het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging op te richten. Zonder beveiliging zullen de doelstellingen van Lissabon niet worden gerealiseerd. Onbeveiligde informatie leidt ons naar een tijdperk van piraten. Er worden momenteel drie soorten maatregelen genomen: wij hebben wetgeving opgesteld voor elektronische communicatie en gegevensbescherming en de Commissie stelt beginselen op voor berechting en veroordeling wegens cybercriminaliteit en werkt aan manieren om de informatiebeveiliging te verbeteren, waarvan ENISA een voorbeeld is. Mijn dank aan mijn collega's, de Raad en de Commissie voor de zeer goede samenwerking. Die toont aan hoe serieus wij deze situatie nu nemen. ENISA wordt een expertisecentrum dat coördineert, analyseert en adviseert. Het zal zeer nauw gaan samenwerken met de publieke en de particuliere sector. Het Agentschap zal de ontwikkeling van methoden voor risicobeoordeling en risicobeheersing bevorderen. Internationale samenwerking is daarbij absoluut noodzakelijk. Het Agentschap moet worden gevestigd in een plaats waar al goed functionerende en hoogwaardige ITC-systemen zijn, waaronder draadloze systemen. Daar moeten expertisecentra van mondiaal topniveau zijn en moeten de beste deskundigen van Europa makkelijk te vinden zijn.
93 Ik heb mij als rapporteur ingezet voor een compromis, op grond waarvan alle lidstaten in de raad van bestuur vertegenwoordigd zijn. Ook bemoeit de raad van bestuur zich niet met de dagelijkse werkzaamheden die voor rekening komen van de directeur, het personeel, de adviesraad en de werkgroepen. Een grote raad van bestuur is ongetwijfeld een noodzakelijk samenwerkingsforum en een sturende factor. De stemregels zijn enigszins problematisch. Daar kunnen wij over enkele jaren op terugkomen. Het Agentschap staat in dienst van de lidstaten waarvan het niveau van informatiebeveiliging nogal uiteenloopt. Dankzij de heer Van Velzen is in ons compromis een grote rol aan de ondernemingen toebedeeld, omdat zij over de meeste netwerken en deskundigheid beschikken. Mijn dank ook aan mevrouw Mann die zich daar ook sterk voor heeft gemaakt. Het compromispakket is aangenomen in de parlementaire commissie, de Raad en de Commissie. Ik verwacht dat wij onze verantwoordelijkheid zullen erkennen en dat wij morgen vóór zullen stemmen. Daarmee krijgen wij een betere veiligheid, werkgelegenheid en ontwikkeling. 2-265
Cederschiöld (PPE-DE) rapporteur voor het advies van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, het ziet ernaar uit dat wij op 1 januari 2004 een Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging hebben. Daar ben ik erg blij mee. Het Agentschap is een belangrijk instrument om de netwerken en de informatiemaatschappij veiliger te maken. Wij mogen hopen dat het doel deze keer de middelen heiligt, want het resultaat is niet helemaal naar wens. Dat het Parlement en de Raad een overeenkomst hebben bereikt tijdens de eerste lezing, betekent in dit geval een verlies voor zowel het Parlement als de industrie. Iedere lidstaat is vertegenwoordigd in de raad van bestuur van het Agentschap, waardoor deze te omvangrijk is geworden, en de industrie heeft moeten zwichten evenals andere delen van de burgermaatschappij. Mijn amendement, dat tot doel had om transparantie te bewerkstelligen in de sollicitatieen benoemingsprocedures, zal op de lange termijn wellicht van betekenis worden. De Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken stond er unaniem achter, maar het viel weg door een administratieve fout in de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. Met andere woorden: zonder democratische transparantie komt aan het gesjoemel van de Raad met autoriteiten die de wet overtreden en vice versa, geen einde. Ik wil een paar dingen tegen de Commissie en de Raad zeggen in verband met de gemeenschappelijke verklaring die nu zal worden opgesteld. Zorg op termijn voor transparantie in de sollicitatieprocedure. Maak gebruik van de samenwerking tussen de Europese Unie
94 en de Verenigde Staten en andere derde landen en breidt deze uit. Zorg ervoor dat het beveiligen van netwerken plaatsvindt in overeenstemming met de gemeenschappelijke richtsnoeren die zijn goedgekeurd in een resolutie van de Raad en die door tien lidstaten van de Unie en zes andere landen zijn ondertekend. Pas de richtsnoeren van de Europese Unie aan aan de praktijk van de individuele lidstaten. Afgelopen week heeft een afvaardiging van het Parlement Washington bezocht en ter plekke kunnen ondervinden hoe onze toekomst eruit zou moeten zien. Een eensgezinde Europese Unie zou onze buitenlandse betrekkingen vereenvoudigen, met name die met de Verenigde Staten. Met het Agentschap kunnen wij nu gezamenlijk de gegevensbescherming in al zijn dimensies ontwikkelen, en dat is een goede zaak. 2-266
Van Velzen (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega's, mijnheer de Raadsvoorzitter, in de eerste plaats zeer veel dank aan mijn collega Reino Paasilinna voor de uitstekende en constructieve samenwerking. We kennen dat eigenlijk niet anders, Voorzitter, want dit gebeurt al met heel veel dossiers. Ik zou ook tegen het Italiaanse voorzitterschap willen zeggen dat een heel vreemde procedure is gevolgd. Ik heb nog nooit meegemaakt dat de Raad al klaar was en het Parlement nog moest beginnen. We hebben enorm veel werk met elkaar moeten verrichten om eruit te komen en dankzij de enorme inspanning van het Italiaanse voorzitterschap hebben we dat compromis ook gehaald. Zo mag het dus absoluut niet meer, maar we moeten er allen van leren. Het belang van het Agentschap is duidelijk. De commissaris heeft er net op gewezen. Collega Paasilinna heeft data genoemd, die ik niet ga herhalen. Ik wil wel wijzen op het artikel in de Financial Times van vorige week waarboven stond: Blackmail by Internet As Gangs Target Internet sites. Waar ging het om, Voorzitter? Er wordt gewoon afgeperst, dan moet je zoveel betalen en dan heb je verder geen problemen meer. Zover zijn we dus al. Het gaat dus om een miljoenenschade, die door het bedrijfsleven wordt geleden. Ook de fysieke infrastructuur is heel vaak doelwit. We denken altijd dat het gaat om financiële instellingen maar nummer één in de aanvallen zijn de elektriciteitsnetwerken. Als Italiaan weet u wat het betekent als er een lichtje uitgaat. Er worden enorm veel aanvallen op de fysieke infrastructuur gepleegd. Ik ben dan ook heel blij dat er nu helderheid is gekomen over de positionering van het Agentschap. Het gaat nu uiteindelijk om het helpen van de Commissie en de lidstaten met een enorm grote inschakeling van het bedrijfsleven. Gelukkig is er ook een uitvoerende rol voor het Agentschap gekomen. Dat natuurlijk ook het bedrijfsleven zoveel mogelijk moet meedoen ligt voor de hand. Uiteindelijk zijn niet de lidstaten de eigenaars van de beveiliging. Over de raad van bestuur is al veel gezegd, evenals over de stemrechten. Ik kan thuis nog
18/11/2003 steeds niet uitleggen waarom er tweederde stemrechten moesten komen. Deze duisternis van de Raad hebben we nog steeds niet opgelost. Ik ben ontzettend blij dat de preventie één van de taakstellingen is geworden. Want hoe kun je over de veiligheid praten als je de preventie eruit laat? Met betrekking tot de transparantie, mijnheer de Voorzitter, zou ik het Italiaans voorzitterschap willen vragen - en ik verwacht dat u daarop echt een antwoord geeft - of u nu echt bereid bent om de lidstaten die zich kandidaat stellen voor het Agentschap dat in het openbaar te laten doen, zodat iedereen weet welk land dat Agentschap wil hebben. Wilt u dat niet achter de gesloten deuren van de Raad laten plaatsvinden? Ik daag u op dat punt uit om die transparantie te geven. Voorzitter, mijn conclusie is dat dit is een eerste stap is, niet meer en niet minder. In de praktijk zal blijken dat het onvoldoende is en dat we de herziening hard nodig hebben. Maar het is van groot belang dat het Agentschap er komt en daarom stemt mijn fractie van harte in met dit Agentschap en met de amendementen. 2-267
Mann, Erika (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ook ik wil om te beginnen de heer Paasilinna feliciteren. Ik geloof dat we een goed compromis hebben bereikt. In voorgaande interventies bent u er reeds op gewezen dat het hier om een compromis gaat, maar dan wel een compromis dat ertoe zal leiden dat er volgend jaar werkelijk een Agentschap zal komen voor netwerken informatiebeveiliging. Ik geloof dat dit de overweging is geweest die ons allen heeft aangezet een compromis te vinden dat ons de eerstvolgende vijf jaar verder helpt. Het is de bedoeling dat we daarna gaan proberen werkelijk Europese structuren te creëren en de problemen rond dit Agentschap op te lossen. Die problemen hebben te maken met de stemrechten maar ook met de kwestie die door de lidstaten is aangekaart; er zal nu voor elke lidstaat steeds één persoon in het bestuur zitting hebben. Ik geloof echter dat in het licht van de uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd, eenieder van ons echt zal proberen te bepalen wat de taken van dit Agentschap zijn. Ik vertrouw op de beloften van het Italiaanse voorzitterschap: ik denk dat u zich over vijf jaar nog wel zult herinneren wat er nu gezegd is. Ik hoop dat we ons allemaal een inspanning zullen getroosten om ervoor te zorgen dat de evaluatie vroeg kan plaatsvinden – na drie jaar, als ik me niet vergis. Dan kunnen we daarna proberen een echte structuur voor dit Agentschap te bedenken, met een duidelijke taakomschrijving. Ik wilde u in dat verband een vraag stellen, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad: kunt u nog eens bij ons in de commissie langskomen? Dan kunt, zodra u een idee heeft hoe de taakomschrijving van het Agentschap er volgens de lidstaten moet uitzien, met de collega’s van de
18/11/2003 Commissie industrie, handel, onderzoek en energie over dit onderwerp discussiëren. Ik heb namelijk het idee dat het niet uitsluitend gaat om de veiligheid van de infrastructuur – er is hier bijvoorbeeld reeds over gegevensbeveiliging gesproken – , maar ook over een groot aantal daarmee samenhangende kwesties. Het zou interessant zijn als we daarover in de commissie nog eens uitvoerig konden discussiëren. 2-268
Plooij-van Gorsel (ELDR). – Voorzitter, heer commissaris, geachte collega's, met de rapporteur, die uitstekend werk heeft verricht, ben ik blij dat er een compromis is bereikt, ofschoon het standpunt van de Raad mij wel heeft verbaasd. De Raad heeft het Commissievoorstel volledig uitgekleed en heeft in eerste instantie alles geprobeerd om het slagvaardig functioneren van dit Agentschap te voorkomen. Maar collega's, de start is er! Niets staat de vorming van een Europees Agentschap nu nog in de weg en ik hoop dat de Raad niet weer een blokkade opwerpt bij het vinden van de juiste vestigingsplaats. Het is belangrijk dat op Europees niveau een goede coördinatie plaatsvindt van initiatieven die lidstaten en bedrijven ontplooien ten aanzien van de netwerkbeveiliging. Het gaat hier immers om grensoverschrijdende problemen en de bevoegdheid van de lidstaten houdt op bij de grens. Daarnaast ben ik verheugd dat het bedrijfsleven een rol krijgt toebedeeld bij de samenstelling en werking van het Agentschap, zij het slechts een adviserende rol. De industrie is namelijk de belangrijkste speler inzake eigendom en beheer van netwerken, en wij leggen de industrie de regels op die bepalen dat zij de zekerheid moet garanderen dat het netwerk functioneert. Dan moeten we daar ook concreet invulling aan geven. Verder is het belangrijk dat er met dit Agentschap een orgaan ontstaat dat kan onderhandelen met andere internationale actoren. Op die manier kan het Agentschap bijdragen tot de instandhouding van een gezonde transatlantische relatie, wat essentieel is op het gebied van de veiligheid in het algemeen en de netwerkbeveiliging in het bijzonder. Voor de liberale fractie is het onbegrijpelijk dat de Raad vasthoudt aan een tweederde meerderheid van stemmen waarmee de raad van bestuur besluiten moet nemen, onder andere over het werkprogramma en de benoeming van de directeur. Op die manier wordt het wel heel moeilijk om op vlotte wijze adequate besluiten te nemen. Hoezo slagvaardig? Maar het is hoe dan ook een goede zaak dat er uiteindelijk een compromis is bereikt, en de liberale fractie zal het verslag van collega Paasilinna ook steunen. 2-269
Harbour (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het doet mij deugd vanavond met zoveel collega’s te spreken die aan dit verslag hebben meegewerkt. Ik ben hier namens de Commissie juridische zaken en interne markt, die het overduidelijk met het standpunt van de heer Paasilinna eens is. Ik wil hem als rapporteur
95 bedanken, evenals mevrouw McCarthy, die rapporteur was voor het advies waaraan ook ik heb meegewerkt. Vanuit het oogpunt van diegenen onder ons die zich bezighouden met de interne markt, is het belangrijk te benadrukken dat de interne markt een van de redenen is die met name genoemd wordt in verband met het opzetten van een Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging. Het wordt steeds duidelijker dat vragen betreffende de beveiliging van computernetwerken en het vertrouwen daarin zeer belangrijk zijn voor de mensen die wij willen aanmoedigen te beginnen met elektronische handel en alle vruchten te plukken van de breedbandinfrastructuur, of het nu gaat om toegang tot commerciële of publieke diensten. Om die reden is dit nieuwe expertisecentrum dat dient om de samenwerking tussen de lidstaten op dit cruciale terrein aanzienlijk te intensiveren van groot belang. Het is essentieel voor de concurrentiepositie van de Europese economie en voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij – een onderwerp waar de commissaris, zoals ik weet, een enthousiast voorstander van is – dat we onze middelen beginnen samen te brengen en deze cruciale kwesties gaan aanpakken. Het is te prijzen in mijn collega’s die met het Italiaanse voorzitterschap en de Commissie hebben samengewerkt dat we overeenstemming hebben kunnen bereiken. Snelheid is immers geboden. Toch moet snelheid niet in de weg staan van het zoeken naar de hoogste normen. Ik weet dat u, mijnheer de commissaris, zult zoeken naar de best mogelijke mensen en de best mogelijke organisatiestructuren wilt opzetten, zodat dit Agentschap zo snel mogelijk met zijn expertise een bijdrage kan leveren. Omdat het een agentschap voor de uitwisseling van beste praktijken is – en dit hebben we in ons verslag ook sterk benadrukt – moet het zelf ook gebruik maken van de best mogelijke praktijken bij de eigen beveiliging en in de manier waarop het de eigen systemen laat functioneren, zodat iedereen hier een voorbeeld aan kan nemen. Ik weet zeker dat eenieder van ons ernaar uitkijkt samen te werken met het nieuwe Agentschap en we graag zouden zien dat het een bijdrage levert aan het zekere succes van de maatregelen met betrekking tot de informatiemaatschappij die wij zo consequent hebben gesteund in dit Parlement. 2-270
Gill (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mijn collega, de heer Paasilinna, feliciteren met een uitstekend verslag. Het internet is, zoals we hebben gehoord, geen nieuw fenomeen meer. Vandaag de dag heeft meer dan 90 procent van de ondernemingen en 44 procent van de huishoudens in de EU een internetverbinding en gebruikt meer dan tweederde van de Europeanen een mobiele telefoon. Onze alledaagse systemen zijn afhankelijk van computers en communicatienetwerken, van onze systemen voor openbaar vervoer tot het water dat thuis uit onze kraan komt. Het komt dan ook niet als een verrassing dat beveiliging op dit terrein een grote zorg is van onze
96 burgers en ondernemingen. Ik geef toe dat ik zo mijn bedenkingen heb bij het zomaar opzetten van nieuwe agentschappen, maar ik moet zeggen dat ik volledig achter het opzetten van dit Agentschap sta. Desondanks wil ik drie punten aan de orde stellen, die tegelijkertijd vragen aan de Commissie zijn. Ten eerste is er de kwestie van de uiteenlopende beveiligingsnormen. Hoe wil de Commissie, gezien het feit dat de vijftien lidstaten op dit moment allemaal in een andere fase zitten wat de bestrijding van computercriminaliteit betreft, dit obstakel wegnemen en een effectieve uitvoering waarborgen, vooral op het moment dat we een Unie van 25 lidstaten zijn en de echte uitdaging het harmoniseren van de beveiligingsnormen in heel Europa zal zijn. Zal het Agentschap dan nog genoeg gezag hebben om ervoor te zorgen dat de lidstaten zijn aanbevelingen en advies serieus nemen? Ten tweede is het met betrekking tot grensoverschrijdende samenwerking tussen de huidige lidstaten een feit dat het hieraan volstrekt ontbreekt. We weten dat beveiliging een moeilijke en complexe taak is, waarbij allerlei soorten zaken komen kijken, zoals beschikbaarheid, integriteit, authenticiteit en de vertrouwelijkheid van gegevens en diensten. Hoe is de Commissie van plan ervoor te zorgen dat de publieke en private sectoren, evenals ondernemingen en consumenten gaan samenwerken? Hoe wil zij de beveiliging op deze terreinen bevorderen? Ten derde ontwikkelen beveiligingsbehoeften zich constant doordat netwerken en het computergebruik zich verder blijven ontwikkelen, elektronische communicatiemethoden steeds meer verspreid raken en hackers steeds bedrevener worden in het omzeilen van beveiligingssystemen. We moeten ervoor zorgen dat wij in Europa over het hoogst haalbare beveiligingsniveau beschikken. Hoe wil de Commissie waarborgen dat dit Agentschap op de hoogte blijft van alle nieuwe technologische ontwikkelingen en dat het geen middel onbeproefd laat in de strijd tegen computercriminaliteit? Tot slot hoop ik dat het opzetten van dit Agentschap tot enige rationalisering zal leiden binnen de Commissie, aangezien het opzetten van agentschappen vaak betekent dat de Commissie op een of andere manier gestroomlijnd moet worden. 2-271
Liikanen, Commissie. − (EN) In antwoord op de opmerking van mevrouw Gill over beveiligingsnormen moet ik om te beginnen zeggen dat we juist voorgesteld hebben om het Agentschap voor netwerkbeveiliging op te zetten om tot gemeenschappelijke normen te komen. Ten tweede zal er rekening worden gehouden met de medewerking van ondernemingen uit de private sector en anderen. Daar dringt het Parlement al lange tijd op aan. De heer Paasilinna, de heer Van Velzen, mevrouw Plooij-van Gorsel en mevrouw Mann hebben in het bijzijn van het Italiaanse voorzitterschap allemaal zeer
18/11/2003 overtuigend over deze kwestie gesproken en daar zijn we bijzonder trots op. De eerdere voorstellen van de Commissie lijken op veel bijval te kunnen rekenen. Het gelijke tred houden met veranderende technologieën zal altijd een uitdaging voor ons blijven. Het technologieprogramma voor de informatiemaatschappij is echter een terrein waarop we kunnen helpen: er lopen voortdurend onderzoeksprogramma’s op dat gebied en dan is er nog de groep van belanghebbenden. Ik hoop dat het Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging een soort “knooppunt van knooppunten” zal zijn op dit terrein, waar kennis van het hoogste niveau kan worden uitgewisseld. Ik zou nogmaals de heer Paasilinna, mevrouw Cederschiöld, de heer Van Velzen, mevrouw Mann, mevrouw Plooij-van Gorsel, de heer Harbour en mevrouw Gill willen bedanken. Ik zou u, mijnheer de Voorzitter, willen verzoeken de boodschap te doen toekomen aan het Bureau dat deze mensen het verdienen ook eens overdag over de informatiemaatschappij te debatteren. Sinds ik in dit Parlement kom, hebben deze debatten nog nooit plaatsgevonden voor 21.30 uur op zijn vroegst. Dit wekt de indruk dat kwesties aangaande de toekomst ’s avonds worden besproken en kwesties van het verleden overdag. Zou hierin, voordat de Europese verkiezingen plaatsvinden, verandering kunnen worden aangebracht, al was het maar voor één keer? Ik vertrouw erop dat u deze bescheiden wens zult doorgeven. Met dit team kunt u elk dossier in Europa aan en zij verdienen het van tijd tot tijd ook eens overdag hun talenten te laten zien. Ik liet me enigszins meeslepen, maar ik zal nu commentaar geven op de amendementen. De Commissie kan alle compromisamendementen accepteren waaraan de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie op 17 november 2003 haar goedkeuring heeft gehecht. Geen van de andere amendementen kan worden geaccepteerd. (Applaus) 2-272
De Voorzitter. − Uw bescheiden voorstel, mijnheer de commissaris, is niet zo gevaarlijk als het voorstel dat een beroemd schrijver ooit heeft gedaan. Ik zal het dan ook zeker voorleggen aan de Conferentie van voorzitters. Hier applaudisseren afgevaardigden wanneer zij voorstellen aanhoren die zij gepast achten. Zij dienen zich echter niet te richten tot degene die de vergadering voorzit, maar tot de voorzitter van hun fractie, aangezien de fractievoorzitters in de vergaderingen van de Conferentie van voorzitters beslissen wanneer het debat over een bepaalde kwestie plaatsvindt. 2-273
Van Velzen (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een buitengewoon relevante vraag gesteld aan het Italiaanse voorzitterschap. Staat u toe dat het Italiaanse voorzitterschap deze vraag beantwoord? 2-274
18/11/2003
97
De Voorzitter. − Ik ben me er terdege van bewust dat u een vraag hebt gesteld aan de fungerend voorzitter van de Raad. Ik stond op het punt hem te vragen of hij deze al dan niet wilde beantwoorden.
betrekking tot voorgewende of valse nuttige toepassing en een duidelijker onderscheid tussen verschillende handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen of de verwijdering ervan.
2-275
In verband met de exporten uit de Gemeenschap naar derde landen, steun ik de amendementen die door de Commissie milieubeheer zijn aangenomen, teneinde de regelgeving verder aan te scherpen door zowel te verwijzen naar EU-wetgeving als naar bepaalde internationaal overeengekomen richtsnoeren, met name die betreffende het hergebruik van vaartuigen.
Baldini, Raad. – (IT) Ik kan slechts bevestigend antwoorden op de vraag die de geachte afgevaardigde heeft gesteld. De eis dat zonder meer transparantie moet worden betracht lijkt mij niet meer dan vanzelfsprekend. 2-276
De Voorzitter. − De afgevaardigden zullen u aan deze verklaring, die zeer belangrijk is, houden. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats. 2-277
Overbrenging van afvalstoffen
Ik besluit deze inleiding met te zeggen dat het belangrijk is dat we niet toestaan dat er aan de milieunormen wordt getornd, noch wanneer we afvalstoffen intern transporteren binnen de Gemeenschap, noch wanneer we afvalstoffen uit de Gemeenschap exporteren naar derde landen. 2-280
2-278
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50391/2003) van de heer Blokland, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen (COM(2003) 379 - C5-0365/2003 - 2003/0139(COD)). 2-279
Wallström, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen het Europees Parlement, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en met name de rapporteur, de heer Blokland, bedanken voor het werk dat zij in dit verslag voor de eerste lezing hebben gestoken. Ons voorstel heeft tot doel de consistentie te waarborgen in de aanpak van de overbrenging van afvalstoffen. We moeten milieuvriendelijk beheer waarborgen zowel in verband met transport binnen de Gemeenschap als in verband met de export van de Gemeenschap naar derde landen. Ons voorstel richt zich op de tenuitvoerlegging van het OESO-besluit van 2001, waarmee internationale harmonisatie wordt nagestreefd. Dat houdt de nakoming in van de internationaal overeengekomen verplichtingen uit het Verdrag van Bazel, het aanpakken van de problemen die we zijn tegengekomen bij de toepassing van de verordening sinds deze tien jaar geleden werd goedgekeurd en het verbeteren van de structuur van de verordening. In verband met overbrengingen binnen de Gemeenschap, deel ik de zorgen die zijn geuit over het verlagen van de normen ten aanzien van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen. In het voorstel van de Commissie en de mededeling over de thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling wordt dit probleem duidelijk erkend. Ons antwoord is echter een langetermijnoplossing op EU-niveau, waarin dit de belangrijkste elementen zijn: ten eerste, het opstellen van normen op EU-niveau door de IPPC-richtlijn uit te breiden; ten tweede, het opstellen van richtsnoeren met
Blokland (EDD), rapporteur. – Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega's, 15 procent van de vrachtwagens op de Europese wegen vervoert afval. De reden hiervoor is dat er verschillende marktvoorwaarden zijn. Niet in elke lidstaat zijn er stortverboden of stortbelastingen. Hierdoor verdwijnt heel veel afval naar andere landen. Dit is in strijd met de beginselen van nabijheid en zelfverzorging, die volgens de kaderrichtlijn inzake afval gelden voor de verwijdering van afval. Afvaltransporten kunnen alleen maar geweigerd worden als het afval niet nuttig toegepast wordt in het importerende land. Er is veel discussie ontstaan over wanneer iets als nuttige toepassing beschouwd kan worden. Het probleem bij deze hele discussie is dat nuttige toepassing van afval nog niet wil zeggen dat dit betekent dat het milieuhygiënisch beter is. Het is daarom noodzakelijk om duidelijke criteria voor de nuttige toepassing te ontwikkelen. De Europese Commissie onderkent dit probleem door onder andere op te merken dat er slechts weinig milieueisen gesteld worden aan handelingen die tot nuttig gebruik leiden. Er is echter nog helemaal geen zicht op een oplossing voor dit probleem behalve dat de Commissie met voorstellen zal komen in het kader van de thematische strategie voor recycling. Op dit moment bepaalt het Hof van Justitie wat nuttige toepassing van afval is en dit is niet acceptabel. Bovendien heeft de aanpassing van de kaderrichtlijn inzake afval al te lang op zich laten wachten. Het is jegens de afvalsector niet verantwoord om het hele langdurige proces van de aanpassing van de kaderrichtlijn inzake afval af te wachten. Er is duidelijkheid op kortere termijn noodzakelijk. Omdat de problemen zich vooral bij de overbrenging van afval voordoen, ligt het voor de hand om deze aanvullende voorwaarden heel concreet in deze verordening te formuleren. De Commissie milieu is van mening dat zolang deze voorwaarden door de Europese Commissie niet worden geformuleerd, de lidstaten de mogelijkheid
98 dienen te hebben om zelf voorwaarden te verbinden aan nuttige toepassing van afval. Bovendien ben ik van mening dat afvaltransporten geweigerd moeten kunnen worden als er niet voldaan wordt aan een minimaal percentage nuttige toepassing en een minimale calorische waarde. Over deze weigeringsgronden bestaat nog steeds een misverstand. Als er de mogelijkheid is om een afvaltransport om milieuredenen te weigeren, betekent dit niet dat er een plicht is om te weigeren. In sommige position papers wordt ten onrechte gesteld dat afvaltransporten worden verboden. In artikel 12 en 13 van deze verordening gaat het niet over een verbod, maar over het feit dat een afvaltransport kan plaatsvinden bij wederzijdse toestemming. Hergebruik van zilver, ook al is dat minder dan een tiende procent, blijft dus gewoon mogelijk. Export van afval dient alleen te worden toegestaan als dit leidt tot nuttige toepassing of definitieve verwijdering op korte termijn. Dus, wat de Commissie milieu betreft: geen afvalexporten die bedoeld zijn voor zogenaamde voorlopige nuttige toepassing of voorlopige verwijdering. Bij dit mengen, sorteren en opslaan gaat er in de praktijk erg veel mis. Er is niet meer na te gaan waar het afval is gebleven en wat er met het afval is gebeurd. Afval dat goed gesorteerd is, goed te definiëren is en daadwerkelijk op milieuhygiënische wijze nuttig toegepast of verwijderd wordt, kan dus wel geëxporteerd worden. In lijn hiermee stelt de Commissie milieu een verbod op de export van ongesorteerd huishoudelijk afval voor. Ons rioolwater brengen we immers ook niet over naar een ander land. Een laatste punt betreft de uitvoering van deze verordening. We moeten niet toegeven aan de lidstaten die hierin onvoldoende investeren. Ik ben daarom tegen de amendementen 95 en 98 van de Europese Volkspartij die stilzwijgende toestemming voor het land van invoer introduceren. Voor de transparantie is voorafgaande wederzijdse schriftelijke toestemming noodzakelijk. Er zijn lidstaten die hun zaak op dit moment niet goed op orde hebben. Zij geven zelf al toe dat ze de afvaltransporten niet kunnen controleren. Hierin moeten de betreffende lidstaten verandering brengen in plaats van te klagen over administratieve lasten. Samenvattend, mijnheer de Voorzitter, op de Europese afvalmarkt is prijsconcurrentie wel acceptabel, maar milieuconcurrentie niet. Wat de Commissie milieu niet wil, zijn afvalexporten die leiden tot een milieuhygiënisch slechter alternatief. Deze verordening is namelijk niet bedoeld om de handel in afval te vergemakkelijken maar om een milieuhygiënisch verantwoord afvalbeheer mogelijk te maken. 2-281
Ayuso González (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik wil om te beginnen zeggen dat ik dit Commissievoorstel een goed en in grote lijnen consistent voorstel vind. Ik wil ook de rapporteur gelukwensen. Hij heeft goed werk afgeleverd,
18/11/2003 al ben ik het met een aantal van zijn standpunten niet eens. Veel van de door de rapporteur ingediende amendementen zullen het vrije verkeer van afvalstoffen namelijk belemmeren. En of we dat leuk vinden of niet, afvalstoffen zijn gewoon handelswaar; ze dienen dus als zodanig behandeld te worden. Het is onze taak een regeling te treffen voor al die aspecten die voor het milieu gevolgen kunnen hebben. Het vervoer van afvalstoffen is op zich geen milieuprobleem. De vraag is hoe we het beheer van deze stoffen moeten regelen, maar dat valt buiten het kader van deze verordening. De Milieucommissie heeft bepaald dat artikel 133 niet langer als basis voor deze verordening gebruikt moet worden, en de Commissie juridische zaken en interne markt is het daarmee eens. De PPE-DE-Fractie is het er echter niet mee eens dat deze naar het handelsbeleid verwijzende rechtsgrond buiten werking wordt gesteld. Ik vraag u daarom uitdrukkelijk, mevrouw de commissaris, om hierover een duidelijke uitspraak te doen. Het is vooral van groot belang dat er duidelijke normen worden vastgesteld voor het vervoer per schip van afvalstoffen. Met het oog op duidelijkheid heeft de heer Blokland amendement 92 voorgesteld. Wij steunen dit amendement: het verschaft immers ook een oplossing voor het probleem van schepen die worden uitgevoerd om elders gesloopt te worden. De amendementen 37 en 44 zullen echter tot gevolg hebben dat het in de kaderrichtlijn vastgelegde principe van communautaire autarkie opzij wordt gezet om vervangen te worden door één enkel beginsel van nationale autarkie. Deze voorstellen druisen dus in tegen de bepalingen van de kaderrichtlijn, en we zullen ze daarom niet steunen. Er zijn ook amendementen ingediend die een verbod inhouden op de tijdelijke nuttige toepassing van afval. Volgens ons heeft dat geen zin, zeker in grensoverschrijdende regio’s van de Europese Unie. We nemen hetzelfde standpunt in met betrekking tot de amendementen waarin geprobeerd wordt criteria voor nuttige toepassing vast te leggen. Het vastleggen van dit soort criteria valt buiten het kader van deze verordening. Indien één van deze amendementen wordt goedgekeurd zal de PPE-DE-Fractie tegen dit verslag stemmen. We willen de Commissie wel graag verzoeken de bijlagen bij de kaderrichtlijn over afvalstoffen te wijzigen opdat voor eens en altijd duidelijk wordt wat nuttige toepassing nu precies inhoudt. De Commissie kan zich niet blijven verbergen achter de uitspraak van het Hof van Justitie volgens welke de Commissie haar eigen richtlijnen mag interpreteren. Een uitspraak van het Hof heeft geen gezag van wet. Zulke uitspraken hebben betrekking op concrete gevallen op een bepaald moment. Het enige wat de Commissie zo bereikt is dat de mensen die zich bezig houden met het beheer van afvalstoffen geen rechtszekerheid hebben. 2-282
18/11/2003 De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verheug mij over het voorstel van de Commissie en de amendementen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid op dat voorstel, waarmee geprobeerd wordt de bestaande verordeningen over de overbrenging van afvalstoffen te verbeteren, met name wat het transnationale vervoer van afvalstoffen betreft. Onlangs werden we met het probleem geconfronteerd van de schepen die van de Verenigde Staten naar het Verenigd Koninkrijk voeren voor ontmanteling en nuttige toepassing. Toen de eerste schepen aankwamen, werd ontdekt dat er in het Verenigd Koninkrijk geen faciliteiten bestaan om dit werk uit te voeren binnen het wetgevingskader van de Europese Unie. Overigens hadden wij als Europees Parlement hierop al gewezen. De schepen liggen daar nu gedurende de winter, in afwachting van de terugreis naar de Verenigde Staten, waarmee opnieuw milieurisico’s gepaard gaan. Ik juich de voorstellen in dit verslag toe om de definitie van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen aan te scherpen en om de lidstaten aan te moedigen de kwestie van huishoudelijk afval zelfvoorzienend op te lossen. Ik wil de aandacht vestigen op het feit dat we in de Republiek Ierland een toeslag hebben ingevoerd van vijftien cent op plastic zakken van supermarkten, hetgeen een enorm succes is gebleken bij het aanzienlijk terugdringen van het aantal plastic zakken dat door supermarkten wordt verstrekt. Dit heeft een aanmerkelijke effect gehad op de hoeveelheid afval. Toch kampen we in Ierland nog steeds met een gigantisch afvalprobleem. Er bestaat namelijk enorm veel verzet tegen verbranding uit vrees voor de volksgezondheid. Een vrees die naar mijn mening ongegrond is, maar desalniettemin bestaat. We moeten ons dus concentreren op afvalvermindering en ik hoop dat dit nieuwe voorstel ons die kant op zal helpen. 2-283
de Roo (Verts/ALE). – Mijnheer de Voorzitter, commissaris, collega's, ik zou mijnheer Blokland willen feliciteren met een goed en duidelijk verslag. Milieudumping is na 28 jaar nog steeds een groot probleem. Dat komt onder meer omdat de milieunormen niet overal hetzelfde zijn, vooral omdat er een grote strijd is over wat nuttige toepassing eigenlijk inhoudt. Duidelijke criteria ontbreken. De Europese Commissie heeft hier lelijke steken laten vallen. Al vele jaren geleden had zij het initiatief moeten nemen om duidelijkheid te verschaffen. Maar helaas is de Commissie gezwicht voor de druk van de afvalindustrie, die liever blijft doorgaan met het dumpen van afval. Het Europees Hof van Justitie in Luxemburg heeft nu in deze juridische leegte een paar uitspraken gedaan, maar die geven ook geen uitsluitsel over de vraag wat nu precies nuttige toepassing is. Alles verbranden is volgens mijn fractie geen nuttige toepassing. Helaas is dat nu per definitie wel het geval. Het verbranden van kranten is niet nuttig, recycling van papier is veel nuttiger. Natuurlijk, na vijf tot zeven keer recycling van papier kan je niet meer recyclen en dan zou verbranden
99 wel nuttig kunnen zijn. Ook het verbranden van rioolslib wordt per definitie als nuttig aangemerkt. Maar het is zeer de vraag of dat verstandig is. Als het slib uitgelekt is, dan is het misschien nuttig, maar vol water zeker niet. Deze politieke discussie moeten we nu voeren en de Commissie milieu heeft dat gedaan. Morgen zullen we ook over amendementen stemmen. Omdat de Commissie geen duidelijkheid heeft gegeven, moeten wíj het doen. Het heeft geen zin om te wachten op een thematische strategie en pas daarna nog een keer aan wetgeving te gaan denken. Dan zijn we vijf jaar verder. We zullen nu moeten proberen dit gat op te vullen, zo goed en zo kwaad als het gaat. 2-284
Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de heer Blokland bedanken voor zijn verslag over het voorstel dat voor ons ligt, inzake de overbrenging van afvalstoffen en de diverse procedures en controleregelingen die daarbij gevolgd dienen te worden, afhankelijk van het soort getransporteerd afval en de aard van de behandeling die het afval op de plaats van bestemming zal ondergaan. In het verslag worden de diverse controleniveaus behandeld, naargelang van de risico’s die de afvalstoffen met zich meebrengen en de wijze van nuttige toepassing of verwijdering. Op basis van het voorstel geldt er een procedure van voorafgaande schriftelijke toestemming voor overbrengingen van alle soorten afvalstoffen die bestemd zijn voor verwijdering en overbrengingen van gevaarlijke en semi-gevaarlijke afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing. De stilzwijgende toestemming die op grond van de huidige verordening is toegestaan wordt afgeschaft. Voor ongevaarlijke afvalstoffen, of de zogenaamde groene lijst van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen, geldt nog altijd geen eis tot kennisgeving of tot het verkrijgen van toestemming. Met andere woorden, voor afvalstoffen op de groene lijst blijven de geldende eisen van kracht. Het lijdt geen twijfel dat de administratieve belasting voor afvalbedrijven die afvalstoffen over de EU-grenzen exporteren en voor de bevoegde autoriteiten van verzending, toeneemt. De Commissie houdt echter vol dat er geen grote economische kosten verbonden zijn aan het voorstel. Ik zou graag expliciet van de Commissie horen of er in verband met dit specifieke voorstel al dan niet een economische effectbeoordeling heeft plaatsgevonden, waarop deze bewering over de betreffende economische kosten gebaseerd is. Dat neemt niet weg dat het harmoniseren en aanscherpen van procedures vanuit milieuoogpunt over het algemeen zeer welkom is. Er wordt ook voorgesteld de hoogte en de dekking van de borgsom of verzekering te verduidelijken die de bevoegde autoriteiten van verzending moeten goedkeuren; alle bevoegde autoriteiten moeten hier toegang toe hebben en ook opslagkosten moeten hierin zijn opgenomen. Dat laatste
100
18/11/2003
moet met name worden toegejuicht. Over de hoogte van de borgsom of verzekering bestaat momenteel enige discussie. Misschien dat de Commissie daarop zou kunnen reageren. Er bestaat algemene overeenstemming over het feit dat er een consequente procedure voor de berekening van het bedrag moet worden ontwikkeld. De Commissie heeft een ontwerp gepresenteerd met betrekking tot de manier waarop dit gerealiseerd kan worden.
enkele moeite heeft gedaan het Ierse volk de mogelijkheid te bieden om over effectieve recyclingscapaciteit te beschikken of recyclingsindustrieën op te zetten. Daarnaast gooien we ook een grote hoeveelheid banen weg als we afvalverbranding toestaan. Dit is niet de manier om op de lange termijn economisch met afval om te gaan en daarbij is het niet goed voor het milieu en de volksgezondheid.
Ierland is een kleine eilandstaat, nagenoeg zonder faciliteiten voor nuttige toepassing of verbrandingsinstallaties. Wij zullen in de voorzienbare toekomst dan ook afhankelijk blijven van de ordelijke overbrenging van afvalstoffen.
2-286
Ik steun dit voorstel in grote lijnen, maar hoe goed het systeem ook in elkaar zit, er zullen altijd risico’s blijven die kunnen uitmonden in ongelukken zoals dat in april van dit jaar, toen een schip onder Duitse vlag, de Mulheim, aan de grond liep bij het puntje van Cornwall. Het vervoerde 2200 ton versnipperd autoafval van Cork, in het zuidwesten van Ierland, naar Lübeck in Duitsland. Ik heb van mevrouw Jackson een plastic zak vol met dit afval gekregen, dat door milieu-NGO’s is gevonden bij het schoonmaken van het strand in Cornwall. Dat is een van de risico’s die altijd zullen blijven bestaan. 2-285
McKenna (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Blokland feliciteren met zijn verslag. De kwestie waar ik me met name op wil concentreren is die van de nuttige toepassing. Een aantal mensen heeft gewezen op de uitspraak van het Europese Hof. Het wordt hoog tijd dat de Commissie eens duidelijk maakt wat “nuttige toepassing” precies inhoudt, aangezien dit ook gevolgen heeft voor richtlijnen betreffende verpakkingen, evenals voor enkele andere EUrichtlijnen. Je hoeft geen genie te zijn om te bedenken dat het verbranden van afvalstoffen geen nuttige toepassing is, maar juist een vreselijke verspilling van middelen. We moeten niet toestaan dat de lidstaten die weg inslaan, zeker die lidstaten niet die op het moment nog niet over verbrandingsinstallaties beschikken. Ik heb het met name over mijn eigen lidstaat, die graag de mogelijkheid zou krijgen verbrandingsinstallaties te bouwen. Als men kijkt naar de lobby rond het verslag-Blokland, dan komt deze vaak uit de hoek van mensen die verbrandingsinstallaties exploiteren en ervoor willen zorgen dat deze installaties economisch rendabel blijven. Het is volstrekt helder dat indien het toegestaan is verbranding aan te merken als nuttige toepassing, dit een stimulans is om afval te verbranden en op die manier te verwijderen. Dit ontmoedigt regeringen orde op zaken te stellen. Verder geven we hiermee ook een zeer slecht voorbeeld aan andere lidstaten die toetreden tot de Europese Unie. Met name in mijn eigen land zoekt de Ierse regering overal naar uitzonderingen, ondanks het feit dat zij geen
Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het afvalprobleem is een van de onderwerpen die de burgers het meest interesseren, omdat het hen concreet aangaat. Met afvalbeheer en het bevorderen van recycling en hergebruik van afval kan directe invloed worden uitgeoefend op het dagelijks leven en het welzijn van de burgers en op de kwaliteit van hun leefomgeving. De explosieve toename van de hoeveelheid afval in de toekomst is een milieu- en gezondheidsprobleem voor de zich uitbreidende Europese Unie en haar burgers. Toch zijn in veel lidstaten de regels inzake het beheer van afval, het voorkomen van het ontstaan ervan en hergebruik en recycling nog steeds niet serieus ten uitvoer gelegd en de nationale regelgeving is vaak gebrekkig. Zelf behoor ik tot de groep gelukkige burgers waarvan het eigen land over een afvalstrategie beschikt die voldoende ambitieus is en uitstekend wordt uitgevoerd. De nationale afvalproblemen in Finland mogen echter niet worden genegeerd, want net als milieurampen kent afval geen grenzen. Het voorstel van de Commissie om de bepalingen inzake de overbrenging van afvalstoffen te verduidelijken en gemeenschappelijke spelregels voor de Europese afvalmarkt op te stellen, is beslist noodzakelijk. De autoriteiten hebben een duidelijke regelgeving nodig om het hergebruik van afval doeltreffender en het afvalbeheer milieuvriendelijker te maken. Het is ook van groot belang dat de minimumeisen voor de milieunormen voor derde landen de logica van de communautaire regelgeving volgen en niet op vage richtsnoeren worden gebaseerd. Ik ben ook bezorgd over het welzijn en de milieurisico's van kwetsbare zeegebieden. De bescherming van de enige binnenzee in Europa, de Oostzee, is allang een prioriteit van Finland. Ik acht het van belang dat ook de regionale wateren in de Europese Unie onder de toepassingssfeer van het voorstel gaan vallen, want zij moeten worden beschermd tegen de gevaren van het afvalvervoer. Verder moet erop worden gewezen dat schepen en andere middelen voor het vervoer over het water als afval kunnen worden geclassificeerd. In het Verdrag van Bazel wordt niet apart met dit vraagstuk rekening gehouden en het is dan ook van belang het in dit verband ter sprake te brengen, zodat mogelijke mazen in de wet kunnen worden gedicht. 2-287
Wallström, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan tot mijn genoegen zeggen dat de Commissie 26
18/11/2003 amendementen volledig kan accepteren en nog eens 23 amendementen in principe of gedeeltelijk. In bepaalde amendementen op artikel 13, over de bezwaren tegen afval dat bestemd is voor nuttige toepassing, wordt gestreefd naar nationale oplossingen in plaats van naar oplossingen op communautair niveau. Deze amendementen hebben met name tot doel de kwesties aan te pakken omtrent de zogenaamde standard dumping, oftewel het verlagen van de normen, in verband met afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing, door een aantal motiveringen toe te staan voor de bezwaren die er zijn tegen overbrengingen voor nuttige toepassing. Zoals wij allen weten houdt dit probleem verband met het feit dat afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing het eenvoudigst kunnen circuleren binnen de interne markt en dat afvalverwerking die voldoet aan hogere normen vaak duurder is dan conventionele afvalverwerkingsmethoden. Ik ben het met de rapporteur eens dat prijsconcurrentie wel acceptabel is, maar milieuconcurrentie niet. Toch zijn wij op grond van het Verdrag wettelijk verplicht het milieu te beschermen, terwijl wij tegelijkertijd de regels van de interne markt dienen te respecteren. Er kan dan ook het best gezocht worden naar een oplossing op communautair niveau en deze dient gebaseerd te zijn op drie belangrijke elementen. Ten eerste het opstellen van normen op EU-niveau door de IPPC-richtlijn uit te breiden; ten tweede, het opstellen van richtsnoeren met betrekking tot voorgewende of valse nuttige toepassing en ten derde een duidelijker onderscheid tussen verschillende handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen of de verwijdering ervan. Ik ben het eens met diegenen die zeggen dat het niet eenvoudig is een oplossing te zien totdat we tot deze langetermijnoplossing komen of deze is gerealiseerd, maar wij onderkennen in de Commissie het probleem zonder meer, evenals de noodzaak om in de tussentijd een mogelijke oplossing te bespreken. Dit zal van nu af aan dan ook onderdeel zijn van het proces. Een andere kwestie die de Commissie zorgen baart is het voorstel voorlopige behandeling te verbieden. In de amendementen 13, 14 en 41 wordt voorgesteld overbrenging van afvalstoffen voor voorlopige behandeling te verbieden en nuttige toepassing en verwijdering nog slechts te definiëren als definitieve handelingen en dus niet langer meer als voorlopige handelingen. De Commissie is van mening dat voor een totaal verbod de milieutechnische motivering ontbreekt en dat deze in strijd zou zijn met het Verdrag. Verder is de Commissie ervan overtuigd dat het essentieel is dat de horizontale definities voor nuttige toepassing en verwijdering die zijn opgenomen in de kaderrichtlijn afvalstoffen ook in deze verordening worden aangehouden. Het opstellen van afwijkende definities zou zowel inconsistent zijn als nodeloos ingewikkeld. De kwestie van de consistentie met de geldende wetgeving speelt ook een rol met betrekking tot andere
101 amendementen. Bepaalde amendementen op artikel 13 hebben tot doel criteria op te stellen voor het classificeren van een behandeling als nuttige toepassing en gaan in op de kwestie van voorgewende nuttige toepassing. In feite zouden dergelijke criteria deel uit moeten maken van diverse criteria die relevant geacht worden voor het onderscheid tussen nuttige toepassing en verwijdering in het algemeen. Dit is immers een horizontale kwestie, die geregeld zou moeten worden in de context van de kaderrichtlijn afvalstoffen en niet in de specifieke context van deze verordening. Hoewel de Commissie het misschien niet geheel oneens is met de inhoud van de voorgestelde verduidelijkingen, bestaat er een sterk argument voor consistentie in de lijsten in de bijlagen en als er veranderingen noodzakelijk zijn, dan moeten die, in de eerste plaats, op hun oorspronkelijke plaats worden doorgevoerd. Een ander aspect met betrekking tot bijlage V kan worden geaccepteerd, namelijk dat de EU-lijst van gevaarlijke stoffen prioriteit krijgt boven de lijst van niet-gevaarlijke afvalstoffen van Bazel in verband met het zogenaamde verbod van Bazel op de uitvoer van gevaarlijke stoffen van OESO-landen naar niet-OESOlanden – de amendementen 69 en 70. Ik zou graag kort in willen gaan op het vraagstuk van de dubbele rechtsgrondslag. Zoals in de toelichting wordt vastgesteld, is de primaire doelstelling van de verordening de bescherming van het milieu. Die hoofddoelstelling blijft gehandhaafd in het nieuwe voorstel en de rechtsgrondslag hiervoor is artikel 175 van het EG-verdrag: het milieu. Met betrekking tot de bepalingen uit de titels IV, V en VI over export uit, import in en transit door de Gemeenschap naar en vanuit derde landen, kan worden aangevoerd dat dit regels zijn waarmee een globale en algemene milieudoelstelling wordt nagestreefd en dat dit tevens regels zijn die betrekking hebben op de internationale handel. Om die reden zijn de milieuregels ook van toepassing op het handelsregime en zijn zij ermee verbonden. Daarom wordt de rechtsgrondslag met betrekking tot de specifieke bepalingen in deze drie titels gevormd door artikel 133 van het EG-verdrag. In amendement 95 wordt voorgesteld stilzwijgende toestemming toe te staan in verband met het vervoer van voor nuttige toepassing bestemde gevaarlijke afvalstoffen. Zoals ook in de toelichting wordt benadrukt, kan de Commissie dit niet accepteren. Ten eerste dienen we het voorzorgsbeginsel toe te passen op overbrengingen van gevaarlijke stoffen binnen de Gemeenschap en ten tweede moeten we ons houden aan de eisen die in dit verband zijn opgenomen in het Verdrag van Bazel. Het Verdrag is zeer duidelijk en laat geen ruimte over voor interpretatie. Voor overbrengingen van gevaarlijke afvalstoffen moet van tevoren schriftelijke toestemming worden aangevraagd. De Commissie steunt die amendementen die hetzelfde doel nastreven als het voorstel van de Commissie, te weten de bevordering van EU-normen en bepaalde
102 internationaal overeengekomen richtsnoeren in het land van bestemming buiten de Gemeenschap. De richtsnoeren die aan de lijst worden toegevoegd – de ILO-richtsnoeren inzake het slopen van schepen en de OESO-richtsnoeren voor personal computers – kunnen dan ook worden geaccepteerd. Tot slot, wat betreft de effectbeoordeling, die heeft niet plaatsgevonden. Het systeem van kennisgeving en informatie heeft zich inmiddels namelijk voldoende bewezen. Er is dus geen sprake geweest van een specifieke effectbeoordeling. 2-288
De Voorzitter. − Hartelijk dank, mevrouw de commissaris. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats. 2-289
Thematische strategie inzake bodembescherming
18/11/2003 spelen. Je zou het een onzichtbare hefboom kunnen noemen, het soort instrument dat de Commissie af en toe inzet om mensen over problemen te laten nadenken. Het is een thematische strategie voor de ontwikkeling van een wetenschappelijk beleid, met acties die veel degelijker en consistenter zijn dan de tot toe ondernomen acties. Het is de bedoeling dat er wordt gekeken naar de samenhang tussen oorzaken en gevolgen. Wij volgen eenzelfde aanpak als we erop aandringen dat er rekening wordt gehouden met het feit dat elk grondtype eigen karakteristieken heeft. Maatregelen en methodes moeten dus worden afgestemd op de ter plaatse geldende omstandigheden. We hebben er hier al vaak op gewezen dat duurzame ontwikkeling een maatpak is. Alle wetenschappelijke arbeid moet op de werkelijkheid geënt zijn. Dat betekent ook dat we ons op heel lastig terrein begeven. De Commissie aanvaardt nu dat ze een bodembeleid moet ontwikkelen dat rekening houdt met de diversiteit van de locaties en de specifieke eigenschappen van de verschillende regio’s en klimaten.
2-290
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50354/2003) van mevrouw Gutiérrez-Cortines, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, over de mededeling van de Commissie “Naar een thematische strategie inzake bodembescherming” (COM(2002) 179 - C5-0328/2002 2002/2172(COS)). 2-291
Gutiérrez-Cortines (PPE-DE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, met een hele reeks wetgevingsinitiatieven, aanbevelingen en onderzoeken wil de Commissie nu een thematische strategie voor bodembescherming ingang doen vinden. Het belangrijkste uitgangspunt van die strategie is dat de bodem – de basis voor de landbouw, de landbouwproductie, de voedselvoorziening en het landschap – een schaars goed is. Dat is volgens mij fundamenteel. De einder lijkt onbegrensd – mogelijk vinden mensen het daarom zo moeilijk te begrijpen dat de grond als hulpmiddel niet onuitputtelijk is en dus bescherming behoeft. Dit document gaat niet alleen over bodembescherming, maar ook over het behoud van het landschap. Het beoogt de gezondheid en veiligheid van de burgers te waarborgen en allerhande risico’s te vermijden. Ik wil de Commissie graag gelukwensen met haar werk. Het is een goed doorwrocht document, met een heel degelijk uitgangspunt. Er is jaren aan gewerkt en ik weet zeker dat de Commissie deze lijn zal voortzetten. Ook al heeft tekst geen normatieve waarde – ik wijs daar uitdrukkelijk op – , het is toch een document dat als basis kan dienen voor een hele reeks acties, richtlijnen en aanbevelingen. Het geeft precies aan welke aspecten in de toekomst bij de bescherming van de bodem en het behoud van het landschap een fundamentele rol zullen
Wat draagt het Parlement hieraan bij? Het Parlement dringt erop aan dat er een van verwijzingen voorziene, officiële bodemcatalogus wordt opgesteld. We verzoeken de Commissie om zo snel mogelijk een model van zo’n catalogus te presenteren. Dat model moet in alle landen en regio’s, ongeacht de bodemgesteldheid, ingevuld kunnen worden, en gebruik maken van compatibele software, zodat iedereen toegang heeft. Deze bodemcatalogi moeten een biografie, een typologie en een opgave van de structuur van de bodem bevatten. Ze moeten verder aangeven wat de historische en culturele waarde van de bodem is, welke betekenis hij voor het landschap heeft en door welke risico’s hij bedreigd wordt. Het is heel belangrijk dat de Commissie het ontwerp voor de INSPIRE-richtlijn verder uitwerkt om aldus een Europese ruimtelijke informatie-infrastructuur te ontwikkelen. Dat is een onontbeerlijk instrument om op dit gebied verder te komen. Het is destijds door drie directoraten-generaal goedgekeurd. Ik doe de aanbeveling om op een aantal gebieden diepgaander onderzoek te verrichten. Verder is het belangrijk dat er een uitwisseling plaatsvindt van de informatie over het onderzoek naar de gevolgen van het bodemgebruik door de landbouw. Er bestaan veel vormen van landbouw en de meeste daarvan zijn goed voor het behoud van de bodem, het tegengaan van erosie en het op peil houden van de organische componenten. Ik geloof dat het tijd wordt dat we wetenschappelijk aantonen dat het idee dat landbouw slecht is voor de grond een fictie is. Er zijn veel goede manieren om landbouw te bedrijven. We moeten vaststellen welke dat zijn en die methoden steunen – zeker als we dit onderwerp, de bodemgesteldheid, in het gemeenschappelijk landbouwbeleid willen verwerken.
18/11/2003 Er moet een aanbeveling worden gedaan voor het opzetten van onderzoeksprogramma’s die ook werkelijk oplossingen aandragen, en niet alleen maar diagnoses stellen of een beschrijving van de toestand geven, zoals tot nu toe steeds is gebeurd. Ik wil verder aandringen op twee nieuwe onderwerpen: er moet onderzoek worden verricht naar woestijnvorming en de factoren die daartoe bijdragen, zoals – bijvoorbeeld – klimaatverandering. Ik geloof dat het Parlement moet blijven aandringen op de link tussen water en woestijnvorming. Ik doel dan ook op de problemen met de watervoerende lagen, en de noodzaak om die lagen weer goed te laten functioneren. We moeten deze componenten van het klimaat beschermen en verhinderen dat de woestijn verder oprukt. En dan wil ik nog iets zeggen over de afdekking van de bodem. Het ondoordringbaar geraken van de bodem, de vaak ongecontroleerde en ongeremde verstedelijking en het daarmee samenhangende, op sommige plaatsen beslist omvangrijke bodemverlies mogen ondergeschikte onderwerpen zijn – ik geloof toch dat de Commissie ook hier weer het initiatief moet nemen en de onzichtbare hefboom waarover ze hier en daar beschikt in werking moet zetten. Ze moet dus voorstellen doen en best practices identificeren. Ze moet bovendien duidelijk maken dat bodembescherming alleen mogelijk is als we de bescherming van de bodem in het beleid voor ruimtelijke ordening integreren. Alle plannen voor ruimtelijke ordening moeten een bodemcatalogus en voorstellen voor een goed gebruik van de bodem bevatten. Dat is enige manier om overstromingen te voorkomen. We moeten verhinderen dat er in stroombeddingen en in onder de habitatrichtlijn of Natura vallende zones wordt gebouwd. Wij steunen de Commissie in haar opzet. We moeten een bodembeleid ontwikkelen dat een praktische basis biedt voor plaatselijke en nationale steunprogramma’s. 2-292
Wallström, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank het Europees Parlement en met name mevrouw Gutiérrez-Cortines voor de voorbereiding van dit verslag. Hiermee is het raadplegingsproces met betrekking tot de eerste fase van de thematische strategie inzake bodembescherming afgerond. De Commissie verheugt zich over de brede steun van het Parlement voor de algemene benadering, de belangrijkste doelstellingen en de maatregelen om deze doelstellingen te verwezenlijken, die in de mededeling worden gepresenteerd. Hieronder valt ook het opstellen van een mededeling over belangrijke kwesties op het gebied van bodemverval, zoals erosie, vervuiling en organisch materiaal, evenals een voorstel voor een richtlijn inzake bodemmonitoring. Het Europees Parlement onderkent de communautaire dimensie van veel van de processen van bodemverval waarmee Europa zich geconfronteerd ziet. Het Parlement onderstreept dat processen van bodemverval gestaag verlopen en vaak onopgemerkt blijven, soms wel
103 decennialang. Dit onderscheidt de bodem van andere milieuterreinen en verklaart tot op zekere hoogte waarom er eerder wel al beleid is ontwikkeld op het gebied van lucht en water. De Commissie deelt de opvatting dat bij elke benadering van bodembescherming rekening gehouden moet worden met de aanzienlijke diversiteit aan regionale en lokale situaties die er in Europa bestaat. De Europese strategie inzake bodembescherming is geen gestandaardiseerde, universele benadering. De Commissie is het er volledig mee eens dat het essentieel is een geïntegreerde benadering toe te passen op de bodem, die gebaseerd is op duurzame ontwikkeling. De multifunctionele en multi-sectorale benadering van de bodem staat hierbij voorop. De economische en sociale gevolgen van bodemverval zijn dan ook een integraal onderdeel van de thematische strategie inzake bodembescherming. De talloze gedetailleerde kanttekeningen, verzoeken en aanvullende voorstellen die zijn opgenomen in de resolutie van het Parlement zullen volledig in overweging worden genomen bij de verdere ontwikkeling van de thematische strategie inzake bodembescherming. In dit verband juicht de Commissie de steun van het Parlement toe voor een benadering die op kennis is gebaseerd. De Commissie zal de gedetailleerde voorstellen onderzoeken voor een bodemcatalogus en een cartografische evaluatie en zonering van bodems, die erop gericht moeten zijn specifieke problemen inzake bodemverval op te lossen. Verder erkennen wij dat het noodzakelijk is een beter begrip te ontwikkelen van de biodiversiteit in de bodem, de voedingsstoffen- en watercyclus en kwesties die verband houden met het gebruik van compost. De Commissie is verheugd over de belangrijke rol die wordt toegekend aan de land- en bosbouw bij het herstel van bodems – met name de oproep eco-conditionaliteit verplicht te stellen voor alle betalingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; de integratie van specifieke maatregelen voor water- en bodembescherming in het GLB; het maken van een diagnose van het effect van de hervorming van het GLB op de gezondheidstoestand van de bodem per zone; en de definitie van land- en bosbouwpatronen, overeenkomstig de bodemkenmerken. De Commissie verheugt zich over het verzoek van het Parlement het bodemgebruik in overeenstemming te brengen met de kenmerken van de bodem, doelstellingen inzake bodembescherming te integreren in strategieën voor ruimtelijke ordening, onzorgvuldige bodemafdekking te voorkomen en de doorsnijding van ecosystemen, waterlopen en landschappen door wegen en stedelijke infrastructuur te vermijden. De Commissie onderkent de noodzaak meer leiderschap te ontwikkelen in Europa op het gebied van ruimtelijke ordening. De Commissie onderschrijft de rol die bodembescherming krijgt toebedeeld in de context van belangrijke processen als de afname van de
104 biodiversiteit, klimaatverandering, woestijnvorming, kusterosie en bosbranden. De Commissie onderkent met name de noodzaak aanvullende acties te ondernemen ter bestrijding van woestijnvorming in Europa en zal de dringende oproep van het Parlement in overweging nemen om onmiddellijk een mededeling in te dienen en daarin een communautair actieprogramma op te nemen betreffende woestijnvorming. Tot slot zou ik willen onderstrepen dat ik de resolutie van het Parlement beschouw als een belangrijke bijdrage aan ons werk. We kunnen ons werk met betrekking tot de ontwikkeling van de volgende fase van de thematische strategie inzake bodembescherming nu verder invullen. 2-293
Van Dam (EDD), rapporteur voor het advies van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme. – Voorzitter, mevrouw de commissaris, collega's, als mensen zijn we in sterke mate afhankelijk van water en lucht maar eveneens van de bodem. Wij leven erop en ervan, wij reizen erover en zijn schoonheid vervult ons met verwondering. Reden genoeg om zorgvuldig met de bodem om te gaan. Vanuit de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme wil ik een aantal aspecten van die zorgvuldigheid belichten. In de eerste plaats is het goed vast te stellen dat de bodem minder internationale aspecten kent dan lucht en water, die zich immers verplaatsen. Alhoewel de lidstaten tot op zekere hoogte vergelijkbare problemen met hun bodem hebben, is de oorzaak van die problemen verschillend. Met het oog daarop valt te vrezen dat een centralistische aanpak voor alle lidstaten niet het gewenste resultaat zal opleveren. De nadruk van een Europese benadering moet daarom liggen op het uitwisselen van informatie, kennis en best practices. Uit de huidige tekst van de mededeling is het mij niet duidelijk of de Commissie deze richting ook daadwerkelijk kiest. In de tweede plaats wijst mevrouw Gutiérrez terecht op de nadelige gevolgen van het vervoer voor de bodem. Bodemafdekking en -verdichting zijn belangrijke negatieve effecten die de infrastructuur op de bodem heeft met gevolgen voor de levensvatbaarheid en de conditie van diezelfde bodem. Het is daarom zaak die effecten te minimaliseren en zo de bodem minder te belasten. Mogelijkheden hiervoor liggen in het bevorderen van vervoersvormen die geen of minder impact op de bodem hebben zoals de binnen- en kustvaart. Maar ook het gebruik van minder belastende materialen bij de aanleg van infrastructuur behoort tot de mogelijkheden. Tot slot zal de Gemeenschap ook heel direct haar invloed moeten doen gelden bij de aanleg van infrastructurele voorzieningen middels het opnemen van het bodembelang in projecten waarin de Gemeenschap investeert.
18/11/2003 Voorzitter, voor wat betreft de concrete vervoersaspecten kunnen we tevreden zijn met de huidige tekst. Helaas blijft onduidelijkheid bestaan over het niveau van en de wijze waarop de algemene bescherming van de bodem vorm krijgt. 2-294
McKenna (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, mevrouw Gutiérrez-Cortines bedanken voor haar verslag. Er is reeds op gewezen dat dit een buitengewoon belangrijke kwestie is: de bodem is immers een essentieel deel van ons leven. Met betrekking tot kusterosie, was ik enige tijd geleden in dit Parlement rapporteur over het beheer van de kustgebieden. De kwestie van het landgebruik viel buiten de reikwijdte van dat verslag, maar toch moet er in verband met kusterosie rekening worden gehouden met een aantal aspecten, vooral wat betreft bepaalde ontwikkelingen die aan onze kusten plaatsvinden. Bepaalde vormen van kusterosie zijn van natuurlijke aard en daarover hebben wij dus geen controle, maar een groot deel van de kusterosie is het gevolg van onverantwoordelijke vormen van ruimtelijke ordening en ontwikkeling. Erosie op het vasteland en woestijnvorming zijn ook het gevolg van de manier waarop we ons land gebruiken. Door overbeweiding zijn in het westen van Ierland grote problemen ontstaan met betrekking tot bodemerosie, evenals op sommige andere plaatsen. Bosbouw heeft in de gehele Europese Unie grote problemen veroorzaakt op het gebied van bodemerosie, met name in zuidelijke Europa. Deze dingen zijn eenvoudig op te lossen door te kijken naar de manier waarop we gebruik maken van ons land. Wat de landbouw betreft, moeten we kijken naar de langetermijngevolgen die het gebruik van bepaalde soorten chemische stoffen – zoals bestrijdings- en verdelgingsmiddelen – heeft op de bodem. Zoals de vorige spreker heeft gezegd, is de bodem niet alleen essentieel wat schoonheid of esthetische waarde betreft, maar ook voor ons overleven en voor het overleven van agrarische gemeenschappen en zelfs voor het overleven van diegenen die tot op zekere hoogte hebben bijgedragen aan de belangrijkste problemen met betrekking tot de bodem. Ik wil de Commissie feliciteren met het feit dat zij aandacht heeft geschonken aan dit onderwerp, aangezien de bodem net als water en andere kwesties buitengewoon belangrijk is. 2-295
Bernié (EDD). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, deze ontwerprichtlijn roept een aantal problemen op. Bodembescherming maakt deel uit van het beleid op een hele reeks verschillende terreinen en er is een aantal richtlijnen aan gewijd. Dit onderwerp komt ook aan de orde in het programma FOREST FOCUS en talloze andere projecten en richtlijnen op het gebied van milieubescherming.
18/11/2003 Wat heeft het voor nut om een beschrijving te geven van de Europese bodems en vóór 2007 een wetenschappelijke en pedologisch geharmoniseerde bodemcatalogus op te stellen alleen om de diversiteit vast te stellen, die we al kennen? En wat voor nut heeft het een diagnose te stellen van de gevolgen van het hervormde landbouwbeleid als dat al vastgesteld is? Volgens ons volstaat het hier een aanbeveling te geven. Zo vermijden we dat de landbouwers, die het als gevolg van de hervormingen toch al zwaar te verduren hebben, nogmaals een klap krijgen. Laten we de teksten die nu gezag van wet hebben vereenvoudigen en consistenter formuleren en laten we vervolgens de Europese subsidies afstemmen op het door ons gestelde doel. Dan moeten we de landbouwers aanmoedigen technieken in te zetten die de bodem respecteren en bijdragen tot het behoud van de fauna, zoals braaklegging en rechtstreeks zaaien. 2-296
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats. 2-297
Beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken 2-298
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50365/2003) van de heer Lisi, over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/82/EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PE-CONS 3665/2003 - C50435/2003 - 2001/0257(COD)). 2-299
Lisi (PPE-DE), rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris Wallström, ter inleiding zal ik een korte samenvatting geven van de wetgevingsprocedure die de onderhavige maatregel doorlopen heeft. De tragische ongevallen die de chemische industrie, maar vooral degenen die in de directe omgeving of de omliggende gebieden van de betreffende fabrieksterreinen wonen de afgelopen jaren getroffen hebben, konden niet anders dan de aandacht trekken van de Europese Unie. Plaatsen als Baia Mare, Aznalcóllar, maar bovenal Toulouse en Enschede zijn synoniem geworden met menselijke tragedies op milieugebied die om een duidelijk antwoord onzerzijds vragen. Het is in deze gevoelige context dat de Commissie het Parlement en de Raad haar voorstel heeft voorgelegd tot wijziging van richtlijn 96/82/EG van december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Dit voorstel is het resultaat van gedegen wetenschappelijk onderzoek en wij constateren met genoegen dat de Commissie bereid is de lacunes van de vorige richtlijn aan te vullen, vanuit een constructieve houding die ons allen in staat heeft gesteld een helder
105 signaal af te geven, zowel aan de chemische industrie als aan de burgers. Wij zullen alle middelen aanwenden om ervoor te zorgen dat in de toekomst adequate controlemaatregelen worden aangenomen en nageleefd. In eerste lezing heb ik samen met enkele collega’s uiteengezet waarom dit krachtige signaal van de kant van het Europees Parlement noodzakelijk is en wij hebben gezamenlijk een aanpak gehanteerd die wij vandaag bevestigen, waardoor de ongevallen die tot op de dag van vandaag zijn gebeurd, zich hopelijk niet meer zullen voordoen. Onze benadering biedt een waarborg voor de bescherming van de burgers en voor de werknemers van de betreffende fabrieken, alsook voor een gedegen bescherming van het omliggende gebied. Zoals gezegd, heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt bereikt waarin veel van de punten van zorg van het Parlement in essentie zijn verwerkt. Toegegeven, er zijn na deze tweede lezing nog enkele schemergebieden, maar mijns inziens zijn die opgehelderd in het bemiddelingsresultaat dat wij gezamenlijk bereikt hebben en dat wij ter goedkeuring voorleggen aan het Parlement. Ik noem in het kort de punten waarover in de bemiddeling een compromis is bereikt: het eerste punt betreft mijnactiviteiten. Het bereikte compromis beoogt te garanderen dat de onderhavige richtlijn en de richtlijn betreffende mijnafval, waarover dit Parlement zich momenteel in eerste lezing buigt, elkaar aanvullen. Het toepassingsgebied van de “Seveso-richtlijn” is aldus uitgebreid tot gevaarlijke stoffen bevattende voorzieningen voor het wegruimen van residuen, wanneer deze worden gebruikt in samenhang met de verwerking van delfstoffen. Voor wat betreft de opleiding van het personeel hebben wij er van meet af aan op gehamerd dat een adequate opleiding van het personeel van belang was voor de preventie en de aanpak van eventuele ongevallen. In de bemiddeling hebben wij dit nog eens onderstreept en het Parlement heeft bereikt dat nu in een passende opleiding wordt voorzien, niet alleen voor het personeel van de betrokken inrichtingen, maar ook voor het personeel van onderaannemers dat in die inrichtingen werkzaam is. Met betrekking tot een derde aspect, het in kaart brengen van risicogebieden, heeft het Parlement opnieuw verzocht afbeeldingen op te nemen waarmee de betrokken burgers geïnformeerd kunnen worden over het risicogebied en de omvang van de risico’s, vanuit de gedachte dat deze afbeeldingen hoe dan ook een eenvoudig en duidelijk communicatiemiddel vormen waardoor alle betrokkenen op de hoogte kunnen worden gebracht van de mogelijke risico’s in geval van een ongeval. In de bemiddeling is overeengekomen dat deze kaarten of afbeeldingen – gelijkwaardige media dus – worden opgenomen in de veiligheidsrapporten en ter beschikking worden gesteld aan het publiek. Het een na laatste punt betrof kaliumnitraat. De specificaties en de nieuwe drempelwaarden voor kaliumnitraat die het Parlement heeft voorgesteld zijn in
106 de bemiddeling aanvaard door de Raad. Dankzij deze wijziging kan worden voorkomen dat de veiligheidsmaatregelen waarin in deze richtlijn voorziet ten onrechte gelden voor landbouwers die een vorm van kaliumnitraat gebruiken die niet tot de verbrandingsmiddelen worden gerekend. Het laatste punt is een databank voor ruimtelijke ordening. Volgens het in het bemiddelingscomité bereikte compromis met de Raad inzake een databank die risicogegevens en risicoscenario’s bevat – om de verenigbaarheid van gevaarlijke inrichtingen en kwetsbare gebieden te evalueren – moet de Commissie binnen drie jaar de noodzakelijke richtsnoeren voor de opzet van een technische databank opstellen, waarbij het subsidiariteitsbeginsel in acht wordt genomen ten aanzien van de verschillende situaties in de lidstaten. Afrondend, mijnheer de Voorzitter, wil ik de Commissie en mijn collega’s bedanken. Mijns inziens zijn wij gezamenlijk tot een bevredigend akkoord gekomen waarin rekening wordt gehouden met alle wensen die naar voren waren gebracht en vooral met de voornaamste doelstelling die ik in het begin van mijn inleiding heb genoemd, namelijk dat wij een helder signaal afgeven aan onze burgers. Tot slot nog een technische mededeling, mijnheer de Voorzitter: in bijlage I, deel I, met name de punten 5 en 6, staan definities die wellicht tot misverstanden zouden kunnen leiden. Ik verzoek u er nota van te nemen dat de Engelse versie de juiste is. 2-300
De Voorzitter. − De situatie is nogal gecompliceerd, dus uw verklaring zal morgen vóór de stemming nog eens moeten worden herhaald. 2-301
Wallström, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie juicht de uitkomsten van de bemiddelingsprocedure toe en het stemt haar tevreden dat de medewetgevers hebben besloten niet alleen het toepassingsgebied van de Seveso II-richtlijn te verbreden naar aanleiding van de ongelukken in Baia Mare, Enschede en Toulouse, maar ook de bepalingen daarin aan te scherpen. De nieuwe richtlijn heeft nu betrekking op chemische en thermische verwerkingsmethoden in de mijnbouw, evenals op gevaarlijk mijnafval bevattende voorzieningen voor het wegruimen van residuen. Bovendien is de richtlijn aangescherpt met betrekking tot ontplofbare en pyrotechnische stoffen, evenals ammoniumnitraat. Op basis van de uitkomsten van de twee onderzoeken die de Commissie heeft laten uitvoeren heeft de richtlijn nu ook betrekking op een groter aantal carcinogene stoffen en zijn de drempelwaarden voor stoffen die giftig zijn voor het aquatisch milieu aanmerkelijk verlaagd. Bovendien is de richtlijn, met name naar aanleiding van de verzoeken van dit Parlement, nu verbeterd op een
18/11/2003 aantal andere terreinen zoals informatie aan het publiek, opleidingen voor noodsituaties en de betrokkenheid daarbij van het personeel van onderaannemers. De bepalingen over ruimtelijke ordening zijn verstevigd en daarin krijgt de Commissie nu het mandaat om een Europese databank te ontwikkelen ten behoeve van de beoordeling van de verenigbaarheid van Sevesoinrichtingen met kwetsbare gebieden. Onder de nieuwe richtlijn zijn industriële exploitanten nu verder verplicht kaarten te produceren waarop de gebieden zijn aangegeven die door een grote ramp getroffen zouden kunnen worden. Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, dienen de lidstaten de Commissie minimale informatie te verschaffen over alle Seveso-inrichtingen op hun grondgebied. Ik wil de heer Lisi, de rapporteur, feliciteren met zijn werk, evenals alle afgevaardigden die eraan hebben bijgedragen dat dit wetgevingsproces succesvol is afgerond. 2-302
De Veyrac (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de heer Lisi gelukwensen met zijn uitstekende verslag over dit onderwerp, dat zo enorm gevoelig ligt. Als afgevaardigde voor Toulouse kan ik u verzekeren dat de ramp met de AZF-fabriek nu, twee jaar later, nog steeds vers in ons geheugen ligt. De mensen in onze stad zijn die ramp steeds indachtig; velen dragen er op het lichaam de littekens van. Samen met de burgemeester van Toulouse, de heer Douste-Blazy, hebben wij snel moeten handelen en moesten wij ter plaatse oplossingen aandragen in het licht van dit drama. Als we een herhaling daarvan willen vermijden zullen we echter verder moeten gaan en wetgeving opstellen. En dat is waar onze instelling zich sinds 3 oktober 2001 mee heeft bezig gehouden. Ik ben heel tevreden over de constructieve samenwerking tussen de Commissie, de Raad en het Parlement. We zijn er zo in geslaagd bij tweede lezing een consensus te bereiken over ammoniumnitraten. Bovendien hebben we overeenstemming kunnen bereiken over de drempelwaarden voor nitraten in de fabrieken waar explosiegevaar bestaat. Die zijn nu teruggebracht tot een dusdanig laag niveau dat de ontploffing in Toulouse ermee vermeden had kunnen worden. Bij derde lezing en via de bemiddeling hebben we op een groot aantal gebieden vooruitgang gerealiseerd met nieuwe voorzorgsmaatregelen. We hebben bij onze wetgevende arbeid steeds gedacht aan de veiligheid van de werknemers die in gevaarlijke fabrieken werken. Het is beslist van groot belang dat er maatregelen worden genomen met het oog op de opleiding van werknemers, maar die opleidingen mogen – zoals de heer Lisi terecht opmerkte – niet beperkt blijven tot het personeel dat bij gevaarlijke fabrieken in loondienst is – ook werknemers van aannemersbedrijven die voor deze fabrieken werk verrichten moeten aan zulke cursussen deelnemen. Het idee om deze laatste categorie met het oog op hun eigen
18/11/2003 welzijn in de opleidingen te betrekken lijkt me geen pietluttige of bureaucratische maatregel. Integendeel: het gaat hier om een beschermende maatregel. Ik ben dus heel blij met het resultaat dat we op dit punt via de bemiddeling hebben kunnen bereiken. We zijn ook verplicht tegemoet te komen aan het legitieme verlangen van de bevolking om over dit soort zaken beter geïnformeerd te worden. De industriëlen moeten hier op eigen initiatief iets ondernemen en met betrekking tot hun activiteiten meer transparantie betrachten. Ook het Parlement heeft een steentje willen bijdragen aan de verbetering van de informatie, en wel door het in kaart brengen van de risico’s. Dat is een stap voorwaarts, maar het is wel van belang dat de bevolking in de risicogebieden ingelicht worden over het bestaan van deze veiligheidsdocumenten. Deze burgers moeten weten dat zulke documenten voor hen toegankelijk zijn. Mijnheer de Voorzitter, ik ben me er – net als alle inwoners van Toulouse – maar al te zeer van bewust dat dit verslag geen absolute bescherming tegen industriële ongevallen biedt. Dat is per definitie onmogelijk. Ik ben er echter wel van overtuigd dat ons Parlement, door snel op dit probleem te reageren en extra veiligheidsmaatregelen voor te stellen, heel Europa heeft laten zien dat het kan reageren als onze burgers zich ergens zorgen over maken. Daar wil ik u graag voor bedanken. 2-303
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats. 2-304
Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten 2-305
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50386/2003) van de heer Adam, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3508/92 (COM(2002) 729 - C5-0027/2003 2002/0297(CNS)). 2-306
Byrne, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel van de Commissie betreft de reeds onderkende noodzaak de huidige identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten te verbeteren, met name naar aanleiding van de ervaringen die zijn opgedaan tijdens de MKZ-crisis van 2001. In zijn resolutie van december 2002 over mond- en klauwzeer verklaarde het Parlement dat de Commissie zo snel mogelijk een voorstel moest indienen om richtlijn 92/102/EEG zodanig aan te passen dat het
107 identificeren van varkens, schapen en geiten werd verbeterd. Volgens de geldende wetgeving moeten schapen en geiten worden geïdentificeerd met een oormerk of tatoeage waaruit blijkt aan welk bedrijf ze toebehoren. De houders moeten beschikken over een bijgewerkt register over het bedrijf en de bevoegde autoriteit moet over een bijgewerkt centraal register van bedrijven beschikken. De belangrijkste nieuwe elementen in het voorgestelde systeem zijn individuele identificatie, dubbel oormerken − om ervoor te zorgen dat de identiteit nog kan worden vastgesteld als er een oormerk wordt verloren − en de invoering van een verplaatsingsdocument. Individuele identificatie is essentieel voor het effectief traceren van dieren voor veterinaire doeleinden, wat van cruciaal belang is voor de bestrijding van besmettelijke ziekten. De introductie van een verbeterd systeem zal een positieve invloed hebben wanneer uitbraken van ernstige dierziekten, zoals mond- en klauwzeer, zich voordoen, doordat de besmettingsbron snel kan worden geïdentificeerd en verdere verspreiding van de ziekte kan worden beperkt. Bovendien zal dit systeem de accurate tracering van dieren vereenvoudigen in het kader van de programma’s voor de uitroeiing van dierziekten die door de Gemeenschap worden gefinancierd. De technologie voor elektronische identificatie van schapen en geiten is nu zover ontwikkeld dat zij in de praktijk kan worden toegepast. Deze conclusie wordt ondersteund door de uitkomsten van het grootschalige proefproject van de Commissie – het IDEA-project. De uitvoeringsbepalingen die vereist zijn voor een volledig functionerend elektronisch identificatiesysteem moeten echter nog worden vastgesteld. Het voorstel voorziet derhalve in verdere richtsnoeren en procedures die moeten worden goedgekeurd door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en er wordt voorzien dat verplichte elektronische identificatie per 1 juli 2006 van kracht zal worden. Ik ben me terdege bewust van de diversiteit van de schapenpopulaties en de productiesystemen voor schapen in de lidstaten. In het voorstel zijn om die reden enkele opties opgenomen, die de lidstaten de mogelijkheid bieden de identificatie van lammeren uit te stellen tot de leeftijd van zes maanden voor dieren die worden gehouden in extensieve houderijsystemen en in open-weidesystemen, en vereenvoudigde identificatieregelingen toe te passen op jonge lammeren, tot de leeftijd van zes maanden, die direct voor de slacht bestemd zijn. De gekozen opties zullen uiteraard van invloed zijn op de hoogte van de waarschijnlijke kosten die de invoering
108
18/11/2003
van het nieuwe systeem voor de boeren met zich meebrengt.
lidstaten, die kunnen variëren honderdduizenden tot miljoenen.
Bij de raming van de kosten van de invoering van het verbeterde systeem op communautaire schaal dient rekening te worden gehouden met de diversiteit van de schapenpopulaties en de productiesystemen voor schapen in de lidstaten. Bij gebrek aan precieze informatie over bewegingen en andere parameters, moet de raming gebaseerd worden op de algemene structuur van de diverse productiesystemen.
Wat ernstiger is, is dat met deze voorstellen een onmogelijk duur en arbeidsintensief registratiesysteem wordt opgelegd aan boeren wanneer het om grote aantallen schapen gaat. De voorstellen zijn namelijk gebaseerd op de huidige paspoortmethode, die gebruikt wordt om het veevervoer te traceren, maar helaas zijn de verschillen tussen rundvee en schapen uit het oog verloren.
Op basis hiervan variëren de ramingen van de globale kosten voor het verbeterde systeem van 1 euro (voor traditionele oormerken) tot 3,7 euro (elektronische identificatie) per schaap per jaar.
In de voorstellen wordt geen rekening gehouden met culturele verschillen, die wij, onder andere omstandigheden, juist zouden proberen te stimuleren.
Het voorstel voorziet erin dat de Commissie, indien noodzakelijk, een rapport indient bij de Raad over de ervaring die is opgedaan met betrekking tot elektronische identificatie. Dit rapport zou, indien nodig, vergezeld kunnen gaan van voorstellen om de datum waarop elektronische identificatie verplicht moet worden gesteld, te wijzigen. Ik begrijp dat dit voorstel aanzienlijke inspanningen zal vergen van zowel exploitanten als autoriteiten, maar deze inspanningen zijn zowel de moeite waard als absoluut noodzakelijk. 2-307
Adam (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Raad, de Commissie en het Parlement zijn het er volledig over eens dat we de traceerbaarheid van schapen en geiten moeten verbeteren. Dit was de duidelijke conclusie van de lessen die zijn getrokken naar aanleiding van de uitbraak van mond- en klauwzeer. Verder bestaat er overeenstemming over het feit dat het uiteindelijke doel een rendabel elektronisch identificatiesysteem moet zijn. De voorstellen van de Commissie, die het onderwerp zijn van dit verslag, overbruggen de kloof tussen de huidige praktijk en de goedgekeurde invoering van elektronische identificatiemethoden. In de voorstellen wordt een ingewikkeld controlesysteem voorzien dat gebaseerd is op individuele identificatienummers en de registratie van al deze nummers wanneer schapen en geiten worden vervoerd. Met deze voorstellen zal de doelstelling ongetwijfeld worden gehaald.
van
enkele
Als de voorstellen ten uitvoer zouden worden gelegd, dan zou de toekomst van de schapenhouderij zoals we die nu kennen in Europa in gevaar komen. Hoewel het laten verdwijnen van alle schapen uit de Europese Unie uiteraard ook een manier is om van de ziekten af te komen. De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling vraagt er in dit verslag slechts om dat er rekening wordt gehouden met de verschillende factoren. De commissie is het er op de eerste plaats unaniem over eens dat er zowel partijgewijze als individuele controlesystemen moeten worden toegestaan en dat de lidstaten beide systemen moeten kunnen toepassen naargelang van de omstandigheden. Registratie per partij kan werken. Het werkt nu immers al voor varkens, hoewel ik allerminst zou willen beweren dat er geen verschillen bestaan tussen schapen en varkens. In de amendementen van de commissie – waar de commissaris verder met geen woord over heeft gerept – worden gedetailleerde en effectieve regels opgesteld voor beide systemen van traceerbaarheid. Gezond verstand en rentabiliteit zullen vervolgens moeten bepalen welk systeem er wordt gebruikt. Commissaris Byrne lijkt helaas totaal niet te hebben geluisterd naar wat er zich in de Commissie landbouw heeft afgespeeld. Ik wil graag afsluiten met een citaat van commissaris Fischler, de commissaris voor landbouw, die onlangs heeft gezegd: “Wij willen dat boeren het grootste deel van hun werkdag op het land doorbrengen en die niet kwijt zijn aan het invullen van formulieren.” 2-308
Helaas wordt hierin echter geen rekening gehouden met de uiteenlopende methoden voor het houden van schapen en geiten in de lidstaten. De omstandigheden kunnen immers variëren van bergregio’s tot weidegronden in het laagland en de omvang van schaaps- en geitenkudden kan verschillen van een handjevol tot enkele duizenden. Er wordt ook geen rekening gehouden met de uiteenlopende aantallen in de
Parish (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Adam, bedanken voor het uitstekende werk dat hij heeft verricht met betrekking tot dit verslag, evenals de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling voor het opstellen van een uitermate praktisch verslag. Het draait immers allemaal om de praktijk; we willen natuurlijk allemaal, zoals de heer Adam net zei, de bewegingen van schapen kunnen traceren. We moeten ons hierbij echter realiseren dat er
18/11/2003 in het Verenigd Koninkrijk alleen al 35 miljoen schapen zijn en dat er waarschijnlijk tot 100 miljoen afzonderlijke bewegingen van schapen plaatsvinden. Het idee dat elk schaap dat vervoerd wordt geregistreerd zou kunnen worden met een nummer bestaande uit veertien cijfers is volstrekt belachelijk. Ik zal voor u een scenario schetsen. Er worden 1000 ooien met 1200 lammeren naar de heuvels gebracht. Zes maanden later komen deze schapen terug, een aantal zonder oormerken. De Commissie blijft er nog steeds op aandringen dat zij weer hetzelfde individuele nummer krijgen. Ik zeg onomwonden tegen de heer Byrne – en ik weet zeker dat hij dit zal begrijpen, aangezien hij een intelligent man is – dat het idee dat die lammeren weer hetzelfde oormerk krijgen volstrekt belachelijk is. We moeten beseffen dat als we bespottelijke wetgeving opstellen, hiermee ook de spot zal worden gedreven. We moeten er dan ook voor zorgen dat we wetgeving opstellen die praktisch is. Onze commissie heeft zich uitgesproken voor het partijgewijs vervoeren van schapen en het is duidelijk dat wanneer dergelijke partijen vervoerd worden, achterhaald kan worden waar ze zijn geweest. Als zich bij deze schapen een probleem voordoet met scrapie, dan wordt de hele kudde afgemaakt. Op die manier zijn individuele nummers overbodig, als het nummer van het bedrijf maar op het oormerk staat; dat is genoeg. Nu we ons op weg begeven naar elektronische systemen, moeten we absolute zekerheid hebben over hoe hoog de kosten van de invoering hiervan voor de sector zullen zijn. Verder is het noodzakelijk dat het systeem in de praktijk bruikbaar is. Ik heb demonstraties van systemen bijgewoond in hotelkamers, maar dergelijke systemen zouden eigenlijk in de stromende regen gedemonstreerd moeten worden, op een heuvel en aan boeren en herders die eenvoudig met het systeem moeten kunnen werken. Dergelijke zaken moeten praktisch zijn, omdat het houden van schapen en lammeren noodzakelijk is. Ik heb onlang een bezoek gebracht aan Nieuw-Zeeland, waar enorm veel schapen worden gehouden. De Europese Unie kan niet zonder schapen en we moeten ervoor waken dat we onszelf niet uit deze markt prijzen. Ik verzoek de Commissie dan ook om met een praktische blik naar ons verslag te kijken en te wennen aan het idee dat wij het bij het rechte eind hebben. 2-309
Rodríguez Ramos (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de rapporteur, heer Adam, graag gelukwensen. Hij heeft een heel goed verslag opgesteld en er heel handig een aantal elementen in verwerkt die het verslag beter en flexibeler maken. Zoals in dit debat reeds is opgemerkt, is het voor het toezicht op de gezondheid van schapen en geiten – en dus voor de voedselveiligheid – van groot belang dat deze dieren geïdentificeerd en getraceerd kunnen worden.
109 Bij de identificatie van dit soort vee kunnen zich veel problemen voordoen. De kuddes kunnen zich in de loop van het jaar verplaatsen, en dat leidt ertoe dat ze niet gemakkelijk traceerbaar zullen zijn. Verder is de levenscyclus van deze dieren zodanig dat een adequate registratie en identificatie volgens het bestaande systeem eigenlijk niet goed mogelijk is. Daarom geloven wij dat het heel belangrijk is dat de overgangsperiode voldoende ruim wordt gedefinieerd. We kunnen dan tijdens die overgangsperiode flexibele maatregelen nemen om uiteindelijk terecht te komen bij een datum waarna de elektronische identificatie in alle lidstaten van de Europese Unie verplicht is. Het is heel belangrijk dat we begrijpen dat de extra kosten van een elektronisch identificatiesysteem niet uitsluitend op de veehouders mogen komen te drukken. Deze kosten moeten door de maatschappij als geheel worden gedragen, aangezien die maatschappij er baat bij heeft dat het ambitieuze identificatiesysteem zoals wij dat voorstellen, ingevoerd wordt. 2-310
Attwooll (ELDR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het oorspronkelijke voorstel van de Commissie is misschien net haalbaar met een klein aantal schapen of geiten dat wordt gehouden op een omheind stuk land, hoewel zelfs daar al bepaalde zorgen aangaande het dierenwelzijn om de hoek komen kijken. In het verslag-Adam wordt daarentegen de praktische kant onderkend van het houden van schapen in bergachtige gebieden en op grote schaal. Er wordt verder erkend – de verordening inzake de etikettering van rundvlees bijvoorbeeld schoot hierin tekort – dat de eisen met betrekking tot de traceerbaarheid voor de bestrijding van ziekten verschillen van de eisen ten aanzien van het informeren van consumenten. De mogelijkheid om gebruik te maken van individuele en/of partijgewijze identificatie, de vereenvoudiging van de codes en de alternatieven voor het dubbel oormerken, die door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling zijn voorgesteld, zijn allemaal buitengewoon welkom. Hoewel ik er persoonlijk de voorkeur aan had gegeven helemaal geen datum vast te leggen voor de invoering van elektronische identificatie, ben ik blij dat de commissie een jaar uitstel en een echte kosten-batenanalyse heeft aanbevolen. Daarnaast roept zij de EU – en niet de boeren op – de financiële last die hiermee gemoeid is op zich te nemen. Het testen van de apparatuur die zal worden gebruikt zal ook een belangrijke rol spelen. Kan het identificatiemiddel waarvoor wordt gekozen stevig en veilig worden bevestigd wat het dier betreft? Is zowel het aanbrengen van de identificatiemiddelen als het gebruik van het elektronische uitleesapparaat haalbaar op moeilijk begaanbaar terrein en met slecht weer? Is het uitleesapparaat stevig genoeg om onder dit soort omstandigheden te functioneren?
110 Dit zijn zaken ten aanzien waarvan de boeren terecht om garanties vragen. Ik hoop dat zij die zullen krijgen. Tot besluit wil ik de rapporteur feliciteren met zijn verslag en met het feit dat het kon rekenen op de unanieme steun van de Landbouwcommissie. Ik hoop op een vergelijkbare uitslag bij de stemming van morgen. Ik sluit mij aan bij de collega’s die de Commissie hebben verzocht onze standpunten over te nemen. 2-311
Wyn (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Adam, die bijzonder hard aan dit verslag heeft gewerkt, feliciteren. Van meet af aan bleek tijdens onze besprekingen in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling dat deze voorstellen opgesteld waren met weinig – zoniet zonder enig – gevoel voor of kennis van de schapenhouderij. Veel van de afgevaardigden die schapenboerderijen hebben bezocht of die zelf boer zijn, begonnen zich steeds meer te ergeren aan de blinde koers die de Commissie in dit opzicht heeft gevaren. Ik heb deze week in Straatsburg een groep boeren uit Wales op bezoek gehad die het zeer op prijs hadden gesteld als zij toestemming hadden gekregen om enkele schapen met oormerken hier in dit Parlement te laten zien, om de functionarissen een idee te geven van de onhaalbaarheid van hetgeen nu wordt voorgesteld. Net als ik, willen ook zij de traceerbaarheid in deze sector verbeteren om de toekomstige verspreiding van ziekten te voorkomen Dit moet echter wel op realistische wijze tot stand worden gebracht. Het is op het moment niet realistisch te verwachten dat in Wales, met de hoogste concentratie schapen in de EU, een traditionele schapenhouder, met een gemiddelde leeftijd van 58 jaar en een gemiddeld jaarinkomen van tienduizend euro overtuigd kan worden van de voordelen van het investeren in een nieuwe en ingewikkelde technologie, waarvan de opstartkosten naar schatting vijftienduizend euro zullen bedragen. Ik verzoek de Commissie met klem de belangrijkste aanbevelingen uit het verslag over te nemen, terug te komen met een uitgebreide kosten-batenanalyse met betrekking tot deze voorstellen en de effectiviteit te erkennen van het partijgewijs registreren van bewegingen van schapen, tot het moment dat elektronische identificatie een haalbare en praktische optie is. 2-312
De Voorzitter. − Er applaudisseerde iemand op de publieke tribune. Ik wil er nogmaals op wijzen dat de bezoekers op de publieke tribune altijd welkom zijn, maar dat zij zich op geen enkele manier in het debat kunnen mengen, noch om hun goedkeuring, noch om hun afkeuring te laten blijken. 2-313
Redondo Jiménez (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Europese schapen- en geitenstapel is dermate omvangrijk dat we een efficiënt systeem voor
18/11/2003 de identificatie van deze dieren zullen moeten ontwerpen. We moeten er echter wel voor zorgen dat dit systeem geen extra administratieve last voor de veehouders inhoudt. Het enige jaren geleden door de Europese Commissie geïntroduceerde IDEA-project toont aan dat het mogelijk is om binnen de Europese Unie een elektronisch systeem op te zetten voor de identificatie van individuele dieren. Dat dit systeem werkt wordt bewezen door het feit dat Spanje, het land dat samen met het Verenigd Koninkrijk de omvangrijkste schapen- en geitenkudden telt, zojuist twee miljoen pillen heeft gekocht van het soort dat in het spijsverteringsstelsel van herkauwers gebracht kan worden om de verschillende genotypen van schapen en geiten te onderscheiden. De mond-en-klauwzeer-crisis – een crisis die de veestapel in het Verenigd Koninkrijk heeft gedecimeerd – heeft ons erop gewezen dat het hoog tijd is dat we een systeem voor individuele identificatie van het soort dat we nu bespreken introduceren, om zo een herhaling van dit soort epidemieën te verhinderen. Als voormalig voorzitter van de Tijdelijke Commissie voor mond-en-klauwzeer wil ik de Landbouwcommissie en het Europees Parlement graag gelukwensen met het feit dat men er in geslaagd is compromisstandpunten vast te leggen in het door de Landbouwcommissie goedgekeurde verslag. Ik wil er ook graag op wijzen dat het Europees Parlement zich destijds, na de afsluiting van het werk van de Commissie mond-en-klauwzeer, uitgesproken heeft voor een systeem voor individuele identificatie. De Europese Commissie heeft dat idee overgenomen. Het verslag waarover we morgen gaan stemmen bevat twee door de Landbouwcommissie aanvaarde overgangsamendementen waarmee beoogd wordt tegemoet te komen aan de belangen van de producenten. Eén van die amendementen heeft betrekking op de leeftijd waarop met de identificatie begonnen moet worden. Volgens het bereikte compromis zou dat zes maanden moeten zijn voor de intensieve veehouderij, en negen maanden voor de extensieve veehouderij. Het tweede overgangsamendement is ingediend door de rapporteur, en daarin wordt voorgesteld juli 2007 aan te houden als het tijdstip voor de invoering van de elektronische identificatie. Op die wijze geven we een duidelijk signaal, zowel naar de veehouders zelf, als naar de industrie die de elektronische apparatuur voor de identificatie moet leveren. Ik hoop dat de resultaten die in de Landbouwcommissie bereikt zijn door de plenaire vergadering zullen worden aanvaard. Ik wil intussen wel mijn steun uitspreken voor de door de co-rapporteur, de heer Parish, aangebrachte technische wijzigingen. Het gaat hier om het enige amendement dat aan de plenaire vergadering is voorgelegd, en heeft betrekking op de overdrachtsdocumenten voor dit soort dieren.
18/11/2003 Tot slot wil ik de rapporteur graag bedanken voor zijn inspanningen om een compromis te bereiken en een document uit te werken vóór identificatie, en dus vóór de veehouderij. Hartelijk dank, mijnheer Adam. 2-314
Evans, Jonathan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteren viel mij de grote eer te beurt een podium te delen met de Voorzitter van het Parlement, de heer Cox, toen wij in het Verenigd Koninkrijk beiden de CBI National Conference toespraken. De heer Cox ging in op de daadwerkelijke zorgen die in het Verenigd Koninkrijk leven, toen hij zei dat het Parlement, de Commissie en de Raad zich inzetten voor de concepten van het ontwikkelen van subsidiariteit en het voorkomen van onevenredige regelgeving. Als dat zo is, dan moet er ook vanuit dat perspectief naar deze voorstellen worden gekeken. Niemand heeft iets in te brengen tegen de noodzaak van betere identificatie, maar de waarheid is dat de Britse regering zelf heeft berekend dat de kosten om dit systeem in het Verenigd Koninkrijk in te voeren net iets minder dan 100 miljoen Britse ponden zullen bedragen; dat wil zeggen tussen de 13 en 16 duizend pond per boer. We hebben van commissaris Byrne gehoord dat de EU een eigen raming heeft gemaakt. Ik heb echter meer vertrouwen in de berekening van de Britse regering dan in die van autoriteiten van de EU. De kern van de zaak is dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling een unaniem advies heeft gegeven. Ook de toespraken die we hier vanavond horen zullen dat unanieme advies weerspiegelen. Er zal namelijk gepleit worden voor betere identificatie, maar tegelijkertijd voor het nemen van praktische en flexibele maatregelen, waarbij rekening wordt gehouden met de uiteenlopende methoden voor het houden van schapen in de lidstaten en er – zeker met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk – gestreefd wordt naar identificatie op basis van controlenummers per partij. Ik zeg de commissaris dat hierover zelfs unanimiteit bestaat in het gehele Parlement, van de heer Wyn, mijn politieke opponent in Wales, tot mevrouw Attwooll, die tot een andere partij uit het Verenigd Koninkrijk behoort, en de heer Adams, van de Labour-partij. Wij zijn allemaal unaniem in ons advies en daarom zou de Commissie het over moeten nemen. Tot nu toe vind ik het standpunt dat de Commissie heeft ingenomen niet erg bemoedigend. De heer Adam heeft er alles aan gedaan om unanimiteit te bereiken en ik feliciteer hem daarmee, zoals ook andere sprekers hebben gedaan. We beschikken over de mogelijkheid, indien er geen beweging zit in het standpunt van de Commissie, de heer Adam ervan te overtuigen dit verslag terug te laten verwijzen naar de commissie. Ik hoop dat de commissaris in de positie zal zijn een positief oordeel te vellen over de amendementen die door de commissie zijn voorgesteld. Als de Commissie de deur echter simpelweg voor onze neus dichtsmijt, dan zal ik in ieder geval een van de mensen zijn die de heer Adam er morgen van probeert te overtuigen dit verslag
111 terug te laten verwijzen naar de commissie, zodat we tegenover de Commissie kunnen benadrukken dat zij moet luisteren – niet alleen als mensen voor de CBI conference in het Verenigd Koninkrijk verschijnen, maar ook als het gaat om het dagelijkse werk dat wij hier in het Parlement verrichten. 2-315
Nicholson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de rapporteur te feliciteren met zijn uitzonderlijk goede werk. Ik ken de heer Adam nu al meer dan veertien jaar en hij heeft dit niet verdiend – hij verdient beter. Hij heeft formidabel werk verricht met betrekking tot een voorstel dat van meet af aan een ramp was. Het is nu eenmaal zo dat dit voorstel in de praktijk niet zal werken. Ik sta volledig achter wat er reeds gezegd is over partij- of kuddegewijze identificatie. Die kan en zal namelijk wel werken en valt te controleren. Iets anders dan dat is in deze fase totaal niet relevant. Ik zal een groot voorstander zijn van elektronische identificatie, zodra we over de technologie beschikken en deze betaalbaar is. Er moet echter duidelijk worden gesteld dat dit iets voor de toekomst is. De commissaris moet ook een ander zeer belangrijk punt overnemen, namelijk: wie gaat dit betalen? De schapenboeren kunnen dit zelf namelijk niet opbrengen. Zij zitten al veel te lang in de hoek waar de klappen vallen. Ze moeten onder vreselijke omstandigheden zien te overleven om voor consumptie bestemd lamsvlees te leveren binnen de Europese Unie. Het is volstrekt onacceptabel en voor de producenten onwerkbaar om hen nu ook deze last nog te laten dragen. Ik heb groot respect voor de commissaris, maar ik wil hem zeggen dat het wel handig was geweest als zijn ambtenaren eerst eens uit hun glazen ivoren torens in Brussel waren gekomen om de omstandigheden waaronder deze mensen werken en leven te bekijken, alvorens met dergelijke voorstellen te komen. Weet u hoe het is in de lammertijd? Heeft iemand hier enig idee hoe het is om dag en nacht een kudde lammerende schapen te verzorgen? Veel boeren doen dagen- en nachtenlang geen oog dicht. De sector heeft hier helemaal niets aan. Op deze manier raakt de sector overgereguleerd; we wurgen de landbouw met onze regels. Tegelijkertijd is mij verteld dat, als men in het Verenigd Koninkrijk een kipsandwich koopt, 85 procent van de kip afkomstig is uit Brazilië of Thailand. Valt die nog te traceren? Hoe kan er in dat geval sprake zijn van traceerbaarheid? De landbouwsector is hier niet langer tegen bestand. Ik verzoek de commissaris met klem alles wat hier gezegd is in overweging te nemen. Dat meen ik uit de grond van mijn hart. Dit is wat de mensen zeggen. Ik verzoek u alles wat er is gezegd in overweging te nemen en in te stemmen met de Commissie landbouw, zodat wij meer tijd krijgen om te komen tot een goed identificatiesysteem dat zal werken. 2-316
112 Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de mond- en klauwzeercrisis van 2001 heeft op levensechte en schrikbarende wijze aangetoond hoezeer richtlijn 92/102/EEG van de Raad met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren, inclusief schapen en geiten, tekortschoot. Om die reden juich ik de voorstellen voor een verordening ter versteviging van de bepalingen in deze richtlijn in grote lijnen toe. Ik wil de rapporteur en de schaduwrapporteur, Neil Parish, oprecht bedanken voor het uitstekende werk dat zij hebben verricht en de goede samenwerking die zij aan den dag hebben gelegd om ons op dit punt te krijgen. Ik sta volledig achter het standpunt dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heeft ingenomen met betrekking tot het voorstel dat voor ons ligt. In theorie zijn alle lidstaten voorstander van een individueel identificatiesysteem, maar er zijn twee kampen. Ten eerste zijn er de landen die in grote lijnen voor de voorstellen zijn en dit zijn over het algemeen, afgezien van Frankrijk, landen met minder schapen plus Ierland. Het tweede kamp bestaat uit die landen die volhouden dat het volledig onwerkbaar en veel te duur is om een individueel systeem in te voeren totdat er over wordt gegaan op elektronische identificatie. Tot deze laatste groep behoren Spanje, Portugal en Griekenland en zeer nadrukkelijk ook het Verenigd Koninkrijk. In deze landen bevinden zich enorme aantallen schapen en worden de aanzienlijke zorgen van de schapensector versterkt door bepaalde geografische omstandigheden. Het voorzitterschap van de Raad heeft nu een compromis gepresenteerd waarin in vergelijking met de oorspronkelijke voorstellen, zou worden afgezien van de registratie van individuele schapen tot het moment dat een elektronisch registratiesysteem wordt ingevoerd en waarin, ten tweede, een verplichte elektronische identificatie zou worden geïntroduceerd voor schapen en geiten vanaf 1 januari 2008, afhankelijk van een verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging tegen juni 2006. Ten derde zouden lidstaten met een schapenpopulatie van minder dan 500.000 stuks kunnen worden uitgezonderd van verplichte elektronische identificatie. Het officiële Ierse standpunt is, ironisch genoeg, dat we voorstander zijn van individuele handmatige identificatie omdat we een dergelijk systeem in juni 2001 hebben ingevoerd. Normaal gesproken zijn wij degenen die hier terecht protest aantekenen en daarom sta ik nu volledig achter mijn Spaanse en Britse collega’s en de zaak die zij bepleiten met betrekking tot hun specifieke omstandigheden. In Ierland zijn we echter geen voorstander van het dubbel oormerken dat wordt voorgesteld, aangezien dit voor schapeneigenaren tot meer werk zou leiden en de bijbehorende kosten, zoals voor het vervangen van
18/11/2003 oormerken, aanzienlijk zou opdrijven zonder dat het van toegevoegde waarde is voor ons huidige systeem. Op het moment kost een permanent schapenoormerk dertig cent. Twee van zulke oormerken zouden dus zestig cent kosten, zonder het arbeidsloon mee te rekenen. Daarbij moeten oormerken bij schapen vanwege hun graasgewoonten zeer vaak vervangen worden. Voor ons is het leed inmiddels geleden en we beschikken nu over een individueel identificatiesysteem. Hiermee kunnen we schapen op individuele basis volledig traceren vanaf het bedrijf van geboorte tot aan het karkas. Dit systeem is ingevoerd om ervoor te zorgen dat Ierland werkt met de hoogste standaarden voor de controle en de bestrijding van ziekten en voorop loopt op het gebied van klantenvertrouwen en voedselveiligheid. Dit is voor ons in Ierland vooral van belang omdat wij hierdoor op de exportmarkt aanzienlijk in het voordeel zijn. We zijn niet bereid een stap terug te doen – dat is de officiële lijn, u moet aan de boeren vragen hoe zij hierover denken – en ons huidige systeem te laten vervangen door iets wat nauwelijks meer om het lijf heeft dan een identificatiesysteem voor kudden, waarmee volledige traceerbaarheid niet gegarandeerd kan worden. Met het compromissysteem kunnen immers niet alle verplaatsingen van een individueel schaap getraceerd worden. Het kan dan ook geen basis zijn voor de bestrijding van scrapie of voor genotypering, aangezien individuele identificatie daarvoor noodzakelijk is. In deze fase streeft Ierland naar inpassing van zijn systeem in het voorstel, zodat bepaalde aspecten van zijn het huidige individuele identificatiesysteem behouden kunnen blijven totdat er een verplicht elektronisch systeem wordt ingevoerd. Zoals enkele collega’s reeds gezegd hebben: laten we de doelstelling harmoniseren, maar niet noodzakelijkerwijs de methodologie. De langetermijndoelstelling moet een rendabel elektronisch identificatiesysteem zijn. Tot die tijd moeten er partijnummers komen voor die landen die daar behoefte aan hebben en individuele oormerken voor andere landen, zoals Ierland, afhankelijk van de omvang van de sector en de relevante geografische factoren. 2-317
De Voorzitter. − Dit is het meest hartstochtelijke debat van de avond geweest. Heeft u soms de deur voor iemands neus dichtgeslagen, mijnheer de commissaris? Ik denk dat iedereen op uw antwoord zit te wachten. 2-318
Byrne, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb aandachtig geluisterd naar de diverse argumenten en stel het werk dat met name de heer Adam heeft verricht om een bijdrage te leveren aan het behalen van de algemene doelstelling het identificatieen registratiesysteem voor schapen en geiten in de Gemeenschap te verbeteren, zeer op prijs.
18/11/2003 Ik heb sympathie voor de situatie van de boeren, maar ik wil – evenals mevrouw Doyle – de MKZ-uitbraak van 2001 in herinnering roepen, die heeft aangetoond dat individuele identificatie noodzakelijk is. Er is gerefereerd aan de kosten die hiermee gemoeid zijn. Uit advies dat ik heb ontvangen over de ramingen die door een bepaalde lidstaat zijn opgesteld blijkt dat deze niet accuraat zijn. De kosten die wij zelf hebben gepubliceerd liggen waarschijnlijk veel dichter bij de uiteindelijke kosten van de operatie. De Commissie kan instemmen met amendement 3, wat betreft de ontwikkelingsfase van elektronische identificatie, maar niet wat betreft het invoeren van elektronische identificatie op vrijwillige basis. De Commissie kan instemmen met de amendementen 17, 18 en 23 wat betreft het uitstel van de inwerkingtreding van het verbeterde systeem tot 1 juli 2005. Met het oog op de ontwikkeling van de discussie in de Raad, kan de Commissie waarschijnlijk ook instemmen met amendement 17, wat de verlenging van de termijn voor het aanbrengen van het oormerk tot zes maanden betreft. De Commissie kan instemmen met de amendementen 6 en 27 over het indienen van een verslag inzake de met betrekking tot elektronische identificatie opgedane ervaring. De Commissie kan echter niet instemmen met de indiening van een nieuw wetgevingsvoorstel met het oog op de algemene invoering van elektronische identificatie met ingang van 1 juli 2007. Verder kan de Commissie ook de veldproeven niet uitvoeren die in amendement 21 zijn opgenomen. De Commissie kan instemmen met de amendementen 4 en 7 betreffende de rol van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek. De Commissie kan echter niet instemmen met de amendementen 1 en 2, omdat betrouwbare registratie en identificatie niet alleen op grond van elektronische identificatie kan worden bereikt. De Commissie kan instemmen met het taalkundige amendement 12, maar niet met amendement 28 omdat voor deze kwestie algemene regels gelden. De Commissie kan instemmen met amendement 14, omdat de vervoerder wel verantwoordelijk zal zijn voor het garanderen dat dieren correct zijn geïdentificeerd en geregistreerd. De Commissie kan verder instemmen met de amendementen 20 en 32 wat betreft de eisen die aan het oormerk worden gesteld, maar de Commissie kan niet instemmen met de amendementen 19, 31, 32 en 33, aangezien de dieren dezelfde identificatiecode dienen te houden wanneer identificatiemiddelen worden vervangen, teneinde de traceerbaarheid te waarborgen.
113 De Commissie kan niet instemmen met de amendementen 30 en 32, op basis waarvan dieren worden geïdentificeerd aan de hand van een oormerk of tatoeage in of aan slechts één oor. Het gebruik van dubbele oormerken is essentieel om ervoor te zorgen dat de identiteit bekend blijft als er één oormerk wordt verloren. Het tweede oormerk mag worden vervangen door een elektronisch identificatiemiddel. De Commissie kan instemmen met amendement 34 en accepteert dat oormerken van metaal of plastic mogen zijn en uit één of twee delen mogen bestaan, mits goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. De Commissie kan instemmen met de amendementen 8, 9, 10, 11, 15, 16, 25, 26, 39 en 40. De Commissie kan echter niet instemmen met de amendementen 22 en 24 omdat de bevoegde autoriteit het gegevensbestand opzet, inclusief de bijbehorende procedures voor het verstrekken van gegevens. De Commissie kan niet instemmen met de amendementen 35, 36, 38 en 41 die betrekking hebben op partijgewijze registratie als algemeen systeem. Individuele identificatie is essentieel voor het effectief traceren van dieren voor veterinaire doeleinden, wat van cruciaal belang is voor de bestrijding van besmettelijke ziekten. Om die reden is een algemeen systeem dat gebaseerd is op partijgewijze registratie niet acceptabel. Met partijgewijze registratie kunnen de beoogde doelen van deze voorstellen immers niet worden bereikt, als men bedenkt dat de partij eenvoudigweg steeds opnieuw uit elkaar kan vallen, waardoor de traceerbaarheid van individuele dieren volstrekt onmogelijk wordt. Dit zullen vele mensen in dit Parlement zich nog herinneren als zij terugdenken aan de problemen waarmee de autoriteiten in een aantal lidstaten, waaronder met name het Verenigd Koninkrijk, zich geconfronteerd zagen bij het correct traceren van dieren tijdens de uitbraak van de MKZ-crisis. Toen duurde het in sommige gevallen immers drie weken voor er sprake was van effectieve identificatie. Dat gebeurde in een context waarin, voorzover ik weet, 19 boerderijen besmet raakten met de ziekte vanaf het moment dat het vervoersverbod werd afgekondigd tot het moment dat het ten uitvoer werd gelegd: dat was slechts een kwestie van enkele uren, niet eens van weken. De Commissie kan niet instemmen met de amendementen 5, 13 en 29, omdat communautaire financiering niet wordt voorzien. Ik ben me ervan bewust dat dit voorstel aanzienlijke inspanningen zal vergen van zowel de houders als de autoriteiten, maar ik moet benadrukken dat deze inspanningen zowel de moeite waard als absoluut noodzakelijk zijn. Voor de volledige duidelijkheid en helderheid zal ik een beknopt overzicht laten ronddelen van de standpunten van de Commissie ten aanzien van al
114 deze amendementen, teneinde de zaken tijdens de stemming van morgen voor u te vereenvoudigen.1 2-319
Adam (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is onacceptabel dat de Commissie twee keer het woord mag voeren en de rapporteur slechts één keer. Toch moet gezegd worden dat, ondanks het hele verhaal over alles waarmee de Commissie al dan niet kan instemmen, het een feit blijft dat de Commissie niet bereid is een duimbreed te wijken met betrekking tot partijgewijze registratie. Ik begrijp dat de Commissie bij haar standpunt blijft. Met betrekking tot de fundamenten waarop dit verslag rust heeft de Commissie dus geen centimeter toegegeven. Dat zullen we in overweging moeten nemen tijdens de stemming van morgen. 2-320
De Voorzitter. − Iedere fractie en iedere afgevaardigde zal uiteraard zorgvuldig afwegen hoe er wordt gestemd. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.2 SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 120) 2-321
Folias (PPE-DE). - (EL) Met de algemene elektronische identificatie van schapen en geiten wordt de identiteit van elk klein dier onuitwisbaar vastgelegd. Met dit moderne systeem kunnen we elk dier identificeren, waar het zich ook bevindt, en kunnen we zijn gezondheidstoestand volgen. Maar wanneer de schapenen geitenhouders voor het merken van hun dieren niet op financiële steun van de Unie kunnen rekenen, wacht hen een zware aderlating. In Griekenland bijvoorbeeld werkt het hele gezin van de schapen- en geitenhouder dag en nacht mee, 365 dagen per jaar, zonder Kerstmis en Pasen te vieren. Met een opbrengst die niet in verhouding staat tot de geleverde inspanningen en het geïnvesteerde kapitaal zouden duizenden producenten hun levenswerk moeten opgeven door die onlogische en onrechtvaardige meerkosten van de identificatie. Zo raakt het platteland ontvolkt en zal de veestapel dramatisch krimpen. Bovendien zullen kaasmakers die uitsluitend melk van schapen en geiten verwerken ook moeten sluiten en het lot moeten delen van de werkloze schapen- en geitenhouders. Dit zal een zware slag toebrengen aan de productie van Griekse kaas op basis van schapenmelk, zoals feta. Om dat te voorkomen is een genereuze communautaire tegemoetkoming meer dan noodzakelijk. Daarnaast komt de algemene invoering van de elektronische identificatie op 1 juli 2006 veel te vroeg 1 Standpunten van de Commissie betreffende de amendementen van het Parlement: zie bijlage. 2 Agenda voor de volgende vergadering: zie notulen
18/11/2003 voor Griekenland, dat meer schapen en geiten telt dan de overige veertien lidstaten samen. Daarom moet die termijn met minstens een jaar worden uitgesteld. 2-321-500
(De vergadering wordt om 00.00 uur gesloten)
2-322
Bijlage - Standpunt van de Commissie 2-323
Verslag-Adam (A5-0386/2003) De Commissie kan de volgende amendementen accepteren: 4, 7, 8, 10, 12, 20, 25, 26, 34 en 40. De Commissie kan de volgende amendementen accepteren als onderdeel van het compromispakket: 3(1), 6, 9, 11, 15, 16, 17, 18, 23, 32(2), 37 en 39. De Commissie kan de volgende amendementen niet accepteren: 1, 2, 3(2), 5, 13, 14, 19, 21, 22, 24, 27, 28, 29, 30, 31, 32(1), 33, 35, 36, 38 en 41.
18/11/2003
115 INHOUD
VERGADERING VAN DINSDAG 18 NOVEMBER 2003 .................................................................... 5 Mededeling van het Voorzitterschap.......................... 5 Wetgevings- en werkprogramma voor 2004 Eurostat ............................................................. 5 Stemming .................................................................... 38 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering...................................................... 46 Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten .............................................. 46 Toegang tot de markt voor havendiensten............... 55 Vragenuur (Commissie) ............................................ 71 Ondervoorzitter ............................................................ 84 Kankerscreening ........................................................ 84 Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging...................................... 90 Overbrenging van afvalstoffen ................................. 97 Thematische strategie inzake bodembescherming 102 Beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. 105 Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten.............................................................. 107 Bijlage - Standpunt van de Commissie................... 114