VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 23 september 2003, 13.45 – 16.00 uur. Zaaknummer: 101595 Inzake: Ontwerpbesluit TenneT Aanwezig namens de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: DTe): De heer Hakvoort - DTe, cluster Marktinfrastructuur, voorzitter hoorcommissie Mevrouw De Jong - DTe, lid hoorcommissie De heer Van der Lippe - DTe, lid hoorcommissie De heer Meijer - DTe, lid hoorcommissie Aanwezigen: Mevrouw De Beus
- APX
Mevrouw Van Dijk Mevrouw Geerts-Zandveld De heer De Pree De heer Van Vliet
- EnergieNed, Sectie Productie - EnergieNed, Sectie Productie - EnergieNed, Sectie Productie - EnergieNed, Sectie Productie
De heer De Beijer De heer Biezen De heer Frenken De heer Knibbeler De heer Pelssers De heer Verschuur
- Essent - Essent - Essent - Essent - Essent - Essent
De heer Delfgaauw
- Electrabel
Mevrouw Ortmans De heer Grünfeld
- VEMW - VEMW
De heer Den Blanken
- COGEN Nederland
De heer De Waal
- Reliant
De heer Verheij
- E.ON Benelux
De heer Meeuwis
- TenneT
Verslag: De heer Janssen Mevrouw Van Iersel
- d-g NMa, Verslagdienst - Tiro Vergaderstenografie
De voorzitter opent de hoorzitting, die wordt gehouden naar aanleiding van het ontwerpbesluit 101595 van de directeur DTe van 22 juli 2003. Dit ontwerpbesluit behelst de wijziging van de voorwaarden met betrekking tot de openbaarmaking van gegevens aangaande de beschikbaarheid van productievermogen. Het ontwerpbesluit is gerelateerd aan ontwerpbesluit 101594, dat tijdens een separate hoorzitting met betrekking tot de beschikbaarstelling van informatie aan TenneT voorafgaand aan onderhavige hoorzitting aan de orde was. Tijdens deze voorafgaande hoorzitting was helaas geen afgevaardigde van TenneT aanwezig. Daarom is besloten TenneT aan het begin van onderhavige zitting gedurende een half uur de gelegenheid te bieden om alsnog een mondelinge zienswijze te geven over ontwerpbesluit 101594. Hij schorst de hoorzitting rond ontwerpbesluit 101595.
De voorzitter heropent de hoorzitting rond ontwerpbesluit 101594. Hij ziet af van inleidende formaliteiten en nodigt dhr. Meeuwis uit om namens TenneT het woord te voeren. Dhr. Van Vliet protesteert tegen de gang van zaken. Een half uur is voor TenneT wellicht genoeg, maar voor een discussie is dat apert te kort. Hij verzoekt de hoorcommissie dan ook een extra bijeenkomst te beleggen om die discussie te voeren. De voorzitter wijst erop dat het de bedoeling van een hoorzitting is om partijen te horen. Er is geen verplichting om te discussiëren. Gegeven de omstandigheden ziet de hoorcommissie geen reden om ten koste van ontwerpbesluit 101595 extra discussie in te lassen over ontwerpbesluit 101594. Voor de hoorcommissie is een mondelinge zienswijze van TenneT over ontwerpbesluit 101594 voldoende. De voorzitter stelt voor om na afloop van het half uur te bezien of dat toereikend is en op basis daarvan te bekijken of aanvullende discussies nodig zijn. Bovendien wil hij voldoende tijd overhouden voor besluit 101595. Dhr. Den Blanken meent dat een half uur discussie niet gelijk gesteld kan worden aan het overleg dat oorspronkelijk met betrekking tot ontwerpbesluit 101594 was bedoeld. Wellicht is het zinvol dat DTe en partijen nog nader overleg met elkaar voeren. Maar dan wel nadat de DTe de informatie beschikbaar heeft gesteld die zij van TenneT heeft gekregen. Op die manier zouden partijen een veel rijker beeld krijgen van de overwegingen die de DTe over de ontwerpbesluiten heeft. De voorzitter nodigt dhr. Meeuwis uit om namens TenneT het woord te voeren. Dhr. Meeuwis excuseert zich voor zijn afwezigheid tijdens het eerste deel van de hoorzitting. Intern was bij TenneT alleen de 2e hoorzitting ingepland omdat men ervan uit ging dat de twee onderwerpen net als voorheen gezamenlijk zouden worden behandeld. Naar aanleiding van het eerste transparantiebesluit (100950) is er al een brede discussie geweest over de informatie die TenneT nodig heeft om haar taken ook daadwerkelijk en adequaat te kunnen uitvoeren. Op basis van wetgeving en Codes moet er al informatie worden gegeven. De informatie die nu ter discussie staat heeft twee doelen. Enerzijds wordt de lange termijn leveringszekerheid gediend. Datgene wat tussen de producenten, TenneT en EZ is afgesproken in het kader van de Monitoring Leveringszekerheid en bovendien ook ten aanzien de koelwaterproblematiek, wordt in de regelgeving gedekt door datgene wat nu door de directeur DTe in het huidige ontwerpbesluit 101594 wordt opgegeven. Ook bevat het ontwerpbesluit een component voor de korte termijn situatie, zodat er dayahead en intra-day een beter beeld ontstaat over wat er precies wel of niet beschikbaar is en wat de reden daarvan is. Hij geeft twee voorbeelden. Op een gegeven moment zat TenneT zeer krap. Zij ging bellen met partijen en kreeg te horen: ‘We kunnen wel een streepje hoger, maar dat kost 2.5 miljoen want dat is inherent aan ons onderliggende gascontract. Kiest u maar. Wij hebben 20 MW in de aanbieding, maar dat kost wat’. In een andere situatie tijdens de Code Rood in de zomer van 2003 stond een eenheid stil omdat er eenvoudig geen gascontract was. Dat was voor TenneT op dat moment nieuwe informatie. Het huidige ontwerpbesluit geeft niet alleen een compleet overzicht over de productiegegevens van de vier grote producenten, maar ook over een heleboel kleinere producenten. TenneT krijgt daardoor zowel op korte als op lange termijn zicht op de status van ongeveer 95% van het opgesteld productievermogen in Nederland. Enerzijds is er dekking van wat opgesteld is, anderzijds is er dekking van wat daarvan daadwerkelijk op korte of middellange termijn beschikbaar is. Hij geeft nog een voorbeeld. In alle optelsommetjes komt de Flevocentrale nog steeds voor, terwijl iedereen weet dat het op z’n minst een half jaar duurt om dat ding weer aan de praat te krijgen. In een korte termijn of Code Rood situatie heeft dat dus niet veel zin. Overigens is nu aangekondigd dat de Flevocentrale gesloopt gaat worden, en dat betekent dat hij dus eigenlijk niet meer kan worden meegeteld ook al is de sloophamer nog niet daadwerkelijk gehanteerd. Zo zijn er wellicht meer voorbeelden. Het ontwerpbesluit geeft TenneT alle informatie die nodig is om haar monitoring-taak te vervullen en stelt haar in staat de ook vanuit de overheid frequent gestelde vraag naar de actuele situatie gevalideerd te kunnen beantwoorden. Dankzij dit besluit wordt TenneT in staat gesteld haar wettelijke taak waar te maken.
2
De voorzitter memoreert de tijdens het eerste gedeelte van de hoorzitting geponeerde stelling dat de informatie wellicht aangeleverd zou kunnen worden op portfolio-niveau. Getwijfeld werd echter aan de waarde voor TenneT van aanlevering op eenheid-niveau. Hij vraagt om commentaar. Dhr. Meeuwis memoreert dat er twee discussies hebben gelopen. Tijdens de discussie over het eerste transparantiebesluit (100950) hebben partijen besproken of er een gemene deler kon worden gevonden zonder in juridische procedures verwikkeld te geraken. TenneT kreeg toen de indruk dat zowel de directeur DTe als de producenten meenden dat zij met wat minder genoegen zou moeten nemen. TenneT heeft toen gesteld dat zij best iets kon ‘indikken’ ten koste van de zekerheid en de nauwkeurigheid waarmee analyses konden worden gemaakt. Daaraan zit natuurlijk een bepaalde ondergrens. Als die wordt overschreden, dan rest TenneT niets anders dan naar de minister te stappen om de knoop door te hakken omdat zij dan geen waarheidsgetrouw beeld kan geven. Wanneer een gevalideerde en oprechte analyse van de situatie wordt gewenst, dan is ontwerpbesluit 101594 nodig. Aanlevering op portfolio of locatieniveau biedt geen soelaas, bijvoorbeeld omdat de brandstofsoort van een eenheid mede bepaalt hoe snel hij kan worden opgestart. Een kerncentrale, die stil staat maar in wezen wel opstartbaar is, heeft andere reactietijden dan een stilstaande kolen- of gascentrale. Ook de reactietijd om een eenheid van half naar vol vermogen te krijgen verschilt per brandstofsoort. Hoe nauwkeuriger de kennis van de feiten, hoe nauwkeuriger de voorspelling van de reactietijd om extra vermogen te kunnen krijgen. Voorliggend ontwerpbesluit dekt 100% van de mogelijke vragen af. De voorzitter nodigt partijen uit vragen te stellen. Dhr. Den Blanken vraagt TenneT wat meer te vertellen over de vragen die op TenneT af komen. Genoemd werden vragen van het ministerie die wellicht niet altijd kunnen worden beantwoord. Maar wat zijn dat voor vragen; hebben ze te maken met de wettelijke taken van TenneT? Dhr. Meeuwis antwoordt dat circa twee jaar geleden door de Tweede Kamer een motie van kamerlid Akkerman is aangenomen die verklaarde ‘dat TenneT stond voor de leveringszekerheid’. Toen zijn allerlei discussies ontbrand over de vraag wat dat dan precies inhoudt. Eén van de dingen die dat in ieder geval wél inhoudt is dat TenneT in een noodsituatie zeker moet weten dat de toe te passen maatregel inderdaad terecht is. Met maatregel wordt dan niet bedoeld het afroepen van regel-, reserveof zelfs noodvermogen, maar het afschakelen of het annuleren van exporten (=tricky business, want het buitenland kan dat ook doen). Voorkomen moet worden dat zo’n maatregel wordt genomen terwijl er ergens in Nederland nog een inzetbaar hoeveelheid productie staat. Om dat te voorkomen is de omstreden informatie eenvoudig nodig. Met een noodsituatie wordt niet alleen Code Rood bedoeld. Iedereen kent de situatie van anderhalf jaar geleden dat in de ochtend in 10 minuten tijd een complete productielocatie van het net verdween. Twee uur later ging er nog een, met het gevolg dat in totaal 2600 MW productievermogen in Nederland kwijt was. Geen Code Rood, geen spannende toestanden, geen groot onderhoud bij anderen, maar wel 2600 MW foetsie. Op dat moment heeft TenneT een aantal exporten van in totaal 300 MW geannuleerd. Dat was natuurlijk lang niet genoeg; er bleef nog een aanzienlijke onbalans met het buitenland bestaan. Er was toen de mazzel dat in het buitenland geen spannende dingen speelden, dus de onbalans werd oogluikend toegestaan. Maar een vergelijkbare situatie op een ander moment kan verkeerd uitpakken en dan moet TenneT heel goed weten dat er daadwerkelijk niets meer beschikbaar is. Daarom is de informatie nodig. Een en ander betekent wellicht dat 99% van de tijd teveel informatie wordt ontvangen, maar het gaat net om die 1% van de tijd dat de informatie wel nodig is. Dhr. De Pree begrijpt dat TenneT de informatie goed kan gebruiken. Ook zou het mooi zijn wanneer TenneT zelf aan de knoppen zou draaien en dat de productie allemaal in één hand was; dan zou de situatie herleven die bestond voordat de E-wet werd ingevoerd. Maar er is nu eenmaal gekozen voor een bepaald liberaliseringsregime; er zijn taken gescheiden. Wanneer bepaalde marktpartijen dan een verplichting wordt opgelegd, dan moet zorgvuldig worden bekeken of dat evenredig is. Rechtvaardigt die 1% tijd dat de informatie nodig is de maatregel? Deze vraag kan niet worden afgedaan door in z’n algemeenheid te zeggen ‘dat de informatie wel bruikbaar is’. Per onderdeeltje van de informatie moet
3
worden beoordeeld of hij nodig is of niet. De Sectie Productie van EnergieNed heeft dat tijdens het eerste gedeelte van de hoorzitting uitvoerig betoogd. Dhr. Knibbeler constateert dat er nu een eerste indicatie is van de redenen waarom TenneT de omstreden informatie mogelijk nuttig acht. In het ontwerpbesluit stond nog ‘dat het waarborgen van de informatievoorziening noodzakelijk is voor een goed uitvoering van de systeemdiensten’. Inmiddels blijkt dat dhr. Meeuwis een relatie legt met de lange termijn leveringszekerheid en de taak die TenneT als gevolg van een amendement heeft gekregen. Daarnaast blijkt de wens van TenneT om voor de korte termijn een beter beeld te krijgen van wat wel of niet beschikbaar is. Hij wijst op een belangrijk bezwaar tegen deze zienswijze en op de onmogelijkheid om in dit stadium een adequate gedachtewisseling te hebben. Het is niet duidelijk welk deel van de gevraagde informatie nodig is voor de lange termijn leveringszekerheid, en welk deel voor de korte termijn. Gegeven de bestaande informatieverplichtingen zou per bepaling moeten worden bezien waar TenneT additionele lacunes signaleert. Een dergelijk gedetailleerde zienswijze ontbreekt vooralsnog. Zolang de schriftelijke zienswijze -die kennelijk ten grondslag ligt aan het ontwerpbesluit- ontbreekt wordt het zeer moeilijk om ter zitting een vruchtbare gedachtewisseling te hebben. De voorzitter beaamt dat een dergelijke discussie zinvol kan zijn. De afweging is echter een taak voor het bestuursorgaan. Hij spoort partijen aan zo specifiek mogelijk hun gronden en bezwaren te noemen, zodat de directeur DTe deze afweging kan maken. Het nalopen van alle bepalingen is gegeven de tijd en de mogelijkheden te hoog gegrepen. Hij wijst erop dat de directeur DTe het ontwerpbesluit puur en alleen heeft geschreven vanuit de optiek van de systeembalanshandhaving. De directeur DTe heeft met het Ministerie EZ de afspraak dat er over de taken van TenneT in het kader van de voorzieningszekerheid wetgeving wordt voorbereid en dat de directeur DTe verder geen stappen onderneemt om die zekerheid te waarborgen. Dhr. Meeuwis zet uiteen dat hij met de lange termijn niet bedoelde de leveringszekerheid over een periode van 3 tot 5 jaar. Voor hem ligt de knip tussen day-ahead en langere termijn. Day-ahead is de voorspelling van de te verwachten complicaties in het net, samenhangend met transportbeperkingen en dergelijke. Intra-day is een beschrijving wat er gebeurt in geval van storingen of grootschalige afwijkingen van de vraag- en aanbodprognoses. Van belang is wel dat bij een probleem met bijvoorbeeld een productiebedrijf vastgesteld kan worden of het een probleem betreft dat binnen een uur of misschien pas binnen twee weken kan worden opgelost. Dat laatste is wat hij met lange termijn bedoelt. Het gaat uitdrukkelijk niet over de vraag hoe kan worden gewaarborgd dat bijvoorbeeld een bepaalde reservecapaciteit kan worden gehouden voor een periode van twintig jaar (als dat politiek wenselijk geacht zou worden). Dhr. Knibbeler memoreert het verzoek dat tijdens het eerste gedeelte van de hoorzitting werd gedaan om de schriftelijke zienswijze van TenneT ter beschikking te bestellen aan partijen. Essent is niet echt tevreden over de mondelinge toelichting die dhr. Meeuwis zojuist gaf. Het is niet alleen de verantwoordelijkheid van de directeur DTe om een besluit zorgvuldig te nemen, maar ook om zorgvuldig om te gaan met de verschillende zienswijzen die ten aanzien van dat besluit naar voren kunnen worden gebracht. TenneT heeft geen kennis kunnen nemen van de bezwaren die tijdens het eerste gedeelte van de hoorzitting door Essent en EnergieNed naar voren zijn gebracht. Hij herhaalt het verzoek om ten aanzien van de specifieke informatiebehoefte van TenneT een consultatieronde te organiseren en om die specifieke informatiebehoefte onder partijen te laten circuleren. De voorzitter antwoordt dat de hoorcommissie dit verzoek in beraad zal nemen. Dhr. Van Vliet meldt dat EnergieNed het verzoek van Essent onderschrijft. Dhr. Den Blanken brengt een tijdens het eerste gedeelte van de hoorzitting druk besproken onderwerp
4
ter sprake: de motivatie die de directeur DTe voor de hele operatie heeft uitgesproken met betrekking tot de 200 MW cq. Code Rood situatie tijdens de zomer van 2003. Geschetst werd een situatie van zorg aan de kant van de directeur DTe omdat er op enig moment slechts een zeer korte biedladder van 200 MW beschikbaar was op de onbalansmarkt, en dat bovendien het vermoeden bestond dat er nog een onbekende extra hoeveelheid capaciteit was die niet ontsloten zou kunnen worden. Spreker meent dat de markt in de zomer 2003 buitengewoon efficiënt was. De krapte was bij zeer veel partijen bekend; iedereen spande zich in om vraag af te schakelen of om vermogen op te regelen. In de WKK-wereld zijn meerdere installaties buiten hun normale processen geraakt om maximaal te kunnen gaan leveren. Dit alles werd zeer gestimuleerd door de prijzen die op dat moment voor vermogen konden worden gerealiseerd op de APX. De situatie was dus krap. Maar de directeur DTe stelde tijdens het eerste gedeelte van de hoorzitting dat de situatie qua marktwerking niet efficiënt zou zijn geweest en dat er nog ergens een onbekende hoeveelheid vermogen beschikbaar zou zijn geweest. Hij vraagt wat TenneT van die stellingen vindt. Bovendien stelt hij nog een juridische vervolgvraag. Zelfs wanneer er op dat moment nog een onbekende hoeveelheid vermogen zou zijn geweest die partijen niet aanboden of slechts tegen extreem hoge prijzen, is dat dan ‘erg’? Er werd tijdens het eerste gedeelte van de hoorzitting duidelijk een waardeoordeel uitgesproken. Vindt TenneT dat de markten de afgelopen zomer efficiënt hebben gewerkt, of meent zij dat er geweldige marktimperfecties in de informatievoorziening zijn geweest die haar nopen de door de directeur DTe voorgestelde maatregelen over te nemen. De voorzitter wijst erop dat tijdens het eerste gedeelte van de hoorzitting onderscheid is gemaakt tussen het ter beschikking stellen van vermogen aan TenneT -niet ter discussie- en de vraag of TenneT voldoende informatie heeft over de hoeveelheid vermogen in de markt. Dhr. Meeuwis preciseert dat de situatie krapper was dan gesteld: op de biedladder stond op een gegeven moment nog maar 90 MW in plaats van 200 MW. De vraag over de onbekende hoeveelheid beschikbaar vermogen kan eenvoudig worden beantwoord: TenneT weet dat niet. En het is precies de kern van het ontwerpbesluit om dat inzicht te kunnen verwerven. Ook over het functioneren van de markt kan hij kort zijn. Eindelijk is er een stukje elasticiteit aan de vraagkant te bespeuren geweest, waar voorheen iedereen maar gewoon rücksichtslos aan zette wat hij aan wilde zetten. Een opmerking is nog op z’n plaats over het wel of niet hanteren van prijsplafonds. Spreker persoonlijk meent dat de APX geen prijsplafond had moeten hanteren. Nu is de prijs naar 2200 EUR gestegen. Het lijkt erop dat een aantal partijen gewoon blindelings tegen de maximale prijs heeft geboden onder het motto ‘dan krijgen we het toch wel’. Dat heeft echter ook een opdrijvend effect. Wanneer de prijs wordt losgelaten, dan moet iedereen gaan nadenken wat het hem nu echt waard is. Dat zou een extra dimensie kunnen betekenen. De discussie loopt al met de directie van APX en die lijkt er wel voor te voelen. Hij vindt dit prijsplafond de enige imperfectie in de markt die hij zou willen veranderen. De vraag of er nog bergen vermogen over waren is niet te beantwoorden, omdat de desbetreffende informatie niet beschikbaar is. Dus moet in den blinde worden gevaren, en wanneer Rijkswaterstaat dan vraagt of er wel of niet een ontheffing moet worden gegeven in het kader van koelwaterbeperkingen, dan kan alleen de biedladder worden bekeken. Dan is het dus niet kenbaar of er niet ergens toch nog 100 tot 200 MW zit. Dhr. Den Blanken beaamt dat men niet kan weten wat onbekend is. Maar er moet wel een gereed vermoeden zijn dat zoiets aan de hand is en dat dit met zulke inspanningen boven water gehaald kan worden. Wanneer een dergelijk gereed vermoeden niet bestaat, dan is de stelling ‘men kan niet weten wat onbekend is’ geen argument om op de voorgestelde excessieve wijze te gaan meten. Op die manier komt geen redelijke afweging tot stand of men de informatieverstrekking in het ontwerpbesluit mag opleggen. De voorzitter sluit het tweede gedeelte van de hoorzitting rond ontwerpbesluit 101594. De voorzitter heropent de hoorzitting rond ontwerpbesluit 101595. Dit ontwerpbesluit betreft de manier waarop TenneT de informatie, die zij op basis van ontwerpbesluit 101594 aangeleverd krijgt, selectief
5
en in geaggregeerde vorm openbaar gaat maken. Hij nodigt dhr. Grünfeld uit om namens VEMW als eerste het woord te voeren. Dhr. Grünfeld zet uiteen dat de directeur DTe op 23 juli 2003 ontwerpbesluit 101595 heeft bekend gemaakt met als doel het openbaar maken van gegevens aangaande de beschikbaarheid van productievermogen. Bij brief van 2 september 2003 heeft VEMW een zienswijze gegeven. Ter zitting maakt VEMW van de gelegenheid gebruik om deze zienswijze van een korte mondelinge toelichting te voorzien. VEMW behartigt de belangen van zakelijke energiegebruikers. Zij heeft een zeer divers ledenbestand afkomstig uit sectoren variërend van industrie tot zorg, van transport tot onderwijs, en van zakelijke dienstverlening tot overheid. Alle leden van VEMW zijn actief betrokken bij de elektriciteitsmarkt, zij het op verschillende wijze en met een verschillende mate van intensiteit. Sommige leden beschikken over eigen opwekvermogen, andere leden kopen de stroom volledig in op de markt. Allen hechten groot belang aan een goed functionerende elektriciteitsmarkt. VEMW beschouwt dit als cruciale voorwaarde voor een betrouwbare en doelmatige elektriciteitsvoorziening. Elke markt -en dus ook die voor elektriciteit- is voor haar functioneren mede afhankelijk van de beschikbaarheid van informatie. Eenzijdige beschikbaarheid van informatie (informatie-asymmetrie) voor één partij biedt die partij grote voordelen ten opzichte van andere spelers op de markt. Hoewel een zekere informatieasymmetrie inherent is aan de verschillende posities die elektriciteitsproducenten, handelaren en gebruikers op de elektriciteitsmarkt innemen, biedt een meer evenwichtige beschikbaarheid van informatie voor aanbieders en kopers uitzicht op een actievere betrokkenheid van deze spelers en daardoor een beter functioneren van de markt. Illustratief hiervoor is de situatie die in Nederland in augustus 2003 optrad. In deze periode werd de markt geconfronteerd met een grote vraag naar stroom en een afnemend aanbod van elektriciteit door centrales met koelwaterbeperkingen. In deze Code Rood situatie werd de balanshandhavingsrol van TenneT ernstig op de proef gesteld. In een recent interview in het blad ‘Utilities’ van september 2003 kijkt de verantwoordelijke manager besturing van TenneT dhr. Maas terug op deze periode. Hij constateert dat marktpartijen goed op de situatie hebben gereageerd. Een citaat: ‘Ze hebben minder afgenomen of zelfs stroom aangeboden. De Code Rood situatie is een waarschuwing. Daarnaast is het een indicatie aan de markt dat er schaarste is. Alle partijen hebben recht op dezelfde informatie’. VEMW spreekt ter zitting geenszins de hoop uit dat Nederland met grote regelmaat wordt geconfronteerd met een Code Rood situatie. Wel wordt het voorbeeld gebruikt om te benadrukken hoezeer informatie cruciaal is voor het functioneren van de markt en hoezeer daarbij het gelijkelijk beschikken over informatie van belang is. Op de Nederlandse elektriciteitsmarkt kunnen veel partijen participeren, of het nu om productievermogen gaat of om afschakelvermogen. Of zij dat ook daadwerkelijk doen en daarmee bijdragen aan een betrouwbare en doelmatige elektriciteitsvoorziening hangt af van de mogelijkheden en de risico’s die de markt biedt. Een meer evenwichtige beschikbaarheid van informatie speelt hierbij een cruciale rol. Het is dan ook om die reden dat VEMW het voorgenomen besluit van de directeur DTe tot verruiming van de beschikbaarheid van de gegevens omtrent productievermogen toejuicht. Tot slot nog een opmerking over de totstandkoming van het besluit. VEMW heeft begrepen dat voorafgaand aan de bekendmaking van het ontwerpbesluit de directeur DTe intensief overleg heeft gevoerd met vertegenwoordigers van de elektriciteitsproductiebedrijven. Hoewel VEMW in het verleden bij herhaling heeft aangedrongen op overleg met de directeur DTe over voorgenomen besluiten ter vergroting van de transparantie op de elektriciteitsmarkt, heeft de directeur DTe daaraan tot de grote spijt van VEMW geen gehoor willen geven. Gezien het grote belang dat VEMW hecht aan het voornemen tot vergroting van transparantie enerzijds en de bezwaren die zullen worden geuit tegen voorgenomen besluiten anderzijds, geeft VEMW de directeur DTe nogmaals in overweging om met alle betrokken partijen -d.w.z. producenten, handelaren en verbruikers- serieus en constructief overleg te voeren. VEMW is voor een dergelijk overleg beschikbaar. De voorzitter dankt dhr. Grünfeld voor zijn toelichting. Hij wijst erop dat de directeur DTe regelmatig overleg heeft met alle partijen over zaken die te maken hebben met haar bevoegdheden, waaronder
6
bijvoorbeeld het functioneren van de Codes. Wellicht werd door VEMW op een dergelijk overleg gezinspeeld. Dhr. Grünfeld weerspreekt dat hij dit bedoelt. Hij zinspeelde op een overleg dat voorafgaand aan de totstandkoming van de besluiten heeft plaatsgevonden. De voorzitter wijst erop dat voorafgaand aan de huidige besluiten een ander transparantiebesluit is geconcipieerd. Dit is in ontwerp aan partijen en belanghebbenden voorgelegd. Er is toen besloten het zij het met wijzigingen- te nemen. Vervolgens is er een bezwaarprocedure gestart, die uiteindelijk leidde tot het intrekken van het besluit. Er zijn toen ook gesprekken geweest met belanghebbenden. Aan de vooravond van onderhavig besluit 101595 is geen specifiek overleg geweest met producenten. Het besluit is vooral ontstaan na een brief die de directeur DTe specifiek heeft gestuurd aan de directeur van TenneT om te horen in hoeverre de huidige informatie voor de onbalansmarkt voldoende was. Deze brief bevatte tevens de eigen overwegingen van de directeur DTe -mede op basis van het advies van de MSC- over openbaarmaking daarvan. Hij nodigt mevr. De Beus uit om namens APX het woord te voeren. Mevr. De Beus zet uiteen dat de APX positief staat tegenover het besluit om de transparantie in de markt te vergroten. APX hecht grote waarde aan een verbetering van het functioneren van de markt. Een van de kenmerken van een goed functionerende markt is symmetrische informatie. Daarvan is op dit moment in de elektriciteitsmarkt geen sprake. APX wil wel duidelijk maken dat de manier waarop de transparantievergroting gestalte wordt gegeven en de manier en de timing van het beschikbaar maken van informatie van essentieel belang is voor de werking van de markt. Een verkeerde timing of manier van informatie beschikbaar stellen kan juist marktverstorend werken. De directeur DTe stelde bij monde van de voorzitter dat het ontwerpbesluit is gestoeld op de systeembalanshandhaving. Maar de onbalansmarkt en de day-ahead spotmarkt werken wel degelijk met elkaar samen. Omdat APX praktisch gezien de laatste markt is waar posities kunnen worden vereffend, vindt APX het van groot belang dat informatie vóór de sluiting van de APX day-ahead spotmarkt naar buiten wordt gebracht en misschien zelfs vóór de dagveiling van importcapaciteit. APX hecht grote waarde aan publicatie van informatie. De timing is van belang, maar misschien ook de het detailniveau van de informatie. APX is een anonieme spotmarkt; partijen moeten er op terecht kunnen zonder hun posities bloot te moeten geven. Het lijkt zinvol om na te denken over de eventuele gevolgen van het geven van detailinformatie voor de spotmarkt in Nederland. Die markt is immers redelijk klein. De voorzitter dankt mevr. De Beus voor haar toelichting. Hij constateert dat zowel VEMW als APX spreken over de transparantie van de markt. De bedoeling van het ontwerpbesluit is niet om de transparantie van de markt in z’n algemeenheid te vergroten. Het richt zich met name op een verbetering van de informatie rond de onbalansmarkt zodat partijen daarvan efficiënter gebruik kunnen maken, en vooral ook dat ze vermogen voor op- of afregelen ter beschikking stellen. De betogen van VEMW en APX gaan over de informatie-asymmetrie in z’n algemeenheid, maar een commentaar ontbreekt op de vraag of de efficiëntie van de onbalansmarkt door het ontwerpbesluit wordt verbeterd. Dhr. Grünfeld antwoordt dat hij uitsluitend heeft gesproken over de onbalansmarkt. Vandaar ook de referentie aan de Code Rood situatie. Mevr. De Beus meent dat onbalansmarkt en markt moeilijk los van elkaar kunnen worden gezien. Wanneer men iets voor de onbalansmarkt wil verbeteren, dan kan dat ook gevolgen hebben voor de markt die daar bovenop ligt. De voorzitter memoreert de stelling van APX dat informatie openbaar gemaakt kan worden die een nadelig effect kan hebben op de markt. Hij vraagt of het ontwerpbesluit specifieke bepalingen bevat die een dergelijk effect teweeg kunnen brengen. Mevr. De Beus geeft een voorbeeld. Het is eigenlijk zonde als de niet-beschikbaarheid van productievermogen ná sluiting van de APX kenbaar wordt gemaakt. Als dat van te voren zou kunnen,
7
dan kunnen partijen er nog op reageren en op het laatste moment nog hun biedingen veranderen of hun portfolio optimaliseren. Het ontwerpbesluit meldt ’24 uur voor aanvang van het klokuur waarop de verminderde beschikbaarheid betrekking heeft’. Dat zou dus ook na de sluiting van de APX kunnen zijn. De voorzitter wijst erop dat dit informatie betreft die bij TenneT komt. Zij maakt dat kenbaar aan de markt vóór 13.00 uur dagelijks en dat is dus altijd nadat de APX gedraaid heeft. Dat is jammer, want de markt zou wellicht voordeel hebben bij een ander tijdstip. De vraag blijft echter van welke bepalingen aangaande de openbaarmaking de markt nadeel zou hebben. Dhr. Den Blanken wenst mevr. De Beus een vraag te stellen. Over het algemeen is iedereen het wel eens over perfecte markten met veel transparantie en veel symmetrie tussen partijen. De APX stelt nu echter dat er een grote asymmetrie in de elektriciteitsmarkt zou bestaan. Hij vraagt haar die stelling te preciseren. Welke asymmetrie wordt precies bedoeld? Tussen welke partijen en onder welke omstandigheden doet die zich precies voor? In welke mate is het een excessieve asymmetrie uitgaande boven wat normaal tussen partijen aan de orde is? Het is makkelijk op te merken dat er een grote asymmetrie bestaat; dan roept iedereen meteen ‘O help, er is een enorme asymmetrie!’ Maar wat wordt daarmee precies bedoeld, en onmiddellijk daarna rijst de vervolgvraag: waarom zou onderhavig ontwerpbesluit voor die specifieke asymmetrie een oplossing zijn? Mevr. De Beus antwoordt dat er op geen enkele markt volledige concurrentie bestaat; er is altijd enige asymmetrie in informatie. Op de elektriciteitsmarkt is er wel degelijk een verschil in informatie, zeker ten aanzien van de beschikbaarheid van productiecapaciteit. Er zijn partijen die heel goed kunnen inschatten wat beschikbaar is en er zijn partijen die dat nauwelijks kunnen. Dhr. Den Blanken vraagt wat ze daarmee precies bedoelt. Weet een eigenaar van zijn eigen installatie meer dan een niet-eigenaar? Dat is toch geen asymmetrie. Mevr. De Beus meent dat het de concurrentie zou verbeteren wanneer beide partijen evenveel weten. Dhr. Den Blanken begrijpt niet hoe het door mevr. De Beus genoemde kennisverschil als informatieasymmetrie een rol kan spelen in de discussie. Dhr. Frenken vraagt mevr. De Beus hoeveel procent van het handelsvolume op de APX uit het buitenland komt. Mevr. De Beus antwoordt dat dit percentage hoog ligt. Dhr. Frenken wijst erop dat aan de import/export in het ontwerpbesluit geen aandacht wordt besteed. Hij ziet geen enkel belang van APX om het ontwerpbesluit te steunen. Wanneer de APX iets wil doen aan haar transparantie, dan lijkt prioriteit nummer 1 het in kaart brengen van de import/export. De APX is gewoon een importmarkt. Mevr. De Beus bevestigt dat de APX daarmee druk bezig is. Dhr. De Pree maakt een vergelijking. Hij pleegt op zaterdagmiddag nog wel eens naar de slager te gaan. Daar liggen dan nog net een paar stukjes vlees, precies genoeg voor hem. Dan prikkelt de gedachte: ‘Goh, dat vlees dat ligt daar nog, dat is maandag niet meer verkoopbaar, misschien moet ik maar eens proberen om dat vlees iets goedkoper te krijgen’. Dan zegt de slager wellicht: ‘Nou nee meneer, er komt zo nog een klant aan. U kunt het nu meenemen, of u krijgt het niet meer!’. En dan denkt spreker altijd: ‘Is het waar wat die slager zegt; komt die klant inderdaad? Goh, eigenlijk zou die man dat moeten publiceren’. De portee van de vergelijking: dat soort informatie is altijd zeer interessant, maar een regulator moet zich er niet mee bemoeien, want dat is nu net marktwerking. De voorzitter wijst erop dat ter zitting niet de transparantie aan de vraagzijde aan de orde is (hoe groot zal de vraag volgende week of morgenochtend zijn), en ook niet de transparantie aan de aanbodzijde (wat zijn de posities van partijen). Aan de orde is transparantie over de beschikbaarheid van productievermogen in Nederland (dus het totale aantal slagerswinkels waar vlees kan worden gekocht) en daarnaast de inschatting van de ruimte die er is om bij al die slagerswinkels op zaterdagmiddag nog eventuele onbalansen in vleesposities te kunnen wegwerken.
8
Dhr. De Pree constateert dat die precieze formulering nog niet in het ontwerpbesluit terug te vinden is. De discussie begint vruchten af te werpen. De voorzitter nodigt dhr. Den Blanken uit om namens Cogen Nederland het woord te voeren. Dhr. Den Blanken houdt een betoog dat overeenkomt met het gestelde in randnummers 6 en 7 van zijn pleitnota gedateerd 23 september 2003. Een kopie van deze pleitnota is aan dit verslag toegevoegd als Bijlage 1. De voorzitter dankt dhr. Den Blanken voor zijn toelichting. Dhr. Van der Lippe vraagt hem wat hij precies bedoelt met zijn laatste punt. Is iedere vorm van openbaarmaking met betrekking tot WKK’s ongewenst? Dhr. Den Blanken antwoordt dat de jaarlijkse capaciteit van een WKK best bekend mag zijn. Maar hoe het zit met de warmte-afname en dus omgekeerd de elektriciteitsproductie van die installatie, dat is al interessante informatie. Dat geldt ook voor de gevraagde opgave van redenen waarom bepaalde elektrische productie niet beschikbaar is. Wanneer een producent moet opgeven dat zijn elektriciteitsproductie meer of minder is vanwege factoren in zijn papier- of zoutproductieproces, dan openbaart hij gegevens die van grote competatieve waarde of gevoeligheid zijn in betreffende sector. Een jaarlijkse opgave met bijvoorbeeld een maandelijkse verdeling wegens seizoensinvloeden, dat moet bespreekbaar zijn. Maar de vraag om zeer gedetailleerde, frequente en met redenen omklede informatie over de productie gaat veel te ver. De voorzitter nodigt dhr. De Pree uit om namens de Sectie Productie van EnergieNed het woord te voeren. Dhr. De Pree houdt een betoog dat op enkele aanvullingen na overeenkomt met het gestelde in randnummers 10 t/m 14 van zijn pleitnota gedateerd 23 september 2003. Een kopie van deze pleitnota is aan dit verslag toegevoegd als Bijlage 2. Hieronder worden slechts de aanvullingen vermeld. Na de tweede volzin van randnummer 10 geeft hij een aanvulling. Ter zitting ontstond verwarring over de precieze bedoeling van het ontwerpbesluit. EnergieNed meent te begrijpen dat een identificatie zal worden gegeven van de productie-eenheid. Wat gepubliceerd wordt is dus niet anoniem. Hij vraagt de voorzitter om commentaar. De voorzitter zet uiteen dat het gaat om de melding van de beschikbaarheid van het opgestelde vermogen. In art. 2.5.2 Ontwerpbesluit wordt gesteld dat dit per eenheid is incluis indicatie. In art. 2.5.3a Ontwerpbesluit wordt gesteld dat de gepubliceerde ruimte cq. de maximale diepte op de onbalansladder één geaggregeerd getal is. Dhr. De Pree werpt tegen dat in art. 2.5.2 wordt gesproken over gegevens per productie-eenheid en in de art. 2.4.1.2 t/m 2.4.1.4 over de ontvangen meldingen. Dat is toch vrij specifiek. De voorzitter zet uiteen dat het gaat om specifiek opwekvermogen dat per eenheid beschikbaar is voor de markt. Maar het geldt niet voor de handelstransacties cq. de posities die individueel worden ingenomen op basis van marktransacties die effect zouden hebben op de daadwerkelijke benutting van individuele eenheden. Het is niet de bedoeling dat dergelijke informatie specifiek per installatie aan de markt bekend wordt gemaakt. Dhr. De Pree werpt tegen dat er toch zeer specifieke gegevens over installaties per partij en per installatie openbaar worden gemaakt. Daarmee kunnen marktpartijen van alles doen. Hij vervolgt zijn betoog in randnummer 10. Bij de derde bullit van randnummer 12 geeft hij een aanvulling. De mogelijkheid van collusie tussen marktpartijen wordt vergroot wanneer allerlei informatie openbaar wordt gemaakt. Dit gevaar is bekend bij de d-g NMa: zij heeft enige zaken in behandeling waarin
9
marktpartijen zelfstandig een marktinformatiesysteem hadden opgezet. Deze partijen hangen nu grote boetes boven het hoofd. Hij vervolgt zijn betoog tot en met zijn conclusies in randnummers 13 en 14. De voorzitter dankt dhr. De Pree voor zijn toelichting. Hij brengt de stelling van EnergieNed ter sprake dat niet duidelijk is waarom de elektriciteitsmarkt anders is dan andere markten. Hij gebruikt opnieuw de vergelijking met de vleesmarkt. Het verschil tussen die markt en de elektriciteitsmarkt is dat er geen landelijke vleesoperator is, die de taak heeft om te zorgen dat aan het eind van de week op zaterdagmiddag enerzijds alle vragers van vlees zijn voorzien van vlees en anderzijds alle slagers van hun voorraad zijn verlost met wellicht een extra reserve voor de volgende week. Dat is het essentiële verschil. Aan de orde is niet een weekmarkt waarop alle vragers en aanbieders elkaar zullen moeten zien te vinden, maar de specifieke taak van TenneT om de systeembalans te handhaven. Enige malen is gerefereerd aan LEO. Gesuggereerd is dat het ontwerpbesluit de eerste stap is op weg naar een hernieuwde centralisatie van die beheerstaken. Het besluit beoogt echter precies het omgekeerde. De filosofie van de E-wet luidt: zelfs het uitoefenen van een monopolietaak als de systeembalanshandhaving door TenneT dient te geschieden volgens marktprincipes. Dat wil zeggen dat TenneT niet zelf de beschikking heeft over een hoeveelheid productie-eenheden die zij zou kunnen inzetten; zij dient deze eenheden op de markt te verkrijgen. De aanhef van het ontwerpbesluit meldt dat het besluit niet dient om het succes van specifieke spelers op de markt te garanderen, maar om inzichtelijk te maken hoe ruim of hoe krap de verwachte reservemarge is voor TenneT om haar taken uit te voeren. De bedoeling daarvan is dat TenneT bij krapte de markt tijdig een signaal geeft: ‘Pas op er komt een periode aan waarin het krapper wordt, normaliter gaan de prijzen dan omhoog, doe je best, wie weet valt er iets te verdienen terwijl je tegelijk bijdraagt aan een vergrootte systeemstabiliteit doordat TenneT meer eenheden op de biedladder heeft’. Dan moeten twee dingen duidelijk worden gemaakt: enerzijds hoe groot het totale beschikbare vermogen is, anderzijds hoe groot de geprognosticeerde vraag cq. belasting is vervat in een geaggregeerd getal. De markt kan dan vervolgens uitrekenen hoeveel ruimte TenneT nog heeft om de systeembalans te handhaven. Wanneer het totale beschikbare vermogen voor morgenmiddag tussen 12.00 en 12.15 uur 15.000 MW is terwijl de totale benutte capaciteit voor dat kwartier 14.000 MW bedraagt, dan is -aangenomen dat de importgegevens via de website van TenneT zijn- bekend dat TenneT maximaal 1000 MW heeft om te regelen. Dat zou voor de markt een signaal kunnen zijn dat de markt voor onbalansvermogen blijkbaar krap is, waarna WKK’s kunnen worden opgetrommeld om gedurende dat kwartier additioneel aan TenneT te kunnen aanbieden. Dat is de bedoeling van het ontwerpbesluit. Het ligt natuurlijk iets complexer omdat er allerlei soorten vermogen en regeltermijnen zijn. Dat is ook de reden waarom de directeur DTe heeft overwogen om ook de identificatie van specifieke eenheden bekend te maken. Wanneer een eenheid op dit moment een dag off line is, dan staat de volgende dag vermeld in de ‘Power Daily’. Wat is dan het probleem als het via TenneT bekend wordt gemaakt? Dhr. De Pree vat samen wat de voorzitter zojuist heeft gesteld. Er is een markt met één afnemer, die geïnteresseerd is in informatie over wat er beschikbaar is. Dat is nog te begrijpen. Maar vervolgens wordt gesteld dat de héle markt duidelijk moet worden gemaakt wat de situatie is omdat dan de rest van de marktpartijen de juiste prikkels zouden krijgen om te gaan inbieden. Dat is heel moeilijk te begrijpen. Als het de bedoeling is dat er een signaal wordt afgegeven dat er wat meer moet worden ingeboden, dan kan TenneT net zo goed een mededeling op haar website plaatsen: ’Jongens en meisjes, ik voorzie dat ik dan en dan extra vermogen nodig heb, kunnen jullie alsjeblieft inbieden?’ Om dat te bereiken hoeft toch niet het hele hebben en houden van producenten op straat te worden gelegd? De voorzitter memoreert de opmerking van EnergieNed dat er mogelijk misbruik wordt gemaakt van vertrouwelijke gegevens. Hij vraagt om welke gegevens het dan precies gaat.
10
Dhr. De Pree antwoordt dat van een producent, die moet publiceren dat er om welke reden dan ook minder productievermogen ter beschikking staat, bekend is dat hij een probleem heeft in de markt. De voorzitter begrijpt dat de shortpositie wordt bedoeld waarvan genadeloos misbruik zou worden gemaakt (zie randnummer 12 pleitnota EnergieNed). De regeling van de melding aan TenneT voorziet in een tijdvertraging van enkele uren tussen het moment van de storing en dat van de melding. Gegeven de huidige liquide markt moet het mogelijk zijn om die positie in die tijd weg te werken. Meent EnergieNed dat de periode te kort is? Zodra een producent weet dat een eenheid buiten bedrijf is, zal hij niet lang wachten om zijn positie te repareren. Dhr. De Pree wijst erop dat het ontwerpbesluit meldt dat de informatie direct op internet wordt geplaatst. De voorzitter corrigeert dat de informatie met een tijdvertraging van twee uur wordt aangeleverd aan TenneT. Dhr. De Pree herhaalt dat het informatie over een producent betreft, die normaliter niet beschikbaar is en die de onderhandelingspartner van die producent niet kent. Dhr, Knibbeler wijst erop dat dhr. Frenken later ter zitting zal ingaan op de praktische consequenties die dat voor traders kan hebben; aan de kant van de verkoop maar ook aan de kant van toeleveranciers. De voorzitter memoreert de stelling van EnergieNed dat dit soort verplichtingen voor buitenlandse concurrenten niet gelden. De Nederlandse markt is echter redelijk goed afgeschermd door interconnectoren in congestie. Hij vraagt EnergieNed haar stelling te preciseren Dhr. De Pree wijst erop dat zeker 30% van de in Nederland gebruikte elektriciteit komt uit het buitenland. Met die afscherming valt het dus wel mee. De voorzitter werpt tegen dat de interconnectoren voor het grootste gedeelte volledig benut zijn op het niveau wat TenneT voor transporten aanbiedt. Die getallen zijn dus de facto een beschikbaarheidsinschatting van buitenlandse eenheden. Wanneer de ene eenheid de interconnectorcapaciteit niet benut, dan doet een andere het wel. Met andere woorden: waar het gaat om beschikbaarheid van productievermogen functioneert de Nederlandse markt op zichzelf. Dhr. Frenken weerspreekt dat dit het geval is. Misschien was dat enkele jaren geleden zo. Maar tegenwoordig liggen APX, EEX en Powernext (de Franse ‘APX’) negen van de tien dagen op elkaar. Wanneer er een pricespike is in het buitenland, dan ziet men hem ook in Nederland, zij het vaak net iets hoger zodat in een forward-markt een redelijk prijsverschil zit. Hij biedt aan de hoorcommissie enige sheets toe te sturen waarop APX en EEX hele maanden gelijk aan elkaar zijn. Het is een misverstand te denken dat de interconnectorcapaciteit nog steeds continu volledig wordt benut. Daarnaast stelt hij dat de situatie in het buitenland wel degelijk impact heeft in de Nederlandse. In het rapport van de MSC aangaande de pricespikes van juli 2001 werd geconcludeerd dat de uitval van de centrales in een van onze zuiderburen een van de hoofdoorzaken was. Dhr. Meeuwis zet uiteen dat TenneT min of meer neutraal staat tegenover de kwestie transparantie naar de markt. Als de directeur DTe TenneT de opdracht geeft, dan voert zij hem uit, maar in wezen staat zij neutraal. Toch wenst hij enige opmerkingen te maken. Er wordt voortdurend gesproken over de onbalansmarkt. Maar het is geen markt, maar een onbalanssystematiek, waar toevallig één partij afroept. Die partij zou single buyer kunnen worden genoemd, maar hij doet dat ten behoeve van alle marktpartijen die op dat moment in onbalans staan. De kosten gaan gewoon één-op-één door naar desbetreffende partij. De term onbalansmarkt is misleidend, want het is geen normale markt. Hij meent dat zolang er prijsvorming is op de veilingen wel degelijk sprake is van congestie op de interconnectoren. Anders werden er minder transporten aangevraagd dan de beschikbare capaciteit en dan zou de prijs ook nul bedragen. Dat gebeurt gedurende sommige uren wel, maar op een groot aantal uren ook niet. In laatste die uren is er kennelijk vraag naar transportcapaciteit. Bovendien wordt de interconnectorcapaciteit gefixeerd op het moment dat de programma’s zijn ingediend. Dat mag niet meer gewijzigd worden, en dat ligt dus totaal anders voor de binnenlandse productie en vraag, want daar mag aanpassing wel. Het is juist dat er een substantiële hoeveelheid energie het Nederlandse net binnen stroomt, maar in de systematiek is dat een vast gegeven. De schommeling wordt veroorzaakt
11
door vraag en aanbod in het binnenland, en daar zit dus ook de mate waarin wel of niet een beroep wordt gedaan op de onbalanssystematiek. Het kan voor partijen interessant zijn om te weten welke ontwikkeling te verwachten is. Het kan zijn dat een grote fabriek op een dag wat meer staat te verbruiken dan te voren voorspeld. Moet de fabrikant dan gaan knijpen in zijn energie-afname, of kan hij zijn machines gewoon laten lopen omdat hij weet dat de onbalansprijs redelijk beperkt zal zijn? Voor die beslissing kan het zinvol zijn om te weten wat de actuele productiesituatie is. Hij kritiseert de opmerking van EnergieNed over de positie van Energy XS. Het is zeer opvallend dat Energy XS failliet ging op een moment dat de kas min of meer neutraal stond. De curator heeft aangegeven dat de zaak ongeveer rond gaat lopen. Zo verschrikkelijk short hebben ze dus niet gezeten, en ze hebben de stekker eruit getrokken vóórdat er in dat opzicht grote schade ontstond naar partijen. Om dan nu ter hoorzitting met Energy XS als voorbeeld te roepen dat het noodzakelijk is dat ook alle handelaren hun posities bekend moeten stellen, dat is een beetje een goedkoop argument. De voorzitter meent dat de positie van Energy XS en die van de handelaren buiten de orde van de hoorzitting valt. Dhr. De Pree meent dat de strekking van zijn woorden verkeerd wordt uitgelegd. Hij bedoelde te zeggen dat er allerlei problemen zijn die aandacht behoeven, terwijl ter zitting iets aan de orde is dat geen probleem is. EnergieNed bedoelde niet te zeggen dat er onmiddellijk nieuwe reguleringsmaatregelen moeten worden genomen. De omstreden maatregelen in het ontwerpbesluit zijn niet de meest voor de hand liggende regulering van de directeur DTe. De voorzitter nodigt de heren Knibbeler en Frenken uit om namens Essent het woord te voeren. Dhr. Knibbeler houdt een betoog dat is gebaseerd op de tekst van zijn pleitnota gedateerd 23 september 2003. Een kopie van deze pleitnota is aan dit verslag toegevoegd als Bijlage 3. Hieronder wordt zijn betoog volledig weergegeven. Hij brengt de aanleiding van het ontwerpbesluit ter sprake. Randnummer 3 van het besluit geeft een motief voor de openbaarmaking: ‘Dit stimuleert marktpartijen beschikbaar vermogen in te bieden, in het bijzonder marktpartijen die thans over onvoldoende gegevens beschikken aangaande het regel- en reservevermogen’. De gedachte is dus dat publicatie van gegevens aan marktpartijen informatie geeft, waardoor zij beter dan nu in staat worden gesteld om te beoordelen of, en zo ja tegen welke prijs zij onbalansvermogen aan TenneT willen aanbieden. Dit zou ze stimuleren om dat dan ook te doen. In de eerste plaats geldt dat op grond van art. 5.1.1.1a NetCode een verplichting bestaat om vermogen in te bieden. De stimulans om vermogen in te bieden ligt dus al besloten in de Codes, en hoeft dus niet in het leven te worden geroepen als gevolg van een openbaarmaking. In de tweede plaats lijkt de vraag interessant hoe andere markten, waarop één grote vrager bestaat, functioneren op het moment dat er extra informatie aan de aanbieders wordt verstrekt, bijvoorbeeld Rijkswaterstaat die heel veel aanbestedingen moet doen voor aanleg van wegen. Zou vergroting van de informatie over de totale behoefte van Rijkswaterstaat ertoe leiden dat aannemers geprikkeld worden om –tegen wellicht efficiëntere prijzen- meer aan te gaan bieden? Essent heeft daarover twijfels. De motivering is dun en in het licht van de NetCode onbegrijpelijk. Dhr. Meeuwis stelde dat de onbalans’markt’ één imperfectie bevat -namelijk de vraagzijde- die echter de afgelopen zomer sterk lijkt te zijn gereduceerd. Deze imperfectie bestaat op dit moment niet. Dhr. Frenken heeft al getoond dat de prijs op de APX niet afwijkt van die op de onbalansmarkt, terwijl dat toch de belangrijkste maatstaf zou moeten zijn voor onderzoek naar de vraag of de onbalansmarkt gebrekkig functioneert. De gebeurtenissen van de afgelopen zomer hebben juist aangegeven dat dit niet het geval is. Bovendien heeft Cogen –een partij die in de ogen van de directeur DTe belang zou moeten hebben bij vergroting van transparantie- gesteld dat zij daaraan helemaal geen behoefte heeft, en dat zij de afgelopen zomer juist ten volle heeft kunnen profiteren van de marktprikkels die het gevolg waren van de stijgende marktprijzen. Het is ook duidelijk dat deze prikkels bestaan, want de APX-prijzen zijn gewoon bekend en ze worden op websites gepubliceerd. Daarnaast is er het systeem van Code Rood en Code Oranje van TenneT zelf. Essent begrijpt niet wat de aanleiding is voor het
12
ontwerpbesluit, en de discussie ter hoorzitting heeft aan dit begrip niet veel bijgedragen. Het genoemde MSC-rapport had geen betrekking op de onbalansmarkt maar juist op de commodity-markt. De directeur DTe moet oppassen dat dit ontwerpbesluit geen onbedoelde gevolgen heeft voor die commodity-markt. Hij brengt art. 79 E-wet ter sprake. Een belangrijke vraag is of TenneT de informatie überhaupt op grond van dit artikel openbaar kan maken. Er staat een wettelijk verbod in de E-wet, dus niet alleen lijkt een wettelijke grondslag te ontbreken, maar er staat ook een wettelijk verbod. Daarnaast stelde dhr. Meeuwis dat TenneT ook niet om de openbaarmaking heeft gevraagd. Dhr. Meeuwis noemde enige voors en tegens, maar –anders dan bij besluit 101594- ligt aan onderhavig ontwerpbesluit geen verzoek van TenneT ten grondslag om de openbaarmaking te realiseren. Het is ook niet waarschijnlijk dat de markt er beter door gaat functioneren of dat partijen zich anders zullen gaan gedragen. Hij brengt de aansprakelijkheid ter sprake. In het ontwerpbesluit is niets geregeld over aansprakelijkheid van partijen die verplicht zullen worden informatie aan TenneT te verstrekken. Een enorme hoeveelheid informatie is nodig waarvoor een groot aantal FTE’s zal moeten worden ingezet. Het is dan onvermijdelijk dat fouten zullen optreden en het is allerminst ondenkbaar dat derden de producenten daarvoor aansprakelijk zullen stellen. Essent meent dat een dergelijke aansprakelijkheid uitdrukkelijk dient te worden uitgesloten. Hij vraagt zich af wie de kosten van de hele operatie met al die in te zetten mensen gaat dragen. Is het niet logisch dat deze kosten in het systeemdienstentarief van TenneT versleuteld gaan worden? Dat zou voor TenneT wellicht een goede prikkel zijn om zich nog eens achter de oren te krabben of men daadwerkelijk behoefte heeft aan de informatie voor die 1% van de gevallen waarin hij enig nut zou kunnen hebben. Hij brengt het verschil ter sprake dat als gevolg van het ontwerpbesluit zal ontstaan tussen partijen die in Nederland investeren in productiecapaciteit en partijen die dat niet doen. Uitvoering van de ontwerpbesluiten zal ertoe leiden dat investerende en als handelaar actieve partijen worden benadeeld ten opzicht van niet investerende partijen die uitsluitend als handelaar actief zijn. Handelaren zullen niet worden geraakt door de publicatieverplichtingen, maar ze zullen wel de beschikking krijgen over de door TenneT gepubliceerde informatie van hun concurrenten. Art. 2.5.2 ontwerpbesluit 101595 juncto art. 2.4.1.2 en 2.4.1.4 ontwerpbesluit 101594 dwingen bij verminderde beschikbaarheid van een productie-eenheid onder meer tot publicatie van: - de grootte van de verminderde beschikbaarheid; - de datum en het klokuur waarop die beschikbaarheid als eerste betrekking heeft; - de verwachte duur van de verminderde beschikbaarheid; - de oorzaak; - en in het geval van een technisch mankement de technische oorzaak van de aard van de storing. Nog los van de vraag of dergelijk informatie überhaupt beschikbaar is, betekent dit in de praktijk dat een partij die met productiecapaciteit achter zich handelt zal kunnen worden geconfronteerd met enorme risico’s tijdens een shortpositie, terwijl zijn zakenpartners over die informatie beschikken. Essent wenst geen krampachtig achterhoedegevecht te leveren tegen modernisering van de elektriciteitsmarkt. Het gaat om grote risico’s die ook van belang zijn voor het investeringsklimaat voor productie in Nederland. Essent vreest dat het ontwerpbesluit initiatieven van de minister om dat klimaat te verbeteren zal doorkruisen. Publicatie van de informatie zal in de markt bekend worden op een moment –ook na de door de voorzitter genoemde 2 uur- waarop nog steeds op korte termijn bij derden elektriciteit zal moeten worden ingekocht. Een dergelijke shortpositie kan dan zeer grote financiële gevolgen hebben. Daarnaast bestaat een verschil tussen partijen als Essent die uitsluitend in Nederland productiecapaciteit hebben of daar het accent leggen, en partijen als Electrabel die in Nederland én in de ons omringende landen actief zijn op het gebied van productie. Voor de Belgische- en de Duitse markt gelden geen vergelijkbare transparantieverplichtingen. Daardoor wordt een naar de mening van Essent
13
zeer gevaarlijke asymmetrie gecreëerd tussen partijen op de markt: één partij loopt het risico om zeer gedetailleerde vertrouwelijke informatie openbaar te moeten maken, terwijl andere actieve partijen daartoe slechts voor een deel van hun activiteiten verplicht zijn. Gebeurtenissen in het buitenland (de beruchte Duitse windmolens) hebben aanmerkelijke prijseffecten gehad op de Nederlandse markt. Dit effect strookt niet met de wens van de minister om het investeringsklimaat voor productiecapaciteit in Nederland te verbeteren. Tot slot brengt hij de gevolgen ter sprake die het ontwerpbesluit op de Nederlandse elektriciteitsmarkt zal hebben. Allereerst zal de transparantie de marktwerking op de onbalansmarkt niet verstevigen maar eerder ondermijnen. Anders dan randnummer 3 van het ontwerpbesluit veronderstelt zal transparantie op die markt met die ene actieve vrager eerder het risico van collusie op de groothandelsmarkt vergroten dan bijdragen aan de wens tot inbieden. Herhaald zij dat de verplichting tot inbieden sowieso al bestaat. Op de tweede plaats zijn er de risico’s die het hebben van productiecapaciteit als trader voortbreng: de aansprakelijkheid, het risico in een shortpositie gevangen te worden, en het risico van asymmetrie met derden in naburige landen. Partijen die overwegen om in Nederland in productiecapaciteit te investeren, zullen genoemde risico’s willen afwegen tegen een investering elders. Zolang een vergelijkbare regulering in de Benelux en in Duitsland ontbreekt, dient de directeur DTe zeer zorgvuldig en terughoudend te zijn met het in het leven roepen van de omstreden transparantieverplichting. Hij introduceert dhr. Frenken voor een toelichting. Dhr. Frenken brengt het standpunt van TenneT ten aanzien van de importcapaciteit ter sprake. APX, EEX en Powernext hebben gedurende een groot aantal maanden zeer dicht bij elkaar gelegen. Gesteld werd door TenneT dat er tóch betaald wordt voor de importveiling. Dat is correct, maar dat komt omdat Nederland bepaalde groene stroom subsidieert. Die stroom komt uit het buitenland, en om hem te importeren is importcapaciteit nodig. Marktpartijen verwachten dat de veilingprijs flink naar beneden zal gaan omdat op een veiling de spread wordt betaald tussen de ene markt en de andere. Als die spread 0.5 EUR is, dan heeft het geen zin om 3 EUR voor importcapaciteit te betalen. De forward prijzen voor 2006 liggen zeer dicht bij elkaar, zeker wanneer het LUP zou worden gecorrigeerd. TenneT stelde dat de import/export vast liggen. Dat is nu zo, ook al toont de TenneT website dat er af en toe nog wel wat intra-day geregeld kan worden. Belangrijker is: wat is de situatie in 2004, 2005 en 2006? Bij de Europese systemoperators is er een duidelijke trend om intra-day import/export toe te staan. Deze maanden loopt bijvoorbeeld een proef tussen Oostenrijk en Duitsland om dit soort zaken te faciliteren. Kortom, ook al ligt de importcapaciteit nu om 12 uur vast, het zal in de nabije toekomst zeker gaan veranderen. Hij citeert randnummer 3 van het ontwerpbesluit: ‘Publicatie van gegevens aangaande de beschikbaarheid van productievermogen maakt het marktpartijen mogelijk een inschatting te maken van de ruimte op de onbalansmarkt’. Hij wijst erop dat TenneT deze informatie al twee jaar lang op haar website publiceert. Tot in vrij groot detail kan worden gezien wat er aangeboden is, wat er gevraagd wordt en wat ongeveer de prijsniveaus zijn. Het gaat daarbij om blokjes van 100 MW, maar het lijkt toch een vrij redelijke schatting. Wat is dan nog het doel van het ontwerpbesluit? Hij schetst wat er gebeurt wanneer bij Essent een centrale uitvalt, hetgeen regelmatig gebeurt. Een operator ziet het. Hij gaat bellen met de locatie en krijgt te horen dat er een beveiliging is aangesproken. Op de locatie heeft men nog geen flauw idee wat erachter zit, of de beveiliging terecht is aangesproken, vaak spreken er wel 2 0f zelfs 4 systemen tegelijk aan. Vervolgens gaan nog andere mensen aan het bellen. Als Essent short zit, dan wordt onderzocht of er wat gekocht kan worden. Dan is het wel prettig dat de concurrent niet weet dat er zojuist een centrale is uitgevallen. Soms belt ook TenneT. Zij zien uiteraard dat de centrale is uitgevallen en zij lijken te bellen wanneer ze denken dat er relevante informatie in te winnen is. Tijdens een Code Rood zal TenneT vaker bellen dan wanneer er midden in de nacht iets uitvalt. Enfin, de centrale is midden in de nacht uitgevallen vanwege een lekke
14
ketel en dat is op de website gezet. De plantmanager komt de volgende ochtend op z’n werk en hij moet iemand vinden om die ketel te repareren. Er zijn drie leveranciers in Nederland en het moge duidelijk zijn wat die iedere ochtend als eerste gaan doen wanneer het ontwerpbesluit definitief wordt. Die gaan fijn op de website kijken of er nog een centrale is uitgevallen en verhogen vervolgens de prijs voor ketellappers fors. Immers, die ketel moet onmiddellijk worden gerepareerd. Om de vergelijking met de vleesmarkt nog eens te maken: het maakt in prijs veel uit of je op zaterdagmiddag bij de slager komt met de mededeling ‘Help, mijn schoonmoeder komt eten, ik heb absoluut een goed stukje vlees nodig’ of dat je komt met de mededeling ’Ach, ik zou wel willen barbecuen vanavond, maar maandag kan ook’. Tot slot herhaalt hij dat de onbalansmarkt tijdens de al veel besproken Code Rood goed heeft gefunctioneerd. De verrassing kwam met name van de vraagzijde, maar dat is in feite helemaal niet zo raar. Aan de productiekant moet alles al ingeboden worden, en vervolgens is een prijs van 2000 EUR meer dan voldoende om alles aan te bieden wat je echt hebt. Dat er verrassende dingen uit de vraagkant kwamen doet extra twijfel rijzen waarom in het ontwerpbesluit weer aan de aanbodkant wordt begonnen. De voorzitter dankt de heren Knibbeler en Frenken voor hun toelichtingen. Dhr. Meijer brengt de opmerkingen van Essent over de mogelijke aansprakelijkheid ter sprake. Hij vraagt welke vorm van aansprakelijkheid precies wordt bedoeld. Dhr. Knibbeler geeft als voorbeeld de situatie dat een centrale uitvalt. Op grond van art. 2.5.2 ontwerpbesluit geldt dan de verplichting om TenneT op de hoogte te stellen van vele details van die uitval. Het is goed denkbaar dat de informatie van Essent op zo’n moment onjuist is, of dat per abuis in de haast van het moment verkeerde informatie aan TenneT wordt doorgegeven. In beide gevallen kunnen derden op basis van de publicaties op de website handelsposities kunnen innemen met aanzienlijke financiële belangen. Die posities blijken dan achteraf gebaseerd te zijn op onjuiste informatie. Het is in de energiehandel een bekend fenomeen dat er dan nijver wordt gezocht naar een schuldige en dat een werknemer of een trader ongaarne zichzelf als schuldige aanwijst. Essent loopt dan als gevolg van de onbedoelde fout van de met de administratieve taak belaste werknemers grote aansprakelijkheidsrisico’s. Dhr. Meijer vraagt of het hem te doen is om de werknemers van Essent of om Essent als marktpartij. Dhr. Knibbeler antwoordt dat doorgaans Essent aansprakelijk zal worden gesteld, tenzij er uiteraard sprake is van grove opzet of schuld. Essent zal ook meestal geen regres kunnen nemen op betrokken werknemers; de bedragen zij heel snel heel groot. De voorzitter brengt de opmerkingen van Essent tijdens beide hoorzittingen ter sprake dat zij aan portfolio-management doet. Blijkbaar biedt Essent niet al haar vermogen standaard in, maar houdt een deel beschikbaar om haar eigen portfolio te matchen. De huidige verplichting in de technische Codes geldt niet voor alle partijen. Er zijn combinaties van partijen denkbaar, die ook in het verleden biedingen op de onbalansladder hebben gedaan die niet onder de informatieplicht van de technische Codes vallen. Het gaat dan om eenheden kleiner dan 60 MW, combinaties van afnemers die op bepaalde tijden vermogen beschikbaar hebben of veranderingen van belasting kunnen organiseren, enzovoort. Zij zouden wel degelijk baat hebben bij de omstreden informatie. Hij brengt de opmerking van Essent over het investeringsklimaat in Nederland ter sprake. Er zouden grote risico’s ontstaan wanneer tegenpartijen over informatie beschikken over de inzetbaarheid van de eenheden. Maar wanneer eenheden van Essent niet inzetbaar zijn, dan is er toch juist een prikkel voor partijen om zelf een eenheid neer te zetten? Dhr. Knibbeler wijst erop dat de verplichting ex art. 5.1.1.1a1 NetCode geldt voor partijen boven de 60 MW. Voor die partijen geldt dat ze geen stimulans nodig hebben. Uiteraard zijn er nog partijen waarvoor de verplichting niet geldt. Maar voor hen geldt de discussie of die niet al voldoende prikkels door de prijsvorming op de markt zoals afgelopen zomer is gebleken.
15
Hij brengt de trader portfolio ter sprake. Essent heeft een assetbacked trader, die een portefeuille heeft die voor een deel bestaat uit productie assets. Daarnaast is er een trader die een portefeuille heeft die los staat van productie assets. Deze laatste trader hoeft zijn positie nooit te onthullen, terwijl de eerste trader zijn positie moet onthullen op het moment dat ze tijdelijk niet beschikbaar zijn. Dat is het gevaar en dat is de onaantrekkelijkheid voor de toekomst om te gaan investeren in productiecapaciteit. Men kan dan beter het laatste type trader zijn, want dan krijgt men zo nu en dan een mooi inzicht in de portefeuille van de eerste trader. Dit gevaar heeft ook alles te maken met het investeringsbeleid van de minister. De trader zonder productiecapaciteit achter zich kan zich afvragen: is het nuttig voor mij om productiecapaciteit te gaan creëren zodat ik een assetbacked trader wordt? Deze trader bedenkt zich wel twee keer als hij ziet dat de assetbacked traders de hiervoor geschetste risico’s lopen. De voorzitter meent dat dergelijke risico’s gelden voor alle producenten in Nederland. Schattingen van de reservemarge op de lange termijn vormen een indicatie voor de aantrekkelijkheid om in Nederland te gaan investeren. Een dergelijke investeringscalculatie geldt voor traders en producenten gelijk, omdat ze allebei producent zouden gaan worden wanneer ze daadwerkelijk investeren in een nieuwe eenheid. Dhr. Knibbeler meent dat het voordeel verbonden aan het hebben van die productiecapaciteit danwel het uitblijven van relevante risico’s door het ontwerpbesluit ten dele wordt weggenomen. Dhr. Den Blanken wijst erop dat de intrinsieke asymmetrie, die de informatievoorsprong van de eigenaar in zich draagt, een belangrijk waardevol aspect is van het bezit. Wanneer deze voorsprong wordt weggenomen, dan wordt de waarde van het bezit verminderd, en dan wordt het voor nieuwe toetreders minder aantrekkelijk om zich in de markt te begeven. De voorzitter beaamt dat de vrijheid van de bezitter om met z’n bezit te doen wat hem goeddunkt op de elektriciteitsmarkt geldt. Maar tegelijk geldt de collectieve verplichting voor alle partijen in de sector om te zorgen dat de energiebalans tussen vraag en aanbod in Nederland in stand blijft. Dat is exact het spanningsveld waarop de discussie zich afspeelt. Partijen maken zich grote zorgen over de commerciële nadelen van openbaarmaking van informatie. De directeur DTe zal dat zeer goed bezien, want zij begrijpt dat een serieuze afweging moet worden gemaakt. Tegelijk zij vermeld dat van heel veel storingen op den duur bekend is welke eenheid ze hebben veroorzaakt en wat de aard van de storing was. Het gaat dus niet om gegevens die zo bedrijfsvertrouwelijk zijn dat ze helemaal nooit bij de markt komen. Dhr. Den Blanken meent dat de ex ante positie niet met de ex post positie kan worden vergeleken. Op dit moment en zeker in het verleden ging men met dit soort dingen gemakkelijk en collegiaal om. Maar dat zal in de toekomst heel anders liggen. Dhr. De Pree vraagt zich af waar het ter zitting nu eigenlijk over gaat. Is een besluit aan de orde dat marktwerking moet vergroten, of is een besluit aan de orde dat moet voorkomen dat het licht uit gaat? De directeur DTe lijkt dat laatste te bedoelen, maar dan is zij wel erg ver verwijderd van wat ter zitting aan de orde is: het transparant maken van de markt. Het gevaar dat het licht uit zou gaan viel de afgelopen zomer uiteindelijk reuze mee. De voorzitter meent dat een combinatie van beide onderwerpen aan de orde is. Enerzijds mag het licht niet uit gaan, maar anderzijds is er het belang van de bevordering van doelmatig handelen van afnemers en van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt, specifiek gericht op de onbalansmarkt. Dus: doelmatige biedingen op de onbalansladder, die TenneT in staat stellen om het nodige vermogen om de systeembalans te handhaven daadwerkelijk ter beschikking te hebben. Tegelijk dient dat ingeboden vermogen ook het meest doelmatige vermogen te zijn dat in Nederland op dat moment ter beschikking is, zodat de onbalansprijs zo laag cq. efficiënt mogelijk is. Dhr. De Pree vraagt zich af wie er nu eigenlijk een probleem op de onbalansmarkt heeft geconstateerd. De afnemer (TenneT) ziet zelf geen probleem noch een der aanwezige marktpartijen. Wat moet in onderhavige eigenlijk worden opgelost? De voorzitter resumeert de stelling van onder meer VEMW dat de efficiënte werking van de onbalansmarkt gediend wordt door de informatie. Er zijn dus partijen die hebben aangegeven voordeel te hebben in het kader van marktwerking.
16
Dhr. De Pree vindt dat wel erg makkelijk gesteld. Iedereen kan zeggen: de efficiënte werking van de markt is gediend met meer informatie. Er worden ingrijpende verplichtingen opgelegd; er worden dingen gedaan die op normale markten niet gebeuren. Wat is daarvoor de concrete reden? Wat is het bestaande probleem? De voorzitter nodigt partijen uit een laatste commentaar te geven. Dhr. Frenken brengt de opmerking van de voorzitter ter sprake dat de onbalansprijs zo laag cq. efficiënt mogelijk is. Hij toont opnieuw een sheet die hij tijdens de hoorzitting naar aanleiding van ontwerpbesluit 101594 al toonde. Te zien is dat TenneT op de onbalansmarkt in 2002 gemiddeld koopt voor 19 EUR en gemiddeld verkoopt voor 34 EUR. In 2003 is deze spread grofweg even groot. Een teken van een inefficiënte markt is een hoge bid/ask spread, want dat betekent dat er weinig liquiditeit is. Maar onderhavige bid/ask spread is in casu veroorzaakt door dubbelzijdig regelen, en niet door biedladders. Belangrijk is om het achterliggende mechanisme van de onbalansmarkt mee te nemen. Dhr. Van Vliet memoreert de inleidende opmerking van de voorzitter dat het ontwerpbesluit het licht heeft gezien voordat afgelopen zomer plaats vond. Neemt de directeur DTe de evaluatie van wat daar gebeurd is, en dan met name die verrassing dat de vraag ging meesturen, mee bij haar overwegingen? Destijds is gezegd: we moeten dit allemaal doen om het te laten werken. Maar inmiddels is gebleken dat het wel degelijk gewerkt heeft. Het stoplicht van TenneT heeft de markt geprikkeld om ook mee te gaan doen. Dat is nieuw materiaal dat bij de afweging zou moeten worden betrokken. De voorzitter bevestigt dat de directeur DTe deze informatie zal laten meewegen. Dhr. Meeuwis vindt het opvallend hoe vaak tijdens de discussie de spotmarkt wordt verwisseld met de onbalanssystematiek. TenneT houdt zich bezig met het laatste; APX met het eerste. Gesproken werd over iets dat TenneT mogelijk niet vond goed gaan tijdens de afgelopen periode. Maar dat was de price-cap in de spotmarkt, en dat had dus niet zoveel van doen met de onbalans’markt’. Het was waarschijnlijk meer geluk dan wijsheid dat de onbalansmarkt goed heeft gewerkt. Op één voorval na (toen export moest worden geannuleerd) is het tot de dag van vandaag goed gegaan. Maar het volgende kan vaak worden waargenomen. Wanneer in een onbalanssituatie door TenneT wordt afgeroepen, dan krijgt zij meer vermogen aangeboden dan gevraagd, soms zelfs meer dan wat er van desbetreffende partij op de biedladder stond, en soms valt waar te nemen dat de desbetreffende niets doet. Er wordt naar de prijs gekeken, dan worden de knopen geteld, en dan ach…wat maakt het uit. Als onbalansprijs erg laag is, dan kost het een producent op zichzelf niet zo bar veel geld als hij niet reageert. In een ander geval is de prijs opeens hoog, en dan komt er toch ergens meer vermogen vandaan dan op die ladder stond. Dat geeft TenneT een indicatie dat wat er bij haar aan data binnen komt niet in overeenstemming is met wat er in werkelijkheid is. Het feit dat het tot op heden altijd goed is gegaan vormt geen garantie voor de toekomst. Het is waar dat TenneT wel eens belt als er iets aan de hand is. Maar zij krijgt ook zeer frequent het antwoord: ‘Leuk dat jullie bellen, maar het gaat jullie niets aan, toedeledokie, tot de volgende keer’. In dat licht is ontwerpbesluit 101594 op z’n plaats. Voorstelbaar is nog steeds dat de informatie nog steeds z’n waarde zou kunnen hebben voor de markt. Het is aan partijen en de directeur DTe om te bepalen of die informatie ‘met naam en adres erbij’ wordt gepubliceerd of op een andere manier. TenneT wenst zich in die laatste discussie niet te mengen. Maar het is niet allemaal zo zonnig en rooskleurig als ter zitting af en toe is gesuggereerd. Dhr. Den Blanken brengt nog eenmaal de vergelijking met de vleesmarkt ter sprake. Er is nog een ander essentieel verschil tussen die markten. Het geschetste probleem van de zaterdagnamiddag treedt op met een frequentie van zo’n 20% van de tijd, terwijl de problematiek op de elektriciteitsmarkt zich slechts in 1% van de tijd voordoet. Hij brengt de vergelijking met de auto tijdens het oorlogsrecht in herinnering. Tijdens het oorlogsrecht bestaat de mogelijkheid tot vorderen, en natuurlijk wordt zo’n auto op dat moment beschikbaar gesteld. Maar het gaat veel te ver om voor die 99% van de rest van de tijd (en hier wijkt het af van de
17
vleesvergelijking) die auto permanent ter beschikking te houden en op internet te publiceren waar hij (eigenlijk: alle Nederlandse auto’s) precies staat of staan. TenneT stelde dat het meer geluk dan wijsheid was dat het al die tijd goed is gegaan. Maar het werkelijke probleem is de werkelijke beschikbaarheid van Nederlands productievermogen- of importvermogen om pieken af te dekken. We kunnen monitoren tot we een ons wegen over wat er op de korte termijn gebeurt. Maar wanneer wij een lange termijn probleem steeds nijpender laten worden, dan ontstaan steeds incidenten. Dat is een verschil met de vleesmarkt. De vleesmarkt heeft vanwege de korte houdbaarheid van vlees een frequent soort probleem. De elektriciteitsmarkt heeft dat probleem eigenlijk ieder moment, maar een echt zaterdagmiddagprobleem doet zich er veel minder voor. Het ontwerpbesluit is schieten met een veel te groot kanon op die ene procent mug. De voorzitter wijst erop dat zonder vlees prima te leven valt. Een tekort aan elektriciteit leidt tot grote maatschappelijke gevolgen, ook al is het maar een kans van 1% of minder. Er is een grotere politieke aandacht te bespeuren voor voorzieningszekerheid en voor de waarborgen daarvoor. Aan TenneT is het om die voorzieningszekerheid op de korte termijn te waarborgen. De regels daaromtrent staan in de SysteemCode. Het is een heel open regeling, waarin partijen de verplichting hebben om in te bieden. Iedereen die meer wil bieden kan dat, maar voor de rest laat de SysteemCode weinig zien wat daarvan de effecten zijn. In een tijd dat door de overheid meer rekenschap wordt gevraagd over de leveringszekerheid op korte termijn is het passend dat de nu bestaande praktische afspraken zoveel mogelijk vast te leggen. Het ontwerpbesluit voorziet in een lacune, in ieder geval met betrekking tot de procedure voor TenneT. Het tweede ontwerpbesluit is daarvan een afronding. Dhr. Van Vliet is tevreden dat het investeringsbeleid in het denken van de minister een belangrijke rol is gaan spelen. Wanneer men op alle kleine dingetjes gaat regelen, dan blijft er uiteindelijk weinig meer over. Het is beter te bezien wat men op macroniveau voor de productiesector in stand wenst te houden. Dan is het altijd nog beter om in Nederland over voldoende productievermogen te beschikken dan de informatie te hebben over wat nog rest. Dat leidt niet tot de gezochte zekerheid. Dhr. De Pree herhaalt dat Sectie Productie van EnergieNed wel degelijk over de informatievoorziening aan TenneT wil praten. Wat is de concrete behoefte; wat is er nodig? De discussie over ontwerpbesluit 101595 is daarentegen op een heel hoog abstractieniveau beland. Er wordt een argumentatie gehouden die geheel gericht is op de leveringszekerheid en het voorkomen van het uitvallen van de elektriciteit, terwijl het ontwerpbesluit gaat over het publiceren op internet van vertrouwelijke bedrijfsgeheimen. De relatie tussen beide elementen is nog steeds niet duidelijk gemaakt. Dhr. Knibbeler dankt de voorzitter voor de uitgebreide zienswijze van de zijde van de directeur DTe. Hij hoopt desalniettemin dat dit een voorlopige visie blijft. Het project loopt al zeer lang, en dat bergt het risico in zich dat partijen zich gaan ingraven. Onbevredigend is het dat er geen reactie komt op de vergelijking tussen de prijzen op de APX, de prijzen op de onbalansmarkt, en de prijzen die TenneT op haar website publiceert. Wat is de aanleiding om ontwerpbesluit 101595 te nemen? De inbreng van TenneT ter zitting was wat dat betreft beneden de maat. Geen reactie is gegeven over de zorgen van partijen over de operationele kosten die een en ander met zich brengt. TenneT gaf wat lapidaire opmerkingen over ontwerpbesluit 101594, maar meldde wel dat zij geen behoefte heeft aan die transparantie. De directeur DTe dient serieus te overwegen op welke manier partijen in de gelegenheid kunnen worden gesteld om op de aanleiding van de besluiten te reageren op de door TenneT gestelde behoefte. Dat staat los van de behoefte van Essent om met TenneT te praten over de aan te leveren data. Welke gegevens zijn werkelijk nodig om de gevreesde risico’s weg te nemen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten? De voorzitter kondigt het einde van de hoorzitting aan. De hoorcommissie zal alle argumenten en stellingen bij haar besluitvorming betrekken. Hij dankt de aanwezigen voor hun komst en inbreng en sluit de hoorzitting.
18
------Bijlage 1: pleitnota Cogen Nederland, de heer Den Blanken Bijlage 2: pleitnota Sectie Productie EnergieNed, dhr. De Pree Bijlage 3: pleitnota Essent, dhr. Knibbeler
19