VERGADERING VAN 26 MEI 2003
PUNTEN VAN BEHANDELING...........................................................................................................BLZ. 01
Verkiezing leden Eerste Kamer der Staten-Generaal........................................................................1
02
Notulen van de vergadering van 23 april 2003.................................................................................2
03
Ingekomen stukken............................................................................................................................3
04
Regeling van werkzaamheden...........................................................................................................4
05
Toepassing fauna-passeerstrook........................................................................................................5
08
Provinciale rekening 2002.................................................................................................................5
09
Mondelinge vragen..........................................................................................................................39 Regeerakkoord, de heer Moorlag (PvdA)
06
Financiële stand van zaken Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme..........................................44
07
RTV Noord......................................................................................................................................64
1
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Verkiezing leden Eerste Kamer
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Verkiezing leden Eerste Kamer
Voorzitter: de heer J.G.M. Alders, Commissaris der Koningin Griffier: de heer drs. P. Norder, waarnemend statengriffier Aanwezig zijn 52 leden, te weten: H. Bleker (CDA), H.H.J. Boer (PvdA), J.R.A. Boertjens (VVD), mevrouw J.W.F. Boon-Themmen (VVD), mevrouw A.F. Bos (GroenLinks), P.M. de Bruyne (PvdA), mevrouw I.S. Bulk (SP), M.A.E. Calon (PvdA), A.A. van Dam (CDA), L.A. Dieters (PvdA), J.J. Dijkstra (PvdA), mevrouw J.M. Drees (PvdA), mevrouw M.J. Edzes-Posthumus (D66), mevrouw A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks), J.C. Gerritsen (PvdA), mevrouw F.Q. Gräper-van Koolwijk (D66), W. Haasken (VVD), K.J. Havinga (PvdA), H. Hemmes (SP), J. Hilverts (ChristenUnie), mevrouw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), D.A. Hollenga (CDA), M.J. Jager (CDA), F.C.A. Jaspers (PvdA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), J.W. Kok (PvdA), J.L.H. Köller (PvdA), mevrouw C.A. de Lange (PvdA), E.J. Luitjens (VVD), A. Maarsingh (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), L.A. Meijndert (CDA), H.C. Moll (GroenLinks), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), mevrouw C.A.M. Mulder (PvdA), T.A. Musschenga (CDA), H. Nijboer (PvdA), T.W. Oterdoom (VVD), mevrouw G.R. Peetoom (CDA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), J. Roggema (ChristenUnie), mevrouw M.J. Schouwenaar (PvdA), R.A.C. Slager (ChristenUnie), mevrouw L.K. Smit (PvdA), F.J. van der Span (CDA), H. Staghouwer (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), N.R. Werkman (CDA), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN), E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Afwezig met kennisgeving: de leden J.G. Abbes (CDA), M. Boumans (VVD) en A. Engelsman (VVD).
De VOORZITTER: Ik open de vergadering van Provinciale Staten van Groningen en heet u van harte welkom. Als punt 1 staat vandaag op de agenda de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Op drie personen na heeft iedereen de presentielijst getekend. Ik heb gezien dat rekening is gehouden met het feit dat de leden Engelsman, Bouman en Abbes nog niet aanwezig zijn. Mij hebben inmiddels volmachten bereikt, zodat de stemming wel volledig kan plaatsvinden. Dat zijn de enige mededelingen die mij op dit punt hebben bereikt. 1.
Verkiezing leden Eerste Kamer der Staten-Generaal
De VOORZITTER: Voordat ik toekom aan de rest van agenda van vandaag, richt ik mij op de verkiezing voor de leden van de Eerste Kamer. Dat is namelijk het eerste wat moet gebeuren. Die stemming is betrekkelijk overzichtelijk. Ik moet u zo meteen tonen dat hier een lege bus staat. Ik zal deze dan ook omhoog houden, zodat u dat daadwerkelijk kunt zien. Daarmee is de eerste daad verricht, want als dat het geval is, kunnen wij gezamenlijk tot stemming overgaan. Vervolgens wordt u een stembiljet uitgereikt dat bestaat uit een aantal lijsten. Daarop staan de lijsten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 10 met daarbij de partijen. Het werkt hetzelfde als in het stembureau. U zoekt de partij en vervolgens degene op wie u wenst te stemmen. Als deze biljetten zijn uitgedeeld, is het niet de bedoeling dat u meteen begint met het uitbrengen van uw stem. Het is namelijk van belang dat dit precies op het goede moment gebeurt. Ik geef dus aan wanneer de stemming een aanvang neemt. Om de stemming ordentelijk te laten verlopen, noem ik uw naam. Dan komt u naar voren en deponeert u uw stembiljet in de stembus. Het aantal uitgebrachte stemmen wordt bijgehouden, zodat wij na het openen van de stembus kunnen nagaan of het aantal stembiljetten
1
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Verkiezing leden Eerste Kamer Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 23 april 2003
correspondeert met de registratie. Ik laat mij in het stembureau bijstaan door mevrouw Peetoom, de heer De Bruijne en de heer Luitjens. Wij hebben de dankbare taak dat te doen. Ieder stembiljet zal worden voorgelezen en geregistreerd. Het is ietwat ingewikkelder dan normaal, want de registratie gebeurt op partij en naam. Uiteindelijk moet de stemming worden vastgesteld. Nadat dit is gebeurd, volgt de opmaak van het proces-verbaal. Nog vandaag worden de stukken naar Den Haag gebracht, zodat de stemming voor de Eerste Kamer daar vandaag in volle omvang kan plaatsvinden. Ik verzoek de stembiljetten uit te delen. Ik verzoek de commissie van stemopneming, bestaande uit mevrouw Peetoom, de heer De Bruyne en Luitjens, haar werkzaamheden aan te vangen. De voorzitter telt de stembiljetten. De VOORZITTER: Er zijn 55 stembiljetten binnengekomen. De voorzitter leest de ingevulde stembiljetten voor. De VOORZITTER: Wij hebben vastgesteld dat 55 stemmen zijn uitgebracht en dat 55 stembiljetten zijn ingekomen. De uitslag is als volgt. Op lijst 1 zijn 12 stemmen uitgebracht, alle op nummer 1 van de lijst, mevrouw Timmerman-Buck. Op lijst 2 zijn 7 stemmen uitgebracht op nummer 1 van de lijst, mevrouw Van den Broek-Laman Trip. Op lijst 3 zijn 20 stemmen uitgebracht, te weten 15 stemmen op nummer 1 van de lijst, de heer Stekelenburg, en 5 stemmen op nummer 2 van de lijst, mevrouw Tan. Op lijst 4 zijn 5 stemmen uitgebracht, alle op nummer 1 van de lijst, mevrouw De Wolff. Op lijst 5 zijn 2 stemmen uitgebracht, te weten 1 stem op de heer Kohnstamm en 1 stem op de heer Schouw. Op lijst 6 zijn 3 stemmen uitgebracht, alle op nummer 4 van de lijst, mevrouw Slagter-Roukema. Op lijst 8 zijn 2 stemmen uitgebracht, beide op nummer 2 van de lijst, de heer Ten Hoeve. Op lijst 10 zijn 4 stemmen uitgebracht, te weten 1 stem op nummer 1 van de lijst, de heer Schuurman, 3 stemmen op nummer 2 van de lijst, de heer Van Middelkoop. Inmiddels heb ik het proces-verbaal ingevuld om dit te bekrachtigen verzoek ik de leden van het stembureau naar voren te komen om hun handtekening te zetten De leden van het stembureau ondertekenen het proces-verbaal ten geleide van de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De VOORZITTER: Hiernaast wordt alles ingepakt en verzegeld. Ik kan u meedelen dat de lak inmiddels op de enveloppe is aangebracht, evenals de zegel. Over tien minuten vertrekt de koerier met de enveloppe naar Den Haag. Daarmee hebben wij ons werk gedaan. Ik complimenteer u daarmee. 2.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 23 april 2003
Zonder beraadslaging of stemming worden de notulen goedgekeurd.
2
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Ingekomen stukken
3. a.
b. c. d. e.
Ingekomen stukken Brief en bijlage van de Nederlandse Vereniging tot bescherming van dieren van 4 april 2003 betreffende rapportage Een jaar flora- en faunawet, onder de mededeling dat de stukken t.z.t. worden betrokken bij de evaluatie; Brief van Gedeputeerde Staten van 27 maart 2003, nr. 2003-04716/13/A.30, ABJ, betreffende Jaarprogramma 2003 Kompas voor het Noorden (gedrukte versie); Brief van Gedeputeerde Staten van 3 april 2003, nr. 2003-04728/14/A.22, ABJ, betreffende aanbod van de provincies aan het nieuwe kabinet; Brief van Gedeputeerde Staten van 17 april 200, nr. 2003-06884b/16/A.1, GMO, betreffende taak- en functieverdeling College van Gedeputeerde Staten en vervanging van de CdK; Brief van Gedeputeerde Staten van 10 april 2003 nr. 2003-04145/15/A.23, W, betreffende motie van GroenLinks n.a.v. de vaststelling van het Plan Jeugdhulpverlening 2003;
Deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. f.
Brief van Burgemeester en wethouders van Leek van 11 april 200, betreffende retentiegebied De Dijken;
De heer MOLL: Mijn fractie stelt voor deze brief mede in handen van de commissie te stellen en daarbij de concept-antwoordbrief van het College te voegen, zodat wij ons kunnen beraden op de vraag wat wij op die brief zullen antwoorden. De VOORZITTER: Is dat ook de bedoeling van de heren Havinga, Luitjens en Meijndert? De heer HAVINGA: Ja. De heer LUITJENS: Ja. De heer MEIJNDERT: Ik sluit mij graag daarbij aan. De VOORZITTER: Het presidium zal daarover een formeel besluit nemen, maar wij kunnen dus zeggen dat de behandeling van dit stuk is toegevoegd aan de agenda van de commissie. Deze brief wordt behandeld in de Commissie Landschap, Water en Milieu. g. Brief van de VCP-fractie Scheemda van 10 april 2003, betreffende de democratie in relatie tot samenwerkingsverbanden; h. Brief van de Provinciale Stuurgroep Vrijwillige Thuishulp en Mantelzorgondersteuning van februari 2003 betreffende het werkplan 2003, met verzoek om reacties/suggesties; i. Brief van J.C. van den Berg te Groningen van 2 mei 2003 betreffende handhaving CNN op de kabel.
3
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Ingekomen stukken Regeling van werkzaamheden
Deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. j. k. l.
Brief van de Bewoners Hamdijk Nieuweschans van 14 april 2003 betreffende partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Nieuweschans; Brief van de heer Joh. Mesken te Groningen van 21 april 2003 betreffende belastingen op watergebruik; Brief van Vogelopvangcentrum "de Fûgelpits te Anjum van 17 maart 2003 betreffende aanvraag bijdrage t.b.v. de doorstart van de Fûgelpits.
De VOORZITTER: Die brieven hebben de Staten bereikt. Deze groep schrijft ook regelmatig brieven aan de commissaris over het verloop in de gemeente. Het is een langdurige briefwisseling. Ik heb u de brief uitgedeeld die ik als antwoord heb gestuurd. In de betreffende brieven wordt namelijk niet alleen over de inhoud gesproken, maar worden ook ambtenaren met naam en toenaam genoemd. De afgelopen tijd ben ik natuurlijk nagegaan of ik aanknopingspunten kon vinden die eventueel aanleiding gaven tot het maken van dergelijke opmerkingen. Die heb ik echter niet gevonden. Vandaar dat ik in de antwoordbrief niet alleen inga op de inhoud, maar ook bijzondere aandacht besteed aan het feit dat ambtenaren hiermee naar mijn idee ten onrechte in een kwaad daglicht worden gesteld. Deze stukken worden in handen gesteld van het College ter afdoening. De VOORZITTER: U heeft een reactie ontvangen van het NNBT op de conceptrapportage van de Accountantsdienst Fryslân (IAD). Die brief heeft mij hedenochtend bereikt. Deze wordt aan de ingekomen stukken toegevoegd en betrokken bij het betreffende agendapunt. m.
Brief van het Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme van 25 mei 2003 betreffende reactie van het NNBT op de conceptrapportage van de IAD.
Deze brief wordt aan de agenda toegevoegd als punt m. van de ingekomen stukken en betrokken bij de behandeling van agendapunt 6 inzake het NNBT. 4.
Regeling van werkzaamheden
a. b.
Behandelvoorstellen Presidium Vaststelling B-lijst
De VOORZITTER: Mij hebben vragen bereikt van de heer Moorlag. Deze zijn deels bedoeld voor het College en deels voor andere fracties. Het artikel in het reglement van orde geeft aan dat beide mogelijkheden zich kunnen voordoen. Ik stel voor dat wij die vragen direct na de middagpauze aan de orde stellen. Zijn er nog andere voorstellen met betrekking tot de Regeling van werkzaamheden? De heer HOLLENGA: Ik vraag de Staten namens de fractie van het CDA of het mogelijk is de commissievergadering een week te verzetten. Op de agenda voor 4 en 11 juni a.s. staat namelijk onder andere de beleidsrijke Voorjaarsnota en onze fractie is van mening dat er voldoende tijd moet zijn om die in fractieverband voor te bereiden. Het is mogelijk daaraan tegemoet te komen als wij de commissievergadering een week opschuiven. Wij stellen dus voor de vergadering van 4 juni naar 18 juni a.s. te verplaatsen. Wel realiseren wij ons dat er
4
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Regeling van werkzaamheden Toepassing fauna-passeerstrook De provinciale rekening
dan weinig tijd is tussen de commissievergadering van 4 juni a.s. en de Statenvergadering. Onzes inziens weegt dat echter op tegen de voordelen van een goede voorbehandeling. De VOORZITTER: Ik stel u voor daarover in een schorsing met het presidium van gedachten te wisselen. Zodoende is het mogelijk na te gaan wat de agendatechnische implicaties zijn. Daarnaast is het van belang na te gaan wat dat voor de collegeleden betekent. Naar mijn idee moeten wij dat daarbij betrekken. Dit voorstel kan later in deze vergadering opnieuw aan de orde komen. De heer JAGER: Namens mijn fractie stel ik voor het punt met betrekking tot het NNBT aan de agenda van de Commissie Ondernemend en Bereikbaar Groningen toe te voegen, zodat dit punt daar tijdens de eerstvolgende vergadering aan de orde komt. Ondanks de discussie die wij vandaag zullen voeren, zijn er ontwikkelingen te verwachten. Het lijkt mij derhalve goed dat wij dit punt tijdens de eerstvolgende commissievergadering bespreken. De VOORZITTER: Ik kijk naar de lengte van die lijst en constateer dat daarop steeds minder punten staan nu het dualisme van toepassing is. Dat geldt zeker voor deze commissie, maar het is aan haar. Ik neem aan dat niemand er bezwaar tegen maakt dat er wat continuïteit is op het gebied van het NNBT. Ik constateer dat er geen andere opmerkingen zijn over de regeling van werkzaamheden en de voorstellen van het presidium betreffende de Staten en de commissies. Straks komen wij dus terug op de tijdstippen van de commissievergaderingen. De rapportage Financiële stand van zaken Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme wordt behandeld in de Commissie Ondernemend en Bereikbaar Groningen. De agenda wordt vastgesteld met inachtneming van de gemaakte opmerkingen. B-stukken 5.
Voordracht van Gedeputeerde staten van 1 april 2003, nr. 2003-05133, BW, inzake het toepassen van een fauna-passeerstrook bij de te vervangen brug over het Munnikezijlsterried bij Lauwerzijl (nummer 18/2003)
Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten. De vergadering wordt van 10.25 tot 10.44 uur geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. A-stukken 8.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 22 april 2003, nr. 2003-07356, FC, betreffende de provinciale rekening voor het dienstjaar 2002 en de jaarlijkse overboeking van de daarvoor in aanmerking komende kredieten, die in de begroting waren geraamd, naar 2003 (2e wijziging 2002) of worden toegevoegd aan de reserves. (nummer 20/2003)
5
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
De VOORZITTER: Ik heb met de heer Slager afgesproken dat hij u als voorzitter van de Rekeningcommissie als eerste verslag doet van de besprekingen. Ik geef het woord aan de heer Slager. De heer SLAGER: Voorzitter! De Rekeningcommissie heeft zich in de vergadering van 7 mei jl. gebogen over de provinciale jaarrekening en het jaarverslag over het dienstjaar 2002. Bij die vergadering kon geen lid van het College aanwezig zijn. Wel was de accountant van de provincie aanwezig, evenals enkele financieel medewerkers. Daardoor kon een eerste bespreking plaatsvinden. Omdat de behandeling van de jaarrekening in die vergadering niet kon worden afgerond, werd besloten die behandeling op 14 mei voort te zetten, samen met de Commissie Bestuur en Financiën. Ook daar werd nog niet voldoende antwoord gegeven op alle vragen en evenmin werd goed genoeg op de opmerkingen ingegaan. Zodoende werd besloten tot een aanvullende, schriftelijke ronde. Die heeft inmiddels plaatsgevonden. Hoewel de behandeling van de jaarrekening een ietwat ander verloop had dan voorgaande jaren, kan ik namens alle leden van de Rekeningcommissie aan de Staten meedelen dat er wat betreft de Rekeningcommissie geen belemmeringen zijn om de behandeling van de jaarrekening in de Statenvergadering van vandaag - 26 mei 2003 - voort te zetten en daarover verder te besluiten. De VOORZITTER: Ik dank de heer Slager als voorzitter van de Rekeningcommissie en geef het woord aan de heer Jaspers. De heer JASPERS: Voorzitter! Voor de plenaire behandeling van het jaarverslag spits ik mij toe op een aantal hoofdpunten. Dat doe ik mede in het verlengde van de besprekingen in de commissies. Ik zal spreken over de beleids- en begrotingscyclus en met name over de duale verhoudingen. Ook zal ik in het kort ingaan op de thema’s in de jaarrekening die dit jaar aan de orde zijn geweest en voor ons van belang zijn. Tot slot zal ik in het kort spreken over de procedure. Op de eerste plaats brengen wij onze complimenten over aan het ambtelijk apparaat voor het verrichten van deze gigantische taak. In de Commissie Bestuur en Financiën deed ik dat ook namens mijn fractie. Wij realiseren ons dat men voor de eerste maal binnen de duale verhoudingen heeft gepoogd voor een vorm van verslaglegging te kiezen die daarbij past. Daarvoor is heel veel werk verzet. Het format is op een aantal punten nog niet concreet ingevuld, maar gemiddeld genomen is er een goede taak verricht. Nu wordt gewerkt aan de Voorjaarsnota en de begroting voor dit jaar. Gezien de ervaring die wij hebben opgedaan met de bespreking van het jaarverslag, doe ik voor de Staten een aantal uitspraken over en voorstellen voor het opstellen van de Voorjaarsnota en de begroting, zodat het voor hen mogelijk is te toetsen. Het hoofdpunt dat wij willen bereiken, is dat wij straks binnen de duale verhoudingen voor wat betreft de jaarrekening en het jaarverslag inderdaad onze verantwoordelijkheid kunnen waarmaken en dus kunnen toetsen. Ik doel dan zowel op het toetsen op de financiële aspecten als op toetsing op de beleidseffectiviteit. Dat betekent dat daarmee vooraf in een Voorjaarsnota en zeker in een begroting rekening moet worden gehouden. Die opstelling van deze stukken moet dus zodanig zijn dat die ertoe bijdraagt dat de Staten hun controlerende taak goed kunnen uitvoeren. Naar mijn idee is dat heel belangrijk. Ik meen dat het ook een rol van het College moet zijn de Staten daarbij te helpen. Op die manier kunnen wij namelijk bevorderen dat wij het debat op hoofdlijnen blijven voeren. Ik heb namelijk de indruk dat wij voor wat betreft de behandeling van de stukken langzaam maar zeker worden uitgelokt de discussie op detail - productniveau - te voeren. Met name bij de begroting is het naar mijn oordeel van belang dat zaken over het beleid en de benodigde middelen op programmabegrotingsniveau zodanig worden genoteerd dat wij bij de verantwoording - het jaarverslag en de jaarrekening - op programmaniveau inhoudelijk kunnen toetsen wat daarvan is terechtgekomen en of dat in overeenstemming is met de doelen die wij gezamenlijk hebben gesteld. Ons voorstel is dat in de
6
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
beleidscommissies te doen. De bedoeling is ook dat een financiële toetsing plaatsvindt op doel- en rechtmatigheid. Met name door de Rekeningcommissie dient vooraf nadrukkelijk te worden aangegeven op welke wijze en punten dat moet gebeuren. Het is de bedoeling op die manier uiteindelijk tot een integrale afweging in de Staten te komen, waar die drie onderdelen bij elkaar komen. Dan is er ook nadrukkelijk een rol voor de Rekeningcommissie vastgelegd. Zij kan daaraan dan volledig invulling geven. Dat heeft tot gevolg dat in de functionele commissies meer de beleidsinhoudelijke aspecten aan de orde kunnen komen, met name op het niveau waarop wij moeten functioneren. Wij hebben met elkaar afgesproken dat dit het niveau van de programmabegroting is. Voor het College moet duidelijk zijn dat het de bedoeling is om op deze manier invulling te geven aan voorstellen die in het kader van de begroting worden voorgelegd. Dat geldt overigens ook voor de initiatieven vanuit de Staten. Het is belangrijk een en ander zodanig invulling te geven dat wij straks kunnen toetsen. Als dat namelijk niet lukt, komen wij op het groepsniveau van de producten terecht en als het dan evenmin lukt, zullen wij over de producten spreken. Het is echter niet de bedoeling dat te doen. Ik ben van mening dat het College de Staten daarbij moet helpen, want anders zullen zij over heel veel zaken spreken en dat is niet de bedoeling. Naar mijn idee moeten wij dus vooraf afspreken op welke wijze wij het best te werk kunnen gaan om straks zowel kwalitatief als kwantitatief goed te kunnen toetsen. Ik ga in op het tweede onderdeel. Dat betreft de autorisatie tegenover de controle. Wij zouden de autorisatie niet alleen moeten geven op het gebied van het geld, maar ook op dat van de beleidsinhoud. De vraag is wat wij afspreken over datgene wat moet worden bereikt. Die autorisatie zou ook op programmaniveau moeten worden gegeven. Ook kan ik mij voorstellen dat dit gebeurt als het politiek zeer gevoelige producthoofdgroepen betreft. Naar mijn idee dient dat vooral te gebeuren in de functionele commissies. Als wij dat doen, ontstaat er bij de begrotingsbehandeling vanzelf een besprekingscyclus. Meteen nadat de begroting door het College is ingediend zouden wij de Algemene Beschouwingen moeten houden met het financiële kader. Dat zou betrekkelijk snel kunnen gebeuren. Het is mogelijk de programma’s met eventueel de hoofdgroepen in de functionele commissies te behandelen. Dat hangt dus af van de wijze waarop een en ander wordt ingediend en de manier waarop wordt aangegeven waarop wij gaan toetsen voor wat betreft de verantwoording. In de functionele commissies komt ook de autorisatie aan de orde. Uiteindelijk komt dat samengesteld bij de eerstvolgende plenaire Statenvergadering, na de begrotingsbehandeling, aan de orde met als doel op basis van de besproken autorisaties de definitieve begroting vast te stellen. Dat zou dan in januari mogelijk zijn. Als het College daarvoor een goede voorzet kan geven, zou ons dat goed helpen. De heer CALON (gedeputeerde): De heer Jaspers merkt op dat dit eventueel in januari mogelijk is, maar ik neem aan dat hij veel eerder bedoelt. Dat is bijvoorbeeld in september mogelijk. De heer JASPERS: Ja, in september/oktober. In twee vergaderingen, namelijk in september en oktober. Het zou goed zijn als de Staten dan ook de beleidsgevoelige onderwerpen aangaven, of de thema’s die zij uit politiek oogpunt van groot belang achten. In de verschillende commissies hebben wij al enkele van die onderwerpen opgesomd. Voor ons zullen voor het jaar 2003 in het kader van dit systeem de volgende punten politiek relevant zijn; de werkgelegenheid - dat is een centraal thema - de veiligheid en het risicobeleid en het beleid met betrekking tot de bouw van woningen. Als wij op deze wijze tegen dit alles aankijken, is er al veel voorwerk verricht dat goed kan uitpakken. Ik doel dan met name op het format dat is ontwikkeld om te kunnen toetsen. Dit jaar is het bij de uitvoering niet geheel vlekkeloos verlopen, maar in principe ligt er een stuk voor dat daarbij zou kunnen helpen. Als
7
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
ik de jaarrekening en het jaarverslag van dit jaar bestudeer, constateer ik dat er sprake is van verschillende kwaliteiten. Er zijn onderdelen bij die uitstekend zijn. Ik noem in dit kader de waterhuishouding, het milieubeheer, algemene en economische zaken. Voor die onderwerpen geldt dat er sprake is van een uitstekende vorm van verslaglegging die aan de criteria voldoet die mijn fractie formuleert. Er is echter ook een aantal onderwerpen waarvoor geldt dat het ronduit slecht is verlopen. Sommige formats zijn niet ingevuld, omdat men met vakantie was en wij besluiten dat men kan gaan zonder een en ander in te vullen. Ik ga in op de jaarrekening. Er zijn drie onderwerpen die voor onze fractie van belang zijn. Het eerste onderwerp is de beheersing van de budgetten en de afgesproken taakstellingen. In de verschillende commissies is uitvoerig gesproken over de hogere apparaatskosten en tegelijkertijd de onderschrijding van de personeelsbudgetten en wat daar feitelijk is gebeurd. Aan de hand van meerdere voorbeelden is onder andere gesproken over de beheersing van de budgetten en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Wij weten dat dit de afgelopen periode ietwat moeilijker is geweest, maar toch is er fors geïnvesteerd in ICT en financiële ICT-systemen, zoals CODA- Financials die in principe ook de tools in handen moet geven om te bewaken wat wordt afgesproken. Dat is zelfs mogelijk tot op kwartaalniveau. Dat wil niet zeggen dat die kwartaalrapportages naar de Staten moeten, want die zijn voor het College. Een belangrijke taak voor de komende periode in het kader van de financiële controle is wel dat duidelijk wordt aangegeven - ook in het volgende jaarverslag - op welke wijze de afgegeven budgetten worden beheerst. Tevens is van belang de majeure afwijkingen daarin goed te beargumenteren. Dat geldt zowel voor over- als onderschrijdingen. Daar vragen wij nadrukkelijk om en dat is binnen deze context. Als wij de hoge apparaatskosten in ogenschouw nemen en tegelijkertijd constateren dat er sprake is van een onderschrijding van het personeelsbudget, vragen wij ons af of datgene wat wordt voorgesteld daadwerkelijk nodig is. In het voorstel wordt namelijk gevraagd voor vertrekbevorderende maatregelen een bedrag van 0,5 miljoen euro te bestemmen uit het overschot van de rekening van vorig jaar. Als die beheersing beter was, zou binnen de bestaande budgetten meer dan voldoende ruimte beschikbaar kunnen zijn om dit te financieren. Ik vraag het College een reactie op deze uitspraken te geven. Mede naar aanleiding van het voorliggende accountantsrapport vragen wij de Rekeningcommissie te overwegen volgend jaar een audit te laten uitvoeren, met name met betrekking tot de rapportage over de administratieve organisatie en de wijze waarop de nieuwe investeringen in de ICT erbij kunnen helpen om na te gaan of nu de systemen in de organisatie aanwezig zijn om te kunnen doen wat wij willen. De accountant suggereert in zijn verslag dat misschien verbetering mogelijk is. Ik ga in op het risicobeheer. In de commissie is ook over dit onderwerp gesproken. Wij maken ons zorgen over het feit dat er in het kader van het risicoparagraaf twee belangrijke onderwerpen zijn die onvoldoende worden beschouwd in de veranderende maatschappelijke en economische context. Op de eerste plaats betreft het subsidies die worden verstrekt voor veel projecten op het gebied van het arbeidsmarktbeleid, waarvoor geldt dat de economische toestand op dit moment daadwerkelijk verandert en wij ons kunnen afvragen of derde partijen die zouden meefinancieren - ik spreek in dit geval met name over het bedrijfsleven, zoals bij projecten als “Groningen op de ladder” - daadwerkelijk over de brug komen met de vele honderdduizenden euro’s die zijn toegezegd. De vraag is of de kosten voor financiering van de totale budgetten die aan die projecten zijn verbonden toch niet op de een of andere manier op het bordje van de provincie terecht kunnen komen. Het gaat dan om forse bedragen. Hetzelfde geldt in feite voor de garantiestelling in het kader van de voorfinanciering voor de huizenbouw. Reeds meerdere malen is De Blauwe Stad als voorbeeld genoemd. Ook daar leest de tekst in het jaarverslag en de jaarrekening alsof het going concern van de laatste jaren is. Toch verandert de markt ook nadrukkelijk op dit terrein en door de
8
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
economische recessie bestaat de mogelijkheid dat ook die prijzen - ik doel dan vooral op de huizenprijzen - fors onder druk komen te staan. De risico’s voor de provincie nemen daardoor meteen toe. Tot slot ga ik in op de onderuitputting van nieuw beleid in de afgelopen periode. Er is sprake van een onderuitputting van in totaal 600.000 euro. De toelichting in het jaarverslag en de jaarrekening daarop is absoluut onvoldoende als ik uitga van de invalshoek en de criteria waarover ik zojuist sprak. Er wordt onvoldoende toegelicht waarom niet is gewerkt aan de politieke onderwerpen die in dat jaar van belang waren. Bijvoorbeeld bij de behandeling van de begroting of de Voorjaarsnota zijn moties of amendementen ingediend en initiatieven ontplooid. Die worden niet uitgevoerd of uitgewerkt, zonder daarvoor duidelijke redenen aan te geven. In de commissie noemde ik een aantal voorbeelden, waaronder de culturele infrastructuur en het asielzoekersbeleid. Het is nu niet het moment daarover uitvoerig te discussiëren, maar mijn fractie neemt zich voor daarop terug te komen tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota. De heer WERKMAN: Voorzitter! Allereerst dank ik iedereen die aan de totstandkoming van de jaarrekening heeft meegewerkt voor zijn inzet. Het past ook een compliment te geven voor het eerder gereedkomen van de jaarrekening en het jaarverslag. Het jaarverslag is een goed leesbaar document geworden. Over het proces zijn wij echter minder tevreden. Er was sprake van een rommelige behandeling in de Rekeningcommissie. De behandeling in de Commissie Bestuur en Financiën leidde tot veel onbeantwoorde vragen, gevolgd door een schriftelijke reactie van het College. De definitieve stukken werden te laat toegezonden, namelijk tweeënhalve dag voor de behandeling in deze Statenvergadering. En als klap op de vuurpijl ontvingen wij tien minuten geleden het verslag van de Rekeningcommissie. Wat het proces betreft was er dus sprake van een en al treurnis. Volgend jaar moet dat duidelijk anders, want iets dergelijks laten wij ons niet een tweede maal gebeuren. Het vorenstaande maakt het voor ons onmogelijk op een goede wijze invulling te geven aan onze controlerende taak. Ik daag de Staten uit met onze fractie de gedachten te laten gaan over een andere vorm, zoals een gehaktdag of een dag van de verantwoording. De heer Dijkstra sprak daarover reeds vorig jaar in de Rekeningcommissie. Graag ontvang ik reacties van andere fracties op dit voorstel. Ik ga in op de inhoud. De begroting voor 2002 was in onze visie nog onvoldoende specifiek, meetbaar, acceptabel, relevant, tijdgebonden en inspirerend. (SMARTI). De onderhavige Rekening is daarvan duidelijk een blauwdruk. De vraag is of de doelstellingen binnen de aangegeven kaders zijn gerealiseerd en of het gewenste maatschappelijke effect daadwerkelijk is bereikt. Wij kunnen dat niet beoordelen. Zowel in de rekening als in het jaarverslag worden veel feiten opgesomd, maar voor ons is het oncontroleerbaar of dat binnen de randvoorwaarden is gelukt. In het dualistische bestel en in de aanloop naar de programmabegroting en -rekening is die openheid meer dan ooit van belang om het Dagelijks Bestuur te controleren. Het is dus belangrijk dat hierin verandering komt. In onze visie is ook een evenwichtigere verslaglegging mogelijk. Het lijkt ons goed niet alleen de successen in beeld te brengen, maar ook de zaken die volledig of gedeeltelijk zijn misgegaan. Het lijkt ons van belang die afwijkingen zowel in tempo als in financieel opzicht te verklaren. In een open bestuurscultuur moet het mogelijk zijn over missers te spreken. Anders wordt het leervermogen van de Staten, het College en de ambtelijke organisatie te beperkt. Ik ga nader in op een viertal punten. Het betreft het rekeningresultaat, de personeelsuitbreidingen, inzicht in claims op reserves en voorzieningen en de investeringskredieten. Tot slot ga ik in op de kosten van het populair jaarverslag.
9
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Ik ga in op het rekeningresultaat. Het verslagjaar 2002 wordt afgesloten met een administratief resultaat van ruim 7,7 miljoen euro. In omvang is dat vergelijkbaar met dat van vorig jaar. Hiervan wordt volgens de voordracht 3,3 miljoen euro - de bijgevoegde begrotingswijziging geeft overigens een ander bedrag weer, er is sprake van een verschil van 95.000 euro - overgeboekt naar 2003 wegens niet bestede kredieten. Dit is het dubbele van het gemiddelde over een periode van zeven jaar. Ik vraag het College wat hiervan de oorzaak is. Zijn wij te ambitieus, is de organisatie onvoldoende adequaat toegerust, of spelen externe factoren hierbij een rol? Kan het College exact aangeven wanneer een bedrag wordt overgeboekt en wanneer er sprake is van vrijval? Hetzelfde geldt voor de nieuw beleid-projecten. Weliswaar is 68 procent besteed, maar toch namen wij met verbazing kennis van vrijval op enkele projecten. Ik noem in dit kader het asielzoekersbeleid. Dat werd ook al door de heer Jaspers genoemd. Een ander voorbeeld is de provinciale informatiepagina. Kan het College ons hierover opheldering geven? Wij hechten eraan dat wij doen wat wij bij de begroting afspreken. Het nettoresultaat is becijferd op 4,4 miljoen euro positief. Dat is mede het gevolg van het dubbel verantwoorden van de uitkering van de behoedzaamheidreserve, namelijk die van 2001 en 2002. Toch constateren wij verder veel afwijkingen tussen de actuele begroting en de Rekening. Ook de vorige spreker merkte dat reeds op. Dat betreffen doorgaans dezelfde kostensoorten als in het verleden. Dat wijst erop dat u niet de juiste greep op deze posten heeft, er voor een deel niet realistisch wordt begroot en dat de integrale bijstelling in het najaar aan nauwkeurigheid te wensen overlaat. College, beter ramen leidt tot minder incidentenpolitiek. Mijn volgende punt betreft de personeelsuitbreidingen. Tijdens het lezen van het jaarverslag zijn wij geschrokken van de formatie-uitbreiding in 2002. Het betreft namelijk een uitbreiding met 31 formatieplaatsen. Dat komt neer op bijna 4 procent. Dit, in combinatie met de overschrijding op de apparaatskosten ten bedrage van 1,7 miljoen euro. Hoewel wij weten dat wij diverse besluiten hadden genomen die formatie-uitbreiding tot gevolg hadden, komt het getal van 31 ons exorbitant hoog voor. Tijdens de commissiebehandeling hebben wij daarover dan ook opheldering gevraagd. Uit de verkregen informatie blijkt dat door ons 17 formatieplaatsen waren geaccordeerd. De andere 14 vloeien voort uit de reorganisatie. Om de formatieontwikkelingen in de toekomst te kunnen volgen, verzoeken wij het College zowel in de begroting als in de rekening jaarlijks een overzicht op te nemen van de toe- en afname van het aantal fte’s en daarbij te vermelden wie daartoe heeft besloten. Tevens verzoeken wij het College de voorstellen die gepaard gaan met formatie-uitbreidingen of inkrimpingen specifiek te vermelden. Ik ga in op het volgende punt. Dat betreft het inzicht in claims op reserves en voorzieningen en de verantwoording van investeringskredieten. In de jaarrekening is een uitgebreide risicoparagraaf opgenomen. Ten aanzien van sommige risico’s geldt dat niet duidelijk is omschreven hoe hoog het financiële plafond is en op welke wijze het College probeert de risico’s te minimaliseren. De bestaande risico’s bepalen mede ons noodzakelijk weerstandsvermogen. Zijn alle risico’s financieel voldoende afgedekt? Een deel van de algemene reserve van 50 miljoen gulden - ik besef dat het ouderwets is over guldens te spreken - dient als buffer voor onverwachte calamiteiten. Is dat bedrag gelet op het risicoprofiel nog steeds toereikend, of is een herijking noodzakelijk? In de commissie is gesproken over het meerjarig perspectief van de afzonderlijke reserves. Overeenkomstig de schriftelijke beantwoording van het College rekenen wij erop dat deze informatie in de begroting voor 2004 wordt opgenomen. Bovendien zal onze reservepositie dan een geheel ander beeld vertonen door de invoering van de nieuwe begrotingsvoorschriften. Veel bestemmingsreserves moeten immers worden omgezet in voorzieningen.
10
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Wij zijn van mening dat de rekening onvoldoende inzicht biedt in het verloop van de investeringskredieten en grotere kapitaalprojecten. Dit is niet de eerste maal dat wij deze opmerking maken. In onze beleving deed het College vorig jaar de concrete toezegging deze informatie in de Jaarrekening 2002 op te nemen. Wij konden die informatie echter niet vinden. Waarom is deze toezegging niet nagekomen? Het volgende punt betreft de kosten van het populair jaarverslag. Wij zijn ons ‘rot’ geschrokken van de kosten van de populaire versie van het jaarverslag. Naar aanleiding van vragen in de Commissie Bestuur en Financiën kregen wij een antwoord dat de lading niet volledig dekt. Teneinde hierover nu niet een oeverloos debat te voeren, verzoeken wij het College de Commissie Bestuur en Financiën op korte termijn een notitie voor te leggen waaruit blijkt wat de afzonderlijke kosten zijn van het jaarverslag, de populaire versie en de verzamelcassette van de jaren 2001, 2002 en de begroting voor 2003. Op basis daarvan zullen wij ten behoeve van de begroting voor 2004 afwegen of het verstandig is op de ingeslagen weg door te gaan. Kan het College ons die notitie toezeggen? Wij hebben geld over. Dat is een goede zaak. Het behoedzaam ramen moeten wij in ere houden. Onze fractie stemt in met de bestemmingvoorstellen, hoewel die niet tot de verbeelding spreken. In een eerder stadium gaven de Staten immers al het fiat een bedrag van 3,7 miljoen euro aan de begrotingsruimte voor 2003 toe te voegen. Met de bestemming van het resterende bedrag gaan wij akkoord. Mevrouw Van Kleef-Schrör zal daarop ingaan op het moment dat een ander agendapunt aan de orde is. Wij hechten er wel aan op te merken dat wij in de Commissie Bestuur en Financiën informatie willen ontvangen over de uitgaven met betrekking tot de vertrekbevorderende maatregelen. Graag ontvangen wij in het najaar in die commissie een rapportage over de voortgang en implementatie van de aanbevelingen van de accountant. De heer OTERDOOM: Voorzitter! Ik merk op dat wij datgene ondersteunen wat de heer Werkman opmerkte over het proces om te komen tot deze behandeling. Dat verdient inderdaad niet de schoonheidsprijs. Toch gaat de VVD-fractie akkoord met deze voordracht. Ik maak echter wel drie opmerkingen. Allereerst spreken wij over de financiën. Het betreft overheidsgelden en gelden die wij opeisen van de burger. U bent van de fractie van de VVD gewend dat zij terughoudendheid daarbij voorop stelt. Wij hebben een grote verantwoordelijkheid als het gaat om de besteding van deze gelden. Gelet op het dualisme, ligt het primaat nu bij Provinciale Staten. Wij moeten op hoofdlijnen aangeven wat wij willen dat merkte de heer Jaspers reeds op - en tevens hoeveel geld wij daarvoor willen uittrekken. Vervolgens is het aan het College van Gedeputeerde Staten zich hierover te verantwoorden. In de Rekeningcommissie maakte ik kennis met een format dat daar is ontwikkeld. Duidelijk wordt gevraagd waar het om gaat en wie verantwoordelijk is. Ook wordt daarin overzichtelijk een aantal kernpunten weergegeven. Ik moest echter constateren dat niet alles goed en volledig is ingevuld. Onder andere in de Rekeningcommissie heb ik aandacht gevraagd voor de analyse van de verschillen tussen enerzijds de raming en anderzijds de realisatie. Dat is immers heel belangrijke informatie. Hetzelfde geldt voor de beleidsverantwoording. Ik roep het College van Gedeputeerde Staten dan ook op een en ander de volgende maal goed in te vullen, want het betreft voor ons zeer belangrijke informatie voor de controle die wij moeten uitoefenen. Ik spreek dan over de doelmatigheid, de effectiviteit en de rechtmatigheid van de besteding van die middelen. In de accountantsverklaring kon u lezen dat ook de Staten hierover nog nader moeten debatteren. De vraag die in dat debat centraal staat, is de wijze waarop wij invulling willen geven aan onze nieuwe rol. Tevens kon u waarnemen dat wij daarover in de Rekeningcommissie van juni a.s. nader zullen spreken. Ook dienen wij onze gedachten te laten gaan over de rol van de Rekeningcommissie
11
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
daarbij. De fractie van de VVD hecht er veel waarde aan dat dit op een goede manier op zijn pootjes terechtkomt. Ik ga in op RTV Noord. U hoorde mij zeggen dat wij niet zondermeer enthousiast zijn geld aan deze omroep te besteden. Het is nog sterker. Ik heb een aantal bezwaren genoemd. Er wordt ons gevraagd extra geld voor RTV Noord opzij te zetten, terwijl wij nog in afwachting zijn van berichten uit Den Haag over eventuele bezuinigingen. Daarbij komt dat de fractie van de VVD heeft aangedrongen op een onderzoek naar mogelijkheden om kosten te besparen. Gelet op het feit dat wij hier spreken over gelden die in feite al in 2002 zouden worden uitgekeerd, de problemen die wij kennen en de acties die zijn ingezet om deze op te lossen, gaan wij nu akkoord met de in de voordracht voorgestelde bijdrage. Voor de discussie over de verdere financiering van RTV Noord verwijs ik naar het agendapunt dat daarop betrekking heeft. Dat komt later in deze vergadering aan de orde. Zojuist sprak ik over de grote verantwoordelijkheid die wij dragen als het gaat om de besteding van overheidsgelden. Wij ontvingen een zeer luxe uitvoering van het jaarverslag en de jaarrekening. De stukken zien er prachtig uit en ik breng mijn complimenten over aan de personen die daaraan hebben gewerkt. Wel zijn wij van mening dat dit niet in overeenstemming is met de sobere en degelijke uitstraling die ons past als het gaat om het besteden van overheidsgelden. Ik roep de gedeputeerde daarom op daarmee de volgende maal sober om te gaan. De VOORZITTER: Ik complimenteer de heer Oterdoom met zijn maidenspeech. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter! “Werk in uitvoering.” Het vorige College lijkt zichzelf met die titel vooral een brevet van daadkracht mee te willen geven. Met evenveel gemak kan echter worden beweerd dat 2002 nog steeds een jaar van voorbereiding is. Veel projecten komen langzaam uit de startblokken. Kijkend naar bijlage 3, blijkt dat ongeveer 0,5 miljoen euro uit de reserve cofinanciering Kompas is uitgegeven op een stand van ongeveer 10 miljoen euro aan verplichtingen. Bijlage 2 heeft betrekking op de reserve, cofinanciering en de economische en sociale infrastructuur. Daaraan wordt 3,8 miljoen euro uitgegeven, maar daarvan is 2,3 miljoen euro voor de Euroborg N.V. en daarvan weten wij dat een en ander nog steeds in voorbereiding is. Ook met betrekking tot de Blauwe Stad en nieuw beleid, waarvoor geldt dat er nogal wat vrijval is, blijken zich nogal wat problemen voor te doen op het gebied van de voortgang. Los van de vraag hoe wij daar tegenaan kijken - voorbereiding versus uitvoering. Wij zouden zelfs nog kunnen verwijzen naar een bewuste vertragingstactiek in verband met de B.T.W.-problematiek - acht mijn fractie het van belang daar waar mogelijk te versnellen. Dat vindt zij vooral belangrijk vanwege de conjuncturele situatie. Op financieel gebied gaat het goed met de provincie. Zij hield immers 7,7 miljoen euro over en de reserves bewegen zich ongeveer op hetzelfde niveau. Achter dat positieve beeld gaan echter verschuivingen en over- en onderschrijdingen schuil. Een kritische kijk door de Staten is daarbij noodzakelijk. In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn daarover met het College in nagenoeg alle commissies argumenten en beweringen gewisseld. Ik kom op een aantal zaken terug. Het concept-jaarverslag kwam vervroegd uit. Dat is op zichzelf een prestatie, maar ook merkwaardig. Dat was namelijk niet af en de beleidsmatige toelichtingen zijn zeer wisselend van kwaliteit. Soms ontbreken die zelfs. Nagenoeg iedereen klaagde daarover. Dit weekend kwam ik in het nieuwe dikke boekwerk opeens de bijlagen L en M tegen. Die waren in mijn concept in ieder geval nog niet aanwezig. Het is evident dat dit verbetering behoeft. De betrokkenheid van beleidsambtenaren bij de verantwoording van hun eigen werk dient te worden verbeterd. Ook is het van belang de aansturing aan te scherpen. Een goede
12
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
verantwoording door Gedeputeerde Staten is essentieel voor de beoordeling door Provinciale Staten en mijn fractie verlangt dan ook beterschap van het College. Daar staat tegenover dat Provinciale Staten duidelijke richtlijnen en een werkbaar kader moeten meegeven. Ook de heer Jaspers is op dit thema ingegaan. In de commissievergadering is erop gewezen dat Provinciale Staten een achterstand hebben bij het aangeven van de wijze waarop moet worden omgegaan met de kaderstellende programmabegroting. Dat gaat veel verder dan het aangeven van de indeling van de begroting en de vraag wat het bijbehorende autorisatieniveau zou moeten zijn. Het gaat ook om doelstellingen, criteria, taakstellingen, kwantificeringen enz. Het is de vraag of het format dat wij nu gebruiken bij de productgerichte toelichtingen, straks aan de eisen van Provinciale Staten kan voldoen. Gelet op de manier waarop daarmee nu wordt omgegaan, kunnen wij ons best zorgen maken over de nabije toekomst. Provinciale Staten moeten daarop dan ook concreet actie ondernemen. Het lijkt mij evident dat de Rekeningcommissie daarbij een rol kan spelen. Als het echter gaat om de inhoudelijke criteria en doelstellingen, moeten wij ook de functionele commissies niet uit het oog verliezen. Ook de heer Jaspers wees daarop. Het gaat dan in feite om iets wat elk Statenlid aangaat. Het concept-jaarverslag riep veel vragen op. Die waren onder andere van financieel-technische aard. In de meeste gevallen kon het College in reguliere vergaderingen niet meteen een antwoord of toelichting geven. Steeds werd teruggevallen op schriftelijke beantwoording in het verslag. Het is naar mijn oordeel de moeite van het overwegen waard volgend jaar een algemene schriftelijke ronde te gelasten, voorafgaand aan een gehaktdag. Naar mijn idee komt dat ook de manier van behandelen ten goede. Na tweemaal een dure, populaire versie te hebben ontvangen - dit is immers de tweede en als ik naar het uiterlijk kijk, is deze nog duurder dan die van vorig jaar - is mijn fractie van oordeel dat dit slechts geringe toegevoegde waarde heeft. Ongetwijfeld zijn de gefotografeerde Groningers zeer interessante persoonlijkheden, maar de link met het provinciaal beleid in 2002 blijft wel een goed verborgen raadsel. Dat dit beter en goedkoper kan, mag duidelijk zijn. Ik ga in op de vrijval op het nieuwe beleid. Als Provinciale Staten na politiek bestuurlijke besluitvorming gelden beschikbaar stellen, moeten zij na een inhoudelijk debat eventueel geld laten vrijvallen naar de algemene middelen. Wij zijn nu echter vele maanden verder en aan de hand van de rekening moeten wij achteraf het besluit nemen - wij moeten die Rekening wettelijk voor een bepaalde datum vaststellen - om gelden te laten vrijvallen. Vanwege het ontbreken van adequate toelichtingen en onderbouwingen is dat uit politiek oogpunt een problematisch aspect. Wij lopen echter ook aan tegen de afspraken die in dit huis zijn gemaakt betreffende de besteding van middelen aan het eind van het jaar. Als gelden nog niet zijn gecommitteerd, vallen deze automatisch terug naar de algemene middelen. Deze afspraak houdt geen rekening met de kaderstelling. Mijn fractie is van mening dat de Staten afspraken met het College moeten maken die daarin verandering brengen. Mij dunkt dat met de nieuwe begrotingssystematiek, waardoor meer programmatisch wordt gewerkt, een deel van het probleem is opgelost. Desalniettemin blijft echter aan de orde dat, daar waar nieuw beleid wordt gevormd en dit onvoldoende snel tot stand komt, de terugkoppeling naar de Staten op een adequate manier vorm moet krijgen. Op dit moment is het mogelijk dat er bij bijvoorbeeld een post van biologische landbouw aan het eind van het jaar 48.000 euro naar de algemene middelen gaat, omdat er geen ‘commiteringen’ zijn. Vervolgens moet op ambtelijk niveau weer worden geknokt om bij de Voorjaarsnota - daarover beschikken wij overigens nog niet, maar dat schijnt daarin te staan - 45.000 à 50.000 euro terug te krijgen. Op die wijze houden wij onze ambtenaren aan het werk en dat lijkt mij niet de bedoeling. Of het nu de 312.000 euro van Welzijn is, de 50.000 euro aan budgetsubsidie voor de Groninger taal, of 45.000 euro voor milieuvergunningen, maakt niet uit. Er zijn meerdere voorbeelden te noemen waarvoor geldt dat de terugkoppeling naar Provinciale Staten onvoldoende is. Die mening is mijn fractie althans toegedaan. Het is ondoenlijk op al die punten met amendementen te komen. Bovendien kunnen er goede argumenten zijn om dat geld te laten vrijvallen. Op
13
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
één aspect komen wij in deze behandeling echter wel terug. Dat betreft een besluit dat wij bij de begrotingsbehandeling 2003 hebben teruggetrokken. Dat had betrekking op de noodopvang asielzoekers. Wij vroegen 50.000 euro voor dat noodfonds. Het College gaf bij monde van gedeputeerde Bleker aan dat dit niet nodig was, omdat de middelen van 2002 nog voldoende waren om de nood te ledigen. De argumenten van de fractie van GroenLinks werden door het College wel gedeeld in die zin dat het bereid was private organisaties - dus niet zelfstandig als provincie - financieel en anderszins te ondersteunen om die noodopvang daadwerkelijk vorm te geven. En wij maken dagelijks mee wat de problemen zijn. Onlangs werd geleurd met een aantal kinderen tussen Appingedam en Stadskanaal en het probleem is geld. Het College stelt nu voor geld dat over is van 2002 en beschikbaar was voor die noodopvang naar de algemene middelen te sluizen. Wij vinden het daarom gepast een amendement in te dienen. In feite is dit het oude amendement. Dat dien ik in. De VOORZITTER: Door de heer Van der Ploeg wordt het volgende amendement voorgesteld: “Amendement bij de 2e wijziging begroting 2003 Post 8002: bij € 50.000,- ten behoeve van het oprichten van een provinciaal noodfonds asielzoekers ten laste van de begrotingsruimte 2003 indiener is de GroenLinks Statenfractie." Het amendement is ondertekend door de heer Van der Ploeg, krijgt letter A en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter! Ik vervolg mijn betoog. Wat de personeelskosten betreft, kunnen wij ons volledig aansluiten bij de redenering van de fractie van het CDA. Aanvullend merk ik op dat het is opgevallen dat het College inmiddels de eerder genoemde argumentatie ondersteunt, namelijk de tweetrapsraket waarbij Provinciale Staten aan het College in feite het kader aangeven voor wat betreft het geld voor de apparaatskosten en het personeel en het College vervolgens afspraken maakt met het MT. Over die kaderstelling voor 2004 moeten wij nog nader spreken. Het gaat er dan inderdaad om welke ruimte het College daadwerkelijk krijgt. Wij prijzen het College met het feit dat die redenatie nu wordt gevolgd. Op dit moment zijn wij er niet een voorstander van 500.000 euro vrij te spelen voor vertrekbevorderende maatregelen. Voor ons is de argumentatie op dit punt onvoldoende. Het lijkt meer een politiek-bestuurlijke afspraak dan dat inhoudelijk is nagegaan waaraan wij dat geld effectief en efficiënt kunnen bespreken. Op het moment dat het College in overleg met het MT daadwerkelijk maatregelen kan aangeven die functioneel zijn voor wat betreft de beheersing van de kosten van het personeelsbudget, is mijn fractie bereid daarvoor geld vrij te maken. Ons lijkt dat er voldoende tijd is als wij bij de begroting voor 2004 over dit onderwerp een discussie voeren. Ik ga in op de representatie en het relatiemanagement. Daarover zijn argumenten gewisseld. De feiten liggen op tafel. Wij pleiten nog steeds voor een soberder uitgavenpatroon. Wij gaan expliciet na of daaraan in de begroting voor 2004 niet teveel geld wordt uitgegeven. De portefeuillehouder wees in de commissievergadering echter wel op bijvoorbeeld een postje van 2.500 euro dat niet was geraamd; een bijeenkomst van de fracties van D66 en GroenLinks over de zweeftrein. Ik heb die avond ongeveer 120
14
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
personen gezien, waarvan er velen voor het eerst in deze zaal waren en vind dat een goede manier om met weinig kosten aan relatiemanagement te doen. De heer SLAGER: Voorzitter! Voordracht 20 vraagt van ons over te gaan tot de vaststelling van de jaarrekening 2002 en begrotingswijziging 2 voor het dienstjaar 2003 en niet 2002, zoals abusievelijk in de tekst van de voordracht en op de agenda van deze vergadering staat. De jaarrekening en het jaarverslag vielen afgelopen vrijdagavond of zaterdagmorgen in gedrukte vorm bij mij in de brievenbus. De stukken omvatten velen honderden bladzijden. Het is dus niet mogelijk die vandaag vast te stellen. Niemand van de Statenleden kon immers zo snel kennisnemen van de tekst en daarbij komt dat voor de meeste Statenleden geldt dat een jaarrekening zich nu eenmaal niet zo gemakkelijk laat lezen als de tekst van een roman. Ook een goede roman lees je naar mijn idee overigens niet in één adem uit. Mijn longinhoud laat dat in ieder geval niet toe. U kunt als tegenargument aandragen dat de Staten reeds vele weken over de concept-jaarrekening beschikken. Dat is inderdaad correct, maar die losbladige versie stellen wij vandaag niet vast. Mijn fractie is althans niet bereid die goed te keuren, omdat er sprake is van een groot aantal tekortkomingen. Vandaag stellen wij eventueel de gedrukte, officiële versie vast. Daarover kon mijn fractie zich echter niet een goed oordeel vormen. Als redelijke alternatieven blijven dan over dat wij tegen de rekening stemmen, of dat wij de behandeling uitstellen tot de volgende Statenvergadering. Het uitstellen van de behandeling tot de volgende vergadering, die eind juni plaatsvindt, is echter niet een veilige oplossing. Dat kan namelijk tot gevolg hebben dat termijnen worden overschreden. Dat kan vervelende consequenties voor de provincie hebben. Ook kan dat tot gevolg hebben dat het financiële proces en dus ook de samenstelling van de begroting voor 2004 ongewenste vertraging oploopt. Aangezien er nog veel werk moet worden verzet, mede door de aanstaande ombouw naar een nieuwe indeling, lijkt het ons dat wij die richting niet op moeten. Dan blijft tegenstemmen dus over. Of misschien is het toch mogelijk onder bepaalde voorwaarden in te stemmen met datgene wat nu voorligt. Daarop kom ik later in mijn betoog terug. De behandeling van de jaarrekening in de Rekeningcommissie van 7 mei had een ongebruikelijk verloop. De behandeling van een belangrijk stuk als een jaarrekening, zonder dat daarbij een vertegenwoordiger van het College aanwezig is, zouden wij ‘optimaal duaal’ kunnen noemen. Dat was echter niet de bedoeling. Het is ook zeker niet een experiment geweest om eens een andere behandelwijze uit te proberen, maar niet iedereen schijnt dat geheel te hebben begrepen. Het was gewoonweg overmacht. Vandaar dat de Rekeningcommissie heeft geprobeerd de zaak af te werken in een vervolgvergadering en met een schriftelijke ronde. Of dat voldoende is geweest, moet vandaag blijken. Het lijkt mij in tegenspraak met wat ik heb gezegd nu nog veel inhoudelijke opmerkingen te maken. Vandaar dat ik een korte reactie geef. De jaarrekening sluit met een positief administratief saldo van 7,7 miljoen euro, waarvan na de overboeking van 3,3 miljoen euro naar 2003 nog bijna 4,5 miljoen euro overblijft. Gezien de omvang van de jaarrekening is dat een goed resultaat. Het is immers niet de bedoeling meer uit te geven dan de Staten in het najaar van 2001 ter beschikking hebben gesteld, maar het doel is ook niet veel geld over te houden. Met betrekking tot het bedrag voor nieuw beleid kan worden opgemerkt dat daarvan slechts 68 procent daadwerkelijk is gebruikt. Het is ook mogelijk te zeggen dat, met de uitgaven die nog in 2002 worden gedaan en wellicht in de jaren daarna - al zullen die niet groot zijn - in totaal ongeveer 95 procent is besteed. Dat klinkt direct heel anders. Maar dat 0,5 miljoen euro moet worden besteed aan vertrekbevorderende maatregelen om de personeelsomvang te verkleinen, vinden wij nog steeds ongelukkig als wij de groei van de formatie in
15
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
2002 daarbij betrekken. Gezien de verklaringen en toelichtingen, gaan wij daarmee toch schoorvoetend akkoord. Over de bijdrage aan RTV Noord spreken wij later in deze vergadering. De achtergrond van de bijdrage voor de bescherming van het archeologisch erfgoed is mij nog steeds niet geheel duidelijk, maar gezien de omvang van deze post zal ik daaraan niet teveel woorden wijden. De vraag is op welke wijze wij verder moeten. Uit het eerste gedeelte van mijn bijdrage blijkt dat de fractie van de ChristenUnie niet gelukkig is met de wijze van behandeling. Aangezien de begroting voor 2004 anders zal zijn ingedeeld dan die voor voorgaande jaren en dus ook komende jaarrekeningen er anders zullen uitzien, stellen wij voor een speciale statencommissie in te stellen die zich de komende tijd gaat buigen over het verloop van de behandeling van de financiële stukken, de inhoud en de opbouw daarvan. Deze speciale commissie zou ook de Rekeningcommissie kunnen zijn die zich toch al lang niet meer uitsluitend met de behandeling van de jaarrekening bezighoudt. Wij wachten de reactie van het College en de andere fracties wat dat betreft af. Duidelijk moet zijn dat wij niet gelukkig zijn met de gang van zaken en dat het volgend jaar niet op deze wijze kan. Aan het begin van mijn bijdrage sprak ik over vele honderden bladzijden van de jaarrekening en het jaarverslag tezamen. Ook al hebben wij tegenwoordig computers tot onze beschikking en hoeft niet alles meer met een ganzenveer en perkament te worden samengesteld, het blijft toch grotendeels mensenwerk. Ditmaal werd de jaarrekening onder moeilijke omstandigheden samengesteld. Binnen het provinciaal apparaat vond niet alleen een omvangrijke reorganisatie plaats, maar de financiële club binnen het apparaat had ook te maken met omvangrijke vacatures die lange tijd niet werden ingevuld. Tegelijkertijd werd en wordt gewerkt aan de invoering van een nieuw financieel systeem. Ook dat is een omvangrijke en tijdrovende klus. Er is veel kritiek geuit op het later beschikbaar komen van de financiële stukken, de vele onvolkomenheden die in het concept te vinden waren, de vele ontbrekende gegevens, de niet volledige invulling van de afgesproken formats enz., maar een en ander is zeker niet te wijten aan de inzet van de medewerkers van de Financiële afdeling. Zij deden wat zij konden en zelfs meer dan dat. Daarvoor neem ik mijn petje af. De heer SWAGERMAN: Voorzitter! Zoals viel te verwachten, hebben veel sprekers voor mij al het nodige gezegd. Toch voeg ik daaraan graag iets toe. Dat zal u niet verbazen. Het leek noodzakelijk dit nog eens in de Staten te bespreken in plaats van alleen in de commissies. Dan is iedereen er immers bij. Er zijn veel punten ter sprake gebracht waarop vrijwel elke fractie het een en ander had aan te merken en het verheugt mij dan ook dat wij die mogelijkheid krijgen. De belangrijkste conclusie die de fractie van de SP uit dit voorberaad trekt, is dat er in de provincie veel mis is op het gebied van controlerende functies en afspraken die te maken hebben met het volgen van de lopende begrotingen. Er zijn al veel voorbeelden genoemd, maar ook ik zal er een aantal noemen waaruit dat naar mijn idee duidelijk blijkt. Ik begin met de overschrijding van de reputatiekosten van 66.000 euro op een totaalbedrag van 195.000 euro. Blijkbaar kon dat gebeuren zonder dat iemand tussentijds aan de bel trok. Uit de lijst met die uitgaven, die door de Commissaris vrijwillig werd gegeven, blijkt dat er slechts bij een uitgave een datum kan worden geplaatst. Die datum is voor iedereen bekend, namelijk het huwelijk van de kroonprins. Om na te gaan hoe een dergelijke post loopt, is het nuttig te weten wanneer de uitgaven zijn gedaan. Ik vraag mij dus af of dat te wijten was aan de vraagstelling, of aan het feit dat niet bekend is wanneer de diverse posten zijn weg geboekt. Daar staat tegenover dat er sprake is van nogal wat onderbestedingen ten aanzien van nieuw beleid. Ook daarover is reeds veel gezegd. Het gaat dan met name om punten die voor de fractie van de SP zeer belangrijk zijn. Denk aan asielzoekers, openbaar vervoer, ecologische landbouw enz.
16
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Ook in de commissievergadering merkte ik reeds op dat het lijkt alsof het College dat soort zaken minder belangrijk vindt en het dat geld liever aan andere zaken besteedt. Wij hebben daarover duidelijk een ander oordeel. Het zit ons ook dwars dat die onderbestedingen terugkomen in de algemene middelen en vervolgens ter vrije besteding zijn. Het verheugt mij dan ook dat de fractie van GroenLinks het amendement heeft ingediend met betrekking tot het bedrag van 50.000 euro voor de asielzoekers. Uiteraard ondersteunen wij dat. Wel zou ik dat graag uitbreiden en het dus ook laten gelden voor die andere onderbestedingen zonder direct een amendement in te dienen. Mij lijkt namelijk dat die posten dat geld wel degelijk nodig hebben. Dat is bij de asielzoekerprocedure aangetoond. De heer CALON (gedeputeerde): Dat zijn de drie punten die de heer Swagerman zojuist noemde, namelijk de biologische landbouw, openbaar vervoer en asielzoekers. Hij spreekt nu over andere onderbestedingen. Ik neem aan dat hij niet alle onderbestedingen bedoelt. De heer SWAGERMAN: Ook anderen hebben gesproken over de politiek gevoelige onderwerpen. Deze drie maken daarvan onderdeel uit. Dat is onder andere ook door de heer Jaspers gezegd. De vraag is waarom vorderingen tien jaar of langer bleven liggen. Dat staat ook in de begroting. Ook wij vragen ons dat af. Ook over de overschrijding op de apparaatskosten en personeelszaken is al veel gezegd. Het feit dat veel externe personen worden ingehuurd, dat er meer vast personeel bij komt en dat er vervolgens zal worden gesproken over inkrimping van personeel, staat haaks op elkaar. Dat bleek niet alleen het geval te zijn bij deze provincie, maar ook bij andere provincies en de rijksoverheid. Mogelijk is dat ook het beeld van de komende jaarbegroting, want wij mogen aannemen dat men er ook dan niet in slaagt over te gaan tot inkrimping van het personeel. Het bedrag dat uiteindelijk naar voren komt voor vertrekbevorderende maatregelen zit ons ook zeer dwars. Veel van mijn collega’s uitten forse kritiek op dit jaarverslag. In de commissievergadering uitten wij grotendeels dezelfde kritiek en wij sluiten ons dan ook daarbij aan. De conclusie moet naar ons oordeel dan ook zijn dat het College heeft gefaald in het goed aansturen om te komen tot een sluitend financieel beleid en personeelsbeleid. Als ik al die kritiek hoor, vraag ik mij af hoever een College kan gaan voordat maatregelen worden genomen die anders zijn dan het volgend jaar een nieuwe kans te bieden. De vraag is wat wij nu moeten doen. Gegeven het feit dat op provinciaal bestuurlijk niveau bij het College van Gedeputeerde Staten niet veel is gebleken van strategisch denken, waarbij na het nemen van een beslissing een aantal malen per jaar wordt getoetst of er overschrijdingen zijn om vervolgens passende maatregelen te nemen, is het goed dat het duale stelsel de controlerende en kaderstellende functie aan Provinciale Staten heeft gegeven. In tegenstelling tot datgene wat een andere spreker opmerkte, zien wij de kwartaalrapportage wel graag terug. Dat lijkt ons namelijk een goede tijdsaanduiding om tot controle over te gaan. Graag willen wij dat de Staten zo snel mogelijk toegroeien naar de invulling van hun taak. Ik vraag de Statenleden daartoe zo snel mogelijk maatregelen te nemen. De VOORZITTER: Ik complimenteer ook de heer Swagerman met zijn maidenspeech. Hij werd zelfs onderbroken, dus dat is een bijzonder compliment. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Voorzitter! Het is vrijdagavond 22.45 uur. Ik zeg tegen mijn man dat mijn bijdrage voor maandag klaar is. Om 23.00 uur gaat de bel. Ik denk: “Ach, dat is nog een gast voor het feestje van zoonlief.” Maar nee. Het is een bode met tien centimeter post van de provincie, waaronder de verbeterde versie van de jaarrekening. Ik sla het boekwerk open. De formats zijn beter ingevuld.
17
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Misschien kan ik mijn bijdrage wel weggooien. Wellicht is onze worsteling over het al dan niet goedkeuren van deze jaarrekening verspeelde energie geweest. Morgenvroeg moet ik eerder opstaan. In de zo gemaakte tijd kom ik tot post 3305. En wat is de oogst? Productgroepen hebben nieuwe nummers en titels gekregen. Er zijn 101 externe contacten gepland, maar hoeveel zijn er geweest? Er staat PM, maar dat kan niet. Het jaar 2002 ligt immers achter ons. 1605, algemeen bestuurlijk, heeft voor 52.000 euro als prestatie opgeleverd dat een geschil van Ten Boer is doorverwezen naar de Commissie Bezwaar- en Beroepschriften. Dat is een beetje duur. Onderdeel G, de uitgevoerde acties, is nog steeds niet ingevuld, of er staat dat aan alle geplande activiteiten is gewerkt. Als ik vervolgens bij F kijk, zie ik dat de geplande activiteiten leeg zijn. Verder leer ik dat de reconstructie van waterwegen 3,25 miljoen euro heeft gekost en dat daaraan 7,5 fte’s hebben gewerkt. Dat is leuk. Mijn zakjapanner zegt dat er sprake is van 433.000 euro aan omzet per arbeidsplaats. Maar hoeveel kilometer waterweg, brug, onderwaterbodem en beschoeiing heeft u gereconstrueerd en welke knelpunten zijn daarmee opgelost? Mijn twijfels over de kwaliteit en controleerbaarheid van de jaarrekening zijn helaas niet weggenomen. Ik besluit onze oorspronkelijke bijdrage te handhaven. De vraag is of wij de Jaarrekening 2002 goedkeuren of afkeuren. Met deze vraag heeft de fractie van D66 de laatste weken geworsteld. Wij beschouwen de provincie Groningen als een groot bedrijf waar 850 professionals werken. Kunnen wij voor een dergelijk bedrijf akkoord gaan met deze jaarrekening? Kunnen wij het accepteren dat invulopdrachten - formats - van de jaarrekening in veel gevallen niet een prestatiebeoordeling bevatten, anders dan in geld? Kunnen wij met de hand over ons hart strijken als de Commissaris uitlegt dat het budgetbewakingssysteem niet goed heeft gewerkt, omdat een nieuw boekhoudsysteem werd ingevoerd? In de Provinciewet staat immers niet dat de budgetverantwoordelijkheid stopt als computers niet werken. Kunnen wij de jaarrekening op dit moment goedkeuren, terwijl de provincie als gevolg van het duale systeem overgaat van de productgroepverantwoording naar een programmaverantwoording? Dat is een systeem waarmee de Staten controleren of het apparaat de producten en resultaten heeft gehaald waarnaar zij hebben gevraagd, ofwel outputcontrole. De slordigheid van de jaarrekening gaf ons een onprettige smaak. Is een slordige jaarrekening niet een exponent van het slordig omgaan met het zuur verdiende geld van burgers? De euro’s in dit huis zijn immers niet van ons, maar van onze 570.000 inwoners. U zucht, ofschoon ik dat nog niet zie, en vraagt zich af of ik een zedenprediker ben. Dat ben ik niet, maar ik ben wel iemand die ziet hoe anderen uitgaven moeten verantwoorden. Ik zie dat EG-verantwoordingen van subsidies precies en outputgericht moeten zijn. Ook zie ik dat de boekhouding van iemand die vanuit de bijstand een bedrijf begint exact vorm moet krijgen. De provincie zou het goede voorbeeld moeten geven. Wij vinden het een kwalijke zaak dat slechts 68 procent van het nieuwe beleid vorm heeft gekregen. Vervangend gedeputeerde Bleker was blij met dit getal, omdat het eerder 51 procent was. Wij vinden echter ook 68 procent om te huilen. De Staten - de burgers dus - geven de organisatie opdracht nieuwe zaken aan te pakken, maar voor 32 procent lukt dat niet. Let op: wij zijn uw klant, hebben bij u gekocht en betaald en willen dat het gehele product wordt geleverd. Wij neigen er dus toe deze jaarrekening af te keuren. Dat is een zwaar middel en kan worden beschouwd als een diskwalificatie van de gedeputeerde. Wij hebben daarom afgewogen of wij het vertrouwen hebben dat deze gedeputeerde een beter product kan leveren. Hij is ambitieus, kan zaken afdwingen en is voor de duivel niet bang. Dat zijn nuttige eigenschappen in barre tijden. Die zijn extern nuttig, maar intern dus onvoldoende aangewend. Dat moet dus anders. De vraag van de fractie van D66 aan deze gedeputeerde is of het anders kan.
18
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
De heer ZANEN: Voorzitter! De Statenleden die tot nu toe het woord hebben gevoerd, zijn lid van de Commissie Bestuur en Financiën. De vergadering die aan dit agendapunt was gewijd, mocht ik voorzitten. Ik heb geconstateerd dat de Staten over behoorlijk wat kennis beschikken om de rekening op een goede manier te beoordelen. Dat blijkt ook weer uit de betogen van deze ochtend. Mijn fractie vindt het moeilijk een goede beoordeling te geven. Zij is immers in een soort going concern terechtgekomen en de complicatie daarbij is dat er tegelijkertijd sprake is van een grote verandering op het gebied van de werkwijze. Die twee zaken lopen door elkaar. Enerzijds moeten wij ons inwerken in het systeem zoals dat bestond en anderzijds moeten wij de discussie voeren over de verandering. Dat maakt het ingewikkeld. Vandaar dat wij onze bijdrage nu beperkt houden. Als de provincie aan het eind van de rit geld overhoudt, ben je geneigd te zeggen dat dit niet zo gek is. Het zou immers vervelender zijn als er sprake was van een tekort. Ik kreeg een cadeau van de kamerbewaarder waarvoor ik haar zeer erkentelijk ben. Dat is dit doosje met de tekst ‘PSP’. In het grijze verleden behoorde ik inderdaad tot die partij en zodoende mocht ik ook toen in dit huis bivakkeren. Ik kan mij voorstellen dat de functie van dit doosje was daarin aan het eind van het jaar de overtollige gelden van de fractie te bewaren, zodat zij het nieuwe jaar met een gevulde doos kon beginnen. Ik weet niet zeker of dat de functie van dat doosje is geweest, maar dat ga ik na. Misschien kan de gedeputeerde mij daarover iets meedelen. Wij vinden het dus positief dat er een overschot is, maar dat betekent natuurlijk wel dat een aantal zaken niet is uitgevoerd zoals dat de bedoeling was. Daarop moet de discussie betrekking hebben. In de toekomst zal dat naar mijn idee nog meer het geval moeten zijn. De fractie van de PvdA noemde drie programmapunten en is van mening dat wij de discussie in de toekomst daarop moeten richten. Dat vind ik interessant. Zij komt dan met de punten werkgelegenheid, veiligheid en de bouw van woningen. Graag voeg ik daaraan de noordelijke samenwerking toe, evenals het regionaal beleid, de wijze waarop zich dat ontvouwt en de financiële aspecten daarvan. Wij lopen risico’s als het gaat om één van de grote projecten, namelijk de Blauwe Stad. Daarover is al iets gezegd. Graag verneem ik of de teruglopende huizenmarkt inderdaad tot gevolg heeft dat de risico’s voor de provincie snel toenemen en wat de consequenties daarvan zouden kunnen zijn. Met betrekking tot de wijze van behandeling van deze financiële verantwoording is voorgesteld eerst een schriftelijke ronde te houden op het moment dat de stukken beschikbaar zijn. Ik neem aan dat de definitieve stukken op een bepaald moment voorliggen. Dat is misschien inderdaad goed, maar naar mijn idee moeten wij dat wel toegeleiden naar de functionele commissies. Het is dan wel van belang de vragen te groeperen. Anders komen wij er alsnog niet uit. Ik ben er voorstander van dat wij geconcentreerd aan die verantwoording werken door daarvoor bijvoorbeeld een speciale dag te kiezen. Mij lijkt dat geen slecht idee. Het voorstel in de voordracht met betrekking tot de besteding kunnen wij volgen. Wel ondersteunen wij graag het amendement van de fractie van GroenLinks. Dat heeft natuurlijk een verandering van het voorstel van het College tot gevolg. De VOORZITTER: Gelet op de aard van de vragen en de opmerkingen over de compleetheid van de beantwoording stel ik voor tien minuten te pauzeren. Zodoende kan het College over met name de technische aspecten nog enige informatie verzamelen. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik stel voor eerst de mondelinge vragen te stellen die na de lunch zijn gepland. Zodoende heeft de gedeputeerde voldoende tijd zich voor te bereiden.
19
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
De VOORZITTER:Gegeven de aard van de vragen en de discussie die daaraan is verbonden, lijkt mij dat niet een goed voorstel. Die vragen moeten namelijk ook door gedeputeerde Calon worden beantwoord. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Naar mijn idee worden vragen gesteld aan de gedeputeerde en fracties. De VOORZITTER: Ja, maar wij stellen in dat punt zowel de vragen aan de gedeputeerde als die aan de fracties aan de orde. Het eerste gedeelte is gericht aan het College en de woordvoerder zal de gedeputeerde voor Financiën zijn. Dat zal u duidelijk zijn. De vergadering wordt van 11.53 tot 12.10 uur geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter! Ik ben nog bezig met wat op- en aftellingen voor de heer Werkman. De heer WERKMAN: Komt u tot dezelfde conclusie als ik? De heer CALON (gedeputeerde): Ik weet niet wat uw conclusie is. Ik begin met de eigenschappen die mevrouw Edzes mij toedicht. Zij zegt onder andere dat ik niet bang ben voor de duivel. Dat is misschien niet een goede eigenschap en zij kent niet al mijn eigenschappen. Naar mijn idee is dat maar goed ook. In haar opmerking klonk door dat er extern wel goed wordt gestuurd, maar dat van de sturing intern niets deugt. Dit is overigens een vrije vertaling van haar woorden. Door een dergelijke opmerking voel ik mij natuurlijk aangesproken. Daarbij komt dat de heer Van der Ploeg zegt: “Wij moeten zelf bepalen wanneer iets al dan niet wordt overgeboekt.” Daarbij vroeg hij zich af of dat allemaal wel deugt. Zo heb ik dat in ieder geval opgevat. Maar de criteria voor overboekingen van het beleid zijn aan de orde geweest en door de Staten vastgesteld bij de voordracht van de rekening 2001. Wij hebben voor wat betreft het al dan niet overboeken dus gewoonweg de door de Staten vastgestelde criteria gevolgd. Wij deden niet meer en niet minder. De criteria zijn toen op ons voorstel overigens wel wat verruimd, omdat wij van mening waren en constateerden dat niet al het nieuwe gepresenteerde beleid hetzelfde jaar kan worden geëffectueerd. Ik hoorde veel Statenleden vrij vertaald zeggen dat het nergens op lijkt als er nieuw beleid wordt ingezet en 32 procent daarvan niet wordt gerealiseerd. Naar mijn idee hield alleen de heer Slager een betoog dat een andere richting op ging. Hij merkte op dat het niet mogelijk is alles in hetzelfde jaar te realiseren en dat een deel bijvoorbeeld het jaar daarna wordt gerealiseerd. Hij meende dat het niet slecht is als na twee jaar 95 procent is gerealiseerd. Zo interpreteer ik zijn woorden althans. Het klinkt misschien vrij hard, maar niemand van ons College kon voorzien dat ik om privé-redenen tweemaal niet aanwezig zou zijn. Dat bleek zelfs op het allerlaatste moment. Het kon zelfs niet voorzien dat de behandeling van de rekening en het jaarverslag in de Rekeningcommissie en de Commissie Bestuur en Financiën dermate veel problemen zou opleveren doordat de portefeuillehouder ditmaal niet aanwezig was. Als het dat kon voorzien, had het ongetwijfeld anders gehandeld. Ik ben nogal geschokt over en teleurgesteld in de mate van hardheid waarmee deze Staten dit verwoorden. Ik maak nu een opmerking in relatie tot de woorden die de heer Slager sprak. De afdeling Financiën heeft zich uit de naad gewerkt om de zaak op tijd klaar te krijgen. Het lag niet aan mijn eigenschap dat ik voor de duivel niet bang ben, maar het College heeft met de Staten de afspraak gemaakt dat het de rekening op tijd presenteert. De Statenleden kunnen dat teruglezen in de handelingen van de Commissie Bestuur en Financiën. Het is nog sterker. In de Commissie Bestuur en
20
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Financiën is afgesproken dat er desnoods personen moeten worden ingehuurd om dat voor elkaar te krijgen. U weet dat wij met een nieuw financieel systeem bezig zijn en dat de afdeling Financiën en Control wordt gereorganiseerd vanuit de diensten naar centraal. Dit alles - die negatieve eigenschap van mij dat ik voor de duivel niet bang ben en de afspraak tussen het College en de Staten om de jaarrekening op tijd te leveren - heeft ertoe geleid dat de betreffende medewerkers zich over de kop hebben gewekt en dat er fouten in zijn geslopen. Ik draai er niet omheen dat er fouten in staan. Het is overigens niet correct dat er problemen kunnen ontstaan als de termijn wordt overschreden. Het stuk zou namelijk best in juni aan de orde kunnen komen. Dat zou niet een probleem zijn. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Gedeputeerde Calon is het toch hopelijk wel met mij eens dat is afgesproken dat de Staten de volledige jaarrekening ontvangen. De heer CALON (gedeputeerde): Dat is correct, maar ik was nog niet uitgesproken. Een de oorzaken is de tijdsdruk. Een andere oorzaak is dat ook het College van mening is dat het goed is beleidsambtenaren beter bij de verantwoording te betrekken. Het is belangrijk daarop meer nadruk te leggen. Graag neem ik dan ook de suggestie van de heer Van der Ploeg over. Het is overigens pas goed mogelijk te verantwoorden als bij de voorstellen voor nieuw beleid, die ook in de begroting zijn geïmplementeerd, de toetsingscriteria in voldoende mate scherp zijn gesteld. Dat kan echter nooit een argument zijn. Natuurlijk is het College het ermee eens dat het er beter op moest letten dat alle formats waren ingevuld. Het kan niet zo zijn dat een format niet is ingevuld omdat personen met vakantie zijn. Ik heb zojuist vernomen dat dit in de laatste versie is verbeterd. Wel merk ik op dat de voorstellen bij de begroting door de Staten zijn vastgesteld. De Staten hebben het grootste gelijk van de wereld als zij zeggen dat het verstandiger was geweest vooraf betere criteria te stellen. Dat geldt dus ook voor het College. Dan was het immers gemakkelijker geweest na te gaan wat het aantal meters aan wegen is dat is gerealiseerd. Wat dat betreft hebben de Staten een punt en wij zullen daarop toezien. Dat wordt overigens wel lastig als wij overgaan op een programmatisch niveau, maar daarop kom ik aan het eind van mijn betoog terug. De heer Werkman vroeg om een overzicht met het verloop van de investeringsuitgaven en de ontvangsten. Dat is opgenomen in bijlage M die aan de laatste versie is toegevoegd. Met betrekking tot de asielzoekers merk ik op dat het niet juist is dat 50.000 euro wordt overgeboekt. In 2002 was 169.000 euro beschikbaar. Er is sprake van een overboeking naar 2003 van 86.000 euro. Daarvan wordt 50.000 euro direct ingezet en 33.000 euro zit nog in de algemene middelen. Het laatste bedrag kan uiteindelijk weer daarvoor worden gebruikt. Dat is dus iets anders dan datgene wat ik uit de bijdrage van de heer Van der Ploeg begreep, maar dat zal ongetwijfeld aan mij liggen. In die overboekingen zit ook het verschil van die 95.609 euro waarover de heer Werkman sprak. Wat dat betreft heeft hij een punt, want dat hebben wij niet goed weergegeven. Er is opgemerkt dat de formats nu en dan goed zijn ingevuld en soms absoluut niet. Vorig jaar was dat niet beter. Het is overigens niet een argument te zeggen dat het nu net zo slecht is. Over de apparaats- en de personeelskosten is veel gediscussieerd. De vraag is op welke wijze dat is te volgen. De heer Swagerman vroeg zich af of alles bij de provincie wel deugt en of wij dat wel goed volgen. Ik heb reeds opgemerkt dat de afdeling Financiën en Control wordt gereorganiseerd en dat wij ODA-Financials hebben ingevoerd. Op dit moment ontvangen wij maandelijks uitdraaien. Iedere maand informeren wij de afdelingshoofden over de stand van de kredieten. Dat was vorig jaar niet het geval. Ik ben het met eenieder eens die zegt dat het wel belangrijk is dat wij daarover beschikken om de zaak te kunnen controleren. Het is niet onze intentie die kwartaalcijfers aan de Staten beschikbaar te stellen. De
21
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
intentie is dat aan het College van Gedeputeerde Staten over te laten, omdat dat het bestuur van Groningen is en Provinciale Staten moeten controleren. Het is mogelijk dat de Staten van mening zijn dat zij over die kwartaalcijfers moeten beschikken om de zaken goed te kunnen controleren. Onze mening is dat er sprake is van een going concern en dat het College van Gedeputeerde Staten ervoor moet zorgen dat dit voor elkaar komt en goed blijft. Ik ga in op het personeel. Er wordt gezegd dat de provincie die miljoenen over heeft, dat zij voor 1,5 miljoen euro inhuurt en dat het College bovendien voorstelt 500.000 euro van het rekeningresultaat te gebruiken voor vertrekbevorderende maatregelen. De Staten denken wellicht dat het een zootje is. De suggestie om eerst een schriftelijke ronde te houden met als doel alle technische zaken eruit te halen, vind ik zeer waardevol. Afgezien van de vraag of de portefeuillehouders er al dan niet zijn en ongeacht of zij daarvan iets weten, lijkt het mij zinvol dat voor de behandeling te doen. Ik neem dat voorstel over. De vraag is hoe het zit met het personeel. Naar mijn idee is voldoende verklaard op welke wijze wij aan 31 fte’s komen. Dat is het gevolg van besluiten van de Staten. Daarin stond dat een personele component daarvan onderdeel uitmaakt. De Staten hebben overigens een schriftelijk overzicht van alle besluiten ontvangen en ik ben bereid hen die besluiten nogmaals toe te sturen. Een aantal posten heeft betrekking op de reorganisatie. Dat is budgettair neutraal verlopen. Het komt binnen bepaalde budgetten zelfs voor dat wij goedkoper personeel aannemen en dat er meer mensen in kunnen. Dan komt het debat op gang waarin de vraag centraal staat of wij op geld of op personen sturen. Ook de heer Van der Ploeg heeft daaromtrent de nodige opmerkingen gemaakt. Andere vragen zijn of er nog ruimte in de organisatie zit, wat de maximale druk is die men er nog op kan zetten en wat er eventueel uit kan. Er is een afspraak gemaakt met het MT. Dat was van mening dat er nog een beperkte ruimte in de organisatie zat, maar dat het alleen kon als de mogelijkheid bestond op kwaliteit te sturen in plaats van op anciënniteit. Wij zijn bezig met het opstellen van een convenant. Uit arbeidsrechtelijk oogpunt is dat een lastig punt. Het MT heeft gezegd dat het die verantwoordelijkheid op zich wil nemen als wij het de kans geven personen alleen op kwaliteit te laten uitstromen. Dat kan tot gevolg hebben dat dit geld kost. Op de laatste bladzijde van het collegeakkoord staat vrij vertaald dat, als dit leidt tot kosten, deze moeten kunnen komen uit de rekeningresultaten die daarvoor beschikbaar zijn. Dat leidt tot het voorstel in deze Rekening dat wij het bedrag van 500.000 euro dat over is, in die pot willen stoppen. Dat houdt niet in dat dit geld zomaar daaraan wordt uitgegeven. Dat gebeurt alleen als daarvoor valide argumenten zijn aan te dragen. Ik ben bereid met de Staten af te spreken dat ik hen daarin inzicht verschaf. Dat zal ik generiek doen en dus niet per individu. De heer Werkman vroeg daarnaar. De vraag is hoe het mogelijk is dat de personeelskosten niet worden ingevuld, dat de apparaatskosten stijgen en wij zoveel inhuren. Dat heeft met verschillende zaken te maken. Vacatures worden niet ingevuld en op de markt kunnen wij niet de gewenste kwaliteit vinden. Een voorbeeld is de heer Hageman, die keihard heeft gewerkt aan de totstandkoming van deze Rekening. Wij zijn lang bezig geweest met het zoeken naar een nieuw afdelingshoofd, maar die konden wij niet vinden. Daarom is deze persoon ingehuurd. Dat was daadwerkelijk nodig. Inmiddels is een man aangesteld. Tevens speelt een rol dat er specifieke kennis nodig is die wij niet in huis hebben. Er is gesproken over de Blauwe Stad. Wat dat betreft is er inderdaad niet veel veranderd. Vanaf 25 juni a.s. komt daarin verandering. De grond wordt aangekocht. Gevraagd is of er sprake is van risico’s als gevolg van het feit dat de prijzen op de huizenmarkt dalen. Naar onze mening is dat risico in dat gebied niet veel vergroot. Dat wordt immers bouwgrond en die daalt niet zo snel in waarde. Dat geldt wel voor andere zaken. In de risicoparagraaf van de jaarrekening is wel vermeld dat, als het project niet zou doorgaan, wij niet weten of wij datgene eruit halen wat wij daarin hebben geïnvesteerd. Wij zitten dan immers met grond waarin wij een bepaald bedrag hebben geïnvesteerd. Ik heb de verslagen van de commissie gelezen en geconstateerd dat de heer Van der Ploeg opmerkte dat er een andere situatie is
22
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
ontstaan doordat de provincie gaat aanbesteden. Voordat de provincie gaat aanbesteden, moet het College naar mijn oordeel terug naar de Staten. Er is dus niet een andere situatie ontstaan, al las ik dat in het verslag. Dat zal ongetwijfeld het conceptverslag zijn. Ik heb de verslagen wel gelezen, ondanks het feit dat die nog niet zijn goedgekeurd. Ook over het al dan niet lezen van het verslag was overigens een tekst opgenomen. Er is pas sprake van een andere situatie als de Staten het College van Gedeputeerde Staten toestemming geven te gunnen. De aanbesteding is aan de orde. Die zit goed in elkaar. Wij hebben een en ander doorgerekend. Ik kom nu terug bij waar ik ben begonnen met betrekking tot de Blauwe Stad. Het grootste risico zit in de Zuidoosthoek. Daar is namelijk grond aangekocht voor onteigeningswaarde en die wordt weggezet voor agrarische waarde. Het probleem van het prijsverschil moest worden opgelost door een aantal huizen in de Zuidoosthoek te bouwen. Dat risico is steeds aan de Staten gemeld. Daarbij komt dat in het plan de gehele Zuidoosthoek is opgenomen. Wij zouden daarvoor een visie opstellen. Vrijdagavond jl. zouden de leden van het College van Gedeputeerde Staten over de voordracht met betrekking tot de Blauwe Stad beschikken, maar het programma Doros is gecrasht. Er gebeurt wel eens iets op ICT-gebied, dus de voordracht is nog niet beschikbaar. Als de voordracht met betrekking tot de Blauwe Stad morgen door het College van Gedeputeerde Staten wordt goedgekeurd, kunnen de Staten deze op 25 juni - met welnemen van het presidium - tegemoet zien. Daarin wordt ook het laatste risico van de Zuidoosthoek in combinatie met die gunning weggenomen. De heer Werkman vroeg of het weerstandsvermogen, waarover wij voor die risico’s beschikken, voldoende is, of dat wij aan herijking moeten doen. Naar mijn idee is in het verleden met de Staten afgesproken dat wij aan het begin van een nieuwe collegeperiode opnieuw onderzoek verrichten om te weten te komen wat de risico’s zijn en of het weerstandsvermogen voldoende is. Naar mijn idee ligt die afspraak vast. U weet dat ik deze afspraak probeer na te komen. Wat mij betreft vindt dit onderzoek dus in de herfst van dit jaar plaats. De heer Jaspers vroeg naar de projecten van de Europese Unie, de risico’s en de verslaglegging daaromtrent. De administratie daarvan is uitbesteed. Wij laten een double-check doen door Ernst & Young in Zwolle. Naar mijn idee zijn wij de enige provincie in Nederland die dat doet. Dat is naar ons oordeel een goede zaak. Voor veel projecten geldt dat wij willen dat die ook door onze eigen accountant worden geaccordeerd. Dat heeft ertoe geleid dat wij eind april een aantal aanvragen moesten ophouden in verband met bestudering door onze eigen accountant. Wat dat betreft zijn wij zeer voorzichtig. Dat houdt echter niet in dat er geen sprake is van risico’s. Altijd bestaat het risico dat projecten niet doorgaan, dat de garantstelling aan de orde komt en dat het geld gaat kosten. Gevraagd is of het bedrag in het weerstandvermogen voldoende hoog is in het geval dat al die risico’s zich voordoen. Vier jaar geleden is een rapport opgesteld. Daarin staat dat het van belang is te weten hoe groot de kans is dat die risico’s zich voordoen en moeten worden uitbetaald. Op dat moment waren wij van mening dat het bedrag in het weerstandsvermogen voldoende was. Nu is het lastig te zeggen of dat het geval is. Wij zijn van mening dat wij deze herfst een nieuw onderzoek moeten doen. Ik heb de indruk dat het nog wel meevalt. Ik ben al ingegaan op de maandrapportages. Voorgesteld is een externe audit te doen om onze provincie met andere provincies te vergelijken. Ik ben daarvan voorstander. Naar mijn idee komen wij daar niet slecht uit, al ben ik van mening dat het nog beter moet. Ik ga in op de kosten van het populair jaarverslag. Het is alsof de duivel ermee speelt. Ik heb op deze vraag gerekend en mij daarop voorbereid. Vorig weekend heb ik al aangegeven dat ik de gegevens precies op papier wilde hebben. Gisterenavond heb ik gezegd dat ik zelfs wilde weten wat het kartonnetje kost. Daarover verwachtte ik namelijk ook een vraag. Gelukkig beschikte ik vanmorgen over de gegevens.
23
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Het algemene jaarverslag kost 24.380 euro. Het betreft dan 2000 exemplaren. De populaire versie kost 13.800 euro. Daarvan zijn 3000 exemplaren beschikbaar. Het kartonnetje kost 7.820 euro. Het betreft dan 2000 exemplaren. De kosten voor het algemene jaarverslag, de populaire versie en de cassette bedragen 46.000 euro, terwijl 76.000 euro was begroot. Er is dus sprake van een onderschrijding van 30.000 euro op deze post. Er is veel commentaar geleverd op dit boekje en deze luxe uitvoering. Vannacht om 02.30 uur pakte ik de eerste versie van 1999 en vorige week ben ik nagegaan wat daarover door de Rekeningcommissie is gezegd. Ik las dat het beter, inzichtelijker, uitgebreider, mooier enz. moest. Toen ik dat las, bedacht ik mij dat datgene wat de afgelopen vier jaar is gebeurd wel aan de eisen voldoet die op dat moment werden gesteld. Ik merk wel op dat - dan verklap ik u een geheim - conform datgene wat de heer Werkman tijdens de laatste Statenvergadering heeft gezegd, geen enkele begrotingspost in het kader van nieuw beleid veilig is. Morgen komt de voordracht voor de Voorjaarsnota in het College van Gedeputeerde Staten aan de orde. Ook vorige week was dat het geval. Het voorstel van de portefeuillehouder was met de populaire versie te stoppen. Hij stelde dus voor een jaarverslag op te stellen en niet meer een populaire versie te maken. Dat gaat dus iets verder dan de suggestie van de heer Werkman en anderen het ietwat soberder te maken en het dus een tandje lager te doen. Ik verwacht dat het voorstel van de portefeuillehouder het in het College van Gedeputeerde Staten haalt. Wij zetten beleid in en de vraag is wat daarvan terechtkomt. De heer Van der Ploeg stelde voor bij het inzetten van nieuw beleid de toetsingscriteria zodanig te formuleren dat het mogelijk is achteraf na te gaan of de doelstellingen zijn gerealiseerd. Ik heb al gezegd dat dit voor sommige producten goed gebeurt, maar dat het voor andere waardeloos is. Ik herhaal dat het niet zal voorkomen dat wij in een bepaald jaar nieuw beleid inzetten en dat dit hetzelfde jaar volledig is geïmplementeerd. Voor veel zaken geldt dat die het jaar daarna doorlopen. Wij moeten natuurlijk proberen het zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen, maar het is naar mijn idee niet haalbaar alles voor 100 procent te realiseren. De heer Van der Ploeg vroeg zich af of wij zaken niet moeten versnellen, gezien de uitgave aan CESI, de cofinanciering Kompas en de Blauwe Stad. De aanbesteding voor de Blauwe Stad is achter de rug. Het gaat nu om de gunning. Als wij 25 juni halen, is het mogelijk in september te graven. Met betrekking tot de cofinanciering Kompas - bij de integrale bijstelling ontvangt u daarvan een beter overzicht - is te constateren dat het aantal ‘committeringen’ oploopt. Wij vragen ons zelfs af of het totale budget dat daarvoor beschikbaar is, voldoende is. Wij constateren dat de uitbetalingen achterblijven bij de ‘committeringen’. De vraag is of wij moeten bijramen. Dat hebben wij ons ook afgevraagd bij de totstandkoming van het collegeakkoord en de Voorjaarsnota. Een andere vraag is wat de reden is van het feit dat de betalingen achter blijven. In dat kader zijn nog meer vragen aan de orde. Denk aan de vraag of het met de economische situatie te maken heeft dat de cofinanciering toch niet rond komt, of dat toch niet aan alle voorwaarden kan worden voldaan. Eerlijk gezegd ben ik daar nog niet uit. Ik heb niet het idee dat wij wat dat betreft gigantisch achterblijven, maar ook niet dat wij het allemaal redden. Als de heer Van der Ploeg mij vraagt of versnelling nodig is - ik doel dan op de cofinanciering Kompas - en wij dus extra druk dienen uit te oefenen, antwoord ik dat ik dat op dit moment niet weet. Enerzijds heb ik door de input die ik ontvang de indruk dat wij niet over voldoende geld beschikken en dat er dus geld bij moet. Anderzijds weet ik dat de economische situatie minder wordt, dat de cofinancieringeisen strikt worden gecontroleerd en het niet eenvoudig is daaraan te voldoen. Misschien zal dat leiden tot vrijval en het niet doorgaan van het project. Het College heeft daarin dus nog niet voldoende inzicht. Het heeft uiteindelijk gezegd dat het beter is het te laten zoals het is. Ik ga in op de wijze waarop wij met de Voorjaarsnota en de begroting moeten omgaan. Ik kom dan terug bij het begin en het betoog van de heer Jaspers. Naar mijn idee gaat het daar namelijk om. Ons voornemen is niet een voorjaarsnota te schrijven zoals wij dat in het verleden deden, dus met een voorstel op
24
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
productniveau. Wij stellen voor een algemene tekst op productgroepniveau op te stellen. Veel Statenleden hebben gesuggereerd dat de Rekeningcommissie of een andere commissie moet nagaan wat de indeling van de begroting is. Ook de heer Slager deed dat voorstel. De heer Jaspers is van mening dat het College van Gedeputeerde Staten de Staten moet helpen, maar ook het omgekeerde dient het geval te zijn. Het College van Gedeputeerde Staten wil ook graag hulp van de Staten. Ook hij is er namelijk niet uit. Dit jaar hebben wij gehandeld overeenkomstig het besluit van de commissie die door de Staten was samengesteld. Dat betekent dat is gekozen voor indeling en duurzaamheid. Wij zijn uitgegaan van productgroepniveau. Dat zijn als het ware clusters. Op die manier wordt de Voorjaarsnota aan de Staten gepresenteerd. Nu kom ik op het lastigste probleem. De productenbegroting blijft voor het College van Gedeputeerde Staten natuurlijk de begroting. Wat mij betreft leggen wij die voor de Staten ter inzage in de Statenkast. Dan is het mogelijk al die formats goed en strak in te vullen en daarop te controleren. Maar het gaat er nu om met elkaar een systeem te vinden waarmee het mogelijk is dat wij op productgroepniveau dusdanige doelstellingen noteren dat de Staten die achteraf voldoende adequaat kunnen controleren. Ik zeg niet voor niets dat het College van Gedeputeerde Staten daarbij de hulp van de Staten nodig heeft. Het heeft de eerste exercitie gedaan. Dat zullen de Staten zien op het moment dat zij de Voorjaarsnota ontvangen. Ik verwacht dat dit een zeer moeilijke klus wordt. De heer Jaspers heeft naar mijn idee volledig gelijk als hij zegt dat het van belang is de discussie op hoofdlijnen te voeren. Hij doet een voorstel voor de behandeling van de begroting. Ik heb daarover met niemand uit het College overleg gevoerd. Van de voorzitter van het presidium heb ik begrepen dat dit wel daar is besproken. Voor mij klinkt het als een bijzonder sympathiek voorstel. Ik doe meteen een suggestie. Wij presenteren op de eerste dinsdag in september de begroting. Normaal gesproken doen wij dat eind augustus, begin september. Wat mij betreft doen wij dat in het vervolg op dinsdag. Wij geven dan een persconferentie. Het stuk wordt uitgegeven en de volgende dag vinden de Algemene Beschouwingen op hoofdlijnen plaats. Ook de commissiebehandeling kan dan in september plaatsvinden. De heer Jaspers stelde voor de discussie op productgroepniveau te voeren. Daarbij komt de vraag aan de orde wat wij beleidsmatig willen en welk bedrag het College daarvoor reserveert. Vervolgens komt alles, inclusief de behandeling in de commissies, eind september of begin oktober terug in de Staten. Daar kan de begroting worden vastgesteld. Het grote risico daarvan is dat wij in die commissies diep gaan, namelijk op productgroepniveau, en dat wij weer teruggaan naar het systeem dat wij zes jaar geleden kenden. Niemand in de vorige Staten wilde dat. De Statenleden wilden juist op een hoger niveau debatteren. Wel ben ik van mening dat wij die uitdaging met elkaar moeten aangaan. Ik heb er namelijk vertrouwen in dat dit goed komt. De vraag is op welk niveau wij autoriseren. Wat ons betreft moet dat op productgroepniveau gebeuren in plaats van op productniveau. Het laatste is aan het College van GS. Het programmaniveau vinden wij een te hoog niveau voor autorisatie. Dat is namelijk nogal globaal. Ik kan mij niet voorstellen dat het mogelijk is op dat niveau dusdanige formats te maken dat controle achteraf tot de mogelijkheden behoort. Evenmin kan ik mij voorstellen dat die organisatie dan is aan te sturen. Als wij nieuw beleid inzetten, is het de bedoeling op productgroepniveau in de commissie of de Staten eerst met een kadernotitie te komen. Als wij een bepaald bedrag voor het productgroepniveau hebben afgesproken en de Staten dat na de commissie- en de begrotingsbehandeling goedkeuren, kunnen zij het College van Gedeputeerde Staten in de commissie met een kaderstellende notitie laten komen. Het College kan aangeven op welke wijze het te werk wil gaan. De Staten hebben dan de mogelijkheid aan te geven wat zij daarvan vinden en voorstellen te doen. Vervolgens komt het College van Gedeputeerde Staten met een kaderstellende notitie in de commissie. Dat wordt dan afgekaart en gebruikt voor de uitwerking door het College. Het is dus niet de bedoeling dat er sprake is van geld op productgroepniveau, dat het dat is en dat daarover later bij de rekening of de
25
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
integrale bijstelling verantwoording moet worden afgelegd. Het College kiest dus voor een tussenstap. Op die wijze wenst het met de Staten om te gaan. Mevrouw BOON-THEMMEN: Heb ik goed begrepen dat u al daags na de presentatie van de begroting debatten daarover wilt voeren? De heer CALON (gedeputeerde): Ja. Als het dualisme aan de orde is, worden wij vaak vergeleken met gemeenten, maar wij vergelijken ons liever met het Rijk. Wij werken dan namelijk op dezelfde wijze als het Rijk. Er is slechts één verschil tussen het Rijk en de provincie, namelijk dat wij collegiaal bestuur kennen en geen departementale begroting. Ook daar wordt de begroting gepresenteerd, namelijk op de derde dinsdag in september, en daarna volgen de Algemene Beschouwingen. Als wij de Voorjaarsnota hebben gehad en alles in de begroting wordt geïmplementeerd, lijkt het ons goed mogelijk daags na het uitbrengen van de begroting de Algemene Beschouwingen te houden. Als het stuk op dinsdagmiddag wordt gepresenteerd, is het vanzelfsprekend onze bedoeling dat een week of een weekend daarvoor onder embargo aan de Statenleden te sturen, zodat zij zich kunnen voorbereiden. Dat lijkt mij niet meer dan normaal. Vandaar dat ik dat vergat te melden. Dat maakt immers ook onderdeel uit van het huidige systeem. De Statenleden en de pers ontvangen alle stukken voordat deze officieel naar buiten worden gebracht. Dat gebeurt met als doel dat zij zich kunnen voorbereiden. Het viel mij op dat de heer Werkman sprak over gehaktdag of de dag van de verantwoording. Blijkbaar heeft de gehaktdag voor de heer Werkman meer prioriteit. In een commissieverslag las ik dat de heer Werkman van het College wilde vernemen wat het van de dag van de verantwoording vindt. Op dat moment was er geen collegelid aanwezig. Ik antwoord hem daarom nu dat het College daarvan een voorstander is. De heer WERKMAN: Ik heb niet aangegeven of het de ene of de andere naam moet zijn en wat dat betreft geen prioriteit aangegeven. Wat mij betreft mag het College zelf de mooiste naam kiezen. De heer CALON (gedeputeerde): Wij zijn geen voorstander van het amendement van de fractie van GroenLinks. Ik heb reeds aangegeven dat het voor ons iets anders ligt. Op de overboeking ben ik reeds ingegaan. De heer VAN DER PLOEG: De gedeputeerde heeft een aantal getallen genoemd dat ik niet bij de rekening kan plaatsen. Ik verwijs naar het jaarverslag, blz. 134, bijlage 1. Daar staat dat een bedrag van 48.000 euro wordt overgeheveld naar 2003 en dat 45.000 euro vrijvalt. De heer CALON (gedeputeerde): Staat u mij toe dat ik in de schorsing precies naga welke gegevens op welke bladzijde staan. Dan kan ik de nummers vermelden en uitleg geven. Over de uitgaven voor het relatiemanagement is al veel gezegd. De heer Swagerman merkte op dat er sprake is van een overschrijding van 66.000 euro op 195.000 euro. Het is 66.000 euro op 1,5 miljoen euro. Ik gaf reeds aan dat wij kwartaalcijfers willen en dat wij u maandelijks zullen rapporteren. Ook heb ik aangegeven dat dit fout is gegaan. Ik geef dat toe, maar de suggestie dat het voor wat betreft de administratie in deze provinciale organisatie een zootje is, werp ik verre van mij. Het laatste punt heeft betrekking op de totale populaire versie. Ik heb waarschijnlijk een foutieve opmerking gemaakt. Ik ontving daarover zojuist een kort briefje en ga precies na hoe het zit. De heer Werkman rekent vast en zeker met mij mee.
26
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
De heer WERKMAN: Uiteraard. Ik kon het bedrag niet helemaal plaatsen, uitgaande van het nog niet vastgestelde verslag van de Commissie Bestuur en Financiën. De VOORZITTER: Ik heb geprobeerd de gedeputeerde te volgen. Nu en dan probeerde hij recht voor zijn raap te formuleren. Ik verwacht dat de meeste formuleringen op die wijze in het verslag komen. Waarschijnlijk wordt de wijze waarop hij uitdrukt dat het personeel zich heeft ingezet door mij geamendeerd. De heer CALON (gedeputeerde): Ik maak van de gelegenheid gebruik om de medewerkers van de afdeling Financiën en Control te complementeren met hun werk. Zij waren bezig met de Rekening, de Voorjaarsnota en de begroting. Daarbij komt dat deze afdeling zojuist een reorganisatie achter de kiezen heeft. Door deze personen is bijna op een niet sociaal verantwoorde manier gewerkt. Namens het College spreek ik daarvoor mijn erkentelijkheid uit. De VOORZITTER: Ik stel voor de vergadering tot 13.30 uur te schorsen. Ik nodig het presidium uit voor een vergadering in de kamer van GS. De vergadering wordt van 12.44 tot 13.30 uur geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik stel voor dat wij eerst de rekening 2002 afwikkelen. De heer JASPERS: Voorzitter! In de tweede termijn wil ik nog kort ingaan op een viertal punten, ten eerste op de populaire versie van de rekening 2002. Wij bewonderen de daadkracht van de gedeputeerde op dit punt. Naar ik heb begrepen, heeft het College nog niet besloten dat er geen populaire versie komt. Dan verwacht ik toch ten minste een motie of een amendement van de fractie van D66 dat er wel een populaire versie dient te komen en dat die minstens op de website dient te staan, want dat zou goedkoper zijn. Als alle foto’s van zo’n populaire versie er dan ook nog op zouden moeten staan, verwacht ik een tweede motie of amendement dat iedereen dan maar over moet gaan op glasvezel, want anders gaat dat niet. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Als het goed is, maar ik heb dat niet gecontroleerd, zijn alle stukken die wij hier in het openbaar bespreken op de website te vinden. De heer JASPERS: Ja, maar daar er geen populaire versie is, staat die ook niet op de website. Dus als u dat wilt, moet u ervoor zorgen dat die erop komt. Overigens gaat deze jaarrekening vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring. Het is dus niet zo dat wij iets goedkeuren wat niet ook door de accountant is goedgekeurd. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter! Wij komen zo dadelijk over het NNBT te spreken. Laten wij het dan maar niet hebben over de vraag wat een goedkeurende accountantsverklaring zou kunnen betekenen. De heer JASPERS: Voorzitter Als dit soort zekerheden niet meer zouden bestaan, wordt het leven wel heel moeilijk.
27
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Inzake de begrotingssystematiek was het niet zo dat wij expliciet hebben aangevoerd dat Gedeputeerde Staten de Staten moesten helpen om onder duale omstandigheden deze problematiek te overwinnen. Dat zou misschien verkeerde beelden oproepen, zeker wat deze spreker betreft. De bedoeling was dat wij elkaar zouden helpen om in duale verhoudingen goede afspraken met elkaar te maken. Ons voorstel is een voorstel dat wij al eerder hebben ingebracht in de werkgroep Duale Begroting in de vorige periode, welk voorstel ook in de commissie Bestuur en Financiën aan de orde is geweest. Wij stellen voor dat de indeling van het POP2000+ wordt gevolgd, dat daarin zo mogelijk ook de duurzaamheid wordt betrokken en dat die systematiek vervolgens wordt aangevuld met één hoofdstuk over financieel beheer, financiële middelen en de beleidsmatige omgang daarmee. Dat staat er nu niet in. Verder hebben wij voorgesteld de werkgroep Duale Begroting te activeren, maar ik ben niet met het voorstel gekomen, alhoewel dat in de laatste vergadering van de commissie Bestuur en Financiën wel aan de orde is geweest. Er was namelijk aangegeven dat in de komende begrotingen en ook in de Voorjaarsnota die nu wordt gemaakt, reeds van deze systematiek zou worden uitgegaan. Ik wil met name bevorderen dat in deze Statenvergadering uitspraken worden gedaan hoe de Staten dit willen. Daarop is ons voorstel gebaseerd. Daarbij past heel goed dat de functionele commissies – als het kan nu al bij de Voorjaarsnota, maar zeker bij de begroting – de discussie, zowel inhoudelijk als financieel, voeren over de doelstellingen en de criteria van de programma’s. Daarbij past heel goed dat daar afspraken over worden gemaakt en dat vanuit de Staten kaders worden gesteld op grond waarvan de uitvoering van het beleid moet worden getoetst. Als dat zou gebeuren, kunnen wij ook de terugkoppeling beter organiseren op het moment dat de jaarrekening en het jaarverslag worden opgesteld. Ik denk dat dit voorstel in lijn is met het eerdere voorstel en ik acht een actieve betrokkenheid en creativiteit van de Staten nodig om hieraan een positieve bijdrage te leveren. Het derde punt betreft de vertrekbevorderende maatregelen. Die discussie is gerelateerd aan de discussie over sturing op basis van geld of op basis van het aantal fte’s. Bovendien ligt er tussen de coalitiepartijen ook nog een bestuursakkoord. In de Commissie Bestuur en Financiën is dat aan de orde geweest en ook nu is gezegd dat wij in de tweetrapsraket, zoals de heer Van der Ploeg heeft aangegeven, financieel gaan sturen. Als wij dan financiële kaderstellingen van Provinciale Staten naar Gedeputeerde Staten en vervolgens naar het MT gaan organiseren, is mijn fractie van mening dat het vijfde besluit dat nu voorligt – besluit A.5 - om voor het betreffende doel op dit moment al apart geld te reserveren, voorbarig is. Op het moment dat dat beleid nadrukkelijk is geformuleerd, kan heel concreet worden aangegeven dat geld beschikbaar moet worden gesteld - zoals voor vertrekbevorderende maatregelen - omdat er afspraken zijn gemaakt in het verlengde van het bestuursakkoord, en omdat dán pas duidelijk is waarvoor dit geld precies bestemd is. Dan gaat het in dit geval niet om personen, maar om fte’s. Gezien deze context is het nu nog niet helder waarom deze gelden nu al gereserveerd moeten worden. Ik vraag de gedeputeerde dit te overwegen en deze overweging als zodanig op te nemen in het besluit opdat conform de gemaakte afspraken over reserveringen en anderszins het geld toevloeit naar de algemene reserves zonder deze doelbestemming. Ik ben ervoor dat daarover te zijner tijd als het aan de orde is, apart wordt gesproken, omdat dan afgerekend wordt op alleen financiële kaderstellingen. Voorzitter, wij zijn ervan uitgegaan dat in het najaar het onderzoek komt naar de risico’s en dat wij een discussie zullen hebben over de nieuwe bepaling van de hoogte van het waarborgfonds. Wij zullen daaraan graag meedoen. Ten slotte vinden wij het amendement van GroenLinks heel sympathiek. Ook gold dat wij, toen dat tijdens de vorige periode werd ingediend, daar sympathiek tegenover stonden. Alleen bij de beantwoording door het College hebben wij niet gehoord of de essentie van het amendement nog steeds door het College wordt ondersteund. De vraag is of wij geld kunnen besteden aan een activiteit die misschien onvoldoende wordt gesteund, maar die, gezien de actualiteit, steun verdient. Ik weet niet of het gevraagde geld hetzelfde geld
28
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
is dat in de onderbesteding buiten de boot is gevallen, omdat de portefeuillehouder uit de vorige periode aangaf dat voor noodopvang geen geld nodig is daar die noodopvang al wordt gerealiseerd. Daarop is nog geen goed antwoord geformuleerd. Stel dat dit amendement wordt ondersteund, dan dient er toch een vervolgdiscussie te komen over de uitwerking van het amendement en over de vraag aan welke criteria moet worden voldaan om te putten uit dit fonds en aan wie dit dan toegekend moet worden: publieke, private organisaties, individuen of groepen. In het verlengde van de subsidieverordening zal deze discussie in de commissie gevoerd moeten worden en daarin zouden afspraken moeten worden gemaakt. Het voorstel van de PvdA-fractie zou zijn om dit amendement in die zin te ondersteunen, maar zij vraagt de fractie van GroenLinks het amendement nog even aan te houden om de genoemde uitwerking te geven. Als de uitwerking er is en er voor de voor juni reeds toegezegde evaluatie van het actuele beleid onvoldoende geld beschikbaar is, dan heeft de fractie van GroenLinks de steun van de fractie van de PvdA voor een bij de behandeling van de Voorjaarsnota in te dienen amendement om voor het betreffende beleid geld vrij te maken. De heer WERKMAN: Voorzitter! Ik kom, gelet op de beantwoording door de gedeputeerde, nog terug op een aantal punten. Allereerst - en dat zeg ik in de richting van de Staten - geeft de fractie van het CDA een andere invulling aan de behandeling van de jaarrekening. Ik zou ook graag voorstellen van de andere fracties zien over hoe wij daar gezamenlijk invulling aan kunnen geven. Ik begrijp dat het College bereid is om een ‘dag van de verantwoording’ te organiseren. Met betrekking tot de meetbaarheid van bepaalde beleidsdoelstellingen en de maatschappelijke effecten geeft ook het College aan dat het beter en anders moet en het College gaat er ook op toezien dat die informatie volgend jaar in de jaarrekening wordt opgenomen. Dat heeft onze volledige instemming. Ten aanzien van de begrotingswijziging die voorligt - er was inderdaad onduidelijkheid over de begrotingswijziging vergeleken met de voordracht – bestaat een verschil van bijna 100.000 euro. Ik begrijp van de gedeputeerde dat de gemaakte opmerking terecht is en dat zou betekenen dat de voorliggende begrotingswijziging anders wordt vastgesteld dan in de voordracht. De VOORZITTER: Ik heb inmiddels een gewijzigd besluit rond laten delen waaraan een onderdeel C is toegevoegd dat datgene tot uitdrukking brengt wat u graag wilde. De heer WERKMAN: Dat is fantastisch, voorzitter! Er is een redelijk positief saldo van 4,4 miljoen euro, althans als nettoresultaat. Wij hebben naar voren gebracht dat de systematiek van begroten moet worden verbeterd. Met name dient aan de integrale bijstelling meer aandacht besteed te worden zodat daarin het voorlopige rekeningresultaat al min of meer zou kunnen worden weergegeven, want de afwijkingen tussen bepaalde actuele begrotingsposten en de uiteindelijke realisatie zijn behoorlijk groot en tevens kan ik mij voorstellen dat bepaalde posten in een eerder stadium aan ons ter bijstelling worden voorgelegd. Ten aanzien van de uitbreiding van de formatie hebben wij het College verzocht om daarover zowel in de begroting als in de rekening te rapporteren en dit in een overzicht te presenteren. Bij voorstellen en voordrachten die personele consequenties met zich meebrengen, vragen wij ook om inzichtelijke informatie, zodat wij niet voor verrassingen komen te staan. Graag wil ik daarop van de gedeputeerde nog een reactie horen. Op een ander moment kunnen wij de vraag bediscussiëren of de Staten moeten gaan sturen op basis van geld of op het aantal ftes’s. Zolang die discussie niet is gevoerd, is het verzoek van de fractie van het CDA om de betreffende informatie inzichtelijk te maken.
29
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Ik dank de gedeputeerde voor de toezegging dat in het najaar een herijking van het weerstandsvermogen plaats zal vinden. Inzake de kapitaalkredieten moet ik de gedeputeerde gelijk geven dat in de definitieve versie van de jaarrekening de gevraagde informatie in bijlage M aanwezig is. Bij gebrek aan voorbereidingstijd heb ik dat kennelijk over het hoofd gezien. Echter, behalve de cijfermatige verantwoording van de investeringskredieten, denk ik dat het gepast is om ook een beleidsmatige verantwoording te geven. Ik verzoek het College dan ook om met een apart hoofdstuk in de jaarrekening te komen waarin gerapporteerd wordt over grotere projecten. Het College heeft een duidelijk antwoord gegeven met betrekking tot de populaire versie van de jaarrekening. De naar voren gebrachte cijfers omtrent de kosten daarvan komen mij, gelet op het verslag van de Commissie Bestuur en Financiën, enigszins onwaarschijnlijk voor, maar wellicht dat de gedeputeerde in tweede termijn met de definitieve cijfers kan komen. Aangaande de vertrekbevorderende maatregelen doet de fractie van de PvdA een voorstel dat door de fractie van het CDA kan worden gesteund, mits de gelden geoormerkt blijven voor het gestelde doel en wij - niet slechts bij de discussie over de jaarrekening maar tussentijds - door het College op de hoogte worden gehouden van de besteding van die gelden. Op dit punt wordt de voordracht met inachtneming van deze voorwaarde door ons geaccepteerd. Ten slotte - en daar heeft de gedeputeerde nog niet op gereageerd - heb ik verzocht dat het College in het najaar met een rapportage komt over de implementatie van de aanbevelingen van de accountant. De heer OTERDOOM: Voorzitter! Naar aanleiding van de opmerking van de gedeputeerde inzake het sturen op hoofdlijnen, waarbij zich het dilemma voordoet dat er doelstellingen geformuleerd moeten worden en dat de realisatie daarvan tegelijkertijd gecontroleerd dient te worden, sprak mij zijn opmerking aan over een kaderstellende notitie over wat bereikt dient te worden en hoe daar financieel mee om moet worden gegaan. Dat lijkt mij een goede insteek en daar zullen wij bij de nadere uitwerking ongetwijfeld nog over komen te spreken. Zoals ook bleek uit de gedachtenwisseling met de heer Jaspers zou dat èn vanuit de Staten èn vanuit Gedeputeerde Staten opgepakt moeten worden. Daar dragen wij vanuit de fractie van de VVD graag aan bij. Met betrekking tot het amendement van de fractie van GroenLinks heb ik uit de reactie van de gedeputeerde begrepen dat de zaken iets anders liggen, dat 50.000 euro klaar ligt voor direct gebruik en dat er nog 33.000 euro in reserve wordt gehouden. Uit de beantwoording door de gedeputeerde heeft de fractie van de VVD dan ook afgeleid dat het niet noodzakelijk is het amendement te steunen. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter! Ik dank de gedeputeerde voor zijn beantwoording en de overname van de vele suggesties van onze kant. Ik plaats nog een aantal korte opmerkingen. Over het nieuwe beleid zou ik gezegd hebben dat daar veel fout mee is. Toch dacht ik dat ik zelf had gewezen op de afspraken die in dit huis zijn gemaakt ten aanzien van het overhevelen van geld van 2002 naar 2003. Inderdaad was ik vergeten dat dat bij de Rekening 2001 reeds was afgesproken, maar de afspraak als zodanig was mij bekend. Waar het om gaat is dat, op het moment dat duidelijk wordt dat het budget voor nieuw beleid niet wordt uitgegeven, er een moment van terugkoppeling moet zijn naar de Staten, omdat het besluit ter reservering van de betreffende gelden een politiek-bestuurlijk karakter draagt. Nu lopen wij tegen de systematiek aan dat die terugkoppeling pas in mei geschiedt. De vraag of de projecten al dan niet snel genoeg van start gaan, zou ik graag met een wedervraag willen beantwoorden, namelijk: welk belang hebben wij als provincie wanneer een stuwmeer van projecten ontstaat? Ten aanzien van de programmabegroting komen er nog vervolgstappen en mijn fractie wil daaraan graag een actieve bijdrage leveren. Wij zullen daarop terugkomen.
30
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Autorisatie op productgroepniveau is een logische zaak. Die heel interessante discussie hebben wij inderdaad in de werkgroep Duale Begroting gevoerd. Het zou goed zijn als de Statenleden daarvan kennis nemen als aanloop naar het vervolg bij de indeling van de begroting, maar het aantal productgroepen dat zou moeten worden ingevuld, is een kwestie waarover nog beslist moet worden. In die werkgroep bestond op dit punt verschil van mening en daarover is toen nog geen oplossing gevonden. Ik ben overigens wel blij dat inmiddels ook de fractie van de PvdA en het College het thema duurzaamheid expliciet betrekken in de indeling die zij die voor ogen zien. Ten aanzien van de vertrekbevorderende maatregelen wil ik opmerken dat als op basis van geld gestuurd gaat worden, er gesproken dient te worden over de hoogte van het ter beschikking te stellen budget. Het zou een vreemde gang van zaken zijn om nu dat bedrag van ruim 500.000 euro ter beschikking te stellen. In die zin begrijp ik ook de moeite die de fractie van de PvdA heeft met de afspraak die zij zelf heeft gemaakt. Als het systeem wordt veranderd, loopt men tegen dit probleem aan. In eerste termijn heb ik al gezegd dat het ons onverstandig lijkt om het betreffende besluit nu al te nemen. Dat kan ook later gebeuren wanneer er technisch inzicht is in wat de mogelijkheden zijn om de maatregelen daadwerkelijk vorm te geven. Een nadere beantwoording in tweede termijn van deze kwestie en van de vragen van de heer Jaspers is dan ook op zijn plaats. Met betrekking tot het amendement ben ik blij dat het van verschillende zijde in deze Staten steun krijgt, ook van de fractie van de PvdA. Er was enig misverstand over de middelen. Ik ben benieuwd of het College daar inmiddels uit is en ook naar zijn inhoudelijke weging van de achterliggende problematiek, want daar gaat het immers om. De heer SLAGER: Voorzitter! In eerste termijn heb ik gezegd dat wij voor de keuze staan wat ons nu te doen staat. Stellen wij de behandeling uit of nemen wij andere maatregelen? Ik heb ook gezegd dat het mij niet goed lijkt de behandeling uit te stellen omdat er dan weer andere problemen ontstaan. De gedeputeerde reageert daarop door te stellen dat de behandeling best uitgesteld kan worden tot juni a.s. Dan lijkt het of wij op dat punt van mening verschillen, maar ik denk dat wij het daarover zeer eens zijn. Een goede behandeling van de jaarrekening is van veel groter belang dan het uitstellen daarvan. Waar wij het misschien niet over eens zijn, heeft betrekking op de voorgestelde technische ronde die aan de behandeling van de jaarrekening vooraf zou dienen te gaan. Ik ben van mening dat als de behandeling in de Rekeningcommissie op de gebruikelijke wijze plaats kan vinden in aanwezigheid van leden van het College, de accountant en de ambtenaren die betrokken zijn geweest bij het samenstellen van de jaarrekening, zo’n technisch ronde onnodig is. Ik wijs erop dat wij ook deze keer de rekening toch in eerste termijn in de Rekeningcommissie hebben kunnen behandelen en dat daarbij door de aanwezige ambtenaren en de accountant veel zaken konden worden verduidelijkt. Over het algemeen waren dat juist technische zaken, terwijl de politieke onderwerpen onbeantwoord bleven. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter! Is het de heer Slager ook opgevallen dat ook in de functionele commissies nogal wat technische vragen, gecombineerd met inhoudelijke vragen, zijn gesteld die schriftelijk afgedaan moesten worden? De heer SLAGER: Dat is mij opgevallen. U heeft zelf ook al gezegd dat, toen wij vier jaar geleden de jaarrekeningen gingen behandelen, daarover nauwelijks opmerkingen gemaakt werden. Ik vind dat overigens geen goede zaak, want wij besteden heel veel aandacht aan de begroting en maar heel weinig aandacht aan de jaarrekening, maar die verandering is heel opvallend. Ook in de functionele commissies zijn vragen gesteld, maar dat waren over het algemeen functioneel-technische vragen. Ik doel in dit geval
31
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
op vragen die een financieel-technische karakter dragen, zoals vragen over onttrekking aan reserves en voorzieningen. Van de verdere uitwerking van de financiële cyclus denk ik dat wij elkaar daarin wel kunnen vinden, nu ook de gedeputeerde al aangaf dat Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten elkaar op dat punt nodig hebben en samen met elkaar tot een bepaalde vorm moeten zien te komen. Ik onderschrijf de opmerkingen van de gedeputeerde over programmaniveau, productgroepniveau en de indeling die daarin mogelijk is. Wij hebben niet de behoefte om alle details te kennen, maar wij willen graag volledig inzicht in de grote lijn. Dat is, denk ik, het gezamenlijke doel. Afsluitend merk ik op dat het amendement van GroenLinks sympathiek klinkt, maar het is ons nog niet duidelijk waar de fractie van GroenLinks dat geld aan wil besteden. Pas als dat duidelijk is - net als de rol van de landelijke overheid, of het ontbreken daarvan, op dit punt - vinden wij dat daarover verder gepraat moet worden. Nu hebben wij daaraan geen behoefte. De heer VAN DER PLOEG: Die laatste opmerking is vragen naar de bekende weg. U weet toch wat de landelijke lijn is? U weet toch dat er geen steun is voor legale asielzoekers die geen dak boven hun hoofd hebben en geen voorzieningen krijgen? U weet dat toch allemaal? De heer SLAGER: Er zijn twee aspecten. Het ene is dat niet duidelijk is waaraan GroenLinks het geld wil besteden. Er zijn mogelijk nog andere middelen voor beschikbaar, maar ik weet nog niet exact en tot in detail hoe de landelijke overheid met asielzoekers omgaat. Dat kan best nog op een heel andere manier uitgewerkt worden dan nu in de pers met wat losse kreten tot ons is gekomen. Die uitwerking komt ongetwijfeld en dat is, wat mij betreft, niet vragen naar de bekende weg. De heer SWAGERMAN: Voorzitter! Zoals te voorspellen viel, is er hier en daar wat toegegeven en is op een aantal punten uiteraard niets toegegeven. Dat hadden wij ook mogen verwachten van een goed bestuurder. Echter, mijn vraag blijft nog steeds staan hoe het beleid tot ontwikkeling is gekomen en waardoor wij in de situatie van vandaag zijn beland. De jaarcijfers van 2002 vormen natuurlijk ook de consequentie van de jaarcijfers uit de jaren daarvoor. De punten waarop wel of niet goed wordt gescoord, hebben met die voorgeschiedenis te maken. Ik denk dat het College nu de gevolgen presenteert van het mogelijke gebrek aan beleid ten opzichte van het financiële regime dat bij de provincie heerst. Het lijkt mij dat als het om nieuw beleid gaat, afspraken moeten worden gemaakt over maximalisatie. Dat is ook al de opzet geweest, want er is al een groei. Echter, wij blijven van mening dat die groei weliswaar spectaculair is, maar nog steeds een resultaat bereikt dat niet voldoet aan wat wij ervan verwachten. Ik denk dat wij dat vanuit de Staten kunnen gaan doen door bijvoorbeeld een percentage van 85 daarvoor neer te leggen om te zien of daarop afgerekend kan worden in de toekomst. Wij vinden het een goed idee van de heer Jaspers om het bedrag van ruim 500.000 euro op een andere manier in te zetten. Dat betekent ook dat wij denken dat het uitgereikte besluitenlijstje zou moeten worden verminderd met punt 5, vooropgesteld dat dat het een besluit betreft dat hier door een meerderheid zal worden genomen. Wij ondersteunen de motie van GroenLinks aangezien daarin duidelijk gesteld wordt dat de betreffende gelden bedoeld zijn voor een noodfonds. Daar hoeft voor wat ons betreft geen nadere invulling en specificatie aan gegeven worden. Blijft ook staan dat de hoeveelheid kritiek die vandaag is geuit, toch heel fors te noemen is en dat in tweede termijn een aantal zaken, mede onder invloed van de beantwoording, wat zachter worden geformuleerd. Wij blijven nog steeds van mening dat er substantiële kritiek is geleverd en dat er toch wel
32
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
degelijk conclusies ten aanzien van de verantwoordelijkheid te trekken zijn. Mogelijk dat dat in een later stadium tot conclusies ten opzichte van de gedeputeerde leidt. Nu lijkt daarvoor niet het moment te zijn. Waar ik in ieder geval op terug wil komen, is de conclusie die ik in mijn eerste termijn gaf, namelijk dat ik toch heel graag wil – en gelukkig vele partijen met ons – dat er heel duidelijk afgesproken wordt dat vanuit Provinciale Staten controle en kaderstellingen gaan plaatsvinden over de volle breedte van het jaarverslag. Nogmaals, wij zouden toch wel heel graag zien dat dit kwartaalverslaggeving tot gevolg heeft. De heer HOLLENGA: U zei daarnet dat er op dit moment geen conclusies te trekken zijn. Geldt dat ook voor de SP? Heeft u op dit moment naar aanleiding van wat u zojuist heeft gezegd ten aanzien van de gedeputeerde wel of niet een conclusie getrokken? De heer SWAGERMAN: Ik denk dat de conclusie die ik trek is dat dit jaarverslag incompleet is en dat dat mede het gevolg is van de afgelopen jaren. En, zoals ik ook al in de commissie heb gezegd, er wordt met betrekking tot de interne organisatie hard gewerkt aan verbetering, maar ik vind het hier besprokene zwaar wegen. Wij hebben dan ook de neiging om het jaarverslag niet volledig goed te keuren. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter! Het laatste is al een verduidelijking. Ik herhaal niet mijn beantwoording in eerste termijn , maar ik hoor de heer Swagermans zeggen dat het wellicht nu niet het moment is om consequenties te trekken, maar dat dat op een later moment zal geschieden. Dat vind ik vreemd. Het jaarverslag is nu aan de orde. Ik vraag de heer Swagerman wat hij zich bij die opmerking voorstelt. Gaat hij van de zomer bij de behandeling van de Voorjaarsnota nog iets zeggen over dit jaarverslag en de consequenties die daaruit hadden moeten voortvloeien? Of bedoelt hij: het deugt eigenlijk niet, maar wij durven het niet te zeggen? De heer SWAGERMAN: U heeft een paar karaktereigenschappen van zichzelf genoemd en ik heb ook geen moeite om voor mijn mening uit te komen. Ik vind, gegeven de vergaderingen in de commissies en de hoeveelheid kritiek die er is geuit, dat het jaarverslag niet voldoet. Misschien is dat ook meteen een antwoord aan het CDA. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Betekent dit dat de SP tegen of vóór de jaarrekening zal stemmen? De heer SWAGERMAN: Ik denk dat wij tegen de jaarrekening zullen stemmen. De heer WERKMAN:Gaat het nu om het proces dat niet voldoet, waar door veel fracties commentaar op is geleverd, of gaat het om het product dat uiteindelijk voorligt en dat wij pas een paar dagen geleden hebben ontvangen? Wij spreken nu toch over dat product? Bij deze besluitvorming gaat het toch eerder om het product dan alleen om het proces? De heer SWAGERMAN: Nee, het gaat mij om het proces dat leidt tot het product, c.q. het product dat is neergelegd waardoor dit proces tot stand is gekomen. Als er dusdanig veel bezwaren worden geuit tegen het product aan de hand van de cijfers die daarin staan en de zaken die tijdens dit proces naar voren zijn gebracht, dan kan men daar vóór of tegen zijn. Niemand heeft die kwestie gesteld. Er wordt toch weer vrij algemeen gesproken over het verslag, maar gevolgtrekkingen richting product en producent van het product heb ik niet gehoord.
33
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
De heer WERKMAN: Van onze kant is er ook voldoende kritiek geuit op het proces. Dat onderschrijf ik volledig, maar ik denk dat er nu een product ligt dat een ruime voldoende verdient. Het lijkt mij dat wij dat product vandaag beoordelen. De heer SWAGERMAN: Dan wordt puur gekeken naar het product, maar dan moeten wij toch weer uitgaan van de toezeggingen die zijn gedaan. Er zijn fracties die op deze wijze ongetwijfeld de komende jaren zo door willen gaan, maar er moet een keer een punt gezet worden. Vandaar dat wij stellen dat het niet voldoet aan de eisen die daarvoor zijn gesteld. De VOORZITTER: Misschien mag ik u een vraag stellen. Gaat het u om het proces of gaat het u om twijfels ten aanzien van de rechtmatigheid van de uitgaven die in de jaarrekening staan? Bij een jaarrekening is dat in essentie aan de orde. U keurt als Staten een jaarrekening ook niet goed, maar u stelt die vast. Dat is een totaal ander proces. Als u twijfels heeft over de rechtmatigheid komt de procedure aan de orde. Is dat volgens u het geval, ja of nee? De heer SWAGERMAN: Nee, ik denk dat ik daarvoor niet voldoende inzicht in de kwestie heb gehad. De VOORZITTER: Goed. Die helderheid moeten wij wel hebben, want ik denk niet dat daarover bij de jaarrekening misverstand moet blijven bestaan. De heer SWAGERMAN: Dat ben ik met u eens en dan heb ik dat verkeerd gesteld. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Voorzitter! Het ‘voor de duivel niet bang zijn’ is een eigenschap die ik in mensen zoek en niet zo vaak vindt! Dit was dus een reuze compliment. De heer CALON (gedeputeerde): Ik ben blij dat u dat nog even zegt. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Dat iedereen zijn best heeft gedaan om deze jaarrekening te maken is ons duidelijk geworden ... De heer JASPERS: Als u dat zegt, spreekt u over het jaarverslag, want de jaarrekening is heel netjes gemaakt en er mankeert niets aan. Er zit een accountantsverklaring bij en de rechtmatigheid is aangetoond. Het jaarverslag wordt vandaag overigens niet vastgesteld. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Ik ga verder. Iedereen heeft dus zijn best gedaan en daar bent u bij geholpen door de Staten, want er is daarvoor extra budget ter beschikking gesteld. Maar stel nu dat wij de Raad van Toezicht van Philips waren en u was de President-Directeur, ....... dan was het niet goed gekomen vandaag. Ik eindigde mijn eerdere bijdrage met de vraag: kan het ook anders? Kunnen wij volgend jaar sturen op prestaties in plaats van op geld? Een klip-en-klaar antwoord heb ik niet gehoord, terwijl ik daar heel benieuwd naar ben, want daar gaat het mij, los van procedures die ik mij misschien nog eigen moet maken, in essentie om. Het gaat er toch om dat dit niet zo kan. Gelooft u ook zelf dat het beter kan? Wij zijn content met de populaire versie van de jaarrekening. Deze populaire versie nodigt uit tot lezen en is heel handig voor alle jongeren die een werkstuk moeten maken.
34
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
De heer WERKMAN: Vindt u het populaire jaarverslag de prijs waard en vindt u het verkoopbaar naar de burger? Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Ja, absoluut. U moet omrekenen wat de kosten zijn per gedrukt exemplaar en nu kan ik een D66-opmerking maken dat printing on demand nog wat goedkoper is, maar, gezien de marktprijs voor dergelijke boekwerken, is dit heel goedkoop ingekocht. De heer WERKMAN: Dan verschillen wij daarover duidelijk van mening. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Inderdaad! De uiteenzetting van de gedeputeerde over het dualiseren van het systeem en hoe hij dat voor ogen heeft, vinden wij helder. Dat geeft ons vertrouwen. Rest ons nog wel de vraag hoe de kaderstelling van het oude beleid vorm dient te krijgen in de nieuwe verhoudingen. Aan het amendement van de fractie van GroenLinks hebben wij, misschien vanwege de omvang van onze fractie, nog weinig tijd kunnen besteden. Graag horen wij wat precies de bedoeling is. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter! Eerst behandel ik het amendement van GroenLinks en verwijs ik naar blz. 238 van de gedrukte versie van de jaarrekening. Over dit onderwerp zullen de Staten ook schriftelijk worden geïnformeerd. Voor productnummer 800203 is een krediet beschikbaar gesteld van 408.402 euro. Uitgegeven is 239.390 euro, dus de onderuitputting bedraagt 169.012 euro. Overgeboekt naar het jaar 2003 is een bedrag van 86.302 euro. Van dit bedrag – dit is de essentie - is 50.000 euro bestemd voor nieuwe voorstellen. Het resterende bedrag van ruim 36.000 euro is geboekt naar de algemene middelen. Daar kunnen nieuwe voorstellen voor ontwikkeld worden. Nu heeft de fractie van GroenLinks een motie ingediend en deze later weer ingetrokken op basis van toezeggingen door het College om een noodfonds in te richten ten behoeve van het asielzoekersbeleid. Nu kan ik op dit moment niet overzien of in die 50.000 euro voor nieuw beleid geld is gereserveerd voor een voorstel als bedoeld. Voor het bedrag van 36.000 euro zijn nog nieuwe voorstellen te ontwikkelen. GroenLinks vraagt nu om voor 50.000 euro nieuwe voorstellen te ontwikkelen en in tweede termijn vraagt zij een oordeel van het College over het doel van het amendement. Het antwoord is dat als wij toen akkoord zijn gegaan en tot op heden niet geconcludeerd hebben dat daarvan wordt afgeweken, wij nog steeds akkoord zijn. Ik stel voor om bij de evaluatie van het asielzoekersbeleid dat in juni a.s. zal plaatsvinden, na te gaan welk deelbedrag van die 50.000 euro besteed moet worden aan het noodfonds. Eventueel kan daarvoor ook het bedrag voor nieuwe voorstellen van 36.000 euro worden aangesproken. Als dat niet voldoende is, zullen wij dat melden bij de aanvang van de behandeling van de Voorjaarsnota in juni a.s. Ik hoop dat de evaluatie van het asielzoekersbeleid dan beschikbaar is. Wij waren het eens met het doel achter de motie van GroenLinks en zijn het daar nog steeds mee eens. Mogelijk krijgen wij nog een discussie over de hoogte van het ter beschikking te stellen bedrag, maar ik verwacht dat dat bedrag toereikend zal zijn. Ik ben het eens met de opmerking van de CDA-fractie om bij de integrale bijstelling scherper te ramen. Overigens zijn daarbij ook de overboekingsvoorstellen gedaan. Deze opmerking is gericht aan de fractie van GroenLinks op haar vraag om eerder inzicht te geven in de overboekingsvoorstellen. Bij de integrale bijstelling is daar al veel informatie over gegeven. In antwoord op de vraag van de heer Werkman inzake rapportage over grote projecten bij de investeringskredieten lijkt het mij goed om daaraan tegemoet te komen, althans als het gaat om echt grote projecten. De volgende keer ontstaat dan de discussie wat een groot project is. Ik stel voor om te rapporteren over de echt grote projecten.
35
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Ik ga akkoord met de rapportage over de implementatie van de adviezen van de accountant in de komende herfst. Over de eventueel in te voeren technische vragenronde ben ik het eens met het eerste deel van het betoog van de heer Slager. In de Rekeningcommissie kunnen veel vragen worden beantwoord. Daarentegen hebben de heren Jaspers en Van der Ploeg ook gelijk dat ook bij de commissie technisch-financiële vragen worden gesteld. Die vragen kunnen dan ook in de commissies worden beantwoord, maar ik heb in de verslagen nagelezen dat sommige commissievergaderingen wel heel lang hebben geduurd en dat geschorst moest worden om de gestelde vragen te beantwoorden. Daarom wil ik dit liever nader overwegen. Mijn voorstel is om het puur financieel-technische gedeelte in de Rekeningcommissie te behandelen, maar met betrekking tot andere punten zou het functioneel kunnen zijn. De fractie van de SP heeft een vreemde definitie van ‘goed bestuur’, namelijk, vrij vertaald, ‘een goed bestuurder dient een aantal zaken toe te zeggen en andere te ontkennen en het voorgenomen nieuwe beleid moet voor 85 procent worden gerealiseerd’. Ik denk dat invoering van een dergelijk percentage heel sterk afhangt van het type nieuwe beleid dat wordt ingezet. Als wij nu inzetten om een weg aan te leggen waarvoor gigantische investeringen nodig zijn, is niet te verwachten dat die aanleg in twee jaar kan worden gerealiseerd. Dat beslaat meerdere jaren. Dit is weliswaar een simpel voorbeeld, maar ik kan ook veel ingewikkelder voorbeelden noemen. Ik denk dat bij nieuw beleid zou moeten worden aangegeven wat in een bepaald jaar moet worden gerealiseerd en wat langer kan duren. Als generiek een bepaald percentage gehaald zou moeten worden, denk ik eerder dat het paard achter de wagen wordt gespannen. Dat de jaarrekening niet zou voldoen aan de eisen die daaraan gesteld worden, waag ik te betwijfelen. Wij dienen de jaarrekening af te leveren aan het ministerie, dat ons weer controleert. Ik verkeer stellig in de veronderstelling dat die jaarrekening aan de eisen van het ministerie voldoet, en bovendien door de accountant is goedgekeurd. De heer SWAGERMAN: Ik heb naar aanleiding van de opmerking van voorzitter rechtgezet dat ik de zaak verkeerd had begrepen. Dus als een accountant de jaarrekening goedkeurt, zal ik die zeker niet afkeuren, althans niet in deze situatie. De voorgaande opmerking van de heer Calon lijkt mij dus onjuist. De heer CALON (gedeputeerde): Goed. Als ik topman van Philips was geweest, waren de aandelen, denk ik, nu gestegen. Dat zegt eigenlijk niets, want als zij laag hebben gestaan, stijgen zij heel gemakkelijk. Wel ben ik het eens met de opmerking van mevrouw Edzes dat het populaire jaarverslag heel goedkoop is ingekocht. Natuurlijk kan best opgemerkt worden dat het te duur was of te luxe, maar ik denk niet dat hier over de schreef is gegaan. Ik kan nu tegelijk een fout herstellen die ik in eerste termijn heb gemaakt over de kosten van het hoesje, het dikke boekje en het dunne boekje, want er waren ook nog productiekosten aan verbonden. Het geheel bij elkaar heeft 69.480 euro gekost, terwijl 76.000 euro was begroot, een onderschrijding dus. Ik heb nog niet uitgerekend wat het populaire jaarverslag per exemplaar kost. Het belangrijkste punt betreft het aantal fte’s en het wel of niet oormerken van het geld voor vertrekbevorderende maatregelen. Ik hoor de fractie van de PvdA opmerken dat dat geld naar de algemene middelen moet toevloeien, mede in verband met de discussie over sturing op geld dan wel fte’s. De fractie van het CDA zegt dat zij daar wel mee akkoord kan gaan, mits dat geld wel geoormerkt wordt. Dat is nu precies mijn probleem. Ten eerste moeten wij nog een discussie voeren of wij op geld gaan sturen, dan wel op het aantal fte’s. Het voorstel van het College zal sturing op geld zijn, maar u als Staten moeten het daarmee eens zijn. Ten tweede hebben wij als College een extra bezuiningslag willen maken, dat wil zeggen dat wij kiezen voor kwaliteit boven anciënniteit. Dan kan het zo zijn dat er geld nodig is om problemen op te lossen.
36
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
Daar kunnen dan toekomstige resultaten van de rekening voor gebruikt worden. Dat is in lijn met het collegeakkoord dat het resterende deel van het rekeningresultaat van het afgelopen jaar daarvoor wordt besteed. Als de fractie van de PvdA nu stelt dat zij dit niet automatisch wil en dat zij dat bedrag van ruim 500.000 euro wil verbijzonderen en daar later een discussie over wil voeren, kan ik mij dat wel voorstellen, alhoewel ik daar straks dieper op in wil gaan. Maar als gesteld wordt dat het betreffende bedrag naar de algemene middelen zou moeten vloeien en dat daar later, als het College een probleem heeft, verder over wordt gediscussieerd, kan het probleem ontstaan dat bij de Voorjaarsnota of de begroting – wanneer de algemene middelen nader bestemd worden - er geen geld meer over is voor de vertrekbevorderende maatregelen. Daar heb ik moeite mee. Mijn voorstel is om het bedrag te oormerken. Dan ga ik nu in op de vraag van de heer Werkman, die daarin meer inzicht wil hebben. In eerste termijn heb ik al opgemerkt dat ik best bereid ben om daarin nader inzicht te verstrekken, maar niet per individueel geval. Ik denk dat wij dan echt op de verkeerde weg zijn. Wij zijn bezig afspraken te maken op een hoger aggregatieniveau. Om dan in de Staten te gaan praten over het vertrek van concrete individuen en de daarbij genomen besluiten, gaat mij te ver. Ik denk dat er momenten in het jaar zouden moeten zijn waarop het College daarover verslag uitbrengt. De heer WERKMAN: Ik denk dat de gedeputeerde en de fractie van het CDA precies op één lijn zitten. Wij voegen het bedrag toe aan de algemene reserve, wij oormerken voor het betreffende doel en er komt een generieke rapportage over de besteding van deze middelen. Ik denk dat wij het volledig eens zijn. De heer CALON (gedeputeerde): Ja, maar u bent niet de Staten. U bent woordvoerder van één fractie. Het zou mooi zijn als iedereen het hiermee eens is. Het laatste punt is echt het belangrijkste. Daarvoor ga ik even terug naar hetgeen de heer Jaspers heeft opgemerkt en naar de wijze van behandeling van de begroting. De Voorjaarsnota maken wij inmiddels al programmatisch. Volgens mij zijn wij de enige provincie die dat doet. Wij hebben alles, inclusief de begroting, naar voren gehaald. Wij hebben onder 10 het duurzaamheidsprogramma opgenomen. Ik weet niet of dat reeds volledig bediscussieerd is in de commissie, maar wij hebben het signaal gekregen dat de commissie die mening was toegedaan en wij hebben dat vervolgens overgenomen. Morgen wordt de Voorjaarsnota, waaraan nu de laatste hand wordt gelegd, in het College besproken. De begroting is ook al in productie en die zal over twee of drie weken klaar zijn. Mogelijk geven deze Staten de komende maand aan dat een en ander inhoudelijk anders moet worden bepaald. Dat zou weliswaar heel terecht zijn en ik denk dat wij daar met elkaar de komende tijd veel contact over moeten hebben, maar ik vraag er begrip voor dat als wij straks met elkaar de Voorjaarsnota behandelen en u besluit dat alles anders moet, ook de begroting zal moeten worden gewijzigd. Belangrijk is dat u zich dat realiseert als wij met elkaar in gesprek gaan over de begroting voor 2004. Wij hebben zo nauwkeurig mogelijk geprobeerd om uw signalen te vertalen. Wat de kaderstelling betreft – de heer Oterdoom heeft daarover een opmerking gemaakt – is de notitie daarover naar mijn mening de beste manier waarop de betreffende criteria kunnen worden vastgesteld. Ten slotte refereer ik aan de opmerking van mevrouw Edzes. Als bij de vaststelling van de begroting en de productnummers niet strak genoeg toetsingscriteria zijn goedgekeurd, is controle achteraf problematisch. Die fout hebben wij gemaakt. De heer WERKMAN: Voorzitter! Nog één vraag van ons is onbeantwoord gebleven, namelijk mijn verzoek aan het College dat wij zolang er nog geen keuze is gemaakt of de formatie gestuurd wordt op het aantal mensen of het geld, inzicht krijgen bij de voordrachten, de rekening en de begroting in de ontwikkeling van het aantal fte’s.
37
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
De heer CALON (gedeputeerde): Het antwoord daarop is bevestigend. Dat inzicht kunnen wij gewoon geven. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen te sluiten. Ik wil graag weten wat de heer Van der Ploeg wil met het amendement. De heer VAN DER PLOEG: Gelet op de beantwoording door het College, het feit dat mijn fractie bekend is met de achterliggende cijfers en het feit dat nog heel weinig aan noodfondsvorming is gedaan, lijkt het mij verstandig de discussie op te schuiven en het amendement aan te houden met een volgende wijziging, namelijk dat dit amendement bij de derde, dan wel de vierde wijziging van de begroting wordt behandeld en niet bij de tweede. De VOORZITTER: Dat betekent dat u aankondigt dat het amendement opnieuw wordt ingediend? De heer VAN DER PLOEG: Wij houden het amendement aan tot de behandeling van de Voorjaarsnota. Dan staat vervolgens de volgende wijziging van de begroting op de rol en kan het amendement bij de behandeling integraal worden meegenomen. De VOORZITTER: Wij betrekken dit amendement bij de behandeling van de beleidsmatige Voorjaarsnota De heer VAN DER PLOEG: Juist. De VOORZITTER: Dan kunnen wij vaststellen of u het wilt betrekken bij de begroting. De heer VAN DER PLOEG: Ik ga ervan uit dat de behandeling va de beleidsmatige Voorjaarsnota ook een begrotingswijziging inhoudt. De VOORZITTER: Goed! In ieder geval is het nu niet aan de orde. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-van der Ploeg (nummer A) is ingetrokken en maakt geen onderdeel van de beraadslaging meer uit. De VOORZITTER: De heer Jaspers wees er al terecht op dat binnen het voorliggende besluit de jaarrekening aan de orde is en de begrotingswijzigingen die daarmee zijn verbonden. Onder A. is door de heer Werkman aan mij gevraagd of onder 1. gehandhaafd moet blijven “Wegens overboeking van de kredieten 2002 naar 2003” en of het eerste deel van de zin als zodanig moet blijven staan. Dat is inderdaad de bedoeling, want dit gaat om een ongekend aantal zeer gedetailleerde posten die van het jaar 2002 meegenomen worden naar 2003. Dat zou bijna de slotpost genoemd kunnen worden op de Rijksbegroting. Het betreft een zeer gedetailleerde lijst van zaken die van 2002 naar 2003 meegaan en die zich onderscheiden van andere zaken. Die gedetailleerde lijst zit niet bij de stukken. Dan hebben wij de punten 1 t/m 5. De heer Jaspers heeft een vraag gesteld bij het vijfde punt onder A. Wil hij dat omzetten in een voorstel?
38
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 De provinciale rekening
De heer JASPERS: Ik zal geen voorstel indienen, maar ik geef een stemverklaring namens mijn fractie. Wij zullen het besluit zoals geformuleerd nu steunen, met de kanttekening dat wij een vervolgdiscussie zullen houden over de wijze van sturing: op geld of fte’s. In dat kader zal de totale benadering naar voren komen hoe omgegaan dient te worden met dit soort budgetten. Wij gaan ervan uit dat dit een eenmalige aanvraag was. Wij stellen voor om in de Commissie Bestuur en Financiën de discussie verder te voeren en eventueel aanvullende afspraken te maken, omdat in onze optiek de afspraak in het collegeakkoord dat op fte’s zou worden bezuinigd, is verlaten en dat wij gaan sturen op geld. Dan zou de vraag hoe daarmee om te gaan, anders kunnen worden benaderd. De VOORZITTER: Goed. Onder B. is dan het vaststellen aan de orde van de jaarrekening overeenkomstig het aangeboden ontwerp. Daarover heeft de heer Slager een opmerking gemaakt. Het gaat, voor alle duidelijkheid, om de definitieve versie zoals het laatst is aangeboden. Punt C. is naar aanleiding van een opmerking van de heer Werkman toegevoegd. Dit betreft de tweede wijziging van de lopende begroting 2003 en dit is de post die daar vermeld staat. De heer WERKMAN: U geeft aan onder punt A.1 dat er een bedrag wordt overgeboekt. Dat betreft de kredieten van 2002 naar 2003, maar dat bedrag zou moeten sporen met het bedrag onder punt C. De vrijval die nog over is, is wel groter, maar slechts het bedrag dat aangegeven is onder C., wordt overgeboekt via een begrotingswijziging naar 2003. De VOORZITTER: Misschien moeten wij er nog een keer op terugkomen, maar expliciet zijn de vragen voorgelegd en opnieuw krijg ik de opmerking dat het om twee verschillende posten gaat. Dat kan alleen maar opgelost worden als ik u de detaillijst overhandig. Als u die wilt hebben, kan dat. Ik stel vast dat er geen wijzigingen in het voorstel zijn en dat er wel een stemverklaring is afgelegd. De heer VAN DER PLOEG: Ik sluit mij aan bij de heer Jaspers ten aanzien van punt 5. Daarover heb ik in mijn bijdrage iets gezegd. Wij kunnen ons alsnog aansluiten bij de opmerkingen van het College en de interpretatie over hoe nu met de reserve om te gaan. Graag willen wij de discussie verder voeren in de commissie Bestuur en Financiën. De VOORZITTER: Ik stel vast dat de heer Jaspers koos voor de stemverklaring en dat u zegt dat die stemverklaring mede namens GroenLinks is uitgesproken. De heer VAN DER PLOEG: Nee, zowel in eerste als tweede termijn heb ik namens mijn fractie opgemerkt dat wij tegen dit punt zijn. Dat statement trekken wij nu terug. De VOORZITTER: U sluit zich dus bij de strekking van de stemverklaring van de heer Jaspers aan. Ik heb de heer Jaspers horen zeggen hoe hij denkt verder met het betreffende onderwerp om te gaan. Daarvoor ligt het initiatief in de stemverklaring bij de heer Jaspers. Dan stel ik vast dat er geen wijzigingen op het voorstel actueel zijn en dat u zich kunt vinden in de onderdelen A, B en C van het besluit? Dat is het geval. De besluiten A, B en C worden zonder stemming aangenomen. 9.
Mondelinge vragen
39
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Mondelinge vragen
De heer MOORLAG: Voorzitter! Morgen staat op het bordes van Paleis Noordeinde een nieuwe regering, die een draconisch bezuinigingsprogramma gaat uitvoeren met een omvang van 15 miljard euro. Hoewel mijn fractie de noodzaak van een sterke beperking van de overheidsuitgaven onderkent maakt het nieuwe kabinet in onze ogen verkeerden keuzen. Kwetsbaren in onze samenleving worden onevenredig zwaar aangeslagen en onevenredig zwaar getroffen. Mijn fractie is tot het oordeel gekomen dat het regeerakkoord slecht uitpakt. In sociaal en economisch opzicht, maar ook voor het milieu. Landelijk, maar met name ook voor onze provincie. Naar aanleiding van het regeerakkoord stel ik het College een aantal vragen, alsmede aan de fractievoorzitters van het CDA en D66. De vragen die zijn gericht aan het College zijn de volgende. Wat is het eerste oordeel van het College over het nieuwe regeerakkoord, met name ten aanzien van de economische, sociale en milieueffecten die dat zal hebben voor onze provincie en haar inwoners? Welke invloed zal het regeerakkoord naar het oordeel van het College hebben op de financiële huidhouding van de provincie en het realiseren van het collegeprogramma 2003-2007? Op welke wijze denkt het College de schadelijke gevolgen van het nieuwe regeerakkoord voor de provincie Groningen en haar inwoners te beperken? Is het College bereid een notitie te vervaardigen waarin gedetailleerd wordt beschreven welke sociale, economische en milieueffecten het regeerakkoord naar verwachting zal hebben op onze provincie en met name op het voorgenomen en lopende beleid en deze notitie te doen toekomen aan de Staten? De vragen die ik richt aan de fractievoorzitters van het CDA en D66 zijn de volgende. Is het u bekend dat in het regeerakkoord - anders dan ten aanzien van de Biesbosch, waarvoor zonder meer een moratorium geldt - slechts sprake is van een streven naar een moratorium met betrekking tot schuin boren naar gas onder de Waddenzee? Deelt u de opvatting van de fractie van de PvdA dat de nieuwe regering hiermee een opening biedt voor gaswinning onder de Waddenzee? Houdt uw fractie vast aan het provinciaal verkiezingsprogramma van uw partij en de uitspraak van uw partij in de verkiezingscampagne en in deze Statenzaal dat gasboringen, recht of schuin, en gaswinning uit de Waddenzee niet mogen worden toegestaan? De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter! De laatste vraag die aan het College werd gesteld is of wij bereid zijn een notitie te vervaardigen. Het antwoord luidt bevestigend en ik verwacht de notitie rond de derde dinsdag in september a.s. Het antwoord op de eerste vraag is problematisch, want het gaat hier om een regeringsakkoord op hoofdlijnen, waarin sommige zinnen wel en andere niet zijn afgemaakt. Het is dus voor ons op dit moment vrij moeilijk om na te gaan welke effecten dit akkoord zou kunnen hebben. Globale effecten, waarvan wij vrij zeker zijn, betreffen een korting op het Provinciefonds en een ontwikkeling in de ambtenarensector. Het laatste raakt ook onze provincie, maar onduidelijk bestaat over eventuele kortingen op de subsidies, met name bij de Ministeries van EZ en VROM. Er is aangegeven dat er gekort zal worden en er staan ook bedragen in de bijlagen, maar hoe dat doorwerkt naar de ministeries, is zeer lastig in te schatten. Kortingen op de EZ-subsidies kunnen in principe hun doorwerking hebben op het Kompas-programma. Kortingen bij VROM kunnen gevolgen hebben voor het ISV-budget, het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing. Dan is van belang hoe op de ministeries deze kortingen worden verwerkt en op welke termijn dat gebeurt. Specifiek in dit geval is het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK). Bij het project Meerstad hebben wij een goed onderbouwde aanvraag gedaan van 67 miljoen euro bij BIRK en Kompas. Deze ligt in Den Haag en daarover is overleg gaande. Als zwaar gekort zou worden in die subsidiestromen, kan dat
40
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Mondelinge vragen
grote gevolgen voor dit project. Op dit moment kunnen wij dat nog niet overzien. Op de derde dinsdag in september a.s. verwacht ik meer duidelijkheid en dat zou ik ook in die notitie willen verwerken. Met betrekking tot het milieu is inzake de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) 250 miljoen euro méér voorzien en dit weer is een positief aspect, zodat verwacht mag worden dat de EHS in het jaar 2018 toch wordt gerealiseerd. Een derde punt waarvan de gevolgen zeer moeilijk in te schatten zijn, is de overheveling van taken van de centrale overheid naar decentrale overheden. Als het tweedelijnstoezicht van het Ministerie van VROM tot de taken van de provincie komt te behoren en de bijbehorende gelden komen niet geheel mee, redt de provincie het wel, omdat de provincie deze taak efficiënter kan uitvoeren. Echter, als de verantwoordelijkheden van het Rijk inzake de GDU-gelden voor het aanleggen van wegen naar de provincies worden verschoven en er wordt gekort met de helft van het daarvoor bestemde bedrag, dan is het ondenkbaar dat de provincies dat op kunnen vangen. Misschien kan dat alleen in Brabant of NoordHolland, waar men veel aandelen heeft verkocht en beschikt over grote reserves. Veel van deze aspecten zullen wij weergeven in de notitie. Met betrekking tot het financieel perspectief is in de Voorjaarsnota die morgen binnen het College wordt besproken, een versobering geraamd van 2 procent en bij het Bestuursakkoord van 2,5 procent. Velen hebben mij, in en buiten deze Statenzaal, de afgelopen maanden erop gewezen dat dat veel te weinig is, daar alles veel slechter zou worden. Ik schat nu in dat die bezuinigingen uiteindelijk wel in de orde van grootte van 2 procent zouden kunnen bedragen en dan zouden wij weer over hebben. Deze laatste cijfers zijn van vrijdag jl., maar daar staat tegenover dat er effecten zullen ontstaan op de doeluitkeringen waarvan wij niet weten hoe groot die zullen zijn. Samenvattend, zou het perspectief mee kunnen vallen, maar ook het tegendeel is mogelijk. Ik denk dat de inkomsten uit het Provinciefonds redelijk conservatief zijn geraamd. Met betrekking tot de subsidie voor RTV Noord hebben wij nu een meevaller, maar per 01-01-2004 zou alles vanuit het Provinciefonds moeten worden betaald. Iedereen die de krant leest, weet echter dan er gekort wordt op de omroepen. De vraag is dan hoe straks wordt omgegaan met de regionale omroepen. Worden regionale omroepen ook gekort of worden zij dan uit het Provinciefonds betaald. Vallen zij generiek onder het Provinciefonds en hebben zij dan geen last van kortingen? En wat gebeurt er als die datum 01-01-2004 opschuift naar 01-012005? Niemand weet dat. In zijn algemeenheid denk ik dat er voorzichtig is geraamd en dat de provincie eventuele problemen met betrekking tot de algemene middelen kan oplossen. Eventuele problemen met alle andere zaken zullen in de notitie worden weergegeven, maar dan nog kan ik geen garantie geven dat wij daarover in september a.s. absolute helderheid kunnen geven. De heer HOLLENGA: Voorzitter! “De Wadden, uniek en maximaal beschermen” staat er in ons verkiezingsprogramma. Wij beschikken met de Waddenzee en het aangrenzende waddengebied over een zeer uniek en hoogwaardig natuurgebied. De bestaande druk op dat gebied door menselijk ingrijpen, toerisme, recreatie en bedrijvigheid moeten wij niet verder willen opvoeren. Vandaar dat het CDA staat voor de onverkorte handhaving en uitvoering van het in de vigerende Planologische Kernbeslissing PKB Waddenzee vastgestelde beschermingsniveau. Daarbij hoort ook de afwijzing van nieuwe boringen naar, en winning van gas in de Waddenzee. Ik vond toen ik deze passage herlas, een mooie formulering. Ik vond die ook aanzienlijk beter dan in het programma van de PvdA-fractie, die veel korter was: “Wij kiezen voor bescherming van het Waddengebied. Er moet een werkgelegenheidsplan voor het Waddengebied worden uitgevoerd, waar duurzame ontwikkeling vooropstaat.” Nu komt het: “Gasboringen in de Waddengebeid passen daar niet
41
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Mondelinge vragen
in”. Nu wil ik een tweeslag maken: of je praat over gasboringen in de Waddenzee of je praat over gasboringen in het Waddengebied. Ik heb uiteraard ook nagekeken wat hierover in het regeerakkoord staat. De heer Moorlag heeft dat al aangegeven. Op zijn vraag of het mij bekend is wat daar staat, is mijn antwoord bevestigend, want ik heb het stuk voor mij. Ik deel niet de opvatting van de PvdA dat met die formulering meer mogelijkheden worden gecreëerd voor gaswinning vanuit de Waddenzee. Dat zal nog moeten blijken. De eerste zin luidt immers: “Boren naar gas in de Waddenzee is niet toegestaan.” Provinciaal gaat het CDA een stap verder. Wij zeggen dat daarbij ook de afwijzing hoort van nieuwe boringen naar, en winning van gas in de Waddenzee. In haar regionale verkiezingsprogramma sluit de PvdA dit laatste niet uit, maar wij wel. De PvdA wilde hom of kuit van ons. Toen ik dat in de krant las, had ik een probleem. Hom of kuit vind ik in de Waddenzee, maar in mijn verkiezingsprogramma staat dat ik daar zo weinig mogelijk naar toe moet gaan. Ten slotte, mijn antwoord op de vraag of wij nog steeds achter het eigen standpunt in het regionale verkiezingsprogramma, is een volmondig ‘ja’. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter! Op de eerste vraag is het antwoord dat het ons inderdaad bekend is. Het zal algemeen bekend zijn dat wij op een onlangs gehouden congres uitgebreid bij het regeerakkoord hebben stilgestaan. Ook deze passage is daarbij veelvuldig besproken. Want ook wij vroegen ons af wat dat ‘streven naar’ precies betekende. Wat wij van onze fractie hebben begrepen - dat is tevens de uitleg die D66 in de Tweede Kamer zal geven - is dat dat streven het gevolg is van het feit dat er inmiddels sprake is van schuine proefboringen op twee verschillende locaties en dat daardoor een algeheel moratorium niet mogelijk is, omdat dat zou betekenen dat er dan miljoenenclaims op de regering afkomen in verband met de reeds afgegeven vergunningen. Deze keuze heeft de regering niet willen maken. Overigens zijn die vergunningen afgegeven door een kabinet waarvan de PvdA deel uitmaakte. Met betrekking tot de tweede vraag delen wij de opvatting van de PvdA niet dat de regering met haar formulering een opening biedt voor gaswinning boringen van onder de Waddenzee, mede gezien het feit dat het streven uitgelegd moet worden als het handhaven van de twee reeds afgegeven vergunningen. Daarnaast is op het eerder genoemde congres van 18 mei jl. een motie aangenomen waarin nadrukkelijk staat dat de Tweede-Kamerfractie van D66 niet zal instemmen met voorstellen van het kabinet die afbreuk doen aan de uitgangspunten ten aanzien van de Waddenzee zoals vastgelegd in het landelijke verkiezingsprogramma. Om de vragensteller tegemoet te komen lees ik de betreffende passage uit het verkiezingsprogramma voor: “dat internationaal unieke gebieden, zoals de Waddenzee, actief bescherming krijgen en dat D66 daarom tegen militaire oefeningen, economische activiteiten, zoals kokkelvisserij, windmolens en proefboringen is”. Dus dat is volstrekt duidelijk. Op de derde vraag of D66 vasthoudt aan het provinciale verkiezingsprogramma, kan ik, net als het CDA, met een volmondig ‘ja’ antwoorden. De heer MOORLAG: Voorzitter! Eerst reageer ik op de beantwoording door het College waarin wordt gesteld dat het gissen en speculeren is over de precieze effecten. Dat onderschrijf ik wel, want hoewel er veel tekst in het regeerakkoord staat, is mijn commentaar in plat Gronings: ie kenn’n der nait goud sloek op krieg’n. Niet precies valt na te gaan wat die effecten zullen zijn. De zienswijze van het College ten aanzien van de provinciale huishouding, namelijk dat de effecten mee lijken te vallen, spoort met de waarneming die mijn fractie heeft gemaakt, maar ten aanzien van de uitwerking van een aantal zaken binnen de provincie - bijvoorbeeld werkgelegenheidsontwikkeling, maar ook de toestroom van uitkeringsgerechtigden naar sociale diensten van de gemeenten die nog veel meer mensen in de kaartenbakken hebben staan dan gemeenten in andere provincies - maakt mijn fractie zich
42
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Mondelinge vragen
veel zorgen. Wij zullen de notitie afwachten. Ik denk dat dan de gelegenheid daar is om de discussie voort te zetten. Reagerend op de beantwoording door de fractievoorzitters van het CDA en D66 dank ik hen allereerst voor hun expliciete uitspraken dat zij hun verkiezingsprogramma op dit punt nog steeds onderschrijven, maar ik wijs er tegelijkertijd op dat datgene wat er in hun verkiezingsprogramma staat en datgene wat in het regeerakkoord staat, niet helemaal hetzelfde is. Er moet in mijn ogen een scherp onderscheid worden gemaakt tussen boren in de Waddenzee, het schuin boren vanaf de kust en het winnen van gas door bestaande putten die onder meer bij Lauwersoog al zijn geboord. Wat ik in het regeerakkoord vaststel, is dat boren in de Waddenzee niet wordt toegestaan en dat met betrekking tot het schuin boren vanaf de kust wordt gestreefd naar een moratorium. Streven is natuurlijk perfect, maar het gaat ons om de uitkomst. Gaswinning door de bestaande putten wordt in het geheel niet uitgesloten. Het is in dat verband ook niet toevallig dat Boris van der Ham slechts gewag maakt van het moratorium in de Biesbosch in de Volkskrant van 23 mei jl. Ik reken erop dat de fracties van D66 en het CDA schouder aan schouder aan die van de PvdA-fractie zullen staan als het in de toekomst toch de kant opgaat van hetzij schuin boren, hetzij gaswinning. De heer HEMMES: Voorzitter! Ik heb een punt van orde. Wij spreken af dat wij mondelinge vragen kunnen stellen, dat wil zeggen, korte en bondige vragen. De PvdA-fractie houdt een heel betoog over een onderwerp waarover ook andere fracties graag hadden willen spreken. Ik heb deze aan de PvdA-fractie voorgelegd om een debat over het onderwerp te voeren. Dat werd afgewezen, maar nu houdt die fractie zelf wèl een betoog. Ik protesteer hiertegen. De VOORZITTER: In het reglement van orde staat: ”Na de beantwoording stelt de voorzitter de vragensteller kort in de gelegenheid om te reageren”. Er staat dus niet in het reglement van orde dat de vragensteller daarna weer nieuwe vragen kan stellen. Ik stel vast dat dat zojuist is gebeurd. Als u vanochtend bij de regeling van werkzaamheden had opgeworpen of deze wijze van behandeling zich leent voor dit onderwerp, hadden wij het anders moeten doen. U weet dat ik daartoe bereid ben. De heer BOERTJENS: Het heeft mij verbaasd dat de voorzitter van de PvdA-fractie zo selectief is in het vragen reacties van slechts enkele personen, waarbij ik slechts de constatering kan maken dat het hem wellicht ontgaan is dat ook de VVD tot dit kabinet zal toetreden. De mogelijkheid bestaat dat hij het antwoord al wist, of is hij daarin niet geïnteresseerd? De VOORZITTER: Ik begrijp dat u uw punt gemaakt heeft. De heer BOERTJENS: Wat mij betreft is het een punt van orde. De VOORZITTER: Ik heb in deze zaal wel eens een uitzetting gegeven van het instrumentarium dat u ter beschikking staat. Misschien is het goed om dat nog eens in overweging te nemen. De heer ZANEN: Maar interrupties kunnen toch altijd, voorzitter? De VOORZITTER: Nee, expliciet is in het reglement van orde bepaald wanneer interruptie kunnen worden geplaatst en wanneer dat niet kan. Ik weet dat u daartoe neigt, meneer Zanen, maar ook u zal ik er
43
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Mondelinge vragen Financiële stand van zaken NNBT
af en toe op wijzen dat bepaalde zaken niet kunnen. Ik stel voor dat wij weer terugkeren naar de agenda en ik stel het agendapunt over het NNBT aan de orde. 6.
Financiële stand van zaken Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme
Hierbij komen tevens in behandeling: de brieven van het College van Gedeputeerde Staten van 7 en 21 mei 2003 betreffende de financiële stand van zaken m.b.t. het NNBT de conceptrapportage van de Friese Interne Controle en Accountancy van 23 mei 2003 de brief van het NNBT van 25 mei 2003 met reactie op de conceptrapportage van de Friese Interne Controle en Accountancy van 23 mei 2003. De beraadslaging wordt geopend De heer DIJKSTRA: Voorzitter! Mijn fractie wil kort haar standpunt met betrekking tot het NNBT aangeven. Daarnaast heeft zij nog een aantal vragen en opmerkingen over de meest recente ontwikkelingen. Daarbij gaat het om het verzoek van het bestuur tot vrijwaring en berichten over een mogelijke overname van de vakantieboekingscentrale door een collega-instelling in Overijssel en Gelderland. Zoals eerder gesteld ontbreekt het de fractie van de PvdA aan vertrouwen in de toekomst van het NNBT. Zowel de aanvankelijk gevraagde kapitaalinjectie van ca. 2,9 miljoen euro die later verlaagd is tot 2,6 miljoen euro, als de gevraagde overbruggingsmiddelen, het scenario II, van 600.000 euro tot 700.000 euro wijzen wij af. Ondanks de waardering die er was en is voor het bestuur, de directie en de medewerkers van het NNBT voor hun inzet in de afgelopen periode zal dit onvermijdelijk leiden tot het faillissement – hoe spijtig ook voor de direct betrokkenen – van het NNBT. Ook de uitkomsten van het onderzoek van de Friese accountantsdienst van 23 mei jl. laten de fractie van de PvdA geen andere keuze, integendeel, zij onderstrepen nog eens de deplorabele financiële toestand waarin het NNBT momenteel verkeert. Zij geven ook voeding aan het traject dat het College heeft uitgezet naar aanleiding van de in het verleden door de huisaccountant goedgekeurde jaarrekeningen. Zoals u weet ondersteunen wij dat traject. In de brief van 23 mei jl., gericht aan de noordelijke Statenleden, wijst het bestuur op de behoefte die er bestaat voor het creëren van een passende oplossing voor de vakantieboekingscentrale. Ongeveer 4300 mensen hebben via het NNBT een vakantie geboekt. Het voorstel van het NNBT behelst het per direct voldoen van alle vorderingen van de boekingscentrale. Het bestuur wil een garantie stellen met een maximum van 450.000 euro van de drie noordelijke provincies, omdat de kans bestaat op een aansprakelijkheidsstelling van bestuur en directie. Mijn fractie heeft daar lang over nagedacht. Wij staan in principe niet onwelwillend tegenover dit verzoek. Immers, het zou de schade kunnen beperken voor de mensen die zich verheugen op een vakantie in Noord-Nederland. Het beperkt de imagoschade en het risico voor de nu zittende bestuursleden. Als het risico naar rato van het aantal boekingen per provincie zou worden verdeeld, zou dat voor de provincie Groningen neerkomen op een bedrag van ca. 45.000 euro. Tegen deze achtergrond wil de fractie van de PvdA graag een toelichting van het College op de reden waarom het zich niet garant wenst te stellen. Er is overleg geweest met de colleges van Fryslân en Drenthe. Mijn vraag is ook of in dat overleg gesproken is over een mogelijke risicoverdeling. Een andere vraag is of het College op de hoogte is van het huidige risicobedrag – het totale bedrag van 450.000 euro is een gegeven van enige dagen geleden.
44
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
In verband met de berichten in de media willen wij, mede gelet op een eventuele garantstelling, graag weten of de eventuele overname van de vakantieboekingscentrale door het Gelders Overijssels Bureau voor Toerisme betekent dat ook de betreffende klanten, zowel aan de kant van de ondernemers als aan de kant van de consumenten, worden of zijn meegenomen en tevens of ook de middelen die geboekt zijn ten name van de vakantieboekingscentrale zijn overgeheveld. Graag willen wij daar duidelijkheid over. Ik kom bij de toekomst. Hoe verder? Het College heeft een aantal uitgangspunten geformuleerd. Er zijn een aantal varianten overgelegd en er is een procedurevoorstel opgesteld. Mijn fractie ondersteunt het uitgangspunt van het College dat eerst de inhoud moet worden bediscussieerd alvorens men kan komen met een vormgeving. De keuze voor een bepaalde variant leek ons in deze fase, gezien de hectiek van de actuele ontwikkelingen, maar ook gezien het landelijk beleid als het gaat om de VVV’s, niet opportuun. Wat ons betreft zou zo snel mogelijk een toekomstvisie moeten worden ontwikkeld, vooral ook om de Staten in staat te stellen om zo snel mogelijk een politiek kader te kunnen vaststellen. In dat verband hechten wij eraan dat het College de toekomstvisie samen met de betrokkenen ontwikkelt. Dan spreken wij over de brancheorganisaties, de lokale en provinciale VVV’s en andere partijen die in het ontwikkelingsproces op zo kort mogelijke termijn moeten worden betrokken, want tempo is gewenst , mede gezien het belang van de bedrijfstak, de provincie, de Groningse economie en de werkgelegenheid. Volgens het procedurevoorstel zou pas volgend jaar een organisatievariant ingevoerd kunnen worden en wat ons betreft, duurt dat te lang. Het zou voortvarender ter hand moeten worden genomen. Ten slotte, het NNBT stevent af op een faillissement. Dat lijkt haast onvermijdelijk. Het gaat om mensen. Wij rekenen erop dat het College, gezien de ruimte en de mogelijkheden die het heeft, in relatie tot het bestuur en de curator het belang van de zittende medewerkers zal dienen. De heer JAGER: Voorzitter! “Resultaten uit het verleden bieden geen garanties voor de toekomst. In dit geval is dat maar goed ook, want als dit de garantie zou zijn, waren wij heel snel klaar”. Dit is een citaat uit de tweede termijn van de CDA-fractie, uitgesproken op 19 juni van het vorig jaar, toen wij hier in de Staten het bijna-faillissement van het NNBT bespraken en overgingen tot een forse financiële operatie, waarbij zowel geld is overgemaakt als een reorganisatie werd afgedwongen. Dat deden wij vanuit de veronderstelling dat er een reële kans was een gezond NNBT te creëren. Dat deden wij echter niet zonder slag of stoot. Wij stelden een onderzoekscommissie in, die in vrij korte tijd een rapport heeft uitgebracht, dat in november vorig jaar hier werd behandeld. Een aantal aanbevelingen uit dat rapport is ook nu weer relevant. Ik noem er enkele: Ten eerste moest het NNBT de financiële administratie onder controle brengen. Ten tweede moest het NNBT betrouwbare cijfers aanleveren voor de toekomstvisie. Ten derde moest de externe controle op het NNBT worden opgevoerd. Ten vierde moest er zo snel mogelijk een nieuw bestuur komen. Als dat was gerealiseerd, zou – ten vijfde - de subsidierelatie naar aard en omvang moeten worden heroverwogen. Daarmee werd duidelijk dat het besluit dat wij vorig jaar november hebben genomen, niet een definitief onvoorwaardelijk besluit was om door te gaan met het NNBT. Integendeel, de twijfel die er bestond, hebben wij verwoord door te verklaren dat 2003 een jaar van overgang zou zijn en dat wij in 2003 zouden bepalen wat wij gaan doen met de subsidierelatie met het NNBT. Het verbaasde mijn fractie dat wij al vrij snel in 2003 zoveel nieuwe gegevens kregen. Wij hebben daarover op 9 april jl. uitvoerig met het College gesproken. Op dat moment bestond er nog steeds een kleine groei in het vertrouwen dat het goed zou komen met het NNBT. Uit de brief van het College hebben wij kunnen opmaken dat na de ochtend van 9 april jl. de middag kwam waarin haast het doek viel als het gaat om het vertrouwen. Dat kunnen wij ons indenken.
45
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
Als wij op een rij zetten wie zich tot nu toe al met het NNBT hebben beziggehouden en hebben geprobeerd te achterhalen hoe het met het NNBT staat, schrik je van het aantal. Ik noem er een aantal en ik ben bang dat ik er enkele vergeet. Deloitte & Touche, KPMG, Van Leeuwen, Ernst & Young, Reitsema, wijzelf, Plas & Bossinade en tenslotte de interne accountantsdienst van de provincie Fryslân. Geen van al die partijen is het gelukt om vol overtuiging te kunnen zeggen: dit is de staat van het NNBT. Integendeel. Als wij nu kijken naar het rapport van Plas & Bossinade - met name de passage waarin staat dat niet uitgesloten kan worden dat er weer nieuwe zaken naar voren zullen komen - en naar de reactie van het bestuur van het NNBT daarop, komen wij tot de conclusie dat de houding van het College, waar het vandaag in dit debat om gaat, om niet in te stemmen met een nieuw reddingsplan voor het NNBT, een goede houding is. Er moest binnen het NNBT gewerkt te worden aan het herstel van het vertrouwen. Dat is niet gelukt. Er is inmiddels wel vertrouwen in het bestuur en de directie – dat vertrouwen is ook uitgesproken in de laatste commissievergadering – maar er is geen vertrouwen in het NNBT als geheel. Een vraag hierbij is welk gevoel dit proces bij het College achterlaat. Is de versterkte controle wel voldoende geweest? Was de huidige situatie niet te voorkomen? Dit zijn vragen waarop in de brieven tot nu toe geen antwoord is gegeven. Wij zijn ons er zeer van bewust dat de houding die wij nu kiezen waarschijnlijk leidt tot een faillissement. Dit is iets wat het bestuur van het NNBT en ook de directie de afgelopen tijd duidelijk hebben gemaakt. Wel hebben wij nog een vraag – daarin sluiten wij ons aan bij de fractie van de PvdA – over een eventuele garantstelling voor de vakantieboekingscentrale. Los van die laatste hoop voor een onderdeel van het NNBT is nu de vraag aan de orde: hoe verder? Die vraag moet beantwoord worden door de Staten zelf. Wij zouden ervoor moeten zorgen dat er een politiek kader moet worden gegeven waarin wij als provincie verder gaan met ons promotie- en marketingbeleid. Het procedurevoorstel dat Gedeputeerde Staten schetst in zijn brief van 21 mei jl. vinden wij evenals de PvdA-fractie niet voldoende en in ieder geval te terughoudend. Snelheid is geboden, al moet uiteraard wel zorgvuldigheid in acht worden genomen. Om een politieke keuze te kunnen maken als Staten stellen wij aan de andere fracties voor om nog vóór de zomer, dus in de maand juni a.s., met de Commissie Ondernemend en Bereikbaar Groningen een hoorzitting te organiseren, waarin de sector, de VVV’s, en alle betrokkenen samen met ons naar twee vragen kunnen kijken. De eerste vraag luidt wat er van ons door de sector wordt verwacht en de tweede vraag luidt – die is zeker zo belangrijk - wat wij van de sector kunnen verwachten. Concluderend, blijft er bij de behandeling van dit punt een gevoel van schaamte en teleurstelling over. Wij hebben de afgelopen jaren veel tijd en energie gestoken in het NNBT en ook veel geld. Dat alles lijken nu toch verloren te zijn gegaan. De imagobeschadiging die er nu is, is niet in te schatten, maar dat er sprake is van beschadiging van het imago staat vast. Daarom vinden wij dat er snel verder moet worden gewerkt aan het herstel van het vertrouwen dat ondernemers en de sector in ons hebben, en vooral dat er moet worden gewerkt om ervoor te zorgen dat de toerist onze prachtige provincie niet negeert, maar zo snel mogelijk terugkomt. Zowel de provincie als de toerist verdienen dat. De heer HAASKEN: Voorzitter! Er is gesproken over vertrouwen. Ik heb eens iemand horen zeggen dat vertrouwen te voet komt en te paard gaat. Wij hebben de situatie met betrekking tot het NNBT ervaren als aanmodderen. Wij betreuren de gang van zaken bij het NNBT in hoge mate. Vorig jaar dachten wij dat de zaak weer op de rails zou komen, maar nu blijkt het tegendeel. De ironie wil dat het nieuwe bestuur en een nieuwe directie de zaken inmiddels op orde hebben nu het faillissement moet worden aangevraagd. De oorzaken liggen dan ook niet bij hen – dat schrijft het College ook – maar het gaat om niet-inbare vorderingen uit het verleden, om de inzakkende economie, en om navorderingen van pensioenpremies.
46
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
De VVD-fractie volgt het College in haar gedragslijn met betrekking tot het niet aanzuiveren van de tekorten. Dat betekent het faillissement van het NNBT. Het bestuur heeft de provincies gevraagd om vrijwaring wanneer het bestuur nu versneld de gelden van de vakantieboekingscentrale overmaakt aan de betreffende ondernemers. Ik denk dat de overheid net zo min als het bestuur onwettige handelingen mag verrichten die andere ondernemers verder benadelen. Overigens zou daarbij de strop voor de provincies nog wel eens aanzienlijk hoger kunnen komen te liggen, maar .... wie moeten er eigenlijk worden gevrijwaard? Is dat het nieuwe bestuur of is dat het in het Handelsregister vermelde bestuur? Daarin staat namelijk nog steeds het oude bestuur vermeld. Had overigens ook de provincie er niet op moeten toezien dat de vakantieboekingscentrale was aangesloten bij de SGR? Hoe vervelend is dit alles nu voor de consument? Zijn er bijvoorbeeld betalingsen leveringsvoorwaarden gesteld? Is mijn indruk juist dat wanneer deze er niet zijn, er altijd door de producent geleverd moet worden? Is het mogelijk om binnenkort een beeld te krijgen van de boekingen en de problemen die zich voordoen in de provincie Groningen? Behalve dat het toeristisch imago van het Noorden een forse deuk oploopt, loopt ook de nodige samenwerking op het gebied van de promotie een forse deuk op. Het collegeakkoord in Fryslân ging al uit van een verdere verkenning van een eigen Fries promotiebureau en zette daarmee de samenwerking als enigszins op het spel. Wanneer het NNBT failliet gaat, zal dit sterker gaan gelden. Wij betreuren dat. De VVD verwachtte veel van de noordelijke samenwerking omdat het Groninger bedrijfsleven in de slipstream van het Friese en het Drentse erbij zou kunnen winnen. Tegelijkertijd moet ik ook zeggen dat wij het NNBT wel in een schier onmogelijke spagaat hebben gemanoeuvreerd. Enerzijds moet het de belangen van het bedrijfsleven dienen en anderzijds zijn er overheden die een stevig stempel drukken op het beleid. Dat is risicovol en het bedrijfsleven heeft de afgelopen maanden afgehaakt. Naar de toekomst toe ziet mijn partij een zware rol voor het toeristisch bedrijfsleven in een eventuele nieuwe organisatie op het gebied van de toeristische promotie en marketing. Laat de overheid zeer terughoudend zijn. Daarbij dient ook de vraag gesteld te worden waarom de overheid een toeristisch promotie- en marketingbeleid wil voeren en voor wie. Is het niet in eerste instantie het bedrijfsleven dat het initiatief zou moeten nemen, en wel het initiatief tot de promotie van hetgeen zij aanbiedt? Waar ligt nu het belang van de overheid: bij de vraagzijde van de consument of bij de regie van de provincieoverkoepelende promotie? Onze inzet kan een tandje minder en de specifieke projecten kunnen op verschillende wijze worden uitgezet. Daarbij hoeft er geen monopolie bij één organisatie te liggen. Hierin ligt ook mijn kritiek op het procedurevoorstel, waarin er expliciet van wordt uitgegaan dat er een nieuwe organisatie moet komen. Laat het bedrijfsleven eerst maar eens zelf aan het woord en dan niet alleen de bekende brancheorganisaties. Betrek ook het bedrijfsleven op het gebied van promotie en marketing in de consultatieronde. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter! De cijfers die aan ons zijn gepresenteerd verhullen weinig. Verlies in plaats van winst. Incidentele lasten die als een duveltje uit een doosje te voorschijn komen, afboekingen op projectinkomsten, meerder risico’s en een directie die geen zekerheid kan bieden dat het daar dan ook bij blijft. Of de vakantieboekingscentrale te verkopen is en geld oplevert – kennelijk is er nieuws, maar ik heb dat niet meegekregen – is nog de vraag. In ieder geval zal dat niet veel geld voor de organisatie opleveren. De fractie van GroenLinks ziet op basis van de uitgewisselde informatie geen heil in extra ondersteuning van het NNBT en ook niet in een zachte landing. GroenLinks schaart zich dus achter de hoofdconclusies
47
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
van de colleges. De noordelijke colleges willen bestuursleden ook niet vrijwaren voor aanspraken indien zij het geld bestemd voor de ondernemers doorsluizen naar die ondernemers. De provincies zouden daarmee wellicht hun verantwoordelijkheid manifest maken. Het gaat hier natuurlijk wel om een zelfstandige organisatie. Toch zijn ook wij geïnteresseerd in het antwoord van het College op de vragen van de fractie van de PvdA die hierover zijn gesteld. De colleges willen ook niet garant staan voor de eventuele kosten voor juridische ondersteuning van individuele bestuursleden, maar het waren toch de drie provincies die hadden aangestuurd op het nieuwe bestuur. Daar is toch overleg over geweest op basis van overeengekomen kwalificaties? Als nu op het moment van aantreden blijkt dat er een probleem is, zeggen die colleges bikkelhard: ‘sliep uit, dan had je maar geen lid van dat bestuur moeten worden’. Voorzitter, het lijkt mij dat er weer heel wat relatiemanagement aan te pas moet komen om dat te lijmen. Met de reddingsoperatie hoopten wij dat het met het NNBT weer goed zou komen. Dat is niet gebeurd. Als Provinciale Staten mogen wij het ons aanrekenen dat wij de optie van een faillissement niet al in 2002 scherper voor ogen hebben gehad. De signalen waren er wel degelijk, maar wij hebben ze niet willen zien. Wij hoopten op dat wat toen al wellicht irreëel was. Dat mogen wij onszelf aanrekenen. Wat nu te doen? De brief van het College over de consequenties is duidelijk en behoeft weinig commentaar. Naar de toekomst toe worden verschillende opties genoemd, maar, en daarbij ben ik het eens met de heer Dijkstra, het is eerder vorm dan inhoud. Het ontbreekt aan beleidsuitgangspunten en dat bevreemdt ons. De provincie Groningen heeft immers altijd, als het om promotie ging, met volle overtuiging gekozen voor de noordelijke samenwerking. Waarom wordt daaraan nu voorbij gegaan? Als wij die samenwerking niet in de discussie houden met Drenthe en Fryslân, wie doet dat dan wel? Een logische keuze zou zijn om te kiezen voor een doorstart met een opgeschoonde organisatie. Dat wij daar niet alleen over kunnen beslissen, is duidelijk, maar wij dienen daarin wel positie te nemen. De vraag aan het College is waarom wij daar niet helderder voor kiezen. Het waren toch steeds onze uitgangspunten? Een tweede piketpaal is voor de fractie van GroenLinks de inzet voor versterking van de regionale VVVstructuur. De aandacht daarvoor lijkt wat verslapt. Het was wellicht ook een verkeerde keuze om het NNBT de verantwoordelijkheid te geven deze structuur aan te sturen en verder te ontwikkelen, want dat proces verloopt uitermate traag. Alleen in Oost-Groningen is een Toeristisch Huis neergezet en ook dat ging gepaard met veel provinciale middelen. Ik denk dat wij daar sterk op moeten blijven inzetten. Een derde punt is – dat is een les die geleerd kan worden uit het proces rond het NNBT – dat de promotie van het toerisme in de toekomst zeker niet zonder de ondernemers, de brancheorganisaties en de organisatoren van evenementen ontwikkeld zou moeten worden. Dit overziend, zou het heel goed kunnen dat een proces ontstaat waarin de promotie van de provincie Groningen van onderop vanzelf vorm krijgt, al of niet ondersteund met provinciale middelen. Het valt in eerste instantie te bezien wat uit de betrokken organisaties naar voren komt. Als die promotie alleen vanuit de provincie wordt ondernomen of wanneer vanuit een centrale structuur getracht wordt een en ander tot stand te brengen, zal het idee overblijven dat het resultaat vlees noch vis is, vergeleken met het verhoopte resultaat uit de samenwerking van de drie noordelijke provincies. Met betrekking tot de eigen politieke situatie weten wij dat het toerismebeleid een beleidsveld is dat lijkt op een knollenveld waarop het gemakkelijk struikelen is. Daadkracht is dan ook gewenst. Een afstandelijke, wat voorzichtige benadering is hier minder op zijn plaats. Provinciale Staten zullen de ontwikkelingen nauwgezet moeten volgen en deze ook zonodig moeten bijsturen, dan wel het kader moeten aangeven. De suggestie om nog vóór de zomer een hoorzitting te organiseren is wellicht prematuur. Op dit moment bestaat het NNBT nog steeds. Ik kan mij goed voorstellen dat daarover in de volgende vergadering van de Commissie Ondernemend en Bereikbaar Groningen een procedureafspraak wordt gemaakt.
48
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
Een faillissement is een drama, uiteraard voor al degenen die daar werken en daarmee dag in dag uit mee bezig zijn. Wij kunnen deze mensen weinig bieden, maar aan de andere kant hoeven de Staten zich weinig te verwijten en schaamte is dan ook wat mij betreft niet aan de orde. Desalniettemin voelt het wel degelijk als een verlies. De heer ROGGEMA: Voorzitter! NNBT, een verhaal zonder einde? Tot en met 1999 laten de drie noordelijke provincies hun recreatieve activiteiten en doelstellingen behartigen en uitvoeren door drie afzonderlijke provinciale VVV’s. Of deze constructie al dan niet werkte, dan wel of de resultaten beneden de verwachtingen bleven, is nooit ergens gebleken. Toch ontstond het idee om in gezamenlijkheid een overkoepelend orgaan in het leven te roepen dat het Noorden sterk onder de aandacht van de recreant zou brengen en voor altijd op de kaart zou zetten. De conclusies om een en ander uit te voeren was door een werkgroep positief beoordeeld en dus gaat het uiteindelijk richting NNBT. Een vierde laag wordt ingevoerd, want wij hebben al TRM (Toeristisch Recreatief Nederland), de regionale VVV’s en lokale VVV’s. Gezien de ontwikkeling en het verloop van het NNBT, vraagt mijn fractie zich nog steeds af of de voorbereiding, de taakafbakening en de doelstellingen wel helder in beeld zijn geweest. Anders gezegd: de start blijkt nu op drijfzand te zijn gebouwd. Mijn fractie ging ervoor, mijn fractie zag ook in recreatief opzicht samenwerking binnen het Noorden helemaal zitten. Misschien moeten wij hier en nu toegeven dat wij te volgend zijn geweest, te goed van vertrouwen. Voor ons is eveneens nog steeds niet helder hoeveel lijken er nog in de kast zaten voordat het proces begon. Wel is duidelijk dat na het beleidsonderzoek door deze Staten vele vaagheden en vraagtekens bleven bestaan. Beter gezegd: toen ging het in de hoogste versnelling bergafwaarts. Zoals ik ook reeds in de commissie naar voren heb gebracht, vraag ik mij af of die negatieve ontwikkelingen die elkaar zo snel opvolgden, eigenlijk wel verrassend zijn. Met alle respect voor degenen die alle inzet hebben gegeven, met name het nieuwe bestuur en directie – daar zou het College ook aandacht aan moeten blijven geven – ontkomen wij, naar het oordeel van mijn fractie, niet aan de constatering dat de afkorting NNBT een andere lading dient te krijgen. Het klinkt hard en het kan negatief worden bestempeld, maar NNBT kan worden opgevat als Nooit Niet Berekend voor haar Taak. Ik noemde het eerder. Deze negatieve uiting is gelegen in een aantal feiten: ten eerste het moment van fusie – wij denken nog steeds dat de fusie overhaast is uitgevoerd – ten tweede doelstellingen die niet helder waren en ten derde het financiële plaatsje dat niet inzichtelijk was. Het is een opeenstapeling van negatieve feiten en omstandigheden, een samenloop van alle betrokken partijen waarin de politiek niet in voldoende mate zicht heeft gehad en betrokken partijen de richting en eventueel realiteitszin hebben verloren. Kortom, een drama in bestuurlijke zin, een teleurstelling voor vele betrokkenen, een zware tegenvaller voor de reeds geïnvesteerde middelen en de honderdduizenden euro’s die kort geleden nog beschikbaar zijn gesteld. Daarmee komen wij op het verloop van de laatste weken en de situatie van heden en toekomst. In de commissievergadering heeft mijn fractie gevraagd of er gesproken is met de sector in de recreatiebranche. De gedeputeerde vond dat niet zinvol in dat stadium. Heeft er inmiddels wel een gesprek plaatsgevonden? Zo ja, wat zijn de bevindingen en zo nee, waarom niet? In Fryslân heeft een gedeputeerde, voor zover onze informatie reikt, inmiddels wel een gesprek gehad met een regioconsulent van de RECRON. In hoeverre staan de provincies, wat dit onderdeel betreft, nog hetzelfde beleid voor ogen? Als er een provincie een afwijkend standpunt inneemt, wat zijn dan de gevolgen in de uitwerking van het betreffende beleid in de toekomst? In de brief d.d. 21 mei jl. schrijft het College naar aanleiding van het gesprek tussen de drie noordelijke portefeuillehouders en, later met de voorzitter en penningmeester van het NNBT: “Het NNBT heeft de provincies op hun verzoek toegezegd de mogelijkheid te onderzoeken om nog vóór de aanvraag van surséance van betaling het op dit moment geïncasseerde en nog niet doorbetaalde geld van de
49
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
vakantieboekingscentrale aan de betreffende ondernemers over te maken.” De vraag is in hoeverre deze oproep juridisch verantwoord is. Staat deze oproep niet in vreemd contrast met de volgende alinea in dezelfde brief onder het kopje ‘Reactie brief NNBT, 19 mei 2003’. Graag hoor ik daarover een nadere uitleg. Hoe verhoudt zich dit ten opzichte van de weigering van de garantstelling? Ten aanzien van de afhandeling van de boekingscentrale en het oplossen van de problemen van de geboekte recreanten, de consumenten, wil ik ook graag nadere informatie. Is er op dit onderdeel een bedrag bekend? Is het College voornemens om daar met de sector over te spreken? Was het College er niet van op de hoogte dat deze boekingscentrale niet was aangesloten bij de SGR? Vervolgens schrijft het College: “Naast de vermelde directe financiële consequenties zou, zover wij nu kunnen beoordelen, geen sprake zijn van juridische gevolgen voor de provincies.” Is deze beoordeling in het tijdvak na de brief van 21 mei jl. en vandaag nog dezelfde? In eerdere instantie heeft het College aangegeven dat het provinciaal bestuur een onderzoek zal laten uitvoeren naar de accountantsverklaring van de huisaccountant van het NNBT met betrekking tot de jaarrekeningen 1999, 2000, 2001 en 2002. Is de opdracht inmiddels verstrekt? Wij hebben in de commissievergadering gewezen op een zinsnede in het rapport van Plas & Bossinade, namelijk: “Volledigheidshalve maken wij u erop attent dat, gezien de ervaringen binnen het NNBT van de afgelopen maanden, het niet uit te sluiten valt dat er zich nieuwe financiële tegenvallers zullen voordoen.” De bevestiging van onze vermoedens en de zeer onprettige inhoud van deze passage valt ook te lezen in de rapportage van het ICA-team Interne Control en Accountancy van de provincie Fryslân. Hier wordt de verbazing van de fractie van de CU groot. Dat niemand de werkelijke stand van zaken kan achterhalen! Ik sprak over het door het College aangekondigde onderzoek. Ik zou zeggen dat dat met spoed moet worden uitgevoerd. In het overzicht van oplossingrichtingen lezen wij onder punt 2. over een organisatie van twee provincies en één provincie. Wat is de aanleiding om dit neer te schrijven. Is het noordelijk beleid niet meer éénduidig? Onder punt 4 wordt vermeld dat het GOBT, het Gelders Overijssels Bureau voor Toerisme, een tweetal taken zou kunnen uitvoeren. Voordat een dergelijke variant realistisch in beeld wordt gebracht lijkt het zeer wenselijk - en wat mijn fractie betreft zelfs volstrekt noodzakelijk - om alle ins and outs van deze organisatie te kennen. Voor zover onze informatie reikt, bestaan ook hier de nodige problemen. Dat geldt eveneens in Zuid-Holland ten aanzien van Recra en ontwikkelingen dienaangaande. Wij zullen niet alle genoemde varianten doorlopen. Wat echter centraal dient te staan is wat de taken zijn die wij in nauw overleg met de sector en de branche helder moeten krijgen. Wat is de prijs die wij willen of misschien zelfs moeten betalen? Tot slot, in het procedurevoorstel lijkt het overleg met de sector en de branche wel sterk op de achtergrond te zijn geraakt. Ons lijkt het nogmaals strikt noodzakelijk om op zo kort mogelijke termijn dit overleg op te pakken en in gezamenlijkheid richting te geven aan het zo belangrijke onderwerp voor het noordelijk gebied, te weten de marketing en promotie. In het ‘verre stappenplan’ missen wij de terugkoppeling naar de branche. Is het College dat met ons van mening? Mevrouw BULK: Voorzitter! Wij hebben een probleem, want binnen de fractie van de SP hebben wij afgesproken dat wij niet herhalen wat al is gezegd. Daar gaat dus mijn maidenspeech van vier pagina’s met tekst in lettergrootte tien. Het volgende wil ik toch nog opmerken ter verduidelijking of omdat het nog niet is gezegd. In de commissie hebben wij het al duidelijk gezegd en ik heb daar de heer Hemmes geciteerd die, toen hij het bericht las dat het College het NNBT niet meer wilde steunen, gelijk riep: ‘Kappen met die hap’! Welnu, dat vinden wij nog steeds. Wij zitten met een probleem. Daarvoor is een aantal mogelijkheden aangedragen en zijn vragen gesteld waar wij ons bij aan kunnen sluiten. Maar, hoe zit het nu met de boekingscentrale en hoe wikkelen wij een en ander netjes af?
50
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
Hoe kijkt het College aan tegen het voorstel van de fractie van de PvdA om zich garant te stellen voor het deel dat Groningen aangaat en dat ongeveer 50.000 euro bedraagt? Hoe kijken wij voorts aan tegen de verdere behandeling van de toekomstvisie binnen de commissies en de Staten? Daarstraks ontstond commotie in onze hoek toen de heer Haasken van de VVD aan het woord was, want wij dachten dat er iets mis was omdat wij net zoveel belang hechten aan het aandeel vanuit de toeristische sector zelf in een eventueel nieuw toeristisch bureau als de heer Haasken. Wij vroegen ons toen af wie hier nu fout zat. In ieder geval weet nu ook eenieder dat wij in die richting denken. De VOORZITTER: Het verhindert mij niet u te complimenteren met uw maidenspeech. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter! Het is inmiddels de derde keer in één jaar dat wij ons als Staten buigen over het NNBT en de tweede keer dit jaar dat wij ons buigen over een verzoek tot financiële steun ter voorkoming van een faillissement. Dat is geen goede zaak. De promotie van Groningen is gebaat bij een positief imago en dat begint bij het bureau dat zorgdraagt voor de promotie en marketing voor Groningen. Daar is helaas het afgelopen jaar geen sprake van geweest. Vorig jaar in juni had mijn fractie grote moeite met de bijdragen die toen uitgetrokken werden om het NNBT te redden. Een overbrugging van de zomer vonden wij nog wel een goed idee, evenals het idee om na te gaan te gaan, onder meer door een onderzoekscommissie van deze Staten, wat er nu precies aan de hand was. Maar om nu meteen 1,2 miljoen vrij te maken voor een lening leek ons minder voor de hand te liggen. De Staten besloten anders. Echter, er werd wel besloten om de subsidie voor de komende jaren pas definitief vast te stellen na een grondige evaluatie vóór de zomer van 2003. Zou het NNBT dan weer voldoende body hebben om de belangrijke taak van het promoten van het Noorden goed vorm te geven? Het resultaat van het onderzoek dat door de Staten werd ingesteld, was vernietigend. Noodzakelijke veranderingen waren het gevolg. De fractie van het CDA wees daar ook al op. Een nieuwe directeur en een nieuw bestuur zijn inmiddels aangetreden en de eerste positieve effecten zijn inmiddels waarneembaar. Daarvoor alle lof! Dat mag ook wel, zou u bijna kunnen zeggen. Zo is er beter zicht gekomen op de financiële situatie van het NNBT en is een eerste reorganisatie doorgevoerd. Echter, het bleek niet voldoende. Een heldere administratie leverde nieuwe problemen op. Financieel bleek het NNBT nog lang niet voldoende body te hebben om de problemen in de sector aan te kunnen. Nog meer geld zou nodig zijn om het NNBT een nieuwe basis te geven. Vele argumenten die vorig jaar werden gebruikt om te komen tot een lening van 1,2 miljoen euro en een voorschot op de subsidies worden nu opnieuw gebruikt. In het verleden zou het NNBT met teveel schulden zijn begonnen zijn en de situatie was onduidelijk. Dezelfde argumenten worden nu gebruikt om ons te verleiden om een bedrag van 2,9 miljoen euro ter beschikking te stellen. Het beeld dat door de Friese accountantsdienst wordt gegeven is nog somberder dan al door het NNBT zelf werd gegeven en dat maakt ons opnieuw angstig over het werkelijke financiële beeld. Met hoeveel geld is het NNBT voor de langere termijn uit de gevarenzone? Wat is de omvang van de eventueel nieuwe lijken? Welke gevolgen zouden die hebben voor de provincie Groningen? Is nogmaals een bijdrage uit overheidsgeld - met andere woorden, van geld van de burgers van Groningen - verantwoord? Indien wij met 2,9 miljoen euro over de brug zouden komen, is het Noorden dan wel verzekerd van een goede promotie, terwijl de organisatie dan opnieuw door een zware reorganisatie moet worden geleid? Dit zijn allemaal vragen die D66 niet positief heeft kunnen beantwoorden. Vorig jaar is afgesproken dat vóór de zomer uit een evaluatie bepaald zou moeten worden of het NNBT voldoende body zou hebben. Die evaluatie vindt, gedwongen door omstandigheden, nu eerder plaats en D66 kan niet anders concluderen, mede gezien de rapportage vanuit Fryslân, dat van voldoende body nog zeker geen sprake is
51
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
en dat daarmee de taak van het NNBT, namelijk het goed zorgdragen voor de promotie van het Noorden, in gevaar komt. Een positieve evaluatie over ruim een maand is dan ook een illusie. De conclusie kan niet anders zijn dat de provincie Groningen op zoek moet naar een nieuwe manier om haar promotie vorm te geven. D66 steunt daarom het voorstel van het College om niet op het verzoek van het NNBT in te gaan. Tijdens de vergadering van de statencommissie deed het NNBT een verzoek tot een overbruggingskrediet om zo de zaken - met name die van de vakantieboekingscentrale - zo goed mogelijk af te wikkelen. Het NNBT zou dan een bijdrage krijgen waardoor zij hooguit twee maanden verder kon en om in die twee maanden de boekingscentrale te verkopen en voor het personeel een soort sociaal plan op te stellen. De toeristen die hun boekingen hadden gedaan en zouden komen kijken naar al het moois dat het Noorden te bieden heeft, mochten toch immers niet de dupe worden van het faillissement. En ook de ondernemers die het al zwaar hebben in de neergaande economie, zouden niet de prijs daarvan moeten betalen. Een goed streven! Juridisch bleek dat echter niet zo simpel te liggen. Zonder garantie dat het geld ook gebruikt kan worden voor een goede afhandeling van de vakantieboekingscentrale moeten wij als noordelijke overheden ons geld hiervoor niet gebruiken. Ook deze keuze van het College kan dus rekenen op de steun van D66, hoewel wij wel benieuwd zijn naar de antwoorden op de vragen die door de PvdA-fractie zijn gesteld ten aanzien van de vrijwaring van het bestuur, zodat dat versneld kan beginnen met het overboeken van de bedragen die bij de vakantieboekingscentrale zijn binnengekomen. Hoe dan nu verder? In de brief van 21 mei jl. worden de gevolgen van een eventueel faillissement opgesomd. Hierin houdt het College rekening met het afboeken van een groot aantal zaken. Daarin is het College naar de mening van D66 te voorbarig. Volgens ons is de provincie één der schuldeisers en dient zij haar claim bij de curator neer te leggen. Of het NNBT nu wel of niet failliet gaat als gevolg van deze statenbeslissing, is niet aan ons, maar aan het bestuur. Echter, het lijkt gezien alle perikelen D66 geen goede zaak om de promotie van Groningen nog langer in handen van het NNBT te laten. Wij hebben als Staten een zeer ambitieuze nota Toerisme en Recreatie aangenomen, een nota die om uitvoering vraagt. Het College doet in zijn brief van 21 mei jl. een aantal suggesties om te komen tot een nieuw toeristisch bureau of een nieuwe vorm daarvoor. Alhoewel de voorstellen in die brief meer gaan over de vorm dan de inhoud, terwijl in eerdere brieven de inhoud belangrijker werd geacht, kunnen wij de weg die het College neemt om te komen tot een nieuwe organisatie wel volgen, namelijk eerst praten met de mensen in het veld - wij zijn met de VVD van mening dat het veld breder is dan de genoemde organisaties - om daarna tot een vorm te komen. Echter, ook de Staten behoren hierin een rol te spelen. Immers, de Staten stellen de kaders voor het promotiebeleid. Mijn fractie zal dan ook het voorstel van het CDA ondersteunen om nog vóór de zomer in hoorzittingen met het veld te overleggen. Ik denk dat het belangrijk is dit nog vóór de zomer te doen en het niet, zoals GroenLinks voorstelt, uit te stellen, daar spoed belangrijk is en wij alleen op die manier kunnen hopen dat er volgend jaar voor het volgende toeristische seizoen een goed bureau functioneert. De heer VAN DER PLOEG: Ik heb - ter nadere toelichting - slechts een procedurevoorstel gedaan om deze kwestie in de commissie te bespreken en na te gaan wanneer dat het beste is. Mijn bedoeling was niet deze besprekingen uit te stellen tot na de zomer. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Volgens mij weet de fractie van GroenLinks ook dat eind juni a.s. deze Staten met reces gaan en dat de kwestie in commissievergadering van 11 juni a.s. besproken zou kunnen worden, maar dat dan de resterende tijd om nog een hoorzitting te organiseren wel heel krap is. Vervolgens ben ik van mening dat - ongeacht of het NNBT al of niet failliet gaat - de provincie hard aan de slag moet gaan om te komen tot een nieuwe vorm en dat het dan beter is om daar direct na de vandaag
52
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
te nemen beslissing mee te beginnen en tevens dat de Staten daarin een rol moeten hebben. Daarom sluit ik mij aan bij het voorstel dat is gedaan door de CDA-fractie. Met betrekking tot de aard van zo’n bureau bestaan er volgens de D66-fractie een aantal afwegingen. In de eerste plaats moet een nieuw toeristisch bureau niet ondergesneeuwd raken door de promotie van andere bureaus. Kijken wij naar de effecten van een eventueel faillissement, dan blijkt dat slechts 10 procent van de boekingen bij de vakantieboekingscentrale betrekking heeft op Groningen. In moeilijke tijden is het voor een groot bureau gemakkelijk om te scoren op gebieden die al een gevestigde naam hebben. Voor Groningen moet die naam nog worden opgebouwd. Een nieuwe organisatie moet dan ook geprikkeld worden en het gaat ons uiteindelijk om de promotie van Groningen. Een tweede afweging is dat, alhoewel grotere organisaties schaalvoordelen opleveren, dit ook vaak theoretische schaalvoordelen zijn. Er is immers ook vaak sprake van een grotere overhead. Dat laatste nadeel mag het voordeel van zo’n grotere organisatie niet ongedaan maken. Een derde afweging die D66 maakt, is de problematiek bij de regionale VVV’s die nu al manifest is en die niet onderschat mag worden. Het stelsel van VVV’s in Nederland is heel wankel. Een nieuw toeristisch bureau zou de kans kunnen maken om het netwerk van regionale VVV’s verder te versterken en eventueel over te nemen. Op die manier zouden twee vliegen in één klap geslagen kunnen worden. Hierbij zou een grote organisatie nadelig kunnen zijn, omdat de afstand tot de regio’s wordt vergroot. Dit is een aantal overwegingen op grond waarvan, vergeleken met het huidige NNBT, eerder een schaalverkleining dan een schaalvergroting voor de hand ligt. Echter, zoals reeds gezegd, is het woord nu eerst aan het veld. Graag worden wij door het College op de hoogte gehouden van de stand van zaken en graag vernemen wij een reactie van andere fracties op het voorstel van het CDA. In de hoop dat het tijdpad dat nu is voorgesteld ertoe kan leiden dat het volgende toeristische seizoen de provincie Groningen kan bloeien als nooit tevoren. De heer ZANEN: Voorzitter! De samenwerking in noordelijk verband is uiteraard een delicate kwestie en voor mijn partij geldt dat in het bijzonder, daar wij in de naam en de doelstelling van de partij die samenwerking tot uitdrukking hebben gebracht. Wij hebben enerzijds te maken met leden die ook in Fryslân en Drenthe wonen en anderzijds met politieke organisaties in deze provincies waar wij bepaalde relaties mee willen aangaan. Wij begrijpen de gevoeligheden die provinciale besturen in het contact met elkaar hebben. Als ik het goed begrijp, zou het zo kunnen zijn dat de voorzichtige manier waarop die provincies met elkaar omgaan, heeft geleid tot wat de heer Roggema nogal plastisch heeft geschetst, namelijk dat wellicht de doelstellingen en de voorbereiding tot de vorming van het NNBT, alsmede de taakstelling die het is meegegeven, indertijd niet helemaal scherp zijn geformuleerd en dat daardoor een gewrocht is ontstaan waar wij vandaag de dag - en misschien al wel vanaf het ontstaan - mee te maken hebben. Ik ben pas laat in dit dossier gestapt en ik heb mij verbaasd over wat er allemaal ter tafel is gekomen. In het bijzonder frappeerde mij het betoog van de nieuwe directeur, die in de commissievergadering op een zeer aansprekende wijze vocht voor het voortbestaan van het NNBT, dat wil zeggen, dat zij, gegeven de opstelling van de colleges van Gedeputeerde Staten, er al van uitging dat dát niet meer reëel was, maar zij koerste in de richting van een gereguleerde afbouw. Daarbij heeft zij opgemerkt dat het NNBT haar verantwoordelijkheid naar de sector toe wilde nemen voor de toeristen die hebben geboekt om hun vakantie in Noord-Nederland door te brengen en ook dat het de afbouw van taken op een georganiseerde wijze wilde uitvoeren, zodat van een faillissement geen sprake zou behoeven te zijn. Daarbij werd gesproken van een overbruggingsperiode van vier tot acht weken. Ik moet zeggen dat alleen al het feit dat de nieuwe directeur die stap zet en zich voor die belangen wil inzetten zou moeten leiden tot de overweging bij de colleges van Gedeputeerde Staten om dit scenario
53
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
serieus te onderzoeken. Na de absolute afwijzing op dit punt door de colleges heeft zij voorgesteld om dan toch de toeristen die geboekt hebben, tegemoet te komen. Dan zouden de provincies een vrijwaring moeten afgegeven opdat individuele bestuursleden niet de dupe zouden worden in het geval dat de curator van mening mocht zijn dat het betreffende geld niet teruggeboekt had mogen worden. Vandaag staan wij voor het gegeven dat ook op dit punt de colleges een afwijzend standpunt innemen. Ik vind dat een onjuiste keuze van de colleges. Uitvoerig kan gediscussieerd worden over de vraag of de provincies zelf een nieuw toeristisch bureau zouden moeten opzetten, of dat wel een taak van de overheid is en of dat niet in hoge mate aan de sector moet worden overgelaten, maar zolang de provincies er in hun regionale beleid strategisch voor kiezen om in te zetten op recreatie en toerisme, zal er altijd een bureau nodig zijn. De heer JAGER: Mag ik de heer Zanen vragen of hij ervan op de hoogte is dat het niet zozeer de keuze was van de provincies, maar dat het initiatief kwam vanuit de VVV-sector om voor deze helaas mislukte noordelijke samenwerking te kiezen? De heer ZANEN: Ja, maar als ik het goed heb begrepen is dat van harte ondersteund door de provincies en heeft dat initiatief later vorm gekregen in een tweede financieringsfase van het NNBT, waarbij de provincies nadrukkelijk verantwoordelijkheid hebben genomen voor dit instituut. De heer JAGER: De subsidierelatie is inderdaad doorgezet, maar het initiatief kwam niet van de provincies. De heer ZANEN: Ik heb het niet zozeer over het initiatief, maar over het feit dat de colleges in toenemende mate verantwoordelijkheid gingen dragen voor dat noordelijke bureau. Ik denk dat het goed is het verleden te memoreren. De fracties van PvdA en CDA hebben min of meer gezegd dat die vrijwaring van individuele bestuursleden toch overwogen moet worden, mede omdat daardoor de vakantie van de betreffende toeristen door kan gaan en de blamage voor de toeristische sector in het Noorden uit kan blijven. Ook kan een stap verder worden gegaan door te kiezen voor de gereguleerde afbouw. Daar is mijn fractie voorstander van. Niet alleen kan een aantal oneigenlijke taken worden afgebouwd, maar tegelijkertijd kunnen activiteiten worden geformuleerd op noordelijk niveau. Dat element, dat door de directeur naar voren is gebracht, spreekt ook mij aan. Middels een bijdrage van 250.000 euro van de provincie Groningen en eenzelfde bedrag van de twee andere provincies, zou die gereguleerde afbouw gerealiseerd kunnen worden. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Is de heer Zanen ervan op de hoogte dat er is gekeken naar dat eventuele overbruggingskrediet en de juridische gevolgen daarvan? Daaruit bleek immers dat nog lang niet zeker is dat de gedupeerden, te weten de vakantiegangers en de ondernemers, ook daadwerkelijk financieel gedekt zijn. De heer ZANEN: Voorzover ik het heb begrepen is het zo dat als er geen sprake is van een faillissement, zonder enig probleem die verplichtingen kunnen worden nagekomen, maar dat als er een faillissement in het geding is, dat probleem inderdaad op tafel komt. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Is de heer Zanen ervan op de hoogte dat, ook al gaat het om een overbrugging van twee maanden, het uitzicht op een faillissement van het NNBT niet verdwenen is en dat
54
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
dan dezelfde juridische situatie zal gelden als nu? Ook nu is er nog geen faillissement, maar ook nu zijn die overboekingen niet mogelijk, gezien de juridische consequenties bij een eventueel faillissement. De heer ZANEN: Dat is waar, maar de winst die met dit voorstel zou kunnen worden geboekt is dat de vakanties door zouden kunnen gaan en dat de betrokken ondernemers niet de dupe worden en dat er verder wordt afgebouwd. Als het uiteindelijk tóch richting faillissement gaat, is dat een nieuwe situatie, maar voor nu zou de blamage voor Noord-Nederland kunnen worden vermeden. Vandaar dat ik bij mijn conclusie blijf ... De heer JAGER: Dit verbaast mij toch echt. U begint uw verhaal met de opmerking dat een faillissement voorkomen zou moeten worden. U gaat voor de variant van een overbruggingskrediet, waarbij voor mij zonder meer vaststaat dat het de overbrugging tot een faillissement is. Het enige wat in de tussentijd gebeurt is dat de gezonde bedrijfsonderdelen waar een markt voor is en die zich eigenlijk beperken tot het grootste onderdeel - de vakantieboekingscentrale - uit de organisatie worden gehaald, maar de rest zal vervolgens failliet gaan. Als u de cijfers bestudeert, ziet u dat het negatief eigen vermogen van de organisatie groter is dan de financiële bijdrage die gevraagd wordt voor het overbruggingskrediet. Dus, als dat rechtstreeks gebruikt zou worden voor de sanering van het eigen vermogen, blijft er nog een negatief eigen vermogen over. Wat dat betreft, maakt het voor de toekomst van het NNBT niets uit. Ik kan mij wel voorstellen dat u wilt kijken naar die vrijwaring, want daarmee bereikt u immers hetzelfde, maar waarschijnlijk, in uw visie, met een kleiner bedrag. De heer ZANEN: Ik heb begrepen dat al in de vorige fase, in de doorstart van het NNBT, sprake is geweest van een negatief eigen vermogen, dus de huidige organisatie is daarmee in die nieuwe fase gestart. Wat nu tegen de zwakke positie van deze organisatie wordt ingebracht, is iets wat al de hele tijd in die organisatie heeft gezeten. Toentertijd heeft men dat ook niet willen repareren. Ik zou de actieve rol van de directie en het nieuwe bestuur van harte willen benutten ter voorkoming van de blamage van NoordNederland en tegelijkertijd een perspectief open te houden. Daarnaast kunnen wij altijd met de sector overleggen. Ik denk dat het goed is deze zaak in de vorm van een uitspraak van Provinciale Staten naar voren te brengen, want dan weten wij precies waaraan wij toe zijn. De VOORZITTER: De heer Zanen stelt de volgende motie voor: "Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 mei 2003 te Groningen, overwegende: de actuele situatie van het NNBT, waarbij een dreigend faillissement mogelijk enkele duizenden toeristen alsmede een flink aantal ondernemers in de sector recreatie en toerisme dreigt te duperen, van oordeel dat: het de opstelling van de drie noordelijke colleges van Gedeputeerde Staten is, dat wil zeggen het door hen geen verantwoordelijkheid willen nemen voor een gereguleerde inkrimping dan wel afbouw van het NNBT, die het onmogelijk maakt dat de belangen van de hiervoor bedoelde toeristen en recreatie-ondernemers buiten deze bestuurlijke en bedrijfsmatige chaos gehouden kunnen worden,
55
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
van mening zijnde dat: de toeristische sector een belangrijke bijdrage dient te leveren aan de verdere economische ontwikkeling van Noord-Nederland en dat het ook door de provincie Groningen op dat terrein ontwikkelde beleid vraagt om een goed geoutilleerd noordelijk kennis- en service-instituut à la het NNBT in afgeslankte vorm, spreken uit dat: het college van Gedeputeerde Staten van Groningen, tezamen met de colleges uit Friesland en Drenthe, zich te gemakkelijk heeft onttrokken aan zijn medeverantwoordelijkheid voor het NNBT, waardoor het net nieuw aangetreden bestuur en de nieuw aangestelde, energieke directeur zelfs niet de kans krijgen een gereguleerde afbouw van het NNBT te realiseren, zodanig dat toeristen en ondernemers uit de wind kunnen blijven en het vertrouwen in Noord-Nederland als interessant toeristisch gebied niet geschokt wordt, besluiten: het college te verzoeken om in overleg met Fryslân en Drenthe die gereguleerde afbouw alsnog mogelijk te maken en de daarvoor benodigde middelen vrij te maken, en gaan over tot de orde van de dag." De motie is ondertekend door de heer Zanen, krijgt nummer 1 en maakt deel uit van de beraadslaging. De vergadering wordt van 15.47 tot 16.04 uur geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is aan gedeputeerde Gerritsen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter! Veel fracties hebben gewezen op de lastige situatie die is ontstaan. De heer Jager heeft mij heel expliciet gevraagd wat voor gevoel dit bij de gedeputeerde oproept. Het is een gevoel van teleurstelling na een periode waarin de colleges in 1999 met veel elan een fusieproces hebben ingezet met hooggestemde verwachtingen, passend in de noordelijke samenwerking. Er is vandaag geen enkele reden om afstand te nemen van de algemene gedachte van noordelijke samenwerking. Het is op een gegeven moment overgenomen door de sector zelf. Nu moet worden geconstateerd dat het fusieproces niet goed is verlopen. Gedeputeerde Staten hebben zich er in 2002 sterk voor gemaakt. Daar was alle reden voor, met name ook vanwege die start. Hier past zeker geen schaamte over, dat ben ik eens met de heer Van der Ploeg. Bij ons volle bewustzijn hebben wij daar een beslissing over genomen, toen gebaseerd op de best mogelijke informatie. U heeft zich als Staten zeer actief gemanifesteerd en u heeft zich in het – ik citeer opnieuw de heer Van der Ploeg – ‘knollenveld’ een weg moeten banen. Daar is een vrij strak regime uitgekomen, maar wel een regime waar wij samen hier afspraken over hebben gemaakt en waar wij ons aan moeten houden. Een gevoel van teleurstelling blijft over, maar daarnaast ook een gevoel dat de heer Haasken bestempelt als ‘ironie’. Het is natuurlijk een schrijnende situatie dat je nu te maken hebt met een bestuur waar je vertrouwen in hebt en een energieke directeur - inderdaad mijnheer Zanen, dat hebben wij samen kunnen zien. Hier is ook zeker waardering voor. Medewerkers die echt hun best doen, maar toch gaat het mis. Dat is een schrijnend gevoel en dat ervaar ik zelf ook als pijnlijk.
56
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
Het gaat dan ook zeker niet aan om de directie en het bestuur in de kou te laten staan en ‘sliep uit’ te zeggen. Absoluut niet. Ik kom daar straks op terug. Ook is het zo – en ook dat is weer de ironie van het lot – dat wij op dit moment in zakelijke gesprekken uitstekend uit de voeten kunnen met het NNBT, terwijl dat ook wel eens anders is geweest. De heer Van der Ploeg en mevrouw Gräper hebben heel helder de situatie geschetst. Van toenemende verliezen, incidenten en afboekingen op projecten. Daaruit rijst de vraag – ik dacht dat ook de heer Roggema daarop doelde – of dit alles is wat aan de oppervlakte verschijnt, of dat er misschien nog meer naar boven komt. Mevrouw Gräper heeft zich dit ook afgevraagd. Ik denk dat de situatie heel helder is. De heer Hemmes heeft deze situatie heel rechttoe, rechtaan verwoord. Ik denk dat wij er inderdaadover maken en waar wij mee moeten ophouden, ook omdat het College dit met de Staten als zodanig heeft afgesproken. Een overgangsjaar 2003, met kwartaalrapportages, met begeleidende controle van de Friese accountantsdienst vanaf september 2002, met aanbevelingen, enzovoorts, enzovoorts. De heer Jager stelt terecht de vraag of de controle voldoende is geweest. Ik denk dat wij er, vanuit onze positie, bovenmatig veel aan hebben gedaan, zeker als je kijkt naar wat voor relatie wij hebben – wij zijn niet het NNBT, wij hebben slechts een subsidierelatie. De resultaten zijn dat het NNBT niet kan brengen wat wij ervan hadden gehoopt. Was het allemaal te voorkomen geweest? Terugkijkend denk ik niet dat dit te voorkomen was geweest. Er is gewoon geen houden meer aan geweest. Waar zit dan het probleem? De heer Roggema heeft dit meen ik ook geschetst. De opzet is op een gegeven moment door de provinciale VVV’s zelf ter hand genomen. Zij hebben subsidie ontvangen om een interim-manager aan het werk te zetten om die fusie te realiseren. De fusie is echter niet goed tot stand gekomen. Er is geen efficiencyslag gemaakt, er is gewerkt met de bestaande personele formatie, de administratie is niet goed opgezet. Van het begin af aan had men het dus niet in de touwen. Op een meer filosofisch niveau kan men zich afvragen of het NNBT überhaupt tot stand was gekomen als men dat wel had willen doen. De oorzaak ligt in het begin. De heer HAASKEN: Ik kan die oorzaak van het begin wel onderschrijven, maar er is in het jaar 2002 een hele saneringsoperatie opgepakt. Hoe beoordeelt u die saneringsoperatie in het licht van wat wij nu meemaken? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Die saneringsoperatie is het allerbeste geweest wat wij op dat moment hadden kunnen doen. Nu blijkt dat de saneringsoperatie onvoldoende is geweest om de problemen uit het verleden te bestrijden. Die problemen zijn geleidelijk naar voren gekomen door het regime dat wij hebben ingezet om het NNBT onder controle te brengen. Daar is denk ik door het NNBT zelf heel hard aan getrokken, met een interim-controle die alle administraties uit de kast heeft gehaald en op orde heeft gebracht. Toen kwam het totaaloverzicht met de vorderingen. Dat was in het najaar van 2002 zichtbaar, daarom is er toen gezegd dat dit belangrijk is. Het duurde echter een tijd voordat er echt een goed beeld was en dat is de afgelopen maanden geleidelijk ontstaan. De cijfers die toen naar boven kwamen, waren nog redelijk. Het antwoord op uw vraag is: op dat moment was dat het best mogelijke wat gedaan kon worden, maar achteraf moet worden vastgesteld dat het probleem veel dieper zat en nog omvangrijker was. Er zijn mensen die opperen dat als de start van een nieuwe organisatie niet goed begint, dit later niet meer te repareren is. Ik vrees dat dat in dit geval helaas van toepassing is. Een aantal fracties doet uitspraken over de politieke lijn die het College in de afgelopen maand heeft gevolgd. Het College heeft nee gezegd tegen het voorstel van het NNBT-bestuur om 2,9, respectievelijk
57
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
2,6 miljoen euro opnieuw te investeren als kapitaalinjectie en ter sanering van het eigen vermogen. Vanuit de positie van het nieuw aangetreden NNBT-bestuur is het uiteraard begrijpelijk om aan te geven dat dit de enige mogelijkheid is. Het College hanteert echter een ander regime. Wij hanteren het plan van aanpak dat wij met u op 13 november 2002 hebben afgesproken. De meesten van u zeggen het voorstel af te wijzen om te komen tot een overbruggingsperiode of een afbouwperiode. Ik merk dat de heer Zanen nog aan dat punt vasthoudt. De huisaccountant is onderwerp geweest van een voorlopig onderzoek van de Friese accountantsdienst. Daar moet een vervolg op komen. Wij beraden ons erop hoe wij dit precies zullen aanpakken. Het kan zijn dat dit via Drenthe gestalte zal krijgen. De Staten van Drenthe hebben inmiddels een motie aangenomen waarin het andere onderzoek wordt aangekondigd naar de afgelopen periode, waar vermoedelijk ook de huisaccountant deel van zal uitmaken. Wij zullen ons daarop oriënteren. In elk geval is er nader inzicht nodig in een aantal achterliggende gegevens om daar een definitief oordeel over te kunnen geven. Het College zal daarmee aan de slag gaan. Wat is precies de situatie van de vakantieboekingscentrale? Er is 650.000 euro aanwezig. Na de commissievergadering van 9 april jl. hebben de drie noordelijke gedeputeerden overleg gehad met het NNBT om opheldering te krijgen over wat de gereguleerde afbouw zou moeten zijn. Het voorstel bestond eruit om tot enige verlenging te komen, en dat was inmiddels niet langer dan tot eind mei. Deze periode zou kunnen worden gebruikt om de vakantieboekingscentrale over te laten nemen door anderen. De noordelijke gedeputeerden hebben hier hun twijfels over uitgesproken, want wij menen dat de overname van de vakantieboekingscentrale aan de orde moet komen in een periode van surseánce van betaling. Wij zagen op dat moment geen duidelijke en redelijke onderbouwing van de afbouwperiode. Op dat moment hebben wij het NNBT-bestuur gevraagd – in antwoord op de vraag van de heer Roggema – om uit te zoeken of het mogelijk is tot een versnelde uitbetaling te komen van de vakantieboekingscentrale, zodat deze niet in faillissement zou vallen. Het antwoord van het NNBT-bestuur was dat het geen apart geld betrof, maar geld dat tot het vermogen van het NNBT moet worden gerekend, dus geen ‘doorgeefluikgeld’ is van consumenten naar ondernemers. Als deze betalingen zouden worden verricht, kan het verwijt komen dat er selectief crediteuren worden bevoordeeld als er daarna een situatie van surseánce zou ontstaan. Het NNBT deed het verzoek aan de provincies een vrijwaring te geven zodat bestuursleden niet persoonlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden. Daar hebben wij ons op beraden. Er zijn twee redenen om dat niet te doen. Allereerst houden wij toch vast aan de subsidierelatie die er bestaat met het NNBT, hetgeen betekent dat wij het niet goed vinden om verantwoordelijkheden over te nemen van het NNBTbestuur. Ten tweede zouden wij dan iets mogelijk maken wat wettelijk omstreden is. De heer Haasken sprak daar al over. Wij vinden dat wij het als provincie niet mogelijk moeten maken dat daar iets gebeurt wat later gerechtelijk aan de orde kan worden gesteld. Het geld voor de vakantieboekingscentrale is beschikbaar. Of dit gebruikt mag worden is onderwerp van discussie, want het betreft vermogen van het NNBT. Het is niet goed als de provincie hieraan meewerkt. Wanneer zou de provincie wel mee kunnen werken? Als er een situatie van surseánce van betaling gaat ontstaan – dat is niet denkbeeldig – komt de provincie in een situatie waarin overlegd moet worden gevoerd met de bewindvoerder die alle belangen van crediteuren op een nette manier kan afwegen. Een aantal fracties wenst dat er rekening wordt gehouden met de belangen van toeristen en het Noorden. Zo zou ik graag uw vragen en opvattingen willen oppakken. In een situatie van surseánce willen Gedeputeerde Staten daar met de Staten op terugkomen. Dit allemaal wel onder het voorbehoud dat het allemaal procedureel netjes verloopt.
58
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
Ik ben het met u eens dat het zeer onwenselijk is dat toeristen hierdoor worden getroffen. Wij willen hen hiervoor graag behoeden als het enigszins mogelijk is. Aan de andere kant zijn er vele slachtoffers van faillissementen, vele crediteuren. Wij moeten natuurlijk ook niet de situatie krijgen dat alle crediteuren opeens tegen de provincie zeggen: ‘u hebt dat probleem voor hen opgelost, los daarom ook ons probleem op’. Wij moeten goed onderzoeken of zich dat goed laat afbakenen. Wij zijn zeker bereid om dat te doen. Wij hebben een positie ten opzichte van de curator. Het is niet zo dat dat allemaal al weg is, wij hebben daar wel degelijk geld openstaan waardoor wij kunnen spreken en samen naar de problemen kunnen kijken. De heer JAGER: Kan de gedeputeerde aangeven of het risico waar wij het nu over hebben inderdaad een risico is voor die consumenten die een contract aan zijn gegaan en een betaling hebben verricht en zo hun kant van de transactie zijn nagekomen? Of is het enkel en alleen een risico voor de ondernemers die hun geld nog niet hebben ontvangen omdat het NNBT ertussen zit? Met andere woorden, wie is er nu straks eigenlijk de dupe: de ondernemer die zijn geld niet vangt, of de consumenten die straks geen vakantie kunnen genieten? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik denk dat beide aan de orde is. Het nog niet overgemaakt geld naar de ondernemer zal een probleem voor de ondernemer zijn, terwijl ook de consument in de problemen komt doordat de vakantie geen doorgang kan vinden. Op dit moment heeft het NNBT als beleid dat er nog betalingen plaatsvinden op het moment dat er wordt geleverd. De belangrijkste vraag is dan ook hoe groot het probleem nu precies is. De recente stand van zaken waar de heer Dijkstra naar vroeg heb ik nog niet. Dit is natuurlijk in ontwikkeling. Men gaat geen nieuwe verplichtingen aan. De heer HAASKEN: De heer Gerritsen denkt dat beide kanten, ondernemers en toeristen, de dupe zijn. Ik denk dat dat toch sterk afhankelijk is van wat ik ook in eerste termijn heb genoemd, afhankelijk van de leverings- en betalingsvoorwaarden. Bij mijn weten zijn er geen leverings- en betalingsvoorwaarden, hetgeen bij mijn weten volgens de jurisprudentie op dit punt inhoudt dat de consumenten geen gevaar lopen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat zou zo kunnen zijn. Daar kan ik op dit moment geen definitieve zekerheid over geven. De heer DIJKSTRA: Er staat ook ergens in een van de brieven dat een aantal van de vakanties is geboekt via reisbureaus bij het NNBT. Door deze situatie kan een groot aantal van de vakantiegangers een aanspraak doen gelden op de Stichting Garantiefonds Reizen. Op het totale aantal vakantiegangers is dit ongeveer zestig procent. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): De precieze omvang daarvan ken ik niet. Voor een aanzienlijk deel geldt inderdaad dat de SGR van toepassing is via de reisbureaus. Dat klopt. In de commissie werd de gedeputeerde gevraagd aan te geven welke toekomstige vormen mogelijk zijn, aangezien dit meeweegt in de finale afweging. In de brief van 21 mei jl. hebben Gedeputeerde Staten dit aangegeven middels een aantal schetsen. Hierin laten wij alle mogelijkheden zien die niet automatisch binnen één organisatie moeten worden gerealiseerd. Als die suggestie is gewekt, neem ik die terug. Uitgaande van een aantal inhoudelijke lijnen zien wij verschillende mogelijkheden voor ons. Een aantal fracties onderschrijft de inhoudelijke lijn nadrukkelijk: de CU, het CDA en de PvdA. Die lijn is: wij moeten beginnen met vaststellen van wat wij precies willen. Hoofdlijnen hebben Gedeputeerde Staten aangegeven in de brief. Wij zoeken naar een vorm die daarbij past.
59
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
Die vorm staat voor het College op voorhand niet vast, omdat wij eigenlijk ook wel veel voelen voor de overweging die D66 hier op tafel legt, waar het gaat om kritische kanttekeningen bij het noordelijke niveau. Het moet niet worden ondergesneeuwd door andere organisaties, want Groningen heeft een zwak toeristisch imago. Dat komt uit allerlei onderzoeken ook naar voren. Groningen loopt wat dat betreft achter bij Fryslân en Drenthe. Het is daarom een allereerste noodzaak en een Gronings belang het project Cultuurtoerisme, dat nog niet is gestart, uit te voeren als aanzet om dit imago te verbeteren. Er is dus wel degelijk een ambitie om het imago van de provincie te ontwikkelen. De ontwikkelingen rond het NNBT zijn natuurlijk zaken die ons in eerste instantie regarderen. De steun voor het NNBT was destijds vooral gebaseerd op de schaalvoordelen. Er moet echter wel iets tot stand komen: pure theorie levert niets op. Een omgekeerde situatie van een topzware overhead moet worden voorkomen. Er zijn problemen met de regionale VVV’s, daar wil het College verbeteringen in aanbrengen. Het College heeft nog geen voorkeur uitgesproken voor een toekomstige vorm. Het is niet vanzelfsprekend om een nieuw soort NNBT op te richten. Wij laten dat open, temeer daar het ook afhankelijk is van partners. Wij gaan eerst zo spoedig mogelijk aan de slag met een inhoudelijke gedachtenwisseling met het veld. Ik ben het eens met diegenen die zeggen dat de sector erbij dient te worden betrokken en dat er getracht moet worden om er vaart in te brengen. U kunt op ons rekenen. Ik heb kennis genomen van het voorstel van enkelen van u om de statencommissie zelf een actieve rol te laten spelen. Het College zal niet aarzelen stappen te ondernemen om helderheid te krijgen wat voor de provincie in de huidige situatie het beste is om te doen, gelet op de inhoudelijke doelstellingen die het College wenst te realiseren. Wij zullen er bedrijven bij betrekken en ook goed kijken naar de regionale VVV’s. Wij zullen dit ook in overleg doen met de noordelijke partners. Is het einde van het NNBT schadelijk voor de noordelijke samenwerking? Het is jammer dat een organisatie op noordelijke schaal het nu niet redt, maar wij zijn goed in gesprek met de noordelijke overheden en kunnen samen op een goede manier beleid voeren, ook al is het hier en daar behoorlijk lastig. Het beleidsveld is een knollenveld. Het College en de Staten zullen hierbij sterk betrokken blijven. Wij willen ook graag met de Staten in overleg om de discussie over de kaderstelling te voeren. Het is aan de Staten hoe zij deze discussie wensen te voeren. De discussie dient gevoerd te worden op basis van inhoudelijke uitgangspunten en nadere voorstellen en signalen uit de sector. De heer DIJKSTRA: Voorzitter! Dank aan de gedeputeerde voor de uitgebreide beantwoording. De analyse van de huidige situatie heeft hij met verve geschetst. Met betrekking tot de huisaccountant en het onderzoek hebben wij begrepen dat hierover in Drenthe een motie is ingediend. Wij zijn hierover al wat eerder met opmerkingen gekomen. Wij wachten op dit punt verdere berichtgeving over de gang van zaken in de komende periode van het College af. De PvdA-fractie heeft de discussie gevoerd over het verzoek van vrijwaring en dit hier geopperd. Wij hebben notie genomen van de beantwoording door de gedeputeerde, die stelt dat het wel mogelijk is maar niet toegestaan, omdat de overheid dan juridisch in de problemen kan komen. De PvdA wijst daarom het verzoek af. Ingeval van surseánce van betaling heb ik van de gedeputeerde begrepen dat hij zich met name in de communicatie met de curator vooral zal richten op de belangen van toeristen en ondernemers. Mocht die situatie zich op korte termijn voordoen, dan hopen wij daar spoedig een terugkoppeling over te krijgen. Er zal ook bij de curator aandacht moeten worden gevraagd voor dschade aan het imago en het grote aantal vakantiegangers dat ermee gemoeid is.
60
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
In de toekomst staat de inhoud voorop. Er ligt een voorstel van het CDA om op korte termijn een hoorzitting te organiseren met belanghebbenden. Wij hebben de heer Haasken gehoord over het feit dat ook hij veel ziet in het proces van onderop, waarbij hij niet alleen denkt aan het georganiseerde bedrijfsleven, de branches, maar ook aan de ondernemers zelf. Dat vinden wij sympathiek en dat ondersteunen wij. Ik zie echter wel direct een aantal praktische belemmeringen, omdat met name vlak voor de vakantieperiode deze ondernemers het heel druk zullen hebben. Wellicht is het daarom praktisch gezien het beste om direct na het vakantieseizoen een hoorzitting te houden. De heer JAGER: Voorzitter! Hartelijk dank aan de gedeputeerde voor de beantwoording. Met name op het punt van de vakantieboekingscentrale zijn in eerste termijn de nodige vragen gesteld. Wij zijn van mening dat de gedeputeerde die helder heeft beantwoord. De beantwoording voldeed aan de verwachting die wij als fractie hadden, want als fractie hadden wij al besloten eigenlijk niets te zien in een vrijwaring van het bestuur. Wij vinden het wel van belang dat de gedeputeerde inderdaad probeert om zoveel mogelijk uit de surseánce te halen. De noordelijke provincies hebben als crediteuren van in totaal 1,2 tot 1,4 miljoen euro aardig wat in te brengen. Met betrekking tot het voorstel om een hoorzitting te organiseren heb ik er moeite mee om dit pas na de zomervakantie te realiseren. Ik denk dat met name die ondernemers die op dit moment contact met mij opnemen - en ongetwijfeld ook met velen van u - best bereid zijn om tijd vrij te maken om hiernaar toe te komen. Het is immers ook voor hun toekomst van belang. Ik wil er daarom eenieder toch op wijzen dat het goed zou zijn om vóór de zomer een hoorzitting te organiseren. De CDA-fractie zal in dit kader met een nader initiatief komen, hetzij via de statencommissie, hetzij via het presidium. Tot slot kom ik bij de motie van de PvhN. Ik kan mij indenken dat het voor de heer Zanen moeilijk is om te erkennen dat de noordelijke samenwerking hier niet tot een gunstig resultaat heeft geleid en dat hij daarom een motie heeft ingediend. De CDA-fractie heeft echter een aantal problemen met die motie, al kunnen wij de kwalificatie ‘energieke directeur’ volledig onderschrijven. Om voor de gereguleerde afbouw de daarvoor benodigde middelen vrij te maken lijkt deze financiering – gezien het dossier NNBT – op een open einde-financiering en daar voelt het CDA absoluut niets voor. De heer HAASKEN: Voorzitter! De gedeputeerde heeft gesproken over het punt van de vrijwaring en heeft daarbij ook de juridische problematiek genoemd. Wij hebben daar in eerste termijn ook al melding van gemaakt. De gedeputeerde heeft deze opmerking terecht gemaakt. Ik heb begrepen dat de gedeputeerde in gesprek gaat met de curator op het moment dat het NNBT in surseánce verkeert. Ik heb begrepen dat het met name gaat om de financiële belangen van de provincie, maar ik zou graag nog wat nadere specificaties willen hebben van de punten die hij bij het overleg met de curator naar voren brengt als het gaat om de belangen van de consumenten. De toekomstige vorm staat voor de VVD-fractie niet vast. Het NNBT is voor de VVD niet het doel, en een nieuw NNBT evenmin. Een NNBT is voor ons een middel, een instrument. In het verlengde van de discussies die wij in het verleden hebben gevoerd over toerisme en recreatie, marketing en promotie kunnen wij stellen dat wij toch in redelijke mate weten wat wij willen. Daarvoor is het niet in eerste instantie noodzakelijk dat wij daar een nieuw NNBT voor optuigen. Er zijn ook andere instrumenten beschikbaar, bijvoorbeeld in de vorm van promotiebureaus. Wij kunnen projectmatig de zaken formuleren om die uit te zetten bij de diverse bureaus. Waar wij wel veel waarde aan hechten, is het goed tot stand brengen en ondersteunen van de regionale VVV’s. Daar moet voor de nabije toekomst echt op worden ingezet. Wij hebben in Oost-Groningen nu een model, en ik denk dat het van belang is om dat voor de rest van de provincie ook vorm te gaan geven.
61
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
Wanneer er bij de regionale VVV’s behoefte aan is, zou er een provinciale overkoepelende vorm kunnen worden geschapen waar wij als provincie een platform in kunnen vinden. Vervolgens kom ik bij het voorstel van de CDA-fractie. Wij hebben in het geheel geen weerzin tegen een hoorzitting. Ik zie wel problemen opdoemen als het gaat om de tijd. De sector krijgt het de komende maanden bijzonder druk . Wanneer wij de komende maanden ook nog eens beslag op die agenda moeten gaan leggen, lijkt mij dat enigszins problematisch, terwijl tegelijkertijd ook het College van Gedeputeerde Staten een beroep doet op diezelfde sector om te komen tot een verdere gedachtenwisseling. Ik denk dat dat iets teveel is gevraagd. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter! De posities zijn zo wel duidelijk. Op dit moment hebben wij geen behoefte nog iets aan de eerste termijn toe te voegen. De heer ROGGEMA: Voorzitter! Dank voor de beantwoording. Wij hebben nog geen antwoord gekregen op de vraag of de opdracht al is uitgegaan met betrekking tot het onderzoek naar 1999, 2000, 2001 en 2002. Dit is belangrijk om wellicht nog meer zaken en nog meer geld boven tafel te krijgen. In de vergadering van juni a.s. zal het NNBT opnieuw op de agenda staan, misschien is het een idee om dit voorlopig structureel te doen teneinde de ontwikkelingen goed te kunnen blijven volgen. Met betrekking tot het punt van de vrijwaring is er volgens mijn huidige inschatting een meerderheid die deze afwijst. Helaas! wij blijven wel aandacht vragen voor een correcte afhandeling van de vakantieboekingscentrale ten opzichte van de consumenten. Waar mogelijk dient dit ook in gesprek met de sector te worden afgerond. In de nieuwe constructie die eventueel zal worden gevolgd is het uiteraard van belang dat de regionale VVV’s en ook de lokale VVV’s worden betrokken. Wij vertrouwen in dit stadium op inzet van het College om op heel korte termijn met een vervolgvoorstel te komen, zodat de hoorzitting in dit stadium niet hoeft te worden gehouden. Wij rekenen erop dat er binnen een week of zes een voorstel ligt dat richting geeft aan het vervolg van promotie en marketing. Mevrouw BULK: Voorzitter! Het College zegt te doen wat het kan, maar het doet niets wat niet geoorloofd is. Wij kunnen ons daar geheel in vinden. Het is heel kort dag om nog voor de vakantie een hoorzitting te houden. Ongetwijfeld heeft de sector het druk. Toch heeft ook de sector er belang bij dat snel een hoorzitting wordt georganiseerd, want het volgende seizoen breekt al snel weer aan. Ik denk dat best een mogelijkheid zou kunnen worden gevonden. Wij steunen de motie van de PvhN niet, dat was de gedeputeerde al duidelijk, en naar ik aanneem de heer Zanen ook. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Wij hebben er alle vertrouwen in dat deze gedeputeerde dit dossier heel goed behartigt. Wij willen dat de hoorzitting nog voor de vakantie wordt gehouden. Wij weten wel zeker dat het veld zal komen opdagen. Het punt van het beschermen van de belangen van de toeristische boekingen wordt waarschijnlijk heel lastig, want er zijn immers ook preferente schuldeisers. Ik vind het desondanks heel goed dat de gedeputeerde dit probeert. Sterkte met dit dossier! De heer ZANEN: Voorzitter! In de commissie ging het aan het eind van de beraadslaging over de vraag hoe de gereguleerde afbouw eruit zou zien. De vraag van onze fractie was toen of er inzicht in kon worden gegeven. Feit is nu dat dit in de beantwoording in eerste termijn van de gedeputeerde enigszins geschiedt. De gedeputeerde geeft aan dat het niet mogelijk is om de gereguleerde afbouw te laten plaatsvinden, omdat de gelden tot het vermogen van het NNBT worden gerekend. De gedeputeerde merkt op dat vrijwaring misschien nog wel mogelijk is, hoewel daar mogelijk wettelijke belemmeringen zijn.
62
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
Hij heeft daaraan toegevoegd – dat was de essentie van wat de PvhN tot uitdrukking wilde brengen met de motie – dat zijn inzet ook zou zijn om de belangen van de toeristen die schade dreigen op te lopen, ook bij een surseánce van betaling te behartigen. Surseánce van betaling is iets anders dan een faillissement en er zijn mogelijkheden om te onderzoeken of die belangen ook kunnen worden behartigd. Wanneer ik van de gedeputeerde zou kunnen horen dat hij dat inderdaad tot een van zijn belangrijke taken rekent, is het wellicht beter om de motie achterwege te laten en de uitspraak verder niet te doen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter! Ik vat samen dat er steun is in de Staten voor eerdere stappen waar het gaat om het afwijzen van een nieuwe kapitaalinjectie, alsmede de gereguleerde afbouw, en dat de Staten daarnaast begrip hebben voor het feit dat wij niet ingaan op de vraag van vrijwaring. Ik heb diverse fracties nadrukkelijk horen pleiten voor het opkomen voor de belangen van de toerist die hier de dupe van dreigt te worden. Het College zal onderzoeken wat er in de situatie van surseánce aan te doen is, maar het zal zich moeten houden aan de wet. Wij zullen daarop terugkomen. Hoe dit er precies zal uitzien kan ik niet in detail uit de doeken doen. Dat kan ik op dit moment niet overzien. Wij zullen eerst moeten kijken wat precies de situatie is. Ik heb van de heer Haasken goed begrepen dat hij een organisatievorm nooit als doel beschouwt, maar als instrument. Het instrument moet dienen om doelen uit te voeren die wij hier allen redelijk scherp voor ogen hebben. Hij pleit er in dat verband voor om de regionale VVV’s daar nadrukkelijk bij te betrekken, nadrukkelijker dan in het verleden het geval is geweest. Wij hebben ons reeds ingespannen, bijvoorbeeld ten aanzien van het Toeristisch Huis Oost-Groningen, maar ook ten aanzien van andere, om die regionale VVV’s te faciliteren. Wij willen graag dat de gemeenten daarbij betrokken zijn. Wij zullen daarop aansturen. Het is wel degelijk een belangrijk doel om ervoor te zorgen dat op het lokale vlak mèt en door vrijwilligers de zaken goed gestalte krijgen. Immers, als de toerist op bezoek is, is hij of zij aangewezen op de lokale VVV’s. Het andere doel is, zoals eerder meegedeeld, de toeristische promotie en marketing. Dit kan allemaal eventueel ook via projecten worden aangepakt. Dat is allemaal nader te onderzoeken. De opdracht voor het vervolgonderzoek naar de huisaccountant is nog niet verstrekt, want wij wachten eerst af hoe de situatie in Drenthe er precies voorstaat. In principe is het College wel voorstander van een diepgaander onderzoek op dat punt. Ik heb van de heer Zanen begrepen dat het de PvhN met name te doen was om de belangen van de consument. Wij hopen dat op deze manier boven water te houden. Samen met het bestuur van het NNBT zal het College onderzoeken hoe wij daar het beste mee kunnen opereren. Wij denken dat de weg die momenteel voorligt een goede weg zou kunnen zijn. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen te sluiten. Ik kijk even naar de heer Zanen. Wat is de bedoeling van de motie? De heer ZANEN: Ik denk dat wij de motie nu achterwege kunnen laten. De gedeputeerde heeft gezegd dat wij later op de zaak terugkomen. Op dat moment kunnen wij dan de situatie opnieuw beoordelen. De beraadslaging wordt gesloten. De motie-Zanen (nummer 1) is ingetrokken en maakt geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
63
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 Financiële stand van zaken NNBT
De VOORZITTER: Dan stel ik voor de brieven van 7 mei, 21 mei, 23 mei en de brief van het NNBT als reactie op de conceptrapportage van de accountantsdienst Fryslân voor kennisgeving aan te nemen. Ik constateer dat de Staten daarmee instemmen. De brieven van het College van 7 en 21 mei 2003 betreffende de financiële stand van zaken m.b.t. het NNBT en de conceptrapportage van de Friese Interne Controle en Accountancy van 23 mei en de reactie van het NNBT hierop van 25 mei 2003 worden voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER: Ik denk dat het verstandig is dat ik samen met de griffie eens precies onderzoek hoe, op welke termijn en in welke vorm een hoorzitting, die immers op brede schaal gewenst wordt geacht, te organiseren. Dit zal worden gerapporteerd aan het presidium. Ik constateer dat de Staten ook daarmee instemmen. De motie geeft mij nog even de gelegenheid u op iets te wijzen. In het dictum van de motie wordt gesproken over Friesland. Ik moet u zeggen dat die provincie niet meer bestaat. Zeker in de noordelijke samenwerking is het gepast om over Fryslân te spreken. De heer Zanen zal daar zeer mee instemmen. In de Provinciewet is de naamgeving een van de expliciete bevoegdheden van Provinciale Staten. Daar hebben Provinciale Staten van Fryslân gebruik van gemaakt. Vandaar dat de officiële naam tegenwoordig Fryslân is. De heer ZANEN: Voorzitter! De hoofdstad van Frankrijk is Parijs. De VOORZITTER: Ja, ook die discussie hebben wij hier eerder gehad. Dan blijkt er iets vreemds aan de hand te zijn, want daarvoor is weer iets anders in dit land bepalend, namelijk dat wij een tweetalig land zijn. Daarom moet men zich aan de spelregels houden, zoals dit trouwens ook op andere plaatsen gebeurt. U begint op dat punt ook sterk op de heer Terpstra te lijken, die dit ook voortdurend probeerde terwijl het maar niet lukte. 7.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 8 april 2003, nr. 2002-18.731, C, inzake de inanciering van RTV Noord (nummer 19/2003)
Mevrouw SMIT: Voorzitter! Wij spreken vandaag over regionale omroepen en specifiek over RTV Noord. Regionale omroepen zijn een groot goed in Nederland. Juist deze omroepen houden de burger op de hoogte van wat er reilt en zeilt in onze provincie. Het is dan ook niet voor niets dat regionale omroepen in Nederland een groot bereik hebben. Zo heeft AT5 uit Amsterdam een bereik van gemiddeld 28 procent per dag. Dat houdt in dat maar liefst 28 procent van alle Amsterdammers dagelijks naar AT5 kijkt. RTV Noord heeft als oudste regionale omroep in Nederland het hoogste bereik, namelijk gemiddeld 33 procent. Dat is best veel. RTV Noord is ook een publieke regionale omroep. Wij vinden dat belangrijk, omdat een publieke regionale omroep in staat is zonder commerciële motieven hoogstaande kwalitatieve programma’s te maken op het gebied van kunst, cultuur, nieuws en achtergronden. Denk ook aan programma’s over mooie Groninger muziek, zoals Groeten uit Appelscha en over de provinciale politiek, getuige het programma van Remi van Marken dat menig kijker en luisteraar zich zal herinneren. RTV Noord is ook een omroep waar de Groningse identiteit hoog in het vaandel staat en dat telt voor onze fractie zeer zwaar. Als inwoner van de provincie word je door RTV Noord dus bij de regio betrokken. Deze omroep heeft het in deze tijd echter zwaar en ons is gevraagd of wij haar financieel willen steunen. De fractie van de PvdA vindt het belangrijk dat er in Groningen een regionale omroep is en kan het
64
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
voorstel van het College derhalve onderschrijven. Wel vindt zij het belangrijk dat die subsidie niet meteen wordt uitgekeerd en dat de omroep het daarmee vervolgens kan uitzoeken. Het is beter het geld te reserveren en elk jaar aan de hand van het plan van aanpak te toetsen of de omroep die reservering inderdaad nog nodig heeft. Als dat het geval blijkt, kan dat bedrag worden uitgekeerd. Natuurlijk zijn er ook vragen. Eindelijk is er een nieuw regeerakkoord en de vraag is wat de consequenties daarvan zijn voor deze regionale omroep. Gedeputeerde Calon heeft al gezegd dat dit nog ietwat schimmig is, dus dat wachten wij in spanning af. Daarbij komt dat RTV Noord in het plan van aanpak spreekt over het feit dat de reclameinkomsten zullen stijgen. Wij zijn er voorstander van dat RTV Noord ook naar andere middelen op zoek gaat in plaats van alleen een beroep te doen op onze subsidiepot. Maar economisch gaat het niet zo goed en de verwachtingen zijn niet best. Wij verwachten dan ook dat de omroep zo mogelijk nog actiever aan acquisitie doet om die reclameopbrengsten op peil te houden. Dat veel Groningers, waar dan ook ter wereld, zich betrokken voelen bij RTV Noord mag blijken uit de al jaren bestaande Vereniging Vrienden van RTV Noord. Deze vereniging organiseert activiteiten en houdt zich dus enerzijds bezig met amusement en gezelligheid. Anderzijds informeert zij over de activiteiten van RTV Noord. Zij geeft onder andere informatie over de medewerkers. Het lijkt de fractie van de PvdA goed een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om een vijfjeslidmaatschap in te stellen. Voor 5 euro kan men dan lid worden van RTV Noord. Op die manier genereert de omroep dan ook inkomsten. Als RTV Noord dat doet, weet ik al wie de eerste twintig personen zijn die zich aanmelden. De VOORZITTER: Ik complimenteer mevrouw Smit met haar maidenspeech. Mevrouw VAN KLEEF-SCHRÖR: Voorzitter! RTV Noord is voor de provincie een onmisbare voorziening geworden en heeft zich als zodanig bewezen. Denk bijvoorbeeld aan zijn functie als rampenzender. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet de verslaggeving van deze statenvergaderingen. De functionaliteit van RTV Noord is voor de fractie van het CDA dan ook het uitgangspunt om deze omroep de komende jaren financieel te ondersteunen. Dit betekent echter niet het afgeven van een blanco cheque. De fractie van het CDA heeft goede hoop dat deze extra financiële bijdrage een tijdelijk karakter heeft, namelijk tot 2007. Dan zal RTV Noord weer met een positief saldo afsluiten. Dat lezen wij althans in de voordracht. Wij vragen de gedeputeerde dan ook deze financiële doelstelling jaarlijks te toetsen, evenals het plan van aanpak, en de Staten daarover te informeren. Zodoende kunnen zij hun controlerende rol vervullen. In het voortraject is reeds een duidelijk plan van aanpak opgesteld waarin de fractie van het CDA zich goed kan vinden. Het College stelt in zijn voordracht dat de financiële toekenning jaarlijks zal worden getoetst op basis van de uitvoering van dat plan. De gedeputeerde gaf in de commissie aan dat de gestelde doelen worden getoetst. Indien deze niet worden gehaald, wensen wij hierover tijdig informatie te ontvangen. In de commissievergadering gaf de gedeputeerde tevens aan alle financiële alternatieven zoveel mogelijk te benutten. Wij vragen ons af of alle financiële alternatieve middelen inmiddels voldoende zijn onderzocht en of dat iets heeft opgeleverd wat niet in deze voordracht is verwerkt. In de commissie merkte de gedeputeerde eveneens op dat hij geen inhoudelijke bemoeienis wenst. Dat lijkt ons een juiste constatering. Wel vernemen wij graag van het College op welke wijze meting van de kijk- en luistercijfers plaatsvindt. Wij stellen het op prijs daarover jaarlijks informatie te ontvangen. Graag vernemen wij ook van de gedeputeerde wanneer wij de Medianota in de Staten kunnen verwachten. Ons voorstel is deze voor de aanstaande begrotingsvergadering te doen toekomen.
65
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
De VOORZITTER: Ik complimenteer mevrouw Van Kleef met haar maidenspeech. Mevrouw BOON-THEMMEN: Voorzitter! De financiering van RTV Noord houdt ons al geruime tijd bezig. In dat kader heb ik al diverse contacten gehad met het Commissariaat voor de Media. Dat waren zeer nuttige contacten. Ik heb zelfs een broodje gegeten met Roel Dijkhuis, wat ook heel nuttig was. De regionale radio en televisie hebben zich in de Groningse samenleving een belangrijke plaats verworven. RTV Noord vervult tevens een belangrijke functie als het gaat om het versterken van de Groningse identiteit. Nu RTV Noord in zwaar weer is terechtgekomen, wordt zowel van de provincie als van de omroep een extra inspanning verwacht. Er is een pan van aanpak opgesteld aan de hand waarvan jaarlijks wordt getoetst. De fractie van de VVD benadrukt nogmaals dat men creatief moet zijn met als doel extra inkomsten te genereren. De samenwerking met de Drentse omroep kan wat ons betreft nog veel steviger vorm krijgen. De Groningse en Drentse omroep zijn tenslotte uit één omroep ontstaan en zouden best wat meer schouder aan schouder kunnen gaan staan. De eigen identiteit zal vast en zeker niet daaronder lijden. De fractie van de VVD heeft zich ook duidelijk uitgesproken voor het onderzoeken van de mogelijkheden van externe middelen. Als RTV Noord het bedrijf Essent - de omroep verkrijgt of huurt daarvan de zendtijd - in de gelegenheid stelt een aantal uren aan derden te verhuren, is het mogelijk een deal te sluiten over de opbrengst daarvan. Dat is een van de mogelijkheden en als men de gedachten over deze problematiek laat gaan, is er vast en zeker nog iets anders te bedenken. Het plan van aanpak beschouwen wij daarom niet als een uitputtende opsomming van bezuinigingsvoorstellen, maar wij verwachten ook wij hebben begrepen dat het College ook op die lijn zit - dat wij goed moeten nagaan of extern een en ander is te verdienen. Met de toepassing van het provinciaal accres voor het jaar 2002 stemmen wij in. Dat is zojuist ook gebleken bij de behandeling van de jaarrekening. Voor het jaar 2003 kan het accres van de provincie naar onze mening worden toegepast op een jaarlijkse bijdrage en toekenning moet dan geschieden na toetsing aan de hand van het plan van aanpak. Wij reserveren dan forse bedragen, namelijk ongeveer 300.000 euro extra per jaar. Voor het reserveren van het voorlopig gecalculeerde accres voor 2004 geldt dat dit naar ons oordeel een brug te ver is. In het collegeakkoord is betreffende de subsidies voor instellingen vanaf 2004 overeengekomen dat het College uitgaat van de nullijn en zojuist vernamen wij van gedeputeerde Calon dat dit misschien zelfs wel positief is ingeschat. Nu blijkt dat voor RTV Noord een uitzondering wordt gemaakt. Het lijkt ons zorgvuldig de reservering voor 2004 bij de Voorjaarsnota nader te bespreken. Misschien is het nodig de nu gecalculeerde bedragen dan naar beneden bij te stellen. De jaarlijkse raadpleging van de Staten voor de toekenning van de provinciale bijdrage is voor ons een heel belangrijk punt. In dat verband merk ik nogmaals op dat de VVD-fractie het betreurt dat er nog geen medianota beschikbaar is die een kaderstellende visie geeft op de provinciale rol ten aanzien van de regionale omroep. Dat behoeft van ons niet een dik boekwerk te zijn. Een korte, bondige notitie op dat punt is niet alleen welkom, maar ook noodzakelijk. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter! RTV Noord voorziet in een behoefte. Dat is volstrekt duidelijk. Zojuist is reeds gezegd dat de kijk- en luisterdichtheid 33 procent bedraagt. Alleen dat al rechtvaardigt dat ruime publieke middelen die richting op gaan. Wat de fractie van GroenLinks betreft, komt daarin geen verandering. Vóór ons ligt een voordracht die niet zozeer betrekking heeft op de inhoud van RTV Noord, maar vooral op de financiering daarvan. In de korte periode dat ik Statenlid ben, heb ik begrepen dat het heel
66
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
belangrijk is op zoek te gaan naar toetsingskaders als wij spreken over financiering. Als wij in de voordracht en eventueel het plan van aanpak op zoek gaan naar het toetsingskader, komen wij niet verder dan het handhaven van het voorzieningenniveau van 200. Wij vragen de gedeputeerde wat daarmee wordt bedoeld en of dat is omschreven. Ik vraag mij af of, voordat wij een paar miljoen euro voor RTV Noord beschikbaar stellen, duidelijk is waarop toetsing mogelijk is en of die uitgaven al dan niet terecht zijn gedaan. Ook is het belangrijk te weten of daarmee is omgegaan op de wijze zoals wij dat willen. Ter ondersteuning van de voordracht ligt het plan van aanpak voor. Dat is een bedrijfsmatig plan in plaats van een politiek stuk. Mijn fractie heeft daarmee geworsteld. Zij voelt er namelijk niets voor bij besluit een bedrijfsmatig plan van een gesubsidieerde instelling vast te stellen. De vraag is wat wij daarmee van doen hebben. Het betreft immers niet een politiek stuk. Uiteindelijk is het aan de betreffende instelling ervoor te zorgen en duidelijk te maken dat zij kan leven met de middelen die zij ontvangt en met de doelstellingen die worden meegegeven. De wijze waarop zij daaraan invulling geeft, is aan haar. Het is eventueel aan het College van Gedeputeerde Staten dat bij te sturen en van dichtbij te monitoren, maar het gaat ons een paar bruggen te ver dat tot een Statenbesluit te maken dat wordt vastgesteld. Dat gaat veel verder dan de kaderstellingen die van ons kunnen worden verwacht. Voor de Staten geldt dat de doelstelling, de middelen en het toetsingskader belangrijk zijn. Gedeputeerde Calon sprak daarover vanmorgen uitgebreid en dat deed mij deugd. Dat wat hij zegt, willen wij ook. In de voordracht maakt het College onderscheid tussen enerzijds de financiële gevolgen van een vervroegde toepassing van het provinciaal accres en anderzijds het zogenaamd autonoom naijleffect. Ik heb dat gelezen, herlezen en daarover met anderen gesproken om erachter te komen wat daarmee wordt bedoeld. Er zijn wel personen in mijn omgeving die daarover ideeën hebben, maar de suggestie die van dat woordgebruik uitgaat is dat er sprake is van processen die zich onttrekken aan de invloed van de Staten. Naar mijn idee kan dat niet. Het budgetrecht ligt immers bij de Staten en autonome stijgingen van subsidies kan ik niet begrijpen. Het gaat om forse bedragen, namelijk om 50 procent bovenop de eerste rij in de tabel. Ik verzoek het College daarover uitleg te geven. Ik ga in op de financiën. In de Commissie Bestuur en Financiën is gesproken over de herziening van de herverdeling van de rijksbijdrage. Er bleek sprake te zijn van een meevaller voor Groningen van 55.000 euro die niet in de voordracht is verwerkt. Als wij dat goed interpreteren, betekent dit dat de bedragen die in de eerste rij van de voordracht worden genoemd met 55.000 euro, plus de indexering, kunnen worden verminderd. Dat geld komt immers van het Rijk en het is dus niet nodig dat de provincie dat toevoegt. Het is de eerste maal dat ik hier sta en het is dan ook wel aardig te merken dat de fractie van GroenLinks sterke overeenkomsten met de fractie van de VVD vertoont. Dat is heel verrassend en leuk. Wij kunnen namelijk ook goed leven met de voorliggende voorstellen voor 2002 en 2003. Wel hebben wij grote moeite met datgene wat er gebeurt vanaf 2004. Dan zal er sprake zijn van extra verhogingen, te beginnen met 160.000 euro. Dat is het beroemde naijleffect. Dat loopt op tot 177.000 euro. Het lijkt onze fractie een stap te ver daarover reeds op dit moment besluiten te nemen. Wij weten dat er rond de begrotingsvergadering moeilijke afwegingen moeten worden gemaakt. Dat heeft te maken met de bezuinigingen en alles wat daarmee samenhangt. Het lijkt ons verstandig ook deze subsidie aan RTV Noord af te wegen tegen allerlei andere posten waarvoor de provincie eveneens verantwoordelijk is. Aan die post wordt al veel extra geld uitgegeven. Dit is dan in feite te veel. Wij kunnen er dus beter voor kiezen het besluit te nemen op het moment dat wij een totaalbeeld hebben van de financiële middelen en mogelijkheden van de provincie. Laten wij dus niet nu al tot het jaar 2007 extra geld voor een doel reserveren.
67
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
RTV Noord heeft kans gezien in het jaar 2002 quitte te spelen, terwijl de voorspellingen ook toen niet positief waren. Voor de komende jaren neemt de omroep forse maatregelen om de zaak financieel op orde te krijgen. Daarvoor spreken wij lof uit. Wij sluiten niet op voorhand uit dat dit een positiever effect heeft dan op dit moment wordt voorspeld. Er wordt al gezinspeeld op een mogelijkheid tot reservering in 2007. Er wordt gezegd dat de belangrijkste achterliggende reden voor de noodzakelijke ombuigingen de conjunctuur is. De reclameinkomsten worden genoemd. Er is sprake van een golfbeweging. Het is dus niet uit te sluiten dat het er in het jaar 2005 totaal anders uitziet. Dat is dus nog een reden om ervoor te kiezen het niet voor al die jaren vast te leggen. Wij reserveren dus zelfs niet. Mijn fractie heeft een amendement opgesteld. Dat vervangt als het ware het besluitenlijstje zoals dat in de voordracht wordt voorgesteld. De tekst van de voordracht verandert daardoor niet, maar de besluitenlijst wel. De VOORZITTER: Door de heer Van Zuijlen wordt het volgende amendement voorgesteld: “Amendement op voordracht 19/2003 inzake de financiering van RTV-Noord: 1. 2. 3.
de extra subsidie per 2003 vast te stellen op de in de voordracht genoemde € 293.256,verminderd met € 55.000 = € 238.256,deze subsidie voor de jaren 2004-2007 te indexeren; besluitvorming over de verder volgens het plan van aanpak benodigde gelden uit te stellen tot de behandeling van de begroting 2004.
Indiener is de GroenLinks Statenfractie." Het amendement is ondertekend door de heer Van Zuijlen, krijgt letter A en maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER: Ik complimenteer de heer Van Zuijlen met zijn maidenspeech. De heer HILVERTS: Voorzitter! De weerpraatjes van RTV Noord zijn bekend en de presentatoren daarvan niet minder. Elke dag zitten veel Groningers aan de volumeknop van hun radio te draaien om de weersverwachtingen voor de komende periode te horen. ’s Avonds kijken wij naar het weer op TV Noord en de eerste vraag is of wij worden begroet met moi of goi dag. Daarna horen wij of wij boezig weer krijgen, en het gaat miggeln of goit’n. RTV Noord is zelf financieel gezien in boezig weer terechtgekomen. Om de storm te kunnen doorstaan, moeten wij alles vastzetten om te voorkomen dat er iets wegwaait. Ook de fractie van de ChristenUnie wil RTV Noord in de ether houden en deze omroep de mogelijkheid geven goede programma’s te blijven maken. Mijn fractie kan zich vinden in de voorliggende voordracht en het plan van aanpak. Zij gaat akkoord met de bijdrage voor RTV Noord voor 2002 en 2003. In deze voordracht wordt voorgesteld gelden te reserveren voor de jaren daarna. Mijn fractie wil niet nu een besluit nemen over het al dan niet uitkeren van deze gelden. Zij wil dat doen als RTV Noord zijn plannen voor dat jaar presenteert. Pas dan kan zij afwegen of provinciale middelen nodig zijn. Misschien is er dan weer een gedeputeerde die meedeelt dat er sprake is van een meevallertje.
68
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
Is het juist dat op donderdag 12 juni a.s. in de Tweede Kamer een schriftelijke inbreng bij het tekstwijzigingsvoorstel voor de Mediawet is gepland in verband met de nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep? Zodra er meer bekend is over de gevolgen van deze wetswijziging voor RTV Noord, verzoeken wij het College de Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid hierover te informeren. De fractie van de ChristenUnie wenst RTV Noord veel succes bij het maken van zijn programma’s en spreekt de wens uit dat de omroep in financieel opzicht een zonnige toekomst tegemoet gaat. De VOORZITTER: Ik complimenteer de heer Hilverts met zijn maidenspeech. De heer HEMMES: Voorzitter! De heer Hilverts merkte reeds op dat de mensen in Groningen het weerbericht van Derk en Jaap graag willen horen. Zij willen hun eigen omgeving op de televisie zien op het moment dat er iets is gebeurd in hun dorp of stad. Zij kijken naar Noord Sport, omdat daar ook aandacht wordt besteed aan de plaatselijke sporter en hun eigen voetbalclubje. Ook veel huishoudens elders hebben de radio dagelijks afgestemd op Radio Noord, omdat nationale zenders de muziek van Lucas & Gea en van Ede Staal niet draaien. De Groninger wil eveneens weten wat er in de plaatselijke en provinciale politiek speelt. Het is dus een populaire omroep. Daarbij komt dat wij het er Statenbreed over eens zijn dat het belangrijk is de Groninger taal en cultuur in stand te houden en te versterken. Wij zijn vooral voorstander van de oprichting van het Huis van de Groninger Cultuur en RTV Noord is het medium dat probeert dat in stand te houden. De SP-fractie heeft daarom weinig problemen met het voorstel om RTV Noord te steunen. Regionale radio en televisie voorzien duidelijk in een behoefte. Dat blijkt overduidelijk uit de kijk- en luisterdichtheid van deze zender. In een wereld waar alles langzamerhand draait om commercie en waar nieuws, amusement en sport achter de decoders verdwijnen, is het goed dat er ook nog toekomst is voor de publieke omroep. Als er niets verandert, moeten wij echter vrezen dat de ontmanteling van de publieke omroep steeds verder toeslaat, zoals alles wat de publieke sector aangaat de laatste jaren in de uitverkoop wordt gedaan. Het is zuinig om te zien dat er in politiek Den Haag steeds meer wordt beknibbeld op de publieke omroepen en dat vri jbaan wordt gegeven aan commerciële zenders. Er is sprake van talloze reclameonderbrekingen en domme, geldverslindende belspelletjes. Dat zijn Amerikaanse toestanden waarvan wij beter verstoken kunnen blijven. U weet dat ik een groot voetballiefhebber ben. Als wij niet oppassen, bestaat een voetbalwedstrijd straks uit vier helften om ruimte te geven aan de reclame. Dat lijkt mij een gruwel. Het is sowieso volkomen de verkeerde weg dat reclame en sponsoring uitzendingen gaan bepalen. Nu ook de publieke omroep daarvan steeds meer afhankelijk wordt, is het de hoogste tijd dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt en meer middelen beschikbaar stelt. De fractie van de PvdA zei in haar betoog “Lang leve de publieke omroep, maar wij zijn wel blij dat er steeds meer reclame op komt.” Wij zijn het daarmee niet eens. Alleen al om de pluriformiteit te behouden, is het goed dat de publieke omroep bestaat. Ik ben somber gestemd als ik luister naar de geluiden die vanuit Den Haag op ons afkomen. Dit rechtse rampenkabinet zal als een bulldozer de publieke zaak verder platgooien. De gemeenten en provincies mogen dan proberen de schade te beperken. Dat moeten zij echter wel doen met minder middelen en dat zal lastig zijn.
69
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
Ik daag misschien een beetje uit, maar als de PvdA-fractie bij monde van de heer Moorlag aangeeft dat zij niet van plan is het kabinetsbeleid vandaag in discussie te brengen, moet ik dat in mijn bijdrage doen. Daarvan maak ik dan ook dankbaar gebruik. Ik wil aangeven dat RTV Noord in de benen moet worden gehouden omdat daaraan behoefte bestaat. Verdergaande commercialisering is voor ons geen optie. Natuurlijk zijn ook de middelen van de provincie beperkt - dat heb ik zojuist gezegd - en zullen zij waarschijnlijk nog beperkter worden. Er zijn meer zaken waarvoor provinciaal geld nodig is. Wat dat betreft heeft de fractie van GroenLinks een punt. Dat kan ik wel volgen, maar daartegenover staat dat wij RTV Noord voor een langere periode perspectief moeten bieden. Gezien de bezuinigingen die vanuit Den Haag op ons afkomen, vrees ik anders dat het met deze zender niet lukt. De fractie van de SP kan zich vinden in de voordracht, maar roept het College op in overleg te treden met de Groningse gemeenten - in de eerste plaats de stad Groningen - om te bezien of er mogelijkheden zijn ook wat geld vrij te maken voor onze provinciale zender. De provincie tast immers altijd flink in de buidel als er in Stad iets speelt. Ik refereer aan de Euroborg, het Groninger Museum, de Giro enz. De gemeente Groningen weet ons te vinden. Ik ben van mening dat het nu eens omgekeerd moet zijn. Verder houden wij het College eraan dat de gemaakte afspraken met RTV Noord worden nagekomen en dat erop wordt toegezien dat alles goed blijft gaan. Wij hebben niets aan nóg een bodemloze put. Daarover hebben wij vandaag al een discussie gevoerd en daarvan zijn er al teveel geweest. Daarnaast dringt mijn fractie erop aan dat het College RTV Noord ervan overtuigt dat er meer samenwerking plaatsvindt. Wij denken dan in eerste instantie aan RTV Drente. Wij dragen regionale radio en televisie een warm hart toe, maar dan moet er ook sprake zijn van kwaliteit. Als dat niet het geval is, heeft het geen meerwaarde. In de commissie merkte ik reeds op dat ik mij daarover toch wel zorgen maak. Wij hebben er daarom geen problemen mee wat extra geld naar RTV Noord te sluizen. Mevrouw BOON-THEMMEN: Heb ik het goed begrepen dat u zoveel mogelijk reclame van de regionale zender wilt weren? De heer HEMMES: Ik ben zeker geen voorstander van meer reclame op de publieke omroep. Dat geldt voor de gehele publieke omroep en dus niet alleen voor de regionale televisie. Ik ben van mening dat er al veel te veel reclame wordt uitgezonden. Als ik naar de commerciële zenders kijk, loop ik halverwege gillend weg. Een film van anderhalf uur duurt dan namelijk drie uur. Als dat ook op de publieke omroep gebeurt, hoeft televisie voor mij helemaal niet meer. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Voorzitter! In de commissie heeft de fractie van D66 reeds opgemerkt dat het verzoek van RTV Noord en de voorliggende voordracht voor haar niet als een verrassing komen. Door de fiscalisering van de omroepbijdrage en de verdeling van die middelen door middel van het Provinciefonds was bekend dat Groningen het met minder middelen moest doen. De vraag was dan ook niet of RTV Noord in financiële problemen zou komen, maar wanneer. Dat moment is nu dus aangebroken. Daar dit niet een verrassing is, betreurt mijn fractie het zeer dat de inmiddels lang geleden toegezegde nota Regionale Media nog steeds niet beschikbaar is. Een dergelijke nota zou meer houvast kunnen geven voor de verantwoordelijkheden van de provincie. Die nota zou meer principiële vragen kunnen beantwoorden. Een antwoord op die vragen is nodig om de voordracht die vandaag aan ons is voorgelegd goed te kunnen beoordelen. Het accres staat nu op 5,7 procent. Is het juist dat, als het accres verandert, wij ook voor de jaren 2005, 2006 en 2007 extra middelen beschikbaar moeten stellen?
70
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
In de commissie hebben wij gevraagd om een vergelijking met andere regionale omroepen. Wij doelden daarbij zowel op de omvang van de begroting als op de bijdrage van regionale overheden. Dat overzicht is ons toegezegd, maar tot op heden hebben wij dat niet ontvangen. Wij verzoeken de gedeputeerde nu een mondelinge toelichting te geven. Tot slot merk ik op dat wij graag vijfjeslid willen worden. Mevrouw HOEKZEMA-BUIST: Voorzitter! Ik haak in op de opmerking over de reclameweerzin van de heer Hemmes. Ik zou de heer Mulder met zijn grasmaaier wel missen als de reclame in Groningen van het scherm verdween. De Partij van het Noorden hecht grote waarde aan regionale televisie. Als rechtgeaarde Groningse vrouw hecht ik vooral aan TV Noord. Die zender is van belang voor informatie, nieuws en cultuuroverdracht. Wij zouden de bijdrage zelfs iets willen verhogen als dat resulteert in meer programma’s en een langere zendtijd. Wij sluiten onze ogen echter niet voor de bezuinigingen die waarschijnlijk op ons afkomen. Samenwerking met Fryslân en Drenthe zou op facilitair vlak wellicht iets kunnen opleveren. Wij zien niets in het voorstel van de fractie van de VVD. Dat tast in onze visie het karakter van de publieke omroep aan. Wel zijn wij bereid ons op te geven als vijfjeslid. Dat vinden wij een geweldig voorstel. Naar mijn idee kan de omroep daarmee veel binnenhalen. Het zal u duidelijk zijn dat wij geen bezwaar maken tegen het financieringsvoorstel, maar wel inclusief de meerjarenplanning. Dat schept namelijk zekerheid over het voortbestaan van RTV Noord. De VOORZITTER: Ik complimenteer mevrouw Hoekzema met haar maidenspeech en schors de vergadering voor tien minuten. De vergadering wordt van 17.18 tot 17.32 uur geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik geef het woord aan gedeputeerde Gerritsen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter! Veel fracties hebben gesproken over het belang van RTV Noord. Dat hoef ik niet te herhalen. Het College onderschrijft dat. De sociale functie is belangrijk, maar een groot aantal Statenleden heeft ook gewezen op het belang voor de Groningse identiteit. Dat is in cultureel opzicht van groot belang. Het letterlijk op de kaart zetten van de regio en mensen daarbij betrekken, gebeurt op een kwalitatief goede en herkenbare manier. Wij hebben daarvoor waardering. Dat moet absoluut gebeuren binnen het raamwerk van de eigen journalistieke verantwoordelijkheid. Dat vertrouwen hebben wij en dat heeft RTV Noord de afgelopen periode gewonnen. Er is namelijk sprake van een hoge kijkdichtheid. Veel Groningers zijn trots op de regionale omroep en vinden daarin veel terug. Er lijkt dus geen twijfel over te bestaan dat wij als provinciale overheid goed kijken - letterlijk en figuurlijk - naar de positie van RTV Noord. Dat maakt ook dat wij de problemen die voortvloeiden uit de fiscalisering serieus nemen. Wij streven naar een langetermijnperspectief voor RTV Noord dat toereikend is. Dat is de reden van het feit dat wij niet willen volstaan met enkele bijdragen en invullingen voor de jaren 2002 en 2003 en dat wij aan de Staten een langetermijnperspectief voorleggen waarop RTV Noord kan bouwen en waarmee deze omroep vooruit kan. Wel hebben wij gezegd dat wij dat zeker niet zomaar doen. Het belang staat voorop, maar er moet wel sprake zijn van een toetsingskader. Dat kader is inderdaad bedrijfsmatig van aard en leidt ertoe dat RTV Noord ook zelf een aantal maatregelen zal nemen om de kosten te beheersen.
71
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
Eerder hebben wij een onderzoek gedaan en hebben wij vastgesteld dat er sprake is van divergerende lijnen tussen inkomsten en uitgaven. Dat bij elkaar genomen, noemt u het sluitend perspectief voor 2007. Dat ligt nu voor. Daarover zijn harde afspraken gemaakt in een regime dat wij nu die middelen reserveren en ieder jaar willen toetsen. Als doelstellingen uit het plan van aanpak niet worden gerealiseerd - ik doel dan met name op de sluitende financiële perspectief van RTV Noord conform het plan van aanpak moeten wij ons beraden op nadere maatregelen. Dan zullen wij dat jaar niet tot uitkering van het bedrag overgaan. Er is dus sprake van een tamelijk stevig regime, waarin wij ook absoluut de hand willen houden. De heer Hemmes merkte reeds op dat wij niet weer een bodemloze put wensen. Wij zijn immers reeds met verschillende bodemloze putten geconfronteerd. Wij hechten derhalve aan het voorliggende voorstel, mede om de reden dat wij RTV Noord een goed perspectief willen bieden waaraan de omroep zelf een bijdrage levert en waardoor zij een verplichting heeft. Daarnaast zetten wij een stap. Wij realiseren ons dat dit, zeker in dit krimpende perspectief, stevige maatregelen zijn, maar wij menen dat RTV Noord dat waard is om de redenen die u zelf heeft aangegeven. Wij kunnen ons vinden in de positieve beoordelingen en willen graag op pad om uitvoering te geven aan deze voordracht en het plan van aanpak van RTV Noord. De vraag is wat de status van het plan van aanpak is. Het College is daarmee akkoord gegaan, maar ik kan mij goed voorstellen dat de Staten zeggen dat zij dat niet vaststellen of daarmee akkoord gaan, maar daarvan kennisnemen. Dat merkte de heer Van Zuijlen op. Formeel lijkt mij dat juist. Ik kan mij dan ook voorstellen dat wij het eerste besluit wijzigen door daarin op te nemen dat de Staten kennisnemen van het plan van aanpak. Het College is daarmee akkoord gegaan en toetst daarop. De Staten konden daarvan kennisnemen. Ik kan mij dus goed voorstellen dat de Staten aangeven dat zij de status niet zelf onderschrijven, maar dat zij wel waarnemen dat het College die hanteert. In die zin kunnen wij ons goed vinden in de opmerking op dat punt. Wij zijn het eens met de fracties van de PvdA en de VVD - misschien vergeet ik enkele fracties - die zeggen dat het belangrijk is erop aan te dringen andere inkomsten te genereren als dat op een goede manier mogelijk is Dat is mogelijk in de vorm van reclame. Het is goed paal en perk te stellen, maar toch is het van belang steeds te proberen reclameinkomsten te bevorderen. De fractie van de VVD meent dat het goed is als RTV Noord zelf creatief is en nagaat welke mogelijkheden er zijn om andere inkomsten te genereren. Tevens raadt zij de omroep aan na te gaan of er mogelijkheden zijn om samen te werken. Daarmee is RTV Noord reeds bezig. Ik verwijs naar blz. 6 van het plan van aanpak, waarin een tekst staat over samenwerking op het gebied van programmasponsoring. Daarin worden aanzetten voor samenwerking gedaan. Denk aan de Wereldomroep, Net 5, TV Drente, Omroep Fryslân en TV Oost. Dat is een pad dat mogelijkheden biedt en hoogwaardige programma’s kan opleveren tegen lagere kosten. Het is dan immers mogelijk de kosten te delen. Wij zullen daarop bij RTV Noord zeker aandringen, maar de omroep gaat daarnaar ook zelf op zoek. Mevrouw Smit stelde het vijfjeslidmaatschap voor. Inmiddels bestaat er een club Vrienden van RTV Noord, waarvan u lid kunt worden. Ik ga er nu van uit dat de PvdA-fractie bedoelt te zeggen dat zij lid wordt van de Vrienden van RTV Noord, voor zover dat nog niet het geval is. Dat kost echter wel iets meer, namelijk € 7,50. Ik wil u daarop niet vastspijkeren, maar ik leg dat graag bij u terug. Mevrouw SMIT: Ik had inderdaad gezegd dat een dergelijke club bestaat, maar die maakt ook reisjes en organiseert gezellige bijeenkomsten. Wij vinden het belangrijk dat alle Groningers over de hele wereld van Alaska tot Hawaï - donateur kunnen worden door middel van het vijfjeslidmaatschap. Dit is iets extra’s, dus naast die club van gezellige mensen die leuke activiteiten organiseren.
72
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dus de vrienden moeten storten, maar geen gezellige activiteiten organiseren. Nee, ik begrijp dat er een donateurschap bij moet komen. Wij brengen dat over. Er is gesproken over een rampenzender. Wij willen natuurlijk niet dat RTV Noord een rampenzender wordt in de slechte betekenis van het woord. RTV Noord kan op moeilijke momenten echter wel een dergelijke rol spelen. Denk aan de wateroverlast. Maar de functie is natuurlijk breder. Wij zullen absoluut geen blanco cheques verstrekken. Vandaar dat er sprake is van een plan van aanpak. De Staten worden daarover geïnformeerd. Die afspraken heb ik gememoreerd. De fracties van D66 en de VVD vroegen om de Medianota. Die nota is in concept gereed. Wij moeten daaraan de laatste hand leggen en leveren die in juli a.s. aan. Ik heb er begrip voor dat de Staten daaraan behoefte hebben. In de commissie heb ik uitgelegd dat wij genoodzaakt waren aan dit dossier voorrang te geven. Wel begrijp ik het als de Staten daarover duidelijkheid wensen, vooral als het gaat om de provinciale verantwoordelijkheden. Ik ga in op het bedrag van 55.000 euro van de heer Van Zuijlen. Het is juist dat er sprake is van een meevaller, namelijk een hogere uitkering aan het Provinciefonds. Dat betekent dat de rijksbijdrage hoger is. Dat is fijn, want daardoor hoeven wij minder aan te zuiveren uit ons deel. Dat maakt echter niet uit voor dit besluit. Het blijft het accres op het totale bedrag, maar daarbinnen is er een groter deel, namelijk 55.000 euro extra, dat van het Rijk naar ons toekomt. Dat komt ten goede aan de algemene middelen, wat fijn is. De heer VAN ZUIJLEN: Dus als ik het goed begrijp, zien wij dat bedrag van 55.000 euro terug aan de inkomstenkant en blijft de uitgavenkant gelijk. Is dat de strekking? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Aan de herkomst van het totaalbedrag wordt zichtbaar dat de rijksbijdrage hoger is. Is dat niet duidelijk? De heer VAN ZUIJLEN: U ziet mij denken. Hoe ziet u de consequenties voor de provincie dan terug? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): De consequenties voor de provincie zijn gunstig, want wij krijgen een hogere bijdrage in het Provinciefonds. Wij zullen overleggen op welke wijze nader overleg over de Mediawet plaatsvindt. De heer Hilverts vroeg daarnaar. Mevrouw Smit noemde een belangrijk punt. In het regeerakkoord staat dat 50 miljoen euro extra wordt bezuinigd op de publieke omroep. Dat betekent dat de totale taakstelling voor de publieke omroep 80 miljoen euro is. Het is op dit moment niet uit te sluiten dat dit ook gevolgen heeft voor de regionale publieke omroep. Wij gebruiken onze kanalen om erop aan te dringen dat dit niet gebeurt. Dat deden wij ook op het moment dat werd gesproken over het bedrag van 30 miljoen euro. Dat zou een serieus risico kunnen zijn. Wij zullen het IPO aan eerder gemaakte afspraken houden. Dat houdt in dat wordt vastgehouden aan het wettelijke subsidieniveau van 2001 en dat de extra middelen die eind dit jaar beschikbaar zijn, worden gedecentraliseerd. Als dat niet het geval is, is dat een slechte zaak. Dan komt de volledige decentralisatieoperatie op de helling te staan. Wij moeten dus proberen dat te verhinderen. Wij zullen ons beraden over overleg met de stad Groningen op dit punt. Naar ons oordeel moeten wij echter eerst deze stap zetten. Kwaliteit is van groot belang. Die houden wij absoluut in de lucht. De fractie van D66 heeft gevraagd hoe het verloopt als het accres wordt aangepast. Wij gaan nu uit van een betrekkelijk hoog provinciaal accres in verdere jaren. Daaraan houden wij voorlopig vast. Mocht dat teveel toenemen, dan is een nadere afweging aan de orde.
73
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
Mevrouw BOON-THEMMEN: Het juiste moment daarvoor lijkt ons de behandeling van de Voorjaarsnota. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Nee, wij willen nu vasthouden aan de reservering voor de komende jaren voor het meerjarenperspectief. Op een gegeven moment kan aan de orde komen dat wij een afweging maken als het buiten deze kaders komt. Het is dus mogelijk dat op een bepaald moment een hoger accres aan de orde is. Op dat moment wensen wij te bezien hoe wij daarmee omgaan. Maar uitgaande van de huidige cijfers, ligt dit meerjarenperspectief voor en dat wensen wij nu vast te stellen. Mevrouw BOON-THEMMEN: U spreekt over een hoger accres, maar ik verwacht eerder een veel lager accres. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dan zal dat op dat moment leiden tot bijstelling in neerwaartse zin. Dat is mogelijk. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Ik verzoek u in te gaan op de vergelijking met andere omroepen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): U krijgt daarop van ons een nadere toelichting. Alle omroepen hebben met een vergelijkbare problematiek te maken. Het lijkt ons goed u te informeren over de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Het is van belang te weten dat RTV Noord als eerste met deze problemen wordt geconfronteerd, samen met de omroep in Limburg. Deze omroepen bestaan al langer en er is verhoudingsgewijs dus sprake van een ouder personeelsbestand. Daardoor lopen zij eerder tegen deze problemen aan. Nadere informatie daaromtrent volgt. Mevrouw BOON-THEMMEN: Ik heb aangeroerd dat in het collegeakkoord staat dat het College per 2004 wat de subsidies betreft voor de nullijn kiest en dat voor verschillende instellingen een uitzondering is gemaakt. Nu blijkt dat dit ook voor RTV Noord geldt. Kunt u dat beargumenteren? Dat lijkt mij namelijk wel noodzakelijk. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): De argumentatie is betrekkelijk duidelijk, namelijk dat er een enorm probleem zal ontstaan als wij dat niet voor RTV Noord toepassen. Dan zouden al deze bedragen vervallen en komt het niet goed. Mevrouw BOON-THEMMEN: Maar als het loon- en prijspeil daalt - de index - geldt dat ook voor RTV Noord. Dan ontstaat er een ander plaatje. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het is mogelijk dat dan ook op die punten een doorrekening wordt gemaakt, maar dat neemt niet weg dat wij nu kiezen voor een meerjarenperspectief voor RTV Noord op de wijze die voorligt. Mevrouw BOON-THEMMEN: Is het mogelijk dit bij de Voorjaarsnota te behandelen? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Nee, wij stellen het nu aan de orde. Dat ligt nu voor.
74
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
Mevrouw BOON-THEMMEN: Dus u legt zich voor 2004 vast op een reservering, uitgaande van een accres van 5,7 procent? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het is betrekkelijk duidelijk. Wij leggen ons vast op de bedragen voor 2002. Over 2003 nemen wij nog een beslissing na toetsing. Dat geldt ook voor elk jaar dat daarna volgt, maar wij maken nu een reservering aan de hand van de accressen die nu bekend zijn. Die staan op blz. 3 van de voordracht. Mevrouw BOON-THEMMEN: Maar hoe reëel is die reservering? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Die is gemaakt op basis van de best beschikbare inzichten. Mevrouw BOON-THEMMEN: Ik neem aan dat wij daarover nader spreken als het anders wordt. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Als een opwaartse bijstelling nodig is, moeten wij daarover opnieuw een discussie voeren. Mevrouw BOON-THEMMEN: En als er een neerwaartse bijstelling nodig is? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dan doet zich naar mijn idee geen probleem voor. De heer BOERTJENS: Vanmorgen heeft gedeputeerde Calon gezegd dat wij misschien rekening moeten houden met een negatief accres. Hij sprak zelfs over -2 procent. Mevrouw Boon-Themmen vroeg of een negatief accres van bijvoorbeeld –2 procent voor RTV Noord zal leiden tot een negatieve bijstelling. Mevrouw BOON-THEMMEN: Had u dat nog niet begrepen? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Hartelijk dank voor deze verduidelijking. Uitgaande van het accres dat nu bekend is, zetten wij het vast. Wij houden dat vast op dat minimum niveau. Het kan niet zo zijn dat er opeens sprake is van een negatief accres. Wij geven nu aan dat voor 2004 minimaal dat accres geldt en deze reserveringen. Mevrouw BOON-THEMMEN: U wijkt dan toch volledig af van het principe? U zegt dat u het accres toepast. Als het echter lager is, is er sprake van een soort klikfonds. U klikt het dan vast op 5,7 procent De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het lijkt mij duidelijk dat wij het nu, uitgaande van dit accres, voor dat meerjarenperspectief vastzetten op 5,7 procent. De heer VAN ZUIJLEN: De strekking is dus dat het niet zozeer gaat om de percentages, maar om de bedragen. Ik concludeer dat die worden vastgesteld en niet zozeer de percentages. Het gaat dus niet om de systematiek. Die wordt als hulpmiddel gebruikt om tot deze bedragen te komen, maar de bedragen worden blijkbaar vastgesteld. De heer GERRITSEN: Ja. De VOORZITTER: Ik stel vast dat wij over een amendement beschikken. Daarnaast vond een discussie plaats over de formulering van het besluit.
75
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
De heer Van Zuijlen heeft gezegd dat hij bezwaar maakt tegen het feit dat de Staten akkoord gaan met het plan van aanpak. Dat betekent dat het eerste punt in het besluit moet worden gelezen als “kennis te nemen van het plan van aanpak van RTV Noord.” U kunt zien dat dit stuk is opgesteld door een College in het monistische tijdperk. Bij punt 7 dient dan ook te worden gelezen “Gedeputeerde Staten te verzoeken” in plaats van “op te dragen”. Mevrouw SMIT: Voorzitter! Naar aanleiding van het amendement van de fractie van GroenLinks met het verzoek om uitstel, merk ik op dat de fractie van de PvdA het daarmee niet eens is. In de commissie heb ik dat eveneens duidelijk gemaakt. Ik heb toen voorgesteld het geld te reserveren, zodat wij het niet meer behoeven te zoeken als wij het nodig hebben. Nu formuleer ik het op iets andere wijze. Wij erkennen het belang van RTV Noord en dat zal tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota niet anders zijn. Voor ons is er dan ook geen reden dat uit te stellen. Wij gaan wel akkoord met het feit dat de Staten kennis nemen van het plan van aanpak. Ook wij vonden het namelijk vreemd dat ons werd gevraagd daarover een besluit te nemen. De heer Hemmes denkt nu waarschijnlijk dat ik dol ben op reclame. Dat is wel het geval als ik bijvoorbeeld naar het toilet moet en cola moet pakken. Op zichzelf ben ik echter geen fan van reclame. Een feit is wel dat het veel geld opbrengt. Als de SP-fractie zou zeggen dat zij bereid is bij te passen, vind ik het ook niet nodig dat er op RTV Noord reclame wordt gemaakt. Mevrouw VAN KLEEF-SCHRÖR: Voorzitter! Na de beantwoording door de gedeputeerde gaan wij akkoord met het voorstel. Ik neem aan dat wij goed worden geïnformeerd over de kijk- en luistercijfers. De gedeputeerde heeft op onze vraag daaromtrent geen antwoord gegeven, maar ik ga ervan uit dat dit bij het voorstel wordt betrokken. De punten 2 en 3 van het amendement van de fractie van GroenLinks zijn naar mijn idee enigszins tegenstrijdig. Enerzijds wordt gesproken over het indexeren voor de jaren 2004 tot 2007, anderzijds stelt de indiener voor de besluitvorming uit te stellen tot na de begrotingsbehandeling 2004. Wij kunnen ons daarin niet vinden. Mevrouw BOON-THEMMEN: Voorzitter! De gekozen systematiek is duidelijk. Ten aanzien van RTV Noord wordt gezegd dat wij het accres van de provincie toepassen. Als ik logisch nadenk, ga ik ervan uit dat wij het accres ook toepassen als dat lager is. Ik hoop niet dat dit het geval is, maar anders moeten wij daaraan voor het jaar 2004 in ieder geval bij de Voorjaarsnota aandacht besteden. Bij de begrotingsbehandeling voor 2004 dienen wij daarover een duidelijke beslissing te nemen. Tevens is het dan van belang afwegingen te maken, want er zijn ook andere gesubsidieerde instellingen. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter! Mevrouw Van Kleef sprak over een tegenstrijdigheid in het amendement. Daarvan is echter geen sprake. Het gaat namelijk over twee verschillende rijtjes met cijfers. Op blz. 3 van de voordracht staat een tabel. Het eerste rijtje heeft betrekking op de indexering. Het uitstellen van de besluitvorming heeft betrekking op de tweede rij die van 0 tot 177.000 euro oploopt. Het verheugt mij dat het College onze suggestie overneemt om het toetsingskader zoals dat hier wordt gepresenteerd - het bedrijfsmatige kader - achterwege te laten als voorstel voor besluitvorming. Naar mijn idee moeten wij met elkaar nagaan hoe het precies zit met de verhouding tussen de Staten en de gedeputeerde. Er is sprake van een verschil van mening tussen de fractie van de PvdA en het College enerzijds en de fractie van GroenLinks anderzijds over het langetermijnperspectief. Wij zijn van mening dat ook wij op een bepaald moment perspectief bieden, want wij maken geen bezwaar tegen een toename van de subsidie
76
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
tot maar liefst 323.000 euro. Dat is veel geld. Wel maken wij er bezwaar tegen dat op dit moment nog een extra bedrag wordt toegekend. Als er geld genoeg was, zouden wij dat graag aan RTV Noord geven, maar wij zijn van mening dat het mogelijk moet zijn die afweging op een zuivere manier te maken. Wij wensen dat besluit derhalve het liefst uit te stellen tot de begrotingsbehandeling. Mevrouw Smit zei dat wij dat geld nu beter kunnen reserveren, omdat wij dat dan niet meer hoeven te zoeken. Toch vrees ik dat wij in de toekomst tijdens de begrotingsbehandeling gezamenlijk behoorlijk moeten zoeken naar gelden voor andere posten die ook heel belangrijk zijn. De consequentie is immers dat wij het geld slechts eenmaal kunnen uitgeven. Het amendement ligt voor, maar na de uitleg van de gedeputeerde kwam ik erachter dat de opmerking over de vermindering, die met de hand is toegevoegd, daar niet thuishoort. Ik verzoek u dan ook die tekst uit het amendement te schrappen. Het is niet gezegd, maar op een gegeven moment zag ik dat in de eerste regel van het amendement het woord “vaststellen” staat, terwijl “reserveren” wordt bedoeld. Het amendement-Van Zuijlen (nummer A) is gewijzigd. De heer HEMMES: Voorzitter! Wij gaan akkoord met de voordracht. Wel druk ik het College op het hart alvast met Stad in gesprek te gaan. Ik vrees namelijk dat wij in de toekomst nog meer geld nodig hebben voor de regionale omroep. De heer ZANEN: Stad heeft haar eigen publieke omroep. De heer HEMMES: Stad heeft ook haar eigen stadion en museum. Ik ben uitgedaagd door de fractie van de PvdA en laat de kans niet liggen te reageren. Morgen wordt het nieuwe kabinet beëdigd. Jan Marijnissen noemde het zaterdag tijdens het congres ‘Het Hemelvaartskabinet’. Ik hoop dat het zijn naam snel waarmaakt. Als dat het geval is, worden er spoedig weer verkiezingen gehouden. Als de SP-fractie dan heel groot wordt, zal zij bijpassen voor de publieke omroep. Mevrouw EDZES-POSTHUMUS: Wij stemmen voor de voordracht. Mevrouw HOEKZEMA-BUIST: Wij stemmen in met de voordracht. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter! Wij zijn van mening dat RTV Noord van belang is voor de Groningse identiteit en de sociaal-culturele waarde. Wij willen RTV Noord een goed perspectief bieden. Het College neemt waar dat de omroep omvangrijke financiële problemen heeft. De omroep is in eerste instantie zelf aan zet en heeft daarover afspraken met ons gemaakt in de vorm van het plan van aanpak. Daartegenover plaatsen wij een bijdrage van de provincie en daarnaast doen wij pogingen de situatie steeds landelijk onder de aandacht te brengen, mede gelet op de afspraken die in het regeerakkoord zijn gemaakt. Het is absoluut nodig RTV Noord dit perspectief te bieden, want anders zal de omroep zwaar moeten bezuinigen en dat zal ten koste gaan van de kwaliteit. De bedragen in het stuk zijn berekend aan de hand van de accressen en daarna geëxtrapoleerd. RTV Noord heeft dat geld hard nodig. Het College wenst dat te reserveren en toe te kennen na toetsing aan de hand van het plan van aanpak. Het is de bedoeling jaarlijks aan de hand van dat plan te toetsen. Daarna wordt het geld eventueel toegekend. Dat zal in de Staten aan de orde zijn.
77
VERGADERING VAN 26 MEI 2003 RTV Noord
De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslaging te sluiten en over te gaan tot stemming. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming komt het amendement en de voordracht. Het amendement-Van Zuijlen (nummer A) wordt met 5 tegen 52 stemmen verworpen. Voor het amendement heeft gestemd de fractie van GroenLinks. De VOORZITTER: Het besluit in de voordracht onder punt 1 is geamendeerd. Dat moet worden gelezen als “Kennis te nemen van het plan van aanpak van RTV Noord…” Bij punt 7 dient te worden gelezen: “Gedeputeerde Staten te verzoeken…” De heer VAN ZUIJLEN (stemverklaring:) Wij stemmen niet tegen dit stuk, omdat wij RTV Noord wel degelijk een warm hart toedragen. Met punt 2 kunnen wij echter niet akkoord gaan. Punt 3 geldt wat ons betreft alleen voor de jaren 2002 en 2003. Met de punten 4 tot en met 7 gaan wij akkoord. De VOORZITTER: Dat betekent dat u aantekening vraagt bij de punten 2 en 3. Mevrouw BOON-THEMMEN: Wij gaan akkoord met de voordracht, met uitzondering van punt 3. Als er sprake is van een accres dat op nul uitkomt of negatief is, moet dat in de Statenvergadering aan de orde komen. Wij gaan daarmee dus niet op voorhand akkoord. Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten, met inachtneming van de door de voorzitter mondeling aangebrachte wijzigingen en met inachtneming van de door de fracties van de VVD en GroenLinks gevraagde aantekening. De vergadering wordt om 18.04 uur gesloten.
78