4-001
VERGADERING VAN DONDERDAG 3 JULI 2003 ___________________________ 4-002
VOORZITTER: DE HEER PROVAN Ondervoorzitter (De vergadering wordt om 10.05 uur geopend)1 4-003
Europese Centrale Bank 2002 4-004
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50237/2003) van Hans Blokland, namens de Economische en Monetaire Commissie, over het jaarverslag 2002 van de Europese Centrale Bank (I50012/2003 - C5-0238/2003 - 2003/2102(INI)). Het is bijzonder toepasselijk dat we vandaag de heer Duisenberg, president van de Europese Centrale Bank, in ons midden verwelkomen. Hij is de eerste president van de Europese Centrale Bank en dit zou wel eens zijn laatste bezoek aan het Parlement in die hoedanigheid kunnen zijn. Daarom, mijnheer de president, heet ik u bijzonder welkom. (Applaus) 4-005
Blokland (EDD), rapporteur. – Dank u wel mijnheer de Voorzitter, mijnheer de President van de Europese Centrale Bank, geachte collega's, met veel plezier en grote interesse heb ik de afgelopen weken uw biografie mogen lezen. Het boek begint met een prachtig geschreven proloog waarin de keiharde onderhandelingen worden beschreven die aan uw benoeming tot eerste president van de Centrale Bank voorafgingen. Het waren moeilijke onderhandelingen die de basis moesten leggen onder een stringent beleid waar het ging om de stabiliteit van de euro. Als één ding echter wel duidelijk is geworden, dan is het dat u los van politieke opvattingen een geheel eigen koers voor de Europese Centrale Bank hebt uitgezet. Het is dan ook een ironische speling van het lot dat juist het land dat moeite had met uw benoeming voor langer dan vier jaar enkele maanden geleden gevraagd heeft of u enige tijd langer zou willen aanblijven. Geachte heer Duisenberg, uw laatste jaarverslag komt uit in een periode dat de groei van de Europese economie tot stilstand is gekomen. In het laatste kwartaal was de groei nul procent. In sommige lidstaten is daarmee ook formeel sprake van een recessie en dat wil zeggen dat voor het tweede opeenvolgende kwartaal de economie gekrompen is. Hierdoor komt de Europese Unie in een zorgelijke situatie. De genomen maatregelen van de Unie en de lidstaten blijken dus niet in staat het economisch tij snel te keren en het is juist in deze periode dat wij het vijfde jaarverslag van de Europese Centrale Bank bespreken. Een jaarverslag over een jaar 1 Bekendmaking van gemeenschappelijke standpunten van de Raad: zie notulen
waarin veel gebeurde. Een jaar waarin voor het eerst de burger zijn vertrouwen in de euro kon laten blijken. Een jaar waarvan we vooraf hogere verwachtingen hadden met betrekking tot het herstel van de economie na de aanslagen van 11 september. Veel van die verwachtingen zijn niet uitgekomen. Nieuwe bedreigingen vertraagden een snel herstel en ook het vertrouwen van de burgers in de euro is nog niet erg groot. Uit het feit dat driehonderd miljoen inwoners van het eurogebied de nieuwe munt volop gebruiken blijkt slechts dat ze geen reëel alternatief hebben, ze moeten wel en politieke conclusies zijn hier verder niet aan te verbinden. In een dergelijke onzekere omgeving is het dan ook niet verwonderlijk dat de ECB grote inspanning moet verrichten om te voldoen aan de doelstelling van stabiliteit. Het is echter niet alleen de verantwoordelijkheid van de ECB maar ook van de lidstaten. Juist de lidstaten leggen met hun begrotingsbeleid de basis onder een stabiele euro. Ik wil in dit debat aan nog enkele punten aandacht schenken. In de eerste plaats is het van belang dat wij ons standpunt in een resolutie kort en krachtig kenbaar maken. Het is nu niet de tijd om al onze politieke wensen tot verandering kenbaar te maken. Voorop moet staan dat in deze economisch minder voorspoedige tijd het Parlement duidelijk maakt een beleid te steunen dat stabiliteit als doel heeft. Stabiliteit van de munt en hopelijk op korte termijn weer economische groei zijn noodzakelijk om het producentenen consumentenvertrouwen te herstellen en de economie te doen opleven. Het aantal nieuwe politieke wensen in de resolutie is dan ook beperkt. Verder is het niet verstandig wanneer wij nu al tornen aan de doelstellingen van de ECB. Met nadruk wijst de resolutie erop, −overigens in navolging van eerdere resoluties− dat prijsstabiliteit de hoofddoelstelling van de ECB is en moet blijven. Nieuwe doelstellingen, zoals de bevordering van de economische groei en andere taken zijn daaraan ondergeschikt. Een belangrijk argument daarvoor is gelegen in de korte historie van de bank. Tot op heden is de bank niet geconfronteerd met een Europa-brede recessie, wel met aanhoudende kritiek op het beleid. Zo was in tijden van economische voorspoed de kritiek groot bij een dalende koers van de euro en nu bij een stijgende koers van de euro maar de koers van de euro ten opzichte van de dollar is geen doel op zich. Het gaat om monetaire stabiliteit binnen de eurozone zelf en daarvoor is de ECB verantwoordelijk. Kortom een echte vuurproef moet nog komen. De bank moet nog bewijzen dat ze in staat is ook in tijden van recessie met de bestaande instrumenten te voldoen aan de doelstelling van prijsstabiliteit. Daar komt nog bij dat de inflatie tot op heden relatief hoog is en de reële lonen sterk stijgen ondanks de toename van de werkloosheid
6 wat duidt op aanhoudende structurele rigiditeiten op de arbeidsmarkten. Ik wil er met klem op wijzen dat het juist voor de prijsstabiliteit waarmee het consumentenvertrouwen onlosmakelijk verbonden is, van belang is dat de ECB onafhankelijk van de politiek haar werk kan blijven doen. Het is dan ook mede aan het Parlement door een resolutie daarvoor de politieke voorwaarden te creëren. Tenslotte mijnheer Duisenberg, op de achterzijde van de biografie staat een foto waarop u duidelijk geniet van uw hobby, vissen. Ik wens u daarbij dan ook een goede vangst toe en verder wens ik u toe dat u de komende jaren in goede gezondheid mag genieten van de goede en schone dingen van het leven. 4-006
De Voorzitter. − Ik weet zeker dat iedereen zich daarbij zal aansluiten, mijnheer Blokland. 4-007
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de heer Blokland bedanken voor zijn verslag. Daarin komen alle onderwerpen die verband houden met het jaarverslag van de Europese Centrale Bank aan de orde. De Commissie is heel blij dat het Parlement op deze wijze bijdraagt aan onze pogingen een beter macro-economisch kader voor de Unie te scheppen, met bijzonder aandacht voor de eurozone. Dit verslag volgt de lijn van voorgaande jaren en bevat tal van stellingen waarmee de Commissie het volledig eens is. Het lijdt geen twijfel dat de euro een groot succes is. We zijn de Europese Centrale Bank dus dank verschuldigd voor de enorme inspanning die ze zich getroost heeft om dit te bereiken. De Commissie is van mening dat de Centrale Bank de afgelopen jaren uitmuntend werk heeft verricht als het gaat om haar voornaamste opdracht – het verzekeren van prijsstabiliteit. Ook wij zijn bezorgd over de fiscale consolidatie en het feit dat de structurele hervormingen niet ver genoeg gaan. Op een aantal punten neem ik echter een genuanceerd standpunt in. Ik heb het dan allereerst over de opdracht van de Bank. Die blijkt duidelijk genoeg uit het Verdrag: ervoor zorgen dat de prijzen stabiel zijn. Het is waar dat van de Bank ook verwacht wordt dat ze het algemeen beleid van de Gemeenschap ondersteunt, maar dat mag nooit ten koste gaan van de stabiliteit. Op dit punt lijkt het verslag van de heer Blokland in een andere richting te wijzen. Dat is de Commissie afgelopen maand al opgevallen, toen we dit verslag bespraken in de Economische en Monetaire Commissie. Volgens het verslag zou de Bank ook op andere terreinen moeten optreden, maar wij geloven dat de opdracht van de Bank dat niet rechtvaardigt. Bij wijze van voorbeeld noem ik het idee om de prijs van voorzieningen en energieproducten in euro te noteren. Op dit punt nemen de Bank en de Commissie hetzelfde standpunt in: als het gaat om het internationaal gebruik van de euro moet de bank een neutrale houding aannemen.
03/07/2003 U geeft verder een beoordeling van het begrotingsbeheer van de Centrale Europese Bank, mijnheer Blokland. We beschikken nog niet over het laatste auditverslag voor het jaar 2001, maar we geloven dat deze benadering formeel gezien ietwat voorbarig is. Ik wil u hoe dan ook bedanken voor uw opmerkingen. Het is voor mij een eer hier in dit Parlement te mogen verschijnen, zeker op een bijzondere dag als deze, nu ook de heer Duisenberg aanwezig is. 4-008
Duisenberg, President van de Europese Centrale Bank. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor uw vriendelijke inleiding. Ik wil ook de heer Blokland bedanken voor de warme woorden waarmee hij de resolutie die hier vandaag op tafel ligt, heeft geïntroduceerd. Het doet mij genoegen – ondanks het feit dat het naar alle waarschijnlijkheid de laatste keer is dat ik hier ben – om vandaag het jaarverslag van de ECB te introduceren voor het jaar 2002, een jaar dat, ondanks alle incidenten die u wellicht als eerste te binnen schieten, werd gekenmerkt door de belangrijke vorderingen die zijn gemaakt op weg naar de Europese integratie. 2002 was vooral het jaar van de succesvolle invoering van de euro in zijn tastbare vorm, en de eurobiljetten en -munten zijn in zeer korte tijd door de burgers van de eurozone geaccepteerd en omarmd. Bovendien hebben de staatshoofden en regeringsleiders tijdens hun topontmoeting van december vorig jaar het historisch besluit genomen om tien nieuwe staten uit te nodigen om zich per 1 mei 2004 aan te sluiten bij de Europese Unie. Maar tegelijkertijd werden de omstandigheden waaronder het monetair beleid in 2002 werd gevoerd, gekenmerkt door beduidende onzekerheid. Na de terugval in de economische bedrijvigheid van 2001, werd er aan het begin van 2002 in de eurozone een matig herstel van de reële groei van het BBP geconstateerd. Naarmate het jaar vorderde bleek dit herstel echter niet door te zetten, onder meer vanwege nieuwe onrust op de financiële markten en geopolitieke spanningen, die hun weerslag hadden op de olieprijzen en het vertrouwen in de economie. De gemiddelde reële groei van het BBP in de eurozone in 2002 wordt geschat op slechts 0,8 procent, tegenover 1,4 procent voor 2001. Ondanks de vertraging in de reële economische groei is de inflatie in 2002 op een gemiddeld peil van 2,3 procent gebleven, hetzelfde als in 2001, en net boven het peil dat de Europese Centrale Bank als definitie van prijsstabiliteit hanteert. Dit werd deels veroorzaakt een aantal tijdelijke of incidentele factoren, waaronder de stijging van de olieprijzen, indirecte belastingverhogingen en slechte weersomstandigheden. Daarnaast valt niet te ontkennen dat ook de omschakeling naar de euro bepaalde effecten heeft gehad. Hoewel de gevolgen van de omschakeling voor de inflatie over het algemeen gering waren, was het psychologisch effect veel groter dan het werkelijke effect, waarschijnlijk door de relatief hoge
03/07/2003 prijsstijgingen in bepaalde sectoren. Van groter belang voor de vooruitzichten voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn was het feit dat de nominale loonstijging relatief hoog is gebleven, ondanks de terugval van de economische bedrijvigheid, de stijging van de werkloosheid en de aanhoudend geringe groei van de productiviteit. Deze ontwikkeling duidt op een zekere hardnekkige structurele rigiditeit van de arbeidsmarkten in de eurozone. De monetaire groei was sterk in 2002. Hoewel deze ontwikkeling gedeeltelijk voortkwam uit de grilligheid van de financiële markten, waardoor beleggers de voorkeur gaven aan financiële activa die gemakkelijk liquideerbaar zijn en weinig risico opleveren, hield zij ook verband met de relatief lage rentetarieven in de eurozone in 2002. De grote nadruk op liquiditeit leek onder de huidige omstandigheden van verminderde economische bedrijvigheid en matige kredietgroei geen risico's voor de prijsstabiliteit op te leveren. Hoewel bepaalde factoren aan het begin van het jaar een opwaartse inflatoire druk deden vermoeden, bleken in de loop van het jaar de verslechterde vooruitzichten voor de economische bedrijvigheid en de aanzienlijke en aanhoudende waardering van de euro deze druk op de middellange termijn aanzienlijk af te zwakken. Tegen deze achtergrond besloot de Raad van Bestuur de voornaamste rentetarieven van de ECB in december 2002 met 50 basispunten te verlagen. Deze maatregel werd in maart 2003 gevolgd door een verlaging met 25 basispunten en door een verdere verlaging met 50 basispunten in juni 2003. Deze tariefverlagingen boden enig tegenwicht aan de diverse factoren die de economische bedrijvigheid nadelig beïnvloeden en hadden als zodanig een gunstige uitwerking op de vooruitzichten voor prijsstabiliteit op de middellange termijn. Door deze besluiten had de minimum biedkoers voor de belangrijkste herfinancieringsoperaties in juni 2003 een peil van 2 procent bereikt. De rentetarieven in de eurozone bevinden zich thans op een historisch dieptepunt, zowel in nominaal als in reëel opzicht. Wat betreft de huidige vooruitzichten voor prijsstabiliteit: de 'flash estimate' van de jaarlijkse inflatie in de eurozone bedroeg in juni 2003 2 procent. De sterke euro, die ervoor heeft gezorgd dat de wisselkoersen weer in de buurt van het langetermijngemiddelde kwamen en zich meer in overeenstemming met de economische grondbeginselen zijn gaan gedragen, zou ook de inflatoire druk laag moeten houden. Bovendien zal de loonstijging, tegen de achtergrond van een matig economisch herstel, naar verwachting beantwoorden aan de voorwaarden voor handhaving van de prijsstabiliteit. Voorlopig zou de ook krachtige monetaire groei normaliter geen nadelig effect moeten hebben op de vooruitzichten voor prijsstabiliteit. Hoewel deze vooruitzichten over de hele linie niet zijn veranderd sinds ons laatste besluit van 5 juni 2003, zal de Raad van Bestuur alle factoren die aan de vaststelling
7 ervan ten grondslag liggen nauwlettend in de gaten blijven houden. De vooruitzichten voor prijsstabiliteit mogen dan gunstig zijn en ervoor gezorgd hebben dat de rentetarieven een historisch dieptepunt konden bereiken, maar dit houdt niet in dat het monetair beleid op eigen kracht zou kunnen zorgen voor blijvende en duurzame groei en werkgelegenheid in de eurozone. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt ook bij andere beleidsmakers. De geringe economische groei in de eurozone kan deels worden toegeschreven aan een gebrek aan ambitie op het vlak van fiscale en structurele hervormingen om de omstandigheden voor investeringen en werkgelegenheid verder te verbeteren. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om meer vaart te zetten achter structurele hervorming van de arbeidsen productmarkten, opdat de eurozone beter bestand wordt tegen schokken van buitenaf en tevens haar groeipotentieel kan verhogen. Fiscaal beleid moet ook gericht zijn op de ontwikkeling van een degelijke consolidatiestrategie in landen waar men te kampen heeft met een toenemend financieringstekort. Een op stabiliteit gerichte benadering van het economisch beleid voor de middellange termijn zou een groot deel van de onzekerheid wegnemen die nu nog de planning en vooruitzichten voor de lange termijn overheerst, en dat zou op zijn beurt weer positieve gevolgen op de korte termijn hebben. Momenteel wordt de noodzaak van structurele hervormingen zelfs nog versterkt door de realiteit van geringe economische groei en de hoge externe waarde van de euro. Ik zal nu ingaan op een aantal andere zaken in de ontwerpresolutie over het jaarverslag van de ECB. Het viel mij - tot mijn genoegen – op dat de standpunten die in de ontwerpresolutie tot uitdrukking komen, op een aantal belangrijke punten sterk overeenkomen met de visie van de ECB, zoals daar waar het gaat om de noodzaak voor lidstaten om zich te houden aan het stabiliteits- en groeipact en aan hun verplichtingen in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, met name in verband met, opnieuw, de structurele hervormingen. Ik waardeer ook het feit dat de toelichting van de ECB bij zijn monetaire strategie, die in mei dit jaar openbaar werd gemaakt, in de resolutie wordt ondersteund. Deze toelichting, die tevens een beeld geeft van de over het algemeen succesvolle ervaringen die de ECB sinds zijn oprichting met zijn monetaire strategie heeft opgedaan, zal het begrip voor het monetaire beleid van de ECB verder vergroten. Hoewel het Europees Parlement en de ECB er op veel belangrijke punten soortgelijke denkbeelden op nahouden, blijven er toch een aantal verschillen in visie bestaan, zoals voor wat betreft de suggestie in de ontwerpresolutie om de samenvatting en de uitslag van de stemming van vergaderingen van de Raad van Bestuur te publiceren. Om een aantal redenen, die ik al bij eerdere gelegenheden in dit Parlement heb genoemd, zijn wij van mening dat de huidige instrumenten die de ECB hanteert om zijn beslissingen bekend te maken en toe te lichten, een voldoende mate van transparantie en
8 een grotere beschikbaarheid garanderen, en tevens beter aansluiten op de institutionele omgeving waarbinnen de ECB actief is. Het zal u ook niet verbazen dat ik het niet eens ben met het standpunt dat het beleidsvormingsproces tot nu toe vertraagd werd doordat de meeste besluiten van de Raad van Bestuur tot dusverre op basis van consensus genomen werden. Integendeel, de Raad van Bestuur heeft zijn besluiten altijd snel kunnen nemen, en heeft altijd wanneer dat nodig was een passend antwoord weten te vinden op veranderende economische omstandigheden. De ontwerpresolutie verwijst ook naar het 'beige boek' van de Federal Reserve als een voorbeeld van de evaluatie van trends van land tot land zoals die zou moeten worden uitgevoerd binnen het Eurosysteem. Laat mij erop wijzen dat de nationale centrale banken binnen het Eurosysteem met grote regelmaat onderzoeken en analyses uitvoeren met betrekking tot de macroeconomische, fiscale en structurele ontwikkelingen in eigen land, waarvan de bevindingen worden gepubliceerd in hun maand-, kwartaal- of jaarverslagen. Deze analyses dragen duidelijk bij aan onze kennis over de ontwikkelingen in de eurozone. Maar vanwege zijn oriëntering op de eurozone als geheel is het natuurlijk logischer voor de ECB om zich in zijn toelichting van het monetair beleid in hoofdzaak op de eurozone te concentreren. Zoals ik al eerder in mijn betoog zei, leven wij momenteel in een tijd van grote historische ontwikkelingen. De droom van een verenigd Europa waarin de voormalige naoorlogse breuklijnen worden overbrugd, staat op het punt om werkelijkheid te worden. Omdat veel van de toetredende landen zich nog niet tot volgroeide markteconomieën hebben ontwikkeld, liggen er nog enorme uitdagingen in het verschiet, maar ik geloof niettemin dat de ondertekening van het toetredingsverdrag op de top van Athene in april een krachtig symbool was van ons gemeenschappelijk geloof in een verenigd Europa. De steun voor het Verdrag, uitgesproken in de nationale referenda die reeds zijn gehouden in een aantal toetredende landen, kan worden gezien als een bevestiging van dit geloof. Het spreekt voor zich dat de operationele procedures en interne werkmethoden van de Europese instellingen en organen in de uitgebreide Unie enigszins moeten worden aangepast, vandaar de hervorming van de stemmingsregeling in de Raad van Bestuur van de ECB. Ik ben mij terdege bewust van de standpunten die het Europees Parlement over dit onderwerp tot uitdrukking heeft gebracht, maar laat mij opnieuw onderstrepen dat het Verdrag van Nice zeer duidelijke voorwaarden en beperkingen heeft opgelegd, waaraan wij ons bij de formulering van het hervormingsvoorstel moesten houden. Hoewel de wijzigingen in de stemmingsregeling, toegegeven, nogal gecompliceerd van aard zijn, zijn de beproefde beginselen van de Eurosysteemstructuur intact gebleven, zoals deelname van de gouverneurs op persoonlijke titel en het beginsel van 'één lid, één stem' voor de leden die over stemrecht beschikken. Zo zal de Raad van Bestuur ook nadat de
03/07/2003 eurozone aanzienlijk is uitgebreid zijn vermogen behouden om snel en efficiënt besluiten te nemen. Direct na de toetreding zullen de nieuwe lidstaten zich met de status van 'landen met een derogatie' bij de Economische en Monetaire Unie aansluiten, en de centrale banken in kwestie zullen onmiddellijk worden opgenomen in het Europees Stelsel van Centrale Banken. In een later stadium zullen deze centrale banken opgenomen worden in het Eurosysteem, nadat de betreffende landen aan de convergentiecriteria voor deelname aan de euro hebben voldaan. Een van de eerste prioriteiten van de Europese Centrale Bank is ervoor te zorgen dat de technische en institutionele infrastructuur aanwezig is om de uitbreiding van het Europees Stelsel van Centrale Banken en, in een later stadium, van de eurozone, ordelijk te laten verlopen. Vorige week hebben we een interessant voorproefje gekregen van het toekomstige, uitgebreide ESCB, toen de gouverneurs van de centrale banken van de toetredende landen voor het eerst als waarnemers deelnamen aan een vergadering van de Algemene Raad van de ECB. Met deze blik op de toekomst wil ik mijn verklaring beëindigen. Dit is de laatste keer dat ik de presentatie kan verrichten van het jaarverslag van de Europese Centrale Bank, waarvan ik vijf jaar lang president heb mogen zijn. Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Parlement, de Economische en Monetaire Commissie en haar voorzitter, mevrouw Randzio-Plath, bedanken voor de vruchtbare samenwerking en de goede betrekkingen die we altijd hebben onderhouden. (Applaus) 4-009
De Voorzitter. − Mijnheer Duisenberg, ik weet zeker dat ik namens alle afgevaardigden spreek wanneer ik u het allerbeste voor de toekomst wens. We realiseren ons allemaal dat u een nieuwe maar reeds zeer gerespecteerde instelling achterlaat, en deze situatie is voor een groot deel te danken aan de bijdrage die u persoonlijk hebt geleverd aan de oprichting van de Europese Centrale Bank. Wij danken u hartelijk voor uw aanwezigheid vandaag en voor al het werk dat u namens ons allen hebt verricht voor Europa. (Applaus) 4-010
Andria (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ook ik wil mij scharen achter de gelukwensen aan het adres van president Duisenberg, en hoop dat hij ook in de toekomst net zoveel succes zal hebben als bij de Europese Centrale Bank. Ik zal u, mijnheer de president, niet het beste wensen voor uw vishobby want kennelijk brengt het ongeluk als een Italiaan en zuiderling zo’n wens uitspreekt. Ik wil ook de heer Blokland gelukwensen met zijn verslag over de werkzaamheden van de Europese Centrale Bank in Europa en over hetgeen deze nu moet
03/07/2003 doen met het oog op de opname van de tien nieuwe landen. Overeenkomstig de Verdragen is het de hoofdtaak van de Europese Centrale Bank een monetair beleid te voeren in Europa en via een dergelijk beleid te zorgen voor prijsstabiliteit. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat los daarvan de Europese Centrale Bank ook op economische gebied meer zeggenschap moet krijgen en gebruik moeten kunnen maken van de formules van zedelijke overreding, die zulke verrassende resultaten hebben opgeleverd bij het toezicht in de bankensector. Ik had een amendement ingediend, dat evenwel niet in de commissie werd goedgekeurd, en waarin ik een voorstel deed voor een duidelijkere en volledigere definitie van het pact. Deze luidde als volgt: het Stabiliteits- en groeipact moet op uniforme wijze worden gelezen om de geloofwaardigheid van de eurozone en daarmee de efficiëntie van het monetair beleid niet te ondermijnen; is van mening dat de Europese Centrale Bank de Commissie moet bevestigen dat het pact soepel genoeg moet worden toegepast opdat het de groei kan bevorderen. Dit pact is namelijk niet alleen in het leven geroepen om stabiliteit te bewerkstelligen maar ook om de groei op te trekken tot aanvaardbare niveaus. Groei is een essentieel doel van het pact en kan ook worden bewerkstelligd met niet-openbare investeringen in grote infrastructuurprojecten en in onderzoek. Natuurlijk mag een dergelijke optie geen voorwendsel worden om afstand te doen van stringente overheidsrekeningen. Deze moeten veeleer vergezeld gaan van een absoluut levensvatbaar belastingbeleid, een beleid zoals dat op zulk voortreffelijk wijze in het Verenigd Koninkrijk ten uitvoer wordt gelegd. In het recentelijk goedgekeurd ontwerp van de Conventie zijn ook bepalingen opgenomen voor de Europese monetaire instellingen, of liever gezegd voor de rol van de ECB en de nationale centrale banken en voor hun delicate betrekkingen. Enkele nationale centrale banken vreesden dat zij macht zouden verliezen en de macht geconcentreerd zou worden in Frankfurt. De nationale centrale banken wilden niet dat de Europese Centrale Bank een echte instelling werd, omdat volgens hen - maar dat was ongetwijfeld een voorwendsel - op die manier de onafhankelijkheid van het kredietwezen in gevaar zou worden gebracht. Door deze krachtmeting tussen de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken zijn de zaken er echter niet veel duidelijker op geworden. Alleen in artikel 29, lid 3 komt een uitputtende definitie voor: de Europese Centrale Bank is een instelling met rechtspersoonlijkheid. Als wij de andere desbetreffende besluiten zien, stellen wij vast dat in Europa, in het Parlement, evenals elders de strategie van het compromis de overhand heeft gehad. Daarmee worden echter niet alleen de uiteenlopende situaties nog verder uit elkaar gedreven, maar wordt vaak ook onzekerheid en verwarring gesticht. De noodzaak van een compromis zorgde ervoor dat voor de Raad van Bestuur van de Bank een heel ingewikkelde stemprocedure werd gekozen en het drukken van bankbiljetten op onbegrijpelijke wijze werd verdeeld over de verschillende muntinstellingen. Het
9 belangrijkste is echter dat een gedecentraliseerd systeem werd aangehouden, dat met de voltooiing van de uitbreiding naar het Oosten wel eens zeer ingewikkeld en inefficiënt zou kunnen worden. Afgezien van hetgeen in de Conventie is besloten moet men zich afvragen of men, als men rekening wil houden met de leidinggevende rol van de Europese Centrale Bank en de belangen van de verschillende nationale centrale banken, er niet beter aan zou doen het werk te verdelen over het centrum en de periferie. Dat zou betekenen dat de nationale centrale banken, die belast moeten blijven met het toezicht op de kleinere kredietinstellingen, zich moeten specialiseren. Ik hoop dat tijdens de Intergouvernementele Conferentie heel wat van deze twijfel kan worden weggenomen. 4-011
Randzio-Plath (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte mijnheer Duisenberg, het jaarlijkse plenaire debat van het Europees Parlement over het jaarverslag van de Europese Centrale Bank is net als de driemaandelijkse monetaire dialoog steeds weer een gelegenheid voor het opmaken van de balans, maar ook voor een blik op de toekomst. In deze situatie is het erg goed toch te constateren dat niemand twijfelt aan het succes van de oprichting van de centrale bank, de invoering van het contante geld en de bestrijding van de inflatie. Ik wil u ook van harte bedanken voor de samenwerking en uw bijdrage. Wanneer tegenwoordig 75 procent van de bevolking voor de euro is, hebben zeker ook uw werk, activiteiten en invloed daartoe bijgedragen. Wij zullen beslist alles doen om ook de instemming van het overige kwart te winnen, en hopen dat ook de drie lidstaten die zich nog buiten de eurozone bevinden, binnenkort lid worden van de Europese Monetaire Unie. (Applaus) Hoewel de rente in Europa zich op een historisch dieptepunt bevindt, vraag ik me bij de beschouwing van het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank toch af of die rentestand de juiste is, gezien de mate waarin wij achterblijven bij ons groeipotentieel en gezien de binnen afzienbare tijd gegarandeerde prijsstabiliteit. En daarom rijst voor mij de vraag of de monetaire strategie optimaal is. De Bank heeft natuurlijk zelf gecontroleerd in hoeverre zij met haar monetaire strategie tevreden kan zijn, en ik vind dat echt heel nuttig. Ook wij als politici echter moeten altijd bekijken of deze monetaire strategie optimaal is, niet alleen als zodanig maar ook wat betreft die aspecten van de macroeconomische politiek die samenhangen met de doelen van Lissabon – groei, werkgelegenheid en sociale samenhang. Ik weet dat het werk u niet bepaald gemakkelijk wordt gemaakt, omdat ook de coördinatie van het economisch, werkgelegenheids- en financieel beleid voor verbetering vatbaar is. Desondanks vraag ik mij af in hoeverre er nog meer kan worden bijgedragen. De krachtiger definitie van de prijsstabiliteit, met als doel een
10 inflatiepercentage op de middellange termijn van juist onder de 2 procent, geldt beslist als zo’n bijdrage. Toch blijf ik van oordeel dat onze Centrale Bank een meer rigide definitie van prijsstabiliteit hanteert dan andere internationaal vooraanstaande centrale banken. Daarom moet steeds overwogen worden of een zekere koerswijziging niet op zijn plaats zou zijn. Ik vind het ook belangrijk dat wij ons voortdurend met inflatie en deflatie bezighouden, en met de definitie van deze begrippen, juist met het oog op het risico van deflatie. Ook in tijden van sterke economische groei kan een symmetrisch doel van 2 procent met een fluctuatiemarge van +/- 1 procent zeker het overwegen waard zijn. De ECB moet de betekenis van een strategie voor minder groei en meer werkgelegenheid in de eurozone niet onderschatten. Dat is natuurlijk niet het primaire, maar het secundaire doel, maar het ontbreekt ons tot op heden aan een heldere definitie. De huidige economische situatie maakt duidelijk dat groeiprikkels dringend geboden zijn en ik juich de nieuwe investeringsinitiatieven en ook de goedkeuring van de Europese Investeringsbank uitdrukkelijk toe. Ik zie deze initiatieven beslist in samenhang met structurele en belastinghervormingen, maar met dergelijke hervormingen alleen kunnen we de doelen van Lissabon niet verwezenlijken. Daarom vind ik dat zeer belangrijk. Het zal u niet verbazen dat ik opnieuw verwijs de transparantie van het monetair beleid. Dit Parlement immers heeft hierover door de jaren heen zeer duidelijk zijn mening gegeven. Ik zie nog altijd niet in waarom de effectiviteit van de Bank in gevaar zou komen wanneer de samenvattende verslagen gepubliceerd zouden worden. Ik zie ook geen gevaar voor de ECB en haar onafhankelijkheid wanneer de gewogen stemmingen anoniem bekend zouden worden gemaakt. Ik zie slechts voordelen, namelijk veel meer helderheid, meer informatie en het vermijden van valse informatie. Ik denk hierbij aan uw laatste persconferentie en de berichtgeving daarover in de Britse pers, die ook op de markten tot veel speculatie en irritatie heeft geleid. Dat kan dan ook anders. Meer transparantie voorkomt beoordelingsproblemen en de daaruit voortvloeiende verkeerde investeringen, die wij allemaal willen vermijden. Daarom vind ik het erg belangrijk dat op dit punt nog meer wordt gedaan. Ook wat betreft het draagvlak bij de burgers voor de euro kan nog meer worden gedaan, bijvoorbeeld door het biljet van vijfhonderd euro af te schaffen of door een biljet van één euro in te voeren. Er bestaat tenslotte ook een biljet van een dollar! (Applaus) 4-012
Schmidt, Olle (ELDR). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Duisenberg, om te beginnen wil ik collega Blokland bedanken voor zijn constructieve verslag en tegelijkertijd uiting geven aan mijn respect en dat van de liberale fractie voor de wijze waarop de ECB zich vorig jaar van zijn taken gekweten heeft. Ik wil tevens van de
03/07/2003 gelegenheid gebruikmaken om president Duisenberg persoonlijk te bedanken. De invoering van de chartale euro moet als zeer succesvol worden beschouwd. De logistieke problemen waren groot en er bestond een groot gevaar voor verkeerde beslissingen, maar de euro is in zeer korte tijd de tweede wereldvaluta geworden. Toen ik onlangs Japan bezocht bespeurde ik een aanzienlijke vrees voor de sterkte van de euro en de economische voordelen van de euro voor de eurolanden en de hele Europese Unie. Zoals u weet, mijnheer Duisenberg, wordt in mijn land dit najaar een volksraadpleging gehouden. Ik overdrijf niet als ik zeg dat iedereen het heeft over de ECB. In vele opzichten worden de Bank en het door u verrichte werk geprezen, maar op één gebied krijgt de ECB kritiek, en naar mijn mening terecht. Die kritiek betreft de transparantie en het toezicht. In uw laatste periode bij de ECB, mijnheer Duisenberg, zou u nog meer inspanningen op dit gebied kunnen leveren U bent het Parlement al eerder tegemoetgekomen en dat kunt u nogmaals doen. U kent onze wensen, want u heeft ze zelf al genoemd: openbaarheid van de notulen van de ECB-Raad, jaarlijkse publicatie van economische prognoses van afzonderlijke landen, regio’s en grensgebieden, zoals het zogenaamde beige boek in de Verenigde Staten. Verder moet er een nieuwe discussie gevoerd worden over de nieuwe regels voor het stemmen. Het beginsel moet heel duidelijk zijn: per land één stem. Omdat ik er op dit moment hard aan werk de Zweden ertoe te bewegen ja te zeggen tegen de euro, is juist het vraagstuk van de gebrekkige openheid van de ECB een probleem. Mijnheer Duisenberg, als u zich vandaag in positieve zin kunt uitlaten, zou dat steeds meer Zweden ertoe kunnen aanzetten om de euro te aanvaarden. Transparantie en toezicht zijn altijd goed voor de democratie. Als de nationale bank in Stockholm erin slaagt om de notulen en de stemmingen openbaar te maken, dan moet de ECB in Frankfurt dat ook kunnen; daar ben ik van overtuigd. Tot slot wil ik u bedanken en wens ik u een goede vangst bij het vissen. Mijnheer Duisenberg, voortaan kunt u een bordje ophangen met de woorden: “Ik ben vissen”. 4-013
Della Vedova (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, president Duisenberg, mijnheer de commissaris, mijnheer de rapporteur - van een goed verslag -, ik wil mijn anderhalve minuut gebruiken om enkele korte opmerkingen te maken over het bestuur van de Europese Centrale Bank door de heer Duisenberg. De Bank heeft zich mijns inziens niet alleen onderscheiden door de succesvolle invoering van de euro maar ook door een bepaalde aanpak van het monetair beleid die president Duisenberg de Bank heeft laten volgen. Hij heeft in deze jaren op moedige en efficiënte wijze de onafhankelijkheid van niet alleen de Centrale Bank maar van heel het monetair beleid weten te beschermen tegen
03/07/2003 herhaalde pogingen van regeringen en grote segmenten van de publieke opinie om het monetair beleid te onderwerpen aan bepaalde vereisten op korte termijn, vereisten die verband hielden met een beleid dat uiteindelijk in Europa geen voorwaarden voor economisch succes en groei heeft weten te creëren. President Duisenberg zei vanmorgen: “Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is meer vaart te zetten achter structurele hervormingen”. Welnu, ik hoop dat zijn opvolger - die met zijn taak begint in een klimaat en een situatie die volgens ons qua procedures verduidelijkt moeten worden – net als hij voet bij stuk houdt als het om de noodzaak van structurele hervormingen gaat, om de noodzaak van bescherming van het Stabiliteitspact. Dat is namelijk de enige manier om de toekomstige generaties Europeanen, burgers en belastingbetalers te beschermen. Ik wil u, mijnheer Duisenberg, bij voorbaat feliciteren met uw verjaardag over enkele dagen, en namens ons allen in dit Parlement, namens alle Europese burgers de wens uitspreken dat de opvolger van de heer Duisenberg van vergelijkbare statuur zal blijken te zijn. 4-014
Konrad (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, geachte collega’s, commissaris Solbes heeft onlangs terecht gezegd dat de economische groei de zwakte is van Europa. Ik voeg hieraan toe dat de overheidstekorten in Europa ook een grote zwakte zijn. Het erge is dat juist de grote landen deze tekorten hebben doen oplopen. Het is echter belangrijk ook duidelijk te zeggen dat dit niet voor alle landen geldt: in zeven landen binnen de Europese Unie is sprake van een begrotingsevenwicht of zelfs, zoals in Zweden, Denemarken en Finland, van een begrotingsoverschot. Daarom mogen wij niet toestaan dat er altijd over ‘de’ vijftien landen van Europa wordt gesproken, alsof daar overal dezelfde problemen zijn. Integendeel: ze verschillen erg van elkaar. Ik geloof dat dit duidelijk beklemtoond moet worden. Daar komt nog het volgende bij: er zijn landen die het 3 procent-criterium van het Stabiliteitspact niet halen, met name natuurlijk Frankrijk, Portugal en Duitsland. Als ik het Stabiliteitspact bekijk, is er misschien amper een sprankje hoop dat het blijft voortbestaan. Wanneer we bijvoorbeeld de discussie in Duitsland in aanmerking nemen, en het feit dat de belastinghervorming niet via de afbouw van overheidssubsidie mag worden gecompenseerd, dan staat eigenlijk nu al vast dat Duitsland dit pact nog vele jaren zal blijven schenden. Daarom mogen wij niet toelaten dat juist de grote economieën in Europa verzuimen de noodzakelijke structurele hervormingen uit te voeren en dus hun begroting niet op orde brengen. Zowel de Europese Centrale Bank als de verantwoordelijke commissaris hebben er steeds weer op gewezen dat juist in deze landen structurele hervormingen van bijvoorbeeld de gezondheidszorg of andere onderdelen binnen het hele spectrum van de sociale voorzieningen noodzakelijk zijn vanwege de
11 latente begrotingsrisico’s. Dit moet eindelijk eens worden aangepakt. We kunnen wel stellen dat de heer Duisenberg zijn stempel heeft gedrukt op de Europese Centrale Bank in de eerste jaren van haar bestaan, op haar weg naar onafhankelijkheid. Dat werd duidelijk tijdens de vele dialogen die wij in de Economische en Monetaire Commissie hebben gevoerd. Ik wil u daarvoor hartelijk bedanken, mijnheer Duisenberg. Beslissend is dat wij ook in de toekomst voorkomen dat deze bank wordt gepolitiseerd, zodat het in deze dialoog met het Parlement om informatieverstrekking blijft gaan en niet om rechtvaardiging. Daar wil ik ook de nadruk op leggen. Ik geloof dat juist de heer Duisenberg veel heeft gedaan om die onafhankelijkheid te waarborgen. Laat mij een laatste opmerking toevoegen: Europa heeft behoefte aan maximale flexibiliteit. Wij hebben flexibilisering nodig. Wat wij echter niet nodig hebben, is flexibilisering van het Stabiliteitspact in Europa. Dat is mijn sterke overtuiging. 4-015
Santos (PSE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, de goede naam die het mandaat van de ECB onder leiding van de heer Duisenberg heeft verworven wordt algemeen erkend. Deze instelling verdedigt haar monetair beleid met overtuiging en dat is heel goed. De Bank gelooft dat haar beleid het meest geëigend is om de Europese economie op korte termijn weer op gang te helpen. Ze heeft enige tijd geleden een aantal wijzigingen van het monetair beleid doorgevoerd, en die worden alom positief gewaardeerd. Ze zouden een stap voorwaarts betekenen. Intussen is het wel zo dat economisch herstel in Europa voorlopig nog niet in zicht is, terwijl de markten vooraf hebben gereageerd op de beleidswijzigingen. Zo is het effect van die wijzigingen uitgevlakt, en dat zal op korte termijn niet bijdragen tot herstel. Voorspeld wordt nu dat de groei van het BBP in Europa in 2003 ongeveer 0,7 procent zal bedragen. Voor 2004 wordt gerekend op een groeipercentage van slechts 1,6 procent. Dat betekent dat de ECB haar groeivoorspellingen met één streek van de pen fors omlaag haalt: met 0,9 procent voor 2003, en met 0,8 procent voor 2004. Het is niet zo dat de keuze er een is tussen groei of stabiliteit. De ECB mag zich dus niet uitsluitend richten op haar voornaamste doelstelling – stabiliteit. Er zijn namelijk ook beleidsterreinen waar andere doelstellingen gelden – zoals economische groei, of groei van de werkgelegenheid. Als de Bank zich alleen met stabiliteit bezig houdt, kan ze het beleid op deze terreinen schade toebrengen. De nationale regeringen, de Raad en de Commissie moeten op hun beurt iets doen aan de coördinatie van het economisch beleid, en geen genoegen nemen met het feit dat de belangrijkste richtsnoeren voor het economisch beleid niet meer dan een indicatief karakter hebben. Er bestaan bovendien goede redenen om te geloven dat de Bank bij het bepalen van haar monetair beleid een
12 verkeerd uitgangspunt heeft gekozen. Ze is uitgegaan van een inflatiepercentage van 2 procent, en dat sluit niet aan bij het groeipotentieel van de Europese economie. Het is dus van belang dat de Europese Centrale Bank meewerkt aan het vinden van antwoorden op de volgende fundamentele vragen: zijn de structurele hervormingen die in de economieën van de Europese landen zijn doorgevoerd, voldoende geweest? Als dat niet het geval blijkt te zijn: welke extra bijdrage kan het monetair en fiscaal beleid leveren aan het overwinnen van de huidige economische stagnatie? De ECB heeft de door het Groei- en Stabiliteitspact opgelegde restricties op het monetair en fiscaal beleid steeds gesteund. Zijn die restricties verenigbaar met de hoognodige hervorming van het Europese sociale model? Kan dat model zijn bijzondere karakter binnen de context van het Europese ontwikkelingsbeleid behouden? Heeft de huidige waardevermeerdering van de euro te maken met de grondslagen van de Europese economie en kan ze bijdragen tot economisch herstel, of zal die waardevermeerdering juist leiden tot ernstige deflatie? De structurele hervormingen zijn niet voldoende geweest om de doelstellingen van de strategie van Lissabon te verwezenlijken. Wat kan de ECB doen om die situatie recht te zetten? Kunnen die doelstellingen binnen de aanvankelijk vastgelegde termijnen verwezenlijkt worden, en wel binnen het kader dat door het huidige monetaire en fiscale beleid geschapen wordt, terwijl de nationale staten er klaarblijkelijk de voorkeur aan geven de economische samenwerking te minimaliseren? De mate waarin de ECB verantwoordelijk is voor de economische crisis en de mate waarin ze actief kan medewerken aan het te boven komen van die crisis hangt af van de antwoorden die ze op deze problemen geeft en van de consistentie van die antwoorden. Net als de rapporteur, de heer Blokland, erken ook ik dat de Bank over het geheel genomen positief werk heeft geleverd. Dat neemt niet weg dat het EP binnen het kader van zijn taken en bevoegdheden de plicht heeft de aandacht te vestigen op de bestaande problemen. Het EP moet er vervolgens bij de instellingen op aandringen dat er voor die problemen oplossingen gevonden worden. 4-016
Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte president Duisenberg, als coördinator van de Fractie van de Europese Volkspartij (christen-democraten) en de Europese Sociaal-Democraten wil ik u, de eerste president van de Europese Centrale Bank, heel hartelijk bedanken voor uw werk. Namens onze fractie wil ik zeggen: u bent de juiste man op het juiste moment geweest. U heeft het beeld van de Europese Centrale Bank niet alleen door uw uiterlijk bepaald, maar ook door uw persoonlijkheid. Ik heb zelf een zoon van drie jaar en weet daarom hoe belangrijk, afwisselend en uitdagend de bijna dagelijkse verrassingen in de eerste levensjaren zijn. De eerste levensjaren van de Europese Centrale Bank zijn succesvol verlopen en u heeft uw specifieke verantwoordelijkheden in die jaren ten volle en naar
03/07/2003 onze tevredenheid op u genomen. De invoering van chartale euro is zonder strubbelingen verlopen. De Europese Centrale Bank heeft zich geprofileerd als onafhankelijke Europese wereldbank. U heeft met vaste hand het monetair beleid gevoerd, binnen het kader van de statuten van de ECB, en daarbij vertrouwen gekweekt zonder te buigen voor het populisme, het opportunisme en de interrupties uit de actuele politiek. Daarmee heeft u bewezen dat overzicht belangrijker voor u is dan profilering in de actuele politiek. Vandaag maande u ons u bij de beoordeling van het verslag opnieuw tot voorzichtigheid. U beschikt over de geloofwaardigheid en integriteit die nodig zijn om dergelijke waarschuwingen kracht bij te zetten. U heeft ons er vandaag nogmaals aan herinnerd dat, ondanks de vele successen van de Europese Centrale Bank, er nog steeds geen begin is gemaakt met veel van de taken die zijn overeengekomen ten aanzien van het economische beleid van de lidstaten, maar ook ten aanzien van onze eigen werkzaamheden. U hebt er ook op gewezen dat de structurele hervormingen een hoge prioriteit dienen te krijgen binnen het Europese economische beleid, aangezien zij de basis vormen voor stabiliteit en groei; dat het fiscale beleid impulsen moet geven en bespoedigd moet worden en dat het Stabiliteits- en groeipact geen pact mag worden dat voortdurend in twijfel wordt getrokken, maar als aanvulling op de statuten van de ECB een noodzakelijke basis voor een succesvol stabiliteits- en groeibeleid moet zijn. U heeft ons opnieuw in herinnering gebracht dat het monetaire beleid geen vervanging kan zijn van een economisch en conjunctuurbeleid en noodzakelijke structurele hervormingen, en dat wij onze prioriteiten op basis daarvan moeten bijstellen. U heeft door uw inspanningen en die van uw collega’s bij de ECB meerdere monetaire crises weten te voorkomen. Denk maar aan 11 september, of de crises in Azië en Rusland. U heeft Europa en de ECB goed voorbereid op de uitbreiding, en wij zijn zelfs naar elkaar toe gegroeid, hoewel wij vaak graag een beetje meer communicatie en transparantie hadden gezien. De verhouding is echter opener geworden. Ter afsluiting zou ik u willen zeggen dat u wat mij betreft gerust de gehele periode in functie had kunnen blijven! Bedankt voor uw inspanningen! (Applaus) 4-017
Langen (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte president Duisenberg, geachte dames en heren, geachte collega’s, ik wil me graag aansluiten bij de woorden van dank aan president Duisenberg. Hij is er met behulp van zijn medewerkers en commissies de afgelopen jaren in geslaagd de invoering van de euro zo te organiseren dat het draagvlak onder de bevolking aanzienlijk is gegroeid. Hiervoor hartelijk dank. Ik heb altijd bewondering gehad voor de open en faire manier waarop u in het Parlement met ons over die zaken discussieerde.
03/07/2003 De argumenten die hier vandaag naar voren komen zijn dezelfde die de laatste jaren steeds weer zijn opgedoken. Ik denk bijvoorbeeld aan collega Randzio-Plath, die ook vandaag weer heeft gezegd dat het monetair beleid de problemen in Europa kan oplossen. Dat is een vergissing! Structurele en fiscale hervormingen zijn niet genoeg om de doelen van het besluit van Lissabon te realiseren. Ze zijn wel nodig, maar niet afdoende. Zelfs met een goed monetair beleid is het doel van Lissabon niet haalbaar als er in de lidstaten van de Europese Unie geen structurele hervormingen plaatsvinden. Mevrouw Randzio-Plath, wij hebben hier vandaag twee verantwoordelijke deskundigen op monetair gebied te gast: de door mij zeer gewaardeerde heer Duisenberg en de evenzeer gewaardeerde heer Sölbes. Beide komen uit de sociaal-democratie en zijn niet bereid uw voorstellen te accepteren. Ook wil ik mij oprechte dank uitspreken voor het consistente monetaire beleid dat de afgelopen jaren is gevoerd. Dat is echter niet het enige onderwerp dat besproken moet worden in verband met het jaarverslag, naar wij aannemen het laatste waar de heer Duisenberg verantwoordelijk voor is. Uit het nieuwe jaarverslag, waar u overigens trots op kunt zijn, mijnheer Duisenberg, blijkt dat de euro de plaats op het wereldtoneel heeft gekregen die hij verdient. De euro is vandaag weer net zo sterk als voorheen. Wij hebben de crises met deze euro overwonnen. Er is in afgelopen jaren absoluut geen fout gemaakt. En weer klinkt dat oude verhaal dat wij onmiddellijk informatie moeten krijgen over de interne besluitvorming van de commissies van de Europese Centrale Bank. Ook dat is wat mij betreft een vergissing. Juist dankzij deze gereserveerde beoordelingsprocedure is de innerlijke stabiliteit van de euro de laatste jaren veiliggesteld en de uiterlijke verbeterd. Daarom ben ik van mening dat noch de welverdiende pensionering van de heer Duisenberg noch de keuze van zijn opvolger gepaard moeten gaan met een wijziging in de strategie van de Europese Centrale Bank van welke aard dan ook. U heeft de inflatiemarge reeds veranderd. De beslissing om niet simpelweg op een zo laag mogelijk niveau te mikken maar de inflatie rond de 2 procent te houden, was juist. We hebben links in dit Parlement horen jammeren dat er deflatierisico’s dreigen. Wat een onzin allemaal! De volstrekt normale aanpassing van de prijzen en de concurrentiepositie in de eurozone heeft ertoe geleid dat de inflatiepercentages zich verschillend hebben ontwikkeld. Dat geldt natuurlijk ook voor de groeipercentages. Dat behoort tot de verantwoordelijkheid van de lidstaten en dat moet in de toekomst ook zo blijven. Daarom doet het me deugd dat deze strategie door u zo is aangestuurd. De verantwoordelijkheid voor de groei in Europa ligt niet bij de Europese Centrale Bank – wat het monetair beleid betreft zijn er toch al niet veel mogelijkheden meer -, maar met name bij de regeringsleiders, de politieke meerderheid in de drie grote lidstaten, Duitsland, Frankrijk en Italië. Bondskanselier Schröder,
13 premier Raffarin en premier Berlusconi zullen structurele hervormingen moeten doorvoeren. Daar moeten we beginnen, ongeacht de politieke basiskoers. Alleen wanneer we ons consequent houden aan het Stabiliteits- en groeipact kunnen we de euro op langere termijn naar binnen en naar buiten toe stabiel houden. In dit opzicht, mijnheer Duisenberg, wil ik u bedanken voor de goede samenwerking en het vertrouwen, en voor de successen die u tijdens uw ambtstermijn hebt bereikt. Ik wens u alle goeds op uw verdere levensweg! (Applaus) 4-018
Duisenberg, ECB. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste wil ik alle leden die het woord hebben gevoerd, bedanken voor hun gelukwensen en vooral ook voor de steunbetuigingen aan de ECB voor de strenge naleving van het Stabiliteits- en groeipact. Men moet zich realiseren dat het Stabiliteits- en groeipact een zeer nuttig aanvullend element is in de totstandkoming van ons monetair beleid. De ECB is echter niet de hoedster van het Stabiliteits- en groeipact, want dat is de Europese Commissie. Maar ik kan u verzekeren dat de ECB altijd pal achter de Europese Commissie heeft gestaan bij haar inspanningen om vast te houden aan de voorwaarden van het Stabiliteits- en groeipact, en dat altijd zal blijven doen. De heer Andria had het over de positie van de ECB en het ESCB zoals die wordt omschreven in artikel 29 van de ontwerp-Grondwet van de Conventie, die half oktober zal worden besproken tijdens de intergouvernementele conferentie. Mag ik hier één ding over zeggen? Voor zover het zijn eigen positie betreft is de ECB tevreden over de ontwerp-Grondwet. Wij zouden echter één zaak graag gewijzigd zien. Deze heeft betrekking op het feit dat in het huidige Verdrag en in de ontwerp-Grondwet de term 'Europees Stelsel van Centrale Banken' niet geheel eenduidig omschreven wordt. Soms lijkt de term te worden opgevat als de som van alle centrale banken die deel uitmaken van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Soms wordt zij opgevat als uitsluitend bestaand uit de ECB zelf en de deelnemende nationale centrale banken. Wij nu hebben gepleit voor de opneming ergens in de tekst van een verwijzing naar het kernconcept van Europa's systeem van centrale banken, oftewel het Eurosysteem. Het ECB is daarvan de as en de deelnemende nationale centrale banken zijn de spaken; samen vormen ze het centrale banksysteem van Europa. Wanneer men ons naar onze mening vraagt, en dat moet zeker gebeuren, zullen wij erop aandringen dat men op de intergouvernementele conferentie een verwijzing in de tekst opneemt naar het concept van het Eurosysteem, dat de centrale bank van de bevolking van Europa vormt. Dit concept is tot dusverre nog nergens vermeld, niet in het huidige Verdrag en ook niet in de ontwerpGrondwet.
14 Verscheidene sprekers, waaronder mevrouw RandzioPlath, hebben hun twijfel uitgesproken over de optimale doeltreffendheid van de huidige benadering van het monetair beleid. De laatste spreker, de heer Langen, verwees zelfs naar recente uitspraken van een aantal regeringsleiders, waaronder de heer Schröder, de heer Raffarin en de heer Berlusconi, waarin zij de ECB opriepen meer te ondernemen om de groei onder de huidige omstandigheden te bevorderen. Hier wil ik volstrekt duidelijk over zijn. Het huidige monetair beleid, met rentetarieven van 2 procent, is volgens de Raad van Bestuur wel degelijk gepast met het oog op de verwachte ontwikkelingen op de middellange termijn. Wij verwachten dat de inflatie in de resterende maanden van dit jaar rond het niveau van 2 procent zal blijven zweven, om vervolgens in het begin van het volgend jaar, grotendeels vanwege basiseffecten, aanzienlijk onder de grens van 2 procent te duiken. Later in dit jaar en in 2005 verwachten wij dat de inflatie weer enigszins zal toenemen en weer in de buurt van 2 procent zal komen. Dit is ook ons doel. Uitgaand van dit monetair beleid, dat gezien de prognoses, voor zover deze mogelijk zijn, als toepasselijk kan worden beschouwd, kan men niet anders concluderen dan dat het monetair beleid zijn bijdrage heeft geleverd aan het creëren van de voorwaarden voor herstel van de economische groei en groei van de werkgelegenheid in de eurozone. Wij hebben ons aandeel bijgedragen en het is nu zo dat de regeringen – misschien klinkt dit een beetje hard – zich niet meer achter de ECB kunnen verschuilen om hun eigen nalatigheid te verdoezelen bij de doorvoering van de structurele hervormingen die Europa zo hard nodig heeft. (Applaus) Is de definitie van prijsstabiliteit te star? Ik vind van niet. Onlangs hebben we onze definitie en onze strategie toegelicht. Wij streven naar een inflatiecijfer van onder, maar dicht bij de 2 procent. Dat moet de Europese bevolking voldoende garantie bieden dat wij op onze hoede zijn, en niet alleen in de strijd tegen inflatie, maar ook in de strijd tegen deflatie, mocht dit verschijnsel zich voordoen. Op een andere vraag wil ik ook een heel duidelijk antwoord geven. De heer Santos vroeg zich af of de waardering van de euro tot deflatie zou kunnen leiden. Mijn antwoord is dat we dat niet zien gebeuren. Wij verwachten geen deflatie, noch in Europa, noch in enig specifiek gebied binnen de eurozone. Deflatie ligt niet op de loer. Dat is duidelijk. Is de definitie te star? Laat ik een anekdote geven. Onze definitie van prijsstabiliteit is een inflatiecijfer dat niet hoger is dan 2 procent. Ik zal u nu een voorbeeld geven. De Bank of England kent ook een inflatiebeleid, en de
03/07/2003 minister van Financiën legt de Bank of England een streefcijfer van 2,5 procent inflatie op, gemeten aan de hand van de detailprijsindex. Maar nu heeft de minister van Financiën aangekondigd dat hij in september bij de presentatie van zijn halfjaarlijkse begroting waarschijnlijk zal overschakelen op de Europese definitie van de prijsindex – de geharmoniseerde index van de consumentenprijsinflatie. Als hij dit doet, en de 2,5 procent die Engeland hanteert dus wordt uitgedrukt volgens de geharmoniseerde index van consumentenprijzen, zal deze zeker onder de 2 procent komen te liggen– waarschijnlijk tussen 1,75 en 2 procent. Over het publiceren van de verslagen van vergaderingen en meer transparantie het volgende. Ik geloof oprecht dat geen centrale bank ter wereld zo open is over zijn besluiten met betrekking tot het monetair beleid en de achtergronden en analyses waarop deze besluiten gebaseerd zijn, als de Europese Centrale Bank. Ongeveer een uur nadat we een besluit hebben genomen, houden we een persconferentie en geven we alle relevante achtergrondinformatie en motieven voor het betreffende besluit, en vervolgens is er een vragenronde waarin we alle vragen met betrekking tot het besluit beantwoorden. Sommigen zeggen dat er minder verwarring zou zijn als we de verslagen van deze vergaderingen zouden publiceren. Maar kijk eens naar het besluit dat vorige week door het Federal Reserve System werd genomen. Er werd direct een perscommuniqué uitgevaardigd waarin de besluiten werden genoemd en waarin ook het stemgedrag van de leden van de Federal Open Market Committee werd vermeld. U weet nu allen dat dit op de markten meer verwarring dan transparantie heeft veroorzaakt. Mijnheer de Voorzitter, ik heb de meest prangende vragen beantwoord. Ik wil de leden nogmaals bedanken voor hun dankbetuigingen voor het verleden en hun gelukwensen voor de toekomst. Ik wil de heer Karas, die een zoon van drie heeft, vertellen dat ik acht kleinkinderen heb van ongeveer dezelfde leeftijd. Laatst zagen ze me in een televisieprogramma voor kinderen, waarin ik moest uitleggen hoe de euro werkt en wat de complicaties zijn. Toen ze me na de uitzending belden, vroeg ik of ze mijn uitleg hadden begrepen. Hun antwoord was: 'Hoezo? Wat is er zo bijzonder aan de euro? Wij kennen niks anders. Wat viel er uit te leggen?' Dit zie ik als een van de grootste successen van de invoering van de euro, dat de euro in ieder geval voor mijn kleinkinderen niets bijzonders meer is. Het is gewoon hun geld. (Applaus) 4-019
De Voorzitter. − Collega's, wij hebben vanmorgen een min of meer historisch debat over het verslag-Blokland gevoerd, dat is uitgedraaid op een eerbetoon aan de heer Duisenberg en alles wat hij namens de Europese bevolking heeft gedaan.
03/07/2003
15
Mijnheer Duisenberg, ik denk dat u wel begrijpt dat u kunt rekenen op de beste wensen van dit Parlement voor de toekomst, en dat wij als volksvertegenwoordigers spreken namens de Europese burger. U hebt de Europese Centrale Bank degelijk management en een enorme hoeveelheid stabiliteit gegeven en u hebt op ons op de goede weg geholpen voor de toekomst. We zijn u diep dankbaar. (Applaus) Het debat is gesloten. De stemming zal om 12.00 uur plaatsvinden. 4-020
VOORZITTER: MEVROUW LALUMIÈRE Ondervoorzitter 4-021
Eurozone 4-022
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A50169/2003) van de heer Gasòliba i Böhm, namens de Economische en Monetaire Commissie, over de internationale rol van de eurozone en de eerste evaluatie van de invoering van de chartale euro (COM(2002) 747 – 2002/2259(INI)). 4-023
Gasòliba i Böhm (ELDR), rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de voorzitter van de Europese Centrale Bank, dames en heren, ik geloof dat het verslag van de commissie economische en monetaire zaken, dat ik u nu presenteer, precies op tijd komt. Dit verslag is gebaseerd op het door de Europese Commissie uitgewerkte verslag over de eerste vier jaar van de euro, en – zoals gezegd – op een verslag over het gebruik van de eurobiljetten en -munten. De euro heeft zich in heel korte tijd geconsolideerd. Het is bovendien een robuuste en stabiele munt. Ik wil de Europese Centrale Bank en haar voorzitter, de heer Duisenberg, graag gelukwensen met het succesvolle beleid. We zijn de heer Duisenberg dankbaar voor zijn komst – zijn laatste bezoek aan de voltallige vergadering – en wensen hem het allerbeste. Ik hoop dat hij nu tijd kan doorbrengen met zijn kleinkinderen – kleinkinderen die nooit anders gekend hebben dan de euro. De euro is geconsolideerd, wordt steeds meer gebruikt en neemt in vergelijking met de dollar in waarde toe. Dat brengt ons bij de internationale rol van de euro. Het belangrijkste deel van dit verslag is daaraan gewijd. Tijdens de Europese Raad van Salonika heeft de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Prodi, gezegd dat het van fundamenteel belang is dat we iets doen aan de vertegenwoordiging van de euro naar buiten toe. In dit verslag wordt een poging in die richting gewaagd. Er zou één enkele vertegenwoordiger van de euro bij de internationale financiële instellingen moeten
komen, en die vertegenwoordiger zou internationaal gezien ook werkelijk zichtbaar moeten zijn. Verder gaan we niet. Er moet over dit onderwerp immers een brede consensus bestaan, en dat betekent dat de bevoegde instellingen zich zullen moeten buigen over de wijze waarop dit idee moet worden uitgewerkt. Vervolgens zullen de nodige maatregelen moeten worden getroffen. Mevrouw Peijs heeft vlak voor haar benoeming tot minister in de Nederlandse regering wel een suggestie gedaan. Zij wees erop dat de Conventie een voorstel heeft aanvaard om een Europese minister van Buitenlandse Zaken in te stellen. Een zelfde constructie zou kunnen worden bedacht voor een Europese minister voor Economische en Monetaire Zaken. Deze zou de euro kunnen vertegenwoordigen op de wijze die de Ecofinraad heeft voorgesteld en de Commissie heeft aanvaard. Volgens die formule zou mijnheer of mevrouw euro ook vice-voorzitter van de Commissie moeten zijn. Ik wijs er met klem op dat dit niet meer dan een suggestie is, een figuur die in de Conventie is voorgesteld en aanvaard. Het gaat dus om een figuur die politieke aanvaarding heeft gevonden, ook bij de Europese Raad. We geloven daarom dat deze parallelle constructie een serieuze mogelijkheid is. In een onlangs in de Financial Times verschenen artikel heeft Martin Wolf gezegd dat de eurozone spoedig groter zal zijn dan de dollarzone. Hij baseert die uitspraak op de geloofwaardigheid en het solide karakter van de economieën in de eurozone. Die twee karakteristieken hangen natuurlijk sterk samen met de naleving van het Stabiliteits- en groeipact. Het is dus van fundamenteel belang dat de uit dat pact voortvloeiende verplichtingen nagekomen worden. Wij hebben op dat aspect gewezen – dat de nakoming van het Stabiliteitsen groeipact een belangrijk element is bij het zeker stellen van de geloofwaardigheid, de sterkte en de stabiliteit van de euro. En we hebben natuurlijk ook gekeken naar de wijze waarop de euro internationaal op een aantal gebieden gebruikt wordt. We hebben ons daarbij vooral gericht op de internationale financiële markten en het gebruik van de euro door onze nieuwe buren, waaronder ook Rusland en de Baltische landen. Verder hebben we erop gewezen dat de euro heel nuttig kan zijn bij het streven naar meer stabiliteit bij de toelevering van grondstoffen die voor de Europese economie van groot belang zijn. Wij geloven dat de energievoorziening in euro moet worden gerealiseerd. Tot slot wijzen we op het feit dat centrale banken overal ter wereld grotere euroreserves aanleggen. Ter afsluiting vertel ik u dat we in ons verslag ook een aantal suggesties hebben doorgelicht. We stellen voor dat de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de landen van de eurozone een onderzoek uitvoeren naar de door mevrouw Randzio-Plath genoemde aspecten van het gebruik van de chartale euro. 4-024
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Gasòliba i Böhm graag bedanken voor zijn interessante verslag. Ik ben het met
16 hem eens dat de invoering van de euro een groot succes is geweest. Ik zal me bij mijn commentaar op zijn verslag concentreren op twee fundamentele aspecten: het economisch beleid en de institutionele problemen. De heer Gasòliba i Böhm heeft vooral aan dat laatste aspect veel aandacht geschonken. Wat het economisch beleid betreft: in Salonika zijn nieuwe richtsnoeren aanvaard voor het economisch beleid. We hopen nu dat de eerstvolgende Ecofinraad die richtsnoeren formeel zal bekrachtigen en dat ze de door de Commissie voorgestelde lijn zullen blijven volgen. We hopen dat er ook rekening zal worden gehouden met een aantal suggesties die dit Parlement via het verslag-GarcíaMargallo y Marfil heeft gedaan. Het beleid blijft de lijn volgen die we tot nu toe hebben aangehouden. We streven naar een gezond macroeconomisch beleid. Dat is voor de economische groei en de groei van de vraag en de werkgelegenheid van fundamenteel belang. Zoals we in Lissabon zijn overeengekomen willen we ons groeipotentieel vergroten. Voor dat doel moeten we moderniseren en structurele wijzingen doorvoeren. Waar het nu vooral om gaat is de implementatie van dit beleid. Ik geloof dat het Parlement daarbij een fundamentele rol kan spelen, via de dialoog met de burgers en de nationale parlementen. Met betrekking tot het economisch beheer wil ik graag twee opmerkingen maken. In de eerste plaats is het zo dat de eurogroep een heel belangrijke rol heeft gespeeld – en ze zal dat ook blijven doen. Die rol wordt in de Grondwet erkend, en dat is heel positief. Het is ook van belang dat de rol van de eurogroep zijn informele karakter blijft behouden. De Commissie betreurt het wel dat haar idee om een Ecofinraad voor de eurozone te creëren niet aanvaard is. In de landen van de eurozone moet nu een aantal formele beslissingen worden genomen, en dat moet publiekelijk gebeuren. De daarmee samenhangende problemen kunnen door de eurogroep alleen niet worden opgelost. Bij sommige van de besluiten waar ik het nu over heb is enige vooruitgang geboekt, ook binnen de Ecofinraad. Dat is een goede zaak. De Commissie heeft met betrekking tot deze besluiten echter een aantal verzoeken gedaan, en daar is niet altijd op ingegaan. Dat zal niet bijdragen tot het beter functioneren van het systeem. Er moeten nu besluiten worden genomen aangaande – onder andere – de te volgen procedure bij een te hoog begrotingstekort, wederzijdse controle binnen de eurozone en de toetreding van nieuwe euroleden. Dat zijn besluiten die volgens ons niet door de voltallige Raad moeten worden genomen, maar door de Raad van de eurolanden. Het debat over deze zaken loopt nog, en ik hoop dat we nu vooruit komen. Tot slot een opmerking over de internationale vertegenwoordiging. Zoals de heer Gasòliba i Böhm zojuist heeft opgemerkt, heeft de Europese Raad van Salonika erop gewezen dat het heel belangrijk is dat de Unie zich in het internationale systeem als één
03/07/2003 consistente kracht kan manifesteren. De Raad wees er ook op dat we doeltreffender moeten reageren op de uitdagingen van de globalisering en de toenemende verstrengeling van de economieën. Om dat te kunnen doen is het van fundamenteel belang dat we over een efficiënte en consistente vertegenwoordiger van de euro beschikken. We zijn ons nu in ieder geval van dit probleem bewust – maar we hebben met de vertegenwoordiging van de euro naar buiten toe nog nauwelijks vorderingen gemaakt. De afgelopen jaren hebben we vooral vooruitgang geboekt bij het verbeteren van de coördinatie van de strategische standpunten bij internationale besprekingen. Dat heeft ons in staat gesteld samen op te treden – maar dat is nog niet hetzelfde als gemeenschappelijk optreden. We moeten dus proberen verder te komen in die richting. Ik neem daarom nota van uw suggestie, die overigens sterk lijkt op hetgeen de Commissie binnen het kader van de Conventie heeft voorgesteld. We moeten wel beseffen dat er aan dit onderwerp nog wel enige technische, juridische en institutionele problemen kleven. We moeten met die problemen heel voorzichtig omgaan en daarbij de nodige politieke tact tonen. Alleen zo kunnen we precies vastleggen wat we in de toekomst willen bereiken. De Commissie zal dus met de Conventie blijven samenwerken om in de uiteindelijke teksten op die punten waarover nu nog wordt gedebatteerd, correcties aan te brengen om zo over deze punten opheldering te verschaffen. De Commissie zal hoe dan ook proberen in de Intergouvernementele Conferentie een ambitieuzere visie uit te dragen. Als we een doeltreffende vertegenwoordiging van de euro willen creëren, zullen we innovatief moeten zijn. 4-025
Karas (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de rapporteur, dames en heren, om te beginnen wil ik de rapporteur bedanken, niet alleen voor zijn werk, maar ook voor zijn bereidheid een open dialoog te voeren met de schaduwrapporteurs van de andere fracties. Dit debat vormt een naadloze aanvulling op het voorafgaande debat. Ik denk dat we een en ander ook qua argumenten als een eenheid moeten beschouwen en niet als alternatief op het verslag van de Europese Centrale Bank. In de toelichting heeft de rapporteur direct aan het begin het volgende geschreven: "In de ruim vier jaar van zijn bestaan is de euro de op een na belangrijkste valuta ter wereld geworden." De belangrijkste reden daarvoor is de omvang van de economie van de eurozone, die 16 procent van het mondiale bruto product uitmaakt. Voor de VS is dat aandeel 21 procent en voor Japan 8 procent. Als tweede reden noemde hij de oriëntatie op stabiliteit en groei en de Economische en Monetaire Unie. Dat klopt allemaal. Het gaat daarbij echter ook om gebieden waarop we behoedzaam te werk moeten gaan. De eurozone breidt zich uit. Sinds de oprichting hebben we al één nieuw lid mogen begroten – Griekenland. We moeten alles in het werk stellen om te voorkomen dat er in de Europese Unie een tweedeling ontstaat van
03/07/2003 lidstaten die wel en lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone. Dat is van belang omdat de gemeenschappelijke markt door middel van de euro kan uitgroeien tot een thuismarkt en omdat we al het mogelijke moeten doen om de gemeenschappelijke markt te versterken. Zodoende kunnen we onze invloed op het wereldtoneel vergroten, met alle voordelen van dien voor de lidstaten. Daar hoort bij dat de criteria van Maastricht worden omgezet door de nieuwkomers en dat de eurozone wordt versterkt. Daar hoort echter ook bij dat het Stabiliteits- en groeipact wordt nageleefd en dat de nationale economische beleidsvormen binnen Europa op één lijn worden gebracht. We moeten ernaar streven dat alle lidstaten van de Europese Unie ook deel uitmaken van de eurozone; alleen dan kan het potentieel van de gemeenschappelijke markt en munt ten volle worden benut. Om dat doel te bereiken, moeten de lidstaten evenwel politieke wil tonen en zich houden aan de criteria. We hebben in lid 11 buitengewoon helder geformuleerd wat daarvoor nodig is, namelijk: de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon, stimulering van de ondernemerscultuur, versterking van het MKB, creatieve en innovatieve belastinghervormingen, afschaffing van het protectionisme en meer investeringen op het terrein van onderzoek en ontwikkeling. Als we ons houden aan wat we hebben afgesproken, zullen we de eurozone zowel naar binnen als naar buiten toe verder versterken. 4-026
Berenguer Fuster (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, zoals u allemaal weet beginnen we onze interventies in dit Parlement meestal met een woord van dank voor de rapporteur, die we dan gelukwensen met zijn of haar verslag. Dat is de standaardformule geworden. Als ik nu de heer Gasòliba i Böhm met zijn verslag gelukwens, zou men kunnen denken dat ik dat uitsluitend doe uit parlementaire beleefdheid. Ik wil de heer Gasòliba i Böhm oprecht gelukwensen – niet alleen met de inhoud van zijn verslag, maar ook – en vooral – met de keuze van zijn onderwerp. Parlementen kunnen aanzien verwerven door hetgeen er gezegd wordt, maar ook door de wijze waarop ze de onderwerpen voor hun debat kiezen. Als de burgers dat actuele en belangrijke onderwerpen vinden, dan zal die onderwerpskeuze bijdragen tot een toenadering tussen de burgers en hun politieke vertegenwoordigers. Ik wil de rapporteur ook bedanken voor zijn flexibiliteit met betrekking tot de standpunten van de overige politieke fracties. De heer Karas heeft dat zojuist ook gedaan.
17 Men mag overigens niet denken dat het belang van de euro beperkt blijft tot economie. Het is zeker waar dat de euro bij de handel met derde landen heel succesvol is geweest: nu reeds wordt één derde van die handel in euro’s verwezenlijkt. Minstens even belangrijk is het feit dat we ons meer verbonden voelen met de andere Europeanen nu we allemaal dezelfde munt zijn gaan gebruiken. De introductie van de euro heeft dus ook een politieke en menselijke dimensie. Juist daarom is het zo belangrijk dat we ons gaan bezighouden met de gevolgen die deze ontwikkelingen op “micro”-niveau teweegbrengen. In een aantal gevallen worden die gevolgen door de burgers als negatief ervaren. We moeten die toestand waar mogelijk bijstellen. Het komt ook voor dat er voor de indruk die de burgers hebben geen objectieve aanleiding is. In die gevallen moeten we proberen de burgers ervan te overtuigen dat hun indruk niet aansluit op de werkelijkheid. De introductie van de euro is een succes geweest, maar dat betekent niet dat we de ogen mogen sluiten voor het feit dat er zich bij de invoering van de nieuwe biljetten en munten problemen hebben voorgedaan. De Commissie, de regeringen en de Europese Centrale Bank moeten zich dat aantrekken. Hardnekkige kwesties kunnen burgers doen geloven dat bepaalde problemen zich voordoen als gevolg van de invoering van de euro. Ondanks het succes van de euro heeft een aantal effecten van de invoering tot ontevredenheid geleid onder de burgers. De burgers hebben de indruk dat de euro een belangrijke rol heeft gespeeld bij het toenemen van de inflatie, dat wil zeggen het stijgen van de prijzen. Uit objectieve gegevens blijkt echter dat dit effect veel minder sterk is geweest dan de burgers denken. Die indruk is ontstaan omdat het zogenaamde “afrondingseffect” merkbare gevolgen heeft gehad voor het standaardpakket levensmiddelen of andere hoogstnoodzakelijke goederen, en voor bepaalde diensten. Deze voorstelling van zaken kan negatieve gevolgen hebben, en daarom moeten er maatregelen worden genomen om haar recht te zetten. Het zij verre van mij me te mengen in het debat dat er wordt gevoerd in de landen die nog niet tot de eurozone behoren. Dat is een intern debat en daar mag ik mij niet mee bemoeien. Ik kan en mag echter wel aangeven dat ik hoop dat ze zich zo spoedig mogelijk bij de euro zullen aansluiten. 4-027
De introductie van de euro is één van de belangrijkste elementen bij de constructie van Europa. We beschikken nu over een eenheidsmunt, en dat is een beslissende stap bij het smeden van eenheid binnen Europa – niet alleen in economische zin, maar ook, geloof ik, in politieke zin. De eurosceptici zijn bang voor de eenheidsmunt, en terecht. Iedereen beseft immers dat deelname aan één enkele munt bij de integratie een essentiële rol speelt.
Schmidt, Olle (ELDR). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn collega Gasòliba i Böhm hartelijk bedanken voor zijn uitstekende verslag, dat een goede steun zal zijn in de campagne in verband met de volksraadpleging in mijn land van herkomst. Het is duidelijk dat de invoering van de euro een groot succes is geweest. We hebben nu eindelijk een concreet gemeenschappelijk Europees symbool. De euro is nu al de tweede valuta van de wereld. De euro heeft de Europese identiteit versterkt en de twaalf eurolanden nauw met elkaar
18 verweven. Ondanks de schommelende economische ontwikkeling heeft de euro reeds economische voordelen teweeggebracht, de handel versterkt en de investeringen in de eurolanden doen toenemen. Een van de aspecten waar de heer Berenguer Fuster het ook al over had en waarover gediscussieerd is in verband met de introductie van de euro, was de vraag of er prijsverhogingen hebben plaatsgevonden en zo ja, of die onredelijk waren. De statistische gegevens van Eurostat laten duidelijk zien dat er een eenmalig effect is opgetreden bij de invoering van de euro. Dat effect was zeer klein: tussen 0,1 en 0,2 procent. Daarentegen kwamen er in sommige bedrijfstakken aanzienlijke prijsverhogingen voor, vooral in bepaalde landen. Het totaaleffect voor de inwoners van de eurozone is echter zeer klein geweest. Het is een goede zaak dat we hierop wijzen en dat we de Commissie vragen om dit nog eens nader te onderzoeken. We hebben in elk geval geconstateerd dat actieve consumenten en dubbele prijsaanduidingen heimelijke prijsverhogingen verhinderd hebben. We moeten ons er echter niet toe laten verleiden om te denken dat de prijsverhogingen groter waren dan feitelijk het geval was. Laten wij dit argument ook niet gebruiken in onze debatten. Het grote voordeel van de euro is echter dat deze geleid heeft tot economische stabiliteit in tijden die in politiek en economisch opzicht zeer zwaar zijn. Ondanks grote onrust in de wereld hebben de valuta’s van Europa niet rondgezwalkt op een stormachtige valutazee, zoals dat feitelijk gebeurde in de jaren negentig. De euro heeft ons stabiliteit gegeven. Dat is een feit dat vaker genoemd zou moeten worden en dat naar voren zou moeten worden gebracht in de discussie over de voor- en nadelen van de euro, vooral in die EU-landen die op dit moment profiteren van de stabiliteit van de euro zonder zelf volledig deel te nemen aan de samenwerking en dus zonder volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen. 4-028
Herzog (GUE/NGL). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, iedereen kan zien hoe positief het effect van de komst van de euro is op de economie. Ik doel dan vooral op de algemene ontspanning in de rentetarieven en het verdwijnen van risicopremies. Daar hebben veel Europese landen profijt van. We kunnen echter ook vaststellen dat die positieve effecten niet oneindig zijn aangezien de periode van groei, tussen 1997 en 2000, maar heel kort was en dat de economie nu in het slop zit. De heer Delors heeft gezegd dat de euro alleen niet genoeg is. Hij vroeg om een sterke sturing van het economisch beleid. Dat verzoek is niet ingewilligd en nu zitten we te springen om een Europees economisch beleid. Ik ben erg te spreken over het verslag van de heer Gasòliba, want daarin wordt in dezelfde richting gedacht en het bevat een wensenlijstje met als belangrijkste punten een ontwikkelingsbeleid voor publieke en particuliere investeringen, personeel, O&O, mobiliteit en vaardigheden van werknemers. De Conventie had hiervoor beleidsinstrumenten moeten ontwikkelen. Dat heeft ze niet gedaan en dat is een van haar grootste
03/07/2003 missers. In feite is het ons niet gelukt de eurogroep binnen het kader van het werk van de Conventie te plaatsen. Zelfs als de lidstaten – zoals men dat uitdrukt – aanvullende maatregelen zouden kunnen nemen op de grote lijnen van het economisch beleid, dan hebben ze daar nog niet de fiscale en budgettaire middelen voor. Ik wil daaraan toevoegen in dat in het monetaire beleid – waarover zojuist positieve woorden zijn gesproken – niet is geanticipeerd noch is acht geslagen op de wending die de wereldeconomie heeft genomen en dat te lang is gewacht met reageren. Dat laat zien hoeveel moeite wij hebben om te denken over Europa als deel van de wereld. Er wordt dus gesproken van structurele hervormingen, en die zijn inderdaad onontbeerlijk. Maar, zoals wederom de heer Delors zei, onderlinge competitie alleen is ook niet voldoende. Als we een goed presterende economie willen en als we de koers van de wereldeconomie willen kunnen beïnvloeden, dan moeten we bouwen aan onderlinge samenwerking en solidariteit. Aangezien we deze concepten en de wil om ze in de praktijk te brengen ontberen, moeten we ten minste werken aan institutionele hervormingen en proberen onszelf institutionele beleidsinstrumenten te verschaffen. U heeft voorgesteld dat er één vertegenwoordiger komt voor de eurozone en u heeft het idee uiteengezet voor een minister van Economische Zaken die zowel intern als naar buiten toe een rol zou krijgen en die zitting zou hebben in de Commissie. Vanzelfsprekend kan ik niet anders dan deze voorstellen steunen, aangezien ze een stap in de goede richting zijn. 4-029
Mayol i Raynal (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ga hier niet navertellen wat er in het technisch uitstekende verslag van mijn landgenoot de heer Gasòliba staat; daarvoor ontbreekt me de tijd. Op het politieke vlak zou ik, als voorvechter van een federaal Europa en een onafhankelijk Catalonië, blij moeten zijn met de betrekkelijk succesvolle euro. Het staat buiten kijf dat de euro het integratieproces tussen de Europeanen, met de eenheidsmunt als symbool, versterkt. Voor de Franse en Spaanse Catalanen betekent de euro dat we weer een gezamenlijke munt hebben, voor het eerst sinds het rampzalige verdrag van de Pyreneeën van 1659. Toch moet ik bekennen dat mijn blijdschap niet volmaakt is. Ten eerste is deze gemeenschappelijke munt niet zo gemeenschappelijk als hij lijkt, omdat sommige mensen geen of erg weinig geld hebben. Zo verkeert in de autonome gemeenschap Catalonië 5 procent van de gezinnen in een situatie van grote armoede, dat wil zeggen ze dat ze van minder dan 240 euro per persoon per maand moeten leven. Verder wens ik Europa een sterker en menselijker eenheidssymbool toe dan een munteenheid. Lijken wij in onze verheerlijking van de euro niet op het uitverkoren volk dat, zijn bestemming vergetend, het gouden kalf begon te aanbidden?
03/07/2003 Onze aarde, zo doordrenkt met het bloed en de tranen die hebben gevloeid in onze oorlogen tussen broeders, zo smartelijk overdekt met de as van de tragische massamoorden die hier hebben plaatsgevonden, verdient mijns inziens concretere en krachtiger tekenen van haar menselijkheid en haar eenheid. 4-030
Angelilli (UEN). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, het is mijns inziens zeer belangrijk dat het Parlement vandaag een eerste balans opmaakt van de invoering van de euro. Het lijdt geen twijfel dat de invoering van de gemeenschappelijke munt, die nu anderhalf jaar op de Europese markt wordt gebruikt, een zeer belangrijke gebeurtenis was, niet alleen in economisch en financieel opzicht. Er zij nogmaals aan herinnerd dat de eurozone qua omvang de op een na grootste economische zone ter wereld is. De gemeenschappelijke munt heeft echter ook een kleine revolutie teweeggebracht op cultureel gebied en qua identiteit. Het verkeer en het gebruik van de gemeenschappelijke munt hebben de consumenten namelijk dichter bij elkaar gebracht en voor het eerst het gevoel gegeven dat zij Europese burgers zijn. Deze burgers - die de stap van de nationale munt naar de gemeenschappelijke Europese munt veel gemakkelijker hebben gezet dan men had verwacht - verlangen nu echter dat de communautaire instellingen de situatie zorgvuldig in de gaten houden en ongerechtvaardigde en soms inderdaad sterke - stijgingen in de prijzen van goederen en diensten voorkomen. Zoals uit het verslag blijkt, vragen deze burgers ons vooral dat wij in de toekomst beperkte maar concrete maatregelen nemen om hun dagelijks leven te vergemakkelijken. Zo willen de burgers met name bankbiljetten van 1 euro en in bepaalde gevallen zelfs van 50 cent. Zij willen bovendien dat in de geldautomaten meer kleine coupures beschikbaar zijn. Mijns inziens zijn dit legitieme en redelijke verlangens en moet het Parlement zich hiervoor met kracht inzetten. Wij moeten ervoor zorgen dat de bevoegde communautaire instellingen aan deze bescheiden maar belangrijke verlangens van de Europese burgers tegemoet komen. 4-031
Berthu (NI). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het verslag Gasòliba i Böhm geeft een positieve tussenbalans van het functioneren van de eurozone vanaf 1999. Er komen veel voordelen ter sprake en slechts enkele, hypothetische nadelen. Toch kan het wel wat preciezer. Er bestaan reële voordelen – die waren trouwens vanaf het begin al bekend –, bijvoorbeeld het verdwijnen van de schommelende wisselkoersen tussen de landen van de eurozone, hetgeen ons gedurende de afgelopen periode hoogstwaarschijnlijk een aantal crises heeft bespaard. Maar er zijn wel degelijk ook nadelen. Zij vertalen zich met name in een half zo grote groei en een dubbel zo hoge werkeloosheid in de eurozone ten opzichte van de niet-eurolanden. Dat verschil heeft zonder twijfel verschillende oorzaken, maar één daarvan is absoluut de starheid die de uniforme rentepercentages en wisselkoersen met zich meebrengen, wanneer die
19 worden toegepast op economieën met nog altijd zeer verschillende behoeften. Een ander nadeel waar nauwelijks over gesproken wordt is het gebrek aan prikkels tot structurele hervormingen dat ontstaat door het uitsmeren van verantwoordelijkheden. Vroeger kon slecht nationaal bestuur leiden tot een monetaire crisis die weer leidde tot corrigerende maatregelen. Vandaag de dag zijn de verantwoordelijkheden van de landen die goed presteren en de landen die het er slecht vanaf brengen vervaagd in de eenheidsmunt, zodat sommigen de hervormingen net zolang kunnen vertragen als de euro kredietwaardig is. Natuurlijk, het was voorzien dat de wegvallende discipline van de wisselmarkten gecompenseerd zou worden door de discipline van het Stabiliteitspact, maar het bewijs is nu wel geleverd dat deze bestuursdiscipline niet voldoende is om de marktdiscipline te vervangen. In de nabije toekomst hoeven we niet al te veel te verwachten van de versterking van de algehele coördinatie van het economische beleid en van de volgens federale beginselen opgestelde Europese begroting waar in het rapport zo vurig voor wordt gepleit. Dat blijkt wel uit het magere resultaat dat de Conventie heeft behaald op dat gebied. Het zou trouwens niet stroken met het verdrag van Maastricht. Anders gezegd, mevrouw de Voorzitter, het schip van de eurozone blijft weliswaar drijven maar het is onbestuurbaar en niemand weet waar het heen drijft. Ik hoop niet dat het richting een superstaat gaat. 4-032
Berend (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, toen viereneenhalf jaar geleden de Europese gemeenschappelijke munt, de euro, zijn bestaan begon op een koers van 1,17 dollar per euro, was het de bedoeling dat die koers een adequaat beeld zou geven van het prijsniveau aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Sindsdien verliep de koersontwikkeling zoals we weten als in een achtbaan. Momenteel is de koers weer terug op het beginniveau. Maar in principe moeten wij Europeanen ons niet zoveel zorgen maken over de koers van de euro; per slot van rekening is de verklaring of voorspelling van kortetermijnschommelingen in de wisselkoers gedurende een fase van een dag tot zes maanden puur nattevingerwerk. Wij doen er beter aan ons bezig te houden met belangrijkere economische problemen en de ontwikkeling van de wisselkoers over te laten aan de deviezenmarkten. Hoewel de acceptatie van de euro door de bevolking is toegenomen, moeten we op basis van de meest recente enquêtes toch vaststellen dat bijvoorbeeld in Duitsland de D-Mark nog altijd voortleeft in de hoofden van vele mensen. Die ontwikkeling was echter te voorzien en er mogen absoluut geen negatieve conclusies aan verbonden worden. De acceptatie van de euro door de bevolking is nu eenmaal een proces dat zijn tijd nodig heeft. Het werpt dus geen enkele smet op deze cruciale monetaire gebeurtenis in de geschiedenis van Europa. Wat de opname van eurobiljetten bij geldautomaten
20 betreft, ben ik het met de rapporteur eens dat er behoefte is aan kleinere coupures in de vorm van biljetten van 5 en 10 euro. Wel sta ik kritisch tegenover een in te stellen werkgroep die de noodzaak moet onderzoeken van een biljet van 1 euro. Recente opiniepeilingen hebben uitgewezen dat de invoering van zo’n biljet in ieder geval in Duitsland op brede afwijzing stuit. 79 procent van de bevolking heeft zich onomwonden uitgesproken tegen de invoering van dat kleine bankbiljet, terwijl slechts 16 procent de invoering ervan steunt. Hoewel je opiniepeilingen altijd met een klein korreltje zout moet nemen, lijken ze toch duidelijk te bevestigen dat er in ieder geval onder de Duitse bevolking geen behoefte is aan zo’n bankbiljet. Kortom, de vraag of we naast de munt van 1 euro ook een biljet van 1 euro nodig hebben, moeten we met een duidelijk ‘nee’ beantwoorden. We zijn tevreden over de eurocoupures zoals ze momenteel in omloop zijn. 4-033
Torres Marques (PSE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega’s, ik wil het in mijn interventie graag hebben over de eurobetalingszone. De introductie van de eenheidsmunt is een enorm succes. Ook de biljetten en munten hebben een gunstig onthaal gekregen. Over het functioneren van de eurobetalingszone is men echter minder tevreden. Praktisch gezien is de euro sinds 1999 onze munt. De euro is dus als vier en een half jaar de munt van elf landen van de Unie. In die elf landen waren de nationale munten niet meer dan virtuele valuta die nog steeds circuleerden. Het Europese banksysteem heeft zich gedurende deze periode van deze nieuwe werkelijkheid geen rekenschap willen geven. Er zijn twaalf landen met één en dezelfde munt, maar de banken zien dat als een internationale betalingszone. De eurobetalingszone bestond dus gewoon niet. Pas sinds een jaar kunnen elektronische betaalkaarten overal in de eurozone gebruikt worden op de wijze waarop dat in het land van afgifte kan. Pas deze week is het mogelijk geworden internationale bankoverschrijvingen te doen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor overschrijvingen in elk der eurolanden zelf. Dat is een heel goede zaak voor de burgers en kleine en middelgrote ondernemingen die binnen de eurozone actief zijn, maar het maximumbedrag van 12.500 euro per overschrijving is belachelijk en wordt nergens door gerechtvaardigd. We hebben de technische infrastructuur voor het overschrijven van één en dezelfde munt van het ene naar het andere land. De kosten zijn minimaal – het gaat immers om een elektronische bewerking. Waarom moet er dan zo’n laag maximumbedrag gelden? De kosten van een overschrijving van 12.500 euro zijn gelijk aan die voor een overschrijving van 50.000 euro – en dat zal vanaf 2006 het nieuwe maximumbedrag zijn. De kosten zouden voor 100.000 euro precies hetzelfde zijn. Als je een bedrijf verplicht om voor een betaling van 125.000 euro tien overschrijvingen van 12.500 te verrichten, verhoog je alleen maar de kosten voor de bedrijven en de banken.
03/07/2003 Ik geloof dus – en daarmee sluit ik af – dat het van groot belang is dat de eurozone werkelijk begint te functioneren. De bankprovisie moet worden teruggebracht tot de bedragen die men voor het binnenlands verkeer verschuldigd is. We mogen niet vergeten dat wat de munteenheid betreft, de eurozone ons land is. Wat is de Commissie van plan te ondernemen om de eurobetalingszone beter te laten functioneren? 4-034
Schmid, Herman (GUE/NGL). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, in deze discussie is veel gezegd waar ik mij bij kan aansluiten. De euro is niet alleen een betaalmiddel, maar ook onderdeel van een economisch beleid. Hij vervult een sleutelfunctie in het EMU-beleid. Wil de euro goed functioneren, dan moeten er duidelijk nog een heleboel dingen gebeuren. De heer Gasòliba i Böhm heeft in zijn verslag op een aantal van deze dingen gewezen, en tijdens het debat zijn er nog andere genoemd. Er is veel meer coördinatie van het economisch beleid nodig. De heer Gasòliba i Böhm gaat zelfs zover dat hij over federale begrotingsbeginselen spreekt. Er is coördinatie nodig van het belastingbeleid en van het structuurbeleid, en de arbeidskrachten in Europa moeten mobieler worden. Kortom, er kan een reeks maatregelen worden genomen om de huidige grote verschillen tussen nationale economieën te verkleinen. Het zou bijvoorbeeld mogelijk moeten worden dat Ierland en Duitsland – twee landen die op dit moment beleidsmatig duidelijk behoefte hebben aan een zeer verschillende aanpak – hetzelfde beleid voeren. De heer Gasòliba i Böhm heeft het over de behoefte aan instellingen. Samenvattend zou men zelfs kunnen spreken over de behoefte aan een Europese staatsmacht op economisch gebied. Hij stelt voor dat we een ”Mister Economy” krijgen als het om de relatie van de eurozone met de buitenwereld gaat. Dit is precies de reden waarom men in mijn land, Zweden, zo enorm sceptisch is over het europroject. Wij vrezen dat dat project ertoe leidt dat de kleine economieën worden geïntegreerd in een Europese economie, en wel zodanig dat zij die economie zelf niet kunnen sturen en dat zij evenmin democratische garanties krijgen. Daarom heerst er grote twijfel. Vermoedelijk zal meer dan de helft van de Zweedse bevolking bij de komende volksraadpleging tegenstemmen. Dat is tevens de reden waarom het referendum met zo’n grote interesse zal worden gevolgd door de kandidaat-landen. Tot op heden horen slechts twaalf van de binnenkort in totaal vijfentwintig lidstaten tot de eurozone. Men weet hoe het debat in Duitsland verloopt, men ziet welke problemen er zijn en men vindt dat het beter is om af te wachten. Daarentegen heb ik er begrip voor dat er behoefte kan ontstaan aan kleinere coupures, vooral als er in Europa economische problemen ontstaan. 4-035
Färm (PSE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Gasòliba i Böhm bedanken voor zijn buitengewoon
03/07/2003 interessante verslag. Zuiver praktisch gezien is de invoering van euro duidelijk zeer goed verlopen. De laatste eurobarometer laat zien dat 75 procent van de burgers in de eurolanden tevreden is. De heer Gasòliba i Böhm wijst weliswaar op een aantal onnodige prijsstijgingen bij de feitelijke overgang naar de euro, maar we weten nu dat deze over het geheel genomen zeer beperkt waren en nu ook weer afnemen. Het is heel duidelijk dat de eurozone voortaan de voorwaarden zal scheppen voor kleine prijsstijgingen, en dat is misschien het belangrijkste. Wat ik eigenlijk het meest interessant aan dit verslag vind, is de constatering dat de euro bezig is een wereldvaluta te worden, plus het feit dat er een haalbaarheidsstudie geëist wordt om die rol nog te versterken. We zien namelijk hoe de dollar tot nu toe de wereld domineert. De internationale handel, speciaal de handel in olie en andere grondstoffen, geschiedt immers al heel lang in dollars. De betekenis en het gebruik van de euro nemen echter van dag tot dag toe. Ik denk dat de euro zich als wereldvaluta in de toekomst zeer goed zal kunnen meten met de dollar. Dat zou zowel uit economisch als uit politiek opzicht van belang kunnen zijn Er zijn bijvoorbeeld veel argumenten om de olieprijzen op termijn in euro’s vast te stellen; ik weet dat mijn collega Goebbels dat idee al in verschillende verslagen heeft aangekaart. Het zou in het belang van de olieproducerende Golfstaten zijn, omdat steeds meer goederen in deze landen vanuit de eurozone worden ingevoerd. Het is echter ook in het belang van de Europese consumenten, omdat de schommelingen in onze olie- en benzineprijzen, die afhankelijk zijn van de dollarkoers, dan zouden verdwijnen. In mijn land, Zweden, woedt op dit moment een fel debat met het oog op het referendum van dit najaar over de invoering van de euro. Volgens mij zou het vooruitzicht dat de euro en een uitgebreide EU en EMU een tegenwicht zouden vormen tegen de dominantie van de VS en de dollar, een van de belangrijkste factoren zijn die de Zweden ertoe zouden kunnen brengen om bij het referendum ja te stemmen.
21 onze export is in het nadeel, deflatie ligt op de loer en we hebben een dogmatisch stabiliteitsplan dat een procyclisch begrotingsbeleid afdwingt. Wie durft er nog te becijferen wat de prijs is, in termen van werkgelegenheid, die we betalen voor de eenheidsmunt en het getalm van de Centrale Bank? U neemt op zoveel terreinen een voorbeeld aan de Verenigde Staten, doet u dat nu ook eens op het gebied van economisch en monetair beleid. Hun Federal Reserve houdt zich met andere dingen bezig dan te vechten tegen een inflatie die nauwelijks de 2 procent te boven gaat. Hun groei blijft overeind – en is toch al veel dynamischer dan de onze – door de uitgifte van dollars. Die gebruiken ze om hun tekorten te financieren maar ook hun oorlog en hun politieke dominantie. Waarom doen wij dat ook niet met de euro? De rapporteur beweert dat de voordelen van de eenheidsmunt de nadelen meer dan compenseren. Dat is echter slechts een geloofsbelijdenis, die nog naar de realiteit vertaald moet worden. 4-038
Verwelkoming 4-039
De Voorzitter. – Geachte collega's, ik wil namens mijzelf en namens u allen de leden van de delegatie van het parlement van Kazachstan verwelkomen die op de officiële tribune hebben plaatsgenomen. Zij nemen deel aan de vierde bijeenkomst van het parlementaire samenwerkingscomité van de Europese Unie en de Republiek Kazachstan. (Applaus) Deze delegatie bestaat uit acht leden en wordt geleid door de vice-voorzitter van het parlement van Kazachstan. (Applaus) 4-040
"Gender budgeting"
4-036
De Voorzitter. – Dank u, mijnheer Färm. Het debat is gesloten. De stemming vindt plaats om 12.00 uur. SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 120) 4-037
Gollnisch (NI). – (FR) De eerste conclusie die we kunnen trekken uit de invoering van de euro is dat de huishouduitgaven aanzienlijk zijn gestegen en dat kunt u, in tegenstelling tot wat u schrijft, mijnheer Gasòliba, absoluut niet afdoen als een psychologisch waanbeeld en ik ben ook niet in de war met de inflatie. De te dure euro versterkt echter ook onze economische problemen: de groei en de interne vraag zijn ingezakt,
4-041
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A50214/2003), van mevrouw Ghilardotti, namens de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen, over gender budgeting het opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief (2002/2198(INI)). 4-042
Ghilardotti (PSE), rapporteur. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega’s, het verslag dat wij vandaag behandelen is een volwaardig onderdeel van het Europese gelijkekansenbeleid dat zich, zoals wij allen weten, langs twee sporen beweegt: enerzijds specifieke acties ten behoeve van de vrouw en anderzijds gender mainstreaming. Dat laatste betekent dat alle besluitvormende instanties zorgen voor integratie van het perspectief van gelijkheid van
22 vrouwen en mannen in heel het overheidsbeleid, ongeacht diens fase of niveau. Gender budgeting is de toepassing van het gender mainstreaming-beginsel op de begrotingsprocedure. Zoals wij allen weten is de begroting geen neutraal instrument. Deze weerspiegelt de machtsverdeling binnen de samenleving. Bij de vaststelling van het ontvangstenen uitgavenbeleid maken de begrotingsautoriteiten beleidskeuzen op elk niveau. Daarbij is de begroting niet zo maar een economisch instrument, maar een sleutelinstrument, het instrument aan de hand waarvan het politieke gezag besluit welk model van sociale en economische ontwikkeling moet worden nagestreefd en welke maatstaven moeten worden aangelegd voor de herverdeling binnen de samenleving. Het politieke gezag besluit welke beleidsvormen en welke behoeften van de burgers prioritair zijn. Deze besluiten sorteren niet allemaal hetzelfde effect op de burgers. Dit effect verschilt al naar gelang het gaat om vrouwen of mannen. Meestal wordt in de gebruikte indicatoren en gegevens geen onderscheid gemaakt tussen vrouwen en mannen. De overheidsbegroting wordt beschouwd als een neutraal economisch instrument, maar geeft in werkelijkheid echter de sociale en economische ongelijkheden weer die in een bepaalde gemeenschap bestaan. Als men wil dat de overheidsbegrotingen voldoen aan de vereisten inzake billijkheid en goed economisch beheer, dan moet men in eerste instantie een analyse maken van het effect dat het begrotingsbeleid heeft op de twee geslachten, en uitgaande daarvan proberen dit bij te sturen. De overheidsuitgaven zijn efficiënt en billijk als zij de ontwikkeling bevorderen en de benutting van de capaciteiten van alle geledingen van de samenleving mogelijk maken. Dat betekent dat men een bepaalde economische en sociale filosofie moet volgen en ervoor moet zorgen dat ook in een open en gemondialiseerde markteconomie de economische ontwikkeling en de sociale ontwikkeling onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn en elkaar voeden. Een economie kan niet concurrentiekrachtig, dynamisch en duurzaam gezond zijn als de productie-, handels- en financiële processen niet geschraagd worden door een stabiele, samenhangende en billijke samenleving, door een samenleving waarin de rechten, de hulpbronnen en het menselijk potentieel op adequate wijze zijn ontwikkeld. De versterking, modernisering en reorganisatie van het overheidsoptreden, en dus ook van de beleidsvormen voor begroting en sociale ontwikkeling, zijn in feite immateriële investeringen in capaciteiten en empowerment, in hulpbronnen en kansen, investeringen die absoluut noodzakelijk zijn om de dynamische en concurrerende kenniseconomie die de Europese Raad van Lissabon zich tot doel heeft gesteld, tot stand te brengen. Het is de eerste keer dat in dit Parlement gesproken wordt over gender budgeting, maar als concept is dit allesbehalve nieuw. In het actieplatform dat in Peking tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie van de Verenigde Naties werd opgesteld, wordt er uitdrukkelijk
03/07/2003 naar verwezen. In de Raad van Europa bestaat hiervoor in het Directoraat-generaal Mensenrechten een deskundigenwerkgroep en de Commissie heeft na de door het Belgisch voorzitterschap georganiseerde conferentie zelf ook een deskundigenwerkgroep ingesteld. Er zijn echter ook talrijke ervaringen op dit gebied voorhanden in de westerse landen, om te beginnen Australië, waar gender budgeting reeds sedert 1984 wordt gehanteerd. Hetzelfde geldt trouwens voor vele ontwikkelingslanden. Sedert enkele jaren doen zich nu ook interessante ervaringen voor in de Europese Unie op zowel nationaal als lokaal niveau. Wat zijn nu de specifieke doelstellingen van dit verslag? Ten eerste moeten wij zorgen voor voorlichting van de burgers en de politieke en economische instanties, op alle niveaus. Wij moeten ervoor zorgen dat de kennis van de gender budgeting-methode wordt verspreid in de instellingen van de Unie en de lidstaten. Wij moeten de Commissie - die reeds haar medewerking heeft toegezegd - vragen deze kennis overal waar mogelijk te verspreiden, een informatiebrochure over gender budgeting op te stellen en ervoor te zorgen dat bij de opstelling van de begroting iedereen wordt betrokken die ter plekke actief is. Zij moet echter vooral een actiekader aangeven voor de tenuitvoerlegging van het gender budgeting-beginsel, een actiekader dat een democratische participatie, van beneden naar boven, en de deelname van het maatschappelijk middenveld, van niet-gouvernementele organisaties tot vrouwenorganisaties, mogelijk maakt. Tot slot nog dit, mevrouw de Voorzitter. Het is gebleken dat daar waar dergelijke ervaringen, met name op lokaal vlak, voorhanden zijn er een eind is gekomen aan de onverschilligheid en de kloof die op alle niveaus bestond tussen de burgers en de overheid. Dit is een zeer belangrijk instrument, een instrument voor participatie èn rechtvaardigheid. 4-043
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Ghilardotti heeft al gewezen op het belang van dit onderwerp. Ze heeft ook duidelijk gemaakt hoe gecompliceerd deze kwestie is en daarbij verwezen naar de ervaringen die in landen als Australië en Zuid-Afrika en in de Unie zelf zijn opgedaan. De Commissie heeft dit onderwerp voor het eerst aan de orde gebracht tijdens een in oktober 2001 gehouden seminar. In 2002 heeft het raadgevend comité voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen opdracht gekregen een onderzoek uit te voeren naar gender budgeting – overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief – en een indruk te geven van hetgeen er in de lidstaten omging. Het comité heeft nu via de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen bij het Parlement een advies uitgebracht. U vraagt ons op basis van dit advies een document uit te werken, en de Commissie is uiteraard gaarne bereid dat te doen. Dat kan voor de verspreiding van informatie heel nuttig zijn.
03/07/2003 We hebben op een aantal gebieden reeds informatie over best practices verzameld. Ik noem hier bij wijze van voorbeeld de volgende gebieden: de Europese werkgelegenheidsstrategie, sociale bescherming, onderzoek en wetenschap, ontwikkelingssamenwerking en – misschien wel het interessantste gebied – de Structuurfondsen. Dat stelt ons in staat dit beleidsaspect – gelijke kansen voor mannen en vrouwen – op een efficiëntere wijze dan voorheen in onze programma’s te verwerken. Uiteraard moet er nog veel gedaan worden, maar we gaan nu toch in de goede richting. De Commissie heeft een mededeling uitgebracht over het integreren van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in de programmeringsdocumenten voor de Structuurfondsen, en daarin vragen we de lidstaten om duidelijk aan te geven welke middelen er worden toegewezen aan acties ter bevordering van gelijke kansen. De lidstaten zullen ons nu de gevraagde informatie doorgeven, met precieze indicatoren. Die gegevens zullen bij de herziening dit jaar mede in aanmerking worden genomen. We dringen er bij de lidstaten ook op aan dat ze met betrekking tot de interventies die via de Structuurfondsen worden uitgevoerd, statistieken opstellen waarin het geslacht als categorie wordt opgevoerd. Ze moeten ook aangeven wat de gevolgen van die interventies zijn geweest vanuit een genderperspectief. De Commissie dringt er verder op aan dat er in de meeste programma’s evenveel of zelfs meer geld wordt vrijgemaakt voor activiteiten ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. De Commissie zal methoden en instrumenten blijven ontwikkelen voor het in de praktijk brengen van gender budgeting. Dat betekent wel dat we onze discussie over het uitwisselen van ervaringen moeten voortzetten en nauwer moeten gaan samenwerken. Dit verslag over overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief kan volgens ons een belangrijke bijdrage leveren aan het opnemen van het principe van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in het beleid. De samenwerking tussen het Parlement, de lidstaten en de Commissie is heel vruchtbaar geweest. Om onze doelstellingen te bereiken zullen we bij de samenwerking tenminste dit niveau moeten aanhouden. 4-044
Smet (PPE-DE). – Mevrouw de Voorzitter, ik wil mevrouw Ghilardotti complimenteren met haar initiatief om dit verslag op te stellen. Ook al zegt de commissaris dat er al veel gebeurt op Europees vlak, zie ik dit verslag eerder als een aanzet en een aanmoediging om het weinige dat al gebeurt, uit te bouwen. Men zegt wel dat er veel of toch al een deel expertise is maar ik moet eerlijk zeggen dat ik nog niet veel van die expertise gezien heb. Waarom vraagt men gender budgeting? Omdat een aantal posten op de begroting van de lidstaten en van
23 Europa, voor een groot deel alleen de helft van de bevolking ten goede komen. Ik zal twee voorbeelden geven. Het is algemeen bekend dat bij het toekennen van kredieten voor wetenschappelijk onderzoek in de gezondheidszorg veel research wordt verricht op de helft van de bevolking, op de mannelijke helft en niet op de vrouwelijke helft. Een tweede voorbeeld. Als er geld gegeven wordt om in ontwikkelingslanden de democratisering en de eerbiediging van de mensenrechten te stimuleren, is het ook dikwijls zo dat dit geld voornamelijk gebruikt wordt ten bate van de helft van de bevolking en niet van de andere helft. Vandaar dat uitdrukkelijk wordt gevraagd om misschien te starten met een analyse van een aantal begrotingsposten die zeer gendergevoelig zijn en waar men echt iets zou kunnen doen. Indien men dit in overleg met de lidstaten zou kunnen doen, dan denk ik dat er iets positiefs kan uitkomen. Uiteraard is een brochure goed maar men is eigenlijk nog maar in het stadium van de ontwikkeling van een mechanisme. Om een mechanisme te kunnen ontwikkelen moet er een stuk expertise opgebouwd worden. Ik steun de Commissie, ik steun mevrouw Ghilardotti en ik hoop dat dit initiatiefverslag enig resultaat mag opleveren. 4-045
Karamanou (PSE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ook ik onze rapporteur, mevrouw Ghilardotti, gelukwensen met haar onverdroten inzet voor de invoering van het vrij nieuwe concept van integratie van genderaspecten in de begrotingsprocedure (gender budgeting). Gender budgeting, ofwel de integratie van gendergelijkheid in de begrotingsprocedure, vergt uiteraard geen aparte financieringshoofdstukken. Het gaat ook niet om meer kredieten voor vrouwen. Wij willen wel een beoordeling van de concrete impact van begrotingen op de maatschappelijke en economische situatie van mannen en vrouwen en wij willen een herschikking van de begrotingen om zo gendergelijkheid te bevorderen. We weten ondertussen dat macro-economisch beleid de kloof tussen de twee geslachten kan vergroten of verkleinen op het gebied van financiële middelen, zelfstandigheid, opleiding en geneeskundige zorg. Zo moet de begroting voor volksgezondheid rekening houden met de lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen en de verschillende gezondheidsproblemen waarmee de twee seksen te kampen krijgen. Het mannelijke model mag dus niet bepalend zijn voor iedereen. Ik betreur dat de Europese Commissie niet beschikt over methoden of betrouwbare statistieken voor een genderspecifieke doorlichting van begrotingsprocedures. Het is van belang dat alle commissies van het Europees Parlement aan gender budgeting gaan doen. Ook zijn
24 transparantiebelang.
03/07/2003 en
controlemechanismen
van
groot
4-046
Eriksson (GUE/NGL). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, mijn fractie zal dit initiatiefverslag van mevrouw Ghilardotti met vreugde steunen. Het is een zeer bruikbaar document, dat werkelijk heel welkom is. Het is een concretisering van een thema waarover veel gesproken wordt, namelijk gender mainstreaming, maar ook een thema dat slechts weinig mensen in concreet beleid trachten om te zetten. Ik ben blij te horen dat de Commissie met dezelfde problemen kampt als de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen. Als sinds de conferentie van Peking in 1995 praten wij over genderspecifieke statistieken. Dergelijke statistieken zijn er echter nog steeds niet ontwikkeld door onze lidstaten en natuurlijk evenmin door de Commissie. Een evaluatie van de wijze waarop de Structuurfondsen genderspecifiek worden toegepast is door ons al in eerdere debatten aan de orde gesteld. Ik ben gewoonlijk niet zo enthousiast over de verschillende propagandageschriften van de Commissie, maar ik hoop in dit geval werkelijk dat men tenminste probeert om een geschrift over dit thema op te stellen, dat in de lidstaten kan worden verspreid. Het is te betreuren dat de Begrotingscommissie van het Parlement niet zelf het initiatief heeft genomen dat mevrouw Ghilardotti nu zo verdienstelijk heeft ontplooid. In alle instellingen heeft men zich verplicht om op alle gebieden te letten op gender mainstreaming. Ik hoop echt dat – nu hopelijk vele leden van de Begrotingscommissie aanwezig zijn – dit initiatief wordt overgenomen en dat de concretisering van de gender mainstreaming wordt voortgezet. 4-047
Van Dam (EDD). – Mevrouw de Voorzitter, in dit verslag is het streven naar gelijkschakeling tussen mannen en vrouwen zo sterk overtrokken dat je zou denken dat de Europese Unie in elkaar stort als dit doel niet met alle middelen wordt nagestreefd. Daarom een nuchtere correctie. Het moet gaan om een gelijkwaardigheid van de beide geslachten. Daarvan ben ik ronduit voorstander. Maar uit deze resolutie spreekt een ideologie die de ene afkeurenswaardige vorm van onderdrukking krampachtig wil bestrijden door een andere ongewenste vorm van dictatuur of groepsdenken in te voeren. Want uiteindelijk waardeert de gelijkheidsideologie de vrouw niet als vrouw. Zij doet haar geen recht. Integendeel, de vrouw moet gelijk worden aan de man. Men zal haar dwingen gelijk te zijn. Waar hebben die woorden eerder geklonken? Duidelijk moet zijn dat ik tegen elke onwaardige behandeling van de vrouw ben. Om het gesignaleerde probleem uit de maatschappij te bannen, moet je niet uitgaan van een conflictmodel tussen de beide geslachten maar volgens een harmoniemodel te werk gaan. Zo heeft God de schepper het bedoeld toen hij de mens schiep, man en vrouw als
een twee-eenheid die elkaar aanvullen, complementeren. Helaas zijn de harmonieuze verhoudingen grondig verstoord omdat de mens God en zijn gezag niet erkent maar zelf autonoom heer en meester wil zijn. Helaas is voor deze oerwaarheid in de gelijkheidsideologie geen plaats. Daardoor stijgt zij niet uit boven het jaloeziebevorderende conflictmodel waar het gaat om de verdeling van de macht en van het geld. Iedereen gelijk alsof daardoor vrouwen en mannen gelukkiger worden. De resolutie treedt het subsidiariteitsbeginsel met voeten. Er worden studies en verslagen van de Europese Commissie gevraagd die enorm veel inspanningen vragen, ook van de lidstaten om een ideologische en uiteindelijk inhumane doelstelling te bereiken. Volgens ons mag met meer recht en rede aandacht gevraagd worden voor de positie van gezinnen en de mate van gezinsvriendelijkheid van overheidsbeleid en begrotingsbeleid in de Europese Unie. De individualistische geest die dit verslag ademt heeft immers zeer negatieve gevolgen voor de toekomst van onze samenlevingen. 4-048
Prets (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, het gaat in dit verslag niet om het scheppen van conflicten, maar om harmonisatie. En het gaat niet om botte gelijkschakeling, maar om gelijkheid van behandeling. Dat is naar mijn mening een heel groot onderscheid dat men niet uit het oog moet verliezen. Bij gender budgeting gaat het namelijk niet om de opstelling van verschillende begrotingen voor mannen en vrouwen, maar om het toewerken naar een zo eerlijk en efficiënt mogelijke verdeling van de middelen. De overheidsbegrotingen zijn namelijk niet genderneutraal, zoals zo vaak wordt gezegd, zij hebben een verschillende impact op mannen en vrouwen, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenzijde. Die verschillen willen wij aan het licht brengen en aanpakken. Slechts weinigen kennen de economische, sociale en maatschappelijke impact op vrouwen van beleidsbeslissingen op begrotingsgebied. Daarom is het nodig een begrotingsanalyse op te stellen. Die maakt het mogelijk te onderzoeken wat de gevolgen van begrotingen zijn voor vrouwen en voor belastingsstelsels, de verschillende soorten van belastingen. Wat betekenen bezuinigingen voor vrouwen, hoe worden zij getroffen? Heel vaak worden zij ernstiger gedupeerd dan mannen. Om gender budgeting te kunnen realiseren is transparantie, inspraak en medebeslissing nodig. Een groep zeer toegewijde vrouwen uit Oostenrijk heeft een boek geschreven getiteld "Vrouwen, macht, begrotingen – overheidsfinanciën vanuit een genderperspectief". Dat boek kan ik u als basiswerk aanbevelen, en het kan ook als basis dienen voor de informatiebrochure die de Commissie ons beloofd heeft. Deze brochure zou overal uitgebracht moeten worden en toegankelijk moeten zijn. Bovendien zou de uitgave ervan met een informatiecampagne begeleid moeten worden. Dan
03/07/2003 kunnen we opmerkingen zoals die zojuist zijn gedaan, verder gewoon negeren. (Applaus) 4-049
Fraisse (GUE/NGL). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur hartelijk bedanken voor dit verslag over gender budgeting, want volgens mij zetten we dankzij dit document een belangrijke stap vooruit – zoals mijnheer de commissaris al zei. De rapporteur heeft uitgelegd dat landen buiten en binnen Europa al gender budgeting toepassen. Derhalve, mijnheer de Commissaris, hoop ik dat we dit verslag van harte zullen steunen. Tegen mijn collega die vindt dat wij puur ideologisch te werk gaan in ons debat over deze kwestie, zou ik willen zeggen dat het een economisch vraagstuk is. Als voorbeeld neem ik het pensioendossier, dat het merendeel van de Europese landen – en de afgelopen maanden vooral Frankrijk – bezighoudt. Dankzij gender budgeting kunnen we de situatie eens goed doorlichten. We komen er dan bijvoorbeeld achter dat, hoewel de salarissen van mannen en vrouwen 25 procent verschillen, het verschil bij het pensioen oploopt tot 47 procent. Dat is een diagnose die we met deze studie in de hand kunnen stellen. Maar die diagnose is niet afdoende, want de mopperaars zullen ons zeggen: hé, dat gaat ons geld kosten! De economische gelijkheid van de seksen kost geld, of het nu gaat om gelijkheid op het werk, gelijkheid in het pensioen of om nog vele andere punten. Ik zou die mopperaars er aan willen herinneren de ongelijkheid ook anders uitgelegd kan worden: juist de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen kost geld! Als we beter nadenken over gelijkheid in financiële kwesties en daar beter naar handelen, dan zullen we veeleer kosten besparen dan dat we er meer maken. Dat zeg ik voor degenen die denken dat wij alleen maar ideologisch bezig zijn. Zij hebben ongelijk, want we beschouwen deze kwestie ook vanuit economisch perspectief. 4-050
Gröner (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mevrouw Ghilardotti er ook mee feliciteren dat dit verslag over gelijkheidskwesties niet in aanwezigheid van slechts twintig afgevaardigden behandeld wordt, maar voor een vol huis. (Applaus) Gender budgeting is een betrekkelijk jong concept dat op de Wereldvrouwenconferentie in Peking in 1995 is ontwikkeld. Het gaat er bij gender mainstreaming om de overheidsbegrotingen te onderzoeken op het effect dat zij sorteren op vrouwen en mannen en de politieke en economische actoren voor dit thema ontvankelijk te maken. Daar hebben we vandaag alle gelegenheid voor. Discriminatie blijkt wel heel duidelijk als de cijfers spreken. Zoals bij het Structuurfonds, waar we constateren dat slechts 6 procent gericht is op een grotere gelijkheid van mannen en vrouwen. Een ander
25 voorbeeld uit de EU-begroting: voor het programma voor de bescherming van de bossen is 52 miljoen euro uitgetrokken, terwijl voor het programma voor de bescherming van vrouwen, kinderen en jongeren slechts 41 miljoen euro gereserveerd is. Dat is wel 20 procent minder. De Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen wil met het verslag een debat aanzwengelen om de verschillende vormen van ongelijkheid en discriminatie via de begroting onder de aandacht te brengen. We hebben echter ook instrumenten nodig, en hiervoor, mijnheer Solbes, mijnheer de commissaris, spreek ik u persoonlijk aan. Zorgt u er in het college van commissarissen voor dat we nu eindelijk de beschikking krijgen over de richtlijn inzake artikel 13, die van toepassing is op discriminatie op grond van geslacht. Daarmee zouden we eindelijk een belangrijk instrumenten in handen hebben! (Applaus) 4-051
De Voorzitter. – Dank u, mevrouw Gröner. Het debat is gesloten. De stemming vindt om 12.00 uur plaats. 4-052
VOORZITTER: MR DAVID MARTIN Ondervoorzitter 4-053
Stemming 4-054
Simpson (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Ondervoorzitter vóór u heeft de leden die slechts komen om te stemmen verzocht om stil te zijn bij het binnenkomen wanneer er een debat aan de gang is. Dat is terecht. Maar deze week zijn alle stemmingen niet slechts een paar minuten, maar meer dan vijfentwintig minuten te laat begonnen. Ik zou de autoriteiten die over ons gesteld zijn – of de hoge heren – willen vragen ervoor te zorgen dat in de toekomst de stemmingen op tijd beginnen en dat we verschoond kunnen blijven van de omslachtige rompslomp waarmee in iedere vergaderperiode zoveel tijd wordt verspild. (Applaus) 4-055
De Voorzitter. − Ik zal het aan de autoriteiten vragen. Hoge heren hebben we in dit Parlement niet zo veel. We zullen zien wat we kunnen doen.1 4-056
De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemming. Gezamenlijke ontwerpresolutie1 over de Europese Raad van Thessaloniki van 20-21 juni 2003.
1 Termijnen voor de indiening van wijzigingsvoorstellen en ontwerpamendementen: zie notulen.
26
03/07/2003
(Het Parlement neemt de gezamenlijke resolutie aan)
(De Voorzitter verklaart dat het aldus gewijzigde gemeenschappelijk standpunt is goedgekeurd)
***
***
Aanbeveling voor de tweede lezing (A5-0220/2003), namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren ("het Marco Polo-programma") (5327/1/2003 – C5-0225/2003 – 2002/0038(COD)) (rapporteur: de heer Bradbourn)
Aanbeveling voor de tweede lezing (A5-0225/2003), namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende: 1. de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de dienstverleningsverordening") (15853/2/2002 – C50137/2003 – 2001/0235(COD)); 2. de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtruimverordening") (15852/3/2002 – C50139/2003 – 2001/0236(COD)); 3. de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging ("de interoperabiliteitsverordening") (15854/3/2002 – C50140/2003 – 2001/0237(COD)) (rapporteur: mevrouw Sanders-ten Holte)
(De Voorzitter verklaart dat het gemeenschappelijk standpunt is goedgekeurd) *** Verslag (A5-0215/2003) van de heer Andria, namens de Economische en Monetaire Commissie, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt voor de aanpassing van de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (COM(2003) 114 – C5-0125/2003 – 2003/0050(CNS)) (Het Parlement keurt de tekst goed) *** Verslag (A5-0214/2003) van mevrouw Ghilardotti, namens de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen, over gender budgeting - het opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief (2002/2198(INI))
Vóór de stemming: 4-057
Sanders-ten Holte (ELDR), rapporteur. – Voorzitter, ik heb nog een kleine correctie op de vastgestelde tekst naar aanleiding van amendement 16. Amendement 16 schrapt artikel 18, lid 2. In artikel 6, lid 9, van het gemeenschappelijk standpunt wordt naar artikel 18, lid 2, verwezen; dit artikel moet dus worden aangepast als amendement 16 wordt aangenomen. 4-058
De Voorzitter. − Als dat amendement wordt aangenomen, zal ik er zorg voor dragen dat de correctie wordt uitgevoerd. Vóór de stemming over amendement 31:
(Het Parlement keurt de tekst goed) *** Aanbeveling voor de tweede lezing (A5-0219/2003), namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de kaderverordening") (15851/3/2002 – C5-0138/2003 – 2001/0060(COD)) (rapporteur: de heer Fava)
4-059
Sanders-ten Holte (ELDR), rapporteur. – Voorzitter, ook hier heb ik een wijziging op de vastgestelde tekst. Amendement 31 schrapt artikel 10. In artikel 1, lid 3, van het gemeenschappelijk standpunt wordt naar artikel 10 verwezen; dat artikel moet dus worden aangepast vanwege amendement 31. 4-060
De Voorzitter. − Ik zal er ook hier op toezien dat deze technische wijziging wordt uitgevoerd. (De Voorzitter verklaart dat de aldus gewijzigde gemeenschappelijke standpunten zijn goedgekeurd) ***
1
Ingediend door de leden Poettering e.a., namens de PPE-DE-Fractie, Barón Crespo e.a., namens de PSE-Fractie, Nicholas e.a., namens de ELDR-Fractie, Muscardini e.a., namens de UEN-Fractie, ter vervanging van de ontwerpresoluties B5-0327, 0333, 0335 en 0340/2003.
Aanbeveling voor de tweede lezing (A5-0213/2003), namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees
03/07/2003
27
Parlement en de Raad tot invoering van een tijdelijk transitosysteem voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor het jaar 2004 (6235/1/2003 – C50226/2003 – 2001/0310(COD)) (rapporteur: de heer Caveri) (De Voorzitter verklaart dat het aldus gewijzigde gemeenschappelijk standpunt is goedgekeurd) *** Aanbeveling voor de tweede lezing (A5-0221/2003), namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (15855/1/2002 – C5-0136/2003 – 2001/0305(COD)) (rapporteur: de heer Lisi) (De Voorzitter verklaart dat het aldus gewijzigde gemeenschappelijk standpunt is goedgekeurd)
Mulder (ELDR), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een technisch amendement indienen in verband met de formulering van amendement 3 en van de oorspronkelijke tekst waarop dit amendement betrekking heeft. Er staat: 'dat het aandeel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de totale verplichte uitgaven …'. Dat zou moeten worden: 'dat het percentage van de totale uitgaven van het GLB dat als van het gemeenschappelijk landbouwbeleid verplichte uitgaven wordt aangemerkt …'. Het gaat hier om verplichte landbouwuitgaven. 4-062
De Voorzitter. − Dat is een puur technisch amendement, dat in aanmerking zal worden genomen. (Het Parlement neemt de resolutie aan) *** Verslag (A5-0233/2003) van de heer Färm, namens de Begrotingscommissie, over de begroting 2003: uitvoeringsprofiel, kredietoverschrijvingen en gewijzigde en aanvullende begrotingen (2003/2026(BUD)) (Het Parlement neemt de resolutie aan)
*** Verslag (A5-0216/2003) van mevrouw Ayuso González, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (COM(2002) 662 – C5-0577/2002 – 2002/0274(COD)) (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan) *** Verslag (A5-0223/2003) van de heer Vermeer, namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers bij een botsing met een motorvoertuig en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG (COM(2003) 67 – C5-0054/2003 – 2003/0033(COD)) (Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)
*** Ontwerpresolutie (B5-0320/2003) van de Commissie ontwikkeling en samenwerking over de handel in kinderen en kindsoldaten Vóór de stemming: 4-063
Mauro (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil iets zeggen over amendement 21 bis. Ik wil graag aan de woorden “veroordeelt zonder meer de regeringen” het volgende toevoegen: “en de gewapende oppositiemachten die kindsoldaten blijven ronselen” opdat niet alleen de regeringen worden veroordeeld maar ook de gewapende oppositie die kinderen gebruikt. 4-064
(Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement) (Het Parlement neemt de resolutie aan) *** Gezamenlijke ontwerpresolutie1 over Tsjetsjenië
*** Verslag (A5-0240/2003) van de heer Mulder, namens de Begrotingscommissie, over de begroting voor 2004 met het oog op de overlegprocedure voorafgaand aan de eerste lezing door de Raad (2003/2027(BUD))
DE-Fractie, Paasilinna, namens de PSE-Fractie, Väyrynen, namens de
Vóór de stemming:
namens de UEN-Fractie, ter vervanging van ontwerpresoluties B5-
4-061
0326, 0328, 0329, 0339 en 0341/2003.
1
Ingediend door de leden Oostlander en Suominen, namens de PPE-
ELDR-Fractie, Markov, namens de GUE/NGL-Fractie, Pasqua,
28
03/07/2003
(Het Parlement neemt de gezamenlijke resolutie aan) *** Gezamenlijke ontwerpresolutie1 over de voorbereiding van de vijfde ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (Cancun, Mexico, 10-14 september 2003) Vóór de stemming over amendement 5: 4-065
Miranda (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen maar het volgende zeggen en voorstellen dat het Parlement een mondeling amendement aanvaardt op wijziging nummer 5. Vóór het woord “afschaffing” zou het woord “geleidelijk” moeten komen te staan. Dan komt het eerste deel van die wijziging er als volgt uit te zien: “de geleidelijke afschaffing van alle uitvoersubsidies”. 4-066
(Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement) (Het Parlement neemt de gezamenlijke resolutie aan) *** Verslag (A5-0237/2003) van de heer Blokland, namens de Economische en Monetaire Commissie, over het jaarverslag 2002 van de Europese Centrale Bank (I5-0012/2003 – C5-0238/2003 – 2003/2102(INI)) (Het Parlement neemt de resolutie aan)
Belder (EDD), schriftelijk. − Mijn Fractie stelt zich op het standpunt dat het resultaat van de Conventie geen goed uitgangspunt is voor de komende IGC. Zwaarwegende reden hiervoor is dat in de preambule de geschiedenis van Europa wordt vervalst: hier wordt bewust het christendom niet expliciet genoemd, terwijl dit de cultuur en staatkunde van alle Europese landen eeuwenlang diepgaand heeft beïnvloed en gevormd. Voor een goed 'Europees huis' is een deugdelijk fundament onmisbaar! In de conclusies van de Raad over het Midden-Oosten worden beide partijen op hun verplichtingen aangesproken. Jammer dat de EU dit standpunt niet altijd op ferme wijze heeft uitgedragen. De uitspraken over terroristische organisaties zoals Hamas, hun relaties met landen in de regio, de financiering van hun moorddadige acties liegen er niet om. In de conclusies over Iran en over Libanon, met het oog op de akkoorden die de EU met deze landen wil aangaan, wordt dergelijke stevige taal helaas gemist. Hier blijkt de inconsistentie die zo kenmerkend is voor de houding van de EU en haar tot een onberekenbare partij maakt voor Israël en andere landen in de regio. Open binnengrenzen dwingen de lidstaten tot samenwerking op het gebied van asiel en migratie. Daarover is in Thessaloniki veel te doen geweest, maar weinig bereikt. Het Britse plan voor aanmeldcentra en opvang in de regio steunde de Raad in meerderheid niet. Een proefproject dat mag worden opgestart, is de schrale troostprijs. Het is hoog tijd dat de Raad komt tot resultaten, zodat de EU haar morele verplichting ten opzichte van politieke vluchtelingen nakomt. 4-069
*** Verslag (A5-0169/2003) van de heer Gasòliba i Böhm, namens de Economische en Monetaire Commissie, over de internationale rol van de eurozone en de eerste evaluatie van de invoering van de chartale euro (COM(2002) 332 - 2002/2259(INI)) (Het Parlement neemt de resolutie aan) *** De Voorzitter. – Hiermee is de stemming gesloten. STEMVERKLARINGEN 4-067
- Resolutie over de Europese Raad van Thessaloniki (B5-0325/2003) 4-068 1
Ingediend door de leden van Velzen en Schwaiger, namens de PPE-
DE-Fractie, van den Berg en McNally, namens de PSE-Fractie, Clegg e.a., namens de ELDR-Fractie, ter vervanging van ontwerpresoluties B5-0322, 0330 en 0334/2003.
Berthu (NI), schriftelijk. – (FR) De Raad van Thessaloniki heeft het startsein gegeven voor een bezinning op de strategie van de Unie op veiligheidsgebied, op basis van een verslag van de hoge vertegenwoordiger van de EU voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, de heer Solana (“Een veilig Europa in een betere wereld”), die een erg interessante poging doet om een aantal recente ontwikkelingen daarin te verdisconteren. In deze tekst wordt in het bijzonder de aandacht gevestigd op de nieuwe bedreigingen van onze veiligheid: het terrorisme, de massavernietigingswapens, schurkenstaten of staten die naar die status afglijden, en de georganiseerde misdaad. Er komt goed uit naar voren dat als gevolg van de toegenomen wederzijdse afhankelijkheid tussen landen, geografisch afgelegen destabilisaties gevaarlijke consequenties kunnen hebben, zowel direct als indirect. Ten slotte wordt goed duidelijk gemaakt dat “middels preventief optreden” (en daar hoeven niet per se militairen aan te pas te komen) “voorkomen kan worden dat zich in de toekomst ernstige problemen voordoen”. Deze overwegingen zouden een goed uitgangspunt kunnen vormen voor een rechtvaardiging a posteriori van de oorlog in Irak. De voorzitter van de
03/07/2003 communistische fractie is daarover in woede ontstoken maar ikzelf ben te spreken over dit staaltje van scherpzinnigheid. Ik vind echter dat de heer Solana in zijn verslag de toekomstige bedreiging onderschat die wordt gevormd door de groeiende, niet in de hand gehouden migratiestromen. Verder komt deze tekst weinig realistisch over als het gaat om de mogelijkheden in Europa om een verenigde buitenlandse politiek te voeren, zonder dat het democratisch gehalte daar sterk onder lijdt. 4-070
Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik wil het Grieks voorzitterschap graag gelukwensen met de vorderingen die we hebben gemaakt op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken en de resultaten van de Europese Raad van Thessaloniki. Ik ben heel blij met het besluit om het in Tampere goedgekeurde programma versneld uit te voeren, vooral als het gaat om de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid (clandestiene immigratie, uitzetting naar het land van oorsprong en samenwerking met derde landen). Er is ook vooruitgang geboekt bij het beheer van de buitengrenzen en de ontwikkeling van SIS II en het Visuminformatiesysteem (VIS). Na drie jaar onderhandelen is er nu eindelijk een richtlijn goedgekeurd over gezinshereniging. Er is nu ook een richtlijn met betrekking tot personen die langdurig in de EU verblijf houden. Het is ook heel belangrijk dat er een akkoord is bereikt over het standpunt van de EU ten aanzien van een overeenkomst met de VS over uitlevering en strafrechtelijke samenwerking. Ik steun het besluit van de Raad met betrekking tot de resultaten van de Conventie. Ik hoop dat die als basis kunnen dienen voor de nu te houden Intergouvernementele Conferentie, en dat men daar het besluit zal nemen om de drie pijlers af te schaffen. Het Europees Parlement dringt daar al geruime tijd op aan. Afschaffing van de pijlers zal de constructie van een Europese Ruimte voor Vrijheid, Veiligheid en Rechtvaardigheid eenvoudiger en transparanter maken. Ik hoop verder dat het Europees Parlement nu medebeslissingsrecht zal krijgen op het gebied van asiel en immigratie. 4-071
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De bekrachtiging van de resultaten van de Europese Raad van Thessaloniki hebben wij afgewezen. Ten eerste weigeren wij pertinent om het immigratievraagstuk te beschouwen als het grootste probleem van Europa. In een tijd dat er dagelijks immigranten die het slachtoffer zijn van armoede, politieke onderdrukking of conflicten, sterven voor de poorten van het bolwerk Europa – in Sfax, in Lampedusa of waar dan ook –, leggen wij opnieuw de
29 nadruk op het principe van vrij verkeer en vrije vestiging. Het opzetten van transitcentra, regionale beschermingsgebieden of anders het verzwaren van de voorzieningen aan de grens voor de politie en voor uitzetting, dat zijn praktijken waarvan de onmenselijkheid en het gebrek aan doeltreffendheid al vaststaat. Verder erkennen wij noch de rechtmatigheid noch de legitimiteit van het voorstel voor een Europese Grondwet van Giscard d’Estaing. Als vrucht van het antidemocratisch proces van de Conventie verwoordt deze tekst slechts de mening van de aanhangers van het Europa van de markt, een Europa van democratie en sociale achteruitgang. Nadat dit project eerst in handen van de eurocraten was is het nu in handen van de staatshoofden en regeringsleiders. Als de burgers van Europa een grondwet wensen, dan dient die opgesteld te worden op basis van democratie, sociale rechten, openbare diensten en het algemeen belang. Wij verdedigen die zienswijze met onze stem tegen deze resolutie. 4-072
Pasqua (UEN), schriftelijk. – (FR) De officiële presentatie van het werk van de Conventie heeft aan de top van Thessaloniki natuurlijk een bijzonder cachet gegeven. Wat de Conventie betreft is het resultaat ambitieus maar niet verassend. De Conventie, die in het leven is geroepen om de Europese Unie een grondwet te verschaffen, levert ons – geheel zoals het hoort – een duidelijk op federalistische leest geschoeide tekst. De vraag is nu wat er verder met die tekst gaat gebeuren. Hoewel dit project juridisch gezien geen dwingende kracht heeft tegenover de deelnemers aan de volgende Intergouvernementele Conferentie, is het te vrezen dat sterke politieke druk op de lidstaten zal worden uitgeoefend om deze grondwet aan te nemen. Met een dergelijk vooruitzicht hoop ik dat de nationale regeringen – die de als enige bevoegd blijven om verdragen te herzien – niet zullen buigen voor de oekazes uit ultrafederalistische kringen en dat ze blijk zullen geven van het gezag dat nodig is om de prerogatieven die hen toekomen te behouden. Daarbij wil ik, wat ook de uitkomst zal zijn van de IGC, de wens uitspreken dat het nieuwe verdrag in de lidstaten die referenda kennen direct aan de burgers wordt voorgelegd. Dat is immers een democratische noodzaak. 4-073
Theorin (PSE), schriftelijk. – (SV) Ik kan geen steun verlenen aan de paragrafen 13 en 14 inzake een communautair gefinancierde EU-grenswacht en evenmin aan paragraaf 27 over een Europees arrestatiebevel, paragraaf 49 over de ontwikkeling van de militaire capaciteit van de EU en paragraaf 51 over een defensiecapaciteitsorgaan. 4-074
- Verslag-Bradbourn (A5-0220/2003) 4-075
30 Marques (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik wil de heer Bradbourn graag gelukwensen met zijn uitstekende verslag over het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren (het Marco Polo-programma). Ik steun dit verslag, vooral omdat de rapporteur stelt dat het programma de verwezenlijking van innovatieve projectvoorstellen mogelijk moet maken. Het gaat hier vooral om voorstellen die door een consortium van kleine en middelgrote ondernemingen worden gedaan. De doelstellingen van dit programma zijn: “het verbeteren van het intermodaal vervoer en het verminderen van de opstoppingen in het wegverkeer”. Zoals de rapporteur voorstelt moeten die doelstellingen duidelijk blijken uit de tekst van de verordening. 4-076
- Verslag-Ghilardotti (A5-0214/2003) 4-077
Bastos (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt gesteld dat gender budgeting op een systematische wijze moet worden toegepast. In alle nationale en communautaire begrotingsprocedures moet het genderperspectief worden ingebouwd. Ik steun dit verslag. Gender budgeting betekent dat je in het kader van het begrotingsbeleid alle inkomsten en uitgaven van alle programma’s analyseert en herstructureert om er zeker van te zijn dat met de behoeften en prioriteiten van vrouwen rekening wordt gehouden. Gelijke kansen voor mannen en vrouwen is het uiteindelijke doel. Er moet een bewustwordingscampagne worden opgezet, bestemd voor de burgers en de nationale regeringen en parlementen. Voor dat doel moet een gids worden samengesteld waarin wordt aangegeven welke instrumenten en methodes men kan gebruiken om het genderperspectief in de overheidsbegrotingen te introduceren. Ik ben het ook eens met het idee een Europees netwerk op te zetten van entiteiten en deskundigen op het gebied van gender budgeting. Dat netwerk kan dan weer worden aangesloten op het netwerk van parlementaire commissies voor gelijke kansen. Op die wijze kunnen methoden en best practices worden ontwikkeld en verspreid. 4-078
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben ons onthouden van stemming over het verslag Ghilardotti, waarin een lans gebroken wordt voor gender budgeting, oftewel voor overheidsbegrotingen waarin rekening gehouden wordt met het “genderperspectief” en die dus geacht worden wat meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen teweeg te brengen. De bedoelingen hiervan zijn goed, maar de voorgestelde middelen zijn dat niet, vooral op het moment dat men zich aansluit bij de brede richtsnoeren
03/07/2003 voor economisch beleid van de lidstaten van de Europese Unie die – in tegenstelling tot hetgeen de auteur van het verslag beweert – de ongelijkheden niet terugdringen maar deze juist steeds maar weer erger maken. De leden van het Europees Parlement kunnen er in hun ivoren toren lustig op los theoretiseren, maar de werkelijkheid is anders. Door de grote industriële en financiële multinationals steeds meer de vrije hand te laten, de openbare diensten te vernietigen of de sociale zekerheid aan te vallen, verkleinen de lidstaten van de Europese Unie de ongelijkheden niet, zij verdiepen ze. Doordat ze weigeren de ontslaggolf in te dammen, doordat ze loonmatiging voorstaan en pensioenen verlagen, verergert hun optreden de kwaden waar de vrouwen onder lijden, want zij zijn vaker dan mannen het slachtoffer van werkeloosheid, armoede en verplicht deeltijdwerk. (Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 137, lid 1, van het Reglement). 4-079
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Overheidsbegrotingen moeten vanuit een genderperspectief worden opgezet, met als uiteindelijk doel gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Een begroting is immers geen neutraal instrument – het is een weerslag van de wijze waarop de macht in de maatschappij verdeeld is. Hoe de begroting eruit ziet wordt bepaald door politieke keuzes. Het is dus een heel belangrijk instrument voor het implementeren van sociale ontwikkelingsmodellen en het toepassen van criteria voor herverdeling. Het beleid voor gelijke kansen moet tot uiting komen in de wijze waarop de begrotingen op de verschillende niveaus zijn vormgegeven. Zoals de rapporteur aangeeft moeten regeringen en overheden ter bevordering van gelijke kansen alle met het geslacht samenhangende kwesties analyseren. Ze moeten proberen de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen weg te nemen, en daarbij rekening houden met het feit dat mannen en vrouwen in de maatschappij en de economie verschillende rollen spelen. Dat betekent dat het economisch beleid verschillende gevolgen heeft voor mannen en vrouwen. We hebben voor dit verslag gestemd. We geven daarmee ook aan dat het Actieplatform van Peking verwezenlijkt moet worden. Datzelfde geldt voor de acties die in de context van de begroting van de Europese Unie ondernomen moeten worden om de in dit verslag opgenomen voorstellen uit te voeren. 4-080
Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) Tot nu toe zijn overheidsbegrotingen altijd op bestuurlijke basis tot stand gekomen, waarbij het geld wordt verdeeld door het ministerie. Het is echter ook mogelijk een begroting te
03/07/2003
31
presenteren naar hoofdfuncties, naar programma of op basis van een economische uitsplitsing.
veiligheid en beheersing van de verkeersstromen functioneert Eurocontrol op dit moment al doeltreffend.
Sinds 1995 klinkt het voorstel om, omwille van het streven naar gelijkheid tussen mannen en vrouwen, begrotingen op genderbasis op te stellen. We noemen dat gender budgeting, begroten op basis van geslacht, en dat geeft antwoord op twee vragen: Ten eerste, hoe de begrote uitgaven worden verdeeld tussen mannen en vrouwen: wie krijg het geld? En ten tweede, wie betaalt? Hoe worden de belastingen opgebracht?
Weten we zeker dat we niet een technocratisch en bestuurlijk monstrum gaan scheppen dat wederom de afstand tussen de burger en de besluitvorming vergroot?
Om nog meer rechtvaardigheid te bereiken moet deze gedurfde visie worden uitgebreid. In de eerste plaats moeten we ook generation budgeting krijgen. Welke van de generaties in onze samenleving – jongeren, gepensioneerden, werkenden, hoogbejaarden, enzovoorts – betalen er belasting? Welke generaties mogen het meest profiteren van de overheidsuitgaven? We hebben echter bovenal class budgeting nodig, begroting op basis van bevolkingsgroep. Welke sociale groepen betalen de meeste belasting? De werknemers? Degenen die hun inkomsten halen uit roerend goed? Ten slotte dan het grote taboe: voor wie zijn de uitgaven op de begroting bedoeld? De rijken? De armen? De rijke burgers? De ouderen? De boeren? Kleine mensen? Dikke mensen? Rechtvaardigheid is geen hormonale maar een sociale kwestie! 4-081
- Verslag-Fava (A5-0219/2003) 4-082
Esclopé (EDD), schriftelijk. – (FR) De totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim heeft tot doel om optimaal en op goed gecoördineerde wijze gebruik te kunnen maken van de beperkte ruimte in de lucht boven Europa en vertragingen te voorkomen. Daar liggen dus goede bedoelingen aan ten grondslag. De versnippering van het Europese luchtruim is echter niet de enige oorzaak van vertragingen. Ook het commerciële optreden van de maatschappijen heeft er een groot aandeel in, doordat ze op de meest rendabele lijnen die van passagiers verzekerd zijn het aantal vluchten uitbreiden. De aantasting van het subsidiariteitsbeginsel door de organieke scheiding van verkeersleiding en uitvoerend personeel, maakt het de lidstaten onmogelijk om hun nationale systeem voor luchtvaartcontrole in te richten zoals hun dat goeddunkt, eventueel binnen de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en logischerwijs afgestemd op de NAVO. In het voorstel van de Commissie om de verdeling van het luchtruim tussen civiel en militair gebruik te veranderen mogen zuiver commerciële belangen dan ook niet boven veiligheid komen. Welk nut heeft een communautaire verdubbeling van de bevoegdheden van Eurocontrol? Op het gebied van
4-083
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben de amendementen van het Parlement gericht op liberalisering en dereglementering van het luchtvervoer in Europa verworpen. Wij zijn echter ook niet tevreden over het standpunt van de Raad, die het begrip taak van algemeen belang en publieke dienstverplichtingen wil schrappen. Na overleg met de vakbonden in deze sector leggen wij ons, zoals vaak bij dergelijke kwesties, neer bij het minst slechte beleid, hoewel we weten dat de lidstaten tijdens de Europese Raad van Barcelona hebben besloten de gebruikers en het personeel een fatale “ultraliberale” slag toe te dienen. Bij de behandeling van het gemeenschappelijke Europese luchtruim hadden we geen commerciële belangen moeten nastreven, maar moeten streven naar doeltreffende harmonisatie op basis van de beste Europese normen op het gebied van verkeersleidingssystemen en van milieu- en sociale normen. Dan zouden we van dit gemeenschappelijke luchtruim een acquis hebben gemaakt voor alle burgers, en niet een nieuwe markt voor een kleine groep ondernemers en aandeelhouders. 4-084
Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Schaalvergroting heeft nadelen, maar is soms noodzakelijk. Dat geldt zeker voor het verkeer over de langere afstanden. Dat verkeer overschrijdt staatsgrenzen, zodat de veiligheid en de regulering ervan valt onder de verantwoordelijkheid van meer dan één staat. Vroeger zou zoiets hebben geleid tot plannen voor de vorming van eerst één Europese spoorwegmaatschappij en daarna één Europese luchtvaartmaatschappij met één Europees luchtverkeersveiligheidssysteem. Uiteraard zouden die monopolies dan onder democratische controle moeten staan, om machtsmisbruik, verspilling en vriendjespolitiek te voorkomen. Inmiddels heeft de neoliberale ideologie toegeslagen. Niet alleen de dienstverlening, maar ook het onderhoud van ondersteunende infrastructuur en de controle op veiligheid kunnen uit handen worden gegeven aan concurrerende ondernemingen. Om met overheidsgeld bekostigde opdrachten moet worden geconcurreerd en bestaande arbeidsplaatsen worden onzeker. Dat veroorzaakt grote onrust bij de mensen die dit werk moeten doen. Het is goed dat de nationale grenzen en militaire zones bij het organiseren van de luchtveiligheid hun betekenis verliezen, maar dat betekent nog niet dat de manier die nu wordt voorgesteld de beste is. Het was gisteravond verrassend en positief om te vernemen dat commissaris de Palacio in dit debat heeft medegedeeld dat dit voorstel op geen enkele wijze is bedoeld voor
32 privatisering of liberalisering. Ik vrees echter dat het er onbedoeld op termijn wel voor kan worden gebruikt. 4-085
- Verslag-Sanders-ten Holte (A5-0225/2003) 4-086
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben alle amendementen verworpen die ernstige inbreuk maken op de arbeidsvoorwaarden van werknemers, op de kwaliteit van de diensten en in het algemeen op de taken van publieke dienstverlening. Wij hebben geen enkel vertrouwen in de wetten van de markt, noch ten aanzien van de harmonisatie noch ten aanzien van de verbetering van het luchtvervoer. De amendementen van het Parlement komen voort uit een ultraliberale ideologie. Onder het mom van harmonisatie delen ze het Europese luchtruim op in verschillende eenheden en zetten ze de deur open voor concurrentie tussen dienstverleners. Daarom hebben wij gestemd tegen de verplichte uitbreiding van het gemeenschappelijke luchtruim tot het lagere luchtruim. Wij hebben de arbitrage van de Commissie verworpen bij geschillen ten aanzien van de vorming van grensoverschrijdende luchtruimblokken en de toepassing van sancties ten opzichte van de dienstverlener. Wij maken ons zorgen over de relatief korte looptijd van de vergunning voor de dienstverleners (vijf tot tien jaar) en van de weer ingevoerde, uitgebreide financiële stimuleringsmaatregelen. Onder deze omstandigheden leidt het gemeenschappelijke Europese luchtruim van de Commissie en van de Raad tot onzekerheid en onveiligheid. Op den duur brengt het gemeenschappelijke luchtruim nadelen met zich mee voor de gebruikers en het personeel en wordt dit het tegenovergestelde van een op Europees niveau gecoördineerde publieke dienst, die rekening houdt met de lange termijn en gebruik maakt van de meest geavanceerde technieken. 4-087
- Verslag-Fava en verslag-Sanders-ten Holte (A50219/2003 en A5-0225/2003) 4-088
Andersson, Färm, Hedkvist Petersen, Karlsson, Sandberg-Fries en Theorin (PSE), schriftelijk. – (SV) Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad is in grote lijnen een goed compromis. Wij steunen het dan ook, vooral op het punt van de samenwerking tussen civiele en militaire organen. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad is een eerste stap in de richting van een gemeenschappelijk Europees luchtruim. 4-089
Watts (PSE), schriftelijk. − (EN) Britse Labourafgevaardigden zijn grote voorstanders van een gemeenschappelijk Europees luchtruim, de Single European Sky, en willen dat dit zo snel zo mogelijk gerealiseerd wordt, om vertraging vanwege problemen in de luchtverkeersleiding te voorkomen, schadelijke uitstoot door wachtende toestellen te verminderen en de veiligheid te vergroten.
03/07/2003 Een aantal amendementen is echter bedoeld om de kwestie van de coördinatie van civiele en militaire luchtruimte weer ter sprake te brengen. Het gaat hier met name om de amendementen 2, 6, 16 en 18 in het verslagFava en om de amendementen 3, 21, 23, 29, 30 en 32 in het verslag-Sanders-ten Holte. Wij kunnen deze amendementen niet steunen omdat zij het compromis ondermijnen dat in de Raad is bereikt ten aanzien van de ontwikkeling van een concept voor het flexibel gebruik van het luchtruim. Wij zien dit concept als een zeer grote stap voorwaarts. De civiele luchtvaart zal de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van militair luchtruim wanneer dit niet in gebruik is. Het zou zonde zijn wanneer we, door deze zaak weer ter discussie te stellen, vertraging oplopen bij datgene wat wij allen wensen: een spoedige verwezenlijking van de Single European Sky. 4-090
- Verslag-Caveri (A5-0213/2003) 4-091
Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Doorgang van het vrachtverkeer over de weg door de Alpen is in en buiten het Parlementaire debat een herhaaldelijk terugkomend strijdpunt. Ik heb aan dat debat deelgenomen of stemverklaringen afgelegd op 15 december 1999, 14 december 2000, 4 september 2001, 11 en 12 februari 2003. Duitsers en Italianen willen vrije doorgang door Oostenrijk en Zwitserland, maar deze twee landen willen hun dalen beschermen tegen die stromen vrachtauto's en willen het vervoer snel overhevelen naar het spoor. Ik steun dat streven van die twee landen. Zwitserland volgt wel de regelgeving van de EU en neemt deel aan de Europese economische ruimte, maar betaalt en stemt niet mee. Daardoor kan het ook niet door anderen worden overstemd. Oostenrijk heeft het ongeluk om anders dan Zwitserland sinds acht jaar wel lid te zijn van de EU. Anderen menen daarom deze lidstaat hun wil te kunnen en te mogen opleggen. Zij willen de distributie via ecopunten op termijn zelfs helemaal afschaffen. Laten we maar liever de Brennerbasistunnel voor elektrisch railvervoer onder Oostenrijk door bouwen, dan grenzen Duitsland en Italië in de praktijk aan elkaar zonder een klein tussengelegen land overlast te bezorgen. Net als de vorige keren zal ik in mijn stemgedrag ook nu weer de Oostenrijkse leden steunen want zij verdedigen hun leefbaarheid tegen grootschalige kortzichtigheid. 4-092
- Verslag-Lisi (A5-0221/2003) 4-093
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij zouden hebben gestemd voor de amendementen die gericht zijn op een hogere
03/07/2003 compensatie voor luchtreizigers. Aangezien echter over alle amendementen als praktisch één geheel wordt gestemd, wilden wij de amendementen die een uitzondering maken voor bepaalde dienstverleners, bijvoorbeeld de touroperators, of die gericht zijn op minder verplichtingen voor de luchtvaartmaatschappijen, niet goedkeuren. Wij zijn er met name tegen de laatstgenoemden bij een staking te ontheffen van hun verantwoordelijkheid. Het zou onvoorstelbaar zijn wanneer de werkgevers in de luchtvervoersector zich zouden onttrekken aan hun verplichtingen terwijl dergelijke stakingen juist worden veroorzaakt door hun loon- en werkgelegenheidsbeleid. 4-094
Marques (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik wil de heer Lisi graag gelukwensen met zijn uitstekende verslag over het voorstel van een Verordening tot vaststelling van gemeenschappelijk regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. Ik steun dit verslag. Heel belangrijk is de suggestie om voor compensatie voor vertragingen of plaatsing in een lagere klasse één enkel criterium aan te houden – de afstand tot de bestemming. Het is wel zo dat met name de implementatie van de in deze verordening opgenomen maatregelen aangaande compensatie bij niet-nakoming ingrijpende gevolgen zal hebben voor de organisatie van luchtvervoersondernemingen. Het lijkt me daarom verstandig om de termijn voor de inwerkingtreding van deze regels met enige maanden te verlengen. 4-095
Parish (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ook al is deze verordening niet perfect, zij betreft wel een zeer belangrijke kwestie. Ik ben echter bezorgd dat wij door deze verordening aan te nemen, zonder het ons te realiseren, ernstige schade zullen berokkenen aan een broodnodige gemeenschapsvoorziening. De helikopterdienst naar de Scilly-eilanden vormt een verbinding die van vitaal belang is voor mijn regio. Zonder een helikopterdienst die bezoekers van en naar het vasteland brengt, zal de economie van dit kleine eiland geruïneerd worden. De verordening is gericht op vliegdiensten met vastevleugelvliegtuigen en daarom geloof ik niet dat zij ook bedoeld was voor dergelijke gespecialiseerde diensten. De dienst bestaat uit slechts twee helikopters die als shuttle worden ingezet. Men heeft vaak last van slechte weersomstandigheden en er zijn geen standbyhelikopters die bij technische mankementen kunnen worden ingezet. Als er vroeg op de dag een technisch mankement optreedt, heeft dit gevolgen voor alle overige vluchten van die dag. Volgens het onderdeel van de verordening dat op dergelijke incidenten betrekking heeft, zou dit tot gevolg kunnen hebben dat er zoveel
33 compensatie moet worden uitbetaald dat de dienst eenvoudigweg wordt opgeheven. In het debat van gisteren hebben we deze zaak al persoonlijk bij de Commissie aangekaart, maar ik zou de Commissie nogmaals met klem willen verzoeken om een vergissing recht te zetten die een prachtig eiland en haar woongemeenschap zou kunnen ruïneren. 4-096
- Verslag-Ayuso González (A5-0216/2003) 4-097
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Er bestaat een regeling voor additieven. Met uitzondering van zoeten kleurstoffen worden de meeste van deze additieven bereid op basis van natuurlijke grondstoffen. Deze substanties – de E-stoffen die we op de etikettering van voedingsproducten vermeld zien – zijn voor de verwerking en transformatie van voedingsproducten door de industrie heel belangrijk. Ze worden gebruikt voor de meest uiteenlopende doelen: van de conservering van voedingsmiddelen en de stabilisering van mengsels tot het versterken van de smaak of het aantrekkelijker maken van het uiterlijk van producten. Dit verslag is van groot belang voor de algemene discussie over voedselveiligheid. De verschillende crises in deze sector (BSE, mond-en-klauwzeer, zuiveringsslib, dioxine, nitrofuranen, enzovoorts) hebben het vertrouwen bij de consument ernstige schade toegebracht. Deze crises tonen verder aan dat het productiemodel dringend hervormd moet worden. Consumenten hebben een negatief beeld gekregen van additieven, aangezien ze weten dat er risico’s aan verbonden zijn en dat de dagelijks toegestane hoeveelheid niet overschreden mag worden. We beschikken thans over de wetenschap en de technologie om de productiemethoden te perfectioneren en te verhinderen dat deze substanties verkeerd worden gebruikt. Hier dient het voorzorgsbeginsel te gelden. Er moeten strengere regels komen om ervoor te zorgen dat etiketten en verpakkingen alle nodige informatie bevatten. We zijn het daarom met de rapporteur eens. De Commissie moet een algemeen onderzoek uitvoeren naar het gebruik van additieven en in de toekomst vergunningen geven op grond van deze drie criteria: er moet een technologische noodzaak voor het gebruik van de betrokken substantie bestaan, de volksgezondheid moet goed beschermd worden en het gebruik van additieven moet blijken uit etikettering die de consument niet misleidt. 4-098
- Verslag-Mulder (A5-0240/2003) 4-099
Piscarreta (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) We bespreken nu de overlegprocedure en dat is voor het Europees Parlement een goede gelegenheid om een beoordeling uit te voeren van de behoeften voor de begroting voor 2004. Van belang is vooral dat we overeenstemming bereiken met betrekkingen tot de middelen die voor de landbouw en de visserij moeten worden gereserveerd.
34 De uitbreiding staat voor de deur, en het is de bedoeling dat deze begroting bijdraagt tot meer economische, sociale en territoriale cohesie. Daarvoor zijn echter niet veel extra middelen beschikbaar gesteld. Ik wil hier enige opmerkingen maken over de financiële vooruitzichten voor de landbouw en de visserij. Ik vind het een goede zaak dat er hier wel veel meer middelen beschikbaar worden gesteld, vooral voor de plattelandsontwikkeling. Die extra middelen zijn echter wel bijna allemaal bestemd voor de nieuwe lidstaten. Positief is verder dat er in de begroting veel middelen opzij zijn gezet voor de bescherming van de gezondheid, de consumenten en de voedselveiligheid. Er is ook gedacht aan milieucriteria voor kwaliteitslandbouw. Ik steun het idee om een speciale begrotingslijn op te zetten voor een verzekeringssysteem voor landbouwers. Daar kan dan een beroep op worden gedaan als zich een crisis voordoet – mond-en-klauwzeer, varkenspest of andere ziekten. Net als voor de landbouw zijn in deze begroting ook voor de visserij meer middelen gereserveerd. Ik ben het echter niet eens met de vrij drastische kortingen op onderzoek en de voor onderzoek bestemde Structuurfondsen. Het is van belang dat de controle op de naleving van de quota door de lidstaten verscherpt wordt. De lidstaten die de regels naleven mogen daarvoor niet gestraft worden, en we mogen niet toelaten dat overtreders ongestraft blijven. 4-100
- Verslag-Färm (A5-0233/2003) 4-101
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het is zorgwekkend dat het uitvoeringspercentage van de vastleggingskredieten voor het interne beleid slechts 10 procent bedraagt (situatie in april 2003). In 2002 was dat 24 procent. Het verschil is veroorzaakt door het aan onderzoek en technologische ontwikkeling gewijde begrotingshoofdstuk. De EU loopt op dit gebied achter, en daarom moeten onderzoek en technologische ontwikkeling als prioriteit worden gezien. Er is ook een negatieve tendens waarneembaar bij de uitbetaling van de vastleggingskredieten voor sociale doeleinden. Dat geldt vooral voor de middelen die zijn vastgelegd voor de sociale dimensie, werkgelegenheid, onderwijs en jeugd. En dat terwijl dit prioriteitsgebieden zijn waarvoor toch al veel te weinig middelen zijn gereserveerd. Deze situatie is voor een deel het gevolg van een gebrek aan politieke wil, maar er zijn ook andere factoren, zoals bureaucratie en ondoorzichtige en inflexibele regels voor de aanwending van de kredieten. Kortingen op belangrijke beleidsterreinen kunnen niet worden gerechtvaardigd met het argument dat de bureaucratie moet worden teruggebracht. De suggestie dat er geen geld opzij hoeft te worden gezet voor werkgelegenheid en de sociale dimensie is onaanvaardbaar. De werkloosheid in de EU neemt immers toe.
03/07/2003 Ik vind het jammer dat de rapporteur geen bijzondere aandacht heeft besteed aan de visserij. Ik denk daarbij eerst en vooral aan de het ombouwen van de vloot die voorheen bij Marokko viste, de begrotingslijnen voor onderzoek en de sociale dialoog met de sector. Het zou zinvol zijn geweest meer aandacht te besteden aan deze onderwerpen, aangezien er in de ontwerpbegroting voor 2004 minder middelen voor gereserveerd zijn en de Raad het niet eens kan worden over de wijze waarop de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid gefinancierd moet worden. 4-102
Piscarreta (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Het Europees Parlement is bevoegd de uitvoering van de EU-begroting te controleren. In die hoedanigheid voert het via dit verslag een analyse uit van de in 2003 bereikte resultaten. Het is de bedoeling dat de financiële middelen van de EU doeltreffend worden gebruikt voor de in het beleid vastgelegde doelstellingen. Bovendien moet de begroting goed aansluiten op die voor het volgende jaar. Dit verslag vestigt opnieuw de aandacht op het probleem van niet gebruikte begrotingsmiddelen. De conclusies van dit verslag geven aanleiding tot bezorgdheid. Ook ik vind dit een ernstige zaak. Voor een deel van deze middelen geldt immers de N+2-regel. De in de begroting gereserveerde middelen moeten binnen de twee jaar volgend op opname in de begroting door de lidstaten gebruikt worden. Gebeurt dat niet, dan vervalt het krediet. De toestand wordt beslist onaanvaardbaar als je bedenkt dat dit ook gebeurt bij de implementatie van de Structuurfondsen en het interne beleid van de EU. Ik steun dit transparante verslag. Het geeft precies aan welke kredieten zijn vervallen omdat ze niet zijn gebruikt. Het verslag geeft ook aan wat de financiële gevolgen zijn van deze toestand. Dit zijn belangrijke gegevens en ze moeten per begrotingslijn en per lidstaat gerangschikt worden. Ook ik vind het een goed idee om de regels voor het aanvragen van middelen uit de Structuurfondsen te vereenvoudigen. De uitvoering van de fondsen moet beter en er moet een duidelijker tijdsschema worden opgesteld. Deze maatregelen moeten bij de tussentijdse herziening van de fondsen worden genomen. 4-103
- Resolutie over handel in kinderen (B5-0320/2003) 4-104
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben voor dit verslag gestemd omdat we het alleen maar eens kunnen zijn met de veroordeling van een verwerpelijke praktijk zoals deze, waarbij kinderen tot soldatenslaven worden gemaakt. Tegelijkertijd echter walgen wij van een hypocriete tekst, die afkomstig is van politieke vertegenwoordigers van rijke landen, waarvan de heersende klasse in hoge mate verantwoordelijk is voor de ellende in die landen. Wat betekenen bijvoorbeeld de verklaringen over “een
03/07/2003 strategie voor de bestrijding van armoede” of de – zoals bekend leugenachtige – belofte om te zorgen dat kinderen beter toegang krijgen “tot medische zorg, sociale voorzieningen en onderwijs”? Terwijl het Europees Parlement zijn verontwaardiging uit, blijven de landen van de Unie trouwens betrekkingen onderhouden met de leiders van deze landen. Ter illustratie een actueel voorbeeld: hoewel de regerende president van Liberia gebruik maakt van kindsoldaten, hebben de Franse autoriteiten hem vier jaar geleden met alle egards ontvangen. Terwijl gewapende bendes aan de macht waren, zijn wapenfabrikanten wapens blijven verkopen aan dat regime en hebben diamantfabrikanten zich gesmokkelde diamanten toegeëigend. Het plunderen gaat door terwijl de burgerbevolking wordt afgeslacht en de kinderen op onmenselijke wijze tot soldatenslaven worden gemaakt. 4-105
Theorin (PSE), schriftelijk. – (SV) Er bestaat een verband tussen armoede en kinderhandel. Daarom is armoedebestrijding een essentiële voorwaarde voor het uitroeien van de kinderhandel. De Commissie moet een strategie voor armoedebestrijding opstellen en een gemeenschappelijk EU-beleid ontwikkelen, dat gericht is op preventie, op ondersteuning en bescherming van de slachtoffers, en op zware straffen voor de daders. Dat betekent ook dat van de landen waarmee de EU samenwerkt moet worden geëist dat ze strenge wetgeving tegen kinderhandel invoeren. 4-106
- Resolutie over Tsjetsjenië (B5-0326/2003) 4-107
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen de gemeenschappelijke resolutie gestemd. Het belang van de staat mag niet prevaleren boven dat van de burgers. In tegenstelling tot wat wordt beweerd, is het referendum geen eerste stap in de richting van normalisatie. Het was antidemocratisch omdat de oppositie geen campagne mocht voeren. Er is in Tsjetsjenië een grondwet ingevoerd die de macht van Moskou bevestigt omdat bij de overheidsdiensten alleen het Russisch gebruikt mag worden en de president van de Russische Federatie het recht heeft de Tsjetsjeense president af te zetten. De grootste zorg van de Tsjetsjenen is niet de strijd tegen het terrorisme, maar de strijd tegen de militaire bezetting en voor verbetering van hun levensomstandigheden. Deze zijn erbarmelijk als gevolg van de Russische bombardementen. De werkloosheid, die in de Russische Federatie al hoog is door het ultraliberale beleid, is in Tsjetsjenië en de Kaukasus nog hoger als gevolg van het militaire optreden. Het is trouwens merkwaardig dat de ad hoc-delegatie ons deze feiten niet heeft gerapporteerd. Wanneer er rechtstreekse onderhandelingen worden gevoerd tussen de vertegenwoordigers van president
35 Maschadow en de Russische autoriteiten is er vrede mogelijk in Tsjetsjenië en kan er een politieke oplossing worden gevonden. Enkel en alleen een officiële wapenstilstand en terugtrekking van de Russische gewapende strijdkrachten kunnen een eind maken aan het gewapend conflict. 4-108
Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Gisteren tijdens het debat over Tsjetsjenië gaf mijn Duitse fractiegenoot Helmuth Markov een optimistische visie op de hernieuwde stabiliteit, het gehouden referendum en steun voor wederopbouw. Hij had wel duidelijk kritiek op de politiek van de Russische regering en bepleitte een vreedzame en humanitaire aanpak voor de toekomst. Ik denk dat ik niet de enige ben die het woord 'stabilisatie' heeft ervaren als nogal provocerend, al weet ik dat Markov dat niet zo bedoelde en inmiddels ook zelf vindt dat hij dat woord niet opnieuw moet gebruiken omdat het misverstanden oproept. Begrippen als stabiliteit en wederopbouw zijn vaak gebruikt door bezetters die steun willen verwerven om hun bezetting te continueren. De gebruikte terminologie wekt de indruk dat het conflict is beëindigd en dat een toekomst voor Tsjetsjenië vanzelfsprekend moet worden gevonden als autonoom deel van de Russische Federatie. Ik denk dat het conflict voortduurt, dat het referendum door de meerderheid van de Tsjetsjenen wordt gezien als een instrument van de militaire bezetter en dat er op grond van de toezeggingen van wijlen generaal Lebed onderhandelingen moeten komen tussen de uit eerdere verkiezingen voortgekomen Tsjetsjeense staatsstructuren en de Russische staat die dit gebied opeist. In verband daarmee kan ik alleen de resolutie van de Groene Fractie, waarin helaas een verwijzing naar de ontvoering van Arjan Erkel ontbreekt, ondersteunen. 4-109
Pasqua (UEN), schriftelijk. – (FR) Het is begrijpelijk dat het Europees Parlement zich zorgen maakt over de situatie in Tsjetsjenië. Is dat een reden om de fundamentele beginselen van het internationale recht te negeren, bijvoorbeeld de nationale soevereiniteit van Rusland, de niet-inmenging in zijn binnenlandse aangelegenheden, het recht van de Russische politieke autoriteiten om de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de territoriale integriteit en de ondeelbaarheid van de staat te waarborgen? Ik vind van niet, te meer daar de gebruikelijke veroordelingen van de gebeurtenissen in Tsjetsjenië naar mijn mening volkomen ongegrond zijn. Sommigen vergeten bij tijd en wijle dat we hier te maken hebben met een gerechtvaardigde strijd tegen het terrorisme. In tegenstelling tot wat een handjevol onbezonnen lieden ons met hun “mensenrechtelijk" humanitarisme wil doen geloven, bestaan er geen goede of slechte terroristen. Er zijn terroristen, punt uit, dat wil zeggen fanatici die uit minachting voor de waardigheid van de mens dodelijke aanslagen plegen tegen onschuldigen.
36 Een politieke oplossing voor Tsjetsjenië is inderdaad wenselijk – ik sta positief tegenover de pogingen van Vladimir Poetin in deze richting -, maar deze is alleen geloofwaardig wanneer de terroristische groepen definitief afzien van geweld. Ik hoop van harte dat dit zal gebeuren. 4-110
- Resolutie over de voorbereiding van de ministeriële conferentie van de WTO (B5-0322/2003) 4-111
Alyssandrakis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De EU gaat naar Cancun na een tussentijdse herziening van het landbouwbeleid te hebben doorgevoerd die rampzalig is voor de boeren. Die herziening neemt ze mee als cadeau voor de internationale markt van landbouwproducten. De Unie is ook bereid ten behoeve van de ontwikkelingslanden de uitvoerrestituties en de invoerheffingen af te schaffen, wat de doodssteek zal betekenen voor onze eigen landbouwproducten. De Unie stuurt ook aan op een debat over mededinging en buitenlandse investeringen, onder zeer nadelige voorwaarden voor de ontwikkelingslanden, dat wil zeggen nog meer uitbuiting door multinationals. Ook zouden die landen hun overheidsaankopen en diensten van algemeen belang voor concurrentie moeten openstellen om de multinationals onbeperkte toegang te verlenen. Wat de WTO echter niet wil bespreken is de toegang tot goedkope geneesmiddelen en de bescherming van de biodiversiteit. Het recht op gezondheid, onderwijs, veilig voedsel, irrigatie, telecommunicatie en energie is ondergeschikt aan mercantiele belangen en winstbejag. Wij stemmen tegen de resolutie van het Europees Parlement omdat ze ondanks wat luttele bezwaren niets afdoet aan de rol van de Wereldhandelsorganisatie. De Griekse Communistische Partij gelooft niet in een hervorming van de WTO, die de ongelijkheid in de wereldhandel zogezegd zou verhelpen en de landen van de derde wereld tot ontwikkeling zou brengen. Wij geloven alleen in de strijd van de volksmassa’s. 4-112
Arvidsson, Cederschiöld, Grönfeldt Bergman, Stenmarck en Wachtmeister (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse conservatieven vinden de GATSovereenkomst over het opnemen van de dienstensector in de vrijhandelsbepalingen van de WTO een belangrijke en goede stap in de richting van meer internationale handel, maar wij zien geen redenen om het onderwijs, de gezondheidssector en belangrijke delen van de culturele sector, zoals audiovisuele activiteiten, van de liberalisering uit te zonderen. Het Europese onderwijs en de Europese cultuur, die van oudsher gekenmerkt zijn door culturele diversiteit, hebben alle mogelijkheden in zich om op een open wereldmarkt een sterke positie in te nemen en indirect met name minderheidsculturen te steunen. Op dit punt wijkt ons standspunt van de
03/07/2003 resolutie af, maar wij stemmen voor de resolutie in haar geheel. 4-113
Berthu (NI), schriftelijk. – (FR) Het heeft er alle schijn van dat de Vijfde ministersconferentie van de WTO, die in september gehouden wordt in Cancun, opnieuw gedomineerd wordt door de dwingende regels van de vrije handel, en niet door een herijking ten gunste van de nationale soevereiniteit. Wat de procedure betreft, lijkt de Commissie nog steeds het in 1999 voor Seattle verleende onderhandelingsmandaat te willen gebruiken, dat toentertijd al nauwelijks relevant was en nu volkomen achterhaald is. Het Europees Parlement wordt slechts geraadpleegd via de onderhavige resolutie, waarmee een kort debat wordt afgesloten en die geen dwingende juridische waarde heeft. De onderhandelingen zullen dus wederom gevoerd worden zonder transparantie. Dat belooft niet veel goeds. Voor ons gaat het in de kern van de zaak om het recht van ieder volk regels op te stellen voor de samenleving waarin het leeft. Dit impliceert met name het recht om een landbouwmodel te kiezen (Dominique Souchet heeft tijdens het debat van gisteren hierover wijze woorden gesproken), het recht om de taken van de publieke diensten te bepalen (en de beperkingen ervan), het recht om zijn onafhankelijkheid te behouden of het voorzorgsbeginsel toe te passen door bepaalde invoeren te verbieden en het recht om vrijelijk de voorkeur te geven aan een regio of aan de arme landen, om met die keuze zijn solidariteit tot uitdrukking te brengen. 4-114
Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben vanzelfsprekend tegen de gemeenschappelijke resolutie over de WTO gestemd omdat wij tegen het kapitalistische systeem zijn en tegen alle internationale organisaties die dit vertegenwoordigen. Wij hebben ook tegen de meeste amendementen gestemd of ons van stemming hierover onthouden omdat deze alleen maar bijdragen tot het algemene bedrog, ook al worden er goede bedoelingen in uitgesproken om de kapitalistische wereld beter te maken. Met lapmiddelen zoals amendementen van het Europees Parlement kan het kapitalisme niet worden verbeterd. 4-115
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij stemmen tegen de gemeenschappelijke resolutie over de komende conferentie van de Wereldhandelsorganisatie. In deze resolutie worden de standpunten herhaald die de Europese Commissie gewoonlijk inneemt ten gunste van uitbreiding van de onderhandelingsruimte in het kader van de WTO. Met betrekking tot de zogenaamde Singapore-onderwerpen wordt ervoor gepleit officieel onderhandelingen te openen over de mededinging, de investeringen, de handelsfacilitatie en de transparantie bij
03/07/2003 overheidsaanbestedingen. Op deze wijze zou de WTO steeds meer bevoegdheden krijgen. Volgens deze resolutie is het ook mogelijk de global governance op een bevredigende wijze te hervormen door een evenwichtigere en beter gedefinieerde verhouding tot stand te brengen tussen de WTO en andere internationale organisaties. Dit getuigt van een gebrek aan inzicht in de aard van de WTO. Deze organisatie is opgericht om de liberalisering van de handel te bevorderen. Ze is zo opgezet dat de imperialistische landen de organisatie kunnen overheersen. De WTO doet zich gelden als een antidemocratische kracht, omdat beslissingen zonder enige controle van het volk worden genomen en verplicht omgezet moeten worden in nationale of communautaire wetgeving. De WTO is een oorlogsmachine voor de machten van het geld. Om een dergelijk probleem op te lossen, is het weer in evenwicht brengen van de verhoudingen niet voldoende. Een democratische hervorming van de internationale handel zal plaatsvinden tegen de wil van en niet met goedkeuring van de WTO. 4-116
Zrihen (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen deze resolutie gestemd omdat zij niet evenwichtig is. In de eerste plaats heeft het Parlement tegen de belangen van de arme landen in ervoor gepleit de zogenaamde Singapore-onderwerpen op de agenda van Cancun te plaatsen. Dit zijn kwesties ten aanzien van de investeringen, de mededinging, de handelsfacilitatie en de transparantie bij overheidsaanbestedingen. In de tweede plaats heeft het Parlement de kans gemist te protesteren tegen de klacht over de GGO, die de Verenigde Staten hebben ingediend tegen de EU, en tegen de hiermee gepaard gaande lastercampagne die iedereen natuurlijk meteen kan doorprikken. Ik wil alleen maar de laakbare houding memoreren van de Verenigde Staten ten aanzien van de toegankelijkheid van geneesmiddelen. In de derde plaats is de opvatting niet overgenomen dat wereldwijde publieke goederen zoals water beschouwd moeten worden als gemeenschappelijk bezit van de mensheid. Tot slot ondersteunt het Parlement noch het beginsel van de hiërarchie van normen tussen het recht van de WTO en het internationale sociale en milieurecht noch dat van het primaat van de Verenigde Naties. Wij willen multilaterale betrekkingen bevorderen, maar de conferentie van Cancun blijft een bron van zorg. Ik kan alleen maar hopen dat mijn bedenkingen ongegrond zijn en dat wij in tegenstelling tot Doha ons doel bereiken zonder te moeten wachten tot een volgende onderhandelingsronde. 4-117
- Verslag-Blokland (A5-0237/2003)
37 4-118
Lulling (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb me van stemming onthouden ten aanzien van het verslag-Blokland en van de amendementen van mijn fractie omdat ik de onlangs goedgekeurde hervorming van het stemstelsel van de ECB helemaal niet betreur. Ik ben helemaal niet van mening dat een stelsel op basis van het aandeel van de lidstaten in het totale bruto binnenlands product zoveel eerlijker en doelmatiger zou zijn. A fortiori vind ik het prima dat de Raad het besluit van het Parlement om de ECB-aanbeveling te verwerpen, totaal heeft genegeerd. Integendeel, die aanbeveling was zeer doordacht, zeer evenwichtig. Ik ben blij dat de Raad van ministers zich achter dit voorstel heeft geschaard. Daarom heb ik me van stemming onthouden ten aanzien van het verslagBlokland en heb ik tegen een amendement van mijn fractie gestemd. 4-119
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het is volkomen begrijpelijk dat er aan de verslagen van het EP over het monetair beleid weinig aandacht wordt geschonken. In plaats van heuse kritiek te leveren op het gevoerde beleid, worden steeds weer dezelfde argumenten aangevoerd, ongeacht de economische situatie. Het hoeft dus niet te verbazen dat dit verslag begint met: “complimenteert de ECB met het geslaagde beleid”, en afsluit met: “meent dat de ECB correct heeft gereageerd op de economische en financiële ontwikkelingen”. En dat wordt dan weer omgeven met de gebruikelijke dogma’s: steun aan het Stabiliteitspact en een oproep tot meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Het is bekend dat een rigide monetair beleid tot gevolg heeft dat de aanpassingen op economische schokken via de salarissen en de werkgelegenheid moeten geschieden. Dat heeft dan weer gevolgen voor de interne vraag, terwijl ongelijkheid, armoede en sociale uitsluiting toenemen. De EU verkeert op dit moment in een recessie en de inflatiepercentages verschillen per lidstaat. Het moet toch duidelijk zijn dat we met één enkel monetair beleid voor alle lidstaten niet tegemoet kunnen komen aan de behoeften van de lidstaten. Er zijn immers grote verschillen in economische ontwikkeling. Daarom dring ik opnieuw aan op een drastische herziening van de richtsnoeren voor het economische en begrotingsbeleid. De inflexibiliteit van het huidige beleid heeft ertoe bijgedragen dat we ons economisch groeipotentieel de afgelopen jaren niet hebben kunnen verwezenlijken. Dit beleid is dan ook de hoofdverantwoordelijke voor de groeiende werkloosheid en de recessie die we nu meemaken. Wij hebben daarom tegen gestemd. 4-120
Krivine en Vachetta (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) In het verslag-Blokland wordt verheugd gereageerd op de opwaardering van de euro ten opzichte van de dollar, maar ook gewaarschuwd dat een verdere versterking de export niet in gevaar mag brengen. Ook wordt gewezen op een manco van de monetaire unie: niemand weet precies welke wisselkoers wordt nagestreefd voor de
38 euro. Het is in ieder geval niet de taak van de ECB om die koers vast te leggen, want zij is alleen maar belast met de handhaving van de prijsstabiliteit. Het feit dat wordt gevraagd om een breed onderzoek naar het waardeverloop van de euro, bewijst dat de ECB zich niet uit eigener beweging lijkt bezig te houden met deze kwestie. Deze uitgesproken, zelfs manifeste onwetendheid sterkt ons in onze analyse van de euro: deze munt is geen instrument ter ondersteuning van een beter gecoördineerd economisch beleid en ter bevordering van de werkgelegenheid. De euro is hoofdzakelijk een economisch beleidsinstrument om druk uit te oefenen op de salarissen en de sociale voorzieningen. Het is derhalve niet verwonderlijk dat dit verslag evenals het verslag-Gasòliba i Böhm blijven hameren op een zeer strikte rechtlijnige koers, met name op begrotingsgebied. Wij betreuren niet zozeer dat het Stabiliteitspact wordt overtreden, maar stellen veeleer vast dat de beginselen ervan in de praktijk niet toegepast kunnen worden en zeer schadelijke gevolgen hebben. Daarom hebben wij tegen deze twee verslagen gestemd, te meer daar ze op een dwangmatige wijze patronen herhalen die allang zijn achterhaald door de conjunctuur. 4-121
Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − De behandeling van het jaarverslag van de ECB en de komst van de president van de ECB zijn jaarlijks het enige moment waarop niet de indruk ontstaat dat de circulatiebank voor 12 van de 15 lidstaten is geprivatiseerd. Terwijl zulke banken vroeger werden genationaliseerd om meer politieke sturing te kunnen geven aan het beleid, is de politiek nu op afstand gezet. Rentevoeten, wisselkoersen, de gevolgen voor de kwetsbaarste regio's, de relatie met Amerika en de positie van de Derde Wereld worden zo in belangrijke mate bepaald buiten de parlementaire democratie om. Dat geldt ook voor de invloed van de ECB en het Stabiliteitspact op pensioenen, sociale zekerheid en het niveau van de publieke dienstverlening. Terecht laat rapporteur Blokland zien dat het succes of het falen van de euro niet alleen moet worden afgemeten aan de snelheid van invoering van de eurobankbiljetten en -munten aan het begin van 2002, maar ook aan de prijsstijgingen voor de dienstverlening. Ik steun hem graag in het streven naar openbaarmaking van inflatieprognoses, beïnvloeding door regeringen van lidstaten en vooral de verslaglegging van alle vergaderingen van de Raad van bestuur, inclusief minderheidsstandpunten en uitslagen van stemmingen, en het verkrijgen van meer invloed door het Parlement op de samenstelling van de Raad van bestuur. Alleen zo voorkomen we dat de ECB uitgroeit tot een instrument dat haaks op de meerderheid van de inwoners van de EU staat. 4-122
Pasqua (UEN), schriftelijk. – (FR) Dit verslag wijkt niet af van het beginsel dat van toepassing is op de beoordeling van jaarverslagen en op grond waarvan we de betrokken instelling lof moeten toezwaaien.
03/07/2003 In dit geval durft de “vermetele” rapporteur te betreuren dat de invoering van de euro, zoals hij het voorzichtig uitdrukt, inflatoire gevolgen heeft gehad. Bovendien wordt de ECB opgeroepen waakzaam te zijn vanwege de snelheid waarmee de markten reageren en vooruitlopen op de monetaire beleidsbeslissingen van de Bank. Dat zijn de "negatieve" aspecten van dit rapport, dat voor het overige op een lovende wijze de activiteiten van de ECB analyseert. De ECB wordt gecomplimenteerd omdat zij correct heeft gereageerd op de economische en financiële ontwikkelingen, en wordt gefeliciteerd met de opwaardering van de euro ten opzichte van de dollar. Zij plukt de vruchten van haar constante loyale houding tegenover de federalistische en monetaristische dogma’s. Daarom zal niemand zich verbazen over de passages betreffende de onafhankelijkheid van de ECB en nog minder over de kritiek op de lidstaten die het Stabiliteitsen groeipact hebben geschonden, waardoor het gevaar bestaat dat de geloofwaardigheid van de eurozone wordt ondermijnd. Het zal dan ook niemand verbazen dat ik dit verslag verwerp. 4-123
- Verslag-Gasòliba i Böhm (A5-0169/2003) 4-124
Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik vind het beslist jammer dat het Parlement niet op eigen initiatief een verslag heeft opgesteld met een eerste analyse van de wijze waarop de euromunten en -biljetten zijn geïntroduceerd. Dat was de bedoeling van de door mij opgestelde resolutie over de gevolgen van de invoering van de euro (als bijlage gehecht aan verslag B56640/2002). In laatstgenoemd verslag wordt de invoering van de euro een succes genoemd, terwijl er wordt aangedrongen op meer bevoegdheden voor de eurozone. Er wordt echter ook teleurstelling geuit met betrekking tot het feit dat de overgang naar de euro de inflatie in de hand heeft gewerkt, vooral in de dienstensector. Het verslag dringt daarom aan op een onderzoek naar financiële onregelmatigheden – net zoals ik dat in mijn resolutie doe. De Commissie en de ECB erkennen dat de inflatie hoger is uitgevallen dan de voorziene 0,2 procent. We weten echter ook dat de inflatie veel lager was dan consumentenorganisaties en een aantal nationale banken hadden voorspeld. Het verslag besteedt ook aandacht aan de ontwikkeling van de bankprovisie en de kosten voor diensten in de eurozone. We moeten een volledig onderzoek verrichten naar buitensporige verhogingen, voor bij interne betalingen. Er moet ook worden gekeken naar illegale commissies over grensoverschrijdende betalingen. De kosten van transacties nemen door dit soort praktijken toe en de consument wordt daar de dupe van. De banken mogen niet verlangen dat consumenten en kleine en
03/07/2003 middelgrote ondernemingen betalen voor het wegvallen van de wisselhandel. Ik ben heel tevreden dat mijn amendement is goedgekeurd. 4-125
Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − De aanscherpingen die de rapporteur voorstelt, druisen in tegen de inmiddels opgedane ervaringen. Het blijkt zowel voor Duitsland en Frankrijk, de grote lidstaten die het initiatief tot de euro hebben genomen, als voor zuidelijke lidstaten met een zwakkere economie vrijwel onmogelijk om zich te houden aan de strenge eisen van het Stabiliteitspact. Een combinatie van lage belastingen met aflossing van staatsschulden en vermijding van nieuwe begrotingstekorten heeft verwoestende gevolgen voor de sociale zekerheid, voor de publieke dienstverlening en voor het probleemoplossend vermogen van de overheid in het algemeen. Voor alles waarvoor de democratie een actieve rol van de overheid verlangt is straks geen geld meer beschikbaar. Zwakke gebieden worden steeds meer afhankelijk van Structuurfondsen, cohesiefondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU, en ook daarvoor komt op termijn naar verhouding steeds minder geld beschikbaar. Terecht wil de rapporteur prijsverhogingen vermijden bij de invoering van de euro in nieuwe lidstaten van het eurogebied. In feite zijn die er nu al, want voor luxegoederen en diensten wordt daar nu vaak al betaling in euro's gevraagd in plaats van in de daar voorlopig nog geldige nationale valuta. Het afschaffen van kleine munten, eveneens bepleit, zal in de praktijk leiden tot nog verdergaande prijsverhogingen door sterke afrondingen naar boven. Daarom wijs ik die maatregel af. 4-126
Pasqua (UEN), schriftelijk. – (FR) Het gaat opperbest in de beste van alle werelden! Die geest ademt – kort samengevat – dit verslag over de internationale rol van de eurozone. Terwijl iedereen zich zorgen maakt over de opwaardering van de euro ten opzichte van de dollar – waardoor onze exporten zwaar worden getroffen -, sommigen vraagtekens zetten bij de criteria voor de interpretatie van het Stabiliteitspact en de Commissie steeds vaker de landen waarschuwt die de loodzware verplichtingen van Maastricht niet kunnen nakomen, beschouwt de rapporteur de euro als een zeer succesvolle stap in de Europese integratie op weg naar grotere welvaart en een Europese identiteit, en staart hij zich blind op de onafhankelijkheid van de ECB en het beleid van prijsstabiliteit. In zijn ogen is de euro zo’n groot succes dat er zelfs één vertegenwoordiger van het eurogebied aangesteld zou moeten worden bij de internationale beleidsvormende instellingen. Kortom, het Europees Parlement laat zich weer eens meeslepen door een ideologisch en demagogisch verslag over de concrete situatie. Dat is ronduit verbijsterend en
39 getuigt van een ongelooflijke blindheid voor de economische werkelijkheid. Dit verslag doet niet ter zake, en daarom stem ik tegen. 4-127
De Voorzitter. − Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd. (De vergadering wordt om 13.05 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) 4-128
VOORZITTER: DE HEER FRIEDRICH Ondervoorzitter 4-129
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering 4-130
De Voorzitter. − De notulen van gisteren zijn rondgedeeld. Zijn er opmerkingen? 4-131
Izquierdo Rojo (PSE). – (ES) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, u heeft mij gisteren tijdens het vragenuur aan de Raad geen antwoord gegeven op mijn vraag aangaande het aantal slachtoffers van de oorlog in Irak. U zei dat u geen antwoord kon geven omdat u niet over de nodige gegevens beschikte. Op mijn aanvullende vraag kreeg ik ook nul op het rekest. Ik heb mijn vraag al op 14 mei ingediend en het is nu juli. Als de Raad werkelijk had willen antwoorden, zou ze informatie hebben verzameld aangaande het aantal mensenlevens dat deze oorlog heeft gekost. Ik kom daarom tot de slotsom dat het niet zo is dat de Raad mij geen antwoord kan geven - de Raad wil mij geen antwoord geven. Dat betekent dat de Raad het Parlement als volksvertegenwoordiging niet serieus neemt. De slachtoffers van een ongerechtvaardigde oorlog mogen niet in vergetelheid geraken of door een instelling als het Europees Parlement met minachting worden behandeld. Daarom wil ik u vragen, mijnheer de voorzitter, om mijn verzoek tot erkenning van onze parlementaire waardigheid in te willigen en mij te vertellen wanneer wij de gevraagde informatie van de Raad kunnen verwachten. 4-132
De Voorzitter. − Het zal in de notulen worden opgenomen en de Raad zal worden ingelicht. (De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd) 4-133
Situatie van vrouwen in plattelandsgebieden 4-134
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A50230/2003) van mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou, namens de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen, over de situatie van vrouwen in
40 plattelandsgebieden van de Unie in het licht van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2002/2241(INI)). 4-135
Kratsa-Tsagaropoulou (PPE-DE), rapporteur. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het debat over vrouwen op het platteland is politiek erg actueel. De herziening van het gemeenschappelijke landbouwbeleid krijgt op dit moment haar beslag, de herziening van het gemeenschappelijke visserijbeleid gaat verder en bij al die hervormingen zijn vrouwen de grote afwezigen. Ik dank de Conferentie van Voorzitters voor het goedkeuren van het initiatief tot dit verslag van de Commissie rechten van de vrouw. Ik dank ook alle politieke fracties die mijn oorspronkelijke ontwerpverslag met hun inbreng en amendementen hebben verbeterd. Ook wil ik de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van ganser harte danken voor de ondersteuning en voor het advies, dat in grote lijnen is overgenomen in de ontwerpresolutie. De Europese Unie is op zoek naar doelmatige strategieën voor plattelandsontwikkeling op basis van het nieuwe Europese model en wij willen ook iets doen aan de ongelijkheid op lokaal en regionaal niveau. Wij beseffen dat het menselijke potentieel bepalend is voor de ontwikkeling. Ons beleid moet dus stoelen op het beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen als we alle bewoners van het platteland reële kansen op ontwikkeling willen bieden. Het Europese beleid ter versterking van de rol van plattelandsvrouwen heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. 37 procent van de landbouwers zijn vrouwen. Dat aandeel varieert van land tot land, maar het leven op de boerderij en het sociale leven op het platteland heeft overal min of meer dezelfde kenmerken. Slechts 20 procent van de landbouwbedrijven wordt geleid door een vrouw en de meeste van die bedrijven zijn klein. De laatste tien jaar is dat aandeel met slechts 1 procent gestegen. Ongeveer de helft van de vrouwen die in de landbouwproductie en het landbouwleven actief zijn, doet dit onder het stelsel van meewerkende partner van de producerende landbouwer. Onder dat stelsel blijft het werk van die vrouwen onzichtbaar en zonder erkenning, wat niet te rijmen valt met de doelstellingen van de Europese Unie op het vlak van kwalitatieve arbeid. Dat is slecht voor de persoonlijke ontwikkeling van vrouwen en die van hun gemeenschap.
03/07/2003 beginsel van gelijke behandeling, de landbouwsector inbegrepen, is niet bindend genoeg. Wij pleiten voor herziening van deze richtlijn, voor een aanpassing aan de nieuwe omstandigheden. De lidstaten van hun kant moeten het werk van vrouwelijke landbouwers erkennen via een bijdragenregeling voor de sociale zekerheid en pensioenrechten die gelijk is aan wat voor gezinsarbeid geldt. Een ander voorstel van onze commissie betreft de programma’s en de kredieten van de Structuurfondsen voor plattelandsontwikkeling, meer bepaald LEADER Plus, dat meer aandacht moet schenken aan de versterking van de rol van vrouwelijke landbouwers. Daarnaast moet ook het LEADER-waarnemingscentrum worden uitgebouwd, zodat er meer Europese statistieken verschijnen over de situatie van de vrouw in de landbouw en ook andere gegevens en indicatoren die de huidige stand van zaken weergeven. Op die manier moeten we dan ook de vooruitgang kunnen meten die de toekomst hopelijk zal brengen. De resolutie die ik u ter goedkeuring voorleg stelt voor de bestaande methode voor het berekenen van steunmaatregelen, de kredieten voor landbouwbedrijven, te vervangen, want zij heeft alleen oog voor landbouwbedrijven en niet voor de mensen die er werken. Het resultaat hiervan is dat vrouwen die als gelijke partner meewerken worden benadeeld door een systeem dat geen rekening houdt met alle werkenden op een bedrijf en met hun reële bijdrage. Wij stellen voor de middelen die voortvloeien uit de herverdeling van de rechtstreekse steun te besteden aan programma’s voor vrouwelijke landbouwers. Wij roepen de Europese Commissie op om in het kader van het toekomstige programma voor de Structuurfondsen Plattelandsontwikkeling, dus voor de nieuwe programmeringsperiode, een speciaal programma voor vrouwelijke landbouwers in het leven te roepen. Nu bestaan er alleen maar horizontale kredieten in de Structuurfondsen en die hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. Anderzijds vragen wij de Europese Commissie en ook de lidstaten om het leven op het platteland makkelijker en aantrekkelijker te maken voor jonge vrouwen, want er is een ongunstige demografische evolutie aan de gang onder vrouwen in landbouwregio’s. Al deze voorstellen en overwegingen vindt u terug in het onderhavige verslag. 4-136
Het onderwijspeil van vrouwelijke landbouwers is erg laag. Ze hebben weinig algemeen onderwijs genoten en evenmin specifieke landbouwgerichte opleidingen. De sociale zekerheid verschilt van land tot land. In sommige landen hebben vrouwelijke landbouwers afgeleide rechten, in andere beschikken ze over eigen rechten. Dit verslag wil de aanzet geven tot een aanpak van dit probleem op Europees niveau. De beschikbare instrumenten laten te wensen over. richtlijn 86/613 betreffende de toepassing van het
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Ik wil om te beginnen mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou bedanken voor het initiatief voor dit verslag. Verder wil ik de heer Graefe zu Baringdorf, de rapporteur voor advies van de landbouwcommissie, bedanken voor zijn verslag. De Commissie vindt dit een goed verslag en is het voor een belangrijk deel eens met de inhoud. Dit initiatiefverslag wijst op een aantal manieren om meer aandacht te vestigen op vrouwen binnen het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het
03/07/2003 ontwikkelingsbeleid van de Unie. Die gaan in dezelfde richting als de conclusies van de Landbouwraad van mei 2002 over gelijke kansen voor mannen en vrouwen binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het beleid voor plattelandsontwikkeling. Er wordt bovendien gewezen op de absolute noodzaak om de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te consolideren. De Commissie is het daar helemaal mee eens. In onze voorstellen voor de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, die vorige week in Luxemburg zijn goedgekeurd, worden extra middelen opzij gezet voor plattelandsontwikkeling vanaf 2005. Alvorens over te gaan tot de bespreking van een aantal punten van dit verslag wil ik er graag op wijzen dat de lidstaten uit hoofde van richtlijn (EG) 1257/59 over plattelandsontwikkeling reeds kunnen besluiten in hun programma’s voor plattelandsontwikkeling specifieke maatregelen ten gunste van vrouwen op te nemen. Je kunt dan denken aan investeringen in door vrouwen gerunde landbouwbedrijven, steun voor het opzetten van bedrijven door jonge landbouwers, fondsen voor opleidingen, hulp bij de verkoop en verwerking van landbouwproducten, steun voor kleinschalige landbouw, plattelandstoerisme, enzovoorts. Een aantal lidstaten heeft al middelen toegekend voor specifieke, op vrouwen gerichte maatregelen. Er zijn er ook die het beginsel van gelijke kansen reeds hebben verwerkt in hun programma’s voor plattelandsontwikkeling – bijvoorbeeld door het geslacht als criterium te laten gelden bij de toewijzing van gemeenschapsfondsen. In het verslag wordt van de Commissie verlangd dat ze maatregelen treft, maar een aantal daarvan – zoals, bijvoorbeeld, die onder punt 6 – kan door de lidstaten nu al genomen worden. De Commissie kan zich volledig vinden in een aantal in dit verslag opgenomen verzoeken. Ik zal ze hier noemen. Om te beginnen vraagt het Parlement aan de Commissie of die ervoor kan zorgen dat er bij de procedure voor de goedkeuring van projecten in het kader van de Structuurfondsen rekening gehouden wordt met de noodzaak om vrouwen binnen de landbouw een belangrijker rol toe te kennen. De Commissie heeft bij de programmering voor de Structuurfondsen voor de periode 2000-2006 van begin af aan de aanbeveling gedaan om het principe van gelijke kansen voor mannen en vrouwen ook bij de Structuurfondsen mee te laten tellen. Meer recentelijk heeft de Commissie een mededeling uitgebracht waarin ze de lidstaten aanbeveelt om bij de selectie van projecten extra punten toe te kennen aan projecten die bijdragen tot meer gelijkheid of ertoe leiden dat bijzondere kennis op dit gebied bij het beheer van de Structuurfondsen wordt toegepast. Aan het einde van dit jaar zal er een tussentijdse beoordeling plaatsvinden van de Structuurfondsen, en dan zal met deze wijzigingen rekening worden gehouden. De Commissie gelooft net als het Parlement –
41 en nu heb ik het over de punten 12, 13 en 25 van het verslag – dat het LEADER-initiatief een belangrijke bijdrage kan leveren tot het versterken van de rol van vrouwen op het platteland. De lidstaten zijn nu verplicht in de jaarverslagen aan te geven bij hoeveel lokale actiegroepen vrouwen zitting hebben in de besluitvormende organen. Ze moeten bovendien opgeven hoeveel vrouwen steun ontvangen uit de LEADER-fondsen en welke middelen er voor deze projecten opzij zijn gezet. Bij de tussentijdse herziening van LEADER aan het einde van dit jaar zullen we een beter idee krijgen van de wijze waarop deze initiatieven zich ontwikkeld hebben. De Commissie wil bovendien – precies zoals u in punt 24 van uw verslag stelt – dat één van de taken van de toekomstige Europese Waarnemingspost voor LEADER bestaat in het verzamelen en verspreiden van gegevens aangaande best practices bij de deelname van landbouwers aan de plattelandsontwikkeling. De Commissie hecht net als het Parlement veel belang aan initiatieven ter bevordering van de participatie van vrouwen in het landbouwproductieproces. Belangrijk is ook dat er meer vrouwelijke landbouwers zitting hebben in de onderscheidene besluitvormingsorganen. Met betrekking tot een aantal punten is de Commissie het echter niet helemaal met het verslag eens. Volgens het verslag moet de Commissie garanderen dat de middelen die via de modulatie van de rechtstreekse steun zijn bespaard, toegewezen worden aan programma’s waarin maatregelen zijn opgenomen ten gunste van de meest achtergestelde sociale groepen, zoals – bijvoorbeeld – vrouwen in plattelandsstreken. Zoals u echter weet is het aan de lidstaten, en niet aan de Commissie, om te besluiten hoe voornoemde middelen in de toekomst worden ingezet. De Commissie is niet bereid in te gaan op het verzoek een speciale eenheid op te zetten voor het toezicht op gelijke kansen binnen het Directoraat-generaal Landbouw. Dat aspect wordt door dit Directoraatgeneraal zelf reeds nauwlettend in de gaten gehouden. Wij geloven niet dat het zin heeft verder te gaan. Het Parlement vraagt verder om over gaan tot een herziening van richtlijn 86/613/EG over de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling voor mannen en vrouwen die een zelfstandig beroep uitoefenen, waaronder inbegrepen dat van landbouwer. De Commissie vindt herziening van deze richtlijn echter niet nodig. Talloze aspecten die in deze richtlijn aan de orde komen, inzonderheid die welke betrekking hebben op de arbeidsomstandigheden, worden nu geregeld in richtlijn 2002/73/CE, die richtlijn 76/207/EG wijzigt. Deze onlangs doorgevoerde wijzigingen hebben volgens artikel 1, lid 3, ook betrekking op zelfstandigen. Wij geloven dat het niet nodig is verdere maatregelen te nemen. De toekenning van de status van zelfstandige aan de echtgenoten is in principe voldoende voor dekking door de sociale zekerheid. Er is geen sprake van discriminatie
42 op grond van geslacht, aangezien deze situaties bestreken worden door richtlijn 79/7/EG over de geleidelijke toepassing van het beginsel van een gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van sociale zekerheid. Dit zijn mijn opmerkingen met betrekking tot uw initiatief. Ik dank u voor het feit dat u het genomen heeft. 4-137
Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dat de Landbouwcommissie een man heeft aangewezen als rapporteur voor advies en dat de vrouwen daarmee ingestemd hebben toont aan hoe belangrijk wij het probleem inzake gelijke behandeling en gelijke kansen vinden, omdat wij van mening zijn dat het niet alleen – met de klemtoon op ‘alleen’ – om vraagstukken gaat betreffende de sociale, ecologische en culturele prestaties van vrouwen, hoe relevant die vraagstukken ook zijn, maar ook om de economische ontwikkeling van de plattelandsgebieden. In de economische ontwikkeling van plattelandsgebieden zijn vrouwen een cruciale factor. De stelling dat vrouwen – met name op kleine boerderijen – nog steeds als onzichtbare werknemer fungeren, wordt tevens bevestigd in de landbouwstatistieken. Het percentage vrouwen dat daarin is geregistreerd schommelt licht tussen de 0,2 en 0,3 procent, terwijl toch niemand kan ontkennen dat vrouwen in landbouwbedrijven met hun bijzonder uitgebreide takenspectrum mogelijk meer werk verzetten dan mannen. De arbeidskracht van vrouwen moet hier dus meer in het middelpunt worden geplaatst. Mijnheer de commissaris, niemand zal verwachten dat het Directoraat-generaal Landbouw de plaats wordt van waaruit de gelijke behandeling van vrouwen en mannen haar beslag krijgt; dat zou een beetje teveel zijn gevraagd. Wel is het natuurlijk zo dat er al in de programma’s prioriteiten gesteld kunnen worden waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van vrouwen – en ik moet onomwonden erkennen dat de Commissie dat ook doet. Als we kijken naar de wijze waarop de middelen worden toegekend, dient er gesteld te worden dat er in de zogeheten bottom-up-initiatieven – de initiatieven waarbij de werknemers ter plekke betrokken zijn – specifiek aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden van vrouwen. Die zijn meestal veel actiever betrokken dan mannen. Als we ons daarop richten zullen we de rol van vrouwen in het arbeidsproces en hun economische vergroten, wat ten goede zal komen aan het gehele platteland. Mijnheer de commissaris, mijnheer de Voorzitter, ter afronding zou ik als man willen zeggen dat vrouwen natuurlijk voor hun eigen belangen zullen en moeten opkomen. Op het platteland zien we dat ze uitstekend daartoe in staat zijn en dat het landbouwbeleid inmiddels door hen mede vorm wordt gegeven.
03/07/2003 4-138
Lulling (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag over vrouwen in plattelandsgebieden komt op het juiste moment. Nu de Landbouwministers vorige week in Luxemburg min of meer zijn overeengekomen het systeem van het gemeenschappelijk landbouwbeleid drastisch te herzien, is de rol en de situatie van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden alleen maar belangrijker geworden. De nieuwe situatie zal ervoor zorgen dat er betere stimuleringsmogelijkheden ontstaan op dit vlak, hoewel die voor de boeren een schrale troost zullen zijn omdat ze geen compensatie bieden voor het verlies aan inkomen. De alom bekende grotere flexibiliteit en fantasie waarmee vrouwen zich op nieuwe taken storten om een bijverdienste te genereren, kunnen onder die omstandigheden echter volledig tot hun recht komen. Een en ander is wel afhankelijk van het scheppen van de juiste randvoorwaarden en van gender mainstreaming – in gewonemensentaal: zorgen voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Daar moet serieus rekening mee gehouden worden als het gaat om het aanboren van nieuwe inkomstenbronnen op het gebied van werk, het op de markt brengen van producten, toerisme en cultuur, gebieden waar vrouwen zich al bijzonder actief hebben getoond. Het verslag van onze collega KratsaTsagaropoulou, die ik hartelijk dank voor haar werk, voldoet inderdaad aan die eis; het bevat een groot aantal verstandige voorstellen. Ik ben zeer verheugd dat in het standpunt van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verwezen wordt naar mijn verslag van 1997 over de situatie van medewerkende echtgenoten van zelfstandig werkenden in de landbouw. Er zijn al zes jaren verstreken sinds het Parlement de Commissie verzocht een wijziging in de richtlijn van 1986 door te voeren, die ook in de landbouw de verwezenlijking behelst van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Ik betreur dat de Commissie op geen enkele concrete wijze gevolg heeft gegeven aan dit verslag, waarin onder andere werd gevraagd – de heer Graefe zu Baringdorf wees er al op – om de registratie van meehelpende partners, zodat ze geen onzichtbare werknemers blijven. Nog een laatste opmerking, mijnheer de Voorzitter: wie echt wat doen wil om vrouwen voor het platteland te behouden moet ervoor zorgen dat ze gelijk loon krijgen voor gelijk werk en inzake sociale zekerheid gelijk behandeld worden. Wij zijn voorstander van een verplichte individuele verzekering voor de miljoenen meehelpende partners. Wij achten die noodzakelijk en ik kan in dit verband wellicht het model van Luxemburg aanbevelen. (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) 4-139
Gröner (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek hier niet als vrouw, maar als vertegenwoordiger van de fractie. Ook u, mijnheer Graefe zu Baringdorf, heeft als voorzitter van de Commissie landbouw en
03/07/2003 plattelandsontwikkeling het woord gevoerd. Van de 15 miljoen mensen die binnen de EU in de landbouw werkzaam zijn, bestaat circa 40 procent uit vrouwen. Elk vijfde bedrijf wordt door een vrouw geleid – dat zijn er in ieder geval zo’n 1,3 miljoen, overwegend kleine en middelgrote ondernemingen. Slechts 3 procent daarvan bestaat uit grote bedrijven. Gedetailleerde informatie hierover staat in het verslag van mevrouw KratsaTsagaropoulou. Het landbouwbeleid is verreweg de meest ontwikkelde van alle beleidsvormen in de Gemeenschap, maar de gender mainstreaming binnen dat beleid is altijd schromelijk verwaarloosd. Het gevolg is dat gelijke behandeling en gelijke rechten van mannen en vrouwen in plattelandsgebieden zo goed als onzichtbaar zijn. Er zijn weliswaar wat instrumenten ontwikkeld, maar een duidelijke doorbraak in verband met het gemeenschappelijk landbouwbeleid is nog ver weg. Ik denk dat de hervorming van het landbouwbeleid het strijdtoneel voor lobbyisten is geweest. Hieruit blijkt het manco van vrouwen pas goed; ze zijn er onvoldoende in geslaagd duidelijk te maken dat er werk gemaakt moet worden van de bevordering van gelijke rechten voor vrouwelijke landbouwers. Dat is een bijzonder pijnlijke situatie, maar de gevolgen ervan bij de herstructurering van de plattelandsgebieden in de nieuwe lidstaten uit Midden- en Zuid-Europa zullen nog pijnlijker zijn. We denken aan nieuwe arbeidsmogelijkheden die ontwikkeld moeten worden. We denken aan voorzieningen om beroep en gezin beter met elkaar te combineren. We denken aan kinderopvang en aan bejaarden- en gehandicaptenzorg. We denken aan de noodzaak het toerisme op het platteland naar een hoger plan te tillen, aan alternatieve energievormen en aan de mogelijkheid regionale kringlopen te bevorderen voor het op de markt brengen van producten. Het gaat hierbij steeds om op zichzelf staande ideeën die ook op cultureel vlak de mogelijkheden hebben uitgebreid. Uiteindelijk hebben de vrouwen daarmee een niche ontdekt en hun kans gegrepen. Als ik echter de deelstaat waar ik vandaan kom onder de loep neem, Beieren – mijnheer de Voorzitter kent het gebied zeer goed – dan blijkt dat er in 2002 17 miljoen euro uit het programma voor plattelandsontwikkeling niet zijn toegewezen. Tellen we de medefinanciering daarbij op – die voor doelgerichte projecten mede ten behoeve van vrouwen ingezet had kunnen worden – dan hebben we het in totaal over een bedrag van circa 34 miljoen euro dat niet kon worden uitgegeven. Wat veel van de hulpmidden betreft moeten wij nog altijd druk uitoefenen op de lidstaten. Daarom verzoek ik de Commissie om er bij haar toetsing van de operationele programma’s veel beter op te letten dat gender mainstreaming ook daadwerkelijk wordt toegepast en dat het niet bij vrome woorden blijft. Mijn fractie heeft het verslag van mevrouw KratsaTsagaropoulou gesteund. Via amendementen hebben we ernaar gestreefd de visserijsector erbij te betrekken, omdat in die sector heel veel vrouwen werkzaam zijn. Ik
43 verzoek u mede namens de rapporteur dit streven te ondersteunen en ik roep de Commissie op rekening te houden met dit aspect. (Applaus) 4-140
Boogerd-Quaak (ELDR). – Ook ik wil mevrouw Kratsa feliciteren met haar goede verslag en vooral de Commissie nog eens aanbevelen het zeer goed te lezen. Met name de statistische overzichten geven een betreurenswaardig beeld van de invloed van vrouwen op het platteland. Vrouwen hebben veel te weinig macht, ze zijn veel te weinig zelf bedrijfshoofd en mijn land, Nederland, doet het wel het slechtst van allemaal met 6% vrouwelijke bedrijfshoofden; daarvan zou je toch het schaamrood naar de kaken moeten stijgen. Bovendien valt één op de twee vrouwelijke landbouwers onder het stelsel van de meewerkende partner en dat is bijzonder slecht voor haar aanspraken op sociale zekerheid. Dat zou moeten veranderen; wat dat betreft ben ik het geheel eens met wat mevrouw Lulling heeft gezegd over het eindelijk oppakken van de aanbevelingen uit 1997. Voorzitter, ik wil nog even stilstaan bij de verordening plattelandsbeleid. Inderdaad is het landbouwbeleid onlangs gewijzigd en ik weet niet of wij daar op alle punten zo blij mee moeten zijn. Uiteindelijk is de verordening plattelandsbeleid een ondergeschoven kindje geworden in het geheel. Ook de heer Olsson heeft al in zijn verslag over plattelandsbeleid aangegeven hoe belangrijk dit kan zijn, bijvoorbeeld om de omschakeling op andere inkomstenbronnen zoals agrotoerisme, zorgboerderijen, nieuwe energiebronnen, biologische landbouw, plaatselijke dienstverlening en culturele manifestaties een steun in de rug te geven. Daar liggen kansen, met name voor vrouwen. Dat is ook al door andere sprekers gezegd en ik wil daar nog iets aan toevoegen. Er zijn uitgestrekte gebieden in Europa met grote steden. Met name de plattelandsgebieden in de buurt van grote steden kunnen heel veel speciale diensten ontwikkelen en ik pleit dan ook voor een criterium plattelandsbeleid in relatie tot grote steden in die plattelandsverordening. Ik vind het echt de moeite waard om daar als commissie eens grondig over na te denken en ik heb daar ook schriftelijke vragen over gesteld. Ik wil op deze plaats waarschuwen voor bepaalde vormen van verpaupering op het platteland. Met name met de gebouwen gaat het in veel gebieden niet goed, terwijl die toch ook deel uitmaken van het cultureel erfgoed. Ik denk dat met een goed plattelandsbeleid veel te redden valt en er juist voor vrouwen veel kansen liggen om die gebouwen in te zetten voor nieuwe diensten, zoals culturele manifestaties, het ontvangen van toeristen enzovoort. Voorzitter, ik was teleurgesteld toen de commissaris zei dat hij geen garantie kon geven voor het verschuiven van
44
03/07/2003
middelen van de GLB-poot naar de tweede pijler. Ik weet dat de Commissie daar in eerste instantie meer middelen voor uit wilde trekken en dat de Raad dat heeft teruggedraaid. Ik weet dus ook dat wij vooral in ons eigen land aan de bel moeten trekken, maar ik hoop toch dat de Commissie blijft pleiten voor een grotere verschuiving naar de verordening plattelandsbeleid.
Ter afsluiting wil ik erop aandringen dat er iets wordt gedaan om de ernstige tekortkomingen in de landbouwstatistieken te corrigeren. Verder moeten er maatregelen worden genomen om de levensomstandigheden van vrouwen te verbeteren en het jonge vrouwelijke landbouwers eenvoudiger te maken zich te vestigen.
4-141
4-142
Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, het is van groot belang dat er bijzondere aandacht wordt geschonken aan vrouwen op het platteland van de Europese Unie. In een aantal landen – waaronder Portugal – vertegenwoordigen deze vrouwen bijna de helft van de op het platteland werkende bevolking en ongeveer 29 procent van de gesalarieerde werkkrachten. Hun bijdrage wordt vaak niet erkend en ze krijgen maar zelden de steun die ze nodig hebben om de kwaliteit van hun leven te verbeteren. Het is dus een goede zaak dat hierover een verslag wordt opgesteld. Ik wil mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou graag gelukwensen met haar werk en haar bedanken voor het feit dat een ze een aantal voorstellen – waarvan sommige door mij zijn ingediend – in haar verslag heeft willen opnemen. Belangrijk zijn vooral de voorstellen waarin gevraagd om bijzondere aandacht te besteden aan familiebedrijven en steun te geven aan kleine en middelgrote ondernemingen en vrouwen. Belangrijk is ook dat het werk van plattelandsvrouwen erkend wordt voor doeleinden van sociale verzekering. Ze hebben recht op een waardig pensioen en de premies daarvoor moeten niet zo hoog zijn dat ze door een familiebedrijf niet kunnen worden opgebracht.
Maes (Verts/ALE). – Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega's, ik dank de rapporteur voor haar initiatief. Mijnheer de commissaris, ik denk dat de hele discussie uitwijst dat we hier voor twee gigantische problemen staan.
Ik kan helaas echter niets positiefs zeggen over de conclusies van de Landbouwraad van 25 en 26 juni over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De resultaten van die Raad zullen volgens mij leiden tot ernstige problemen voor de familiebedrijven en de kleine en middelgrote landbouwondernemingen. Juist in die bedrijven spelen plattelandsvrouwen een belangrijke rol, zeker in minder bedeelde landen als het mijne. In het verslag dat we nu bespreken wordt terecht gesteld dat de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor gelijke kansen alleen dan iets kan opleveren als de doelstellingen van dat beleid grondig worden gewijzigd, om zo te garanderen dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan familiebedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen. Heel belangrijk is het voorstel om een speciaal programma voor het “Vrouwen”-project te ontwikkelen. Dat geldt ook voor het voorstel om bijzondere aandacht te schenken aan het opzetten van openbare infrastructuren en de verwijzingen naar het collectief gebruik van faciliteiten en hoogwaardige diensten. Op die manier moeten we garanderen dat er overal op het platteland een hoogwaardig dienstennetwerk ontstaat voor familieplanning, onderwijs, opleiding en cultuur.
Om te beginnen wil ik het gemeenschappelijk landbouwbeleid zien als een kans om op een nieuwe manier naar de plattelandsontwikkeling te kijken. Daarvoor zullen we wel alle krachten van het platteland moeten aanspreken. We zullen die krachten moeten vormen. Sommigen van die krachten zijn flexibeler dan anderen. Ik weet uit ervaring dat vrouwen vaak veel vatbaarder zijn voor vernieuwing dan mannen. Ik hoop daarom dat er projecten opgezet zullen worden waarbij de ondernemingszin die vrouwen in de praktijk tentoonspreiden, maar die economisch, politiek of sociaal vaak niet wordt erkend, gestimuleerd wordt. Deze erkenning is natuurlijk noodzakelijk. Ik geef het voorbeeld van het hoevetoerisme in Australië, waar de landbouw al lang niet meer rendabel is. Gezinnen leven daar van het hoevetoerisme. Wat kan dat worden zonder de medewerking van een vrouwelijke ondernemer? Dat vraagt natuurlijk een behoorlijk sociaal statuut. Vindt u het niet beschamend dat na zoveel jaar, Astrid Lulling heeft het duidelijk onderstreept, nog steeds geen enkel land, voor zover ik weet, een behoorlijk statuut heeft voor de zelfstandige helper? Dat gaat allemaal maar mondjesmaat. Het blijft een groot probleem en ik denk dat de Unie het initiatief moet nemen om vrouwelijke helpers op het platteland tenminste een minimale sociale standaard te garanderen. (Applaus van centrum en links) 4-143
Hyland (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben voorstander van maatregelen die bedoeld zijn om de blijvende deelname van vrouwen in het uitdagende werk in de landbouw en plattelandsontwikkeling te bevorderen en aan te moedigen. Als zodanig wil ik het Parlement vragen na te denken over de buitengewone bijdrage die vrouwen hierin reeds hebben geleverd. Men denke hier vooral aan de opofferingsgezindheid en edelmoedigheid van vroegere generaties van plattelandsvrouwen, die lijdzaam voortzwoegden onder zeer zware omstandigheden, zonder enige vorm van erkenning, maar met als bevrediging het welzijn van hun gezinnen en de mogelijkheid hun kinderen de cultuur, het ethos en de spirituele waarden bij te brengen van een
03/07/2003 beroep dat zijn gelijke niet kent. De maatschappij moet deze vrouwen dankbaar zijn. In verband met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de groeiende nadruk op plattelandsontwikkeling, neemt het belang van vrouwen in de plattelandssamenleving toe. De leiderschapskwaliteiten van vrouwen zijn van cruciaal belang voor de mobilisatie van menselijke en natuurlijke hulpbronnen van de plattelandsgebieden in de uitgebreide Europese Unie. Gelijke kansen voor vrouwen op het platteland zijn een noodzakelijke voorwaarde als de maatregelen voor plattelandsontwikkeling een optimaal effect moeten sorteren. Ik zou bijvoorbeeld graag zien dat de vervroegde uittredingsregeling voor boeren zou worden aangepast om vrouwen meer zekerheid te geven. Het is niet de eerste keer dat ik uiting geef aan mijn bezorgdheid over de continuïteit van de structuur van de familieboerderij in de EU, waarvan vrouwen een zeer belangrijk onderdeel vormen. Onzekerheid over de economische duurzaamheid van de landbouw op de lange termijn, gekoppeld aan de beschikbaarheid van financieel meer aantrekkelijke arbeidskansen voor jonge mensen, heeft het leeftijdprofiel van de Europese boeren, van wie 37 procent vrouw is, zorgwekkend doen toenemen. Onder de 14,65 miljoen mensen die werkzaam zijn in landbouwbedrijven in de EU bevinden zich 5,37 miljoen vrouwen. Het betreffende percentage ligt met 49 procent het hoogste in Portugal en is met 11 procent het laagste in mijn eigen land, Ierland. De unieke structuur van de Ierse familieboerderij wordt echter het best aangetoond door het feit dat 97 procent van de Ierse boerderijen door man en vrouw gezamenlijk geleid worden, waarbij vrouwen een gelijkwaardige en belangrijke rol spelen. Als de nationale regeringen het wenselijke, reeds grondig verstoorde evenwicht tussen stad en platteland willen herstellen, dan moet de rol van vrouwen op gepaste wijze worden erkend en beloond. Tot slot zijn er in Ierland veel voorbeelden van vrouwen in leidinggevende functies. Het LEADER-programma is slechts een van de voorbeelden die me te binnen schieten. Daarnaast heeft de Ierse Bond van Plattelandsvrouwen – een van de oudste van Europa – een historische rol gespeeld bij het bevorderen van de zaak van vrouwen op het platteland en bij het overbruggen van de kloof tussen stad en platteland. 4-144
Gorostiaga Atxalandabaso (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag komt op het juiste moment en ik wil de rapporteur om te beginnen gelukwensen met haar goedbedoelde inspanningen. Ondanks de weinige tijd die zij tot haar beschikking had, heeft zij een zeer redelijke, op consensus gebaseerde aanpak gehanteerd. Op het derde wereldcongres van plattelandsvrouwen in Madrid vorig jaar werd het beginsel van gelijke kansen voor plattelandsvrouwen genoemd als afzonderlijke voorwaarde voor de duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden in Europa. Het verslag van
45 mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou volgt dezelfde lijn. Zij dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om in samenwerking met de lokale overheid beleidsmaatregelen te treffen waarmee de algemene leefomstandigheden van vrouwen in plattelandsgebieden worden verbeterd. Hoewel mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou duidelijk voorstelt om het LEADER+-programma aan te passen aan de nieuwe situatie die ontstaat als gevolg van de toetreding van de kandidaat-lidstaten, zal de Commissie, zoals commissaris Solbes zei, niet per se verder gaan en direct aanpassingen gaan doorvoeren in alle communautaire initiatieven, zoals Interreg, Equal, Urban, enzovoort. De toetreding van de nieuwe leden tot de Unie zal de huidige criteria en methoden voor de handhaving van het interne evenwicht van plattelandsgebieden op hun kop zetten, vanwege het feit dat het percentage van de bevolking van de Europese Unie dat op het platteland woont dit jaar meer dan verdubbelen zal. Hoewel we niet over betrouwbare cijfers beschikken over het percentage vrouwen in deze gebieden, noch voor de Europese Unie, noch voor de toetredende landen, heeft de Spaanse Economische en Sociale Raad zijn statistieken over de lidstaten van de Europese Unie gepubliceerd. Om maar één getal te noemen: de helft van alle vrouwen die werkzaam zijn in een plattelandsgebied heeft alleen basisonderwijs genoten. Ten slotte is het vrij duidelijk dat de Raad van de ministers van Landbouw zich bijzonder zal moeten inspannen om de gender-dimensie daadwerkelijk bij de vraagstukken rond plattelandsontwikkeling te betrekken. Zoals de rapporteur, mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou, al benadrukt, is het absoluut noodzakelijk dat de uitspraak "mannen voor de productie, vrouwen voor de reproductie" zijn betekenis definitief verliest. 4-145
Gutiérrez-Cortines (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben heel tevreden met dit document. Ik geloof dat we op deze manier terecht komen bij dieper liggende kwesties – zoals die welke verband houden met vrouwen op het platteland. Ik geloof dat we tot nu toe vooral succes hebben geboekt met individuele, los van elkaar staande aspecten van deze problematiek, met Equal en een hele reeks andere projecten die erop gericht zijn vrouwen op het platteland te helpen. De oproep van de zijde van de Europese Unie om vrouwen te helpen wordt door de maatschappij echter vaak niet beantwoord. Het LEADER-project, om maar eens een voorbeeld te noemen, wordt niet door vrouwen geleid. Je ziet maar hoogst zelden vrouwen in leidinggevende functies – de maatschappij aanvaardt dat eenvoudigweg niet. Wat mij nog meer zorgen baart, zijn de structurele problemen. Als we het hebben over ontvolking van het platteland, bijvoorbeeld, hebben we het in wezen over het wegtrekken van vrouwen. Vrouwen hebben geen toekomst op het platteland, de maatschappij is doof voor hun eisen en biedt hen geen
46 gelegenheid hun rechten te doen gelden of zichzelf te ontplooien. Uit een door de Universiteit van Cantabrië uitgevoerd onderzoek blijk dat 99 procent van de vrouwen die een universitaire opleiding hebben gevolgd niet wil terugkeren naar het platteland. We moeten transversale beleidsmaatregelen ontwerpen om vrouwen te helpen. We moeten – bijvoorbeeld – subsidies geven voor vervoer, om er zo voor te zorgen dat diensten toegankelijk worden. Vrouwen die op het platteland wonen zijn immers zeer beperkt in hun mogelijkheden. De medische diensten zijn ver weg en het is voor hun kinderen een hele opgave naar school te gaan, nu het schoolvervoer is afgeschaft. We moeten er via transversale beleidsmaatregelen ook voor zorgen dat informatiesystemen toegankelijker worden. Zo kunnen we het welvaartsniveau van het platteland in de buurt brengen van dat in de steden. Ik geloof verder dat het heel belangrijk is dat we een onderzoek uitvoeren naar de gevolgen van het verplaatsingsbeleid. Dat zal er in ieder geval toe leiden dat vrouwen hun baan verliezen, zoals dat is gebeurd tijdens de melkscrisis en de vele andere crises die de landbouw heeft doorstaan. Daar komt bij dat het roerend en onroerend vermogen – maar met name het roerend vermogen – van vrouwen als gevolg van dit beleid van de markt verdwijnt. We moeten nu reeds over deze zaken gaan nadenken, want deze ontwikkelingen komen erop neer dat mensen zonder middelen naar de stad trekken. Ze hebben die middelen in de ontwikkeling van hun bedrijf gestoken.
03/07/2003 De belangrijkste punten uit het verslag-KratsaTsagaropoulou zoals dat er nu is gaan uitzien zijn: de erkenning en de verbetering van de positie van echtgenoten-medewerkers – mannen én vrouwen –, de acties ter bevordering van de verkoop, de microkredieten en de concessionele kredieten. Belangrijk is ook het voorstel om vrouwen nu eindelijk eens te betrekken bij de besluitvorming in professionele en sectoriële landbouworganisaties. In wezen is het gemeenschappelijk landbouwbeleid immers nog altijd seksistisch. 4-147
Patakis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de nadelige positie van vrouwelijke landbouwers komt in het verslag uitgebreid aan bod. Maar het verslag zegt niet wat de redenen zijn of wie verantwoordelijk is voor deze toestand. Er is sprake van een bewuste poging om plattelandsvrouwen om de tuin te leiden door de indruk te wekken dat er verbeteringen op komst zijn met de harde anti-landbouwmaatregelen die het gevolg zijn van de recente herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook de beweringen over de efficiëntie van programma’s als LEADER I en II zetten de mensen op het verkeerde been. Het is bekend dat de activiteiten binnen die programma’s een aanvulling vormen op landbouwactiviteiten en plattelandsontwikkeling. De financiering van die zogenoemde tweede pijler stelt om te beginnen weinig voor en alleen degenen die een beroepsactiviteit uitoefenen in sectoren die worden gefinancierd door die programma’s hebben er baat bij.
4-146
Izquierdo Rojo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie rechten van de vrouw heeft goed aan dit verslag gewerkt. Volgens mij is het nu beter geworden. Ik heb mijn aanvankelijk verzet daarom opgegeven en zal stemmen voor de tekst zoals die er nu uitziet. Dat neemt niet weg dat de resultaten van de Raad van 26 juni 2003 in dit opzicht onvoldoende zijn. Ik begrijp dat commissaris Solbes zijn best doet om die resultaten positief af te schilderen. De heer Solbes heeft immers, toen hij in Spanje landbouwminister was, altijd begrip gehad voor de problemen van vrouwen op het platteland. Bij de huidige hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt echter niets voor vrouwen gedaan. Sterker nog: vrouwen worden niet eens genoemd – noch in de voorstellen van commissaris Fischler, noch in de door de Raad goedgekeurde tekst. Ik heb alle punten doorgenomen, en daarbij vastgesteld dat er alleen indirect iets verbeterd is, door de opname van een verwijzing naar plattelandsontwikkeling en jonge landbouwers.
Het verslag legt zich eigenlijk neer bij de bijrol die vrouwen spelen in de landbouw. Het ondersteunt het voornemen om vrouwen te vervreemden van het werk op het platteland en in de richting te stuwen van allerlei nevenactiviteiten. Met deze voorstellen kan de Europese Unie de plattelandsbevolking nog verder decimeren, om uiteindelijk van het platteland een woestijn te maken. Een dramatisch voorbeeld is Griekenland, waar hele landstreken ontvolkt raken. Voorstellen voor het oprichten van crèches, culturele centra, het organiseren van openbaar vervoer en dergelijke zijn betekenisloos en getuigen van een cynische schijnheiligheid. De steeds acuter wordende problemen van vrouwelijke landbouwers zijn het gevolg van het landbouwvijandige GLB. Dat beleid moet worden omgegooid willen we het voortbestaan van de landbouw verzekeren en vrouwelijke landbouwers een stabiel inkomen en fatsoenlijke levensomstandigheden bieden. (De Voorzitter onderbreekt de spreker)
Deze hervormingsakkoorden hebben verstrekkende gevolgen, en daarom is het een kwalijke zaak dat vrouwen er niet in worden genoemd. We moeten er dus voor zorgen dat de verordeningen die uit hoofde van deze hervorming zullen worden opgesteld wel verwijzingen naar vrouwen bevatten.
4-148
Karamanou (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Kratsa van harte feliciteren met haar initiatief tot dit verslag. Zij maakt ons bewust van de problemen waarmee een bepaalde groep vrouwen te maken heeft, de vrouwelijke landbouwers.
03/07/2003 De Commissie rechten van de vrouw erkent de bijzondere rol die plattelandsvrouwen kunnen spelen bij plattelandsontwikkeling en heeft op 18 maart 2003 hierover een openbare hoorzitting georganiseerd. Mijnheer de commissaris, de extra middelen voor plattelandsontwikkeling die de recente herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft opgeleverd, moeten het leven van plattelandsvrouwen helpen verbeteren. Vrouwen in de landbouw vormen namelijk overal in Europa een ondergewaardeerde beroepsklasse. Wij hopen vooral dat er structuren zullen ontstaan waardoor plattelandsvrouwen hun beroeps- en gezinsleven beter kunnen combineren en die ook hun levenskwaliteit zullen verbeteren. Uiteraard erkennen we dat het Derde Communautaire Bestek een institutioneel en financieel actiekader voor plattelandsontwikkeling in het leven heeft geroepen waarin ook vrouwen een rol wordt toebedeeld. In Griekenland maken duizenden vrouwen gebruik van het gemeenschapsinitiatief LEADER. Toch hebben plattelandsvrouwen rechtsbijstand en advies nodig. De plaatselijke gemeenschappen hebben behoefte aan voorlichting en informatie, aan opleidingsprogramma’s en activiteiten die inspelen op specifieke behoeften van vrouwen en de plaatselijke ontwikkeling stimuleren. Op die manier krijgt de werkgelegenheid een duwtje in de rug en hoeven plattelandsvrouwen niet weg uit hun heimat. Tenslotte vermeld ik nog een bijzonder geslaagd initiatief in Griekenland, namelijk de vrouwencoöperaties, die actief zijn in de sector van het plattelandstoerisme.
47 inzake gelijke kansen kan worden ontwikkeld in deze sector. Dat beleid zou tot uitdrukking moeten komen in een evenwichtige vertegenwoordiging van de vrouwelijke landbouwers in de diverse besluitvormingsorganen, in de toegang tot autonome sociale rechten, in het beginsel van gelijk loon, in specifieke aandacht voor de behoeftes van vrouwen in plattelandsgebieden bij de selectie van de maatregelen en in de aanpassing van het LEADER+-programma aan de nieuwe werkelijkheid na de uitbreiding. Op deze wijze halen wij de medewerkende echtgenoten uit de vergetelheid en handelen wij als democraten. 4-151
Veiligheid van autocars 4-152
De Voorzitter. − Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0049/2003 - B5-0100/2003) van de heer Caveri, namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, aan de Commissie, over de veiligheid van touringcars. De vraagsteller, de heer Caveri, kan helaas niet aanwezig zijn en daarom zullen wij eerst het woord geven aan commissaris Solbes Mira. 4-153
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, tot nu toe waren passagiers in touringcars niet verplicht een veiligheidsgordel te gebruiken. Er is onlangs echter een richtlijn aangenomen die de lidstaten voorschrijft het gebruik van gordels in M2 en M3-voertuigen verplicht te stellen voor alle gebruikers ouder dan drie jaar. De passagiers zal erop gewezen worden dat ze de gordel aangegespt moeten hebben als het voertuig rijdt.
4-149
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt om 17.30 uur plaats. SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 120) 4-150
Zrihen (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik wil mevrouw Kratsa complimenteren met haar uitstekende werk. Met de presentatie van haar verslag wordt een schandelijke stilte doorbroken over de fundamentele rol van de vrouwen in de strategie ten aanzien van de plattelandsontwikkeling. Wanneer wij overgaan op gender budgeting kunnen we alleen maar benadrukken hoe belangrijk het is de deelname van vrouwen op haar juiste waarde te kunnen schatten. Ook moeten we denken aan hun sociale zekerheid, aan de noodzakelijke en speciale ondersteuning van hun beroepsopleiding en aan hun levenskwaliteit, mede met het oog op de uitbreiding. We kunnen dit doel alleen maar naar behoren verwezenlijken wanneer de Commissie een herziene richtlijn voorlegt, waarmee eindelijk een echt beleid
De lidstaten moeten de nodige wetgevende, reglementaire en administratieve maatregelen nemen om aan deze richtlijn gevolg te geven, en wel vóór 9 mei 2006. Om het gebruik van veiligheidsgordels verplicht te stellen voor alle typen voertuigen – waaronder ook touringcars – heeft de Commissie onlangs ook voorgesteld drie bestaande richtlijnen betreffende veiligheidsgordels aan te passen. De Commissie is verder van plan met betrekking tot het wegenverkeersnet een voorstel te doen voor een richtlijn. Die richtlijn bevat – onder andere – richtsnoeren voor het opzetten van nationale systemen voor het catalogiseren en beheren van zwakke punten in het netwerk. Er moeten bovendien veiligheidscontroles worden uitgevoerd. Er zullen dan ook minimumnormen moeten worden vastgesteld voor de informatie die weggebruikers over die controles op de Europese wegen moeten ontvangen. Een van de punten die de heer Caveri aan de orde heeft gebracht betrof de spoorwegovergangen. Die zullen vallen onder de procedures voor het beheer van zwakke punten in het netwerk en de in deze richtlijn voorgestelde veiligheidscontroles.
48 Tot slot wil ik er graag op wijzen dat de Commissie onlangs een nieuw actieprogramma voor verkeersveiligheid heeft goedgekeurd. Dat programma bevat ook een hoofdstuk over het veilig vervoer van personen en goederen. Er is onlangs een richtlijn aangenomen over de opleiding van professionele chauffeurs in de sector personen- en goederenvervoer, en we zijn nu bezig met een wetgevingsvoorstel – een richtlijn – voor strengere toepassing van de bepalingen aangaande rijtijden en rustperioden en het aantal toegestane werkuren. Deze richtlijn zal leiden tot een aanzienlijke uitbreiding van het aantal controles op de naleving van de wetgeving betreffende rij- en rusttijden. Dit programma bevat geen specifieke maatregelen met betrekking tot de constructie van touringcars, maar de Commissie zal wel uitvoerig aandacht besteden aan de aanbevelingen die uit het ECBOSonderzoeksprogramma zullen voortvloeien. Men is nu bezig met het opstellen van het eindverslag. Er zullen voorstellen worden gedaan om de bestaande wetgeving te verbeteren. Daarnaast zullen er nieuwe regels en normen worden voorgesteld voor de constructie van veiliger bussen en touringcars. Men kan daarbij denken aan een betere bescherming voor het geval een voertuig kantelt. De Commissie hoopt in de nabije toekomst ook een voorstel te doen voor de verplichte keuring van touringcars en vrachtwagens, vergelijkbaar met die welke nu voor personenauto’s geldt. 4-154
Koch (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega’s, een reeks van deels zware busongevallen heeft de laatste maanden geleid tot onrust onder de burgers. Vele commissies buigen zich sindsdien over de vraag of de bestaande regelingen betreffende de veiligheid van bussen toereikend zijn of aanvulling behoeven. Daarbij worden allerlei juridische, organisatorische en technische situaties tegen het licht gehouden. In ieder geval is niemand erbij gebaat dat er afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van de bus als een in wezen bijzonder veilig vervoersmiddel. Per slot van rekening vallen er in het busvervoer per miljard afgelegde personenkilometers slechts 0,2 dodelijke slachtoffers, tegenover 6,8 bij personenwagens en 0,6 bij de trein. Ik zal dan ook niet verzuimen om hier mijn dank en waardering uit te spreken aan de vele busondernemers en chauffeurs die serieus met hun vak bezig zijn. Men is het erover eens dat de problemen in de eerste plaats gelegen zijn in de factor mens en daarnaast in de omzetting van wetgeving. Ziet de Commissie mogelijkheden voor verbetering, met name door invloed te doen gelden op het rijgedrag van de mensen in het wegverkeer en binnen ondernemingen, maar ook als het gaat om de uitwisseling van informatie? Ten tweede, dienen de controlemogelijkheden voor voertuigen en chauffeurs niet beter benut te worden om de zwarte schapen eruit te pikken en vervolgens ter verantwoording te roepen? Ten derde moet naar mijn mening onderzocht worden of de vigerende bepalingen inzake technische controle toereikend zijn om de
03/07/2003 kwaliteit te garanderen van grote onderhoudsbeurten en veiligheidscontroles van bussen. Nu bussen steeds meer worden uitgerust met elektronische onderdelen die moeten zorgen voor rijstabiliteit en veiligheid, groeit mijns inziens de noodzaak die elektronische inrichtingen op gezette tijden te controleren. Ten vierde verwacht ik van de Commissie dat zij in het ingediende voorstel voor het derde actieprogramma inzake verkeersveiligheid prioriteit geeft aan de veiligheid van bussen en touringcars. 4-155
Turmes (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, beste luisteraars, in de vijftien EUlidstaten laten we toe dat er jaarlijks veertigduizend verkeersdoden vallen. Het is oorlog op de Europese wegen, en dat is een situatie die niet langer kan blijven voortbestaan. In de laatste maanden is er een aantal zware busongelukken gebeurd, waarbij mensen om het leven zijn gekomen of zwaar gewond zijn geraakt. Ik vind dan ook dat we meer aandacht moeten besteden aan de veiligheid van het busvervoer, waar ik overigens als lid van de Fractie De Groenen groot voorstander van ben. Het is immers een van de meest milieuvriendelijke wijzen van vervoer. Desalniettemin moet het busvervoer nog veiliger gemaakt worden dan voorheen. Dit onderwerp is tevens van belang met het oog op de uitbreiding naar het Oosten en het Zuiden, waar het vervoer de komende jaren flink zal toenemen. Het busvervoer – kijk maar naar de bezoekers op de publieke tribune – neemt toe. Mensen nemen steeds vaker de bus, we moeten dus ook meer doen om de veiligheid van het busvervoer te verbeteren. Wat menselijke fouten betreft, zijn we bekend met het grote probleem van sociale dumping in het wegverkeer. De werktijden worden niet nageleefd en de wetgeving op dit vlak is niet streng genoeg. Ook vinden er te weinig controles plaats. Ik kan enkel een beroep doen op het Italiaanse voorzitterschap om eindelijk eens serieus werk te maken van het verslag-Markov. Dat verslag over de arbeidstijden dient met voorrang behandeld te worden en mag niet – wat het Griekse voorzitterschap heeft gedaan – maandenlang in de ijskast worden gelegd. Alleen door verbetering van de arbeidstijden kunnen we zorgen voor uitgeruste buschauffeurs op de wegen en kunnen we de oververmoeidheid bestrijden. Daar horen uiteraard ook meer controles bij, en ik ben blij dat de Commissie in dat opzicht iets wil ondernemen. Het volgende punt waar we absoluut iets aan moeten doen is de gordelplicht. Momenteel geldt de gordelplicht alleen in nieuwe touringcars, maar we kunnen natuurlijk geen tien of vijftien jaar wachten totdat alle oude touringcars door nieuwe vervangen zijn. Er moet nu iets gebeuren en dat betekent dat in de bestaande touringcars alle technische mogelijkheden voor verbetering van de veiligheid uitgebuit moeten worden. Bij de ongevallen van de laatste maanden zijn veel mensen om het leven gekomen doordat de bus omsloeg en de mensen eruit werden geslingerd. Daar kunnen we met veiligheidsgordels iets aan doen, en ik hoop dat zowel de Commissie als de Raad er bij de regeringen op zullen
03/07/2003 aandringen met spoed stappen in die richting te ondernemen.
49 De stemming vindt vanmiddag plaats. 4-158
Distributiecircuit voor Frans rundvlees
4-156
Hatzidakis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, niet alleen in Frankrijk en Hongarije, maar ook in Griekenland is er, kort na Pasen, een vreselijk ongeval gebeurd waarbij 21 schoolkinderen zijn omgekomen. Het ongeval gebeurde in Tembi, tussen Thessaloniki en Larissa, tijdens een schoolreisje met een touringcar. Heel Griekenland was geschokt door dit ongeval, waar ook elders in Europa uitgebreid over werd bericht. Al die ongevallen vormen de aanleiding tot dit debat. Wij zullen het tienjarenprogramma van de Europese Commissie uitvoerig doorlichten in de Commissie regionaal beleid en vervoer, maar in onze resolutie komen ook andere ideeën aan bod. Iemand zei terecht dat we meteen het onderwerp van de veiligheidsgordels moeten aanpakken. We moeten het vast en zeker ook hebben over de technische normen voor touringcars en ik verwelkom het standpunt van de Europese Commissie in dezen. Daarnaast moeten we uiteraard ook het probleem van de rijtijden onder de loep nemen, want vaak zijn chauffeurs uitgeput en kunnen zij hun werk niet meer naar behoren doen. Het Europees Parlement heeft hiervoor een voorstel en ik hoop dat de Raad het gunstig zal onthalen. Zelf wil ik het hebben over twee aanverwante onderwerpen. Het ene punt betreft de snelheidsbegrenzers, een onderwerp waarvoor ik vroeger zelf rapporteur ben geweest in het Parlement. Hiervoor bestaat ook al wetgeving. Nu moeten de regeringen de concrete wetgeving toepassen en wel zo snel mogelijk. Het is nu eenmaal een feit dat het beperken van de snelheid, vooral bij grote voertuigen, het risico op ongevallen en de ernst van hun gevolgen sterk vermindert. Mijn tweede opmerking is bedoeld voor de Europese Commissie en heeft te maken met de infrastructuurwerken die worden gefinancierd met geld uit de communautaire bestekken. We moeten vooral voorkomen dat er in wegenbouwprojecten ondermaatse kwaliteit wordt geleverd. Ik ken namelijk de pijnlijke situatie in mijn eigen land maar al te goed, waar nieuwe wegen vaak ronduit gevaarlijk zijn. Daarom moet de Europese Commissie strikt toezien op de kwaliteit van de infrastructuurwerken. 4-157
VOORZITTER: DE HEER PUERTA Ondervoorzitter De Voorzitter. - Het debat is gesloten. Ter afsluiting van dit debat heb ik één ontwerpresolutie ontvangen1, die is ingediend op grond van lid 5 van artikel 42 van het Reglement.
1
Cf. Acta.
4-159
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de door de Commissie aan de FNSEA en andere Franse beroepsorganisaties opgelegde boete in verband met het distributiecircuit voor rundvlees. 4-160
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals u allen weet heeft de Commissie op 2 april 2003 een besluit genomen waarin gesteld werd dat zes organisaties in de rundvleessector inbreuk hebben gepleegd op de mededingingsregels. Er zijn boetes opgelegd tot een bedrag van ongeveer 17 miljoen euro. Het gaat hier om een overeenkomst tussen vier landbouwersfederaties en twee slachthuisverenigingen in Frankrijk. Deze aan het einde van 2001 gesloten overeenkomst behelsde een afspraak tot het aanhouden van minimumprijzen en het stopzetten dan wel beperken van de invoer uit de overige lidstaten. Aanvankelijk was het een openbare, schriftelijke overeenkomst. Nadat de Commissie schriftelijke waarschuwingen had gezonden kozen voornoemde organisaties voor een geheime, mondelinge afspraak. Deze overeenkomst werd gesloten op een moment dat de prijzen op de rundveemarkt laag waren als gevolg van de crisis in de sector. Op basis van informatie van het Directoraat-generaal Landbouw heeft het Directoraat-generaal Mededinging een onderzoek ingesteld en halverwege november 2001 een verzoek om informatie verzonden. Op grond van deze gegevens heeft de Commissie – en dat wil ik benadrukken – aanvankelijk alleen maar een waarschuwing gestuurd. Dat is eind november 2001 gebeurd. Alle partijen in de overeenkomst hebben de Commissie daarop schriftelijk verzekerd dat deze illegale overeenkomst buiten werking zou worden gesteld. De Commissie had echter redenen om te geloven dat partijen de overeenkomst in het geheim voortzetten. Er zijn daarom in december 2001 zonder voorafgaande aankondiging inspecties uitgevoerd en die hebben de vermoedens van de Commissie bevestigd. De betrokken partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om mondelinge en schriftelijke toelichtingen te geven. In de op 2 april 2003 genomen beslissing wordt op basis van door het Gerechtshof herhaaldelijk bevestigde jurisprudentie gesteld dat er hier sprake is van een prijsafspraak die onverenigbaar is met de bepalingen in artikel 81 van het Verdrag. Er was hier bovendien sprake van een overeenkomst gericht op het staken van de invoer uit alle overige lidstaten. Ook dat is een inbreuk op de communautaire mededingingsregels. Uit de documentatie de Commissie in de loop van het onderzoek heeft ontdekt blijkt duidelijk dat alle partijen in deze overeenkomst wisten dat het hier om een illegale afspraak ging, en dat ze zich op deze manier blootstelden aan interventie van de zijde van de mededingingsautoriteiten. De Commissie heeft de
50 FNSA, de belangrijkste landbouwersfederatie in Frankrijk, een boete van 12 miljoen euro opgelegd. Eén van de slachthuisfederaties kreeg een boete van 480.000 euro. Ik wil u er graag op wijzen dat de Commissie in geval van een zware inbreuk op de mededingingsregels in principe aan alle betrokkenen boetes van tenminste 20 miljoen euro oplegt. Er is op de beslissing van de Commissie kritiek geleverd. Ik zal de belangrijkste bezwaren hier bespreken. Er zou op deze wijze een aanslag worden gepleegd op de vrijheid van vakvereniging, de opgelegde boetes zouden veel te hoog zijn en de Commissie zou niet voldoende actief hebben opgetreden bij de tweede BSE-crisis. Ik zal op deze kritiek een antwoord geven. Wat de vrijheid van vakvereniging betreft: de Commissie is van mening dat men een overdreven indruk heeft van de reikwijdte van deze beslissing. De vrijheid van vakvereniging is een grondrecht dat door iedereen erkend wordt – de Commissie heeft dat in haar beslissing ook gesteld. Die vrijheid betekent echter niet dat men alles zo maar mag doen. Een vakbond mag geen prijsovereenkomsten of overeenkomsten ter beperking van de invoer sluiten en zo inbreuk plegen op de beginselen die aan de gemeenschappelijke markt ten grondslag liggen. Meer geven we met dit Commissiebesluit niet aan. Wat de omvang van de boetes betreft: die wordt vastgesteld door te kijken naar de ernst van het vergrijp en de verzwarende omstandigheden. Welnu, dit is een ernstige zaak en er zijn verzwarende omstandigheden – en wel van het ergste soort. We mogen niet vergeten dat landbouwers de slachthuizen met geweld hebben gedwongen deze illegale overeenkomst te aanvaarden. Verder is het zo dat de partijen in deze overeenkomst schriftelijk hebben aangegeven dat ze het akkoord buiten werking zouden stellen om het vervolgens in het geheim voort te zetten. De Commissie heeft wel degelijk rekening gehouden met de moeilijke economische omstandigheden in de landbouwsector. We hebben te maken gehad met een dubbele crisis: BSE en mond-enklauwzeer. De heer Bernié heeft daar in zijn interventie in dit Parlement op 7 april op gewezen. Juist vanwege deze omstandigheden heeft de Commissie besloten de boetes te verlagen – met maar liefst 60 procent, een aanzienlijke verlaging. Zoiets is nooit eerder gebeurd. Tot slot wordt gezegd dat de Commissie geen afdoende maatregelen heeft getroffen om de BSE-crisis het hoofd te bieden. Het kan geen kwaad als ik er in dit verband op wijs dat de Commissie het aantal maatregelen voor de stabilisering van de markten sterk heeft uitgebreid. Er is veelvuldig gebruik gemaakt van de interventiemechanismen en de voorwaarden voor het inzetten van die mechanismen werden verruimd. Er werden zelfs speciale crisismechanismen ontwikkeld om de lidstaten in de gelegenheid te stellen extra kadavers van de markt te nemen. Op die wijze is in niet meer dan
03/07/2003 een paar maanden tijd 10 procent van de Europese consumptie aan de markt onttrokken. Voor deze operatie is meer dan één miljard euro uit de gemeenschapsbegroting gebruikt. Bovendien heeft de Commissie de lidstaten toestemming gegeven de zwaarst getroffen landbouwers staatssteun te geven. Frankrijk heeft van de Commissie 300 miljoen euro in staartsteun mogen uitkeren. Ter afsluiting wil ik er graag op wijzen dat heel Europa de gevolgen van de crisis in de rundvleessector ondervonden. Maar in geen enkele andere lidstaat heeft men het nodig gevonden illegale kartels op te zetten. In ons besluit wordt in detail aangegeven welke feiten de Commissie heeft vastgesteld en welke juridische gevolgen ze daaraan heeft verbonden. Die conclusies zullen spoedig worden gepubliceerd. 4-161
Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, u heeft met uw voorstelling van zaken formeel gezien zonder meer gelijk. Afspraken over de prijs en hoeveelheid druisen in tegen het beginsel van gelijke concurrentie in de Europese Unie. U heeft daar wel iets van gezegd, maar een feit blijft dat de rundvleesproducerende boeren in een buitengewoon moeilijke situatie verkeerden. De BSE-crisis heeft ook op de markt een ongekende schok teweeggebracht. En ook hier moet de Commissie haar verantwoordelijk nemen. Ik herinner eraan dat de Commissie en deels ook de Raad en de landen zelf tijdens de crisis voortdurend allerlei maatregelen troffen om de crisis te bezweren en die negatieve gevolgen hadden op de markt toen de crisis echt uit hand liep. Ik herinner eraan dat het Europees Parlement en zijn onderzoekscommissie de Commissie – en deels ook de Raad – flink moesten aanporren tot maatregelen op het gebied van niet enkel de gezondheid en bestrijding maar ook van schadevergoeding aan de boeren. In zo’n situatie is het begrijpelijk dat er gezocht wordt naar verdedigingsmechanismen, ook als ze niet stroken met de wet. Ik wil niet zeggen dat ik ze goedkeur – straffen zijn inderdaad nodig – maar de Commissie dient dan wel haar eigen verantwoordelijkheid te nemen. Daar komt bij dat we naast de huidige maatregelen voor sanering en regulering van de markt, zoals u beschreven heeft, ook het landbouwbeleid onder de loep moeten nemen. We hadden destijds een situatie dat de in Frankrijk vigerende grens van negentig bij stierpremies in andere landen, waaronder Duitsland, niet van toepassing was. In die landen moesten dus voor elke gefokte stier premies worden betaald terwijl daar in Frankrijk een plafond voor gold. Een en ander leidde ertoe dat er in Frankrijk een stabielere markt ontstond, waarnaar andere landen heel graag wilden exporteren. Hierdoor kwamen Frankrijk en de rundvleesprijs onder druk te staan. Het is dus zaak om ook op dit punt gelijke voorwaarden te scheppen in het landbouwbeleid, om te voorkomen dat voor de twintigduizendste stier dezelfde premie wordt betaald als voor de twintigste stier. Of er moet voor gezorgd worden dat het plafond in alle landen geldt. Ik herinner er nog eens aan, dat deze ongelijkheid
03/07/2003 in de landbouw voor grote problemen heeft gezorgd, in die zin dat die de concurrentie in de landbouw heeft aangewakkerd. Daarom moet de Commissie bij het opleggen van straffen ook altijd rekening houden met de omstandigheden en de zwaarte van de straffen ten minste daarop afstemmen. 4-162
Bernié (EDD). – (FR) Mijnheer de commissaris, ik heb de Commissie om uitleg gevraagd omdat ik zo gechoqueerd was door de boete die u de Franse landbouwbonden wilt opleggen. De bonden wordt hierdoor namelijk dubbel veroordeeld: eerst veroordeelt u de initiatiefkracht van een sector om op basis van solidariteit het hoofd te bieden aan een volstrekt uitzonderlijke crisis, en dan bedreigt u de bonden zelf in hun voortbestaan door ze een boete op te leggen die hun begrotingscapaciteit overschrijdt. Het distributiecircuit voor Frans rundvlees telt 200.000 veehouders en hun gemiddelde jaarinkomen ligt onder de 8.000 euro. In de herfst van 2001 waren de prijzen met meer dan 45 procent gedaald, terwijl de prijzen van het rundvlees in de winkels paradoxaal genoeg bleven stijgen. Bovendien was er geen Europese solidariteit en was de Franse markt verzadigd door vlees uit andere lidstaten dat tegen dumpprijzen werd verkocht. In deze zeer ongewone crisissituatie was er zelfs geen sprake meer van een markt. Met instemming van de Franse minister van Landbouw en diens ministerie zijn de Franse landbouworganisaties toen een minimumprijs overeengekomen. De prijs die werd afgesproken maakte het hoe dan ook onmogelijk om nog winst te maken. Het was ook absoluut geen geheim akkoord, want na de ondertekening hebben de Franse bonden nog dezelfde avond een persconferentie belegd. Het gaat hier dus, in tegenstelling tot wat we in de pers hebben kunnen lezen, niet om de oprichting van een kartel, maar om een solidaire aanpak die tot doel had een deel van de landbouwproductie, namelijk kwaliteitsrundvlees, van de ondergang te redden. Als Europa zich van zijn taak zou hebben gekweten om de marktstabiliteit te garanderen, dan hadden de Franse boeren dit niet plaatsvervangend hoeven te doen. Bij een ongewone crisis passen ongewone maatregelen. Tot slot, mijnheer de commissaris, zou ik u een aantal vragen willen stellen. Kunt u mij uitleggen welke maatregelen de Commissie heeft genomen en waarom deze geen succes hebben gehad? Bent u zich wel bewust van de enorme ontreddering die heerst onder de landbouwers en weet u wel dat het voortbestaan van een kwaliteitssector op het spel staat? Kunt u mij vertellen hoe u de buitensporig hoge boete van 16,7 miljoen euro hebt berekend? Bent u niet van mening dat de stellingname van de Commissie indruist tegen het principe van het vastleggen van een minimumprijs? Inmiddels hebben de landbouwbonden verzocht om arbitrage van het Europees Hof van Justitie. Denkt u tot slot niet dat de Commissie de gemoederen zou moeten
51 bedaren door rekening te houden omstandigheden en de boetes in te trekken?
met
de
4-163
Souchet (NI). – (FR) Mijnheer de commissaris, ik ga absoluut niet akkoord met uw analyse. We mogen niet vergeten hoe dramatisch de situatie van de Europese Unie was in de herfst van 2001, toen de verschrikkelijke BSE-crisis heerste. Door de enorm toegenomen vrees van de consumenten was de consumptie van rundvlees sterk gedaald en waren de prijzen gezakt tot een ongekend laag niveau. De horeca, de supermarkten en de abattoirs weigerden rundvlees aan te nemen. De wanhopige veehouders zagen hun bestanden groeien terwijl hun voedervoorraden slonken en dreigden de openbare orde in gevaar te brengen. Wat had de Europese Commissie ons toen te bieden? Zwakke en ondoeltreffende maatregelen, die absoluut niet beantwoordden aan de omvang van de crisis en de verwarring die hiermee gepaard ging. Ze stelde niet bindende ruimingsmaatregelen voor, die door sommige lidstaten, vooral Duitsland en Nederland, niet werden toegepast. Deze landen exporteerden hun problemen naar Frankrijk door te weigeren hun eigen veehouders te helpen. Binnen deze context waren de maatregelen die in Frankrijk zijn genomen, perfect toegesneden op de situatie en ze hebben dan ook direct rust gebracht. In onderlinge overeenstemming tussen de overheid en de sector werd met de slachters een tariefschema opgesteld. De prijzen hiervan kwamen overigens overeen met de prijzen van de aankoopregeling voor ruiming, die door de Commissie waren vastgesteld. Ook werd een beroep gedaan op de importeurs om hun invoer van rundvlees stil te leggen. De beschuldiging van de Commissie dat het hier om verboden kartelvorming zou gaan, is dus absoluut niet realistisch en zelfs schandalig. Met het oog op de ernst van de toenmalige situatie is een dergelijke beschuldiging ronduit absurd en onverantwoordelijk. Ik verzoek de Commissie daarom dringend deze onzinnige vervolging te staken en zich geheel te wijten aan het opsporen van de werkelijke verborgen kartels, die een werkelijke inbreuk vormen op de vrijheid van mededinging. 4-164
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het spreekt voor zich dat de communautaire regels dienen te worden toegepast. Het systeem voor de berekening van boetes is nauwkeurig vastgelegd, en we hebben die regels volgens de voorgeschreven procedures toegepast. Zoals ik reeds heb aangegeven, is er rekening gehouden met bijzondere omstandigheden en dat heeft geresulteerd in een boeteverlaging. Met betrekking tot hetgeen de Commissie gedaan heeft om de door u beschreven crisis het hoofd te bieden: ik heb in mijn eerste interventie aangegeven dat er is opgetreden om de markt te stabiliseren en welke middelen daarvoor zijn ingezet. Dat zijn de argumenten waar het om gaat. In het besluit van de Commissie worden die in detail toegelicht.
52
03/07/2003
4-165
De Voorzitter. commissaris.
−
Hartelijk
dank,
mijnheer
de
Het debat is gesloten. De stemming vindt vanmiddag plaats. 4-166
Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (artikel 50 van het Reglement) 4-167
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat. 4-168
Cambodja 4-169
De Voorzitter. − Aan de orde is het gecombineerd debat over de volgende ontwerpresoluties: - B5-0337/2003 van de heer Belder, namens de EDDFractie, over de situatie in Cambodja aan de vooravond van de algemene verkiezingen van 27 juli 2003; - B5-0343/2003 van mevrouw van den Berg, namens de PSE-Fractie, over de parlementsverkiezingen in Cambodja; - B5-0346/2003 van mevrouw McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie, over Cambodja; - B5-0349/2003 van de heer Nassauer, namens de PPEDE-Fractie, over Cambodja; - B5-0353/2003 van mevrouw Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie, over de situatie in Cambodja aan de vooravond van de algemene verkiezingen van 27 juli 2003; - B5-0357/2003 van de heer Watson, namens de ELDRFractie, over de situatie in Cambodja aan de vooravond van de algemene verkiezingen van 27 juli 2003. 4-170
Belder (EDD). – Mijnheer de Voorzitter, de politieke situatie in Cambodja is complex. Ik zou niet weten op welke partij ik zou stemmen, vertelde mij vanmorgen nog een Nederlandse hulpverlener ter plaatse met het oog op de algemene verkiezingen eind deze maand. Zijn boodschap is duidelijk en terecht: vanuit Europa dienen wij alle Cambodjaanse partijen even kritisch te benaderen en te volgen op weg naar de stembus. In die zin wacht ik ook het verslag van de EUverkiezingswaarnemers af. Intussen maakt Cambodja de omslag door van een land dat primair op humanitaire hulp is aangewezen naar een regulier ontwikkelingsland. Daarbij blijf assistentie van de Europese Unie geboden. Vanuit het veld hoorde ik over de coördinatie en de effectiviteit van die Europese
helpende hand zeer kritische geluiden. Decentralisatie en veelvuldige inschakeling van medefinancieringsorganisaties wijzen hier de weg naar een betere toekomst voor de bevolking van Cambodja. De nuttige investeringen van ECHO vragen kortom om een logisch vervolg in de daadwerkelijke uitvoering van het EG-strategiedocument voor Cambodja. 4-171
Junker (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, beste collega’s, er moet inderdaad aan herinnerd worden dat de huiveringwekkende jaren onder het bewind van Pol Pot in Cambodja een heel volk getraumatiseerd hebben. Ongeveer twee miljoen mensen zijn vermoord, ontelbaren zijn gedeporteerd en van huis en haard verdreven. Alleen al het dragen van een bril was levensgevaarlijk, laat staat het hebben van een hogeronderwijsdiploma. Wie tegenwoordig door dat mooie tropische land reist met zijn imposante stenen getuigen van een oeroude cultuur, wordt overal nog geconfronteerd met het fysieke en psychische lijden van een geschonden volk, dat eerst door de Rode Khmer werd geterroriseerd, vervolgens moest leven onder het juk van de bevrijders uit Vietnam en uiteindelijk onder het mandaat van de VN een stap kon zetten in de richting van de normaliteit. Ik heb dit proces kunnen volgen, omdat ik een aantal reizen naar dit land heb ondernemen en in 1998 heb deelgenomen aan de waarneming van de verkiezingen die destijds zeer grootschalig was opgezet. Overigens zijn vrouwelijke gezinshoofden nergens ter wereld zo sterk in de meerderheid. Zonen, echtgenoten en broers waren meer nog dan de vrouwen het slachtoffer van een mensonterend systeem en gewelddadige conflicten, Amerikaanse bommen en Vietnamese landmijnen, die ook vandaag nog voortduren mensen de dood in jagen of ernstig verminken. Armoede, gebrek, ontheemding en een zekere bereidheid om terug te grijpen naar geweld – het moet gezegd worden – zijn gebleven. Dat speelt natuurlijk ook een rol in de aanloop naar de verkiezingen, maar ik geloof dat we duidelijk kunnen stellen dat de situatie toch minder ernstig is dan in het verleden – ik wijs in dit verband op de eenduidige uitspraken van de Hoge Commissaris van de Mensenrechten in Cambodja. Verder heeft ook de organisatie van het Aziatisch netwerk voor vrije verkiezingen geconstateerd dat de gewelddadigheden in vergelijking met vroegere verkiezingen zijn afgenomen. Het is van groot belang om de ontwikkelingen tijdens het verkiezingsproces nauwlettend te volgen, want dat een en ander niet zonder fricties verloopt, is duidelijk. Als we kijken naar de geschiedenis van dit land is dat ook niet te verwachten. Wanneer we echter kunnen bijdragen aan een versterking van de democratische krachten in dit land en de bevolking de betekenis kunnen inprenten van democratische verkiezingen, zullen we een belangrijke stap hebben gezet naar de vorming van zoiets als een democratisch eiland in deze regio, want qua democratische verhoudingen staan de buurlanden er
03/07/2003 eerder slechter dan beter voor, dat moeten we ook beseffen. En zo hoop ik dat Cambodja de weg zal vinden naar democratie en menselijkheid zonder geweld en tot voorbeeld zal strekken voor zijn buurlanden. (Applaus) 4-172
McKenna (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de meest zorgwekkende zaken is dat sinds januari naar het zich laat aanzien minstens vijftien mensen, de meesten aanhangers van de oppositie, door geweld om het leven zijn gekomen in verband met de komende verkiezingen in juli. Toen wij van de ASEANdelegatie kort geleden Cambodja bezochten, hebben we leden van de oppositiepartijen ontmoet waarvan sommigen de begrafenissen van vermoorde leden moesten bijwonen. Deze situatie is volstrekt onaanvaardbaar. De situatie en normen ten aanzien van de mensenrechten zijn gedurende de afgelopen tien jaar niet verbeterd. Mensenrechtenorganisaties blijven er op hameren dat hun grootste probleem bestaat uit het feit dat de mensenrechtenschenders ongestraft blijven rondlopen. Het gaat hier vooral om leden van de politie en het leger. De enige succesvolle strafrechtelijke vervolging in Cambodja vond plaats in 1993, toen een zekere Ten Seng werd beschuldigd en veroordeeld. Deze man werkt overigens nog steeds als onderdirecteur van de gevangenis waar hij zijn misdaden pleegde. Er is ook grote bezorgdheid over de Vietnamese Montagnard-vluchtelingen, die nog steeds worden teruggestuurd naar Vietnam, waar ze kunnen rekenen op een slechte behandeling en een oneerlijk proces. Deze zaken zijn al een keer in dit Parlement besproken. De gerechtelijke bescherming bestaat officieel wel, maar wordt niet gerespecteerd in Cambodja. Er is een bepaling in de wet die marteling verbiedt en er bestaan mechanismen in het rechts- en strafsysteem die bescherming moeten bieden tegen verschillende vormen van mishandeling en ervoor moeten zorgen dat de daders hun straf niet ontlopen. Het probleem blijft echter onopgelost omdat de bestaande beschermingsmechanismen genegeerd worden. Ik hoop ten zeerste dat het nieuwe of toekomstige bewind en parlement er wel in slagen respect voor deze wetten af te dwingen en er zodoende een eind komt aan deze situatie. Er moet totale vrijheid komen. Het is ook erg belangrijk dat het nieuwe bewind of het parlement erop toezien dat de voormalige kopstukken van de Rode Khmer voor het gerecht worden gesleept. Het is ronduit ongelooflijk dat deze mensen nog steeds vrij rondlopen en nooit gestraft zijn voor de grootschalige schendingen van de mensenrechten waarvoor ze verantwoordelijk zijn. (Applaus) 4-173
Nassauer (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, op 27 juli vinden in Cambodja
53 verkiezingen plaats voor een nieuw parlement waaraan ongeveer twintig partijen deelnemen – op zichzelf al een teken dat er enige democratische vooruitgang wordt geboekt. Maar waar het uiteindelijk natuurlijk om draait is onder welke omstandigheden het verkiezingsproces verloopt – ook in de periode voor en na de verkiezingen – en of er sprake is van een eerlijke procedure die het predikaat ‘democratisch’ ook echt verdient. Juist daarover bestaat gerede twijfel. Net als voorheen wordt de voorbereiding op de verkiezingen overschaduwd door geweld en intimidatie van de oppositie. Alleen al in juni zijn twee leden van de oppositie vermoord. In alles komt de almacht van de alleenheersende communistische partij tot uitdrukking, die het kennelijk nog steeds niet kan verkroppen dat zij andere partijen naast zich moet dulden. Met de lokale verkiezingsvoorschriften wordt de hand gelicht, meestal zonder dat de daders ter verantwoording worden geroepen. Van cruciaal belang voor de kwaliteit van de democratie is de vrije toegang tot de media, met name de elektronische media. Die toegang is evenwel niet gewaarborgd. Een belangrijke oorzaak is dat de elektronische media voortdurend onder controle staan van de Cambodjaanse Volkspartij en minister-president Hun Sen of van gelieerde organisaties of personen. De Europese Unie stuurt verkiezingswaarnemers naar dit land. Dat is zinvol als men in vrijheid kan werken, en voor die vrijheid moet de Cambodjaanse regering zorgen. Met de eisen die we stellen maken we ons niet schuldig aan een onaanvaardbare inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van dit land. Wij handelen namelijk op basis van de samenwerkingsovereenkomst, waarvan artikel 1 duidelijk bepaalt dat de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten door beide zijden geëerbiedigd moeten worden. De Europese Unie heeft zich sinds 1992 met veel betrokkenheid over dit land ontfermd. We hebben in Cambodja circa 250 miljoen euro geïnvesteerd en daarom hebben we het recht een paar eisen te stellen die in de richting gaan van vrije verkiezingen. We eisen dan ook van de Cambodjaanse regering dat er een einde wordt gemaakt aan het geweld en aan de intimidatie van oppositieleden en -partijen. Voorts eisen we van de Cambodjaanse autoriteiten dat zij garanderen dat de komende verkiezingen vrij en ongehinderd kunnen plaatsvinden. (Applaus) 4-174
Van den Bos (ELDR). – Cambodja heeft een gruwelijk gewelddadig verleden. De Cambodjaanse bevolking verdient een vreedzame toekomst. Daarom is het van groot belang dat de komende verkiezingen eerlijk en rustig verlopen. Bovendien moeten de massaslachters hun straf niet ontgaan. Mijn Fractie is op beide bepaald niet gerust.
54 Er worden ons vele gewelddadigheden gemeld in verband met de stembusstrijd. De Cambodjaanse volkspartij is alom aanwezig en vooral op lokaal niveau laten de autoriteiten niets na om het volk te intimideren. Ze kunnen dat blijkbaar ongestoord en ongestraft doen. Ook zijn de elektronische media in handen van de partij van premier Hun Sen. Mijn Fractie is met name bezorgd dat de partij van Sam Rainsy hierdoor geen eerlijke kansen krijgt. Gezien zijn grote moed en zijn verdiensten voor een democratisch Cambodja verdient Sam Rainsy de Sacharov-prijs. De mensenrechtensituatie is nog steeds slecht. Het is ook heel treurig dat de economische en sociale ontwikkeling stagneert ondanks aanzienlijke Europese hulp. We zijn ervoor om die bijstand te koppelen aan vooruitgang op het gebied van pluralisme, mensenrechten en vrije verkiezingen. Democratisering en welvaart kunnen immers niet los van elkaar worden gezien. Er moet worden afgerekend met het verleden door nu te doen wat nodig is voor een rijke toekomst van de arme Cambodjaanse bevolking. 4-175
Dupuis (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, we weten allemaal dat Cambodja ook van belang is voor zijn buurlanden, waar, zoals al aangegeven door mevrouw Junker, de situatie veel ernstiger is. Hierbij denk ik in het bijzonder aan Vietnam en Laos. Ik wil mijn dank betuigen aan alle collega’s omdat ik van mening ben dat we een goede resolutie hebben. Toch komen we steeds terug bij de vraag of de fles half vol of half leeg is. In dit geval is hij half leeg voor mijnheer Nassauer en half vol voor mevrouw Junker. Maar ik denk dat de verkiezingen momenteel het belangrijkst zijn. De nationale verkiezingscommissie heeft goede normen opgesteld en verricht voortreffelijk werk. Er moest dan ook veel worden gedaan. In januari en februari was de situatie buitengewoon zorgwekkend. Ook vandaag zijn er nog gewelddadigheden, maar vergeleken met de vorige verkiezingen is de huidige situatie beter. Hoewel de media nog niet volledig toegankelijk zijn, is op dit vlak zeker vooruitgang geboekt. Daarom is onze resolutie van belang: we moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de situatie tussen nu en 27 juli positief blijft en dat er zo democratisch mogelijke verkiezingen kunnen plaatsvinden. 4-176
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie heeft uw interventies en de in dit debat aangevoerde argumenten aandachtig gevolgd. Wij geloven dat de aanstaande nationale verkiezingen een heel belangrijk moment vormen voor de ontwikkeling en de consolidering van de democratie in dit land. De Unie is vastbesloten dit proces, waarbij internationale waarnemers aanwezig zullen zijn, te steunen. Het is intussen wel zo dat er politiek geweld gepleegd wordt. Deze intimidatie – en het feit dat dit ongestraft
03/07/2003 kan gebeuren – leidt tot spanningen bij het verkiezingsproces. Wij delen de bezorgdheid van het Parlement in dit opzicht. Er is in de voorgaande periode ook sprake geweest van geweld. De Unie heeft daar bij de verkiezingen van 1998 en 2002 reeds op gewezen. De meeste waarnemers menen dat het geweld in intensiteit afneemt, maar dat betekent nog niet dat we ons geen zorgen hoeven te maken over de invloed van dat geweld op de verkiezingen. De Commissie hoopt oprecht dat de maatregelen die de autoriteiten getroffen hebben om de naleving van de wet te garanderen – zonder intimidatie, geweld of vervolgingen – positieve gevolgen zullen hebben. Ik kan u verzekeren dat de Commissie en de lidstaten het proces nauwlettend in de gaten houden in een poging de zojuist genoemde praktijken te verhinderen. De Commissie wijst er verder op dat een vrije pers van groot belang is. De pers ondervindt nu veel moeilijkheden als gevolg van het feit dat de openbare communicatiemiddelen zich in handen van de regering bevinden. Daarom dringt de Commissie erop aan dat de positieve maatregelen die de Cambodjaanse autoriteiten – en dan met name het nationale verkiezingscomité – genomen hebben met betrekking tot de media gedurende de periode vóór de verkiezingen ook daadwerkelijk worden toegepast. De waarnemingsmissie die de Europese Unie voor deze verkiezingen uitgezonden heeft zal zich zeker met dit onderwerp bezig houden. Deze missie is op 11 juni van start gegaan, met de aankomst van het basisteam onder leiding van de heer Evans. Er zijn reeds 36 Europese waarnemers in Cambodja aangekomen, en op 22 juli zullen er nog eens 70 volgen. Het hoofd van de waarnemingsmissie zal direct na afloop van de verkiezingen een voorlopige verklaring afleggen. Met betrekking tot ons vermogen in Cambodja op te treden kan ik u zeggen dat het Nationale Indicatieve Programma 2002-2004 ons via de toewijzing van middelen in staat stelt enige invloed uit te oefenen op het democatiseringsproces in dit land. Het begrip bestuur wordt door ons op alle samenwerkingterreinen als een fundamentele horizontale en transversale kwestie beschouwd. We hebben tot nu toe 10 miljoen euro bijgedragen en die is vooral besteed aan steun voor de verkiezingen. Dit alles geeft aan dat de Gemeenschap en de Commissie zich oprecht inzetten voor de mensenrechten en de democratie. Dat blijkt ook uit het Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten. Daarin geldt Cambodja als een van de fundamentele doellanden voor dit experiment. Via een openbare inschrijvingsprocedure hebben we NGO’s geselecteerd, en die NGO’s zullen voor een belangrijk deel bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de uit voornoemd initiatief voortvloeiende acties. Deze zullen de Cambodjaanse bevolking rechtsreeks ten goede komen.
03/07/2003
55
Dit is waar we mee bezig zijn. We geloven dat we op deze manier kunnen bijdragen tot consolidering van het democratiseringsproces en zo eerlijk mogelijke verkiezingen. Op die manier kunnen we een stapje dichter in de buurt komen van het doel waar we allemaal heen willen. (Applaus) 4-177
De Voorzitter. − Het gecombineerd debat is gesloten. De stemming vindt vanmiddag aansluitend op de debatten plaats. 4-178
Laos 4-179
De Voorzitter. − Aan de orde is het gecombineerd debat over de volgende ontwerpresoluties: - B5-0336/2003 van de heer Belder, namens de EDDFractie, over Laos; - B5-0345/2003 van mevrouw Berès, namens de PSEFractie, over de arrestatie van Europese journalisten, een Amerikaanse vertaler en hun Laotiaanse begeleiders; - B5-0348/2003 van mevrouw McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie, over de arrestatie van Europese journalisten, een Amerikaanse vertaler en hun Laotiaanse begeleiders; - B5-0350/2003 van de heer Nassauer, namens de PPEDE-Fractie, over Laos; - B5-0354/2003 van mevrouw Frahm, namens de GUE/NGL-Fractie, over de arrestatie van journalisten in Laos; - B5-0356/2003 van mevrouw André-Léonard, namens de ELDR-Fractie, over de arrestatie van Thierry Falise, Vincent Reynaud en Naw-Karl Mua en vier Laotiaanse burgers en de algemene situatie in Laos. 4-180
Belder (EDD). – “Al bijna dertig jaar worden deze mensen opgejaagd als wilde dieren”, zo oordeelde een journalist die erin geslaagd was door te dringen tot het Hmong-volk. In het noordelijk berggebied gaan velen van de 300.000 ‘vergeten mensen van Laos’ nog steeds gebukt onder de wraak van het communistische regime. Hun politieke keuze tijdens de Vietnam-oorlog heette ‘verraad’ en is nog steeds een anathema voor het huidige schrikbewind. Het showproces en de absurde veroordeling in Phonsavan van een Franse en een Belgische journalist en een Amerikaanse Hmong-predikant staan niet op zich. Geïsoleerd van de buitenwereld poogt Vientiane dit volk te breken. Belangstelling voor en erkenning van het conflict met de Hmong is blijkbaar ongewenst.
Hierbij hoort Laos thuis in het obscure rijtje van landen waar de ernstigste schendingen plaatsvinden van de vrijheid van religie. De christelijke minderheid in het bijzonder wordt bitter vervolgd en hun geloof is zelfs verboden! Deze schending van individuele vrijheid en persoonlijke waardigheid kan niet gerechtvaardigd worden in de naam van welke cultuur of welk land dan ook. Met de voorliggende resolutie roep ik de Laotiaanse autoriteiten dan ook op per direct hun repressie tegen de Hmong en andere, met name christelijke, minderheden te staken. Bij geen gehoor dienen Raad en Commissie de relaties met Laos in alle opzichten te heroverwegen. 4-181
Gillig (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het recht op informatie behoort tot de fundamentele rechten en vrijheden waarmee wereldwijd de vrede en de democratie worden gegarandeerd en versterkt. Eens te meer zijn deze rechten met voeten getreden en daarom moet de situatie in Laos vandaag worden veroordeeld. Sinds 5 juni jongstleden worden twee journalisten, een Fransman en een Belg, samen met hun begeleiders vastgehouden in Vientiane in Laos. Zij werden gearresteerd in de provincie Xiangkhoang toen zij de laatste hand legden aan een reportage over de situatie van de Hmong-minderheid. Na een proces dat weinig meer was dan een schijnvertoning, op 30 juni, werden Thierry Falise en Vincent Reynaud veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf, wegens het “hinderen van een ambtenaar in de uitoefening van zijn functie”. Dit zijn de termen die tijdens het proces werden gebruikt. Deze onterechte hoofdaanklacht enerzijds en de uitgesproken straf anderzijds komen niet overeen met wat in dergelijke gevallen wordt voorgeschreven door het Laotiaanse wetboek van strafrecht. Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, Thierry Falise en Vincent Reynaud zijn veroordeeld terwijl ze gewoon hun werk deden als journalisten, als filmverslaggevers die een groep bergbewoners filmden, die al jaren wordt vervolgd door een autoritair regime dat alle democratische principes aan zijn laars lapt. Wij willen het Parlement voorstellen onze resolutie aan te nemen en verzoeken de Voorzitter deze te doen toekomen aan de Laotiaanse autoriteiten en alle lidstaten van de ASEAN. De resolutie vraagt ten eerste de onmiddellijke vrijlating van de twee journalisten en hun begeleiders; ten tweede, de toepassing van de internationale conventies, waaronder de conventie ter bescherming van de rechten van journalisten en meer bepaald van diegenen die een reportage maken in conflictregio’s, die door de Organisation internationale de la francophonie in de verklaring van Bamako is aangenomen en door Laos is geratificeerd; ten derde, de directe en volledige stopzetting van de onderdrukkingsen repressiepolitiek tegen de Hmong-bevolking en de andere minderheden van Laos; ten vijfde, tot slot, de heroverweging, zo spoedig mogelijk en met rapportage aan het Europees Parlement, van de wenselijkheid van elke vorm van economische samenwerking tussen de
56 Europese Unie en Laos, zoals voorzien in de gesloten overeenkomsten die in de resolutie worden vermeld. Ik ben van mening, mijnheer de Voorzitter, en ik spreek namens mijn gehele fractie, dat we de hulp aan landen die open en bloot de mensenrechten schenden moeten stopzetten. We kunnen met deze landen geen relaties blijven onderhouden. Het is onze verantwoordelijkheid als Europees Parlement om alles wat totaal onacceptabel is voortdurend aan te klagen en uit te spreken. 4-182
McKenna (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de arrestatie van de Europese journalisten en hun Laotiaanse metgezellen is uitermate zorgwekkend, ten eerste voor de persvrijheid. En kijk dan eens naar wat er sindsdien is gebeurd: de toegang tot de betreffende arrestanten is zeer beperkt en de plaats waar ze vastzitten wordt nu al langer dan een week geheim gehouden. Het is duidelijk dat hun rechten volgens het internationaal recht niet zijn gerespecteerd in de strafprocedure. Ze hebben geen eerlijk proces gehad. De situatie in Laos is zeer alarmerend. Het zijn niet alleen deze personen die het moeilijk hebben, het hele land heeft te lijden. De mensenrechten worden niet gerespecteerd: burgerrechten, politieke rechten en religieuze rechten worden niet gerespecteerd. Mensen in de gevangenis hebben zelfs helemaal geen rechten. Veel van deze mensen zitten ten onrechte in de gevangenis. Ze hebben geen recht op bezoek. Vanmorgen hebben we een delegatie uit Laos ontmoet. De bewijzen die zij ons voorlegden waren zeer verontrustend. Sommige sprekers hebben gezegd dat we onze betrekkingen met Laos moeten herzien als de autoriteiten niet bereid zijn om de situatie in eigen land aan te pakken. Uiteraard moeten de journalisten onmiddellijk worden vrijgelaten. Er moet persvrijheid komen. De vervolging van de Hmong en andere minderheden moet ten einde komen. De rechtszaak is ook door Washington bekritiseerd, en bestempeld als een farce. Ze eisten een eerlijk proces. We moeten ons wel heel goed afvragen wie er hier eigenlijk recht van spreken heeft, gezien het feit dat Washington zelf verantwoordelijk is voor de zaak rond Guantanamo Bay. Die mensen hebben ook geen eerlijk proces gehad en er zijn geen wettige aanklachten tegen ze ingediend. Ik betwijfel of zoiets in de Europese Unie zou kunnen gebeuren. De Amerikanen moeten eerst kijken waar ze zelf mee bezig zijn voordat ze een ander ergens van beschuldigen. 4-183
Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het gaat vandaag niet alleen om minderheden en Europese journalisten – hoe belangrijk die ook mogen zijn. Het gaat om de bevolking van Laos op zich. Laos is een voormalig koninkrijk met een zeer lange historie en een buitengewoon rijke cultuur. Een vreedzaam en tolerant land dat ten tijde van de monarchie niemand bedreigde. Het verheugt mij dat de koninklijke familie van Laos hier aanwezig is.
03/07/2003 Dit land viel in de twintigste eeuw ten prooi aan eerst het kolonialisme, toen de Tweede Wereldoorlog en niet in de laatste plaats het Oost-West-conflict. Het land werd door de communistische bezetting op brute wijze te gronde gericht. We moeten beseffen dat we aan het begin van de 21e eeuw de taak hebben Laos niet te laten verworden tot een museum van het reëel bestaande socialisme, maar laten uitgroeien tot een bloeiend en democratisch land. Daarom zeggen we dat de mensenrechten bevorderd moeten worden, de rechtsstaat versterkt moet worden, de vrijheid van geloof en geweten geëerbiedigd moeten worden en de politieke gevangen vrijgelaten moeten worden. We vinden bovenal dat de media vrije toegang tot Laos moeten krijgen, zodat de wereld kan zien wat zich werkelijk in dat land afspeelt en de misstanden die er nog altijd voorkomen niet voor de ogen van de wereld verborgen blijven. De Europese Unie streeft naar samenwerking met Laos. Wij staan achter de handelsen samenwerkingsovereenkomst als ook de mensenrechten geëerbiedigd worden. Als de mensenrechtenclausule echter een farce is, als die niet wordt nageleefd, zien wij ons genoopt de samenwerking met het regime – niet met het Laotische volk – te heroverwegen en duidelijk te maken dat handel, economie en samenwerking noodzakelijk zijn maar dat de basis daarvan gevormd wordt door het recht, door de mensenrechten en waarden waarop de internationale gemeenschap stoelt. Daarom zien we erop toe dat Laos weer een vrije, democratische rechtsstaat wordt. (Applaus) 4-184
André-Léonard (ELDR). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, we hebben zojuist via het persbureau Reuters vernomen dat de Laotiaanse regering bereid is gratie te verlenen aan de twee journalisten en de Amerikaanse tolk die op 4 juni zijn gearresteerd. Op 30 juni werden zij tot vijftien jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld wegens niet bewezen feiten, wat tot algemene verontwaardiging heeft geleid. Ik heb hier de persmededeling van 13.30 uur: "De Laotiaanse minister van Buitenlandse Zaken verwacht van de regeringen van de landen waaruit de drie mannen afkomstig zijn, namelijk België, Frankrijk en de Verenigde Staten, dat zij een gratieverzoek indienen”, wat natuurlijk zal gebeuren, als dit niet al gebeurd is. We kunnen slechts tevreden zijn met de doeltreffende aanpak van onze ministers van Buitenlandse Zaken en van de diplomaten ter plaatse, waardoor we nu mogen rekenen op een spoedige vrijlating. Hoewel we tevreden zijn met dit resultaat, blijven we ons grote zorgen maken over het lot dat de vier Laotianen is beschoren die Thierry Falise en Vincent Reynaud begeleidden en die, naar wij vernemen, een gevangenisstraf van twintig jaar zouden moeten uitzitten. Ook hier doen wij een beroep op de clementie van de Laotiaanse regering. Teveel journalisten hebben
03/07/2003 voor de uitoefening van hun beroep, namelijk informatie verstrekken, met hun leven moeten betalen of zijn veroordeeld tot zware gevangenisstraffen. We mogen niet vergeten dat de vrijheid van meningsuiting een fundamenteel recht is. Wij verwachten van de Commissie en de Raad dat zij de werkwijze van onze diplomaten steunen en wensen dat ons Europees bureau in de regio tussenbeide komt om ervoor te zorgen dat de vier Laotiaanse burgers eveneens in vrijheid worden gesteld. Mijnheer de Voorzitter, wij willen voor dit Huis onze absolute solidariteit met de journalisten en hun zwaar beproefde families uitspreken. Wij verzekeren hun dat het Europees Parlement, dat borg staat voor de vrijheden, zich voortdurend zal blijven inzetten voor een vrije pers, het recht op vrije informatie en, meer dan ooit, voor de mensenrechten, ongeacht het regime.
57 christenen gearresteerd en in 2001 een actieve campagne gevoerd om kerken te sluiten. 4-186
De Keyser (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, op de wereldranglijst van persvrijheid, die is opgesteld door Reporters zonder Grenzen, staat Laos op de weinig benijdenswaardige 133e plaats van de 140 landen. Ter illustratie, Italië staat op de 40e plaats, na Benin en Zuid-Korea. In Laos staan de media nog steeds uitsluitend ten dienste van de eenheidspartij. Bovendien laat het parlement op zich wachten wat betreft de goedkeuring van een wet die de oprichting van particuliere media mogelijk maakt, hoewel deze in 2001 is toegezegd. We hebben nog steeds geen nieuws over de vijf verdwenen leiders van de beweging van oktober 1999, onder wie Thongpaseuth Keuakoun, auteur van talrijke artikelen en pamfletten over de situatie van Laos en de noodzaak van democratische hervormingen.
4-185
Sacrédeus (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, er is reden tot ernstige bezorgdheid over de fysieke en psychische gezondheid van de journalisten, de geestelijke en de vier Laotiaanse burgers die worden vastgehouden. Hun namen en hun verblijfplaats zijn niet bekendgemaakt. Tevens weten we dat ze maandag 30 juni van dit jaar tot vijftien jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld – zonder dat hun recht op verdediging is geëerbiedigd – omdat ze een ambtenaar in de uitoefening van zijn functie zouden hebben gehinderd. Nu wij hier in het Europees Parlement de aandacht vestigen op het gebrek aan democratische rechten in Laos, roepen wij de autoriteiten van dit land op om toe te zien op de naleving van de grondwet van het land, die de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van religieuze organisatie zegt te garanderen. Wij sporen de autoriteiten van Laos aan om onmiddellijk een eind te maken aan alle beleid dat leidt tot vervolging en onderdrukking van het Hmong-volk, van andere minderheden en van christelijke bevolkingsgroepen. Verder roepen wij de autoriteiten in Laos op om het Rode Kruis toestemming te verlenen de politieke gevangenen te bezoeken teneinde zich ervan te verzekeren dat zij in goede gezondheid verkeren. Wij vinden ook dat de Commissie moet onderzoeken of het gepast is om de permanente samenwerking met de autoriteiten van Laos voort te zetten, en dat zij hierover verslag moet uitbrengen aan het Parlement. Aan het Europees Parlement vragen wij om de kwestie van de gedetineerde journalisten op de agenda te zetten van de volgende bijeenkomst van de ASEAN, als deze journalisten voordien niet zijn vrijgelaten. Staat u mij toe om ook een kritische opmerking te maken over het feit dat de grondwet van Laos in de praktijk formuleringen bevat die de vrijheid van godsdienst in dit land bemoeilijken, door alle handelingen te verbieden die tot religieuze verdeeldheid of tot algemene verdeeldheid onder de bevolking leiden. Op grond van deze wetgeving heeft men in 2002 zestig
Het voorval met Thierry Falise en Vincent Reynaud is dus geen juridisch incident, maar maakt deel uit van een klimaat waarin de mensenrechten voortdurend worden geschonden. Het schandelijke vonnis waarmee zij op 1 juli tot vijftien jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld, doet dan ook minstens twee vragen rijzen. De eerste betreft de algemene persvrijheid, die zoals we hebben gezien vaak wordt beknot, ook in Europa. Deze vrijheid vormt een van de pijlers van de democratie en dient tot elke prijs te worden verdedigd. De tweede vraag betreft de democratische clausule van de samenwerkingsovereenkomsten, die vaak beperkt blijft tot een zuivere formaliteit, tot een lege huls. Hoe kan men Europa serieus nemen als het een overeenkomst sluit, zonder aan de hand van gepaste sancties in te staan voor de naleving van deze clausule? Wij weten, mevrouw André-Léonard bevestigt dit, dat de gezamenlijke druk van België, Frankrijk, de Verenigde Staten en de Europese Unie waarschijnlijk zal leiden tot de vrijlating van Falise, Reynaud et Naw Karl Mua. Dat zal een opluchting zijn. Maar ik verzoek het Parlement nadrukkelijk om eveneens de vrijlating te eisen van Thao Moua, Tha Char Yang, de twee gidsen, Pa Phue Khang, hun chauffeur, en van een vierde onbekende Laotiaan. Zij zijn namelijk noch verslaggevers, noch buitenlanders, maar gewoon Laotianen. Zij zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend tussen de twaalf en twintig jaar. Mijnheer de Voorzitter, wij moeten hier absoluut onze verantwoordelijkheid nemen. 4-187
Dupuis (NI). – (FR) Mijnheer de commissaris, geachte collega’s, allereerst wil ik Hunne Koninklijke Hoogheden van Laos begroeten, die hebben plaatsgenomen op onze eretribune, evenals de leden van de koninklijke familie van Laos, de voorzitster van de Laotiaanse mensenrechtenbeweging en de voorzitter van de Hmong-gemeenschap in Frankrijk. Ook wil ik mijn respect uitspreken voor hun onvermoeibare strijd voor democratie, recht, vrijheid en nationale verzoening in hun land. Dankzij deze strijd kunnen wij hier in dit Parlement onze bijdrage leveren.
58 Ik ben van mening dat tijdens dit debat alles is gezegd. Mevrouw De Keyser heeft terecht benadrukt dat het bericht van mevrouw André-Léonard, over de waarschijnlijke vrijlating van de Belgische, Franse en Amerikaanse journalisten, niet de vrijlating betekent van de vier Laotianen die hen begeleidden en die voor tien, vijftien of twintig jaar in de kerkers van Vientiane verdwijnen. Dit voorval met de journalisten toont eens te meer dat de situatie in Laos zeer ernstig is. Het regime is volkomen corrupt en zou onder de loep moeten worden genomen door Interpol en alle internationale financiële instellingen, gezien de omvang van de zwarte handel. Ook is duidelijk geworden dat het beleid van de Europese Unie ten opzichte van Laos zou moeten veranderen. Elke vorm van inschikkelijkheid leidt alleen maar tot een versterking van de extremistische elementen in het Laotiaanse regime. We moeten aan de hand van een doortastend beleid iedereen ondersteunen die zich binnen het Laotiaanse regime wil inzetten voor democratisering en verzoening. Dat is essentieel. We hebben middelen. Jaarlijks geven we in het kader van handelsovereenkomsten in de textielsector alleen al 160 miljoen euro. Er lopen tientallen samenwerkingsprojecten. Het is absoluut tijd voor een zeer strenge beoordeling en we moeten het Laotiaanse regime zeggen dat, gezien het uitblijven van precieze, concrete hervormingen op juridisch, informatief, economisch en politiek vlak, elke vorm van samenwerking zal worden stopgezet. 4-188
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats aangeven dat de Commissie de ontwerp-resolutie van het Europees Parlement die we nu bepreken in principe steunt. Wat de heer Falise en de heer Reynaud betreft – de twee Europese journalisten die worden vastgehouden: aan die kwestie wordt op dit moment via bilaterale besprekingen met België en Frankrijk gewerkt. Ook de ministeriële trojka heeft tijdens de bijeenkomst van de ASEAN-landen in Phnom Penh op 19 juni de gelegenheid gehad deze kwestie in bilaterale gesprekken met de vice-premier en de minister van Buitenlandse Zaken van Laos aan de orde te brengen. De Commissie onderhoudt voortdurend contact met de Franse ambassade en het Belgische consulaat in Vientiane, en verder met alle lidstaten die in Bangkok geaccrediteerd zijn of een daar een lokale vestiging hebben. De Commissie heeft bovendien een informele ontmoeting gehad met hoge functionarissen van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Laos.
03/07/2003 middelen gevonden kan worden. We zijn echter bereid als Europese Unie alle nodige acties te ondernemen om druk uit te oefenen op de regering van Laos. We geloven echter niet dat het zinvol zou zijn om dit onderwerp op de agenda van andere bijeenkomsten, zoals die van de ASEAN-landen, te plaatsen. Dit is volgens ons namelijk niet het juiste moment om deze kwestie in multilaterale ontmoetingen op hoog niveau te bespreken. We hopen dat op de berichten die mevrouw André-Léonard ons heeft doorgegeven goed nieuws zal volgen. Tot slot een opmerking over de mensenrechtensituatie in Laos en ons standpunt met betrekking tot deze materie. De Commissie houdt de situatie vanuit onze delegatie in Vientiane nauwlettend in de gaten. We zullen verder onderzoeken wat voor gevolgen de ontwikkelingen hebben voor het samenwerkingsprogramma tussen de EU en Laos. Er zal komend najaar immers een bijeenkomst plaatsvinden van het gezamenlijk comité EU-Laos. De Commissie is te allen tijde bereid om met het Parlement over dit onderwerp van gedachten te wisselen. 4-189
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt aansluitend op de debatten plaats. 4-190
Oeganda 4-191
De Voorzitter. − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende ontwerpresoluties: - B5-0344/2003 van mevrouw van den Berg, namens de PSE-Fractie, over de situatie in Oeganda; - B5-0347/2003 van mevrouw Maes, namens de Verts/ALE-Fractie, over de situatie in Oeganda; - B5-0351/2003 van de heer Mauro, namens de PPE-DEFractie, over schendingen van de mensenrechten in Noord-Oeganda; - B5-0352/2003 van mevrouw Boudjenah, namens de GUE/NGL-Fractie, over de situatie in Oeganda; - B5-0355/2003 van de heer Van Hecke, namens de ELDR-Fractie, over de ontvoering van kinderen door de LRA; - B5-0358/2003 van mevrouw Muscardini, namens de UEN-Fractie, over schendingen van de mensenrechten in Noord-Oeganda. 4-192
De Commissie steunt de diplomatieke actie die door de betrokken lidstaten wordt gevoerd teneinde een bevredigende oplossing voor deze kwestie te vinden. We zijn het volledig met mevrouw André-Léonard eens dat die oplossing alleen met politieke en diplomatieke
Stihler (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, tot voor kort geloofde ik nog dat Oeganda het naar Afrikaanse begrippen relatief goed deed op het gebied van de mensenrechten. Twee weken geleden echter heeft Amnesty International in het kader van de vluchtelingenweek gedurende één dag een aantal leden
03/07/2003 van het Europees Parlement in contact gebracht met vluchtelingen. Amnesty wilde politici simpelweg de kans geven uit de eerste hand te vernemen wat de ervaringen zijn van mensen die gedwongen vluchteling zijn geworden en waarom zij hun vaderland moesten ontvluchten. Ik had het voorrecht een in Schotland wonende Oegandese vluchteling te ontmoeten, met de naam Innocent Jakisa. Deze man had als vluchteling een permanente verblijfsvergunning in het Verenigd Koninkrijk. Zijn verhaal was onthutsend. Ik heb hier echter niet de tijd om in detail te treden. Hij was niet afkomstig uit het noorden van het land, maar hij was voorvechter van de rechten van gehandicapten en had zich uitgesproken tegen zijn regering. Daarom is lid 5 van de resolutie, met zijn oproep aan de Oegandese regering om 'good governance' en politiek pluralisme in te voeren, van essentieel belang. Vrijheid van meningsuiting is een cruciaal element van een democratie. Oeganda heeft grote vorderingen gemaakt sinds de wrede dictatuur van Idi Amin, maar er is nog steeds veel te doen. Het feit dat er geen politieke partijen bestaan in Oeganda zou ons in de EU ernstige zorgen moeten baren, en hoewel de president nu geacht wordt het reeds zeventien jaar oude verbod op het meerpartijenstelsel op te heffen en een volksraadpleging te organiseren, zal de EU zeer nauwlettend op dit proces moeten toezien. Wat betreft de actuele inhoud van de resolutie: de positie van kinderen in het noordelijke gedeelte van Oeganda is uitermate zorgwekkend. Slechts een paar weken geleden is een aantal schoolkinderen ontvoerd door een barbaarse rebellengroepering, de Lord's Resistance Army. Als deze kinderen niet worden opgespoord, zullen ze eindigen als seksslaven van militieleiders. 'Het aantal ontvoeringen is drastisch en zorgwekkend toegenomen,' aldus Jo Becker van Human Rights Watch. Er zijn de afgelopen tien maanden meer kinderen ontvoerd dan in enig ander jaar in de periode dat het conflict voortduurt. Sinds het militair offensief van de Oegandese regering, iets meer dan een jaar geleden, zijn er naar schatting 5000 kinderen ontvoerd. Het jaar daarvoor waren het er nog minder dan 100. In de zeventien jaar dat het conflict tussen de Oegandese regering en de LRA nu voortduurt, zijn er naar schatting 20.000 kinderen ontvoerd. Er moet veel gebeuren. Ik hoop dat de kinderen in Oeganda in de toekomst in vrede kunnen leven en dat de rechten van mensen als Innocent gerespecteerd zullen worden. 4-193
Maes (Verts/ALE). – Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega's, ik zal doorgaan waar collega Stihler het moest laten afweten wegens tijdsgebrek. Zij heeft gelijk wanneer zij de ernstige toestand in het noorden van Oeganda aanklaagt, met massieve ontvoeringen van kinderen die gebruikt worden als kindsoldaat, als seksslaaf, als drager; kortom,
59 kinderen die onder doodsbedreiging en in levensgevaarlijke omstandigheden in slavernij worden gehouden of zelf tot moorden worden gebracht. De verantwoordelijkheid ligt hier op diverse plaatsen. Er wordt hier al gezegd dat de regering van Oeganda geen doetje is. Het zou goed zijn als de Europese Unie eens goed keek naar alle ongecontroleerde begrotingssteun die naar Oeganda gaat, van de lidstaten en van onszelf, want Oeganda is geen modelstaat. Er is weliswaar vooruitgang op een aantal gebieden maar de berichten over stelselmatige folteringen verdienen een nauwkeurig onderzoek. Dat geldt bijvoorbeeld voor de doodsoorzaak van een zekere mijnheer Murisidi, die is gestorven in een politiecel. De regering van Oeganda levert de bevolking over aan de terreur van het Lord's Resistance Army. Zij is niet in staat om de veiligheid te verzekeren van de burgers van de noordelijke provincie en zij is er ook niet in geslaagd om het LRA in vredesgesprekken te betrekken - ondanks de verhoogde militaire uitgaven van Oeganda en ondanks de militaire aanwezigheid van Oeganda in het oosten van Kongo, waar de aanwezigheid blijkbaar lucratiever is. Maar ook de regering van Soedan gaat niet vrijuit. Soedan ontkent in alle toonaarden verantwoordelijkheid voor de misdaden van de rebellen van het LRA. Het is duidelijk dat die wapens geleverd krijgen van het Soedanese leger zelf. Ik heb hier de getuigenis van religieuze leiders die een massale wapenlevering midden maart 2003 gedetailleerd beschrijven, van bommen, diverse types van granaten, honderden dozen met kogels tot uniformen. Het is duidelijk: zolang het LRA wapens heeft, schieten ze en doden ze en ontvoeren ze kinderen in plaats van te onderhandelen over vrede. 4-194
Andria (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik vervang college Mauro, de auteur van deze resolutie. De escalatie van het conflict in Noord-Oeganda neemt een ongekende omvang aan. Er begint zich een daadwerkelijke humanitaire ramp af te tekenen. Ongeveer een miljoen mensen is verdreven uit Acholiland en naar de regio’s Lango en Iteso getrokken. Begin dit jaar leek het erop dat het religieus vredesinitiatief van de Acholi-leiders ongeëvenaarde resultaten had bereikt: er vonden verschillende vergaderingen plaats tussen de religieuze leiders en de rebellen; er was een presidentieel vredescomité met een ruim mandaat ingesteld en de LRA en de regering hadden aangedrongen op een staakt-het-vuren. In mei ook heeft voor het eerst een raadgevende vergadering van de groepen gesproken over de crisis in NoordOeganda en deze als een nationale aangelegenheid beschouwd. Daaraan heeft ook het maatschappelijk middenveld in belangrijke mate bijgedragen. Ondanks deze voorzichtige tekenen van hoop is de strijd de afgelopen twee maanden weer sterk opgelaaid. Voor het eerst sinds het begin van dit afschuwelijke conflict was
60 er weer sprake van een toename van de rebellenactiviteiten. Deze hebben ook langer dan zes maanden geduurd, hetgeen een breuk betekende in het traditioneel, cyclisch geweldspatroon dat aanvankelijk eerder deed denken aan een serie kortstondige ruzies. Recentelijk is bewezen dat de regering van Soedan opnieuw steun geeft aan de LRA via de leverantie van modern, zwaar wapentuig, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat de LRA opdracht gaf om de katholieke missieposten aan te vallen. Joseph Kony, de leider van het zogenaamd Lord’s Resistance Army, heeft afgelopen maandag opnieuw zijn mannen toegesproken en hen ertoe aangezet iedereen die binnen hun schietbereik kwam meedogenloos neer te schieten, ook ouderen en kinderen; alleen zwangere vrouwen zouden ze moeten sparen. Hij heeft gezegd dat priesters en missionarissen in koelen bloede moesten worden vermoord en nonnen in koelen bloede moesten worden geslagen. Deze waanzinnige opdracht werd uitgezonden via de frequentie van het netwerk voor de walkietalkies die de katholieke missies in Noord-Oeganda gebruiken. De rebellen hebben namelijk in de afgelopen maanden heel wat katholieke parochies geplunderd waar de missionarissen voor hun interne communicatie gebruik maken van walkietalkies. Bovendien heeft de Oegandese regering verklaard dat ondanks de verslechtering van de humanitaire situatie en de toename van de rebellenactiviteiten de situatie nog onder controle is. Daarom wil ik hier wijzen op de talloze inspanningen die de Commissie onderneemt om de situatie ter plekke te onderzoeken en de bevolkingen te hulp te schieten. In deze verwarde, door geweld, terreur en oorlog gekenmerkte tijd is het grootste gevaar dat men naar de wapens grijpt als zijnde het enige antwoord op deze ernstige situatie. Anderzijds loopt men het risico dat de internationale gemeenschap en de mensen onverschillig worden en deze rampen als een aangelegenheid van het Acholi-volk gaan beschouwen. Men moet aandacht schenken aan de noodkreet van de mensen en van de leiders van Acholiland. De geschiedenis heeft immers reeds op trieste wijze aangetoond dat de onderwerping van een volk nooit vrede kan brengen. 4-195
03/07/2003 tegenwoordig spant het de kroon op het gebied van schendingen van de lichamelijke integriteit en van de mensenrechten. De slaven van vroeger werden ontvoerd, in een scheepsruim opgesloten en geruild tegen goederen of geld. Nadat de westerse landen zich hebben gerehabiliteerd, vooral door in Durban slavernij te veroordelen als een misdaad tegen de menselijkheid, zijn ze vergeten dat er vandaag de dag andere vormen van slavernij bestaan. De slaaf van nu is namelijk niet geketend en werkt niet op de katoenvelden. De huidskleur speelt geen rol meer om de zwarte zonder ziel beter onder de knoet te houden. Neen! De moderne slavernij vinden we bij de zogenaamde verzetslegers, die zeggen ten dienste te staan van zelfuitgeroepen krijgsheren. Dit alles leidt tot de actuele tragedie van de kindsoldaten. U moet weten dat kindsoldaten een familielid hebben moeten vermoorden om kindsoldaat te kunnen worden. Dit legt Kourouma in zijn boek duidelijk uit. U moet weten dat ze seksueel worden misbruikt, zoals hier al is gezegd. U moet weten dat er vandaag in Oeganda twintigduizend van deze kinderen zijn en dat deze tragedie kan plaatsvinden onder meer omdat een groot aantal landen logistieke, financiële en militaire hulp verstrekt aan landen als Soedan en Oeganda. Daarom zou ik willen zeggen dat ik ook hier het gevoel heb dat we in ons beleid met twee maten meten. Een paar weken geleden ben ik naar Togo gegaan, een land waaraan we wellicht terecht hebben geweigerd hulp te verstrekken voor gezondheidszorg en onderwijs. Dit land wordt dus bestraft. Tegelijkertijd wordt een land als Oeganda gesteund door de Verenigde Staten en worden conventies die wij hebben ondertekend, zoals "Alles behalve wapens", in Oeganda niet toegepast. De wapenhandel gaat daar gewoon door in het hele land. Ik zou graag de zekerheid hebben dat alle conventies met betrekking tot de lokale handel, vooral waar het gaat om wapenhandel, ook werkelijk worden toegepast in landen als Oeganda. Ik zou er ook graag zeker van zijn dat de verschillende conventies die wij ondertekenen niet alleen bedoeld zijn om ons geweten te sussen. Wanneer wij onze handtekening zetten onder de Conventie van de rechten van het kind of onder een groot aantal conventies ter bescherming van de fundamentele rechten, dan kunnen we het ons niet permitteren om te blijven doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Grove schendingen van de mensenrechten, van de rechten van het kind en moordpartijen zijn schering en inslag in Oeganda. Daarom moeten wij onze verantwoordelijkheden nemen. Dit gebeurt niet door een beleid te voeren dat met twee maten meet, maar door werkelijke sancties en toezicht op de hulp die wij aan dit land verstrekken.
Sylla (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de commissaris, mijnheer de Voorzitter, ik vind het nogal gênant. De vraagstukken die aan de orde komen tijdens het spoeddebat gaan vandaag eens te meer over ontzettend belangrijke onderwerpen. Daarom vind ik dat we de mogelijkheid zouden moeten overwegen om de mensenrechten niet altijd op donderdagmiddag te behandelen, wanneer er nog slechts een handjevol afgevaardigden aanwezig is. Ik ben namelijk van mening dat ernstige onderwerpen zoals mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting het verdienen om af en toe een andere plaats op de dagorde te krijgen, zodat ze op een geschikter moment aan bod komen, wanneer er meer afgevaardigden aanwezig zijn.
4-196
Wat Oeganda betreft, dit land is zeer lang beschouwd als een toonbeeld van ontwikkeling in Oost-Afrika. Maar
Van den Bos (ELDR). – De situatie in Noord-Oeganda is al jaren hemeltergend. De Oegandese regering oefent er geen militaire macht uit. Is het onwil, onmacht of
03/07/2003 beide? In elk geval moeten de Oegandese troepen die zich thans in Congo bevinden naar deze regio toegaan, want in Congo hebben ze alleen maar andere bedoelingen. In Noord-Oeganda heerst totale anarchie en doet het Leger van de Heer alles wat God verboden heeft. Het is onvoorstelbaar dat deze ongelooflijke schoften door kunnen gaan met het overvallen van scholen en met het kidnappen van vrouwen en kinderen om ze tot sexslaven of dwangsoldaten te maken. Gevangenen worden gedwongen elkaar te doden of te martelen als ze proberen te ontsnappen. De internationale gemeenschap ziet al veel te lang werkloos toe hoe deze wandaden zich ongestoord voltrekken. De Afrikaanse Unie blameert zich door niets te doen en het is ook de hoogste tijd dat de Veiligheidsraad zich over dit probleem gaat buigen. Soedan heeft aangekondigd niet langer hulp te zullen bieden aan de bende van de Heer, maar mijn fractie is er absoluut niet gerust op dat Soedan zich aan zijn woord houdt. En tot overmaat van ramp dreigt er in de regio ook nog een oorlog met Rwanda. Hoe beoordeelt de Commissie deze oorlogsdreiging? Daarnaast is de vraag wat de Europese Unie bereid is te doen om de bevolking daar te beschermen en humanitaire hulp te bieden. Het wordt hoog tijd dat aan de hemeltergende heerschappij van het Leger van de Heer een eind wordt gemaakt. 4-197
Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de berichten over Oeganda en over de afschuwelijke wreedheden die er begaan worden zijn ronduit schokkend. Als je toch ziet wat dat zelfbenoemde Lord’s Resistance Army, die vreselijke bewapende sekte, allemaal aanricht in dat land zou je denken dat het Oegandese leger genoeg te doen heeft in eigen land. De Oegandezen zouden er beter aan doen veiligheid en rust te scheppen in eigen land in plaats van onveiligheid te veroorzaken en onrust te zaaien in hun buurlanden, waar ze optreden in dienst van de belangen van grootmachten, economische actoren, stammen, enzovoort. Helaas is een geconcentreerde actie van het Oegandese leger in Oeganda zelf geen oplossing van het probleem. Het leger en de regering van Oeganda maken immers zelf deel uit van het probleem en kunnen het dan ook niet oplossen. Wat we dus nodig hebben is een glashelder beleid. Eerst moeten we ervoor zorgen dat de Soedanese aanvallen in Oeganda en andere interventies van buiten worden beëindigd. Ten tweede moeten de Oegandezen stoppen met hun interventies in buurlanden. Ten derde moet er in Oeganda een proces tot stand worden gebracht waarin criminele elementen aan de kant worden gezet door de politie en het leger op een wijze die strookt met de beginselen van de rechtsstaat, waarna er verzoening en een onderhandelingsproces kan plaatsvinden die ertoe leidt dat er in Oeganda stapsgewijs weer een min of meer fatsoenlijke democratie en rechtsstaat kan worden opgebouwd.
61 Dit land heeft ernstig geleden onder verschillende dictaturen, oorlogen en criminele elementen. Het is dringend noodzakelijk de fragiele balans tussen de stammen en etnische groepen van het land te herstellen. Het is een land met een bonte verscheidenheid die we kennen van het koninkrijk Buganda en zijn Kabaka, en het omvat nog vele andere oude rijken en stammen. Er zal op basis van de rechtsstaat een zorgvuldig evenwicht gecreëerd moeten worden tussen de volkeren en bevolkingsgroepen; alleen dan zal Oeganda een democratische toekomst hebben. (Applaus) 4-198
Sandbæk (EDD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet helemaal gelukkig met de resolutie. Om te beginnen staat erin vermeld dat de LRA een gecompliceerde politieke agenda heeft. Deze agenda bestaat echter uit één krankzinnig figuur die beweert dat de Heilige Geest hem heeft bevolen om volgens de Tien Geboden over Oeganda te heersen. Aangezien deze agenda weinig weerklank vindt bij het publiek, neemt Kony zijn toevlucht tot het ontvoeren van kinderen om zo zijn oorlog te kunnen voeren. Hij heeft absoluut geen plannen om met wie dan ook te gaan onderhandelen over een staakt-het-vuren. De enige manier om een einde te maken aan de gruwelen is ervoor te zorgen dat Kony geen wapens meer krijgt. Het staat echter vast dat Kony door een Soedanese commandant van enorme hoeveelheden wapens is voorzien, waardoor hij in staat was de recente ontvoeringen te plegen. Zelfs als de Soedanese regering hier niet bij betrokken was, blijft zij toch verantwoordelijk voor de daden van haar leger. Daarom wil ik Soedan oproepen maatregelen te nemen zodat de strijdkrachten van dat land de LRA nooit meer zullen kunnen bewapenen en niet langer bijdragen aan het afschuwelijke lijden van duizenden kinderen. 4-199
Solbes Mira, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ook wij geloven dat de crisis in Oeganda in zekere zin een vergeten crisis is. En dat terwijl die crisis al heel lang duurt. De Commissie is daarom heel blij met dit initiatief van het Parlement om de aandacht te vestigen op de bevolking van deze regio en de ellende die de mensen daar moeten doorstaan. Net als het Parlement veroordeelt ook de Commissie de terreurcampagne zoals die door de Lord’s Resistance Army wordt gevoerd, met ontvoeringen en moordaanslagen. De onzekere situatie die het gevolg is van het optreden van deze groepering is een ernstig obstakel bij het verlenen van humanitaire steun. Die steun kan nu niet overal gegeven worden en zowel de humanitaire hulpverleners als de burgerbevolking lopen gevaar. Ik zwijg dan nog over de andere problemen die u genoemd hebt. U vraagt wat de Unie onderneemt. De Unie verleent op dit moment via ECHO aanzienlijke humanitaire hulp en ondersteuning – telkens wanneer de veiligheidstoestand
62
03/07/2003
dat toelaat. Er wordt steun gegeven in de vorm van gezondheidszorg en voedselhulp. We proberen de drinkwatervoorziening en de systemen voor waterzuivering te verbeteren. Bovendien worden er om de voedselvoorziening veilig te stellen zaden en gereedschappen ter beschikking gesteld. We verschaffen ook de hoogstnodige goederen, zoals tenten en dekens. De directeur van ECHO heeft zich deze week naar de regio begeven om mee te helpen onze activiteiten uit te breiden en tegemoet te komen aan de nu bestaande behoeften. We geven dit jaar voor vier miljoen euro hulp. Dat is twee keer zoveel als vorig jaar. Het met de hulp gemoeide bedrag zal in de toekomst met nog eens twee miljoen euro worden verhoogd. Deze hulp is echter maar een deel van het verhaal. We moeten proberen uit te vinden hoe we die hulp kunnen gebruiken als hefboom voor het verkrijgen van andere resultaten. De belangrijkste donorlanden voeren nu een dialoog met de regering van Oeganda om voor het noorden van het land een beleid te formuleren dat het mogelijk maakt de noordelijke districten volledig in de rest van het land te integreren. De delegatie van de Commissie is voorzitter van de groep donoren die een oplossing probeert te vinden voor de problemen in de noordelijke regio’s. Deze groep houdt zich vooral bezig met de problematiek rond de kinderen. We proberen uiteraard de financiële steun te gebruiken als een middel om de ontwikkelingen in de goede richting te sturen. De eerste tranche begrotingsmiddelen die ten laste van het 8ste EOF zullen worden uitgekeerd, werd pas vrijgemaakt toen voldaan was aan de voorwaarde dat niet meer dan 2 procent van de totale begroting voor militaire doeleinden wordt gebruikt. Of we de volgende tranches zullen vrijmaken hangt af van de vraag of we overeenstemming bereiken met de Oegandese regering over de wijze waarop die middelen zullen worden ingezet. De Commissie ontwikkelt nu in samenwerking met de regering van Oeganda een programma voor de rehabilitatie van het noorden van het land, een regio die met veel problemen te kampen heeft. Het verschil tussen de levensstandaard in het noorden en die in het zuiden is één van de oorzaken – en tegelijkertijd het gevolg – van de voortdurende instabiliteit en onveiligheid. De Commissie zou het daarom een goede zaak vinden als de Afrikaanse Unie nauwer betrokken zou worden bij het zoeken naar een duurzame oplossing voor dit probleem. Dat zou ons in de gelegenheid stellen oplossingen te zoeken voor de andere regio’s die u in uw interventies heeft genoemd.
Ontwerpresolutie over Cambodja1 Vóór de stemming 4-203
Dupuis (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, er staat een onnauwkeurigheid in de resolutie: er wordt gesproken over "voor" en "na" de verkiezingsperiode. Aangezien de verkiezingsperiode is begonnen, zou er tijdens en na de verkiezingsperiode moeten staan. 4-204
Junker (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil inderdaad een mondeling amendement, of liever gezegd een voorstelling tot invoeging, indienen. In dit verband stel ik voor na overweging Q een nieuwe overweging in te voegen, te weten Q bis (nieuw). Zoals in de gemeenschappelijke tekst staat, gaat het onder Q om onderdrukking van christelijke groepen en boeddhistische monniken. Er dient echter vastgesteld te worden dat ook islamitische leraren getroffen zijn door de repressies. Mijn fractie is van mening dat als er groepen worden genoemd, alle groepen genoemd moeten worden die onder de repressies te lijden hebben of hadden. Vandaar dit mondeling amendement. De Fractie van de Europese Volkspartij heeft laten blijken daarmee akkoord te gaan. Ik denk dat de andere fracties dat ook kunnen. Ik zal het mondeling amendement, dat ook in de Engelse taal beschikbaar is, citeren. Het luidt als volgt: Q bis ... 4-205
"bovendien de aandacht vestigend op het feit dat ten minste 28 buitenlandse islamitische leraren uit Cambodja zijn uitgewezen," 4-206
Junker (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u deze ingelaste tekst in de ontwerpresolutie op te nemen. 4-207
(Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement) (Het Parlement neemt de gezamenlijke resolutie aan) *** Gezamenlijke ontwerpresolutie over Laos2 (Vóór de stemming)
Wij gaan nu over tot de stemming.
1 Gezamenlijke ontwerpresolutie, ingediend door de PPE-DE-Fractie, de PSE-Fractie, de ELDR-Fractie, de Verts/ALE-Fractie, de GUE/NGL-Fractie, de EDD-Fractie en andere leden, over Cambodja, ter vervanging van de ontwerpresoluties B5-0337/2003, B50343/2003, B5-0346/2003, B5-0349/2003, B5-0353/2003 en B50357/2003.
4-201
2
4-200
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
Stemming 4-202
Gezamenlijke ontwerpresolutie, ingediend door de PPE-DE-Fractie, de PSE-Fractie, de ELDR-Fractie, de Verts/ALE-Fractie, de GUE/NGL-Fractie, de UEN-Fractie, de EDD-Fractie en andere leden, over Laos, ter vervanging van de ontwerpresoluties B5-0336/2003, B50345/2003, B5-0348/2003, B5-0350/2003, B5-0354/2003 en B50356/2003.
03/07/2003
63
4-208
Gillig (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, in artikel 12 wordt voorgesteld om te vragen een bijeenkomst van de nationale verkiezingscommissie op de agenda in te schrijven, zoals door de vertegenwoordiger van de Commissie is toegelicht. Dat lijkt mij niet zinvol. Aangezien Laos geen lid is van dit Parlement, zouden we in plaats hiervan kunnen vragen om een behandeling tijdens de ASEAN-conferentie. Dit behoort weliswaar niet geheel tot de rol van de ASEAN, maar Laos is daar in elk geval wel lid van. Wij zouden deze zaak dus voor de ASEAN kunnen brengen, als het Huis hiermee akkoord gaat. Overigens staat er een fout in de oorspronkelijke tekst, mijnheer de Voorzitter. Hierin is namelijk sprake van de Amerikaanse journalist. Dit zou de Amerikaanse tolk moeten zijn, want dat is zijn hoedanigheid. 4-209
(Het Parlement stemt in met de indiening van de mondelinge amendementen) (Het Parlement neemt de gezamenlijke resolutie aan) *** Gezamenlijke ontwerpresolutie over Oeganda1 (Het Parlement neemt de gezamenlijke resolutie aan) ***
Stirbois (NI), schriftelijk. – (FR) Europa laat weer eens zien hoezeer het uitblinkt in het creëren van een paradox. Terwijl Europa namelijk enerzijds onze landbouw vernietigt door het GLB en het systeem van directe steun aan boeren uit te hollen, wordt in dit verslag geadviseerd om bijzondere betekenis te hechten aan het gezinsbedrijf in de landbouw en aan de steun voor kleine en middelgrote landbouwers, om de acties voor de plattelandsontwikkeling te versterken en steun te geven ten behoeve van vrouwen in landbouwbedrijven en plattelandsgebieden van de Unie. Alle landbouworganisaties zijn gekant tegen de hervorming van het GLB die vanaf 2005 van kracht wordt, omdat deze het einde betekent van onze landbouw. Daarom lijkt het er helaas op dat de wensen van de Commissie rechten van de vrouw momenteel slechts vrome wensen zijn. Dit verslag veroordeelt terecht de vergrijzing van de vrouwelijke plattelandsbevolking en het feit dat slechts weinigen de status van meewerkende partner hebben, wat bijzonder nadelig uitvalt voor hun bezoldiging, sociale zekerheid, gezondheidszorg, pensioen of verdere beroepsontwikkeling. Het verslag maakt eveneens gewag van het hoge werkloosheidscijfer onder vrouwen in de landbouwgebieden. (Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 137, lid 1, van het Reglement) 4-211
- Resolutie over de veiligheid van touringcars (B50338/2003)
Verslag (A5-0230/2003) van mevrouw KratsaTsagaropoulou, namens de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen, over de situatie van vrouwen in plattelandsgebieden van de Unie in het licht van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2002/2241(INI))
4-212
(Het Parlement neemt de resolutie aan)
Het aantal dodelijke ongevallen dat zich onlangs heeft voorgedaan, heeft eens te meer aangetoond dat de chauffeurs overbelast worden. Zij worden gedwongen door te rijden tot ze in slaap vallen.
*** Ontwerpresolutie van het Europees Parlement, namens de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, over de veiligheid van touringcars (B50338/2003) (Het Parlement neemt de resolutie aan) *** STEMVERKLARINGEN - Verslag-Kratsa-Tsagaropoulou (A5-0230/2003) 4-210
1 Gezamenlijke ontwerpresolutie, ingediend door de PPE-DE-Fractie, de PSE-Fractie, de Verts/ALE-Fractie, de GUE/NGL-Fractie, de UEN-Fractie en de EDD-Fractie, over Oeganda, ter vervanging van de ontwerpresoluties B5-0344/2003, B5-0347/2003, B5-0351/2003, B5-0352/2003, B5-0355/2003 en B5-0358/2003.
Cauquil (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben uiteraard voor deze resolutie gestemd, die erop is gericht de veiligheid in touringcars te verbeteren, of het nu gaat om het dragen van veiligheidsgordels, de opleiding van chauffeurs of om de beperking van de rijtijd.
Wij veroordelen eveneens het winstbejag waardoor er touringcars worden gefabriceerd die steeds meer mensen kunnen vervoeren. Hierbij denken wij vooral aan de dubbeldeks-touringcars. Voor de bazen in de transportsector is de rentabiliteit duidelijk belangrijker dan de veiligheid. 4-213
Wieland (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil kort ingaan op een voorval van vanmiddag dat me stof geeft tot nadenken. Het gaat om een verslag waarbij mijn fractie het moet afleggen, maar volgens het Reglement eigenlijk de overwinning heeft behaald. Het gaat om het verslag-Lisi, amendement 17. Er waren 457 collega’s aanwezig die hun stem hebben uitgebracht. In Duitsland is er een boek – ik weet niet in welke talen het is vertaald – met de titel "De zomer die een winter was". Ik denk dat we hier zo langzamerhand een boek kunnen
64
03/07/2003
schrijven met als titel "De donderdag die een vrijdag was". Gezien het geringe aantal aanwezige leden verzoek ik het Bureau na te gaan of er een meerderheid is onder de collega’s die zich afvraagt of het Europees Parlement op de donderdagen wel in staat is zijn rol als medewetgever te vervullen. Met 457 uitgebrachte stemmen en 160 stemmen tegen kun je min of meer zeggen dat het Parlement als medebeslissend wetgevingsorgaan niet in staat is om een vuist te maken. Er moeten maatregelen getroffen worden om aan deze toestand een einde te maken. 4-214
De Voorzitter. − Hartelijk dank voor deze overweging. Ik zal haar goed onthouden. Het Parlement heeft de agenda afgehandeld. De notulen van deze vergadering zullen aan het begin van de volgende vergaderperiode ter goedkeuring aan het Parlement worden voorgelegd1. 4-215
Onderbreking van de zitting 4-216
De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken. (De vergadering wordt om 17.35 uur gesloten.)
1
Bekendmaking van de gemeenschappelijke standpunten van de Raad – Machtiging tot het opstellen van initiatiefverslagen – In het register ingeschreven schriftelijke verklaringen (artikel 51 van het Reglement) – Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten – Samenstelling Parlement – Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen.
03/07/2003
65 INHOUD
VERGADERING VAN DONDERDAG 3 JULI 2003.. 5 Europese Centrale Bank 2002........................................ 5 Eurozone ...................................................................... 15 Verwelkoming ............................................................. 21 "Gender budgeting"...................................................... 21 Stemming ..................................................................... 25 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering ..................................................................................... 39 Situatie van vrouwen in plattelandsgebieden ............... 39 Veiligheid van autocars................................................ 47 Distributiecircuit voor Frans rundvlees........................ 49 Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (artikel 50 van het Reglement) ................................................. 52 Cambodja ..................................................................... 52 Laos.............................................................................. 55 Oeganda ....................................................................... 58 Stemming ..................................................................... 62 Onderbreking van de zitting......................................... 64