2002 - 2003
AANGENOMEN TEKSTEN van de vergadering van donderdag 13 februari 2003
P5_TA-PROV(2003)02-13
NL
VOORLOPIGE UITGAVE
PE 328.105
NL
INHOUDSOPGAVE AANGENOMEN TEKSTEN
P5_TA-PROV(2003)0058 Evaluatie van de strategie voor de interne markt 2002 (A5-0026/2003 - Rapporteur: Malcolm Harbour) Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: Evaluatie van de strategie voor de interne markt 2002 – de beloften nakomen (COM(2002) 171 – C5-0283/2002 – 2002/2143(COS))............................................................... 1 P5_TA-PROV(2003)0059 Bewaking van bossen en milieu-interacties ***I (A5-0022/2003 - Rapporteur: Encarnación Redondo Jiménez) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bewaking van bossen en milieuinteracties in de Gemeenschap (Forest Focus) (COM(2002) 404 – C5-0351/2002 – 2002/0164(COD)) ......................................................................................................................... 9 P5_TA-PROV(2003)0060 Reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden ***I (A5-0020/2003 - Rapporteur: Ulla Margrethe Sandbæk) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden (COM(2002) 120 – C5-0114/2002 – 2002/0052(COD)) ............................................................ 27 P5_TA-PROV(2003)0061 Preventie van en de beperking van de risico's die samenhangen met drugsverslaving * (A5-0021/2003 - Rapporteur: Minerva Melpomeni Malliori) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de preventie van en de beperking van de risico's die samenhangen met drugsverslaving (COM(2002) 201 – C5-0270/2002 – 2002/0098(CNS)) ........................... 42 P5_TA-PROV(2003)0062 De schadelijke gevolgen van niet-geëxplodeerde munitie (landmijnen en clustermunitie) en munitie met verarmd uranium (B5-0116, 0117, 0121, 0126, 0129, 0131/2003 - Rapporteur: ,) Resolutie van het Europees Parlement over de schadelijke gevolgen van nietgeëxplodeerde munitie (landmijnen en clustermunitie) en munitie met verarmd uranium ........ 58
PE 328.105\ I
NL
P5_TA-PROV(2003)0063 Borstimplantaten (A5-0008/2003 - Rapporteur: Catherine Stihler) Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie inzake communautaire en nationale maatregelen in verband met borstimplantaten (COM(2001) 666 – C5-0327/2002 – 2002/2171(COS))................................................................................... 61 P5_TA-PROV(2003)0064 Mensenrechten in Kazachstan en Centraal-Azië (B5-0135, 0136, 0143, 0144, 0147, 0150 en 0152/2003 - Rapporteur: Albert Jan Maat, John Bowis, Ari Vatanen, Jas Gawronski,) Resolutie van het Europees Parlement over mensenrechten in Kazachstan ............................... 66 P5_TA-PROV(2003)0065 Venezuela (B5-0134, 0137, 0141, 0146, 0149 en 0153/2003 - Rapporteur:) Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Venezuela ........................................ 69 P5_TA-PROV(2003)0066 Mensenrechten in Zimbabwe (B5-0112, 0138, 0142, 0145, 0148 en 0151/2003 - Rapporteur:) Resolutie van het Europees Parlement over de situatie inzake de rechten van mens in Zimbabwe.................................................................................................................................... 71 P5_TA-PROV(2003)0067 Crisis in de staalsector (B5-0133, 0139 en 0140/2003 - ) Resolutie van het Europees Parlement over de crisis in de staalsector....................................... 75
II /PE 328.105
NL
P5_TA-PROV(2003)0058 Evaluatie van de strategie voor de interne markt 2002 Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: Evaluatie van de strategie voor de interne markt 2002 – de beloften nakomen (COM(2002) 171 – C5-0283/2002 – 2002/2143(COS))
Het Europees Parlement, -
gezien de mededeling van de Commissie (COM(2002) 171 - C5-0283/2002,
-
gezien het Commissieverslag over het werkdocument inzake het scoreboard van de interne markt (mei 2002) (SEC(2002) 569),
-
gezien het Commissieverslag voor de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en sociaal comité over het tweede tweejaarlijks verslag over de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in de interne markt (COM(2002) 419),
-
gezien het Commissieverslag voor de Raad en het Europees Parlement over de toestand van de interne markt voor diensten, ingediend in het kader van de eerste fase van de internmarktstrategie voor de dienstensector (COM(2002) 441),
-
gezien werkdocument over het scoreboard van de interne markt nr. 11 (november 2002) (SEC(2002)1243),
-
gezien de ontwerpresoluties van: (a) José Manuel Garcia-Margallo y Marfil over verbetering van het ondernemersklimaat voor kleine bedrijven (B5-0683/2001), (b) Cristiana Muscardini over de behoefte aan harmonisatie van de nationale regelgeving inzake persoonlijke veiligheid (B5-0313/2002),
-
gezien de bezorgdheid waaraan uiting werd gegeven in zijn resoluties van 4 oktober 2001 over de mededeling van de Commissie getiteld: een internemarktstrategie voor de dienstensector1 en van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de strategie voor de Europese interne markt2,
-
gezien het advies van de Economische en monetaire commissie (CES 871/2002)3,
-
gelet op artikel 14 van het Verdrag,
-
gelet op artikel 47, lid 1 van het Reglement,
-
gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en het advies van de Economische en monetaire commissie (A5-0026/2003),
A.
overwegende dat de interne markt een hoeksteen van de Unie vormt en een uitzonderlijke prestatie op politiek en economisch terrein; en dat het jongste scoreboard
1
PB C 87 E van 11.4.2002, blz. 239. PB L 40 van 7.2.2001, blz. 465. 3 PB C 241 van 7.10.2002, blz. 180. 2
PE 328.105\ 1
NL
weer laat zien dat de consument en het bedrijfsleven in hoge mate gebaat zijn bij de interne markt op het punt van kwaliteit, keuze en prijs; B.
overwegende dat een volledig functionerende interne markt voor goederen en diensten een onlosmakelijk onderdeel vormt van de door de Europese Raad in Lissabon gestelde doelen voor een economische hervorming en dat de ontwikkeling van de interne markt voor diensten is aangewezen als het volgende primaire doel;
C.
overwegende dat uit een recentelijk door de Commissie gehouden studie blijkt dat de totstandbrenging van de interne markt voor financiële diensten de groei in de EU met 1,1% zou doen stijgen en het volume van de EU-economie met ongeveer 130 miljard euro zou doen toenemen,
D.
overwegende dat bij de voltooiing van de interne markt ook rekening moet worden gehouden met de verplichtingen die voortvloeien uit het EG-Verdrag, bijvoorbeeld uit artikel 158, voor het in heel Europa tot stand brengen van economische en sociale cohesie en een duurzame ontwikkeling,
E.
overwegende dat artikel 153 van het EG-Verdrag een hoog niveau van consumentenbescherming in de interne markt garandeert,
F.
overwegende dat het Europees Handvest voor kleine bedrijven, waartoe tijdens de Europese Raad in Feira werd besloten, aandringt op hervormingen gericht op voltooiing van een daadwerkelijke interne markt, die gebruikersvriendelijk is voor kleine bedrijven,
G.
overwegende dat in de dienstenmarkt nog vele belangrijke hindernissen voor het recht van vrij verkeer en vestiging bestaan, die vaak voortvloeien uit nationale, regionale en lokale regelgeving,
H.
overwegende dat omzetting en toepassing van de wetgeving in zeer uiteenlopende mate hebben plaatsgevonden, waarbij de slechte prestatie van een aantal lidstaten een krachtige rem betekent;
I.
overwegende dat het inroepen van vrijwaringsclausules door lidstaten afbreuk kan doen aan de uniformiteit van de Gemeenschapswetgeving; dat bovendien de procedurele waarborgen bij het inroepen van vrijwaringsclausules en het toezicht daarop onvoldoende zijn, waardoor het gevaar bestaat dat niet alle belanghebbende partijen worden betrokken bij de invulling van de vrijwaringsclausule door de lidstaten,
J.
overwegende dat bij ontstentenis van uniforme Europese normen en de toepassing van wederzijdse erkenning, de eisen van plaatselijke testmethodes en certificatie de bedrijfskosten sterk doen stijgen, waardoor de voltooiing van de interne markt wordt verhinderd;
K.
overwegende dat de lidstaten tijdens de Europese Raad in Feira hebben ingestemd met plannen voor het goedkoper en sneller starten van ondernemingen,
L.
overwegende dat de Commissie in 1999 een route heeft uitgestippeld voor de ontwikkeling van het internemarktbeleid, maar dat het gestelde doel niet werd gehaald;
2 /PE 328.105
NL
M.
overwegende dat de lidstaten zonder aansporing van Commissie of Parlement weinig geneigd zijn om de interne markt verder te ontwikkelen;
Steun voor de internemarktstrategie 1.
bevestigt zijn krachtige steun aan de internemarktstrategie en dringt er bij de Raad en de Commissie op aan om de voltooiing van de interne markt en de lancering van het initiatief voor de interne markt voor diensten tot hoofddoelstelling te maken van de economische top van 2003;
2.
betreurt het dat er een zo grote kloof bestaat tussen de steun van de Raad voor de doelstellingen van de Europese Raad in Lissabon en de terughoudendheid van de lidstaten om hervormingen ten uitvoer te leggen; en is van mening dat de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan een omvangrijk plan om deze kloof te overbruggen, via het inschakelen van alle Europese instellingen en consumenten-, werknemers- en bedrijfsorganisaties in een efficiënt partnerschap;
3.
is ingenomen met de oprichting van de mededingingsraad, en gaat ervan uit dat dit een verandering van politieke prioriteiten betekent en niet alleen een bestuurlijke aanpassing en dringt er krachtig op aan dat de lidstaten interne-marktkwesties met voortvarendheid opnemen binnen het kader van de economische hervorming;
4.
dringt er bij alle lidstaten op aan de omzetting van internemarktrichtlijnen te bespoedigen en betreurt het dat, volgens het recentste scorebord van de interne markt van november 2002, regeringen op het gebied van uitvoering achterlopen op de planning en dat 2,1% van de wetgeving nog niet is omgezet; stelt tevens vast dat twee van de grootste economieën, Frankrijk en Duitsland, het verst van het doel verwijderd zijn;
5.
verzoekt de Commissie om exact vast te stellen waarom lidstaten in gebreke blijven om communautaire wetgeving ten uitvoer te leggen en welke belemmeringen voor de tenuitvoerlegging van deze wetgeving bestaan en is van mening dat de lidstaten hun verzuim om de wet ten uitvoer te leggen moeten verantwoorden in een verslag aan de Commissie dat op elke Economische Top wordt ingediend en besproken;
6.
roept de lidstaten op om het inroepen van vrijwaringsclausules tot een minimum te beperken en roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat er voldoende waarborgen worden gecreëerd voor de invulling van vrijwaringsclausules door de lidstaten en het toezicht daarop;
7.
dringt er bij de Commissie op aan in eerste instantie te zoeken naar pragmatische oplossingen voor het probleem van de niet-omzetting en tegelijkertijd te werken aan verhoging van de snelheid en doeltreffendheid van de afwikkeling van de inbreukprocedures en met het gerecht van eerste aanleg te werken aan de ontwikkeling van procedures voor versnelde controle, zonodig aangevuld met strafmaatregelen en tenslotte de door het Parlement goedgekeurde voorstellen in kwestie, ten uitvoer te leggen;
PE 328.105\ 3
NL
8.
acht het noodzakelijk een onderzoek in te stellen naar de doeltreffendheid van het systeem van strafmaatregelen en boetes van het gerecht, om het systeem te verbeteren, prioritaire zaken in een versneld tempo af te handelen en invoeringsdeadlines vast te stellen, gevolgd door snelle procedures voor het opleggen van boetes;
9.
is van mening dat in de toetsing van alle communautaire wetgeving en van plannen ter vereenvoudiging en verbetering ervan (betere regelgeving) een toets moet worden opgenomen van verenigbaarheid met de interne markt; steunt maatregelen ter verbetering van de omzetting van interne-marktmaatregelen en uitbanning van onnodig ingewikkelde omzettingen (vergulding); dringt er bij de nationale parlementen op aan zich actiever op te stellen bij het waarborgen van tijdige en correcte uitvoering van interne-marktrichtlijnen;
10.
beklemtoont dat de strikte toepassing van mededingingsregels, zowel op Europees als op nationaal niveau, essentieel is om te garanderen dat bedrijven, in het bijzonder kleine bedrijven, maximaal in de gelegenheid worden gesteld hun activiteiten uit te breiden en overal in de interne markt op billijke voorwaarden te concurreren;
11.
is van mening dat burgers en consumenten recht hebben op meer informatie over de niet-omzetting door de lidstaten van wetgeving inzake de interne markt;
12.
is van mening dat het Parlement, de Commissie en de lidstaten, samen met consumenten-, werknemers- en bedrijfsorganisaties moeten samenwerken om de voordelen van de interne markt uit te dragen en ondernemingen aan te moedigen de geboden mogelijkheden ten volle te benutten;
13.
wijst de bewering van de Commissie van de hand dat Parlement en Raad evenveel schuld dragen aan het niet-halen van een aantal doelen; wijst er in dit verband op dat vrijwel alle doelen die de Commissie als niet gehaald opvoert, zijn gemist als gevolg van de langzame vorderingen binnen de Raad;
14.
spoort de Commissie aan met de lidstaten samen te werken op het vlak van een consistente benadering van de omzetting van internemarktwetgeving; wijst in het bijzonder op de noodzaak van een consistente omzetting van nieuwe wettelijke kaderregelingen voor elektronische handel, elektronische communicatie, copyright en gegevensbescherming;
15.
steunt de strategie van de Commissie om de kandidaat-landen te helpen in hun voorbereiding op de interne markt; benadrukt in het bijzonder het belang van opleidingsprogramma's voor ambtenaren in de kandidaat-landen en herinnert eraan dat actieve betrokkenheid van de kandidaat-landen bij vraagstukken op het gebied van de interne markt van bijzonder groot belang is;
Gerichte acties ter ondersteuning van de interne-marktstrategie 16.
dringt er bij de lidstaten op aan de hoogste prioriteit te geven aan een juiste en nietdiscriminatoire toepassing van de interne-marktregels en ondersteunende diensten aan te bieden die burgers en ondernemingen moeten helpen gebruik te maken van hun rechten in het kader van de interne markt;
4 /PE 328.105
NL
17.
dringt erop aan dat de Commissie er in het bijzonder op toeziet dat de in het kader van het Actieplan financiële diensten goedgekeurde wetgeving binnen de voorgeschreven termijnen wordt omgezet, omdat anders de mogelijkheden van een geïntegreerde financiële markt niet ten volle worden benut;
18.
beklemtoont het belang van consistente regels en procedures inzake gegevensbescherming voor het efficiënt functioneren van de interne markt; roept de Commissie met klem op in haar aanstaande herziening van Richtlijn 95/46/EG1 (algemene richtlijn gegevensbescherming) steun te verlenen aan de interne markt voor gegevensuitwisseling en -overdracht; verzoekt in het bijzonder om een consistente benadering van consumenteninformatie en eenvoudige gemeenschappelijke procedures voor meldingen aan gegevensbeschermingsautoriteiten;
19.
bevestigt zijn steun voor SOLVIT (Effectieve probleemoplossing in de interne markt) en de herstart van de informatiedienst voor de burger; stelt voor dat de mededingingsraad regelmatig verslagen ontvangt van deze netwerken en een snel optreden stimuleert om problemen die zich voordoen, op te lossen;
20.
neemt kennis van de bijzondere maatregelen die de Commissie heeft opgenomen in de strategie die begin 2004 tot resultaat moet hebben geleid en beklemtoont nogmaals zijn bereidheid om met Commissie en Raad samen te werken bij het bereiken van deze doelstellingen;
21.
is evenwel van mening dat het niet volstaat de lidstaten te verzoeken om uiterlijk in juni 2003 maatregelen te nemen om de oprichting van besloten vennootschappen op kortere termijn en tegen lagere kosten en met minder kapitaal mogelijk te maken, maar dat ook studie moet worden gemaakt van de bestaande belemmeringen voor de oprichting van alle kleine ondernemingen, ook eenmansbedrijven, en dat er initiatieven geformuleerd moeten worden om deze belemmeringen weg te nemen, onder meer door gebruikmaking van de IT-sector en internet;
22.
spreekt zijn voldoening uit over de recente vorderingen bij de liberalisering van de markten voor gas en elektriciteit en bij de regeling van het luchtvervoer, als gevolg waarvan enkele van de belangrijkste doelstellingen die zijn vastgesteld tijdens de Europese Raad van Barcelona verwezenlijkt kunnen worden;
23.
dringt er bij de Raad op aan de discussie over het gemeenschapsoctrooi onverwijld af te ronden;
24.
doet een beroep op de Commissie intensiever te werken aan de vereenvoudiging van het logge BTW-stelsel en er bij voorstellen voor nieuwe wetgeving voor te zorgen dat het werkelijke effect op het bedrijfsleven, en met name op het MKB, grondiger wordt geëvalueerd;
25.
verzoekt de Commissie in toekomstige scoreboardverslagen een kosten/batenanalyse op te nemen van de omzetting van internemarktwetgeving op de gebieden werkgelegenheid, groei, BBP en concurrentievermogen van de EU-economie, alsook een becijfering van de kosten van niet-omzetting van deze wetgeving;
1
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. PE 328.105\ 5
NL
26.
verzoekt de Commissie met het Parlement een tweede interne-marktforum te organiseren, waarin burgers en bedrijfsleven, met name het MKB, hun zorgen naar voren kunnen brengen en over oplossingen kunnen debatteren;
27.
nodigt de lidstaten uit bij gelegenheid van de economische top van 2003 opnieuw toe te zeggen de interne markt in het tiende jaar van zijn bestaan zal zijn voltooid, door middel van de ondertekening van een plechtige verklaring met als doel het verbeteren en versnellen van de voltooiing van de interne markt voor goederen en diensten ten behoeve van burgers;
28.
roept de Europese Conventie op het probleem van de niet-omzetting van communautaire wetgeving aan te pakken en desbetreffend voorstellen te doen;
Interne markt voor de dienstensector 29.
is krachtig voorstander van initiatieven die moeten leiden tot het ontstaan van een interne markt voor de dienstensector, zoals bepleit in zijn genoemde resolutie van 4 oktober 2001;
30.
verheugt zich over de degelijke analyse die de Commissie in haar verslag van 2002 maakt van de stand van zaken met betrekking tot de interne markt voor de dienstensector, maar toont zich bezorgd over omvang en complexiteit van de opgespoorde obstakels, die hun weerslag hebben op de Europese economie als geheel;
31.
merkt op dat een voluit functionerende interne markt voor de dienstensector de keuze van de consument zal vergroten en het hem mogelijk zal maken diensten te ontvangen in andere lidstaten; wacht, in verband met de ontwikkeling van een interne markt voor medische diensten, met belangstelling het resultaat af van het bezinningsproces over de mobiliteit van patiënten en ontwikkelingen in de gezondheidszorg dat op hoog niveau plaatsvindt en in 2003 moet worden afgerond;
32.
wijst erop dat van de vier vrijheden van de interne markt het vrij verkeer van personen het minst succesvol is; spoort derhalve de lidstaten, het Parlement en de Commissie aan vergaande maatregelen te nemen teneinde de erkenning van in andere lidstaten behaalde diploma's te vergemakkelijken; wijst er met nadruk op dat verduidelijking nodig is van de richtlijnen waarin de regels zijn opgenomen die van toepassing op werknemers die in andere lidstaten zijn gevestigd;
33.
is verheugd over de nieuwe aanpak van de Commissie van de de facto belemmeringen voor het vrij verkeer van personen uit hoofde van verschillen tussen fiscale stelsels op het vlak van pensioenen en auto's; spoort de Commissie aan de maatregelen die genoemd worden in de mededelingen over deze thema's, uit te voeren;
34.
dringt er bij de Raad op aan onverwijld een gemeenschappelijk standpunt in nemen over het voorstel voor een verordening inzake verkoopbevordering en de interne markt; verzoekt de Commissie de werkzaamheden van de Raad te ondersteunen door permanent studie te maken van het profijt van een interne markt van verkoopbevordering, speciaal gericht op kleine en middelgrote ondernemingen en op de consument;
6 /PE 328.105
NL
35.
dringt er met kracht op aan dat de mededingingsraad nogmaals uiting geeft aan de loyaliteit van de lidstaten aan de beginselen van land van herkomst en wederzijdse erkenning, als fundament voor de voltooiing van de interne markt van goederen en diensten;
36.
is ingenomen met de voorstellen voor een horizontaal instrument ter waarborging van het vrij verkeer van diensten in de vorm van wederzijdse erkenning, waarbij automatische erkenning zoveel mogelijk moet worden aangemoedigd, administratieve samenwerking en, indien onvermijdelijk, harmonisatie;
37.
is van mening dat de lidstaten onmiddellijk moeten beginnen met controles van hun wetgeving voor dienstverleners zodat een einde kan worden gemaakt aan protectionistische, discriminatoire en arbitraire praktijken en aan moeizame en ondoorzichtige procedures; doet een beroep op de mededingingsraad deze opvatting te onderschrijven en dringt erop aan dat kandidaat-lidstaten hetzelfde doen;
38.
is van mening dat de lidstaten de vrijheid van vestiging, eenvoudige oprichting van bedrijven en filialen moeten bevorderen door middel van modernisering en vereenvoudiging van hun wetgeving en het aanmoedigen van ondernemerschap, zodat een krachtige impuls kan worden gegeven aan de dienstensector in de interne markt;
39.
verzoekt de Commissie in haar binnenkort verschijnende Groenboek voorstellen op te nemen die kleine en middelgrote ondernemingen kunnen stimuleren de mogelijkheden die de interne markt van de dienstensector biedt, ten volle te benutten;
Wederzijdse erkenning 40.
is van mening dat de beginselen van land van oorsprong en wederzijdse erkenning weliswaar essentieel zijn voor de voltooiing van de interne markt voor goederen en diensten, maar dat doelen van openbaar belang, in het bijzonder de consumentenbescherming, zonodig gewaarborgd moeten worden door harmonisatie van de nationale regelingen;
41.
is van mening dat wederzijdse erkenning een nog doeltreffender instrument van de interne markt kan worden als de lidstaten dat beginsel naar behoren zouden toepassen en de nationale wetgeving van overlappende bepalingen zouden ontdoen;
42.
steunt de wederzijdse erkenning van gedragscodes op sectoraal en ondernemingsniveau die ontwikkeld zijn ter vervanging van of aanvulling op EU-wetgeving;
43.
wijst erop dat wederzijdse erkenning een sleutelrol speelt bij het ontstaan van een Europese markt voor diensten; verklaart nogmaals de wederzijdse erkenning in de financiële dienstverlening te steunen, zoals duidelijk werd door de steun aan het actieplan voor de financiële diensten en de mededeling van de Commissie over e-commerce en financiële diensten (COM(2001) 66); ° °
° PE 328.105\ 7
NL
44.
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van de lidstaten.
8 /PE 328.105
NL
P5_TA-PROV(2003)0059 Bewaking van bossen en milieu-interacties ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bewaking van bossen en milieuinteracties in de Gemeenschap (Forest Focus) (COM(2002) 404 – C5-0351/2002 – 2002/0164(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 4041), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 175 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0351/2002), – gelet op artikel 67 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0022/2003), 1. is van oordeel dat het bij dit verslag gevoegd financieel memorandum, desnoods via een verlaging van de kredieten voor andere beleidsmaatregelen, of met een beroep op de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999, verenigbaar is met het maximum van rubriek 3, 2. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
3. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 20 E van 28.1.2003, blz. 67. PE 328.105\ 9
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendementen van het Parlement
Amendement 1 Titel Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus)
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap, en maatregelen ter voorkoming van bosbranden. (Forest Focus)
Amendement 2 Overweging 1 (1) Bossen spelen een belangrijke multifunctionele rol in de maatschappij. Afgezien van hun aanzienlijke functie bij de ontwikkeling van plattelandsgebieden zijn bossen van zeer grote waarde voor het natuurbehoud, spelen zij een belangrijke rol bij de instandhouding van het milieu, zijn zij essentiële schakels in de koolstofcyclus en vormen zij significante koolstofputten en een kritische controlefactor in de waterkringloop.
(1) Bossen spelen een belangrijke multifunctionele rol in de maatschappij. Afgezien van hun grote sociale en economische betekenis en hun aanzienlijke functie bij de ontwikkeling van plattelandsgebieden, die voor hun voortbestaan sterk afhankelijk kunnen zijn van de aanwezigheid en de goede conditie van nabijgelegen bossen, zijn bossen van zeer grote waarde voor het natuurbehoud, spelen zij een belangrijke rol bij de instandhouding van het milieu, zijn zij essentiële schakels in de koolstofcyclus en vormen zij significante koolstofputten en een kritische controlefactor in de waterkringloop.
Amendement 3 Overweging 2 bis (nieuw) (2 bis) Om het aantal branden en de omvang van de bosbranden en de verbrande oppervlakten te verminderen, moet de communautaire bijdrage worden toegespitst op bestrijding van de oorzaken van bosbranden, op maatregelen ter voorkoming van deze branden en op maatregelen voor de bewaking van de bossen. Amendement 4 10 /PE 328.105
NL
Overweging 2 ter (nieuw) (2 ter) De bescherming van de bossen tegen brand is een bijzonder belangrijke en urgente zaak voor de Gemeenschap, die de inspanningen van de lidstaten moet coördineren en een grotere bijdrage dient te leveren aan de activiteiten die de lidstaten ontplooien om deze bescherming te verbeteren. Amendement 5 Overweging 4 (4) In het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap wordt vastgesteld dat het noodzakelijk is bij uitwerking, uitvoering en evaluatie van milieubeleidsmaatregelen uit te gaan van een op kennis gebaseerde benadering en in het bijzonder de meervoudige taken van bossen te bewaken overeenkomstig de aanbevelingen van de ministeriële conferenties over de bescherming van bossen in Europa, het bossenforum van de Verenigde Naties, het Verdrag inzake biodiversiteit en andere fora.
(4) In het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap wordt vastgesteld dat het noodzakelijk is bij uitwerking, uitvoering en evaluatie van milieubeleidsmaatregelen uit te gaan van een op kennis gebaseerde benadering en in het bijzonder de meervoudige taken van bossen te bewaken overeenkomstig de aanbevelingen van de ministeriële conferenties over de bescherming van bossen in Europa, het bossenforum van de Verenigde Naties, het Verdrag inzake biodiversiteit, het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en andere fora.
Amendement 6 Overweging 5 bis (nieuw) (5 bis) Doelmatige en kosteneffectieve maatregelen moeten met de bestaande acties worden samengevoegd, met het oog op de bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van de bosbouw, overeenkomstig de bosbouwstrategie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Amendement 7 Overweging 7 (7) Beide verordeningen lopen op 31 december 2002 af en het is in het algemeen belang van de Gemeenschap de
(7) Beide verordeningen zijn op 31 december 2002 afgelopen. Gelet op de schade die aan de Europese bossen is PE 328.105\ 11
NL
bewakingsactiviteiten die bij deze verordeningen waren vastgesteld voort te zetten en verder te ontwikkelen, door deze verordeningen in te passen in een nieuwe actie onder de naam "Bossen in het brandpunt".
toegebracht door atmosferische vervuiling en bosbranden, blijft het echter in het algemeen belang van de Gemeenschap de preventie- en bewakingsactiviteiten die bij deze verordeningen waren vastgesteld voort te zetten en verder te ontwikkelen, door deze verordeningen in te passen in een nieuwe actie onder de naam "Bossen in het brandpunt".
Amendement 8 Overweging 7 bis (nieuw) (7 bis) De Europese bosgebieden, met name in Zuid-Europa, zijn gevoelig voor de risico's van bosbranden en hechten bijzonder aan de voortzetting en ontwikkeling van een specifiek en duidelijk beleid van de Europese Unie met betrekking tot de bestrijding van bosbranden, dat tot nu toe was gebaseerd op Verordening (EEG) nr. 2158/92. Amendement 9 Overweging 8 (8) De maatregelen in het raam van de actie voor bosbewaking met het oog op het gevaar van bosbranden dienen ter aanvulling van de maatregelen die met name getroffen zijn krachtens de bepalingen van Beschikking van de Raad 1999/847/EG van 9 december 1999 betreffende een communautair actieprogramma voor civiele bescherming, Verordening van de Raad (EG) nr. 1257/1999 van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen en Verordening van de Raad (EEG) nr. 1615/89 van 29 mei 1989 tot instelling van een Europees informatie- en communicatiesysteem voor de bosbouw (EFICS).
12 /PE 328.105
NL
(8) De maatregelen in het raam van de actie voor preventie en bosbewaking met het oog op het gevaar van bosbranden dienen ter aanvulling van de maatregelen die met name getroffen zijn krachtens de bepalingen van Beschikking van de Raad 1999/847/EG van 9 december 1999 betreffende een communautair actieprogramma voor civiele bescherming, Verordening van de Raad (EG) nr. 1257/1999 van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen en Verordening van de Raad (EEG) nr. 1615/89 van 29 mei 1989 tot instelling van een Europees informatie- en communicatiesysteem voor de bosbouw (EFICS), dat mede de ontwikkeling moet omvatten van campagnes voor de voorlichting en bewustmaking van de burger; derhalve is het noodzakelijk dit systeem de benodigde financiële middelen
te verstrekken, teneinde het functioneren ervan te garanderen. Amendement 10 Overweging 8 bis (nieuw) (8 bis) Het Europees Parlement hecht bijzonder aan zijn rechten van medewetgever op het gebied van de risicopreventie van bosbranden. Alle in het kader van Verordening (EG) nr. 2158/92, die op 31 december 2002 is verstreken, gesteunde acties moeten dus in het kader van deze verordening worden voortgezet, teneinde de nodige democratische controle te garanderen. Amendement 11 Overweging 9 bis (nieuw) (9 bis) De bossen in de ultraperifere regio's van de Europese Unie beschikken over een grote ecologische rijkdom en diversiteit en daarom is het wenselijk specifieke maatregelen in het kader van het milieubeleid te nemen. Amendement 12 Overweging 10 (10) Om het algeheel inzicht in de relatie tussen bossen en milieu te verdiepen, dient de actie tevens de bewaking van andere belangrijke factoren zoals biodiversiteit, koolstofopslag, klimaatverandering en bodembescherming te omvatten. Daarom moet men zorgen voor acties met een ruimere reeks doelstellingen en een flexibele implementatie, daarbij voortbouwend op de resultaten die met de Verordeningen (EEG) nr. 3528/86 en (EEG) nr. 2158/92 zijn bereikt. Gezorgd moet worden voor een passende, financieel efficiënte bewaking van bossen en milieu-interacties.
(10) Om het algeheel inzicht in de relatie tussen bossen en milieu te verdiepen, overeenkomstig de toezeggingen die zijn gedaan in het kader van een groot aantal internationale verdragen, dient de actie tevens de bewaking van andere belangrijke factoren zoals biodiversiteit, koolstofopslag, de gevolgen van klimaatverandering en bodembescherming te omvatten. Daarom moet men tevens zorgen voor acties met een ruimere reeks doelstellingen en een flexibele implementatie, daarbij voortbouwend op de resultaten die met de Verordeningen (EEG) nr. 3528/86 en (EEG) nr. 2158/92 zijn bereikt. Gezorgd moet worden voor een passende, financieel efficiënte bewaking van bossen en milieu-interacties.
PE 328.105\ 13
NL
Amendement 13 Overweging 10 bis (nieuw) (10 bis) De voorgestelde bewakingsactiviteit zou in belangrijke mate kunnen voorzien in de bewakingsbehoeften die voortvloeien uit andere verplichtingen van de Europese Unie, zoals het Europees Programma inzake Klimaatverandering1, de strategie van de Europese Unie inzake biodiversiteit2 en de corresponderende biodiversiteitsactieplannen, het zesde milieuactieprogramma, Richtlijn 92/43/EG inzake de habitat3, de bodemstrategie en de weldra aan te vangen werkzaamheden betreffende de bodembewaking. 1
COM (2000) 88 def.
2
COM (1998) 42 def.
3
Richtlijn 92/43/EG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.)
Amendement 14 Overweging 12 (12) De Commissie wordt belast met de coördinatie van, het toezicht op en het verder uitbouwen van de actie door een wetenschappelijk coördinatieorgaan en moet haar eigen studies, experimenten en demonstratieprojecten uitvoeren.
Schrappen
Amendement 15 Overweging 15 bis (nieuw) (15 bis) De financiering na 2006 moet afhankelijk zijn van de goedkeuring van de begrotingsautoriteit en van de tussentijdse evaluatie van het programma Amendement 46 Overweging 21 bis (nieuw) (21 bis) In het licht van het subsidiariteitsbeginsel is het van fundamenteel belang dat aan de 14 /PE 328.105
NL
autoriteiten van de lidstaten ten volle gelegenheid wordt geboden bij te dragen tot de formulering van de in deze verordening voorziene uitvoeringsmaatregelen, gezien het specifieke karakter ervan. Derhalve is het wenselijk dat de in deze verordening voorziene uitvoeringsmaatregelen bij wijze van uitzondering worden onderworpen aan de procedure van het regelgevend comité, overeenkomstig artikel 5 van besluit 1999/468/EG. Amendement 16 Overweging 25 bis (nieuw) (25 bis) Gezien het feit dat de bosbouwacties in het kader van de hervormingen van Agenda 2000 een sterk versnipperd karakter hadden, verdient het aanbeveling voor alle communautaire bosbouwacties een slagzin te introduceren (“Forest Focus”), dat op borden, documenten en aankondigingen moet worden aangebracht. Amendement 17 Artikel 1 Hierbij wordt een communautaire actie ingesteld voor een breed opgezette, geharmoniseerde en alomvattende, langdurige bewaking van de toestand van bosecosystemen (hierna te noemen "de actie") ter bevordering van de tenuitvoerlegging van bewakingsactiviteiten, in het bijzonder op de volgende gebieden:
Rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel wordt hierbij een communautaire actie ingesteld voor een breed opgezette, geharmoniseerde en alomvattende, langdurige bewaking van de toestand van bossen (hierna te noemen "de actie"), ter ondersteuning van nationale beleidsmaatregelen op het gebied van de bosbouw in de lidstaten en met inachtneming van de bijzondere ecologische kenmerken in de ultraperifere regio's van de Europese Unie en ter
a) bewaking en bescherming van bossen tegen luchtverontreiniging;
a) voortzetting en ontwikkeling van: - bewaking van de gevolgen van luchtverontreiniging en andere stoffen of factoren die invloed hebben op bossen, zoals biotische en abiotische factoren en factoren van antropogenetische oorsprong; - bewaking en bescherming van bossen tegen brand en be aking an f t di PE 328.105\ 15
NL
tegen brand en bewaking van factoren die branden kunnen veroorzaken en de gevolgen van branden; - brandpreventiemaatregelen. b) bewaking en bescherming van bossen tegen branden;
b) ontwikkeling, in overleg met het Permanent comité voor de bosbouw, van bewaking van biodiversiteit, klimaatverandering, koolstofsekwestratie, de bodem en de beschermende functies van de bossen;
c) bewaking van biodiversiteit, klimaatverandering, koolstofsekwestratie en de bodem;
c) doorlopende evaluatie van de doeltreffendheid van de bewakingsactiviteiten bij de beoordeling van de gesteldheid van bossen en de verdere ontwikkeling van de bewakingsactiviteit, zowel op communautair als op grensoverschrijdend niveau.
d) doorlopende evaluatie van de doeltreffendheid van de bewakingsactiviteiten bij de beoordeling van de gesteldheid van bosecosystemen en de verdere ontwikkeling van de bewakingsactiviteit.
De doeltreffendheid van de actie wordt voortdurend geëvalueerd. Bij de actie wordt beoordeeld welke informatie inzake bodem, koolstofsekwestratie, klimaatverandering en biodiversiteit benodigd is, en wordt vervolgens geëvalueerd en beoordeeld of het haalbaar is bewakingsinstrumenten in te voeren die in aanmerkelijke mate kunnen voorzien in de behoeften op deze gebieden. De actie houdt rekening met, en is waar mogelijk gekoppeld aan reeds bestaande en geplande nationale, Europese en wereldwijde controlemechanismen. De resultaten van de actie dienen voorts in overeenstemming te zijn met de relevante internationale overeenkomsten.
De actie verschaft betrouwbare en vergelijkbare gegevens en informatie omtrent de gesteldheid van bosecosystemen en schadelijke invloeden die de bosecosystemen in de Gemeenschap schade berokkenen. Tevens helpt zij lopende communautaire maatregelen ter bevordering van behoud en duurzaam beheer van bossen te evalueren, waarbij bijzondere nadruk ligt op acties ter vermindering van voor bosecosystemen schadelijke effecten.
Amendement 18 Artikel 2, lid 1, letter f) f) de dynamiek van bosbranden en hun gevolgen voor bosecosystemen te bestuderen;
f) de dynamiek van bosbranden, hun oorzaken en hun gevolgen voor bossen te bestuderen;
Amendement 19 Artikel 2, lid 1, letter g) 16 /PE 328.105
NL
g) indicatoren en methodologieën voor een cumulatieve risicobeoordeling te ontwikkelen.
g) indicatoren, alsmede methodologieën voor een risicobeoordeling met betrekking tot meervoudige milieudruk op bossen in temporeel en ruimtelijk opzicht te ontwikkelen.
Amendement 20 Artikel 3, lid 1 1. Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1. Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
a) “Bosecosystemen”: bossen, d.w.z. gebieden met een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) van meer dan 10 procent en een oppervlakte van meer dan 0,5 ha, waar de bomen in volwassen staat in situ een hoogte van minstens 5 m kunnen bereiken en overige bosgebieden, zijnde percelen met hetzij een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) waar 5 tot 10% van de bomen in volwassen staat in situ een hoogte van 5 m kunnen bereiken, hetzij gebieden met een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) waar meer dan 10 procent van de bomen in volwassen staat in situ niet een hoogte van 5 m kunnen bereiken (bijvoorbeeld dwerg- of onvolgroeide bomen) of met struik- of heesterbedekking;
a) “Bossen”: d.w.z. gebieden met een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) van meer dan 10 procent en een oppervlakte van meer dan 0,5 ha, waar de bomen in volwassen staat in situ een hoogte van minstens 5 m kunnen bereiken. Deze gebieden kunnen bestaan hetzij uit gesloten bosformaties waar bomen van verschillende hoogte en onderhout een groot percentage van de bodem bedekken, hetzij uit open bosformaties met een doorlopende vegetatiebedekking waarin de boomkruinbedekking groter is dan 10%. Jonge natuurlijke opstand en alle aanplantingen voor bosbouwdoeleinden die nog geen kruindichtheid van 10% of een boomhoogte van 5 m hebben bereikt, worden als bos beschouwd en dat geldt ook voor normaliter van het bosgebied deel uitmakende oppervlakten die door ingrijpen van de mens of door natuurlijke oorzaken tijdelijk ontbost zijn, maar die naar verwachting weer bebost zullen raken;
b) "Ecosysteem": een dynamisch complex van leefgemeenschappen van planten, dieren en micro-organismen en hun nietlevende omgeving die met hun wisselwerkingen een functionele eenheid vormen;
b) "Overige bosgebieden": percelen met hetzij een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) waar 5 tot 10% van de bomen in volwassen staat in situ een hoogte van 5 m kunnen bereiken, hetzij gebieden met een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) waar meer dan 10% van de bomen in volwassen staat in situ niet een hoogte van 5 m kunnen bereiken (bijvoorbeeld dwerg- of onvolgroeide bomen) of met struik- of PE 328.105\ 17
NL
heesterbedekking; c) "Uitbouw van de actie": wil zeggen de uitwerking en vaststelling van nieuwe bewakingsactiviteiten;
c) "Uitbouw van de actie": wil zeggen de uitwerking en vaststelling van nieuwe bewakingsactiviteiten;
d) "Verbetering van de actie": wil zeggen de optimalisering van reeds ontplooide activiteiten.
d) "Bosbrand": een brand die uitbreekt en zich verspreidt in een bos of bosgebied of die uitbreekt op overige gebieden en zich uitbreidt naar bossen of bosgebieden; d bis) "Gekoppeld aan een geografisch referentiekader": betrekking hebbend op een specifiek geografisch gebied waarbinnen gegevens zijn of andere informatie is vergaard. Het bedoelde gebied kan groter zijn dan het gebied of het punt waarover de gegevens/informatie zijn/is vergaard, bijvoorbeeld ter waarborging van de anonimiteit van de bron van de vergaarde gegevens/informatie.
2. Bossen, als bedoeld in lid 1, onder a), kunnen bestaan hetzij uit gesloten bosformaties waar bomen van verschillende hoogte en onderhout een groot percentage van de bodem bedekken, hetzij uit open bosformaties met een doorlopende vegetatiebedekking waarin de boomkruinbedekking groter is dan 10 procent. Jonge natuurlijke opstand en alle aanplantingen voor bosbouwdoeleinden die nog geen kruindichtheid van 10 procent of een boomhoogte van 5 m hebben bereikt, worden als bos beschouwd en dat geldt ook voor normaliter van het bosgebied deel uitmakende oppervlakten die door ingrijpen van de mens of door natuurlijke oorzaken tijdelijk ontbost zijn, maar die naar verwachting weer bebost zullen raken.
Amendement 21 Artikel 5, lid 1 1. Voortbouwend op de resultaten van Verordening (EEG) nr. 2158/92, wordt door de actie een informatiesysteem gecontinueerd en verder ontwikkeld om 18 /PE 328.105
NL
1. Voortbouwend op de resultaten van Verordening (EEG) nr. 2158/92, wordt door de actie een informatiesysteem gecontinueerd en verder ontwikkeld om
vergelijkbare informatie over bosbranden op communautair niveau te verzamelen.
vergelijkbare informatie over bosbranden op communautair niveau , en met name over de voor bosbranden risicogevoelige gebieden in de Europese Unie, alsook op grensoverschrijdend niveau en met name in landen die grenzen aan lidstaten. De actie zet ook de in deze verordening opgenomen preventiemaatregelen voort.
Amendement 22 Artikel 5, lid 3 3. Op hun verzoek kunnen de lidstaten deelnemen aan de maatregelen en activiteiten bedoeld in de leden 1 en 2.
3. De lidstaten kunnen deelnemen aan de maatregelen en activiteiten bedoeld in de leden 1 en 2.
Amendement 23 Artikel 6 1. Om de in artikel 1, onder c) beschreven doelstellingen te kunnen verwezenlijken, voert de Commissie studies, experimenten en demonstratieprojecten uit om de actie verder uit te bouwen en in het bijzonder om: a) de kennis van de toestand van bosecosystemen alsmede van de relatie tussen de toestand van bosecosystemen en natuurlijke en antropogene belastingen, te vergroten; b) de effecten van klimaatverandering op bosecosystemen waaronder de bosdiversiteit, te evalueren;
1. Om de in artikel 1, onder b) beschreven doelstellingen te kunnen verwezenlijken, voert de Commissie samen met de lidstaten studies, experimenten en demonstratieprojecten uit om de actie zowel op communautair als op grensoverschrijdend niveau verder uit te bouwen en in het bijzonder om: a) de kennis van de toestand van bossen alsmede van de relatie tussen de toestand van bossen en natuurlijke en antropogene belastingen, te vergroten; b) de effecten van klimaatverandering op bossen waaronder de bosdiversiteit, te evalueren;
c) belangrijke structurele en functionele ecosysteemelementen die als indicatoren voor de beoordeling van de toestand en trends van de biodiversiteit van bosecosystemen worden gebruikt, vast te stellen;
c) belangrijke structurele en functionele ecosysteemelementen die als indicatoren voor de beoordeling van de toestand en trends van de biodiversiteit van bossen worden gebruikt, vast te stellen;
d) de wisselwerking tussen bossen en milieu te bestuderen.
d) de wisselwerking tussen bossen en milieu te bestuderen.
2. Op basis van de resultaten van de in lid 1 beschreven maatregelen kan de
2. Parallel aan de in lid 1 beschreven maatregelen kunnen de lidstaten, op PE 328.105\ 19
NL
Commissie de lidstaten vragen studies, experimenten, demonstratieprojecten of een bewakingstestfase uit te voeren.
verzoek van de Commissie of op eigen initiatief, studies, experimenten, demonstratieprojecten verwezenlijken of een bewakingstestfase uitvoeren.
3. De in de leden 1 en 2 beschreven maatregelen helpen nieuwe in de actie op te nemen bewakingsactiviteiten af te bakenen, nadat passende handleidingen zijn goedgekeurd. Bij de uitbouw van de actie houdt de Commissie rekening met zowel de wetenschappelijke als de financiële behoeften en beperkingen.
3. De in de leden 1 en 2 beschreven maatregelen helpen nieuwe in de actie op te nemen bewakingsactiviteiten af te bakenen, nadat passende handleidingen zijn goedgekeurd. Bij de uitbouw van de actie houdt de Commissie rekening met zowel de wetenschappelijke als de financiële behoeften en beperkingen.
4. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van de leden 1, 2 en 3 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.
4. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van de leden 1, 2 en 3 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2. 4 bis. De nieuwe bewakingsactiviteiten en het tijdschema voor de invoering ervan worden gecoördineerd met de overige initiatieven en voorstellen die de Commissie voorbereidt op het gebied van biodiversiteit, klimaatverandering, koolstofsekwestratie en bodembescherming.
Amendement 24 Artikel 7, lid 1, alinea 1, inleidende formule 1. Om de in artikel 1, onder d) beschreven doelstellingen te kunnen verwezenlijken en in aanvulling op de acties beschreven in artikel 6 voert de Commissie studies, experimenten en demonstratieprojecten uit:
1. Om de in artikel 1, onder c) beschreven doelstellingen te kunnen verwezenlijken en in aanvulling op de acties beschreven in artikel 6 voert de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten, studies, experimenten en demonstratieprojecten uit:
Amendement 25 Artikel 7, lid 1 bis 1 bis. Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 1, onder c), en artikel 6, kunnen de lidstaten in hun nationale programma’s studies, experimenten en proefprojecten opnemen die betrekking hebben op de in lid 1 vermelde terreinen.
20 /PE 328.105
NL
Amendement 26 Artikel 8, lid 2 2. De nationale programma's worden aan de Commissie voorgelegd binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening en daarna vóór 1 november van het jaar dat aan de begindatum van elke driejarige periode voorafgaat.
2. De nationale programma's worden aan de Commissie voorgelegd binnen 60 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening en daarna vóór 1 november van het jaar dat aan de begindatum van elke driejarige periode voorafgaat.
Amendement 27 Artikel 8, lid 3 3. De lidstaten passen hun nationale, door de Commissie goedgekeurde programma's aan, in het bijzonder om verlenging van de bewakingsactiviteit die in overeenstemming met artikel 6 is ontwikkeld, mogelijk te maken.
3. De lidstaten passen hun toekomstige nationale programma's aan, met het oog op goedkeuring door de Commissie, in het bijzonder ter beoordeling van mogelijke bewakingsactiviteiten die in overeenstemming met artikel 6 zijn ontwikkeld in het licht van de opgedane ervaringen, en wel na definitieve vaststelling hiervan.
Amendement 28 Artikel 8, lid 4 4. De nationale programma's worden, wanneer zij worden ingediend bij de Commissie, vergezeld van een evaluatie ex ante. De lidstaten voeren eveneens tussentijdse evaluaties uit aan het einde van het derde jaar van de periode beschreven in artikel 12 en aan het einde van die periode evaluaties ex post.
4. De nationale programma's worden, wanneer zij worden ingediend bij de Commissie, vergezeld van een externe evaluatie ex ante. De lidstaten voeren eveneens tussentijdse evaluaties uit aan het einde van het derde jaar van de periode beschreven in artikel 12 en aan het einde van die periode evaluaties ex post.
Amendement 29 Artikel 8, lid 6 6. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 tot en met 4 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.
6. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 tot en met 4 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2, rekening houdend met de mogelijkheden in de bestaande nationale acties en de Forest Resources Assessment (FRA) van de FAO in de lidstaten, ter vermijding van extra administratieve kosten. PE 328.105\ 21
NL
Amendement 30 Artikel 9 1. De Commissie is belast met het coördineren, volgen en uitbouwen van de actie en brengt verslag over die werkzaamheden uit.
1. De Commissie is, in nauwe samenwerking met de lidstaten, belast met het coördineren, volgen en uitbouwen van de actie en brengt via het Permanent Comité voor de Bosbouw verslag over die werkzaamheden uit.
2. De Commissie evalueert de gegevens op communautair niveau en draagt zorg voor de evaluatie van de verzamelde gegevens en informatie op communautair niveau.
2. De Commissie evalueert, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de gegevens op communautair niveau en draagt, overeenkomstig artikel 15, zorg voor de evaluatie van de verzamelde gegevens en informatie op communautair niveau.
3. Voor het verrichten van de taken vastgelegd in de leden 1 en 2 richt de Commissie een wetenschappelijk coördinatieorgaan op, eventueel binnen het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, dat door gedecentraliseerde thematische centra kan worden ondersteund
3. Voor het verrichten van de taken vastgelegd in de leden 1 en 2 wordt de Commissie bijgestaan door het Europees Milieuagentschap.
Bij het verrichten van haar rapportagetaken als vastgelegd in lid 1 wordt de Commissie bijgestaan door het Europees Milieuagentschap. 4. Voor het uitbouwen van de actie en met het oog op de evaluatie van de verzamelde gegevens, alsmede voor de publicatie van resultaten van de gegevensevaluatie kan de Commissie onderzoekinstituten en deskundigen raadplegen en contracteren.
4. Voor het uitbouwen van de actie en met het oog op de evaluatie van de verzamelde gegevens, alsmede voor de publicatie van resultaten van de gegevensevaluatie kan de Commissie, met instemming van het Permanent Comité voor de Bosbouw, via een aanbestedingsprocedure geselecteerde onderzoekinstituten en deskundigen raadplegen en contracteren rekening houdend met de verschillende bossen in de Europese Unie.
Amendement 31 Artikel 9, lid 4 bis (nieuw) 4 bis. Besluiten over de in de leden 1-4 bedoelde maatregelen neemt de Commissie samen met de lidstaten en met instemming van het Permanent Comité voor de
22 /PE 328.105
NL
Bosbouw. Amendement 32 Artikel 9, lid 4 ter en quater (nieuw) 4 ter. Om te voldoen aan de in lid 1 bepaalde verplichting van informatieverstrekking, wordt de Commissie bijgestaan door het Europees Milieuagentschap. 4 quater. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van lid 3 worden vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 17, lid 2 genoemde procedure. Amendement 33 Artikel 11, lid 1 1. Om te voldoen aan de verplichtingen van de Gemeenschap aangaande de bescherming en het duurzaam beheer van bossen, werkt de Commissie, met name wat de doelstellingen beschreven in artikel 1 betreft, samen met andere instanties op internationaal of pan-Europees niveau.
1. Om te voldoen aan de verplichtingen van de Gemeenschap aangaande de bescherming en het duurzaam beheer van bossen, werken de Commissie en de lidstaten, met name wat de doelstellingen beschreven in artikel 1 betreft, samen met andere instanties op internationaal of panEuropees niveau.
Amendement 47 Artikel 12, lid 3 3. De Commissie betaalt de communautaire bijdrage tot de subsidiabele kosten aan de lidstaten.
3. De Commissie betaalt de communautaire bijdrage tot de subsidiabele kosten aan de lidstaten. Bij de toewijzing van de financiële middelen wordt bijzondere aandacht besteed aan een evenwichtige verdeling tussen de in lid 2, onder a), b) en c) vermelde activiteiten, teneinde de continuïteit en doeltreffendheid van deze activiteiten te waarborgen.
Amendement 35 Artikel 13 1. De financiële middelen voor de tenuitvoerlegging van de actie voor het tijdvak 2003-2006 bedragen € 52 miljoen. Vervolgens zullen voor het tijdvak
1. Het financiële kader voor de tenuitvoerlegging van de actie voor het tijdvak 2003-2006 bedraagt 67 miljoen EUR, op voorwaarde dat de PE 328.105\ 23
NL
2007-2008, behoudens goedkeuring door de begrotingsautoriteit, in aanvulling op het jaarlijkse bedrag van € 13miljoen, eventueel vereiste extra financiële middelen beschikbaar worden gesteld.
Begrotingsautoriteit instemt met passende financiering in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de financiële vooruitzichten. Vervolgens wordt voor het tijdvak 2007-2008, behoudens goedkeuring door de begrotingsautoriteit, het bedrag verhoogd ter dekking van de kosten van nieuwe acties.
2. De in lid 1 vastgestelde financiële middelen worden verhoogd ingeval nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden.
2. De in lid 1 vastgestelde financiële middelen worden proportioneel verhoogd ingeval nieuwe lidstaten aan de actie deelnemen, waarbij tevens een corresponderende aanpassing plaatsvindt van het financiële plafond.
3. De begrotingsautoriteit keurt jaarlijkse toewijzingen goed binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
3. De begrotingsautoriteit keurt jaarlijkse toewijzingen goed in de jaarlijkse begrotingsprocedure en binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
Amendement 48 Artikel 15, lid 1, alinea 1 1. Via de nationale coördinatiecentra zenden de lidstaten het wetenschappelijk coördinatieorgaan jaarlijks, tezamen met een bijbehorend verslag, de gegevens toe die in het kader van de actie zijn verzameld.
1. Via de nationale coördinatiecentra zenden de lidstaten de Commissie jaarlijks, tezamen met een bijbehorend verslag, de gegevens toe die in het kader van de actie zijn verzameld.
Amendement 36 Artikel 15, lid 1, alinea 2 De aan een geografisch referentiekader gekoppelde gegevens worden aan de Commissie verzonden door middel van computertelecommunicatie en/of elektronische technologie. De Commissie stelt het formaat en de bijzonderheden vast die voor de verzending nodig zijn.
De aan een geografisch referentiekader gekoppelde gegevens worden aan de Commissie verzonden door middel van computertelecommunicatie en/of elektronische technologie. De Commissie stelt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, het formaat en de bijzonderheden vast die voor de verzending nodig zijn.
Amendement 37 Artikel 15, lid 2 2. De lidstaten verspreiden de verzamelde gegevens op actieve wijze overeenkomstig gemeenschappelijke formaten en normen en via elektronische databases met een geografisch referentiekader die voor het 24 /PE 328.105
NL
2. De lidstaten verspreiden de verzamelde gegevens op actieve wijze overeenkomstig gemeenschappelijke formaten en normen en via elektronische databases met een geografisch referentiekader die worden
publiek gemakkelijk toegankelijk zijn.
beheerd overeenkomstig het Verdrag van Aarhus en de communautaire voorschriften inzake toegang tot milieuinformatie.
Amendement 38 Artikel 15, lid 3 3. Het recht van de Commissie om de verzamelde gegevens te gebruiken en te verspreiden wordt niet beperkt, zodat een betere evaluatie van de gegevens wordt bevorderd en van het gebruik van de gegevens de hoogst mogelijke toegevoegde waarde wordt verkregen, zulks overeenkomstig het Verdrag van Aarhus.
3. Het recht van de Commissie om de verzamelde gegevens te gebruiken en te verspreiden wordt niet beperkt, zodat een betere evaluatie van de gegevens wordt bevorderd en van het gebruik van de gegevens de hoogst mogelijke toegevoegde waarde wordt verkregen, zulks overeenkomstig het Verdrag van Aarhus en de communautaire voorschriften inzake toegang tot milieu-informatie.
Amendement 39 Artikel 16, lid 3, alinea 1 3. Elke lidstaat stelt een verslag op over de nationale situatie ten aanzien van kwesties waarop de artikel 6, lid 3 bedoelde bewakingsactiviteiten betrekking hebben.
3. Elke lidstaat stelt een verslag op over de nationale situatie ten aanzien van kwesties waarop de artikel 6, lid 3 bedoelde bewakingsactiviteiten betrekking hebben, en wel na definitieve vaststelling hiervan.
Amendement 40 Artikel 17, lid 2 2. Telkens wanneer wordt verwezen naar het onderhavige lid zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 daarvan.
2. Telkens wanneer wordt verwezen naar het onderhavige lid zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 daarvan.
Amendement 49 Artikel 17, lid 3 3. 3. De periode bedoeld in artikel 4, lid 3 van Besluit 1999/468/EG wordt vastgesteld op twee maanden.
3. 3. De periode bedoeld in artikel 5, lid 6 van Besluit 1999/468/EG wordt vastgesteld op twee maanden.
Amendement 42 Artikel 18
PE 328.105\ 25
NL
Zes maanden te rekenen van de datum die is vastgesteld voor de verzending van de verslagen bedoeld in artikel 16, lid 1 en rekening houdend met alle verslagen die krachtens artikel 16 worden verzonden, legt de Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de tenuitvoerlegging van de actie, tezamen met een evaluatie van de actie tot dusver (tussentijdse evaluatie).
Zes maanden te rekenen van de datum die is vastgesteld voor de verzending van de verslagen bedoeld in artikel 16, lid 1 en rekening houdend met alle verslagen die krachtens artikel 16 worden verzonden, legt de Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de tenuitvoerlegging van de actie, tezamen met een voorstel voor een evaluatie van de actie tot dusver (tussentijdse evaluatie). Deze evaluatie is met name gericht op de ervaringen die zijn opgedaan met de nieuwe modules op het gebied van de biodiversiteit, de gevolgen voor de klimaatverandering en de bodembescherming.
Amendement 43 Artikel 20, letter b) bis (nieuw) b bis) andere Europese landen, op basis van vrijwilligheid en op eigen kosten.
26 /PE 328.105
NL
P5_TA-PROV(2003)0060 Reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden (COM(2002) 120 – C5-0114/2002 – 2002/0052(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 1201), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 179, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0114/2002), – gelet op artikel 67 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5-0020/2003), 1. is van mening dat het financiële kader van 73,95 miljoen euro alleen overeenstemt met het plafond van rubriek 4 van de financiële vooruitzichten indien de begrotingsautoriteit besluit tot een verlaging van de kredieten voor andere beleidsgebieden of indiende bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 worden toegepast; 2. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 3. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 151 E van 25.6.2002, blz. 260. PE 328.105\ 27
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendementen van het Parlement
Amendement 1 Overweging 1 (1) De Europese Gemeenschap maakt zich grote zorgen over de reproductieve en seksuele gezondheid van vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 49 jaar in ontwikkelingslanden. De hoge moedersterfte- en ziektecijfers en het gebrek aan een compleet aanbod van veilige en betrouwbare diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid ondermijnen de inspanningen om de economische ontwikkeling te stimuleren, meer kansen te creëren en inkomstenbronnen in ontwikkelingslanden te waarborgen.
(1) De Europese Gemeenschap maakt zich grote zorgen over de reproductieve en seksuele gezondheid van vrouwen en mannen met name in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 49 jaar in ontwikkelingslanden. De hoge moedersterfte- en ziektecijfers en het gebrek aan een compleet aanbod van veilige en betrouwbare diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheidzorg, leveringen, voorlichting en de verspreiding van HIV/AIDS ondermijnen de inspanningen om armoede uit te bannen, de duurzame ontwikkeling te stimuleren, meer kansen te creëren en inkomstenbronnen in ontwikkelingslanden te waarborgen.
Amendement 2 Overweging 2 (2) De persoonlijke keuzevrijheid, door voldoende toegang tot informatie en dienstverlening in verband met vraagstukken op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten, is een belangrijke factor van vooruitgang en ontwikkeling.
(2) De persoonlijke keuzevrijheid, door voldoende toegang tot informatie, onderwijs en dienstverlening in verband met vraagstukken op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten, is een belangrijke factor van vooruitgang en ontwikkeling en vereist overheidsmaatregelen en het nemen van individuele verantwoordelijkheid,
Amendement 3 Overweging 3 (3) Het recht op een goede gezondheid is een fundamenteel mensenrecht, erkend in artikel 25 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens. Dit recht wordt eenvijfde van de wereldbevolking ontzegd.
28 /PE 328.105
NL
(3) Het recht op een zo hoog mogelijk niveau van lichamelijke en geestelijke gezondheid is een fundamenteel mensenrecht, dat in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 25 van de Universele Verklaring van de rechten van de
mens. Dit recht wordt eenvijfde van de wereldbevolking ontzegd. Amendement 8 Overweging 5 (5) De Gemeenschap is vastbesloten volledig bij te dragen tot de verwezenlijking van de aan het begin van het millennium vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen, namelijk vermindering van de moedersterfte met driekwart en wereldwijde bevordering van de toegang tot de reproductieve gezondheidszorg.
(9) De Gemeenschap en haar lidstaten zijn vastbesloten volledig bij te dragen tot de verwezenlijking van de aan het begin van het millennium vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen, namelijk vermindering van de moedersterfte met driekwart, gelijke behandeling voor mannen en vrouwen en wereldwijde bevordering van de toegang tot de seksuele en reproductieve gezondheidszorg.
Amendement 7 Overweging 6 (6) De Gemeenschap en haar lidstaten hebben in hoge mate bijgedragen tot de bredere inspanningen ter ondersteuning van beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden, en moeten op dit vlak een leidende rol blijven spelen;
(8) De Gemeenschap en haar lidstaten blijven in hoge mate bijdragen tot de bredere inspanningen ter ondersteuning van beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden, en zeggen toe op dit vlak een leidende rol te blijven spelen waarbij voorrang zal worden gegeven aan gezondheidszorg als onderdeel van een algemeen beleid ter bestrijding van armoede;
Amendement 6 Overweging 6 bis (nieuw) (6 bis) De artikelen 25, lid 1, onder c) en d) en 31, onder b, punt iii) van de Partnerschapsovereenkomst ACS-EU die in juni 2002 in Cotonou is ondertekend, beogen duidelijk de integratie van de strategieën om de toegang tot fundamentele sociale dienstverlening te verbeteren. Amendement 5 Overweging 7 (7) Zowel het Europees Parlement, als de Raad hebben een oproep gedaan voor
(6) Zowel het Europees Parlement, als de Raad hebben een oproep gedaan voor PE 328.105\ 29
NL
grotere inspanningen van de Gemeenschap op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden.
grotere inspanningen van de Gemeenschap op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden.
Amendement 10 Overweging 8 (8) De Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling, die in 1994 in Caïro plaatsvond en die in 1999 een vervolg kreeg, zette een ambitieuze agenda uit voor de aanpak van de bevolkingsaanwas en vraagstukken op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten.
(11) De Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (ICPD), die in 1994 in Cairo plaatsvond en de ICPD + 5 in 1999 zetten een ambitieuze agenda uit. De Gemeenschap en haar lidstaten handhaven hun verbondenheid met de specifieke doelstelling van reproductieve gezondheid waarover tijdens de ICPD overeenstemming werd bereikt, namelijk om via eerstelijns gezondheidszorgstelsels reproductieve gezondheidszorg toegankelijk te maken voor eenieder in de desbetreffende leeftijdsgroep, en wel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in 2015 (Actieprogramma ICPD, punt 7.6).
Amendement 12 Overweging 9 (9) Sinds de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling is de nodige vooruitgang geboekt, maar er moet nog veel worden gedaan om te waarborgen dat iedere vrouw de kans krijgt haar zwangerschap probleemloos te doorlopen en in veilige omstandigheden te bevallen, en om tegemoet te komen aan de behoeften van adolescenten en een einde te maken aan geweld tegen en misbruik van vrouwen.
(13) Sinds de ICPD is de nodige vooruitgang geboekt, maar er moet nog veel worden gedaan om te waarborgen dat iedere vrouw de kans krijgt haar zwangerschap probleemloos te doorlopen en in veilige omstandigheden te bevallen, en om tegemoet te komen aan de behoeften van adolescenten op het vlak van seksuele en reproductieve gezondheid en een einde te maken aan geweld tegen en misbruik van vrouwen, ook tijdens de vlucht en in oorlogssituaties.
Amendement 9 Overweging 9 bis (nieuw) (9 bis) Tijdens de Conferentie in Monterrey werd overeengekomen dat de verhoogde ontwikkelingshulp en de verlichting van de schuldenlast ten goede zouden komen aan betere gezondheidszorg en beter onderwijs; de 30 /PE 328.105
NL
Unie moet een belangrijke rol spelen bij het onderzoek hoe de verhoogde ontwikkelinghulp doeltreffender kan worden ingezet voor een betere duurzame ontwikkeling, Amendement 4 Overweging 10 (10) De Gemeenschap eerbiedigt het recht van eenieder vrij te besluiten over aantal kinderen en geboortespreiding. Zij veroordeelt iedere schending van de mensenrechten in de vorm van verplichte abortus, gedwongen sterilisatie, kindermoord of het verstoten, in de steek laten of slecht behandelen van ongewenste kinderen als middel om de bevolkingsaanwas onder controle te houden.
(5) De Gemeenschap en haar lidstaten eerbiedigen het recht van eenieder vrij te besluiten over aantal kinderen en geboortespreiding. Zij veroordeelt iedere schending van de mensenrechten in de vorm van verplichte abortus, gedwongen sterilisatie, kindermoord of het verstoten, in de steek laten of slecht behandelen van ongewenste kinderen als middel om de bevolkingsaanwas onder controle te houden.
Amendement 15 Overweging 11 (11) Regelingen ter bevordering van sterilisatie of abortus als methode voor geboorteplanning en oneigenlijke methoden voor het testen van anticonceptiemiddelen in ontwikkelingslanden komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van deze verordening.
(16) Regelingen ter bevordering van sterilisatie of abortus en oneigenlijke methoden voor het testen van anticonceptiemiddelen in ontwikkelingslanden komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van deze verordening. Bij het ten uitvoer leggen van samenwerkingmaatregelen, dient de op de ICPD, met name in punt 8.25, genomen beslissing dat abortus nooit mag worden gepropageerd als methode voor geboorteplanning, streng in acht te worden genomen. Post-abortusadviezen, voorlichting en geboorteplanningdiensten moeten snel ter beschikking worden gesteld, dit zal bijdragen tot het voorkomen van latere abortussen.
Amendement 11 Overweging 11 bis (nieuw) (11 bis) De EU moet zich houden aan de beginselen waarover overeenstemming is bereikt op de ICPD en op de ICPD + 5 en PE 328.105\ 31
NL
doet een beroep op de internationale gemeenschap, met name de geïndustrialiseerde landen, om gezamenlijk een passend gedeelte van de in het actieprogramma van Caïro vastgestelde financiële last op zich te nemen Amendement 19 Overweging 12 (12) Verordening (EG) nr. 1484/97 van de Raad van 22 juli 1997 betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma’s, die van toepassing is tot en met 31 december 2002, wordt door de voorliggende verordening overbodig en kan derhalve worden ingetrokken.
(20) Verordening (EG) nr. 1484/97 van de Raad van 22 juli 1997 betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma’s, die van toepassing is tot en met 31 december 2002, wordt door de voorliggende verordening overbodig en kan derhalve worden ingetrokken. De ervaring die is opgedaan bij de toepassing ervan dient haar weerslag te vinden in de toepassing van de nieuwe verordening.
Amendement 20 Overweging 13 (13) Deze verordening legt, voor de gehele looptijd van het daarbij vastgestelde programma, een financieel kader vast dat, in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure, voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.
(21) Deze verordening legt, voor de gehele looptijd van het daarbij vastgestelde programma, een financieel kader vast dat, in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure, voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.
Amendement 13 Overweging 13 bis (nieuw) (13 bis) De ononderbroken aanvoer, beschikbaarheid en betaalbaarheid van doeltreffender en aanvaardbaarder voorbehoedsmiddelen en middelen ter bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, zoals HIV/AIDS, is van vitaal belang bij het bereiken van de ICPD-doeleinden; het 32 /PE 328.105
NL
betekent voldoende aanvoer van en keuze uit hoogwaardige producten die gerelateerd zijn aan de reproductieve gezondheid, voor ieder die daaraan behoefte heeft. Deze vorm van veiligheid behoeft niet alleen de producten zelf, maar ook planning, financiering, en aanvoer en levering op de juiste plaats en het juiste tijdstip. Amendement 21 Overweging 14 (14) Aangezien de voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen beheermaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, dienen deze maatregelen volgens de in artikel 4 van genoemd besluit bepaalde procedures te worden vastgesteld.
(22) Aangezien de voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen beheermaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, dienen deze maatregelen volgens de in artikel 4 van genoemd besluit bepaalde procedures te worden vastgesteld.
Amendement 14 Overweging 14 bis (nieuw) (14 bis) Op de Vrouwenconferentie van Beijing van de VN in 1995 en op Beijing + 5 werden de doelstellingen van het ICPD-actieprogramma bevestigd, waarin werd erkend dat onveilige abortuspraktijken het leven van een groot aantal vrouwen in gevaar brengen en dat sterfte en invaliditeit kunnen worden voorkomen door maatregelen in het reproductieve gezondheidsstelsel die veiligheid en doeltreffendheid bevorderen, Amendement 22 Overweging 15 (15) Overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag, kan het doel van de voorgestelde maatregel,
(23) Overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag, kan het doel van de voorgestelde maatregel, PE 328.105\ 33
NL
namelijk de bevordering van de seksuele en reproductieve gezondheid en de eerbiediging van de daarmee verband houdende rechten, met name in de ontwikkelingslanden, niet door optreden van de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt en dient dit derhalve, gezien de schaal en de effecten van de voorgestelde maatregel, te worden verwezenlijkt door optreden van de Gemeenschap. Deze verordening beperkt zich tot het minimum dat nodig is om dit doel te verwezenlijken en gaat derhalve niet verder dan noodzakelijk met het oog op dat doel,
namelijk de bevordering van de seksuele en reproductieve gezondheid en de eerbiediging van de daarmee verband houdende rechten, met name in de ontwikkelingslanden, niet door optreden van de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt en dient dit derhalve, gezien de schaal en de effecten van de voorgestelde maatregel, te worden verwezenlijkt door optreden van de Gemeenschap. Deze verordening beperkt zich tot het minimum dat nodig is om dit doel te verwezenlijken en gaat derhalve niet verder dan noodzakelijk met het oog op dat doel,
Amendement 16 Overweging 16 bis (nieuw) (16 bis) De ervaring wijst uit dat bevolkings- en ontwikkelingsprogramma’s het doeltreffendst zijn wanneer stappen zijn ondernomen om de status van vrouwen te verbeteren (ICPD-actieprogramma, punt 4.1). De gelijkheid van man en vrouw is een voorwaarde voor een betere reproductieve gezondheid en mannen moeten de volle verantwoordelijkheid nemen voor hun seksuele en reproductieve gedrag (ICPD, punt 4.25),
Amendement 17 Overweging 16 ter (nieuw) (16 ter) De doeltreffendheid van de programma's tot ondersteuning van op nationaal niveau gevoerde strategieën ter verbetering van de reproductieve en seksuele gezondheid in ontwikkelingslanden hangt voor een deel af van een verbeterde coördinatie van hulp op zowel Europees als internationaal niveau, met name met de VN-agentschappen, -fondsen en -programma's en meer in het bijzonder met het VN-fonds voor bevolkingsvraagstukken. 34 /PE 328.105
NL
Amendement 18 Overweging 16 quater (nieuw) (19) Aanbieders van reproductieve gezondheidszorg moeten een hoofdrol spelen bij het voorkomen van HIV/AIDS en andere seksueel overdraagbare aandoeningen.
Amendement 23 Artikel 1, lid 2 2. De Gemeenschap verstrekt financiële bijstand en passende knowhow met het oog op de bevordering van de erkenning van reproductieve en seksuele rechten, veilig moederschap en universele toegang tot een alomvattend aanbod van veilige en betrouwbare diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid.
2. De Gemeenschap verstrekt financiële bijstand en passende knowhow met het oog op de bevordering van een holistische aanpak en van de erkenning van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten, zoals gedefinieerd in het ICPDactieprogramma alsmede veilig moederschap en universele toegang tot een alomvattend aanbod van veilige en betrouwbare diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid.
Amendement 24 Artikel 2, letter b) b) vrouwen, mannen en adolescenten toegang bieden tot een alomvattend aanbod van veilige en betrouwbare diensten en producten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid;
b) vrouwen, mannen en adolescenten toegang bieden tot een alomvattend aanbod van hoogwaardige, veilige, toegankelijke, betaalbare en betrouwbare diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid, alsmede tot producten, onderwijs en voorlichting, met inbegrip van informatie over allerlei methoden van gezinsplanning;
Amendement 25 Artikel 2, letter c) c) de moedersterftecijfers terugdringen, met name in landen en onder bevolkingsgroepen die daardoor zwaar worden getroffen.
c) de moedersterfte- en ziektecijfers terugdringen, met name in landen en onder bevolkingsgroepen die daardoor zwaar worden getroffen. PE 328.105\ 35
NL
Amendement 26 Artikel 3, lid 1, inleidende formule 1 De financiële steun van de Gemeenschap is bestemd voor specifieke projecten die de in artikel 2 (1) hierboven beschreven doelstellingen bevorderen en, in het bijzonder, voor projecten die erop gericht zijn:
1 De financiële steun van de Gemeenschap is bestemd voor specifieke projecten, gericht op de armste en kwetsbaarste lagen van de bevolking in zowel landelijke als stedelijke gebieden, die de in artikel 2 hierboven beschreven doelstellingen bevorderen en, in het bijzonder, voor projecten die erop gericht zijn:
Amendement 27 Artikel 3, lid 1, letter b) b) te waarborgen dat arme mensen beter toegang krijgen tot kwalitatief hoogstaande reproductieve- en seksuelegezondheidszorgdiensten, met name door hen een keuze te bieden uit diverse anticonceptiemiddelen en door preventie en diagnose van seksueel overgedragen infecties;
b) betere toegang te waarborgen tot kwalitatief hoogstaande reproductieve- en seksuele-gezondheidszorgdiensten, met name door hun een keuze te bieden uit diverse anticonceptiemiddelen en door preventie en diagnose van seksueel overgedragen infecties, zoals HIV/AIDS, en door het aanbod van advies en onderzoek op basis van vrijwilligheid en vertrouwelijkheid;
Amendement 28 Artikel 3, lid 1, letter c) c) adolescenten te voorzien van de nodige informatie, diensten en vaardigheden om hun reproductieve en seksuele gezondheid te beschermen en ongewenste zwangerschappen te voorkomen;
c) zowel adolescenten als jonge volwassenen onderwijs te bieden waarbij de samenhang tussen geboorteplanning, reproductieve gezondheid, seksueel overdraagbare aandoeningen en de invloed van HIV/AIDS op de samenleving centraal staat, en ze te voorzien van de nodige informatie, diensten en vaardigheden om hun reproductieve en seksuele gezondheid te beschermen en ongewenste zwangerschappen te voorkomen en ze volledig te betrekken bij ontstaan en uitvoering van dergelijke programma's;
Amendement 29 36 /PE 328.105
NL
Artikel 3, lid 1, letter d) d) op te treden tegen schadelijke praktijken, zoals verminking van de vrouwelijke genitaliën;
d) op te treden tegen praktijken die schadelijk zijn voor de seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen, adolescenten en kinderen, zoals verminking van de vrouwelijke genitaliën, seksueel geweld, kinderhuwelijken en huwelijken op jonge leeftijd;
Amendement 30 Artikel 3, lid 1, letter e) e) de beschikbaarheid te waarborgen van meer doeltreffende, betaalbare en aanvaarde anticonceptiemethoden en bescherming tegen seksueel overgedragen infecties;
e) de permanente aanvoer, beschikbaarheid en betaalbaarheid te waarborgen van meer doeltreffende en aanvaarde anticonceptiemethoden en bescherming tegen seksueel overgedragen infecties, zoals HIV/AIDS;
Amendement 31 Artikel 3, lid 1, letter f) f) alomvattende programma’s te bevorderen voor de gezondheid van moeders, de verstrekking van zwangerschapszorg en de totstandkoming van een beroepsvereniging van opgeleide verloskundigen;
f) alomvattende programma’s te bevorderen voor de gezondheid van moeders, met inbegrip van de verstrekking van hoogwaardige zwangerschapszorg, verloskundige hulp en post-natale zorg en de totstandkoming/uitbreiding van een vereniging van opgeleide verloskundigen;
Amendement 32 Artikel 3, lid 1, letter g) g) obstetrische hulp te verschaffen in noodgevallen, alsmede kraamzorg, met bijzondere aandacht voor de preventie en behandeling van bloedingen, hoge bloeddruk en infecties.
g) doeltreffende obstetrische hulp te verschaffen in noodgevallen, alsmede kraamzorg, onder andere bij complicaties door onveilige abortus;
Amendement 33 Artikel 3, lid 1, letter g) bis (nieuw) g bis) het aantal onveilige abortussen te verminderen door het terugdringen van PE 328.105\ 37
NL
ongewenste zwangerschappen via het aanbieden van voorlichting over geboorteplanning, begripvolle raad en informatie, zoals over de toepassing van anticonceptie en door investering in de opleiding en uitrusting van deskundig medisch personeel ter behandeling van complicaties als gevolg van onveilige abortussen, onder aanvaardbare hygiënische en veiligheidsvoorwaarden;
Amendement 34 Artikel 3, lid 2 2. Om het bovenstaande te implementeren dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan de verbetering van de gezondheidszorgstelsels in ontwikkelingslanden. Voorts dienen alle maatregelen, willen de verbetering van gezondheid en welzijn duurzaam zijn, te worden geïmplementeerd in samenhang met brede investeringen in de sociale sector, met inbegrip van onderwijs, gemeenschapsactie, gelijkheid en genderaspecten, verbetering van het milieu, economisch welzijn, voedselveiligheid en voeding.
2. Om het bovenstaande te implementeren dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan de verbetering van de gezondheidszorgstelsels in ontwikkelingslanden. Tijdens dit proces dient de participatie en de raadpleging van plaatselijke gemeenschappen, gezinnen en belanghebbenden te worden gewaarborgd, met bijzondere aandacht voor armen, vrouwen en jongeren. Voorts dienen alle maatregelen, willen de verbetering van gezondheid en welzijn duurzaam zijn, te worden geïmplementeerd in samenhang met brede investeringen in de sociale sector, met inbegrip van onderwijs, gemeenschapsactie, gelijkheid en genderaspecten, verbetering van het milieu, economisch welzijn, voedselveiligheid en voeding.
Amendement 35 Artikel 4, lid 1, letter b) b) technische bijstand, opleiding of andere diensten;
b) technische bijstand, opleiding, adviesverlening of andere diensten;
Amendement 37 Artikel 5, lid 3 bis (nieuw) 3 bis. In de context van de acties waarnaar verwezen wordt in artikel 3, lid 1, onder b) t/m g) zal ernaar gestreefd worden het optreden dat gericht is op de 38 /PE 328.105
NL
reproductieve en seksuele gezondheid en rechten te combineren met activiteiten ter bestrijding van ziektes, die het gevolg zijn van armoede.
Amendement 38 Artikel 6, lid 1, letter e) e) internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties en VN-organisaties, ontwikkelingsbanken, financiële instellingen, wereldwijde initiatieven, internationale publieke/particuliere partnerschappen;
e) internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties en VN-organisaties, -fondsen en -programma's en ontwikkelingsbanken, financiële instellingen, wereldwijde initiatieven, internationale publieke/particuliere partnerschappen;
Amendement 46 Artikel 10, lid 1 (1) Het financiële kader voor de uitvoering van deze verordening in de periode van 2003 tot en met 2006 wordt hierbij vastgesteld op …. miljoen euro [besluit over de jaarlijkse beleidsstrategie voor 2003].
(1) Het financiële kader voor de uitvoering van deze verordening in de periode van 2003 tot en met 2006 wordt hierbij vastgesteld op 73,95 miljoen euro. De jaarlijkse allocatie geschiedt niet dan na overeenstemming van de begrotingsautoriteit inzake de passende financieringsmiddelen uit hoofde van de financiële vooruitzichten of met behulp van de instrumenten in het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999.
Amendement 40 Artikel 11, lid 2 2. De jaarlijkse gedachtewisseling met de lidstaten vindt plaats op basis van een presentatie door de vertegenwoordiger van de Commissie van de strategische programmeringsrichtlijnen voor de uit te voeren acties, binnen het kader van het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité.
2. De jaarlijkse gedachtewisseling met de lidstaten vindt plaats op basis van een presentatie door de vertegenwoordiger van de Commissie van de strategische programmeringsrichtlijnen voor de uit te voeren acties, binnen het kader van het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité. Het comité brengt over deze zaken advies uit volgens de beheersprocedure, waarnaar verwezen wordt in artikel 13, leden 2 en 3.
Amendement 41 PE 328.105\ 39
NL
Artikel 12, lid 2 2. Besluiten betreffende acties waarvoor financiering krachtens deze verordening meer dan € 5 miljoen bedraagt, evenals alle wijzigingen van bedoelde acties die een overschrijding met meer dan 20% van het oorspronkelijk voor de betrokken actie vastgestelde bedrag met zich brengen, worden overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, aangegeven procedure goedgekeurd.
2. Besluiten betreffende acties waarvoor financiering krachtens deze verordening meer dan 3 miljoen euro bedraagt, evenals alle wijzigingen van bedoelde acties die een overschrijding met meer dan 20% van het oorspronkelijk voor de betrokken actie vastgestelde bedrag met zich brengen, worden overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, aangegeven procedure goedgekeurd.
Amendement 42 Artikel 12, lid 3 3. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van besluiten en wijzigingen van deze acties voor bedragen van € 5 miljoen of minder.
3. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van besluiten en wijzigingen van deze acties voor bedragen van 3 miljoen euro of minder.
Amendement 43 Artikel 14, lid 1 1. Na elk begrotingsjaar legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag voor over het EG-beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, met daarin informatie over de in de loop van dat begrotingsjaar gefinancierde acties en de conclusies van de Commissie betreffende de uitvoering van deze verordening in het voorgaande begrotingsjaar. Het overzicht bevat met name informatie over de sterke en zwakke punten van de acties, de organisaties waarmee contracten zijn gesloten en de resultaten van eventuele onafhankelijke evaluaties van specifieke acties.
1. Na elk begrotingsjaar legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag voor over het EG-beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, met daarin informatie over de richtsnoeren voor haar jaarlijkse indicatieve strategisch programma, in de loop van dat begrotingsjaar gefinancierde acties en de conclusies van de Commissie betreffende de uitvoering van deze verordening in het voorgaande begrotingsjaar. Het overzicht bevat met name informatie over de sterke en zwakke punten van de acties, de organisaties waarmee contracten zijn gesloten en de bedragen die met deze contracten gemoeid zijn, alsmede de resultaten van eventuele onafhankelijke evaluaties van specifieke acties.
Amendement 44 Artikel 14, lid 2 2. Een jaar vóór het verstrijken van deze 40 /PE 328.105
NL
2. Uiterlijk een jaar vóór het verstrijken
verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een onafhankelijk beoordelingsrapport voor over de uitvoering van deze verordening, met het doel vast te stellen of de beoogde doelstellingen zijn bereikt en om richtlijnen te geven om toekomstige acties doeltreffender te maken. Op basis van dit beoordelingsrapport kan de Commissie voorstellen doen voor de toekomst van deze verordening en, voor zover nodig, voorstellen deze te wijzigen.
van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een uitvoerig onafhankelijk beoordelingsrapport voor over de uitvoering van deze verordening, met het doel vast te stellen of de krachtens deze verordening uitgevoerde maatregelen effectief zijn geweest en om richtlijnen te geven om toekomstige acties doeltreffender te maken. Op basis van dit beoordelingsrapport kan de Commissie voorstellen doen voor de toekomst van deze verordening en, voor zover nodig, voorstellen deze te wijzigen.
PE 328.105\ 41
NL
P5_TA-PROV(2003)0061 Preventie van en de beperking van de risico's die samenhangen met drugsverslaving * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de preventie van en de beperking van de risico's die samenhangen met drugsverslaving (COM(2002) 201 – C5-0270/2002 – 2002/0098(CNS))
(Raadplegingsprocedure) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2002) 201), – geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 152, lid 4, tweede alinea van het EG-Verdrag (C5-0270/2002), – gelet op artikel 67 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0021/2003), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen; 3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen; 4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie; 5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
42 /PE 328.105
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendementen van het Parlement
Amendement 1 Overweging 1 bis (nieuw) (1 bis) Tijdens de Speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over HIV/AIDS in juni 2001 is alle lidstaten verzocht uiterlijk in 2005 maatregelen te nemen ter beperking van de schadelijke gevolgen van drugsgebruik. Amendement 2 Overweging 4 bis (nieuw) (4 bis) Het Europees Parlement stelt, in zijn resolutie van 19 november 19991 over de mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de regio’s betreffende een actieplan van de Europese Unie inzake drugsbestrijding (2000-2004), "dat de maatregelen die gericht zijn op het terugdringen van de vraag, van aandacht voor en resocialisatie van drugsverslaafden en de maatregelen waarmee het terugdringen van het aanbod wordt beoogd geen alternatieve of tegenstrijdige maatregelen zijn, maar twee onlosmakelijk verbonden aspecten van eenzelfde transversaal beleid, waarvan het uiteindelijke doel steeds het welzijn van de maatschappij en de bevolking is". _____________ 1
PB C 189 van 7.7.2000, blz. 256.
Amendement 3 Overweging 4 ter (nieuw) (4 ter) In zijn bovengenoemde resolutie van 19 november 1999 stelt het Europees Parlement voorts "dat de drugsbestrijding tot doel heeft de druggebruiker te helpen van zijn verslaving af te komen".
PE 328.105\ 43
NL
Amendement 4 Overweging 5 (5) Het Europees Parlement neemt, in haar Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de regio’s betreffende een actieplan van de Europese Unie inzake drugsbestrijding (2000-2004)3, met voldoening kennis van het voornemen om het aantal drugsdoden terug te dringen en verzoekt de Europese Unie en de lidstaten een beleid ter beperking van de schade te stimuleren en te ontwikkelen, zonder dat afzonderlijke lidstaten wordt verhinderd om op dit gebied maatregelen te nemen en te experimenteren. _________________ 3.
Doc. nr. A5-0063/1999 def.
(5) Voorts stelt het Europees Parlement in zijn bovengenoemde resolutie van 19 november 1999 "dat het misbruik van drugs leidt tot biologische, psychologische en sociale problemen, ziekten en problemen in het gezin en op het werk, het begaan van delicten, verkeersongevallen, enz.; dat het drugsgebruik een bedreiging vormt voor jongeren, en dit vanaf steeds lagere leeftijd; dat alles in het werk moet worden gesteld om bij voorrang jongeren onder de 18 jaar te beschermen en het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen te verlagen; dat de bestrijding van de toxicomanie en de polytoxicomanie gepaard moet gaan met de bestrijding van het alcoholisme, dat eveneens ernstige ravages aanricht in gezinnen en in de samenleving".
Amendement 5 Overweging 6 (6) Het communautair actieprogramma inzake de preventie van drugsverslaving binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid (1996-2000) en het communautair actieprogramma in verband met de preventie van AIDS en van bepaalde andere besmettelijke ziekten in het kader van de actie op het gebied van de volksgezondheid (1996-2000) hebben steun verleend aan projecten voor preventie en vermindering van de risico's van drugsverslaving, met name door het aanmoedigen van samenwerking tussen de lidstaten, het ondersteunen van hun actie en het bevorderen van coördinatie tussen hun beleidslijnen en programma's. Beide programma's hebben bijgedragen tot betere voorlichting, opvoeding en opleiding ter preventie van drugsverslaving en de daarmee samenhangende risico's, met name voor jongeren en kwetsbare groepen.
44 /PE 328.105
NL
(6) Het communautair actieprogramma inzake de preventie van drugsverslaving binnen het actiekader op het gebied van de volksgezondheid (1996-2000) en het communautair actieprogramma in verband met de preventie van AIDS en van bepaalde andere besmettelijke ziekten in het kader van de actie op het gebied van de volksgezondheid (1996-2000) hebben steun verleend aan projecten voor preventie en vermindering van de risico's van drugsverslaving, met name door aan de lidstaten aan te bevelen in de leerplannen van basis- en middelbare scholen onderwijsbeginselen op te nemen over de gevaren van drugsverslaving, het aanmoedigen van samenwerking tussen de lidstaten, het ondersteunen van hun actie en het bevorderen van coördinatie tussen hun beleidslijnen en programma's. Beide programma's hebben bijgedragen tot betere voorlichting, opvoeding en opleiding ter preventie van drugsverslaving en de daarmee samenhangende risico's, met name
voor jongeren en kwetsbare groepen.
Amendement 6 Overweging 7 bis (nieuw) (7 bis) Drugsgebruik kent ook langetermijneffecten, zoals de negatieve beïnvloeding van de concentratie, reproductieve gezondheid, enz.
AANBEVELINGEN AAN DE LIDSTATEN Amendement 7 Paragraaf 1 1. De lidstaten dienen, teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid te verwezenlijken, de preventie van drugsverslaving en de vermindering van de daarmee samenhangende risico's tot een doelstelling van volksgezondheid te maken.
1. De lidstaten dienen, teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid te verwezenlijken, de preventie van drugsverslaving, het afkicken en de terugdringing van het drugsgebruik, de terugdringing van de vraag naar drugs en het aantal verslaafden en de risico's die met drugsverslaving samenhangen in het kader van een actieve inzet ter voorkoming van het gebruik van alle soorten verdovende middelen tot een prioritaire doelstelling van volksgezondheid te maken. Derhalve dienen de lidstaten steun te verlenen aan onderzoek en studieprojecten inzake de preventie en de beperking van de risico's die verband houden met drugsverslaving als een belangrijke leefstijlgebonden gezondheidsdeterminant, op basis waarvan de gevolgen van drugsverslaving op lokaal, nationaal, regionaal en communautair niveau kunnen worden beoordeeld.
Amendement 8 Paragraaf 1 bis (nieuw) 1 bis. De lidstaten moeten algemene strategieën opzetten en uitvoeren om drugsgebruik te voorkomen De lidstaten en kandidaat-lidstaten dienen de uitwisseling en tenuitvoerlegging van PE 328.105\ 45
NL
preventieprogramma's, van behandelingsmethoden en van resocialisatieprogramma's die zijn gebaseerd op vaststaande feiten, aan te moedigen en steun te verlenen aan het opzetten van netwerken van nationale structuren voor voorlichting inzake drugs en, indien mogelijk, ervoor te zorgen dat de diverse netwerken compatibel en interoperabel zijn zodat gegevens en informatie over de preventie en de beperking van de met drugsverslaving samenhangende risico's kunnen worden uitgewisseld
Amendement 9 Paragraaf 1 ter (nieuw) 1 ter. Op de communautaire begroting moeten voldoende financiële middelen voor de drugsbestrijding worden vrijgemaakt ter ondersteuning van de lidstaten bij de preventie en de bestrijding van drugsverslaving en het terugdringen van de daarmee samenhangende risico's. Amendement 10 Paragraaf 1 quater (nieuw) 1 quater. Inspanningen om het bereik van en het scala aan maatregelen voor preventie en voor het terugdringen van met drugsgebruik samenhangende risico's in de kandidaat-lidstaten te vergroten, moeten worden opgevoerd. De Europese Unie dient zonodig financiële en praktische hulp te bieden. Amendement 11 Paragraaf 1 quinquies (nieuw) 1 quinquies. De lidstaten moeten enerzijds zorgen voor een permanente evaluatie van de aanpak, de methodes en de acties die worden opgezet, zodat duidelijk wordt wat de beste praktijken zijn voor drugsbestrijding en anderzijds 46 /PE 328.105
NL
doelstellingen op middellange en lange termijn vaststellen voor de beperking van de met drugsverslaving samenhangende risico's. Amendement 12 Paragraaf 1, sexies (nieuw) 1 sexies. De lidstaten dienen, op basis van de uitwisseling van de beste nationale, regionale en plaatselijke ervaringen, concreet te reageren op de nieuwe gewoontes inzake drugsgebruik (recreatief gebruik van drugs in uitgaansgelegenheden, meervoudige verslaving, drugs onder het rijden). Amendement 13 Paragraaf 2, inleiding 2. De lidstaten dienen, teneinde de incidentie van drugsgerelateerde gezondheidsschade (HIV, hepatitis B en C, tuberculose, enz.) en het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen aanzienlijk terug te dringen, als een volwaardig onderdeel van hun algemene beleid inzake drugspreventie en -behandeling een reeks uiteenlopende diensten en faciliteiten aan te bieden die met name vermindering van de risico's beogen; daartoe dienen de lidstaten:
2. De lidstaten dienen, teneinde de incidentie van drugsgerelateerde gezondheidsschade (HIV, hepatitis B en C, tuberculose, enz.), andere problemen van lichamelijke (flebitis, endocarditis, enz.) of geestelijke (depressie, psychose) aard en het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen aanzienlijk terug te dringen, als een volwaardig onderdeel van hun algemene beleid inzake drugspreventie en –behandeling een reeks uiteenlopende diensten en faciliteiten aan te bieden die met name het afkicken van drugsverslaafden en de vermindering van de risico's beogen; maar die niet in plaats mogen komen van maatregelen om drugsgebruikers weer tot een leven zonder verdovende middelen te brengen; daartoe dienen de lidstaten:
Amendement 14 Paragraaf 2, punt 1 (1) drugsgebruikers voorlichting en begeleiding te bieden teneinde de risico's te verminderen en de toegang van drugsgebruikers tot passende diensten te vergemakkelijken;
(1) drugsgebruikers minder te hinderen bij het zoeken van hulp door voorlichting en begeleiding te bieden teneinde risico's en schade te verminderen, het niet-gebruiken en het afkicken van drugs te bevorderen en de toegang van drugsgebruikers tot passende PE 328.105\ 47
NL
diensten op lokaal niveau te vergemakkelijken; Amendement 15 Aanbeveling 2, punt 1 bis (nieuw) (1 bis) erop toe te zien dat alle drugs worden ingedeeld aan de hand van wetenschappelijk bewijs van gevaar voor de menselijke gezondheid; Amendement 16 Aanbeveling 2, punt 1 ter (nieuw) (1 ter) rekening te houden met de gegevens van de meest recente wetenschappelijke studies in verband met epidemiologische risico's door druggebruik en ook de met drugsverslaving samenhangende risico's. Amendement 17 Paragraaf 2, punt 1 quater (nieuw) (1 quater) jongeren de (positieve en negatieve) feiten mede te delen van iedere drug om hen aan te moedigen de boodschap in haar geheel te aanvaarden, met inbegrip van de eventuele geestelijke en lichamelijke storingen die het gevolg kunnen zijn; Amendement 18 Paragraaf 2, punt 1 quinquies (nieuw) (1 quinquies) beleid inzake drugsverslaving en risicobeperking doelmatiger te maken door te luisteren naar de ervaringen van voormalige drugsgebruikers, gezinnen en welzijnswerkers in de drugsscene; Amendement 19 Paragraaf 2, punt 2 (2) de gemeenschappen en gezinnen voor te lichten zodat zij bij de preventie en terugdringing van risico's van drugsverslaving kunnen worden betrokken;
48 /PE 328.105
NL
(2) de plaatselijke gemeenschappen (met inbegrip van politie, gezondheidswerkers en sociale werkers) en gezinnen voor te lichten zodat zij bij de preventie en terugdringing van risico's van
drugsverslaving en meervoudige verslaving kunnen worden betrokken; Amendement 20 Paragraaf 2, punt 2 bis (nieuw) (2 bis) plaatselijke gemeenschappen aan te sporen om mobiele eenheden op te zetten die kunnen zorgen voor voorlichting, begeleiding en elementaire gezondheidszorg (bloedtesten, behandeling van ziekten, eerste hulp in geval van overdosis) voor druggebruikers waar dit het meest nodig is; Amendement 21 Paragraaf 2, punt 2 ter (nieuw) (2 ter) gerichte en geloofwaardige preventiestrategieën uit te werken bij recreatief drugsgebruik in creatieve settings met informatieverstrekking over hoe mogelijke risico's het best vermeden resp. onder controle gehouden worden; Amendement 22 Paragraaf 2, punt 3 (3) methoden voor straathoekwerk in hun nationale drugsbeleid op te nemen en steun te verlenen aan passende opleiding in verband met straathoekwerk en aan het ontwikkelen van normen en methoden; straathoekwerk kan worden omschreven als op een gemeenschap afgestemde activiteiten die tot doel hebben contact op te nemen met personen of groepen van bepaalde populaties die niet doeltreffend kunnen worden bereikt via de bestaande diensten of traditionele kanalen voor gezondheidsopvoeding;
(3) methoden voor straathoekwerk in hun nationale drugsbeleid op te nemen en steun te verlenen aan passende opleiding in verband met straathoekwerk en aan het ontwikkelen van normen en methoden; straathoekwerk kan worden omschreven als op een gemeenschap afgestemde activiteiten die tot doel hebben contact op te nemen met personen of groepen van bepaalde populaties die niet doeltreffend kunnen worden bereikt via de bestaande diensten of traditionele kanalen voor gezondheidsopvoeding maar wel via straathoekactiviteiten;
Amendement 23 Paragraaf 2, punt 3 bis (nieuw) (3 bis) steun te verlenen aan de innoverende projecten op dat gebied PE 328.105\ 49
NL
waarmee in sommige lidstaten met goed gevolg is geëxperimenteerd en die erop gericht zijn de gezondheidsrisico's voor de drugsverslaafden te beperken en te voorkomen dat zij aan hun verslaving overlijden, en gezondheidsinstanties aan te moedigen vrijwillige gemeenschappen voor therapie en preventie in verband met drugsverslaving te erkennen; Amendement 24 Paragraaf 2, punt 3 ter (nieuw) (3 ter) gemeenschappelijke basisregels uit te werken voor de veiligheid binnen en buiten uitgaansgelegenheden, die zijn gericht op - gepersonaliseerd ingrijpen door preventieteams in samenwerking met de eigenaren van clubs of de organisatoren van avonden; - voorlichting over en toezicht op de chemische samenstelling van stoffen die kunnen worden gebruikt; - inrichting van ruimten om bij te komen; Amendement 25 Paragraaf 2, punt 4 (4) de betrokkenheid te bevorderen van groepsgenoten ("peers") en vrijwilligers bij straathoekwerk, inclusief noodsituaties in verband met drugs;
(4) eventueel de betrokkenheid te bevorderen van groepsgenoten ("peers"), vroegere gebruikers die hun verslaving hebben overwonnen en vrijwillige organisaties en organisaties zonder winstoogmerk bij straathoekwerk, inclusief noodsituaties in verband met drugs en alle situaties waarin de ervaring en professionaliteit van de vrijwilligers kunnen worden ingezet ter preventie van drugsverslaving;
Amendement 26 Paragraaf 2, punt 4 bis (nieuw) (4 bis) op maat gesneden drugpreventieprogramma’s en behandelingsmaatregelen op te zetten 50 /PE 328.105
NL
voor zeer kwetsbare milieus zoals gevangenissen; Amendement 27 Paragraaf 2, punt 4 ter (nieuw) (4 ter) de betrokkenheid van drugsverslaafden bij programmering, uitvoering en evaluatie van initiatieven te bevorderen; Amendement 28 Paragraaf 2, punt 4 quater (nieuw) (4 quater) de waarde te erkennen die zelfhulpgroepen hebben voor personen die verslaafd zijn of die herstellen van een verslaving;
Amendement 55 Aanbeveling 2, punt 5 bis (nieuw) (5 bis) aan te dringen op zeer regelmatige bijeenkomsten op hoog niveau tussen agentschappen om beleid en projecten te coördineren, wrijving en wedijver tussen agentschappen die het probleem vanuit verschillende invalshoeken benaderen te beperken, en goede werkverhoudingen te bevorderen; Amendement 29 Paragraaf 2, punt 6 (6) een volledige substitutietherapie aan te bieden, ondersteund door passende psychisch-sociale zorg; daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat een grote verscheidenheid van behandelingsmogelijkheden, inclusief drugsvrije behandeling, moet worden aangeboden al naargelang de behoeften van de drugsgebruiker;
(6) ervoor te zorgen dat alle soorten therapie, met of zonder substitutiemiddelen toegankelijk en toereikend zijn. De soort van therapie wordt bepaald aan de hand van de evaluatie en de geïndividualiseerde behoefte van elke gebruiker en gaat samen met een geschikte psychischsociale ondersteuning;
PE 328.105\ 51
NL
Amendement 31 Paragraaf 2, punt 8 bis (nieuw) (8 bis) programma's te bevorderen die een alternatief zijn voor gevangenisstraf in gevallen waarin verslaafden de drugswetgeving hebben overtreden, eventueel gecombineerd met mogelijkheden tot verplicht afkicken; Amendement 32 Paragraaf 2, punt 9 (9) te zorgen voor een goede toegankelijkheid van distributie, inruilprogramma's en -punten voor condooms, naalden en injectiespuiten;
(9) te zorgen voor adequate beschikbaarheid van condooms, en onder strikt toezicht distributie, inruilprogramma's en -punten van injectiespuiten, en deze contacten met verslaafden aan te grijpen om actieve zorg en resocialisatie te bieden;
Amendement 33 Paragraaf 2, punt 10 bis (nieuw) (10 bis) systematisch de preventie en behandeling van drugsgerelateerde gezondheidsschade in de opleidingsprogramma’s van gezondheidswerkers te introduceren; Amendement 34 Paragraaf 2, punt 11 (11) te zorgen voor een goede integratie van eerstelijnsgezondheids- en sociale zorg met een gespecialiseerde aanpak van risicovermindering;
(11) te zorgen voor een goede integratie van sociale en gezondheidszorg met een gespecialiseerde aanpak van risicovermindering;
Amendement 35 Paragraaf 2, punt 11 bis (nieuw) (11 bis) onderzoekprogramma's te bevorderen die gericht zijn op inzicht in de moleculaire, psychologische en sociale mechanismen van drugsverslaving om nieuwe strategieën te kunnen ontwikkelen voor preventie en de behandeling van drugsverslaafden;
52 /PE 328.105
NL
Amendement 36 Paragraaf 2, punt 12 bis (nieuw) (12 bis) met drugs samenhangende problemen in de werksfeer te signaleren;
Amendementen 58 en 65 Aanbeveling 2, punt 12 ter (nieuw) (12 ter) ervoor te zorgen dat de gevangenissen op hun grondgebied volstrekt vrij zijn van drugs;
Amendement 37 Paragraaf 3, punt -1 (nieuw) (-1) interventieprogramma’s op te stellen die uitgaan van de inschatting van de concrete behoeftes zoals deze zich voordoen voor elke plaatselijke gemeenschap (doelgerichte acties). Amendement 38 Paragraaf 3, punt 1 (1) wetenschappelijk bewijsmateriaal te gebruiken als de belangrijkste grondslag voor de keuze van passende maatregelen;
(1) vergelijkbare gegevens en genormaliseerde methodes voor wetenschappelijk onderzoek en het vastleggen van de gegevens te gebruiken teneinde op objectieve wijze en met grote trefzekerheid de resultaten te evalueren van de uiteenlopende benaderingen die worden gekozen voor het verminderen van de schade ten gevolge van drugsgebruik;
Amendement 39 Paragraaf 3, lid 2 (2) goede evaluatieprotocollen op te stellen en ten uitvoer te leggen voor alle programma's voor drugspreventie en risicovermindering, en van de planning en tenuitvoerlegging van een goede evaluatie een voorwaarde te maken waaraan ontvangers van overheidssubsidie moeten voldoen;
(2) goede evaluatieprotocollen op te stellen en ten uitvoer te leggen voor alle programma's voor drugspreventie en risicovermindering, en van de planning en tenuitvoerlegging van een goede tussentijdse en eindevaluatie die verbonden wordt aan de doelstellingen van het programma, een voorwaarde te PE 328.105\ 53
NL
voldoen;
maken waaraan ontvangers van overheidssubsidie moeten voldoen; Amendement 40 Paragraaf 3, punt 2 bis (nieuw) (2 bis) Kosten en resultaten te vergelijken van het beleid dat diverse landen voeren met betrekking tot beperking van schade in verband met de gezondheid, drugsgerelateerde sterfgevallen, en drugsgerelateerde eigendomsdelicten; Amendement 41 Paragraaf 3, punt 2 ter (nieuw) (2 ter) verder onderzoek aan te moedigen naar drugsconsumptie en geestelijke en lichamelijke storingen;
Amendement 51 Paragraaf 3, punt 5 bis (nieuw) (5 bis) de vergelijkbaarheid te bevorderen van de gegevens met betrekking tot drugs alsook de preventie en de beperking van gezondheidsrisico's die verband houden met drugsverslaving;
Amendement 43 Paragraaf 3, punt 6 (6) effectief gebruik te maken van de evaluatieresultaten voor het beter afstemmen en het ontwikkelen van het beleid inzake drugspreventie;
(6) effectief gebruik te maken van de evaluatieresultaten voor het beter afstemmen en het ontwikkelen van het beleid om drugsgebruik te ontmoedigen, drugsverslaving binnen de perken te houden en met drugs samenhangende gezondheidsschade te beperken;
Amendement 52 Paragraaf 3, punt 6 bis (nieuw) (6 bis) gebruik te maken van de t h lijk d 54 /PE 328.105
NL
wetenschappelijke gegevens en de evaluaties betreffende de toepassing van de maatregelen ter bestrijding van drugsverslaving, zodat de strategieën en acties voor preventie en beperking van de daarmee verbonden risico's evenredig kunnen worden aangepast; Amendement 44 Paragraaf 3, punt 9 bis (nieuw) (9 bis) na te denken over het begrip "maatschappelijke schade" die wordt veroorzaakt door drugsverslaving; Amendement 45 Paragraaf 3, punt 9 ter (nieuw) (9 ter) studies te bevorderen waarin de innoverende projecten op het gebied van drugs worden geëvalueerd en de resultaten van de diverse beleidslijnen ter beperking van de gezondheidsrisico's en het aantal sterfgevallen als gevolg van drugsverslaving worden vergeleken; Amendement 46 Paragraaf 4 De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling, zulks binnen twee jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling en vervolgens op verzoek van de Commissie, teneinde bij te dragen tot de follow-up van deze aanbeveling op communautair niveau en teneinde passende maatregelen te nemen in het kader van het actieplan van de Europese Unie inzake drugs (20002004).
De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling, zulks binnen twee jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling en vervolgens om de twee jaar, teneinde bij te dragen tot de follow-up van deze aanbeveling op communautair niveau.
AANBEVELINGEN AAN DE COMMISSIE Amendement 47 Aanbeveling 1
PE 328.105\ 55
NL
VERZOEKT DE COMMISSIE:
VERZOEKT DE COMMISSIE:
Samen te werken met de Pompidou-groep van de Raad van Europa, de Wereldgezondheidsorganisatie, het internationaal programma voor drugsbestrijding van de Verenigde Naties en andere internationale organisatie die op dit gebied actief zijn;
1. samen te werken met de kandidaatlidstaten, de Pompidou-groep van de Raad van Europa, de Wereldgezondheidsorganisatie, het internationaal programma voor drugsbestrijding van de Verenigde Naties en andere Europese en internationale organisatie en netwerken die op dit gebied actief zijn en daarbij rekening te houden met de jaarverslagen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving;
Amendement 48 Aanbeveling 1 bis (nieuw) 1 bis. bij de ontwikkeling van de strategieën, het beleid en de acties van de Europese Unie te zorgen voor de follow-up en de beoordeling van de resultaten van verwante acties op communautair niveau, en met name het actieplan van de Europese Unie inzake drugsbestrijding (2002-2004) dat door de Europese Raad van Feira is goedgekeurd in juni 2000, evenals Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008)1. _____________ 1
PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1.
Amendement 49 Aanbeveling 1 ter (nieuw) 1 ter. te streven naar coherentie, complementariteit alsook toegevoegde waarde door de ontwikkeling van communautaire acties en activiteiten op het gebied van drugs en preventie van drugsverslaving alsook door het vermijden van overlappingen in de acties die door de Europese Unie worden opgezet. Amendement 50 Aanbeveling 2 bis (nieuw) 56 /PE 328.105
NL
2 bis. in het kader van het communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008): -
op grond van de evaluaties die zijn gemaakt de registratie van beste praktijken voor de preventie en de beperking van de met drugsverslaving samenhangende risico's te bevorderen;
-
steun te verlenen aan acties op het gebied van de preventie en de beperking van de met drugsverslaving samenhangende risico's als een belangrijke leefstijlgebonden gezondheidsdeterminant;
-
ernaar te streven dat de strategie voor drugsbestrijding geïntegreerd wordt in de andere communautaire maatregelen en acties.
Amendementen 53 en 57 Aanbeveling 2 ter (nieuw) 2 ter een voorstel te doen voor een aanbeveling van de Raad inzake de gevaren in verband met op recept verkrijgbare verslavende geneesmiddelen zoals benzodiazepinen, alsook inzake optimale methoden voor behandeling en ondersteuning van patiënten die lijden aan langdurige ontwenningsverschijnselen of blijvende gebreken.
PE 328.105\ 57
NL
P5_TA-PROV(2003)0062 De schadelijke gevolgen van niet-geëxplodeerde munitie (landmijnen en clustermunitie) en munitie met verarmd uranium Resolutie van het Europees Parlement over de schadelijke gevolgen van nietgeëxplodeerde munitie (landmijnen en clustermunitie) en munitie met verarmd uranium Het Europees Parlement, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2001 over de gevolgen van het gebruik van munitie waarin verarmd uranium is verwerkt1 en van 13 december 2001 over fragmentatiebommen2, A. bekrachtigend dat er voor deze soorten munitie moratoria moeten worden ingesteld in afwachting van een totaal verbod, B. overwegende dat de Groep regeringsdeskundigen inzake niet-geëxplodeerde munitie en antivoertuigmijnen gesproken heeft over en in 2003 zal gaan onderhandelen over wapens en wapensystemen, waaronder clustermunitie die tot niet-geëxplodeerd materiaal leidt, C. overwegende dat de Commissie buitengewoon goede vorderingen heeft gemaakt bij de ondersteuning van het opruimen van mijnen, D. overwegende dat in veel grote gewapende conflicten nog steeds landmijnen tegen personen en voertuigen worden gebruikt; overwegende dat landmijnen hoofdzakelijk worden gebruikt in conflicten waarbij zowel regeringstroepen als niet-regeringstroepen betrokken zijn, E. overwegende dat de meeste EU-lidstaten het Verdrag van Ottawa hebben ondertekend waarin een mondiaal verbod op antipersoneellandmijnen is neergelegd, en daarom niet langer gebruikmaken van dit type wapentuig; overwegende dat de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) het gebruik van antipersonenmijnen de facto heeft verboden, F. overwegende dat clustermunitie op grote schaal in gewapende conflicten is gebruikt en ook nu nog wordt gebruikt, G. overwegende dat bij vroegere militaire interventies munitie met verarmd uranium is ingezet, H. overwegende dat de NAVO geen verbod heeft gelegd op dit soort wapens, I. overwegende dat momenteel in het internationaal recht weliswaar niet specifiek wordt verwezen naar het vraagstuk van verarmd uranium, maar dat geloofwaardige inspanningen nodig zijn om ervoor te zorgen dat gebruik van dergelijke wapens geen schending inhoudt van het aanvullend protocol I bij het Verdrag inzake conventionele wapens, J. overwegende dat het internationaal recht in zijn huidige vorm niet voorziet in compensatie voor mogelijk schadelijke gevolgen door de gebruikers van dergelijke wapens en 1 2
PB C 262 van 18.9.2001, blz. 167. PB C 177 E van 25.7.2002, blz. 309.
58 /PE 328.105
NL
wapensystemen, K. verder overwegende dat staten, inclusief EU-lidstaten, bereid zijn te helpen bij het opvangen van deze lacune middels het toekennen van hulp aan de slachtoffers van dergelijke wapens in de vorm van economische bijstand, mijnenruiming, sociale bijstand en medische hulp, L. overwegende dat EU-burgers, militaire en niet-militaire deelnemers aan vredeshandhavingsen vredesafdwingingsoperaties, het slachtoffer hadden kunnen zijn en nog steeds het slachtoffer kunnen worden van dergelijke wapens bij militaire en niet-militaire humanitairehulpoperaties en bij mogelijke toekomstige acties in het kader van het Europees veiligheidsen defensiebeleid; M. overwegende dat het doelbewust aanvallen van burgers in ongeacht welk conflict en met ongeacht welk wapen een schending inhoudt van het internationaal humanitair recht, en dat het gebruik van dit soort wapens als een oorlogsmisdaad onder de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof kan worden beschouwd, N. overwegende dat het voor de EU bij het ontwikkelen van haar GVDB en het inzetten van troepen van essentieel belang is het internationaal humanitair recht te eerbiedigen en zich aan de hoogste normen inzake wapenbeheersing te houden, 1. verzoekt de Raad en de lidstaten in de ontwerp- en ontwikkelingsfase van wapens erop toe te zien én te controleren dat deze aan de geldende internationale wetgeving voldoen, teneinde conformiteit te bereiken met de hoogste internationale normen inzake het voorkomen van technisch verkeerd gebruik, verkeerd inzetten, verkeerd richten en slecht functioneren; 2. verzoekt de Raad en de lidstaten, alsook de NAVO en haar niet-EU-lidstaten een publieke verklaring af te leggen en te garanderen dat zij in huidige of toekomstige gewapende conflicten geen gebruik zullen maken van wapens en/of wapensystemen die onder internationale wetgeving zijn verboden of illegaal worden beschouwd; 3. verzoekt de Raad en de lidstaten en de kandidaat-lidstaten hun volledige steun te verlenen aan de werkzaamheden van de Groep van regeringsdeskundigen voor onderhandelingen over een nieuw of gewijzigd protocol binnen het Verdrag inzake conventionele wapens van 1980 voor het aanpakken van het onderwerp niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie, in het bijzonder voor het afspreken van benchmarks voor snelle hulp aan slachtoffers; 4. verzoekt de Raad volledig steun te verlenen aan de programma's van de Commissie op het vlak van mijnenruiming; beklemtoont dat deze programma's moeten worden uitgebreid tot het ruimere terrein van niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie; verzoekt de Commissie in een verklaring aan te geven op welke wijze dit zou moeten gebeuren; 5. verzoekt de Commissie een mededeling op te stellen met gedetailleerde informatie over de wijze waarop zij haar inspanningen voor projecten voor hulp aan slachtoffers van antipersonenmijnen of niet-geëxplodeerde munitie (noodhulp of sociaal-economische integratieprojecten) opschroeft, en op welke wijze zij de betrokken derde landen aanspoort tot het ontwikkelen van een nationaal beleid voor deze slachtoffers; 6. verzoekt de Commissie een mededeling op te stellen over haar evaluatie van de prioriteiten en de beste praktijken die in internationale wetgeving inzake het aanpakken van nietPE 328.105\ 59
NL
geëxplodeerde munitie kunnen worden opgenomen, ter ondersteuning van de werkzaamheden in Genève van de staten die het Verdrag inzake conventionele wapens van 1980 hebben ondertekend; 7. verzoekt de Commissie om, in het licht van de resultaten van deze wetenschappelijke onderzoeken naar het gebruik van VU-munitie, de ontwikkelingen in verband met mogelijke ernstige en wijdverspreide vervuiling van het milieu en acute of aanzienlijke lange-termijnrisico's voor de gezondheid, te volgen en het Parlement hiervan regelmatig op de hoogte te houden; 8. steunt de verhoging van de bijdrage van de EU voor de strijd tegen anti-personenmijnen; verzoekt de Commissie een prominente rol te vervullen bij het bevorderen van de samenwerking en de coördinatie tussen de lidstaten, de Verenigde Naties en de Verenigde Staten, en effectieve steun te verlenen bij het coördineren van de belangrijkste activiteitenprogramma's en de partners ter plaatse; 9. verzoekt de Raad en de lidstaten alle nodige stappen te ondernemen voor het bevorderen van de ondertekening door een zo groot mogelijk aantal landen van het Verdrag van Ottawa van 1997 en het Verdrag inzake conventionele wapens van 1980, 10. vraagt om een verbod op het gebruiken, produceren, opslaan en vervoeren van antipersonenmijnen door niet-regeringstroepen; verzoekt de staten die het Verdrag van Ottawa hebben ondertekend dit onderwerp tijdens hun aanstaande vergadering in Bangkok op de agenda te plaatsen en steun te verlenen aan de inspanningen van gespecialiseerde NGO's en internationale humanitaire organisaties om niet-regeringstroepen zich op een verbod op landmijnen te laten vastleggen; 11. verzoekt de Raad steun te verlenen aan onafhankelijke en diepgaande onderzoeken van de schadelijke gevolgen van het gebruik van munitie met verarmd uranium (en andere soorten wapentuig met uranium) in militaire operaties zoals op de Balkan, in Afghanistan en andere regio's; beklemtoont dat dergelijke onderzoeken betrekking moeten hebben op de effecten op soldaten in de desbetreffende regio's en op burgers en hun land; eist dat de resultaten van deze onderzoeken aan het Europees Parlement worden overgelegd; 12. verzoekt de lidstaten hun leidende rol ten aanzien van dit onderwerp volledig waar te nemen en te dien einde onverwijld een moratorium op het gebruik van cluster submunities en munitie met verarmd uranium (en andere soorten wapentuig met uranium) af te kondigen, in afwachting van de conclusies van een breed opgezette studie van de internationale humanitaire rechtsregels; 13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en alle NAVO-lidstaten die geen EU-lid zijn, de secretarisgeneraal van de Verenigde Naties en de Organisatie voor Vrede en Samenwerking in Europa (OVSE).
60 /PE 328.105
NL
P5_TA-PROV(2003)0063 Borstimplantaten Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie inzake communautaire en nationale maatregelen in verband met borstimplantaten (COM(2001) 666 – C5-0327/2002 – 2002/2171(COS))
Het Europees Parlement, –
gezien de mededeling van de Commissie (COM(2001) 666 – C5-0327/2002),
–
gezien artikel 152 van het Verdrag,
–
gezien Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 over medische hulpmiddelen2,
–
gezien Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 over medische hulpmiddelen voor in vitro-diagnostiek3,
–
gezien Richtlijn 2000/70/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 tot wijziging, voor wat medische hulpmiddelen betreft die stabiele derivaten van menselijk bloed of menselijk plasma bevatten, van Richtlijn 93/42/EEG van de Raad4,
–
onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 juni 2001 over de ontvankelijk verklaarde verzoekschriften inzake siliconenimplantaten (verzoekschriften 0470/1998 en 0771/19985),
–
gelet op artikel 47, lid 1 van het Reglement,
–
gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en de adviezen van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen en de Commissie verzoekschriften (A5-0008/2003),
A. overwegende dat er gebrek aan voorlichting bestaat over het mogelijke gevaar van borstimplantaten, B. overwegende dat duizenden vrouwen zich met een verzoekschrift tot het Europees Parlement hebben gewend opdat het zich zou uitspreken over de risico's die zijn verbonden aan de inplanting van siliconenborstimplantaten, C. overwegende dat het Europees Parlement zich in de resolutie van 13 juni 2001 met name heeft uitgesproken over de veiligheid en de kwaliteit van de aangeboden producten en de voor- en na-operatieve zorg en daarbij heeft gepleit voor een reeks specifieke maatregelen op zowel communautair als nationaal niveau, 2
PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1. PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1. 4 PB L 313 van 13.12.2000, blz. 22. 5 PB C 53 van 28.2.2002, blz. 231. 3
PE 328.105\ 61
NL
D. overwegende dat patiënten zich ervan bewust moeten zijn dat de levensduur van implantaten in sommige gevallen beperkt is en dat ze eventueel moeten worden vervangen of verwijderd, en dat patiënten moeten worden geïnformeerd over kwaliteit van de implantaten en over de geschiktheid daarvan voor de desbetreffende patiënt, E. overwegende dat breuken vaak voorkomen, namelijk in 5–51%, afhankelijk van de studies, en dat sommige onderzoeken tot een breukpercentage van 50% na 7–10 jaar en zelfs tot 95% na 20 jaar, komen, F. overwegende dat veel vrouwen implantaten laten plaatsen uit schoonheidsoverwegingen en dat zelfhulpgroepen van mening zijn dat bij betere voorlichting vooraf over gevaren en gevolgen van deze ingrepen, minder vrouwen zouden kiezen voor implantaten, G. overwegende dat het ontbreken van registratie van implantaten in Europa betekent dat het aantal vrouwen met implantaten onbekend is, H. overwegende dat het huidige onderzoek tekortkomingen kent zoals gebrek aan langetermijngegevens, geen cijfers van de aantallen implantaten, terwijl in studies geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende types implantaten en er onvoldoende voorlichting is over de levensduur van implantaten, 1.
dringt aan op het nemen en ten uitvoer leggen van gerichte, strenge maatregelen ter verbetering van patiëntenvoorlichting, traceerbaarheid, controle, kwaliteitscontrole en – garantie en intensief onderzoek naar siliconenimplantaten en hun componenten, en een klinische evaluatie nadat ze op de markt zijn gebracht, met name in verband met - de levensduur van implantaten; - betere bescherming van de gezondheid van personen bij wie implantaten worden aangebracht, en - degelijke beoordeling van de gevolgen voor de gezondheid en de risico's;
2.
beveelt aan implantatie bij vrouwen jonger dan 18 jaar alleen toe te staan om medische redenen;
3.
streeft naar controlewaarborgen op marketing voor borstimplantaten om onjuiste en misleidende voorlichting te vermijden;
4.
beklemtoont de noodzaak de consensus en de bevordering en ondersteuning van doeltreffende controlesystemen te stimuleren, zodat negatieve en langetermijneffecten worden gerapporteerd;
5.
uit zijn voldoening over het feit dat de Commissie zich naar aanleiding van al deze problemen heeft uitgesproken voor een communautair beleid op dit gebied en in haar mededeling aan het Parlement nader heeft aangegeven welke communautaire en nationale regelingen er op dit gebied reeds van toepassing zijn;
6.
is ingenomen met het feit dat de Commissie nagenoeg alle suggesties van het Europees Parlement heeft overgenomen, met name die met betrekking tot promotie- en informatiemateriaal voor patiënten, de voornaamste kwaliteitsgaranties voor implantaten en het opzetten van nationale registers;
62 /PE 328.105
NL
7.
ondersteunt de voorgestelde nieuwe classificatie van implantaten als producten van Klasse III in de zin van Richtlijn 93/42/EEG, omdat dit als positief gevolg de aanscherping van de evaluatieprocedure zal hebben;
8.
meent dat siliconen-borstimplantaten een prioriteit voor de volksgezondheid moeten zijn en verzoekt om beschikbaarstelling van kredieten in het kader van de onderzoeksprogramma's van de Unie, die met name gericht dienen te zijn op de lacunes in het onderzoek dat tot dusverre heeft plaatsgevonden;
9.
is van mening dat de etikettering van siliconengelimplantaten een waarschuwing moet bevatten over mogelijke gezondheidsrisico's;
10. wenst dat patiënten vóór het maken van een afspraak voor een operatie met siliconengelimplantaten het door de betrokken nationale instantie (bv. het door EQUAM voorgestelde formulier) ontwikkelde patiënteninformatie- en voorlichtingsboekje uitgereikt krijgen, dat een waarschuwing bevat over mogelijke gezondheidsrisico's; daarin moet tevens een dringende aanbeveling worden opgenomen om pas dan een afspraak voor een operatie te maken, wanneer alle nog niet beantwoorde vragen helemaal zijn verduidelijkt; 11. is ingenomen met de voorstellen van de Commissie over grotere consensus voor een toestemmingsformulier voor borstimplantaten, met voorlichting over alternatieven, voordelen en gevaren; 12. dringt aan op de invoering van een paspoort voor personen bij wie een implantaat is aangebracht, waarin de bijzondere kenmerken van het implantaat en de voorzorgsmaatregelen zijn vermeld die na de operatie in acht moeten worden genomen; dit paspoort doet dienst als toestemmingsformulier voor de ingreep en moet de handtekening van zowel de chirurg als de patiënt dragen; 13. is van mening dat alle potentiële patiëntes toegang moeten hebben tot uitgebreide kosteloze informatie die afkomstig is van onafhankelijke deskundigen, en merkt op dat artsen en verpleegkundigen een bijzondere verantwoordelijkheid hebben met betrekking tot het verschaffen, schriftelijk en in voor patiënten begrijpelijke taal, van betrouwbare, objectieve, volledige en aan de nieuwste stand van de wetenschap aangepaste informatie over alle bijzonderheden van hun implantaten (identificatienummer, volume en type) en dat zij moeten worden betrokken bij de nazorg teneinde deze te vergemakkelijken, en verzoekt de autoriteiten van de lidstaten om normen vast te stellen voor het bieden van voorlichting; 14. is van mening dat bij het publiek het besef van de mogelijke gevaren van siliconengelborstimplantaten moet worden vergroot, en dat met name vrouwen er zich van bewust moeten zijn dat borstimplantaten in sommige gevallen moeten worden vervangen na een bepaalde tijdsduur, die per patiënt kan verschillen; vrouwen, ook jonge vrouwen moeten uitvoerig en op adequate wijze worden geïnformeerd over het feit dat mogelijke gevolgen of genotoxische gevaren in geval van zwangerschap of voor moeders die borstvoeding geven, niet volledig kunnen worden uitgesloten; 15. wenst dat jaarlijks een verplicht nazorgonderzoek plaatsvindt, waarvan het resultaat ter beschikking moet worden gesteld voor onderzoek en verdere ontwikkeling met betrekking tot veiligheid en afstotingsmechanismen; PE 328.105\ 63
NL
16. erkent dat patiëntes die al borstimplantaten hebben laten aanbrengen, behoefte kunnen hebben aan voorlichting, advies en medische controle teneinde hen te controleren op kanker en rupturen van intra- en extracapsulaire ligamenten; merkt op dat het daartoe gebruiken van medische beeldtechnieken, zoals scannen, magnetische resonantie en echografie, kan bijdragen tot de kwaliteit van de controle en de nauwkeurigheid van de diagnose; 17. is voorstander van het stimuleren van acceptatie en het gevoel van eigenwaarde en andere conceptuele alternatieven voor borstimplantaten, in samenwerking met groepen die op dit terrein actief zijn; 18. dringt er bij de lidstaten op aan om veeleer het beeld van vrouwen zoals zij echt zijn en de acceptatie daarvan te bevorderen via positieve campagnes, in plaats van het toelaten van ongecontroleerde advertentiepraktijken die een schoonheidsideaal als norm opdringen; 19. wenst dat meer bekendheid wordt gegeven aan alternatieve operatiemethoden voor het behoud van borsten door middel van eigen weefsel, en dat deze methoden worden bevorderd; 20. wijst erop dat lidstaten minimumleeftijden toepassen voor het plaatsen van implantaten, maar dat hersteloperaties op medische gronden soms op jonge leeftijd nodig zijn; 21. dringt er bij de lidstaten op aan om (naar het voorbeeld van Frankrijk) reclame voor borstimplantaten resp. borstimplantatie zelf (heelkundige ingreep) die gericht is op het grote publiek, te verbieden, en in plaats daarvan zelf objectieve niet-commerciële informatie te verstrekken in het kader van het nationale volksgezondheidsstelsel,onder meer, maar niet uitsluitend, via het Internet; ter voorkoming van onjuiste en misleidende informatie is het in ieder geval noodzakelijk dat de reclame, die de vraag naar implantaten aanwakkert zonder dat evenwichtige informatie wordt verstrekt, in een aantal lidstaten aan banden wordt gelegd, en stelt voor dat reclame voor het plaatsen van borstimplantaten uit cosmetische overwegingen een vermelding moet bevatten dat relevante voorlichting beschikbaar is en duidelijke en onverbloemde waarschuwingen moet bevatten over gezondheidsrisico's; 22. dringt erop aan dat in dergelijke reclameboodschappen geen "voor en na"-foto's worden gebruikt; 23. dringt erop aan dat bijzonderheden over het plaatsen van borstimplantaten in iedere lidstaat verplicht worden opgenomen in een nationaal borstimplantatenregister; verzoekt de lidstaten deel te nemen aan het internationaal register voor borstimplantaten en de kosten die verbonden zijn aan de nationale deelname aan het internationale register, voor hun rekening te nemen; 24. is van oordeel dat nationale borstimplantatenregisters essentieel zijn voor de traceerbaarheid zowel ten aanzien van producenten als van patiënten (met name in geval van gebreken van implantaten is het essentieel dat deze na de ingreep getraceerd kunnen worden bij de betrokken patiënten); wijst erop dat in deze terdege rekening moet worden gehouden met bestaande bepalingen tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer met
64 /PE 328.105
NL
betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens; dat de toegang tot de registers beperkt moet worden en de inhoud vertrouwelijk moet worden behandeld; 25. stelt voor dat fabrikanten alleen leveren aan chirurgen die de Europese registers voor borstimplantaten gebruiken en dat een onafhankelijke controle-instantie hierop toezicht uitoefent en de resultaten van de controle openbaar worden gemaakt; 26. verlangt voorts een passende certificeringprocedure voor artsen ter vermindering van gezondheidsproblemen door ondeskundig uitgevoerde operaties; 27. is van mening dat niet alleen fabrikanten van implantaten aansprakelijk moeten worden gesteld, maar dat de patiënten daarnaast ook garanties moeten krijgen voor wat betreft de betrokken chirurgen en klinieken; 28. stelt voor dat in de kosten van borstimplantaten de volgende elementen moeten zijn opgenomen: pre-operatief gesprek met de behandelend chirurg; voorlichting en discussie over de gevolgen van het plaatsen van implantaten, en over alternatieven, in aanwezigheid van een goedopgeleide en bevoegde, onafhankelijk adviseur die geen financieel belang heeft bij het besluit van de patiënt; een bezinningsperiode van ten minste vier tot zes weken, bijzonderheden over de ziektegeschiedenis, postoperatief advies en periodieke controle; 29. meent dat er uitgebreide internationale lijsten moeten bestaan van specialisten plastische chirurgie; onderdeel van dit specialisme is ook het plaatsen van borstimplantaten, waaronder ook het deskundig verwijderen van oude en defecte implantaten valt; 30. dringt er bij de lidstaten op aan degelijke en frequente controles uit te voeren ten aanzien van met name privé-klinieken die borstimplantatie-operaties uitvoeren door de nationale/regionale inspecties van de volksgezondheid; 31. dringt er bij de Commissie op aan binnen drie jaar een overzicht op te stellen van nationale maatregelen die in verband met deze mededeling zijn genomen; 32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.
PE 328.105\ 65
NL
P5_TA-PROV(2003)0064 Mensenrechten in Kazachstan en Centraal-Azië Resolutie van het Europees Parlement over mensenrechten in Kazachstan
Het Europees Parlement, -
onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over Kazachstan,
-
gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Kazachstan (PCA), die op 23 januari 1995 is ondertekend en op 1 juli 1999 van kracht is geworden,
-
gezien het strategisch document 2002-2006 en het indicatieve programma 2002-2004 van de Commissie over Centraal-Azië,
-
onder verwijzing naar de conclusies van de vierde bijeenkomst van de Samenwerkingsraad EU-Kazachstan,
-
onder verwijzing naar de verklaringen van de EU over de kwestie in verband met de journalist Sergei Duvanov,
A.
onderstrepend dat de eerbiediging van mensenrechten, democratie en regels van de rechtsstaat een fundamenteel onderdeel is van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Kazachstan waarop de ontwikkeling van toekomstige betrekkingen zal worden gebaseerd,
B.
gelet op de recente oprichting van een nationale mensenrechteninstelling in Kazachstan en op het feit dat Kazachstan het verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in 1998 heeft geratificeerd,
C.
overwegende dat er sprake is van een toenemend aantal gevallen van intimidatie en vervolging van de pers, van de politieke oppositie en van religieuze minderheden in Kazachstan,
D.
overwegende dat een vooraanstaande onafhankelijk journalist en uitgever van een communiqué over mensenrechten, de heer Sergei Duvanov, tot 3 1/2 jaar gevangenisstraf is veroordeeld, ondanks een groot aantal onregelmatigheden bij het onderzoek en het ontbreken van adequate rechtsbijstand tijdens zijn rechtzaak, waardoor vraagtekens moeten worden gezet bij het besluit van het hof,
E.
overwegende dat Sergei Duvanov op 28 oktober 2002 werd gearresteerd, de dag voordat hij een rondreis door de VS zou maken, waarbij hij zou spreken over de persvrijheid in Kazachstan, en beschuldigd werd van seksuele delicten met een minderjarige hetgeen op twijfelachtig bewijs was gebaseerd,
66 /PE 328.105
NL
F.
overwegende dat Sergei Duvanov eerder, op 9 juli 2002, beschuldigd was van "belediging van de eer en de waardigheid van de president, naar aanleiding van een Internetartikel waarin regeringsambtenaren in verband werden gebracht met financiële misdrijven, en dat hij door drie onbekende mannen werd mishandeld en vervolgens op 28 augustus 2002 in het ziekenhuis werd opgenomen, maar dat de autoriteiten hebben nagelaten dit incident behoorlijk te onderzoeken,
G.
overwegende dat Irina Petrushova, hoofdredacteur van Respublika Weekly, tot 1 1/2 jaar gevangenisstraf is veroordeeld en dat thans drie nieuwe rechtszaken tegen haar zijn aangespannen,
H.
overwegende dat Mukhtar Ablyazov en Galumzhan Zhakiyanov, oppositieleiders van de Democratische Keuze van Kazachstan (DCK) respectievelijk in juli en augustus 2002 veroordeeld zijn tot 6 en 7 jaar gevangenisstraf op grond van politieke beschuldigingen in verband met zgn. "misbruik van het ambt" en "verduistering van overheidsgelden",
I.
overwegende dat politieke partijen niet minder dan 50.000 handtekeningen van burgers moet vergaren om te kunnen worden ingeschreven, en dat alle niet-gouvernementele organisaties (NGO's) in Kazachstan thans bij de autoriteiten moeten worden aangemeld, en dat een strafklacht wordt ingediend tegen de personen die deze registratie hebben nagelaten,
J.
overwegende dat volgens de nieuwe grondwet die in 1995 is goedgekeurd, de president bij decreet wetten kan vaststellen en een overheersende invloed heeft op de wetgevende en rechterlijke macht,
1.
is ernstig bezorgd over het onderzoek, het proces en de veroordeling van de journalist Sergei Duvanov en verlangt derhalve dat hij onmiddellijk wordt vrijgelaten;
2.
verzoekt de autoriteiten van Kazachstan een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de zaak van Sergei Duvanov en die van de twee oppositieleiders Mukhtar Ablyazov en Galumzhan Zhakiyanov, en deze informatie openbaar te maken;
3.
verzoekt de autoriteiten van Kazachstan regelmatig en openhartig informatie te verstrekken over de status van alle lopende rechtszaken;
4.
dringt er bij Kazachstan op aan om het wettelijk kader van zijn nationale instelling voor mensenrechten in overeenstemming te brengen met internationale normen, met name de beginselen van Parijs, die verband houden met de status en het functioneren van nationale instellingen ter bescherming en bevordering van mensenrechten die door de Algemene Vergadering van de VN in 1993 zijn goedgekeurd;
5.
laakt het feit dat het misdrijf marteling nog altijd niet in het wetboek van strafrecht is gedefinieerd en dat de wijdverbreide martelpraktijken en andere vormen van wrede behandeling door rechtshandhavers blijven voorkomen;
6.
betreurt dat de bevoegdheden van de nieuwe Ombudsman voor mensenrechten zeer beperkt zijn en verzoekt dat het presidentieel decreet waarop deze nationale mensenrechteninstelling is gebaseerd wordt vervangen door een verbeterde wet die zo spoedig mogelijk door het Parlement wordt goedgekeurd; PE 328.105\ 67
NL
7.
dringt er bij de regering en het parlement van Kazachstan op aan hun beslissing over de registratie van politieke partijen en NGO's te herzien;
8.
dringt er bij de regering van Kazachstan op aan de oppositie uit te nodigen voor een dialoog over de wijze waarop het bestaande conflict kan worden opgelost;
9.
verzoekt de Raad en de Commissie op de volgende bijeenkomst van de Samenwerkingsraad de kwestie van de eerbiediging van de mensenrechten op overtuigende wijze aan de orde te stellen en vooruitgang op dit gebied te koppelen aan een verdere tenuitvoerlegging van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst en de TACIS-democratie programma's voor Kazachstan te versterken, met name met het oog op de versterking en ontwikkeling van democratische instellingen en onafhankelijke media en de bestrijding van corruptiepraktijken;
10.
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en de regering van Kazachstan.
68 /PE 328.105
NL
P5_TA-PROV(2003)0065 Venezuela Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Venezuela Het Europees Parlement, -
onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over Venezuela en tevens naar de resolutie van 15 mei 20021,
-
gezien de verklaring van het voorzitterschap van 23 december jl. over de binnenlandse situatie in Venezuela,
-
gezien het Interamerikaans democratisch handvest van de OAS,
-
gezien de resolutie van de OAS van 16 december 2002,
A. overwegende dat de politieke, economische en maatschappelijke gebeurtenissen van de afgelopen tijd in Venezuela afbreuk hebben gedaan aan de vreedzame en democratische coëxistentie van de burgers en de instellingen en op nationaal en internationaal vlak hebben geleid tot grote bezorgdheid over de noodzaak tot consolidatie van de democratie, de eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat, B. overwegende dat het Bureau onderhandelingen en overeenkomsten, het secretariaatgeneraal van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en de Groep van vrienden van Venezuela (Brazilië, Chili, Spanje, de Verenigde Staten, Mexico en Portugal) op positieve wijze bijdragen aan het zoeken naar een werkbare oplossing voor de crisis in Venezuela, C. overwegende dat het over het algemeen van meet af aan een leidende rol heeft gespeeld, de dialoog op gang heeft gebracht en voorstander is van vreedzame, via onderhandelingen te bereiken oplossingen voor de latente internationale conflicten, met name in LatijnsAmerika, D. overwegende dat de enige mogelijkheid om uit de politieke impasse te geraken en opnieuw tot economische vooruitgang en een rechtvaardige maatschappelijke ontwikkeling in Venezuela te komen, noodzakelijkerwijs is gelegen in de intensivering van een open, oprechte en constructieve dialoog waaraan alle desbetreffende sectoren moeten deelnemen, steeds met volledige inachtneming van de democratie, de grondwet, de rechtsstaat en de nationale soevereiniteit, 1.
betreurt ten zeerste de gewelddadigheden die hebben plaatsgevonden en betuigt zijn leedwezen aan de families van alle slachtoffers;
2.
steunt het Bureau onderhandelingen en overeenkomsten en het secretariaat-generaal van de OAS, gesteund door de Groep van vrienden, in hun streven om bij te dragen aan het scheppen van de voorwaarden voor een dialoog en nationale verzoening;
1
P5_TA(2002)0242. PE 328.105\ 69
NL
3.
dringt er bij de regering en de overige Venezolaanse instellingen, de oppositie en met name "Coordinadora democrática", de politieke partijen en de burgers in het algemeen op aan via een dialoog te streven naar een vreedzame, constitutionele en democratische oplossing voor de crisis om het land in staat te stellen de economische en sociale ontwikkeling te herstellen zodat de weg kan worden ingeslagen naar stabiliteit en consolidatie van de democratie en eerbiediging van de grondrechten, de rechtsstaat en de nationale soevereiniteit;
4.
verzoekt de Raad om aandacht voor de situatie van de gemeenschappen van uit de EUlidstaten afkomstige emigranten die in Venezuela wonen teneinde hen en hun bezittingen te beschermen;
5.
verzoekt de Conferentie van voorzitters toestemming te verlenen voor het sturen van een delegatie van het Parlement om de werkelijke situatie in het land op dit moment van meer nabij in ogenschouw te nemen en te beoordelen;
6.
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regering van Venezuela.
70 /PE 328.105
NL
P5_TA-PROV(2003)0066 Mensenrechten in Zimbabwe Resolutie van het Europees Parlement over de situatie inzake de rechten van mens in Zimbabwe
Het Europees Parlement, -
gelet op zijn eerdere resoluties van 13 april 20001, 18 mei 20002, 6 juli 20003, 15 maart 20014, 6 september 20015, 13 december 20016, 14 maart 20027, 4 juli 20028 en 5 september 20029 over de situatie in Zimbabwe,
A. overwegende dat het gemeenschappelijk standpunt van de EU van 18 februari 2002 (dat voor 18 februari 2003 zal worden herzien) aanleiding was tot doelgerichte sancties tegen het regime-Mugabe naar aanleiding van de zich verhevigende repressie jegens de bevolking van Zimbabwe, met inbegrip van een reisverbod voor vooraanstaande leden van ZANU-PF, B. overwegende dat de politieke onderdrukking in Zimbabwe nog verder is toegenomen en dat de leider van de oppositiepartij, de Beweging voor Democratische Verandering (MDC), Morgan Tsvangirai, zijn secretaris-generaal, Welshman Ncube, en Renson Gasela, lid van het Parlement, thans in Zimbabwe voor de rechter gedaagd zijn op grond van een pseudoaanklacht inzake landverraad, C. overwegende dat Zimbabwe niet langer een democratisch land is daar de parlementaire, presidents- en alle daaropvolgende lokale verkiezingen gekenmerkt werden door intimidatie, repressie, verkiezingsfraude en door de staat gefinancierd politiek geweld, terwijl de fundamentele rechten van de mens systematisch geschonden worden, D. overwegende dat 7,2 miljoen Zimbabwanen - meer dan de helft van de bevolking - op de rand van de hongerdood leven en aan degenen die geen lidmaatschapskaart van ZANU-PF kunnen tonen, de toegang tot de door de regering gecontroleerde voedselvoorraden ontzegd wordt, E. overwegende dat de algehele economische situatie steeds verder verslechtert met een werkloosheid van 70%, een inflatie van meer dan 100%, terwijl slechts 50% van de landerijen die in Zimbabwe ooit geëxploiteerd werden, thans nog bewerkt worden, 1
PB C 40 van 7.2.2001, blz. 425. PB C 59 van 23.2.2001, blz. 241. 3 PB C 121 van 24.4.2001, blz. 394. 4 PB C 343 van 5.12.2001, blz. 304. 5 PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 339. 6 PB C 177 E van 25.7.2002, blz. 305. 7 P5_TA(2002)0131. 8 P5_TA(2002)0376. 9 P5_TA(2002)0412. 2
PE 328.105\ 71
NL
F. overwegende dat mensen die de MDC steunen, onder meer parlementsleden, die gearresteerd zijn, naar wordt bericht steeds gewelddadiger ondervragingstactieken van de politie moeten ondergaan, en onder meer gemarteld worden door toediening van slagen, elektroshock-behandeling en vergiftiging, G. overwegende dat Mugabe's jeugdmilitie gevrijwaard blijft van vervolging ondanks het feit dat deze op grote schaal intimiderend optreedt en geweld gebruikt tegen onschuldige burgers, H. overwegende dat Robert Mugabe is uitgenodigd voor de Frans-Afrikaanse Topconferentie die op 19 februari 2003 plaatsvindt, I.
overwegende dat het Europees Parlement consequent gepleit heeft voor uitbreiding en rigoureuze versterking van de sancties, alsmede voor andere maatregelen teneinde effectiever internationaal actie te ondernemen tegen het regime-Mugabe,
J.
overwegende dat de komende gebeurtenissen van cruciaal belang zullen zijn in termen van vergroting van de druk op het regime-Mugabe, zoals de herziening van de status van Zimbabwe binnen het Gemenebest, de kwestie van de wijze waarop de EU-sancties in samenhang met de EU-Afrika-Topconferentie moeten worden toegepast, en de verwachte behandeling door de VN van de situatie in Zimbabwe,
K. overwegende dat Zuid-Afrika in het bijzonder als sterkste buurland en economische partner van Zimbabwe de gelegenheid en de verantwoordelijkheid heeft om leiderschap aan de dag te leggen teneinde ertoe bijdragen dat er op korte termijn veranderingen ten goede in Zimbabwe optreden, L. overwegende dat de EU zich ertoe verbonden heeft om nauwe betrekkingen te blijven onderhouden met de ACS-partners, en met hen en met de brede internationale gemeenschap samen te werken om een gemeenschappelijke aanpak te vinden voor het herstel van de democratie en om een eind te maken aan het lijden van het volk van Zimbabwe, M. overwegende dat de Afrikaanse naties niet moeten toestaan dat hun betrekkingen met de landen van de Europese Unie gegijzeld worden door het regime-Mugabe, en dat het derhalve in het belang van de Afrikaanse Unie en van de SADC is om met spoed actie te ondernemen in samenwerking met de rest van de internationale gemeenschap om op korte termijn veranderingen ten goede in Zimbabwe te bewerkstelligen, N. overwegende dat een belangrijk deel van het verslag van de VN-Werkgroep van deskundigen van oktober 2002 over de illegale exploitatie van de natuurlijke rijkdommen in de Democratische Republiek Kongo gaat over de illegale rol van de door de regering van Zimbabwe gesteunde belangen en alarmerend bewijsmateriaal bevat waaruit blijkt dat de acties van de corrupte handlangers van Mugabe niet alleen gevolgen hebben voor hun eigen volk maar ook voor de buurlanden, en dat de voorzitter van het Parlement van Zimbabwe, Emmerson Mnangagwa, in dit verslag vernoemd wordt,
72 /PE 328.105
NL
O. overwegende dat de mogelijkheden om het EU-reisverbod te omzeilen door vooraanstaande leden van het regime-Mugabe benut zijn en dat de Raad dit niet heeft kunnen voorkomen, P. overwegende dat het Europees Parlement zelf actie ondernomen heeft in november 2002 door de toegang te weigeren tot de gebouwen van het Parlement voor twee tot ongewenste personen verklaarde Zimbabwanen, aan wie door de Belgische autoriteiten visa waren verleend, 1.
veroordeelt het gebrek aan coherentie van het EU-beleid en verzoekt de Raad en de regeringen van de lidstaten niet te trachten om ontheffingen van het eigen EU-regime van sancties te verlenen;
2.
verzoekt de Raad bij de herziening van het gemeenschappelijk standpunt van 18 februari 2002 te waarborgen dat de sancties tegen het regime-Mugabe ononderbroken en onverkort worden gehandhaafd, en ondubbelzinnig vast te leggen hoe het visaverbod voor ZANU-PFleden moet worden toegepast;
3.
dringt erop aan dat de valse en inhoudsloze tenlasteleggingen tegen Morgan Tsvangirai, Welshman Ncube en Renson Gasela worden ingetrokken en dat aan het systematische geweld en de intimidatie tegen opponenten van het regime-Mugabe een eind komt;
4.
pleit ervoor om op korte termijn vrijelijk en eerlijk een representatieve regering te laten kiezen bij correct geleide en internationaal gecontroleerde verkiezingen;
5.
veroordeelt het gebruik van de voedselhulp als politiek wapen tegen aanhangers van de oppositie, verzoekt de regering van Zimbabwe voedseldistributie te waarborgen voor de bevolking ongeacht hun politieke voorkeur en doet een beroep op de internationale gemeenschap, met inbegrip van de VN, om te komen tot een meer interventionistische benadering voor de voedseldistributie en bescherming te bieden voor een veilige en eerlijke verdeling van voedsel onder degenen die dit nodig hebben, en samen te werken met de buurlanden van Zimbabwe, die geconfronteerd worden met vluchtelingenproblemen;
6.
verzoekt de VN een speciale rapporteur te benoemen voor het onderzoek naar de situatie van de rechten van mens in Zimbabwe;
7.
verzoekt de Raad en de Commissie de bestaande sancties uit te breiden en sancties op te leggen aan die ondernemers die verantwoordelijk zijn voor de financiering van het ZANUPF-regime, en pleit voor het nemen van extra maatregelen, met inbegrip van de intrekking van het recht van vestiging in Europa voor degenen op wie EU-sancties van toepassing zijn en te beletten dat hun gezinsleden toegang krijgen tot werkgelegenheid en onderwijsinstellingen in de EU;
8.
doet nogmaals een beroep op de Commissie en de Raad om meer informatie te verstrekken over de bevriezing van bankrekeningen van degenen op wie EU-sancties van toepassing zijn;
9.
pleit voor de overweging om bredere sancties tegen het Zimbabwaanse regime toe te passen, met inbegrip van een internationale sport- en culturele boycot, met vermijding van al hetgeen het lijden van de bevolking van Zimbabwe zou verergeren; PE 328.105\ 73
NL
10. prijst de moed van de Zimbabwaanse cricketspelers Andy Flower en Henry Olonga, die Mugabe hebben uitgedaagd en de houding van het Engelse cricketteam, dat geweigerd heeft om in Zimbabwe te spelen; 11. pleit voor een ruimere bewustwording in de EU, haar ACS-partners en de brede internationale gemeenschap van de wens van de MDC om de EU-sancties rigoureus toe te passen, met inbegrip van het verzoek van de voorzitter van de MDC, Morgan Tsvangirai, tot een stringente toepassing van het visaverbod; 12. bekritiseert de uitnodiging aan Mugabe om de Frans-Afrikaanse-Topconferentie in februari 2003 bij te wonen; 13. dringt erop aan dat de Raad weigert een visum aan Mugabe en aan andere tot ongewenste personen verklaarde Zimbabwanen te verstrekken voor bijwoning van de EU-AfrikaTopconferentie in Lissabon, en betreurt dat de kans voor een EU-Afrika-dialoog op het spel gezet wordt door de problemen die het Zimbabwaanse regime veroorzaakt; 14. pleit ervoor om in overeenstemming met de overeenkomst van Cotonou vraagstukken inzake goed bestuur, de bevordering van de rechten van mens en de rechtsstaat, met het accent op Zimbabwe, bij alle EU-beraadslagingen in Afrikaanse landen en hun regionale organisaties aan de orde te stellen, en deze niet te beperken tot de dialoog met Zuidelijk Afrika; 15. verzoekt President Mbeki van Zuid-Afrika en de huidige Voorzitter van de Afrikaanse Unie alsmede de voorzitter van de SADC, de heer Dos Santos, het initiatief te nemen door pressie uit te oefenen op Zimbabwe door middel van doeltreffende regionale initiatieven en te pleiten voor nieuwe presidentsverkiezingen in Zimbabwe onder internationaal toezicht; 16. verzoekt het Gemenebest zijn schorsing van Zimbabwe te hernieuwen; 17. verwerpt iedere suggestie dat de vervanging van President Mugabe door Emmerson Mnangagwa de problemen van Zimbabwe zou oplossen, aangezien laatstgenoemde een duidelijke verantwoordelijkheid heeft voor de toestand van de Zimbabwaanse economie, het bestuur van het land en betrokken is bij politiek geweld en verkiezingsmalversaties; 18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen van de lidstaten, de Raad van de ACS-EU, de regering en het Parlement van Zimbabwe, de Secretaris-generaal van de VN, de Secretaris-generaal van de Afrikaanse Unie en de Secretaris-generaal van de SADC.
74 /PE 328.105
NL
P5_TA-PROV(2003)0067 Crisis in de staalsector Resolutie van het Europees Parlement over de crisis in de staalsector
Het Europees Parlement, -
gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder de bepalingen inzake de sociale rechten, alsmede de bepalingen van het EG-Verdrag, met name artikel 136 uit hoofde waarvan de lidstaten zich de bevordering van de werkgelegenheid, de verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, een adequate sociale bescherming en de sociale dialoog ten doel stellen, om een duurzaam hoog werkgelegenheidsniveau en de bestrijding van uitsluiting mogelijk te maken,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000, de conclusies van de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001, de conclusies van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 en de conclusies van 16 september 2002 over de resultaten van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling, -
gelet op Richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan1
-
gelet op Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers2,
-
gelet op Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag3,
1
PB L 61 van 5.3.1977, blz. 26. PB L 254 van 30.9.1994, blz. 64. 3 PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16. 2
PE 328.105\ 75
NL
-
gelet op Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap - Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de vertegenwoordiging van de werknemers1,
– gezien zijn vroegere resoluties over de staalsector en over herstructurering en fusies in de industrie, – gezien het feit dat er in de staalsector voortdurend banen verloren gaan, A. overwegende dat het staalbedrijf Arcelor, dat ontstaan is na de fusie tussen Arbed, Usinor en Aceralia, in januari 2003 zijn voornemen heeft aangekondigd de warmbandstaalproductie in alle vestigingen van de groep op het Europese vasteland te beëindigen, hetgeen tot het verlies van duizenden banen in geheel Europa zal leiden, B. overwegende dat precies op het ogenblik dat de directie van Arcelor verklaart dat haar warmwalserijen in het Europese binnenland niet meer rendabel zijn, zij kandidaat-koper is van vier continentale vestigingen in het zuiden van Polen; dat de Poolse regering bovendien van plan is hiervoor een subsidie van 2,7 miljard zloty te geven, C. overwegende dat de betrokken werknemers, hun vakorganisaties, de bevolking en de afgevaardigden van de getroffen streken bereid zijn actie te voeren, D. overwegende dat het unilaterale besluit van de Verenigde Staten om buitengewone tarieven in te stellen voor staalimporten, met name uit de EU, indruist tegen het WTO-akkoord en aanzienlijke schade berokkent aan de betrokken communautaire producenten, 1. herinnert Arcelor aan zijn verplichtingen als onderneming en eist dat het zijn sociale verantwoordelijkheid opneemt en dat alle vestigingen van Arcelor op het Europese vasteland gelijk worden behandeld, zonder discriminatie; 2. dringt erop aan dat de Commissie bij elk verzoek van de Poolse regering in verband met de door Arcelor in Polen aangekondigde operatie toeziet op een strikte toepassing van de verdragen, waarbij elk gebruik van tegenstrijdige motieven moet worden verworpen; 3. herinnert de Commissie eraan dat zij, sinds het verdwijnen van de EGKS, verantwoordelijk is voor het opvangen van de sociaal-economische gevolgen van de toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU voor de staalsector; 4. verzoekt de Commissie om zich samen met de betrokken instanties te buigen over een doeltreffend en gericht gebruik van de communautaire middelen, en met name die van het ESF, voor de beroepsopleiding en omscholing van de desbetreffende werknemers; 5. verzoekt de Commissie zowel binnen de OESO als de WTO te blijven hameren op de uitwerking en invoering van strikte multilaterale regels tegen oneerlijke concurrentie door derde landen, of deze nu voortvloeit uit subsidies, misbruik van handelsregels of andere maatregelen;
1
PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29.
76 /PE 328.105
NL
6. dringt er bij de Commissie op aan gedurfde maatregelen te nemen om Europese bedrijven tegen de negatieve gevolgen van het unilaterale besluit van de VS te beschermen, maar daarbij toch de multilaterale handelsregels te eerbiedigen en rekening te houden met de langetermijnbelangen van de Europese economie; 7. is verheugd over de oprichting van een groep van Europese commissarissen, voorgezeten door de heer Liikanen, commissaris voor ondernemingsbeleid, en bestaande uit de commissarissen voor handel, mededinging, uitbreiding, economisch, sociaal en buitenlands beleid, met het doel om een coherente oplossing te vinden voor de problemen die zich aandienen; benadrukt evenwel dat mevrouw Wallström, commissaris voor milieuzaken, hier eveneens bij deze taak moet worden betrokken; 8. verzoekt de Commissie en de lidstaten innovatie te bevorderen, ook in deze sector nieuwe activiteiten gericht op specialisatie en kwaliteit te ontwikkelen, of aangepaste omschakelingsplannen op te stellen; acht het noodzakelijk ervoor te zorgen dat in de EU een sterke en moderne staalsector blijft bestaan die tegemoet kan komen aan de behoeften aan duurzame ontwikkeling en het scheppen van arbeidsplaatsen, met name om werknemers en consumenten beter te beschermen; 9. verzoekt de Commissie en de lidstaten een actiever beleid te voeren ten aanzien van bedrijfsherstructureringen en de sociale gevolgen daarvan, zodat negatieve effecten op de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden, maar ook op de ruimtelijke ordening, worden voorkomen; 10. betreurt het dat, bij de talrijke recente herstructureringen van bedrijven, de op communautair niveau geldende bepalingen betreffende massaontslag, verplaatsing van bedrijven en de Europese ondernemingsraad niet in acht zijn genomen; verzoekt de Commissie met name om, waar nodig, na te gaan of de lidstaten uitvoering geven aan de Richtlijnen 98/59/EG en 94/45/EG; 11. is van mening dat alle subsidies met overheidsmiddelen afhankelijk moeten worden gesteld van overeenkomsten op de gebieden werkgelegenheid, plaatselijke ontwikkeling en investeringen voor het moderniseren van de productie; 12. verzoekt de lidstaten de sociale dialoog te bevorderen en te versterken met inachtneming van de nationale en Europese wetgeving inzake informatie en raadpleging van werknemers, en doeltreffende maatregelen te nemen ter bescherming van de vakbondsvertegenwoordigers; 13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en aan de sociale partners.
PE 328.105\ 77
NL