2012 - 2013
EUROPEES PARLEMENT
AANGENOMEN TEKSTEN van de vergadering van donderdag 10 mei 2012 DEEL 2
P7_TA-PROV(2012)05-10
NL
VOORLOPIGE UITGAVE
In verscheidenheid verenigd
PE 486.812
NL
INHOUDSOPGAVE AANGENOMEN TEKSTEN
P7_TA-PROV(2012)0164 Kwijting 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de EU-agentschappen (A7-0103/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen van de Europese Unie (2011/2232(DEC))................................................................................................ 1 P7_TA-PROV(2012)0165 Kwijting 2010: Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (A7-0125/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)).................... 20 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)) .......................................................... 21 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)) ............................................ 22 P7_TA-PROV(2012)0166 Kwijting 2010: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (A7-0129/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))........... 29 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))..................................................... 31 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))................ 32
PE 486.812\ I
NL
P7_TA-PROV(2012)0167 Kwijting 2010: Europese Politieacademie (A7-0119/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC)) .......................................................... 39 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC))..................................................................................................................... 41 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC)) ........................................................................................... 43 P7_TA-PROV(2012)0168 Kwijting 2010: Communautair Bureau voor visserijcontrole (A7-0130/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) ............................................ 53 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) .................................................................................. 55 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) .......................................................... 56 P7_TA-PROV(2012)0169 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (A7-0124/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) ...................... 63 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) .......................................................... 65 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) ........................... 66 P7_TA-PROV(2012)0170 Kwijting 2010: Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) (A7-0123/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) .......................... 76
II /PE 486.812
NL
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) .......................................................... 78 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) .......................... 79 P7_TA-PROV(2012)0171 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor chemische stoffen (A7-0126/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) ............................................ 85 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) .................................................................................. 87 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) .......................................................... 88 P7_TA-PROV(2012)0172 Kwijting 2010: Europees Milieuagentschap (A7-0105/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) .......................................................... 96 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) ........................................................................................... 98 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) ................................................................................ 100 P7_TA-PROV(2012)0173 Kwijting 2010: Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (A7-0106/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) .......................................... 109 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) ................................................................................ 111 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) ........................................................ 112
PE 486.812\ III
NL
P7_TA-PROV(2012)0174 Kwijting 2010: Europees Instituut voor gendergelijkheid (A7-0132/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) .................................................. 122 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) ......................................................................................... 124 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) ........................................................ 125 P7_TA-PROV(2012)0175 Kwijting 2010: Europees Geneesmiddelenbureau (A7-0107/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) ........................................................ 130 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) ......................................................................................... 132 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) ........................................................ 133 P7_TA-PROV(2012)0176 Kwijting 2010: Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (A7-0134/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC))................ 145 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC)) .................................................. 147 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC))................ 148 P7_TA-PROV(2012)0177 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (A7-0137/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC)) ......................... 155 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC)) ........................................................ 157 IV /PE 486.812
NL
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC))................................................... 158 P7_TA-PROV(2012)0178 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (A7-0136/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))....... 165 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC)) ........................................................ 167 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))....... 168 P7_TA-PROV(2012)0179 Kwijting 2010: Europees Spoorwegbureau (A7-0118/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) ........................................................ 174 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) ......................................................................................... 176 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) ................................................................................ 177 P7_TA-PROV(2012)0180 Kwijting 2010: Europese Stichting voor opleiding (A7-0135/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC)) ........................................................ 185 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC)) ......................................................................................... 187 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC)) ........................................................ 188
PE 486.812\ V
NL
P7_TA-PROV(2012)0181 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (A7-0117/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC))... 194 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC)) .......................................... 196 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC))... 197 P7_TA-PROV(2012)0182 Kwijting 2010: Voorzieningsagentschap van EURATOM (A7-0131/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) .................................................. 203 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) ......................................................................................... 204 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) ........................................................ 205 P7_TA-PROV(2012)0183 Kwijting 2010: Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (A7-0116/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC))...................................................................................................................... 208 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC)) ... 210 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC)) ... 211 P7_TA-PROV(2012)0184 Kwijting 2010: EUROJUST (A7-0128/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C70282/2011 – 2011/2221(DEC))................................................................................................. 219 VI /PE 486.812
NL
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0282/2011 – 2011/2221(DEC)) .. 220 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0282/2011 – 2011/2221(DEC))...................................................................................................................... 221 P7_TA-PROV(2012)0185 Kwijting 2010: EUROPOL (A7-0111/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC)) ................................................................................ 230 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC))...................................................................................................................... 232 3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC)) ......................................................................................... 233 P7_TA-PROV(2012)0186 Kwijting 2010: Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (A7-0122/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) .................... 237 2 Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) ........................................................ 239 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) .......................................... 240 P7_TA-PROV(2012)0187 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX) (A7-0133/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) .......................................... 246 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) ........................................................ 248
PE 486.812\ VII
NL
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) .......................................... 250 P7_TA-PROV(2012)0188 Kwijting 2010: Europees GNSS-Agentschap (A7-0127/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC)) ........................................................ 257 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC)) ......................................................................................... 259 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC)) ................................................................................ 260 P7_TA-PROV(2012)0189 Kwijting 2010: ARTEMIS - Ingebedde computersystemen (A7-0109/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 – 2011/2240(DEC)) .......................................... 267 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 – 2011/2240(DEC))...................................................................................................................... 269 3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 – 2011/2240(DEC))...................................................................................................................... 270 P7_TA-PROV(2012)0190 Kwijting 2010: Clean sky - Luchtvaart en milieu (A7-0115/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0298/2011 – 2011/2239(DEC)) .......................................... 277 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0298/2011 – 2011/2239(DEC)) ................................................................................ 279 3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010 (C7-298/2011 – 2239/2011(DEC)) .......................................................... 281
VIII /PE 486.812
NL
P7_TA-PROV(2012)0191 Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming ENIAC (A7-0112/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) .......................................... 287 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) ......................................................................................... 289 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) ........................................................ 290 P7_TA-PROV(2012)0192 Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH) (A7-0110/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC))...................................................................................................................... 298 2.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC))................................................... 300 3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC)) .......................... 302 P7_TA-PROV(2012)0193 Kwijting 2010: Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI) (A7-0108/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC))...................................................................................................................... 307 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC)) ........................................................ 309 3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC)) .......................................... 310
PE 486.812\ IX
NL
P7_TA-PROV(2012)0194 Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (A7-0113/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 – 2011/2237(DEC))...................................................................................................................... 318 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 – 2011/2237(DEC))...................................................................................................................... 320 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 – 2011/2237(DEC))...................................................................................................................... 322 P7_TA-PROV(2012)0195 Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming SESAR (A7-0114/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC)) .......................................... 328 2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC)) ......................................................................................... 330 3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC)) ........................................................ 331
X /PE 486.812
NL
P7_TA-PROV(2012)0164 Kwijting 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de EUagentschappen Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen van de Europese Unie (2011/2232(DEC)) Het Europees Parlement, –
gezien het verslag van 14 november 2011 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de follow-up van de kwijting voor het begrotingsjaar 2009 (COM(2011)0736) en de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2011)1350 en SEC(2011)1351),
–
gezien de mededeling van 11 maart 2008 van de Commissie getiteld "Europese agentschappen – Verdere ontwikkelingen", COM(2008)0135),
–
gezien zijn resolutie van 10 mei 2011 over de kwijting 2009: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen van de EU1,
–
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2,
–
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, als bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen3, en met name artikel 96,
–
gezien speciaal verslag nr. 5/2008 van de Rekenkamer getiteld "Agentschappen van de Europese Unie: resultaten bereiken",
–
gezien de specifieke jaarverslagen4 van de Rekenkamer over de jaarrekeningen van de gedecentraliseerde agentschappen voor het begrotingsjaar 2010,
–
gezien zijn studie "Opportunity and feasibility of establishing common support services for EU agencies" over de mogelijkheid en haalbaarheid van het opzetten van gemeenschappelijke ondersteunende diensten voor EU-agentschappen, die is uitgebracht op 7 april 2009,
–
gezien zijn resolutie van 15 september 2011 over de inspanningen van de EU ter bestrijding van corruptie1, zijn verklaring van 18 mei 2010 over de inspanningen van de Unie ter
1 2 3 4
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 269. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB C 368 van 16.12.2011.
1
bestrijding van corruptie2, en de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over corruptiebestrijding in de EU (COM(2011)0308), –
gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
–
gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0103/2012),
A.
overwegende dat deze resolutie voor elk orgaan in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 de horizontale op- en aanmerkingen bevat die zijn vervat in de kwijtingsbesluiten volgens artikel 96 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 en artikel 3 van bijlage VI bij zijn Reglement;
B.
overwegende dat het aantal agentschappen het afgelopen decennium sterk is toegenomen, van 3 in 2000 tot 24 in 2010;
C.
overwegende dat de besluiten over de oprichting en toewijzing van agentschappen die in de afgelopen jaren door de Raad zijn genomen tot hoge uitgaven en ondoelmatig functioneren van de betrokken agentschappen hebben geleid, aangezien zij niet zijn gebaseerd op overwegingen van doelmatigheid, hetgeen onder meer tot afgelegen en hogekostenplaatsen heeft geleid;
D.
overwegende dat de begroting van de gedecentraliseerde agentschappen tussen 2007 en 2010 aanzienlijk is gestegen van EUR 1 055 000 000 (voor 21 agentschappen) tot EUR 1 658 000 000 (voor 24 agentschappen);
E.
overwegende dat de bijdragen van de Unie aan de gedecentraliseerde agentschappen voor het begrotingsjaar 2010 meer dan EUR 620 000 000 bedroegen;
F.
overwegende dat het Parlement, de Raad en de Commissie na de goedkeuring van de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie van 11 maart 2008 het project tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de agentschappen opnieuw hebben gelanceerd en in 2009 een interinstitutionele werkgroep voor de agentschappen hebben ingesteld;
G.
overwegende dat deze interinstitutionele werkgroep op 13 december 2011 voor de zevende maal bijeen is gekomen op politiek niveau, waarbij de volgende punten zijn besproken: de criteria voor de oprichting van nieuwe agentschappen, de keuze van de zetel van de agentschappen en de overeenstemming hierover, de samenstelling van besturen, de benoemingsprocedure voor directeuren, de beoordeling en de prestaties, het meerjarig programma en de administratieve ondersteuning;
H.
overwegende dat het speciaal verslag van de Rekenkamer over het vaststellen van kostenbenchmarks voor de agentschappen van de Europese Unie vóór eind 2011 zou verschijnen; voorts overwegende dat de Rekenkamer het Parlement bij schrijven van 15 februari 2012 een synthesedocument heeft doen toekomen met uittreksels van de gegevens voor de periode van 2008 tot en met 2010 betreffende de governancekosten, het
1
Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0388. PB C 161 E van 31.5.2011, blz. 62.
2
2
financieel beheer en de operationele doelmatigheid van de agentschappen; overwegende dat de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit per brief van 18 april 2012 heeft laten weten dat ze niet voornemens is het speciaal verslag over het vaststellen van kostenbenchmarks voor de agentschappen van de Europese Unie op te stellen; I. GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN FINANCIEEL BEHEER Beheer van begrotingsmiddelen (waaronder overdrachten en annuleringen) 1.
verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie per agentschap over de totale jaarlijkse financiering uit de algemene begroting van de Unie te verstrekken; benadrukt dat het document de volgende informatie dient te bevatten: -
de oorspronkelijke in de begroting voor het agentschap opgenomen bijdrage van de Unie,
-
het van de terugvordering van overschotten afkomstige bedrag,
-
de totale bijdrage van de Unie voor het agentschap,
-
het bedrag van de bijdrage van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA);
verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te verstrekken over, indien van toepassing, het niveau van door de agentschappen gegenereerde inkomsten en het niveau van de bijdragen van lidstaten en derden; 2.
verzoekt de Commissie de in paragraaf 1 genoemde informatie voor het begrotingsjaar 2010 op vergelijkbare en transparante wijze ook voor de voorgaande begrotingsjaren te verstrekken ten einde het Parlement en het publiek in de gelegenheid te stellen de bijdrage van de Unie aan elk agentschap voor die periode te vergelijken; is van oordeel dat een en ander zal bijdragen tot duidelijkheid, transparantie en publieke controle op de besteding van EU-gelden;
3.
dringt er bij de Commissie op aan om een einde te maken aan de stijgingen van de begrotingen van de agentschappen en zelfs een verlaging van de bijdrage van de Unie aan hun begrotingen in overweging te nemen; dringt er voorts bij de agentschappen op aan om hun exploitatie- en overheadkosten terug te dringen, onder andere door agentschappen met vergelijkbare of elkaar overlappende taken of met meerdere vestigingsplaatsen samen te voegen, en mechanismen in te stellen om de besteding van iedere euro zichtbaar en controleerbaar te maken en om aanzienlijk op EU-middelen te besparen;
4.
dringt erop aan dat alle agentschappen gewijzigde begrotingen, overschrijvingen en overdrachten in hun verslag over de definitieve jaarrekening en in hun jaarverslag over het begrotings- en financieel beheer stelselmatig motiveren;
5.
merkt op dat een aantal agentschappen problemen heeft met het tijdig uitgeven van hun begroting en dat middelen worden vastgelegd voor projecten die geen verband houden met het begrotingsjaar; is bezorgd over het feit dat aanzienlijke bedragen van de begroting aan het einde van het begrotingsjaar worden toegewezen; ziet dit als een mogelijk teken dat geldmiddelen van de Unie in sommige gevallen onnodig worden aangewend; verzoekt
3
de Rekenkamer en in het bijzonder de agentschappen zelf om aanvullende informatie en verantwoording in de gevallen van CEDEFOP, CPVO, EFSA, EMSA, ENISA, ERA, Eurojust en FRA die meer dan 25% van hun begroting in de laatste twee maanden van 2010 hebben besteed, alsook in de gevallen van CEPOL, CPVO, Frontex en wederom EMSA, die continu hoge percentages van overdrachten vertonen die moeten worden geannuleerd; 6.
is bezorgd over het feit dat in de gevallen van ECHA, ENISA, ERA, EUROFOUND, FRA, CEPOL, EU-OSHA, EFSA, Eurojust, ECDC, Frontex en BHIM de verhouding van de overlopende posten ten opzichte van overdrachten in 2010 lager was dan 50%; dringt aan op aanvullende informatie en verantwoording van de bovengenoemde agentschappen, aangezien dit betekent dat meer dan de helft van hun overdrachten verband houdt met activiteiten die in het volgende jaar worden ondernomen, hetgeen, indien niet gerechtvaardigd, in strijd zou zijn met het jaarperiodiciteitsbeginsel;
7.
wijst erop dat meerdere agentschappen in het begrotingsjaar 2010 veel operationele kredieten hebben overgedragen of geannuleerd, hetgeen de Rekenkamer in haar verslagen over de jaarrekeningen voor het begrotingsjaar 2010 niet significant of ongegrond achtte; wenst dan ook van de Rekenkamer te vernemen welke criteria zij hanteert om te beoordelen wat significante of ongegronde overdrachten zijn;
8.
wijst erop dat een hoog niveau van overdrachten en annuleringen in het algemeen aangeeft dat een agentschap niet met een grote verhoging van zijn begroting kan omgaan; wenst dat de absorptiecapaciteit en de voor de uitvoering van nieuwe taken benodigde tijd een grotere rol spelen bij begrotingsbesluiten; dringt aan op verlaging van het jaarlijkse budget voor het agentschap in kwestie, indien geen structurele actie wordt ondernomen om dit probleem aan te pakken;
9.
dringt bij de agentschappen aan op verbetering van het beheer van hun vastleggingen alsook van de interne planning en de algemene prognoses van hun inkomsten ten einde hun overdrachts- en annuleringspercentages en hun uitgaven te optimaliseren; herinnert de agentschappen eraan dat ze hun programmering en bewakingssysteem moeten verfijnen en eerder in het kalenderjaar aanbestedingen op gang moeten brengen ten einde de overdracht van kredieten te beperken; verzoekt de Commissie voorts daartoe richtsnoeren te verstrekken en hierop strikt toezicht te houden;
10.
beseft evenwel dat sommige agentschappen, zoals EMA, als gevolg van hun financiële opzet vrijwel ieder begrotingsjaar eindigen met een grote hoeveelheid overdrachten; verzoekt deze agentschappen om een solide mechanisme in te stellen waarmee zij het geraamde aantal overdrachten tijdig kunnen vaststellen; is van oordeel dat een dergelijk mechanisme van essentieel belang is om te beoordelen of het aantal overdrachten aan het einde van het jaar gerechtvaardigd is en of de agentschappen in staat zijn hun begroting naar behoren te beheren;
11.
is zich bewust van het feit dat bepaalde agentschappen die werkzaam zijn op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie operationele agentschappen zijn en dat de uitvoering van hun begroting afhankelijk kan zijn van externe factoren;
12.
is verheugd over het voornemen van CEDEFOP om zijn overdrachten verder terug te dringen middels controle met behulp van gestandaardiseerde sjablonen voor de uitvoering van de begroting (vastleggingen, betalingen) en de voortgang van de
4
aanbestedingen; beschouwt deze maatregel als een praktijk die door de andere agentschappen moet worden nagevolgd; 13.
wijst erop dat, alvorens tot uitbesteding of fusie wordt overgegaan, eerst een grondige kosten-batenanalyse moet plaatsvinden om te bezien of de administratieve kosten kunnen worden teruggedrongen bij bijvoorbeeld de budgettaire planning of het personeelsbeheer; verwijst in dit verband naar de studie 'Opportunity and Feasibility of Establishing Common Support Services for EU Agencies' (Mogelijkheid en haalbaarheid voor het opzetten van gemeenschappelijke ondersteunende diensten voor Europese agentschappen), die het Parlement al in 2009 heeft laten uitvoeren;
14.
herinnert eraan dat de begroting van de agentschappen evenwichtig moet zijn; benadrukt dat sommige agentschappen met hun activiteiten winst maken, hetgeen soms tot een overschot leidt; is van oordeel dat, voor de agentschappen die volledig worden bekostigd uit de begroting van de Europese Unie, het in jaar n ontstane overschot in jaar n+1 zonder meer in mindering moet worden gebracht op de steun van de Unie;
15.
verzoekt de agentschappen om hun interne administratieve procedures te onderzoeken ten einde de administratieve lasten te verminderen; wijst er met name op dat de aanbestedings- en aanwervingsprocedures misschien nog aanzienlijk kunnen worden ingekort;
16.
dringt er bij de agentschappen op aan om bij de planning van hun toekomstige middelen hun eigen administratieve kosten te vergelijken met die van de andere agentschappen en rekening te houden met de vergelijkende tabel voor rangen van administratief personeel bij toekomstige benoemingen op dergelijke posten;
17.
is voorts van mening dat klanten van deels zichzelf financierende agentschappen de kosten van de door de agentschappen aan hen geleverde diensten, waaronder de pro rata werkgeverspensioenbijdrage, volledig dienen te betalen; verzoekt de Commissie om, in verband met de vraag wat te doen in geval van een mogelijk tekort ten opzichte van eerdere prognoses van de premieopbrengsten van de klanten en de noodzaak om de beschikbaarheid van de nodige middelen voor agentschappen te garanderen, onderzoek te doen naar de noodzaak en de mogelijke modaliteiten van het creëren van een beperkt afgeschermd en op transparante wijze beheerd reservefonds;
18.
verzoekt alle relevante begrotingsinstanties om hun taken in het kader van de begrotingsprocedure naar behoren uit te voeren en hun verzoeken met betrekking tot de begrotingen van de agentschappen (d.w.z. oorspronkelijke aanvraag, verhogingen, verlagingen) naar behoren te motiveren en in de toekomst zorgvuldiger te werk te gaan bij besluiten over verhogingen van de begroting van een agentschap in het licht van de voor de uitvoering van de nieuwe activiteiten benodigde tijd; is van oordeel dat de begrotingen van de agentschappen gebaseerd moeten zijn op hun echte reële behoeften; verzoekt de Commissie en alle belanghebbende partijen die bij de begrotingsprocedure betrokken zijn om zo spoedig mogelijk over te gaan tot uitvoering van de aanbeveling van de Rekenkamer voor een op nulgroei gebaseerd begrotingsbeleid voor agentschappen bij het opstellen van de begrotingen voor de agentschappen, hetgeen betekent dat de begroting van elk agentschap wordt opgesteld zonder verwijzing naar bedragen in het verleden en dat deze wordt bepaald door de afzonderlijke behoeften van elk agentschap;
5
19.
dringt er bij de agentschappen op aan het aantal te late betalingen middels corrigerende maatregelen tot een minimum te beperken; maakt zich met name zorgen over het feit dat vertragingen in de betaling het risico vergroten dat rente en heffingen moeten worden betaald in verband met te late betalingen waarvoor in de begroting geen kredieten zijn voorzien;
20.
verzoekt de agentschappen voorts om accuraat en volledig verslag uit te brengen over uitzonderingen overeenkomstig de interne controlenorm N. 16;
Tekortkomingen in aanbestedingsprocedures 21.
wijst op de tekortkomingen in aanbestedingsprocedures; roept de agentschappen ertoe op de doelmatigheid van hun interne controlesysteem te verbeteren om hardnekkige fouten die de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen van de agentschappen in gevaar brengen, te voorkomen of op te sporen;
22.
dringt er bijgevolg bij de agentschappen op aan om hun aanbestedingsprocedures en met name hun goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen in het kader van het financieringsbesluit en het werkprogramma te verbeteren; wijst er bijvoorbeeld op dat door het ontbreken van gegevens waarop het financieringsbesluit van EMSA over geplande operationele aanbestedingen berust, de geldigheid van het besluit van het agentschap in gevaar komt;
23.
verzoekt de agentschappen om in hun jaarlijkse werkprogramma's (AWP) duidelijke informatie op te nemen over het begrote totaalbedrag voor opdrachten en het indicatieve aantal en type voorziene opdrachten; is bezorgd over het feit dat in de jaarlijkse werkprogramma's van de agentschappen vaak niet alle in het Financieel Reglement en de uitvoeringsbepalingen ervan bedoelde informatie expliciet wordt vermeld; wijst erop dat deze tekortkomingen zich met name voordoen bij EMSA en ERA;
24.
verzoekt de agentschappen te zorgen voor tijdige en correcte verslaglegging en ervoor te zorgen dat de uitzonderingen in hun jaarlijkse activiteitenverslagen (AAR) volledig worden vermeld; is van oordeel dat de agentschappen met behulp van uitvoerige controlelijsten en “routing slips” de taken van iedere personeelsfunctie duidelijk moeten kunnen omschrijven en moeten kunnen zorgen voor een adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden;
25.
dringt er bovendien bij de agentschappen op aan om ervoor te zorgen dat de onderhandelingsprocedure, die volgens nauwkeurig vastgelegde voorwaarden dient te worden toegepast, tijdig en naar behoren wordt gerapporteerd aan de raad van bestuur, zodat deze volledig op de hoogte is van de stand van zaken rond deze procedures;
26.
verzoekt de agentschappen voorts om controles achteraf te ontwikkelen en daarover verslag uit te brengen om te zorgen voor een adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden; steunt in dit verband de initiatieven gericht op de ontwikkeling van een centrale en gecoördineerde capaciteit op intern directoraatsniveau van ieder agentschap om het risico op niet-efficiënt gebruik van middelen en ongecoördineerde bewaking van opdrachten te verkleinen;
27.
verwelkomt het initiatief van de EFSA om een praktische handleiding voor aanbestedingen op te stellen met een nauwkeurige omschrijving van de taken en
6
verantwoordelijkheden voor iedere fase van het proces die regelmatig wordt bijgewerkt; beschouwt deze maatregel als een praktijk die door de andere agentschappen zou moeten worden nagevolgd; 28.
is verheugd over het feit dat de Rekenkamer met redelijke zekerheid heeft kunnen vaststellen dat de jaarrekeningen van alle agentschappen die werkzaam zijn op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie voor het begrotingsjaar 2010 op alle essentiële punten betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; wijst erop dat de kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting van deze agentschappen ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op hun prestaties gedurende het gehele jaar;
II. GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN PRESTATIES Meerjarig programma (MP) 29.
dringt er bij de agentschappen op aan meerjarige strategische programma's en richtsnoeren op te stellen, die afgestemd zijn op de specifieke kenmerken van hun activiteiten; hecht er belang aan dat een dergelijke meerjarige planning van activiteiten (doelstellingen en de manieren om deze te bereiken) wordt gekoppeld aan een meerjarige planning van (met name begrotings- en personele) middelen en dat deze duidelijk wordt vertaald in het AWP; verzoekt de agentschappen voorts om het Parlement in dit verband te raadplegen;
30.
moedigt de agentschappen aan om een meerjarig IT-strategieplan op te stellen ter ondersteuning van hun operationele activiteiten;
Jaarlijks werkprogramma (AWP) 31.
is van mening dat het interne proces van de agentschappen ter ondersteuning van de totstandkoming van hun AWP van grote invloed is op de betrouwbaarheid van de informatie die het agentschap aan zijn belanghebbenden en aan de kwijtingsautoriteit verstrekt; dringt er derhalve bij de agentschappen op aan om te zorgen voor samenhang in hun planning, adequate procedures en richtsnoeren, en voldoende documentatie ter ondersteuning van het AWP ten einde informatie over alle uit te voeren activiteiten en over de per activiteit geplande middelen te kunnen verstrekken;
32.
acht het dringend noodzakelijk dat de voor de agentschappen verantwoordelijke commissies de AWP's van deze agentschappen zo nauwgezet mogelijk controleren en erop toezien dat zij aan de actuele situatie en de politieke prioriteiten beantwoorden;
33.
verwacht in dit verband dat de agentschappen bij het opstellen van hun AWP nauwer met de Commissie samenwerken;
34.
pleit voor nauwe samenwerking tussen de agentschappen ten einde tot een efficiënte coördinatie van hun AWP te komen;
35.
dringt er met name bij de agentschappen op aan dat zij actie ondernemen om ervoor te zorgen dat hun AWP volledig genoeg is en alle benodigde informatie bevat (d.w.z. informatie over alle door het agentschap uitgevoerde activiteiten en over de per activiteit geplande middelen) en dat zij daarnaast gedetailleerde gegevens en ramingen opnemen voor de kredieten die naar het volgende jaar worden overgedragen;
7
36.
moedigt de agentschappen met het oog hierop aan om hun AWP te baseren op een sjabloon om vergelijkingen eenvoudiger te maken; verzoekt de Commissie in dit verband om richtsnoeren voor dit sjabloon op te stellen;
37.
is bezorgd over het feit dat het oprichtingsbesluit van bepaalde agentschappen (bijvoorbeeld EUROJUST) niet voorziet in de toekenning van verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en aanneming van het AWP; is van oordeel dat dit kan leiden tot verwarring en gebrek aan eigenaarschap ten aanzien van de voorbereiding en aanneming van het AWP; ziet uit naar het voorstel van de Commissie tot wijziging van de rechtsgrondslag;
Jaarlijks activiteitenverslag (AAR) 38.
dringt er bij de agentschappen op aan de structuur van hun AAR's te standaardiseren overeenkomstig het model dat de directoraten-generaal (DG's) van de Commissie hanteren en dienovereenkomstig gedetailleerde en volledige informatie te verstrekken over: de uitvoering van hun AWP, begroting en personeelsbeleidsplan, indicatoren voor het begrotingsbeheer zoals uitgaven aan het einde van het jaar (d.w.z. de begrotingsvastleggingen die het agentschap in de laatste drie maanden van het jaar heeft gedaan), beheer en interne controlesystemen, bevindingen inzake interne/externe controles, de follow-up van de controleaanbevelingen, de kwijtingsaanbeveling en de betrouwbaarheidsverklaring van de uitvoerend directeur; verzoekt de agentschappen voorts om in hun AAR informatie op te nemen die afkomstig is van de financiële staten en van het verslag over het begrotings- en financieel beheer dat in het kader van de kwijtingsprocedure is voorzien, met inachtneming van de termijnen voor de voorbereiding van de geconsolideerde jaarrekening van de Unie;
39.
wenst dat de structuur van het AAR van ieder agentschap een aantal gemeenschappelijke onderdelen bevat op basis van beste praktijken bij de agentschappen ten einde vergelijkingen gemakkelijker te maken; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan om in samenwerking met de agentschappen een indicatieve sjabloon uit te werken;
40.
verzoekt de directeuren van de agentschappen voorts om hun AAR voor het jaar n en de beoordeling van de raden van bestuur uiterlijk 1 juli van het jaar n+1 aan de Rekenkamer, het Parlement, de Raad en de Commissie toe te zenden;
41.
juicht het toe dat het EU-OSHA in zijn AAR voor 2010 uitgebreide gegevens heeft opgenomen waarin het ene jaar met het andere wordt vergeleken zodat de kwijtingsautoriteit in staat is de prestaties van het agentschap effectiever te beoordelen; is van oordeel dat deze praktijk door de andere agentschappen moet worden nagevolgd;
42.
verzoekt de agentschappen voorts om zich verdere inspanningen te getroosten om ervoor te zorgen dat hun AAR een effectieve weergave is van hun AWP; benadrukt dat dit een cruciaal onderdeel is om de activiteiten en de uitkomsten van de agentschappen, afgezet tegen de bijdrage van de Europese Unie, naar behoren te kunnen beoordelen en aldus hun prestaties te kunnen vaststellen; prijst in dit verband met name de AAR’s en AWP’s van ECHA, EMSA en EUROPOL; wijst er echter op dat sommige agentschappen (zoals EMCCDA en GSA) in dit opzicht tekortkomingen vertoonden en dat hun planningscapaciteiten voor activiteiten (ABB) niet zodanig op de organisatiestructuur van hun agentschap waren afgestemd dat controle op de uitvoering van de begroting mogelijk was;
8
43.
is verheugd over het initiatief van CEDEFOP om Gantt-diagrammen voor de belangrijkste operationele activiteiten in zijn AAR voor 2010 beschikbaar te stellen; herinnert de agentschappen eraan dat deze diagrammen bondig weergeven hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en aansporen tot een meer resultaatgerichte benadering; verzoekt het agentschappen om in de programmering van elk van hun operationele activiteiten een Gannt-diagram op te nemen;
Evaluatie van de agentschappen 44.
verzoekt de agentschappen om in opdracht van de Commissie, het Europees Parlement en/of de Europese Rekenkamer een tweejaarlijkse algemene evaluatie van hun activiteiten en prestaties uit te voeren en te presenteren en het verslag op hun internetsite te publiceren; verzoekt de agentschappen voorts een routekaart op te stellen met een followupactieplan op basis van de conclusies van die evaluaties en jaarlijks verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;
Verslag overeenkomstig artikel 96 45.
herinnert eraan dat de agentschappen overeenkomstig artikel 96, lid 2, van de financiële kaderregeling wordt verzocht om bij de kwijtingsautoriteit een verslag in te dienen over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de opmerkingen en aanbevelingen van de kwijtingsautoriteit in haar vorige kwijtingsverslagen;
46.
betreurt dat de informatie die de agentschappen in de verslagen als bedoeld in artikel 96 hebben opgenomen, van de agentschappen zelf afkomstig is en dat de juistheid van hun verklaringen derhalve niet volledig kan worden gegarandeerd; verzoekt de interinstitutionele werkgroep voor de agentschappen derhalve te overwegen een bepaling over de totstandkoming en uitvoering van een controlemechanisme op te nemen met betrekking tot de informatie die de agentschappen verstrekken in het verslag als bedoeld in artikel 96, om de kwijtingsautoriteit zekerheid te kunnen bieden over de geldigheid van de ontvangen informatie en om een grondige follow-up van de opmerkingen en aanbevelingen van het Parlement in zijn vorige kwijtingsresoluties mogelijk te maken;
Tabel bij de jaarverslagen aan de Rekenkamer 47.
is verheugd over het feit dat de agentschappen in een tabel bij de specifieke jaarverslagen 2010 aan de Rekenkamer een vergelijkend overzicht hebben opgenomen van de in 2009 en 2010 bereikte resultaten, zodat de kwijtingsautoriteit de prestaties van de agentschappen beter van jaar tot jaar kan beoordelen; wijst erop dat dit door de kwijtingsautoriteit sinds de kwijtingsprocedure 2008 van de agentschappen wordt verlangd;
Rol van coördinator van het netwerk van agentschappen 48.
feliciteert het ECHA met zijn doeltreffende inspanningen als coördinator van het netwerk van de agentschappen gedurende de kwijtingsprocedure 2010; is van oordeel dat deze praktijk door het groeiend aantal gemeenschappelijke ondernemingen moet worden nagevolgd;
9
III. GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN TRANSPARANTIE Internetsite van de agentschappen 49.
dringt er bij de agentschappen op aan om via hun internetsites de nodige informatie te verstrekken om te zorgen voor transparantie, met name financiële transparantie; dringt er in het bijzonder bij de agentschappen op aan om op hun internetsite de volgende gegevens beschikbaar te stellen: de lijst met opdrachten die de afgelopen drie jaar zijn toegekend, de lijst met de leden van hun raden van bestuur met de opgave van hun belangen, en een lijst met alle ondernemingen die bij PPP-opdrachten betrokken zijn of die andere commerciële banden hebben met agentschappen; verzoekt de Commissie zich te blijven inspannen om deze informatie volledig toegankelijk te maken en deze in haar systeem voor financiële transparantie te integreren;
Betrekkingen met belanghebbenden 50.
roept de agentschappen op om ervoor te zorgen dat ze hun taken in coördinatie met de verschillende belanghebbenden uitoefenen;
51.
dringt er bij de agentschappen op aan om de betrokkenheid van de Europese instellingen, en met name het Parlement, in hun jaarlijkse planning te vergroten;
Belangenconflicten 52.
roept de agentschappen ertoe op om doelmatige procedures vast te stellen ten einde aantijgingen met betrekking tot bestaande belangenconflicten binnen de agentschappen en/of de raad van bestuur, met name bij EASA, EEA en EFSA terdege aan te pakken;
53.
is verheugd over het initiatief van sommige agentschappen, zoals het Europees Bureau voor visserijcontrole, waarvan de dienst Interne audit een interne opleiding heeft ontwikkeld en de nodige cursussen over ethiek en integriteit bij het agentschap heeft verzorgd; is met name verheugd over het feit dat de opleiding verplicht is voor alle medewerkers, zodat zij zich bewust worden van ethische en organisatorische waarden, in het bijzonder ethisch gedrag, het voorkomen van belangenconflicten, fraudepreventie en het melden van onregelmatigheden;
54.
verzoekt de agentschappen om hun controlesystemen zorgvuldig te archiveren en te evalueren om belangenconflicten tussen hun personeel en deskundigen die bij hun agentschap werkzaam zijn, te voorkomen; roept de raden van bestuur van de agentschappen voorts op om de strengst mogelijke regels en controlemechanismen voor hun leden vast te stellen en toe te passen ten einde ervoor te zorgen dat ze volledig onafhankelijk van persoonlijke belangen handelen; herinnert er nogmaals aan dat aantijgingen in verband met belangenconflicten de reputatie van een agentschap schaden en een negatieve weerslag hebben op de reputatie van de Unie;
55.
herinnert eraan dat de Europese Ombudsman kritiek had op de EFSA vanwege de manier waarop zij mogelijke belangenconflicten en "draaideurgevallen" beoordeelde; verzoekt andere agentschappen om efficiënte procedures in te stellen ter opsporing en voorkoming van belangenconflicten; is van oordeel dat de "afkoelingsperiode" voor personen die als
10
directeur van een agentschap werkzaam zijn geweest of die binnen het agentschap een verantwoordelijke functie hebben bekleed nader moet worden omschreven; 56.
verzoekt de agentschappen dan ook om de bevoegde commissies alsook de Commissie begrotingscontrole van het Parlement een uitgebreid overzicht te geven van de procedures, criteria en de controlemechanismen die worden gehanteerd om "draaideurgevallen" en belangenconflicten te voorkomen; dringt er bij de agentschappen op aan om, in gevallen waarin zij met de nationale tegenhangers samenwerken, deze gedeelde rol te verduidelijken om in geval van belangenconflicten hiaten in de verantwoordelijkheid te voorkomen;
57.
herhaalt voorts zijn verzoek aan de Commissie om uiterlijk eind 2012 informatie te verstrekken over het bestaan en de toepassing van regelgeving en voorschriften inzake de afkoelingsperioden en soortgelijke gevallen bij alle agentschappen;
58.
is verheugd over het voornemen van de Rekenkamer om een alomvattende analyse uit te voeren van de beleidsaanpak van de agentschappen en de concrete praktijk voor het beheer van situaties waarin sprake is van belangenconflicten ten einde belangenconflicten te voorkomen met inachtneming van de definitie van de OESO en daaraan gerelateerde regelgeving;
59.
herinnert eraan dat het Parlement in voornoemde resolutie van 15 september 2011 over de inspanningen van de EU ter bestrijding van corruptie de Commissie en de EUagentschappen onder meer heeft verzocht om voor meer transparantie te zorgen door opstelling van gedragscodes of verbetering van reeds bestaande codes, met een minimum aan duidelijke regels voor wat betreft belangenverstrengeling;
60.
herinnert eraan dat belangenconflicten leiden tot corruptie, fraude, wanbeheer van fondsen en personeel, en bevoorrechting en een negatief effect hebben op de onpartijdigheid van de besluiten en de kwaliteit van het werk en het vertrouwen van de EU-burgers in de instellingen van de Unie, waaronder de agentschappen, ondermijnt;
Aanwerving van directeuren voor de agentschappen 61.
verzoekt de Interinstitutionele Werkgroep (IWG) om zich te buigen over de modaliteiten voor de benoeming van directeuren voor de agentschappen ten einde tot een open, transparante en betrouwbare aanwervingsprocedure te komen; doet in dit verband een beroep op de IWG om in haar gezamenlijke verklaring op te nemen dat de voor de functie van directeur van een agentschap geselecteerde kandidaten worden onderworpen aan een openbaar sollicitatiegesprek in de parlementaire commissies;
62.
wijst erop dat voor de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (agentschappen die in 2010 zijn opgericht en in 2011 operationeel zijn geworden) de uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van toezichthouders, doch niet voordat de benoeming door het Parlement als kwijtingsautoriteit is bevestigd; onderstreept dat deze procedure de regel zou moeten zijn bij de benoeming van de uitvoerend directeuren van alle agentschappen;
11
Fraudepreventie 63.
verzoekt de agentschappen actiever te zijn op het gebied van de fraudepreventie en om adequaat en regelmatig over deze activiteiten te communiceren; benadrukt dat de rol van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) voor wat betreft de agentschappen moet worden geformaliseerd en versterkt, en zichtbaarder moet worden;
Waarschuwingssysteem 64.
is van oordeel dat de Commissie, wanneer zij ernstige redenen heeft om aan te nemen dat een agentschap op het punt staat om besluiten te nemen of activiteiten te ondernemen die mogelijk niet in overeenstemming zijn met het mandaat van het agentschap, in strijd zijn met EU-wetgeving of duidelijk in strijd zijn met de beleidsdoelstelling van de Unie, de plicht heeft het Parlement en de Raad hierover onverwijld te informeren ten einde deze in de gelegenheid te stellen passende stappen te ondernemen;
IV. GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN PERSONELE MIDDELEN Aanwervingsprocedures 65.
dringt er bij de agentschappen op aan om de noodzakelijke maatregelen te treffen om de rechtmatigheid, transparantie en objectiviteit van hun aanwervingsprocedures te verhogen; constateert opnieuw dat er bij verschillende agentschappen tekortkomingen in de procedures voor de personeelsselectie zijn, die de transparantie van deze procedures in gevaar kunnen brengen en/of afbreuk kunnen doen aan het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van de geschiktheidscriteria; neemt met name ter kennis dat de Rekenkamer herhaaldelijk heeft gewezen op de volgende tekortkomingen: -
het ontbreken van bewijs dat de selectiecriteria en de drempelwaarden waaraan kandidaten moeten voldoen om te worden uitgenodigd voor schriftelijke tests en gesprekken, zijn vastgesteld voordat de beoordelingsprocedure begint,
-
onvoldoende documentatie betreffende aanwervingsprocedures,
-
ongelijke behandeling van interne en externe kandidaten in het kader van de aanwervingsprocedures,
-
beperkte concurrentie;
is van oordeel dat deze tekortkomingen ten koste gaan van het vermogen van de agentschappen om te reageren op mogelijke beschuldigingen van willekeur bij de aanwerving van personeel en passende besluiten te nemen om een en ander aan te pakken; 66.
is verheugd dat het CEDEFOP in 2010 het initiatief heeft genomen voor een onlineaanwervingsinstrument, RECON - Recruitment Online, dat het Centrum in staat stelt de snelheid, efficiëntie en transparantie van zijn aanwervingsprocedures te vergroten; roept alle agentschappen op deze procedure na te volgen;
67.
is van oordeel dat werknemers, inclusief directeuren, jaarlijks tussen de agentschappen moeten roteren; verzoekt de Commissie het Parlement een overzicht te geven van alle
12
personeelsleden, met name directeuren en personen met leidinggevende functies, die vanaf 2008 van agentschap zijn gewisseld of van een EU-instelling naar een andere zijn gegaan; 68.
verzoekt de Commissie het Parlement een uitgebreid overzicht te verstrekken met de criteria die worden gehanteerd om de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en de juiste kwalificaties van het aangeworven personeel te garanderen, inclusief de criteria om belangenconflicten te beëindigen of te voorkomen alsook om afschrikkende sancties te nemen in geval van vastgestelde onregelmatigheden;
69.
betreurt dat sommige agentschappen in 2010 nog steeds een hoog vacaturepercentage hadden; roept deze agentschappen op alle nodige stappen te ondernemen om te voorkomen dat deze situatie zich weer voordoet;
Aan interim-personeel toegewezen gevoelige taken 70.
doet nogmaals een beroep op de agentschappen om ervoor te zorgen dat gevoelige taken niet aan interim-personeel worden toegewezen; betreurt dat agentschappen in sommige gevallen zulke personeelsleden in dienst hebben genomen om gevoelige taken uit te voeren of hun toegang hebben gegeven tot gevoelige informatie; wijst op de potentiële veiligheidsrisico's, wanneer tijdelijk personeel toegang heeft tot gevoelige informatie en niet op de hoogte is van de juiste procedures of van eventuele belangenconflicten;
Flexibele werktijden – vrije dagen 71.
dringt er bij alle agentschappen op aan de betreffende kwijtingsautoriteit mede te delen hoeveel verlofdagen er in het kader van de flexibelewerktijdenregeling ("Flexitime") en de overwerkcompensatie voor de respectieve rangen in 2010 zijn toegekend;
V. UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN HET INTERNE CONTROLESYSTEEM 72.
spoort de agentschappen ertoe aan om hun interne controlesystemen verder te verbeteren teneinde de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring van hun directeur te onderbouwen; benadrukt daarnaast hoe belangrijk het voor een agentschap is om daadwerkelijk een risicobeheerfunctie in te stellen voor het registreren van risico's en het maken van plannen ter voorkoming van risico's;
Dienst Interne audit (IAS) 73.
wijst erop dat de agentschappen uit hoofde van de vigerende wetgeving niet per se verplicht zijn om de verslagen van de IAS ter beschikking te stellen van de Commissie begrotingscontrole; beschouwt het als een tekortkoming in de wetgeving; is van oordeel dat de verslagen van de interne controleur aan de leden van de Commissie begrotingscontrole ter beschikking moeten worden gesteld, eventueel met beperkte toegang; dringt er bij de medewetgevers op aan om tijdens de lopende onderhandelingen het Financieel Reglement in die zin te wijzigen dat de interne controleur verplicht wordt om zijn verslagen via het secretariaat van de Commissie begrotingscontrole aan de kwijtingsautoriteit toe te zenden;
13
74.
is van oordeel dat de taak van de IAS als interne controleur van de gedecentraliseerde agentschappen van cruciaal belang is; benadrukt in het bijzonder dat de IAS onafhankelijke adviezen uitbrengt omtrent de kwaliteit van beheer- en controlesystemen en aanbevelingen formuleert ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een gezond financieel beheer door de agentschappen;
75.
verzoekt de raden van bestuur van de agentschappen dan ook terdege rekening te houden met de aanbevelingen van de IAS teneinde de vastgestelde tekortkomingen op korte termijn te verhelpen, en afwijzingen en vertragingen bij de uitvoering van de aanbevelingen van de IAS tegenover de kwijtingsautoriteit te motiveren;
VI. UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN HET EXTERNE CONTROLESYSTEEM Controles van de Rekenkamer op de agentschappen 76.
wijst erop dat zowel de IAS als de Rekenkamer de agentschappen aanbevelen om iets aan hun tekortkomingen te doen; verwelkomt de inspanningen van beide controleinstanties om de agentschappen te voorzien van bruikbare adviezen om hun tekortkomingen aan te pakken; herinnert de agentschappen er nadrukkelijk aan dat zij de aanbevelingen serieus dienen te nemen en de noodzakelijke maatregelen moeten treffen om hun tekortkomingen te verhelpen; wenst dat de IAS de begrotingsautoriteit informeert over tekortkomingen in de verslagen die door de directeuren van de agentschappen zijn opgesteld overeenkomstig artikel 72, lid 5, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 en de aan de agentschappen gedane aanbevelingen openbaar maakt ten einde het openbare karakter en aldus de effectiviteit van de audittaken te waarborgen;
77.
merkt op dat de Rekenkamer in 2010 32 openbare documenten inzake de agentschappen heeft uitgebracht die allemaal in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd en beschikbaar zijn op de internetsites van zowel de Rekenkamer als de Commissie begrotingscontrole; spoort de Rekenkamer er dan ook toe aan om haar auditfunctie voor de agentschappen op onpartijdige wijze te blijven uitoefenen en haar bevindingen en aanbevelingen op te nemen in haar openbare jaarverslagen of speciale verslagen ten einde de begrotingsautoriteit in de gelegenheid te stellen haar kwijtingsfunctie ten volle uit te oefenen en de burgers van de Unie op de hoogte te houden;
78.
merkt op dat de Rekenkamer als onderdeel van haar jaarlijkse audits van de agentschappen de aanbestedingsprocedures controleert; steunt de Rekenkamer in haar rol van externe controleur ten einde ervoor te zorgen dat zij alles in het werk stelt om zo volledig mogelijke informatie over aanbestedingsprocedures te krijgen om vast te kunnen stellen dat de agentschappen bij de voorbereidings-, publicatie-, evaluatie- en contractbeheersfase van aanbestedingen het beginsel van maximale en open concurrentie en het beginsel van “waar voor je geld” volledig naleven alsook om de daadwerkelijke omzet van de door ieder agentschap gecontracteerde ondernemingen te controleren ten einde te garanderen dat de omzet niet gerelateerd is aan wijzigingen in de officiële naam van de contractanten;
14
79.
verzoekt de Rekenkamer om, naarmate de relevante gegevens in de loop van het auditproces beschikbaar komen, te voorzien in een openbare gegevensbank met onder meer de volgende informatie in gemakkelijk toegankelijke bestandsformaten (bijv. Excel-bestanden en/of CSV-bestanden): – begrotingsvastleggingen die in de laatste drie maanden van het jaar zijn gedaan, – kredieten die zijn overgedragen in verband met de begroting van de agentschappen, – verschil tussen de geschatte (ex-ante) en feitelijke (ex-post) overgedragen kredieten van de agentschappen, – gemiddeld liquiditeitenbezit per maand, – geannuleerde kredieten in verband met het gemiddelde liquiditeitenbezit gedurende het jaar, – rentebaten in verhouding tot het gemiddelde liquiditeitenbezit van de agentschappen, – gemiddeld liquiditeitenbezit in verhouding tot de gemiddelde uitgaven per dag, – unieke gebruikers op de internetsite van agentschappen en door de agentschappen uitgebrachte publicaties/persberichten in verband met aan public relations toegewezen middelen; dringt er bijgevolg bij de agentschappen op aan om de Rekenkamer tijdig van de nodige gegevens en ramingen te voorzien;
80.
verzoekt de Rekenkamer om een vrij toegankelijke en transparante rangschikkingsprocedure voor agentschappen op te stellen door gebruik te maken van belangrijke indicatoren op het gebied van goed financieel en begrotingsbeheer, lage governancekosten en efficiënte operationele doelmatigheid, en om de onderliggende gegevens in gemakkelijk toegankelijke bestandsformaten (bijv. Excel-bestanden en/of CSV-bestanden) beschikbaar te stellen;
Verslagen van de Rekenkamer over de jaarrekening 81.
82.
herinnert eraan dat de kwijtingsautoriteit bij de vorige kwijtingen van de agentschappen de Rekenkamer heeft verzocht nadere informatie te verstrekken over: -
de efficiëntie van de interne controlesystemen van ieder agentschap,
-
de mogelijke belangenconflicten binnen de agentschappen,
-
een beoordeling van het AAR van elk agentschap,
-
de prestaties van het agentschap;
is verheugd dat de Rekenkamer bij haar evaluatie van de AAR's van de agentschappen een specifieke tabel heeft gevoegd met een vergelijking tussen de activiteiten in 2009 en 2010 en het publiek aldus informatie verstrekt met betrekking tot deze activiteiten;
15
83.
herinnert eraan dat de Rekenkamer als een externe, onafhankelijke controleautoriteit optreedt om recht te doen aan de Europese burgers die wensen te weten hoe hun geld wordt besteed en hoe de agentschappen worden beheerd; wijst er in dit verband op dat de agentschappen het openbaar belang dienen en rekenschap dienen af te leggen aan de burgers wier belangen zij moeten dienen; verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit zo volledig mogelijk informatie te verstrekken over de follow-up van eerdere controles alsook over onregelmatigheden die de Rekenkamer niet belangrijk genoeg acht voor vermelding teneinde de kwijtingsautoriteit te steunen bij haar taak als controleorgaan van de agentschappen;
Twee speciale verslagen van de Rekenkamer: het ene gepland maar niet verschenen, het andere te verwachten in de loop van 2012 84.
is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer, ondanks de in haar AWP van 2011 verstrekte informatie en de aanhoudende verzoeken van het Parlement, het speciaal verslag over kostenbenchmarks voor de agentschappen niet heeft uitgebracht; erkent de inspanningen van de Rekenkamer om het Parlement te voorzien van informatie over kostenbenchmarks voor de agentschappen; is evenwel verbaasd over het feit dat de Voorzitter van de Rekenkamer op 15 februari 2012 een brief met bijlage heeft gestuurd aan de Voorzitter van het Parlement heeft gestuurd waarin in wezen staat dat de bijlage (i) niet het speciaal verslag is over kostenbenchmarks voor de agentschappen, (ii) een niet-openbaar karakter heeft en (iii) deze voor de kwijting 2011 kan worden gebruikt, alhoewel de gegevens in de bijlage betrekking hebben op de jaren 2008-2010; betreurt dat de Rekenkamer niet voornemens is het speciaal verslag over kostenbenchmarks voor de agentschappen op te stellen, zoals aangegeven in de brief van de Rekenkamer van 18 april 2012 aan de kwijtingsautoriteit;
85.
wijst erop dat de Rekenkamer uiterlijk eind juni 2012 een speciaal verslag over belangenconflictbeheersing bij de agentschappen van de Unie zal publiceren; is, in het licht van de gevallen van belangenconflicten die zich herhaaldelijk bij verschillende agentschappen schijnen voor te doen, verheugd over dit besluit en dringt er bij de Rekenkamer op aan om haar inspanningen op te voeren ten einde dit speciaal verslag binnen de gestelde termijn uit te brengen;
Externalisering van de controles van de Rekenkamer op de agentschappen 86.
is van oordeel dat, mochten controleurs uit de particuliere sector bij de externe controle van de rekeningen van de agentschappen worden betrokken, de selectie en benoeming van de particuliere controleurs dient te geschieden overeenkomstig de vigerende regelgeving, waaronder die betreffende transparantie van overheidsopdrachten, en dat passende controlemechanismen moeten worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat werkzaamheden in verband met de wettigheid en regelmatigheid van ontvangsten en uitgaven en de betrouwbaarheid van de rekeningen van de agentschappen overeenkomstig de vereiste normen worden uitgevoerd; is eveneens van oordeel dat aspecten van zulke uitbestede externe controles, met inbegrip van de gerapporteerde controlebevindingen, volledig moeten blijven vallen onder de verantwoordelijkheid van de Rekenkamer, die alle vereiste administratieve en aanbestedingsprocedures zal moeten beheren en uit haar eigen begroting zal moeten financieren, zonder aanspraak te kunnen maken op een aanvullende begroting, aangezien deze taak onder de bevoegdheid van de Rekenkamer valt; is voorts van oordeel dat de huidige crisis geen ruimte biedt voor aanvullende begrotingen voor de
16
uitvoering van taken die onder de bevoegdheid vallen van één EU-instelling, in voorkomend geval de Rekenkamer; 87.
dringt er bij de Rekenkamer op aan om bij het geven van opdrachten voor een onafhankelijke controle van de agentschappen belangenconflicten te voorkomen;
88.
is voorts van mening dat in geval van uitbesteding het verslag van de onafhankelijke controleurs door zowel de onafhankelijke controleurs als de Rekenkamer onmiddellijk openbaar moet worden gemaakt; verlangt daartoe van de Rekenkamer dat zij ervan afziet vertrouwelijkheidsbedingen op te nemen in het contract met de uiteindelijke onafhankelijke contractant in verband met de publicatie van de verslagen zoals zij door de onafhankelijke controleur zijn opgesteld; is van oordeel dat de Rekenkamer tegelijkertijd de verantwoordelijkheid voor deze onafhankelijke controle dient te aanvaarden en dienovereenkomstig dient te handelen;
VII. BESTUUR VAN DE AGENTSCHAPPEN Raad van bestuur 89.
merkt op dat de grote omvang van de raden van bestuur van bepaalde agentschappen en de aard en omvang van het personeelsverloop kunnen leiden tot een inefficiënt besluitvormingsorgaan; roept de IWG voor de agentschappen dan ook op deze kwestie aan te pakken en voorts de aard van de status van hun leden, de reikwijdte van de bevoegdheden en belangenconflictkwesties opnieuw te evalueren; stelt daarnaast voor om de mogelijkheid van een fusie van raden van bestuur van agentschappen die op aanverwante terreinen werkzaam zijn, in overweging te nemen ten einde vergaderkosten te beperken;
90.
wijst op de verantwoordelijkheid van de raden van bestuur op het vlak van het beheer van en het toezicht op de agentschappen; is van oordeel dat bepaalde beslissingen van de raad van bestuur, zoals het verwerpen van een of meerdere aanbevelingen van de interne controleur zonder geldige redenen, negatieve gevolgen kunnen hebben voor het beheer van het agentschap; wenst dat de positie van de Commissie in de raden van bestuur van de agentschappen opnieuw wordt bekeken ten einde haar stemrecht te verlenen en haar de mogelijkheid te bieden een blokkerende minderheid te vormen bij beslissingen over het begrotings-, financieel en administratief beheer; verzoekt de Commissie voorts om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van door de raden van bestuur genomen beslissingen die tegen het beginsel van goed begrotings- en financieel beheer van agentschappen of tegen het Financieel Reglement indruisen;
91.
is verheugd over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de suggesties van de Rekenkamer voor invoering van nauwlettender toezicht en controle op kredietoverschijvingen, en verwacht dat ook in de toekomst nauwlettende controle zal worden uitgeoefend op de begrotingen van de agentschappen; is van oordeel dat de problemen rond activiteitengerelateerde budgettering ontstaan doordat de uitgaven voor personeelskosten, administratieve kosten en operationele kosten in de praktijk moeilijk te scheiden zijn, wanneer het werkgebied zaken omvat als informatie, adviesverlening en vertrouwenwekkende maatregelen;
17
92.
verzoekt de agentschappen in hun activiteitenverslagen hun personeelsaantallen, waaronder ook arbeidscontractanten, op een meer transparante wijze aan te geven; ziet uit naar het akkoord van de IWG voor de agentschappen, dat een belangrijke bijdrage zal leveren aan de budgettering en werking van de agentschappen;
93.
stelt met bezorgdheid vast dat bij acht agentschappen, te weten CEPOL, ECHA, EFSA, EMCDDA, EMSA, ETF, FRA en FRONTEX, de kosten van de raad van bestuur in 2010 per vergadering en per lid gemiddeld tussen EUR 1.017 en EUR 6.175 bedroegen; is van oordeel dat deze kosten buitensporig zijn en drastisch dienen te worden verlaagd;
Administratieve ondersteuning 94.
95.
doet voorts een beroep op de agentschappen om de volgende opties in overweging te nemen, wanneer zij zich buigen over de mogelijkheden om de administratieve ondersteuning zo efficiënt mogelijk te laten functioneren: -
een fusie van kleinere agentschappen om kosten te besparen en overlappende doelstellingen weg te nemen en/of te voorkomen, en verdere uitgaven uit de begroting van de Unie te voorkomen,
-
gezamenlijke gebruikmaking van diensten door meerdere agentschappen, ofwel volgens het criterium van de nabijheid van de locaties ofwel volgens beleidsgebied; prijst in dit verband het initiatief van EMSA-CFCA om de interne controlefunctie te delen; ziet dit evenwel als een begin dat een vervolg moet krijgen in de vorm van herstructurering en fusies, ook met betrekking tot de agentschappen;
verzoekt de Commissie en/of Rekenkamer om een evaluatie van alle agentschappen uit te voeren ter opsporing en analysering van: -
de potentiële synergieën alsook gevallen van onnodige of overlappende activiteiten van agentschappen,
-
onnodig hoge overheadkosten als gevolg van de vestigingsplaats,
en een alomvattende kosten/batenanalyse en effectbeoordeling te maken van de fusie of sluiting van sommige agentschappen, wanneer de toegevoegde waarde of doeltreffendheid van het agentschap niet voldoende is, en het Parlement hierover tijdig vóór de kwijting 2011 te informeren; 96.
dringt er bij de Commissie en de Raad op aan om rekening te houden met de werkelijke behoeften van ieder agentschap en de noodzaak om in deze tijd van financiële en economische crisis geld van de EU-belastingbetalers te besparen, en geen rekening te houden met de wensen van sommige lidstaten om een agentschap in hun land te hebben, als het openbaar belang van de Unie daarbij niet gediend is;
Disciplinaire procedure 97.
herinnert er nogmaals aan dat het Parlement, sinds zijn kwijtingsresolutie voor 2006, een beroep op de agentschappen heeft gedaan om een gemeenschappelijke tuchtraad in overweging te nemen die op onpartijdige wijze disciplinaire sancties tot en met uitsluiting kan opleggen; constateert dat er nog steeds moeilijkheden zijn bij de verwezenlijking van dit project; verzoekt het voor de coördinatie van het netwerk van agentschappen verantwoordelijke agentschap om een netwerk van personeelsleden in de vereiste rang in het leven te roepen om als onpartijdige leden in de tuchtraad zitting te nemen;
18
VIII. BESCHOUWING OVER DE AGENTSCHAPPEN: EEN GEMEENSCHAPPELIJKE AANPAK 98.
is verheugd over de voortdurende inspanning van de IWG voor de agentschappen, die tot taak heeft de rol en de positie van de gedecentraliseerde agentschappen in het institutionele bestel van de Unie, de oprichting, de structuur en werking ervan, en aangelegenheden in verband met financiering, begroting, controle en beheer tegen het licht te houden; verzoekt de IWG om met een ontwerpvoorstel voor een gezamenlijk akkoord tussen het Parlement, de Raad en de Commissie over de agentschappen te komen;
99.
verzoekt de Commissie opties uit te werken voor de organisatie en uitvoering van een professioneel beheer van de kasmiddelen van de agentschappen;
100. verzoekt de IWG na te gaan waar sprake is van dubbel werk en overlappende activiteiten binnen bestaande agentschappen en of sommige agentschappen zouden kunnen worden samengevoegd; 101. is van oordeel dat de agentschappen, net als de samenwerking tussen het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité, baat zouden kunnen hebben bij gezamenlijke administratieve diensten; verzoekt de IWG met klem zich te buigen over de kwestie van de geografische spreiding van de agentschappen, die hun kosten aanzienlijk verhoogt en samenwerking moeilijk maakt; is van oordeel dat de agentschappen, wanneer zij op een klein aantal locaties zouden worden gegroepeerd, overhead- en beheerkosten zouden kunnen delen, met name voor wat betreft IT, personeel en financiële administratie; 102. concludeert tot slot dat met name in deze tijd van crisis de feitelijke toegevoegde waarde van de agentschappen serieus en snel moet worden geanalyseerd om niet-verplichte en niet absoluut noodzakelijke uitgaven te voorkomen teneinde tegemoet te komen aan de meest noodzakelijke behoeften van de Unie en aan de behoeften en bezorgdheden van de burgers en hun behoefte aan vertrouwen in onze instellingen; benadrukt dat de Unie en haar lidstaten van de EU-burgers geen bezuinigingen kunnen verlangen zonder zelf te besparen; roept op tot redelijkheid bij grotere bezuinigingen door de organen van de Unie - inclusief de agentschappen - en dat geldt ook voor haar burgers, de belastingbetalers, die bijdragen aan de begroting van de Unie; o o
o
103. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de agentschappen waarop deze kwijtingsprocedure van toepassing is, alsmede aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
19
P7_TA-PROV(2012)0165 Kwijting 2010: Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen1, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0125/2012), 1. verleent de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L). 1 2 3
PB C 366 van 15.12.2011, blz 117. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1. 20
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau2, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen3, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie4, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0125/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en te zorgen voor de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4 5
PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB C 366 van 15.12.2011, blz 117. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 21
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0125/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie ("het Vertaalbureau") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat Parlement de directeur van het Vertaalbureau op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor het begrotingsjaar 20095, en overwegende dat het in zijn begeleidende resolutie bij het kwijtingsbesluit het Vertaalbureau o.a. heeft verzocht:
1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz 117. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 125. 22
–
de evaluatie van zijn prestaties verder te ontwikkelen door de koppelingen te verbeteren tussen zijn strategische acties en de in zijn jaarlijkse werkprogramma opgenomen acties en door de indicatoren voor het volgen van zijn prestaties te beoordelen, teneinde te voldoen aan SMART-criteria,
–
doeltreffender maatregelen te nemen om de continue stijging van zijn overschot tegen te gaan; in 2009 bedroeg het overschot 24 000 000 EUR, in vergelijking met 26 700 000 EUR in 2008, 16 900 000 EUR in 2006, 10 500 000 EUR in 2005 en 3 500 000 EUR in 2004,
–
de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de stappen die zijn ondernomen om het ABAC-boekhoudsysteem op doeltreffende wijze operationeel te maken;
C. overwegende dat de definitieve begroting van het Vertaalbureau voor 2010 55 928 077 EUR was, in vergelijking met 62 630 000 EUR in 2009, hetgeen een daling is van 11,98%; D. overwegende dat het volume aan vertalingen in 2010 het grootste was sinds de oprichting van het Vertaalbureau, met een toename van het aantal vertaalde bladzijden met 20,1% in vergelijking met 2009; Budgettair en financieel beheer 1. maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag en de jaarrekening voor 2010 van het Vertaalbureau op dat de oorspronkelijke begroting ervan voor 2010 van 48 100 000 EUR het onderwerp van twee gewijzigde begrotingen was; merkt in het bijzonder op dat het doel van de twee gewijzigde begrotingen tweeledig was: –
om het begrotingsoverschot van voorgaande jaren op te nemen, namelijk 24 000 000 EUR, teneinde de werknemersbijdragen aan de Commissie voor pensioenen van 1998 - 2009 te betalen, een totaalbedrag van 18 400 000 EUR, en de grootste klant van het Vertaalbureau, het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt, het bedrag terug te betalen van het economische resultaat voor 2009, namelijk 6 121 255 EUR,
–
om de begroting in evenwicht te brengen met het bedrag van 8 000 000 EUR, als gevolg van een verwachte substantiële toename van het aantal klanten;
2. stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van het Vertaalbureau vast dat door het grotere totale aantal vertaalde pagina's in 2010 de inkomsten van het Vertaalbureau zijn toegenomen tot 51 200 000 EUR in 2010, een toename van 13,71% in vergelijking met 2009; maakt eveneens uit het verslag op dat het uitvoeringscijfer van de uitgaven van het Vertaalbureau is gestegen tot 43 040 000 EUR, hetgeen overeenkomt met 86,79% van de kredieten, een toename van 18,27% in vergelijking met 2009; 3. herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2965/94 betreffende de oprichting van het Vertaalbureau, de inkomsten en uitgaven in de begroting van het Vertaalbureau in evenwicht moeten zijn; stelt vast dat voor het begrotingsjaar 2010 het totale overschot van het Vertaalbureau van 2009 24 000 000 EUR bedroeg; neemt er evenwel kennis van dat het Vertaalbureau er voornamelijk door de overdracht van middelen naar de pensioenregeling van de Unie en de terugbetaling aan zijn klanten, 23
in is geslaagd het voornoemde overschot te beperken tot 9 200 000 EUR; heeft bovendien van het Vertaalbureau vernomen dat de raad van bestuur in 2011 heeft besloten dit bedrag van 9 200 000 EUR te gebruiken voor het aanleggen van een reserve voor uitzonderlijke investeringen (4 300 000 EUR) en van een reserve voor prijsstabilisering (4 900 000 EUR); 4. is tevreden met de schikking in het langdurige geschil tussen het Vertaalbureau en de Commissie over het vraagstuk van de werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling van de Unie; 5. is tevreden met het hierboven vermelde besluit van de raad van bestuur om een reserve van 4 300 000 EUR aan te leggen voor investering in het in de jaren 2012-2013 te realiseren programma e-CDT en een reserve van 4 900 000 EUR ter stabilisering van de prijzen, teneinde de potentiële terugloop van zijn inkomsten als gevolg van de verwachte daling van de vertaalvraag van zijn klanten te compenseren; 6. is er verheugd over dat naar aanleiding van het verzoek van de kwijtingsautoriteit de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor het begrotingsjaar 2010 openbaar is gemaakt op de website van het Vertaalbureau; Aanbestedingsprocedures 7. verzoekt het Vertaalbureau ervoor te zorgen dat artikel 60 van het Financieel Reglement wordt nageleefd door financieringsbesluiten vast te stellen voor operationele uitgaven; vraagt het Vertaalbureau met name een betere controle in te stellen voor het proces van aanbestedingsplanning; 8. neemt kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag van het Vertaalbureau dat het Vertaalbureau twee nieuwe procedures heeft gestart voor vertaal-/revisiediensten op het gebied van het spoor en op maritiem gebied; 9. merkt eveneens op dat een totaal van 47 raamcontracten is getekend; Personeelszaken 10. stelt vast dat, aangezien acht medewerkers met hogere punten niet zijn bevorderd, terwijl enkele andere medewerkers in dezelfde rang bevorderd zijn, artikel 45 van het Statuut niet is geëerbiedigd, terwijl nota bene aanvullende discretionaire elementen in het uiteindelijke bevorderingsbesluit waren opgenomen; neemt kennis van de verklaring van het Vertaalbureau dat de dienst Interne controle (IAS) heeft erkend dat de "Besluiten over de loopbaan en de bevordering van ambtenaren en tijdelijk personeel" die door de Raad van bestuur op 7 februari 2008 zijn goedgekeurd, ruimte voor interpretatie laten en dat het Vertaalbureau naar aanleiding van de definitieve beoordeling door de Dienst interne controle (IAS) van de "Uitvoering van de bevordering van het personeel", die in september 2010 is gepubliceerd, zijn interpretatie aan die van de Dienst interne controle (IAS) heeft aangepast, waarbij de bijkomende criteria die eerder voor bevorderingen werden gehanteerd, zijn afgeschaft; 11. neemt bovendien kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag dat het Vertaalbureau in 2010 22 selectieprocedures heeft georganiseerd voor tijdelijk en vast personeel, alsmede twee vergelijkende onderzoeken met het oog op aanstelling tot vast ambtenaar; 24
12. merkt op dat het Vertaalbureau een beroepsoriëntatiedienst heeft opgericht om mogelijkheden voor medewerkers te identificeren en mobiliteit en beroepsoriëntatie mogelijk te maken; Prestaties 13.
is tevreden met de uitbreiding van de dienstverlening van het Vertaalbureau, wat het volume aan vertalingen betreft, aan de instellingen van de Unie in vergelijking met 2009, met name met de toename van 20,1% van het aantal vertaalde documenten, terwijl de begroting van het Vertaalbureau ten opzichte van het voorgaande jaar met 11,98% was verlaagd;
14.
stelt vast dat het Vertaalbureau overeenkomstig zijn jaarlijkse activiteitenverslag in 2010 overeenkomsten heeft ondertekend met zes nieuwe klanten, namelijk de gemeenschappelijke ondernemingen ARTEMIS, ENIAC, IMI en FCH, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, en dat eerste contacten zijn gelegd met de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen;
15.
stelt vast dat het Vertaalbureau overeenkomstig zijn jaarlijkse activiteitenverslag gedurende het begrotingsjaar 2010 circa 55% van het totale volume aan vertaalde pagina's heeft uitbesteed; neemt bovendien kennis van de informatie in het verslag dat het Vertaalbureau stappen heeft ondernomen om het beheer van zijn vertaalwerkschema's in 2010 te consolideren door de afdelingen vraagbeheer en freelancebeheer samen te voegen; neemt in het bijzonder kennis van het feit dat een extern onderzoek inzake de validering van de verhouding tussen werkzaamheden die intern worden uitgevoerd en uitbesteding is afgesloten en dat het door het Vertaalbureau gehanteerde berekeningsmodel gevalideerd werd;
16.
is ingenomen met de inspanningen van het Vertaalbureau om de kwaliteit van de vertalingen te verbeteren; onderstreept dat 17 terminologieprojecten vóór eind 2010 zijn afgerond, waardoor de terminologiedatabank werd verbeterd; moedigt het Vertaalbureau aan cursussen voor zijn vertalers te organiseren die hun productiviteit helpen te verbeteren;
17.
verzoekt het Vertaalbureau de huidige gegevensstroom en de instrumenten die worden gebruikt voor begrotingsplanning, te analyseren en controles in te stellen; merkt in verband hiermee op dat de begrotingsplanning van het Vertaalbureau is gebaseerd op Excel-instrumenten en manuele of op systemen gebaseerde controles van gegevens, hetgeen kan leiden tot rekenfouten en een foutieve uitgavenplanning en uiteindelijk een negatief effect kan hebben op de prijsstelling van het Vertaalbureau;
18.
moedigt het Vertaalbureau aan minimumeisen te stellen wat prognoses betreft en de samenwerking en informatie-uitwisseling met betrekking tot prognoses met geselecteerde klanten te intensiveren, om het overschatten van uitgaven en prijsstellingen te vermijden;
25
Interne Audit 19.
merkt op dat 12 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de dienst Interne controle (IAS) op 31 december 2010 nog steeds open stonden; is bezorgd dat de tenuitvoerlegging van 7 van deze aanbevelingen vertraging heeft opgelopen; stelt met name vast dat de vertragingen betrekking hebben op de volgende belangrijke kwesties: –
de kwaliteit van de klantprognoses,
–
informatie over begrotingsjaar 2008,
–
de beoordeling van het interne controlesysteem;
verzoekt het Vertaalbureau derhalve deze vertragingen aan de kwijtingsautoriteit uit te leggen en met een oplossing voor de situatie te komen; 20.
merkt op dat het Vertaalbureau, wat de 12 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IAS betreft, de aanbeveling betreffende financiële verslaglegging heeft verworpen; verzoekt het Vertaalbureau de kwijtingsautoriteit de redenen voor dit besluit mede te delen;
21.
stelt vast dat de IAS een controle heeft uitgevoerd van de begroting van de uitgaven, een follow-upcontrole heeft afgewerkt van het personeelsbeleid en van de toepassing van de interne controlenormen en een IT-risicobeoordeling heeft uitgevoerd;
22.
neemt kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag van het Vertaalbureau dat uit het definitieve verslag van de IAS over de follow-up van de controle blijkt dat er 41 aanbevelingen waren gedaan, dat 29 aanbevelingen nog in behandeling waren, dat 10 aanbevelingen waren uitgevoerd en dat 2 aanbevelingen slechts gedeeltelijk of helemaal niet waren aanvaard;
23.
erkent dat de interne-auditcapaciteit formele consultingactiviteiten heeft uitgevoerd op de volgende terreinen:
24.
–
advies inzake de optimalisering van de organisatiestructuur en de daarmee verbonden verlaging van de kosten,
–
coördinatie van de IT-risicobeoordeling,
–
facilitering van en advies inzake de jaarlijkse risicobeheersactie van het Vertaalbureau,
–
ondersteuning van en begeleiding bij de kwaliteitscontrole;
wijst op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals uiteengezet in de bijlage bij deze resolutie;
26
25.
1
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
27
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
Prestaties
Budgettair en financieel beheer
Personeelszaken
2006
2007
n.v.t.
- Doelstellingen en prestatieindicatoren zijn vaak niet meetbaar - Neemt er kennis van dat in 2007 9 300 000 EUR werd terugbetaald aan zijn klant
- Verbeteringen op het gebied van IT (FLOSYSWEB) - Neemt er kennis van dat in 2008 11 450 000 EUR werd terugbetaald aan zijn klant
- De programmering moet een duidelijk, consistent verband vertonen tussen de gestelde doelen en de inzet van de begrotingsmiddelen die nodig zijn om deze te halen
- Verzoekt het Vertaalbureau doeltreffender maatregelen te nemen om de continue stijging van zijn overschot tegen te gaan→ 2008: 26 700 000 EUR; 2006: 10 500 000 EUR - Verzoekt de Commissie de omvang van de kasmiddelen van het Vertaalbureau te onderzoeken: 48 405 006 EUR - Verzoekt het Vertaalbureau zijn klanten in de toekomst kostendekkende diensten aan te bieden
n.v.t.
-Zwakheden in de aanwervingsprocedures: geen schriftelijke bewijzen van de regels die zijn toegepast bij de evaluatie van het dossier van de kandidaat -Het conflict tussen het Vertaalbureau en de Commissie betreffende het werkgeversgedeelte van de bijdragen voor het personeel is niet opgelost
n.v.t.
2008
- Het Vertaalbureau moet zijn aanwervingsprocedures op een realistischer en doelmatiger wijze plannen, zodat de tijdslimieten in acht worden genomen en kan worden voorzien in alle behoeften als gevolg van de uitbreiding van het personeelsbestand (zowel kwantitatief als kwalitatief) - Het conflict tussen het Vertaalbureau en de Commissie betreffende het werkgeversgedeelte van de bijdragen voor het personeel is niet opgelost
Interne controle n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
28
2009 - Verzoekt het Vertaalbureau de evaluatie van zijn prestaties verder te ontwikkelen door de koppelingen te verbeteren tussen zijn strategische acties en de in zijn jaarlijkse werkprogramma opgenomen acties en door de indicatoren voor het volgen van zijn prestaties te beoordelen, teneinde te voldoen aan SMARTcriteria - Verzoekt het Vertaalbureau om systematische toepassing van artikel 8, lid 2, van het Financieel Reglement, waarin wordt gesteld dat "vastleggingskredieten de totale kosten dekken van de juridische verbintenissen die worden aangegaan gedurende het lopende begrotingsjaar" - Verzoekt het Vertaalbureau doeltreffender maatregelen te nemen om de continue stijging van zijn overschot tegen te gaan, dit overschot houdt vooral verband met een gebrek aan precisie van de prognoses van vertaalverzoeken die van zijn klanten worden ontvangen
- Verzoekt het Vertaalbureau om in functiebeschrijvingen informatie op te nemen over gevoelige functies en ervoor te zorgen dat alle risicobeperkende controles waarin is voorzien, worden geïdentificeerd - Moedigt het Vertaalbureau aan om de uitvoeringsbepalingen inzake opleiding te actualiseren en hiervoor een nieuw tijdschema vast te stellen
- Verzoekt het Vertaalbureau een uitgebreide schriftelijke procedure vast te stellen met de taken en de tijd- en werkschema's voor de opstelling, validering en boeking van invorderingsopdrachten voor aan klanten geleverde transacties
P7_TA-PROV(2012)0166 Kwijting 2010: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding3, en met name artikel 12 bis, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0129/2012), 1. verleent de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie; 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 127. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
29
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
30
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding3, en met name artikel 12 bis, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0129/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 127. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
31
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien het EG-Verdrag, en met name artikel 276, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding3, en met name artikel 12 bis, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0129/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Centrum op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 127. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
32
20091 en dat het Parlement in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere: -– het Centrum verzocht heeft om de begrotingsbeginselen van specialiteit en transparantie effectiever toe te passen, –
erop gewezen heeft dat het Centrum kredieten heeft overgedragen (31% van de administratieve uitgaven - titel II) en betalingskredieten heeft geannuleerd (24% van de totale kredieten voor beleidsuitgaven),
–
de directeur van het Centrum verzocht heeft om specifiekere informatie over de inhoud van de 15 aanbevelingen van de dienst Interne Audit (IAS) die op 31 december 2008 nog openstonden, alsmede over de 14 nieuwe aanbevelingen die de IAS die op 31 december 2009 nog openstonden,
–
het Centrum verzocht heeft om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de stappen die het ondernomen heeft in het kader van de procedure voor vrijmakingen om de transparantie van de inventaris van activa verder te verbeteren;
C. overwegende dat de totale begroting van het Centrum 18 300 000 EUR bedroeg voor 2010, hetgeen een daling van 1,6% betekent ten opzichte van het begrotingsjaar 2009; D. overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van het Centrum 16 920 000 EUR bedroeg voor het begrotingsjaar 2010, hetgeen een toename van 2% betekent ten opzichte van 2009; Financieel en begrotingsbeheer 1.
neemt er via de jaarrekening van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010 (CAA) kennis van dat het midden december 2010 een aanvullende en gewijzigde begroting heeft ontvangen ter waarde van 810 000 EUR voor de financiering van studies op verzoek van DG Werkgelegenheid op het vlak van het voorspellen van de behoefte aan vaardigheden;
2.
neemt nota van de verklaring van de raad van bestuur inzake de definitieve jaarrekening van het Centrum voor 2010 dat de begroting voor 2010 gefinancierd met de bijdrage van de Unie voor 99% werd uitgevoerd;
3.
neemt er via de CAA eveneens kennis van dat de kosten voor representatie en vergaderingen met respectievelijk 233% en 37% gestegen zijn ten opzichte van 2009; bevestigt de ontvangst, bij schrijven d.d. 23 februari 2012, van de motivering van deze uitgavenstijging; stelt in het bijzonder vast dat de stijging van de vertegenwoordigingskosten het gevolg was van de organisatie van een receptie voor het afscheid van de voormalig directeur; verzoekt het Centrum de kosten van representatie en vergaderingen te beperken tot werkelijke behoeften;
4.
merkt op dat het Centrum jaarlijkse bijdragen ontvangt van twee niet-EU-lidstaten die profiteren van het werk van het Centrum; merkt op dat de bijdragen van Noorwegen en IJsland aan de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010 samen 421 308 EUR bedroegen; herinnert eraan dat deze middelen als bestemmingsontvangsten worden
1
PB L 250 van 27.09.11, blz. 130.
33
beheerd, waardoor zij voor specifieke projecten moeten worden vastgelegd; merkt op dat het streefdoel voor het gebruik van deze middelen in 2010 niet bereikt werd door het Centrum; onderstreept dat de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2009 al gewezen had op de tekortkomingen van het Centrum betreffende het gebruik van deze middelen; bevestigt de ontvangst, bij schrijven d.d. 23 februari 2012, van de motivering van deze situatie; constateert in dit verband met voldoening dat het doel in 2011 bereikt was en dat 100% van het geplande budget was uitgevoerd; neemt kennis van de verklaring van het Centrum dat het voor 2010 gestelde doel niet bereikt werd als gevolg van het feit dat de herstelwerkzaamheden aan de gebouwen van het Centrum werden uitgesteld; neemt ook kennis van de toezegging van het Centrum dat het de bijdragen van Noorwegen en IJsland van vorige jaren in 2012 volledig zal opgebruiken; verzoekt het Centrum de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de wijze waarop deze bijdragen gebruikt worden; Overdracht van kredieten 5.
stelt in de CAA vast dat het Centrum in 2010 een bedrag van 794 700 EUR heeft overgedragen naar 2011 van kredieten uit titel 1 (personeel) en titel 2 (administratie); herinnert eraan dat automatische overdrachten van kredieten enkel betrekking hebben op uitgaven onder titels 1 en 2;
6.
stelt in CAA ook vast dat er een niet-automatische overdracht werd uitgevoerd ter waarde van 55 910 EUR in verband met uitgaven uit hoofde van Titel 2;
7.
stelt enige verbetering vast, aangezien de geannuleerde betalingskredieten daalden van 24% in 2009 naar 14% in 2010; is voorts ingenomen met de belofte van het Centrum om zijn overdrachten verder te beperken door monitoring op basis van standaardmodellen uit te voeren van de begrotingsuitvoering (vastleggingen, betalingen) en het verloop van het plaatsen van opdrachten;
8.
verzoekt het Centrum desalniettemin om meer inspanningen te leveren om de overdracht van kredieten te beperken om zo het jaarperiodiciteitsbeginsel beter in acht te nemen; herinnert het Centrum eraan dat het dit kan doen door zijn programmerings- en monitoringstelsels beter af te stemmen en door vroeger in het kalenderjaar van start te gaan met het plaatsen van opdrachten;
Overschrijvingen 9.
is ingenomen met het feit dat het Centrum de kwijtingsautoriteit kon verzekeren dat het transparantiebeginsel doeltreffend werd toegepast, door regelmatig verslag uit te brengen aan de raad van bestuur over alle overschrijvingen tussen begrotingsonderdelen die in de loop van het jaar werden uitgevoerd; merkt in het bijzonder op dat er sinds 20 september 2011 vijf overschrijvingen van vastleggingskredieten (ter waarde van maximum 35 000 EUR) tussen begrotingsonderdelen werden uitgevoerd door het Centrum en dat de raad van bestuur regelmatig in kennis werd gesteld van deze overschrijvingen; verzoekt het Centrum desalniettemin om deze overschrijvingen zo veel mogelijk te beperken om tevens het specialiteitsbeginsel toe te passen;
34
Personeelszaken (PZ) 10. erkent dat de directeur het Centrum op 15 oktober 2010 heeft verlaten aan het eind van zijn mandaat en nu een andere functie bekleedt in het Italiaanse agentschap voor beroepsonderwijs- en opleiding, werkgelegenheid en sociaal beleid; 11. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van het Centrum (AAR) kennis van dat het Centrum op 31 december 2010 96 personeelsleden in dienst had, wat neerkomt op 5 functies minder dan het aantal dat voorzien is in het organigram; merkt op dat er eveneens 24 arbeidscontractanten en 5 gedetacheerde nationale deskundigen werden toegevoegd aan het totaal aantal personeelsleden en dat de verhouding tussen het operationeel en het administratief personeel 90/35 bedroeg; 12. neemt nota van de verklaring van de raad van bestuur in zijn advies inzake de definitieve jaarrekening van het Centrum voor 2010 dat de wervingsprocedures voor elk van de vijf vacatures nog liepen of met succes afgerond waren voor 31 december 2010; 13. is ingenomen met het feit dat het Centrum in 2010 een online wervingsinstrument heeft uitgewerkt, RECON – Recruitment Online, dat het Centrum in staat zal stellen om sneller en doeltreffender personeelsleden aan te werven; Prestaties 14. stelt met tevredenheid vast dat het Centrum, zoals verzocht door de kwijtingsautoriteit, Gannt-diagrammen beschikbaar heeft gesteld voor elk van de belangrijkste operationele activiteiten van 2011; herinnert het Centrum eraan dat deze grafieken bondig weergeven hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en een meer resultaatgerichte benadering stimuleren; 15. stelt in het AAR vast dat het prestatiemeetsysteem (PMS) volledig werd toegepast en moedigt het Centrum aan om de kwalitatieve beoordelingen verder te ontwikkelen als aanvulling op de eerder kwantitatieve PMS-indicatoren; Interne audit 16. neemt nota van het feit dat het Centrum bepaalde aanbevelingen die de IAS in het kader van de audits betreffende het beheer van personeelszaken in 2008 en betreffende ethiek in 2009 gedaan heeft, nog moet toepassen; bevestigt de ontvangst, bij schrijven d.d. 23 februari 2012, van een motivering; is ingenomen met het feit dat voor de audit betreffende personeelszaken in 2008 13 van de 14 aanbevelingen zijn uitgevoerd; is ook verheugd dat voor de audit op ethisch gebied in 2009 16 van de 17 aanbevelingen zijn uitgevoerd; verzoekt het Centrum de kwijtingsautoriteit te informeren over de vorderingen bij de uitvoering van de resterende aanbevelingen; 17. stelt in het AAR vast dat de IAS in 2010 een risicobeoordeling van ICT heeft uitgevoerd; is ingenomen met het feit dat het Centrum alle acties die het naar aanleiding van de
35
bevindingen van zijn ICT-risicobeoordeling had gepland, op 31 december 2011 had voltooid; 18. neemt er eveneens nota van dat de IAS in april 2010 nog een audit heeft uitgevoerd betreffende het AAR en over de bouwsteen "betrouwbaarheid" bij het Centrum; neemt er via het Centrum kennis van dat het eindverslag van de IAS op 5 juli 2010 beschikbaar werd gemaakt voor het Centrum en dat dit verslag redelijke waarborgen bood ten aanzien van de verwezenlijking van jaarlijkse rapportage, met inbegrip van een betrouwbaarheidsverklaring van de directeur; is ingenomen met de informatie die het Centrum bij schrijven d.d. 23 februari 2012 heeft verstrekt, waarin het meldt dat alle zeven IAS-aanbevelingen eind december 2011 waren uitgevoerd; 19. verneemt in het AAR dat het Centrum begonnen is met de toepassing van de nieuwe internecontrolenormen (Internal Control Standards – ICS) in 2009 en dat er tegen eind 2010 volledig werd voldaan aan de basisvereisten, met uitzondering van ICS 8 en ICS 10; is ingenomen met de informatie die het bij schrijven d.d. 23 februari 2012 heeft ontvangen, waarin het Centrum meldt dat eind 2011 volledig was voldaan aan de basisvereisten voor ICS 8; neemt kennis van de toezegging van het Centrum dat in de eerste helft van 2012 aan de basisvereisten voor ICS 10 zal worden voldaan; Interne auditcapaciteit (IAC) 20. verneemt uit het AAR dat er in het IAC-auditplan voor 2010 voorziet in verschillende expost-audits en audits tijdens de processen van de aanbestedingsprocedures, in het bijzonder voor de studie naar aanbestedingen en gunningsprocedures; merkt bovendien op dat het Centrum naar aanleiding van een IAC-audit betreffende de subsidieprocedures overging tot de terugvordering van bedragen die waren uitbetaald aan nationale subsidiebegunstigden ter waarde van 23 647,67 EUR; 21. is bezorgd over het feit dat de IAC het Centrum op 31 augustus 2010 heeft verlaten; is van mening dat de verslagen van de IAC zouden kunnen leiden tot verdere verbeteringen in de interne controlemaatregelen voor procedures voor het plaatsen van opdrachten en subsidieprocedures; 22. neemt desalniettemin nota van de opmerkingen van het Centrum dat de IAC-functies tegenwoordig zijn afgedekt door externe contractanten (zoals de audit betreffende de financiële software van het Centrum (FIBUS) die in 2011 werd uitbesteed en afgerond) of door interne projectgroepen; 23. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, zoals toegelicht in de bijlage bij deze resolutie; o o
o
36
24. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
37
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren Cedefop (Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding)
Prestaties
Financieel en begrotingsbeheer
Personeelszaken
Interne audit
2006
n.v.t.
- het specialiteitsbeginsel werd niet strikt in acht genomen; 43% van de vastleggingen werd overgedragen naar het volgende begrotingsjaar. Voor beleidsuitgaven werd meer dan 20% van de betalingskredieten geannuleerd. Groot aantal begrotingsoverschrijvingen - Problemen rond transparantie in de aanbestedingsprocedures - Problemen rond transparantie: in twee gevallen heeft het Centrum de nodige beroepservaring die vereist was op basis van de vacatureaankondiging niet correct getoetst tijdens de preselectiefase
- De procedures voor interne controle waren niet volledig
2007
2008
- Doelstellingen en prestatieindicatoren zijn vaak niet meetbaar het Centrum dient zijn programmering te verbeteren. In de programmering moet een duidelijk, consistent verband worden gelegd tussen de gestelde doelen en de tenuitvoerlegging van de begrotingsmiddelen die nodig zijn om deze te bereiken.
n.v.t.
n.v.t.
- Verzoekt het Centrum om SMART-doelstellingen en RACER-indicatoren vast te leggen en een Gannt-diagram op te stellen –> een resultaatgerichte benadering bevorderen - Verzoekt het Centrum om een diachronische analyse uit te werken van de werkzaamheden die dit jaar en in de vorige jaren zijn uitgevoerd. - Verzoekt het Centrum en de Europese Stichting voor opleiding in hun activiteitenverslag 2009 een gedetailleerd vervolgverslag over de samenwerkingsovereenkomst op te nemen;
- Verzoekt het Centrum om een duidelijke vergelijking op te stellen van de activiteiten die werden uitgevoerd tijdens het jaar waarvoor de kwijting moet worden verleend en tijdens het vorige begrotingsjaar
- Tekortkomingen in de programmering en monitoring van gesplitste kredieten voor beleidsactiviteiten: 25% van de betalingskredieten werd overgedragen
- Verzoekt het Centrum de begrotingsbeginselen van specialiteit en transparantie effectiever toe te passen
n.v.t.
- Verzoekt het Centrum om 15 van de 30 aanbevelingen van de IAS toe te passen: i.e. het beheer van personeelszaken (prestaties van het personeel, persoonlijke doelstellingen bepalen en de rol en verantwoordelijkheden van het personeelscomité vastleggen)
n.v.t.
38
2009
- Merkt op dat het Centrum veranderingen heeft doorgevoerd in zijn aanwervingsprocedures, nadat de Rekenkamer in zijn kwijtingsverslag 2009 het Centrum heeft verzocht de transparantie verder te verbeteren; is ingenomen met het initiatief dat het Centrum in juni 2010 heeft genomen om de vragen in schriftelijke testen en gesprekken vóór de preselectie op te stellen; - verzoekt de directeur van het Centrum om specifieke informatie over de inhoud van de 15 aanbevelingen van de IAS van 31 december 2008, en van de 14 nieuwe aanbevelingen van de IAS van 31 december 2009 - Verzoekt het Centrum om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de stappen die het ondernomen heeft in het kader van de procedure voor vrijmakingen om de transparantie van de inventaris van activa verder te verbeteren. Voorts is het Centrum begonnen met het documenteren van de belangrijkste controleprocessen.
P7_TA-PROV(2012)0167 Kwijting 2010: Europese Politieacademie 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Academie1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)3, en met name artikel 16, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien Beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, – gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling van privé-uitgaven (10/0257/KA), – gezien de externe audit over de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese Politieacademie opdracht heeft gegeven (contract CEPOL/2010/001), – gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese Politieacademie (contract CEPOL/CT/2010/002), 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 134. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
39
– gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid, – gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 20102014 van de Europese Politieacademie, – gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ares-ref. (2011) 722479) over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014, – gezien het verslag en de bijlagen daarbij van de Europese Politieacademie over de uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over "Kwijting 2009: Europese Politieacademie", – gezien het verslag en de bijlage daarbij van de Europese Politieacademie over de toepassing van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0119/2012), 1. verleent de directeur van de Europese Politieacademie kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Academie voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politieacademie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
40
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Academie1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)3, en met name artikel 16, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien Beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, – gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling van privé-uitgaven (10/0257/KA), – gezien de externe audit over de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese Politieacademie opdracht heeft gegeven (contract CEPOL/2010/001), – gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese Politieacademie (contract CEPOL/CT/2010/002), – gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid,
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 134. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
41
– gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 20102014 van de Europese Politieacademie, – gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ares-ref. (2011) 722479) over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014, – gezien het verslag en de bijlagen daarbij van de Europese Politieacademie over de uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over "Kwijting 2009: Europese Politieacademie", – gezien het verslag en de bijlage daarbij van de Europese Politieacademie over de toepassing van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0119/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politieacademie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
42
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Academie1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)3, en met name artikel 16, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien Beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, – gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling van privé-uitgaven (10/0257/KA), – gezien de externe audit over de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese Politieacademie opdracht heeft gegeven (contract CEPOL/2010/001), – gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese Politieacademie (contract CEPOL/CT/2010/002), – gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid,
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 134. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
43
– gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 20102014 van de Europese Politieacademie, – gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ares-ref. (2011) 722479) over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014, – gezien het verslag en de bijlagen daarbij van de Europese Politieacademie over de uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over "Kwijting 2009: Europese Politieacademie", – gezien het verslag en de bijlage daarbij van de Europese Politieacademie over de toepassing van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0119/2012), A. overwegende dat de Europese Politieacademie ("de Academie") in 2001 is opgericht en per
1 januari 2006 is omgevormd tot een communautair orgaan in de zin van artikel 185 van het algemeen Financieel Reglement, waarop de financiële kaderregeling voor de agentschappen van toepassing is; B. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslagen over de jaarrekeningen van de Academie voor de begrotingsjaren 2006, 2007 en 2009 een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van zijn beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen op grond van het feit dat de aanbestedingsprocedures niet in overeenstemming met de voorschriften van het Financieel Reglement waren; C. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekeningen van de Academie voor het begrotingsjaar 2008 een toelichting heeft gevoegd bij zijn oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen, zonder dit uitdrukkelijk te beperken, en dat hij zijn oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen heeft beperkt; D. overwegende dat het Parlement in zijn besluit van 7 oktober 2010 heeft besloten de directeur van de Academie geen kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting van de Academie voor het begrotingsjaar 2008; E. overwegende dat het Parlement bij zijn besluit van 10 mei 2011 heeft beslist het besluit tot het verlenen van kwijting aan de directeur van de Academie voor de uitvoering van de begroting voor 2009 uit te stellen1 en deze kwijting vervolgens heeft verleend bij zijn besluit van 25 oktober 20112; F. overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Academie 1 2
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 260. PB L 313 van 26.11.2011, blz. 17.
44
voor het begrotingsjaar 2010 voor het eerst sinds de Academie een orgaan is geworden een goedkeurende verklaring heeft afgegeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen; G. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-2014 van de Academie heeft verklaard dat de Academie vooruitgang boekt bij het bereiken van de in het actieplan vastgestelde mijlpalen; H. overwegende dat de IAS in zijn nota van 4 juli 2011 aan de directeur van de Academie heeft verklaard dat de beschrijving van de uitvoering van het actieplan van de Academie in het voortgangsverslag weliswaar vrij algemeen blijft, maar een duidelijk overzicht biedt van de stand van zaken bij het bereiken van de mijlpalen en derhalve een toereikende basis vormt om de verschillende belanghebbende partijen te informeren; I. overwegende dat de Commissie bij beschikking C(2011)4680 van 30 juni 2011 heeft besloten de Academie een derogatie van de bepalingen van artikel 74 ter van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 te verlenen; J. overwegende dat de begroting van de Academie voor 2010 7 800 000 EUR bedroeg, tegenover 8 800 000 EUR in 2009, hetgeen een daling van 11,4% betekent; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Academie voor 2010 7.800.000 EUR1 bedroeg; Financieel en begrotingsbeheer – algemene opmerkingen 1. neemt kennis van de opmerking van de Academie dat deze in het begrotingsjaar 2010 over onvoldoende financiële middelen beschikte door een verlaging met 1 000 000 EUR van de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Academie; is verbaasd over dit standpunt, met name in deze tijden van crisis, aangezien goed beheer garant staat voor een correcte en kostenefficiënte besteding van de beschikbare begroting en 31,6% van de begroting van de Academie voor 2010 naar 2011 is overgedragen; 2. erkent op basis van gegevens van de Commissie evenwel dat de totale bijdrage van de Unie in 2009 8 800 000 EUR bedroeg, waarvan 7 800 000 EUR werd gefinancierd uit de begroting voor 2009 en het resterende saldo van 1 000 000 EUR gefinancierd werd met bestemmingsontvangsten van 2007 uit de terugvordering van het overschot van de Academie voor het begrotingsjaar 2007; merkt op dat de Commissie voor 2010 had voorgesteld de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Academie voor 2010 te verlagen tot de voor 2009 goedgekeurde kredieten, te weten 7 800 000 EUR, gezien het lage uitvoeringspercentage in 2008; moedigt de Academie dan ook aan in haar definitieve jaarrekening steeds een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende onderdelen van de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Academie; 3. stelt in de jaarrekening van de Academie voor het begrotingsjaar 2010 een aantal tekortkomingen vast met betrekking tot individuele begrotingen en vastleggingen voor cursussen en studiebijeenkomsten, waarbij in 2010 kredieten werden vastgelegd en betaald voor uitgaven van 2009; herinnert de Academie eraan dat dit in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel; spoort de Academie aan maatregelen te treffen om herhaling van dergelijke tekortkoming in de toekomst te voorkomen; 1
PB L 64 van 12.03.10, blz. 1047.
45
4. leest in het jaarverslag voor begrotingsjaar 2010 van de Academie dat 99,56% van de vastleggingskredieten is vastgelegd en dat 46% van de betalingskredieten is besteed, maar dat de definitieve bestedingscijfers onder titel III (Operationele uitgaven) pas eind 2011 beschikbaar zouden zijn; stelt vast dat volgens de definitieve jaarrekening van de Academie voor begrotingsjaar 2010 59,12% van de betalingskredieten is besteed in 2010; 5. neemt kennis van de door het nieuwe management en het nieuwe bestuur van de Academie genomen maatregelen om, in reactie op het verzoek van het Parlement om actie te ondernemen, de tekortkomingen aan te pakken, na de ernstige onregelmatigheden bij de uitvoering van de begroting voor 2009; 6. vestigt de aandacht op het feit dat hoewel de Rekenkamer de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de Academie als wettig en regelmatig beschouwt, zij eveneens benadrukt dat, met betrekking tot uitgaven voor de organisatie van cursussen en seminars, de procedure van de Academie voor de goedkeuring van de kostendeclaraties betreffende deze activiteiten niet streng genoeg was, vooral wat betreft de volledigheid van de bewijsstukken; merkt op dat de Academie hierop heeft geantwoord dat in besluit 11/2011/GB van de raad van bestuur van de Academie van 10 maart 2011 de eis is opgenomen dat bij de indiening van financiële verslagen en kostendeclaraties een volledig gesigneerde lijst van deelnemers moet worden overgelegd; 7. neemt kennis van het feit dat bij besluit 11/2011/GB de regels met betrekking tot terugbetalingen voor de activiteiten van de Academie grotendeels zijn herzien, waarbij ook verschillende maatregelen met betrekking tot de strenge toepassing van het Financieel Reglement en een strikt gedisciplineerde aanpak op het gebied van subsidiabele kosten, met inbegrip van verplichte verslaglegging, werden verduidelijkt; 8. betreurt het feit dat vóór de goedkeuring van besluit 34/2010/GB van de raad van bestuur van de Academie van 29 september 2010 de sluitingsdata voor de terugbetaling van kosten niet werden gehandhaafd, zodat er geen duidelijke verbetering merkbaar was in de naleving van deze sluitingsdata; herhaalt dat het niet naleven van sluitingsdata één van de belangrijkste factoren is die goed financieel beheer kunnen belemmeren; neemt kennis van het feit dat er, in overeenstemming met besluit 34/2010/GB, geen terugbetalingen plaatsvinden van na de sluitingsdatum ontvangen kostendeclaraties; vraagt de Academie de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de tenuitvoerlegging van besluit 34/2010/GB; 9. neemt kennis van de verklaring van de Academie dat de Commissie haar begroting voor 2010 met 1 000 000 EUR heeft verminderd, maar benadrukt dat het voor 2010 toegekende bedrag hetzelfde is als voor 2009; Overdracht van kredieten 10. concludeert uit de definitieve jaarrekening van de Academie voor het begrotingsjaar 2010 dat 2 469 984,20 EUR van de voor 2010 vastgelegde kredieten, ofwel 31,6% van de begroting van de Academie voor 2010, naar 2011 is overgedragen en herinnert de Academie eraan dat deze overdracht in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel; 11. betreurt dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Academie voor het begrotingsjaar 2010 geen melding maakt van de kredieten die de Academie heeft overgedragen;
46
12. is bezorgd over het feit dat, hoewel de Rekenkamer met redelijke zekerheid heeft kunnen vaststellen dat de jaarrekening van de Academie voor het begrotingsjaar 2010 op alle essentiële punten betrouwbaar is, ze eveneens heeft vastgesteld dat meer dan 1 600 000 EUR, hetgeen overeenkomt met 48% van de uit 2009 overgedragen kredieten, in 2010 geannuleerd moest worden; herinnert de Academie eraan dat deze situatie in strijd is met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit en kan worden verbeterd door een betere programmering en bewaking van de uitvoering van haar begroting, ter beperking van de overdracht van kredieten; verzoekt de Academie dan ook om dienaangaande doeltreffende actie te ondernemen; 13. neemt kennis van het antwoord van de Academie, waarin deze aangeeft dat de overdracht van in 2010 vastgelegde kredieten aan strenge voorwaarden werd onderworpen, teneinde herhaling van de door de Rekenkamer beschreven situatie te voorkomen en de annuleringen in 2011 tot een minimum te beperken; 14. neemt kennis van het feit dat de Academie in 2010 wekelijkse vergaderingen over het financiële beheer heeft ingevoerd teneinde de uitvoering en de controle van de begroting te verbeteren en dat in juni 2011 alle openstaande betalingsverplichtingen zijn nagekeken met het oog op een betere begrotingsbewaking en een optimale uitvoering van de begroting voor 2011; verzoekt de Rekenkamer en de IAS om het Parlement te verzekeren dat er daadwerkelijke verbeteringen op dit gebied zijn doorgevoerd en dat alle instrumenten voor deze programmering en bewaking aanwezig zijn; Aanbestedingsprocedures 15. neemt kennis van het feit dat de Academie op 8 juni 2010 een voor intern gebruik bestemde handleiding voor aanbestedingen heeft aangenomen, zoals het Parlement had gevraagd in zijn kwijting van de Academie voor 2008; merkt tevens op dat deze handleiding op 1 juli 2010 van kracht is geworden en dat er een aanbestedingscoördinator is aangesteld; Volledigheid van de interne registratie van kosten van dienstreizen 16. verzoekt de Academie om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de effectieve uitvoering van de "zeer belangrijke" aanbeveling van de IAS over de volledigheid van de interne registratie van de kosten van dienstreizen; Activiteiten van de Academie 17. heeft van de Rekenkamer vernomen dat uitgaven voor de organisatie van cursussen en studiebijeenkomsten een aanzienlijk deel van de begroting van de Academie vertegenwoordigen; erkent dat de procedure voor de goedkeuring van kostendeclaraties betreffende dergelijke activiteiten niet streng genoeg was, met name wat de volledigheid van de bewijsstukken betreft; 18. neem evenwel kennis van de verklaring van de Academie dat de verslaglegging over en de controle op haar activiteiten is verbeterd en dat de procedure voor de goedkeuring van kostendeclaraties en de daarbij horende bewijsstukken is herzien, met de volgende concrete maatregelen: – invoering van de verplichting om door alle deelnemers ondertekende lijsten over te leggen bij de indiening van financiële verslagen en kostendeclaraties,
47
– herziening en verduidelijking van de regels voor de terugbetaling van uitgaven voor activiteiten van de Academie, – strikte handhaving van de op 29 september 2010 ingevoerde uiterste indiendatum, waarna verzoeken tot terugbetaling niet langer worden aanvaard, – organisatie van een nieuwe opleiding voor organisatoren van cursussen om de controle over de cursussen en de kwaliteit van de betalingsbewijzen verder te verbeteren, – invoering in 2011 van verificaties achteraf van de door de Academie georganiseerde cursussen, – verificatie van vier activiteiten die in 2010 in Zweden hebben plaatsgevonden, alsook van zes activiteiten in het Verenigd Koninkrijk, waarvan één activiteit in. 2010 en vijf in 2011; verzoekt de IAS om de kwijtingsautoriteit een grondige evaluatie te bezorgen van deze door de Academie doorgevoerde veranderingen; 19. neemt kennis van Besluit C(2011)4680 waarbij de Commissie is ingegaan op het verzoek van de Academie om het Financieel Reglement te wijzigen door invoering van een artikel (artikel 74 quater) dat een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 omvat, inhoudende dat geen aanbesteding hoeft plaats te vinden bij de selectie van onderwijsdeskundigen, zodat gebruik kan worden gemaakt van deskundigen afkomstig van nationale politieopleidingsinstituten; Fouten in de rekeningen 20. verzoekt de Academie het Parlement te informeren over de vorderingen die zijn gemaakt met de invoering van de nieuwe reeks van zestien internecontrolenormen van de Commissie die de raad van bestuur van de Academie ter vervanging van de vorige reeks heeft aangenomen; Kredieten die zijn aangewend voor particuliere doeleinden 21. neemt kennis van het feit dat een externe controle achteraf is verricht van de kredieten die in 2007 en 2008 voor particuliere doeleinden zijn aangewend en dat de externe beoordelaars daarbij tot de slotsom zijn gekomen dat geen extra middelen meer kunnen worden gerecupereerd; heeft van de Academie vernomen dat de invorderingsopdracht volgens welke de vroegere directeur een bedrag van 2 014,94 GBP (2 196,72 EUR) moest terugbetalen, in december 2011 is geïnd; verzoekt de Academie de invorderingsprocedure voort te zetten tot alle middelen volledig zijn gerecupereerd; Het meerjarenactieplan 2010-2014 van de Academie 22. neemt er kennis van dat de IAS de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-2014 heeft beoordeeld, zoals de kwijtingsautoriteit had verzocht; stelt vast dat eind september 2010 19 van de 44 mijlpalen waren bereikt, terwijl de Academie volgens het vastgestelde tijdspad op schema zit voor 18 andere mijlpalen en met de werkzaamheden voor de overige 7 nog moet worden begonnen; 23. neemt kennis van de opmerking van de IAS dat de beschrijving van bepaalde elementen in
48
het meerjarenactieplan niet duidelijk zijn en dat de verslaglegging over de voortgang niet altijd nauwkeurig genoeg is om zich een duidelijk beeld te kunnen vormen van de concrete acties die voor de individuele mijlpalen worden ondernomen; neemt er bovendien kennis van dat de IAS een overlapping van bepaalde mijlpalen heeft vastgesteld, waardoor de uiteindelijke voortgang van de desbetreffende acties over het geheel genomen maar moeilijk kan worden beoordeeld; erkent de verklaring van de Academie dat het meerjarenactieplan overeenkomstig de aanbevelingen van de IAS is bijgewerkt, alsook de verbeteringen die zijn opgenomen in het derde voortgangsverslag dat op 8 december 2010 door de raad van bestuur is goedgekeurd; verzoekt de IAS te bevestigen dat in het bijgewerkte voortgangsverslag over het meerjarenactieplan van de Academie naar behoren gevolg wordt gegeven aan zijn aanbevelingen; Interne audit 24. heeft van de IAS vernomen dat de zeer belangrijke aanbeveling over de volledigheid van de interne registratie van de kosten van dienstreizen door de Academie is uitgevoerd en momenteel door de IAS wordt geëvalueerd; verzoekt de Academie en de IAS om de resultaten van die evaluatie aan de kwijtingsautoriteit mee te delen; 25. neemt kennis van het feit dat de IAS een zelfbeoordeling van de IT-risico's heeft gemaakt teneinde de belangrijkste IT-risico's van de Academie te bepalen en te beoordelen; stelt vast dat de IAS heeft geconstateerd dat de belangrijkste risico's zich voordoen op het gebied van de IT-strategie, het E-netsysteem, gegevensbeheer en de afhankelijkheid van individuen; roept de Academie dan ook op om passende maatregelen te treffen teneinde deze risico's aan te pakken en te voorkomen; 26. neemt kennis van het feit dat de interne auditdienst (IAC), een adviesorgaan van de raad van bestuur, bij zijn controle geen wezenlijke fouten heeft aangetroffen in de jaarrekening van de Academie voor 2010; Bestuurlijke en structurele tekortkomingen 27. onderstreept dat de beheerskosten van de Academie hoog zijn in verhouding tot haar activiteiten; verwelkomt daarom de inspanningen van de Academie om de beheerskosten te verminderen, zoals werd besloten tijdens de vijfentwintigste vergadering van de raad van bestuur in juni 2011, en waarbij is overeengekomen in 2012 alle comités van de raad van bestuur op te heffen en alle werkgroepen van de raad van bestuur kritisch tegen het licht te houden; 28. neemt ook kennis van het feit dat de Academie op bestuurlijk gebied de volgende maatregelen neemt: – Vanaf 2012 komt de raad van bestuur slechts tweemaal per jaar bijeen. Zich tussentijds voordoende dringende aangelegenheden zullen tijdens onlinevergaderingen worden besproken en daaraan gerelateerde beslissingen zullen volgens een schriftelijke procedure worden genomen, – De raad van bestuur zal zich uitsluitend toeleggen op de taken die hem bij het oprichtingsbesluit zijn toevertrouwd, terwijl de overige taken die voor een overbelasting van de raad van bestuur zorgden door de directeur worden overgenomen,
49
– De lidstaten worden aangemoedigd om ten hoogste twee afgevaardigden naar vergaderingen te sturen, – De Academie regelt de reizen van deelnemers die hun kosten terugbetaald kunnen krijgen om ervoor te zorgen dat deze reizen op zo goedkoop mogelijke wijze plaatsvinden en waardoor het achteraf vergoeden van reiskosten overbodig wordt; 29. ziet het komende voorstel van de Commissie tot wijziging van de rechtsgrondslag voor de Academie en de afloop van de onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad belangstellend tegemoet; 30. merkt bovendien op dat in het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Academie wordt geconcludeerd dat er goede gronden zijn voor een andere standplaats van de Academie; 31. is ingenomen met besluit 24/2011/GB van de raad van bestuur van de Academie van 15 juni 2011 om de bestaande commissies met ingang van 1 januari 2012 te ontbinden, waardoor de overlapping tussen verschillende structuren kleiner wordt; roept de raad van bestuur op drastische besluiten te nemen met betrekking tot de bestaande werkgroepen; herhaalt dat in artikel 10, lid 10, van besluit 2005/681/JBZ is opgenomen dat de raad van bestuur, wanneer dit strikt noodzakelijk is, werkgroepen kan instellen om aanbevelingen te doen en om andere door de raad van bestuur noodzakelijk geachte adviserende taken voor te stellen en te ontwikkelen; 32. neemt kennis van het antwoord van de Academie dat het reglement van orde is aangepast om het aantal gewone vergaderingen van de raad van bestuur te beperken tot één per voorzitterschap en om de omvang van nationale delegaties in te perken, door elke lidstaat aan te moedigen ten hoogste twee afgevaardigden naar iedere vergadering te sturen; 33. wijst erop dat het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Academie ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op haar prestaties gedurende het jaar; o o
o
34. wijst op zijn aanbevelingen in voorgaande kwijtingsverslagen, als uiteengezet in de bijlage bij deze resolutie; 35. verwijst voor andere opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
50
BIJLAGE In de voorbije jaren door het Europees Parlement gedane aanbevelingen
Europese Politieacademie
Prestaties
Financieel en begrotingsbeheer
2006
2007
2008
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
- De begrotingskredieten werden niet volgens het beginsel van goed financieel beheer aangewend - Het systeem voor het plaatsen van opdrachten strookte niet met de bepalingen van het Financieel Reglement - De Academie heeft nagelaten de noodzakelijke systemen en procedures op te zetten om een financieel verslag te kunnen opstellen dat beantwoordt aan de vereisten van de financiële kaderregeling die van toepassing is op de organen - In het Financieel Reglement van de Academie is sprake van de noodzaak van gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering ervan
- Het orgaan respecteert het beginsel van eenheid en begrotingswaarachtigheid niet (een in 2007 van de Commissie ontvangen bijdrage van 1,5 miljoen EUR voor de uitvoering van een MEDA-programma werd niet in de begroting opgenomen) - Het orgaan respecteert het transparantiebeginsel niet - Het hoge niveau van overdrachten (1,7 miljoen EUR) en annuleringen van kredieten wijst op problemen bij het begrotingsbeheer - De voorlopige rekening en het verslag over het financieel en begrotingsbeheer waren niet opgesteld - In het Financieel Reglement van de Academie is sprake van de noodzaak van gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering ervan - Het systeem voor het plaatsen van opdrachten strookte niet met de bepalingen van het Financieel Reglement - Er werden gevallen geconstateerd waarin kredieten werden gebruikt voor de financiering van privé-uitgaven van sommige personeelsleden van de Academie
- Het orgaan respecteert het jaarperiodiciteitsbeginsel niet (van de voor 2008 vastgelegde betalingskredieten moesten kredieten ter waarde van ruim 2,7 miljoen EUR worden overgedragen) - Tekortkomingen in de programmering en de bewaking van de uitvoering van de begroting
51
2009
- Is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer ernstige tekortkomingen heeft geconstateerd in de administratieve en financiële regels inzake de uitgaven voor de organisatie van cursussen en studiebijeenkomsten, hoofdzakelijk doordat het herziene Financieel Reglement van de Academie nooit in werking is getreden - Beveelt aan dat de Academie rechtstreeks inzicht verleent in haar gedetailleerde begroting
- Van de voor 2009 vastgelegde kredieten werden kredieten ter waarde van meer dan 3,8 miljoen EUR (43% van de totale begroting) naar 2010 overgedragen. - 46% van de uit 2008 overgedragen kredieten moest worden geannuleerd, wat wijst op aanzienlijke tekortkomingen in de programmering en bewaking van de uitvoering van de begroting en wat in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel - Voor 2008 moest 31% van de begroting worden overgedragen - Er werden aanzienlijke vertragingen en fouten bij de opstelling van de voorlopige rekening voor 2009 geconstateerd.
BIJLAGE In de afgelopen jaren door het Europees Parlement gedane aanbevelingen
Europese Politieacademie
Aanbestedingsprocedure
Personeelszaken
Interne audit
2006
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
2007
2008
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
- Gebrek aan internecontrolenormen en ondoeltreffende begrotingsbewaking - Er werden gevallen geconstateerd waarin kredieten werden gebruikt voor de financiering van privé-uitgaven van sommige personeelsleden van de Academie
52
- Uit de controle van een steekproef van vastleggingen is in drie gevallen gebleken dat er geen controlespoor was om de financiële uitvoering na te trekken - Met betrekking tot deze gevallen is nog geen externe controle verricht
2009 - Bezorgdheid over het voortdurend niet-naleven door de Academie van het Financieel Reglement wat de regels voor overheidsopdrachten betreft - Een aanzienlijk deel van de totale begroting van de Academie vertoont onregelmatigheden. - Meerdere tekortkomingen wat de personeelsselectie betreft - Acht het onaanvaardbaar dat: - de drempelvoorwaarden waaraan kandidaten moesten voldoen vaak na de beoordeling en rangschikking van de kandidaten werden vastgesteld; - de vragen voor het sollicitatiegesprek dikwijls pas werden opgesteld nadat de sollicitaties waren beoordeeld; - de documentatie van de procedures ontoereikend was - Maakt zich zorgen over praktijken die verboden zijn op grond van het Statuut van de ambtenaren van de EU of die onwettig zijn.
- Wijst erop dat het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Academie in de toekomst gebaseerd moet blijven op diens functioneren gedurende het jaar.
P7_TA-PROV(2012)0168 Kwijting 2010: Communautair Bureau voor visserijcontrole 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole3, en met name artikel 36, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie visserij (A7-0130/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van het Communautair Bureau voor visserijcontrole kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 1. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
53
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Bureau voor visserijcontrole (voorheen het Communautair Bureau voor visserijcontrole), de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
54
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole3, en met name artikel 36, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen 4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie visserij (A7-0130/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Bureau voor visserijcontrole (voorheen het Communautair Bureau voor visserijcontrole), de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 1. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
55
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole3, en met name artikel 36, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie visserij (A7-0130/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole ("het Bureau")voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Bureau op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 20095 en dat het Parlement in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere: 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 1. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.09.11, blz. 135.
56
–
het Bureau heeft opgeroepen zijn jaarlijkse werkprogramma te verbeteren door de introductie van specifieke, meetbare doelstellingen op het niveau van beleidsontwikkeling en op operationeel niveau, met inbegrip van de instelling van SMART-indicatoren,
–
de uitvoerend directeur heeft opgeroepen om zijn verplichtingen na te komen en in zijn verslag aan de kwijtingsautoriteit een samenvatting te geven van het verslag van de dienst Interne audit (IAS) met alle daarin vermelde aanbevelingen en op welke wijze gevolg is gegeven aan de aanbevelingen,
–
het Bureau heeft verzocht om zijn internecontrolesysteem te herzien en te baseren op de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring van zijn directeur, en voor alle operationele en administratieve procedures overlegging van documentatie over de workflow en essentiële controle mogelijk te maken;
C. overwegende dat de totale begroting van het Bureau voor 2010 11 000 000 EUR bedroeg, ten opzichte van 10 100 000 EUR in 2009, wat neerkomt op een stijging van 8,9%; D. overwegende dat de eerste bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau voor 2010 7 695 223 bedroeg, hetgeen een toename betekent van 34,9% ten opzichte van de eerste bijdrage van de Unie in 20091; Financieel en begrotingsbeheer 1.
herinnert eraan dat de eerste bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau voor 2010 7 695 223 EUR bedroeg; merkt echter op dat aan dit bedrag 714 777 EUR is toegevoegd, afkomstig van de terugvordering van overschotten, waardoor de totale bijdrage van de Unie voor 2010 op 8 410 000 EUR komt;
2.
stelt op basis van de definitieve jaarrekening van het Bureau vast dat het Bureau 98,3% van de toegekende bijdrage heeft vastgelegd en 85,6% van de beschikbare betalingskredieten (met uitzondering van uitgaven gedaan uit andere inkomstenbronnen) heeft uitbetaald; is ingenomen met het feit dat het Bureau de kwijtingsautoriteit in zijn jaarlijks activiteitenverslag (AAR) 2010 gegevens ter beschikking heeft gesteld waaruit het totale uitvoeringspercentage van de begroting van het Bureau blijkt wat vastleggingen en betalingen betreft;
3.
stelt daarnaast op basis van het IAS-verslag vast dat de automatische overdracht van het Bureau voor het begrotingsjaar 2010 naar 2011 EUR 1 160 393 (vastleggingen RAL) en EUR 629 517,41 (betalingskredieten) bedroeg en dat de niet-automatische overdrachten EUR 530 875,59 bedroegen; moedigt de Rekenkamer aan in haar verslag over de jaarrekening van het Bureau voor het begrotingsjaar 2011 informatie over overdrachten te vermelden;
4.
roept het Bureau op om het jaarperiodiciteitsbeginsel in acht te nemen; merkt in het bijzonder op dat enkele van de vastleggingen in de begroting van het Bureau voor 2010 betrekking hadden op uitgaven voor projecten in 2011; betreurt dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekeningen van het Bureau voor 2010 de kwijtingsautoriteit niet kon voorzien van nadere details inzake deze kwestie;
1
PB L 64 van 12.03.10, blz. 837.
57
Boekhoudsysteem 5.
stelt op basis van de definitieve jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 vast dat de begrotingsboekhouding van het Bureau wordt beheerd door middel van het ABAC-systeem en de algemene boekhouding door middel van het SAP-systeem, dat een directe koppeling heeft met het algemene boekhoudsysteem van de Commissie;
6.
roept het Bureau niettemin op om de toegangsrechten van de gedelegeerde ordonnateurs tot ABAC in overeenstemming te brengen met het delegatiebesluit;
7.
merkt daarnaast op dat het Bureau met het oog op het identificeren van verbeterpunten en het voorkomen van dubbel werk een herziening heeft uitgevoerd van alle zijn in procedures gebruikte circulaires, sjablonen en formulieren;
Procedures voor het plaatsen van opdrachten 8.
roept het Bureau op de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat aanbestedingsdocumenten naar behoren worden ondertekend en gedagtekend; merkt op dat de Rekenkamer zwakke punten op dit gebied heeft geconstateerd;
Personele middelen 9.
moedigt het Bureau aan om te zorgen voor meer transparantie in zijn aanwervingsprocedures; merkt op dat de Rekenkamer zwakke punten op dit gebied heeft geconstateerd; stelt in het bijzonder vast dat bij de procedures voor de selectie van personeel noch de drempelwaarden waaraan kandidaten moesten voldoen om te worden uitgenodigd voor het selectiegesprek noch de drempelwaarden die vereist waren om op de reservelijst te worden geplaatst van tevoren vastgesteld werden;
10. merkt op dat uit het AAR van het Bureau blijkt dat tien van de elf vacatures voor tijdelijke medewerkers ingevuld zijn, wat resulteert in een bezettingsgraad van 98% voor de posten die in de personeelsformatie voor 2010 voorzien zijn (52 van de 53 posten voor tijdelijke medewerkers); 11. stelt vast dat uit het AAR blijkt dat het personeelsverloop beperkt bleef tot het vertrek van twee contractmedewerkers en het pensioen van een tijdelijke medewerker; 12. is verheugd dat de Rekenkamer heeft verklaard dat de verrichtingen waarop de jaarrekening van het bureau betreffende het begrotingsjaar 2010 gebaseerd is, op alle materiële punten wettig en regelmatig zijn; Prestaties 13. merkt op dat het Bureau op 19 oktober 2010 zijn meerjarig werkprogramma voor 20112015 heeft vastgesteld; benadrukt dat dit document van belang is om het Bureau in staat te stellen de strategie en doelstellingen van het Bureau op een efficiënte manier te organiseren; 14. roept het Bureau nogmaals op een Gantt-diagram te ontwikkelen voor de planning van al zijn operationele activiteiten, om snel te kunnen nagaan hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en zo een meer resultaatgerichte benadering te
58
verwezenlijken; erkent evenwel dat het Bureau de kwijtingsautoriteit een grafiek met de gevraagde informatie heeft verstrekt; 15. is ingenomen met het initiatief van de interne auditdienst van het Bureau die een interne opleiding heeft ontwikkeld en de nodige opleiding heeft verstrekt met betrekking tot ethiek en integriteit in het Bureau; is met name verheugd dat de opleiding voor alle medewerkers verplicht is, zodat zij zich bewust worden van ethische en organisatorische waarden, in het bijzonder ethisch gedrag, het voorkomen van belangenconflicten, fraudepreventie en de noodzaak tot het melden van onregelmatigheden; 16. onderstreept het belang van de taken van het Bureau en is verheugd dat de Commissie visserij tijdens haar bezoek aan het Bureau in juni 2010 heeft kunnen vaststellen dat het Bureau zich op efficiënte en doeltreffende wijze van deze taken kwijt en dat deze commissie in 2012 opnieuw een controlerend bezoek zal afleggen; Interne audit 17. is verheugd over het initiatief van het Bureau om in 2008 een eenheid interne audit in te stellen om op het gebied van interne controle, risicobeoordeling en interne audit ondersteuning en advies te bieden aan de uitvoerend directeur en het bestuur; merkt op dat het Bureau niet beschikt over een fulltime internecontrolefunctie, maar de functie deelt met het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) in Lissabon; stelt vast dat daartoe op 17 juni 2008 een dienstverleningsovereenkomst is ondertekend tussen het Bureau en het EMSA; 18. merkt op dat uit het AAR van het Bureau blijkt dat de IAS, overeenkomstig het strategisch plan 2010-2012, een audit heeft uitgevoerd met betrekking tot de uitvoering van de begroting, alsmede een risicobeoordeling op het gebied van informatietechnologie; 19. stelt vast dat de IAS in 2010 een audit heeft uitgevoerd inzake de begrotingsuitvoering om te beoordelen of het internecontrolesysteem redelijke waarborgen bood met betrekking tot de naleving van de rechtsgrondslag, de doeltreffendheid en efficiëntie van de processen en de betrouwbaarheid van informatie ter ondersteuning van het toezicht op het beheer; 20. verzoekt het Bureau de nodige maatregelen te treffen inzake de volgende punten: – toegangsrechten tot ABAC voor gedelegeerde ordonnateurs, – vertragingen in de betaling, – het opzetten van beleid voor de behandeling van uitzonderingen en een centraal uitzonderingenregister; merkt op dat het Bureau heeft laten weten inmiddels stappen te hebben genomen inzake twee zeer belangrijke aanbevelingen van de IAS, namelijk het instellen van ABACtoegangsrechten voor de gedelegeerde ordonnateurs en het vaststellen en uitvoeren van beleid voor de behandeling van uitzonderingen, inclusief een centraal uitzonderingenregister, en dat hierop momenteel door de IAS controles worden uitgevoerd; roept het Bureau desondanks op om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de getroffen maatregelen en de bereikte resultaten; 21. verzoekt het Bureau onmiddellijk actie te ondernemen inzake onderstaande belangrijke
59
punten en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de getroffen maatregelen: - de invoering van een risicobeheersysteem, - het op regelmatige basis toetsen van het internecontrolesysteem; 22. wijst op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, die zijn opgenomen in de bijlage bij deze resolutie; o o
o
23. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen in verband met het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
60
BIJLAGE In de afgelopen jaren door het Europees Parlement gedane aanbevelingen Communautair Bureau voor visserijcontrole (opgericht in 2007) Prestaties
Financieel en begrotingsbeheer
2007
n.b.
-De internecontroleprocedures die zijn voorgeschreven in artikel 38 van het Financieel Reglement om te zorgen voor doorzichtigheid en goed financieel beheer zijn nog niet alle gedocumenteerd→ geen controlestandaarden en geen procedures voor het plaatsen van opdrachten
2009
2008
-Roept het Bureau op om een diachronische analyse te maken van de operationele activiteiten die in dit jaar en in voorgaande jaren zijn uitgevoerd -Roept het Bureau daarnaast op om te overwegen een Gantt-diagram op te stellen bij de planning van al zijn operationele activiteiten -Roept het Bureau op om een meerjarig werkprogramma op te stellen
- Het Bureau neemt het specialiteitsbeginsel niet strikt in acht: het Bureau moet de tekortkomingen in de planning van zijn operationele activiteiten verhelpen; bepaalde juridische verbintenissen (1 400 000 euro) zijn aangegaan vóór de desbetreffende begrotingsvastlegging, hetgeen strijdig is met wat in het Financieel Reglement is bepaald
61
-Verzoekt het Bureau een vergelijkend overzicht op te stellen van de tijdens het onderhavige verslagjaar en het voorgaande begrotingsjaar bereikte resultaten, zodat de kwijtingsautoriteit de prestaties van het Bureau over de jaren heen beter kan beoordelen - Roept het Bureau op zijn jaarlijkse werkprogramma te verbeteren door de introductie van specifieke, meetbare doelstellingen op het niveau van beleidsontwikkeling en op operationeel niveau, met inbegrip van de instelling van SMART-indicatoren -Verzoekt het Bureau om essentiële prestatie-indicatoren te ontwikkelen op het vlak van administratieve ondersteunende taken -Roept het Bureau op om te overwegen een Gantt-diagram op te stellen bij de planning van al zijn operationele activiteiten
n.b.
Communautair Bureau voor visserijcontrole (opgericht in 2007)
2007
Personele middelen
n.b.
Interne audit
n.b.
2009
2008
-Roept het Bureau op om het toezicht op de uitvoering van de begroting te verbeteren, in het bijzonder op het gebied van personele middelen
- Verzoekt het Bureau om een oplossing te zoeken voor de tekortkomingen in de planning voor de personeelswerving
-Verzoekt het Bureau om vijftien aanbevelingen van de dienst Interne audit uit te voeren met betrekking tot het ontwikkelen van indicatoren die alle activiteiten van het Bureau omvatten, de interne organisatie en procedurele structuur ter ondersteuning van het toezicht op het beheer, het beheer van personele middelen en de noodzaak van interne procedures ter vermindering van de vertragingen in de betalingen door het Bureau
- Roept het Bureau op om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden over de aanbevelingen van de IAC en de maatregelen die het Bureau heeft genomen -Roept de directeur van het Bureau op om zijn verplichtingen na te komen en in zijn verslag aan de kwijtingsautoriteit een samenvatting te geven van het verslag van de IAS met alle daarin vermelde aanbevelingen en op welke wijze gevolg is gegeven aan de aanbevelingen -Verzoekt het Bureau om zijn internecontrolesysteem te herzien en te baseren op de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring van zijn directeur, en voor alle operationele en administratieve procedures overlegging van documentatie over de workflow en essentiële controle mogelijk te maken -Moedigt het Bureau aan een functie voor risicobeheer op te richten, zodat risico's kunnen worden vastgesteld en maatregelen kunnen worden genomen om de kosten terug te brengen
62
P7_TA-PROV(2012)0169 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010, tezamen met de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185 daarvan, – gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en met name artikel 60 daarvan, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 daarvan, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0124/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 21. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
63
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
64
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010, tezamen met de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185 daarvan, – gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en met name artikel 60 daarvan, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 daarvan, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0124/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de jaarrekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 21. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
65
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) Het Europees Parlement, –
gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010,
–
gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010, tezamen met de antwoorden van het Agentschap1,
–
gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
–
gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185 daarvan,
–
gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en met name artikel 60 daarvan,
–
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 daarvan,
–
gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
–
gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0124/2012),
A.
overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ("het Agentschap") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 21. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
66
B.
overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Agentschap op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar 20091 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere –
bij het Agentschap erop aandrong een op activiteiten gebaseerde structuur van de operationele begroting in te voeren om een duidelijk verband tussen het werkprogramma en de financiële prognoses tot stand te brengen en de monitoring en rapportage van de prestaties te verbeteren,
–
de aandacht vestigde op het feit dat het Agentschap opnieuw een groot aantal kredieten voor administratieve uitgaven heeft overgedragen naar 2010,
–
wenste dat aan de begroting van elk jaar een verslag wordt gehecht over de begrotingsoverschotten van de voorgaande jaren, waarin wordt aangegeven waarom deze middelen niet zijn gebruikt, alsmede hoe en wanneer ze gebruikt zullen worden,
–
kennis nam van tekortkomingen in de procedures voor de selectie van personeel, die een risico vormen voor de transparantie van deze procedures;
C.
overwegende dat het Agentschap gefinancierd wordt met vergoedingen en rechten en een bijdrage van de Unie;
D.
overwegende dat de begroting van het Agentschap 137 200 000 EUR bedroeg voor het begrotingsjaar 2010, tegenover 122 200 000 EUR in 2009, hetgeen een toename van 12,27% betekent; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van het Agentschap 34 197 000 EUR2 bedroeg voor 2010, hetgeen een toename van 0,87% betekent ten opzichte van 2009;
Budgettair en financieel beheer 1.
herinnert eraan dat twee derde van de begroting van het Agentschap afkomstig is van vergoedingen en rechten die door de industrie worden betaald, dat een derde afkomstig is uit subsidies van de Unie en dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap 32 879 000 EUR bedroeg voor 2010; merkt echter op dat aan dat bedrag 1 318 000 EUR is toegevoegd, afkomstig uit teruggevorderde overschotten, waardoor de totale bijdrage van de Unie voor 2010 neerkomt op 34 197 000 EUR;
2.
merkt op dat de begroting van het Agentschap is toegenomen met 61% van 85 200 000 EUR in 2007 tot 137 200 000 EUR in 2010 en dat het aantal personeelsleden is gestegen van 333 naar 524;
3.
merkt op dat krachtens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 593/2007 van de Commissie van 31 mei 2007 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart geheven vergoedingen en rechten3 de ontvangsten uit vergoedingen beschouwd worden als toegewezen ontvangsten die door het Agentschap overgedragen kunnen worden als zij niet gebruikt zijn;stelt vast dat de ontvangsten van de industrie meer dan één begrotingsjaar kunnen betreffen;constateert dat de reserve die de daaropvolgende jaren gebruikt kan worden, wordt aangepast op basis van het
1
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 140. PB L 64 van 12.3.2010, blz. 613. PB L 140 van 1.6.2007, blz. 3.
2 3
67
begrotingsoverschot van het boekjaar; merkt op dat het bedrag van de reserve de afgelopen twee jaar gedaald is van 29 000 000 EUR aan het eind van 2008 tot 21 000 000 EUR aan het eind van 2010; 4.
neemt er via de definitieve jaarrekening kennis van dat het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 enkel niet-gesplitste kredieten heeft gebruikt en dat de vastleggingskredieten bijgevolg gelijk waren aan de betalingskredieten; merkt bovendien op dat het algemene begrotingsuitvoeringspercentage 99,51% bedroeg voor de kredieten voor 2010;
5.
verzoekt het Agentschap verdere adequate maatregelen te treffen om tekortkomingen te voorkomen die de transparantie van de procedure voor het plaatsen van opdrachten en het beginsel van goed financieel beheer in gevaar brengen;
Boekhouding 6.
stelt op basis van de definitieve jaarrekening vast dat het Agentschap in 2010 zijn methode voor het erkennen van ontvangsten heeft aangepast van een op kosten gebaseerde methode naar de lineaire methode die wordt voorgesteld in boekhoudregel 4 van de EG;
7.
begrijpt uit de verklaringen van het Agentschap dat de wijziging werd doorgevoerd om de nauwkeurigheid en de transparantie betreffende de manier waarop de basis voor de verdiende ontvangsten berekend wordt, te verbeteren en om rekening te houden met de aanbeveling van de Rekenkamer van 2009 om een methode toe te passen die nauwkeuriger weergeeft hoeveel ontvangsten er voor een bepaald begrotingsjaar worden toegewezen;
8.
neemt er via het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap kennis van dat het capaciteitsplanningssysteem verder verbeterd werd en systematisch gebruikt wordt voor alle soorten financiële transacties en voor het afsluiten van de rekeningen op het einde van het jaar;
Procedures voor het plaatsen van opdrachten 9.
neemt er via het jaarlijks activiteitenverslag kennis van dat er in 2010 23 inschrijvingsprocedures met een hoge waarde werden beheerd om tegemoet te komen aan zowel operationele als administratieve behoeften, dat 20 van die procedures werden afgerond en dat er 29 contracten met een hoge waarde werden gesloten ter waarde van ongeveer 14 000 000 EUR; merkt bovendien op dat er 428 contracten gesloten werden naar aanleiding van procedures voor het plaatsen van opdrachten met een lage waarde, voor een totaal van ongeveer 1 650 000 EUR;
10.
neemt in het bijzonder kennis van de verklaring van de Rekenkamer dat voor twee grote procedures voor het plaatsen van opdrachten inschrijvingen met de beste financiële offerte bij de gebruikte evaluatiemethode niet de meeste punten voor de prijs behaalden; neemt er via het Agentschap kennis van dat deze twee procedures voor het plaatsen van opdrachten betrekking hadden op: –
de verlenging van een vierjarig contract voor schoonmaakdiensten ter waarde van 1 000 000 EUR,
68
–
een kadercontract voor maximum vier jaar voor studies naar de certificeringsvereisten en -normen voor vliegtuigmotoren met een maximumwaarde van 2 500 000 EUR waarvoor de gekozen contractant niet alle kostenelementen in zijn aanvraag had ingevuld; merkt op dat het Agentschap antwoordde dat er geen negatieve weerslag op het resultaat te melden was en zal niettemin rekening houden met de overwegingen van de Rekenkamer en voortaan letten op het aangetoonde risico door nog meer aandacht aan financiële beoordelingsformules te besteden;
Personeelszaken 11.
stelt vast dat de kwijtingsautoriteit opnieuw tekortkomingen heeft vastgesteld in de procedures voor personeelsselectie die de transparantie van zulke procedures in gevaar brengen; neemt er via de Rekenkamer kennis van dat er geen bewijs was dat de drempelvoorwaarden voor uitnodiging voor een gesprek of plaatsing op de reservelijst waren vastgesteld voordat de beoordeling van de sollicitaties begon; merkt op dat dit mogelijk zo gedaan werd om nepotisme of belangenconflicten te verhullen; dringt erop aan dat alles in het werk wordt gesteld om belangenconflicten te voorkomen; vraagt de Commissie zich ervan te vergewissen dat het agentschap de EU-voorschriften correct toepast; benadrukt het belang van transparantie bij de aanbestedings- en aanwervingsprocedures;
12.
stelt vast dat het Agentschap de kwijtingsautoriteit niet op de hoogte heeft gesteld van de maatregelen die het getroffen heeft om de selectieprocedures voor zijn deskundigen/personeelsleden transparanter te maken, zoals verzocht in 2009, maar heeft vernomen dat de kwestie in 2010 is aangepakt nadat de Rekenkamer deze kwestie in zijn verslag andermaal heeft onderstreept; onderstreept andermaal dat het effect van deze tekortkomingen des te groter is als men bedenkt dat het Agentschap de volgende doelstellingen moet nastreven: certificeringsspecificaties vaststellen, besluiten nemen over luchtwaardigheids- en milieucertificering, en normalisatie-inspecties uitvoeren bij de bevoegde autoriteiten in de lidstaten;
13.
neemt nota van het antwoord van het Agentschap aan de Rekenkamer dat het in zijn richtsnoeren voor panelleden een duidelijke minimumdrempel heeft opgenomen waaraan kandidaten moeten voldoen om uitgenodigd te worden op een gesprek (50%) of om op de reservelijst geplaatst te worden (65%), maar dat het zich het recht voorbehoudt om te bepalen wat een redelijk maximumaantal kandidaten is om uit te nodigen op basis van hun verdiensten;
14.
herinnert het Agentschap aan het belang van afdoende opleiding en kwalificatiecriteria voor inspectieteams en teamleiders; verzoekt het Agentschap om concrete stappen te ondernemen en de kwijtingsautoriteit daarvan op de hoogte te brengen;
15.
neemt nota van het feit dat aantal personeelsleden van het Agentschap is gestegen van 509 in 2009 naar 578 in 2010, inclusief tijdelijke en contractuele personeelsleden;
Belangenconflicten 16.
merkt op dat de technische personeelsleden van het Agentschap gewoonlijk aangeworven moeten worden uit nationale luchtvaartautoriteiten en uit de luchtvaartsector; begrijpt dat
69
personeelsleden over voldoende en actuele technische werkervaring in de luchtvaart moeten beschikken om een technische controle van de documenten voor het aantonen van naleving uit te voeren ter waarborging van een adequaat niveau van veiligheid van de luchtvaart, zoals in de toepasselijke EU-wetgeving wordt geëist; is echter bezorgd dat deze situatie, indien niet ontdekt en behoorlijk aangepakt, tot belangenconflicten zou kunnen leiden als een personeelslid dat aangeworven werd bij een vliegtuigfabrikant bij het Agentschap werkt en daar beslissingen neemt inzake de certificering van het vliegtuig waaraan hij/zij werkte toen hij/zij in dienst was bij de fabrikant; neemt echter kennis van het feit dat het Agentschap een certificeringsprocedure heeft ingevoerd waarmee de onpartijdigheid van het besluitvormingsproces wordt gewaarborgd middels de collegialiteit van de technische beoordelingen en het besluitvormingsproces als zodanig; heeft tevens vernomen dat het Agentschap bezig is met het invoeren beleid in het hele Agentschap van een inzake gedragscodes met inbegrip van identificatie, preventie, monitoring en de omgang met de gevolgen van potentiële gevallen van belangenconflicten, een beleid dat het Agentschap zal helpen om het opsporen en aanpakken van situaties van belangenconflicten zodanig verder te verbeteren dat de veiligheid van de luchtvaart geen gevaar loopt; 17.
verzoekt het Agentschap om terdege rekening te houden met de beroepsachtergrond van zijn personeelsleden om belangenconflicten te vermijden; is van mening dat het beleid van het Agentschap inzake belangenconflicten zou moeten specificeren in hoeverre en onder welke voorwaarden werknemers van het Agentschap betrokken mogen zijn bij de certificering van een vliegtuig waaraan zij gewerkt hebben voor ze bij het Agentschap aan de slag gingen;
18.
doet een beroep op het Agentschap om doeltreffende processen in te voeren waarmee potentiële gevallen van meldingen van belangenconflicten binnen het Agentschap naar behoren worden aangepakt; doet tevens een beroep op het Agentschap om op zijn website de opgave van belangen en de professionele achtergrond te plaatsen van zijn deskundigen, leidinggevend personeel, leden van de raad van bestuur, en eventuele andere personen die bij het certificeringsproces betrokken zijn; verklaart dat het Agentschap de OESOrichtsnoeren op het gebied van belangconflicten moet volgen;
19.
aangezien het Agentschap betrokken is bij besluiten die voor alle burgers van fundamenteel belang zijn en rekening houdend met de kwetsbare positie van het Agentschap vanwege zijn belang voor de industrie, kijkt de begrotingsautoriteit ernaar uit de conclusies en aanbevelingen te ontvangen en te bespreken van het speciaal verslag over belangenconflicten dat de Rekenkamer vóór eind juni 2012 zal publiceren;
Prestaties 20.
doet een beroep op het Agentschap om de bestaande op activiteiten gebaseerde structuur van de operationele begroting verder in te voeren om een duidelijk verband tussen het werkprogramma en de financiële prognoses tot stand te brengen en de monitoring en rapportage van de prestaties verder te verbeteren;
21.
verzoekt het Agentschap om bij de planning van al zijn operationele activiteiten, waar relevant, gebruik te maken van een Gannt-diagram; onderstreept tevens hoe belangrijk het voor het Agentschap is om in zijn programmering SMART-doelstellingen en RACERindicatoren vast te stellen, zoals sedert 2008 is geschied in zijn jaarlijkse werkprogramma en zijn jaarlijkse activiteitenverslag;
70
Interne controles 22.
neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag kennis van dat het Agentschap zijn geïntegreerd beheerssysteem in 2010 heeft geconsolideerd, met inbegrip van het concept "interne controle", dat ervoor moet zorgen dat risico's correct worden aangepakt om het Agentschap beter in staat te stellen om operationele, kwaliteits-, nalevings- en financiële doelstellingen te verwezenlijken;
23.
merkt op dat het geïntegreerd beheerssysteem van het Agentschap in december 2010 gecertificeerd werd volgens de internationaal erkende ISO 9001:2008-norm voor kwaliteitsbeheer;
Proces voor normalisatie-inspecties 24.
doet een beroep op het Agentschap om de documentatie van de planning en programmering van inspecties verder te verbeteren; herinnert het Agentschap aan het belang van het documenteren van de risicobeoordeling en de criteria die gebruikt worden voor het opstellen van de inspectieplanning om zijn interne besluitvormingsprocessen te rechtvaardigen in die gevallen waarin er grote tekortkomingen worden vastgesteld die de veiligheid van de EU-burgers in gevaar brengen;
25.
doet bovendien een beroep op het Agentschap om zijn doeltreffendheid in het omspringen met belangrijke veiligheidsproblemen verder te verbeteren door:
26.
–
het monitoren van informatie,
–
het verkorten van de termijnen voor verslaglegging en tenuitvoerlegging,
–
het besluitvormingsproces tussen het Agentschap en de Commissie te documenteren,
–
de risico's van belangenconflicten adequaat in te perken; verzoekt het Agentschap voorts om te zorgen voor de classificatie, monitoring en follow-up van zijn inspectiebevindingen die ingedeeld worden als "opmerkingen"; verneemt van het Agentschap dat het een werkwijze heeft ontwikkeld om die bevindingen vast te stellen en ze aan de Commissie mee te delen; verzoekt het Agentschap daarom de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de maatregelen die worden genomen;
Interne audit 27.
erkent dat verschillende "zeer belangrijke" aanbevelingen van de dienst Interne Audit (IAS) aan het Agentschap met het oog op het beperken van de bestaande risico's, nog hangende zijn en momenteel door de IAS bestudeerd worden;
28.
merkt in het bijzonder op dat de IAS in 2010 een audit heeft uitgevoerd van het normalisatie-inspectieproces om op een onafhankelijke manier de betrouwbaarheid van het interne controlesysteem voor het normalisatie-inspectieproces in het Agentschap te beoordelen en te verzekeren, om aldus de toepassing van de desbetreffende regelgeving van de Unie door de nationale luchtvaartautoriteiten te monitoren en verslag uit te brengen aan de Commissie; merkt tevens op dat het Agentschap reeds een corrigerend actieplan heeft ontwikkeld waarmee de IAS heeft ingestemd en dat reeds aan de IAS is
71
voorgelegd ter bestudering van de bewijzen van de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen in de paragrafen 25 tot en met 27 van dit verslag; 29.
verzoekt het Agentschap in dat verband voorts om: –
zijn risicobeoordelingen na de jaarlijkse inspectieprogramma's en het inspectiebezoek te documenteren;
–
de monitoring van en verslaglegging over grote tekortkomingen die tot bezorgdheid strekken op het vlak van veiligheid te verbeteren;
–
te zorgen voor follow-up en monitoring van zijn opmerkingen na inspectiebezoeken;
30.
verwijst naar zijn aanbevelingen in vorige kwijtingsverslagen als opgesomd in de bijlage bij deze resolutie;
31.
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
72
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart Prestaties
Verordening betreffende vergoedingen en rechten
2006
2007
2008
- het Agentschap dient de consistentie van de geraamde uitgaven nauwkeurig te controleren: het kostenanalysesysteem van het Agentschap gaf kosten aan ter waarde van ongeveer 48 miljoen EUR, tegenover ontvangsten ter waarde van ongeveer 35 miljoen EUR ontoereikende programmering;
- het Agentschap dient zorgvuldig na te gaan of de geraamde uitgaven die ter goedkeuring aan de begrotingsautoriteit worden voorgelegd, consistent zijn.
- verzoekt het agentschap om een diachronische analyse van de tijdens dit en vorig jaar uitgevoerde verrichtingen uit te werken - verzoekt het Agentschap om SMARTdoelstellingen en RACER-indicatoren op te stellen - verzoekt het Agentschap om een Ganntdiagram uit te werken
- het Agentschap dient de vorige verordening betreffende geheven vergoedingen niet te verwarren met de nieuwe.
- verzoekt het Agentschap om een monitoringsysteem uit te werken voor certificeringsprojecten - verzoekt het Agentschap om met een gedetailleerd plan te komen om te garanderen dat het systeem van jaarlijkse forfaits geen ontvangsten zal opleveren die ver boven de reële kosten van de geleverde diensten liggen
n.v.t.
73
2009
- verzoekt het Agentschap om SMART-doelstellingen en RACER-indicatoren op te stellen - verzoekt het Agentschap om bij de planning van al zijn operationele activiteiten gebruik te maken van een Ganttdiagram, om snel te kunnen natrekken hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed - dringt er bij het Agentschap op aan een op activiteiten gebaseerde structuur van de operationele begroting in te voeren om een duidelijk verband tussen het werkprogramma en de financiële prognoses tot stand te brengen en de monitoring en rapportage van de prestaties te verbeteren; - verzoekt het Agentschap om een vergelijking op te stellen van de activiteiten die het heeft uitgevoerd tijdens het jaar waarvoor de kwijting moet worden verleend en tijdens het voorgaande begrotingsjaar - verzoekt het Agentschap zijn bewakingssysteem voor certificeringsprojecten te verbeteren om ervan verzekerd te zijn dat de geheven vergoedingen gedurende de gehele looptijd niet significant afwijken van de reële kosten. - verzoekt het Agentschap om met het oog op de opstelling van het jaarverslag voor 2010 een correcte raming uit te voeren van de transitorische passiva in verband met het beheer van de aan nationale luchtvaartautoriteiten uitbestede certificeringswerkzaamheden
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart Overdracht van kredieten/kwesties in verband met het plaatsen van opdrachten
Personeelszaken
Interne audit
2006 - het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit werd niet in acht genomen: het Agentschap heeft, in strijd met zijn financieel reglement, zijn gesplitste betalingskredieten van 2005 overgedragen ondanks het feit dat het voldoende betalingskredieten had voor 2006
n.v.t.
- het Agentschap heeft nog geen doeltreffend systeem voor het beheer van vorderingen, eventueel met inbegrip van interesten op achterstallige betalingen, toegepast
2007 - problemen rond de transparantie van de gunningscriteria en de financiële evaluatiemethode
- verzoekt het Agentschap om zijn systemen voor werving en capaciteitsplanning te verbeteren
n.v.t.
2008
2009
- verzoekt het Agentschap om tekortkomingen in het capaciteitsplanningssysteem, die te wijten zijn aan vertragingen bij de ondertekening van het dienstencontract, te verhelpen; (verzoekt het Agentschap om de komende jaren veel realistischere vooruitzichten voor te leggen aan de Commissie en het Parlement) - verzoekt de Commissie om op zoek te gaan naar manieren om te verzekeren dat het beginsel van een op behoeften gebaseerd beheer van liquide middelen volledig wordt toegepast, om ervoor te zorgen dat de kasvoorraden van het Agentschap op een zo laag mogelijk niveau gehouden worden - verzoekt het Agentschap om zijn systemen voor werving en capaciteitsplanning te verbeteren
- het Agentschap heeft een grote hoeveelheid kredieten voor beleidsuitgaven overgedragen naar 2010 (65% van titel III, beleidsuitgaven. Het percentage overgedragen vastleggingskredieten bedraagt 13%) - verzoekt om contracten nauwkeuriger en tijdig te beheren en om het komende begrotingsjaar veel realistischere vooruitzichten voor te leggen aan het Parlement en de Commissie. - wenst dat er aan de begroting van elk jaar een verslag wordt gehecht over de begrotingsoverschotten van de voorafgaande boekjaren, waarin wordt aangegeven waarom die middelen niet zijn gebruikt en hoe en wanneer ze zullen worden aangewend.
- verzoekt het Agentschap om stappen te ondernemen om aan 13 van de 28 aanbevelingen van de dienst Interne Audit te voldoen (waarvan er 2 beschouwd worden als cruciaal) → i.e. de aanbevelingen inzake begrotingsonzekerheid, het ontbreken van risicoanalyses, het ontbreken van een beoordelings- en bevorderingsbeleid, de sluitingsprocedures en een procedure voor het opnemen van uitzonderingen die 74 gesloten werden
- neemt kennis van tekortkomingen in procedures voor de selectie van personeel, die een risico vormen voor de transparantie van deze procedures. De Rekenkamer meldde dat de besluiten van de selectiecomités onvoldoende waren gemotiveerd en gedocumenteerd aangezien de drempelvoorwaarden voor uitnodiging voor een gesprek of plaatsing op de reservelijst niet vooraf waren vastgesteld en er notulen ontbraken. - dringt er bij het Agentschap op aan de kwijtingsautoriteit mee te delen wat er wordt gedaan om deze situatie te corrigeren en de selectieprocedures voor deskundigen/personeelsleden transparanter te maken - erkent dat het Agentschap uitvoering heeft gegeven aan 20 van de 26 sinds 2006 door de IAS gedane aanbevelingen
75
P7_TA-PROV(2012)0170 Kwijting 2010: Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding3 en met name artikel 23, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0123/2012), 1. verleent de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 122. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
76
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
77
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding3 en met name artikel 23, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0123/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 122. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
78
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding3 en met name artikel 23, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0123/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding ("het Centrum") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Centrum op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 20095 en dat het het Centrum in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit onder andere heeft 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 122. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 145.
79
verzocht: – in een tabel die als bijlage bij het verslag van de Rekenkamer gevoegd moet worden, een vergelijking op te nemen van de activiteiten die zijn uitgevoerd in het jaar waarvoor de kwijting moet worden verleend en de activiteiten in het begrotingsjaar voordien, – het hoge niveau van overdrachten, dat negatieve gevolgen heeft voor de begrotingsuitvoering en indruist tegen het beginsel van jaarperiodiciteit, aan te pakken, – zijn verplichting na te komen om de kwijtingsautoriteit een verslag toe te sturen dat is opgesteld door zijn directeur en waarin de inhoud van de aanbevelingen van de dienst Interne Audit (IAS) wordt samengevat; C. overwegende dat de totale begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010 57 800 000 EUR bedroeg, tegenover 49 200 000 EUR in 2009, hetgeen een toename is van 17,5%; overwegende dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van het Centrum voor 2010 56 225 000 EUR bedroeg; Financieel en begrotingsbeheer 1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Centrum voor 2010 53 078 000 EUR bedroeg; merkt echter op dat er 145 000 EUR aan toegevoegd is uit de terugvordering van overschotten, met als resultaat een totale bijdrage van de Unie voor 2010 van 53 223 000 EUR; 2. onderstreept dat de totale bijdrage aan het Centrum volgens de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 bestond uit: – een bijdrage van 33 360 000 EUR in de titels I en II en – een bijdrage van 22 895 000 EUR in titel III, waarvan 10 000 000 EUR is uitbetaald; merkt echter op dat in hetzelfde document sprake is van een totale bijdrage van de Unie voor 2010 van 53 522 3000 EUR; neemt kennis van de verklaring van de Commissie dat de bijdrage van de Unie aan het Centrum in 2010 56 225 000 EUR bedroeg en dat het cijfer van 53 223 000 EUR het gevolg in van inconsistenties in de begeleidende tekst bij de begrotingscijfers; is van mening dat hieruit blijkt hoe noodzakelijk het is dat de Commissie de kwijtingsautoriteit elk jaar geconsolideerde informatie verstrekt over de totale jaarlijkse bijdrage per Agentschap die ten laste van de algemene begroting van de Unie wordt uitbetaald; 3. verneemt van het Centrum dat een tweede subsidieovereenkomst is gesloten met DG Uitbreiding voor een aanvankelijke looptijd van twee jaar en dat vervolgens in 2010 een verhoging van de begroting met 400 000 EUR voor de periode 2009-2010 is toegepast; merkt op dat het Centrum in 2011 een aanvraag moest indienen voor de verlenging van de looptijd van de subsidie; 4. erkent op basis van de definitieve jaarrekening van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010 dat de begrotingsuitvoering 95% bedroeg, wat de vastleggingskredieten betreft; is echter bezorgd over het feit dat het begrotingsuitvoeringscijfer voor de betalingen niet meer bedroeg dan 68% van de totale begroting; beschouwt dit evenwel reeds als een verbetering
80
ten opzichte van de 59% van 2009, maar is van mening dat het Centrum meer inspanningen moet leveren in dit verband; 5. onderstreept het feit dat de uitvoering van de betalingskredieten is verbeterd, met een stijging tot to 92,7%, hetgeen neerkomt op een bedrag aan onbenutte kredieten van 3 800 000 EUR; merkt op dat deze onderbesteding verband houdt met het feit dat het Centrum zijn verzoek om betalingskredieten heeft beperkt, om de geldhoeveelheid op zijn bankrekening op het einde van het jaar te verminderen, overeenkomstig het verzoek van de Rekenkamer en de Commissie; 6. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van het Centrum voor 2010 kennis van dat de directeur, als bevoegde ordonnateur, de financiële verantwoordelijkheid gedelegeerd heeft aan de vijf eenheidshoofden en, gedurende een bepaalde periode, aan de coördinator van het kabinet van de directeur; merkt echter op dat alle contracten ter waarde van meer dan 250 000 EUR door de directeur ondertekend moeten worden; Overdracht van kredieten 7. neemt kennis van de informatie van de Rekenkamer dat in 2010 een bedrag van 15 600 000 EUR, ofte 27% van de totale begroting, inclusief 50% van de uitgaven voor titel III – huishoudelijke kosten, is overgedragen naar 2011; dringt er nogmaals bij het Centrum op aan om de tekortkomingen die door de Rekenkamer zijn vastgesteld op het gebied van overdrachten, aan te pakken; onderstreept dat een hoog niveau van overdrachten negatieve gevolgen heeft voor de uitvoering van de begroting; 8. is bezorgd door het feit dat dit hoge niveau van overdrachten, in combinatie met een laag niveau van transitorische passiva, buitensporig is en indruist tegen het beginsel van jaarperiodiciteit; Boekhoudsysteem 9. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financiële beheer van het Centrum dat 2010 het eerste volledige begrotingsjaar was waarvoor het Centrum zijn begroting het hele jaar heeft uitgevoerd via ABAC WF (het geïntegreerde begrotings- en boekhoudsysteem van de EU; 10. neemt kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag voor 2010 dat het Centrum de interne procedures voor betalingen en vastleggingen heeft herzien; Aanbesteding 11. neemt kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag van het Centrum dat het aanbestedingsbureau in 2010 50 open procedures en 18 onderhandelde procedures heeft afgehandeld, alsmede 8 oproepen tot het indienen van voorstellen; verzoekt het Centrum om de resultaten van elk van de aanbestedingsprocedures over te maken aan de kwijtingsautoriteit; 12. merkt op dat er na vijf jaar onderhandelen een zetelovereenkomst is ondertekend tussen het Centrum en het ministerie van Ouderenzorg en Volksgezondheid van Zweden;
81
Personeelszaken 13. neemt kennis van het feit dat de voormalige directeur het Centrum in februari 2010 heeft verlaten om een functie op te nemen bij het regionale kantoor voor Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie; 14. dringt er bij het Centrum op aan voldoende maatregelen te treffen om de transparantie van zijn aanwervingsprocedures te garanderen; is in het bijzonder door over de bevindingen van de Rekenkamer: noch de criteria waaraan kandidaten moesten voldoen om te worden uitgenodigd voor een gesprek, noch die om op de reservelijst te worden geplaatst, waren vooraf vastgesteld; merkt op dat hierachter een situatie kan schuilgaan van nepotisme of belangenvermenging; 15. neemt er via het verslag over het begrotings- en financiële beheer van het Centrum kennis van dat op 31 december 2010 in totaal 175 tijdelijke medewerkers bij het Centrum in dienst waren, op een totaal van 200 posten in het organigram voor 2010; 16. verneemt tevens uit het verslag dat het verloop van tijdelijke werknemers en arbeidscontractanten in 2010 7% bedroeg; 17. beschouwt het Centrum als een belangrijk orgaan van de Unie, dat ermee belast is het Europese ziektetoezicht te verbeteren en te ontwikkelen, bestaande en opkomende gevaren voor de menselijke gezondheid als gevolg van besmettelijke ziekten te beoordelen en informatie hierover te verspreiden en de Europese kennis op het gebied van gezondheid te bundelen; Prestaties 18. neemt kennis van het feit dat het Centrum nu samenwerkt met zijn partners om veranderingen door te voeren op basis van de lessen die geleerd zijn uit de H1N1-pandemie in 2009, om de prestaties van het Centrum in de toekomst te verbeteren; wijst desalniettemin op de belangrijke bijdragen die het Centrum aan de maatregelen ter bestrijding van de H1N1-pandemie heeft geleverd door in 2009 voorlopige richtsnoeren over het "gebruik van specifieke pandemische influenzavaccins" op te stellen; Interne audit 19. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financiële beheer van het Centrum dat een herziening van de tenuitvoerlegging van het internecontrolesysteem is uitgevoerd; is in het bijzonder bezorgd door het feit dat twee van de normen nog steeds niet ten uitvoer zijn gelegd, namelijk bedrijfscontinuïteit en evaluatie van de activiteiten, en dat vier andere slechts gedeeltelijk ten uitvoer zijn gelegd; dringt er daarom bij het Centrum op aan snel maatregelen op dit gebied te nemen en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de fase van tenuitvoerlegging van deze normen; 20. maakt uit het verslag over het begrotings- en financiële beheer van het Centrum op dat de geplande audit van de dienst Interne Audit (IAS) van de "processen ter ondersteuning van de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma, met focus op het beheersinformatiesysteem" is uitgesteld tot 2011; verzoekt het Centrum daarom de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de bevindingen van de IAS;
82
21. neemt ook kennis van de informatie van het Centrum dat de IAS-audit eind 2010 geen kritieke bevindingen te melden had; dat echter nog zes belangrijke bevindingen hangende waren; verneemt van het Centrum dat vier van deze aanbevelingen betrekking hebben op de communicatie over gezondheid, de prestatie-indicatoren, de checklist die gebruikt wordt door de financiële actoren en de kostenraming voor de vergaderingen van het Centrum; dringt er bij het Centrum op aan om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de twee andere aanbevelingen die nog steeds door het Centrum moeten worden uitgevoerd; 22. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals toegelicht in de bijlage bij deze resolutie; 23. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
83
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding
Prestaties/ Aanbestedingen
Overdracht kredieten
Personeelszaken
Interne audit
van
2006
2007
2008 - Verzoekt het Centrum om een vergelijkend overzicht op te stellen van de activiteiten die werden uitgevoerd tijdens het jaar waarvoor de kwijting moet worden verleend en tijdens het vorige begrotingsjaar, zodat de kwijtingsautoriteit de prestaties van het Centrum over de jaren heen beter kan beoordelen
- De voorschriften inzake aanbestedingen worden niet strikt gehandhaafd: gebrek aan duidelijke selectiecriteria; onjuiste procedurekeuze; nietnaleving van de in de aankondiging van de opdracht beschreven procedure; ontoereikende documentatie van de procedure
n.v.t.
- Het jaarperiodiciteitsbeginsel wordt niet strikt in acht genomen: bijna 45% van de vastleggingen die tijdens dit jaar werden ingeschreven, werd overgedragen. Bovendien werden er tijdens de tweede helft van 2006 talrijke overschrijvingen gedaan onnauwkeurige raming van personeelsbehoeften
- Het jaarperiodiciteitsbeginsel wordt niet strikt in acht genomen: zwakke punten op het gebied van de programmering, de monitoring en de daaropvolgende tenuitvoerlegging van de begroting van het Centrum - Na het besluit tot begrotingswijzigingen is geen evaluatie gemaakt van de impact hiervan op het werkprogramma en het halen van de doelstellingen.
n.v.t.
n.v.t.
- Juridische verbintenissen werden aangegaan vóór de desbetreffende begrotingsvastlegging, wat een inbreuk vormt op het financieel reglement
- Het Centrum heeft het Financieel Reglement en het beginsel van spaarzaamheid niet in acht genomen: in 2007 betaalde het 0,5 miljoen EUR voor de renovatie van zijn hoofdgebouw, naar aanleiding van een overeenkomst tussen het Centrum en de eigenaar van het gebouw. In die overeenkomst is de aard van de uit te voeren werken niet gespecificeerd, noch de termijnen en betalingsvoorwaarden
84
- Geen zetelovereenkomst tussen het Centrum en de Zweedse regering aangezien er nog heel wat kwesties op tafel lagen waarover verder onderhandeld moest worden - Het jaarperiodiciteitsbeginsel wordt niet strikt in acht genomen: zwakke punten op het gebied van de programmering en de daaropvolgende tenuitvoerlegging van de begroting van het Centrum - Verzoekt de Commissie om te onderzoeken hoe ervoor kan worden gezorgd dat het beginsel wordt geëerbiedigd van een op behoeften gebaseerd beheer van liquide middelen het Centrum houdt enorm hoge reserves van liquide middelen aan over een lange periode (31 dec. 2008: 16 705 091 EUR)
2009
- Verzoekt het Centrum om een vergelijking op te stellen van de activiteiten die werden uitgevoerd tijdens het jaar waarvoor de kwijting moet worden verleend en tijdens het vorige begrotingsjaar
Verzoekt het Centrum de kwijtingsautoriteit mee te delen welke maatregelen zijn genomen om de tekortkoming te verhelpen; Hoog niveau van overdrachten, wat negatieve gevolgen heeft voor de begrotingsuitvoering en indruist tegen het beginsel van jaarperiodiciteit
- Tekortkomingen bij de planning van de aanwervingsprocedures
n.v.t.
- Het Centrum is zijn verplichting niet volledig nagekomen om de kwijtingsautoriteit een door zijn directeur opgesteld verslag toe te sturen waarin de interne audits dat zijn uitgevoerd door de interne auditeur, wordt samengevat
- Het Centrum is zijn verplichting niet volledig nagekomen om de kwijtingsautoriteit een door zijn directeur opgesteld verslag toe te sturen waarin de inhoud van de aanbevelingen van de dienst Interne Audit (IAS) wordt samengevat
P7_TA-PROV(2012)0171 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor chemische stoffen 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen3, en met name artikel 97, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0126/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.11, blz 33. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 396 van 30.12.06, blz. 1. PB L 357 van 31.12.02, blz. 72.
85
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en zorg te dragen voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
86
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen3, en met name artikel 97, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0126/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en zorg te dragen voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.11, blz 33. PB L 248 van 16.9.2002, blz.. 1. PB L 396 van 30.12.06, blz. 1. PB L 357 van 31.12.02, blz. 72.
87
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen3, en met name artikel 97, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0128/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het Agentschap")voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 20095 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere: 1 2 3 4
5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 33. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 396 van 30.12.06, blz. 1. PB L 357 van 31.12.02, blz. 72. PB L 250 van 27.09.11, blz. 150.
88
–
het Agentschap heeft verzocht om de kwijtingsautoriteit te informeren over de genomen maatregelen om het controlesysteem te verbeteren door de financiële circuits, werkstromen, actieplannen en risicobeoordelingen te versterken;
–
het Agentschap heeft aangemoedigd om er daadwerkelijk voor te zorgen dat:
–
–
alle bestanddelen voor financieringsbeslissingen aanwezig zijn,
–
de benodigde informatie op elk niveau in de organisatie goed gedefinieerd en aangepakt is,
–
in het werkprogramma alle middelen worden genoemd die uit de begroting beschikbaar zijn gemaakt,
–
de documentatie van financiële procedures en controlelijsten afgerond en bijgewerkt is;
verzocht het Agentschap om de planning en monitoring van zijn aanbestedingen en begrotingsuitvoering verder te ontwikkelen zodat het aandeel overgedragen kredieten kan worden verminderd;
C. overwegende dat de totale begroting van het Agentschap voor 2010 75.500.000 EUR bedroeg, ten opzichte van 70.400.000 EUR in 2009, wat neerkomt op een stijging van 7,24%; D. overwegende dat het Agentschap een tijdelijke bijdrage van 36.000.000 EUR heeft ontvangen van de Europese Unie en de EVA; Budgettair en financieel beheer 1.
merkt op dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat de begroting van het Agentschap voor 2010 75.000.000 EUR bedroeg, terwijl het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 melding maakte van een begroting van 75.500.000 EUR;
2.
concludeert uit de gegevens van het Agentschap dat het wordt gefinancierd door middel van heffingen die de sector betaalt voor de registratie van chemische stoffen en door een eventuele bijdrage van de Unie;
3.
herinnert eraan dat de initiële bijdrage van de Unie aan het Agentschap voor 2010 25.305.000 EUR bedroeg; merkt echter op dat daaraan 8.700.000 EUR, afkomstig uit een teruggevorderd overschot, is toegevoegd, hetgeen de totale bijdrage van de Unie voor 2010 heeft doen uitkomen op 34.005.000 EUR1; neemt bovendien kennis van het feit dat aangezien de inkomsten uit de heffingen gewoonlijk pas aan het eind van het jaar aan het Agentschap worden gecrediteerd, de bijdrage van Unie noodzakelijk werd geacht om de gebruikskosten tot oktober 2010 te kunnen betalen;
4.
merkt op dat het Agentschap melding maakt van naar een tijdelijke bijdrage van de Unie van 36.000.000 EUR voor 2010, hoewel dit bedrag de EVA-bijdrage omvat;
1
PB L 64 van 12.03.2010, blz. 447.
89
5.
neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Agentschap dat het Agentschap heeft toegezegd de tijdelijke bijdrage van de Unie volledig terug te betalen aan de Commissie na ontvangst van de overeenkomstige debetnota; heeft van het Agentschap vernomen dat de tijdelijke bijdrage in maart 2011 is terugbetaald en dat er rente is betaald aan de Commissie;
6.
neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Agentschap dat de oorspronkelijke begroting van het Agentschap voor 2010 86.481.700 EUR bedroeg; merkt echter op dat de raad van bestuur gedurende het jaar twee gewijzigde begrotingen heeft aangenomen, waardoor de begrotingsuitgaven in totaal met 11.000.000 EUR (12,75%) is verminderd;
7.
neemt kennis van de informatie in bovengenoemd verslag dat de aangenomen begroting voor Titel 1 in 2010, 47.214.285 EUR, neerwaarts is bijgesteld met 8 %, d.i. met 3.787.650,18 EUR; neemt kennis van de toelichting van het Agentschap dat de belangrijkste reden voor de daling een trager aanwervingstempo was dan in de oorspronkelijke plannen; merkt tevens op dat het totale uitvoeringspercentage voor Titel I uitkwam op 97,2 %;
8.
stelt op basis van het genoemde verslag vast dat de uitgaven in Titel 2 goed zijn voor 92,4% van de gewijzigde begroting (10.739.727,92 EUR tegenover 11.624.281,05 EUR), als gevolg van het afblazen van verscheidene IT-adviesprojecten, die zullen worden uitgevoerd binnen het kader van de toekomstige uitbestedingsovereenkomst in 2011;
9.
stelt op basis van het jaarverslag van het Agentschap vast dat het Agentschap bijna 23.000 binnenkomende betalingen van heffingen heeft kunnen verwerken, met als resultaat contante heffingsbaten van 349.700.000 EUR;
10.
neemt kennis van de informatie van de Rekenkamer dat het Agentschap in 2010 volledig zelfbedruipend is geworden, maar dat het financieel reglement van het Agentschap wellicht moet worden uitgebreid met een mechanisme om inkomstenoverschotten van het Agentschap te behouden voor de financiering van toekomstige activiteiten;
11.
neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat het bij de komende herziening van zijn financieel reglement een voorstel zal opnemen voor een mechanisme om inkomstenoverschotten te beheren; begrijpt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van het Agentschap dat een regeling is opgezet met een externe bewaarnemer van hoog niveau en dat een tweede regeling wordt voorbereid om te zorgen voor zekerstelling en risicospreiding van de geaccumuleerde kasreserves, die de belangrijkste financieringsbron van het Agentschap moeten zijn tot het financiële kader voor de periode 2014-2020 er is; concludeert uit de gegevens van het Agentschap dat kasreserves voor beheer van de activa zijn geplaatst bij de Europese Investeringsbank en de Centrale Bank van Finland;
Overdracht van kredieten 12.
neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Agentschap dat de overdracht van vastleggings- en betalingskredieten, 12.254.740,59 EUR, voornamelijk verband houdt met IT-kosten voor ondersteuning van activiteiten (5.747.560,42 EUR) en met het algemeen beheer van het Agentschap (1.555.943,82 EUR);
90
13.
neemt ook kennis van de informatie in het verslag dat het totale bedrag van 2.533.156,09 EUR is geschrapt uit de vastleggings- en betalingskredieten die uit de begroting in 2009 zijn overgedragen; wijst er met name op dat dit hoofdzakelijk Titel 2 van de begroting van het Agentschap betreft;
14.
betreurt het feit dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 geen melding maakt van de geannuleerde overdrachten;
15.
is tevreden met de inspanningen van het Agentschap om de planning en monitoring van middelen te verbeteren en richtlijnen in te voeren om het jaarperiodiciteitsbeginsel te bevorderen; erkent met name dat het Agentschap erin is geslaagd het overdrachtspercentage te verminderen van 29,7% in 2009 tot 16,3% in 2010;
16.
onderstreept tevens het feit dat, aangezien het Agentschap in al zijn Titels werkt met nietgesplitste kredieten, het niet realistisch is te verwachten dat alle werkzaamheden die voor een kalenderjaar zijn begroot, in hetzelfde begrotingsjaar kunnen worden vastgelegd en uitbetaald, vooral voor projectmatige operationele uitgaven (bv. ITsysteemontwikkelingen);
Procedures voor het plaatsen van opdrachten 17.
neemt ook kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag van het Agentschap dat in 2010 350 aanbestedingen zijn georganiseerd, waaronder de meerjarige raamovereenkomsten voor IT, veiligheid, kwaliteits- en managementadviesdiensten, voor verschillende communicatiegerelateerde kwesties en voor taalcursussen;
18.
neemt met name kennis van het feit dat een groot aantal aanbestedingen is uitgevoerd in het kader van bestaande raamovereenkomsten op het gebied van IT-adviesdiensten, alsmede voor wetenschappelijke, technische, milieu- en sociaaleconomische vraagstukken in verband met REACH;
Personeelsbeheer 19.
neemt kennis van de informatie in het activiteitenverslag van het Agentschap dat het Agentschap in 2010 meer dan 120 nieuwe medewerkers heeft aangeworven; merkt met name op dat sterk de nadruk is gelegd op de aanwerving van deskundigen ter versterking van de wetenschappelijke capaciteit van het Agentschap; merkt voorts op dat ook de aanwerving van midden- en hoger management prioriteit genoot, ter waarborging van de implementatie van de nieuwe organisatiestructuur vanaf januari 2011;
20.
verzoekt het Agentschap om op het moment van de vaststelling van zijn jaarlijkse werkprogramma zijn Human Resources (HR)-activiteiten en -projecten beter te plannen; stelt met name op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van het Agentschap vast dat door het hoge aantal registratiedeadlines en de impact daarvan op HR-diensten, trainingsactiviteiten minder prioriteit kregen en verscheidene HR-projecten zijn uitgesteld of op een lager niveau gemanaged dan oorspronkelijk was gepland;
91
Belangenconflicten 21. merkt op dat het Agentschap betrokken is bij besluiten die van groot belang zijn voor de consument en kijkt, rekening houdend met de blootstelling van het Agentschap, doordat het belangrijk is voor de sector, ernaar uit de bevindingen en aanbevelingen te ontvangen en te bespreken van het speciale verslag over belangenconflicten dat de Rekenkamer vóór eind juni 2012 zal opstellen; 22. meent dat het Agentschap er na de eerste, op procedures gerichte opbouwfase voor moet zorgen dat zijn begroting en zijn personeel zo worden ingezet dat het de beste resultaten kan behalen wat inhoud betreft, met name met betrekking tot evaluaties, beperkingen en vergunningen; Interne audit 23.
is van mening dat het Agentschap zijn administratieve processen (inclusief financiële circuits) en zijn operationele workflows heeft verbeterd door de ontwikkeling van een geïntegreerd kwaliteitssysteem (ISO9001); is daarnaast tevreden met het feit dat het Agentschap risicobeoordelingen heeft geïntegreerd in zijn prioriteitsstelling voor audits en zijn werkprogramma, en, in voorkomend geval, als basis voor besluitvorming; beschouwt dit als een goede praktijk die navolging verdient door de andere agentschappen;
24.
neemt kennis van de informatie van het Agentschap dat de dienst Interne Controle een advies heeft opgesteld over de "paraatheid voor registratie", dat op 14 april 2010 is gepubliceerd en toegezonden aan de directeur van het Agentschap; onderstreept dat deze audit als doel heeft te beoordelen in hoeverre het Agentschap in staat is om aan toekomstige registratiedeadlines te voldoen;
25.
is in verband hiermee tevreden met de oprichting door het Agentschap van een afzonderlijke registratie- en indieningseenheid en een contingency task force; verzoekt het Agentschap desalniettemin om de consistentie bij de behandeling van dossiers te verbeteren; merkt op dat dit een voorwaarde is voor registratieactiviteiten en dat het Agentschap zijn inspanningen dienaangaande dient te intensiveren door vaststelling van een standaardprocedure voor actualiseringen van registratieregels, en een toereikend informatiespoor en toereikende documentatie voor besluiten die zijn genomen met betrekking tot de bijwerking van regels;
26.
verzoekt het Agentschap tevens om de medewerkers van de registratie-eenheid voor te bereiden op een hogere werkdruk in vergelijking met het huidige niveau, door hen te trainen (met name het middenmanagement van de eenheid) en door back-upregelingen op te zetten voor belangrijke medewerkers; benadrukt dat de taak van de registratie-eenheid dient te zijn gericht op kernactiviteiten waarvoor specifieke kennis inzake registratie is vereist;
27.
verzoekt het Agentschap om voor verslaglegging een stringente top down/bottom upmethodologie en duidelijke uitgangspunten te hanteren, teneinde de relevante indicatoren en instrumenten te definiëren die het Agentschap moet gebruiken;
92
28.
neemt kennis van de informatie van het Agentschap dat de interne-auditcapaciteit in 2010 twee interne kwaliteitsborgingsaudits heeft verricht: één van het "Staff back-up Process" en één van het "Fee Invoicing Process";
Prestaties 29.
merkt op dat eind 2010 twee belangrijke deadlines voor REACH en de Verordening betreffende de indeling, etikettering en verpakking zijn verstreken; is daarom tevreden emet het feit dat het Agentschap met succes de ontvangst en verwerking heeft weten af te handelen van 25.000 registratiedossiers inzake 4.300 chemische stoffen die ofwel veel worden gebruikt in Europa of het gevaarlijkst zijn, en van 3 miljoen kennisgevingen voor meer dan 100.000 stoffen die zijn ingedeeld en moeten worden geëtiketteerd ter bescherming van de gebruiker;
30.
is tevreden met de initiatieven van het Agentschap voor de verbetering van zijn klantgerichtheid en zijn terugkoppelingsprocedures; is met name tevreden dat het Agentschap bijzondere aandacht besteedt aan communicatie, onder meer door de organisatie van infodagen voor belanghebbenden, publicaties en ondersteuning via een helpdesk;
31.
is tevreden over de werking van het Agentschap, wat de tenuitvoerlegging van de chemicaliënwetgeving van de Unie betreft;
32.
is van mening dat de ontwikkelingen op het gebied van IT-contracten het gevolg zijn van de aanzienlijke kosten hiervan en van de vertragingen die zijn opgetreden tijdens de opbouwfase;
Rol van coördinator van het netwerk van agentschappen 33.
prijst het Agentschap om zijn effectieve inspanningen als coördinator van het netwerk van de agentschappen gedurende de kwijtingsprocedure 2010;
34.
vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in voorgaande kwijtingsverslagen, die zijn opgenomen in de bijlage bij deze resolutie;
35.
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
93
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement in de afgelopen jaren
Europees Agentschap voor chemische stoffen Prestaties
Financieel en begrotingsbeheer
2008
2009
Het agentschap zou baat hebben bij de ontwikkeling van terugkoppelingsprocedures en een meer uitgesproken klantgerichtheid;
-Verzoekt de Rekenkamer het agentschap aan doelmatigheidscontroles te onderwerpen;
-Verzoekt het Agentschap maatregelen te nemen om de planning van en het toezicht op zijn middelen en kredieten te verbeteren (41% van de vastleggingskredieten voor operationele activiteiten werden overgedragen en 37,5% werd geannuleerd -Verzoekt de Commissie na te gaan welke mogelijkheden er bestaan voor de volledige toepassing van een op de behoeften gericht beheer van de kasmiddelen (kasvoorraden in 2008: 18.747.210,75 EUR)
-Verzoekt het Agentschap om de planning en monitoring van zijn aanbestedingen en begrotingsuitvoering verder te ontwikkelen zodat het aandeel overgedragen kredieten kan worden verminderd; merkt op dat de Rekenkamer heeft gemeld dat 20.000.000 EUR (29% van de kredieten) is overgedragen naar het begrotingsjaar 2010, waarvan ongeveer 88% betrekking heeft op nog niet uitgevoerde activiteiten (of in sommige gevallen op nog niet ontvangen goederen) aan het einde van het jaar; merkt verder op dat 5% van de kredieten (3.000.000 EUR) is geannuleerd
94
Europees Agentschap voor chemische stoffen
Personeelszaken
Interne Audit
2008
2009
- Herinnert het Agentschap eraan om de tenuitvoerlegging van de aanwervingsprocedure ter hand te nemen -Transparantiekwesties: in 14 wervingsprocedures was de onafhankelijkheid van de leden van de selectiecomité niet verzekerd door het feit dat de directeur van het Agentschap fungeerde als voorzitter van dit comité-PRIJST het besluit van het Agentschap om de directeur niet langer te laten deelnemen aan de beraadslagingen van selectiecomités -Verzoekt het Agentschap te zorgen voor duidelijk vastgelegde overdrachtprocedures
-Het is van belang voor het Agentschap om de implementatie van zijn begrotings- en wervingsplan te blijven monitoren
-De controle van drie procedures wees op tekortkomingen in de documentatie met de samenvatting van de werkzaamheden van de selectiecomités (gebrek aan rechtvaardiging):
-Verzoekt de uitvoerend directeur van het Agentschap om de kwijtingsautoriteit te informeren over de inhoud van zijn auditplan; -Verzoekt het Agentschap om de kwijtingsautoriteit te informeren over de genomen maatregelen om het controlesysteem te verbeteren door de financiële circuits, werkstromen, audits, actieplannen en risicobeoordelingen te versterken; -Moedigt het Agentschap aan om er daadwerkelijk voor te zorgen dat: -alle bestanddelen voor financieringsbeslissingen aanwezig zijn; -de benodigde informatie op elk niveau in de organisatie goed gedefinieerd en aangepakt is; -in het werkprogramma alle middelen worden genoemd die uit de begroting beschikbaar zijn gemaakt; -de documentatie van financiële procedures en controlelijsten wordt afgerond en daarna bijgewerkt.
95
P7_TA-PROV(2012)0172 Kwijting 2010: Europees Milieuagentschap 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk3, en met name artikel 13, – gezien Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk4, en met name artikel 13, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0105/2012), 1. stelt zijn besluit over het verlenen van kwijting aan de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 57. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1. PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
96
het begrotingsjaar 2010 uit; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
97
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk3, en met name artikel 13, – gezien Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk4, en met name artikel 13, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0105/2012), 1. stelt de afsluiting van de rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010 uit;
1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 57. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1. PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
98
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
99
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk3, en met name artikel 13, – gezien Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk4, en met name artikel 13, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0105/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 57. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1. PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
100
op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere: -
het Agentschap heeft aangemoedigd zich te blijven inspannen om zijn communicatiemethoden verder te ontwikkelen om meer aandacht van de media voor zijn bevindingen te krijgen, omdat dergelijke maatregelen kunnen leiden tot een transparantere werkmethode en een grotere publieke belangstelling voor het werk van het Agentschap;
-
bezorgd was over de praktijk van het Agentschap overschrijvingen te verrichten met het doel een begrotingsonderdeel te verhogen om de huur van het pand van het Agentschap van het eerste kwartaal van 2010 te betalen, terwijl dit ten laste gebracht werd van de begroting van 2009, wat in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel;
-
het Agentschap heeft verzocht een oplossing te zoeken voor de tekortkomingen in de procedures voor personeelswerving die de transparantie van die procedures in gevaar brengen;
C. overwegende dat de begroting voor 2010 van het Agentschap 50 600 000 EUR bedroeg, wat 26% meer is dan in 2009; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting voor 2010 van het Agentschap 35 258 000 EUR bedroeg, ten opzichte van 34 560 000 EUR in 20092, wat een stijging betekent van 2%, 1. stelt de verlening van kwijting aan het Agentschap uit in afwachting van substantiële antwoorden en maatregelen naar aanleiding van de kritische opmerkingen en de gedane verzoeken; Financieel en begrotingsbeheer 2. merkt op dat de mate van uitvoering van de begroting van het Agentschap voor de vastleggings- en de betalingskredieten respectievelijk 100% en 90,75% bedroeg; 3. stelt uit de definitieve rekeningen van het Agentschap vast dat, voor het begrotingsjaar 2010, de totale betalingen van het Agentschap 38 898 533,88 EUR bedroegen; 4. merkt op dat het agentschap gedurende vijf maanden, van 22 mei 2010 tot oktober 2010, zijn gebouw heeft bedekt met een groene façade die 294 641 EUR heeft gekost en dat het contract is uitgevoerd door de bedrijven Ramboll, als algemeen contractant, en Green Fortune; is verbaasd over het feit dat er geen openbare aanbesteding is uitgeschreven; vraagt de directeur van het agentschap om gedetailleerde informatie over de manier waarop de bedrijven als contractant zijn geselecteerd; neemt kennis van de informatie die wordt verstrekt door de directeur van het agentschap in haar brief van 11 april 2012, dat het bedrag in kwestie is betaald uit begrotingslijnen 2140 – Inrichting van dienstruimten (180 872 EUR) en 3323 – Communicatie (113 769 EUR); onderstreept het feit dat de vastleggingskredieten van begrotingslijn 2140 zijn gestegen van 85 000 EUR naar 271 049 EUR, tegen het advies van het hoofd Administratie van het agentschap in; merkt ook op dat het hoofd Administratie in mei 2010 in ziekteverlof is gegaan en dat de post sindsdien 1 2
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 155. PB L 64 van 12.3.2010, blz. 677.
101
wordt bezet door een interim-hoofd; neemt kennis van de informatie die door de directeur van het agentschap wordt verstrekt in haar brief van 30 april 2012, dat het bedrag van begrotingslijn 2140 is verhoogd door een kredietoverschrijving van 180 872 EUR van begrotingslijn 2100 – Huurgeld; herinnert eraan dat het agentschap in december 2009 het huurgeld heeft betaald voor het eerste kwartaal van 2010, om te voorkomen dat het bedrag dat moest worden terugbetaald aan de Commissie, zou worden verlaagd; verzoekt het agentschap bijgevolg om aan de kwijtingsautoriteit uit te leggen waarom het 180 872 EUR heeft weggehaald van de begrotingslijn voor huurgeld, terwijl het huurgeld een vast bedrag is op basis van een contract, en verzoekt het agentschap informatie en schriftelijk bewijs over de procedures met betrekking tot de kredietoverschrijvingen te verstrekken; verwacht van het agentschap dat het alle gevraagde acties eind augustus 2012 zal hebben ondernomen; 5. merkt op dat het agentschap in december 2011 een raamcontract voor de levering van diensten heeft gegund voor monitoring van de media gedurende 48 maanden, voor een totale waarde van 250 000 EUR, veel meer dan de kosten van soortgelijke dienstverlening in de voorgaande jaren; merkt op dat het agentschap met dit contract gemiddeld 62 500 EUR per jaar zal uitgeven aan monitoring van de media en is van mening dat deze kosten buitensporig zijn en strijdig met het principe van efficiënt gebruik van het geld van de belastingbetalers; Overdracht van kredieten 6. merkt op dat uit de definitieve rekeningen van het Agentschap blijkt dat 12 809 551,05 EUR van de kredieten van 2010 overgedragen is naar 2011; bevestigt dat van het totale overgedragen bedrag 8 941 279 EUR externe bestemmingsontvangsten met een meerjarig karakter betreft, en het jaarperiodiciteitsbeginsel daar dus niet op van toepassing is; 7. concludeert uit de definitieve rekeningen van het Agentschap dat er voor een bedrag van 585 282,87 EUR van het voorgaande jaar overgedragen niet-bestede betalingskredieten geannuleerd zijn; begrijpt van het Agentschap dat dit bedrag lager is dan het bedrag dat in 2009 werd geannuleerd, namelijk 693 127,02 EUR; merkt daarom op dat een annuleringspercentage van slechts 1,5% erop wijst dat beter op de financiële behoeften wordt ingespeeld; 8. betreurt dat de Rekenkamer de omvang van de overgedragen en geannuleerde kredieten van het Agentschap niet voldoende heeft geacht om deze op te nemen in haar verslag over de jaarrekening van het Agentschap betreffende het begrotingsjaar 2010; Aanbestedingsprocedures 9. neemt kennis van de verklaring van het agentschap dat de Rekenkamer in oktober 2011 een audit heeft uitgevoerd van de aanbestedingsprocedures voor kantinediensten, schoonmaakdiensten, veiligheidsdiensten en meubilair; verzoekt het agentschap de kwijtingsautoriteit uiterlijk eind september 2012 mee te delen tot welke vaststellingen deze audit heeft geleid, welke antwoorden het agentschap heeft verstrekt en welke acties het heeft ondernomen; 10. verzoekt de dienst Interne audit (IAS) een controle te verrichten van de overeenkomsten van het Agentschap op het gebied van kantinediensten, schoonmaakdiensten, veiligheidsdiensten en meubilair om vast te stellen of de voorbereidings-, publicatie-,
102
beoordelings- en contractbeheerfases van de aanbestedingen de volgende beginselen eerbiedigen: maximale concurrentie en prijs/kwaliteitverhouding, en om de kwijtingsautoriteit ten gepaste tijde in te lichten over zijn bevindingen; Personeelszaken 11. neemt kennis van het feit dat het Agentschap zijn aanwervingsprocedures overeenkomstig de door de kwijtingsautoriteit en de Rekenkamer gemaakte opmerkingen heeft herzien om de tekortkomingen bij de kennisgevingen van vacatures, de documentering van het besluit van de selectiecomités, de criteria voor uitnodiging voor een gesprek en de notulen van de gesprekken aan te pakken; 12. erkent op basis van het jaarlijks managementplan eveneens dat het Agentschap uitvoering heeft gegeven aan het "personeelsbeleid van het EEA" dat de basis voor het personeelsbeleid vormt; 13. is ervan op de hoogte gebracht dat in 2010, 7 interne kandidaten en 40 externe sollicitanten werden aangenomen; erkent dat de interne kandidaten in verschillende categorieën kunnen worden onderverdeeld, namelijk 1 ambtenaar, 5 tijdelijke functionarissen en 1 arbeidscontractant, en dat het extern aangeworven personeel bestaat uit 1 ambtenaar, 13 tijdelijke functionarissen, 29 arbeidscontractanten en 4 nationale deskundigen; merkt op dat de afgelopen vijf jaar 12 gastwetenschappers in de vestiging van het Agentschap hebben gewerkt; verzoekt het Agentschap het curriculum vitae van de gastwetenschappers – met vermelding van ten minste de opleiding en eerdere werkervaring – te publiceren, ten einde de transparantie te vergroten; Strategie van het Agentschap voor de periode 2009-2013 14. is ingenomen met het feit dat de personeels- en managementactiviteiten, de kwaliteitscontroleprocedures, producten en diensten, en de administratieve en bouwkundige diensten van het Agentschap ondergebracht zijn onder het strategische gebied van het Strategisch Plan 2009-2013 van het Agentschap; 15. roept het Agentschap op om een explicieter verband te leggen tussen maatregelen, financiële middelen en resultaten; Belangenconflict 16. merkt op dat de uitvoerend directeur van het Milieuagentschap van juni 2010 tot april 2011 beheerder en lid was van de internationale adviescommissie van Earthwatch – een internationale charitatieve milieuorganisatie die mensen betrekt bij wetenschappelijk veldonderzoek en educatie – en naar verluidt ook lid was van de Europese adviescommissie van Worldwatch Europe; erkent dat de uitvoerend directeur overeenkomstig haar verklaring in april 2011 op advies van de voorzitter van de Rekenkamer haar functie bij Earthwatch heeft neergelegd omwille van mogelijke belangenverstrengeling; 17. is ernstig bezorgd over het feit dat in 2010, toen de uitvoerend directeur direct betrokken was bij Earthwatch, 29 personeelsleden van het Agentschap, met inbegrip van de uitvoerend directeur, tot 10 dagen op onderzoeksreis zijn geweest bij verschillende biodiversiteitsprojecten in het Caribische of Middellandse Zeegebied die beheerd worden
103
door Earthwatch, en dat het Agentschap, volgens verklaringen van de uitvoerend directeur, in totaal 33 791,28 EUR betaald heeft aan de ngo; 18. erkent dat speciale cursussen voor de personeelsleden deel uitmaken van hun loopbaanontwikkeling, en neemt kennis van het totale bedrag dat voor deze opleidingen is betaald; 19. is verbaasd door het feit dat het op 5 november 2010 opgerichte Worldwatch Institute Europe als zijn adres het adres opgaf van het agentschap en dat dit instituut de gebouwen van het agentschap gebruikte als waren het de zijne, zonder huur te betalen aan het agentschap, zodat het gebruik maakte van gebouwen die worden betaald uit de begroting van de EU; betreurt het feit dat in de brief van de directeur van 30 april 2012 alleen wordt verwezen naar het Worldwatch Institute in de VS en niet naar het Worldwatch Institute Europe, dat de gebouwen van het agentschap gebruikte zonder betaling van huur; merkt voorts op dat de directeur van het Worldwatch Institute Europe een gastwetenschapper was van het agentschap; verzoekt het agentschap de kwijtingsautoriteit uiterlijk eind augustus 2012 concrete, gedetailleerde informatie en ondersteunende documenten met betrekking tot deze kwestie te verstrekken, waarbij het met name moet meedelen wie hiervoor binnen het agentschap toestemming heeft verleend, op welke data het Worldwatch Institute Europe zijn gebruik van de gebouwen van het agentschap heeft stopgezet en of het door de gastwetenschapper van het agentschap verrichte werk gepubliceerd is onder de naam van het Worldwatch Institute Europe dan wel onder die van het agentschap; 20. is ingenomen met de samenwerking tussen het Agentschap en ngo's die actief zijn op het gebied van milieu, zoals ook het geval is bij andere gespecialiseerde agentschappen, maar herinnert eraan dat zelfs de schijn van belangenverstrengeling het vertrouwen in de instellingen kan schaden en vragen oproept bij de belastingbetaler; 21. vraagt het Agentschap met het oog op meer transparantie wat betreft het voorkomen en bestrijden van belangenverstrengeling onmiddellijk over te gaan tot een actieplan en uiterlijk 30 juni 2012 de belangenverklaringen, of indien deze niet beschikbaar zijn, de cv's – met ten minste de opleiding en eerdere werkervaring – van de directieleden, de leden van het wetenschappelijk comité, de deskundigen en de leden van de Raad van bestuur op zijn website te publiceren; is van mening dat dergelijke maatregelen de kwijtingsautoriteit en het publiek inzicht geven in hun bevoegdheden en dat mogelijke belangenverstrengeling daarmee kan worden voorkomen; Prestaties 22. neemt kennis van het initiatief van het Agentschap om regelmatig een onafhankelijke externe beoordeling te laten uitvoeren op basis van de oprichtingsverordening (EEG) nr. 1210/90 en van de door de Raad van bestuur vastgestelde werkprogramma's; neemt met name kennis van het feit dat de volgende beoordeling in 2012 zal plaatsvinden en dat die zich zal richten op de efficiëntie en doeltreffendheid van de verwezenlijking van de bedrijfsstrategie; 23. neemt kennis van het initiatief van het Agentschap om zijn prestaties te meten met behulp van het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) en interne beheersystemen met vier nauw met elkaar verbonden perspectieven – financieel, klant, business en ontplooiing en groei;
104
24. erkent op basis van opmerkingen in het jaarlijks managementplan van het Agentschap, de inspanningen van het Agentschap om samen met verschillende internationale instellingen en organen van de Europese Unie, Eionet en het Wetenschappelijk Comité, een netwerkstructuur op te richten om banden te onderhouden met de wetenschappelijke en onderzoeksgemeenschap en om de resultaten van onderzoeksactiviteiten, met name informatie en gegevens, op Europees en nationaal niveau op een meer systematische wijze te verspreiden en te gebruiken; 25. merkt bovendien op dat, naar aanleiding van het verzoek van de kwijtingsautoriteit voor de kwijting van 2009, het Agentschap in 2011 zijn inspanningen heeft opgevoerd om een breder publiek te bereiken en proefprojecten heeft opgezet met sociale media als publiek communicatiemiddel; 26. verzoekt het Agentschap om gedetailleerde informatie te verstrekken aan de begrotingsautoriteit, en in het bijzonder aan de begrotingscontroleautoriteit, over: -
de door het Agentschap gebruikte bronnen om verslagen, stukken en andere verwante documenten op te stellen;
-
het aantal verslagen en andere in 2010 geleverde producten;
-
bewijsmateriaal voor de mogelijke toegevoegde waarde van de verslagen van het Agentschap ten opzichte van verslagen van andere organen over milieuvraagstukken;
-
de controleprocedure – indien aanwezig – voor de door de lidstaten aangeleverde gegevens, de frequentie van de controle en de wijze waarop de door de lidstaten verstrekte gegevens door het Agentschap worden gebruikt;
27. is ingenomen met het feit dat het Agentschap in 2010 extra aandacht heeft besteed aan biodiversiteit, aan de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES), aan het Eye on Earth-platform en aan het verslag over de toestand van het milieu 2010 (SOER); 28. spoort het Agentschap aan te blijven streven naar de verdere uitbouw van zijn communicatiemethoden om meer media-aandacht voor zijn bevindingen te genereren en daarmee een impuls te geven aan het openbaar debat en om het grote publiek meer milieuinformatie te verstrekken over belangrijke milieukwesties zoals klimaatverandering, biodiversiteit en beheer van natuurlijke rijkdommen; Interne audit 29. erkent dat de dienst Interne audit in 2010 een controle heeft afgerond betreffende het "managementplansysteem (MPS)/toezicht op de activiteiten" met als doel de planning van en het toezicht op de activiteiten van het Agentschap te beoordelen en zekerheid te verschaffen over de toereikendheid ervan; merkt in het bijzonder op dat de dienst Interne audit acht aanbevelingen heeft gedaan, waarvan er zes de beoordeling "belangrijk" en twee de boordeling "wenselijk" meekregen; 30. verzoekt met het oog hierop het Agentschap om: -
richtsnoeren voor doelstellingen en meetbare indicatoren voor de projectplanning en de controle van de vooruitgang op te stellen;
105
-
kosten aan de projecten toe te rekenen;
-
het projectbeheer en de procedures voor de controle van de correctheid van nieuwe gegevens die in het MPS worden ingevoerd doeltreffender te maken;
31. roept het Agentschap bovendien op om zonder uitstel maatregelen te treffen om de tijdens vorige controles door de dienst Interne audit vastgestelde tekortkomingen op het gebied van kwaliteits- en subsidiebeheer aan te pakken om: -
een QA/QC-checklist voor het inventarisatierapport over broeikasgassen te ontwikkelen en te gebruiken;
-
relevante kwaliteitscontroles te plannen, te beschrijven en te documenteren;
-
toezicht op kwaliteitscontroles te waarborgen;
-
op continuïteitsvraagstukken te anticiperen;
-
controles ter plaatse en subsidiecontroles uit te voeren;
-
toe te zien op de uitvoering van subsidies en deze op te volgen; o o
o
32. verwijst naar de aanbevelingen van vorige kwijtingsverslagen, als uiteengezet in de bijlage bij deze resolutie; 33. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0164.
106
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren Europees Milieuagentschap
2006
2007
2009
- Verzoekt het Agentschap om een diachronisch onderzoek te plannen naar de verrichtingen van dit jaar en de vorige jaren
- Roept het Agentschap op om een vergelijking op te stellen van de verrichtingen die uitgevoerd zijn tijdens het jaar waarvoor kwijting dient te worden verleend en tijdens het begrotingsjaar ervoor - Roept het Agentschap op om 4 belangrijke terreinen met voorrang te behandelen en hun verdere ontwikkeling sterker te stimuleren - Moedigt het Agentschap aan zich te blijven inspannen om zijn communicatiemethoden verder te ontwikkelen om meer aandacht van de media voor zijn bevindingen te krijgen; dergelijke maatregelen kunnen leiden tot een transparantere werkmethode en een grotere publieke belangstelling voor het werk van het Agentschap - Verzoekt de Rekenkamer het Agentschap aan doelmatigheidscontroles te onderwerpen - Moedigt het Agentschap aan om de samenhang tussen de begroting en het werkprogramma te verbeteren - Is bezorgd over de praktijk van het Agentschap om overschrijvingen te verrichten om een begrotingsonderdeel te verhogen om de huur van het pand van het Agentschap te betalen voor het eerste kwartaal van 2010 en dit ten laste te brengen van de begroting van 2009, omdat dit in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel - Roept het Agentschap op ervoor te zorgen dat de operationele afdelingen aan het einde van het jaar betere informatie verstrekken over de raming van de transitorische operationele uitgaven
- Verzoekt het Agentschap om iedere vijf jaar opdracht te blijven geven tot een onafhankelijke externe beoordeling op basis van de oprichtingsverordening en de door de Raad van bestuur vastgestelde werkprogramma's
Prestaties n.v.t.
Financieel en begrotingsbeheer
2008
- Het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit werd niet strikt in acht genomen: meer dan 30% van de vastleggingen en 50% van de beleidsuitgaven moesten doorgeschoven worden
n.v.t.
- Positieve trends: het Agentschap heeft een goed ontwikkeld activiteitsgestuurd beheersysteem, een meerjarig werkprogramma, een evenwichtig scorebord met indicatoren en een geïntegreerd managementcontrolesysteem opgebouwd
- Tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures:diensten werden direct gegund zonder dat de voorschriften van het Financieel Reglement werden nageleefd, een specifiek contract voor diensten werd gegund in strijd met de bepalingen van de kaderovereenkomst
n.v.t.
- Tekortkomingen op het gebied van het beheer van subsidieovereenkomsten (European Topic Centre)
107
Personeelszaken
Interne audit
n.v.t.
- In strijd met het beginsel van de scheiding van taken verrichtte dezelfde gesubdelegeerde ordonnateur niet alleen controles ex ante maar beheerde ook de toegangsrechten tot het IT-systeem voor budgettaire boekhouding
- Tekortkomingen in de procedures voor aanwerving van personeel: kandidaten die niet aan de selectiecriteria voldeden, werden toch in aanmerking genomen voor verdere evaluatie, en er waren geen criteria gedocumenteerd om de beste kandidaten te selecteren en uit te nodigen voor een gesprek
n.v.t.
n.v.t.
- Verzoekt het Agentschap gevolg te geven aan 17 van de 27 aanbevelingen van de dienst Interne audit: d.w.z. opstellen van financiële procedures, instellen van controles ter plaatse en subsidiecontroles, toezicht op en opvolging van de uitvoering van subsidies en de uitvoering van de interne controlenormen
108
- Roept het Agentschap op een oplossing te zoeken voor de tekortkomingen in de procedures voor personeelswerving die de transparantie van die procedures in gevaar brengen - De Rekenkamer constateerde de volgende tekortkomingen: op kennisgevingen van vacatures werd niet meegedeeld hoeveel kandidaten maximaal op de reservelijst kwamen te staan, de vragen voor schriftelijke testen en sollicitatiegesprekken werden pas samengesteld na beoordeling van de sollicitaties, de besluiten van de selectiecomités waren onvoldoende gedocumenteerd, de notulen waren onvolledig en de criteria voor uitnodiging voor een gesprek of plaatsing op de reservelijst waren niet vooraf vastgesteld - Stelt vast dat 3 van de aanbevelingen van vorige controles van de follow-up van IAS nog moeten worden uitgevoerd; het gaat voornamelijk om gevoelige posten, controles ter plaatse/subsidiecontroles en financiële procedures; deze worden als zeer belangrijk beschouwd.
P7_TA-PROV(2012)0173 Kwijting 2010: Europese Autoriteit voor voedselveiligheid 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, en met name artikel 44, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0106/2012), 1. stelt zijn besluit tot verlening van kwijting aan de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor de uitvoering van de begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2010 uit; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 106. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
109
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
110
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, en met name artikel 44, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid artikel 94, – gelet op artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0106/2012), 1. stelt de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010 uit; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 106. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
111
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, en met name artikel 44, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid artikel 94, – gelet op artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0106/2012), A.
overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B.
overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 20095, en dat het in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit onder andere:
1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 106. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 31 van 01.02.02, blz. 1. PB L 357 van 31.12.02, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 162.
112
- heeft de Autoriteit verzocht over te gaan tot een versterking van de begrotingsprocessen inzake gesplitste kredieten en de planning en controle van haar meerjarige uitvoering; - heeft de Autoriteit bovendien aangespoord haar begrotingsbeheer te verbeteren teneinde de overdracht van zulke hoge bedragen te beperken; - heeft de Autoriteit verzocht een onderzoek te starten naar mogelijke belangenconflicten van zijn belangrijkste wetenschappers, bestuurs- en panelleden, zodat eventuele omissies in de belangenverklaringen kunnen worden opgespoord, en tijdig kan worden opgetreden; C.
overwegende dat de totale begroting van de Autoriteit voor 2010 74 700 000 euro bedroeg, hetgeen in vergelijking met het bedrag van 71 400 000 euro in 2009 een verhoging van 4,6% betekent; overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van de Autoriteit voor 2010 69 041 000 bedroeg, een toename van 4,36% in vergelijking met de aanvankelijke bijdrage voor 2009;
D.
overwegende dat de werkdruk met de goedkeuring van meer dan 560 wetenschappelijke adviezen zowel qua omvang als qua complexiteit een stijgende lijn blijft vertonen;
Budgettair en financieel beheer 1.
brengt in herinnering dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de Autoriteit voor 2010 69 041 000 euro bedroeg; merkt echter op dat aan dit bedrag 3 950 000 euro is toegevoegd, afkomstig uit teruggevorderde overschotten, waardoor de totale bijdrage van de Unie voor 2010 neerkomt op 72 991 000 euro;
2.
constateert aan de hand van het jaarlijks activiteitenverslag dat de Autoriteit in 2010 een begrotingsuitvoeringspercentage van 98,8% had met betrekking tot vastgelegde kredieten en van 83,5% van de betalingskredieten; merkt op dat de begroting onder hoofdstuk 1 (Personeel) en 2 (Infrastructuur) volledig is uitgevoerd, terwijl het uitvoeringspercentage voor hoofdstuk 3 (Operationele zaken) 96,5% was;
3.
merkt echter op grond van het jaarlijks activiteitenverslag op dat de Autoriteit in 2010 een begrotingsuitvoeringspercentage van slechts 83,5% had van betalingskredieten, 11% lager dan het doel dat de Autoriteit zich had gesteld; stelt op basis van opmerkingen van de Autoriteit vast dat het uitvoeringspercentage van betalingskredieten lager is dan verwacht, met name om de volgende redenen: - in november 2010 zijn omvangrijke gegevensverwerkings- en ITondersteuningsprojecten gestart, die pas in 2011 tot betalingen ter waarde van 4 300 000 zullen leiden; - vertragingen bij de aanbesteding van wetenschappelijke samenwerkingsactiviteiten en lagere uitbetalingen op grond van het bestaande subsidie- en aanbestedingsprogramma hebben geleid tot een onderuitputting van de relevante gesplitste kredieten ter waarde van 1 300 000 euro; - betalingen ter waarde van 1 100 000 euro voor specifieke projecten op het gebied van bestuur en communicatie zijn tot 2011 uitgesteld;
113
4.
neemt er kennis van dat de begrotingsuitvoering maandelijks aan de bestuurders werd doorgegeven, dat afwijkingen van de doelstellingen van de begrotingsuitvoering werden gesignaleerd per activiteit of in verband met het wetenschappelijke samenwerkingsprogramma, en dat er corrigerende maatregelen zijn genomen;
5.
roept de autoriteit echter op om verdere maatregelen te nemen zodat een bevredigende begrotingsuitvoering mogelijk wordt, zowel wat betreft vastleggingen en betalingskredieten als wat betreft de informatie aan de kwijtingsautoriteit over de geboekte vooruitgang;
6.
begrijpt van de Autoriteit dat de overstap naar het boekhoudsysteem op transactiebasis (ABAC) volgens het tijdschema van de Commissie voor september 2011 was gepland en toen ook heeft plaatsgevonden;
7.
acht het onaanvaardbaar dat de raad van bestuur van de Autoriteit slechts 15 leden telt maar dat elke vergadering gemiddeld 92 630 EUR kost, d.w.z. 6 175 EUR per lid; benadrukt dat dit bedrag bijna driemaal zo hoog is als dat van de op een na duurste raad van bestuur van een gedecentraliseerd agentschap; is van mening dat de vergaderkosten van de raad van bestuur buitensporig hoog zijn en drastisch omlaag moeten; verzoekt de Autoriteit en haar raad van bestuur de situatie onmiddellijk recht te zetten en de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 in kennis te stellen van de genomen maatregelen;
Het proces van overdrachten en contractbeheer 8.
neemt er kennis van dat 6% (270 000 000 euro) van de vastleggingen voor operationele zaken, overgedragen uit 2009, geannuleerd moesten worden; merkt op dat dit een verbetering betekent ten opzichte van het voorgaande jaar, waarin 19% van de vastleggingen voor operationele zaken waren overgedragen uit 2008, 37% van dergelijke vastleggingen waren overgedragen uit 2007 en 26% van dergelijke vastleggingen waren overgedragen uit 2006;
9.
spoort de Autoriteit nogmaals aan haar begrotingsbeheer te verbeteren teneinde de overdracht van zulke hoge bedragen te beperken; merkt in het bijzonder op dat deze situatie laat zien dat de Autoriteit in gebreke blijft op het vlak van contractbeheer en het toezicht op verslagen en kostenoverzichten;
10.
roept de Autoriteit op om een gemeenschappelijk toezichtsysteem voor het beheer van alle contracten te ontwikkelen en in te voeren; neemt met name kennis van de afwezigheid van een centrale en gecoördineerde capaciteit op bestuursniveau, verantwoordelijk voor het toezicht op de contracten; onderstreept dat dit een risico op ondoelmatig gebruik van middelen en ongecoördineerd toezicht op contracten met zich meebrengt, en vraagt de Autoriteit zodoende om deze verantwoordelijkheden op de verschillende directieniveaus te centraliseren;
11.
dringt er daarnaast bij de Autoriteit op aan om de verslaglegging over de uitvoering van contracten te verbeteren, om te garanderen dat er een doeltreffend toezicht en beheer plaatsvindt van haar operationele activiteiten;
114
Aanbesteding 12.
merkt naar aanleiding van opmerkingen in het jaarlijkse activiteitenverslag van de Autoriteit op dat de Autoriteit in 2010 24 aanbestedingsprocedures heeft afgerond op het gebied van communicatie en bestuur, voor een bedrag van 48 800 000 euro, en daarnaast 75 aanbestedingscontracten en 10 subsidieovereenkomsten in het kader van het wetenschappelijke samenwerkingsprogramma met een waarde van respectievelijk 5 700 000 en 2 100 000 euro;
13.
merkt op dat de Autoriteit sinds 2008 beschikt over een praktisch aanbestedingshandboek, met praktische aanwijzingen voor het personeel bij het voorbereiden en uitvoeren van aanbestedingsprocedures en de contracten die daaruit voortvloeien, en dat dit handboek regelmatig wordt bijgewerkt; merkt bovendien op dat dit handboek wordt herzien om rekening te houden met de onlangs door de Commissie aangenomen aanbestedingsregels en de herziening van het Financieel Reglement;
Personeelszaken 14.
merkt op dat 99% van de voorziene formatieplaatsen vóór einde 2010 vervuld waren of dat hiervoor een sollicitatieprocedure liep;
15.
verzoekt de Autoriteit de zwakke punten te herstellen in de procedures voor personeelswerving die de transparantie van die procedures in gevaar brengen; neemt, met name op grond van informatie van de Rekenkamer, kennis dat de Autoriteit de anonimiteit van schriftelijke examens en het slagingscijfer in de verschillende stadia van het selectieproces, na de start van het beoordelingsproces, niet heeft gewaarborgd;
16.
is bezorgd dat de Autoriteit de "zeer belangrijke" aanbeveling van de dienst Interne Audit gedurende 12 maanden heeft vertraagd, waarin de Autoriteit werd opgeroepen de contractverlengingsprocessen vast te leggen en te zorgen voor transparante besluitvorming; roept de Autoriteit daarom op tot het verschaffen van uitleg aan de kwijtingsautoriteit over de redenen voor deze vertraging, en de tekortkoming snel te herstellen;
Belangenconflict en "draaideurgevallen" 17.
merkt met name op dat in september 2010 over de directievoorzitter werd geschreven dat deze directe banden met de voedingsmiddelenindustrie had en lid was van de directie van het International Life Science Institute (ILSI) – Europe;
18.
is van mening dat een dialoog met de industrie over productbeoordelingsmethoden weliswaar legitiem en nodig is, maar dat die dialoog de onafhankelijkheid van de Autoriteit en de integriteit van risicobeoordelingsprocedures niet mag ondermijnen; verzoekt de Autoriteit derhalve de deelname, nu en in het verleden, van leden van haar raad van bestuur, haar panels of werkgroepen of haar personeel aan activiteiten van het ILSI zoals task forces, wetenschappelijke comités of voorzitterschappen van conferenties, als een situatie van belangenconflict te beschouwen;
19.
verzoekt de Rekenkamer met klem haar audit met betrekking tot belangenconflicten bij de Autoriteit af te ronden en te presenteren;
115
20.
herinnert eraan dat de huidige voorzitter van de raad van bestuur in 2010 heeft nagelaten melding te maken van haar lidmaatschap van het bestuur van het ILSI; merkt op dat het ILSI wordt gefinancierd door ondernemingen uit de sectoren levensmiddelen, chemische en farmaceutische producten;
21.
is daarom van mening dat er een grondige analyse van individuele meldingen en van mogelijke en feitelijke belangenconflicten moet worden uitgevoerd, om de objectiviteit en onpartijdigheid van de Autoriteit op alle activiteitenniveaus te beoordelen; roept de Autoriteit daarnaast op om een grondige toetsing uit te voeren van de belangenverklaringen van de medewerkers, deskundigen en leden van de directie, gevolgd door concrete maatregelen om een einde te maken aan belangenconflicten en om informatie te verstrekken aan het publiek; verzoekt de Autoriteit de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 middels een gedetailleerd schriftelijk verslag te informeren over het toetsingsproces en de genomen concrete maatregelen;
22.
merkt op dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat het beoordelingsproces van de belangenverklaringen van de leden van de directie niet grondig of nauwkeurig genoeg is en een risico vormt voor de volledigheid en de transparantie van de procedure;
23.
is van mening dat productbeoordelingen niet alleen op gegevens van de industrie gebaseerd moeten zijn, maar naar behoren rekening moeten houden met onafhankelijke wetenschappelijke publicaties in aan collegiale toetsing onderworpen vaktijdschriften; benadrukt dat extra waakzaamheid geboden is ten aanzien van de invloed van de industrie op de ontwikkeling van richtsnoeren en beoordelingsmethoden die door de industrie gesponsorde studies niet op speculatieve gronden mogen bevoorrechten, maar op een open, transparante en evenwichtige wijze tot stand moeten komen;
24.
herinnert de autoriteit eraan dat de regels met betrekking tot de belangenverklaringen gepaard moeten gaan met bepaalde sancties wanneer deze regels niet worden nageleefd; merkt voorts op dat de autoriteit zich bovendien in haar onafhankelijke besluitvorming moet richten op het algemeen belang door alle relevante gegevens en informatie in overweging te nemen;
25.
merkt op dat een Duitse NGO zich in maart 2010 heeft gewend tot de Europese Ombudsman met de klacht dat de Autoriteit onvoldoende reageerde op een mogelijk belangenconflict met betrekking tot de overstap van het hoofd van de afdeling genetisch gemodificeerde organismen naar een biotechnologiebedrijf in 2008, minder dan twee maanden nadat de betreffende medewerker de Autoriteit had verlaten, zonder een "afkoelingsperiode";
26.
onderstreept dat de Ombudsman heeft geconcludeerd dat de Autoriteit geen grondige beoordeling van het vermeende mogelijke belangenconflict had uitgevoerd en de Autoriteit heeft opgeroepen om haar regels en procedures voor toekomstige "draaideurgevallen" beter toe te passen; benadrukt daarnaast dat de Ombudsman er eveneens op wees, dat onderhandelingen door een in dienst zijnde medewerker over een toekomstige baan die kan leiden tot een "draaideurgeval" op zichzelf al een belangenverstrengeling is, en de aanbeveling deed dat de Autoriteit de regels en procedures hierop moest aanpassen; roept de Autoriteit op om de kwijtingsautoriteit te informeren over de concreet aangenomen maatregelen en het tijdschema daarvan, zodat de conclusies van de Ombudsman op de juiste wijze kunnen worden behandeld;
116
27.
roept de Autoriteit nogmaals op om passende maatregelen te nemen in het geval van belangenconflict en "draaideurgevallen", ook wanneer die gevallen zich voordoen in de directie, en om de kwijtingsautoriteit en het grote publiek snel te informeren over de genomen maatregelen;
28.
merkt op dat het jaarlijks activiteitenverslag over 2010 aangeeft dat de Autoriteit een aantal initiatieven heeft genomen ter preventie en beheersing van belangenconflicten: - opdracht geven tot een onafhankelijk rapport ter beoordeling van de implementatie door de Autoriteit van het beleid inzake belangenverklaringen uit 2007; - opdracht geven tot een onafhankelijk rapport ter vergelijking van het onafhankelijkheidssysteem van de Autoriteit met de systemen van nationale en internationale vergelijkbare organisaties; - uitvoeren van een externe, onafhankelijke beoordeling van de beoordelingen van belangenverklaringen;
29.
juicht het toe dat de Autoriteit een nieuwe definitie van belangenconflict heeft vastgesteld, die gebaseerd is op de OESO-definitie, maar waarschuwt dat er nog meer verbetering nodig is om het beleid van de Autoriteit inzake onafhankelijkheid te versterken; benadrukt met name dat de criteria voor het definiëren van een belangenconflict verduidelijkt en verbreed moeten worden en betrekking moeten hebben op activiteiten in zowel het verleden als het heden;
30.
neemt er kennis van de Autoriteit dat er in 2011 een herziening heeft plaatsgevonden van het beleid inzake belangenverklaringen en dat haar raad van bestuur een nieuw beleid inzake onafhankelijkheid en wetenschappelijke besluitvormingsprocessen heeft vastgesteld;
31.
merkt op dat de Autoriteit herhaaldelijk onder vuur ligt vanwege vermeende belangenconflicten waarbij leden van deskundigenpanels betrokken zijn, met name in het geval van het panel voor levensmiddelenadditieven en aan levensmiddelen toegevoegde bronnen van voedingsstoffen (ANS) en het panel voor genetisch gemodificeerde organismen (GMO); benadrukt dat acht van de panels van de Autoriteit plus haar wetenschappelijk comité in maart 2012 opnieuw worden samengesteld en dat het vermogen van de Autoriteit om het nieuwe beleid ten uitvoer te leggen onder de loep wordt genomen; verzoekt de Autoriteit derhalve de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 schriftelijk in kennis te stellen van de maatregelen die zij genomen heeft om bij het samenstellen van haar nieuwe panels en haar nieuwe wetenschappelijk comité het nieuwe beleid inzake onafhankelijkheid en wetenschappelijke besluitvormingsprocesssen toe te passen en af te stemmen op de OESO-definitie van belangenconflicten; verzoekt de Autoriteit tevens de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 te informeren over de nieuwe samenstelling van de panels en het wetenschappelijk comité;
32.
neemt er kennis van dat de Autoriteit in december 2010 haar procedures heeft herzien om te waarborgen dat de hand wordt gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 16, lid 2, en de artikelen 17 en 19 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals vermeld in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 1 van
1
PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
117
de Raad; werd ervan in kennis gesteld dat in 2010 20 personeelsleden de Autoriteit hebben verlaten die bij hun vertrek allen een brief hebben ontvangen waarin zij aan hun verplichtingen jegens de autoriteit zijn herinnerd; dringt bij de autoriteit aan op verdere verbetering van de toepassing van haar voorschriften en procedures om "draaideurgevallen", die de Europese ombudsman onlangs onder de aandacht heeft gebracht, te voorkomen; is van mening dat problemen bij de uitvoering van het personeelsstatuut en de belangenverklaringen de geloofwaardigheid van de autoriteit ondergraven; 33.
merkt op dat de Rekenkamer de Autoriteit aan een audit heeft onderworpen in het kader van het speciaal verslag over het beheer van belangenconflicten bij de agentschappen van de Unie en begrijpt van de Rekenkamer dat dit speciaal verslag eind juni 2012 wordt gepubliceerd;
34.
ontleent aan het speciaal verslag dat de Commissie voor de toekomst een wijziging van de financiering van de Autoriteit overweegt en aan de kwijtingsautoriteit en de Raad heeft voorgesteld een gedeeltelijk op leges gebaseerde financieringsstructuur voor de Autoriteit te overwegen; merkt op dat de Commissie hieromtrent een effectbeoordeling uitvoert; geeft echter blijk van bezorgdheid dat de nieuwe door de Commissie voorgestelde financieringsmethode de onafhankelijkheid van de Autoriteit kan beïnvloeden;
Prestaties 35.
merkt op dat uit het jaarlijks activiteitenverslag van de Autoriteit blijkt dat in 2010, met de start van het e3-programma, een beoordeling van haar doelmatigheid is gestart onder leiding van externe adviseurs; neemt er kennis van dat de opstartfase van het programma betrekking had op de inrichting van een programmaportfolio, een structuur en bestuur ter voorbereiding op de structurele reorganisatie van 2011; nodigt de Autoriteit uit om de kwijtingsautoriteit te informeren over de conclusies van deze beoordeling en de door de Autoriteit aangenomen en uitgevoerde maatregelen om daarop in te spelen;
36.
is ingenomen met de plannen van de Autoriteit om haar planning voor de middellange termijn te verbeteren om de lidstaten meer te betrekken bij haar werk en haar middelen in heel Europa beter te bundelen; steunt het voornemen van de Autoriteit om meer met de lidstaten te gaan samenwerken op het gebied van risicomanagement;
37.
onderstreept dat de Autoriteit ervoor moet zorgen dat haar advies kwalitatief hoogwaardig en onafhankelijk is om te garanderen dat voldaan wordt aan de EU-veiligheidsnormen en om te zorgen voor wetenschappelijke excellentie en onafhankelijkheid met betrekking tot alle vraagstukken die directe of indirecte gevolgen hebben voor de voedselveiligheid, de veiligheid van diervoeders en gewasbescherming; beveelt, in het bijzonder ter wille van de transparantie, maatregelen aan om de interne regels inzake de opgave van de belangen van personeel van de Autoriteit en deskundigen die voor de Autoriteit werken verder te stimuleren en toe te zien op de naleving ervan;
38.
meent dat de voornaamste taken van de Autoriteit erin bestaan om onafhankelijk wetenschappelijk advies te verstrekken over aangelegenheden met rechtstreeks of onrechtstreekse gevolgen voor de voedselveiligheid, om risicobeoordelingen uit te voeren waarmee de EU-instellingen, de lidstaten en de beleidsmakers hun wet- en regelgevende maatregelen van een stevige wetenschappelijke grondslag kunnen voorzien, en om wetenschappelijke gegevens te verzamelen en te analyseren;
118
Interne audit 39.
neemt er kennis van dat zes "zeer belangrijke" aanbevelingen van het IAS nog moeten worden uitgevoerd en dat drie daarvan al twaalf maanden vertraagd zijn; merkt op dat deze vertragingen betrekking hebben op: informatiebeveiligingsbeheer, het contractverlengingsproces en de transparantie van besluitvorming, en het informatiebeheers- en archiveringsbeleid; roept daarom de Autoriteit op tot snelle maatregelen tegen deze tekortkomingen en het informeren van de kwijtingsautoriteit over de resultaten;
o o
o
40.
verwijst naar de aanbevelingen van vorige kwijtingsverslagen als vastgesteld in de bijlage van deze verordening;
41.
verwijst voor andere opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
119
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement in de afgelopen jaren
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
Prestaties
Financieel en begrotingsbeheer/ Aanbestedingen
2006 -Afwezigheid van risicobeoordeling, vastgestelde prestatieindicatoren, gedocumenteerde systemen of interne controleprocedures met betrekking tot de activiteiten
-Men heeft zich niet strikt gehouden aan het jaarperiodiciteitsbeginsel: Er is een groot aantal overdrachten uitgevoerd met een hoge concentratie aan het eind van het jaar (31 van de 49 overdrachten) -{}-Zwakke punten in de aanbestedingsprocedures de selectiecriteria waren niet bekendgemaakt; de prijsbeoordelingsmethode was niet vastgesteld totdat de beoordelingsprocedure al gaande was; vage omschrijving van de kwaliteitscriteria
2007
n.v.t.
-Men heeft zich niet strikt gehouden aan het jaarperiodiciteitsbeginsel: zwakke punten in de programmering en begroting van de geplande activiteiten -Zwakke punten in de aanbestedingsprocedures: met betrekking tot de bijdragen van de Commissie aan Kroatië en Turkije (pre-accessiestrategie): deze hadden voor de begroting als bestemmingsontvangsten behandeld moeten worden. Echter, deze ontvangsten werden behandeld alsof zij onderdeel waren van de gebruikelijke subsidie van de Gemeenschap
2008
2009
-Roept de Autoriteit op om SMARTdoelstellingen en RACER-indicatoren op te stellen, en een Gant-diagram te maken om een resultaatgerichte aanpak te bevorderen
-Adviseert de Autoriteit de planning en monitoring van begrotingsprocessen die verband houden met gedifferentieerde kredieten te verbeteren -Onderstreept de noodzaak dat de Autoriteit zorgt voor onafhankelijk advies van hoge kwaliteit Beveelt maatregelen aan om interne regels inzake belangenverklaringen van personeel en deskundigen die voor de Autoriteit werken te stimuleren en toe te zien op de naleving ervan -verzoekt de Rekenkamer de Autoriteit aan doelmatigheidscontroles te onderwerpen
-Men heeft zich niet strikt gehouden aan het jaarperiodiciteitsbeginsel: zwakke punten in de programmering, het toezicht op contractuele termijnen en de begroting van de Autoriteit 1) spoort de Autoriteit aan haar begrotingsbeheer te verbeteren teneinde de overdrachtsbedragen te verminderen: 23% in 2008; 16% in 2007; 20% in 2006; 2) Een hoog percentage verplichtingen moest worden geannuleerd (37% van de verplichtingen voor operationele activiteiten die waren overgedragen uit 2007 en 26% uit 2006) -Roept de Commissie op om te onderzoeken hoe gezorgd kan worden dat het principe van op behoeften gebaseerd liquiditeitenbeheer volledig wordt toegepast→ hoge liquiditeitenreserves (19 990 492,26 euro)
-verzoekt de Autoriteit over te gaan tot een versterking van de begrotingsprocessen inzake gesplitste kredieten en de planning en controle van haar meerjarige uitvoering -roept de Autoriteit op om haar begrotingsbeheer te verbeteren, zodat de hoge overdrachten worden verminderd, benadrukt dat de Rekenkamer heeft gewezen op kredietoverdrachten naar het volgende jaar in de zin dat deze situatie wijst op zwakke punten in het contractbeheer van de Autoriteit en het toezicht op transactieverslagen en kostenspecificaties -de Rekenkamer wees erop dat de vastleggingen voor operationele activiteiten die van het voorgaande jaar waren overgedragen geannuleerd moesten worden, en drong er bij de Autoriteit op aan om deze situatie te veranderen en de Rekenkamer op de hoogte te brengen van de genomen maatregelen -Merkt op dat de Rekenkamer moeilijkheden heeft geconstateerd bij de invoering van het werkprogramma voor 2009, roept de Autoriteit op om de nodige maatregelen te nemen om deze gebreken te herstellen
120
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement in de afgelopen jaren
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
Personeelszaken
Interne audit
2006
-Geen realistische wervingsdoelstellingen
n.v.t.
2007
2008
-de Autoriteit was in staat haar wervingsdoelstellingen te bereiken en in 273 van de 300 posten uit haar personeelsformatie te voorzien. Uit de controle van de wervingsprocedures bleek dat doorgaans noch over de weging van de toe te passen selectiecriteria, noch over de drempelwaarden voor de overgang naar het volgende stadium van de vergelijkende onderzoeken een besluit was genomen door het selectiecomité binnen de in de vacature vastgestelde termijn.
n.v.t.
n.v.t.
a- aan 20 van de 25 (80%) aanbevelingen van de dienst Interne audit van de Commissie en de interne controle-instanties van de Autoriteit is uitvoering gegeven
121
2009
n.v.t.
-is bezorgd dat van de 48 aanbevelingen 1 als kritiek wordt beschouwd, 27 als zeer belangrijk en 20 als belangrijk, maar dat er aan de kwijtingsautoriteit geen informatie is verstrekt over de inhoud van deze aanbevelingen; roept de directeur van de Autoriteit op om deze informatie te verstrekken -herhaalt zijn vraag aan de Autoriteit om passende maatregelen in geval van belangenconflict, nodigt de Autoriteit uit om een enquête te organiseren over mogelijke belangenverstrengeling onder het hoger wetenschappelijk personeel, het bestuur van de organisatie en commissieleden, zodat mogelijke omissies in de belangenverklaringen kunnen worden vastgesteld en zodat tijdig actie kan worden ondernomen
P7_TA-PROV(2012)0174 Kwijting 2010: Europees Instituut voor gendergelijkheid 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Instituut1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0132/2012), 1. verleent de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Instituut voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz 173. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
122
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
123
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Instituut1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0132/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz 173. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
124
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Instituut1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0132/2012), A. overwegende dat het Europees Instituut voor gendergelijkheid ("het Instituut") werd opgericht op grond van Verordening 1922/2006 van 20 december 2006, en op 15 juni 2010 onafhankelijk is geworden; B. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Instituut voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; C. overwegende dat de totale begroting voor het begrotingsjaar 2010 van het Instituut 6 500 000 EUR bedroeg; overwegende dat de begroting van het Instituut volledig wordt gefinancierd uit bijdragen van de Unie; 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz 173. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
125
1. is ingenomen met het eerste verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Instituut betreffende het begrotingsjaar 2010; Financieel en begrotingsbeheer 2.
merkt op dat het Instituut op 15 juni 2010 administratieve en financiële autonomie heeft gekregen;
3.
is van mening dat een fusie van het Instituut met het Europees Bureau voor de grondrechten moet worden overwogen om overlapping te voorkomen en de overheadkosten te reduceren;
4.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat het Directoraatgeneraal werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie (DG EMPL), het toezichthoudende DG van het Instituut, van 1 januari t/m 15 juni 2010 de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer droeg namens het Instituut, met name voor personeels- en administratieve uitgaven, en dat DG EMPL gedurende deze periode betalingen heeft verricht voor een totaal bedrag van 846 876,91 EUR;
5.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat binnen de beperkte tijdsspanne van zes maanden na de vaststelling van het jaarlijks werkprogramma 2010 en het verkrijgen van administratieve en financiële onafhankelijkheid, het Instituut een uitvoeringsgraad van de begroting van 65% had voor de vastleggingskredieten en van 26% voor de betalingskredieten; verzoekt het Instituut onmiddellijk stappen te ondernemen om in de toekomst te zorgen voor een toereikende uitvoeringsgraad van de begroting;
6.
merkt uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut op dat na een herziening van de ontwerpbegroting 2010, de raad van bestuur van het Instituut de aandacht vestigde op twee begrotingsonevenwichtigheden voor een totaal bedrag van 415 000 EUR: – een begrotingsonevenwicht van 195 000 EUR bij titel II, dat verband houdt met een te geringe besteding voor huurkosten aangezien de Litouwse overheid de huurkosten voor de gebouwen van het Instituut in Litouwen voor de eerste twee jaren van zijn activiteiten voor haar rekening neemt; – een begrotingsonevenwicht van 220 000 EUR bij titel III vanwege de verwachte lagere besteding voor werkingsgerelateerde uitgaven; merkt op dat de raad van bestuur in oktober 2010 ermee instemde deze bevroren kredieten niet toe te wijzen aan het Instituut; verzoekt het Instituut de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de ondernomen acties met betrekking tot deze bevroren kredieten;
Boekhouding 7.
stelt vast dat het Instituut in 2010 de verantwoordelijkheden van de financiële actoren voor personeelsleden heeft vastgelegd en financiële procedures heeft ontwikkeld voor vastleggingen; merkt bovendien op dat het Instituut alle financiële actoren heeft benoemd en tegen het einde van 2010 hun rol en verantwoordelijkheden heeft bepaald;
126
8.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat de directeur van het Instituut de bevoegdheid van ordonnateur heeft gedelegeerd aan het Hoofd Administratie voor een maximaal bedrag van 500 000 EUR voor titel I en II, en beperkt tot een jaar voor titel III; neemt er ook kennis van dat een vervanger voor de rekenplichtige werd aangesteld;
9.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat er eind 2010 procedures waren ingevoerd en werden uitgevoerd voor de volgende administratieve gebieden: dienstreizen, klachtenbeheer, open forum voor overheidsopdrachten, btw, kwalitatief boekhouden, afstemming van het banksaldo, betalingscyclus, vastleggingen en betalingen, en dat er een telecommunicatiebeleid en een kader voor documentenregistratie zijn ontwikkeld en uitgevoerd;
Openbare aanbestedingen 10.
merkt op dat er in 2010 63 aanbestedingen zijn uitgevoerd en contracten voor de aanbestede diensten werden ondertekend; merkt op dat het totale bedrag waarvoor een contract werd afgesloten 1 974 626 EUR bedroeg;
11.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat er zich bij de aanbestedingsprocedures twee grote moeilijkheden hebben voorgedaan: – de beschikbare tijdsspanne voor het uitvoeren van een aanbestedingsprocedure was erg strak en bracht de uitvoering van de geplande studies en de daaraan verbonden begroting in gevaar; – het gebrek aan gekwalificeerde ondersteuning voor de eenheid Operaties, waarin het merendeel van de personeelsleden weinig of geen kennis had van openbareaanbestedingsprocedures; wijst erop dat deze complicaties zorgden voor bepaalde vertragingen en dat een aantal aanbestedingsprocedures moest worden geannuleerd, waardoor het merendeel van de begrotingsvastleggingen moest worden overgeheveld naar 2011; verzoekt het Instituut bijgevolg de situatie te verbeteren en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de ondernomen acties;
12.
merkt verder op dat 85% van de aanbestede contracten (1 628 122 EUR) verband hield met diensten ter ondersteuning van beleidsuitgaven, en dat het resterende bedrag van 292 504 EUR (15%) werd aanbesteed voor goederen en diensten die de administratieve activiteiten ondersteunden;
Personeelszaken 13. merkt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat het Instituut 23 tijdelijke functionarissen en 6 arbeidscontractanten heeft aangeworven, en 92,3% van de doelstelling van zijn personeelsformatie heeft verwezenlijkt; 14. wijst op de noodzaak alle vacatures in te vullen die noodzakelijk zijn voor de doeltreffende werking van het Instituut en voor de verwezenlijking van de vastgestelde doelen;
127
Prestaties 15.
wijst erop dat het Instituut overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1922/2006 tot oprichting van het Instituut, tegen 18 januari 2010 opdracht had moeten geven voor een onafhankelijke externe beoordeling van zijn prestaties; merkt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat de raad van bestuur de ex post beoordeling heeft uitgesteld aangezien het Instituut pas op 19 januari 2010 operationeel werd, maar besloot in 2010 opdracht te geven tot een ex ante beoordeling en tot een tussentijdse beoordeling tegen 2013; verzoekt het Instituut de resultaten van deze ex ante beoordeling onmiddellijk mee te delen aan de kwijtingsautoriteit;
16.
erkent dat het Instituut, gesteund door DG EMPL, in december 2010 specificaties heeft opgesteld voor de "tweede ex ante beoordeling van het Europees Instituut voor gendergelijkheid die zich concentreert op de specifieke doelstellingen en activiteiten van het Instituut";
17.
verzoekt het Instituut de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de uitvoering van deze beoordelingen en van hun respectieve conclusies;
18.
herinnert de Rekenkamer eraan dat de werkzaamheden van het Instituut uiterst belangrijk zijn voor de bevordering van gendergelijkheid in de Unie; merkt dan ook op dat in toekomstige verslagen uitgebreid kenbaar moet worden gemaakt of de activiteiten van het Instituut worden belemmerd door problemen in een van de stadia van de begrotingsprocedure;
19.
benadrukt dat in een tijd van economische crisis en bezuinigingen het van wezenlijk belang is dat de kosten-batenverhouding bij het Instituut optimaal is zonder dat de uitvoering van zijn belangrijke taken hierbij in het gedrang komt;
Vestigingsplaats 20.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat het personeel van het Instituut op 1 maart 2010 werd overgeplaatst van zijn tijdelijke gebouwen in Brussel naar de permanente zetel van het Instituut in Vilnius, Litouwen;
Interne audit 21.
is er door het Instituut van op de hoogte gebracht dat de eerste audit door de dienst Interne audit zal worden uitgevoerd in de loop van 2012;
22.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat OLAF in november 2010 het Instituut heeft bezocht en een eerste opleidingssessie voor het personeel heeft verzorgd over controlebeginselen en de normen voor interne controle; erkent bovendien dat in 2010 een samenwerkingsovereenkomst tussen OLAF en het Instituut is voorbereid en dat de raad van bestuur van het Instituut deze heeft aangenomen op 26 januari 2011; o o
128
o
23.
1
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
129
P7_TA-PROV(2012)0175 Kwijting 2010: Europees Geneesmiddelenbureau 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2 en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0107/2012), 1. stelt zijn besluit over het verlenen van kwijting aan de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau voor de uitvoering van de begroting van het bureau voor het begrotingsjaar 2010 uit; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 27. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
130
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
131
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0107/2012), 1. stelt de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010 uit; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 27. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
132
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad3 tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0107/2012), A.
overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009 een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van zijn beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;
1
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 27. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1 PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
2 3 4
133
B.
overwegende dat het Parlement in zijn besluit van 10 mei 2011 heeft aangegeven de verlening van de kwijting aan de uitvoerend directeur van het Bureau voor de uitvoering van zijn begroting voor 20091 uit te stellen, maar die kwijting vervolgens verleende in zijn besluit van 25 oktober 20112;
C.
overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Bureau op 25 oktober 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2009 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere – beklemtoonde dat de kwijtingsautoriteit tijdens de op handen zijnde kwijtingsprocedures nauwlettend moet blijven toezien op de uitvoering van de maatregelen die genomen zijn om de door de verslagen van de Rekenkamer en de dienst Interne audit (IAS) aan het licht gebrachte ernstige tekortkomingen van het Bureau aan te pakken, – het Bureau verzocht de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van maatregelen die zijn genomen op punten met betrekking tot de doeltreffende naleving van zijn gedragscode inzake de omgang met belangenconflicten, – het Bureau erop wees, en het hier ook voor waarschuwde, dat alle maatregelen die vermeld worden in de respectieve controleverslagen, met inbegrip van dat voor 2010, volledig moeten worden uitgevoerd vóór het begin van de volgende kwijtingsprocedure;
D.
overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
E.
overwegende dat de begroting van het Bureau 208 400 000 EUR bedroeg voor 2010, hetgeen een toename van 7,20% betekent ten opzichte van het begrotingsjaar 2009;
F.
overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau 28 279 600 EUR bedroeg voor 2010 ten opzichte van 36 390 000 EUR in 20093, en overwegende dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau 36 600 100 EUR bedroeg voor 2010;
Follow-up van de kwijting voor 2009 1.
verwacht dat het Bureau de kwijtingsautoriteit op de hoogte houdt over de resultaten van de maatregelen die met betrekking tot de volgende punten worden genomen: – de vaststelling door de Raad van bestuur van het actieplan met specifieke maatregelen en een tijdschema voor de uitvoering ervan om de in de aanbestedingsprocedures vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, – een grondig verificatieproces waarin wordt nagegaan of de bestaande procedures betreffende de vaststelling van en de omgang met belangenconflicten voor zijn personeel en deskundigen doeltreffend worden toegepast,
1 2 3
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 173. PB L 313 van 26.11.2011, blz. 27. PB L 64 van 12.3.2010, blz. 445.
134
verzoekt de Rekenkamer om met redelijke zekerheid te stellen dat het Bureau de tekortkomingen in verband met de aanbestedingsprocedures effectief heeft verholpen; en verzoekt de IAS aan de kwijtingsautoriteit de verzekering te geven dat de bestaande procedures voor de omgang met belangenconflicten voor het personeel en de deskundigen van het Bureau effectief worden gebruikt; 2.
verzoekt het Bureau en de IAS om onmiddellijk na te gaan of alle in de auditverslagen vermelde maatregelen, met inbegrip van die in het auditverslag voor 2010, volledig zijn uitgevoerd en de kwijtingsautoriteit hierover in te lichten;
3.
merkt op dat de raad van bestuur van het Bureau op 15 december 2011 een voorstel heeft goedgekeurd waarin het zich ertoe verbindt op de vergadering van de raad van bestuur van juni 2012 gedetailleerde uitvoeringsmaatregelen te presenteren met betrekking tot: – de invoering van de nieuwe structuur en bevoegdheden van het raadgevend comité voor aankopen en contracten, – de opstelling van een meerjarig aankoopplan, – de vaststelling van de bevoegdheden van bovengenoemd orgaan, dringt erop aan dat de Raad van bestuur van het Bureau het actieplan uiterlijk op 30 juni 2012 aan de kwijtingsautoriteit toestuurt;
Financieel en begrotingsbeheer 4.
herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap voor 2010 26 335 100 EUR bedroeg; merkt echter op dat aan dit bedrag 10 265 000 euro is toegevoegd, afkomstig uit teruggevorderde overschotten, waardoor de totale bijdrage van de Unie voor 2010 neerkomt op 36 600 100 euro;
5.
benadrukt dat de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, zoals definitief vastgesteld, twee verschillende cijfers bevat als aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau, namelijk 28 279 600 EUR en 26 335 100 EUR; dringt er daarom bij de Commissie op aan om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de exacte subsidie die aan het Bureau wordt toegekend;
6.
wijst erop dat de financiële middelen van het Bureau enerzijds voortkomen uit de EUbegroting en anderzijds uit vergoedingen die door de farmaceutische industrie worden betaald voor het verkrijgen of verlengen van een EU-vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen; maakt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat naar schatting 73% van de inkomsten van het Bureau in 2010 uit vergoedingen afkomstig was en dat, parallel met een stijging van die inkomsten uit vergoedingen, het relatieve percentage inkomsten uit de EU-begroting afnam van 23% in 2006 tot 14% in 2010;
7.
maakt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat er 17 gevallen in de lijst van uitzonderingen werden opgenomen in 2010;
8.
stelt gebreken vast in het systeem van het bureau voor de validering van crediteurenvorderingen met betrekking tot IT-contractanten; neemt kennis van de verklaring van het Bureau dat de door de Rekenkamer vastgestelde gebreken verband hielden met een menselijke fout en werden verholpen, dat het zijn operationele en
135
financiële controle vooraf van facturen heeft versterkt en dat er geen andere gebreken werden vastgesteld; verzoekt de Rekenkamer dit na te gaan en het Parlement hierover in te lichten; Overdracht van kredieten en annuleringen 9.
stelt in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Bureau vast dat de automatische overdracht naar het begrotingsjaar 2011 in totaal 41 655 049,44 EUR bedroeg, of 20,90% van de vastgelegde kredieten, en dat er één niet-automatische overdracht naar het begrotingsjaar 2010 werd aangevraagd van in totaal 3 500 000 EUR, of 1,68% van de definitieve kredieten;
10.
is er bezorgd over dat de Rekenkamer onder titel II (administratieve uitgaven) nogmaals een grote overdracht van 17 600 000 EUR heeft vermeld; benadrukt dat deze situatie wijst op vertragingen in de uitvoering van de activiteiten van het Bureau die vanuit Titel II van de begroting worden gefinancierd en dat deze werkwijze van het Bureau in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel;
11.
neemt met bezorgdheid kennis van de bijkomende opmerking van de Rekenkamer dat amper 36% van de naar 2011 overgedragen kredieten overeenstemt met de in 2010 toegenomen uitgaven, terwijl de overige 64% van het overgedragen bedrag niet terug te brengen is tot het begrotingsjaar 2010;
12.
wijst erop dat de Rekenkamer in vorige begrotingsjaren al op het hoge niveau van overdrachten heeft gewezen; merkt in het bijzonder op dat de Rekenkamer in de begroting voor 2009 een overdracht van 19 500 000 EUR (38% van de verbintenissen van het Bureau) vermeldde, terwijl dit in 2008 36 000 000 EUR (19,7% van de begroting voor 2008) bedroeg;
13.
maakt uit het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Bureau op dat er in 2010 voor in totaal 9 074 296,49 EUR aan kredieten werd geannuleerd ten opzichte van 7 693 276,58 EUR in 2009; neemt kennis van het antwoord van het Bureau dat het niveau van de geannuleerde uitgaven voortvloeit uit een strikt toezicht op de feitelijke inkomsten en bijstellingen van de uitgaven; verzoekt het Bureau onmiddellijk maatregelen te treffen om het aantal geannuleerde kredieten te verminderen en uiterlijk op 30 juni 2012 een actieplan aan te nemen met concrete maatregelen, die onder meer gericht zijn op een preciezere raming van de te innen vergoedingen en hun betalingsdatum, en termijnen om dit aanhoudende probleem aan te pakken;
Aanbestedingsprocedures en overschrijvingen 14.
stelt in het jaarlijks activiteitenverslag vast dat het Bureau in 2010 naast de 165 onder raamovereenkomsten gesloten specifieke overeenkomsten, 70 nieuwe aanbestedingsovereenkomsten ten belope van meer dan 25 000 EUR heeft afgesloten;
15.
merkt in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Bureau op dat er in 2010 13 overschrijvingen van in totaal 13 714 500 EUR (15,29% van de uiteindelijke kredieten) zijn goedgekeurd; merkt verder op dat het Bureau in 2009 al 10 overschrijvingen van in totaal 9 609 000 EUR had aangenomen; verzoekt het Bureau een actieplan aan te nemen met concrete maatregelen en termijnen om dit aanhoudende probleem aan te pakken;
136
Systeem voor de vergoeding van diensten 16.
vraagt het Bureau met nadruk een systeem in te voeren om de door de nationale autoriteiten van de lidstaten verleende diensten te vergoeden op basis van de werkelijke kosten van de lidstaten; verzoekt het Bureau ook de kwijtingsautoriteit onmiddellijk op de hoogte te brengen wanneer dit systeem operationeel is; merkt in dat opzicht op dat er in de vergadering van 10 december 2009 al een nieuw betalingssysteem aan de raad van bestuur werd voorgesteld, die het voorstel uiteindelijk afwees;
17.
staat achter de inspanningen die het Bureau op uitvoerend en administratief niveau levert met het oog op de hervorming van het systeem van betaling voor door de nationale overheden verleende diensten, dat duidelijk gebaseerd moet zijn op de werkelijke kosten; verzoekt de Raad van bestuur met klem om hieraan te werken;
18.
merkt op dat de raad van bestuur door zijn afwijzing van het nieuwe betalingssysteem de rechtstreekse verantwoordelijkheid aanvaardt en draagt voor grote risico's, zoals de nietnaleving van wettelijke voorschriften, de mogelijke financiële gevolgen van het huidige vergoedingssysteem en reputatieschade; is bijgevolg niet bereid deze laakbare houding van de Raad van bestuur te aanvaarden en verzoekt het Bureau een passend actieplan aan te nemen en de begrotingsautoriteit hierover uiterlijk op 30 juni 2012 in te lichten;
Personeelsbeheer 19.
verzoekt het Bureau nadrukkelijk zijn aanwervingsprocedures te verbeteren en ervoor te zorgen dat zijn documentatie correct wordt beheerd; verzoekt het Bureau in het bijzonder om de documentatie van aanwervingsdossiers voor arbeidscontractanten te verbeteren en verzoekt het tot aanstelling bevoegde gezag om de door de selectiecomités voorgestelde reservelijsten aan te nemen;
20.
verneemt ook van de Rekenkamer dat het Bureau niet voldoende onderscheid maakte tussen de aanwerving van uitzendkrachten en arbeidscontractanten; verzoekt het Bureau bijgevolg om uitzendkrachten alleen in te zetten om tegemoet te komen aan kortetermijnbehoeften en om op doorzichtige wijze toegang te bieden tot posten voor arbeidscontractanten;
Omgang met belangenconflicten 21.
spoort het Bureau aan om de ontwikkeling van een voor alle nationale bevoegde autoriteiten gemeenschappelijke beoordelingsmethode voor deskundigen en het toezicht erop centraal te coördineren; merkt op dat het Bureau sinds het memorandum van overeenstemming (MoU) tussen het Bureau en elke nationale bevoegde autoriteit over het toezicht op het wetenschappelijke niveau van de deskundigen op 4 juli 2011 van kracht werd, nog altijd verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en coördinatie van een gemeenschappelijke door deskundigen toegepaste beoordeling en methodiek;
22.
benadrukt dat het bureau de ondertekening van een MoU over de onafhankelijkheid van wetenschappelijke evaluaties moet afronden, interne procedures dienovereenkomstig moet aanpassen en de databank van deskundigen moet bijwerken; neemt kennis van het antwoord van het Bureau dat het sinds oktober 2011 een aantal MoU's over de onafhankelijkheid van wetenschappelijke evaluaties heeft ondertekend en dat de databank van deskundigen werd bijgewerkt om rechtstreeks uploaden van de elektronische
137
belangenverklaringen in de databank mogelijk te maken; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 in te lichten over de uitvoering van deze maatregelen; verzoekt daarnaast de IAS de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen wanneer deze zeer belangrijke aanbevelingen effectief door het bureau zijn uitgevoerd; 23.
verzoekt het Bureau om de kwijtingsautoriteit te laten weten hoe het zal waarborgen dat de procedures voor de inbreng van deskundigen volledig worden nageleefd zolang de MoU's over de onafhankelijkheid van wetenschappelijke evaluaties niet door alle nationale bevoegde autoriteiten zijn ondertekend;
24.
verzoekt het Bureau verslag uit te brengen over zijn aandeel in de organisatie van conferenties door privé-organisaties zoals de organisatie voor beroepsmensen in regelgevingsaangelegenheden;
25.
neemt kennis van het feit dat de Raad van bestuur van het Bureau op 1 februari 2012 het "besluit betreffende de bepalingen ten aanzien van de artikelen 11 bis en 13 van het Statuut inzake de omgang met opgegeven belangen van personeelsleden van het Europees Geneesmiddelenbureau" heeft goedgekeurd, en dat de uitvoerend directeur het "besluit betreffende de bepalingen inzake de omgang met opgegeven belangen van gedetacheerde nationale deskundigen, andere deskundigen, stagiairs en tijdelijke werknemers van het Europees Geneesmiddelenbureau" heeft goedgekeurd; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 de concrete genomen maatregelen ter uitvoering van deze besluiten te doen toekomen, opdat het Parlement de beschikbare procedures kan beoordelen voor de omgang met mogelijke belangenconflicten voor alle in beide besluiten genoemde categorieën medewerkers, plus de leden van de Raad van bestuur;
26.
merkt met bezorgdheid op dat er ook in financiële kringen mogelijk belangenconflicten kunnen ontstaan bij de verwerking van betalingen wanneer de taken onvoldoende gescheiden zijn; spoort het Bureau bijgevolg aan om voldoende rekening te houden met dit belangrijke risico en om onmiddellijk maatregelen te treffen om deze tekortkoming aan te pakken;
27.
merkt op dat de voormalige uitvoerend directeur van het bureau op 28 december 2010 schriftelijk aan het bureau meedeelde welke beroepsbezigheden hij na afloop van zijn mandaat zou uitoefenen; wijst erop dat de voorzitter van de Raad van bestuur van het Bureau op 11 januari 2011 toestemming gaf aan de voormalige uitvoerend directeur van het Bureau om zijn nieuwe bezigheden uit te oefenen, en beschouwt dit als een inbreuk op de bepalingen van de Unie inzake belangenvermenging, met name op titel II, artikel 16, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen; herinnert eraan dat deze bepaling overeenkomstig titel II, artikel 11, en titel IV, artikel 91, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen naar analogie van toepassing is op tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten; merkt op dat de Raad van bestuur op 17 maart 2011, en dit slechts na hevig openlijk protest, beperkingen vastlegde betreffende de toekomstige activiteiten van de voormalige uitvoerend directeur, en ziet hierin een duidelijk bewijs dat het bureau het Statuut aanvankelijk niet correct heeft toegepast, wat tevens ernstige vragen doet rijzen over de manier waarop het bureau het Statuut in het algemeen toepast; verzoekt de uitvoerend directeur van het EMA om een gedetailleerd rapport over de toepassing van artikel 16 van het Statuut in het Bureau;
138
28.
maakt zich ernstig zorgen over het verzuim van het Bureau en zijn Raad van bestuur om de kwestie van de belangenconflicten effectief aan te pakken; merkt op dat het Bureau in april 2012 een gewijzigd beleidskader heeft vastgesteld voor belangenconflicten onder de leden van het wetenschappelijk comité en deskundigen, alsmede een procedure voor vertrouwensbreuken onder die leden en deskundigen; stelt dat de effectiviteit van dit nieuwe beleid en deze nieuwe procedure uitsluitend aangetoond kan worden door middel van tenuitvoerlegging en concrete resultaten; is van oordeel dat het Bureau in 2012 alle belangenverklaringen van deskundigen en van leden van het wetenschappelijk comité moet verifiëren; dringt er om die reden bij het Bureau op aan na tenuitvoerlegging van deze procedure gegevens over te leggen, waaronder cijfers en namen; dringt er bij het Bureau op aan uiterlijk eind augustus ten minste 75% van de belangenverklaringen van deskundigen en 75% van de belangenverklaringen van leden van het wetenschappelijk comité te verifiëren en de kwijtingsautoriteit de resultaten daarvan over te leggen, alsmede een actieplan met een tijdsplanning voor de resterende verificaties van belangenverklaringen;
29.
herinnert eraan dat, gezien het feit dat de voormalige uitvoerend directeur van het Bureau vrijwel onmiddellijk na zijn vertrek bij een consultancybedrijf ging werken dat onder meer advies geeft aan farmaceutische bedrijven, de kwijtingsautoriteit zich vragen heeft gesteld bij de feitelijke onafhankelijkheid van het Bureau en bij de manier waarop de Raad van bestuur artikel 16 van het Statuut toepast; is bovendien bezorgd over de beschuldigingen dat de voormalige uitvoerend directeur van het Bureau een eigen consultancybedrijf heeft opgericht terwijl hij nog zijn functie bekleedde; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 meer informatie over deze kwestie te verstrekken;
30.
verzoekt de Rekenkamer met klem haar huidige audit met betrekking tot belangenconflicten bij het Bureau af te ronden en te presenteren;
31.
betreurt het dat veel deskundigen hebben nagelaten hun belangenverklaring te publiceren en dat de vergelijking van de belangenverklaringen die zijn gepubliceerd door de bevoegde nationale agentschappen met die van het Bureau in een aantal gevallen aanzienlijke verschillen aan het licht brengt; betreurt verder dat minstens één lid van de Raad van bestuur van het Bureau, dat tevens plaatsvervangend lid is van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, heeft nagelaten zijn recente beheersfuncties in een farmaceutisch bedrijf kenbaar te maken;
32.
is ingenomen met het initiatief van het Bureau om de belangenverklaringen van zijn personeelsleden die een managementfunctie bekleden en van de deskundigen die betrokken zijn bij de beoordeling van geneesmiddelen, op zijn website te publiceren; stelt met belangstelling vast dat de lijst van deskundigen ook aangeeft welk risico op belangenconflicten zij inhouden; is van mening dat ten minste de vorige werkplekken (professionele achtergrond) samen met de belangenverklaringen moeten worden gepubliceerd, zodat de belangenverklaringen kunnen worden geverifieerd en mogelijke belangenconflicten kunnen worden geïdentificeerd; verzoekt het Bureau bijgevolg het Parlement uiterlijk op 30 juni 2012 te informeren over de stand van zaken betreffende de uitvoering van deze maatregelen;
139
33.
verzoekt het Bureau met klem de belangenverklaringen die het ontvangt te verifiëren en een aantal ervan op willekeurige basis grondig te controleren, met name door een systeem in te stellen waarmee de belangenverklaringen op basis van kruiscontroles kunnen worden afgetoetst aan de gegevens van de industrie en van de bevoegde nationale agentschappen;
34.
is evenwel bezorgd over de manier waarop het Bureau het onderzoek van belangenverklaringen aanpakt, namelijk eerder op grond van vertrouwen dan van controle; is met name bezorgd over het feit dat de vergelijking van de belangenverklaringen van deskundigen die zijn gepubliceerd door de bevoegde nationale agentschappen met die van het bureau in een aantal gevallen aanzienlijke verschillen aan het licht brengt; verzoekt het Bureau bijgevolg een echt mechanisme in te voeren waarmee de belangenverklaringen die het bureau ontvangt behoorlijk kunnen worden onderzocht, en de kwijtingsautoriteit hierover uiterlijk op 30 juni 2012 te informeren;
35.
verzoekt het Bureau met klem zijn beleid inzake belangenconflicten op zijn Raad van bestuur toe te passen;
36.
merkt op dat de Rekenkamer het Bureau aan een audit heeft onderworpen in het kader van het speciaal verslag over het beheer van belangenconflicten bij de agentschappen van de Unie; begrijpt van de Rekenkamer dat dit speciaal verslag eind juni 2012 zal worden gepubliceerd; is van mening dat, gezien de talrijke vraagtekens die bij belangenconflicten worden geplaatst, het besluit inzake het verlenen van kwijting moet worden uitgesteld tot de publicatie van het speciaal verslag opdat de desbetreffende bevindingen van de Rekenkamer in aanmerking worden genomen;
37.
is van mening dat een efficiënt omgang met belangenconflicten van cruciaal belang is om het vertrouwen van het publiek in de werking van het Bureau te handhaven;
38.
erkent dat het Bureau bereid is om de belangenverklaringen van de bij de evaluatie van geneesmiddelen betrokken deskundigen openbaar te maken, maar betreurt dat veel deskundigen hun belangenverklaringen nog niet hebben gepubliceerd;
39.
neemt nota van het feit dat de Raad van bestuur op 17 maart 2011 beperkingen vastlegde betreffende de toekomstige activiteiten van de voormalige uitvoerend directeur, en dit na openlijk, door het Parlement gesteund protest tegen het besluit van de Raad van bestuur van januari 2011 om volledige toestemming te geven voor diens nieuwe bezigheden; herinnert er in dit verband aan dat een delegatie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid in juni 2011 een bezoek aan het Bureau heeft gebracht om gevolg aan deze zaak te geven en nadere informatie over de verbeterde procedures te verkrijgen; herinnert er voorts aan dat de commissie in juli 2011 de kwestie tijdens een gedachtewisseling met de voorgedragen uitvoerend directeur opnieuw aan de orde heeft gebracht om een dergelijk voorval in de toekomst te voorkomen;
Prestaties 40.
vindt de beoordeling van de effectiviteit en toereikendheid van de in het Bureau aanwezige systemen ter ondersteuning van de verschaffing van wetenschappelijke adviezen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik een belangrijk hulpmiddel om de prestaties van het Bureau te meten;
41.
merkt op dat het aantal producten en diensten (adviezen, verslagen, wetenschappelijk
140
advies, inspecties) is toegenomen ten opzichte van 2009; is ook verheugd over de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen en spoort het Bureau aan om stimulansen te blijven creëren voor het onderzoek naar en de ontwikkeling en het in de handel brengen van specifieke weesgeneesmiddelen; Interne audit 42.
verneemt van het Bureau dat er nog 11 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IAS moeten worden uitgevoerd; merkt op dat het Bureau een van die aanbevelingen als zijnde uitgevoerd heeft gemeld en dat die nu door de IAS wordt beoordeeld;
43.
merkt op dat zeven van deze "zeer belangrijke aanbevelingen" tot meer dan 12 maanden vertraging hebben opgelopen; merkt op dat deze aanbevelingen betrekking hebben op: – de naleving van artikel 110 van het Statuut, – het aanwervingsproces, – het gebruik van databanken, – de bepaling van regels om producten aan te vragen, – de richtsnoeren voor de omgang met mogelijke belangenconflicten voor personeel, – de procedures voor de inbreng van deskundigen, – de scheiding van taken in financiële procedures; spoort het Bureau daarom aan om deze door de IAS vastgestelde tekortkomingen onmiddellijk aan te pakken en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de getroffen maatregelen;
44.
maakt zich voorts zorgen over het feit dat het Bureau twee "zeer belangrijke" aanbevelingen afwees met betrekking tot: – de vergoedingen die aan nationale agentschappen worden betaald, – de vermindering van het aantal interne consultants; spoort het Bureau aan om de kwijtingsautoriteit onmiddellijk uit te leggen waarom het deze twee aanbevelingen heeft afgewezen;
45.
merkt op dat indien de IAS in zijn follow-upverslag van september 2010 de beoordeling van de onafhankelijkheid van de deskundigen nog steeds ontoereikend acht, de uitvoerend directeur een lijst van alle betrokken toegelaten geneesmiddelen openbaar moet maken en moet laten weten hoe het Bureau van plan is deze procedures te verbeteren;
141
o o
o
46.
verwijst naar de aanbevelingen van vorige kwijtingsverslagen als vastgesteld in de bijlage van deze verordening;
47.
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen in verband met het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
142
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de voorbije jaren
Europees Geneesmiddelenbureau
2006
- Het beginsel van gezond financieel beheer werd niet nauwgezet vervuld: de kasstroomvoorspelling van het Bureau werd niet correct voorbereid
Prestaties n.v.t.
Overdracht van kredieten
2007
- Het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit werd niet strikt in acht genomen: het bestedingspercentage voor vastleggingskredieten bedroeg minder dan 60%. Meer dan 40% van de vastlegging werd overgedragen naar het begrotingsjaar 2007
- Het Bureau voert zijn activiteiten op twee locaties uit, wat extra kosten met zich brengt (rechtstreekse functies: 450 000 EUR)
- Het Bureau ondervond problemen met de programmering, budgettering en uitvoering van zijn activiteiten: 32 miljoen euro werd overgedragen en 4 miljoen euro werd geannuleerd. Verzoekt het Bureau om het beginsel van jaarperiodiciteit in acht te nemen
2008
2009
- Goede resultaten bij de invoering van een geavanceerde op activiteiten gebaseerde begrotingsopstelling en een meetsysteem voor de klanttevredenheid - Verzoekt het Bureau om zijn makelaarsbeleid te herbekijken in het licht van de tijdens het jaar gelopen financiële risico's - Het Bureau voert zijn activiteiten op twee locaties uit, wat extra kosten met zich brengt
- Verzoekt het Bureau om het beginsel van jaarperiodiciteit in acht te nemen: de overgedragen en geannuleerde begrotingskredieten bedroegen respectievelijk 36 000 000 EUR (19,7% van de begroting) en 9 700 000 EUR (5,3% van de begroting)
143
- Onaanvaardbaar dat het Bureau de desbetreffende regels voor de omgang met belangenconflicten niet effectief toepast - 12 zeer belangrijke aanbevelingen en 1 kritieke aanbeveling uit verschillende eerdere jaarlijkse auditverslagen van de IAS waren in 2009 nog altijd niet uitgevoerd - Onaanvaardbaar dat het Bureau zijn gedragscode niet naleeft; verzoekt het Bureau om de desbetreffende toewijzingsbesluiten met bewijsstukken te staven, de controle ervan te beoordelen, ze te archiveren en op de website beschikbaar te stellen - Verzoekt het Bureau met aandrang de kwijtingsautoriteit de elementen te verstrekken waarin het sinds zijn oprichting heeft voorzien om de onafhankelijkheid van de deskundigen te garanderen; - Vraagt het Bureau om de databank van Europese deskundigen aan te vullen en regelmatig bij te werken zoals vereist door Verordening (EG) nr. 726/2004
- De Rekenkamer meldt een overdracht van 19,5 miljoen euro (38% van de verbintenissen van het Bureau), waarvan 14,8 miljoen euro bestemd was voor activiteiten die aan het einde van het jaar nog niet waren uitgevoerd; dit duidt op vertragingen bij de uitvoering van de uit titel II gefinancierde activiteiten; de werkwijze van het Bureau is in strijd met het jaarperiodiciteitsbeginsel
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de voorbije jaren Europees Geneesmiddelenbureau
Aanbestedingsprocedures
Ontvangsten uit vergoedingen
Interne audit
2006
2007
2008
2009
- Herinnert eraan dat de aanbestedingen beter moeten worden beheerd
- Verzoekt het Bureau om zijn aanbestedingsprocedures kwalitatief te verbeteren om een eind te maken aan de tekortkomingen, met name op het vlak van de toepassing van evaluatiemethoden voor de prijscriteria en op het vlak van de essentiële behoefte aan bewijsstukken voor de keuzeprocedure
- Is bezorgd over de bevindingen van de Rekenkamer met betrekking tot fouten in de aanbestedingsprocedures overeenkomend met een aanzienlijk deel van de totale begroting voor 2009 van het Bureau. Tekortkomingen in evaluatiecriteria zoals de prijs en keuze van procedures - Dringt er bij het Bureau op aan zijn aanbestedingsprocedures kwalitatief te verbeteren om een eind te maken aan de door de Rekenkamer vastgestelde tekortkomingen - Dringt er bij het Bureau op aan een meerjarig aanbestedingsplan op te stellen - Verzoekt het Bureau ervoor te zorgen dat de resultaten van aanbestedingsprocedures worden gecontroleerd vóór contracten worden gegund
- Problemen met de transparantie van het bedrag dat aan de rapporteurs van de lidstaten wordt vergoed
- Verzoekt de Commissie om het opvallend grote aantal kastegoeden van het Bureau te evalueren (41 887 000 EUR)
- Problemen met de transparantie van de selectiecriteria en de evaluatiemethoden voor de prijscriteria en gezamenlijke aanbestedingsprocedure n.v.t.
- Het Bureau is er niet in geslaagd om de door de rapporteurs van de lidstaten gemaakte kosten uitvoerig te analyseren om op die manier een objectieve en gedocumenteerde basis te verkrijgen aan de hand waarvan de betalingen aan de rapporteurs en bijgevolg de aan de klanten aangerekende vergoedingen kunnen worden aangepast: deze situatie is een inbreuk op de vergoedingsregeling
n.v.t.
n.v.t.
- Verzoekt het Bureau om een door de dienst Interne audit van de Commissie gedane "kritieke" aanbeveling met betrekking tot belangenconflicten bij deskundigen en acht andere "zeer belangrijke" aanbevelingen op het gebied van het documenteren van belangenconflicten voor het personeel van het Bureau, databanken ter ondersteuning van de administratieve beoordelingsprocedures en de ontwikkeling van richtsnoeren voor de archivering en de volledige naleving van dergelijke richtsnoeren na te leven;
144
- Verzoekt het Bureau om een betere coördinatie te waarborgen tussen zijn financiële en wetenschappelijke diensten om het probleem van de onaanvaardbaar lange vertragingen bij invorderingsopdrachten te verhelpen
- Onaanvaardbaar dat de betrouwbaarheidsverklaring van de uitvoerend directeur geen voorbehoud omvat, waardoor de met de door het Bureau vastgestelde gedragscode aangegane verplichting ten aanzien van de betrouwbaarheidsverklaringen van de dienst Interne audit en de Rekenkamer niet wordt nagekomen; - Vraagt het Bureau om alle verslagen van de IAS sinds 2007 tegen 30 juni 2011 aan de kwijtingsautoriteit te bezorgen - Dringt er bij het Bureau op aan om de aanbevelingen van de IAS onmiddellijk uit te voeren en om de kwijtingsautoriteit een overzicht te bezorgen van de getroffen en uitgevoerde maatregelen
P7_TA-PROV(2012)0176 Kwijting 2010: Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking)3, en met name artikel 15, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0134/2012), 1. verleent de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Waarnemingscentrum voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 1
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 156.
2
PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1.
3 4
PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
145
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
146
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking)3, en met name artikel 15, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0134/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 156. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
147
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC)) Het Europees Parlement, –
gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Centrum1, –
gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
–
gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
–
gezien Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking)3, en met name artikel 15,
–
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
–
gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
–
gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0134/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 20095, en dat het in zijn bij het kwijtingsbesluit behorende resolutie onder andere: 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 156. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 167.
148
–
het Centrum verzocht heeft om in de nodige instructies en procedures te voorzien om mogelijke overdrachten te analyseren en om de programmering en monitoring van activiteiten te verbeteren om de overdrachten te beperken,
–
het Centrum verzocht heeft om een consequente tenuitvoerlegging van de goedgekeurde procedure voor de beoordeling van personeel te verzekeren,
–
er bij het Centrum op heeft aangedrongen om 9 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de dienst Interne Audit (IAS) onverwijld toe te passen en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de geboekte vooruitgang;
C. overwegende dat de aanvankelijke begroting van het Centrum 15 900 323 EUR bedroeg voor het jaar 2010, tegenover 14 700 000 EUR in 2009, hetgeen een toename van 8,16% betekent ten opzichte van 2009; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van het Centrum 14 800 000 EUR bedroeg voor 20101, hetgeen een toename van 4,59% betekent ten opzichte van 2009; Financieel en begrotingsbeheer 1.
merkt in de definitieve jaarrekening van het Centrum op dat de werkelijke ontvangsten van het Centrum 16 245 886 EUR bedroegen voor het begrotingsjaar 2010; merkt op dat het verschil tussen de werkelijke ontvangsten in 2010 en de ontvangsten die zijn opgenomen in de begroting voor 2010 toe te schrijven is aan de volgende factoren: – de betaling in 2010 van 362 000 EUR uit de bijdrage van de Unie voor de begrotingsontvangsten van het Centrum voor 2008 en 2009; – de verrekening van 16 437 EUR in overeenstemming met de positieve balans van de resultatenrekening van de bijdrage van Noorwegen aan de begroting van het Centrum van 2008 en 2009; – het bedrag van 1 980,00 EUR dat in 2010 werd ontvangen maar niet in de begroting van 2010 werd ingeschreven;
2.
merkt op dat de bijdrage van de Unie voor 2010 in het totaal 14 800 000 EUR bedraagt, waarvan een bedrag van 200 000 EUR uit de invordering van overschotten werd toegevoegd aan het bedrag van 14 600 000 EUR dat in de begroting werd ingeschreven;
3.
neemt er via de definitieve jaarrekening van het Centrum kennis van dat het Centrum een bestedingspercentage voor kredieten uit de begroting van 2010 van 98,82% bereikte (0,03% ten opzichte van 2009) voor vastleggingskredieten, van 94,85% voor betalingskredieten met betrekking tot vastlegging (-1,66% ten opzichte van 2009) en van 93,73% voor betalingen met betrekking tot de definitieve begroting (-1,67% ten opzichte van 2009);
4.
merkt bovendien op dat de gegevens over de begrotingsuitvoering van titels I en II (personeel en ondersteunende activiteiten) een toename laten optekenen ten opzichte van de bestedingspercentages van 2009, zowel op het vlak van vastleggingen als op dat van betalingen, respectievelijk +0,57% en +13,4%; merkt op dat het bestedingspercentage
1
PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1056-1057.
149
99,15% bedraagt voor vastleggingskredieten en 96,64% voor betalingskredieten, ten opzichte van 98,58% en 95,30% voor 2009; 5.
stelt vast dat het bestedingspercentage voor titel III (projecten en operationele activiteiten) gedaald is met betrekking tot het gebruik van betalingskredieten (-9,58%) ten opzichte van 2009 en licht gedaald is, met 1,37%, met betrekking tot de in de definitieve begroting vastgelegde kredieten; merkt eveneens op dat het bestedingspercentage 98,04% bedraagt voor vastleggingskredieten en 88,83% voor betalingskredieten; neemt er via het Centrum kennis van dat die situatie toe te schrijven was aan de volgende factoren: –
meer dan 70% van de nationale contactpunten konden enkel de betaling van de eerste tranche van de 2010 REITOX-cofinanciering aanvragen;
–
een aantal betalingen die betrekking hadden op de terugbetaling van kosten voor technische vergaderingen in het laatste deel van het jaar konden niet voor eind 2010 uitgevoerd worden;
–
een resterend aantal betalingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van kleine contracten voor externe technische studies/onderzoeken kon niet worden uitgevoerd vanwege de laattijdige afronding van de desbetreffende activiteiten voor het plaatsen van opdrachten/afsluiten van contracten;
is van mening dat het lage bestedingspercentage voor betalingskredieten onder titel III de ontwikkeling van de projecten en activiteiten van het Centrum beïnvloedt en negatieve gevolgen kan hebben voor de geplande resultaten ervan; verzoekt het Centrum daarom om onmiddellijk maatregelen te treffen om het bestedingspercentage voor betalingskredieten in de toekomst te verhogen en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de geboekte vooruitgang; 6.
roept het centrum op zijn financieel beheer te consolideren; erkent dat drugsgerelateerde kwesties afdoende aan bod moeten komen in het nieuwe meerjarig financieel kader (20142020);
Overdracht van kredieten 7.
is ingenomen met het initiatief van het Centrum om het volume van overgedragen kredieten verder te beperken; erkent in het bijzonder, op basis van het jaarlijks activiteitenverslag, dat het Centrum de volgende maatregelen heeft getroffen: – er werden vijf opleidingssessies over begrotingstransacties en procedures voor het plaatsen van opdrachten georganiseerd voor de verschillende financiële en operationele actoren van het Centrum, – er werden duidelijkere en meer gestructureerde instructies en procedures ingesteld voor de analyse en de preventie van overdrachten, – de inschrijvingprocedure voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijks werkprogramma/de jaarlijkse begroting wordt zo veel mogelijk op voorhand voorbereid, zodat deze procedures in de regel tijdens het eerste semester van het jaar plaatsvinden,
150
– er werd een AD-personeelslid aangeworven om de capaciteit van het Centrum om zijn activiteiten te plannen en te monitoren, te vergroten; verzoekt de Rekenkamer desalniettemin om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de doeltreffendheid van deze maatregelen; Boekhoudsysteem 8.
neemt er via de definitieve jaarrekening kennis van dat het Centrum een nieuwe ontvangstenstructuur heeft toegepast die werd gecreëerd in ABAC om de invorderingsopdrachten eenvoudiger en beter te kunnen beheren;
9.
merkt eveneens op dat het Centrum zijn beheersysteem op basis van activiteiten heeft herzien en een op kosten gebaseerd boekhoudsysteem heeft uitgewerkt; erkent in het bijzonder dat de relevante ABAC- en SAP CO-toepassingen dienovereenkomstig zijn geconfigureerd en dat de productiefase in het eerste kwartaal van 2011 van start zou moeten zijn gegaan; verzoekt het Centrum om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de vooruitgang in dit verband;
Overheidsopdrachten 10.
neemt er via de definitieve jaarrekening van het Centrum kennis van dat een resterend aantal betalingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van kleine contracten voor externe technische studies/onderzoeken niet werd uitgevoerd vanwege de laattijdige afronding van de desbetreffende activiteiten voor het plaatsen van opdrachten/het afsluiten van contracten, in overeenkomst met de voortgang van de betrokken projecten uit het werkprogramma van het Centrum;
Prestaties 11.
verzoekt het Centrum om terdege rekening te houden met het niveau van verslaglegging bij het plannen van zijn activiteiten; dringt er in het bijzonder op aan dat het Centrum ervoor zorgt dat het jaarlijks activiteitenverslag het jaarlijks werkprogramma effectief weerspiegelt en dat de planning van de middelen voor activiteiten (activiteitgestuurde begroting - ABB) in overeenstemming wordt gebracht met de organisatiestructuur van het Centrum om het mogelijk te maken om de begrotingsuitvoering te monitoren;
12.
is ingenomen met de verspreiding van informatie via internet als effectief en kostenefficiënt onderdeel van de globale communicatiestrategie en voorlichtingsactiviteiten van het Centrum; roept het Centrum bovendien op verbeteringen voor te stellen om, met de steun van REITOX, het meertalig beleid van het Centrum aan te houden;
13.
neemt kennis van het feit dat de economische problemen in de Europese Unie moeten worden overwonnen en roept daarom op tot een hernieuwde flexibiliteit, innovatieve organisatorische maatregelen en een betere coördinatie tussen de instellingen en agentschappen van de Unie en nationale autoriteiten;
14.
is ingenomen met de verbeterde samenwerking tussen het Centrum en het "European School Survey Project on Alcohol and other Drugs" (ESPAD); is van mening dat monitoring van alcohol-, tabaks- en andere verslavingen die niet samenhangen met
151
verslavende stoffen prioritair dient te worden opgenomen in de volgende strategie voor drugsbestrijding van de Unie; Risico-evaluatie 15.
neemt er via het jaarlijks activiteitenverslag kennis van dat het Centrum een alomvattende methodiek heeft goedgekeurd voor het uitvoeren van risico-identificaties en -evaluaties als instrument om het risicobeheer in het Centrum te verbeteren; verzoekt de Rekenkamer desalniettemin om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de doeltreffendheid van de maatregelen die door het Centrum getroffen worden; verzoekt tevens de IAS om terdege te controleren of het centrale risicoregister effectief werd ingesteld, in overeenstemming met de aanbevelingen en vereisten van de IAS zoals bepaald in de interne controlenormen van het Centrum;
Interne audit 16.
erkent dat de IAS in 2010 een audit heeft uitgevoerd betreffende het beheer van output voor externe communicatie om de betrouwbaarheid van de interne controles van de output voor externe communicatie te beoordelen en te verzekeren; merkt in het bijzonder op dat er in de loop der jaren verschillende strategiedocumenten inzake communicatie zijn opgesteld, maar dat zij niet gekoppeld werden aan het jaarlijks werkprogramma voor 2010, noch aan het meerjarenwerkprogramma 2010-2012, en dat er geen periodieke actualisering van de doelgroepen gepland was tijdens de levenscyclus van de planningdocumenten, hoewel dat vereist is krachtens de communicatiestrategie van het Centrum;
17.
verzoekt het Centrum in dat verband om zijn toekomstige communicatiestrategie te koppelen aan zijn jaarlijkse of meerjarenplanningdocumenten en om de behoeften van de doelgroepen regelmatig opnieuw te bekijken;
18.
erkent dat het Centrum nog steeds vijf "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IASaudits inzake "subsidiebeheer" (uitgevoerd in 2009) en "paraatheid voor de verplaatsing" (2008) moet toepassen; is bezorgd dat de tenuitvoerlegging van drie "zeer belangrijke" aanbevelingen uitgesteld is tot na de datum die in het aanvankelijke actieplan van het Centrum was vastgelegd; merkt eveneens op dat het Centrum voor een andere aanbeveling heeft verklaard dat zij is toegepast vanaf eind 2010 en dat er in dat verband een follow-up van de IAS moet worden uitgevoerd om de effectieve tenuitvoerlegging ervan te bevestigen; dringt er daarom bij het Centrum op aan om onmiddellijke stappen te ondernemen om de situatie recht te zetten en om de kwijtingsautoriteiten in kennis te stellen van de getroffen maatregelen;
19.
merkt eveneens op dat een aanbeveling ten aanzien van de naleving van de subsidieovereenkomst door het Centrum is verworpen; dringt er daarom bij het Centrum op aan om zijn beslissing toe te lichten aan de kwijtingsautoriteit; o o
20.
o
vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, zoals bepaald in de bijlage bij deze resolutie;
152
21.
1
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
153
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving
Prestaties
Financieel en begrotingsbeheer
Personeelszaken
Interne audit
2006 - de begrotingsbeginselen van jaarperiodiciteit en specialiteit werden niet strikt in acht genomen: groot aantal overschrijvingen van kredieten tussen begrotingsonderdelen en in veel gevallen waren de begeleidende documenten onvoldoende gedetailleerd
- de voorschriften voor overheidsopdrachten werden niet strikt nageleefd
n.v.t.
n.v.t.
2007
2008
- verzoekt het Centrum om SMART-doelstellingen en RACER-indicatoren vast te leggen en een Ganntdiagram op te stellen –> een resultaatgerichte benadering bevorderen
n.v.t.
- het Centrum heeft een meningsverschil met Noorwegen over de berekening van de Noorse financiële bijdrage voor zijn deelname aan de werkzaamheden van het Centrum. Het Centrum dient dit meningsverschil zo snel mogelijk op te lossen, aangezien het gevolgen heeft voor de begroting en de financiële staten van het Centrum (de raming van het Centrum ligt 80 000 EUR hoger dan die van de Noorse autoriteiten)
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t. - verzoekt het Centrum om 26 van de 41 aanbevelingen die door de dienst Interne Audit werden gedaan in 2006 na te leven: i.e. kwaliteitscontrole van de nieuwe locatie, voorzorgsmaatregelen om schade door overstromingen te voorkomen, een bedrijfscontinuïteitsplan en investeringen in uitrusting; de tenuitvoerlegging van de internecontrolenormen (bevordering van personeel, beoordeling van personeel, risicobeheer)
n.v.t.
154
2009
- verzoekt het Centrum om in de programmering van elk van zijn operationele activiteiten een Gannt-diagram op te nemen
- verzoekt het Centrum om in de nodige instructies en procedures te voorzien om mogelijke overdrachten te analyseren en om de programmering en monitoring van activiteiten te verbeteren om overdrachten te beperken, - de Rekenkamer stelde vast dat er 339 000 EUR aan kredieten werd overgedragen in 2009 voor titel II, administratieve uitgaven (26%) - verzoekt het Centrum om een consequente tenuitvoerlegging van de goedgekeurde beoordelingsprocedure voor het personeel te verzekeren - verzoekt het Centrum om de kwijtingsautoriteit te informeren over de voortgang die wordt geboekt op het gebied van risicobeheer en jaarlijkse risicoanalyses; - dringt er bij het Centrum op aan om deze negen zeer belangrijke aanbevelingen onverwijld uit te voeren en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de geboekte vooruitgang
P7_TA-PROV(2012)0177 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor maritieme veiligheid 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid3, en met name artikel 19, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0137/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1
2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 52. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
155
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
156
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid3, en met name artikel 19, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0137/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1
2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 52. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
157
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid3, en met name artikel 19, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0137/2012), A.
overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ("het Agentschap") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B.
overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Agentschap op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 52. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
158
voor het begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit onder andere:
C.
–
het Agentschap heeft verzocht om bij de planning van al zijn operationele activiteiten gebruik te maken van een Gannt-diagram, om snel te kunnen natrekken hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en om te komen tot een meer resultaatgerichte benadering; roept het Agentschap derhalve op om de kwijtingsautoriteit te informeren over de maatregelen die het in dat kader heeft genomen,
–
er bij het Agentschap op heeft aangedrongen de procedures voor het plaatsen van opdrachten correct toe te passen maar het feit heeft toegejuicht dat het Agentschap in zijn jaarverslag voor 2009 een specifieke bijlage had opgenomen over de onderhandelde procedures, met de bedoeling om de begrotingsautoriteit in kennis te stellen;
overwegende dat de aanvankelijke begroting van het Agentschap voor 2010 54 400 000 EUR bedroeg, tegenover 53 300 000 EUR in 2009, een stijging met 6,1%; overwegende dat de bijdrage van de Europese Unie aan de begroting van het Agentschap voor 2010 31 949 360 EUR bedroeg, tegenover 24 435 000 EUR voor 20092, een toename van 30,75%;
Financieel en begrotingsbeheer 1.
neemt kennis van de informatie van het Agentschap dat het 54 400 000 EUR aan vastleggingskredieten en 50 600 000 EUR aan betalingskredieten heeft ontvangen; neemt kennis van het feit dat dit een toename van de vastleggingskredieten is met 11,21%, maar een daling van de betalingskredieten met 5,33% ten opzichte van 2009;
2.
neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Agentschap dat het Agentschap in 2010 een begrotingsuitvoeringspercentage van 98% heeft bereikt voor vastleggingskredieten en van 89% voor betalingskredieten; merkt eveneens op dat de begrotingsuitvoeringspercentages van het Agentschap ten opzichte van 2009 gestegen zijn, zowel voor vastleggingskredieten (+ 4%) als voor betalingskredieten (+ 8%); verzoekt het Agentschap om de nodige maatregelen te treffen om de tenuitvoerlegging van zijn begroting verder te verbeteren en om de kwijtingsautoriteit met regelmaat op de hoogte te houden van deze kwestie;
Overdrachten 3.
1 2
neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Agentschap dat de kredieten die zijn overgedragen van 2010 naar 2011 ter dekking van onbetaalde vastleggingen aan het einde van het jaar, 1 214 272,92 EUR bedroegen; neemt kennis van de informatie van het Agentschap dat dit overdrachtscijfer 43% lager ligt dan dat in 2009; verzoekt het Agentschap desalniettemin om verdere stappen te ondernemen om de overdrachten te beperken en het beginsel van jaarperiodiciteit in acht te nemen;
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 181. PB L 64 van 12.3.2010, blz. 615.
159
4.
betreurt dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 geen gewag maakte van de overgedragen en geannuleerde kredieten van het Agentschap;
"A posteriori"-verplichtingen 5.
merkt op dat het Agentschap op verzoek van het Parlement specifieke informatie over a posteriori-verplichtingen (juridische verplichtingen die zijn aangegaan vóór de desbetreffende begrotingsvastleggingen zijn gedaan) opgenomen heeft in zijn jaarverslag 2010; neemt kennis van de inspanningen van het Agentschap om de a posterioriverplichtingen te beperken (van meer dan 20 in 2007 tot 5 in 2010); is evenwel bezorgd dat deze verplichtingen een inbreuk vormen op artikel 62, lid 1, van de financiële kaderregeling en dat het Agentschap in deze al tekortschiet sinds 2006;
Procedures voor het plaatsen van opdrachten 6.
neemt kennis van de informatie in het jaarverslag van het Agentschap dat de eenheid juridische en financiële aangelegenheden in 2010 in totaal 54 procedures voor het plaatsen van opdrachten heeft behandeld;
7.
dringt er bij het Agentschap op aan om de procedures voor het plaatsen van opdrachten correct toe te passen en te zorgen voor adequate informatie over geplande overheidsopdrachten in zijn jaarlijks werkprogramma; is in het bijzonder van mening dat het feit dat niet alle informatie waarnaar verwezen wordt in het financieel reglement en de uitvoeringsbepalingen ervan, expliciet openbaar gemaakt wordt in het werkprogramma, tot bezorgdheid strekt; herinnert het Agentschap eraan dat als een financieringsbeslissing over een geplande operationele aanbesteding niet voldoende onderbouwd is door ondersteunende gegevens, dit de geldigheid van de beslissing van het Agentschap op de helling kan zetten; neemt kennis van de informatie van het Agentschap er sinds 2011 een specifieke bijlage wordt gevoegd bij het financiële werkprogramma, waarin wordt aangegeven welk globaal bedrag is voorbehouden voor de plaatsing van opdrachten in de loop van het jaar, hoeveel contracten naar schatting afgesloten zullen worden en wat de indicatieve tijdspaden zijn, gegroepeerd per activiteit;
8.
verzoekt het Agentschap om te zorgen voor een nauwkeurige en tijdige verslaglegging aan de raad van bestuur over de onderhandelde procedures; merkt namelijk op dat over de onderhandelde procedures van het Agentschap, waarop een beroep mag worden gedaan onder strikte voorwaarden, niet noodzakelijk verslag wordt uitgebracht bij de raad van bestuur;
Personeelszaken 9.
is bezorgd door het feit dat de onafhankelijkheid van de rekenplichtige van het Agentschap naar verluidt in 2010 op de helling zou komen te staan; merkt inderdaad op dat: –
de aanstelling van de rekenplichtige van het Agentschap begin 2010 nog een "tussentijdse" aanstelling was;
–
zijn verantwoordelijkheden nog niet formeel waren vastgelegd en
160
–
de beoordeling van de uitoefening van zijn taken werd uitgevoerd door de directeur van het Agentschap, zonder dat de raad van bestuur daarbij betrokken werd;
10.
is ingenomen met de beslissing van de raad van bestuur van het Agentschap van 14 juni 2010 om de aanstelling van de rekenplichtige van het Agentschap te formaliseren; neemt kennis van de beslissing van de raad van bestuur van het Agentschap van 10 november 2011 tot wijziging van de algemene bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 43 van het Statuut, waarin de rol van de raad van bestuur ten aanzien van de rekenplichtige wordt toegelicht;
11.
onderstreept echter dat er nog steeds zwakke punten bestaan ten aanzien van de rekenplichtige, in het bijzonder op het vlak van de definitie van de verantwoordelijkheden en de evaluatie van de uitoefening van zijn taken; wijst erop dat het Agentschap actie heeft ondernomen om de eerder vastgestelde situatie recht te zetten;
Prestaties 12.
is ingenomen met het feit dat het Agentschap in maart 2010 zijn meerjarenwerkprogramma voor vijf jaar heeft goedgekeurd; merkt tevens op dat in het jaarverslag van het Agentschap voor 2010 voor elke operationele activiteit verslag wordt uitgebracht over de input en het resultaat van de activiteit en dat elk punt, ter vergelijking, ook informatie bevat over de geplande input en output, zoals bepaald in het werkprogramma van het Agentschap voor 2010;
13.
betreurt dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag voor 2010 niet heeft verwezen naar de begrotingsoverschrijvingen van het Agentschap; merkt op dat het grote aantal begrotingsoverschrijvingen bij het Agentschap het Parlement de afgelopen jaren tot bezorgdheid strekte (49 in 2009, 52 in 2008 en 32 in 2007); verzoekt de Rekenkamer daarom om de kwijtingsautoriteit onverwijld in kennis te stellen van de situatie op het gebied van overschrijvingen in 2010;
14.
herhaalt zijn oproep aan het Agentschap om te overwegen bij de planning van al zijn operationele activiteiten gebruik te maken van een Gannt-diagram, om snel te kunnen nagaan hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en zo tot een meer resultaatgerichte benadering te komen; verzoekt het Agentschap daarom om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de concrete stappen die zijn ondernomen;
15.
vestigt de aandacht op de nieuwe taken die aan het Agentschap worden toegewezen in het voorstel voor een verordening tot wijziging van de oprichtingsverordening (Verordening (EG) nr. 1406/2002); verzoekt de Commissie de aan het Agentschap toegewezen middelen op te trekken en verzoekt het Agentschap deze middelen behoorlijk en efficiënt te beheren, om de nieuwe verantwoordelijkheden die het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 worden toegewezen, naar behoren uit te oefenen;
Interne audit 16.
merkt op dat het Agentschap 15 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de dienst Interne Audit nog moet toepassen; is bezorgd door het feit dat de tenuitvoerlegging van 8 van deze aanbevelingen met 6 tot 12 maanden is uitgesteld en dat één aanbeveling is verworpen; merkt op dat de eerste 11 "zeer belangrijke" aanbevelingen betrekking hebben op het juridische en financiële besluitvormingsproces, het personeelsbeheer en de
161
internecontrolenormen; merkt tevens op dat de verworpen aanbeveling betrekking heeft op de verantwoordelijkheid voor de prestatie-evaluatie van de rekenplichtige; dringt er daarom bij het Agentschap op aan om de redenen voor deze verwerping te verklaren aan de kwijtingsautoriteit en verzoekt het Agentschap om actie te ondernemen ten aanzien van de vertraagde aanbevelingen; 17.
neemt kennis van het initiatief van het Agentschap om een interneauditfunctie (Internal Audit Capability-IAC) te delen met het Communautair Bureau voor visserijcontrole;
18.
merkt in het bijzonder op dat de IAC interne adviesdiensten heeft verstrekt ten aanzien van internecontrolekwesties, zoals: –
de ontwikkeling van het bedrijfscontinuïteitsplan voor maritieme toepassingen;
–
de ontwikkeling van het bedrijfscontinuïteitsplan voor ondersteunende activiteiten;
–
de procedure voor de inschrijving van uitzonderingen;
neemt kennis van de verklaring van het Agentschap dat het bedrijfscontinuïteitsplan voor maritieme toepassingen, het bedrijfscontinuïteitsplan voor ondersteunende activiteiten en de procedure voor de inschrijving van uitzonderingen zijn goedgekeurd; o o
o
19.
vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals toegelicht in de bijlage bij deze resolutie;
20.
maakt het Agentschap attent op het verslag over "de kwijting 2009: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen" van het Parlement van 10 mei 2011 en verzoekt het agentschap zich daaraan te houden;
21.
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
162
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
Prestaties
Financieel en begrotingsbeheer
Personeelszaken
2006
n.v.t.
De procedures voor het vastleggen van de begroting en het organigram waren niet grondig genoeg –> ontoereikende planning van aanwerving van personeel en onjuiste voorstelling van begroting - het begrotingsbeginsel van nauwkeurigheid werd niet strikt in acht genomen. - sommige contracten voorzagen in 100% prefinanciering: deze praktijk is niet in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer
n.v.t.
2007
2008 - het agentschap heeft geen meerjarenwerkprogramma voorbereid en zijn jaarlijks werkprogramma stemde niet overeen met zijn vastleggingsbegroting; - verzoekt het Agentschap om SMART-doelstellingen en RACER-indicatoren vast te leggen en een Gannt-diagram op te stellen –> een resultaatgerichte benadering bevorderen - verzoekt het agentschap om een diachronische analyse van de tijdens dit en vorig jaar uitgevoerde werkzaamheden uit te werken
- onjuiste voorstelling van de begroting
- onjuiste voorstelling van de begroting: voor gesplitste kredieten bevatte de begroting geen schema van de betalingen die in de volgende begrotingsjaren moesten worden uitgevoerd om te voldoen aan de begrotingsverbintenissen die in vorige begrotingsjaren waren aangegaan
- zwakke punten in de planning en monitoring van de betalingskredieten voor operationele activiteiten (7,5 miljoen euro werd geannuleerd)
- juridische verbintenissen werden aangegaan vóór de desbetreffende begrotingsvastlegging
- verzoekt het Agentschap om meer inspanningen te leveren op het vlak van opleiding en communicatie om situaties waarin juridische verbintenissen worden aangegaan nog voordat de desbetreffende begrotingsvastleggingen zijn gedaan, te vermijden
- de procedures voor het opstellen van de begroting waren niet voldoende rigoureus –> groot aantal begrotingsoverschrijvingen (32 in 2007)
- verzoekt de Commissie om op zoek te gaan naar manieren om te verzekeren dat het beginsel van een op behoeften gebaseerd beheer van liquide middelen wordt toegepast
- problemen rond transparantie in de wervingsprocedures: voor de gecontroleerde wervingsprocedures werden de selectiecriteria en drempelscores die moeten worden behaald om tot de volgende ronde van vergelijkende onderzoeken te worden toegelaten, niet vastgesteld voordat het evaluatieproces van start ging
- verzoekt om de strategie voor personeelszaken te verbeteren –> transparantieproblemen (zie interne audit)
163
2009 - verzoekt het Agentschap om te overwegen om in de programmering van elk van zijn operationele activiteiten een Gannt-diagram op te nemen - verzoekt het Agentschap om een vergelijking op te stellen van de activiteiten die het heeft uitgevoerd tijdens het jaar waarvoor de kwijting moet worden verleend en tijdens het vorige begrotingsjaar
- de Rekenkamer stelde een groot aantal begrotingsoverschrijvingen vast in 2009, dringt er bij het Agentschap op aan om zijn planning en monitoring te verbeteren om het aantal begrotingsoverschrijvingen te verminderen -dringt er bij het Agentschap op aan om de procedures voor het plaatsen van opdrachten correct toe te passen
- stelt tekortkomingen vast in de procedures voor personeelsselectie, dringt er bij het Agentschap op aan om de zwakke punten weg te werken
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
Interne audit
2006
n.v.t.
2007
n.v.t.
.
164
2008
2009
- verzoekt het Agentschap om stappen te ondernemen om aan 7 van de 32 aanbevelingen van de dienst Interne Audit te voldoen –> i.e. de aanneming van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut ten aanzien van de aanwerving van tijdelijk personeel in overeenstemming met het Statuut; de controlemechanismen in de selectieprocedure om meer transparantie en een gelijke behandeling van de kandidaten te garanderen; de ontwikkeling van een strategie voor loopbaanplanning
- roept het Agentschap op de "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IAS met spoed uit te voeren, in het bijzonder: - de bij het Agentschap betrokken partijen, met het oog op strategische planning en toezicht, te voorzien van een overzicht van de risico's van verontreiniging door restolie; - zich te houden aan administratieve procedures; - mogelijke opties voor het beheer van apparatuur en een evaluatie van de financiële en operationele effecten daarvan te analyseren; - mobilisatiebeslissingen van vaartuigen te documenteren; - merkt op dat de aanbevelingen van de IAS die nog steeds door het Agentschap dienen te worden uitgevoerd onder andere betrekking hebben op het vaststellen van: - een interne risicobeoordeling; - een inventaris van bestaande interne procedures; - een stappenplan voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de overige procedures; - een register van de uitzonderingenprocedures; & - een herziening van het internecontrolesysteem
P7_TA-PROV(2012)0178 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad vanvan.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging3, inzonderheid artikel 17, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0136/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1
2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 15. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
165
3. verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerken informatiebeveiliging, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
166
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging3, inzonderheid artikel 17, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4 inzonderheid artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0136/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 15. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
167
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging3, inzonderheid artikel 17, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0136/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging ("het Agentschap") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Agentschap op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 15. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
168
begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit onder andere: –
zijn bezorgdheid heeft geuit over het feit dat de naar het volgende jaar overgedragen kredieten volgens de Rekenkamer goed waren voor 19% van de totale begroting van het Agentschap,
–
het Agentschap heeft gevraagd een volledige fysieke inventaris te maken en de juistheid van de boekhouding te garanderen,
–
het Agentschap heeft gevraagd: –
de transparantie te verbeteren met betrekking tot ramingen en met betrekking tot de verantwoordelijke persoon,
–
zijn goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen te versterken op het niveau van het financieringsbesluit en het werkprogramma,
–
ervoor te zorgen dat uitzonderingen volledig openbaar worden gemaakt in zijn jaarlijkse activiteitenverslag,
–
te zorgen voor adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden,
–
controles achteraf te ontwikkelen en daarover verslag uit te brengen,
C. overwegende dat de totale begroting van het Agentschap voor 2010 8 113 188 EUR bedroeg, d.i. 0,05% minder dan zijn begroting voor 2009; overwegende dat voor 2010 de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Agentschap 7 288 200 EUR2 bedroeg, tegenover 7 800 000 EUR in 2009, Financieel en begrotingsbeheer 1.
herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap voor 2010 7 288 200 EUR bedroeg; merkt evenwel op dat hieraan 640 000 EUR, afkomstig van de terugvordering van overschotten, is toegevoegd, waardoor de totale bijdrage van de Unie voor 2010 kwam op 7 928 200 EUR;
2.
neemt kennis van de informatie in de jaarrekening dat de aanvankelijke begroting van het Agentschap 2010 7 928 200 EUR bedroeg; merkt evenwel op dat de raad van bestuur de begroting heeft gewijzigd om er de bijdrage in op te nemen van 184 988 EUR van de EVA-landen;
3.
stelt op basis van de jaarrekening vast dat 99,95% van de kredieten is vastgelegd, tegenover 94,40% in 2009, en dat 76,46% van de totale beheerde kredieten is betaald, tegenover 75,67% in 2009;
Kredietoverdrachten 1
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 186.
2
PB L 64 van 12.3.2010, blz. 759.
169
4.
constateert op basis van de jaarrekening van het Agentschap dat 1 987 011 EUR van de vastleggingskredieten waarvoor eind 2010 verplichtingen waren aangegaan, maar die nog niet waren betaald, overgedragen is naar 2011; constateert ook dat in 2010 89 185 EUR van de overgedragen kredieten is geannuleerd;
5.
is bezorgd door het feit dat de Rekenkamer opnieuw heeft gemeld dat 52% van de operationele begroting van het Agentschap is overgedragen (titel III); is bezorgd doordat deze situatie wijst op vertragingen bij de uitvoering van de activiteiten van het Agentschap die worden gefinancierd uit titel III en in strijd is met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit; vraagt het Agentschap nogmaals om de kwijtingsautoriteit mee te delen welke maatregelen het neemt om deze tekortkoming te remediëren;
Aanbestedingsprocedures 6.
erkent dat het Agentschap in 2011 controles achteraf heeft uitgevoerd om de interne controles bij aanbestedingsprocedures te verbeteren; vraagt het Agentschap niettemin om ook doeltreffende verificaties vooraf in te stellen teneinde tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures te voorkomen; verzoekt de Rekenkamer om de doeltreffendheid van de maatregelen in kwestie te controleren;
7.
is er door het Agentschap van in kennis gesteld dat het Agentschap de transparantie heeft verbeterd met betrekking tot ramingen en met betrekking tot de vraag wie voor projecten verantwoordelijk is, dat het zijn goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen heeft versterkt op het niveau van het financieringsbesluit en het werkprogramma, dat het ervoor heeft gezorgd dat uitzonderingen volledig openbaar worden gemaakt in zijn jaarlijkse activiteitenverslag en dat het heeft gezorgd voor adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden; verzoekt de Rekenkamer niettemin om de kwijtingsautoriteit zekerheid te verschaffen over de doeltreffendheid van deze maatregelen;
8.
neemt kennis van de informatie in het jaarverslag van het Agentschap dat de in 2010 ingeleide aanbestedingsprocedures tot de volgende resultaten hebben geleid: –
gegunde contracten: 52, waaronder 20 contracten voor dienstverlening en 9 raamcontracten voor dienstverlening,
–
geplaatste aankooporders: 233, waarvan 79 in het kader van een bestaand raamcontract voor dienstverlening,
–
ingeleide aanbestedingsprocedures: 36, waaronder 13 open procedures;
Terugbetaling door de belastinginstanties van de gastlidstaat 9.
merkt opnieuw teleurgesteld op dat er sinds vorig jaar geen vooruitgang is geboekt met de terugbetaling van 45 000 EUR, d.i. het bedrag van de btw die het Agentschap aan de belastinginstanties van de gastlidstaat heeft vooruitbetaald; vraagt het Agentschap derhalve de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen zodra de gastlidstaat dit bedrag terugbetaalt;
Personele middelen 10. is bezorgd door het feit dat er nog steeds tekortkomingen zijn in de procedures voor de personeelsselectie, waardoor de transparantie van deze procedures in gevaar komt; stelt namelijk vast dat de drempelvoorwaarden waaraan kandidaten moesten voldoen om te
170
worden uitgenodigd voor een gesprek of om te worden opgenomen op de reservelijst, volgens de Rekenkamer niet vooraf door de jury's waren vastgesteld; vraagt het Agentschap derhalve deze situatie te corrigeren en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de maatregelen die worden genomen; merkt ook op dat de maatregelen die het Agentschap tot op heden in dit verband heeft genomen, ontoereikend zijn gebleken; is van mening dat de kwijtingsautoriteit een herhaling van deze tekortkoming niet langer mag aanvaarden; 11. neemt kennis van de informatie in de jaarrekening van het Agentschap dat zijn personeel eind 2010 bestond uit 40 tijdelijke functionarissen (TF) en 11 arbeidscontractanten (AC); merkt ook op dat er eind 2010 4 TF- en 2 AC-vacatures waren, dat de indienstnemingsprocedures voor 3 TF-vacatures in het vierde kwartaal van 2010 waren afgerond en dat de indienstnemingsprocedures voor AC-vacatures begin 2011 werden ingeleid; 12. neemt voorts kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenrapport dat de personeelsafdeling van het Agentschap voor 2010 de volgende prioriteiten had: –
periodieke personeelsplanning (personeelsbeleidsplan),
–
positieve meetbare retentiemaatregelen,
–
diensten via elektronische workflows;
verzoekt de Rekenkamer derhalve de kwijtingsautoriteit te bevestigen dat deze prioriteiten effectief ten uitvoer zijn gelegd; Internecontrolesystemen 13. erkent dat het Agentschap zijn interne procedures en controles voor alle financiële circuits uitvoert en consolideert, zoals bepaald in zijn werkprogramma voor 2010; Interne audit 14. erkent verder dat de dienst Interne Audit (IAS) voor het Agentschap een laagrisicobeoordeling heeft uitgevoerd om de auditprioriteiten en het IAS-auditplan voor 2010-2012 bij te werken; merkt met name op dat het Agentschap een verhoogd risico heeft in zijn planning, boekhouding, uitvoering van de begroting, IT-ontwikkeling en -management, bedrijfscontinuïteit, relaties met belanghebbenden, externe communicatie en effectenbeoordeling en -evaluatie; vraagt het Agentschap derhalve onverwijld de nodige maatregelen te treffen om de risico's op de bovenvermelde gebieden te verkleinen; 15. merkt op dat de IAS in 2010 een controle heeft uitgevoerd met als thema "planning: belanghebbenden en operationele doelstellingen", om een beoordeling te maken van en redelijke zekerheid te verschaffen over de geschiktheid en doeltreffendheid van het internecontrolesysteem met betrekking tot de inbreng en de behoeften van de belanghebbenden, en de doeltreffendheid van de toewijzing van de middelen met betrekking tot de prioriteiten bij de operationele activiteiten;
171
16. neemt kennis van de verklaring van het Agentschap dat de IAS 10 aanbevelingen heeft geformuleerd, waarvan er drie als "zeer belangrijk" en zeven als "belangrijk" zijn aangemerkt; merkt op dat de "zeer belangrijke" aanbevelingen betrekking hebben op: –
het in kaart brengen van de verwachtingen van de belanghebbenden,
–
het bij de projectplanning betrekken van de belanghebbenden,
–
het beter beheren van de relaties met de belanghebbenden via een geschikt IT-hulpmiddel;
17. vraagt het Agentschap derhalve: –
de belanghebbenden meer te betrekken bij de voorbereiding en de opstelling van het voorlopige werkprogramma van het Agentschap,
–
een meerjarenkader te ontwikkelen waarin de belangrijkste aandachtsvelden worden bepaald en de prioriteiten vastgesteld,
–
meer gebruik te maken van de feedback van de belanghebbenden;
verzoekt het Agentschap bovendien om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de maatregelen die in dit verband zijn genomen; 18. neemt er nota van dat de vier "zeer belangrijke" aanbevelingen naar aanleiding van de in 2009 verrichte controle inzake de aanbestedingsprocedures, volgens een verklaring van het Agentschap ten uitvoer zijn gelegd en thans worden getoetst door de IAS; o o
o
19. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals vermeld in de bijlage bij deze resolutie; 20. verwijst voor de andere, horizontale opmerkingen bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties, het financieel beheer en de controle van de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
172
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de voorgaande jaren Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging
2006
2007
n.v.t.
n.v.t.
Financieel en begrotingsbeheer
- De uitvoering van de begroting van het Agentschap voldeed niet helemaal aan de beginsels van jaarperiodiciteit en specialiteit: er was een concentratie van verrichtingen in het laatste kwartaal van het jaar
- Zwakke punten in de uitvoering van operationele activiteiten: 40% van de vastleggingen en ruim 50% van de betalingen betreffende operationele activiteiten vonden plaats in november en december - Zwakke punten in de aanbestedingsprocedure (de voorselectie van de offertes was niet met redenen omkleed, de evaluatiedocumenten waren niet ondertekend door het evaluatiecomité, dossiers waren ongestructureerd en onvolledig)
Interne controle en personeelszaken
- Ongedocumenteerde internecontroleprocedures: er moet worden gezorgd voor transparantie en een degelijk financieel beheer
Prestaties
Aanbestedingsprocedures
n.v.t.
n.v.t.
2008 - Verzoekt het Agentschap een diachrone analyse op te stellen van de in onderhavig jaar en de voorgaande jaren bereikte resultaten - De Europese Rekenkamer heeft tekortkomingen in de procedures vastgesteld: te lage inschatting van de budgetten van een raamcontract (voor een driejarig raamcontract voor dienstverlening werden de behoeften onderschat en het voor een heel jaar beschikbare budget voor deze uitgaven was binnen zes maanden opgebruikt) - Verzoekt de Commissie te onderzoeken welke mogelijkheden er bestaan voor de volledige toepassing van een op de behoeften gericht beheer van de kasmiddelen - Verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de kasvoorraden van het Agentschap duurzaam tot een minimum worden beperkt - Goede tenuitvoerlegging van alle acht de aanbevelingen van de dienst Interne Audit m.b.t. personeelsbeleid, verlenging van in 2008 aflopende contracten, onafhankelijkheid van selectiecomités, opleidingsvoorzieningen en transparantie van promotieprocedures
n.v.t.
n.v.t.
173
2009
n.v.t.
- Is bezorgd over het feit dat de naar het volgende jaar overgedragen kredieten volgens de Rekenkamer goed waren voor 19% van de begroting van het Agentschap
- Tekortkomingen in de procedures voor de personeelsselectie - Verzoekt het Agentschap controles achteraf te verrichten met bijstand van een professionele dienstverlener - Vraagt het Agentschap een volledige fysieke inventaris op te maken en de juistheid van de boekhouding te garanderen - Verzoekt het Agentschap zijn interne controles te versterken om ervoor te zorgen dat contracten en aanbestedingsprocedures correct worden toegepast - Vraagt het Agentschap: - de transparantie te verbeteren met betrekking tot ramingen en met betrekking tot wie verantwoordelijk is - zijn goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen te versterken in het kader van het financieringsbesluit en het werkprogramma - ervoor te zorgen dat uitzonderingen volledig openbaar worden gemaakt in zijn jaarlijkse activiteitenverslag - te zorgen voor adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden - controles achteraf te ontwikkelen en daarover verslag uit te brengen
P7_TA-PROV(2012)0179 Kwijting 2010: Europees Spoorwegbureau 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau3, en met name artikel 39, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0118/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau, 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 100. PB C 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
174
de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
175
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau3, en met name artikel 39, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0118/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 100. PB C 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
176
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau3, en met name artikel 39, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0118/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 20095 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere:
1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 100. PB C 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 191.
177
– het Bureau heeft verzocht om het probleem van de kredietoverdrachten van één begrotingsjaar naar het volgende op te lossen. De kredietoverschrijving van 41% van titel II is een flagrante inbreuk op het jaarperiodiciteitsbeginsel, – kennis heeft genomen dat de Rekenkamer de aandacht heeft gevestigd op annuleringen van en vertragingen bij aanbestedingen, terugkerende achterstand bij de uitvoering van betalingen en ingrijpende wijzigingen die in de loop van het jaar in het werkprogramma zijn aangebracht, – er bij het Bureau op heeft aangedrongen om een vaste wervingsprocedure op te zetten, die als leidraad kan worden gebruikt voor al het personeel dat bij nieuwe wervingen betrokken is; C. overwegende dat de totale begroting van het Bureau voor 2010 24 147 240 EUR bedroeg, een stijging van 14,9% ten opzichte van 2009; overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Europese Unie aan de begroting van het Bureau voor 2010 23 260 000 EUR bedroeg, tegenover 16 060 000 EUR voor 2009, wat een toename van 44,83% betekent; Budgettair en financieel beheer 1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Bureau voor 2010 23 260 000 EUR bedroeg; merkt evenwel op dat daaraan 214 000 EUR, afkomstig van de terugvordering van overschotten, is toegevoegd, waarmee de totale bijdrage van de Unie uitkomt op 23 474 000 EUR voor 2010; 2. verneemt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van het Bureau dat 99% van de kredieten werden vastgelegd en 77% gebruikt zijn voor betalingen; merkt met name op dat: – uit hoofde van titel I het totaal van vastgelegde kredieten 14 507 149 EUR bedroeg, waarvan 99% gebruikt is voor de uitvoering van betalingen, terwijl 77% van de naar 2010 overgedragen kredieten gebruikt is voor de uitvoering van betalingen, – uit hoofde van titel II bijna 100% van de kredieten is vastgelegd en 62% gebruikt is voor de uitvoering van betalingen, terwijl 92% van de naar 2010 overgedragen kredieten gebruikt is voor de uitvoering van betalingen, – uit hoofde van titel III bijna 100% van de kredieten is vastgelegd, waarvan 62% opgegaan is aan betalingen, terwijl 95% van de naar 2010 overgedragen kredieten gebruikt is voor de uitvoering van betalingen; waardeert het dat het Bureau informatie geeft over het gebruik van de van 2009 naar 2010 overgedragen kredieten; 3. is van mening dat het tegen de achtergrond van de financiële crisis van zeer groot belang is de besteding van begrotingsmiddelen te optimaliseren, en verzoekt de Commissie en het bureau de feitelijke behoefte aan middelen van het Bureau te analyseren en vast te stellen, zodat het bureau de hem toegewezen kan uitvoeren; Overschrijvingen 4. constateert uit de informatie van het verslag over het budgettaire en financiële beheer dat het Bureau in december 2009 besefte dat hoofdstuk 11 (personeelsuitgaven) niet juist was
178
voorzien voor de begroting van 2010, aangezien titel I met ongeveer 1 500 000 EUR ondergewaardeerd was; begrijpt van het Bureau dat deze situatie veroorzaakt is door: – een systematische rekenfout in de prognoses van de personeelskosten, aangezien de berekening van de prognoses gebaseerd was op het basissalarisrooster voor 2007, vandaar dat drie jaarlijkse indexeringen ontbraken, – de toename van het aantal arbeidscontractanten als gevolg van de besnoeiing op de door het Bureau gevraagde nieuwe vaste ambten; 5. neemt kennis van het besluit van het Bureau tot overschrijving van een bedrag van 500 000 EUR van titel II naar titel I en tot overschrijving van een bedrag van 500 000 EUR van titel III naar titel I; neemt kennis van de informatie van het Bureau dat het besluit is goedgekeurd door de raad van bestuur en de Commissie; 6. constateert bovendien dat het Bureau om de resterende kloof te overbruggen aanvullende maatregelen heeft genomen om de uitgaven uit hoofde van titel I te beperken; neemt kennis van de informatie van het Bureau dat deze maatregelen een extra besparing van minder dan 300 000 EUR mogelijk hebben gemaakt; neemt er kennis van dat dit bedrag teruggestort is aan titel II; 7. betreurt dat de fouten in budgettaire prognoses geleid hebben tot het annuleren of de vertraging van bepaalde investeringen; dringt er bij het Bureau op aan de kwijtingsautoriteit onverwijld mee te delen welke maatregelen zijn genomen om betere uitgavenramingen mogelijk te maken; 8. acht het zorgwekkend dat de Rekenkamer deze situatie niet gemeld heeft in haar verslag over de jaarrekening van het Bureau betreffende het begrotingsjaar 2010; roept de Rekenkamer op om dit verzuim aan de kwijtingsautoriteit uit te leggen; Overdracht van kredieten 9. constateert uit de informatie van de Rekenkamer dat de naar 2011 overgedragen kredieten 5 500 000 EUR bedroegen, waarvan 4 300 000 EUR (78%) betrekking heeft op goederen en diensten die in 2011 geleverd moesten worden; 10. wijst erop dat het Bureau in de begrotingsjaren 2008 en 2009 ook al aanzienlijke kredieten naar het begrotingsjaar 2010 heeft overgeschreven; is van mening dat zulke flagrante inbreuken op het jaarperiodiciteitsbeginsel in de toekomst niet meer geaccepteerd kunnen worden en dat, indien in de toekomst opnieuw sprake is van inbreuk op het jaarperiodiciteitsbeginsel, geen kwijting verleend moet worden; verzoekt het Bureau onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen; 11. is van mening dat het Bureau er niet in geslaagd is het probleem van de kredietoverdrachten van een begrotingsjaar naar het volgende op bevredigende wijze op te lossen; herinnert aan het belang van het jaarperiodiciteitsbeginsel; vraagt dat het Bureau de kwijtingsautoriteit op de hoogte brengt van de maatregelen die genomen zijn om de uitvoering van de jaarbegroting te verbeteren en de overdracht van kredieten te verminderen; 12. neemt er echter nota van dat het Bureau in zijn antwoord stelt momenteel de mogelijkheid te analyseren om raamovereenkomsten voor uitvoering van studies veel sneller na
179
vaststelling van de begroting te sluiten; neemt ook kennis van het feit dat het Bureau het op zich heeft genomen zijn begrotingsramingen voor 2011 en 2012 aan een herziening te onderwerpen teneinde deze beter af te stemmen op zijn werkelijke behoeften en zijn begrotingsmiddelen optimaal te benutten; 13. roept het Bureau op om de kwijtingsautoriteit ervan op de hoogte te stellen wanneer het aan de begroting van elk jaar te hechten verslag over de begrotingsoverschotten van de voorafgaande boekjaren gereed is; herinnert het Bureau eraan dat daarom reeds in de vorige kwijtingsprocedure is verzocht; Overheidsopdrachten 14. constateert dat het Bureau in het jaarlijkse werkprogramma ter vergemakkelijking van de jaarlijkse planning van aanbestedingen ABAC-contracten zal invoeren om het gedecentraliseerd contractbeheer te ondersteunen; 15. constateert naar aanleiding van het jaarverslag van het Bureau dat er in 2010 21 (via onderhandelingen toegepaste en geopende) aanbestedingsprocedures werden ingeleid en dat er in 2010 12 werden voltooid; Boekhoudsysteem 16. constateert naar aanleiding van het jaarverslag van het Bureau dat het Bureau zijn handleiding voor financiële procedures in overeenstemming met de modules van ABACWorkflow en ABAC-Assets heeft bijgewerkt; 17. is verheugd dat het Bureau per 1 september 2010 een centraal systeem voor de registratie van inkomende facturen in gebruik heeft genomen; benadrukt dat deze maatregel noodzakelijk is om de tijdige registratie van alle facturen en bijdragen te waarborgen teneinde vertragingen in de verwerking van betalingen te voorkomen; Personeelszaken 18. constateert uit de informatie van het verslag van het Bureau over het budgettaire en financiële beheer dat het Bureau op 31 december 2010 133 tijdelijke functionarissen (AT) en 9 arbeidscontractanten (AC) in dienst had; neemt er tevens kennis van dat er nog wervingsprocedures lopen om de in de personeelsformatie voor 2010 voorziene 139 tijdelijke functionarissen en later de voor 2011 voorziene 144 tijdelijke functionarissen te halen; 19. constateert uit het voornoemde verslag dat het Bureau in 2010 6 gedetacheerde nationale deskundigen telde; 20. constateert uit de informatie van het Bureau dat het een vaste handleiding over verschillende regels, instructies en richtsnoeren ten aanzien van personeelswerving heeft opgesteld; benadrukt dat het van belang is individuele wervingen zodanig te verwerken en te beheren dat het beginsel van gelijke behandeling van kandidaten niet in gevaar wordt gebracht;
180
Prestaties Jaarlijks werkprogramma en strategische planning 21. roept het Bureau op om duidelijkere informatie over het begrote totaalbedrag voor overheidsopdrachten en het indicatieve aantal en type opdrachten in zijn jaarlijkse werkprogramma op te nemen; stelt vast dat artikel 60, lid 3, van het Financieel Reglement van het Bureau dit verlangt wanneer het stelt: "het werkprogramma van het Bureau staat gelijk met een financieringsbesluit voor de activiteiten waarop het betrekking heeft, voor zover deze duidelijk zijn vastgesteld en in overeenstemming zijn met duidelijk vastgestelde raamcriteria"; 22. roept het Bureau bovendien op een meerjarenplan te ontwikkelen waarmee langetermijndoelstellingen in meerjarenactiviteiten en de desbetreffende essentiële prestatieindicatoren worden omgezet; onderstreept dat belanghebbenden daarmee beter zouden worden geïnformeerd over de doelstellingen/activiteiten, de strategische prioriteiten en de toewijzing van middelen; 23. verneemt uit het jaarverslag dat de bedrijfsplanning en begrotingsstructuur van het Bureau in 2010 is beoordeeld met de bedoeling om vanaf 2012 activiteitengeoriënteerde planning in te voeren; Twee plaatsen 24. is van mening dat er extra kosten ontstaan doordat het Bureau zijn werkzaamheden verricht op twee plaatsen (Lille en Valenciennes); merkt eveneens op dat deze constatering al in 2006 is gedaan en dat de Raad geen maatregelen heeft genomen om Besluit 2004/97/EG, Euratom van 13 december 20031 te wijzigen, dat het Bureau verplicht om een dubbele vestigingsplaats te hebben; Interne audit 25. constateert uit de informatie van het Bureau dat de dienst Interne audit (IAS) in 2010 een audit heeft uitgevoerd van de plannings- en budgetteringsprocessen om redelijke zekerheid te geven over het interne controlesysteem van het Bureau met betrekking tot zijn planningsen budgetteringsprocessen; merkt op dat de aanbevelingen van de IAS betrekking hebben op de strategische planning, de samenhang en nauwkeurigheid van de inkomsten en uitgaven in de ontwerpraming, en het jaarlijkse werkprogramma als financieringsbesluit en IT-strategie voor de middellange termijn; spoort het Bureau derhalve aan de nodige maatregelen uit te voeren om aan deze IAS-aanbevelingen tegemoet te komen;
1
Besluit 2004/79/EG, Euratom: in onderlinge overeenstemming genomen door de vertegenwoordigers van de lidstaten, op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders bijeen, van 13 december 2003 inzake de vestigingsplaatsen van bepaalde bureaus en organen van de Europese Unie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 15). Zie artikel 1, onder f), daarvan.
181
26. vraagt het Bureau de IAS-aanbevelingen betreffende de door de IAS in 2009 uitgevoerde audit van het personeelsbeheer uit te voeren; stelt vast dat bij de uitvoering van drie van deze aanbevelingen (op het gebied van personeelsbeheer met betrekking tot de jaarplanning, de naleving van regels en beginselen van transparantie bij de beoordeling van het personeel, en de openbaarmaking van een uitzondering op het statuut) een vertraging van 6 tot 12 maanden is opgetreden; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit te informeren over de vorderingen bij de uitvoering van deze IAS-aanbevelingen; 27. is verheugd over het initiatief van het Bureau met betrekking tot het instellen van een interne controlefunctie aan het eind van 2007, die ondersteuning en advies moet bieden aan de uitvoerend directeur en het bestuur op het gebied van interne controle, risicobeoordeling en interne audit; o o
o
28. wijst op zijn aanbevelingen in voorgaande kwijtingsverslagen, als uiteengezet in de bijlage bij deze resolutie; 29. maakt het Bureau attent op de resolutie van het Europese Parlement van 10 mei 2011 over "De kwijting 2009: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen"1; verzoekt het Bureau zich daaraan te houden; 30. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20122 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1 2
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 269. Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
182
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement in de afgelopen jaren Europees Spoorwegbureau
Prestaties
Overdracht van kredieten
2006 - Het Bureau verricht zijn werkzaamheden op twee plaatsen, waardoor er extra kosten ontstaan: het Bureau is er nog niet in geslaagd de kosten die voortvloeien uit zijn verplichte dubbele vestigingsplaats op enige wijze te compenseren
- Het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit werd niet strikt in acht genomen: het Bureau heeft 72% van zijn vastleggingskredieten uitgevoerd. Het percentage kredietoverdrachten bedroeg 37,5% voor administratieve uitgaven en 85% voor beleidsuitgaven
2007 - Aan het beginsel van goed financieel beheer werd niet strikt voldaan: de kasstroomvoorspelling van het Bureau werd niet correct voorbereid
- Het Bureau verricht zijn werkzaamheden op twee plaatsen, waardoor er extra kosten ontstaan (directe kosten: 450 000 EUR)
- Het Bureau ondervond problemen bij het programmeren en begroten van zijn activiteiten: meer dan 35% van de definitieve kredieten voor 2007 zijn gedurende het jaar niet besteed Verzoekt het Bureau om naar een hoger bestedingspercentage van de begroting te streven
2008
2009
- Verzoekt het Bureau om te zorgen voor een diachronische analyse van de gedurende dit jaar en in voorgaande jaren bereikte resultaten; - Verzoekt het Bureau om SMARTdoelstellingen en RACER-indicatoren vast te stellen, en om een Gannt-diagram te maken→ter bevordering van een resultaatgerichte aanpak; - Inefficiëntie voornamelijk als gevolg van een dubbele vestigingsplaats voor één bureau - Het Bureau verricht zijn werkzaamheden op twee plaatsen, waardoor er extra kosten ontstaan
- Door het gebruik van een dubbele vestigingsplaats ontstaan er extra kosten voor het Bureau - Verzoekt het Bureau om een vergelijkend overzicht op te stellen van de tijdens het onderhavige verslagjaar en het voorgaande begrotingsjaar bereikte resultaten
- Het Bureau ondervond problemen bij het programmeren en begroten van zijn activiteiten
- Het Bureau is er niet in geslaagd het probleem van de kredietoverdrachten van één begrotingsjaar naar het volgende op te lossen. De kredietoverschrijving van 41% van titel II is een flagrante inbreuk op het jaarperiodiciteitsbeginsel - Wenst dat er aan de begroting van elk jaar een verslag wordt gehecht over de begrotingsoverschotten van de voorafgaande boekjaren - Rekenkamer heeft de aandacht gevestigd op annuleringen van en vertragingen bij aanbestedingen, terugkerende achterstand bij de uitvoering van betalingen en ingrijpende wijzigingen die in de loop van het jaar in het werkprogramma zijn aangebracht
183
Europees Spoorwegbureau
Aanbestedingsprocedures
Personeelszaken
Interne audit
2006
2007
- Het Bureau dient aanbestedingen uit te schrijven voor die terreinen waarop thans contracten lopen waarvoor geen regelmatige procedures zijn gevolgd
- Transparantiekwesties op het niveau van de selectiecriteria en op het niveau van de gunningscriteria: gebruikmaking van de procedure van gunning via onderhandelingen was niet gerechtvaardigd - Roept wederom op tot het verbeteren van het beheer van de overheidsopdrachten
n.b.
- Het internecontrolesysteem vertoonde tekortkomingen: het Bureau heeft geen uitvoeringsvoorschriften voor haar financiële regeling vastgesteld
2008
- Transparantiekwesties op het niveau van de selectiecriteria en op het niveau van de gunningscriteria
n.b.
n.b.
- Het Bureau houdt zich niet strikt aan de voorwaarden van het Statuut
- Verzoekt het Bureau om maatregelen te nemen om 4 van de 36 aanbevelingen van de dienst Interne audit op te volgen → d.w.z. om bepaalde interne controlenormen in te voeren met betrekking tot bankhandtekeningen, scheiding van functies, gevoelige posten en handhaving van delegatiebevoegdheden
184
2009
n.b.
- Verzoekt het Bureau om de geplande toewijzing van personeel beter aan te geven in het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse activiteitenverslag - Is bezorgd over het feit dat met terugwerkende kracht niet voldaan werd aan de voorwaarden van het Statuut en de uitvoeringsbepalingen daarbij - Dringt er bij het Bureau op aan om een vaste wervingsprocedure op te zetten, die als leidraad kan worden gebruikt voor al het personeel dat bij nieuwe wervingen betrokken is - Constateert dat 6 van de 10 door de IAS gedane aanbevelingen ten aanzien van personeelsbeheer nog moeten worden uitgevoerd
P7_TA-PROV(2012)0180 Kwijting 2010: Europese Stichting voor opleiding 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien op artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid artikel 1852, – gezien Verordening (EG) nr. 1339/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (Herschikking), inzonderheid artikel 173, – gezien Verordening nr. 2343/2002 van de Commissie (EG, Euratom) van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van de Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0135/2012), 1. verleent de directeur van de Europese Stichting voor opleiding kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 145. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 354 van 31.12.2008, blz. 82. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
185
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
186
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien op artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid artikel 1852, – gezien Verordening (EG) nr. 1339/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (Herschikking), inzonderheid artikel 173, – gezien Verordening nr. 2343/2002 van de Commissie (EG, Euratom) van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling voor de organen, bedoeld in artikel 185 van de Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0135/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 145. PB L 248 van 16.09.02, blz. 1. PB L 354 van 31.12.2008, blz. 82. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
187
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid artikel 1852, – gezien Verordening (EG) nr. 1339/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (Herschikking), inzonderheid artikel 173, – gezien Verordening nr. 2343/2002 van de Commissie (EG, Euratom) van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling voor de organen, bedoeld in artikel 185 van de Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0135/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de directeur van de Europese Stichting voor opleiding op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de stichting voor het begrotingsjaar 20095 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere: 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 145. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 354 van 31.12.2008, blz. 82. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 196.
188
– de Stichting dringend heeft verzocht de begrotingsprocedures rigoureuzer vast te leggen, om het aantal begrotingsoverschrijvingen terug te dringen, – de Stichting heeft verzocht te voldoen aan haar verplichting om een overzicht op te nemen van de tijdschema's voor de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen uit hoofde van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren, – de Stichting heeft verzocht om overeenkomstig haar financieel reglement voor noodzakelijke overschrijvingen toestemming te vragen aan haar raad van bestuur; C. overwegende dat de totale begroting van de Stichting voor het jaar 2010 EUR 19 300 000 bedroeg, hetgeen in vergelijking met het bedrag van EUR 20 200 000 voor 2009 een daling van 4,46% inhoudt; D. overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting voor 2010 van de Stichting EUR 18 282 000 bedroeg, tegenover een bedrag van EUR 14 772 000 voor 20091; Budgettair en financieel beheer 1. merkt op dat de bijdrage van de Unie voor 2009 totaal EUR 19 872 000 bedroeg en dat dit bedrag bestond uit de aanvankelijke bijdrage van de Unie, te weten EUR 14 772 000 plus EUR 5 100 000 die afkomstig was uit de terugvordering van overschotten uit eerdere jaren; herinnert er bovendien aan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de Stichting voor 2010 EUR 18 282 000 bedroeg; merkt echter op dat het bedrag van EUR 1 178 000 dat afkomstig was uit de terugvordering van overschotten hieraan is toegevoegd waardoor de totale bijdrage van de Unie voor 2010 EUR 19 460 000 bedroeg2; 2. neemt kennis van het feit dat de jaarrekening van de Stichting vermeldt dat de bijdrage van de Unie voor 2010 in werkelijkheid EUR 19 196 840,29 bedroeg; erkent de verklaring van de Stichting dat de feitelijk door de Unie toegekende bijdrage in 2010 in totaal EUR 19 297 822 bedroeg, d.w.z. EUR 19 460 000 min een bedrag van EUR 162 178 dat de bijdrage van de Unie in natura vertegenwoordigt; neemt tevens kennis van de verklaring van de Stichting dat zij van het van de Unie ontvangen bedrag EUR 19 196 840,29 heeft uitgegeven en de resterende EUR 100 981,71 aan de Commissie heeft terugbetaald; 3. concludeert uit de jaarrekening van de Stichting dat haar begroting 2010 in november 2010 is geamendeerd om de onvoorziene daling van de ontvangsten van de Stichting deels te compenseren; 4. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat zij in 2010 een vastleggingspercentage kende van 99,9%, tegen 99,8% in 2009 en 98,5% in 2008 en een uitvoeringspercentage van de betalingen van 96,5%, tegen ongeveer 90% in 2009 en 2008; Overschrijvingen en overdrachten 5. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat zij het aantal begrotingsoverschrijvingen in 2010 heeft teruggebracht tot 15, tegen 33 in 2009, en dat zij slechts 12,8% van het voor
1 2
PB L 64 van 12.3.2010, blz. 926. PB L 64 van 12.3.2010, blz. 927.
189
2010 vastgelegde bedrag heeft overgedragen naar het volgende begrotingsjaar, tegen 17% in 2009 en 15% in 2008; Registratie van de uitzonderingen 6. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat in het register van uitzonderingen 2010 in totaal 10 uitzonderingen werden vastgelegd, tegen 12 in 2009; 7. merkt op dat geen daarvan een financieel risico van meer dan EUR 50 000 met zich meebracht; stelt in het bijzonder vast dat deze uitzonderingen totaal een financiële waarde van EUR 100 183 vertegenwoordigen, zijnde 0,53% van de totale begroting van de Stichting voor 2010; Openbare aanbestedingen 8. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat er sprake was van 8 directe overeenkomsten met externe opdrachtnemers, geen enkele daarvan bracht een financiële blootstelling van EUR 50 000 of hoger met zich mee; stelt vast dat de totale waarde van de directe overeenkomsten EUR 93 575 bedraagt, zijnde 0,50% van de totale begroting van de Stichting voor 2010; Personeelsbeleid 9.
concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat de Stichting per eind 2010 in haar personeelsformatie 4 vacatures kende tegen 10 aan het eind van 2009;
10. constateert tevens dat het aantal medewerkers van de Stichting op dit moment 128 bedraagt, 15 daarvan zijn in 2010 bij de Stichting in dienst getreden, terwijl 10 medewerkers in 2010 de Stichting verlieten; 11. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat het aantal beschikbare posten voor de uitvoering van het mandaat van de Stichting bestaat uit: – 96 tijdelijke posten, – 33 personeelsleden op contractbasis en lokale personeelsleden, en – 6 gedetacheerde nationale deskundigen; Prestaties 12. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat deze een herziene lijst van bedrijfsprestatie-indicatoren heeft opgesteld, gericht op het versterken van de relevantie en meetbaarheid van haar doelstellingen en om de prestaties van de Stichting op een geaggregeerd niveau af te zetten tegen haar kernactiviteiten en functioneren; 13. merkt daarnaast op dat de Stichting een "dashboard"-project heeft opgezet dat actuele kerngegevens moet leveren voor de dagelijkse bewaking van haar activiteiten, met name beheer en verslaglegging;
190
14. constateert bovendien dat in het begin van 2010 een op risico gebaseerde spreiding van betalingscircuits succesvol is geïmplementeerd, waarbij vereenvoudigde circuits zijn opgezet voor transacties met weinig risico; 15. is tevreden over het feit dat de Stichting het eerste jaar heeft voltooid van het Turijn-proces dat is gericht op een beknopte, gedocumenteerde en volledige analyse van de hervormingen van beroepsonderwijs en bijscholing in ieder land, inclusief het identificeren van belangrijke beleidstrends, uitdagingen, beperkingen en goede praktijken en mogelijkheden; Samenwerking met het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), 16. merkt op dat in november 2009 de samenwerkingsovereenkomst tussen de Stichting en Cedefop is verlengd voor de periode 2010-2013; neemt kennis van het feit dat de Stichting en Cedefop elk jaar in het kader van hun samenwerking een gezamenlijk werkprogramma opstellen dat bij het werkprogramma van beide agentschappen is gevoegd; is tevreden met de intentie van de Stichting om in toekomstige jaarlijkse activiteitenverslagen meer ruimte te geven aan verslaglegging over de uitvoering van dit gezamenlijke werkprogramma; Interne audit 17. is tevreden met het feit dat de Dienst interne audit (IAS) in 2010 de planning en bewaking heeft gecontroleerd; merkt in het bijzonder op dat de IAS acht aanbevelingen heeft gedaan, waarvan een als "zeer belangrijk" is aangemerkt en betrekking heeft op de noodzaak dat de Stichting de bruikbaarheid van haar jaarlijkse planningsaanpak helder definieert en beschrijft; 18. dringt er daarom bij de Stichting op aan dat zij zich richt op kostenefficiënte verslaglegging die relevant is voor de raad van bestuur van de Stichting en voor de belangrijkste betrokken partijen, zodat zij in staat zijn de prestaties van de Stichting te controleren; 19. verzoekt de Stichting verder om uitvoering te geven aan de overige aanbevelingen van de IAS uit eerdere controles; 20. concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag van de Stichting dat zij de 16 herziene normen voor effectief beheer, zoals beschreven in het kader van de internecontrolenormen, heeft overgenomen. o o
o
21. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen zoals vermeld in de bijlage bij deze resolutie; 22. verwijst voor andere horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen. 1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
191
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement in de laatste jaren
Europese Stichting voor opleiding
Prestaties
Budgettair en financieel beheer
2006
n.v.t.
-de Stichting heeft zich niet gehouden aan de regels voor de presentatie van de begroting: de Stichting heeft slechts de vastleggingskredieten voor 2006 gepubliceerd en hield geen rekening met de betalingskredieten,
2007
n.v.t.
2008
2009
-roept het Agentschap op om een historische analyse op te stellen met betrekking tot de activiteiten in dit en voorgaande jaren -wenst in het licht van de vergelijkbare thematische werkterreinen nauwe samenwerking en synergie tussen de Stichting en het Cedefop, en verzoekt regelmatig geïnformeerd te worden via het activiteitenverslag van beide directeuren. -problemen bij het leggen van een directe koppeling tussen de resultaten van de projecten van de Stichting en de activiteiten van de instelling;
-verzoekt de Stichting een vergelijking op te stellen van de verrichtingen gedaan tijdens het jaar waarvoor kwijting moet worden verleend en tijdens het voorgaande begrotingsjaar;
In de gewijzigde begroting is het bedrag van de bestemmingsontvangsten onjuist. Het had 1,2 miljoen EUR moeten zijn, in plaats van het vermelde bedrag van 3,4 miljoen EUR, waarin abusievelijk de uit het voorgaande jaar overgedragen bestemmingsontvangsten waren begrepen.
n.v.t.
192
-dringt er bij de Stichting op aan de begrotingsprocedures rigoureuzer vast te leggen, om het aanzienlijke aantal begrotingsoverschrijvingen te voorkomen; -verzoekt de Stichting toestemming te verkrijgen van haar raad van bestuur, wanneer overschrijvingen nodig zijn, zoals het financieel reglement van de Stichting verplicht; -herinnering om haar verplichtingen te vervullen betreffende het overleggen van een overzicht van de tijdschema's voor de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen uit hoofde van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren.
Europese Stichting voor opleiding
Personeelsbeleid
Interne audit
2006
n.v.t.
n.v.t.
2007
n.v.t.
n.v.t.
2008 -verzoeken (zie interne audit) aan de Stichting om zwakke plekken in de wervingsprocedures aan te pakken→ de beoordelingscomités voor aanwerving moeten voldoende informatie bieden over de gevolgde procedures waarbij onder meer de motivering en data van besluiten niet mogen ontbreken om de transparantie van deze procedures te waarborgen; -verzoekt het Agentschap om te voldoen aan Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000; -verzoekt de Stichting stappen te ondernemen om te voldoen aan 15 van de 27 aanbevelingen van de Dienst Interne audit → dat wil zeggen om onverwijld bepaalde internecontrolenormen in te voeren (met betrekking tot de documentatie van procedures, toezicht op financiële transacties en de continuïteit van de verrichtingen) en om gevolg te geven aan bepaalde aanbevelingen op het gebied van personeelsbeheer (met betrekking tot de jaarplanning en het uitbrengen van jaarlijkse activiteitenverslagen, het vastleggen van doelstellingen, en een tijdregistratiesysteem voor het personeel);
193
2009
n.v.t.
-neemt kennis van het feit dat 11 van de 15 aanbevelingen van de dienst Interne Controle in 2009 zijn gesloten;
P7_TA-PROV(2012)0181 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0117/2012), 1. verleent de directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 45. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 194
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
195
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0117/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 45. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 196
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0117/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening over het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 20095 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere: 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 45. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 201. 197
-
het Agentschap oproept om het gestegen annuleringspercentage terug te dringen en de kwijtingsautoriteit te informeren over de genomen maatregelen,
-
de rekenplichtige van het Agentschap oproept de methode te beschrijven die werd gebruikt voor het valideren van zijn boekhoudsysteem en het idee ondersteunt van het ontwikkelen van een samenwerking tussen de bestaande administratieve netwerken tussen de agentschappen om te komen tot gemeenschappelijke eisen en het ontwikkelen van een gezamenlijke methode voor het valideren van de boekhoudsystemen van de agentschappen,
-
benadrukt dat de overboeking van 3 500 000 EUR (47 % van de werkingskredieten van het Agentschap) met betrekking tot de operationele activiteiten de uitvoering van de activiteiten van het Agentschap vertraagt en zich niet verdraagt met het begrotingsprincipe van jaarperiodiciteit, wat gedeeltelijk is te wijten aan het jaaroverschrijdende karakter van de belangrijke projecten;
C. overwegende dat de totale begroting van het Agentschap voor 2010 15 500 000 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 3,3 % betekent ten opzichte van het begrotingsjaar 2009, overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Agentschap voor 2010 13 743 434 EUR bedroeg ten opzichte van 13 800 000 EUR in 20091, een afname van 0,41%; Budgettair en financieel beheer 1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap 13 743 434 EUR bedroeg voor 2010; merkt evenwel op dat hieraan 506 566 EUR, afkomstig van de terugvordering van overschotten, is toegevoegd, waardoor de totale bijdrage van de Unie voor 2010 op 14 250 000 EUR komt; 2. concludeert uit de jaarrekening dat de oorspronkelijke begroting voor 2010 van het Agentschap tweemaal is geamendeerd en dat er transfers hebben plaatsgevonden; roept het Agentschap op om de kwijtingsautoriteit informatie over de redenen voor deze wijzigingen te verstrekken; 3. concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap dat aan het eind van het jaar 96,1% van het voor 2010 beschikbare budget was toegewezen; Overdracht van kredieten 4. ziet in de loop der jaren een verbetering van de overdracht van kredieten van het Agentschap; stelt in het bijzonder dat het Agentschap van 2009 op 2010 zijn annuleringsmarge terugbracht van 19% tot 11%; roept het Agentschap niettemin op om de situatie verder te verbeteren door uitstel bij het uitvoeren van zijn activiteiten te vermijden; Personeelszaken 5. concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap dat per 31 december 2010 het totale aantal personeelsleden 66 bedroeg; merkt daarnaast op dat het personeelsbestand bestaat uit 44 tijdelijke functionarissen (TA), 21 1
PB L 64 van 12.03.2010, blz. 509. 198
contractfunctionarissen (CA) en 1 CA-post voor Netwerken en Coördinatie gefinancierd uit het IPAC2-programma; 6. roept het Agentschap op de kwijtingsautoriteit te informeren over de maatregelen die het Agentschap heeft genomen om onderstaande doelstellingen zoals vermeld in het Jaarwerkprogramma te verwezenlijken: –
opzetten en bewaken van selectieprocedures voor TA en CA,
–
effectief en tijdig beheren en administreren van de functie personeelszaken,
– werven van de noodzakelijke gekwalificeerde medewerkers voor het Agentschap voor uitvoering van de strategie en doelstellingen van het Agentschap ter uitvoering van de jaarlijkse beleidsplannen; Prestaties 7. concludeert uit het jaarlijkse activiteitenverslag dat het Agentschap gedetailleerde gegevens heeft opgesteld die een vergelijking met voorgaande jaren mogelijk maken om de kwijtingsautoriteit in staat te stellen de prestaties van het Agentschap beter te beoordelen; beschouwt dit als een werkwijze die ook door de andere agentschappen dient te worden gevolgd; 8. is verheugd over het initiatief van het Agentschap om uiterlijk in 2020 te komen met een "prognose" over de veiligheids- en gezondheidseffecten van technologische innovaties in "groene banen"; merkt op dat tijdens het Wereldcongres en een serie seminars een aanvang is gemaakt met het verbreiden van de resultaten van deze projecten naar de doelgroepen; stelt derhalve prijs op ontvangst van feedback van het Agentschap over deze initiatieven; Interne controle 9. is verheugd over het initiatief van het Agentschap om de kwijtingsautoriteit het jaarlijkse verslag over de interne controle van de dienst Interne Audit (IAS) automatisch te verstrekken; ziet dit als een bewijs van transparantie en een goede praktijk die zou moeten worden nagevolgd door alle overige agentschappen; gaat ervan uit dat controleverslagen van de IAS vaak van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van processen en maatregelen die de risico’s van een agentschap kunnen verminderen/tegengaan; 10. begrijpt van het Agentschap dat de dienst Interne Audit gevolg heeft gegeven aan de open aanbevelingen op grond van eerdere controles; verwelkomt met name dat de intern controleur met betrekking tot het gevolg geven aan eerdere aanbevelingen van de dienst Interne Audit heeft vastgesteld dat alle zeer belangrijke aanbevelingen werden geïmplementeerd en afgehandeld, met uitzondering van de aanbeveling die betrekking heeft op het valideren van boekhoudsystemen die vanwege gedeeltelijke implementatie werd afgewaardeerd naar "belangrijk"; roept daarom het Agentschap op om snel gevolg te geven aan deze twee aanbevelingen en de kwijtingsautoriteit te informeren over de maatregelen terzake;
199
11. stelt daarnaast vast dat de dienst Interne Audit in november 2010 is overgegaan tot een controle van de website en de externe communicatie; stelt met name vast dat genoemde dienst bij deze gelegenheid een zevental aanbevelingen heeft gedaan die geen van alle als ‘kritisch’ werden beschouwd, hoewel twee daarvan als ‘zeer belangrijk’ werden omschreven en betrekking hebben op: –
documentatie over het overeengekomen serviceniveau,
– vaststelling en uitvoering van het veiligheidsbeleid, roept daarom het Agentschap op om snel gevolg te geven aan deze twee aanbevelingen en de kwijtingsautoriteit te informeren over de maatregelen terzake; o o
o
12. verwijst naar de aanbevelingen van vorige kwijtingsverslagen als vastgesteld in de bijlage van deze verordening; 13. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
200
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk Prestaties
Beheer van het Agentschap Overgedragen beleidskredieten
2006
2007
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
Het budgettaire beginsel van specificiteit werd niet strikt nageleefd (voor de verschillende artikelen binnen de hoofdstukken tekende de directeur 19 besluiten ten bedrage van ongeveer 880 000 EUR ter goedkeuring van overboekingen); contrair aan de Financiële Verordening ontving de raad van toezicht niet de vereiste informatie;
n.b.
2008
2009
- verzoekt het Agentschap een diachrone analyse op te stellen van de in onderhavig jaar en de voorgaande jaren bereikte resultaten; - feliciteert het Agentschap met de aanzienlijke verbetering van zijn financiële beheer in de drie afgelopen jaren; - spoort het Agentschap ertoe aan te blijven streven naar de hoogste kwaliteit op het gebied van begrotingsplanning, -uitvoering en -controle; De beheerskosten van het Agentschap zijn niet onbeduidend (Raad van toezicht van 84 leden en een personeelsbestand van 64); - wijst op het belang van gezond financieel beheer waarbij de budgetvoorspellingen worden afgestemd op de feitelijke behoeften (de stand van zaken was niet in overeenstemming met het principe van jaarperiodiciteit);
- verzoekt het Agentschap in een aan het volgende verslag van de Rekenkamer toe te voegen tabel een vergelijkend overzicht op te nemen van de tijdens het onderhavige verslagjaar, waarvoor kwijting wordt gevraagd, en in het voorgaande begrotingsjaar bereikte resultaten, zodat de kwijtingsautoriteit de prestaties van het Agentschap over de jaren heen beter kan beoordelen;
201
- stelt vast dat het Agentschap 3,5m EUR (47 % van zijn werkingskrediet) met betrekking tot zijn operationele activiteiten overboekte; benadrukt dat deze situatie tot vertraging leidt bij de uitvoering van de activiteiten van het Agentschap en zich niet verdraagt met het beginsel van jaarperiodiciteit wat deels te wijten is aan het feit dat belangrijke projecten zich over meerdere jaren uitstrekken; - roept het Agentschap op om het gestegen annuleringspercentage terug te dringen en de kwijtingsautoriteit te informeren over de genomen maatregelen;
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk Aanbestedingsproced ures
Personeelszaken en Interne controle
2006
2007
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
2008
2009
- verwacht dat het Agentschap voor de toekomst een oplossing vindt voor het probleem van gebruikmaking van een kaderovereenkomst voor overheidsopdrachten met overschrijding van het plafond, zodat het Europees begrotingsrecht wordt nageleefd; - verzoekt het Agentschap de nodige stappen te nemen om te voldoen aan 14 van de 33 aanbevelingen van de dienst Interne Audit, merkt op dat 6 daarvan als zeer belangrijk worden beschouwd: d.w.z. ingaan op de verwachtingen van de belanghebbenden en het naleven van bepaalde normen van interne controle, met name individuele opslagproblemen, het jaarverslag inzake interne controle en het doen naleven van interne controleprocedures;
202
- roept de rekenplichtige van het Agentschap op om de methode te beschrijven die werd gebruikt voor het valideren van zijn boekhoudsysteem, steunt het idee van het ontwikkelen van een samenwerking tussen de bestaande administratieve netwerken tussen de Agentschappen om te komen tot gemeenschappelijke eisen en het ontwikkelen van een gezamenlijke methode voor het valideren van de boekhoudsystemen van de Agentschappen; - moedigt het Agentschap aan de controlelijsten te herzien met het oog op de specifieke kenmerken van verschillende financiële transacties en deze beschikbaar te stellen aan alle medewerkers; - verzoekt het Agentschap zijn documentatieprocedures te voltooien; - verzoekt het Agentschap om te komen met een uitputtende lijst van essentiële processen die moeten worden afgezet tegen de vereiste procedures en om deze lijst systematisch bij te werken;
P7_TA-PROV(2012)0182 Kwijting 2010: Voorzieningsagentschap van EURATOM 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185 daarvan, – gezien Besluit 2008/114/EG, Euratom van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom3, en met name artikel 8, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen1, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0131/2012), 1. verleent de directeur-generaal van het Voorzieningsagentschap van Euratom kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur-generaal van het Voorzieningsagentschap van Euratom, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L). 1 2 3
PB C 366 van 15.12.11, blz 6. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 41 van 15.2.2008, blz. 15. 203
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap2, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen3, en met name artikel 185, – gezien Besluit 2008/114/EG, Euratom van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom4, en met name artikel 8, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0131/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur-generaal van het Voorzieningsagentschap van Euratom, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4 5
PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB C 366 van 15.12.11, blz 6. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 41 van 15.2.2008, blz. 15. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 204
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Besluit 2008/114/EG, Euratom van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom3, en met name artikel 8, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0131/2012), A. overwegende dat als gevolg van Besluit 2008/114/EG, Euratom, het in 1958 in Luxemburg gevestigde Voorzieningsagentschap van Euratom ("het Agentschap") zijn vorig statuut heeft vervangen en een Agentschap is geworden; B. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; C. overwegende dat de Rekenkamer ook in zijn verslag over het begrotingsjaar 2010 heeft benadrukt dat de statuten van het Agentschap in strijd zijn met artikel 54 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie; 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.11, blz 6. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 41 van 15.2.2008, blz. 15. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 205
1. merkt op dat het Agentschap in 2010 geen subsidie voor zijn werkzaamheden heeft ontvangen en dat de Commissie alle uitgaven van het Agentschap ter uitvoering van zijn begroting voor haar rekening heeft genomen; merkt op dat deze situatie onveranderd is sinds de oprichting van het Agentschap in 2008; 2. neemt kennis van het feit dat het Agentschap, aangezien het geen eigen begroting heeft, de facto deel uitmaakt van de Commissie en dat deze situatie strijdig is met de statuten van het Agentschap; 3. merkt echter op dat de directeur-generaal per brief van 31 maart 2011 bovengenoemd probleem heeft erkend en in detail de ondernomen acties heeft beschreven, zoals de kwijtingsautoriteit had gevraagd; merkt in het bijzonder op dat, om deze situatie te remediëren, overeenstemming is bereikt over een voorstel om opnieuw een specifieke begrotingslijn voor het Agentschap in te voeren in de algemene begroting van de Europese Unie voor 2012; 4. merkt ook op dat de Commissie op 20 april 2011 heeft voorgesteld begrotingslijn 32 01 06 voor het Agentschap te crediteren met 98 000 EUR van de algemene begroting van de Europese Unie; is van mening dat, als dit eenmaal is goedgekeurd door de begrotingsautoriteiten van de Unie, dit een belangrijke stap is in de richting van een oplossing van de bestaande problemen; o o
o
5. wijst op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals uiteengezet in de bijlage bij deze resolutie; 6. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
206
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Voorzieningsagentschap van Euratom
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
-Aangezien het geen eigen begroting heeft, maakt het Agentschap de facto deel uit van de Commissie. Deze situatie doet de vraag rijzen of het nodig is het Agentschap in zijn huidige vorm en organisatie in stand te houden
Budgettair en financieel beheer
-38,7 van de kredieten zijn overgedragen
Personeelszaken
n.v.t.
n.v.t.
Interne controle
n.v.t.
n.v.t.
207
-In 2009 heeft het Agentschap geen subsidie voor zijn werkzaamheden ontvangen en dat de Commissie alle uitgaven van het Agentschap ter uitvoering van de begroting 2009 voor haar rekening heeft genomen Het Agentschap maakt de facto deel uit van de Commissie
-Erkent dat, in overeenstemming met artikel 3 van zijn statuut, het Agentschap zijn eigen intern controleur heeft gekozen, die pas op 1 juli 2009 is gestart met zijn werkzaamheden
n.v.t.
P7_TA-PROV(2012)0183 Kwijting 2010: Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levensen arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden3, en met name artikel 16, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0116/2012), 1. verleent de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2010;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 150. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
208
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
209
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levensen arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden3, en met name artikel 16, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0116/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 150. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
210
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levensen arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden3, en met name artikel 16, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0116/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement op 10 mei 2011 de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 20095, en in zijn resolutie, waarvan deze kwijting vergezeld ging, onder andere: 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 150. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 210.
211
- de Stichting verzocht heeft om bewijzen voor te leggen van haar beslissingen op het vlak van personeelsselectie (bv. bewijs van de drempels voor kandidaten aan het begin van de wervingsprocedure) om de transparantie van de wervingsprocedures te garanderen, - de Stichting opgeroepen heeft om ervoor te zorgen dat kredieten pas beschikbaar gesteld worden wanneer de overeenkomstige toegewezen ontvangsten binnengekomen zijn, - opgemerkt heeft dat de Rekenkamer zich genoodzaakt zag een opmerking te maken over de begrotings- en financiële staat van de Stichting, die ernstige tekortkomingen vertoonde, met name zwakke punten in de financiële organisatie van de Stichting; C. overwegende dat de totale begroting van de Stichting voor 2010 20 900 000 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 3,4% betekent ten opzichte van het begrotingsjaar 2009; overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van de Stichting voor 2010 19 067 159 EUR bedroeg ten opzichte van 19 450 000 EUR in 20091, een afname van 0,97%; Follow-up van de opmerkingen van de Rekenkamer van 2009 1. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag kennis van dat de Stichting onderstaande verbintenissen aanging en maatregelen trof naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van 2009: – de Stichting heeft zich ertoe verbonden meer aandacht te besteden aan het feit dat kredieten in de toekomst pas beschikbaar gesteld mogen worden wanneer de overeenkomstige ontvangsten zijn binnengekomen, – de Stichting heeft zich ertoe verbonden aanzienlijk meer inspanningen te leveren voor de sluiting van de rekeningen van 2010 via aanvullende opleiding en middelen; er werd voor gezorgd dat alle termijnen voor de rekeningen van 2010 nageleefd werden, en dat er geen grote tekortkomingen vastgesteld werden in de voorlopige rekeningen van 2010, – de ontbrekende lijst van uitzonderingen werd op 1 juli 2010 toegepast, – wat de procedures voor personeelsselectie betreft, is er geen bewijs gevonden waaruit zou blijken dat de drempelvoorwaarden waaraan kandidaten moesten voldoen om uitgenodigd te worden voor een gesprek en om op de reservelijst geplaatst te worden, op voorhand waren vastgelegd alvorens de aanvragen onderzocht werden; de Stichting heeft de drempelvoorwaarden nu opgenomen in de verslagen van haar selectiecomité, – de Stichting heeft maatregelen getroffen om de evaluatie- en beoordelingsprocedures verder te versterken om fouten in de aanbestedingsprocedure in de toekomst te vermijden; 2. verzoekt de Rekenkamer om aan de kwijtingsautoriteit te bevestigen dat deze maatregelen en verbintenissen volstaan om de tekortkomingen die in 2009 door de Rekenkamer werden vastgesteld bij de Stichting, weg te werken;
1
PB L 64 van 12.3.2010, blz. 505.
212
Financieel en begrotingsbeheer 3. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de Stichting 19 067 159 EUR bedroeg voor 2010; merkt echter op dat daar 762 841 EUR aan toegevoegd werd uit de terugvordering van overschotten, wat resulteert in een totale bijdrage van de Unie van 19 830 000 EUR voor 2010; 4. neemt er via de gegevens in haar jaarrekening kennis van dat de Stichting net voor het einde van het jaar 2010 een gewijzigde begroting van in totaal 20 848 000 EUR heeft gepubliceerd; betreurt het gebrek aan informatie van de Stichting over de redenen voor die wijziging; verzoekt de Stichting om de situatie recht te zetten en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van deze kwestie; 5. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag kennis van dat de Stichting een bestedingspercentage van 98% bereikte voor de vastleggingskredieten; neemt er via de jaarrekeningen in het bijzonder kennis van dat de bestedingspercentages van de Stichting onder titel I (personeelsuitgaven), titel 2 (administratie) en titel 3 (huishoudelijke kosten) respectievelijk 99,8%, 95,1% en 96% bedroegen; 6. concludeert uit de jaarrekening van de Stichting dat de besteding van de kredieten die werden overgedragen van 2009 naar 2010 96,1% bedroeg op het vlak van betalingen, ten opzichte van 94,2% in 2009; Personeelszaken 7. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van de Stichting kennis van dat het percentage van de vacatures voor personeel dat werd ingevuld, namelijk 91%, gestegen is in 2010, ten opzichte van 2009 (78%); Prestaties 8. onderstreept dat de belangrijkste activiteit van de Stichting erin bestaat bij te dragen aan het verbeteren van de levens- en arbeidsomstandigheden door de kennis hierover uit te breiden en via netwerken en onderzoeken te verspreiden; merkt op dat 68% van het personeel van de Stichting zich met die beleidsactiviteiten bezighoudt, terwijl de rest van het personeel administratieve taken uitvoert; is daarom van mening dat het bijzonder belangrijk is dat de kwijtingsautoriteit de efficiëntie en effectiviteit van het beheerproces in de Stichting evalueert; 9. merkt in het bijzonder op dat de Stichting in 2010 de volgende activiteiten heeft uitgevoerd binnen haar netwerk van Europese waarnemingscentra en onderzoeken: – binnen het Europees waarnemingscentrum voor arbeidsverhoudingen (EIRO): 357 informatie-updates toegevoegd; vijf representativiteitsonderzoeken; jaarlijkse bijwerking van gegevens over loon en werktijd en vakbondsactie; jaarlijkse evaluatie van arbeidsverhoudingen; zes vergelijkende analyses, – binnen het Europees waarnemingscentrum voor arbeidsomstandigheden (EWCO): 107 informatie-updates toegevoegd; zes vergelijkende analytische verslagen over beroepsbevordering van migrerende werknemers en zelfstandigen,
213
– binnen het Europees waarnemingscentrum voor herstructureringen (ERM): 1 258 herstructureringsfactsheets toegevoegd; vier vergelijkende analytische verslagen, – in haar tweede Europees onderzoek inzake levenskwaliteit: secundair analyseverslag over gezinsleven en werk, – in haar derde Europees onderzoek inzake levenskwaliteit: voorbereiding van veldwerk, – in haar vijfde Europees onderzoek naar arbeidsomstandigheden: veldwerk met 44 000 interviews in 34 landen; publicatie van de eerste bevindingen (samenvatting), – in haar Europees onderzoek naar bedrijven: overzichtsverslag gepubliceerd, secundaire analyse inzake flexibiliteitsprofielen van bedrijven en inzake deeltijdwerk; 10. dringt er bij de Stichting op aan om alle beslissingen van de raad van bestuur inzake onderzoeken te registreren aangezien de efficiëntie en effectiviteit waarmee deze beslissingen worden meegedeeld, mogelijk beïnvloed worden door het gebrek aan degelijke normen voor het documenteren van de genomen beslissingen; erkent in het bijzonder dat de Stichting op dat vlak tekortschiet en dat de voorzitter van de raad van bestuur de genomen beslissingen niet noodzakelijk ondertekent en dateert; 11. merkt bovendien op dat de raadgevende comités van de Stichting, die ervoor verantwoordelijk zijn dat de raad van bestuur een reactie geeft op de voorbereidings- en evaluatiefases van onderzoeken, niet over een mandaat noch over een huishoudelijk reglement beschikken voor de organisatie van hun vergaderingen; is van mening dat deze tekortkomingen tot een verkeerd begrip van de rol en de verantwoordelijkheden van de raadgevende comités kunnen leiden, wat nadelige gevolgen heeft voor de voorbereiding van de onderzoeken; roept de Stichting er derhalve toe op om deze situatie recht te zetten en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de in dat verband getroffen maatregelen; 12. verzoekt de Stichting tevens om schriftelijke procedures uit te werken waarin haar kernactiviteiten worden omschreven; onderstreept dat dit de Stichting zou kunnen helpen om haar middelen efficiënt te beheren en mogelijke zwakke punten op te sporen; 13. neemt echter nota van de inspanningen van de Stichting om de controlemaatregelen te versterken die dienen om de kwaliteit van haar onderzoeken te verbeteren; merkt in het bijzonder op dat het personeel van de Stichting sommige landen waar de onderzoeken worden uitgevoerd, bezoekt om na te gaan hoe contractanten hun interviews uitvoeren en dat haar personeel de bij de onderzoeken gebruikte vragenlijst test door in sommige landen cognitieve interviews te houden inzake een beperkt aantal elementen uit het monster; Interne audit 14. merkt op dat de adjunct-directeur van de Stichting sinds februari 2010 de functie coördinator interne controle bekleedt; neemt nota van het feit dat het jaarlijkse werkprogramma voor interne controles gemonitord wordt tijdens driemaandelijkse vergaderingen van een comité voor interne controles met het hoofd van de administratie, het hoofd van personeelszaken en het hoofd van activiteiten; 15. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van de Stichting kennis van dat de activiteiten voor interne audit in 2010 gestoeld waren op het strategische auditplan 2009-2011 dat
214
gebaseerd is op de risicobeoordeling uit 2008; merkt eveneens op dat er een nieuwe risicobeoordeling werd uitgevoerd in februari 2011, die geleid heeft tot een nieuw strategisch auditplan voor 2011-2013, dat de volgende thema's behelst: – audit betreffende het beheer van onderzoeken – tweede fase (2011), – verslaglegging/bouwstenen van kwaliteitsborging (2012); 16. merkt bovendien op dat de toekomstige thema's voor 2012/2013 de volgende zijn: – beheer van personeelszaken: werving, opleiding, beoordeling en bevorderingssysteem, – kwaliteitsbeheer producten / betrekkingen met klanten / beheer van de betrekkingen met belanghebbenden, – documentenbeheer, – beheer van vergaderingen; 17. merkt op dat de dienst Interne Audit gepland had om in 2010 een audit uit te voeren betreffende het beheer van de onderzoeken door de Stichting; is bezorgd over het feit dat de IAS vanwege de beperkte beschikbaarheid van essentieel personeel van de Stichting tijdens de auditprocedure en vanwege de onvolledige documentatie van het beheer van de onderzoeken onvoldoende auditbewijs kon verzamelen voor bepaalde modules van het risicogebaseerde toepassingsgebied; merkt echter op dat er aan het begin van 2011 een aanvullende fase van deze audit werd uitgevoerd en dat de resultaten daarvan voorgesteld zullen worden in het jaarverslag betreffende interne audits voor 2011; verzoekt de Stichting om dit verslag tijdig aan de kwijtingsautoriteit te overhandigen; 18. is bezorgd over het feit dat de aanbeveling van de IAS betreffende de validering van boekhoudsystemen werd uitgesteld; merkt in het bijzonder op dat deze aanbeveling door de IAS als "kritiek" wordt beschouwd; dringt er daarom bij de Stichting op aan om onmiddellijk stappen te ondernemen en om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de maatregelen die getroffen werden om deze tekortkoming weg te werken; 19. stelt vast dat vijf "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IAS eind 2010 nog hangende waren; merkt op dat deze aanbevelingen betrekking hadden op de behoefte aan: – het documenteren van de procedure voor het beheer van onderzoeken, – het waarborgen dat de informatie voor het plannen van onderzoeken nauwkeurig en van goede kwaliteit is en het monitoren van de geplande activiteiten, – het bijwerken van het procedurehandboek voor aanbestedingen en het versterken van de naleving en de goede praktijken, – het documenteren van financiële circuits, – het instellen van een methodologie voor ex-post controle; neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van de Stichting kennis van dat van drie "zeer belangrijke" aanbevelingen inzake financieel beheer wordt gemeld dat er door de Stichting
215
gevolg aan is gegeven, terwijl het jaarverslag betreffende interne audits stelt dat zij vertraging hebben opgelopen ten opzichte van het aanvankelijke actieplan van de Stichting; verzoekt de IAS daarom om de kwijtingsautoriteit onverwijld te informeren over de feitelijke stand van zaken met betrekking tot deze specifieke aanbevelingen; 20. dringt er bij de Stichting op aan om werk te maken van de aanbevelingen die door de IAS werden gedaan en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de maatregelen die daartoe getroffen werden; 21. stelt echter, op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van de Stichting naar aanleiding van de aanbeveling van de IAS betreffende financieel beheer in 2009, vast dat de procedure voor ex-post verificatie werd herzien en bijgewerkt met een risicobeoordeling voor de rechtvaardiging van de keuze van de monstergrootte; o o
o
22. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, zoals toegelicht in de bijlage bij deze resolutie; 23. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
216
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren Europese Stichting ter verbetering van de levens- en arbeidsomstandighede n
Prestaties
Overgedragen huishoudelijke kredieten Begrotingsoverschrijvingen zonder bewijsstukken
2006
n.b.
Het uitvoeringspercentage voor de vastleggingskredieten van 2006 bedroeg meer dan 97%. Voor de beleidsuitgaven bedroeg het overdrachtpercentage 43%. Het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit werd niet strikt in acht genomen.
n.b.
2007
2008
n.b.
- verzoekt de Stichting om een diachronische analyse van de tijdens dit en vorig jaar uitgevoerde werkzaamheden uit te werken, vergelijkbaar met de ex-post analyse die de voorbije jaren werd uitgevoerd;
n.b.
De Stichting dient actie te ondernemen om tekortkomingen bij de planning en programmering weg te werken om te voldoen aan het beginsel van jaarperiodiciteit.
n.b.
Begrotingsoverschrijvingen waren onvoldoende gerechtvaardigd.
217
2009
- moedigt de Stichting aan haar "Eurofound-systeem van prestatiebeoordeling" verder te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de resultaten van de prestatiebeoordeling worden teruggekoppeld naar de beslissings- en planningsprocessen van de directie en dat er periodieke onderzoeken worden uitgevoerd om feedback van doelgroepen te krijgen; - onderschrijft de aanbevelingen van de externe beoordelaars om de doelgroepen van de Stichting op nationaal niveau beter te definiëren en om een netwerk van contactpunten in te stellen op basis van de nationale autoriteiten die in de raad van bestuur van de Stichting vertegenwoordigd zijn; - verzoekt de Stichting om ervoor te zorgen dat kredieten pas beschikbaar gesteld worden, wanneer de overeenkomstige toegewezen ontvangsten binnengekomen zijn; - merkt op dat de Rekenkamer zich genoodzaakt zag een opmerking te maken over de begrotings- en financiële staat van de Stichting, die ernstige tekortkomingen vertoonde, in het bijzonder zwakke punten in de financiële organisatie van de Stichting;
n.b.
Europese Stichting ter verbetering van de levens- en arbeidsomstandighede n
Aanbestedingsproced ures
Personeelszaken
Interne audit
2006
n.b.
2007 - onregelmatigheden ten aanzien van de financiële evaluatieprocedure en selectiecriteria waardoor er geen degelijke evaluatie van de financiële capaciteit van de kandidaten kon worden uitgevoerd;
De wervingsprocedure is niet volledig transparant en nietdiscriminerend.
De wervingsprocedure is niet volledig transparant en niet-discriminerend.
- verzoekt om het financiële beheer te verbeteren: i.e. twee contracten werden niet ingeschreven in de begroting van het desbetreffende jaar;
- verzoekt om het financiële beheer te verbeteren: i.e. invorderbare btw over het begrotingsjaar 2007 ten bedrage van 376,611 euro werd aan het eind van het jaar niet ingevorderd;
2008
2009
- verzoekt de Stichting ervoor te zorgen dat er beter toezicht wordt gehouden op de uitvoering van door haar aangegane contracten en dat de planning van haar aanbestedingsprocedures wordt verbeterd;
- verzoekt de Stichting om maatregelen te treffen om haar evaluatie- en herzieningsprocedure te verbeteren om te vermijden dat fouten bij de aanbestedingsprocedure zich in de toekomst herhalen;
- verzoekt de Stichting om maatregelen te treffen om het vertrek van belangrijke personeelsleden op voorhand beter voor te bereiden; om het aantal personeelsleden op een transparante manier te vermelden in het activiteitenverslag. Er werden verbeteringen aangebracht in de wervingsprocedures van de Stichting. - verzoekt de Stichting om maatregelen te treffen om haar financiële staten te verbeteren; - verzoekt de Stichting om stappen te ondernemen om 28 van de 54 aanbevelingen van de dienst Interne Audit toe te passen → om de internecontrolenormen toe te passen; om toezicht uit te oefenen op de tenuitvoerlegging van andere internecontrolenormen; om een doeltreffend plannings- en monitoringssysteem in te voeren
218
- verzoekt de Stichting om bewijzen voor te leggen ter ondersteuning van haar beslissingen voor personeelsselectie om de transparantie van de wervingsprocedures te garanderen; - dringt er bij de Stichting op aan om de situatie snel recht te zetten en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de geboekte vooruitgang;
2 van de 8 aanbevelingen van de IAS werden toegepast; - dringt er bij de Stichting op aan om de aanbevelingen uit het IAS-verslag inzake financieel beheer onverwijld toe te passen en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de in dat verband geboekte vooruitgang;
P7_TA-PROV(2012)0184 Kwijting 2010: EUROJUST 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C70282/2011 – 2011/2221(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van Eurojust betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van Eurojust1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2 en met name artikel 185, – gezien Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit3 te versterken, en met name artikel 36, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen1, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0128/2012), 1. verleent de administratief directeur van Eurojust kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de administratief directeur van Eurojust, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L). 1 2 3
PB C 366 van 15.12.11, blz. 140. PB C 248 van 16.9.2002, blz.. 1. PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.
219
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0282/2011 – 2011/2221(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van Eurojust betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van Eurojust2, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen3 en met name artikel 185, – gezien Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit4 te versterken, en met name artikel 36, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0128/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de administratief directeur van Eurojust, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4 5
PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB C 366 van 15.12.11, blz. 140. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
220
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0282/2011 – 2011/2221(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van Eurojust betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van Eurojust1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2 en met name artikel 185, – gezien Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit3 te versterken, en met name artikel 36, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0128/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de administratief directeur van Eurojust op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 20095 en dat het Parlement in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere de volgende opmerkingen heeft gemaakt: – 1 2 3 4 5
Eurojust verzocht de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de stappen die zijn PB C 366 van 15.12.11, blz 140. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 215.
221
ondernomen om de overdracht van kredieten te vermijden, –
zijn bezorgdheid uitgesproken over het feit dat de Rekenkamer opnieuw tekortkomingen heeft gesignaleerd bij de planning en uitvoering van acties voor de aanwerving van personeel; wijst met name op het feit dat het percentage onbezette posten te hoog is (24%), hoewel minder hoog dan in 2008 (26%) en in 2007 (33%),
–
Eurojust opgeroepen onmiddellijk maatregelen te nemen ter verbetering van de aanwervingsprocedure, terugdringing van het aantal tijdelijke werknemers, herstructurering van de eenheid Personeelszaken (HR), ontwikkeling van een HRmanagementsplan, versterking van de monitoring van HR-activiteiten en herziening van de inhoud van de lijst van uitzonderingen;
C. overwegende dat de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 32 300 000 EUR bedroeg, een toename van 14,5% ten opzichte van het begrotingsjaar 2009; D. overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van Eurojust voor 2010 30 163 220 EUR bedroeg, in vergelijking met 24 799 400 in 20091, een toename van 21,62%; Budgettair en financieel beheer 1.
merkt op dat Eurojust volgens het jaarlijks activiteitenverslag in 2010 97,8% van zijn vastleggingskredieten uit de exploitatiebegroting heeft uitgevoerd; merkt met name op dat in vergelijking met 2009: – de uitgevoerde begroting in titel 1 (Personeelsuitgaven) is gestegen met 18,6%, – de uitgevoerde begroting in titel 2 (Administratie) is gestegen met 6%, – de uitgevoerde begroting in titel 3 (Beleidsuitgaven) is gestegen met 34%;
2. erkent dat Eurojust 2 159 000 toegewezen heeft gekregen door de Commissie voor deelname aan rechtprogramma's in strafzaken (Gezamenlijke onderzoeksteams) en dat het in 2010 95% van dit bedrag heeft ontvangen; Overschrijving en overdracht van kredieten 3.
neemt kennis van de informatie in het jaarlijks activiteitenverslag dat in 2010 6 begrotingsoverdrachten hebben plaatsgehad;
4.
constateert op basis van voornoemd verslag dat de automatische overdrachten van vastleggingskredieten (met uitzondering van subsidies) zijn gestegen van 16% in 2009 tot 20% in 2010, met een totaal in 2010 van 6 100 000 EUR;
5.
roept Eurojust op de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de stappen die zijn ondernomen om de overdracht van kredieten te vermijden; is met name bezorgd over de overvloedige overdrachten in het kader van titel III, die oplopen tot 38% van de totale begroting voor titel III, en benadrukt het feit dat de Rekenkamer al een aantal jaren op deze tekortkoming wijst;
1
PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1052.
222
6.
betreurt het hoge niveau van de naar 2011 overgedragen operationele uitgaven; neemt kennis van het antwoord van het agentschap dat dit vooral te wijten was aan het project ter evaluatie van de organisatiestructuur, een nieuwe computerinfrastructuur en de kosten in verband met gegevensverwerking; is ingenomen met de maatregelen die het agentschap in 2012 zal nemen, met name de totstandbrenging van aanbestedingsplannen voor elke afdeling; roept het agentschap op deze maatregelen zonder verder uitstel uit te voeren; is verheugd over de garantie dat de nodige toestemmingen en vastleggingen voor aanbestedingen zo vroeg mogelijk in het jaar zullen worden toegekend en roept het agentschap op deze garantie na te komen;
Aanbestedingsprocedures 7.
neemt kennis van de informatie in het jaarlijks activiteitenverslag dat in 2010 negen open procedures, zeven onderhandelde procedures, drie interinstitutionele procedures en een gezamenlijke procedure met een internationale organisatie zijn voltooid en hebben geleid tot 29 nieuwe contracten;
8.
neemt kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer dat in één geval het beoordelingscomité heeft verzuimd de in het bestek bekendgemaakte wegingsfactoren toe te passen; roept Eurojust daarom op dergelijke fouten verder te voorkomen en ervoor te zorgen dat de kwaliteitsnormen uit de aanbestedingsprocedures worden gehanteerd;
Lijst van uitzonderingen 9.
stelt op basis van het jaarlijks activiteitenverslag vast dat in 2010, 6 nieuwe uitzonderingsbeslissingen in de lijst van uitzonderingen werden ingevoerd, waarvan 4 betrekking hadden op Begroting, Financiering en Aanbesteding en 2 op Personeelszaken;
10. merkt met name op dat de 4 uitzonderingen inzake Begroting, Financiering en Aanbesteding respectievelijk verband hielden met: – de delegatie van het recht om overschrijvingen uit te voeren ingevolge artikel 23, lid 1 van het Financieel Reglement van Eurojust, – artikel 75 van het Financieel Reglement van Eurojust en de toekenning van een subsidie door het Europees justitieel netwerk van Eurojust en dat de uitzondering afliep op 31 december 2010, – de verlenging van een contract dat had moeten aflopen en dat deze situatie eindigde op 27 december 2010 met de ondertekening van een nieuw contract na het afronden van een aanbestedingsprocedure, – de verhoging van het geoormerkte bedrag van een toekenningsbesluit van 2008 (in 2008); roept Eurojust op de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen over de status van de 2 uitzonderingen die eind 2010 nog lopende waren; 11. merkt op dat de 2 uitzonderingen met betrekking tot Personeelszaken verband hielden met:
223
– de verlenging van de aanstelling van een personeelslid, waarbij dit personeelslid voort tijdelijk de post van eenheidshoofd bleef bekleden, – de tijdelijke overdracht van een personeelslid in het belang van de dienst ingevolge artikel 7 van het Statuut; neemt kennis van de verklaring van Eurojust dat de 2 situaties op 15 oktober 2010 zijn afgelopen; Personeelszaken (HR) 12. spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat de Rekenkamer opnieuw tekortkomingen heeft vastgesteld in de uitvoering van aanwervingsprocedures; merkt met name op dat het percentage onbezette posten (13%) nog steeds hoog is, hoewel lager dan in 2009 (24%), in 2008 (26%) en in 2007 (33%); roept Eurojust derhalve op een uitgebreid aanwervingsactieplan op te stellen om het percentage vacatures aanzienlijk te laten dalen en de kwijtingsautoriteit hiervan op de hoogte te stellen; 13. neemt kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer dat, ondanks het feit dat niet kan worden aangeworven uit verlopen reservelijsten, in 2010 een ambtenaar is aangeworven aan de hand van een reservelijst die in januari 2009 was verlopen en waarvan geen verlenging was aanvaard; roept Eurojust op ervoor te zorgen dat alle beslissingen op het gebied van aanwerving op passende wijze gedocumenteerd zijn om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen; 14. betreurt bovengenoemde feit en roept het agentschap op nauw toezicht te houden op de geldigheid van alle reservelijsten om dergelijke vergissingen in de toekomst te voorkomen; is ingenomen met het antwoord van het agentschap dat benoemingen op basis van reservelijsten enkel zullen plaatsvinden na controle van de geschiktheid van de afzonderlijke benoemingen; 15. roept Eurojust op de genoemde praktijken stop te zetten en de aanwervingsregels na te leven; 16. betreurt het feit dat het beoordelingscomité de in het bestek bekendgemaakte wegingsfactoren niet heeft toegepast; is ingenomen met de door het agentschap aangeleverde informatie dat maatregelen werden genomen, waaronder de indiening van volledige documentatie bij de administratief directeur met betrekking tot de grondige en commerciële beoordeling van elke aanbesteding vóór opdrachten worden gegund; is ingenomen met het engagement van het agentschap om te streven naar eerlijke, transparante en correcte aanbestedingen, om zo de financiële geloofwaardigheid van de organisatie te versterken; roept het agentschap op maatregelen te nemen om deze verplichting volledig na te komen; Prestaties Evaluatie van de organisatiestructuur 17. neemt kennis van de informatie in het jaarlijks activiteitenverslag dat de evaluatie van de organisatiestructuur, die begon in 2009, in 2010 is voortgezet en dat een voorstel voor het meerjarenplan voor personeelsbeleid 2012-2014 en de personeelsformatie voor de jaren 2011 en 2012 is opgesteld; merkt ook op dat eind 2010 een gedetailleerd plan voor de
224
uitvoeringsfase door een adviesbureau is ingediend en uiteindelijk besproken en gesteund door het college van het agentschap; Financiële verslaggeving en analyse 18. neemt kennis van de verklaring in het jaarlijks activiteitenverslag dat de begroting van de eenheid Begroting, financiering en aanwerving van Eurojust een verbeterde methode voor financiële verslaggeving en analyse op eenheidsniveau heeft ingevoerd; begrijpt dat de eenheidshoofden nu volledige informatie ontvangen over hun uitgaven en vastleggingen per begrotingsonderdeel en dat de informatie iedere maand en ieder kwartaal wordt uitgebracht, zodat kan worden vergeleken met de begroting van het lopende jaar en met die van het vorige jaar, per maand en cumulatief; 19. is van mening dat grondig volgen van deze methode moet leiden tot een beter budgettair en financieel beheer; roept Eurojust op de kwijtingsautoriteit op de hoogte stellen van de concrete resultaten als gevolg van het volgen van deze methode; Verantwoordelijkheden van de administratief directeur 20. herinnert eraan dat de administratief directeur van het agentschap verantwoording moet afleggen aan de kwijtingsautoriteit voor de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven van de begroting en verantwoordelijk is voor het instellen van de organisatiestructuur, het interne beheer en de controlesystemen en procedures die nodig zijn om definitieve rekeningen op te stellen die geen materiële onjuistheden bevatten, en om ervoor te zorgen dat de transacties die aan de basis van die rekeningen liggen, wettig en regelmatig zijn; 21. neemt echter kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer dat de administratief directeur de facto niet verantwoordelijk is voor het merendeel van de dagelijkse beheersbeslissingen, die worden genomen door het college van het agentschap op basis van de relevante bepalingen van zijn oprichtingsbesluit 2002/187/JBZ; verzoekt het agentschap deze anomalie zo spoedig mogelijk aan te pakken en te remediëren; wijst erop dat, als er onduidelijkheden blijven bestaan, deze structurele tekortkoming in de geplande nieuwe verordening betreffende het agentschap moet worden aangepakt; 22. neemt kennis van de verklaring van het agentschap dat zijn college niet de middelen heeft om de respectieve rollen en verantwoordelijkheden van de administratief directeur en het college opnieuw te definiëren, teneinde de aansprakelijkheidsoverlapping op te lossen, maar dat er maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de administratief directeur kan optreden in overeenstemming met zijn verantwoordelijkheden; Jaarlijks werkprogramma 23. onderstreept dat het belangrijk is de indicatoren van het agentschap met de doelstellingen, de begroting en het jaarlijks werkprogramma ervan te verbinden zodat belanghebbenden de prestatie van het agentschap kunnen beoordelen; spoort het agentschap daarom aan de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de belangrijkste indicatoren die het heeft vastgesteld en het verband ervan met de doelstellingen, de begroting en het jaarlijks werkprogramma; 24. is van mening dat de interne procedures van het agentschap die de oprichting van het jaarlijks werkprogramma ondersteunen een aanzienlijke impact hebben op de
225
betrouwbaarheid van de gegevens die het agentschap verschaft aan zijn belanghebbenden en aan de kwijtingsautoriteit; spoort het agentschap daarom aan om te zorgen voor samenhang in zijn planning, toereikende procedures en richtlijnen en om voldoende documentatie ter ondersteuning van het jaarlijks werkprogramma te verstrekken, teneinde informatie te verstrekken over alle uit te voeren activiteiten en over de voor elke activiteit bestemde middelen; 25. is bezorgd door het feit dat de toewijzing van de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en vaststelling van het jaarlijks werkprogramma niet vermeld wordt in het oprichtingsbesluit 2002/187/JBZ; is van mening dat dit kan leiden tot verwarring en gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot de voorbereiding en vaststelling van het jaarlijks werkprogramma; roept het agentschap daarom op deze tekortkoming snel aan te pakken en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de ondernomen acties; 26. spoort het agentschap aan actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de rechtsgrond om zijn begroting uit te voeren niet op de helling komt te staan en dat zijn jaarlijks werkprogramma volledig is en al de vereiste gegevens bevat (d.w.z. gegevens over alle door het agentschap uit te voeren activiteiten en de voor elke activiteit bestemde middelen); 27. roept het agentschap ook op om een meerjarig strategieplan voor IT op te stellen, zowel voor operationele als voor ondersteunende activiteiten; Interne controle 28. neemt kennis van het feit dat aan 12 "erg belangrijke" aanbevelingen van de dienst interne audit (IAS) nog steeds geen gevolg is gegeven, waaronder 2 aanbevelingen die door het agentschap zijn gerapporteerd als uitgevoerd, en roept de IAS te verduidelijken in welke uitvoeringsfase deze zich bevinden; 29. merkt op dat voor acht "erg belangrijke" aanbevelingen de uitvoering is uitgesteld tot na de door het agentschap in zijn oorspronkelijke plan vastgestelde datum; merkt op dat een vertraging van meer 12 maanden is opgelopen door 6 ervan, die betrekking hebben op: – de beoordeling van de inhoud van de lijst van uitzonderingen en corrigerende acties ervoor, – de ontwikkeling van een beheersplan voor Personeelszaken, – de versterking van het toezicht op de activiteiten van Personeelszaken, – de beperking van het aantal tijdelijke personeelsleden, – de herdefiniëring van de opzet van de eenheid Personeelszaken, – de invoering van een geïntegreerd IT-instrument voor Personeelszaken; 30. dringt er bij het agentschap aan om op passende wijze gevolg te geven aan de door de IAS gedane aanbevelingen en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen over de in verband hiermee genomen maatregelen;
226
o o
o
31. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, die zijn opgenomen in de bijlage bij deze resolutie; 32. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
227
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
EUROJUST
2006
n.v.t.
Prestaties
Overgedragen kredieten
Aanbestedingspr ocedures
2007
De beginselen van jaarperiodiciteit en specificatie worden niet strikt in acht genomen: het begrotingsbeheer wordt gekenmerkt door een groot aantal overschrijvingen tussen begrotingsonderdeel en in veel gevallen waren de ondersteunende documenten onvoldoende gedetailleerd Tekortkomingen in de aanbestedingsprocedure
- Het beginsel van jaarperiodiciteit werd niet strikt in acht genomen: een groot aantal overdrachten en zwakke punten in de programmering en monitoring (begroting: 18,9 miljoen euro; vastleggingen: 18 miljoen euro; overdracht: 5,2 miljoen euro)
Tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures zoals in de twee voorgaande jaren (d.w.z. Europol verlengde bestaande contracten op een manier die in strijd is met de regels)
2008
2009
- Het is moeilijk om de prestaties van Eurojust te beoordelen door het ontbreken van indicatoren, de gebrekkige meting van de gebruikerstevredenheid en het ontbreken van coördinatie tussen de begroting en het werkprogramma - Het beginsel van jaarperiodiciteit werd niet strikt in acht genomen: het aantal vastleggingen dat werd overgedragen uit het vorige jaar en daarna geannuleerd (1 000 000 EUR of 25% van de overgedragen vastleggingen) was hoog
- Dringt er bij Eurojust op aan om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van deze essentiële prestatie-indicatoren en ze te koppelen aan de doelstellingen van Eurojust, de begroting en het werkprogramma van Eurojust
- Roept de Commissie op om de kasmiddelen van Eurojust zo laag mogelijk te houden→ Eurojust beschikt voortdurend over een groot aantal kasmiddelen (dec. 2008: 4 612 878,47 EUR) - Tekortkomingen in aanbestedingsprocedures, zoals in de drie voorgaande jaren: in de meeste aanbestedingsgevallen werd vooraf geen schatting van de marktwaarde gemaakt vóór het starten van de procedure; zwakke plekken in het toezicht op de contracten en de programmering van de aanbestedingen→roept Europol op de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van het plan om deze situatie aan te pakken
228
- De Rekenkamer maakt geen opmerkingen over de omvang van de overdrachten en annuleringen van kredieten in 2009 - Dringt er bij Eurojust op aan de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de stappen die ondernomen zijn om de overdracht van kredieten te vermijden, aangezien dit een steeds terugkerend probleem is geweest in vorige kwijtingsprocedures
- Feliciteert Europol voor het invoeren van maatregelen om de marktwaarde van relevante producten/diensten te schatten alvorens een aanbestedingsprocedure te starten; beschouwt dit initiatief een belangrijke praktijk die door andere agentschappen gevolgd zou moeten worden; verwelkomt bovendien het jaarlijks aanbestedingsplan van Europol voor 2009 dat de eenheden en diensten van het agentschap erg heeft geholpen bij het beheer van hun offertes; is van mening dat deze initiatieven de sturing en de controle door de bevoegde ordonnateur verbeteren
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
EUROJUST Personeelszaken
2006
2007
n.v.t.
Zwakke punten aanwervingsprocedures
in
de
- Vermindering van het aantal vacatures van 34% eind 2007 tot 25% eind 2008 Tekortkomingen aanwervingsplanning
Interne controle
n.v.t.
n.v.t.
in
de
2008
2009
- Tekortkomingen in de planning en uitvoering van aanwervingsprocedures: 26% van de vacatures staat nog steeds open - Eurojust heeft het specificatiebeginsel niet in acht genomen - Roept Eurojust op de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van zijn nieuwe aanwervingsprocedure
- De Rekenkamer wijst op tekortkomingen in de planning en uitvoering van de aanwervingsprocedures (24% van de vacatures staat nog steeds open) - Dringt bij Eurojust op aan een omvattend aanwervingsactieplan op te zetten om het vacaturepercentage aanzienlijk te verlagen en de kwijtingsautoriteit hiervan op de hoogte te stellen - Roept Eurojust op het aantal tijdelijke personeelsleden te verminderen tot het door IAS aanbevolen aantal - Geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het feit dat de Rekenkamer heeft geconstateerd dat 3 van de 6 posten in het middenkader bij Eurojust op tijdelijke basis werden bezet door "waarnemende" personeelsleden - Dringt er bij Eurojust op aan de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de redenen voor de vertraging bij het invoeren van de aanbevelingen van IAS en onverwijld actie te ondernemen voor verbetering van de aanwervingsprocedure, terugdringing van het aantal tijdelijke werknemers, herstructurering van de HR-eenheid, ontwikkeling van een HR-managementsplan, versterking van de monitoring van HR-activiteiten en herziening van de inhoud van de lijst van uitzonderingen
- Roept Eurojust op om alle 26 aanbevelingen die door de dienst interne audit werden gedaan, uit te voeren→ roept Eurojust op onmiddellijk de volgende aanbevelingen inzake beheer van personeelsmiddelen in te voeren: op korte termijn voor te bereiden om de huidige vacatures in te vullen; de opzet van de eenheid Personeelszaken herdefiniëren; het aantal tijdelijke personeelsleden verminderen; de aanwervingsprocedure versterken; de uitvoeringsregels voor carrièreontwikkeling aannemen; de onafhankelijkheid van de leden van de selectieraad waarborgen; en ervoor zorgen dat de openbare aanbestedingsprocedures correct zijn uitgevoerd
229
P7_TA-PROV(2012)0185 Kwijting 2010: EUROPOL 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politiedienst betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Dienst1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol)3, en met name artikel 43, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0111/2012), 1. verleent de directeur van de Europese Politiedienst kwijting voor de uitvoering van de begroting van deze dienst voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz 179. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
230
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integraal onderdeel uitmaakt te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politiedienst, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
231
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politiedienst betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Dienst1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol)3, en met name artikel 43, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0111/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politiedienst, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz 179. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
232
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politiedienst betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Dienst1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185, – gezien Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol)3, en met name artikel 43, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0111/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat de begroting van de Europese Politiedienst voor 2010 in totaal EUR 92 800 000 bedroeg; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Dienst voor 2010 een bedrag vertegenwoordigde van EUR 79 724 1505; Budgettair en financieel beheer
1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz 179. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1046.
233
1.
betreurt het hoge niveau van overgedragen kredieten, dat gepaard gaat met een laag niveau van transitorische passiva; neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat een aanzienlijk deel van de overdrachten het gevolg was van de verhuizing van het Agentschap naar zijn nieuwe hoofdkwartier; is verheugd over de bijkomende maatregelen die door het Agentschap werden genomen en de toezegging om in 2012 op maandelijkse basis toe te zien op de uitvoering van de begroting, met bijzondere aandacht voor overdrachten;
2.
leidt uit het jaarlijkse activiteitenverslag af dat de begroting van de Dienst voor 2010 aanvankelijk een omvang had van EUR 80 100 000; stelt vast dat de begroting voor 2010 is verhoogd met een bedrag van bijna EUR 12 700 000 afkomstig van de overdracht van kredieten van 2009 naar 2010, subsidies van de Commissie en enkele extra ontvangsten; neemt nota van de door de Dienst opgegeven beweegredenen daartoe, namelijk het vereenvoudigen van de overgang naar de status van agentschap;
3.
stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van de Dienst vast dat eind 2010 de algehele uitvoeringsgraad voor vastleggingen 98,3 procent bedroeg en voor betalingen 73,6 procent;
4.
is er verheugd over dat naar aanleiding van het verzoek van de kwijtingsautoriteit de definitieve rekeningen voor het begrotingsjaar 2010 op 17 februari 2012 openbaar zijn gemaakt op de website van de Dienst; benadrukt evenwel dat de definitieve rekeningen voor het begrotingsjaar 2010 onmiddellijk na hun goedkeuring op 13 september 2011 openbaar hadden moeten worden gemaakt; verzoekt de Dienst bijgevolg dit in de toekomst te doen om de transparantie te bevorderen;
Overdracht van kredieten 5.
verzoekt de Dienst om onmiddellijk maatregelen te treffen ter verlaging van de hoge overdrachten; merkt op dat de Rekenkamer een totaal bedrag aan overdrachten heeft vastgesteld van EUR 22 600 000, oftewel 25 procent van de totale begroting over 2010; stelt tevens met teleurstelling vast dat voor Titel II - Administratieve uitgaven het overdrachtpercentage 49 procent bedroeg en voor Titel III - Beleidsuitgaven 59 procent;
6.
stelt vast dat het overgedragen bedrag (EUR 22 600 000) als volgt is samengesteld:
7.
–
EUR 11.300.000 voor uitgaven in verband met het nieuwe hoofdkantoor van Europol,
–
EUR 1 800 000 uit hoofde van Hoofdstuk 26 (artikel 58, lid 4, van het Europolbesluit van de Raad: verplichtingen voortvloeiende uit het voorgaande rechtskader van Europol),
–
EUR 9 500 000 voor overige uitgaven;
acht het hoge niveau van overgedragen kredieten, dat gepaard gaat met een laag niveau van transitorische passiva (EUR 2 900 000), buitensporig en in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit;
234
8.
wijst er echter op dat het aanzienlijke bedrag van de overdrachten het gevolg was van de unieke omstandigheid dat de Dienst pas in 2011 naar zijn nieuwe hoofdkantoor is verhuisd, doordat de oplevering van het gebouw in 2010 vertraging had opgelopen;
Personeelszaken 9.
maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag op dat het vacaturepercentage aan het einde van het jaar 4,5 procent bedroeg in plaats van de verwachte 2,5 procent;
10.
verzoekt de Dienst om de uitvoeringsvoorschriften van het EG-personeelsstatuut (en aanverwante interne instrumenten) in te voeren en een kader te ontwikkelen voor de opleiding en ontwikkeling van het personeel;
Prestaties 11.
is ingenomen met het feit dat het jaarlijks werkprogramma van de Dienst is afgestemd op zijn strategie voor 2010-2014 en dat daarin voor elke jaardoelstelling prestatiekernindicatoren worden gegeven, alsmede de daaraan verbonden kritieke risico's en toebedeelde middelen;
12.
verzoekt de Dienst desalniettemin om overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van de financiële kaderregeling in zijn jaarlijks werkprogramma informatie op te nemen over het overzicht van geplande aanbestedingsactiviteiten, dat als "financieringsbesluit" dient;
13.
verzoekt de Dienst om de vertaling van de organisatorische taakomschrijving in beknopte beschrijvingen van functies en doelstellingen voor de afdelingen en eenheden af te ronden;
14.
verneemt in het jaarlijkse activiteitenverslag van de Dienst dat het informatieplatform SIENA 2.0 dat rechtshandhavingsinstanties onderling met elkaar verbindt, op 22 oktober 2010 succesvol in de lucht is gegaan en dat tegen het einde van 2010 reeds 21 lidstaten alsook acht nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen bij het platform waren aangesloten;
15.
stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van de Dienst bovendien vast dat er per 31 december 2010 - afgezet tegen het jaarlijks werkprogramma van de Dienst - zeer goede vooruitgang was geboekt bij veertien (oftewel 82 procent) van de doelstellingen van het werkprogramma en goede vooruitgang bij de overige drie doelstellingen (achttien procent);
16.
merkt tevens op dat de raad van bestuur in 2010 de strategie van de Dienst voor 20102014 alsook het uitvoeringsplan voor de strategie heeft goedgekeurd;
17.
verzoekt de Dienst om in het belang van een grotere transparantie een lijst van de leden van zijn raad van bestuur te verstrekken, die hun naam moet bevatten, alsook hun belangenverklaring en hun curriculum vitae, met vermelding van hun beroepservaring en studies; stelt met tevredenheid vast dat de Dienst op zijn website een lijst met aanbestedingen en gesloten contracten voor 2010 heeft gepubliceerd;
235
Interne controle 18.
erkent dat de dienst Interne audit een controle heeft gehouden naar de uitvoering van de internecontrolenormen om te kunnen vaststellen hoever de uitvoering gevorderd is, met name ten aanzien van de missie en de waarden, personele middelen, het plannings- en risicobeheersproces, dagelijkse werkzaamheden en controleactiviteiten, informatie en financiële verslaglegging alsook evaluatie en controle;
19.
stelt vast dat de dienst Interne audit vijf "zeer belangrijke" aanbevelingen heeft gedaan met betrekking tot: -
de scheiding van taken,
-
controles achteraf,
-
de uitzonderingen op de processen,
-
de bedrijfscontinuïteitsplannen,
-
de continuïteit van de bedrijfsvoering;
verzoekt de Dienst alle aanbevelingen van de dienst Interne audit uit te voeren en de kwijtingsautoriteit te informeren over de daartoe getroffen maatregelen; o o
o
20.
verzoekt de Commissie, gezien het feit dat de Europese Politieacademie en de Europese Politiedienst elkaar aanvullen en er synergieën mogelijk zijn, uiterlijk maart 2013 een alomvattende effectbeoordeling te verrichten van een mogelijke fusie van deze twee agentschappen, met vermelding van de kosten en baten hiervan.
21.
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0164.
236
P7_TA-PROV(2012)0186 Kwijting 2010: Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten3, en met name artikel 21, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0122/2012), 1. verleent de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.11, blz 9. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
237
grondrechten, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
238
2 Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten3, en met name artikel 21, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0122/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.11, blz. 9. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
239
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Bureau1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten3, en met name artikel 21, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0122/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten ("het Bureau") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Bureau op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 20095, en dat het in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit: 1 2 3 4 5
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 9. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB L 250 van 27.9.2011, blz. 220.
240
–
er bij het Bureau op aandrong zijn begrotings- en wervingsbeleid te verbeteren, teneinde het gebrek aan consistentie tussen zijn begrotings- en personeelsvooruitzichten te verhelpen,
–
het Bureau verzocht vooruitgang te boeken bij het realistisch inschatten van aanbestedingen,
–
het Bureau verzocht de vier niet-uitgevoerde aanbevelingen van de dienst Interne audit (IAS) alsnog uit te voeren;
C. overwegende dat de totale begroting voor het begrotingsjaar 2010 van het Bureau in totaal 20 200 000 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 17,44% betekent ten opzichte van 2009; D. overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau voor 2010 19 100 000 EUR bedroeg, in vergelijking met 17 000 000 in 20091 , hetgeen een toename van 12,35% betekent; Budgettair en financieel beheer 1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau voor 2010 19 100 000 EUR bedroeg; merkt echter op dat daar een bedrag aan toe is gevoegd van 900 000 EUR afkomstig uit het teruggevorderde overschot en dat de totale bijdrage van de Unie voor 2010 daarmee neerkomt op een bedrag van 20 000 000 EUR; 2.
constateert uit het verslag van het Bureau over het budgettair en financieel beheer dat er in het financiële jaar 2010 twee begrotingswijzigingen zijn doorgevoerd voor een totaal bedrag van 212 010 EUR; merkt in het bijzonder op dat deze twee wijzigingen een tweeledig doel hadden: –
rekening houden met de deelname van Kroatië aan de werkzaamheden van het Bureau,
–
het feit weerspiegelen dat gedurende de periode januari t/m juni 2010 één derde van de maandelijkse huursom van het Bureau gedragen is door de Oostenrijkse autoriteiten;
3. maakt uit het verslag over het budgettair en financieel beheer op dat er voor 13 830 000 EUR aan administratieve kosten zijn gemaakt en voor 6 170 000 EUR aan operationele kosten; merkt op dat deze bedragen in vergelijking met de definitieve begroting voor 2009 een stijging vertegenwoordigen van 12% voor de administratieve uitgaven en een stijging van 26% voor de operationele uitgaven; 4. neemt van het Bureau aan dat het uitvoeringspercentage van de bijdrage van de Unie evenals vorig jaar op 100% lag, en dat het uitvoeringspercentage van de betalingen in 2010 61,65% bedroeg, tegenover 60,64% in 2009; stelt bezorgd vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingen onder titel III (Operationele uitgaven) slechts 28,04% bedroeg; verzoekt het Bureau bijgevolg verdere inspanningen te verrichten en gepaste maatregelen te nemen om een hoger uitvoeringspercentage van de betalingen te garanderen, in het bijzonder voor wat titel III betreft;
1
PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1037.
241
5. is ingenomen met de door het Bureau ontwikkelde ICT-software voor projectbeheer (i.e. MATRIX), die een doeltreffend computergestuurd instrument vormt voor het opstellen en op eenvormige wijze documenteren van projectplannen en voor de uitvoering en het beheer van projecten, en in de IAS-audit van maart 2011 betreffende planning en monitoring werd aangemerkt als een goede praktijk en een sterk punt; is eveneens ingenomen met het initiatief van het Bureau om MATRIX te koppelen aan het begrotingssysteem ABAC teneinde informatie te verstrekken over het uitvoeringsniveau van de kredieten voor vastleggingen en de kredieten voor betalingen; Kredietoverdrachten en -overschrijvingen 6. dringt er bij het Bureau op aan dat het zijn planning voor de uitvoering van de begroting verbetert om ervoor te zorgen dat er voortaan veel minder overdrachten gedaan hoeven te worden (nu 6 900 000 EUR); merkt in het bijzonder uit de informatie van de Rekenkamer op dat het Bureau 48% van zijn jaarlijkse Titel III (Operationele uitgaven) voldaan heeft in december 2010; is van mening dat een dergelijke concentratie van uitgaven in de laatste weken van het jaar verregaande invloed heeft op de omvang van overdrachten en een duidelijke blijk is van het feit dat de planning voor de uitvoering van de begroting van het Bureau de nodige verbetering behoeft; 7. neemt kennis van de mededeling van het Bureau dat het passende maatregelen heeft getroffen (zoals planning twee jaar van tevoren) om de uitvoering van de begroting beter over het jaar te spreiden en zo een uitgavenconcentratie in de laatste maand van het jaar te vermijden; 8. heeft van het Bureau vernomen dat de uitvoeringsgraad van de automatisch van 2009 naar 2010 overgedragen kredieten in 2010 94% bedroeg, hetgeen betekent dat 414 633 EUR onbenut is gebleven; 9. stelt op basis van het verslag over het budgettair en financieel beheer vast dat de raad van bestuur twee begrotingsoverschrijvingen heeft doorgevoerd voor in totaal 2 791 055 EUR; merkt op dat deze twee wijzigingen verband hielden met de bestemming van het overschot onder Titel 1 (Personeelsuitgaven) als gevolg van de vertragingen bij de aanwerving van personeel gegenereerde resultaat; 10. leidt uit het verslag over het budgettair en financieel beheer af dat de directeur van het Bureau goedkeuring heeft verleend aan 14 begrotingsoverschrijvingen voor een totaalbedrag van 228 111 EUR; heeft van het Bureau vernomen dat deze overdrachten in hoofdzaak verband houden met correctiemaatregelen ten behoeve van een doeltreffende uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van het Bureau en ten behoeve van administratieve uitgaven; 11. neemt met bezorgdheid kennis van de opmerking van de Rekenkamer over de vastlegging van 48% van de beleidsuitgaven tijdens de laatste maand van 2010 en over het hoge niveau van overdrachten dat hier een gevolg van is; steunt de inspanningen van het Bureau om deze situatie in de toekomst te vermijden, met name door zijn activiteiten twee jaar op voorhand te plannen en in de loop van het jaar doelstellingen vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van de begroting; roept het Bureau op ervoor te zorgen dat adhocverzoeken van het Parlement mogelijk zijn in zijn begrotingsplanning; merkt op dat bijna alle naar 2011 overgedragen bedragen gebruikt zijn, met een definitieve uitvoering van 98,55% als resultaat voor 2010;
242
12. verzoekt het Bureau de nodige maatregelen te nemen om de belangrijkste obstakels op het vlak van begrotingsuitgaven, projectfinanciering, aanwerving en wettelijke en administratieve beperkingen te achterhalen en weg te werken, teneinde te zorgen voor een efficiënt beheer van zijn begroting; Personeelszaken 13. leidt uit het verslag over het budgettair en financieel beheer af dat het Bureau moeite had om kandidaten te interesseren voor de functie van gedetacheerde nationale deskundige en te laten reageren op de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling; stelt met teleurstelling vast dat twee succesvolle kandidaten zich voor deze functie hebben teruggetrokken; 14. wijst erop dat de kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Bureau ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op zijn prestaties gedurende het jaar; 15. neemt met bezorgdheid kennis van de vertragingen in de afronding van aanwervingsprocedures, met als gevolg dat in 2010 slechts 59 van de 72 posten konden worden ingevuld; roept het Bureau op al het nodige te doen om te vermijden dat deze situatie zich herhaalt; neemt met bezorgdheid kennis van de beschuldigingen van pesterij van personeel en van de rechtszaak die is aangespannen; verplicht het Bureau deze beschuldigingen op een passende manier aan te pakken; roept het Bureau op de positie van klokkenluiders te verduidelijken en een schriftelijk verslag in te dienen bij het Parlement over de toepassing van de geldende regels om klokkenluiders te beschermen; 16. merkt bezorgd op dat de Rekenkamer reeds in het kader van de kwijtingsprocedure 2009 heeft opgemerkt dat het Bureau zijn planning op het vlak van begroting en aanwerving zou kunnen verbeteren, met name met betrekking tot het hoge vacaturepercentage (21%) en het hoge volume van overgedragen kredieten; herhaalt dat het Bureau al het nodige moet doen om hierin verbetering aan te brengen; Prestaties 17. stelt op basis van het jaarlijks activiteitenverslag van het Bureau vast dat het Bureau een gedragscode heeft aangenomen inzake correct bestuurlijk gedrag, die, samen met het Statuut, ten doel heeft ethisch gedrag te bevorderen, belangenconflicten te vermijden, fraude te voorkomen en het melden van onregelmatigheden te stimuleren; stelt verder vast dat er voor wervingsprocedures en voor jury's van selectieprocedures specifieke maatregelen gelden op het gebied van bewustmaking en het vermijden van belangenconflicten (te ondertekenen verklaringen); 18. stelt met tevredenheid vast dat het Bureau ten behoeve van een verdere versterking van de interne controle de toepassing van de klokkenluidersregels en de bescherming van klokkenluiders wil verbeteren en dat dit in 2012 zijn beslag zal krijgen; verzoekt het Bureau om de kwijtingsautoriteit mee te delen welke maatregelen er in dit verband genomen en uitgevoerd zijn;
243
Interne audit 19. neemt kennis van het feit dat de dienst Interne controle heeft toegezien op de uitvoering van zijn aanbevelingen van 2010 en stelt in het bijzonder vast dat al deze aanbevelingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd; 20. stelt op basis van de informatie van het Bureau vast dat de IAS in maart 2011 een audit betreffende planning en monitoring heeft uitgevoerd en 11 aanbevelingen geformuleerd heeft, waarvan er één als heel belangrijk werd bestempeld, zeven als belangrijk en drie als wenselijk; neemt kennis van de verklaring van het Bureau dat de IAS van mening is dat 10 van de 11 aanbevelingen uitgevoerd zijn en dat de laatste "belangrijke" aanbeveling nog in uitvoering is; 21. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, zoals opgenomen in de bijlage bij deze resolutie; 22. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen in verband met het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
244
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europeen Parlement van de afgelopen jaren Bureau voor de grondrechten
Prestaties
Budgettair en begrotingsbeheer: aanbestedingsprocedures
Personeelszaken
Interne audit
2006
n.v.t.
- Het Bureau heeft de voorschriften inzake de presentatie van de begroting niet nageleefd - Aandachtspunten in de aanbestedingsprocedures
n.v.t.
n.v.t.
2007
2008
2009
- Het Bureau moet streven naar synergieën met andere instellingen die actief zijn op het gebied van de rechten van de mens
Er moet bij de beoordeling van de prestaties gebruik worden gemaakt van SMARTdoelstellingen en RACER-indicatoren
n.v.t.
- Het beginsel van goed financieel beheer is als gevolg van de gepubliceerde evaluatiemethode onder druk komen te staan→het heeft geleid tot een geringere nadruk op het prijscriterium (nieuwe evaluatiemethode nodig) - Er zijn voor nagenoeg alle kredieten betalingsverplichtingen aangegaan (13 900 000 EUR van het totale bedrag van 14 200 000 EUR)
- Het beginsel van goed financieel beheer is als gevolg van de gepubliceerde evaluatiemethode onder druk komen te staan→het heeft geleid tot een geringere nadruk op het prijscriterium
n.v.t.
n.v.t.
- Het Bureau heeft alle aanbevelingen van de dienst Interne audit uitgevoerd
n.v.t.
245
- Dringt er bij het Bureau op aan zijn begrotings- en wervingsbeleid te verbeteren teneinde het gebrek aan consistentie tussen zijn begrotings- en personeelsvooruitzichten te verhelpen; - Verzoekt het Bureau om vooruitgang te boeken bij het realistisch inschatten van aanbestedingen;
n.v.t. - Het Bureau dient van de negen door de dienst Interne audit gedane aanbevelingen er nog vier te ten uitvoer te leggen
P7_TA-PROV(2012)0187 Kwijting 2010: Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie3, en met name artikel 30, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0133/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz 39. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
246
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
247
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie3, en met name artikel 30, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0133/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010;
1 2 3
4
PB C 366 van 15.12.2011, blz 39. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
248
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
249
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie3, en met name artikel 30, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0133/2012), A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen op 10 mei 2011 1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz 39. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
250
kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere: –
er bij het Agentschap op aandrong het bestedingspercentage van de kredieten te verbeteren door in de nodige instructies en procedures te voorzien om mogelijke overdrachten te analyseren en de omvang van de over te dragen kredieten zoveel mogelijk te beperken,
–
zijn bezorgdheid uitte over het feit dat het Agentschap kredieten moest annuleren voor een bedrag van 13 900 000 EUR in 2009 en 13 000 000 EUR in 2008,
–
het Agentschap verzocht een vergelijking in te stellen naar de activiteiten van het jaar waarvoor kwijting wordt verleend en die van het voorgaande begrotingsjaar;
C. overwegende dat de totale begroting van het Agentschap voor het jaar 2010, 93 200 000 EUR bedroeg, wat een toename betekent van 4,95% ten opzichte van het begrotingsjaar 2009, en overwegende dat de oorspronkelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Agentschap voor 2010, 83 000 000 EUR bedroeg, ten opzichte van 78 000 000 EUR in 20092, wat een toename betekent van 6,41%; Financieel en begrotingsbeheer 1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap voor 2010 83 000 000 EUR bedroeg; merkt evenwel op dat hieraan 2 550 000 EUR, afkomstig van de terugvordering van overschotten, is toegevoegd, waardoor de totale bijdrage van de Unie voor 2010 op 85 550 000 EUR komt; 2. concludeert uit de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2010 dat, voor 2010, onder titel I (personeelsuitgaven) en titel II (administratie), de vastleggingskredieten van de Unie 23 633 000 EUR bedroegen en de betalingskredieten 19 000 000 EUR; concludeert verder dat onder titel III (beleidsuitgaven) de vastleggingskredieten 59 367 000 EUR bedroegen en de betalingskredieten 38 000 000 EUR; 3. concludeert uit zijn algemeen verslag dat het Agentschap in 2010 95% van zijn beschikbare vastleggingskredieten heeft gebruikt en dat de verschillen tussen de titels beperkt waren, met titel I op 99%, titel II op 80%, en titel III op 97%; 4. concludeert uit de jaarrekening dat het betalingspercentage van de begroting 2010 is gestegen van 61% in 2009 naar 69% in 2010; neemt voorts kennis van de informatie van het Agentschap dat het betalingspercentage voor de operationele begroting van 2010 79% bedroeg, ten opzichte van 65% in 2009; Overdracht van kredieten 5. is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer al sinds 2006 melding maakt van de overdracht van kredieten; stelt met name vast dat voor het jaar 2010 een bedrag van 26 500 000 EUR, dat 28% van de beschikbare begroting vertegenwoordigt, werd overgedragen naar 2011 en 1 2
PB L 250 van 27.9.2011, blz. 224. PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1016.
251
dat er voor slechts 12 000 000 EUR van dit bedrag transitorische posten bestonden; verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit hierover uiterlijk op 15 december 2012 informatie te verstrekken; neemt kennis van de door het Agentschap aangereikte verklaringen, namelijk de noodzaak te zorgen voor de continuïteit van de operationele activiteiten van het Agentschap alsook middelen toe te wijzen voor het inzetten van teams in het eerste kwartaal van het volgende jaar; herhaalt dat de gewoonte om kredieten over te dragen aanzienlijk moet worden ingeperkt en er niet voor mag zorgen dat goed financieel beheer in het gedrang komt; verzoekt het Agentschap in de toekomst het jaarperiodiciteitsbeginsel te eerbiedigen; 6. wijst er nogmaals op dat het hoge percentage aan overgedragen en geannuleerde kredieten erop duidt dat het Agentschap niet in staat is goed om te gaan met een dergelijke grote verhoging van zijn begroting; vraagt zich af of het niet verstandiger zou zijn als de begrotingsautoriteit in de toekomst voorzichtiger zijn bij haar besluiten om de begroting van het Agentschap te verhogen, gezien de tijd die nodig is om de nieuwe activiteiten uit te voeren; verzoekt het Agentschap derhalve om meer gedetailleerde informatie over de uitvoerbaarheid van de toekomstige vastleggingen; 7. is zich ervan bewust dat het vanwege het permanente of langdurige karakter van de gezamenlijke operaties van het Agentschap onvermijdelijk is dat de uitvoering van de bijbehorende vastleggingen doorloopt tot na het jaareinde; dringt er niettemin bij het Agentschap op aan door te gaan met het zoveel mogelijk beperken van de omvang van de overgedragen kredieten door intensiever toe te zien op de gezamenlijke activiteiten, teneinde de subsidies zo vroeg mogelijk aan te passen; 8. neemt enige actie waar betreffende de herziening door het Agentschap van de zogenaamde exploitatiekosten van middelen in 2010 om zodoende de programmering en het toezicht te verbeteren; Boekhoudsysteem 9. erkent de opmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot tekortkomingen in het boekhoudsysteem van het Agentschap; stelt vast dat het systeem nog steeds moet worden gevalideerd door de rekenplichtige, zoals vereist op grond van het Financieel Reglement; neemt niettemin kennis van het antwoord van het Agentschap, namelijk dat begin 2011 is gestart met een Business Process Mapping-project (project voor het in kaart brengen van bedrijfsprocessen) met betrekking tot financiële processen en dat de validatie in de tweede helft van 2011 afgerond had moeten zijn; hoopt derhalve dat de Rekenkamer op dit punt gerustgesteld is; 10. neemt kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot tekortkomingen in het systeem voor de afstemming tussen de leveranciersverklaringen en de corresponderende stukken bij het Agentschap; neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat de meeste overheidsinstanties geen centrale boekhoudsystemen hebben en sommige daarvan geen periodetoerekening per begrotingsjaar hanteren, wat de afstemming met de leveranciersverklaringen bemoeilijkt; neemt kennis van de toezegging van het Agentschap contact op te nemen met de nationale autoriteiten om te proberen alternatieve procedures in te voeren met het oog op de afstemming van de leveranciersverklaringen op de desbetreffende registers van het Agentschap; verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit regelmatig in kennis te stellen van de vooruitgang die het met de nationale autoriteiten boekt bij het oplossen van deze kwestie;
252
11. verzoekt de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekeningen van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2011 een meer gedetailleerde beoordeling op te nemen van de begrotingsuitgaven voor operaties met betrekking tot de door het Agentschap nagestreefde doelstellingen en zijn verwezenlijkingen; Openbare aanbestedingen en subsidies 12. erkent aan de hand van de definitieve jaarrekening dat het Agentschap twee lopende geschillen heeft met betrekking tot aanbestedingsprocedures en dat de klagers een schadevergoeding hebben geëist van 10 794 806 EUR; dringt er bij het Agentschap op aan de kwijtingsautoriteit regelmatig in kennis te stellen van de ontwikkelingen in deze twee zaken; 13. maakt uit de jaarrekening op dat het Agentschap 751 subsidieovereenkomsten of specifieke financieringsbesluiten met partners heeft afgesloten, waarbij de totale som voor activiteiten met medefinanciering 53 000 000 EUR bedraagt; 14. constateert bovendien dat het Agentschap voor 270 van de 751 subsidies de definitieve betaling nog niet heeft verwerkt, en dat het Agentschap voor 92 van deze subsidies het voorfinancieringsbedrag van 5 100 000 EUR heeft betaald; Beheer van de subsidies 15. verzoekt het Agentschap controles ex post te verrichten in de vorm van bezoeken ter plaatse; 16. constateert niettemin dat het Agentschap een herziening van exploitatiekosten van middelen heeft uitgevoerd, die de basis vormen voor begrotingsramingen en aanvragen voor teruggave; Personeelszaken 17. maakt uit het algemeen verslag op dat er in 2010 74 aanwervingsprocedures zijn uitgevoerd; stelt vast dat de aanwervingsprocedures voor vier nieuwe posten uit 2010 nog voortduurden en naar verwachting zouden worden afgerond in het eerste kwartaal van 2011, en dat het totaal aantal medewerkers van het Agentschap eind 2010 294 bedroeg, op een totaal van 298 dat was goedgekeurd in de personeelsformatie; Prestaties 18. verzoekt het Agentschap voor meer samenhang te zorgen in de strategische en jaarlijkse planning van zijn activiteiten; merkt op dat de doelstellingen van het jaarlijks werkprogramma voor 2010 geen duidelijk verband houden met die voor 2010 in het meerjarenplan 2010-2013; herinnert het Agentschap eraan dat het ontbreken van een duidelijk verband en van coherentie tussen de verschillende planningsdocumenten een negatief effect kan hebben op de uitvoering van een strategisch plan; 19. maakt uit het algemeen verslag op dat, ondanks het feit dat de begroting van het Agentschap in 2010 toenam, de netto toegewezen operationele activiteiten afnamen van 48 200 000 EUR tot 47 400 000 EUR, maar dat het aantal operationele manuren met 27% toenam tot 6 411;
253
20. is ingenomen met de inspanningen van het Agentschap om zijn toezicht op de begroting voor zijn operaties te verbeteren; erkent dat de eerste snelle grensinterventieteams in november 2010 zijn ingezet en dat dit heeft geleid tot aanzienlijke wijzigingen van de begroting van het Agentschap; 21. wijst erop dat de kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Agentschap ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op zijn prestaties gedurende het hele jaar; Interne controle 22. bevestigt dat de Dienst interne audit (IAS) in 2010 een controle heeft uitgevoerd van de operationele planning gebaseerd op de inbreng van interne en externe belanghebbenden; merkt met name op dat de volgende punten onder deze controle vielen: – de samenhang van de strategische planning en de jaarlijkse planning van activiteiten, – de geschiktheid van het proces voor de voorbereiding van de operationele planning, met bijzondere aandacht voor de betrokkenheid van relevante belanghebbenden, – de geschiktheid van het proces voor het verzamelen van terugkoppeling van operationele activiteiten en het gebruik ervan voor de voorbereiding van toekomstige planning, – de geschiktheid van het proces voor het afhandelen van ad-hocverzoeken van belanghebbenden met betrekking tot de operationele planning; 23. verzoekt het Agentschap ervoor te zorgen dat alle doelstellingen in het meerjarenplan op passende en heldere wijze worden vertaald naar het jaarlijkse werkprogramma; 24. is verheugd dat het Agentschap voor elke specifieke activiteit toch de risico's in zijn operationele plannen aan de orde stelt; constateert bovendien met genoegen dat het Agentschap lering trekt uit de ervaringen tijdens de implementatie van zijn activiteiten om de voorbereiding van latere operationele plannen te verbeteren; 25. erkent dat de IAS de implementatie door het Agentschap van zeven "zeer belangrijke" aanbevelingen uit eerdere controles van de IAS nog moet beoordelen; stelt met name vast dat deze aanbevelingen betrekking hebben op: – de controle uit 2009 van het subsidiebeheer, en met name de beoordeling van de noodzaak om voor het verwerken van een betalingsverzoek een certificaat te eisen, de voorbereiding van een beleid van verificaties en controles, de juridische overeenkomst betreffende actieplannen met partners, en de beschrijving van de beoordelingscriteria, – de follow-upcontrole uit 2008 van de interne controlesystemen, en met name de juiste medewerkers om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, – de controle uit 2007 van de interne controlesystemen, en met name de herziening van de registratieprocedure en de juiste complete functiebeschrijving en de mededelingen aan het personeel; o
254
o
o
26. wijst op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals uiteengezet in de bijlage bij deze resolutie; 27. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
255
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren FRONTEX
2006
2007
Prestaties n.v.t.
-Juridische verbintenissen werden aangegaan vóór begrotingsvastleggingen
Financieel en begrotingsbeheer
Personeelszaken Interne controle
-De begrotingsbeginselen van jaarperiodiciteit en specificiteit werden niet strikt in acht genomen: het overdrachtspercenta ge bedroeg ruim 70% in het totaal en bijna 85% voor operationele uitgaven. n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
-Terugkerende problemen in het vastleggingssysteem van het Agentschap: begrotingsvastleggingen werden aangegaan na juridische verbintenissen (25 gevallen) en subsidieovereenkomsten met de partnerlanden werden getekend voor acties die al waren begonnen of zelfs al afgesloten -Zwakheden in de programmering en het toezicht van de activiteiten van het Agentschap (70% van de beschikbare kredieten werd niet uitgegeven; vastleggingskredieten overgedragen op basis van overmatige kostenramingen)
2008
2009
-Verzoekt het Agentschap snel een verband te leggen tussen zijn werkprogramma en zijn financiële instelling→ Het Agentschap heeft voor de periode 2010-2013 een meerjarenplan aangenomen ondanks het gebrek aan bepaling hiervoor in zijn basisverordening -Verzoekt het Agentschap een diachronische analyse te maken van de activiteiten van dit jaar en voorgaande jaren
-Verzoekt het Agentschap een verband te leggen tussen zijn werkprogramma en zijn financiële prognoses -Verzoekt het Agentschap een vergelijking in te stellen naar de activiteiten van het jaar waarvoor kwijting wordt verleend en die van het voorgaande begrotingsjaar -Verzoekt het Agentschap informatie te verstrekken over het effect van zijn activiteiten en de kwijtingsautoriteit daarvan in kennis te stellen
-Verzoekt het Agentschap zijn functie volledig uit te oefenen en door te gaan met het verbeteren van zijn financieel beheer -Verzoekt het Agentschap zijn financieel beheer met betrekking tot de terugbetaling van door de lidstaten gemaakte kosten te verbeteren, door de oorzaken van het probleem op te sporen -Het Agentschap zou een doeltreffend systeem moeten invoeren voor de programmering van en de controle op contractueel vastgelegde termijnen; een beoordelingsproces met betrekking tot de risico's van zijn activiteiten; een systeem van gesplitste kredieten voor subsidies in de toekomstige begrotingen om het hoge percentage aan overgedragen kredieten en annuleringen te verhelpen; het feit dat juridische verbintenissen werden aangegaan vóór de overeenkomstige begrotingsvastleggingen; het feit dat aanwervingsprocedures afwijken van de regels (transparante en nietdiscriminerende procedures)
-Dringt er bij het Agentschap op aan het bestedingspercentage van de kredieten te verbeteren door in de nodige instructies en procedures te voorzien om mogelijke overdrachten te analyseren en de omvang van de over te dragen kredieten zoveel mogelijk te beperken -Is bezorgd dat het Agentschap kredieten moest annuleren (€13,9m voor 2009, €13m voor 2008) -Een hoog percentage aan overgedragen en geannuleerde kredieten duidt erop dat het Agentschap niet in staat is goed om te gaan met een dergelijke grote verhoging van zijn begroting, verzoekt het Agentschap derhalve om meer gedetailleerde informatie over de uitvoerbaarheid van toekomstige vastleggingen -Verzoekt het Agentschap zijn subsidiebeheer te verbeteren
n.v.t.
- Problemen met de aanwervingsprocedures
n.v.t.
Verzoekt het Agentschap 4 van de 23 aanbevelingen van de IAS door te voeren: d.w.z. functiebeschrijvingen te vervolledigen en doelen te stellen voor medewerkers, de veiligheid, de registratie van post en het subsidiebeheer te verbeteren en ervoor te zorgen dat het Financieel Reglement wordt geëerbiedigd
256
n.v.t. -Erkent dat 6 van de 19 aanbevelingen van de IAS toereikend en effectief zijn uitgevoerd, dat 10 ervan in behandeling zijn en dat 3 ervan zijn voltooid maar nog moeten worden geverifieerd door de IAS
P7_TA-PROV(2012)0188 Kwijting 2010: Europees GNSS-Agentschap 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees GNSSAgentschap voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 tot oprichting van een Europees GNSS-Agentschap3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0127/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees GNSS-Agentschap kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 112. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
257
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees GNSSAgentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
258
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees GNSSAgentschap voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 tot oprichting van een Europees GNSS-Agentschap3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0127/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees GNSSAgentschap voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees GNSS-Agentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 112. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
259
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees GNSSAgentschap voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 tot oprichting van een Europees GNSS-Agentschap3, en met name artikel 14, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0127/2012), A.
overwegende dat het Europees GNSS-Agentschap ("het Agentschap") in 2006 financieel zelfstandig is geworden;
B.
overwegende dat de Rekenkamer heeft aangegeven dat zij zich geen mening heeft kunnen vormen over de rekeningen van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2007 en erop wijst dat de gehele opbouw van het Galileo-project in 2007 is herzien en dat de rekeningen van het Agentschap in een onzekere juridische context zijn voorbereid;
1 2 3 4
PB C 366 van 15.12.2011, blz. 112. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
260
C.
overwegende dat de Rekenkamer kanttekeningen heeft geplaatst bij haar verklaring over de betrouwbaarheid van de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2008 en over de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;
D.
overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2009 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
E.
overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 een voorbehoud heeft gemaakt bij de betrouwbaarheid van de jaarrekening voor 2010;
F.
overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Agentschap op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere: –
het Agentschap aanspoort om de tekortkomingen in de op 31 maart 2010 door het Agentschap gepubliceerde definitieve begroting te verhelpen omdat deze niet overeenstemde met de definitieve door de Raad van Bestuur goedgekeurde begroting 2009 en evenmin de ontvangsten daarvan bevatte;
–
het Agentschap ook aanspoort om de tekortkomingen in de selectieprocedures voor personeel te verhelpen die inbreuk maken op het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van de ontvankelijkheidscriteria bij wervingsprocedures die openstaan voor zowel interne als externe kandidaten;
–
het Agentschap oproept de uitsluitingscriteria voor het zevende kaderprogramma voor onderzoek (KP7) die niet gepubliceerd en gecontroleerd werden, te verhelpen;
–
opmerkt dat de kwijtingsautoriteit niet systematisch heeft aangetoond dat de criteria voor kleine en middelgrote ondernemingen, voor de mogelijke begunstigden van een van de onderwerpen waaraan niet werd voldaan, gecontroleerd werden;
G.
overwegende dat het Agentschap in 2011 de door het Parlement verlangde stappen heeft ondernomen om transparantie, gelijke behandeling en doeltreffendheid van de personeelsselectieprocedures te waarborgen;
H.
overwegende dat de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 15 900 000 EUR bedroeg, ten opzichte van 44 400 000 EUR in 2009, wat een daling betekent van 64,19%; overwegende dat volgens cijfers van het Agentschap de bijdrage van de Europese Unie aan de begroting 2010 van het Agentschap 8 690 000 EUR bedroeg;
Betrouwbaarheid van de rekeningen
1.
1
merkt op dat het Agentschap, overeenkomstig de boekhoudpraktijk van het Galileoprogramma, in 2010 voor een bedrag van 4 400 000 EUR aan onderzoeksuitgaven heeft geboekt voor magnetotorquers, stuwraketten en brandstoftanks voor satellieten PB L 250 van 27.9.2011, blz. 232.
261
(validering in de omloopbaan) en rubidium atoomklokken op de grond (volledige operationele capaciteit); 2.
constateert dat deze activa zijn geboekt als onderzoeksuitgaven in plaats van ze als over te dragen activa van het Agentschap aan de Commissie in te delen; herinnert eraan dat deze boekhoudpraktijk in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van de Unie voor onderdelen van het Galileoprogramma;
3.
constateert dat het Agentschap het Parlement in zijn verslag van 28 februari 2012 heeft uitgelegd waarom deze onderdelen op die manier in de rekeningen werden geboekt;
4.
neemt kennis van het desbetreffende antwoord van het Agentschap aan de Rekenkamer en erkent dat het Agentschap heeft verantwoord dat het deze apparatuur niet als activa in zijn rekeningen heeft geboekt omwille van de volgende redenen:
5.
–
de doelstelling van de IOV/FOC-fase is de technische haalbaarheid van het systeem te beoordelen, dat in 2010 niet gevalideerd is, aangezien de Commissie, die het Galileoprogramma beheert en leidt, deze validering pas in een latere fase heeft gepland;
–
volgens de Matimop-overeenkomst is het nooit de bedoeling geweest dat het materieel door het Agentschap zou worden verworven; het Agentschap heeft er nooit zeggenschap over gehad en zal dit ook niet krijgen; dat is in de boekhoudkundige voorschriften van de Unie een van de belangrijkste voorwaarden voor het opnemen van activa;
–
uit boekhoudkundig oogpunt werd het niet verstandig geacht activa op te nemen die geen economisch voordeel of waarde voor het Agentschap hebben;
–
gezien het bovenstaande en in lijn met de consistente boekhoudkundige praktijk van de Commissie in dergelijke situaties, zijn de kosten voor het materieel in 2010 geboekt als onderzoeksuitgaven;
erkent verder de opmerkingen van de Rekenkamer dat, na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor navigatie per satelliet (Egnos en Galileo)1, de meeste activiteiten en activa met betrekking tot de Egnos- en Galileoprogramma's in december 2009 werden overgedragen aan de Commissie, maar dat op 31 december 2010 de status van 2 000 000 EUR die in het bezit was van het Agentschap voor wat betreft technische ondersteuning van het Europees Ruimteagentschap, nog bepaald moest worden; neemt kennis van de verklaring van het Agentschap dat het bedrag van 2 000 000 EUR op 3 oktober 2011 werd overgeschreven;
Financieel en begrotingsbeheer 6.
1
neemt kennis van de verklaring van het Agentschap dat, voor 2010, de uiteindelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap 8 690 000 EUR bedroeg en dat dit bedrag de oorspronkelijke begroting van 5 135 000 EUR omvat, aangevuld met 2 755 000 EUR
PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1.
262
afkomstig van de terugvordering van voorschotten en een bijkomend bedrag van 800 000 EUR aan betalingskredieten voor Titel III (beleidsuitgaven); 7.
concludeert uit het verslag inzake financieel en begrotingsbeheer dat de raad van bestuur een wijziging heeft aangebracht in de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010; stelt vast dat de gewijzigde begroting in overeenstemming was met een besluit van DG ENTR om de betalingskredieten van het Agentschap voor begrotingslijn 3100 "Uitgaven voor studies" te verhogen met 800 000 EUR om de betalingscapaciteit voor vastleggingen die uit de vorige jaren werden overgedragen en voor de vastleggingen die in 2010 werden gedaan, te behouden;
8.
concludeert uit het verslag inzake financieel en begrotingsbeheer dat de uitvoeringsgraad van de begroting van het Agentschap 97% bedroeg voor uitgaven die door werkingssubsidies van de Unie worden gefinancierd, en 89% voor de operationele activiteiten die uit bestemmingsontvangsten worden gefinancierd; merkt met name op dat de uitvoering van de begroting van het Agentschap de volgende niveaus bereikte: –
96% van de vastleggingen en 89% van de betalingen in het kader van titel I (Personeelsuitgaven);
–
99% van de vastleggingen en 78% van de betalingen in het kader van titel II (Administratieve uitgaven);
–
99% van de vastleggingen en 60% van de betalingen in het kader van titel III (Beleidsuitgaven);
is bezorgd over het feit dat het Agentschap in het kader van titel III slechts 60% van de betalingen uitvoerde, ten opzichte van 97% in 2009; is verheugd dat het Agentschap de nodige maatregelen heeft genomen om deze situatie te verhelpen, waardoor de uitvoeringsgraad van de betalingen in 2011 zeer hoog lag (90% voor titel III en 94% voor de volledige begroting); 9.
concludeert uit het verslag inzake financieel en begrotingsbeheer dat de uitvoerend directeur in 2010 twee interne overschrijvingen voor een totale waarde van 205 000 EUR heeft goedgekeurd;
10.
concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap voorfinanciering van de Commissie heeft ontvangen voor een bedrag van 2 606 675 EUR en 4 556 158 EUR, in overeenstemming met de delegatieovereenkomst voor het KP7;
Subsidieprocedures 11.
roept het Agentschap op de tekortkomingen die door de Rekenkamer werden vastgesteld, tijdens het evaluatieproces recht te zetten voor de subsidieprocedures voor KP7/Galileo/tweede oproep, die over een begroting van 26 000 000 EUR beschikken; bevestigt met name de opmerkingen van de Rekenkamer dat de criteria voor het beoordelen van de financiële capaciteit van de aanvragers niet werden vastgelegd en hoewel de status van de aanvrager het maximale vergoedingspercentage bepaalt, deze status niet door het Agentschap werd gecontroleerd;
263
12.
spoort het Agentschap bovendien aan om de tekortkomingen die de Rekenkamer heeft vastgesteld wat betreft twee subsidieovereenkomsten binnen het zesde kaderprogramma voor onderzoek (FP6)/derde oproep, te verhelpen; merkt met name op dat de kostendeclaraties die de begunstigden hebben ingediend, gebaseerd waren op standaardpercentages, in plaats van op werkelijke kosten; herinnert het Agentschap eraan dat dit niet in overeenstemming is met het beginsel dat financiële bijdragen van de Unie geen winst mogen opleveren en dat het Agentschap deze situatie onmiddellijk moet rechtzetten;
13.
erkent verder de opmerkingen van de Rekenkamer dat vijf gecontroleerde subsidies met betrekking tot het KP6 een vertraging in hun uitvoering hadden van tussen één en drie jaar en dat opeenvolgende verhogingen van de beginwaarde van de contracten werden opgemerkt; merkt op dat het Agentschap deze vertragingen heeft gerechtvaardigd door te stellen dat door hun technologisch vooraanstaand karakter hun activiteiten voortdurend veranderen en dat het Agentschap daarom heeft besloten dat deze wijzigingen en verlengingen voor het Galileoprogramma in zijn geheel nodig en nuttig waren; merkt op dat het Agentschap er trouwens op wijst dat het vastgestelde maximum voor alle contracten samen nooit werd overschreden;
Aanbestedingen 14.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap in 2010 de volgende aanbestedingen heeft verricht: –
65 bestellingen voor een totaalbedrag van ongeveer 900 000 EUR;
–
zes onderhandelde procedures voor een totaalbedrag van ongeveer 470 000 EUR;
–
drie openbare aanbestedingen voor een totaalbedrag van ongeveer 9 400 000 EUR;
Consistentie van het jaarlijks werkprogramma en het jaarlijks activiteitenverslag 15.
merkt op dat het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap niet noodzakelijk het jaarlijks werkprogramma weerspiegelt; stelt bovendien vast dat de doelstellingen van zijn jaarlijks werkprogramma eerder vaag zijn en het daarom moeilijk is ze te beoordelen en te controleren of ze zijn bereikt; spoort het Agentschap daarom aan zijn jaarlijks werkprogramma te verbeteren zodat de kwijtingsautoriteit de doeltreffendheid van het Agentschap beter kan beoordelen; merkt op dat het Agentschap rekening heeft gehouden met de aanbevelingen van de Rekenkamer en is verheugd dat de toekomstige jaarlijkse werkprogramma's derhalve aan de vereisten zullen beantwoorden;
Personeelszaken 16.
spoort het Agentschap aan de selectieprocedures te verbeteren om de transparantie van aanwerving niet in het gevaar te brengen; bevestigt de opmerkingen van de Rekenkamer dat er bij de gecontroleerde procedures voor personeelsselectie geen drempelwaarden waren vastgesteld voor toelating tot schriftelijke examens en sollicitatiegesprekken of voor opneming op de lijst van geschikte kandidaten;
264
17.
constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap 16 aanwervingsprocedures heeft opgestart en tegen eind 2010 een totale personeelsbezetting van 40 personen heeft bereikt;
18.
constateert tevens uit het jaarlijks werkprogramma dat het Agentschap in totaal in 42 personeelsleden heeft voorzien, terwijl het op 31 december 2010 40 personeelsleden telde (5 meer dan het jaar voordien): 18 operationele, 14 administratieve en 8 gemengde;
Interne audit 19.
concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap zijn risicobeheerbeleid heeft afgerond en er een register van risico's is opgesteld;
20.
concludeert verder uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap eind 2010 geen kritieke aanbevelingen van de dienst interne audit had openstaan, maar dat er aan vijf aanbevelingen nog geen gevolg was gegeven, met name:
21.
–
de vermelding van doelstellingen en prestatie-indicatoren in het jaarlijks werkprogramma;
–
het feit dat de raad van bestuur de rekenplichtige formeel moet aanstellen;
–
de vaststelling van adequate financieringsbesluiten;
–
de versterking van de fundamentele controles op het gebied van subsidiebeheer;
–
de actualisering van financiële delegaties en de regelmatige beoordeling van de rechten van ABAC-gebruikers;
is ingenomen met het feit dat volgens de jaarlijkse toetsing van het Agentschap van december 2011 betreffende de uitvoering van aanbevelingen, de bovengenoemde vijf aanbevelingen waaraan nog geen gevolg was gegeven intussen zijn uitgevoerd; o o
o
22.
vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit voorgaande kwijtingsverslagen, die zijn opgenomen in de bijlage bij deze resolutie;
23.
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1
Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
265
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees GNSSAgentschap
Financieel en begrotingsbeheer
2006 - Zwakke punten in de werking van de beheer- en controlesystemen: in 12 gevallen had de ambtenaar die het initiatief nam voor de transactie geen gedelegeerde bevoegdheid en werd het passende financiële circuit niet gevolgd
- Onduidelijkheden met betrekking tot de activa van Galileo en EGNOS
Personeelszaken
Interne audit
n.v.t.
n.v.t.
2007
2008
- Zwakke punten in het begrotingsbeheer: ontbreken van een duidelijke samenhang tussen het werkprogramma van de Autoriteit en de begroting, overdrachten die niet behoorlijk gemotiveerd of gedocumenteerd waren, invorderingsopdrachten die herhaaldelijk te laat werden geboekt in de begrotingsrekeningen en inconsistente presentatie van de begrotingsuitvoering - zelfs met een feitelijke begrotingsverlaging van 50% was de bestedingsgraad van vastleggings- en betalingskredieten voor beleidsactiviteiten laag: 63% voor vastleggingen en 51% voor betalingen - Betreurt dat de Rekenkamer kanttekeningen heeft geplaatst bij haar verklaring over de betrouwbaarheid van de jaarrekening betreffende het begrotingsjaar 2007 en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen - Onduidelijkheden met betrekking tot de activa van Galileo en EGNOS
- Zwakke punten in het begrotingsbeheer: er werd geen behoorlijke gewijzigde begroting opgesteld
n.v.t.
- Betreurt dat de Rekenkamer kanttekeningen heeft geplaatst bij haar verklaring over de betrouwbaarheid van de jaarrekening betreffende het begrotingsjaar 2008 en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen - Onduidelijkheden met betrekking tot de activa van Galileo en EGNOS
n.v.t.
- Roept het Agentschap op gevolg te geven aan de laatste twee aanbevelingen die werden gedaan door de dienst interne audit in 2007: d.w.z. gevoelige posten en functiebeschrijving
n.v.t.
266
2009 - De uitsluitingscriteria voor het kaderprogramma 7 werden niet gepubliceerd & gecontroleerd & de Autoriteit heeft niet systematisch aangetoond dat het heeft gecontroleerd of de kleine & middelgrote ondernemingen voldoen aan de criteria voor mogelijke begunstigden die deelnemen aan 1 van de onderwerpen - De op 31 maart 2010 door de Autoriteit gepubliceerde definitieve begroting niet de definitieve door de Raad van Bestuur goedgekeurde begroting 2009 weergaf en evenmin de ontvangsten daarvan bevatte; spoort de Autoriteit derhalve aan deze situatie te verhelpen en de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de wijziging - Tekortkomingen in de procedures voor personeelsselectie - De noodzaak om tekortkomingen te verhelpen die inbreuk maken op het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van de ontvankelijkheidscriteria bij wervingsprocedures die openstaan voor zowel interne als externe kandidaten - Bevestigt dat de twee overgebleven belangrijke aanbevelingen van de dienst Interne audit die nog moeten worden uitgevoerd, betrekking hebben op gevoelige posten en functiebeschrijvingen
P7_TA-PROV(2012)0189 Kwijting 2010: ARTEMIS - Ingebedde computersystemen 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 – 2011/2240(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen3, en met name artikel 11, lid 4, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0109/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integraal deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 1. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
267
ARTEMIS, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
268
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 – 2011/2240(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen3, en met name artikel 11, lid 4, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0109/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 1. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
269
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 – 2011/2240(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen3, en met name artikel 11, lid 4, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0109/2012), A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS ter versterking van het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie, alsook ter bevordering van de ontwikkeling van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen in december 2007 is opgericht om tijdens een bestaansduur van tien jaar een onderzoeksagenda op te stellen en ten uitvoer te leggen voor de ontwikkeling van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen voor uiteenlopende toepassingsgebieden; B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming haar werkzaamheden zelfstandig aanving in oktober 2009; 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 1. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
270
C.
overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
D.
overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor genoemde periode van 10 jaar 420 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek;
E.
overwegende dat voor het begrotingsjaar 2010 de begroting van de gemeenschappelijke onderneming uitkomt op 38 500 000 EUR;
Budgettair en financieel beheer 1.
stelt met bezorgdheid vast dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 niet voor het einde van het voorgaande jaar was goedgekeurd; neemt nota van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming dat de vertraagde goedkeuring van haar begroting voor 2010 in januari 2011 het gevolg is van het feit dat het operationele deel van de begroting afhankelijk is van de bijdragen van de lidstaten en dat voor het leeuwendeel van de lidstaten geldt dat deze bijdrage pas kan worden bevestigd nadat hun nationale begroting is vastgesteld; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming en de bijdragende lidstaten om tot overeenstemming te komen over een tijdschema en verdere praktische regelingen voor de openbaarmaking van hun respectievelijke bijdragen, teneinde te kunnen zorgen voor een tijdige goedkeuring van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming en verzoekt de gemeenschappelijke onderneming tevens de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van deze kwestie;
2.
stelt met bezorgdheid vast dat de structuur en de presentatie van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor 2010 niet overeenstemt met de voorschriften van de eigen financiële regels; heeft van de gemeenschappelijke onderneming te kennen gekregen dat de structuur en de presentatie van de begroting voor 2011 inmiddels zijn bijgesteld; verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit mede te delen of de structuur en de presentatie van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming nu volledig overeenstemmen met de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming;
3.
maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming voor 2010 op dat de door de gemeenschappelijke onderneming ten behoeve van de operationele uitgaven gebruikte vastleggingskredieten 36 000 000 EUR bedroegen; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie navolgende verdeling van de administratieve uitgaven zijn overeengekomen: − de gemeenschappelijke onderneming en ARTEMISIA: 1 000 000 EUR, − de Commissie: 1 500 000 EUR; stelt evenwel vast dat de gemeenschappelijke onderneming slechts 1 900 000 EUR nodig had voor de administratieve uitgaven en dat dientengevolge de bijdrage van de Commissie beperkt was tot 935 315,91 EUR;
4.
stelt vast dat de definitieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming betalingskredieten omvat ter hoogte van 27 000 000 EUR; maakt uit de definitieve
271
jaarrekening op dat de kredieten voor 99,9 % zijn vastgelegd, maar betreurt het dat deze slechts voor 37,78 % zijn uitgevoerd; 5.
is bezorgd over de lage uitvoeringsgraad van de begroting en de achterliggende activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming; benadrukt dat de tegoeden op de bankrekeningen aan het einde van 2010 16 600 000 EUR bedroegen, oftewel 60 % van de beschikbare betalingskredieten;
Interne-controlesystemen 6.
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming haar systemen voor interne controle en financiële informatie volledig operationeel te maken, met name voor de operationele verificatie van kostendeclaraties, de door certificaten van nationale autoriteiten verleende zekerheden en de strategie voor controles achteraf;
7.
is bezorgd over het feit dat de gemeenschappelijke onderneming voor de vooraf uitgevoerde controles volledig en uitsluitend op de door de nationale autoriteiten verstrekte certificaten vertrouwt en dat de gemeenschappelijke onderneming geen enkele andere controle uitvoert om na te gaan of de door begunstigden ingediende onkostendeclaraties wettelijk en feitelijk in orde zijn; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming mechanismen voor controle vooraf tot stand te brengen teneinde fouten en/of fraude bij de onkostendeclaraties te voorkomen;
8.
merkt op dat de achteraf uitgevoerde controle op kostendeclaraties in verband met projecten volledig gedelegeerd is aan de lidstaten; is om die reden van mening dat het moeilijk zal zijn voor de gemeenschappelijke onderneming om de financiële belangen van haar leden naar behoren te beschermen en ervoor te zorgen dat de onderliggende transacties juridisch en feitelijk correct zijn; roept de gemeenschappelijke onderneming op om haar strategie ten aanzien van de achteraf uitgevoerde controles van kostendeclaraties te heroverwegen en de kwijtingsautoriteit mede te delen welke mechanismen zij heeft ingevoerd teneinde te zorgen voor naleving van artikel 12 van haar oprichtingsverordening (EG) nr. 74/2008;
9.
neemt kennis van de vaststelling van de Rekenkamer dat het IT-beheer en de ITprocessen gezien de omvang en de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming volstaan; wijst erop dat de formalisering van beleid en procedures op het vlak van de strategische plannings- en monitoringscyclus voor IT, van het bedrijfscontinuïteitsplan en het rampherstelplan evenwel achterloopt; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om deze situatie op te lossen en om de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;
10.
stelt vast dat de rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming de financiële en boekhoudkundige systemen van de onderneming (ABAC and SAP) heeft gevalideerd; merkt evenwel op dat de onderliggende operationele processen niet gevalideerd zijn, het proces dat de financiële informatie levert over de goedkeuring en uitbetaling van de kostendeclaraties die ontvangen zijn van de nationale autoriteiten in het bijzonder; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden over de stand van zaken ten aanzien van de validatie van de onderliggende operationele processen;
272
Interne audit 11.
neemt kennis van het feit dat de financiële regelingen van de gemeenschappelijke onderneming nog niet dusdanig gewijzigd zijn dat deze nu tevens een bepaling bevatten die verwijst naar de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie ten aanzien van de algemene begroting als geheel;
12.
stelt evenwel vast dat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen getroffen hebben om zich ervan te verzekeren dat de respectievelijke operationele taken van de dienst Interne audit van de Commissie en de interne-auditfunctie van de gemeenschappelijke onderneming duidelijk zijn omschreven;
Oproep tot het indienen van voorstellen en projectonderhandelingen 13.
maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag op dat de oproep tot het indienen van voorstellen van de gemeenschappelijke onderneming gepubliceerd is op 26 februari 2010 en dat er in antwoord op de projectplanfase van deze oproep 73 voorstellen zijn ingediend voor onderzoeksprojecten, waarvan er 72 aan de geschiktheidscriteria voldeden; stelt vast dat de elf geselecteerde voorstellen qua omvang variëren van 3 400 000 EUR tot 45 000 000 EUR en dat vier projecten daarvan een omvang hadden van 15 000 000 EUR of meer en aldus 66 % van de totale investeringen vertegenwoordigden; merkt evenwel op dat een van de oorspronkelijke elf projecten waarvoor de uitvoerend directeur toestemming had gekregen om er verdere onderhandelingen over te voeren uiteindelijk onherroepelijk moest worden afgewezen en er aldus uiteindelijk tien projecten succesvol zijn onderhandeld;
14.
stelt vast dat in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen van 2010 het concept "Maturity Index" is ingevoerd; heeft vernomen dat dit instrument ten behoeve van nadere analyses tijdens de projectplanfase gebruikt is ter beoordeling van de subjectieve kwaliteit van de projectenplannen, alsook om de "volwassenheid" van de reacties van de ARTEMIS-gemeenschap op het werkprogramma te beoordelen;
15.
maakt uit het jaarlijkse activiteitenrapport op dat er in verband met de onderhandelingen over en het opstarten van O&O-projecten enige vertraging was bij de levering van de "productieomgeving" voor de contractonderhandelingen door de gemeenschappelijke onderneming, en wel als gevolg van een prioriteitswijziging aan de kant van de Commissiediensten belast met het beheer van de IT-tools voor KP7; heeft evenwel van de gemeenschappelijke onderneming vernomen dat de technische vertraging onder controle is en dat de productieomgeving naar verwachting tegen het midden van januari 2011 geheel operationeel zou zijn; merkt evenwel op dat er om verdere vertragingen bij de contractonderhandelingen van de gemeenschappelijke onderneming te voorkomen een reserveoplossing is gecreëerd die gebaseerd is op de manuele verwerking van gegevens, teneinde te garanderen dat alle onderhandelingen zouden zijn afgerond in het eerste kwartaal van 2011 (in de veronderstelling dat de nationale contracten dan ondertekend zijn), dus ook als de IT-tools nog niet gereed zijn;
16.
maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag op dat de gemeenschappelijke onderneming eind 2010 subsidieovereenkomsten heeft afgesloten voor de dertien uit de oproep tot het indienen van voorstellen van 2009 voortgekomen projecten alsook dat deze projecten inmiddels zijn opgestart;
273
17.
is ingenomen met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming de projecten voortvloeiend uit de oproep tot het indienen van voorstellen uit 2008 heeft gevolgd en geanalyseerd; merkt evenwel op dat de evaluatie van de resultaten van de projecten vaak de nodige details ontberen voor de meting van de prestaties; merkt in het bijzonder op dat de resultaten van de projecten CHARTER, eDIANA, SYSMODEL, iLAND, INDEXYS, CHESS en CESAR uitsluitend als "positief" zijn gekenmerkt; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming ten behoeve van het toezicht op en de analyse van haar projecten nauwkeurigere prestatie-indicatoren te ontwikkelen en te gebruiken;
Prestaties 18.
maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming op dat het verslag van de Commissie over het eerste tussentijdse onderzoek van de gezamenlijke technologie-initiatieven ARTEMIS en ENIAC op 16 december is goedgekeurd;
19.
benadrukt dat het tussentijdse onderzoek heeft geresulteerd in drie aanbevelingen aan de gemeenschappelijke onderneming: − de gemeenschappelijke onderneming dient teneinde het "meeliftprobleem" uit de wereld te helpen een dusdanig systeem te ontwikkelen dat elke begunstigde die geen lid is een percentage van de bijdrage die deze van de Unie ontvangt als onkostenvergoeding aan de gemeenschappelijke onderneming afdraagt; − het beoordelings- en selectieproces dient dusdanig te worden gewijzigd dat de ondersteunde projecten beter aansluiten op de strategische Europese doelstellingen van het programma; − de lidstaten en de ondernemingsorganisaties dienen samen processen te ontwikkelen in het kader waarvan organisaties die overwegen een voorstel in te dienen, vroegtijdige en constructieve feedback gegeven kan worden over hun vooruitzichten op ondersteuning; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingsautoriteit in te lichten over de naar aanleiding van de resultaten van het eerste tussentijdse onderzoek getroffen maatregelen;
20.
neemt nota van het Commissievoorstel tot instelling van het specifieke programma tot uitvoering van "Horizon 2020" - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (20142020), waarin de Commissie oppert om de gemeenschappelijke ondernemingen ARTEMIS en ENIAC tot één onderneming te laten fuseren, alsook om nieuwe gemeenschappelijke ondernemingen op te richten voor het deel "Maatschappelijke uitdagingen" van Horizon 2020; verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van deze kwestie;
Geen gastheerschapsovereenkomst 21.
herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming spoedig overeenkomstig Verordening (EG) nr. 74/2008 een gastheerschapsovereenkomst met België dient te sluiten betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming worden verstrekt;
274
Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen 22.
wijst er op dat de Commissie tot nu toe zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft opgericht krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; merkt op dat zes van deze gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) vallen onder de onderzoeksactiviteiten van de DG's RTD en INFSO van de Commissie en dat één gemeenschappelijke onderneming is belast met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) in de sector vervoer waarvan de activiteiten worden gecontroleerd door DG MOVE;
23.
stelt vast dat de totale indicatieve hulpbronnen die nodig worden geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomen op 21 793 000 000 EUR;
24.
stelt vast dat de totale indicatieve hulpbronnen die nodig worden geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomen op 11 489 000 000 EUR;
25.
stelt vast dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke onderneming in het begrotingsjaar 2010 uitkomt op 505 000 000 EUR;
26.
verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te verstrekken over de totale jaarlijkse financiering per gemeenschappelijke onderneming die wordt onttrokken aan de algemene begroting van de Unie, helderheid te verschaffen over het gebruik van de gelden van de Unie en het vertrouwen van de Europese belastingbetalers in dit opzicht te herstellen;
27.
is ingenomen met het initiatief van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS om in haar jaarlijks activiteitenverslag informatie op te nemen over het toezicht op en de analyse van haar lopende projecten; is van mening dat deze werkwijze moet worden nagevolgd door de overige gemeenschappelijke ondernemingen;
28.
herinnert eraan dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private samenwerkingsverbanden zijn en dat als gevolg daarvan publieke en private belangen met elkaar verweven zijn; is van mening dat in de gegeven omstandigheden het ontstaan van belangenconflicten niet moet worden uitgesloten, maar dat daarmee op de juiste wijze moet worden omgegaan; verzoekt de gemeenschappelijke ondernemingen daarom de kwijtingsautoriteit te informeren over de verificatiemechanismen binnen hun respectieve structuren gericht op een juiste aansturing en het voorkomen van belangenconflicten;
29.
stelt vast dat de gemeenschappelijke ondernemingen, met uitzondering van met name de gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, betrekkelijk kleine en geografisch-geconcentreerde structuren vormen; is daarom van mening dat ze zoveel mogelijk moeten samenwerken bij het beheer van hun hulpmiddelen;
30.
verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit te informeren over de follow-up van haar commentaar bij de jaarrekening voor 2011 van elk van de gemeenschappelijke ondernemingen;
275
31.
verzoekt de Rekenkamer op redelijke termijn een speciaal verslag aan het Parlement te zenden over de meerwaarde van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen voor een efficiënte uitvoering van de programma's van de Unie inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; stelt verder dat dit verslag ook dient in te gaan op de effectiviteit van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen.
276
P7_TA-PROV(2012)0190 Kwijting 2010: Clean sky - Luchtvaart en milieu 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0298/2011 – 2011/2239(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2 en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky3, en met name artikel 11, lid 4, – gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, dat is vastgesteld bij besluit van haar raad van bestuur van 7 november 2008, – gezien advies nr. 2/2011 over het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky van de Rekenkamer van 8 februari 2011, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0115/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz 8. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
277
kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
278
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0298/2011 – 2011/2239(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2 en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky3, en met name artikel 11, lid 4, – gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, dat is vastgesteld bij besluit van haar raad van bestuur van 7 november 2008, – gezien advies nr. 2/2011 over het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky van de Rekenkamer van 8 februari 2011, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0115/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010;
1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz 8. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
279
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
280
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010 (C7-298/2011 – 2239/2011(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2 en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky3, en met name artikel 11, lid 4, – gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, dat is vastgesteld bij besluit van haar raad van bestuur van 7 november 2008, – gezien advies nr. 2/2011 over het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky van de Rekenkamer van 8 februari 2011, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0115/2012), A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky ("de gemeenschappelijke onderneming") in december 2007 werd opgericht om de ontwikkeling, validering en demonstratie van schone luchtvaarttechnologieën in de Unie te versnellen, opdat deze zo 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz 8. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
281
spoedig mogelijk kunnen worden ingevoerd; B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming autonoom is gaan functioneren in november 2009; C. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke ondernemingvoor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; D. overwegende dat de maximale bijdrage voor 10 jaar van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming 800 000 000 EUR bedraagt, te financieren uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek; E. overwegende dat de begroting voor de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 168 553 053 EUR bedroeg; Financieel en begrotingsbeheer 1. merkt op dat de structuur en presentatie van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor 2010 niet overeenstemmen met de eisen van haar oprichtingsverordening (EG) nr. 71/2008, noch met haar financieel reglement; begrijpt van de gemeenschappelijke onderneming dat de structuur en presentatie van de begroting in de begroting voor 2011 zijn gewijzigd; verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit te garanderen dat de structuur en presentatie van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming nu volledig voldoen aan de eisen van Verordening (EG) nr. 71/2008 en van haar financieel reglement; 2. neemt kennis van het feit dat in de uiteindelijke begroting voorzien was in vastleggingskredieten ter waarde van 168 000 000 EUR en betalingskredieten ter waarde van 129 000 000 EUR; 3. wijst op de informatie in de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming dat het bestedingspercentage voor vastleggingskredieten wel 96% bedroeg, maar het percentage voor betalingskredieten slechts 58%; constateert met bezorgdheid dat dit wijst op aanzienlijke vertragingen bij de uitvoering van de activiteiten ten opzichte van het aanvankelijke plan; 4. is bezorgd over het geringe uitvoeringspercentage van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor begrotingsjaar 2010 en over het kassaldo van 53 000 000 EUR aan het eind van het jaar, zijnde 41% van de beschikbare betalingskredieten; Internecontrolesystemen 5. verneemt van de Rekenkamer dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 haar systemen van interne controle en financiële informatie niet volledig heeft toegepast en dat meer aandacht moet worden besteed aan de ex-antecontroleprocedures voor het valideren van kostendeclaraties; dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming op aan de nodige maatregelen te treffen om haar systemen voor interne controle en financiële informatie te voltooien; 6. concludeert uit het jaarlijkse activiteitenverslag voor 2010 dat de gemeenschappelijke
282
onderneming een checklist heeft opgesteld voor de Integrated Technology Demonstrators om de kwaliteit van de voorgelegde kostendeclaraties te verbeteren en de verslagleggingsbehoeften voor bepaalde aspecten van de declaraties te verduidelijken; 7. neemt kennis van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming kostendeclaraties heeft verworpen in gevallen waar een lid of een partner het vereiste controlecertificaat niet had voorgelegd in overeenstemming met de beschrijving van de opdracht in de subsidieovereenkomsten; concludeert in het bijzonder uit de jaarrekening dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 kosten heeft gevalideerd die door leden waren gedeclareerd voor de uitvoering van projecten in 2008 en 2009 en dat de beoordeling van de subsidiabiliteit van sommige kosten heeft geleid tot de verwerping van ongeveer 11% van de uitgaven; stelt met voldoening vast dat de te veel betaalde voorfinanciering door de gemeenschappelijke onderneming is teruggevorderd; 8. merkt op dat de Rekenkamer heeft verklaard dat de gemeenschappelijke onderneming bij het valideren van de kostendeclaraties in vier gevallen geen rekening heeft gehouden met uitzonderingen die in de controlecertificaten zijn opgenomen; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming daarom om bij het valideren van de onderliggende kostendeclaraties rekening te houden met de uitzonderingen die in de controlecertificaten zijn opgenomen; 9. concludeert uit het jaarlijkse activiteitenverslag dat de gemeenschappelijke onderneming een ex-postauditstrategie heeft opgesteld die in december 2010 is aangenomen; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de mate waarin de strategie is toegepast en van de bereikte resultaten; verzoekt daarnaast de Rekenkamer de strategie te evalueren en de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van zijn bevindingen; 10. concludeert uit het voornoemde verslag dat de gemeenschappelijke onderneming samen met de gemeenschappelijke onderneming Initiatief voor innovatieve geneesmiddelen en de gemeenschappelijke onderneming Brandstofcellen en waterstof een aanbestedingsprocedure heeft opgesteld voor ex-postauditdiensten van externe firma's; merkt op dat de eerste expostaudits in het tweede kwartaal van 2011 zullen plaatsvinden, na de ondertekening van de contracten voor de gegunde opdrachten; 11. begrijpt uit de conclusies van de Rekenkamer dat de gemeenschappelijke onderneming over voldoende IT-aansturing en -praktijken beschikt gelet op haar omvang en opdracht; benadrukt echter dat de formalisering van het beleid en de procedures van de strategische IT-plannings- en -bewakingscyclus, het beveiligingsbeleid en de beveiligingsvoorschriften, het IT-risicobeheer, het bedrijfscontinuïteitsplan en het herstelplan achterblijft; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om een oplossing te vinden voor deze situatie en de kwijtingsautoriteit een actueel verslag ter zake voor te leggen; 12. stelt vast dat de rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming de financiële en boekhoudsystemen (ABAC en SAP) heeft gevalideerd; stelt echter vast dat de onderliggende bedrijfsprocessen, in het bijzonder het systeem voor financiële informatie over de validering van de kostendeclaraties, niet zijn gevalideerd; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om deze situatie recht te zetten en de kwijtingsautoriteit een actueel verslag ter zake voor te leggen; 13. is ingenomen met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming een volledig strategisch
283
internecontroleplan heeft aangenomen voor de periode 2010-2012; betreurt echter dat enkele kernprocessen, zoals de ex-antevalidering van de kostendeclaraties en de expostaudits, niet vóór 2011 zullen worden aangevat; Oproep tot het indienen van voorstellen en projectonderhandelingen 14. verneemt van de gemeenschappelijke onderneming dat zij in 2010 vijf oproepen heeft gelanceerd; stelt vast dat de statistieken betreffende deze oproepen, die moesten worden opgenomen in bijlage 6, in het jaarlijkse activiteitenverslag ontbreken; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming deze te publiceren; 15. concludeert uit het jaarlijkse activiteitenverslag dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 drie verschillende waarnemers heeft uitgenodigd om de transparantie van het evaluatieproces te waarborgen; verneemt van de gemeenschappelijke onderneming dat ieder van hen volledige toegang had tot alle fases van de evaluatie en de consensusvergaderingen; 16. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit informatie te verstrekken over de verificatiemechanismen die zij hanteert om de volledige onafhankelijkheid van deskundigen en waarnemers te garanderen en dus het risico van belangenconflicten bij de beoordeling van inschrijvingen te beperken; 17. onderstreept dat de gemeenschappelijke onderneming in haar jaarlijkse activiteitenverslag heeft vermeld dat de evaluatieverslagen van de waarnemers beschikbaar zijn op haar website; betreurt echter dat dit niet het geval is en verzoekt de gemeenschappelijke onderneming daarom om deze verslagen onmiddellijk te publiceren; Bescherming van intellectuele eigendom 18. wijst erop dat de gemeenschappelijke onderneming per ultimo 2010 de interne procedures om toezicht te houden op de toepassing van de in de consortium- en subsidieovereenkomsten opgenomen bepalingen betreffende de bescherming, het gebruik en de verspreiding van onderzoekresultaten, nog niet voltooid had; Prestaties 19. stelt vast dat de eerste tussentijdse evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming door de Commissie eind 2010 heeft plaatsgevonden; neemt kennis van het feit dat in de tussentijdse evaluatie is gewezen op de volgende tekortkomingen: – aanzienlijke vertragingen ten opzichte van de aanvankelijke plannen als gevolg van moeilijkheden bij het vaststellen van de interne procedures en regels van de gemeenschappelijke onderneming en het samenstellen van de teams, – vertragingen van technische aard zoals bleek uit het "bottom-up"-werkplan in juni 2010, – onvoldoende voorbereiding, zowel op administratief als op technisch niveau, bij het opstarten van de gemeenschappelijke onderneming; 20. constateert dat de eerste tussentijdse evaluatie een lijst van 34 aanbevelingen voor de gemeenschappelijke onderneming bevatte, alsmede een lijst van 8 aanbevelingen voor haar raad van bestuur; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de maatregelen die op grond van de eerste tussentijdse evaluatie zijn
284
genomen; Interne audit 21. neemt kennis van het feit dat het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming nog niet gewijzigd is om er bepalingen in op te nemen betreffende de bevoegdheden van de interne auditor van de Commissie voor de algemene begroting als geheel; 22. merkt op dat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen hebben getroffen om te waarborgen dat de respectieve operationele taken van de dienst Interne audit van de Commissie en de interne-auditfunctie van de gemeenschappelijke onderneming duidelijk zijn omschreven; Geen gastheerschapsovereenkomst 23. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming snel een gastheerschapsovereenkomst dient te sluiten met België inzake kantoorruimte, privileges en onschendbaarheid en andere ondersteuning die door België moeten worden geleverd op grond van Verordening (EC) Nr. 71/2008 betreffende haar oprichting; begrijpt uit het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming dat een ontwerp voor een gastheerschapsovereenkomst ter goedkeuring is voorgelegd aan de Belgische regering; Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen 24. wijst erop dat de Commissie tot nu toe zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft opgericht krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; dat zes gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) onder de onderzoeksactiviteiten van de DG's RTD en INFSO van de Commissie vallen en dat één gemeenschappelijke onderneming belast is met het ontwikkelen van een nieuw luchtverkeerscontrolesysteem (SESAR) op het vlak van vervoer waarvan de activiteiten onder toezicht staan van DG MOVE; 25. merkt op dat de totale indicatieve middelen die nodig worden geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaan 21 793 000 000 EUR bedragen; 26. merkt op dat de totale bijdrage van de Unie die noodzakelijk wordt geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaan 11 489 000 000 EUR bedraagt; 27. merkt op dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke ondernemingen uitkomt op 505 000 000 EUR bedraagt voor het begrotingsjaar 2010; 28. verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit geconsolideerde informatie te verstrekken over de totale jaarlijkse financiering per gemeenschappelijke onderneming uit de algemene begroting van de Unie om transparantie en duidelijkheid over het gebruik van de middelen van de Unie te garanderen en het vertrouwen van de Europese belastingbetalers te herstellen; 29. is tevreden met het initiatief van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS om in haar jaarlijkse activiteitenverslag informatie op te nemen over de bewaking en controle van haar lopende projecten; is van mening dat deze werkwijze door de overige
285
gemeenschappelijke ondernemingen moet worden nagevolgd; 30. herinnert eraan dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen zijn en dat als gevolg daarvan publieke en private belangen met elkaar verweven zijn; is van mening dat in de gegeven omstandigheden het risico dat er belangenconflicten ontstaan, niet mag worden uitgesloten, maar op de juiste wijze moet worden aangepakt; verzoekt de gemeenschappelijke ondernemingen daarom om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de verificatiemechanismen die binnen hun respectieve structuren voorhanden zijn om een degelijk beheer en preventie van belangenconflicten mogelijk te maken; 31. merkt op dat de gemeenschappelijke ondernemingen, met uitzondering van met name de gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, betrekkelijk kleine en geografisch geconcentreerde structuren zijn; is daarom van mening dat zij hun middelen zoveel mogelijk moeten bundelen; 32. verzoekt de Rekenkamer om de kwijtingsautoriteit een follow-up te verstrekken van zijn opmerkingen bij de respectieve jaarrekening van elk van de gemeenschappelijke ondernemingen voor het begrotingsjaar 2011; 33. verzoekt de Rekenkamer om het Parlement binnen een redelijke termijn een speciaal verslag voor te leggen over de toegevoegde waarde van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen voor een efficiënte uitvoering van de programma's van de Unie inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; merkt voorts op dat in dit rapport ook ingegaan moet worden op de effectiviteit van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen.
286
P7_TA-PROV(2012)0191 Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming ENIAC 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC3, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van eerstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0112/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daar integraal deel van uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 48. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
287
ENIAC, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
288
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC3, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van eerstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0112/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 48. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
289
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC3, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94 van eerstgenoemde verordening, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0112/2012), A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming ENIAC ("de gemeenschappelijke onderneming") op 20 december 2007 voor een periode van 10 jaar is opgericht om een "onderzoeksagenda" vast te stellen en ten uitvoer te leggen voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden; B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming in juli 2010 haar financiële autonomie heeft verkregen; C. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming zich nog in de aanloopfase bevindt en dat haar interne systemen voor toezicht en financiële rapportage eind 2010 nog niet volledig waren ontwikkeld; 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 48. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
290
D. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslagen over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de rekeningen op grond van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de aansluiting hiervan op de economische resultatenrekening niet in de rekeningen heeft opgenomen; E. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslagen over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 verklaart redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; F. overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor de periode van 10 jaar 450 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma onderzoek; G. overwegende dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 38 440 000 EUR bedroeg; Betrouwbaarheid van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming 1. stelt met bezorgdheid vast dat de gemeenschappelijke onderneming van de Rekenkamer een verklaring met beperking heeft ontvangen over de betrouwbaarheid van de rekeningen, op grond van het feit dat zij de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de aansluiting hiervan op de economische resultatenrekening, die worden voorgeschreven door EG-boekhoudregel 16 "Presentatie van informatie over het budget in de jaarrekening", niet in de rekeningen heeft opgenomen; 2. maakt uit het commentaar van de gemeenschappelijke onderneming op dat de verklaring met beperking te wijten is aan het feit dat de gemeenschappelijke onderneming en de Rekenkamer van verschillende data zijn uitgegaan om te bepalen vanaf wanneer de gemeenschappelijke onderneming autonoom is gaan werken; Begrotings- en financieel beheer 3. erkent dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming van 1 januari 2010 tot 4 mei 2010 werd beheerd door directoraat-generaal INFSO; merkt op dat de huishoudelijke kredieten in mei 2010 aan de gemeenschappelijke onderneming werden overgedragen, maar dat de operationele begrotingsonderdelen niet werden overgedragen en in het boekhoudsysteem ontoegankelijk bleven tot de gemeenschappelijke onderneming op 26 juli 2010 officieel financiële autonomie kreeg; wijst erop dat de gemeenschappelijke onderneming pas op 22 september 2010, met de overdracht van kredieten voor operationele activiteiten, de middelen verkreeg om haar eigen begroting uit te voeren; 4. maakt uit de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming op dat de definitieve begroting een bedrag van 38 440 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten omvatte, en dat daarvan 36 168 000 EUR werd besteed aan de oproep van 2010; 5. stelt vast dat de bestedingsgraad voor de beschikbare vastleggings- en betalingskredieten respectievelijk 99 % en 24 % was; is bezorgd over de lage uitvoeringsgraad van de betalingskredieten en met name over de onderliggende activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming; onderstreept dat het kassaldo aan het einde van het jaar
291
20 000 000 EUR bedroeg, oftewel 53 % van de voor 2010 beschikbare betalingskredieten; 6. merkt op dat de lage uitvoering van de betalingskredieten te wijten is aan de vertraagde overdracht van de operationele activiteiten en de bijbehorende middelen van de Commissie aan de gemeenschappelijke onderneming; 7. maakt uit de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming op dat een handboek is opgesteld, waarin de scheiding van functies staat vermeld; hierdoor konden de onderstaande vijf uitzonderingen worden vastgesteld die zich in de aanvangsfase bij de uitvoering van de eigen begroting voordeden: – 3 contracten werden ondertekend terwijl de ABAC-verrichtingen nog niet voltooid waren, omdat de duur van de ABAC-procedure onderschat was, – 1 contract dat aan een bestaande vastlegging gekoppeld was, werd ondertekend voordat werd bepaald dat er een nieuwe vastlegging vereist was, – 1 ontbrekend contract werd ontdekt tijdens de overdracht van de autonomie en werd ondertekend nadat de eerste betalingen waren goedgekeurd, stelt vast dat de corrigerende maatregelen zijn uitgevoerd en dat er verder geen uitzonderingen zijn waargenomen; Systemen voor interne controle 8. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming met klem haar systemen voor interne controle en financiële informatie te voltooien; roept de gemeenschappelijke onderneming met name op om belangrijke onderdelen van haar internecontrolesysteem, zoals de boekhoudprocedures en controles met betrekking tot de afsluiting van de rekeningen en de opname en waardering van de operationele uitgaven, vast te stellen en te documenteren; 9. neemt kennis van de vaststelling van de Rekenkamer dat er controlegebreken zijn ontdekt op het gebied van financiële verificatie vooraf van voorfinancieringsbetalingen, met name met betrekking tot de berekening en validering van de betaalde bedragen; onderstreept dat voor voorfinancieringsbetalingen en voor de aanvaarding van kosten volledig werd vertrouwd op de van de nationale financierende autoriteiten ontvangen certificaten en dat er geen andere controles werden verricht om de wettigheid en regelmatigheid van de gedeclareerde kosten te waarborgen; 10. merkt op dat de controle achteraf van de met de projecten verband houdende kostendeclaraties volledig aan de lidstaten is gedelegeerd; vindt het niettemin belangrijk dat de gemeenschappelijke onderneming garandeert dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; is daarom van mening dat de gemeenschappelijke onderneming het moeilijk zal krijgen te garanderen dat de financiële belangen van haar leden naar behoren worden beschermd en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; roept de gemeenschappelijke onderneming op haar strategie om de kostendeclaraties achteraf te controleren, te heroverwegen en de kwijtingsautoriteit te informeren over het ingevoerde mechanisme dat naleving van artikel 12 van haar oprichtingsverordening (EG) nr. 72/2008 garandeert;
292
11. stelt vast dat de rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming de financiële en boekhoudkundige systemen (ABAC en SAP) heeft gevalideerd; stelt echter vast dat de onderliggende bedrijfsprocessen niet werden gevalideerd, met name het proces dat financiële informatie levert over de validering en betaling van de van de nationale instanties ontvangen kostendeclaraties; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit te laten weten hoe ver het staat met de validering van de onderliggende bedrijfsprocessen; 12. neemt kennis van de bevinding van de Rekenkamer dat de gemeenschappelijke onderneming, gelet op haar omvang en taken, beschikt over een toereikende IT-organisatie en toereikende IT-praktijken; benadrukt echter dat de cyclus voor strategische IT-planning, de indeling van gegevens in overeenstemming met de vereisten inzake vertrouwelijkheid en integriteit, alsook een rampenherstelplan achterliggen op schema; roept de gemeenschappelijke onderneming op de situatie te verbeteren en de kwijtingsautoriteit hierover een bijgewerkt verslag voor te leggen; Interne audit 13. stelt vast dat de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming nog niet dusdanig zijn gewijzigd dat daar nu tevens een bepaling in staat die verwijst naar de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie ten aanzien van de algemene begroting als geheel; 14. stelt echter vast dat de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming de taakomschrijving van de dienst Interne audit van de Commissie heeft aangenomen; Vertraagde financiële autonomie 15. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming in februari 2008 is opgericht, maar pas in juli 2010 autonoom begon te werken; spreekt zijn grote bezorgdheid erover uit dat de gemeenschappelijke onderneming een vierde van haar looptijd, tot en met 31 december 2017, heeft gebruikt om financieel autonoom te worden; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming pas net na september 2010 operationele betalingen kon doen, toen de overdracht van contanten van de Commissie aan de gemeenschappelijke onderneming die de operationele kredieten dekte, had plaatsgevonden; staat erop dat deze vertragingen geen verlenging van haar bestaansperiode van 10 jaar tot gevolg mogen hebben, maar het bestuur van de gemeenschappelijke onderneming veeleer moeten aanmoedigen om alle gebreken aan te pakken en haar doelstellingen binnen de looptijd van 10 jaar te halen; Oproep tot het indienen van voorstellen en projectbeheer Oproep van 2010 16. maakt uit de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming op dat er veel reactie is gekomen op oproep 3 tot het indienen van voorstellen; neemt kennis van het feit dat 10 voorstellen voor financiering zijn geselecteerd, maar dat 11 subsidiabele projecten niet konden worden gefinancierd, omdat de beschikbare begroting uitgeput was; Oproep van 2008 en van 2009
293
17. is ernstig bezorgd over de langzame voortgang van de projecten in het kader van oproep 1 (2008) en oproep 2 (2009); 18. maakt uit het jaarverslag 2010 van de gemeenschappelijke onderneming op dat voor oproep 1 de situatie aan het eind van 2010 er als volgt uitzag: – van de in totaal 166 partners hadden er 6 (3,6 %) geen nationale subsidieovereenkomst, hoofdzakelijk vanwege lopend papierwerk na doorgevoerde wijzigingen; – 15,1 % van de partners (25, hoofdzakelijk partners uit Italië) had een nationale subsidieovereenkomst afgesloten, maar nog niet het toelatingsformulier ondertekend; 19. concludeert uit de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming dat de contracten voor de projecten uit oproep 2 nog langzamer vorderden; dat aan het eind van 2010 hiervoor slechts 6 subsidieovereenkomsten voor gemeenschappelijke ondernemingen konden worden ondertekend, terwijl de overige 5 projecten vertraging opliepen om de volgende redenen: – 3 projecten hebben Italiaanse projectcoördinatoren die nog steeds wachten op het landsbesluit en die het niet eens waren met hun vervanging door partners uit andere landen, – het SMART-project is herschreven nadat Frankrijk, een aantal maanden na de financieringsbeslissing van de overheidsraad, de financiering wegens bezuinigingen had stopgezet, – MIRANDELA was klaar voor ondertekening, maar werd op het laatst gewijzigd met betrekking tot de verantwoordelijke persoon die voor ondertekening bevoegd was; 20. stelt op basis van het jaarverslag vast dat sinds het begin van het programma tot en met eind 2010 de gemeenschappelijke onderneming meer dan 300 subsidiebetalingen heeft gedaan voor in totaal 9 800 000 EUR; merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming de situatie van contracten en betalingen onaanvaardbaar vindt en heeft besloten actie te ondernemen teneinde: – er zeker van te zijn dat de bij het proces betrokken entiteiten bekend zijn met de procedures, – duidelijkheid te verschaffen over de volgorde van de handelingen en uitwisselingen die plaats moeten vinden met de nationale financierende autoriteiten, – de te nemen stappen te definiëren en de procedures te versnellen, – de vooruitgang te volgen door nationale entiteiten te bezoeken om de stand van zaken na te gaan of de procedures toe te lichten; 21. roept de gemeenschappelijke onderneming op aan de kwijtingsautoriteit het volgende over te leggen: – een bijgewerkt verslag over de actuele situatie met betrekking tot de projecten in het kader van oproep 1 en 2 wat betreft de voortgang van de afwikkeling van contracten en subsidiebetalingen,
294
– een evaluatieverslag over de genomen maatregelen teneinde het contracterings- en betalingsproces te versnellen en over de gerealiseerde voortgang door de tenuitvoerlegging ervan, – een bijgewerkt verslag over de actuele situatie met betrekking tot de projecten in het kader van oproep 3 zowel wat contracten als wat betalingen betreft; Prestaties 22. maakt uit het jaarverslag op dat op 16 december 2010 het verslag van de Commissie over de eerste tussentijdse beoordeling van de gezamenlijke technologie-initiatieven van ARTEMIS en ENIAC is aangenomen; 23. onderstreept dat de tussentijdse beoordeling drie aanbevelingen voor de gemeenschappelijke onderneming bevat: – het probleem van ‘free riding’ oplossen; de gemeenschappelijke onderneming moet een systeem uitwerken waarbij ieder niet-aangesloten begunstigde land een percentage van zijn bijdrage aan de Unie betaalt als een vergoeding voor de kosten van de gemeenschappelijke onderneming, – het evaluatie- en selectieproces moet worden gewijzigd teneinde de portefeuille van ondersteunde projecten en de strategische Europese doelstellingen van het programma beter op elkaar af te stemmen, – de lidstaten en de industrieverbonden moeten samenwerken teneinde procedés vast te stellen waarbij mogelijke indieners in een vroeg stadium constructieve feedback krijgen over hun vooruitzichten op ondersteuning; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit te informeren over de ingevoerde maatregelen naar aanleiding van de resultaten van deze eerste tussentijdse beoordeling; 24. stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming de onderbesteding van haar operationele begroting als het belangrijkste knelpunt beschouwt om haar opdracht te kunnen uitvoeren; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming daarom in 2010 overging tot opstelling van een lijst actiepunten die de situatie ten goede moeten keren, waaronder: – de bevordering van het bepalen van strategisch relevante projecten, – de identificatie van nationale programma’s die er voordeel mee zouden doen als ze in een Europese context worden geplaatst, – de betrokkenheid van extra nationale financierende entiteiten, – de optimalisering van de financieringssplitsing tussen EUREKA-cluster CATRENE en de gemeenschappelijke onderneming; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit te informeren over de stand van de tenuitvoerlegging van deze actiepunten en over de behaalde resultaten; 25. neemt kennis van het voorstel van de Commissie tot vaststelling van het specifieke
295
programma tot uitvoering van "Horizon 2020" – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), waarbij de Commissie de mogelijkheid schept om ARTEMIS en ENIAC te combineren tot één initiatief en om nieuwe gemeenschappelijke ondernemingen op te richten in het kader van de aanpak van de ‘maatschappelijke uitdagingen’ die deel uitmaken van Horizon 2020; verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit hierover op de hoogte te houden; Ontbrekende gastheerschapsovereenkomst 26. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming spoedig overeenkomstig Verordening (EG) nr. 72/2008 een gastheerschapsovereenkomst met België moet sluiten betreffende kantoorruimte, de voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen van Belgische zijde; Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen 27. wijst erop dat de Commissie tot dusver zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft opgericht krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; merkt op dat zes van deze gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) zich met onderzoek bezighouden onder toezicht van de directoraten-generaal RTD en INFSO van de Commissie en dat de zevende, die belast is met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersleidingssysteem (SESAR), onder DG MOVE valt; 28. merkt op dat het totale voor de gemeenschappelijke ondernemingen voor hun bestaansduur benodigde bedrag begroot wordt op 21 793 000 000 EUR; 29. merkt op dat de totale voor de gemeenschappelijke ondernemingen voor hun bestaansduur benodigde financiële bijdrage van de Unie begroot wordt op 11 489 000 000 EUR; 30. merkt op dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke ondernemingen in het begrotingsjaar 2010 505 000 000 EUR bedroeg; 31. verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te verstrekken over de totale jaarlijkse financiering van de individuele gemeenschappelijke ondernemingen uit de algemene begroting van de Unie, dit teneinde te zorgen voor transparantie en duidelijkheid over de aanwending van de communautaire middelen en zo mede het vertrouwen van de Europese belastingbetaler te herstellen; 32. is ingenomen met het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarverslag informatie op te nemen over het toezicht op en de analyse van lopende projecten; is van mening dat dit goede voorbeeld gevolgd moet worden door de overige gemeenschappelijke ondernemingen; 33. herinnert eraan dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen zijn en dat publieke en private belangen daardoor onderling vervlochten zijn; is van mening dat onder die omstandigheden de kans op belangenconflicten niet mag worden gebagatelliseerd, maar naar behoren dient te worden aangepakt; verzoekt de gemeenschappelijke ondernemingen daarom de kwijtingsautoriteit mede te delen over welke verificatiemechanismen hun organisaties beschikken om belangenconflicten te voorkomen en zo nodig op te lossen;
296
34. merkt op dat, met de grote uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, gemeenschappelijke ondernemingen relatief klein en geografisch geconcentreerd zijn; is daarom van mening dat zij waar mogelijk hun krachten dienen te bundelen; 35. verzoekt de Rekenkamer, in haar verslag over de jaarrekeningen van de gemeenschappelijke ondernemingen voor het begrotingsjaar 2011, aan de kwijtingsautoriteit vervolginformatie te verschaffen over de opmerkingen die de Rekenkamer voor elk van hen heeft gemaakt; 36. nodigt de Rekenkamer uit om het Parlement binnen een redelijk tijdsbestek een speciaal verslag te doen toekomen over de meerwaarde die de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen heeft voor de goede uitvoering van de EU-programma's op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; merkt verder op dat in dit verslag tevens moet worden geanalyseerd of bij de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming doeltreffend te werk is gegaan.
297
P7_TA-PROV(2012)0192 Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH) 1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief voor brandstofcellen en waterstof3, – gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof4, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0110/2012), 1 2 3 4 5
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 40. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1. PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
298
1. verleent de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
299
2.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief voor brandstofcellen en waterstof3, – gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof4, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0110/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, de Raad, de Commissie en 1 2 3 4 5
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 40. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1. PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
300
de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
301
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief voor brandstofcellen en waterstof3, – gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof4, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0110/2012), A.
1 2 3 4 5
overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof ("de gemeenschappelijke onderneming") is opgericht in mei 2008 om tot en met 31 december 2017 ten behoeve van een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën te PB C 368 van 16.12.2011, blz. 40. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1. PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
302
werken aan de ontwikkeling van markttoepassingen en op die manier bijkkomende inspanningen van de industrie te vergemakkelijken; B.
overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming slechts vanaf november 2010 financieel autonoom is beginnen te werken;
C.
overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
D.
overwegende dat de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de Europese Industriegroepering gezamenlijk technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof (industriegroepering) de oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn;
E.
overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor genoemde periode 470 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek;
F.
overwegende dat voor het begrotingsjaar 2010 de begroting van de gezamenlijke onderneming 97 400 000 EUR bedroeg;
Budgettair en financieel beheer 1.
maakt uit de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 op dat haar begroting tussen 1 januari 2010 en 14 november 2010 beheerd werd door DG RTD; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming op 15 november 2010 autonoom werd;
2.
stelt op basis van de definitieve jaarrekening vast dat de gezamenlijke onderneming in 2010 haar begroting tweemaal heeft gewijzigd; stelt met name vast dat: − de eerste begrotingswijziging is uitgevoerd om de structuur van de begroting te doen aansluiten op de behoeften van de gezamenlijke onderneming en om met het oog op de latere autonomie van de gezamenlijke onderneming in 2010 de inkomsten te herverdelen, − met de tweede begrotingswijziging op verzoek van de Commissie twee inkomstenposten zijn samengevoegd;
3.
maakt uit de definitieve jaarrekening op dat de uitvoerend directeur in 2010 een drietal begrotingsoverschrijvingen heeft verricht die in totaal 0,11% van de betalingskredieten voor 2010 vertegenwoordigen;
4.
leidt uit de definitieve jaarrekening af dat de begroting van de gezamenlijke onderneming in 2010 een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,01% had met betrekking tot vastleggingskredieten en van 88,7% van de betalingskredieten; merkt in het bijzonder op dat: − de uitvoeringsgraad betreffende personeelskredieten, voornamelijk als gevolg van vertragingen bij de aanwerving van werknemers, met respectievelijk 19,14% en 13,63%, laag is,
303
− de uitvoeringsgraad voor betalingskredieten betreffende infrastructuur als gevolg van de late autonomie van de gezamenlijke onderneming met 15,39% laag is; verzoekt de gezamenlijke onderneming de kwijtingsautoriteit uit te leggen waarom de vertragingen bij de aanwerving van werknemers hebben plaatsgevonden; dringt er bovendien bij de gezamenlijke onderneming op aan de kwijtingsautoriteit mee te delen welke maatregelen er getroffen zijn om de situatie te verhelpen en te zorgen voor een hogere uitvoeringsgraad van haar begroting zowel betreffende vastleggingen als betalingen; 5.
merkt op dat alle operationele betalingen aan begunstigden in 2010 zijn uitgevoerd in de laatste zes weken van dat jaar;
Interne-controlesystemen 6.
roept de gemeenschappelijke onderneming en in het bijzonder haar rekenplichtige op om overeenkomstig haar financieel reglement de onderliggende operationele processen te formaliseren en valideren;
7.
merkt op dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat het IT-beheer en de IT-processen gezien de omvang en de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming volstaan; wijst er echter op dat de formalisering van haar beleid en procedures voor de strategische plannings- en monitoringcyclus voor IT, van de classificatie van gegevens overeenkomstig vertrouwelijkheids- en integriteitsvereisten, alsook van het bedrijfscontinuïteitsplan en het rampherstelplan, niet ver genoeg is gevorderd; dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming op aan deze situatie aan te pakken en de kwijtingsautoriteit een actueel verslag over deze kwestie te doen toekomen;
8.
herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming opgericht is in mei 2008, maar pas in november 2010 autonoom begon te werken; spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat de krachtens haar financiële regels vereiste en op de regels voor deelname van het zevende kaderprogramma gebaseerde onderzoeksmethodologie voor de waardering van bijdragen in natura nog altijd ontbreekt; maakte uit het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming op een vraag van de Rekenkamer op dat de onderneming in het tweede kwartaal van 2011 een dergelijke methodologie ontworpen heeft en dat deze in november 2011 ter goedkeuring is overlegd aan de raad van bestuur; roept de gemeenschappelijke onderneming op om de kwijtingsautoriteit te informeren over de meest recente ontwikkelingen ten aanzien van de goedkeuring en tenuitvoerlegging van de methodologie;
Interne audit 9.
neemt er kennis van dat de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming nog niet dusdanig zijn gewijzigd met een bepaling die verwijst naar de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie ten aanzien van de begroting als geheel;
10.
merkt echter op dat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen hebben getroffen om te waarborgen dat de respectievelijke operationele taken van de dienst Interne audit van de Commissie en de interne-auditfunctie van de gemeenschappelijke onderneming duidelijk zijn omschreven;
304
Oproep tot het indienen van voorstellen en projectbeheer 11.
maakt uit het jaarlijks activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming op dat de gezamenlijke onderneming in 2009 de selectieprocedure voor de oproep tot het indienen van voorstellen voor 2009 heeft afgerond middels de ondertekening van subsidieovereenkomsten voor 28 projecten en dat in het kader daarvan reeds tegen het einde van 2010 voor op één na alle projectconsortia de eerste betalingen verricht zijn;
12.
stelt op basis van het jaarlijks activiteitenverslag vast dat de oproep tot het indienen van voorstellen voor 2010 gepubliceerd is op 18 juni 2010 en dat de financiële bijdrage aan de oproep van de gezamenlijke onderneming 89 100 000 EUR bedroeg; neemt nota van het feit dat er vóór de deadline 71 voorstellen zijn ingediend waarvan 43 voldeden aan de criteria en dat de desbetreffende contractonderhandelingen in 2011 zijn uitgevoerd;
13.
verzoekt de gezamenlijke onderneming om de kwijtingsautoriteit: − een actueel verslag over de huidige stand van zaken ten aanzien van de projecten betreffende betalingen en voorlopige resultaten krachtens de oproepen tot het indienen van voorstellen van 2009 te bezorgen, − een actueel verslag te doen toekomen over de huidige stand van zaken ten aanzien van de projecten betreffende de afsluiting van contracten als betalingen krachtens de oproepen tot het indienen van voorstellen van 2010;
14.
is ervan op de hoogte dat de oproep tot het indienen van voorstellen van 2010 is beoordeeld door een team van 32 onafhankelijke deskundigen en een voorzitter en dat twee onafhankelijke waarnemers erop hebben toegezien dat het beoordelingsproces op een eerlijke, onpartijdige en vertrouwelijke wijze werd uitgevoerd; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingsautoriteit mee te delen van welke verificatiemechanismen zij gebruikmaakt om erop toe te zien dat de deskundigen en waarnemers volledig onafhankelijk zijn en aldus het risico op belangenverstrengelingen tijdens de beoordeling van offertes tot een minimum te beperken;
Geen gastheerschapsovereenkomst 15.
herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming spoedig overeenkomstig Verordening (EG) nr. 521/2008 een gastheerschapsovereenkomst met België dient te sluiten betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming worden verstrekt;
Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen 16.
onderstreept dat er tot dusver zeven gemeenschappelijke ondernemingen zijn opgericht door de Commissie krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; merkt op dat zes van deze gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) actief zijn op het gebied van onderzoek en onder de DG's RTD en INFSO van de Commissie vallen en de zevende belast is met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) en - omdat zij actief is op het gebied van vervoer - onder DG MOVE valt;
305
17.
merkt op dat het indicatieve totaal aan hulpbronnen dat nodig werd geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansduur 21 793 000 000 bedraagt;
18.
merkt op dat de volledige bijdrage van de Unie die nodig werd geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansduur 11 489 000 000 EUR bedraagt;
19.
merkt op dat in het begrotingsjaar 2010 de volledige bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke ondernemingen 505 000 000 EUR bedroeg;
20.
verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te verstrekken over de totale jaarlijkse financiering van de individuele gemeenschappelijke ondernemingen uit de algemene begroting van de Unie, dit teneinde te zorgen voor transparantie en duidelijkheid over de aanwending van de middelen van de Unie en zo mede het vertrouwen van de Europese belastingbetaler in dit opzicht te herstellen;
21.
is ingenomen met het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarlijks activiteitenverslag informatie op te nemen over het toezicht op en de analyse van lopende projecten; is van mening dat dit goede voorbeeld gevolgd moet worden door de overige gemeenschappelijke ondernemingen;
22.
wijst erop dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen zijn en dat dientengevolge publieke en private belangen met elkaar verweven zijn; is van mening dat onder deze omstandigheden de kans op belangenconflicten niet moet worden onderschat maar op een juiste manier moet worden aangepakt; roept daarom de gemeenschappelijke ondernemingen op de kwijtingsautoriteit te informeren over de in hun structuur aanwezige verificatiemechanismen die tot taak hebben een goed beheer te waarborgen en belangenconflicten te voorkomen;
23.
merkt op dat met grote uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie gemeenschappelijke ondernemingen relatief kleine structuren zijn en geografisch begrensd zijn; is daarom van mening dat zij waar mogelijk hun krachten dienen te bundelen;
24.
verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit te informeren over haar opmerkingen over iedere gemeenschappelijke onderneming in de respectievelijke verslagen over de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2011;
25.
verzoekt de Rekenkamer binnen een redelijke termijn een speciaal verslag op te stellen voor het Parlement over de toegevoegde waarde van het bestaan van de gemeenschappelijke ondernemingen voor de doeltreffende uitvoering van de EUprogramma's op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; merkt verder op dat dit verslag tevens een analyse dient te omvatten van de doeltreffendheid van de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen.
306
P7_TA-PROV(2012)0193 Kwijting 2010: Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI) 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2 en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologieinitiatief inzake innovatieve geneesmiddelen3, en met name artikel 11, lid 4, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0108/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010;
1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz 17. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
307
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daar een integraal onderdeel van uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
308
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologieinitiatief inzake innovatieve geneesmiddelen,3 en met name artikel 11, lid 4, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen1, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0108/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L). 1 2 3
PB C 368 van 16.12.2011, blz 17. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38.
309
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming2, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen3, en met name artikel 185, – gezien Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologieinitiatief inzake innovatieve geneesmiddelen4, en met name artikel 11, lid 4, –
gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen, dat bij besluit van haar raad van bestuur van 2 februari 2009 is goedgekeurd,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0108/2012), A.
1 2 3 4 5
overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen ("de gemeenschappelijke onderneming") in december 2007 voor een periode van tien jaar is PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. PB C 368 van 16.12.2011, blz 17. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
310
opgericht teneinde de efficiëntie en effectiviteit van het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, opdat de farmaceutische sector op de lange termijn doeltreffender en veiliger innovatieve geneesmiddelen ontwikkelt; B.
overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming op 16 november 2009 autonoom is beginnen te werken;
C.
overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
D.
overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming over de periode van tien jaar 1 000 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek;
E.
dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 107 150 584 EUR bedroeg;
Budgettair en financieel beheer 1.
constateert met bezorgdheid dat de raad van bestuur de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 en het uitvoeringsplan daarvan pas op 16 maart 2010 heeft vastgesteld en dat de gemeenschappelijke onderneming zich gedurende het hele eerste kwartaal van het jaar gedwongen zag om voor de uitvoering van betalingen gebruik te maken van de begrotingsregel van de voorlopige twaalfden;
2.
is bezorgd over het feit dat de leden van de gemeenschappelijke onderneming er niet in zijn geslaagd om tijdig tot overeenstemming te komen over de in het jaarlijkse uitvoeringsplan op te nemen wetenschappelijke prioriteiten en dat daardoor de oproep tot het indienen van voorstellen voor 2010 pas geplaatst werd op 22 oktober 2010;
3.
erkent dat de uiteindelijke begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor 2010 vastleggingskredieten ter waarde van 107 150 584 EUR en betalingskredieten ter waarde van 29 009 840 EUR bevatte; stelt vast dat de beschikbare vastleggings- en betalingskredieten respectievelijk slechts 6 procent en 35 procent bedroegen;
4.
is bezorgd over de lage uitvoeringsgraad van de begroting en over de achterliggende activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming; onderstreept dat het kassaldo aan het einde van het jaar 70 731 612,03 EUR bedroeg, oftewel 65 procent van de voor 2010 beschikbare betalingskredieten;
5.
stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming de lage uitvoeringsgraad van de vastleggings- en betalingskredieten en het hoge kassaldo verklaard heeft met de volgende elementen: −
de vertraging bij de vaststelling van de wetenschappelijke prioriteiten van de gemeenschappelijke onderneming en de vertraging bij de vaststelling van de in de oproep tot het indienen van voorstellen op te nemen onderwerpen, alsmede het feit dat daardoor de publicatie van de oproep en het daarmee samenhangende beoordelings- en selectieproces eveneens vertraging hadden opgelopen;
311
−
het feit dat de voorfinancieringsbetalingen aan succesvolle Call 3samenwerkingsprojecten als gevolg van de vertragingen binnen de geselecteerde consortia en de daardoor vertraagde ondertekening van subsidie-overeenkomsten pas verricht zijn in 2011 en niet zoals oorspronkelijk begroot in 2010;
roept de gemeenschappelijke onderneming en haar leden desalniettemin op alle benodigde maatregelen te treffen rond te komen tot een tijdige vaststelling van de wetenschappelijke prioriteiten en de in oproepen tot het indienen van voorstellen op te nemen onderwerpen, opdat in de komende financiële jaren de begroting wel in evenwicht is; Bepaling waarde bijdragen in natura 6.
herinnert eraan dat de gemeenschappelijke onderneming in december 2007 is opgericht en in november 2009 autonoom begon te functioneren; uit zijn diepe bezorgdheid over het feit dat de raad van bestuur de methodologie ter beoordeling van bijdragen in natura zoals die overeenkomstig de financiële regels van de onderneming vastgelegd dient te worden in de interne regels en procedures van de gemeenschappelijke onderneming, nog niet heeft goedgekeurd en dat de leden van de gemeenschappelijke onderneming die zijn aangesloten bij de European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations (EFPIA) niet in staat waren om overeenkomstig de subsidieovereenkomsten te rapporteren over de tijdens de eerste rapportageperiode gemaakte kosten;
7.
stelt op basis van de reactie van de gemeenschappelijke onderneming vast dat de aan de gemeenschappelijke onderneming deelnemende EFPIA-leden momenteel met elkaar in gesprek zijn over de voor de beoordeling van bijdragen in natura te hanteren methodologie en dat er na goedkeuring van de herziene modelsubsidieovereenkomst individuele verslagen zullen worden ingediend over de bijdrage in natura; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming en haar raad van bestuur dringend om de kwijtingverlenende autoriteit van deze kwestie op de hoogte te houden;
Aanbestedingsprocedures 8.
stelt op basis van het jaarlijks activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming vast dat de onderneming in 2010 de "IMI-richtsnoeren voor procedures voor opdrachten met een lage waarde" heeft vastgesteld met als doel te zorgen voor naleving van de Algemene handleiding voor openbare aanbestedingen van de Europese Commissie en aan te sluiten op de drempelwaarden voor openbare aanbestedingen in haar financiële regels voor aanbestedingsprocedures;
9.
stelt verder vast dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 tevens twee procedures voor opdrachten met een hoge waarde heeft uitgevoerd, en wel voor de IT-infrastructuur en de controle achteraf, die zijn uitgemond in kaderovereenkomsten die gepubliceerd zijn een het Publicatieblad; benadrukt dat deze procedures gezamenlijk met andere gemeenschappelijke ondernemingen zijn opgestart; vindt het initiatief van de gemeenschappelijke onderneming om gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures op te stellen interessant; is ervan overtuigd dat de gemeenschappelijke ondernemingen op deze manier schaalvoordelen zullen kunnen realiseren en geld van de belastingbetaler zullen kunnen besparen; spoort de gemeenschappelijke ondernemingen dan ook aan om zo vaak mogelijk gebruik te maken van gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures;
312
10.
stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming procedures voor opdrachten met een lage waarde heeft opgestart ten behoeve van de ontwikkeling van zijn website, de organisatie van communicatie-evenementen gedurende het jaar alsook ten behoeve van de aankoop van kantoormeubilair voor de nieuwe kantoorruimte;
11.
merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming op basis van haar juridische verplichtingen een overzicht van de toegekende contracten geplaatst heeft op haar website; stelt vast dat het overzicht alle sinds de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming op 31 oktober 2010 toegekende contracten weergeeft; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om haar overzicht van toegekende contracten op gezette tijden te actualiseren;
Oproep tot het indienen van voorstellen en projectbeheer 12.
herinnert eraan dat de gemeenschappelijke onderneming op 22 oktober 2010 een derde oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd heeft;
13.
neemt kennis van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 het onderhandelingsproces voor de tweede oproep tot het indienen van voorstellen heeft afgerond en zij een aanvang heeft genomen met de ontvangst en betaling van de kostendeclaraties van begunstigden die deelnamen aan projecten krachtens de eerste door de Commissie in april 2008 gepubliceerde oproep tot het indienen van voorstellen;
14.
stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming vast dat er onafhankelijke deskundigen zitting hadden in de evaluatiepanels voor de tweede oproep tot het indienen van voorstellen, zij het met uitzondering van de definitieve beoordeling en zonder te zijn voorzien van stemrechten, alsmede dat het uitvoerend bureau van de gemeenschappelijke onderneming onafhankelijke waarnemers heeft uitgenodigd bij het in twee fasen verlopende beoordelingsproces; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingverlenende autoriteit inlichtingen te verschaffen over de verificatiemechanismen die zij hanteert om ervoor te zorgen deskundigen en waarnemers volledig onafhankelijkheid zijn, om op die manier het risico op belangenconflicten bij de beoordeling van offertes tot een minimum te beperken;
15.
stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag vast dat de onafhankelijke waarnemers voor elke fase van het beoordelingsproces een verslag dienen op te stellen, stelt tevens vast dat er op basis van het in september 2010 door de onafhankelijke waarnemers uitgebrachte verslag over beoordelingsfase 2 een actieplan is opgesteld en dat het uitvoerend bureau van de gemeenschappelijke onderneming deze maatregelen nu bij de derde oproep tot het indienen van voorstellen ten uitvoer legt; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingverlenende autoriteit inlichtingen te verstrekken over de vorderingen van de tenuitvoerlegging van alle individuele in het actieplan opgenomen maatregelen;
16.
bevestigt dat de gemeenschappelijke onderneming haar operationele processen heeft uitgebreid met een aantal uitvoeringsmaatregelen teneinde belangenconflicten te vermijden; stelt in het bijzonder vast dat bij de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming betrokken personen dienen te voldoen aan welomschreven en bindende voorschriften; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om een actieplan op te stellen met concrete maatregelen en deadlines teneinde belangenconflicten te voorkomen
313
en de transparantie te vergroten alsook om dit actieplan te doen toekomen aan de kwijtingverlenende autoriteit; Internecontrolesystemen 17.
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om haar systemen voor interne controle en financiële informatie volledig operationeel te maken; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming in het bijzonder om belangrijke elementen van haar internecontrolessystemen als de boekhoudprocedures en de beheersingsmaatregelen in verband met de sluiting van rekeningen en de waardering en meting van de operationele uitgaven, nader te omschrijven en te documenteren;
18.
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming en haar rekenplichtige in het bijzonder bovendien om overeenkomstig de financiële regelingen de onderliggende operationele processen binnen afzienbare tijd te formaliseren en valideren; neemt kennis van de reactie van de gemeenschappelijke onderneming dat de validatie van de onderliggende operationele processen ter ondersteuning van het boekhoudkundig systeem in juni 2011 is afgerond; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingverlenende autoriteit tekst en uitleg te geven over deze vertraging;
19.
neemt kennis van de vaststelling van de Rekenkamer dat het IT-beheer en de ITprocessen gezien de omvang en de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming volstaan; wijst erop dat de formalisering van beleid en procedures op het vlak van de strategische plannings- en monitoringscyclus voor IT, van het bedrijfscontinuïteitsplan en het rampherstelplan evenwel achterloopt; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om een actieplan te ontwikkelen met concrete maatregelen en deadlines teneinde de formalisering van beleid en procedures op voornoemd vlak te versnellen, alsmede om de kwijtingverlenende autoriteit verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;
20.
wijst erop dat de strategie van de gemeenschappelijke onderneming voor controle achteraf middels een besluit van haar raad van bestuur van 14 december 2010 is goedgekeurd; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de strategie onverwijld ten uitvoer te leggen met behulp van controles ter plaatse en financiële controles onder deelnemers aan de door de gemeenschappelijke onderneming gefinancierde onderzoeksactiviteiten, alsook om de kwijtingverlenende autoriteit een jaarverslag te doen toekomen van de hand van haar uitvoerend directeur met daarin de conclusies van dergelijke controles alsook de naar aanleiding daarvan opgestelde aanbevelingen en opgelegde financiële correcties;
Interne audit 21.
neemt kennis van het feit dat de financiële regelingen van de gemeenschappelijke onderneming nog niet dusdanig gewijzigd zijn dat daar nu tevens een bepaling in staat die verwijst naar de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie ten aanzien van de algemene begroting als geheel;
22.
stelt evenwel vast dat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen getroffen hebben om te waarborgen dat de respectievelijke operationele taken van de dienst Interne audit van de Commissie en de interne-auditfunctie van de gemeenschappelijke onderneming duidelijk zijn omschreven;
314
23.
neemt nota van de toelichting van de gemeenschappelijke onderneming dat de noodzaak tot nadere opheldering van de rol van de dienst Interne audit in de financiële regelgeving van de gemeenschappelijke onderneming geanalyseerd zal worden na afronding van de huidige herziening van de financiële kaderregeling;
24.
leidt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming over 2010 af dat zij in november 2010 haar eigen internecontrolefunctie (IAC) tot stand heeft gebracht;
25.
stelt op basis van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming aan de Rekenkamer vast dat de bevoegdheden van de internecontrolefunctie van de gemeenschappelijke onderneming (IAC) en de dienst Interne audit (IAS) zijn opgehelderd middels de goedkeuring van de interne handvesten voor boekhoudkundige controle door IAC en IAS in maart 2011; neemt tevens kennis van het feit dat er momenteel gewerkt wordt aan een plan voor gecoördineerde strategische controles voor de periode 2012 t/m 2014 teneinde het effect van de geplande controles te optimaliseren en mogelijke overlappingen tussen de controlewerkzaamheden van de IAS en de IAC tot een minimum te beperken; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om die reden om de kwijtingverlenende autoriteit inlichtingen te verschaffen over het stadium waarin de voorbereidingen en de tenuitvoerlegging van dit plan zich nu bevinden;
Prestaties 26.
stelt vast dat de Commissie opdracht heeft gegeven voor een tussentijds onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 73/2008 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming en dat het onderzoek zich heeft toegespitst op de kwaliteit, de doeltreffendheid en de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan de verwezenlijking van de gestelde doelen;
27.
stelt vast dat het tussentijds onderzoek een aantal tekortkomingen aan het licht heeft gebracht:
− niet optimaal werkende interne controlestructuren, − een gebrek aan proactieve communicatieactiviteiten, − onvoldoende benutting van het adviesgevend potentieel van een aantal betrokken partijen;, − een onvoldoende aantal prestatiekernindicatoren alsmede onvoldoende gebruik van de wel aanwezige indicatoren ten aanzien van de risico's die de gemeenschappelijke onderneming loopt, waardoor de output van het hele initiatief niet erg helder is; stelt vast dat het tussentijdse onderzoek in december 2010 is afgerond en dat daar zeven aanbevelingen uit zijn voortgekomen; neemt nota van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming heeft toegezegd de conclusies van het tussentijdse onderzoek ter harte te nemen en ten uitvoer te leggen; 28.
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om die redenen om de kwijtingverlenende autoriteit mee te delen voor wanneer er welke maatregelen getroffen zijn teneinde de aanbevelingen van het tussentijds onderzoek ten uitvoer te leggen, en om de
315
kwijtingverlenende autoriteit op gezette tijden actuele informatie te verschaffen over de geboekte vooruitgang; Geen gastheerschapsovereenkomst 29.
herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming spoedig overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2008 een gastheerschapsovereenkomst met België dient te sluiten betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming worden verstrekt;
Horizontale op- en aanmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen 30.
wijst erop dat de Commissie tot nog toe zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft opgericht krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; merkt op dat zes van deze gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) actief zijn op het gebied van onderzoek en onder de directoraten-generaal van de Commissie RTD en INFSO vallen en de zevende belast is met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) die – omdat zij actief is op het gebied van vervoer – onder DG MOVE valt;
31.
merkt op dat het totale voor de gemeenschappelijke ondernemingen voor hun bestaansduur benodigde bedrag begroot wordt op 21 793 000 000 EUR;
32.
merkt op dat de totale voor de gemeenschappelijke ondernemingen voor hun bestaansduur benodigde financiële bijdrage van de Unie begroot wordt op 11 489 000 000 EUR;
33.
merkt op dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke ondernemingen in het financiële jaar 2010 505 000 000 EUR bedroeg;
34.
verzoekt de Commissie om de kwijtingverlenende autoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te verstrekken over de totale jaarlijkse financiering van de individuele gemeenschappelijke ondernemingen uit de algemene begroting van de Unie, dit teneinde te zorgen voor transparantie en duidelijkheid over de aanwending van de communautaire middelen en zo mede het vertrouwen van de Europese belastingbetaler te herstellen;
35.
is ingenomen met het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarlijkse activiteitenverslag informatie op te nemen over het toezicht op en de analyse van lopende projecten; is van mening dat dit goede voorbeeld gevolgd moet worden door de overige gemeenschappelijke ondernemingen;
36.
herinnert eraan dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen zijn en dat publieke en private belangen daardoor onderling vervlochten zijn; is van mening dat onder die omstandigheden de waarschijnlijkheid van belangenconflicten niet mag worden gebagatelliseerd, maar naar behoren dient te worden aangepakt; verzoekt de gemeenschappelijke ondernemingen om die reden de kwijtingverlenende autoriteit mede te delen over welke verificatiemechanismen hun organisaties beschikken om belangenconflicten te voorkomen en zo nodig op te lossen;
37.
merkt op dat met de grote uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie gemeenschappelijke ondernemingen relatief
316
klein zijn en geografisch geconcentreerd; is daarom van mening dat zij waar mogelijk hun krachten dienen te bundelen; 38.
verzoekt de Rekenkamer om de kwijtingverlenende autoriteit verslag uit te brengen over haar kanttekeningen bij de jaarverslagen van de verschillende gemeenschappelijke ondernemingen voor het financiële jaar 2011;
39.
verzoekt de Rekenkamer om binnen een redelijk tijdsbestek het Parlement een speciaal verslag te doen toekomen over de toegevoegde waarde van het bestaan van de gemeenschappelijke ondernemingen voor de doeltreffende uitvoering van de EUprogramma's op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; merkt verder op dat dit verslag tevens een analyse dient te omvatten van de doeltreffendheid van de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen.
317
P7_TA-PROV(2012)0194 Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 – 2011/2237(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de conclusies van de gemeenschappelijke delegatie van het Europees Parlement van de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole voor ITER in Cadarache van 16-18 mei 2011, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusieenergie van gunsten daaraan3, en met name artikel 5, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0113/2012),
1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 24. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
318
1. verleent de directeur van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
319
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 – 2011/2237(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de conclusies van de gemeenschappelijke delegatie van het Europees Parlement van de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole voor ITER in Cadarache van 16-18 mei 2011, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusieenergie van gunsten daaraan3, en met name artikel 5, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0113/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 24. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
320
gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
321
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 – 2011/2237(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de conclusies van de gemeenschappelijke delegatie van het Europees Parlement van de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole voor ITER in Cadarache van 16-18 mei 2011, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen2, en met name artikel 185, – gezien Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusieenergie van gunsten daaraan3, en met name artikel 5, – gezien het financieel reglement van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, door de raad van bestuur van de onderneming vastgesteld op 22 oktober 2007 (hierna "financieel reglement ITER"), – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name artikel 94, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0113/2012), 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 24. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
322
A. overwegende dat de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie ("de gemeenschappelijke onderneming") in maart 2007 werd opgericht voor een periode van 35 jaar; B. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; C. overwegende dat het financieel reglement ITER gebaseerd is op de financiële kaderregeling, die onlangs is aangepast om deze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen die in het algemeen Financieel Reglement zijn aangebracht; D. overwegende dat de Rekenkamer op 9 oktober 2008 advies nr. 4/2008 heeft uitgebracht inzake het financieel reglement ITER; E. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming in maart 2008 autonoom begon te werken; F. overwegende dat ten tijde van de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming het indicatieve totaal aan hulpbronnen dat voor de periode 2007-2014 nodig werd geacht, 9 653 000 000 EUR bedroeg; G. overwegende dat de definitieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 vastleggingskredieten ten belope van 444 100 000 EUR en betalingskredieten ten bedrage van 241 700 000 EUR bevatte; Budgettair en financieel beheer 1. merkt op dat de raad van bestuur in januari 2010 het aftreden van de eerste directeur van de gemeenschappelijke onderneming heeft aanvaard; 2. stelt bezorgd vast dat de Rekenkamer heeft gewezen op de noodzaak om de hulpbronnen voor het ITER-project aanzienlijk te vergroten ten opzichte van het indicatieve totaal aan hulpbronnen dat nodig werd geacht voor de periode 2007-2014; 3. merkt op dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 aanvankelijk werd goedgekeurd voor het totale bedrag ten belope van 447 440 000 EUR aan vastleggingskredieten en 254 900 000 EUR aan betalingskredieten; maakt uit de definitieve rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming op dat haar begroting voor 2010 tweemaal is gewijzigd; erkent met name dat de twee gewijzigde begrotingen vier doelen dienden: – het met 3 300 000 EUR verminderen van de administratieve bijdrage van het Euratom ten einde de aanvankelijke begroting van de gemeenschappelijke onderneming volledig in overeenstemming te brengen met de algemene begroting van de Unie voor 2010, – het bijwerken van de bijdrage van de gastlanden voor het ITER: er is een debetnota ten belope van 13 600 000 EUR gestuurd voor het volledige in de begroting opgenomen bedrag bestemd voor het betalen van de Franse bijdrage voor 2010; gebaseerd op een reële betalingsprognose is in 2010 8 000 000 EUR geïnd, – het bijwerken van de lidmaatschapbijdrages: de gemeenschappelijke onderneming heeft
323
een aanvulling op de lidmaatschapsbijdrages voor 2009 ontvangen, maar Italië en Hongarije hebben hun bijdrages voor de begroting van 2010 niet betaald, ondanks herhaalde herinneringen, – het opnemen van andere aanvullende ontvangsten afkomstig van de bankrente over de Franse bijdrage (104 506,54 EUR), de rente over de "lopende rekening" (34 629,49 EUR) en de vergoeding van het vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (1 389,00); 4. neemt nota van de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming die aangeven dat zij 99,9 % van haar begroting voor 2010 heeft uitgevoerd voor wat betreft de vastleggingskredieten; uit echter zijn bezorgdheid over de vertraging bij de uitvoering van activiteiten wat ertoe heeft geleid dat de uitvoeringsgraad van de betalingskredieten slechts 63,4 % bedraagt; 5. stelt met bezorgdheid vast dat de overdrachten afkomstig van 2009 voor vastleggingskredieten 106 800 000 EUR en voor betalingskredieten 52 200 000 EUR bedroegen en dat deze kredieten hoofdzakelijk toegerekende baten zijn van het ITERgastland en aan de ITER-constructie zijn toegewezen; 6. constateert op basis van de definitieve rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming dat de in 2010 geannuleerde vastleggings- en betalingskredieten voor administratieve uitgaven 1 090 550,73 EUR bedroegen, en de geannuleerde betalingskredieten voor beleidsuitgaven 50 713 452,82 EUR bedroegen; 7. wijst met bezorgdheid op het hoge kassaldo dat aan het eind van het jaar 78 800 000 EUR beliep, wat 26,8 % vertegenwoordigt van de beschikbare betalingskredieten in 2010; Overheidsopdrachten en subsidies 8. constateert op basis van het jaarverslag van de gemeenschappelijke onderneming dat er in 2010 in totaal 44 overheidsopdrachten werden gegund met een totale waarde van 826 000 000 EUR; constateert met name dat er 42 operationele overheidsopdrachten werden uitgeschreven, 43 aanbestedingsevaluaties werden opgesteld en 43 aanbestedingscontracten werden getekend; stelt op basis van voorgenoemd verslag ook vast dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 in totaal vijf administratieve aanbestedingscontracten heeft uitgeschreven, zeven administratieve aanbestedingscontracten heeft gegund voor een totale waarde van 6 000 000 EUR en zes aanbestedingscontracten heeft getekend; 9. stelt vast dat voor het begrotingsjaar 2010 in totaal 16 subsidieprocedures werden uitgeschreven, 21 evaluaties werden voltooid, 23 overeenkomsten werden geplaatst en 29 overeenkomsten werden getekend; 10. erkent dat de Rekenkamer in een steekproef negen aanbestedings- en zes subsidieprocedures heeft getest; is bezorgd over het feit dat van de negen gecontroleerde aanbestedingsprocedures er drie slechts één aanbieding hebben gekregen; is bovendien bezorgd over het feit dat er voor de subsidies gemiddeld één voorstel per aanvraag werd ingediend; roept de gemeenschappelijke onderneming op om een actieplan te ontwikkelen waarin concrete maatregelen en deadlines komen te staan om de concurrentie te bevorderen en om bij het opstellen, publiceren en evalueren van de aanvragen en bij het beheer van de
324
contracten het beginsel van de hoogste economische rendabiliteit te hanteren; 11. merkt op dat de controlemaatregelen die de gemeenschappelijke onderneming toepast, voordat betalingen in het kader van subsidieovereenkomsten worden verricht, niet voldoende worden gedocumenteerd om zekerheid te verschaffen over de naleving van de financiële voorschriften en de subsidiabilieit van de onderliggende kosten; onderstreept dat de interne controleur van de gemeenschappelijke onderneming ook heeft geconstateerd dat de aanpak om betalingen voor kostendeclaraties vooraf te controleren niet effectief is en niet goed is opgezet om kostendeclaraties af te handelen; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de nodige maatregelen te nemen om de controle voorafgaand aan het verrichten van betalingen te versterken en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van deze kwestie; 12. merkt op dat de lijst van begunstigden van de contracten en subsidies niet openbaar is gemaakt op de website van de gemeenschappelijke onderneming en is bezorgd over dit gebrek aan transparantie; roept derhalve de gemeenschappelijke onderneming op om het voorbeeld van de gemeenschappelijke ondernemingen CLEAN, SKY, FCH, IMI en SESAR te volgen en op haar website een complete lijst te publiceren van de begunstigden van alle contracten en subsidies voor zowel 2010 als voor alle voorgaande begrotingsjaren; Interne-controlesystemen 13. stelt met bezorgdheid vast dat de interne-controlesystemen van de gemeenschappelijke onderneming nog niet volledig zijn opgezet en geïmplementeerd zoals voorgeschreven in het financieel reglement; betreurt het bovendien dat er bezorgdheid is geuit over de financiële circuits en de scheiding van verplichtingen; erkent dat er op 1 januari 2011 een nieuwe organisatiestructuur operationeel werd; constateert echter dat de verantwoordelijkheid voor de financiële procedures nog steeds niet volledig is toegewezen en dat er nog steeds vacatures zijn voor belangrijke posten binnen de gemeenschappelijke onderneming; 14. roept de gemeenschappelijke onderneming op om de bedrijfsprocessen te verifiëren aan de hand waarvan de boekhoudsystemen (ABAC en SAP) van financiële informatie worden voorzien; dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming bovendien op aan om een geschikt instrument te installeren voor het beheer van de operationele contracten en dit te integreren met de rapportagesystemen voor de begroting en de financiële procedures; 15. stelt het op prijs dat de gemeenschappelijke onderneming een controlecommissie heeft ingesteld die direct verslag doet aan de raad van bestuur zoals door de kwijtingsautoriteit is verzocht; 16. merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming een in 2012 uit te voeren strategie voor controle achteraf aan het ontwikkelen is die tot taak heeft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen te beoordelen; onderstreept dat de gemeenschappelijke onderneming in maart 2008 autonoom begon te werken; Interne audit 17. neemt er kennis van dat het financiële reglement van de gemeenschappelijke onderneming nog niet is aangevuld met een bepaling die verwijst naar de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie met betrekking tot de algemene begroting als geheel;
325
18. merkt echter opdat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen hebben getroffen om te waarborgen dat de operationele taken van de dienst Interne audit van de Commissie en de interne-audittaken van de gemeenschappelijke onderneming duidelijk zijn omschreven; Te late betaling van de lidmaatschapsbijdrage en gastheerschapsovereenkomst 19. acht het van cruciaal belang dat de leden van de gemeenschappelijke onderneming de deadline voor het betalen van de lidmaatschapsbijdrage respecteren; merkt op dat er door de raad van bestuur maatregelen zijn goedgekeurd om in geval van te late betaling rente te heffen op de jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage; 20. erkent dat ondanks ondertekening door het koninkrijk Spanje en de gemeenschappelijke onderneming van een gastheerschapsovereenkomst inzake accommodatie, ondersteuning, voorrechten en immuniteiten nog geen permanente kantoorruimte beschikbaar is gesteld aan de gemeenschappelijke onderneming; merkt echter op dat de gemeenschappelijke onderneming in een tijdelijk kantoor is gevestigd dat door het koninkrijk Spanje wordt gefinancierd; Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen 21. onderstreept dat er tot dusver zeven gemeenschappelijke ondernemingen zijn opgericht door de Commissie krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; merkt op dat zes gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) onderzoek uitvoeren onder verantwoordelijkheid van de DG’s RTD en INFSO en één onderneming binnen het transportdomein valt en belast is met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) en waarvan de werkzaamheden onder toezicht staan van DG MOVE; 22. merkt op dat het indicatieve totaal aan hulpbronnen dat nodig werd geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode, 21 793 000 000 EUR bedraagt; 23. merkt op dat de volledige bijdrage van de Unie die nodig werd geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode, 11 489 000 000 EUR bedraagt; 24. merkt op dat de volledige bijdrage van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 aan de begroting van de gemeenschappelijke ondernemingen 505 000 000 EUR bedroeg; 25. verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit jaarlijks van geconsolideerde informatie te voorzien over het totale bedrag aan jaarlijkse financiering per gemeenschappelijke onderneming dat afkomstig is uit de algemene begroting om de transparantie en duidelijkheid te waarborgen over het gebruik van de gelden van de Unie en het vertrouwen van de Europese belastingbetaler te herstellen; 26. verwelkomt het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarverslag informatie op te nemen over het toezicht en de beoordeling van haar lopende projecten; is van oordeel dat deze praktijk door de overige gemeenschappelijke ondernemingen zou moeten worden overgenomen;
326
27. wijst erop dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen zijn en dat dientengevolge publieke en private belangen met elkaar verweven zijn; is van mening dat onder deze omstandigheden de kans op belangenconflicten niet moet worden onderschat maar op een juiste manier moet worden aangepakt; roept daarom de gemeenschappelijke ondernemingen op om de kwijtingsautoriteit te informeren over de in hun structuur aanwezige verificatiemechanismen die tot taak hebben een goed beheer te waarborgen en belangenconflicten te voorkomen; 28. merkt op dat, met de opmerkelijke uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, de gemeenschappelijke ondernemingen relatief kleine structuren zijn en geografisch begrensd; is daarom van oordeel dat zij waar mogelijk hun hulpmiddelen zouden moeten bundelen; 29. roept de Rekenkamer op om de kwijtingsautoriteit te informeren over de opmerkingen over iedere gemeenschappelijke onderneming in de respectievelijke verslagen over de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2011; 30. roept de Rekenkamer op om binnen een redelijke termijn een speciaal verslag op te stellen voor het Parlement over de toegevoegde waarde van de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen voor het doeltreffend uitvoeren van EU-programma’s voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; merkt bovendien op dat hetzelfde verslag een beoordeling zou moeten bevatten van de doeltreffendheid van de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen.
327
P7_TA-PROV(2012)0195 Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming SESAR 1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC)) Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gelet op artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid artikel 1852, – gezien Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)3, en met name artikel 4 ter, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 944, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0114/2012), 1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming SESAR kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010; 2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 32. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
328
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming SESAR, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
329
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, met name artikel 1852, – gezien Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)3, en met name artikel 4 ter, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 944, – gezien artikel 77 en bijlage VI bij zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0114/2012), 1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming SESAR, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.11, blz. 32. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
330
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC))
Het Europees Parlement, – gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, – gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1, – gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012), – gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, met name artikel 1852, – gezien Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)3, en met name artikel 4 ter, – gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming SESAR, aangenomen door haar raad van bestuur op 28 juli 2009 ("het financieel reglement van SESAR" genoemd), – gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 944, – gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0114/2012), A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming SESAR ("de gemeenschappelijke onderneming") in februari 2007 werd opgericht om het SESAR-onderzoeksprogramma (Single European Sky Air Traffic Management Research – luchtverkeersleiding voor het 1 2 3 4
PB C 368 van 16.12.2011, blz. 32. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12. PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
331
gemeenschappelijk Europees luchtruim) te beheren; B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming haar werkzaamheden zelfstandig aanving in augustus 2007; C. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming eigenaar is van alle roerende en onroerende goederen die door haar worden vervaardigd of die aan haar worden overgedragen voor de ontwikkelingsfase van het SESAR-project, in overeenstemming met de specifieke overeenkomsten gesloten met haar leden; D. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; E. overwegende dat de Rekenkamer in april 2010 haar advies nr. 2/2010 over het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming SESAR heeft uitgebracht; F. overwegende dat de begroting voor de ontwikkelingsfase 2008-2013 van het SESARproject uitkomt op EUR 2 100 000 000; G. overwegende dat voor het begrotingsjaar 2010 het definitieve budget voor de gemeenschappelijke onderneming uitkomt op EUR 143 000 000; Budgettair en financieel beheer 1. constateert dat in de definitieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 vastleggingskredieten ter hoogte van EUR 135 000 000 en betalingskredieten ter hoogte van EUR 143 000 000 waren opgenomen; constateert verder dat de bestedingsgraad voor vastleggings- en betalingskredieten op respectievelijk 97,3% en 82,2% uitkwam; 2. concludeert uit het verslag van de Rekenkamer dat de gemeenschappelijke onderneming aan het eind van het jaar 2010 beschikte over een positief begrotingssaldo van EUR 53 500 000 en dat de bankdeposito's EUR 57 200 000 bedroegen; stelt vast dat dit is gebaseerd op: – bijdragen van leden: EUR 55 600 000, – het resultaat van het voorgaande jaar: EUR 86 500 000, – betalingen aan de gemeenschappelijke onderneming: EUR 84 900 000, – overdracht van kredieten: EUR 3 700 000; 3. herinnert de gemeenschappelijke onderneming eraan dat deze situatie zich niet verdraagt met het budgettaire evenwichtsprincipe; stelt echter vast dat de gemeenschappelijke onderneming aan de Rekenkamer antwoordde dat de liquide balans over 2010 ten opzichte van 2009 met 34% afnam en dat uit de bijdragen van leden ter hoogte van EUR 55 600 000 in de laatste weken van 2010 een bedrag van EUR 43 800 000 werd ontvangen ter financiering van de activiteiten in 2011; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming een actieplan met concrete maatregelen en deadlines op te stellen om de begroting in evenwicht te houden en de kwijtingsautoriteit terzake te informeren;
332
4. onderstreept dat in overeenstemming met artikel 6 van het financieel reglement van SESAR geen uitgaven mogen worden bewilligd of goedgekeurd boven de kredieten die in de begroting staan vermeld; is er bezorgd over dat voor de twee begrotingshoofdstukken – administratieve kosten, onderzoek en ontwikkeling – de uitgaven de toegestane kredieten met respectievelijk 11% en 9% overschreden; neemt kennis van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming ervan uitgaat dat zij de totale betalingskredieten slechts in één keer kan opnemen in de totale begroting voor 2007-2016 om te vermijden dat het totale begrotingsplafond aan het eind van de ontwikkelingsfase van SESAR in 2016 wordt overschreden; herinnert de gemeenschappelijke onderneming eraan dat zij dient te voldoen aan de regels van haar eigen financieel reglement en verwacht dat in komende begrotingsjaren de toegestane uitgaven de begrotingskredieten niet zullen overschrijden; Interne-controlesystemen 5. stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 een begin maakte met het gebruik van het financieel verslagleggingssysteem (ABAC en SAP) dat ook door de Commissie wordt gebruikt; betreurt dat het operationeel programmabeheerssysteem van de gemeenschappelijke onderneming niet in dit financieel verslagleggingssysteem werd opgenomen en dat de onderliggende zakelijke processen per eind 2010 niet, zoals vereist door het financieel reglement van SESAR, door de rekenplichtige waren gevalideerd; 6. stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming een operationeel programmabeheerssysteem heeft ontwikkeld dat een aanvulling vormt op de financiële en budgettaire informatie en dat zij haar systemen zo goed mogelijk heeft geïntegreerd, binnen de gebruiksbeperkingen van ABAC en SAP; stelt daarnaast vast dat de gemeenschappelijke onderneming van plan was ABAC Assets en ABAC Contract aan het eind van 2011 te implementeren en dat het verslag van de rekenplichtige over de validering van de plaatselijke systemen in 2011 zal worden opgesteld; 7. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit informatie te verstrekken over: – de aard van de beperkingen die de gemeenschappelijke onderneming ervaart bij het gebruik van ABAC en SAP, – de status van de validering van de onderliggende zakelijke processen, in het bijzonder de plaatselijke systemen; 8. dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming niettemin op aan dat zij haar financiële verslagleggingssysteem (ABAC en SAP) integreert met haar operationeel programmabeheerssysteem waardoor de kosten aan specifieke activiteitenpakketten kunnen worden toegewezen en de financieringsbronnen van operationele kosten kunnen worden geïdentificeerd; Projectbeheer 9. concludeert uit het jaarverslag dat het SESAR-programma in 2010 bestond uit 304 projecten waarvan 171 werden geïnitieerd in 2009 terwijl 114 aanvullende projecten in 2010 werden gelanceerd; stelt vast dat 80,9% van de projecten zich in de uitvoeringsfase bevinden met uitsluiting van de projecten die werden geannuleerd (3) of opgeschort (10); stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming voor elk geannuleerd of opgeschort project een
333
verklaring heeft geleverd en heeft uitgelegd welke verbeteringsmaatregelen zijn genomen; stelt met betrekking tot de thans opgeschorte projecten vast dat: – ongeveer 60% ervan betrekking heeft op activiteiten waarvoor eerst volledige resultaten van andere projecten moeten zijn verkregen voordat deze weer kunnen worden opgestart; – ongeveer 20% betrekking heeft op projecten die niet op betrouwbare wijze zijn gekoppeld aan andere programma-activiteiten; De overige 20% is opgeschort wegens een onduidelijke relatie met het concept voor de toekomstige activiteiten vanwege onvolledige afstemming met het masterplan; 10. dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming op aan de kwijtingsautoriteit te informeren over de uitvoering van projecten binnen het SESAR-programma en inzage te geven in de bereikte resultaten; Prestaties 11. spoort de Commissie en de lidstaten aan tot meer doelmatigheid bij de uitvoering van de verordeningen betreffende het Europese gemeenschappelijke luchtruim, om de efficiëntie van de investeringen in het SESAR-project op te voeren; 12. vraagt aandacht voor het correcte beheer van de financiële middelen en onderstreept dat de gemeenschappelijke onderneming belangrijk is voor het Europese gemeenschappelijke luchtruim; 13. concludeert uit het jaarverslag dat er een totaaloverzicht werd opgesteld met betrekking tot de implementatie van het SESAR-programma en dat de conclusies uitwezen dat de ambitieuze doelstellingen van het programma zouden moeten worden onderscheiden in enerzijds technische en anderzijds operationele activiteiten, met een gedetailleerde vermelding van wat door wie en op welk tijdstip moet worden gedaan waardoor het SESAR-project kan worden voorzien van duidelijke en gevalideerde resultaten; concludeert dat dit zal bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de SESARontwikkelingsfase en de specifieke strategische doelstellingen voor 2012; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming een actieplan met concrete maatregelen en deadlines op te stellen gericht op de conclusies van het totaaloverzicht; 14. stelt daarnaast vast dat eind 2009 werd besloten tot instelling van een gemeenschappelijk uitvoeringskader voor SESAR gericht op een adequaat programma/projectbeheer via gestroomlijnde bewaking en controle; stelt vast dat dit uitvoeringskader aan het eind van 2010 duidelijk is gedefinieerd en dat rond 85% daarvan is geïmplementeerd en in werking is; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit te informeren over de uitvoering van de implementatie en het opzetten van het uitvoeringskader en over de bereikte resultaten; 15. stelt vast dat de Commissie in 2010 een eerste tussentijdse evaluatie van het werk van de gemeenschappelijke onderneming heeft opgesteld; stelt vast dat in deze evaluatie wordt opgemerkt dat de gemeenschappelijke onderneming in staat is optimaal te reageren op de behoeften van de gebruikers van het luchtruim en van de dienstverleners; meent echter dat tussentijdse evaluaties en evaluaties moeten worden gedaan door externe en onafhankelijke
334
deskundigen; Interne audit 16. verwelkomt het feit dat de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming eind 2010 een interne-auditfunctie (IAC) heeft ingericht, de voormalige interne controller van de gemeenschappelijke onderneming aan het hoofd van deze IAC heeft gesteld en akkoord is gegaan met het activiteitenplan van de IAC voor 2011; 17. concludeert uit het jaarverslag dat de gemeenschappelijke onderneming in mei 2010 een kaderovereenkomst voor controlediensten is aangegaan; 18. verwelkomt het feit dat de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie maatregelen hebben getroffen om ervoor te zorgen dat de omschrijvingen van de respectieve operationele rollen van de dienst Interne Audit van de Commissie en de interne-auditfunctie van de gemeenschappelijke onderneming duidelijker worden maar stelt vast dat het reglement van de gemeenschappelijke onderneming niet is geamendeerd; 19. constateert met voldoening dat de dienst Interne Audit op basis van het algemeen financieel reglement haar verantwoordelijkheden aanvaardt als Interne controller van de gemeenschappelijke onderneming en dat de Raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming het reglement voor de functie interne controle dienovereenkomstig heeft gewijzigd; Te late betaling van de lidmaatschapsbijdragen 20. is er bezorgd over dat de deadline voor betaling van de contante bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming niet door de leden is nageleefd; stelt vast dat de betalingsachterstanden uiteenliepen van 12 tot 113 dagen en dat twee leden eind 2010 in het geheel geen bijdrage hadden betaald; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming heeft gemeld dat deze bijdragen begin 2011 werden ontvangen; Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen 21. wijst erop dat de Commissie tot nu toe zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft opgericht krachtens artikel 187 van het Werkingsverdrag van de Europese Unie; dat zes gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) vallen onder de onderzoeksactiviteiten van de DG's van de Commissie RTD en INFSO en dat één gemeenschappelijke onderneming is belast met het ontwikkelen van een nieuw luchtvervoerbeheerssysteem (SESAR) in de sector vervoer waarvan de activiteiten worden gecontroleerd door het DG MOVE; 22. stelt vast dat de totale indicatieve hulpmiddelen die nodig worden geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomen op EUR 21 793 000 000; 23. stelt vast dat de totale indicatieve hulpmiddelen die nodig worden geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomen op EUR 11 489 000 000; 24. stelt vast dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke
335
ondernemingen in het begrotingsjaar 2010 uitkomt op EUR 505 000 000; 25. verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit geconsolideerde informatie te verstrekken over de totale jaarlijkse financiering per gemeenschappelijke onderneming die wordt onttrokken aan de algemene begroting van de Unie, helderheid te verschaffen over het gebruik van de gelden van de Unie en het vertrouwen van de Europese belastingbetalers in dit opzicht te herstellen; 26. verwelkomt het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarverslag informatie te geven over de bewaking en controle van haar lopende projecten; is van mening dat deze werkwijze moet worden nagevolgd door de overige gemeenschappelijke ondernemingen; 27. brengt in herinnering dat de gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private samenwerkingsverbanden zijn en dat als gevolg daarvan publieke en private belangen met elkaar verweven zijn; is van mening dat in de gegeven omstandigheden het ontstaan van belangenconflicten niet moet worden uitgesloten maar dat daarmee op de juiste wijze moet worden omgegaan; verzoekt de gemeenschappelijke ondernemingen daarom de kwijtingsautoriteit te informeren over de verificatiemechanismen binnen hun respectieve structuren gericht op een juiste aansturing en het voorkomen van belangenconflicten; 28. stelt vast dat de gemeenschappelijke ondernemingen, met uitzondering van met name de gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, betrekkelijk kleine en geografisch-geconcentreerde structuren vormen; is daarom van mening dat deze zoveel mogelijk moeten samenwerken bij het beheer van hun hulpmiddelen; 29. verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit te informeren over de follow-up van haar commentaar bij de jaarrekening over 2011 van elk van de gemeenschappelijke ondernemingen; 30. verzoekt de Rekenkamer op redelijke termijn een speciaal verslag aan het Parlement te zenden over de meerwaarde van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen voor een efficiënte uitvoering van programma's van de Unie inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; stelt verder dat dit rapport ook dient in te gaan op de effectiviteit van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen.
336