2007 - 2008
AANGENOMEN TEKSTEN van de vergadering van dinsdag 19 juni 2007
P6_TA-PROV(2007)06-19
NL
VOORLOPIGE UITGAVE
PE 391.045
NL
INHOUDSOPGAVE AANGENOMEN TEKSTEN
P6_TA-PROV(2007)0238 Bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (gecodificeerde versie) ***I (A6-0042/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (gecodificeerde versie) (COM(2006)0657 – C6-0381/2006 – 2006/0220(COD)) .............................................................................................. 1 P6_TA-PROV(2007)0239 Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gecodificeerde versie) ***I (A6-0043/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gecodificeerde versie) (COM(2006)0543 – C6-0315/2006 –2006/0170 (COD)) ...................................................................................................................... 2 P6_TA-PROV(2007)0240 Identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters van motorvoertuigen op twee of drie wielen (gecodificeerde versie) ***I (A6-0045/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters van motorvoertuigen op twee of drie wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0556 – C6-0323/2006 – 2006/0175(COD))............ 3 P6_TA-PROV(2007)0241 Bescherming van de consumentenbelangen: het doen staken van inbreuken (gecodificeerde versie) ***I (A6-0046/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0692 – C6-0429/2006 –2003/0099(COD)) ........................ 4 P6_TA-PROV(2007)0242 Stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) ***I (A6-0047/2007 - Rapporteur: Diana Wallis)
PE 391.045\ I
NL
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0670 – C60404/2006 –2006/0225(COD)) ..................................................................................................... 5 P6_TA-PROV(2007)0243 Maximumsnelheid en laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) ***I (A6-0048/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0667 – C6-0385/2006 – 2006/0219(COD))............ 6 P6_TA-PROV(2007)0244 Onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) ***I (A6-0049/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0662 – C6-0380/2006 – 2006/0221(COD)) ............................................................. 7 P6_TA-PROV(2007)0245 Zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) ***I (A6-0050/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0651 – C6-0377/2006 –2006/0216(COD)) .............................................................. 8 P6_TA-PROV(2007)0246 Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (gecodificeerde versie) ***I (A6-0132/2007 - Rapporteur: Hans-Peter Mayer) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (gecodificeerde versie) (COM(2006)0652 – C6-0378/2006 – 2006/0214(COD)) ......................................................................................................................... 9 P6_TA-PROV(2007)0247 Aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (gecodificeerde versie) ***I (A6-0167/2007 - Rapporteur: Hans-Peter Mayer) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (gecodificeerde versie) (COM(2006)0812 – C6-0504/2006 – 2006/0264(COD)) ....................................................................................................................... 10
II /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0248 Bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (gecodificeerde versie) ***I (A6-0201/2007 - Rapporteur: Hans-Peter Mayer) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (gecodificeerde versie) (COM(2006)0664 – C6-0384/2006 – 2006/0222(COD)) ............................................... 11 P6_TA-PROV(2007)0249 Garantie van de Gemeenschap aan de EIB voor projecten buiten de Gemeenschap (gecodificeerde versie) * (A6-0040/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een besluit van de Raad tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen voor projecten buiten de Gemeenschap (Midden- en Oost-Europa, Middellandse-Zeegebied, Latijns-Amerika en Azië en de Republiek Zuid-Afrika) (gecodificeerde versie) (COM(2006)0419 – C6-0302/2006 – 2006/0139(CNS)) ........................................................................................................................ 12 P6_TA-PROV(2007)0250 Minimumnormen ter bescherming van varkens (gecodificeerde versie) * (A6-0041/2007 - Rapporteur: Diana Wallis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (gecodificeerde versie) (COM(2006)0669 – C6-0430/2006 –2006/0224(CNS)).......... 13 P6_TA-PROV(2007)0251 Raszuivere fokrunderen (gecodificeerde versie) * (A6-0164/2007 - Rapporteur: Hans-Peter Mayer) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende raszuivere fokrunderen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0749 – C6-0002/2007 – 2006/0250(CNS))............................................................ 14 P6_TA-PROV(2007)0252 Gemeenschapsmerk (gecodificeerde versie) * (A6-0165/2007 - Rapporteur: Hans-Peter Mayer) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk (gecodificeerde versie) (COM(2006)0830 – C6-0050/2007 – 2006/0267(CNS))............................................................ 15 P6_TA-PROV(2007)0253 Productie van en handel in broedeieren en kuikens van pluimvee (gecodificeerde versie) * (A6-0166/2007 - Rapporteur: Hans-Peter Mayer) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de productie van en de handel in broedeieren en kuikens van pluimvee (gecodificeerde versie) (COM(2006)0694 – C6-0436/2006 – 2006/0231(CNS)) ........................................................................................................................ 16
PE 391.045\ III
NL
P6_TA-PROV(2007)0254 Controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van het Europees Landbouwgarantiefonds (gecodificeerde versie) * (A6-0168/2007 - Rapporteur: Hans-Peter Mayer) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van het Europees Landbouwgarantiefonds (gecodificeerde versie) (COM(2006)0813 – C6-0049/2007 – 2006/0265(CNS))........................................................................................................................ 17 P6_TA-PROV(2007)0255 Wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen (gecodificeerde versie) * (A6-0200/2007 - Rapporteur: Hans-Peter Mayer) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0605 – C6-0409/2006 – 2006/0192(CNS))..................................................................................................................... 18 P6_TA-PROV(2007)0256 Partnerschapsovereenkomst inzake visserij EG/ São Tomé e Príncipe * (A6-0231/2007 - Rapporteur: Luis Manuel Capoulas Santos) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek São Tomé e Príncipe en de Europese Gemeenschap (COM(2007)0085 – C6-0098/2007 – 2007/0034(CNS)) .................................... 19 P6_TA-PROV(2007)0257 Partnerschapsovereenkomst inzake visserij EG/Kiribati * (A6-0228/2007 - Rapporteur: Philippe Morillon) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kiribati (COM(2007)0180 – C6-0128/2007 – 2007/0062(CNS))............................................................ 22 P6_TA-PROV(2007)0258 Verzoek om verdediging van de immuniteit van Mario Borghezio (A6-0233/2007 - Rapporteur: Giuseppe Gargani) Besluit van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Mario Borghezio (2006/2304(IMM))....................... 24 P6_TA-PROV(2007)0259 Definitie, aanduiding, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken ***I (A6-0035/2007 - Rapporteur: Horst Schnellhardt) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken (COM(2005)0125 – C6-0440/2005 – 2005/0028(COD)) ......................................................................................... 25
IV /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0260 Katten- en hondenbont ***I (A6-0157/2007 - Rapporteur: Eva-Britt Svensson) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer in en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten (COM(2006)0684 – C6-0428/2006 – 2006/0236(COD)) ....................................................................................................................... 91 P6_TA-PROV(2007)0261 Europees beleid inzake breedband (A6-0193/2007 - Rapporteur: Gunnar Hökmark) Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over de totstandbrenging van een Europees beleid inzake breedband (2006/2273(INI)) ................................................................... 8 P6_TA-PROV(2007)0262 Economische en commerciële betrekkingen van de EU met Rusland (A6-0206/2007 - Rapporteur: Godelieve Quisthoudt-Rowohl) Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over de economische en commerciële betrekkingen van de EU met Rusland (2006/2237(INI)) ...................................... 19 P6_TA-PROV(2007)0263 Mededingingsbeleid 2005 (A6-0176/2007 - Rapporteur: Elisa Ferreira) Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 inzake het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2005 (2007/2078(INI)).............................................. 32 P6_TA-PROV(2007)0264 Crisis bij de Equitable Life Assurance Society (Aanbeveling) (B6-0199/2007) Aanbeveling van het Europees Parlement van 19 juni 2007 gebasserd op het verslag van de Enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society........................................ 39 P6_TA-PROV(2007)0265 Maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (A6-0209/2007 - Rapporteur: Marie Panayotopoulos-Cassiotou) Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over een regelgevend kader voor maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (2006/2276(INI))......................................................................................... 42
PE 391.045\ V
NL
P6_TA-PROV(2007)0238 Bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (gecodificeerde versie) (COM(2006)0657 – C6-0381/2006 – 2006/0220(COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0657), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 137, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0381/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0042/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 1
NL
P6_TA-PROV(2007)0239 Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gecodificeerde versie) (COM(2006)0543 – C6-0315/2006 – 2006/0170 (COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0543), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 175, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0315/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0043/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
2 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0240 Identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters van motorvoertuigen op twee of drie wielen (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters van motorvoertuigen op twee of drie wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0556 – C6-0323/2006 – 2006/0175(COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0556), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0323/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0045/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 3
NL
P6_TA-PROV(2007)0241 Bescherming van de consumentenbelangen: het doen staken van inbreuken (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0692 – C6-0429/2006 –2003/0099(COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0692), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0429/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0046/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
4 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0242 Stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0670 – C60404/2006 –2006/0225(COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0670), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0404/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0047/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 5
NL
P6_TA-PROV(2007)0243 Maximumsnelheid en laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0667 – C6-0385/2006 – 2006/0219(COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0667), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0385/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0048/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
6 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0244 Onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0662 – C6-0380/2006 – 2006/0221(COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0662), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0380/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0049/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 7
NL
P6_TA-PROV(2007)0245 Zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0651 – C6-0377/2006 –2006/0216(COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0651), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0377/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0050/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
8 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0246 Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (gecodificeerde versie) (COM(2006)0652 – C6-0378/2006 – 2006/0214(COD))
(Medebeslissingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0652), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 137, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0378/2006), – gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op de artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0132/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 9
NL
P6_TA-PROV(2007)0247 Aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (gecodificeerde versie) (COM(2006)0812 – C6-0504/2006 – 2006/0264(COD))
(Medebeslissingsprocedure – codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0812), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0504/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0167/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
10 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0248 Bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (gecodificeerde versie) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (gecodificeerde versie) (COM(2006)0664 – C6-0384/2006 – 2006/0222(COD))
(Medebeslissingsprocedure – codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0664), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 137, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0384/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0201/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 11
NL
P6_TA-PROV(2007)0249 Garantie van de Gemeenschap aan de EIB voor projecten buiten de Gemeenschap (gecodificeerde versie) * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een besluit van de Raad tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen voor projecten buiten de Gemeenschap (Midden- en Oost-Europa, Middellandse-Zeegebied, Latijns-Amerika en Azië en de Republiek Zuid-Afrika) (gecodificeerde versie) (COM(2006)0419 – C60302/2006 –2006/0139(CNS))
(Raadplegingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2006)0419), – gelet op artikel 181A van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0302/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0040/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
12 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0250 Minimumnormen ter bescherming van varkens (gecodificeerde versie) * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (gecodificeerde versie) (COM(2006)0669 – C6-0430/2006 –2006/0224(CNS))
(Raadplegingsprocedure - codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2006)0669), – gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0430/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0041/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 13
NL
P6_TA-PROV(2007)0251 Raszuivere fokrunderen (gecodificeerde versie) * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende raszuivere fokrunderen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0749 – C6-0002/2007 – 2006/0250(CNS))
(Raadplegingsprocedure – codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2006)0749), – gelet op de artikelen 37 en 94 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0002/2007), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0164/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
14 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0252 Gemeenschapsmerk (gecodificeerde versie) * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk (gecodificeerde versie) (COM(2006)0830 – C6-0050/2007 – 2006/0267(CNS))
(Raadplegingsprocedure – codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2006)0830), – gelet op artikel 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0050/2007), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0165/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 15
NL
P6_TA-PROV(2007)0253 Productie van en handel in broedeieren en kuikens van pluimvee (gecodificeerde versie) * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de productie van en de handel in broedeieren en kuikens van pluimvee (gecodificeerde versie) (COM(2006)0694 – C6-0436/2006 – 2006/0231(CNS))
(Raadplegingsprocedure – codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2006)0694), – gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0436/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0166/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
16 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0254 Controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van het Europees Landbouwgarantiefonds (gecodificeerde versie) * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van het Europees Landbouwgarantiefonds (gecodificeerde versie) (COM(2006)0813 – C6-0049/2007 – 2006/0265(CNS))
(Raadplegingsprocedure – codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2006)0813), – gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0049/2007), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0168/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. PE 391.045\ 17
NL
P6_TA-PROV(2007)0255 Wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen (gecodificeerde versie) * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (gecodificeerde versie) (COM(2006)0605 – C6-0409/2006 – 2006/0192(CNS))
(Raadplegingsprocedure – codificatie) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM (2006)0605), – gelet op de artikelen 93 en 94 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0409/2006), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten1, – gelet op artikel 80, artikel 51 en artikel 43, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0200/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
18 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0256 Partnerschapsovereenkomst inzake visserij EG/ São Tomé e Príncipe * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek São Tomé e Príncipe en de Europese Gemeenschap (COM(2007)0085 – C6-0098/2007 – 2007/0034(CNS))
(Raadplegingsprocedure) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel voor een verordening van de Raad (COM(2007)0085)1, – gelet op artikel 37 en artikel 300, lid 2, eerste alinea van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0098/2007), – gelet op artikel 51 en artikel 83, lid 7 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie visserij en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Begrotingscommissie (A6-0231/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel voor een verordening van de Raad, als geamendeerd door het Parlement, alsmede aan de sluiting van de overeenkomst; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Democratische Republiek São Tomé e Príncipe.
1
Nog niet in het PB gepubliceerd. PE 391.045\ 19
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendementen van het Parlement
Amendement 1 Overweging 1 bis (nieuw) (1 bis) De evaluatie van de vorige overeenkomst heeft problemen aan het licht gebracht op het gebied van de controle van en het toezicht op de activiteiten van sommige vaartuigen waarmee in het kader van die overeenkomst werd gevist, met name wat activiteiten- en vangstverslagen betreft. Amendement 2 Artikel 3, alinea 1 bis (nieuw) De Commissie gaat elk jaar na of de lidstaten waarvan de vaartuigen in het kader van het protocol actief zijn, hun aangifteverplichtingen nakomen. Als dit niet het geval is, wijst zij de verzoeken om visserijvergunningen voor het daaropvolgende jaar voor deze vaartuigen af. Amendement 3 Artikel 3 bis (nieuw) Artikel 3 bis In de loop van het laatste jaar van de geldigheidsduur van het protocol en vóór de sluiting van een nieuwe of verlenging van de bestaande overeenkomst, legt de Commissie een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van de lopende overeenkomst en over de omstandigheden waarin deze ten uitvoer werd gelegd, met inbegrip van een kosten-batenanalyse. Amendement 4 Artikel 3 ter (nieuw) Artikel 3ter De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad jaarlijks over de 20 /PE 391.045
NL
resultaten van het meerjarige sectorale programma als bedoeld in artikel 7, lid 2 van het protocol.
PE 391.045\ 21
NL
P6_TA-PROV(2007)0257 Partnerschapsovereenkomst inzake visserij EG/Kiribati * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kiribati (COM(2007)0180 – C6-0128/2007 – 2007/0062(CNS))
(Raadplegingsprocedure) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel voor een verordening van de Raad (COM(2007)0180)1, – gelet op artikel 37 en artikel 300, lid 2 van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0128/2007), – gelet op artikel 51 en artikel 83, lid 7 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie visserij en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Begrotingscommissie (A6-0228/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel voor een verordening van de Raad, als geamendeerd door het Parlement, alsmede aan de sluiting van de overeenkomst; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en van de Republiek Kiribati.
1
Nog niet gepubliceerd in het Publikatieblad.
22 /PE 391.045
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendementen van het Parlement
Amendement 1 Artikel 3 bis (nieuw) Artikel 3 bis De Commissie gaat elk jaar na of de lidstaten waarvan de vaartuigen onder dit protocol opereren, zich houden aan de aangifteverplichtingen als bedoeld in artikel 3. Amendement 2 Artikel 3 ter (nieuw) Artikel 3 ter In de loop van het laatste jaar van de geldigheidsduur van het protocol, en vóór sluiting van een nieuwe of verlenging van de bestaande overeenkomst, legt de Commissie een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze overeenkomst en over de omstandigheden waarin deze ten uitvoer werd gelegd. Amendement 3 Artikel 3 quater (nieuw) Artikel 3 quater De Commissie brengt jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de resultaten van het meerjarige sectorale programma als bedoeld in artikel 7, lid 2 van het protocol
PE 391.045\ 23
NL
P6_TA-PROV(2007)0258 Verzoek om verdediging van de immuniteit van Mario Borghezio Besluit van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Mario Borghezio (2006/2304(IMM))
Het Europees Parlement, – gezien het verzoek van Mario Borghezio om verdediging van zijn immuniteit in verband met een rechtszaak tegen hem bij een Italiaanse burgerlijke rechtbank, dat op 8 november 2006 werd ingediend, en van de ontvangst waarvan op 16 november 2006 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven, – na Mario Borghezio te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3 van zijn Reglement, – gelet op artikel 9 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en op artikel 6, lid 2 van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, – gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 19861, – gelet op artikel 6, lid 3 en artikel 7 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0233/2007), 1. besluit de immuniteit en de voorrechten van Mario Borghezio te verdedigen; 2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de Italiaanse Republiek.
1
Zie Jurisprudentie van het Hof 1964, blz. 407, zaak 101/63 (Wagner/Fohrmann en Krier) en Jur. 1986, blz. 2403, zaak 149/85 (Wybot v Faure).
24 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0259 Definitie, aanduiding, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken (COM(2005)0125 – C6-0440/2005 – 2005/0028(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0125)1, – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0440/2005), – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken over de voorgestelde rechtsgrondslag – gelet op de artikelen 51 en 35 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A6-0035/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
Nog niet in het PB gepubliceerd. PE 391.045\ 25
NL
P6_TC1_COD(2005)0028 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 19 juni 2007 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken∗ HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, ▌ Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De sector gedistilleerde dranken is met succes gereguleerd bij Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken3 en Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Commissie van 24 april 1990 houdende uitvoeringsbepalingen voor de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken4. Blijkens de ervaring van de laatste tijd is het echter nodig de regels voor de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van bepaalde gedistilleerde dranken te verduidelijken waarbij rekening moet worden gehouden met traditionele productiemethodes. Daarom moet Verordening (EEG) nr. 1576/89 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.
(2)
De sector gedistilleerde dranken is belangrijk voor de consumenten, de producenten en de landbouwsector in de Gemeenschap. De voor de sector gedistilleerde dranken geldende maatregelen moeten bijdragen tot een hoog niveau van consumentenbescherming, het voorkomen van bedrog, het bereiken van doorzichtigheid van de markt en eerlijke mededinging. In het kader van die maatregelen zal de reputatie die gedistilleerde dranken uit de Gemeenschap in de Gemeenschap zelf en op de wereldmarkt genieten, worden
∗
De geamendeerde tekst is vet en cursief gedrukt; schrappingen worden aangegeven door het volgende symbool ▌.
1 2 3 4
PB C 324 van 30.12.2006, blz. 12. Standpunt van het Europees Parlement van 19 juni 2007. PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003. PB L 105 van 25.4.1990, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2140/98 (PB L 270 van 7.10.1998, blz. 9).
26 /PE 391.045
NL
hooggehouden door rekening te blijven houden met de traditionele methodes die bij de productie van gedistilleerde dranken worden gebruikt en met de toegenomen behoefte aan bescherming en voorlichting van de consument. Ook met technologische innovatie moet rekening worden gehouden in de categorieën waarin deze de kwaliteit helpt te verbeteren, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het traditionele karakter van de betrokken gedistilleerde drank. (3)
De productie van gedistilleerde dranken is een belangrijke afzetmogelijkheid voor landbouwproducten uit de Gemeenschap. Deze sterke band met de landbouwsector moet door het regelgevingskader worden benadrukt.
(4)
Ter waarborging van een systematischer regelgeving voor gedistilleerde dranken, moeten de bepalingen duidelijk omschreven criteria bevatten voor de productie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken.
(5)
In het algemeen dient in de regels die bij deze verordening worden vastgesteld, de nadruk evenals voorheen te liggen op de definities van de verschillende gedistilleerde dranken. Die definities moeten de traditionele methodes om een kwaliteitsproduct te verkrijgen in ere blijven houden, maar moeten worden aangepast waar zij leemten vertonen of ontoereikend zijn of waar zij in het licht van de technologische ontwikkeling kunnen worden verbeterd.
(6)
Teneinde rekening te houden met de verwachtingen van de consumenten met betrekking tot de grondstoffen voor wodka, in het bijzonder in de traditionele wodkaproducerende lidstaten, moet er, indien wodka bereid is met andere landbouwgrondstoffen dan granen en/of aardappelen, goede informatie worden gegeven over de gebruikte grondstoffen.
(7)
Bovendien mag, om aan de verwachtingen van de consument te voldoen en de traditionele methodes te behouden, voor de productie van gedistilleerde dranken en andere alcoholhoudende dranken uitsluitend ethylalcohol worden gebruikt ▌uit landbouwproducten. Dit schept ook afzetmogelijkheden voor basisproducten van de landbouw.
(8)
Wegens het belang en de complexiteit van de sector gedistilleerde dranken dienen voor de aanduiding en de presentatie van deze dranken specifieke maatregelen te worden vastgesteld die verder gaan dan de horizontale voorschriften van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame1. Deze specifieke maatregelen moeten ook voorkomen dat van de term "gedistilleerde drank" of "gedistilleerd" en de namen van ▌gedistilleerde dranken misbruik wordt gemaakt voor producten die niet aan de in deze verordening vastgelegde definities voldoen.
(9)
Hoewel het van belang is ervoor te zorgen dat in het algemeen de rijpingsduur of leeftijd alleen naar het jongste alcoholhoudende bestanddeel verwijst, moeten
1
PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Verorderning laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 2003. PE 391.045\ 27
NL
afwijkingen van deze verordening mogelijk zijn om rekening te houden met traditionele rijpingsprocessen die door de lidstaten zijn gereglementeerd. (10) Lidstaten moeten, in overeenstemming met het Verdrag en om de kwaliteit van de gedistilleerde dranken en de verscheidenheid in de sector te bevorderen, ▌op het gebied van de productie, de aanduiding, de presentatie en de ▌etikettering van op hun eigen grondgebied geproduceerde gedistilleerde dranken regels kunnen vaststellen die strenger zijn dan ▌de bepalingen van deze verordening. (11) In het belang van de consumenten moet deze verordening gelden voor alle in de Gemeenschap in de handel gebrachte gedistilleerde dranken, ongeacht of deze in de Gemeenschap dan wel in derde landen zijn geproduceerd. Met het oog op de uitvoer van gedistilleerde dranken van hoge kwaliteit en om de reputatie van de gedistilleerde dranken uit de Gemeenschap op de wereldmarkt hoog te houden en te verbeteren, dient deze verordening ook te gelden voor gedistilleerde dranken die in de Gemeenschap worden geproduceerd om te worden uitgevoerd. In uitzonderlijke gevallen, als de wet van een importerend derde land zulks vereist, moet deze verordening voorzien in de mogelijkheid een afwijking van de bepalingen van de bijlagen I en II van deze verordening, volgens de procedure bedoeld in artikel 24, lid 3, toe te staan. Deze verordening is tevens van toepassing op het gebruik van ethylalcohol en/of distillaten uit landbouwproducten bij de productie van alcoholhoudende dranken, en op het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en de etikettering van levensmiddelen. (12) Richtlijn 88/388/EEG van de Raad van 22 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake aroma’s voor gebruik in levensmiddelen en de uitgangsmaterialen voor de bereiding van die aroma’s1 geldt voor gedistilleerde dranken. Daarom hoeft deze verordening alleen de regels te bevatten die niet reeds bij die richtlijn zijn vastgesteld. (13) Het is belangrijk naar behoren rekening te houden met de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (hierna “TRIPs-overeenkomst”), en met name de artikelen 22 en 23 daarvan, en met de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel, welke overeenkomsten een integrerend deel uitmaken van de bij Besluit 94/800/EG van de Raad2 goedgekeurde Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie. (14) Aangezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen3 niet geldt voor gedistilleerde dranken, moeten de regels ter bescherming van geografische aanduidingen voor gedistilleerde dranken worden vastgesteld bij de onderhavige verordening. Er dienen geografische aanduidingen te worden geregistreerd die aangeven dat een gedistilleerde drank zijn oorsprong heeft op
1 2 3
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1. PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
28 /PE 391.045
NL
het grondgebied van een land of in een regio of plaats op dat grondgebied, wanneer een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van die gedistilleerde drank hoofdzakelijk valt toe te schrijven aan zijn geografische oorsprong. (15) Deze verordening moet een niet-discriminerende procedure bevatten voor de registratie, inachtneming, wijziging en eventuele annulering van geografische aanduidingen van derde landen en van de EU overeenkomstig de TRIPs-overeenkomst, waarbij de bijzondere status van gevestigde geografische aanduidingen wordt erkend. (16) De voor de uitvoering van deze verordening benodigde maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie1 verleende uitvoeringsbevoegdheden. (17) Het is met name noodzakelijk dat de regelgevingsprocedure met toetsing wordt gevolgd wanneer het gaat om maatregelen van algemene strekking waarmee niet-essentiële onderdelen van deze verordening worden gewijzigd, onder andere door het schrappen van een aantal van deze onderdelen of door het toevoegen aan de verordening van nieuwe niet-essentiële onderdelen. Zulke maatregelen worden bedoeld in artikel 2, lid 2, artikel 5, lid 1, onder e), artikel 11, lid 3, artikel 16, lid 8, artikel 17, artikel 18, artikel 20, artikel 25 en artikel 27, lid 1, van deze verordening. (18) Bij de overgang van de regels in Verordening (EEG) nr. 1576/89 naar die in de onderhavige verordening kunnen zich problemen voordoen die in de onderhavige verordening niet worden behandeld. De maatregelen die voor deze overgang noodzakelijk zijn, evenals de maatregelen die noodzakelijk zijn om praktische problemen op te lossen die specifiek zijn voor de sector gedistilleerde dranken, moeten worden vastgesteld in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG. (19) Teneinde de overgang van de regels in Verordening (EEG) nr. 1576/89 te vergemakkelijken, moet de productie van gedistilleerde dranken krachtens die verordening gedurende het eerste jaar van toepassing van deze verordening worden toegestaan. Voorts moet worden geregeld dat voorraden in de handel kunnen worden gebracht totdat zij zijn uitgeput.
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I DEFINITIE EN INDELING VAN GEDISTILLEERDE DRANKEN
1
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11). PE 391.045\ 29
NL
Artikel 1 Definitie van gedistilleerde drank 1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “gedistilleerde drank” verstaan een alcoholhoudende drank die: a)
bestemd is voor menselijke consumptie,
b)
bijzondere organoleptische kenmerken bezit,
c)
een alcoholgehalte van ten minste 15% vol heeft ▌, en
d)
is geproduceerd: i)
hetzij rechtstreeks: –
door distillatie van op natuurlijke wijze gegiste producten, al dan niet in aanwezigheid van toegevoegde aroma’s, en/of
–
door maceratie of soortgelijke bewerkingen van plantaardige materialen in ethylalcohol uit landbouwproducten en/of distillaten uit landbouwproducten, en/of gedistilleerde dranken in de zin van deze verordening en/of
–
door toevoeging van aroma’s, suikers of andere in punt 3 van bijlage I genoemde zoetstoffen en/of andere landbouwproducten en/of voedingsmiddelen aan ethylalcohol uit landbouwproducten en/of distillaten uit landbouwproducten en/of gedistilleerde dranken in de zin van deze verordening,
ii) hetzij door vermenging van een gedistilleerde drank met een of meer: –
andere gedistilleerde dranken en/of
–
ethylalcohol uit landbouwproducten landbouwproducten ▌en/of
–
andere alcoholhoudende dranken en/of
–
dranken.
of
distillaten
▌uit
2. Dranken van de GN-codes 2203, 2204, 2205, 2206 en 2207 worden evenwel niet als gedistilleerde dranken beschouwd.. 3. Het in punt 1, onder c), genoemde minimumalcoholgehalte laat de definitie van het product in categorie 41 van bijlage II onverlet. Artikel 2 Toepassingsgebied
30 /PE 391.045
NL
1. Deze verordening is van toepassing op alle gedistilleerde dranken die in de Gemeenschap in de handel worden gebracht, ongeacht of deze in de Gemeenschap of in derde landen zijn geproduceerd, alsmede op gedistilleerde dranken die in de Gemeenschap voor de export worden geproduceerd. Deze verordening is tevens van toepassing op het gebruik van ethylalcohol en/of distillaten uit landbouwproducten bij de productie van alcoholhoudende dranken, en op het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en de etikettering van levensmiddelen. 2. In uitzonderlijke gevallen, indien de wet van een importerend derde land zulks vereist, kan worden afgeweken van de bepalingen van de bijlagen I en II, overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing zoals bedoeld in artikel 24, lid 3. Artikel 3 Oorsprong van de ethylalcohol 1. Bij de productie van gedistilleerde dranken en alle bestanddelen daarvan mag geen andere ethylalcohol worden gebruikt dan ethylalcohol uit landbouwproducten in de zin van Bijlage I van het Verdrag. 2. De bij de productie van gedistilleerde dranken gebruikte ethylalcohol moet voldoen aan de definitie in punt 1 van bijlage I, ▌ bij deze verordening. 3. Ethylalcohol waarmee bij de bereiding van gedistilleerde dranken gebruikte kleurstoffen, aroma's of andere toegestane additieven worden verdund of opgelost, moet ethylalcohol uit landbouwproducten zijn. ▌ 4. Alcoholhoudende dranken mogen geen alcohol van synthetische oorsprong bevatten, noch andere alcohol die niet is verkregen uit landbouwproducten in de zin van bijlage I bij het Verdrag. Artikel 4 Categorieën gedistilleerde dranken ▌Gedistilleerde dranken worden aan de hand van de in bijlage II vastgelegde definities ingedeeld in ▌categorieën. Artikel 5 Algemene regels betreffende de categorieën gedistilleerde dranken 1. Onverminderd de specifieke regels die in bijlage II voor elk van de categorieën 1 tot en met 14 zijn vastgelegd, geldt dat de aldaar gedefinieerde gedistilleerde dranken: a)
geproduceerd zijn ▌door alcoholische vergisting en distillatie van uitsluitend de in de toepasselijke definitie van de desbetreffende gedistilleerde drank genoemde grondstoffen;
b)
geen toegevoegde alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I bevatten;
PE 391.045\ 31
NL
c)
geen toegevoegde aromastoffen bevatten ▌;
d)
uitsluitend toegevoegde karamel bevatten als middel om de kleur aan te passen;
e)
uitsluitend mogen worden verzoet om het product op smaak af te maken, waarbij de technische definities en eisen in bijlage I in acht moeten worden genomen. Het maximale gehalte van de in bijlage I, punt 3, onder a) t/m f), opgesomde producten voor het op smaak afmaken, wordt vastgesteld volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Daarbij moet rekening worden gehouden met de specifieke wetgeving van de lidstaten.
2. Onverminderd de specifieke regels die ▌in bijlage II voor elk van de categorieën 15 tot en met 46 zijn vastgelegd, geldt dat de aldaar gedefinieerde gedistilleerde dranken: a)
mogen zijn verkregen uit ongeacht welke in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwgrondstof;
b)
toegevoegde alcohol in de zin van punt 5 van Bijlage I mogen bevatten;
c)
natuurlijke of natuuridentieke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punten i) en ii), en in artikel 1, lid 2, onder c), van Richtlijn 88/388/EEG mogen bevatten;
d)
kleuring in de zin van punt 10 van bijlage I mogen bevatten;
e)
mogen worden verzoet om specifieke productkenmerken te verkrijgen overeenkomstig de technische definities en eisen in bijlage I bij deze verordening, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke wetgeving van de lidstaten.
3. Onverminderd de specifieke regels die in bijlage II ▌zijn vastgelegd, geldt dat andere gedistilleerde dranken die niet voldoen aan de eisen voor de categorieën 1 tot en met 46: a)
mogen zijn verkregen uit ongeacht welke in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwgrondstof en/of elk daarin genoemd levensmiddel dat geschikt is voor menselijke consumptie ▌;
b)
toegevoegde alcohol in de zin van punt 5 van Bijlage I mogen bevatten;
c)
een of meer kleurstoffen zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), van Richtlijn 88/388/EEG mogen bevatten;
d)
kleuring in de zin van punt 10 van bijlage I mogen bevatten;
e)
mogen worden verzoet om ▌ specifieke productkenmerken te verkrijgen overeenkomstig de technische definities en eisen in bijlage I ▌. Artikel 6 Wetgeving van de lidstaten
32 /PE 391.045
NL
1. Bij het toepassen van een kwaliteitsbeleid voor op hun eigen grondgebied gedistilleerde dranken en in het bijzonder voor de in bijlage III geregistreerde geografische aanduidingen of voor de vaststelling van nieuwe geografische aanduidingen, mogen de lidstaten voor de productie, de aanduiding, ▌ de presentatie en de etikettering ▌ regels vaststellen die strenger zijn dan ▌ de bepalingen in bijlage II, voor zover die regels verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht. 2. De lidstaten mogen de invoer, de verkoop of het gebruik van gedistilleerde dranken die in overeenstemming zijn met deze verordening, niet verbieden of beperken.
HOOFDSTUK II AANDUIDING, PRESENTATIE EN ETIKETTERING VAN GEDISTILLEERDE DRANKEN Artikel 7 Verkoopbenaming Overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2000/13/EG geldt voor verkoopbenamingen van gedistilleerde dranken het bepaalde in dit hoofdstuk. Artikel 8 Specifieke regels betreffende verkoopbenamingen 1. Een gedistilleerde drank die voldoet aan de in de categorieën 1 tot en met 46 van bijlage II vastgelegde specificaties voor een product,▌ draagt in de aanduiding, de presentatie en de etikettering de verkoopbenaming die in die specificaties aan dat product is toegekend. 2. Een gedistilleerde drank die voldoet aan de definitie van artikel 1, maar niet voldoet aan de vereisten om in de categorieën 1 tot en met 46 van bijlage II te worden opgenomen, draagt in de aanduiding, de presentatie en de etikettering de verkoopbenaming "gedistilleerde drank". Onverminderd lid 5 mag deze verkoopbenaming niet worden vervangen of gewijzigd. 3. Indien een gedistilleerde drank voldoet aan de definities van meer dan één categorie gedistilleerde drank in bijlage II, mag hij worden verkocht onder een of meer van de benamingen die in bijlage II voor die categorieënzijn vermeld. 4. Onverminderd lid 9 en artikel 9, lid 2, mag een benaming zoals bedoeld in lid 1 niet worden gebruikt om enige andere drank dan de gedistilleerde drank waarvoor die benaming in bijlage II is vermeld, op welke wijze ook aan te duiden of te presenteren. 5. Verkoopbenamingen mogen overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk III worden aangevuld met of vervangen door een in bijlage III geregistreerde geografische aanduiding of, in overeenstemming met nationale regelgeving, worden aangevuld met een andere geografische aanduiding, mits de consument daardoor niet wordt misleid.
PE 391.045\ 33
NL
6. De in bijlage III geregistreerde geografische aanduidingen mogen uitsluitend worden aangevuld: a)
met termen die op ...∗ reeds in gebruik zijn voor gevestigde geografische aanduidingen in de zin van artikel 16, of
b)
overeenkomstig het van toepassing zijnde technisch dossier zoals bedoeld in artikel 16, lid 1.
7. Een alcoholhoudende drank die aan geen van de in de categorieën 1 tot en met 46 van bijlage II vermelde definities voldoet, wordt niet aangeduid, gepresenteerd of geëtiketteerd met gebruikmaking van een formulering waarin een woord zoals "genre", "type", "stijl", "trant" of "smaak" of een andere soortgelijke term wordt gecombineerd met een van de in deze verordening genoemde verkoopbenamingen en/of in bijlage III geregistreerde geografische aanduidingen. 8. De verkoopbenaming van een gedistilleerde drank mag niet worden vervangen door een handelsmerk, een merknaam of een fantasienaam. 9. De in de categorieën 1 tot en met 46 van bijlage II vermelde benamingen mogen worden opgenomen in een lijst van ingrediënten voor levensmiddelen, mits deze lijst wordt gebruikt in overeenstemming met Richtlijn 2000/13/EG. Artikel 9 Specifieke regels betreffende het gebruik van verkoopbenamingen en geografische aanduidingen 1. Onverminderd Richtlijn 2000/13/EG, is het verboden om een in bijlage II voor de categorieën 1 tot en met 46 vermelde term of een in bijlage III geregistreerde geografische aanduiding te gebruiken in een samengestelde term of daarop te zinspelen in de presentatie van een levensmiddel, tenzij de alcohol uitsluitend afkomstig is van de betrokken gedistilleerde drank(en). 2. Het gebruik van een samengestelde term zoals bedoeld in lid 1 is ook verboden wanneer een gedistilleerde drank is aangelengd waardoor het alcoholgehalte is verlaagd tot onder het minimumgehalte dat in de definitie van die gedistilleerde drank is vermeld. 3. In afwijking van lid 1 vormt het bepaalde in deze verordening geen beletsel voor het eventuele gebruik van de term “amer” of “bitter” voor producten die niet onder deze verordening vallen. 4. In afwijking van lid 1 en om rekening te houden met gevestigde productiemethodes, mogen de in categorie 32, onder d), van bijlage II vermelde samengestelde termen onder de
∗
De datum van inwerkingtreding van deze verordening.
34 /PE 391.045
NL
aldaar vastgelegde voorwaarden worden gebruikt in de presentatie van in de Gemeenschap geproduceerde likeuren. Artikel 10 Aanduiding, presentatie en etikettering van door vermenging verkregen producten 1. Wanneer alcohol in de zin van punt 5 van Bijlage I, punt 5, al dan niet verdund, is toegevoegd aan een gedistilleerde drank van de categorieën 1 tot en met 14 van bijlage II, draagt die gedistilleerde drank de verkoopbenaming "gedistilleerde drank. De drank mag op geen enkele wijze een benaming dragen die in de categorieën 1 tot en met 14 is gereserveerd. 2. ▌Indien een tot de categorieën 1 tot en met 46 van bijlage II behorende gedistilleerde drank is vermengd met: a)
een of meer gedistilleerde dranken en/of
b) een of meer distillaten uit ▌ landbouwproducten ▌ ▌ draagt die gedistilleerde drank de verkoopbenaming "gedistilleerde drank". Deze verkoopbenaming wordt duidelijk en zichtbaar op een in het oog vallende plaats op het etiket aangebracht en mag niet worden vervangen of gewijzigd. 3. Lid 2 geldt niet voor de aanduiding, de presentatie of de etikettering van een door vermenging verkregen product zoals bedoeld in dat lid, indien dat product voldoet aan een van de in bijlage II voor de categorieën 1 tot en met 46 vastgestelde definities. 4. Onverminderd Richtlijn 2000/13/EG mogen in de aanduiding, de presentatie of de etikettering van een door vermenging verkregen gedistilleerde drank zoals bedoeld in lid 2 alleen een of meer van de in bijlage II vermelde termen voorkomen als die term geen deel uitmaakt van de verkoopbenaming, maar slechts is opgenomen in een in hetzelfde gezichtsveld staande lijst van alle alcoholhoudende bestanddelen van het door vermenging verkregen product, welke lijst wordt voorafgegaan door de term “melange van gedistilleerde drank”. De term “melange van gedistilleerde drank” wordt in de etikettering vermeld in uniforme letters van hetzelfde type en dezelfde kleur als die van de voor de verkoopbenaming gebruikte letters. De voor die tekst gebruikte letters mogen niet meer dan half zo groot zijn als de voor de verkoopbenaming gebruikte letters. 5. In de etikettering en de presentatie van de in lid 2 bedoelde mengproducten waarop de eis van vermelding van de alcoholhoudende bestanddelen krachtens lid 4 van toepassing is, wordt het aandeel van elk alcoholhoudend bestanddeel in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheid als percentage vermeld. Dat aandeel is gelijk aan het volumepercentage zuivere alcohol dat het betrokken bestanddeel vertegenwoordigt in het totale volumegehalte aan zuivere alcohol van het door vermenging verkregen product.
PE 391.045\ 35
NL
Artikel 11 Specifieke regels inzake de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken 1. Indien in de aanduiding, de presentatie of de etikettering van een gedistilleerde drank melding wordt gemaakt van de grondstof die is gebruikt voor de productie van de ethylalcohol uit landbouwproducten, moet elke gebruikte alcoholsoort uit landbouwproducten worden vermeld in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheden. 2. De aanduiding, de presentatie of de etikettering van een gedistilleerde drank mag alleen met de term "blend", "blended" of "blending" worden aangevuld als de gedistilleerde drank blending heeft ondergaan. 3. Onverminderd enige afwijking vastgesteld overeenkomstig de procedure zoals bedoeld in artikel 24, lid 3, mag in de aanduiding, de presentatie of de etikettering van een gedistilleerde drank alleen melding worden gemaakt ▌van ▌ rijpingsduur of ouderdom als het daarbij gaat om het jongste alcoholhoudende bestanddeel en moet de gedistilleerde drank zijn gerijpt onder toezicht van de belastingdienst of onder een toezicht dat vergelijkbare waarborgen bood. Artikel 12 Verbod op het gebruik van loodhoudende capsules of folie Gedistilleerde dranken mogen niet in voorraad worden gehouden met het oog op verkoop of in de handel worden gebracht in recipiënten met een sluiting waarover een loodhoudende capsule of loodhoudende folie is aangebracht. Artikel 13 Taalgebruik in de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken 1. De bij deze verordening voorgeschreven inlichtingen worden verstrekt in een of meer officiële talen van de Gemeenschap op zodanige wijze dat de eindverbruiker elk van die inlichtingen gemakkelijk kan begrijpen, tenzij die inlichtingen met andere middelen ter kennis van de consumenten worden gebracht. 2. De in bijlage II cursief vermelde termen en de in bijlage III geregistreerde geografische aanduidingen worden op het etiket en in de presentatie van de gedistilleerde drank niet vertaald. 3. Voor gedistilleerde dranken van oorsprong uit derde landen wordt het gebruik toegestaan van een officiële taal van het derde land waar de gedistilleerde drank is bereid, mits de bij deze verordening voorgeschreven inlichtingen ook worden verstrekt in een officiële taal van de Gemeenschap op zodanige wijze dat de eindverbruiker elke inlichting gemakkelijk kan begrijpen. 4. ▌Onverminderd lid 2 mogen de bij deze verordening voorgeschreven inlichtingen in een andere taal dan de officiële talen van de Gemeenschap worden herhaald als het gaat om in de Gemeenschap geproduceerde gedistilleerde dranken die bestemd zijn voor uitvoer.
36 /PE 391.045
NL
HOOFDSTUK III GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN Artikel 14 Geografische aanduidingen 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “geografische aanduiding” verstaan een aanduiding die aangeeft dat de betrokken gedistilleerde drank zijn oorsprong op het grondgebied van een land of in een regio of plaats op dat grondgebied heeft wanneer een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van die gedistilleerde drank hoofdzakelijk valt toe te schrijven aan zijn geografische oorsprong. 2.
De geografische aanduidingen in de zin van lid 1 zijn geregistreerd in bijlage III.
3.
a) De in bijlage III geregistreerde geografische aanduidingen kunnen geen soortnaam worden.
b)
Benamingen die een soortnaam zijn geworden, kunnen niet in bijlage III worden geregistreerd.
▌ c)
Onder een benaming die een soortnaam is geworden, wordt verstaan de benaming van een gedistilleerde drank die weliswaar verband houdt met de plaats of regio waar dit product oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel werd gebracht, maar die de gangbare naam van een gedistilleerde drank in de Gemeenschap is geworden.
4. Gedistilleerde dranken met een in bijlage III geregistreerde geografische aanduiding moeten voldoen aan alle specificaties van het in artikel 16, lid 1, bedoelde technische dossier. Artikel 15 Bescherming van geografische aanduidingen Onverminderd artikel 9 worden de in bijlage III geregistreerde geografische aanduidingen beschermd tegen: ▌ a)
direct of indirect commercieel gebruik voor niet onder de registratie vallende producten voor zover die producten vergelijkbaar zijn met de onder de betrokken geografische aanduiding geregistreerde gedistilleerde drank of voor zover dat gebruik erop is gericht van de reputatie van de geregistreerde geografische aanduiding te profiteren;
b)
wederrechtelijk, imiterend of suggestief gebruik, zelfs wanneer de werkelijke oorsprong van het product wordt vermeld of wanneer de geografische aanduiding in vertaling wordt gebruikt of vergezeld gaat van een formulering waarin een woord zoals “genre”, “type”, “stijl”, “trant” of “smaak” of een andere soortgelijke term voorkomt; PE 391.045\ 37
NL
c)
andere onjuiste of misleidende vermeldingen betreffende de herkomst, de oorsprong, de aard of wezenlijke hoedanigheden van het product in de aanduiding, de presentatie of de etikettering ervan die een valse indruk kunnen wekken ten aanzien van de oorsprong van het product;
d)
andere praktijken die de consument kunnen misleiden wat de werkelijke oorsprong van het product betreft.
▌
Artikel 16 Registratie van geografische aanduidingen 1. Aanvragen tot registratie van een geografische aanduiding in bijlage III worden bij de Commissie ingediend in een van de officiële talen van de Gemeenschap of gaan, indien zij in een andere taal bij de Commissie worden ingediend, vergezeld van een vertaling in een van de officiële talen van de Gemeenschap. ▌Deze aanvragen bevatten een degelijke motivering en een technisch dossier ▌dat de specificaties bevat waaraan de betrokken gedistilleerde drank moet voldoen. ▌ 2. Met betrekking tot geografische aanduidingen binnen de Gemeenschap, wordt de in lid 1 bedoelde aanvraag ingediend door de lidstaat van oorsprong van de gedistilleerde drank. 3. Met betrekking tot geografische aanduidingen in een derde land, wordt de in lid 1 bedoelde aanvraag rechtstreeks of via de autoriteiten van het derde land toegezonden aan de Commissie, met inbegrip van het bewijs dat de betreffende benaming in het land van oorsprong een beschermde benaming is. 4. Het in lid 1 bedoelde technisch dossier bevat ten minste de volgende belangrijke specificaties: a)
de benaming en de categorie van de gedistilleerde drank, met inbegrip van de geografische aanduiding;
b)
een beschrijving van de gedistilleerde drank, met inbegrip van de belangrijkste fysische, chemische ▌en/of organoleptische kenmerken ervan evenals de specifieke kenmerken van de gedistilleerde drank ten opzichte van de toepasselijke categorie;
c)
de begrenzing van het betrokken geografische gebied;
d)
een beschrijving van de methode om de gedistilleerde drank te verkrijgen en, in voorkomend geval, van de authentieke plaatselijke werkwijzen waaraan wordt vastgehouden;
e)
de gegevens die het verband met het geografische milieu of met de geografische oorsprong staven;
f)
de eventuele eisen waaraan krachtens communautaire en/of nationale en/of regionale bepalingen moet worden voldaan;
g)
de naam en het contactadres van de aanvrager;
38 /PE 391.045
NL
h)
eventuele aanvullingen op de geografische aanduiding en/of eventuele specifieke etiketteringsvoorschriften, overeenkomstig het desbetreffende technisch dossier.
5. De Commissie onderzoekt binnen twaalf maanden na indiening van in lid 1 bedoelde aanvraag of deze voldoet aan de bepalingen van deze verordening. 6. Als de Commissie tot de slotsom komt dat de in lid 1 bedoelde aanvraag voldoet aan de bepalingen van deze verordening, worden de in lid 4 bedoelde belangrijke specificaties uit het technisch dossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie. 7. Iedere natuurlijke of rechtspersoon met een legitiem belang kan binnen zes maanden na de datum van de bekendmaking van het technisch dossier bezwaar aantekenen tegen de registratie van de geografische aanduiding in bijlage III als hij van opvatting is dat niet aan de in deze verordening vastgelegde voorwaarden wordt voldaan. Hiertoe kan een naar behoren gemotiveerd bezwaarschrift in één van de officiële talen van de Gemeenschap of vergezeld van een vertaling in een van de officiële talen van de Gemeenschap bij de Europese Commissie worden ingediend. 8. De Commissie neemt het besluit over de registratie van de geografische aanduiding in bijlage III volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde procedure, met inachtneming van de eventueel overeenkomstig lid 7 van dit artikel aangetekende bezwaren. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie. ▌ Artikel 17 Wijziging van het technisch dossier De procedure van artikel 16 is van overeenkomstige toepassing indien het in artikel 16, lid 1, bedoelde technisch dossier moet worden gewijzigd. Artikel 18 Annulering van een geografische aanduiding Indien de inachtneming van de specificaties in het technisch dossier niet langer wordt gewaarborgd, neemt de Commissie volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde procedure een besluit om de registratie ongedaan te maken. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie. Artikel 19 Gelijkluidende geografische aanduidingen Bij de registratie van een gelijkluidende geografische aanduiding die aan de eisen van deze verordening voldoet, wordt naar behoren rekening gehouden met de plaatselijke en traditionele gebruiken en met het werkelijke risico van verwarring; met name geldt het volgende: –
een gelijkluidende geografische aanduiding die bij de consument verkeerdelijk de indruk wekt dat het product van oorsprong is uit een ander grondgebied, wordt niet
PE 391.045\ 39
NL
geregistreerd ook al geven de bewoordingen ervan correct aan uit welk grondgebied, welke regio of welke plaats de gedistilleerde drank feitelijk van oorsprong is; –
een geregistreerde gelijkluidende geografische aanduiding mag slechts worden gebruikt indien in de praktijk een duidelijk onderscheid bestaat tussen deze later geregistreerde gelijkluidende aanduiding en de aanduiding die reeds eerder was geregistreerd, gezien de noodzaak de betrokken producenten billijk te behandelen en de consumenten niet te misleiden. Artikel 20 Gevestigde geografische aanduidingen
1. Voor elke geografische aanduiding die op ...∗ is geregistreerd in bijlage III, moeten de lidstaten binnen ...∗∗ een technisch dossier in de zin van artikel 16, lid 1, bij de Commissie indienen. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat dit technisch dossier toegankelijk is voor het publiek.
3. Indien niet binnen zeven jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een technisch dossier bij de Commissie is ingediend, verwijdert de Commissie de geografische aanduiding uit bijlage III, volgens de procedure van artikel 24, lid 3. 4. De procedure van artikel 16 is van overeenkomstige toepassing indien het in lid 1 bedoelde technisch dossier moet worden gewijzigd. Artikel 21 Verificatie van de inachtneming van de specificaties in het technisch dossier 1. Waar het gaat om geografische aanduidingen in de Gemeenschap, wordt, alvorens het product in de handel wordt gebracht, de inachtneming van de specificaties in het technisch dossier gewaarborgd door: –
of meer van de in artikel 23, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteiten, en/of
–
een of meer van de controle-organen in de zin van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en van de Raad1 die als productcertificeringsorgaan fungeren.
Ongeacht de nationale wetgeving komen de kosten van de verificatie van de inachtneming van de specificaties in het technisch dossier ten laste van de aan de controle onderworpen marktdeelnemer.
∗ ∗∗ 1
Datum van inwerkingtreding van deze verordening. Zeven jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.
40 /PE 391.045
NL
2. Waar het gaat om geografische aanduidingen in een derde land, wordt, alvorens het product in de handel wordt gebracht, de inachtneming van de specificaties in het technisch dossier gewaarborgd door: –
of meer door het betrokken derde land aangewezen overheidsinstanties en/of
–
een of meer productcertificeringsorganen.
PE 391.045\ 41
NL
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde organen voor productcertificering dienen te voldoen aan en vanaf 1 mei 2010 te zijn geaccrediteerd overeenkomstig Europese norm EN 45011 of ISO/IEC Guide 65 (Algemene voorschriften voor instanties die productcertificeringssystemen toepassen). 4. Wanneer de in de leden 1 en 2 bedoelde autoriteiten ervoor gekozen hebben de verificatie inzake de inachtneming van de specificaties in het technisch dossier uit te voeren, dienen zij afdoende garanties inzake objectiviteit en onpartijdigheid te bieden, en over gekwalificeerd personeel en voldoende middelen voor de uitoefening van hun taken te beschikken. Artikel 22 Verband tussen merken en geografische aanduidingen 1. De inschrijving van een handelsmerk dat een in bijlage III geregistreerde geografische aanduiding bevat of uit een dergelijke aanduiding bestaat, wordt geweigerd of nietig verklaard als het gebruik van dat handelsmerk tot een van de in lid 15 bedoelde situaties zou leiden. 2. Met inachtneming van het Gemeenschapsrecht mag een merk dat vóór de datum waarop de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding in het land van oorsprong is beschermd, of vóór 1 januari 1996 te goeder trouw is gedeponeerd of ingeschreven, of waarop, overeenkomstig de betrokken wetgeving, door gebruik te goeder trouw op het grondgebied van de Gemeenschap rechten zijn verworven, in situaties als bedoeld in artikel 15 verder worden gebruikt niettegenstaande de registratie van een geografische aanduiding, mits het merk geen reden geeft tot nietigverklaring of herroeping op grond van Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten1 of Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk2. 3. Een geografische aanduiding wordt niet geregistreerd indien de registratie, rekening houdend met de reputatie en de bekendheid van een merk en met de tijd dat het reeds in gebruik is in de Gemeenschap, de consument kan misleiden ten aanzien van de ware identiteit van het product.
HOOFDSTUK IV ALGEMENE, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
1 2
PB L 40 van 11.2.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Besluit 92/10/EEG van de Raad (PB L 6 van 11.1.1992, blz. 35). PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EG) nr. 1891/2006 (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 14).
42 /PE 391.045
NL
Artikel 23 Controle en bescherming van gedistilleerde dranken 1. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de controle van gedistilleerde dranken. Zij nemen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening worden nageleefd, en met name wijzen zij de bevoegde autoriteit of autoriteiten aan die belast zijn met het controleren van de naleving van de verplichtingen op grond van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 882/2004. 2. De lidstaten en de Commissie delen elkaar de gegevens mee die voor de toepassing van deze verordening nodig zijn. 3. In overleg met de lidstaten zorgt de Commissie voor de eenvormige toepassing van deze verordening en, indien nodig, stelt zij daartoe volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure maatregelen vast. Artikel 24 Comité 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van beheer voor gedistilleerde dranken, hierna “het comité”. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan. Artikel 25 Wijziging van de bijlagen De bijlagen worden gewijzigd volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelsgevingprocedure met toetsing. Artikel 26 Uitvoeringsmaatregelen De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Artikel 27 Overgangs- en andere specifieke maatregelen
PE 391.045\ 43
NL
1. Volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing voor wijziging van deze verordening worden zo, nodig, de volgende maatregelen vastgesteld: a) ▌ b) c)
maatregelen om binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening de overgang te vergemakkelijken van de bij Verordening (EEG) nr. 1576/89 vastgestelde regels naar de bij deze verordening vastgestelde regels; maatregelen om van de artikelen 16 en 21 af te wijken in gevallen waarin daarvoor een goede rechtvaardiging bestaat; maatregelen om een communautair symbool voor geografische aanduidingen voor de sector gedistilleerde dranken vast te stellen.
2. Volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure worden indien nodig maatregelen vastgesteld om specifieke praktische problemen op te lossen, bijvoorbeeld door in bepaalde gevallen vermelding van de plaats van bereiding in de etikettering verplicht te stellen om te voorkomen dat de consument wordt misleid, en maatregelen om communautaire referentiemethodes voor de analyse van gedistilleerde dranken in stand te houden en te ontwikkelen. 3. De productie van gedistilleerde dranken die niet aan de voorschriften van deze verordening voldoen mag in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 1576/89 worden voortgezet tot het eind van het eerste jaar van de toepassing van deze verordening. Gedistilleerde dranken die niet aan de voorschriften van deze verordening voldoen, maar wel vóór de inwerkingtreding van deze verordening of tot het eind van het eerste jaar van de toepassing van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 1576/89 zijn geproduceerd, mogen in de handel blijven totdat de voorraden zijn uitgeput. Artikel 28 Intrekking 1. Verordening (EEG) nr. 1576/89 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden geacht verwijzingen naar deze verordening te zijn. 2. De Verordeningen (EEG) nr. 2009/921, (EG) nr. 1267/942 en (EG) nr. 2870/20003 van de Commissie blijven van toepassing.
1
2
3
Verordening (EEG) Nr. 2009/92 van de Commissie van 20 juli 1992 tot vaststelling van de communautaire methodes voor de analyse van ethylalcohol uit landbouwprodukten die wordt gebruikt voor de bereiding van gedistilleerde dranken, gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwprodukten (PB L 203 van 21.7.1992, blz. 10). Verordening (EG) nr. 1267/94 van de Commissie van 1 juni 1994 houdende toepassing van de overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen inzake de wederzijdse erkenning van bepaalde gedistilleerde dranken (PB L 138 van 2.6.1994, blz. 7). Verordening (EG) nr. 2870/2000 van de Commissie van 19 december 2000 tot vaststelling van communautaire referentiemethodes voor de analyse van gedistilleerde dranken (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 20). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2091/2002 (PB L 322 van 27.11.2002, blz. 11).
44 /PE 391.045
NL
Artikel 29 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is van toepassing met ingang van […]∗. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, op
Voor het Europees Parlement De voorzitter
Voor de Raad De voorzitter
_____________
∗
Drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordering. PE 391.045\ 45
NL
BIJLAGE I
TECHNISCHE DEFINITIES EN EISEN Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities: (1)
Ethylalcohol uit landbouwproducten: Ethylalcohol uit landbouwproducten heeft de volgende eigenschappen: a)
organoleptische kenmerken: geen andere waarneembare smaak dan die van de gebruikte grondstof;
b)
minimaal alcoholvolumegehalte: 96,0% vol;
c)
maximale residugehalten: i)
totale zuurgraad, uitgedrukt in grammen azijnzuur per hectoliter alcohol van 100% vol: 1,5,
ii)
esters, uitgedrukt in grammen ethylacetaat per hectoliter alcohol van 100% vol: 1,3,
iii)
aldehyden, uitgedrukt in grammen aceetaldehyd per hectoliter alcohol van 100% vol: 0,5,
iv)
hogere alcoholen, uitgedrukt in grammen 2-methyl-1-propanol per hectoliter alcohol van 100% vol: 0,5,
v)
methanol, uitgedrukt in grammen per hectoliter alcohol van 100% vol: 30,
vi)
droge stof, uitgedrukt in grammen per hectoliter alcohol van 100% vol: 1,5,
vii)
vluchtige stikstofbasen, uitgedrukt in grammen stikstof per hectoliter alcohol van 100% vol: 0,1,
viii) furfural: niet aantoonbaar. (2)
Distillaat uit landbouwproducten: Onder “distillaat uit landbouwproducten” wordt verstaan een alcoholhoudende vloeistof die is verkregen door in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten te distilleren na alcoholische vergisting ervan en die niet de kenmerken van ethylalcohol of van een gedistilleerde drank vertoont, maar wel een aroma en smaak van de gebruikte grondstof(fen) heeft behouden. Wordt de gebruikte grondstof vermeld, dan moet het distillaat uitsluitend uit die grondstof zijn verkregen.
46 /PE 391.045
NL
(3)
Verzoeting: Onder “verzoeting” wordt verstaan het gebruik van een of meer van de volgende producten bij de bereiding van gedistilleerde dranken:
(4)
a)
halfwitte suiker, witte suiker, geraffineerde witte suiker, dextrose, fructose, glucosestroop, vloeibare suiker, vloeibare invertsuiker en invertsuikerstroop zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/111/EG van de Raad1;
b)
gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, geconcentreerde druivenmost en verse druivenmost;
c)
gekarameliseerde suiker (karamel), waaronder wordt verstaan het product dat uitsluitend is verkregen door beheerste verhitting van sacharose zonder toevoeging van basen, minerale zuren of andere chemische additieven;
d)
honing zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/110/EG van de Raad2;
e)
sint-jansbroodstroop;
f)
andere natuurlijke koolhydraten die een soortgelijke werking hebben als de bovengenoemde producten;
▌ Vermenging:
Onder “vermenging” wordt verstaan de samenvoeging van twee of meer verschillende dranken ▌om een nieuwe drank te bereiden. (5)
Toevoeging van alcohol Onder "toevoeging van alcohol" wordt verstaan de bewerking waarbij ethylalcohol uit landbouwproducten en/of distillaten uit landbouwproducten worden toegevoegd aan een gedistilleerde drank.
▌ (6)
Toevoeging van water: Bij de bereiding van gedistilleerde dranken mag water ▌worden toegevoegd op voorwaarde dat de kwaliteit van het water in overeenstemming is met ▌Richtlijn 80/777/EEG van de Raad3 en Richtlijn 98/83/EG4 van de Raad vastgestelde nationale bepalingen en dat het toegevoegde water de aard van het product niet verandert. Het mag gedistilleerd, gedemineraliseerd, gepermuteerd of verzacht water betreffen.
1 2 3 4
PB L 10 van 12.1.2002, blz. 53. PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47. PB L 229 van 30.8.1980, blz. 1. Richtlijn gewijzigd door Richtlijn (EG) nr. 1882/2003. PB L 30 van 5.12.1998, blz. 32. Richtlijn gewijzigd door Richtlijn (EG) nr. 1882/2003. PE 391.045\ 47
NL
(7)
Blending: Onder “blending” wordt verstaan de samenvoeging van twee of meer gedistilleerde dranken van dezelfde categorie die slechts nuanceverschillen in samenstelling vertonen als gevolg van een of meer van de volgende factoren: a)
de bereidingsmethode;
b)
de gebruikte distilleertoestellen;
c)
de rijpingsduur;
d)
het geografische productiegebied.
De aldus verkregen gedistilleerde drank moet van dezelfde categorie gedistilleerde drank zijn als de oorspronkelijke gedistilleerde dranken vóór de blending. (8)
Rijping: Onder “rijping” wordt verstaan het in geschikte recipiënten langs natuurlijke weg laten ontstaan van bepaalde reacties waardoor de betrokken gedistilleerde drank organoleptische eigenschappen krijgt die hij voordien niet had.
(9)
Aromatisering: Onder “aromatisering” wordt verstaan dat bij de bereiding van een gedistilleerde drank een of meer aroma’s zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder a), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
(10)
▌ (11)
Kleuring: Onder “kleuring” wordt verstaan dat bij de bereiding van een gedistilleerde drank een of meer kleurstoffen zoals gedefinieerd in Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en de Raad1 worden gebruikt. Alcoholvolumegehalte: Onder “alcoholvolumegehalte” wordt verstaan de verhouding tussen het volume zuivere alcohol dat bij een temperatuur van 20° C in het betrokken product aanwezig is, en het totale volume van dat product bij dezelfde temperatuur.
(12)
Gehalte aan vluchtige stoffen: Onder “gehalte aan vluchtige stoffen” wordt verstaan het gehalte van een uitsluitend door distillatie verkregen gedistilleerde drank aan andere vluchtige stoffen dan ethylalcohol en methanol, welk gehalte uitsluitend het gevolg is van distillatie of herdistillatie van de gebruikte grondstoffen.
1
PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13. Richtlijn gewijzigd door Richtlijn (EG) nr. 1882/2003.
48 /PE 391.045
NL
(13)
Plaats van bereiding: Onder “plaats van bereiding” wordt verstaan de plaats of regio waar de fase van het bereidingsproces van het eindproduct plaatsvond die de gedistilleerde drank zijn eigen karakter en zijn wezenlijke definitieve eigenschappen heeft gegeven.
(14)
Aanduiding: Onder “aanduiding” wordt verstaan de termen die worden gebruikt in de etikettering, de presentatie en de verpakking, in de documenten die de gedistilleerde drank bij het vervoer ervan vergezellen, in de handelsdocumenten, vooral de facturen en de leveringsbonnen, en in reclame voor de drank.
(15)
Etikettering: Onder “etikettering” wordt verstaan alle aanduidingen en andere verwijzingen, tekens, afbeeldingen en handelsmerken die onderscheidend zijn voor de betrokken gedistilleerde drank en die voorkomen op dezelfde recipiënt, met inbegrip van de sluiting ervan, het hangetiket en de halswikkel van flessen.
(16)
Presentatie: Onder "presentatie" wordt verstaan de termen die worden gebruikt op de etikettering en op de verpakking, alsmede in reclame en bij verkoopbevordering, in afbeeldingen en dergelijke, evenals op de recipiënt, waaronder begrepen de fles en de sluiting.
(17)
Verpakking: Onder "verpakking" wordt verstaan de beschermende omhulsels, zoals papier, alle soorten hulzen, kartons en kisten, die worden gebruikt voor het vervoer en/of de verkoop van één of meer recipiënten. __________
PE 391.045\ 49
NL
BIJLAGE II
Categorieën gedistilleerde dranken 1.
Rum a)
Rum is: (1)
een gedistilleerde drank die uitsluitend is bereid door alcoholische vergisting en distillatie tot minder dan 96% vol van hetzij melasse of stroop die afkomstig is van de productie van rietsuiker, hetzij het suikerrietsap zelf op zodanige wijze dat het distillatieproduct waarneembaar de specifieke organoleptische kenmerken van rum bezit, of
(2)
een uitsluitend door alcoholische vergisting en distillatie van suikerrietsap verkregen gedistilleerde drank die de specifieke aromatische kenmerken van rum bezit en een gehalte aan vluchtige stoffen heeft dat ten minste 225 gram per hectoliter alcohol van 100% vol alcohol bedraagt. Deze gedistilleerde drank kan in de handel worden gebracht met het woord "boeren-", dat de verkoopbenaming "rum" nader omschrijft, vergezeld van een van de in bijlage III geregistreerde geografische aanduidingen van de Franse overzeese departementen en het Autonoom gebied Madeira.
b)
Het alcoholvolumegehalte van rum bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Aan rum mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 2 bis van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Rum is niet gearomatiseerd.
e)
Aan rum mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
f)
Aan de in categorie 1 van bijlage III opgenomen geografische aanduidingen mag het woord “traditionnel” worden toegevoegd als de rum is geproduceerd door distillatie tot minder dan 90% vol na alcoholische vergisting van daarvoor geschikte grondstoffen die uitsluitend van oorsprong zijn uit de betrokken plaats van productie. Deze rum moet een gehalte aan vluchtige stoffen hebben dat ten minste 225 gram per hectoliter ▌van 100% vol alcohol bedraagt, en mag niet zijn verzoet ▌. Ook bij gebruik van het woord “traditionnel” mag aan de verkoopbenaming en “rum” en aan geografische aanduidingen de nadere omschrijving “nevenproduct van de suikerproductie” of “boeren-” (voor rum van het type “rhum agricole”) worden toegevoegd.
De bovenstaande bepaling laat de mogelijkheid om voor alle niet onder die bepaling vallende producten het woord “traditionnel” te gebruiken overeenkomstig de voor die producten geldende specifieke criteria onverlet. 2.
Whisky of Whiskey
50 /PE 391.045
NL
a)
Whisky of whiskey is een gedistilleerde drank die uitsluitend bereid door: (1)
distillatie van een beslag van gemoute granen, al dan niet met hele korrels van andere granen, dat vooraf i)
is versuikerd door diastase van de erin aanwezige mout, al dan niet met andere natuurlijke enzymen,
ii)
is vergist onder inwerking van gist,
(2)
vervolgens ▌door een of meer distillaties is gedistilleerd tot minder dan 94,8% vol op zodanige wijze dat het distillatieproduct een aroma en een smaak heeft die afkomstig zijn van de gebruikte grondstoffen,
(3)
waarna het einddistillaat gedurende ten minste drie jaar rijpt op houten fusten met een capaciteit van niet meer dan 700 liter.
Het einddistillaat, waaraan alleen water en zuivere karamel (ten behoeve van kleuring) mogen worden toegevoegd, moet zijn kleur, aroma en smaak die het gevolg zijn van het in de punten 1), 2) en 3) beschreven productieproces, behouden.
3.
b)
Het alcoholvolumegehalte van whisky of whiskey bedraagt ten minste 40% vol.
c)
Aan whisky of whiskey mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Whisky of whiskey wordt niet verzoet of gearomatiseerd en bevat geen andere additieven dan zuivere karamel als kleurstof.
Gedistilleerde drank van granen a)
Gedistilleerde drank van granen is een gedistilleerde drank die uitsluitend door distillatie van een gegist beslag van volle granen is verkregen en organoleptische kenmerken bezit die afkomstig zijn van de gebruikte grondstoffen.
b)
Behalve in het geval van "Korn" bedraagt het alcoholvolumegehalte van gedistilleerde drank van granen ten minste 35% vol.
c)
Aan gedistilleerde drank van granen mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 2 bis van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Gedistilleerde drank van granen is niet gearomatiseerd.
e)
Aan gedistilleerde drank van granen mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
f)
Gedistilleerde drank van granen mag slechts de verkoopbenaming “granen-eaude-vie” of “grain brandy ” dragen als hij door distillatie tot minder dan 95% vol
PE 391.045\ 51
NL
van een gegist beslag van volle granen is verkregen en organoleptische kenmerken bezit die afkomstig zijn van de gebruikte grondstoffen. 4.
Wijn-eau-de-vie a)
5.
(1)
uitsluitend is verkregen door distillatie tot minder dan 86% vol van wijn of van distillatiewijn of door herdistillatie tot minder dan 86% vol van een wijndistillaat,
(2)
een gehalte aan vluchtige stoffen heeft dat ten minste 125 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt en
(3)
een gehalte aan methanol heeft dat ten hoogste 200 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt.
b)
Het alcoholvolumegehalte van wijn-eau-de-vie bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Aan wijn-eau-de-vie mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Wijn-eau-de-vie is niet gearomatiseerd. Dit sluit traditionele productiemethodes niet uit.
e)
Aan wijn-eau-de-vie mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
f)
Gerijpte wijn-eau-de-vie mag in de handel blijven als "wijn-eau-de-vie", op voorwaarde dat het product een rijpingsperiode heeft gehad die gelijk is aan of langer is dan de periode die in categorie 5 van deze bijlage voor de gedistilleerde drank is vastgesteld.
Brandy of Weinbrand a)
52 /PE 391.045
NL
Wijn-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die:
Brandy of Weinbrand is een gedistilleerde drank die: (1)
is verkregen uit wijn-eaux-de-vie waaraan al dan niet ▌een wijndistillaat is toegevoegd dat tot minder dan 94,8% vol is gedistilleerd, waarbij dat distillaat geen groter aandeel in het alcoholvolumegehalte van het eindproduct mag hebben dan 50%,
(2)
gedurende ten minste één jaar is gerijpt in eikenhouten recipiënten, of gedurende ten minste zes maanden als de capaciteit van de eikenhouten fusten minder dan 1000 liter bedraagt,
(3)
een gehalte aan vluchtige stoffen heeft dat ten minste 125 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt en dat uitsluitend afkomstig is van de distillatie of herdistillatie van de gebruikte grondstoffen, en
(4)
6.
een gehalte aan methanol heeft dat ten hoogste 200 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt.
b)
Het alcoholvolumegehalte van brandy of Weinbrand bedraagt ten minste 36% vol.
c)
Aan Brandy of Weinbrand mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Brandy of Weinbrand is niet gearomatiseerd. Dit sluit traditionele productiemethodes niet uit.
e)
Aan brandy of Weinbrand mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
Druivendraf-eau-de-vie of marc a)
Druivendraf-eau-de-vie of marc is een gedistilleerde drank die aan de volgende voorwaarden voldoet: (1)
de drank wordt uitsluitend verkregen door gegiste druivendraf te distilleren hetzij rechtstreeks door middel van waterdamp, hetzij na toevoeging van water;
(2)
aan de druivendraf mag ten hoogste 25 kg wijnmoer per 100 kg gebruikte druivendraf worden toegevoegd;
(3)
de van de wijnmoer afkomstige hoeveelheid alcohol mag niet meer bedragen dan 35% van de totale hoeveelheid alcohol in het eindproduct;
(4)
de drank wordt in aanwezigheid van de druivendraf zelf gedistilleerd tot minder dan 86% vol;
(5)
herdistillatie tot dat alcoholgehalte is toegestaan;
(6)
de drank heeft een gehalte aan vluchtige stoffen dat ten minste 140 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt, en een gehalte aan methanol dat ten hoogste 1000 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt.
b)
Het alcoholvolumegehalte van druivendraf-eau-de-vie of marc bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Aan druivendraf-eau-de-vie of marc mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Druivendraf-eau-de-vie of marc is niet gearomatiseerd. Dit sluit traditionele productiemethodes niet uit.
e)
Aan druivendraf-eau-de-vie of marc mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen. PE 391.045\ 53
NL
7.
Vruchtendraf-eau-de-vie a)
8.
(1)
de drank wordt uitsluitend verkregen door vergisting en distillatie tot minder dan 86% vol van vruchtendraf met uitzondering van druivendraf;
(2)
de drank heeft een gehalte aan vluchtige stoffen dat ten minste 200 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt;
(3)
een gehalte aan methanol heeft dat ten hoogste 1500 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt.
(4)
voor vruchtendraf-eau-de-vie van steenvruchten bedraagt het gehalte aan cyaanwaterstof ten hoogste 7 gram per hectoliter alcohol van 100% vol;
(5)
herdistillatie tot het onder (1) genoemde alcoholgehalte is toegestaan.
b)
Het alcoholvolumegehalte van vruchtendraf-eau-de-vie bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Aan vruchtendraf-eau-de-vie mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Vruchtendraf-eau-de-vie is niet gearomatiseerd.
e)
Aan vruchtendraf-eau-de-vie mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
f)
De verkoopbenaming van dit product is “draf-eau-de-vie”, voorafgegaan door de naam van de betrokken vrucht. Als draf van verschillende soorten vruchten is gebruikt, luidt de verkoopbenaming “vruchtendraf-eau-de-vie”.
Rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy a)
Rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy is een gedistilleerde drank die uitsluitend is verkregen door het product van de alcoholische vergisting van een extract van krenten van het ras “zwarte van Corinthe” of "muskaat van Alexandrië" ▌tot minder dan 94,5% vol te distilleren op zodanige wijze dat het distillatieproduct een aroma en een smaak heeft die afkomstig zijn van de gebruikte grondstof.
b)
Het alcoholvolumegehalte van rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Aan rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
54 /PE 391.045
NL
Vruchtendraf-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die aan de volgende voorwaarden voldoet:
9.
d)
Rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy is niet gearomatiseerd.
e)
Aan rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
Vruchten-eau-de-vie a)
b)
Vruchten-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die: (1)
uitsluitend is verkregen door alcoholische vergisting en distillatie van vlezige vruchten of most van dergelijke vruchten, bessen of groenten, al dan niet met de pitten ervan,
(2)
tot minder dan 86% vol is gedistilleerd op zodanige wijze dat het distillatieproduct een aroma en een smaak heeft die van de gedistilleerde grondstoffen afkomstig zijn,
(3)
een gehalte aan vluchtige stoffen hebben dat ten minste 200 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt, en
(4)
in het geval van eau-de-vie van steenvruchten, een gehalte aan cyaanwaterstof bevat dat ten hoogste 7 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt.
een gehalte aan methanol heeft dat ten hoogste 1000 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt. Voor de volgende vruchten-eaux-de-vie bedraagt het maximumgehalte aan methanol evenwel: i)
1200 gram per hectoliter alcohol van 100% vol die is verkregen uit de volgende vruchten of bessen: – pruimen (Prunus domestica L.), – mirabellen (Prunus domestica L. subsp. syriaca (Borkh.), Janch. ex Mansf.), – kwetsen (Prunus domestica L.), – appels (Malus domestica Borkh.), – peren (Pyrus communis L.) met uitzondering van Williams-peren (Pyrus communis L. cv "Williams"), – frambozen (Rubus idaeus L.), – bramen (Rubus fruticosus auct. aggr.), – abrikozen (Prunus armeniaca L.), PE 391.045\ 55
NL
– perziken (Prunus persica (L.) Batsch); ii)
1350 gram per hectoliter alcohol van 100% vol die is verkregen uit de volgende vruchten of bessen: – Williams-peren (Pyrus communis L. cv "Williams"), – aalbessen (Ribes rubrum L.) – zwarte bessen (Ribes nigrum L.), – peerlijsterbessen (Sorbus domestica L.), – vlierbessen (Sambucus nigra L.), – kweeperen (Cydonia oblonga Mill.), – jeneverbessen (Juniperus communis L en/of Juniperus oxicedrus L.).
c)
Het alcoholvolumegehalte van vruchten-eau-de-vie bedraagt ten minste 37,5% vol.
d)
Aan vruchten-eau-de-vie mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 2 bis van Bijlage I worden toegevoegd.
e)
Vruchten-eau-de-vie is niet gearomatiseerd.
f)
De verkoopbenaming van vruchten-eau-de-vie is “-eau-de-vie”, voorafgegaan door de naam van de vrucht, bes of groente zoals: kersen-eau-de-vie of kirsch, pruimen-eau-de-vie of slivovitz, mirabellen-eau-de-vie en voorts dergelijke benamingen met als eerste element perziken-, appel-, peren-, abrikozen-, vijgen-, citrusvruchten-, druiven- of de naam van een andere vrucht. Vruchten-eaux-de-vie mogen ook de verkoopbenaming “- wasser ”, voorafgegaan door de naam van de vrucht, dragen. Uitsluitend voor de volgende vruchten mag “-eau-de-vie”, voorafgegaan door de naam van de vrucht, worden vervangen door alleen de naam van de vrucht: – mirabellen (Prunus domestica L. subsp. syriaca (Borkh.), Janch. ex Mansf.),
56 /PE 391.045
NL
–
pruimen (Prunus domestica L.),
–
kwetsen (Prunus domestica L.),
–
aardbeiboomvruchten (Arbutus unedo L.),
–
appels van het ras Golden Delicious.
Mocht het gevaar bestaan dat de eindverbruiker een van deze verkoopbenamingen niet gemakkelijk begrijpt, dan dient op de etikettering de term "eau-de-vie" te worden vermeld, eventueel met een toelichting.
10.
g)
Alleen in de verkoopbenaming van peren-eau-de-vie die uitsluitend uit peren van het ras “Williams” is verkregen, mag de term “Williams” worden gebruikt.
h)
Indien twee of meer soorten vruchten, bessen of groenten samen zijn gedistilleerd, is de verkoopbenaming van het product “vruchten-eau-de-vie” of, waar van toepassing, "groenten-eau-de-vie". Deze verkoopbenaming mag worden aangevuld met de naam van elk van die vruchten-, bessen- of groentesoorten, vermeld in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheden.
Appelcider-eau-de-vie ▌en perencider-eau-de-vie a)
11.
Appelcider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie zijn gedistilleerde dranken die: (1)
uitsluitend zijn verkregen door appelcider of perencider tot minder dan 86% vol te distilleren op zodanige wijze dat het distillatieproduct een aroma en een smaak heeft die afkomstig zijn van de ▌vruchten,
(2)
een gehalte aan vluchtige stoffen hebben dat ten minste 200 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt, en
(3)
een gehalte aan methanol heeft dat ten hoogste 1 000 gram per hectoliter alcohol van 100% vol bedraagt.
b)
Het alcoholvolumegehalte van appelcider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Aan appelcider-eau-de-vie mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Appelcider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie zijn niet gearomatiseerd.
e)
Aan Appelcider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
Honing-eau-de-vie a)
Honing-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die: (1)
uitsluitend is verkregen door vergisting en distillatie van een beslag van honing,
(2)
is gedistilleerd tot minder dan 86% vol op zodanige wijze dat het distillatieproduct de organoleptische kenmerken heeft die afkomstig zijn van de gebruikte grondstof.
PE 391.045\ 57
NL
12.
13.
b)
Het alcoholvolumegehalte van honing-eau-de-vie bedraagt ten minste 35% vol.
c)
Aan honing-eau-de-vie mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 2 bis van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Honing-eau-de-vie is niet gearomatiseerd.
e)
Aan honing-eau-de-vie mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
f)
Honing-eau-de-vie mag uitsluitend worden verzoet met honing.
Hefebrand of moer-eau-de-vie a)
Hefebrand of moer-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die uitsluitend is verkregen door distillatie tot minder dan 86% vol van wijnmoer of moer van vergiste vruchten.
b)
Het alcoholvolumegehalte van Hefebrand of moer-eau-de-vie bedraagt ten minste 38% vol.
c)
Aan Topinambur of aardpeer-eau-de-vie mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Hefebrand of moer-eau-de-vie is niet gearomatiseerd.
e)
Aan Hefebrand of moer-eau-de-vie mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
f)
De verkoopbenaming "Hefebrand" of "moer-eau-de-vie" wordt aangevuld met de naam van de gebruikte grondstof.
Bierbrand of eau de vie de bière a)
Bierbrand of eau de vie de bière is een gedistilleerde drank die uitsluitend is verkregen door vers bier rechtstreeks onder normale druk tot een alcoholvolumegehalte van minder dan 86% vol te distilleren op zodanige wijze dat het verkregen distillaat organoleptische kenmerken bezit die afkomstig zijn van het bier.
b)
Het alcoholvolumegehalte van Bierbrand of eau de vie de bière bedraagt ten minste 38% vol.
c)
Aan Bierbrand of eau de vie de bière mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Bierbrand of eau de vie de bière is niet gearomatiseerd.
e)
Aan Bierbrand of eau de vie de bière mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
58 /PE 391.045
NL
14.
15.
Topinambur of aardpeer-eau-de-vie a)
Topinambur of aardpeer-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die uitsluitend door vergisting en distillatie tot minder dan 86% vol van knollen van de aardpeer (Helianthus tuberosus L.) is verkregen.
b)
Het alcoholvolumegehalte van Topinambur of aardpeer-eau-de-vie bedraagt ten minste 38% vol.
c)
Aan Topinambur of aardpeer-eau-de-vie mag geen alcohol, al dan niet verdund, in de zin van punt 5 van Bijlage I worden toegevoegd.
d)
Topinambur of aardpeer-eau-de-vie is niet gearomatiseerd.
e)
Aan Topinambur of aardpeer-eau-de-vie mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.
Wodka a)
Wodka is een gedistilleerde drank die is verkregen uit ethylalcohol uit landbouwproducten, welke ethylalcohol is bereid door: 1)
aardappelen en/of granen of
2)
andere landbouwgrondstoffen met behulp van gist te vergisten en
het aldus verkregen product te distilleren en/of te rectificeren op zodanige wijze dat de organoleptische kenmerken van de gebruikte grondstoffen en van de bij de vergisting gevormde bijproducten selectief worden verzwakt. Dit bereidingsprocédé mag worden gevolgd door herdistillatie en/of een behandeling met geschikte technische hulpstoffen, met inbegrip van actieve kool, om het product bijzondere organoleptische kenmerken te geven. De maximale residugehalten zijn die welke in bijlage I zijn vastgesteld voor ethylalcohol uit landbouwproducten, behalve dat het methanolgehalte in het eindproduct niet meer mag bedragen dan 10 gram per hectoliter 100% volumeprocent alcohol. b)
Het alcoholvolumegehalte van wodka bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Geen andere aroma’s mogen worden toegevoegd dan natuurlijke complexe aroma’s die aanwezig zijn in distillaat van de vergiste grondstoffen. Daarnaast mogen aan het product bijzondere organoleptische kenmerken worden gegeven, mits deze niet het overheersende aroma uitmaken.
d)
In de aanduiding, presentatie of etikettering van wodka die niet uitsluitend geproduceerd is met de grondstoffen die staan vermeld in paragraaf (a) lid 1, worden aangegeven de vermelding "geproduceerd uit …", aangevuld met de PE 391.045\ 59
NL
naam van de grondstof(fen) die gebruikt is (zijn) voor de productie van de ethylalcohol uit landbouwproducten. De etikettering beantwoordt aan artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2000/13/EG. 16.
Eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie a)
60 /PE 391.045
NL
Eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, is een gedistilleerde drank die: (1)
is verkregen door de maceratie van onder punt 2 genoemde vruchten of bessen, hetzij gedeeltelijk vergist, hetzij niet vergist, eventueel aangevuld met ten hoogste 20 liter ethylalcohol uit landbouwproducten of uit dezelfde vruchten verkregen eau-de-vie en/of distillaat per 100 kg vergiste vruchten of bessen, gevolgd door distillatie tot minder dan 86% vol.
(2)
is verkregen uit de volgende vruchten: –
bramen (Rubus fruticosus auct. aggr.),
–
aardbeien (Fragaria spp.),
–
blauwe bosbessen (Vaccinium myrtillus L.),
–
frambozen (Rubus idaeus L.),
–
aalbessen (Ribes rubrum L.)
–
sleepruimen (Prunus spinosa L.),
–
lijsterbessen (Sorbus aucuparia L.),
–
peerlijsterbes (Sorbus domestica L.),
–
hulstbessen (Ilex cassine L.),
–
elsbessen (Sorbus torminalis (L.) Crantz),
–
vlierbessen (Sambucus nigra L.),
–
rozenbottels (Rosa canina L.),
–
zwarte bessen (Ribes nigrum L.),
–
bananen (Musa spp.),
–
passievruchten (Passiflora edulis Sims),
–
ambarella of kedondong (Spondias dulcis Sol. ex Parkinson),
–
17.
▌ 18.
19.
mombinpruim (Spondias mombin L.).
b)
Het alcoholvolumegehalte van eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie is niet gearomatiseerd.
d)
Voor de etikettering en de presentatie van eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, geldt dat in de aanduiding, de presentatie of de etikettering de woorden “verkregen door maceratie en distillatie” moeten voorkomen in letters van hetzelfde type, dezelfde grootte en dezelfde kleur en in hetzelfde gezichtsveld als de woorden “(naam van de vrucht)-eau-de-vie”, waarbij in het geval van flessen een en ander op het buiketiket moet staan.
Geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof) a)
Geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof) is een gedistilleerde drank die wordt verkregen door in categorie 13, punt 2, van deze bijlage vermelde niet-vergiste vruchten en bessen of groenten, noten of andere plantaardige materialen zoals kruiden of rozenblaadjes te macereren in ethylalcohol uit landbouwproducten, gevolgd door distillatie tot minder dan 86% vol.
b)
Het alcoholvolumegehalte van geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof) bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof) is niet gearomatiseerd.
Gentiaan ▌ a)
Gentiaan ▌is een gedistilleerde drank die uit een gentiaandistillaat op basis van vergiste gentiaanwortels wordt bereid, al dan niet met toevoeging van ethylalcohol uit landbouwproducten.
b)
Het alcoholvolumegehalte van gentiaan ▌bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Gentiaan is niet gearomatiseerd.
Met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank a)
Met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank is een gedistilleerde drank die is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten en/of graneneau-de-vie en/of granendistillaat te aromatiseren met jeneverbessen (Juniperus communis L. en/of Juniperus oxicedrus L.).
PE 391.045\ 61
NL
20.
21.
b)
Het alcoholvolumegehalte van met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank bedraagt ten minste 30% vol.
c)
Als aanvulling mogen andere natuurlijke en/of natuuridentieke aromastoffen zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punten i) en ii), van Richtlijn 88/388/EEG en/of aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder c), van die richtlijn en/of planten of plantendelen met aromatische eigenschappen worden gebruikt, maar de organoleptische kenmerken van de jeneverbes moeten waarneembaar blijven, zij het soms in mindere mate.
d)
Voor met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank mag de verkoopbenaming “Wacholder”, ▌of “genebra” worden gebruikt.
Gin a)
Gin is een met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank die is verkregen door organoleptisch geschikte ethylalcohol uit landbouwproducten te aromatiseren met jeneverbessen (Juniperus communis L.).
b)
Het alcoholvolumegehalte van gin bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Bij de bereiding van gin mogen geen andere aroma's dan natuurlijke en/of natuuridentieke aromastoffen zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punten i) en ii), van Richtlijn 88/388/EEG en/of aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder c), van die richtlijn worden gebruikt en de aromatisering moet op zodanige wijze gebeuren dat de smaak van de jeneverbes overheerst.
Gedistilleerde gin a)
b)
62 /PE 391.045
NL
Gedistilleerde gin is: (1)
een met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank die uitsluitend is verkregen door organoleptisch geschikte ethylalcohol uit landbouwproducten van een passende kwaliteit met een aanvankelijk alcoholgehalte van ten minste 96% vol in aanwezigheid van jeneverbessen (Juniperus communis L.) en andere natuurlijke plantaardige materialen te herdistilleren in distilleertoestellen van een vanouds voor gin gebruikt type, met dien verstande dat de smaak van de jeneverbes moet overheersen, of
(2)
een mengsel van het product van een dergelijke distillatie en ethylalcohol uit landbouwproducten met dezelfde samenstelling, dezelfde zuiverheid en hetzelfde alcoholgehalte; om gedistilleerde gin te aromatiseren mogen ook natuurlijke en/of natuuridentieke aromastoffen en/of aromatiserende preparaten zoals bedoeld in categorie 18, onder c), worden gebruikt.
Het alcoholvolumegehalte van gedistilleerde gin bedraagt ten minste 37,5% vol.
c) 22.
Gin die louter door toevoeging van essences of aroma’s aan ethylalcohol uit landbouwproducten is verkregen, is geen gedistilleerde gin.
London gin a)
London gin is een soort van gedistilleerde gin die als volgt wordt bereid: (1)
▌ (2)
23.
24.
de gebruikte ethylalcohol uit landbouwproducten mag geen hoger gehalte aan methanol dan 5 gram per hectoliter alcohol van 100% vol hebben en ▌ de aromatisering gebeurt uitsluitend door ethylalcohol in aanwezigheid van alle gebruikte natuurlijke plantaardige materialen te herdistilleren in traditionele distilleertoestellen, het aldus verkregen distillaat moet een alcoholvolumegehalte van ten minste 70% vol hebben,
(3)
eventueel nog toegevoegde ethylalcohol uit landbouwproducten moet beantwoorden aan de in bijlage I (-1) genoemde kenmerken, maar mag geen hoger gehalte aan methanol bevatten dan 5 gram per hectoliter alcohol van 100% vol,
(4)
er worden niet meer dan 0,1 gram suikers per liter eindproduct en geen kleurstoffen toegevoegd,
(5)
er worden geen andere ingrediënten meer toegevoegd dan water.
b)
Het alcoholvolumegehalte van London gin bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
De term “London gin" mag worden aangevuld met de term “dry”.
Met karwij gearomatiseerde gedistilleerde drank a)
Met karwij gearomatiseerde gedistilleerde drank is een gedistilleerde drank die is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten te aromatiseren met karwij (Carum carvi L.).
b)
Het alcoholvolumegehalte van met karwij gearomatiseerde gedistilleerde drank bedraagt ten minste 30% vol.
c)
Als aanvulling mogen andere natuurlijke en/of natuuridentieke aromastoffen zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punten i) en ii), van Richtlijn 88/388/EEG en/of aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder c), van die richtlijn worden gebruikt, maar de smaak van karwij moet overheersen.
Akvavit of aquavit
PE 391.045\ 63
NL
25.
a)
Akvavit of aquavit is een met karwij en/of dillezaad gearomatiseerde gedistilleerde drank waarbij voor de aromatisering een distillaat van kruiden of specerijen is gebruikt.
b)
Het alcoholvolumegehalte van akvavit of aquavit bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Als aanvulling mogen andere natuurlijke en/of natuuridentieke aromastoffen zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punten i) en ii), van Richtlijn 88/388/EEG en/of aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder c), van die richtlijn worden gebruikt, maar het aroma van deze drank moet grotendeels afkomstig zijn van distillaten van karwijzaad (Carum carvi L.) en/of dillezaad (Anethum graveolens L.), waarbij het gebruik van etherische oliën is verboden.
d)
De bittere stoffen mogen de smaak niet sterk overheersen; het gehalte aan droge stof mag niet meer dan 1,5 gram per 100 milliliter bedragen.
Met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank a)
26.
(1)
maceratie en/of distillatie,
(2)
herdistillatie van de alcohol in aanwezigheid van de zaden of andere delen van de bovengenoemde planten,
(3)
toevoeging van door distillatie verkregen natuurlijke extracten van door een anijsaroma gekenmerkte planten.
b)
Het alcoholvolumegehalte van met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank bedraagt ten minste 15% vol.
c)
Bij de bereiding van met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
d)
Als aanvulling mogen andere natuurlijke plantaardige extracten of aromatische zaden worden gebruikt, maar de smaak van anijs moet blijven overheersen.
Pastis a)
64 /PE 391.045
NL
Met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank is een gedistilleerde drank die is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten met natuurlijke extracten van steranijs (Illicium verum Hook f.), groene anijs (Pimpinella anisum L.), venkel (Foeniculum vulgare Mill.) of welke andere plant ook die hetzelfde aromatische hoofdbestanddeel bevat, te aromatiseren met behulp van een van de volgende procédés of een combinatie daarvan:
Pastis is een met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank die tevens natuurlijke extracten van zoethout (Glycyrrhiza spp.) bevat, wat de aanwezigheid tot gevolg heeft enerzijds van “chalconen” genoemde kleurstoffen, en anderzijds van
glycyrrhizinezuur, waarvan het minimum- en het maximumgehalte respectievelijk 0,05 en 0,5 gram per liter moeten bedragen.
27.
28.
29.
b)
Het alcoholvolumegehalte van pastis bedraagt ten minste 40% vol.
c)
Bij de bereiding van pastis mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
d)
Pastis bevat minder dan 100 gram suiker per liter, uitgedrukt in invertsuiker, en heeft een minimum- en een maximumgehalte aan anethool van respectievelijk 1,5 en 2 gram per liter.
Pastis de Marseille a)
Pastis de Marseille is een pastis met een anethoolgehalte van 2 gram per liter.
b)
Het alcoholvolumegehalte van pastis de Marseille bedraagt ten minste 45% vol.
c)
Bij de bereiding van pastis de Marseille mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
Anis a)
Anis is een met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank waarvan het kenmerkende aroma uitsluitend afkomstig is van groene anijs (Pimpinella anisum L.) en/of steranijs (Illicium verum Hook f.) en/of venkel (Foeniculum vulgare Mill.).
b)
Het alcoholvolumegehalte van anis bedraagt ten minste 35% vol.
c)
Bij de bereiding van anis mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
Gedistilleerde anis a)
Gedistilleerde anis is anis die in aanwezigheid van de in categorie 26, onder a), genoemde zaden gedistilleerde alcohol en, in het geval van geografische aanduidingen, mastiek en andere aromatische zaden, planten en vruchten bevat, waarbij die alcohol ten minste 20% van het alcoholgehalte van de gedistilleerde anis uitmaakt.
b)
Het alcoholvolumegehalte van gedistilleerde anis bedraagt ten minste 35% vol.
c)
Bij de bereiding van gedistilleerde anis mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en gearomatiseerde preparaten zoals gedefinieerd in
PE 391.045\ 65
NL
artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt. 30.
Gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter a)
Gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter is een gedistilleerde drank met een overheersende bittere smaak die is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten te aromatiseren met natuurlijke en/of natuuridentieke aromastoffen zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punten i) en ii), van Richtlijn 88/388/EEG en/of aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder c), van die richtlijn.
b)
Het alcoholvolumegehalte van gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter bedraagt ten minste 15% vol.
c)
Voor gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter mag ook de verkoopbenaming “amer” of “bitter”, al dan niet gecombineerd met een andere term, worden gebruikt.
▌ 31.
32.
Gearomatiseerde wodka a)
Gearomatiseerde wodka is wodka waaraan een overheersend aroma is gegeven dat niet het aroma van de grondstoffen is.
b)
Het alcoholvolumegehalte van gearomatiseerde wodka bedraagt ten minste 37,5% vol.
c)
Gearomatiseerde wodka mag verzoeting, blending, aromatisering, rijping of kleuring ondergaan.
d)
De verkoopbenaming van gearomatiseerde wodka mag ook de naam van enig overheersend aroma samen met het woord “wodka” zijn.
Likeur a)
Likeur is een gedistilleerde drank die: (1)
66 /PE 391.045
NL
een gehalte aan suiker, uitgedrukt in invertsuiker, heeft van ten minste: i)
80 gram per liter voor gentiaanlikeur of soortgelijke likeuren bij de bereiding waarvan gentiaanplanten of soortgelijke planten als aromastof zijn gebruikt,
ii)
70 gram per liter voor kersenlikeur waarvan de ethylalcohol uitsluitend uit kersen-eau-de vie bestaat,
iii)
100 gram per liter in alle overige gevallen;
(2)
is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten of een distillaat uit landbouwproducten of een of meer gedistilleerde dranken of een mengsel van dergelijke producten die of dat is of die zijn verzoet en waaraan eventueel landbouwproducten of voedingsmiddelen zoals room, melk of andere zuivelproducten, vruchten, wijn of gearomatiseerde wijn zoals gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad1 zijn toegevoegd.
b)
Het alcoholvolumegehalte van likeur bedraagt ten minste 15% vol.
c)
Bij de bereiding van likeur mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG en natuuridentieke aromastoffen zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt ii), van die richtlijn worden gebruikt. Natuuridentieke aromastoffen zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt ii), van de genoemde richtlijn mogen echter niet worden gebruikt bij de bereiding van de volgende likeuren: (1)
1
Vruchtenlikeuren: –
zwarte bessen,
–
kersen,
–
frambozen,
–
bramen,
–
blauwe bosbessen,
–
citrusvruchten,
–
bergframbozen,
–
poolbramen,
–
veenbessen,
–
rode bosbessen,
–
duindoornbessen,
–
ananas;
PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003. PE 391.045\ 67
NL
(2)
d)
plantenlikeuren: –
munt,
–
gentiaan,
–
anijs,
–
alsem,
–
wondkruid.
De volgende samengestelde termen mogen in de presentatie van in de Gemeenschap geproduceerde likeuren worden gebruikt in het geval dat ethylalcohol uit landbouwproducten is gebruikt volgens gangbare productiemethodes: – prune brandy, –
orange brandy,
–
apricot brandy,
–
cherry brandy,
–
solbaerrom, ook blackcurrant rum genoemd.
Wat de etikettering en de presentatie van die likeuren betreft, moet de samengestelde term in de etikettering op één regel in uniforme letters van hetzelfde lettertype, dezelfde grootte en dezelfde kleur voorkomen en moet het woord “likeur” er vlakbij staan in letters die niet kleiner zijn dan die welke voor de samengestelde term zijn gebruikt. Indien de alcohol niet afkomstig is van de vermelde gedistilleerde drank, moet de oorsprong ervan in de etikettering worden aangegeven in hetzelfde gezichtsveld als dat waarin de samengestelde term en het woord “likeur” voorkomen, hetzij door te vermelden om welk type alcohol uit landbouwproducten het gaat, hetzij door de vermelding “alcohol uit landbouwproducten” ▌te gebruiken, altijd ▌voorafgegaan door de woorden “vervaardigd uit”, “bereid met” of “op basis van”. 33.
Crème de (gevolgd door de naam van de betrokken vrucht of van de gebruikte grondstof) a)
Een gedistilleerde drank met de benaming “crème de” (gevolgd door de naam van de betrokken vrucht of van de gebruikte grondstof), exclusief zuivelproducten, is een likeur die een gehalte aan suiker, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 250 gram per liter heeft.
b)
Het alcoholvolumegehalte van crème de (gevolgd door de naam van de betrokken vrucht of van de gebruikte grondstof) bedraagt ten minste 15% vol.
68 /PE 391.045
NL
c)
Voor deze gedistilleerde drank gelden de in categorie 32 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.
c bis) De verkoopbenaming mag worden aangevuld met de term "likeur". 34.
35.
Crème de cassis a)
Crème de cassis is een zwarte-bessenlikeur die ten minste 400 gram suiker, uitgedrukt in invertsuiker, per liter bevat.
b)
Het alcoholvolumegehalte van crème de cassis bedraagt ten minste 15% vol.
c)
Voor crème de cassis gelden de in categorie 32 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.
d)
De verkoopbenaming mag worden aangevuld met de term "likeur".
Guignolet a)
Guignolet is een likeur die is verkregen door kersen te macereren in ethylalcohol uit landbouwproducten.
b)
Het alcoholvolumegehalte van guignolet bedraagt ten minste 15% vol.
c)
Voor guignolet gelden de in categorie 32 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.
c bis) De verkoopbenaming mag worden aangevuld met de term "likeur". 36.
Punch au rhum a)
Punch au rhum is een likeur waarvan het alcoholgehalte uitsluitend afkomstig is van rum.
b)
Het alcoholvolumegehalte van punch au rhum bedraagt ten minste 15% vol.
c)
Voor punch au rhum gelden de in categorie 32 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.
c bis) De verkoopbenaming mag worden aangevuld met de term "likeur". 37.
Sloe gin a)
Sloe gin is een likeur die is verkregen door sleepruimen te macereren in gin en eventueel sleepruimensap toe te voegen.
b)
Het alcoholvolumegehalte van sloe gin bedraagt ten minste 25% vol.
PE 391.045\ 69
NL
38.
c)
Bij de bereiding van sloe gin mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
d)
De verkoopbenaming mag worden aangevuld met de term "likeur".
Sambuca a)
▌ 39.
(1)
distillaten van groene anijs (Pimpinella anisum L.) en/of van steranijs (Illicium verum L.) en eventueel van andere aromatische kruiden bevat,
(2)
een gehalte aan suiker, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 350 gram per liter heeft en
(3)
een gehalte aan natuurlijk anethool van ten minste 1 doch niet meer dan 2 gram per liter heeft.
b)
Het alcoholvolumegehalte van sambuca bedraagt ten minste 38% vol.
c)
Voor sambuca gelden de in categorie 32 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.
d)
De verkoopbenaming mag worden aangevuld met de term "likeur".
Maraschino, marrasquino of Maraskino a)
70 /PE 391.045
NL
Sambuca is een kleurloze met anijs gearomatiseerde likeur die:
Maraschino, marrasquino of Maraskino is een kleurloze likeur die hoofdzakelijk met behulp van een distillaat van marascakersen of van het product van de maceratie van marascakersen of delen daarvan in alcohol uit landbouwproducten is gearomatiseerd en die een gehalte aan suiker, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 250 gram per liter heeft.
40.
b)
Het alcoholvolumegehalte van maraschino, marrasquino of maraskino bedraagt ten minste 24% vol.
c)
Voor maraschino, marrasquino of maraskino gelden de in categorie 32 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.
d)
De verkoopbenaming mag worden aangevuld met de term "likeur".
Nocino a)
Nocino is een likeur die hoofdzakelijk door maceratie en/of distillatie van hele, onrijpe walnoten (Jugilans regia L.) is gearomatiseerd en die een gehalte aan suiker, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 100 gram per liter heeft.
b)
Het alcoholvolumegehalte van nocino bedraagt ten minste 30% vol.
c)
Voor nicino gelden de in categorie 32 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.
c bis) De verkoopbenaming mag worden aangevuld met de term "likeur". 41.
42.
Eierlikeur of advocaat of avocat of Advokat a)
Eierlikeur of advocaat of avocat of Advokat is een al dan niet gearomatiseerde gedistilleerde drank op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten, distillaat en/of eau-de-vie die de ingrediënten kwaliteitseigeel, eiwit en suiker of honing bevat. Het gehalte aan suiker of honing, uitgedrukt in invertsuiker, bedraagt ten minste 150 gram per liter. Het gehalte aan kwaliteitseigeel bedraagt ten minste 140 gram per liter eindproduct.
b)
In afwijking van artikel 1, onder c), bedraagt het alcoholvolumegehalte van eierlikeur of advocaat of avocat of Advokat ten minste 14% vol.
c)
Bij de bereiding van eierlikeur of advocaat of avocat of Advokat mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke of natuuridentieke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
Likeur met ei a)
Likeur met ei is een al dan niet gearomatiseerde gedistilleerde drank op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten, distillaat en/of eau-de-vie die de kenmerkende ingrediënten kwaliteitseigeel, eiwit en suiker of honing bevat. Het gehalte aan suiker of honing, uitgedrukt in invertsuiker, bedraagt ten minste 150 gram per liter. Het gehalte aan eigeel bedraagt ten minste 70 gram per liter eindproduct.
b)
Het alcoholvolumegehalte van likeur met ei bedraagt ten minste 15% vol. PE 391.045\ 71
NL
c)
43.
Mistrà a)
44.
45.
Bij de bereiding van likeur met ei mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
Mistrà is een kleurloze met anijs of met natuurlijk anethool gearomatiseerde likeur: (1)
die een anethoolgehalte van ten minste 1 doch niet meer dan 2 gram per liter heeft,
(2)
waaraan eventueel een distillaat van aromatische kruiden is toegevoegd en
(3)
die geen toegevoegde suiker bevat.
b)
Het alcoholvolumegehalte van mistrà bedraagt ten minste 40% vol doch niet meer dan 47% vol.
c)
Bij de bereiding van mistrà mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
Vaekevae gloegi of spritgloegg a)
Vaekevae gloegi of spritgloegg is een gedistilleerde drank die is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten met natuurlijk of natuuridentiek aroma van kruidnagel en/of kaneel te aromatiseren door middel van een van de volgende procédés: maceratie en/of distillatie, herdistillatie van de alcohol in aanwezigheid van delen van de betrokken specerijplanten, toevoeging van natuurlijk of natuuridentiek aroma van kruidnagel of kaneel of een combinatie van deze procédés.
b)
Het alcoholvolumegehalte van vaekevae gloegi of spritgloegg bedraagt ten minste 15% vol.
c)
Andere natuurlijke of natuuridentieke plantenaroma’s zoals bedoeld in Richtlijn 88/388/EEG mogen eveneens worden gebruikt, maar het aroma van de bovengenoemde specerijen moet overheersen.
d)
Het gehalte aan wijn of wijnbouwproducten mag niet meer dan 50% van het eindproduct bedragen.
Berenburg of beerenburg a)
Berenburg of beerenburg is een gedistilleerde drank die: (1)
72 /PE 391.045
NL
is gebaseerd op ethylalcohol uit landbouwproducten,
▌
46.
(2)
wordt verkregen door vruchten of planten of delen daarvan te macereren,
(3)
als specifiek aroma distillaat van gentiaanwortel (Gentiana lutea L.), van jeneverbessen (Juniperus communis L.) en van laurierbladeren (Laurus nobilis L.) bevat,
(4)
een kleur heeft die varieert tussen lichtbruin en donkerbruin,
(5)
eventueel is verzoet tot een gehalte aan suiker, uitgedrukt in invertsuiker, van ten hoogste 20 gram per liter.
b)
Het alcoholvolumegehalte van berenburg of beerenburg bedraagt ten minste 30% vol.
c)
Bij de bereiding van berenburg of beerenburg mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruikt.
Honingnectar of medenectar a)
Honingnectar of medenectar is een gedistilleerde drank die wordt verkregen door een gegist beslag van honing te vermengen met honingdistillaat en/of ethylalcohol uit landbouwproducten, en waarin het volumegehalte van gegist honingbeslag ten minste 30% bedraagt.
b)
Het alcoholvolumegehalte van honingnectar of medenectar bedraagt ten minste 22% vol.
c)
Bij de bereiding van honingnectar of medenectar mogen geen andere aroma’s dan natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder b), punt i), en onder c), van Richtlijn 88/388/EEG worden gebruik, met dien verstande dat de honingsmaak moet overheersen.
d)
Honingnectar of medenectar mag uitsluitend worden verzoet met honing.
PE 391.045\ 73
NL
▌Andere ▌ 1.
2.
gedistilleerde dranken
Rum-Verschnitt is een in Duitsland bereid product dat is verkregen door vermenging van rum en alcohol, waarbij ten minste 5% van de in het eindproduct aanwezige alcohol afkomstig moet zijn van rum. Het alcoholvolumegehalte van Rum-Verschnitt bedraagt ten minste 37,5 % vol. Wat de etikettering en de presentatie van het product Rum-Verschnitt betreft, moet het woord Verschnitt in de aanduiding, de presentatie en de etikettering in letters van hetzelfde lettertype, dezelfde grootte en dezelfde kleur als die van, en op dezelfde regel als, het woord “Rum” voorkomen, waarbij dit in het geval van flessen op het buiketiket moet zijn. Indien dit product buiten de Duitse markt wordt verkocht, moet de alcoholische samenstelling ervan op het etiket zijn vermeld. Slivovice is een in Tsjechië bereid product dat is verkregen door aan pruimendistillaat vóór de einddistillatie ten hoogste 30 volumeprocenten ethylalcohol uit landbouwproducten toe te voegen. Dit product moet als "gedistilleerde drank" worden aangeduid en daarbij mag op het buiketiket in hetzelfde gezichtsveld ook de benaming slivovice worden gebruikt. Indien deze Tsjechische slivovice in de Gemeenschap in de handel wordt gebracht, moet de alcoholische samenstelling ervan op het etiket zijn vermeld. Deze bepaling laat het gebruik van de benaming slivovice voor vruchten-eaude-vie overeenkomstig categorie 9 van deze bijlage onverlet. _____________
74 /PE 391.045
NL
BIJLAGE III GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN Productcategorie
| Geografische aanduiding
▌
Land van oorsprong (de exacte geografische oorsprong wordt in het technisch dossier omschreven)
1. Rum Rhum de la Martinique ▌ Rhum de la Guadeloupe ▌ Rhum de la Réunion ▌ Rhum de la Guyane ▌ Rhum de sucrerie de la Baie du Galion Rhum des Antilles françaises Rhum des départements français d'outre-mer Ron de Málaga Ron de Granada Rum da Madeira
Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Spanje Spanje Portugal
Scotch Whisky ▌
Verenigd Koninkrijk (Schotland) Ierland
2. Whisky / Whiskey
Irish Whiskey / Uisce Beatha Eireannach / Irish Whisky (1) Whisky español ▌ Whisky breton / Whisky de Bretagne Whisky alsacien / Whisky d'Alsace
Spanje Frankrijk […] Frankrijk
3. Gedistilleerde drank van granen Eau-de-vie de seigle de marque nationale luxembourgeoise Korn/Kornbrand
Münsterländer Korn / Kornbrand Sendenhorster Korn / Kornbrand Bergischer Korn / Kornbrand Emsländer Korn / Kornbrand Haselünner Korn / Kornbrand Hasetaler Korn / Kornbrand Saman÷ (1)
Luxemburg Duitsland, Oostenrijk, België (Duitstalige gemeenschap ) [...] Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Litouwen
De geografische aanduiding Irish Whiskey / Uisce Beatha Eireannach / Irish Whisky bestrijkt in Ierland en Noord-Ierland geproduceerde whisky/whiskey. PE 391.045\ 75
NL
4. Wijn-eau-de-vie Eau-de-vie de Cognac Eau-de-vie des Charentes Eau-de-vie de Jura Cognac (De aanduiding “Cognac” mag worden aangevuld met de volgende termen: - Fine - Grande Fine Champagne - Grande Champagne - Petite Fine Champagne - Petite Champagne - Fine Champagne - Borderies - Fins Bois - Bons Bois) Fine Bordeaux Fine de Bourgogne Armagnac Bas-Armagnac Haut-Armagnac ▌Armagnac-Ténarèze Blanche Armagnac Eau-de-vie de vin de la Marne Eau-de-vie de vin originaire d'Aquitaine Eau-de-vie de vin de Bourgogne Eau-de-vie de vin originaire du Centre-Est Eau-de-vie de vin originaire de Franche-Comté Eau-de-vie de vin originaire du Bugey Eau-de-vie de vin de Savoie Eau-de-vie de vin originaire des Coteaux de la Loire Eau-de-vie de vin des Côtes-du-Rhône Eau-de-vie de vin originaire de Provence Eau-de-vie de Faugères / Faugères Eau-de-vie de vin originaire du Languedoc ▌
76 /PE 391.045
NL
Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk
Aguardente de Vinho Douro ▌ Aguardente de Vinho Ribatejo Aguardente de Vinho Alentejo ▌ Aguardente de Vinho da Região dos Vinhos Verdes Aguardente de Vinho da Região dos Vinhos Verdes de Alvarinho Aguardente de Vinho Lourinhã
Portugal
Сунгурларска гроздова ракия / Гроздова ракия от Сунгурларе / Sungurlarska grozdova rakya / Grozdova rakya uit Sungurlare
Bulgarije
Сливенска перла (Сливенска гроздова ракия / Гроздова ракия от Сливен) /Slivenska perla (Slivenska grozdova rakya / Grozdova rakya uit Sliven)
Bulgarije
Стралджанска Мускатова ракия / Мускатова ракия от Стралджа / Straldjanska Muscatova rakya / Muscatova rakya uit Straldja
Bulgarije
Поморийска гроздова ракия / Гроздова ракия от Поморие / Pomoriyska grozdova rakya / Grozdova rakya uit Pomorie
Bulgarije
Русенска бисерна гроздова ракия / Бисерна гроздова ракия от Русе / Russenska biserna grozdova rakya / Biserna grozdova rakya uit Russe
Bulgarije
Бургаска Мускатова ракия / Мускатова ракия от Бургас / Bourgaska Muscatova rakya / Muscatova rakya uit Bourgas
Bulgarije
Добруджанска мускатова ракия / Мускатова ракия от Добруджа / Dobrudjanska muscatova rakya / muscatova rakya uit Dobrudja
Bulgarije
Сухиндолска гроздова ракия / Гроздова ракия от Сухиндол / Suhindolska grozdova rakya / Grozdova rakya uit Suhindol
Bulgarije
Карловска гроздова ракия / Гроздова Ракия от Карлово / Karlovska grozdova rakya / Grozdova Rakya uit Karlovo
Bulgarije
Vinars Târnave
Roemenië
Vinars Vaslui
Roemenië
Vinars Murfatlar
Roemenië
Vinars Vrancea
Roemenië
Vinars Segarcea
Roemenië
Portugal Portugal Portugal Portugal Portugal
PE 391.045\ 77
NL
5. Brandy/ Weinbrand Brandy de Jerez Brandy del Penedés Brandy italiano Brandy Αττικής / Brandy of Attica Brandy Πελοποννήσου / Brandy of the Peloponnese Brandy Κεντρικής Ελλάδας / Brandy of Central Greece Deutscher Weinbrand Wachauer Weinbrand Weinbrand Dürnstein Pfälzer Weinbrand Karpatské brandy špeciál Brandy français / Brandy de France
Spanje Spanje Italië Griekenland Griekenland
Marc de Champagne / Eau-de-vie de marc de Champagne Marc d'Aquitaine / Eau-de-vie de marc originaire d'Aquitaine Marc de Bourgogne / Eau-de-vie de marc de Bourgogne Marc du Centre-Est / Eau-de-vie de marc originaire du Centre-Est Marc de Franche-Comté /Eau-de-vie de marc originaire de Franche-Comté Marc du Bugey / Eau-de-vie de marc originaire de Bugey Marc de Savoie / Eau-de-vie de marc originaire de Savoie ▌ Marc des Côteaux de la Loire / Eau-de-vie de marc originaire des Coteaux de la Loire Marc des Côtes-du-Rhône / Eau-de-vie de marc des Côtes du Rhône Marc de Provence / Eau-de-vie de marc originaire de Provence Marc du Languedoc / Eau-de-vie de marc originaire du Languedoc Marc d'Alsace Gewürztraminer Marc de Lorraine ▌ Marc d'Auvergne
Frankrijk
Griekenland Duitsland Oostenrijk Oostenrijk Duitsland Slowakije Frankrijk
6. Druivendraf-eaude-vie
78 /PE 391.045
NL
Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk
Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk
Marc du Jura ▌
Frankrijk
PE 391.045\ 79
NL
Aguardente Bagaceira Bairrada ▌ Aguardente Bagaceira Alentejo ▌ Aguardente Bagaceira da Região dos Vinhos Verdes Aguardente Bagaceira da Região dos Vinhos Verdes de Alvarinho Orujo de Galicia Grappa Grappa di Barolo Grappa piemontese / Grappa del Piemonte Grappa lombarda / Grappa di Lombardia Grappa trentina / Grappa del Trentino Grappa friulana / Grappa del Friuli Grappa veneta / Grappa del Veneto Südtiroler Grappa / Grappa dell'Alto Adige Grappa Siciliana / Grappa di Sicilia Grappa di Marsala Τσικουδιά / Tsikoudia Τσικουδιά Κρήτης / Tsikoudia van Kreta Τσίπουρο / Tsipouro Τσίπουρο Μακεδονίας/ Tsipouro uit Macedonië Τσίπουρο Θεσσαλίας / Tsipouro uit Thessaloniki Τσίπουρο Τυρνάβου / Tsipouro uit Tyrnavos Eau-de-vie de marc de marque nationale luxembourgeoise Ζιβανία / Τζιβανία /Ζιβάνα / Zivania Törkölypálinka
Portugal Portugal Portugal Portugal Spanje Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Griekenland Griekenland Griekenland Griekenland Griekenland Griekenland Luxemburg Cyprus Hongarije
9. Vruchten-eau-devie
80 /PE 391.045
NL
Schwarzwälder Kirschwasser
Duitsland
▌ Schwarzwälder Mirabellenwasser Schwarzwälder Williamsbirne Schwarzwälder Zwetschgenwasser Fränkisches Zwetschgenwasser Fränkisches Kirschwasser Fränkischer Obstler
Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland
Mirabelle de Lorraine Kirsch d'Alsace Quetsch d'Alsace Framboise d'Alsace Mirabelle d'Alsace Kirsch de Fougerolles Williams d'Orléans Südtiroler Williams / Williams dell'Alto Adige Südtiroler Aprikot / Aprikot dell'Alto Adige Südtiroler Marille / Marille dell'Alto Adige Südtiroler Kirsch / Kirsch dell'Alto Adige Südtiroler Zwetschgeler / Zwetschgeler dell'Alto Adige Südtiroler Obstler / Obstler dell'Alto Adige Südtiroler Gravensteiner / Gravensteiner dell'Alto Adige Südtiroler Golden Delicious / Golden Delicious dell'Alto Adige Williams friulano / Williams del Friuli Sliwovitz del Veneto Sliwovitz del Friuli-Venezia Giulia Sliwovitz del Trentino-Alto Adige Distillato di mele trentino / Distillato di mele del Trentino Williams trentino / Williams del Trentino Sliwovitz trentino / Sliwovitz del Trentino Aprikot trentino / Aprikot del Trentino Medronho do Algarve Medronho do Buçaco Kirsch Friulano / Kirschwasser Friulano Kirsch Trentino / Kirschwasser Trentino Kirsch Veneto / Kirschwasser Veneto Aguardente de pêra da Lousã Eau-de-vie de pommes de marque nationale luxembourgeoise Eau-de-vie de poires de marque nationale luxembourgeoise Eau-de-vie de kirsch de marque nationale luxembourgeoise Eau-de-vie de quetsch de marque nationale luxembourgeoise Eau-de-vie de mirabelle de marque nationale luxembourgeoise Eau-de-vie de prunelles de marque nationale luxembourgeoise
Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Italië Portugal Portugal Italië Italië Italië Portugal Luxemburg Luxemburg Luxemburg Luxemburg Luxemburg Luxemburg
PE 391.045\ 81
NL
Wachauer Marillenbrand Szatmári Szilvapálinka Kecskeméti Barackpálinka Békési Szilvapálinka Szabolcsi Almapálinka ▌ Gönci Barackpálinka Pálinka
▌ Bošácka Slivovica Brinjevec Dolenjski sadjevec
82 /PE 391.045
NL
Oostenrijk Hongarije Hongarije Hongarije Hongarije ▌ Hongarije Hongarije, Oostenrijk (voor abrikozen-eau-de-vie die uitsluitend is geproduceerd in de deelstaten: Niederösterreich, Burgenland, Stiermarken, /Wenen) […] […] Slowakije Slovenië Slovenië
Троянска сливова ракия / Сливова ракия от Троян / Troyanska slivova rakya / Slivova rakya uit Troyan
Bulgarije
Силистренска кайсиева ракия / Кайсиева ракия от Силистра / Silistrenska kaysieva rakya / Kaysieva rakya uit Silistra
Bulgarije
Тервелска кайсиева ракия / Кайсиева ракия от Тервел / Tervelska kaysieva rakya / Kaysieva rakya uit Tervel
Bulgarije
Ловешка сливова ракия / Сливова ракия от Ловеч / Loveshka slivova rakya / Slivova rakya uit Lovech
Bulgarije
Pălincă
Roemenië
łuică Zetea de Medieşu Aurit
Roemenië
łuică de Valea Milcovului
Roemenië
łuică de Buzău
Roemenië
łuică de Argeş
Roemenië
łuică de Zalău
Roemenië
łuică Ardelenească de BistriŃa
Roemenië
Horincă de Maramureş
Roemenië
Horincă de Cămârzana
Roemenië
Horincă de Seini
Roemenië
Horincă de Chioar
Roemenië
Horincă de Lăpuş
Roemenië
TurŃ de Oaş
Roemenië
TurŃ de Maramureş
Roemenië
PE 391.045\ 83
NL
10. Appelcider-eaude-vie en perencider-eau-devie Calvados Calvados Pays d'Auge Calvados Domfrontais Eau-de-vie de cidre de Bretagne Eau-de-vie de poiré de Bretagne Eau-de-vie de cidre de Normandie Eau-de-vie de poiré de Normandie Eau-de-vie de cidre du Maine Aguardiente de sidra de Asturias Eau-de-vie de poiré du Maine
Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Spanje Frankrijk
Svensk Vodka / Swedish Vodka Suomalainen Vodka / Finsk Vodka / Vodka of Finland Polska Wódka / Polish Vodka Laugarício Vodka Originali Lietuviška degtin÷ / Original Lithuanian vodka Kruidenwodka uit de noordelijke laagvlakte van Podlachië, gearomatiseerd met veenreukgrasextract / Wódka ziolowa z Niziny Pólnocnopodlaskiej aromatyzowana ekstraktem z trawy Ŝubrowej Latvijas Dzidrais Rīgas Degvīns Estonian vodka
Zweden Finland
▌ 15. Wodka
Polen Slowakije Litouwen Polen
Letland Letland Estland
17. Geist Schwarzwälder Himbeergeist
Duitsland
Bayerischer Gebirgsenzian Südtiroler Enzian / Genziana dell'Alto Adige Genziana trentina / Genziana del Trentino
Duitsland Italië Italië
18. Gentiaan▌
84 /PE 391.045
NL
19. Met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank Genièvre / Jenever / Genever […]
Genièvre de grains, Graanjenever, Graangenever
Jonge jenever, jonge genever Oude jenever, oude genever ▌ Hasseltse jenever / Hasselt Balegemse jenever O´ de Flander-Oost-Vlaamse Graanjenever Peket-Pékêt / Peket-Pékêt de Wallonie Genièvre Flandres Artois
Ostfriesischer Korngenever ▌ Steinhäger Plymouth Gin Gin de Mahón Vilniaus Džinas / Vilnius Gin Spišská Borovička Slovenská Borovička Juniperus Slovenská Borovička Inovecká Borovička Liptovská Borovička
België, Nederland, Frankrijk (de departementen Nord (59) en Pas-de-Calais(62)), Duitsland (de Duitse deelstaten NordrheinWestfalen en Niedersachsen) België, Nederland, Frankrijk (de departementen Nord (59) en Pas-de-Calais (62)) België, Nederland ▌ België, Nederland ▌ België (Hasselt, Zonhoven, Diepenbeek) België (Balegem) België (Oost-Vlaanderen) België (Waals Gewest) Frankrijk (de departementen Nord (59) en Pas-de-Calais (62)) Duitsland Duitsland Verenigd Koninkrijk Spanje Litouwen Slowakije Slowakije Slowakije Slowakije Slowakije
24. ▌Akvavit/ aquavit Dansk Akvavit / Dansk Aquavit Svensk Aquavit / Svensk Akvavit / Swedish Aquavit
Denemarken Zweden
PE 391.045\ 85
NL
25. Met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank Anis español ▌ Anís Paloma Monforte del Cid Hierbas de Mallorca Hierbas Ibicencas Évora anisada Cazalla Chinchón Ojén Rute ▌ Janeževec
Spanje Spanje Spanje Spanje Portugal Spanje Spanje Spanje Spanje Slovenië
29. Gedistilleerde anis Ouzo / Oύζο Ούζο Μυτιλήνης / Ouzo uit Mitilene Ούζο Πλωµαρίου / Ouzo uit Plomari Ούζο Καλαµάτας / Ouzo uit Kalamata Ούζο Θράκης / Ouzo uit Thracië Ούζο Μακεδονίας / Ouzo uit Macedonië
Cyprus, Griekenland Griekenland Griekenland Griekenland Griekenland Griekenland
Demänovka bylinná horká
Slowakije
Rheinberger Kräuter Trejos devynerios
Duitsland Litouwen
Slovenska travarica
Slovenië
Berliner Kümmel Hamburger Kümmel Münchener Kümmel Chiemseer Klosterlikör Bayerischer Kräuterlikör ▌ Irish Cream Palo de Mallorca Ginjinha portuguesa Licor de Singeverga
Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland
30. Gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter
▌ 32. Likeur
86 /PE 391.045
NL
Ierland Spanje Portugal Portugal
Mirto di Sardegna Liquore di limone di Sorrento Liquore di limone della Costa d'Amalfi Genepì del Piemonte Genepì della Valle d'Aosta Benediktbeurer Klosterlikör Ettaler Klosterlikör Ratafia de Champagne Ratafia catalana Anis português Suomalainen Marjalikööri / Suomalainen Hedelmälikööri / Finsk Bärlikör / Finsk Fruktlikör / Finnish berry liqueur / Finnish fruit liqueur Grossglockner Alpenbitter Mariazeller Magenlikör Mariazeller Jagasaftl Puchheimer Bitter ▌ Steinfelder Magenbitter Wachauer Marillenlikör Jägertee / Jagertee / Jagatee Allažu Kimelis Čepkelių Demänovka Bylinný Likér Polish Cherry ▌ Karlovarská Hořká Pelinkovec Blutwurz Cantueso Alicantino Licor café de Galicia Licor de hierbas de Galicia Génépi des Alpes / Genepì degli Alpi Μαστίχα Χίου / Masticha van Chios Κίτρο Νάξου / Kitro van Naxos Κουµκουάτ Κέρκυρας / Koum Kouat van Corfu Τεντούρα / Tentoura Poncha da Madeira Hüttentee
Italië Italië Italië Italië Italië Duitsland Duitsland Frankrijk Spanje Portugal Finland
Cassis de Bourgogne Cassis de Dijon Cassis de Saintonge
Frankrijk Frankrijk Frankrijk
Oostenrijk Oostenrijk Oostenrijk Oostenrijk Oostenrijk Oostenrijk Oostenrijk Letland Litouwen Slowakije Polen Tsjechië Slovenië Duitsland Spanje Spanje Spanje Frankrijk, Italië Griekenland Griekenland Griekenland Griekenland Portugal Duitsland
34. Crème de cassis
PE 391.045\ 87
NL
Cassis du Dauphiné Cassis de Beaufort
88 /PE 391.045
NL
Frankrijk Luxemburg
40. Nocino Nocino di Modena Orehovec
Italië Slovenië
Andere gedistilleerde dranken Pommeau de Bretagne Pommeau du Maine Pommeau de Normandie Svensk Punsch / Swedish Punch
Frankrijk Frankrijk Frankrijk Zweden
Pacharán navarro Pacharán Inländerrum Bärwurz Aguardiente de hierbas de Galicia Aperitivo Café de Alcoy Herbero de la Sierra de Mariola Königsberger Bärenfang Ostpreußischer Bärenfang Ronmiel Ronmiel de Canarias
Spanje Spanje Oostenrijk Duitsland Spanje Spanje Spanje Duitsland Duitsland Spanje Spanje
Genièvre aux fruits / Vruchtenjenever / Jenever met vruchten / Fruchtgenever
België, Nederland, Frankrijk (de departementen Nord (59) en Pas-de-Calais(62)), Duitsland (de Duitse deelstaten NordrheinWestfalen en Niedersachsen)
Domači rum
Slovenië
Irish Poteen / Irish Póitín
Ierland
Trauktin÷
Litouwen
Trauktin÷ Palanga
Litouwen
Trauktin÷ Dainava
Litouwen
______________
PE 391.045\ 89
NL
Verklaringen Verklaring van de Commissie en de Raad over etikettering met betrekking tot verzoeting. De Commissie en de Raad zijn het erover eens dat het noodzakelijk is zo spoedig mogelijk regels voor de etikettering van bestanddelen van gedistilleerde dranken zoals bedoeld in Richtlijn 2000/13/EG vast te stellen.
Verklaring van de Commissie over het toegestane niveau van cyaanwaterstofzuur en ethylcarbamaat in verband met het debat over het voorstel inzake gedistilleerde dranken. De Commissie is van opvatting dat de kwestie van het toegestane niveau van cyaanwaterstofzuur en ethylcarbamaat in gedistilleerde dranken een zaak van volksgezondheid is. De diensten van de Commissie zullen zo spoedig mogelijk een onderzoek instellen naar deze kwestie met als doel wetenschappelijke en mogelijke voorstellen aan te dragen voor een heroverweging van de maximale hoeveelheid cyaanwaterstofzuur en vaststelling van een maximumhoeveelheid ethylcarbamaat in vruchtendraf-eau-de-vie van steenvruchten en eau-devie van steenvruchten. ________________
90 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0260 Katten- en hondenbont ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer in en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten (COM(2006)0684 – C60428/2006 –2006/0236(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0684)1, – gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 95 en 133 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0428/2006), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de adviezen van de Commissie internationale handel en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A6-0157/2007), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
Nog niet in het PB gepubliceerd. PE 391.045\ 91
NL
P6_TC1_COD(2006)0236 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 19 juni 2007 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2007 van het Europees Parlement en de Raad houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer in en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten* (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 95 en 133, Gezien het voorstel van de Commissie ▌, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
In de ogen van de Europese burgers zijn katten en honden gezelschapsdieren en daarom wordt het niet aanvaard dat hun pels wordt gebruikt voor bont of producten die dergelijk bont bevatten. Er zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid in de Gemeenschap van niet als zodanig geëtiketteerd katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten. Als gevolg hiervan heerst er onder de consumenten verontrusting dat zij per ongeluk bont of bontproducten van katten en honden zouden kunnen kopen. Op 18 december 20033 heeft het Europees Parlement een verklaring goedgekeurd waarin het uiting geeft aan zijn bezorgdheid over die handel en verlangt dat deze wordt stopgezet om het vertrouwen van de Europese consumenten en detailhandelaars te herstellen. De noodzaak om zo spoedig mogelijk voorschriften inzake de handel in katten- en hondenbont vast te stellen werd ook tijdens de vergaderingen van de Raad Landbouw en Visserij in november 2003 en mei 2005 tot uitdrukking gebracht ▐.
(2)
Het moet duidelijk gemaakt worden dat deze verordening alleen betrekking heeft op bont van de soorten gedomesticeerde kat en hond. Daar het wetenschappelijk echter onmogelijk is het bont van de huiskat te onderscheiden van dat van nietgedomesticeerde ondersoorten van de kat, moet in deze verordening een definitie van
*
De geamendeerde tekst is vet en cursief gedrukt; schrappingen worden aangegeven door het volgende symbool ▌. PB C [...] van [...], blz. [...]. Standpunt van het Europees Parlement van 19.6.2007. PB C 91 E van 15.4.2004, blz. 695.
1 2 3
PE 391.045\ 1
NL
'felis silvestris' worden gegeven die ook niet-gedomesticeerde ondersoorten van de kat omvat. (3)
Verscheidene lidstaten hebben in reactie op de verontrusting van de consumenten wetgeving goedgekeurd die beoogt de productie en het in de handel brengen van bont van katten en honden te voorkomen.
(4)
Er bestaan verschillen tussen de bepalingen van de lidstaten inzake de handel, invoer, productie en etikettering van bont en bontproducten die tot doel hebben te voorkomen dat katten- en hondenbont in de handel wordt gebracht of anderszins voor handelsdoeleinden wordt gebruikt. Terwijl sommige lidstaten een totaal verbod op de vervaardiging van bont van katten en honden hebben uitgevaardigd door het houden of slachten van deze dieren ten behoeve van de productie van bont te verbieden, hebben andere beperkingen opgelegd aan de productie en/of invoer van dit bont of producten die dit bont bevatten. In sommige lidstaten zijn etiketteringsvoorschriften ingevoerd. Doordat de burgers zich steeds meer bewust zijn van de problematiek, zullen waarschijnlijk meer lidstaten zich geroepen voelen verdere beperkende maatregelen op nationaal niveau te nemen.
(5)
Als gevolg hiervan hebben bepaalde bonthandelaren in de EU een vrijwillige gedragscode ingevoerd waarbij zij besluiten af te zien van de handel in katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten. Dit bleek echter onvoldoende om de invoer en verkoop van katten- en hondenbont te verhinderen, vooral als bonthandelaren handel drijven in bont waarbij de soort waarvan het afkomstig is, niet is aangegeven en ook niet gemakkelijk herkenbaar is, of die producten kopen die dergelijk bont bevatten en zij worden geconfronteerd met het risico dat zij de desbetreffende producten niet op legale wijze in een of meer lidstaten kunnen verhandelen of dat op de handel in een of meer lidstaten aanvullende voorschriften van toepassing zijn om het gebruik van katten- en hondenbont te voorkomen.
(6)
De verschillen tussen de nationale maatregelen inzake katten- en hondenbont vormen belemmeringen voor de bonthandel in het algemeen. Deze maatregelen verhinderen de goede werking van de interne markt, aangezien uiteenlopende wettelijke voorschriften de bontproductie in het algemeen belemmeren en het vrije verkeer in de Gemeenschap van op legale wijze in de Gemeenschap ingevoerd en vervaardigd bont moeilijker maken. De uiteenlopende wettelijke voorschriften in de diverse lidstaten leiden tot een extra belasting en extra kosten voor bonthandelaren.
(7)
Bovendien bestaat bij het publiek verwarring door de onderscheiden wettelijke voorschriften in de verschillende lidstaten, wat een belemmering voor de handel vormt.
(8)
De maatregelen van deze verordening dienen derhalve voor alle lidstaten geharmoniseerde regels vast te stellen betreffende een verbod op het verkopen, te koop aanbieden en verdelen van katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten en op deze wijze verstoring van de interne markt voor alle andere vergelijkbare producten ▌te voorkomen.
(9)
Om een einde te maken aan de huidige verbrokkeling van de interne markt ▌bestaat er behoefte aan harmonisatie; het meest doeltreffende en evenredige instrument om aan de uit de uiteenlopende nationale voorschriften voortvloeiende belemmeringen een einde te maken zou een verbod zijn op het in de handel brengen in de Gemeenschap en op de invoer en uitvoer van katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten.
2 /PE 391.045
NL
(10) Een etiketteringsvoorschrift zou niet geschikt zijn om hetzelfde resultaat te bereiken, aangezien dit een onevenredige belasting voor de kledingindustrie, met inbegrip van handelaren die zijn gespecialiseerd in kunstbontk, zou zijn en ▌het ook onevenredig duur zou zijn in gevallen waarin bont slechts een zeer gering deel van het product uitmaakt. (11) In de Gemeenschap bestaat geen traditie van het houden van katten en honden voor productiedoeleinden, hoewel gevallen van vervaardiging van ▌katten- en hondenbont zijn vastgesteld. In feite blijkt het merendeel van de producten van katten- en hondenbont in de Gemeenschap uit derde landen afkomstig te zijn. Om het verbod op intracommunautaire handel doeltreffender te maken dient tegelijkertijd een verbod op de invoer van deze producten in de Gemeenschap te worden uitgevaardigd. Een dergelijk invoerverbod zou eveneens tegemoetkomen aan de door de consumenten tot uitdrukking gebrachte ▌bezwaren tegen de mogelijke invoer in de Gemeenschap van katten- en hondenbont, in het bijzonder omdat er aanwijzingen bestaan dat die dieren op onmenselijke wijze worden gehouden en geslacht. (12) Het exportverbod dient ook te garanderen dat katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten, niet in de Gemeenschap voor de uitvoer worden geproduceerd. (13) Het is evenwel wenselijk dat van het algemene verbod op het in de handel brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten in beperkte mate kan worden afgeweken ▌. Dit is het geval met katten- en hondenbont dat is ingevoerd en op de markt gebracht voor educatieve of taxidermische doeleinden. (14) Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 20021 stelt voorschriften betreffende de gezondheid van mens en dier vast voor het op de markt brengen, de invoer en de uitvoer van dierlijke bijproducten, met inbegrip van katten- en hondenbont. Het is daarom wenselijk het doel van deze verordening te verduidelijken in die zin dat deze nu alleen moet gelden voor het op de markt brengen, de invoer en de uitvoer van katten- en hondenbont in alle stadia van de productie, met inbegrip van onbewerkt bont. Deze verordening dient evenwel de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 1774/2002 ten aanzien van de verwijdering van katten- en hondenbont met het oog op de volksgezondheid, onverlet te laten. (15) De maatregelen om het gebruik van katten en honden voor de bontproductie te verbieden dienen in de gehele Gemeenschap op uniforme wijze te worden gehandhaafd. De momenteel gebruikte technieken om katten- en hondenbont op te sporen, zoals microscopie, DNA-tests en de MALDI-TOF-massaspectrometrie, variëren echter van lidstaat tot lidstaat. De informatie betreffende dergelijke technieken moet aan de Commissie ter beschikking worden gesteld, zodat de handhavingsinstanties van de innovaties op dit gebied op de hoogte worden gehouden en de mogelijkheid kan worden beoordeeld of een uniforme techniek moet worden voorgeschreven.
1
PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2007/2006 van de Commissie (PB L 379, 28.12.2006, blz. 98). PE 391.045\ 3
NL
(16) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden1 ▌. (17) In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven analysemethoden vast te stellen voor de identificatie van de soort waarvan het bont afkomstig is en bepalingen aan te nemen die bij wijze van uitzondering afwijken van het verbod bepaald in artikel 3. Daar deze maatregelen van algemene aard zijn en ten doel hebben om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen en deze verordening aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vatgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG. (18) De lidstaten dienen regels voor sancties in het geval van overtredingen van de bepalingen van deze verordening vast te stellen en erop toe te zien dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties moeten doelmatig zijn, in verhouding staan tot de geconstateerde overtreding en ontradend werken. De lidstaten die partijen katten- of hondenbont in beslag nemen bij de tenuitvoerlegging van deze verordening zouden in het bijzonder ook wetten moeten aannemen die hen in staat stellen om deze partijen verbeurd te verklaren en te vernietigen, en om de import/exportvergunningen die aan de betrokken handelaars zijn verleend op te schorten of in te trekken. De lidstaten moeten worden aangemoedigd strafrechtelijke sancties toe te passen, indien hun nationale wetgeving die mogelijkheid biedt. (19) Aangezien de doelstelling van de te nemen maatregelen, te weten het voorkomen van belemmeringen voor de werking van de interne markt door de harmonisatie op Gemeenschapsniveau van nationale verboden inzake de handel in katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Doel Deze verordening heeft ten doel het in de handel brengen, de invoer in en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten te verbieden om belemmeringen voor de werking van de interne markt weg te nemen en het vertrouwen van de consument om bontproducten te kopen die geen katten- en hondenbont bevatten, te herstellen.
1
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit ▌gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG ▌(PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
4 /PE 391.045
NL
Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1.
‘kat’: een dier van de soort felis silvestris;
2.
‘hond’: een dier van de ondersoort canis lupus familiaris;
3.
'op de markt brengen': het in bezit hebben van katten- en/of hondenbont of producten die dergelijk bont bevatten met het oog op de verkoop, met inbegrip van het te koop aanbieden, verkopen en distribueren;
4.
'invoer': het in het vrije verkeer brengen in de zin van artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek1, met uitzondering van invoer waaraan elk handelskarakter vreemd is, in de zin van artikel 45, lid 2, letter b) van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen 2;
5.
'uitvoer': de regeling uitvoer die het mogelijk maakt dat communautaire goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, in de zin van artikel 161 van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Artikel 3 Verbod
Het op de markt brengen, de invoer in en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten, is verboden. Artikel 4 Afwijkingen Bij wijze van uitzondering kan de Commissie in afwijking van artikel 3 bepalingen om op de markt brengen brengen, de invoer en de uitvoer van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten, toe te staan voor educatieve of taxidermische doeleinden, aannemen, alsmede voorwaarden die voor de toepassing van dergelijke afwijkingen gelden. Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 6, lid 2. Artikel 5 Methoden tot vaststelling van de soort waarvan het bont afkomstig is
1 2
PB L 30 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363, 20.12.2006, blz. 1). PB L 105 van 23.4.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003. PE 391.045\ 5
NL
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 december 2008 en vervolgens telkens wanneer nieuwe ontwikkelingen daartoe nopen in kennis van de door hen gebruikte analysemethoden tot vaststelling van de soort waarvan het bont afkomstig is. Analysemethoden tot vaststelling van de soort waarvan het bont afkomstig is en tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door aanvulling ervan kunnen worden bepaald volgens de procedure genoemd in artikel 6, lid 2, en kunnen worden opgenomen in een bijlage bij deze verordening. ▌ Artikel 6 Comité 1.
De Commissie wordt bijgestaan door het permanent comité voor de voedselketen en de diergezondheid ingesteld overeenkomstig artikel 58, lid 1 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden1.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
▌ Artikel 7 Verslaglegging De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over hun inspanningen om de handhaving van deze verordening te verzekeren. De Commissie brengt uiterlijk ...* aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging ervan, met inbegrip van de douaneactiviteiten. Het verslag van de Commissie wordt openbaar gemaakt. Artikel 8 Sancties De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening, en nemen alle nodige maatregelen om te bereiken dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de
1 *
PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 van de Commissie (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 3). Twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening.
6 /PE 391.045
NL
Commissie uiterlijk op 31 december 2008 van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee. Artikel 9 Inwerkingtreding en toepassing Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 31 december 2008. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te ▌ Voor het Europees Parlement Voor de Raad De Voorzitter De Voorzitter
PE 391.045\ 7
NL
P6_TA-PROV(2007)0261 Europees beleid inzake breedband Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over de totstandbrenging van een Europees beleid inzake breedband (2006/2273(INI))
Het Europees Parlement, – gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld "Overbrugging van de breedbandkloof" (COM(2006)0129), – gezien het verslag van 15 juli 2005 van het forum over de digitale kloof over toegang tot breedband en overheidssteun in onvoldoende verzorgde gebieden, – gezien de mededeling van de Commissie bedoeld voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad, getiteld "Uitvoering van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid - Een jaar van goede resultaten" (COM(2006)0816), – gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld "Snelle verbindingen voor Europa: recente ontwikkelingen in de sector elektronische communicatie" (COM(2004)0061), – gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de herziening van het regelgevingskader van de EU voor elektronische-communicatienetwerken en diensten (COM(2006)0334), – gezien Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 over een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en diensten (kaderrichtlijn)1, – gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld "i2010 Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid" (COM(2005)0229), – gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld "i2010 Eerste jaarverslag over de Europese informatiemaatschappij" (COM(2005)0215), – gezien Besluit nr. 854/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter bevordering van een veiliger gebruik van het Internet en nieuwe online-technologieën2,
1 2
PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33. PB L 149 van 11.6.2005, blz. 1.
8 /PE 391.045
NL
– gezien het werkdocument van de Commissiediensten, getiteld: "Guidelines on Criteria and Modalities of Implementation of Structural Funds in Support of Electronic Communications" (SEC(2003)0895), – gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld: "Een op de markt gebaseerde benadering van het spectrumbeheer in de Europese Unie" (COM(2005)0400), – gezien de uitspraak van het Gerecht van eerste aanleg van 30 januari 2007 in zaak T-340/03 France Télécom SA v. Commissie, waarbij het beroep van France Télécom SA tegen het besluit van de Commissie van 2003 betreffende woekerprijzen voor op ADSL gebaseerde internettoegang voor het grote publiek in zijn geheel werd afgewezen, – gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, getiteld: "Een vooruitziend radiospectrumbeleid voor de Europese Unie: tweede jaarverslag" (COM(2005)0411), – onder verwijzing naar zijn resoluties van 14 maart 2006 over een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid1, van 1 december 2005 over de Europese elektronische-communicatieregelgeving en -markten in 20042 en van 23 juni 2005 over de informatiemaatschappij3, – gelet op artikel 45 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie juridische zaken (A6-0193/2007), A. overwegende dat de ontwikkeling van internet en breedband de wereldwijde economie heeft getransformeerd, regio's en landen met elkaar heeft verbonden, een dynamisch paradigma heeft gecreëerd dat individuele burgers, waar zij ook wonen, ongekende mogelijkheden biedt op het vlak van informatie, communicatie, invloed, participatie, consumptie, beroepsleven en ondernemen, B. overwegende dat breedband de integratie en cohesie binnen de EU ten goede zal komen, C. overwegende dat de strategische richtsnoeren inzake cohesie voor de periode 2007-2013 voorschrijven dat er met name in afgelegen gebieden, op het platteland en in de nieuwe lidstaten prioriteit moet worden gegeven aan de beschikbaarheid van ICT-infrastructuur en aanverwante diensten wanneer de markt er niet in slaagt deze te verschaffen tegen redelijke kosten en met de voor de te leveren diensten vereiste kwaliteit, D. overwegende dat de waarde van internet en breedband exponentieel toeneemt met iedere nieuwe gebruiker, hetgeen van essentieel belang is indien Europa een leidende kennismaatschappij wil worden; voorts overwegende dat door herverdeling van het
1 2 3
PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 133. PB C 285 E van 22.11.2006, blz. 143. PB C 133 E van 8.6.2006, blz. 140. PE 391.045\ 9
NL
spectrum ook gebieden die niet door het netwerk worden bestreken toegang tot de digitale samenleving moeten kunnen krijgen, E. overwegende dat de 500 miljoen burgers die samen de interne markt van de EU vormen op mondiaal niveau een ongeëvenaarde kritische massa vertegenwoordigen, die nodig is voor de ontwikkeling van nieuwe innovatieve diensten, waardoor de mogelijkheden voor de gehele EU dienovereenkomstig toenemen; overwegende dat het gemeenschappelijke Europese nut dat het voor iedereen toegankelijk maken van breedband zou opleveren, hierdoor duidelijk wordt aangetoond, F. overwegende dat het Gerecht van Eerste Aaanleg in zijn bovengenoemde vonnis in de zaak France Télécom v Commissie vaststelde dat de snelle groei van de breedbandsector de toepassing van de mededingingsregels niet uitsluit, G. overwegende dat het aantal breedbandverbindingen in de afgelopen drie jaar bijna verdubbeld en het aantal breedbandabonnees bijna verviervoudigd is; overwegende dat deze ontwikkelingen zijn voortgekomen uit de markt en worden bevorderd door de concurrentie, waarmee wordt bewezen dat het belangrijk is de markt niet te verstoren, H. overwegende dat de lidstaten die een grotere concurrentie hebben in de breedbandmarkt en tussen verschillende technologieën ook een hoger breedbanddekkingspercentage hebben, I. overwegende dat on-linediensten zoals e-overheid, e-gezondheid, e-learning en elektronisch aanbesteden pas echt alomvattend en cohesiebevorderend kunnen zijn wanneer zij door middel van breedbandverbindingen op ruime schaal beschikbaar worden gesteld voor de burgers van de EU en voor het bedrijfsleven, J. overwegende dat breedbandverbindingen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een hoogwaardiger, veelomvattender stelsel van gezondheidszorg met gebruikmaking van telediagnosticering en patiëntenbehandeling op afstand in minder ontwikkelde gebieden, K. overwegende dat breedbandinternetverbindingen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een meer geavanceerd, integratiegericht onderwijsstelsel dat praktische voorzieningen biedt voor afstandsonderwijs in gebieden die niet over een toereikende scholeninfrastructuur beschikken, L. overwegende dat de traagste breedbandverbindingen niet meer toereikend zijn om op een werkbare manier gebruik te kunnen maken van de meer veeleisende internet- en videodiensten, M. overwegende dat de snelle ontwikkeling van internetdiensten en -inhoud noopt tot het gebruik van snelle breedbandverbindingen, N. overwegende dat de verbreiding van breedband niet in alle lidstaten en regio's van de Unie even ver is gevorderd; overwegende dat de beschikbaarheid van breedband in ontoegankelijke (insulaire en bergachtige) gebieden en plattelandsregio's beperkt blijft vanwege de hoge kosten die aan breedbandnetwerken en -diensten zijn verbonden; overwegende dat de geringe vraag buiten de stedelijke gebieden van de EU betekent dat weinig erin wordt geïnvesteerd en dat breedbandaanbieders daardoor kunnen worden ontmoedigd, gezien de beperkte winstmogelijkheden,
10 /PE 391.045
NL
O. overwegende dat er nog steeds substantiële verschillen in de verbreiding van breedband bestaan tussen stedelijke centra en afgelegen gebieden, alsmede tussen oude en nieuwe lidstaten; overwegende dat een en ander aantoont dat de technologische ontwikkeling moet worden gestimuleerd, dat nieuwe exploitanten betere mogelijkheden moeten krijgen om tot de markt door te dringen en er duidelijke strategieën moeten worden ontwikkeld om het innovatietempo op te voeren, zodat plattelandsgebieden en achtergebleven landen hun achterstand kunnen inhalen, P. overwegende dat ter verbetering van de internettoegang voor sociaal achtergebleven groepen opleidings- en ondersteuningsmaatregelen moeten worden getroffen, teneinde de gelijkheid van kansen te bevorderen, Q. overwegende dat op functionele capaciteit berekende breedbandtoegang van belang is voor alle gebruikers in de Gemeenschap, ongeacht de geografische locatie waar zij zich bevinden, R. overwegende dat de correcte en tijdige tenuitvoerlegging van het onderhavige regelgevingskader een essentiële voorwaarde is voor een open, concurrentiële en innovatieve markt voor elektronische-communicatiediensten; overwegende dat de procedures voor de omzetting en implementatie van de regelgeving van lidstaat tot lidstaat sterk verschillen, hetgeen de fragmentatie van de interne communicatiemarkt in de hand werkt, S. overwegende dat elke school een breedbandaansluiting zou moeten hebben, teneinde aan een toekomst te werken waarin geen enkel kind in de Unie meer "off-line" hoeft te zijn, T. overwegende dat bij de digitale omschakeling en de overgang van analoog naar digitaal meerdere honderden megahertz aan spectrum zullen vrijkomen, zodat de mogelijkheid ontstaat om spectrum te herverdelen en een vergunningvrije spectrumzone in te stellen, Het potentieel van breedband 1. wijst op de mogelijkheden die een interne markt met bijna 500 miljoen mensen met breedbandaansluiting zou scheppen, die een in de wereld unieke kritische massa van gebruikers vertegenwoordigt, door voor alle regio's nieuwe perspectieven te openen, door iedere gebruiker een waardevolle dienstverlenning te bieden en door de Unie in staat te stellen een leidende kenniseconomie in de wereld te zijn; 2. is van mening dat algemene breedbandtoegang een essentiële vereiste is voor sociale ontwikkeling en betere overheidsdiensten, en dat de overheidsinstanties alles in het werk moeten stellen om te waarborgen dat alle burgers toegang krijgen tot breedband, zodat de voordelen daarvan kunnen doordringen tot alle lagen van de bevolking, vooral in de minder ontwikkelde gebieden van de Unie; 3. is van mening dat het opzetten van breedbandnetwerken die een betrouwbare overdracht met een concurrerende bandbreedte bieden van essentieel belang is voor economische groei, de ontwikkeling van de samenleving en verbetering van de openbare dienstverlening; 4. onderstreept dat de omvang van de breedbandontwikkeling niet te voorspellen of te plannen valt, maar kan worden gestimuleerd en ondersteund door een creatieve en open omgeving te creëren; PE 391.045\ 11
NL
5. wijst er met name op dat een ruimere verbreiding van breedband de interne markt in het algemeen nieuw leven zou inblazen; Europa verbinden 6. beklemtoont dat de verspreiding van breedband in plattelandsgebieden een essentiële factor is voor de participatie van het brede publiek aan de kennismaatschappij; wijst er bovendien op dat breedbanddiensten eveneens bepalend zijn voor de economische ontwikkeling van de betrokken regio's en derhalve op zo groot mogelijke schaal moeten worden verspreid; 7. roept de lidstaten op aan te sturen op de installatie van breedbandverbindingen in iedere school, universiteit en onderwijsinstelling in de EU en op de introductie van afstandsonderwijs, zodat in de toekomst geen enkel kind in de EU en geen enkele bij onderwijsprogramma's betrokken persoon meer "off-line" zal zijn; 8. merkt op dat bij het dichten van de digitale kloof een basisstructuur, zoals de beschikbaarheid van computers in huishoudens en openbare instellingen, moet worden bevorderd; 9. moedigt de lidstaten ertoe aan kaarten van hun breedbandinfrastructuur te maken, teneinde de dekking van de breedbanddiensten duidelijker aan te geven; De sleutelrol van innovatie 10. is van mening dat innovatieve technologie - d.w.z. technologie die het mogelijk maakt krachtige breedbandverbindingen tot stand te brengen - de sleutel tot het dichten van de breedbandkloof is en wijst op het feit dat achtergebleven gebieden door toepassing van nieuwe technologie in staat zijn geweest om vele ontwikkelingsfases over te slaan; 11. wijst erop dat het ontwikkelen van de concurrentievoordelen en het oplossen van de ernstige problemen van landelijke, dunbevolkte en ontoegankelijke (b.v. insulaire of bergachtige) gebieden afhankelijk is van innovatieve toepassingen van informatie- en communicatietechnologieën (ICT); 12. onderstreept dat nieuwe technologie per definitie een grotere reikwijdte en meer omvattend is, waardoor meer geavanceerde diensten mogelijk worden; onderstreept tevens dat breedbanddiensten regio's - en met name de minst ontwikkelde regio's - zullen helpen bedrijven aan te trekken, telewerken te vergemakkelijken, nieuwe medische diagnosticerings- en verzorgingsdiensten aan te bieden, en een verbetering van onderwijsnormen en overheidsdiensten te bewerkstelligen; 13. is van mening dat de nieuwe technologieën interessante en goedkopere oplossingen bieden voor afgelegen, ontoegankelijke en landelijke gebieden, aangezien door draadloze verbindingen, mobiele communicatie en communicatie per satelliet breedband beschikbaar wordt voor gebieden die totnogtoe niet waren aangesloten op de vaste netwerken; merkt op dat met deze nieuwe technologieën rekening moet worden gehouden bij de toewijzing van radiospectrum; 14. benadrukt dat de ontwikkeling van innovatieve technologieën op alle niveaus moet worden bevorderd en dat het uiterste moet worden gedaan voor het bevorderen van de toegang tot en het handhaven van eerlijke concurrentie op de markt; 12 /PE 391.045
NL
15. acht het van belang onderzoek en partnerschappen tussen universiteiten, regionale overheden en ondernemingen op ICT-gebied te bevorderen; 16. spoort de Commissie ertoe aan breedband en met name mobiele breedbandoplossingen te beschouwen als een belangrijke factor voor de werkprogramma's van het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) en van het Zevende Kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (KP7); 17. dringt er bij de Commissie op aan om actief te streven naar substantiële synergieën tussen haar eigen sectoriële programma's, zoals het KP7 en het CIP, en ook te zorgen voor betere coördinatie met de internationale programma's en voor financiering van de ontwikkeling van breedband door de structuur- en de plattelandsontwikkelingsfondsen; 18. onderstreept dat breedbandverbinding, gezien de opzienbarend snelle ontwikkeling van de nieuwe media, de enige technisch betrouwbare toegang tot mediaproducten biedt, zoals internet-TV en internettelefonie, en aldus kan voorkomen dat de bevolking in plattelandsgebieden wordt afgesloten van de samenleving in de steden waar breedband beschikbaar is; 19. beseft dat sommige mensen alleen maar toegang hebben tot trage en lagecapaciteitsbreedband; is van mening dat dergelijke verbindingen niet als vervangingsmiddel mogen dienen voor nieuwe hogesnelheidsverbindingen; dringt erop aan dat geen enkel geografisch gebied of sociaal-economische groep de voor nieuwe, snellere technologie benodigde investeringen mogen worden ontzegd alleen maar omdat zij reeds toegang hebben tot verbindingen van lagere kwaliteit; 20. merkt op dat nieuwe draadloze platforms zeer geschikt zijn voor het verzekeren van breedbandtoegang in plattelandsgebieden; onderstreept het belang van technologische neutraliteit bij spectrumtoewijzing; herinnert eraan dat de Commissie een actiever spectrumbeleid voor ogen staat, dat door het Parlement is gesteund in zijn resolutie van 14 februari 2007 "Naar een Europees radiospectrumbeleid"1; 21. roept de communautaire instellingen en de lidstaten op, bij het beheer van het radiospectrum nauwer samen te werken, ten einde het gebruik van spectrum door een breed scala aan draadloze en mobiele terrestrische en satelliettechnologieën te vergemakkelijken; 22. dringt er bij de lidstaten op aan voldoende spectrum toe te wijzen voor breedbandtechnologieën; De effecten van inhoud 23. onderstreept dat digitale geletterdheid een onmisbare basis is voor gebruikmaking van de mogelijkheden die breedband biedt en wijst op de verantwoordelijkheid in dit opzicht van het openbaar onderwijs; onderstreept tevens dat zoveel mogelijk EU-burgers toegang moeten krijgen tot ICT's en dat ook hun ICT-vaardigheden moeten worden verbeterd; 24. dringt aan op consumentgerichte maatregelen op het gebied van voortgezette opleiding en
1
Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0041. PE 391.045\ 13
NL
de mobilisering van technische hulpmiddelen in de sector informatietechnologie; pleit voor financiële en fiscale stimulansen ter ondersteuning van dergelijke maatregelen; 25. stelt zich op het standpunt dat investeringen in e-gezondheids-, e-overheids- en elearningtoepassingen een belangrijke rol kunnen vervullen bij de bevordering van de vraag van de consument naar breedband, en daardoor de kritische massa kunnen creëren die grote markten nodig hebben om zich op die gebieden te kunnen ontwikkelen; 26. is van mening dat de bevordering door de overheid, in samenwerking met het bedrijfsleven, van op breedband gebaseerde toepassingen en diensten kan bijdragen tot een efficiënte verlening van overheidsdiensten, en tegelijkertijd mensen ertoe aan kan zetten zich toegang tot breedband te verschaffen, hetgeen ertoe bij zal dragen het aanbod te stimuleren; 27. wijst met nadruk op de mogelijkheden voor overheden om gebruik te maken van precommerciële overheidsopdrachten om de levering van innovatieve diensten via breedbandnetwerken te stimuleren; merkt op dat zij ook de vraag bij gemeenschappen en dienstverleners kunnen coördineren, teneinde te zorgen voor de kritische massa die nodig is om investeringen in nieuwe netwerken te ondersteunen; moedigt de Commissie ertoe aan de bekendheid en het gebruik van deze instrumenten te bevorderen; 28. verzoekt de Commissie en de lidstaten prioriteit te geven aan breedbandinternetoplossingen en -technologieën bij de automatisering van hun overheidsdiensten, de onderwijssector en kleine en middelgrote bedrijven (zoals application service providers, terminal servers); 29. is van oordeel dat een kernpakket van Europese e-diensten ertoe kan bijdragen verdere integratie te bevorderen en de cohesie te versterken, en - via het gebruik van breedband een interne elektronische markt kan creëren, en verlangt dat dit gebied bijzondere prioriteit krijgt bij de besteding van de structuur- en plattelandsontwikkelingsfondsen; wijst voorts met name op de rol die dergelijke ontwikkelingsfondsen in dit verband kunnen vervullen bij de ondersteuning van de regio's; 30. roept de Gemeenschapsinstellingen en de lidstaten op tot verwezenlijking van de doelstelling van de Europese Raad van Barcelona in 2003 die erin bestaat dat de EU-burgers voor hen relevante openbare breedbanddiensten moeten worden aangeboden; 31. acht het van buitengewoon groot belang dat het publiek zich - ongeacht de plaats waar het gebruik maakt van de technologie die zijn voorkeur wegdraagt - verzekerd weet van de ruimst mogelijke toegang tot kwalitatief hoogstaande inhoud en diensten, en onderstreept de noodzaak van toegangsnetwerken en van transmissienetwerken die voor meerdere exploitanten openstaan; 32. roept de communautaire instellingen en de lidstaten op de on-linebeschikbaarheid van inhoud te bevorderen, met name door de adequate bescherming daarvan in een digitale omgeving goed te regelen; De dynamiek van de markt 33. verklaart dat de snelle ontwikkeling van breedband van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van de productiviteit en het concurrentievermogen in de EU en voor de opkomst van nieuwe, kleine ondernemingen die in diverse sectoren, zoals de gezondheidszorg, de industriële productie en de financiële dienstensector, toonaangevend 14 /PE 391.045
NL
kunnen worden; 34. is van oordeel dat particuliere investeringen voor een ruimere verspreiding van breedband en universele dekking van essentieel belang zijn; onderstreept dat particuliere investeerders de kans moeten krijgen om hun investeringen te herfinancieren, teneinde de dynamiek van de concurrentie blijven te bevorderen en de consumenten van betere diensten, meer innovatie en ruimere keuzemogelijkheden te kunnen blijven voorzien; 35. benadrukt het belang van - op technisch, juridisch en semantisch niveau - door de industie aangestuurde, open en interoperabele standaards, teneinde schaalvoordelen mogelijk te maken, een niet-discriminerende open toegang tot de informatiemaatschappij te verzekeren en de snelle verbreiding van technologieën te bevorderen; 36. dringt er bij de communautaire instellingen en de lidstaten op aan met de sector samen te werken aan de oplossing van problemen (zoals microbetalingen, veiligheid en vertrouwen, interoperabiliteit en beheer van digitale rechten) die de ontwikkeling van nieuwe zakenmodellen op breedbandgebied in de weg staan; Een stimulerend, helder kader 37. beklemtoont dat de rol van de Gemeenschapsinstellingen en de lidstaten erin bestaat een gunstige omgeving te scheppen voor de ontwikkeling van innovatie en de introductie van nieuwe technologieën, door te zorgen voor een regelgevend kader dat uitnodigt tot concurrentie en particuliere investeringen, en de nodige middelen ter beschikking te stellen ter bevordering van de vraag naar breedbanddiensten en - waar nodig - voor de ondersteuning van de noodzakelijke infrastructuur; 38. is van opvatting dat overheden een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van de aanleg van breedbandnetwerken en dat zij maatregelen dienen te overwegen om de vraag te stimuleren en investeringen in vaste infrastructuur te bevorderen; verzoekt om een duidelijk kader voor investeringen in infrastructuur dat echter niet mag leiden tot verstoring van markten of exploitatie op voorwaarden die oneerlijk zijn jegens particuliere ondernemingen; prijst de Commissie voor haar verduidelijking van de regels voor staatssteun met betrekking tot participatie van openbare instanties in programma's voor de ontwikkeling van breedband; 39. onderstreept dat de voornaamste rol van de lidstaten met betrekking tot de bevordering van breedband erin bestaat een klimaat van rechtszekerheid te scheppen dat bevorderlijk is voor de concurrentie en investeringen stimuleert, en dat dit alleen kan worden gerealiseerd door ervoor te zorgen dat het communautaire regelgevingskader voor elektronischecommunicatiediensten effectief wordt geïmplementeerd; onderschrijft dat het van groot belang is te waarborgen dat er concurrerende marktvoorwaarden worden geschapen, dat de lidstaten het regelgevingskader voor elektronische communicatie omzetten en ten uitvoer leggen, en dat er effectieve, onafhankelijke en naar behoren toegeruste regulerende organen worden opgericht; Mededingingsregels en consumentenbescherming 40. benadrukt de sleutelrol die door de markt wordt gespeeld bij de uitbreiding en ontwikkeling van innovatieve diensten; wijst echter op de noodzaak dat nationale regelgevende instanties, mededingingsautoriteiten en nationale en lokale bestuurders een gelijke prioriteit verlenen PE 391.045\ 15
NL
aan de bevordering van een sterkere mededinging en investeringen in breedbandmarkten alsmede het tegengaan van misbruik van dominante posities en kartels en tenslotte het verlagen van de toegangsbarrières, zodat de markt inderdaad in staat is om innovaties in te voeren; 41. wijst op de toenemende concurrentie op de Europese breedbandmarkt; brengt in herinnering dat de sectorale regulering van de ICT-industrie van begin af aan was bedoeld als een aan de openstelling van de markten voorafgaande overgangsoplossing, en dat het de bedoeling is dat deze sector op middellange termijn nog uitsluitend onder de toepassing valt van de algemene concurrentieregels; 42. benadrukt dat de komende herziening van het regelgevingskader gericht moet zijn op het garanderen van een open toegang en een eerlijke concurrentie tussen alle exploitanten; 43. stelt zich op het standpunt dat er ter verwezenlijking van een snellere breedbandontwikkeling in plattelandsgebieden geen beperkingen mogen worden opgelegd op het gezamenlijke gebruik van netwerken op vrijwillige basis door infrastructuurbeheerders; onderstreept dat dergelijke afspraken tussen infrastructuurbeheerders een effectieve manier zijn om een ruimere breedbandontwikkeling te bewerkstelligen in gebieden die niet over de noodzakelijke breedbandtransmissieinfrastructuur beschikken en waar de toekomstige vraag niet berekend is op de ondersteuning van meerdere netwerken; 44. onderstreept de noodzaak op lokaal gemeenschapsniveau breedbandinfrastructuur tot stand te brengen volgens het beginsel van publiek-private partnerschappen en onder inachtneming van het principe van gelijke toegang; 45. onderstreept dat gezonde concurrentie en effectieve en adequate regels voor de openstelling van de breedbandmarkt de krachtigste stimulans vormen voor breedbandontwikkeling in de zin van aanleg, snelheid en de diversiteit van de aangeboden diensten; 46. onderstreept de noodzaak van technologische neutraliteit in combinatie met voorkoming van fragmentatie en inachtneming van de technologische trends en gebruikersbehoeften, hetgeen een uitdaging betekent voor de Europese regelgevende instanties, die nieuwe oplossingen een kans dienen te geven, maar tegelijk voor stabiele condities moeten zorgen; 47. benadrukt dat de functionele loskoppeling van de toegangsnetwerken van bedrijven met een vaste plaats op de markt van hun operationele activiteiten positieve gevolgen zou kunnen hebben en voor een gelijke en billijke behandeling van alle exploitanten zou kunnen zorgen; 48. verzoekt de Commissie in haar ophanden zijnde groenboek een onderzoek in te stellen naar de beschikbaarheid van internetdiensten tegen redelijke en betaalbare tarieven voor alle burgers overal in de EU, met inbegrip van burgers met een laag inkomen, en zij die op het platteland of in gebieden met hoge kosten leven, en te onderzoeken of het noodzakelijk is de bestaande eisen ten aanzien van de universele dienst aan te passen; verwacht voorts dat in het groenboek aandacht wordt besteed aan de bezorgdheden van consumenten in verband met een betrouwbaar en veilig breedbandgebruik; Overheidsfinanciering waar nodig 49. onderstreept dat overheidsfinanciering alleen verantwoord is wanneer de aanleg van 16 /PE 391.045
NL
breedbandinfrastructuur voor particuliere ondernemingen bedrijfsmatig niet verantwoord is en niet mag worden gebruikt ter overlapping van bestaande infrastructuurvoorzieningen waarlangs breedbanddiensten kunnen worden aangeboden; 50. beklemtoont dat de financiering met overheids- of Gemeenschapsmiddelen vanuit concurrentie-oogpunt neutraal dient te zijn en dat het moet gaan om commercieel duurzame investeringen; onderstreept dat overheidsopdrachten geplaatst moeten worden na een open, doorzichtige, concurrerende en niet-discriminatoire aanbesteding; 51. beklemtoont dat de met overheidsfinanciering tot stand gekomen infrastructuur op basis van gelijkheid ter beschikking moet worden gesteld en geen enkele dienstverrichter in het bijzonder mag bevoordelen; 52. is van mening dat, naast de marktspelers, de lidstaten - en in het bijzonder hun regio's en gemeenten - maatregelen zouden kunnen nemen om de breedbandmarkt in achtergestelde gebieden te stimuleren; benadrukt de rol die de structuur- en plattelandsontwikkelingsfondsen zouden moeten spelen door de regio's te ondersteunen bij het versterken van de vraagzijde van de informatiemaatschappij; 53. stelt zich op het standpunt dat investeringen in breedbandinfrastructuur binnen het kader van de communautaire mededingingsregels met overheidsgeld moeten kunnen worden gefinancierd; 54. dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat alle dienstverleners gelijke toegang krijgen tot met steun uit de structuur- en plattelandsontwikkelingsfondsen gefinancierde breedbandnetwerken; is bovendien van mening dat de nationale regelgevingsinstanties met het oog op de naleving van de vigerende eisen de bevoegdheid moet worden toegekend om in de desbetreffende reglementeringen voorschriften inzake openstelling op te nemen en dat zij opdracht moeten krijgen op de naleving van die voorschriften toe te zien; 55. beklemtoont dat het van groot belang is regionale ontwikkeling te combineren met een Europees breedbandbeleid, waarbij ook regionale en plattelandsontwikkelingsfondsen moeten worden ingeschakeld voor de ontwikkeling van mobiele breedbandoplossingen of voor het opzetten van de noodzakelijke infrastructuur; 56. roept de Commissie op de richtsnoeren met betrekking tot het juiste gebruik van de structuur- en plattelandsontwikkelingsfondsen om de verbreiding en toepassing van breedband verder te ontwikkelen en deze te herzien en met name gedetailleerdere richtsnoeren op te stellen voor het gebruik van structuurfondsen voor de verspreiding van breedbanddiensten waar een gedeeltelijk aanbod van dergelijke diensten reeds beschikbaar is; 57. roept de Commissie op adviezen te verstrekken over en mee te werken aan de verspreiding van beste praktijken met betrekking tot de naleving van de regels inzake staatssteun aangaande overheidsfinanciering van breedbandprojecten; 58. verzoekt de Commissie ermee in te stemmen dat de communautaire fondsen ook worden gebruikt voor de optimalisering of vervanging van breedbandnetwerken die niet voorzien in connecties met voldoende functionele capaciteit; 59. dringt er bij de Commissie op aan de nodige informatie en statistische gegevens te PE 391.045\ 17
NL
verschaffen en het effect te evalueren dat middelen uit de structuur- en plattelandsontwikkelingsfondsen kunnen hebben op de verbreiding van breedband in de regio's die gesteund worden, en de uitwisseling van beste praktijken tussen de regio's van de EU te bevorderen; 60. moedigt de Commissie aan nauwkeurig te onderzoeken of het regelgevingskader volledig ten uitvoer is gelegd en of de regels voor staatssteun worden toegepast wanneer middelen uit structuurfondsen en plattelandsontwikkelingsfondsen voor breedbandinvesteringen worden gebruikt, en ervoor te zorgen dat communautaire financiering wordt gebruikt om de verspreiding van ICT in de gehele EU te verbeteren, zonder daarbij specifieke spelers of technologische opties maar alleen de meest efficiënte oplossingen te begunstigen; constateert verder dat een dergelijk gebruik van communautaire fondsen alleen mag worden toegestaan in gebieden met te weinig diensten en waar het duidelijk is dat er geen andere bronnen voor investeringen in breedbandinfrastructuur aanwezig zijn; onderstreept dat alle besluiten doorzichtig moeten zijn en moeten worden gepubliceerd op nationale en Europese websites met een link naar de mededingingsautoriteiten; 61. is van mening dat de overheidssteun in de vorm van leningen en subsidies, vaak geïmplementeerd via partnerschappen tussen overheid en bedrijfsleven, voor de totnogtoe slecht verzorgde gebieden verder dient te worden uitgebreid; 62. dringt er nogmaals op aan dat de overheidssteun voor breedbandinfrastructuur moet uitgaan van het principe van "technologische neutraliteit" en niet a priori een bepaalde technologie moet bevoordelen, en evenmin de technologische keuzes van de regio's mag beperken, maar dat terzelfdertijd een fragmentatie van de technische infrastructuur moet worden vermeden, waarbij rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingstendensen, en de toekomstige behoeften van gebruikers en de aanleg van breedbandverbindingen met een hogere capaciteit moet worden gestimuleerd; o o
o
63. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
18 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0262 Economische en commerciële betrekkingen van de EU met Rusland Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over de economische en commerciële betrekkingen van de EU met Rusland (2006/2237(INI))
Het Europees Parlement, – gezien de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en de Russische Federatie anderzijds (PSO)1, die op 1 december 1997 in werking is getreden en in 2007 zal aflopen, – gezien het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en de Russische Federatie anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie2, – gezien het protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en de Russische Federatie anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie3, – gezien het doel dat de EU en Rusland zich gesteld hebben, zoals uiteengezet in de gezamenlijke verklaring na de Top van St. Petersburg op 31 mei 2003, om een gemeenschappelijke economische ruimte, een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, een ruimte van samenwerking op het gebied van de externe veiligheid en een ruimte van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van de culturele aspecten op te richten, – gezien de vervolgens gepubliceerde routekaart voor de gemeenschappelijke economische ruimte (GER), welke is goedgekeurd op de Top EU-Rusland van 10 mei 2005 te Moskou, – gezien de overeenkomst tussen de EU en Rusland tot afsluiting van de bilaterale markttoegangsonderhandelingen voor de toetreding van de Russische Federatie tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO), welke op 21 mei 2004 is getekend, – gezien de mededeling van de Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement van 10 januari 2007, getiteld "Een energiebeleid voor Europa" (COM(2007)0001), – gezien het voorstel voor een besluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de
1 2 3
PB L 327 van 28.11.1997, blz. 1. PB L 185 van 6.7.2006, blz. 17. PB L 119 van 9.5.2007, blz. 32. PE 391.045\ 19
NL
regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake "Overeengekomen beginselene voor de modernisering van het bestaande systeem voor het gebruik van de Trans-Siberische routes" tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Russische Federatie anderzijds (COM(2007)0055), – gelet op het op 17 december 1991 ondertekende Europese Energiehandvest en het daaropvolgende Verdrag inzake het Energiehandvest, dat op 17 december 19941 is ondertekend en in april 1998 in werking is getreden, – gelet op het statuut van de Raad van Europa, dat op 5 mei 1949 in Londen is ondertekend, – gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad te Brussel van 15 en 16 juni 20062, – gezien het resultaat van de 18de Top EU-Rusland, die op 24 november 2006 te Helsinki is gehouden, – gezien de resultaten van het voorzitterschap van de Europese Raad te Brussel van 8 en 9 maart 2007, – gezien het Memorandum of Understanding (MoU) tussen de Europese Investeringsbank (EIB), de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling (EBWO) en de Commissie, dat op 15 december 2006 is ondertekend, – gezien de Ronde Tafel van industriëlen van de EU en Rusland waartoe het initiatief is genomen op de Top EU-Rusland in juli 1997, – gezien de energiedialoog tussen de EU en Rusland, die is ingevoerd op de zesde Top EURusland van 30 oktober 2000 in Parijs, – gezien de Top EU-Rusland die op 18 mei 2007 werd gehouden te Samara in Rusland, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 november 2006 inzake een Oostzee-strategie voor de noordelijke dimensie3, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 maart 2006 inzake veilige energievoorziening in de Europese Unie4, – gelet op artikel 45 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0206/2007), A. overwegende dat de Russische Federatie lid is van de Raad van Europa en zich dus verplicht
1 2 3 4
PB L 69 van 9.3.1998, blz. 26. 10633/1/06 REV1. Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0494. PB C 292 E van 1.12.2006, blz. 112.
20 /PE 391.045
NL
heeft tot nakoming van de doelstellingen van deze organisatie, in het bijzonder de bevordering van democratie en naleving van de mensenrechten, en consolidering van de democratische stabiliteit in Europa door het ondersteunen van politieke, juridische en constitutionele hervormingen op nationaal, regionaal en lokaal vlak, B. overwegende dat de grondbeginselen voor de economische en commerciële betrekkingen tussen de EU en de Russische Federatie moeten zijn: wederkerigheid, duurzaamheid, transparantie, voorspelbaarheid, betrouwbaarheid, non-discriminatie en goed bestuur, C. overwegende dat Rusland het verdrag inzake het Energiehandvest heeft ondertekend maar nog niet geratificeerd, dat een omvattend internationaal rechtskader biedt op het gebied van de handel, investeringsbescherming, douanevervoer, energie-efficiency en de oplossing van conflicten in de energiesector, D. overwegende dat binnen de Europese Unie de lidstaten gezamenlijk een eensgezinde en coherente houding ten aanzien van de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Rusland moeten ontwikkelen, met het oog op de aanvang van de besprekingen over een nieuwe PCO, E. overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en Rusland een enorm economisch potentieel hebben en dat beide partijen zouden profiteren van een toegenomen economische integratie en goede nabuurbetrekkingen; overwegende dat de samenwerking tussen de EU en Rusland van cruciaal belang is voor het verzekeren van stabiliteit op alle gebieden van gemeenschappelijk en elkaar overlappend belang, F. overwegende dat de totale handel tussen de EU en Rusland in 2005 meer dan 166 miljard euro bedroeg, met een handelsoverschot voor Rusland van ongeveer 8% van zijn BBP, ofwel circa 50 miljard euro; overwegende dat Rusland de derde belangrijkste handelspartner van de EU is en verantwoordelijk is voor 7,3% van de handel van de EU, terwijl de EU de belangrijkste handelspartner van Rusland is met een aandeel van 52,9% in de Russische handel, G. overwegende dat de rechtstreekse buitenlandse investeringen (FDI) in Rusland in 2006 geraamd worden op 31 miljard USD, vergeleken met 14,6 miljard USD in 2005; overwegende dat de rechtstreekse buitenlandse investeringen van de EU in Rusland meer dan verdubbeld zijn van 2,5 miljard euro in 2002 tot 6,4 miljard euro in 2004, waarmee de EU de belangrijkste buitenlandse investeerder in Rusland is, H. overwegende dat buitenlandse firma's op specifieke gebieden, zoals groothandel en kleinhandel, die in 2005 38,2% van het totale FDI van Rusland bedroegen, een groei van de ontvangsten hebben gekend, die te danken was aan de stormachtige ontwikkeling van de binnenlandse vraag in Rusland, I. overwegende dat in de jaren '90 sprake was van een hyperinflatie en een devaluatie van 75% van de roebel in augustus 1998, waardoor de Russische Federatie bijna in staat van faillissement kwam te verkeren, J. overwegende dat de Russische monetaire autoriteiten de roebel sinds februari 2005 koppelen aan een valutakorf, waarvan de euro een steeds groter deel uitmaakt (40% midden 2006, vermoedelijk 52% eind 2007), en momenteel meer dan 100 miljard euro reserves bezitten, PE 391.045\ 21
NL
K. overwegende dat het economische herstel van Rusland het land niet enkel in staat heeft gesteld alle schulden terug te betalen bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Club van Parijs, maar ook een reservefonds aan te leggen dat sinds 2004 tot 100 miljard USD is aangegroeid, L. overwegende dat het aandeel van buitenlandse investeringen op energiegebied gedaald is van 85% van de totale investeringen in 1996 tot niet meer dan 60% van de totale investeringen, M. overwegende dat de energieproductie en -doorvoer in de Zwarte-Zeeregio van strategisch belang zijn voor de energietoevoer naar de EU, en dat de energiesector een sector is met belangrijke samenwerking binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied, waarvan Rusland medeoprichter is, N. overwegende dat de EU gemiddeld ongeveer 28% van de energie die zij nodig heeft uit de Russische Federatie importeert, terwijl sommige landen 100% van hun aardgas uit Rusland importeren, en dat energiegerelateerde handel ongeveer 65% van de EU-invoer uit Rusland uitmaakt, O. overwegende dat de Europese Unie de regio is met het grootste aantal registraties voor intellectuele-eigendomsrechten in Rusland (IPRs), met 37% van de octrooiaanvragen en 41% van de handelsmerken, P. overwegende dat de Russische Federatie, die op 19 november 2006 reeds een bilaterale overeenkomst voor markttoegang in WTO-verband met de Verenigde Staten heeft gesloten, nu nog de definitieve akkoorden met Vietnam, Cambodja en Georgië moet afronden en de multilaterale onderhandelingen moet afsluiten om te voldoen aan alle noodzakelijke voorwaarden voor toetreding tot de WTO, Q. overwegende dat de Russische Federatie de multilaterale onderhandelingen moet afsluiten om te kunnen toetreden tot de WTO, R. overwegende dat dankzij de overeenkomst tussen de EG en Rusland over de modernisatie van het bestaande systeem van gebruikmaking van de Trans-Siberische routes een oplossing kon worden gevonden voor de kwestie van de betalingen voor de vliegrechten, zoals door de Russische Federatie gevraagd van EU-maatschappijen, voor vluchten over Russisch grondgebied; overwegende dat de overeenkomst bevorderlijk zal zijn voor de samenwerking op vervoersgebied binnen het kader van de GER EU-Rusland, Algemene opmerkingen 1. wijst op het gemeenschappelijke lidmaatschap van Rusland en de EU-lidstaten van de Raad van Europa; steunt de ontwikkeling van een politiek pluralisme in Rusland en meent dat de mensenrechten situatie in Rusland een integraal onderdeel van de politieke agenda EURusland moet zijn; 2. beklemtoont dat de betrekkingen tussen de EU en Rusland in een kritische fase verkeren; roept derhalve op tot een constructief en resultaatgericht engagement van Rusland en de EU, maar niet ten koste van alles; wijst erop dat de Europese Unie en Rusland niet alleen economische en handelsbelangen en gehechtheid aan democratie, mensenrechten en rechtsstaatbeginselen gemeen hebben, maar ook de doelstelling actief te zijn op het 22 /PE 391.045
NL
internationaal toneel en in de gemeenschappelijke naburige omgeving; betreurt het evenwel dat de EU en Rusland er niet in zijn geslaagd het gebrek aan onderling vertrouwen te overwinnen; 3. is van oordeel dat het gemeenschappelijke lidmaatschap van Rusland en de EU-lidstaten van de Raad van Europa een bevestiging betekent van de waarden die zij samen delen en van hun betrokkenheid bij de doelstellingen van de Raad, zoals die zijn vastgelegd in zijn statuten en verdragen, namelijk uitbreiding en bescherming van de mensenrechten, bevordering van de democratie en handhaving van de rechtsstaat in geheel Europa; moedigt zowel de EU-lidstaten als Rusland aan om actief deel te nemen aan de Raad van Europa aangezien het een platform is voor de praktische verwezenlijking van die doelstellingen; wijst op het grote aantal zaken dat voor het Europese Hof voor de Rechten van de mens tegen Rusland is aangespannen; wijst met nadruk op de rol van het Hof bij het toezien op de naleving van de verplichtingen van de lidstaten van de Raad van Europa; 4. merkt op dat de Russische Federatie een over het geheel genomen positief macroeconomisch milieu tot stand heeft gebracht, dat heeft bijgedragen tot een indrukwekkende economische groei na de crisis van 1998; merkt op dat deze voornamelijk te danken is aan de sterke stijging van de prijzen op de mondiale oliemarkt; 5. neemt nota van de economische hervormingen en andere daarmee samenhangende politieke hervormingen, zoals die op het gebied van het fiscale systeem, het systeem van fiscaal federalisme, het openbare bestuur en de regulering van het financiële systeem, die de afgelopen jaren in Rusland ten uitvoer zijn gelegd; is evenwel ervan overtuigd dat verdere structurele hervormingen, met name in de gezondheidszorg, het onderwijs, de gassector, het bankstelsel en meer in het algemeen op het gebied van de handhaving van de rechtstaat noodzakelijk zijn en verzoekt de Russische Federatie door te gaan met haar hervormingen, die zowel de Russen als de Europeanen ten goed zullen komen, de aantrekkelijkheid van de Russische Federatie zullen kunnen vergroten voor de internationale en met name Europese investeerders, en zo een groot effect zullen hebben op de economische groei waarbij de Russische Federatie tegelijk kan profiteren van de buitenlandse know-how; benadrukt dat alle verdere wetgevingshervormingen moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de internationale standaarden; 6. is van mening dat doeltreffende en uitgebreide economische samenwerking tussen Rusland en de EU moet stoelen op hoge democratische standaards en beginselen van de vrije markt, en roept Rusland op zijn markthervormingen voort te zetten, zich te onthouden van politisering van de economie en de onafhankelijkheid van openbare en particuliere instellingen te eerbiedigen; 7. wijst nogmaals op het belang van een goede en effectieve toepassing van wetten en voorschriften; is bezorgd over het gebrek aan voorspelbaarheid in de wijze waarop de regels worden toegepast door de autoriteiten, met inbegrip van de rechtbanken, en over het feit dat wordt nagelaten om de uitvoering van wettelijke besluiten af te dwingen; verzoekt de Russische autoriteiten alle nodige maatregelen te nemen om deze situatie te verbeteren; 8. verzoekt Rusland actiever corruptie te bestrijden, en haar maatregelen te concentreren op de oorzaken van dit fenomeen; 9. is ervan overtuigd dat, waar nodig, geharmoniseerde en compatibele normen, voorschriften en procedures voor conformiteitsevaluatie moeten worden ontwikkeld; PE 391.045\ 23
NL
10. spoort de Russische Federatie aan ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie en alle nodige maatregelen te nemen om sociale dumping efficiënt te bestrijden; moedigt de Russische Federatie aan om hetzelfde te doen in het kader van de naleving van het Protocol van Kyoto teneinde alle vormen van milieudumping te bestrijden; 11. is ingenomen met het akkoord dat op 25 mei 2006 tijdens de top EU-Rusland in Sotsji is gesloten, waarmee het verkrijgen van een visum voor Russische ingezetenen en ingezetenen van de EU vereenvoudigd is en de procedure voor meerdere inreizen voor bepaalde categorieën burgers zoals zakenlieden is versoepeld, en zo een bijdrage wordt geleverd aan een versoepeling van de contacten en een verbetering van de handelsbetrekkingen; 12. benadrukt dat bij toename van de economische contacten een ambitieuzere visumregeling nodig is die ook geldt voor gewone bonafide reizigers die niet tot een van de vastgestelde categorieën behoren, alsmede liberalisering op de lange termijn; Regulerend kader - kader voor samenwerking 13. benadrukt het belang, ook voor de EU, van de toetreding van Rusland tot de WTO en de implicaties hiervan voor de liberalisering van de handel alsook voor zijn toezegging om zich te houden aan de WTO-regels, en is ervan overtuigd dat het lidmaatschap van de WTO een belangrijk signaal zal zijn voor buitenlandse en Russische investeerders, de economische groei in Rusland zal stimuleren en het handelsverkeer met de EU zal uitbreiden;dringt er bij de Russische Federatie op aan om niet alleen te werken aan de afronding van de lopende bilaterale markttoegangsovereenkomsten in het kader van de WTO, maar ook uitvoering te geven aan haar toezeggingen met betrekking tot overeenkomsten die zij al heeft ondertekend, zoals de overeenkomst met de EG; 14. verzoekt de Russische Federatie om in het kader van haar toekomstige toetreding tot de WTO de problemen in verband met de tarieven voor export van hout naar de Scandinavische landen op te lossen, een einde te maken aan de bestaande verschillen tussen de binnenlandse prijzen in Rusland en de wereldmarkttarieven, en een oplossing te vinden voor de problemen in verband met de spoorwegtarieven die worden vastgesteld op basis van de plaats van bestemming, met name voor de Oostzeelanden, en die discriminerend zijn bevonden; 15. is van oordeel dat toetreding tot de WTO moet leiden tot een grotere economische integratie tussen de EU en Rusland, in het kader van de GER; doet een beroep op de Commissie te overwegen onderhandelingen te voeren over een mogelijke vrijhandelsovereenkomst (FTA) na de toetreding van Rusland tot de WTO; 16. benadrukt de noodzaak van een constructieve dialoog tussen de EU en Rusland en herhaalt het belang van de oprichting van de GER en een verdere ontwikkeling van de doelstellingen die overeengekomen zijn in de Route kaart voor de GER, met name wat betreft de totstandkoming van een open en geïntegreerde markt tussen de EU en Rusland; 17. is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de Routekaart moet worden voortgezet parallel aan de onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om hun inspanningen te concentreren op het entameren van de onderhandelingen over deze overeenkomst; verlangt dat het EP snel en officieel geïnformeerd wordt over eventuele vooruitgang die op dit gebied wordt 24 /PE 391.045
NL
geboekt; 18. meent dat de EU, indien de onderhandelingen met Rusland over een nieuwe partnerschapsen samenwerkingsovereenkomst geen tastbare resultaten opleveren, een alternatieve benadering moet overwegen, gebaseerd op een nieuwe stimulans voor de lopende werkzaamheden met betrekking tot de reeds overeengekomen routekaarten in het kader van de vier gemeenschappelijke ruimtes, en op de uitwerking van een gemeenschappelijke benadering van politieke samenwerking; 19. benadrukt dat vooruitgang op het gebied van de gemeenschappelijke ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, de ruimte voor samenwerking op het gebied van externe veiligheid en de ruimte voor onderwijs, onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van de inter-culturele dialoog en samenwerking, van groot sociaal-economisch belang zou zijn en het gevaar van een conflict tussen staten zou beperken; benadrukt dat de Russische regering haar inspanningen op dit gebied moet opvoeren; 20. is van mening dat het beleid van de Russische Federatie inzake bescherming van buitenlandse investeringen sterk moet worden verbeterd en moet worden afgestemd op de internationaal erkende OESO-normen, zodat de Europese Unie onderhandelingen kan aangaan over overeenkomsten inzake de bescherming en bevordering van investeringen; Handel, markttoegang en investeringen 21. onderstreept het belang van een verbetering van het investeringsklimaat in Rusland; is van oordeel dat dit alleen kan worden bereikt door bevordering van niet-discriminatoire, transparante en voorspelbare ondernemingsvoorwaarden, die geworteld zijn in sterke democratische waarden; onderstreept daarnaast dat terugdringing van de bureaucratie en bevordering van investeringen in beide richtingen noodzakelijk zijn; 22. neemt kennis van het wetsvoorstel dat onlangs in de Russische Federatie is ingediend en dat het de regering mogelijk zou maken om buitenlandse aanbiedingen voor meerderheidsaandelen in Russische ondernemingen te verwerpen, waardoor het dus onmogelijk zou worden gemaakt dat buitenlanders een aandeel van meer dan 49% verwerven in bedrijven die actief zijn in 39 strategische takken van de industrie; stelt deze wet zélf ter discussie, alsook de keuze en het toenemende aantal van de industrietakken die geclassificeerd worden als zijnde van strategische betekenis en essentieel voor de nationale veiligheid; is van mening dat dit het investeringsklimaat niet bevordert en fundamentele vragen doet rijzen over de rol van de staat in een markteconomie en de concurrentie in sleutelsectoren van de economie; 23. benadrukt dat de oprichting en het functioneren van ondernemingen moet worden vergemakkelijkt op basis van wederkerigheid; merkt op dat de EU openstaat voor investeringen uit Rusland, zoals blijkt uit het toenemende aantal Russische ondernemingen dat in de EU aanwezig is, vooral in de energie- en staalsector; verlangt daarom dat buitenlandse ondernemingen die in de sector natuurlijke hulpbronnen in Rusland werkzaam zijn dezelfde mate van toegang krijgen; 24. wijst erop dat in Rusland de staatshandel nog steeds bloeit in bepaalde economische sectoren; 25. neemt kennis van de invoering van zogenaamde Speciale Economische Zones, die PE 391.045\ 25
NL
bijzondere stimulansen bieden voor investeringen, bijvoorbeeld in productiecapaciteit, een ontwikkeling die voordelig zou kunnen blijken voor Europese ondernemingen; spoort de Russische Federatie aan in deze zones behoorlijke arbeidsomstandigheden te waarborgen, alsmede eerbiediging van de vakbondsrechten van de werknemers; dringt aan op strikte eerbiediging en onafhankelijke controle van de mensenrechten, en de sociale en ecologische normen in deze Speciale Economische Zones; 26. erkent dat er vooruitgang is geboekt met betrekking tot de heffing van douanerechten; dringt bij de Russische regering aan op verdere stroomlijning, standaardisering en automatisering van haar douaneprocedures en om douanerechten op een voorspelbare en niet-arbitraire wijze te heffen zonder de goederenstroom te belemmeren; 27. onderstreept dat de toetreding van Rusland tot de WTO niet mag leiden tot een verhoging van de importtarieven en een versterking van het protectionisme ten opzichte van de jaren vóór zijn toetreding; 28. merkt op dat de Commissie antidumpingmaatregelen heeft genomen ten aanzien van de Russische export van ammoniumnitraat, kaliumchloride, een aantal staalproducten, silicium en ureumproducten; dringt er bij Russische ondernemingen op aan eerlijke handelsnormen in acht te nemen bij de export naar de EU en aan de communautaire onderzoekers die dumpingzaken onderzoeken de nodige informatie te verstrekken, teneinde de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de toegepaste antidumpingmaatregelen snel te beëindigen; 29. neemt kennis van Russische antidumpingrechten op exporten uit de EU, met name op staalproducten; is van mening dat de oplossing van deze conflicten een belangrijke prioriteit is; 30. constateert helaas dat Rusland handelsbeleidsinstrumenten aanwendt voor buitenlandse politieke doeleinden op een wijze die niet verenigbaar is met de WTO-regels; 31. vestigt de aandacht op het ongegronde verbod sinds twee jaar op de invoer van vlees uit Polen en beveelt aan dit probleem, waarvan het bestaan haaks staat op de WTO-regels, ten spoedigste op te lossen; Intellectuele-eigendomsrechten 32. onderstreept de noodzaak tot verbeteringen in de wetgeving en in het toezicht op de naleving ervan voor wat betreft de bescherming van de rechten van intellectueel, industrieel en commercieel eigendom, teneinde het concurrentievermogen te versterken en het investeringsklimaat aantrekkelijker te maken door de reguleringssystemen meer af te stemmen op de hoogste internationale standaarden en normen; roept de Russische autoriteiten op om vóór de komende toetreding tot de WTO Deel IV van het burgerlijk wetboek inzake het intellectuele-eigendomsrecht op een lijn te brengen met de WTO-regels en internationale overeenkomsten, met name de overeenkomst inzake de handelsgerelateerde aspecten van intellectuele eigendom (TRIPs), en te zorgen voor volledige tenuitvoerlegging van deze wetgeving zodat namaak en piraterij efficiënt betreden kunnen worden; 33. benadrukt de noodzaak tot aanpassing van het huidige gerechtelijke systeem teneinde IPRs effectief te beschermen en snellere vervolgingen van overtredingen te garanderen; merkt op dat in een toenemend aantal rechtszaken Europese ondernemingen hebben gewonnen, maar 26 /PE 391.045
NL
maakt zich ernstige zorgen over het ontbreken van executie van de vonnissen; 34. maakt zich ernstige zorgen over het probleem dat specifiek de productie en verkoop van nagemaakte producten, in het bijzonder farmaceutische producten, betreft, aangezien dit niet alleen afbreuk doet aan legitieme producenten, maar ook een gevaar voor de volksgezondheid betekent; 35. moedigt de Russische autoriteiten aan om alle noodzakelijke en effectieve maatregelen te nemen om de bronnen van illegale activiteiten te onthullen en ervoor te zorgen dat fabrieken of op het Internet werkzame operatoren niet meer kunnen opereren; merkt op dat deze maatregelen met betrekking tot productieplaatsen herhaalde en onaangekondigde inspecties van bekende fabrieken moeten inhouden in samenwerking met de houders van de rechten, alsmede een aanscherping van de licentieregelingen voor fabricage van optische middelen; benadrukt dat zij met betrekking tot op het internet werkzame handelaars de beschikking van wetswijzigingen moeten inhouden waarin bepaald wordt dat maatschappijen die auteursrechten beheren alleen kunnen optreden namens houders van rechten die expliciet toestemming geven voor dit optreden, alsook de bepalingen ter uitvoering van het Verdrag inzake het auteursrecht (WCT) en het Verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT), vastgesteld door de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) in 1996; Energie 36. herhaalt de noodzaak voor een coherent Europees energiebeleid; onderstreept dat bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten van de EU en Rusland, indien absoluut noodzakelijk, moeten bijdragen aan het nastreven van de algemene belangen op het gebied van de energiezekerheid van de EU en van een gemeenschappelijk energiebeleid van de EU en Rusland; 37. benadrukt echter dat de belangrijkste doelstelling van het energiebeleid van de EU niet slechts beperkt kan worden tot het vermijden van verdere energieafhankelijkheid van Rusland; 38. dringt bij zowel de EU als Rusland aan op nauwere samenwerking met elkaar en met alle sociale partners, in het kader van de energiedialoog tussen de EU en Rusland, met bijzondere nadruk op het vinden van oplossingen voor kwesties met betrekking tot duurzaamheid en voortdurende betrouwbaarheid van de productie, het transport en het gebruik van energie alsmede tot energie-efficiency en de continuïteit van de energievoorziening; verzoekt de EU met klem om in nauwe samenwerking met de Russische Federatie investeringen in hernieuwbare energiebronnen te stimuleren en het delen van technologieën en convergerende regelgeving te bevorderen, met het oog op de ontwikkeling van duurzame betrekkingen die beide partijen ten goede komen; verzoekt de Russische Federatie eveneens alle partners een eerlijke en niet-discriminerende behandeling te bieden, de toegang tot de Russische markt voor Europese investeerders te bevorderen en rekening te houden met de bescherming van het milieu; 39. ondersteunt het Duitse voorzitterschap in zijn doel de energietoevoer te verzekeren en de afhankelijkheid op energiegebied te verminderen door middel van samenwerking en een verdere energiedialoog met Rusland, waardoor het partnerschap op energiegebied op een solide en betrouwbare grondslag wordt geplaatst, en ook door te streven naar diversificatie van de bronnen van energie door invoering van bindende streefcijfers voor een doelmatig PE 391.045\ 27
NL
energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare en alternatieve energieën; merkt op dat de ontwikkeling van een dergelijke strategie in het belang is van zowel de EU als Rusland en dat het voor de EU gevaarlijk is om te zeer afhankelijk te worden van aardgas; 40. is verheugd over de ratificatie door de Russische Federatie van het Protocol van Kyoto in oktober 2004; verzoekt de EU en de Russische Federatie nauw samen te werken teneinde de technische innovatie te bevorderen en de efficiency van de energiesector te verbeteren, alsook gezamenlijk toekomstige strategieën te onderzoeken om te komen tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen voor de periode na de afloop van het protocol in 2012; 41. is ingenomen met de ondertekening van een overeenkomst tussen Rusland, Griekenland en Bulgarije over de aanleg van de Burgas-Alexandroupolis-pijplijn; wijst er evenwel op dat dit slechts één van de projecten is die reeds zijn goedgekeurd of waarover nog wordt onderhandeld; beseft dat de totstandbrenging van een coherent Europees energiebeleid in de toekomst nog belangrijker zal worden; 42. is ervan overtuigd dat het niet alleen van belang is voor Rusland om het verdrag inzake het Energiehandvest te ratificeren, maar dat de EU zou moeten overwegen onderhandelingen aan te knopen om te komen tot een officieel kaderdocument voor de betrekkingen met Rusland op het gebied van de energie in het kader van de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PCA); stelt voor dat elementen uit het verdrag inzake het Energiehandvest in het nieuwe document moeten worden overgebracht, aangezien de huidige situatie, die gekenmerkt wordt door het ontbreken van een officiële overeenkomst, onaanvaardbaar is; 43. steunt de programma's ter verbetering van de energie-infrastructuren die Rusland en de EUlidstaten verbinden; 44. geeft uitdrukking aan zijn bezorgdheid over de nationalistische en monopolistische tendensen in het beheer van de Russische energiehulpbronnen; is ernstig verontrust over de moeilijkheden die buitenlandse en particuliere ondernemingen ondervinden wanneer zij investeringen doen in de toekomstige ontwikkeling van het continentaal plat van Rusland; dringt bij Rusland aan op een liberalere aanpak en het scheppen van gelijke voorwaarden, waaronder buitenlandse ondernemingen kunnen concurreren met Russische ondernemingen, zulks overeenkomstig de WTO-voorschriften; roept Rusland op om snel de positieve internationale praktijkervaringen inzake transparantie en openbare verantwoordingsplicht in de nationale wetgeving op te nemen; 45. erkent dat een grote hoeveelheid geld geïnvesteerd wordt in het onderhoud van de infrastructuur voor downstream-distributie en pijpleidingen; benadrukt evenwel dat een tekort aan investeringen, waaronder buitenlandse investeringen, volgens deskundigen reeds vanaf 2010 kan leiden tot een gastekort; 46. herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de lidstaten om het gevaar dat er na 2010 een tekort zal ontstaan bij de gasleveranties uit Rusland, als gevolg van een tekort aan investeringen in de Russische energie-infrastructuur, serieus te nemen; steunt de energiedialoog tussen de EU en Rusland als platform waarin de noodzakelijke investeringen in de Russische en Europese energie-infrastructuur worden besproken, teneinde zowel leveringszekerheid als vraagzekerheid te waarborgen; onderstreept de noodzaak om effectieve en tijdig inzetbare communicatiemechanismen voor crisissituaties op te zetten tussen de EU en Rusland; wijst met nadruk op het cruciale belang van coherentie, 28 /PE 391.045
NL
verregaande coördinatie en solidariteit tussen de EU-lidstaten bij de energiedialoog; benadrukt dat de EU tegelijkertijd een strategie moet volgen ter bevordering van zekerheid en diversificatie van haar energievoorziening en benadrukt het belang van samenwerking tussen de EU en Rusland op het gebied van milieubescherming, energie-efficiëntie, energiebesparing en duurzame energie; 47. spoort Rusland aan niet een tweeledig prijssysteem toe te passen, hetgeen bovendien in strijd is met de WTO-regels, op het gebied van energiebronnen; 48. verzoekt de Russische Federatie in nauwe samenwerking met de EU over te gaan tot investeringen in de modernisering van haar kerncentrales, vooral in de infrastructuur, nieuwe technologieën en hernieuwbare energiebronnen, en zo te beantwoorden aan de door beide partijen nagestreefde doelstellingen inzake veiligheid, energie-efficiency, milieubescherming en volksgezondheid; 49. betuigt andermaal zijn steun aan de opening van de EU-markt voor de Russische elektriciteitsexport, op voorwaarde dat de betrokken Russische veiligheidsnormen, met name voor kerncentrales en voor de veilige behandeling en verwijdering van kernafval, op EU-peil worden gebracht, zodat het risico van milieudumping wordt afgewend; Vervoer 50. neemt nota van de aanbevelingen van de Groep op hoog niveau inzake de uitbreiding van de grote Trans-Europese vervoerlijnen naar de buurlanden en -regio's; steunt in het bijzonder de ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur tussen de EU en Rusland, waaronder de harmonisatie van de voorwaarden voor spoorwegvervoer; 51. is ingenomen met het akkoord dat op 24 november 2006 tijdens de top EU-Rusland van Helsinki is gesloten tussen de EU en de Russische Federatie over de kwestie van de betalingen voor vluchten over Siberië; meent dat dit akkoord de voorwaarden schept om de betrekkingen op het gebied van het luchtvervoer tussen de EU en de Russische Federatie te normaliseren en te versterken en de concurrentiepositie van de Europese luchtvaartmaatschappijen in belangrijke mate zal versterken en hun operaties in de opkomende Aziatische markten zal vergemakkelijken; Andere specifieke sectoren 52. is van oordeel dat de handel in diensten een essentieel onderdeel vormt van de toekomstige commerciële betrekkingen tussen de EU en Rusland; dringt aan op convergentie van de communautaire en Russische wetgeving, met name op gebieden zoals financiële dienstverlening, communicatie en vervoer, met inachtneming van de bijzondere bepalingen voor de openbare diensten en dringt aan op de stopzetting van het discriminerende beleid dat momenteel tegen de Oostzeelanden wordt gevoerd met betrekking tot de spoorwegtarieven, voor de import en voor de export; 53. benadrukt het belang van het verzekeren van stabiliteit in het financiële systeem door de consolidering van een gezonde financiële sector en de invoering van een effectief systeem tot bescherming van de klanten van financiële diensten door middel van de verbetering van de wetgeving te ondersteunen, effectief toezicht en uitvoering van maatregelen die beantwoorden aan de hoogste standaarden en normen welke voor leveranciers van financiële diensten gelden; PE 391.045\ 29
NL
54. is van mening dat deze hervormingen gunstig zijn voor het investeringsklimaat en een belangrijke rol kunnen spelen voor een verdere economische groei in Rusland, die minder afhankelijk is van de export van energie en de energieprijs; 55. wijst op het belang van concurrentie en openheid in de financiële dienstensector; uit in verband hiermee zijn bezorgdheid over de bestaande obstakels voor de verlening van vergunningen aan buitenlandse bankbedrijven; 56. is van oordeel dat in de landbouwsector samenwerking bij de bevordering van convergentie op regelgevend gebied moet worden geïntensiveerd, vooral wat betreft de sanitaire en fytosanitaire maatregelen; benadrukt het grote belang dat de export van landbouwproducten naar Rusland heeft voor veel lidstaten, met name de export van vis, vlees en zuivelproducten; geeft derhalve uiting aan zijn bezorgdheid over de beperkende maatregelen die Rusland onlangs op dit gebied heeft genomen en dringt er bij de EU op aan de lidstaten die door deze maatregelen getroffen zijn te steunen en een gemeenschappelijke oplossing te vinden voor de problemen met exporten naar de Russische markt, die voornamelijk samenhangen met sanitaire en fytosanitaire maatregelen; 57. spoort Rusland aan ten aanzien van importproducten geen beperkende fytosanitaire of veterinaire maatregelen te nemen met een discriminerend karakter of gebaseerd op striktere eisen dan die welke gelden ten aanzien van nationale producten; Betrekkingen met andere handelspartners 58. benadrukt dat bij de ontwikkeling van een strategisch economisch partnerschap tussen de EU en Rusland rekening moet worden gehouden met de geopolitieke situatie van Rusland; benadrukt de noodzaak om de aanpak van de EU met betrekking tot Rusland te integreren met andere initiatieven in de regio, zoals het Europese nabuurschapsbeleid (ENP), de Noordelijke Dimensie en de Zwarte-Zeestrategie; 59. is ingenomen met het initiatief "Synergie Zwarte Zee" in het kader van het ENP, dat een betere regionale samenwerking bevordert tussen de betrokken landen van de regio van de Zwarte Zee, de Russische Federatie en de EU in onder meer energie-, de vervoers- en de milieusector, waarbij tevens de dialoog over de eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en goed bestuur wordt geïntensiveerd; 60. onderkent bovendien dat de versterking van de uitgebreide interregionale samenwerking tussen de EU en de Organisatie voor BSEC in het kader van het nieuwe initiatief "Synergie van de Zwarte Zee" een positieve bijdrage kan zijn; 61. benadrukt het belang van toenemende regionale samenwerking tussen de EU en Rusland binnen het kader van de Noordelijke Dimensie, waarbij de EU en Rusland, naast IJsland en Noorwegen, gelijke partners zijn; wijst met nadruk op de noodzaak concrete partnerschapsprojecten te ontwikkelen ter ondersteuning en versterking van bestaande samenwerkingsprojecten en multilaterale vormen van partnerschap, met name wat betreft de samenwerking in het Oostzeegebied, in overeenstemming met de Oostzeestrategie voor de noordelijke dimensie zoals die door het Parlement is ondersteund in zijn bovengenoemde resolutie; wijst met nadruk op het belang van verdere economische en sociale ontwikkeling van de regio Kaliningrad als een proefproject voor nauwere samenwerking tussen de EU en Rusland op economisch en handelsgebied;
30 /PE 391.045
NL
62. wijst op de voordelen die het aanhalen van de banden tussen de EU en Rusland in de toeristensector zou hebben, aangezien vele regio's in de lidstaten beschouwd worden als traditionele reisbestemmingen voor Russische bezoekers; 63. vestigt de aandacht op de dringende noodzaak de problemen in verband met de verbetering van de infrastructuur bij de grensovergangen tussen Rusland en Letland (maar ook andere EU-lidstaten die aan Rusland grenzen) op te lossen, waarbij gebruik gemaakt wordt van de middelen van de Europese Unie en de Russische Federatie om de huidige grensovergangen en nieuwe grensovergangen te openen; benadrukt dat het ook belangrijk is om grensinfrastructuur te ontwikkelen in doorvoerlanden, zoals Oekraïne om de samenwerking tussen de EU en Rusland te vergemakkelijken en te versnellen; 64. is van mening dat beide partners belang hebben bij een stabiele, veilige en democratische regio en moedigt de ontwikkeling aan van goede nabuurschapsbetrekkingen op het gebied van handel en economische samenwerking tussen de landen van de regio; beklemtoont dat gezamenlijke eerbiediging van de mensenrechten en de tenuitvoerlegging van het ENP een aantal mogelijkheden bieden voor multilaterale samenwerking, niet in het minst door het versterkt nabuurschapsbeleid met het Oosten, ten einde een constructieve samenwerking op het gebied van milieu, energie, infrastructuur en handel te bevorderen; 65. is van mening dat onopgeloste conflicten in de gemeenschappelijke nabuurschap een belangrijke belemmering vormen voor de economische ontwikkeling in deze regio, en dat prioriteit dient te worden gegeven aan het helpen oplossen hiervan overeenkomstig de beginselen van het internationaal recht, onder andere door de economische gevolgen hiervan aan te pakken, teneinde de economische ontwikkeling en de welvaart in de landen van de gemeenschappelijke nabuurschap verder te stimuleren; o o
o
66. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Russische Federatie.
PE 391.045\ 31
NL
P6_TA-PROV(2007)0263 Mededingingsbeleid 2005 Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 inzake het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2005 (2007/2078(INI))
Het Europees Parlement, – gezien het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2005, – gezien de sectorale onderzoeken van de Commissie op het vlak van energie en particuliere bankdiensten, – gezien de doelstellingen van de Strategie van Lissabon, – gezien het discussiestuk van het Directoraat-generaal mededinging van december 2005 over de toepassing van artikel 82 van het Verdrag op uitsluitingsmisbruik, – gezien Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag1 en Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag2, – gezien de richtsnoeren voor de procedure tot vaststelling van geldboeten overeenkomstig artikel 23, lid 2 (a) van Verordening (EG) 1/20033, – gezien Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de "EG-concentratieverordening")4, – gezien de studie van DG Mededinging van 2005 over corrigerende maatregelen bij fusiezaken van oktober 2005 (studie corrigerende maatregelen fusies), – gezien Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag5, – gezien het Groenboek van de Commissie "Schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels" (COM(2005)0672) (Groenboek schadevorderingen), – gezien het actieplan staatssteun van de Commissie "Minder en beter gerichte staatssteun: een routekaart voor de hervorming van het staatssteunbeleid (2005-2009) (COM(2005)0107),
1 2 3 4 5
PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18. PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2. PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1. PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.
32 /PE 391.045
NL
– gezien Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun1, – gezien zijn resolutie van 27 april 2006 over de sectoriële aspecten van het Actieplan staatssteun: steun voor innovatie2, – gezien het Commissiedocument over een communautair kader voor staatssteun ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie van september 2006, – gezien de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu3, – gezien de richtsnoeren van de Gemeenschap inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen4, – gezien de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-20135, – gezien Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend6, in de versie die het Parlement op 8 september 2004 voor advies is toegezonden, – gezien zijn resolutie van 22 februari 2005 over staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst7; – gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen inzake diensten van algemeen belang, met name het arrest van het Hof van 24 juli 2003 in de zaak C-280/008, – gelet op artikel 45 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0176/2007), 1. is ingenomen met de maatregelen van de Commissie ter modernisering van het mededingingsbeleid, met name haar energieke optreden bij de kartelbestrijding, haar nieuwe koers op het vlak van ontoelaatbare staatssteun en haar specifieke onderzoeken in bedrijfstakken; wenst de Commissie geluk met de maatregelen die zij met het oog op een beter functioneren van het Europees mededingingsnetwerk (EMN) heeft genomen; feliciteert de Commissie met de successen die ze behaald heeft op het gebied van multi- en
1 2 3 4 5 6 7 8
PB L 302 van 1.11.2006, blz. 29. PB C 296 E van 6.12.2006. blz. 263. PB C 37 van 3.2.2001, blz. 3. PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2. PB L 54 van 4.3.2006, blz. 13. PB L 312 van 29.11.2005, blz. 67. PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 117. Zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH und Regierungspräsidium Magdeburg v. Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH [2003] ECR I-7747. PE 391.045\ 33
NL
bilaterale samenwerking en roept op tot verdere actie tot het bewerkstelligen van internationale convergentie van het mededingingbeleid; 2. is ingenomen met het feit dat de Commissie een economische benadering bij de handhaving van het mededingingsbeleid prefereert boven een benadering die op voorschriften is gebaseerd; verwelkomt de strategie van de Commissie in de sectoronderzoeken, die dichter bij de realiteit van de zakelijke praktijk staat, vooral met betrekking tot de financiële diensten en de energiesectoren; benadrukt voorts dat deze onderzoeken licht moeten werpen op de huidige situatie en de trends in de bedoelde sectoren en een voorwaarts gericht beleid zou moeten stimuleren; 3. is ingenomen met het streven van de Commissie naar verbetering van de kwaliteit van de handhaving van besluiten in het kader van het EMN door een betere samenwerking met en tussen de nationale mededingingsautoriteiten (NMA); 4. herhaalt zijn oproep, wat betreft de samenwerking met en de handhaving door NMA tot meer vooruitgang bij de vermindering van de onzekerheid die wordt veroorzaakt door uiteenlopende interpretaties van de communautaire mededingingswetgeving door nationale rechtbanken, en de verschillen in snelheid, inhoud en handhaving van definitieve besluiten; dringt er bij de Commissie op aan te overwegen een netwerk van gerechtelijke instanties, vergelijkbaar met het EMN, op te richten; 5. herhaalt, wat de diensten van algemeen economisch belang (DAEB) betreft, met het oog op de aanmerkelijke verschillen in beleid van de lidstaten, zijn roep om meer vooruitgang bij de verduidelijking van de geldende mededingingsvoorschriften en hun praktische toepassing; 6. verwelkomt de toenemende vaststelling van procedures in het kader van het model voor een clementieprogramma van het EMN; onderstreept echter dat een verdere verfijning van dit instrument noodzakelijk is om eventueel misbruik, met name in die zin dat de zwakkere deelnemers aan heimelijke afspraken worden benadeeld, te voorkomen; 7. herinnert dan ook aan de noodzaak van een coördinatie van het instrument schadevordering en het instrument clementieregeling om ervoor te zorgen dat er passende stimulansen zijn voor een correct gedrag; 8. toont zich bezorgd over de buitensporige vertragingen bij de procedures voor de terugvordering van de door diverse lidstaten zonder toestemming verleende staatssteun; onderstreept dat de gebrekkige handhaving van de voorschriften op dit gebied de eerlijke mededinging ernstig kan schaden; 9. is ingenomen met de goedkeuring van communautaire mededingingsvoorschriften door de laatst toegetreden lidstaten en beveelt de voortgaande verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van zulke voorschriften aan; 10. is van mening dat een doeltreffend concurrentiebeleid een sleutelrol kan spelen bij het bereiken van de doelstellingen van de Lissabon-agenda; brengt in herinnering dat de rol van het concurrentiebeleid kan worden versterkt wanneer dit beleid doeltreffend wordt gekoppeld aan een cohesiebeleid; 11. roept de Commissie op om, met name wat ondernemingen betreft, zorgvuldig te 34 /PE 391.045
NL
onderzoeken hoe bepaalde fiscale praktijken de concurrentie op belastinggebied tussen de lidstaten beïnvloeden; 12. is van oordeel dat bepaalde praktijken op belastinggebied van sommige Zwitserse kantons tot concurrentievervalsing kunnen leiden en roept de lidstaten en de Commissie op om het overleg over deze kwesties met de Zwitserse Bondsstaat voort te zetten ten einde Zwitserland ertoe te bewegen zich aan te sluiten bij de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, die is gehecht aan de conclusies van de Raad (ECOFIN) van 1 december 1997 inzake het belastingbeleid1; 13. ondersteunt de inspanningen van de Commissie om op communautair niveau een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) in te voeren aangezien die een betere vergelijking mogelijk maakt, en brengt het standpunt onder de aandacht, dat is bekrachtigd in zijn resolutie van 13 december 2005 over "het belastingstelsel voor ondernemingen in de Europese Unie: een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting"2; 14. bekrachtigt opnieuw dat het Parlement een grotere rol bij het formuleren van het mededingingsrecht moet spelen, waar ook bij hoort dat het medebeslissingsbevoegdheid op dit gebied krijgt; 15. herinnert aan de noodzaak om passende capaciteitsopbouw op communautair niveau te bevorderen om zodoende te kunnen beantwoorden aan de doelstellingen van de LissabonStrategie en om te kunnen gaan met bedrijven met een mogelijk hoge personeelsbezettingsgraad en met NMA; 16. is ingenomen met de pogingen om de rol van het EMN te versterken op het gebied van de handhaving van mededinging door een harmonisering van de procedures en de interpretatie van de voorschriften, alsmede door het delegeren van bevoegdheden en het uitwisselen van ervaringen tussen de NMA; 17. toont zich bezorgd dat het tot dusver nog niet echt gelukt is werkelijke concurrentie op de energiemarkten tot stand te brengen; stelt vast dat de ontvlechting van de eigendomsrelaties in vele lidstaten voor de waarborging van een adequate mededinging niet voldoende is gebleken, omdat zeer hoge marktaandelen van gevestigde bedrijven gepaard gaan met ontoereikende markttoegang en marktafsluiting; 18. is ervan stellig overtuigd dat het invoeren van gelijke spelregels die de toegang van nieuwe marktdeelnemers mogelijk maakt en de introductie van milieuvriendelijke technologieën vergemakkelijkt, de voorrang moet krijgen; feliciteert in dit verband de Commissie met de volledige benutting van haar bevoegdheden inzake de controle op mededinging, fusies en staatsteun met het oog op de versterking van de doelmatigheid van de energiemarkt; juicht het toe dat, parallel aan de tenuitvoerlegging van het mededingingsrecht, het onderzoek in de energiesector een belangrijke rol heeft gespeeld in het werk dat de Commissie verricht heeft met betrekking tot het bepalen van de noodzakelijke wijzigingen in regelgeving, in het bijzonder in kwesties als het verwezenlijken van doeltreffende ontvlechting van productieen distributienetwerken, het dichten van hiaten in de regelgeving - inzonderheid die op het
1 2
PB C 2 van 6.1.1998, blz. 1. PB C 286 E van 23.11.2006, blz. 229. PE 391.045\ 35
NL
gebied van grensoverschrijdende activiteiten - de aanpak van marktconcentraties en toegangsdrempels en de toename van de transparantie van marktoperaties; 19. onderstreept dat de afronding van de ontvlechting van eigendom in de energiesector, naast ontmanteling van verticale conglomeraten en het garanderen van voorwaarden voor doeltreffende markttoegang, grotere prioriteit moeten krijgen; 20. is ingenomen met de algemene doelstelling van het energie-onderzoek, te weten het vóór 1 juli 2007 wegnemen van de belemmeringen die thans de ontwikkeling van een Europese energiemarkt in de weg staan; deelt het standpunt van de Commissie dat de bevoegdheden van de NMA versterkt en dat de coördinatie op communautair niveau verbeterd moet worden, met name ten aanzien van grensoverschrijdende kwesties; dringt er bij de Commissie op aan handhavingsmaatregelen te nemen, met inbegrip van boetes, ten aanzien van bedrijven die de mededingingsregels overtreden; moedigt de Commissie aan over te gaan om op te treden tegen lidstaten die nationale energiebedrijven ten onrechte beschermen; 21. roept de Commissie op om de concurrentiepositie van kredietbeoordelaars, accountantbureaus en grote investeringsbanken te onderzoeken; 22. onderstreept dat het mededingingsrecht van toepassing moet zijn op alle spelers op de Europese markt, ongeacht of hun hoofdkantoor zich binnen of buiten de Europese Unie bevindt; is van mening dat het belangrijk is dat de Commissie een even krachtige als consistente houding aanneemt ten opzichte van ondernemingen in zowel derde landen als in de Europese Unie; 23. juicht het initiatief van de Commissie toe om een onderzoek te laten instellen teneinde na te gaan of de prijsstijgingen in de energiesector hoofdzakelijk te wijten zijn aan de stijging van de brandstofprijzen en de gevolgen van de regeling voor de handel in emissierechten, of aan het concurrentiebeperkend gedrag van spelers op de markt; 24. wijst erop dat de Commissie zich ertoe heeft verplicht de "tweederdenregel" als drempel voor de bepaling van de communautaire gevolgen van geplande fusies te herzien; vindt dat vooruitgang op dit gebied en een coherentere strategie bij de evaluatie van vergelijkbare fusieoperaties welkom zouden zijn wanneer besluiten op nationaal niveau grote gevolgen kunnen hebben voor de marktstructuur van aangrenzende lidstaten; 25. juicht het voornemen van de Commissie toe om de interconnectiviteit van netwerkinfrastructuren te ondersteunen; dringt erop aan dat bijzondere aandacht uitgaat naar de specifieke kenmerken van perifere markten; 26. is ingenomen met het Groenboek schadevorderingen van de Commissie en onderstreept dat het recht op compensatie van slachtoffers die verliezen hebben geleden als gevolg van concurrentie vervalsend gedrag doeltreffend moet zijn; 27. juicht het streven van de Commissie toe om de instrumenten tegen kartelvorming te versterken, met name de herziening van haar clementieprocedures en haar nieuwe richtsnoeren voor de wijze van vaststelling van boetes, die geconcentreerd zijn op langdurige overeenkomsten op grote markten; 28. is van mening dat samenwerking tussen NMA met het doel om in het kader van een 36 /PE 391.045
NL
bijzonder netwerk voor de uitwisseling van informatie een gemeenschappelijke gegevensbank op te richten waar alle gecontroleerde individuele gevallen zouden worden geregistreerd, de toepassing van de voorschriften van de Gemeenschap en de nationale voorschriften over het toezicht op fusies zeer ten goede zou komen; 29. is ingenomen met de studie corrigerende maatregelen bij fusies waarin het effect van voorgestelde corrigerende maatregelen in de periode 1996 tot 2000 wordt onderzocht; is van mening dat een dergelijke ex-post controle essentiële beleidsinzichten oplevert en daarom uitgebreid zou moeten worden tot andere gebieden van de tenuitvoerlegging van het mededingingsbeleid; 30. stelt vast dat overeenkomstig de studie corrigerende maatregelen bij fusies de doeltreffendheid van structurele corrigerende maatregelen vaak wordt ondergraven door het concurrentievervalsend gedrag van de betrokken ondernemingen en overheidsorganen, met name door een beperking van de markttoegang; dringt er bijgevolg bij de Commissie op aan haar waakzaamheid met betrekking tot deze mogelijkheid tot omzeiling van de uitvoering van corrigerende maatregelen bij fusies te verhogen; 31. merkt op dat het staatssteunbeleid een integraal onderdeel is van het mededingingsbeleid en dat met staatssteuncontrole tegemoet wordt gekomen aan de behoefte om gelijke kansen te blijven bieden aan alle ondernemingen die activiteiten verrichten op de interne markt; is in dit opzicht ingenomen met het streven van de Commissie om de transparantie en de openbare verantwoordingsplicht van de bestaande organen voor staatssteun te verhogen; verwelkomt verdere pogingen om de transparantie in dit verband te verbeteren; onderstreept bovendien de behoefte aan heldere criteria om het niveau van staatssteun te meten; 32. herhaalt zijn eerdere verzoek om follow-up en openbare verslaglegging over de ontwikkeling van staatssteun, waarin de lidstaten onderling vergeleken worden, met het oog op het bereiken van de gewenste vermindering van dergelijke steun; 33. herinnert aan de noodzaak van het voorkomen van concurrentie en overlapping van steunprogramma's van lidstaten, alsmede van eventuele verstoringen die verschillende technische en financiële mogelijkheden van de lidstaten voor de ondersteuning van staatssteun op de interne markt teweeg kunnen brengen; is van mening dat een nog grotere inzet van de Commissie ter harmonisatie van de nationale praktijken en ter bevordering van de uitwisseling van informatie en de beste praktijken van het grootste belang zijn; 34. herinnert aan het beginsel van compatibiliteit tussen staatssteun en cohesiebeleid van de Gemeenschap; dringt er, met het oog op de doelstellingen en het cohesiebeleid van de Gemeenschap, bij de Commissie op aan te voorkomen dat staatssteun uitmondt in concurrentievervalsing, doordat ondernemingen ertoe worden gebracht zich te verplaatsen van de ene lidstaat naar de andere en op die manier aan subsidieshoppen doen zonder dat dit leidt tot toegevoegde waarde voor de algemene doelen van de Gemeenschap, en waarbij met name ook banenverlies optreedt in de ene regio ten gunste van een andere regio; wijst erop dat regionale steun die wordt toegestaan buiten de geautoriseerde regionale steunprogramma's om, op zich hogere risico's voor concurrentievervalsing met zich meebrengt; 35. is ingenomen met de toegenomen ontvankelijkheid van de Commissie ten aanzien van de punten van de Lissabon agenda in het kader van staatssteunbeheer en met haar zorg om een inhaalslag op dit gebied voor de minst ontwikkelde regio's in de Gemeenschap; PE 391.045\ 37
NL
36. is van mening dat het communautaire overheidssteunbeleid, met name met betrekking tot sectoren die op de wereldwijde markten werkzaam zijn, zich moet concentreren op steunpraktijken door regeringen van derde landen jegens concurrenten; vindt echter dat een evenwicht niet door subsidieconcurrentie moet worden bereikt, maar door de voorkeur te geven aan het streven naar samenwerking en wederzijdse erkenning; 37. herinnert aan de noodzaak om te garanderen dat het aan milieusteun gekoppelde behalen van de communautaire doelstellingen op het gebied van beperking van de klimaatverandering in de verschillende landen en sectoren, verenigbaar is met de mededingingsdoelstellingen; roept de Commissie op deze kwestie aan te pakken in de aanstaande herziening van de groepsvrijstelling voor milieusteun; 38. is ingenomen met de voortgang die bereikt is in het kader van de bilaterale samenwerking, met inbegrip van de dialoog over zaken van gemeenschappelijk belang als corrigerende maatregelen bij fusies en kartelonderzoeken, met de belangrijkste partners van de Europese Unie, zoals de Verenigde Staten, Canada, Japan en Korea; is van mening dat deze samenwerking van cruciaal belang is voor een consistente handhaving van besluiten over zaken met een gezamenlijke impact; 39. juicht het toe dat de Commissie en de Chinese overheid samenwerken om een Chinese mededingingsautoriteit in het leven te roepen; doet een dringend beroep op de Commissie om door te gaan met haar inspanningen om een doeltreffende mededingingscultuur in China tot stand te brengen; 40. onderstreept dat de analyse van de Commissie over de concurrentiesituatie in diverse sectoren met betrekking tot de overname van bedrijven, de interne markt in zijn geheel moet betreffen en niet in eerste instantie de situatie op lokale of nationale markten; 41. onderstreept dat de nieuwe handelsagenda van de Commissie, in het kader waarvan over vrijhandelsakkoorden met geselecteerde partners zal worden onderhandeld, vereist dat de met mededinging belaste commissaris daarbij nauw wordt betrokken zodat de belangrijke mededingingskwesties in het kader van dit soort overeenkomsten adequaat aan bod komen, 42. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan om hun gezamenlijke inspanningen met betrekking tot de organisatie van de Europese Mededingingsdag te verbeteren en beter te bundelen teneinde bij de Europese consument en burger de cruciale rol die het communautaire mededingingsbeleid speelt in de totstandbrenging van economische groei en werkgelegenheid in de Europese Unie onder de aandacht te brengen; 43. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
38 /PE 391.045
NL
P6_TA-PROV(2007)0264 Crisis bij de Equitable Life Assurance Society (Aanbeveling) Aanbeveling van het Europees Parlement van 19 juni 2007 gebasserd op het verslag van de Enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society
Het Europees Parlement, – gelet op artikel 193 van het EG-Verdrag, – gezien Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 april 1995 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement1, – gezien zijn besluit 2006/469/EG van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society2, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 juli 2006 over de crisis bij de Equitable Life Assurance Society3, – gezien de verlenging van het mandaat van de enquêtecommissie met drie maanden, zoals goedgekeurd in zijn resolutie van 4 juli 2006, en de verdere verlenging als besloten op 18 januari 2007, – gezien het eindverslag van de Enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society (A6-0203/2007), – gelet op artikel 176 van zijn Reglement, A. overwegende dat artikel 193 van het EG-Verdrag een rechtsgrond biedt voor de instelling door het Parlement van een tijdelijke enquêtecommissie om vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht te onderzoeken; overwegende dat dit een belangrijk onderdeel vormt van de controlebevoegdheden van het Parlement, B. overwegende dat de bij Besluit 2006/469/EG ingestelde enquêtecommissie een mandaat had om: 1) een onderzoek in te stellen naar vermeende inbreuken op of wanbeheer bij de toepassing van Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levenverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (derde levensverzekeringsrichtlijn)4, thans gecodificeerd bij Richtlijn 2002/83/EG van het
1 2 3 4
PB L 113 van 19.5.1995, blz.2. PB L 186 van 7.7.2006, blz. 58. Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0293. PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1). PE 391.045\ 39
NL
Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering1, door de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de Equitable Life Assurance Society (Equitable Life), met name wat betreft de reglementering en het toezicht op de financiële gezondheid van verzekeringsondernemingen, met inbegrip van hun solvabiliteit, de vorming van toereikende technische voorzieningen en de dekking van deze voorzieningen met congruente activa; 2) te beoordelen of de Commissie naar behoren haar plicht heeft vervuld om toe te zien op de correcte en tijdige omzetting van het Gemeenschapsrecht, en na te gaan of systematische tekortkomingen hebben bijgedragen tot de situatie die is ontstaan; 3) aantijgingen te onderzoeken dat de Britse reguleringsinstanties jarenlang, en ten minste sinds 1989, systematisch hebben verzuimd de polishouders te beschermen door middel van een nauwgezet toezicht op de boekhoudkundige en voorzieningenpraktijken en de financiële positie van Equitable Life; 4) zich te buigen over de stand van de vorderingen van niet-Britse Europese burgers en de toereikendheid van de rechtsmiddelen die de Britse en/of communautaire wetgeving biedt aan polishouders uit andere lidstaten; en 5) alle voorstellen te doen die zij in dit verband nodig acht, C. overwegende dat de enquêtecommissie op 2 februari 2006 met haar werkzaamheden is begonnen en haar eindverslag op 8 mei 2007 heeft goedgekeurd; dat zij 19 maal is bijeengekomen, 11 openbare hoorzittingen heeft gehouden, 2 workshops heeft georganiseerd en 2 officiële delegaties naar Dublin en Londen heeft gezonden; dat zij mondelinge verklaringen van 46 getuigen heeft gehoord, 157 bewijsstukken heeft onderzocht, waarvan 92 openbaar zijn gemaakt op de website van de enquêtecommissie, met een totale omvang van duizenden bladzijden; dat zij tevens 3 studies door externe deskundigen heeft laten uitvoeren, D. overwegende dat de enquêtecommissie op basis van bovengenoemde bewijsstukken en activiteiten een eindverslag heeft goedgekeurd waarin zij de inhoudelijke aspecten van haar onderzoek uiteenzet en haar conclusies en aanbevelingen presenteert, 1. verzoekt zijn Voorzitter de nodige maatregelen te nemen om het eindverslag van de enquêtecommissie overeenkomstig artikel 176, lid 10 van zijn Reglement en artikel 4, lid 2 van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS openbaar te maken; 2. verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat aan de uit de enquête voortkomende conclusies en aanbevelingen gevolg wordt gegeven overeenkomstig de verplichtingen die voortvloeien uit Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS en artikel 10 van het Verdrag; 3. wenst dat de regering van het Verenigd Koninkrijk en de regelgevende en toezichthoudende organen in het Verenigd Koninkrijk ervoor zorgen dat aan de uit de enquête voortkomende conclusies en aanbevelingen gevolg wordt gegeven overeenkomstig de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4 van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS en de algemene taken van de lidstaten zoals omschreven in de Verdragen; 4. wenst dat de Commissie ervoor zorgt dat op korte termijn gevolg wordt gegeven aan de conclusies en aanbevelingen inzake uitvoeringskwesties en dat zij hierover verslag uitbrengt
1
PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/101/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 238).
40 /PE 391.045
NL
aan de ter zake bevoegde commissies van het Europees Parlement; 5. verzoekt zijn Voorzitter de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie juridische zaken, de Commissie constitutionele zaken en de Commissie verzoekschriften opdracht te geven de uitvoering van de conclusies en aanbevelingen van de enquêtecommissie te volgen, met name die welke betrekking hebben op de verantwoordelijkheden van de Commissie inzake omzettings- en beroepsvraagstukken in verband met de interne markt, en hierover in voorkomend geval overeenkomstig artikel 176, lid 11 van het Reglement verslag uit te brengen; 6. verzoekt de Conferentie van voorzitters en de in februari 2007 ingestelde werkgroep inzake parlementaire hervorming uitvoering te geven aan de in het verslag van de enquêtecommissie vermelde aanbevelingen inzake een nauwere samenwerking met de nationale parlementen en een verbetering van het toezicht van het Europees Parlement op uitvoeringsvraagstukken, alsmede inzake de toekomstige hervorming van enquêtecommissies, teneinde deze beter en doeltreffender te laten functioneren; 7. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling en het eindverslag van de enquêtecommissie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
PE 391.045\ 41
NL
P6_TA-PROV(2007)0265 Maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over een regelgevend kader voor maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (2006/2276(INI))
Het Europees Parlement, – gelet op de artikelen 2, 3, lid 2, en 141 van het EG-Verdrag, – gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat in 2000 is afgekondigd1, en met name de artikelen 9 en 14 inzake het recht een gezin te stichten en het recht op onderwijs, – gezien de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993, van Lissabon van 23-24 maart 2000, van Stockholm van 23-24 maart 2001, van Barcelona van 15-16 maart 2002, van Brussel van 20-21 maart 2003, van 25-26 maart 2004, van 22-23 maart 2005 en van 23-24 maart 2006 over de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid, – gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Europese ministers van Onderwijs van 19 juni 1999 in Bologna, – gezien het Europees Pact voor de jeugd dat is goedgekeurd door de Europese Raad van 2223 maart 2005, – gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de Commissie van 14 maart 2007 over kinderopvang, – gezien de mededeling van de Commissie van 30 mei 2005 over Europese beleidsmaatregelen voor jongeren, met de titel "Aandacht voor jongerenbelangen in Europa - implementatie van het Europees pact voor de jeugd en bevordering van actief burgerschap" (COM(2005)0206), waarin de noodzaak wordt vastgesteld om voor jongeren onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit te verzekeren en tegelijk een betere combinatie van werk en gezin, – gezien de mededeling van de Commissie van 10 januari 2003, getiteld "Efficiënt investeren in onderwijs en beroepsopleiding: een dwingende noodzaak voor Europa" (COM(2002)0779), – gezien de mededeling van de Commissie van 5 februari 2003, getiteld " De rol van de universiteiten in het Europa van de kennis" (COM(2003)0058),
1
PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
42 /PE 391.045
NL
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 april 2005, getiteld "Mobilisatie van het intellect in Europa: mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabon-strategie" (COM(2005)0152), – gezien de mededeling van de Commissie van 1 juni 2005, getiteld " Non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen - Een raamstrategie" (COM(2005)0224), – gelet op Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress1, – gezien de mededeling van de Commissie van 1 maart 2006, getiteld " Een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (2006-2010)" (COM(2006)0092), – gezien de mededeling van de Commissie van 16 maart 2005, getiteld "Groenboek ‘Demografische veranderingen: naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties’" (COM(2005)0094), – gezien de mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006, getiteld " De demografische toekomst van Europa: probleem of uitdaging?" (COM(2006)0571), – gezien de mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006, getiteld " De eerste fase van de raadpleging van de sociale partners over het combineren van werk, privé-leven en gezin" (SEC(2006)1245), – gezien Aanbeveling 92/241/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende kinderopvang2, die bepaalt dat kinderopvangdiensten ter beschikking moeten worden gesteld aan ouders die onderwijs of een opleiding volgen met het oog op het vinden van een baan, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 maart 2004 over het combineren van beroep, gezin en privé-leven3, zijn resolutie van 9 maart 2005 over de tussentijdse herziening van de strategie van Lissabon4, zijn resolutie van 16 januari 2006 over de toekomst van de strategie van Lissabon vanuit genderperspectief 5, en zijn resolutie van 1 februari 2007 over de discriminatie van meisjes en jonge vrouwen in het onderwijs6, – gelet op artikel 45 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0209/2007), A. overwegende dat onderwijs en gezin onder de nationale bevoegdheid en verantwoordelijkheid vallen,
1 2 3 4 5 6
PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1. PB L 123 van 8.5.1992, blz. 16. PB C 102 E van 28.4.2004, blz. 492. PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 164. PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 323. Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0021. PE 391.045\ 43
NL
B. overwegende dat onderwijs een grondrecht is voor allen en een noodzakelijke voorwaarde voor persoonlijke ontplooiing en deelname aan het economische en sociale leven, C. overwegende dat het onderwijssysteem onder meer moet zorgen voor de opheffing van de belemmeringen die de effectieve gelijkheid van mannen en vrouwen bemoeilijken alsook voor de bevordering van de volledige gelijkheid tussen de geslachten, D. overwegende dat toegang tot onderwijs, levenslang leren en opleiding van goede kwaliteit van essentieel belang zijn zodat jonge mannen en vrouwen de vaardigheden kunnen leveren die Europa nodig heeft, zowel voor het bevorderen van groei en werkgelegenheid als ten aanzien van intergenerationele solidariteit en bevolkingsvernieuwing, E. overwegende dat een betere verenigbaarheid van gezin en studies op alle niveaus een betere benutting van het jongerenpotentieel mogelijk kan maken, met name het potentieel van jonge vrouwen, en zodoende kan bijdragen tot de 'kennismaatschappij', het concurrentievermogen van de economie, de sociale samenhang en de vernieuwing van de Europese maatschappij, hetgeen doelstellingen zijn die in de herziene strategie van Lissabon zijn opgenoemd, F. overwegende dat de toekomst van Europa afhangt van zijn vermogen om maatschappijen te bevorderen die openstaan voor jonge mannen en vrouwen, en dat in dit verband de verwezenlijking van de gezinswens of wens de zorg voor afhankelijke volwassenen of personen met een handicap op te nemen de keuzes voor studies of een beroep niet in de weg mogen staan of een rem mogen vormen om deze voort te zetten of weer op te nemen, G. overwegende dat het volgen van hoger en beroepsopleiding een van de essentiële voorwaarden is voor een werkelijke toegang tot de arbeidsmarkt en een van de instrumenten vormt om armoede, die vooral vrouwen treft, te voorkomen en de salarisniveaus van mannen en vrouwen gelijk te trekken, H. overwegende dat meisjes en jonge vrouwen van nationale minderheden of meisjes en jonge vrouwen van migrantengemeenschappen in zeer beperkte mate toegang hebben tot hoger onderwijs en dat deze toegang vaak gekenmerkt wordt door discriminatie en segregatie op scholen, I. overwegende dat een langere duur van de studies1, gebrek aan stimulansen om volledig onafhankelijk te worden en een moeilijker toegang tot de arbeidsmarkt tot gevolg kunnen hebben dat jongeren het besluit om een gezin te stichten uitstellen, J. overwegende dat door de kansen die door levenslang leren worden geboden en de langere duur van de studies de gemiddelde leeftijd van mannen en vrouwen in de studie- en opleidingstijd stijgt2, K. overwegende dat de gestegen levensverwachting een invloed heeft op de relaties tussen de
1
2
Francesco C.Billari, Dimiter Philipov, Education and the Transition to Motherhood: a comparative analysis of Western Europe, European Demographic Research Papers 2005.
Rapport EUROSTUDENT 2005 "Social and Economic Conditions of student life in Europe": de gemiddelde leeftijd van studenten is 28 jaar in het Verenigd Koninkrijk, 25,3 jaar in Oostenrijk, 24,6 jaar in Finland, 24,2 jaar in Nederland en 24,1 jaar in Ierland.
44 /PE 391.045
NL
generaties en binnen het gezin, aangezien het aantal mensen dat van anderen afhankelijk is toeneemt, L. overwegende dat in de vermelde mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006 over het combineren van werk, privé-leven en gezin erkend wordt dat de beleidsmaatregelen met betrekking tot de combinatie van privé-leven en werk ook gericht moeten zijn op jonge vrouwen en op jonge mannen die nog hoger onderwijs volgen, M. overwegende dat materiële problemen en allerlei vormen van discriminatie vaak de toegang tot en de voortzetting van de studies of de opleiding bemoeilijken en dat deze moeilijkheden extra zwaar zijn voor jonge vrouwen en mannen die naast hun studies1 of hun opleiding ook gezinstaken en eventueel beroepstaken op zich moeten nemen, N. overwegende dat het weliswaar niet aan de lidstaten is om invloed uit te oefenen op de individuele keuze om gezinsverantwoordelijkheden op te nemen, maar dat zij wel een sociaal en economisch klimaat moeten creëren dat gunstig is voor jongeren die kinderen, afhankelijke volwassenen of personen met een handicap ten laste hebben, rekening houdend met de demografische problemen waarmee de EU te kampen heeft, O. overwegende dat de demografische situatie in iedere lidstaat wordt beïnvloed door het feit dat mensen op latere leeftijd een gezin stichten en kinderen krijgen, P. overwegende dat volgens de statistieken de Europeanen minder kinderen hebben dan zij eigenlijk wensen2, Q. overwegende dat vrouwen, die grotendeels de zorg voor afhankelijke personen op zich nemen3, meer dan mannen het gevaar lopen hun studies niet voort te zetten, deze halverwege op te geven of nooit opnieuw op te nemen - hetgeen onvermijdelijk leidt tot een levenslange de facto discriminatie bij de toegang tot en de voortzetting van studies en opleiding alsook tot ongelijkheid tussen vrouwen en mannen in het beroepsleven, R. overwegende dat in de meeste landen werkstudenten ofwel niet in aanmerking komen voor sociale steun, ofwel een minder hoog bedrag aan steun toegekend krijgen en dat het voor een student, vooral als deze personen ten laste heeft, aanzienlijk moeilijker is om leningen of bankkrediet te krijgen, S. overwegende dat een groeiend aantal mensen nu samenwoont in alternatieve samenlevingsverbanden die niet beantwoorden aan het traditionele beeld van het kerngezin dat bestaat uit een vader, moeder en hun gezamenlijke biologische kinderen, T. overwegende dat aan gezinsverantwoordelijkheden specifieke behoeften verbonden zijn in
1
2 3
Rapport EUROSTUDENT 2005 "Social and Economic Conditions of student life in Europe": 91% van alle studenten in Nederland heeft een baan, 69% in Ierland, 67% in Oostenrijk, 66% in Duitsland, 65% in Finland. Mededeling van de Commissie van 16 maart 2005, getiteld "Groenboek ‘Demografische veranderingen: naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties’" (COM(2005)0094). Rapport EUROSTUDENT 2005 "Social and Economic Conditions of student life in Europe": In Letland zijn er 13,8% studerende moeders tegenover 5,3% studerende vaders, in Ierland 12,1% tegenover 10,4% en in Oostenrijk 11,5% tegenover 10,1%. PE 391.045\ 45
NL
een aantal gebieden, met name huisvesting, opvang, zorgdiensten voor afhankelijke ouderen en flexibiliteit bij het volgen van lessen, U. overwegende dat de behandeling van studenten met gezinsverantwoordelijkheden verschilt tussen de landen en instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs, wat een hinderpaal kan vormen voor hun mobiliteit, en dus voor de verwezenlijking van hun opleidings- en beroepswensen, en dat hun behoeften als student op ongelijke manier in aanmerking worden genomen in de onderwijssystemen en in de criteria voor de toekenning van studiesteun, V. overwegende dat er op nationaal en Europees niveau zeer weinig statistieken of indicatoren beschikbaar zijn die een licht kunnen werpen op de levensomstandigheden van jongeren die studeren of een opleiding volgen terwijl ze gezinsverantwoordelijkheden hebben, 1. merkt op dat het onderwijs en de opleiding een mensenrecht voor meisjes en vrouwen is en een essentieel element van het volledig genot van alle andere sociale, economische, culturele en politieke rechten; 2. herinnert eraan dat de hier volgende aanbevelingen betrekking hebben op studerende of in opleiding zijnde jongeren die gezinsverantwoordelijkheden op zich nemen of willen nemen, als ouders of als verzorgers van afhankelijke volwassenen of personen met een handicap; 3. herinnert eraan dat volgens de conclusies van het vermelde Groenboek over de demografie het Europees demografisch deficit onder meer te wijten is aan het feit dat de verschillende levensstadia (studies, werk, gezin) momenteel op latere leeftijd worden voltooid dan vroeger; 4. is erover verheugd dat de Commissie in haar vermelde mededeling van 12 oktober 2006 over het combineren van werk, privé-leven en gezin erkent dat de beleidsmaatregelen voor het combineren van privé-leven en werk ook gericht moeten zijn op jonge vrouwen en mannen die nog hoger onderwijs volgen, maar betreurt dat er in dit verband geen concrete voorstellen worden gedaan; 5. spoort de Commissie en de lidstaten aan beleidsmaatregelen te bevorderen die het combineren van studies , opleiding en gezin vergemakkelijken, die de jongeren ertoe aansporen gezinsverantwoordelijkheden op te nemen op een evenwichtige manier terwijl elke vorm van discriminatie uit hoofde van deze verantwoordelijkheden wordt voorkomen, en die hen in staat stellen hun bijdrage aan de groei en het concurrentievermogen van Europa te optimaliseren; merkt op dat er in het onderwijs en het onderzoek meer vrouwen dan mannen afstuderen (59%), maar dat de aanwezigheid van vrouwen daalt naarmate ze stijgen op de carrièreladder, van 43% onder de promovendi tot 15% onder de hoogleraars; 6. spoort de lidstaten aan de situatie van jonge mannen en vrouwen die naast hun studies of opleiding gezinsverantwoordelijkheden hebben, beter te onderkennen en met name middelen ter beschikking te stellen die aangepast zijn aan hun behoeften; 7. is er zich van bewust dat het verloop van de studies van vrouwen bemoeilijkt wordt doordat zij het vooral zijn die zich met afhankelijke personen bezig houden, en spoort daarom de lidstaten aan sociale diensten voor de bevordering van de persoonlijke zelfstandigheid op te zetten alsook zorgdiensten voor personen in een afhankelijke situatie;
46 /PE 391.045
NL
8. vraagt de lidstaten te zorgen voor betaalbare 'studentenverzekeringen' en met name sociale en medische verzekeringen, die zouden kunnen worden uitgebreid tot de personen die ten laste zijn van de student(e); 9. vraagt de lidstaten en de kredietinstellingen dat zij het eenvoudiger en gemakkelijker maken om tegen gunstige voorwaarden leningen te verstrekken aan jonge mannen en vrouwen die gezinsverantwoordelijkheden combineren met een periode van studie of opleiding; 10. vraagt de lidstaten minder of geen belastingen op te leggen aan jonge mannen en vrouwen die naast hun studies en hun beroepsactiviteiten verantwoordelijkheden opnemen voor een gezin of voor afhankelijke personen; 11. spoort de lidstaten aan om samen met de lokale overheden en de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs de nodige maatregelen goed te keuren zodat studerende ouders huisvesting kunnen krijgen die aan hun behoeften is aangepast alsook toegang tot voldoende en adequate opvangdiensten tegen dezelfde criteria voor steunverlening als werkende ouders; verzoekt de lidstaten optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die op dit gebied worden geboden door de communautaire fondsen en met name het ESF; 12. verwelkomt de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Barcelona van 15-16 maart 2002, waarin de lidstaten uitdrukkelijk verzocht worden voor 2010 te voorzien in kinderopvang voor ten minste 90% van de kinderen tussen 3 jaar en de leerplichtige leeftijd en voor ten minste 33% van de kinderen onder 3 jaar; betreurt dat de lidstaten nog niet voldoende gevolg hebben gegeven aan dit verzoek; 13. spoort de instellingen voor hoger onderwijs of beroepsonderwijs aan te zorgen voor opvangdiensten binnen hun infrastructuur en vraagt de lidstaten dat zij dergelijke initiatieven steunen; onderstreept eveneens het belang van de oudere gezinsleden (grootouders) en hun cruciale rol in het opvoedingsproces van de kinderen en de ondersteuning van studerende en werkende jonge ouders; 14. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle studenten met kinderen tegen een betaalbare prijs toegang krijgen tot openbare/gemeentelijke kleuterscholen van goede kwaliteit; 15. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle studenten met oudere kinderen tegen een betaalbare prijs toegang krijgen tot kinderdagverblijven van goede kwaliteit; 16. vraagt de lidstaten dat zij de jongeren, met name vrouwen, bevrijden van de hoofdverantwoordelijkheid voor de zorg van afhankelijke personen, zodat zij hun studies kunnen voortzetten; 17. vraagt dat de lidstaten in samenwerking met de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs een meer flexibele organisatie van de studies aanbieden, bijvoorbeeld door meer mogelijkheden tot afstandsonderwijs en meer mogelijkheden voor deeltijds studeren en door meer volwassenen in staat te stellen verder te studeren in het kader van levenslang leren; 18. spoort de lidstaten en de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs aan meer gebruik te maken van de flexibele opleidingstechnieken die de nieuwe technologie biedt en deze ter beschikking te stellen van alle jongeren tijdens hun studie of opleidingsperiode, en met name de jongeren die verantwoordelijkheden hebben voor een gezin of voor personen PE 391.045\ 47
NL
met een handicap; 19. vraagt de lidstaten en de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs dat zij de gelijke behandeling en non-disicriminatie van zwangere studenten en moeders met jonge kinderen garanderen voor wat betreft de toegang tot, de voortzetting van en het opnieuw opnemen van studies en dat zij extra rekening houden met hun behoeften; 20. vraagt de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs dat zij hun onderwijzend en beroepspersoneel attenderen op de bijzondere behoeften van studenten met personen ten laste en zo nodig ondersteunings- en adviesdiensten voor hen opzetten om hun toegang tot, hun voortzetting van of hun herintegratie in het hoger of beroepsonderwijs te vergemakkelijken; 21. vraagt de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs bij de berekening van de collegegelden rekening te houden met de financiële situatie van jonge mannen en vrouwen die gezinsverantwoordelijkheden hebben, en spoort hen aan hun een passende steun te verlenen; 22. vraagt de lidstaten dat zij een nationaal 'certificeringsregeling' opzetten waarmee kan worden nagegaan welke instellingen voor hoger onderwijs of beroepsonderwijs de mogelijkheid bieden studies en gezin te combineren, om het voor personen met gezinsverantwoordelijkheden gemakkelijker te maken hun studies voort te zetten of opnieuw op te nemen en hen daartoe aan te sporen; 23. spoort werkgevers aan om in het kader maatschappelijk verantwoord ondernemen studiebeurzen toe te kennen waarvan ook studenten met gezinsverantwoordelijkheden kunnen profiteren, met het doel de werkgelegenheid van jonge gediplomeerden te bevorderen; 24. vraagt de lidstaten en de sociale partners om levenslang leren aan te moedigen en te vergemakkelijken, door onder meer te voorzien in de mogelijkheid van vaderschaps- of moederschapsverlof of verlof om redenen van persoonlijke aard voor adoptie of voor verzorging van afhankelijke volwassenen of personen met een handicap, en een grotere flexibiliteit in de arbeidsvoorwaarden, met name door het gebruik van nieuwe technologieën; vraagt de lidstaten ook het moederschaps- en het ouderschapsverlof tijdens een studieperiode in aanmerking te nemen voor de berekening van de totale werktijd van vrouwen en mannen alsook voor de berekening van hun pensioenrechten om de doelstelling van een werkelijke gelijkheid van mannen en vrouwen volledig te realiseren; 25. vraagt de lidstaten dat zij de beperkingen op aanvullende betaalde arbeid voor personen die studeren, een opleiding volgen of met ouderschapsverlof zijn, opheffen indien de bedragen de door de lidstaten vastgestelde drempels niet overstijgen zonder dat deze personen het kindergeld wordt ontzegd, hetgeen hen in staat stelt in contact te blijven met hun werkgever terwijl zij thuis de taken verrichten die hen zijn opgedragen, en hun terugkeer op de arbeidsmarkt na afloop van het ouderschapsverlof vergemakkelijkt; 26. herinnert eraan dat het meestal de jonge vrouwen zijn die de zorg voor afhankelijke personen op zich nemen en dat dit leidt tot discriminatie tussen mannen en vrouwen op onderwijs- en beroepsniveau; onderstreept dat het versterken van de verantwoordelijkheden die mannen moeten opnemen voor huishoudelijke taken en de zorg voor kinderen en andere afhankelijke personen, een essentiële voorwaarde is om meer jonge vrouwen in staat te 48 /PE 391.045
NL
stellen hun moederrol en hun studies te combineren; vraagt derhalve aan de lidstaten dat zij het gezinsleven herwaarderen en nadruk leggen op de rol van de vaders alsook op een betere verdeling van de verantwoordelijkheden in het gezinsleven onder meer tijdens de duur van de studies en na de voltooiing van een studie, als een volwaardige stap in de richting van het realiseren van gelijke kansen voor mannen en vrouwen; 27. vraagt de lidstaten dat zij de bepalingen inzake financiële bijstand aan families met kinderen herzien zodat de deelname van de mannen aan de zorg voor de kinderen bevorderd wordt; 28. beveelt de lidstaten, de Raad en de Commissie aan om in het kader van de open coördinatiemethode en in de vergaderingen van ministers van onderwijs en sociale zaken, beste praktijken uit te wisselen op het gebied van steun aan studenten die gezinsverantwoordelijkheden hebben, en ook rekening te houden met innovatieve regelingen die hiervoor in bepaalde Europese landen worden toegepast; 29. beveelt de lidstaten aan maatregelen te nemen die de toekenning of de uitbreiding van sociale hulp voor studenten die afkomstig zijn uit andere EU- landen en kinderen ten laste hebben, vergemakkelijken; 30. beveelt de Commissie en de lidstaten respectievelijk aan om bij de opstelling en de uitvoering van de communautaire en nationale programma's inzake onderwijs rekening te houden met de bijzondere situatie van studenten die gezinsverantwoordelijkheden hebben; vestigt er de aandacht op dat in deze programma's transversale acties moeten worden opgenomen welke de combinatie van studeren en gezin vergemakkelijken; vraagt dat het onderwijssysteem flexibel is zodat moeders na afloop van hun moederschapsverlof hun studies op hetzelfde niveau als voorheen kunnen voortzetten; 31. vraagt de lidstaten dat zij, naargelang van hun nationale situatie, nagaan of een hervorming van hun onderwijssysteem in de richting van meer flexibiliteit en een beter beheer van de studietijd ertoe zou kunnen leiden dat jongeren sneller op de arbeidsmarkt komen en hun gezinswensen kunnen realiseren; 32. spoort Eurostat en de lidstaten aan de bestaande indicatoren aan te passen met het oog op het verzamelen van gegevens waarmee kan worden nagegaan, zowel op nationaal als op EU-niveau enerzijds hoeveel studenten gezinsverantwoordelijkheden hebben en in welke omstandigheden zij leven en anderzijds in welke mate de gezinsverantwoordelijkheden een reden vormen om de studie stop te zetten, met name voor jonge vrouwen; 33. wijst erop dat de motivatie van jonge vrouwen om studies en moederschap te combineren ook kan worden afgezwakt door het feit dat zij vrezen dat zij later in hun beroepsleven gediscrimineerd zullen worden; vraagt dan ook aan de lidstaten de strijd aan te binden tegen de discriminatie van moeders door werkgevers bij de start van hun carrière en bij het toekennen van promoties; 34. verzoekt de wetenschappelijke en universitaire instellingen passende maatregelen te nemen om voor mannen en vrouwen met gezinsverantwoordelijkheden gelijke toegang te verzekeren tot wetenschappelijke en/of vorsersloopbanen, hen zodoende aan te sporen voor dergelijke loopbanen te kiezen en te blijven kiezen en hen in het wetenschappelijke milieu te houden; 35. vraagt de lidstaten dat zij hun inspanningen voortzetten voor de ontwikkeling en PE 391.045\ 49
NL
verspreiding van de beroepsopleiding die gericht is op personen met gezinsverantwoordelijkheden en personen die uit gemarginaliseerde of minderheidsgroepen komen, zodat zij ontsnappen aan langdurige werkloosheid en een gelijke toegang tot de arbeidsmarkt krijgen; 36. beveelt de lidstaten aan zich te realiseren, met in achtneming van de specifieke kenmerken van hun nationale zorgstelsels, hoe belangrijk het is dat studenten die in verwachting zijn of kinderen hebben, toegang hebben tot de gezondheidszorg, en in nauwe samenwerking met de universiteiten de nodige infrastructuur te creëren; 37. erkent dat het beginsel van gedeelde ouderlijke verantwoordelijkheid ook zou kunnen gelden voor jonge mannen en vrouwen die op een andere basis samenleven, al naar gelang de lidstaat, dan een officieel huwelijk; 38. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de lidstaten.
50 /PE 391.045
NL