2009 - 2010
EUROPEES PARLEMENT
AANGENOMEN TEKSTEN van de vergadering van woensdag 9 juli 2008
P6_TA-PROV(2008)07-09
VOORLOPIGE UITGAVE
PE 410.854
PE 410.854\ 1
NL
INHOUDSOPGAVE AANGENOMEN TEKSTEN
P6_TA-PROV(2008)0338 Jaarlijkse actieprogramma's voor Brazilië en Argentinië voor het jaar 2008 (B6-0336/2008) Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over de ontwerpbesluiten van de Commissie tot vaststelling van de jaarlijkse actieprogramma's voor Brazilië en Argentinië voor het jaar 2008.......................................................................................................................... 1 P6_TA-PROV(2008)0339 63ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (A6-0265/2008 - Rapporteur: Alexander Lambsdorff) Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad van 9 juli 2008 betreffende de 63ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2008/2111(INI)) ..................... 4 P6_TA-PROV(2008)0340 Wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen ***II (A6-0223/2008 - Rapporteur: Paolo Costa) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (Spoorwegveiligheidsrichtlijn) (16133/3/2007 – C6-0129/2008 – 2006/0272(COD))............... 14 P6_TA-PROV(2008)0341 Wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau ***II (A6-0210/2008 - Rapporteur: Paolo Costa) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (Spoorwegbureauverordening) (16138/3/2007 – C6-0131/2008 – 2006/0274(COD))............... 26 P6_TA-PROV(2008)0342 Regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herziening) ***II (A6-0264/2008 - Rapporteur: Arūnas Degutis)
PE 410.854\ I
NL
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herziening) (16160/4/2007 – C6-0176/2008 – 2006/0130(COD)) ............................................................................................ 44 P6_TA-PROV(2008)0343 Programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS) ***I (A6-0240/2008 - Rapporteur: Christoph Konrad) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS) (COM(2007)0433 – C6-0234/2007 – 2007/0156(COD)) ......................................................................................... 45 P6_TA-PROV(2008)0344 Batterijen en accu's alsook afgedankte batterijen en accu’s ***I (A6-0244/2008 - Rapporteur: Johannes Blokland) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en met name van artikel 6, lid 2, inzake het op de markt brengen van batterijen en accu’s (COM(2008)0211 – C6-0165/2008 – 2008/0081(COD)) ...... 61 P6_TA-PROV(2008)0345 Beperking van het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijk stoffen en preparaten ***I (A6-0135/2008 - Rapporteur: Miroslav Ouzký) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten 2 (2-methoxyethoxy)ethanol, 2-(2butoxyethoxy)ethanol, methyleendifenyldiisocyanaat, cyclohexaan en ammoniumnitraat (COM(2007)0559 – C6-0327/2007 – 2007/0200(COD)) ........................................................... 66 P6_TA-PROV(2008)0346 Voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten ***I (A6-0253/2008 - Rapporteur: Atanas Paparizov) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1775/2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (COM(2007)0532 – C6-0319/2007 – 2007/0199(COD)) .................. 81 P6_TA-PROV(2008)0347 Interne markt voor aardgas ***I (A6-0257/2008 - Rapporteur: Romano Maria La Russa) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (COM(2007)0529 – C6-0317/2007 – 2007/0196(COD)) ......................................................... 113
II /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0348 Coördinatie van socialezekerheidsstelsels: wijze van toepassing ***I (A6-0251/2008 - Rapporteur: Jean Lambert) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (COM(2006)0016 – C6-0037/2006 – 2006/0006(COD)) ................ 207 P6_TA-PROV(2008)0349 Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels: bijlage XI ***I (A6-0229/2008 - Rapporteur: Emine Bozkurt) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van bijlage XI (COM(2006)0007 – C6-0029/2006 – 2006/0008(COD)) ..................................................................................................................... 284 P6_TA-PROV(2008)0350 Uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verorderning (EG) nr. […] tot onderdanen van derde landen die enkel vanwege hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen * (A6-0209/2008 - Rapporteur: Jean Lambert) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. […] tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen (COM(2007)0439 – C6-0289/2007 – 2007/0152(CNS)) ................................................................................................................... 349 P6_TA-PROV(2008)0351 Wijziging van artikel 29 van het Reglement (A6-0206/2008 - Rapporteur: Richard Corbett) Besluit van het Europees Parlement van 9 juli 2008 tot wijziging van artikel 29 van het Reglement van het Europees Parlement betreffende de oprichting van fracties (2006/2201(REG)) .................................................................................................................... 351 P6_TA-PROV(2008)0352 Taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat (A6-0224/2008 - Rapporteur: Diana Wallis) Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over de taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat (2007/2027(INI))....................................... 353 P6_TA-PROV(2008)0353 Airbus/Boeing geschillen (B6-0334/2008) Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over de geschillen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over veronderstelde subsidies aan Airbus en Boeing ........................................................................ 361 P6_TA-PROV(2008)0354 Europees strategisch plan voor energietechnologie (A6-0255/2008 - Rapporteur: Jerzy Buzek) PE 410.854\ III
NL
Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het Europees strategisch plan voor energietechnologie (2008/2005(INI)) ............................................................................... 364 P6_TA-PROV(2008)0355 Staatsinvesteringsfondsen (B6-0304/2008) Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over staatsinvesteringsfondsen........... 373 P6_TA-PROV(2008)0356 Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur (A6-0252/2008 - Rapporteur: Reinhard Rack) Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 inzake een “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur” (2008/2041(INI))........................................................................................ 375 P6_TA-PROV(2008)0357 Jaarverslag 2007 van de ECB (A6-0241/2008 - Rapporteur: Olle Schmidt) Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 inzake het Jaarverslag 2007 van de ECB (2008/2107(INI)) .............................................................................................................. 384
IV /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0338 Jaarlijkse actieprogramma's voor Brazilië en Argentinië voor het jaar 2008 Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over de ontwerpbesluiten van de Commissie tot vaststelling van de jaarlijkse actieprogramma's voor Brazilië en Argentinië voor het jaar 2008
Het Europees Parlement, – gezien Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking1, – gezien de ontwerpbesluiten van de Commissie tot invoering van jaarlijkse actieprogramma's voor Brazilië en Argentinië voor het jaar 2008 (CMTD-2008-0263 - D000422-01, CMTD2008-0263-D000421-01), – gezien het advies van 10 juni 2008 van het comité, bedoeld in artikel 35, lid 1, van de hoger vermelde verordening (beheerscomité ontwikkelingssamenwerkingsinstrument (DCI)), – gezien artikel 8 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden2, – gezien de overeenkomst tussen het Europees Parlement en de Commissie van 3 juni 2008 over de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Besluit 1999/468/EG van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, zoals gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG3, – gelet op artikel 81 van zijn Reglement, A. overwegende dat het DCI-beheerscomité zich op 10 juni 2008 heeft uitgesproken voor het concept van de jaarlijkse actieprogramma's voor Brazilië en Argentinië voor 2008 (CMTD2008-0263- D000422-01, CMTD-2008-0263 - D000421-01), B. overwegende dat als gevolg van artikel 7, lid 3, van Besluit 1999/468/EG en artikel 1 van de bovenvermelde overeenkomst van 3 juni 2008, het Europees Parlement het concept van de uitvoeringsmaatregelen die aan het DCI-beheerscomité waren voorgelegd, heeft ontvangen, met de uitslag van de stemming, C. overwegende dat artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1905/2006 bepaalt dat "De primaire en overkoepelende doelstelling van samenwerking uit hoofde van deze verordening is het uitbannen van armoede in de partnerlanden en -regio's in het kader van duurzame ontwikkeling", 1 2 3
PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41. PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11. PB C 143 van 10.6.2008, blz. 1. PE 410.854\ 1
NL
D. overwegende dat artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1905/2006 het volgende bepaalt: "De in artikel 1, lid 11, bedoelde maatregelen worden zodanig ontworpen dat zij voldoen aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA) die door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD/DAC) zijn vastgesteld", E. overwegende dat in de "Reporting Directives for the Creditor Reporting System" (DCD/DAC (2002)21), OECD/DAC officiële ontwikkelingssamenwerking (ODA) definieert als een stroom van middelen naar landen die op de DAC-lijst van ODAontvangers voorkomen en waarvoor onder andere elke transactie wordt uitgevoerd met als hoofddoel de economische ontwikkeling en het welzijn van de ontwikkelingslanden te bevorderen, Brazilië 1. wijst erop dat het concept voor het jaarlijks actieprogramma voor Brazilië voor het jaar 2008 als enige actie het Academic Mobility Programme voor Brazilië 2008 - 2010 omvat (het Erasmus Mundus External Cooperation Window for Brazil), en dat deze actie valt onder prioritaire sector I, van het Country Strategy Paper, getiteld "Enhancing bilateral relations, Action 2: Higher education programme for Brazil" en dat de financiering van de mobiliteit van studenten en universiteitsmedewerkers uit de EU (tot 30% van de middelen voor individuele mobiliteit van studenten en medewerkers) een belangrijk onderdeel van het jaarlijks actieprogramma voor 2008 voor Brazilië vormt; Argentinië 2. wijst erop dat het concept voor het jaarlijks actieprogramma voor Argentinië voor 2008 als enige actie het Erasmus Mundus External Cooperation Window for Argentina omvat, en dat deze actie valt onder prioritaire sector "Strengthening of bilateral relations and mutual understanding between the EC and Argentina van het Country Strategy Paper en dat de financiering van de mobiliteit van studenten en universiteitsmedewerkers uit de EU (tot 30% van de totale middelen voor individuele mobiliteit van studenten en medewerkers) een belangrijk onderdeel van het jaarlijks actieprogramma voor 2008 voor Argentinië vormt; ° °
°
3. is van mening dat de Commissie derhalve in het jaarlijks actieprogramma 2008 voor Brazilië en het jaarlijks actieprogramma 2008 voor Argentinië haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in het basisbesluit, overschrijdt, aangezien bovengenoemde elementen niet in overeenstemming zijn met de leden 1 en 4 van artikel 2 van Verordening (EG) nr 1905/2006, omdat het primaire doel van deze elementen niet de uitbanning van armoede, is en aangezien deze elementen niet voldoen aan de criteria voor ODA, zoals vastgelegd door OECD/DAC2;
1 2
Artikel 1, lid 1: "De Gemeenschap financiert maatregelen ter ondersteuning van de samenwerking met de ontwikkelingslanden, gebieden en regio's (..)". Met name 'dat iedere transactie als prioritair doel heeft de economische ontwikkeling en het welzijn van de ontwikkelingslanden te bevorderen" (OECD/DAC-verslag van oktober 2006: "Is it ODA?", blz. 1).
2 /PE 410.854
NL
4. dringt er bij de Commissie op aan haar ontwerpbesluiten tot vaststelling van de jaarlijkse actieprogramma's voor 2008 voor Brazilië en Argentinië in te trekken en het DCIbeheerscomité nieuwe ontwerpbesluiten voor te leggen waarin de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1905/2006 volledig in acht worden genomen; 5. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten.
PE 410.854\ 3
NL
P6_TA-PROV(2008)0339 63ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad van 9 juli 2008 betreffende de 63ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2008/2111(INI))
Het Europees Parlement, – gezien de ontwerpaanbeveling aan de raad door Alexander Lambsdorff en Annemie NeytsUyttebroeck namens de ALDE-Fractie over de 63ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) (B6-0176/2008), – gezien het rapport van de secretaris-generaal van de VN getiteld "In Larger Freedom", daaropvolgende resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de VN over de resultaten van de Wereldtop van 2005, alsmede het rapport van de secretaris-generaal van de VN van 7 maart 2006 getiteld "Investing in the United Nations: for a stronger Organization worldwide", – gezien de EU-prioriteiten voor de 62ste zitting van de Algemene Vergadering van de VN, – onder verwijzing naar zijn resoluties van 29 januari 2004 over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties1, van 9 juni 2005 over de hervorming van de Verenigde Naties2 en van 29 september 2005 over de resultaten van de Wereldtop van de Verenigde Naties van 14-16 september 20053, – gezien de lijst van in de voorlopige agenda van de 63ste gewone zitting van de Algemene Vergadering op te nemen onderwerpen van 11 februari 2008 en in het bijzonder de items aangaande de handhaving van internationale vrede en veiligheid, de ontwikkeling van Afrika, de bevordering van de mensenrechten en bestuurshervormingen, – gezien de resultaten van de van 19 tot 30 mei 2008 in Bonn gehouden negende vergadering van de Conferentie van Partijen bij het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (COP 9), – gezien de conferentie van 2009 tot herziening van het Statuut van Rome betreffende het Internationale Strafhof, – gelet op artikel 114, lid 3 en artikel 90 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0265/2008), A. overwegende dat het buitenlands beleid van de EU berust op krachtige en ondubbelzinnige steun aan doeltreffend multilateralisme zoals neergelegd in het VN-Handvest, B. overwegende dat de EU een essentiële politieke en financiële partner van de VN is in de strijd tegen armoede en bij de bevordering van economische en sociale ontwikkeling, en dat 1 2 3
PB C 96 E van 21.4.2004, blz. 79. PB C 124 E van 25.5.2006, blz. 549. PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 582.
4 /PE 410.854
NL
de EU collectieve veiligheid biedt, waaronder zekerstelling van de middelen van bestaan van bedreigde bevolkingsgroepen, en in de hele wereld de mensenrechten verdedigt, C. overwegende dat de hervormingsagenda van de VN de oprichting van nieuwe organen bevat, evenals een grondige herziening van andere organen, een nieuwe vormgeving van het beheer van haar activiteiten in het veld, de reorganisatie van de manier waarop hulp wordt geboden en een grondige hervorming van haar Secretariaat, en dat deze hervormingsagenda dus zeer ambitieus is en doorlopende politieke steun vereist, in het bijzonder wanneer na de definiëring van het nieuwe beleidskader de uitvoeringsfase is gestart, D. overwegende dat twee nieuwe belangrijke organen, de Mensenrechtenraad en de Peacebuilding Commission (PCB), in een cruciale fase terecht zijn gekomen, waarin ze moeten bewijzen dat ze de doelstellingen kunnen realiseren die de VN-lidstaten voor hen hebben gesteld, E. overwegende dat de allang noodzakelijke hervorming van de VN-Veiligheidsraad nog steeds moet worden uitgevoerd, vanwege de gevoeligheden die dit onderwerp met zich meebrengt en vanwege enerzijds de spanning tussen een grotere verantwoordingsplicht en een verbeterd geopolitiek evenwicht en anderzijds de noodzaak de effectiviteit van dat orgaan te waarborgen, F. overwegende dat 2008 een cruciaal jaar is voor de inspanningen om de armoede uit te roeien en de millenniumdoelstellingen in 2015 wereldwijd te verwezenlijken, en overwegende dat de EU-lidstaten mondiaal leiderschap moeten tonen in de aanloop naar de komende cruciale vergaderingen hierover in de tweede helft van dit jaar, G. overwegende dat met betrekking tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen de inspanningen van de EU als een belangrijke katalysator en een voorbeeld voor andere donoren dienen, maar dat, als de huidige tendensen niet worden gekeerd, de officiële ontwikkelingshulp van de EU in 2010 niettemin nog altijd 75 miljard EUR onder het toegezegde bedrag zal liggen, H. overwegende dat in Afrika bezuiden de Sahara veel landen met de verwezenlijking van geen enkele millenniumdoelstelling op schema liggen, en overwegende dat ook in veel middeninkomenslanden regio's en etnische groepen zijn met miljoenen mensen die onvoldoende vooruitgang boeken met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstellingen, I. overwegende dat de sterk stijgende voedselprijzen en de stagnerende wereldwijde groei de vooruitgang met betrekking tot de millenniumdoelstellingen met naar schatting 7 jaar dreigen te vertragen tenzij verdere investeringen in de landbouwsector en de agrovoedingsindustrie in de ontwikkelingslanden worden gedaan, J. overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN besloot om op 4 en 5 oktober 2007 in afstemming met andere soortgelijke initiatieven op dit gebied, de Dialoog op Hoog Niveau te houden over interreligieuze en interculturele samenwerking voor de bevordering van tolerantie, begrip en universeel respect inzake kwesties van vrijheid van godsdienst of overtuiging en culturele diversiteit, K. overwegende dat 2008 het Europese jaar van de interculturele dialoog is,
PE 410.854\ 5
NL
L. overwegende dat de agenda van de Algemene Vergadering van de VN nog te onduidelijk en onvoldoende gestroomlijnd is, en dat dit wel het geval moet zijn om het werk van dit orgaan consistenter te maken en follow-up van haar resoluties mogelijk te maken, M. overwegende dat het VN-Departement voor Vredesoperaties momenteel 20 veldoperaties beheert, waarbij ruim 100 000 manschappen betrokken zijn, waarvan ongeveer de helft in Afrika, N. overwegende dat de mate van coördinatie van de standpunten van de EU-lidstaten in de VN van orgaan tot orgaan en van beleid tot beleid verschilt, O. overwegende dat deze coördinatie niet moet worden gerealiseerd ten koste van onderhandelingen met landen uit andere geopolitieke blokken die een essentiële voorwaarde zijn voor het sluiten van noodzakelijke bondgenootschappen binnen de VN, P. overwegende dat deze coördinatie nauwere samenwerking vereist tussen de betrokken werkgroepen van de Raad in Brussel en de betrokken EU-kantoren en de permanente missies van de lidstaten in New York en Genève, Q. overwegende dat het Verdrag van Lissabon de EU de status van rechtspersoon verleent, een novum dat aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de vertegenwoordiging van de EU in de VN, 1. beveelt de Raad het volgende aan: De EU bij de VN en de ratificatie van het Verdrag van Lissabon a)
dringt erop aan de politieke prioriteiten van de EU voor de volgende zitting van de Algemene Vergadering van de VN tot onderwerp van een diepgaand en breed debat tussen het Parlement, de Raad en de Commissie te maken,
b)
is van mening dat het formele standpunt van de Raad over de prioriteiten voor de Algemene Vergadering van de VN door de permanente vertegenwoordigingen in New York als bindend politiek platform dient te worden beschouwd, dat als basis moet worden gebruikt voor onderhandelingen met andere landen,
c)
is van mening dat de coördinatie van de standpunten van de EU-lidstaten binnen de VN in het algemeen moet beginnen in de relevante werkgroepen van de Raad, waardoor het voor diplomaten in New York gemakkelijker wordt een gemeenschappelijk standpunt te bereiken over specifieke kwesties in de VN-organen en waardoor er meer tijd is om met andere regionale groepen van landen of landen die deel uitmaken van dergelijke andere groepen, te overleggen of te onderhandelen,
d)
verzoekt de Raad en de Commissie te overwegen om hun kantoren in New York en Genève te reorganiseren en uit te breiden gezien de grotere bevoegdheden en verantwoordelijkheden die de EU-vertegenwoordigers naar verwachting zullen krijgen wanneer het Verdrag van Lissabon is geratificeerd, zodat een optimale coördinatie en synergie wordt gewaarborgd tussen Gemeenschapsbeleid, programma's en -geld en de instrumenten en missies die deel uitmaken van het gemeenschappelijk buitenlands beleid en veiligheidsbeleid van de EU,
6 /PE 410.854
NL
e)
dringt er bij de Raad en de Commissie op aan uitvoerig na te gaan welke gevolgen het Verdrag van Lissabon heeft voor de toekomstige vertegenwoordiging van de EU bij de VN, en dringt er bij de EU-lidstaten op aan zich er duidelijk en ondubbelzinnig toe te verbinden om te waarborgen dat de EU adequate zichtbaarheid en autoriteit geniet binnen de organen en fora van de VN,
f)
moedigt de Raad aan om zo spoedig mogelijk te onderhandelen over de operationele aard van de status van de EU als "waarnemer" bij de VN en deze vast te stellen,
g)
verzoekt de EU-lidstaten eveneens te vragen om een herziening van de huidige structuur van regionale groepen van landen binnen de VN, zodat wordt gewaarborgd dat deze structuur een weerspiegeling vormt van het lidmaatschap van de EU tengevolge van de laatste uitbreiding,
h)
verzoekt de Raad en de Commissie het Parlement regelmatig op de hoogte te stellen van de gevolgen, inclusief die op begrotingsgebied, van alle mogelijke stappen in de richting van een reorganisatie van de aanwezigheid van de EU binnen de verschillende onderdelen van de VN, waaronder het Secretariaat, en als het gaat om financiële middelen en programma's van de VN,
De EU-bijdrage tot VN-hervormingen i)
verwelkomt de hervatting van de activiteiten van de werkgroep inzake de revitalisatie van de Algemene Vergadering van de VN, die tot taak heeft na te gaan hoe de rol, autoriteit, doeltreffendheid en efficiency van de Vergadering zouden kunnen worden verbeterd, en verzoekt de EU-lidstaten zich in dit verband sterk te maken voor het toekennen van een belangrijkere rol aan de voorzitter van de Algemene Vergadering, gepaard met het toewijzen van adequate financiële, personele en infrastructurele middelen en voor het bewerkstelligen van een systematischer samenwerking tussen de Algemene Vergadering, de secretaris-generaal en de VN-Veiligheidsraad, zodat de verantwoordingsplicht en de legitimiteit van dit laatste orgaan worden vergroot,
j)
moedigt de EU-lidstaten aan om de langverwachte mandaatherziening te blijven eisen, die bedoeld is om het werkprogramma van de VN te versterken en te actualiseren zodat dit in overeenstemming is met de hedendaagse eisen van EUlidstaten en waarbij een herziening wordt uitgevoerd van alle mandaten ouder dan vijf jaar die hun oorsprong vinden in resoluties van de Algemene Vergadering en andere organen,
k)
herinnert de EU-lidstaten aan de toezeggingen die tijdens de Wereldtop van 2005 zijn gedaan om de VN te versterken middels een aantal hervormingen van het bestuur en het secretariaat; verzoekt de Raad deze hervormingen te ondersteunen zodat de verantwoordelijkheid en het overzicht toenemen, de bestuurlijke prestaties en transparantie worden verbeterd en de ethiek, doeltreffendheid en organisatiecapaciteit worden versterkt door in de eerste plaats aandacht te besteden aan de hervorming van de structuur van het secretariaat,
l)
dringt er bij de Raad op aan om te waarborgen dat het Departement voor Vredesoperaties van de VN en het Departement Politieke Zaken van de VN een personeelsniveau hebben dat overeenkomt met hun taken en verantwoordelijkheden en om de inspanningen van de secretaris-generaal van de VN op dit gebied te PE 410.854\ 7
NL
ondersteunen, m)
dringt er bij de EU-lidstaten op aan de inspanningen van de secretaris-generaal van de VN bij de uitvoering van het concept ‘verantwoordelijkheid voor bescherming’, zoals goedgekeurd op de Wereldtop 2005, te ondersteunen; roept de EU-lidstaten op actief aan dit proces deel te nemen,
n)
verzoekt de Raad zijn volledige steun te geven aan de hervatting van de onderhandelingen die gericht zijn op het ten uitvoer leggen van de aanbevelingen van het High-Level Panel on System-wide Coherence, en beveelt de EU-lidstaten aan actief samen te werken met de ontwikkelingslanden die Europese of nationale hulp ontvangen en de collectieve invloed van de EU evenals de individuele invloed van de EU-lidstaten aan te wenden voor het verzekeren van de steun van deze landen aan de reorganisatie van de manier waarop VN-hulp wordt geboden en aan de bevordering van een grotere samenhang van het VN-beleid in het veld,
o)
verzoekt de EU-lidstaten tot een meer samenhangend standpunt inzake de hervorming van de VN-Veiligheidsraad te komen, een standpunt dat, terwijl wordt vastgehouden aan het uiteindelijke doel van een permanente zetel voor de EU binnen een hervormde VN, ondertussen meer gewicht beoogt te geven aan de EU op een manier die in overeenstemming is de met EU-bijdrage aan VN-vredesoperaties en VNontwikkelingshulp;
p)
herinnert de EU-lidstaten er in dit opzicht aan dat het van het allergrootste belang is ervoor te zorgen dat EU-lidstaten die zitting hebben in de VN-Veiligheidsraad, officiële EU-standpunten verdedigen, andere EU-lidstaten naar behoren op de hoogte houden van de discussies die in de Veiligheidsraad worden gevoerd en hun standpunten actief coördineren met de relevante werkgroepen van de Raad,
q)
verzoekt de EU-lidstaten de taakgroep van de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN, Srgjan Kerim, inzake hervorming van de Veiligheidsraad te ondersteunen; verwelkomt in dit opzicht het feit dat de hervorming van de Veiligheidsraad op stoom is gekomen als gevolg van een initiatief dat wordt aangeduid als het "Overarching Process"; moedigt de Raad aan om, met het oog op het realiseren van tastbare vooruitgang op dit gebied, een discussie te stimuleren die zich richt op punten van overeenstemming,
De EU en de VN-Mensenrechtenraad r)
dringt er bij EU-lidstaten, en met name bij Frankrijk en Slowakije als nieuw gekozen leden van de VN-Raad voor de mensenrechten, op aan om hun inspanningen voor de waarborging van een succesvol functioneren van de Mensenrechtenraad te verdubbelen met het oog op de bescherming en bevordering van universele rechten; verzoekt in dit opzicht om een grotere verantwoordingsplicht in de procedure voor het vaststellen en vernieuwen van speciale procedures en het aanwijzen van mandaathouders, die gebaseerd zou moeten zijn op de beginselen van transparantie en daadwerkelijke concurrentie,
s)
benadrukt het belang van deelname van het maatschappelijk middenveld aan het werk van de VN-Raad voor de mensenrechten, en dringt er bij de EU-lidstaten die deelnemen aan de werkzaamheden van de VN-Raad voor de mensenrechten op aan
8 /PE 410.854
NL
om effectieve manieren en instrumenten te introduceren waardoor het maatschappelijk middenveld kan participeren in de VN-Raad voor de mensenrechten teneinde de mensenrechten in de wereld beter te beschermen en een positieve bijdrage te leveren aan de transparantie van de instelling, t)
roept de Raad op tot ondersteuning van inspanningen om de verantwoordingsplicht van de VN-lidstaten op het gebied van de mensenrechten te vergroten door het verhogen van de efficiëntie van de Universal Periodic Review, met name door middel van striktere procedures ter vermijding van opzettelijke obstructie of afleidingsmanoeuvres,
u)
is bezorgd over kritiek die onlangs is geuit op het werk van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten; doet een beroep op de EU-lidstaten om hun steun voor het Bureau uit te spreken, vooral in het Vijfde Comité van de Algemene Vergadering, teneinde ervoor te zorgen dat er geen sprake is van inmenging in de onafhankelijkheid van het Bureau en dat het Bureau alle financiële middelen krijgt die het nodig heeft om zijn mandaat uit te voeren, dringt er bij de lidstaten van de EU op aan om nauwlettend toezicht te houden op de lopende procedure voor de benoeming van de nieuwe Hoge Commissaris gezien het feit dat het mandaat van de Commissaris, Louise Arbor, in juni 2008 is verstreken,
v)
verzoekt alle EU-lidstaten betrokken te blijven bij de voorbereidingen voor de vervolgconferentie van Durban in 2009 en te waarborgen dat de conferentie alle belanghebbenden de mogelijkheid biedt om hun vastberadenheid en toewijding te hernieuwen als het gaat om de strijd tegen racisme, rassen- en kastediscriminatie, vreemdelingenhaat en alle andere vormen van intolerantie, en concrete maatstaven vast te stellen met het oog op het uitbannen van racisme, op basis en met volledige inachtneming van de Verklaring van Durban en het actieprogramma,
w)
verzoekt de Raad om ervoor te zorgen dat er geen herhaling plaatsvindt van de negatieve gevolgen van de eerste conferentie van Durban; vraagt alle EU-lidstaten ervoor te zorgen dat het maatsschappelijk middenveld deelneemt aan de vervolgconferentie van Durban in Genève in 2009, in overeenstemming met het VNhandvest en resolutie 1996/31 van de Economische en Sociale Raad van de VN van 25 juli 1996,
x)
roept alle EU-lidstaten op de rechten van kinderen te bevorderen en te beschermen door het ondersteunen van de integratie van de rechten van kinderen in alle activiteiten binnen de relevante organen en mechanismen van het VN-systeem,
De EU en de PCB y)
is van mening dat EU-lidstaten hun collectieve steun moeten geven aan een versterking van de rol van de PBC ten opzichte van het VN-systeem, moeten waarborgen dat er door de relevante VN-organen voldoende rekening wordt gehouden met de aanbevelingen van deze commissie, en meer synergieën moeten bepleiten tussen de PBC en de VN-instellingen, -fondsen en -programma’s; benadrukt het belang van nauwere samenwerking tussen de PBC en internationale financiële instellingen die actief betrokken zijn bij landen die herstellende zijn van een conflict,
z)
verzoekt de Raad en de EU-lidstaten bijdragen aan het VN-fonds voor vredesopbouw PE 410.854\ 9
NL
aan te moedigen teneinde ervoor te zorgen dat het van voldoende middelen wordt voorzien, aa)
dringt er bij EU-lidstaten in de Veiligheidsraad op aan overleg met de PBC te bevorderen inzake het verwijzen van nieuwe landen naar de Commissie voor vredesopbouw en inzake het mandaat van geïntegreerde vredesopbouw-operaties, in het bijzonder met het oog op een soepele overgang te zijner tijd van vredeshandhaving naar vredesopbouw; juicht in dit verband het feit toe dat het steunbureau voor vredesopbouw betrokken is bij het geïntegreerde planningsproces van missies,
ab)
is van mening dat, naast het verbeteren van de coördinatie tussen betrokken partijen, het waarborgen van voorspelbare financiering en het uitbreiden van de aandacht die internationaal wordt besteed aan landen die net een conflict achter de rug hebben, het essentieel is dat de PBC in samenwerking met de relevante VN-departementen aandacht besteedt aan de noodzaak om de leercapaciteit van de organisatie op het gebied van vredesopbouw te verbeteren,
ac)
benadrukt met het oog op het bovenstaande de noodzaak om ervoor te zorgen dat de personele en financiële middelen die beschikbaar zijn voor de PBC in verhouding staan tot de taken en verwachtingen van VN-organen en de begunstigde landen; verzoekt de EU-lidstaten deze kwestie aan de orde te stellen in de relevante commissie van de Algemene Vergadering van de VN,
De EU en de millenniumontwikkelingsdoelstellingen ad)
dringt er bij de Raad op aan de oproepen te steunen van voorzitter Barroso en commissaris Louis Michel aan de EU-lidstaten om duidelijke, bindende nationale tijdschema's en begrotingen op te stellen voor een verhoging van de reële steun teneinde de beloofde collectieve doelstelling van 0,56% van het bruto nationaal inkomen in 2010 en 0,7% in 2015 te halen,
ae)
herinnert de EU-lidstaten eraan dat er nu geen nieuwe beloften of nieuwe procedures nodig zijn voor het bereiken van de millenniumdoelstellingen, en dat de nadruk moet liggen op het voldoen aan de reeds gedane beloften en toezeggingen en op verdere verbetering van de bestaande procedures,
af)
wijst op de blijvende noodzaak om de crisis in de publieke financiering van de gezondheidszorg aan te pakken, wil men de drie millenniumdoelstellingen inzake gezondheid weer op de rails krijgen, en wel door middel van adequate en voorspelbare periodieke financiering van menselijke hulpbronnen, toegang tot geneesmiddelen en gedecentraliseerd en participatief beheer, en roept de lidstaten van de EU op alles in het werk te stellen om universele, geïntegreerde gezondheidsstelsels die beantwoorden aan lokale behoeften te versterken, en geleidelijk ook de programma’s die op specifieke ziekten zijn gericht daarin te integreren (millenniumdoelstelling 6),
ag)
is van oordeel dat gendergelijkheid (millenniumdoelstelling 3) een essentieel onderdeel vormt van de inspanningen om de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken en beveelt aan dat de EU-lidstaten snel het mondiale financieringstekort voor de verwezenlijking van millenniumdoelstelling 3 aanpakken;
10 /PE 410.854
NL
merkt op dat naast onderwijs de emancipatie van vrouwen in aanzienlijke mate bijdraagt aan de verwezenlijking van millenniumdoelstelling 4 inzake kindersterfte en millenniumdoelstelling 5 inzake de gezondheid van moeders, welke belangrijke indicatoren zijn voor de algemene vooruitgang op ontwikkelingsgebied, ah)
merkt op dat, ondanks de aanzienlijke vooruitgang in de afgelopen jaren richting universeel basisonderwijs, ongeveer 93 miljoen kinderen in de basisschoolleeftijd, voor het merendeel meisjes, in 2006 nog steeds niet naar school gingen, en vraagt de EU-lidstaten te voorzien in de toenemende behoefte aan financiële steun voor onderwijs, onder andere in kwetsbare staten die door conflicten zijn getroffen,
ai)
brengt de EU-verplichtingen om een coherent ontwikkelingsbeleid te bevorderen in herinnering en beveelt de Raad en de EU-lidstaten aan een VN-brede discussie aan te moedigen over hoe ervoor gezorgd kan worden dat de inspanningen en doelstellingen op het gebied van de klimaatverandering de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen versterken, en merkt op dat veel grotere bijdragen aan aanpassingsfondsen nodig zijn om de ontwikkeling in de armste landen ‘klimaatbestendig’ te maken,
aj)
dringt er bij de EU-lidstaten op aan actief deel te nemen aan de vergadering op hoog niveau over de uitvoering van het nieuwe partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD) op 22 september 2008 en aan de VN-bijeenkomst op hoog niveau over de millenniumdoelstellingen op 25 september 2008 in New York,
ak)
beveelt de Raad en de EU-lidstaten aan opnieuw de schuldverlichting op VN-niveau ter discussie te stellen om te komen tot een herdefiniëring van de criteria inzake de duur van de schuld met als doel veeleer de verwezenlijking van ontwikkelingsdoelstellingen te bevorderen dan terugbetaling van de schuld,
al)
is van mening dat het moedersterftecijfer onaanvaardbaar hoog blijft in veel ontwikkelingslanden, waar elk jaar meer dan 500 000 vrouwen sterven aan behandelbare en te voorkomen complicaties in verband met zwangerschap en bevalling; dringt er derhalve bij de EU-lidstaten aan op aanzienlijk grotere inspanningen en meer financiële middelen om te zorgen voor universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsinformatie en -diensten, die essentieel zijn voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen inzake gezondheid, gendergelijkheid en de strijd tegen de armoede,
am) dringt er in het licht van de huidige voedselcrisis bij de Raad en de EU-lidstaten op aan om maatregelen te nemen ter beperking van handelsverstoringen, De samenwerking tussen de EU en de VN in de praktijk verbeteren an)
dringt er bij de EU-lidstaten en de Commissie op aan het VN-Fonds voor de democratie (UNDEF) te ondersteunen, zowel in politiek als in financieel opzicht,
ao)
verzoekt de Raad en met name die EU-lidstaten die permanent of niet-permanent lid van de Veiligheidsraad van de VN zijn, te pleiten voor een herziening van het VNsanctiestelsel (zwarte lijsten van terroristen) om het in overeenstemming te brengen met de verplichtingen van het VN-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (UNCCPR), met name via het instellen van goede aanmeldings- en PE 410.854\ 11
NL
beroepsprocedures; is in dit verband verheugd, als een eerste stap in de goede richting, over de goedkeuring van resolutie 1730 (2006) van de Veiligheidsraad van de VN, waarbij een procedure voor het van de lijst verwijderen wordt vastgesteld, alsmede een ontvangstpunt in het VN-secretariaat voor verzoeken daartoe, ap)
roept de EU-lidstaten op om binnen de VN en voorafgaand aan de bovengenoemde toetsingsconferentie, een debat te starten over de uitdagingen waarmee het Internationaal Strafhof wordt geconfronteerd en die afbreuk kunnen doen aan de doeltreffendheid van het Hof, teneinde tot overeenstemming te komen over de nog steeds niet vastgelegde definitie van het misdrijf agressie en de voorwaarden waaronder het Hof gebruik kan maken van zijn rechtsmacht, zoals bedoeld in artikel 5, lid 2 van het Statuut van Rome,
aq)
is van mening dat de EU, gezien de duidelijke gevolgen die de klimaatverandering zal hebben voor het bestaan van miljoenen mensen, de partijen bij de Kaderovereenkomst van de VN inzake klimaatsverandering actief moet aanmoedigen tot het voeren van onderhandelingen, die tegen het einde van 2009 moeten uitlopen op een internationale overeenkomst over dit onderwerp; doet een beroep op de EU-lidstaten om het voortouw te nemen bij deze uitgebreide mondiale onderhandelingen; dringt er bovendien bij de EU-lidstaten op aan om in dit verband het gebruik van hernieuwbare en CO2-neutrale energiebronnen te bevorderen; is tenslotte van mening dat de EUlidstaten moeten overwegen een aanbeveling te doen tot de oprichting van een rampenadvieseenheid op VN-niveau, die stelselmatig adviezen aan regeringen zou kunnen verstrekken over de wijze waarop zij zich effectief kunnen voorbereiden op hulpverlening bij natuurrampen;
ar)
verzoekt betrokken partijen bij zowel de EU als de VN algemene aandacht te schenken aan de samenwerking tussen de EU en de Afrikaanse Unie bij het bewerkstelligen van vrede en veiligheid op het Afrikaanse continent en zich hierbij in het bijzonder te richten op manieren waarop de VN de kwaliteit van haar missies kan verbeteren door gebruik te maken van de aanvullende vaardigheden van de EU; raadt aan uitgebreid aandacht te besteden aan het samenvoegen van vaardigheden zodat er synergie wordt gecreëerd, niet alleen op het gebied van technologie en militair materieel maar ook op het gebied van legitimiteit en acceptatie, evenals op het gebied van kostenbesparingen en geschiktheid voor het mandaat;
as)
roept de Raad op hoge prioriteit te blijven geven aan de opbouw van succesvolle regio-overschrijdende samenwerkingsverbanden, met name aan de samenwerking met partners in alle regio's van de wereld om te zorgen voor de effectieve uitvoering van resolutie 62/149 van de Algemene Vergadering van de VN, waarin wordt opgeroepen tot een wereldwijd moratorium op executies, teneinde tot afschaffing van de doodstraf te komen,
at)
neemt kennis van het feit dat de secretaris-generaal van de VN besloten heeft om een andere vorm te geven aan de VN-missie in Kosovo, waarbij de EU de mogelijkheid krijgt om een belangrijker operationele rol te spelen met betrekking tot de verdediging van de rechtstaat, en verzoekt de EU-lidstaten, die de uitvoering van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie (EULEX) unaniem hebben goedgekeurd, nauwlettend toezicht te houden op de wijze waarop dit besluit ter plaatse ten uitvoer wordt gelegd;
12 /PE 410.854
NL
au)
is bezorgd over de impasse in de onderhandelingen in verband met ontwapening over kwesties als een verdrag betreffende het verbod op de vervaardiging van splijtstoffen voor kernwapens en een protocol voor de controle op het Verdrag inzake biologische wapens, alsmede over het gebrek aan voortgang met betrekking tot de ratificatie van het Verdrag inzake een algeheel verbod op kernproeven; erkent niettemin dat de 63ste zitting van de VN de EU een uitstekende gelegenheid biedt om leiderschap te tonen ten aanzien van het bevorderen van de ratificatie en wereldwijde ondertekening van het onlangs overeengekomen verdrag inzake het verbod op clustermunitie, en ten aanzien van het openen van onderhandelingen over een internationaal verdrag inzake wapenhandel en een internationaal verdrag tot instelling van een wereldwijd verbod op wapens met verarmd uranium; verzoekt de EU en de VN om te blijven streven naar versterking van het VN-actieprogramma inzake de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens, en naar uitbreiding van het toepassingsgebied van het Verdrag van Ottawa inzake een verbod op landmijnen,
av)
dringt er bij de EU-lidstaten op aan alles te doen wat noodzakelijk is om te komen tot een internationale consensus waardoor de onderhandelingen over het algemene verdrag inzake internationaal terrorisme kunnen worden afgesloten,
aw) verzoekt de Raad alle activiteiten en adequate financiering gericht op de integratie van genderkwesties in alle aspecten van de activiteiten van de VN aan te moedigen, ax)
dringt er bij de Raad op aan alle activiteiten te ondersteunen die gericht zijn op de bestrijding van het uitsterven van soorten en de bescherming van het milieu, en op het vrijmaken van de nodige financiële middelen;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad alsmede, ter informatie, aan de Commissie.
PE 410.854\ 13
NL
P6_TA-PROV(2008)0340 Wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen ***II Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (Spoorwegveiligheidsrichtlijn) (16133/3/2007 – C6-0129/2008 – 2006/0272(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, – gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (16133/3/2007 – C6 0129/2008)1, – gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt2 inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0784), – gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 62 van zijn Reglement, – gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0346/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1 2
PB C 122 E van 20.5.2008, blz. 10. Aangenomen teksten van 29.11.2007, P6_TA(2007)0557.
14 /PE 410.854
NL
P6_TC2-COD(2006)0272 Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 9 juli 2008 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (spoorwegveiligheidsrichtlijn) (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Na raadpleging van het Comité van de Regio's, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
In het kader van het streven naar een interne markt voor spoorwegvervoersdiensten hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2004/49/EG3 aangenomen teneinde een gemeenschappelijk regelgevend kader voor de veiligheid van het spoorverkeer tot stand te brengen.
2)
Oorspronkelijk werden de vergunningsprocedures voor de indienststelling van spoorvoertuigen geregeld in Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem4 en Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de
1 2
3
4
PB C 256 van 27.10.2007, blz. 39. Standpunt van het Europees Parlement van 29 november 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 3 maart 2008 (PB C 122 E van 20.5.2008, blz. 10) en standpunt van het Europees Parlement van 9 juli 2008. Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (spoorwegveiligheidsrichtlijn) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44). Gerectificeerd in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 16. PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/32/EG van de Commissie (PB L 141 van 2.6.2007, blz. 63). PE 410.854\ 15
NL
interoperabiliteit van het conventionele Europese spoorwegsysteem1, voor nieuwe of aangepaste delen van het communautaire spoorwegsysteem, en in Richtlijn 2004/49/EG, voor voertuigen die reeds in gebruik zijn. Conform het principe van betere regelgeving, en met het oog op de vereenvoudiging en modernisering van de communautaire wetgeving moeten alle bepalingen in verband met vergunningen voor het in bedrijf stellen van spoorvoertuigen in één wetgevingsbesluit ondergebracht worden. Daarom moet het huidige artikel 14 van Richtlijn 2004/49/EG vervallen en moet een nieuwe bepaling inzake vergunningen voor het in dienst stellen van voertuigen die reeds in gebruik zijn, worden opgenomen in Richtlijn 2008/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van .... betreffende de interoperabiliteit van het communautaire spoorwegsysteem+2 (hierna de "spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn" genoemd) die de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG heeft vervangen. (3)
Door de inwerkingtreding op 1 juli 2006 van het Internationale railvervoerverdrag (COTIF-verdrag) van 1999 gelden nieuwe regels voor het gebruik van voertuigen. Volgens het CUV (Uniform Rules concerning Contracts of Use of Vehicles in International Rail Traffic)-aanhangsel bij dit verdrag zijn houders van wagons niet langer verplicht hun wagons bij een spoorwegonderneming te laten registreren. De oude RIV (Regolamento Internazionale Veicoli)-overeenkomst tussen spoorwegondernemingen is niet meer van toepassing en is ten dele vervangen door de nieuwe particuliere en vrijwillige overeenkomst (General Contract of Use for Wagons - GCU) tussen spoorwegondernemingen en houders van wagons, waarbij de laatstgenoemden belast zijn met het onderhoud van hun wagons. Om met deze wijzigingen rekening te houden en de uitvoering van Richtlijn 2004/49 wat betreft de veiligheidscertificering van spoorwegondernemingen te vergemakkelijken, moeten de begrippen "houder" en "met het onderhoud belaste entiteit" gedefinieerd worden, en moet de verhouding tussen deze entiteiten en spoorwegondernemingen nader worden toegelicht.
(4)
De definitie van "houder" moet zo dicht mogelijk liggen bij de definitie van het COTIFverdrag van 1999. Vele entiteiten kunnen als houder van een voertuig worden aangewezen: de eigenaar, een bedrijf dat wagons exploiteert, een bedrijf dat voertuigen aan een spoorwegonderneming verhuurt, een spoorwegonderneming, een infrastructuurbeheerder die voertuigen gebruikt om zijn infrastructuur te onderhouden, enz. Deze entiteiten hebben de controle over het voertuig met de bedoeling dat het als vervoermiddel door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders wordt gebruikt. Om twijfel te voorkomen, moet de houder duidelijk aangewezen worden in het nationaal voertuigregister (NVR) bedoeld in artikel 33 van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn.
(5)
Om de samenhang met de bestaande wetgeving op het gebied van spoorwegen te waarborgen en overmatige last te vermijden, zijn historische, museum- en toeristische spoorlijnen vrijgesteld van de toepassing van deze richtlijn.
(6)
Voordat een voertuig in dienst wordt gesteld of op het netwerk wordt gebruikt, moet in het NVR een entiteit worden aangewezen die met het onderhoud is belast. Een spoorwegonderneming, een infrastructuurbeheerder of een houder kan een met het onderhoud belaste entiteit zijn.
1 + 2
PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/32/EG van de Commissie. PB: gelieve nummer en datum van de richtlijn in te voegen. Zie blz. … van dit Publicatieblad.
16 /PE 410.854
NL
(7)
De lidstaten moeten aan de hand van alternatieve maatregelen kunnen voldoen aan de verplichting om de met het onderhoud belaste entiteit aan te wijzen en te certificeren in het geval van voertuigen die in een derde land geregistreerd zijn en die worden onderhouden overeenkomstig de wetgeving van dat land, voertuigen die gebruikt worden op netwerken of spoorweglijnen waarvan de spoorbreedte verschilt van die van het algemene spoornetwerk binnen de Gemeenschap en waarvoor aan de verplichting om een met het onderhoud belaste entiteit aan te wijzen, wordt voldaan door middel van internationale overeenkomsten met derde landen, en voertuigen gebruikt door historische, museum- en toeristische spoorlijnen of voor militaire doeleinden of bijzonder transport waarvoor de nationale veiligheidsinstantie vóór de dienstverlening een ad hoc-vergunning moet verlenen. In deze gevallen moet de betrokken lidstaat voertuigen kunnen accepteren op het netwerk waarvoor hij bevoegd is zonder dat voor deze voertuigen een met het onderhoud belaste entiteit is aangewezen of zonder dat de met het onderhoud belaste entiteit gecertificeerd is. Voor dergelijke afwijkingen moet echter een formeel besluit worden genomen door de betrokken lidstaat; bovendien analyseert het Europees Spoorwegbureau (hierna: "het Bureau") de afwijkingen in het kader van zijn verslag inzake veiligheidsprestaties.
(8)
Indien een spoorwegmaatschappij of infrastructuurbeheerder gebruikmaakt van een voertuig waarvoor geen met het onderhoud belaste entiteit is geregistreerd of waarvoor de met het onderhoud belaste entiteit niet gecertificeerd is, moet de spoorwegmaatschappij of infrastructuurbeheerder alle met het gebruik van een dergelijk voertuig verbonden risico's beheersen; het vermogen om deze risico's te beheersen moet door de spoorwegmaatschappij of infrastructuurbeheerder worden aangetoond aan de hand van de certificering van hun veiligheidsbeheersysteem, en, indien van toepassing, aan de hand van hun veiligheidscertificering of -vergunning.
(9)
Voor goederenwagons moet de met het onderhoud belaste entiteit gecertificeerd worden volgens een door het Bureau en door de Commissie vast te stellen te keuren systeem. Wanneer de met het onderhoud belaste entiteit een spoorwegonderneming of een infrastructuurbeheerder is, moet deze certificering deel uitmaken van de veiligheidscertificatie- of -vergunningsprocedure. Het certificaat dat aan een dergelijke entiteit wordt afgegeven, garandeert dat elke goederenwagon waarvoor zij verantwoordelijk is, voldoet aan de onderhoudsvereisten van deze richtlijn. Het certificaat moet in de gehele Gemeenschap geldig zijn en moet worden afgegeven door een instantie die in staat is de door dergelijke entiteiten opgezette onderhoudssystemen te controleren. Aangezien goederenwagons frequent worden gebruikt in het internationale verkeer en aangezien een met het onderhoud belaste entiteit kan willen gebruikmaken van werkplaatsen in meer dan één lidstaat, moet de certificeringsinstantie in staat zijn controles uit te voeren in de hele Gemeenschap.
(10) In het kader van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn worden onderhoudsvereisten opgesteld, als onderdeel van technische specificaties inzake interoperabiliteit (TSI's) voor rollend materieel. Ten gevolge van de inwerkingtreding van deze richtlijn moet worden gezorgd voor samenhang tussen deze TSI's en de door de Commissie te ontwikkelen certificeringsvereisten voor de entiteit die met het onderhoud is belast. De Commissie zal dit bewerkstelligen door waar dat van toepassing is, de relevante TSI's te wijzigen via de in de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn vastgestelde procedure.
PE 410.854\ 17
NL
(11) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verder ontwikkelen en verbeteren van de veiligheid op het communautaire spoor, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van de maatregel beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te bereiken. (12) De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van Richtlijn 2004/49/EG worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden1. (13) De Commissie dient derhalve de bevoegdheid te krijgen om de bijlagen bij Richtlijn 2004/49/EG te herzien en aan te passen, gemeenschappelijke veiligheidsmethoden en -doelstellingen vast te stellen en te wijzigen, alsmede een certificeringsregeling in te stellen voor onderhoud. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële elementen van Richtlijn 2004/49/EG onder meer door aanvulling met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG. (14) Voor een lidstaat die niet over een spoorwegnet beschikt en niet verwacht er binnen afzienbare tijd over te zullen beschikken, zou de verplichting tot omzetting en uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn onevenredig en zinloos zijn. Een dergelijke lidstaat moet derhalve, zolang hij niet over een spoorwegsysteem beschikt, van de verplichting tot omzetting en toepassing van deze richtlijn worden vrijgesteld. (15) Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven"2 worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen overzicht op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken. (16) Richtlijn 2004/49/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Wijzigingen Richtlijn 2004/49/EG wordt als volgt gewijzigd: 1)
Aan artikel 2, lid 2, worden de volgende punten toegevoegd: "d) historische voertuigen die op nationale netwerken rijden, mits ze voldoen aan de nationale veiligheidsregels- en voorschriften, met als doel de veilige verplaatsing van dergelijke voertuigen te garanderen;
1 2
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11). PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
18 /PE 410.854
NL
e) 2)
historische, museum- en toeristische spoorlijnen op eigen netwerken, met inbegrip van werkplaatsen, voertuigen en personeel.";
aan artikel 3 worden de volgende punten toegevoegd: "s)
"houder": de persoon of entiteit die eigenaar is van een voertuig of het recht heeft het te gebruiken, het voertuig exploiteert als vervoermiddel en als zodanig geregistreerd is in het Nationaal Voertuigregister (NVR) bedoeld in artikel 33 van Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het communautaire spoorwegsysteem*+ (hierna de "spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn" genoemd);
t)
"met het onderhoud belaste entiteit": een entiteit die belast is met het onderhoud van een voertuig, en als zodanig geregistreerd is in het NVR;
u)
"voertuig": een spoorvoertuig dat op eigen wielen voortbeweegt op spoorlijnen, met of zonder aandrijving. Een voertuig bestaat uit een of meer structurele en functionele subsystemen of onderdelen van dergelijke subsystemen." __________ *
PB L …";
3)
in artikel 4, lid 4, wordt de term "wagonexploitant" vervangen door "houder van wagons";
4)
artikel 5, lid 2, wordt vervangen door: "2.
5)
Bijlage I wordt voor 30 april 2009 herzien, met name om daarin gemeenschappelijke definities van de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren alsmede een uniforme methode voor de berekening van de kosten van ongevallen op te nemen. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.";
artikel 6 wordt als volgt gewijzigd: a)
lid 1 wordt vervangen door: "1.
Een eerste reeks van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden, die tenminste de in lid 3, onder a), bedoelde methoden omvat, wordt uiterlijk 30 april 2008 door de Commissie goedgekeurd. Deze methoden worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Een tweede reeks van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden, die het resterende deel van de in lid 3 bedoelde methoden omvat, wordt uiterlijk 30 april 2010 door de Commissie goedgekeurd. Deze methoden worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
+
Gelieve nr. en datum van de richtlijn in te voegen. PE 410.854\ 19
NL
Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing."; b)
lid 3, punt c), wordt vervangen door: "c)
c)
lid 4 wordt vervangen door: "4.
6)
voor zover zij nog niet onder technische specificaties inzake interoperabiliteit vallen, methoden om te controleren of de subsystemen van structurele aard van het spoorwegsysteem overeenkomstig de essentiële eisen worden geëxploiteerd en onderhouden.";
De gemeenschappelijke veiligheidsmethoden worden regelmatig herzien met inachtneming van de bij de toepassing ervan opgedane ervaring, de algehele ontwikkeling van de veiligheid op het spoor en de in artikel 4, lid 1, bedoelde verplichtingen van de lidstaten. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen onder meer door haar aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.";
artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: a)
de eerste en de tweede alinea van lid 3 worden vervangen door: "De eerste reeks ontwerp-gemeenschappelijke veiligheidsdoelen is gebaseerd op een onderzoek van de bestaande doelen en veiligheidsprestaties in de lidstaten, en zorgt ervoor dat in geen enkele lidstaat afbreuk wordt gedaan aan de huidige veiligheidsprestaties van het spoorwegsysteem. Deze doelen worden uiterlijk op 30 april 2009 door de Commissie goedgekeurd en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen onder meer door haar aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. De tweede reeks ontwerp-gemeenschappelijke veiligheidsdoelen wordt gebaseerd op de ervaring die bij de eerste reeks en de toepassing daarvan is opgedaan. Deze doelen betreffen prioritaire gebieden waar de veiligheid nog verder verbeterd moet worden. Zij worden uiterlijk op 30 april 2011 door de Commissie goedgekeurd en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen onder meer door haar aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.";
b)
lid 5 wordt vervangen door: "5.
20 /PE 410.854
NL
De gemeenschappelijke veiligheidsdoelen worden regelmatig herzien in het licht van de algehele ontwikkeling van de spoorwegveiligheid. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen onder meer door haar aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.";
7)
artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: a)
de tweede alinea van lid 1 wordt vervangen door: "Het veiligheidscertificaat geldt als bewijs dat de spoorwegonderneming een veiligheidsbeheersysteem tot stand heeft gebracht en kan voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in technische specificaties inzake interoperabiliteit en andere relevante communautaire wetgeving en in nationale veiligheidsvoorschriften teneinde risico's te beheersen en op een veilige manier vervoersdiensten op het net te kunnen aanbieden.";
b)
lid 2, onder b), wordt vervangen door het volgende: "b)
8)
certificering dat de voorzieningen die de spoorwegonderneming heeft getroffen om te voldoen aan specifieke eisen om op het betrokken net zijn diensten op een veilige manier te kunnen verzekeren, zijn goedgekeurd. Deze eisen kunnen onder meer betrekking hebben op de toepassing van technische specificaties inzake interoperabiliteit en nationale veiligheidsvoorschriften, waaronder de exploitatievoorschriften voor het net, de aanvaarding van de certificaten van het personeel en de machtiging om de door de spoorwegonderneming gebruikte voertuigen in dienst te stellen. Deze certificering is gebaseerd op de door de spoorwegonderneming over te leggen documentatie als beschreven in bijlage IV.";
het volgende artikel zal worden toegevoegd. "Artikel 14 bis (nieuw) Onderhoud van voertuigen 1.
Elk voertuig krijgt, voordat het in dienst wordt gesteld of op het netwerk wordt gebruikt, een met het onderhoud belaste entiteit toegewezen die conform artikel 33 van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn in het NVR wordt geregistreerd.
2.
Een spoorwegonderneming, een infrastructuurbeheerder of een houder kan een met het onderhoud belaste entiteit zijn.
3.
Onverminderd de verantwoordelijkheid van de spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerders voor wat de veilige werking van een trein betreft, zoals bepaald in artikel 4, draagt de ▌entiteit er door middel van een onderhoudssysteem zorg voor dat de voertuigen met het onderhoud waarvan zij belast is, in veilige staat zijn. Hiertoe moet de met het onderhoud belaste entiteit er voor zorgen dat de voertuigen worden onderhouden in overeenstemming met: a)
het onderhoudsdossier van elk voertuig; en
b)
de geldende voorschriften, met inbegrip van de onderhoudsregels en de TSIbepalingen.
De met het onderhoud belaste entiteit voert het onderhoud zelf uit of zet een onder contract staand onderhoudsbedrijf in.
PE 410.854\ 21
NL
4.
Voor wat goederenwagons betreft, wordt elke met het onderhoud belaste entiteit gecertificeerd door een instantie die conform lid 5 moet worden geaccrediteerd of erkend, of door een nationale veiligheidsinstantie. De accrediteringsprocedure is gebaseerd op criteria die inzake onafhankelijkheid, competentie en onpartijdigheid, zoals de van toepassing zijnde Europese normen van de reeks EN 45000. De erkenningsprocedure is eveneens gebaseerd op criteria inzake onafhankelijkheid, competentie en onpartijdigheid. Wanneer de met het onderhoud belaste entiteit een spoorwegonderneming of een infrastructuurbeheerder is, wordt de naleving van de voorschriften die zullen worden aangenomen conform lid 5, gecontroleerd door de nationale veiligheidsinstantie in het kader van de procedures waarnaar verwezen wordt in artikel 10 of artikel 11, en wordt de naleving van deze voorschriften bevestigd op de met die procedures verband houdende certificaten.
5.
Op basis van een aanbeveling van het Bureau stelt de Commissie uiterlijk op ...* een maatregel vast tot oprichting van een systeem voor de certificering van entiteiten die belast zijn met het onderhoud van goederenwagons. Certificaten die conform dit systeem worden afgegeven, bevestigen dat is voldaan aan de in lid 3 genoemde vereisten. De maatregel omvat eisen op het gebied van: a)
het door de entiteit opgerichte onderhoudssysteem;
b)
het model en de geldigheid van het aan de entiteit afgegeven certificaat;
c)
de criteria voor de accreditering of erkenning van de instantie of de instanties die verantwoordelijk is/zijn voor de afgifte van certificaten en voor de controles die noodzakelijk zijn voor de werking van het certificatiesysteem;
d)
de datum van de inwerkingstelling van het certificatiesysteem, met inbegrip van een overgangsperiode van één jaar voor bestaande met onderhoud belaste entiteiten.
Deze maatregel tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, middels een aanvulling daarop, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Op basis van een aanbeveling van het Bureau evalueert de Commissie deze maatregel uiterlijk op ...** met als doel alle voertuigen in de werkingssfeer ervan op te nemen en het certificatiesysteem voor goederenwagons indien nodig te herzien. 6.
* **
De conform lid 5 afgegeven certificaten zijn in de hele Gemeenschap geldig.
Twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. Niet meer dan tien jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.
22 /PE 410.854
NL
7.
Het Bureau evalueert het uit hoofde van lid 5 uitgevoerde certificeringsproces in een rapport dat uiterlijk drie jaar na de invoering van de relevante maatregel aan de Commissie wordt voorgelegd.
8.
Voor de volgende gevallen mogen de lidstaten besluiten om aan de hand van alternatieve maatregelen te voldoen aan de verplichting om de met het onderhoud belaste entiteit aan te wijzen en te certificeren: a)
voertuigen die in een derde land geregistreerd zijn en die worden onderhouden overeenkomstig de wetgeving van dat land;
b)
voertuigen die gebruikt worden op netwerken of spoorweglijnen waarvan de spoorbreedte verschilt van die van het algemene spoornetwerk binnen de Gemeenschap en waarvoor aan de in lid 3 genoemde verplichtingen wordt voldaan door middel van internationale overeenkomsten met derde landen;
c)
in artikel 2, lid 2, genoemde voertuigen evenals militaire voertuigen en voertuigen voor bijzonder transport waarvoor de nationale veiligheidsinstantie vóór de dienstverlening een ad hoc-vergunning moet verlenen. In dit geval worden voor periodes van maximaal vijf jaar afwijkingen toegestaan.
Indien de betrokken nationale veiligheidsinstantie afwijkingen toestaat, kunnen dergelijke afwijkende maatregelen worden toegepast: a)
bij de registratie van voertuigen krachtens artikel 33 van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn, voor wat de aanwijzing van de met het onderhoud belaste entiteit betreft;
b)
bij de afgifte van veiligheidscertificaten en -vergunningen aan spoorwegmaatschappijen en infrastructuurbeheerders krachtens artikel 10 en artikel 11 van deze richtlijn, voor wat de aanwijzing of certificering van de met het onderhoud belaste entiteit betreft.
Dergelijke afwijkingen worden vermeld en gerechtvaardigd in het jaarlijkse veiligheidsrapport waarvan sprake is in artikel 18 van deze richtlijn. Indien blijkt dat ongepaste veiligheidsrisico's worden genomen op het communautaire spoorwegsysteem, brengt het Bureau de Commissie hiervan onmiddellijk op de hoogte. De Commissie neemt dan contact op met de betrokken partijen en verzoekt de lidstaat eventueel om zijn besluit tot afwijking te herroepen."; 9)
artikel 16, lid 2, wordt als volgt gewijzigd: a)
punt a) wordt vervangen door: "a)
Zij verleent toestemming om de subsystemen van structurele aard die volgens artikel 15 van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn deel uitmaken van het trans-Europese spoorwegsysteem, in dienst te stellen en controleert of deze subsystemen overeenkomstig de relevante essentiële eisen worden geëxploiteerd en onderhouden;";
PE 410.854\ 23
NL
b)
punt b) wordt geschrapt;
c)
punt g) wordt vervangen door: "g)
10)
aan artikel 18 wordt het volgende punt toegevoegd: "e)
11)
zij waarborgen dat voertuigen naar behoren geregistreerd worden in het NVR en dat de daarin opgenomen informatie inzake veiligheid accuraat en actueel is.";
afwijkingen waartoe overeenkomstig artikel 14 ter, lid 1 bis), is besloten.";
artikel 26 wordt vervangen door: "Artikel 26 Aanpassing van de bijlagen De bijlagen worden aangepast aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.";
12)
artikel 27 wordt als volgt gewijzigd: a)
het volgende lid wordt ingevoegd: "2 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, dan zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.";
b) 13)
lid 4 wordt geschrapt;
punt 3 van bijlage II wordt geschrapt. Artikel 2 Implementatie en omzetting
1.
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ...∗ aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. De verplichting tot omzetting en uitvoering van deze richtlijn is niet van toepassing op Cyprus en Malta zolang deze landen niet beschikken over een spoorwegnet op hun respectieve grondgebied.
∗
24 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.
24 /PE 410.854
NL
2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 3 Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 4 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te║
Voor het Europees Parlement De voorzitter
Voor de Raad De voorzitter
PE 410.854\ 25
NL
P6_TA-PROV(2008)0341 Wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau ***II Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (Spoorwegbureauverordening) (16138/3/2007 – C6-0131/2008 – 2006/0274(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, – gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (16138/3/2007 – C6-0131/2008)1, – gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt2 inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0785), – gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 62 van zijn Reglement, – gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0210/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1 2
PB C 93 E van 15.4.2008, blz. 1. Aangenomen teksten van 29.11.2007, P6_TA(2007)0558.
26 /PE 410.854
NL
P6_TC2-COD(2006)0274 Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 9 juli 2008 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2008 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (Spoorwegbureauverordening) (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Na raadpleging van het Comité van de Regio's, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Bij Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 20043 is een Europees spoorwegbureau ("het bureau") opgericht, dat op technisch niveau moet bijdragen tot de verwezenlijking van een Europese spoorwegruimte zonder grenzen. Naar aanleiding van de ontwikkelingen in de communautaire wetgeving op het gebied van de interoperabiliteit, de spoorwegveiligheid, de ontwikkeling van de markt, de ervaring met het functioneren van het Bureau en de relatie tussen het Bureau en de Commissie dient die verordening op enkele punten te worden gewijzigd en dienen met name bepaalde taken te worden toegevoegd.
(2)
Aan de Commissie wordt kennisgeving van nationale voorschriften gedaan, overeenkomstig zowel Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van ... [betreffende de interoperabiliteit van het communautaire spoorwegsysteem]4+, hierna de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn genoemd, en Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen5, ("de spoorwegveiligheidsrichtlijn"). Deze twee reeksen voorschriften dienen derhalve te worden bestudeerd met name om na te gaan of zij
1 2
3 4 + 5
PB C 256 van 27.10.2007, blz. 39. Standpunt van het Europees Parlement van 29 november 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 3 maart 2008 (PB C 93 E van 15.4.2008, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 9 juli 2008. PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1. Gerectificeerde versie in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 3. Zie blz. … van dit Publicatieblad. Nr. en datum van de richtlijn invoegen. PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44. Gerectificeerde versie in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 16. PE 410.854\ 27
NL
verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke veiligheidsmethoden (CSM's) en de geldende technische specificaties inzake interoperabiliteit (TSI's), en of de geldende gemeenschappelijke veiligheidsdoelen aan de hand van deze voorschriften kunnen worden bereikt. (3)
Ter vereenvoudiging van de procedure voor het vergunnen van de indienststelling van voertuigen die niet beantwoorden aan de relevante TSI's, dienen alle technische en veiligheidsvoorschriften die in elke lidstaat van kracht zijn, in drie groepen te worden geclassificeerd en dienen de resultaten van deze classificatie in een referentiedocument te worden opgenomen. Het Bureau dient derhalve een ontwerp op te stellen voor het aanmaken en bijwerken van dit document door voor elke geverifieerde technische parameter de overeenstemming met de geldende nationale voorschriften vast te stellen en door in het kader van concrete onderling erkende projecten incidentele technische adviezen uit te brengen. Het Bureau kan, nadat het de lijst van parameters opnieuw bezien heeft, wijziging ervan aanbevelen.
(4)
Gelet op zijn juridische bevoegdheden en zijn hoog niveau van technische expertise, is het de taak van het Bureau om duidelijkheid te verschaffen over complexe aangelegenheden in verband met de activiteit in de sector. Daarom kan, in het kader van de procedures voor het vergunnen van de indienststelling van voertuigen, het Bureau om technisch advies worden verzocht ingeval een negatief besluit van een nationale veiligheidsinstantie een negatief besluit heeft genomen of om de gelijkwaardigheid van nationale voorschriften voor de technische parameters die zijn vastgesteld in de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn te beoordelen.
(5)
Het Bureau moet om advies kunnen worden gevraagd over urgente wijzigingen in de TSI's.
(6)
Krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 881/2004 kan het Bureau toezicht uitoefenen op de kwaliteit van het werk van de door de lidstaten aangemelde instanties. Uit een door de Commissie uitgevoerde studie is echter gebleken dat de criteria voor de aanmelding van deze instanties zeer ruim kunnen worden geïnterpreteerd. Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten bij de keuze van de aan te melden instanties en bij het toezicht dat zij uitoefenen om te controleren of deze criteria in acht worden genomen, is het belangrijk dat de gevolgen van dergelijke uiteenlopende interpretaties worden beoordeeld en dat wordt gecontroleerd of ze geen problemen veroorzaken bij de wederzijdse erkenning van certificaten van overeenstemming en EGkeuringsverklaringen. Daarom dient het Bureau in staat te zijn om op verzoek van de Commissie toe te zien op de activiteit van de aangemelde instanties en, indien daar reden toe is, controles te verrichten om te garanderen dat de in de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn genoemde criteria door de betrokken aangemelde instantie in acht worden genomen.
(7)
In artikel 15 van Verordening (EG) nr. 881/2004 wordt bepaald dat het Bureau op verzoek van de Commissie bepaalde verzoeken om financiële steun van de Gemeenschap voor projecten voor de aanleg van spoorweginfrastructuur beoordeelt teneinde na te gaan in hoeverre deze "interoperabel" van aard zijn. Deze "infrastructuurprojecten" dienen te worden uitgebreid om ook de samenhang van het systeem te kunnen beoordelen, bijvoorbeeld bij projecten voor de uitvoering van het European Rail Traffic Management System (ERTMS).
28 /PE 410.854
NL
(8)
Naar aanleiding van de ontwikkelingen op internationaal niveau, en met name de inwerkingtreding van het internationale railverdrag (Convention pour le Transport International Ferroviaire - COTIF) van 1999, dient het Bureau te worden verzocht de relatie tussen spoorwegondernemingen en houders te beoordelen, met name op het gebied van het onderhoud, zulks in het verlengde van zijn werkzaamheden op het gebied van de certificering van onderhoudswerkplaatsen. In dit verband zou het Bureau aanbevelingen kunnen doen betreffende de toepassing van het systeem van vrijwillige certificering van het onderhoud overeenkomstig artikel 14 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn.
(9)
Bij het ontwerpen van de certificeringsregelingen voor diensten die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud en de onderhoudswerkplaatsen, dient het Bureau ervoor te zorgen dat die regelingen in overeenstemming zijn met de reeds aan spoorwegondernemingen toegewezen taken en de toekomstige rol van met onderhoud belaste diensten. Deze regelingen dienen de veiligheidscertificeringsprocedure voor spoorwegondernemingen te vereenvoudigen en nodeloze administratieve belasting en dubbel werk bij controles, inspecties en/of audits te voorkomen.
(10) Het Bureau speelt een leidende rol voor de toekomstige invoering van ERTMS in het gehele spoorwegstelsel. Te dien einde moet worden toegezien op een onderling afgestemde timing van de nationale migratieplannen. (11) Gelet op de vaststelling van het derde spoorwegpakket dient te worden verwezen naar Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen1 ("de machinistenrichtlijn"), waarin diverse door het Bureau te verrichten taken zijn vastgesteld en uit hoofde waarvan het Bureau ook aanbevelingen kan doen. (12) De door de Commissie op 23 april 2008 goedgekeurde versie van ERTMS moet de spoorwegmaatschappijen die in interoperabel rollend materieel hebben geïnvesteerd, in staat stellen een behoorlijk rendement op hun investeringen te behalen. Deze versie moet worden aangevuld met geharmoniseerde testvoorschriften. Eventuele extra specificaties die door een nationale veiligheidsautoriteit worden voorgeschreven mogen het gebruik van rollend materiaal dat is uitgerust met toekomstige ERTMS-versies of met de op 23 april 2008 door de Commissie goedgekeurde versie op lijnen die reeds met de op 23 april 2008 door de Commissie goedgekeurde versie zijn uitgerust, niet onnodig beletten. (13) Ter bevordering van de interoperabiliteit dient het Bureau een effectbeoordeling te maken van de aanpassing aan ERTMS-versie 2.3.0 van de ERTMS-versies die reeds waren geïnstalleerd vóór de op 23 april 2008 door de Commissie goedgekeurde versie. (14) Ten aanzien van het spoorwegpersoneel dient het Bureau ook mogelijke opties voor de certificering van ander treinpersoneel dat voor de veiligheid cruciale taken verricht, te bepalen en het effect van die verschillende opties te beoordelen. Het is de bedoeling dat het Bureau zich, niet alleen voor machinisten en ander treinpersoneel dat voor de veiligheid cruciale taken verricht, maar ook voor andere personeelsleden die betrokken zijn bij de exploitatie en het onderhoud van het spoorwegsysteem beraadt over het opstellen van criteria voor de omschrijving van vakbekwaamheden. 1
PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51. PE 410.854\ 29
NL
(15) De spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn en de spoorwegveiligheidsrichtlijn voorzien in diverse soorten documenten, namelijk EG-keuringsverklaringen, rijbewijzen en veiligheidscertificaten, en nationale voorschriften waarvan aan de Commissie kennis is gegeven. Daarom dient het Bureau ervoor te zorgen dat het publiek deze documenten kan inzien, alsook de nationale registers betreffende voertuigen en infrastructuur en de door het Bureau bijgehouden registers. (16) Het Bureau dient na te gaan wat een adequate vergoeding is voor de taken die verband houden met de toegang tot documenten en registers overeenkomstig artikel 38, lid 2, van Verordening (EG) nr. 881/2004. (17) De ontwikkeling en uitvoering van het ERTMS zijn sinds de vaststelling van het tweede spoorwegpakket vergezeld gegaan van verschillende initiatieven, zoals de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de verschillende betrokkenen in de sector; de instelling van een stuurgroep voor de uitvoering van deze overeenkomst; de vaststelling door de Commissie van een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van ERTMS; de aanwijzing van de Commissie van een Europese coördinator voor het ERTMS-project, een prioritair project van communautair belang; de vastlegging van de rol van het Bureau als systeemautoriteit in het kader van de verschillende jaarlijkse werkprogramma's; en de vaststelling van de TSI's besturing en seingeving op het gebied van het conventionele spoor1. Gezien het steeds groter wordende belang van de bijdrage van het Bureau op dit gebied dienen haar taken te worden gespecificeerd. (18) Het Bureau beschikt nu al over een groot aantal deskundigen met kwalificaties op het gebied van de interoperabiliteit en de veiligheid van het Europese spoorwegsysteem. Het Bureau dient derhalve incidentele taken op verzoek van de Commissie uit te kunnen voeren, mits deze verenigbaar zijn met de opdracht van het Bureau en de andere prioriteiten van het Bureau in acht worden genomen. In dit verband dient de uitvoerend directeur van het Bureau te beoordelen of deze hulp geleverd kan worden en minstens eenmaal per jaar aan de raad van bestuur te rapporteren over de wijze waarop deze taak is verricht. De raad van bestuur kan dit rapport conform de hem bij Verordening (EG) nr. 881/2004 verleende bevoegdheden beoordelen. (19) Tijdens het eerste werkingsjaar van het Bureau zijn talrijke projectmedewerkers met een contract van ten hoogste vijf jaar in dienst genomen. Hierdoor zal binnen korte tijd een groot aantal technische personeelsleden het Bureau moeten verlaten. Om zowel kwantitatief als kwalitatief een adequaat expertiseniveau te garanderen en eventuele problemen in de aanwervingsprocedures te ondervangen, dient het Bureau de arbeidsovereenkomsten van specifiek gekwalificeerde personeelsleden met drie jaar te kunnen verlengen. (20) De datum waarop het jaarlijkse werkprogramma van het Bureau wordt vastgesteld, dient te worden gewijzigd om een betere synchronisatie met de besluitvormingsprocedure voor de begroting mogelijk te maken. 1
Beschikking 2006/679/EG van de Commissie van 28 maart 2006 betreffende de technische specificaties van het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 284 van 16.10.2006, blz. 1). Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/153/EG (PB L 67 van 7.3.2007, blz. 13).
30 /PE 410.854
NL
(21) Bij de opstelling van het werkprogramma van het Bureau dient voor elke activiteit de doelstelling te worden gespecificeerd, alsmede degene voor wie de activiteit wordt uitgevoerd. Tevens is het wenselijk dat de Commissie op de hoogte wordt gesteld van de technische resultaten van elke activiteit, aangezien deze informatie heel wat verder gaat dan het algemeen verslag dat bij alle instellingen wordt ingediend. (22) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de uitbreiding van de opdracht van het Bureau opdat het kan deelnemen aan de vereenvoudiging van de communautaire procedure voor de certificering van spoorwegvoertuigen, niet afdoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van het optreden beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag geformuleerde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in genoemd artikel geformuleerde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat voor de verwezenlijking van deze doelstelling nodig is. (23) Verordening (EG) nr. 881/2004 dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Wijzigingen Verordening (EG) nr. 881/2004 wordt als volgt gewijzigd: 1)
artikel 2 wordt vervangen door het volgende: "Artikel 2 Handelingen van het Bureau Het Bureau kan:
2)
a)
aanbevelingen aan de Commissie doen betreffende de toepassing van de artikelen 6, 7, 9 ter, 12, 14, 16, 16 bis, 16 ter, 16 quater, 17 en 18; en
b)
adviezen aan de Commissie richten op grond van de artikelen 9 bis, 10, 13 en 15, en aan de betrokken instanties uit de lidstaten op grond van artikel 10.";
artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: a)
de eerste zin van lid 1 wordt vervangen door: "1.
b)
Met het oog op het opstellen van de aanbevelingen bedoeld in de artikelen 6, 7, 9 ter, 12, 14, 16, 17 en 18, stelt het Bureau een beperkt aantal werkgroepen in.";
lid 3 wordt vervangen door: "3.
De in artikel 16 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn genoemde nationale veiligheidsinstanties of, naargelang het onderwerp, de bevoegde nationale instanties, wijzen hun vertegenwoordigers aan voor de werkgroepen waaraan zij wensen deel te nemen."; PE 410.854\ 31
NL
3)
artikel 8 wordt geschrapt;
4)
het volgende hoofdstukopschrift wordt ingevoegd na artikel 9: "Hoofdstuk 2 bis NATIONALE VOORSCHRIFTEN, ONDERLINGE ERKENNING EN TECHNISCH ADVIES";
5)
de volgende artikelen worden ingevoegd: "Artikel 9 bis Nationale voorschriften 1.
Het Bureau verricht op verzoek van de Commissie een technisch onderzoek van de nieuwe nationale voorschriften die bij haar worden ingediend overeenkomstig artikel 8 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn of artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … [betreffende de interoperabiliteit van het communautaire spoorwegsysteem (hierna de "spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn" genoemd)]+.
2.
Het Bureau onderzoekt de verenigbaarheid van de in lid 1 genoemde voorschriften met de CSM's en met de geldende TSI's. Het Bureau onderzoekt ook of de geldende gemeenschappelijke veiligheidsdoelen aan de hand van deze voorschriften kunnen worden bereikt.
3.
Indien het Bureau, rekening houdend met de door de lidstaat gegeven motivering, van mening is dat een van deze voorschriften onverenigbaar is met de TSI's of de GVM's of niet bijdraagt tot het bereiken van de gemeenschappelijke veiligheidsdoelen, brengt het binnen twee maanden nadat deze voorschriften door de Commissie aan het Bureau zijn gezonden een advies aan de Commissie uit.
"Artikel 9 ter Classificatie van de nationale voorschriften
+ +
1.
Het Bureau vereenvoudigt de aanvaarding van in een lidstaat in dienst gestelde voertuigen door de andere lidstaten overeenkomstig de procedures van de leden 2 tot en met 4.
2.
Uiterlijk op …+ beziet het Bureau opnieuw de parameters in punt 1 van bijlage VII bij Richtlijn 2008/.../EG* en doet het de aanbevelingen die het noodzakelijk acht aan de Commissie.
3.
Het Bureau stelt een ontwerpreferentiedocument op waarmee een verband kan worden gelegd tussen alle nationale voorschriften die door de lidstaten op het gebied van de indienststelling van voertuigen worden toegepast. Dit document bevat voor elke in bijlage VII van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn vermelde parameter de nationale voorschriften van elke lidstaat alsmede de in die bijlage, sectie 2, vermelde groep waartoe deze voorschriften behoren. Tot deze
PB: nummer en datum van de richtlijn invoegen. Zes maanden na de inwerkingtreding van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn.
32 /PE 410.854
NL
voorschriften behoren die waarvan kennisgeving is gedaan in het kader van artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2008/.../EG*, met inbegrip van die waarvan kennisgeving is gedaan na de vaststelling van de TSI's (specifieke gevallen, onopgeloste punten, afwijkingen) en die waarvan kennisgeving is gedaan in het kader van artikel 8 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn. 4.
Teneinde het aantal tot categorie B in sectie 2 van bijlage VII van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn behorende nationale voorschriften geleidelijk te verminderen, stelt het Bureau regelmatig een ontwerp voor de aanpassing van het referentiedocument op en stuurt dit aan de Commissie toe. De eerste versie van het document wordt uiterlijk ...++ bij de Commissie ingediend.
5.
Voor de uitvoering van dit artikel doet het Bureau een beroep op de medewerking van de uit hoofde van artikel 6, lid 5, ingestelde nationale veiligheidsinstanties en zet het een werkgroep op in overeenstemming met de in artikel 3 vervatte beginselen. __________ *
6)
PB L …+";
Aan artikel 10 worden de volgende leden toegevoegd: "2 bis. Het Bureau kan om technisch advies verzocht worden: a)
door een nationale veiligheidsinstantie of door de Commissie, aangaande de gelijkwaardigheid van nationale voorschriften voor een of meer van de in sectie 1 van bijlage VII van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn genoemde parameters;
b)
door de in artikel 21, lid 7, van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn bedoelde beroepsinstantie, aangaande een weigering tot indienststelling van een spoorwegvoertuig door een bevoegde nationale veiligheidsinstantie.
2 ter. De Commissie kan het Bureau verzoeken om technisch advies betreffende urgente wijzigingen in de TSI's, overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn."; 7)
artikel 11 wordt geschrapt;
8)
artikel 13 wordt vervangen door: "Artikel 13 Aangemelde instanties 1.
* ++ +
Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de door hen aangewezen aangemelde instanties kan het Bureau op verzoek van de Commissie
PB: nummer van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn invoegen. Eén jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. PB: publicatiegegevens van de richtlijn invoegen. PE 410.854\ 33
NL
toezicht uitoefenen op de kwaliteit van het werk van die instanties. Waar passend brengt het Bureau advies uit aan de Commissie. 2.
9)
Op verzoek van de Commissie, wanneer deze overeenkomstig artikel 28, lid 4, van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn van oordeel is dat een aangemelde instantie niet aan de criteria van bijlage VIII van die richtlijn beantwoordt, gaat het Bureau na of die criteria zijn vervuld, zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Het Bureau brengt advies uit aan de Commissie.";
artikel 15 wordt vervangen door: "Artikel 15 Interoperabiliteit binnen het communautaire spoorwegsysteem Onverminderd de afwijkingen waarin artikel 9 van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn voorziet, onderzoekt het Bureau op verzoek van de Commissie vanuit een oogpunt van interoperabiliteit elk ontwerp- en/of bouwproject of de vervanging of herinrichting van het subsysteem waarvoor een aanvraag voor communautaire financiering is ingediend. Het Bureau brengt binnen een termijn die aan de hand van het belang van het project en de beschikbare middelen samen met de Commissie wordt vastgesteld en die niet langer dan 2 maanden kan bedragen, advies uit over de conformiteit van het project met de betrokken TSI's;
10)
vóór artikel 16 wordt het volgende opschrift ingevoegd: "HOOFDSTUK 3 bis ONDERHOUD VAN VOERTUIGEN";
11)
aan artikel 16 wordt de volgende alinea toegevoegd: "Deze aanbevelingen stroken met de reeds aan spoorwegondernemingen toegewezen verantwoordelijkheden als bedoeld in artikel 4 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn en de met het onderhoud belaste entiteit als bedoeld in artikel 14 ter van dezelfde richtlijn, en houden volledig rekening met de certificeringsmechanismen van spoorwegondernemingen en met onderhoud belaste entiteiten.";
12)
het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 16 bis Certificering van de met het onderhoud belaste entiteiten 1.
Het Bureau zendt uiterlijk op …1 een aanbeveling aan de Commissie met het oog op de toepassing van het stelsel van ▌certificering van met het onderhoud belaste entiteiten overeenkomstig artikel 14 bis, lid 5, van de spoorwegveiligheidsrichtlijn zijn opgenomen De beoordeling en de aanbeveling van het Bureau hebben met name betrekking op de volgende aspecten, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de
1
18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
34 /PE 410.854
NL
eventuele relaties van de met onderhoud belaste entiteit met andere partijen, zoals houders, spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders:
13)
a)
de met het onderhoud belaste entiteit beschikt al dan niet over adequate systemen, waaronder operationele en beheersprocessen, om voor het doeltreffend en veilig onderhoud van voertuigen te zorgen;
b)
de inhoud en de specificaties van een ▌certificeringsstelsel dat op het onderhoud van wagons is afgestemd;
c)
het type organen dat bevoegd is voor certificering en de aan deze organen te stellen vereisten;
d)
het model en de geldigheid van de certificaten die aan de met onderhoud belaste entiteiten moeten worden afgegeven;
e)
de technische en operationele inspecties en controles.
2.
Binnen drie jaar na de goedkeuring door de Commissie van het certificeringssysteem voor onderhoud bedoeld in artikel 14 bis, lid 5, van de richtlijn spoorwegveiligheid doet het Bureau de Commissie een rapport toekomen met een evaluatie van de tenuitvoerlegging van dat systeem. Binnen hetzelfde tijdsbestek doet het Bureau de Commissie tevens een aanbeveling toekomen met het oog op de vastlegging van inhoud en specificaties van een soortgelijk certificeringssysteem voor onderhoud voor entiteiten die belast zijn met onderhoud van andere voertuigen, zoals locomotieven, passagiersrijtuigen, elektrische treinstellen (EMU - Electric Multiple Unit) en dieseltreinstellen (DMU - Diesel Multiple Unit).
3.
Het Bureau analyseert de alternatieve maatregelen waartoe overeenkomstig artikel 14 bis, lid 8, van de spoorwegveiligheidsrichtlijn wordt beslist, in het kader van zijn in artikel 9, lid 2, van deze verordening bedoelde verslag over de veiligheidsresultaten.";
het volgende hoofdstukopschrift wordt ingevoegd na artikel 16 bis: "Hoofdstuk 3 ter SPOORWEGPERSONEEL";
14)
het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 16 ter Machinisten 1.
In verband met Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen*, hierna "de machinistenrichtlijn" genoemd: a)
stelt het Bureau een ontwerp op voor een communautair model voor de vergunning, de bevoegdverklaring en het gewaarmerkte duplicaat van de PE 410.854\ 35
NL
bevoegdverklaring, hun fysieke kenmerken, daarbij rekening houdend met maatregelen ter voorkoming van vervalsing; b)
werkt het Bureau samen met de bevoegde autoriteiten om voor de interoperabiliteit van registers van vergunningen van machinisten te zorgen. Met het oog hierop stelt het Bureau een ontwerp op van de basisparameters van de aan te leggen registers, zoals de te registreren gegevens, het formaat van deze gegevens, alsmede het protocol voor gegevensuitwisseling, toegangsrechten, bewaartermijn van gegevens en de in geval van faillissement te volgen procedures;
c)
stelt het Bureau een ontwerp op van communautaire criteria betreffende de keuze van examinatoren en examens;
d)
evalueert het Bureau de ontwikkeling van de certificering van machinisten door aan de Commissie uiterlijk vier jaar na de aanneming van de basisparameters van de registers, als bedoeld in artikel 22, lid 4, van de machinistenrichtlijn, een verslag voor te leggen dat, in voorkomend geval, in het systeem aan te brengen verbeteringen bevat alsmede maatregelen betreffende het afnemen van theoretische en praktische examens over de vakkennis van aanvragers van de geharmoniseerde bevoegdheidsverklaring voor rollend materieel en de betrokken infrastructuur;
e)
onderzoekt het Bureau uiterlijk op 4 december 2012 de mogelijkheid van het gebruik van een chipkaart die de vergunning en de bevoegdheidsverklaringen als bedoeld in artikel 4 combineert en maakt het daarvan een kosten/batenanalyse. Het Bureau stelt een ontwerp voor de technische en operationele specificaties van een dergelijke chipkaart op;
f)
verleent het Bureau steun aan de lidstaten bij de uitvoering van de machinistenrichtlijn en organiseert het passende bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten;
g)
verricht het, op verzoek van de Commissie, een kosten/batenanalyse van de toepassing van de bepalingen van de machinistenrichtlijn op machinisten die uitsluitend op het grondgebied van de verzoekende lidstaat werkzaam zijn. De kosten/batenanalyse bestrijkt een periode van 10 jaar. Deze kosten/batenanalyse wordt uiterlijk twee jaar na het aanleggen van de registers overeenkomstig artikel 37, punt 1, van de machinistenrichtlijn aan de Commissie voorgelegd;
h)
verricht het, op verzoek van de Commissie, nog een kosten/batenanalyse, die uiterlijk 12 maanden voor het verstrijken van de eventueel door de Commissie verleende tijdelijke vrijstellingsperiode bij de Commissie moet worden ingediend;
i)
zorgt het ervoor dat het in artikel 22, lid 2, onder a) en b), van de machinistenrichtlijn opgezette systeem strookt met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
36 /PE 410.854
NL
verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens**. 2.
3.
In verband met de machinistenrichtlijn doet het Bureau aanbevelingen over: a)
wijziging van de communautaire codes voor de verschillende types in Categorie A en B als bedoeld in artikel 4, lid 3, van de machinistenrichtlijn;
b)
de codes die aanvullende informatie weergeven, of over door een bevoegde autoriteit overeenkomstig bijlage II van de machinistenrichtlijn opgelegde medische beperkingen voor het gebruik.
Het Bureau mag een gemotiveerd verzoek om informatie over de status van vergunningen van machinisten tot de bevoegde autoriteiten richten. __________ * **
15)
PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51. PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.";
het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 16 quater Ander treinpersoneel Overeenkomstig artikel 28 van de machinistenrichtlijn stelt het Bureau, in een vóór 4 juni 2009 uit te brengen verslag, en rekening houdend met de TSI betreffende exploitatie en beheer van het treinverkeer die is opgesteld uit hoofde van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG, het profiel en de taken vast van de andere personeelsleden die voor de veiligheid cruciale taken uitvoeren en wier beroepskwalificaties dienovereenkomstig bijdragen tot de veiligheid op het spoor, en die op communautair niveau moeten worden geregeld door middel van een systeem van vergunningen en/of bevoegdverklaringen dat vergelijkbaar mag zijn met het door de machinistenrichtlijn ingestelde systeem.";
16)
in artikel 17 worden de titel en lid 1 vervangen door: "Artikel 17 Beroepsbekwaamheden en -opleiding 1.
17)
Het Bureau formuleert aanbevelingen voor de vaststelling van gemeenschappelijke criteria voor de specificatie van de beroepsbekwaamheden en voor de beoordeling van het personeel dat bij de exploitatie en het onderhoud van het spoorwegsysteem betrokken is, maar niet onder de artikelen 16 ter of 16 quater valt.";
het volgende hoofdstukopschrift wordt ingevoegd na artikel 17: "Hoofdstuk 3 ter REGISTERS EN HET OPENBARE GEGEVENSBESTAND VAN HET BUREAU";
18)
artikel 18 wordt vervangen door: PE 410.854\ 37
NL
"Artikel 18 Registers 1.
2.
19)
Het Bureau zorgt voor de opstelling en aanbeveling aan de Commissie van gemeenschappelijke specificaties voor: a)
de nationale voertuigregisters overeenkomstig artikel 33 van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn, met inbegrip van regelingen voor de uitwisseling van gegevens en een standaardformulier voor de registratieaanvraag;
b)
het register van goedgekeurde voertuigtypes overeenkomstig artikel 34 van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn, met inbegrip van regelingen voor de uitwisseling van gegevens met de nationale veiligheidsinstanties;
c)
het infrastructuurregister overeenkomstig spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn.
artikel
35
van
de
Het Bureau stelt een register op van typen spoorwegvoertuigen waarvoor door de lidstaten een vergunning voor indienststelling op het spoorwegnet in de Gemeenschap is afgegeven en houdt dit bij, overeenkomstig artikel 34 van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn. Het Bureau stelt tevens een ontwerp op voor het model van de verklaring van conformiteit met het type, overeenkomstig artikel 26, lid 4, van die richtlijn.";
artikel 19 wordt vervangen door: "Artikel 19 Toegankelijkheid van documenten en registers 1.
Het Bureau maakt de volgende door de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn en de spoorwegveiligheidsrichtlijn voorgeschreven documenten en registers toegankelijk voor het publiek: a)
de EG-keuringsverklaringen van subsystemen;
b)
de EG-conformiteitsverklaringen betreffende onderdelen waarover de nationale veiligheidsinstanties beschikken;
c)
overeenkomstig Richtlijn 95/18/EG afgegeven vergunningen;
d)
de overeenkomstig artikel 10 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn afgegeven veiligheidscertificaten;
e)
de overeenkomstig artikel 24 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn aan het Bureau toegezonden onderzoeksverslagen;
f)
de overeenkomstig de artikelen 5, lid 6, en 17, lid 3, van de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn ter kennis van de Commissie gebrachte nationale voorschriften;
g)
de koppeling met de nationale voertuigregisters;
38 /PE 410.854
NL
20)
h)
de koppeling met de infrastructuurregisters;
i)
het Europees register van goedgekeurde voertuigentypen;
j)
het register van verzoeken om wijzigingen en voorgenomen wijzigingen in de ERTMS-specificaties;
k)
het door het Bureau bijgehouden register van kenmerken van voertuighouders overeenkomstig de TSI betreffende exploitatie en beheer van het treinverkeer.
2.
De praktische werkwijze voor de toezending van de in lid 1 bedoelde documenten wordt door de lidstaten en de Commissie besproken en overeengekomen op basis van een ontwerp van het Bureau.
3.
Bij de toezending van de in lid 1 genoemde documenten kunnen de betrokken instanties aangeven welke documenten uit veiligheidsoverwegingen niet openbaar mogen worden gemaakt.
4.
De nationale instanties die belast zijn met de afgifte van de in lid 1, onder c) en d), genoemde documenten stellen het Bureau binnen een maand in kennis van elk besluit tot verlening, verlenging, wijziging of intrekking.
5.
Het Bureau kan dit openbare gegevensbestand aanvullen met alle relevante openbare documenten of koppelingen die verband houden met de doelstellingen van deze verordening.";
de titel van hoofdstuk 4 wordt vervangen door: "SPECIFIEKE TAKEN";
21)
de volgende artikelen worden ingevoegd: "Artikel 21 bis ERTMS 1.
2.
Het Bureau neemt in samenspraak met de Commissie, de in de leden 2 tot en met 5 genoemde taken op zich, teneinde a)
toe te zien op een samenhangende ontwikkeling van het ║ "ERTMS";
b)
bij te dragen aan de conformiteit van de ERTMS-uitrusting zoals in de lidstaten ingevoerd, aan de geldende specificaties.
Het Bureau voert een procedure in voor het beheer van verzoeken tot wijziging van de specificaties van het ERTMS-systeem. Hiertoe wordt door het Bureau een register van verzoeken om wijzigingen en voorgenomen wijzigingen in de ERTMSspecificaties opgezet en bijgehouden. Het Bureau doet pas aanbevelingen voor de goedkeuring van een nieuwe versie wanneer de eerdere versie in voldoende omvang is ingevoerd. De ontwikkeling van nieuwe versies mag niet ten koste gaan van het tempo van verbreiding van het ERTMS, de duurzaamheid van de specificaties die nodig is voor een optimale PE 410.854\ 39
NL
productie van ERTMS-uitrusting, het rendement op investeringen voor de spoorwegondernemingen en een doelmatige planning voor de invoering van het ERTMS. 3.
Het Bureau ondersteunt de werkzaamheden van de Commissie bij de uitwerking van een invoeringsplan voor het ERTMS in de EU en de coördinatie van de werkzaamheden voor de installatie van ERTMS langs trans-Europese vervoerscorridors.
4.
Het Bureau ontwikkelt een strategie voor het beheer van de verschillende ERTMSversies met het oog op het waarborgen van de technische en operationele compatibiliteit tussen netwerken en voertuigen die met verschillende versies zijn uitgerust en op het stimuleren van een snelle invoering van de laatste versie en eventuele nieuwere versies. Overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de the spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn, ziet het Bureau erop toe dat elke volgende ERTMS-uitrustingsversie compatibel is met de vorige, te beginnen vanaf de versie die de Commissie op 23 april 2008 heeft goedgekeurd. Voor de ERTMS-uitrusting die voor 23 april 2008 in dienst is genomen of waarvan de installatie of upgrading op dat tijdstip in een vergevorderd stadium was, zal het Bureau een effectbeoordelingsrapport uitwerken waarin worden vermeld: –
de extra kosten die de pioniers met het systeem moeten maken wegens invoering vande op 23 april 2008 door de Commissie goedgekeurde versie;
–
alle mogelijke instrumenten, waaronder ook financiële,waarmee de migratie van eerdere versies naar de op 23 april 2008 door de Commissie goedgekeurde versie kan worden gesteund;
De Commissie neemt de passende maatregelen binnen een jaar na de datum waarop zij het effectbeoordelingsrapport van het Bureau ontvangt. 5.
Het Bureau treedt op als voorzitter van een door hemzelf te formeren ad hoc werkgroep van aangemelde instanties die erop moet toezien dat de door de aangemelde instanties uitgevoerde EG- verificatieprocedures in het kader van specifieke ERTMS-projecten op consistente wijze worden uitgevoerd. Ook werkt het Bureau samen met de nationale veiligheidsautoriteiten teneinde erop toe te zien dat de vergunningsprocedures voor indienststelling op consistente wijze worden uitgevoerd. Wanneer het Bureau constateert dat technische en operationele compatibiliteit tussen netwerken en voertuigen die voorzien zijn van de aan deze vergunningsprocedures onderworpen uitrusting tekort dreigt te schieten, stelt het de Commissie onverwijld op de hoogte, die passende maatregelen neemt.
6.
Indien zich technische onverenigbaarheden tussen netwerken en voertuigen voordoen in het kader van specifieke ERTMS-projecten, zorgen de aangemelde instanties en de nationale veiligheidsinstanties ervoor dat het Bureau alle relevante informatie kan krijgen over de toegepaste EG-keuringsprocedures en procedures
40 /PE 410.854
NL
voor indienststelling alsmede over de operationele voorwaarden. Het Bureau doet eventueel aanbevelingen aan de Commissie voor de nodige maatregelen. 7.
Het Bureau evalueert het certificeringsproces van ERTMS-apparatuur door de Commissie uiterlijk ...1 een rapport voor te leggen met daarin, indien nodig, aanbevelingen voor aan te brengen verbeteringen.
8.
Op basis van het in lid 7 bedoelde rapport van het Bureau beoordeelt de Commissie de kosten en baten van het gebruik van één soort laboratoriumapparatuur, één enkele referentiebaan en/of één certificeringsorgaan op het niveau van de Gemeenschap. Een dergelijk certificeringsorgaan moet voldoen aan de in bijlage VIII bij de spoorweginteroperabiliteitsrichtlijn genoemde criteria. De Commissie kan verslag uitbrengen en zonodig een wetgevingsvoorstel indienen ter verbetering van het ERTMS- certificeringssyteem.
Artikel 21 ter Bijstand aan de Commissie 1.
Binnen de beperkingen van artikel 30, lid 2, onder b), verleent het Bureau, op verzoek van de Commissie, de Commissie steun bij de toepassing van de communautaire wetgeving die gericht is op het verbeteren van de interoperabiliteit van de spoorwegsystemen en op ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak van veiligheid in het Europese spoorwegsysteem.
2.
Deze steun is beperkt in tijd en omvang, wordt verleend onverminderd alle andere taken die in deze verordening aan het Bureau worden opgedragen en kan het volgende omvatten:
3.
22)
a)
verstrekking van informatie over de wijze waarop specifieke aspecten van de communautaire wetgeving worden toegepast;
b)
verstrekking van technisch advies in aangelegenheden die bijzondere knowhow vereisen;
c)
verzameling van informatie door de in artikel 6, lid 5, bedoelde samenwerking van de nationale veiligheidsinstanties en de onderzoeksinstanties.
De uitvoerend directeur brengt ten minste eenmaal per jaar aan de raad van bestuur verslag uit over de toepassing van dit artikel, met inbegrip van de gevolgen ervan voor de middelen.";
artikel 24, lid 3, wordt vervangen door: "3.
Onverminderd artikel 26, lid 1, bestaat het personeel van het Bureau uit: −
1
tijdelijke medewerkers die voor ten hoogste vijf jaar op basis van hun kwalificaties en hun ervaring op het gebied van spoorwegveiligheid en
Twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. PE 410.854\ 41
NL
-interoperabiliteit door het Bureau beroepsbeoefenaren uit de sector;
worden
aangeworven
onder
−
ambtenaren die voor ten hoogste vijf jaar door de Commissie of de lidstaten tijdelijk worden toegewezen of gedetacheerd; en
−
overige personeelsleden in de zin van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen voor uitvoerende of secretariaatstaken.
Gedurende de eerste tien jaar dat het Bureau operationeel is, kan de in het eerste streepje genoemde periode van vijf jaar zo nodig worden verlengd met een periode van ten hoogste drie jaar teneinde de continuïteit van de diensten van het Bureau te verzekeren."; 23)
artikel 25 wordt als volgt gewijzigd: a)
lid 2, punt c), wordt vervangen door: "c)
stelt vóór 30 november van elk jaar en rekening houdend met het advies van de Commissie het werkprogramma van het Bureau voor het komende jaar vast en zendt het toe aan de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De vaststelling van het werkprogramma geschiedt onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Gemeenschap. Indien de Commissie binnen vijftien dagen na de datum van aanneming van het werkprogramma te kennen geeft het niet eens te zijn met het aangenomen werkprogramma, bespreekt de raad van bestuur het werkprogramma opnieuw en neemt hij het eventueel gewijzigde werkprogramma binnen twee maanden in tweede lezing aan, ofwel met een twee derde meerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;";
b)
het volgende lid wordt toegevoegd: "3.
24)
artikel 26, lid 1, wordt vervangen door: "1.
De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van iedere lidstaat en vier vertegenwoordigers van de Commissie, alsmede zes vertegenwoordigers zonder stemrecht die op Europees niveau de volgende groepen vertegenwoordigen: a)
de spoorwegondernemingen,
b)
de infrastructuurbeheerders,
c)
de spoorwegindustrie,
d)
de vakbonden,
42 /PE 410.854
NL
In het werkprogramma van het Bureau wordt voor elke activiteit de doelstelling vermeld. In het algemeen wordt bij de Commissie een verslag over elke activiteit en/of elk resultaat ingediend.";
e)
de passagiers,
f)
de klanten van het goederenvervoer.
Voor elk van deze categorieën benoemt de Commissie een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger op basis van een door hun respectieve Europese organisaties ingediende lijst met vier namen, met het oog op een passende behartiging van alle belangen. De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden op basis van hun ervaring en deskundigheid benoemd."; 25)
artikel 33, lid 1, wordt vervangen door: "1.
26)
Voor het vervullen van zijn taken overeenkomstig de artikelen 9, 9 bis, 10, 13 en 15 kan het Bureau inspectiebezoeken aan de lidstaten brengen overeenkomstig de door de raad van bestuur vastgestelde beleidslijn. De nationale autoriteiten van de lidstaten vergemakkelijken het werk van het personeel van het Bureau.";
artikel 36, lid 1, wordt vervangen door: "1.
Het Bureau staat open voor deelname van Europese landen en bij het Europees Nabuurschapsbeleid betrokken landen die met de Europese Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten, op grond waarvan de betrokken landen het Gemeenschapsrecht inzake het door deze verordening bestreken gebied hebben overgenomen en toepassen.". Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te║
Voor het Europees Parlement De voorzitter
Voor de Raad De voorzitter
PE 410.854\ 43
NL
P6_TA-PROV(2008)0342 Regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herziening) ***II Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herziening) (16160/4/2007 – C60176/2008 – 2006/0130(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, – gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (16160/4/2007 – C6-0176/2008)1, – gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt2 inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0396), – gelet op artikel 251, lid 2, van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 67 van zijn Reglement, – gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0264/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt; 2. constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt; 3. verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 254, lid 1, van het EG-Verdrag te ondertekenen; 4. verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie; 5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1 2
PB C 129 E van 27.5.2008, blz. 1. Aangenomen teksten van 11.7.2007, P6_TA(2007)0337.
44 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0343 Programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS) (COM(2007)0433 – C6-0234/2007 – 2007/0156(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0433), – gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 285 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0234/2007), – gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer1, – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A6-0240/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. is van oordeel dat het in het wetgevingsvoorstel vermelde financieel kader verenigbaar moet zijn met het maximum van subrubriek 1 a van het meerjarig financieel kader 2007 - 2013, zoals herzien bij Besluit 2008/371/EG, en wijst erop dat het jaarlijkse bedrag zal worden vastgesteld als onderdeel van de jaarlijkse begrotingsprocedure, overeenkomstig de bepalingen van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006; 3. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1. Akkoord laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2008/371/EG (PB L 128 van 16.5.2008, blz. 8). PE 410.854\ 45
NL
P6_TC1-COD(2007)0156 Standpunt Van Het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 9 juli 2008 met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../2008/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS) (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285, Gezien het voorstel van de Commissie, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag1, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De Commissie heeft in haar mededelingen van 16 maart 2005 over betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie║ en van 24 januari 2007 over een actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de Europese Unie toegezegd voor een beter regelgevingsbeleid te zorgen, onnodige administratieve procedures af te schaffen en overregulering tegen te gaan.
(2)
De Commissie heeft op 14 november 2006 een mededeling over verlichting van de responslast, vereenvoudiging en prioritering op het gebied van communautaire statistieken║ gepubliceerd, waarin een strategische benadering wordt voorgesteld om de statistische belasting voor ondernemingen verder te verminderen.
1
Standpunt van het Europees Parlement van 9 juli 2008.
46 /PE 410.854
NL
(3)
Om in de behoefte van de Gemeenschap aan statistische informatie te voorzien, is de afgelopen 15 jaar een groot aantal verordeningen over statistieken ter beschrijving van de activiteiten van ondernemingen verschenen, met verplichtingen voor de ondernemingen om gegevens te verstrekken. Aangezien deze verordeningen o.a. qua toepassingsgebied, begrippen en definities consistent dienen te zijn, is een herziening nodig. Vereenvoudiging en prioriteitenstelling zijn de doelstellingen die in de mate van het mogelijke voor al die verordeningen dienen te gelden.
(4)
De komende jaren staat de bedrijfs- en handelsstatistieken een grote uitdaging te wachten. Om communautaire beleidsinitiatieven te ondersteunen, moeten deze statistieken informatie geven over verschijnselen in de veranderende economie van de Gemeenschap, zoals de globalisering, nieuwe trends in het ondernemerschap, de informatiemaatschappij, de handel in diensten, innovatie, de veranderende handelsstromen en het concurrentievermogen in het licht van de vernieuwde Lissabonstrategie.
(5)
De behoeften aan bedrijfs- en handelsstatistieken worden voor een groot deel ingegeven door de vernieuwde Lissabonstrategie, die als doel heeft het concurrentievermogen van de Europese economie te bevorderen en een hoge en constante groei te bereiken.
(6)
Door de verdieping van de Europese integratie op een aantal economische gebieden, waaronder de Europese Monetaire Unie en het Europese douanesysteem, ontstaan er nieuwe statistische behoeften in verband met de rol van de euro in internationale transacties en is een aanpassing van het statistisch systeem noodzakelijk. De bedrijfs- en handelsstatistieken moeten deze processen behoorlijk in kaart ║ brengen en tijdige en hoogwaardige statistische informatie over de structurele veranderingen in de Europese economie en het Europese bedrijfsleven verschaffen.
(7)
De bedrijfs- en handelsstatistiek omvat diverse gebieden die voor verbetering vatbaar zijn, zoals structurele bedrijfsstatistiek, kortetermijnstatistiek, Prodcom-statistiek, statistiek inzake informatie- en communicatietechnologie en Intrastat-statistiek.
(8)
De verantwoordelijke diensten moeten de methoden voor de productie van statistieken zodanig reorganiseren dat de lasten voor de ondernemingen kunnen worden verminderd en alle beschikbare bronnen en nieuwe technologieën volledig kunnen worden gebruikt.
PE 410.854\ 47
NL
(9)
De behoefte aan nieuwe soorten indicatoren kan samengaan met de modernisering van het statistische productiesysteem. Nieuwe typen indicatoren die de vereiste informatie verschaffen, kunnen worden verkregen uit nieuwe informatiebronnen en door het koppelen van ║ bestaande typen bedrijfsstatistieken, zonder de rapportagelast voor de ondernemingen te verhogen. Dankzij nieuwe bronnen en toegang door elektronische middelen wordt de verzameling van gegevens minder belastend en komt er tegelijkertijd meer informatie beschikbaar. Het potentieel van de bedrijfsstatistieken moet efficiënter worden benut en de kwaliteit van de statistische informatie moet worden verbeterd.
(10) De nationale bureaus voor de statistiek dienen nauw te worden betrokken bij de modernisering van het systeem voor de productie van statistieken, om dubbele kosten en administratieve rompslomp te voorkomen. (11) De vereenvoudiging van het Intrastat-systeem maakt deel uit van het streven naar vermindering van de statistische vereisten en minimalisering van de lasten voor het bedrijfsleven. Het recente besluit om het dekkingspercentage te verlagen, zal hier op korte termijn aan bijdragen. Voor de langere termijn zullen andere vereenvoudigingsopties worden onderzocht, waaronder het slechts in één richting melden van handelsstromen ("single-flow system"). De eventuele uitvoering van die vereenvoudigingsopties op lange termijn is afhankelijk van haalbaarheidsstudies en andere in het kader van dit besluit te nemen maatregelen. Overwegingen met betrekking tot de kwaliteit van de statistieken en de aanzienlijke kosten die met de overgang gemoeid zijn, dienen evenwel in aanmerking te worden genomen. (12) Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer is er een ex-ante-evaluatie uitgevoerd om het bij dit besluit vastgestelde programma toe te spitsen op de benodigde doelmatigheid en om reeds in de ontwerpfase van het programma rekening te houden met de begrotingsbeperkingen. (13) In dit besluit worden voor de gehele looptijd van het programma financiële middelen vastgesteld, die het belangrijkste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het op 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gesloten Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer1 voor de begrotingsautoriteit gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure.
1
PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1. Akkoord laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2008/371/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 128 van 16.5.2008, blz. 8).
48 /PE 410.854
NL
(14) Daar de doelstellingen van dit besluit, namelijk de vaststelling van een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistieken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt ║ omdat ongecoördineerde modernisering tot dubbel werk, herhaling van fouten en hogere kosten zou leiden ║, en dit derhalve gezien de schaal van deze statistieken ║ beter op gemeenschapsniveau kan gebeuren, kan de Gemeenschap kan ║ vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze beschikking niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. (15) Overeenkomstig artikel 3 van Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad1 is het Comité statistisch programma geraadpleegd, dat bij dat besluit is opgericht. (16) Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek2 biedt een referentiekader voor dit besluit║. (17) De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden3, BESLUITEN: Artikel 1 Vaststelling van het programma 1.
Bij dit besluit wordt een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistieken (hierna het "MEETS-programma" genoemd) vastgesteld.
2.
1 2 3
Het MEETS-programma loopt van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013.
PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47. PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).. PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11). PE 410.854\ 49
NL
Artikel 2 Toepassingsgebied en algemene doelstellingen 1.
De in het MEETS-programma bedoelde acties betreffen de productie en de verspreiding van bedrijfs- en handelsstatistieken binnen de Europese Gemeenschap.
2.
De algemene doelstellingen van het MEETS-programma luiden: a)
prioriteiten opnieuw bezien en doelreeksen van indicatoren ontwikkelen voor nieuwe gebieden (doelstelling 1);
b)
het bereiken van een gestroomlijnd kader van statistieken over het bedrijfsleven ║ (doelstelling 2);
c)
de toepassing van een efficiëntere methode voor de productie van bedrijfs- en handelsstatistieken ondersteunen (doelstelling 3); en
d)
het systeem voor het verzamelen van gegevens over de goederenhandel tussen lidstaten (hierna "Intrastat" genoemd) moderniseren ▌ (doelstelling 4). Artikel 3 Acties
Om de in artikel 2, lid 2 genoemde doelstellingen te bereiken, wordt de volgende acties ondernomen: a)
prioriteiten opnieuw bezien en doelreeksen van indicatoren ontwikkelen voor nieuwe gebieden (doelstelling 1): Actie 1.1:
Identificatie van minder belangrijke gebieden;
Actie 1.2:
Ontwikkeling van nieuwe gebieden;
50 /PE 410.854
NL
b)
bereiken van een gestroomlijnd kader van statistieken over het bedrijfsleven ║ (doelstelling 2):
c)
Actie 2.1:
Integreren van begrippen en methoden binnen het rechtskader;
Actie 2.2:
Ontwikkeling van statistieken over ondernemingsgroepen;
Actie 2.3:
verrichting van Europese enquêtes om de last voor het bedrijfsleven te beperken.
de toepassing van een efficiëntere methode voor de productie van bedrijfs- en handelsstatistieken ondersteunen (doelstelling 3):
d)
Actie 3.1:
Betere benutting van gegevens die in het statistisch systeem al beschikbaar zijn, inclusief de mogelijkheid van schattingen;
Actie 3.2:
Betere benutting van gegevens die in de economie al beschikbaar zijn;
Actie 3.3:
Ontwikkeling van instrumenten voor de efficiëntere gegevensextractie, -transmissie en -verwerking.
het gegevensverzamelingssysteem voor Intrastat moderniseren ▌(doelstelling 4): Actie 4.1:
Harmonisatie van methoden om de kwaliteit te verbeteren in een vereenvoudigd Intrastat-systeem;
Actie 4.2:
Betere benutting van administratieve gegevens;
Actie 4.3:
Verbetering en vergemakkelijking van de gegevensuitwisseling voor Intrastat.
Deze acties worden gespecificeerd in de bijlage en zullen nader worden uitgewerkt in de in artikel 4 voorziene jaarprogramma's van de werkzaamheden.
PE 410.854\ 51
NL
Artikel 4 Jaarprogramma's van de werkzaamheden ║ Volgens de procedure van artikel 5, lid 2, worden jaarprogramma's van de werkzaamheden vastgesteld met ▌de prioriteiten voor de acties voor elke in aritkel 2, lid 2 genoemde doelstelling en de begrotingstoewijzingen overeenkomstig dit besluit ║.
Artikel 5 Comité 1.
De Commissie wordt bijgestaan door het Comité statistisch programma ║.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
Artikel 6 Evaluatie 1.
De Commissie evalueert regelmatig in samenwerking met de lidstaten de in het kader van het MEETS-programma uitgevoerde activiteiten om te beoordelen of de in artikel 2, lid 2 genoemde doelen zijn bereikt en aanwijzingen te geven om de doeltreffendheid van toekomstige acties te verbeteren.
52 /PE 410.854
NL
2.
Uiterlijk op 31 december 2010 en vervolgens jaarlijks tot 2013 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een ▌verslag in over de uitvoering van het MEETSprogramma. Uiterlijk op 31 juli 2014 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een eindverslag in over de uitvoering van het MEETS-programma. In dit verslag wordt beoordeeld welke voordelen de acties voor de Gemeenschap, de lidstaten en de verstrekkers en gebruikers van statistische informatie hebben opgeleverd in verhouding tot de door de Gemeenschap gemaakte kosten, om vast te stellen welke gebieden voor verbetering vatbaar zijn. Artikel 7 Financiering
1.
De financiële middelen voor de uitvoering van het MEETS-programma voor de periode van 2009 tot en met 2013 worden vastgesteld op 42 500 000 miljoen EUR.
2.
De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financiële kader.
Artikel 8 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gedaan te ║
Voor het Europees Parlement De Voorzitter
Voor de Raad De Voorzitter
PE 410.854\ 53
NL
BIJLAGE GEDETAILLEERD OVERZICHT VAN DE IN ARTIKEL 3 GENOEMDE ACTIES Doelstelling 1:
Prioriteiten opnieuw bezien en doelreeksen van indicatoren ontwikkelen voor nieuwe gebieden
Actie 1.1: Identificeren van de minder belangrijke gebieden –
In een veranderende wereld moeten de statistische behoeften periodiek tegen het licht worden gehouden, omdat er niet alleen nieuwe statistische behoeften ontstaan, maar andere minder belangrijk worden of zelfs niet meer relevant zijn. Daarom zullen de prioriteiten regelmatig in nauwe samenwerking met de lidstaten opnieuw worden bezien om na te gaan welke gebieden en kenmerken niet meer prioritair zijn en derhalve uit de wettelijke vereisten kunnen worden geschrapt. Voor deze herzieningen, die erop gericht zijn de statistische vereisten te vereenvoudigen en de responslast te verlichten, kan het nodig zijn dat de Commissie externe studies laat uitvoeren.
Actie 1.2: Ontwikkeling van nieuwe gebieden –
In een veranderende economische omgeving is het van belang dat prioriteitsgebieden voor statistieken, zoals handel in diensten, globalisering en ondernemerschap, worden gedefinieerd en dat op Gemeenschapsniveau overeenstemming wordt bereikt over een doelreeks van indicatoren voor elk van de prioriteitsgebieden. Deze indicatoren moeten zoveel mogelijk worden geharmoniseerd met internationale statistieken.
–
De statistieken dienen efficiënt te worden opgesteld en onderling vergelijkbaar te zijn. Daarom moeten Europese statistieken in strikte overeenstemming met het beginsel van samenhang en vergelijkbaarheid van gegevens voor de betrokken periode worden geharmoniseerd. Binnen het Europees Statistisch Systeem moet er derhalve aan worden gewerkt om overeenstemming te bereiken over geharmoniseerde definities van recentelijk vastgestelde kenmerken en indicatoren.
PE 410.854\ 55
NL
–
Na overeenstemming te hebben bereikt over doelreeksen van indicatoren en geharmoniseerde definities daarvan, moet er verder worden gewerkt aan het ontwikkelen en testen van methoden voor het produceren van statistieken op de prioriteitsgebieden.
–
Om bij te dragen aan de ontwikkeling van nieuwe gebieden en de doelreeksen van indicatoren, geeft de Commissie de aanzet tot studies, organiseert zij seminars en verleent zij financiële steun voor de ontwikkeling van methoden voor het verzamelen van nieuwe statistieken.
Doelstelling 2:
Bereiken van een gestroomlijnd kader van statistieken over het bedrijfsleven
Actie 2.1: Integreren van begrippen en methoden binnen het rechtskader –
Europese statistieken worden opgesteld volgens de communautaire wetgeving, die in de loop van de jaren is ontwikkeld. Er is een grondig onderzoek naar de consistentie tussen de verschillende wetteksten nodig. Daarom kan de Commissie externe studies met het oog op een herziening van de bestaande wetteksten kunnen laten uitvoeren om een geharmoniseerd rechtskader voor de verschillende gebieden van de bedrijfsen handelsstatistieken te scheppen. ▌
–
Er zijn sectoroverschrijdende kwesties in de statistiek; zo wordt er in verschillende statistische gebieden gerapporteerd over werkgelegenheid, en in sommige gevallen wordt hetzelfde verschijnsel vanuit verschillende standpunten beschreven. Met het oog op een betere harmonisatie zal opdracht worden gegeven voor studies om de methoden in de relevante statistische gebieden met elkaar in overeenstemming te brengen. Hiervoor is financiële steun voor de lidstaten nodig.
–
Het is van belang dat de consistentie tussen de verschillende gebieden van de bedrijfs- en handelsstatistiek wordt gegarandeerd. Daarvoor zullen studies naar de consistentie worden verricht. ║ Consistentie kan betrekking hebben op de relatie tussen statistieken van het goederenverkeer en van de betalingsbalans, maar ook op die tussen structurele bedrijfsstatistieken en handelsstatistieken. Hiervoor moet de Commissie opdracht geven tot externe studies en moeten de projecten van de lidstaten op dit gebied financieel worden gesteund.
56 /PE 410.854
NL
Actie 2.2: Ontwikkeling van statistieken over ondernemingsgroepen –
De Commissie heeft het initiatief genomen tot oprichting van een Europees register van multinationale ondernemingsgroepen. Een dergelijk register is een belangrijke basis voor de productie van geharmoniseerde statistieken betreffende de globalisering van de economie. De activiteiten in het kader van deze actie hebben tot doel het register te vervolledigen door middel van externe studies in opdracht van de Commissie.
–
De oprichting van een dergelijk register is niet voldoende. Er zal derhalve ook financiële steun worden verleend ter ondersteuning van acties in de lidstaten om efficiëntere methoden voor de verzameling van gegevens over ondernemingsgroepen te ontwikkelen en hun belang voor de internationale handel te illustreren.
–
Wanneer het Europees register van multinationale ondernemingsgroepen in gebruik wordt genomen, moeten de Europese statistieken een nieuw perspectief innemen. Daarom moeten specifieke communautaire enquêtes over ondernemingsgroepen worden ingevoerd. Hiertoe moet de Commissie opdracht geven tot externe studies en moeten de projecten van de lidstaten op dit gebied financieel worden gesteund.
Actie 2.3: Het verrichten van Europese enquêtes om de last voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk te beperken –
Om de nieuwe en opkomende behoeften aan Gemeenschapsstatistieken te belichten, kunnen er op ad-hocbasis specifieke Gemeenschapsenquêtes worden gehouden. Om deze enquêtes op te zetten, zal de Commissie opdracht geven tot externe studies of zal financiële steun aan de lidstaten worden verleend.
–
Om de potentiële besparingen van communautaire steekproefschema's in de reguliere statistieken ten nutte te maken, zal opdracht worden gegeven voor studies ║ om na te gaan in welke gebieden de communautaire aggregaten voldoende zijn en om nieuwe methoden voor gegevensverzameling in deze gebieden te ontwikkelen. Er zal ook financiële steun aan de lidstaten worden verleend om hun gegevensverzamelingssystemen aan te passen. Er bestaat echter geen standaard communautair steekproefschema en standaardschema's moeten daarom zijn aangepast aan de omstandigheden.
▌
PE 410.854\ 57
NL
Doelstelling 3:
Toepassen van een efficiëntere methode voor de productie van bedrijfs- en handelsstatistieken
Actie 3.1: Beter benutten van gegevens die in het statistisch systeem al beschikbaar zijn, inclusief de mogelijkheid van schattingen –
Het uiteindelijke doel van deze actie is de creatie van volledig geïntegreerde gegevensreeksen voor bedrijfs- en handelsstatistieken op microniveau – een "data warehouse"-benadering voor de bedrijfsstatistiek. Hiertoe zullen de lidstaten financieel worden ondersteund om reeksen gegevens of microgegevens uit verschillende gebieden van de bedrijfs- en handelsstatistiek, zoals handels- en ondernemingsregisters, aan elkaar te koppelen door de verbinding van structurele bedrijfsstatistieken met onderzoeks- en ontwikkelingsstatistieken en statistieken over de informatiemaatschappij.
–
Er zullen methodologische studies naar nieuwe werkprocessen worden uitgevoerd om het gebruik van lopende gegevensverzamelingen te verbeteren, bv. met het oog op de beoordeling van het effect van de informatie- en communicatietechnologie op bedrijfsresultaten door gegevens uit verschillende bronnen aan elkaar te koppelen.
–
De efficiëntere wijze van gegevensverzameling is gericht op vermindering van de last voor het bedrijfsleven. Gezorgd moet worden dat de bureaus voor de statistiek zo efficiënt mogelijk gebruik maken van de verzamelde informatie. Daarom zal er financiële steun worden verleend voor methodologische studies met het oog op een optimale toewijzing van steekproefgrootten en hun gecombineerd gebruik met andere bronnen en bijbehorende schattingsmethoden. Er kan ook steun worden verleend voor kwaliteitsstudies in gevallen waarin bepaalde ondernemingen (zoals het midden- en kleinbedrijf) van statistische enquêtes zijn uitgesloten, en op de ontwikkeling van passende, geharmoniseerde schattingsmethoden.
▌
58 /PE 410.854
NL
Actie 3.2: Beter benutten van gegevens die in de economie al beschikbaar zijn –
Soms wordt statistische informatie twee maal verzameld. Eerst voor administratieve doeleinden, zoals belastingen, en dan voor statistische doeleinden in enquêtes. Deze dubbele last zal zoveel mogelijk worden vermeden. Daarom zal het MEETS-programma financiële steun verlenen voor projecten betreffende het gebruik van administratieve gegevens voor statistische doeleinden, inclusief jaarrekeningen van bedrijven, door de lidstaten te helpen bij de omschakeling van statistische enquêtes naar het gebruik van administratieve bronnen, waarbij een hoge gegevenskwaliteit moet worden gegarandeerd.
–
Binnen ondernemingen is het zinvol de integratie van boekhoudsystemen en statistische verslaglegging te bevorderen om de levering van gegevens voor statistieken te vereenvoudigen. Hiertoe moet de Commissie opdracht geven tot externe studies en moeten de projecten van de lidstaten op dit gebied financieel worden gesteund.
Actie 3.3: Ontwikkelen van instrumenten voor een efficiëntere gegevensextractie, -transmissie en -verwerking. –
Nieuwe informatietechnologie (IT) maakt vereenvoudigde rapportage mogelijk. Er zal financiële steun worden verleend voor acties die de gegevensoverdracht van ondernemingen naar de nationale statistische instanties vergemakkelijken. Dit is mogelijk door gebruik te maken van de jaarrekeningen van bedrijven en andere financiële verslagen die worden opgesteld volgens de internationale standaarden voor jaarrekeningen en passende technische normen voor dergelijke verslagen, inclusief XBRL (eXtensible Business Reporting Language).
–
Een efficiënter gebruik van IT-instrumenten moet worden bevorderd om de informatie-uitwisseling tussen de Commissie en de lidstaten te vergemakkelijken. Bovendien moet de ontwikkeling van instrumenten voor de validering, de foutenopsporing, -correctie en -analyse en redactioneel werk worden voortgezet. Hiertoe is financiële steun voor projecten op dit gebied noodzakelijk.
PE 410.854\ 59
NL
–
Rekening houdend met de voortgaande vereenvoudiging van de douaneformaliteiten bij de uit- en invoer zal worden voorzien in financiële ondersteuning van acties die zijn gericht op de vereenvoudiging van de uitwisseling, de verwerking en de verspreiding van hoogwaardige en gedetailleerde handelsstatistieken.
Doelstelling 4: Moderniseren van de gegevensverzameling van Intrastat ║ Actie 4.1: Harmoniseren van methoden om de kwaliteit te verbeteren in een vereenvoudigd Intrastat-systeem –
Er zal financiële steun worden verleend voor acties in de lidstaten die zijn gericht op de ontwikkeling van instrumenten en methoden voor de ▌verbetering van de gegevenskwaliteit en het systeem voor de gegevensverzameling.
–
Er zal financiële steun worden verleend aan acties in de lidstaten ter vermindering van ongelijkheden door het vermijden van verkeerde indelingen en door harmonisatie van de schattings- verzamelings- en verwerkingssystemen, de voorschriften voor de verwerking van vertrouwelijke gegevens, de drempels en de methoden voor aanpassing.
Actie 4.2: Beter benutten van administratieve gegevens –
Het hergebruik van administratieve gegevens die voor andere doeleinden door ondernemingen zijn verstrekt (met name BTW-aangiften en boekhoudkundige gegevens) zullen worden aangemoedigd. Er zullen worden genomen om dit financieel te steunen, inclusief de ontwikkeling van IT-instrumenten en –procedures.
Actie 4.3: Verbeteren en vergemakkelijken van de gegevensuitwisseling voor Intrastat –
60 /PE 410.854
NL
De verdere ontwikkeling van instrumenten en methoden voor gegevensuitwisseling binnen een gecentraliseerd systeem is van doorslaggevend belang. Er moeten instrumenten voor validering, foutenopsporing, -correctie en -analyse en redactioneel werk op het gebied van intracommunautaire handelsstatistieken worden ontwikkeld. Bovendien komt er financiële steun voor acties die zijn toegespitst op de juridische en technische aspecten van gegevensuitwisseling tussen de lidstaten.
P6_TA-PROV(2008)0344 Batterijen en accu's alsook afgedankte batterijen en accu’s ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en met name van artikel 6, lid 2, inzake het op de markt brengen van batterijen en accu’s (COM(2008)0211 – C6-0165/2008 – 2008/0081(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0211), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0165/2008), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0244/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 410.854\ 61
NL
P6_TC1-COD(2008)0081 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 9 juli 2008 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en met name van artikel 6, lid 2, inzake het op de markt brengen van batterijen en accu's (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie║, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Gezien het advies van het Comité van de Regio's2, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag3, Overwegende hetgeen volgt: (1)
1 2 3 4
Artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad4 moet worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat batterijen en accu’s die voor 26 september 2008 rechtmatig in de Gemeenschap op de markt zijn gebracht maar niet voldoen aan Richtlijn 2006/66/EG, ook na die datum op de markt mogen blijven. Deze verduidelijking biedt rechtszekerheid met betrekking tot batterijen die in de lidstaten op de markt zijn gebracht en waarborgt een goede werking van de interne markt. De voorgestelde verduidelijking is in overeenstemming met het beginsel van afvalreductie en zorgt voor een daling van de administratieve lasten.
PB C .... PB C ... Standpunt van het Europees Parlement van 9 juli 2008. PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/12/EG (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 39). PE 410.854\ 63
NL
(2)
Richtlijn 2006/66/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Wijziging van Richtlijn 2006/66/EG Artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2006/66/EG wordt vervangen door: "2.
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat batterijen en accu's die niet aan de in deze richtlijn vastgestelde bepalingen voldoen, niet meer op de markt worden gebracht na 26 september 2008. Batterijen en accu’s die niet aan de eisen van deze richtlijn voldoen en die na die datum op de markt worden gebracht, worden van de markt genomen." Artikel 2 Omzetting
1.
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 26 september 2008 aan deze richtlijn te voldoen. ▌ Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
64 /PE 410.854
NL
Artikel 3 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de ▌ dag ▌ van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 4 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te ║ ,
Voor het Europees Parlement De Voorzitter
Voor de Raad De Voorzitter
PE 410.854\ 65
NL
P6_TA-PROV(2008)0345 Beperking van het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijk stoffen en preparaten ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten 2 (2-methoxyethoxy)ethanol, 2-(2-butoxyethoxy)ethanol, methyleendifenyldiisocyanaat, cyclohexaan en ammoniumnitraat (COM(2007)0559 – C6-0327/2007 – 2007/0200(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0559), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0327/2007), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0135/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
66 /PE 410.854
NL
P6_TC1-COD(2007)0200 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 9 juli 2008 met het oog op de aanneming van Beschikking nr. .../2008/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten 2-(2-methoxyethoxy)ethanol, 2-(2butoxyethoxy)ethanol, methyleendifenyldiisocyanaat, cyclo- hexaan en ammoniumnitraat (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie║, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
1 2 3
Voor 2-(2-methoxyethoxy)ethanol (DEGME), 2-(2-butoxyethoxy)ethanol (DEGBE), methyleendifenyldiisocyanaat (MDI) en cyclohexaan zijn de risico's voor de menselijke gezondheid beoordeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen3. Bij die risicobeoordelingen is vastgesteld dat de risico's van deze vier stoffen voor de menselijke gezondheid moeten worden beperkt. Die conclusies zijn bevestigd door het Wetenschappelijk Comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM).
Advies van 12 maart 2008 (nog niet in het PB gepubliceerd). Standpunt van het Europees Parlement van 9 juli 2008. PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1). PE 410.854\ 67
NL
(2)
In Aanbeveling 1999/721/EG van de Commissie van 12 oktober 1999 inzake de resultaten van de risicobeoordeling en inzake de strategieën voor de beperking van de risico's voor de stoffen: 2-(2-butoxyethoxy)ethanol; 2-(2-methoxyethoxy)ethanol; alkanen, C10-13-, chloor-; benzeen, C10-13-alkylderivaten1 en Aanbeveling 2007/98/EG van 6 december 2007 inzake ║ maatregelen ter beperking van de risico's voor de stoffen: piperazine; cyclohexaan; methyleendifenyldiisocyanaat; but-2-yn-1,4-diol; methyloxiraan; aniline; 2ethylhexylacrylaat; 1,4-dichloorbenzeen; 4'-tert-butyl-2',6'-dimethyl-3',5'-dinitroacetofenon; bis(2-ethylhexyl)ftalaat; fenol; ║ 5-tert-butyl-2,4,6-trinitro-m-xyleen2, die zijn uitgebracht in het kader van Verordening (EEG) nr. 793/93, zijn strategieën voorgesteld voor het beperken van de risico's van DEGME, DEGBE, MDI en cyclohexaan, waarbij geadviseerd werd voor preparaten die deze stoffen bevatten en voor levering aan het grote publiek in de handel gebracht worden, beperkende maatregelen toe te passen krachtens Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten3.
(3)
Om de consument te beschermen moet het op de markt brengen en het gebruik van preparaten die DEGME, DEGBE, MDI en cyclohexaan bevatten en voor bepaalde toepassingen bestemd zijn, derhalve worden beperkt.
(4)
DEGME wordt zeer zelden als bestanddeel van verven en verfafbijtmiddelen voor consumenten, reinigingsmiddelen, zelfglanzende emulsies en vloerkitten gebruikt. Uit de bovengenoemde risicobeoordeling is gebleken dat er een gezondheidsrisico voor de consument bestaat door blootstelling via de huid aan verven en verfafbijtmiddelen die DEGME bevatten. DEGME bevattende preparaten in verven en verfafbijtmiddelen mogen daarom niet meer voor levering aan het grote publiek op de markt worden gebracht. Hoewel het gebruik van DEGME in reinigingsmiddelen, zelfglanzende emulsies en vloerkitten niet is beoordeeld, kan het een soortgelijk risico opleveren en daarom mogen deze preparaten ook niet voor levering aan het grote publiek op de markt worden gebracht. Met het oog op het markttoezicht moet voor DEGME in die preparaten een grenswaarde van 0,1% worden vastgesteld.
1 2 3
PB L 292 van 13.11.99, blz. 42. PB L 33 van 7.2.2008, blz. 8. PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201. Richtlijn laatstelijk gewijzigd door Richtlijn 2007/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 257 van 3.10.2007, blz. 13).
68 /PE 410.854
NL
(5)
DEGBE wordt als bestanddeel van verven en reinigingsmiddelen gebruikt. Uit de bovengenoemde risicobeoordeling voor DEGBE is gebleken dat er een gezondheidsrisico voor de consument bestaat als gevolg van blootstelling door inademing bij het spuiten van verf. Er moet een afgeleide veilige concentratiegrens van 3% voor DEGBE in spuitverven worden vastgesteld om het risico van blootstelling van consumenten door inademing te voorkomen. Hoewel het gebruik van DEGME in spuitreinigingsmiddelen in aërosols niet is beoordeeld, kan het een soortgelijk risico opleveren en daarom mogen deze preparaten ook niet voor levering aan het grote publiek op de markt worden gebracht als de DEGBEconcentratie meer dan 3% bedraagt. Aërosols moeten voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 75/324/EEG van de Raad van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende aërosols1.
(6)
Voor andere verfsoorten dan spuitverven moet er een waarschuwing komen dat verf met een DEGBE-concentratie van ▌3% of meer niet in spuitverfapparatuur mag worden gebruikt.
(7)
Om te zorgen voor een passende uitfaseringstermijn voor spuitverven en spuitreinigingsmiddelen in aërosols die niet aan de concentratiegrenzen voor DEGBE voldoen, moeten verschillende ingangsdata worden vastgesteld voor de toepassing van de beperking voor DEGBE in spuitverven en spuitreinigingsmiddelen in aërosols op het voor het eerst op de markt brengen en op de verkoop aan de eindconsument.
(8)
Uit de risicobeoordeling voor MDI is gebleken dat de risico's bij gebruik van MDI bevattende preparaten door consumenten moeten worden beperkt in verband met blootstelling door inademing en via de huid. Om die risico's te voorkomen en weg te nemen mag het op de markt brengen met het oog op levering aan het grote publiek van MDI bevattende preparaten alleen worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden, zoals de verplichte verstrekking van geschikte beschermende handschoenen bij het product en nadere aanwijzingen in of op de verpakking. Deze handschoenen moeten voldoen aan de vereisten van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen2. Aangezien de verstrekking van de beschermingsmiddelen en het drukken van de aanwijzingen een specifieke inspanning van de producenten vereist, moet er een langere overgangsperiode komen.
1 2
PB L 147 van 9.6.1975, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/47/EG van de Commissie (PB L 96 van 9.4.2008, blz. 15). PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). PE 410.854\ 69
NL
▌ (9)
Bij de risicobeoordeling van cyclohexaan is met name aandacht besteed aan de blootstelling van de consument bij het gebruik van cyclohexaan bevattende preparaten voor het leggen van vloerbedekking, waarbij geconcludeerd is dat er beperkende maatregelen nodig zijn in verband met het risico voor de consument bij dergelijke toepassingen. Neopreencontactlijmen die cyclohexaan bevatten, zouden daarom alleen in kleinere verpakkingen voor levering aan de consument op de markt gebracht mogen worden. Bij het product moeten geharmoniseerde aanwijzingen worden verstrekt om te voorkomen dat consumenten het product niet onder juiste omstandigheden (d.w.z. zonder voldoende ventilatie) of voor verkeerde toepassingen (zoals het leggen van vloerbedekking) gebruiken.
(10) Ammoniumnitraat, dat in de Gemeenschap op grote schaal als meststof wordt gebruikt, kan als oxidator fungeren. Met name kan de stof exploderen als zij met bepaalde andere stoffen gemengd wordt. Meststoffen op basis van ammoniumnitraat moeten daarom aan bepaalde voorschriften voldoen als zij op de markt gebracht worden, om te voorkomen dat zij onbedoeld detoneren. (11) Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen1 bevat geharmoniseerde voorschriften, waaronder veiligheidsvoorschriften, voor meststoffen op basis van ammoniumnitraat. Meststoffen die aan die voorschriften voldoen, mogen als EG-meststof worden aangeduid en vrij op de interne markt circuleren. (12) Als het gaat om meststoffen die alleen voor de verkoop in één lidstaat bestemd zijn, kunnen fabrikanten er de voorkeur aan geven alleen aan de nationale voorschriften te voldoen. In dat geval zijn die meststoffen wellicht niet in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften op Gemeenschapsniveau. Om in de hele Gemeenschap een uniform veiligheidsniveau te verkrijgen zouden alle meststoffen op basis van ammoniumnitraat dus aan dezelfde veiligheidsvoorschriften moeten voldoen.
1
PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 162/2007 van de Commissie (PB L 51 van 20.2.2007, blz. 7).
70 /PE 410.854
NL
(13) Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 beschrijft een detonatieproef voor meststoffen op basis van ammoniumnitraat die meer dan 28% stikstof bevatten. Ook zijn in die bijlage voor dergelijke meststoffen een aantal fysische kenmerken en grenswaarden voor het gehalte aan bepaalde verontreinigingen vastgesteld om het detonatiegevaar zo klein mogelijk te maken. Meststoffen op basis van ammoniumnitraat die aan die voorschriften voldoen, of die minder dan 28% stikstof bevatten, worden door alle lidstaten als veilig voor gebruik in de landbouw beschouwd. (14) Alle in de Gemeenschap verkochte meststoffen op basis van ammoniumnitraat moeten daarom aan de veiligheidsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 2003/2003 voldoen. (15) Meststoffen op basis van ammoniumnitraat zijn oneigenlijk gebruikt voor het illegaal vervaardigen van explosieven. Daarvoor kunnen meststoffen met een stikstofgehalte vanaf 16% worden gebruikt. ▌Meststoffen en preparaten die meer dan 16 gewichtsprocent stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat bevatten, dienen daarom alleen voor landbouwers en professionele gebruikers verkrijgbaar te zijn De lidstaten mogen evenwel om sociaaleconomische redenen voor hun grondgebied een grenswaarde van maximaal 20 gewichtsprocent stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat hanteren. Voor de toepassing van dit punt moeten de begrippen "landbouwer" en "landbouwactiviteit" zodanig worden gedefinieerd dat bij landbouw- en andere soortgelijke beroepsactiviteiten, zoals onderhoud van parken, tuinen of sportvelden, nog steeds gebruik kan worden gemaakt van meststoffen met een hoger stikstofgehalte. (16) De bepalingen van deze beschikking worden aangenomen teneinde te worden opgenomen in bijlage XVII van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen1, zoals bepaald in artikel 137, lid 3, van die verordening.
1
PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1354/2007 van de Raad (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 1). PE 410.854\ 71
NL
(17) Richtlijn 76/769/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. (18) Deze beschikking heeft geen gevolgen voor de communautaire wetgeving tot vaststelling van de minimumeisen voor de bescherming van werknemers, zoals Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk1 en daarop gebaseerde bijzondere richtlijnen, met name Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid l, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (gecodificeerde versie)2 en Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)3, HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
1 2 3
PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/30/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 27.6.2007, blz. 21). PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50. PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2007/30/EG (PB nr. L 165 van 27.6.2007, blz. 21).
72 /PE 410.854
NL
Artikel 1 Bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking. Artikel 2 Deze beschikking treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 3 Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. Gedaan te ║,
Voor het Europees Parlement De president
Voor de Raad De president
PE 410.854\ 73
NL
BIJLAGE Aan bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG worden de volgende punten 53 tot en met 57 toegevoegd: "(53) 2-(2-Methoxyethoxy)ethanol (DEGME) CAS-nr. 111-77-3 Einecs-nr. 203-906-6
Mag na ...+ niet op de markt worden gebracht als bestanddeel, in een concentratie van 0,1 massaprocent of meer, van verven, verfafbijtmiddelen, reinigingsmiddelen, zelfglanzende emulsies en vloerkitten die bestemd zijn voor levering aan het grote publiek.
(54) 2-(2-butoxyethoxy)ethanol (DEGBE) CAS-nr. 112-34-5 Einecs-nr. 203-961-6
(1) Mag na ...+ niet voor het eerst op de markt worden gebracht als bestanddeel, in een concentratie van 3 massaprocent of meer, van spuitverven of spuitreinigingsmiddelen in aërosols die bestemd zijn voor het grote publiek.
+ ++
(2)
Spuitverven en spuitreinigingsmiddelen in aërosols die DEGBE bevatten en niet aan ▌punt 1 ▌voldoen, mogen na ...++ niet op de markt worden gebracht voor levering aan het grote publiek.
(3)
Onverminderd andere communautaire wetgeving betreffende de indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen en preparaten moet op andere verven dan spuitverven, die meer dan 3 massaprocent DEGBE bevatten en op de markt worden gebracht voor levering aan het grote publiek, uiterlijk op ...++ zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar de volgende vermelding worden aangebracht: "Niet gebruiken in verfspuitapparatuur".
PB: datum invoegen: 18 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking. PB: datum invoegen: 24 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking. PE 410.854\ 75
NL
(55) Methyleendifenyldiisocyanaat (MDI) CAS-nr. 26447-40-5 Einecs-nr. 247-714-0
(1)
Mag na ...+ niet op de markt worden gebracht als bestanddeel, in een concentratie van 0,1 massaprocent of meer, van preparaten die bestemd zijn voor levering aan het grote publiek, tenzij de verpakking: (a)
beschermende handschoenen bevat die voldoen aan de vereisten van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad.
(b)
onverminderd andere communautaire wetgeving betreffende de indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen en preparaten voorzien is van de volgende, zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare vermelding: "– Bij personen die al voor diisocyanaten gesensibiliseerd zijn, kunnen bij gebruik van dit product allergische reacties optreden. – Personen die lijden aan astma, eczeem of huidproblemen, moeten contact met dit product, inclusief huidcontact, vermijden. – Dit product niet bij slechte ventilatie gebruiken, tenzij een beschermend masker met een geschikt gasfilter (type A1 overeenkomstig norm EN 14387) wordt gedragen."
+
PB: datum invoegen: 24 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking.
76 /PE 410.854
NL
(2)
Punt 1, onder a), geldt niet voor smeltlijmen.
▌ (56) Cyclohexaan CAS-nr. 110-82-7 Einecs-nr. 203-806-2
+ ++
(1)
Mag na ...+ niet voor het eerst op de markt worden gebracht als bestanddeel, in een concentratie van 0,1 massaprocent of meer, van contactlijmen op basis van neopreen in een verpakking van meer dan 350 g die bestemd zijn voor levering aan het grote publiek.
(2)
Contactlijmen op basis van neopreen die cyclohexaan bevatten en niet aan punt 1 voldoen, mogen na ...++ niet op de markt worden gebracht voor levering aan het grote publiek.
(3)
Onverminderd andere communautaire wetgeving betreffende de indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen en preparaten moet op de verpakking van contactlijmen op basis van neopreen die cyclohexaan bevatten in een concentratie van 0,1 massaprocent of meer en die na ...++ op de markt worden gebracht voor levering aan het grote publiek, zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar de volgende vermelding worden aangebracht:
PB: datum invoegen: 18 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking. PB: datum invoegen: 24 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking. PE 410.854\ 77
NL
(57) Ammoniumnitraat CAS-nr. 6484-52-2 Einecs-nr. 229-347-8
+
"Dit product mag niet worden gebruikt bij slechte ventilatie.
–
Dit product mag niet worden gebruikt voor het leggen van vloerbedekking".
Mag na ...+ als stof of in preparaten die meer dan 28 massaprocent stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat bevatten, niet op de markt worden gebracht voor gebruik als vaste, enkelvoudige of samengestelde meststof, tenzij de meststof voldoet aan de technische bepalingen voor meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte zoals vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen*.
PB: datum invoegen: 18 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking.
78 /PE 410.854
NL
(1)
–
(2)
Mag na ...+ niet als stof of in preparaten die 16 massaprocent of meer stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat bevatten, op de markt worden gebracht, behalve voor levering aan: –
downstreamgebruikers en distributeurs, met inbegrip van natuurlijke of rechtspersonen aan wie een licentie of vergunning is verstrekt overeenkomstig Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik**;
–
landbouwers voor gebruik tijdens hun voltijd- of deeltijdlandbouwactiviteiten, waarbij niet noodzakelijkerwijs een verband moet bestaan met de grootte van het areaal;
–
natuurlijke of rechtspersonen die zich beroepshalve bezighouden met tuinbouw, het kweken van planten in kassen, onderhoud van parken, tuinen of sportvelden, bosbouw of andere soortgelijke activiteiten.
Ten aanzien van de in dit lid vermelde beperkingen mogen de lidstaten evenwel om sociaal-economische redenen tot 1 juli 2014 een grenswaarde van maximaal 20 gewichtsprocent stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat hanteren voor stoffen preparaten die op hun grondgebied op de markt worden gebracht. Zij stellen de Commissie en de andere lidstaten hiervan in kennis.
+
PB: datum invoegen: 18 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking. PE 410.854\ 79
NL
In dit punt wordt verstaan onder: –
"landbouwer": een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, waarvan het bedrijf zich bevindt op het grondgebied van de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 299 van het Verdrag, en die een landbouwactiviteit uitoefent;
–
"landbouwactiviteit": het produceren, fokken of kweken van landbouwproducten, met inbegrip van oogsten, melken, fokken van dieren en houden van dieren voor landbouwdoeleinden, of het in goede landbouw- en milieuconditie houden van het land, zoals bepaald in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers***.
_____ *
** ***
PB L 304 van 21.11.2003. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 162/2007 van de Commissie (PB L 51 van 20.2.2007, blz. 7). PB L 121 van 15.5.1993, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 479/2008 (PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1).
______________
80 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0346 Voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1775/2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (COM(2007)0532 – C6-0319/2007 – 2007/0199(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0532), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0319/2007), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A6-0253/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 410.854\ 81
NL
Amendement 1 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(1) Met de interne markt voor gas, die sinds 1999 geleidelijk tot stand is gebracht, wordt beoogd alle afnemers in de Gemeenschap – zowel particulieren als ondernemingen – echte keuzevrijheid te bieden, nieuwe kansen voor het bedrijfsleven te scheppen en grensoverschrijdende handel te bevorderen, teneinde efficiëntieverbeteringen, concurrerende prijzen en een betere dienstverlening te bewerkstelligen en de voorzieningszekerheid en duurzaamheid in de hand te werken.
(1) Met de interne markt voor gas, die sinds 1999 geleidelijk tot stand is gebracht, wordt beoogd alle afnemers in de Gemeenschap – zowel particulieren als ondernemingen – echte keuzevrijheid te bieden, nieuwe kansen voor het bedrijfsleven te scheppen en grensoverschrijdende handel te bevorderen, teneinde efficiëntieverbeteringen, concurrerende prijzen, een betere dienstverlening en beschikbaarheid voor zo veel mogelijk personen te bewerkstelligen en de voorzieningszekerheid en duurzaamheid in de hand te werken.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(3) Momenteel kan echter niet worden gewaarborgd dat elke onderneming uit de Gemeenschap het recht heeft om in om het even welke lidstaat op gelijke voet gas te verkopen, zonder discriminatie of benadeling. Er is met name nog steeds geen sprake van een niet-discriminerende nettoegang en van een gelijk niveau van toezicht door de regelgevende instanties in de lidstaten.
(3) Momenteel kan echter niet worden gewaarborgd dat elke onderneming uit de Gemeenschap het recht heeft om in om het even welke lidstaat op gelijke voet gas te verkopen, zonder discriminatie of benadeling. Er is met name nog steeds geen sprake van een niet-discriminerende netwerktoegang en van een gelijk niveau van toezicht door de regelgevende instanties in de lidstaten en ook bestaan er nog steeds geïsoleerde markten.
Amendement 3
82 /PE 410.854
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) Als eerste stap in de richting van de marktintegratie en met het oog op de voltooiing van de interne energiemarkt moet een afdoende grensoverschrijdende gasinterconnectiecapaciteit worden bewerkstelligd.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(4) In de mededeling van de Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement "Een energiebeleid voor Europa" is benadrukt hoe belangrijk het is de interne gasmarkt te voltooien en gelijke concurrentievoorwaarden voor alle gasbedrijven uit de Gemeenschap tot stand te brengen. De mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt en de mededeling van de Commissie met als titel "Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)" hebben aangetoond dat de huidige voorschriften en maatregelen niet het nodige kader verschaffen om de doelstelling van een goed functionerende interne markt te realiseren.
(4) In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 "Een energiebeleid voor Europa" is benadrukt hoe belangrijk het is de interne gasmarkt te voltooien en gelijke concurrentievoorwaarden voor alle gasbedrijven uit de Gemeenschap tot stand te brengen. De mededelingen van de Commissie van dezelfde datum over de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt en met berekking tot haar onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren hebben aangetoond dat de huidige voorschriften en maatregelen niet in alle lidstaten naar behoren zijn omgezet, met als resultaat dat de doelstelling van een goed functionerende interne energiemarkt nog niet naar tevredenheid is gerealiseerd.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 6 Door de Commissie voorgestelde tekst (6) Er is meer in het bijzonder een grotere samenwerking en coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders vereist om
Amendement (6) Er is meer in het bijzonder nood aan de aanleg van fysieke aansluitingen tussen gasnetten enerzijds en een grotere PE 410.854\ 83
NL
een geleidelijke onderlinge afstemming van de technische en commerciële codes voor de verlening en het beheer van daadwerkelijke toegang tot de transmissienetten over de grenzen heen te verwezenlijken, om, met inachtneming van het milieu, een gecoördineerde en voldoende toekomstgerichte planning en een deugdelijke ontwikkeling van het transmissiesysteem in de Gemeenschap te waarborgen, en om energie-efficiëntie, onderzoek en innovatie te stimuleren, met name met de bedoeling de penetratie van hernieuwbare energiebronnen en de verspreiding van koolstofarme technologie te bevorderen. Transmissiesysteembeheerders dienen hun netten volgens onderling afgestemde technische en marktcodes te beheren.
samenwerking en coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders anderzijds om een geleidelijke onderlinge afstemming van de technische en commerciële codes voor de verlening en het beheer van daadwerkelijke en transparante toegang tot de transmissienetten over de grenzen heen te verwezenlijken, om, met inachtneming van het milieu, een gecoördineerde en voldoende toekomstgerichte planning en een deugdelijke ontwikkeling van het transmissiesysteem in de Gemeenschap te waarborgen, en om energie-efficiëntie, onderzoek en innovatie te stimuleren, met name met de bedoeling de penetratie van hernieuwbare energiebronnen en de verspreiding van koolstofarme technologie te bevorderen. Transmissiesysteembeheerders dienen hun netten volgens onderling afgestemde technische en marktcodes te beheren.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 7 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(7) Om te zorgen voor een optimaal beheer van het gastransmissienet in de Gemeenschap, moet een Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders worden opgericht. De taken van dit netwerk dienen te worden uitgeoefend met inachtneming van de communautaire mededingingsregels, die op de beslissingen van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders van toepassing blijven. Deze taken moeten nauwkeurig worden omschreven en de daarbij gevolgde werkmethode moet efficiëntie, representativiteit en transparantie garanderen. Aangezien met een benadering op regionaal niveau effectievere vooruitgang kan worden geboekt, dienen de transmissiesysteembeheerders binnen de overkoepelende samenwerkingsstructuur
(7) Om te zorgen voor een optimaal beheer van het gastransmissienet in de Gemeenschap, moet een Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders worden opgericht. De taken van dit netwerk dienen te worden uitgeoefend met inachtneming van de communautaire mededingingsregels, die op de beslissingen van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders van toepassing blijven. Deze taken moeten nauwkeurig worden omschreven en de daarbij gevolgde werkmethode moet efficiëntie, representativiteit en transparantie garanderen. Aangezien met een benadering op regionaal niveau effectievere vooruitgang kan worden geboekt, dienen de transmissiesysteembeheerders binnen de overkoepelende samenwerkingsstructuur
84 /PE 410.854
NL
regionale structuren op te zetten en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de resultaten op regionaal niveau stroken met de codes en investeringsplannen op Gemeenschapsniveau. Samenwerking binnen dergelijke regionale structuren vergt een daadwerkelijke ontvlechting van netactiviteiten enerzijds en productie- en leveringsactiviteiten anderzijds, anders houdt regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders een risico van concurrentieverstorend gedrag in.
regionale structuren op te zetten en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de resultaten op regionaal niveau stroken met de codes en investeringsplannen op Gemeenschapsniveau. De lidstaten moeten de samenwerking bevorderen en toezien op de effectieve werking van het netwerk op regionaal niveau.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 8 Door de Commissie voorgestelde tekst (8) Alle marktdeelnemers hebben belang bij de werkzaamheden die van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders worden verwacht. Daarom is het raadplegingsproces van essentieel belang en moeten de bestaande structuren die zijn opgezet om het raadplegingsproces te vergemakkelijken en te stroomlijnen, zoals EASEE-gas (de Europese organisatie voor de stroomlijning van energie-uitwisseling) een belangrijke rol spelen.
Amendement Schrappen
Amendement 8 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 11 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(11) Uit de marktonderzoeken die de nationale regelgevende instanties en de Commissie in de loop van de voorbije jaren hebben uitgevoerd, is gebleken dat de thans geldende transparantievereisten en voorschriften voor de toegang tot de infrastructuur ontoereikend zijn.
(11) Uit de marktonderzoeken die de nationale regelgevende instanties en de Commissie in de loop van de voorbije jaren hebben uitgevoerd, is gebleken dat de thans geldende transparantievereisten en voorschriften voor de toegang tot de infrastructuur ontoereikend zijn om een echte, goed werkende, doelmatige en open PE 410.854\ 85
NL
interne markt te waarborgen. Amendement 9 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 13 Door de Commissie voorgestelde tekst (13) Om het vertrouwen in de markt te versterken, moeten marktdeelnemers de zekerheid hebben dat misbruik kan worden bestraft. De bevoegde autoriteiten moeten in staat worden gesteld vermoedens van marktmisbruik effectief te onderzoeken. Daarom moeten zij toegang hebben tot gegevens die informatie verschaffen over operationele beslissingen van leveranciers. Op de gasmarkt worden al deze beslissingen aan de systeembeheerders gemeld in de vorm van capaciteitsreserveringen, nominaties en gerealiseerde flows. Systeembeheerders moeten deze informatie gedurende een bepaalde termijn ter beschikking van de bevoegde autoriteiten houden.
Amendement (13) Om het vertrouwen in de markt te versterken, moeten marktdeelnemers de zekerheid hebben dat misbruik daadwerkelijk kan worden bestraft. De bevoegde autoriteiten moeten daadwerkelijk de bevoegdheid krijgen vermoedens van marktmisbruik te onderzoeken. Daartoe moeten de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot gegevens die informatie verschaffen over operationele beslissingen van leveranciers. Op de gasmarkt worden alle beslissingen van die aard aan de systeembeheerders gemeld in de vorm van capaciteitsreserveringen, nominaties en gerealiseerde flows. Systeembeheerders moeten informatie in verband hiermee gedurende een bepaalde termijn in gemakkelijk te raadplegen vorm ter beschikking van de bevoegde autoriteiten houden. De bevoegde autoriteiten moeten verder regelmatig nagaan of de systeembeheerders zich aan de regels houden.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 14 Door de Commissie voorgestelde tekst (14) Om voor huishoudelijke afnemers te kunnen concurreren, mogen leveranciers niet worden gehinderd wanneer zij nieuwe kleinhandelsmarkten willen betreden. Alle marktpartijen dienen derhalve kennis te hebben van de regels en verantwoordelijkheden die de leveringsketen kenmerken. Deze regels en verantwoordelijkheden moeten worden 86 /PE 410.854
NL
Amendement (14) Om voor huishoudelijke afnemers te kunnen concurreren, mogen leveranciers niet worden gehinderd wanneer zij nieuwe kleinhandelsmarkten willen betreden. Alle marktpartijen dienen derhalve kennis te hebben van de regels en verantwoordelijkheden die de leveringsketen kenmerken. Deze regels en verantwoordelijkheden moeten worden
geharmoniseerd teneinde de marktintegratie in de Gemeenschap in de hand te werken.
geharmoniseerd teneinde de marktintegratie in de Gemeenschap in de hand te werken. De bevoegde autoriteiten moeten regelmatig nagaan of de marktdeelnemers zich aan de regels houden.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 15 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(15) Er is sprake van een gebrekkige toegang tot gasopslag- en LNG-installaties. Daarom moet de regelgeving verbeteren. Uit onderzoek van de ERGEG (de Europese groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas) is gebleken dat de voor opslagsysteembeheerders geldende vrijwillige richtsnoeren voor goede praktijk met betrekking tot de toegang van derden, waarover de belanghebbenden het op het Forum van Madrid eens waren geworden, onvoldoende worden gevolgd en daarom bindend moeten worden verklaard.
(15) Er is in sommige lidstaten sprake van een gebrekkige toegang tot gasopslag- en LNG-installaties. Daarom moet de tenuitvoerlegging van de bestaande regelgeving radicaal verbeterd worden. Uit onderzoek van de ERGEG (de Europese groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas) is gebleken dat de voor opslagsysteembeheerders geldende vrijwillige richtsnoeren voor goede praktijken met betrekking tot de toegang van derden, waarover de belanghebbenden het op het Forum van Madrid eens waren geworden, in sommige gevallen niet op de juiste manier worden gevolgd en daarom bindend moeten worden gemaakt. Hoewel de vrijwillige richtsnoeren momenteel in de hele Europese Unie bijna volledig worden omgezet, zal het bindend verklaren ervan het vertrouwen van de beheerders in een niet-discriminerende toegang tot opslaginstallaties vergroten.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 1 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(c) het ontstaan van goed functionerende en transparante grensoverschrijdende kleinhandelsmarkten en van een goed functionerende en transparante
(c) het ontstaan van een goed functionerende en transparante groothandelsmarkt met een hoge zekerheid op het vlak van aardgasvoorziening te PE 410.854\ 87
NL
groothandelsmarkt te bevorderen. Zij voorziet in mechanismen om deze regels te harmoniseren teneinde de grensoverschrijdende handel in gas en de grensoverschrijdende levering van gas aan gebruikers mogelijk te maken.
bevorderen en in mechanismen te voorzien om de regels inzake netwerktoegang voor grensoverschrijdende uitwisseling van gas te harmoniseren.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 – letter -a (nieuw) Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 – lid 1 – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-a) in lid 1 wordt punt 1 vervangen door: "1. "transmissie": het transport van aardgas door een doorvoerpijpleiding of door een pijpleidingnet dat vooral bestaat uit hogedrukpijpleidingen, met uitzondering van transport door een upstreampijpleiding of -pijpleidingnet en tevens met uitzondering van pijpleidingen of pijpleidingnetten die opslagcapaciteit aansluiten op lokale distributie en in het algemeen met uitzondering van transport door pijpleidingen die in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie worden gebruikt. [...]"
Amendement 14 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 bis Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Alle transmissiesysteembeheerders werken samen op Gemeenschapsniveau door een Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas op te richten met de bedoeling een optimaal beheer en deugdelijke technische ontwikkeling van het Europees gastransmissienet te garanderen.
Alle transmissiesysteembeheerders werken samen op Gemeenschapsniveau door een Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas op te richten met de bedoeling een optimaal beheer, gecoördineerde werking en deugdelijke technische ontwikkeling van het Europees gastransmissienet te garanderen, en de voltooiing van de
88 /PE 410.854
NL
interne gasmarkt, de werking van de energiemarkten en grensoverschrijdende handel te bevorderen. Amendement 15 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 ter – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Uiterlijk op […] moeten de transmissiesysteembeheerders voor gas de ontwerpstatuten, een lijst van toekomstige leden en het ontwerpreglement van orde, met onder meer de procedurevoorschriften voor de raadpleging van andere belanghebbenden, van het op te richten Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas indienen bij de Commissie en het Agentschap.
1. Uiterlijk op […] moeten de transmissiesysteembeheerders voor gas de ontwerpstatuten, een lijst van toekomstige leden en het ontwerpreglement van orde van het op te richten Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas indienen bij de Commissie en het Agentschap.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 ter – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Binnen zes weken na ontvangst brengt het Agentschap aan de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.
2. Binnen twee maanden na ontvangst brengt het Agentschap, na raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen en in het bijzonder de systeemgebruikers en klanten, aan de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 ter – lid 3 PE 410.854\ 89
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst 3. Binnen drie maanden na ontvangst van het advies van het Agentschap brengt de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.
Amendement 3. Rekening houdend met het in lid 2 bepaalde advies van het Agentschap en binnen drie maanden na ontvangst van dit advies brengt de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 quater Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas stelt de volgende documenten op:
1. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 bis vermelde doelstellingen stelt het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas overeenkomstig de in artikel 2 quinquies, juncto artikel 6, lid 3 van Verordening (EG) nr. ... van het Europees Parlement en de Raad van ... tot instelling van het Agentschap voor samenwerking van regelgevende instanties voor energie beschreven procedure de volgende documenten vast en legt deze aan het Agentschap voor:
(a) technische en marktcodes op de in lid 3 vermelde terreinen;
(a) in samenwerking met marktdeelnemers en netwerkgebruikers opgestelde ontwerpnetwerkcodes op de in lid 3 vermelde terreinen;
(b) gemeenschappelijke netbeheersinstrumenten en onderzoekplannen;
(b) gemeenschappelijke netbeheersinstrumenten en onderzoekplannen;
(c) om de twee jaar een tienjarig investeringsplan;
(c) om de twee jaar een tienjarig investeringsplan, waarin onder meer een verslag inzake de toereikendheid van vraag en aanbod is opgenomen; (c bis) maatregelen ter waarborging van real-time-coördinatie van netwerkexploitatie onder normale omstandigheden en in noodsituaties;
90 /PE 410.854
NL
(c ter) richtsnoeren inzake coördinatie van technische samenwerking tussen communautaire transmissiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders van derde landen; (d) een jaarlijks werkprogramma;
(d) een jaarlijks werkprogramma op basis van de door het Agentschap gestelde prioriteiten;
(e) een jaarverslag;
(e) een jaarverslag; en
(f) jaarlijkse zomer- en wintervooruitzichten inzake de levering.
(f) jaarlijkse zomer- en wintervooruitzichten inzake de levering.
2. Het in lid 1, onder d), bedoelde jaarlijkse werkprogramma bevat een lijst en beschrijving van de technische en marktcodes die in het desbetreffende jaar zullen worden opgesteld, een plan voor het gemeenschappelijke beheer van het net en de onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten in de loop van dat jaar, alsook een indicatief tijdschema.
2. Het in lid 1, onder d), bedoelde jaarlijkse werkprogramma bevat een lijst en beschrijving van de netwerkcodes die in het desbetreffende jaar zullen worden opgesteld, een plan voor het gemeenschappelijke beheer van het netwerk en de onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten in de loop van dat jaar, alsook een indicatief tijdschema.
3. De gedetailleerde technische en marktcodes hebben betrekking op de volgende terreinen, rekening houdend met de in het jaarlijkse werkprogramma vastgelegde prioriteiten:
3. De gedetailleerde netwerkcodes hebben betrekking op de volgende terreinen, rekening houdend met de in het jaarlijkse werkprogramma vastgelegde prioriteiten:
(a) voorschriften inzake veiligheid en betrouwbaarheid;
(a) voorschriften inzake veiligheid en betrouwbaarheid, waaronder interoperabiliteitsvoorschriften en operationele procedures voor noodsituaties;
(b) voorschriften voor netaansluiting en – toegang;
(b) voorschriften voor netaansluiting en – toegang;
(c) voorschriften voor gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting; (d) voorschriften inzake interoperabiliteit; (e) operationele procedures in een noodgeval; (f) voorschriften voor capaciteitsallocatie en congestiebeheer;
(f) voorschriften voor grensoverschrijdende capaciteitsallocatie en congestiebeheer;
(g) voorschriften voor de handel; (h) transparantievoorschriften;
(h) aan het net gerelateerde PE 410.854\ 91
NL
transparantievoorschriften; (i) balanceringsvoorschriften, waaronder voorschriften voor nominatieprocedures, voorschriften voor de tarieven voor onbalans en voorschriften voor operationele balancering tussen de systemen van transmissiesysteembeheerders;
(i) balanceringsvoorschriften en voorschriften voor geschillenbeslechting;
(j) voorschriften voor geharmoniseerde tariefstructuren voor transport (k) energie-efficiëntie met betrekking tot gasnetten.
(k) energie-efficiëntie met betrekking tot gasnetten.
4. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van de technische en marktcodes en vermeldt de resultaten van zijn toezichtactiviteiten in het in lid 1, onder e), bedoelde jaarverslag.
4. Het Agentschap houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van de netwerkcodes door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas.
5. Om de twee jaar publiceert het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas een Gemeenschapsbreed tienjarig plan voor investeringen in het net. Het investeringsplan bevat een modellering van het geïntegreerde net, een scenarioontwikkeling, een verslag inzake de toereikendheid van vraag en aanbod en een beoordeling van de veerkracht van het systeem. Het investeringsplan berust met name op de nationale investeringsplannen en op de bij Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde richtsnoeren voor transEuropese netwerken in de energiesector. Het investeringsplan geeft aan waar er sprake is van een tekort aan investeringen, met name met betrekking tot de grensoverschrijdende capaciteit.
5. Om de twee jaar publiceert het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas, na goedkeuring ervan door het Agentschap, een Gemeenschapsbreed tienjarig plan voor investeringen in het net. Het investeringsplan bevat een modellering van het geïntegreerde net, waarin rekening wordt gehouden met opslag- en LNGinstallaties, een scenario-ontwikkeling, een verslag inzake de toereikendheid van vraag en aanbod en een beoordeling van de veerkracht van het systeem. Het investeringsplan berust met name op de nationale investeringsplannen en houdt rekening met de communautaire en regionale aspecten van netwerkplanning, met inbegrip van de bij Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector. Het investeringsplan geeft aan waar er sprake is van een tekort aan investeringen, met name met betrekking tot de grensoverschrijdende capaciteit, en omvat investeringen in interconnectie, in het bijzonder en op de eerste plaats in verbindingen tussen "energie-eilanden" en gasnetwerken in de Europese Unie, en investeringen in
92 /PE 410.854
NL
andere infrastructuur die noodzakelijk is voor effectieve handel en concurrentie en voor een gegarandeerd aanbod. Bij het investeringsplan wordt een onderzoek gevoegd naar de belemmeringen voor de toename van grensoverschrijdende capaciteit van het netwerk als gevolg van verschillende goedkeuringsprocedures of praktijken. De transmissiesysteembeheerders moeten het gepubliceerde investeringsplan uitvoeren. 6. Op verzoek van de Commissie adviseert het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas haar over de vaststelling van richtsnoeren als bedoeld in artikel 9.
6. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 bis beschreven doelstellingen kan het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas het Agentschap op eigen initiatief ontwerpnetwerkcodes voorstellen op alle terreinen die niet in artikel 3 vermeld zijn. Het Agentschap stelt vervolgens de netwerkcodes vast overeenkomstig de in artikel 2 sexies bis (ontwikkeling van codes) beschreven procedure en zorgt er daarbij voor dat deze codes niet in tegenspraak zijn met de richtsnoeren die overeenkomstig artikel 2 sexies zijn vastgesteld (ontwikkeling van richtsnoeren).
Amendement 49 Voorstel voor een verordening - wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr.1775/2005 Artikel 2 quinquies – lid 1bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas verzamelt alle relevante informatie in verband met de uitvoering van de netwerkcodes en legt deze ter beoordeling voor aan het Agentschap.
Amendement 19
PE 410.854\ 93
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 quinquies – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas dient de ontwerpversies van de technische en marktcodes, het tienjarige investeringsplan en het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de informatie betreffende het raadplegingsproces, in bij het Agentschap. Het Agentschap kan binnen een termijn van drie maanden advies uitbrengen aan het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas. Het Agentschap brengt een naar behoren gemotiveerd advies uit aan de Commissie als het van oordeel is dat de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of van het tienjarige investeringsplan de afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de efficiënte werking van de markt niet garandeert.
Amendement 2. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas dient de ontwerpversies van de netwerkcodes en de in artikel 2 quater, lid 1, bedoelde documenten ter goedkeuring in bij het Agentschap.
Het Agentschap ziet toe op de uitvoering van de technische netwerkcodes, het tienjarige investeringsplan en het jaarlijkse werkprogramma en neemt de resultaten van dit toezicht op in zijn jaarverslag. Indien de transmissiesysteembeheerders zich niet houden aan de netwerkcodes, het tienjarige investeringsplan of het jaarlijkse werkprogramma van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas, brengt het Agentschap de Commissie daarvan op de hoogte.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening - wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr.1775/2005 Artikel 2 sexies Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Opstelling en evaluatie van technische en marktcodes
Ontwikkeling van richtsnoeren
1. Na raadpleging van het Agentschap kan de Commissie het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas verzoeken om binnen een redelijke 94 /PE 410.854
NL
1. De Commissie stelt, na raadpleging van het Agentschap, een jaarlijkse prioriteitenlijst vast van zaken die van primair belang zijn voor de ontwikkeling
termijn codes op de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde terreinen op te stellen wanneer zij dergelijke codes noodzakelijk acht voor een efficiënte werking van de markt.
van de interne gasmarkt.
2. Het Agentschap brengt een naar behoren gemotiveerd advies uit aan de Commissie als het van oordeel is dat:
2. Met betrekking tot de prioriteitenlijst geeft de Commissie het Agentschap de opdracht om binnen uiterlijk zes maanden ontwerprichtsnoeren te ontwikkelen waarin fundamentele, duidelijke en objectieve beginselen worden vastgesteld voor de harmonisering van voorschriften, zoals bedoeld in artikel 2 quater.
a) een van de technische of marktcodes die het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas op de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde terreinen heeft vastgesteld, niet volstaat om de afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de efficiënte werking van de markt te garanderen; b) het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas er niet in slaagt binnen een redelijke termijn overeenstemming te bereiken over een technische of marktcode op de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde terreinen; c) de transmissiesysteembeheerders een van de technische of marktcodes die het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas op de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde terreinen heeft vastgesteld, niet toepassen. 3. De Commissie kan op eigen initiatief of op aanbeveling van het Agentschap richtsnoeren op de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde terreinen vaststellen als zij van oordeel is dat:
3. Bij het opstellen van deze richtsnoeren raadpleegt het Agentschap formeel en op open en doorzichtige wijze het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas en andere belanghebbenden.
a) een van de technische of marktcodes die het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas op de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde terreinen heeft vastgesteld, niet volstaat om de afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de PE 410.854\ 95
NL
efficiënte werking van de markt te garanderen; b) het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas er niet in slaagt binnen een redelijke termijn overeenstemming te bereiken over een technische of marktcode op de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde terreinen; c) de transmissiesysteembeheerders een van de technische of marktcodes die het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas op de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde terreinen heeft vastgesteld, niet toepassen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 4. Lid 3 doet geen afbreuk aan het in artikel 9 neergelegde recht van de Commissie om richtsnoeren vast te stellen of te wijzigen.
4. Het Agentschap stelt op grond van deze raadpleging ontwerprichtsnoeren vast. Het vermeldt de opmerkingen die bij de raadpleging zijn gemaakt en verklaart hoe daarmee rekening werd gehouden. Wanneer met opmerkingen geen rekening is gehouden, wordt dit gemotiveerd. 4 bis. De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van het Agentschap dezelfde procedure toepassen voor een actualisering van de richtsnoeren.
Amendement 51/rev Voorstel voor een verordening - wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr.1775/2005 Artikel 2 sexies bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 2 sexies bis Ontwikkeling van netwerkcodes 1. Binnen zes maanden na de vaststelling van de richtsnoeren door het Agentschap machtigt de Commissie overeenkomstig
96 /PE 410.854
NL
artikel 2 sexies het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas om ontwerpnetwerkcodes te ontwikkelen met volledige inachtneming van de in de richtsnoeren vastgestelde beginselen. 2. Bij het opstellen van deze codes houdt het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas rekening met de technische expertise van marktdeelnemers en netwerkgebruikers en houdt het deze op de hoogte van de geboekte vooruitgang. 3. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas legt de ontwerpnetwerkcodes voor aan het Agentschap. 4. Het Agentschap houdt in verband met de netwerkcodes op een open en transparante wijze een formele raadpleging over de ontwerpnetwerkcodes. 5. Het Agentschap stelt de ontwerpnetwerkcodes op grond van deze raadpleging vast. Het vermeldt de opmerkingen die bij de raadpleging zijn gemaakt en verklaart hoe daarmee rekening werd gehouden. Wanneer met opmerkingen geen rekening is gehouden, wordt dit gemotiveerd. 6. Op initiatief van het Agentschap of op verzoek van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas kunnen de bestaande codes via dezelfde procedure worden herzien. 7. De Commissie kan de netwerkcodes op aanbeveling van het Agentschap voorleggen aan het comité als bedoeld in artikel 14, lid 1 voor de uiteindelijke goedkeuring in overeenstemming met de procedure als bedoeld in artikel 14, lid 2. Amendement 22 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 septies PE 410.854\ 97
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Bij de uitvoering van zijn taken raadpleegt het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas uitvoerig, in een vroeg stadium en op een open en transparante wijze alle betrokken marktdeelnemers, met name wanneer het de technische en marktcodes en zijn jaarlijkse werkprogramma als bedoeld in artikel 2 quater, leden 1 en 3, opstelt. Bij de raadpleging worden leveranciers, afnemers, systeemgebruikers, distributiesysteembeheerders, LNGsysteembeheerders en opslagsysteembeheerders, met inbegrip van relevante (bedrijfstak)verenigingen, technische instanties en platforms van belanghebbenden betrokken.
1. Bij de uitvoering van zijn taken raadpleegt het Agentschap formeel en op open en transparante wijze alle betrokken marktdeelnemers. Bij de raadpleging worden leveranciers, afnemers, systeemgebruikers, distributiesysteembeheerders, LNGsysteembeheerders en opslagsysteembeheerders, met inbegrip van relevante (bedrijfstak)verenigingen, technische instanties en platforms van belanghebbenden betrokken.
2. Alle documenten en notulen van vergaderingen die met de in lid 1 bedoelde onderwerpen verband houden, worden openbaar gemaakt
2. Alle documenten en notulen van vergaderingen die met de in lid 1 bedoelde onderwerpen verband houden, worden openbaar gemaakt
3. Alvorens het jaarlijkse werkprogramma en de technische en marktcodes als bedoeld in artikel 2 quater, leden 1 en 3, vast te stellen, geeft het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas aan welke opmerkingen in het kader van de raadpleging zijn ontvangen en hoe met deze opmerkingen rekening is gehouden. Wanneer met opmerkingen geen rekening is gehouden, wordt dit gemotiveerd.
3. Alvorens de richtsnoeren en netwerkcodes vast te stellen, geeft het Agentschap aan welke opmerkingen tijdens de raadpleging zijn ontvangen en hoe met deze opmerkingen rekening is gehouden. Wanneer met opmerkingen geen rekening is gehouden, wordt dit door het Agentschap gemotiveerd.
3 bis. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas werkt conform artikel 2 sexies bis, lid 2, samen met de marktdeelnemers en de gebruikers van de netwerken. Amendement 23 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 2 nonies
98 /PE 410.854
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Binnen het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas brengen transmissiesysteembeheerders regionale samenwerking tot stand om bij te dragen tot de uitvoering van de in artikel 2 quater, lid 1, genoemde taken. Zij publiceren met name om de twee jaar een regionaal investeringsplan en mogen investeringsbeslissingen nemen op basis van het regionale investeringsplan.
1. Binnen het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas brengen transmissiesysteembeheerders regionale samenwerking tot stand om bij te dragen tot de uitvoering van de in artikel 2 quater, lid 1, genoemde taken. De transmissiesysteembeheerders voor gas publiceren met name om de twee jaar een regionaal investeringsplan en mogen investeringsbeslissingen nemen op basis van het regionale investeringsplan.
Het regionale investeringsplan mag niet indruisen tegen het in artikel 2 quater, lid 1, onder c), bedoelde tienjarige investeringsplan.
Het regionale investeringsplan mag niet indruisen tegen het in artikel 2 quater, lid 1, onder c), bedoelde tienjarige investeringsplan.
2. De transmissiesysteembeheerders bevorderen het treffen van operationele regelingen om een optimaal beheer van het net te verzekeren, en bevorderen tevens de ontwikkeling van energiebeurzen, de allocatie van grensoverschrijdende capaciteit via impliciete veilingen en de integratie van balanceringsmechanismen.
2. De transmissiesysteembeheerders bevorderen het treffen van operationele regelingen om een optimaal beheer van het netwerk te verzekeren, en bevorderen tevens de ontwikkeling van energiebeurzen, de gecoördineerde allocatie van grensoverschrijdende capaciteit en de compatibiliteit van grensoverschrijdende balanceringsmechanismen.
3. Het geografische gebied dat door elke regionale samenwerkingsstructuur wordt bestreken, kan door de Commissie worden afgebakend. Deze maatregel, die nietessentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Te dien einde kan de Commissie het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas en het Agentschap raadplegen. 3 bis. De regelgevende instanties van de lidstaten en de andere relevante nationale instanties werken onderling op alle niveaus samen om de marktregeling te harmoniseren en de nationale markten op een of meer regionale niveaus te integreren, als een eerste tussenstap naar PE 410.854\ 99
NL
een volledig geliberaliseerde interne markt. Zij stimuleren meer bepaald de samenwerking van transmissiesysteembeheerders op regionaal niveau en vereenvoudigen hun regionale integratie met als doel een competitieve Europese markt op te richten, de harmonisering van hun regelgevende en technische kaders te bevorderen en vooral de nog bestaande gaseilanden te integreren. Amendement 24 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 3 – lid 1 – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) Artikel 3, lid 1, alinea 1, wordt vervangen door: "1. De door de transmissiesysteembeheerders en de LNG-systeembeheerders toegepaste tarieven, of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden die zijn goedgekeurd door de regelgevende instanties overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2003/55/EG, alsmede de tarieven die worden gepubliceerd overeenkomstig artikel 18, lid 1, van die richtlijn, zijn transparant, houden rekening met de noodzaak van systeemintegriteit en verbetering ervan en zijn een afspiegeling van de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, waarbij tevens wordt gelet op de nodige winst op de investeringen [...]. De tarieven of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden zijn nietdiscriminerend."
Amendement 25
100 /PE 410.854
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 3 – lid 1 – alinea 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 ter) Artikel 3, lid 1, alinea 3, wordt vervangen door: "De tarieven, of de methoden voor de berekening daarvan, zijn bevorderlijk voor de efficiënte handel in gas en voor de concurrentie en zijn tegelijk gericht op het vermijden van kruissubsidiëring tussen de netgebruikers en op het bieden van stimulansen voor investeringen en het handhaven of creëren van interoperabele transmissienetten. Dit kan speciale regelgeving voor nieuwe investeringen omvatten."
Amendement 26 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 3 – lid 1 – alinea 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Tarieven voor netgebruikers worden voor elk entry- en exitpunt apart en los van elkaar vastgesteld. Nettarieven worden niet berekend op basis van contractuele paden.
Tarieven voor netgebruikers worden voor elk entry- en exitpunt apart en los van elkaar vastgesteld. Nettarieven worden niet berekend op basis van contractuele paden. De toegang tot het netwerk is vrij voor alle nieuwe ondernemers zonder enige discriminatie.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 3 – lid 1 – alinea 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement De tarieven of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden zijn nietPE 410.854\ 101
NL
discriminerend en transparant. Amendement 28 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 6 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 4 bis – lid 1 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst (a) op niet-discriminerende basis aan alle netgebruikers diensten aanbieden die aan de marktbehoefte voldoen. Met name wanneer een LNG- of opslagsysteembeheerder dezelfde dienst aan meerdere afnemers aanbiedt, geschiedt dit onder gelijkwaardige contractuele voorwaarden;
Amendement (a) op niet-discriminerende basis aan alle netgebruikers diensten aanbieden die aan de marktbehoefte voldoen. Met name wanneer een LNG- of opslagsysteembeheerder dezelfde dienst tegelijkertijd aan meerdere afnemers aanbiedt, geschiedt dit onder gelijkwaardige contractuele voorwaarden;
Amendement 29 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 6 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 4 bis – lid 1 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) diensten aanbieden die aansluiten bij het gebruik van het stelsel van gastransportsystemen en de toegang vergemakkelijken door samenwerking met de transmissiesysteembeheerder;
(b) diensten aanbieden die aansluiten bij het gebruik van het stelsel van gastransportsystemen en eenvoudige toegang vergemakkelijken door samenwerking met de transmissiesysteembeheerder;
Amendement 30 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 6 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 4 bis – lid 1 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst (c) relevante informatie publiceren, en met name gegevens over het gebruik en de beschikbaarheid van diensten, binnen een tijdskader dat verenigbaar is met de redelijke commerciële behoeften van 102 /PE 410.854
NL
Amendement (c) relevante informatie publiceren, en met name gegevens over het gebruik en de beschikbaarheid van diensten, binnen een tijdskader dat verenigbaar is met de redelijke commerciële behoeften van
gebruikers van opslag- en LNG-installaties.
gebruikers van opslag- en LNG-installaties en onder toezicht van de bevoegde overheid.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 7 – letter a bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 5 – lid 2 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (a bis) In lid 2 wordt letter a) vervangen door: "(a) passende economische signalen geven voor een efficiënt en maximaal gebruik van de technische capaciteit en investeringen in nieuwe infrastructuur vergemakkelijken en de grensoverschrijdende handel in gas bevorderen."
Amendement 47 Voorstel voor een verordening - wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 7 – letter b Verordening (EG) nr.1775/2005 Artikel 5 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. "Transmissiesysteembeheerders implementeren en publiceren nietdiscriminerende en transparante procedures voor congestiebeheer die berusten op de volgende beginselen:
3. Transmissiesysteembeheerders implementeren en publiceren nietdiscriminerende en transparante procedures voor congestiebeheer die de grensoverschrijdende handel in gas bevorderen, waarbij de beginselen van non-discriminatie en vrije concurrentie worden gerespecteerd.
a) in geval van contractuele congestie biedt de transmissiesysteembeheerder ongebruikte capaciteit ten minste op "dayahead"-basis en afschakelbaar op de primaire markt aan;
Om contractuele congestie te voorkomen biedt de transmissiesysteembeheerder ongebruikte capaciteit ten minste op "dayahead"-basis en afschakelbaar op de primaire markt aan, voorzover dit geen belemmering vormt voor de uitvoering van langetermijnleveringscontracten.
b) netgebruikers die hun ongebruikte PE 410.854\ 103
NL
gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt willen doorverkopen of -verhuren, hebben daartoe het recht. De lidstaten kunnen kennisgeving of informatieverstrekking aan de transmissiesysteembeheerder door de netgebruikers verlangen."; Amendement 33 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 7 – letter d Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 5 – lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
6. Transmissiesysteembeheerders beoordelen periodiek de marktbehoefte aan nieuwe investeringen. Bij de planning van nieuwe investeringen beoordelen zij de marktbehoefte.
6. Transmissiesysteembeheerders beoordelen periodiek de marktbehoefte aan nieuwe investeringen. Bij de planning van nieuwe investeringen beoordelen zij de marktbehoefte en houden zij rekening met de criteria voor de zekerheid van de voorziening.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 7 – letter d bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 5 – lid 6 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (d bis) het volgende lid wordt toegevoegd: "6 bis. In het geval van langdurige fysieke congestie lossen de transmissiesysteembeheerders congestie op door de bestaande capaciteit op basis van de marktbehoefte uit te breiden met nieuwe capaciteit. Ter beoordeling van de marktvraag voeren de transmissiesysteembeheerders seizoensgebonden open procedures uit."
Amendement 35
104 /PE 410.854
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 7 – letter d ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 5 – lid 6 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (d ter) het volgende lid wordt toegevoegd: "6 ter. De nationale regelgevende instanties houden toezicht op het congestiebeheer binnen de nationale gassystemen en interconnectoren. Transmissiesysteembeheerders leggen hun congestiebeheerprocedures, inclusief capaciteitsallocatie, ter goedkeuring voor aan de nationale regelgevende instanties. De nationale regelgevende autoriteiten kunnen om wijziging van deze procedures vragen alvorens ze goed te keuren."
Amendement 36 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 8 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 5 bis – lid 3 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) de systeembeheerder biedt ongebruikte LNG-installatie- en opslagcapaciteit op de primaire markt aan. Dit geschiedt bij opslaginstallaties ten minste op "dayahead"-basis en afschakelbaar;
(a) de systeembeheerder biedt ongebruikte LNG-installatie- en opslagcapaciteit zonder uitstel op de primaire markt aan. Dit geschiedt bij opslaginstallaties ten minste op "day-ahead"-basis en afschakelbaar;
Amendement 37 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 8 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 5 bis – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Bij deze maatregelen wordt rekening gehouden met de integriteit van het betrokken systeem en met de leveringszekerheid. PE 410.854\ 105
NL
Amendement 38 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 9 – letter c Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 6 – lid 7 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
7. Transmissiesysteembeheerders publiceren vooraf en achteraf informatie over vraag en aanbod die berust op nominaties, prognoses en de gerealiseerde flows in en uit het systeem. Het niveau van de gepubliceerde informatie is een afspiegeling van de informatie die de transmissiesysteembeheerder tot zijn beschikking heeft.
7. Transmissiesysteembeheerders publiceren vooraf en achteraf informatie over vraag en aanbod die berust op nominaties, prognoses en de gerealiseerde flows in en uit het systeem. Het niveau van de gepubliceerde informatie is een afspiegeling van de informatie die de transmissiesysteembeheerder tot zijn beschikking heeft. De bevoegde overheid ziet erop toe dat alle nodige informatie wordt bekendgemaakt.
Transmissiesysteembeheerders publiceren de getroffen maatregelen, de gemaakte kosten en de gegenereerde opbrengsten in verband met de balancering van het systeem.
Transmissiesysteembeheerders stellen de nationale regelgevende instantie op diens verzoek in kennis van de getroffen maatregelen, de gemaakte kosten en de gegenereerde opbrengsten in verband met de balancering van het systeem.
De betrokken marktdeelnemers verstrekken de in dit artikel bedoelde gegevens aan de transmissiesysteembeheerders.
De betrokken marktdeelnemers verstrekken de in dit artikel bedoelde gegevens aan de transmissiesysteembeheerders.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 10 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 6 bis - lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Met betrekking tot de aangeboden diensten publiceert elke LNG- en opslagsysteembeheerder voortschrijdend en op een gebruikersvriendelijke gestandaardiseerde wijze numerieke informatie over gecontracteerde en beschikbare opslag- en LNGinstallatiecapaciteit.
106 /PE 410.854
NL
Amendement 2. Met betrekking tot de aangeboden diensten publiceert elke LNG- en opslagsysteembeheerder voortschrijdend en op een gebruikersvriendelijke gestandaardiseerde wijze numerieke informatie over gecontracteerde en beschikbare opslag- en LNGinstallatiecapaciteit. De bevoegde overheid ziet erop toe dat alle nodige informatie wordt bekendgemaakt.
Amendement 40 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 10 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 6 bis - lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Alle LNG- en opslagsysteembeheerders publiceren de hoeveelheid gas in elke opslag- en LNG-installatie, de in- en uitstroom en de beschikbare opslag- en LNG-installatiecapaciteit. Dit geldt ook voor de installaties die van derdentoegang vrijgesteld zijn. De informatie wordt ook verstrekt aan de transmissiesysteembeheerder, die deze in geaggregeerde vorm voor elk systeem of subsysteem op basis van de relevante punten publiceert. De informatie wordt ten minste dagelijks geactualiseerd.
4. Alle LNG- en opslagsysteembeheerders publiceren de hoeveelheid gas in elke opslaginstallatie, groep van opslaginstallaties van eenzelfde balanceringszone en LNG-installatie, de in- en uitstroom en de beschikbare opslagen LNG-installatiecapaciteit. Dit geldt ook voor de installaties die van derdentoegang vrijgesteld zijn. De informatie wordt ook verstrekt aan de transmissiesysteembeheerder, die deze in geaggregeerde vorm voor elk systeem of subsysteem op basis van de relevante punten publiceert. De informatie wordt ten minste dagelijks geactualiseerd.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 10 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 6 bis – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. Om te zorgen voor transparante, objectieve en niet-discriminerende tarieven en om een efficiënt gebruik van de infrastructuurvoorzieningen te bevorderen publiceren de beheerders van LNG- en opslaginstallaties of de betrokken nationale regelgevende instanties redelijke en voldoende gedetailleerde informatie over tariefafwijkingen, methodologieën en tariefstructuren voor infrastructuur onder geregelde derdentoegang. De beheerders van LNG- en opslaginstallaties leggen hun procedures voor congestiebeheer, met inbegrip van capaciteitstoewijzing, ter goedkeuring voor aan de regelgevende PE 410.854\ 107
NL
autoriteiten. De regelgevende autoriteiten kunnen om wijziging van deze procedures vragen alvorens ze goed te keuren. Amendement 42 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 10 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 6 bis – lid 4 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 ter. Als de beheerder van een LNG- of opslaginstallatie meent dat hij om reden van vertrouwelijkheid niet het recht heeft alle gevraagde informatie te publiceren, vraagt hij de regelgevingsautoriteit om de toestemming om de publicatie te beperken met betrekking tot het betrokken punt of de betrokken punten. De regelgevingsautoriteit verleent of weigert toestemming per geval, en houden daarbij in het bijzonder rekening met de noodzaak de legitieme commerciële vertrouwelijkheid in acht te nemen en het doel een concurrerende interne gasmarkt tot stand te brengen. Als toestemming wordt verleend, wordt de beschikbare opslag- en/of LNG-installatiecapaciteit gepubliceerd zonder vermelding van de numerieke gegevens die de vertrouwelijkheid zouden schenden.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 12 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 8 – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst Elke transmissie-, opslag- en LNGsysteembeheerder onderneemt redelijke stappen om mogelijk te maken en te bevorderen dat capaciteitsrechten vrij verhandelbaar zijn. Ieder van deze beheerders werkt geharmoniseerde 108 /PE 410.854
NL
Amendement Elke transmissie-, opslag- en LNGsysteembeheerder onderneemt redelijke stappen om mogelijk te maken en te bevorderen dat capaciteitsrechten vrij verhandelbaar zijn. Daarbij dienen de beginselen van transparantie en non-
transport-, LNG-installatie- en opslagcontracten en -procedures op de primaire markt uit om de secundaire handel in capaciteit te bevorderen, en erkent de overdracht van primaire capaciteitsrechten voor zover daarvan door systeemgebruikers kennisgeving is gedaan.
discriminatie in acht te worden genomen. Ieder van deze beheerders werkt geharmoniseerde transport-, LNGinstallatie- en opslagcontracten en procedures op de primaire markt uit om de secundaire handel in capaciteit te bevorderen, en erkent de overdracht van primaire capaciteitsrechten voor zover daarvan door systeemgebruikers kennisgeving is gedaan.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 8 bis Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Teneinde het ontstaan van goed functionerende en transparante grensoverschrijdende kleinhandelsmarkten op regionaal en communautair niveau te bevorderen, zien de lidstaten erop toe dat de taken en verantwoordelijkheden van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers, alsmede, indien nodig, andere marktdeelnemers nauwkeurig zijn omschreven wat contractuele regelingen, verbintenissen jegens afnemers, gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting, gegevenseigendom en meteropneming betreft.
Teneinde het ontstaan van goed functionerende, efficiënte en transparante markten op regionaal en communautair niveau te bevorderen, zien de lidstaten erop toe dat de taken en verantwoordelijkheden van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers, alsmede, indien nodig, andere marktdeelnemers in detail zijn omschreven wat contractuele regelingen, verbintenissen jegens afnemers, gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting, gegevenseigendom en meteropneming betreft.
Deze voorschriften worden openbaar gemaakt, zijn erop gericht de grensoverschrijdende toegang tot afnemers te harmoniseren, en worden aan het oordeel van de regelgevende instanties onderworpen."
Deze voorschriften worden openbaar gemaakt en worden aan het oordeel van de regelgevende instanties onderworpen.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 9 PE 410.854\ 109
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Richtsnoeren betreffende diensten voor derdentoegang
1. In voorkomend geval wordt in de richtsnoeren die voorzien in de minimale harmonisatie die vereist is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, het volgende gespecificeerd:
(a) bijzonderheden over de derdentoegangsdiensten, inclusief de aard, duur en andere eisen betreffende deze diensten, in overeenstemming met de artikelen 4 en 4 bis; (b) bijzonderheden over de beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitsallocatie en inzake de toepassing van de procedures voor congestiebeheer, in overeenstemming met de artikelen 5 en 5 bis; (c) bijzonderheden over de verstrekking van informatie en definitie van de technische informatie die nodig is opdat de netgebruikers effectieve toegang kunnen verkrijgen tot het systeem, en de definitie van alle voor de transparantievereisten relevante punten, inclusief de op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema voor de publicatie van deze informatie, in overeenstemming met de artikelen 6 en 6 bis; (d) bijzonderheden over de tariefmethodologie, in overeenstemming artikel 3; (e) bijzonderheden over de balanceringsregels, in overeenstemming met artikel 7; (f) bijzonderheden over de procedures op de primaire markt ter bevordering van de handel in capaciteit op de secundaire 110 /PE 410.854
NL
1. In voorkomend geval kan de Commissie richtsnoeren goedkeuren die voorzien in de minimale harmonisatie vereist om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken en waarin de bijzonderheden worden vermeld van derdentoegangdiensten, inclusief de aard, duur en andere eisen van deze diensten, in overeenstemming met de artikelen 4 en 4 bis.
markt en van de overdracht van primaire capaciteitsrechten tussen netgebruikers, in overeenstemming met artikel 8; (g) bijzonderheden over de door artikel 8 bis bestreken onderwerpen in verband met kleinhandelsmarkten; (h) bijzonderheden over de in artikel 2 quater, lid 3, vermelde onderwerpen. 2. De richtsnoeren betreffende de in lid 1, onder a, b en c, genoemde kwesties zijn wat de transmissiesysteembeheerders betreft, opgenomen in de bijlage.
2. De richtsnoeren betreffende de derdentoegang genoemd in lid 1 zijn wat de transmissiesysteembeheerders betreft, opgenomen in de bijlage.
De Commissie kan de in de eerste alinea bedoelde richtsnoeren wijzigen en kan richtsnoeren betreffende de in lid 1 genoemde onderwerpen vaststellen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 3. Bij de toepassing en de wijziging van de krachtens dit artikel aangenomen richtsnoeren betreffende derdentoegang wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de nationale gassystemen. Derhalve zullen geen uniforme voorwaarden voor de toegang van derden op communautair niveau vereist zijn. Er kunnen evenwel minimumeisen worden gesteld waaraan moet worden voldaan om de voor een interne gasmarkt noodzakelijke nietdiscriminerende en transparante voorwaarden voor nettoegang te verwezenlijken; deze minimumeisen kunnen vervolgens worden toegepast in het licht van de verschillen tussen de nationale gassystemen. Amendement 46 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 1775/2005 Artikel 13 – lid 1 PE 410.854\ 111
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (14 bis) Artikel 13, lid 1 wordt vervangen door: "1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties, ingesteld op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/55/EG, de bevoegdheid hebben om daadwerkelijk te zorgen voor de naleving van deze verordening door hun voor elke afzonderlijke overtreding de bevoegdheid te verlenen om ofwel doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties op te leggen die kunnen oplopen tot 10 % van de omzet van de systeemoperator op de binnenlandse markt, ofwel de vergunning van de operator in te trekken. De lidstaten stellen de Commissie hiervan uiterlijk op 1 januari 2010 in kennis en brengen haar onverwijld op de hoogte van alle eventuele latere wijzigingen."
112 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0347 Interne markt voor aardgas ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (COM(2007)0529 – C6-0317/2007 – 2007/0196(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0529), – gelet op artikel 251, lid 2, artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0317/2007), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A6-0257/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 410.854\ 113
NL
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(3) Momenteel kan het recht om aardgas te verkopen in een andere lidstaat onder gelijke voorwaarden en zonder discriminatie of achterstelling echter niet worden gewaarborgd voor elke onderneming in de Gemeenschap. Met name bestaat een niet-discriminerende netwerktoegang en een gelijk effectief niveau van regelgevend toezicht nog niet in elke lidstaat aangezien het huidige wetgevingskader niet volstaat.
(3) Momenteel kan het recht om aardgas te verkopen in een andere lidstaat onder gelijke voorwaarden en zonder discriminatie of achterstelling echter niet worden gewaarborgd voor alle ondernemingen in alle lidstaten. Met name bestaat een niet-discriminerende netwerktoegang en een gelijk effectief niveau van regelgevend toezicht nog niet in elke lidstaat aangezien het wetgevingskader niet volstaat.
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(5) Zonder een effectieve scheiding van netwerken van productie- en leveringsactiviteiten blijft het inherente risico van discriminatie bestaan, niet alleen bij de exploitatie van de netwerken, maar ook wat de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven betreft om op toereikende wijze in hun netwerken te investeren.
(5) Zonder een effectieve scheiding van netwerken van productie- en leveringsactiviteiten blijft er een risico van discriminatie bestaan, niet alleen bij de exploitatie van de netwerken, maar ook wat de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven betreft om op toereikende wijze in hun netwerken te investeren.
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn - wijzigingsbesluit Overweging 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 bis) De lidstaten dienen op regionaal niveau samenwerking te bevorderen en het netwerk op dat niveau op doeltreffendheid te controleren. Verschillende lidstaten hebben reeds een voorstel voor de verwezenlijking van dit doel ingediend.
114 /PE 410.854
NL
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(6) De momenteel geldende juridische en functionele ontvlechtingsregels hebben niet geleid tot een effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders. Op zijn vergadering van 8 en 9 maart 2007 in Brussel heeft de Europese Raad de Commissie verzocht om wetgevingsvoorstellen uit te werken voor een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en de netwerkexploitatie, anderzijds.
(6) De momenteel geldende juridische en functionele ontvlechtingsregels hebben nog niet geleid tot een effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders in elke lidstaat, hetgeen ten dele te wijten is aan de onvolledige uitvoering van de bestaande Gemeenschapswetgeving. Op zijn vergadering van 8 en 9 maart 2007 in Brussel heeft de Europese Raad de Commissie verzocht om wetgevingsvoorstellen uit te werken voor een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en de netwerkexploitatie, anderzijds.
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 7 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (7 bis) Eventuele systemen voor ontkoppeling moeten doeltreffend zijn bij het wegnemen van eventuele belangenconflicten tussen producenten en transmissiesysteembeheerders, ten einde prikkels te creëren voor de nodige investeringen en de toegang van nieuwkomers op de markt in het kader van een transparant, efficiënt regelgevingsregime te waarborgen, en zij mogen voor nationale regelgevingsinstanties geen lastig of bezwaarlijk stelsel van regelgeving opleveren dat moeilijk of kostbaar zou zijn in de tenuitvoerlegging.
PE 410.854\ 115
NL
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 7 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (7 ter) Gas wordt voornamelijk en in toenemende mate uit derde landen in de Europese Unie ingevoerd. In Gemeenschapswetgeving moet rekening worden gehouden met de specifieke integratie van de gassector in de wereldmarkt, met inbegrip van de verschillen in de stroomopwaartse en stroomafwaartse markten.
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 8 Door de Commissie voorgestelde tekst (8) Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector gelden de ontvlechtingsbepalingen bovendien voor beide sectoren samen.
Amendement (8) Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten die besluiten tot ontvlechting van de eigendom over te gaan, extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector gelden de ontvlechtingsbepalingen bovendien voor beide sectoren samen.
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 8 bis (nieuw) Amendement (8 bis) De lidstaten kunnen desgewenst de bepalingen van deze richtlijn inzake de effectieve en efficiënte scheiding van transmissiesystemen en transmissiesysteembeheerders toepassen. Deze scheiding is effectief voorzover zij de onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerders helpt 116 /PE 410.854
NL
waarborgen en zij is efficiënt voor zover zij voor een beter aangepast regelgevingskader zorgt dat waarborgen biedt voor eerlijke concurrentie, voldoende investeringen, toegang voor nieuwkomers op de markt en de integratie van de aardgasmarkten. Een dergelijke scheiding berust op een pijler met organisatorische maatregelen en maatregelen inzake het bestuur van transmissiesysteembeheerders en op een pijler met maatregelen op het gebied van investeringen, de aansluiting van nieuwe productiecapaciteiten op het net en marktintegratie door middel van regionale samenwerking. Zij sluit aan bij de voorwaarden die de Europese Raad op 8 en 9 maart 2007 in Brussel gesteld heeft. Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn - wijzigingsbesluit Overweging 8 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 ter) De lidstaten dienen regionale samenwerking te bevorderen en de mogelijkheid te krijgen een regionale coördinator aan te wijzen die is belast met de bevordering van de dialoog tussen bevoegde nationale autoriteiten. Bovendien dienen te zijner tijd op doeltreffende wijze nieuwe energiecentrales op het netwerk te worden aangesloten.
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn - wijzigingsbesluit Overweging 8 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 quater) Teneinde de correcte tenuitvoerlegging van deze richtlijn te waarborgen dient de Commissie de lidstaten te ondersteunen die hierbij met problemen te kampen hebben.
PE 410.854\ 117
NL
Amendementen 116 en 137 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 8 quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 8 bis. De doelstelling van een geïntegreerd Europees energienetwerk is van fundamenteel belang is voor een zekere energievoorziening en een goed functionerende interne gasmarkt. Daarom moet de Commissie in overleg met de belanghebbenden (met name de transmissiesysteembeheerders en het Agentschap) onderzoeken of het haalbaar is één enkele Europese transmissiesysteembeheerder te creëren en de kosten en voordelen ervan analyseren met betrekking tot de marktintegratie en de efficiënte en zekere werking van het transmissienetwerk.
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 10 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(10) De aanwijzing van systeembeheerders die onafhankelijk zijn van productie- en leveringsbelangen, maakt het voor verticaal geïntegreerde bedrijven mogelijk om hun eigendom van netwerkactiva te handhaven en tegelijkertijd een effectieve scheiding van de belangen te bewerkstelligen op voorwaarde dat de onafhankelijke systeembeheerder alle functies van een netwerkbeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regelgevings- en toezichtsmechanismen.
(10) De aanwijzing van systeembeheerders die onafhankelijk zijn van productie- en leveringsbelangen, maakt het voor verticaal geïntegreerde bedrijven mogelijk om hun eigendom van netwerkactiva te handhaven en tegelijkertijd een effectieve scheiding van de belangen te bewerkstelligen op voorwaarde dat de onafhankelijke systeembeheerder alle functies van een netwerkbeheerder vervult of een efficiënte en effectieve ontvlechting tot stand wordt gebracht en er is voorzien in gedetailleerde regelgevings- en toezichtsmechanismen.
118 /PE 410.854
NL
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 11 Door de Commissie voorgestelde tekst (11) Wanneer een onderneming die eigenaar is van een transmissiesysteem deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten daarom de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij, als afwijking, het aanwijzen van systeembeheerders die onafhankelijk zijn van productie- en leveringsbelangen. De volledige doeltreffendheid van de oplossing van een onafhankelijke systeembeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netwerkbedrijf en aandelen in de resterende productie- en leveringsactiviteiten, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom
Amendement (11) Wanneer een onderneming die eigenaar is van een transmissiesysteem deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten daarom de keuze krijgen uit drie mogelijkheden: ontvlechting van de eigendom, aanwijzing van een onafhankelijke systeembeheerder of doeltreffende en efficiënte ontvlechting.
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 11 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (11 bis) Om de concurrentie op de interne markt voor gas te versterken, moeten niethuishoudelijke klanten hun leveranciers kunnen kiezen en gasleveringscontracten met diverse leveranciers kunnen afsluiten. Deze consumenten dienen te worden beschermd tegen exclusiviteitsclausules die tot gevolg hebben dat concurrerende en/of aanvullende aanbiedingen PE 410.854\ 119
NL
uitgesloten worden. Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 12 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(12) Bij de tenuitvoerlegging van daadwerkelijke ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om enige invloed uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, op de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders als de gasleveranciers. Mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis is voldaan, kunnen twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transportactiviteiten.
(12) Bij de tenuitvoerlegging van daadwerkelijke ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om enige invloed uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, op de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders als de gasleveranciers.
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 13 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(13) Een volledige scheiding van netwerk- en leveringsactiviteiten moet gelden in het geheel van de Gemeenschap, zodat wordt voorkomen dat ongeacht welke netwerkbeheerder in de Gemeenschap of daarmee gelieerde ondernemingen productie- of leveringsactiviteiten heeft in een lidstaat. Dit moet gelden voor zowel EU- als niet-EU-ondernemingen. Om te waarborgen dat netwerk- en leveringsactiviteiten in het geheel van de Europese Unie gescheiden worden gehouden, moeten de regelgevende
Een scheiding van netwerk- en leveringsactiviteiten moet gelden in het geheel van de Gemeenschap. Dit moet gelden voor zowel EU-ondernemingen als ondernemingen uit derde landen. Om te waarborgen dat netwerk- en leveringsactiviteiten in het geheel van de Europese Unie gescheiden worden gehouden, moeten de regelgevende instanties de bevoegdheid krijgen de certificatie te weigeren van transmissiesysteembeheerders die niet in overeenstemming zijn met de ontvlechtingsregels. Om een samenhangende toepassing in het
120 /PE 410.854
NL
instanties de bevoegdheid krijgen de certificatie te weigeren van transmissiesysteembeheerders die niet in overeenstemming zijn met de ontvlechtingsregels. Om een samenhangende toepassing in het geheel van de Gemeenschap en de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie het recht krijgen de door de regelgevende instanties genomen certificeringsbesluiten te herzien.
geheel van de Gemeenschap en de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap te waarborgen, moet het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers (het Agentschap) het recht krijgen de door de regelgevende instanties genomen certificeringsbesluiten te herzien.
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 14 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(14) Het veilig stellen van de energievoorziening is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte functionering van de gasmarkt in de EU. Gas kan de EUburgers slechts bereiken via netwerken. Functionerende gasmarkten en met name de netwerken en andere activa die met de levering van gas verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Gemeenschap. Onverlet haar internationale verplichtingen is de Gemeenschap van oordeel dat de sector van het gastransmissiesysteem van groot belang is voor de Gemeenschap en dat dus extra vrijwaringsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot de invloed van derde landen teneinde alle bedreigingen voor de openbare orde in de Gemeenschap en het welzijn van haar burgers te voorkomen. Dergelijke maatregelen zijn ook noodzakelijk, met name om de naleving van de regels met het oog op effectieve ontvlechting
(14) Het veilig stellen van de energievoorziening is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte functionering van de gasmarkt in de EU en met de integratie van de geïsoleerde markten van de lidstaten. Gas kan de EU-burgers slechts bereiken via netwerken. Functionerende open gasmarkten met daadwerkelijke handelsmogelijkheden en met name de netwerken en andere activa die met de levering van gas verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van burgers van de Unie. Onverlet haar internationale verplichtingen is de Gemeenschap van oordeel dat de sector van het gastransmissiesysteem van groot belang is voor de Gemeenschap en dat dus extra vrijwaringsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot de invloed van derde landen teneinde alle bedreigingen voor de openbare orde in de Gemeenschap en het welzijn van haar burgers te voorkomen. Dergelijke maatregelen zijn ook noodzakelijk, met name om de PE 410.854\ 121
NL
te waarborgen.
naleving van de regels met het oog op effectieve ontvlechting te waarborgen.
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 16 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (16 bis) De lidstaten dienen concrete maatregelen te nemen ter ondersteuning van een breder gebruik van biogas en uit biomassa verkregen gas, aan de producenten waarvan niet-discriminerend toegang tot het gasnet moet worden verleend, mits die toegang permanent in overeenstemming is met de relevante technische voorschriften en veiligheidsnormen.
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 18 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(18) Om de interne markt goed te laten functioneren, moeten de regelgevende instanties op energiegebied besluiten kunnen nemen over alle relevante regelgevingskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen.
(18) Om de interne markt goed te laten functioneren, moeten de regelgevende instanties op energiegebied besluiten kunnen nemen over alle relevante regelgevingskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere belangen van publieke of particuliere bedrijven.
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 19 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(19) De regelgevende instanties op energiegebied moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten vast te stellen voor gasbedrijven en effectieve, passende en afschrikwekkende sancties op te leggen aan gasbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen. Zij moeten
(19) De regelgevende instanties op energiegebied moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten vast te stellen voor netbeheerders en effectieve, passende en afschrikwekkende sancties op te leggen aan netbeheerders die hun verplichtingen niet nakomen. Zij moeten
122 /PE 410.854
NL
ook de bevoegdheid krijgen om besluiten te nemen, ongeacht de toepassing van de mededingingsregels, over passende maatregelen ter bevordering van een daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor een goede werking van de interne markt, alsmede over maatregelen om een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening te waarborgen, met inachtneming van marktopenstelling en bescherming van de kwetsbare consument, alsook om te waarborgen dat de maatregelen ter bescherming van de consument volledig ten uitvoer worden gelegd. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet.
ook de bevoegdheid krijgen om besluiten te nemen, ongeacht de toepassing van de mededingingsregels, over passende maatregelen inzake de toegang tot netten met het oog op een daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor een goede werking van de interne markt, alsmede over maatregelen om een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening te waarborgen, met inachtneming van marktopenstelling en bescherming van de kwetsbare consument, alsook om te waarborgen dat de maatregelen ter bescherming van de consument volledige werking hebben. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet.
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 19 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (19 bis) De regelgevende autoriteiten op energiegebied en voor de financiële markten moeten samenwerken om elkaar in staat te stellen de respectieve markten te overzien. Zij moeten gemachtigd zijn relevante informatie van de aardgasbedrijven te verkrijgen op basis van passend en toereikend onderzoek, geschillen te beslechten, en doeltreffende sancties op te leggen.
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 21 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (21 bis) De structurele rigiditeit van de gasmarkt die voortvloeit uit de concentratie van leveranciers, de PE 410.854\ 123
NL
langetermijncontracten aan de basis van de leveranties en het gebrek aan liquiditeit stroomafwaarts leiden tot een nietdoorzichtige tariefstructuur. Om de kostenstructuur duidelijker te maken, is meer transparantie nodig in de prijsvorming en derhalve dient een handelsverplichting bindend te worden. Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 22 Door de Commissie voorgestelde tekst (22) Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. Het Agentschap en het Comité moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in gasleveringscontracten en aardgasderivaten vóór en/of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, wanneer dat het geval is, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn.
Amendement Schrappen
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 23 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (23 bis) De openbaredienstverplichtingen en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat gasdiensten toegankelijk zijn voor het publiek en voor kleine en middelgrote
124 /PE 410.854
NL
ondernemingen (KMO's). Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 23 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (23 ter) De lidstaten moeten zorgen voor de installatie van individuele slimme meters, zoals bedoeld in Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten1, teneinde de consumenten nauwkeurige informatie te geven over hun energieverbruik en te zorgen voor eindgebruikersefficiëntie. _____________ 1
PB L 114 van 27.4.2006, blz. 64.
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn - wijzigingsbesluit Overweging 23 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (23 quater) De consumenten moeten in deze richtlijn centraal staan. Bestaande rechten van consumenten moeten worden versterkt en gewaarborgd, en dienen meer transparantie en behartiging van belangen te omvatten. Consumentenbescherming houdt in dat alle afnemers moeten profiteren van een concurrerende markt. De rechten van consumenten dienen door nationale regelgevende instanties te worden gehandhaafd door het creëren van prikkels voor en het opleggen van sancties aan ondernemingen die niet voldoen aan de regelgeving op het gebied van consumentenbescherming en mededinging.
Amendement 131 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 23 quinquies (nieuw) PE 410.854\ 125
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (23 quinquies) De afnemers van elektriciteit moeten kunnen beschikken over duidelijke en begrijpelijke informatie over hun rechten ten aanzien van de energiesector. In vervolg op haar mededeling 'Naar een Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument' van 5 juli 2007 moet de Commissie na raadpleging van relevante belanghebbenden, waaronder de nationale regelgevende instanties, consumentenorganisaties en de sociale partners, een toegankelijk en gebruiksvriendelijk handvest voorleggen met een opsomming van de rechten die de energieconsument reeds heeft in de bestaande Gemeenschapswetgeving, waaronder deze richtlijn. Energieleveranciers moeten ervoor zorgen dat alle consumenten een exemplaar van dat handvest ontvangen en dat het beschikbaar is voor het publiek.
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 24 Door de Commissie voorgestelde tekst (24) Teneinde bij te dragen tot de continuïteit van de energievoorziening en een geest van solidariteit tussen de lidstaten te handhaven, met name in gevallen van onderbreking van de energievoorziening, is het belangrijk te voorzien in een kader voor regionale solidariteit en samenwerking.
Amendement (24) Teneinde bij te dragen tot de continuïteit van de energievoorziening en een geest van solidariteit te handhaven, moeten de lidstaten, met name in gevallen van onderbreking van de energievoorziening, nauw samenwerken. Richtlijn 2004/67/EG van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening1 moet hiervoor als basis dienen. _________ 1
126 /PE 410.854
NL
PB L 127 van 29.4.2004, blz. 92.
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 25 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(25) Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor aardgas moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de netwerkbeheerders op Europees en regionaal niveau bevorderen.
(25) Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor aardgas moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de netwerkbeheerders op Europees en regionaal niveau bevorderen. Initiatieven gericht op regionale integratie zijn een essentiële tussenstap bij de totstandbrenging van de integratie van de energiemarkten van de Gemeenschap, hetgeen het einddoel blijft. Het regionale niveau draagt bij aan een versnelling van het integratieproces door de betrokken actoren, met name de lidstaten, de nationale regelgevende instanties en de transmisssiesysteembeheerders, in de gelegenheid te stellen met betrekking tot specifieke kwesties samen te werken.
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 25 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (25 bis) De ontwikkeling van een echt voor de hele gemeenschap bestemd leidingnet dient een van de voornaamste doelstellingen van deze richtlijn te zijn en regelgevingsvraagstukken met betrekking tot grensoverschrijdende koppelingen en regionale markten moeten daarom onder de verantwoordelijkheid van het Agentschap vallen.
PE 410.854\ 127
NL
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 27 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (27 bis) De lidstaten dienen met de betrokken sociale partners de gevolgen van wijziging van Richtlijn 2003/55/EG, met name de verschillende modellen om de onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerders te waarborgen, voor de werkgelegenheid, de arbeidsvoorwaarden en de informatie-, consultatie- en medezeggenschapsrechten van de werknemers te bestuderen, teneinde de negatieve consequenties te beperken.
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn - wijzigingsbesluit Overweging 32 Door de Commissie voorgestelde tekst (32) Wat Richtlijn 2003/55/EG betreft, moet met name aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om de richtsnoeren vast te stellen die vereist zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om de doelstelling van deze richtlijn te kunnen bereiken. Aangezien dergelijke maatregelen van algemene aard zijn en ontworpen zijn om nietessentiële elementen van Richtlijn 2003/55/EG aan te vullen met nieuwe niet-essentiële elementen, moeten zij worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG. Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt -1 (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 1 – lid 2
128 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1) Artikel 1, lid 2 komt als volgt te luiden: "2. De bij deze richtlijn vastgestelde voorschriften voor aardgas, waartoe ook vloeibaar aardgas (LNG) behoort, zijn tevens op niet-discriminerende wijze van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas, voorzover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen te injecteren in en te transporteren via het aardgassysteem."
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter -a (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-a) punt 3 wordt vervangen door: “3. "transmissie": het transport van aardgas door een net dat vooral bestaat uit hogedrukpijpleidingen, met uitzondering van een upstreampijpleidingnet of van het gedeelte van hogedrukpijpleidingen dat in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie wordt gebruikt, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;"
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter -a bis (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 9 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-a bis) punt 9 wordt vervangen door:
PE 410.854\ 129
NL
"9. "opslaginstallatie": installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en eigendom is van en/of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitzondering van het gedeelte dat uitsluitend in gebruik is voor productiedoeleinden en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;" Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter -a ter (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 14 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-a ter) punt 14 wordt vervangen door: "14. "ondersteunende diensten": diensten die nodig zijn voor de toegang tot en de exploitatie van transmissieen/of distributienetten en/of LNGinstallaties en/of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting, menging en de injectie van inerte gassen, maar uitgezonderd installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;"
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter -a quater (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 17 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-a quater) punt 17 wordt vervangen door: "17. "interconnector": gaspijpleiding over lange afstand die een grens tussen
130 /PE 410.854
NL
lidstaten overschrijdt of overspant met hoofdzakelijk als bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten onderling te koppelen;" Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter b Artikel 2 – punt 36 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Ter wille van de duidelijkheid: het langetermijntransportcontract van een bedrijf met belangen in leverings- of productieactiviteiten houdt op zich geen zeggenschap over een transmissiesysteem in.
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter b bis (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 36 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) het volgende punt wordt toegevoegd: "36 bis. "geïsoleerde markt": een lidstaat die niet over een interconnectie met de nationale transmissiesystemen van andere lidstaten beschikt en/of waarvan de gasvoorziening wordt gecontroleerd door een persoon of personen uit een derde land;"
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter b ter (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 36 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b ter) het volgende punt wordt toegevoegd: PE 410.854\ 131
NL
"36 ter. "project van Europees belang": een gasinfrastructuurproject dat ertoe leidt dat de Gemeenschap kan beschikken over gas uit nieuwe bronnen, en dat in meer dan één lidstaat resulteert in een sterkere diversifiëring van de huidige gasleveringen;" Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter b quater (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 36 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b quater) het volgende punt wordt toegevoegd: 36 quater. "eerlijke en niet scheefgetrokken concurrentie op een open markt": gemeenschappelijke kansen en gelijke toegang voor alle aanbieders in de Europese Unie, waarvoor de lidstaten de Nationale Regelgevende Instanties en het Agentschap verantwoordelijk zullen zijn;"
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter b quinquies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 36 quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b quinquies) het volgende punt wordt toegevoegd: "36 quinquies. "energiearmoede": het feit dat de leden van een huishouden het zich niet kan permitteren hun woning tot een aanvaardbare temperatuur te verwarmen, uitgaande van de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen niveaus;"
132 /PE 410.854
NL
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter b sexies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 2 – punt 36 sexies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b sexies) het volgende punt wordt toegevoegd: "36 sexies. "betaalbare prijs": een prijs die door de lidstaten op nationaal niveau in overleg met de nationale regelgevende instanties, de sociale partners en relevante belanghebbenden wordt vastgesteld, met inachtneming van de definitie van energiearmoede in punt 36 quinquies;"
Amendement 123 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter b septies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EC Artikel 2 – punt 36 septies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b septies) het volgende punt wordt toegevoegd: 'Industrielocatie': een geografisch gebied in particulier bezit voorzien van een aardgasnet dat wordt beheerd door een bedrijf en dat is aangesloten op het transmissie of distributienetwerk: (a) dat voornamelijk levert aan de industriële activiteiten van de netwerkexploitant of van gekoppelde ondernemingen, of (b) dat levert aan een beperkt aantal industriële afnemers of cliënten die verbonden zijn met de industriële activiteiten op de industrielocatie;"
PE 410.854\ 133
NL
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 bis (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 bis) Artikel 3, lid 2 komt als volgt te luiden: "2. Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan bedrijven die in de gassector actief zijn verplichtingen inzake openbare dienstverlening opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, met inbegrip van voorzienings- en leveringszekerheid, regelmaat en kwaliteit [...], en milieubescherming, waaronder energieefficiëntie en klimaatbescherming. [...]"
Amendement 132 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 ter (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 bis) Artikel 3, lid 3, wordt vervangen door: "3. De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers en (...) te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers, met inbegrip van een verbod op het afsluiten van gepensioneerden en gehandicapten in de winter. In dit verband erkennen de lidstaten energiearmoede en geven zij definities van kwetsbare afnemers. De lidstaten zorgen ervoor dat de rechten en verplichtingen ten aanzien van kwetsbare afnemers
134 /PE 410.854
NL
worden toegepast en nemen met name maatregelen om eindafnemers in afgelegen gebieden te beschermen. Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gemakkelijk op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage A beschreven maatregelen." Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 quater (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 quater) In artikel 3 wordt onderstaand lid ingelast: "3 bis. De lidstaten nemen passende maatregelen om energiearmoede in het kader van nationale actieplannen aan te pakken om te waarborgen dat het aantal mensen dat gebruik gebukt gaat onder energiearmoede in reële cijfers daalt, en delen dergelijke maatregelen mee aan de Commissie. Iedere lidstaat is overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel verantwoordelijk voor de definitie van energiearmoede op nationaal niveau, in overleg met regelgevende instanties en belanghebbenden overeenkomstig artikel 2 (36 quinquies). Deze maatregelen kunnen voordelen in de stelsels van sociale zekerheid omvatten, steun aan verbeteringen van het doelmatige energiegebruik en energieproductie tegen de laagst mogelijke prijzen, en zij belemmeren de openstelling van de markt als uiteengezet in artikel 23 niet. De PE 410.854\ 135
NL
Commissie verschaft richtsnoeren voor controle van de gevolgen van dergelijke maatregelen voor de energiearmoede en het functioneren van de markt." Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 quinquies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 3 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 quinquies) In artikel 3 wordt het volgende lid ingelast: "3 ter. De lidstaten zorgen ervoor dat alle afnemers het recht hebben door een leverancier - mits deze toestemt - te worden beleverd, ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd of anderszins erkend. In dit verband nemen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen om tre waarborgen dat ondernemingen die in een ander land als leveranciers zijn geregistreerd, aan hun burgers kunnen leveren, zonder aan verdere voorwaarden te moeten voldoen."
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 sexies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 sexies) In artikel 3 wordt lid 4 vervangen door de onderstaande tekst: "4. De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, met het oog op verlaging van de kosten van aan huishoudens met een laag inkomen geleverd gas en het voor de afnemers in afgelegen gebieden waarborgen van dezelfde voorwaarden, alsook de doelen
136 /PE 410.854
NL
van milieubescherming [...]. Deze maatregelen omvatten maatregelen inzake doelmatig energiegebruik/beheersmaatregelen aan vraagzijde en middelen ter bestrijding van klimaatverandering en de voorzieningszekerheid, en eventueel in het bijzonder toereikende economische stimulansen omvatten, zo nodig met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief koppelingscapaciteit." Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 septies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 septies) In artikel 3 wordt het volgende lid ingevoegd: "4 bis. Om efficiënt energiegebruik te bevorderen machtigen de nationale regelgevende instanties de aardgasbedrijven tot het invoeren van prijsformules die stijgen naarmate het verbruik toeneemt, en die ervoor zorgen dat afnemers en exploitanten van distributiestelsels in systeemoperaties actief deelnemen door de invoering te steunen van maatregelen om het gebruik te optimaliseren, met name in de piekuren. Door deze prijsformules worden, in combinatie met de invoering van slimme meters en koppelnetten, het doelmatig energiegebruik en de laagst mogelijke kosten voor huishoudelijke afnemers bevorderd, met name huishoudelijke afnemers die gebukt gaan onder energiearmoede. "
Amendement 133 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 ter (nieuw) PE 410.854\ 137
NL
Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 4 undecies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 octies) In artikel 3 worden de volgende punten ingevoegd: "4 ter. Elke lidstaat voorziet in één enkel contactpunt waar de consumenten alle nodige informatie kunnen krijgen over hun rechten, de vigerende wetgeving en de verhaalmogelijkheden in geval van een geschil."
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 nonies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 nonies) In artikel 3 wordt het volgende lid ingevoegd: "5 bis. De uitvoering van deze richtlijn mag geen negatieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid, de arbeidsvoorwaarden en de informatie-, consultatie- en medezeggenschapsrechten van de betrokken werknemers. De lidstaten raadplegen de betrokken sociale partners over de uitvoering van eventuele wijzigingen in deze richtlijn, om dergelijke negatieve gevolgen voor de betrokken werknemers te beperken. De Commissie brengt aan de comités voor de sociale dialoog in de gas- en de elektriciteitssector verslag uit over het overleg en de genomen maatregelen."
Amendement 50 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 3 – lid 7
138 /PE 410.854
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst (2) In artikel 3 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:
Amendement Schrappen
"7. De Commissie kan richtsnoeren vaststellen voor de tenuitvoerlegging van dit artikel. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3." Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 4 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 bis) Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door: “2. Lidstaten met een toestemmingsregeling leggen objectieve en niet-discriminerende criteria vast waaraan moet worden voldaan door een bedrijf dat een aanvraag voor de bouw en/of exploitatie van aardgasinstallaties of een aanvraag voor het leveren van aardgas indient. De lidstaten hebben in geen geval het recht de toestemming te binden aan criteria die de bevoegde autoriteiten discretionaire bevoegdheden verlenen. De niet-discriminerende criteria en procedures voor het verlenen van toestemming worden gepubliceerd. De lidstaten dragen er zorg voor dat in de vergunningsprocedures voor installaties, pijpleidingen en aanverwante uitrusting rekening wordt gehouden met het belang van het project voor de interne energiemarkt."
PE 410.854\ 139
NL
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 5 bis – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Teneinde een veilige voorziening van de interne markt voor aardgas te waarborgen, werken de lidstaten samen om de regionale en bilaterale solidariteit te bevorderen.
1. Teneinde een veilige voorziening van de interne markt voor aardgas te waarborgen, werken de lidstaten samen om de regionale en bilaterale solidariteit te bevorderen, zonder de marktdeelnemers onevenredig te belasten.
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 5 bis – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. De Europese Commissie wordt geïnformeerd over deze samenwerking.
Amendement 3. De Europese Commissie, de andere lidstaten en de marktdeelnemers worden geïnformeerd over deze samenwerking.
Amendement 54 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 5 bis – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De Commissie kan richtsnoeren voor regionale solidariteit en samenwerking aannemen. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.
140 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
Amendement 55 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 5 ter Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De lidstaten werken onderling samen met het doel hun nationale markten, ten minste op regionaal niveau, te integreren. Met name moedigen de lidstaten de samenwerking van netwerkbeheerders op regionaal niveau aan en bevorderen zij de samenhang van hun wettelijk en regelgevingskader. Het geografische gebied waarop de regionale samenwerking betrekking heeft, moet overeenstemmen met de Commissiedefinitie van geografische gebieden overeenkomstig artikel 2 nonies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1775/2005."
1. De nationale regelgevende instanties werken onderling samen met het doel de marktstructuur te harmoniseren en hun nationale markten, ten minste op één of meer regionale niveaus, te integreren als eerste en tussentijdse stap op weg naar een volledig geliberaliseerde interne markt voor gas. Met name moedigen zij de samenwerking van netwerkbeheerders op regionaal niveau aan, en vergemakkelijken zij hun integratie op regionaal niveau meet het doel een mededingingskrachtige interne markt tot stand te brengen door de harmonisatie te vergemakkelijken van hun wettelijk, regelgevings- en technisch kader en vooral door de gaseilanden te integreren die in de Europese Unie nog steeds bestaan. De lidstaten bevorderen eveneens grensoverschrijdende en regionale samenwerking tussen nationale regelgevende instanties." 2. Het Agentschap werkt samen met de nationale regelgevende instanties en transportnetbeheerders, overeenkomstig de hoofdstukken III en IV, ter waarborging van de convergentie van regelgevingskaders tussen de regio's met het oog op de totstandbrenging van een concurrerende interne markt. Wanneer het bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, doet het aanbevelingen ter zake. Op regionale markten wordt het Agentschap geacht de bevoegde regelgevende instantie in de sectoren die worden opgesomd in artikel 24 quinquies te zijn."
PE 410.854\ 141
NL
Amendement 56 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 7 – lid 1 – letter b – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) dezelfde persoon niet het recht heeft om
(b) dezelfde persoon niet het recht heeft om individueel of gezamenlijk
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 – lid 1 – letter b – punt i Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(i) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of over een transmissiesysteem,
(i) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder,
Amendement 58 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 – lid 1 – letter b – punt (ii) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(ii) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of over een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert;
(ii) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert;
142 /PE 410.854
NL
Amendement 59 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 – lid 1 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(c) dezelfde persoon niet het recht heeft om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen over of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert;
(c) dezelfde persoon niet het recht heeft om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder en op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen over of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat een van de taken in de vorm van productie of levering uitvoert;
Amendement 60 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 – lid 1 – letter d bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (d bis) dezelfde persoon niet het recht heeft om het transportnet door middel van een beheerscontract te beheren of op om het even welke andere manier als nieteigenaar te beïnvloeden, noch op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen over of een belang te hebben in of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat een taak van productie of levering uitvoert.
Amendement 61 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 – lid 3 bis (nieuw)
PE 410.854\ 143
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. De lidstaten houden toezicht op het proces van de ontvlechting van verticaal geïntegreerde bedrijven en doen de Commissie een voortgangsverslag toekomen.
Amendement 62 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. De in lid 1, onder a), vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin verschillende bedrijven die transmissiesystemen bezitten, een joint venture hebben opgericht die in verscheidene lidstaten optreedt als beheerder van de betrokken transmissiesystemen. Geen andere onderneming mag deel uitmaken van de joint venture, tenzij zij overeenkomstig artikel 9 bis is erkend als onafhankelijke systeembeheerder.
5. De in lid 1, onder a), vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin verschillende bedrijven die transmissiesystemen bezitten, een joint venture hebben opgericht die in verscheidene lidstaten optreedt als beheerder van de betrokken transmissiesystemen.
Amendement 63 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 bis. Indien een in lid 1, letters b) tot en met d bis) bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap hebben over of wel een exploitant van een transmissiesysteem of wel een transmissiesysteem enerzijds en een onderneming die productie- of levernatietaken vervult anderzijds, geacht niet dezelfde persoon of personen te zijn.
144 /PE 410.854
NL
Amendement 64 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 – lid 6 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 6 bis. Indien het transmissiesysteem op de datum van inwerkingtreding van richtlijn ../../EG [tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas] eigendom is van een verticaal geïntegreerde onderneming, kunnen de lidstaten besluiten lid 1 niet toe te passen. In dat geval (a) benoemt de lidstaat overeenkomstig artikel 9 een onafhankelijke systeemexploitant, of (b) leeft de lidstaat het bepaalde in Hoofdstuk IV bis na. Het kan verticaal geïntegreerde ondernemingen die eigenaar zijn van een transmissiesysteem in geen geval onmogelijk worden gemaakt maatregelen te nemen om te voldoen aan hetgeen in lid 1 bepaald is.
Amendement 65 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 5 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 bis – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Van lid 1 kan worden afgeweken wanneer met één of verscheidene derde landen een overeenkomst is gesloten waarbij de Gemeenschap partij is.
Amendement 2. Van lid 1 kan worden afgeweken wanneer met één of verscheidene derde landen een overeenkomst is gesloten die bedoeld is om een gemeenschappelijk kader voor investeringen in de energiesector in te stellen en de energiemarkt van een derde land ook voor binnen de Europese Unie gevestigde bedrijven open te stellen en waarbij de PE 410.854\ 145
NL
Gemeenschap partij is. Amendement 66 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 5 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 ter – lid 13 Door de Commissie voorgestelde tekst 13. De Commissie stelt richtsnoeren vast met een nadere omschrijving van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 6 tot en met 9. Deze maatregel, die bedoeld is om nietessentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.
Amendement Schrappen
Amendement 67 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 5 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 7 ter – lid 13 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 13 bis. De procedures in dit artikel, in het bijzonder de beperkingen in lid 2, zijn niet van toepassing op upstreampijpleidingen die alleen bedoeld zijn om de netwerken van landen van herkomst van gasleveringen rechtstreeks te verbinden met een aankomstpunt op het grondgebied van de Gemeenschap, noch op de moderniseringen hiervan.
Amendement 68 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 6 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 8 – lid 1 – letter a
146 /PE 410.854
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu en bevordert energie-efficiëntie en onderzoek en ontwikkeling, met name met het oog op de marktpenetratie van hernieuwbare energiebronnen en de verspreiding van technologieën met lage koolstofinhoud.
(a) beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties om te zorgen voor een open markt voor nieuwkomers en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu.
Amendement 118 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 6 bis (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 8 – lid 1 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (6 bis) Aan artikel 8, lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd: "(b bis) dient voldoende verbindingscapaciteit tussen de verschillende transmissie-infrastructuren op te bouwen om te kunnen voldoen aan elke redelijke capaciteitsvraag, en dient de algehele efficiency van de markt te bevorderen en aan de normen met betrekking tot continuïteit van de gasvoorziening te voldoen."
Amendement 69 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 6 ter (nieuw) Richtlijn 2003/55/EC Artikel 8 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (6 ter) Artikel 8, lid 3 komt als volgt te luiden: "3. De lidstaten kunnen via hun nationale regelgevende instanties PE 410.854\ 147
NL
verlangen dat transportnetbeheerders voldoen aan minimumeisen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit. De nationale regelgevende instanties moeten ruimere bevoegdheden krijgen om voor consumentenbescherming binnen de Europese Unie te zorgen." Amendement 120 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 6 quater (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 8 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (6 quater) Aan artikel 8 wordt het volgende lid toegevoegd: "5 bis. Bij de verrichting van hun taken houden de transmissiesysteembeheerders rekening met de door het Europese Netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas vastgestelde codes."
Amendement 70 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 8 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 9 Door de Commissie voorgestelde tekst Artikel 9 Onafhankelijke systeembeheerders 1. Wanneer het transmissiesysteem op het tijdstip van inwerkingtreding van deze richtlijn behoort tot een verticaal geïntegreerd bedrijf, kunnen de lidstaten een afwijking van artikel 7, lid 1, toestaan, mits een onafhankelijke systeembeheerder wordt aangewezen door de regelgevende instantie op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem en 148 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
na goedkeuring door de Commissie. Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat een transmissiesysteem bezit mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in artikel 7, lid 1. 2. De regelgevende instantie mag uitsluitend een onafhankelijke systeembeheerder aanwijzen en goedkeuren wanneer: (a) de kandidaat-systeembeheerder heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van artikel 7, lid 1, onder b) tot en met d); (b) de kandidaat-systeembeheerder heeft aangetoond over de vereiste financiële, technische en personele middelen te beschikken om de in artikel 8 omschreven taken uit te voeren; (c) de kandidaat-systeembeheerder zich ertoe heeft verbonden een door de regelgevende instantie voorgesteld, over tien jaar lopend netwerkontwikkelingsplan uit te voeren; (d) de eigenaar van het transmissiesysteem zich in staat heeft getoond zijn verbintenissen overeenkomstig lid 6 na te komen. In dat verband stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaatsysteembeheerder en van alle andere relevante entiteiten; (e) de kandidaat-systeembeheerder zich in staat heeft getoond zijn verbintenissen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten* na te komen, inclusief de samenwerking van transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau. 3. Ondernemingen die door de regelgevende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de eisen van artikel 7 bis en artikel 9, lid 2, worden door de lidstaten goedgekeurd en PE 410.854\ 149
NL
aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificatieprocedure van artikel 7 ter is van toepassing. 4. Wanneer de Commissie een besluit heeft genomen overeenkomstig de procedure van artikel 7 ter en tot de conclusie komt dat de regelgevende instantie haar besluit niet binnen twee maanden naleeft, wijst zij binnen een periode van zes maanden, op voorstel van het Agentschap en na de opinie van de eigenaar van het transmissiesysteem en de transmissiesysteembeheerder te hebben ingewonnen, een onafhankelijke systeembeheerder aan voor een periode van 5 jaar. Op ieder tijdstip kan de eigenaar van het transmissiesysteem de regelgevende instantie verzoeken een nieuwe onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 1. 5. Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang van derden tot het net, inclusief het innen van een toegangsheffing en congestielasten voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en moet ervoor zorgen dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het netwerk betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de vergunningsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke systeembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De eigenaars van transmissiesystemen mogen niet bevoegd zijn voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, noch voor de investeringsplanning. 6. De transmissiesysteemeigenaar, ingeval een onafhankelijke systeembeheerder is 150 /PE 410.854
NL
aangewezen, (a) zorgt voor alle relevante samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle relevante informatie; (b) financiert de door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regelgevende instantie goedgekeurde investeringen of stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. De relevante financiële regelingen moeten worden goedgekeurd door de regelgevende instantie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regelgevende instantie de eigenaar van de activa samen met andere betrokken partijen; (c) zorgt voor het dekken van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netwerkactiva in zijn bezit die door de onafhankelijke systeembeheerder worden beheerd, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder; (d) levert waarborgen teneinde de financiering van netwerkuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er overeenkomstig punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. 7. In nauwe samenwerking met de regelgevende instantie, wordt aan de relevante nationale mededingingsautoriteit alle relevante bevoegdheden verleend om naleving door de transmissiesysteemeigenaar van zijn verplichtingen overeenkomstig lid 6 te monitoren.
PE 410.854\ 151
NL
Amendement 71 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 8 Richtlijn 2003/55/EC Artikel 9 bis Door de Commissie voorgestelde tekst Artikel 9 bis Ontvlechting van transmissiesysteemeigenaar en opslagsysteembeheerder 1. Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zijn transmissiesysteemeigenaars en opslagsysteembeheerders die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerd bedrijf onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transport en opslag samenhangende activiteiten. Dit artikel geldt uitsluitend voor opslaginstallaties die in technische en/of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang voor de levering aan afnemers overeenkomstig artikel 19. 2. Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria: (a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde gasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van aardgas; (b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissiesysteemeigenaar en de 152 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
opslagsysteembeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren; (c) de opslagsysteembeheerder heeft effectieve beslissingsbevoegdheid, onafhankelijk van het geïntegreerde gasbedrijf, wat de activa betreft die noodzakelijk zijn voor de exploitatie, het onderhoud, en de ontwikkeling van de opslaginstallaties. Dit sluit het bestaan niet uit van een geschikt coördinatiemechanisme om te waarborgen dat de economische en managementstoezichtsrechten van het moederbedrijf ten opzichte van een dochteronderneming, wat het rendement betreft van de desbetreffende activa, indirect gereguleerd overeenkomstig Artikel 24 quater, lid 4, beschermd worden. Met name moet dit het voor moederbedrijf mogelijk maken het jaarlijkse financieringsplan van de opslagsysteembeheerder, of een gelijkwaardig instrument, goed te keuren en algemene maximumgrenzen op te leggen voor de schuldgraad van de dochteronderneming. Het moederbedrijf kan echter geen instructies geven voor het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit, noch inzake specifieke besluiten betreffende de bouw of modernisering van opslaginstallaties die niet verder gaan dan het goedgekeurde financieringsplan, of een gelijkwaardig instrument; (d) de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder moeten een conformiteitsprogramma vaststellen met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten en moet waarborgen dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. In dit programma moeten de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling worden omschreven. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het conformiteitsprogramma moet bij de regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen PE 410.854\ 153
NL
maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd. 3. De Commissie kan richtsnoeren uitwerken om een volledige en effectieve naleving door de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder van lid 2 van dit artikel te waarborgen. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3. Amendement 72 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 9 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 10 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement "2 bis. Bij de vaststelling van commercieel gevoelige informatie worden objectieve en transparante criteria gehanteerd."
Amendement 73 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 9 bis (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 12 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (9 bis) Artikel 12, lid 1 komt als volgt te luiden: "1. Elke distributiesysteembeheerder draagt de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat het systeem op lange termijn blijft voldoen aan een redelijke vraag voor de distributie van aardgas, en beheert, onderhoudt en ontwikkelt op economische voorwaarden in zijn gebied een veilig, betrouwbaar en efficiënt distributiesysteem en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu en aan
154 /PE 410.854
NL
de bevordering van de energieefficiëntie." Amendement 74 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 9 ter (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 12 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (9 ter) Artikel 12, lid 4 komt als volgt te luiden: "4. Elke distributiesysteembeheerder verstrekt aan gebruikers van het systeem de gegevens die zij nodig hebben voor doelmatige toegang tot en gebruik van het systeem.
Amendement 75 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 9 quater (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 12 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (9 quater) Aan artikel 12 wordt onderstaand lid toegevoegd: "4 bis. De distributiesysteembeheerder dient bij de desbetreffende regelgevende instantie binnen een jaar na inwerkingtreding van Richtlijn .../.../EG [tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas ] een voorstel in waarin de vereiste informatieen communicatiesystemen worden beschreven die ten uitvoer moeten worden gelegd voor het verstrekken van de in lid 4 bedoelde gegevens. Dit voorstel vergemakkelijkt o.m. het gebruik van bidirectionele elektronische meters , die binnen tien jaar na inwerkingtreding van die richtlijn aan alle gebruikers ter beschikking moeten PE 410.854\ 155
NL
worden gesteld, de actieve deelname van eindgebruikers en verspreide producenten aan de exploitatie van systemen en de uitwisseling van real-time informatie tussen exploitanten van distributie- en transmissiesystemen met het oog op optimaal gebruik van alle beschikbare productie-, netwerk en vraagfaciliteiten. Amendement 76 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 9 quinquies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 12 – lid 4 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (9 quinquies) In artikel 12 wordt onderstaand lid ingevoegd: "4 ter. Binnen twee jaar na inwerkingtreding van Richtlijn .../.../EG [tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas ] keuren de nationale regelgevende instanties de in lid 4 bis genoemde voorstellen goed of verwerpen deze. De nationale regelgevende instanties zien toe op volledige interoperabiliteit van de ten uitvoer te leggen informatie- en communicatiesystemen. Te dien einde kunnen zij richtsnoeren doen uitgaan en verzoeken om wijziging van de in lid 4 bis bedoelde voorstellen."
Amendement 77 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 9 sexies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Artikel 12 – lid 4 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (9 sexies) In artikel 12 wordt onderstaand lid ingevoegd: "4 quater. Voordat de exploitant van het distributiesysteem in kennis wordt gesteld
156 /PE 410.854
NL
van haar besluit inzake het in lid 4 bis bedoelde voorstel, stelt de nationale regelgevende instantie het Agentschap, of, indien dit nog niet fungeert, de Commissie daarvan op de hoogte. Het Agentschap of de Commissie zien erop toe dat de ten uitvoer te leggen informatie- en communicatiesystemen de ontwikkeling van de interne markt voor aardgas vergemakkelijken en geen nieuwe technische belemmeringen opwerpen. Amendementen 78, 125/rev, 135/rev en 138/rev Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 9 septies (nieuw) Richtlijn 2003/55/EG Hoofdstukken IV bis en IV ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 9 septies. De volgende hoofdstukken worden toegevoegd: "HOOFDSTUK IV BIS Onafhankelijke transmissiebeheerders Artikel 12 bis Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is van toepassing wanneer een lidstaat besluit artikel 7, lid 1, niet toe te passen overeenkomstig artikel 7, lid 6 bis, en, mits de Commissie instemt, geen onafhankelijke systeembeheerder aanwijst overeenkomstig artikel 9. Artikel 12 ter Activa, uitrusting, personeel en identiteit 1. Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle menselijke, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de reguliere werkzaamheden van transmissie van elektriciteit uit te voeren, mits: a) de activa die nodig zijn voor de reguliere werkzaamheden van transmissie van elektriciteit, waaronder het transmissienetwerk, eigendom zijn van de PE 410.854\ 157
NL
transmissiesysteembeheerder; b) het personeel dat nodig is voor de reguliere werkzaamheden van transmissie van elektriciteit, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, in dienst is van de transmissiesysteembeheerder; c) het verboden is personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat productie- of leveringsactiviteiten verricht; d) passende financiële hulpmiddelen voor toekomstige investeringsprojecten en/of de vervanging van bestaande activa tijdig beschikbaar worden gesteld; e) transmissiesysteembeheerders niet dezelfde externe aannemers of adviseurs hebben als de verticaal geïntegreerde ondernemingen en zij geen informatietechnologiesystemen of uitrusting, gebouwen en toegangsbeveiligingssystemen mogen delen. 2. De reguliere werkzaamheden van de transmissie van elektriciteit omvatten, naast de in artikel 8 genoemde, ten minste de volgende activiteiten: a) vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder en contacten met derden en de regelgevende instanties; b) vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder in het Europees Netwerk van transmissiesysteembeheerders; c) toekennen en beheren van de toegang door derden; d) inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem met inbegrip van toegangstarieven, 158 /PE 410.854
NL
balanceringsheffingen voor ondersteunende diensten zoals gasbehandeling, aankoop van diensten (balanceringskosten, voor energieverliezen); e) beheer, onderhoud en ontwikkeling van het transmissiesysteem; f) het uitvoeren van investeringsplanning, zodat het systeem op lange termijn kan voorzien in een redelijke vraag en de leveringszekerheid kan waarborgen; g)opzetten van joint ventures, onder meer met een of meer transmissiesysteembeheerders, gasbeurzen, om de totstandkoming van regionale markten te bevorderen of het liberaliseringsproces te versoepelen; h) het verrichten van alle relevante bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten. 3. Transmissiesysteembeheerders hebben als rechtsvorm de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in de zin van artikel 1 van Richtlijn 68/151/EEG. 4. De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring aangaande de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf. 5. De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt gecontroleerd door ten minste één auditor die niet dezelfde is als de auditor die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert. Artikel 12 quater Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder 1. Onverminderd de bevoegdheden van de PE 410.854\ 159
NL
leden van het in artikel 12 sexies bedoelde controleorgaan die door het verticaal geïntegreerde bedrijf worden benoemd, heeft de transmissiesysteembeheerder, onafhankelijk van het verticaal geïntegreerde bedrijf, daadwerkelijk rechten in verband met de besluitvorming aangaande de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het netwerk. In het kader van het in artikel 12 sexies genoemde jaarlijkse financiële plan als goedgekeurd door het controleorgaan. 2. Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verrichten, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerd bedrijf die functies van productie of levering verricht, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel, met uitzondering van de inkomsten uit het gebruik van het netwerk. 3. De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, zoals bedoeld in dit hoofdstuk. Het verticaal geïntegreerd bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het netwerk, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 12 octies bedoelde 10-jarige investeringsplan. 4. De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerd bedrijf en de 160 /PE 410.854
NL
transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteembeheerder aan het verticaal geïntegreerd bedrijf, worden bepaald door de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de nationale regelgevende instantie. 5. De transmissiesysteembeheerder doet de nationale regelgevende instantie op haar verzoek alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerd bedrijf toekomen. 6. De transmissiesysteembeheerder informeert de nationale regelgevende instantie op verzoek over de in artikel 12 ter, lid 1, punt d) bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn. 7. Een onderneming die door de nationale regelgevende instantie gecertificeerd is als een bedrijf dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk voldoet, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van artikel 7 ter is van toepassing. 8. Doorzichtigheid is verplicht ter waarborging van niet-discriminatie, met name in verband met verwijzingen voor tarieven, diensten in verband met toegang van derden, toewijzing van capaciteit en evenwicht. Verticaal geïntegreerde ondernemingen moeten verplicht afzien van activiteiten die de transmissiesysteembeheerders hinderen bij het nakomen van deze verplichtingen. Artikel 12 quinquies Onafhankelijkheid van personeel en beheer van de transmissiesysteembeheerder
PE 410.854\ 161
NL
1. Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de bestuurders en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 12 septies. 2. De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming als bestuurder en/of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regelgevende instantie medegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regelgevende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend. De nationale regelgevende instantie mag bezwaar aantekenen, als er ernstige twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een kandidaatbestuurder en/of lid van een bestuursorgaan, of in geval van een voortijdige beëindiging van zijn ambtstermijn, indien er gerede twijfel is aan de rechtvaardiging ervan. 3. De bestuurders en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder hebben in de vijf jaar voor hun benoeming, direct noch indirect een professionele positie of verantwoordelijkheid, belang of zakelijke betrekkingen gehad met een vestiging van het verticaal geïntegreerd bedrijf dat functies van productie of levering verricht of een onderdeel daarvan of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.
162 /PE 410.854
NL
4. De bestuurders en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid, belang of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerd bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen. 5. De bestuurders en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerd bedrijf, anders dan van de transmissiesysteembeheerder. Hun salariëring hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerd bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder. 6. Bij de nationale regelgevende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn. 7. Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de bestuurders ervan en/of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vijf jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid, belang of zakelijke betrekkingen in enige vestiging van het verticaal geïntegreerd bedrijf dat functies van productie en levering verricht of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen. Artikel 12 sexies Gevolmachtigde
PE 410.854\ 163
NL
1. Door de regelgevende instantie wordt op voorstel en op kosten van de verticaal geïntegreerde onderneming een onafhankelijk gevolmachtigde benoemd. De gevolmachtigde handelt uitsluitend in het wettige belang van de verticaal geïntegreerde onderneming met het oog op behoud van de waarde van de activa van de transmissiesysteemexploitant, en beschermt tegelijkertijd de onafhankelijkheid van de exploitant van het transmissiesysteem van de verticaal geïntegreerde onderneming. In het kader van de uitoefening van zijn taken houdt de gevolmachtigde geen rekening met de belangen van de zakelijke productie- en leverantieactiviteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming. 2. De gevolmachtigde heeft gedurende een periode van vijf jaar voorafgaande aan zijn benoeming, geen al dan niet rechtstreekse beroepspositie of verantwoordelijkheid, belang of zakelijke relatie in of met de verticaal geïntegreerde onderneming of enig deel daarvan, de aandeelhouders met zeggenschap, of ondernemingen die productie- of leverantietaken uitvoeren. De voorwaarden van de taakomschrijving van de gevolmachtigde, o.m. de duur, voorwaarden voor beëindiging en de financiële voorwaarden, worden aan de natonale regelgevende instantie ter goedkeuring voorgelegd. Tijdens zijn mandaat mag de gevolmachtigde al dan niet rechtstreeks geen professionele positie of verantwoordelijkheid, belang of zakelijke betrekkingen hebben in of met enig deel van het verticaal geïntegreerd bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen. Na beëindiging van zijn mandaat mag de gevolmachtigde gedurende een periode van ten minste vijf jaar al dan niet rechtstreeks geen professionele positie of verantwoordelijkheid, belang of zakelijke betrekkingen hebben in of met enig deel 164 /PE 410.854
NL
van het verticaal geïntegreerd bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen. 3. De gevolmachtigde is verantwoordelijk voor: (a) benoeming, hernieuwde aanstelling en ontslag van de niet in artikel 12 septies, lid 2, letter a) bedoelde leden van het controleorgaan van de transmissiesysteemexploitant, en (b)de waarneming van zijn stemrecht in het controleorgaan. Artikel 12 septies Controleorgaan 1. De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van het jaarlijks financieringsplan, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. 2. Het controleorgaan bestaat uit: a) leden die het verticaal geïntegreerd bedrijf vertegenwoordigen; b) leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen; c)leden die de transmissiesysteembeheerder vertegenwoordigen; d) de gevolmachtigde; en e) indien de desbetreffende wetgeving van de lidstaat zulks vereist, leden die andere belanghebbenden zoals werknemers van de transmissiesysteembeheerder vertegenwoordigen. 3. De gevolmachtigde heeft het recht over besluiten die de waarde van de activa van PE 410.854\ 165
NL
de transmissiesysteembeheerder naar zijn mening aanzienlijk verminderen zijn veto uit te spreken. Bij de beoordeling van een besluit dat de waarde van de activa van de transmissiesysteembeheerder aanzienlijk kan verminderen zijn het financieel jaarprogramma en de schulden van de transmissiesysteembeheerder van bijzondere betekenis. Wanneer een dergelijk veto door twee derden van de leden van het controleorgaan ongedaan wordt gemaakt, is artikel 12 nonies, lid 7 van toepassing. 4. Artikel 12 quinquies, leden 2 t/m 7 zijn van toepassing op de leden van het controleorgaan. Artikel 12 septies Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en ervoor zorgen dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van het programma. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. Het moet door de nationale regelgevende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regelgevende autoriteit wordt het programma gecontroleerd door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris. 2. Het controleorgaan benoemt een nalevingsfunctionaris. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. De leden 2 tot en met 7 van artikel 12 quinquies zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris. De nationale regelgevende instantie kan bezwaar aantekenen tegen de benoeming van een nalevingsfunctionaris vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of een 166 /PE 410.854
NL
beroepsactiviteit. 3. De nalevingsfunctionaris wordt belast met de volgende taken: a) controle op de uitvoering van het nalevingsprogramma; b) opstelling van een jaarverslag betreffende de genomen maatregelen tot uitvoering van het nalevingsprogramma en indiening van dit verslag bij de nationale regelgevende instantie; c) verslaglegging aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan; en tevens d) verslag uitbrengen aan de nationale regelgevende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerd bedrijf en de transmissiesysteembeheerder. 4. De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het netwerk voor aan de nationale regelgevende instantie, en wel uiterlijk op het moment dat het bestuur en/of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder deze voorlegt aan het controleorgaan. 5. De nalevingsfunctionaris stelt de nationale regelgevende instantie op de hoogte wanneer het verticaal geïntegreerd bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van zijn controleorgaan de aanneming van een besluit heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een netwerk voorkomen of uitgesteld worden. 6. De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris worden goedgekeurd door de nationale regulerende instantie en waarborgen de PE 410.854\ 167
NL
onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris. 7. De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de nationale regelgevende instantie en heeft het recht om op gezette tijden mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder. 8. De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen van het bestuur of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, van het controleorgaan en de algemene vergadering bijwonen. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan: a) voorwaarden voor toegang tot het netwerk als omschreven in Verordening (EG) nr. 1775/2005, met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, balancering en secundaire markten; b) projecten om het hoofdnet te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen in nieuwe transportverbindingen, in het vergroten van de capaciteit en in de optimalisering van de bestaande capaciteit; en tevens; c) aankoop en verkoop van energie die nodig is voor de exploitatie van het transmissiesysteem. 9. De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 10 naleeft. 10. De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn 168 /PE 410.854
NL
taken nodig is. 11. Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na voorafgaande kennisgeving aan de nationale regelgevende instantie. 12. De verplichtingen van de transmissiesysteembeheerder en de verticaal geïntegreerde onderneming moeten, met name voor wat betreft commerciële en financiële overeenkomsten tussen transmissiesysteembeheerder en verticaal geïntegreerde onderneming uitsluitend worden gemeld aan de nationale regelgevende autoriteit zonder dat zij hoeven te worden goedgekeurd. De benoeming en arbeidsomstandigheden van bestuur en van de nalevingsfunctionaris worden aan de regelgevende instantie gemeld, zonder dat zij hoeven te worden goedgekeurd. Artikel 12 nonies Netwerkontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen 1. De transmissiesysteembeheerder legt, na alle belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de nationale regelgevende instantie ieder jaar een 10- jarig netwerkontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. Het plan bevat efficiënte maatregelen om de doelmatigheid van het systeem en de continuïteit van de energievoorziening te garanderen. 2. Het 10-jarig ontwikkelingsplan voor het netwerk moet met name: a) de marktdeelnemers meedelen wat de belangrijkste transmissie-infrastructuur is die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden; b) alle investeringen bevatten waartoe PE 410.854\ 169
NL
reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden; en tevens; c) een tijdschema voor alle investeringsprojecten bevatten. 3. Bij de opstelling van het 10-jarig lopende netwerkontwikkelingsplan maakt de transmissiesysteembeheerder redelijke inschattingen aangaande de ontwikkeling van zijn productie, levering, verbruik en uitwisseling met andere landen, rekening houdend met de investeringsplannen voor regionale en EU-netwerken, en met investeringsplannen voor opslag en faciliteiten voor de hernieuwde vergassing van vloeibaar aardgas. 4. De nationale regelgevende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële netwerkgebruikers over het 10-jarige netwerkontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële gebruikers te zijn, kan worden verzocht die bewering te onderbouwen. Zij maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met name de mogelijke behoeften aan investeringen. 5. De nationale regelgevende instantie gaat na of het 10-jarige netwerkontwikkelingsplan alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het overeenkomt met het in artikel 2 quater, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1775/2005 bedoelde 10-jarige netwerkontwikkelingsplan van de Gemeenschap. Als betwijfeld wordt of het overeenkomt met het 10-jarige netwerkontwikkelingsplan van de Gemeenschap, raadpleegt de nationale regelgevende instantie het Agentschap. De nationale regelgevende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn plan wijzigt.
170 /PE 410.854
NL
6. De nationale regelgevende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het 10-jarige netwerkontwikkelingsplan. 7. Ingeval de transmissiesysteembeheerder om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die volgens het 10-jarige netwerkontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instantie ten minste een van de volgende maatregelen neemt om te zorgen dat de investering in kwestie wordt gedaan: a) eisen dat de transmissiesysteembeheerder de investering in kwestie uitvoert overeenkomstig het in artikel 12 septies genoemde jaarlijkse financiële plan; of b) voor de investering in kwestie een aanbestedingsprocedure organiseert die openstaat voor alle investeerders. Indien de nationale regelgevende instantie gebruik heeft gemaakt van haar in punt b) genoemde bevoegdheden, kan zij de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met: - financiering door een derde partij; - bouw door een derde partij; - aanleg van de respectieve nieuwe activa; - exploitatie van de respectieve nieuwe activa. De transmissiesysteembeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe activa aan op het transmissienetwerk en stelt algemeen gesproken alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te PE 410.854\ 171
NL
vergemakkelijken. De toepasselijke financieringsregelingen worden voorgelegd aan de nationale regelgevende instantie. 8. Indien de nationale regelgevende instantie gebruik maakt van haar bevoegdheden uit hoofde van lid 7, dekken de van toepassing zijnde tariefregelingen de kosten van de betrokken investeringen. Artikel 12 decies Beslissingsbevoegdheid voor aansluiting van opslagvoorzieningen, LNGverdampingsinstallaties en industriële verbruikers op het transmissienet 1. Van de beheerders van transmissiesystemen wordt geëist dat zij duidelijke en doeltreffende procedures en tarieven voor niet discriminerende aansluiting van opslagvoorzieningen, LNG-verdampingsinstallaties en industriële verbruikers op het netwerk opstellen en publiceren. De procedures hebben de goedkeuring van de regelgevende instanties nodig. 2. De beheerders van transmissiesystemen zijn niet gerechtigd om aansluiting van een nieuwe opslagvoorziening, LNGverdampingsinstallatie of industriële verbruiker te weigeren om reden van mogelijke beperkingen in de beschikbare capaciteit op het netwerk of de extra kosten die met noodzakelijke capaciteitsuitbreiding gemoeid zijn. De beheerder van een transmissiesysteem moet ervoor zorgen dat er voor de nieuwe aansluiting voldoende aan- en afkoppelingscapaciteit voorhanden is. 3. De beheerders van transmissiesystemen zorgen voor toegang tot het net voor derde partijen en begeleiden de toegang, vooral van nieuwe deelnemers op de markt en producenten van biogas onder omstandigheden die de veiligheid van het netwerk niet in gevaar brengen. 172 /PE 410.854
NL
Hoofdstuk IV ter Artikel 12 undecies Verslag 1. Het Agentschap verstrekt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk [vijf jaar na de inwerkingtreding van Richtlijn .../.../EG] een gedetailleerd verslag waarin wordt toegelicht in hoeverre de in dit hoofdstuk vastgestelde ontvlechtingsvoorschriften erin zijn geslaagd de transmissiesysteembeheerders volledig en daadwerkelijk onafhankelijk te maken. 2. Bij de in lid 1 bedoelde beoordeling houdt het Agentschap met name rekening met de volgende criteria: eerlijke en nietdiscriminerende toegang tot het net, veilige en betrouwbare transmissiesystemen, doeltreffende regulering, de ontwikkeling van investeringen, niet-marktverstorende investeringsstimulansen, de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap. 3. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk [vijf jaar na de inwerkingtreding van Richtlijn .../.../EG] een gedetailleerd verslag voor over de haalbaarheid van het creëren van een gemeenschappelijke Europese transportbeheerder, met een beoordeling van de kosten en voordelen ervan, met name op het punt van de eigendomsrechten en de marktintegratie, alsook van de efficiënte en zekere werking van het transmissienetwerk. Dit verslag zal worden opgesteld in overleg met de betrokken partijen, en met name de transmissiesysteembeheerders en het Agentschap. 4. In voorkomend geval, en met name ingeval uit het in lid 1 bedoelde gedetailleerd verslag blijkt dat de voorwaarden van lid 2 in de praktijk niet PE 410.854\ 173
NL
vervuld zijn, doet de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk [zeven jaar na de inwerkingtreding van Richtlijn .../.../EG] voorstellen om te zorgen voor volledige en daadwerkelijke onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerders. Amendement 79 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 10 – letter c Richtlijn 2003/55/EG Artikel 13 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De Commissie kan richtsnoeren vaststellen om volledige en effectieve naleving door de distributiesysteembeheerder van lid 2 van dit artikel te waarborgen, meer bepaald op het gebied van volledige onafhankelijkheid van de distributiesysteembeheerder, de afwezigheid van discriminerend gedrag en het voorkomen dat bij de leveringsactiviteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf op oneerlijke wijze voordeel wordt gehaald uit die verticale integratie. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.
Amendement Schrappen
Amendement 126 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 11 bis (nieuw) Richtlijn 2003/55/EC Artikel 18 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (18 bis) het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 18 bis
174 /PE 410.854
NL
1. Voor het opzetten van toegang tot LNGinstallaties geldt de in de regelgeving vastgelegde toegangsprocedure of de in lid 2 bedoelde via onderhandelingen bepaalde toegangsprocedure. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd. De nationale regelgevende instanties houden toezicht op de naleving van deze criteria." Aan de hand van welbepaalde en bekend gemaakte normen besluiten de lidstaten over de toepasselijke toegangsprocedure. Deze criteria gelden met name indien op de markt in kwestie sprake is van mededinging tussen LNG-installaties, en indien de toegang tot LNG verloopt via een onafhankelijke infrastructuurbeheerder die open toegang biedt. De nationale regelgevende instanties controleren de naleving van deze criteria en maken bekend welke LNG-installaties of delen daarvan worden aangeboden overeenkomstig de in lid 2 bedoelde procedure, of zij eisen dat de LNG-beheerders dit bekend maken. 2. Ingeval van toegang via onderhandelingen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de aardgasbedrijven en de in aanmerking komende afnemers van zowel binnen als buiten het door het gekoppelde stelsel van systemen bestreken gebied in de mogelijkheid verkeren te onderhandelen over toegang tot de LNGinstallaties. De partijen moeten te goeder trouw onderhandelen over toegang tot de LNG-installaties." Amendement 80 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 12 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 19 Door de Commissie voorgestelde tekst (12) In artikel 19, lid 1, wordt de volgende
Amendement (12) Artikel 19 wordt vervangen door de PE 410.854\ 175
NL
alinea toegevoegd:
volgende tekst: "Artikel 19 Toegang tot opslag "1. Om de toegang tot opslagvoorzieningen te organiseren als het om technische en/of economische redenen noodzakelijk is om doeltreffende toegang tot het systeem te krijgen om de afnemers te kunnen beleveren, nemen de lidstaten een besluit om voor de gereguleerde toegangsprocedure van par. 4 te kiezen, ofwel voor de toegangsprocedure via onderhandelingen van par. 3. De procedures werken volgens objectieve, doorzichtige en niet discriminerende criteria. De nationale regelgevende instanties houden toezicht op de inachtneming van de criteria.
"De lidstaten stellen criteria vast en maken die bekend op basis waarvan kan worden bepaald of toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers. De lidstaten maken publiek bekend, of verplichten de beheerders van opslag- en transmissiesystemen om dit te doen, welke opslaginstallaties, of welke onderdelen daarvan, en welke leidingbuffer wordt aangeboden overeenkomstig de verschillende procedures van lid 3 en 4."
De nationale regelgevende instanties stellen criteria vast en maken die bekend op basis waarvan de toegangsregeling tot opslaginstallaties kan worden bepaald, waarbij ze er vooral op letten dat er op de betreffende markt wel degelijk concurrentie tussen de opslaginstallaties is en of de organisatie door een onafhankelijke beheerder van de infrastructuur gebeurt die vrije toegang verleent. De nationale regelgevende instanties houden toezicht op de inachtneming van de criteria en maken publiek bekend, of verplichten de beheerders van opslagsystemen om dit te doen, welke opslaginstallaties, of welke onderdelen daarvan, worden aangeboden overeenkomstig de verschillende procedures van lid 3 en 4. 2. Lid 1 is niet van toepassing op ondersteunende diensten en tijdelijke opslag van een LNG-installatie en die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem. 3. In geval van toegang via onderhandelingen nemen de nationale regelgevende instanties de nodige maatregelen zodat de aardgasbedrijven
176 /PE 410.854
NL
en belanghebbende afnemers binnen en buiten het grondgebied dat door de onderling gekoppelde systemen bestreken wordt, toegang tot opslagvoorzieningen hebben als het om technische en/of economische redenen noodzakelijk is om doeltreffende toegang tot het systeem te krijgen. De partijen zijn verplicht om te goeder trouw over de toegang tot opslagvoorzieningen te onderhandelen. De contracten die toegang tot opslagvoorzieningen verlenen, worden in onderhandelingen met de beheerders van de opslagsystemen opgesteld. De nationale regelgevende instanties verplichten de beheerders van opslagvoorzieningen om hun voornaamste commerciële voorwaarden voor het gebruik van hun voorzieningen binnen de eerste zes maanden na het van kracht worden van deze richtlijn te publiceren, en vervolgens om het jaar. Bij de uitvoering van de voorwaarden worden de zienswijzen van de gebruikers van het systeem in aanmerking genomen, die het recht hebben om er bij de nationale regelgevende autoriteit bezwaar tegen aan te tekenen. 4. In geval van gereguleerde toegang nemen de nationale regelgevende instanties de nodige maatregelen zodat de aardgasbedrijven en belanghebbende afnemers binnen en buiten het grondgebied dat door de onderling gekoppelde systemen bestreken wordt, toegangsrecht tot opslagvoorzieningen hebben volgens gepubliceerde tarieven en/of andere voorwaarden en verplichtingen bij gebruik van de voorzieningen, als het om technische en/of economische redenen noodzakelijk is om doeltreffende toegang tot het systeem te krijgen. Bij de opstelling van de tarieven en andere voorwaarden en verplichtingen worden de zienswijzen van de gebruikers van het systeem in aanmerking genomen, die het recht hebben om er bij de nationale PE 410.854\ 177
NL
regelgevende autoriteit bezwaar tegen aan te tekenen. Het toegangsrecht van afnemers die er in aanmerking voor komen, kan hun verleend worden in de vorm van de mogelijkheid om leveringscontracten met concurrerende aardgasbedrijven aan te gaan die niet de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een aanverwante onderneming zijn. Amendement 81 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 1 – inleidende zin Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Grote nieuwe gasinfrastructuurprojecten, dat wil zeggen interconnectoren tussen lidstaten, LNG- en opslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een beperkte periode worden ontheven van het bepaalde in artikel 7, 18, 19, 20 en 24 quater, lid 4, 5 en 6, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. Grote nieuwe gasinfrastructuurprojecten, dat wil zeggen interconnectoren tussen lidstaten, LNG- en opslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een bepaalde periode worden ontheven van het bepaalde in artikel 7, 18, 19, 20 en 24 quater, lid 4, 5 en 6, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Amendement 82 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 1 – letter e bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (e bis) Het project is van Europees belang en er wordt ten minste één nationale grens binnen de Europese Unie overschreden.
Amendement 83 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 2
178 /PE 410.854
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op een aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van gas te ontwikkelen.
Amendement 2. Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op elke aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken te zorgen voor verhoogde en bijkomende hoeveelheden.
Amendement 84 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 3 – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. De in hoofdstuk VI bis bedoelde regelgevende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffingen. Wanneer de infrastructuur in kwestie gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat voert het Agentschap de taken uit waarmee de regelgevende instantie bij dit artikel is belast.
3. De in hoofdstuk VI bis bedoelde regelgevende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffingen. Wanneer de infrastructuur in kwestie gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat voert het Agentschap de taken uit waarmee de regelgevende instantie bij dit artikel is belast. Het besluit van het Agentschap wordt genomen na voorafgaande raadpleging van de relevante regelgevende instanties en van de aanvrager.
Amendement 85 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 3 – alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Een ontheffing kan gelden voor het geheel of voor gedeelten van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur, of van de bestaande infrastructuur met aanzienlijk verhoogde capaciteit.
Een ontheffing kan gelden voor het geheel of enkel voor bepaalde specifieke delen van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur, of van de bestaande infrastructuur met aanzienlijk verhoogde capaciteit.
PE 410.854\ 179
NL
Amendement 86 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 3 – alinea 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Voordat een ontheffing wordt verleend, kan de regelgevende instantie een besluit nemen over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en de toewijzing van capaciteit. De voorschriften omvatten de eis dat alle potentiële gebruikers van de infrastructuur worden verzocht hun belangstelling voor het inkopen van capaciteit aan te geven alvorens de toewijzing van capaciteit in de nieuwe infrastructuur, inclusief voor eigen gebruik, plaatsvindt. De regelgevende instantie eist dat de voorschriften voor het congestiebeheer de verplichting omvatten om ongebruikte capaciteit op de markt aan te bieden, en eist dat gebruikers van de installatie het recht krijgen de door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt. Bij haar beoordeling van de in lid 1, onder a), b) en c), van dit artikel bedoelde criteria houdt de regelgevende instantie rekening met de resultaten van de capaciteitstoewijzingsprocedure.
Voordat een ontheffing wordt verleend, kan de regelgevende instantie een besluit nemen over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en de toewijzing van capaciteit, die indien nodig mogen worden gewijzigd tijdens de periode waarbinnen de infrastructuur ontheven is van de voornoemde bepalingen, met als doel wijzigingen aan te brengen aan de economische behoeften en de behoeften die relevant zijn voor de markt. De voorschriften omvatten de eis dat alle potentiële gebruikers van de infrastructuur worden verzocht hun belangstelling voor het inkopen van capaciteit aan te geven alvorens de toewijzing van capaciteit in de nieuwe infrastructuur, inclusief voor eigen gebruik, plaatsvindt. De regelgevende instantie eist dat de voorschriften voor het congestiebeheer de verplichting omvatten om ongebruikte capaciteit op de markt aan te bieden, en eist dat gebruikers van de installatie het recht krijgen de door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt. Bij haar beoordeling van de in lid 1, onder a), b) en c), van dit artikel bedoelde criteria houdt de regelgevende instantie rekening met de resultaten van de capaciteitstoewijzingsprocedure, indien derden uitdrukking een vaste toezegging gegeven hebben.
Amendement 87 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 4 – letter a
180 /PE 410.854
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst (a) de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regelgevende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;
Amendement (a) de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regelgevende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend of geweigerd, samen met de verwijzing naar het specifieke artikel waarop dit besluit is gebaseerd, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;
Amendement 88 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 5 – alinea 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De goedkeuring van een ontheffingsbesluit door de Commissie verliest haar effect twee jaar na de vaststelling daarvan wanneer de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan, en na vijf jaar wanneer de infrastructuur nog niet operationeel is geworden.
Een ontheffingsbesluit van de Commissie verliest zijn effect wanneer de infrastructuur nog niet operationeel is geworden binnen vijf jaar na het uitvaardigen van alle nationale en regionale besluiten en vergunningen. tenzij (al naar gelang van het geval) het niet starten van de bouw of het nietoperationeel zijn van de infrastructuur het gevolg is van omstandigheden waarop de persoon aan wie de ontheffing werd verleend geen vat heeft.
Amendement 89 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 bis. De in lid 1 bedoelde ontheffingen zijn automatisch van toepassing op ontheffingen verleend overeenkomstig dit artikel op de dag van de inwerkingtreding van Richtlijn .../.../EG [tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne PE 410.854\ 181
NL
markt voor aardgas]. De voorwaarden voor de goedkeuring van een ontheffing verleend overeenkomstig dit artikel kunnen achteraf niet worden gewijzigd zonder de instemming van alle betrokken partijen. Amendement 90 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 13 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 22 – lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst 6. De Commissie kan richtsnoeren aannemen voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde voorwaarden en ter omschrijving van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van lid 4 en 5. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.
Amendement Schrappen
Amendement 91 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 bis Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regelgevende instantie aan.
1. Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regelgevende instantie aan.
2. De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regelgevende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regelgevende instantie, bij de uitvoering van de regelgevingstaken die haar bij deze richtlijn zijn opgelegd, juridisch gescheiden is en onafhankelijk functioneert
2. De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regelgevende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regelgevende instantie, bij de uitvoering van de regelgevingstaken die haar bij deze richtlijn en andere relevante wetgeving zijn opgelegd:
182 /PE 410.854
NL
van alle andere publieke of particuliere entiteiten en dat haar personeel en de personen die belast zijn met het beheer onafhankelijk zijn van marktbelangen en geen instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere openbare of particuliere entiteiten.
juridisch gescheiden is en onafhankelijk functioneert van alle andere publieke of particuliere entiteiten en dat haar personeel en de personen die belast zijn met het beheer onafhankelijk zijn van marktbelangen en bij de uitvoering van hun regelgevende taken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere openbare of particuliere entiteiten.
3. Om de onafhankelijkheid van de regelgevende instantie te beschermen, waken de lidstaten er met name over dat:
3. Om de onafhankelijkheid van de regelgevende instantie te beschermen, waken de lidstaten er met name over dat:
(a) de regelgevende instantie over rechtspersoonlijkheid en budgettaire autonomie beschikt en de adequate personele en financiële middelen heeft om haar taken uit te voeren;
(a) de regelgevende instantie over rechtspersoonlijkheid en financiële autonomie beschikt en de adequate personele en financiële middelen heeft om haar taken uit te voeren;
(b) het management van de regelgevende instantie is aangewezen voor een niethernieuwbare vaste termijn van minimaal vijf jaar, en in die termijn uitsluitend van zijn ambt mag worden ontheven als het niet langer voldoet aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of schuldig is geweest aan ernstig wangedrag.
(b) de bestuursleden van de regelgevende instantie aangewezen zijn voor een niethernieuwbare vaste termijn van minimaal vijf en maximaal zeven jaar en dat voor het eerste mandaat de termijn voor de helft van de bestuursleden 2,5 jaar bedraagt. De leden worden in die termijn uitsluitend van hun ambt worden ontheven als ze niet langer voldoen aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of zich volgens de nationale wet schuldig gemaakt hebben aan ernstig wangedrag, en (b bis) de budgettaire behoeften van de regelgevende instanties door de rechtstreekse inkomsten uit werkzaamheden op de energiemarkt gedekt zijn.
Amendement 92 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 ter Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Bij de uitvoering van haar in deze richtlijn omschreven regelgevingstaken neemt de regelgevende instantie alle redelijke
Bij de uitvoering van haar in deze richtlijn omschreven regelgevingstaken neemt de regelgevende instantie alle redelijke PE 410.854\ 183
NL
maatregelen om de volgende doelstellingen te verwezenlijken:
maatregelen om de volgende doelstellingen te verwezenlijken:
(a) de bevordering, in nauwe samenwerking met het Agentschap, de regelgevende instanties van andere lidstaten en de Commissie, van een concurrerende, veiliggestelde en milieuvriendelijke interne gasmarkt binnen de Gemeenschap en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle consumenten en leveranciers in de Gemeenschap;
(a) de bevordering, in nauwe samenwerking met de Commissie, het Agentschap en de regelgevende instanties van andere lidstaten, van een concurrerende, veiliggestelde en milieuvriendelijke interne gasmarkt binnen de Gemeenschap en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle consumenten en leveranciers in de Gemeenschap, en het waarborgen van een efficiënt en betrouwbaar beheer op lange termijn van de netwerken voor energievoorziening;
(b) de ontwikkeling van concurrerende en goed functionerende regionale markten binnen de Gemeenschap met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;
(b) de ontwikkeling van concurrerende en goed functionerende markten binnen de Gemeenschap met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;
(c) het opheffen van alle beperkingen voor handel in aardgas tussen de lidstaten, inclusief de ontwikkeling van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen, de integratie van nationale markten te versterken en een ongeremde stroom van aardgas in de Gemeenschap mogelijk te maken;
(c) het opheffen van alle beperkingen voor handel in aardgas tussen de lidstaten, inclusief de ontwikkeling van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken om een ongeremde stroom van aardgas in de Gemeenschap gemakkelijker te maken;
(d) het waarborgen van de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte systemen, de bevordering van energieefficiëntie, de aangepastheid van het systeem en onderzoek en ontwikkeling zodat het beter voldoet aan de vraag en de ontwikkeling van innoverende duurzame technologieën met lage koolstofinhoud;
(d) het waarborgen, op de meest kostenefficiënte manier, van de ontwikkeling van klantgerichte, veilige, betrouwbare en efficiënte netsystemen, de bevordering van de aangepastheid van het systeem met inachtneming van energieefficiëntie en integratie van hernieuwbare energiebronnen op grote en kleine schaal (b.v. biogas), en productiespreiding in zowel het transmissie- als het distributienet; (d bis) betere toegang tot het net, vooral door de hindernissen weg te nemen die nieuwe ondernemingen op de markt en hernieuwbare energiebronnen de toegang kunnen ontzeggen;
(e) het waarborgen dat de netwerkbeheerders adequate stimulansen 184 /PE 410.854
NL
(e) het waarborgen dat de netwerkbeheerders adequate stimulansen
krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie van netwerkprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;
krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie van netwerkprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;
(f) het waarborgen van een efficiënte functionering van hun nationale markt en het bevorderen van daadwerkelijke mededinging in samenwerking met de mededingingsautoriteiten.
(f) het waarborgen van voordelen voor de afnemers door een efficiënte functionering van hun nationale markt en het bevorderen van daadwerkelijke mededinging in samenwerking met de mededingingsautoriteiten, en bescherming van de verbruiker. (f bis) hoge kwaliteitsnormen in de openbare dienstverlening voor aardgas, bescherming van kwetsbare verbruikers, en toezicht op de doeltreffendheid van de maatregelen voor de bescherming van de verbruiker in bijlage A (f ter) harmonisering van de nodige werkzaamheden voor de uitwisseling van gegevens.
Amendementen 93 en 129 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De regelgevende instantie heeft de volgende taken:
1. De regelgevende instantie heeft de volgende taken, die zij, waar nodig, uitvoert in nauwe samenwerking met andere relevante communautaire en nationale organen, transmissienetbeheerders en andere marktdeelnemers, onverlet hun specifieke bevoegdheden:
(a) waarborgen van de naleving door de transport- en distributiesysteembeheerders en waar relevant de desbetreffende eigenaars, alsmede door alle aardgasbedrijven, van hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn en de andere relevante communautaire wetgeving, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;
(a) waarborgen van de naleving door de transport- en distributiesysteembeheerders en waar relevant de desbetreffende eigenaars, alsmede door alle aardgasbedrijven, van hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn en de andere relevante communautaire wetgeving, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;
(b) samenwerken in verband met
(b) samenwerken in verband met PE 410.854\ 185
NL
grensoverschrijdende kwesties met de regelgevende instantie of instanties van de desbetreffende lidstaten;
grensoverschrijdende kwesties met de regelgevende instantie of instanties van andere lidstaten en het Agentschap, onder meer om ervoor te zorgen dat er voldoende verbindingscapaciteit tussen de transmissie-infrastructuren is, zodat kan worden voldaan aan de eisen van een efficiënte markt en de criteria met betrekking tot de leveringszekerheid, zonder onderscheid tussen levering in de verschillende lidstaten;
(c) naleven van de besluiten van het Agentschap en de Commissie en toezien op de uitvoering ervan;
(c) naleven van de besluiten van en de Commissie en het Agentschapen toezien op de uitvoering ervan;
(d) op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de relevante autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap en de Commissie. Het verslag heeft betrekking op de genomen maatregelen en behaalde resultaten wat elk van de in dit artikel genoemde taken betreft;
(d) op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de relevante autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en het Agentschap. Dergelijke verslagen hebben betrekking op de genomen maatregelen en behaalde resultaten wat elk van de in dit artikel genoemde taken betreft;
(e) erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leveringsactiviteiten;
(e) toezicht houden op de naleving van de verplichtingen op het vlak van ontvlechting overeenkomstig deze richtlijn en andere relevante communautaire regelgeving en erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leveringsactiviteiten, en zorgen dat de distributie- en transmissietarieven goed van tevoren vastgesteld worden in vergelijking met de periode dat ze van toepassing zijn ;
(f) evalueren van de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag een beoordeling geven van het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders wat de samenhang daarvan betreft met het over 10 jaar lopende netwerkontwikkelingsplan op Europese schaal als bedoeld in artikel 2 quater
(f) evalueren van de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag een beoordeling geven van het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders wat de samenhang daarvan betreft met het over 10 jaar lopende netwerkontwikkelingsplan op Europese schaal als bedoeld in artikel 2 quater
186 /PE 410.854
NL
van Verordening (EG) nr. 1775/2005;
van Verordening (EG) nr. 1775/2005; het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders moet waarborgen dat de kwaliteit en de omvang van het personeelsbestand voldoende zijn om ervoor te zorgen dat de verplichtingen op het vlak van dienstverlening vervuld zijn; niet-uitvoering van het investeringsplan leidt tot de oplegging aan de transmissiesysteembeheerder, overeenkomstig de door het Agentschap vastgestelde richtsnoeren, van evenredige sancties; (f bis) goedkeuring van de jaarlijkse investeringsplannen van de beheerders van transmissiesystemen
(g) monitoring van de netwerkveiligheid en -betrouwbaarheid en evaluatie van de netwerkveiligheids- en betrouwbaarheidsregels;
(g) monitoring van de inachtneming van netwerkveiligheid en -betrouwbaarheid, vaststelling of goedkeuring van normen en vereisten op het gebied van de kwaliteit van dienstverlening en levering en evaluatie van de prestaties voor de kwaliteit van dienstverlening en levering en de netwerkveiligheids- en betrouwbaarheidsregels;
(h) monitoring van het niveau van transparantie, waken over de naleving van de transparantieverplichtingen van de aardgasbedrijven;
(h) monitoring van het niveau van transparantie, waken over de naleving van de transparantieverplichtingen van de netwerkbeheerders;
(i) monitoring van het niveau van marktopening en mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief op aardgasbeurzen, tarieven voor huishoudens, overstappercentages, afsluitingspercentages en klachten van particulieren in een overeengekomen formaat, alsook toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging in samenwerking met de mededingingsautoriteiten, inclusief de het verstrekken van alle relevante informatie, waarbij relevante gevallen worden voorgelegd aan de relevante mededingingsautoriteiten;
(i) monitoring van het niveau van marktopening en mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief op aardgasbeurzen, tarieven voor huishoudens, overstappercentages, afsluitingspercentages en klachten van particulieren in een overeengekomen formaat, alsook toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging in samenwerking met de mededingingsautoriteiten, inclusief de het verstrekken van alle relevante informatie, waarbij relevante gevallen worden voorgelegd aan de relevante mededingingsautoriteiten; (i bis) met volledige inachtneming van de PE 410.854\ 187
NL
bepalingen van het EG-Verdrag, het bevorderen van langetermijncontracten tussen energieverbruikers en leveranciers die bijdragen tot een verbetering van de energieproductie en -distributie en tegelijkertijd de consumenten laten delen in de daaruit voortvloeiende voordelen, mits dergelijke contracten kunnen bijdragen tot een optimaal investeringsniveau in de energiesector; (j) monitoring van de tijd die transmissieen distributiebedrijven nodig hebben om aansluitingen te maken en herstellingen uit te voeren;
(j) monitoring van de tijd die transport- en distributiebedrijven nodig hebben om aansluitingen te maken en herstellingen uit te voeren en de oplegging van sancties overeenkomstig de richtsnoeren van het Agentschap, wanneer deze termijnen zonder aanwijsbare oorzaak worden overschreden;
(k) monitoring en herziening van de voorwaarden voor toegang tot opslag, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten als bedoeld in artikel 19;
(k) monitoring van de voorwaarden voor toegang tot opslag, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten als bedoeld in artikel 19;
(l) waarborgen, onverlet de bevoegdheden van andere nationale regelgevende instanties, van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening voor aardgas, van de bescherming van kwetsbare klanten en van de effectiviteit van de in bijlage A genoemde maatregelen ter bescherming van de consument;
(l) waarborgen, onverlet de bevoegdheden van andere nationale regelgevende instanties, van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening voor aardgas, van de bescherming van kwetsbare klanten en van de effectiviteit en handhaving van de in bijlage A genoemde maatregelen ter bescherming van de consument;
(m) publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de overeenstemming van de leveringstarieven met artikel 3;
(m) publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de overeenstemming van de leveringstarieven met artikel 3; in deze aanbevelingen wordt de nodige aandacht besteed aan de gevolgen van gereguleerde prijzen (groothandels- en consumentenprijzen) voor de marktwerking;
(n) waarborgen van de toegang van de consument tot verbruiksgegevens, het gebruik van een geharmoniseerd formaat voor verbruiksgegevens en de toegang tot de gegevens overeenkomstig punt h), van bijlage A;
(n) daadwerkelijke en gelijke toegang van de consument tot verbruiksgegevens, met inbegrip van prijzen en alle bijkomende kosten, het gebruik van een gemakkelijk verstaanbaar geharmoniseerd formaat voor de verbruiksgegevens, adequate vooruitbetaling die het reële verbruik weerspiegelt, en onmiddellijke toegang voor alle klanten tot dergelijke gegevens
188 /PE 410.854
NL
overeenkomstig letter h van bijlage A; (o) monitoring van de tenuitvoerlegging van regels met betrekking tot de rol en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1775/2005;
(o) monitoring van de tenuitvoerlegging van regels met betrekking tot de rol en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1775/2005; (o bis) vaststelling of goedkeuring van tarieven voor netwerktoegang en publiceren van de voor de vaststelling van de tarieven toegepaste methodologie; (o ter) verzekeren van de transparantie van schommelingen van de prijzen op het niveau van de groothandel;
(p) monitoring van de correcte toepassing van de criteria die bepalen of een opslagfaciliteit onder artikel 19, lid 3 of lid 4, valt.
(p) monitoring van de correcte toepassing van de criteria die bepalen of een opslagfaciliteit onder artikel 19, lid 3 of lid 4, valt.
Amendement 94 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. De lidstaten waken erover dat de regelgevende instanties de bevoegdheden krijgen waardoor zij in staat zijn de hen overeenkomstig lid 1 en 2 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regelgevende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:
3. De lidstaten waken erover dat de regelgevende instanties de bevoegdheden krijgen waardoor zij in staat zijn de hen overeenkomstig lid 1 en 2 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regelgevende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:
(a) vaststellen van bindende besluiten voor gasbedrijven;
(a) vaststellen van bindende besluiten voor gasbedrijven;
(b) in samenwerking met de nationale mededingingsautoriteit onderzoeken opzetten over de functionering van de gasmarkten en, wanneer er geen inbreuken op de mededingingsregels zijn, beslissen over passende, noodzakelijke en evenredige maatregelen om een daadwerkelijke mededinging te bevorderen
(b) in samenwerking met de nationale mededingingsautoriteit onderzoeken opzetten over de functionering van de gasmarkten en, wanneer er geen inbreuken op de mededingingsregels zijn, beslissen over passende, noodzakelijke en evenredige maatregelen om een daadwerkelijke mededinging te bevorderen PE 410.854\ 189
NL
en de goede functionering van de markt te waarborgen, inclusief programma's om gas ter beschikking te stellen;
en de goede functionering van de markt te waarborgen, inclusief programma's om gas ter beschikking te stellen;
(c) opvragen bij gasbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken;
(c) opvragen bij gasbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken;
(d) opleggen van effectieve, passende en afschrikwekkende sancties aan aardgasbedrijven die zich hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn of de besluiten van de regelgevende instantie of het Agentschap niet naleven;
(d) opleggen van effectieve, passende en afschrikwekkende sancties aan aardgasbedrijven die hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn of de besluiten van de regelgevende instantie of het Agentschap niet naleven, of een bevoegde instantie dergelijke sancties voorstellen; de beheerder van een transmissiesysteem of een vertikaal geïntegreerde onderneming, naargelang van het geval, bij niet- inachtneming van hun verplichtingen volgens deze richtlijn boeten tot 10% van hun jaarlijkse omzet opleggen of hun oplegging voorstellen ;
(e) beschikken over het recht om onderzoeken op te zetten en over relevante onderzoeksbevoegdheden voor het beslechten van geschillen overeenkomstig de leden 7 en 8;
(e) beschikken over het recht om onderzoeken op te zetten en over relevante onderzoeksbevoegdheden voor het beslechten van geschillen overeenkomstig de leden 7 en 8;
(f) vaststellen van vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in artikel 26.
(f) vaststellen van vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in artikel 26. 3 bis. Naast de opdrachten en bevoegdheden van de leden 1 en 3 heeft een regelgevende instantie, als een beheerder van een transmissiesysteem volgens hoofdstuk IV bis aangewezen is, minstens nog de volgende opdrachten en bevoegdheden: (a) sancties opleggen, o.a. ook boeten, volgens lid 3 quinquies wegens discriminerend optreden ten voordele van de vertikaal geïntegreerde onderneming; (b) toezicht op het boodschappenverkeer tussen de beheerder van een transmissiesysteem en de vertikaal geïntegreerde onderneming om zich ervan te vergewissen dat de beheerder van het transmissiesysteem zich aan zijn verplichtingen houdt;
190 /PE 410.854
NL
(c) als arbitragegezag tussen de vertikaal geïntegreerde onderneming en de beheerder van een transmissiesysteem optreden voor elke klacht die volgens lid 7 ingediend wordt; (d) toezicht op commerciële en financiële relaties, o.a. ook leningen, tussen de vertikaal geïntegreerde onderneming en de beheerder van een transmissiesysteem; (e) toezicht op alle commerciële en financiële overeenkomsten voor zover ze aan de voorwaarden van de markt voldoen; (f) de vertikaal geïntegreerde onderneming ter verantwoording roepen na een kennisgeving van de verantwoordelijke voor inachtneming van de voorschriften volgens artikel 12 nonies, lid 4. De verantwoording moet vooral het bewijs omvatten dat er geen discriminerend optreden in het voordeel van de vertikaal geïntegreerde onderneming plaatsgevonden heeft; (g) inspecties op de bedrijfsterreinen en in de bedrijfsruimten van de vertikaal geïntegreerde onderneming en de beheerder van het transmissiesysteem; (h) in geval van aanhoudende overtreding van een verplichting volgens deze richtlijn door de beheerder van een transmissiesysteem, al zijn taken of wel omschreven taken aan een onafhankelijke beheerder toewijzen, die volgens artikel 9 aangewezen wordt, vooral bij herhaald discriminerend optreden in het voordeel van de vertikaal geïntegreerde onderneming; (i) alle informatie van de beheerder van een transmissiesysteem opvragen en rechtstreeks contact met al zijn personeel opnemen; als er twijfel blijft bestaan, geldt hetzelfde recht tegenover de vertikaal geïntegreerde onderneming en haar dochtermaatschappijen; (j) alle nodige inspecties bij de beheerder van een transmissiesysteem, en als er twijfel blijft bestaan, bij de vertikaal PE 410.854\ 191
NL
geïntegreerde onderneming; artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad tot uitvoering van de concurrentieregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag is van toepassing; (k) een beheerder van een transmissiesysteem en/of een vertikaal geïntegreerde onderneming die zich niet aan de verplichtingen van dit artikel of een besluit van de nationale regelgevende instantie houdt, daadwerkelijke, juiste en ontradende sancties opleggen; de bevoegdheid omvat het recht: (i) om daadwerkelijke, juiste en ontradende boeten op te leggen die in verhouding tot de omzet van de beheerder van een transmissiesysteem of de vertikaal geïntegreerde onderneming staan; (ii) om instructies te geven die discriminerend optreden herstellen; (iii) om in geval van herhaalde overtreding van de opsplitsings-/ ontvlechtingsbepalingen van dit artikel de vergunning van de beheerder van een transmissiesysteem minstens gedeeltelijk in te trekken. Amendement 95 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De regelgevende instanties zijn verantwoordelijk voor de vaststelling of goedkeuring, alvorens zij in werking treden, van de voorwaarden voor:
4. De regelgevende instanties zijn verantwoordelijk voor de vaststelling of goedkeuring, alvorens zij in werking treden, van de voorwaarden voor:
(a) de verbinding met en toegang tot nationale netwerken, inclusief de transmissie- en distributietarieven en voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties. Deze tarieven maken de vereiste investeringen in de netwerken en LNG-installaties mogelijk waardoor de levensvatbaarheid van die netwerken en
(a) de verbinding met en toegang tot nationale netwerken, inclusief de transmissie- en distributietarieven en hun berekeningswijzen, of anders de berekeningswijzen en het toezicht dat ze erop uitoefenen om de transmissie- en distributietarieven vast te stellen en goed te keuren, en de modaliteiten,
192 /PE 410.854
NL
Amendement
LNG-installaties kan worden gewaarborgd;
voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties, ook hun berekeningswijzen, of anders de berekeningswijzen en het toezicht dat ze erop uitoefenen om de tarieven voor de toegang tot LNG-installaties vast te stellen en goed te keuren. Deze tarieven moeten de werkelijk gemaakte kosten weerspiegelen, voorzover ze overeenkomen met de kosten van een efficiënte beheerder, en zij moeten transparant zijn. Zij maken de vereiste investeringen in de netwerken en LNGinstallaties mogelijk waardoor de levensvatbaarheid van die netwerken en LNG-installaties kan worden gewaarborgd. De tarieven mogen geen discriminatie tegen nieuwkomers op de markt inhouden;
(b) de levering van balanceringsdiensten.
(b) de levering van balanceringsdiensten, die de kosten weergeven en zoveel mogelijk inkomensneutraal zijn, terwijl ze de gebruikers van het netwerk de nodige stimulansen bieden om hun inbreng en afnamen in evenwicht te houden; ze moeten eerlijk en niet discriminerend zijn en van objectieve criteria uitgaan. (b bis) de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuur, ook de werkwijzen voor toewijzing van capaciteit en beheersing van overbelasting. Ze zijn gemachtigd om van de beheerders van transmissiesystemen wijziging van de voorwaarden en modaliteiten te verlangen.
Amendement 96 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven waken de regelgevende instanties erover dat de netwerkbeheerders afdoende stimulansen krijgen, zowel op korte als op
5. Bij de vaststelling of goedkeuring van de voorwaarden en modaliteiten of berekeningswijzen van de tarieven en de balanceringsdiensten waken de PE 410.854\ 193
NL
lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.
regelgevende instanties erover dat de netwerkbeheerders afdoende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie te versterken, voor bevoorradingszekerheid te zorgen en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen. 5 bis. De regelgevende instanties controleren het congestiebeheer binnen de nationale netwerken voor het vervoer van gas. De transmissiesysteembeheerders leggen hun congestiebeheersprocedures, inclusief de toewijzing van capaciteit, aan de nationale regelgevende instanties ter goedkeuring voor. De nationale regelgevende instanties mogen verbetering van de procedures vragen voorafgaand aan hun goedkeuring.
Amendement 97 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
6. De regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie-, opslag-, LNG- en distributiesystemen te verlangen dat zij hun in dit artikel bedoelde voorwaarden, inclusief tarieven, wijzigen om te waarborgen dat zij evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
6. De regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie-, LNG- en distributiesystemen te verlangen dat zij hun in dit artikel bedoelde voorwaarden, inclusief tarieven, wijzigen om te waarborgen dat zij evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
Amendement 98 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 7 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
7. Een partij die een klacht heeft tegen een
7. Een partij die een klacht heeft tegen een
194 /PE 410.854
NL
transmissie-, LNG- of distributiesysteembeheerder kan deze klacht voorleggen aan de nationale regelgevende instantie die fungeert als geschillenbeslechtingsinstantie en een besluit neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd wanneer de regelgevende instantie aanvullende informatie opvraagt. Deze periode kan met instemming van de klager worden verlengd. Een dergelijke beslissing heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.
transmissie-, LNG-, opslag- of distributiesysteembeheerder kan deze klacht voorleggen aan de nationale regelgevende instantie die fungeert als geschillenbeslechtingsinstantie en een besluit neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd wanneer de regelgevende instantie aanvullende informatie opvraagt. Deze periode kan met instemming van de klager worden verlengd. Een dergelijke beslissing heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.
Amendement 99 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 8 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
8. Een partij die getroffen wordt door en het recht heeft klacht in te dienen tegen een besluit betreffende methodologieën overeenkomstig dit artikel of, wanneer de regelgevende instantie verplicht is tot raadpleging over de voorgestelde methodologieën, kan binnen een periode van maximaal twee maanden - of korter als dit zo door de lidstaten is beslist - na publicatie van dit besluit of voorstel voor een besluit, een klacht indienen en om herziening verzoeken.Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.
8. Een partij die getroffen wordt door en het recht heeft klacht in te dienen tegen een besluit betreffende methodologieën overeenkomstig dit artikel of, wanneer de regelgevende instantie verplicht is tot raadpleging over de voorgestelde tarieven en methodologieën, kan binnen een periode van maximaal twee maanden - of korter als dit zo door de lidstaten is beslist na publicatie van dit besluit of voorstel voor een besluit, een klacht indienen en om herziening verzoeken. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.
Amendement 100 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 9 Door de Commissie voorgestelde tekst 9. De lidstaten voeren passende en efficiënte mechanismen voor regulering, toezicht en transparantie in om misbruik
Amendement 9. De lidstaten voeren passende en efficiënte mechanismen voor toezicht en transparantie in om misbruik van een PE 410.854\ 195
NL
van een machtspositie op de markt, met name ten nadele van de consument, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, met name artikel 82 daarvan, in acht nemen.
machtspositie op de markt, met name ten nadele van de consument, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, met name artikel 82 daarvan, in acht nemen.
Amendement 136 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 9 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 9 bis. De nationale regelgevende instanties voorzien in de opzet van onafhankelijke klachtendiensten en alternatieve beroepsprocedures zoals een onafhankelijke energieombudsman of een consumentenorganisatie. Deze diensten of procedures staan in voor een efficiënte behandeling van klachten en voldoen aan criteria van beste praktijken. De nationale regelgevende instanties stellen normen en richtsnoeren op voor de behandeling van klachten door producenten en netbeheerders.
Amendement 101 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 12 Door de Commissie voorgestelde tekst 12. De door de regelgevende instantie genomen besluiten worden met redenen omkleed.
196 /PE 410.854
NL
Amendement 12. De door de regelgevende instantie genomen besluiten worden volledig beargumenteerd en zijn voor inzage door het publiek beschikbaar om de mogelijkheid van juridische kritiek open te houden.
Amendement 102 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 13 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
13. De lidstaten waken erover dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de nationale regelgevende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen.
13. De lidstaten waken erover dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de nationale regelgevende instantie beroep kan aantekenen bij een nationale rechtsinstantie of een andere nationale autoriteit die onafhankelijk is van de betrokken partijen of enige regering.
Amendement 103 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quater – lid 14 Door de Commissie voorgestelde tekst 14. De Commissie kan richtsnoeren vaststellen betreffende de toepassing door de regelgevende instanties van de dit in artikel omschreven bevoegdheden. Deze maatregel, die bedoeld is om nietessentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.
Amendement Schrappen
Amendement 104 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quinquies – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2. Om te zorgen dat waar er regionale gasmarkten bestaan, de integratie uit PE 410.854\ 197
NL
goede regelgevende structuren blijkt, zorgen de nationale regelgevende instanties er in nauwe samenwerking met het agentschap en onder zijn leiding voor dat voor hun regionale markten minstens de volgende regelgevende taken uitgevoerd worden: 2. De regelgevende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om de invoering van operationele regelingen te bevorderen teneinde een optimaal beheer van het netwerk te waarborgen, gemeenschappelijke aardgasbeurzen uit te bouwen en grensoverschrijdende capaciteit toe te wijzen en een minimumniveau van interconnectiecapaciteit binnen de regio te waarborgen om de ontwikkeling van een effectieve mededinging mogelijk te maken.
a) samenwerking ten minste op regionaal niveau om de invoering van operationele regelingen te bevorderen teneinde een optimaal beheer van het netwerk te waarborgen, gemeenschappelijke aardgasbeurzen uit te bouwen en grensoverschrijdende capaciteit toe te wijzen en een degelijk niveau van interconnectiecapaciteit binnen de regio te waarborgen, ook met behulp van nieuwe onderlinge connecties, om de ontwikkeling van effectieve mededinging en grotere bevoorradingszekerheid mogelijk te maken; b) op zijn minst de geboden regionale harmonisering van alle technische en marktcodes voor de beheerders van het transmissiesysteem in kwestie en andere deelnemers op de markt; c) harmonisering van de regels om overbelasting te beheersen; d) invoering van regels die ervoor zorgen dat de eigenaars en/of beheerders van gasbeurzen die op de regionale poolmarkten werken, volledig onafhankelijk van de eigenaars en/of beheerders van de productiemiddelen zijn. De regelgevende instanties zijn gerechtigd om onderlinge akkoorden te sluiten om de samenwerking in de regelgeving te verbeteren, en de maatregelen onder letter a) worden naar gelang van het geval in nauw overleg met andere belanghebbende nationale overheden genomen, onverminderd hun specifieke bevoegdheden.
198 /PE 410.854
NL
Amendement 105 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 quinquies – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De Commissie kan richtsnoeren vaststellen over de omvang van de opdracht van de regelgevende instanties tot onderlinge samenwerking en tot samenwerking met het Agentschap en over de situaties waarin het Agentschap bevoegd wordt om te beslissen over het regelgevingsstelsel voor infrastructuur die ten minste twee lidstaten verbindt. Deze maatregel, die bedoeld is om nietessentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3.
Amendement Schrappen
Amendement 106 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 sexies – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Het Agentschap geeft binnen een termijn van vier maanden zijn advies aan de regelgevende instantie die hierom heeft verzocht of aan de Commissie, alsook aan de regelgevende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.
2. Het Agentschap geeft binnen een termijn van twee maanden zijn advies aan de regelgevende instantie die hierom heeft verzocht of aan de Commissie, alsook aan de regelgevende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.
Amendement 107 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 septies – lid 1
PE 410.854\ 199
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten eisen van hun aardgasleveranciers dat zij gedurende ten minste vijf jaar de relevante gegevens met betrekking tot al hun transacties in gasleveringscontracten en aardgasderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders ter beschikking houden van hun nationale regelgevende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie.
1. De lidstaten eisen van hun aardgasleveranciers dat zij gedurende ten minste vijf jaar de relevante gegevens met betrekking tot al hun transacties in gasleveringscontracten en aardgasderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders ter beschikking houden van de bevoegde autoriteiten, opdat die hun taken kunnen uitvoeren.
Amendement 108 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 septies – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de relevante transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, de hoeveelheden, de uitvoeringsdatums en -tijdstippen, de transactieprijzen en middelen om de grootafnemer te identificeren, alsmede gespecificeerde nadere gegevens over alle openstaande posities in gasleveringscontracten en aardgasderivaten.
Deze gegevens kunnen bijzonderheden betreffende de kenmerken van de relevante transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, de hoeveelheden, de uitvoeringsdatums en -tijdstippen, de transactieprijzen en middelen om de grootafnemer te identificeren, alsmede gespecificeerde nadere gegevens over alle openstaande posities in gasleveringscontracten en aardgasderivaten omvatten.
Amendement 109 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 septies – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen waarin de methoden en regelingen voor de rapportering van transacties en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven. Deze maatregel, die 200 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
bedoeld is om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3. Amendement 110 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 14 Richtlijn 2003/55/EG Artikel 24 septies – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst 5. Wat transacties in aardgasderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders, alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders betreft, wordt dit artikel pas van kracht nadat de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.
Amendement Schrappen
Amendement 128 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 15 bis (nieuw) Richtlijn 2003/55/EC Artikel 26 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (15 bis) het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 26 bis 1. De lidstaten kunnen industrielocaties vrijstellen van de artikel 4, artikel 7, artikel 8 leden 1 en 2, artikel 9, artikel 11, artikel 12 lid 5, artikel 13, artikel 17, artikel 18, artikel 23 lid 1 en/of artikel 24 van deze richtlijn. 2. De toegang van derden ondervindt geen gevolgen van de in lid 1 bedoelde vrijstellingen. Cliënten op industrielocaties kunnen hun energieleverancier vrijelijk kiezen, en ingeval van een geschil met de netwerkbeheerder een beroep doen op de PE 410.854\ 201
NL
nationale regelgevende instantie." Amendement 111 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 17 Richtlijn 2003/55/EG Bijlage A Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (17) In bijlage A worden de volgende punten toegevoegd: "Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 93/13/EG van de Raad, houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers: a) recht hebben op een contract met hun gasleverancier waarin zijn opgenomen: - de identiteit en het adres van de leverancier; - de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting; - […]de aangeboden soorten onderhoudsdiensten; - de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen; - de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, het bestaan van een recht op gratis opzegging; - alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van onnauwkeurige en te late facturering; […]]
202 /PE 410.854
NL
- de methode voor het beginnen van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f; - informatie over consumentenrechten, met inbegrip van alle voorafgaande, welke duidelijk wordt meegedeeld door middel van de facturen en via de websites van het bedrijf; en - gegevens over de bevoegde verhaalinstantie en de procedure die de verbruiker in geval van geschil moet volgen. De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt; b) op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen om de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt, op een overzichtelijke en bevattelijke manier. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de gasleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden; c) transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van gasdiensten; d) een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden, die geen enkele categorie klanten discrimineert. Ieder verschil in PE 410.854\ 203
NL
voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden, ook niet-contractuele hindernissen die door de handel opgeworpen worden, bijvoorbeeld overdreven uitgebreide contractuele documenten; e) geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen; f) transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Meer in het bijzonder hebben alle verbruikers recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun gasleverancier. Door middel van dergelijke procedures moeten geschillen billijk en snel, en binnen drie maanden, kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie te worden gevolgd; g) die op het gassysteem zijn aangesloten, in kennis worden gesteld van hun recht om, in overeenstemming met de geldende nationale wetgeving, te worden voorzien van aardgas van een bepaalde kwaliteit tegen een redelijke prijs. h) gemakkelijk in staat zijn om naar een nieuwe leverancier over te stappen en over hun verbruiksgegevens beschikken, en met hun uitdrukkelijke instemming en zonder kosten elke gemachtigde leverancier toegang tot de metergegevens kunnen verlenen. De instantie die de gegevens onder haar hoede heeft, is verplicht om ze de leverancier mee te 204 /PE 410.854
NL
delen. De lidstaten leggen een opmaak voor de gegevens en een inzageprocedure voor leveranciers en verbruikers vast. Voor de betreffende dienstverlening kunnen er de verbruiker geen bijkomende kosten aangerekend worden; i) naar behoren over hun daadwerkelijk gasverbruik en kosten op de hoogte gebracht worden, minstens om de drie maanden. Voor die dienstverlening kunnen er de verbruiker geen bijkomende kosten aangerekend worden. De lidstaten zorgen ervoor dat de invoering van slimme meters met zo weinig mogelijk hinder voor de verbruiker verloopt en binnen de 10 jaar na het van kracht worden van Richtlijn .../.../EG voltooid is, hetgeen onder de verantwoordelijkheid van de distributiesysteembeheerder of leveringsbedrijven valt. De nationale regelgevende instanties houden toezicht op de ontwikkelingen en hun toepassingen en leggen er gemeenschappelijke normen voor vast. De lidstaten zorgen ervoor dat de minimumnormen voor technische uitvoering en functionele vereisten van de meters de interoperabiliteit in het oog houden om de verbruikers zo ruim mogelijke voordelen tegen zo gering mogelijke kosten te bieden; (j bis) bij verandering van leveringsbedrijf niet meer dan een maand na kennisgeving aan hun vorige leveringsbedrijf een laatste afsluitende rekening ontvangen. Amendement 112 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 2 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. De lidstaten trekken alle wetten, regelingen en bestuursrechtelijke bepalingen in die aardgasbedrijven en regelgevende of andere instanties verhinderen om hun taken te vervullen of hun bevoegdheden of verplichtingen uit PE 410.854\ 205
NL
hoofde van deze richtlijn uit te oefenen. Amendement 113 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 2 – lid 2 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 ter. De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uit over de formele en praktische omzetting van deze richtlijn in elke lidstaat.
Amendement 114 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 2 – lid 2 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 quater. Indien een overheidsbedrijf direct of indirect betrokken is bij de aankoop van delen van een verticaal geïntegreerde onderneming, dan wordt de prijs ter vereffening van een dergelijke transactie medegedeeld aan de Commissie. Hierbij wordt ook een verklaring van een internationale accountantsfirma betreffende de onderliggende vermogenswaarde verstrekt. De Commissie mag deze informatie alleen gebruiken om controle op staatssteun uit te oefenen.
206 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0348 Coördinatie van socialezekerheidsstelsels: wijze van toepassing ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (COM(2006)0016 – C6-0037/2006 – 2006/0006(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0016), – gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 42 en 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0037/2006), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0251/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 410.854\ 207
NL
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(3) Het gebruik van elektronische hulpmiddelen is de aangewezen weg voor de snelle en betrouwbare uitwisseling van gegevens tussen de organen van de lidstaten. De elektronische verwerking van deze gegevens moet bijdragen tot een snellere afwikkeling van de procedures voor de betrokkenen. Deze moeten overigens alle garanties genieten die door de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens geboden worden.
(3) Het gebruik van elektronische hulpmiddelen is de aangewezen weg voor de snelle en betrouwbare uitwisseling van gegevens tussen de organen van de lidstaten. De elektronische verwerking van deze gegevens moet bijdragen tot een snellere afwikkeling van de procedures voor de betrokkenen. Deze moeten overigens alle garanties genieten die door de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens geboden worden. De lidstaten moeten daarom de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat gegevens die verband houden met de nationale socialezekerheidswetgeving en die onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallen, worden behandeld in overeenstemming met de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en de uitwisseling ervan in de context van deze verordening.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 bis) Voor de verwezenlijking van een zo vlot mogelijk verloop van de complexe procedures voor de uitvoering van de voorschriften inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het efficiënte beheer van deze procedures is een systeem nodig voor de onmiddellijke bijwerking van bijlage 4. De voorbereiding en toepassing van de bepalingen daartoe
208 /PE 410.854
NL
vereist een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie. De tenuitvoerlegging ervan moet spoedig gebeuren rekening houdend met de gevolgen die vertragingen met zich kunnen meebrengen voor de burgers en de administratieve organen. Daarom is het noodzakelijk dat de Commissie de bevoegdheid heeft een gegevensbank op te zetten en te beheren en ervoor te zorgen dat ze operationeel is uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie moet met name de nodige maatregelen treffen om de informatie opgesomd in bijlage 4 te integreren in deze gegevensbank. Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 bis) De lidstaten dienen samen te werken met het oog op de vaststelling van de woonplaats van de personen op wie deze verordening en Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing zijn, en elke lidstaat dient in geval van geschillen rekening te houden met alle relevante criteria om de kwestie op te lossen. De lidstaten mogen rekening houden met de desbetreffende bepalingen in deze verordening.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 9 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (9 bis) Deze verordening voorziet in maatregelen en procedures om de mobiliteit van werknemers en werklozen te bevorderen. Volledig werkloos geworden grensarbeiders kunnen zich ter PE 410.854\ 209
NL
beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdienst in zowel het woonland als de lidstaat waar zij hun laatste werkzaamheden hebben verricht. Zij hebben evenwel enkel en alleen aanspraak op een uitkering van de lidstaat waar zij wonen. Amendement 5 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EG) nr. 883/2004.
Amendement 1. Voor de toepassing van deze verordening: (a) wordt verstaan onder de "basisverordening": Verordening (EG) nr. 883/2004; (b) wordt verstaan onder de "toepassingsverordening": deze verordening; en (c) zijn de definities van de basisverordening van toepassing.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) "toegangspunt": de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen instantie die tot taak heeft langs elektronische weg de voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deze verordening benodigde gegevens te verzenden en te ontvangen via het gemeenschappelijk netwerk waarbinnen deze gegevens worden uitgewisseld tussen enerzijds de bevoegde organen van deze lidstaat en anderzijds de bevoegde organen en/of het toegangspunt van andere lidstaten;
(a) "toegangspunt": elk door de bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen elektronisch contactpunt voor een of meer van de in artikel 3 van de basisverordening bedoelde takken van de sociale zekerheid, dat tot taak heeft langs elektronische weg de voor de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening benodigde gegevens te verzenden en te ontvangen via het gemeenschappelijk netwerk tussen de lidstaten;
210 /PE 410.854
NL
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst (b) "verbindingsorgaan": de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat voor een of meer van de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde takken van sociale zekerheid aangewezen instantie die in staat is de verzoeken om inlichtingen of bijstand van de organen van de lidstaten te beantwoorden en tot welke deze zich in het kader van met name titel IV van deze verordening kunnen richten;
Amendement (b) "verbindingsorgaan": elke door de bevoegde autoriteit van een lidstaat voor een of meer van de in artikel 3 van de basisverordening bedoelde takken van sociale zekerheid aangewezen instantie die tot taak heeft te reageren op verzoeken om inlichtingen of bijstand die betrekking hebben op toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening en die de haar krachtens titel IV van de toepassingsverordening toegewezen taken moet uitvoeren;
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(c) "document": een verzameling door de Administratieve Commissie vastgestelde gegevens op ongeacht welke drager, die langs elektronische weg kunnen worden uitgewisseld en waarvan de mededeling noodzakelijk is voor de goede werking van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deze verordening;
(c) "document": een verzameling gegevens op ongeacht welke drager, zodanig gestructureerd dat zij langs elektronische weg kan worden uitgewisseld en waarvan de mededeling noodzakelijk is voor een goede werking van de basisverordening en de toepassingsverordening;
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – letter d Door de Commissie voorgestelde tekst (d) "gestandaardiseerd elektronisch bericht": elk document dat is gestructureerd volgens het door de Administratieve Commissie vastgestelde formaat voor de uitwisseling van informatie tussen de organen van de
Amendement (d) "gestandaardiseerd elektronisch bericht": elk gestructureerd document waarvan de vorm is afgestemd op de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten;
PE 410.854\ 211
NL
lidstaten; Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid -1 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement -1. Voor de toepassing van de toepassingsverordening zijn de uitwisselingen tussen de autoriteiten en de organen van de lidstaten en de personen die onder de basisverordening vallen gebaseerd op de volgende beginselen: openbare dienst, objectiviteit, samenwerking, actieve bijstand, doeltreffendheid, toegankelijkheid voor personen met een handicap en snelle levering.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De organen van de lidstaten delen elkaar alle gegevens mede die nodig zijn voor de vaststelling van de rechten en plichten van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen en met name voor de vaststelling van het juiste bedrag van de uitkeringen en de socialezekerheidspremies.
Amendement 1. Door de organen worden binnen de in de socialezekerheidswetgeving van de betrokken lidstaat vastgestelde termijnen alle gegevens verstrekt of uitgewisseld die nodig zijn voor de vaststelling van de rechten en plichten van degenen op wie de basisverordening van toepassing is. De uitwisseling van deze gegevens tussen de lidstaten geschiedt hetzij rechtstreeks tussen de organen zelf, hetzij indirect via de verbindingsorganen.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Wanneer een verzekerde per abuis informatie, documenten of aanvragen aan een ander orgaan heeft toegezonden dan 212 /PE 410.854
NL
Amendement 2. Indien een persoon bij vergissing informatie, documenten of aanvragen heeft ingediend bij een orgaan in een andere
het volgens deze verordening aangewezen orgaan, moeten deze informatie, documenten of aanvragen onverwijld door het eerste orgaan worden doorgestuurd aan het volgens deze verordening aangewezen orgaan onder vermelding van de datum waarop zij oorspronkelijk zijn ingediend. Deze datum is voor het laatste orgaan bindend.
lidstaat dan die waar het volgens de toepassingsverordening aangewezen orgaan is gevestigd, moeten deze informatie, documenten of aanvragen onverwijld door het eerste orgaan worden doorgestuurd aan het volgens de toepassingsverordening aangewezen orgaan, onder vermelding van de datum waarop zij oorspronkelijk zijn ingediend. Deze datum is voor het laatste orgaan bindend. De organen van een lidstaat mogen echter niet aansprakelijk worden gesteld en er kan evenmin van worden uitgegaan dat zij bij verstek hebben beslist, ten gevolge van de laattijdige overdracht van informatie, documenten of aanvragen door de organen van andere lidstaten.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. De uitwisseling van de gegevens tussen de organen van de lidstaten geschiedt hetzij rechtstreeks tussen de organen, hetzij via het toegangspunt of het verbindingsorgaan.
Amendement Schrappen
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Iedereen die onder Verordening (EG) nr. 883/2004 valt, is verplicht het bevoegd orgaan alle informatie en bewijsstukken over te leggen die nodig zijn voor de vaststelling van zijn situatie of die van zijn gezin, en van zijn rechten en plichten, voor het behoud hiervan, alsook voor de bepaling van de toepasselijke wettelijke regeling en de daaruit voor hem voortvloeiende verplichtingen.
1. Degenen op wie de basisverordening van toepassing is, zijn verplicht het bevoegde orgaan alle informatie, documenten en bewijsstukken te verstrekken die nodig zijn voor de vaststelling van hun situatie of die van hun gezin, voor de vaststelling en het behoud van hun rechten en plichten, alsook voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving en de daaruit voor hen PE 410.854\ 213
NL
voortvloeiende verplichtingen. Wanneer in het bijzonder een wetsbepaling bepaalt dat bij de vaststelling van de hoogte van de uitkeringen rekening wordt gehouden met het bestaan van andere gezinsleden dan de kinderen, is de verzekerde, teneinde te bewerkstelligen dat deze gezinsleden in aanmerking worden genomen, verplicht een verklaring over te leggen betreffende zijn gezinsleden die hun woonplaats hebben op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar zich het orgaan bevindt dat de uitkeringen moet vaststellen. Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De lidstaat die op grond van zijn wettelijke regeling of in de in artikel 52 bedoelde situatie gegevens verzamelt, garandeert de betrokkenen een recht van toegang tot deze gegevens, alsmede het recht gegevens die onjuist of onvolledig zijn te corrigeren, zulks met inachtneming van de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
2. Wanneer een lidstaat op grond van zijn wetgeving gegevens verzamelt, doorzendt of verwerkt in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening, zorgt hij ervoor dat de betrokken personen in staat zijn hun rechten op het vlak van individuele gegevensverzameling te doen gelden, met inachtneming van de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van dergelijke gegevens. De lidstaten moeten met name ervoor zorgen dat dergelijke persoonlijke gegevens niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan die welke met de sociale zekerheid te maken hebben, tenzij de betrokken persoon expliciet toestemming daartoe heeft verleend. De lidstaten moeten de betrokken personen, op hun verzoek, ook specifieke en adequate informatie verstrekken over de verwerking van hun persoonlijke gegevens die gevraagd worden voor de
214 /PE 410.854
NL
doeleinden van deze verordening. De betrokken personen moeten hun rechten als datasubject in de onder de verordening vallende gebieden kunnen uitoefenen via de bevoegde instelling, ongeacht de herkomst van de gegevens. De lijst met gegevens over de functionaris voor gegevensbescherming die aangeduid is in elke lidstaat overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens1 en die omgaat met gegevens die verband houden met de socialezekerheidswetgeving die onder de basisverordening valt, maakt deel uit van bijlage 4 van de toepassingsverordening. _________ 1
PB L 281 van 23.11.95, blz. 31.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. De organen van de bevoegde lidstaat verstrekken de verzekerden de nodige informatie en documenten.
Amendement 3. Voor zover dit nodig is voor de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening, verstrekken de betrokken organen de informatie en documenten aan de betrokkenen, binnen de termijnen voorgeschreven door de sociaalzekerheidswetgeving van de betrokken lidstaat.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 8 Door de Commissie voorgestelde tekst 8. De Administratieve Commissie stelt de praktische wijze van uitvoering van deze bepaling vast voor de gevallen waarin de
Amendement Schrappen
PE 410.854\ 215
NL
beslissing langs elektronische weg aan de betrokkene wordt gericht. Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De Administratieve Commissie stelt de inhoud van de documenten en de structuur van de gestandaardiseerde elektronische berichten vast.
Amendement 1. De Administratieve Commissie stelt de structuur, de inhoud en de vorm van de documenten en de gestandaardiseerde elektronische berichten vast, alsmede de wijze waarop deze worden uitgewisseld.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. In hun communicatie met de rechthebbenden maken de bevoegde organen bij voorkeur gebruik van elektronische technieken.
Amendement 3. In hun communicatie met de betrokkenen maken de betrokken organen gebruik van de per geval passende regelingen en geven zij zoveel mogelijk de voorkeur aan elektronische technieken. De Administratieve Commissie stelt de praktische regelingen vast voor het langs elektronische weg verzenden van informatie, documenten of beslissingen aan de betrokkene.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Bij twijfel omtrent de geldigheid van het document of de juistheid van de feiten die aan de vermeldingen daarin ten grondslag liggen, verzoekt het orgaan van de lidstaat dat het document ontvangt, het orgaan van afgifte om de nodige opheldering en eventueel om intrekking van het document.
2. Bij twijfel omtrent de geldigheid van het document of de juistheid van de feiten die aan de vermeldingen daarin ten grondslag liggen, verzoekt het orgaan van de lidstaat dat het document ontvangt, het orgaan van afgifte om de nodige opheldering en eventueel om intrekking van het document. Het orgaan van afgifte heroverweegt de gronden voor de afgifte van het document
216 /PE 410.854
NL
en trekt, indien noodzakelijk, het document in. Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Wanneer onzekerheid omtrent de toepasselijke wettelijke regeling overleg tussen de organen of de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist, is op de betrokken persoon voorlopig de volgende wettelijke regeling van toepassing:
Amendement 1. Tenzij in de toepassingsverordening anders is bepaald, wordt in geval van een meningsverschil tussen de organen of autoriteiten van twee of meer lidstaten over de vaststelling van de toepasselijke wetgeving, op de betrokkene voorlopig de wetgeving van een van deze lidstaten toegepast, waarbij de rangorde als volgt wordt bepaald:
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 – letter -a (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-a) de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene feitelijk zijn werkzaamheden in loondienst of voor eigen rekening verricht, indien de werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst in slechts één lidstaat worden verricht;
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) die van de lidstaat waar het eerst een verzoek tot aansluiting is ingediend, in de andere gevallen.
(b) de wetgeving van de lidstaat waar het eerst om de toepassing van de wetgeving is verzocht, wanneer de betrokkene in twee of meer lidstaten werkzaamheden verricht.
PE 410.854\ 217
NL
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Indien de betrokken organen of autoriteiten het niet eens worden, kan via de bevoegde autoriteiten de zaak aan de Administratieve Commissie worden voorgelegd, zulks op zijn vroegst één maand na de datum waarop het in lid 1 of lid 2 bedoelde meningsverschil is ontstaan. De Administratieve Commissie tracht binnen zes maanden vanaf de datum waarop de zaak aan haar is voorgelegd, een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden.
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Wanneer vast is komen te staan dat de toepasselijke wettelijke regeling niet die van de lidstaat is waar voorlopige aansluiting heeft plaatsgevonden, of dat het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft betaald, niet het bevoegde orgaan was, wordt het als bevoegd aangemerkte orgaan geacht bevoegd te zijn vanaf de datum van voorlopige aansluiting of van de eerste voorlopige betaling van de uitkeringen in kwestie
3. Indien is komen vast te staan dat de toepasselijke wetgeving niet die van de lidstaat is waar voorlopige aansluiting heeft plaatsgevonden, of dat het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft toegekend, niet het bevoegde orgaan was, wordt het als bevoegd aangewezen orgaan geacht met terugwerkende kracht bevoegd te zijn alsof er geen meningsverschil heeft bestaan, zulks uiterlijk vanaf de datum van voorlopige aansluiting of van de eerste voorlopige toekenning van de betreffende uitkeringen.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. Zo nodig regelt het bevoegd orgaan de financiële situatie van de betrokkene met 218 /PE 410.854
NL
Amendement 4. Indien noodzakelijk regelt het bevoegde orgaan de financiële situatie van de
betrekking tot de premies en prestaties volgens de artikelen 71 en 72, en eventueel de artikelen 73 tot en met 82.
betrokkene met betrekking tot de voorlopig betaalde premies en uitkeringen, waar nodig, op grond van de artikelen 71 tot en met 81 van de toepassingsverordening. Alle verstrekkingen die in overeenstemming met lid 2 voorlopig door een orgaan worden toegekend, worden door het bevoegde orgaan terugbetaald in overeenstemming met titel IV van de toepassingsverordening.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Het orgaan dat niet over alle gegevens beschikt voor de definitieve berekening van de hoogte van een uitkering of premie, gaat over tot de voorlopige vaststelling van deze uitkering of premie.
1. Tenzij in de toepassingsverordening anders is bepaald, kent, indien een persoon in aanmerking komt voor het ontvangen van een uitkering of verplicht is tot het betalen van premies en bijdragen overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening terwijl het bevoegde orgaan niet beschikt over alle gegevens betreffende de situatie in een andere lidstaat die nodig zijn voor de definitieve berekening van de hoogte van die uitkering of van die premies en bijdragen, dit orgaan de uitkering op verzoek van de betrokkene voorlopig toe of berekent dit orgaan de premies en bijdragen op voorlopige basis, voor zover deze berekening mogelijk is op grond van de bij het orgaan beschikbare gegevens.
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De lidstaten kunnen zo nodig onderling regelingen overeenkomen betreffende de toepassing van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde verdragen mits deze regelingen de rechten
2. De lidstaten kunnen zo nodig onderling akkoorden overeenkomen betreffende de toepassing van de in artikel 8, lid 2, van de basisverordening bedoelde verdragen, mits deze akkoorden de rechten en PE 410.854\ 219
NL
van de begunstigden onverlet laten.
verplichtingen van de betrokkenen onverlet laten en zijn opgenomen in bijlage 1 bij de toepassingsverordening.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten of organen kunnen andere procedures overeenkomen dan die welke in de titels II tot en met IV zijn vastgesteld, mits die procedures de rechten van de begunstigden onverlet laten.
1. Twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten kunnen andere procedures overeenkomen dan die welke in de toepassingsverordening zijn vastgesteld, mits die procedures de rechten en verplichtingen van de betrokkenen onverlet laten.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Om de problemen tussen de organen van meerdere lidstaten met betrekking tot de vaststelling van de woonplaats van een onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende persoon op te lossen, stellen deze organen in onderling overleg het belangencentrum van de betrokkene vast, rekening houdend met de volgende feitelijke gegevens:
1. Indien tussen de organen van twee of meer lidstaten een verschil van mening bestaat over de vaststelling van de woonplaats van iemand op wie de basisverordening van toepassing is, stellen deze organen in onderling overleg het belangencentrum van de betrokkene vast op basis van een algemene beoordeling van alle beschikbare informatie met betrekking tot relevante feiten. Hiertoe behoren onder meer, naar gelang van het geval:
(a) de duur en het ononderbroken karakter van het verblijf;
(a) de duur en het ononderbroken karakter van de aanwezigheid op het grondgebied van de betrokken lidstaten; (b) de persoonlijke situatie van de betrokkene, met inbegrip van: (i) de aard en de omstandigheden van alle verrichte werkzaamheden, met name de plaats waar dergelijke werkzaamheden gewoonlijk worden verricht, de stabiliteit van de werkzaamheden en de duur van
220 /PE 410.854
NL
elke arbeidsovereenkomst; (b) de gezinssituatie, met name de plaats waar de kinderen naar school gaan, en de familiebanden;
(ii) zijn/haar gezinssituatie en de familiebanden;
(c) in het geval van een werknemer, het feit dat hij vast werk heeft;
(iii) de uitoefening van alle onbezoldigde werkzaamheden;
(d) de wens van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt, met name zijn redenen om zich te verplaatsen;
(iv) in het geval van studenten, de bron van hun inkomsten; (v) de huisvestingssituatie, met name het al dan niet permanente karakter ervan;
(e) de lidstaat waar de betrokkene aan belasting op al zijn inkomsten onderworpen is, ongeacht de bron.
(vi) de lidstaat waar de betrokkene geacht wordt te wonen voor belastingdoeleinden.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Wanneer de organen het na toepassing van de in lid 1 genoemde criteria niet eens kunnen worden, wordt de wens van de betrokkene als doorslaggevend beschouwd voor de vaststelling van zijn woonplaats.
2. Indien de betrokken organen het na toepassing van de criteria gebaseerd op relevante feiten zoals genoemd in lid 1 niet eens kunnen worden, wordt de intentie van de betrokkene, zoals deze blijkt uit de feiten en omstandigheden, met name de redenen om te verhuizen, als doorslaggevend beschouwd voor de vaststelling van zijn werkelijke woonplaats.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Voor de toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verzoekt het bevoegd orgaan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de verzekerde eerder verzekerd is geweest, om een opgave van de overeenkomstig die wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering, van
Amendement 1. Voor de toepassing van artikel 6 van de basisverordening verzoekt het bevoegde orgaan de organen van de lidstaat aan welks wetgeving de betrokkene ook onderworpen is geweest, om een opgave van alle overeenkomstig die wetgeving vervulde tijdvakken. PE 410.854\ 221
NL
werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen. Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen worden gevoegd bij de krachtens de wettelijke regeling van enige andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen, voor zover het noodzakelijk is hierop een beroep te doen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties, mits deze tijdvakken elkaar niet overlappen.
2. Voor zover dit nodig is voor de toepassing van artikel 6 van de basisverordening, worden de krachtens de wetgeving van een lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, werkzaamheden in loondienst, werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen gevoegd bij de krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering, werkzaamheden in loondienst, werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, voor zover deze tijdvakken niet met elkaar samenvallen.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
6. Wanneer de periode waarin bepaalde tijdvakken van verzekering of wonen vervuld zijn krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt ervan uitgegaan dat deze tijdvakken krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen niet overlappen en wordt hiermede rekening gehouden, voor zover de tijdvakken hiervoor in aanmerking kunnen worden genomen.
6. Indien de periode waarin bepaalde tijdvakken van verzekering of wonen werden vervuld krachtens de wetgeving van een lidstaat, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt ervan uitgegaan dat deze tijdvakken niet samenvallen met krachtens de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen en wordt hiermee, indien dit voor de betrokken persoon gunstig is, rekening gehouden, voor zover de tijdvakken redelijkerwijs in aanmerking kunnen worden genomen.
222 /PE 410.854
NL
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 6 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 6 bis. Indien tijdvakken van verzekering of wonen krachtens dit artikel niet in aanmerking worden genomen omdat andere tijdvakken die niet in beschouwing worden genomen voor de betrokken prestatie, prevaleren, verliezen de niet in aanmerking genomen tijdvakken niet de werking waarin de nationale wetgeving voorziet met betrekking tot het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid -1 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement -1. Voor de toepassing van artikel 12, lid 1, van de basisverordening kan degene "die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever … en die door deze werkgever naar een andere lidstaat wordt gedetacheerd" zijn aangeworven met het oog op detachering naar een andere lidstaat, op voorwaarde dat de betrokkene, onmiddellijk voor het begin van zijn werkzaamheden in loondienst, reeds onderworpen is aan de wetgeving van de lidstaat waar de werkgever die hem in dienst neemt, gevestigd is.
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid -1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement -1 bis. Voor de toepassing van artikel 12, lid 1, van de basisverordening verwijzen PE 410.854\ 223
NL
de woorden "die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht" naar een werkgever die normaliter substantiële werkzaamheden verricht op het grondgebied van de lidstaat waar hij is gevestigd die verder gaan dan louter intern beheer, rekening houdend met alle criteria die de door de onderneming uitgevoerde activiteiten kenmerken; de ter zake dienende criteria moeten zijn toegesneden op de specifieke kenmerken van elke werkgever en de ware aard van de uitgevoerde werkzaamheden. Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid -1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement -1 ter. Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van de basisverordening verwijzen de woorden "die werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten" naar degene die gewoonlijk substantiële werkzaamheden verricht op het grondgebied van de lidstaat waar hij is gevestigd. Diegene moet met name zijn werkzaamheden reeds enige tijd hebben verricht voor de datum waarop hij een beroep wenst te doen op de bovengenoemde bepaling en, gedurende elke periode van tijdelijke werkzaamheden in een andere lidstaat, in de lidstaat waar hij is gevestigd de voorwaarden blijven vervullen voor de uitvoering van zijn werkzaamheden zodat hij hiermee kan doorgaan na zijn terugkeer.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Voor de toepassing van artikel 13, lid 1, van de basisverordening wordt onder degene die "in twee of meer
224 /PE 410.854
NL
lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten" in het bijzonder verstaan, iemand die: (a) terwijl hij een activiteit in een andere lidstaat handhaaft, gelijktijdig een afzonderlijke activiteit uitoefent op het grondgebied van één of meer andere lidstaten, ongeacht de duur of de aard van deze afzonderlijke activiteit; (b) permanent in twee of meer lidstaten afwisselende activiteiten uitoefent, met uitzondering van marginale activiteiten, ongeacht de frequentie of het al dan niet onregelmatige karakter van de afwisseling. Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 ter. Voor de toepassing van artikel 13, lid 2, van de basisverordening wordt onder degene die "in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten" in het bijzonder verstaan, iemand die gelijktijdig of afwisselend in twee of meer lidstaten een of meer afzonderlijke werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, ongeacht de aard van deze werkzaamheden.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 quater. Ten behoeve van het onderscheid tussen de in de leden 1 bis en 1 ter bedoelde activiteiten en de in artikel 12, leden 1 en 2, van de basisverordening omschreven gevallen, is de duur van de activiteit in een of meerdere andere lidstaten (al dan niet permanent of ad hoc PE 410.854\ 225
NL
of tijdelijk van aard) doorslaggevend. Hiervoor wordt een algemene beoordeling van alle relevante feiten ondernomen, waaronder,in het geval van een in loondienst werkend persoon, in het bijzonder de plaats van tewerkstelling als vastgelegd in de arbeidsovereenkomst. Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Voor de toepassing van artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt een "substantieel gedeelte van de werkzaamheden in loondienst of de werkzaamheden anders dan in loondienst" in een lidstaat verricht wanneer een kwantitatief belangrijk deel van alle werkzaamheden van de werknemer of zelfstandige daar wordt verricht, zonder dat het hierbij noodzakelijk om het grootste deel van deze werkzaamheden hoeft te gaan. Het deel van de in een lidstaat verrichte werkzaamheden kan in geen geval als substantieel worden aangemerkt wanneer dat qua omzet, arbeidstijd of salaris dan wel inkomsten uit arbeid minder is dan 25 % van alle door de werknemer verrichte werkzaamheden.
2. Voor de toepassing van artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening betekent een "substantieel gedeelte van de werkzaamheden die in loondienst of anders dan in loondienst" in een lidstaat worden verricht, dat een kwantitatief substantieel deel van alle werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst daar wordt verricht, zonder dat het hierbij noodzakelijkerwijs om het grootste deel van deze werkzaamheden hoeft te gaan.
De beoordeling of een substantieel gedeelte van de werkzaamheden in een lidstaat wordt verricht, vindt aan de hand van de volgende indicatieve lijst van criteria plaats: (a) in geval van werkzaamheden in loondienst, de arbeidstijd en/of de bezoldiging; en (b) in geval van werkzaamheden anders dan in loondienst, de omzet, de arbeidstijd, het aantal verleende diensten en/of het inkomen. In het kader van een algemene beoordeling geldt minder dan 25 % van 226 /PE 410.854
NL
bovengenoemde criteria als indicatie dat een substantieel gedeelte van alle werkzaamheden niet in de betrokken lidstaat wordt verricht. Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. Voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving krachtens de leden 2 en 3, houden de betrokken organen rekening met de voorziene toekomstige situatie in de volgende twaalf kalendermaanden.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 15 Door de Commissie voorgestelde tekst Artikel 15
Amendement Schrappen
Procedure voor de toepassing van artikel 11, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 Wanneer een ambtenaar zijn werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat uitoefent, stelt het bevoegd orgaan het aangewezen orgaan van die andere staat daarvan vooraf in kennis. Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 15 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 15 bis Procedures voor de toepassing van artikel 11, lid 3, letters b) en d), artikel 11, lid 4, en artikel 12 van de basisverordening PE 410.854\ 227
NL
(Inkennisstelling van de betrokken organen) 1. Indien een persoon zijn werkzaamheden verricht in een andere lidstaat dan de krachtens titel II van de basisverordening bevoegde lidstaat, stelt de werkgever, of in het geval van iemand die geen werkzaamheden in loondienst verricht, de betrokkene zelf, indien mogelijk van tevoren, het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, daarvan in kennis, tenzij anders is bepaald in artikel 17 van de toepassingsverordening. Dit orgaan stelt onverwijld informatie betreffende de wetgeving die op grond van artikel 11, lid 3, onder b), of artikel 12 van de basisverordening op de betrokkene van toepassing is, ter beschikking van het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de werkzaamheden worden verricht. 2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op personen die onder artikel 11, lid 3, punt d), van de basisverordening vallen. 3. Een werkgever in de betekenis van artikel 11, lid 4, van de basisverordening, voor wie een werknemer werkzaamheden in loondienst verricht aan boord van een schip dat onder de vlag van een andere lidstaat vaart, stelt, indien mogelijk van tevoren, het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, daarvan in kennis. Dit orgaan stelt onverwijld informatie betreffende de wetgeving die op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening op de betrokkene van toepassing is, ter beschikking van het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat onder de vlag waarvan het schip aan boord waarvan de werknemer zijn werkzaamheden zal verrichten, vaart.
228 /PE 410.854
NL
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 16 Door de Commissie voorgestelde tekst Artikel 16
Amendement Schrappen
Procedure voor de toepassing van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 1. De werkgever die op grond van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 een werknemer detacheert om voor zijn rekening in een andere lidstaat werkzaamheden te verrichten, stelt het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing blijft, daarvan – indien mogelijk vooraf – in kennis. Dit orgaan stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat waar de werknemer gedetacheerd is, daarvan in kennis. 2. De zelfstandige die op grond van artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 werkzaamheden in een andere lidstaat gaat verrichten, stelt het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing blijft, daarvan – indien mogelijk vooraf – in kennis. Dit orgaan stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat waar de zelfstandige zijn werkzaamheden gaat verrichten, daarvan in kennis. Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. In de in artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde situaties bepalen de aangewezen organen van de betrokken lidstaten in onderling overleg welke wettelijke regeling op de betrokkene van toepassing is, rekening houdend met het bepaalde in artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr.
2. De aangewezen organen van de lidstaat waar de persoon woont, bepalen onverwijld welke wetgeving op de betrokkene van toepassing is, rekening houdend met het bepaalde in artikel 13 van de basisverordening en artikel 14 van de toepassingsverordening. Deze vaststelling is aanvankelijk voorlopig. Het orgaan PE 410.854\ 229
NL
883/2004 en artikel 14, leden 2 en 3, van de onderhavige verordening.
brengt de aangewezen organen van elke lidstaat waar werkzaamheden worden verricht op de hoogte van zijn voorlopige vaststelling.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. De vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling geschiedt in de maand volgend op de toezending van de informatie aan het aangewezen orgaan van de woonplaats van de verzekerde, overeenkomstig lid 1.
3. De voorlopige vaststelling van de toepasselijke wetgeving, bedoeld in lid 2, wordt definitief binnen twee maanden nadat het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten aangewezen orgaan in kennis is gesteld van de voorlopige vaststelling op grond van lid 2, tenzij de wetgeving reeds definitief is vastgesteld op basis van lid 3 bis, of tenzij ten minste een van de betrokken organen het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van woonplaats aangewezen orgaan aan het eind van deze periode van twee maanden ervan in kennis stelt dat het nog niet met de vaststelling kan instemmen of hierover een ander standpunt inneemt.
Zolang niet is vastgesteld welke wettelijke regeling van toepassing is, is op de betrokkene voorlopig de overeenkomstig artikel 6, lid 1, vastgestelde wettelijke regeling van toepassing. Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling na afloop van de in lid 2 bedoelde overlegprocedure tussen de betrokken organen van toepassing is verklaard, stelt de betrokkene daarvan onverwijld in kennis. Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. Indien onzekerheid betreffende de vaststelling van de toepasselijke wetgeving
230 /PE 410.854
NL
noopt tot contacten tussen de organen of autoriteiten van twee of meer lidstaten wordt, op verzoek van een of meer van de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten aangewezen organen of van de bevoegde autoriteiten zelf, in onderling overleg vastgesteld welke wetgeving op de betrokkene van toepassing is, met inachtneming van artikel 13 van de basisverordening en de desbetreffende bepalingen van artikel 14 van de toepassingsverordening. Indien er een verschil van mening bestaat tussen de betrokken organen of bevoegde autoriteiten, streven deze instanties naar een akkoord overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden en is artikel 6 van de toepassingsverordening van toepassing. Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 3 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 ter. Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan besloten is dat de wetgeving voorlopig of definitief van toepassing is, stelt de betrokkene hiervan onverwijld in kennis.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 3 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 quater. Indien de betrokkene nalaat de in lid 1 vermelde informatie te verstrekken, worden de bepalingen van dit artikel toegepast op initiatief van het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de woonplaats van de betrokkene aangewezen orgaan, zodra dit, eventueel via een ander betrokken orgaan, kennis heeft genomen van de situatie van de PE 410.854\ 231
NL
betrokkene. Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 18 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 18 bis Procedure voor de toepassing van artikel 16, lid 1, van de basisverordening Een verzoek van de werkgever of de betrokkene om uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 van de basisverordening wordt, indien mogelijk vooraf, ingediend bij de bevoegde autoriteit of het door de autoriteit aangewezen orgaan van de lidstaat waarvan de werkgever of de betrokkene de wetgeving verzoekt toe te passen.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Informatie van de verzekerden
Verstrekking van informatie aan betrokkenen en werkgevers
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is, informeert de betrokkene en eventueel zijn werkgever(s) over de uit deze wettelijke regeling voortvloeiende verplichtingen. Het verleent hun de nodige hulp bij de vervulling van de op grond van deze wettelijke regeling verplichte formaliteiten.
1. Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens titel II van de basisverordening van toepassing wordt, informeert de betrokkene en eventueel zijn werkgever(s) over de uit deze wetgeving voortvloeiende verplichtingen. Het verleent hun de nodige hulp bij de vervulling van de op grond van deze wetgeving verplichte formaliteiten.
232 /PE 410.854
NL
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Op verzoek van de betrokkene of de werkgever verklaart het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling krachtens een bepaling van titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing is, dat deze wettelijke regeling van toepassing is en vermeldt het eventueel tot welke datum en onder welke voorwaarden.
2. Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling krachtens een bepaling van titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing is, deelt de betrokkene door middel van een bewijs van toepasselijke wetgeving mede, dat deze wettelijke regeling van toepassing is en vermeldt eventueel tot welke datum en onder welke voorwaarden. Op dit bewijs wordt het door de werkgever opgegeven loon vermeld.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De in artikel 17, lid 1, bedoelde organen verstrekken het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is, alle nodige gegevens voor de vaststelling van de premies en bijdragen die de verzekerde en zijn werkgever(s) ingevolge die wettelijke regeling verschuldigd zijn.
1. De betrokken organen verstrekken het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens titel II van de basisverordening op een persoon van toepassing is de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de datum waarop deze wetgeving van toepassing wordt en voor de vaststelling van de premies en bijdragen die de betrokkene en zijn werkgever(s) op grond van deze wetgeving verschuldigd zijn.
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De werkgever dient de verplichtingen na te komen waarin de op de werknemer toepasselijke wettelijke regeling voorziet, met name de verplichting tot het betalen van de in deze wettelijke regeling bedoelde
1. De werkgever die zijn statutaire zetel of vestiging buiten de bevoegde lidstaat heeft, dient alle verplichtingen na te komen waarin de op zijn werknemer toepasselijke wetgeving voorziet, met name de PE 410.854\ 233
NL
premies en bijdragen.
verplichting tot het betalen van de in deze wetgeving bedoelde premies en bijdragen, alsof hij zijn statutaire zetel of vestiging in de bevoegde lidstaat heeft.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De werkgever die geen vestiging heeft in de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is, enerzijds, en de werknemer anderzijds kunnen overeenkomen dat laatstbedoelde de verplichtingen van de werkgever inzake de betaling van premies en bijdragen voor rekening van deze laatste nakomt. De werkgever is verplicht een dergelijke regeling ter kennis te brengen van het bevoegde orgaan van deze lidstaat.
2. De werkgever die geen vestiging heeft in de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, en de werknemer kunnen overeenkomen dat laatstgenoemde de verplichtingen van de werkgever inzake de betaling van premies en bijdragen namens de werkgever nakomt, zonder afbreuk te doen aan de onderliggende verplichtingen van de werkgever. De werkgever is verplicht een dergelijke regeling ter kennis te brengen van het bevoegde orgaan van deze lidstaat.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de verzekerden op de hoogte gebracht worden van de procedures en voorwaarden voor de rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen wanneer deze verstrekkingen worden ontvangen op het grondgebied van een andere lidstaat dan die van het bevoegd orgaan of de woonplaats.
1. De bevoegde autoriteiten of organen zien erop toe dat alle nodige informatie ter beschikking van de verzekerden wordt gesteld betreffende de procedures en voorwaarden voor de toekenning van verstrekkingen wanneer deze verstrekkingen worden ontvangen op het grondgebied van een andere lidstaat dan die van het bevoegde orgaan.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. Wanneer krachtens de nationale 234 /PE 410.854
NL
Amendement 4. Niettegenstaande artikel 5, onder a),
wettelijke regeling alleen pensioengerechtigden recht op de in dit hoofdstuk bedoelde prestaties hebben, wordt uitsluitend rekening gehouden met het door een orgaan van die lidstaat verschuldigde pensioen.
van de basisverordening kan een lidstaat alleen verantwoordelijk worden voor de kosten van de verstrekkingen overeenkomstig artikel 22 van de basisverordening indien de verzekerde uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat een aanvraag voor een pensioen heeft ingediend, of overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 30 van de basisverordening, indien de verzekerde een pensioen uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat ontvangt.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2. Het in lid 1 bedoelde document blijft geldig totdat het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats in kennis stelt van de intrekking ervan.
2. Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig lid 1 heeft verricht.
Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig lid 1 heeft verricht en van iedere wijziging of schrapping daarvan.
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter A – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Voor de toepassing van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verzoekt de verzekerde, alvorens het grondgebied van de lidstaat waar hij woont te verlaten, zijn bevoegd orgaan om het document waaruit blijkt dat hij recht op verstrekkingen heeft.
1. Voor de toepassing van artikel 19 van de basisverordening verstrekt de verzekerde de zorgverlener in de lidstaat van verblijf een door zijn bevoegd orgaan uitgereikt document waaruit blijkt dat hij recht heeft op verstrekkingen. Indien de verzekerde niet in het bezit is van dergelijk document, vraagt het orgaan van de verblijfplaats op verzoek, of indien anderszins noodzakelijk, bij het bevoegde orgaan het nodige document op.
PE 410.854\ 235
NL
De in artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde pensioengerechtigden en hun gezinsleden richten hun verzoek aan het orgaan van de woonplaats, die dit eventueel doorstuurt aan het orgaan voor rekening waarvan de kosten in verband met de in de lidstaat van de woonplaats aan de pensioengerechtigde verleende verstrekkingen komen. Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter A – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 overlegt de verzekerde, indien verstrekkingen tijdens het verblijf medisch noodzakelijk blijken, het in lid 1 genoemde document aan de zorgverlener van de lidstaat van verblijf, die op hem de wettelijke regeling toepast die op hem van toepassing zou zijn als hij in de lidstaat van verblijf onder het in artikel 23 van de onderhavige verordening bedoelde stelsel zou vallen.
Amendement 2. Uit het document blijkt dat de verzekerde volgens de voorwaarden van artikel 19 van de basisverordening recht heeft op verstrekkingen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor verzekerden uit hoofde van de wetgeving van de lidstaat van verblijf.
Indien de verzekerde niet in het bezit is van genoemd document, vraagt het orgaan van de verblijfplaats bij het bevoegde orgaan de nodige informatie op. Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter A – punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Met de in artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 genoemde verstrekkingen worden verstrekkingen bedoeld die in de lidstaat van verblijf volgens de daar geldende wettelijke regeling moeten worden verleend om te voorkomen dat de verzekerde vóór het geplande einde van zijn verblijf naar zijn
3. Met de in artikel 19, lid 1, van de basisverordening genoemde verstrekkingen worden verstrekkingen bedoeld die in de lidstaat van verblijf volgens de daar geldende wetgeving worden verleend en die medisch noodzakelijk blijken om te voorkomen dat de verzekerde vóór het einde van zijn
236 /PE 410.854
NL
woonplaats zou moeten terugkeren om daar de behandeling te ontvangen die zijn gezondheidstoestand vereist.
geplande verblijf naar de bevoegde lidstaat moet terugkeren om de behandeling te ontvangen die hij nodig heeft.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter A – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.
Amendement Schrappen
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter B – punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst 5. Indien de verzekerde de kosten van de op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verleende verstrekkingen geheel of gedeeltelijk zelf heeft betaald, richt hij zijn verzoek om vergoeding aan het orgaan van de verblijfplaats. Dit vergoedt hem rechtstreeks het bedrag van de uitgaven voor deze verstrekkingen binnen de grenzen en onder de voorwaarden van het tarief van zijn wettelijke regeling.
Amendement 5. Indien de verzekerde de kosten van alle of een deel van de op grond van artikel 19 van de basisverordening verleende verstrekkingen zelf heeft betaald en indien de door het orgaan van de verblijfplaats toegepaste wetgeving voorziet in de mogelijkheid van vergoeding van deze kosten aan de verzekerde, kan hij zijn verzoek om vergoeding aan het orgaan van de verblijfplaats richten. In dat geval vergoedt dat orgaan hem rechtstreeks het bedrag van de kosten van deze verstrekkingen binnen de grenzen en onder de voorwaarden van de volgens zijn wetgeving geldende vergoedingstarieven.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter B – punt 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
6. Indien het verzoek om vergoeding van deze kosten niet rechtstreeks bij het orgaan van de verblijfplaats is ingediend, worden de gemaakte kosten aan de betrokkene vergoed door het bevoegde orgaan tegen de
6. Indien het verzoek om vergoeding van deze kosten niet rechtstreeks bij het orgaan van de verblijfplaats is ingediend, worden de kosten door het bevoegde orgaan aan de betrokkene vergoed tegen het PE 410.854\ 237
NL
tarieven die door het orgaan van de verblijfplaats voor de vergoeding worden toegepast.
vergoedingstarief dat het orgaan van de verblijfplaats in het betrokken geval toepast, dan wel ten bedrage van de vergoeding die door het orgaan van de verblijfplaats zou zijn uitbetaald indien artikel 61 van de toepassingsverordening in het betrokken geval van toepassing was geweest.
Het orgaan van de verblijfplaats dient het bevoegde orgaan desgevraagd de nodige inlichtingen over deze tarieven te verstrekken.
Het orgaan van de verblijfplaats is verplicht het bevoegde orgaan desgevraagd de nodige inlichtingen te verstrekken over de tarieven c.q. bedragen.
Indien bij de wettelijke regeling van het land van verblijf geen vergoedingstarieven zijn vastgesteld, vergoedt het bevoegde orgaan de gemaakte kosten volgens de tarieven die het zelf hanteert zonder dat instemming van de betrokkene vereist is. Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter B – punt 7 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
7. In afwijking van het bepaalde in lid 6, eerste alinea, kan het bevoegde orgaan de gemaakte kosten vergoeden tegen de tarieven die dit orgaan voor de vergoeding toepast, op voorwaarde dat de verzekerde ermee akkoord gaat dat deze bepaling op hem wordt toegepast en de wettelijke regeling de vergoeding van dergelijke kosten toestaat.
7. In afwijking van lid 6 kan het bevoegde orgaan de gemaakte kosten binnen de grenzen en onder de voorwaarden van de volgens zijn wetgeving geldende tarieven vergoeden op voorwaarde dat de verzekerde ermee akkoord gaat dat deze bepaling op hem wordt toegepast
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter B – punt 7 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 7 bis. De vergoeding voor de verzekerde mag het bedrag van de werkelijk door hem gemaakte kosten nooit overschrijden.
238 /PE 410.854
NL
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – letter B bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement B bis) Gezinsleden B bis. De leden 1 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter A – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Voor andere pensioengerechtigden en hun gezinsleden dan de in artikel 27, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde wordt het orgaan van de lidstaat voor rekening waarvan de kosten in verband met de in de lidstaat van de woonplaats verleende verstrekkingen komen, beschouwd als het bevoegde orgaan voor het verlenen van de in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming.
1. Voor de toepassing van artikel 20, lid 1, van de basisverordening legt de verzekerde een door het bevoegde orgaan verstrekt document voor aan het orgaan van de verblijfplaats. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder bevoegd orgaan het orgaan dat de kosten van de geplande behandeling voor zijn rekening neemt; in de in artikel 20, lid 4, en artikel 27, lid 5, van de basisverordening bedoelde gevallen, waarin de in de lidstaat van de woonplaats verstrekte voordelen in natura op basis van forfaitaire bedragen worden vergoed, berust deze bevoegdheid bij het orgaan van de woonplaats.
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter A – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Voor de toepassing van artikel 20, lid 1, en artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt, wanneer de persoon niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, de in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming door het orgaan van de
Amendement 2. Indien een verzekerde niet in de bevoegde lidstaat verblijft, vraagt hij toestemming aan het orgaan van de woonplaats, dat het verzoek onverwijld aan het bevoegde orgaan doorzendt.
PE 410.854\ 239
NL
woonplaats aangevraagd bij het bevoegde orgaan. Het orgaan van de woonplaats vermeldt de redenen waarom het deze toestemming voor de persoon in kwestie vraagt, met name die welke worden genoemd in artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004. Is na vijftien kalenderdagen gerekend vanaf de datum van verzending geen antwoord ontvangen, dan wordt de toestemming geacht door het bevoegde orgaan te zijn verleend. Het orgaan van de woonplaats bevestigt in dat geval in een verklaring of in de lidstaat van de woonplaats is voldaan aan de voorwaarden van artikel 20, lid 2, tweede zin, van de basisverordening. Het orgaan van de woonplaats verleent de betrokkene toestemming voor rekening van het bevoegde orgaan.
De gevraagde toestemming mag door het bevoegde orgaan alleen geweigerd worden indien, volgens het oordeel van het orgaan van de woonplaats, in de lidstaat van de woonplaats van de verzekerde niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 20, lid 2, tweede zin, van de basisverordening, of indien dezelfde behandeling binnen een medisch verantwoorde termijn, gelet op de gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop van de betrokkene, in de bevoegde lidstaat zelf kan worden gegeven.
Tijdens de procedure voor het verlenen van de toestemming behoudt het bevoegde orgaan steeds de mogelijkheid de betrokkene door een arts van eigen keuze in de lidstaat van de woon- of verblijfplaats te laten onderzoeken.
Het bevoegde orgaan stelt het orgaan van de lidstaat van de woonplaats in kennis van zijn besluit.
Is na vijftien kalenderdagen gerekend vanaf de datum van verzending geen antwoord ontvangen, dan wordt de toestemming geacht door het bevoegde orgaan te zijn verleend.
240 /PE 410.854
NL
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter A – punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. De in lid 2 bedoelde procedure is niet van toepassing wanneer het bij de verstrekkingen in kwestie om een levensreddende behandeling gaat. In dat geval wordt de in artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde voorafgaande toestemming door het orgaan van de woonplaats verleend voor rekening van het bevoegde orgaan, dat onverwijld door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats wordt ingelicht.
3. Indien een verzekerde persoon die niet in de bevoegde lidstaat woont behoefte heeft aan een dringende en levensreddende behandeling, kan de toestemming niet worden geweigerd op grond van de tweede zin van artikel 20, lid 2, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden wordt de toestemming door het orgaan van de woonplaats verleend voor rekening van het bevoegde orgaan, dat onverwijld door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats wordt ingelicht.
Het bevoegde orgaan is verplicht om met betrekking tot de noodzaak van een levensreddende behandeling de bevindingen en behandelingskeuzen van artsen die door het orgaan van de woonplaats dat toestemming verleent zijn erkend, te aanvaarden.
Het bevoegde orgaan is verplicht om met betrekking tot de noodzaak van een dringende en levensreddende behandeling de bevindingen en behandelingskeuzen van artsen die door het orgaan van de woonplaats dat toestemming verleent zijn erkend, te aanvaarden.
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter A – punt 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. Tijdens de procedure voor het verlenen van de toestemming behoudt het bevoegde orgaan steeds de mogelijkheid de verzekerde door een door het orgaan gekozen arts in de lidstaat van de woonof verblijfplaats te laten onderzoeken.
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter A – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De betrokkene zendt de toestemming
Amendement 4. Het orgaan van de verblijfplaats stelt, PE 410.854\ 241
NL
door aan het orgaan van de verblijfplaats. Dit is verplicht het orgaan van de woonplaats van de verzekerde op de hoogte te houden van de ontwikkeling van diens gezondheidstoestand wanneer een aanvullende behandeling uit medisch oogpunt nodig blijkt. Het orgaan van de woonplaats zendt deze informatie onverwijld door aan het bevoegde orgaan.
onverminderd een eventuele beslissing inzake de toestemming, het bevoegde orgaan ervan in kennis indien een aanvulling op de door de toestemming bestreken behandeling uit medisch oogpunt nodig blijkt.
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter B – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
B) Rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen in het kader van een geplande geneeskundige verzorging
B) Rechtstreekse betaling van de kosten in verband met door de verzekerde ontvangen verstrekkingen
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter B – punt 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. Onverminderd lid 5 is artikel 25, leden 5 en 6, van de toepassingsverordening van overeenkomstige toepassing.
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter B – punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Wanneer toestemming is verleend, betaalt het bevoegd orgaan de kosten rechtstreeks volgens het hoogste tarief. Indien dus voor de verstrekkingen in kwestie de tarieven van het orgaan van de verblijfplaats lager zijn dan die van het bevoegd orgaan, kan de verzekerde het bevoegd orgaan verzoeken hem binnen de grenzen van de door dit laatste
5. Indien de verzekerde de kosten voor een medische behandeling waarvoor toestemming is verleend, geheel of gedeeltelijk zelf heeft betaald en het bedrag van de kosten dat het bevoegde orgaan op grond van lid 4 bis verplicht is aan het orgaan van de verblijfplaats of aan de verzekerde zelf te vergoeden (feitelijke kostprijs) lager is dan het
242 /PE 410.854
NL
gehanteerde tarieven het aanvullende bedrag uit te keren.
bedrag van de kosten dat het voor dezelfde behandeling in de bevoegde lidstaat zou hebben moeten dragen (fictieve kostprijs), dan vergoedt het bevoegde orgaan de verzekerde op verzoek de door hem gemaakte kosten van de behandeling tot een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de fictieve kostprijs en de feitelijke kostprijs. Het bedrag van de vergoeding mag evenwel niet hoger zijn dan dat van de daadwerkelijk door de verzekerde gedane uitgaven, waarbij ook rekening mag worden gehouden met het bedrag dat de verzekerde zou hebben moeten betalen indien de behandeling in de bevoegde lidstaat zou hebben plaatsgevonden.
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – letter C – punt 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
6. Wanneer het bevoegde orgaan toestemming verleent, komen de aan de behandeling verbonden reis- en verblijfkosten van de betrokkene en zo nodig een begeleider volgens de toegepaste wettelijke regeling voor rekening van het bevoegde orgaan.
6. De aan de behandeling verbonden reisen verblijfkosten van de verzekerde en zo nodig van een begeleider worden betaald door dat orgaan indien toestemming is verleend in het geval van behandeling in een andere lidstaat. Ingeval de verzekerde persoon een persoon met een handicap is, worden de reis en het verblijf van een begeleidende persoon als noodzakelijk beschouwd.
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter A – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Om in aanmerking te komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 laat de verzekerde door de arts van de lidstaat van de woonplaats die zijn gezondheidstoestand heeft geconstateerd, het document invullen waaruit zijn arbeidsongeschiktheid moet
1. Indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat voorschrijft dat de verzekerde een bewijs overlegt om in aanmerking te komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van artikel 21, lid 1, van de basisverordening, vraagt de verzekerde de arts van de lidstaat van de woonplaats die PE 410.854\ 243
NL
blijken.
zijn gezondheidstoestand heeft vastgesteld, om een bewijs van arbeidsongeschiktheid, met vermelding van de vermoedelijke duur ervan.
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter A – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. De verzekerde zendt het ingevulde document binnen drie werkdagen nadat de arbeidsongeschiktheid medisch werd vastgesteld aan:
Amendement 2. De verzekerde zendt het bewijs binnen de door de wetgeving van de bevoegde lidstaat bepaalde termijn naar het bevoegde orgaan.
a) het orgaan van de woonplaats indien hij daar beroepswerkzaamheden uitoefent; b) het bevoegde orgaan in de overige gevallen. Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter A – punt 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Wanneer de behandelende artsen van de lidstaat van de woonplaats geen bewijzen van arbeidsongeschiktheid afgeven die krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat vereist zijn, wendt de belanghebbende zich rechtstreeks tot het orgaan van de woonplaats. Dit orgaan laat onmiddellijk de arbeidsongeschiktheid medisch beoordelen en het in lid 1 bedoelde bewijs uitschrijven. Dit bewijs wordt onverwijld naar het bevoegde orgaan doorgezonden.
244 /PE 410.854
NL
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter A – punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Toezending van het in de leden 1 en 2 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wettelijke regeling vastgestelde verplichtingen, met name ten aanzien van zijn werkgever.
3. Toezending van het in de leden 1 en 2 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wettelijke regeling vastgestelde verplichtingen, met name ten aanzien van zijn werkgever. Desgewenst kan de werkgever c.q. het bevoegde orgaan de werknemer oproepen voor activiteiten die tot doel hebben om de arbeidsre-integratie op de werkplek te bevorderen.
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter A – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. Wanneer de verzekerde het werk hervat, stelt hij het bevoegde orgaan daarvan in kennis, dat zo nodig het orgaan van de woonplaats informeert.
Amendement Schrappen
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter B – punt 6 Door de Commissie voorgestelde tekst 6. Het orgaan van de woonplaats oefent later zo nodig de administratieve en geneeskundige controle op de verzekerde uit, alsof hij bij dit orgaan verzekerd was. Zodra dit orgaan vaststelt dat de belanghebbende opnieuw arbeidsgeschikt is, stelt het de belanghebbende en ook het bevoegde orgaan daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de datum waarop de arbeidsongeschiktheid eindigt. Onverminderd het bepaalde in lid 10, geldt de kennisgeving aan de belanghebbende als een beslissing die
Amendement Schrappen
PE 410.854\ 245
NL
voor rekening van het bevoegde orgaan is genomen. Amendement 86 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter B – punt 7 Door de Commissie voorgestelde tekst 7. Op verzoek van het bevoegde orgaan is het orgaan van de woonplaats verplicht de verzekerde te laten controleren door een door het bevoegde orgaan gekozen arts.
Amendement Schrappen
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter C – punt 7 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 7 bis. Het bevoegde orgaan behoudt de bevoegdheid om de rechthebbende vervolgens door een arts van eigen keuze te laten controleren.
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter C – punt 8 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
8. Het bevoegde orgaan betaalt de uitkeringen rechtstreeks aan de betrokkene en stelt het orgaan van de woonplaats hiervan in kennis. Indien de uitkeringen echter door het orgaan van de woonplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden betaald, stelt dit laatste de belanghebbende van zijn rechten in kennis. Het deelt het orgaan van de woonplaats de hoogte van de uitkeringen mede, de data waarop zij moeten worden betaald en de maximumduur waarover zij ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde staat worden toegekend.
8. Onverminderd artikel 21, lid 1, tweede zin, van de basisverordening, betaalt het bevoegde orgaan de uitkeringen rechtstreeks aan de betrokkene en stelt het indien nodig het orgaan van de woonplaats hiervan in kennis.
246 /PE 410.854
NL
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – letter C – punt 10 Door de Commissie voorgestelde tekst 10. Indien het bevoegde orgaan besluit de uitkeringen te weigeren omdat de verzekerde zich niet aan de formaliteiten van de wettelijke regeling van de lidstaat van de woonplaats heeft onderworpen of indien het door een arts van zijn keuze laat vaststellen dat de verzekerde weer arbeidsgeschikt is, stelt het de verzekerde en tegelijkertijd het orgaan van de woonplaats van deze beslissing in kennis.
Amendement 10. Indien het bevoegde orgaan besluit de uitkeringen te weigeren, stelt het de verzekerde, en tegelijkertijd het orgaan van de woonplaats, in kennis van deze beslissing.
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Artikel 27 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 27 bis Uitkeringen bij langdurige zorg in geval de woon- of verblijfplaats zich in een andere dan de bevoegde lidstaat bevindt A) Door de verzekerde te volgen procedure 1. Om in aanmerking te komen voor uitkeringen bij langdurige zorg krachtens artikel 21, lid 1, van de basisverordening, dient de verzekerde zich te wenden tot het bevoegde orgaan. Het bevoegde orgaan stelt zo nodig het orgaan van de woonplaats daarvan in kennis. B) Door het orgaan van de woonplaats te volgen procedure 2. Op verzoek van het bevoegde orgaan onderzoekt het orgaan van de woonplaats de toestand van de verzekerde met het oog op zijn behoefte aan langdurige zorg. Het bevoegde orgaan verschaft het orgaan van de woonplaats alle noodzakelijke gegevens met het oog op een dergelijk
PE 410.854\ 247
NL
onderzoek. C) Door het bevoegde orgaan te volgen procedure 3. Om de mate van behoefte aan langdurige zorg te bepalen heeft het bevoegde orgaan het recht de verzekerde te laten onderzoeken door een door het orgaan gekozen arts of andere deskundige. 4. Artikel 27, lid 8, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing. D) Procedure bij verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat 5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de verzekerde in een andere dan de bevoegde lidstaat verblijft. E) Gezinsleden 6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde. Amendement 91 Voorstel voor een verordening Artikel 28 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is ook van toepassing op personen die een invaliditeitspensioen genieten. Onder "voortzetting van een behandeling" moet de behandeling van de ziekte tot het einde toe worden verstaan.
Indien de lidstaat waar de voormalige grensarbeider het laatst zijn activiteiten uitoefende, niet langer de bevoegde lidstaat is en de voormalige grensarbeider of een lid van zijn familie daarnaar toe reist teneinde daar uit hoofde van artikel 28 van de basisverordening verstrekkingen te verkrijgen, legt hij aan het orgaan van de plaats van verblijf een door het bevoegde orgaan afgegeven document over.
2. De term "behandeling" heeft betrekking op alle medische verrichtingen met het doel de gezondheid van personen te beschermen, te handhaven of te herstellen. 248 /PE 410.854
NL
3. Artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is van overeenkomstige toepassing op volledig werkloze grensarbeiders en hun gezinsleden wanneer de bevoegde lidstaat niet voorkomt op de lijst van bijlage III van Verordening (EG) nr. 883/2004. Amendement 92 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Wanneer het in artikel 30, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde orgaan op grond van artikel 5 van genoemde verordening rekening houdt met de krachtens de wettelijke regeling van een of meer andere lidstaten verworven pensioenen of renten, neemt het voor de vaststelling van de grondslag voor de berekening van de premies of bijdragen slechts de bedragen van de daadwerkelijk aan de betrokkene uitgekeerde pensioenen of renten in aanmerking.
Amendement Schrappen
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. In geen geval kan het bedrag van de op de pensioenen of renten in kwestie geheven premies of bijdragen hoger zijn dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn door iemand met dezelfde inkomsten in de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde lidstaat.
2. Indien iemand van meer dan één lidstaat pensioenen ontvangt, kan het bedrag van de op alle betaalde pensioenen geheven premies en bijdragen in geen geval hoger zijn dan het bedrag dat geheven zou worden van door iemand met hetzelfde bedrag aan van de bevoegde lidstaat ontvangen pensioenen.
PE 410.854\ 249
NL
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Artikel 30 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement A) Door het bevoegde orgaan te volgen procedure
1. Voor de toepassing van artikel 34 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn prestaties bij langdurige zorg geen behandelingen in de zin van artikel 28, lid 2, van de onderhavige verordening, maar onderhoudsbehandelingen of hulp bij de dagelijkse levensverrichtingen van de betrokkene afhankelijk van de mate van zelfstandigheid. 2. Het orgaan van de woonplaats stelt de betrokkene in kennis van het bestaan van een anti-cumulatieregel en van de voorwaarden waaronder deze van toepassing is op de uitkeringen bij langdurige zorg in kwestie. De toepassing van deze voorschriften moet de persoon die niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, evenwel een recht garanderen op een uitkeringsbedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag waarop hij aanspraak zou kunnen maken als hij in die lidstaat woonde.
1. Het bevoegde orgaan stelt de betrokkene in kennis van de bepaling van artikel 34 van de basisverordening ter voorkoming van samenloop van prestaties. De toepassing van deze voorschriften moet de persoon die niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, een recht garanderen op prestaties die ten minste gelijk zijn aan het totale bedrag of de totale waarde waarop hij/zij aanspraak zou kunnen maken als hij/zij in die lidstaat woonde. 2. Het bevoegde orgaan stelt voorts het orgaan van de woon- of verblijfplaats in kennis van de betaling van uitkeringen bij langdurige zorg indien de wetgeving die het laatste orgaan toepast, voorziet in verstrekkingen voor langdurige zorg die zijn vermeld op de in artikel 34, lid 2, van de basisverordening bedoelde lijst. Door het orgaan van de woon- of verblijfplaats te volgen procedure 3. Na ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie stelt het orgaan van de woonof verblijfplaats het bevoegde orgaan onverwijld in kennis van elke voor hetzelfde doel bestemde verstrekking bij langdurige zorg die het aan de betrokkene krachtens zijn wetgeving verleent, en van
250 /PE 410.854
NL
het vergoedingstarief. 3. De Administratieve Commissie neemt zo nodig de maatregelen ter uitvoering van dit artikel.
3 bis. De Administratieve Commissie neemt zo nodig de maatregelen ter uitvoering van dit artikel.
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 die betrekking hebben op verstrekkingen, zijn niet van toepassing op personen die uitsluitend recht hebben op verstrekkingen uit hoofde van een in bijlage 2 bij de onderhavige verordening genoemd bijzonder stelsel voor ambtenaren van een lidstaat.
1. Voor de in bijlage 2 bedoelde lidstaten zijn de bepalingen van titel III, hoofdstuk I, van de basisverordening betreffende verstrekkingen slechts van toepassing op personen die uitsluitend op basis van een bijzonder stelsel voor ambtenaren recht hebben op verstrekkingen, voor zover zulks in die bijlage is gespecificeerd. Het orgaan van een andere lidstaat wordt niet, louter ten gevolge hiervan, verantwoordelijk gesteld voor de kosten van de verstrekkingen of uitkeringen die aan die personen of hun gezinsleden worden verleend.
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Artikel 33 Door de Commissie voorgestelde tekst Artikel 33
Amendement Schrappen
Geplande geneeskundige verzorging De in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming kan door het bevoegde orgaan niet geweigerd worden aan een werknemer of zelfstandige die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte getroffen is en die voor rekening van dit orgaan in het genot is gesteld van prestaties, wanneer de voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, niet PE 410.854\ 251
NL
binnen een medisch verantwoorde termijn op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont kan worden gegeven. Amendement 97 Voorstel voor een verordening Artikel 43 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Voor de berekening van het theoretische bedrag en het werkelijke bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn de voorschriften van artikel 12, leden 3, 4 en 5, van de onderhavige verordening van toepassing.
1. Voor de berekening van het theoretische bedrag en het werkelijke bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van de basisverordening zijn de voorschriften van artikel 12, leden 3, 4 en 5, van de toepassingsverordening van toepassing.
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Artikel 43 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Wanneer dit bedrag niet rechtstreeks kan worden bepaald omdat de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving andere waarden aan de verzekeringstijdvakken toekent, kan een fictief bedrag worden vastgesteld. De Administratieve Commissie bepaalt op welke wijze dat fictieve bedrag wordt vastgesteld.
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Artikel 44 Door de Commissie voorgestelde tekst Artikel 44 Inaanmerkingneming van tijdvakken die aan de opvoeding van kinderen zijn gewijd Onverminderd de bevoegdheid van de lidstaat, vastgesteld overeenkomstig het 252 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
bepaalde in titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004, moet het orgaan van de lidstaat waar de pensioengerechtigde in de twaalf maanden na de geboorte van het kind het langst gewoond heeft, de in een andere lidstaat aan de opvoeding van kinderen gewijde tijdvakken in aanmerking nemen, voor zover de wetgeving van een andere lidstaat niet op de betrokkene van toepassing wordt wegens al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden. Amendement 100 Voorstel voor een verordening Artikel 44 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 44 bis Verlof om rekening te houden met tijdvakken voor kinderopvoeding 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "tijdvak van kinderopvoeding" verstaan een tijdvak dat krachtens de pensioenwetgeving van een lidstaat wordt meegeteld of dat recht geeft op een aanvulling op het pensioen met kinderopvoeding als expliciete reden, ongeacht volgens welke methode een dergelijk tijdvak wordt toegekend en ongeacht of het tijdvak tijdens de kinderopvoeding wordt verdiend of met terugwerkende kracht wordt erkend. 2. Indien krachtens de wetgeving van de lidstaat die uit hoofde van titel II van de basisverordening bevoegd is, geen kinderopvoedingstijdvak in aanmerking wordt genomen, blijft het orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving op de betrokkene van toepassing was omdat deze aldaar, al dan niet in loondienst, werkzaam was op het tijdstip waarop de inaanmerkingneming van het kinderopvoedingstijdvak voor het kind in kwestie krachtens die wetgeving aanving, verantwoordelijk voor de PE 410.854\ 253
NL
inaanmerkingneming van dit tijdvak als een tijdvak van kinderopvoeding krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving, alsof de kinderopvoeding op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat had plaatsgevonden. 3. De verplichting krachtens lid 2 geldt niet indien de wetgeving van een lidstaat wegens al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden op de betrokkene van toepassing is of wordt. Amendement 101 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – letter A – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Om in aanmerking te komen voor uitkeringen uit hoofde van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 richt de aanvrager een aanvraag tot het orgaan van de lidstaat onder de wetgeving waarvan hij viel op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan of deze invaliditeit is verergerd.
1. Om in aanmerking te komen voor uitkeringen onder A-wetgevingen krachtens artikel 44, lid 2, van de basisverordening, richt de aanvrager een aanvraag tot het orgaan van de lidstaat onder de wetgeving waarvan hij viel op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan of deze invaliditeit is verergerd of tot het orgaan van de woonplaats, dat de aanvraag aan eerstgenoemd orgaan doorzendt.
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – letter B – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. In andere situaties dan de in artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde, richt de aanvrager een aanvraag hetzij aan het orgaan van zijn woonplaats indien hij op een bepaald moment aan de door dit orgaan toegepaste wetgeving onderworpen is geweest, hetzij aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest, in de andere gevallen.
4. In andere situaties dan de in lid 1 bedoelde richt de aanvrager een aanvraag hetzij aan het orgaan van zijn woonplaats, hetzij aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest. Indien de betrokkene nimmer onderworpen was aan de door het orgaan van zijn woonplaats toegepaste wetgeving, zendt dit orgaan de aanvraag door aan het orgaan van de
254 /PE 410.854
NL
lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest. Amendement 103 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – letter B – punt 7 Door de Commissie voorgestelde tekst 7. Een aan het orgaan van een lidstaat gerichte aanvraag voor een uitkering heeft automatisch tot gevolg dat de uitkeringen krachtens de wettelijke regeling van alle betrokken lidstaten aan de voorwaarden waarvan de aanvrager voldoet, gelijktijdig worden vastgesteld
Amendement Schrappen
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – letter B – punt 8 Door de Commissie voorgestelde tekst 8. Deze gelijktijdige vaststelling vindt evenwel niet plaats wanneer de aanvrager overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 heeft gevraagd de vaststelling van de uitkeringen die krachtens de wettelijke regeling van één of meer lidstaten zouden zijn verkregen, uit te stellen.
Amendement Schrappen
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Artikel 46 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend volgens de bepalingen van de wettelijke regeling die door het in artikel 45, leden 1 en 4, bedoelde orgaan wordt toegepast, en dient vergezeld te gaan van de vereiste bewijsstukken. De aanvrager vermeldt ofwel het orgaan of de organen van de invaliditeits- of ouderdomsverzekering of de verzekering
Amendement 1. De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend volgens de bepalingen van de wetgeving die door het in artikel 45, lid 1 of 4, bedoelde orgaan wordt toegepast, en gaat vergezeld van de bij die wetgeving voorgeschreven bewijsstukken. Meer bepaald verstrekt de aanvrager alle relevante beschikbare gegevens en bewijsstukken betreffende de tijdvakken PE 410.854\ 255
NL
bij overlijden (pensioenen) van elke lidstaat waarbij de verzekerde aangesloten is geweest, ofwel, indien het een werknemer betreft, de werkgever of werkgevers bij wie hij op het grondgebied van elke lidstaat werkzaam is geweest, zulks onder overlegging van de desbetreffende bewijzen die in zijn bezit zijn.
van verzekering (organen, identificatienummers) van werkzaamheden in loondienst (werkgevers) of anders dan in loondienst (aard en plaats van de werkzaamheden) en van wonen (adressen) die in voorkomend geval onder een andere wetgeving vervuld zijn, alsmede betreffende de duur van die tijdvakken.
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Artikel 46 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Indien de aanvrager, overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004, verzoekt de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen die krachtens de wettelijke regeling van één of meer lidstaten zouden zijn verkregen, uit te stellen, dient hij nader aan te geven krachtens welke wettelijke regeling hij om uitstel verzoekt.
2. Indien de aanvrager overeenkomstig artikel 50, lid 1, van de basisverordening verzoekt om uitstel van de toekenning van ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, vermeldt hij dit in zijn aanvraag en specificeert hij krachtens welke wetgeving hij om uitstel verzoekt. Om de aanvrager in de gelegenheid te stellen van dit recht gebruik te maken, delen de betrokken organen de aanvrager op diens verzoek alle gegevens mee waarover zij beschikken zodat hij zich een oordeel kan vormen over de gevolgen van de gelijktijdige of successieve toekenning van de uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken.
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Artikel 46 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Indien een aanvrager overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat een uitkeringsaanvraag intrekt, wordt zulks niet beschouwd als gelijktijdige intrekking van tot de organen van andere lidstaten gerichte uitkeringsaanvragen.
256 /PE 410.854
NL
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – letter A – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De aanvraag voor een uitkering wordt behandeld door het orgaan waaraan de aanvraag is gericht of doorgezonden overeenkomstig artikel 45, lid 1 of 4. Dit orgaan wordt hierna het "behandelend orgaan" genoemd.
Amendement 1. Het orgaan waaraan de aanvraag is gericht of doorgezonden overeenkomstig artikel 45, lid 1 of lid 4, wordt hierna als "contactorgaan" genoemd. Het orgaan van de woonplaats wordt niet als contactorgaan aangeduid indien de betrokkene nimmer onderworpen was aan de door dat orgaan toegepaste wetgeving. Het als contactorgaan aangeduide orgaan behandelt niet alleen de uitkeringsaanvraag krachtens de wetgeving die het toepast, maar bevordert daarnaast de gegevensuitwisseling, de mededeling van beslissingen en de verrichtingen die noodzakelijk zijn voor de behandeling van de aanvraag door de betrokken organen en verstrekt de aanvrager op diens verzoek alle gegevens die relevant zijn voor de communautaire aspecten van deze behandeling en houdt hem op de hoogte van de vorderingen dienaangaande.
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – letter C – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. In andere situaties dan de in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde zendt het behandelend orgaan de aanvragen voor uitkeringen onmiddellijk door aan alle betrokken organen zodat zij tegelijkertijd en onverwijld door al deze organen behandeld kunnen worden. Het deelt hun de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld, eventueel vergezeld van de door de aanvrager overgelegde bewijzen.
4. In andere situaties dan de in lid 2 bedoelde zendt het contactorgaan de aanvragen voor de uitkeringen, alle stukken waarover het beschikt en, in voorkomend geval, de relevante door de aanvrager verstrekte stukken onmiddellijk door aan alle betrokken organen zodat de behandeling van de aanvraag door al deze organen tegelijkertijd kan worden aangevangen. Het contactorgaan stelt de andere organen in kennis van de tijdvakken van verzekering of van wonen die krachtens de wettelijke regeling die het PE 410.854\ 257
NL
toepast zijn vervuld. Het contactorgaan vermeldt welke stukken op een later tijdstip zullen worden verstrekt en vult de aanvraag zo spoedig mogelijk aan. Amendement 110 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – letter C – punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Elk van de andere betrokken organen deelt het behandelend orgaan de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld. Behalve in het in artikel 46, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde geval deelt elk orgaan ook het bedrag mee van het in artikel 52, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde autonoom pensioen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving recht op een uitkering bestaat.
5. Elk van de andere betrokken organen deelt het contactorgaan de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld.
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – letter C – punt 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
6. Het behandelend orgaan geeft alle gegevens die het heeft ontvangen door aan alle betrokken organen. Op grond hiervan berekent elk betrokken orgaan het theoretische en het werkelijke bedrag van de uitkeringen overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deelt het deze bedragen mee aan het behandelend orgaan.
6. Elk betrokken orgaan berekent het bedrag van de uitkeringen overeenkomstig artikel 52 van de basisverordening en stelt het contactorgaan en de overige betrokken organen in kennis van zijn beslissing, van het bedrag van de uitkeringen en van alle inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van de artikelen 53 tot en met 55 van de basisverordening.
258 /PE 410.854
NL
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – letter C – punt 7 Door de Commissie voorgestelde tekst 7. Zodra het behandelende orgaan op grond van de in lid 5 bedoelde gegevens vaststelt dat artikel 46, lid 2, of artikel 57, lid 2 of 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten worden toegepast, stelt het de overige betrokken organen hiervan in kennis.
Amendement 7. Mocht een orgaan op grond van de in de leden 4 en 5 van dit artikel bedoelde gegevens vaststellen dat artikel 46, lid 2, of artikel 57, lid 2 of lid 3, van de basisverordening moeten worden toegepast, dan stelt dit orgaan het contactorgaan en de overige betrokken organen hiervan in kennis.
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – letter C – punt 8 Door de Commissie voorgestelde tekst 8. Om de aanvrager in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van het in artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde recht van uitstel, deelt het behandelend orgaan hem alle gegevens mede waarover het beschikt, zodat hij op de hoogte is van de gevolgen van de gelijktijdige vaststelling van de uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken. De aanvrager richt een eventueel verzoek om uitstel aan het behandelend orgaan, die dit onverwijld doorzendt aan het betrokken orgaan.
Amendement Schrappen
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Elk orgaan geeft de aanvrager volgens de bepalingen die het toepast, kennis van de door dit orgaan genomen beslissing ten aanzien van de vaststelling van de uitkering. In elke beslissing worden de rechtsmiddelen en beroepstermijnen
1. Elk orgaan geeft de aanvrager volgens de wetgeving die het toepast, kennis van de door dit orgaan genomen beslissing. In elke beslissing worden de rechtsmiddelen en beroepstermijnen vermeld die daarop van toepassing zijn. Zodra het contactorgaan PE 410.854\ 259
NL
vermeld die daarop van toepassing zijn. Van elke beslissing wordt een kopie aan het behandelend orgaan gestuurd. Na ontvangst van al deze beslissingen verstrekt het behandelende orgaan de aanvrager in diens eigen taal en op de in artikel 3, lid 4, bedoelde wijze een samenvatting van deze beslissingen. Deze samenvatting zendt het ook aan de andere betrokken organen toe.
in kennis is gesteld van de beslissing van elk orgaan, wordt een samenvatting van die beslissingen aan de aanvrager en de overige betrokken organen toegezonden. Het model voor de samenvatting wordt opgesteld door de Administratieve Commissie. De aanvrager krijgt de samenvatting toegezonden in de taal van het orgaan of in een taal, naar keuze van de aanvrager, die als een officiële taal van de instellingen van de Gemeenschap is erkend overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag.
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De overeenkomstig artikel 3, lid 4, ter kennis van de aanvrager gebrachte samenvatting moet worden beschouwd als een nieuwe beslissing, waartegen beroep kan worden aangetekend.
2. wanneer blijkt dat de aanvrager na ontvangst van de beknopte mededeling dat zijn/haar rechten negatief zijn beïnvloed door de interactie van besluiten genomen door twee of meer instanties, heeft hij/zij recht erop van de betrokken instanties te eisen dat zij hun beslissingen aan een herziening onderwerpen binnen een termijn vastgesteld in de desbetreffende nationale wetgeving. Deze termijnen beginnen op de datum van ontvangst van de beknopte mededeling. De aanvrager wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van het resultaat van de herziening.
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Wanneer het bepaalde in artikel 46, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 niet van toepassing is, is elk orgaan bevoegd de aanvrager door een arts van eigen keuze te laten onderzoeken om de mate van invaliditeit te bepalen. Het orgaan van een lidstaat houdt evenwel 260 /PE 410.854
NL
Amendement 2. Wanneer artikel 46, lid 3, van de basisverordening niet van toepassing is, is elk orgaan, overeenkomstig de door het orgaan toegepaste wetgeving, bevoegd de aanvrager door een arts van eigen keuze of andere deskundige te laten onderzoeken om de mate van invaliditeit te bepalen. Het
rekening met de medische documenten en rapporten alsmede met de inlichtingen van administratieve aard die door het orgaan van enige andere lidstaat zijn ingewonnen alsof deze in zijn eigen lidstaat waren opgesteld.
orgaan van een lidstaat houdt evenwel rekening met de medische documenten en rapporten alsmede met de inlichtingen van administratieve aard die door het orgaan van enige andere lidstaat zijn ingewonnen alsof deze in zijn eigen lidstaat waren opgesteld.
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. Wanneer het medisch onderzoek plaatsvindt in een andere lidstaat van de lidstaat van de woonplaats van de betrokkene, komen de daaraan verbonden reis- en verblijfkosten ten laste van het orgaan dat opdracht heeft gegeven tot dit medisch onderzoek.
Amendement Schrappen
Amendement 118 Voorstel voor een verordening Artikel 50 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Het orgaan dat krachtens lid 1 of 2 voorlopige uitkeringen dient te betalen, stelt de aanvrager hiervan onmiddellijk in kennis, waarbij het uitdrukkelijk zijn aandacht vestigt op de voorlopige aard van de genomen maatregel en op het feit dat alleen beroep kan worden aangetekend tegen de beslissing ten aanzien van de vaststelling van de definitieve uitkering.
3. Elk orgaan dat krachtens lid 1 of 2 verplicht is voorlopige uitkeringen of een voorschot te betalen, stelt de aanvrager hiervan onmiddellijk in kennis, waarbij het uitdrukkelijk zijn aandacht vestigt op de voorlopige aard van de genomen maatregel en op de rechtsmiddelen die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving beschikbaar zijn.
Amendement 119 Voorstel voor een verordening Artikel 52 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Maatregelen ter bespoediging van de vaststelling van de uitkeringen
Maatregelen ter bespoediging van het proces van de pensioenberekening PE 410.854\ 261
NL
1. Wanneer de wetgeving van een lidstaat op een persoon van toepassing wordt, verstrekt het door de bevoegde autoriteit van deze lidstaat aangewezen orgaan het aangewezen orgaan van de lidstaat waarvan deze persoon de nationaliteit bezit, alle gegevens betreffende de identificatie van deze persoon, met inbegrip van het identificatienummer dat hem door het ter zake van het pensioen bevoegde orgaan van de eerste lidstaat is toegekend, alsmede de naam van genoemd bevoegd orgaan. Het deelt deze instelling ook alle andere inlichtingen mede die de latere vaststelling van de pensioenen kunnen vergemakkelijken en bespoedigen.
1. Organen die wetgeving toepassen waaraan een aanvrager onderworpen is geweest, brengen schot in de behandeling van aanvragen en de betaling van uitkeringen waartoe de aanvrager gerechtigd is door:
(a) de identiteitbepalende elementen van personen die onder een door een orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving komen te vallen, uit te wisselen met of beschikbaar te stellen aan de organen van andere lidstaten en er tezamen voor te zorgen dat die identiteitbepalende elementen behouden en in overeenstemming blijven of, indien dit niet mogelijk is, die personen rechtstreeks toegang te geven tot de elementen die hun identiteit bepalen; (b) ruim voordat iemand de minimum pensioengerechtigde leeftijd of een nader te bepalen leeftijd bereikt, gegevens (vervulde tijdvakken of andere belangrijke elementen) uit te wisselen met of beschikbaar te stellen aan de betrokkene en de organen van andere lidstaten met betrekking tot de pensioenrechten van personen die onder een door een orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving komen te vallen of, indien dit niet mogelijk is, die personen in te lichten over of hen in staat te stellen zich vertrouwd te maken met hun toekomstige rechten op uitkeringen. 2. Voor de toepassing van lid 1 worden staatlozen en vluchtelingen, alsmede personen die nooit onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, beschouwd 262 /PE 410.854
NL
2. Voor de toepassing van lid 1 bepaalt de Administratieve Commissie welke informatieve elementen worden uitgewisseld of beschikbaar worden gesteld en welke procedures en
als onderdanen van de lidstaat aan de wetgeving waarvan zij het eerst onderworpen zijn geweest.
mechanismen daarvoor worden gebruikt, met inaanmerkingneming van de kenmerken van de nationale pensioenregelingen, de administratieve en technische aspecten van hun organisatie en de technologische middelen waarover ze beschikken. De Administratieve Commissie verzekert de tenuitvoerlegging van deze pensioenregelingen door zorg te dragen voor een follow-up van de genomen maatregelen en de toepassing daarvan. 2 bis. Voor de doeleinden van de toepassing van lid 1, moet de instantie in de eerste lidstaat waar een persoon zijn Persoonlijke Identificatienummer (PIN) heeft ontvangen voor de doeleinden van de administratie van de sociale zekerheid in kennis worden gesteld van dit nummer.
3. De betrokken organen maken, op verzoek van de belanghebbende of van het orgaan waarbij hij op dat ogenblik is aangesloten, een overzicht van zijn verzekeringsloopbaan, en wel uiterlijk een jaar voor de datum waarop hij de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken. 4. De Administratieve Commissie stelt vast op welke wijze de vorige leden worden toegepast. Amendement 120 Voorstel voor een verordening Artikel 53 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Als de nationale wetgeving voorschriften behelst voor de vaststelling van het orgaan dat voor de vaststelling van het pensioen verantwoordelijk is, zijn deze voorschriften van toepassing en worden uitsluitend de krachtens de wetgeving van deze lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen.
1. Onverminderd artikel 51 van de basisverordening gelden de voorschriften van de nationale wetgeving aan de hand waarvan wordt bepaald welk orgaan verantwoordelijk is, welke regeling van toepassing is of welke verzekeringstijdvakken aan een specifieke regeling worden toegewezen en worden uitsluitend de krachtens de wetgeving van deze lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen. PE 410.854\ 263
NL
Amendement 121 Voorstel voor een verordening Artikel 54 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Berekening van de uitkering
Samenstelling van tijdvakken en berekening van de uitkering
Amendement 122 Voorstel voor een verordening Artikel 54 – lid -1 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement -1. Artikel 12, lid 1, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing op artikel 61 van de basisverordening. Onverminderd de onderliggende verplichtingen van de betrokken organen, kan de betrokkene aan het bevoegde orgaan een document voorleggen waarin de krachtens die wetgeving vervulde tijdvakken worden vermeld en dat is afgegeven door het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de betrokkene tijdens zijn laatste al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden onderworpen was.
Amendement 123 Voorstel voor een verordening Artikel 54 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Voor de toepassing van artikel 62 van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt, wanneer de in artikel 65, lid 5, van genoemde verordening bedoelde werknemer die geen grensarbeider is, nooit als werknemer aan de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats onderworpen is geweest, de werkloosheidsuitkering berekend op basis van het loon dat in die lidstaat met gelijkwaardige of soortgelijke 264 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
werkzaamheden als die welke hij het laatst op het grondgebied van een andere lidstaat heeft uitgeoefend, gewoonlijk wordt verdiend. Amendement 124 Voorstel voor een verordening Artikel 55 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, stelt het bevoegde orgaan onmiddellijk in kennis van de datum van inschrijving van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening en van zijn nieuwe adres.
4. Het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, zendt het bevoegde orgaan onmiddellijk een document met de datum van inschrijving van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening en zijn nieuwe adres.
Elke maand gedurende de periode dat de werkloze recht heeft op behoud van zijn uitkering, zendt het aan het bevoegde orgaan de relevante informatie over de situatie van de werkloze en met name of deze nog steeds is ingeschreven bij de diensten voor arbeidsvoorziening en of hij zich houdt aan de georganiseerde controleprocedures.
Indien zich gedurende het tijdvak dat de werkloze recht heeft op behoud van zijn uitkering, feiten voordoen die het recht op uitkering kunnen beïnvloeden, zendt het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven aan het bevoegde orgaan en aan de betrokkene onmiddellijk een document met de relevante informatie. Op verzoek van het bevoegde orgaan verstrekt het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven elke maand relevante informatie over de situatie van de werkloze en met name of deze nog steeds is ingeschreven bij de diensten voor arbeidsvoorziening en of hij zich houdt aan de georganiseerde controleprocedures.
Amendement 125 Voorstel voor een verordening Artikel 56 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Wanneer het recht op een uitkering afhankelijk is van de vervulling van bepaalde verplichtingen op grond van de wetgeving van de lidstaat van de
Amendement 2. Wanneer de in de betrokken lidstaten toepasselijke wetgeving vereist dat een werkloze aan bepaalde verplichtingen voldoet en/of werk zoekt, wordt voorrang PE 410.854\ 265
NL
woonplaats, wordt rekening gehouden met de verplichtingen van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de andere lidstaat. Het is aan de werkloze om het orgaan van zijn woonplaats over het tijdschema en de aard van deze verplichtingen in te lichten.
verleend aan de verplichtingen en/of de pogingen om werk te vinden in de lidstaat van de woonplaats.
Het feit dat een werkloze in de lidstaat waar hij het laatst werkzaam is geweest, niet heeft voldaan aan alle verplichtingen en/of geen werk heeft gezocht, heeft geen invloed op in de lidstaat van de woonplaats toegekende uitkeringen. Amendement 126 Voorstel voor een verordening Artikel 57 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Voor de toepassing van artikel 68, lid 1, onder b), punt i), van Verordening (EG) nr. 883/2004 berekent elke betrokken lidstaat, wanneer de volgorde van prioriteit niet aan de hand van de woonplaats van de kinderen kan worden vastgesteld, het bedrag van de uitkeringen inclusief de kinderen die niet op zijn grondgebied wonen. Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving de hoogste uitkering biedt, betaalt het gehele bedrag uit. Het bevoegd orgaan van de andere lidstaat vergoedt dat orgaan, binnen de grenzen van de in de wetgeving van die lidstaat voorziene bedragen, de helft van dat bedrag.
Voor de toepassing van artikel 68, lid 1, onder b), punten i) en ii), van de basisverordening berekent elke betrokken lidstaat, wanneer de volgorde van prioriteit niet aan de hand van de woonplaats van de kinderen kan worden vastgesteld, het bedrag van de uitkeringen inclusief de kinderen die niet op zijn grondgebied wonen. Bij het toepassen van artikel 68, lid 1, onder b), punt i), betaalt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving de hoogste uitkering biedt, het gehele bedrag uit. Het bevoegde orgaan van de andere lidstaat vergoedt dat orgaan, binnen de grenzen van de in de wetgeving van die lidstaat voorziene bedragen, de helft van dat bedrag.
Amendement 127 Voorstel voor een verordening Artikel 58 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Voorschriften die van toepassing zijn indien op iemand gedurende een zelfde tijdvak of een gedeelte van een tijdvak
Voorschriften die van toepassing zijn indien er sprake is van wijziging van de toepasselijke wetgeving en/of het orgaan
266 /PE 410.854
NL
achtereenvolgens de wettelijke regeling van diverse lidstaten van toepassing is
dat bevoegd is om gezinstoelagen toe te kennen
Amendement 128 Voorstel voor een verordening Artikel 58 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Indien op iemand gedurende een kalendermaand, ongeacht de in de wetgeving van de lidstaten bepaalde vervaldagen voor de betaling van de gezinsuitkeringen, achtereenvolgens de wettelijke regeling van twee lidstaten van toepassing was, neemt het orgaan dat de gezinsuitkeringen heeft betaald op grond van de eerste wetgeving die gedurende het betrokken tijdvak van toepassing was, deze kosten tot het einde van de lopende maand voor zijn rekening.
1. Indien er gedurende een kalendermaand sprake is van wijziging van de lidstaat welks wetgeving toepasselijk is en/of welks orgaan bevoegd is om gezinstoelagen toe te kennen, ongeacht de in de wetgeving van de lidstaten bepaalde vervaldagen voor de betaling van de gezinsuitkeringen, op grond waarvan de uitkeringen zijn toegekend aan het begin van deze maand, neemt het orgaan dat de gezinsuitkering heeft betaaldop grond van de wetgeving, deze kosten tot het einde van de lopende maand voor zijn rekening.
Amendement 129 Voorstel voor een verordening Artikel 58 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Het deelt het orgaan van de andere lidstaat mede met ingang van welke datum het de betaling van de gezinsuitkeringen in kwestie staakt.
2. Het deelt het orgaan van de andere lidstaat of de betrokken lidstaten mede met ingang van welke datum het de betaling van de gezinsuitkeringen in kwestie staakt. De betalingen van de andere lidstaat gaat in op die datum.
Amendement 130 Voorstel voor een verordening Artikel 59 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De aanvraag voor gezinsuitkeringen wordt in eerste instantie gericht:
Amendement 1. De aanvraag om gezinsbijslagen wordt gericht aan het bevoegde orgaan. Voor de toepassing van de artikelen 67 en 68 van de basisverordening wordt rekening gehouden met de situatie van het gehele PE 410.854\ 267
NL
gezin alsof alle betrokkenen onderworpen zijn aan de wetgeving van de betrokken lidstaat en er verblijven, vooral wat het recht op prestaties betreft. Indien een persoon die recht heeft op prestaties dit recht niet uitoefent, houdt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is rekening met een aanvraag om gezinsbijslagen die is ingediend door de andere ouder /als dusdanig beschouwde persoon of de persoon of instelling die de voogdij uitoefent. (a) aan het orgaan van de lidstaat waar de aanvrager werkt, wanneer een recht op uitkeringen bestaat uit hoofde van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden en de echtgenoot van de aanvrager geen recht op uitkeringen heeft uit hoofde van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden in een andere lidstaat; (b) in de andere gevallen aan het orgaan van de woonplaats van de kinderen of een van deze organen indien de kinderen in verschillende lidstaten wonen. Amendement 131 Voorstel voor een verordening Artikel 59 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 is ingediend, onderzoekt deze op grond van de gedetailleerde informatie die door de aanvrager is verstrekt, en neemt telkens wanneer dat nodig is een voorlopige beslissing ten aanzien van de toepasselijke prioriteitsregels, rekening houdend met alle feitelijke en rechtelijke gegevens die de gezinssituatie van de aanvrager kenmerken.
2. Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 is ingediend, onderzoekt deze op grond van de gedetailleerde informatie die door de aanvrager is verstrekt, rekening houdend met alle feitelijke en rechtelijke gegevens die de gezinssituatie van de aanvrager kenmerken.
Het stelt de aanvrager hiervan in kennis en betaalt hem voorlopig de uitkeringen waarin de wetgeving die het toepast,
Indien dat orgaan concludeert dat zijn wetgeving overeenkomstig de leden 68 en 1 van artikel 2 van de basisverordening
268 /PE 410.854
NL
Amendement
voorziet.
prioritair van toepassing is, verstrekt het de gezinsbijslagen overeenkomstig de wetgeving die het toepast. Indien het bevoegde orgaan oordeelt dat de mogelijkheid bestaat dat de betrokkene krachtens de wetgeving van een andere lidstaat overeenkomstig artikel 68, lid 2, van de basisverordening recht heeft op aanvullende bijslag, zendt het de aanvraag onverwijld door aan het bevoegde orgaan van die lidstaat en informeert het de betrokkene. Het informeert ook het orgaan van de andere lidstaat van zijn besluit betreffende de aanvraag en het bedrag van de toegekende gezinsbijslagen.
Amendement 132 Voorstel voor een verordening Artikel 59 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. De voorlopige beslissing over de in het concrete geval toepasselijke prioriteitsregels wordt toegezonden aan elk van de organen van de andere lidstaat/lidstaten aan de wetgeving waarvan eventueel rechten op uitkeringen kunnen worden ontleend. Deze organen beschikken over een termijn van een maand, gerekend vanaf de datum van verzending van de voorlopige beslissing, om deze te betwisten of om aanvullende informatie te vragen.
3. Indien het orgaan waarbij de aanvraag is ingediend, oordeelt dat zijn wetgeving toepasselijk is, maar niet op grond van het prioritaire recht overeenkomstig de leden 1 en 2 van artikel 68 van de basisverordening, neemt het onverwijld een voorlopig beslissing over de in het concrete geval toepasselijke prioriteitsregels, en zendt het de aanvraag overeenkomstig lid 68 van het genoemde artikel 3 door naar het orgaan van de andere lidstaat en stelt het de aanvrager daarvan voorts in kennis. Dit orgaan heeft twee maanden de tijd om zijn standpunt te bepalen ten aanzien van het genomen voorlopige besluit.
Na afloop van deze termijn wordt de beslissing van het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 werd ingediend, voor de betrokken organen bindend. Op grond hiervan stelt elk van deze organen een berekening op van het bedrag van de aan de rechthebbende verschuldigde uitkeringen en stuurt het deze zo spoedig mogelijk aan het orgaan
Indien het orgaan waaraan de aanvraag is doorgezonden, binnen de bovengenoemde termijn geen standpunt inneemt, is het bovengenoemde voorlopige besluit toepasselijk en betaalt het orgaan de bijslagen waarin zijn wetgeving voorziet en stelt het het doorzendende orgaan in kennis van het bedrag van de toegekende
PE 410.854\ 269
NL
waarbij de aanvraag werd ingediend.
bijslagen.
Amendement 133 Voorstel voor een verordening Artikel 59 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 werd ingediend, zendt de aanvrager de beslissing toe met betrekking tot de volgorde van prioriteiten voor de toekenning van de uitkeringen, vergezeld van de berekening hiervan door de betrokken organen.
4. Indien er een meningsverschil is tussen de betrokken organen over de op grond van het prioritaire recht toepasselijke wetgeving, zijn de leden 6 tot en met 2 van artikel 4 van onderhavige verordening van toepassing. Voor dit doel, zal het in artikel 6, lid 2, genoemde orgaan van woonplaats, het orgaan van het orgaan van de woonplaats van het kind of de kinderen zijn.
Amendement 134 Voorstel voor een verordening Artikel 60 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Voor de toepassing van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 883/2004 stuurt het bevoegde orgaan, als dit vaststelt dat aan de wetgeving die het toepast, geen recht kan worden ontleend, deze aanvraag, vergezeld van alle nodige documenten en inlichtingen onverwijld door aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de betrokkene het langst onderworpen is geweest. Eventueel moet op dezelfde wijze verder worden teruggegaan tot aan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de belanghebbende het kortste tijdvak van verzekering of wonen heeft vervuld.
Voor de toepassing van artikel 69 van de basisverordening stelt de Administratieve Commissie een lijst op van de aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen die onder hetzelfde artikel van de basisverordening vallen. Indien het prioritair bevoegde orgaan op grond van de wetgeving die het toepast geen aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen hoeft toe te kennen, zendt het de aanvraag voor gezinsbijslagen, vergezeld van alle nodige documenten en inlichtingen, onverwijld door aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waaraan de betrokkene het langst onderworpen is geweest en die voorziet in dergelijke aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen. Eventueel moet op dezelfde wijze verder worden teruggegaan tot aan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de belanghebbende het kortste tijdvak van verzekering of wonen heeft
270 /PE 410.854
NL
vervuld. Amendement 135 Voorstel voor een verordening Artikel 61 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden die in een andere lidstaat wonen dan de verzekerde, in de in artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde gevallen, en het orgaan van de woonplaats van de gepensioneerde en zijn gezinsleden, in de in artikel 27, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde gevallen, als het bevoegde orgaan beschouwd.
Amendement Schrappen
Amendement 136 Voorstel voor een verordening Artikel 61 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst 5. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de vergoeding van overeenkomstig artikel 27, lid 8, tweede zin, betaalde uitkeringen.
Amendement Schrappen
Amendement 137 Voorstel voor een verordening Artikel 62 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Een lidstaat kan van de methode van vaste vergoeding afzien, doch alleen met ingang van een kalenderjaar. In dat geval is de betrokken lidstaat verplicht de Administratieve Commissie daarvan uiterlijk eind juni van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin deze verandering moet ingaan, in kennis te stellen.
Amendement Schrappen
PE 410.854\ 271
NL
Amendement 138 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Methode voor de berekening van de vaste bedragen
Methode voor de berekening van de vaste maandelijkse bedragen en van het vaste totaalbedrag
Amendement 139 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Voor elke debiteurlidstaat is het vast bedrag voor een kalenderjaar gelijk aan de som van de producten, verkregen door de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon volgens verschillende leeftijdsklassen te vermenigvuldigen met het in elke leeftijdsklasse in aanmerking te nemen aantal personen en op de uitkomst een aftrek toe te passen.
1. Voor elke crediteurlidstaat wordt het vaste maandelijkse bedrag per persoon (Fi) voor een kalenderjaar vastgesteld door de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi), volgens verschillende leeftijdsklassen (i), te delen door 12 en op het resultaat een aftrek (X) toe te passen volgens de volgende formule:
VAST BEDRAG =
Fi = Yi*1/12*(1-X)
3
∑ ((1 - X )× Y )× Z i
i
i =1
De symbolen in deze formule hebben de volgende betekenis:
De symbolen in deze formule hebben de volgende betekenis:
- De sommatie-index i (waarden i = 1, 2 en 3) staat voor de drie leeftijdsklassen die voor de berekening van het vast bedrag worden gehanteerd:
De index i (waarden i = 1, 2 en 3) staat voor de drie leeftijdsklassen die voor de berekening van de vaste bedragen worden gehanteerd:
i = 1: personen onder de 20 jaar
i = 1: personen onder de 20 jaar
i = 2: personen tussen 20 en 64 jaar
i = 2: personen tussen 20 en 64 jaar
i = 3: personen van 65 jaar en ouder.
i = 3: personen van 65 jaar en ouder.
- De coëfficiënt X (getal tussen 0 en 1) staat voor de toegepaste aftrek, zoals omschreven in lid 4. - Yi staat voor de gemiddelde jaarlijkse kosten van de personen in de leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 2.
272 /PE 410.854
NL
Yi staat voor de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 2.
De coëfficiënt X (0,20 of 0,15) staat voor de toegepaste aftrek, zoals omschreven in lid 2 bis. - Zi staat voor het in aanmerking te nemen gemiddelde aantal personen in leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 3. Amendement 140 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) in leeftijdsklasse i worden verkregen door de jaarlijkse uitgaven voor het totaal van de verstrekkingen die door de organen van de crediteurlidstaat zijn verleend aan alle personen van de betreffende leeftijdsklasse die onder zijn wettelijke regeling vallen en op zijn grondgebied wonen, te delen door het gemiddelde jaarlijkse aantal personen in deze leeftijdsklasse. Voor deze berekening worden de uitgaven in het kader van het in artikel 23 bedoelde stelsel in aanmerking genomen.
2. De gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) in leeftijdsklasse i worden verkregen door de jaarlijkse uitgaven voor het totaal van de verstrekkingen die door de organen van de crediteurlidstaat zijn verleend aan alle personen van de betreffende leeftijdsklasse die onder zijn wettelijke regeling vallen en op zijn grondgebied wonen, te delen door het gemiddelde aantal betrokken personen in deze leeftijdsklasse in het kalenderjaar in kwestie. De berekening wordt gebaseerd op de uitgaven uit hoofde van de in artikel 23 van de toepassingsverordening bedoelde stelsels.
Amendement 141 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. De op het vaste maandelijkse bedrag toe te passen aftrek is in beginsel gelijk aan 20% (X = 0,20). Deze aftrek is gelijk aan 15% (X = 0,15) voor gepensioneerden en hun gezinsleden wanneer de bevoegde lidstaat niet in bijlage IV van de basisverordening wordt vermeld.
PE 410.854\ 273
NL
Amendement 142 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Voor elke debiteurlidstaat is het gemiddelde aantal personen (Zi) in leeftijdsklasse i gelijk aan het aantal personen dat onder de wettelijke regeling van deze lidstaat valt en die voor zijn rekening in aanmerking kunnen komen voor verstrekkingen van de crediteurlidstaat.
3. Voor elke debiteurlidstaat is het vaste totaalbedrag voor een kalenderjaar de som van de producten die worden verkregen door in elke leeftijdsklasse i de vastgestelde vaste maandelijkse bedragen per persoon te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurlidstaat in die leeftijdsklasse is vervuld.
Het in aanmerking te nemen aantal personen wordt vastgesteld aan de hand van een inventaris die voor dit doel wordt bijgehouden door het orgaan van de woonplaats, zulks op basis van de door het bevoegde orgaan verstrekte bewijsstukken inzake de rechten van de belanghebbenden.
Het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurlidstaat is vervuld is de som van de kalendermaanden in een kalenderjaar waarin de betrokkenen vanwege hun woonplaats op het grondgebied van de crediteurlidstaat in aanmerking kwamen voor verstrekkingen op dat grondgebied voor rekening van de debiteurlidstaat. Deze maanden worden vastgesteld aan de hand van een inventaris die voor dit doel wordt bijgehouden door het orgaan van de woonplaats, zulks op basis van de door het bevoegde orgaan verstrekte bewijsstukken inzake de rechten van de belanghebbenden.
Amendement 143 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Administratieve Commissie een specifiek verslag in over de toepassing van dit artikel, en met name over de in lid 2 bis bedoelde aftrekken. Op basis daarvan kan de Commissie een voorstel indienen met wijzigingen die nodig kunnen blijken om ervoor te zorgen dat de berekening van de vaste bedragen de werkelijke uitgaven zo dicht mogelijk benadert en dat
274 /PE 410.854
NL
de in lid 3 bedoelde aftrekken geen aanleiding geven tot onevenwichtige betalingen of dubbele betalingen voor de lidstaten. Amendement 144 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De op het vast bedrag toe te passen aftrek is in beginsel gelijk aan 15% (X = 0,15). Deze aftrek is gelijk aan 20% (X = 0,20) wanneer de bevoegde lidstaat in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt vermeld.
Amendement Schrappen
Amendement 145 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. De Administratieve Commissie bepaalt volgens welke methoden en op welke wijze de in de vorige leden bedoelde factoren voor de berekening van het vast bedrag worden vastgesteld.
5. De Administratieve Commissie bepaalt volgens welke methoden en op welke wijze de in de vorige leden bedoelde factoren voor de berekening van de vaste bedragen worden vastgesteld.
Amendement 146 Voorstel voor een verordening Artikel 63 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 bis. Onverminderd de leden 1 tot en met 4, kunnen de lidstaten de artikelen 94 en 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 houdende vaststelling van de procedure voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 inzake de toepassing van stelsels voor sociale zekerheid op werknemers en hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen1 gedurende vijf jaar na de PE 410.854\ 275
NL
inwerkingtreding van de toepassingsverordening blijven toepassen voor de berekening van het vaste bedrag, mits de aftrek genoemd in lid 2 bis wordt toegepast. __________ 1
PB L 323 van 13.12.1996, blz. 38.
Amendement 147 Voorstel voor een verordening Artikel 64 – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in elke leeftijdsklasse voor een bepaald jaar wordt uiterlijk op 30 juni van het tweede jaar na het jaar in kwestie aan de Rekencommissie medegedeeld. Bij niet-inachtneming van deze termijnen wordt het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon van het jaar daarvoor gehanteerd.
Het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in elke leeftijdsklasse voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het eind van het tweede jaar na het jaar in kwestie aan de Rekencommissie meegedeeld. Bij niet-inachtneming van deze termijnen wordt het bedrag gehanteerd van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon dat de Administratieve Commissie laatstelijk een jaar daarvoor heeft vastgesteld.
Amendement 148 Voorstel voor een verordening Artikel 65 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1. De vergoeding tussen de betrokken lidstaten vindt zo snel mogelijk plaats. Elk betrokken orgaan is verplicht de schuldvorderingen vóór de hierna vermelde termijnen te vergoeden zodra het daartoe in de mogelijkheid verkeert. Een geschil over een bepaalde vordering mag de vergoeding van de andere niet in de weg staan.
De in de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde vergoedingen tussen de organen van de lidstaten lopen via het verbindingsorgaan.
276 /PE 410.854
NL
2. De in de artikelen 35 en 41 van de basisverordening bedoelde vergoedingen tussen de organen van de lidstaten lopen via het verbindingsorgaan. Er kan een afzonderlijk verbindingsorgaan bestaan voor de vergoedingen uit hoofde van de
artikelen 35 en 41 van de basisverordening. Amendement 149 Voorstel voor een verordening Artikel 66 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De op grond van de werkelijke uitgaven vastgestelde schuldvorderingen moeten uiterlijk zes maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin de prestaties zijn verleend, worden ingediend.
1. De op grond van de werkelijke uitgaven vastgestelde schuldvorderingen moeten uiterlijk twaalf maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin deze vorderingen in de rekeningen van het crediteurorgaan zijn ingeschreven, bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat worden ingediend.
Amendement 164 Voorstel voor een verordening Artikel 66 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De voor een kalenderjaar op grond van vaste bedragen vastgestelde schuldvorderingen moeten worden ingediend binnen zes maanden na de maand waarin de gemiddelde kosten voor het jaar in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.
2. De voor een kalenderjaar op grond van vaste bedragen vastgestelde schuldvorderingen moeten bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat worden ingediend binnen zes maanden na de maand waarin de gemiddelde kosten voor het jaar in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt. De in artikel 63, lid 3, van de toepassingsverordening bedoelde inventarissen worden uiterlijk aan het eind van jaar volgend op het referentiejaar ingediend.
Amendement 165 Voorstel voor een verordening Artikel 66 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De schuldvorderingen worden door het debiteurorgaan binnen zes maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin zij
Amendement 4. De schuldvorderingen worden door het debiteurorgaan binnen zes maanden na afloop van de maand waarin zij bij het PE 410.854\ 277
NL
zijn ingediend, gecontroleerd en betaald. Eventueel deelt het debiteurorgaan het crediteurorgaan vóór afloop van deze periode van zes maanden zijn beslissing mede om bepaalde uitgaven af te wijzen.
verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat zijn ingediend, betaald aan het in artikel 65 van de toepassingsverordening bedoelde verbindingsorgaan van de crediteurlidstaat. Dit geldt niet voor de schuldvorderingen die het debiteurorgaan om een gegronde reden binnen deze termijn heeft afgewezen.
Amendement 152 Voorstel voor een verordening Artikel 66 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Betwistingen betreffende de aard en het bedrag van een schuldvordering moeten uiterlijk een jaar na afloop van het kalenderhalfjaar waarin de schuldvordering werd ingediend, zijn geregeld. Na deze termijn wordt de schuldvordering in kwestie als betaalbaar beschouwd.
5. Betwistingen betreffende een schuldvordering worden uiterlijk binnen 36 maanden na de maand waarin de schuldvordering werd ingediend, geregeld.
Amendement 153 Voorstel voor een verordening Artikel 66 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 bis. De Rekencommissie faciliteert de definitieve afsluiting van de rekeningen in gevallen waarin er geen regeling binnen de in lid 5 bedoelde termijn kan worden getroffen, en zij neemt op gemotiveerd verzoek van een van de partijen een beslissing over een betwisting binnen zes maanden na de maand waarin de zaak aan haar is voorgelegd.
278 /PE 410.854
NL
Amendement 154 Voorstel voor een verordening Artikel 67 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Moratoire interesten
Moratoire interesten en interesten op voorschotten
Amendement 166 Voorstel voor een verordening Artikel 67 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Na afloop van de in artikel 66, lid 4, bedoelde periode van zes maanden worden de nog openstaande schuldvorderingen vermeerderd met interest. Deze interest wordt berekend op basis van de referentievoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast op haar belangrijkste herfinancieringsverrichtingen. De toegepaste referentievoet is die welke geldt op de eerste dag van de maand waarin de betaling verschuldigd is. Deze voet wordt vermeerderd met twee procentpunten vanaf het einde van de in artikel 66, lid 5, bedoelde periode van één jaar.
1. Na afloop van de in artikel 66, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde periode van zes maanden kan door het crediteurorgaan interest worden geïnd op openstaande schuldvorderingen, tenzij het debiteurorgaan binnen zes maanden vanaf het einde van de maand waarin de schuldvordering is ingediend, een voorschot heeft betaald van ten minste 90% van de totale schuldvordering ingediend uit hoofde van artikel 66, lid 1 of 2, van de toepassingsverordening. Voor de gedeelten van de schuldvordering die buiten het voorschot vallen, kan enkel interest worden aangerekend vanaf het einde van de in artikel 66, lid 5, van de toepassingsverordening bedoelde periode van één jaar.
Amendement 156 Voorstel voor een verordening Artikel 67 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. De Administratieve Commissie stelt de methode en de grondslag voor de berekening van de interest vast.
Amendement 2. De interest wordt berekend op basis van de referentievoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast op haar belangrijkste herfinancieringsverrichtingen. De toegepaste referentievoet is die welke geldt op de eerste dag van de maand waarin de PE 410.854\ 279
NL
betaling verschuldigd is. Amendement 157 Voorstel voor een verordening Artikel 67 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Een verbindingsorgaan mag niet worden verplicht een in lid 1 bedoeld voorschot te aanvaarden. Indien een verbindingsorgaan zulk een aanbod afwijst, heeft het crediteurorgaan evenwel niet meer het recht om moratoire interesten in verband met de betrokken schuldvorderingen aan te rekenen buiten het bepaalde in de tweede zin van lid 1.
Amendement 167 Voorstel voor een verordening Artikel 69 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Bij ontstentenis van het in artikel 65, lid 8, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde akkoord richt het orgaan van de woonplaats aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de rechthebbende het laatst onderworpen is geweest, een verzoek om vergoeding van werkloosheidsuitkeringen uit hoofde van artikel 65, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004, en wel binnen zes maanden gerekend vanaf de laatste betaling van de werkloosheidsuitkeringen om vergoeding waarvan wordt verzocht. Het verzoek vermeldt het bedrag van de uitkeringen die gedurende de in artikel 65, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde tijdvakken van drie of vijf maanden zijn betaald, het tijdvak waarvoor deze uitkeringen zijn betaald en de identificatiegegevens van de werkloze.
Bij ontstentenis van het in artikel 65, lid 8, van de basisverordening bedoelde akkoord richt het orgaan van de woonplaats aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de rechthebbende het laatst onderworpen is geweest, een verzoek om vergoeding van werkloosheidsuitkeringen uit hoofde van artikel 65, leden 6 en 7, van de basisverordening. Dit verzoek wordt gedaan binnen zes maanden gerekend vanaf het einde van het halve kalenderjaar waarin de laatste betaling plaatsvond van de werkloosheidsuitkeringen om vergoeding waarvan wordt verzocht. Het verzoek vermeldt het bedrag van de uitkeringen die gedurende de in artikel 65, leden 6 en 7, van de basisverordening bedoelde tijdvakken van drie of vijf maanden zijn betaald, het tijdvak waarvoor deze uitkeringen zijn betaald en de identificatiegegevens van de werkloze. Aanvragen worden ingediend en betaald via de verbindingsorganen van de
280 /PE 410.854
NL
betrokken lidstaten. Het is niet vereist aanvragen in behandeling te nemen die zijn ingediend na het verstrijken van de in de eerste paragraaf genoemde termijn. Wanneer over de bedragen in kwestie een verschil van mening tussen de betrokken organen bestaat, is het bepaalde in artikel 66, leden 4 en 5, van de onderhavige verordening van overeenkomstige toepassing.
Het bepaalde in artikel 65, lid 1, en artikel 66, leden 4 tot en met 6, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing.
Na afloop van de in artikel 66, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde periode van zes maanden kan het crediteurorgaan de nog openstaande schuldvorderingen vermeerderen met interest. Deze interest wordt berekend overeenkomstig artikel 67, lid 2, van de toepassingsverordening. Het maximumbedrag van de in de derde zin van artikel 65, lid 6, van de basisverordening bedoelde vergoeding is per geval het bedrag van de uitkering waarop een betrokkene recht zou hebben op grond van de wetgeving van de lidstaat waaraan hij het laatst was onderworpen, indien hij geregistreerd was bij de diensten voor arbeidsvoorziening van dat land. In de betrekkingen tussen de in bijlage XY vermelde lidstaten stellen de bevoegde instanties van één van deze lidstaten aan de wetgeving waarvan de betrokkene het laatst was onderworpen, echter het maximumbedrag per geval vast op basis van het gemiddelde bedrag van de werkloosheidsuitkeringen die in het voorgaande kalenderjaar onder de wetgeving van deze lidstaat van toepassing waren. Amendement 159 Voorstel voor een verordening Artikel 83 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De lidstaten delen de Commissie de
Amendement 1. De lidstaten delen de Europese PE 410.854\ 281
NL
namen en adressen mede van de in artikel 1, onder m), q) en r), van Verordening (EG) nr. 883/2004 en in artikel 1, onder a) en b), van de onderhavige verordening bedoelde autoriteiten en organen, alsook van de in titel II van de onderhavige verordening genoemde aangewezen organen.
Commissie de namen en adressen mede van de in artikel 1, onder m), q) en r), van de basisverordening en in artikel 1, lid 2, onder a) en b), van de uitvoeringsverordening bedoelde autoriteiten en organen, alsook van de overeenkomstig de uitvoeringsverordening aangewezen organen.
Amendement 160 Voorstel voor een verordening Artikel 83 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. De Administratieve Commissie stelt de wijze vast waarop de in lid 1 bedoelde kennisgevingen moeten geschieden, als ook het gemeenschappelijk formaat en het model van deze kennisgevingen.
3. De Administratieve Commissie stelt de structuur, de inhoud en de wijze vast waarop de in lid 1 bedoelde kennisgevingen moeten geschieden, als ook het gemeenschappelijk formaat en het model van deze kennisgevingen.
Amendement 161 Voorstel voor een verordening Artikel 83 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Bijlage 4 van de onderhavige verordening vermeldt de voor het publiek toegankelijke gegevensbank met de in lid 1 bedoelde informatie.
4. Bijlage 4 van de toepassingsverordening vermeldt de voor het publiek toegankelijke gegevensbank met de in lid 1 bedoelde informatie. De gegevensbank wordt opgericht en beheerd door de Commissie. De lidstaten zijn echter verantwoordelijk voor het inbrengen van hun eigen nationale contactinformatie in deze gegevensbank. Voorts zorgen de lidstaten ervoor dat de krachtens lid 1 vereiste ingebrachte nationale contactinformatie correct is.
282 /PE 410.854
NL
Amendement 162 Voorstel voor een verordening Artikel 84 Door de Commissie voorgestelde tekst Artikel 84
Amendement Schrappen
Documenten 1. De modellen, vormen en formaten van de voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de onderhavige verordening benodigde documenten worden vastgesteld door de Administratieve Commissie overeenkomstig artikel 4. De bevoegde organen stellen die ter beschikking van de onder deze verordening vallende personen. 2. In hun onderlinge betrekkingen kunnen de bevoegde autoriteiten of de organen van twee of meer lidstaten afspreken om gebruik te maken van vereenvoudigde documenten of procedures voor de uitwisseling van gegevens. Deze afspraken worden ter kennis gebracht van de Administratieve Commissie.
PE 410.854\ 283
NL
P6_TA-PROV(2008)0349 Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels: bijlage XI ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van bijlage XI (COM(2006)0007 – C6-0029/2006 – 2006/0008(COD)) (Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0007), – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0376), – gelet op artikel 251, lid 2, en de artikelen 42 en 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0029/2006), – gelet op de artikelen 42 en 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0229/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel (COM(2006)0007), als geamendeerd door het Parlement; 2. beschouwt procedure 2007/0129(COD) als vervallen als gevolg van de opname van de inhoud van het Commissievoorstel (COM(2007)0376) in procedure 2006/0008(COD); 3. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in de voorstellen aan te brengen of ze door nieuwe teksten te vervangen; 4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
284 /PE 410.854
NL
Amendement 1 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van bijlage XI
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van de bijbehorende bijlagen
Amendement 2 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging -1 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (–1) In Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels is bepaald dat de inhoud van de bijlagen II, X en XI bij die verordening zal worden vastgesteld vóór de datum van toepassing van die verordening.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging -1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1 bis) De bijlagen I, III, IV, VI, VII, VIII en IX bij Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten worden aangepast om rekening te houden met zowel de regelingen van de lidstaten die sinds de aanneming van deze verordening tot de Europese Unie zijn toegetreden, als de recente ontwikkelingen in de andere lidstaten.
PE 410.854\ 285
NL
Amendement 4 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(1) Artikel 51, lid 3, artikel 56, lid 1, en artikel 83 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels voorzien in bijzondere bepalingen met betrekking tot de toepassing van de wetgeving van de lidstaten, op te nemen in bijlage XI bij die verordening. Het doel van bijlage XI is rekening te houden met de bijzonderheden van de verschillende socialezekerheidsstelsels van de lidstaten teneinde de toepassing van de coördinatieregels te vergemakkelijken.
(1) Artikel 56, lid 1, en artikel 83 van Verordening (EG) nr. 883/2004 voorzien in bijzondere bepalingen met betrekking tot de toepassing van de wetgeving van de lidstaten, op te nemen in bijlage XI bij die verordening. Het doel van bijlage XI is rekening te houden met de bijzonderheden van de verschillende socialezekerheidsstelsels van de lidstaten teneinde de toepassing van de coördinatieregels te vergemakkelijken.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt -1 (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Overweging 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1) De volgende overweging wordt ingevoegd na overweging 5: "(5 bis) Voor sommige vermeldingen betreffende lidstaten die vermeld staan in bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71, geldt nu een aantal algemene bepalingen uit Verordening (EG) nr. 883/2004. Zo stelt artikel 5 van Verordening (EG) nr. 883/2004, met als titel "Gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen", dat, indien overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat wettelijke gevolgen voortvloeien uit het vóórkomen van bepaalde feiten of gebeurtenissen, dergelijke wettelijke gevolgen ook moeten worden toegekend aan gelijkwaardige feiten of gebeurtenissen die plaatsvinden
286 /PE 410.854
NL
in een andere lidstaat. Bijgevolg is een aantal van de punten in bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 overbodig geworden.". Amendement 6 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt -1 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Overweging 8 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1 bis) De volgende overweging wordt ingevoegd na overweging 8: "(8 bis) Gezinsleden van voormalige grensarbeiders moeten ook in aanmerking komen voor de mogelijkheid om een medische behandeling voort te zetten in het voormalige land van arbeid van de verzekerde na diens pensionering.".
Amendement 7 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt -1 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Overweging 17 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1 ter) De volgende overweging wordt ingevoegd na overweging 17: "(17 bis) Zodra overeenkomstig titel II van de verordening wetgeving op een persoon van toepassing wordt, moeten de voorwaarden inzake de aansluiting en het recht op prestaties bepaald worden door de wetgeving van de bevoegde lidstaat, met inachtneming van de communautaire wetgeving.".
Amendement 8 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt -1 quater (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Overweging 18 bis (nieuw) PE 410.854\ 287
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1 quater) De volgende overweging wordt ingevoegd na overweging 18: "(18 bis) Het beginsel van eenheid van de toepasselijke wetgeving is zeer belangrijk en moet worden versterkt. Dat mag echter niet inhouden dat het toekennen van een uitkering, in overeenstemming met de verordening en met inbegrip van de uitbetaling van verzekeringsbijdragen of verzekeringsdekking ten voordele van de begunstigde, volstaat om te beslissen dat de wetgeving van de lidstaat waar de instelling is gevestigd die deze uitkering heeft toegekend, de toepasselijke wetgeving is voor de persoon in kwestie1. ___________ 1
cf. gevoegde zaken nrs. C-502/01 en C-31/02, Gaumain-Cerri en Barth, Jur. 2004, I-6483."
Amendement 9 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt -1 quinquies (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 1 – letter v bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1 quinquies) In artikel 1 wordt het volgende punt ingevoegd: (v bis) "worden onder "verstrekkingen" verstaan verstrekkingen waarin voorzien wordt door de wetgeving van een lidstaat en die bedoeld zijn om de kosten van medische verzorging en de met deze verzorging verbonden producten en diensten te verstrekken, beschikbaar te stellen, rechtstreeks te betalen of terug te betalen, met inbegrip van verstrekkingen voor langetermijnzorg;".
288 /PE 410.854
NL
Amendement 10 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt -1 sexies (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 3 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1 sexies) Artikel 3, lid 5, wordt vervangen door: "5. Deze verordening is niet van toepassing: (a) op sociale en medische bijstand of (b) op prestaties in verband waarmee een lidstaat de aansprakelijkheid voor aan personen berokkende schade op zich neemt en voor compensatie zorgt, zoals voor slachtoffers van oorlog en militaire operaties of de gevolgen, slachtoffers van misdrijven, moord- of terroristische aanslagen, slachtoffers van schade veroorzaakt door in naam van de staat handelende personen tijdens de uitoefening van hun functie, of personen die benadeeld zijn om politieke of godsdienstige redenen of wegens hun afkomst.".
Amendement 11 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 18 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 bis) Artikel 18, lid 2, wordt vervangen door: "2. De gezinsleden van een grensarbeider hebben tijdens hun verblijf in de bevoegde lidstaat recht op verstrekkingen. Zolang bijlage III echter van kracht is en indien de bevoegde lidstaat wordt vermeld in bijlage III [...], hebben de gezinsleden van een grensarbeider die in dezelfde lidstaat als PE 410.854\ 289
NL
de grensarbeider verblijven, alleen onder de in artikel 19, lid 1, bepaalde voorwaarden recht op verstrekkingen in de bevoegde lidstaat.". Amendement 12 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 28 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 ter) Artikel 28, lid 1, wordt vervangen door: "1. Een grensarbeider die met ouderdoms- of invaliditeitspensioen gaat, heeft in geval van ziekte recht op verdere verstrekkingen in de lidstaat waar hij laatstelijk werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht, indien het gaat om de voortzetting van een behandeling die is begonnen op het grondgebied van die lidstaat. Onder 'voortzetting van een behandeling' wordt verstaan dat een ziektegeval verder wordt onderzocht, gediagnosticeerd en behandeld voor de volledige duur ervan. De eerste alinea is van dienovereenkomstige toepassing op de gezinsleden van de gepensioneerde grensarbeider.".
Amendement 13 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 51 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst (2). In artikel 51, lid 3, worden vóór de zinsnede "volgens de in bijlage XI vermelde procedures" de woorden "indien nodig” ingevoegd.
290 /PE 410.854
NL
Amendement (2) Artikel 51, lid 3, wordt vervangen door:
"3. Indien de wetgeving of een bijzondere regeling van een lidstaat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene verzekerd is op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis , wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien de betrokkene voorheen verzekerd was krachtens de wetgeving of de bijzondere regeling van deze lidstaat, en indien de betrokkene op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis onder de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is voor hetzelfde risico, of, bij gebreke daarvan, indien voor hetzelfde risico onder de wetgeving van een andere lidstaat een uitkering is verschuldigd. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in de in artikel 57, lid 1, bedoelde gevallen.". Amendement 14 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 52 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Het bevoegde orgaan kan van de berekening pro rata afzien:
4. Indien de berekening overeenkomstig lid 1, onder a) in één bepaalde lidstaat altijd als resultaat heeft dat de autonome uitkering gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstig lid 1, onder b), berekende pro rata uitkering, ziet het bevoegde orgaan van de berekening pro rata af op voorwaarde dat:
(a) indien de berekening overeenkomstig lid 1, onder a) in één bepaalde lidstaat altijd als resultaat heeft dat de autonome uitkering gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstig lid 1, onder b), berekende pro rata uitkering;
(a) een dergelijke situatie wordt gespecificeerd in deel 1 van bijlage VIII;
(b) indien het pensioen gebaseerd is op een stelsel met vaste bijdragen.
(b) geen wetgeving van toepassing is die voorziet in anticumulatievoorschriften zoals bedoeld in de artikelen 54 en 55, PE 410.854\ 291
NL
tenzij de voorwaarden van artikel 55, lid 2, vervuld zijn; en De onder a) en b) bedoelde situaties worden gespecificeerd in bijlage VIII.
(c) artikel 57 in de omstandigheden van dit specifieke geval niet van toepassing is in verband met tijdvakken die onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld zijn.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 52 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) Aan artikel 52 wordt het volgende lid toegevoegd: "4 bis. Niettegenstaande de leden 1, 2 en 3 wordt de berekening pro rata niet toegepast voor regelingen waarvan de uitkeringen niet op grond van tijdvakken worden berekend, mits die regelingen in deel 2 van bijlage VIII vermeld worden. In dat geval heeft de betrokken persoon recht op krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat berekende uitkeringen.".
Amendement 16 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 56 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 bis) In artikel 56 wordt het volgende lid ingevoegd: "1 bis. Indien lid 1, letter c) niet van toepassing is omdat de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen niet wordt uitgegaan van tijdvakken van verzekering en wonen maar van andere, niet-temporele elementen, houdt het bevoegde orgaan,
292 /PE 410.854
NL
ten behoeve van de berekening krachtens de wetgeving die het toepast, voor ieder onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld tijdvak van verzekering of wonen rekening met het geaccumuleerde kapitaal, het als geaccumuleerd beschouwde kapitaal of enig ander element, gedeeld door de overeenkomstige tijdseenheden in de betrokken pensioenregeling.". Amendement 17 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 57 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 ter) Aan artikel 57 wordt het volgende lid toegevoegd: "3 bis. Dit artikel is niet van toepassing op de in deel 2 van bijlage VIII vermelde regelingen.".
Amendement 18 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 quater (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 62 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 quater) Artikel 62, lid 3, wordt vervangen door: "3. In afwijking van de leden 1 en 2 houdt het orgaan van de woonplaats voor de in artikel 65, lid 5, onder a), bedoelde werklozen rekening met het loon of het beroepsinkomen dat de betrokkene heeft genoten in de lidstaat aan de wetgeving waaraan hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, onderworpen was, overeenkomstig de
PE 410.854\ 293
NL
toepassingsverordening.". Amendement 19 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 quinquies (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 68 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 quinquies) Na artikel 68 wordt het volgende artikel ingevoegd: "Artikel 68 bis Betaling van de uitkeringen Indien degene aan wie de gezinsbijslagen moeten worden verleend, deze niet voor het onderhoud van de gezinsleden besteedt, betaalt het bevoegde orgaan, op verzoek en door tussenkomst van het orgaan in de lidstaat waar zij wonen dan wel van het orgaan dat of de instelling die daartoe door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij wonen, is aangewezen, deze bijslagen uit aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon te wiens laste de gezinsleden in feite komen, hetgeen volledige kwijting van het bevoegde orgaan inhoudt.".
Amendement 20 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 sexies (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Artikel 87 – lid 10 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 sexies) In artikel 87 wordt het volgende lid ingevoegd: "10 bis. Bijlage III wordt 5 jaar na de datum van toepassing van de verordening ingetrokken.".
Amendement 21
294 /PE 410.854
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt -1 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage I – deel I Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-1 bis) Deel I van bijlage I wordt als volgt gewijzigd: (a) Na de vermelding onder "A. BELGIË" wordt de volgende vermelding ingevoegd: "A bis. BULGARIJE Onderhoudsbetalingen door de staat uit hoofde van artikel 92 van de Gezinswet"; (b) Na de vermelding "C. DUITSLAND" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "C bis. ESTLAND Onderhoudsuitkeringen uit hoofde van de Wet inzake onderhoudsuitkeringen van 21 februari 2007 C ter. SPANJE Voorschotten op onderhoudsbetalingen uit hoofde van Koninklijk Decreet nr. 1618/2007 van 7 december 2007"; (c) Na de vermelding onder "D. FRANKRIJK" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "D bis. LITOUWEN Betalingen van het fonds voor het onderhoud van kinderen uit hoofde van de Wet inzake kinderonderhoud D ter. LUXEMBURG Voorschotten op en terugvordering van onderhoudsbetalingen in de zin van de Wet van 26 juli 1980"; (d) Na de vermelding onder "E. OOSTENRIJK" wordt de volgende vermelding ingevoegd: "E bis. POLEN Uitkeringen van het alimentatiefonds uit hoofde van de Wet inzake bijstand voor PE 410.854\ 295
NL
personen die recht hebben op alimentatie"; (e) Na de vermelding onder "F. PORTUGAL" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "F bis. SLOVENIË Vervangende onderhoudsbetalingen volgens de Wet op het overheidsgarantieen onderhoudsverplichtingenfonds van 25 juli 2006 F ter. SLOWAKIJE Vervangende alimentatie-uitkeringen (vervangende onderhoudsbetalingen) ingevolge Wet nr. 452/2004 Coll. betreffende vervangende alimentatieuitkeringen, als gewijzigd bij latere verordeningen". Amendement 22 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 1 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage I – deel II Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1) Deel II van bijlage I wordt als volgt gewijzigd: (a) Na de vermelding onder "A. BELGIË" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "A bis. BULGARIJE Moederschapsuitkering ineens (Wet inzake gezinsbijslagen voor kinderen) A ter. TSJECHISCHE REPUBLIEK Uitkering bij geboorte A quater. ESTLAND Uitkering bij geboorte Uitkering bij adoptie"; (b) De rubriek "B. SPANJE" wordt als volgt gewijzigd: "B. SPANJE
296 /PE 410.854
NL
Eenmalige geboorte- en adoptietoelagen"; 1. In Bijlage I, sectie II, wordt na de tekst onder "C. FRANKRIJK" de volgende zinsnede toegevoegd:
(c) Onder "C. FRANKRIJK" worden de volgende woorden toegevoegd:
", behalve wanneer deze worden uitbetaald aan een persoon die nog steeds onder de Franse wetgeving valt uit hoofde van artikel 12 of artikel 16".
", behalve wanneer deze worden uitbetaald aan een persoon die nog steeds onder de Franse wetgeving valt uit hoofde van artikel 12 of artikel 16". (d) Na de vermelding onder "C. FRANKRIJK" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "C bis. LETLAND Geboortetoelage Uitkering bij adoptie C ter. LITOUWEN Vaste uitkering bij geboorte"; (e) Na de vermelding onder "D. LUXEMBURG" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "D bis. HONGARIJE Moederschapsuitkering D ter. POLEN Eenmalige geboortetoelage (Wet inzake gezinsbijslagen) D quater. ROEMENIË Uitkering bij geboorte Babyuitzet voor pasgeboren kinderen D quinquies. SLOVENIË Geboortetoelage D sexies. SLOWAKIJE Uitkering bij geboorte Aanvulling op de uitkering bij geboorte";
Amendement 23 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 1 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage II PE 410.854\ 297
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 bis) Bijlage II wordt vervangen door: "BIJLAGE II BEPALINGEN VAN BILATERALE VERDRAGEN DIE VAN TOEPASSING BLIJVEN EN DIE, NAARGELANG HET GEVAL, BEPERKT ZIJN TOT DE PERSONEN DIE ONDER DEZE BILATERALE BEPALINGEN VALLEN Algemene opmerkingen Er moet worden op gewezen dat de bepalingen van bilaterale verdragen die niet binnen de werkingssfeer van de verordening vallen en die van kracht blijven tussen de lidstaten, niet zijn opgenomen in deze bijlage. Dit geldt ook voor verplichtingen tussen lidstaten die voortvloeien uit verdragen waarin bijvoorbeeld bepalingen zijn opgenomen betreffende de samentelling van in een derde land vervulde tijdvakken van verzekering. (Artikel 8, lid 1) Bepalingen van verdragen betreffende sociale zekerheid die van toepassing blijven 1. BELGIË - DUITSLAND De artikelen 3 en 4 van het slotprotocol van 7 december 1957 bij het Algemeen Verdrag van die datum, zoals gewijzigd bij het aanvullend protocol van 10 november 1960 (samentelling van tijdvakken van verzekering in bepaalde grensregio's voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog). 2. BELGIË-LUXEMBURG Verdrag van 24 maart 1994 inzake sociale zekerheid voor grensarbeiders (betreffende de aanvullende vaste vergoeding). 3. BULGARIJE-DUITSLAND Artikel 28, lid 1, letter b) van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 17 december 1997 (handhaving van tussen
298 /PE 410.854
NL
Bulgarije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdragen voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996). 4. BULGARIJE-OOSTENRIJK Artikel 38, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 14 april 2005 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 5. BULGARIJE-SLOVENIË Artikel 32, lid 2, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 december 1957 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 31 december 1957). 6. TSJECHIË - DUITSLAND Artikel 39, lid 1, letter b) en c) van de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid van 27 juli 2001 (handhaving van het tussen het voormalige TsjechoSlowakije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996; samentelling van tijdvakken van verzekering in een van de bij het verdrag betrokken landen voor personen die op 1 september 2002 reeds een pensioen ontvingen voor deze tijdvakken vanwege het andere bij het verdrag betrokken land, terwijl ze in dit laatste land verblijven). 7. TSJECHIË - CYPRUS Artikel 32, lid 4, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 19 januari 1999 (waarin de bevoegdheid wordt vastgelegd voor de berekening van tijdvakken van werkzaamheid vervuld onder het desbetreffende verdrag van 1976); de toepassing van deze bepaling is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 8. TSJECHIË - LUXEMBURG
PE 410.854\ 299
NL
Artikel 52, lid 8, van het Verdrag van 17 november 2000 (samentelling van tijdvakken van verzekering voor politieke vluchtelingen). 9. TSJECHIË - OOSTENRIJK Artikel 32, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 juli 1999 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 10. TSJECHIË - SLOWAKIJE De artikelen 12, 20 en 33 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 29 oktober 1992 (artikel 12 stelt de bevoegdheid vast voor de toekenning van overlevingstoelagen; artikel 20 stelt de bevoegdheid vast voor de berekening van tijdvakken van verzekering vóór de dag van het uiteenvallen van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek; artikel 33 stelt de bevoegdheid vast voor de uitbetaling van pensioenen die zijn toegekend vóór de dag van het uiteenvallen van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek); 11. DENEMARKEN-FINLAND Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt. 12. DENEMARKEN-ZWEDEN Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt.
300 /PE 410.854
NL
13. DUITSLAND-SPANJE Artikel 45, lid 2, van het Verdrag inzake de sociale zekerheid van 4 december 1973 (vertegenwoordiging door diplomatieke en consulaire autoriteiten). 14. DUITSLAND-FRANKRIJK (a) het vierde Aanvullend Akkoord van 10 juli 1950 bij het Algemeen Verdrag van dezelfde datum, zoals gewijzigd bij het tweede Aanvullend Akkoord van 18 juni 1955 (samentelling van tijdvakken van verzekering tussen 1 juli 1940 en 30 juni 1950); (b) Titel I van het genoemde tweede Aanvullend Akkoord (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 8 mei 1945); (c) De punten 6, 7 en 8 van het Algemeen Protocol van 10 juli 1950 bij dat Algemeen Verdrag (administratieve regelingen); (d) De titels II, III en IV van het Akkoord van 20 december 1963 (sociale zekerheid met betrekking tot het Saarland). 15. DUITSLAND-LUXEMBURG De artikelen 4, 5, 6 en 7 van het Verdrag van 11 juli 1959 (samentelling van tijdvakken van verzekering tussen september 1940 en juni 1946). 16. DUITSLAND-HONGARIJE Artikel 40, lid 1, letter b) van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 2 mei 1998 (handhaving van het tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Hongarije gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996). 17. DUITSLAND-NEDERLAND De artikelen 2 en 3 van de vierde Aanvullende Overeenkomst van 21 december 1956 bij het Verdrag van 29 maart 1951 (regeling van aanspraken die door Nederlandse werknemers tussen 13 mei 1940 en 1 september 1945 op grond van de Duitse sociale verzekering PE 410.854\ 301
NL
zijn verkregen). 18. DUITSLAND-OOSTENRIJK (a) Artikel 1, lid 5, en artikel 8 van het Verdrag inzake werkloosheidsverzekering van 19 juli 1978 en artikel 10 van het slotprotocol bij dit verdrag (toekenning van werkloosheidsuitkeringen aan grensarbeiders door de lidstaat waar zij eerder gewerkt hebben) blijven van toepassing op personen die op of vóór 1 januari 2005 als grensarbeider gewerkt hebben en vóór 1 januari 2011 werkloos worden; (b) Artikel 14, lid 2, letters g), h), i) en j) van het Verdrag betreffende sociale zekerheid van 4 oktober 1995, over de verdeling van bevoegdheden tussen deze twee landen met betrekking tot oude verzekeringsgevallen en opgebouwde tijdvakken van verzekering (vaststelling van bevoegdheden tussen beide landen met betrekking tot oude verzekeringsgevallen en opgebouwde tijdvakken van verzekering); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 19. DUITSLAND-POLEN (a) Verdrag van 9 oktober 1975 betreffende voorzieningen voor ouderdom en arbeidsletsel, onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in artikel 27, leden 2 tot en met 4, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 december 1990 (handhaving van de juridische status, op basis van het verdrag van 1975, van personen die vóór 1 januari 1991 hun verblijfplaats hadden in Duitsland of Polen en die daar nog steeds verblijven). (b) Artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 2, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 december 1990 (handhaving van het recht op een pensioen uitbetaald op basis van het verdrag dat in 1957 werd gesloten tussen de voormalige Duitse Democratische 302 /PE 410.854
NL
Republiek en Polen; samentelling van tijdvakken van verzekering door Poolse werknemers krachtens het verdrag dat in 1988 werd gesloten tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Polen). 20. DUITSLAND-ROEMENIË Artikel 28, lid 1, letter b) van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 april 2005 (handhaving van het tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Roemenië gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996). 21. DUITSLAND-SLOVENIË Artikel 42 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 24 september 1997 (regeling van aanspraken die voor 1 januari 1956 zijn verkregen op grond van het sociale zekerheidsstelsel van het andere bij het verdrag betrokken land); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 22. DUITSLAND-SLOWAKIJE Artikel 29, lid 1, tweede en derde alinea, van de Overeenkomst van 12 september 2002 (handhaving van het tussen het voormalige Tsjecho-Slowakije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996; samentelling van tijdvakken van verzekering in een van de bij het verdrag betrokken landen voor personen die op 1 december 2003 reeds een pensioen ontvingen voor deze tijdvakken vanwege het andere bij het verdrag betrokken land, terwijl ze in dit laatste land verblijven). 23. DUITSLAND-VERENIGD KONINKRIJK (a) Artikel 7, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 april 1960 (wetgeving van toepassing op burgerpersoneel van de strijdkrachten); PE 410.854\ 303
NL
(b) Artikel 5, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende werkloosheidsverzekering van 20 april 1960 (wetgeving van toepassing op burgerpersoneel van de strijdkrachten). 24. IERLAND-VERENIGD KONINKRIJK Artikel 19, lid 2, van de Overeenkomst van 14 december 2004 betreffende de sociale zekerheid (over de overdracht en samentelling van bepaalde rechten op invaliditeitsuitkeringen). 25. SPANJE-PORTUGAL Artikel 22 van het Algemeen Verdrag van 11 juni 1969 (export van werkloosheidsuitkeringen). Deze vermelding blijft geldig gedurende twee jaar te rekenen vanaf de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004. 26. ITALIË-SLOVENIË (a) Overeenkomst betreffende de regeling van wederzijdse verplichtingen met betrekking tot sociale verzekeringen, onder verwijzing naar paragraaf 7 van bijlage XIV bij het Vredesverdrag (overeenkomst gesloten bij briefwisseling van 5 februari 1959) (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 18 december 1954); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen. (b) Artikel 45, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 juli 1997 betreffende de ex-zone B van de Vrije Zone Triëst (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 5 oktober 1956); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 27. LUXEMBURG-PORTUGAL Overeenkomst van 10 maart 1997 (over de erkenning van besluiten genomen door instellingen in een van de overeenkomstsluitende staten met 304 /PE 410.854
NL
betrekking tot de toestand van invaliditeit van personen die een pensioen aanvragen bij een instelling in de andere overeenkomstsluitende staat). 28. LUXEMBURG-SLOWAKIJE Artikel 50, lid 5, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 23 mei 2002 (samentelling van tijdvakken van verzekering voor politieke vluchtelingen). 29. HONGARIJE-OOSTENRIJK Artikel 36, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 31 maart 1999 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 30. HONGARIJE-SLOVENIË Artikel 31 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 oktober 1957 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 29 mei 1956); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 31. HONGARIJE-SLOWAKIJE Artikel 34, lid 1, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 30 januari 1959 (artikel 34, lid 1, van dit verdrag bepaalt dat de tijdvakken van verzekering die worden toegekend vóór de dag van de ondertekening van het verdrag, gelijk zijn aan de tijdvakken van verzekering van de verdragsluitende staat waarin de rechthebbende persoon een verblijfplaats had); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 32. OOSTENRIJK-POLEN Artikel 33, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 september 1998 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing hiervan is PE 410.854\ 305
NL
beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 33. OOSTENRIJK-ROEMENIË Artikel 37, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 oktober 2005 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 34. OOSTENRIJK-SLOVENIË Artikel 37 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 maart 1997 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 1 januari 1956); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 35. OOSTENRIJK-SLOWAKIJE Artikel 34, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 21 december 2001 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing hiervan is beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen. 36. PORTUGAL-VERENIGD KONINKRIJK Artikel 2, lid 1, van het Protocol betreffende medische behandelingen van 15 november 1978. 37. FINLAND-ZWEDEN Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt.".
306 /PE 410.854
NL
Amendement 24 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 1 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage III Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 ter) Bijlage III wordt als volgt gewijzigd: 1. Na de vermelding "DENEMARKEN" wordt de vermelding "ESTLAND" ingevoegd. 2. Na de vermelding "IERLAND" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "LITOUWEN HONGARIJE".
Amendement 78/rev Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 1 quater (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage IV Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 quater) Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt als volgt gewijzigd: 1. Na de vermelding "BELGIË" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "BULGARIJE TSECHISCHE REPUBLIEK". 2. Na de vermelding "FRANKRIJK" wordt de vermelding "CYPRUS" ingevoegd. 3. Na de vermelding "LUXEMBURG" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "HONGARIJE" "NEDERLAND" 4. Na de vermelding "OOSTENRIJK" worden de volgende vermeldingen PE 410.854\ 307
NL
ingevoegd: "POLEN SLOVENIË". Amendement 26 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 1 quinquies (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage VI Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 quinquies) Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd: 1. De volgende vermeldingen worden ingevoegd: "-A. TSJECHIË Volledig arbeidsongeschiktheidspensioen voor personen die volledig arbeidsongeschikt worden voor zij 18 jaar oud zijn, en die niet voor de vereiste periode verzekerd zijn geweest (Sectie 42 van de Pensioenverzekeringswet nr. 155/1995 Coll.). -A bis. ESTLAND (a) Invaliditeitspensioenen die voor 1 april 2000 zijn toegekend uit hoofde van de Wet op de uitkeringen van de staat, en die gehandhaafd zijn uit hoofde van de Wet op de pensioenverzekering van de staat. (b) Nationale pensioenen wegens invaliditeit, uit hoofde van de Wet op de pensioenverzekering van de staat. (c) Invaliditeitspensioenen toegekend overeenkomstig de Wet inzake dienst in de strijdkrachten, de Wet inzake dienst als politieambtenaar, de Wet inzake dienst bij het Openbaar Ministerie, de Wet inzake de status van rechters, de Wet inzake de vergoedingen, pensioenen en andere sociale voordelen van leden van de Riigikogu, en de Wet inzake de vergoedingen van de President van de Republiek.".
308 /PE 410.854
NL
2. De volgorde van de vermeldingen "A. GRIEKENLAND" en "B. IERLAND" wordt omgekeerd naar "A. IERLAND" en "B. GRIEKENLAND". 3. De vermelding onder "A. IERLAND" wordt vervangen door de volgende tekst: "Deel II, hoofdstuk 17, van de geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten" 4. Na de vermelding onder "B. GRIEKENLAND" wordt de volgende vermelding ingevoegd: "B bis. LETLAND Invaliditeitspensioenen (derde groep) uit hoofde van artikel 16, leden 1 en 2, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996.". 5. De vermeldingen onder "C. FINLAND" worden als volgt gewijzigd: "Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet 568/2007); Invaliditeitspensioenen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007).". Amendement 27 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 1 sexies (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage VII Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 sexies) bijlage VII wordt als volgt gewijzigd: 1. In de tabellen "BELGIË" en "FRANKRIJK" worden de regels
PE 410.854\ 309
NL
betreffende Luxemburg geschrapt. 2. De tabel "LUXEMBURG" wordt geschrapt. Amendement 28 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 2 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage VIII Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
2. Bijlage VIII wordt vervangen door:
(a) de titel van de bijlage wordt vervangen door:
"BIJLAGE VIII
"GEVALLEN WAARIN VAN DE PRO RATA BEREKENING KAN WORDEN AFGEZIEN";
GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN PRO RATA BEREKENING OF WAARIN DEZE NIET VAN TOEPASSING IS
(b) na de vermelding onder "A. DENEMARKEN" wordt de volgende vermelding toegevoegd:
(artikel 52, leden 4 en 5)
"AA. DUITSLAND
Deel 1: Gevallen waarin van pro rata berekening wordt afgezien op grond van artikel 52, lid 4
Uitkeringen van een Berufsständische Versorgungseinrichtung für die kammerfähigen Berufe (instelling van sociale zekerheid voor beroepen die hun eigen kamers/openbare lichamen hebben opgericht).”;
A. DENEMARKEN
(c) na de vermelding onder "B. FRANKRIJK" wordt de volgende vermelding toegevoegd:
Alle aanvragen om pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage IX vermelde pensioenen.
"Basis- of aanvullende stelsels waarin ouderdomspensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten.";
B. IERLAND
(d) na de vermelding onder "D. NEDERLAND" worden de volgende vermeldingen toegevoegd:
Alle aanvragen om overheidspensioenen (overgangsregeling), (op bijdrage of premiebetaling berustende) overheidspensioenen, (op bijdrage of premiebetaling berustende) weduwepensioenen en (op bijdrage of premiebetaling berustende)
310 /PE 410.854
NL
Amendement
weduwnaarspensioenen. "DA. OOSTENRIJK
C. CYPRUS
Uitkeringen of gedeeltelijke uitkeringen van een Versorgungseinrichtung der Kammern der Freien Berufe (instelling van sociale zekerheid van de kamers van vrije beroepen), die uitsluitend gefinancierd worden door een kapitalisatiepensioenstelsel of gebaseerd zijn op (persoonlijke) pensioenrekeningen.
Alle aanvragen om ouderdoms-, invaliditeits-, weduwe- en weduwnaarspensioenen.
DB. POLEN
D. LETLAND
Ouderdomspensioenen van het op vaste bijdragen gebaseerde stelsel.";
(a) Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996).
(e) na de vermelding onder "G. VERENIGD KONINKRIJK" worden de volgende vermeldingen toegevoegd:
(b) Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op door de overheid gefinancierde pensioenen).
"Alle aanvragen om getrapte pensioenuitkeringen uit hoofde van de National Insurance Act 1965 (Nationale Verzekeringswet), sections 36 en 37, en de National Insurance Act (Northern Ireland) 1966, sections 35 en 36.
E. LITOUWEN
Alle aanvragen om aanvullende pensioenuitkeringen uit hoofde van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (Wet Socialzekerheidsbijdragen en uitkeringen), sectie 44, en de Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992, sectie 44.”.
Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen op grond van de nationale sociale verzekering, berekend aan de hand van het basisbedrag van het nabestaandenpensioen (Wet socialeverzekeringspensioenen).
F. NEDERLAND Alle aanvragen om ouderdomspensioenen krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW). G. OOSTENRIJK (a) Alle aanvragen om uitkeringen uit hoofde van de federale wet van 9 september 1955 inzake de sociale verzekering (Allgemeines Sozialversicherungsgesetz - ASVG), de federale wet van 11 oktober 1978 inzake PE 410.854\ 311
NL
sociale verzekering voor zelfstandigen in de handel en het handwerk (Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz - GSVG), de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor boeren (BauernSozialversicherungsgesetz - BSVG) en de federale wet van 30 november 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen en vrije beroepen (FreiberuflichenSelbständigen Sozialversicherungsgesetz FSVG). (b) Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004. (c) Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004, voor zover geen verhoging van de uitkering op basis van aanvullende verzekeringsmaanden berekend dient te worden overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de APG. (d) Alle aanvragen om invaliditeits- en nabestaandenpensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers (Landesärztekammer), gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen). (e) Alle aanvragen om blijvende beroepsinvaliditeitssteun en nabestaandensteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen. (f) Alle aanvragen om uitkeringen om beroepsinvaliditeits-, weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A. H. POLEN Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen, ouderdomspensioenen op grond van 312 /PE 410.854
NL
vaste-uitkeringsregelingen en nabestaandenpensioenen. I. PORTUGAL Alle aanvragen om invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, met uitzondering van de gevallen waarin het totale aantal verzekeringstijdvakken die krachtens de wetgeving van meer dan een lidstaat zijn vervuld, 21 kalenderjaren of meer bedraagt, het aantal nationale tijdvakken van verzekering 20 jaar of minder bedraagt en de berekening is gebaseerd op artikel 11 van Wetsdecreet nr. 35/2002 van 19 februari. J. SLOWAKIJE (a) Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen (weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioenen) die volgens de wetgeving die voor 1 januari 2004 van kracht was, worden berekend op basis van een pensioen dat eerder aan de overledene werd betaald. (b) Alle aanvragen om pensioenen die worden berekend op basis van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd. K. ZWEDEN Alle aanvragen om een gegarandeerd pensioen in de vorm van een ouderdomspensioen (Wet 1998:702) en om een ouderdomspensioen in de vorm van een aanvullend pensioen (Wet 1998:674). L. VERENIGD KONINKRIJK Alle aanvragen om ouderdoms- en weduwepensioenen en uitkeringen bij overlijden, met uitzondering van de aanvragen waarvoor: (a) tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975: (i) de betrokkene krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en een andere lidstaat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld; en tevens PE 410.854\ 313
NL
(ii) één (of meer) onder punt i) bedoelde belastingjaren niet beschouwd wordt (worden) als een rechtverstrekkend jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk; (b) de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel 52, lid 1, onder b), toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn krachtens de wetgeving van een andere lidstaat. Alle aanvragen om aanvullende pensioenuitkeringen uit hoofde van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en uitkeringen), Section 44, en de Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992, Section 44. Deel 2: Gevallen waarin artikel 52, lid 5, van toepassing is A. FRANKRIJK Basis- of aanvullende regelingen waarin ouderdomspensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten. B. LETLAND Ouderdomspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996. Wet van 1 juli 2001 op door de overheid gefinancierde pensioenen). C. HONGARIJE Pensioenuitkeringen gebaseerd op lidmaatschap van privé-pensioenfondsen. D. OOSTENRIJK (a) Ouderdomspensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004. (b) Verplichte uitkeringen uit hoofde van artikel 41 van de federale wet van 28 december 2001, BGBl I Nr. 154, inzake het algemeen inkomensfonds van de 314 /PE 410.854
NL
Oostenrijkse apothekers (Pharmazeutische Gehaltskasse für Österreich). (c) Ouderdomspensioenen en vervroegde pensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen), en alle pensioenuitkeringen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een aanvullende regeling (aanvullend of individueel pensioen). (d) Ouderdomssteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen. (e) Uitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, delen A en B, met uitzondering van aanvragen om invaliditeits-, weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A. (f) Uitkeringen bij de instellingen van sociale zekerheid van de federale kamer van architecten en raadgevende ingenieurs op grond van de Oostenrijkse Ziviltechnikerkammergesetz van 1993 (wet inzake de kamer van civiele ingenieurs) en de statuten van de instellingen van sociale zekerheid, met uitzondering van de uitkeringen op grond van beroepsinvaliditeit en nabestaandenuitkeringen uit hoofde van laatstgenoemde uitkeringen. (g) Uitkeringen volgens het statuut van de instelling van sociale zekerheid van de Federale Kamer van professionele accountants en belastingadviseurs uit hoofde van de Oostenrijkse Wirtschaftstreuhandberufsgesetz (wet betreffende professionele accountants en belastingadviseurs). E. POLEN Ouderdomspensioenen van het op vaste PE 410.854\ 315
NL
bijdragen gebaseerde stelsel. F. SLOVENIË Pensioen van de verplichte aanvullendpensioenverzekering. G. SLOWAKIJE Verplicht ouderdomspensioensparen. H. ZWEDEN Inkomensgerelateerde pensioenen en op premie gebaseerde pensioenen (Wet 1998:674). I. VERENIGD KONINKRIJK Getrapte pensioenuitkeringen uit hoofde van de National Insurance Act 1965 (nationale verzekeringswet), Sections 36 en 37, en de National Insurance Act (Northern Ireland) 1966, Sections 35 en 36. J. BULGARIJE Ouderdomspensioenen uit hoofde van de aanvullende verplichte pensioenverzekering, onder deel II, titel II, van de Socialeverzekeringswet. L. ESTLAND Verplichte gekapitaliseerde ouderdomspensioenregeling.". Amendement 29 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 2 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage IX Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 bis) Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd: 1. Deel I wordt als volgt gewijzigd: (a) Na de vermelding onder "F. IERLAND" wordt de volgende vermelding ingevoegd: "F bis. LETLAND
316 /PE 410.854
NL
Invaliditeitspensioenen (derde groep) uit hoofde van artikel 16, leden 1 en 2, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996”; (b) Onder "G. NEDERLAND" worden de volgende woorden toegevoegd: "De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005"; (c) De vermelding onder "H. FINLAND" wordt vervangen door de volgende tekst: "Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet 568/2007) Nationale pensioenen en huwelijkstoelagen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007) Het bijkomende bedrag aan kinderbijslag bij het berekenen van de autonome uitkering in overeenstemming met de Nationale pensioenwet, 568/2007)". (d) De vermelding onder "I. ZWEDEN" wordt vervangen door de volgende tekst: "Inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en arbeidsongeschiktheidsuitkering (Wet 1962:381) Gegarandeerde pensioenen en uitkeringen die in de plaats zijn gekomen van de volledige staatspensioenen onder de wetgeving inzake staatspensioenen die tot 1 januari 1993 van kracht was, en de volledige staatspensioenen die zijn toegekend op grond van de overgangsregelingen die daarna van kracht waren". 2. Deel II wordt als volgt gewijzigd: (a) Na de vermelding onder "C. ITALIË" worden de volgende vermeldingen ingevoegd: "C bis. LETLAND PE 410.854\ 317
NL
Nabestaandenpensioenen berekend op basis van veronderstelde tijdvakken van verzekering (artikel 23, lid 8, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996) C ter. LITOUWEN (a) Socialeverzekeringspensioenen van de staat wegens arbeidsongeschiktheid, uitgekeerd ingevolge de Wet op de socialeverzekeringspensioenen (b) Socialeverzekeringspensioenen van de staat voor nabestaanden en wezen, berekend op basis van het pensioen wegens arbeidsongeschiktheid van de overledene uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen". (c) Na de vermelding onder "D. LUXEMBURG" wordt de volgende vermelding ingevoegd: "D bis. SLOWAKIJE (a) Slowaakse invaliditeitspensioenen en de daarvan afgeleide nabestaandenpensioenen (b) Invaliditeitspensioen voor personen die als kinderen ten laste invalide zijn geworden en altijd geacht worden het vereiste tijdvak van verzekering te hebben vervuld (artikel 70, lid 2, artikel 72, lid 3, en artikel 73, leden 3 en 4, van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd)"; 3. In deel III wordt de vermelding "Het Noordse Verdrag van 15 juni 1992 betreffende de sociale zekerheid" vervangen door: "Het Noordse Verdrag van 18 augustus 2003 betreffende de sociale zekerheid.". Amendement 30 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 2 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage X
318 /PE 410.854
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 ter) Bijlage X wordt vervangen door: "BIJLAGE X BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE UITKERINGEN (artikel 70, lid 2, onder c)) A. BELGIË (a) De inkomensvervangende tegemoetkoming (Wet van 27 februari 1987) (b) Gewaarborgd inkomen voor bejaarden (Wet van 22 maart 2001) B. BULGARIJE Sociaal pensioen voor ouderen (artikel 89 van de Socialezekerheidswet) C. TSJECHIË Sociale uitkering (Wet op de openbare sociale bijstand nr. 117/1995 Sb) D. DENEMARKEN Huisvestingskosten voor gepensioneerden (Wet op de steun voor individuele huisvesting, gecodificeerd bij Wet nr. 204 van 29 maart 1995) E. DUITSLAND Minimuminkomen voor ouderen en voor personen met verminderde verdiencapaciteit uit hoofde van hoofdstuk 4 van boek XII van de Sociale Wet Uitkeringen ter dekking van eerste levensbehoeften in het kader van de basisvoorziening voor werkzoekenden, tenzij voor deze uitkeringen voldaan wordt aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een tijdelijke aanvullende uitkering na ontvangst van een werkloosheidsuitkering (artikel 24, lid 1, van Deel II van de Sociale Wet) F. ESTLAND
PE 410.854\ 319
NL
(a) Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet betreffende de sociale uitkeringen voor gehandicapten van 27 januari 1999) (b) Werkloosheidsuitkering van de staat (Wet arbeidsmarktdiensten en ondersteuning van 29 september 2005) G. IERLAND (a) Uitkering voor werkzoekenden (gecodificeerde wet van 2005 betreffende de sociale zekerheid en de sociale diensten (Social Welfare Consolidation Act 2005), deel 3, hoofdstuk 2); (b) Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend overheidspensioen (gecodificeerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en sociale diensten (Social Welfare Consolidation Act 2005), deel 3, hoofdstuk 4) (c) Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwen- en weduwnaarspensioen (Social Welfare Consolidation Act 2005, deel 3, hoofdstuk 6) (d) Invaliditeitsuitkering (gecodificeerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en sociale diensten (Social Welfare Consolidation Act 2005), deel 3, hoofdstuk 10) (e) Mobiliteitstoelage (Health Act 1970, artikel 61) (f) Blindenpensioen (gecodificeerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en sociale diensten (Social Welfare Consolidation Act 2005), deel 3, hoofdstuk 5) H. GRIEKENLAND Bijzondere uitkeringen voor bejaarden (Wet nr. 1296/82) I. SPANJE (a) Gegarandeerd minimuminkomen (Wet nr. 13/82 van 7 april 1982) (b) Bijstandsuitkeringen voor bejaarden en arbeidsongeschikte invaliden 320 /PE 410.854
NL
(Koninklijk Decreet nr. 2620/81 van 24 juli 1981); (c) De volgende pensioenuitkeringen: (i) Niet op premie- of bijdragebetaling berustende invaliditeits- en ouderdomspensioenen als bedoeld in artikel 38, lid 1, van de geconsolideerde tekst van de Algemene Wet op de sociale zekerheid, goedgekeurd bij Koninklijk Wetgevend Decreet nr. 1/1994 van 20 juni 1994; en (ii) Aanvullende uitkeringen bij de bovengenoemde pensioenen, waarin is voorzien in de wetgevingen van de autonome regio's (Comunidades Autonomas), indien dergelijke aanvullende uitkeringen een minimuminkomen garanderen, rekening houdend met de economische en sociale situatie in de betrokken autonome regio's; (d) Uitkeringen ter bevordering van mobiliteit en ter compensatie van vervoerskosten (Wet nr. 13/1982 van 7 april 1982) J. FRANKRIJK (a) Aanvullende uitkeringen van: (i) het Speciale Fonds voor invaliden en (ii) het Solidariteitsfonds voor ouderen met betrekking tot verworven rechten (Wet van 30 juni 1956, gecodificeerd in boek VIII van de Socialezekerheidswet) (b) Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet van 30 juni 1975, gecodificeerd in boek VIII van de Socialezekerheidswet) (c) Bijzondere uitkering (Wet van 10 juli 1952, gecodificeerd in boek VIII van de Socialezekerheidswet) met betrekking tot verworven rechten (d) Solidariteitstoelage voor bejaarden (verordening van 24 juni 2004, gecodificeerd in boek VIII van de Socialezekerheidswet) per 1 januari 2006 K. ITALIË PE 410.854\ 321
NL
(a) Sociaal pensioen voor onderdanen zonder inkomsten (Wet nr. 153 van 30 april 1969); (b) Pensioenen, uitkeringen en vergoedingen voor niet-oorlogsinvaliden of -gehandicapten (Wet nr. 118 van 30 maart 1974, Wet nr. 18 van 11 februari 1980 en Wet nr. 508 van 23 november 1988); (c) Pensioenen en vergoedingen voor doofstommen (Wet nr. 381 van 26 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988) (d) Pensioenen en vergoedingen voor nietoorlogsblinden (Wet nr. 382 van 27 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988) (e) Aanvullingen op de minimumuitkering (Wetten nr. 218 van 4 april 1952, nr. 638 van 11 november 1983 en nr. 407 van 29 december 1990) (f) Aanvullingen op de invaliditeitsuitkering (Wet nr. 222 van 12 juni 1984) (g) Sociaal pensioen (Wet nr. 335 van 8 augustus 1995) (h) Sociaal supplement (artikel 1, leden 1 en 12, van Wet nr. 544 van 29 december 1988 en achtereenvolgende wijzigingen) L. CYPRUS (a) Sociaal pensioen (Wet 25(I)/95 van 1995, zoals gewijzigd) (b) Toelage voor ernstig motorisch gehandicapten (Besluiten van de ministerraad nr. 38210 van 16 oktober 1992, 41370 van 1 augustus 1994, 46183 van 11 juni 1997, en 53675 van 16 mei 2001); (c) Speciale toelage voor blinden (Wet op de speciale toelagen van 1996 (Wet 77(I)/96), zoals gewijzigd) M. LETLAND (a) Overheidsprestatie in het kader van de sociale zekerheid (Socialebijstandswet van 322 /PE 410.854
NL
1 januari 2003) (b) Toelage als tegemoetkoming in de vervoerskosten van gehandicapten met een beperkte mobiliteit (Wet op de sociale bijstand van 1 januari 2003) N. LITOUWEN (a) Socialebijstandspensioen (Wet op de socialebijstandsuitkeringen van de staat van 2005, artikel 5) (b) Steunvergoeding (Wet op de socialebijstandsuitkeringen van de staat van 2005, artikel 15) (c) Vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, artikel 7) O. LUXEMBURG Inkomenssteun voor ernstig gehandicapten (artikel 1, lid 2, van de Wet van 12 september 2003), met uitzondering van personen die officieel als gehandicapte werknemers erkend zijn en werkzaam zijn op de gewone arbeidsmarkt of in een beschermde omgeving P. HONGARIJE (a) Invaliditeitstoelage (Besluit nr. 83/1987 (XII 27) van de Ministerraad betreffende invaliditeitstoelagen) (b) Niet op premie- of bijdragebetaling berustende ouderdomsuitkering (Wet III op de sociale administratie en de sociale uitkeringen van 1993) (c) Vervoersuitkering (Regeringsbesluit nr. 164/1995 (XII 27) betreffende vervoersuitkeringen voor personen met een ernstige lichamelijke handicap) Q. MALTA (a) Aanvullende uitkering (sectie 73 van de Social Security Act (Cap. 318) van 1987) (b) Ouderdomspensioen (Social Security Act (Cap. 318) van 1987). R. NEDERLAND PE 410.854\ 323
NL
(a) Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten van 24 april 1997 (Wajong) (b) Toeslagenwet van 6 november 1986 (TW) S. OOSTENRIJK Compenserende aanvulling (Federale wet van 9 september 1955 betreffende de algemene sociale verzekering (ASVG), Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor personen werkzaam in de handel (GSVG), en Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor landbouwers (BSVG) T. POLEN Sociaal pensioen (Wet op de sociale pensioenen van 27 juni 2003) U. PORTUGAL (a) Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend ouderdoms- en invaliditeitspensioen (Wetsbesluit nr. 464/80 van 13 oktober 1980) (b) Het niet op bijdrage- of premiebetaling berustende weduwepensioen (Reglement nr. 52/81 van 11 november 1981) (c) Aanvullende solidariteitstoelage voor bejaarden (Wetsbesluit nr. 232/2005 van 29 december 2005, gewijzigd bij Wetsbesluit nr. 236/2006 van 11 december 2006) V. SLOVENIË (a) Staatspensioen (Wet op de pensioenen arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999) (b) Inkomenssteun voor gepensioneerden (Wet op de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999) (c) Onderhoudsuitkering (Wet op de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999) 324 /PE 410.854
NL
W. SLOWAKIJE (a) Vóór 1 januari 2004 toegekende aanpassingen van pensioenen die de enige bron van inkomsten vormen (b) Sociaal pensioen dat vóór 1 januari 2004 is toegekend X. FINLAND (a) De huisvestingstoelage voor gepensioneerden (Wet op de huisvestingstoelage voor gepensioneerden 571/2007) (b) De werkgelegenheidsuitkering (Wet betreffende de werkloosheidsuitkeringen 1290/2002) (c) Bijzondere bijstand voor immigranten (Wet op de bijzondere bijstand voor immigranten, 1192/2002) Y. ZWEDEN (a) Huisvestingstoeslag voor gepensioneerden (Wet van 2001: 761) (b) Bijstandsuitkering voor bejaarden (Wet 2001: 853) Z. VERENIGD KONINKRIJK (a) Pensioenuitkering van de staat (State Pension Credit Act 2002 en State Pension Credit Act (Northern Ireland) 2002) (b) Op het inkomen gebaseerde toelagen voor werkzoekenden (Jobseekers Act 1995 en Jobseekers (Northern Ireland) Order 1995) (c) Inkomenssteun (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 en Social Security and Benefits (Northern Ireland) Act 1992) (d) Onderhoudsuitkering voor gehandicapten, mobiliteitscomponent (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 en Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992)".
PE 410.854\ 325
NL
Amendement 31 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje A bis BULAGRIJE (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement A bis. BULGARIJE Artikel 33, lid 1, van de Bulgaarse Ziekteverzekeringswet is van toepassing op alle personen waarvoor Bulgarije de bevoegde lidstaat is ingevolge hoofdstuk 1 van Titel III van de Verordening.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje C. DENEMARKEN – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Personen die op grond van hoofdstuk 1 van titel III van de verordening recht hebben op verstrekkingen tijdens een verblijf in Denemarken hebben recht op deze verstrekkingen op dezelfde voet als personen die volgens de lov om offentlig sygesikring (Nationale Wet op de gezondheidsbescherming) in Groep 1 vallen.
Amendement Schrappen
Amendement 33 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje C. DENEMARKEN – punt 2 – letter a – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de lov om social pension (Wet op het Sociale Pensioen) worden door een grensarbeider of seizoenarbeider in Denemarken vervulde tijdvakken van werkzaamheid als werknemer of
(a) Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de lov om social pension (wet op het sociale pensioen) worden door een grensarbeider of seizoenarbeider onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van
326 /PE 410.854
NL
zelfstandige beschouwd als door de overlevende echtgenoot vervulde tijdvakken van wonen in Denemarken, voor zover de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens overenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere lidstaat.
werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgenoot vervulde tijdvakken van wonen in Denemarken, voor zover de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere lidstaat.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje C. DENEMARKEN – punt 2 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de lov om social pension (Wet op het Sociale Pensioen) worden vóór 1 januari 1984 door een persoon op wie lid 2, onder a) niet van toepassing is in Denemarken vervulde tijdvakken van werkzaamheid als werknemer of zelfstandige beschouwd als door de overlevende echtgenoot vervulde tijdvakken van wonen in Denemarken, voor zover de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere lidstaat.
(b) Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de lov om social pension (wet op het sociale pensioen) worden de vóór 1 januari 1984 door een niet onder punt a) vallende persoon onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgenoot in Denemarken vervulde tijdvakken van wonen, voor zover de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere lidstaat.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 1
PE 410.854\ 327
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Niettegenstaande artikel 5, onder a), zijn pensioenen die door een orgaan van een andere lidstaat worden uitbetaald onderworpen aan verplichte verzekering bij het ziekteverzekeringsstelsel voor gepensioneerden, in een uitsluitend door de Duitse wetgeving bepaalde mate.
Amendement Schrappen
Amendement 36 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Een persoon die een pensioen ontvangt uit hoofde van de Duitse wetgeving en een ander pensioen uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat wordt voor de toepassing van artikel 23 geacht recht te hebben op ziekte- en moederschapsverstrekkingen, indien die persoon uit hoofde van artikel 8, lid 1, punt 4, van het Sozialgesetzbuch V (Deel V van het Sociaal Wetboek), vrijgesteld is van de verplichte ziekteverzekering.
Amendement Schrappen
Amendement 37 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Niettegenstaande artikel 5, onder a), van deze verordening zijn de bepalingen van artikel 5, lid 4, punt 1, van het Sozialgesetzbuch VI niet van toepassing op personen die uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat recht hebben op een volledig ouderdomspensioen indien een dergelijke persoon om verplichte aansluiting
3. Niettegenstaande artikel 5, onder a), van deze verordening en artikel 5, lid 4, punt 1, van het Sozialgesetzbuch VI (deel VI van het Sociale wetboek) kunnen personen die uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat een volledig ouderdomspensioen ontvangen, verzoeken om verplicht verzekerd te zijn in het
328 /PE 410.854
NL
verzoekt.
Duitse pensioenstelsel.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Niettegenstaande artikel 5, onder a), van deze verordening en artikel 7, lid 3, van het Sozialgesetzbuch VI kan een persoon die verplicht verzekerd is in een andere lidstaat of een ouderdomspensioen ontvangt uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat, zich aansluiten bij het vrijwillige verzekeringsstelsel in Duitsland.
4. Niettegenstaande artikel 4, onder a), van deze verordening en artikel 7, leden 1 en 3, van het Sozialgesetzbuch VI (deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die verplicht verzekerd is in een andere lidstaat of een ouderdomspensioen ontvangt uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat, zich aansluiten bij het vrijwillige verzekeringsstelsel in Duitsland.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. Voor de toekenning van uitkeringen uit hoofde van artikel 47, lid 1, van het Sozialgesetzbuch V, artikel 47, lid 1, van het Sozialgesetzbuch VII en artikel 200, lid 2, van de Reichsversicherungsordnung aan in een andere lidstaat wonende verzekerden, wordt het netto-inkomen dat de grondslag vormt voor de uitkering door de Duitse verzekeringsstelsels, berekend alsof de verzekerde in Duitsland woonde, tenzij de verzekerde verzoekt om een berekening op basis van het werkelijk ontvangen nettoloon.
Amendement 40 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 4 ter (nieuw) PE 410.854\ 329
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 ter. Onderdanen van andere lidstaten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Duitsland hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Duitse pensioenstelsel, kunnen daaraan vrijwillig bijdragen op voorwaarde dat zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht aangesloten geweest zijn bij het Duitse pensioenstelsel. Dit geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere lidstaat hebben.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 6 Door de Commissie voorgestelde tekst 6. In gevallen waarin de op 31 december 1991 vigerende Duitse pensioenwetgeving van toepassing is, geldt voor de toerekening van Duitse Ersatzzeiten (vervangende in aanmerking te nemen tijdvakken) alleen de Duitse wetgeving die op die datum van kracht was.
Amendement 6. In gevallen waarin de op 31 december 1991 vigerende Duitse pensioenwetgeving op de herberekening van een pensioen van toepassing is, geldt voor de toerekening van Duitse Ersatzzeiten (vervangende tijdvakken) alleen de Duitse wetgeving.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 6 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 6 bis. De Duitse wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten waarvoor vergoeding wordt verleend krachtens het Fremdrentengesetz (wet op buitenlands pensioen) en inzake uitkeringen wegens toe te rekenen
330 /PE 410.854
NL
verzekeringstijdvakken die vervuld zijn in de gebieden, vermeld in paragraaf 1, leden 2 en 3, van het Bundesvertriebenengesetz (wet betreffende vluchtelingen en verdrevenen), blijft voor de toepassing van de verordening van toepassing niettegenstaande paragraaf 2 van het Fremdrentengesetz. Amendement 43 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje D. DUITSLAND – punt 6 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 6 ter. Het bevoegde orgaan gaat, voor de berekening van het theoretische bedrag bedoeld in artikel 52, lid 1, onder b) i), van deze verordening, in pensioenregelingen voor vrije beroepen, voor ieder verzekeringsjaar dat onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld werd, uit van het gemiddelde van de gedurende het lidmaatschap van bevoegde organen per jaar door de betaling van bijdragen opgebouwde pensioenrechten.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje F. GRIEKENLAND – punt 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Wet nr. 1469/84 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het pensioenstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse origine is van toepassing op onderdanen van andere lidstaten, staatlozen en vluchtelingen wanneer deze betrokken personen, ongeacht hun woon- of verblijfplaats, op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Griekse pensioenstelsel PE 410.854\ 331
NL
aangesloten zijn geweest. Amendement 45 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje F. GRIEKENLAND – punt 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 ter. Onverminderd artikel 5 bis van de verordening en artikel 34 van Wet nr. 1140/1981, kunnen personen die een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte krachtens de wetgeving van een andere lidstaat ontvangen, verzoeken om verplichte verzekering onder de door de OGA toegepaste wetgeving, voorzover zij een activiteit uitoefenen die binnen de werkingssfeer van die wetgeving valt.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje G. SPANJE – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. In alle Spaanse socialezekerheidsstelsels, met uitzondering van het stelsel voor ambtenaren, militairen en medewerkers van rechterlijke macht, wordt een persoon die niet langer verzekerd is uit hoofde van de Spaanse wetgeving, voor de toepassing van hoofdstuk 5 van titel III van deze verordening, geacht nog verzekerd te zijn wanneer een verzekerde gebeurtenis zich voordoet als hij uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is op het tijdstip van de verzekerde gebeurtenis of, wanneer dat niet het geval is, als volgens de wetgeving van een andere lidstaat een zelfde gebeurtenis recht verschaft op een uitkering. Deze laatste voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in 332 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
artikel 57, lid 1, bedoelde geval. Amendement 47 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje G. SPANJE – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van hoofdstuk 5 van titel III van deze verordening worden de jaren die de werkende tekort komt om de (verplichte) pensioenleeftijd te bereiken, als bepaald in artikel 31, punt 4, van de geconsolideerde tekst van de Ley de clases pasivas del Estado (Wet Staatspensioenen), toch als dienstjaren aangerekend indien op het moment dat de gebeurtenis die recht verleende op een invaliditeits- of overlevingspensioen de begunstigde onder het Spaanse bijzondere stelsel voor ambtenaren viel of een werkzaamheid uitoefende die onder dat stelsel daarmee gelijkgesteld wordt.
2. Voor de tenuitvoerlegging van artikel 52, lid 1, onder b) i) van de verordening worden de jaren die de werkende tekort komt om de pensioengerechtigde of pensioenplichtige leeftijd te bereiken, als bepaald in artikel 31, punt 4, van de geconsolideerde versie van de Ley de clases pasivas del Estado (wet op de staatspensioenen), toch als jaren in overheidsdienst aangerekend indien de begunstigde op het tijdstip van de gebeurtenis die recht verleende op een invaliditeits- of nabestaandenpensioen, onder de Spaanse bijzondere regeling voor ambtenaren viel of een werkzaamheid uitoefende die onder de regeling daarmee gelijkgesteld wordt, of indien hij, op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een invaliditeits- of nabestaandenpensioen deed ontstaan, een werkzaamheid uitoefende die, als de werkzaamheid in Spanje was uitgeoefend, de betrokkene verplicht onder de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat had doen vallen.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje G. SPANJE – punt 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. De in de tweede overgangsbepaling van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid bedoelde PE 410.854\ 333
NL
leeftijdsgerelateerde aanvullingen zijn van toepassing voor alle begunstigden van de verordening die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de Spaanse wetgeving in eigen naam bijdragen hebben betaald; het is evenwel niet mogelijk om, overeenkomstig artikel 5 van deze verordening, louter met het bedoelde oogmerk, tijdvakken die voorafgaand aan die datum onder de wetgevingen van andere lidstaten vervuld zijn, te behandelen alsof de desbetreffende bijdragen in Spanje betaald waren. Voor de bijzondere regeling voor zeevarenden is de met 1 januari 1967 overeenkomende datum 1 augustus 1970, en voor de bijzondere socialezekerheidsregeling voor de kolenmijnen 1 april 1969. Amendement 49 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje H. FRANKRIJK – punt -1 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement -1. Onderdanen van andere lidstaten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Frankrijk hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Franse pensioenstelsel, kunnen daaraan vrijwillig bijdragen mits zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Franse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. Dit geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere lidstaat hebben.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje I. IERLAND – punt 1
334 /PE 410.854
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Voor de berekening van het inkomen met het oog op de toekenning van een uitkering wegens ziekte of werkloosheid onder de Ierse wetgeving wordt niettegenstaande artikel 21, lid 2, en artikel 62 een bedrag gelijk aan het gemiddelde weekloon van werknemers in dat jaar toegerekend aan de betrokkene voor iedere week die hij gedurende de referentieperiode als werknemer onder de wetgeving van een andere lidstaat gewerkt heeft.
1. Niettegenstaande artikel 21, lid 2, en artikel 62, wordt voor de berekening van het berekenbare wekelijkse referentieinkomen van een verzekerde met het oog op de toekenning van een uitkering wegens ziekte of werkloosheid onder de Ierse wetgeving, een bedrag gelijk aan het gemiddelde weekloon van werknemers in het betreffende referentiejaar toegerekend aan de verzekerde voor iedere week die hij gedurende dat referentiejaar als werknemer onder de wetgeving van een andere lidstaat gewerkt heeft.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje I. IERLAND – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Indien artikel 46 van toepassing is, en indien de betrokkene arbeidsongeschikt en later invalide wordt terwijl hij onder de wetgeving van een andere lidstaat valt, houdt Ierland voor de toepassing van Sectie 95, lid 1, onder a) van de Social Welfare (Consolidation) Act van 1993 rekening met alle tijdvakken gedurende welke hij, in samenhang met de daaropvolgende invaliditeit, volgens de Ierse wetgeving als arbeidsongeschikt werd beschouwd.
2. Indien artikel 46 van deze verordening van toepassing is, en indien de betrokkene arbeidsongeschikt en later invalide wordt terwijl hij of zij onder de wetgeving van een andere lidstaat valt, houdt Ierland voor de toepassing van Sectie 118(1)(a), van de Social Welfare Consolidation Act van 2005 rekening met alle tijdvakken waarin hij of zij, in samenhang met de daaropvolgende invaliditeit, volgens de Ierse wetgeving als arbeidsongeschikt beschouwd zou zijn.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje P. MALTA Door de Commissie voorgestelde tekst Geen
Amendement Bijzondere bepalingen voor ambtenaren:
PE 410.854\ 335
NL
(a) Voor de toepassing van artikelen 49 en 60 van de verordening - maar uitsluitend hiervoor - worden werknemers die onder de Wet betreffende de strijdkrachten (hoofdstuk 220 van de Maltese wet), de Politiewet (hoofdstuk 164 van de Maltese wet) en de Gevangeniswet (hoofdstuk 260 van de Maltese wet) vallen, gelijkgesteld met ambtenaren. (b) Pensioenen die verschuldigd zijn krachtens de bovenstaande wetten en krachtens de Pensioenverordening (hoofdstuk 93 van de Maltese wet), worden voor de toepassing van artikel 1, letter e), van de verordening - maar uitsluitend hiervoor - beschouwd als 'bijzondere regelingen voor ambtenaren'. Amendement 53 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 1 – letter a – punt ii Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(ii) voor zover niet reeds begrepen onder i), personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en krachtens de verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland;
(ii) voorzover niet reeds begrepen onder i), gezinsleden van actieve militairen die in een andere lidstaat leven en personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en die krachtens de verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.
Amendement 54 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 1 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(c) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene wet bijzondere ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van premies zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt
(c) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene wet bijzondere ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt
336 /PE 410.854
NL
1a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de premies geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid.
1a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid, met uitzondering van gezinsleden van militairen die in een andere lidstaat woonachtig zijn, en die de premie rechtstreeks moeten betalen.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 1 – letter f – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst (f) Voor de toepassing van de artikelen 23 tot en met 30 van de verordening worden de volgende uitkeringen gelijkgesteld met krachtens de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:
Amendement (f) Voor de toepassing van de artikelen 23 tot en met 30 van de verordening worden de volgende uitkeringen (naast de pensioenen bedoeld in titel III, hoofdstukken 4 en 5) gelijkgesteld met krachtens de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:
Amendement 56 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 1 – letter f – streepje 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
- uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder waarbij het uitkeringspercentage op ten minste 70% van het laatstgenoten loon is vastgesteld.
- uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder;
PE 410.854\ 337
NL
Amendement 57 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 1 – letter f – streepje 6 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement - uitkeringen die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt ingevolge een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 1 – letter h Door de Commissie voorgestelde tekst (h) In verband met de toepassing van artikel 34 zal Nederland een lijst overleggen van geschatte bedragen die zo dicht mogelijk bij de feitelijke uitgaven liggen.
Amendement Schrappen
Amendement 59 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 3 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst (a) Een persoon die verplicht verzekerd is geweest onder de Algemene nabestaandenwet (ANW) wordt voor de toepassing van hoofdstuk 5 van titel III geacht onder die wettelijke regeling verzekerd te zijn op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, indien hij onder de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is tegen hetzelfde risico, of als dat niet het geval is, indien onder de wetgeving van een andere 338 /PE 410.854
NL
Amendement Schrappen
lidstaat een uitkering voor nabestaanden verschuldigd is. Deze laatste voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 57, lid 1, bedoelde geval. Amendement 60 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 3 – letter b – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) Indien de overlevende echtgenoot ingevolge het bepaalde onder punt 3(a) recht heeft op een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW, wordt dat pensioen berekend overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b).
(b) Indien de overlevende echtgenoot krachtens artikel 51, lid 3, van deze verordening recht heeft op een nabestaandenpensioen onder de Algemene Nabestaandenwet (ANW), wordt dat pensioen berekend overeenkomstig artikel 52, lid 1, letter b), van deze verordening.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 4 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst (a) Een persoon die niet langer verzekerd is onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en/of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), wordt voor de toepassing van hoofdstuk 5 van titel III geacht nog steeds verzekerd te zijn op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, indien hij onder de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is tegen hetzelfde risico of, wanneer dat niet het geval is, indien hij recht heeft op een uitkering onder de wetgeving van een andere lidstaat voor hetzelfde risico. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 57,
Amendement Schrappen
PE 410.854\ 339
NL
lid 1, bedoelde geval. Amendement 62 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 4 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) Indien de betrokkene ingevolge punt 4(a), recht heeft op een Nederlandse invaliditeitsuitkering, wordt het in artikel 52, lid 1, onder b), bedoelde bedrag voor de berekening van die uitkering vastgesteld:
(b) Wanneer de betrokkene krachtens artikel 51, lid 3, van de verordening recht heeft op een Nederlandse invaliditeitsuitkering, wordt het in artikel 52, lid 1, onder b), bedoelde bedrag voor de berekening van die uitkering vastgesteld: (i) wanneer de betrokkene voor het begin van de arbeidsongeschiktheid het laatst werkzaam was in loondienst in de zin van artikel 1, onder a) van deze verordening, in overeenstemming met:
(i) overeenkomstig de bepalingen van de WAO indien de betrokkene voor het begin van de arbeidsongeschiktheid het laatst werkzaam was als werknemer in de zin van artikel 1, onder a);
- de bepalingen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) indien de arbeidsongeschiktheid vóór 1 januari 2004 is opgetreden, of - de bepalingen van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA Work and Income according to labour capacity Act) indien de arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 2004 is opgetreden.
(ii) overeenkomstig de bepalingen van de WAZ indien de betrokkene voor het begin van de arbeidsongeschiktheid het laatst werkzaam was als zelfstandige in de zin van artikel 1, onder b).
340 /PE 410.854
NL
(ii) wanneer de betrokkene voor het begin van de arbeidsongeschiktheid het laatst anders dan in loondienst werkzaam was in de zin van artikel 1, onder b), overeenkomstig de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), indien de arbeidsongeschiktheid vóór 1 januari 2004 is opgetreden.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 4 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(c) Bij de berekening van uitkeringen uit hoofde van hetzij de WAO of de WAZ houden Nederlandse organen rekening met:
(c) Bij de berekening van uitkeringen onder hetzij de WAO, de WIA of de WAZ houden de Nederlandse organen rekening met:
- tijdvakken van betaalde arbeid en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;
- tijdvakken van betaalde arbeid en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;
- tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAO;
- tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAO;
- tijdvakken van verzekering die de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar onder de AAW heeft vervuld, voor zover die niet samenvallen met onder de WAO vervulde tijdvakken van verzekering;
- tijdvakken van verzekering die de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) heeft vervuld, voor zover die niet samenvallen met onder de WAO vervulde tijdvakken van verzekering; - tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAZ;
- tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAZ.
- tijdvakken van verzekering vervuld onder de WIA. Amendement 64 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Q. NEDERLAND – punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst 5. Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake gezinsbijslagen
Amendement Schrappen
(a) Een persoon op wie, in de loop van een kalenderkwartaal, de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) van toepassing wordt en die op de eerste dag van dat kwartaal aan de wetgeving inzake gezinsbijslagen van een andere lidstaat onderworpen was, wordt geacht met PE 410.854\ 341
NL
ingang van deze eerste dag verzekerd te zijn ingevolge de Nederlandse wet. (b) Het bedrag van de kinderbijslag waarop een persoon die op grond van 5(a) geacht wordt verzekerd te zijn onder de AKW aanspraak kan maken, wordt vastgesteld op de wijze als aangegeven in de in artikel 89 bedoelde toepassingsverordening. Amendement 65 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje R. OOSTENRIJK – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Het bezoeken van een school of een vergelijkbare onderwijsinstelling in een andere lidstaat wordt gelijkgesteld aan het bezoeken van een school of onderwijsinstelling als bedoeld in de artikelen 227(1)(1) en 228(1)(3) van de Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene socialezekerheidswet), artikel 116(7) van de Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (Federale Wet betreffende de sociale verzekering voor personen die in de handel werken) en artikel 107(7) van de Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (socialezekerheidswet voor landbouwers), indien de betrokkene op enig tijdstip aan Oostenrijkse wetgeving onderworpen was vanwege werkzaamheden als werknemer of zelfstandige, en de bijdragen als bedoeld in artikel 227, lid 3, van de ASVG, artikel 116, lid 9, van de GSVG en artikel 107, lid 9, van de BSGV betaald zijn.
1. Voor het opbouwen van tijdvakken van verzekering in de pensioenverzekering wordt het bezoeken van een school of een vergelijkbare onderwijsinstelling in een andere lidstaat gelijkgesteld aan het bezoeken van een school of onderwijsinstelling als bedoeld in de artikelen 227(1)(1) en 228(1)(3), Allgemeine Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene wet sociale verzekering), artikel 116(7), Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (wet sociale verzekering bedrijfsleven), en artikel 107(7), BauernSozialversicherungsgesetz (BSVG) (wet sociale verzekering boeren), indien de betrokkene op zeker tijdstip wegens werkzaamheden, al dan niet in loondienst, aan Oostenrijkse wetgeving onderworpen was, en de bijzondere bijdragen voor de verwerving van dergelijke tijdvakken van onderwijs, zoals bedoeld in artikel 227(3), ASVG, artikel 116(9), GSVG, en artikel 107(9), BSGV, betaald zijn.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje R. OOSTENRIJK – punt 2 342 /PE 410.854
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Wanneer [DG 12 van de nieuwe toepassingsverordening] ertoe leidt dat tijdvakken van verzorging van kinderen uit hoofde van de artikelen 227a en 228a van de Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene socialezekerheidswet), de artikelen 116a en 116b van de Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (Federale Wet betreffende de sociale verzekering voor personen die in de handel werken) en de artikelen 107a en 107b van de BauernSozialversicherungsgesetz (BSVG) (socialezekerheidswet voor landbouwers) worden vervangen door in een andere lidstaat vervulde verzekeringstijdvakken, dient het uit hoofde van artikel 52, lid 1, onder b)(i) berekende theoretische bedrag te worden aangevuld met het bedrag dat uit de toepassing van de Oostenrijkse wetgeving zou resulteren, indien de tijdvakken van verzorging van kinderen in aanmerking zouden worden genomen voor die verzekeringstijdvakken.
Amendement Schrappen
Amendement 67 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje R. OOSTENRIJK – punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst 5. De toepassing van deze verordening mag niet leiden tot enige vermindering van de rechten op uitkeringen van personen die wat hun socialezekerheidssituatie betreft in het verleden benadeeld zijn om politieke of religieuze redenen, of vanwege hun afkomst.
Amendement Schrappen
PE 410.854\ 343
NL
Amendement 68 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje T bis. ROEMENIË (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement T bis. ROEMENIË Geen.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje W. FINLAND – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Een persoon die niet langer onder het nationale pensioenstelsel verzekerd is wordt voor de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 5 van titel III van deze verordening geacht nog verzekerd te zijn indien hij of zij, wanneer de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, voor datzelfde risico verzekerd is onder de wettelijke regeling van een andere lidstaat, dan wel recht heeft op een uitkering voor hetzelfde risico onder de wetgeving van een andere lidstaat. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 57, lid 1, bedoelde geval.
Amendement Schrappen
Amendement 70 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje X. ZWEDEN – punt 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Voor de berekening van de uitkering bij ouderschapsverlof overeenkomstig hoofdstuk 4, paragraaf 6 van Lag (1962:381) om allmän försäkring
344 /PE 410.854
NL
(de Volksverzekeringswet) voor personen die in aanmerking komen voor een op een salaris gebaseerde ouderschapsverlofuitkering, geldt het volgende: Een ouder voor wie een inkomen genererende uitkering bij ziekte wordt berekend op basis van een inkomen uit een winstgevende beroepsbezigheid in Zweden, voldoet aan de eis dat zij/hij gedurende ten minste 240 opeenvolgende dagen vóór de geboorte van het kind boven het minimumniveau verzekerd is geweest, als de ouder gedurende die periode in een andere lidstaat een inkomen uit een winstgevende beroepsbezigheid heeft gehad dat overeenkomt met een verzekering boven het minimumniveau. Amendement 71 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje X. ZWEDEN – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De bepalingen van de verordening betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (Wet 2000:798).
2. De bepalingen van de verordening betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering of verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (Wet 2000:798).
Amendement 72 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje X. ZWEDEN – punt 3 – inleidende formule
PE 410.854\ 345
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst 3. Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en de inkomensgerelateerde activiteitstoelage overeenkomstig hoofdstuk 8 van Lag (1962:381) om allmän försäkrings (de Volksverzekeringswet), geldt het volgende:
Amendement 3. Voor de berekening van het nominale inkomen voor de inkomensgerelateerde vergoeding bij ziekte en de inkomensgerelateerde arbeidsongeschiktheidsvergoeding overeenkomstig hoofdstuk 8 van Lag (1962:381) om allmän försäkrings (volksverzekeringswet), geldt het volgende:
Amendement 73 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje X. ZWEDEN – punt 3 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) indien de verzekerde tijdens de referentieperiode ook onder de wetgeving van een of meer andere lidstaten viel op grond van een activiteit als werknemer of zelfstandige, wordt het inkomen in die andere lidstaat of lidstaten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de referentieperiode in Zweden, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal maanden tijdens welke dit inkomen is ontvangen;
(a) indien de verzekerde tijdens de referentieperiode ook onder de wetgeving van een of meer andere lidstaten viel op grond van een activiteit als werknemer of zelfstandige, wordt het inkomen in die andere lidstaat of lidstaten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de referentieperiode in Zweden, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dit inkomen is ontvangen;
Amendement 74 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje X. ZWEDEN – punt 3 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst (b) indien de uitkering wordt berekend overeenkomstig artikel 46 van de verordening en de betrokkene niet verzekerd is in Zweden, wordt de referentieperiode bepaald overeenkomstig hoofdstuk 8, rubrieken 2 en 8, van 346 /PE 410.854
NL
Amendement (b) indien de uitkering wordt berekend overeenkomstig artikel 46 van de verordening en de betrokkene niet verzekerd is in Zweden, wordt de referentieperiode bepaald overeenkomstig hoofdstuk 8, rubrieken 2 en 8, van
bovengenoemde wet alsof de betrokkene in Zweden verzekerd was. Indien de betrokkene tijdens deze periode geen inkomen had dat overeenkomstig de Wet op inkomensgerelateerde nabestaandenpensioenen (1998:674) recht geeft op een pensioen, mag de referentieperiode ingaan op een eerder tijdstip waarop de betrokkene een inkomen uit betaalde arbeid in Zweden had.
bovengenoemde wet alsof de betrokkene in Zweden verzekerd was. Indien de betrokkene tijdens deze periode geen inkomen had dat onder de Wet op inkomensgerelateerde ouderdomspensioenen (1998:674) recht geeft op een pensioen, mag de referentieperiode ingaan op een eerder tijdstip waarop de betrokkene een inkomen uit betaalde werkzaamheden in Zweden had.
Amendement 75 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje X. ZWEDEN – punt 4 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) Voor de berekening van het nominale inkomen voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen (Wet 2000:461) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie op de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere lidstaten zijn vervuld, in acht genomen alsof deze in Zweden waren vervuld. Tijdvakken van verzekering in andere lidstaten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioengrondslag. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioengrondslag in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere lidstaat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.
(a) Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen (Wet 2000:461) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie op de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere lidstaten zijn vervuld, in aanmerking genomen alsof deze in Zweden waren vervuld. Tijdvakken van verzekering in andere lidstaten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioengrondslag. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioengrondslag in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere lidstaat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.
Amendement 76 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Y. VERENIGD KONINKRIJK – punt 2 PE 410.854\ 347
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Voor de toepassing van artikel 6 op de bepalingen inzake het recht op de verzorgingstoelage (attendance allowance), de toelage voor de verzorging van invaliden (carer's allowance) en de uitkering voor levensonderhoud bij arbeidsongeschiktheid (disability living allowance), wordt een tijdvak van arbeid (als werknemer of zelfstandige) of van wonen op het grondgebeid van een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk in aanmerking genomen voor zover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk, vóór de datum waarop het recht op de betreffende toelage of uitkering ontstaat.
2. Voor de toepassing van artikel 6 van de verordening op de bepalingen inzake het recht op de verzorgingstoelage (attendance allowance), de toelage voor de verzorging van invaliden (carer's allowance) en de uitkering voor levensonderhoud bij arbeidsongeschiktheid (disability living allowance), wordt een tijdvak van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden of van wonen op het grondgebied van een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk in aanmerking genomen voorzover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de vereiste tijdvakken van aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk voorafgaand aan de datum waarop het recht op de betreffende toelage of uitkering ontstaat.
Amendement 77 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage – punt 3 Verordening (EG) nr. 883/2004 Bijlage XI – kopje Y. VERENIGD KONINKRIJK – punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Artikel 7 is van toepassing op alle personen die van het Verenigd Koninkrijk een invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioen, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een uitkering bij overlijden ontvangen, en die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven.
3. Ten behoeve van artikel 7 van de verordening wordt een begunstigde die krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk een invaliditeits-, ouderdomsof nabestaandenpensioen, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een uitkering bij overlijden ontvangt en die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijft, tijdens zijn verblijf behandeld alsof hij zijn woonplaats op het grondgebied van die andere lidstaat had.
348 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0350 Uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verorderning (EG) nr. […] tot onderdanen van derde landen die enkel vanwege hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. […] tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen (COM(2007)0439 – C6-0289/2007 – 2007/0152(CNS))
(Raadplegingsprocedure) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie (COM(2007)0439), – gelet op artikel 63, lid 4 van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 67 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0289/2007), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0209/2008), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen; 3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen; 4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie; 5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 410.854\ 349
NL
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, inzonderheid artikel 34, lid 2, worden erkend.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 6 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (6 bis) De bevordering van een hoog niveau van sociale bescherming en de verbetering van de levensstandaard en van de kwaliteit van het bestaan in de lidstaten zijn doelstellingen van de Europese Unie.
350 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0351 Wijziging van artikel 29 van het Reglement Besluit van het Europees Parlement van 9 juli 2008 tot wijziging van artikel 29 van het Reglement van het Europees Parlement betreffende de oprichting van fracties (2006/2201(REG))
Het Europees Parlement, – gezien het voorstel tot wijziging van zijn Reglement (B6-0420/2006), – gelet op de artikelen 201 en 202 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A6-0206/2008), 1. besluit onderstaande wijziging in zijn Reglement op te nemen; 2. besluit dat deze wijziging op de eerste dag van de eerste vergaderperiode na de Europese verkiezingen in het jaar 2009 in werking zal treden; 3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie
PE 410.854\ 351
NL
Amendement 3 Reglement van het Parlement Artikel 29 – lid 2 Huidige tekst
Amendement
2. Een fractie bestaat uit gekozen leden uit ten minste een vijfde van de lidstaten. Het voor de oprichting van een fractie vereiste aantal leden bedraagt ten minste twintig.
2. Een fractie bestaat uit gekozen leden uit ten minste een vierde van de lidstaten. Het voor de oprichting van een fractie vereiste aantal leden bedraagt ten minste vijfentwintig.
Amendement 1 Reglement van het Europees Parlement Artikel 29 – lid 2 bis (nieuw) Bestaande tekst
Amendement 2 bis. Indien een fractie niet meer het vereiste minimumaantal telt, kan de Voorzitter met instemming van de Conferentie van voorzitters toestaan dat zij blijft voortbestaan tot de volgende constituerende vergadering van het Parlement, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: - de leden vertegenwoordigen nog steeds ten minste een vijfde van de lidstaten; - de fractie bestaat reeds sinds meer dan een jaar. De Voorzitter past deze afwijking niet toe wanneer er voldoende redenen zijn om te vermoeden dat men er misbruik van wil maken.
352 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0352 Taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over de taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat (2007/2027(INI))
Het Europees Parlement, – gelet op artikel 61 van het EG-Verdrag, dat voorziet in de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, onder meer maatregelen op het gebied van justitiële samenwerking in straf- en burgerlijke zaken, – gezien het Haags Programma ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie1 dat de Europese Raad op 5 november 2004 in Brussel heeft aangenomen, en gezien de mededeling van de Commissie van 10 mei 2005 over "Het Haags Programma: tien prioriteiten voor de komende vijf jaar" (COM(2005)0184), – gezien de oproep van 14-15 december 2001 van de Europese Raad van Laken voor de snelle oprichting van een Europees netwerk ter bevordering van scholing voor het gerechtelijk apparaat, die het vertrouwen kan helpen opbouwen tussen de bij de justitiële samenwerking betrokken personen, – onder verwijzing naar zijn resoluties van 10 september 1991 over de oprichting van een Europese Academie voor Rechtswetenschappen2 en van 24 september 2002 over het Europees netwerk voor justitiële opleiding (ENJO)3, – gezien de mededeling van de Commissie van 29 juni 2006 over de justitiële opleiding in de Europese Unie (COM(2006)0356), van 5 september 2007 over "Een Europa van resultaten: Toepassing van het Gemeenschapsrecht" (COM(2007)0502) en van 4 februari 2008 over de oprichting van een Forum voor de bespreking van het justitiële beleid en de justitiële praktijk in de EU (COM(2008)0038), – gezien Besluit 2008/79/EG, Euratom van de Raad van 20 december 2007 houdende wijziging van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie4 en de daaropvolgende wijzigingen in het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie waarbij een prejudiciële spoedprocedure werd ingevoerd, – gelet op artikel 81, lid 2, onder h) en 82, lid 1, onder c) van het toekomstige verdrag betreffende de werking van de Unie, zoals ingevoegd door het Verdrag van Lissabon, die een rechtsgrondslag zouden bieden voor maatregelen met de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel als doel, – gelet op artikel 45 van zijn Reglement, 1 2 3 4
PB C 53 van 3.3.2005 blz. 1. PB C 267 van 14.10.1991, blz. 33. PB C 273 E van 14.11.2003, blz. 99. PB L 24 van 29.1.2008, blz. 42. PE 410.854\ 353
NL
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0224/2008), A. overwegende dat uit een voor deze resolutie in de tweede helft van 2007 gehouden enquête met name het volgende naar voren kwam: – significante ongelijkheden in de kennis over het Gemeenschapsrecht1 bij de nationale rechters in de Europese Unie, met het besef dat die soms zeer beperkt is, – de dringende noodzaak van uitbreiding van de algemene vaardigheden in vreemde talen van de nationale rechters, – de problemen die de nationale rechters hebben ondervonden bij het verkrijgen van toegang tot specifieke, actuele informatie over het Gemeenschapsrecht, – de noodzaak van verbetering en intensivering van de initiële en levenslange scholing van nationale rechters in het Gemeenschapsrecht, – het relatieve gebrek aan bekendheid bij de rechters van de prejudiciële procedure en de noodzaak van versterking van de dialoog tussen de nationale rechters en het Hof van Justitie, – het feit dat het Gemeenschapsrecht door veel rechters wordt gezien als veel te ingewikkeld en ondoorzichtig, – de noodzaak te waarborgen dat het Gemeenschapsrecht zich beter leent voor toepassing door de nationale rechters, B. overwegende dat de hoofdverantwoordelijkheid voor de justitiële opleiding, met inbegrip van de Europese dimensie, berust bij de lidstaten; overwegende dat bovengenoemd Haags programma een mededeling van de Europese Raad bevat dat "er in het curriculum voor de opleiding van justitiële autoriteiten standaard een EU-component moet worden opgenomen"2, en overwegende dat de opleiding van het gerechtelijk apparaat in elke lidstaat niettemin een zaak van gemeenschappelijk belang is voor de EU-instellingen en alle lidstaten, C. overwegende dat het Gemeenschapsrecht niet mag worden beschouwd als een terrein dat voorbehouden is aan een elitegroep specialisten, en overwegende dat de opleidingsmogelijkheden op dit terrein niet beperkt mogen blijven tot hogere rechters, maar veeleer moeten worden uitgebreid tot rechters op ieder niveau van het gerechtelijk apparaat, D. overwegende dat bepaalde organen die financieel door de Gemeenschap worden ondersteund steeds succesvoller zijn en reeds rechters en openbaar aanklagers in groten getale opleiden, E. overwegende dat kennis van vreemde talen van cruciaal belang is voor het verzekeren van een goede justitiële samenwerking, met name in burgerlijke en handelszaken, op gebieden waarop rechtstreeks contact tussen de rechters is voorzien, en voor het waarborgen van toegang tot uitwisselingsprogramma's voor rechters, F. overwegende dat de huidige gemiddelde duur van de prejudiciële procedure, ondanks de voortdurende inspanningen van het Hof van Justitie, buitensporig lang blijft en dit de procedure minder aantrekkelijk maakt voor de nationale rechters, G. overwegende dat het Hof van Justitie stelt dat het aan de lidstaten is om een systeem op te 1 2
In deze resolutie dient onder verwijzingen naar het Gemeenschapsrecht tevens het Unierecht te worden verstaan. PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1, blz. 12.
354 /PE 410.854
NL
zetten van rechtsmiddelen en procedures die eerbiediging verzekeren van het recht op een daadwerkelijke rechtsbescherming van de rechten die voortvloeien uit het Gemeenschapsrecht1, H. overwegende dat niets in deze resolutie mag worden opgevat als aantasting van de onafhankelijkheid van de rechters en van de nationale rechtsstelsels, in overeenstemming met Aanbeveling R(94)12 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa en het Europees Handvest inzake het statuut voor rechters uit 1998, De nationale rechter als eerste rechter in het Gemeenschapsrecht 1. merkt op dat de Europese Gemeenschap een gemeenschap is die gebaseerd is op de rechtsstaat2; merkt op dat het Gemeenschapsrecht dode letter blijft als het in de lidstaten niet naar behoren wordt toegepast, onder andere door de nationale rechters, die derhalve de hoeksteen vormen van het Europees gerechtelijk apparaat en die een wezenlijke en onontbeerlijke rol spelen in de totstandkoming van een gemeenschappelijke Europese rechtsorde, ook in het licht van de recente prestaties van de communautaire wetgever3 om een grotere rol toe te kennen aan de nationale rechters en hen bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht meer verantwoordelijkheid te geven; 2. verwelkomt de erkenning van de Commissie dat de nationale rechters een essentiële rol spelen bij het verzekeren van eerbiediging van het Gemeenschapsrecht, bijvoorbeeld door middel van de beginselen van primauteit van het Gemeenschapsrecht, rechtstreekse werking, consequente interpretatie en aansprakelijkheid van de landen voor inbreuk op het Gemeenschapsrecht; roept de Commissie op haar inspanningen hierop te richten, naast de reeds ontplooide sectoriële initiatieven; roept bovendien de Commissie op tot onverwijlde publicatie van een informatieve nota over schadevorderingen bij schending door nationale autoriteiten van het Gemeenschapsrecht; Taalkwesties 3. vindt taal het belangrijkste instrument voor rechtsbeoefenaars; vindt dat het huidige niveau van de opleiding in vreemde talen voor nationale rechters in combinatie met het huidige niveau van kennis van de Gemeenschapswetgeving niet alleen de mogelijkheden voor justitiële samenwerking inzake specifieke instrumenten beperkt, maar ook de opbouw van het wederzijds vertrouwen, een goed gebruik van de acte clair-doctrine en de deelname aan uitwisselingsprogramma's; roept alle bij de justitiële opleiding betrokken actoren op specifiek aandacht te besteden aan de scholing van rechters in vreemde talen; 4. merkt op dat de toepassing van het Gemeenschapsrecht door nationale rechters met name in de lidstaten die in mei 2004 of daarna zijn toegetreden tot de Europese Unie, hen voor ingewikkelde opgaven stelt en dat de maatregelen ter bevordering van de scholing van rechters in deze lidstaten dienovereenkomstig moeten worden geïntensiveerd; 5. is daarnaast van mening dat de Gemeenschapswetgever door het aannemen van een aantal 1 2 3
Zaak C-50/00 P UPA, Jurispr. 2002, I-6677, paragraaf 41. Zaak 294/83 De Groenen tegen Europees Parlement Jurispr. 1986, 1339, paragraaf 23. Zie bij voorbeeld Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1). PE 410.854\ 355
NL
verordeningen met daarin zogenaamde "conflict-of-law rules" (collisieregels) een beleidskeuze heeft gemaakt, die de waarschijnlijke toepassing van buitenlands recht door nationale rechters inhoudt en mogelijk ook een comparatieve benadering; vindt dat deze elementen samen het argument voor meer scholing in vreemde talen verder versterkt; 6. vindt het van algemeen belang om de taalvaardigheden van het gerechtelijk apparaat in de lidstaten te vergroten; roept de lidstaten derhalve op dat soort scholing kosteloos en goed toegankelijk te maken en na te gaan in hoeverre het mogelijk is dat rechters een vreemde taal kunnen leren in een lidstaat waar deze wordt gesproken, bij voorbeeld in combinatie met deelname aan een uitwisseling; 7. vindt toegang tot academische literatuur in de moedertaal van de rechter belangrijk voor een beter begrip van het Gemeenschapsrecht, en merkt de kennelijke schaarste op van specialistische literatuur over het Gemeenschapsrecht in bepaalde officiële talen van de EU, bijvoorbeeld betreffende kwesties inzake het internationaal privaatrecht, alsmede de mogelijk ernstige gevolgen die dat heeft voor de opbouw van een communautaire rechtsorde die de diversiteit aan rechtstradities weerspiegelt; roept de Commissie derhalve op de ontwikkeling te ondersteunen van dat soort literatuur, met name in de minder gesproken officiële talen; Toegang tot relevante rechtsbronnen 8. merkt op dat volledige en actuele informatie over het Gemeenschapsrecht veel nationale rechters niet systematisch en naar behoren ter beschikking staat, en dat het Gemeenschapsrecht soms slecht is vertegenwoordigd in binnenlandse publicatiebladen, codes, commentaren, tijdschriften en studieboeken, en gebaseerd is op vertalingen van ongelijke kwaliteit; roept de lidstaten op hun inspanningen op dit terrein te vernieuwen; 9. is van mening dat een waarlijk Europese rechtsruimte met een doeltreffende justitiële samenwerking niet alleen kennis vereist van het Europees recht, maar ook wederzijdse algemene kennis van het rechtsstelsel van de andere lidstaten; onderstreept de ongelijkheden in de behandeling van buitenlands recht in de Europese Unie en vindt dat deze belangrijke kwestie in de toekomst moet worden aangepakt; merkt in dat verband het aankomende dwarsdoorsnede-onderzoek van de Commissie op naar de behandeling van buitenlands recht in burgerlijke en handelszaken, alsmede de lopende onderzoeken in het kader van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht; 10. verwelkomt de plannen van de Commissie ter ondersteuning van een betere beschikbaarheid van nationale gegevensbestanden met nationale rechterlijke uitspraken aangaande het Gemeenschapsrecht; vindt dat deze gegevensbestanden zo volledig en gebruikersvriendelijk mogelijk moeten zijn; vindt bovendien dat de Verdragen en Verordeningen betreffende de rechtsbevoegdheid en de tenuitvoerlegging van uitspraken in burgerlijke en handelszaken voorbeelden zijn voor een Europees gegevensbestand, gezien hun frequente gebruik door nationale rechters; 11. is van mening dat alle nationale rechters toegang moeten hebben tot gegevensbestanden met aanhangige prejudiciële verzoeken uit alle lidstaten; vindt het nuttig als de uitspraken van verwijzende rechters die een prejudiciële beslissing hebben toegepast nader worden gepubliceerd, zoals reeds werd aangestipt in de Wenken voor de indiening van prejudiciële
356 /PE 410.854
NL
verzoeken door de nationale rechters1 van het Hof van Justitie; 12. vindt, gezien de grote hoeveelheid online beschikbare informatie over het Gemeenschapsrecht, dat rechters niet alleen geschoold moeten worden in de inhoud van het recht, maar ook in de manier waarop efficiënt toegang kan worden verkregen tot actuele rechtsbronnen; 13. verwelkomt de inzet van de Commissie voor de publicatie van overzichten voor de burgers van communautaire rechtshandelingen, en vindt dat dergelijke niet-legalistische overzichten ook rechtsbeoefenaars kunnen helpen om sneller toegang tot relevante informatie te verkrijgen; 14. moedigt de ontwikkeling aan van online instrumenten en initiatieven op het gebied van eleren, die misschien niet de hele oplossing vormen voor het scholingsvraagstuk maar wel beschouwd moeten worden als aanvulling op het persoonlijke contact tussen rechters en opleiders; Toewerken naar een meer gestructureerd kader voor de justitiële opleiding in de Europese Unie 15. roept in de opleiding op nationaal niveau van iedereen in het gerechtelijk apparaat op tot een EU-component: –
die stelselmatig deel vormt van de opleiding en de toelatingsexamens voor juridische beroepen,
–
die verder wordt versterkt vanaf een zo vroeg mogelijk stadium, met meer aandacht voor praktische aspecten,
–
waarin interpretatiemethoden en rechtsbeginselen worden behandeld die in de binnenlandse rechtsorde onbekend kunnen zijn maar een belangrijke rol spelen in het Gemeenschapsrecht;
16. merkt het groeiende succes op van het uitwisselingsprogramma voor functionarissen van het gerechtelijk apparaat; moedigt het ENJO aan dat voor zoveel mogelijk rechters toegankelijk te maken en daarbij te waarborgen dat er voldoende rechters meedoen met een handels-, burgerlijke en administratieve achtergrond; verwelkomt de activiteiten van het ENJO op het terrein van taaltraining en de uitbreiding van het uitwisselingsprogramma naar het Hof van Justitie, Eurojust en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens; 17. ziet de beschikbaarheid van nationale rechters voor deelname aan basis- en gevorderde scholing als een belangrijke logistieke en financiële zaak voor de lidstaten; vindt in principe dat de rechters niet zelf de lasten hoeven te dragen van hun scholing in het Gemeenschapsrecht; verzoekt de Commissie om aan het Parlement ramingen voor elke lidstaat ter beschikking te stellen van de kosten voor de tijdelijke vervanging van aan uitwisselingsprogramma's deelnemende rechters; 18. verzoekt de Commissie om, gelet op haar erkenning dat het EJTO de facto het monopolie heeft op de uitvoering van het uitwisselingsprogramma voor justitiële autoriteiten, erop toe 1
PB C 143 van 11.6.2005, blz. 1, in paragraaf 31. PE 410.854\ 357
NL
te zien dat de procedures waarbij het EJNO middelen voor dit uitwisselingsprogramma aanvraagt, recht doen aan deze monopoliepositie; dringt er in het bijzonder op aan dat die procedures zodanig worden gestroomlijnd dat er tijdig middelen beschikbaar komen om het EJNO in staat te stellen een doelmatig programma te organiseren en uit te voeren dat beantwoordt aan de verwachtingen van en de toezeggingen aan de deelnemende nationale opleidingen, internationale organen en rechters en officieren van justitie; is van mening dat zodra dit niet het geval is, de geloofwaardigheid van het uitwisselingsprogramma in het gedrang komt, ten nadele van de nationale rechters en officieren van justitie die geïnteresseerd zijn in deelname aan en bevordering van het wederzijds vertrouwen tussen de Europese rechterlijke instanties; 19. merkt het oordeel van de Commissie op dat de beste optie ter bevordering van scholing in de Europese rechtsruimte momenteel bestaat uit financiële steun aan verscheidene organen via het Kaderprogramma Grondrechten en justitie voor 2007-2013, en dat de kwestie van de ontwikkeling van Europese structuren voor de justitiële opleiding in andere vormen bij afloop van dat programma opnieuw kan worden aangekaart; 20. verzoekt de Commissie de resultaten van dit kaderprogramma met inachtneming van onderhavige resolutie aan een grondige evaluatie te onderwerpen en nieuwe voorstellen uit te werken voor de ontwikkeling en diversificatie van maatregelen ter bevordering van de scholing van rechters; 21. vindt de tijd echter rijp voor een pragmatische institutionele oplossing voor een justitiële opleiding op EU-niveau, die optimaal gebruik maakt van de bestaande structuren en tegelijkertijd onnodige duplicatie van programma's en structuren vermijdt; roept derhalve op tot de oprichting van een Europese academie voor de magistratuur, samengesteld uit het ENJO, en de Europese Academie voor Rechtswetenschappen; vindt dat deze institutionele oplossing rekening moet houden met relevante ervaring die werd opgedaan bij het besturen van de Europese Politieacademie; 22. vindt dat de nationale rechters geen passieve houding mogen aannemen ten opzichte van het Gemeenschapsrecht, zoals blijkt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake nationale rechters die uit eigen beweging kwesties aangaande het Gemeenschapsrecht aankaarten1; 23. dringt aan op intensivering van de opleiding van kandidaat-rechters in het allervroegste stadium en analoog aan de hierboven genoemde suggesties met betrekking tot de nationale rechters; Een versterkte dialoog tussen de nationale rechters en het Hof van Justitie 24. vindt de prejudiciële procedure een essentiële garantie voor de samenhang van de communautaire rechtsorde en de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht; 25. roept het Hof van Justitie en alle betrokken partijen op de gemiddelde duur van de prejudiciële procedure verder te verkorten en zo deze cruciale kans op een dialoog voor de nationale rechters aantrekkelijker te maken;
1
Zaken C-312/93 Peterbroeck, Jurispr. 1995, I-4599, C-473/00 Cofidis, Jurispr. 2002, I-10875 en C168/05 Mostaza Claro, Jurispr. 2006, I-10421.
358 /PE 410.854
NL
26. dringt er bij de Commissie op aan te onderzoeken of nationale procedurebepalingen een feitelijke of mogelijke belemmering vormen voor de mogelijkheid van een prejudiciële verwijzing van rechtbanken of tribunalen in de lidstaten, zoals voorzien in de tweede alinea van artikel 234 van het EG-Verdrag, en de schendingen die dat soort belemmeringen inhouden krachtig te vervolgen; 27. vindt dat beperkingen van de bevoegdheid van het Hof van Justitie, met name die betreffende titel IV van het EG-Verdrag, onnodig afbreuk doen aan de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht op die terreinen en een negatief signaal uitzenden naar de overgrote meerderheid van de rechters die zich met dat soort zaken bezighouden, waardoor het voor hen onmogelijk wordt rechtstreeks met het Hof van Justitie in contact te treden, wat weer onnodige vertraging oplevert; 28. betreurt dat volgens artikel 10 van het Protocol betreffende de overgangsbepalingen dat aan het Verdrag van Lissabon is gehecht, de bevoegdheden van het Hof van Justitie met betrekking tot handelingen op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn vastgesteld, gedurende een overgangsperiode van vijf jaar dezelfde blijven als de bevoegdheden die het Hof uit hoofde van het huidige EU-Verdrag heeft; juicht evenwel de verklaring van de Intergouvernementele Conferentie naar aanleiding van dit artikel van het Protocol toe en verzoekt de Raad en de Commissie daarom met klem zich achter het Parlement te scharen en de handelingen op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, opnieuw vast te stellen; 29. stemt met het oog op de invoering van een prejudiciële spoedprocedure in met de Raad dat het voor het Hof van Justitie van belang is richtsnoeren te bieden, waarop de nationale rechters kunnen terugvallen bij hun besluit over het al dan niet aanvragen van een spoedprocedure; 30. roept het Hof van Justitie op alle mogelijke verbeteringen in de prejudiciële procedure te overwegen, die ervoor zouden zorgen dat de verwijzende rechter nauwer bij het proces betrokken wordt, waaronder uitbreiding van de mogelijkheden om het verzoek te verhelderen en deel te nemen aan de mondelinge behandeling; 31. is van mening dat de nationale rechter in een gedecentraliseerde en uitgerijpte communautaire rechtsorde niet in een marginale positie mag terechtkomen, maar juist meer verantwoordelijkheid moet krijgen en verder moet worden aangemoedigd in zijn rol van eerste rechter van het Gemeenschapsrecht; bepleit daarom overweging van een "groen licht"-systeem waarbij de nationale rechter antwoorden voorstelt op de vragen die hij het Hof van Justitie stelt, zodat het Hof dan binnen een bepaalde termijn kan beslissen hetzij akkoord te gaan met de voorgestelde uitspraak hetzij, als een appelrechter, zelf uitspraak te doen in de zaak; Beter op toepassing door nationale rechters afgestemde wetten 32. neemt kennis van de oprichting van een forum voor de bespreking van het justitiële beleid en de justitiële praktijk in de EU, en roept de Commissie op te verzekeren dat het Forum zijn discussies op transparante wijze voert; merkt het vaste voornemen van de Commissie op om regelmatig verslag te doen aan zowel het Parlement als de Raad; PE 410.854\ 359
NL
33. hamert op de noodzaak van helderder taal in communautaire wet- en regelgeving en van een grotere terminologische samenhang tussen de rechtsinstrumenten; steunt in het bijzonder het project van het Gemeenschappelijk Referentiekader voor het Europees contractenrecht als een instrument ter bereiking van betere wetgeving; 34. steunt sterk de eis van de Commissie dat de lidstaten systematisch concordantietabellen overleggen, die uiteenzetten hoe de richtlijnen van de Gemeenschap in de nationale wetgeving zijn toegepast; vindt ook dat dat soort tabellen waardevolle informatie verschaft tegen minimale kosten en lasten; vindt bovendien dat concordantietabellen de doorzichtigheid verhogen van de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht en de nationale rechters alsmede de partijen die voor hen staan een realistische mogelijkheid bieden te zien of het Gemeenschapsrecht ten grondslag ligt aan een bepaalde nationale wet alsmede zelf na te gaan of de omzetting naar behoren is uitgevoerd en zo ja, hoe dat is gebeurd; ° °
°
35. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de bevoegde commissie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en de Europese Ombudsman.
360 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0353 Airbus/Boeing geschillen Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over de geschillen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over veronderstelde subsidies aan Airbus en Boeing
Het Europees Parlement, – gezien de geschillen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) tussen de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten (VS) over veronderstelde subsidies aan Airbus en Boeing, – gezien zijn resolutie van 1 juni 2006 over de trans-Atlantische economische betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten1, – gezien de resolutie van de Amerikaanse Senaat (res. 632) van 8 december 2006 met het verzoek aan de VS en de EU om samen te werken om de trans-Atlantische markt te versterken, – gezien de EU-VS-top van 30 april 2007, – gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement, A. overwegende dat het belang hecht aan het trans-Atlantische partnerschap tussen de EU en de VS en zijn steun betuigt voor een eerlijk en evenwichtig handelsbeleid in het algemeen, B. overwegende dat het laatste decennium voor de trans-Atlantische economische relatie een periode was van integratie zonder voorgaande, met Europese investeringen in de VS die in 2006 75% van de totale inkomende investeringen in het land bedroegen en Amerikaanse investeringen in Europa die in 2006 tot een recordbedrag opliepen van 128 miljard USD of 59% van de totale uitgaande rechtstreekse buitenlandse investeringen van de VS, C. overwegende dat de luchtvaartindustrie bijzonder belangrijk is voor de werkgelegenheid en de creatie van banen, met name in sectoren met hooggekwalificeerd personeel, alsmede in een ruime waaier andere sectoren, voor de regionale ontwikkeling en voor de modernste transnationale industriële samenwerking, D. overwegende dat in de burgerluchtvaartindustrie momenteel zowel Airbus als Boeing in staat zijn grote commerciële vliegtuigen te ontwerpen en te bouwen en dat het in het belang van de luchtvaartmaatschappijen en hun klanten is een hoog niveau van gezonde mededinging te behouden, E. overwegende dat de EU en de VS in 1992 en bilateraal akkoord inzake handel in grote commerciële vliegtuigen hebben ondertekend (het akkoord van 1992) waarmee een evenwichtig speelveld met regels voor de toekenning van overheidssteun is gecreëerd, 1
PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 235. PE 410.854\ 361
NL
F. overwegende dat de EU het akkoord van 1992 consequent naar de geest en naar de letter heeft nageleefd en dat zij geregeld documenten heeft voorgelegd om deze naleving te bewijzen, G. overwegende dat de VS hun verplichtingen krachtens het akkoord van 1992 in ruime mate niet zijn nagekomen, door geen melding van hun subsidies aan Boeing te maken, alsmede door meer subsidies te verstrekken dan de overeengekomen maxima en aan Boeing subsidies te verstrekken die verboden zijn, H. overwegende dat door het akkoord van 1992 de stabiliteit in de sector is behouden tot 2004, toen de VS zich er unilateraal uit terugtrok en een WTO-zaak tegen de EU aanspande, op grond van Europese voorfinanciering die volledig met het akkoord van 1992 strookte en vergelijkbaar is met de financiering die Boeing geniet voor de ontwikkeling en productie van grote stukken van zijn 787 in Japan en andere landen waarmee een risicodelingsregeling geldt, I. overwegende dat het, ondanks talrijke inspanningen die de EU te goeder trouw heeft geleverd, tot nu toe niet mogelijk is geweest een eerlijke en evenwichtige basis voor een oplossing via onderhandelingen te leggen, J. overwegende dat het zijn steun bevestigt voor de consequente openheid van de Commissie voor een evenwichtige, via onderhandelingen tot stand gebrachte oplossing zonder voorwaarden vooraf, K. overwegende dat evenwichtige en eerlijke overheidssteun voor de luchtvaart aan beide zijden van de Oceaan heeft geleid tot onderzoek en innovatie, meer veiligheid, betere milieuprestaties en efficiënte oplossingen in het luchtvervoer, L. overwegende dat de financiering van de lidstaten voor Airbus streng beperkt is, met interest moet worden terugbetaald en duidelijk geen impact op het concurrentievermogen van Boeing heeft, waarbij Airbus 40 % meer heeft terugbetaald dan het van de regeringen van de listaten sinds 1992 heeft ontvangen en tot dusver 7 miljard EUR meer heeft teruggestort, M. overwegende dat de EU diverse verboden en betwistbare Amerikaanse subsidies aan Boeing op federaal, staats- en lokaal niveau aanklaagt, voor een totaal van 23,7 miljard EUR nietterugvorderbare subsidies in de loop van de afgelopen twee decennia en tot 2024, N. overwegende dat het Parlement herhaalt van mening te zijn dat eerlijke en open mededinging met betrekking tot overheidsopdrachten belangrijk is en heeft met tevredenheid kennis genomen van de gunning van het contract voor het Amerikaanse tankvliegtuigprogramma aan het team van Northrop Grumman Corporation European Aeronautic Defence and Space Company (EADS), op basis van neutrale criteria die zijn ontworpen om de meest geschikte apparatuur te identificeren en ter beschikking van de Amerikaanse luchtmacht te stellen; O. overwegende dat het Parlement evenwel ernstig bezorgd kennis neemt van de scherpe aanvallen van Boeing en het Amerikaanse Congres in een poging om EADS-operaties en bepaalde lidstaten af te schilderen als "onbetrouwbare zakenpartners op luchtvaartgebied" en een veiligheidsrisico met betrekking tot de militaire paraatheid van de VS, een boodschap die in Europa niet onopgemerkt is gebleven;
362 /PE 410.854
NL
P. overwegende dat het rapport van het Government Accountability Office, waarin het protest van inschrijver Boeing wordt gesteund, uitsluitend wordt gezien als evaluatie van de selectieprocedure en niet van de verdiensten van het vliegtuig; overwegende dat het Parlement herhaalt van mening te zijn dat de integriteit van de procedure voor overheidsopdrachten van het Amerikaanse ministerie van Defensie, voor alle inschrijvers intact zal blijven; 1. doet de volgende aanbevelingen aan de Commissie, die namens de EU optreedt om de belangen van de lidstaten en de EU-industrie in de sector van grote vliegtuigen te verdedigen: (a) het Parlement verzoekt de lidstaten en de Commissie ervoor te zorgen dat op elke concurrentiebeperkende actie in de wetgeving of het uitvoeringsbeleid die de capaciteit van EU-bedrijven om mee te dingen in burger- of militaire programma's op oneigenlijke wijze beperkt, wordt gereageerd met een passend optreden door de Gemeenschap en haar lidstaten; (b) het Parlement geeft volledige steun aan de verdediging van de EU-belangen in de lopende geschillenbeslechtingsprocedure bij de WTO en dringt er bij de Commissie op aan haar inspanningen op dit gebied voort te zetten: het twijfelt er evenwel aan dat de uitspraken van de WTO op zich voor de langetermijnoplossing zullen zorgen die de markt nodig heeft als basis voor toekomstige vreedzame en eerlijke mededinging in de sector, terwijl deze wel kan worden verkregen met een oplossing die tot stand is gebracht via onderhandelingen; (c) het Parlement is van mening dat het vertrekpunt voor welke gesprekken ook een discussie moet zijn zonder voorwaarden vooraf over de omstandigheden van de onderhandelingen, als bewijs van de reële intentie van beide partijen om te komen tot een pragmatisch evenwicht tussen EU-civieltechnische ondersteuning en het Amerikaanse militair-industriële plan, waarmee de aspecten van overheidsinmenging worden vastgelegd die daadwerkelijk gevolgen voor de totstandbrenging van een echt gelijk speelveld hebben; 2. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en aan de President en het Congres van de Verenigde Staten van Amerika.
PE 410.854\ 363
NL
P6_TA-PROV(2008)0354 Europees strategisch plan voor energietechnologie Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het Europees strategisch plan voor energietechnologie (2008/2005(INI))
Het Europees Parlement, – gezien de mededeling van de Commissie "Een Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan): Naar een koolstofarme toekomst" (COM(2007)0723) ('de mededeling over het SET-plan), – gezien de volledige effectbeoordeling (SEC(2007)1508), de "Technologiekaart" (SEC(2007)1510) en de "Capaciteitenkaart" (SEC(2007)1511), die de mededeling over het SET-plan begeleiden, − gezien de mededeling van de Commissie "Naar 20-20 in 2020: Kansen voor klimaatverandering voor Europa" (COM(2008)0030), − gezien de effectbeoordeling van het pakket toepassingsbepalingen voor de EU-doelstellingen inzake klimaatverandering en hernieuwbare energie voor 2020 (SEC(2008)0085), − gezien de mededeling van de Commissie "Steun voor demonstratie in een vroeg stadium van duurzame elektriciteitsproductie met behulp van fossiele brandstoffen" (COM(2008)0013), − gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie "Steun voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen" (SEC(2008)0057), − gezien de mededeling van de Commissie "Een energiebeleid voor Europa" (COM(2007)0001), − gezien de mededeling van de Commissie "Economische hervormingen en concurrentievermogen: de belangrijkste boodschappen uit het verslag over het Europese concurrentievermogen 2006" (COM(2006)(0697), − gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (COM(2008)0019), − gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (COM(2008)0016), − gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG, 96/61/EG, 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG en 2006/12/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van de Raad (COM(2008)0018), 364 /PE 410.854
NL
− gezien Besluit nr. 1982/2006/EG van 18 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013)1, − gezien Beschikking 2006/976/Euratom van 19 december 2006 van de Raad betreffende het specifiek programma tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007-2011)2, − gezien Besluit nr. 1639/2006/EG van 24 oktober 2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013)3, − gezien het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof (COM(2007)0571), − gezien zijn resolutie van 25 september 2007 over de routekaart voor hernieuwbare energie in Europa4, − gezien zijn resolutie van 31 januari 2008 over het actieplan voor energie-efficiëntie: Het potentieel realiseren5, − gezien zijn resolutie van 13 maart 2008 over het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie6, − gezien zijn standpunt van 11 maart 2008 over het Europees Instituut voor innovatie en technologie7, − gezien de conclusies van de voorzitter van de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 in Brussel, − gezien de conclusies van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 28 februari 2008 over het Europees strategisch plan voor energietechnologie, − gezien de conclusies van de voorzitter van de Europese Raad van 13 en 14 maart 2008 in Brussel, − gelet op artikel 45 van zijn Reglement, − gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0255/2008),
1 2 3 4 5 6 7
PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1. PB L 400 van 30.12.2006, blz. 404. PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15. Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0406. Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0033. Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0096. Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0081. PE 410.854\ 365
NL
A. overwegende dat achtereenvolgende aankondigingen van het Parlement, de Raad en de Commissie hebben benadrukt dat het tegenhouden van de klimaatverandering, het verbeteren van de continuïteit van de energievoorziening en van het concurrentievermogen van de Europese economie de doelstellingen van het Europese energie- en klimaatbeleid zijn, B. overwegende dat de dreiging door de klimaatverandering blijft toenemen en dat de COP14besprekingen in Poznan en de COP15-besprekingen in Kopenhagen van cruciaal belang zijn voor het bereiken van een internationale overeenkomst over klimaatverandering ter vervanging van het regime van het Protocol van Kyoto, C. overwegende dat het Stern-rapport over de economische aspecten van klimaatverandering erkent dat als er niets wordt ondernomen om de klimaatverandering te bestrijden de kosten veel hoger liggen dan als er wel actie wordt ondernomen, D. overwegende dat de afhankelijkheid van de EU van de invoer van fossiele brandstoffen tegen 2030 tot 65% van het totaal verbruik gestegen kan zijn, E. overwegende dat het de EU naar schatting van de Commissie tot 2020 70 miljard EUR per jaar zal kosten om de doelstellingen op het gebied van de broeikasgasreductie en hernieuwbare energie te bereiken, F. overwegende dat verbetering van de energie-efficiëntie een van de maatregelen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met de beste kosten-batenverhouding is, G. overwegende dat onderzoek en technologische ontwikkeling van fundamenteel belang zijn voor het realiseren van de doelstellingen van het Europees energiebeleid, H. overwegende dat betere synergie in het toekomstig Europees onderzoek naar energietechnologie duurzame economische groei alleen maar kan stimuleren en de comparatieve voordelen van de Europese economie en de werkgelegenheid kan helpen verbeteren, en vandaar ook de doelstellingen van de strategie van Lissabon kan helpen verwezenlijken en de klimaatverandering bestrijden, I. overwegende dat het zevende kaderprogramma (KP7) gedurende de zevenjarige periode slechts 2,3 miljard EUR uittrekt voor energieonderzoek, J. overwegende dat in de Europese Unie de investeringen van de private sector in onderzoek op het gebied van energietechnologie zeer beperkt zijn in vergelijking met de inspanningen van concurrenten uit derde landen, en zelfs met die van andere EU-sectoren, K. overwegende dat de budgetten voor openbaar en particulier energieonderzoek in de EU sedert de jaren tachtig aanzienlijk zijn gedaald en de EU bij een internationale vergelijking van innovatie-indicatoren op basis van het uitgavenniveau voor technologisch onderzoek slecht presteert, L. overwegende dat openbare interventie ten behoeve van nieuwe, minder vervuilende energietechnologieën noodzakelijk en gerechtvaardigd is, aangezien ze in eerste instantie duurder zijn dan die welke zij vervangen en het daardoor mogelijk is dat zij in hun eerste fase van marktpenetratie noch handelsvoordelen op de korte termijn noch betere prijzen voor de consument met zich meebrengen, 366 /PE 410.854
NL
Behoefte aan een strategisch plan voor energietechnologie 1. verwelkomt het Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan); is van mening dat een Europees beleid voor energietechnologie met een goede financiële onderbouwing van essentieel belang is om de EU-doelstellingen op het gebied van energie en klimaatverandering voor 2020 te bereiken; 2. benadrukt dat de EU haar doelstellingen op het gebied van broeikasgasreductie, energieefficiëntie en hernieuwbare energie tegen 2020 moet bereiken terwijl zij tegelijkertijd een concurrerende en duurzame economie moet behouden; is van mening dat de ontwikkeling en aanwending van innovatieve, goedkope en koolstofarme energietechnologieën, energieefficiëntie en hernieuwbare energie essentieel zijn om de kosten voor het verlagen van de emissies terug te dringen en nieuwe markten te creëren voor de industrie in de EU en een wereldwijde inzet voor de aanpak van de klimaatverandering te garanderen; 3. is van oordeel dat het voor realisering van die doelstellingen van essentieel belang is de kosten van groene energie te verlagen en innovatie in de energiesector te stimuleren; dat het daartoe noodzakelijk is de technologieoverdracht van de onderzoekscentra naar de bedrijven te verbeteren, de tijd die nodig is voor marktpenetratie te verkorten, een einde te maken aan de huidige inertie op het gebied van technologie en regelgeving en de interconnectiviteit van netwerken te verbeteren; 4. is van mening dat nieuwe technologieën, vooral technologieën op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, eveneens noodzakelijk zijn om de diversificatie van energiebronnen te vergemakkelijken, de energievraag te verminderen en om te voorzien in minder vervuilende en veiliger methoden voor het gebruik van eigen bronnen, ter ondersteuning van de zekerheid van de energievoorziening; roept de Commissie op om een evaluatie te houden van de energiebronnen in de EU; 5. is van mening dat het SET-plan een ruime waaier aan activiteiten moet ondersteunen die het publiek debat over de voordelen van de verschillende keuzes voor nieuwe energietechnologieën stimuleren, meer in het bijzonder door middel van consumentenopvoeding en voorlichtingscampagnes ; 6. is van mening dat goedkopere, effectievere koolstofarme technologieën kunnen bijdragen aan het bereiken van een nieuwe internationale overeenkomst over klimaatverandering ter vervanging van het regime van het Protocol van Kyoto; Coördinatie en strategische planning 7. benadrukt de noodzaak om de coördinatie van strategische energietechnologieën uit te breiden op diverse niveaus en bij verschillende partners; benadrukt eveneens de noodzaak om bureaucratische rompslomp te vermijden, eenvoud en helderheid te waarborgen en te zorgen voor brede deelname van alle potentiële partners bij het verbeteren van de coördinatie, bijvoorbeeld door middel van de voorgestelde Stuurgroep van de Europese Gemeenschap inzake strategische energietechnologieën en de voorgestelde Europese alliantie voor energieonderzoek, die open dient te staan voor alle Europese onderzoekscentra, ongeacht hun grootte of middelen; 8. verklaart zich voorstander van instelling van een stuurgroep op hoog niveau en een transparant en goed toegankelijk informatiesysteem over energietechnologie, vooral voor PE 410.854\ 367
NL
kleine en middelgrote ondernemingen; verzoekt de Commissie om het Parlement op de hoogte te houden van de instelling van de stuurgroep en haar werkzaamheden en de informatiestrategie; 9. merkt op dat gebruik kan worden gemaakt van de instrumenten die zijn ontwikkeld krachtens de kaderprogramma's (ERA-NET, NoE's, ETP's) ter ondersteuning van het toekomstige Europees informatiesysteem voor energietechnologie; 10. benadrukt dat gecoördineerde samenwerking met de lidstaten van essentieel belang is om de gestelde doelen te verwezenlijken, de voordelen te maximaliseren en de kosten terug te dringen; is van mening dat communautaire instrumenten die op niveau van de lidstaten gehanteerd worden, zoals de structuurfondsen, de onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatiecapaciteit op die terreinen kunnen vergroten; 11. benadrukt het cruciaal belang van het verbeteren van de coördinatie met derde landen en versterken van de internationale samenwerking om een samenhangende en gedifferentieerde strategie te voeren ten aanzien van de landen met ontwikkelde, zich ontwikkelende en opkomende economieën; 12. benadrukt dat de EU-onderzoekscapaciteit vergroot dient te worden en dat verder onderwijs en scholing essentieel is voor het leveren van genoeg gekwalificeerde mensen om de nieuwe technologiemogelijkheden die zich aandienen ten volle te kunnen benutten; is van mening dat in dit opzicht de specifieke programma's van KP7 baat zouden kunnen hebben bij een geïntegreerde benadering; 13. vestigt de aandacht op het mogelijk risico van doublures en herhalingen van nieuwe initiatieven; roept de Commissie op om te overwegen hoe de nieuwe Europese industriële initiatieven zullen passen in de bestaande programma's, met inbegrip van KP7 en meer in het bijzonder de Europese technologieplatforms, de gezamenlijke technologie-initiatieven waartoe is besloten krachtens KP7, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, en vooral in het Europees Instituut voor innovatie en technologie en zijn kennisen innovatiegemeenschappen (KIG) voor klimaatverandering en energie; roept de Commissie op om duidelijk te maken hoe de nieuwe Europese industriële initiatieven ondersteunend zullen werken voor de verschillende vormen van synergie tussen het communautair en het nationaal niveau ; 14. herhaalt dat het SET-plan onderzoeks- en innovatiecapaciteit op EU-schaal dient op te bouwen; is het eens met de Commissie dat pan-Europese onderzoeksinfrastructuren een deel van de oplossing vormen; vraagt derhalve het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI) om de noodzaak van Europese onderzoeksinfrastructuren op het gebied van innovatieve energietechnologieën zoals hernieuwbare energietechnologieën, na te gaan; 15. is van mening dat de trans-Europese energienetwerken en vereenvoudigde vergunningprocedures in deze sector een fundamentele rol spelen in het strategisch energiebeleid van de EU; Onderzoek en technologieoverdracht 16. benadrukt dat noodzakelijke coördinatie moet worden uitgebreid naar de verschillende wetenschappelijke en technologische terreinen die, vanwege hun multidisciplinaire karakter, 368 /PE 410.854
NL
een rol spelen in het onderzoek en de ontwikkeling van energietechnologieën; benadrukt in dit verband de noodzaak onderzoek in basiswetenschappen zoals biologie, informatietechnologie, materiaalwetenschap en macrotechnologieën te stimuleren; 17. verzoekt de Commissie om de mogelijkheden voor de toepassing van energietechnologieën in de recent toegetreden lidstaten te overwegen en ondersteunende regels en procedures in te voeren op basis van het EU-beleid; 18. benadrukt de noodzaak om de technologieoverdracht van de onderzoekscentra naar de bedrijven te verbeteren; dringt erop aan dat het nieuwe Europese instituut voor innovatie en technologie op dit gebied een rol speelt; 19. dringt erop aan dat de particuliere sector meer investeert in onderzoek en grotere risico's neemt, wat een eerste vereiste is als de EU in deze sector koploper wil worden; Europese industriële initiatieven 20. is er vast van overtuigd dat er dringend meer ondersteuning nodig is voor de koolstofarme technologieën in de demonstratie- en commercialisatiefase voor nieuwe gedecentraliseerde hernieuwbare technologieën; verwelkomt dan ook de voorgestelde Europese industriële initiatieven; benadrukt echter de noodzaak om eveneens meer ondersteuning te bieden voor O&O in technologieën die nodig zijn op de langere termijn, met speciale nadruk op strategisch belangrijke technologieën zoals zonne-energietechnologieën die op de lange termijn kunnen leiden tot een energieonafhankelijke Europese Unie; 21. is van mening dat de Europese industriële initiatieven gericht moeten zijn op gebieden die over het grootste potentieel beschikken om de doelstellingen van de EU op het gebied van klimaatverandering, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op een duurzame basis te realiseren en voor lagere kosten en toepassing op de langere termijn; 22. vraagt om bij het vaststellen van prioriteiten onder de Europese industriële initiatieven in elk stadium van het productieproces rekening te houden met de levenscyclus en milieueffecten van de verschillende technologieën; vraagt om de mogelijkheid te bezien om de technologieën naar ontwikkelingslanden over te brengen om de technologische kloof met die landen te verkleinen; 23. roept op tot betere overdracht van technologie met de industrielanden en onderlinge wetenschappelijke samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën; 24. ondersteunt het voorstel van de Commissie dat Europese industriële initiatieven op verschillende manieren worden ontwikkeld om tegemoet te komen aan de eisen van de specifieke technologieën; is van mening dat een dergelijke flexibiliteit de ontwikkeling van strategische allianties tussen lidstaten, lokale en regionale overheden, onderzoekscentra en de particuliere sector voor het ontwikkelen van bepaalde technologieën mogelijk maakt; roept deze lichamen dringend op om samen te werken aan het ontwikkelen van gedetailleerde voorstellen voor Europese industriële initiatieven; 25. is een groot voorstander van de voorgestelde Europese industriële initiatieven op het gebied van wind- en zonne-energie, bio-energie, CO2 -opvang, -vervoer en -opslag, elektriciteitsnetten en kernsplijting;
PE 410.854\ 369
NL
26. verzoekt in het bijzonder om intensivering van het onderzoek op het gebied van biobrandstoffen, teneinde ervoor te zorgen dat het algehele milieueffect van de productie van dergelijke brandstoffen eenduidig positief is; 27. erkent het belang van de ontwikkeling van grootschalige conversie van biomassa naar gas voor de productie van waterstofbrandstof en vloeibare synthetische brandstoffen voor duurzame vervoerstechnologieën; 28. benadrukt dat de Europese industriële initiatieven inzake kernsplijting continuïteit mogelijk dienen te maken en ook het O&O-werk met betrekking tot technologieën van de derde en vierde generatie dienen te omvatten; 29. betreurt dat het SET-plan voorrang aan maatregelen geeft die op de aanbodzijde gericht zijn en onvoldoende aandacht voor maatregelen heeft die kunnen leiden tot minder vraag naar energie, zoals energiebesparing en -efficiëntie; 30. dringt erop aan dat energie-efficiëntie een prominentere plaats moet krijgen in het SETplan, daar dat het gebied is met het grootste potentieel voor kostenefficiënte emissiereducties op de middellange termijn, vooral in de bouwsector, die goed is voor veertig procent van het totaal EU-energiegebruik; roept derhalve de Commissie op om technologieën voor energie-efficiëntie, met inbegrip van warmtekrachtkoppeling en polygeneratie, toe te voegen aan de werkterreinen in de Europese industriële initiatieven; steunt de opname van energie-efficiëntie als één van de prioriteiten van de Europese industriële initiatieven; 31. verzoekt de Commissie om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid tot uitbreiding van de voorgestelde Europese industriële initiatieven tot andere sectoren die mogelijkheden bieden om de uitstoot van broeikasgas aanmerkelijk te verlagen, zoals energieproductie door warmtekrachtkoppeling, waterstofproductie, innovatie in de bouw- en woningsector, efficiëntere verwarmings- en koelsystemen, betere energieopslag en distributieinfrastructuren, en interconnectie van netwerken; 32. is van mening dat de ontwikkeling van technologieën voor het opvangen en opslaan van koolstof (CCS) een rol zou kunnen spelen in het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen op de lange termijn, mits die technologieën efficiënt en veilig zijn; roept de Commissie op om twaalf volledig uitgebouwde CCS-demonstratieprojecten mogelijk te maken in de Europese industriële initiatieven; merkt op dat ondersteuning voor schone kolentechnologieën, zoals conversie van steenkool naar gas, de inzet van CCS gemakkelijker en goedkoper zal maken, met de mogelijkheid om er in de toekomst een verplichting van te maken; Financiering 33. wacht de voorgestelde mededeling van de Commissie af over de financiering van nieuwe koolstofarme en CCS-technologieën; betreurt dat de mededeling niet samen met het SETplan is gepubliceerd; 34. benadrukt dat het SET-plan niet moet worden gefinancierd door het opnieuw toewijzen van geld dat beschikbaar is gemaakt voor energie krachtens KP7 en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie;
370 /PE 410.854
NL
35. is van mening, gezien de prioriteit voor klimaatverandering en energiekwesties, dat er aanzienlijke EU-middelen voor technologieën op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie nodig zijn moeten worden aangewend om de doelstellingen van de EU voor 2020 te helpen halen; 36. moedigt de Commissie aan om dringend te zorgen voor passende financiering en steun voor O&O, demonstratie en commercialisatie van nieuwe koolstofarme en koolstofvrije technologieën, zodat er vanaf 2009 ten minste 2 miljard EUR per jaar van de EU-begroting wordt besteed aan steun voor dergelijke technologieën, los van KP7 en het het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, en roept de Commissie eveneens op om voorstellen te doen voor extra middelen in de tussentijdse evaluatie van het financieel kader 2007-2013; 37. meent dat het van belang is om beter en ruimer gebruik te maken van zowel financiële als menselijke hulpbronnen om de ontwikkeling en aanwending van schone technologieën voor de toekomst te bespoedigen; 38. benadrukt de noodzaak tot uitbreiding van de onderzoekscapaciteit in de EU; roept dan ook op tot uitbreiding van de financieringsmiddelen voor personeelsontwikkeling en -opleiding in de energietechnologie; wenst ook betere coördinatie tussen de financiële instrumenten van de Gemeenschap en de lidstaten om opleiding en onderzoek te ondersteunen, vooral aan de hand van KP7; 39. ondersteunt in het licht van de noodzaak van meer complementariteit tussen de EU-fondsen de voorstellen in de mededeling van de Commissie "Concurrerende Europese regio's door onderzoek en innovatie" (COM(2007)0474); verwelkomt in dat kader de praktische handleiding van de Commissie voor het coördineren van EU-fondsen uit regionale, nationale en EU-middelen, alsmede middelen van de Europese Investeringsbank (EIB) op het gebied van O&O en innovatie; is het met de Commissie eens dat belanghebbenden beter dienen te worden geïnformeerd over artikel 54, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad1 betreffende de financiering uit twee verschillende Europese bronnen voor hetzelfde geheel van subsidieerbare uitgaven; 40. verzoekt de Commissie om bij haar presentatie van het financieringsplan duidelijk te maken waar de gemeenschappelijke EU-inspanningen een meerwaarde toevoegen in de verschillende technologiesectoren, en de bevindingen met betrekking tot de duurzaamheid van de verschillende technologische ontwikkelingen nader uiteen te zetten; 41. erkent de noodzaak dat middelen moeten worden aangewend in partnerschap met de industrie, teneinde investeringen uit de particuliere sector te kunnen gebruiken voor nieuwe koolstofarme technologieën; benadrukt de noodzaak voor een heldere langetermijnvisie en financieel kader, ondersteund door financiële instellingen als de EIB, teneinde de partners in de particuliere sector voldoende zekerheid te bieden om te investeren; benadrukt de noodzaak om het midden- en kleinbedrijf hierbij te betrekken, met name bij technologieën voor verspreide systemen voor energievoorziening; 42. wijst erop dat krachtens de voorgestelde herziening van de EU-regeling voor de emissiehandel inkomsten uit veilingen een aanzienlijke middelenbron zouden kunnen 1
PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1989/2006 (PB L 411 van 30.12.2006, blz. 6). PE 410.854\ 371
NL
vormen voor de financiering van de zekerstelling van de EU-energievoorziening waarbij tegelijkertijd haar doelstellingen op het gebied van klimaat, energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen worden verwezenlijkt; ° °
°
43. verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
372 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0355 Staatsinvesteringsfondsen Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over staatsinvesteringsfondsen
Het Europees Parlement, – gezien de mededeling van de Europese Commissie over een gemeenschappelijke Europese aanpak van staatsinvesteringsfondsen (COM(2008)0115), – gezien de lopende werkzaamheden van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en met name van de internationale werkgroep voor staatsinvesteringsfondsen, – gezien het verslag van het investeringscomité van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van 4 april 2008, – gelet op de artikelen 64 en 65 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (de vroegere artikelen 57 en 58 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap), – gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement, A. overwegende dat staatsinvesteringsfondsen (SWF) al meer dan 50 jaar actief zijn op de mondiale financiële markt, B. overwegende dat de SWFs zich niet schuldig hebben gemaakt aan ontwrichting van de financiële markten, C. overwegende dat zij door hun eigendomsstructuur buiten de reikwijdte vallen van de regulering van de financiële markt in Europa, D. overwegende dat de investeringsstrategie van de SWFs een voorkeur vertoont voor stabiele investeringen op lange termijn, E. overwegende dat er enige bezorgdheid bestaat over het gebrek aan transparantie van een aantal SWFs voor wat betreft hun activa, investeringsstrategieën, winsten en bestuursstructuur, F. overwegende dat zij tijdens de recente financiële crisis een rol hebben gespeeld bij het bewaren van een aantal belangrijke financiële instellingen voor bankroet, G. overwegende dat de SWF's groeipotentieel bezitten, H. overwegende dat de Europese Unie zich een krachtig voorstander moet blijven tonen van openheid ten aanzien van investeringen en van het vrij verkeer van kapitaal, 1. is van mening dat de SWFs geen schuld dragen aan een ontwrichting van de kapitaalmarkten, maar dat door hun structuur, hun omvang en hun snelle groei behoefte is PE 410.854\ 373
NL
ontstaan aan een nauwgezette analyse van hun rol en invloed; is zich ervan bewust dat hun houding tegenover transparantie en bestuur uiteenloopt; 2. is er bezorgd over dat het gebrek aan transparantie van sommige staatsinvesteringsfondsen het onmogelijk kan maken een behoorlijk inzicht te krijgen in hun structuren en bedoelingen; verzoekt de Commissie te erkennen dat transparantie en openheid de sleutel vormen tot het scheppen van eerlijke concurrentieverhoudingen en een soepel functioneren van de markten in het algemeen; 3. is ingenomen met de mededeling van de Commissie over SWFs waarin het belang van de vrije markten en het streven van de Commissie naar een mondiale oplossing wordt onderstreept; neemt kennis van de diverse initiatieven ter vergroting van de transparantie en verbetering van het bestuur zowel op nationaal niveau als in internationale fora en verzoekt de Commissie nauw samen te werken met het IMF en de OESO om een wereldwijde gedragscode tot stand te brengen; 4. is echter van mening dat de mededeling van de Commissie over SWFs beschouwd dient te worden als een eerste stap en verzoekt de Commissie dan ook de activiteiten van de SWFs te volgen en een coördinerende rol te spelen om ervoor te zorgen dat nationale initiatieven niet botsen met het aantrekken van investeringen en de positie van de Europese Unie op de wereldmarkt niet in gevaar brengen; 5. dringt er bij de Commissie op aan opdracht te geven voor een analyse van de instrumenten die de Europese Unie ten dienste staan, zowel wat betreft EG-verdragsbepalingen als bestaande wetgeving, zoals eisen van transparantie, stemrecht, rechten van aandeelhouders en gouden aandelen, om een reactie mogelijk te maken ingeval van eigendomsproblemen als gevolg van optreden van SWFs; 6. verzoekt de Raad en de Commissie de speelruimte in te schatten die de EU- instellingen resteert in verband met de bepalingen van de artikelen 64 en 65 van het VWEU, om de mogelijkheden na te gaan voor een gecoördineerd optreden op EU-niveau, wat cruciaal is voor de belangen van de Unie en het goede functioneren van de interne markt; verzoekt de Commissie een lijst op te stellen van sectoren die zouden kunnen vallen onder de reikwijdte van artikel 65 over de openbare orde; 7. verzoekt de Raad en de Commissie opdracht te geven tot een diepgaande analyse van het functioneren van de mondiale financiële markten en, rekening houdend met wereldwijde initiatieven, een krachtige Europese visie vast te leggen en te uit te dragen, die beginselen en regels voor het functioneren van die markten zou moeten omvatten; is van opvatting dat een dergelijk gemeenschappelijk standpunt een versterking zou betekenen van de positie van de EU in internationale fora; verzoekt de Commissie om, waar passend, werk te maken van het wederkerigheidsbeginsel; 8. is bezorgd over de olieprijzen en de gevolgen ervan op de wisselkoers tussen euro en dollar, aangezien oliewinsten vaak via SWFs opnieuw worden geïnvesteerd in activa die in euro's zijn gesteld en in de markten van de eurozone als geheel; 9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
374 /PE 410.854
NL
P6_TA-PROV(2008)0356 Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 inzake een “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur” (2008/2041(INI))
Het Europees Parlement, – gezien het groenboek "Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur" (COM(2007)0551), – gezien het witboek “Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen" (COM(2001)0370), – gezien de mededeling van de Commissie getiteld “Europa duurzaam in beweging: duurzame mobiliteit voor ons continent – Tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer van 2001 van de Commissie” (COM(2006)0314), – gezien de mededeling van de Commissie getiteld “Naar een veiligere, schonere en meer doelmatige mobiliteit in Europa: Eerste verslag over ’De intelligente auto’" (COM(2007)0541), – gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw – Standpunt van de Commissie over het eindverslag van de CARS 21-groep op hoog niveau – Een bijdrage tot de strategie van de EU voor groei en werkgelegenheid" (COM(2007)0022), – gezien de mededeling van de Commissie getiteld "De intelligente auto": "ICT-promotie ten behoeve van slimmere, veiligere en schonere voertuigen” (COM(2006)0059), – gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Goederenlogistiek in Europa – sleutel tot duurzame mobiliteit" (COM(2006)0336), – gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Actieplan inzake goederenlogistiek" (COM(2007)0607), – gezien de mededeling van de Commissie over een Thematische strategie voor het stadsmilieu (COM(2005)0718), – gezien de voorstellen en richtlijnen van de Commissie en de opvattingen van het Europees Parlement ten aanzien van het Structuurfonds, het Cohesiefonds en het zevende kaderprogramma voor onderzoek, – gezien het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (COM(2007)0817), – gezien zijn resolutie van 20 februari 2008 over de inbreng op de voorjaarszitting 2008 van
PE 410.854\ 375
NL
de Raad met betrekking tot de strategie van Lissabon1, – gezien zijn resolutie van 12 juli 2007 over "Europa duurzaam in beweging: duurzame mobiliteit voor ons continent"2, – gezien zijn resolutie van 15 januari 2008 over CARS 21: een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie3, – gezien zijn resolutie van 5 september 2007 over goederenlogistiek in Europa – sleutel tot duurzame mobiliteit4, – gezien zijn resolutie van 26 september 2006 over de thematische strategie voor het stadsmilieu5, – gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake Verkeer in stedelijke en grootstedelijke gebieden, – gelet op artikel 45 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0252/2008), A. overwegende dat de stedelijke centra (steden en hun omgeving) in vele opzichten van groot belang zijn voor het bestaan van de burgers van de EU; dat de stedelijke centra zich, ondanks verschillen qua omvang en structuur, op het gebied van vervuiling, verkeersopstoppingen, lawaai en verkeersveiligheid als gevolg van de stedelijke mobiliteit met gelijksoortige problemen en uitdagingen geconfronteerd zien, B. overwegende dat er dringend behoefte bestaat aan nieuwe denkwijzen en innovatieve concepten inzake mobiliteit in steden, aangezien stedelijk vervoer in belangrijke mate bijdraagt aan klimaatverandering, vervuiling en andere milieuproblemen, alsmede de daaraan gerelateerde negatieve effecten op de levenskwaliteit en de gezondheid van stedelingen; dat een alomvattende EU-strategie voor het aanpakken van klimaatverandering en andere milieuproblemen alleen succesvol kan zijn indien deze problemen worden aangepakt; C. overwegende dat een adequate taakverdeling moet worden gevonden tussen de EU en steden en gemeenten, waarbij de EU een duidelijke afgebakende rol moet toekomen; dat overeenkomstig het beginsel van betere regelgeving en de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit de Gemeenschap op het vlak van stedelijke mobiliteit alleen moet optreden wanneer er sprake is van een duidelijke toegevoegde waarde van de EU; D. overwegende dat ook op het gebied van stedelijke mobiliteit rekening moet worden gehouden met de beginselen van de interne markt van de EU; 1 2 3 4 5
Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0057. Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0345. Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0007. Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0375. PB C 306 E van 15.12.2006, blz. 182.
376 /PE 410.854
NL
E. overwegende dat Europese steden en gemeenten in de gelegenheid gesteld moeten worden om een uit breed scala aan flexibele instrumenten te kiezen, om zo een beleidsmix op maat samen te stellen voor geïntegreerde, duurzame, maatschappelijk doeltreffende en economisch haalbare oplossingen voor hun specifieke mobiliteitsproblemen; dat voor alle vervoersmodi en op alle vervoersgebieden (voetgangers, fietsers, openbaar en privé personenvervoer, goederenvervoer en diensten) gestreefd moet worden naar betere logistieke oplossingen en een verschuiving in de richting van meer duurzame vervoersmodi, met het oog op een goede toegankelijkheid van stadscentrums en een goede doorstroming, hetgeen van groot belang is voor bewoners, bezoekers, forensen, en producenten en leveranciers van goederen en diensten (in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf); dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de interoperabiliteit van de gekozen instrumenten, teneinde de autoriteiten in een later stadium in de gelegenheid te stellen verkeersovertredingen in stedelijke gebieden grensoverschrijdend aan te pakken; F. overwegende dat het Europese beleid inzake stadsvervoer rekening moet houden met de economische, sociale en milieucohesie; dat met name moet worden gelet op de specifieke problemen en omstandigheden in de 'nieuwe' lidstaten; G. overwegende dat aandacht moet worden besteed aan de specifieke behoeften van werknemers (forensen), personen met een verminderde mobiliteit, kinderen (buggy's), de financieel zwakkeren en ouderen; dat niet mag worden vergeten dat de snelle vergrijzing in Europa tot een nieuwe demografische situatie en nieuwe mobiliteitsbehoeften in onze samenlevingen zal leiden; H. overwegende dat het van essentieel belang is om een nieuwe benadering van strategische planning voor stedelijke gebieden in te voeren, om in te spelen op de milieu-, energie- en mobiliteitsuitdagingen die zich de komende decennia zullen voordoen, I. overwegende dat de internalisering van de externe kosten een belangrijke stap is op weg naar de doorberekening van de reële kosten in de vervoerssector; dat de mogelijkheid van kruissubsidiëring ten behoeve van duurzame stedelijke vervoersmodellen dient te worden overwogen om tot een evenwichtige behandeling van het vervoer van goederen en van personen, en van de verschillende vervoersmodi te komen; dat inspanningen moeten worden ondernomen om nieuwe financieringsinstrumenten te ontwikkelen en bestaande financieringsinstrumenten zoals de structuurfondsen en het Cohesiefonds beter en frequenter in te zetten ten behoeve van duurzame stedelijke mobiliteitsoplossingen, De rol van de Europese Unie 1.
verwelkomt het genoemde groenboek als goede discussiegrondslag; verwelkomt voorts het feit dat alle belanghebbenden worden betrokken bij het proces van meningsvorming en de formulering van het toekomstige EU-beleid inzake stadsvervoer;
2.
acht het noodzakelijk de bevoegdheidsgebieden van de EU duidelijk af te bakenen overeenkomstig de in de verdragen vastgelegde beginselen van subsidiariteit en evenredigheid; erkent het beginsel dat het plaatselijke autoriteiten vrij staat hun eigen mobiliteitsbeleid te ontwikkelen, mits zij daarbij de relevante nationale en communautaire wetgeving niet overtreden; verwacht tegelijkertijd dat de lidstaten, steden en gemeenten met inachtneming van de hierboven genoemde beginselen - zich bewust zijn van hun PE 410.854\ 377
NL
verantwoordelijkheden om de stedelijke mobiliteit beter te organiseren en te plannen; erkent overigens dat een gecoördineerd optreden inzake stedelijke mobiliteit in de Gemeenschap een duidelijke meerwaarde in bepaalde gebieden kan hebben; 3.
is van mening dat de EU een algehele strategie voor stedelijke mobiliteit zou moeten formuleren die leidt tot een rationeler gebruik van particuliere auto's en een verschuiving in de richting van duurzame vervoermiddelen stimuleert, ter ondersteuning van de verbintenissen van de EU op het gebied van milieubescherming en de verlaging van de uitstoot van broeikasgassen;
4.
is van mening dat op de volgende gebieden actie op Europees niveau noodzakelijk is en verzoekt om: − het uitwerken van een omvattend en geïntegreerd beleidskader voor stedelijke mobiliteit, dat als een gemeenschappelijk referentiekader dient voor Europese, nationale, regionale en lokale actoren (gemeenten, burgers, het bedrijfsleven en de industrie); deze benadering dient te stoelen op de beginselen van de interne markt van de EU op het gebied van duurzame mobiliteit en dient rekening te houden met de levensvatbaarheid van steden en de effecten op de demografie (stadsvlucht); onderstreept dat dit een duidelijke stimulans voor steden en stedelijke gebieden moet zijn om alomvattende plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit (SUMP's) te ontwikkelen, met nadruk op stadsplanning op lange termijn en ruimtelijke ordening; verzoekt de Commissie in dit verband na te gaan hoe de SUMP's kunnen worden gekoppeld aan de co-financiering door de EU van vervoersprojecten in steden met meer dan 100 000 inwoners en aan de wetgeving, de besluiten en de streefdoelen met het oog op de vermindering van het aantal ongevallen, de CO2-uitstoot, de plaatselijke gasuitstoot, en het lawaai; − het vergaren en ter beschikking stellen van betrouwbare en vergelijkbare gegevens over alle aspecten van het vervoer in de stad en stedelijke gebieden, rekening houdend met toekomstige veranderingen in de raamvoorwaarden (bijv. demografische verandering, economische groei, klimaatverandering, enz.); − een compleet overzicht over de bestaande communautaire regelingen die momenteel direct of indirect van invloed zijn op de stedelijke mobiliteit, waarbij telkens moet worden gekeken naar mogelijkheden voor verbetering en vereenvoudiging; − evaluatie van de omzetting en toepassing door de lidstaten van de Europese wetgeving op het gebied van stedelijk vervoer, in het bijzonder openbaar personenvervoer; − een overzicht van de genomen lokale initiatieven die het hoofd bieden aan een aantal in het groenboek opgesomde problemen (bijv. inzake tolheffingen, groene zones, veiligheid in het openbaar vervoer, wetgeving ter bescherming van fietsers, enz.); wenst dat dit overzicht de basis is voor het uitwisselen van goede werkwijzen op deze gebieden; − toezicht op lokale maatregelen met betrekking tot de bereikbaarheid van stadscentra teneinde nieuwe handelsbarrières binnen de interne markt van de EU te voorkomen;
378 /PE 410.854
NL
− een "Europees Platform voor Stedelijke Mobiliteit" of een ander daadwerkelijk forum dat alle gegevens, goede werkwijzen en beleidsinformatie over stedelijke mobiliteit op een overzichtelijke manier bijeenbrengt om burgers en beleidsmakers eenvoudig toegang te verschaffen tot belangrijke informatie die nodig is voor het ontwikkelen van een stedelijk mobiliteitsbeleid; benadrukt dat een dergelijk platform zo veel mogelijk gebruik zou moeten maken van bestaande databanken, middelen en instellingen, teneinde onnodige formaliteiten en bureaucratie te vermijden; − de evaluatie van de externe kosten van de verschillende vervoermiddelen, met inbegrip van een onderzoek naar de mogelijkheden om deze kosten te internaliseren; 5.
roept op tot samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten om nationale belemmeringen voor stedelijke plannen weg te nemen, zonder evenwel EU-wetgeving voor te stellen, die de lokale flexibiliteit die nodig is voor het oplossen van mobiliteitsproblemen zou kunnen beperken;
Wetgeving 6.
acht het noodzakelijk dat de EU op de beleidsgebieden waarop zij wetgevend kan optreden (b.v. begroting, milieu, sociale zaken en arbeidsmarkt, mededinging, industrie, regionale ontwikkeling en cohesie, vervoer en verkeersveiligheid, en energie), rekening houdt met de bijzondere vereisten van het stedelijk vervoer;
Standaardisering en harmonisering 7.
verzoekt om specifieke Europese regelingen en/of richtsnoeren inzake standaardisering en harmonisering met betrekking tot: −
het ontwerp en de werking van milieuzones en tolsystemen; is van mening dat besluiten hierover op lokaal niveau moeten worden genomen, met inachtneming van de specifieke situatie van elk stedelijk gebied; overwegende dat overeenkomstig de beginselen van de interne markt van de EU bijzondere aandacht moet worden besteed aan hun interoperabiliteit, teneinde de doorstroming te waarborgen en te voorkomen dat er in verschillende lidstaten met elkaar botsende initiatieven worden ontwikkeld;
−
technische en organisatorische eisen met betrekking tot de interoperabiliteit van de verschillende vervoermiddelen voor personen- en vrachtvervoer;
−
de mobiliteit van personen met een handicap, ouderen, personen met kleine kinderen en de zwakkeren in de samenleving;
−
verbetering van de verkeersveiligheid overeenkomstig de Europese en de nationale wetgeving;
−
de toegankelijkheid en interoperabiliteit van technologieën voor intelligente vervoerssystemen (ITS) voor toepassing op EU-niveau;
Verspreiding en uitwisseling van goede praktijken
PE 410.854\ 379
NL
8.
verzoekt tevens om passende maatregelen ter bevordering van de uitwisseling van goede praktijken, met name wat betreft: −
de optimalisering van het gebruik van de bestaande infrastructuur, bijvoorbeeld door flexibele concepten voor het weggebruik;
−
het aanvaarden van multimodale vervoers- en mobiliteitsoplossingen (weg, spoor, water);
−
geïntegreerde kaart- en betaalsystemen die de toegang tot en het co-modale gebruik van verschillende vervoermiddelen vereenvoudigen;
−
de ontwikkeling van duurzame mobiliteitsplannen op maat, alsmede ondersteunende maatregelen bij de regionale en stedelijke planning ("De compacte stad"), een proces waarbij alle belanghebbende partijen al in een vroeg stadium betrokken moeten zijn;
−
richtsnoeren voor samenwerking tussen alle diensten van de lokale en regionale besturen en de openbare nutsbedrijven bij het plannen van projecten in stedelijke gebieden;
−
innovatieve oplossingen voor een efficiënt goederenverkeer, in het bijzonder voor plaatselijke goederendistributie in steden, met inbegrip van betrouwbare laad- en lossystemen voor vervoer naar de eindbestemming;
−
duurzame vervoersdiensten om de mobiliteit van toeristen in stedelijke en voorstedelijke gebieden te garanderen;
−
richtsnoeren voor een milieubewust openbaar aanbestedingsbeleid;
−
verbeteringen in schoon plaatselijk openbaar personenvervoer, met nadruk op efficiëntie, aantrekkelijkheid, emissiereductie en toegankelijkheid, waaronder voor personen met een handicap en personen met verminderde mobiliteit, alsook op veiligheid en beveiliging;
−
de bevordering van duurzame mobiliteitsketens: lopen-fietsen-autodelen-carpoolentaxi-collectieve/openbare mobiliteit;
−
betere organisatie van korteafstandsvervoer;
−
maatregelen voor verkeersbeheer om de logistiek en het mobiliteitsbeheer te optimaliseren ten gunste van vervoersreductie en/of -vermijding, zoals telewerken of flexibele begintijden op het werk en in het onderwijs;
−
maatregelen ter bevordering van de virtuele mobiliteit, zoals e-learning, internetbankieren, telewinkelen en teleconferencing;
−
de instelling van groene zones en tolheffingsystemen;
−
parkeerbeleid en -praktijken, zoals de invoering van parkeergeleidingssystemen;
380 /PE 410.854
NL
− 9.
het verbeteren en uitbreiden van het gebruik van ITS;
roept op tot een zo breed mogelijke verspreiding van gegevens over zaken die relevant zijn voor de stedelijke mobiliteit, zoals de statistieken van Eurostat en CARE (Community data base on accidents on the roads in Europe); verzoekt om het toegankelijk maken van de CARE-database, die een krachtig hulpmiddel zou zijn voor de uitwisseling van informatie en expertise tussen beroepsbeoefenaren in de vervoerssector;
10. roept de Commissie op lokale autoriteiten te steunen door proefprojecten en experimentele projecten te bevorderen, in het bijzonder met betrekking tot de toepassing van een geïntegreerde aanpak op het punt van de mobiliteit in de stad, en door bijstand te bieden voor onderzoek op het gebied van stadsplanning; Onderzoek en ontwikkeling 11. onderstreept de noodzaak van onderzoek en ontwikkeling op het gebied van duurzaam vervoer, vooral om technologische vooruitgang op het gebied van de ontwikkeling van schone voertuigen te bevorderen; verzoekt de Commissie en de Raad te investeren in schone, efficiëntere, consumentgerichte en veilige stedelijke vervoersstelsels en maatregelen te nemen om een markt voor dergelijke stelsels te creëren; 12. wijst erop dat de EU een rol toekomt bij de ontwikkeling en bevordering van ITS en bij het financieren van innovatieve technologieën, aangezien zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot onder meer de verhoging van de verkeersveiligheid, de verbetering van de verkeersdoorstroming en de vergroting van de logistieke efficiëntie; is derhalve van mening dat de verdere ontwikkeling van die systemen en met name de toepassing ervan op bredere schaal in de EU dient te worden bevorderd; 13. verzoekt de Commissie toegankelijke en op elkaar aansluitende lijsten op te stellen van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten op het gebied van stedelijke mobiliteit binnen de verschillende kaderprogramma's van de EU, waarop in de praktijk toegepaste voorbeelden zijn vermeld; Coördinatie tussen overheden 14. onderstreept dat uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot mobiliteitsbeheer en betere coördinatie essentieel zijn voor het verbeteren van vervoer en mobiliteit in de stad, aangezien tekortkomingen, zoals het ontbreken van een goede takenverdeling, te weinig coördinatie tussen de verschillende lokale, regionale en nationale overheden, en gebrek aan coördinatie tussen de planning van stedelijke, voorstedelijke en rurale vervoersstelsels, zichtbaar worden; wijst erop dat gebrekkige coördinatie tussen lokale autoriteiten leidt tot hogere leveringskosten, meer verkeer en dus meer milieuvervuiling; 15. vraagt dringend om betere coördinatie tussen naburige lokale autoriteiten om tot een bepaalde mate van consistentie te komen en te zorgen voor een duurzame en harmonieuze ontwikkeling van lokale en regionale vervoersinfrastructuren in grensgebieden en elders; Geïntegreerde aanpak PE 410.854\ 381
NL
16. acht het noodzakelijk dat stedelijke ontwikkeling en planning op een geïntegreerde wijze wordt uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de huidige en toekomstige stedelijke vervoersbehoeften; de invoering van snelle treinverbindingen naar stadscentra, rivier-, spoor- en luchtvaartterminals en in het bijzonder afgelegen regio's zou een prioriteit moeten zijn ten gunste van grootschalige stedelijke ontwikkeling en modernisering; 17. herinnert eraan dat met het oog op de steeds snellere urbanisatie meer aandacht zou moeten worden besteed aan de voorsteden en agglomeraties; Individuele verantwoordelijkheid 18. benadrukt de individuele verantwoordelijkheid van burgers en acht het noodzakelijk hen aan te moedigen om kritisch over hun gedrag als verkeersdeelnemers na te denken en, indien mogelijk, actief aan plaatselijke stedelijkemobiliteitsforums deel te nemen; is van opvatting dat bijna elke burger zijn oude gewoonten, bijvoorbeeld met betrekking tot het gebruik van de eigen auto en alternatieve vervoersmiddelen (lopen, fietsen, openbaar vervoer) kan wijzigen en zo een individuele bijdrage kan leveren tot een verbetering van de schoonheid en de levenskwaliteit in stedelijke gebieden; dringt er bij de nationale, regionale en plaatselijke overheden op aan alternatieve mobiliteitsopties aan te bieden om deze wijziging mede te bewerkstelligen; verzoekt de Europese, nationale, regionale en lokale autoriteiten voorts hun educatie- en voorlichtingscampagnes te intensiveren om burgers meer bewust te maken van hun vervoersgedrag; benadrukt het specifieke belang van op de jongere generaties gerichte opvoedingscampagnes; 19. wijst in dit verband op het belang en het groeiend succes van de "Autoloze dag" in het kader van de EU-mobiliteitsweek; stelt vast dat, in 2007, 1909 steden uit 23 lidstaten deelnamen aan dit initiatief; roept de Commissie en de lidstaten op dit initiatief verder aan te moedigen en te veralgemenen; 20. is van mening dat er een onderzoek zou moeten worden uitgevoerd dat inzicht verschaft en gedetailleerde informatie oplevert over alle aspecten van de stedelijke mobiliteitskeuzen en -opties van burgers (particulier versus openbaar vervoer); roept op tot nieuwe en gestandaardiseerde verzameling van gegevens over onderwerpen waarnaar minder onderzoek is gedaan, zoals het gedrag van voetgangers en fietsers en de motivaties van burgers voor het al dan niet kiezen voor bepaalde vervoermiddelen; Financiering 21. gelooft dat de EU een belangrijke bijdrage kan leveren tot de financiering van maatregelen op het gebied van stedelijk personen- en goederenvervoer, bijvoorbeeld uit middelen van de structuurfondsen en het Cohesiefonds, en roept de Commissie op in dezen haar verantwoordelijkheid te nemen; wijst op de verantwoordelijkheid die de lidstaten dragen in verband met de door het Gemeenschapsrecht voorgeschreven maatregelen op milieu- en vervoersgebied; 22. verzoekt de Commissie specifieke markteconomiegerichte instrumenten te ontwikkelen voor het scheppen van een evenwichtig en gunstig raamwerk voor duurzame mobiliteit in stedelijke centra;
382 /PE 410.854
NL
23. verzoekt er in het kader van de aanstaande herziening van de EU-begroting om de financiering van projecten met middelen van de EU in de toekomst sterker te koppelen aan voorwaarden en verplichtingen op het gebied van duurzaam vervoer en milieubescherming, en beschouwt een dergelijke koppeling als een geschikt instrument voor de bevordering van milieuvriendelijke en gemakkelijk toegankelijke vervoersconcepten; 24. roept de Commissie op om, zowel alleen als in samenwerking met de Europese Investeringsbank, bijvoorbeeld de bestaande en toekomstige mogelijkheden voor het ontwikkelen van financieringsinstrumenten voor stadsvervoer te onderzoeken; oppert het idee van een alomvattende gids met een gedetailleerd overzicht van alle voor stedelijk vervoer beschikbare financiële middelen; roept de Commissie er voorts toe op de kwestie van kruissubsidiëring op vervoersgebied te onderzoeken om tot een gelijke behandeling te komen van alle vervoersmodi en tussen passagiers- en goederenvervoer; verder zou er een evaluatie moeten worden gemaakt van alle aspecten van publiek-private partnerschappen en hun mogelijke bijdrage aan concepten voor duurzame mobiliteit; 25. verzoekt zijn Bureau en zijn diensten het goede voorbeeld te geven door zijn eigen besluiten ten uitvoer te leggen en de maatregelen voor mobilititeitsbeheer voor leden, personeel en bezoekers te intensiveren, teneinde duurzame mobiliteit te integreren in de toepassing van de EMAS-verordening door het Parlement; ° °
°
26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 410.854\ 383
NL
P6_TA-PROV(2008)0357 Jaarverslag 2007 van de ECB Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 inzake het Jaarverslag 2007 van de ECB (2008/2107(INI))
Het Europees Parlement, – gezien het Jaarverslag 2007 van de Europese Centrale Bank (ECB), – gelet op artikel 113 van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 15 over het Protocol betreffende de statuten van het Europees stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank1, dat als bijlage bij het Verdrag is gevoegd, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 april 1998 over de democratische verantwoording in de derde fase van de EMU2, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 februari 2008 betreffende de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (Deel: globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap): Lancering van de nieuwe cyclus (2008–2010)3, – gezien de mededeling van de Commissie getiteld ‘EMU@10: successes and challenges after 10 years of Economic and Monetary Union’ (COM(2008)0238), – gezien de ‘Financial Stability Review’ van de ECB van december 2007 en het ECB-verslag betreffende ‘Financial Integration in Europe’ van april 2008, – gezien de economische voorjaarsprognoses 2008-2009 van de Commissie, – gelet op artikel 45 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0241/2008), A. overwegende dat het bbp van de eurozone in 2007 met 2,6% steeg (vergeleken met 2,7% in 2006), ondanks verhoogde onzekerheid als gevolg van de onrust op de financiële markten in de tweede helft van dat jaar, B. overwegende dat de inflatie 2,1% bedroeg, tegen 2,2% in 2006, ondanks een economisch klimaat dat werd gekenmerkt door aanzienlijke opwaartse druk op de prijzen, C. overwegende dat de ECB de rentetarieven in 2007 opnieuw aanpaste, van 3,5% in december 2006 tot 4,0% in juni 2007, en dat niveau in de tweede helft van het jaar handhaafde, 1 2 3
PB C 191 van 29.7.1992, blz. 68. PB C 138 van 4.5.1998, blz. 177. Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0058.
384 /PE 410.854
NL
D. overwegende dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling verklaren dat grote voorzichtigheid moet worden betracht ten aanzien van het verhogen van rentetarieven in de eurozone, E. overwegende dat de wisselkoers van de euro in 2007 in nominale effectieve termen met 6,3% was gestegen en de waardestijging met name ten aanzien van de US-dollar zeer sterk was (11,8%), F. overwegende dat de onrust op de financiële markten en de grote mondiale onevenwichtigheden een risico vormen voor de mondiale economische groei en de ontwikkeling van de wisselkoersen, G. overwegende dat de inflatie in de eurozone in 2008 naar verwachting tussen 2,0% en 3,0% zal stijgen, grotendeels door de huidige trend van hogere grondstofprijzen, alvorens in 2009 terug te vallen tot een meer gematigd percentage van tussen 1,2 en 2,4%. H. overwegende dat het belangrijkste doel van de ECB en van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), zoals bepaald in artikel 105 van het EG-Verdrag, het handhaven van prijsstabiliteit is, terwijl tegelijkertijd het algemeen economisch beleid in de Gemeenschap wordt ondersteund; in dit verband de volledige onafhankelijkheid van de ECB en het ESCB erkennende, I. overwegende dat de ECB kampt met het dilemma dat het hoofd moet worden geboden aan de problemen van de toenemende inflatie en de eerste tekenen van een inzinking in de economie vanwege de financiële onrust van de afgelopen maanden, J. overwegende dat het Parlement de rol en het internationale gezag van de ECB en de eurozone op het internationale toneel wil helpen versterken, De ECB vandaag 1. is verheugd dat tien jaar na de start van de Economische en Monetaire Unie (EMU) zowel de ECB als de euro in goed aanzien staan en door de partijen op het mondiale economische speelveld algemeen worden aanvaard, en merkt op dat de euro nu qua aanzien in de wereld bijna de US-dollar evenaart; 2. herinnert eraan dat het EG-Verdrag expliciet onderscheid maakt tussen de doelstelling van de ECB van prijsstabiliteit aan de ene kant en ondersteuning van het algemeen economisch beleid aan de andere kant en dat deze beide doelstellingen derhalve niet eenvoudig als substitueerbaar kunnen worden gezien; erkent de volledige onafhankelijkheid van de ECB bij haar uitvoering van dit dubbele mandaat, en is verheugd dat de Bank bij het Verdrag van Lissabon een EU-instelling met rechtspersoonlijkheid en een duidelijk vastgelegde, onafhankelijke politieke en financiële status; meent dat het Parlement, en in het bijzonder zijn Commissie economische en monetaire zaken, door erkenning van de ECB als Europese instelling meer verantwoordelijkheid krijgt als instelling waaraan de ECB voor haar beslissingen inzake monetair beleid verantwoording schuldig is; 3. heet Cyprus en Malta welkom in de EMU en neemt kennis van hun succesvolle toetreding; Financiële stabiliteit
PE 410.854\ 385
NL
4. betuigt de ECB zijn erkentelijkheid voor het uitstekende werk dat zij heeft verricht door het beheersen van de financiële onrust die is ontstaan als gevolg van de subprimehypotheekcrisis in de Verenigde Staten, en denkt daarbij met name aan de transactie van 9 augustus 2007 waarbij voor een bedrag van 95 miljard EUR aan liquiditeiten in de markten werd geïnjecteerd, uitgevoerd als een vaste-rentetender tegen 4,0%, en waarbij de Bank dezelfde procedure volgde als bij normale markttransacties; merkt op dat deze transactie, samen met de ‘fine-tuning’-transacties en de daaropvolgende wekelijkse herfinancieringstransacties met overvloedige toewijzingen, zorgde voor stabilisering van de rente op zeer korte termijn; is van mening dat hieruit eens te meer de waarde blijkt van het door de ECB gevoerde gemeenschappelijke monetaire beleid als middel om de economie in perioden van instabiliteit, te stabiliseren; 5. deelt de mening van het ECB dat de toenemende complexiteit van financiële instrumenten en de ondoorzichtigheid van de risico’s waaraan financiële instellingen worden blootgesteld, kunnen leiden tot grotere onzekerheid omtrent de betrokken risicograad, de uiteindelijke risicodrager, en de omvang van mogelijke verliezen; 6. wijst met klem op de noodzaak van het opzetten van een EU-kader voor financiële supervisie, benadrukt dat het nodig is de ECB nauw bij die supervisie te betrekken, hoewel het EG-Verdrag de ECB geen directe verantwoordelijkheid geeft met betrekking tot het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële systeem; 7. meent dat de ECB sterker is geworden door haar succesvolle aanpak van de huidige financiële crisis; is verheugd over de toegenomen geloofwaardigheid van en internationale erkenning voor de ECB; roept de Eurogroep op een voorbeeld te nemen aan de ECB en haar expertise en samenwerking op het gebied van regelgeving en supervisie ten aanzien van financiële markten uit te breiden; 8. benadrukt de toegenomen noodzaak van samenwerking tussen centrale banken en toezichthouders voor het handhaven van de stabiliteit op de financiële markten, vooral omdat financiële systemen steeds meer geïntegreerd raken; verzoekt de ECB zich te blijven inzetten voor een betere integratie en communicatie binnen de EU alsook voor een betere samenwerking en communicatie met andere centrale banken en relevante instellingen, in het bijzonder de Bank van Engeland, aangezien Londen het belangrijkste financiële centrum in de EU is; verzoekt de ECB voorts een actieve rol te spelen in de verschillende fora waarin wordt gedebatteerd over veranderingen in de wijze van supervisie, zoals de ‘follow-up van Lamfalussy’; 9. is zich ervan bewust dat belangrijke centrale banken, zoals de ECB en de Fed, al vóór het uiteenspatten van de IT-zeepbel in 2000/2001 dan wel het uitbreken van de subprimehypotheekcrisis in 2007 waarschuwden voor onderschatting van de risico’s voor de economie; merkt op dat de financiële markten in feite deze waarschuwing in de wind hebben geslagen; verzoekt daarom de ECB deze reactie te analyseren en middelen voor te stellen om de correlatie tussen dergelijke anticiperende waarschuwingen en de reacties op de markten te verbeteren; verzoekt de ECB in het licht van de recente financiële onrust de gevolgen van de financiële crisis te analyseren en te evalueren en te onderzoeken of ze over voldoende instrumenten beschikt voor het beheersen van grensoverschrijdende Europese financiële crises en na te gaan welke bevoegdheden de Bank nodig heeft om het macroprudentieel toezicht in de eurozone te verbeteren;
386 /PE 410.854
NL
Economische en monetaire ontwikkeling 10. wijst op het voortdurende debat over de definitie van prijsstabiliteit, waarbij sommigen pleiten voor een rechtstreekse inflatiedoelstelling; is echter van mening dat een tweepijlersysteem gebaseerd op M3 de meest geschikte manier is voor het beoordelen van de prijsstabiliteit; verzoekt de ECB maatregelen te nemen voor voortdurende verbetering van dat systeem; is zich bewust van de toegevoegde waarde van de aanvullende informatie en van vroegtijdige waarschuwing voor het risico van inflatie alsook van de operationele discretie waarin een dergelijk systeem voorziet; 11. onderstreept dat de risico’s die zijn verbonden aan asymmetrische economische ontwikkelingen binnen de eurozone kunnen toenemen naarmate er meer lidstaten zijn en de verschillen in omvang en ontwikkeling van de economie van de leden vergroten; verzoekt de ECB daarom speciaal aandacht te besteden aan deze situatie, deze risico’s in een vroeg stadium aan te pakken en de lidstaten hierover in te lichten; 12. doet een oproep aan alle lidstaten die deel uitmaken van de eurozone, aan de lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de opting-outclausule en aan de lidstaten die verzoeken deel te gaan mogen nemen om rekening te houden met deze risico’s en er daarom voor te zorgen dat, voor zover van toepassing, volledig wordt voldaan aan de criteria van het Stabiliteitsen Groeipact en die van ‘Maastricht’, omdat het voldoen aan deze criteria, samen met begrotingsconsolidatie en een loonbeleid in overeenstemming met ontwikkelingen in groei en productiviteit, de beste bescherming biedt tegen de gevaren van asymmetrische ontwikkeling; 13. benadrukt dat tegen de achtergrond van de recent bijgestelde groeiverwachting, voorzichtig moet worden omgesprongen met verdere renteverhogingen om de economische groei niet in gevaar te brengen; wijst erop dat lidstaten, ter ondersteuning van het economisch herstel, zowel de noodzakelijke structurele hervormingen moeten doorvoeren als investeringen moeten doen; 14. verwacht van de Raad dat hij alle lidstaten die willen toetreden tot de eurozone gelijk behandelt en de beoordeling en aanbevelingen van de ECB betreffende de vraag of de landen in kwestie gereed zijn voor toetreding, ten volle respecteert; 15. neemt kennis van de waardevermeerdering van de euro, met name ten aanzien van de USdollar; onderstreept de doelstelling van prijsstabiliteit, maar is zich ervan bewust dat krachtige en snelle veranderingen in de koers van de euro de ECB niet zouden moeten beperken in haar mogelijkheden voor het voeren van haar monetaire beleid, als ze geconfronteerd wordt met een bron van inflatie dan wel een moeizame economische groei in de van export afhankelijke landen; verzoekt de ECB deze ontwikkeling nauwgezet te volgen en zo nodig actie te ondernemen en nodigt de Eurogroep, de Commissie en de ECB uit, de samenwerking op het gebied van het wisselkoersbeleid uit te breiden; 16. is zich bewust van de toenemende opwaartse druk op de inflatie die vooral wordt veroorzaakt door voedsel- en energieprijzen; roept de ECB op de dialoog met nationale centrale banken over deze kwestie te intensiveren om te bevorderen dat de aandacht wereldwijd sterk op prijsstabiliteit wordt gericht; Bestuur en effectieve besluitvorming
PE 410.854\ 387
NL
17. herinnert aan de voortdurende oproep tot meer transparantie binnen de ECB, die zou leiden tot een grotere geloofwaardigheid en voorspelbaarheid en spreekt zijn waardering uit voor de verbeteringen die op dit terrein al zijn geïmplementeerd; is zich in dit verband ervan bewust dat het openbaar maken van de notulen van de vergaderingen van de Raad van Bestuur van de ECB problemen kan veroorzaken, aangezien de gedachte zou kunnen ontstaan dat meningsverschillen binnen de Raad van Bestuur een afspiegeling vormen van de verschillende nationale belangen die in het geding zijn, met als gevolg dat de regeringen van de lidstaten druk gaan uitoefenen op de leden van de Raad van Bestuur; verzoekt de ECB het Parlement en het publiek jaarlijks een overzicht te geven van de maatregelen die zijn genomen om haar prestaties in overeenstemming met deze resolutie te verbeteren; 18. is van mening dat de dialoog over het monetair beleid tussen het Parlement en de ECB succesvol is geweest en dat hierop moet worden voortgebouwd; benadrukt dat de plicht tot verantwoording achteraf van de ECB van het allergrootste belang is voor het vertrouwen en daardoor ook voor de stabiliteit op de financiële markten; meent dat het voor de eenheid van de Directie en de Raad van Bestuur van de ECB van belang is dat zij zelfverzekerd blijven in hun publieke optreden; steunt een informatiebeleid van de ECB dat speciaal gericht is op het Parlement, de Raad, de Commissie en de Eurogroep; is teleurgesteld over de geringe mate van betrokkenheid die de ECB betoonde in haar reactie op de resolutie van 12 juli 2007 van het Parlement over het jaarverslag van de ECB voor 20061 ; wijst er met klem op dat de oproep tot verbetering van het communicatiebeleid van de ECB slechts moet worden gezien in het kader van het gelijktijdig behoud van de onafhankelijkheid van de ECB en haar organen; 19. doet een oproep aan de ECB om in de verklaringen die naar aanleiding van een besluit van de Raad van Bestuur worden afgegeven, duidelijk te maken of men in de loop van de discussies gemakkelijk tot een consensus kon komen of dat er sprake bleef van uiteenlopende standpunten, omdat de markten dan over meer informatie zouden beschikken zonder dat het gemeenschappelijke europese perspectief van het besluit van de Raad van bestuur van de ECB zou worden belemmerd; 20. verzoekt de ECB, aangezien het aantal bestuursleden vanaf 1 januari 2009 naar verwachting hoger dan 15 zal zijn, om haar ideeën over hervorming van de samenstelling van de Raad van Bestuur naar voren te brengen; merkt op dat de noodzaak van hervormingen met de toename van het aantal eurolanden alleen maar groter zal worden; ondersteunt de eerdere suggestie van de ECB dat bij de roulerende toewijzing van stemrechten primair moet worden gekeken naar het economisch gewicht van de deelnemende lidstaten en dat het aantal besluitvormers uit efficiencyoverwegingen laag moet worden gehouden; 21. is van mening dat de onafhankelijkheid van de ECB, met inbegrip van de procedure voor het benoemen van de leden van de Raad van Bestuur, zijn nut heeft bewezen; benadrukt dat de leden van de Raad van Bestuur volgens artikel 112, lid 2 b van het EG-Verdrag worden gekozen uit personen met een erkende reputatie en beroepservaring op monetair of bancair gebied, en benadrukt dat hun nationaliteit irrelevant zou moeten zijn en dat ze steeds beoordeeld blijven worden volgens de strenge criteria van het EG-Verdrag, zoals dat met betrekking tot hun kwalificaties; meent dat het voor de democratische verantwoordingsplicht vooraf en de transparantie beter zou zijn als de Raad verschillende
1
Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0349.
388 /PE 410.854
NL
mogelijke kandidaten zou beoordelen en als de door de Raad voorgedragen kandidaat vervolgens door het Parlement zou moeten worden goedgekeurd; 22. meent dat het Parlement een grotere rol zou moeten krijgen bij het benoemen van de leden van de Raad van Bestuur van de ECB, gezien de toekomstige status van de ECB krachtens het Verdrag van Lissabon; benadrukt zijn bereidheid om, samen met de andere instellingen, mogelijke verbeteringen van de benoemingsprocedure te onderzoeken, voor de volgende wijziging van de Raad van Bestuur in 2010; 23. is zich bewust van de toenemende invloed van de Eurogroep en haar voorzitter op de inhoud van de economische agenda van de EU, die ze voor een belangrijk deel bepaalt, en met name van haar formelere structuur en haar centrale rol bij het coördineren van het economisch beleid in de eurozone, zoals neergelegd in artikel 136 van het EG-Verdrag, als gewijzigd door het Verdrag van Lissabon, ook voor lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone; ondersteunt de verdere ontwikkeling van de eurozone door de deelnemende landen op internationale fora met één stem te doen spreken, zoals bepaald in artikel 138 EGVerdrag, als gewijzigd door het Verdrag van Lissabon, en door de voorzitter van de Eurogroep; 24. verwelkomt de samenwerking tussen de ECB, de Europese Commissie en de financiëledienstensector bij de succesvolle vorming van een enkele euro-betaalzone (SEPA) en de lancering van de initiatieven voor ‘kortlopend Europees papier’ (Short-Term European Paper, STEP); is van mening dat de financiële-dienstensector hiermee positief bijdraagt aan de financiële integratie in de Europese Unie; 25. verwelkomt de start van de Target2-transacties en de voltooide migratie naar het gezamenlijke platform; is van mening dat met het gebruik van het gezamenlijke platform een belangrijke stap is gezet naar financiële integratie en verlaging van verrekenings- en vereveningskosten; meent dat de ECB nu dringend een voorstel voor een governancestructuur voor Target2-securities(T2's) moet indienen; Externe dimensie van de euro 26. merkt op dat de euro als internationale munt bestendig in aanzien stijgt; wijst erop dat de wijze waarop de EU is vertegenwoordigd op internationale fora waar over economische en monetaire aangelegenheden wordt gesproken, geen recht doet aan het werkelijke economische gewicht van de eurozone en dat dit een belemmering vormt voor meer invloed op internationale financiële kwesties; verzoekt derhalve om concrete stappen te zetten richting een gezamenlijke vertegenwoordiging van de eurozone in internationale financiële instellingen zoals het IMF; 27. moedigt de ECB aan om zich verder in te blijven zetten voor een sterkere coördinerende rol in internationaal financiëel verband; denkt dat de eurozone baat zal hebben bij een sterkere internationale positie van de euro en dat de lidstaten die nog niet deelnemen daardoor zullen worden aangezet om volledig toe te treden; ° °
°
28. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Eurogroep en de Europese Centrale Bank. PE 410.854\ 389
NL
390 /PE 410.854
NL