PUNTEN VAN BEHANDELING
1.
Ingekomen stukken van derden ................................................................................................. 3
2.
Regeling van werkzaamheden ................................................................................................... 4
A.1
Provinciale jaarrekening voor het dienstjaar 2007 en de jaarlijkse overboeking naar 2008 van de daarvoor in aanmerking komende kredieten (nummer 15/2008) .......................................... 5
A.2
De Groninger Streekziekenhuizen ............................................................................................ 32
2
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der koningin Plaatsvervangend voorzitter: de heer E.J. Luitjens Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 36 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), W. Haasken (VVD), J. Hilverts (ChristenUnie), M.J. Jager (CDA), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), H.J. Kruithof (VVD), E.J. Luitjens (VVD), mevrouw F. Mete (PvdA), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R. Sangers (SP), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks), H.J.B. Spoeltman (PvdA), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), H.T. Stavenga (PvdA), R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: B.P.A. Blom (SP), H.J. Flokstra (SP), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), H. van der Molen (SP), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), H. Staghouwer (ChristenUnie), Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, P.M. de Bruijne, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, D.A. Hollenga, R.A.C. Slager. Voorafgaand aan de vergadering wordt een theaterproductie uitgevoerd van de opleiding Kunsten, Cultuur en Media van de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met Theater de Citadel, te weten: Philoktetes, een bewerking van het gelijknamige stuk van de Duitse auteur Heiner Müller uit 1966, dat weer grotendeels is gebaseerd op de klassieke tragedie van Sophocles. Met name gaat het om de verhouding tussen wat de realiteit vraagt en de integriteit gebiedt. Opening De VOORZITTER: Dames en heren, dit waren Marieke de Jong, Antsje van der Zee en Marija Katic. Geweldig gespeeld hebben jullie, bedankt! Ik ben heel benieuwd of de mensen op de tribune bij het nu volgende tweede deel van de uitvoering de verschillen en overeenkomsten zullen zien. Nogmaals bedankt! Na deze mooie introductie open ik nu deze vergadering van de Provinciale Staten van Groningen en heet ik u hierbij allen van harte welkom bij deze plenaire zitting. Ik deel u mee dat ik bericht van verhindering heb ontvangen van mevrouw Hazekamp en van de heren Staghouwer, Blom, Flokstra en Van der Molen en dat de heer Swagerman is verlaat. De meesten van u zijn al vanaf vanochtend 09.00 uur hier in touw en dit was dus een stevige dag. Het is aardig te bedenken dat ‘woensdag gehaktdag’ niet alleen hier plaatsvindt, maar ook in Den Haag in het parlement. Dat loopt parallel en door heel Nederland bekijkt men momenteel wat alle activiteiten en geïnvesteerde gelden nu eigenlijk teweeg brengen. Voor we hieraan toe zijn, komt eerst een aantal praktische zaken aan de orde, zoals de ingekomen stukken van derden. 1.
Ingekomen stukken van derden
Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van Gedeputeerde Staten: a. Brief van Thea Harkema te Sellingen met een afschrift van een brief gericht aan het OV-bureau te Assen van 21 april 2008 over de snelbus van Vlagtwedde naar Zwolle. Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: b. Brief van de kerkenraad van de Ned. Hervormde Gemeente Klooster Ter Apel van 16 april 2008 met verzoek subsidieregeling te verruimen t.b.v. klooster Ter Apel en uitnodiging voor lezing op 23 april; c. Afschrift brief van Erwin Boers, Leeuwarden van 30 april 2008 aan leden Gedeputeerde Staten betreffende onhaalbare aansluitingen noordelijk openbaar vervoer;
3
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
d. Brief van Amnesty International van 29 april 2008 betreffende aanbieding rapport People's Republic of China: the Olympics Countdown - crackdown on activists threatens Olympics legacy. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de Statencommissie Omgeving en Milieu waar het met een stuk van GS wordt geagendeerd: e. Afschrift brief van het Actie Comité Ganzedijk blijft! te Finsterwolde van 9 mei 2008 betreffende begroting ontwikkeling en uitvoering toekomstplan Ganzedijk (zie onder 2). Voorgesteld wordt de volgende stukken in handen te stellen van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid: f. Brief van het functionarissenoverleg PVCTM Groningen van 16 april 2008 betreffende continuïteit van actieve provinciale ondersteuning t.b.v. lokale steun- en coördinatiepunten Mantelzorg en Vrijwillige thuishulp 2009-2012 (voorstel: betrekken bij de behandeling voorontwerp Sociale Agenda); g. Brief van het bestuur van de Stichting Beeldlijn, Groningen van 25 maart 2008 met het beleidsplan 2009-2012; subsidiëring (voorstel: betrekken van concept-cultuurnota). Voorgesteld wordt het volgende stuk te betrekken bij de concept-cultuurnota: h. Brief van het bestuur van de Stichting Beeldlijn, Groningen van 1 april 2008 met het verslag over de jaren 2005 - 2007. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de commissie Bestuur en Financiën en deze te machtigen zijn advies rechtstreeks uit te brengen aan het bestuur van de Noordelijke Rekenkamer; i. Brief van de Noordelijke Rekenkamer van 22 april 2008 met de ontwerpbegroting 2009 en jaarstukken 2007. De VOORZITTER: Ik vraag u of u kunt instemmen met de hiervoor geformuleerde voorstellen die ten aanzien van de genoemde stukken aan u op schrift zijn toegezonden. Zonder beraadslaging of stemming wordt conform de voorgaande voorstellen besloten. 2.
Regeling van werkzaamheden
De VOORZITTER: Aan de orde zijn de behandelvoorstellen van het presidium. Deze zijn vorige week in het presidium besproken en daarna onmiddellijk in uitvoering gegaan richting de verschillende commissies, omdat dit noodzakelijk was gegeven de beschikbare tijd. Het betekent wel dat nu gevraagd wordt of u achteraf kunt instemmen met de behandelvoorstellen. Het betekent ook dat indien u iets wilt wijzigen aan die voorstellen, we hen alsnog aanpassen. Zonder beraadslaging of stemming wordt conform de behandelvoorstellen besloten. De VOORZITTER: Ik heb verder het verzoek ontvangen van de heer Jager namens de CDA-fractie om te spreken over de Groninger streekziekenhuizen. Gaat u daarmee akkoord? Zonder beraadslaging of stemming wordt conform het verzoek besloten. De VOORZITTER: Ik stel voor dat dit als agendapunt A.2 aan de orde komt na de Programmarekening en dat dit in principe behoort tot de spreektijd die aan iedereen is toegedeeld met het voorbehoud dat, als er een minuut bij moet, dit ook gebeurt. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, het is bekend dat ik vaak wat secundair reageer. Als ik terug mag grijpen naar de ingekomen stukken van derden, zie ik staan onder e. Afschrift brief van het Actie Comité Ganzedijk blijft! Het lijkt mij goed om dit stuk toch even bij de commissie Omgeving en Milieu langs te laten komen. Aanstaande maandag vergaderen wij over de Evaluatienota Bouwen en Wonen. Misschien kan het daar bijgevoegd worden. De VOORZITTER: Ja, dat denk ik wel.
4
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Als de Staten de brief in de commissie willen, is dat wat mij betreft prima, maar dan zou ik ook graag met spoed de achterliggende brief van het College aan het comité en de begroting/werkplan van het comité ter kennisgeving aan de Staten willen stellen. Dat betekent dat als deze morgen worden verstuurd, zij net voor het weekend ter bestemde plekke zullen aankomen. De heer VELUWENKAMP: Kan dat op die manier worden geregeld? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Wat mij betreft kan dat. De VOORZITTER: Als GS dat toezeggen, doen we dat. U krijgt de stukken nog net voor het weekend en dan kan een en ander begin volgende week in samenhang aan de orde zijn. Als er eventueel te weinig tijd is, kunt u het tot een volgende fase verdiepen. A-stukken A.1
Voordracht van 22 april 2008, nr. 2008-19.977, FC, betreffende de provinciale jaarrekening voor het dienstjaar 2007 en de jaarlijkse overboeking naar 2008 van de daarvoor in aanmerking komende kredieten, die in de begroting 2008 waren geraamd (2e wijziging begroting 2008) (nummer 15/2008) Hierbij zijn ook aan de orde de volgende stukken: - Rapport van bevindingen (controle Jaarrekening 2007) van Ernst & Young Accountants en de reactie van het College hierop van 22 april 2008, nr. 2008-21.681/17/A.11, FC; - Sociaal jaarverslag 2007; - Burgerjaarverslag 2007 en de reactie van Gedeputeerde Staten van 2007, nr. 200821.033/17/A.18,GMO; - Verslag van het door Gedeputeerde Staten uitgeoefende toezicht op de begrotingen voor het jaar 2008 van de Groninger gemeenten en gemeenschappelijke regelingen; - Rapportage Provinciaal Veiligheidsbeleid 2007; - Beantwoording statenvragen door het College; - Productenrekening 2007 (ter kennisname).
De VOORZITTER: Wij hebben afgesproken dat de fracties elk 10 minuten spreektijd zullen gebruiken en wel zodanig dat 8 minuten wordt besteed aan de eerste termijn en 2 minuten aan de tweede termijn. Sommige fracties spreken middels twee sprekers en andere middels een spreker. Het College van GS heeft 30 minuten en daarvan zal ongeveer 24 minuten in de eerste termijn worden besteed en 6 minuten in de tweede termijn. De heer Calon zal als eerste gedeputeerde antwoorden en de gedeputeerden bepalen onderling hoeveel minuten zij binnen de gestelde spreektijd gebruiken. Een ieder kan zich dan afzonderlijk houden aan de spreektijd en dan zal er een goede samenhang zijn tussen uw tijd en die van het College. Het woord gaat allereerst naar de voorzitter van de commissie Bestuur en Financiën om de Staten advies uit brengen van de bevindingen van de commissie. De commissie dient de Jaarrekening te onderzoeken op basis van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en het gevoerde beleid. De commissie betrekt bij het bedoelde onderzoek het accountantsrapport. De heer Sangers heeft daarom als plaatsvervangend voorzitter van de commissie Bestuur en Financiën als eerste het woord. De heer SANGERS: Voorzitter, de commissie Bestuur en Financiën heeft vanmiddag uitgebreid stil gestaan bij de Programmarekening 2007 en de bevindingen en aanbevelingen van de accountant. De conclusie van vanmiddag kan vrij kort zijn en was eenstemmig, namelijk: er zijn geen belemmeringen aanwezig om de voordracht en de bijbehorende voorstellen tijdens deze vergadering te behandelen. Voorzitter, ik wil daarom deze Staten voorstellen om de behandeling vanavond af te ronden. Dank u. De VOORZITTER: Ik stel voor uw voorstel te volgen. De beraadslaging wordt geopend. De heer MOORLAG: Voorzitter, het contrast tussen de voorstelling die wij zojuist mochten aanschouwen en de behandeling van de Rekening had niet groter kunnen zijn.
5
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Een voorstelling vol haat, bedrog, sluwheid en complotten, maar die aspecten heb ik vandaag bij de behandeling van de Rekening niet aangetroffen. Geen luid beweend College, geen speren die in bloed waren gedoopt, geen Collegeleden die de voet in de nek werden gezet en ik heb evenmin de indruk dat vanavond Collegeleden voor de gieren zullen worden geworpen! Voorzitter, waar wij een voorstelling zagen vol met wapens, bijlen, pijlen en boog, zijn onze wapens grote stapels papier en onze corebusiness bestaat toch in belangrijke mate uit het verplaatsen van lucht... De heer JAGER: U spreekt nu toch zeker slechts namens de Partij van de Arbeid?! De heer MOORLAG: Voorzitter, dat is gewoon feitelijk het geval: wij voeren het debat verbaal. Wij verplaatsen er lucht bij. Dat is een goede zaak, want als politiek met wapengekletter wordt uitgevochten, is dat weliswaar spectaculair, maar... Het is overigens nog niet eens zo lang geleden dat dit in Europa het geval was. In de fractie memoreerde ik nog de actie van kolonel Tejero die nog maar net 25 jaar geleden met een machinepistool in het plafond van het Spaanse parlement schoot. De partijgenoot van de heer Haasken, de heer Bolkestein, heeft ooit eens de woorden uitgesproken: “Gezegend is het land dat een saaie politiek kent.” Tot op zekere hoogte had de heer Bolkestein daarin gelijk, omdat dat vaak ook een teken is van een goed en net bestuur. Voorzitter, de behandeling van de Rekening is geen Griekse tragedie, maar de vraag of het dan een Gronings blijspel is, moet eigenlijk ook ontkennend worden beantwoord alhoewel het algemene beeld positief is. Ik denk dat het College gedurende het eerste jaar van deze collegeperiode goed werk heeft verricht. Het bedrag van € 440 miljoen waarover verantwoording wordt afgelegd in de Rekening is grosso modo op een goede manier besteed. We moeten vaststellen dat de Rekening met een positief resultaat sluit en dat er een goedkeurende accountantsverklaring is afgegeven en voorts dat er een superdividend door Essent is uitgekeerd. Dat alles is positief en verdient complimenten. Evenzeer verdienen de ambtenaren die deze grote stapel papier hebben geproduceerd, ook complimenten. Tezelfdertijd is er een aantal punten van zorg. Allereerst heeft de PvdA in de commissie haar zorg uitgesproken over de financiële positie van de provincie op de middellange termijn. ESFI gaat een diep dal in, er liggen forse opgaven en er liggen nog een aantal lastige landelijke discussies ten aanzien van de herverdeling van het Provinciefonds en het Bestuursakkoord dat gesloten moet worden. Het is dus niet een en al vreugde. Na de behandeling in de commissies resteert er voor de PvdA een beperkt aantal punten. In de commissie Bestuur en Financiën hebben wij lang geworsteld met de vraag hoe wij de gegevens nu precies gepresenteerd willen krijgen voor een goede verantwoording. Daar zit een enorm dilemma in. Aan de ene kant de wens en de behoefte aan een compactere verantwoording en tegelijkertijd is in vele commissies de vraag gesteld of wij niet nog nadere informatie kunnen ontvangen. Dat laatste is feitelijke een vraag naar meer informatie. Ik denk dat er een goede afspraak is gemaakt in de commissie Bestuur en Financiën, namelijk dat de opdracht die de commissie De Bruijne had - en waarvoor ook een aantal wetenschappers is ingeschakeld - om te kijken naar onder andere de prestatie-indicatoren in de Programmabegroting, moet worden verbreed en moet worden doorgetrokken naar de Jaarrekening. De vraag zal dan beantwoord moeten worden hoe de politieke verantwoording op een goede manier kan worden vormgegeven en welke informatie daarvoor moet worden gepresenteerd. Een tweede punt voor de PvdA is een punt dat in de commissie Omgeving en Milieu is uitgelicht en dat betreft de milieuhandhaving. Dat gaat op zich goed. De gedeputeerde levert goed werk. Systematisch zit het goed in elkaar, maar op één onderdeel is het toch de vraag of het wel goed genoeg is. We hebben in de afgelopen periode een aantal incidenten gehad en wel geen geringe incidenten: Blik Recycling bijvoorbeeld en de brand in de Eemshaven. Wij vragen ons af of het toezicht op de recyclingindustrie - een bedrijfstak de enorm in opkomst is - wel goed genoeg is. Zo’n reeks van incidenten leidt toch wel tot enige zorg en een enkel woord van de gedeputeerde daarover wordt zeer op prijs gesteld. Het derde punt dat aan de orde is en komt, is het volgende. Vooraf is een amendement van GroenLinks rondgedeeld en ik voel me vrij om daarop te reageren. De inhoud daarvan is dat een deel van het superdividend van ESFI wordt bestemd voor het programma Landschap. De PvdA zal dat amendement niet steunen. Wij hebben een bestendig beleid waar het gaat om het aanwenden van de Essent-dividenden en, ondanks dat sprake is van een superdividend, zien wij geen aanleiding om die systematiek te gaan veranderen. Wij vinden dus dat die opbrengst naar het ESFI-fonds moet, te meer daar er op middellange termijn sprake is van een forse onderdekking.
6
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Het neemt niet weg dat landschap ons zeer aan het hart gaat, maar de vraag of er extra middelen naar toe moeten, zal op een ander moment aan de orde moeten komen. Tot zover, voorzitter. De heer BROUNS: Voorzitter, ik ga niet eens een poging wagen om de heer Moorlag te evenaren in zijn gevatte samenvatting van de voorstelling die wij zojuist meegemaakt hebben. Laat ik beginnen bij waar de heer Moorlag eindigde en dat is dat wij hier niet met speren staan maar met woorden en wel woorden in het algemeen belang. Voorzitter, de CDA-fractie heeft met waardering kennis genomen van de Jaarrekening 2007 en de aanverwante stukken. Wat ons betreft kan er maar één conclusie worden getrokken en die is dat de provincie, de provinciale organisatie, het afgelopen jaar veel werk heeft verzet om de doelstellingen van het beleid te realiseren. En dat in een omgeving die aan veranderingen onderhevig is als gevolg van bijvoorbeeld een efficiency-slag. Zo is er veel bereikt op het gebied van de energie, de profilering van de provincie, op cultureel gebied en de economische ontwikkeling. Wij moeten daarnaast ook realistisch zijn. We spreken hier in het kader van de Dag van de Verantwoording. We moeten vaststellen dat niet alle gestelde doelen zijn bereikt, helaas. In dat geval zijn daarvoor wel aantoonbare onderliggende redenen aan te geven en zijn maatregelen getroffen om verbeteringen aan te brengen. Voorzitter, in het hierna volgende wil ik op twee punten kort ingaan en bij twee andere punten wil ik wat langer stilstaan mede naar aanleiding van schriftelijke vragen van het CDA over de veiligheid op N-wegen en een Europese rapportage daaromtrent, waaruit wij begrepen hebben dat het onderzoek dat plaats gevonden enkel betrekking heeft op de veiligheid op N-wegen die in beheer zijn van het Rijk. Er zijn in onze provincie vele N-wegen die in beheer zijn van de provincie. Daar speelt veiligheid ook een rol. Wij hadden verwacht dat het onderzoek zich daar ook toe zou uitstrekken, maar dat blijkt niet zo te zijn. Wij willen het College daarom vragen om, hetzij zelf te bezien op welke wijze zij veiligheidsknelpunten op die trajecten in beeld zou kunnen brengen, omdat er een duidelijke relatie is met het provinciaal veiligheidsbeleid - denkt u aan ons streven naar minder verkeersdoden en -gewonden -, dan wel zelf het initiatief te nemen in het aangekondigde overleg met de ANWB. Het tweede punt waar ik kort bij zou willen stil staan, betreft de zeesluizen. Dit is heel kort in de commissie aan de orde geweest. Wij verwachten van het College op dit punt enige voortvarendheid en wij willen op de hoogte worden gehouden van de voortgang ten aanzien van de planstudie. Wij zien graag daaromtrent een tijdschema tegemoet. Het volgende onderwerp verdient meer aandacht, namelijk het toezicht op de subsidierelaties die de provincie kent. Wij vinden het jammer dat de toegezegde presentatie van de sterrensystematiek niet heeft plaatsgevonden vóór de behandeling van deze Jaarrekening. In 2007 hebben wij een aantal keren moeten vaststellen dat het toezicht niet de controle opleverde die wij wensten. Een kleine greep uit de incidenten, incidenten die overigens, mede naar aanleiding van door ons ingediende vragen, al uitvoerig zijn behandeld, maar die bij ons wel het zojuist geschetste beeld hebben achter gelaten. Zo ontbrak bij de begroting van het Klooster Ter Apel de post onderhoud, moest Bureau Jeugdzorg interen op het eigen vermogen als gevolg van niet-gedekte uitgaven en niet-toegekende subsidies, vragen diverse musea de nodige financiële aandacht en recent bleek er een probleem bij Noorderlicht, een organisatie die daarvoor bij de vorige Jaarrekening al aandacht voor haar probleem heeft gevraagd en signalen heeft afgegeven en waarover het ambtelijk apparaat in oktober schriftelijke heeft geïnformeerd, maar waar de gedeputeerde via de media pas op de hoogte is gesteld van deze problemen. Dat kunnen wij Noorderlicht niet verwijten. Onze organisatie draagt daarvoor verantwoordelijkheid. Voor het CDA is dit reden om eens een spiegel voor te houden en daaruit lering te trekken voor de wijze waarop de verantwoordingscyclus beter vorm kan worden gegeven. Lessen die wat ons betreft ook beleidsmatig gewenst zijn om naast financiële grip ook inhoudelijke grip te houden. Zo worden bij de toeristische dataverzameling - lees: Toerdata Noord - niet dusdanige gegevens gegenereerd dat wij relaties kunnen leggen tussen investeringen, bestedingen, omzet, werkgelegenheid. Informatie die voor ons inhoudelijk en beleidsmatig wel gewenst kan zijn. Zo rapporteert het SNN nog steeds niet geaggregeerd omtrent de door de subsidieregelingen gegenereerde investeringen, werkgelegenheidsgroei, en dergelijke, terwijl ondernemingen en instellingen deze gegevens wel op projectniveau aanleveren en deze zijn zelfs omkleed met redenen als zij een wijziging of een vertraging in de realisatie aangeven. Overigens zijn wij op dit punt ook benieuwd naar de stand van zaken omtrent de toezegging die de gedeputeerde eerder heeft gedaan bij de behandeling van het MKB-rapport van de Noordelijke Rekenkamer om te bezien hoe deze gegevens door het SNN operationeel beschikbaar kunnen komen.
7
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Wij vragen het College dan ook om bij de komende begrotingbehandeling met voorstellen ter verbetering te komen. Wij willen daarvoor wel al vast een richting aangeven. Soms helpt het om even te kijken bij anderen. Zo wordt in de provincie Drenthe veelal met prestatiebudgetten gewerkt met daaraan productienormen. Ik heb een van deze gedeputeerde ooit eens in een andere zaal dan deze zaal een grove indeling horen maken van de relaties die wij hebben, namelijk in drie categorieën, namelijk 1) gericht op instandhouding. Hier staat het blijven bestaan centraal met daarnaast toegankelijkheid voor publiek. Denk bijvoorbeeld aan het Klooster Ter Apel. Dit soort instellingen zouden wat ons betreft aan de hand van de eigen doelstellingen kunnen worden gemonitord. Zij maken immers zelf ook rapportages als het gaat om bezoekersaantallen, inkomsten en dergelijke. De doelstelling daarvan is dat wij gevoel kunnen houden bij en eventueel mee kunnen denken met. 2) een relatie gericht op dienstverlening. Ik denk aan het openbaar vervoer en het Bureau Jeugdzorg. Deze instellingen moeten wat ons betreft vooraf een pakket van eisen worden opgelegd, inclusief prestatieafspraken en eventueel terugvordering op basis van boetes. 3) de projecten. Alle projecten kennen wel prestatie-indicatoren. De looptijd van de projecten behoeft voor de rapportage geen beletsel te zijn. Er kan immers gedurende de looptijd tussentijds over de voortgang der indicatoren worden gerapporteerd, terwijl de eindambitie blijft bestaan. Veelal kennen de regelingen bevoorschotting op basis van percentage van realisatie als het om het SNN gaat. De CDA-fractie staat voor ogen dat in de Jaarrekening over indicatoren per relatie wordt gerapporteerd. Kortom, een overzicht van wat is begroot, wat is gerealiseerd en wat eventueel alsnog wordt gerealiseerd. Dit sluit in onze ogen aan bij de veranderingen die reeds in gang zijn gesteld ten aanzien van de subsidieverlening. Tevens kan zo worden voorkomen dat een extra rapportagedruk ontstaat. Allerlei tussentijdse informatie, tenzij die natuurlijk uit het oogpunt van de actieve informatieplicht noodzakelijk is, kan dan vervallen. We zien hier verlichting van de druk bij ambtenaren en instanties en organisatie. Op die manier wordt het dan ook mogelijk om politieke keuze te maken indien dat nodig zou zijn op basis van wat de organisaties en/of projecten te weeg hebben gebracht en gerealiseerd. Op deze wijze kan naar onze mening worden geborgd dat de provincie projecten van middelen voorziet die bijdragen aan de provinciale doelstellingen en een hoog rendement hebben. Tot slot, voorzitter, nog een punt van zorg, waarover ik heel kort een Mongools volksverhaal zou willen aanhalen. Twee personen die het spel spelen dat zij fictief geld op straat vinden. Zij krijgen dan ruzie over de verdeling. Vervolgens komt er een dschanggi met een oplossing: het ging om € 500. Jullie krijgen ieder € 200 en ik neem de € 100 waarover jullie ruzie hadden. Voorzitter, het ging om fictief geld. Dat is hetgeen dat door ons hoofd schiet bij de aandacht die er in de Jaarrekening 2007 wordt gegeven aan de afroming en de decentralisatiediscussie en aan het Provinciefonds. De discussie met het Rijk en de lijn Lodders biedt kansen voor een goede en gezonde financiële huishouding en een in de maatschappij verankerde provincie met een duidelijke verantwoordelijkheid en takenpakket. Wat ons betreft is de inzet het overhevelen van het ruimtelijk economische pakket, zodat de provincies een sterk ruimtelijk-economische taak krijgen met een eigen kaderstelling en verantwoordelijkheden en bevoegdheden en dus met een budget, maar er is een maar. In onze ogen bestaat wel degelijk het gevaar dat weliswaar de uitvoeringsbudgetten en daarmee de financiële risico’s worden overgeheveld, misschien zelfs nadat eerst een bezuinigingsronde is doorgevoerd, maar niet de bevoegdheden en de keuzemogelijkheden. Dan wordt het een sigaar uit eigen doos. Wij trekken graag met het College in gezamenlijkheid op vanuit onze verantwoordelijkheid als Staten om met het College een levensvatbare provincie met een gezonde financiële huishouding en een herkenbaar takenpakket neer te zetten en deze discussie die in 2007 is gestart en ongetwijfeld in 2008 haar beslag zal gaan krijgen. Tot slot: het amendement dat door GroenLinks is aangekaart is wat ons betreft fictief geld, omdat wij een bestendige gedragslijn hebben ten aanzien van de dividenduitkeringen richting het ESFI en er doemt een behoorlijk probleem op op de middellange termijn. Dat geld is daar hard nodig. Dank u, voorzitter. Mevrouw VEENSTRA: Voorzitter, binnen de SP zijn wij niet zo van die grootse Griekse tragedies en het ontbreekt mij ook aan wereldse volksverhalen. Ik houd het liever wat dichter bij huis zodat mijn verhaal misschien wat herkenbaarder is voor de gemiddelde burger onder ons. Wat de SP betreft staan wij vandaag op een tussenstation. Wij hebben een aantal stevige haltes achter ons liggen: de jeugdzorg, het voortraject rond de POP-discussie, het Zuiderzeelijndebat. Aan de andere kant van het station waar we vandaag zijn aangekomen, ligt een aantal grotere stations te wachten: het vervolg van de POP-discussie, de discussie rond de sociale agenda, de Cultuurnota, de discussies rond de nota Bouwen en Wonen. Er ligt veel voor ons.
8
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Laten we dit tussenstation, de programmarekening met de daarbij behorende stukken - ik bedoel dat overigens niet kleinerend, badinerend of marginaliserend - niet groter maken dan dat het in feite is. Het is een tussenstation. We gaan als SP vandaag niet meer doen dan een aantal goede koppen koffie drinken en we gaan vol verder naar de haltes die voor ons liggen. Wanneer we het over die koffie hebben, wil ik het hebben over het gebiedsgerichte werken. Zowel het College als de SP roemen de voordelen van deze werkwijze en de bijbehorende projecten. Deze werkwijze past exact in de denkwijze van de SP. Kleinschaligheid en zoveel mogelijk dicht bij de mensen organiseren en inzetten. Wat ons betreft kunnen we deze werkwijze nog verder doorvoeren dan op dit moment al gebeurt. Bij het doorzetten van die werkwijze moeten er wat ons betreft een sterke regierol zijn voor de betrokken gemeenten. Zij weten als geen ander waar hun gebied behoefte aan heeft. In onze ogen zal dit ook kunnen bijdragen aan een nog betere benutting van beschikbare gelden waardoor zo de onderbesteding wordt tegen gegaan. De Ecologische Hoofdstructuur. Binnen de EHS vinden veel ontwikkelingen plaats, maar niet alles is geheel zonder risico. Het betrekken van particulieren en agrariërs om hen te interesseren en te laten participeren in de EHS bij het realiseren van de doelstellingen voor de EHS, is mooi, maar gestelde doelen moeten wel behaald worden. Wanneer we naar de Blauwe Stad kijken, zien we dat van de oorspronkelijke 250 ha op dit moment sprake is van 195 ha en bij de natte natuur is sprake van 39 ha in plaats van 125 ha. Participatie, het nemen van verantwoordelijkheid door particulieren en agrariërs binnen het natuurbeheer is een waardevolle bijdrage, maar de overheid blijft in onze ogen eind- en hoofdverantwoordelijk voor de volbrenging van de EHS. Essent. Dit bedrijf is al vaak genoemd vandaag. Na alle ontwikkelingen in 2007, het doorvoeren van de splitsing, het mislukken van de fusie met Nuon, is Essent eind vorig jaar gestart met de herformulering van een toekomststrategie. Het College heeft toegezegd dit op de voet te gaan volgen en haar invloed aan te wenden waarnodig is. U heeft als College aangekondigd met ons als Staten in beslotenheid te willen spreken, discussiëren en te informeren. Wat de SP betreft hoort de discussie over een dergelijke publieke voorziening plaats te vinden in de openbaarheid. Dit debat zal moeten plaatsvinden met alle betrokkenen raads- en Statenleden van aandeelhoudende gemeenten en provincies met betrekking tot Essent. Om dit te realiseren - het kan wat ons betreft vóór of na uw bijeenkomst plaatsvinden - komen wij met de volgende motie. De VOORZITTER: Dank. De motie luidt: “De Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 21 mei 2008, overwegende dat: - de energiemarkt geliberaliseerd is; - in de toekomst splitsing van de energiebedrijven een vaststaand feit is; - veel provincies en gemeenten op dit moment ieder voor zich, zich aan het beraden zijn over wat zij in de toekomst willen met hun aandelenbezit; - de provincie Groningen een belangrijke aandeelhouder is van het energiebedrijf Essent en daarmee een voortrekkersrol kan vervullen; - het aandelenbezit een bedrijf betreft dat mensen voorziet van een eerste levensbehoefte; - Essent voortkomt uit meerdere overheidsbedrijven en dat men dan ook kan spreken van ‘maatschappelijk kapitaal’; roepen GS op: - om een openbaar en meningsvormend debat te initiëren met de betrokken raads- en Statenleden van de aandeelhoudende gemeenten en provincies over het aandeelhouderschap en de toekomststrategie van Essent en de daarmee samenhangende gewenste ontwikkeling van de energiesector; vragen GS: - om op korte termijn aan het presidium een voorstel hierover te overleggen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door Lian Veenstra, maakt deel uit van de beraadslagingen, krijgt nummer 1 en wordt verspreid.
9
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Mevrouw VEENSTRA: Dan is er vanmorgen ook door ons gesproken over de diverse energiebesparende projecten die er lopen. Onze provincie verdient kapitalen aan energie via dividenden en verkopen en energie kost de Groninger bevolking kapitalen. Degenen die het meest last hebben van de energielasten moeten wat ons betreft gecompenseerd kunnen worden binnen of naast bestaande projecten en, met het succes van het TELI-project in ons achterhoofd dat vanochtend nog nadrukkelijk werd toegelicht door gedeputeerde Slager, moeten we, wat de SP betreft, nog meer ondernemen om de lasten van die mensen die deze het zwaarst op hun bord krijgen, te verlichten. Wij komen vandaag niet met een concreet voorstel. Het is meer een aankondiging dat wij de komende weken zullen gebruiken om met een voorstel te komen om hier aan deze projecten een vervolg te geven en u zult daarover bij de Voorjaarsnota meer van ons horen. Dan... het mag niet ontbreken... U heeft mijn collega Sandra Beckerman er vanochtend ook al over gehoord, namelijk het gratis openbaar vervoer voor MBO-leerlingen van 16-17 jaar. Het moet, wat de SP betreft, mogelijk zijn om een vorm te vinden waarmee we het een grote groep scholieren gemakkelijker kunnen maken om de opleiding van hun keuze te kunnen volgen, waarmee we er gelijk weer voor zorgen dat we een goede bijdrage leveren aan het opleiden van die vakmensen waar we zo om zitten te springen in bijvoorbeeld de zorg en het onderwijs. Wij willen u er als College aan herinneren dat u in uw eigen collegeprogramma ook spreekt over het realiseren van proefprojecten met gratis openbaar vervoer. Al lange tijd trekt mijn fractie op verschillende fronten aan dit onderwerp en is dat toegespitst op MBO-ers van 16-17 jaar. Het gaat dus nog niet eens om alle Groningers. Toch schijnt het niet te lukken. Uit de media mochten we opmaken dat het misschien wel helemaal niet gaat lukken. Dit was voor ons een teleurstellende mededeling waar wij ons niet zomaar bij neer kunnen leggen. Vandaag is het niet het juiste moment, maar u kunt er op rekenen dat wij de komende periode hierop terug zullen komen en dat wij op korte termijn bij u als College, maar vooral bij u als Staten, zullen terugkomen met concrete voorstellen. Ik wil ook graag van de gelegenheid gebruik maken om te reageren op het amendement van de fractie van GroenLinks. Wij zullen het amendement niet steunen. Wij staan achter de invulling zoals nu gebeurt middels van het toevoegen van dividenden aan het ESFI. Op hoofdlijnen kunnen wij daar goed mee uit de voeten. Daarnaast heeft u gehoord dat wij zelf ook nog wel wensen en ideeën hebben waar misschien geld voor nodig is. Het amendement is volgens ons op dit moment te vroeg en te snel om nu al € 5,4 miljoen te oormerken voor het gestelde doel, hoe waardevol het landelijk gebied ook voor ons is. De heer KRUITHOF: Voorzitter, deze dag die wij keurig de Dag der Verantwoording noemen is volgens mij ieder jaar een feestje voor het College van GS. Trots worden elk jaar meevallers en positieve saldi gemeld - en dat is mooi - maar voor de gedeputeerde van financiën is dat naar mijn mening een gruwel. Hij moet maar zien dat met al dat positieve nieuws zijn collega’s niet begerig naar dat geld gaan lonken en bovendien moeten de leden van Provinciale Staten in de hand worden gehouden om geen al te gekke bokkensprongen te maken. Voorzitter, onder de titel “Weg van het cijferfetisjisme” stond vorige week een artikel in het blad PM over wat wij hier keurig de Dag der Verantwoording noemen die in Den Haag overigens ‘Woensdag, gehaktdag’ heet. De bedoeling is dat op deze dag een politieke beoordeling wordt gegeven van het afgelopen jaar. Voormalig PvdA-Kamerlid Jan van Zijl was eind vorige eeuw een van de grote aanjagers van dit fenomeen en hij is bepaald niet tevreden over hoe dat nu verloopt. Hij zegt en ik citeer: “Dat ligt met name aan de fracties die nog steeds te veel geobsedeerd zijn door gedoe achter de komma in plaats van dat ze politiek bedrijven. Het is ontaard in een vreselijke controlemachine. Diep in mijn hart is er een stem die zegt dat men er misschien maar beter mee zou kunnen ophouden.” Voorzitter, dit was tot nu toe Jan van Zijl. Ik kom nog op de controlemachine terug. De VVD-fractie wil toch ook nu weer een poging doen tot een politiek debat. Naast alle financiële vrolijkheid was er vorige jaar toch een politiek en naar later bleek sprake van een persoonlijk drama. Gedeputeerde Ineke Mulder kwam zwaar onder vuur te liggen van de oppositiepartijen, waaronder ook de VVD. Ze had de jeugdzorg financieel niet in de vingers en ze zag uiteindelijk geen mogelijkheid dat probleem op te lossen met het gevolg dat bekend is. Ik heb mij begin dit jaar afgevraagd of Ineke Mulder, naast de zware kritiek die ze uit de Staten kreeg, zich niet ook een beetje in de steek gelaten heeft gevoeld door haar collega’s en dan in het bijzonder door Marc Calon. Het lijkt er een beetje op dat hij haar een beetje heeft laten zwemmen in het financiële moeras van de jeugdzorg waaruit zij uiteindelijk geen uitweg meer zag. De VVD-fractie heeft tijdens het debat eind vorig jaar benadrukt dat wij de inhoudelijke kwaliteiten van de gedeputeerde niet in twijfel trokken.
10
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
We hebben het College toen een handreiking gedaan door voor te stellen de beleidsmatige en beheersmatige verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bestuurlijk en ambtelijk te scheiden, zodat de gedeputeerde door kon gaan met haar werk zonder zich zorgen te hoeven te maken over het beheer. Gedeputeerde Calon voelde met name niets voor de bestuurlijke scheiding van verantwoordelijkheden. Voorzitter, de behandeling van de Rekening is bij uitstek het moment van terugkijken. Ik ga dat nu doen aan de hand van een stokpaardje van mij, namelijk de vertrouwelijkheid van informatie die het College soms aan de Provinciale Staten oplegt. Ik doe dat nu omdat verschillende andere discussies over dit onderwerp in commissies en Statenvergaderingen wat mij betreft niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. Voorzitter, het College heeft het recht om in voorkomende gevallen vertrouwelijkheid op te leggen aan Provinciale Staten. Daarover bestaat geen misverstand. Maar in een democratie moet daarvan uitermate terughoudend gebruik van worden gemaakt. Democratie behoort zich in volstrekte openbaarheid af te spelen. Sterker nog: democratie is openbaar of zij is niet. Er zijn in de afgelopen maanden enkele voorvallen geweest waarbij de regels waaraan naar de mening van de VVD-fractie moet worden voldaan, geschonden zijn. Of het nu gedeputeerde Calon was over de Blauwe Stad of gedeputeerde Bleker over subsidieverlening of hun collega Gerritsen over de museumspoorlijn Star: zij gaan volgens de VVD-fractie iets te gemakkelijk om met de regels van vertrouwelijkheid. Zonder op die individuele gevallen in te gaan, voorzitter - ik zou dat ook niet kunnen zonder strafvervolging te riskeren - wil ik hier wel een aantal algemene criteria formuleren waaraan vertrouwelijkheid, wat de VVD-fractie betreft, zou moeten voldoen. 1) Om te beginnen is dat uiterste terughoudendheid. Het College dient zich iedere keer als zij de Staten geheimhouding wil opleggen, af te vragen of daarmee het democratisch proces geen geweld wordt aangedaan. Ik zei al dat er omstandigheden zijn waaronder vertrouwelijkheid gerechtvaardigd is, maar daar dient zeer spaarzaam gebruik van te worden gemaakt. 2) Het tweede criterium is de vraag of Gedeputeerde Staten met het opleggen van vertrouwelijkheid zich een positie creëert waarbij de Staten op achterstand komen te staan. Daar heeft het een paar keer ernstig op geleken. Natuurlijk, vertrouwelijke zaken lekken soms uit, maar als een gedeputeerde naar aanleiding van het uitlekken van zo’n zaak besluit de media te woord te staan, moet deze zich realiseren dat daarmee de geheimhouding van Statenleden nog steeds niet is opgeheven. Gedeputeerde Staten kunnen dan uitgebreid hun eigen verhaal doen, terwijl de leden van Provinciale Staten nog steeds een slot op hun mond hebben en dat kan niet. Hoe lossen we dat nu op? Als de situatie als hiervoor beschreven zich hier voordoet, dient de desbetreffende gedeputeerde onverwijld - en dus niet een dag of een paar uur later - de vertrouwelijkheid, al dan niet gedeeltelijk, op te heffen. Daartoe moet het College gebruik maken van alle mogelijke communicatiemiddelen naar Provinciale Staten toe. Voorzitter, dit is wat ik met de woorden van gedeputeerde Calon, de Kruithof-doctrine zou willen noemen. Het derde en laatste onderwerp waarover ik vandaag zou willen spreken is gelijk aan een onderwerp dat ik een jaar geleden aan de orde stelde. Het gaat over de grenzen aan controle. Vorige jaar sprak ik over de onmogelijkheid en de onwenselijkheid van het streven naar een 100%controle. Onmogelijk, omdat mensen nu eenmaal fouten maken en onwenselijk, omdat ambtenaren met hun primaire taak bezig moeten zijn en niet een groot deel van hun tijd moeten besteden aan controleprotocollen en wat dies meer zij. Vandaag wil ik dat specifieker maken. Als uitvloeisel van de commissie De Bruijne zijn twee wetenschappers van de Rijksuniversiteit van Groningen bezig met het uitwerken van voorstellen. Tijdens de laatste vergadering over dit onderwerp heb ik de vraag opgeworpen of we hier en daar ook niet wat moeten schrappen. De beide hooggeleerde heren antwoordden toen dat dit niet in hun opdracht lag besloten. Ik zou het College en met name gedeputeerde Calon willen vragen te onderzoeken of het mogelijk is vereenvoudigingen aan te brengen in de Planning & Control-cyclus - in de woorden van Jan van Zijl: die vreselijke controlemachine - die voor zowel de ambtelijke staf, als de politieke bestuurders en de leden van de Provinciale Staten een ontlasting van hun taak zouden kunnen betekenen, zonder dat daarbij uiteraard de controlerende taak van Provinciale Staten geweld wordt aangedaan. Het lijkt me dat dit ook een aanvullende opdracht zou kunnen zijn voor de commissie De Bruijne die dan nieuw leven ingeblazen moet worden, want de commissie zou eigenlijk nog maar één keer bijeen komen en dan haar werkzaamheden beëindigen. Bovendien zou een nieuwe voorzitter moeten worden gevonden, zodat ook de naam van de commissie veranderd kan worden. Voorzitter, het lijkt mij een aanvullende opdracht voor die commissie, maar dan in samenwerking met het College en de ambtelijke staf van de provincie. Tevens wil ik de heer Calon vragen om een globaal inzicht in de kosten te geven van alles wat met Planning & Control te maken heeft ten opzichte van de totale ambtelijke inzet.
11
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Dat hoeft overigens niet nu te gebeuren. Ik heb wel eens de indruk dat de hoeveelheid tijd die ambtenaren moeten besteden aan alles wat met Planning & Control te maken heeft, zo langzamerhand een te groot beslag legt op de ambtelijke tijd. Ik zou daar graag enig inzicht in willen hebben. Tot zover, voorzitter. De heer STEVENS: Voorzitter, na het toneelstuk schoot mij niet zo snel een Grieks gezegde te binnen bij de beoordeling van het afgelopen jaar, maar wel een Gronings gezegde, namelijk: het kon minder. Dat is het beeld dat wij hebben over de verantwoording van het afgelopen jaar. Een bijzonder jaar, waarin een nieuw College vorm gegeven moest worden met een coalitieakkoord dat gesloten is tussen de Partij van de Arbeid, het CDA en de ChristenUnie. Voor onze partij is dat een nieuwe ervaring en ook duidelijk een grote uitdaging waar wij als partij en coalitiegenoot enthousiast aan hebben meegewerkt om zaken in het belang van onze mooie provincie aan te pakken en verder te helpen. Wij hebben een goed jaar achter de rug en dat is niet vanzelfsprekend. De conclusie van onze fractie is dat in het afgelopen jaar op een goede manier is omgegaan met gemeenschapsgeld. Er zijn veel projecten opgestart en er is veel gerealiseerd. Een gezonde financiële basis geeft ruimte om de problemen voor de toekomst verder aan te pakken. Wij willen verder inzoomen op een aantal zaken. Financieel gezien is er een prima resultaat geboekt. Ondanks wat Calon ‘de diefstal van het Rijk’ noemt, hebben we toch een positief resultaat van € 9 miljoen geboekt. Het punt is wel dat er veel budgetten worden doorgeschoven naar 2008. Ook een record als het gaat om de onderwerpen die met het nieuwe beleid te maken hebben! Het is toch onze doelstelling om de gelden in het jaar te besteden waarvoor ze beschikbaar zijn gesteld? Vanmiddag is hierover in de commissie gesproken en is er toegezegd dat er meer duidelijkheid komt over de vraag wanneer budgetten worden overgeboekt. Wij hopen dat in het jaar 2008 er op dit punt beter gescoord wordt. Op een specifiek punt willen wij verder ingaan en dat betreft het budget van het armoedebeleid. Zoals vanmiddag in de commissie Bestuur en Financiën al aan de orde is geweest is geconstateerd dat het totale budget van 2007 overgeboekt is naar 2008. De gedeputeerde heeft gezegd dat hij dit punt wil combineren met de gebiedsgerichte aanpak en dat hij samen met de gemeenten wil kijken of een gedeelte van het budget voor het armoedebeleid daarvoor kan worden ingezet. Dat lijkt ons een goede uitweg. Tegelijkertijd heeft hij ook gezegd niet te weten of de rest van het budget in 2008 volledig benut kan worden. Op dat punt vragen wij ervoor te zorgen dat dit budget in 2008 wel besteed gaat worden. De economische ontwikkelingen in het afgelopen jaar zijn goed te noemen. Stijgende werkgelegenheid en een stijgende vraag naar geschoold personeel. Dat heeft ook een keerzijde want die vraag naar geschoold personeel is zo nijpend dat wij ons er zorgen over moeten maken of dit de economische ontwikkeling niet tegen houdt. In het bijzonder zien we in de provincie Groningen bij de vele ontwikkelingen die er in het gebied van de Eemshaven gaat plaatsvinden dat er een zo grote vraag naar personeel bestaat dat er veel mensen vanuit de gehele Europese Unie moeten worden ingevlogen om aan die vraag te kunnen voldoen. Nu willen wij niet zeggen dat alleen Groningers dit werk zouden moeten kunnen doen, maar tegelijk vinden wij het wel een punt van zorg dat er in Groningen nog steeds een werkloosheid bestaat van meer dan 10% en er zoveel werknemers uit alle windstreken hier komen werken. We zien graag van het College om alles te doen wat in haar macht ligt om ook een gedeelte van deze werkgelegenheid bij Groningers terecht te laten komen. Het Burgerjaarverslag. Wij zijn als fractie positief over dit Burgerjaarverslag en met name over het grote aantal verbeteringen dat is doorgevoerd ten opzicht van 2006. Het zorgpunt met betrekking tot de wijze waarop de provincie reageert op e-mails - zo hebben wij ook al in de commissie naar voren gebracht en dat willen wij ook hier benadrukken, bovendien is het vorig jaar al gesignaleerd - is nog niet opgepakt. Wij vragen van het College om in 2008 op dit punt een flinke verbetering door te voeren. Voorzitter, over de jeugdzorg is het afgelopen jaar al veel gezegd, ook in dit forum. Een aandachtpunt blijft een goede informatievoorziening en wel niet slechts een goede voorziening, maar ook een goede onderkenning van deze problematiek. Met betrekking tot het openbaar vervoer is onze fractie blij met het aantal reizigers in 2007. Een schaduwkant is wel geweest dat bij de vervanging door nieuw materieel er problemen ontstonden en dat leidde tot een slechte dienstverlening hetgeen tot overvolle treinen aanleiding gaf. Gelukkig is dat probleem nu opgelost, maar dat wierp wel een schaduw over de groei van het openbaar vervoer. Als het gaat om gratis openbaar vervoer voor MBO-leerlingen is ons steeds gezegd dat samen met Friesland en eventueel Drenthe wordt gekeken of gekomen kan worden tot een bepaald project.
12
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Gedeputeerde Bleker heeft op dat punt steeds gezegd dat rustig moet worden afgewacht en dat een broedende kip niet gestoord moet worden en dat er iets moois tevoorschijn zal komen. We hebben uit de media - de SP zei er ook al iets over - opgemaakt dat deze broedende kip niets lijkt op te leveren. Op dit punt willen wij toch aan het College vragen om snel met een concreet voorstel te komen voor een proefproject, zoals ook in het collegeprogramma is opgenomen. Er zijn geluiden dat eerst maar eens moet worden afgewacht op wat er in Den Haag wordt gezegd en besloten, maar dat is niet onze lijn. Tot slot, voorzitter. Zoals elk jaar wil de ChristenUnie ook dit jaar de complimenten geven aan iedereen die het mogelijk heeft gemaakt om deze Dag van de Verantwoording te houden en af te ronden. De mensen van de afdeling Financiën en Control en de mensen van de facilitaire dienst willen wij hartelijk danken voor hun grote inzet. Ik ga nog even terug naar waarmee ik begon. Wij hopen dat we ook de komende jaren kunnen zeggen: het kon minder! De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, er zijn in de verschillende commissies door ons verschillende vragen gesteld en die zijn in het algemeen keurig beantwoord. Sommige zijn overigens niet beantwoord. Voor zover ze wel beantwoord zijn, zullen we, als daartoe aanleiding is, er op terug gekomen en voor zover ze niet beantwoord zijn, komen we er ook op terug. Vanavond beperk ik mij tot enkele hoofdlijnen. Het jaar 2007 kenmerkt zich uiteraard door de verkiezingen, een nieuwe coalitie, een nieuw College, een nieuwe commissaris der koningin en een kleinere Provinciale Staten met minder commissies. In de commissie Bestuur en Financiën werd het voorstel gedaan om maar weer een nieuwe commissie toe te voegen. Volgens mij moeten we nog leren hoe we met minder mensen ook daadwerkelijk minder gaan doen. Dat lijkt ons een betere weg. In 2007 is de werkgelegenheid in Groningen toegenomen en de werkloosheid gedaald. Daar zijn we zeer verheugd over. De economie heeft in 2007 gewerkt. Nu het College nog! Zo kun je de Rekening interpreteren. Het zoveelste jaarlijkse overschot. Wederom een hoger overschot. En er wordt meer doorgeschoven aan nieuw beleid, zowel qua percentage als het totale volume. Meneer de voorzitter, vorig jaar noemde de heer Calon zichzelf een conservatief begroter, maar als ik deze Rekening zie, is die bijna aartsconservatief. Maar alle gekheid op een stokje, als je wat dieper kijkt, ontstaat er ten aanzien van het nieuwe beleid wel een wat genuanceerder beeld. Echter, alles overziende heeft mijn fractie wel degelijk het gevoel dat hier en daar op de rem is getrapt, terwijl ook versnelling mogelijk was. Ligt dat nu aan het nieuwe College? Moet men aan elkaar wennen? Of het apparaat aan hen? Ik zou het niet weten, maar ik denk dat we hier een element hebben dat relevant is. GroenLinks wil - en dat is in het verlengde van wat de heer Stevens zei - dat er dit jaar en volgend jaar een versnelling komt zonder ongelukken, maar zodanig dat we de komende jaren van deze situatie afkomen. Haagse heren en dames kijken over onze schouders mee en één greep uit de provinciale pot is al gedaan en zoals zo vaak: de gelegenheid schept de dief. Op één punt van de werkgelegenheid wil ik iets inzoomen, namelijk die van de toeristische sector. Daar is vanmorgen over gesproken. Die is gedaald, terwijl de bestedingen zijn toegenomen. Deze spagaat verdient wat ons betreft wat meer aandacht van het College. GroenLinks wil wijzen op de integrale aspecten op beleidsniveau die hier spelen. Zo zijn onder meer het aantal dorpscafés met 15 stuks afgenomen. Dat werkt dan onder andere door in de werkgelegenheid. Dit heeft op provinciaal beleidsniveau onder andere te maken met het Vitaal Platteland. PMJP, Leader, etc. Als het om het Waddenfonds gaat, zien we dat de landelijke keuzeheren en -dames aansturen op één internationaal of nationaal Waddencentrum. Tegelijkertijd wil men een visie ontwikkelen over bezoekerscentra en educatieve centra in het Waddengebied. Bezoekerscentrum Schiermonnikoog heeft geld gekregen uit de eerste tranche. In Groningen speelt voor zover mij bekend in ieder geval Lauwersoog en het Lauwersmeergebied en de plannen rond de zeehondencrèche in Delfzijl. Van ons College verwachten wij dat hierop actief beleid wordt gevoerd met een integrale benadering. GroenLinks is overigens niet tevreden met de rol van Provinciale Staten bij dat Waddenfonds. Eind 2007 lag er een concept projectenlijst, waarbij provinciale cofinanciering een rol zou kunnen spelen. Dat staat in de Programmarekening. De vraag waarom die niet naar ons is toegestuurd is niet beantwoord. Over die lijst hadden de Staten zich een mening kunnen vormen. Nu kunnen wij slechts achteraf kennis nemen van de projecten waaraan een provinciale bijdrage wordt geleverd. De Rekening vertoont een historisch hoog overschot van maar liefst € 89 miljoen. Ook zonder KabelCom is het aardig wat meer dan de 20% extra waar de heer Kruithof vorig jaar op aanstuurde bij zijn maidenspeech. Eén extra gedeputeerde moest 20% extra overschot leiden, was zijn laatste opmerking. Hij zal een tevreden mens zijn!
13
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Meneer de voorzitter, ik ben er wat minder tevreden over, want ik vind dat het geld dat we toedelen aan concrete projecten ook inderdaad moet worden uitgegeven en dat daarin niet vertraagd moet worden. De verkoop van KabelCom levert het superdividend op van € 54 miljoen. Wij hebben een amendement daarover laten ronddelen. Voorzitter, dat amendement kan vandaag helaas niet in stemming komen, omdat ik heb begrepen - tijdens de voorstelling - dat de accountant een paar uur geleden zijn goedkeurende verklaring heeft gegeven voor de Rekening en dan zou het amendement tot allerlei wijzigingen leiden, hetgeen dan lastig is. De suggestie vanuit de ambtelijke dienst zou ik willen volgen en die houdt in om het voorstel om zodanig te bouwen dat het bij de Voorjaarsnota - dan spreken we ook over een Begrotingswijziging - wordt ingediend en behandeld. Waarschijnlijk wordt het dan een motie in plaats van een amendement. Dit is techniek, maar de inhoud blijft hetzelfde. Dan bevreemdt mij de positie van een aantal fracties in dezen. Waar het mij ten principale om gaat, betreft twee elementen. Een principiële discussie van hoe om te gaan met het toedelen van middelen uit een superdividend en het andere element is het inhoudelijke debat. Wij willen hier graag politieke discussie. Als het gaat om dit superdividend delen wij dit toe in de verhouding 10% voor landschap en 90% voor ESFI. Daar waar andere fracties zeggen geen wijziging te willen, is bij hun dus sprake van de verhouding 0% voor landschap en 100% voor ESFI, dus voor infrastructuur. De heer BROUNS: Voorzitter, ik kwam in de verleiding om op de laatste opmerking van de heer Van der Ploeg te reageren, omdat dit wel erg in de lijn ligt van wat ik de heer Van der Ploeg ooit verweten heb op een ander dossier. Die verleiding zal ik weerstaan, maar ik wil wel even terug komen op een eerder punt dat bij mij een principiële vraag heeft opgeroepen. De heer Van der Ploeg geeft aan dat hij zijn amendement niet in stemming zal brengen, omdat de accountant zijn goedkeurende verklaring al heeft afgegeven en er dan allerlei werk achter weg zou komen. Volgens mij kan het niet zo zijn dat wij, in de uitoefening van onze taak als Staten en de verantwoordelijkheid die daarmee samenhangt, om een dergelijke reden afzien van het indienen van een amendement. Dat is een vraag voor de voorzitter. Daaraan gekoppeld vroeg ik mij af of de heer Van der Ploeg misschien andere redenen heeft waarom hij op dit moment voor die weg kiest. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, er is onderscheid tussen kunnen en kunnen. Wij kunnen het amendement in stemming laten brengen en stel dat het wordt aangenomen, kan dat gewoon, maar het betekent dat er een nieuwe accountantsverklaring moet komen en dat er intern een compleet nieuwe Rekening moet worden gemaakt en gedrukt, etc. Het is dan de vraag of je dat wilt. Ik denk dat dit niet praktisch is als je op een andere manier hetzelfde besluit kunt voorleggen. Verder zijn hier geen andere redenen voor. De VOORZITTER: U vroeg ook aan mij of dit kan. Het kan inderdaad. Alles wat de Staten binnen de regels willen, kan. Tegelijkertijd kun je je afvragen of als je iets wilt bereiken, wat dan het meeste geschikte instrument is en wat het juiste moment. Ik denk dat de heer Van der Ploeg gelijk heeft dat zijn voorstel evengoed bij de Voorjaarsnota kan worden ingediend. Daarmee kunnen de Staten volledig tot uitdrukking brengen wat men wil. Ik respecteer zijn afweging om het zo te doen, zeker gezien wat er allemaal zou moeten gebeuren, als het anders zou gaan. De heer BROUNS: Dan heb ik nog een korte aanvullende vraag. Ik weet uiteraard niet welke criteria de heer Van der Ploeg hanteert, maar ik vraag mij af of hij bij de Voorjaarsnota deze gelden nog uit het superdividend kan halen wat dan inmiddels al in ESFI zit, want daar stemmen wij vandaag wel mee in. Kennelijk denkt de heer Van der Ploeg dan ook aan een andere financiering. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, het amendement behelst niet meer dan dat vanuit de ene bestemmingsreserve geld wordt toegedeeld aan een andere bestemmingsreserve en dan kan bij elke begrotingswijziging gebeuren. Meer is het niet. Meneer de voorzitter, de inhoudelijke discussie is natuurlijk veel interessanter. Dan gaat het onder andere om die verhouding van 10% landschap en 90% ESFI. Een aantal fracties hebben gewezen dat er grote tekorten ontstaan bij het ESFI. De heer Brouns sprak over de middellange termijn. Wanneer gaan die projecten spelen? Ik wil er toch wel even op wijzen dat op landschap er een vergelijkbaar tekort is. Wie gaat dat dan opvullen? Welke wijsheid brengen de fracties dan in stelling waarmee ze dat gat gaan opvullen? Dan hebben we het nog maar over een minimaal tekort, want dat is gebaseerd op een quick scan die mede op verzoek vanuit de Staten is uitgevoerd. Als je echt dieper gaat en projecten op je af laat komen, kan ik mij voorstellen dat er nog aardig wat meer vrij komt aan potentiële projecten.
14
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Daarom vinden wij dit wel degelijk aan de orde en relevant om hierover als Staten een concreet besluit te nemen en er in ieder geval discussie over te voeren, want dan pas ontstaat er helderheid over hoe de hazen lopen. Meneer de voorzitter, ik wijs op het volgende. GroenLinks heeft vorige jaar bij amendement extra geld gevraagd voor energiebesparing en duurzame energie. Dat werd afgewezen. In al haar wijsheid kwam het College later met een ophoging van het budget. GroenLinks heeft vorig jaar per amendement extra geld gevraagd voor landschap. Dat werd afgewezen. In al haar wijsheid kwam het College later met een ophoging van het budget. Tja, en dan zitten we nu met een tekort van € 16 miljoen. Er komt een voorstel. Als ik het nu in stemming zou brengen en ik hoor de andere fracties, dan zou het worden afgewezen. Wie brengt de wijsheid in om dat tekort later dan weer op te vullen? Wij zijn erg benieuwd. Deze discussie krijgt in ieder geval een vervolg. Dit laat het principiële punt onverlet wie er eigenlijk over die middelen gaat. Natuurlijk zijn dat de Staten, maar ik vind dat we dat helder, expliciet en transparant aan de orde moeten hebben en niet impliciet op basis van automatismen die gebaseerd zijn op afspraken die verschillend geïnterpreteerd kunnen worden. Zo luidt mijn positie op dit punt. Blauwe Stad. Wij nemen er genoegen mee dat er op dit punt bepaalde vertrouwelijkheid heerst, maar de algemene lijn moet natuurlijk wel zijn dat als er afgelost wordt door private partijen, dat het risico van de provincie gemeten in euro’s ook afneemt. Zo niet, dan moeten we het daar ten spoedigste over hebben. Onderhoud kapitaalgoederen Wegen en Kanalen. Ik heb hierover een vraag gesteld in de commissie die niet is beantwoord. Het ging over het achterstallig onderhoud en dat wij daar graag helderheid over willen hebben op het moment dat wij praten over een nieuw contract met DWK. Ik sluit af. Gedeputeerde Calon wees op de mogelijkheden van financieringstekorten die over 10 jaar zouden kunnen gaan spelen. Hij wijst dan naar de bekende steen in zijn schoen, namelijk die van de Motorrijtuigenbelasting. Ik vind dat hoogst speculatief. Interessanter is wat er uit de discussie over de provinciale taken komt en wij nemen aan dat er daarover in deze kabinetsperiode meer duidelijkheid komt. Als de uitkomst zou zijn dat er minder financiering is gekoppeld aan minder taken, zie ik nog niet direct tekorten opdoemen. Meneer de voorzitter, het was een zonnige dag vandaag en ik heb er niet veel van gezien. Met deze Rekening en de financiële vooruitzichten slaat het wat mij betreft als een tang op een varken om dan dit soort mogelijke risico’s over 10 jaar in de discussie te betrekken. Dank u wel. De heer ZANEN: Voorzitter, de Rekening is aan de orde en als kleine oppositiepartij sta je daar wat moeilijk in. De collegepartijen hebben een jaar terug een programma met elkaar afgesproken en daar hebben we over gediscussieerd en dat hebben wij als partij niet onderschreven, omdat wij op een aantal punten andere, uitgesproken opvattingen hebben. Het verhaal ligt nu voor en de vraag is wat je daarmee als kleine partij mee kunt gedurende de rit, maar ook na een jaar als je achterom kijkt. Een handicap is dat de oppositie die natuurlijk uit meerdere partijen bestaat, gespreid is over het politieke spectrum. Het is dus niet zo dat je automatisch forse druk op het College kunt uitoefenen op een bepaald punt, zoals bijvoorbeeld op het punt dat zojuist door GroenLinks naar voren werd gebracht. Je invloed is dus beperkt en die wordt nog verder beperkt als er zich dingen voordoen zoals we hebben meegemaakt met het regiospecifieke pakket als alternatief voor de Zuiderzeelijn. Ik wil nu niet uitvoerig stilstaan bij de vertrouwelijkheid die daarbij in acht genomen moest worden, maar ik vind in zijn algemeenheid wel dat als politieke fracties naar buiten toe optreden het erg moeilijk is als je ook nog eens afgeremd wordt door vertrouwelijkheid die nauwelijks een grond vindt in datgene wat er in zo’n commissie ter sprake kwam. Criteria als prestatie-indicatoren vind ik een goede zaak, want dat geeft mogelijkheden voor partijen om toch een scherp oordeel te geven en invloed uit te oefenen. Daar zit een kans, als die criteria ten minste helder en scherp zijn geformuleerd. Alle partijen hebben daarvoor gepleit, maar ik denk dat wij er nog het meeste belang bij hebben, want dat zijn aangrijpingspunten waarop je het College nadrukkelijk kunt controleren. Dit betreft de provincie binnen het huis van de provincie, maar je kunt ook zoeken buiten dat huis om invloed uit te kunnen oefenen. Van de zomer ben ik betrokken geraakt bij die kwestie van de varkensstallen in Uithuizen. Twee boeren hebben grote lappen grond gekocht en wel nog net voordat het Bestemmingsplan Buitengebied werd veranderd. Zij konden dus werken met normen van 1989 als zij daar aan het bouwen gaan. De provincie heeft in die situatie gezegd het bevoegd gezag te zijn. Dat was dus niet de gemeente. Het gevolg was dat de zienswijze en de opvattingen van de betrokken burgers bij de provincie terecht kwamen. Nu hebben wij vorige week het resultaat daarvan gezien, namelijk dat de provincie toegeeft dat het om allemaal interessante verhalen gaat en zienswijzen, maar dat het naar haar oordeel zo is dat de wet de wet is en dat de plannen van de boeren door kunnen gaan.
15
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Hier is sprake van een soort onmacht dat je daar helemaal niets kunt doen, want tegelijkertijd weet iedereen die erbij betrokken is geweest hoe dat daar leeft. Zonder uitzondering is men tegen de bouw van die stallen. U moet zich voorstellen dat het een open gebied is dat loopt tot aan de dijk waarachter het Wad ligt. Als je het nu over landschap spreekt en karakteristiek Groningen, dan is dat daar het geval. Alle mensen daar vinden dat dit niet door moet gaan. Ik vind dat de provincie een weg moet zoeken om ervoor te zorgen dat dit verhaal niet door gaat. Wellicht kunnen de opvattingen van de werkgroep Landschap hulp bieden. Er is door vertegenwoordigers uit alle partijen over landschap gediscussieerd op een goede wijze en met hulp van externe deskundigen. Ik heb geconstateerd dat dit verhaal niet los wil komen, terwijl ik denk dat we dit nodig hebben. Ik zou ervoor willen pleiten dat we een weg vinden dat zo snel mogelijk die inbreng vanuit onze eigen Staten in het debat over het nieuwe POP een plek kan krijgen. Ik roep de partijen die tot nu toe wat aarzelen op om wat dit betreft over de schaduw heen te springen. Voorzitter, de kwestie van de commissie Lodders, of liever gezegd van de € 800 miljoen die de rijksoverheid middels Wouter Bos als minister van Financiën bij de provincies weg wilde halen. Dat is verder gegaan. Er zijn nu onderhandelingen geweest na die eerste vernederende greep in de kas door het Rijk. Er is in IPO-verband een soort proces op gang gekomen van onderhandeling waarbij getracht wordt om er zeggenschap voor terug te krijgen. Er is een commissie ontstaan, waarvan de heer Calon eens in een commissievergadering heeft gezegd dat er niet teveel van verwacht moest worden, maar intussen is dat een heel interessante club geworden. Er wordt van alles los gewoeld en ik ben het geheel eens met wat het CDA op dit punt heeft uitgesproken. Natuurlijk moet je ‘ja’ zeggen tegen taken die je toegeschoven krijgt en waarvoor je verantwoordelijkheid mag nemen en in relatie waarmee je beleid kunt voeren, want dan gaat de politiek pas beginnen. Als je dat echter krijgt zonder bevoegdheden om echt te sturen, zonder middelen om daar echt vorm aan te geven, dan zitten we fout en dan krijgen we iets opgedrongen en dan zal een paar jaar later worden geconcludeerd dat de provincies het niet kunnen, waarna die taken weer worden afgenomen. Ik heb het gevoel dat dit met de jeugdzorg aan het gebeuren is. De VOORZITTER: Geleidelijk aan krijg ik het gevoel dat we naar de Voorjaarsnota en de Algemene beschouwingen gaan. Probeert u het bij de verantwoording te houden. De heer ZANEN: Ja, hoewel lijnen van 2007 wel doorlopen naar nu. Ik wil nu een motie indienen die te maken heeft met de relatie die het College heeft met de rijksoverheid als het gaat om de financiering van allerlei projecten en ook met projecten waar wij zelf mee te maken hebben in het RSP-pakket. De VOORZITTER: Akkoord. De motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 20 mei 2008, in aanmerking nemend dat: - het FES-fonds, waar zo ongeveer de helft van de Nederlandse aardgasbaten in terecht komt, in de eerste tien jaar van zijn bestaan slechts 1% van de middelen heeft besteed in NoordNederland tegen bijvoorbeeld 88% in de Randstad; kennis nemend van het feit dat: - het College van gedeputeerde Staten in overleg is getreden met vertegenwoordigers van meerdere ministeries omtrent de teleurstellende systematiek van het tot besteding komen van de middelen uit het FES-fonds, in het bijzonder in Noord-Nederland, omtrent een mogelijk meer bevredigende, nieuwe systematiek; zijn van mening dat: - het College ernaar zou moeten streven om met het Rijk tot een afspraak te komen waarbij NoordNederland jaarlijks een vaste, procentuele uitkering uit het FES-fonds ontvangt, waarbij de regie rond de besteding van de binnen de criteria ‘economische structuurversterking’ passende projecten komt te liggen bij de gezamenlijke noordelijke provincies (vergelijk het regionaal mobiliteitsfonds uit het regiospecifiek pakket-ZZL); verzoeken het College om: - in SNN-verband te komen tot een gezamenlijke inzet ter realisering van zo’n blijvende, structurele financiering van de economische structuur van Noord-Nederland versterkende projecten;
16
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
-
vervolgens te trachten in het overleg met de rijksoverheid te komen tot een dergelijke, vernieuwende verhouding tussen het landsdeel Noord-Nederland en de rijksoverheid;
en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Zanen, krijgt nummer 2, maakt deel uit van de beraadslaging en wordt verspreid. De heer ZANEN: Voorzitter, ik weet dat door D66 ook een uitspraak zal worden voorgesteld bij dit onderwerp. De moties kennen nuanceverschillen en ik hecht eraan dit punt in de setting van vandaag en het debat van vandaag op deze wijze aan de orde te stellen, want ik geloof dat er echt een mogelijkheid is om een stap vooruit te zetten. De overschotten. Ik denk vanuit mijn positie dat de gelden die over zijn, het beste in de algemene reserve gestopt kunnen worden, want als het nodig is, kunnen we ze er altijd weer uithalen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij kijken vandaag terug op het gevoerde beleid van Gedeputeerde Staten in 2007. Als we de nota bekijken, lezen we dat er veel goed is gegaan, maar het is de taak van de oppositie om de boog ook te richten op wat niet goed is gegaan. Ik heb op die boog acht pijlen gelegd en dat is meer dan één pijl per gedeputeerde, maar per slot van rekening ben ik Philoktetes niet. U kunt de pijlen rustig verdelen, maar u kunt ze ook vangen en meeliften. Dat vinden wij niet alleen goed, maar zelfs beter. Jeugdzorg. De partijen hebben er al het een en ander over gezegd. Het is niet al te best gegaan en met name de controle op het uitgeven van gelden voor organisatiewijzigingen was niet sluitend, want die gelden zijn vaak verkeerd terecht gekomen en gebruikt om gaten te vullen. Dat is jammer, want het zijn dan geen toekomstgerichte bestedingen. Ik heb begrepen dat de gedeputeerde daar ook aandacht voor zal hebben. Het tweede onderwerp betreft iets wat ik vandaag in de commissie heb gehoord van de heer Calon. 90% van de bestedingen die zouden moeten hebben plaatsgevonden voor het revitaliseren van bedrijventerreinen, zijn niet gelukt. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, dat heb ik niet gezegd. De heer DE VEY MESTDAGH: Wat heeft u dan wel gezegd? De heer CALON (gedeputeerde): Ik neem aan dat dit een vraag aan mij is, waarvan het antwoord niet van mijn tijd afgaat. De VOORZITTER: We moeten nu niet een onderonsje houden over wat wel en niet is gezegd. De heer DE VEY MESTDAGH: Laten we dan zeggen dat het betreffende bedrag ruimschoots niet is besteed in 2007. U heeft daarbij verwezen naar een motie van D66 met betrekking tot een verhoging en het richten op verduurzaming in de zin van een ecologische verduurzaming in 2008. Ik neem aan dat u het niet zo opvat dat als er geld over blijft, dat er dus maar... ik sluit nu ook even aan bij het verhaal over het armoedebudget van de ChristenUnie... Als wij besluiten dat er iets uitgegeven moet worden, dient GS naar een goede besteding te zoeken en op het moment dat het niet lukt, zeker als het een opdracht van de Staten is, dienen GS daar een extra effort in te steken. Ik ga ervan uit dat de gedeputeerde dat in 2008 dan ook zal doen. Ten derde wil ik het College een pluim geven voor de wijze waarop zij een aantal zetten heeft gedaan in het kader van de interactieve beleidsvorming. Dat is ook voor D66 een belangrijk punt, het was zelfs een der redenen van onze oprichting ooit. Ik wil er ook een kritische kanttekening bij plaatsen, want met name als we kijken naar het knipperlichtbeleid dat in het kader van de weg bij Noord- en Zuidhorn is gevoerd en met name de laatste switch die eigenlijk was gestoeld op zeer weinig argumenten, is een ongelukkige invulling geweest en heeft zodoende voor onnodig extra onrust gezorgd in de wijde omgeving. Ten vierde, de EHS. De EHS loopt op zich qua aantallen goed. Dat blijkt ook uit de verantwoording van GS. Toch heb ik er een tweetal aanvullingen op. Inzake de doelstelling Binnen Aa is een motie aangenomen in de Staten, inhoudende dat die moet worden gehandhaafd. Ik heb begrepen van de gedeputeerde dat Duitsland wel degelijk ook wil meewerken aan ecologische en toeristische samenwerking en ik zou zeggen: grijp die kans dan ook, want dat is fantastisch! Ook in het kader van de samenwerking met Duitsland.
17
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Dan kunnen wij ons meer richten naar Duitsland dan uitsluitend naar West-Nederland. Nu kunnen we samenwerken en zorg er dan voor dat er inderdaad wat tot stand komt. Kortom, dit is een aansporing voor het College dat als de Duitsers een opening bieden er ook daadwerkelijk wat mee te doen. Ten vijfde. De Zuiderzeelijn is natuurlijk mislukt. Dat weten we allemaal. Ook dat is in 2007 gebeurd. Dat koppelen we dan even aan het feit dat we gelukkig een zesde gedeputeerde hebben, want ik heb in dit verband naar de baten daarvan gevraagd in de commissie en het regiospecifieke pakket bleek datgene te zijn wat daarvoor aan baten in 2007 binnen is gekomen. Fantastisch, voorzitter, zou ik zeggen. Andere zaken die al genoemd zijn, liggen vooral in de toekomst en daar hebben we veel verwachtingen van. Maar nu gaat het om 2007 en ik zou er toch een kleine kanttekening bij willen maken, want we hebben het feitelijk over minder verlies dan had gekund en dat moeten we dan toch niet echt vieren als een groot succes, lijkt mij. Ten zesde. Graag hoor ik een uitleg van het College met betrekking tot het toerisme, waar wij wat vragen over gesteld hebben in de commissie. Het College is tevreden over het functioneren van Marketing Groningen en het in de markt zetten van de identiteit en het imago van Groningen. Gelijkertijd zien we dat de bestedingen onder het inflatieniveau zijn gebleven in 2007. We spreken dus in feite over een terugloop van bestedingen. Nominaal is er een stijging, maar die is zodanig klein dat deze onder het inflatieniveau ligt. Het gaat om imago, zo is geantwoord door het College. Kunt u dan nog eens uitleggen of er niet veel meer effort moet worden besteed aan dat Marketing Groningen of dat er misschien meerdere partners daarvoor gezocht moeten worden. Ten zevende: cultuur. Het College heeft op fantastische wijze voor elkaar gekregen dat er twee moties in de Tweede Kamer zijn ingediend ten aanzien van een betere spreiding van de gelden voor cultuur. Dat is op zich een prestatie, maar de laatste berichten geven aan dat de effecten van die prestatie niet zodanig zijn dat het ook inderdaad gebeurt. Om de cijfers die GroenLinks aanhaalde in de commissie: 5% lijkt neer te slaan in Noord-Nederland. Wij zullen wat dit betreft afwachten wat het uiteindelijke effect is, want de Tweede Kamer is er ook nog niet over uitgesproken. Voorzitter, ten achtste. De FES-gelden. Ik heb in de commissie gevraagd wat het College aan inzet heeft gepleegd in het afgelopen jaar ten aanzien van de FES-gelden. Dat is een belangrijke vraag, omdat bijna alle partijen hier in het kader van de verkiezingen het afgelopen jaar aan de kiezers hebben beloofd dat we hard ten strijde zouden trekken om een hoger percentage FES-gelden belegd te krijgen in Noord-Nederland. Het CDA ging voor 15%, de Partij voor het Noorden voor 25%, de Partij van de Arbeid voor 12% en wij zaten als D66 op 10%. Het is in ieder geval iets waarvoor alle partijen beloften hebben gedaan aan kiezers. Het College heeft daarop geantwoord dat de individuele gedeputeerden goed bezig zijn en dat er allerlei zaken op de betreffende terreinen gebeuren. De heer Calon heeft nog even uitgelegd dat het goed zou zijn om een strategie te volgen met drie verschillende invalshoeken. De heer Bleker heeft tijdens de verkiezingen gezegd dat mogelijk samenwerking gezocht moest worden met overige minder bedeelden, Oost- en Zuid-Nederland, maar misschien ook in SNN-verband. Dat zijn allemaal strategieën die je kunt inzetten. Voorzitter, wat niet bleek in de commissie was dat de zaak in een gezamenlijke strategie en gecoördineerd ten uitvoer wordt gelegd. Het kan best zijn dat GS dan wel doen, maar de verwijzing van de heer Calon dat er misschien wel eens in GS gesproken was over de verbreding van de economie, deed vermoeden dat het geen vast onderwerp is op de agenda van GS. De heer CALON (gedeputeerde): Ook dat is een verkeerd citaat, voorzitter. Het ging hier over het toevoegen van energie aan doelstellingen van het FES. De heer DE VEY MESTDAGH: Ja, dat is een verbreding... De heer CALON (gedeputeerde): Dat is iets anders dan economie, zoals u net zei. De heer DE VEY MESTDAGH: Energie zei ik, dacht ik, maar ik kan mij vergissen. De VOORZITTER: U bedoelde energie, maar u zei economie. We gaan door met energie. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, het is natuurlijk heel belangrijk, want we hebben het niet over weinig middelen. Waarschijnlijk citeer ik mijzelf verkeerd, maar ik kan mij herinneren dat ik in de campagne ooit heb uitgerekend om hoeveel centen het gaat en dat is heel veel. Als je op 10% uitkomt, heb je in Noord-Nederland ongeveer € 250 miljoen per jaar meer te besteden. We hebben het dus niet over een kleine opgave aan het College als wij die als Staten aan het College opdragen. Het is heel belangrijk.
18
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Er kan heel wat mislukken in het beleid van GS als we dit geld binnen halen. Dan kunt u een hele hoop verspillen en dat zijn we toch nog beter af. Voorzitter, vandaar dat wij op dit punt een motie indienen die u reeds voor u heeft liggen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik lees hem voor. “Provinciale Staten, in vergadering bijeen op 21 mei 2008, het Fonds Economische Structuurversterking (FES) is een landelijk fonds dat het Rijk inzet om de economische structuur van Nederland te versterken. overwegende dat: - gelden uit het FES onevenwichtig over Nederland worden verdeeld; - met name in Noord-Nederland weinig gelden uit dit fonds worden besteed; - de provincie Groningen ook grote belangen heeft bij het versterken van de economische structuur in Groningen; - er om deze onevenwichtigheid te bestrijden op meerdere borden tegelijk moet worden geschaakt; verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: - een gecoördineerde strategie in uitvoering te brengen met als doel dat een evenredig deel van de voordelen van de bestedingen uit het FES in de provincie Groningen neerslaan; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer De Vey Mestdagh (D66) en mevrouw Siersema (GroenLinks). De motie krijgt nummer 3, maakt onderdeel uit van de beraadslagingen en zal worden verspreid. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik wil nog een kleine toelichting geven op de motie. U heeft zelf voorgesteld om ‘besteed’ te vervangen door ‘toegekend’. Voor zover nodig, kan ik mij erin vinden dat de tekst als zodanig wordt gelezen. Inzake het dictum wil ik stellen dat het verschil met de motie van de Partij voor het Noorden is dat laatstgenoemde veel specifieker is en een inhoudelijker opdracht aan het College geeft dan deze motie dat doet. In beginsel is het College vrij om de strategie te bepalen die hiertoe leidt. Het doel is even duidelijk en helder en de effecten zijn wat ons betreft ook hetzelfde. Wij hebben het niet over een percentage dat per se in Groningen moet worden besteed, maar de voordelen van de bestedingen moeten wel in evenredigheid neerslaan in Groningen. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste ronde van de Staten. Ik denk dat het goed is dat we nu eerst even koffiepauze houden. De vergadering is geschorst. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is aan het College gedurende 30 minuten. Voor het onderdeel waarover ikzelf het woord zal voeren, zal de heer Luitjens het voorzitterschap overnemen. De heer Calon heeft het woord. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, ik zal proberen antwoord te geven zonder in herhaling te vervallen van wat vanmiddag reeds is gezegd. Het Rekeningresultaat. Dit is bij uitstek politiek. Er zijn gigantische overschotten en die worden doorgeschoven. Ik zou willen verwijzen naar pag. 15.5 van de Voordracht waar de verklaring staat voor het doorschuiven van de betreffende projecten, het verslag van vanmiddag van de commissie Bestuur en Financiën waar we er heel uitgebreid op in zijn gegaan en een klein herstel wilden aanbrengen op de opmerkingen van de heer De Vey Mestdagh van vanmiddag. Dat de Staten bij amendement van D66 € 100.000 extra hebben toegevoegd aan de totale hoeveelheid geld die beschikbaar was voor herstructurering. Wij hadden als College gezegd dat het geld voldoende zou zijn en van die € 100.000 extra wordt nu € 90.000 overgeboekt en we hebben wel zeer onze best gedaan om dat recht te zetten.
19
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
De heer DE VEY MESTDAGH: Volgens mij had mijn amendement betrekking op het jaar 2008 en niet op 2007. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk niet dat we de discussie van vanmiddag in de commissie over moeten gaan doen. In de Voordracht is een verklaring gegeven over de extra € 5,5 miljoen ten opzichte van de Integrale Bijstelling. Wiebe van der Ploeg zei, vrij vertaald, dat ik sombere verhalen hield en dat dit met het mooie weer als een tang op een varken slaat en dat nu nog geen rekening hoeft te worden gehouden met de ellende die over 10 jaar over ons heen komt. Ik heb vanmiddag gezegd dat de kilometerheffing, althans volgens het kabinet, uiterlijk 2016 moet worden ingevoerd. Ik heb al eerder gezegd dat als de discussie over de afroming van de vermogens niet goed afloopt - en dat hangt samen met het bestuursakkoord - je dit jaar al een korting te pakken hebt. Als het gaat om de verdeling van het Provinciefonds heb je hem nu te pakken: alleen het laten vallen van de bestuurlijke correctie die in 1999 is afgesproken, scheelt al € 3 miljoen op jaarbasis. Dat is geen somberheid. Dat zijn feiten. Ik heb vanmiddag betoogd dat, als deze drie kwesties niet goed worden opgelost, het financieel perspectief aanzienlijk slechter is dan wij nu denken dat het zal zijn. Tang op een varken? Ik ben maar liever voorzichtig en informeer u volledig over de gevaren die op de loer liggen en het College doet haar uiterste best om die gevaren weg te werken. Als het gaat om het toezicht op de subsidierelaties vinden wij de voorstellen die Patrick Brouns gedaan heeft, interessant. Wij zullen proberen te reageren op die voorstellen bij de behandeling van de Begroting. We zijn nu bezig met de Begroting, de vakanties vallen vroeg en vandaar mijn voorzichtige formulering dat wij dat zullen proberen. Ik kan u dat niet garanderen. Als het niet lukt bij de Begroting, komt het na de vakantie. We vinden het interessante voorstellen en het past ook bij datgene wat Henri Kruithof vanmiddag en ook vanavond zei. Ik vertaal dat maar even als minder maar beter, zodat je sneller een beter inzicht in de problematiek krijgt. Daar zijn wij voor. Als het gaat over de motie over Essent en het publieke debat vragen wij uw Staten om een vertrouwelijke commissievergadering te houden op 3 juni aanstaande. Vanmiddag is daarover een brief uitgegaan. Het College zal slechts bedrijfsinformatie verstrekken als die vergadering vertrouwelijk is. Dat geldt evenzeer voor Essent, maar Essent zal niet uitgenodigd worden, maar wel een andere club die in onze opdracht onderzoek heeft gedaan. Het zijn de Staten en in dit geval de commissie die vertrouwelijkheid al dan niet toepassen. Als de Staten dat niet willen, zal zij moeten accepteren dat het College geen bedrijfsgevoelige informatie geeft. Ik deel met de SP dat het debat over de strategie van Essent in de openbaarheid gevoerd moet worden. Dat zal, als het aan ons ligt, tijdens de laatste Statenvergadering vóór de zomervakantie moeten gebeuren. Wij hebben overigens voor die vertrouwelijke bijeenkomst het voornemen om de Vereniging Gemeentelijke Aandeelhouders Noord-Nederland (VEGANN) uit te nodigen en de collega’s van Drenthe en Flevoland, omdat ondergetekende ook namens die provincies in de aandeelhouderscommissie zit. De mensen van VEGANN hebben aangegeven dat zij dan moeilijk kunnen, omdat het VNG dan een congres houdt. Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. In die zin ontraad ik de motie van de SP, waarbij ik wel de nuance maak en daarom leg ik dit uitvoerig uit. De Blauwe Stad, de vraag van Wiebe van der Ploeg. Mijn antwoord daarop is dat wij ons aan het contract houden. De varkensstallen. Hierop zal collega Slager misschien ingaan. Wij zullen wel onze best doen om dat onheil nog te keren, alhoewel dat vergunningstechnisch gezien niet kan. Over de scheiding tussen bestuurlijk/beleidsmatige en beheersmatige verantwoordelijkheden bij subsidieverlening en beleid hebben de heer Kruithof en ik een paar commissievergaderingen geleden van gedachten gewisseld en ik heb toen betoogd dat het College overwogen had hoe dat moest en dat volgens het College het zo is dat die scheiding bestuurlijk niet door gevoerd moest worden. Net zo min dat alle controle op centraal niveau geregeld moet worden, maar dat er wel een scheiding moet zijn op de afdeling en dat die ook toegepast is. Daar hebben wij toen uitvoerig over gediscussieerd en in die zin is de vraag uit de Statenvergadering van december 2007 gehonoreerd en uitgevoerd. De opmerking van de heer Kruithof over de collegialiteit binnen het College en de loyaliteit daarbinnen en van mij persoonlijk deed mij denken aan een opmerking die een partijgenoot van de heer Kruithof ooit heeft gemaakt, namelijk de heer Bolkestein, die zei: “Als ik dat beluister en ik ga op mijn knieën zitten en ik kijk ernaar, dan krijg ik hoogtevrees.” Dat is het enige wat ik hierover wil zeggen, voorzitter. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, ik had het grote genoegen om naast een van de actrices te zitten tijdens het theater dat zich hier heeft afgespeeld. Ik was diep onder de indruk van de verbale kwaliteiten, maar nog meer van de non-verbale kwaliteiten.
20
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Ik weet niet of u naar de gelaatsuitdrukkingen en de uitdrukking van haar ogen heeft gekeken.... die was indrukwekkend! Tja, dat wilde ik even kwijt! Het non-verbale kreeg ook nog een bijzonder slotakkoord, want als je dan helemaal op je top bent, doe je dat jasje een klein beetje los... en dat zou ik dus kunnen doen door mijn stropdas af te doen. Toch zijn dat niet de manieren die wij hier kunnen toepassen. Het was indrukwekkend, maar ik kijk nu streng naar u, want u kijkt streng naar mij! Hoeveel minuten heb ik nog, voorzitter? De VOORZITTER: Nog ongeveer 2 minuten. De heer BLEKER (gedeputeerde): Goed. Vraag 1: wat gaan wij doen met de categorisering van Nwegen en de sterrenkwalificatie? De heer VELUWENKAMP: Mag ik nog even een vraag stellen? Heeft de gedeputeerde het gevoel dat hij nog wat van de actrices kon leren? De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, maar ik wil daar nog even over nadenken. Vooral dat nonverbale, die ooguitdrukking was indrukwekkend, meneer Veluwenkamp. De N-wegen en de categorisering in het onderzoek. Wij zullen over ongeveer anderhalf jaar een nieuw actieplan voor de verkeersveiligheid van provinciale wegen gaan maken. Wij zullen dan ook nagaan welke de indicatoren moeten zijn voor de toekomst voor maatregelen ter verhoging van de veiligheid. Wij zullen dan ook bezien of de indicatoren die bij de classificatie, het sterrensysteem, worden gehanteerd daarvoor bruikbaar zijn. Met het oog daarop zullen wij de ANWB consulteren. De kunstwerken, het managementcontract en het achterstallig onderhoud. Het antwoord op de vraag is ‘ja’. Wij zullen op het moment dat wij het managementcontract aan u voorleggen, ook u geïnformeerd hebben over hoe het zit met het achterstallig onderhoud en wat dat voor financiële consequenties heeft. De Binnen Aa. De aansporingen van de zijde van de heer De Vey Mestdagh nemen wij ter harte. Het vierde punt, de zeesluizen. Wij zullen voor 1 januari aanstaande u de verkenningenstudie Zeesluis Delfzijl presenteren en wij willen op basis van die studie zien of wij in 2009 het gesprek met de minister op gang kunnen krijgen voor plaatsing in het MIRT 2020-2030. Dat klinkt allemaal heel ver weg, maar de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat vanuit de problematiek van de binnenvaart geredeneerd, er nu geen directe noodzaak is om de komende vijf tot tien jaar aanpassingen aan de zeesluis te plegen. Er kan wel iets anders gebeuren... De heer SWAGERMAN: Ik heb een actuelere vraag. Wij weten dat de biomassa in Delfzijl in opkomst is. Wat is het effect op de lange termijn voor de aan- en afvoer? De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat is precies waaraan ik wilde beginnen. Vanuit de binnenvaart geredeneerd is er niet direct een probleem voor de eerste tien jaar. Als het zo zou zijn dat vanuit zee, zeeschepen de Delfzijlsterhaven in toenemende mate moeten binnenvaren met grotere schepen, bijvoorbeeld vanwege de aanvoer van biomassa, krijgen we een situatie die enigszins vergelijkbaar is met de situatie die met de vestiging van de kolencentrales in de Eemshaven aan de orde was. Toen konden wij aan de minister van LNV en van Verkeer en Waterstaat duidelijk maken dat er een direct maatschappelijk belang gediend zou zijn met het verdiepen van de vaargeul. Hier zou parallel redenerend kunnen worden zeggen dat er dan een direct economisch en maatschappelijk belang in het geding is met het aanpakken van de zeesluis. Dat zou zich kunnen voordoen en dan wordt dit urgenter, maar dan nog, zo is de verwachting, hebben we het over de periode 2015-2020. Het gratis openbaar vervoer voor MBO-leerlingen van 16 en 17 jaar. Ik heb begrepen dat de fractie van de SP en mogelijk ook de fractie van de ChristenUnie daarop bij de Voorjaarsnota terug zullen komen. Wij zullen ervoor zorgen dat u tijdig voor de behandeling van de Voorjaarsnota in Provinciale Staten via een brief de beschikking krijgt over een inventarisatie van mogelijkheden waar het gaat om gratis openbaar vervoer voor 16- en 17-jarigen. Daarbij zullen wij schetsen wat de kosten zijn voor een heel brede regeling - namelijk voor iedereen en dat beloopt een bedrag van € 3 miljoen op jaarbasis - als ook voor een smalle regeling die bijvoorbeeld alleen bedoeld is voor jongeren die meer dan 20 km van de onderwijslocatie wonen en dan alleen het meerdere dat zij afleggen boven die 20 km vergoed krijgen. Je zou kunnen zeggen dat gezonde jongens en meiden in onze provincie allemaal wel die eerste 20 km kunnen fietsen, als er al geen scooter zou zijn. Dan kom je dus op een veel lager bedrag uit.
21
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Daarbij zullen wij ook het initiatief in Friesland betrekken, waarbij ik eraan toevoeg dat het in Friesland niet slechts om het MBO gaat, maar ook om het VO voor 16- en 17-jarigen waarbij men denkt aan een kortingsvariant. Wij zullen dat allemaal netjes in beeld brengen. Ik heb naar aanleiding van vragen daarover namens het College gezegd dat een hele brede regeling die in de papieren gaat lopen in de orde van grootte van € 3 miljoen voor ons College financieel niet behapbaar is. Wat dan wel behapbaar is, ook voor de Staten, zal moeten blijken op basis van de discussie over die inventariserende notitie. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, naar aanleiding van de vragen van de heer Brouns over een aantal zaken rond de subsidieverlening, het volgende. Wij streven naar een duidelijk verhaal op jaarbasis waarbij wij de sterrensystematiek weergeven. Wij volgen een notitie van onze kant die naar u onderweg is. Wij zullen terughoudend omgaan met tussentijdse rapportages. Waar het gaat om de actieve informatieplicht zullen wij dat moeten doen en toespitsen op financiële calamiteiten of bedreigende situaties en voor zover uw Staten en of uw commissie daarom vragen. U weet dat wij dat bij het Groninger Museum periodiek doen. Ik denk dat we er terughoudend mee om moeten gaan. Toerdata Noord. In de commissie heb ik aangegeven dat we zullen kijken of toevoegen van informatie over omzet van bedrijven meerwaarde biedt en of dat mogelijk is. Ik heb over het rapport van de Rekenkamer over toerisme toegezegd dat dit College precies zal laten weten hoe het gaat met de aanbeveling uit het MKB-rapport. U herinnert zich het eerste rapport van de Rekenkamer. Ik zeg u toe dat bij het verslag preciezere informatie zal worden gegeven. De projectadministratie is aangepast. Er zijn tussentijdse rapportages, hetgeen ook een eis is vanuit Brussel. Dat betekent dat je ook tussentijds naar projecten kijkt, zodat je eerder zou kunnen ingrijpen als bepaalde maatregelen onvoldoende effect hebben. In het programma zijn ook scherpere criteria opgenomen die te maken hebben met doelmatigheid en effectiviteit. Er wordt gewerkt met tenders, bijvoorbeeld waar het gaat om export, innovatie en kennisoverdracht. In de jaarrapportages van het SNN moet de tussentijdse balans tot uitdrukking komen. Dit zijn op hoofdlijnen wat uit het MKB-rapport is overgenomen en de toezeggingen die ik aan u als Staten heb gedaan en het DB van het SNN heeft overgenomen, De ontwikkelingen in de Eemshaven, een vraag van de heer Stevens. Die ontwikkelingen zijn stormachtig te noemen. De bedrijven zijn er druk mee bezig. We zullen er vanuit Seaports er veel aandacht aan besteden en waar mogelijk zullen wij ook vanuit de provincie bekijken hoe we dat kunnen ondersteunen, want deze kans moeten we pakken. Dat is heel duidelijk. De gang zit er in. Het gaat goed en het moet nu niet gaan afketsen op een gebrek aan goed geschoolde arbeidskrachten. Uw punt is of de mensen die hier in de bakken zitten, kansen krijgen. Dat zullen we moeten bevorderen en daarvoor is het arbeidsmarktbeleid een geëigend instrument. Het FES. De heer Zanen en de heer De Vey Mestdagh vroegen hiernaar. De verdeling van het FES is aanleiding geweest voor het College om te gaan lobbyen over de systematiek van het FES. Die is in die zin inhoudelijk aangepast dat de werkingssfeer niet alleen infrastructuur is, maar bijvoorbeeld ook energie, kennis en innovatie en water. Er zitten nu dus ook andere onderwerpen in waardoor wij kansrijker zijn geworden. Vervolgens is de gecoördineerde strategie waartoe de heer De Vey Mestdagh in zijn motie oproept, al gevolgd. Bekeken wordt waar de departementen aan zet zijn en wie daar de poortwachters zijn en hoe de Groningse belangen zo goed mogelijk gecoördineerd kunnen worden, samen met de stad Groningen en twee leden uit ons College. Permanent worden een aantal projecten bewaakt die in aanmerking komen voor het FES en waarbij wij er actief aan werken om die projecten zoveel mogelijk toe te snijden op die criteria die nu gelden. Vervolgens gaan de mensen in Den Haag en wijzelf aan de slag om dit te bevorderen en tot stand te brengen. Er is reeds een gecoördineerde strategie voor opgezet. Wat u in de motie vraagt, gebeurt dus al en wij besteden er veel aandacht aan, want er zijn grote belangen mee gemoeid, zowel inhoudelijk als financieel. U komt terug op een tweetal onderwerpen die in de commissie al aan de orde waren, namelijk toerisme en Marketing Groningen. Is het effectief? Het antwoord is bevestigend. Wij hebben hen een precieze opdracht gegeven en die voert men goed uit. Wij zien aanleiding om de imagocampagne verder voort te zetten. Sommige zaken zijn zaken met een langere adem. We moeten uitkijken om niet te veel op fluctuaties in bepaalde deelsectoren af te gaan. We blijven investeren, maar het is ook van belang dat wij de promotiecampagne voortzetten en wij zijn te spreken over de inspanningen van Marketing Groningen. Cultuur. U heeft een punt met betrekking de vooruitblik. Er is een aantal moties aanvaard. U zegt dat wachten wij af. Dit College wacht het niet af. Wij zijn op allerlei fronten druk bezig met beïnvloeding, zowel waar het gaat om de fondsen, het nieuwe Fonds voor de Podiumkunsten, als de gang van zaken rond de Raad voor Cultuur en de hierop volgende convenantbesprekingen met de minister van O,C en W. Dat proces is nog niet afgerond.
22
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
De Raad voor Cultuur heeft zich aan de opdracht gehouden door de artistieke kwaliteit te beoordelen. Die is voor een groot aantal instellingen heel positief. Dat is mooi voor Groningen en het Noorden, maar daarmee zijn wij er nog niet. Voorzitter, daar laat ik het bij. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Voorzitter, twee onderwerpen. Allereerst de vraag van de SP over de EHS en daarbij de opmerking dat het realiseren van de EHS en het beheren van de EHS niet zonder risico zou zijn. Je loopt altijd risico’s. U noemde twee punten ten aanzien van de EHS in de buurt van de Blauwe Stad. Het zou daar nog niet volledig gerealiseerd zijn. Dat klopt. Er is een afgerond gebied van 195 ha dat ingericht kon worden en daar is een aanvang mee genomen. Daarmee is nog niet de volledige 250 ha ingevuld, maar dat heeft te maken met het feit dat grond daar nog in particulier eigendom zijn die nog niet is overgedragen. Uiteraard is onze inzet om alle hectares aan te kopen en te realiseren. Een ander punt is dat de natuurdoelstellingen die afgesproken worden met degenen die het gaan beheren, wel behaald moeten worden. Natuurlijk is dat zo en daar is de provincie ook verantwoordelijk voor. Er worden afspraken gemaakt en op basis daarvan wordt het inrichtingsplan met de beheerder afgesproken waaraan hij zich moet houden. U was bang dat er te weinig moeras was. Moeras past in de natuurdoelstellingen die met de inrichter en de beheerder wordt afgesproken en het mooie van dit traject is dat er ook nog recreatieve zaken in het plan passen en dat de burgers uit de omgeving, de dorpsverenigingen van Beerta en Finsterwolde, enthousiast zijn geraakt om mee te doen en te kijkien wat er in het kader van het particulier natuurbeheer ook ten behoeve van hun wensen gerealiseerd kan worden, en steeds met inachtneming van de natuurdoelstellingen. Ik kan u zeggen dat we daarin interessante vorderingen hebben gemaakt. Er is een extra fietspad gekomen dat paste binnen de natuurdoelstellingen. Er is discussie geweest over een uitkijktoren met een klein amfitheater en wat ons betreft, past dat er ook in, ook wat de natuurdoelstellingen betreft. Dus, het gaat goed. Dit naar aanleiding van de vraag over de EHS. De betrokkenheid van de Staten bij het Waddenfonds. Dit is vanochtend ook al uitvoerig aan de orde gesteld dor GroenLinks. Ik heb aangegeven dat we daarvoor een programma Waddenfonds hebben en dat programma is bij brief va 13-07-2006 naar de Staten gegaan en is in de commissie van 13-09-2006 besproken en in de Statenvergadering van 04-10-2006 afgetikt. Nu kan ik mij voorstellen dat u dat allemaal niet meer weet. Wel kan ik u meedelen dat de Staten ermee akkoord zijn gegaan, maar op dat moment zat GroenLinks nog in de positie dat men eigenlijk geen Waddenfonds wilde. Uw toenmalige fractievoorzitter zei dat zij al deze plannen met lichte tegenzin las, want zij hoopte dat niets van die plannen door zou kunnen gaan, althans niet binnen het Waddenfonds. Dat heeft met de Gasunie te maken en vandaar dat uw partij toen wat anders in dat Waddenfonds zat. De Staten hebben het uiteindelijke programma wel geaccordeerd en volgens die programmalijnen zoals dat ook met andere subsidieregels doen, handelen wij en rapporteren wij daarover aan de Staten. Ik kan u mededelen dat bij dat programma op dat moment al projecten indicatief zaten die we een beetje in beeld hadden en als ik dan nu kijk welke projecten bij de eerste tender gehonoreerd zijn, zijn die allemaal terug te vinden in die programmalijnen en indicatieve projecten. Wat dat betreft ben ik van mening dat het College volledig in lijn met datgene heeft gehandeld wat uw Staten voorstaan. Voorzitter, wij kunnen er uiteraard aan de hand van de brief die de Staten hebben gekregen op terug komen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, het lijkt er net op alsof de heer Hollenga in de verdediging is en alsof ik hem heb expliciet aangevallen. Mij gaat het om de betrokkenheid van de Staten om concrete projecten en het cofinancieren door de Staten. Is het juist dat op het moment dat er een concept projectenlijst is waar cofinanciering wordt overwogen en besproken wordt, je dan een zinvolle discussie met de Staten kunt hebben. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ik denk dat dit heel lastig is. Op de eerste plaats is het zo dat op dat moment nog niet geheel duidelijk is of die projecten gehonoreerd worden en welke andere financiers erbij betrokken zijn. Soms zijn er mensen die met projecten bij ons komen en vragen er cofinanciering voor en willen op dat moment nog niet in de openbaarheid treden om te voorkomen dat anderen met hun project aan de haal gaan. Dat is gewoon een gegeven. Wij moeten erop letten dat datgene wat met de Staten is afgesproken ten aanzien van het programma Waddenfonds wordt nagekomen, omdat u geaccordeerd heeft om op die manier te handelen. Met Pieken in de Delta doet u precies hetzelfde.
23
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
De heer VAN DER PLOEG: Dan kom je onder andere in een discussie over de vertrouwelijkheid, maar dan wil ik die discussie toch eens doorvoeren, want op het moment dat initiatiefnemers publiek geld wensen voor hun project, dan vind ik dat zij geconfronteerd kunnen en moeten worden met openbaarheid van dat project. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ja, op een gegeven moment worden ze er ook mee geconfronteerd. U weet ook wel dat elke projectaanvraag niet met de Staten kunt bespreken, omdat we dan elke week zouden moeten vergaderen om voortgang in de projecten te kunnen krijgen. De heer VAN DER PLOEG: Ik had het expliciet over een projectenlijst waarbij door het College uitdrukkelijk werd overwogen om er cofinanciering aan toe te delen. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Die projectenlijst was in overeenstemming met het programma en met de indicatieve projecten die u heeft geaccordeerd. De heer VAN DER PLOEG: Wij hebben geen projecten geaccordeerd. Dat is juist het punt. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Voorzitter, daarmee heb ik de vragen voldoende beantwoord, dacht ik. De VOORZITTER: Akkoord. Dan ben ik bij de heer Slager. De heer SLAGER (gedeputeerde): Voorzitter, ik was even bang dat ik, in tegenstelling tot wat vanmiddag is verklaard, toch de zesde gedeputeerde zou zijn, maar het valt mee vanavond. Uw volgorde is ondoorgrondelijk. Voorzitter, er blijven twee onderwerpen over. Het ene betreft e-mails en het andere varkens. Die twee hebben niets met elkaar te maken, maar wel met mijn portefeuille en als portefeuillehouder ga ik er op in. Wat betreft de e-mails reageer ik op opmerkingen die vanuit de Staten zijn gemaakt naar aanleiding van het Burgerjaarverslag van onze commissaris van de koningin, die daarin constateert dat wij op het gebied van brieven die bij ons de afgelopen jaren binnenkomen wel een grote vooruitgang hebben geboekt, maar dat wij de e-mails geheel niet onder controle hebben. Binnenkomende brieven worden geregistreerd en bijgehouden wordt of ze goed en tijdig worden beantwoord. E-mails zijn een nieuw fenomeen en komen rechtstreeks binnen bij afdelingen van organisaties en van burgers en het is veel moeilijker om er grip op te krijgen. Toch is het in toenemende mate gebruikelijk dat allerlei zakelijke dingen via de e-mail worden uitgewisseld en dat beperkt zich niet meer alleen tot vriendelijkheden of informatieve vraagjes, maar soms komen ook ingewikkelde zaken aan de orde. Op grond daarvan hebben wij de conclusie die de commissaris van de koningin in zijn Burgerjaarverslag heeft getrokken, onderschreven, in de zin dat deze opmerking correct is en dat het niet acceptabel is dat veel e-mail verkeer plaatsvindt zonder dat wij weten waar dat over gaat met het risico dat wij de grip op de betreffende onderwerpen verliezen. Wij zullen hier in 2008 meer aandacht aan besteden. Overigens wil ik u er wel op wijzen dat het niet allemaal zo eenvoudig is, want er wordt ook veel mail in de privé-sfeer naar medewerkers gestuurd en dat kunnen wij niet controleren, want dan zouden wij alle mail die binnen komt moeten controleren. De heer BLEKER (gedeputeerde): Hoe weet u dat eigenlijk? De heer SLAGER (gedeputeerde): De heer Bleker krijgt blijkbaar nooit privé-mailtjes. De heer BLEKER (gedeputeerde): Nee. De heer SLAGER (gedeputeerde): Oh. Wij willen dus niet toe naar een situatie dat wij alle binnenkomende mail direct bij binnenkomst gaan registreren en filteren om te kijken wat er in staat, want dan kom je weer in problemen met de privacy van mensen. Wij willen wel middels een dringend beroep op onze medewerkers proberen meer helderheid in dit geheel te krijgen en de zaak beter onder controle te krijgen. Varkens. Ik kan kort zijn, voorzitter. Ik heb geaarzeld of ik dit punt hier aan de orde zou willen stellen, want de beslissing over de vergunningen voor varkenshouderijen hebben we pas onlangs in 2008 genomen en wij spreken nu over de Jaarrekening 2007.
24
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Ik heb eigenlijk het idee dat dit onderwerp vanavond hier niet aan de orde zou moeten komen, maar dat we dat gewoon moeten behandelen op de eerstvolgende vergadering van de commissie Omgeving en Milieu en wat mij betreft mag er dan uitvoerig over worden gesproken. Laten we er niet nu onze avond mee vullen. Dank u wel. De VOORZITTER: Dat laatste lijkt mij wijs. Ik beloof u een volgende keer weer een andere volgorde. Gedeputeerde De Bruijne heeft het woord. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Ik vond het net een uitdaging, voorzitter. Ik kan heel kort zijn. De heer Brouns heeft in zijn betoog over de prestatie-indicatoren ook jeugdzorg genoemd. Ik denk dat het onze ambitie zou moeten zijn om ook dat beleidsveld binnen dat systeem te kunnen benaderen en te kunnen bespreken. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat dit actueel niet het geval is. Er zijn prestatieafspraken gemaakt en termijnen gesteld, ook voor dit jaar, waarover het College in verband met haar actieve informatieplicht in het contact met de commissie steeds spreekt. Wij vinden allen voor zo ver ik dat kan nagaan dat wij ernaar moeten streven om ook in dit beleidsveld kort en zakelijk en zo concreet mogelijk te kijken naar wat er speelt. Het is mijn ambitie om daar naar toe te werken, maar zover is het nog niet. Verder zijn er een aantal zaken over de jeugdzorg naar voren gebracht in relatie tot de informatievoorziening. Wij hebben volgende week een commissievergadering en het lijkt mij prima dat we dit soort punten dan bespreken. Een opmerking van de ChristenUnie over het budget armoedebeleid 2008. Zeker is het de bedoeling dat zoveel mogelijk in het kader van de notitie Armoedebeleid dit jaar wordt weggezet. Ik vind wel dat we ook moeten kijken naar de wijze waarop. Dan brengen we toch een koerswijziging aan. We gaan het meer gebiedsgericht-gemeentelijk inzetten. Dat levert naar de uitvoering wat vertraging op en ik ga ervan uit dat als we dat concretiseren dit najaar in de Staten bij de Sociale Agenda we ook kunnen rapporteren hoe ver we zijn met het budget van dit jaar en dat we het eens zullen worden over datgene wat nog ingezet zou kunnen worden voor de komende drie jaar. Ik blijf dus nog wel gaan voor een stukje overboeking, maar dat hoeft niet het budget 2007+2008 te zijn. Dat lijkt mij wezensvreemd aan het systeem. De heer STEVENS: U zegt dat u wel blijft gaan voor een stukje overboeking naar 2009, maar wilt u dan wel in de gaten houden dat dit technisch mogelijk is? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Ongetwijfeld. Ik wil er ook op wijzen dat we in dit gebiedsgericht beleid de afgelopen periode dit systeem hadden en dat zullen we ook de komende periode hanteren. We zullen de gemeenten duidelijkheid geven over de budgetten voor de periode. Dat zullen we ook in dit kader doen. Er is dus sowieso sprake van een zekere schakeling in dit soort budgetten tussen de jaren heen, omdat wij helderheid willen geven over wat het budget is voor de beleidsperiode die wij afspreken. Dat zal ook voor een deel van het armoedebudget gaan gelden. Het lijkt mij prima als we dat allemaal kunnen concretiseren dat we er in de loop van het jaar nog eens op terug komen en nogmaals, het is niet mijn doel om over te boeken. Mijn doel is om het geld doelmatig en zinvol te besteden en daar doen we dit jaar ook onze best voor. De heer Luitjens vervangt de heer Van den Berg als voorzitter. De VOORZITTER: Dan is nu het woord aan de heer Van den Berg over de overgebleven onderwerpen. De heer VAN DEN BERG: Voorzitter, allereerst het punt van de milieuhandhaving. Vanmiddag is daar een heel debat over gevoerd en dat is teruggekomen in de woorden van de heer Moorlag die zich afvraagt of er wel voldoende gebeurt op bijvoorbeeld het terrein van de recycling. Wat hem en ook andere Statenleden zal zijn opgevallen is dat er nogal wat zaken zijn geweest die ook in de publiciteit terecht kwamen en waarin dit jaar behoorlijk scherp is geopereerd. We spreken nu over de verantwoording 2007, maar met name dit jaar 2008 hebben nog een tandje bijgezet. De vraag was ook: als u niet toekomt aan alle voorziene, geplande handhavingsoperaties en controles - dat is gemiddeld vier keer per jaar bij bedrijven -, hoe zit dat dan bij de bedrijven waar u dan niet komt? Het antwoord luidt dat alle bedrijven minstens één keer per jaar worden gecontroleerd. In geval van problemen is er vanzelfsprekend vaker gecontroleerd. Soms is er een planning opgesteld om twaalf keer langs te gaan. Als uit het naleefgedrag bleek dat zaken beter begonnen te lopen, is dat teruggebracht naar acht. Dat gaf dan iets meer capaciteit om op een aantal andere zaken in te schieten.
25
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
U kunt er zeker van zijn dat het College scherp is als het gaat om afval in de provincie. Het College wil dat alles degelijk en betrouwbaar gebeurt en daar is geen enkele ruimte voor soepelheid bij. Daar kunt u ons volgend jaar aan houden. De vertrouwelijkheid. Op de eerste plaats hebben we een aantal zaken gehad gedurende de afgelopen tijd. In het College en ook in het presidium hebben we dat gewisseld en hebben we gezegd dat we de zaak nog wat moeten aantrekken. Het eerste criterium dat is gewisseld, is de terughoudendheid. Dat criterium wordt door het College gedeeld. Je moet als College domweg een goede reden hebben en schriftelijk moet worden uitgelegd waarom vertrouwelijkheid wordt opgelegd. Het is wel eens voorgekomen dat dit niet voldoende helder was opgenomen. Wij hebben ons voorgenomen dat we hier strakker in moeten zijn. Het tweede criterium. Als je als GS geconfronteerd wordt met een situatie en je vindt dat er publiekelijk op gereageerd moet worden, en je gaat op de inhoud zelf in, zal je op dat stuk van de inhoud de vertrouwelijkheid moeten opheffen. Ga je niet op de inhoud in en beperk je je tot een aantal formele zaken, ook dan moet je dat doen op een manier waarbij je helderheid verschaft. Het derde criterium. In alle gevallen moet dan de informatie het liefst op dezelfde dag en als het kan per e-mail naar de Statenleden toegestuurd worden. Als zij geconfronteerd worden met vragen, kunnen zij dan op dezelfde manier reageren dan het lid van GS, zodat er gelijkwaardigheid ontstaat. De heer KRUITHOF: Op dat laatst punt zou ik de nadruk willen leggen. Waar het in een aantal gevallen om gaat, is dat er een aantal uren en soms zelfs meer dan een dag tussen heeft gezeten. Dan hebben wij als Provinciale Staten een achterstand, want zolang gedeputeerde Staten de vertrouwelijkheid niet hebben opgeheven, kunnen wij niet reageren, omdat we ons daarmee bloot zouden stellen aan strafvervolging. Voorzitter, die inkennisstelling van PS dient onverwijld te gebeuren. Op het moment dat een gedeputeerde in de openbaarheid treedt en gedeeltelijk of geheel ingaat op vertrouwelijke zaken dient onverwijld Provinciale Staten daarvan op de hoogte te worden gebracht waarbij de vertrouwelijkheid moet worden opgeheven. De heer VAN DEN BERG: Dat laatste is juist. U zult ook al gemerkt hebben dat we al scherper zijn gaan opereren. Er is nog een punt van belang. Als het College redenen heeft voor het opleggen van vertrouwelijkheid die echt te maken hebben met een economisch belang, bedrijfsgevoelige informatie, etc., is zelfs een uitgelekt bericht in de openbaarheid voor een collegelid nog eigenlijk geen goede reden om te reageren op de inhoud van het bericht. Hij kan procedureel proberen te reageren, maar ik vind eigenlijk dat het collegelid dan toch weg moet blijven bij een inhoudelijke reactie, wat anders is blijkbaar ook de reden waarom vertrouwelijkheid is opgelegd, toch niet zo zwaarwegend. Dat brengt ons dan weer terug bij het eerste criterium dat uiterste terughoudendheid in acht moet worden genomen en dat er sprake moet zijn van een dwingende noodzaak. Inzake het laatste punt het volgende. Als een vergadering wordt belegd op voorstel van GS is het natuurlijk altijd zo dat de betrokken commissie en/of de Staten moeten instemmen met de vertrouwelijkheid van de vergadering. Vanuit GS moet de noodzaak tot vertrouwelijkheid worden beargumenteerd. Belangrijk is dat die argumenten worden gewisseld. Vanaf het moment dat die argumenten worden aanvaard en de instemming tot vertrouwelijkheid is verleend, gelden alle bepalingen, inclusief strafrechtelijke beopalingen voor iedereen die in de vergadering aanwezig is. Als dit consequent op deze manier wordt uitgevoerd, is er zowel helderheid wat betreft het beleid rond de vertrouwelijkheid - we zijn daarin uiterst terughoudend - en past dit ook heel goed bij de WOBsystematiek. Ik stel voor dat GS middels een toegezegde notie in het presidium zullen trachten een en ander met elkaar goed te wisselen. Het is immers ook een kwestie van het scherp hanteren van spelregels. Doen we dat niet, dan beperk je in wezen het democratisch spel en met name het politieke spel en dat is jammer, want daarvoor zitten we hier. De heer KRUITHOF: Voorzitter, nog een klein puntje. Het is de afgelopen maanden twee keer voorgekomen dat tijdens een commissievergadering werd meegedeeld dat aan het eind van de commissievergadering nog een vertrouwelijk deel zou volgen. Dat komt dan voor PS als verrassing. Dat kan nog steeds, want er kan een spoedeisende reden zijn, maar dan vind ik dat het College vooraf in de openbaarheid duidelijk moet maken waarom dat tweede deel vertrouwelijk is. U weet dat ik in de situatie heb verkeerd dat, omdat de vergadering plotseling een vertrouwelijk karakter kreeg en ik niet wist waarover het zou gaan, ik eigenlijk niet bij die commissievergadering had mogen zitten. De heer VAN DEN BERG: Ik denk dat de regel niet moet zijn ‘plotseling’. De regel moet zijn dat altijd overleg moet plaatsvinden met de voorzitter van de commissie.
26
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Op het moment dat de voorzitter op de hoogte is gesteld, meldt hij de commissie dat er straks door het College een punt aan de orde kan worden gesteld waarover het College vertrouwelijk beraad vraagt en de voorzitter kan daarbij ook benoemen waar dit punt over gaat. Het College moet op het moment dat het punt aan de orde is beargumenteren waarom men vertrouwelijkheid wenst en dat kan ik korte abstracte termen gebeuren. Vervolgens moet daarmee door de commissie ingestemd worden en vanaf dat moment geldt dan dat besluit van de betrokken commissie. Ik denk dat dit gewoon helder gespeeld moet worden en daar hebben we allemaal belang bij. De VOORZITTER: Dank u wel. De heer Van den Berg neemt het voorzitterschap terug van de heer Luitjens. De VOORZITTER: Daarmee zijn we aangekomen bij de tweede ronde. Sommigen hebben zelfs nog wat spreektijd. Aan het woord is de heer Moorlag. De heer MOORLAG: Rest mij op z’n minst iets te zeggen over de moties die zijn ingediend. Los daarvan valt er nog heel wat te zeggen. Bij de aanvang van de vergadering meldde u dat we één agendapunt hadden, namelijk de behandeling van de Rekening. Bij mij ontstond de indruk dat er geleidelijk aan zes, zeven, acht, negen of wel tien agendapunten ontstonden, variërend van de zeehaven tot aan de FES-criteria en dergelijke. Bij de SP werden zelfs een soort algemene voorbeschouwingen gehouden. Voorzitter, bij al die punten is de spreektijd eenvoudigweg ontoereikend om daar op in te gaan. Ingaand op uw beantwoording van mijn vragen over de incidenten over de recyclingbedrijven, heb ik niet de suggestie willen wekken dat er hier te soepel wordt geopereerd. Ik wilde vaststellen dat er het afgelopen jaar repressief en ook scherp is geopereerd. Dat is terecht nadat zich een aantal zware incidenten hebben voorgedaan. Echter, als er zich zoveel incidenten hebben voorgedaan, rijst de vraag of er niet ook in de preventieve sfeer een verscherping moet worden doorgevoerd, maar aan de andere kant proef ik bij de beantwoording voldoende probleem- en urgentiebesef. Dan de moties. De eerste motie, de motie van de SP, zal de Partij van de Arbeid niet ondersteunen. Het College heeft hem ontraden en ik denk op terechte gronden. Ik denk dat het goed is dat voor volksvertegenwoordigers informatiebijeenkomsten worden georganiseerd, zodat wij goed geïnformeerd op enig moment aan meningsvorming kunnen gaan doen, maar meningsvorming doen wij als PvdA toch het liefst in eigen kring en in de interactie met de kiezers. Dit roept het beeld op van de brede maatschappelijke discussie over kernenergie van jaren geleden en er zit een suggestie in besloten dat zo’n meningsvormend debat tot een opinie of conclusie kan leiden, terwijl de politieke scheidslijnen in zo’n debat onverminderd blijven bestaan en je geen enkel middel hebt om een finale conclusie te trekken omdat je geen stemming hebt en geen stemverhouding kunt vaststellen. De motie van de Partij voor het Noorden, een soort dubbelmotie over het FES-fonds, maar tegelijkertijd is ook sprake een aanzet voor een landsdelig bestuur, is een motie waar de Partij van de Arbeid weinig behoefte aan heeft. De derde motie, die van D66. Als wij deze motie zouden steunen, zouden wij bijna een gebrek aan vertrouwen in het College hebben, want er staat in dat het College van Gedeputeerde Staten een gecoördineerde strategie ten uitvoer moet brengen. Het komt mij voor dat het College dat op zich al doet en zich volop in de discussie mengt. Deze motie heeft dus sterk het karakter van een open deur. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wil even terug komen op onze motie. Ik heb de heer Calon horen zeggen dat hij vindt dat de vergadering op 3 juni over bedrijfsinformatie gaat die gevoelig is voor de markt en daarom besloten is. Hier gaat onze motie helemaal niet over en ik begrijp ook wel dat als je spreekt over mogelijk koersgevoelige informatie en er iets naar buiten lekt, wij er geen belang bij hebben dat het aandeel daalt waardoor het kapitaal van de burgers minder waard wordt. Vervolgens heeft hij ook aangegeven dat hij de inhoud van de motie los daarvan zou kunnen steunen. De heer CALON (gedeputeerde): Dat is niet correct, voorzitter. Het eerste deel was correct. Inzake het tweede deel heb ik aangegeven dat ons voorstel is om in de laatste Statenvergadering van dit jaar het debat te voeren over de strategie van Essent. Dat heb ik gezegd. De heer SWAGERMAN: Wij denken in de motie dat dit breder zou moeten en dat wij ook wel begrijpen dat...
27
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Er is een brede discussie aan de gang over of het nu wel zo goed is geweest dat hier markwerking is toegelaten. De SP realiseert zich dat dit zo is en dat sommige zaken niet meer teruggedraaid kunnen worden. Maar wat wij natuurlijk nog wel zouden kunnen doen - ik vind het echt jammer dat de Partij van de Arbeid hierin niet mee gaat - is uitleggen in de discussie naar de mensen toe hoe een en ander in elkaar zit. Ik snap even niet waarom de Partij van de Arbeid niet die mening is toegedaan. De heer MOORLAG: Voorzitter, dat dit debat moet gaan plaatsvinden en dat er meningsvorming moet gaan plaatsvinden is duidelijk. De Partij van de Arbeid heeft de afgelopen periode veel van gedachten gewisseld met collega’s uit andere Staten en ook vaak op initiatief van partijgenoten uit de provincie Brabant die echt een grote aandeelhouder is. Ook met de Tweede Kamerleden is van gedachten gewisseld, want in dat liberaliseringsbeleid dat een aantal jaren geleden is ingezet, zit inderdaad iets dubbels, want het gaat ook om een goede bescherming van het publieke belang. Nogmaals dient de meningsvorming primair in de partij plaats te vinden en in de interactie met de kiezers, met de achterban en niet via een diffuse vergadering van raadsleden en Statenleden die niet concluderend afgesloten kan worden. Uiteindelijk zal de weging in elke raad en Staten afzonderlijk moeten plaatsvinden. De heer DE VEY MESTDAGH: Ten aanzien van de motie de is ingediend door D66 is de interpretatie die de PvdA nu net noemt, onjuist. Het is niet bedoeld als motie van wantrouwen tegenover het College en dit is wat u zei. In uw woorden is dit op z’n minst een motie tot aansporing. GS hebben aangegeven dat ze het al doen. Dan zou u kunnen zeggen dat de motie overbodig is, behalve dat er nog een ander aspect van belang is. U heeft, net zoals alle andere partijen hier in de zaal, de kiezer belooft dat u hier achter aan zou zitten. GS zijn niet gekozen, maar wij zijn gekozen. Als u het op zich met het dictum van de motie eens bent en u begrijpt dat het geen motie van wantrouwen is, kan ik niet begrijpen dat u de motie niet ondersteunt. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik kan hier vrij simpel over zijn. Dat wij ermee aan de slag willen gaan, wil nog niet zeggen dat wij een overbodige aansporing moeten steunen. De heer DE VEY MESTDAGH: OK. U wilt uw kiezers dus niet bevestigen in datgene wat u zelf tijdens de verkiezingen heeft gezegd, zo begrijp ik. De heer MOORLAG: Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat uw instrument, de overbodige aansporing, mij niet de geëigende weg lijkt. De VOORZITTER: Akkoord. Daarmee zijn de zaken gewisseld en zijn wij bij de heer Brouns. De heer BROUNS: Voorzitter, vanuit de zijde van het CDA een korte reactie op de moties. Motie 1 met de uitleg die het College eraan heeft gegeven welke zojuist nog is verhelderd, is wat ons betreft overbodig en die zullen we dan ook niet steunen. Motie 2 zullen wij niet steunen, want die gaat ons te ver. Motie 3. Ook wij hebben een aantal zaken aan de kiezers beloofd en wel ook op een aantal andere terreinen waarvan wij vinden dat het College het goed doet. Dan gaan wij hun vervolgens niet met een motie oproepen om dingen te doen die zij al doen. In die zin vinden ook wij de motie overbodig, waarbij we wel een kanttekening hebben. Wij gaan ervan uit dat voor het gezamenlijk optrekken er buiten de gemeente Groningen ook gekeken wordt naar het SNN en naar andere provincies, zoals Limburg en Overijssel, waar dergelijk zaken spelen. Rest mij dank uit te spreken voor de beantwoording van het College en de toezeggingen die wij gekregen hebben en voor de ambtelijke inzet die het afgelopen jaar is gepleegd. Dank u voorzitter. Mevrouw VEENSTRA: Allereerst wil ik een reactie geven op de toezegging van de heer Bleker naar aanleiding van het betoog met betrekking tot het OV voor MBO-leerlingen van 16 en 17 jaar. Uit het Dagblad bleek vorige week dat er twee opties waren, namelijk iedereen gratis of niemand gratis. Ik ben blij dat u nu komt met een wat genuanceerdere toezegging en met diverse mogelijkheden. Ik ga er nu niet inhoudelijk op in, maar wij zullen het verhaal beoordelen waarop u het afgelopen half jaar heeft zitten broeden om met de woorden van de heer Stevens te spreken en ik wil de heer Stevens bedanken voor zijn ondersteuning van ons betoog. Dan komen wij bij de moties. Cees Swagerman heeft toegelicht wat de bedoeling is van onze motie met betrekking tot het bredere debat rondom het Essent-verhaal. De Partij van de Arbeid kiest ervoor om dat in de eigen gelederen te doen. Dat mag.
28
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Wij zouden het graag heel breed toen om juist over de partijgrenzen heen te kijken en natuurlijk vindt de weging van die discussie plaats in de afzonderlijke fracties en de afzonderlijke Staten. Wij handhaven onze motie. Motie 2 van de Partij voor het Noorden. Meneer Zanen, ik heb af en toe het idee dat u uw bestaansrecht ontleend aan dit onderwerp. Dat staat u vrij, maar de rol die u het SNN toebedeeld is niet de onze en dat moge ook duidelijk zijn. Daarnaast vraagt u in uw motie om een vaste procentuele uitkering. 1% is ook een vaste uitkering, dus eigenlijk vraagt u niet zoveel concreets. Ik wil niet meegaan in uw soms wat Calimero-achtige verhaal. Ons alternatief is dan ook dat met goede voorstellen moet worden gekomen en goede verhalen en zorg ervoor dat je hard met een stevig vuist op Haagse tafels en dan moeten ze wel naar ons luisteren. Ook wij vinden 1% een wel heel schamele toedeling, maar dit is niet de manier. Wij zullen motie 2 dan ook niet steunen. Motie 3 daarentegen van D66 vraagt om, in mijn woorden, een brede afweging en het komen tot een doordachte strategie. Dat gezegd hebbende vinden wij de motie dusdanig sympathiek en breder dan motie 2 met het gevolg dat wij die motie wel steunen. De heer KRUITHOF: Voorzitter, dank u wel, met name voor de toezeggingen op het gebied van eventuele vertrouwelijke bijeenkomsten die we in de toekomst zullen hebben, maar daar komen we gelijk bij motie 1 al weer aan toe. We zullen eerst een vertrouwelijke bijeenkomst hebben over de toekomststrategie van Essent en vervolgens zullen we in de laatste Statenvergadering voor de zomer een debat hebben. Daar krijgen we direct al een probleem, vermoed ik, want we hebben eerst een uitvoerige vertrouwelijke gedachtenwisseling en waarover mogen we dan daarna praten in die Statenvergadering? Ik verzeker u dat in dat debat allerlei zaken aan de orde zullen komen, waarvan bij nadere afweging geconcludeerd kan worden dat daarover vertrouwelijkheid niet nodig is, terwijl dat wel geldt voor andere zaken. We zullen dus heel precies moeten afspreken aan het einde of kort na die vertrouwelijke bijeenkomst wat tot de vertrouwelijkheid van die bijeenkomst heeft gehoord. Ik denk dat het heel belangrijk is, want anders kun je dat hele debat in de Statenvergadering wel vergeten. Voorzitter, daar vraag ik dus aandacht voor. De motie van de SP zullen wij niet steunen, omdat wij de toezegging van het College voldoende vinden. Ik zal de moties 2 en 3 tegelijkertijd behandelen. Die moties vind ik allebei teveel uitgaan van een soort Calimero-gedachte. De ene vraagt om een hoeveelheid geld die in verhouding staat tot de bijdrage als aardgasprovincie en de ander vraagt om van het neerslaan van een evenredig deel in de provincie Groningen van de voordelen van de bestedingen uit het FES. Voorzitter, wij zullen deze moties niet steunen, want wij vinden dat de provincie Groningen op eigen kracht met goede voorstellen zal moeten komen om uit het FES-fonds te kunnen putten en die goede voorstellen zullen het dan ook wel halen, zo vermoeden wij. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik begrijp de redenering van de heer Kruithof niet helemaal. Goede voorstellen moeten leiden tot steun vanuit het FES-fonds. Het FES-fonds is een fonds voor heel Nederland. De argumentatie vanuit het Rijk is dat veel in de Randstad wordt gedaan (88%), omdat de uitstraling daarvan evenredig over geheel Nederland terecht komt en dat Noord-Nederland meeprofiteert van wat er in de Randstad gebeurt. U bent dus eigenlijk ook tegen het regeringsbeleid, begrijp ik? De heer KRUITHOF: Nee voorzitter, wat ik zeg is dat het FES-fonds criteria kent en wel openbare, democratisch vastgestelde criteria. Als wij aan die criteria voldoen, kunnen wij uit het FES-fonds putten en wij moeten dus zorgen dat de projecten die wij indienen voldoen aan die criteria. De heer DE VEY MESTDAGH: U kunt natuurlijk wel begrijpen dat een criterium heel belangrijk is in de uitwerking waar gelden neerslaan en waar voordelen neerslaan. We hebben dat met de Zuiderzeelijn gezien en ik kan mij herinneren dat u toen een ander verhaal hierover hield. Het is natuurlijk wel van belang dat de criteria zodanig zijn dat heel Nederland in gelijke mate mee kan profiteren. De heer KRUITHOF: Nee, niet in gelijke mate. De criteria moeten zodanig zijn dat ze democratisch in het Parlement zijn vastgesteld en dat zijn ze! Daar hebben wij dan als provincie maar aan te voldoen. Dat is mijn betoog. De heer DE VEY MESTDAGH: U bent dus ook tegen het lobbyen in Brussel? Daar geldt het zelfde.
29
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
De heer KRUITHOF: Nee, maar je kunt wel lobbyen om criteria gunstiger voor je te krijgen. Dat kan wel en dat moet je ook met alle kracht doen en het College heeft ook toegezegd dat ze dat met alle kracht zullen doen. Maar als die criteria er eenmaal zijn, moeten wij ervoor zorgen dat onze projecten voldoen aan die criteria. De heer DE VEY MESTDAGH: OK. U valt het College dus af, want het College heeft volgens verschillende gedeputeerde waaronder de heer Calon vandaag in de commissie gezegd dat men probeert criteria te verbreden en te verdiepen. U valt het College dus af? De heer KRUITHOF: Nee, helemaal niet. Het is precies wat ik net zei. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, hier wordt een tegenstelling geschapen die er niet is, want het College heeft vanmiddag gezegd dat wij met goede projecten moeten komen die binnen die criteria passen en ten tweede moeten we lobbyen om die criteria veranderd te krijgen. Dan zijn er twee mogelijkheden: verdieping en verbreding. Er zit geen verschil tussen het betoog van de heer Kruithof en wat het College vanmiddag heeft gezegd. De heer DE VEY MESTDAGH: Dan begrijp ik uw opmerking niet dat we ons moeten neerleggen bij de criteria zoals die zijn vastgesteld, want dat zei u net. De heer KRUITHOF: Wij moeten altijd voldoen aan de geldende criteria, maar je kunt natuurlijk proberen om de criteria veranderd te krijgen. Dat is waar, maar als ze zijn veranderd, zijn dat de geldende criteria en dan moet je er weer aan voldoen. Dat is waar het mij om gaat. Waar ik over val in uw motie is dat u wilt dat een evenredig deel van de voordelen van de bestedingen in Groningen neerslaan. Evenredig, het spijt me zeer... De heer DE VEY MESTDAGH: Ik begrijp dat u afwijkt van uw voorganger in de verkiezingsstrijd. De heer KRUITHOF: Wij hebben hier in de verkiezingsstrijd niet over gesproken. De heer STEVENS: voorzitter, allereerst dank voor de beantwoording van de vragen en de toezeggingen van de kant van het College. In het bijzonder wil ik nog even ingaan op de toezegging van gedeputeerde Bleker met betrekking tot het gratis OV voor MBO-scholieren. Ook daarvoor mijn dank. Kennelijk is het in het overleg met Friesland en Drenthe uitgedraaid op de vraag alles of niets en is er op dat punt uiteindelijk niets tot stand gekomen en is het zo dat de provincies weer op de eigen mogelijkheden teruggeworpen zijn. Het is fijn dat in kaart is gebracht dat er verschillende opties en mogelijkheden zijn en dat is dan de fase van het bezien van de mogelijkheden. Wij zien dat als ChristenUnie nadrukkelijk als een eerste stap. De ChristenUnie wil graag dat op korte termijn met een concreet experiment wordt gestart. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voor de duidelijkheid van de kant van het College. U spreekt over een concreet experiment voor een aantal jaren, neem ik aan. Als je het slechts een jaar doet, breng je de boel wel heel erg in de war voor ouders en leerlingen. U doelt dus op een langjarig experiment? De heer STEVENS: Als het zo is, dat de regering komt met een experiment of regeling die ons experiment inhaalt, zal het duidelijk zijn dat ons experiment moet stoppen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, er leven bij mij mixed feelings over de beantwoording van het College. Op de eerste plaats werden we deelgenoot gemaakt van de verliefdheid van een gedeputeerde. Ik denk dat de heer Bleker toch even moet oppassen dat hij niet als oude snoeperd wordt weggezet. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, dit slaat gewoon helemaal nergens op... De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, wij delen die mening! Aan de andere kant hebben we een wat gepikeerde Calon, die volgens mij in de commissie bijna uitnodigend naar mij toe zei: ik wil gewoon de zweep hebben wanneer het gaat om begrotingsoverschotten. Nou dat kon hij krijgen.
30
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Als hij nu zegt ‘tang op een varken’, de woorden waarmee ik mijn eerste termijn afsloot, dan heeft dat wel betrekking op de taal waar ook de heer Kruithof naar verwees: een gedeputeerde van financiën die allerlei partijen, waaronder zijn collega’s en de Staten van zich af moet houden, als het er positief uitziet. Het ziet er nu gewoon positief uit voor de korte termijn en daar verwees ik naar en ik zie vooral ook een aansporing richting het College dat niet anderen, Den Haag bijvoorbeeld, daar een greep uit doen. Toerisme. De heer Gerritsen heeft daar niet zozeer op geantwoord. Ik ga ervan uit dat hij met onze oproep tot een integraal en actief beleid eens is. Waddenfonds. Ten aanzien hiervan constateer ik een verschil. Ik denk dat het verstandig is dat we hier later nog eens gedetailleerd op terug komen, bijvoorbeeld als het om de tweede tranche gaat. Wat opviel bij de heer Hollenga, was de stilte als het gaat om toch wel een hoofdpunt van vandaag, namelijk de toedeling van reserves. Ik heb gevraagd wie de wijsheid laat zien om het gat dat er in zijn portefeuille aanwezig is, op te vullen. Ik zie met genoegen de discussies op dit punt terugkomen. Hij heeft er in ieder geval niet op geantwoord of op gereageerd en dat vind ik opvallend. Ik kom bij de moties. Bij motie 1 volgen wij de redenering van het College en ook van de Partij van de Arbeid, want wij vinden ook dat het publieke debat met name ook via partijlijnen gevoerd kan en moet worden. Die vinden op verschillende lagen plaats en aan de andere kant juichen wij een openbaar debat toe en dat hoeft niet plaats te vinden met de handen op de rug gebonden, omdat je bepaalde informatie al dan niet mag gebruiken. Je kunt best een principiële discussie voeren op basis van visie. De motie van de Partij voor het Noorden is wat ons betreft een herhaling van zetten en ook in SNN-verband worden dit soort moties wat ons betreft afgewezen. Motie 3 hebben wij mede ondertekend en bevelen wij van harte aan. In de kwalificatie van de heer Moorlag ‘overbodige aansporing’ is ‘overbodig’ niet op zijn plaats. Wij vinden dat wij het College op dit terrein continu moeten blijven aansporen. De heer ZANEN: Voorzitter, eerst over motie 1. De SP sprak over Calimero toen het ging om de motie van de Partij voor het Noorden. Ik herinner mij dat de SP als een heel klein partijtje, als een Maoïstisch splinterpartijtje in Rotterdam begon. Ik bedoel maar dat je soms je ontwikkeling hebt. De heer SWAGERMAN: Ik neem aan dat de heer Zanen het toch met ons eens zal zijn dat ook de Maoïstische SP in die tijd een wat bredere visie had dan alleen wat meer gasgelden naar Groningen. De heer ZANEN: U wilde dat geld in de havens van Rotterdam, zo herinner ik mij heel goed. Maar ik wil uw motie eigenlijk steunen, want ik vind het debat over Essent heel wezenlijk en dat debat wordt onvoldoende gevoerd en dat zou een moment van concentratie van die discussie kunnen zijn met de aandacht van de media, etc.. Verder kun je het aankleden op een goede manier. Wat mij betreft is dat dus een goede zaak. Hierbij dus mijn steun voor motie 1. De heer SWAGERMAN: Mag ik er dan blij mee zijn dat de heer Zanen ook een beetje Maoïst is? De heer ZANEN: Nee, daar heb ik me nooit mee verbonden gevoeld. De heer SWAGERMAN: De energie in handen van het volk is een Maoïstische gedachte. De VOORZITTER: Ik stel voor dit als voetnoot bij de Jaarrekening op te nemen. De heer ZANEN: Motie 2, voorzitter. Er is gesproken over die kwestie van de criteria, ook naar aanleiding van de andere motie. Wat ik hier zeg is dat je als Noord-Nederland in discussie met het Rijk zou moeten zien te bereiken of je een stroom van financiën op gang krijgt in relatie tot de sociaal economische structuurversterking van dit landsdeel en dat je als je daar overeenstemming over hebt bereikt, kun je daarna de projecten die daarmee samenhangen ook in goed overleg en in coördinatie met het Rijk uitvoeren. Al die criteria kunnen dan tot gelding gebracht worden. Het gaat natuurlijk om projecten die ertoe doen. Als u zegt dat getracht moet worden om de criteria van die projecten wat te veranderen, want dan hebben we meer kans, bijvoorbeeld als het gaat om energieprojecten... Als u echt meer geld wilt krijgen op die manier dan die 1% die tot nu werd binnengehaald, is dat echt heel moeilijk, want al die anderen zullen ook bedacht hebben dat er op het gebied van de energie wat binnen te halen valt. Ik denk dat je hier verstandig moet zijn en dat je een politiek debat met het Rijk moet beginnen over meer ruimte.
31
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Er zitten voorbeelden in het pakket ter compensatie van de Zuiderzeelijn waardoor je tot betere afspraken kunt komen en zelf de regie houdt. Dit is dus een pleidooi ter ondersteuning van motie 2. Daar kan nog bijgezet worden richting de SP dat er een evenredig deel bij zou kunnen staan, zoals bij motie 3 het geval is. Motie 3 zit in de lijn en de sfeer van onze benadering en dus wil ik die graag steunen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ten aanzien van de revitalisering van bedrijventerreinen het volgende. Mocht het zo zijn dat mijn motie over 2008 gaat, verzoek ik toch aan het College dat zij haar best doet de motie uit te voeren. Ik weet zelf zeker dat dit zo is. Ik ben blij met het feit dat de gedeputeerde de aansporing ter harte neemt om initiatieven te nemen inzake de Binnen Aa en Duitsland. Nog even een paar opmerkingen ten aanzien van onze eigen motie, voorzitter. Om een citaat aan te halen van hetgeen vanmiddag aan de orde was. De goden? Wat moet je met die goden? We zijn hier per slot van rekening onder de mensen. Gedeputeerde Staten doen het erg goed. Toch als ik het vanmiddag goed heb beluisterd, maakt de coördinatie van het gevecht tot subsidieverkrijging vanuit Den Haag met betrekking tot heel veel zaken, op mij geen diepe indruk. De heer Calon heeft antwoordt gegeven in een troika: verbreding, criteria en projecten indienen, indien haalbaar. De heer Bleker heeft eerder gezegd dat we met minder bedeelden moeten samenwerken, met het SNN en Oost- en Zuid-Nederland. De heer Gerritsen heeft als antwoord vandaag gegeven dat we gaan lobbyen met ministeries en wel samen met gemeenten. De commissaris van de koningin heeft vandaag weer een iets ander verhaal gehouden met een iets andere toon. Voorzitter, mijn motie is niet bedoeld als motie van wantrouwen te dienen tegen het College, maar het is inderdaad een aansporing. Het gaat er natuurlijk om dat het College eendrachtig en gecoördineerd met een vooraf bedachte strategie deze zaak te lijf gaat. Ik zal de motie wel handhaven, alhoewel ik vermoed dat hij het niet zal halen, wat ik op zich onbegrijpelijk vind, gezien de beloften die de meeste van de hier aanwezige partijen hebben gedaan aan de kiezers. Ik vind de motie ook niet overbodig, want er is nog altijd een verschil tussen de intrinsieke motivatie die bij een College aanwezig is en de politieke verantwoordelijkheid die we hier in de Staten hebben en ik vind het jammer dat een aantal partijen die niet nemen. De VOORZITTER: Hiermee hebben we de tweede termijn van de kant van de Staten gehad. Ik heb geconstateerd dat er geen specifieke vragen meer aan het College zijn gesteld en ik zie dat het College geen behoefte heeft aan een tweede termijn. De beraadslagingen worden gesloten. De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan de besluitvorming. In stemming wordt gebracht motie nummer 1. Motie nummer 1 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de fractie van de SP, de PvhN en D66. In stemming wordt gebracht motie nummer 2. Motie nummer 2 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de fractie van de PvhN. In stemming wordt gebracht motie nummer 3. Motie nummer 3 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de fractie van de SP, de PvhN, GroenLinks en D66. De VOORZITTER: Ik neem aan dat we kunnen instemmen met het besluit behorend bij de voordracht. Is dat het geval? Het besluit behorend bij de voordracht wordt aangenomen. A.2
De Groninger Streekziekenhuizen
De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat beraad heeft plaatsgevonden tussen de fracties en dat een motie wordt ingediend. Ik geef de indienster van de motie de gelegenheid om het woord te voeren.
32
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw DE WINTER: Voorzitter, de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg heeft vorige week nogal wat onrust teweeggebracht en onrust gezaaid bij de Groninger bevolking. Krantenartikelen suggereerden dat de medische zorg in onze streekziekenhuizen beneden de maat zou zijn en dat concentratie in ziekenhuizen waar top klinische zorg geleverd wordt en universitaire ziekenhuizen nodig is, zodat we daar terecht moeten voor onze ziekenhuiszorg. Als dat zo zou zijn, zou dat geweldige gevolgen hebben voor onze streekziekenhuizen. Ik heb me laten vertellen dat we dan van Groningen tot Utrecht slechts een enkel ziekenhuis overhouden. Zover zal het niet komen, want het advies is vooral gericht op een goede ketenzorg. Laten we voorts vaststellen dat het landschap, waarin de ziekenhuizen zich bevinden, geweldig aan verandering onderhevig is. Planbare, acute en langdurige zorg vragen allemaal een specifieke aanpak en daarvoor is juist dat advies geschreven. Wij gaan er vanuit dat het advies niet mag leiden tot zorg die niet meer bereikbaar is en die kwalitatief niet goed en vertrouwd is. Daarom stellen wij voor om de regering en de Tweede Kamer ervan te overtuigen dat ons maar één ding voor ogen staat, namelijk dat, als zij adviezen overnemen, dit niet mag leiden tot sluiting van onze streekziekenhuizen. Dit willen wij graag statenbreed aan de orde stellen en het College vragen om deze motie over te brengen in Den Haag. De VOORZITTER: Dan lees ik de motie voor betreffende het advies van de Raad voor de Volksgezondheidszorg: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 21 mei 2008, overwegende dat: - via de media kennis is genomen van het advies van de RVZ om meer ziekenhuiszorg in topklinische ziekenhuizen en UMC’s te concentreren; - uitvoering van dit advies betekent dat de drie Groninger streekziekenhuizen in hun voortbestaan bedreigd worden; - daarmee het principe van zorg ‘Vertrouwd en dichtbij’ ernstig in de knel komt; - de bevolking van Oost-Groningen gebaat is bij ziekenhuizen die geografisch en cultureel dichtbij zijn; constateren dat: het besef van noodzaak tot samenwerken bij de Groninger ziekenhuizen voldoende aanwezig is; dat er onderling al op diverse terreinen volop samengewerkt wordt; dat het Delfzicht Ziekenhuis en het St. Lukas ziekenhuis per 1 september aanstaande fuseren; dat de directies van de Groninger streekziekenhuizen het een strategische noodzaak vinden, willen zij kwalitatief hoogwaardige zorg blijven leveren, om met UMC’s en topklinische ziekenhuizen samen te werken en dit dus al volop te doen; spreken uit dat: - het advies van de RVZ niet mag leiden tot sluiting van de Groninger streekziekenhuizen en verzoeken het College dit kenbaar maken aan de minister en de Tweede Kamer, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw De Winter (CDA), de heer De Vey Mestdagh (D66), mevrouw Mete (PvdA), de heer Moorlag (PvdA), de heer Hilverts (Christenunie), de heer Sangers (SP), mevrouw Hartman (VVD), de heer Zanen (Partij voor het Noorden), mevrouw Siersema (GroenLinks). De motie krijgt nummer 1, maakt voluit deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. Mogelijk kan eenieder zich beperken in wat hij of zij zegt. Daarna het College reageren en/of meedelen wat er intussen gebeurd is. Dit is tevens de maidenspeech van mevrouw Mete. Dat betekent niet alleen dat u niet mag interrumperen, maar ook dat u met scherpe aandacht gaat luisteren. Mevrouw METE: Dank u voorzitter. Allereerst wil ik even ingaan op het toneelstuk dat we vanavond hebben gehad. Ook op mij heeft het behoorlijk veel indruk gemaakt en ik heb genoten. Wat mij betreft mag dat vaker plaatsvinden.
33
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
Even een korte reactie van de Partij van de Arbeid. Ook wij delen de zorgen zoals mevrouw De Winter die namens het CDA heeft geuit. Wij steunen deze motie dan ook van harte. Verder zijn wij verheugd dat gisteren unaniem een motie is aangenomen in het Algemeen Bestuur van het SNN. Hierin spreken de drie noordelijke provincies zich uit tegen de sluiting van streekziekenhuizen binnen onze provincies. Dit is een goed en sterk signaal naar de buitenwereld. Tenslotte zijn we tevreden en blij over het initiatief van ons College, namelijk om op zeer korte termijn de ziekenhuisdirecties van onze provincie bij elkaar te brengen om over deze kwestie te spreken. Onze complimenten hiervoor. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u en mag ik u van harte feliciteren met uw maidenspeech! Dat brengt ons bij de SP. De heer Sangers heeft het woord. De heer SANGERS: Behoud van de streekziekenhuizen is ook voor de SP al langer een belangrijk punt. Het was ook een belangrijk onderdeel van ons verkiezingsprogramma. Gelukkig kan het rapport van de RVZ rekenen op een partijenbrede afkeuring. Daarbij heb ik overigens met enige verwondering, verbazing en soms ook wel met enig plezier gekeken naar het driesporenbeleid dat de collegepartijen hier in dit huis volgen. Ik las in de krant het initiatief van de ChristenUnie als het ging om het Noordelijk Parlement. Vanavond volgt het initiatief dat begon bij het CDA en we konden vandaag in het Dagblad van het Noorden ook de mening van een aantal PvdA-politici lezen, waaronder een aantal politici vanuit dit huis die proberen om meer kleur op de wangen van de PvdA te brengen en misschien wel om een aantal ideologische donsveertjes aan te brengen door te spreken over meer overheidssturing in de zorg. Hoe het ook zij, het debat over de zorg moet doorgaan en ik wil dan ook van deze gelegenheid gebruik maken om u allen uit te nodigen voor het grote zorgdebat over de zorg in Oost-Groningen dat wij op 19 juni zullen gaan houden. U krijgt daar allen nog een uitnodiging voor. De heer HAASKEN: Het is geloof ik de eerste keer dat ik het woord voer op een onderwerp uit deze commissie, dus in zekere zin is dit voor mij ook een maidenspeech, voorzitter. Ik waarschuw maar even. Ook bij ons is er de nodige verdieping op dit onderwerp geweest. Onlangs zijn wij met een delegatie van de VVD onder aanvoering van Mark Rutte in het streekziekenhuis in Winschoten geweest om ons nader te verdiepen in deze materie. De ingediende motie heeft onze ondersteuning en we moeten dat zien als een politiek signaal en niet zozeer om GS nog eens in beweging te brengen, want GS heeft al het nodige hiermee uitgezet. Ook de Tweede Kamer heeft het advies van zeg maar een aantal gezondheidstechneuten al weggezet en in die zin kun je ook de vraag stellen of deze motie nog veel toevoegt. Wij vinden de motie in ieder geval een goed politiek signaal. Ik dank u, voorzitter. De heer HILVERTS: Voorzitter, laat ik beginnen met de opmerking van de heer Sangers. Ik moet hem helaas teleurstellen: er is echt geen wig te drijven tussen het College, de Partij van de Arbeid, het CDA en de ChristenUnie, want ook deze motie zal de ChristenUnie steunen. Op 6 februari stond de ChristenUnie hier met een motie die toen ging over de beschikbaarheidtoeslag die de ziekenhuizen kregen en die toen unaniem werd gesteund. Gisteren is een motie van de ChristenUnie unaniem in de SNN aangenomen. De eerdere motie inzake de beschikbaarheidtoeslag is ook in het SNN aangenomen op 12 februari jongstleden. We zijn ook blij dat we ook nu weer een signaal kunnen afgeven, want het is gewoon belangrijk dat die ziekenhuizen openblijven voor werkgelegenheid en voor zorg. Kortom: wij moeten daarvoor gaan. Mevrouw SIERSEMA: Wij hebben gisteren in het AB SNN unaniem de motie mede ingediend en ondertekend. Nog wel even een opmerking daarover. Mevrouw Mete had het over het gesprek met de ziekenhuisdirecties, maar volgens mij is dat al geweest. Gisteren hebben we uitleg in het SNN gehad, maar hier nog niet. Misschien dat u daar iets over kunt zeggen. De VOORZITTER: Dat laatste zal gedeputeerde De Bruijne zo doen. Dan zijn we bij de Partij voor het Noorden. De heer ZANEN: Voorzitter, ik ben geboren op 4 september en dat is het sterrenbeeld Maagd en in zoverre zou je dit ook kunnen beschouwen als mijn maidenspeech. De VOORZITTER: Hartelijk dank, ik stel voor dat iedereen hem interrumpeert.
34
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 21 MEI 2008
De heer ZANEN: Nou voorzitter, ik wil alleen maar zeggen: wij steunen deze motie van harte! De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij steunen de motie. De VOORZITTER: Dan ben ik bij het College. Misschien kan gedeputeerde De Bruijne ons iets vertellen over het genomen initiatief. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk niet dat ik op dit moment inhoudelijk zoveel hoef toe te voegen. Gezien het tijdstip van deze dag, kan er wanneer daartoe aanleiding in de commissie volgende week op worden terug gekomen. Ik denk dat het College blij is met deze motie, in die zin dat hij geheel in lijn ligt met onze opvattingen, namelijk: kom niet aan onze streekziekenhuizen. Dat rapport is natuurlijk wel wat genuanceerder. Het is een beetje een eigen leven gaan leiden en dat is jammer. Het geeft wel aan dat als het gaat om dit onderwerp, het heel erg leeft bij ons, bij die politiek-bestuurlijk verantwoordelijk zijn, maar ook zeker bij de bevolking en dat bleek ook wel in de afgelopen dagen. Het College heeft het initiatief genomen om de ziekenhuisdirecteuren uit te nodigen en heeft gisteren met hen gesproken. Dat was een bijzonder plezierig gesprek in die zin dat ook bleek dat daar de neuzen dezelfde kant op staan. Er is absoluut geen sprake van een concurrentiestrijd tussen de streekziekenhuizen en de stadziekenhuizen. Dat is absoluut niet het geval. Men werkt samen, men stemt zaken op elkaar af en men heeft er ook absoluut geen belang bij dat er op dit punt – laten we zeggen - klappen zouden vallen bij de streekziekenhuizen. Je zou kunnen zeggen dat het voordeel van deze wat nadelige commotie in onze provincie geweest is dat we met de ziekenhuisdirecteuren hebben geconstateerd dat inderdaad dat ziekenhuislandschap, zoals mevrouw De Winter het ook al noemde, sterk in beweging is. Er komt heel wat op de ziekenhuizen af. De fusie van Delfzijl en Winschoten is natuurlijk ook niet voor niks. Dat heeft natuurlijk ook zijn redenen. De ziekenhuizen zelf kijken ook om zich heen en worden geconfronteerd met beleid, met maatregelen, met marktwerking en met inkoop van zorg van ziektekostenverzekeraars. We waren het met elkaar eens dat het van groot belang is dat we elk vanuit onze verantwoordelijkheid ervoor staan om die ziekenhuiszorg in onze provincie goed te houden, zowel qua kwaliteit als qua bereikbaarheid. Dat heeft geleid tot de afspraak dat de provincie en de ziekenhuisdirecteuren periodiek bij elkaar komen en bekijken wat er speelt inzake de voorwaarden waaronder de ziekenhuizen kunnen functioneren en dat we elk vanuit onze mogelijkheden, als daar aanleiding toe is, er voor gaan staan en binnen onze eigen netwerken, en vanuit onze eigen mogelijkheden belangen zullen behartigen. In september is er een volgend gesprek. Ik heb in het gisteren gehouden gesprek gemerkt dat ook de ziekenhuisdirecteuren het plezierig vinden in aanwezigheid van de provincie zaken uit te wisselen die te maken hebben met afstemming en samenwerking. Ik denk dat dat een positief geheel is, vooral ook omdat wij, hoewel wij weliswaar formeel met de gang van zaken rond de ziekenhuizen in onze bestuurlijke verantwoordelijkheid maar een beperkte invloed en een beperkte bevoegdheid hebben, hiermee natuurlijk wel een heel sterk publiek belang dienen. Daarom is het erg verheugend dat we dat gezamenlijk gaan doen met de directies van de vijf ziekenhuizen en als daar aanleiding toe is, zal ik er uiteraard graag in de commissie of ook bij de rapportage van deze gesprekken op terug komen. Het College steunt de motie uiteraard van harte en zal deze graag uitvoeren. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Daarbij constateer ik dat er eigenlijk geen grote behoefte is om een tweede ronde op te tuigen. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan de besluitvorming. Motie 1 wordt in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard. De VOORZITTER: De motie wordt dus unaniem gesteund en wij zullen hem met spoed doorzenden. Dan zijn we aan het einde gekomen van deze vergadering. Sluiting De vergadering wordt gesloten om 22.30 uur.
35