VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004
PUNTEN VAN BEHANDELING..................................................................................................BLZ
1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 7 juli 2004 ................................................3
2.
Ingekomen stukken.....................................................................................................................3
3.
Regeling van werkzaamheden......................................................................................................3
4
Programmabegroting 2005 (nr 25/2004) .......................................................................................3
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Notulen van Provinciale Staten 070704 Ingekomen stukken
Voorzitter: de heer J.G.M. Alders, commissaris der Koningin Waarnemend voorzitter: de heer R.A.C. Slager Statengriffier: de heer ir. J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 54 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), H.H.J. Boer (PvdA), J.R.A. Boertjens (VVD), mevrouw J.W.F. Boon-Themmen (VVD), mevrouw A.F. Bos (GroenLinks) M. Boumans (VVD), P.M. de Bruijne (PvdA), D. Bultje (PvdA), mevrouw I.S. Bulk (SP), A.A. van Dam (CDA), mevrouw J.M. Drees (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), J.J. Dijkstra (PvdA), mevrouw A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks), mevrouw F.Q. Gräper-van Koolwijk (D66), W. Haasken (VVD), K.J. Havinga (PvdA), H. Hemmes (SP), J. Hilverts (ChristenUnie), mevrouw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), D.A. Hollenga (CDA), M.J. Jager (CDA), F.C.A. Jaspers (PvdA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), J.W. Kok (PvdA), J.L.H. Köller (PvdA), mevrouw C.A. de Lange (PvdA), E.J. Luitjens (VVD), A. Maarsingh (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), L.A. Meijndert (CDA), H.C. Moll (GroenLinks), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), H. Nijboer (PvdA), M.L.J. Out (VVD), T.W. Oterdoom (VVD), mevrouw G.R. Peetoom (CDA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), J. Roggema (ChristenUnie), R.A.C. Slager (ChristenUnie), mevrouw L.K. Smit (PvdA), F.J. van der Span (CDA), H. Staghouwer (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), mevrouw I.L. Voogd (PvdA), N.R. Werkman (CDA), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN), E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Afwezig met kennisgeving : mevrouw M.J. Schouwenaar (PvdA). Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, T.A. Musschenga en mevrouw C.A.M. Mulder.
De VOORZITTER: Ik open vergadering van de Provinciale Staten van de provincie Groningen van 8 september 2004. Ik heet u allen van harte welkom en wens u een goede vergadering toe. Er is een bericht van verhindering binnengekomen van mevrouw Schouwenaar. De heer Kok heeft laten weten dat hij later zal komen en mevrouw Folkerts zal vanwege familieomstandigheden mogelijk la ter nog komen. 1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 7 juli 2004
Zonder beraadslaging of stemming worden de notulen als zodanig vastgesteld.
2.
Ingekomen stukken
De VOORZITTER: Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. b.
Jaarverslag 2003 van de Raad voor de Wadden Afschrift van de brief van de heer B.C.A.I. Pauw van Hanswijck de Jonge te Groningen van 9 juli 2004 aan de Stadsredactie van het Dagblad voor het Noorden betreffende de Hanse Sociëteit Groningen, onder de mededeling dat deze brief ter inzage wordt gelegd in de statenkast
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Ingekomen stukken
c. d. e.
Brief van de heer B.C.A.I. Pauw van Hanswijck de Jonge te Groningen van 4 augustus 2004 betreffende de aanwijzing tot aanspreekpunt voor de LPF in Groningen, onder de mededeling dat deze brief ter inzage wordt gelegd in de statenkast Brief van de Commissaris van de Koningin in Flevoland van 14 juli 2004 betreffende Interreg III project "Best practice models for regional parliaments", onder de mededeling dat wordt ingestemd met het voorstel Afschrift brief van de potentiële partners van een WerkHotel in Groningen van 19 juli 2004, gericht aan Gedeputeerde Staten, betreffende oprichting werkhotel
De heer SWAGERMAN: Voorzitter. Ik verzoek deze brief te agenderen voor de commissie Economische Zaken. Mevrouw DE WINTER-WIJFFELS: Ik zou hem graag behandeld zien in de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid. De VOORZITTER: De brief zal in commissieverband worden behandeld en in het Presidium zal worden bepaald welke de meest voor de hand liggende commissie is. f.
Brief van de voorzitter van de Vereniging Dorpsbelangen Kloosterburen van 31 juli 2004 betreffende de mogelijke sluiting van het Oldenheem te Kloosterburen
Mevrouw VAN KLEEF-SCHRÖR: Voorzitter. Namens de CDA-fractie wil ik vragen deze brief te betrekken bij de vorige brief die in de vorige statenvergadering ter behandeling is aangenomen en dat de Staten geïnformeerd worden over de stand van de voorzieningen in het dorp. De VOORZITTER: Akkoord. Dat betekent dat deze brief ook zal worden geagendeerd bij de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid. g.
Afschrift brief van de Verenigde Communistische Partij, fractie Scheemda, van 7 juli 2004 betreffende vervuiling locatie Esbörgstraat 54 te Scheemda
De heer HEMMES: Deze brief zou ik graag geagendeerd zien voor de commissie Landschap, Water en Milieu. De VOORZITTER: Dan komt die brief op de agenda van de commissie Landschap, Water en Milieu. h.
Brief van de Dierenbescherming afdeling Groningen van 17 augustus 2004 betreffende het faunabeheerplan van de provincie Groningen.
De heer MOLL: Voorzitter. De fractie van GroenLinks wil graag dat de vaststelling van het Faunabeheerplan in de commissie aan de orde komt en dan lijkt het mij goed om deze brief en de volgende, die ik nog niet heb ontvangen, daarbij te betrekken. Het betreft brieven van de Dierenbescherming en van Avifauna die later aan de agenda zijn toegevoegd. De VOORZITTER: Het faunabeheerplan wordt niet door de Staten vastgesteld.
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Ingekomen stukken Regeling van werkzaamheden
De heer MOLL: Dan zou ik willen voorstellen dat wij geïnformeerd worden over de vaststelling van het faunabeheerplan en de afhandeling van deze brieven in dat kader. De VOORZITTER: Dan begrijp ik dat u de brief van Avifauna daarbij zou willen betrekken. Beide brieven zullen naar de betreffende commissie worden doorgestuurd. Nagekomen ingekomen stukken ter kennisgeving aan te nemen bij brief van 3 september 2004: *. *. *. *.
Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 augustus 2004, betreffende de resultaten van de inventarisatie integriteitbele id openbaar bestuur en politie Brief van het College sanering ziekenhuisvoorzieningen van augustus 2004 waarbij het jaarverslag 2003 wordt aangeboden, onder de mededeling dat dit verslag voor u in de statenkast ter inzage ligt Brief van de griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 juni 2004 betreffende ontvangstbevestiging en procedure in verband met de door de Staten aanvaarde motie t.a.v. de adviesgroep Waddenzeebeleid Afschrift bief van Avifauna Groningen aan Gedeputeerde Staten van 16 augustus 2004, betreffende zienswijze op het ontwerp-Faunabeheerplan provincie Groningen
Voorgesteld wordt de volgende stukken in handen te stellen van Gedeputeerde Staten ter afdoening: i. j. k. l.
E-mail van de heer A. Bruinsma te Ter Apel van 19 juli 2004 betreffende plannen van de gemeente t.a.v. de zwemplas/camping Moekesgat te Ter Apel Brief van Milieudefensie te Amsterdam van 15 juli 2004 betreffende verzoek om een bijdrage t.b.v. de Week van de Vooruitgang Brief van de Praktijk voor Chinese Geneeskunde van 14 augustus 2004, betreffende gentechnologievrije provincie Brief van de heer G. van der Veen, Groningen van 6 augustus 2004, betreffende plaatsing conta iner bij het kerkje van Harkema te Den Ham
Nagekomen ingekomen stukken bij brief van 3 september 2004 ter afdoening door Gedeputeerde Staten: *. *.
Brief van alle bewoners van de Addingalaan te Westernieland betreffende plannen tot sloop van de woningen aan de Addingalaan Brief van de heer drs. L.W. Verhoef te Wijk bij Duurstede van 1 juli 2004 betreffende de jaarrekening 2003
Zonder beraadslaging of stemming wordt met inachtneming van de gemaakte opmerkingen besloten de voornoemde stukken voor kennisgeving aan te nemen respectievelijk ter afdoening in handen te stellen van Gedeputeerde Staten. 3.
Regeling van werkzaamheden
De VOORZITTER: Ik vraag uw aandacht voor de regeling van werkzaamheden vanwege het feit dat mevrouw Gräper mij heeft meegedeeld dat het amendement is ingetrokken dat door haar fractie is ingediend bij de behandeling van de Voorjaarsnota, betreffende waterschade Tussenklappenpolder 1998, dat bij die behandeling is aangehouden en betrokken zou worden bij de begrotingsbehande ling.
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Regeling van werkzaamheden Programmabegroting 2005
Voorts heeft de afgelopen week het nodige overleg plaatsgevonden over de inrichting van de agenda op 15 september a.s. Ervan uitgaande dat een aantal van u de discussie in Den Haag zal wensen bij te wonen, bestaat er spanning met twee commissievergadering die voor die dag zijn voorgenomen. Er is door de griffie overleg gepleegd met de voorzitters van de commissies en daarbij is de suggestie naar voren gekomen om de vergaderingen van de commissie Landschap, Water en Milieu en van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid op deze dag te laten vervallen en de vergaderingen te beleggen op respectievelijk dinsdag 21 september vanaf 19.00 uur en maandag 21 september vanaf 18.30 uur, beide in de Statenzaal. Vervolgens zijn er de afgelopen tijd bezwaren ingediend tegen besluiten van de Staten. Wij hebben in deze provincie een commissie Beroep en Bewaar, die gemengd is samengesteld en ook een gemengde taak heeft: de behandeling van bezwaren tegen besluiten van Gedeputeerde Staten, maar ook die tegen beslu iten van Provinciale Staten. Dat laatste komt zeer weinig voor, maar is nu het geval. Daarbij is een probleem dat wij wel zijn gebonden aan de termijnen voor het afhandelen van beroepen en bezwaren die beginnen te lopen als deze zijn ontvangen. Echter, iedere keer zou door de Staten zelf besloten moeten worden op welke wijze zo’n bezwaar verder in behandeling wordt genomen. In het Presidium is daarover gesproken en het lijkt wenselijk dat wordt afgesproken dat uw voorzitter gerechtigd is dat op het moment dat een bezwaar tegen een besluit van de Staten binnenkomt, dit bezwaar te deponeren bij de commissie Beroep en Bezwaar. De eerstvolgende vergadering van de Staten zal dit aan de orde komen, zodat de Staten er zich op dat moment over kunnen uitspreken. Het tweede punt is dat de betreffende termijnen ook gelden voor het feit dat de commissie Beroep en Bezwaar dan zal kunnen vragen om een reactie, om een verweerschrift. Dat kan worden ondervangen door met elkaar in de Statenvergadering afspraken te maken waarbij het opstellen van het rapport wordt gedelegeerd aan het College en de afhandeling van het rapport in handen te stellen van de Staten. Ik zal u deze proc edure op schrift doen toekomen, maar nu dient even een praktische werkwijze te worden gevonden, want anders komen wij in problemen met de termijnen en moet ik volgend jaar in mijn Burgerjaarverslag vermelden dat de procedure met name bij bezwaren tegen Statenbesluiten geheel uit de hand loopt, hetgeen uiteraard te allen tijde dient te worden voorkomen. 4
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 6 juli 2004, nr. 2004 -17.579, FC, betreffende de Programmabegroting 2005 (nummer 25/2004)
De VOORZITTER: U heeft middels een aantal brieven vernomen hoe de procedure in dit geheel verloopt. Er is een aantal reacties van burgers op de begroting binnengekomen die in uw bezit zijn. U hebt een leeswijzer van het College ontvangen. Wij hebben bij de griffie tot op dit moment geen amendementen ontvangen. U weet dat de spreektijd vandaag 20 minuten per fractie is, verdeeld over 15 minuten voor de eerste termijn en 5 minuten voor de tweede termijn. Er kan enige overloop worden toegepast. De bedoeling is dat wij aan het einde van de dag duidelijkheid hebben over het financië le kader, want u weet dat de commissievergaderingen in ieder geval van u Staten dienen mee te krijgen welke financië le kaders richtsnoer zijn voor de besprekingen in de beleidscommissies. Het woord is aan de heer Moorlag. De heer MOORLAG: Voorzitter, de werkloosheid in Hoogezand is opgelopen van 8% naar 15%, in Stadskanaal tot 13% en dat is bijna het dubbele van het landelijke gemiddelde. De gemiddelde inkomens in veel gemeenten in Noord Nederland behoren tot de laagste van het land. Wij kennen in onze provincie helaas dorpen, buurten en wijken waar werkloosheid en armoede van generatie op generatie overgaat. De economie van Noord Nederland kent structurele beperkingen: de perifere ligging en de ijle economische structuur. Ondanks deze harde feiten stelt onze regering dat er geen reden meer is om het Langmanakkoord volledig uit te voeren.
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De boodschap uit Den Haag is: geen Kompas voor het Noorden en geen compassie met het Noorden. De PvdA-fractie vindt dat de bevolking van onze provincie aanspraak heeft op gelijke kansen op werk, welvaart en toekomstperspectieven. Iedere overheid dient dat na te streven. Dat is een grondwettelijke opdracht. In het minder bekende artikel 20 van de Grondwet is bepaald dat de spreiding van welvaart een onderwerp van zorg van de overheid dient te zijn. De regering lapt dit artikel van de Grondwet aan zijn laars. Staatssecretaris Van Gennip stelt dat het met de problematiek in Noord-Nederland relatief meevalt. Wij kennen inderdaad geen plattelandsproblematiek in de vorm van ontvolking, zoals we dat zien in sommige streken van Europa. Maar we hebben wel die ijle economische structuur, een duidelijk lagere participatiegraad en een lager welvaartsniveau. Er is daarom alle reden om een krachtig en effectief ontwikkelingsprogramma als Kompas voor het Noorden tot 2010 voort te zetten. Het voortijdig afbreken van het programma is kortzichtig en contraproductief. Voortzetting van het regionaal steunbeleid vindt de PvdA-fractie geen zaak van uitsluitend regionaal belang. Het is nadrukkelijk van nationaal belang. Als het kabinet zoveel waarde hecht aan de ontwikkeling van de mainportfunctie van de Randstad, dan is betere verdeling van de ruimtelijke en demografische druk essentieel. Woon- en werkfuncties die niet essentieel zijn voor de mainport-functie, moeten zoveel mogelijk worden overgeheveld naar gebieden waar ook op termijn ruimte en een stevige arbeidsreserve voorhanden is. Denk bijvoorbeeld aan de arbeidsintensie ve callcentre-branche en de niet plaatsgebonden overheidsdiensten. Ook het deel van de ruimtevretende gla stuinbouw, waarvan het exportkanaal niet via Schiphol loopt, komt voor spreiding in aanmerking. Een uitgekiend stelsel van stimulansen en ontmoediging is daarvoor nodig. Spreiding van ruimtelijke druk wordt ook bevorderd door de aanleg van een snelle Zuiderzeelijn en krachtige ontwikkeling van de zogeheten noordelijke ontwikkelingsas. Dit is bittere noodzaak, omdat de ruimtelijke druk in de corridors van de Randstad richting Arnhem en richting Eindhoven ook al tot een stagnerend niveau is toegenomen. Betere spreiding van ruimtelijke druk levert op termijn een beter nationaal rendement op en spreiding van welvaart en werkgelegenheid. Daar is het mijn fractie om te doen. Voorzitter, politiek gaat over de toekomst. Wij moeten vooral vooruit kijken. Wij moeten dit lange termijn belang nadrukkelijk in Den Haag voor het voetlicht blijven brengen. Verhalen en argumenten gebaseerd op onrechtvaardigheid en het schenden van afspraken uit het verleden, treffen helaas bij dit kabinet geen doel. Wij moeten daarom offensief neerzetten dat een sterke noordelijke ontwikkelingsas en voorzetting van een programmatische aanpak de sleutels zijn voor het oplossen van nationale problemen. Noord Nederland heeft de fysieke ruimte. Noord Nederland heeft meer potentie dan een “Hans en Grietje gebied”, waarin pannenkoekhuizen de drijvende kurk van de regionale economie vormen! Voorzitter, ik kom bij het ‘koersverhaal’in de programmabegroting. De PvdA -fractie constateert dat het College kiest voor het geven van een extra impuls aan zes speerpuntsectoren. Dit verdient verheldering. Ik nodig het College uit de Staten deelgenoot te maken van de denkexercitie die tot deze zes sectoren heeft geleid. Leveren deze zes speerpunten de meeste welvaart en werkgelegenheid op voor onze provincie? Zo ja, op welke feiten berust dit? Welke andere sectoren zijn betrokken in deze provinciale portfolioanalyse? Waarom zijn die afgevallen? Het moge duidelijk zijn: meer informatie acht de PvdA-fractie zeer gewenst, alvorens tot een definitieve keuze wordt gekomen. Ongeacht de keuze van de speerpunten is een goede kennisinfrastructuur een absolute randvoorwaarde. De PvdA fractie ziet dat elders in het land universiteiten en onderzoeksinstellingen steeds meer in clusters gaan opereren. Niet de versterking van de afzonderlijke elementen, maar versterking van de verbindingen en samenwerking genereert de meeste meerwaarde. Dit wordt in de nota ‘Pinda’ onderkend en gestim uleerd. De PvdA is bevreesd dat de universiteit en de onderzoeksinstellingen in Gr oningen in een te geïsoleerde positie komen te verkeren. Hoe kijkt het College hier tegenaan? Is dit onderwerp van overleg met de RuG en de onderzoeksinstellingen in onze provincie?
4
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Het tweede politieke thema dat de PvdA-fractie in de komende periode van cruciaal belang acht, naast het ruimtelijk economisch beleid, is het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing op onze provinciale samenleving. Het aandeel 65+-ers zal stijgen tot meer dan 25% van onze bevolking. In deze categorie groeit het aandeel 80+-ers sterk. Dit heeft enorme gevolgen, zoals tekorten op de arbeidsmarkt, een geweldige stijging van de vraag naar zorg, veranderende woonbehoeften en een smaller wordend draagvlak voor instandhouding van voorzieningen. Bij een gelijkblijvende zorgvraag zal in 2020 25% van de beroepsbevolking een beroep in de zorg moeten kiezen tegen 13% nu. Hoe kunnen we die sterk groeiende zorgvraag bedienen? Kunnen we de randvoorwaarden creëren waardoor ouderen op een goede manier langer thuis kunnen blijven wonen? Hebben we een woningvoorraad die voldoende levensloopbestendig is? Kunnen we de mantelzorg en het vrijwilligerswerk voldoende versterken? Hebben de mensen die van het kabinet langer moeten doorwerken, voldoende tijd om hun hoogbejaarde ouders te verzorgen? Hebben we een goed regionaal arbeidsmarktbeleid om er voor te zorgen dat we in de toekomst voldoende huisartsen, verzorgenden, maar ook leraren en agenten hebben? De PvdA-fractie vindt dat het beleid van de provincie beter moet worden toegespitst op het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing. Waarom hebben wij wel een lange termijn visie en beleid op ruimtelijke ontwikkelingen, maar niet op deze ingrijpende demografische ontwikkeling? De PvdA wil onze provincie beter vergrijzingsbestendig maken. De PvdAfractie roept het College op een integrale visie en beleidsopties te gaan ontwerpen. Het is daarbij de kunst om een brede, integrale, op onderde len elkaar versterkende aanpak te ontwikkelen. Is het College hiertoe bereid en wat kunnen we concreet verwachten? Het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing is bepaald geen exclusieve verantwoordelijkheid van de provincie. Samenwerking met en het ondersteunen van gemeenten is hierbij geboden. De gemeenten zien met argusogen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning op zich afkomen. Wat de precieze gevolgen hiervan zijn, is nog onbekend. Zeker is wel dat gemeenten weliswaar meer beleidsvrijheid krijgen, maar tezelfdertijd in een financieel korset worden geperst. Lagere overheden moeten een gigantische uitvoeringsbureaucratie gaan optuigen. Gemeenten krijgen bovendien te maken met zorgaanbieders die veelal op bovengemeentelijke schaal opereren. Gelet hierop is een gebiedsgerichte aanpak en bundeling van krachten nodig. De weinige kansen die er zijn, moeten worden benut. Bijvoorbeeld het beter combineren van integratie van verstandelijk gehandicapten en het instandhouden van voorzieningen. Een goed voorbeeld hiervan is in Friesland de exploitatie van een dorpswinkel door een instelling voor gehandicaptenzorg. Met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten, ziet de PvdAfractie bij de WMO een zinvolle ondersteunende rol voor de provincie weggelegd. Hoe krijgen we een werkbaar concept voor de keten wonen-zorg-welzijn? De eerste aanzetten zijn zichtbaar in het ‘koersverhaal’ bij de begroting, maar er is veel meer nodig. De PvdA-fractie wil concrete plannen van het College zien. Voorzitter, ik stap over op het Openbaar Vervoer. Zoals wij gisteren hoorden hangt ons een ingrijpende bezuiniging boven het hoofd. Wat is de precieze aard en omvang van deze bezuiniging? Voorzitter, de marges om bezuinigingen op te vangen zijn in ons gebied smaller dan elders. Halvering van de dienstregeling bij een rittenfrequentie van 4 maal per uur, leidt tot toename van de wachttijd met 15 minuten. Bij een ritfrequentie van eens per uur leidt halvering van de dienstregeling tot toename van de wachttijd met maar liefst een uur. Minder haltes en niet meer doorrijden tot de dorpskern stelt ouderen voor onmogelijke problemen. Het moge duidelijk zijn dat de PvdA-fractie daarom bezuinigingen op het Openbaar Vervoer een bittere pil vindt. Op pag. 21 van het ‘koersverhaal’ staat dat het College er naar streeft om vrijwel alle woonkernen te blijven ontsluiten met openbaar vervoer. Hoe denkt het College dit te realiseren? Waar is deze keus op gebaseerd? Wordt hier simpelweg de kaasschaafmethode gebruikt, of zijn er ook andere alternatieven in beeld geweest? Welke zijn dat? Gisteren zijn daarover in de media stellige uitspraken gedaan. Voorzitter, de Staten gaan niet over de diens tregeling voor het Openbaar Vervoer, maar wij willen wel over het toekomstige OV-concept in debat met het College.
5
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Het vierde punt van de PvdA-fractie is het programma Natuur en Landschap. Daarover is de P vdA-fractie maar matig tevreden. De voortgang in de realisering van de doelen uit het collegeprogramma stagneert. Voor een deel is dit te wijten aan LNV-beleid. De realisering van de ecologische verbindingszones gaat in een tempo van slechts 8 kilometer per jaar. Er is 12 kilometer per jaar nodig om 200 kilometer in 2018 te bereiken. De PvdA-fractie wil de vaart erin houden en de EHS, inclusief de verbindingszones, in 2018 gerealiseerd hebben. Hoe denkt het College dat waar te maken? Waar het in de begroting gaat over het soortenbeleid en de rol van de agrarische natuurverenigingen, mist de PvdA-fractie heldere afrekenbare doelstellingen en concrete prestatienormen. Zo rijst de indruk dat het College de ingeslagen weg kwijt dreigt te raken. Dat blijkt ook uit de reacties van belanghebbende organisaties tijdens de onlangs gehouden hoorzitting. Voorzitter, wij schieten het College in de commissie graag te hulp om op het rechte pad te blijven en niet te verdwalen in het Groningse groen. Overigens kan de PvdA-fractie de begroting op hoofdlijnen steunen. De afspraken en voorstellen die aan de orde zijn geweest bij de Voorjaarsnota, zijn correct in de begroting opgenomen. Het negatief saldo voor het jaar 2008 in het meerjarenperspectief is omgebogen in een positief saldo. Dat is een goede zaak. De opzet en vormgeving van de programmabegroting gaat de goede richting uit. Een compliment voor het ambtelijk apparaat! In de commissies valt nog wel wat bij te vijlen en te polijsten in de programma’s, onder meer over de verschillen in autorisatieniveau en de afrekenbaarheid. Ten slotte voorzitter wil ik graag enkele woorden wijden aan de politieke verhoudingen in onze provincie en de verhoudingen tussen de partijen in deze statenzaal. Ik richt mij daarbij vooral tot de heer Boertjens. Hij heeft zich hierover op 14 augustus j.l. in het Dagblad van het Noorden op bijzondere wijze heeft uitgelaten. Hij heeft gelijk waar hij stelt dat debatten zich soms eindeloos voortslepen. Dat hij zijn ongenoegen via de media bekend maakt, staat hem vrij, maar het heeft mij wel verbaasd en wel om twee redenen. In de eerste plaats hebben wij dit voorjaar onze prille ervaringen in het werken in dualistische verhoudingen geëvalueerd. Dat was bij uitstek de plaats geweest om dit aan de orde ste llen. In de tweede plaats wekt hij de suggestie dat de VVD-fractie geen medeveroorzaker is van de door hem gekapittelde vergadercultuur. Indachtig bijvoorbeeld de inhoudelijk goede, maar breedsprakige bijdrage van de heer Boumans in het debat over de Voorjaarsnota, mag de VVD -fractie de kritiek op de vergadercultuur zeker ook op zic hzelf betrekken. De opstelling van de heer Boertjens in het interview in het Dagblad van het Noorden deed mij een beetje denken aan die man bij mij in de straat die zijn hond uitlaat. Zodra zijn hond een boodschap op de stoep doet, heeft die man een houding en een blik in de ogen van ‘hier hoor ik niet bij’. In het zo-even aangehaalde interview is de PvdA afgeschilderd als arrogant. Er zou sprake zijn van een PvdA -hegenomie. De bestuursstijl van de PvdA is geassocieerd met die van communistische landen. Voorzitter, in deze statenzaal zijn acht fracties vertegenwoordigd. Die fracties kunnen niet beschikken over een gelijke mate van invloed op en macht over de besluitvorming. Dat hebben de kiezers zo beslist. Dat wordt blijkbaar wel eens vergeten. Met steun van de kiezers is de PvdA een politieke partij die tracht zoveel mogelijk van haar programma en doelen te realiseren. Daarin verschilt de PvdA niet van andere partijen. Dat dit de PvdA in Groningen door de steun van eenderde deel van het electoraat in belangrijke mate lukt, dient de heer Boertjens in een democratisch bestel te respecteren. Ik merk hierbij nog op dat de PvdA altijd in coalitieverband bestuurt en als randvoorwaarde stelt dat doelen bereiken en de verhoudingen zo goed mogelijk houden, moeten worden gecombineerd. Dat besef is na het roerige politieke jaar 2002 alleen maar toegenomen. Een vergelijking met communistische landen en de Wende van 1989, waarin volken het juk van dictaturen van zich afwierpen, is dan ook volstrekt ongepast en bizar. Om kort te gaan voorzitter, ik heb de behoefte het optreden van de heer Boertjens, niet via de media, maar rechtstreeks in deze statenzaal, te typeren als kwaalmtoeterij . Voor de niet-Groningers in deze statenzaal: een kwaalmtoet is een te hoog opgedraaide petroleumlamp die, naast licht, vooral walm en roet verspreidt.
6
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer BOERTJENS: Voorzitter. Ik word uitgedaagd en ik denk dat het goed is om meteen op de heer Moorlag te reageren. U gaat nu van een heel klein stukje in de krant een heel verhaal maken dat al drie keer zo lang is als het interview. U volgt heel sterk uw eigen interpretatie. Wat in het kleine blauwe kadertje staat is dat het naar mijn opvatting niet goed is als één partij door de jaren heen de dominantie heeft in een politiek systeem. Ik heb het niet gehad over dictaturen of de toestanden in Oost-Europa. Ik heb wel verwezen naar de betekenis daarvan voor de politieke cultuur en je kunt daar in Oost-Europa vóór de Wende zien welke gevolgen dat heeft gehad. Dat is naar mijn opvatting glashelder. U kunt daar nu wel allemaal misstanden in Oost-Europa bij halen, maar daar heb ik niet op gedoeld. Ik heb alleen willen zeggen – en dat kan ik hier nog eens beamen, want daar schaam ik mij niet voor – dat als één politieke partij, van welke kleur dan ook, tientallen jaren dominant is, is dat slecht voor het politiek systeem. De heer MOORLAG: Dat laatste vind ik een te billijken standpunt en het staat de heer Boertjens vrij om uitlatingen in de krant te doen van welke aard dan ook. Wij hebben in dit land volstrekte vrijheid van meningsuiting. Echter, waar mijn partij zich aan stoort is de relatie die is gelegd met de Wende en met de cultuur en de systemen in de communistische landen en daar richt ik mij met name op. Voorzitter, ik sluit af met een luchthartiger onderwerp. In mijn fractie heeft de roep geklonken om naast beleidsmatige kaders met name ook taalkundige kaders te stellen. Die roep komt met name voort uit het veelvuldige en onduidelijke gebruik van de woorden ‘met name’. Dit is met name het geval in paragraaf 3.1.4 van de begroting waar de woordcombinatie met name driemaal worden gebruikt op verwarrende wijze. Dit met name brengt mij tot een oproep aan met name het College om in de toekomst met name acht te slaan op het minder vaak gebruiken van de woorden ‘met name’. Ik verwacht een krachtige toezegging, opdat een motie, opgesteld door het taalpuristisch smaldeel in mijn fractie, achterwege kan blijven. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Hollenga. De heer HOLLENGA: Voorzitter, collega -Statenleden. Het gaat al weer om de tweede begroting van het huidige College. Een goed moment om even een tussenbalans op te maken. Wat opvalt, is dat het College het voornemen waarmaakt om vooral in te zetten op uitvoering van beleid. Wat dat betreft zou het bordje ‘Werk in uitvoering’ voor het Provinciehuis geplaatst kunnen worden. Dat de collegepartijen dit beleid steunen mag als vanzelfsprekend worden beschouwd, maar dat het College daarvoor ook brede steun krijgt van andere partijen in deze Staten, zie de besluitvorming bij de Voorjaarsnota, geeft aan dat we met de goede dingen bezig zijn. Mevrouw BOS: Voorzitter. Het verbaast mij dat de heer Hollenga zegt dat de collegepartijen het College vanzelfsprekend ondersteunen. Maar wij hebben toch een dualistisch systeem. Dan is dat toch niet zo vanzelfsprekend? De heer HOLLENGA: Nee, daar heeft u helemaal gelijk in en ik heb de indruk dat u het liefste ziet dat de collegepartijen rollebollend over straat liggen met het College, maar op het moment dat wij constateren dat het College die punten die wij hebben ingebracht bij de collegeonderhandelingen en de Voorjaarsnota, ook daadwerkelijk uitvoert, dan spreken wij daarvoor onze steun uit. Dat doe ik dan ook bij dezen. Mevrouw BOS: Kunt u zich voorstellen dat de collegepartijen heel goed naar de voorstellen van het College kijken en bij sommige voorstellen toch problemen hebben? De uitvoering hoeft niet zo precies te zijn als …
7
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer HOLLENGA: Wij hebben daar soms ook problemen mee. U heeft ons daarover gedurende het afgelopen jaar wel eens gehoord. Mevrouw BOS: Ik vind bovendien dat u niet zo badinerend hoeft te doen en te zeggen dat wij zouden willen dat de collegepartijen rollebollend op straat liggen. Dat wil ik helemaal niet. Zelf heeft u ook gepleit bij de werkgroep Dualisme voor meer discussie in de Staten. Dat maakt de boel toch wat levendiger? De heer HOLLENGA: Jazeker en ik zal die discussie ook niet uit de weg gaan. Mevrouw BOS: Dit moest mij wel even van he t hart, voorzitter. De heer HAASKEN: De woorden van de heer Hollenga in de richting van mevrouw Bos dat de CDAfractie ook wel eens tegen een collegevoorstel stemde, waren zojuist interessant. Ik ben eigenlijk wel benieuwd om welke voorstellen dat nu eigenlijk gaat. Kan de heer Hollenga daar een voorbeeld van noemen? De heer HOLLENGA: Die hebben zich nog niet expliciet voorgedaan, want het College doet haar werk goed. Dat het College van aanpakken weet, mag ook blijken uit de vele onderwerpen die al gepasseerd zijn. Ik noem het afronden van de waterbergingdiscussie; de positieve geluiden uit de regio als het gaat de gebiedsuitwerkingen in het kader van het POP, waarbij sprake is van maatwerk waar dat nodig is; de aanpak van het natuur- en landschapsbeleid en de invulling van de EHS – daarbij laten wij dus een ander geluid horen dan de PvdA-fractie -; een cofinancieringsregeling voor kleinschalige woonzorg-projecten en multifunctionele centra; de gezondmaking van de financiën van RTV Noord; de depotvoorzie ning voor het Groninger Museum; de aanpak van de ringwegen bij de stad en de voorfinanciering van een aantal andere knelpunten in de infrastructuur in onze provincie; de aanbesteding openbaar vervoer en, ondanks de bezuinigingen, ligt er opnieuw een sluitende begroting voor het komend jaar ter bespreking voor. Bij de uitvoering van het beleid staat de provincie als middenbestuur tussen het Rijk en gemeenten in. Met beiden heeft zij te maken. Met betrekking tot het Rijk is de actualiteit van de dag dat het kabinet twee belangrijke dossiers heeft geproduceerd waar we als provincie mee te maken krijgen: de nota’s Ruimte en Pieken in de Delta. Het CDA vindt dat we als provincie goede argumenten hebben om onze wensen in de beide nota’s nog beter verwerkt te krij gen. Daarnaast is het zaak om als Groningen, nee als Noord-Nederland, alles uit de kast te halen om daar waar onze kansen liggen gebruik te maken van de mogelijkheden die het Rijk ons biedt. Dit alles in het belang van de ruimtelijke en sociaal-economische ontwikkeling van onze regio. Als het gaat om de invulling van de nota Ruimte dan zijn wij met het College van mening dat de daarin geschetste ontwikkelingsplanologie ook in Groningen hoog op de agenda moet blijven. Middels het Provinciaal Omgevings Plan met daarin de keuze voor de kernzones laat Gr oningen zien dat zij deze verantwoordelijkheid aan kan. Maar het CDA vindt dat, gelet op de nota Ruimte, ook de gemeenten hun verantwoordelijkheid moeten kunnen nemen om iets van deze ontwikkelingsplanologie te kunnen invullen. Volgens het CDA zijn er binnen het POP voor gemeenten voldoende mogelijkheden om hier invulling aan te geven. Wij horen echter nog te vaak dat zij de provincie op hun weg tegen komen met de mededeling dat het POP het niet toestaat. Het CDA vindt dat hier de komende tijd meer duidelijkheid over moet komen door een goede communicatie. De provincie moet laten zien dat de wil er is om maatwerk te leveren en dit ook uit te stralen. Dit gezegd zijnde is het CDA van mening dat het POP van de provincie Groningen zoals vastgesteld in 2000, voldoende ruimte biedt om de ambities van de nota Ruimte te kunnen invullen. Dat betekent voor ons dat het niet nodig is om te komen tot een gehele herziening van het POP. Hooguit een kleine inventarisatie van knelpunten om daarna met de Staten te bespreken in hoeverre deze via een aanpassing verwerkt moet worden.
8
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Als we het hebben over het ruimtelijk beleid dan hoort het onderwerp woningbouw daar nadrukkelijk bij aan de orde te komen. Dat we de geplande woningbouw in onze provincie bij lange na niet halen is inmiddels een ieder duidelijk. Wij wijken daarbij overigens niet af van het landelijke beeld. Het CDA is vier jaar terug al begonnen met het signaleren van de zorgelijke situatie in de gemeente Groningen en wij kwamen hier elk jaar op terug. Elk jaar werd er gesteld dat het jaar daarop beter zou worden. Helaas is het tegendeel het geval. En natuurlijk, overheden bouwen geen woningen, maar, voorzitter, wij moeten niet in een situatie komen dat we er genoegen mee nemen dat de markt zijn werk niet doet. Voor ouderen en sta rters moet er iets gebeuren. In het NRC van 26 augustus kwam ik een kaartje tegen, waarop met rood is aangegeven bij welke gemeenten er sprake is van een negatief saldo als het gaat om sloop en nieuwbouw. In heel Nederland gaat het om 58 gemeenten waarvan elf in onze provincie. Nu hebben wij wel vaker kaartjes in kranten gezien waarbij veel gemeenten rood gekleurd waren, maar dan ging het meer om politieke verhoudingen en ik denk dat wij daar de rela tie niet willen leggen. In het collegeprogramma hebben wij afgesproken: eerst bouwen dan slopen. Het CDA wil van het College weten in hoeverre daar op dit moment al invulling aan wordt gegeven en met welke resultaten. Gelukkig onderkent het College de zorgen van het CDA ook. Zij kondigt in het ‘koersverhaal’ reeds een aantal concrete maatregelen aan. Graag zouden we van het College vernemen welke resultaten zij hiermee denkt te bereiken en op welke termijn. Het CDA vindt dat naast datgene wat het College va n plan is ook nog eens gekeken moet worden naar andere mogelijkheden. In de stad Groningen is eind vorig jaar nagegaan waar in de stad nog lege plekken zijn waar gebouwd kan worden. Ik meen te weten dat er toen wel gesproken is over meer dan 1000 woningen. Waarom zou de provincie dit niet stimuleren in alle gemeenten in Groningen? Dit kan tot een extra bouwstroom leiden. Op deze manier geef je burgers de mogelijkheid om met woningbouwvoorstellen te komen. Als gemeenten dergelijke woningbouwprojecten ook zie n zitten, moet de provincie met maatwerk dit ondersteunen. Artikel 19-procedures kunnen nog steeds! Gemeenten en provincie moet daar meer gebruik van maken. Hiermee wil het CDA meer verantwoordelijkheid leggen bij de burgers in deze provincie als het gaat om het stimuleren van de woningbouw. Als het gaat om de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven voor Groningen dan moeten wij kijken hoe dat straks ingevuld kan worden binnen de nota Pieken in de Delta, nog even afgezien hoe laatstgenoemde nota er precies uit komt te zien, want wij zijn nog druk bezig om daar nog de nodige invloed op uit te oefenen. Het CDA wil vasthouden aan datgene wat onze doelstellingen zijn binnen Langman/Kompas, maar er komt een moment waarop wij ons moeten afvragen of – gelet op de veranderende omstandigheden – de invulling dezelfde moet zijn als ons in 1998 voor ogen stond. Met Pieken in de Delta wil het Rijk de regio stimuleren door regiospecifieke kansen van nationaal belang te benutten. Daarvoor moet de delta (de basiskwaliteit) wel op orde zijn. Het CDA vindt dat er wel zeker een Rijkstaak ligt als het gaat om het wegwerken van regionale verschillen. Een schoolverlater van het middelbaar beroepsonderwijs in Winschoten moet dezelfde kansen op werk krijgen als iemand in Boxtel. Op dit moment is wat ons betreft het regionaal beleid dat dit kabinet voorstelt, nog niet CDA-proof. Daarom heb ik ook namens het CDA op l september het manifest ondertekend dat naar Den Haag is gegaan. Om diezelfde reden zullen ook leden van mijn fractie op 15 september a.s. meegaan naar Den Haag en tevens waarderen wij en zullen wij steun verlenen aan de actie van de ChristenUnie zoals die hedenochtend hier is opgestart. Voorzitter, het CDA vindt dat er extra aandacht moet komen voor de passages over de Eemsdelta in het Piekendossier. Al eerder pleitte het CDA voor meer samenwerking met de havenactiviteiten aan de overkant van de Eems. Om onze kansen in de Eemsdelta te kunnen verzilveren wordt het nu echt hoog tijd om vorm te geven aan deze samenwerking. Wij moeten laten zien dat de Eemsdelta werk wil maken van haar mogelijkheden de Corridor naar het Oosten te worden. Dit najaar komt het kabinet met een nieuwe havenvisie. Daarnaast zal begin volgend jaar de nota Mobiliteit worden vastgesteld in Den Haag. Beide stukken zullen naar verwachting een beroep doen op de regio’s om te komen tot een duidelijke visie op de positie van logistiek en vervoer.
9
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Die kans moeten we aangrijpen om de positie van onze havens, maar ook van het Rail Service Centrum Groningen en Groningen Airport Eelde te verstevigen. Het CDA vraagt het College om op korte termijn met de directie van het Havenschap en andere partijen te komen tot een werkgroep die dit gaat oppakken. Wat ons betreft zou dit zelfs een internationale werkgroep moeten zijn. Wij vragen het College om nog voor de jaarwisseling de commissie Economie en Mobiliteit te informeren hoe dit kan worden opgepakt. Samen met Duitsland vormen wij straks ook weer een stevige regio als het gaat om gebruik te kunnen maken van structuurfondsen en Interreg-gelden. Europa kiest wél voor regionaal beleid en zeker voor grensoverschrijdend beleid. Dus ook hier weer werk in uitvoering voor dit College. Ga door met de lobby op dit terrein in Brussel en zorg ervoor dat het Rijk zich wel moet committeren aan deze Brusselse beslu iten. Naast een goed sociaal-economisch beleid hoort een welzijnsbeleid waarin mensen om elkaar geven en ook iets aan elkaar willen geven. De afgelopen jaren gaven we ons beleid op het gebied van welzijn, cultuur, sport en gezondheid een regionale invulling waardoor meer burgers hier hun voordeel mee hebben kunnen doen. Het CDA wil hiermee doorgaan. Zowel voor de nieuwe cultuurnota als voor het nieuwe welzijnsbeleid zijn dit voor het CDA belangrijke ijkpunten. In het belang van het welzijn en de gezondheid van onze burgers stelt het CDA de Staten voor om de komende periode in dit beleid te kiezen voor het tegengaan van volksziekte nummer 2, namelijk overgewicht. Via het RIVM-rapport van vorige week werd nog eens bevestigd welke bedreiging dit vormt voor de bevolking. Als provincie hebben we de mogelijkheid om hier in preventieve zin iets aan te doen. Door hieraan samen met vele partijen de komende jaren op allerlei terreinen te werken, moet het mogelijk zijn de cijfers van de provincie Groningen - als het gaat om dit probleem - in positieve zin te beïnvloeden. Op welke terreinen de provincie in preventieve zin een bijdrage kan leveren, heeft het CDA vastgelegd in een startnotitie die ik Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten bij dezen overhandig. Als het gaat om deze volksziekte dan ligt er uiteraard een grote verantwoordelijkheid bij de mensen zelf en de overheid kan hierbij stimulerend optreden. Ik denk dat Statenleden daarin een goed voorbeeld kunnen geven. Ik heb begrepen dat de gedeputeerde de ‘4-mijl’ gaat lopen en ik zal mij daar graag bij aansluiten. Voorts is onze fractiegenoot Arnold van Dam is begonnen met de stappenteller aan zijn broekriem vast te maken zodat hij per dag kan zien of hij voldoende in beweging is. Alle statenfracties krijgen van de CDA-fractie één stappenteller uitgereikt, zodat zij binnen hun fractie eens kunnen bekijken hoe dit werkt en of dat iets voor hen is. Daarmee kunnen zij de discussie over de Startnotitie van het CDA in de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid beginnen. Hierbij overhandig ik de heer Boertjens de stappenteller, zodat hij daarna zijn vraag kan stellen. De heer BOERTJENS: Voorzitter, dit is een mooie stap voorwaarts. Echter, wat ik mij naar aanleiding van de heer Hollenga afvraag is het volgende. Wij kunnen het straks vinden met elkaar, maar hoe zorgen wij dat dit idee van meer bewegen en de strijd tegen overgewicht – die ik uiteraard onderschrijf – terechtkomt in onze steden, dorpen en op het platteland. De heer HOLLENGA: Daar heb ik net twee voorbeelden van gegeven, namelijk via het provinciaal beleid. Leest u de notitie over de mogelijkheden de komende dagen even rustig na. En door zelf het goede voorbeeld te geven en dit ook via alle mogelijke manieren uit te dragen. Mevrouw SMIT: Ik wilde aan de heer Hollenga meegeven dat in de welzijnscommissie het plan over meer sport op school al loopt en dat als je vroeg begint, je toch mag aannemen dat het ook later wel goed zal gaan. Er zijn dus al dingen die op dit terrein gebeuren. De heer HOLLENGA: In de notitie wordt gerefereerd aan het reeds ingezette beleid van de provincie en gepleit wordt om daarmee door te gaan.
10
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer ZANEN: Voorzitter. In Oost-Europese landen is dit ook al eerder ontdekt, namelijk dat bewegen goed is voor het lichaam. In China wordt er op zeer grootschalige wijze elke ochtend vóór het werk aandacht aan gegeven. Misschien is dit een suggestie voor de heer Boertjens. De heer BOERTJENS: Het begint nu een beetje hilarisch te worden. Ik vind dat allemaal prachtige en goede initiatieven, maar als ik hoor dat gisteren Galmgroepen (Groninger Actief Leven Model) voor een dichte deur komen te staan in Groningen, omdat de zalen niet besproken zijn en de docenten niet afgehuurd kunnen worden, dan denk ik dat wij helemaal niet naar Oost-Europa hoeven te gaan, maar dat wij dicht in de buurt kunnen kijken of hier niets opgelost moet worden. De heer HOLLENGA: Voorzitter, als het gaat om de sterke punten van Groningen dan moeten we ook zeker kijken naar de kansen die de stad Groningen te bieden heeft. Op het gebied van cultuur he bben wij in Groningen verspreid over het jaar een aantal belangrijke culturele evenementen, zoals Noorde rzon, Noorderlicht, Noorderslag, Eurosonic, enz. Daarnaast speelt het Groninger Museum zowel nationaal als internationaal een sterke rol in de Groningen Promotion. Het collegeprogramma spreekt over het verste rken van de Stad Groningen als culturele hoofdstad van Noord-Nederland. Het CDA stelt voor om hierin nog een stap verder te gaan. Tot voor kort werden er binnen de Europese Unie jaarlijks enkele steden aangewezen als Culturele Hoofdstad van Europa. De laatste keer dat een Nederlandse stad daarbij was, was Rotterdam in 2001. Nu wordt er echter nog maar één stad per jaar in Europa aangewezen als Culturele Hoofdstad van Europa. Wij zijn inmiddels met 25 lidstaten, dus u weet dat het lang kan duren voordat je aan de beurt bent. Als we kijken naar de verdeling over de verschillende landen dan blijkt dat pas in 2018 er weer een stad in Nederland in aanmerking kan komen als Culturele Hoofdstad van Europa. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als Groningen dat kan worden. Daar moeten wij nu aan gaan werken. Als opmaat daar naartoe stelt het CDA voor om in overleg met de andere provincies en het Rijk te komen tot een jaarlijkse aanwijzing van een Culturele Hoofdstad van Nederland. Groningen zou dan het spits kunnen afbijten in bijvoorbeeld 2006 of 2007. Met de provinciale budgetten voor midden- en grote evenementen kan de provincie dit stimuleren en ondersteunen. De heer HILVERTS: Het CDA heeft het over de stad Groningen, maar ik ben dan benieuwd wat zij dan met de Ommelanden voor heeft met cultuur. De heer HOLLENGA: Wij hebben gedurende de afgelopen jaren een aantal grote evenementen in de Stad gehad. Ik noem de Giro en toen hebben wij veel activiteiten laten uitspreiden over het Ommeland. Als je iets doet in de stad Groningen is het Ommeland daarbij betrokken. Stad en Ommeland zijn één. De heer HILVERTS: Het ging toch om de Culturele Hoofdstad en nu spreekt u over sportevenementen. De heer HOLLENGA: Op het moment dat Groningen als culturele stad wordt gepromoot, heeft dat zijn uitstraling en dan kunnen activiteiten, gekoppeld aan het landelijk gebied, daarbij worden betrokken. Tot slot, voorzitter. De voorliggende begroting geeft het CDA geen aanleiding om daar heel veel woorden aan te besteden. In de Commissie zal er op een aantal punten nog aandacht aan worden geschonken. Dat heeft ook te maken met het feit dat de invulling van deze begroting voor een groot deel is bepaald door de besluitvorming bij de Voorjaarsnota. Het College pleit ervoor om de algemene beschouwingen blijvend te laten plaatsvinden bij de presentatie van de Programmabegroting. De discussie binnen de CDA-fractie heeft toch tot een andere conclusie geleid. Wij voelen er erg veel voor de Algemene Beschouwingen voortaan te koppelen aan de Voorjaarsnota en wij zouden graag reactie van andere partijen horen. Het College heeft de toon gezet door hard aan de slag te gaan.
11
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Zij worden daarbij ondersteund door een ambtelijke dienst die daarvoor waardering verdient. Maar ook dank aan de griffie en de huishoudelijke dienst die het afgelopen jaar het werk van ons als Provinciale Staten op alle mogelijke manieren heeft ondersteund. Echter, de dynamiek en daadkracht in onze provincie wordt niet alléén bepaald door de politiek. Vooruitgang zit hem óók en vooral in de daadkracht van de burgers. Als CDA appelleren wij daarom ook aan de verantwoordelijkheid van alle burgers om ieder op haar of zijn manier een bijdrage te leveren. Dit is ook één van de uitgangspunten uit het collegeprogramma. Ik citeer: “Wie kunnen ons beter vertellen wat zij nodig hebben om prettig te kunnen wonen, werken en leven in hun provincie dan de inwoners zelf?” Late n we daar ook het komende jaar weer volop de ruimte aan geven. De VOORZITTER: Dank u wel. Ik heb net vastgesteld dat de Startnotitie in omloop is gegaan. Ik neem aan dat die nu is ingediend en als statenstuk kan dienen, zodat ik later voorstellen kan doen voor de behandeling. Het woord is aan de heer Boertjens. De heer BOERTJENS: Geacht college, geachte leden van de Provinciale Staten. Hoewel het economisch tij zich langzaam iets ten goede lijkt te keren, is er op zich nog geen hoop op blijvend herstel. De tijd dat de bomen tot in de hemel groeiden, is allang voorbij en de gevolgen hiervan worden nu ook in onze provincie steeds meer voelbaar. Dat het College er toch weer in geslaagd is om tot een sluitende begroting te komen, verdient wat ons betreft een compliment. Wij steunen die begroting dan ook op hoofdlijnen. Maar dat dit alleen mogelijk bleek door een structurele verzwaring van de lasten voor de burger, in de vorm van een opcentenverhoging, moeten wij niet vergeten. De VVD -fractie was en is hier niet blij mee en dat hebben wij ook tijdens de voorjaarsnota duidelijk gemaakt. Bij het besteden van die extra inkomsten voor de cofinanciering in het kader van Kompas moet de nadruk liggen op werkgelegenheid. En dat geldt ook bij de verdeling van het laatste Kompasgeld in deze periode. De VVD-fractie vindt dat dit geld ingezet moet worden in die provincie die de allerbeste projecten heeft op basis van objectieve standaarden. De heer MOORLAG: Voorzitter. Neemt de heer Boertjens het einde van de Kompasprogramma’s als vaststaand feit aan? Als hij spreekt over de verdeling van de laatste middelen? De heer BOERTJENS: Ik heb het over deze periode tot 2006. Ik heb het niet over het Kompas in zijn algemeenheid, maar over de huidige periode die loopt tot 2006. De bedragen die daarvoor zijn gereserveerd zijn ook eindig en mijn stelling is dat nu waar de bedragen beperkt zijn, wij niet moeten gaan zeggen dat iedere provincie voor de verdeling van het resterende bedrag dan maar recht heeft op éénderde van dat bedrag. Kijk dan vooral naar die projecten die het meeste toevoegen aan de groei en de werkgelegenheid in het gehele noorden. Bekijk dat noordelijk breed. De heer MOORLAG: In mijn ogen is Kompas in 2006 niet eindig en is er slechts sprake van een knip geweest in verband met de discussie over de Europese structuurfondsen. In mijn ogen is het beter om te spreken over voortzetting van het programma tot 2010 en dat eindigheid voor die tijd niet aan de orde is. De heer BOERTJENS: U hebt daar in uw eerste termijn een uitgebreid en doortimmerd betoog over gehouden. Daar hoeft u wat mij betreft niets aan toe te voegen. Dus het gaat erom de Kompas-gelden niet gewoon verdelen over de drie betrokken provincies, maar om het zorgvuldig en objectief bekijken wat de beste ideeën en de beste initiatieven zijn. Natuurlijk gaat het ons vooral om de werkgelegenheid en laten wij dan zorgen dat geïnvesteerd wordt in de beste projecten.
12
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Voorzitter, de Groninger automobilist verdient waar voor zijn belastinggeld en krijgt dat naar de mening van de VVD-fractie niet voldoende. De investeringen in infrastructuur zijn te mager en dat vinden wij jammer. Zo worden weliswaar het Hoendieptracé en de Friesestraatweg aangepakt, naast enkele kle inere projecten, maar een groot project als de verdubbeling van de N33 is nog altijd in de overlegfase. Laten wij hopen dat er binnenkort daadwerkelijk een schop in de grond gaat. Nog niet zo lang geleden werden wij opgeschrikt door ferme taal van gedeputeerde Calon aan het adres van onze minister van Financiën. Er zouden ‘ernstige vertragingen’ dreigen bij onder meer de ontwikkeling van Meerstad, omdat Zalm de provincies en gemeenten ‘verbiedt’ om schulden te maken in de vorm van leningen voor grondaankopen. De boetes die hierop staan zouden, ik citeer de heer Calon: “voor lief worden genomen.” Enige navraag levert ons een heel ander beeld op. Kort gezegd komt het erop neer dat ook provincies en gemeenten hun bijdrage moeten leveren aan het terugdringen van het nationale begrotingstekort, door bijvoorbeeld voor de waterbergingsgebieden een leaseconstructie in het leven te roepen, iets waar wij als VVD-fractie al veel eerder voor hebben gepleit. Het einde van het gemeentelijk grondbedrijf blijkt te slaan op een advies om activiteiten van die grondbedrijven onder te brengen in PPSconstructies. Wij verzoeken de gedeputeerde zorgvuldiger te zijn in zijn communicatie en de zaken niet ernstiger voor te doen dan zij zijn en zeker niet in een tijd waarin de verhouding tussen dit College met Den Haag niet opperbest is. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik krijg de indruk dat zo’n leaseconstructie toch slechts een optische constructie is die verhult dat er sprake is van uitgaven van publieke middelen. Wat draagt dat in concreto bij? De heer BOERTJENS: Dat draagt ertoe bij – en dat lijkt slechts een optische constructie – dat je minder meetelt in het begrotingstekort. De heer MOORLAG: Voorzitter, dat doet mij denken aan die reclamespotjes van aanbieders van lenen en spaarproducten. De heer BOERTJENS: U leidt in feite de discussie af van het punt waarover ik ben begonnen en dat is dat wij naar onze opvatting niet hierover moeten gaan debatteren via de krant. Ik denk dat u dat punt ook al in eerste termijn heeft ondersteund, maar dat wij hierover in de Staten moeten praten en dat niet over onze hoofden discussie wordt gevoerd, maar dat wij dit zelf doen. Als ik vind dat de heer Calon via de media een minister Zalm aanpakt, dan denk ik dat hij wel goed gedocumenteerd moet zijn. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, bij de suggestie van de heer Boertjens over de leaseconstructie vraag ik hem of hij bekend is met de gang van zaken rond de zogenaamde crossborder leaseconstructies die een paar jaar geleden in discussie zijn geweest tussen lagere overheden en het ministerie van Binnenlandse Zaken. De heer BOERTJENS: Het antwoord is ja. Wij hebben ons daarin verdiept, meneer Calon. Wij hebben de IJsland-constructies bekeken en de Malta-constructies. Er zijn inderdaad goede en slechte constructies. Voorzitter, ik sprak over de moeizame verhouding tussen ons College en Den Haag en die blijkt ook uit de discussie rondom het boren in onze geliefde Waddenzee. De regering heeft de investering van 800 miljoen euro nu al teruggeschroefd naar 500 miljoen euro. Meijer had 800 miljoen euro voorgesteld, maar uiteindelijk zitten wij nu op 500 miljoen en naar onze opvatting is dit voor een groot deel te wijten aan de halsstarrige opstelling van dit college, gesteund door de gehele Staten met uitzondering van de VVD en die opstelling heeft ons, naar onze opvatting, alleen maar nadeel opgeleverd.
13
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Zoals de minister van BZK ons onlangs zei: “Het gaat op dit moment over u, maar zonder u.” Overigens is het College van onze buurprovincie Friesland verstandiger geworden in deze kwestie en heeft haar opvattingen bijgesteld. Wij zijn en blijven natuurlijk geïnteresseerd in de opstelling van het CDA. Voor de zomerperiode had de CDA-fractie de resultaten van het aanvullend wetenschappelijk onderzoek nog niet gelezen. Ik neem aan nu wel. Onze vraag is of daarmee aan de verlangens van die fractie is voldaan en of zij nu hetzelfde standpunt in kunnen nemen als haar Tweede Kamerfractie, namelijk dat gaswinning niet schadelijk hoeft te zijn. Een andere vraag is natuurlijk hoe zo’n standpunt past binnen de collegeverhoudingen. De heer VAN ZUIJLEN: Ik wilde een vraag stellen over het verband dat de heer Boertjens legt tussen de houding van deze Staten en het College enerzijds en het bedrag dat het Rijk beschikbaar zou willen stellen voor investeringen in de Waddenzee anderzijds. Begrijp ik goed dat u stelt dat doordat Groningen zich verzet, het investeringsbedrag terugloopt? Bestaat daar een direct verband tussen? De heer BOERTJENS: Ja, die mening is mijn fractie toegedaan. Over de opstelling vanuit Groningen via de Staten alsmede via het College worden dagelijks signalen afgegeven en ik verwijs daarvoor naar een recent interview van gedeputeerde Gerritsen in de Turntable* in de trant van ‘wij zetten de hakken in het zand en met ons valt niet te praten’. Op het moment dat je zegt dat je dat niet wilt en er niet over wilt praten, kom je in een heel slechte onderhandelingspositie en is het inderdaad zoals minister Remkes zei, dat nu gepraat wordt over u, maar zonder u. Dat boren onder de Waddenzee gaat toch wel door, maar dan zonder de provincie Groningen als onderhandelingspartner. De heer VAN ZUIJLEN: Dus ons jawoord is in de ogen van de VVD 300 miljoen euro waard? De heer BOERTJENS: Als je zegt dat er met ons te spreken valt, dan kun je ook voorwaarden aangeven waaronder het zou moeten gebeuren. Je kunt ook zeggen wat de compensaties op dat punt zijn en wat daar tegenover moet staan. Onze stelling is dat doordat de provincie Groningen met uitzondering van de VVDfractie steeds maar de hakken in het zand blijft zetten, wij daardoor geen onderhandelingspartner zijn en dat wij met een kluitje in het riet worden gestuurd. De heer HEMMES: Voorzitter, u weet dat mijn fractie dit kabinet zware verwijten heeft gemaakt, maar wat de heer Boertjens nu naar voren brengt, riekt naar een soort chantagepraktijken vanuit Den Haag. Dat zou toch zeer kwalijk zijn, meneer Boertjens. Ik denk dat ook uw partijgenoten in Den Haag niet blij zijn met deze uitspraken. Als het echter wel waar is, is dat diep treurig. De heer BOERTJENS: Met mijn partijgenoten in Den Haag kan ik mijzelf wel redden, mijneer Hemmes, daar hoeft u mij niet op te wijzen. Als u het heeft over chantagepraktijken denk ik dat u heel ver buiten de normale manier van onderhandelen en omgang met elkaar zit. Dit is geen chantage. Je ziet hoe de lijnen nu gaan en je weet – en daar hoeven wij elkaar niets over wijs te maken – dat het boren onder de Waddenzee doorgaat. Ik zou zeggen dat iedereen zijn blinddoek moet afdoen en eraan mee moet werken dat dat boren geschiedt onder de compensaties waar wij als provincie Groningen mee gebaat zijn. Steek je kop niet in het zand! De heer HEMMES: Voorzitter, de heer Boertjens zegt het veel netter dan ik het doe, maar in feite zegt hij precies hetzelfde. Chantagepraktijken! Ik neem die woorden niet terug.
14
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer MOORLAG: Ik heb niet de behoefte om woorden als chantagepraktijken te gebruiken, maar de heer Boertjens zegt hier nogal wat. Waar het kort en goed op neerkomt is dat hij zegt dat het kabinet alleen maar jaknikkers beloont. De heer BOERTJENS: Gelukkig heeft men dat in Friesland en Noord-Holland wel gezien en ook in de Tweede Kamer heeft men dat gezien. Men ziet dat nu heel breed en ik vind dat dit niet een kwestie is van jaknikken, maar dat de provincie Groningen, in casu het College van GS en de Provinciale Staten exclusief de VVD, zich buiten de discussie opstelt. De heer MOORLAG: Dat kan zo zijn voorzitter, maar mijn punt was dat hier de suggestie wordt gewekt – en dat beluister ik nog steeds – dat het kabinet jaknik kers beloont. Het tweede punt is dat daar waar de heer Boertjens zegt dat het College van Friesland is omgedraaid, dit slechts voor een deel van het College geldt. De heer BOERTJENS: Kennelijk lezen wij verschillende kranten. Mevrouw BOS: Ik wilde tegen de heer Boertjens zeggen dat wij elkaar over een bepaalde tijd wel weer spreken en dat u er dan met hangende pootjes bijstaat. De heer BOERTJENS: Voorzitter, nu ook de Langman-investeringen – ik zeg investeringen omdat de term ‘steun’ een negatieve lading heeft en wat dat betreft betreur ik ook dat op die ansichtkaart de term ‘steun’ wordt gebruikt, want dat suggereert dat wij ons afhankelijk opstellen - op de tocht staan na 2006, moet het College zich constructiever en positiever opstellen tegenover Den Haag. U kunt ervan uitgaan dat de VVD in het Noorden alles op alles zal zetten om de regering aan eerder gemaakte afspraken te houden, maar wij verwachten wel van het College een andere houding naar buiten toe dan bovenstaand relaas laat zien. U zit niet op de oppositiebanken in Den Haag, maar u bestuurt onze provincie. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, ik wil de heer Boertjens vragen of hij vorige week woensdag aanwezig is geweest bij de bijeenkomst in de Martiniplaza, want ik heb daar allesbehalve een negatieve houding en uitstraling gehoord. Ik vraag mij dan ook af waarop de heer Boertjens dat baseert. De heer BOERTJENS: Ik baseer hetgeen ik gezegd heb op de houding van het College – ik ben mijn betoog begonnen met de opvatting van de heer Calon versus de heer Zalm en daarna heb ik gerefereerd aan de discussie over gasboring onder de Waddenzee – die niet erg positief en constructief ove rkomt. Dat bedoel ik. Voorzitter, werkgelegenheid moet het sleutelwoord zijn in onze provincie waar de partic ipatiegraad onder het landelijk gemiddelde ligt. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, ik wil terugkomen op het punt dat de heer Moorlag aanhaalde. U zegt dus in feite dat wij bezig zijn om de discussie om de Langman-gelden te verliezen omdat wij ons niet conformeren aan alles wat in Den Haag wordt geroepen? De heer BOERTJENS: Nee, want dat is te kort door de bocht. Ik denk dat een wat diplomatiekere houding meer resultaat zou kunnen bieden. De heer VAN ZUIJLEN: Diplomatie uit Den Haag, bedoelt u dan waarschijnlijk.
15
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer BOERTJENS: Nee, ik heb het hier over de provincie Groningen. Voorzitter, werkgelegenheid moet het sleutelwoord zijn in onze provincie waar de participatiegraad onder het landelijk gemiddelde ligt. Het College heeft recentelijk het BOA ontmanteld. Is het College van plan om hiervoor een andere vorm van arbeidsmarktbeleid in het leven te roepen? Wij zijn benieuwd naar de resultaten daarvan! Voorzitter, op het gebied van de jeugdzorg hebben de Staten dit voorjaar besloten extra geld in te zetten om de wachtlijsten te verminderen. Ook de preventie van problemen met de jeugd heeft onze hoge prioriteit. Bij een bezoek aan het Leger des Heils bleek ons dat voor het preventieproject “Team voor de Toekomst” waarin gezinsproblemen integraal worden aangepakt ook lange wachtlijsten zijn. In dit soort projecten kan samenwerking met woningbouwverenigingen en gemeenten de wachtlijsten doen slinken. Ten aanzien van de crisisopvang van jongeren in de jeugdgevangenis heeft mijn fractie zich uitgesproken voor een gezamenlijke opvang door de drie noordelijke provincies. Samen met de geestelijke gezondheidszorg en jeugdzorg moet zo snel mogelijk specifieke opvang worden gerealiseerd. Wij zijn inmiddels zeven maanden verder. Wat onze fractie betreft kan een ontwikkelingsproject om tot die opvang te komen uit het Stimuleringfonds Zorg gefinancierd worden. Bij de beleidskeuzes voor cultureel Groningen dit najaar gaan we een interessante tijd tegemoet. Samenwerken, netwerken en elkaar inspireren is hierbij het motto. De VVD staat echter kritisch ten opzichte van de voorgestelde beleidskeuzes. Het is zaak dat we geen bestaande waardevolle culturele inste llingen kopje onder laten gaan, terwijl we een kunstintendant gaan financieren die nieuwe initiatieven moet opduiken. Alleen het woord ‘kunstintendant’ stuit ons al tegen de borst, een soort hofmaarschalk die zijn/haar oor -vaak letterlijk- te luisteren moet leggen. Onze fractie is wel een groot voorstander van ontmoetingsplaatsen voor culturele instellingen en initiatieven. Ook een virtuele ontmoetingsplaats, zoals het door ons reeds geopperde www.cultuurplaats.nl of www.cultuurplein.nl is zeer belangrijk. Tijdens de hoorzitting van de commissie Cultuur bleek hoe vaak men niet van elkaars bestaan afweet. Zoals er Groninger ondernemersdagen zijn, zouden er in de provincie ook Groninger cultuurdagen moeten komen. Voorzitter, wij hebben begrepen dat er op dit moment twee depots zijn gepland voor de opslag van openbaar kunstbezit: van de provincie Groningen in Hoogkerk en van de provincie Drenthe in Roden. Wij vragen ons af of het nu nodig is dat twee provincies op een steenworp afstand van elkaar hun kunst gaan opslaan en vragen ons tevens af of er nog een brug te slaan is tussen deze plannen. Het kan toch niet zo zijn dat overheidsgeld wordt uitgegeven voor ambities die niet efficië nt worden ingevuld. Voorzitter, vervolgens enkele opmerkingen over het dualisme en de bestuurscultuur. Het dualisme heeft er naar de mening van de VVD -fractie toe geleid dat wij – en ik spreek dus nu namens mijn eigen fractie - nog meer tijd op het Provinciehuis doorbrengen. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest. Wij, als Staten, moeten efficiënter met onze vergadertijd omgaan. Binnenkort kunt u op dit punt concrete voorstellen van ons verwachten in het Presidium over onder andere spreektijd en natuurlijk ook meneer Moorlag, over zelfdiscipline. Of wij nu willen afslanken of minder vergaderen, het heeft allemaal met zelfdiscipline te maken. Wat dat betreft heb ik mijn fractie niet in een uitzonderingspositie geplaatst. Het is niet zo, zoals u stelt, dat als wij onze hond uitlaten, wij de andere kant uitkijken. Ik heb in het interview ook gezegd dat wij het ons ook zelf moeten aanrekenen. Wij dienen beknopter te zijn, duidelijker en helde rder, en uitgebreide herhalingen van zetten van hetgeen in de commissies reeds is gezegd, dienen te worden vermeden. Wij zullen een set concrete voorstellen maken en die in het Presidium aan de orde stellen. De heer HAVINGA: Dan had de heer Boertjens vandaag kunnen beginnen met het stellen van een voorbeeld.
16
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer BOERTJENS: Ja, dat had gekund, maar dan was mijn betoog weer langer geworden. Als ik hier een verhaal zou gaan moeten houden over vergadertijd en dergelijke, zouden wij hier wel erg technisch bezig zijn. De heer HOLLENGA: Voorzitter, nu herhaalt de heer Boertjens het enige voorbeeld dat hij tot nu toe heeft genoemd. Noemt u eens twee voorbeelden waarmee u gaat komen, want u heeft zwaar aangezet dat het anders moet. Een spreektijdregeling is al verscheidene malen in het Presidium besproken. De heer BOERTJENS: Ik heb daarnet nog toegevoegd dat wij hetgeen in commissies al uitgebreid aan de orde is geweest, niet in de Staten moeten gaan herhalen. Ik zou nog met andere voorbeelden kunnen komen. Wij praten hier vaak over de Haagse politiek. Ik zou zeggen dat ze dat maar in Den Haag moeten doen. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter. Allereerst heeft u zelf zojuist een heel verhaal gehouden over hoe wij naar Den Haag toe moeten opereren. Dat de Haagse politiek ook in deze provinciezaal thuis hoort, lijkt mij een heel logische zaak. Tot op heden bent u slechts gekomen met een spreektijdregeling. Volgens mij heeft een spreektijdregeling nog nooit kwaliteit in de Statenzaal gebracht, het gaat daarbij slechts om kwantiteit. Wij zijn hier aanwezig om een politiek inhoudelijk en kwalitatief debat te voeren. De ene keer zal dat wat langer duren en de andere keer wat korter. Die discussie zou ik graag met zijn allen in de openbaarheid willen voeren en niet achter gesloten deuren in het Presidium. De heer BOERTJENS: Ja, maar dan duiken wij nu meteen in de techniek van een spreektijdregeling. Ik ben begonnen met het voorstel om algemene afspraken te maken waar wij hopelijk met de nodige zelfdiscipline een heel eind mee kunnen komen. Als dat niet lukt denk ik dat het onvermijdelijk is dat wij een aantal concrete regels gaan ontwikkelen, want – en dat is mijn punt – wij zitten als Statenleden teveel in deze Statenzaal. Op een mooie dag als vandaag is het prachtig dat er nog wat mensen op de publieke tribune zitten, maar heel veel van wat hier gebeurt, is weliswaar voor de burgers van belang, maar speelt zich op grote afstand af en wat wij willen is dat wij de burgers meer bij de politiek betrekken en dat doen wij niet hier, maar wij moeten er op uit. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Met dat laatste ben ik het van harte eens en daar zal ik zodadelijk ook een voorstel voor formuleren. Waar het volgens mij om gaat is dat de kwaliteit niet gewaarborgd is met een spreektijdregeling of iets dergelijks. Het gaat er om dat wij ons werk goed doen en dan denk ik dat wij volwassen genoeg zijn om op eigen wijze de nodige discipline te betrachten. De heer BOERTJENS: Maar …. dat blijkt dus niet zo te zijn. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Volgens mij behoort het tot de verantwoordelijkheden van de Statenleden om die discipline op te brengen en het lijkt mij geen goed idee dat wij regeltjes gaan bedenken over hoe wij ons in de Staten dienen te gedragen. De heer KÖLLER: Voorzitter, de heer Boertjens heeft het nu al ongeveer een kwartier over zelf , zelf en nog eens zelf. Hij weet toch ook zelf wel dat zelfkennis het begin van alle wijsheid is. De heer BOERTJENS: Als ik een leeg Makkummer bord had, zou ik dat erop schilderen.
17
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer KÖLLER: Misschien kunnen wij dat de volgende keer tegemoet zien, zodat wij dat aan de wand kunnen hangen. De heer BOERTJENS: Voorzitter, nog één opmerking over de bestuurlijke verhoudingen in onze provincie. Wij signaleren dat er tussen gemeenten heel veel samenwerkingsverbanden zijn, maar dat die allemaal verschillende varianten zijn en verschillende samenwerkingsverbanden. Op deze manier is er een lappendeken aan samenwerkingsvormen aan het ontstaan. Wij hebben de opvatting dat dit gestroomlijnd moet worden en wat ons betreft zou de provincie daar een regierol in kunnen spelen. Hoe denkt het College daarover? Bedrijvigheid op diverse gebieden moet de mogelijkheid krijgen om zich te ontwikkelen en dient niet te worden gehinderd door overheidsbemoeienis. Dat brengt mij op het POP, het provinciale keurslijf. Mijn fractie heeft er al diverse malen op gehamerd dat het omgevingsplan te strak gehanteerd wordt. Ondernemers en bedrijven worden erdoor in hun mogelijkheden geremd. Wij doen dan ook een dringend beroep op het College en de fracties van PvdA en CDA om, ondanks uw afspraak in het collegeprogramma, het POP toch aan te passen. Ik heb zojuist uit het betoog van de heer Hollenga begrepen dat het CDA daarvoor wel enige ruimte wenst te creëren. De VVD-fractie pleit niet voor een volledige herziening: de principes waarop het POP is gestoeld, zijn wat ons betreft prima en kunnen rekenen op onze steun. Maar binnen deze principes kunnen betere voorwaarden voor economische ontwikkeling worden gerealiseerd. Schep de mogelijkheid voor recreatiewoningen op meerdere loc aties. Maak meer gebruik van de sterke punten van onze provincie: rust en ruimte. Speel in op demografische ontwikkelingen. In het betoog van de heer Moorlag is dit ook naar voren gekomen, maar moge lijk bedoelt hij daar iets anders mee dan ik. Speel in op die ontwikkelingen, op de vergrijzing. Probeer bijvoorbeeld in of bij dorpen seniorenappartementen te realiseren en niet slechts voor de me nsen die er al wonen, maar ook voor mensen van elders die hier naar toe zouden kunnen komen. Denk aan Residence-formules. U zult waarschijnlijk zeggen dat de VVD alleen maar aan het hogere segment in de markt denkt, maar het antwoord luidt dat een dergelijke ontwikkeling van laag tot hoog is in te zetten. Gecombineerd met multifunctionele centra kunnen de seniorencentra bijdragen aan het oplossen van diverse problemen, zoals het toenemend huisartsentekort en de uitdunning van diensten op het platteland. Maak het voor burgers en bedrijven daadwerkelijk mogelijk om te investeren in windenergie. Stop met beweren dat dit mogelijk is, terwijl allerlei regelgeving de partic ipatie praktisch onmogelijk maakt. Binnen het ontwikkelingsgerichte karakter van het POP moeten autonome ontwikkelingen een plaats worden gegeven. Een voorbeeld daarvan is de schaalvergroting in de landbouw en de ruimte voor bouwblokken van bedrijven die door willen groeien, moet niet worden begrensd door die ene hectare die nu is toegestaan. Voorzitter, ik eindig met het College dat stelt “dat het POP in deze collegeperiode niet wordt herzien, tenzij dit (op onderdelen) wettelijk verplicht is”. Ook hier weer: hakken in het zand. Dit lijkt een College zonder elan en zonder vernieuwingsdrang. Een behoudend College. Eigentijdse problemen vereisen eigentijdse oplossingen en geen verwijzingen naar allang vergeelde nota’s en rapporten. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Bos. Mevrouw BOS: Voorzitter, laat me maar meteen met de deur in huis vallen: hoe eerder het kabinet Balkenende valt hoe liever het ons is! Elke keer als je in de krant de nieuwste plannen uit Den Haag leest, denk je: kan het nog erger? Wat betekenen normen en waarden nog als het solidariteitsbeginsel met voeten wordt getreden en de sociale zekerheid in hoog tempo wordt afgebroken? Waarom moet natuurbeheer overgeheveld worden naar particulier natuurbeheer als dit de kwaliteit niet ten goede komt en het op de lange termijn zelfs niet goedkoper is?
18
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Een belangrijk kenmerk van een betrouwbare overheid zou continuïteit moeten zijn, continuïteit van zaken die moeizaam tot stand zijn gekomen en waar met name kwetsbare groepen mensen, natuur en landschap baat bij hebben. Die continuïteit staat onder grote druk. Daarmee heeft de betrouwbaarheid van de ove rheid als partner in de sociaal-economische en ecologische ontwikkeling een grote knauw gekregen. Het niet willen continueren van de Langman-gelden zegt genoeg. Als Statenlid vraag je je af op welke wijze de provincie de tekortkomingen van de rijksoverheid nog enigszins kan opvangen. Het College doet zijn best het collegeprogramma uit te voeren en roeit met de riemen die het heeft. De coalitiepartijen laten zich in de Staten nauwelijks horen en de oppositiepartijen vragen zich wanhopig af hoe ze nog enige invloed uit kunnen oefenen op een door de PvdA gedomineerd machtsblok. Mijn fractie vraagt zich dan ook af: waar zit nog ruimte en welke mogelijkheden laat het College liggen? De Knipselkrant lezende lijkt het soms wel alsof het in de Groninger Staten alleen maar om grote projecten gaat: Blauwe Stad, Magneetzweefbaan, Euroborg, Meerstad, grootschalige glastuinbouw etc. etc. Zelfs de Begrotingskrant lijdt daaronder: grote foto's en relatief weinig tekst, vooral de voorpagina valt daarbij op! Het is waar dat GroenLinks veel van die projecten heeft gesteund, maar voor ons is het belangrijk dat we bij al die grootschaligheid de kleine en kwetsbare zaken niet vergeten. Juist daar valt nog veel te redden en te compenseren. Een paar voorbeelden waarvoor GroenLinks zich sterk maakt: de Vereniging Kleine Dorpen Groningen, Paradox, Benjamin, het Antidiscriminatiebureau, de biologische landbouw, de Milieufederatie Groningen. In de nota Pieken in de Delta, mei 2004, staat dat het kabinet een einde wil maken aan voorkeursbehandeling van het Noorden, onder het motto “Wij moeten ons niet langer met achterstanden bezighouden, maar met kansen”. Vervolgens doet het kabinet net alsof het Kompasbeleid niet op kansen is gericht en schrapt 60 miljoen euro per jaar voor het Noorden. Groenlinks is altijd van mening geweest dat de Langman-gelden onvoldoende waren voor het scheppen van 43.000 extra banen. Het kabinet wijst als rechtvaardiging voor zijn beleid naar een studie van de Stichting Economisch Onderzoek (SEO). Na bestudering blijkt het om een inventariserend literatuuronderzoek te gaan dat ook nog slecht onderbouwd is. Als je er al iets uit zou willen halen dan is het wel de conclusie dat het regionaal-economisch beleid het beste vanuit de regio georganiseerd en geregisseerd kan worden. En dat is juist wat we doen! Dat het Noorden op 15 september eensgezind tegen de kabinetsplannen gaat prote steren in Den Haag is prima. Maar minstens zo belangrijk vinden wij de demonstratie van de vakbeweging en ‘Keer het tij’ tegen het afbraakbeleid van het kabinet Balkenende in Amsterdam op 2 oktober en niet te vergeten de fakkelactie op 22 oktober waarbij het wad symbolisch met brandende fakkels wordt omarmd en beschermd tegen verdere aantasting. Het kabinet wil zich richten op sterke regio’s en ontwikkelingen en dat bevalt ons niet. In het Dagblad van het Noorden lazen wij dat de drie noordelijke gedeputeerden van EZ zich ook vooral willen richten op sterke sectoren. Dat staat trouwens ook in het collegeprogramma. Speerpunten zijn: Energy Valley, Astron/Lofar, Life Sciences, agribusiness en watertechnologie. In technologisch opzicht zijn het ongetwijfeld prachtige projecten en wij zijn er ook niet tegen, maar werkgelegenheid zullen deze projecten pas op de lange termijn geven. Laaggeschoolde werkzoekenden en mensen die hun ID/WIW baan kwijt zijn, hebben er op dit moment niets aan. Waar is de extra aandacht voor het bestaande bedrijfsleven en het MKB? Daar werken de gewone mensen in deze provincie en dat is ook het geval met de zorgsector. En wordt het spreidingsbeleid nog steeds als een kansrijk en effectvol instrument gezien door het college? In de programmabegroting kondigt het College een evaluatie aan van het beleid ten aanzien van de biologische landbouw. En ineens horen we gedeputeerde Bleker voor de radio en op tv verkondigen dat de provincie van plan is te stoppen met het subsidiëren daarvan! Het ging slecht met de biologische landbouw, de resultaten waren onbevredigend en de landbouw moest van de subsidies af, zo luidden zijn uitspraken.
19
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Het voorgenomen besluit te stoppen komt niet overeen met het tot nu toe gevoerde beleid en met het collegeprogramma. Het is waar: de groei van de biologische landbouw stagneert, maar dat is geen reden te stoppen met de ondersteuning. Integendeel, juist nu is het belangrijk om te laten zien waar de provincie voor staat: het stimuleren van de biologische landbouw als voorbeeld van duurzame landbouw die rekening houdt met milieu, natuur, dierenwelzijn en gezondheid van de mens. Afgesproken was dat de provincie eind dit jaar de balans zou opmaken en op basis daarvan besluiten zou nemen. De CDA -gedeputeerde sprak dus voor zijn beurt. Verder heeft het Rijk in het kader van het Kompas geld gereserveerd voor biologische landbouw. Daar staat cofinanciering van de provincie tegenover. Graag zouden wij hierop een reactie van de gedeputeerde horen. Continuïteit is ook in dat opzicht belangrijk. Bovendien willen de provincies Friesland en Drenthe juist wel doorgaan! Wij willen graag een verklaring van de gedeputeerde over deze zaak. Over een lengte van 3,5 km langs de Waddenzeekust is meer dan 400 ha glastuinbouw gepland ten zuiden van de Eemshaven. In het kader van het POP heeft mijn fractie laten weten tegen grootschalige glastuinbouw in de Eemshaven te zijn. Wij zijn voor kleinschalige initiatieven, gebruik makend van het bestaande warmteoverschot van de elektriciteitscentrale. Ook onze groene collega’s over de grens in Emden en Borkum beginnen zich te verzetten tegen het plan. Tot nu toe was er weinig belangste lling van tuinders om zich in de Eemshaven te vestigen en wij zijn zeer benieuwd hoe groot de belangstelling nu is. De heer MAARSINGH: Voorzitter, ik hoor nu al heel lang dat u bijna overal tegen bent. U spreekt over werkgelegenheid en bedrijvigheid en het afbreken daarvan. Waar bent u nu eige nlijk voor? U kunt natuurlijk zeggen dat u voor kleinschaligheid bent, maar dat was het 80 jaar geleden nog, maar dat is het niet meer. Ik kan goed begrijpen dat u van alles zegt over biologische landbouw, maar ook u was nog niet in staat om de burger ervan te overtuigen dat zij dat product moet kopen en er meer voor moet betalen. Waar bent u nou vóór? Mevrouw BOS: Vindt u dan dat wij met de biologische landbouw moeten stoppen, meneer Maarsingh? De heer MAARSINGH: Nee, dat heb ik niet gezegd. Die discus sie voeren wij nog in de commissie. Ik loop daar niet op vooruit. Maar ik vraag u gewoon of u nog ergens vóór bent. Mevrouw BOS: Ik heb net veel zaken genoemd waar wij vóór waren. Moet ik dat herhalen zodat u even kan nagaan waar wij voorstander van zijn? De heer MAARSINGH: Ik zal het even scherp nalezen. Mevrouw BOS: Goed. Ik ga verder. Dat de glastuinbouw werk zal bieden is duidelijk, maar het getal van 1500 mensen vinden wij twijfelachtig. GroenLinks wil het Eemshavengebied natuurlijk ook ontwikkelen, want de noordoostelijke regio van deze provincie staat sociaal-economisch onder druk, maar wij willen dat met enige voorzichtigheid doen, rekening houdend met landschap, met de Waddenzee, met licht, enzovoorts. Dat geldt ook voor de eventuele investeringen in de Beatrixhaven. In ieder geval dient terugkoppeling over de voorwaarden van de investeringen daarin gerealiseerd te worden vanuit het Algemeen Bestuur van Groningen Seaports. Een dermate grote investering vereist een publieke discussie.
20
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Voorzitter, natuurbeleid is een zaak van lange adem en vereist daarom continuïteit van beleid. Die continuïteit wordt door de bezuinigingen van het Rijk niet gewaarborgd. Het Rijk denkt te kunnen bezuinigen door het aandeel particulier natuurbeheer te verhogen. Maar dat is volgens de Raad voor het Landelijk Gebied niet goedkoper dan beheer door terreinbeherende instanties, maar dat heeft wel gevolgen voor de kwaliteit van de natuur. Onderzoek van Alterra laat zien dat door vertraging van de EHS meer dan de helft van de bedreigde soorten van de Rode Lijst en van de Habitat- en Vogelrichtlijn een hoog risico lopen verder achteruit te gaan. Dit dient een reden voor de provincie te zijn om zich te verzetten tegen het landelijke beleid en om zich nog meer in te zetten voor het herstel van de natuur. Dat kan via voorfina nciering zoals nu gebeurt, maar ook door het uitvoeren van de Ecologische Verbindingszones en door de kwaliteit van het beheer van de EHS prioriteit te geven. Er zijn nog meer mogelijkheden. Op de Hoorzitting vorige week naar aanleiding van de nota Actualisatie Natuur- en Landschapsbeleid overheerste vooral grote bezorgdheid. Gewezen werd op het gebrek aan duidelijke natuurdoelen. Daar heeft GroenLinks al meerdere malen op gewezen en op het afbouwen van het soortenbeleid. Mijn fractie is altijd kritisch geweest over het soortenbeleid, maar is na deze hoorzitting ervan overtuigd geraakt dat het in stand gehouden moet worden. Het is ons overigens een raadsel hoe de gedeputeerde er bij komt dat het ministerie van LNV het soortenbeleid wil opheffen. Wij horen en lezen andere berichten. Een opheldering graag. Wij vragen ons trouwens af hoe de PvdA-fractie met het soortenbeleid om wil gaan, gezien het feit dat het CDA en de PvdA samen in het College zitten. Tot slot, een andere mogelijkheid is de nieuwe Wet Ammoniak en Veehouderij die de provincie de ruimte geeft om een eigen beleid te voeren. Waar wij ook nog steeds op wachten is het nieuwe beleid voor de intensieve veehouderij. Wat ons betreft zou het beleid ger icht moeten zijn op het afschaffen van de bio-industrie, want die heeft geen toekomst meer in Nederland, is veel te duur en de maatschappelijke weerstand wordt steeds groter. De heer MAARSINGH: Wat bedoelt u precies met het afschaffen van de bio-industrie . Bedoelt u dat alle kippen en varkens in een hok weg moeten uit het hele land of uit Groningen? Mevrouw BOS: Heeft u wel eens gekeken naar het programma Keuringdienst van Waarden van Wouter Klootwijk? Daar werd laatst de bio-industrie aan de orde gesteld. Wat die kippen moeten ondergaan die in zes weken met 40.000 stuks in een kippenschuur van klein kuikentje tot grote kip worden opgefokt! Daar zijn wij dus op tegen, meneer Maarsingh en dat moet maar eens afgelopen zijn! De heer MAARSINGH: Toch vind ik het nogal wat dat u zomaar zegt dat een sector die economisch zes miljard euro bijdraagt in dit land met alle daarmee gepaard gaande werkgelegenheid, moet ophouden te bestaan ondanks de dierenwelzijneisen die in dit land van kracht zijn en dat het buitenla nd dat dan maar moet overnemen met minder dierenwelzijneisen. Ik vind dat voortdurend gestreefd moet worden naar verbetering, maar met behoud van bedrijvigheid en dat u niet zomaar moet roepen dat die sector opgeheven moet worden. Dat vind ik veel te kort door de bocht. Mevrouw BOS: Voorzitter, ik denk dat ik daar heel duidelijk over geweest ben. Wij vinden het qua dierenwelzijn , gezondheid voor mensen en voor het milieu niet verantwoord. Wij zitten nog met een nitraatrichtlijn waarvoor wij nog een boete krijgen. Er zijn zoveel argumenten … De heer MAARSINGH: Ik denk dat wij als lidstaat voorop lopen in de uitvoering van de regelgeving met betrekking tot de nitraatrichtlijn. Wij hebben daar overigens zelf om gevraagd, maar goed, wij zijn reeds heel ver en wij moeten niet roepen dat wij achter lopen. Wij lopen in Nederland altijd voorop en soms is dat wel eens een groot probleem voor het bedrijfsleven. Het moet ook allemaal kunnen en dat begrijpt u toch ook wel?
21
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Mevrouw BOS: Weet u waarin ik zou willen da t Nederland voorop loopt? In de duurzame, schone landbouw en met name in de biologische landbouw. Ik zou willen dat wij veel meer energie in de ontwikkeling daarvan zouden steken. De VOORZITTER: Ik zou willen voorstellen dat u uw betoog vervolgt, want anders zou ik de heer Maarsingh naast een stappenteller ook een woordenteller moeten aanbieden. Mevrouw BOS: De verrommeling van het Groninger landschap gaat gestaag door en de grenzen tussen stad en platteland vervagen steeds meer. Met de nota Ruimte wordt het alleen maar slechter. Het kabinet gooit de ruimte en leefbaarheid te grabbel. Gemeenten krijgen veel vrijheid en ruimte om te bouwen en dat is volgens ons niet verstandig om het maar eens voorzichtig te zeggen. GroenLinks vindt dat de unieke Groninge r cultuurlandschappen beschermd moeten worden en dat nieuwbouw zoveel mogelijk moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing. Kansarme wijken moeten worden opgeknapt en de automobiliteit beperkt. Samen met een krachtig netwerk van trein en bus, ook op het platteland! Het bericht vandaag over Arriva vonden wij dan ook erg treurig. Daarvan is echter niets terug te vinden in de nota. Het RIVM zegt, ik citeer: “Dit is een nota van gemiste kansen en onaangepakte problemen.” Des te belangrijker wordt de rol van de provincie. Ik wil het even over Middag-Humsterland hebben. Dat het Rijk Middag-Humsterland nu wil aanwijzen als Nationaal Landschap is natuurlijk prima, maar Middag-Humsterland staat ook al jaren op de voorlopige lijst van het cultureel werelderfgoed van de UNESCO. Aan de voordracht voor plaatsing op de officië le lijst moet een goede voorbereiding voorafgaan met alle betrokkenen, Rijk en provincie. Onze vraag is hoe het met die voorbereiding staat en wat doet het College om die plaatsing definitief te maken. Is het College bereid zich hiervoor in te zetten? Zo ja, hoe wil het dit doen? De provincie Groningen en de gemeente Zuidhorn hebben grote plannen met Noordhorn. Er is indertijd veel strijd geweest over de locatie van het verzorgingscentrum ten zuiden van Zuidhorn, vanwege de aantasting van waardevol landschap en weidevogelgebied. Op aandringen van het College is toen een andere locatie gevonden. De vraag is nu hoe dat zit met Noordhorn, waar het landschap minstens zo waardevol is. Noordhorn ligt op de meest noordelijke zandrug van Nederland. Deze landtong ligt niet in het beschermde gebied, maar een brug van 10 meter hoog betekent op die plek een ontze ttende ingreep op het omringende landschap. Veel bewoners van het gebied maken zich daar grote zorgen over. Er zijn alternatieven en wij hebben die al eerder genoemd: een aquaduct of de aanleg van een weg langs het Van Sta rkenborghkanaal. Wij wachten in ieder geval de MER-studie af. Voorts zou mijn fractie heel graag een oplossing zien voor het herstel en de instandhouding van karakteristieke panden die niet op de Monumentenlijst staan. Voorbeeld: boerderijen, de Gele Klap tussen Feerwerd en Ezinge. Kan daar geen fonds voor in het leven worden geroepen? Is het College bereid zich daar eens in te verdiepen? Ik krijg daar zoveel reacties op van burgers. Over de Waddenzee gesproken. In de Staten is al genoeg gezegd over het advies van de Commissie Meijer. De mechanische kokkelvisserij krijgt over een jaar geen nieuwe vergunningen meer, maar gaswinning wordt toegestaan in ruil voor 500 miljoen euro voor natuur (hoe en wat is onduide lijk) en een Waddenacademie. Wij zijn blij met het eenstemmige geluid van de Staten, tot nu toe tenminste, en laten wij dat zo houden. Dat het Friese College overstag is gegaan op basis van het rapport dat in juni j.l. is verschenen is onbegrijpelijk, omdat de inhoud niets toevoegt aan eerder onderzoek. Laat u niet verleiden door mooie beloften, maar haal uw vertegenwoordigers in de Tweede Kamer over om tegen te stemmen! Vergeet niet dat de toetsing aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn nog plaats moet vinden en doe in ieder geval mee met de fakkelactie op 22 oktober!
22
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer BOERTJENS: Voorzitter. Dit lijkt een beetje op het herhalen van dezelfde mantra’s. Ik denk dat dit niet veel oplost. Ik heb veel meer respect voor de opvattingen van de vroegere directeur van de Wa ddenzeevereniging die blij is dat er eens een discussie over plaats vindt en dat argumenten gaan tellen. Mevrouw BOS: U treedt in herhaling, meneer Boertjens, want u heeft dat eerder ook al gezegd. U spreekt over respect, maar heeft u ook respect voor de uitspraken van het Europese Hof? Wij konden vanmorgen in de krant lezen dat vergunningen voor kokkelvisserij niet kunnen worden gegeven, tenzij de kokkelvissers aan kunnen tonen dat hun activiteiten geen schade opleveren. Dat betekent nogal wat voor de toekomst en dat betekent ook nogal wat voor de gaswinning. Ik heb u al gezegd dat wij elkaar later nog wel eens hierover spreken. De heer BOERTJENS: Dit zijn nu van die inhoudelijke discussies die ik graag met mevrouw Bos aanga. Mevrouw BOS: Ja, dat willen wij ook. Ik ga nu verder over Bereikbaar Groningen. Wij willen het deze keer niet over de Magneetzweefbaan hebben. Ons standpunt is bekend en zo te lezen en te horen komen er steeds meer mensen die dit standpunt onderschrijven en Partij van de Arbeid, de Magneetzweefbaan is beslist geen noo dzaak en die komt er echt niet en het is veel verstandiger zich op het Openbaar Vervoer in onze provincie te richten. Daarom is mijn vraag: hoe staat het met de Kolibri? Is die weggevlogen? In de Programmabegroting staat weinig en we horen er nooit meer iets over. Hoe staat het met de voorfinanciering? Wij willen daar graag iets over horen. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik zou mevrouw Bos willen vragen of zij gelezen heeft in de Programmabegroting dat verregaande maatregelen worden getroffen om de transferia in Hoogkerk en Haren nu daadwerkelijk aan te leggen en of zij ervan op de hoogte dat dit een wezenlijk onderdeel is van het Kolibri-project. Mevrouw BOS: Jawel, maar wij horen er verder weinig over. Wij zouden er veel meer over willen horen, ook hoe het met de voorfinanciering staat. Vorig jaar hebben wij toch tijdens de Algemene Beschouwingen met elkaar onderstreept hoe bela ngrijk die voorfinanciering van dergelijke grote projecten is. Dit is maar een heel klein stukje, terwijl er toch veel meer kan gebeuren om de automobiliteit te beperken. De heer MOORLAG: Naar mijn weten hebben wij hier enkele maanden geleden een discussie gevoerd over de voorfinanciering en waartoe die zou worden aangewend. Ik heb in dat kader kennelijk een initiatief van GroenLinks gemist. Mevrouw BOS: Ik zeg alleen dat er in de programmabegroting erg weinig over dit onderwerp staat ve rmeld. Soms zullen wij het inderdaad over wat kleinere projecten hebben, maar wij hadden verwacht dat de inzet veel groter was dan tot nu is gebleken. De heer MOORLAG: Ik wacht de voorstellen van GroenLinks met belangstelling af. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Mevrouw Bos weet toch net zo goed als ik dat Kolibri uit veel kleinschalige projecten bestaat en niet alleen uit de sneltram en dat voor de grootschalige projecten de provincie afhankelijk is van Haagse bijdragen. Mevrouw BOS: Natuurlijk weet ik dat, maar het probleem is dat het niet snel genoeg gaat.
23
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Na de Wet Werk en Bijstand worden wij nu geconfronteerd met nieuwe ellende onder de naam Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Vergist u niet: GroenLinks is al jaren een groot voorvechter van vermaa tschappelijking van de zorg. De WMO zou het eindpunt van de strijd moeten zijn. Maar wat de minister in de aanbieding heeft is vooral een instrument om de kosten te drukken en van recht op zorg (zoals in de oude wet) een gunst te maken. Als je als burger het geluk hebt in een gemeente te wonen die sociaal beleid en welzijn belangrijk vindt, dan kan het best meevallen. Is dat niet het geval, dan is het leed niet te overzien. Wij vrezen dat veel gemeenten niet in staat zijn alles goed te regelen, omdat zij daarvoor te weinig geld krijgen. De PvdA refereerde daar ook al aan. GroenLinks wil dan ook dat de provincie in het kader van het gebiedsgericht beleid gemeenten helpt met een gezamenlijke voorbereiding op de komst van de WMO. Gemeenten kunnen dan per regio afspraken maken over gezamenlijke taken en uitvoering. Dat is efficiënt. Het wiel hoeft niet steeds opnieuw uitgevonden te worden en de uitvoeringskosten worden lager. Bovendien worden de grote verschillen tussen gemeenten kleiner, waardoor het element van willekeur in de wet in elk geval een beetje wordt beperkt. De VOORZITTER: Mevrouw Bos, ik wil u erop wijzen dat u nu 17 minuten van de 20 minuten heeft gebruikt en er komt nog een tweede termijn. U zult dus een keuze moeten maken. Mevrouw BOS: Goed. Wij hebben het plan opgevat - net als in België is gebeurd – om ouderen en gehandicapten de gelegenheid te bieden in daluren voor niets op de lege plaatsen in bussen en treinen te zitten. Verder denken wij dat de provincie een rol als belangenbehartiger van burgers en cliënten moet gaan vervullen, een soort ombudsfunctie, en wij denken zelfs aan een Huis voor de Zorg. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de gedeputeerde daarop. Tot slot willen wij een amendement indienen om het Steunpunt Zorgboerderij in ieder geval in 2005 nog te kunnen continueren. De VOORZITTER: Dan stel ik nu voor om te pauzeren voor de koffie. De vergadering wordt geschorst van 10.55 uur tot 11.15 uur. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. De heer Slager heeft het woord. De heer SLAGER: Voorzitter. De afgelopen jaren - wij hebben het even nageteld - was het vrij gebruikelijk binnen onze fractie om een stuk of twintig onderwerpen te kiezen en daarover onze visie te geven. Enkele daarvan kwamen regelmatig terug, andere hadden te maken met de actualiteit. Dit jaar willen we volstaan met een relatief korte bijdrage met een beperkt aantal onderwerpen waarbij we proberen ons tot enkele hoofdlijnen te beperken. Toen ik dat schreef dacht ik dat ik het gemakkelijk zou redden in 15 minuten, maar dat moet nog blijken. Voorzitter, wij hebben besloten om dit op deze manier te doen om onze College Boertjens een plezier te doen. Wij willen liever niet dat hij voortijdig de vergadering moet verlaten, omdat hij het hier niet langer vol kan houden. Velen van ons zullen tijdens hun leven niet een eigen huis gaan bouwen, maar er een kopen of huren. Toch begrijpt ieder wel wat ik met het volgende bedoel: als je iets boven op de grond wilt bouwen, moet je eerst de andere kant uit en wel naar beneden om een stevig fundament te krijgen. Voor de buitenwereld lijkt het net alsof er niets gebeurt. Toch is deze voorbereidingsfase heel belangrijk voor het eindresultaat. Dan wordt er verder gebouwd en lijkt het soms of het huis er in een paar dagen opeens volledig staat. Maar als er dan afgebouwd moet worden lijkt het weer weken lang alsof er niets aan het huis verandert, terwijl het in werkelijkheid zijn voltooiing nadert. Als je halverwege de bouw stopt en je zet er geen dak op, dan kun je nooit in je huis wonen. Vanaf de weg lijkt het misschien heel wat, maar het is niks, want het wordt er nooit warm en gezellig.
24
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De regen spoelt naar binnen, de wind blaast er dwars doorheen en na een paar jaar is het een bouwval. Alles is voor niets geweest. Dan kan het huis wel voor 80% afgebouwd zijn, maar je hebt er niks aan. Dat beeld kwam bij mij boven bij de gebeurtenissen rond Kompas voor het Noorden of, zoals sommigen liever zeggen, het Langman-akkoord. Soms zie je niets veranderen, het lijkt wel of het geen effect heeft en soms zie je spectaculaire resultaten. Maar … als je halverwege de rit stopt, kom je niet op de plaats van bestemming. Daar weet ook gedeputeerde Musschenga van mee te praten met de bezuin igingen op het Openbaar Vervoer. Ik had geen andere opmerking die zijn portefeuille betreffen, dus heb ik er dit nog maar even tussen gezet. Dan heeft hij ook iets om op te reageren. Voorzitter, als wij halverwege stoppen, dan wordt het half werk en de inspanningen zijn na verloop van tijd waardeloos en er is sprake van we ggegooid geld. Als je naar de resultaten kijkt van de afgelopen jaren dan blijkt dat er veel verbeterd is en dat wij met zijn allen zaken hebben opgestart die lekker beginnen te lopen, dat er een aanzienlijk aantal banen is bijgekomen, dat verschillende projecten konden worden gerealiseerd en dat er dus successen kunnen worden aangetoond. Maar dan komt het er op aan. Dan moet je doorgaan. Doe je dat niet dan zijn alle inspanningen voor niets geweest. Toen invulling moest worden gegeven aan het Langman-akkoord werd steeds gesproken over een periode van 2000 tot op zijn minst 2010. Het gedeelte tot 2006 werd financieel ingevuld, maar wat daarna zou komen, kon ook wel later worden ingevuld. Dan liep het meer in de pas met de Brusselse structuurfondsen was een van de overwegingen. Maar het is van het begin af aan nooit de bedoeling geweest om na 2006 het geheel te beëindigen. Zoiets van: “Wij zien wel of het werkt en als het niet gaat dan kunnen we altijd nog stoppen”. Alsof de rust van een voetbalwedstrijd is ingevoerd om de spelregels nog eens een keer goed te evalueren. Dat was niet de bedoeling. Nu heeft het kabinet Balkenende niet een besluit genomen om het Noorden in de kou te laten staan en alle steun aan het Noorden te beëindigen. Maar aan de andere kant wil het ook geen toezeggingen doen waar het Noorden verder mee kan. Alles hangt af van de komende discussie over de structuurfondsen. Wij willen af van het rondpompen van geld en dus is nog niet duidelijk hoe het er allemaal uit gaat zien en dus kunnen wij nog niets aan het Noorden toezeggen. Dat is zo ongeveer de redenering en die wordt omlijst door andere redeneringen. Even weer terug naar mijn vergelijking met het bouwen van een huis: de fundamenten zijn aanwezig, de muren staan er, de dakspanten liggen klaar op het grasveld, maar als het geld dan op is, zul je nooit in je huis kunnen wonen. Dan kom je tot de vraag: is Nederland dan in twee of drie jaar tijd zo arm geworden dat er geen geld meer is om het bouwwerk te voltooien? Om het structureel grotere aantal werklozen met 43.000 terug te brengen? Hebben we daar dan geen geld meer voor? Als we staatssecretaris Van Gennip mogen geloven - en waarom zouden we dat niet doen? - dan wil het kabinet de gelden evenwichtiger over Nederland verdelen. Want ook in andere delen van het land is geld nodig. Bijvoorbeeld voor de verdere uitbouw van Schiphol of voor de haven van Rotterdam. Een groot deel van de economische activiteiten is geconcentreerd in het Westen van het land. Dat is een realiteit, maar daar is ook de ruimte schaars, de grond duur, de woningmarkt krap en zijn de files het langst, zoals wethouder Koen Schuiling vorige week in het Financieel Dagblad schreef, terwijl in het Noorden grote mogelijkhe den liggen die het waard zijn om te worden uitgebouwd. Voor de ChristenUnie is dit beleid niet acceptabel. Al vorig jaar oktober (bijna een jaar geleden) heeft het ChristenUnie -kamerlid, Arie Slob, een motie ingediend die door een ruime meerderheid in de Tweede Kamer werd aangenomen. Daarin werd de regering opgeroepen om zich in te spannen om ook na 2006 de uitvoering van de Langman-afspraken in financiële zin mogelijk te maken. Daarna zijn vele signalen afgegeven, vanuit het Noorden, door diverse noordelijke kamerleden van de ve rschillende politieke partijen die in de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd, maar ook door veel kamerleden uit andere delen van het land die uitgaan van het principe: een man, een man, een woord, een woord.
25
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Hoe het kabinet daarop gaat reageren is nog steeds onduidelijk, maar erg hoopgevend is het tot heden niet. Wij willen doorgaan op de wijze zoals in de motie -Slob vorig jaar al stond aangegeven. Niet alleen als ChristenUnie, maar als Noord-Nederland. Vandaar ook de website en de briefkaarten-actie die vandaag is gestart. Nadrukkelijk niet om ons als ChristenUnie te profileren (daar hebben we ook wel andere mogelijkheden voor dan een briefkaartenactie), maar om het Noorden te mobiliseren om de burgers van de drie noordelijke provincies die nog niet volledig beseffen wat er gaande is, wakker te schudden. Ik roep iedereen op om ook de handtekening te zetten, of op de briefkaart of via de website, zoals dit vanmorgen vóór deze Statenvergadering ook reeds is gebeurd en dat kan nog steeds. Den Haag moet weten dat een gemaakte afspraak voor ons niet zomaar eenzijdig kan worden opgezegd. Ter afsluiting van dit onderdeel de vraag: waarom besteden we hier zo veel aandacht aan? Wij hebben het toch vandaag over de begroting van 2005? Ja, dat is waar. Maar de fractie van de ChristenUnie is van mening dat als duidelijk is dat er na 2006 geen nadere invulling komt van het Langman-akkoord, wij ons op korte termijn op de gevolgen voor de provinciale begroting moeten beraden. Misschien kunnen we in 2005 nog wel onze plannen uitvoeren, maar voor de jaren daarna zullen wij dan toch moeten bepalen hoe we verder invulling gaan geven aan de zaken die de laatste jaren zijn opgestart. Dat zijn bijvoorbeeld zaken die met behulp van cofinanciering kunnen worden gerealiseerd. In meerjarenperspectief gezien zijn dit zaken die hun schaduw ver vooruit werpen en wij mogen onze ogen niet sluiten voor de consequenties die dit voor onze provinciale begroting kan hebben. Mijn fractie maakt zich zorgen over de woningbouw in onze provincie. En dan gaat het niet alleen over het tempo van het realiseren van woningbouwprojecten en van de herstructureringsopgave. Daar doet zich trouwens naar onze mening wel een zorgelijke ontwikkeling voor. Het tempo van nieuwbouw en herstructurering is veel te laag, en naar de mening van mijn fractie is het geen oplossing om telkens te stellen dat de verantwoordelijke partijen, zoals gemeenten, projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties, niet aan hun opgaven voldoen en dat we hier geen invloed op hebben. Wordt het dan geen tijd om een actieplan op te stellen me t als resultaat een hoger bouwtempo? Alle inspanningen als vliegende brigades zijn goed bedoeld (daar zijn we van overtuigd) en werpen ook hun vruchten af, maar toch gaat het nog niet goed. De inzet van het College heeft naar ons gevoel nog steeds te weinig resultaat. Graag horen wij of het College onze zorg in dezen deelt en of het College ook van mening is dat meer inspanningen op dit punt tot meer resultaat zouden kunnen leiden. Maar zoals gezegd daar ligt niet het zwaartepunt van onze aandacht als het om woningbouw gaat. Het is niet alleen het aantal huizen dat wordt gebouwd, het gaat ook om het type woningen. In het bijzonder om de beschikbaarheid van woningen voor starters op de wonin gmarkt en woningen voor bejaarden. Misschien kan ik beter zeggen woningen voor ouderen of woningen voor senioren. Somm igen zijn sterk in het verzinnen van nieuwe woorden: in dit verband spreekt men tegenwoordig van levensloopbestendig bouwen. In de programmabegroting wordt van dit onderwerp wel melding gemaakt, maar mijn fractie kan hier niet uit opmaken of dit onderwerp grote prioriteit heeft bij het College. Het is al een tijd bekend dat het kopen van een woning voor starters of het verkrijgen van een huurwoning voor dezelfde groep mensen, erg moeilijk is. Met name is de doorstroming in dit type woningen erg laag en dit heeft weer alles te maken met de beschikbaarheid van woningen in een iets duurder segment. Het heeft dus allemaal met elkaar te maken en daardoor is deze problematiek minder eenvoudig dan op het eerste gezic ht lijkt. Waar wij ons veel zorgen over maken is de huisvesting voor ouderen. Ook in Groningen begint de vergrijzing zichtbaar te worden. En als we de prognoses op dit punt mogen geloven zal de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande problematiek de komende jaren alleen maar toenemen. Je krijgt last van concentratieproblemen, zoals zich voordoet bij onze collega Boertjens en je kunt het dan niet meer een hele vergadering volhouden en meer van dat soort klachten kunnen een rol gaan spelen. Bij de groep ouderen is er een grote behoefte om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. In de toekomstige woningbouwplannen zal hier voortdurend aandacht aan moeten worden besteed.
26
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Zij willen ook graag blijven wonen in het dorp of de streek waar ze zijn opgegroeid of al langere tijd hebben gewoond. Als je dan moét verhuizen omdat er geen geschikte woonruimte meer is met voorzieningen die passen bij senioren, is dat geen leuke gebeurtenis. Naar onze mening is het van groot belang dat precies in beeld wordt gebracht wat de wensen en eisen van onze ouder wordende medeburger zijn, om zo adequaat mogelijk te kunnen voldoen aan de behoefte. Zou het College dit verder willen uitwerken? Dit is volgens ons niet een specifiek aandachtspunt voor de komende jaren, maar dit speelt een grote rol op korte termijn. Mijn fractie heeft er behoefte aan om nog iets te zeggen over de financiële situatie in onze provincie. Dat we niet veel ruimte hebben voor nieuw beleid, hadden we samen al geconstateerd bij de Voorjaarsnota. Een aantal plannen zal in de koelkast moeten worden geplaatst, misschien wel in de vrieskist terecht komen of op sterk water worden gezet. Dat is een constatering, maar die is mijn fractie eigenlijk veel te negatief van toonzetting, want we beschikken ook voor 2005 weer over een boekwerk vol met plannen die wél door kunnen gaan met onderwerpen waar wél geld voor beschikbaar is. Als het ons gegeven wordt zal er veel gerealiseerd kunnen worden op een veelheid van gebieden. Misschien dat sommigen de geleverde boekwerken nog weinig toegankelijk vinden, maar wij kregen er zelfs een leeswijzer bij. Wat willen we nog meer?! Bij enkele onderdelen kan nog terecht commentaar worden geleverd, maar wederom merken wij op dat we vooruitgang hebben geboekt. Dat heeft sommigen in dit huis menig zweetdruppeltje en overuurtje gekost en dat mag best even met waardering genoemd worden. Wederom is het College er in geslaagd om een sluitende begroting aan te bieden. Dat klinkt zo gemakkelijk en dat spreekt zo vanzelf. Wij weten eigenlijk nie t beter. Dat daarvoor de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting meer dan gebruikelijk moesten worden verhoogd, kreeg brede steun in de Staten. Mijn fractie heeft daarbij gezegd: voor deze keer akkoord, omdat de noodzaak ervan is aangetoond. Een automatisme om de Motorrijtuigenbela sting mede als sluitpost van de begroting te gebruiken, is voor ons niet acceptabel voor de komende jaren. Als we zien welke beperkende maatregelen het afgelopen weekend door het Rijk zijn opgelegd aan gemeenten met betrekking tot de verhoging van de OZB, dan kan het haast niet uitblijven of wij krijgen als provincie ook met dit soort beperkingen te maken. Bijvoorbeeld dat de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting de komende jaren met niet meer dan 1,5% zal mogen stijgen. Laten we hopen van niet, want in de ogen van mijn fractie zijn het onnodig belemmerende maatregelen die een provincie die zijn verantwoordelijkheid wil dragen, alleen maar tegenwerken. Zoals aangegeven hebben wij ons dit jaar in het aantal onderwerpen beperkt. Ik he b een aantal keren in mijn bijdrage gesproken over het bouwen van huizen. De ChristenUnie -fractie hoopt dat veel van de plannen en voornemens van het College probleemloos gerealiseerd kunnen worden. En dat voortgebouwd mag worden op het fundament dat de afgelopen jaren is gelegd en dat wij als fractie in grote lijnen kunnen steunen. De ChristenUnie -fractie weet zich bij al haar doen en laten afhankelijk van de zegen van onze God in de hemel. In psalm 127 brengt Salomo - een man van uitzonderlijke wijsheid, denk maar aan het Bijbelboek met de Spreuken van Salomo - dat als volgt onder woorden: “Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden er aan, en als de Here de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter”. Wij wensen het complete provinciale bestuur en allen die daarbij, op welke manier ook, betrokken zijn, die zegen toe, ook weer voor het begrotingsjaar 2005. Ik dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Hemmes. De heer HEMMES: Voorzitter. Mijn fractie heeft dit weekend in Vlagtwedde besteed aan het schrijven van de Algemene Beschouwingen, maar soms merk je dat alles weer wordt achterhaald door de berichten van de afgelopen dagen in de pers. Ik zal er een aantal keren op terugkomen. Je kunt nog met een bus in Vlagtwedde komen, maar volgens de laatste geluiden zal dat ook wel binnenkort afgelopen zijn.
27
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Voorzitter, het kabinet ligt op koers. Op ramkoers met de vakbonden en nu ook met de provincies en gemeenten. Het afbraakbeleid neemt nu zulke vormen aan dat het bijna lachwekkend wordt en puur en alleen omdat Zalm die de Europese landen de handen wilde binden met zijn 3%, dit zelf nu ook niet haalt en hij daarom als verwend jongetje stampvoetend alsnog zijn gelijk probeert te halen. Het is te triest voor woorden en het wordt nu toch echt tijd dat dit kabinet verdwijnt. De gevolgen van het beleid zijn dagelijks meer zichtbaar en stemmen ons niet vrolijk. Wat te denken van een beleid waarvan het gevolg is dat mensen in verzorgingstehuizen nog langer in een natte luier moeten blijven liggen. Er is geen goede opvang voor jongeren met problemen. Met het Openbaar Vervoer is het zo slecht gesteld dat het die naam niet waardig is. Er is sprake van totale afbraak van onze sociale voorzieningen en verworvenheden die in één kabinetsperiode worden verkwanseld. En dat allemaal onder het mom van dat wij er economisch zo slecht voor zouden staan. De SP is van mening dat al deze doemdenkerij ons wordt aangepraat. Wat bijvoorbeeld te denken van een recent onderzoek, waarin Nederland een hoog cijfer kreeg voor zijn economie en waaruit blijkt dat wij qua concurrentiekracht op plaats één in Europa staan en op plaats twee in de wereld. Deze cijfers komen uit The Economist, voorzitter. Onze burgers wordt een nationaal minderwaardigheidscomplex aangepraat en dat is nergens voor nodig. Het kabinet gebruikt doembeelden om de sociale verworvenheden af te breken. Als je vaak genoeg herhaalt dat het slecht gaat met Nederland, ga je het ook nog geloven. Nee voorzitter, niet het gebrek aan geld is een bom onder onze beschaving, maar het gebrek aan solidariteit. Premier Balkenende gebruikte dit woord ook in het afgelopen weekend. Er is geen solidariteit in onze samenleving, maar hij gebuikte dat alleen in een andere context. Voorzitter, ook als provincie merken we steeds meer de gevolgen van het Haagse beleid en is er dus ook minder speelruimte voor nieuw beleid. En wat te denken van de dreigementen over het einde van de Kompas-middelen en van Zalm met zijn dreigende boetes. Ik zou haast de suggestie willen doen om net als de gemeente Menterwolde de sleutel van het Provinciehuis in te leveren in Den Haag, maar ik betwijfel of deze stap enige indruk zal maken op de dames en heren die ziende blind en horende doof zijn voor de signalen uit de samenleving. De begrotingskrant biedt ook al weinig verrassingen, met uitzondering van sommige kranige uitspraken van een aantal fractievoorzitters en daar wil ik toch even op ingaan. De PvdA wil tegen de Haagse wind in blazen. Dat is prima, maar haal de SP hier in de Staten dan niet constant de wind uit de zeilen, als wij met goede voorstellen komen. Laten we niet alleen in Den Haag samen optrekken maar ook hier. Het CDA wil hetzelfde werk doen met minder mensen. Of wil men net als de werkgevers mensen langer laten werken voor hetzelfde geld? Hoe sociaal is het CDA nog? En welke taken zouden we dan moeten afstoten? Wij zijn het wel eens met het CDA om de voorzieningen op het platteland te stimuleren en te vernieuwen, maar recente ontwikkelingen laten zien dat het tegendeel helaas gebeurt. En wat betreft de VVD? Ja, het doet zeer dat je niet zo groot meer bent. Maar om nu te stellen dat de grote partijen zich te star op stellen – waar wij het overigens roerend mee eens zijn – is nogal opmerkelijk voor een partij die in de vorige periode precies hetzelfde deed. De heer BOERTJENS: Voorzitter, mag ik daarvan een voorbeeld horen? De heer HEMMES: In de vorige periode zat u in het College en trad u net zo star op als u nu het CDA en de PvdA verwijt. De heer BOERTJENS: Geeft u daar dan eens een voorbeeld van, want anders blijven wij hier in abstracties praten.
28
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer HEMMES: Ook door uw fractie werd het minste en geringste voorstel vanuit de oppositie van GroenLinks en de SP klakkeloos aan de kant geschoven. Daar blijf ik bij. U kunt er de Handelingen over de afgelopen collegeperiode op naslaan. Dhr. Boertjens vindt de Statenvergaderingen dodelijk saai en vindt zijn aanwezigheid niet altijd meer zo zinvol. Mogelijk is hij vergeten dat hij hier is neergezet door de kiezers en dat die toch op zijn minst mogen verwachten dat hij en zijn fractiegenoten zo veel mogelijk aanwezig zijn. Dat het soms saai is, ligt tenslotte niet aan de kiezer, maar aan ons zelf. Als wij het allemaal wat beter zouden doen, hebben we ook geen spreektijdregeling nodig. En meneer Boertjens, stelt u zich voor eens voor: de PvdA als grootste partij met de meeste spreektijd? Dat moet voor u wel een gruwel zijn, terwijl u toch al zo lijdt en ook als Gedeputeerde zo heeft geleden onder het juk van de grootste partij. Wij snappen niet dat u het zo lang in dat College heeft volgehouden. Mogelijk moet u maar eens gaan kijken bij uw Tweede Kamerfractie. Die heeft het namelijk aardig voor elkaar om als kleinere regeringspartij 70% van de agenda te vullen en ook nog uitgevoerd te krijgen, maar of daar nu iedereen zo blij mee moet zijn, dat vraag ik mij af. Voorzitter, ik ga verder met de Begroting 2005. Wij kunnen er niet zoveel meer mee. Heel veel is al vastgelegd bij de Voorjaarsnota. Het is allemaal een beetje mosterd na de maaltijd. Wij voe len dan ook veel voor de suggestie van de PvdA-fractie, die nu ook door de CDA-fractie is gedaan om de Algemene Beschouwingen te houden bij de Voorjaarsnota. Verder staan op de rol een nieuwe cultuurnota en een nieuw welzijnsbeleidsplan waar we ons binnenkort over gaan buigen. Dus kan ik mij beperken tot een paar punten die voor de SP-fractie van wezenlijk belang zijn. Woningbouw. Op zich komen de speerpunten van dit College grotendeels overeen met die van ons. Alleen kun je vraagtekens zetten bij de uitvoering en invulling. Wat bijvoorbeeld te denken van de woningbouw in onze provincie. Het is zo langzamerhand klip en klaar dat het allemaal behoorlijk scheef groeit. Wij waarschuwen daar al jaren voor, eerst als enigen, maar nu is het ook doorgedrongen bij het College. Er moet veel meer gebouwd worden voor bepaalde doelgroepen, jongeren, ouderen en mensen met een krappe beurs. College, ik roep u op: doe daar wat aan! Wij dienen daarom alsnog onze aangehouden motie in. Het is nu of nooit. Daarmee wachten tot het debat over de nota Bouwen en Wonen is alleen maar uitstel en dit duldt geen uitstel meer. Het zijn prachtige ambities van dit College met bijvoorbeeld de Vliegende Brigade, maar wat zijn nu de werkelijke resultaten? Wij zien ze niet. College, laat eens wat van u horen! Jeugdzorg. Wij zijn het van harte eens met het College om extra inzet te plegen met betrekking tot de jeugdzorg. De provincie heeft hierin een belangrijke rol. Zo positief als de provincie inzet op preventie en hulpverlening, zo makkelijk wordt er in diverse gemeenten met het grootste gemak bezuinigd op voorzieningen die voor de ontwikkeling van de jeugd zo belangrijk zijn. Dan noem ik de sportverenigingen – ook goed voor het plan van het CDA tegen dikke kinderen -, bibliotheken, jeugdhonken, speelplaatsen en dit rijtje kunnen we naar believen uitbreiden. De heer HOLLENGA: Het woord kinderen is door mij niet genoemd. Ik heb het over de bevolking gehad. De heer HEMMES: Het begint meestal bij kinderen, meneer Hollenga. Ik zie hen ook bij de sportvereniging. Wij vinden het een taak van de provincie om gemeenten te ondersteunen en ze ervan te overtuigen om niet steeds weer de gemakkelijkste weg te kiezen als het om bezuinigen gaat. De rekening zal namelijk later worden gepresenteerd. Dat hebben we bij de bezuinigingen van de jaren 70 toch al eens meegemaakt? En nu wil minister Donner ook nog eens 10 miljoen euro gaan bezuinigen op de jeugdzorg. Onbegrijpelijk! Naar aanleiding van de grote problemen in de jeugdzorg en om dit voor de Provinciale Staten beter in beeld te brengen, heeft de SP het voorstel gedaan om mensen door middel van een meldweek hun klachten en opmerkingen kenbaar te laten maken.
29
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Dit past ook in het duale stelsel, net als hoorzittingen en werkbezoeken. Hierin bepaalt de commissie haar eigen agenda en ik ben benieuwd wat de commissievergadering die een week is uitgesteld op zal leveren. Voorzitter, nu over de werkgelegenheid. Dat dit kabinet onbetrouwbaar is mogen wij van het CDA niet zeggen. Wij zeggen het wel. Het eenzijdig opzeggen van het Langman-akkoord is maar één voorbeeld. Dus zullen we nog meer de regie in eigen hand moeten nemen. De SP -fractie blijft er op hameren om te kiezen voor de kansen die er wel degelijk liggen. Wij hebben ze hier al vaker genoemd, bijvoorbeeld de verdubbeling van de N33 in plaats van vast te blijven houden aan de utopie van de zweeftrein. Groenlinks wilde er niets meer over zeggen, maar ik moet dat helaas nog wel een keer doen. Ook voor de verdere ontwikkeling van de Eemshaven is de verdubbeling van de N33 bittere noodzaak. Op dit moment zijn er een aantal positieve ontwikkelingen gaande, maar zonder goede bereikbaarheid zal dit niet ten volle kunnen worden benut. Grote problemen heeft de SP fractie met de glastuinbouwpla nnen. Het levert werk op, dat is waar, maar het gaat ten koste van een uniek stuk Groninger landschap. Mensen worden opgeroepen om het Lauwersmeergebied tot het mooiste plekje van Nederland te benoemen. Ook dat zou je te grabbel gooien met de glastuinbouwplannen. De heer HAASKEN: Meneer Hemmes, u zegt dat de voorgenomen glastuinbouw weliswaar werkgelegenheid oplevert, maar dat dit ten koste gaat van een uniek stuk Groninger landschap. Dat laatste valt overigens te betwijfelen en daar kun je met elkaar over in discussie gaan. Waar gaat u nu voor? Zegt u dat u kiest voor de werkgelegenheid of laat u dat andere punt prevaleren? De heer HEMMES: Mijn fractie kiest natuurlijk voor werkgelegenheid, maar het is het ons niet waard om dat landschap op te offeren voor de werkgelegenheid die de plannen voor de glastuinbouw opleveren. Wij kiezen voor extra inspanningen in de Eemshaven zelf … De heer HAASKEN: Maar sommige dingen zijn nu eenmaal niet zo gemakkelijk te sturen, meneer Hemmes. Als er hier nu een mogelijkheid voordoet om vele honderden arbeidsplaatsen te creëren, is er een keuze te maken. Dan nog zegt u dat u voor het Groninger landschap kiest en laat u de werkgelegenheid die verbonden is met de glastuinbouw schieten? De heer HEMMES: De discussie over de glastuinbouw is een heftige discussie, ook in mijn fractie en dat geef ik toe. Natuurlijk is het een dilemma. Wij kiezen ondanks de werkgelegenheid die dit oplevert, toch voor het Groninger landschap. De heer HAASKEN: Degenen die een baan zoeken in deze provincie zullen u dankbaar zijn, meneer Hemmes. De heer HEMMES: Ik ben er zelf één van, voorzitter. Er wordt veel geld voor gereserveerd en de MER doet er waarschijnlijk niet meer toe en de bewoners die daar protesteren zullen wel niet worden gehoord. Voorzitter, dat stuk Groninger landschap is voor ons heel belangrijk. Als de glastuinbouwplannen doorgaan, zullen alleen de teksten van Ede Staal ons eraan herinneren hoe het ooit was. Ik zal een poging doen om een aantal regels uit het lied ‘t Hogelaand voor te dragen: ‘t Is n mooie oavend in maai, ‘n Kou houst doeknekt in ‘t gruinland, Ik heb veur d’eerste moal verkeren, En vuil de vonken van dien haand.
30
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De wilde plannen dij ik haar, Komt sikkom niks meer van terecht, Totdat de nacht van ‘t Hogelaand, ‘n Donker klaid over ons legt, Dat is mien laand, mien Hogelaand … Voorzitter, wij willen dus geen middelen ter beschikking stellen voor de glasbouw. Wij hebben liever dat het geld wordt ingezet voor de verdere ontwikkeling van de vezelhennepteelt en de biologische landbouw. Over de werkgelegenheid heb ik de volgende vraag: hoe staat het met de ontwikkelingen met betrekking tot het werkgelegenheidsplan, het zogenaamde plan Heinen waarover in een vorige statenvergadering een motie van de SP is aangenomen. Graag hoor ik daarover nadere gegevens. Vervoer. Lezers van de begrotingskrant hebben vergeefs gezocht naar het onderwerp Openbaar Vervoer. Het is ook niet uit te leggen dat er in het Openbaar Vervoer steeds verder wordt bezuinigd, terwijl de provincie al haar kaarten inzet op de magneetzweeftrein. Het laatste nieuws dat wij vanochtend gehoord hebben over de komende bezuiniging bij Arriva en nog minder stadsbussen en lijnen, doen het ergste vrezen. In de zogenaamde objectieve informatiekrant van de provinc ie wordt op een, in onze ogen, zeer subjectieve wijze de duidelijke voorkeur van de provincie naar voren gebracht. Dit heeft ons aangespoord om een ander geluid en zienswijze te publiceren. Ook andere organisaties van Milieudefensie tot de Vereniging van Natuurmonumenten sluiten zich bij de zienswijze van de SP aan. Ik heb hier twee exemplaren van een soort tegenkrant. Ik zal een exemplaar overhandigen aan u, voorzitter, en een exe mplaar aan de verantwoordelijke gedeputeerde. Voor alle Statenleden en andere aanwezigen is een exemplaar aanwezig. Voorzitter, zoals u bekend zal zijn wijzen wij de twee snelste en duurste varianten af. Deze twee lijnen staan geheel los van het openbaar vervoer. Het regionale geld dat wij als provincie dan tot onze beschikking he bben, kan worden gebruikt om knelpunten weg te nemen en te investeren in goed Openbaar Vervoer. En wat de SP -fractie betreft, is elke euro die nu nog in de voorbereiding van de MZB wordt gestoken, weggegooid geld. Wij vinden het ongelooflijk dat alle kritische publicaties niet gelezen worden, in elk geval niet tussen de oren terechtkomen. De hoorzitting over de Betuwelijn en de HSL bewijst dat bestuurders zich als pitbulls vastbijten in een idee en dat idee ten koste van alles door willen drukken. En de gevolgen zijn voor de samenleving. Ik roep dan ook namens mijn fractie op: STOP Zweef en HSL! Of stoten wij ons als ezels twee keer aan dezelfde steen? Tot slot, voorzitter, het plattelandsbeleid. De voorzieningen op het platteland hollen achteruit, dit is geen doemdenk-scenario, maar realiteit. Weg bibliotheek, weg bank en pinautomaat, weg winkel, weg kroeg en ook: weg jonge mensen. De totale verschraling van een dorp is dan een feit. Meer multifunctionele gebouwen zijn prima, maar we zien er nog te weinig van verschijnen. Ik las vandaag in de krant dat de mensen in Sellingen ook graag zo’n multifunctioneel gebouw willen hebben, maar dat de gemeente klip en klaar tegen de burgers heeft gezegd geen geld te hebben en dat als de mensen graag zo’n gebouw willen hebben, zij er zelf maar een moeten bouwen. Dat schiet dus niet op. Verder moeten we af van het starre beleid met betrekking tot het bouwen in dorpen. Wij zijn ook geen voorstander van ongebreidelde uitbreiding van dorpen, maar er moeten mogelijkheden komen om in dorpen te bouwen. Het is een manier om het platteland leefbaar te houden. Voorzitter, ik wil afronden. Landelijk vindt de SP dat de maat vol is, er moet een eind komen aan dit afbraakbeleid. Wij vinden niet dat dit College een afbraakbeleid voert, maar de maat is voor ons wel vol wat betreft de prestigeprojecten. Met als meest uitgesproken voorbeeld de MZB. Daar is voor ons de maat wel vol. Vanaf deze plek wil ik namens mijn fractie, onze dank en respect uitspreken voor alle medewerkers in dit huis, voor hun inzet en de zeer prettige samenwerking.
31
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Gräper. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, D66 kiest vandaag voor de positieve lijn. Positief omdat wij geloven in de kracht van Groningen en de kracht van Groningers. Bovendien zijn er genoeg redenen om positief te zijn. De economie lijkt uit het dal te komen. Taallessen Gronings zijn niet aan te slepen en opnieuw had het Gronings Museum een aansprekende tentoonstelling. De bijeenkomst over de Waddenzee en de hoorzitting over cultuur en de toestand van de natuur zijn goed bezocht. Dankzij Kompas zijn we hier in het Noorden 4500 banen rijker en uit recent onderzoek is gebleken dat, hoewel wij qua welvaart nog een achterstand hebben, het welzijnsniveau in Groninge n zeer goed te noemen is. Waar wij ook positief over zijn is de programmabegroting die vandaag voor ons ligt. Deze programmabegroting is voor een niet financieel specialist een verademing. Hij is inzichtelijk en overzichtelijk. Over lang niet alle programma's zijn wij tevreden, maar een eerste belangrijke stap is gezet. En hoewel we een positief verhaal willen houden, is natuurlijk niet alles maar koek en ei. De toestand van de natuur in Groningen is zorgelijk. Het voornemen van het College om de biologische landbouw niet langer te steunen, ondersteunt D66 vooralsnog niet en ervaren wij dan ook als voorbarig. Duurzaam en levensloopbestendig bouwen moet een belangrijkere rol krijgen in de grote bouwprojecten bij ons in de provincie en situaties als in Delfzijl doen het openbaar bestuur geen goed. De nieuwe wet Jeugdzorg biedt goede kansen voor de jeugd, maar gaat het het bureau Jeugdzorg en de Basegroep lukken om daadwerkelijk de wachtlijsten te laten verdwijnen? En wat betekent de uitspraak van de rechter over het aanleggen van Breedband in Appingedam voor de voortgang van onze eigen provinciale ringen? Vergrijzing en de digitale tweedeling lijken nu nog niet echt grote issues, maar wanneer we niets doen, zullen deze in de toekomst grote problemen blijken te zijn. Een aanzienlijk deel van de Groningers staat nog aan de zijlijn. Maatschappelijke participatie is wat D66 betreft uitgangspunt. Daarbij komt dat de komende jaren door de te verwachten bezuinigingen van het Rijk er eerder minder dan meer geld uit Den Haag zal komen. Nu moet er al een verhoging van de opcenten komen om doelen te bereiken. D66 is voorstander van een onderzoek van effectiviteit van handelen, zoals het College voorstelt. Het gaat er om dat beleidsdoelen zo goed en goedkoop mogelijk kunnen worden gerealiseerd. Over deze en meer punten zullen we in de commissies uitgebreider terugkomen. Voor deze beschouwingen zal ik mij op de volgende drie thema’s concentreren: economische netwerken, de dynamiek in de cultuur en het verhaal van Groningen. Voorzitter. Het belang van goede netwerken hoef ik u waarschijnlijk niet uit te leggen. En voor een goed economisch klimaat is een goed netwerk belangrijk. Binnen de drie noordelijke provincies, binnen clusters, maar ook binnen lokale verbanden. Bovenal is op dit moment een goed netwerk in Den Haag onmisbaar. Voor D66 staat voorop dat investeren in het Noorden, investeren is in de Nederlandse economie. Alleen al om die reden zou Noord-Nederland het werk dat het zich in de afgelopen jaren heeft getroost, moeten kunnen afmaken. Sterker nog: dat zijn we verplicht. D66 gelooft in de kracht van het Noorden, de potentie die nog in de markt zit en de mogelijkheden die dit biedt voor Nederland in zijn geheel. De ruimte, het goede leefklimaat, de krachtige arbeidsmoraal, de gunstige ligging ten opzichte van Noordoost-Europa, allemaal redenen om te investeren in het Noorden, zodat Nederland internationaal aantrekkelijk blijft! Hierbij mag volgens D66 het bestaande bedrijfsleven niet worden vergeten. Zij zijn en blijven de basis van onze economie. D66 vindt dan ook dat in het rijtje potenties het MKB niet mag ontbreken. Voorzitter, wij moeten niet alleen naar Den Haag kijken, of zelfs naar het SNN. In ons eigen provinciale beleid kunnen we ook veel bewerkstelligen. Het College heeft deze ambitie. Het ‘koersverhaal’ in de programmabegroting onderschrijft dit. Het College wil extra inspanning leveren waar het gaat om de innovatiekracht van het bedrijfsleven, extra impulsen geven aan de zes speerpuntsectoren. Voor het succesvol maken van Energy Valley zien we als initiatiefnemer en medeontwikkelaar een nadrukkelijke taak voor ons weggelegd. Wij zien ook een duidelijke rol voor onszelf weggelegd in het arbeidsmarktterrein. Sterker nog: wij willen het aantal onvervulbare vacatures tot nul reduceren. Mooie woorden.
32
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Alleen wanneer verder gekeken wordt naar de uitwerking van deze mooie woorden blijft het wat steken. Het programma bedrijvigheid moet het de komende jaren met minder geld doen, Energy Valley verdwijnt uit het programma Ondernemend Groningen en onder de prioriteiten komen kennis en technologie al helemaal niet voor. Natuurlijk wordt er extra geld vrijgemaakt voor de cofinanciering van Kompas, maar wat er met ons Groningse geld volgend jaar gaat gebeuren is voor ons onduide lijk. Mooie woorden zijn één, maar wanneer we in Den Haag duidelijk willen maken dat het economische beleid belangrijk is voor ons, zullen we dat ook in eigen huis moeten laten zien. Voorzitter, naast de zes speerpuntsectoren is het volgens D66 ook belangrijk om te blijven investeren in de bestaande structuren. Voor een goede toekomstige positie is het nodig dat ook binnen het MKB de omslag naar een meer innovatieve bedrijfsvoering wordt gemaakt. Dit gebeurt niet vanzelf. Ik heb het in het verleden ook wel eens gezegd. Het grootste deel van de MKB-ers hebben het al druk zat met ondernemer zijn. Vaak zien ze op tegen de beren op de weg, nog voordat ze weten waar ze heen gaan; kortom, de MKB-er zou meer uitgedaagd moeten worden, aangejaagd misschien wel. In de ontwerpcultuurnota gaan een viertal aanjagers het veld begeleiden en prikkelen om te komen tot nieuwe initiatieven. Terwijl bij het cultuurveld al vele initiatieven aanwezig zijn, is dat op het gebied van innovatie binnen het MKB nog niet het geval. Het concept van aanjagers zou in de ogen van D66 dan ook beter passen binnen het programma Ondernemend Groningen. Het grootste knelpunt in de kenniseconomie zit in de aansluiting tussen kennis en de praktijk. HBO-ers en MBO-ers zouden daarom een nadrukkelijkere plek moeten krijgen binnen het MKB om zo zorg te dragen voor die aansluiting. Echter bij een gemiddelde grootte van een MKB-bedrijf van 6 tot 7 werknemers is een HBO-er al snel een waterhoofd. Aanjagers, die bij MKB-ers aan de keukentafel de mogelijkheden en drempels doorspreken, een helpende hand bieden in subsidietrajecten en/of op incidentele basis kennis beschikbaar maken voor de MKB-er, kunnen zo de brug vormen tussen kennis aan de ene kant en praktijk aan de andere kant. D66 vraagt het College dit idee verder uit te werken en na overleg met de partijen in het veld, met een voorstel te komen over de wijze waarop innovatie binnen het MKB vorm kan krijgen. De heer HOLLENGA: Het onderwerp Innovatie MKB is een onderwerp dat het CDA een warm hart toedraagt. Wij hebben daar binnen SNN-verband ook een en ander maal voor gepleit en wij hebben ook gezien dat het SNN inmiddels een aantal besluiten heeft genomen als het gaat om de ondersteuning van het MKB en zelfs van individuele bedrijven. Bovendien komt er nog een nieuwe regeling aan. Zijn die regelingen volgens u onvoldoende of kent u die regelingen niet? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik ken die regelingen wel en zij zijn zeer zinvol. Wat ik probeer aan te geven is dat voor veel MKB-ers de weg naar subsidie een heel lange weg is en dat zij vaak onvoldoende tijd en te weinig kennis over die regelingen hebben. Daarnaast is het zo dat veel MKB-ers vanuit hun eigen bedrijf de indruk hebben dat het wel loopt, terwijl het voor ons als het Noorden van groot belang voor de toekomst is dat daar meer innovatie plaatsvindt. Daarom zeg ik ook dat in onze ogen de MKB-er veel meer moet worden uitgedaagd en geprikkeld om te komen tot innovatie. Ik denk dat dit enkel en alleen via subsidies niet wordt gerealiseerd. Er moet een vervolg aan worden gegeven en daarin voorziet ons idee van de aanjagers. Voorzitter, Met een economisch netwerk alleen ben je er nog niet. Daar is dynamiek voor nodig. Een goede culturele basis kan zorgen voor die dynamiek. Hoe? Een belangrijke voorwaarde voor een vernieuwende economie is de aanwezigheid van creativiteit. Terecht zegt de ontwerpcultuurnota dat “innovatieve bedrijvigheid en hoogwaardig personeel worden aangetrokken door een uitdagend cultureel klimaat.” Een dynamisch cultureel veld trekt creatieve mensen aan. Daarnaast maakt een bloeiend cultureel leven Groningen aantrekkelijk om er te wonen of het te bezoeken. Kortom, met investeren in cultuur worden meerdere doelen gediend. In het voorjaar is D66 gekomen met een eigen cultuurnotitie.
33
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Het mag dan ook niet verbazen dat wij cultuur belangrijk vinden. En hoewel de ontwerpcultuurnota in de commissie nog uitgebreid besproken zal worden, wil ik op hoofdlijnen hier toch al wel wat over zeggen. In de eerste plaats is D66 zeer blij met de integrale visie die de nota kenmerkt. Er is duidelijk geprobeerd over de schuttingen heen te kijken en de verschillende disciplines elkaar te laten versterken. Een goede zaak. Cultuur is een dynamisch gegeven en schuttingen passen daar niet in. Bovendien doet het recht aan de grote dynamiek binnen de culturele instellingen. Ook daar wordt al lang niet meer binnen de eigen kaders gedacht en worden nadrukkelijke dwarsverbanden gezocht met toerisme en het cultuurhistorisch landschap. Om die reden gelooft D66 dan ook niet dat het veld aanjagers, deskundige of intendanten nodig heeft. Het Groningse culturele veld heeft dan misschien geen hele hoge professionaliseringsgraad, maar is dit erg? D66 gelooft dat door te investeren in de basis, de bodem, bloemen de meeste kans krijgen om te bloeien. Om één Arjen Robben te krijgen is het immers nodig dat honderden jongentjes op zaterdagoc htend tegen een balletje trappen. Zo lang je niet investeert in die jongens komt er ook geen nieuwe Arjen Robben. Ook geloven we dat met een prikkelende subsidieregeling, waarin samenwerking en een integrale benadering van het verhaal van Groningen voorwaarden zijn, meer verhalen verteld kunnen worden. Het geld dat we nu in de organisatie stoppen, kan dan in het verhaal worden gestoken. De dynamiek binnen het Groningse cultuurveld is, zoals gezegd dynamisch genoeg om hier goed invulling aan te geven. Voorzitter, D66 vindt het jammer dat ons voorstel om te komen tot een flexibel cultuurfonds, los van schotten, niet is overgenomen door het College. Sterker nog: incidentele subsidies zijn afgeschaft in het voorstel dat er nu ligt. Wanneer wij alles willen sturen ontstaat het gevaar dat er geen ruimte meer is voor experimenten. Daarmee is cultuur ook op de langere termijn niet gebaat. Belangrijke vernieuw ingen zijn tot stand gekomen door experimenten. Experimenten bijvoorbeeld door een nieuwe manier van presenteren, of door een andere manier van het tonen van je stukken. Wanneer voor kleinschalige projecten geen ruimte meer is, gelooft D66 dat de basis aangetast wordt. Voorzitter, niet alleen het cultuurhistorische verhaal van Groningen moet verteld en gehoord worden. Ook naar het hedendaagse verhaal van Groningen moet worden geluisterd. Niet alleen door GS, maar misschien nog wel belangrijker door ons, volksvertegenwoordigers. Vorig jaar is hier in de Staten een motie aangenomen om de deuren open te gooien, één keer per jaar een open dag, eventueel gekoppeld aan de open monumenten dag. Komend weekend is het open monumentendag en wij laten een kans voorbij gaan. Het College geeft zelf ook aan dat, en nu citeer ik “het Provinciehuis gebruiken we als het huis van de Groningers, onder andere door het organiseren van open dagen.” Bovendien geeft het College prioriteit aan externe publieksvoorlichting en de profilering van de provincie. Waarom is er dan met de motie tot op heden nog niets gedaan? Voorzitter, wij moeten niet alleen de deuren openen, maar we moeten ook actief naar de burgers toe. Het College gaat “de Groningers persoonlijk betrekken bij het beleid.” Ook de Staten zouden dit meer moeten doen. Luisteren naar de burgers is misschien wel de belangrijkste taak die wij als volksvertegenwoordigers hebben. Niet alleen tijdens de verkiezingen, maar gedurende de hele periode. Om te horen wat er speelt, om te merken waar de prioriteiten zouden moeten liggen of om verantwoording af te leggen. De Commissaris heeft terecht in zijn burgerjaarverslag aangegeven dat de Staten veel nadrukkelijker de volksvertegenwoordigende rol vorm moeten geven. Om daaraan tegemoet te komen stelt D66 voor om iedere twee jaar een provinciaal ontwikkelingscongres te organiseren om over de lange termijnontwikkeling van de provincie te praten. Daarnaast zou er op onderwerp veel nadrukkelijker de burger moeten worden opgezocht. Wij doen daarom hierbij een voorstel.
34
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De VOORZITTER: Mevrouw Gräper stelt de volgende motie voor: "Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 september 2004 voor de behandeling van de programmabegroting 2004, overwegende dat: met de komst van het dualisme, de Staten op zoek moeten naar een nieuwe invulling van de positie als volksvertegenwoordiging de programmabegroting terecht zegt dat communicatie niet op houdt bij informeren, maar dat Groningers ook persoonlijk betrokken moeten worden bij het beleid het succes van de ‘Kom maar op voor Groningen – avonden’ ter voorbereiding op de totstandkoming van het Provinciaal Omgevings Plan constaterende dat: om een betere invulling te geven aan de volksvertegenwoordigende rol van de Staten, deze de burger meer actief zou moeten opzoeken dit onder meer zou kunnen in de vorm van een provinciaal ontwikkelingscongres en / of in een serie van thema/regio congressen geven het Presidium de opdracht om: het idee van een provinciaal congres verder uit te werken en gaan over tot de orde van de dag." Bij de motie is nog een bijlage gevoegd waarin een en ander wordt uiteengezet. De motie krijgt nummer 2 – de motie van de heer Hemmes heeft nummer 1 – wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, ons verhaal is verteld. D66 kiest voor economische netwerken die de kenniseconomie versterken en de potenties van Groningen optimaal benutten. Voor het verhaal van Groningen, of beter gezegd het verhaal van de Gronin gers. En voor een goede culturele basis waarop een dynamisch cultureel veld kan bloeien en groeien. Over de uitwerkingen van deze punten komen we terug in de verschillende commissies. Bewust heeft D66 gekozen voor deze thema’s. U zult hen hebben herkend, omdat cultuur de samenleving maakt en bepaalt. De komende tijd zal nog veel werk moeten worden verzet, hier in Groningen, maar misschien wel eerst in Den Haag. Aan ons de taak om in alle dynamiek van het Haagse netwerk het verhaal van Groningen krachtig te laten horen. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Zanen. De heer ZANEN: Voorzitter, als ik het goed heb is het niet slechts de tribune die ons kan horen, maar verderop in het provinciehuis is dat ook mogelijk via een audiostreaming. De mogelijkheid om deze vergadering te beluisteren gaat niet verder dan dit huis. Wij hebben daarover een discussie gehad of dat wellicht tot de mogelijkheden gaat behoren, maar vooralsnog is dat niet het geval. Desalniettemin vind ik het leuk dat veel meer mensen deze vergadering kunnen beluisteren dan hier nu in deze zaal aanwezig zijn. De Partij voor het Noorden wil graag drie invalshoeken kort met u behandelen, waarmee wij ook naar de Begroting 2005 aankijken. Die punten zijn de noordelijke samenwerking, het regionaal beleid en het sociaal-economisch perspectief.
35
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Wat het eerste punt betreft is het zo dat twee recente onderwerpen waarover binnen het Noorden van mening werd verschild, waren en zijn: de exploitatie van aardgas van onder de Waddenzee en de besluitvorming over de Zuiderzeelijn. Was er, wat de exploitatie van het Waddengas betreft, een duidelijk noordelijk front tegen die winning, daarna viel die eenheid uiteen. De Commissie Meijer deed geen nieuw onderzoek naar de eventuele negatieve milieueffecten van die gaswinning voor de Waddenzee, doch suggereerde dat als je de zaak tijdens de winning goed in de gaten houdt, je altijd zonodig zou kunnen ingrijpen, ‘exploitatie met de hand aan de kraan’ werd dat genoemd. In deze zaak is het financieel belang van de betrokke n oliemaatschappijen en de rijksoverheid evident. Meijer c.s. hebben een poging gedaan om ook een direct belang voor de provincies te creëren. Vanuit de extra aardgasbaten zou 750 à 800 miljoen euro de noordelijke provincies moeten toevloeien. Daarmee kon dan een goede invulling aan een actief Wa ddenbeleid gegeven worden. Ook zou het geld besteed kunnen worden aan het ontwikkelen van alternatieve energieopwekking, ter compensatie van de dan slinkende potentie van de gasreserves. Voor de burgemeester van Groningen was dit reden genoeg om de opstelling van de provincie Groningen – geen gasexploitatie vanwege de mogelijke risico’s voor het milieu – aan te vallen. Het kabinet heeft gauw de fooi voor het Noorden verlaagd: het zou slechts om 500 miljoen euro mogen gaan. En toen viel het CDA in Friesland om. Wellicht vanwege die centen, maar wellicht toch ook vanwege hun binding met JP. Ik denk dat men in Den Haag wel lachend heeft toegezien hoe de ontwikkelingen in het Noorden zich hebben voltrokken. Dan de Zuiderzeelijn. Ook zo'n schimmige zaak, zeker voor de burgers. Het gaat om een snellere verbinding per spoor- of zweefbaan tussen Groningen en Amsterdam/Schiphol. Balkenende wilde plots een andere prioriteit. Het gaat hem vooral om de verbinding Almere-Amsterdam: de versterking van de noordvleugel van de Randstad. De andere partners hebben dit nieuwe accent geaccepteerd. Daarmee is een situatie ontstaan waarin wij vanuit het Noorden meebetalen aan de verdere infrastructurele ontwikkeling van de Randstad. In Friesland zag men overigens van stond af aan die zweeftrein niet zo zitten. Het Friese eigene, de vredige plattelandscultuur, dreigde ernstig verstoord te worden bij aanleg van de zweeftrein. Deels doordat er een stroom westerlingen in Friesland zou komen te wonen, deels omdat Friesland, vooral ook op economisch terrein, meer nog dan nu vast zou komen te zitten aan de Randstad. Deze opvatting speelde, in tegenstelling tot in de provincie Groningen, in Friesland een belangrijke rol in de Statenverkiezingen. Het succes van de FNP, als expliciete tegenstander van de zweeftrein, is mede daaraan te danken. Ook tijdens de collegeonderhandelingen in Friesland speelde deze kwestie een belangrijke rol. Uiteindelijk heeft de Friese politiek het recht geclaimd om een referendum over dit onderwerp te mogen organiseren, waarbij, bij een duidelijke afwijzing door de Friese bevolking, Friesland zonder verdere conseque nties af zal mogen haken. De andere partners in het Zuiderzeelijnproject hebben deze opstelling geaccepteerd. Wat daarmee ons inziens dreigt is chaos en onderlinge ruzie in de noordelijke verhoudingen en … gegiechel in Den Haag! Waarom heeft de Stuurgroep Zuiderzeelijn niet het lef gehad om de bevolking van alle provincies en gemeenten echt volop te betrekken bij de ontwikkeling van deze nieuwe infrastructuur en hen ook een stem te geven in de definitieve besluitvorming? De Partij voor het Noorden wil zich ook het komende jaar inzetten voor de bevordering van echte noordelijke integratie en samenwerking. Misschien moeten de noordelijke provincies op termijn vervangen worden door een landsdelig bestuur. Of moeten zij, gegeven zo'n nieuwe bestuurslaag, omgevormd worden tot instellingen die zich vooral bezighouden met zaken die de eigen identiteit raken, dus met zaken als onderwijs, taal en cultuur. Ons inziens is ook het betrekken van Ostfriesland bij de discussie over de verdere samenwerking in Noord-Nederland nadrukkelijk aan de orde. Een paar collega’s he bben daar al iets over gezegd en het doet mij deugd dat dit idee, als het gaat om Interreg, grensoverschrijdende projecten, samenwerking met Niedersaksen op een aantal terreinen, zoals de spoorweg, genoemd wordt. De heer HOLLENGA: Voorzitter, de heer Zanen zegt het niet met zoveel woorden, maar bedoelt hij dat hij voorstander is van een fusie van de drie noordelijke provincies?
36
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer ZANEN: Ik ben ervoor dat er een sterk noordelijk bestuur komt. Dat hoeft niet per se te betekenen dat de provincies als zodanig moeten verdwijnen. Dat duid ik aan door te ve rklaren dat die een andere rol zouden kunnen krijgen. Voorzitter, mijn tweede invalshoek betreft het regionale beleid. In een recente brief aan de leden van het Algemeen Bestuur van het SNN, lijkt het Dagelijks Bestuur zich neer te leggen bij het onvermijdelijke: de koersverandering van kabinet en Europese Commissie (de Lissabon-doelstellingen). Aanbevolen wordt te zoeken naar nieuwe wegen om de potenties van Noord-Nederland niet verloren te laten gaan. De Partij voor het Noorden onderschrijft dit realisme en acht het inderdaad nodig dat Noord-Nederland een nieuwe positie ten opzichte van Den Haag ontwikkelt. En dan nu plotseling de actie van het SNN om te demonstreren tegen staatssecretaris Van Gennip. Daaruit blijkt dat niet wordt geaccepteerd dat een andere situa tie is ontstaan, temeer daar het de bedoeling is de demonstratie te houden onder de Lubberiaanse leuze: “geef het Noorden de kans het werk af te maken”. De Partij voor het Noorden is het faliekant oneens met dat “afmaken”, hetgeen suggereert dat de zaken tussen nu en 2010 definitief geregeld kunnen worden. Naar ons idee is er een blijvende, permanente inspanning nodig om de regionale sociaal-economische ontwikkelingen in goede banen te le iden. En als Den Haag afhaakt, betekent dat, dat Noord-Nederland meer als zelfstandige regio zich zal moeten bekommeren om de groei en bloei van het eigen gebied. Misschien moeten we onze positie dan minder definiëren als overloopgebied van de Randstad, maar meer als een interessante Europese regio die de vleugels wil uitslaan. Uitgaande van de eigen economische bedrijvigheid moeten nieuwe ontwikke lingskansen worden gezocht. Nodig is daarbij een structurele financiering. Dat kan als het Rijk Noord-Nederland een eigen belastinggebied zou gunnen, zoals in Schotland, en/of als het Rijk op structurele wijze een deel van de aardgasbaten aan het Noorden voor bovenstaand doel zou doen toekomen. De derde invalshoek is het perspectief. Hoe gaat het met Noord-Nederland? Redelijk goed, als je de verhalen rondom het regionaal beleid moet geloven. Dat gaat tegenwoordig overigens vooral om economische zaken en niet om sociale zaken Wat dat betreft blijkt het gevoerde beleid toch niet altijd het verwachte effect te hebben en succesvol te zijn. Zo was het International Business Park Friesland bij Heerenveen een dikke miskleun, zo erkent nu iedereen. Indertijd werd overigens de noordelijke samenwerking door de Friezen op het spel gezet, om de ontwikkeling van dit park met Europese- en ISP -middelen af te kunnen dwingen. Maar gaat het wel zo goed verder? De langzame teloorgang van het Philips-concern in het Noorden is een illustratie van het wegvallen van veel industriële werkgelegenheid. En ook voor de landbouw geldt dat het aantal mensen dat in die sector werkzaam is, gestadig blijft dalen. Richard Florida, een regionaal econoom, publiceerde in 2002 een boek, getiteld: The rise of the creative class. Hij wijst op een trend waarbij grotere bedrijven in toenemende mate die bevolkingsconcentraties met een vestiging vereren, waar sprake is van een grote concentratie van die creative class. Het gaat daarbij om wetenschappers, ingenieurs, innovatieve ondernemers, architecten, ontwerpers, schrijvers, musici, kunstenaars, kortom, om “een klasse van vrij bewegende individuen die hun geld verdienen met het vermogen nieuwe ideeën te genereren en te implementeren.” Als hij gelijk heeft, is het investeren in cultuur, wetenschap en techniek dus de meest verstandige regionale politiek die je je kunt voorstellen. Wij ontmoeten hier D66. Dit zal, zeker relatief gezien, een zekere concentratie op de stedelijke gebieden betekenen. In het Noorden dus in het bijzonder Groningen en omgeving en in iets beperktere mate Leeuwarden. Deze benadering, deze nieuwe impuls voor het regionaal beleid, ontbreekt vandaag de dag nog in de ideeën over de te bevorderen kansrijke sectoren en het aanbevolen regionaal beleid. Wellicht is dit iets om aan te werken. Graag zou ik daarover een nadere discussie gevoerd willen zien. En dan is er ook nog het verbreden van onze horizon. Ons inziens zal samenwerking met Ostfriesland ons extra bewust maken van het eigen culturele erfgoed. Dat zou zeker ook aanleiding kunnen zijn om nieuwe, gezamenlijke kansen te formuleren. Ik denk daarbij aan Interreg. Wij kunnen ons, mede daardoor geïnspireerd, op termijn mogelijk tot een waardevolle en waarachtige Europese regio ontwikkelen.
37
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Voorzitter, ziehier een drietal invalshoeken van waaruit de Partij voor het Noorden de provinciale begroting voor 2005 beoordeelt. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat ook het provinciaal bestuur van Gr oningen, in de vorm van de GS-coalitie PvdA-CDA, zich bij het opstellen van haar begroting door deze of aanverwante invalshoeken heeft laten leiden. Dat nu gaan wij in de loop van deze vergadering en komende maand verder uitzoeken. En zonodig zullen we voorstellen doen om het be leid bij te stellen. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u wel. Dan schors ik de vergadering tot 13.00 uur voor de lunch. De vergadering wordt geschorst van 12.15 uur tot 13.04 uur. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan gedeputeerde Calon. De heer CALON (gedeputeerde): Dank u, voorzitter. Ik dacht net: “hoe zal ik nu beginnen en wat zal ik nu gaan zeggen?” Als het goed is zullen twee woorden mijn bijdrage kenmerken: zelfbeheersing en nederigheid . Voorzitter, het College heeft geen stappenteller gekregen. In zoverre werkt het dualisme al. Hij is aan de Staten aangeboden, maar niet aan het College. Dat is maar goed ook, want dit lid van het College zou niet zoveel toevoegen op zo’n stappenteller. Samen met het feit dat ik graag een croquet eet, vraag ik mij af: “Komt dat allemaal wel goed?” Ooit wel een Elfstedentocht geschaatst, maar sinds die tijd geen wezenlijke andere lichamelijke inspanning op sportgebied geleverd en toch pas ik nog in mijn broek. Misschien komt dat door de adrenaline als je zo naar bepaalde bijdragen luistert. Daarbij kwam toch het woord ‘zelfbeheersing’ in mij op. In ieder geval dank aan al die fracties die complimenten hebben gemaakt over de leesbaarheid van de Begroting 2005. Ik moet u zeggen dat dit wel enige inspanning heeft gekost en ook enige ergernis. Wij zijn er nog niet, maar het is wel beter dan andere jaren. Het is een groeiproces, dat schrijven we ook voorin in de Begroting. Ook dank voor het feit dat alle fracties – althans zo lijkt het uit de bijdragen in eerste termijn – vinden dat de afspraken die wij hebben gemaakt met de Voorjaarsnota hier in deze zaal goed in deze Begroting zijn verwerkt. Ik heb ook geen enkele fractie het financiële kader ten principale ter discussie horen stellen. Dat is allemaal heel goed en daar zijn wij zeer tevreden over. Eén punt ten aanzien van de Algemene Beschouwingen: op welk moment houden we die? Dat is niet aan het College, dat is aan de Staten om daarover een beslissing te nemen. Toch schrijven wij welbewust in deze Begroting dat wij de begrotingssystematiek graag overeind willen houden. Ik geef u daar een aantal argumenten voor. Aan het begin van de vorige periode zijn we begonnen om: 1) de begrotingscyclus goed te maken. De begrotingscyclus zag er toen nog anders uit dan nu. 2) de Begroting – ook voor leken – begrijpelijk en inzichtelijk te maken. Aan het begin van deze periode proberen we de omslag te maken naar de programmatische aanpak van de Begroting, de Programmabegroting. Wij weten allemaal dat wij er nog niet zijn. Naar onze mening hebben we nog een paar jaar nodig om die cyclus en het programmatische karakter van de Begroting te vervolmaken. U mag rustig weten dat ikzelf en ook het College zich hebben afgevraagd of we niet om zouden moeten gaan en wij bijvoorbeeld naar een Fries systeem zouden moeten gaan. Friesland heeft de Rekening, de Voorjaarsnota en de Begroting in één document ondergebracht dat in juni wordt behandeld. Het scheelt een hoop gedoe, want je hebt dan niet elke keer die statenvergaderingen. Sommige mensen hebben daar blijkbaar een hekel aan of vinden ze te lang duren. In Friesland werken ze met dat systeem. Toch hebben wij hier niet voor gekozen. In de eerste plaats heeft dit simpelweg een interne reden. Wanneer je de Rekening, de Voorjaarsnota en de Begroting in één document samenbrengt, dan legt dit in het eerste half jaar een geweldige druk op het ambtelijke apparaat. Wij denken dat we dat niet waar kunnen maken. De tweede reden is, dat je de laatste ontwikkelingen niet mee kan nemen. Wij hebben gezien dat de juni-circulaire nu verwerkt is in de Begroting. Je kunt steeds inspelen op de laatste stand van zaken.
38
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De derde reden is – en dat is de belangrijkste reden, maar het is aan u om daar een mening over te vellen – dat in een duaal systeem u de financiële kaders stelt aan het College en dat het College binnen de programma’s en de geautoriseerde uitgaven op themaniveau – daar komen we in de commissie ook nog over te spreken – zijn gang kan gaan. Daar waar je vroeger vaker voor projecten en bepaalde onderwerpen terug moest naar een commissie en daar waar je nu, zo lang je binnen het programmatische en financiële kader van die thema’s blijft, als College meer vrijheid hebt, vinden wij het verstandig dat er meerdere momenten in een jaar zijn om met de Staten te spreken over de zaken die GS uitvoert. Dit neemt niet weg dat eenieder die aangeeft de Algemene Beschouwingen bij de Voorjaarsnota te willen houden, dat ook kan doen, want dan kunt u het vandaag heel kort houden. Zelfbeheersing. De woorden ‘met name’, meneer Moorlag, zullen wij ons aantrekken. Wij zullen het met ‘zoeken en vervangen’ proberen te vervangen door andere woorden. Er zijn ook nog differentiaties in aan te brengen. Ik heb drie onderwerpen: POP, wonen en ‘Zalm’. Het POP. U heeft in het collegeprogramma kunnen lezen dat wij niet van zins zijn om het POP te wijzigen, tenzij wettelijke zaken ons daartoe dwingen. Het CDA heeft er zich hier over uitgesproken. Andere partijen hebben er vragen over gesteld. Het POP loopt af op 31 december 2004. Wij beraden ons op dit moment over de vraag wat we gaan doen. U kunt van ons een beleidsbrief en een procedurevoorstel verwachten. De heer Boe rtjens noemde een aantal voorbeelden over het POP, zoals recreatiewoningen. Nu, ik dacht dat wij minder dan een half jaar geleden hier een debat hebben gevoerd over een moratorium op recreatiewoningen. Er zijn toen conclusies getrokken door de Staten. Wij vinden het vanuit het oogpunt van effic iëntie niet slim om, als je een dergelijke conclusie hebt getrokken, een jaar of twee jaar later weer zo’n discussie te voeren. De Staten hebben welbewust een afweging gemaakt en daar dient niet op teruggekomen te worden. Het andere voorbeeld dat de heer Boertjens noemde, te weten de grootte van de bouwblokken die aanleiding zou kunnen geven om het POP aan te passen, vindt u op bladzijde 19 in het ‘koersverhaal’. Er staat ook dat dit binnen het huidige POP aangepast kan worden. Vrijkomende agrarische bebouwing idem dito. In een van de programma’s staat dat wij in het Westerkwartier een project zijn begonnen om te onderzoeken wat daarmee kan worden gedaan. De voorbeelden die ik hier heb gehoord afgezien van de windenergie (daar hebben wij de vorige collegeperiode bijna elke statenvergadering over gesproken, iets wat deze collegeperiode wel weer het geval zou kunnen zijn) en de reclamezuilen – geven ons, evenmin als de nota Ruimte, op dit moment geen aanleiding om het POP wezenlijk te herzien. Wel echter wettelijke zaken: intensieve veehouderij, interim-beleid, de uitspraak van de rechter over opslag van radioactief afval in de Eemshaven en het milieubeleidsplan. Het gaat hierbij om nieuwe normeringen, nieuwe wettelijke inzichten die wij zullen moeten verwerken. Er wordt overigens ook overleg gevoerd. Afgelopen vrijdag heeft dit overleg plaatsgevonden tussen de portefeuillehouders en de minister van VROM. Aan de orde was de vraag hoe hier mee om zou moeten worden gegaan. Ik wil u er op wijzen dat in 2006-2007 een nieuwe wet Ruimtelijke Ordening in werking treedt, de WRO. Dit College staat op het standpunt dat binnen de uitvoeringsprogramma’s binnen de gebieden en binnen het POP een zo flexibel systeem met duidelijke kaders - die zeer discutabel zijn, maar die ook in de Staten aan de orde zijn geweest en waar besluiten over zijn gevallen – bestaat, dat wij daar goed binnen kunnen werken. Wij zien geen reden om dat in deze periode te gaan wijzigen, vooral ook omdat wij niet in de wereld zijn om beleid te maken, maar omdat wij er zijn om zaken op te lossen en uit te voeren. In de herfst zal op dit punt een procedurevoorstel en een beleidsbrief verschijnen. Wonen. Meerdere fracties hebben er over gesproken, en terecht. De heer Slager vroeg of het College zich geen zorgen maakt. Het College maakt zich wel degelijk zorgen. Wij vinden dat het niet hard genoeg gaat. Relatief gezien ten opzichte van andere provincies doen wij het goed, maar dit is niet goed genoeg. Er zijn nog altijd teveel mensen die geen geschikte woning hebben: ouderen, jongeren, huurders. De heer Slager vroeg voorts of de instrumenten die worden ingezet, effectief zijn. Wij hebben de indruk van wel.
39
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Ik heb al bij de Voorjaarsnota gezegd – en ik vind niet dat we discussies iedere keer opnieuw moeten voeren als er geen nieuwe inzichten zijn – dat er een RIGO-onderzoek loopt naar de effectiviteit van ons beleid, van de woonplannen. Ik heb gisteren de eerste resultaten gezien. Die worden de komende maanden besproken met de gemeenten, om vast te stellen of zij zich daar ook in kunnen vinden. Er is in de vakantie een nieuw ABF-onderzoek gedaan naar de woningbehoefte en de vraag waar de problemen zich precies bevinden. Ook dat rapport heb ik gisteren in concept voor het eerst gezien. Onze mening is dat beide rapporten naar de Staten moeten worden gestuurd als het overleg met de gemeenten heeft plaatsgevonden. Dit zal waarschijnlijk in oktober het geval zijn. Daarbij moet een soort beleidsbrief worden meegestuurd, zodat wij eerst in de Staten kunnen bespreken wat de feiten zijn alvorens wij beginnen aan een nieuwe nota Bouwen en Wonen en alvorens wij moties van de SP positief bejegenen – en ik hoef niet in herhaling te treden, zeker niet in de richting van de heer Hemmes, want hij is ook altijd zeer kort van stof, recht door zee en duidelijk – zoals bij de Voorjaarsnota werd ingediend dat per decreet, vanaf deze kansel, wordt verkondigd dat wij weten dat in elke gemeente 30% sociale woningbouw moet plaatsvinden. Het spijt mij zeer, maar die arrogantie heb ik niet. Ik denk dat in sommige gemeenten meer moet worden gebouwd, terwijl het in andere gemeenten minder moet zijn. Daar hebben wij een systeem van woonplannen voor. Dat wordt nu onder de loep genomen door het RIGO. Ik zou die motie willen ontraden en willen betrekken bij de discussie over de nota Bouwen en Wonen. Voorbeelden. Wat doe je dan? Wij hebben gezien dat het in Delfzijl niet al te best ging. Er is wel gesloopt, maar veel te weinig gebouwd. Mevrouw Deinum heeft daar in de commissie geregeld aandacht voor gevraagd. Ik kan u zeggen dat sinds de vakantie iemand van de Vliegende Brigade, Koos Stevens*, twee dagen in de week fulltime in Delfzijl is om werk te doen wat een normaal ambtelijk apparaat ook had moeten kunnen doen: kijken naar veiligheidszones, geluidsnormeringen, allerlei zaken die op orde moeten zijn wanneer men voornemens is om er snel te bouwen. Wij gaan daar als provincie derhalve zeer ver in. Het punt van de heer Moorlag: maak het provinciaal beleid grijsbestendig. Dit trof ons in het hart, omdat wij daar in verschillende dossiers wel over spreken, alleen niet expliciet. Wanneer u straks de heer Musschenga aan het woord zult horen over het openbaar vervoer… De heer BOERTJENS: De heer Calon zegt dat wij nu iemand voor twee dagen in de week in Delfzijl afvaardigen om ambtelijke ondersteuning te bieden, omdat hij moet doen wat een normaal ambtelijk apparaat had moeten doen. U signaleert derhalve twee zaken: 1) dat de stagnatie in de woningbouw in Delfzijl te wijten is aan een haperend ambtelijk apparaat; 2) als dat zo is, vindt u dat de provincie bij moet springen. De heer CALON (gedeputeerde): Ja. Dat is ook precies de reden waarom wij de Vliegende Brigades hebben ingesteld. Wanneer u die discussie in de commissie en in de Staten nog eens terugleest, kunt u zien dat wij daar betoogd hebben dat bij complexe planvorming er sprake is van allerlei normeringen en onderhandelingen met private partijen, planeconomen en dat vaak de kennis en de professionaliteit bij gemeenten niet in voldoende mate aanwezig is om snel te kunnen reageren. Wij zijn de laatste jaren bezig geweest (wij zijn de mensen die door de gemeenten zijn ingehuurd, de Vliegende Brigade, u weet dit vanuit de commissie) in gemeenten als Zuidhorn, Winsum, Zoutkamp, de kleinere gemeenten, maar ook in Hoogezand en Delfzijl. Dat is een gegeven. De problemen zijn complex. Wanneer men in de markt constateert dat er minder zeer dure woningen moeten worden gebouwd en meer woningen uit het middensegment en meer huurwoningen, dan loopt men tegen het feit aan dat plannen moeten worden herontwikkeld – hetgeen opnieuw onderhandelen met marktpartijen betekent –, iets wat niet eenvoudig is. Het is niet zo dat gemeenten elke dag bestemmingsplannen maken. Het antwoord is derhalve simpe lweg bevestigend. De discussie hebben wij hier overigens ook gehad. Wij hebben toen de keuze gemaakt om het wel te doen.
40
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Grijsbestendigheid. Wij spreken daar wel impliciet over, maar niet expliciet. Wanneer u straks de heer Musschenga aan het woord zult horen – en hij zal dat inhoudelijk verder uitbouwen, val mij daar niet op aan want ik heb daar natuurlijk veel minder verstand van dan mijn collega – dan zult u zien dat er is gekozen voor het garanderen van zoveel mogelijk bereikbaarheid, zodat ook oude mensen met het openbaar vervoer kunnen. Er wordt niet op de grootste stromen gestuurd. Als u ziet dat wij in het Westerkwartier samen met de gemeenten bezig zijn met een bouwstrook en de aandacht die hierbij wordt besteed aan wonen en ouderen, als u ziet hoeveel aandacht er in de woonplannen van de gemeenten wordt gevraagd – en dat zult u straks in het RIGO -onderzoek ook zien – voor levensloo pbestendigheid en geschiktheid van woningen voor ouderen, dan kunt u concluderen dat er veel aandacht aan wordt besteed. Ben ik het dan oneens met het CDA dat ste lt dat er eigenlijk nog meer zou moeten gebeuren en dat de problematiek groot is en dat wij moeten kijken of wij nog verder kunnen gaan? Nee, ik ben het daar niet mee oneens. Ik wil echter wel eerst gedegen de stukken bespreken om na te gaan hoe ver wij nog verder zouden kunnen gaan. Wij gaan namelijk als provincie al behoorlijk ver op dit dossier. Eén zaak waar wij nog verder gaan dan ver betreft een project dat vanuit de welzijnssector en de woningsector wordt opgezet en anticipeert op de toekomstige opvang van zorgbehoeftige ouderen. Het streven is dat zij veel minder snel in verzorgingstehuizen en bejaardentehuizen terechtkomen en veel langer thuis wonen waarvoor nieuwe zorgconcepten moeten worden aangeboden. Vanuit VROM en VWS zijn signalen afgegeven dat het wenselijk is dat op enkele plekken in Nederland – met name de Regiovisie Groningen-Assen is daarvoor in beeld – een vernieuwend concept in de markt wordt gezet. Wij zijn van plan om vanuit deze provincie en vanuit deze beleidsterreinen samen met zorgverzekeraars – het eerste overleg zal daartoe in deze herfst plaatsvinden – projecten op te zetten vanuit dergelijke nieuwe concepten. Over de motie van de SP heb ik voldoende gezegd, voorzitter. Die zou ik willen betrekken bij het debat dat wij zullen hebben over de beide onde rzoeken in de aanloop naar een eventuele nieuwe nota Bouwen en Wonen. ‘Zalm’ en de provincie Groningen. Nu kom ik op nederigheid en zelfbeheersing. Toen ik de heer Boertjens beluisterde kreeg ik het gevoel dat wij niet al te veel ruzie met het kabinet zouden moeten maken, dat wij heel braaf en nederig zouden moeten zijn, schoot mij een citaat van Jan Huisman, exwethouder in Delfzijl te binnen, die twee jaar geleden letterlijk zei: “Wij moeten met de drup aan de neus en de pet in de hand vragen of wij dit mogen”. Voorzitter, ik moet u zeggen dat ik er trots op ben in het dagelijks bestuur te mogen zitten van een provincie, waarbij de Staten van Groningen in de vorige statenvergadering, en ook het College afgelopen dinsdag, weloverwogen op basis van argumenten – daar zal collega Bleker straks op ingaan – heel bewust een keuze hebben gemaakt ten aanzien van wel of geen gaswinning in de Waddenzee, los van de opvatting van Den Haag. Ik ben er trots op dat wij eerst zelf die afweging maken, zonder te kijken wat een ander daarvan vindt en zonder er nederig en slaafs – ik zeg het maar even in eigen woorden – achteraan te lopen, omdat wij dan misschien kans zouden kunnen maken op wat meer geld. Hetzelfde geldt voor het POP. Ik weet nog heel goed dat toen het POP door de burgers van Groningen en de Staten van Groningen werd gemaakt, het de oude fractievoorzitter van de VVD was die in deze Statenzaal zei: “Laten wij niet wachten op de Vijfde nota Ruimtelijke Ordening, laten wij onze mening en die van de burgers en van de Staten in het POP schrijven en laten wij doorgaan. Als er uit Den Haag iets anders komt, dan knokken wij dat wel uit”. Voorzitter, dat was een houding die mij aansprak. En voorzitter, als het over Zalm gaat, zou ik de heer Boertjens willen adviseren om nog eens een keer het artikel in de krant te lezen – ik heb hier een kopie voor hem bij me –, dan kan hij het citaat waar hij mij op aanspreekt nog eens nalezen. Het is niet alleen via de pers, want afgelopen juni waren de portefeuillehouders van financiën over dit onderwerp in overleg met de VNG, samen vanuit het IPO, met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Zalm van Financiën. Ik word nog boos als ik denk aan het feit dat de heer Zalm zei: “Er is een tekort van circa 3,5%, waartoe 0,8% is toe te schrijven aan de lagere overheden. Jullie moeten inbinden”.
41
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Ik zie nog het gezicht van de heer Deetman voor me, de voorzitter van de VNG, die bijna net zo boos werd als ik zo-even, toen ik de bijdrage van de heer Boertjens hoorde en dacht aan zelfbeheersing. Hij zei: “Als u dat doorzet, kunnen wij wel stoppen als gemeenten”. Wij hebben er binnen het IPO stevig over gesproken. Wij hebben geconstateerd dat er allerlei taken naar provincies worden toegeschoven: het voorfinancieren van de EHS, omdat er vorig jaar een aankoopstop was; het realiseren van waterbergingsgebieden waarbij deze provincie onder leiding van collega Henk Bleker het initiatief heeft genomen, breed gesteund door uw Staten, om zelf grond aan te kopen; het doen van grote projecten in het kader van ontwikkelingsplanologie – zoals de Blauwe Stad en Meerstad – om ervoor te zorgen dat er sneller meer huizen komen en meer doelen integraal worden gehaald; de investeringen in het Openbaar Vervoer en niet alleen de gelden die men in deze Begroting voor OV ziet, maar ook die gelden, mevrouw Bos, die via de Regiovisie lopen, waar de bijdrage Regiovisie in de Begroting zit. Dit is ontzettend veel. De feiten zijn, meneer Boertjens, dat wij meer voor mobiliteit uitgeven dan de automobilist via de opcenten motorrijtuigenbela sting betaalt. Dat zijn de feiten. Ik ben er trots op dat ik werk in een provincie die het lef heeft om dat te doen en zich niet direct laat hinderen door een boekhouder die via een boekhoudsyste em dat ‘kassysteem’ heet, alleen maar kijkt naar de uitgaven en niet naar rente en afschrijving en zegt: “Nu mag je helemaal niets meer”. Overigens kan ik u melden dat als u naar de feiten kijkt, de heer Zalm aardig ‘terug in het hok’ is – om maar even zeer directe taal à la Calon te spreken – en dat hij in de zomer heeft gezegd dat hij eigenlijk niets kan, omdat er een wetswijziging door de Kamer moet en dat er voorlopig nog geen meerderheid voor is waarbij hij maatregelen zou kunnen nemen. Er zou dan een gentleman’s agreement moeten worden afgesproken waarbij wij geen hoger tekort zouden mogen hebben dan 140 miljoen euro. Wij hebben natuurlijk ons huiswerk gedaan, want wij werken stevig door, ook in de vakantie. Het totale tekort van de provincie ligt op 310 miljoen euro, waarvan alleen – en nu wordt het helemaal interessant – de provincie Noord-Holland 176 miljoen euro voor haar rekening neemt. Hoe komt dit? Die hebben aandelen verkocht en het geld wordt in wegen gestopt, omdat het Rijk er naar hun mening te weinig aan doet. Dat kan niet volgens de systematiek van de heer Zalm. Ik was dan ook aangenaam verrast toen een partijg enoot van Zalm, Harry Mijdam* afgelopen vrijdag tegen minister Dekker – ook partijgenote van Zalm – aardig tekeer ging op een manier die ik nog nooit in Den Haag heb gehoord, dat het woord ‘ontwikkelingsplanologie’ voorlopig in de nota Ruimte wel doorgestreept kan worden als haar partijgenoot dit doorzet. Met andere woorden, voorzitter, als dit wordt doorgezet, dat wil zeggen dat als he t systeem simpelweg boekhoudkundig wordt beschouwd, het lokale belastinggebied en de lokale afwegingen worden genegeerd – en dat is een principieel punt – van deze Staten van Groningen, gekozen door de burgers, dan vind ik absoluut dat je je daar als gedeputeerde – en dat doe ik overigens niet als enige, want misschien heeft u in Friese kranten gelezen dat de heer Jan Ploeg van een andere partij precies hetzelfde heeft gedaan – tegen dient te verzetten in overleggremia en in de pers. Voorzitter, ik moet u zeggen, dat ik soms wel eens moeite heb met nederigheid, soms ook met zelfbeheersing, maar niet met vastberade nheid en ook niet met een rechte rug. Wij zijn niet van plan om iedere keer ons beleid ter discussie te stellen. Wij zijn wel van plan om vastberaden op een door ons gekozen weg die door u is geaccordeerd ons werk te doen en beleid uit te voeren. Dank u wel, voorzitter. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, ik wachtte nog op de slotwoorden “Voorwaarts, voorwaarts, wij trekken ten strijde onder het roodgroene vaandel van Groningen!” Voorzitter, na zoveel ingehouden woede en weloverwogen uitgesproken nuance past het mij als nederig vakgedeputeerde enkele kleine onderwerpen aan te snijden. Biologische landbouw. Voorzitter, wat er in het ‘koersverhaal’ staat, dat staat er. Er zal een serieuze evaluatie plaatsvinden over de volle breedte van de stimulering van de biologische landbouw in de provincie Groningen. Wij stimuleren de biologische landbouw nu ongeveer acht jaren. Daar zijn, wanneer je de SNN-middelen er bij optelt, in 2005 enkele miljoenen euro’s ingestopt.
42
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Dat is bedoeld geweest om voldoende biologische boeren te krijgen. Wij hadden er in 2000 ongeveer vijftig en wij hebben er nu ongeveer vijftig. Wij hadden in 2000 ongeveer 2000 hectare oppervlakte, we hebben dat nu ook ongeveer. In de tweede plaats was het bedoeld om de afzet te bevorderen, dus de consumptie van biologische producten te stimuleren. Dat maakt een zeer gestage ontwikkeling in Nederland door, alsook in de provincie Groningen. Dan is het goed om na zo’n periode met dit resultaat in deze context te bezien of, hoe en op welke wijze je dan eventueel door zou moeten gaan en of het nog gepast is om biologische landbouw te steunen vanwege het feit dat het biologische landbouw is, of vanwege het feit dat – net als in andere sectoren van de landbouw – bepaalde innovaties ondersteuning verdienen. In dezelfde tijd dat u dit ‘koersverhaal’ op dat punt las, hebt u ook kunnen lezen dat wij bijvoorbeeld goed werk hebben kunnen maken van een in itiatief van de PvdA – van de heer Kok destijds – om betere benutting van organische mest op melkveehouderijbedrijven toe te passen. Dat begint nu goed te lopen, onder andere in de Veenkoloniën, Westerwolde en een deel van Noordwest-Groningen. Dan kunt u zeggen: “Dat past niet onder het kopje ‘biologische landbouw”, maar het is wel heel goed. En zo kunnen er in de biologische landbouw nieuwe technieken zijn die je misschien niet zou labelen als biologische landbouw, maar die wel heel goed zijn. Misschien moeten wij daarom meer in termen van innovatie en duurzaamheid in de verschillende sectoren van de landbouw denken, dan dat het etiket biologisch garant staat voor de verlening van subsidie. Die discussie moeten we met elkaar aangaan en soms heb je de neiging als gedeputeerde om die discussie aan te kondigen, een soort van winstwaarschuwing. Als ik zou hebben gezegd: “Het is voorbij”, dan zou ik voor mijn beurt hebben gesproken. Dat is dacht ik niet op die manier gebeurd. Mevrouw BOS: Voorzitter, hier wil ik toch wel iets over zeggen, want dat vertelt u wel voor de radio. Zelfs de NLTO heeft het zo begrepen en heeft geprotesteerd, dus ben ik niet de enige die het zo heeft geïnterpreteerd. U spreekt over een ondersteuning van acht jaar, maar u begint te rekenen vanaf 2000. Hoe was het daarvoor dan? De heer BLEKER (gedeputeerde): Wij hebben ook de cijfers over 1996. Vanaf 1996 stimuleren wij in de provincie Groningen de biologische landbouw. Je ziet dat in de eerste jaren tot 2000 er een groei is geweest van het aantal biologische boeren en de hectares… Mevrouw BOS: Dat mag u dan toch ook wel even vertellen? De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja. En gezien het feit dat er op dit moment een stagnatie optreedt… Mevrouw BOS: … die nog geen vier jaar duurt… De heer BLEKER (gedeputeerde): …moet je je afvragen of het effectief is om op deze manier door te gaan en of je er zo’n apart etiket op moet plakken, of dat je moet redeneren vanuit innovatie in de landbouw, duurzaamheid in de landbouw en of je dat moet doen voor dat type van projecten, of het nu biologisch is of de overige duurzame gangbare landbouw. Die discussie wil het College graag voeren aan de hand van de evaluatie. Mevrouw BOS: Voorzitter, maar als het in de hele landbouw slecht gaat, waarom stopt u daar dan ook niet mee en laat u er alleen de biologische landbouw de dupe van worden?
43
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer BLEKER (gedeputeerde): Nee, wij stoppen ook niet met projecten. Het enige wat ik zeg is: wij moeten ons afvragen, of het feit dat het een bedrijf biologisch is per definitie toegang geeft tot subsidie, dan wel dat wij moeten beoordelen voor welke innovatieactiviteit men support voor zoekt bij de overheid. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat dit ook een aantrekkelijke invalshoek is. Mevrouw BOS: Dus er zijn nog steeds mogelijkheden om projecten in te dienen om de afzetbevordering van biologische producten te verhogen? De heer BLEKER (gedeputeerde): Afspraak is afspraak. Wij maken de projecten die zijn gestart keurig af. Voorzitter, dan kom ik bij de kwestie van natuurbeleid. De PvdA hoeft zich geen zorgen te maken over de doelstellingen van ons College. De doelstellingen van ons College staan in het collegeprogramma en zijn ook in het ‘koersverhaal’ aangegeven. Die doelstellingen hebben betrekking op de EHS, op verbin dingszones, op natuurdoelen. Wat wij in de nota Uitvoering Natuurbeleid hebben gedaan – waar wij nog over komen te spreken – is een antwoord geven op de vraag hoe je dat in de gegeven omstandigheden nu het slimste aanpakt waar het gaat om de EHS. Wij zetten volop in op het instrument voorfinanciering. Wij proberen de mogelijkheden die het particulier natuurbeheer biedt – dat is een extra financiële moge lijkheid – in te zetten, als het past ook bij de natuurdoelen, want daar gaat het om. Wij proberen bovendien zo snel mogelijk tot homogene gebieden te komen, zodat je daar ook beheer kunt afstemmen. Dat zijn de activite iten. Waar het gaat om de verbindingszones – dit zeggen wij ook in het ‘koersverhaal’ – concentreren wij ons op de robuuste verbindingszones. Dat is niet niks, want dat zijn grote aantallen hectares die we in Midden-Groningen, in de buurt van Winschoten, moeten realiseren. Daar is ook in beginsel rijksgeld voor. De overige verbindingszones zetten we niet buiten beeld, maar daar is het meer een kwestie van kansen benutten als er grondmobiliteit is. Wij geven ook aan in het ‘koersverhaal’ dat wij DLG opdracht hebben gegeven om bij elke grondtransactie waar een ecologische verbindingszone aan is gekoppeld, te kijken of je op dat moment ook tot grondverwerving voor dat doel kunt komen. De helpende hand, voorzitter, die de PvdA aanbiedt, neem ik graag aan. Ik denk dat wij daar wel met elkaar goed uitkomen. Overigens moet ik zeggen – de heer Boertjens maakte melding van het feit dat de VVD in de vorige periode in het College wel eens het gevoel heeft gehad monddood te zijn geweest, ik weet niet meer precies hoe het er stond, maar het betrof meer een gevoel dat oud-collega Boertjens uitdrukte – dat ik ook zeer gecharmeerd ben van de royale steun van de VVD waar het gaat om het natuurbeleid en het waterbeleid. Dus ondanks uw afwezigheid in het College steunt u, dacht ik, in de Staten volop dat beleid. Dus met die royale steun van de VVD en de helpende hand van de PvdA komen wij denk ik wel verder. De heer BOERTJENS: Dat noemen wij positief kritisch, ja. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, wij komen hierover nog wel te spreken in de commissie, maar behalve kansen benutten zou ik de gedeputeerde ook willen vragen om actief die kansen op te zoeken. Dat is een nuanceverschil, maar wat mij betreft wel een belangrijke nuance. De heer BLEKER (gedeputeerde): Laten we met elkaar dit punt nader uitdiscussiëren in de commissie, hoe we dat kunnen aanpakken. De heer MOORLAG: Voorzitter, aansluitend op collega Veluwenkamp. De heer Bleker zei dat de doelstellingen goed zijn. Dat onderschrijf ik. Ze staan in het collegeprogramma. Waar het ons om gaat is de uitvoering en het realiseren van die doelstellingen. Dan is het beeld toch dat dit niet zo goed gaat.
44
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
In die zin is recent een artikel in de krant verschenen, “Beschermers natuur zeer boos op GS”, en dat moet dan niet zozeer worden beschouwd als een winstwaarschuwing, maar meer als een verlieswaarschuwing, lijkt mij. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ik heb met zeer veel bela ngstelling van dat artikel kennisgenomen, maar ik was, het dualisme geheel respecterend, niet aanwezig bij de betreffende hoorzitting. Ik wacht af wat de Staten met het geheel van de hoorzitting doen. Voorzitter, dan kom ik bij de Wet Ammoniak Veehouderij. Wij gaan niet nu al zaken op de kaart zetten terwijl de regels nog onduidelijk zijn. Aan het eind van het jaar, begin volgend jaar zal er duidelijkheid over komen. Er is nog volop discussie over tussen IPO, VNG en IPO, de Kamer en LNV. Wij wachten dat af. Dat wij daar een belangrijke rol krijgen om de zeer kwetsbare gebieden te begrenzen en aan te wijzen is duidelijk. Voorzitter, het College van Gedeputeerde Staten zal geen initiatieven nemen tot afbouw van de bio-industrie. Het is een in Nederland geaccepteerde en gereguleerde bedrijfstak die, als hij aan de normale ruimtelijke voorwaarden voldoet, ook in onze provincie kan worden ingepast. Mevrouw BOS: O.K., in Nederland in meerderheid geaccepteerd, want er zijn een heleboel mensen die dat niet accepteren. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, ik denk dat wij dat ook moeten respecteren. De mensen hebben ook de vrijheid om dat te uiten en in hun consumptiegedrag daar natuurlijk rekening mee te houden. Voorzitter, dan het soortenbeleid. Daar komen wij ook nog over te spreken in de commissie. Ik begrijp van de zijde van GroenLinks dat men het soortenbeleid zoals we dat hadden, wil voortze tten. Ik moet u wel zeggen dat wij daar nog een heel interessante discussie met elkaar over zullen krijgen. Waarom? Waar houdt het soortenbeleid op? Er zijn aanwijzingen dat het aantal Rode Lijst-soorten gaat toenemen. De Rode Lijst komt over twee à drie weken weer uit. Ik heb aanwijzingen dat er een aantal zeer ‘gewone soorten’ straks op de Rode Lijst terechtkomt. Er zijn aanw ijzingen dat bijvoorbeeld de boerenzw aluw er opkomt. Wie had vijf, zes of tien jaar geleden gedacht dat de boerenzwaluw een bedreigde soort in Nederland zou zijn? Als dus het aantal soorten dat in de knel komt, toeneemt, moet je je afvragen of je dan voor één van die specifieke soorten of een paar van die specifieke soorten een heel bijzonder beleid moet voeren, of dat je moet kijken of je de leefomstandigheden en de biotopen in het algemeen zou moeten proberen wat gunstiger te maken voor die soorten in het algemeen. Dat is de discussie die we met elkaar krijgen. Ik denk dat wij echt die laatste optie ook serieus onder ogen moeten zien. Overigens kan ik u me lden dat bij mij in de boerderij de boerenzwaluw nog welig tiert en dat komt vooral omdat ik ’s avonds altijd vergeet de deur dicht te doen, zodat hij in en uit kan vliegen. Mevrouw BOS: Dat die boerenzwaluw mogelijk op de Rode Lijst staat is misschien geen wonder, want ik weet niet of u het bericht laatst heeft gehoord over de Algemene Inspectiedienst die de boerenzwaluw een bedreiging noemde. Die worden uit de stallen geweerd. Levensgevaarlijk schijnen ze zelfs te zijn. Wat vindt u daar nu van? De heer BLEKER (gedeputeerde): Kijk, misschien biedt de plattelandsontwikkeling op dat punt nog ruimte. Als al die mensen die wonen in grotere of kleinere boerenbehuizingen en geen dieren houden die zeer gevoelig zijn voor overdracht van ziekten, nu gewoon de deuren open zouden zetten, dan wordt het al een stuk beter, mevrouw Bos. Je kunt nu wel zeggen: “Die boer met die kippen of met die koeien moet de deuren openzetten voor alles dat binnenvliegt”, maar als er vervolgens een melding komt van een enge ziekte die op die manier is overgedragen, kijk je er natuurlijk als particulier wel even anders tegenaan.
45
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Wij moeten daar dus ook op een nuchtere manier mee omgaan. Ik denk dat de ontwikkeling op het platteland ook een opdracht geeft voor al die mensen die deze behuizingen hebben. De heer MAARSINGH: Mag ik een suggestie doen aan de heer Bleker, want dit zijn van die simpele zaken die geen geld kosten en waar je heel veel mee wint. Als wij nu allemaal eens onze dakpannen zouden vervangen door dakpannen die wat meer ruimte gaven en wat minder sloten, dan zouden wij ook de huismus zo weer terug hebben. Maar goed, wij sluiten alles dus zo dicht af dat er nog geen spin mag onde rkruipen. Vervolgens zeggen we: “Er zijn geen huismussen meer”. Dus nog een suggestie voor u om mee te nemen. Misschien zijn uw dakpannen wel niet gesloten. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, ik ga dan toch maar weer naar een hoger niveau: de Werelderfgoedlijst, waar het gaat om ons schitterend Middag-Humsterland. Het Middag-Humsterland staat op de tentatieve lijst van het ministerie van OC&W voor aanmelding bij UNESCO voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst. Dat ondersteunen wij. Daar vindt nu een discussie plaats over de definitieve lijst. Wij zullen dat in positieve zin ondersteunen, niet omdat daar nieuwe beschermingsregimes uit voortvloeien, maar om ons met elkaar steeds op het bijzondere beschermwaardige van het gebied te attenderen. Voorzitter, dan kom ik bij de wet Gemeenschappelijke Regelingen. Wij houden een register bij over intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, meneer de voorzitter, ik meld het aan de heer Boe rtjens. Dat is in zichtelijk. Wij hebben een overzicht van onze samenwerking met de gemeenten en wij kijken rege lmatig of daar ordening in nodig is. De heer BOERTJENS: Het was niet zozeer mijn punt om te vragen of u het wel in beeld heeft, want daar ben ik wel van overtuigd. Mijn constatering was echter, dat de gemeentelijke samenwerking leidt tot een lappendeken. Mijn vraag was of u van plan bent om daar ook sturing in aan te brengen. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja voorzitter, wij zeggen nog niet bij voorbaat dat het een verkeerde lappendeken is. Wij gaan er wel de komende tijd nog eens naar kijken en wij zullen dat ook met de VNG in het periodieke overleg agenderen of daar wat nadere structuur in zou kunnen worden aangebracht. De beoordeling die u geeft, nemen wij echter nog niet direct over. De glastuinbouw. Daar doen wij ook precies wat in paragraaf 3.3 staat van het ‘koersverhaal’. Ik zou eigenlijk willen beginnen – die zin had ook in ons ‘koersverhaal’ kunnen staan, waarbij ik overigens het dilemma van de SP-fractie ook onderken, maar in feite is dat ook het dilemma dat de GroenLinksfractie noemt – met een citaat uit de bijdrage van GroenLinks: “De noordoost-regio van deze provincie staat sociaal-economisch onder druk”. Wij hebben in het kader van de discussie over glastuinbouw ook een overzicht gekregen van het aantal mensen dat werkt zoekt en dat lager geschoold is dan MBO. Dan heb je het al gauw over 1500 tot 2000 mensen. In die glastuinbouw zit werk dat ook zeer geschikt is voor mensen met dit opleidingsniveau. Wij vinden ook dat je gruwelijk zuinig moet zijn met het landschap en met het Wad, en zuinig betekent ook oppassen voor licht. Wij zouden ook de zinnen van Ede Staal kunnen aanhalen, maar wij denken dat het werkgelegenheidsdoel hier ons moet aansporen om tot een zodanige planologische en overige regeling voor het gebied te komen, dat daar de komende jaren glastuinbouw kan worden beoefend, waarbij maximale lichtafscherming wordt gerealiseerd. Het is ook in de branche van de glastuinbouw in toenemende mate gemeengoed aan het worden dat dit de komende tijd wordt doorgevoerd. Dan naderen wij, GroenLinks, SP en College, elkaar uiteindelijk wel heel erg dicht, ook als u ook kijkt naar het erkennen van uw kant van het belang van die werkgelegenheid en ook het streven van onze kant om een maximale inspanning te leveren om dat te doen.
46
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer HEMMES: Voorzitter, ik heb twee concrete vragen voor de gedeputeerde. Hij heeft het over de lichtdichtheid. Heeft hij daar zelf een beeld of een percentage bij? Biedt het geweldige mogelijkheden voor de werkgelegenheid? Ook daarover wil mijn fractie graag enkele concrete cijfers horen. Wij horen hier en daar allerlei cijfers. Wij horen van de andere kant weer ‘tegencijfers’. De concrete vragen zijn: hoeveel lichtdichtheid is voor de gedeputeerde toelaatbaar en hoeveel arbeidsplaatsen zijn voor hem een eis? De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, ik vind dat in ieder geval een behoorlijke vorm van bovenafscherming bij eventueel te plaatsen nieuwe kassen aldaar gerealiseerd moet worden. De kassen zijn kassen voor de toekomst en die gaan vijftien tot twintig jaar mee. Die zouden daar in de loop van de komende jaren kunnen gaan ontstaan, als ondernemers de beslissingen nemen. Toch vind ik dat wij kassen met slechts zijafscherming niet meer kunnen accepteren. Dat is één. Of dat honderd, negentig, tachtig of vijfentachtig procent afscherming is, hangt ook van de techniek en van de warmte en al dat soort zaken af. Dat er een vorm van bovenafscherming moet worden gerealiseerd is voor ons echter duidelijk. Wij zien daarvoor technologische mogelijkheden. De werkgelegenheid verschilt sterk per gewas, of je het nu over tomaten, potbloemen of wat dan ook hebt. Het gaat ons om grootschalige glastuinbouw. Het gaat nu om 350 hectare tot 400 hectare boerengrond, waar direct en indirect ook al zo’n dertig mensen werken. Het is goede grond waarop pootaardappelen worden verbouwd. Wij gaan dat niet voor vijftig of honderd arbeidsplaatsen ‘verkwanselen’ voor glastuinbouw. Het moet om honderden arbeidsplaatsen gaan willen wij daar met elkaar ook de afweging kunnen maken of het goed zit. Die berekeningen worden momenteel gemaakt. Ik steek mijn handen daar niet voor in het vuur, maar als het bijvoorbeeld om trostomaten gaat, gaat het om grote aantallen arbeidsplaatsen per hectare. Mevrouw BOS: U stelt dat het over honderden arbeidsplaatsen moet gaan. Ik had u ook gevraagd hoe groot de belangstelling eigenlijk is. De heer BLEKER (gedeputeerde): Op het moment van de MER was er geen concrete belangstelling. Wat wij zien in de loop der jaren is dat het gebied beter onder de aandacht van glastuinbouwers komt. Hebben wij op dit moment een ondernemer die klaarstaat om grond af te nemen? Het antwoord is nee. Is dat voor ons een reden om niet door te gaan? Integendeel. Wij moeten doorgaan, omdat, willen we ondernemers aan ons binden in dat gebied, je planologisch klaar moet zijn, je publieke infrastructuur rond moet hebben en je moet in elk geval grond uit te geven hebben. Tuinders zijn mensen van korte beslissingen. Als ze het besluit nemen om naar de Eemsmond te gaan, willen ze kunnen zeggen dat er nog veertig hectare te koop is. Mevrouw BOS: Ik kan hieruit concluderen dat er nog geen concrete belangstelling of toezegging… De heer BLEKER (gedeputeerde): Nee. Er is regelmatig concrete belangstelling. Er is geen toezegging voor een onderneming die een bepaalde hoeveelheid hectares wenst af te nemen. Die was er niet en is er niet. Mevrouw BOS: Er begint me toch een bang gevoel te bekruipen, voorzitter. De heer BLEKER (gedeputeerde): U vreest dat het niet van de grond komt? Mevrouw BOS: Ja, voor u wel.
47
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer BLEKER (gedeputeerde): Hartelijk dank voor het meeleven, zou ik haast zeggen. Dan kom ik bij het Wad en of wij daar dezelfde bange gevoelens hebben weet ik niet. Wij kunnen daar als College heel kort over zijn. Wij hebben vanaf den beginne gezegd dat als wij een oordeel moeten uitspreken over de wel of niet aanvaardbaarheid van gasboringen onder het Wad, dit doen volgens een heel vast stramien, namelijk: zijn de risico’s voor de ecologie aanvaardbaar ger educeerd, ja of nee? Het Wad heeft namelijk voor ons een bijzondere waarde en we gaan op een systematische manier beoordelen of de risico’s voldoende zijn gereduceerd. Dat was in mei niet het geval. Er is in opdracht van het kabinet een rapport opgesteld. Dat hebben wij gespeld en afgepeld. De conclusie is dat er op onderdelen sprake is van aanvaardbare risicoreductie, maar op een onderdeel is daar nog geen sprake van. Dan kunnen wij niet anders dan een andere afweging maken dan het kabinet, ook gelet op het voorzorgprincipe dat wij voor het Wad willen hanteren. En, voorzitter, wij hebben ons vanaf het begin af aan richting het kabinet en kabinetsleden opgesteld in de zin: “Als u wilt investeren in het Wad delen wij die opvatting, en wij willen daar met u over spreken”. Dit hebben wij ook vanaf het begin af aan gedaan. De beoordeling van de aanvaardbaarheid van extra winning van gas is echter een separaat proces. Als je er aan toegeeft en zegt: “Een beetje meer geld en dan accepteren wij een beetje meer risico”, begeef je je op een hellend vlak, want eerst wordt het Waddengeld in beeld gebracht, dan wordt het Langman-geld in beeld gebracht, misschien komt mevrouw Peijs nog wel met een bezuiniging op openbaar vervoer die misschien niet door gaat als wij eerst ja zeggen tegen het Waddengas. Je begeeft je op een hellend vlak. Ik vind dat wij daar als provinciaal bestuur heel sereen en clean in moeten handelen. Het is niet een dogmatische opstelling van een aantal Waddenfundo’s in het College van GS. Wij hebben zeer consciëntieus met elkaar de criteria benoemd en wel mede op basis van datgene wat er in de Staten is besloten. Wij komen dan tot een andere afweging dan het kabinet en daarmee handhaving van ons vorige standpunt. Het kabinet heeft vooruitgang geboekt met de onderbouwing, maar voor ons niet in toereikende mate. De heer HAASKEN: Voorzitter, ik ben nu toch wel benieuwd op welk punt het College nog niet helemaal tevreden is gesteld en waar dan nu nog nader onderzoek op moet plaatsvinden. De heer BLEKER (gedeputeerde): In de brief die vanochtend is uitgereikt, treft u op bladzijde 1, laatste alinea en bladzijde 2, eerste alinea, in het kort aan – en je kunt er een heel wetenscha ppelijk exposé over houden, maar dat doen wij niet – waar het zich op concentreert, waarbij wij ons erin gesterkt voelen dat het rapport van de commissie zelf ook aangeeft, dat er nog een lopend onderzoek is, met name ten aanzien van de ecologische effecten van de zandsuppletie. De heer HAASKEN: Maar tot hoever wilt u uw zekerheden eigenlijk hebben afgedekt? Mag ik gaan tot 99 procent of 99½ procent? Tot waar gaat u eigenlijk? De heer BLEKER (gedeputeerde): Wij hoeven geen honderd procent zekerheid te hebben, want dan kun je beter van tevoren zeggen dat het altijd ‘nee’ is. Ook op die twee andere gebieden van de bodemdaling en de naijleffecten zijn er nog wel enige onzekerheden, alleen zijn die uiterst beperkt geworden door de studie van het kabinet. Met name op het punt van de zandsuppletie en de ecologische effecten daarvan gaat het echter niet alleen om een onzekerheid, maar zelfs om onduidelijkheid en er zijn geen nieuwe inzichten verworven. Dus je weet nog niet eens hoe onzeker je bent. De heer HAASKEN: Maar ik heb heel sterk het gevoel dat wanneer ook hier duidelijkheid over zal ontstaan – en die zal ongetwijfeld wel ontstaan – dat u ongetwijfeld wel weer iets nieuws zult vinden waar u weer zekerheden over wilt hebben. In het verleden is nooit de vraag gesteld dat er zekerheid moest ontstaan over de ecologische effecten van zandsuppletie.
48
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Toen is alleen de vraag gesteld of er überhaupt in voldoende mate zand kon worden aangevoerd. Die vraag is met ja beantwoord. Er is geen bodemdaling. Dat is kennelijk ook niet voldoende. Nu moet weer de vraag worden gesteld wat het ecologisch effect ervan is. Ik denk dat we echt in een kringetje blijven rondlopen en uiteindelijk in onze eigen staart zullen bijten als wij zo doorgaan. De heer BLEKER (gedeputeerde): Wij hebben de echte overtuiging dat we het door het op deze systematische en geobjectiveerde manier doen, we juist niet in kringetjes terechtkomen en zeker niet in kringen van lieden die ons met gelden willen overhalen om iets te doen wat wij op inhoudelijke gronden niet voldoende verantwoord vinden. Het spreekt ons aan dat wij dan niet in die kringen terechtkomen. De heer HAASKEN: Voorzitter, is er een mogelijkheid dat het kabinet een aanwijzing gaat geven aan het Noorden? De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat is volgens mij niet aan de orde. Het kabinet kan een besluit nemen en het kabinet heeft op zichzelf doorzettingsmacht om, nadat concessies, vergunningen, procedures enzovoort zijn doorlopen, het te doen. Wat ons is opgevallen is dat het kabinet hecht aan maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. Wij zijn daarover een open dialoog met het kabinet aangegaan. U moet ons standpunt dus ook zien als een opstelling van het provinciaal bestuur op het punt van het draagvlak in de provinciale politiek van Groningen. De heer HAASKEN: En als het kabinet dit doorzet, wat is dan uw houding? De heer BLEKER (gedeputeerde): Onze eerste houding is dat wij dit standpunt – tenzij het door de Staten wordt weggewoven, maar daar ga ik niet van uit – kenbaar maken aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal en aan onze politieke vrienden en niet alleen het standpunt, maar ook de afwegingen, de gronden waarop het standpunt is gebaseerd. Dan wachten wij eerst af hoe dat in Den Haag en daarna in juridische procedures gaat. Mevrouw BOS: Voorzitter, mag ik nog een vraag stellen? Goed zo. Poot stijf houden. Heeft u 22 oktober al vrij gehouden in uw agenda? De actie is op vrijdagavond, vlak voor de herfstvakantie. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ik zal de leden van het College en de voorzitter vragen hoe het met hun vrijdagavond op 22 oktober zit. Dat geldt ook voor mijzelf. Vrijdagavond mevrouw Bos, is wel een geschikte avond. Mevrouw BOS: Ja, www.fakkelactie.nl. De VOORZITTER: Ik denk dat we hiermee zijn gekomen aan het einde van uw betoog. De heer Gerritsen heeft het woord. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter. Er is een groot aantal vragen gesteld op het terrein van economie en cultuur. Zoals bekend verzetten wij ons sterk tegen de voorgenomen beëindiging van het regionaal beleid, verwoord door het kabinet in de nota Pieken in de Delta. Wij zijn van mening dat goed naar andere en nieuwe mogelijkheden moet worden gekeken en wij hebben vastgesteld in de evaluatie middels de Mid Term Review dat wij goed op weg zijn met Kompas voor het Noorden. Dat betekent dat er ontwikkeling in zit, maar deze ontwikkeling kan ook op andere manieren worden bereikt. De hoofdlijn van die andere aanpak is dat Noord-Nederland veel kansen heeft voor de Nederlandse economie.
49
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Daar is tevens een nationaal belang mee gediend. Het zou de staatssecretaris sieren als zij gebruik maakt van die mogelijkheden in het Noorden. Wij hebben een aantal van die mogelijkheden benoemd in de Begroting 2005 en wij zijn hiermee ook in SNN-verband bezig: er is namelijk veel potentie. Als wij ervan uitgaan dat Nederland zich in een laagconjunctuur bevindt is de beste houding een offensief om alle mogelijkheden te benutten. Dit geldt zeker voor de mogelijkheden die in Noord-Nederland beschikbaar zijn. Dat is ook in het belang van het kabinet zelf en in het belang van de mensen in Noord-Nederland die in die overgang zitten van een maakindustrie – de heer Zanen noemde hier terecht het voorbeeld van Philips. Wij zien dat geen toekomst is weggelegd voor alles wat gestandaardiseerd is. Dit zijn een paar voorbeelden waar het wat minder gaat, maar gelukkig zijn er ook veel voorbeelden te noemen in Kompas-verband waarmee het wel goed gaat en die omslag moet worden voortgezet om de aanwezige potenties tot hun recht te laten komen. In de Begroting hebben we een eerste selectie op basis van een aantal criteria gedaan en ik kan de PvdA toezeggen dat wij met een verdere uitwerking daarvan gaan komen. De motivatie daarvoor is kort aangegeven in de Begroting 2005 en die heeft natuurlijk met bodemeigenschappen te maken, met geschiedenis, gas, bodemvoorraden, maar ook met zaken die zich rond kennis afspelen, zoals bijvoorbeeld de life sciences. De PvdA vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot de onderzoeksinstellingen. Ook binnen Kompas zijn wij bezig met nadruk op innovatie en wel ook in relatie tot die kennisinstellingen. Betrek de RuG erbij en de Hanzehogeschool. Diverse projecten hebben binnen Kompas plaatsgevonden waarmee wij de kennis transfer van juist deze kennisinstellingen naar het bedrijfsleven proberen te verbeteren. Dat heeft onze aandacht en moet nog meer onze aandacht krijgen. Wij zijn binnen SNNverband bezig - in antwoord op de vraag van mevrouw Gräper - om een plan de campagne over innovatie op te stellen en daar middelen voor te reserveren. Dit is één van onze minder sterke punten uit de evaluatie van Kompas, maar daar moet heel nadrukkelijk in worden doorgestoten. Ik ben het zeer met u eens als u stelt dat dit juist bij het MKB een kritisch punt is. Het MKB (in casu de kleinere bedrijven) heeft meestal geen eigen stafafdeling die dat zelf ontwikkelt, maar zij kan innovatie wel benutten. Wij hebben daar goede ervaringen mee. Duurzaam Groningen is hiervan een voorbeeld. Wij willen natuurlijk ook de duurzaamheid stimuleren. Het is voorts een kwestie van benaderen en bekendmaken. Verder hebben wij een plan gemaakt om ervoor te zorgen dat binnen het MKB van de bestaande regeling meer gebruik gemaakt gaat worden. Als u zegt dat ook naar het bestaande bedrijfsleven moet worden gekeken en niet alleen naar al deze technologische hoogvliegers, dan moet ik antwoorden dat wij dat al doen. Wij gaan daar zeker mee door, want het MKB maakt 95% van de totale Noord-Nederlandse economie uit. Wij willen juist deze potentie benutten vanwege het nationale belang en vanwege de stuwende bedrijvigheid. Het gaat er immers om om geld naar Noord-Nederland te krijgen en ervoor te zorgen dat hier ook andere toeleverende bedrijven aan de praat komen en dat dit geheel verder wordt ve rsterkt. Dat zijn de kurken waar de NoordNederlandse economie nu al op drijft, want dit levert qua werkgelege nheid behoorlijk wat op. Dit moeten wij beter benutten, mede gezien vanuit het nationale belang. De heer JAGER: Voorzitter. Ik wil graag nog even naar het vorige punt over de prioriteiten die in het ‘koersverhaal’ staan. Ik kan me indenken dat – zoals u ook in de Begroting aangeeft – er een kans is dat zo’n 10% van het Kompasbudget in het laatste jaar van het programmaonderdeel tot 2006 vrijvalt en op dat moment weer ingezet moet worden. Zijn dit dan ook de prioriteiten voor de inzet van de vrijgemaakte middelen vanuit de cofinanciering Kompas? Betekent dat dat wij zaken die hier buiten vallen in eerste instantie niet zullen gebruiken om de cofinanciering op te zetten? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik denk dat u een heel belangrijk punt aan de orde stelt. Het antwoord is op hoofdlijnen bevestigend. We zullen dat ook laten zien in het Jaarprogramma. In het DB van SNN hebben wij daar gisteren een besluit over genomen met een voorstel hoe alles eruit komt te zien.
50
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Maar het gaat er natuurlijk om om gedurende de komende drie jaar - de heer Boertjens vroeg ernaar of dit geld wel goed genoeg wordt ingezet - de effectiviteit scherp voor ogen te houden. Tot nu toe gold meestal de regel: wat het eerst komt, het eerst maalt. Het zou dan kunnen zijn dat men aan het eind een wat minder effectief project heeft. Dus, zo effectief mogelijk inzetten, mede gelet op de mogelijkheden die we zojuist hebben genoemd. De heer JAGER: Voorzitter. Wij hebben kunnen constateren dat de kansen die in de nota GEP worden geschetst voor Noord-Nederland en specifiek voor Groningen in zeer grote mate overeenkomen met de kansen die het College ook ziet in haar ‘koersverhaal’. Hiermee wordt richting Den Haag een duidelijk signaal afgege ven – zelfs in een periode waarin de afspraken nog gelden en die blijkbaar nog hard zijn – dat wij in een beweging meegaan die op dat vlak dus ook vanuit Den Haag inhoudelijk ondersteund wordt, omdat dezelfde keuzes worden gemaakt. Of zie ik dat verkeerd? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Wij herkennen ons in de benadering van het kabinet dat men zegt dat sterke punten moeten worden uitgewerkt. Dat is begrijpelijk, maar benut dan ook de sterke punten hier in Noord-Nederland. Daarom is het zo bijzonder en onbegrijpelijk dat het kabinet die kansen nu niet aangrijpt en stelt ermee op te houden in het Noorden. Dat is iets waar wij ons over opwinden. Wij stellen dat hier mogelijkheden zijn. Benut die gewoon, want dat is in lijn met de eigen gekozen doelstelling. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter. Ik wil graag ingaan op wat de gedeputeerde vervolgens over dit punt zei, namelijk dat hij met ons van mening is dat het investeren in bestaande bedrijvigheid en MKB een belangrijke zaak is. Dat ondersteunen we natuurlijk. Vervolgens zei hij dat het belangrijk is om MKB’ers meer op de hoogte te brengen van de bestaande regelingen. Vanuit het veld van het MKB hoor ik echter vaak dat men voor een deel nog wel op de hoogte is van de regelingen, maar dat men voor een groot deel geen gebruik maakt van die kennis, met name niet van het NIOF (Noordelijke Innovatie - en Ondersteuningsfaciliteit). Daar zat mijn punt waarom ik die aanjagers heb ingebracht, om zodoende de link te leggen tussen aan de ene kant die regeling en aan de andere kant het MKB, opdat deze daar ook metterdaad gebruik van gaat maken. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Wij onderkennen dat daar een punt ligt. Enerzijds werken we aan de versim peling en anderzijds ook aan die benadering, maar het zal ook moeten gebeuren dat men die stap zelf gaat zetten. Wij sturen dit plan naar het AB van SNN, maar het is natuurlijk van belang om deze kloof snel te dichten. De heer MOORLAG: Voorzitter. Ik wil graag even terugkomen op die zes speerpunten. De gedeputeerde zegt toe dat daar een motivatie over zou komen, maar ik had dat toch wat uitvoeriger willen zien. Ik had gevraagd ons deelgenoot te maken van een denkexercitie, waarin wordt opgenomen welke sectoren in die afweging zijn betrokken, welke zijn afgevallen en op grond van welke argumenten dat is gebeurd. Kan de gedeputeerde dat toezeggen? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ja. Maar de hoofdlijn van die motivatie is dat we hebben geïnventariseerd op omvang kritische massa, verwevenheid, onderlinge samenhang - een soort cluster -, de banden met kennis en natuurlijke bodemschatten die uniek zijn in Noord-Nederland. Ik heb toegezegd dat een notitie zal verschijnen waarin wij daar op ingaan. De heer MOORLAG: De tweede vraag heeft betrekking op die kennisinfrastructuur. Ten aanzien daarvan heeft de gedeputeerde gezegd dat hier in Noord-Nederland juist wordt gestimuleerd dat universiteiten,
51
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen meer met elkaar gaan samenwerken. Het punt van de PvdA-fractie is juist dat wij elders in het land ontwikkelingen zien waarin samenwerking tussen universiteiten echt op grote schaal gaat plaatsvinden. Groningen ligt hierin wat geïsoleerd. Gaat Groningen zich meer richten op het Westen of wordt aansluiting gezocht bij het Noord-Duitse wetenschappelijke cluster. Hoe kijkt de gedeputeerde tegen deze ontwikkeling aan? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik denk dat zichtbaar is dat de universiteit juist op het punt van innovatie zich meer naar buiten aan het ontwikkelen is en aansluiting zoekt bij vakgebieden waar de Rijksuniversiteit zelf ook sterk in is. Daarbij zullen ook landelijke ontwikkelingen een rol spelen, maar het is juist zaak om binnen Noord-Nederland het bedrijfsleven en de Rijksuniversiteit dichter bij elkaar te brengen. Daar hebben wij initiatieven voor ontplooid om in het kader van het Plan van Aanpak Innovatie, waarover net werd gesproken, juist werkgeversorganisaties, bedrijfsleven en universiteit bij elkaar te brengen. Het CDA vroeg naar de haven met betrekking tot de economie. Ik ben het er sterk mee eens om de Eemsdelta-gedachte te ontwikkelen. Binnen het Havenschap wordt nagedacht over samenwerking met de Duitse stad Emden. Ik weet dat dit in het kader van de Havenvisie landelijk een rol speelt. Dat zullen prioriteiten zijn waarmee wij het gesprek met de minister aan zullen kunnen gaan. In de boezem van het Have nschap wordt daarover nagedacht en worden er plannen ontwikkeld. Het is zo dat er meerdere vertegenwoordigers van het Algemeen Bestuur aan tafel zitten die deze ontwikkeling mede kunnen volgen. De heer BOERTJENS: Ik weet dat daar al veel langer over wordt gesproken, minstens al vijf jaar. Maar ik zou op korte termijn wel eens van de heer Gerritsen willen vernemen tot welke concrete voornemens dit nu leidt? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het concrete voornemen moet zijn om praktische plannen te maken met de havenstad Emden en daar overleg over te hebben. De heer BOERTJENS: Dit plan bestaat al een aantal jaren, samenwerking met het loodswezen, et cetera. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dan stel ik vast dat dit is blijven liggen de afgelopen jaren. De heer BOERTJENS: Ik heb niet het idee dat dit al tot iets heeft geleid. Ik zou graag willen weten wat uw speerpunten zijn en op welke termijn u binnen nu en een jaar resultaat denkt te kunnen boeken. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik moet nogmaals vaststellen dat dit de afgelopen tijd is blijven liggen en wij zullen dat overleg aangaan en er zullen concrete punten naar voren moeten komen, want als dit niet tot iets constructiefs leidt, moeten wij dat vooral niet willen en daar geen energie in steken. Ik verwacht daar echter wel wat van. De heer JAGER: Voorzitter. Wat betreft het vorige punt was het verhaal van het CDA om dit wat breder te zien dan alleen het belangrijke punt van de samenwerking tussen onze havens en de Duitse havens. Ook in het kader van de nota Mobiliteit is het van belang om te komen tot een goed plan van aanpak op het gebied van vervoer en logistiek, zodat ook daarbij kan worden aangesloten. Ik heb begrepen dat volgend jaar een discussie ontstaat over de doeluitkering op dat terrein richting de regio’s. Het zou goed zijn als hier ook een concrete visie ligt die verder gaat dan de huidige SNN-visie inhoudende dat er 50% meer vervoer moet komen. Zou u dat in deze discussie mede kunnen betrekken, want wij hebben niet alleen havens, maar ook het Railservicecentrum, Groningen Airport Eelde, et cetera.
52
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter. Ik kan dit eerlijk gezegd niet helemaal goed vastpakken en ik zou voorlopig de aandacht vooral daarop willen richten dat wij met het Havenschap praktische stappen in de goede richting zetten. Dat zou mijn voorstel zijn. Wat betreft het Plan Heinen hebben we aan het Oost-Groninger Arbeidsmarktplatform aangegeven dat wij daaraan graag ondersteuning willen geven. Wij gaan daar bij zitten en het plan is in ontwikkeling. U hebt als Staten aangegeven dat we daarmee aan de slag zullen gaan en zo zullen we ons ook opstellen. De laatste informatie heb ik nu niet tot mijn beschikking, maar daar wil ik de commissie op een later tijdstip wel over informeren. Het project Breedband Appingedam heeft een zelfstandig verloop. U moet weten dat ons project daar los van staat en dat wij graag de grote ring rond de Eemsdelta willen aanleggen. Dit bijt elkaar niet. Het eigen initiatief van Appingedam gaat een slag sneller om alle huishoudens direct van glasvezel te voorzien. Dat is natuurlijk een project waar heel veel gebeurt. Ik kom nu op het punt van de cultuur. Diverse fracties hebben onderwerpen uit de ontwerpcultuurnota aangesneden en suggesties gedaan. Het CDA vraagt of de gedeputeerde zich sterk kan maken voor Groningen als Culturele Hoofdstad. Ik moet eerlijk zeggen dat ons dit idee van Culturele Hoofdstad met verbindingen naar he t ommeland zeer aanspreekt, want dit staat voor een bruisend cultureel klimaat. Cultuur is van belang voor zowel de positionering van de regio als voor de leefbaarheid. Als je prettig wilt wonen in deze provincie dan hoort cultuur daar zeker bij. Als je wilt dat mensen zich hier gaan vestigen of hier een baan aanvaarden, dan is cultuur enorm van belang. Vanuit deze beide oogpunten staat het College een actief cultuurbeleid voor en wil zij pogen te komen tot een uitdagend cultureel klimaat. De suggestie om in IPO-verband of met het Rijk daarover te spreken is interessant, maar ik zou liever willen dat Gr oningen de culturele hoofdstad wordt en dat al die andere provinciehoofdsteden dit wat minder worden. Dan heb ik gelijk het concurrerende in het verhaal ook al opgenomen. Wij doen stappen in die richting en daar zijn de onderhandelingen met het Rijk ook op gericht. Daar kan ik nu geen mededelingen over doen, maar wel op 21 september a.s.. Ook de cultuurnota komt in deze gesprekken aan de orde. Het gaat dan juist om het realiseren van meer dynamiek, het ervoor zorgen dat de cultuur spraakmakend wordt en dat bijzondere combinaties gaan optreden. Denk hierbij maar aan de voorstelling Graan, waarin de geschiedenis van Groningen heel mooi wordt getoond of Faust in Oost-Groningen waar heel veel amateurverenigingen bij betrokken zijn. Bijzondere projecten. Denk hier bijvoorbeeld ook aan zaken op het terrein van de beeldende kunst als de vaarweg Lemmer-Delfzijl, grote infrastructurele projecten die accenten krijgen middels beeldende kunst en literatuur. De Semslinie is een tijd geleden zo’n project geweest, Kerken in het Groen waarbij de oude Groninger kerken een eigentijds accent krijgen. Dat zijn projecten waar wij er meer van willen zien, opdat Groningen vanwege het spraakmakende karakter beter op de kaart komt. Je ziet hoeveel aandacht Faust in Oost-Groningen trekt, hoeveel… De heer HAASKEN: Dit pleit er eerder voor om Winschoten Culturele Hoofdstad van Europa te maken. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Nu ja, Winschoten is een heel belangrijk centrum in OostGroningen. Wij zien de functie van intendant als een soort makelaar, een regisseur die juist die ongebruikelijke combinaties en bijzondere zaken naar boven kan halen en nieuwe combinaties kan maken, ook van Rijksinste llingen waarop wij trots zijn. Ik ben blij dat de CDA-fractie deze bijna allemaal met name heeft genoemd, zoals D66 dat voor het Groninger Museum heeft gedaan. Je ziet dat het Groninger Museum nu een fantastisch initiatief heeft genomen met het Diaghilev-festival. Dat zijn zaken waarmee wij verder willen en die wij verder willen stimuleren. Wij denken dat iemand met visie juist vanuit dat eigenzinnige profiel zaken kan stimuleren, gebruikmakend van budgetten, ook die van de instellingen zelf, maar ook gebruikmakend van budgetten die worden aangetrokken, want ook daar is die intendant voor bedoeld.
53
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Mevrouw BOON-THEMMEN: Voorzitter. Bent u van mening dat bijvoorbeeld een Groninger Museum niet zelf de power heeft om dit soort contacten en cross-overs te bewerkstelligen? U legt nu een hele nieuwe bureaucratische vorm neer binnen het culturele leven in Groningen, waarvan je je kunt afvragen of dat nodig is en of dat ook werkt. Het moet toch van onderop komen. Een aanjager is een soort ambtenaar die wat contacten legt, maar een initiatief als het Diagilev-festival is an sich toch al prima. Daar hoeft toch geen duurbetaalde intendant meer voor worden aangesteld? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): U zou eens moeten weten hoeveel ambtenaren hier op een bevlogen manier met veel inspiratie en visie zaken aanpakken. Het gaat niet om een bureaucratisch proces. We zien ook op andere plaatsen – bijvoorbeeld met Cox Habbema in Almere en in Rotterdam – dat het goed moet worden georganiseerd. Het Groninger Museum slaagt er inderdaad in om dat allemaal zelf voor elkaar te krijgen en daar heb ik heel veel respect voor. De organisatie van het Diagilev-festival is enorm gecompliceerd geweest, maar dat dit is gelukt betekent een gunstige uitzondering. Andere voorstellingen krijgen dit niet meteen voor elkaar en wij denken dat op die manier meer ongebruikelijke en bijzondere projecten gerealiseerd kunnen worden. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter. U heeft net een hele serie bijzondere en unieke projecten genoemd, Faust, Graan, etc.. Die zijn allemaal ontstaan zonder dat een intendant hieraan te pas moest komen. Waarom is die intendant dan nodig? Om goede projecten die er al zijn nog extra te steunen? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): De projecten waar ik over sprak zijn echt niet zomaar tot stand gekomen. Dit betrof initiatieven vanuit bijvoorbeeld het Regionaal Cultuurplan, maar dit zijn incidenten en aan het geheel willen we toch graag meer structuur en impulsen geven. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Het zijn echter wel incidenten die heel nadrukkelijk aangeven hoe groot de dynamiek in het cultuurveld daadwerkelijk is en dat je dus als provincie veel meer gebruik moet gaan maken van die dynamiek, in plaats van dit van bovenaf op te gaan leggen. De VOORZITTER: Ik stel voor dat de gedeputeerde nog eenmaal antwoord geeft en dit punt daarna wordt verschoven naar de behandeling van de Cultuurnota. Ik geloof niet dat de Begroting het moment is om dat met elkaar uit te discussiëren. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het is helema al niet zo dat er te weinig dynamiek zou zijn, want ik denk dat er heel veel gebeurt waar wij trots op kunnen zijn, maar ik denk ook dat er gewoon meer zou moeten gebeuren en dat we moeten proberen te excelleren. Dit mede in ve rband met de link die de heer Zanen legde naar Richard Florida, omdat ik denk dat als je een combinatie tot stand brengt van cultuur en economie, ons dat ook van dienst kan zijn bij zaken als vestigingsklimaat, creatieve milieus, IC en innovatie. Dan is er ook een link te leggen naar die speerpunten. Mevrouw BOON-THEMMEN: Voorzitter, mag ik een afsluitende opmerking maken? Het is belangrijk om te constateren dat hier van verschillende kanten wordt afgevraagd in hoeverre je op bestaande initiatieven moet bezuinigen, terwijl je straks extra budget gaat uitzetten voor bepaalde ambtenaren. Ik denk dat het verstandig is voor de begrotingsvergadering dat dit nu alvast bij u wordt neergelegd, omdat dit straks misschien toch wel repercussies heeft voor het budget. De VOORZITTER: Laten we dit nu open en eerlijk met elkaar bespreken. De kaders worden in de Begroting vastgelegd en de besteding binnen die kaders is een discussie die volop bij de behandeling van de
54
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
cultuurnota kan plaatsvinden. Anders houden we elkaar op dat punt voor de gek. Daar moet dus op dat punt een discussie plaatsvinden over de keuzes die gemaakt zijn en dat lijkt me dan ook het beste tijdstip omdat ze dan ook in die verhouding - zoals hier geschetst - met elkaar besproken kunnen worden. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter. Mag ik afronden met twee korte opmerkingen om toch recht te doen aan de inbreng van de Staten? Het eerste betreft het depot. Het is niet het geval dat een locatie Roden in het vizier ligt en wij moeten vaststellen dat een ongelijk tempo is opgetreden. In de plannenmakerij hier in Groningen is dat al heel lang het geval en is de nood dan ook hoog en Drenthe is daar net mee begonnen en bovendien is daar de financiering nog niet rond. Dat is een aantal tamelijk grote problemen die een samenwerking in de weg staat. Mevrouw BOON-THEMMEN: Die financiering in Groningen is tot stand gekomen – dat is hier bij de Voorjaarsnota ook in de Staten geweest – op een moment dat wij nog niet wisten dat er plannen waren om op twee locaties zo vlak bij elkaar dit soort dure voorzieningen neer te zetten. Wij hebben hierover gesproken bij de behandeling van de Voorjaarsnota, maar het was me toen niet duidelijk dat de ene locatie Hoogkerk zou zijn en dat in Roden iets dergelijks gepland zou worden. Ik kan mij voorstellen dat ook in onze discussie bij de Voorjaarsnota misschien toch een andere invalshoek gegeven had moeten worden. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Er is geen sprake van een locatie Roden. De plannenmakerij is daar gewoon in een heel ander stadium. In het voortraject hebben wij overigens wel – met Friesland erbij – verkend of het mogelijk is om allerlei verschillende depotvoorzieningen bij elkaar te nemen. Het antwoord was duidelijk dat er geen draagvlak voor was en dat men daar geen behoefte aan had. Toen hebben we gezegd, samen met de gemeente, dat de situatie bij het Groninger Museum zó nijpend is - waarbij de schilderijen staan te schimmelen in een loods aan de Admiraal de Ruyterstraat die geen klimaatbeheersing heeft - dat dit zo niet langer kan. Hier moet echt wat gebeuren en ik ben ontzettend blij dat deze Staten bij de Voorjaarsnota daar een flinke stap in hebben gezet. Mevrouw BOON-THEMMEN: Ik meende begrepen te hebben dat Friesland niet zo happig was en dat Drenthe heeft gezegd dat de bereikbaarheid een belangrijk punt is. Dan kom ik toch weer op het punt van die locatie waarvan je zegt dat de bereikbaarheid kennelijk is gewaarborgd en waarom dit dan op twee punten zo vlak bij elkaar moet. Friesland valt wel eens vaker buiten de boot, maar tussen Drenthe en Groningen had dan toch naar mijn gevoel een deal gesloten kunnen worden De heer GERRITSEN (gedeputeerde): In de voorbereidende werkgroep heeft men alle mogelijkheden, dus ook tussen Groningen en Drenthe, verkend en bekeken. Ik geef u als belangrijkste argument dat het gewoon in de praktische sfeer moeilijk zit met de verwarming en de financiën, maar dat ook qua organisatie problemen opdoemden. De heer ZANEN: Volgens het College van B&W van Groningen is in dat noordelijke overleg over een eventuele gezamenlijke voorziening besloten om er geen haalbaarheidsonderzoek naar te laten doen. Men heeft dit blijkbaar gewoon niet gewild. Wat volgens mij daarna heeft ontbroken is dat er gekeken is naar iets mindere mogelijkheden die toch leiden tot een besparing van de geraamde kosten. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Wat betreft die noordelijke optie klopt het wat u zegt. Er is eerst bestuurlijk verkend na overleg met de musea en op dat punt is men toen gestopt. Daarna is bij het Groninger en Drents museum gekeken naar de mogelijkheden en daar heeft men conclusies getrokken.
55
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer ZANEN: Ik meen begrepen te hebben dat er een stuk van de directeur van het Drents museum heeft gestaan in het Dagblad van het Noorden waaruit blijkt dat hij op zichzelf positief staat tegenover dat idee, maar dat dit toen in de procedures verder teloor is gegaan. Volgens mij zou die man morgen graag de draad weer oppakken. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Hij heeft de wethouder van de stad Groningen en mij een brief geschreven om precies zijn standpunt toe te lichten. Met de samenwerkingsgedachte kan hij prima uit de voeten, maar hij heeft samen met het Groninger Museum de balans opgemaakt en te kennen gegeven om er, om allerlei redenen die ik u al gegeven heb, toch vanaf te zien. De VOORZITTER: Wij gaan nu een punt in het kader van de begrotingsbehandeling een uitlichting geven waarvan ik u echt voorstel, dat als u meent dat dit een discussiepunt moet zijn op weg naar de tweede keer, dit nu precies een onderwerp is wat u in de commissie met elkaar moet bespreken. Dan kan op de volgende vergadering tot een afronding worden gekomen. Wij gaan nu in een vergadering punten op een manier uitlichten dat van het hoofdlijnendebat niets overblijft. Daarom stel ik u voor om dit in de commissie te bespreken en als commissie te concluderen dat in de tweede termijn van de plenaire vergadering wordt gerapporteerd, zodat daarover conclusies getrokken kunnen worden. Mevrouw BOON-THEMMEN: Tijdens de Algemene Beschouwingen hebben wij een duide lijke vraag gesteld, en die luidt of er nog een brug te slaan is tussen die plannen. Daar heb ik nog geen antwoord op gekregen. De VOORZITTER: Het spijt me zeer, maar dat heeft u wel degelijk. Dat is al meerdere keren gebeurd, maar u bent nog niet tevreden over het antwoord. Ik stel voor dit onderwerp in de commissie aan de orde te stellen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Nog een opmerking over een vraag van GroenLinks met betrekking tot monumenten. Wat betreft beeldbepalende panden en gemeentelijke monumenten bestaat een voorziening, het Gemeentelijk Monumentenfonds, maar daar is de voorwaarde aan verbonden dat bij een gemeentelijk monument de gemeente zelf ook stappen in zet. Het zou kunnen zijn dat bij die bewuste brug de gemeente Winsum dit als gemeentelijk monument gaat aanwijzen en dat dan geld beschikbaar is om wat aan te doen. Dit is de volgorde, het is belangrijk dat de gemeente zelf eerst stappen zet. Mevrouw BOS: Prima, maar als dat nu niet het geval is en heel veel burgers vinden deze klapbrug wel al sinds jaar en dag karakteristiek voor het landschap, terwijl deze brug nu eenmaal niet op de monumentenlijst staat… De heer GERRITSEN (gedeputeerde): De Rijksmonumentenlijst is een ander traject. De gemeente kan hier zelf een beslissing over nemen. Het is een prachtige brug en als die moet worden opgeknapt dan kan de gemeente Winsum daar een beslissing over nemen. Mevrouw BOS: Ik vind dat een beetje afschuiven. Wij dragen daar ook als provincie verantwoordelijkheid voor. Wij spreken heel vaak over het landschap als uitgangspunt. Elke keer komen mensen naar mij toe en vragen hoe het kan dat voor dit of dat project geen geld is. Is er nu echt geen mogelijkheid om een fonds te vormen voor juist dié karakteristieke panden die niet benoemd zijn en die wij toch willen behouden? Natuurlijk moet er elke keer opnieuw een afweging worden gemaakt en moeten criteria worden opgesteld.
56
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik denk dat het College een zekere verantwoordelijkheid heeft genomen door een fonds te vormen voor gemeentelijke monumenten, iets wat elders helemaal niet bestaat. Is het dan te veel gevraagd dat gemeenten zelf ook actief zijn en het als gemeentelijk monument aanwijzen, terwijl wij gezorgd hebben voor de financiering samen met een aantal fondsen? Ik vind dat wij onze verantwoordelijkheid dan toch wel behoorlijk genomen hebben. De VOORZITTER: Het woord is nu aan mevrouw Mulder. Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Voorzitter. Ik wil mijn verhaal op hoofdlijnen proberen te houden. Leefbaarheid in dorpen en wijken staat bij GS bovenaan op de agenda. Het vergroten van de sociale samenhang en het participeren van een ieder zorgen ervoor dat er goede en voor iedereen bereikbare voorzieningen moeten komen. Voorzieningen op het gebied van jeugdbeleid, onderwijs, sport, wonen en welzijn. In eerste instantie is dit een opgave voor de gemeente. Gemeenten hebben, als het om deze terreinen gaat, een regiefunctie. De provincie wil ze ondersteunen en als middenbestuur ook init iëren. Groningen vergrijst en zal daarop voorbereid moeten zijn. In 2020 is 32% van de bevolking ouder dan 55 jaar, 19% is ouder dan 65 jaar, maar het blijkt dat tussen het zestigste en zeventigste jaar 4% van de mensen een zorgvraag heeft. De leeftijd van 75 jaar is cruciaal, want vanaf die le eftijd blijkt de zorgvraag enorm toe te nemen. Naast de vergrijzing vindt ook een andere ontwikkeling plaats, namelijk de ontwikkeling van de maatschappelijke zelfstandigheid van mensen die zelf willen blijven wonen in hun eigen omgeving. Vanmorgen en ook vanmiddag is de vergrijzing aan de orde geweest, maar ik wil hier met name ook de mensen met een beperking noemen. Wij hebben een integrale visie op zorg en daar horen niet alleen de ouderen bij, hoewel ze misschien in aantal wel het grootst zijn, maar ook de mensen met beperkingen. Mensen zullen dus langer in hun eigen omgeving blijven wonen en er zal meer op maat gekeken moeten worden wat de zorgvraag zal zijn. Wij gaan niet meer uit van de mens als zijnde iemand die iets niet zou kunnen, maar kijken juist naar wat wel kan. De beperkingen proberen we op te lossen door een goed antwoord op de zorgvraag te geven. Daarnaast komt de WMO eraan. Een opgave die ontzettend veel betekent voor gemeenten. Op het bord van de gemeenten komen de volgende zaken te ligge n: WIW, Welzijnsbeleid, Wet Voorzie ningen Gehandicapten, delen van de AWBZ en het is nog de vraag of de voorliggende voorzieningen voor Jeugdzorg daarbij zullen horen. De provincie heeft gemeend met name de gemeenten hierin te moeten ondersteunen. Ondersteunen door lokale loketten, zowel digitaal, fysiek als telefonisch neer te zetten en daaraan informatiepunten te koppelen. Maar het is ook heel belangrijk om ondersteuning te geven in de keten die daarachter hoort, het zogenaamde back office. Dat zal gezamenlijk moeten gebeuren met woningbouwcorporaties, zorgverzekeraars en zorgaanbieders, waarbij de gemeente de regie zal hebben. Inventarisatie zal nodig zijn als het gaat om de behoefte van wonen, welzijn en zorg. De heer Calon heeft daar al iets over verteld. Wij zijn van plan een project te starten om te kijken waar de mogelijkheden liggen. Dan kom ik op de Jeugdzorg. In de Voorjaarsnota is daar uitgebreid over gepraat… De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, mag ik de gedeputeerde vragen of zij vanuit haar visie de rol van de provincie inzake de provinciale ondersteuning, iets concreter kan maken? Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Ja, dit is met name verbonden met de wet die eraan zit te komen en verder heb ik al de ontwikkelingen in de doorgang van de vermaatsc happelijking van de zorg geschetst. Gemeenten zullen arrangementen - back offices - moeten neerzetten om een goed antwoord te geven op de vraag die wordt neergelegd bij de loketten. Bij die gemeenten moet daarom flink wat ontwikkeld worden en daarin spele n wij een ondersteunende rol. Samengevat, het opzetten van loke tten en het ontwikkelen van arrangementen achter het loket.
57
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Jeugdzorg is uitgebreid aan de orde geweest in de Voorjaarsnota, maar daar zijn vandaag nog twee zaken uitgelicht. Het Team voor de Toekomst is een heel goed project, dat, zoals nu blijkt, wachtlijsten kent. Wij blijven Team voor de Toekomst steunen en dat zullen ook gemeenten moeten doen. Ik weet dat zij bezig zijn met een AWBZ-erkenning en als die er is, zou dit kunnen betekenen dat ze kunnen uitbreiden. Dat is in Friesland gebeurd, dus ik heb alle hoop dat dit ook in Groningen zal lukken. Dan kom ik bij de justitiële jeugdinrichtingen, waar al veel over geschreven is. In IPO-verband hebben wij met Justitie en VWS gekeken hoe we zouden kunnen komen tot een urgentieplan. Dit urge ntieplan betekent dat stappen worden genomen op korte termijn. Wij hebben met de inrichtingen afgesproken dat bestudeerd zal worden hoe we kunnen komen tot een multidisciplinair team, waar GGZ, Bureau Jeugdzaken en organisaties voor licht verstandelijk gehandicapten aan deelnemen. Alle hebben te maken met het fenomeen van jeugdigen met gedragsproblemen. Gekeken zal worden hoe versneld een selectie gemaakt zou kunnen worden wie diagnostisch onderzoek nodig heeft, wie bijvoorbeeld baat heeft bij ambulante psychiatrische hulp en verder zou een urgentielijst kunnen worden opgesteld met betrekking tot extra klinische plekken. Voor dit urgentieplan was het de bedoeling dat het drie maanden zou lopen waarna het gescreend en geïnventariseerd zou worden. Deze termijn is echter met drie maanden verlengd omdat de periode ook nog eens in zomervakantie viel waardoor het wel heel moeilijk werd om op degelijke wijze screening te laten plaatsvinden. Op de lange termijn speelt een ander probleem en ook dat zien wij als provincie duide lijk. Het IPO heeft dat ook neergelegd. Het is namelijk zo dat als deze pupillen - die eigenlijk civie lrechtelijk in inrichtingen zitten - buiten de inrichtingen worden geplaatst, al snel het probleem speelt dat dit jur idisch gezien niet kan, omdat jongeren dan binnen een besloten setting komen te zitten, welke niet valt onder Jeugdzorg. Verder bestaat nog een knelpunt waar het IPO ook naar kijkt en dat is als Justitie dit overdraagt naar VWS - dus feitelijk naar Jeugdzorg - dan zullen ook de financiële middelen mee moeten gaan en dat is nog niet afgetimmerd. In elk geval hebben wij gezegd dat we in noordelijk verband - en daartoe hebben we al een eerste aanzet gehad met Friesland en Drenthe - willen komen tot een gezamenlijk standpunt. De heer HILVERTS: Voorzitter. Op de Dag van de Verantwoording hebben we hierover gesproken en toen heeft de gedeputeerde op mijn vragen geantwoord dat op 28 juni 2004 een gesprek zou plaatsvinden tussen Drenthe, Friesland en Groningen. Begrijp ik dat we daar nog over geïnformeerd gaan worden? Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Ik heb een eerste gesprek gehad en dat is wat verlaat. 28 juni lag inderdaad in de planning, maar dat gesprek heeft afgelopen week pas plaatsgevonden en daarop komt een vervolg. Hiervan zal ik u vanzelfsprekend in de commissie op de hoogte gaan stellen. Beweging. Ik dank het CDA hartelijk voor het stuk dat ik heb mogen ontvangen waar het gaat om gezondheidszorg en bewegen. Bewegen is erg belangrijk en wij willen daar ook onze support aan geven en dat doen we ook al. Wij hebben inmiddels het GSM-model – bekend in heel Nederland –, waarbij nagegaan wordt hoe door sport en bewegen jongeren op jonge leeftijd al kunnen leren dat bewegen belangrijk is, maar da t bewegen ook heel erg leuk is. Bewegen heeft ook alles te maken met gezondheid en dan kom je ook op voeding. Het heeft meer te maken met lifestyle-veranderingen dan dat het alleen maar gaat om sporten. Wij investeren in de breedtesport, waarbij we ook proberen om mensen weer aan het bewegen en sporten te krijgen en binnenkort in 2006 loopt het project van de breedtesport af. Morgen ga ik met het Huis van de Sport en diverse andere organisaties praten hoe wij in de toekomst verder zullen moeten gaan met sport en bewegen in de provincie Groningen en ik kan daar deze notitie prima bij gebruiken. Wat betreft de zorgboerderij – waarover wij in de commissie al hebben gesproken – had ik op 2 juli een afspraak met de zorgboeren. GS waren namelijk van mening dat, na in een extra jaar nog een steunpunt te hebben neergezet, uiteindelijk de taak overgenomen zou moeten worden door de boeren zelf.
58
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Wij begrijpen heel goed dat dit een moeilijke taak is en in het overleg heb ik dan ook het voorstel neergelegd dat zij met een plan zouden moeten komen hoe wij als provincie deze boeren zouden kunnen ondersteunen, als zij zelf eventueel bij het CMO of een andere organisatie steun halen. Wij kunnen dan bekijken in hoeverre wij dat nog kunnen subsidiëren. Langzamerhand is het toch het plan dat de boeren dit zelf ter hand gaan nemen. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Het woord is aan gedeputeerde Musschenga. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Dank u wel voorzitter. Met uw welnemen zou ik de zaken over de bezuinigingen op het openbaar vervoer aan het eind van mijn betoog willen plaatsen om deze apart neer te zetten. In eerste instantie wil ik een aantal andere zaken die ook zijn genoemd, belic hten. De fractie van GroenLinks stelde dat ze de MER-studie willen afwachten ten aanzien van de situatie Zuidhorn-Noordhorn. Ik denk dat dit een heel verstandig besluit is. Je kunt meestal beter dit soort studies eerst afwachten voordat je allerlei rake of minder rake schoten afvuurt. Dat geldt niet alleen voor dit traject, want wij hebben nog meer MER-studies lopen. Onverstandig vinden wij het dat als over OV gesproken wordt, dit verbonden wordt met de MZB. Als gesproken wordt over gelden van nu ten opzichte van gelden in de toekomst, dan zijn dit ongelijke grootheden. Maar dan wordt dit direct verbonden aan de vraag waar Kolibri is gebleven. Ik zal niet proberen de verbanden te duiden, maar wel proberen te antwoorden op de vraag waar Kolibri is gebleven. Ik wil u hiervoor de Regiovisie en de behandeling van de actualisatie van 2004 in herinnering roepen, waarin de planning staat over hoe wij de komende jaren de uitvoering ter hand willen nemen. Men kan na lezing wel stellen dat dit minder hard gaat dat men zou wensen en daar kan ik het mee eens zijn, maar men moet wel beseffen dat infrastructurele zaken waarbij ook andere partners nodig zijn, nu eenmaal wat minder hard lopen dan sommige andere zaken. Een van de zaken die daarbij speelt is dat wij weliswaar van het Rijk 10 miljoen euro hebben gekregen, maar dat dit natuurlijk verre van toereikend is om hele grote projecten – bijvoorbeeld traject Centraal Station-Zernike – aan te leggen. Dit traject staat voor 90 miljoen euro in deze stukken geraamd. Ik kan u zeggen dat ik vandaag niet samen met mijn collega’s van Drenthe en Friesland aanwezig kon zijn bij het gesprek met de minister en de staatssecretaris over o.a. verkeers- en vervoerszaken. Met name de spoorvisie waarin ook Kolibri-zaken weer aan de orde gesteld zouden worden, stonden hier op het programma. Op zich is het jammer dat je daar niet bij kunt zijn, maar een keuze kan je hierin nu eenmaal niet maken want bij de statenvergadering dient de gedeputeerde aanwezig te zijn. Op de aangegeven manier wordt voortgang betracht om tot uitvoering te komen. Voorts hebt u nog niet zo lang geleden toch ook weer het project Hoendiep goedgekeurd en hebt u ook kunnen vernemen – ook in de commissievergadering – over de plannen van de Noordzeebrug en van het noordelijk gedeelte van de westelijke ringweg, et cetera. Ik denk dat als dit gelanceerd wordt, wij even moeten kijken naar wat net allemaal besloten is. Dat geldt ook voor de vraag van de voorfinanciering en daarover hebt u bij de Voorjaarsnota een besluit genomen. Dan moet dat zijn vervolg krijgen. De gesprekken met de gemeenten langs de N366 - Pekela en Stadskanaal - hebben plaatsgevonden en deze zijn bereid om de voorstellen in hun raden te brengen op een moment dat wij met een goed voorstel komen ten aanzien van de ongelijkvloerse kruisingen aldaar. Ook heeft een gesprek plaatsgevonden met het gemeentebestuur en de wethouder van verkeer en vervoer van de stad Groningen over het noordelijke gedeelte van de westelijke ringweg. Daar moeten aanzienlijke bedragen op tafel komen en dat moet elke partij dan wel kunnen wegzetten in de eigen begroting. Ook daarin wordt dus voortgang betracht. Bij een andere voorfinanciering, namelijk van de brug Eibersburen is het wachten op een handtekening van de minister in het kader van de vaarweg Lemmer-Delfzijl. Deze kan eerdaags binne nkomen en op grond daarvan kunnen dan de plannen voortgang vinden. Ten aanzien van Kolibri en de voorfinancieringzaken zitten wij precies op schema en wij hebben al die pla nnen die u ter uitvoering hebt goedgekeurd, in voorbereiding.
59
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Een ander punt dat steeds weer terug komt bij diverse fracties - waarover ik gisteren nog met mijn collega uit Drenthe heb gesproken - is de mythe die hangt rond gratis openbaar vervoer. Dat is natuurlijk helemaal niet gratis zeg ik dan altijd maar. Hier speelt namelijk veel meer dan alleen maar het afwimpelen op een andere overheid die dit zou moet betalen. Gisteren hebben wij afgesproken, ook naar aanleiding van vragen in Drenthe, dat door het OV-bureau op niet al te lange termijn een notitie zal worden gemaakt ten aanzien van wel of geen gratis openbaar vervoer. Deze zal de commissie leden natuurlijk worden toegezonden, waarna hierover van gedachten gewisseld kan worden. Dan kan worden gekeken of hier nu wel of geen draagvlak voor is te creëren, hoe dit dan in elkaar zit, wat dit gaat kosten en wie dit moet gaan betalen. Ook daarin kom je de diverse stromen tegen van gelden als je het hebt over niet alleen het grote OV, maar ook over het WVG-systeem en dat soort zaken. Zeer gecompliceerde materie, maar ik zeg u toe dat u dit krijgt en dat wij op dat moment daar maar eens verder over moeten spreken. De heer MOLL: Voorzitter. Op zich is het mooi dat onze wensen om daarover na te denken voor een deel door dit stuk worden bediend. Onze fractie is er ook voorstander van om feiten en mythen uit elkaar te houden. De vraag is wel welke kant de gedeputeerde denkt dat wij nu opgaan, of bent u nog niet zo ver? De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Ik zeg u dat wij daar gisteren over gesproken hebben en we in de komende weken daar verder over van gedachten gaan wisselen met de collega-bestuurders. Op dit moment weet ik nog niet welke kant dit op zou moeten gaan. Het is nu eerder inventariserend en vervolgens kan je constateren welke mogelijkheden of onmogelijkheden je tegenkomt en welke ric hting je op dat moment uit zou kunnen gaan of juist niet. Die inventarisatie moet plaatsvinden, omdat nu allerlei verhalen rondom openbaar vervoer kleven. De proef Winsum-Groningen waar een ticket 1 euro kostte - die in augustus 2004 is doorgevoerd - heeft wel extra instappers opgeleverd, maar het betekende ook dat de provincie borg heeft moeten staan voor een bepaald bedrag aan de vervoerders en dan gaat het niet over kwartjes en dubbeltjes. Dus de problematiek, als je dit heel breed zou willen doen of zelfs voor bepaalde sectoren, moet eerst heel goed in beeld worden gebracht, want anders praten wij langs elkaar heen en verstaan we elkaar niet goed. Dan denken mensen al snel van: “Ze zijn bij die provincie weer eens bezig, ze hebben weer fantastische dingen uitgevogeld, maar er komt weer eens niets van terecht”. Daar moeten we voor waken en daarom moet dit op degelijke wijze plaatsvinden. Vanochtend hoorde ik de term ‘bestuurlijke pitbulls’ voorbijkomen en er zijn ook al collega’s geweest die hebben gesteld blij te zijn in dit College te mogen opereren met standvastigheid op allerlei thema’s. Ik ben blijkbaar de bestuurlijke pitbull in het kader van de snelle verbinding. Partijen maken de fout om steeds maar te spreken over de magneetzweefbaan, leden van de Stuurgroep spreken alleen maar over een snelle verbinding en ik denk dat we bestuurlijk gezien vanuit dit huis blij mogen zijn dat een meerderheid van de Staten in elk geval vindt dat wij op dit moment als een pitbull aan deze plannen vast moeten blijven houden. Dit hele traject is nu gaande. U heeft een informatiekrant en andere informatie ontvangen en u kunt de informatieavonden bezoeken. Wat dat betreft kunnen ook de burgers - hiervan wordt overigens op het ogenblik volop gebruik gemaakt - hun informatie opdoen. In een brief van het College van GS van Friesland is aangegeven dat men het referendum over de snelle verbinding uit wil stellen tot het moment dat meer bekend en besloten is – ook in Den Haag – om de burgers daarna een stem te geven in de definitieve besluitvorming. In de Stuurgroep hebben wij toen besloten dat het in die fase niet zo kan zijn dat dit alleen maar voor Friesland geldt en hebben daarom besloten om dit ook in onze stukken op te nemen. Dan krijg je de finale zaken bij het einde van de eerste fase van de prijsvraag en kan daar ook de stem van de bevolking bij betrokken worden, maar dan wel voor het gehele gebied. Men is op dit moment bezig met die uitwerking. Of dit dan de titel ‘referendum’ moet krijgen opgeplakt is nog niet duidelijk, maar het is wel zo dat dit op dezelfde wijze als in Friesland zal gaan plaatsvinden. Het gaat dan niet alleen over de twee varianten die tot nu toe door ons zijn ingebracht, maar over de vier varianten.
60
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Dat is een andere insteek dan tot nu toe is gevolgd, maar in reactie op de vraag van de heer Zanen denk ik dat deze geplande insteek een hele vooruitgang is. Over de uitwerking kan ik nog niet uitweiden, want deze is nog niet klaar. De heer ZANEN: Is het dan de Stuurgroep die gaat bepalen hoe dit ‘referendum’ in elkaar gaat steken of wordt dat in de provincie Friesland, Groningen en Flevoland bepaald? Kan de gedeputeerde schetsen hoe hier het verloop zal zijn? Ik vind de woorden van de heer Musschenga zeer hoopvol, maar wil wel precies weten hoe de vork in de steel zit. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Dat is niet zo moeilijk. Friesland, Groningen en Flevoland en alle andere gemeenten – dus de gehele Stuurgroep – hebben de afspraak gemaakt dat dit gezame nlijk op dezelfde manier gaat gebeuren. De heer JASPERS: Voorzitter, een aanvullende vraag. Betekent dit dat de raadpleging nu ook is uitgesteld ten opzichte van de regio’s hier? De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Friesland heeft gezegd dat het voorgenomen tijdstip op dit moment niet meer wenselijk is, omdat er volgens het Friese College onvoldoende bekend is. Men wil dit pas laten plaatsvinden als het kabinet nadere besluiten heeft genomen. Alles moet dus naar een later tijdstip worden verschoven en dat betekent ook dat dit nu in Friesland nog niet plaatsvindt. De heer JASPERS: Voorzitter. Wat betekent dit dan met betrekking tot de opstelling van een plan van eisen, de avonden die nu gehouden worden, de raadplegingen, … De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Dat gaat allemaal gewoon door. De heer JASPERS: Impliceert dit dat u nog wel in uw hoofd heeft zitten om deze raadpleging dit jaar nog doorgang te laten vinden? De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Ja, maar dat moet wel verder nog gestalte gaan krijgen. De heer MOLL: Voorzitter. Misschien niet een vraag, maar meer een constatering die in een vraag kan uitmonden. Wij hebben hier onlangs nog over gesproken in de Staten, toen heeft met name de GroenLinks-fractie ervoor gepleit om de Groninger bevolking dezelfde rechten te gaan geven als de Friese bevolking… De heer ZANEN: Jullie steunden onze motie niet. De heer MOLL: Wij hadden een eigen motie die u overigens ook niet steunde. Daarnaast hebben we gepleit dat de varianten gelijkwaardig moeten meedoen. Ik constateer dat in elk geval via de Stuurgroep de zaak zich meer in onze richting heeft bewogen dan bij die statenvergadering het geval was en wat dat betreft ben ik vol goede moed dat de procedure steeds beter gaat worden. Dit betreft ook dat de bevolking en alle varianten de plaats krijgen die ze verdienen. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Er moet geen misverstand over bestaan wat straks op tafel ligt. Datgene wat in die twee varianten zit onder die prijsvraag, dat is één spoor. Het andere spoor is het zogenaamde ministeriële spoor dat ernaast ligt. Beide sporen liggen op tafel.
61
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Mevrouw BOS: Voorzitter. Ik zou graag nog een vraag beantwoord willen zien nu het toch allemaal op dezelfde manier gaat. Friesland heeft tot nu toe altijd gezegd dat de uitslag van zo’n raadpleging of referendum bindend zou zijn. Geldt dit ook voor onze provincie? De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Wij staan op dezelfde manier in alle besluitvormingen als wie dan ook. Mevrouw BOS: Dat is echt nieuw. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Dat stond altijd al in de stukken, maar daar wordt in sommige gebieden soms wat meer nadruk op gelegd. Wat dat betreft heeft u gelijk dat daar een slag gemaakt is. De heer JASPERS: Voorzitter. Praten de gedeputeerde en mevrouw Bos niet langs elkaar heen, waarbij ze twee verschillende zaken aan het bespreken zijn? Zij gaat ervan uit dat deze volksraadpleging bindend moet zijn. Als het volk echter aangeeft deze trein niet te willen, dan zou de gede puteerde die ntengevolge daarmee akkoord moeten gaan en dat kan ik me nauwelijks voorstellen. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Nee, dat klopt, zover zijn we nog niet. Voorzitter, tot zover mijn betoog ten aanzien van onderdelen die in mijn beleving op dit moment en in deze week van kleiner aard zijn dan het onderwerp waar ik het nu over zal hebben. De PvdA-fractie heeft zich vanochtend terecht gebogen over de bezuinigingen rond het openbaar vervoer die deze week naar buiten zijn gekomen. Daaraan kan de vraag verbonden worden: waarom worden deze bezuinigingen opeens nu naar buiten gebracht, waarom nu zo plotseling, wat hebben wij daar nu nog over te zeggen en kunnen we nog meedoen in datgene wat op tafel is gelegd? Het betreft de rijksbezuinigingen die we vlak voor de zomer in beeld kregen. Op dat moment werd ook bekend aan welke orde van grootte wij hierbij moesten denken. Daaraan voorafgaand hebben wij steeds met het Rijk gesproken over een verlenging van bijvoorbeeld de meerjarenafspraken die wij hadden. Ook andere zaken hadden wij nog op tafel liggen in verband met het milder stemmen van het Rijk ten aanzien van rijksbezuinigingen. Dit is allemaal niet gelukt. Op 1 januari 2005 lopen de meerjarenafspraken af en u weet dat deze provincie als enige provincie naast de stad Leeuwarden in Nederland meerjarenafspraken had met betrekking tot het openbaar vervoer. Ik denk dat nadat in Den Haag de handtekening onder die meerjarenafspraak was gezet, men daar niet meer zo gelukkig mee was, omdat men daar toen al allerlei bezuinigingen op zich af zag komen. Men zat dus gewoon aan ons vast. Nu was wel een artikel in die meerjarenafspraak opgenomen op grond waarvan de minister naar de Kamer had gekund om er onderuit te komen. Dat is niet gebeurd. Niet omdat men zoiets niet aandurft, maar omdat getekend was voor die termijn. Deze loopt echter wel af op 1 januari 2005. Dat betekent nu dat wij voor een gigantische operatie komen te zitten, omdat een bezuiniging op ons afkomt die hoger uitvalt dan de bezuinigingen dat jaar in de rest van het land. In feite moet ook wat dat betreft een inhaalslag worden gemaakt. Dan kan men zich afvragen hoe dit gestalte moet krijgen. Vlak voor de zomer hebben wij daar bestuurlijk over gesproken en het OV-bureau aangegeven hoe wij in feite de uitwerking zouden willen zien. Dit om te vermijden dat wij nu bezuinigingen krijgen, met een nieuwe dienstregeling die op 10 ja nuari in moet gaan, waarna wij bijvoorbeeld over een half of driekwart jaar weer opnieuw zo’n manoeuvre moeten maken en daarna weer. Wij hebben ons afgevraagd hoe daarin verstandig geopereerd kan worden. Dat betekent dat wij ook maatregelen op papier hebben gezet die in 2006-2007 ook nog kunnen gelden bij het huidige kabinetsbeleid. Het Rijk legt nu een korting op die zo’n 8 miljoen euro behelst – zo’n 15% minder geld dan tot nu toe – voor het GGD-gebied voor Zuidoost- en Zuidwest-Drenthe. Dan gaat men eerst kijken of de pijn financieel gezien nog verzacht kan worden.
62
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Hiervoor wordt een optelsom gemaakt en geplust en gemind over bijvoorbeeld de aanbestedingswinst die er is geweest in het kader van de GGD-aanbesteding. Maar ook de aanbestedingswinst in het kader van aanbesteding Zuidwest-Drenthe wordt hiervoor onder de loep genomen. Deze aanbestedingwinsten zijn weer ten goede gekomen aan het bedrag dat wij moeten bezuinigen. Daarnaast kom je natuurlijk tegen, dat als je zo rigoureus moet bezuinigen en he rstructureren, hier en daar zaken moeten gebeuren die je anders ziet om bepaalde zaken beter te gaan doen. Zo komen we uit op een netto bezuin iging van 7,5 miljoen euro per jaar. Dit is niet omdat wij dat willen, maar omdat je domweg geen geld meer krijgt dan het bedrag dat er dan overblijft. Dat heeft het OV-bureau nu aangestuurd en daarin kun je zien dat de gezamenlijkheid die daarin is onde rgebracht, nu ineens met al die knowhow in die aanpak een vervoerkundig stuk oplevert, waarvan ik zeg dat dit vervoerskundig gezien als knap werk moet worden beschouwd van ambtenaren die voor het eerst bij elkaar zitten om het Openbaar Vervoer gezamenlijk aan te sturen. Ze hadden natuurlijk liever een andere start gehad en die was ze ook graag gegund, maar het is niet anders. Verder is het zo dat wij dit hebben opgebouwd uit bundels, cq. corridors . Daarmee geef je dus aan dat je in bepaalde gebieden de sterke bundels kunt traceren, maar ook tegelijkertijd de andere bundels, of zoals wij ve rvoerskundig zeggen: de zwakkere bundels. Bij de sterkere bundels moet je kijken naar de efficiëntie, hoeveel instappers en uitstappers er zijn en wie, wat en waar in het openbaar vervoer in die bundel aanwezig is. Dit is allemaal per lijn getraceerd, zodat we precies weten waar we het over hebben en op deze wijze kan bij de zwakkere bundels de basismobiliteit zoveel mogelijk gehandhaafd worden. Dit is allemaal geplust en gemind en hebben wij daarna samen met Arriva doorgesproken, want, zoals u wellicht weet, is het Arriva die de dienstregeling vaststelt en niet wij. Wij hebben er allen baat bij dat dit goed gebeurt en dat niet rigoureus zomaar wordt gesteld: “We moeten 7,5 miljoen euro zien op te hoesten en we gooien het hele platteland dicht, geen OV meer en dan maar hopen dat we die 7,5 miljoen euro op tafel hebben”. Ik betwijfel ook ten zeerste of dat het geval zou zijn. Wij hebben in plaats daarvan ervoor gekozen om uit die inventarisatie de onnodige parallelliteit van bus -trein te halen en die van bus-bus op te heffen. U kunt in de stukken die u komend weekend in de bus krijgt, zien hoe dit per lijn is opgebouwd, wat er veranderd wordt, c.q. wegvalt, wat hiervoor in de plaats komt en wat het alternatief is. Dat zal inderdaad hier en daar pijn doen en er zal hier en daar een verandering zijn. Dat zal soms betekenen dat men iets verder naar de halte moet lopen, maar het kan ook betekenen dat de Q-liner twee à drie haltes extra moet aandoen om te bewerkstelligen dat wij die andere gewone buslijn er bij wijze van spreken tussenuit kunnen halen. Op die manier zijn we heel erg verfijnd per traject bezig geweest om te kijken wat wel en niet mogelijk was. De heer MOORLAG: Voorzitter. De gedeputeerde geeft een heel uitgebreid exposé, het was mijn fractie een lief ding waard geweest als in elk geval de zaken die al wat langer speelden, ons langs een andere weg kenbaar waren gemaakt. Ten tweede is gisteren in de media het beeld ontstaan dat alles met Arriva beklonken is en dat alles tot in detail al is vastgelegd. Ik zie de gedeputeerde zijn hoofd schudden, maar de manier waarop dit bij RTV-Noord naar buiten kwam en daarop bij de burger zou kunnen overkomen is dat alles al in kannen en kruiken is. Het had de voorkeur van mijn fractie gehad als de Staten meer waren betrokken bij een aantal uitgangspunten voor het toekomstig openbaar vervoer met betrekking tot die bezuinigingen van 7,5 miljoen euro en zo ruimte was ontstaan voor een debat over het vervoersconcept in deze provincie. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Voorzitter, dat begrijp ik volkomen, maar wil je op 10 januari zoiets van start laten gaan, dan moet de vervoerder direct na de zomer weten hoe de vork in steel zit en waar wij aan zitten te denken. Er was helemaal geen tijd voor om het op een andere manier te doen. Ik ben het met u eens dat raadpleging van groot belang is – het consumentenplatform moet nog worden geraadpleegd over de voorstellen – en er zal ook ongetwijfeld anderszins ingesproken worden.
63
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Voorts zullen ook door onszelf - nog kijkend naar de concepten die er liggen - bijstellingen worden doorgevoerd, maar dit is wel het grote raamwerk wat er ligt. Op de persconferentie die gisteren is gehouden, heb ik aan de hand van sheets het allemaal uit de doeken gedaan en werd mij te kennen gegeven dat alles helder en duidelijk in een zeer afgewogen verhaal was weergegeven. Voor de uitzending worden deze shots er dan echter uitgeknipt, dat maakt het lastig voor ons. Wat dat betreft krijgt u in het weekend precies te zien waar het om gaat. U kunt hier in de geplande commissievergadering of op een andere manier nog over spreken, maar het was nu eenmaal niet op een andere wijze mogelijk, anders hadden wij daar wel voor gekozen. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik ben blij te horen dat de pers het een goed en afgewogen verhaal vond, maar het zijn uiteindelijk deze Staten die moeten kunnen vaststellen of het een goed en afgewogen verhaal is. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Het zijn GS die beslissen. De heer MOORLAG: Dat is juist, maar ik vind wel dat de Staten in het kader van de actieve informatieplicht daarin meegenomen moeten worden. De Staten moeten in de gelegenheid zijn om mee af te wegen of het opheffen van een complete lijn ten gunste van een belbus een juiste zaak is of dat de bus juist langs de randen van de dorpen gaat rijden, waarbij op de koop wordt toegenomen dat ouderen hiervan geen gebruik meer kunnen maken. Het gaat ons niet om de dienstregeling, maar wel om het vervoersconcept. Ik begrijp dat wij daar nog informatie over krijgen en ik stel voor dat we dan het debat daarover gaan openen. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Dat wat u nu schetst mondt uit in die dienstregeling. Vandaar dat wij zelf aan het werk zijn gegaan in de zomerperiode om ervoor te zorgen dat bij Arriva heel goede concepten neergelegd zouden worden, zodat daar geen zaken plaatsvonden die we absoluut onverkwikkelijk zouden vinden. Je bent zelf dus eigenlijk bezig geweest met een dienstregeling waar je niet toe bevoegd bent. Wij hebben dat wel gedaan met de inzet dat we het beheersbaar wilden houden. Daar zult u af en toe echt moeilijke keuzes tegenkomen. Als je dat per lijn ziet dan kun je daar opmerkingen over maken of het niet zus of zo had gekund, maar hierbij moet het totale concept van die 7,5 miljoen euro niet uit het oog worden verloren. Dat is in feite wat voorligt. De heer Moorlag heeft nog tijd genoeg om te reageren, maar die 7,5 miljoen euro moet wel op tafel worden gebracht. In dat samenhangende pakket hebben wij nu tegen de buitenwacht en Arriva moeten zeggen: “Zo staat het er voor en dit zijn onze voorstellen” en gelukkig hebben zij ook al mee kunnen spreken en bij kunnen stellen om tot een zo aanvaardbaar mogelijk concept te komen. Hier staat echt geen gedeputeerde voor u die een ju ichend verhaal probeert te houden. De VOORZITTER: U heeft nu gehoord dat er een uitgebreide brief komt met alle gedetailleerde informatie, waarover vervolgens het debat in volle omvang kan plaatsvinden. De heer MOLL: Ik wil aan dit een-tweetje tussen de PvdA en de heer Musschenga toch iets toevoegen. In de eerste pla ats de constatering dat ook gegeven het feit dat we nu zo’n bureau hebben, dit een hele logische procedure is in de ogen van mijn fractie. Maar ik ben het ermee eens dat wij daar snel over moeten praten en het heeft ook voor vandaag een zeker belang, daar het financiële kader waar wij vandaag over praten hier eminent aanwezig is. Op het moment dat bij de Staten de mening zou postvatten, dat wij eigen gelden erbij moeten steken… De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Dat u dat gat dicht…
64
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer MOLL:… zou dat kunnen veranderen en om vast te stellen of dat nodig is hebben we enig inzicht in de uitwerking nodig. Ik zou ervoor willen pleiten en ik hoop dat het College dat kan toezeggen, dat wij hierover in de eerst volgende commissievergadering kunnen praten, zodat wij vóór de begrotingsvergadering in elk geval op verantwoorde wijze financiële besluiten zouden kunnen nemen, voorzover deze afwijken van de kaders die er nu zijn. De VOORZITTER: Over dit punt bestaan dus geen misverstanden. Dit heeft zich allemaal in de zomer afgespeeld en dit is dus aanvullende informatie. Er is al gezegd dat in het weekend een uitgebreide toelic hting plus de uitwerking wordt geleverd, zodat u zelf kunt besluiten om het te betrekken bij deze begrotingsbespreking, precies zoals u duidt. Dat zou dus in de komende commissievergadering kunnen gebeuren, opdat u in de tweede ronde daarop terug zou kunnen komen. Dit is een vanzelfsprekendheid. De enige strekking van mijn opmerking was dat het bijna onmogelijk is om als je van de bundelbenadering weer toegaat naar de kleinere benadering, het ook goed is om de voorstellen te kennen en die komen de komende dagen beschikbaar. Wat betreft het eerste punt heeft u volstrekt gelijk. De heer RIJPLOEG: Begrijp ik het goed dat wij het concept, waaraan de dienstregeling zou moeten gaan voldoen die in januari van kracht wordt, krijgen voorgelegd? Wij hebben gezien dat in juni een nieuwe dienstregeling is ingevoerd die in een aantal gevallen een forse verslechtering inhield vanwege veel slechtere aansluit ingen. Daar komt nu nog een enorme bezuinigingsdrift van het kabinet overheen en als ik de gedeputeerde zo hoor, dan had dit eigenlijk allemaal ook al wel eerder gekund. Dit verontrust mij enigszins. Waarom is dat toen dan niet gebeurd? Hier wordt gesproken over verbeteringen en dit allemaal met minder geld! Ik geloof daar niets van en ik zou graag een harde toezegging krijgen dat wij het concept van de nieuwe dienstregeling in de Staten terugkrijgen. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Voorzitter, de Staten krijgen de brief waarbij wordt aangegeven waar het om gaat en de bijlagen waarin per lijn zichtbaar wordt gemaakt wat wij voorstellen aan Arriva om te verwerken in de dienstregeling. Een conceptdienstregeling maakt Arriva daarna en die stelt Arriva zelf ook vast. Ik weet dat dit een wrange boodschap was die ik hier vandaag kwijt moest en misschien dat de Staten hierop in de begrotingsvergadering nog terugkomen. De VOORZITTER: Ik constateer dat we bijna aan het einde van de eerste termijn zijn aanbeland. Mevrouw Gräper heeft in haar betoog een motie ingediend waarin u Staten aan het Presidium opdracht geeft om iets te doen. Ik stel voor dat die motie tussen deze eerste en de tweede behandeling in het Presidium wordt behandeld en dat het Presidium de Staten op de hoogte stelt van hoe dit past, zodat deze er de volgende keer bij betrokken kan worden. In de tweede plaats heeft mevrouw Gräper gevraagd over een motie die vorig jaar is aangenomen en zij vraagt zich af waarom deze niet is uitgevoerd. Deze vraag kan door het College niet worden beantwoord en gaat nu naar het Presidium toe, zodat daar besproken kan worden waarom het Presidium niet heeft gedaan wat u achtte dat het Presidium zou doen. Het College kan dit niet beantwoorden, want zo luidde de motie. U wilde zelf Open Dagen organiseren en de vraag was waarom wij als Staten zelf geen Open Dagen hebben georganiseerd. Ik stel voor dat we niet een poging wagen om dit te beantwoorden, maar eerst even met de fracties overleggen waarom dat niet is gebeurd. Dan stel ik vast dat voor de tweede termijn de fractie van de PvdA nog zes minuten beschikbaar heeft, het CDA nog drie minuten, de VVD vier minuten, GroenLinks twee minuten, de ChristenUnie drie minuten, de SP acht minuten, D66 acht minuten en de PvhN negen minuten. Met behulp van twee stopwatches moet ik constateren dat de interruptietijd de spreektijd inmiddels ver heeft overschreden. Ik schors de vergadering tot 15.45.
65
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De vergadering wordt geschorst van 15.14 uur tot 15.45 uur. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan de heer Moorlag. De heer MOORLAG: Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag nog ingaan op een aantal punten dat in dit debat naar voren is gekomen. Uiteraard betreft dit het ruimtelijk -economische beleid. Van VVD-zijde is gezegd dat wij niet al te zeer moeten gaan tamboereren op het nakomen van afspraken, maar dat meer een discussie moet worden aangegaan met het kabinet. Ik merk daarbij op dat er ook iets te discussiëren zou moeten zijn. Op dit moment lijkt het zo te zijn dat het kabinet heel weinig overle gruimte biedt. Simpelweg luidt de mededeling dat 2006 het einde betekent van de Kompasbijdrage voor het Noorden. Als wij kijken naar alternatieve invullingen … De heer BOERTJENS: Mag ik daar even op ingaan? Nu wordt gesuggeree rd alsof het kabinet in de ivoren toren zit en met niemand daarover wil praten. Ik heb juist begrepen dat er vrijwel dagelijks gesprekken plaatsvinden tussen vertegenwoordigers van o.a. dit College, maar ook vanuit verschille nde fracties, met vertegenwoordigers van dit kabinet, regeringsfracties en oppositiefracties. Ik dacht dat er juist heel veel over werd gesproken. De heer MOORLAG: Dat neemt niet weg dat het kabinet een besluit heeft gepresenteerd dat aan duidelijkheid niets te wensen over laat. Bij het aangaan van die discussie – ik ben het met u eens dat die discussie ook aangegaan zou moeten worden – zou, wat de PvdA -fractie betreft, het accent gelegd moeten worden op het ontwikkelen van een noordelijke ontwikkelingsas, de corridor langs de A6 en de A7, een snelle treinverbinding, veel ruimte voor groenblauwe woonzones die een beter alternatief bieden dan de Vinexlocaties, die duur zijn en slecht aansluiten bij de woningbehoeftes, en de economische activiteit op de knooppunten die langs die as liggen. Dit is het beeld dat de PvdA-fractie zich daarbij voorstelt. Als het gaat om het ruimtelijk-economische beleid dan moeten wij ook vaststellen dat het Kompasprogramma als het ware het cement is in de noordelijke samenwerking. Ik denk dat er ook een heroriëntatie moet gaan plaatsvinden op de bestuurlijke samenwerking, want collega Köller heeft een week geleden bij de bijeenkomst in Martiniplaza opgemerkt dat bij lege bakken knorrige zwijnen rondlopen. Dat kan natuurlijk ook gebeuren in de onderlinge verhoudingen tussen de provincies, want, laten wij wel zijn, het goedgevulde Kompasprogramma is een belangrijke ruggengraat in de bestuurlijke samenwerking. Als het gaat om het economisch beleid – het CDA heeft gezegd dat een havenvisie ontwikkeld moet worden voor de Eemsdelta en daar zijn wij het op zich wel mee eens – dient er ook perspectief te zijn op middelen om dat goed tot ontwikkeling te kunnen brengen. In het Eemsmondgebied ligt een gebied dat is gereserveerd voor de glastuinbouw. Afgezien van de inhoudelijke discussie daarover dient ook vastgesteld te worden dat in dat debat de verschillen tussen de Partij van de Arbeid en GroenLinks en de SP enigszins aan het licht komen, want ik merk hier maar even op dat de insteek van GroenLinks en de SP redelijk conserverend en conservatief is. Zij zijn tegen een snelle treinverbinding, tegen glastuinbouw en tegen allerlei andere ontwikkelingen, maar tegelijkertijd willen zij wel werk en welvaart. Ik ken iemand die als spreekwoord in dat soort situatie hanteert: “Iedereen wil naar de hemel, maar niemand wil sterven.” Ik denk dat het zo is dat je je soms een aantal opofferingen moet getroosten om iets tot stand te brengen. Als het gaat om de glastuinbouw, voorzitter, dan is het wel zo dat de eventuele lichtemissie ook voor de Partij van de Arbeid een zwaar punt is. Een vraag die ik in dit verband aan het College wil stellen is de volgende. Als mijn geheugen mij niet bedriegt dan is enige tijd geleden van de kant van het College gezegd dat er gesprekken gaande waren met een heel serieuze partij en dat zou er redelijk concreet uit he bben gezien. Er worden plannen ontwikkeld, de bevolking wordt onrustig.
66
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Maar nu hoor ik de gedeputeerde zeggen dat die plannen wel worden ontwikkeld, maar dat er op dit moment geen zicht is op een concrete invulling. Mijn vraag aan het College is: wat is er sindsdien veranderd? De heer HEMMES: Voorzitter, ik wil graag aan de heer Moorlag vragen wat zijn voorwaarden zijn voor de glastuinbouw. Heeft hij daar ook getallen of procenten bij? Het blijft allemaal wat vaag, zowel van de kant van het College als van de heer Moorlag. De heer MOORLAG: Zoals ik al zei is de lichtemissie voor de PvdA-fractie een zwaar punt. Er moet nog een MER worden opgesteld en dan zal dit nader moeten worden bezien. In het POP is die reservering voor glastuinbouw neergelegd en daar staat de PvdA -fractie achter, maar niet tegen elke prijs. Ik denk dat bij de verdere uitwerking van de plannen duidelijk gemaakt moet worden wat wij precies aan lichtemissie ku nnen verwachten. Dan zal de afweging gemaakt moeten worden. Voorzitter, de vergrijzing. Met tevredenheid constateer ik dat dit punt veel bijval krijgt van andere partijen en dat andere partijen dit ook als thema hadden geagendeerd. Wat ik in de beantwoording van het College mis, is een visionaire, integrale, samenhangende aanpak, want dat is het kernpunt waar het de PvdA-fractie om gaat. Wij dienen ons een voorstelling te maken van hoe onze provinciale samenleving er bij ongewijzigd beleid over tien, twintig jaar uit ziet. Wat zijn de aangrijpingspunten voor veranderingen en wat kun je wel beïnvloeden en wat niet? Het gegeven dat mensen simpelweg ouder worden, is niet te beïnvloeden, maar er zijn andere zaken die wel heel goed zijn te beïnvloeden. Dan gaat het niet alleen om zorg, maar ook om wonen, de fysieke inrichting van de leefomgeving en recreatie. Waar het ons om gaat is dat er een samenhangende visie wordt ontwikkeld en er een eerste aanpak voor een gerichte aanpak gaat komen. Zoals gezegd: samenwerking met de gemeentelijke overheden is dan van groot belang. De vergrijzing is wat de PvdA -fractie betreft een dominant thema in de komende tijd. Arbeidsmarktbeleid. De VVD heeft hier terecht een punt gemaakt. Wij hebben middels de productbegroting vastgesteld dat ruim 6 ton is gereserveerd voor apparaatskosten en slechts 2 ton voor uitvoering van beleid. In de commissie moet uitdrukkelijk aan de orde komen hoe dat arbeidsmarkt beleid in de toekomst wordt ingevuld en hoe het staat met de uitvoering van de motie over de jeugdwerkloosheid en de stageplaatsenproblematiek. De eerste indruk is dat daarover te weinig in de programmabegroting staat vermeld. Het POP is in discussie geweest. De PvdA-fractie vindt dat het accent op uitvoeren moet blijven liggen. Een complete herziening is niet aan de orde, afgezien van die zaken die wettelijk verplicht zijn. Dat is een punt dat ook in de commissie terug zou moeten komen. Ook in dat verband moet de verhouding tussen de provincie en de gemeenten eens goed tegen het licht worden gehouden in verband met de veranderingen door de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ten slotte, voorzitter. Veranderingen van cultuur, vergadercultuur en dergelijke. De VVD heeft aangekondigd dat er voorstellen komen. Die wachten wij af. Als wij kijken naar de spreektijd en de resterende spreektijd die vandaag over was, weet ik niet of wij daar echt heel veel van moeten verwachten. Ik zou de VVD willen oproepen om toch vooral niet al te pessimistisch te zijn. Wij gaan volgende week naar Den Haag. Er is wel eens gezegd dat dat symboolpolitiek zou zijn. Welnu, ik schaam mij er niet voor dat wij op een voor de bevolking zichtbare wijze duidelijk maken dat wij opkomen voor de belangen van Noord-Nederland. Het beeld over politici is maar al te vaak dat zij in de vergaderzaal lucht en papier aan het verplaatsen zijn. Het is dus heel goed dat wij ons op een andere manier manifesteren. De ChristenUnie heeft een goed initiatief genomen. Ik zou tegen de heer Boertjens willen zeggen: ga eens met de PvdA fractie mee in het kader van de campagne ‘Rood op straat’. Dan komt u ook in gesprek met de burger. Ik wil maar onderstrepen dat er een heleboel zinvolle zaken gebeuren.
67
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Een slotopmerking, voorzitter, een delicaat onderwerp voor iemand die een te gezonde eetlust heeft. Dat is het voorstel van de CDA-fractie. Hier in de statenzaal hebben wij het altijd over afrekenbare en meetbare doelstellingen, prestatie-indicatoren. De PvdA-fractie stelt voor – en wij weten dat het CDA goede banden heeft met de suikerbusiness en wij weten ook dat daar weegbruggen aanwezig zijn – om gezamenlijk als statenleden op een weegbrug te gaan staan en dat over een half jaar of een jaar nog eens te gaan doen. Dan kunnen wij echt gaan werken aan de voorbeeldfunctie die wij als statenleden zouden moeten hebben, want dat meende ik begrepen te hebben van de heer Hollenga. De heer HOLLENGA: Voorzitter. Als CDA-fractie willen wij op een paar punten kort terugkomen. Ten aanzien van de nota Pieken in de Delta is veel gezegd. Wij hebben vanuit onze fractie naar voren gebracht hoe wij daar tegenaan kijken. Dat betekent ook dat wij de discussie richting Den Haag zeker aan willen en zullen gaan en dat wij onze inbreng zullen leveren over hetgeen wij verankerd willen zien in het regionale beleid. Wij zullen op de vijftiende september a.s. ook lijfelijk aanwezig zijn om aan de Kamer te tonen – en dat is het charmante van de in het Noorden gekozen benadering – dat het Noorden als eenheid, los van de politieke partijlijnen, opkomt voor een goede zaak. Dat is wat ons betreft net even een andere benadering dan de benadering die ik proefde in de bijdragen van GroenLinks en de SP in de trant van ‘het is niet goed en het komt niet goed’. Dat is niet de houding die wij aannemen om alles uit de kast te halen voor Noord-Nederland. Wij willen daarmee doorgaan. Wat betreft het Provinciaal Omgevings Plan heeft het College duidelijk gemerkt waar wij als CDA staan als het gaat om aanpassingen: geen grote aanpassingen, maar kleine, wettelijk noodzakelijke aanpassingen. Daar zullen wij graag aan meewerken. Woningbouw. Hierover kan ik kort zijn. Het blijkt een breed item te zijn in deze Staten met signalen naar ouderenhuisvesting en starters. Het College heeft aangegeven dat zij daar de afgelopen maanden intensief mee bezig is geweest. Ik kan mij voorstellen dat het terecht is dat College zegt dat zij ten aanzien van de cijfers de resultaten van een aantal studies die zijn verricht, wil afwachten en dat zij daarover in oktober de discussie met de Staten wil aangaan. Het plan dat het CDA heeft gelanceerd om het particuliere initiatief de ruimte te geven samen met de gemeenten en dat de provincie daaraan ook meewerkt, houden wij recht overeind en dat kunnen wij daar dan bij betrekken. Wat betreft de ontwikkelingen in Noord-Nederland: me t de speerpunten die het College in het ‘koersverhaal’ heeft neergezet, gaan wij akkoord. Wij hebben nog eens even heel nadrukkelijk de Eemsdelta aangehaald zoals ook is verwoord in de nota Pieken in de Delta. Wij denken dat wij daar als NoordNederland, gezien ook de verbindingen richting het Ruhrgebied en het Westen, baat bij hebben: er zal een stroom op gang moeten en kunnen komen als het gaat om transport richting de havens in NoordNederland en Duitsland. Dat betekent ook dat wij gepleit hebben voor die samenwerking. Tussentijds dient die mobiliteit er ook bij te worden betrokken. Getoond moet worden dat daar de kansen liggen. Wij gaan ervan uit dat het College – en dat is toegezegd – er bij de commissie vóór de jaarwisseling op terug zal komen. Hetzelfde geldt voor Groningen als Culturele Hoofdstad van Nederland en Europa. Ook daarvan heeft de gedeputeerde gezegd dat hij daarmee onder andere in de richting van de andere provincies aan de slag wil. De weegbrug. Ons idee wordt de discussie hiermee toch een beetje in een niet passende sfeer getrokken. Wij hebben hier uitvoerig binnen de fractie over gesproken, hetgeen uitgemond heeft in de startnotitie. Bovendien is er binnen mijn fractie een aantal mensen dusdanig mee bezig dat wij al op achte rstand zitten, daar zij al een aantal kilo’s kwijt zijn. Het afrekenen zit wel in onze notitie. Wij hebben geconstateerd dat Groningen boven de middelmaat zit. Het zou goed zijn als wij over een paar jaar, mede door het provinciale beleid, op een andere plek op die lijst voorkomen als het gaat om overgewicht. Ik denk dat wij daar met zijn allen voor moeten gaan.
68
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Mevrouw BULK: Voorzitter. Dat verhaal van het CDA over te dik zijn en dat Groningen zich daarin helaas negatief onderscheidt, komt ook voort uit het feit dat Groningen veel gezinnen kent met een lagere sociale status. Ook in uw eigen stuk geeft u aan dat het daar veel meer voorkomt. Zou daar niet een ve rband tussen bestaan? De heer HOLLENGA: Ja, dat zou best kunnen. Daarom moeten wij er voor zorgen dat wij daar ook voor gaan. Daarom is het bijvoorbeeld zo dat, als gedeputeerde Bleker hier een pleidooi houdt om alles uit de kast te halen om tuinbouwbedrijven in Noord-Groningen van de grond te krijgen met veel arbeidsplaatsen, de realisering daarvan ook voor deze groepering een bijdrage kan leveren. Ik denk dat er op heel veel terreinen voor de provincie uitdagingen liggen als het gaat om dit onderwerp. Voorzitter, ik denk dat ik door mijn tijd heen ben en hierbij wil ik het laten. De heer BOERTJENS: Voorzitter, ook ik kan kort zijn. Van de kant van het College en vooral van de heer Calon zijn er in reactie op mijn opmerkingen nogal wat gespierde opmerkingen gemaakt. Zo kennen wij hem. Waar het mij niet zozeer om gaat is om nu nog eens aan te tonen met welke taal, emoties en ideeën, gedeputeerden richting Zalm of dit kabinet gaan. Ik heb daarnet ook de vergelijking getrokken met betrekking tot de Waddenzee. Het gaat mij uiteindelijk om het effect. Dat zeg ik om eens te gaan kijken naar welke constructie mogelijk zijn – als je ervan uitgaat, zoals Zalm zegt, dat de lagere overheden, in casu gemeenten en provincies, bij moeten dragen aan de bestrijding van het begrotingstekort, en om hieraan inderdaad iets te doen. Ik heb een paar voorbeelden genoemd en uiteindelijk is het aan het College om daar verder invulling aan te geven. Ik noemde al Europa. Wij hebben het vandaag ook in het kader van de havens Duitsland al genoemd, maar er zijn veel meer samenwerkingsmogelijkheden. Twee Marc’en uit onze Staten zijn zelfs naar Letland gereisd en hebben daar ter plaatse informatie ingewonnen. Zo zijn er nog veel meer mogelijkheden om binnen Europa samenwerkingsvormen te zoeken. Wij dringen er bij het College op aan om daar nadere invulling aan te geven. Er is al het idee van de Hanse Passage en wij willen daarover graag in de commissie nader worden geïnformeerd. Ten aanzien van het oprollen van BOA en wat daarvoor in de plaats is gekomen heb ik geen concrete informatie ontvangen, maar ik heb van de heer Moorlag begrepen dat ook de PvdA daarover graag nadere informatie wil ontvangen. Wat ons betreft kan dat in de commissie. De weegbrug. De heer Hollenga meent dat dit niet als geintje moet worden afgedaan. Van ons kunt u niet verwachten dat wij met elkaar de weegbrug op gaan. Wij willen graag individueel afgerekend worden op deze prestatie. Dank u wel. Mevrouw BOS: Voorzitter. GroenLinks is vóór het scheppen van werkgelegenheid, GroenLinks is vóór een snelle verbinding met het westen, GroenLinks is vóór het behoud en het herstel van het Groninger landschap en de natuur. Inderdaad Partij van de Arbeid, soms moet je keuzes maken en dat doen wij. In verband met de glastuinbouw hebben wij niet gekozen voor een 400 hectare groot bedrijfsterrein voor glastuinbouw. Dat is zo helder als wat. Als u dat conservatief wilt noemen … so what? Waar wij nog meer vóór zijn. Ik noem dat nog even kort. Vóór een Huis van de Zorg, vóór gratis Openbaar Vervoer in da luren voor ouderen en gehandicapten, vóór een fonds voor gebouwen die niet op de Monumentenlijst staan, vóór de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in het gebiedsgerichte beleid, vóór het soortenbeleid, vóór subsidiëring van Paradox en Benjamin, vóór de biologische landbouw. Wij komen hier natuurlijk tijdens de commissievergaderingen op terug en hopen de steun van u te krijgen die mogelijk zal leiden tot initiatiefvoorstellen, amendementen en moties. De heer HOLLENGA: Eén suggestie. U bent voor heel veel dingen en initiatieven. Hartstikke leuk.
69
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Mevrouw BOS: Ooh, mag dat nou ook al niet? De heer HOLLENGA: Ja …, maar wanneer u met uw voorstellen komt, kunt u dan ook de financië le onderbouwing aangeven en welk beleid u dan inlevert of met welke middelen u uw voorstellen wilt financieren? Dat is wat ons probleem wordt de komende jaren … Mevrouw BOS: U kent ons langer dan vandaag. Wij onderbouwen dat altijd! Het financiële kader. In grote lijnen zijn wij het daarmee eens. Wij zullen niet met voorstellen komen om de opcenten nog verder te verhogen. Echter, wij hebben wel een overschot en wij vinden dan ook dat dat besteed zou moeten worden. Voorzitter, wij houden ons het recht voor om ook te schuiven tussen programma’s. Bijvoorbeeld als het om problemen binnen het Openbaar Vervoer gaat. Ik dank u. De heer SLAGER: Voorzitter, ik heb genoeg aan de drie minuten die mij nu nog ter beschikking staan. Deze ochtend heb ik een aantal opmerkingen gemaakt over het Langman-akkoord en de naar onze mening benodigde aanvullende acties voor iedereen in Noord-Nederland. Ik heb inmiddels begrepen dat er va ndaag in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van de website . Het begint te lopen en dat is een heel plezierige constatering. Nu zijn wij hier allemaal druk, maar wij komen vanavond op enig moment weer thuis, dus ik zou iedereen nogmaals willen oproepen om dan toch nog even achter de PC te gaan zitten en de gehele familie ook even mee te laten tekenen en tevens om volgende week met zijn allen, los van alle politieke verschillen, naar Den Haag toe te gaan. Een ander punt, voorzitter, is het onderzoek naar de behoefte aan woningen, de vergrijzing. Ik noem het even met een paar termen, maar u zult wel begrijpen wat ik bedoel. Ik heb begrepen van gedeputeerde Calon dat daarover in oktober nadere informatie komt als de resultaten van twee rapporte n beschikbaar is. Wij wachten dat nu maar even af, maar ik zeg erbij dat dit onderwerp op korte termijn verder ontwikkeld moet worden. Er moet meer beweging komen, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Voorts viel het in de reacties van de andere partijen op dat er vandaag sprake was van een duidelijke tweedeling: mensen die hebben gekozen voor een positieve bijdrage en mensen die hebben gekozen voor een negatieve bijdrage. Onze voorkeur gaat uit naar een positieve bijdrage. Dank u wel. De heer HEMMES: Voorzitter. Het College wil de begrotingscyclus die wij tot nu hanteren, handhaven. Ik heb de Partij van de Arbeid bij de Voorjaarsnota wel horen spreken over een verandering. Het CDA heeft er vandaag een opmerking over gemaakt. In tweede termijn is er niets meer over gezegd, dus ik denk dat de behoefte niet meer zo groot is bij die partijen en als het anders is, hoor ik dat graag. Wij zouden het jammer vinden, maar de meerderheid beslist altijd in deze Staten. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik denk dat het onderwerp Algemene Beschouwingen te houden bij de Voorjaarsnota in de commissie terug zou moeten komen. De conclusie van de heer Hemmes is dus wat voorbarig. De heer HEMMES: Dat vind ik prima, dan komt het dus nog ter sprake. Over woningbouw maakt het College zich zorgen. Net als de SP-fractie, maar in tegenstelling tot het College twijfelen wij wel aan de effectiviteit van het beleid zoals dat tot nu wordt gevoerd. De 30% norm in onze motie is misschien ook wel te strikt, maar het lijkt erop dat die zelfs nog aan de lage kant is. De politieke verhoudingen in deze Staten nopen mij er wel toe om de motie nog een keer aan te houden met de opdracht aan het College om er wel wat mee te doen in de komende tijd. Daarom zullen wij de vinger aan de pools houden en mocht het te zijner tijd nodig zijn, dan komen wij alsnog met die motie terug. Het blijft een motie met een lange adem.
70
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Voorzitter, de heer Slager had het zojuist over positieve en negatieve bijdragen en heeft daar geen namen bij genoemd. Ik wil van mijn kant iets positiefs opmerken over het College en met name over de heer Calon. Zijn reactie op Zalm en de inbreng van de heer Boertjens is mij uit het hart gegrepen. Wij willen ons ook niet onderdanig en slijmerig opstellen richting het kabinet om wat extra pecunia. Meneer Calon, bravo!! Over de glastuinbouw is reeds veel gezegd. De SP wordt verweten dat wij tegen glastuinbouw zijn. Dan heeft men waarschijnlijk toch niet goed geluisterd, want die discussie hebben wij al gevoerd. Het gaat erom dat glastuinbouw er niet ten koste van alles mag komen. Er wordt in sommige stukken gesproken over 1500 arbeidsplaatsen. Zelfs de sector zelf zegt dat dit onmogelijk is. Bij 400 hectare en de aard van de producten die daar eventueel verbouwd zullen worden, gaat het om 2 mensen per hectare en niet om 7 mensen per hectare. Die onduidelijkheid noopt ons ertoe om vast te houden aan ons verzet tegen de glastuinbouw. Hetzelfde geldt voor de lichtdichtheid. Als ons kan worden gegarandeerd dat er bijna geen lichtemissie naar buiten is, dan zouden wij mogelijk een ander standpunt kunnen innemen. Dat wij woensdag a.s. optrekken naar Den Haag is een goede zaak. Onze boodschap is daar ook helder. Ik wil het optimisme toch wat dimmen, want ik denk dat het met dit kabinet zwaar kersen eten is en dat wij er niet vanuit moeten gaan dat wij tot directe resultaten komen. Dat wij gaan is prima! Dat geldt ook voor de actie van de ChristenUnie. Die ondersteunen wij van harte. De SP is al jaren bekend met deze vorm van actie en ik ben blij dat er nu ook andere partijen zijn die naar dit middel grijpen. Met betrekking tot de werkgelegenheid wachten wij nadere informatie af van het College en als de heer Gerritsen toch bezig is kan hij gelijk nagaan hoe het staat met de ontwikkelingen bij Aldel. Dit is ook een zorgenkindje waarover wij hier in de Staten vaker over hebben gesproken. Het Openbaar Vervoer. De heer Musschenga blijft er constant op hameren dat wij dat los moeten zien van de zweeftrein, maar wij zijn eigenwijs en doen dat niet. Wij vinden dat dit niet los van elkaar staat. Als ik de mensen in Vlagtwedde moet vertellen dat zij niet meer met de bus naar Winschoten kunnen, maar zwel in een uurtje van Groningen naar Amste rdam, dan valt dat moeilijk uit te leggen. Voorts heerste er onduidelijkheid over de volksraadpleging of het referendum. Wij verwachten van het College binnenkort meer duidelijkheid. Als ik de enquête zie die onlangs in Friesland is gehouden zijn de eerste voortekenen voor de pleitbezorgers van de zweeftrein niet zo bemoedigend. Ik zou mij toch eens achter de oren gaan krabben… Nog een korte reactie op de bijdragen van andere fracties. De Partij van de Arbeid – mevrouw Bos heeft daar net prima op gereageerd – blijft maar zeggen dat wij overal tegen zijn. Voorzitter, ik zeg het klip en klaar: dat is pure onzin. De SP is evenmin als de PvdA, de VVD, of GroenLinks overal tegen. Net als mevrouw Bos kan ik een heel rijtje opnoemen van punten war wij vóór zijn. Wij zijn ook voor een goede verbinding met het Westen, wij zijn vóór economische impulsen in de Eemshaven, wij zijn vóór de verbreding van de N33 en zo kan ik nog een poosje doorgaan. De VVD heeft het over spreektijdbeperking. Ik ben vandaag vrij kort geweest, maar nu duurt het wat langer, omdat ik nu alle rlei munitie krijg aangereikt. Wij blijven tegen generale spreektijdbeperking, behalve als dat per keer vanwege dringende redenen wordt afgesproken. D66 is daar geloof ik ook voorstander van. Als D66 haar zin krijgt, zo heb ik in de krant gelezen, … Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Dan wil ik dat nu wel even recht zetten. Wij zijn nooit voorstander van een spreektijdregeling geweest en zullen dat naar alle waarschijnlijkheid ook nooit worden. De heer HEMMES: Dan heb ik dat waarschijnlijk verkeerd gelezen, mevrouw Gräper. Richting D66 zou ik nog wel willen opmerken dat als de kleine kamerfractie in Den Haag haar zin krijgt, dan zijn er straks nog twee partijen en dan hoeft er helemaal geen spreektijdbeperking meer te zijn.
71
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Voorzitter, het CDA zegt: kom in beweging! Sympathiek, prima! Ik zou het CDA willen oproepen: kom in beweging naar Den Haag, want per slot van rekening vindt daar het afbraakbeleid plaats van consultatiebureaus, vakleerkrachten gymnastiek, een hogere eigen bijdrage in de ziektekosten – de no way-actie van de SP is landelijk al bekend – en van de uitkeringen. Daar ligt meer onze taak, volgens mij, dan bij dit sympathieke plan, want het echte bezwaar ligt in Den Haag. Ik zou u willen oproepen om in beweging te komen richting uw eigen kabinet. Over het versterken van de Eemsdelta zijn wij het overigens geheel eens. Mijn vraag aan het CDA – ik hoor het CDA vrijwel nooit over de N33 – is … De heer HOLLENGA: Ik noemde uw bijdrage weliswaar negatief, maar in tegenstelling tot Groe nLinks – en dat had ik nog willen zeggen - komt u met concrete voorstellen als het gaat om de economische ve rsterking van het gebied. Bijvoorbeeld de verdubbeling van de N33. Daarover zijn wij het geheel eens. De heer HEMMES: Daar ben ik dan zeer blij mee, meneer Hollenga. Ziet u wel, meneer Moorlag, wij zijn niet overal tegen. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik zie een nieuwe coalitie ontstaan! De heer HEMMES: Voorzitter, tot slot nog even over de motie van D66. Die komt nog ter bespreking in het Presidium, maar ik wil daar toch nog wel even iets over zeggen. Meer dualisme, meer naar de bevolking … Ja, dat is toch echt een taak, mevrouw Gräper, voor elke fractie zelf. Ik zou zeggen: huur een zaaltje in Oudeschip. Praat eens met de bevolking over de glastuinbouw, want dan hoort u veel meer. Als de mensen naar Groningen naar deze zaal of Martiniplaza moeten komen, dan gaan wij toch niet naar de mensen toe, maar de mensen naar de politiek en dan krijgen we weer heel wat geklets achter de tafel. Ik wil u best een uurtje bijpraten over hoe wij dat doen, mevrouw Gräper, maar u moet gewoon zelf naar de mensen gaan. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Als eerste reactie kan ik aankondigen dat wij aanstaande vrijdag in Oudeschip zijn, omdat wij met hetzelfde dilemma zitten als velen hier, namelijk wat laat je voor gaan: milieu of werkgelegenheid? Wat dat betreft ben ik heel goed in staat om de burger zelf op te zoeken. Om meteen op dit punt verder te gaan; wat ons betreft gaat het niet alleen maar daarom. Het gaat er niet om dat politieke partijen niet in staat zijn om de burgers zelf op te zoeken, want ik geloof dat al deze 55 statenleden in deze zaal heel goed in staat zijn om dat te doen. Waar het om gaat is dat je een podium creëert voor de burger om actief ook jou te kunnen benaderen me t een probleem waarmee zij te maken hebben. Wij geloven dat wij daarmee niet alleen maar in de statenzaal moeten zitten, maar juist ook naar buiten moeten. Dat is de achtergrond van ons voorstel. Wij zullen in het Presidium er nog verder over praten. Ten aanzien van de motie begrijp ik, als ik de woorden van het CDA goed gelezen heb en met name de afslu iting van hun bijdrage, dat zij ons voorstel zullen steunen. Over de nota Pieken in de Delta is al veel gezegd. Ik denk dat, hoewel de actie van volgende week misschien als symboolpolitiek wordt getypeerd, wij net als de PvdA symboolpolitiek heel erg belangrijk vinden, omdat het heel goed is om juist aan de burgers van Groningen te laten zien dat het menens is als het gaat om het economisch beleid. Dat gezegd hebbende moet ik voorts zeggen dat ik de reactie van het College op de opmerkingen die wij hebben gemaakt over de prioritering in het economisch beleid, toch wat jammer vinden. Het thema ‘bedrijvigheid’ in de Begroting gaat naar beneden. Energy Valley is uit Ondernemend Groningen gehaald. Kennistechnologie heeft geen prioriteit in het beleid en wij vinden dat jammer, te meer daar, als je daar goed op inzet, dit alleen maar kan helpen in de discussie met Den Haag. Ten aanzien van de motie ‘Open Dagen’ die vorig jaar is aangenomen.
72
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Bij de discussie vorig jaar is heel nadrukkelijk gezegd dat het niet alleen maar gaat om ons als politiek, maar om een open dag waarin de provincie zich in haar volle breedte kan laten kennen. Daarvoor is niet alleen maar de statengriffie nodig, maar er ligt een nadrukkelijke taak voor het College en het ambtelijke apparaat in de volle breedte. Wat ik heb begrepen van de statengriffie is dat het daar voor een deel mank loopt. Ik zou toch wel graag een reactie van GS willen, ondanks het feit dat de Commissaris gelijk heeft als hij stelt dat het initiatief en de uitvoering heel nadrukkelijk bij onszelf ligt. Dit is een initiatief dat in gezamenlijkheid vorm moet worden gegeven, want voor de burger is het nu eenmaal zo dat wij één provincie zijn. Het punt van de vergrijzing. De PvdA heeft daar terecht aandacht voor gevraagd en aangegeven dat dit een veel nadrukkelijker plaats moet krijgen in het provinciale beleid en wij zijn dan ook blij dat de PvdA naar ons is opgeschoven, aangezien wij bij de bespreking van het arbeidsmarktbeleid dit punt he bben ingebracht en toen weinig steun van de PvdA daarover ontvingen. Het voorstel van het CDA: Kom in Beweging! is op zich een sympathiek voorstel en zo zijn er waarschijnlijk nog wel veel me er sympathieke onderwerpen te bedenken. Wij vroegen ons af wat de toevoeging moet zijn aan het provinciale beleid bij wat bijvoorbeeld momenteel reeds gebeurt bij het Huis voor de Groninger Sport. Bij de zaken die wij ons daarbij konden voorstellen vroegen wij ons af of dat dan tot de verantwoordelijkheid van de politiek in het algemeen behoort en specifieker van de provinciale politiek, of is dat niet gewoon de verantwoordelijkheid van de burger? De heer HOLLENGA: Voorzitter, dit zou wat ons betreft een speerpunt kunnen zijn in het toekomstig te voeren welzijnsbeleid. Er zitten meerdere onderdelen die te maken hebben met het welzijnsbeleid, gezondheid, et cetera, en op basis daarvan kan dit worden meegenomen in het programma en kan over twee of drie jaar de weegbrug tevoorschijn worden gehaald en te meten hoe dan de cijfers voor deze provincie zijn. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Dat is verhelderend moet ik zeggen. Voorzitter, over de cultuur in het algemeen. Wij zijn blij om te horen dat meer mensen zich met ons zorgen maken over de invulling van de cultuurnota ondanks dat de onderliggende visie daarvan door ons wordt onderschreven. Een ander punt is de bestuurlijke cultuur. De VVD heeft dit punt aangedragen en richting de VVD zou ik met name willen zeggen dat vandaag in de discussie een aantal malen is gebleken dat zelfdiscipline niet altijd ons sterkste punt is, met name tijdens interrupties, en daar heeft een spreektijdregeling geen enkel effect op. Ons liberale principe is nog altijd: verbeter de wereld en begin bij jezelf! De heer ZANEN: Voorzitter, ik zou op twee punten een compliment willen uitdelen aan het College. Op de eerste plaats betreft dit de vorm die de begroting nu heeft gekregen. De programmabegroting 2005 is wat mij betreft handzaam en hanteerbaar en dat was de bedoeling. Het tweede punt is de opstelling die het College heeft gekozen bij de discussie over de gaswinning onder de Waddenzee. Ik vind dat het terecht is dat het College heel duidelijk haar eigen koers heeft gevaren. Voorts kort het punt van het depot. Wellicht is het verstandig dat, als er nog mogelijkheden zijn om met anderen deze zaak aan te pakken, het College daar actief in wordt. Dit kan eigenlijk niet wachten tot de commissievergadering. De zweeftrein. Wij kregen op onze tafel – en dat hadden wij ook al toegestuurd gekregen – een reactie van Erik Pieterman op de begrotingskrant en de krant over de Zuiderzeelijn. Die had ik geheel willen voorlezen, maar het College is mij voor met de mededeling dat besloten is dat niet alleen in Frie sland, maar ook in de andere provincies en gemeenten, betrokken bij de nieuwe verbinding tussen het Noorden en de Randstad, een soort volksraadpleging zal worden gehouden op het moment dat duidelijk en
73
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
helder is wat die alternatieven precies zijn, kosten en betekenen. Dus, voorzitter, ik ben blij verrast en dat wilde ik op dit moment nog even uitspreken. Over dat krantje over de Zuiderzeelijn moet ik helaas opmerken dat het jammer is dat hij er uitziet zoals hij er uitziet. Wij hebben als provincie een stijl ontwikkeld met de pagina’s in de kranten en ik vind die getuigen van een goede vormgeving, maar dat krantje over de Zuiderzeelijn is een ontzettend slecht gedrukt en lelijk blaadje. Ik heb het niet over de informatie, maar over de vorm. Dan voorzitter, ligt er nog een discussie tussen u, de heer Bleker en anderen van het College en mijzelf over de nota van de commissie Langman, Ruimtelijk-economische perspectieven NoordNederland. Die nota is uit 1997 en daarin staat een inleiding van de voorzitter, de heer H. Langman. De vorige statenvergadering ben ik op mijn weergave daarvan aangesproken, vandaar dat ik er nu op terugkom. Hij schrijft met zoveel woorden dat het sterkste punt van het Noorden de rijkdom is aan bodemschatten. Vergelijking met Noorwegen ligt hier voor de hand en toont aan welke enorme impuls voor de economische ontwikkeling van een gebied het gevolg kan zijn van de kundige aanwending van de opbrengt van die natuurlijke rijkdommen. Kapitaal in de grond wordt daarom omgezet in kapitaal dat blijvend het nationaal inkomen in Noorwegen op een hoger plan tilt. Vervolgens zegt hij dat in Nederland de bode mschatten centraal worden geïnd – en daar zien wij niets meer van – en dan zegt hij dat het daarmee wel zo is dat wij in feite als Noord-Nederland de Randstad als het ware financieren met betrekking tot een heleboel zaken waar die gelden voor gebruikt worden, het infrastructuurfonds en dat soort dingen. In het kader van de gedachte van de ontwikkeling van Kompas zegt hij in het advies zelf dat er een groot stimuleringsfonds zou moeten komen waar middelen in worden ondergebracht, dat een bestuur zou moeten hebben bestaande uit de EZ-gedeputeerden van de noordelijke provincies – dat is dus SNN – en ambtelijke vertegenwoordigers. Dit is dus een fonds, gekoppeld aan de aardgasbaten.. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, meneer Zanen De heer ZANEN: U kunt nu wel ‘nee zeggen, maar het is wel zo en zo blijkt uit die inleiding. Hij brengt het belang van een toevallig aanwezige grondstof voor de duurzame versterking van de economische structuur tot uitdrukking in het Ten geleide. Ik wil dat nadrukkelijk onderstrepen. Hij heeft dat overigens onlangs herhaald in de discussie en publiciteit over het standpunt van staatssecretaris Van Gennip inzake de resterende bijdrage van het Rijk aan Kompas. Ook toen is weer opnieuw door hem deze relatie heel nadrukkelijk genoemd, geuit en onderstreept. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik herinner mij dat deze discussie eerder aan de orde is geweest. Ik stel vast dat de heer Zanen hier een wat springerige redenering volgt die volgens de wetten van de logica ongeveer als volgt is opgebouwd: ik pas in mijn jas, mijn jas past in mijn tas, dus ik pas in mijn tas. De heer ZANEN: Logica zou toch wat gemakkelijker te volgen moeten zijn. Over de grensoverschrijdende ontwikkeling. Er is genoemd de Eemsdelta, de bevordering van het transport in dat gebied en cultuur. Ik denk dat daar inderdaad een waardevolle extra dimensie aanwezig is die uitgewerkt kan worden en bevruchtend kan zijn voor de regionale economische ontwikke ling. In dat verband een detail: er is een vereniging voor orgel- en muziekcultuur en Groningen en Ostfriesland die nu uit de cultuurnota dreigt te verdwijnen. Dat is jammer en overigens, voorzitter, heeft u daar ook nog iets mee te maken. Dat wil niet zeggen dat wij niet alle mogelijke initiatieven die goed zijn, ondersteunen. Het Openbaar Vervoer. Ik onderstreep en ik ben ook blij met de reactie van de gedeputeerde over het inschakelen van het OV-bureau bij het oplossen, of liever, het enigszins opvangen van de bezuinigingen die op de provincie Groningen afkomen.
74
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Het verantwoord schrappen van bepaalde lijnen is één ding, maar daarnaast zou je kunnen zeggen dat het OV-bureau zich juist nu de inspanning moet getroosten om het gebruik van het Openbaar Vervoer verder te bevorderen. De glastuinbouw. Hiervan wil ik zeggen dat moet worden gekeken naar de kwaliteit van de arbeidsplaatsen. Laten wij eens in Zuidoost-Drenthe en het Westland gaan kijken. Wie werken daar en onder welke condities, et cetera, vóórdat wij misschien overhaast allerlei dingen gaan realiseren, waarvan wij achteraf wellicht spijt krijgen… De heer BLEKER (gedeputeerde): Wat bedoelt u met de kwaliteit van de arbeidsplaatsen? De heer ZANEN: Daarmee bedoel ik mee dat mensen een arbeidscontract krijgen dat acceptabel is. Er is gezegd dat een inventarisatie naar opleidingsniveau is gemaakt en gebleken is dat 1500 me nsen in de regio een opleiding hebben die qua niveau lager of gelijk is aan een MBO-opleiding. Misschien past dat wel goed bij deze ontwikkeling, maar het moet wel om behoorlijke arbeidsplaatsen gaan. Het moet niet om nulurenoproepcontracten en dat soort zaken gaan. Het moet gaan om de ontwikkeling van een interessante sector gaan waar mensen ook met plezier kunnen werken. De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat zijn wij met u eens, maar er is op zichzelf ook niets mis met oproepkrachten en seizoensarbeid en mensen die een extra inkomen aan hun gezin toevoegen door dat soort tijdelijke piekactiviteiten. Laten wij dat niet meteen diskwalificeren. Het kan voor mensen het verschil zijn tussen wel of niet met vakantie. De heer ZANEN: OK, maar als u een groot project opzet, dan gaat het toch ook om een aantal duurzame arbeidsplaatsen. Dat er daarnaast wat parttime-werk is, is wat anders. Ik denk dat het goed is om daar inzicht in te krijgen. Overigens is het zo dat de condities waaronder projecten plaatsvinden, bijvoorbeeld milieucondities, scherp geformuleerd moeten worden. Dat zou bijvoorbeeld met lichtemissie het geval kunnen zijn en dan is het zo dat het onder die vastgestelde voorwaarden wel door kan gaan en anders niet. Daarover dient helderheid te bestaan. Ten slotte, voorzitter, ben ik blij met de reactie van de gedeputeerde van Economische Zaken en Cultuur waarin hij de suggestie oppakt om cultuur als een belangrijk element te zien voor de structuur van de economie in dit landsdeel en in Groningen. Ik denk dat hij een vruchtbare bijdrage kan leveren aan het regionale ontwikkelingsbeleid. Als allerlaatste wil ik nog zeggen dat over welzijn is gesproken. Er komen ook in die sfeer veel bezuinigingen op het Noorden en Groningen af. Wat dat betreft zou ik willen oproepen om in beweging te komen. Die kreet is gebruikt in het kader van de gezondheidszorg en die moeten wij misschien ook gebruiken in de richting van Den Haag om duidelijk te maken dat dit sociale beleid eigenlijk zou moeten stoppen. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan gedeputeerde Calon. De heer CALON (gedeputeerde): Ja voorzitter, heel kort, één opmerking slechts. Wij zullen de effecten van de vergrijzing op de verschillende dossiers inzichtelijk maken en kijken of die aanpassing ve rgen. Voor het overige kan ik niets toevoegen aan wat ik in eerste termijn heb gezegd. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Bleker.
75
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, het lijkt mij niet zinvol om een exegese te plegen op het voorwoord, geschreven door de heer Langman. Wij hebben nu te maken met een staatssecretaris die qua leeftijd wel de kleindochter van de heer Langman zou kunnen zijn. Daar richten wij onze energie nu op. De glastuinbouw. Ik heb met zeer veel belangstelling geluisterd naar de inbreng in tweede termijn van de zijde van de SP. Er ligt bij voorbaat geen njet op glastuinbouwontwikkeling in de buurt van de Eemshaven. Als er reëel zicht is op aantallen en soorten arbeidsplaatsen, alsmede duidelijkheid over de milieuvoorwaarden, dan begrijp ik dat er bij de SP nog nadere afwegingen kunnen plaatsvinden. Wij hopen dat dit op enig moment concreet wordt. Dan kunnen we wellicht het draagvlak ervoor in de Staten ook met de SP versterken. Van de zijde van de PvdA is gevraagd hoe het zit met de belangstelling. Sinds 1999, 2000 staat het Eemsmondgebied op de provinciale kaart als te ontwikkelen glastuinbouwgebied. Dat is al vier jaar geleden. Je ziet met name de laatste twee jaar dat het oog van geïnteresseerde ondernemers meer op dit gebied is gevallen. Wij zien ook dat de belangstelling die ondernemers tonen, serieuzere vormen aanneemt dan in de beginjaren. Die trend is voor ons aanle iding om door te gaan. Ik heb ook in het begin gezegd dat wij in de afgelopen drie jaar geen ondernemers hebben gehad die als het ware in gezelschap van de kassenbouwer klaar stonden bij Oudeschip om te beginnen, maar wel ondernemers die – en dat wisselt enigszins, dan de één, dan de ander, dan stapt men even terug – belangstelling tonen. Dat is voor ons de drijfveer om wel door te gaan. Daarnaast is het werkgelegenheidseffect van bela ng. Dat was het, voorzitter. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Gerritsen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, twee opmerkingen. De eerste over het arbeidsmarktbeleid. De P vdA-fractie vraagt naar een nadere invulling. De heer Boertjens vraagt bovendien hoe het verder gaat. Wij doen u binnenkort een uitvoeringsagenda Arbeidsmarktbeleid toekomen, waarin de thema’s die wij u eerder hebben aangeboden worden uitgewerkt in concrete projecten. Eén belangrijk thema daarvan zal de vergrijzing zijn, iets wat door een aantal van u ook nadrukkelijk naar voren is gebracht. De tweede opmerking gaat over het punt van de bedrijvigheid, waar D66 aandacht voor vraagt en een aantal veelbelovende perspectieven uit het zicht ziet verdwijnen. Dit is echter niet zo, want Energy Valley gaat door en daar hebben wij apart subsidie voor en ook binnen Kompas hebben wij daar een regeling voor, dus die ontwikkeling gaat met volle kracht verder. Verder onderschrijven wij ook de visie van D66 op kennistechnologie en innova tie. Ik heb daar net ook al opmerkingen over gemaakt. Ook daar zullen zowel binnen de provinciale begroting als binnen Kompas mogelijkheden voor worden gecreëerd. Ik wilde nadrukkelijk aangeven dat wij juist op die thema’s wel degelijk inzet plegen. Daar wil ik het bij laten. De heer SWAGERMAN: Voorzitter. Er is nog een vraag onbeantwoord gebleven die is gesteld door mijn fractievoorzitter met betrekking tot de voortgang van de ontwikkelingen bij Aldel. Wij zijn zeven à acht maanden verder. Ik heb in zeven à acht maanden dankzij mijn uitwisseling de nodige contacten gehad. Ik kan mij voorstellen dat er ook bij de gedeputeerde enige bekendheid is met de voortgang daar, aangezien wij toch weer dichter bij 31 december 2005 zijn aanbeland. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ja voorzitter, ik heb het zo opgevat dat uw fractievoorzitter ve rzocht om er informatie over te hebben tijdens de commissievergadering. Deze zal ik met alle plezier verstrekken, want dan hebben wij precies de stand van zaken op dat moment. Bovendien zijn er binnenkort gesprekken met Aldel, waar ook collega Musschenga bij betrokken is. De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Mulder.
76
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Voorzitter, één punt voor wat betreft de vergrijzing. Dit is zo-even al verwoord door de heer Calon. Wij zullen dat integraal en GS-breed oppakken. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Musschenga. De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Voorzitter. De opmerking van GroenLinks in tweede te rmijn over gratis OV en daluren voor gehandicapten. Het is onderdeel van een notitie. Ik heb het misschien niet in eerste termijn zo gezegd, maar ook dat is integraal onderdeel van de notitie die ik u heb toegezegd. De VOORZITTER: Van mijn kant nog een tweetal opmerkingen, met name over de vraag over de preciezere vormgeving. De mededeling die de heer Musschenga heeft gedaan, zal ik in overleg met hem dan op één punt aanvullen waar het gaat over de vraag wat precies de besluitvorming is in de Stuurgroep. U weet dat er de afgelopen tijd zeer veel is gediscussieerd over de vraag wanneer een raadpleging überhaupt zinvol zou zijn. Dat heeft geleid tot de discussie tussen het Friese bestuur en de Stuurgroep en het verschuiven naar een later moment. Dat heeft ertoe geleid dat er opnieuw overleg heeft plaatsgevonden tussen de regering en de regionale partijen. Dit betekent dat in de procedure van de prijsvraag – die bestaat uit drie go/nog go-momenten – het eerste moment, de go/no go-beslissing, in de Staten en in de gemeenteraden moet komen. In het betreffende artikel van de overeenkomst is dat ingevoegd. De Stuurgroep neemt dan een besluit en biedt dat voor commentaar aan aan de gemeenteraden en aan de Staten. Daarna moet het definitieve besluit worden genomen. Aan het artikel bij de eerste go/no go is nu toege voegd: “Ten behoeve van dit commentaar – dus het commentaar van de gemeenteraden en de provincies – kan een raadpleging van de bevolking van de provincies plaatsvinden”. Dat komt op die manier in de overeenkomst. Dat gaat dus over een raadpleging van de bevolking, het gaat dus nog niet over de vorm waarin. Daarmee is dus nog niet voor een referendum gekozen. Noch is daarmee – want dat kan de Stuurgroep ook niet doen – enige uitspraak gedaan over de betekenis die de individuele Staten en de individuele gemeenteraden toekennen aan de uitkomst van welke raadpleging dan ook. Dat is namelijk een zaak van die gemeenteraden en van die Staten. Daar kan de Stuurgroep zich niet over uitspreken. Dit betekent dus dat op dat moment, aan het eind van die periode, want er staat zes weken voor, de Staten van Groningen moeten zeggen tegen de Stuurgroep of zij instemmen of niet instemmen en dan zal daaruit blijken op welke wijze in Groningen – maar ook in Flevoland, Drenthe en Friesland – de uitkomsten van die raadpleging daarin betrokken zijn. Het is zelfs zeer wel denkbaar dat die heel onderscheidend zijn en dat vervolgens die commentaren ertoe leiden de Stuurgroep opnieuw een keuze moet maken. Dat is dus daarmee niet geregeld. Is dan de vraag: “Weet u op dit moment al hoe u dat precies vorm gaat geven?” Nee, dat is namelijk een kwestie van de komende tijd uitwerken, want als u dit moment bepaalt, dan is dat na de ommekomst van de eerste fase prijsvraag – die is op zijn vroegst eind 2005, begin 2006 afgelopen – hebben wij het derhalve over iets wat rond die tijd dan ook zou moeten plaatsvinden. Mevrouw BULK: Voorzitter. U zegt dat er een raadpleging kan plaatsvinden, maar wie bepaalt op dat moment of die raadpleging plaatsvindt? De Provinciale Staten? De VOORZITTER: Nee. Kijk, juridisch was de vorige keer de discussie – er is hier ook heel veel over gesproken, met name de heer Jaspers heeft daar toen in het debat ook vragen over gesteld – wat het betekent als zoiets komt terwijl je gewoon bezig bent met de prijsvraag. Kun je dan andere argumenten betrekken in de afweging die je dan maakt? Ik heb toen een juridisch betoog gehouden, waarin is uitgelegd dat ook andere overwegingen daarin een rol kunnen spelen.
77
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Om dat helemaal helder te maken, moet je eerst dit artikel toevoegen, want dat zegt iets over de partijen en zegt ook dat in de prijsvraagcommunic atie moet worden meegedeeld dat je dit doet, want anders zou je in strijd komen met alle wetgeving die er is op aanbesteding, et cetera. Als aan het einde de inschrijvers zouden ontdekken dat de beslissing hiervan afhankelijk is, dan moet dat van tevoren worden meegedeeld. Dit is de juridische kapstok. Dat leidt ertoe dat de Stuurgroep nu aan alle partijen heeft voorgesteld om dat inderdaad dan uit te werken. Er komt dus een vorm van raadpleging. Het enige wat ik op dit moment niet kan beantwoorden – want zover zijn we niet – is hoe die raadpleging er uit gaat zien, et cetera. Dat leidt dan weer tot discussie hier over de vraag welke betekenis moet worden toegekend aan de gegevens die wij straks zullen hebben. Nou, als u in Friesland alleen al ziet hoe de discussie loopt over de vraag of er verschil moet worden gemaakt tussen de halteplaatsen en de niet-halteplaatsen, moet er betekenis worden toegekend aan plaatsen die in de buurt van de lijn liggen, wat doe je met plaatsen die op heel veel afstand liggen, hebben die hetzelfde gewicht - ik noem u nu gewoon een discussie die daar heeft plaatsgevonden, niet in de Stuurgroep - dan weet u dat er een heleboel vragen moeten worden beantwoord op de termijn. Het enige wat vandaag is meegedeeld is die eerste beslissing ten principale, en daar heb ik een toelichting op gegeven. De heer ZANEN: Voorzitter, is daarbij gedacht aan gezamenlijke raadpleging voor het hele gebied of toch aan een onderscheidende? De VOORZITTER: Dit heeft als uitgangspunt dat de Stuurgroep een raadpleging zal maken. Waar ik alleen onderscheid in maak is de betekenis die aan de raadpleging wordt toegekend. Het kan nooit een beslissing zijn van de Stuurgroep, maar het kan alleen maar een beslissing zijn van dit politiek orgaan. Dat probeer ik duidelijk te maken. Dus als men in Friesland zegt dat die voor hun bindend is, dan is dat een politieke uitspraak van de Staten van Friesland, die niet kan betekenen dat wij kunnen zeggen dat dit in Groningen daarom ook zo moet zijn, of omgekeerd. Dat is namelijk uw beslissing. De heer ZANEN: Overigens is het dan zo, voorzitter, dat – want dat stond er dacht ik oorspronkelijk in – dat Friesland had geaccordeerd dat zij op dat moment konden uittreden, zonder verdere consequentie. Dat element is nu weg? De VOORZITTER: Ja, dat stond ook niet in de overeenkomst. Dat is precies datgene wat ik zo-even toevoegde, want dat was vorige keer de vraag van de heer Jaspers. Toen heb ik dat ook uitgelegd. U moet dan een besluit nemen of u verder wil met de prijsvraag, ja of nee. Door dit nu zo formeel op te nemen is het dus ook een overweging voor u geworden om met verwijzing naar de raadpleging te zeggen dat het er weliswaar technisch aan voldoet, ma ar dat u van mening bent dat er onvoldoende draagvlak is en dat u om die reden niet meedoet, of misschien ook wel de omgekeerde conclusie. Dat wordt hiermee gelegitimeerd. Je kunt namelijk ook de vraag stellen wat het betekent wanneer je ja zegt. U vraagt altijd wat het betekent als je nee zegt, maar ik probeer te schetsen dat er nog een afweging is. Dat lost een ander niet voor u op, u blijft zelf zitten met die afweging. Tweede is de opmerking van mevrouw Gräper over de motie. Ik wil er niet mee zeggen dat daar geen discussie achter zou kunnen zitten, die mij overigens niet bekend is. Ik stel inderdaad voor om in het Presidium te bespreken hoe daar mee om te gaan.
78
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Als dat betekent, dat wij ook een uitspraak moeten hebben van het College om ja of nee te kunnen zeggen – dus naar de volgende Staten toe – dan acht ik die opdracht die we elkaar nu geven inclusief dat deel, zodat wij de volgende keer kunnen rapporteren en iedereen kan weten wat er met die motie is gebeurd en hoe wij er mee verder gaan, want de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat, de notulen lezende over de verschillende interpretatie en de verschillende achtergronden, wij op dat punt ook nog niet een unaniem front ten aanzien van de vraag hoe wij er over denken hebben. Dat kan dan in één keer worden meegenomen. Dat was de enige strekking van het verwijzen naar het Presidium. Terugrapporteren naar de Staten, want er is maar één plek waar kan worden besloten. Ik stel voor de beraadslagingen te sluiten en daarbij nu de vraag aan de orde stellen wat wij nu precies aan besluitvorming op dit moment voor ons hebben liggen. In de brief van 3 augustus 2004 is aangegeven dat aan het slot van de eerste dag er helderheid zou moeten zijn, willen die commissievergaderingen zin hebben, dat u Staten instemmen met de voorstellen in het algemeen met de hoofdlijnen van het beleid, het algemeen financieel beleid en de omvang van het budget per programma. Dat is in feite de vraag die voorligt. Ik denk dat ik mag concluderen, als ik naar uw beschouwingen heb geluisterd, dat die conclusie kan worden getrokken, zij het met één opmerking. Die opmerking is gemaakt door de heer Moll over het openbaar vervoer. Hij zei namelijk dat hij het niet uitgesloten achtte dat bij nadere bestudering GroenLinks met voorstellen zou kunnen komen die inderdaad afbreuk zouden doen aan wat ik net gezegd heb, namelijk dat wij nu met elkaar de omvang van het budget voorstellen, dus niet de verschuiving daarbinnen – ik heb het nu over de clusters. Die opmerking is gemaakt. Ik denk dat dit moet blijken tijdens de beschouwingen, maar dat wij vooralsnog uit moeten gaan van de conclusie zoals ik hem net heb geformuleerd. Mocht dit dan in die beschouwingen met name op dat punt - omdat dit laat is gekomen – blijken, dan stel ik voor dat dit niet alleen in de commissie Economie en Mobiliteit aan de orde is, maar dat dit ook op het goede moment wordt gecommuniceerd richting Bestuur & Financiën, zodat daar ook tussen de fracties over de implicaties daarvan van gedachten gewisseld kan worden, maar dat wij nu wel de hoofdlijn kunnen hanteren als de lijn waarmee het commissieberaad plaatsvindt. Mevrouw BOS: Voorzitter, komt dat overeen met mijn zinsnede: “In algemene zin willen wij het recht voorbehouden dat wij kunnen schuiven tussen programma’s”? De VOORZITTER: Nee, dat zeg ik dus niet. Mevrouw BOS: Nee, maar wij willen dat dus wel. De VOORZITTER: Nee, maar dat begrijp ik wel. Ik probeer simpelweg terug te gaan naar de brief van 3 augustus 2004, die stelt dat wij in principe nu de omvang van het budget per programma vaststellen. De verschuiving daarbinnen, waar mevrouw Bos zo-even op wees, die is gewoon volop aan de orde. Wij delen dus nu toe. Er is één reden, dunkt mij, die door de heer Moll is aangegeven, die het mogelijk moet maken dat daar discussie over is, dat is dat nu net op het moment dat de Begroting wordt behandeld zicht bestaat op de implicatie Openbaar Vervoer. Stel dat in de discussie de overweging zou zijn om provinciale middelen in te zetten ter compensatie van wegvallende rijksmiddelen – want dat is dan wat u bedoelt – dit zou kunnen betekenen dat de omvang van de budgetten ter discussie kunnen komen. Daarom zeg ik dus dat wij dat op dat punt met elkaar moeten vaststellen, dat is nu net gebeurd, dat komt vakmatig aan de orde in de commissie Economie & Mobiliteit. Mocht dat tot die conclusie leiden, dan lijkt het mij dat de woordvoerders, met name de financiële woordvoerders in die commissie, met elkaar van gedachten moeten wisselen over welk advies zij dan daarover aan u Staten uitbrengen.
79
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Voor het overige ga ik er wel van uit dat wij niet in zijn algemeenheid nu zeggen dat nog vrijelijk kan worden bewogen, want dan hadden we de eerste ronde niet hoeven te hebben. Ik weet nog niet wat ik aan u weggeef, mevrouw Bos, als ik ja zeg. Mevrouw BOS: Wij moeten het even duidelijk hebben. De VOORZITTER: Goed. Ik heb vastgesteld dat wij op dit moment van de CDA-fractie een voorstel over gezondheid hebben gekregen. Ik stel voor dat die in ieder geval alvast meegaat naar de commissie en dat in die commissie dan bezien wordt of die bij de Begroting wordt afgehandeld of dat er dan nog een voortgezette procedure komt, maar dat wij nu in ieder geval een procedurebesluit nemen hem in dit kader van de Begroting toe te wijzen aan de commissie. Dan krijgen wij daar het advies wel. Ik stel vast dat de motie van de SP die eerder was aangehouden, opnieuw is aangehouden en dat die betrokken zal worden bij wat de heer Calon heeft aangekondigd, de nota’s die gaan komen om over de nota Wonen te praten. Voorts stel ik vast dat de motie van D66, zoals deze er lag, naar het Presidium toe gaat, evenals wat bij het andere aan de orde is. En dan is mijn vraag, als dat het pakket is, of u daar mee kunt instemmen. Dat is het geval. Dan komen wij pas aan het einde weer over de Begroting als zodanig terug. Dan hebben wij dat vastgesteld en daarmee hebben wij punt 4 van de agenda beha ndeld. Voordat wij nu aan het einde van de vergadering zouden komen, moet ik u meedelen dat ik va nochtend één brief aan u onthouden heb, die ik wel heb ontvangen, van welke ontvangst u overigens eerder kennis heeft kunnen nemen. De heer Leon Boer heeft mij een brief doen toekomen die aldus luidt: “Geachte heer Alders, Hierbij wil ik per direct ontslag nemen als Statenlid van de provincie Groningen. De reden hiervoor is dat met de komst van onze tweeling, de combinatie werk, politiek en privé in een ander daglicht is komen te staan. Het maken van keuzes daarbij is onvermijdelijk om voortdurend geschipper en tekortkomingen te vermijden. Mijn keuze is in he t nadeel van het Statenwerk uitgevallen. Die keuze was bepaald niet makkelijk, omdat ik behoorlijk aan de politiek ben verknocht en omdat je als Statenlid in principe voor vier jaar tekent. Ik zie mijn vertrek uit de Staten dan ook als een tijdelijk pas op de plaats, want ik ben er van overtuigd dat de politiek, hoe dan ook, een plek in mijn leven blijft vervullen. Ik wil mijn collega’s in de Staten en met name de leden van mijn commissie, bedanken voor de samenwerking en vooral voor de politieke debatten waar ik de afgelopen jaren steeds meer van ben gaan genieten. Succes met het werk voor Groningen, Met vriendelijke groet, Leon Boer” Daaruit blijkt een hele afweging die ook in het interview met de krant heel uitdrukkelijk naar voren komt. Die keuze die je daar moet maken tussen die verschillende onderdelen, ook nadat je zelf eerst een aantal principiële keuzes hebt gemaakt, wordt ook beschreven. Misschien ook wel een beetje geduid als een generatieprobleem: hoe vat je je taak op? Ook in verhouding tussen partners in een relatie: wat kun je van elkaar vragen, wat kun je niet van elkaar vragen om tot een de rgelijke keuze te komen? Voor die keuze past respect, mag ik hier wel zeggen. Er is je al vele malen gevraagd of je het zult gaan missen. Dat heb je eerlijk met ja beantwoord. Het mag denk ik ook omgekeerd worden gezegd.
80
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Zoals je zelf aangeeft ben je steeds meer van het politieke debat gaan genieten en ben je er zelf steeds meer mee geïnvolveerd geraakt. Er is een start gemaakt met het debatteren in het Gronings. De vlotheid waarmee dat gebeurde in dat debat was sowieso al kenmerkend, zoals ik eerder al een keer helemaal door jou was overdonderd toen ik een keer aanwezig mocht zijn bij een bijeenkomst van de Groninger schrijvers en ik daar ineens jouw schrijfkunst in het Gronings heb ontdekt. Dat is overigens ook voor de anderen hier de moeite waard om kennis van te nemen. Vanaf deze plaats hartelijk dank voor alles wat er is gedaan. Wij houden je aan de toezegging dat het een pas op de plaats is. Je hebt overigens in het interview toch een aardige tijdshorizon geschetst. Ik weet dat het bij het wielrennen op de baan niet meer gebruikelijk is om tot een ‘sur place’ te komen, maar dit is een echte. Ook daarvan hoop ik dat je dat op die manier inhoud kunt geven. Namens ons allen, hartelijk dank. Het geeft ons ook de gelegenheid – het is de eerste keer dat wij bijeen zijn – om jou en van hieruit ook je vrouw te feliciteren met de tweeling en van onze kant ook te laten zien dat wij dat ook willen onderstrepen. Je hebt daar zelf passend, denk ik, ook al bij de overige activiteiten aangegeven dat het leuk zou zijn als jullie nu al een boek zouden hebben, beiden hetzelfde boek overigens, met 41 Groninger volksvertellingen, omdat er uit voorgelezen kan worden en om ze daarmee ook alvast helemaal in de stijl van de discussie over de Groninger cultuur, waar je zelf zo vorm aan hebt gegeven, te laten zien in wat voor prachtige omgeving, tegen welke prachtige achtergrond en in welke prachtige culturele omgeving dat gebeurt. Dat namens ons allen voor jullie en voor de tweeling en voor jou zelf hebben wij ook een prachtig boek als herinnering, dat u kunt gebruiken tijdens de ‘sur place’. Maak er flink gebruik van. Hartelijk dank en tot ziens. De heer BOER: Ja voorzitter, het is nu ongeveer bijna zeven jaar geleden dat ik tesamen met de heer Roggema door die deur hier naar binnen ben gekomen, stijf van de zenuwen en ook wat schuchter. Terugkijkend wil ik toch een aantal woorden even noemen van de afgelopen zeven jaar. Ik was natuurlijk daarvoor al behoorlijk politiek actief binnen de PvdA, maar ook bij de Jonge Socialisten, dus ik kwam een beetje uit de hoek van de klassieke sociaal-democratie, maar gaandeweg hebben die zeven jaren mij in die zin ook heel erg veranderd. Een aantal inzichten wil ik eigenlijk ook wel met jullie delen. Eerst over de aard van de politiek. Het is natuurlijk van oorsprong een zeer klassieke sociaal-democratische stuur- en maakbaarheid. Wij hebben vandaag ook weer gezien dat in de politiek wordt getracht om in SMART-termen te formuleren, maar ik denk toch dat de werkelijkheid, tenminste zoals ik haar heb ervaren, weerbarstiger en veelvormiger is en dat het meer op aankomt op timing, op het juiste moment, dat dat eigenlijk de kern van de politiek is en dat de politiek eigenlijk meer een ambacht is en een kunst dan een soort managementopvatting. Natuurlijk kun je dat op diverse terreinen pla kken. Ik heb daar zelf even aan mogen proeven bij het Huis van de Groninger Cultuur, waar ik vanaf de ideevorming tot de uiteindelijke realisatie heel erg bij betrokken ben geweest en ook heb ervaren dat het inderdaad ook heel vaak neerkomt op de juiste timing. Het tweede belangrijke inzicht – tenminste voor mij – is het belang van de politiek en ook het belang van de provinciale politiek, want ik vind wel dat de politiek eigenlijk het brandpunt is waar een aantal lijntjes, die in de provincie spelen, bij elkaar komen. Wat zou het betekenen als wij bijvoorbeeld geen Staten zouden hebben of in grotere verbanden op zouden gaan? Ik denk ook dat dan het beeld van Groningen en de identiteit van Groningen zou verbrokkelen en ik zou dat een gemis vinden. Derde en laatste punt, u zei het al, is het politiek debat. Ik ben steeds meer – van nature misschien ook wat Gronings aangelegd, met wat introverte trekjes – van het politieke debat gaan genieten, of het nu gaat om de koers van het welzijn, jeugdzorg, de bestrijding van de wachtlijsten. Ik heb ook steeds geprobeerd politieke geschilpunten aan te geven, maar tegelijkertijd ook in het achterhoofd gehouden dat het uiteindelijk toch ook om compromissen en respect voor elkaar draait. Dat is voor mij altijd een belangrijke leidraad geweest en in die zin – ik wil niet al te veel G.B.J. Hiltermann-achtig overkomen – vind ik het soms toch wel een gemis in de Staten dat wij het politieke debat niet scherper voeren. Die inzichten zal ik in mijn bagage meenemen. Ze blijven voorlopig eerst in de rugzak, maar ik beloof jullie dat dit in elk geval een voorlopig einde is geweest.
81
VERGADERING VAN 8 SEPTEMBER 2004 Programmabegroting 2005
Ik heb achttien jaar als voorbeeld genoemd. Ik weet niet of ik het achttien jaar uithoud, ik denk dat het bloed wel eerder begint te kriebelen. Het wordt in de media al opgevat als een soort emancipatorische daad, maar voor mij is het meer een individuele afwegingen geweest: enerzijds fysiek, of het allemaal vol is te houden, werk en twee kinderen. Ik ben niet de persoon die voortdurend wil schipperen. Ik denk dat iedereen er wel tegenaan loopt, maar ik ben toch perfectionistisch genoeg om dat niet te willen, dan zou ik mezelf enorm tegenkomen. Het belangrijkste punt is dat je de opvoeding van kinderen geen twee keer doet. Dus dat zijn voor mij overwegingen geweest om er nu eerst een streep onder te zetten en ik keer later wel weer in de politiek terug. Jullie bedankt voor de cadeautjes en veel succes! De VOORZITTER: Dan is het aan mij om nu te zeggen dat er ter overbrugging naar de maaltijd een borreltje wordt geschonken. Ik neem aan dat dit in de ontmoetingsruimte is. Daarna is op de tweede verdieping voor u allen een Indonesisch buffet. Het eerste deel van de begrotingsvergadering is daarmee aan het einde gekomen. Er komen commissiebehandelingen en wij zien elkaar over een maand weer terug ter afronding van de Begroting. De vergadering is gesloten. De vergadering wordt gesloten om 17.00 uur.
82