VERGADERING VAN 24 MEI 2006
PUNTEN VAN BEHANDELING 1.
BLZ.
Regeling van werkzaamheden. ......................................................................................................... 3 a. Vergaderschema Provinciale Staten en -commissies 2007 .......................................................... 3
A.1.
Programma van Eisen nieuw accountantscontract (nummer 10/2006) ............................................ 3
A.2.
Provinciale jaarrekening 2005 en jaarlijkse overboeking naar 2006 van de daarvoor in aanmerking komende kredieten, die in de begroting 2006 waren geraamd (3e wijziging begroting 2006) (nummer 07/2006). Inclusief het verslag van bevindingen van de accountant en de reactie van het College hierop. ................................................................................................................................. 5
A.3.
Onderzoek geloofsbrieven/toelating mw. A.A. Waal-van Seijen en R.C.E. Neef ..................... 37
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Voorzitter: de heer J.G.M. Alders, commissaris der koningin Waarnemend voorzitter: de heer R.A.C. Slager Statengriffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 52 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), J.R.A. Boertjens (VVD), mevrouw J.W.F. BoonThemmen (VVD), mevrouw A.F. Bos (GroenLinks), M. Boumans (VVD), P.H.R. Brouns (CDA), P.M. de Bruijne (PvdA), D. Bultje (PvdA), mevrouw I.S. Bulk (SP), A.A. van Dam (CDA), mevrouw T. Deinum-Bakker (D66), L.A. Dieters (PvdA), W. Zorge (PvdA), mevrouw J.M. Drees (PvdA), mevrouw M. Folkerts (GroenLinks), W. Haasken (VVD), K.J. Havinga (PvdA), J. Hilverts (ChristenUnie), mevrouw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), B. Hofman (VVD), D.A. Hollenga (CDA), M.J. Jager (CDA), F.C.A. Jaspers (PvdA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), J.W. Kok (PvdA), J.L.H. Köller (PvdA), mevrouw C.A. de Lange (PvdA), F.F.H. Lenselink (PvdA), E.J. Luitjens (VVD), A. Maarsingh (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), L.A. Meijndert (CDA), H.C. Moll (GroenLinks), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), H. Nijboer (PvdA), M.L.J. Out (VVD), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), mevrouw M.J. Schouwenaar (PvdA), R.A.C. Slager (ChristenUnie), mevrouw L.K. Smit (PvdA), F.J. van der Span (CDA), R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw I.L. Voogd, R. de Vries (CDA), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Afwezig met kennisgeving: B.P.A. Blom (SP), H. Staghouwer (ChristenUnie), T.J. Zanen (PvhN),. Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, mevrouw C.A.M. Mulder, T.A. Musschenga. De VOORZITTER: Ik open de vergadering van de Provinciale Staten van de provincie Groningen van 24 mei 2006. Ik heet u allen van harte welkom en wens u een goede vergadering toe. Er zijn berichten van verhindering ontvangen van de heren Staghouwer en Boertjens en de heer Boumans hoopt later aanwezig te kunnen zijn. Inmiddels is de heer Swagerman aangewezen als fractievoorzitter van de SP-fractie en wij wensen hem veel succes. Ik kan u meedelen dat wij aan het eind van deze vergadering een aantal nieuwe leden zullen beëdigen. Voorts is het u misschien bekend dat Teun Jan Zanen getroffen is door een longontsteking en in het ziekenhuis ligt en daar even moet blijven. Op initiatief van de commissie Welzijn zal er een kaart circuleren via welke u hem de beste wensen kunt overbrengen en wij zullen zorgen dat die op de bestemde plaats terecht komt. Mevrouw HOEKZEMA: Ik heb vanochtend gehoord dat Teun Jan net uit het ziekenhuis is ontslagen en thuis verder moet kuren. Hij is dus in ieder geval nu thuis. De VOORZITTER: Dan zullen wij zorgen dat de kaart, inclusief de bloemen, rechtstreeks naar zijn huisadres gaat. Dan kan ik u verder meedelen dat, zoals u bij brief van 22 mei jl. heeft gezien, de heer Boertjens mij schriftelijk op de hoogte heeft gesteld dat hij zijn ontslag indient als lid van Provinciale Staten. De brief is gedateerd 17 mei 2006 en luidt als volgt:
2
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 “Geachte heer Alders, beste Hans, Afgelopen donderdag 11 mei 2006 heeft de gemeenteraad van Delfzijl mij gekozen tot wethouder, hetgeen voor mij reden is om met onmiddellijke ingang mijn ontslag in te dienen als lid van Provinciale Staten van Groningen. Ik doe dit met een licht gevoel van weemoed omdat hiermee een einde komt aan een periode waarin ik met bijzonder veel plezier op terug kijk. Enige troost daarbij ontleen ik aan het feit dat onze nestor, de heer Jan Köller, inmiddels ook tot de gemeenteraad van Delfzijl is toegetreden, zodat ik hem ten minste niet hoef te missen. Hoewel ik reeds eerder had besloten mij uit de provinciale politiek terug te trekken, komt dit voor mij onverwacht. De grote kansen die ik voor Delfzijl meen te bespeuren en de bijdrage die ik daarbij vanuit de portefeuille Financiën en Economische Zaken kan leveren, hebben mij niet lang doen aarzelen om het statenlidmaatschap te verruilen voor de wethouderspost aan onze oostkust. De bestuurlijke onrust in Delfzijl heeft de laatste tijd volop in de belangstelling gestaan. Naar ik meen is er nu zowel bij het College als bij de Raad de wens om tot een spoedige cultuurverandering te komen. Daarbij vertrouw ik erop dat ook in de toekomst Delfzijl op uw steun in raad en daad mag rekenen. De leden van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten wens ik de komende tijd veel wijsheid toe en ik bedank hen allen voor de prettige manier waarop zij het soms niet met mij en mijn partij eens waren. Gezien de vele verbindingen die er tussen lokale en provinciale politiek bestaat, denk ik dat wij elkaar niet erg lang hoeven te missen. Mijn dank gaat in het bijzonder uit naar alle medewerkers van de provincie die mij, zeker in de tijd dat ik lid was van het College van Gedeputeerde Staten, geweldig goed hebben bijgestaan. Het ga jullie allemaal goed! Met vriendelijke groet, Joop Boertjes” Ik stel voor om hieraan, als de heren Boumans en Boertjens aanwezig zijn, aandacht te besteden. 1.
Regeling van werkzaamheden.
De VOORZITTER: U heeft voor vandaag een regeling van werkzaamheden al eerder toegezonden gekregen. De procedure is uiteengezet in de brief van 26 april 2006. Ik verwijs daarnaar. a.
Vergaderschema Provinciale Staten en -commissies 2007
De VOORZITTER: Dit schema moeten wij hier vaststellen op voorstel van het Presidium. U heeft er kennis van genomen? Het vergaderschema 2007 wordt zonder nadere beraadslaging of stemming vastgesteld. A-stukken: A.1. Voordracht van Gedeputeerde Staten van 9 mei 2006, nr. 2006-06099, FC, inzake het Programma van Eisen voor een nieuw accountantscontract (nummer 10/2006) De beraadslaging wordt geopend.
3
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 De VOORZITTER: De voorzitter van de commissie heeft, als ik het goed heb begrepen, hedenmiddag aangegeven dat dit stuk rechtstreeks in de plenaire vergadering behandeld zou kunnen worden. De heer JASPERS: Voorzitter, het gaat om een programma van eisen in het kader van de aanbestedingsprocedure ten behoeve van het nieuwe contract met de accountant. Als ik het goed begrepen heb, worden daarin structureel de normale werkzaamheden die een accountant uitvoert opgenomen. Er zit ook de rechtmatigheidstoets en ik neem aan - het staat niet in de stukken - dat hierin ook de toets is opgenomen op misbruik en oneigenlijk gebruik (de M&O-toets), omdat dit een aparte verordening is. Het tweede punt is dat de structurele werkzaamheden gezien de afgelopen jaren een contract belopen in de orde van grootte van ongeveer € 65.000 jaarlijks en daarnaast is er een heel grote post incidentele verklaringen die wordt afgegeven. Dat varieert van enkele tonnen tot een half miljoen euro. Ik ga ervan uit dat die buiten dit contract staan en dat daarover nu geen afspraken worden gemaakt met de partij die in het kader van deze Europese aanbesteding het contract zal krijgen. Dat zijn immers incidentele opdrachten en in dit stuk is dat niet goed te lezen. Als er Europees wordt aanbesteed, zitten we eigenlijk met het structureel contract onder het bedrag waarvoor dat eigenlijk zou moeten. Ik denk dat dus eveneens heldere afspraken moeten worden gemaakt, want we hebben het ook over incidentele contracten waarbij blijkbaar een open einde-calculatiemethodiek wordt gehanteerd. Het derde en laatste punt is dat door de begeleidingscommissie wordt voorgesteld inzake de specifieke aandacht die jaarlijks besteed moet worden aan een aantal punten in dit contract, dat door middel van een pre-auditmeeting met een vertegenwoordiging uit de Staten wordt bediscussieerd welke die onderwerpen zouden kunnen zijn. Daar zie ik één probleem bij. Er hoort eigenlijk nog bij dat wij dan op dat moment weten wat het programma is van de Noordelijke Rekenkamer. Daar hoort ook bij dat wij dan weten wat het College beslist wat in het kader van de jaarlijkse doelmatigheids- en doeltreffendheidstoets aan onderwerpen wordt benoemd. Eigenlijk zou je willen dat deze drie benaderingen op elkaar worden afgestemd en dat wordt afgesproken wat de accountant gaat doen op verzoek van de Staten. Ik zou richting College willen aangeven dat de procedure in de gaten wordt gehouden en dat dit niet door elkaar gaat lopen. De heer BROUNS: Vanuit de CDA-fractie kunnen wij kort reageren. Wij zijn benieuwd naar de antwoorden die worden gegeven op de vragen die vanuit de PvdA-fractie zijn gesteld. Voorts hebben wij kennis genomen van de voordracht en kunnen wij ons daarin vinden. Wij hebben geen vragen. De VOORZITTER: Ik constateer dat, behalve de heer Slager, verder niemand het woord wil voeren. De heer SLAGER: De heer Jaspers stelde drie punten aan de orde. Het punt van de M&O-toets zal nader uitgezocht worden. Er is een achterliggend document waarin gedetailleerder dan in deze voordracht staat wat er precies onder de controle valt. Ik beloof u dit even na te zoeken en u melden het daarin is meegenomen of niet. Het is inderdaad juist dat de reguliere jaarrekeningcontrole onder dit contract valt, dat wil zeggen, de interim-controle aan het eind van het jaar, alsmede de controle zoals de afgelopen maanden heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn er in de loop van een jaar vele incidentele onderzoeken. Dat zijn incidentele zaken die van jaar tot jaar kunnen verschillen en die vallen dus niet onder dit contract. Dit opent ook de mogelijkheid, als er behoefte aan bestaat, eens een andere accountant in te schakelen. Ik zeg niet dat dit moet, maar die mogelijkheid bestaat wel. Het derde punt is het volgende. Nieuw in deze voordracht vergeleken met voorgaande jaren is dat wordt voorgesteld om jaarlijks door een delegatie uit de Staten te laten vaststellen waar de accountant extra aandacht aan kan besteden. In het verleden werd nog wel eens in de Rekeningcommissie door de intensieve contacten die er met de accountant waren, in bepaalde richtingen gewezen.
4
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Nu de Rekeningcommissie is opgeheven wordt hiermee de mogelijkheid geopend om iets daarvan in stand te houden. Vandaar het voorstel van die begeleidingscommissie. Terecht is opgemerkt dat wij ook een Noordelijke Rekenkamer hebben en ook nog onderzoeken van de zijde van het College. Het moet niet zo zijn dat dit met elkaar botst. Ik denk dat wij een vorm moeten vinden om dat zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen. Meestal is ruim van tevoren bekend waar de Noordelijke Rekenkamer zich mee bezighoudt en de begeleidingscommissie van de Staten en het College kunnen dan het een op het ander afstemmen. Ik denk dat dit wel zal lukken. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: U kunt instemmen met de voordracht? Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt met de voordracht ingestemd. A.2.
Voordracht van 18 april 2006, nr. 2006-06795, FC, betreffende de provinciale jaarrekening voor het dienstjaar 2005 en de jaarlijkse overboeking naar 2006 van de daarvoor in aanmerking komende kredieten, die in de begroting 2006 waren geraamd (3e wijziging begroting 2006) (nummer 07/2006). Inclusief het verslag van bevindingen van de accountant en de reactie van het College hierop. Verder zijn hierbij de volgende stukken aan de orde: Onderzoeksrapportages in het kader van doelmatigheid en doeltreffendheid; Sociaal jaarverslag; Persoonlijk Jaarverslag van de commissaris van de Koningin over 2005; Burgerjaarverslag 2005 en de reactie van het College hierop. Verslag van het door GS uitgeoefende toezicht op de begrotingen 2006 van de Groninger gemeenten en gemeenschappelijke regelingen; Beantwoording statenvragen door GS Ter informatie: de Productenrekening 2005
De beraadslaging wordt geopend. De VOORZITTER: Bovenstaande stukken zijn in de commissies behandeld, alhoewel kan worden vastgesteld dat in de commissie Bestuur en Financiën is besloten om het verslag van het door GS uitgeoefende toezicht op de begrotingen 2006 van de Groninger gemeenten en gemeenschappelijke regelingen in de volgende vergadering van de commissie te behandelen. Dat betreft ook het onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid dat daarop betrekking heeft. De voorzitter heeft geconcludeerd dat de drie betreffende rapporten in de volgende vergadering aan de orde komen. Dat betekent dat die stukken in het besluit zullen worden aangehouden en uit het besluit verwijderd zullen worden. In de toegezonden procedure is aangegeven dat een spreektijdregeling van kracht is in die zin dat men in de eerste termijn per fractie tien minuten krijgt toegemeten en in de tweede termijn per fractie vijf minuten. Afgesproken is dat in de commissies geïnventariseerd zou worden wat nog aan de orde zou moeten komen. Zover in de verslagen is te zien is in de commissie Landschap, Water en Milieu geconcludeerd dat er geen zaken expliciet naar deze vergadering zouden moeten en dat geldt ook voor de commissie Economie en Mobiliteit. In de commissie Omgevingsbeleid en Wonen is genoemd het landschapsontwikkelingsplan en het onderdeel bewustwording daarvan, energetisch bouwen en energiebesparing in bestaande bouw of nieuwbouw. In de commissie Bestuur en Financiën zijn er geen specifieke punten geconcludeerd en in de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid gaat het om een aantal onderwerpen waaronder de financiéél ondersteunde voedselbanken, RTV Noord, de convenanten jeugdbeleid, multifunctionele gebouwen en onderwijs en arbeidsmarkt.
5
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Daarbij is in alle commissies één groot voorbehoud gemaakt, namelijk dat teruggekoppeld zou worden naar de fracties en dat mogelijkerwijze dat fractieberaad nog tot andere punten zou kunnen leiden. U begrijpt dat het voor mij als voorzitter heel gemakkelijk is om op het netvlies te hebben wat wel en wat niet aan de orde moet zijn. Dat gezegd hebbende kijk ik nu naar de voorzitter van de commissie Bestuur en Financiën en vraag hem of hij behoefte heeft om een opmerking te maken. De heer SLAGER: Dat zal een opmerking zijn, voorzitter, zoals ik die indertijd als voorzitter van de Rekencommissie maakte. Nu de taken van de Rekeningcommissie zijn overgegaan naar de commissie Bestuur en Financiën blijft dat ongeveer hetzelfde. Dat is de constatering dat vanmiddag in de commissie Bestuur en Financiën uitvoerig is stilgestaan bij de Programmarekening 2005, bij de bevindingen van de accountant en bij de reactie van de accountant op die bevindingen naast een aantal andere stukken. In dit geval gaat het vooral om de Programmarekening. De conclusie aan het einde van die behandeling was dat er geen beletselen zijn om vanavond de behandeling van de voordracht en de bijbehorende stukken voort te zetten. Ik wil dan ook aan de Staten voorstellen om die behandeling vanavond af te ronden. Dank u wel. De beraadslaging wordt geopend. De heer JASPERS: Voorzitter, aan de orde is de behandeling van de jaarverslagen en de jaarrekening. Ik wil in deze bijdrage wegblijven bij de Voorjaarsnota 2006. Ik heb hem nog niet gelezen en wil hem dus ook niet aan de orde stellen. Vanavond is aan de orde de politieke verantwoording op thema’s in het kader van het jaarverslag en de jaarrekening. De kreet die je zou kunnen verbinden aan het verslag – het is zelfs door een externe deskundige gezegd – is: dit College doet het goed! Maar, zoals de heer Bleker tegen mij zei, de Partij van de Arbeid zal wel vinden – en dat vindt ze inderdaad – dat het altijd wel beter kan. De complimenten namens mijn fractie ook naar de ambtenaren die deze werkstukken hebben gemaakt. Voorzitter, de laatste drie jaar is een fundamentele verandering opgetreden in de manier waarop de verslaggeving en de verantwoording vanuit het College heeft plaatsgevonden. Er is een algehele verandering van systematiek doorgevoerd. Eigenlijk staat nog steeds centraal de vraag: doen wij voor de burgers in deze provincie de goede dingen? Doen we het goed? Hebben we de centen goed besteed? Bereiken wij uiteindelijk wat we willen bereiken en krijgen we waar voor ons geld? Toen ik dit opschreef, dacht ik dat ik moest oppassen met het vervolg. Je kunt er op twee manieren naar kijken. We hebben een totaal dossier, inclusief de verantwoording van SNN, van ongeveer 25 cm dik. Wat ik nu ga zeggen lijkt op het TCI-toetsingskader van de commissie Duijvestein en daar vinden wij ook wat van. Dan hebben we meteen het thema te pakken waar ik het namens mijn fractie over wil hebben in deze plenaire behandeling. Dat is de vraag of wij, na drie jaar ervaring en het opstellen van documenten die zeer helder en inzichtelijk zijn en die tevens zeer compleet zijn, nu op het moment zijn aangekomen om eens te bekijken of we het op deze manier moeten blijven doen. Toen ik daarover nadacht gingen de Algemene Beschouwingen door mijn hoofd van de vicepresident van de Raad van State van het Jaarverslag 2005 van de Raad van State, waar hij het model introduceert van een overheid die zich gedraagt als een bedrijf en ook vergeleken wordt met een bedrijf waar het gaat over management, over beheer, over toezicht en waar de burger en de politiek wat uit het beeld verdwijnen. Daarin introduceert hij ook de bedreiging van de bureaucratisch bedrijfsmatige logica. Als wij maar kunnen vaststellen aan de hand van prestatie-indicatoren wat wij doen. Als wij middels kwantificeerbare doelstellingen aan het eind van het jaar kunnen evalueren of wij die doelstellingen halen, dan kunnen wij beoordelen of wij goed gefunctioneerd hebben. Dat is de overheid als bedrijf. Op een ‘managing-manier’ wordt gekeken naar de effectiviteit en ... parafraserend op wat Tjeenk Willink zegt ... dat daarmee eigenlijk de brede traditie van de ontwerpfunctie van de overheid, met name van het middenbestuur, uit het zicht verdwijnt en daardoor ook het politieke, terwijl het politieke juist op de voorgrond moet terugkeren.
6
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Als ik dan weer even teruggrijp naar de jaarverslagen worden in de politieke verantwoording thema’s afgelopen en dan zie je dat er een vrij bedrijfsmatige afweging staat van wat er afgesproken is over wat wij in 2005 zouden doen, wat de effectiviteit is geweest en wat er eventueel nog zou moeten gebeuren. Waar dat heel sterk in zit is het jaarverslag van de Commissaris van de Koningin. Dat voldoet aan al deze criteria die Tjeenk Willink hanteert en je ziet dat dit leidt tot een verdere vervolmaking, want aan de evaluatie worden conclusies verbonden en dan wordt eigenlijk gezegd dat wij ook nog extra dingen zouden moeten doen. Wat er ook in staat – je ziet dat twee thema’s al zijn opgepakt – is dat er terreinen zijn waar u dat ook zou moeten doen. Ik beweer niet dat wij van die resultaatsgerichte en effectieve manier afscheid zouden moeten nemen. Absoluut niet! Het is eigenlijk pas aan de gang, maar aan het einde van deze periode en wel zeker nu het laatste jaarverslag voorligt dat deze Staten behandelen, denk ik dat er zeer nadrukkelijk een moment is aangetreden om er toch eens naar te kijken. Ook in de functionele commissies of de manier waarop wij het doen politiek effectief is en inderdaad is wat de burger van ons verwacht. Het tweede is de manier waarop we het doen ... moeten we op een aantal terreinen niet gewoon ophouden met die onzin? U weet mijn hobby is het verslag van de Programmabegroting Bestuur. Bij de prestatie-indicatoren staat hoe vaak wij vergaderen en of die vergaderingen goed zijn voorbereid. Hetzelfde geldt voor het College. Dat is totaal niet interessant en daar worden wij ook niet op afgerekend. We zouden de discussies meer in de politieke context moeten terugbrengen, want uiteindelijk gaat het om de politieke verantwoording. Wij hebben dat vorig jaar verzocht bij de beschouwing van de jaarrekening. Wij hebben toen gezegd dat de jaarrekening een politieke verantwoording is op thema-niveau, maar eigenlijk ook een politieke uitspraak van het College. Is wat is gedaan hetgeen de burgers van ons verwachten? En is dat wat in de tussentijd is gebeurd, hetgeen we eigenlijk zouden moeten doen? Die algemene vraag is ook niet in dit jaarverslag beantwoord. Dat kan ik gemakkelijk zeggen, maar tegelijkertijd besef ik dat dit heel moeilijk is. Dus voorzitter, onze suggestie is dat wij in de tweede helft van dit jaar rondom de begroting in de functionele commissies gaan bekijken wat we afspreken voor de begroting van het komende jaar. We gaan praten met elkaar of we wel effectief zijn en of wij inderdaad doen wat de burger wil en of dat aanspreekt. We zouden moeten wegkomen van de ‘managing-stijl’ van besturen en er juist voor moeten zorgen dat het politieke in de discussie wordt teruggebracht en dat meer op beleidsvisies wordt afgerekend, dat wil zeggen op de ontwerpfunctie zoals de heer Tjeenk Willink dat noemt. Dat dient nadrukkelijker geformuleerd te worden en niet kan worden volstaan met de mededeling dat er nota’s zijn gemaakt die uitgevoerd worden. Dit is het kader waarbinnen wij dit jaarverslag zouden willen beschouwen. Dan kom ik bij een aantal financiële zaken die na de discussie van vanmiddag zijn overgebleven. We hebben afgesproken – en ook mijn fractie stelt dit zeer op prijs – dat de mutaties in de reserves en de voorzieningen op een overzichtelijke manier worden aangeleverd voor de Statenleden, zodat wij op programmaniveau kunnen volgen wat er gebeurt met de overschotten, overschrijdingen, onderschrijdingen en eventueel hoe dat muteert naar kredieten en dat wij ook kunnen zien wat er met die kredieten gebeurt. Het is nu nog vooral een financieel-technische exercitie, die overboekingen, maar ook beleidsmatig hebben zij betekenis. Ook vanuit mijn fractie leeft uitdrukkelijk de wens dat dit inzichtelijker wordt gedaan. Een en ander is vanmiddag door het College toegezegd. Vanmiddag is ook even gesproken over de zes extra opcenten die per 1 april zijn doorgevoerd. Ik zag net een notitie van het College over hoe dat financieel uitpakt. De afspraak is toen gemaakt dat we dat deden omdat we een structurele impuls wilden geven met extra financieringsmogelijkheden voor cofinanciering in het kader van de economische versterking. In het jaarverslag hebben wij niet terug kunnen vinden waar dit gebleven is. Zeker voor de verslaglegging van volgend jaar bepleiten wij dat dit wel gebeurt. Het derde onderdeel. De voorstellen die in de verschillende commissievergaderingen vanmiddag zijn ingebracht en die wij vanuit de fractie van de Partij van de Arbeid belangrijk vinden. Als ik zeg interactieve beleidsvorming en interactieve website kunt u, gezien het voorgaande, begrijpen dat wij dat een belangrijk thema vinden.
7
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Wij vinden het belangrijk om voor de verschillende beleidsvelden, zoals nu al bijvoorbeeld op het dossier Wonen, interactieve beleidsvorming breder in de provincie door te voeren. Er zijn veel dossiers, bijvoorbeeld het dossier Wegen, waar dat heel goed zou kunnen. Voor wat betreft de website van de provincie zouden wij het College willen uitnodigen om richting de verkiezingen er ook een impuls aan te geven en ook nadrukkelijk de mogelijkheid te geven dat politieke partijen die aan de verkiezingen mee gaan doen aan de website gelinkt worden zodat de provinciale website een directe ingang kan worden voor burgers die zich willen oriënteren op de provincie en wat de verschillende politieke partijen doen. Het idee is in iets andere vorm eerder geopperd door Fleur Gräper en wat geamendeerd willen wij dat voorstel van toen fors ondersteunen. Maar ... het verschil met D66 is dat dit geen alternatief vormt voor de representatieve democratie. Dat is het verschil tussen deze fractie en wat de heer Pechtold de afgelopen weken naar buiten brengt. Het tweede voorstel, ook logisch rond de interactiviteit, is het thema dat vanmiddag in de commissie Welzijn is besproken en dat is het thema van het armoedebeleid en de voedselbanken. Eigenlijk zouden wij dat op een meer interactieve manier op de agenda willen hebben. Het College heeft aangegeven dat zij misschien nog voor de vakantie, maar in ieder geval direct na de vakantie in september met een notitie zal komen. Wat wij verzoeken is om met partijen die zich actief op dit terrein bewegen te onderzoeken wat de rol van de provincie zou kunnen zijn. Het primaat ligt uiteraard bij het Rijk en de gemeenten. Het allerbeste is nog altijd het thema van het kabinet Kok: werk, werk en nog eens werk. Als je nadenkt over de provinciale rol zou je eerder vanuit de invalshoek van preventie in plaats van het leggen van noodverbanden mogelijk iets kunnen doen. Van onze kant zouden wij een aantal ideeën kunnen inbrengen. Te denken valt aan een meer interactieve benadering daarvan. Misschien kan dit thema worden geagendeerd in het gebiedsgerichte beleid in het overleg met de gemeenten. Of door het terug te laten komen in de gebiedsvisies. Je kunt denken aan best practices en elkaar erbij te helpen. Wat ook zou kunnen worden overwogen – we zijn tenslotte aandeelhouders van de firma Essent – dat wij naar aanleiding van wat minister Brinkhorst heeft voorgesteld, dit thema richting Essent op tafel krijgen met betrekking tot het omgaan met mensen in armoede met het afsluiten van stroomvoorzieningen en dergelijke. Het laatste punt is de haalbaarheid van de realisering van de EHS in 2018. Dit thema is in de commissie vanmiddag opnieuw aan de orde geweest. De ambitie blijft aan onze kant zeer nadrukkelijk aanwezig. En om dit thema op een politieke manier opnieuw in de commissie terug te brengen om te kijken hoe wij daaraan op provinciaal niveau handen en voeten zouden kunnen geven. Met voorgaande kanttekeningen stemmen wij in met de voordracht en met de overboekingen en toevoegingen aan de algemene reserve en met de bepaling van het resultaat. Voor wat betreft 2007, de agenda voor de toets voor de doelmatigheid en de doeltreffendheid, zouden wij de volgende suggestie aan het College mee willen geven. Op basis van de beantwoording van vraag 4, 5 en 6 van het CDA kan worden geconstateerd dat de werkgelegenheid op het terrein van de landbouw structureel daalt, terwijl er een forse groei aanwezig is op het gebied van het toerisme. Wij zouden willen suggereren om het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid willen richten op de investeringen die gedaan worden richting landbouw en toerisme. Tot slot. Uit de commissie Bestuur en Financiën. Onze fractie heeft de goede gewoonte om na de laatste Statenvergadering vóór de zomervakantie met z’n allen te gaan eten. Aangezien wij gemerkt hebben dat de tafelredes van de Commissaris van de Koningin een zeer grote belangstelling genieten in deze Staten en sommige mensen er enorm veel rust in vinden bij het begin van de vakantie, zouden wij de Commissaris willen uitnodigen om bij het fractiediner van de Partij van de Arbeid na de laatste vergadering in juli de tafelrede te komen houden. Dank u wel. De VOORZITTER: Daar denken wij even over na.
8
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 De heer BROUNS: Wat doe je op de Dag van de Verantwoording? Een jaar geleden heb ik die vraag hier ook gesteld en toen in de wetenschap dat ik vanuit de CDA-fractie ging terugblikken naar een jaar waar ikzelf niet volledig deel van heb uitgemaakt. Bij dit jaar is dat anders. Het gaat nu om de vraag of we het afgelopen jaar hebben gedaan wat met elkaar is afgesproken. Zijn de gelden goed besteed en heeft de burger er iets aan gehad? Recent is een tekst aan mij voorgelezen waaruit de volgende zinsnede komt: geen holle woorden en lege daden. Daaraan wil mijn verhaal ophangen. Beginnend met de volgende zeker geen holle woorden wil ik hierbij mijn dank uitspreken aan het ambtelijk apparaat en het College voor de kwaliteit van de verantwoording. Het gevolgde model is inzichtelijk en goed leesbaar. Mijn dank gaat ook uit voor de beantwoording van de gestelde vragen. Wij hebben in korte tijd veel vragen gesteld en de beantwoording daarvan is zeer uitvoerig geweest, zodat die vragen nauwelijks aanleiding geven om er vandaag op terug te komen. Laten wij kijken naar wat er is gebeurd. Wij moeten toch concluderen dat het beleid van het College gedurende het afgelopen jaar geen loze kreet is geweest. Er is veel uitgevoerd. Het is ook een belangrijk jaar geweest. Gebleken is dat de noordelijke economie structureel weerbaarheid heeft gekregen en dat betreft niet slechts het afgelopen jaar, maar ook de periode ervoor. Dat valt nu wel vast te stellen. De inspanningen ten aanzien van de N33 hebben uiteindelijk vruchten afgeworpen. Sport is gaan leven bij de Groninger burger. Dat zijn allemaal zaken die in gang zijn gezet en het vormt een kleine greep uit de voorbeelden. Daaruit blijkt wel dat er absoluut geen sprake is geweest van holle woorden en lege daden. Ik wil kort nog een aantal onderwerpen die vandaag in de commissies naar voren zijn gekomen, oppakken. Ik begin bij een onderwerp dat ook al aan de orde werd gesteld door de PvdA-fractie en dat is de EHS. Het CDA hecht er enorm veel waarde aan om nogmaals uit te drukken dat de verwerving van gronden dient te geschieden op basis van vrijwilligheid. Gelukkig is ons tijdens de commissiebehandeling gebleken dat geld op dit moment geen beletsel is om gronden te verwerven. Ook is gebleken dat er een behoorlijke grondpot aanwezig is om gronden uit te kunnen ruilen. Dat is een heel goede zaak. Verder is in 2005 aangetoond dat particulier natuurbeheer werkt. Er zijn gronden in beheer aangeboden die normaal gesproken niet waren te verwerven middels aankoop. Ook dat is een goede zaak en daar moet de provincie mee verder gaan. Kijkend naar 2018 willen wij ons aansluiten bij datgene dat de gedeputeerde stelde in die zin dat wij de discussie inzake het ambitieniveau die hij voorstelde graag willen aangaan. Is het opportuun dat wij alle gronden nu kunnen verwerven, gezien de bedrijvigheid die op sommige gronden plaats vindt? Waar moeten wij ons op focussen? Wat is reëel te verwerven en hoe kunnen wij dat goed inrichten en beheren? Wij gaan ervan uit dat die discussie op korte termijn in de commissie gevoerd zal gaan worden. Structuurbeleid ten aanzien van de regionale economie. Met het Kompas zijn goede resultaten behaald. Dat mag zeker niet onvermeld blijven. Het is gebleken dat onze provincie beduidend minder gevoelig is voor economische schommelingen. Deze lijn moet wat onze fractie betreft, worden voortgezet. Om met de gedeputeerde te spreken: we liggen op koers. Het recente bericht inzake de ex-werknemers van Armstrong wijst er ook op. Bijna allen hebben inmiddels weer een baan gevonden. We kunnen dat dus in onze provincie opvangen en dat is een heel goede zaak. Ook hier geldt dus voor de afgelopen periode: geen holle woorden en lege daden. Voortzetting van deze aanpak is wat ons betreft vereist. Dat betekent wel dat wij toekomstige bestedingen van gelden goed moeten monitoren en dat wij een beleid moeten uitzetten dat wordt gestuurd door resultaten, met andere woorden het gaat om een resultaatgerichte aanpak. Niet slechts om er de controle over te houden, om te zien wat er gebeurt en om verschuiving van gelden te voorkomen, maar veel belangrijker nog is om het structuurbeleid een goede invulling te kunnen geven. Ondanks deze lovende woorden is er toch nog het nodige te doen. Het CDA is blij met de toezegging van de gedeputeerde dat er geen extra geld vanuit deze provincie gestoken gaat worden in de vaarweg Erica-Ter Apel. Nadrukkelijk vragen wij het College om ook het komende jaar en de periode erna oog te houden voor het beleid ten aanzien van woningcontingenten, bouwrealisatie, leegstanden en de kwetsbaarheid c.q. het in stand houden van voorzieningen in bepaalde gebieden.
9
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Daarom willen wij het fenomeen van de Vliegende Brigades, gezien de huidige behoefte en het gebleken succes, als instrument ook voor de periode na 2007 behouden, aangezien dat een manier is waardoor de provincie kan stimuleren dat concreet gebouwd wordt naar vraag en dat kwetsbare voorzieningen in de gebieden in stand kunnen blijven. De heer SWAGERMAN: Kan de gedeputeerde die de uitspraak heeft gedaan over de vaarweg bevestigen dat hij die zo hard heeft gedaan? Ik heb hem dat niet zo nadrukkelijk horen zeggen. De heer GERRITSEN: Ik heb in de commissie aangegeven dat wij als provincie niet een extra bijdrage gaan leveren aan de vaarweg Erica-Ter Apel. De heer BROUNS: Dan heb ik hem goed geciteerd. Mevrouw SCHOUWENAAR: Voorzitter, de heer Brouns pleitte ervoor om naar de woningbouwcontingenten te kijken en hij begon zijn verhaal met een terugblik op wat er allemaal goed is gegaan. Nu hebben wij begin 2005 de nota Bouwen en Wonen vastgesteld met daarin de woningbouwcontingenten. We hebben ook afgesproken dat in 2007 dit beleid wordt geëvalueerd. Zijn uw woorden een voorschot op de evaluatie of neemt u afstand van de vaststelling van de nota Bouwen en Wonen? De heer BROUNS: Dit is een voorschot op de evaluatie. Mevrouw SCHOUWENAAR: Het lijkt mij dan wel erg voorbarig. De heer BROUNS: Nee hoor. Wij krijgen cijfers gepresenteerd waaruit blijkt hoe een en ander zich ontwikkelt en wij hebben daaruit geconcludeerd dat de voorzieningen kwetsbaar zijn en dat de Vliegende Brigades goed werken. Wij geven dus nu aan, terwijl het College dat op een aantal andere punten zelf al heeft gedaan, dat wij dit een onderwerp vinden dat ook na de huidige collegeperiode zal moeten worden voortgezet. Dat lijkt mij niet voorbarig. Mevrouw SCHOUWENAAR: Wat de Vliegende Brigades betreft ... maar wij zouden het niet over de Voorjaarsnota hebben. U zult straks op uw wenken worden bediend. Maar inzake de woningbouwcontingenten het volgende. Ruim een jaar geleden hebben wij vastgesteld dat die ruimschoots voldoende waren om te voorzien in de behoefte die de gemeenten op dat moment hadden. Nu blijkt dat de gemeenten die contingenten niet vol maken, terwijl een gemeente als Bellingwedde nog 67 woningen kan bouwen. Gelet op de korte tijd die is verlopen sinds de vaststelling van de nota Bouwen en Wonen, begrijp ik uw pleidooi niet zo goed. De heer BROUNS: Ik denk er erg weinig aan te kunnen doen dat u mijn pleidooi niet begrijpt, maar ik wil er nog wel eens op wijzen dat er plekken in onze provincie zijn waar inderdaad leegstand is en de woningbouwopgave niet wordt gehaald, maar er zijn ook plekken waar verdere indunning plaatsvindt en waar mensen weggaan. Aangezien het aantal bewoners terugloopt heeft dat dan consequenties voor het in stand houden van de voorzieningen. Het enige wat wij aangeven is dat wij het erover moeten hebben dat het voorzieningenniveau niet achteruit holt. De jeugdzorg. Ook op dit terrein is het afgelopen jaar veel gedaan. Er is veel ontplooid en er zijn extra budgetten ter beschikking gesteld. Alleen het gewenste resultaat namelijk: passende zorg op het moment dat daarnaar wordt gevraagd, is nog niet behaald. Dat telt voor het CDA en daarover moeten we de komende tijd in commissieverband zeker verder praten, want pas als iedere zorgbehoefte passend kan worden ingevuld, is er sprake van tevredenheid op dit dossier.
10
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Het waterbeleid. Dit is goed en helder verwoord, alleen niet in de politieke verantwoording. Natuur en landschap, daarvan is gezegd dat het beter kan worden aangegeven en de gedeputeerde heeft al aangegeven dat het PMJP en een nog verschijnend rapport over de toekomst van de natuur en het landschap in onze provincie dat mogelijk maken. Dat zien wij volgend jaar met belangstelling tegemoet. Ook willen wij opmerken dat de regionale omroep, ondanks het feit dat zij ontzettend veel tijd en energie moeten steken in het realiseren van een plan van aanpak om de financiën op orde te krijgen, creatief aan de weg timmert in de vorm van een soap. Daarvoor willen wij onze waardering uitspreken en dat initiatief willen wij ook zeker ondersteunen. De rapporten over de doelmatigheid. Er zal nog over worden gesproken, maar ik wil er nu toch kort iets over zeggen. Wij vragen ons namelijk af of het zinvol is om onderzoeken op deze manier uit te voeren en denken dat het geld beter op een andere manier kan worden besteed. Wij beseffen dat er sprake is van een wettelijke verplichting. Misschien moeten we daar ook nog eens goed naar kijken, want misschien is het zo dat PS dergelijke onderzoeksopdrachten moeten gaan verstrekken, want het heeft momenteel sterk het karakter van ‘wie betaalt, bepaalt’. In ieder geval vinden wij dat er enigszins sprake is van holle woorden. In de komende commissiebehandeling zullen wij moeten zien dat wij als Staten in staat zijn om lege daden te vermijden. Het motto was: geen holle woorden en lege daden ... De heer JASPERS: Voorzitter! Ik heb hier moeite mee. Wij hebben vanmiddag discussie gehad over drie rapporten van drie bureaus. Voor twee van die rapporten was de mening statenbreed dat het hier geen lege woorden betrof. Er was één rapport waar men kritisch over was. Ik begrijp niet dat u nu alle rapporten van tafel veegt en zegt dat het zo niet meer moet gebeuren. Als u dat dan vindt, komt u dan met een ander voorstel. Dat hoor ik u ook niet doen. De heer BROUNS: Jawel, ik heb twee suggesties gedaan. Namelijk dat er moet gekeken naar die wettelijke verplichting en ten tweede lijkt het verstandig dat wij als Provinciale Staten zelf dit soort onderzoekingen initiëren en in opdracht geven. Ik doe dus wel degelijk een suggestie. De heer JASPERS: Ja, maar dan betalen wij en dan gaan wij het ook bepalen. Dat geeft dan ook maar holle woorden. Dat is dan hetzelfde als het College nu doet. Dat schiet dus niet op. Dan wil ik concreet van u horen wat de onderwerpen zijn en hoe die onderzocht moeten worden. Ik begrijp dat dit mogelijk op dit moment teveel gevraagd is, maar van uw kant klinken op dit moment toch wat holle woorden bij heel kleine daadjes. De heer BROUNS: Nee hoor. De daden komen in de volgende commissievergadering. Dan ga ik die discussie graag met u aan. Ik was bezig af te ronden. Geen holle woorden en lege daden. Als CDA-fractie vertrouwen wij erop, gezien de ervaringen met het College tot nu toe, dat ook in het laatste collegejaar dit de inzet zal blijken te zijn. De verantwoording volgend jaar zal dat uitwijzen, maar op voorhand is dit vertrouwen bij ons zeker aanwezig. Ten aanzien van de voordracht kan ik zeggen dat het CDA ermee in kan stemmen. Dank u wel. De heer LUITJENS: Voorzitter, dit is het derde collegejaar dat hier in de vorm van een jaarrekening voor politieke bespreking en ter afronding daarvan wordt aangeboden. Ik wil beginnen met het uitspreken van de complimenten aan het College en de provinciale medewerkers. Allereerst voor de positieve accountantverklaring inzake de getrouwheid en rechtmatigheid en daarnaast voor de kwaliteit van de Programmarekening 2005. Er zijn in dit jaar tussen de Rekening 2004 en de Rekening 2005 vele verbeteringen doorgevoerd en wij zitten nu kwalitatief op een goed niveau. Het blijft natuurlijk lastig – en daarmee haak ik in op het thema dat de heer Jaspers uitgebreid heeft behandeld – om de balans te vinden tussen het afleggen van verantwoording inzake de prestaties in kwantitatieve en in kwalitatieve zin.
11
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 De vraag is of de verdeling die wij nu hebben datgene is wat wij willen. Ik ben blij dat de heer Jaspers heeft aangekondigd dat we er in de herfst van 2006 maar eens over moeten discussiëren. Wat mijn fractie betreft zijn er in twee commissies nog een paar punten waarop wij terug willen komen. Allereerst de jeugdzorg. Dit is het afgelopen jaar veel besproken. Daarin is ter sprake gekomen dat een convenant voor de ketenaanpak van de jeugdzorg pas aan het einde van 2006 gesloten kan worden. Gezien de ernst van de problematiek vinden wij dat het toch wel erg lang duurt zonder dat voor ons de reden daarvoor duidelijk is. Je moet je vervolgens afvragen of, als het convenant zo laat wordt gesloten, de partners er voor 2007 voldoende op voorbereid zijn. Wat betreft de multifunctionele gebouwen, waarvoor op dit moment geld overblijft, zijn wij verheugd met de gedane toezegging om het beleid rondom investeringen multifunctionele gebouwen te evalueren. Het onderwerp RTV Noord lijk ons typisch iets dat past bij Algemene Beschouwingen en de Voorjaarsnota. De drie doelmatigheidsonderzoeken zullen nog aan de orde komen tijdens de volgende vergadering van de commissie Bestuur en Financiën en daar zullen wij de discussie verder voeren. In de vergadering van deze commissie hebben wij vandaag nog een vraag gesteld rondom de huisvesting van het personeel binnen het provinciehuis. Graag zouden wij de stand van zaken willen vernemen. Verder constateren wij nogmaals dat wij al een aantal andere jaren behoorlijke rekeningoverschotten hebben die structureel lijken te zijn. De kosten worden hoog geraamd en de inkomsten blijken mee te vallen. Afhankelijk van hoe je het rekeningresultaat wil bekijken, kun je stellen dat 10% van de begroting resultaat is. De vraag is of we zo moeten doorgaan met deze wijze van begroten. Dan is er het punt van de vertrekbevorderende maatregelen. Het gaat om belangrijke doelstellingen en als VVD-fractie hebben wij steeds gepleit voor een kwalitatief goed personeelsbestand van deze provincie. Gedeputeerde Staten hadden er een doelstelling voor en ook een bedrag voor geraamd. Dat blijkt onvoldoende te zijn. Er wordt ons nu € 1 miljoen extra gevraagd waarvan € 600.000 al, vooruitlopend op een positief besluit, is toegezegd. Hebben wij met dit bedrag dan ook de garantie dat hiermee de doelstelling gehaald kan worden? De heer VAN DER PLOEG: Het is vandaag inderdaad een speciaal moment want het is de laatste jaarrekening die wij in deze beleidsperiode met elkaar vaststellen. Ik kan mij herinneren dat bij een der eerste rekeningen die tijdens mijn statenlidmaatschap werd vastgesteld, er twee sprekers waren, namelijk Nico Werkman en ikzelf. Het waren toen eigenlijk hamerstukken tot grote ontevredenheid van Nico en mij. Ik moet zeggen dat de Staten met elkaar en het College ver is gekomen. Ik vind dat goed en heel plezierig. Het College kan zich op een goede manier verantwoorden en wij kunnen beter controleren. Het proces is echter nog lang niet afgelopen en de heer Jaspers heeft zojuist aangegeven naar welke kant zijn gedachten uitgaan en ik heb in verschillende verbanden ook suggesties gedaan. Ik heb concreet de provinciemonitor naar voren gehaald. Ik leer er bijvoorbeeld uit dat deze provincie 1,5 miljoen kiloton CO2 uitstoot en dat dit meer is dan in 2004. Kortom, onze bijdrage aan Kyoto is in 2005 niet geleverd. Als je dit opschrijft en naar voren haalt, kun je er met elkaar over discussiëren. Dan spreek je over doelen en dan kun je kijken welke middelen je in gaat zetten en welke instrumenten ervoor zijn. Die discussie moeten we met elkaar blijven voeren. Mijn fractie vindt dat we dit ook in IPO-verband moeten doen. Wij hebben er onze vertegenwoordigers in en dat zal heel goed samengaan met het initiatief van de heer Jaspers om dit in de herfst op te pakken. Meneer de voorzitter, na behandeling kunnen wij decharge verlenen aan het College en akkoord gaan met de voorliggende besluiten. Over de presentatie zijn al complimenten gegeven. Cijfermatig hebben wij geen problemen. Vertrekbevorderende maatregelen, afkoopsommen wegen. Na de discussies kunnen wij ermee akkoord gaan. Bovendien is onze indruk dat het College grotendeels binnen de kaders is gebleven die zij heeft meegekregen. Er kwam net een voorbeeld voorbij dat er geld was vastgelegd waar nog geen middelen voor waren gereserveerd.
12
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Gelet op de doelstellingen die er zijn, kunnen wij akkoord gaan. Ook is duidelijk dat de kaders waarmee het College werkt niet direct de keuzekaders zijn van GroenLinks. Het rekeningresultaat heb ik in de commissie Bestuur en Financiën historisch hoog genoemd, namelijk € 23 miljoen. Na allerlei verschuivingen blijft er netto een lager bedrag over. Ik vind dat wat gedeputeerde Calon zei wat te gemakkelijk is. Hij zei dat het om € 2,4 miljoen eenmalig ging en dat het voordeel incidenteel was en het resultaat dus eigenlijk veel minder. Dan gaat hij voorbij aan alle andere wijzigingen die er zijn opgetreden. Alles bij elkaar kun je constateren dat er sprake is van een structurele verbetering van de positie en dat het eigenlijk onnodig is om de structurele voorzichtigheid die deze gedeputeerde in acht neemt, te continueren. Gelet ook de opmerking op pag. 224 inhoudende dat ook, omdat het volgend jaar verkiezingsjaar is, het met de financiën van deze provincie niet verkeerd zal gaan. De heer JASPERS: Voorzitter. Wij hebben een groot rekeningresultaat en we hebben een paar grote spaarpotten. We hebben met elkaar afgesproken dat we die spaarpotten nodig hebben, omdat er bijvoorbeeld nog een paar dingen, zoals bijvoorbeeld de N33, moeten worden gefinancierd. Dat is de reden dat dit op deze manier boekhoudkundig zo plaats vindt. Ik heb begrepen dat u daarmee tot nu toe heeft ingestemd. De heer VAN DER PLOEG: Wij hebben de vorige keer bij de begroting voorstellen ingediend. De discussie over het overschot hebben wij feitelijk gevoerd. De Staten hebben besloten om een pas op de plaats te zetten als het gaat om het uitgavenbeleid. Daarbij is vooruitgelopen op een analyse. Ik ken die analyse niet. Net als u heb ik evenmin de Voorjaarsnota gelezen. Dus ik weet niet welke voorstellen daarin worden gedaan. Wij zijn in afwachting van een financiële analyse op langere termijn. Dat is ook een argument om te zeggen dat die opcentenverhoging wel degelijk nodig was, gelet op de toekomstige uitgaven. Die één op één-vertaling die door sommige in de commissie Bestuur en Financiën werd gezocht, onderschrijven wij niet direct. Dank nog voor de toezegging over de reserves. Die toezegging wordt geapprecieerd, want het blijft anders zoekwerk en op die manier krijgen wij er een beter inzicht in en kunnen we de juiste discussies voeren. Op een aantal punten, arbeidsmarkt, OV, landschap, oordelen wij dat wij onvoldoende kunnen beoordelen of er effectief beleid wordt gevoerd. Effectiviteit is overigens één van de rode draden van het programma van GroenLinks. Ik kom bij de EHS en het jaar 2018. Dan moet de doelstelling die is gesteld, gerealiseerd zijn. Wij willen er als GroenLinks absoluut niet aan tornen en zeker niet in dit stadium. Het is een uitdaging en het zou de ambitie moeten zijn. Dat wij elkaar recht in de ogen moeten kijken over wat reëel is, is ook duidelijk. Evenals het feit dat we een duidelijke strategie nodig hebben om die ambitie te realiseren. Gedeputeerde Bleker heeft er het nodig over gezegd in de commissie en wij gaan ervan uit dat we adequaat door het College worden geïnformeerd, zodat we die discussie goed met elkaar kunnen voeren. De heer Bleker zei ook iets over landschap en effectiviteit en beoordelen. Hij zei dat we prestaties en effecten beter zouden moeten definiëren, formuleren en presenteren. Het ging over het landschapsbeleid. Als je beleid wil toetsen, heb je heldere landschapsdoelen nodig. Het gaat nu te fragmentarisch en er wordt onvoldoende systematisch nagedacht. Wat wil je feitelijk beschermen? Het gaat allemaal niet zo geweldig met het landschap en ook niet met de natuur. Iemand bij ons in de fractie zei dat je eigenlijk het landschap eerst zou moeten leren kennen. We kunnen heel gemakkelijk zeggen dat we het landschap waarderen, maar dat wil nog niet zeggen dat je vervolgens ook precies weet hoe het met de biologische en ecologische diversiteit zit. In de commissie werd aangegeven dat het ook om bewustwording gaat en dat er dus kennis voor nodig is. Dat moeten we dan ook in de regio met elkaar uitdragen. Die discussie zouden we graag in de nabije toekomst willen voeren. Het klimaatbeleid is een hoofdpunt van het beleid van het College en vanzelfsprekend ook voor GroenLinks. Ik had het al over het Kyoto-beleid.
13
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Toen het over landbouw en energie ging hoorde ik gedeputeerde Bleker zeggen in antwoord op de heer Stevens dat hij wachtte op initiatieven van boeren. De heer BLEKER: Was het niet ondernemers? De heer VAN DER PLOEG: Het ging over biomassa en je kunt het breed bekijken. Je kunt het ook veel pro-actiever oppakken. Het budget is er voor gegeven. Er blijft budget over bij Energy Valley. Ik heb steeds begrepen dat men heel graag snel aan de slag wilde. Dat kunnen wij niet helemaal met elkaar rijmen. De heer BLEKER: Wat is actief oppakken? De heer VAN DER PLOEG: laat ik een andere invalshoek nemen. Als Staten hebben wij statenbreed een motie over energiebeleid aangenomen. Ik kijk naar het antwoord in de lijst van moties. Ik zie dat het College het naar achteren schuift. Het moet breder ... goed bekeken moet worden welke middelen worden gebruikt, etc., terwijl de Staten de ambitie hebben om er zo snel mogelijk mee aan de slag te gaan. Dat heeft met vermesting te maken, met biogasinstallaties en andere trajecten. Er is gevraagd om concrete instrumenten te ontwikkelen. Waarom wordt daarmee gewacht? De heer BLEKER: Voor de duidelijkheid is het volgens mij zo dat de Staten de afgelopen tien dagen een beleidsnotitie Mestvergisting hebben ontvangen en dat de Staten deze zomer een beleidsnotitie Biomassa zullen ontvangen en dat de Staten op de hoogte zijn gesteld van de ondersteuning van een reeks van initiatieven onder andere in het Westerkwartier en in Noord-Groningen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat dit ‘actief oppakken’ heet. De heer VAN DER PLOEG: De klimaatnota is een paar jaar geleden vastgesteld. Het heeft vrij lang geduurd voor de biomassanotitie naar ons toekomt en dan hebben wij het nog slechts over papier. Er is vanuit de Staten een initiatief genomen voordat er een vermestingsnotitie ligt. Actief oppakken ... ik versta er concrete projecten onder. Je hebt de middelen en de mogelijkheden ... doe er dan wat mee! Ik kom bij een ander onderdeel van het klimaatbeleid. Dat gaat over energie in woningen en stedelijke vernieuwing. Ik realiseerde mij vlak na de commissievergadering dat we het er eerder over hebben gehad in het kader van de begroting, maar de conclusie van onze fractie is dat een deel van het klimaatbeleid met doelen gericht op CO2-besparing overgeheveld is naar het woningbouwbeleid. Op het moment dat fracties erover nadenken om met initiatieven te komen voor energiebesparing in bestaande woningvoorraad in relatie tot de sociale problematiek – de heer Jaspers sprak over afsluiting – dan moet er dus geld uit de pot komen waar de gedeputeerde al geld uit heeft getrokken voor een heel ander terrein. Dan is het te gemakkelijk om te zeggen dat alle nieuwe woningen zuiniger zijn met energie en dus is het ook klimaatbeleid. Dat vinden wij te gemakkelijk. EZ en mobiliteit. Wij zijn ontevreden over de rapportage over het Openbaar Vervoer. Of er is niets of het wordt allemaal opnieuw beschreven. Waar ligt dat aan? Als er niets is, is dat een dekwalificatie. Als het allemaal opnieuw moet worden opgeschreven en geanalyseerd, de netwerkanalyse .... wat hebben wij dan verkeerd gedaan met elkaar? Ligt het aan de partners? Of hebben we er vanuit dit huis te weinig bovenop gezeten? Ik zou er graag een antwoord op willen. Het gebrek aan aandacht voor het OV in deze rekening vinden wij onwenselijk, want het is een hoofdterrein van de provincie. Als het gaat om het OV-bureau, dan vinden wij dat de gedeputeerde zich niet moet verbergen achter het OVbureau. Wij bepalen nog steeds de kaders in de politiek en wij willen daarover blijven discussiëren met GS. Het OV-bureau is opgezet om het effectiever te laten zijn en niet om door hen te laten bepalen wat er moet gebeuren.
14
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Arbeidsmarkt en in moeilijkheden verkerende bedrijven. Ik hoorde de gedeputeerde Gerritsen zeggen dat er in actie moet worden gekomen op het moment dat je daartoe wordt verzocht. Ik zou daarover een algemene opmerking willen maken. Pro-actief als het gaat om oppakken van kansen. Samen met anderen. En pro-actief als het gaat om problemen, ook samen met anderen. Alleen al even bellen vanuit het provinciehuis en vragen wat er aan de hand is en wat men gaat doen, interesse tonen, het hoeft allemaal niet zo moeilijk te zijn. Manoeuvreer je in de positie dat je daadwerkelijk wordt gevraagd en voer daar regie op. Overigens wil ik gedeputeerde Gerritsen een compliment maken als het gaat om Aldel en wat het College samen met de gedeputeerde aan inspanningen op dit dossier heeft gepleegd. De heer SLAGER: Voorzitter, als eerste punt op mijn lijstje van vanavond nog te behandelen onderwerpen staat motorrijtuigenbelasting. Ik meen toch vanmiddag in de commissie Bestuur en Financiën gehoord te hebben dat dit vanavond een punt zou worden waarover gepraat zou moeten worden. Nu hebben we inmiddels een berekening gekregen. Misschien dat daardoor de betreffende opmerking niet zo zinvol is. Wat ons betreft blijft het dus maar zo zoals het was. Een ander punt is dat ik vanmiddag beloofd heb om deze keer niet over de behoedzaamheidsreserve te spreken. Maar ik moet er toch een klein beetje voor zorgen dat gedeputeerde Calon dat woord vers in zijn geheugen vasthoudt. Het zou kunnen zijn dat hij er straks op reageert. Waar wij vanmiddag eigenlijk niet tevreden over waren, was de wijze waarop de accountant min of meer voorschrijft hoe het dividend Essent in de boeken moet worden verwerkt. Ik heb het vanmiddag zo onder woorden gebracht: als gisteren de aandeelhoudersvergadering van Essent zou worden gehouden en de aandeelhouders zouden besluiten om minder of meer dividend uit te keren dan voorzien, dan zou er vannacht nog een aanpassing van de stukken moeten plaatsvinden, want dat is dan wat de accountant vraagt. Dat klinkt wat overdreven en de soep wordt nooit zo warm gegeten als opgediend, maar ik vind het toch een hoogst ongebruikelijke gang van zaken en tot mijn verbazing zei gedeputeerde Calon vanmiddag dat het College er prima mee uit de voeten kon en dat men precies wist waar men aan toe was. Ik ben er niet gelukkig mee, maar als hij het wel is ...wie ben ik dan? Een kwestie uit de commissie Welzijn, een tegenstrijdigheid die nog niet tot een oplossing is gekomen. Uit de vragen die door de CDA-fractie zijn gesteld, hebben wij begrepen dat in 2006 er geen bijdragen weer aan de voedselbank zullen worden gedaan, terwijl wij juist uit andere stukken, o.a. de beantwoording van vragen van de ChristenUnie en de behandeling van de Voorjaarsnota 2005 hadden begrepen dat er wel bepaalde bedragen waren doorgeschoven. Nu weten wij het niet meer en wij willen graag opheldering. Is er nu wel iets in 2006 beschikbaar of niet? Als die vraag vanavond niet kan worden beantwoord, mag dat ook wel op een later tijdstip, want het is niet van belang voor onze uiteindelijke beslissing over de jaarrekening. Het ILG. Er gaat de komende tijd zo’n drie miljard van het Rijk naar de gezamenlijke provincies. Dat is een enorm bedrag en operatie. Wij hebben de vraag gesteld of de provincie daar klaar voor is. Heeft dat nog personele gevolgen? Hoe kijkt de provincie er tegenaan? Nu zou u kunnen betwijfelen of dat nu aan de orde zou moeten komen, want het zou ook bij de Voorjaarsnota of nog later kunnen worden behandeld, maar wij willen er toch graag antwoord op hebben of in ieder geval een tipje van de sluier opgelicht zien, zodat wij bij volgende besprekingen daarop voort kunnen borduren. Een punt dat collega Van der Ploeg zojuist ook aankaartte is het onderwerp alternatieve energie, duurzame energie, mede in relatie tot activiteiten in de landbouw. Wij zullen niet ontkennen dat er op dit gebied veel gebeurt. Er zijn veel zaken die worden opgepakt en op allerlei verschillende terreinen wordt hard gewerkt. Toch krijgen wij regelmatig de indruk dat men in ons omringende landen, bijvoorbeeld Duitsland, een zekere voorsprong op ons heeft, terwijl wij als wij de eigen berichten mogen geloven, toch heel goed op dit terrein bezig zijn. Wij zitten dus met de vraag: is dat zo? Hebben wij een voorsprong of hebben wij een achterstand? Hoe kijkt het College aan tegen de situatie van Nederland in vergelijking tot omringende landen? Wij kunnen zeggen dat er heel veel gebeurt.
15
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Ik ontken dat niet, maar dragen wij dat ook uit naar buiten? Wij willen ons in Noord-Nederland profileren met het onderwerp energie. Aan Energy Valley besteden wij veel aandacht, maar vertellen we dat ook aan anderen? Zo lang er nog mensen zijn die in Nova zeggen dat wij in het Noorden niet innovatief zijn, doen wij misschien wel iets verkeerd. Voorzitter, van de zijde van de CDA-fractie werd iets opgemerkt over de rapporten inzake de doelmatigheid en de doeltreffendheid. Wij hebben er tijdens het vorige agendapunt zijdelings naar verwezen. Ik zou het pleit van het CDA om het anders te doen niet willen volgen en wel om meerdere redenen. Wij moeten ons realiseren dat dit de eerste keer is. Je moet dan altijd even de goede vorm vinden en weten wat de beste wijze is van werken. Dat is in dit geval misschien niet op alle punten even geslaagd, maar er is alle reden om ermee door te gaan. Ik denk dat we ernaar toe moeten dat er drie partijen straks actief zijn op het gebied van het onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid en wat nog meer aan dit soort onderzoeken moet gebeuren. De Noordelijke Rekenkamer is ermee bezig. Het rapport is onlangs verschenen. Wij gaan er binnenkort over praten. Daar komen nieuwe onderwerpen aan de orde en dat weten we ruim van te voren. We hebben een Programmaraad ingesteld die met de Noordelijke Rekenkamer praat en die is over het algemeen vrij goed op de hoogte van wat daar speelt. Als daarnaast GS en PS ook nog hun eigen onderzoeken doen, denk ik dat we een compleet geheel hebben. Natuurlijk moet dat verder uitgewerkt worden, maar ik zou zeker de lijn die nu uitgezet is niet direct weer willen afschaffen onder het mom van dat het allemaal anders moet, daar de eerste keer geen succes was. Voorzitter, ik heb vanmiddag aangekondigd dat ik vanavond de complimenten zou uitspreken. Dat doe ik meestal in de plenaire vergadering. Dan zijn er ook wat meer mensen die het horen en dan is het meer de moeite waard. Ik heb vanmiddag tussen de vergaderingen door met de accountants gesproken en heb hen gevraagd dat als zij nu naar de stukken van de provincie Groningen kijken, wat zij daar van vinden. Zij komen immers bij vele organisaties over de vloer en kunnen dus goed vergelijken. Tot mijn grote vreugde kreeg ik als antwoord dat de stukken van grote kwaliteit zijn, zeker als zij worden vergeleken met de stukken van drie jaar geleden van het begin van deze collegeperiode, want daarmee is het verschil enorm groot. Ik denk dat mijn complimenten daarvoor wel zullen worden doorgegeven aan de betreffende ambtenaren. Wat een verschil is met vorige jaren is dat dit jaar een duidelijk signaal dat de ambtelijke organisatie onder grote druk kwam te staan om de jaarstukken op te leveren en het niet zeker was dat dit zou lukken, niet tot mij is gekomen. Ik weet uit ervaring hoeveel werk het is om dergelijke stukken samen te stellen. Ik kan ook op een andere manier de complimenten overbrengen. Degenen die weten wat ik in mijn dagelijkse werk doe, zullen die opmerking begrijpen. Ik ben in mijn dagelijkse bezigheden jaloers op deze stukken. Hier wordt een verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid afgegeven. Ik kan u vertellen dat ons dat in Drachten niet is gelukt. Nog een aanvullende opmerking bij de opmerking van de heer Jaspers. Hij stelde voor om in de tweede helft van 2006 nog eens te kijken naar de hele gang van zaken. Ik denk dat dit een goede manier is om ook op dit punt alert te blijven, want ook al constateer ik net dat onze stukken er uitstekend uitzien, betekent dat niet dat we nu op onze lauweren kunnen gaan rusten en dat we voor altijd en eeuwig de zaak op orde hebben. Wij moeten wakker blijven en blijven onderzoeken hoe het nog altijd beter kan. Ik dank u wel. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, eerst een opmerking vooraf. De sprekers vóór mij lijken met de verkiezingscampagne te zijn begonnen dan wel met de Voorjaarsnota. Een groot deel van hun toespraken waren niet gewijd aan de voorliggende stukken. Ik heb in de vergadering van commissie Bestuur en Financiën met algemene stemmen toestemming gekregen om meer dan de daar toegestane spreektijd te gebruiken op voorwaarde zoals ik zelf heb aangeboden om tijdens de zitting van de Staten kort van stof zou zijn. Ik zal mij niet met verkiezingen bezig houden, want dan zitten hier morgen misschien nog en ik heb beloofd dat ik kort zou zijn.
16
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Het College van GS heeft alle aanbevelingen van de accountant overgenomen. Hiervoor hulde namens de SP. We hebben in de commissies aangegeven waar voor ons nog enige vragen lagen en deze zijn door het College afdoende beantwoord. Drie opmerkingen wil de SP-fractie nog maken. Met betrekking tot het Besluit Locatiegebonden Subsidies hopen wij dat het College zeker weet te stellen bij de gemeente Groningen dat de € 4 miljoen die is toegezegd voor de Oostwand, het Groninger Forum, op de juiste manier in de boeken komt en dat wij straks niet alsnog bestraft gaan worden en het geheel voor onze rekening moeten nemen. Wij zullen op energiebesparing in bestaande bouw en nieuwbouw uitgebreid terugkomen bij de bespreking van de Voorjaarsnota. Gedeputeerde Calon ging in de commissie wel erg kort door de bocht met de opmerking dat de beste energiebesparing voor de bestaande woningbouw nieuwbouw is. GroenLinks heeft er ook al aan gerefereerd. De heer DIETERS: Deelt u die opmerking niet? De heer SWAGERMAN: Het lijkt mij duidelijk dat wij die opmerking niet delen en dat wij er in de commissie op terug zullen komen. In de discussie die nog gaat volgen in de commissie Bestuur en Financiën over het toezicht op de gemeentefinanciën waarbij ook het rapport van Deloitte Management wordt betrokken, zou mijn fractie graag aan GS willen vragen om na te denken over een manier om PS meer inzicht te geven bij de besluitvorming rondom het onder repressief of preventief toezicht plaatsen van gemeenten. Wij begrijpen dat het een aangelegenheid is van GS en tot hun verantwoordelijkheden behoort, maar om onze controlerende taak goed te kunnen uitvoeren, willen wij graag inzicht in de keuzes die worden gemaakt om tot een bepaalde benoeming of classificatie over te kunnen gaan. Voorzitter, voor het overige kunnen wij instemmen met de voordracht Rekening 2005 en de overige stukken. Dank u. Mevrouw DEINUM: Voorzitter, bij alle stukken die we binnen hebben gekregen voor deze Dag van de Verantwoording is de Programmarekening 2005 de basis voor onze controlerende functie als Statenleden. Ik ben hier vanaf vanochtend negen uur bij alle commissievergaderingen aanwezig en dat is allemaal input voor deze Dag van de Verantwoording. Als D66 hebben wij waardering voor de kwaliteit van de stukken en voor de inzet om dit jaar nog weer beter te omschrijven wat er met het geld van onze inwoners is gedaan. Heeft het beleid dat wij met z’n allen, waartoe ook wij als niet-collegepartij behoren, hebben ingezet voor een sociaal en economisch sterk Groningen in de uitvoering het vereiste en beoogde effect gehad? Wij stellen dat de opmerkingen die ook D66 in de voorgaande drie jaren heeft gemaakt over de jaarrekening ertoe geleid hebben dat in deze collegeperiode een behoorlijke slag is gemaakt in het beschrijven van de effecten van het beleid. Meerdere partijen hebben dat vandaag al gezegd. Met dit resultaat zou je je af kunnen vragen of een Dag van de Verantwoording op deze manier nog wel nodig is, ook gezien de behandeling in de commissies van vandaag, want er was weinig politiek vuurwerk. Voorzitter, “Red de verantwoordingsdag” is de kop van een artikel in Binnenlands Bestuur van 12 mei 2006. Als je zo’n kop leest in de periode dat je zelf alle stukken over de rekening aan het doorlezen bent, nodigt die kop wel uit om het stuk te lezen. Ik denk niet mij alleen, want het was het nummer waarin ook een interview met onze gedeputeerde Calon stond en dat stond op de voorpagina aangekondigd. Ik denk dat wel meer Statenleden het artikel hebben gelezen. In dat artikel staat dat op de Verantwoordingsdag weinig politiek vuurwerk wordt afgestoken, gezien de goede kwaliteit van de financiële verantwoordingen, zowel in inhoudelijk als financieel opzicht. Je zou hetzelfde kunnen zeggen over wat hier vandaag aan de orde is. De journalist stelt de vraag of de Verantwoordingsdag nog te redden is en hij komt vervolgens met het idee om deze dag maar uit het parlement te halen en om er een volksverantwoordingsdag van te maken.
17
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Hij stelt dat de minister van VROM maar eens voor een zaal huurders haar beleid moet gaan uitleggen of de diverse staatssecretarissen hun beleid op het mediapark ten overstaan van de studenten. Voorzitter, ik wil als D66-fractie niet meteen pleiten om dit idee volgend jaar meteen in praktijk te brengen, maar gezien de opmerking van de heer Jaspers inzake het stuk van de heer Tjeenk Willink denk ik dat er wel meer gedachten zijn in de richting van hoe nog een slag gemaakt kan worden in dit proces. Volgend voorjaar zijn er verkiezingen en dan zijn de burgers al aan zet. Wij vinden het wel een interessante gedachte en daarom leggen wij dit idee hier vast maar neer. Vanwege het feit dat ideeën van D66 op termijn toch nog wel eens overgenomen worden door de Partij van de Arbeid, zoals over de interactieve website, denk ik dat we toch nog een stapje verder komen. Wij willen de Dag van de Verantwoording niet afschaffen, maar het leek ons heel goed dat voorafgaand aan zo’n dag de verantwoordelijke collegeleden in gesprek gaan met de burgers en dat lijkt ons een heel interessante input voor de controlerende functie van Statenleden. Dat zal naar onze mening meer mensen betrekken bij het provinciaal beleid dan een hele dag vergaderen hier in de Statenzaal. Voorzitter, nu nog een paar punten waarover wij nog iets willen zeggen. In de commissie Welzijn hebben wij een vraag gesteld over de aansluiting van het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid en hoe het staat met de voortgang van het overleg tussen Welzijn en EZ hierover binnen het ambtelijke apparaat en tussen de gedeputeerden. Gedeputeerde Mulder stelt dat dit goed gaat en dat het resultaat heeft. Ook in de Productenrekening wordt dat nog eens toegelicht. Wij willen dit graag geloven, maar onze vraag is of inzake de mismatch die wij vreesden bij het vaststellen van de nota over het onderwijsbeleid en die door dit beleid zou zijn opgeheven, inzichtelijk gemaakt kan worden in de Rekening 2006 wat de resultaten van dit gezamenlijk optreden zijn, en wel ook in SNN-verband. Economie en mobiliteit. Er was een onderuitputting van het budget Recreatie en Toerisme van ruim 33%. Dat is jammer gezien de magere ontwikkeling die plaats heeft gevonden. In de beantwoording van de vragen van D66 zei gedeputeerde Gerritsen dat er te weinig projecten zijn ingediend, maar dat het budget wel beschikbaar moest blijven en dat de sector moest worden versterkt. Dat is dus dit jaar 2005 niet gelukt. Hoe wil de gedeputeerde die ambitie dit jaar wel realiseren? De commissie Landschap, Water en Milieu. Er is hedenochtend een stevige discussie gevoerd over de EHS en gedeputeerde Bleker heeft duidelijk aangegeven dat een vrijwillige en volledige realisatie van de EHS in 2018 niet mogelijk is. Het gaat daarbij om meer dan een paar hectares die eventueel onteigend zouden kunnen worden. Als wij dit weten en de gedeputeerde heeft dit gezegd dan vragen wij ons af of er niet een aanvalsplan kan worden geformuleerd waarin staat hoe in 2018 toch voldoende ‘natuurruggegraat’ ontstaat in de EHS. Graag hoort D66 daar een antwoord op. Voorzitter, GS hebben vandaag verantwoording aan de Staten afgelegd op een goede en gedegen wijze. Dit alles resulteert in de voordracht die voorligt met onder andere de bestemming van het nettoresultaat 2005. Wij kunnen met deze voordracht in zijn geheel instemmen, maar wij willen daarbij wel opmerken dat we in onze afweging de meeste moeite hadden met het bedrag van € 1 miljoen voor vertrekbevorderende maatregelen en de uitleg daarover. Volgens ons is het zo dat er nog eens een bedrag van € 1 miljoen nodig is om de doelstelling van de formatiereductie te halen. Gezien de aard van de verplichtingen is dit voor ons niet te controleren. Wij moeten er dus op vertrouwen dat de gedeputeerde op dit terrein goed heeft gehandeld en dat dit tot de gewenste formatiereductie zal leiden. Gezien dat wij instemmen met deze voordracht kunt u aannemen dat wij dat vertrouwen geven. Mocht echter naast een reductie taakuitbreiding nodig zijn, zien wij de discussie daarover tegemoet. Voorzitter, zoals gezegd, stemmen wij in met alle onderdelen van de voordracht. Dank u wel. Mevrouw HOEKZEMA: Voorzitter, allereerst wil ik onze complimenten uitdelen. De stukken zien er geweldig uit, ze zijn goed leesbaar en goed verzorgd. Dat waarderen wij. Daarnaast gaat het ook nog eens goed met de provincie, want dat blijkt uit de stukken. Er was vandaag eigenlijk maar weinig kritiek. Er is heel veel vergaderd, maar in wezen is er weinig kritiek.
18
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Er is toegezegd dat er volgend jaar aan gewerkt wordt om de kritiek die wij hadden over de resultaten en effecten van kwalitatieve gegevens, weg te nemen. Daar zijn wij blij mee. Twee antwoorden stelden ons teleur. Het antwoord op de vraag naar de werkgelegenheid in de glastuinbouw. Wij hadden aangenomen dat zich hier nieuwe bedrijven zouden vestigen en dat er sprake was van veel nieuwe werkgelegenheid. Uit het antwoord van de gedeputeerde bleek dat het eerder om verplaatsing van bedrijven gaat, zodat dat ook verplaatsing van werkgelegenheid betekent. Dan lijkt het mij dat de cijfers geflatteerd zijn. Misschien dat de gedeputeerde dat kan uitleggen. Daarnaast was het antwoord inzake de EHS teleurstellend. Wij hebben al eens gezegd dat als uiterste maatregel onteigening van grond kon worden toegepast, maar de gedeputeerde was het daarmee heel erg oneens. Ik ben benieuwd hoe hij het probleem wil oplossen als hij toch in 2018 een redelijk stuk EHS wil realiseren. Dat waren de twee punten van kritiek. Door de toezeggingen die het College heeft gedaan inzake de komende rapporten over de natuur en het landschap, de convenanten over het jeugdbeleid, de arbeidsmarkt en het onderwijs, het armoedebeleid en de asielcentra kunnen wij instemmen met de voordracht. De VOORZITTER: De vergadering wordt geschorst. De vergadering is geschorst van 20.25 tot 20.40 uur voor de koffiepauze. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan gedeputeerde Calon. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, ik moet zeggen dat naarmate de dag vorderde, ik minder wakker werd en toen ik daarnet wat wegdroomde voelde ik mij als dat beest in de film Ice Age, die eekhoorn die achter die eikel aanzit. In het tweede deel droomt hij dat hij de gouden eikel ziet en in een paradijs is met allemaal eikels. Ik moet zeggen dat ik daar niet over heb gedroomd, maar ik dacht wel – ik zat in de bioscoop met mijn kinderen – dat net als het ultieme genot in zicht komt, dat genot een droom blijkt te zijn. Ik bedoel ... wij doen het hele jaar onze uiterste best om die rekening goed te krijgen. We zijn er bijna – de eekhoorn heeft die eikel bijna – en dan komt de heer Jaspers ... Nu wil ik de heer Jaspers niet vergelijken met het ijs, maar als een goed sociaaldemocraat zegt hij: Ach, genieten is leuk, maar het moet niet te lang duren. Er is meer ... Wij zullen proberen om die eikel te krijgen, want ik heb aan het begin van deze periode gezegd dat wij een prijs willen winnen met onze begrotingscyclus. Het moet het ultieme doel zijn dat er niets meer aan mankeert. Zo calvinistisch zijn wij ook wel. Ik dank u namens het College, inclusief de voorzitter en het gehele ambtelijke apparaat dat zich het vuur uit de sloffen heeft gelopen en zich af en toe groen en geel heeft geërgerd aan onze drijversmentaliteit. Ik dank u namens allen voor de vele complimenten die alle fracties hebben uitgesproken voor de jaarrekening. Op z’n Gronings gezegd is het ook best wel een redelijk stuk. Overigens heeft de heer Jaspers wel een punt en dat geldt ook voor anderen. Dat stuk van Tjeenk Willink heb ik nog niet kunnen lezen. De afgelopen tijd is de term boekhoudersmentaliteit gevallen. Afgelopen voorjaar hebben wij intern een onderzoek gedaan naar het ‘controlspook’ en hoeveel tijd dat ons kost. Wij controleren alles tot op 25 cijfers achter de komma of het wel klopt maar wat is op een gegeven moment het grensnut van al die controles? Wat levert dat nu nog meer op? Frans Jaspers trekt het breder: wat koopt de burger daarvoor? Wij hebben natuurlijk wel een politiek deel opgenomen waarin we politieke verantwoording afleggen, maar ik dacht net aan iets anders. Gisteren was een heel goede dag. Er zijn heel veel mensen uit Groningen – jonge mensen, oude mensen, burgers, boeren en buitenlui, bestuurders, ambtenaren – actie wezen voeren voor een goed doel waar heel veel Groningers volgens een peiling van het Dagblad van het Noorden achter staan. Die actie is behoorlijk gesubsidieerd door het bedrijfsleven. Het zou best wel eens kunnen zijn dat er straks een subsidieaanvraag komt van die club of wij de actie willen subsidiëren.
19
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Ik dacht: “Dan krijgen we volgend jaar in de rekening te staan dat die uitgave onrechtmatig was”, want de daad was vóór het uitkeren van het geld en dan is het onrechtmatig. Iedere burger en ieder Statenlid zou echter zeggen dat dit een heel goede actie was en dat het doel erachter heel erg goed is. Daarom wil ik toch nog even aangeven dat we ons in de politieke verantwoording meer tot de hoofdlijnen moeten beperken. Zich niet alleen verantwoorden voor de dingen die in de begroting stonden – ik besef dat dit gevaarlijk is – maar ook voor dingen die op onze weg komen of dingen die we vinden en hoe we daarop hebben gereageerd. Dat zou misschien al een eerste stap kunnen zijn in de politisering van dit debat. Ik moet er wel bij zeggen dat je veel van die jaarverslagen kunt zeggen en dat het de burger niet al te veel interesseert of de telefoon hier binnen 10 minuten wordt opgenomen of binnen 1 seconde, behalve die burger die heel erg lang moet wachten. De overheid moet haar diensten, het goedkeuren van bestemmingsplannen, het bereikbaar zijn voor de burger, het sturen van brieven als mensen iets hebben gevraagd, goed en adequaat uitvoeren. Daar moet ook verslag over worden gedaan en verantwoording worden afgelegd of dat goed genoeg gebeurt. Wij moeten ook steeds die mensen en die afdelingen die het niet efficiënt genoeg doen, achter de broek blijven zitten. Voor een deel ben ik het dus met de heer Jaspers eens, maar laten wij dat andere deel vooral niet vergeten. De opcentenverhoging. Daarover hebben wij nog extra informatie uitgereikt. Dit was bedoeld voor de economische stimulering. Degenen die zich hierin hebben verdiept, kunnen constateren dat dit ook is gebeurd. Alleen al omdat er meer geld is gestopt in het fonds cofinanciering Kompas. Overigens vinden ook buiten dit fonds projecten plaats voor economische stimulering. Ik denk dat wij de stelling dat het geld voor het betreffende doel is besteed, hard hebben kunnen maken. Op basis van die stelling is Marc Boumans, hoewel de VVD-fractie eerder tegen deze belastingverhoging was, indertijd moedig omgegaan door uiteindelijk wel voor de opcentenverhoging te stemmen. Het rekeningresultaat. Hier wijk ik af van de bewering van Wiebe Van der Ploeg en Eisse Luitjens die zeggen dat het om 10% van de begroting gaat. Wiebe schroeft het zelfs op tot € 23 miljoen, maar het gebeurt wel eens vaker dat hij selectief citeert of een zin weglaat, want ook hier worden alleen de eerste paar zinnen van de voordracht voorgelezen. Er is € 23 miljoen als resultaat, maar in de bestemmingsreserve is het saldo € 15,5 miljoen negatief, waardoor het resultaat na bestemming € 7,7 miljoen bedraagt. Er zijn vervolgens overboekingen – daarover zijn regels afgesproken en binnen die regels is gehandeld – en dan blijft er een nettoresultaat over van € 4 miljoen op een begroting van € 264.267 miljoen euro en dat is dan nog geen 2%. Als je mijn opmerking erbij neemt dat hierbij incidentele baten bij zaten over de jaren 1996 - 2001 van 400 kleine posten die we op hebben geschoond en waar ongeveer € 1,6 miljoen in zat, dan kom je uiteindelijk uit op een normaal resultaat van ruim € 2 miljoen en dat is gelijk aan 1% van de begroting. Ik vind dat hiermee niet slecht wordt gescoord. Daar durven wij wel mee voor de dag te komen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik zou niet goed of onvolledig citeren. In feite hebben we het hier over een kwestie van definitie. Op het moment dat wij hier afspreken op een andere manier met het Essent-dividend om te gaan dan we gedaan hebben, dan vertaalt zich dat in een nettoresultaat. Het is een kwestie van hoe je ernaar wilt kijken. Het vertaalt zich in een rechtstreekse verhoging van een pot waar de Staten straks, waarschijnlijk bij de Voorjaarsnota, over kunnen beschikken. Dat betekent extra ruimte voor beslissingen die wij hier kunnen nemen en voor de burger zijn bedoeld. Dan is het niet terecht dat u zegt dat sprake is van een verkeerde presentatie van cijfers van mijn kant. Wij moeten niet in dergelijke discussies belanden. De heer CALON (gedeputeerde): Ik zeg niet dat sprake is van een verkeerde presentatie van cijfers. Ik geef aan wat het rekeningresultaat is en dat dit niet zo gek veel afwijkt van andere jaren. Er is een veel hoger dividend Essent en dat hebben we vanmiddag uitgewisseld. Wat we ook hebben gewisseld – maar dan lopen we vooruit op de Voorjaarsnota – is dat daar tegenover ook verplichtingen staan die nog niet zijn betaald, maar waar wel toe is besloten.
20
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Bijvoorbeeld de financiering van de N33 waar dit College met volle verstand en het hart op de juiste plaats garant staat voor het Groningse deel (30 mln) en € 18 miljoen cash betaald moet worden. Dat geld moet wel geleverd worden. Zo staan er in die Voorjaarsnota heel veel van dit soort projecten, waar soms pm’s staan ... De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter. Dat geldt eigenlijk voor elk jaar. Ik hoor het al zeven jaar van u. Ik heb nog geen negatief resultaat mee gemaakt. De heer CALON (gedeputeerde): En toch is alles nog steeds goed gekomen, meneer Van der Ploeg. Wees blij, zou ik zeggen. Het is inderdaad zo - en daar zijn wij heel blij om, maar niemand heeft dat opgemerkt - dat wij in deze collegeperiode de zaak enigszins hebben afgeknepen. De interne accressen zijn op nul gezet en dat leidt ertoe dat in de algemene middelen ruimte aan het ontstaan is. Die zullen we hard nodig hebben voor de toekomst om alle economische projecten te kunnen cofinancieren. Dat geldt ook – collega Mulder zal er wat dieper op ingaan – voor de vertrekbevorderende maatregelen. Aan het begin van deze periode hebben we afgesproken dat positieve rekeningenresultaten aangewend kunnen worden voor vertrekbevorderende maatregelen. Velen van u hebben gevraagd hoe dat nu zit. In de commissie hebben we duidelijk gemaakt dat wij niet op individuele gevallen ingaan. De orde van grootte van de aantallen is 10 tot 12. In geld is € 1.446.166 uitgegeven en daarbij komt € 1 .000.000 bij waarvan € 600.000 verplicht is. Dat is dus samen bijna € 2,5 miljoen dat over de gehele collegeperiode wordt uitgegeven om een structurele jaarlijkse bezuiniging te bereiken van € 2,1 miljoen. Als het hiermee gedaan is, maar ik noch het apparaat kan dat overzien, dan hebben we straks over vier jaar voor wachtgeldverplichtingen en vertrekbevorderende maatregelen € 2,5 miljoen uitgegeven voor een jaarlijkse besparing van € 2,1 miljoen. Dat vind ik een goede deal. Essent. Het bedrijf gaat zeer goed, maar bevindt zich wel in een splitsingsdossier. Ik had verwacht dat Wiebe van der Ploeg terug zou komen op de toezegging die ik hier heb gedaan dat wij een nota Investeringsstrategie zouden opleveren bij de Voorjaarsnota. Wij zijn daartoe nog steeds niet in staat omdat wij niet weten hoe dat met het splitsingsdossier afloopt. Dat is heel vervelend, want we hebben wel afgesproken dat we de komende jaren toch in de orde van grootte van € 15 miljoen dividend zullen krijgen, maar we weten ook dat als het bedrijf gesplitst gaat worden, dit aardig veel geld gaat kosten. De getallen worden groter en de risico’s dus ook. Er zijn een aantal fracties die willen dat wij met dit of dat doorgaan. Wij beschrijven in de Voorjaarsnota die beleidspunten waarvan wij vinden dat die door moeten gaan, maar we maken ook een politieke keuze, namelijk wij regeren niet over ons graf heen. Wat wij willen doen is de ruimte zo groot mogelijk houden en de zaken die onontkoombaar zijn, uitvoeren. De onderzoeken waarvan wij de kwalificaties ten aanzien van een van de drie onderzoeken dat het eigenlijk niet veel voorstelt, delen, maar dat geldt niet voor de andere twee rapporten. Het is ook niet zo dat u dat als Staten kunt gaan doen, want wettelijk ligt vast dat GS dat zelf moeten doen en Wiebe van der Ploeg heeft in het verleden in een commissie gezegd dat dit het speeltje is van GS en dat de Statenleden het verslag dan wel tegemoet zien. De CO2 en de woningbouw. Ik ga niet herhalen wat er vanmiddag over is gezegd. Ik heb inmiddels een rapport en vier A4-tjes over wat wij er allemaal aan doen. Ik ben het niet eens met Cees Swagerman die mijn constatering niet deelde dat CO2-beperkende maatregelen in de volkshuisvesting eigenlijk het snelst gerealiseerd worden door rotte oude, tochtige woningen die sociaal meestal ook niet meer acceptabel zijn te vervangen door nieuwe woningen. Dat heet transformatie, verbouw of nieuwbouw. Daarom hebben wij € 100.000 in het kader van de BANS over drie jaar toegevoegd. Wij vinden dat het heel goed werkt. Ik vond het zeepkistidee van Tet Deinum, naast het varen met de Voorwaarts Voorwaarts in de Oostzee waar wij in de nota Internationalisering op terug zullen komen, eigenlijk niet zo gek.
21
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Wij hebben hierover geen collegeberaad gehad, maar als u aan ons zou voorstellen om deze dag maar niet te houden en een zeepkist op de Grote Markt te plaatsen waarop wij dan om beurten plaatsnemen, dan vindt u in ieder geval deze gedeputeerde achter u, want dat lijkt mij heel leuk. Er zitten nog fouten in de jaarrekening en ook een blunder, namelijk de eerste regel. Met betrekking tot één ding had ik niet gelijk en dat betreft de behoedzaamheidsreserve. Wij hebben een tabelletje opgenomen over hoe die uitgekeerd zou worden. Ik dacht gemiddeld 85%. De heer Slager zei echter vorig jaar dat hij verwachtte dat die over dat jaar niet volledig tot uitbetaling zou komen, terwijl ik dacht dat dit behoorlijk in die richting zou gaan. Wij hebben er toen om gewed en dat was dom, want de behoedzaamheidsreserve is voor minder dan de helft uitgekeerd en omdat wij gewend zijn om onze afspraken in te lossen, wil ik als laatste bijdrage van mijn eerste termijn de heer Slager een fles wijn aanbieden, omdat hij de weddenschap heeft gewonnen. Dank u wel. De heer Calon biedt de heer Slager een fles wijn aan. De heer BLEKER: Voorzitter, op uw vraag of ik ook iets in de aanbieding is het antwoord nee. Op de vraag of ik gedroomd heb, is het antwoord ook nee. Ook niet over eikels. Ik hoop ook nooit over eikels te dromen. Ik moet wel zeggen dat ik hier op hete kolen zit, want ik heb zojuist een melding gekregen van het thuisfront dat onze negentienjarige merrie inmiddels de melk uit de spenen vloeit, hetgeen betekent dat zij waarschijnlijk tussen nu en acht uur een veulen ter wereld brengt en dat wil ik eigenlijk graag meemaken. De glastuinbouw. Er is niets nieuws onder zon. De Eemshavenlocatie blijft primair en waarschijnlijk wel voor zo’n 90% bedoeld voor nieuwe, grootschalige vestigers van buiten en voor een klein gedeelte – het gaat om enkele tientallen hectares – is die geschikt voor en is er ook interesse van bestaande bedrijven in de regio Noord-Groningen. Dat is dus geen ander verhaal dan voorheen. Dat beweegt zich nog steeds op hetzelfde spoor. Energie, bio-energie, agri-energie. Ik kom weinig in de commissie Economie en Mobiliteit, maar soms ben ik er en dan denk ik dat het net lijkt of de provincie investeert en bedrijven creëert. Soms wordt er zo over gesproken, maar ... Wij bouwen geen mestvergistingsinstallaties, terwijl er wel al enkele tientallen in onze provincie staan. Wij bouwen geen biomassacentrales, alhoewel er zich een zeer grote vestiger heeft aangediend met wie wij in een vergunningstraject verkeren. Wij bouwen geen koolzaadoliemolens. Wij bouwen geen fabrieken voor bio-ethanol. Als wij dat allemaal wel zouden moeten doen, zouden we al onze taken terzijde moeten schuiven en jaarlijks honderden miljoenen aan investeringen op tafel moeten leggen. Dat is niet onze rol. Wat moeten wij? Wij moeten zorgen dat mensen die wat willen, weten dat ze goed terecht kunnen in Groningen en dat er duidelijkheid is over wat, waar wel kan en wat waar niet. Dat wij hen volop behulpzaam zijn bij de procedures en dat wij hen zo nu en dan steunen bij haalbaarheidsstudies en innovatieve onderdelen van de projecten. Denk niet dat wij met een paar ton en laat het een miljoen zijn, echt het verschil uitmaken. Ik ben dus ook helemaal niet ongerust wanneer er 10%, 20% of 30% in enig jaar niet van wordt besteed. Ik word ongerust wanneer initiatiefnemers, ondernemers, niet meer het gevoel hebben dat zij bij de provincie Groningen goed terecht kunnen en dat zij niet het gevoel hebben optimaal geholpen te worden bij de vergunningverlening en dat er geen helderheid is over de ruimtelijke voorwaarden, enzovoorts, want die creëren we. Wij willen ook niet beginnen aan het bouwen van installaties waar je dieselolie uit stro kunt maken, want zelfs als wij een bescheiden haalbaarheidssubsidie verlenen worden wij al in de hoek gezet van speklappen en Hans Kazan-cultuur. Wij gaan er op een andere, zakelijke manier mee om. Is het dan zo dat het met die bio-energie in Groningen huilen met de pet op is en dat het buiten Groningen beter is? Nee.
22
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Het is wel zo dat Nederland op dat punt nationaal minder voortvarend is dat Duitsland, Denemarken en Frankrijk. Dat is het punt. Dat heeft iets met de verplichte bijmenging te maken en met fiscale faciliteiten. Het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). De heer Slager sprak er over. Wij zijn per 1 januari 2007 klaar, administratief en begrotingstechnisch. Dat ziet er goed uit. Zijn er personele gevolgen? Ja, het geeft personele gevolgen gehad. De afdeling Landelijk Gebied en Water en Landinrichting heeft een afslanking doorgemaakt van acht formatieplaatsen mede omdat door het ILG er minder bureaucratische rompslomp is. Dat zijn de formatieve gevolgen. Het landschap. Ik heb vanmiddag toegezegd in onze verantwoording betere indicatoren te definiëren over de toestand van het landschap en de ontwikkeling die het landschap doormaakt. Wij zullen op basis van het rapport De toestand van natuur en landschap in de provincie Groningen, dat eind dit jaar beschikbaar komt daarvoor een nieuwe basis hebben. Wij zullen dat ook bij de Jaarrekening 2006 betrekken. Voorzitter, ik bespeur bij de heer Van der Ploeg en eerder bij mevrouw Bos een vorm van landschapspessimisme en daar wil ik hen graag van af helpen, want daar is in het jaarverslag geen reden toe. Wij hebben ons POP en dat is terecht beschermend voor de essentiële landschapswaarden in onze provincie Mevrouw BOS: Voorzitter, wij hebben het rapport De toestand van natuur en landschap in de provincie Groningen nog niet gezien en daar zou het in staan en daar blijkt wel weer uit hoe het ermee staat ... De heer BLEKER: Ja, maar vreest u niet voor wat ... Er is vast iemand in deze zaal die de betreffende tekst beter kent dan ik. Het meeste vrezen is het vrezen dat u vreest ... Maar ik wil er even heel clean mee omgaan want dat vrezen is niet terecht. We hebben het POP en landschapsontwikkelingsplannen. Er zijn gemeenten en regio’s die dat hebben vertaald in hun regionale welstandsplannen. Dat is niet niks. Zoek het maar eens op in andere provincies waar dat aan de orde is. We hebben gemeenten die gezamenlijk voor het gehele Westerkwartier op basis van hun houtsingelhoofdstructuur en op basis van het LOP bestemmingsplannen voor het buitengebied maken. Zoekt u maar eens uit waar dat in ander provincies het geval is. Bovendien hebben we een programma met concrete herstelprojecten her en der. Dus ... Mevrouw BOS: Plus het landschap zelf nog. De heer BLEKER: Zo is dat. Mevrouw BOS: Ja, maar daar gaat het om! U heeft het over wat er allemaal op papier staat. Al jaren zitten we hier met het probleem dat de kwaliteit van het landschap achteruit gaat. Het POP is in het landschap uitgangspunt, maar iedere keer kom je tegen dat er niet genoeg rekening mee wordt gehouden. Daarom ben ik heel blij dat u toezegt dat er indicatoren komen, want daar zullen wij met z’n tweeën nog wel flink over discussiëren. De heer BLEKER: Dat gaat we dan doen, maar ik zeg u dat, gelet op de beleidskaders die uw Staten eerder hebben vastgesteld en het LOP waarvan u ook kennis heeft genomen en de vertaling daarvan in het beleid en de programma’s die u kent, er geen reden tot twijfel is over de inzet die de provincie pleegt. Punt twee is dat ik op dit moment geen reden zie om als het ware een algemeen signaal af te geven: het boert fors achteruit met ons landschap. Mevrouw BOS: Maar als nu blijkt uit De toestand van natuur en landschap dat het weer niet goed gaat met het landschap, bent u dan bereid eventueel eigen provinciaal geld daarvoor in te zetten? Dat mis ik bij u.
23
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 De heer BLEKER: Wij hebben al aangegeven in het Provinciaal Meerjaren Plan dat ons eigen provinciale geld met name gaat naar leefbaarheid, plattelandseconomie en landschap en niet nog eens extra naar de EHS. Je moet kiezen om een voorbeeld te noemen. Er zijn op dat punt keuzen gemaakt en die worden straks ook duidelijk. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, als ik mij goed herinner, gaat er ook niet extra geld naar landbouw. De heer BLEKER: De afspraak die we hebben gemaakt, de zogenaamde Oliemolenafspraak, honoreren wij. Dat was voldoende extra naar het oordeel van het College. De Ecologische Hoofd Structuur. Mevrouw Deinum slaat de spijker op de kop. Waar gaat het om? Het gaat om natuurgebieden – we noemen die EHS – met voldoende ‘natuurruggengraat’. Daar gaat het om. Die zijn in 1993/1994 begrenst met de kennis van toen met het doel dat zij in 2050 functioneren volgens de natuurdoelen. Om dat doel in 2050 te halen, zou je ze in 2018 moeten hebben verworven en ingericht. Nu lopen we aan tegen de problemen die ik zojuist heb genoemd. De ambitie is dezelfde, alleen realiteitszin vraagt op een aantal punten om de ambitie mogelijkerwijs op een andere manier te realiseren. Aan het eind van het jaar wil ik graag met uw Staten op basis van het inzicht over 2006 spreken in de commissie en hoe we nu al op creatieve wijze maatwerk kunnen leveren voor bepaalde situaties in bepaalde gebieden. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik kreeg vanmiddag het idee dat de gedeputeerde alvast een conclusie trok voordat het debat heeft plaatsgevonden. Ik kreeg vanmiddag de indruk dat een ruggengraat waarin één of twee wervels ontbreken door de gedeputeerde nog steeds als een ruggengraat wordt getypeerd. De heer BLEKER: Daar herken ik mij in het geheel niet in. De heer MOORLAG: Ik doel op de bewering van de gedeputeerde dat het wellicht onmogelijk zal zijn om een aantal bedrijven uit te kopen en dat dit min of meer als vaststaand gegeven aanvaard zou moeten worden. Dat lijkt mij toch wel een voorbarige conclusie. De heer BLEKER: Dat is niet zo zeer een conclusie in de zin dat het een wens is. Ik heb u voorgelegd dat wij een aantal gebieden kennen waar de landinrichtingscommissies ons voorleggen dat daar soms stukken van 80 ha of 150 ha binnen de ecologische hoofdstructuur liggen waarvan de commissie zegt dat die binnen de komende 25 a 30 jaar niet te verwerven zijn, gelet op de bedrijfsvoering, de leeftijd en opvolgers en de uitbreidingsplannen van de betreffende daar gevestigde bedrijven. Daarover heb ik gezegd dat als dat zo is er twee wegen open staan. Je kunt elk jaar een aankoopaanvraag van de Dienst Landelijk Gebied rondsturen en verder in het omliggende EHS-gebied geen inrichtingsmaatregelen treffen, of je kunt dit voorshands accepteren en middels slimme inrichting van de overige honderden hectares die er in de buurt liggen de natuurdoelen trachten te bereiken. Dat heb ik aangegeven en ik durf u op een briefje te geven dat wij die discussie in de loop van dit jaar met elkaar krijgen om dat her en der op die manier te doen. Niet omdat wij dat zozeer willen, maar omdat het een realiteit is en omdat je op die manier misschien niet het maximale doel als het gaat om de ooit bedachte begrenzing, realiseert, maar wel ‘natuur met ruggengraat’ kunt gaan realiseren. De heer MOORLAG: Voorzitter, waar het mijn fractie om gaat is dat eerst de knelpunten in beeld worden gebracht vóórdat wordt gesteld dat het ambitieniveau maar verlaagd moet worden. De juiste volgordelijkheid moet worden betracht. Dat is het punt.
24
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 De heer HAASKEN: Voorzitter, ik zie nu dat de heer Bleker instemmend knikt op wat de heer Moorlag zegt, maar dat ambitieniveau is indertijd onderwerp geweest van de besluitvorming die ten grondslag lag aan het vastleggen van de ecologische hoofdstructuur in deze provincie. Feitelijk is dat ambitieniveau nooit punt van politieke discussie geweest. Waar de discussie over ging had te maken met de begrenzing, maar niet zozeer met de doelstellingen die per gebied werden geformuleerd. Ik zou aan u, meneer Moorlag, willen vragen of u, gegeven het voorbeeld dat de heer Bleker geeft van een bedrijf van ongeveer 70 ha, bereid bent om die oppervlakte van dat bedrijf te willen gaan onteigenen. De heer MOORLAG: De PvdA-fractie heeft er geen behoefte aan om te gaan discussiëren over casuïstiek. Waar het ons om gaat is dat er een totaalbeeld komt van de knelpunten en dat wij dan in deze Staten de kaders kunnen vaststellen waarbinnen het verdere traject gevolgd moet gaan worden. De VOORZITTER: Het lijkt mij dat al het materiaal dat uit deze discussie naar voren komt bij toekomstige discussies, zoals over de Voorjaarsnota, zeer goed betrokken kan worden, maar we moeten oppassen om nu het totale debat te gaan voeren, terwijl wij terugkijken naar 2005. Mevrouw DEINUM: Nog één opmerking. Ik denk dat dat juist het aanvalsplan is dat wij vragen en daar moet in staan wat de heer Moorlag noemt. De heer BLEKER: De ambitie 2018 is de ambitie 2018 die de twaalf provincies met het ministerie van LNV overeenkomen. Die stellen wij niet ter discussie, alleen houden wij onszelf het reële beeld anno 2006 voor en het is grote winst van deze Dag van de Verantwoording dat, ook omdat het College weet hoe u geïnteresseerd bent in de voortgang van de EHS, ik bijna dagelijks weet hoe het ervoor staat. Elke maand maken wij de balans op en dan zien wij ook hoe het werkt en dan kom je uit bij deze situaties. We zullen aan het eind van het jaar met de commissie spreken op welke wijze wij onder handhaving van de uitgangspunten van de EHS, vrijwilligheid en de natuurdoelen, toch, mogelijk op aangepaste wijze, het doel kunnen bereiken. Dat is wat ik u voorstel, want anders voeren we elk jaar dezelfde discussie en op deze wijze kunnen we de discussie voeren naar aanleiding van een mogelijk intelligente aanpak. Mevrouw DREES: Voorzitter, ik heb nog even nagedacht over het citaat dat de heer Bleker zocht over het lijden dat hij vreest. Het citaat luidt als volgt: De mens lijdt nog het meest Door het lijden dat men vreest En dat niet op komt dagen. Zo heeft hij meer te dragen Dan God te dragen geeft. De VOORZITTER: Ik stel vast dat de heer Bleker u dankbaar is. Het woord is aan de heer Gerritsen. De heer GERRITSEN: Ik zal de punten toelichten die door de fracties naar voren zijn gebracht. De heer Brouns vraagt aandacht voor de resultaten van Kompas. Wij hebben dat in de midterm review gezien. We zien het nu ook in de noordelijke arbeidsmarktverkenning – en daarover hebben we in de commissie gesproken – waarbij voor Groningen betere resultaten blijken dan voor de andere provincies, waarbij in de kernzones extra effecten naar voren komen en waarin de regionale component wordt ingelopen. We liggen op koers. We moeten natuurlijk verder en zodanig dat de resultaten controleerbaar zijn. Dat is de opgave die voorligt. Zijn we er alleen met die aanval, met ervoor te zorgen dat we aan de slag gaan met de sterke punten, de speerpunten? Het antwoord is: nee, want we zijn ook aan het verdedigen. We zijn er ook in Delfzijl als het gaat om Aldel, om Kollo.
25
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Die zaak is nog niet afgerond en die onderhandelingen lopen nog. De uitkomsten kunnen we binnen een aantal weken verwachten. Het is een heel lastige situatie waaraan wij veel aandacht hebben besteed. Wij zijn er ook als het gaat om bedrijfsproblemen en arbeidsconflicten. Ik gaf antwoord op de vraag van GroenLinks of we aan het bemiddelen zijn, maar dan moet je worden gevraagd. We zijn er, we werden gebeld en dat gaat bijvoorbeeld over Armstrong of Avebe. Ook daar, dat wil zeggen aan de kant van de verdediging, moeten wij onze inzet plegen. Er moeten ook daar geen kansen worden gemist. Mevrouw Deinum vraagt naar het recreatie- en toerismebeleid. U weet dat het is opgebouwd uit een aantal aspecten, Kompas-projecten, met een groot accent op promotie en marketing. Wij maken ons ook zorgen over de onderuitputting. Het gaat om een bedrag van € 90.000. Het is geen groots en meeslepend bedrag, maar ook wij willen graag dat het besteed wordt. Hoe het precies zit, is nog niet geheel duidelijk. Het kan te maken hebben met het gebiedsgerichte beleid waar ook heel veel op het gebied van het toerisme bestaat, maar ik zeg u toe dat wij daar induiken. Een aantal fracties heeft gesproken over duurzame energie. De heer Slager had het hier over. Zeker, Duitsland zet hier fors op in. Dan gaat het over wind, zon en dit is een voorbeeld waardoor wij ons moeten laten inspireren. Overigens doet Groningen het qua windenergie goed. Er wordt veel en zelfs meer vermogen opgewekt dan is afgesproken. Besteden we er voldoende aandacht aan? Dat is nooit genoeg en het kan altijd beter. In het kader van de Energy Valley heeft dat meer uitstraling. Op vragen van de Partij voor het Noorden worden de projecten genoemd die hier spelen en dat gaat om zaken waarvoor veel aandacht gevraagd zal blijven worden. In aanvulling op gedeputeerde Calon die op het punt van de woningbouw de juiste conclusie heeft neergelegd, kijken wij ook naar de bestaande bouw. Lewenborg in ’t zonnetje, het project Wonen Plus Plus. Daar komt een grote Europese subsidie voor en dus ook proberen wij in de bestaande bouw, daar waar het relevant en mogelijk is, een inspanning te plegen. Dan gaat het natuurlijk over de CO2-reductie. De heer Van der Ploeg heeft hierover een opmerking gemaakt. Wij zullen monitoren hoe dat loopt. BANS loopt tot en met 2007 en dan zullen wij een evaluatie maken, een analyse van hoe we een bijdrage aan de CO2-reductie kunnen leveren, maar duidelijk is dat we daar flink aan de bak moeten. Mevrouw MULDER: Ik zal trachten om het kort te houden. Vanmiddag kwam in de commissie aan de orde dat de heer Bleker het zeer kort kan houden door met ja en nee te antwoorden. Ik heb er niets van gemerkt tijdens deze beantwoording van de vragen. Armoedebeleid. Het was een punt van met name de fractie van de Partij van de Arbeid. Wij hebben al toegezegd dat we het armoedebeleid zullen evalueren en wij willen dat breder oppakken door er ook een actieprogramma aan te koppelen. Inmiddels hebben wij eind 2005 gesproken met gemeenten en de organisaties waarop de fractie doelde en gekeken wat de mogelijkheden zouden kunnen zijn. Er is een aantal bewegingen wat betreft het netwerk cliëntenraden sociale zekerheid. Wij hebben nog geen dekkend netwerk voor geheel Groningen en we proberen er met de cliëntenraad meer gestalte aan te geven en ook een provinciaal platform te gaan neerzetten. We zullen dat actieprogramma interactief met diverse organisaties neerzetten en u kunt een voorstel daartoe na de zomer verwachten. Op 7 juni a.s. gaan wij praten over een punt dat het CDA met betrekking tot de jeugdzorg is aangereikt. De heer Jaspers zei al dat het goed gaat en beter kan. Dat is ook de titel van het rapport dat die middag aan de orde zal komen. Het geeft aan dat er een hoop zaken wat betreft de jeugdzorg goed in gang zijn gezet, maar dat het beter kan en beter moet. Wij zullen er die middag over gaan praten en ik volsta nu met de aankondiging. De VVD heeft iets gezegd over de convenanten aansluiting jeugdzorg-jeugdbeleid. De vraag was waarom dat zo lang moet duren. Je kunt convenanten sluiten op twee niveaus. Namelijk op zo’n abstract niveau dat je je moet afvragen of dat werkelijk resultaten gaat opleveren en werkt. Wij hebben een tweetrapsraket toegepast. Er is met de Groninger gemeenten een verbeterprogramma inzake die aansluiting overeengekomen. Een modelconvenant is opgesteld dat in overleg met de VGG is vastgesteld. We zijn op dit moment druk bezig om dit verdere invulling te geven bij de gemeenten.
26
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Gedurende de tweede helft van 2006 zullen die convenanten worden afgesloten. Per 01-01-2007 moet elke gemeente de vijf taken die met de WMO meegaan ook inderdaad gaan uitvoeren en dat zou prima passend zijn omdat het direct uitvoerbaar is. De multifunctionele gebouwen. Wij hadden een doelstelling en dat bestond uit het neerzetten van minimaal twintig projecten samen met de partners. Inmiddels zijn er veertien projecten gehonoreerd, waarvan er acht in 2004 en zeven in 2005. Het loopt door tot en met 2007 en op dit moment hebben we negen reële aanvragen en drie aanvragen pro forma. Dat laatste betekent dat die waarschijnlijk meer tijd gaan vragen. Wij denken dus dat de gelden zeker gebruikt zullen worden om de multifunctionele centra neer te zetten. Dat laat onverlet dat het goed is dat wij in 2006 dit nog eens gaan evalueren om te kijken hoe dat eventueel in een volgende collegeperiode goed kan worden neergezet, maar dat is uiteraard aan het volgende College. De vertrekbevorderende maatregelen. De heer Calon heeft eigenlijk al het grootste deel van de vragen beantwoord. Ik wil nog toevoegen op de vraag of de Staten dan maar moeten vertrouwen op het woord van het College dat in de productenverantwoording is aangegeven om hoeveel fte het in 2005 is gegaan. Je ziet dan ineens een daling tot stand komen. Tot 2005 was er nog een stijging tot 18 fte en wij geven hier aan dat wij met het geld onze taakstelling zullen halen. De voedselbank. Er is inderdaad vanmiddag over gesproken en ik moet zeggen dat de ChristenUnie wel gelijk had. Wij geven namelijk een opmaat naar 2006, 2007 en 2008. Wij geven daarin ook aan dat er voorwaarden zijn verbonden die ook opmaat zijn. Dat betekent dat wij niet in de exploitatie gelden gaan geven en dat wij het ook niet structureel zullen maken, maar dat het wel iets kan zijn voor de komende jaren. Echter, ik denk dat je het algehele armoedebeleid moet evalueren. Er zijn bij de voedselbanken grote veranderingen gaande. Een paar jaar geleden hadden we er nog maar één en nu hebben we er al drie. Je ziet dat de voedselbanken aan het reorganiseren zijn en dat zullen we zeker met onze partners in de twee andere noordelijke provincies meenemen. D66 en het gezamenlijk optrekken van EZ en Onderwijs om te kijken hoe al die projecten die gekoppeld zouden kunnen worden en goed tot resultaten zouden kunnen leiden. Wij zeggen toe dat wij op twee A4-tjes zullen aangeven hoe ver de samenwerking is en hoe de resultaten zijn. Wat betreft het zeepkistenverhaal zullen de heer Gerritsen en ik er gezamenlijk een leuk stuk van maken. De heer MUSSCHENGA: Ik zal nu alvast maar op die zeepkist gaan staan ter beantwoording van de mij gestelde vragen. Er zijn twee zaken. De heer Swagerman doet de suggestie om als er gesproken wordt over het rapport Toezicht gemeentefinanciën ook duidelijkheid te geven over de vraag hoe je komt tot repressief of preventief toezicht. Ik denk dat het goed is om er als het rapport aan de orde komt over te discussiëren. Waarschijnlijk zal er vooraf nog wel iets van mijn hand verschijnen om de discussie te voeren. De GroenLinks-fractie is de enige fractie die ten aanzien van een onderwerp heeft geconstateerd dat dit onvoldoende tot uitdrukking is gekomen. De heer Van der Ploeg heeft opgemerkt dat het OVbeleid onvoldoende aandacht krijgt. Dat is een dissonant, want de overige fracties vonden kennelijk iets anders. Daarvoor dank. De heer OUT: Voorzitter, deze vergadering volgt op een beraadslaging in commissieverband waarop ook andere partijen op het gebied van het Openbaar Vervoer hebben aangegeven dat de verantwoording op dat terrein erg mager is. Wanneer aan het feit dat door GroenLinks de conclusie is herhaald wordt verbonden dat andere partijen dit niet hebben gesignaleerd, moet ik zeggen dat dit wel is gebeurd en dat dit als zodanig in de commissievergadering is uitgesproken. De heer MUSSCHENGA: Ik heb in de commissie ook antwoord gegeven op de vragen die zijn gesteld en op grond daarvan mag ik constateren dat als die antwoorden niet voldoende waren er in tweede instantie op terug gekomen zou worden. Zo zit het hier in elkaar. Er is één fractie die dat heeft aangekaart.
27
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Het gaat nu niet om een welles-nietes-spelletje over welke bevoegdheden aan de Staten toekomen en welke niet. Ten aanzien van het Openbaar Vervoer en met name het busvervoer heeft u het overgedragen aan het OV-bureau. Dat neemt niet weg dat er inderdaad wel iets meer tekst opgenomen had kunnen worden ten aanzien van het OV wat betreft het busvervoer en het CVV/Wvg-vervoer. Ik heb vanmiddag uitgelegd waar we staan en waar we naar toe gaan. Ik zeg u toe dat we er de volgende keer meer aandacht aan schenken, maar we moeten wel even bekijken onder welke paragraaf dat komt te staan. Het zou onder de paragraaf 7. Verbonden partijen kunnen, maar dat moet nog even bekeken worden. Bovendien moet goed in de gaten gehouden worden waar welke bevoegdheid ligt. Mevrouw BOS: Voorzitter, dan is het toch nog een goede dag geworden! De heer MUSSCHENGA: Voor mij wel. Het is niet zo dat, omdat er een OV-bureau is, de gedeputeerde zich verschuilt achter dat OV-bureau. Integendeel, het enige wat hier aan de hand is, is dat hier wat meer tekst opgenomen had kunnen worden waarover de discussie had kunnen gaan. De heer VAN DER PLOEG: Als dat het was geweest, hadden wij die opmerking tijdens de commissievergadering kunnen nalaten. Het gaat ook om de inhoud van het beleid. Ik heb een aantal vragen gesteld over wat er de afgelopen jaren in Kolibri-verband al dan niet is gebeurd. Daar gaat u niet op in. De heer MUSSCHENGA: Ik heb daarnet niet gezegd dat binnen de GroenLinks-fractie op een aantal punten de zaken door elkaar heen lopen. Ik denk dat er wat dat betreft een nadere afstemming zou moeten plaatsvinden, want daar waar u de ene keer praat over het Openbaar Vervoer als zaak van het OV-bureau waarover inderdaad meer tekst opgenomen kan worden, terwijl aan de andere kant zaken in verband met Kolibri, waarover wel teksten zijn opgenomen, in uitvoering zijn waarvoor u uitvoeringsprogramma’s vaststelt via de Regiovisie Groningen-Assen. Dat is dus iets heel anders. Vanmiddag heb ik de heer Moll geantwoord over hoe het met doorkoppeling gaat en dat soort zaken met treinen. Daarvoor hebben we geen netwerkanalyse nodig en dat is niet verschuilen achter. Je moet wel gebruik kunnen maken van datgene wat eraan komt om een slag verder te kunnen maken. Zo zijn we toch hier met elkaar bezig? De heer VAN DER PLOEG: Als wij het over het programma Openbaar Vervoer hebben, gaat dat over al die onderwerpen. Dan kan dat door elkaar heen open, maar dat is dan wel wat aan de orde is. De heer MUSSCHENGA: Het is nu eenmaal zo dat het ene onderwerp bij de Regiovisie GroningenAssen staat, het andere komt onder het OV-bureau en weer een ander staat onder andere hoofdstukken uitgewerkt. Dat moet dan wel met elkaar worden verbonden. De heer VAN DER PLOEG: Als het gaat over uitspraken van u in de commissie dan constateren wij dat het OV-bureau dient te rapporteren. U moet het accountantsrapport er nog maar eens op nalezen. Het gaat om beheersprotocollen en dan heb ik het over het financiële deel, maar het gaat ook om de inhoud. Vervolgens gaan er signalen terug. Het gaat om de discussie die wij met u willen voeren over het beleid, die signalen moeten doorgaan naar het OV-bureau. Dat wij in de uitvoering een aantal zaken hebben uitgezet bij dat bureau, is mij wel duidelijk. Het gaat mij nu om de kaders en daar gaat de discussie over. De heer MUSSCHENGA: De teksten moeten inderdaad nog maar eens goed bekeken worden over wat u uit handen heeft gegeven. Deze Staten gaan alleen over de budgetbevoegdheid en daar waar het gaat om beleidsveranderingen en niet anders dan dat.
28
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 De heer RIJPLOEG: Ik heb twee opmerkingen. Ik zou toch graag horen wat de fractie van GroenLinks vindt dat er het afgelopen jaar niet goed is gegaan, maar wat wel was afgesproken. Verder vind ik dat de heer Musschenga een beetje star doet, want het OV-bureau zijn eigenlijk de gedeputeerden. In laatste instantie gaan wij er indirect natuurlijk wel over, want wij bepalen de kaders waarbinnen de gedeputeerden hun werk doen. Ik zou er maar niet zo stijfjes over doen. Dat lijkt me niet zo handig. De heer VAN DER PLOEG: Ik kom even terug op het Regiovisie-beleid en Kolibri. Of er is niets – heb ik in de eerste termijn gezegd – of we moeten opnieuw gaan analyseren omdat er een aantal dingen gaan veranderen. U heeft gezegd dat er nieuwe dingen op ons afkomen. Wat is er dan in de afgelopen periode eigenlijk niet gebeurd of anders gegaan dan verwacht? Het College heeft immers een aantal ambities uitgesproken in zijn programma en daar spreken wij u in het kader van de rekening op aan. De heer MUSSCHENGA: U ziet op een aantal onderdelen in deze beleidsverantwoording de teksten terug over wat wij hebben beloofd en wat wij hebben uitgevoerd. U moet dat nog maar eens goed lezen. De VOORZITTER: Dan nog een paar opmerkingen mijnerzijds. De heer Brouns wilde af van de wijze waarop wij verslag doen van de doelmatigheid en doeltreffendheid. Dat zal niet kunnen daar art. 217 a van de Provinciewet uitdrukkelijk die taak neerlegt bij het College van Gedeputeerde Staten en dus niet bij Provinciale Staten. Provinciale Staten wordt opgedragen om regels vast te stellen waarbinnen GS die taak moeten uitoefenen. Dat heeft u ook al gedaan. Een verschuiving op die manier zit er dus niet in. Dat laat onverlet dat je kunt vragen om een en ander met elkaar te bediscussiëren en daarover zijn een aantal andere opmerkingen gemaakt. Hoe zeer de heer Calon u er op dat moment op wees dat de wet van toepassing was, des te ontspanner werd hij bij de suggesties van mevrouw Deinum, want toen citeerde hij niet de wet, want hoezeer ook de gedachte hem lokte om op de zeepkist te gaan staan, daarvoor bestaan vele mogelijkheden. Als ik u daarbij moet voorgaan, zal ik het niet nalaten, maar het zal deze vergadering onverlet laten, want de wet schrijft voor dat dit ook in deze vergadering aan de orde dient te komen. Mevrouw DEINUM: Voorzitter, ik heb ook niet voorgesteld om deze vergadering af te schaffen. De VOORZITTER: Nee, maar de heer Calon werd zo enthousiast dat hij eerst de heer Brouns erop wees dat hij zich aan de wet moest houden en dat hij vervolgens naar aanleiding van uw opmerking dacht dat hij deze dag wel kon afschaffen. Ik dacht dat het goed was om beiden erop te wijzen dat de wet in dit kader nog steeds van toepassing is. De heer Jaspers heeft nog een paar opmerkingen gemaakt over het interactieve beleid en gezegd dat de ontwikkelingen die we kennen bij het ruimtelijke beleid, zoals bij het wonen, ook naar andere beleidsvelden zouden moeten vertalen. Daar hebben we vanmiddag in de commissie over gesproken. Over dat principe zijn we het eens en over de wijze waarop dat de komende tijd moet worden geïmplementeerd in de organisatie heb ik een en ander gezegd. Op dat punt zijn de gedachten die hij naar voren brengt gelijk aan die van het College. Zijn opmerkingen over de provinciale website, i.c. dat hij verwacht dat wij met voorstellen komen over hoe het provinciale beleid nog meer voor het voetlicht gebracht kunnen worden en links kunnen worden gemaakt naar de politieke partijen, lijken mij uitstekende ideeën toe. Voorts bleek dat de heer Jaspers vorig jaar al eens gewezen heeft op het feit dat hij niet zozeer geïnteresseerd is in hoe vaak het College vergadert en dat hij wel aanneemt dat de vergaderingen van het College goed voorbereid zijn. Evenmin is hij geïnteresseerd in hoe vaak de Staten of de commissies vergaderen en meent dat ook die vergaderingen goed voorbereid zijn. Eigenlijk vindt hij dat dat hoofdstuk wel overgeslagen kan worden in de verantwoording. Ik denk dat we het nog lange tijd met elkaar eens kunnen zijn over dit hoofdstuk. Het wordt moeilijker in de vervolghoofdstukken.
29
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Toch ben ik heel erg geïnteresseerd in zijn lezing van het jaarverslag van de vice-president, want dat is elk jaar zeer lezenswaardige kost. Ik heb het nog eens doorgenomen en heb mij afgevraagd waar hij eigenlijk begonnen zou zijn. Is dat op het moment dat het gaat over de bureaucratisch beleidsmatige logica die vervreemd is van Weber of was het het moment waarop de heer Tjeenk Willink tot de conclusie komt dat het zo jammer is dat de regenten verdwenen zijn? Want als het over regeren gaat, gaat het over meer dan regels alleen. Dat gevoel van die regenten, daar moet de heer Jaspers zich door aangesproken hebben gevoeld. Dat was dan ook de reden waarom hij mij heeft uitgenodigd voor de tafelrede en na deze introductie kunt u begrijpen dat ik die uitnodiging van harte aanvaard. Is er behoefte aan een tweede termijn? De heer JASPERS: Voorzitter, Aristoteles heeft een aantal belangwekkende boeken geschreven die nu weer in de belangstelling staan. Er gaat er eentje over de politiek, eentje over de ethiek en ook een over dieren. Die kan ik u van harte aanbevelen. Er komen eekhoorns in voor. Dan gaat het over eekhoorns en eikels. Ik heb begrepen dat de heer Calon gedroomd heeft en dat hijzelf een eekhoorn was en over eekhoorns kan ik twee dingen zeggen. Eekhoorns potten alles op. Zij verzamelen eikels en stellen hun ultieme genot uit totdat .... – zij behoren bijna tot het eind van de voedselketen – zijzelf ook opgepikt worden en niet meer van dat genot kunnen genieten. Dat wens ik de heer Calon niet toe. Verder zal ik over de bijdrage van de heer Calon niets zeggen. Dan de heer Bleker. Oh, hij zit weer op zijn hangplek ... De VOORZITTER: Kijk uit dat je geen problemen krijgt zoals in Pekela. De heer JASPERS: Voorzitter, ik heb grote zorgen over de heer Bleker. Ik heb een medische achtergrond en wat je niemand toewenst is dat hij heel slecht slaapt. De heer Bleker heeft gezegd dat hij elke dag moet denken hoe het staat met de ambitie over de EHS. En dan kan hij niet goed slapen en daar moeten we dan toch echt iets aan doen. Ik heb begrepen dat hij er nu achter is gekomen dat de ambitie van 2018 staat en ook voor hem staat, en dat hij ingaat op die knelpunten en dat hij aan de andere kant geen enkele reden meer heeft om niet te slapen want een burnout loert dan om de hoek. Mevrouw Mulder, het armoedebeleid en de voedselbanken. Er komt een actieprogramma en we gaan evalueren. Partijen en cliëntenraden worden erbij betrokken en daar zijn we het van harte mee eens. Maar we hebben wel een afspraak met deze Staten, namelijk dat we de discussie breder zouden trekken en over de voedselbanken in de discussie naar aanleiding van de brieven van het College in juni vorig jaar, heeft de Partij van de Arbeid gezegd dat wij het eens zijn met die opmaat naar de komende jaren 2007 en 2008, maar wij vinden net als de ChristenUnie dat die subsidie in 2006 beschikbaar moet zijn en gegeven moet worden. Onze reactie op de andere politieke partijen. Het CDA heeft gezegd dat wij dat onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid zelf moeten gaan doen. Ik denk dat er een adequaat antwoord op is gekomen en datgene wat de Commissaris net zei, kunnen wij van harte ondersteunen. De ChristenUnie haalt op dit moment het CDA links in. Ook al zegt de minister van Sociale Zaken dat er voldoende koopkrachtgaranties en -reparaties zijn uitgevoerd, de voedselbanken blijven toch wel nodig. Is het niet van het CDA, dan komt het zoet wel van de ChristenUnie. De SP geeft aan dat wij als Provinciale Staten een rol moeten hebben bij het vaststellen van repressief of preventief toezicht bij de gemeenten. Dat zouden wij absoluut niet willen. Als het erom gaat hoe dat traject loopt, kunnen wij wel een discussie met elkaar hebben over het beleidskader dat binnenkort ook binnen de commissie aan de orde is en dan zou die discussie gevoerd kunnen worden. De heer SWAGERMAN: Dat was absoluut niet de vraag en de conclusie van de heer Jaspers is absoluut onjuist. Ik heb gevraagd aan GS of PS op enigerlei wijze inzicht kunnen krijgen hoe de besluitvorming in kwestie plaatsvindt en dat is heel iets anders dat wij daarin medezeggenschap zouden willen.
30
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Wij willen in het kader van onze controlerende taak op een heldere manier zien hoe dat tot stand komt. Die toezegging heb ik gevraagd van de gedeputeerde. De heer JASPERS: Ik heb opgeschreven hoe Provinciale Staten een rol zouden kunnen hebben bij het vaststellen van preventief of repressief toezicht bij gemeenten. Dat kan ik niet anders interpreteren dan dat ik daarnet heb gedaan. Tot slot, voorzitter. Mijn fractie waardeert het dat u op de uitnodiging om een tafelrede te houden ingaat, maar ik ben niet begonnen bij de Weberiaanse beschrijving van de heer Tjeenk Willink en ook niet bij de regenten. Ik ben begonnen waar hij het heeft over de bureaucratische structuur van de overheid, waarbij wij de dienstverlening op afstand hebben gezet, waarbij wij dat wegzetten bij anderen dan de politiek verantwoordelijken en dat wij langzaam maar zeker moeten gaan nadenken over het feit dat wij de politiek moeten terugbrengen daar waar die hoort en dat wij ook politiek moeten gaan acteren. Dat is wat anders dan weer gaan acteren als regenten. Dus, die toespeling van uw kant begrijp ik geheel niet. De heer BROUNS: De bijdrage van de CDA-fractie is vrij kort, Ik dank het College voor zijn reactie en de beantwoording in de eerste termijn. Tot zover onze bijdrage. De heer LUITJENS: Voorzitter, ik begin met de reactie op mevrouw Mulder op onze opmerking over jeugdzorgconvenanten. Zij heeft haar tweetrapsraket uitgelegd eindigend in de tweede trap waarin zeer gedetailleerde convenanten worden opgemaakt die 100% goede werking garanderen, ook met de gemeenten vanaf 2007, waarbij er binnen de gemeenten geen beletselen qua personeel dan wel financieel zullen zijn. De heer Calon heeft geantwoord op mijn veronderstelling en die van de heer Van der Ploeg inzake begrotingsoverschotten. Ik wacht de Voorjaarsnota 2007 af met financiële projecties en dan komt dit onderwerp vast weer aan de orde. Als het dan gaat over het laatste punt, namelijk de extra middelen die nodig zijn voor medewerkers om uit te kunnen treden, begrijp ik van mevrouw Mulder – de heer Calon zei tussen neus en lippen dat hij niet wist of het genoeg was – dat de doelstelling met dit bedrag van € 1 miljoen wordt gehaald. Het vertrouwen daarin spreek ik hierbij uit en daarom stemmen wij in met de besluiten zoals die voorliggen. De heer VAN DER PLOEG: Naar aanleiding van de beantwoording resten mij slechts enkele opmerkingen, omdat veel discussies zich lijken te gaan herhalen en waarschijnlijk nog wel terugkomen. Ik had het bij de EHS over de strategie, Tet Deinum had het over een aanvalsplan en eigenlijk vind ik dat een betere term, want strategie kan ook defensief zijn. Wij willen er mee verder, dus laten we die term maar vasthouden. Bij het thema energie ga ik toch wat breder kijken naar de doelstellingen die wij als het Noorden hebben met Energy Valley en dat is toch ook om ons internationaal te onderscheiden. Wij lopen heel ver achter bij Duitsland en Zweden en nog bij een heleboel andere landen. Er is een missie naar Zweden geweest en ik dacht dat Douwe Hollenga is mee geweest en die heeft het dan zelf kunnen constateren. Als wij die positie willen hebben en die ambitie hebben we, dan zullen we er heel veel aan moeten doen. Het viel mij op dat bij de transitieplannen Energy Valley er grofweg een bedrag stond van € 500 miljoen. Hoe een en ander precies ingedeeld wordt is onduidelijk. Het gaat hier dus op gigantische bedragen. Dat gaat allemaal niet in mestvergisting zitten, noch in biomassa, boeren of landbouw. Dat begrijp ik ook wel. Het gaat er wel om dat als wij ons hier willen manifesteren, wij die ambities ook moeten uitdragen. Aan de andere kant - en die opmerking wil ik de gedeputeerde meegeven - loop ik lang genoeg in het EZ-veld mee om te weten dat je natuurlijk niet meer geld moet geven dan dat de markt vraagt voordat ze in beweging komt. Als men in beweging komt – en u zegt dat men vanzelf hier binnen komt – dan moet je afvragen of je daar wel zoveel geld aan moet spenderen.
31
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Misschien dat de minister van EZ diezelfde gedachte had toen het over een palmolie-installatie ging en de MEP-subsidie ter discussie kwam. Hij kijkt ook naar dat soort aspecten en dat moeten wij als provincie ook doen. Het landschap. Hierin stelt de heer Bleker mij toch echt teleur. Zo vaak discussieer ik niet met hem over het landschap en om dan meteen als landschapspessimist in de hoek gezet te worden, bevreemdt mij. Ik leid dat ook niet af uit mijn bijdrage in de eerste termijn, omdat ik in algemene zin heb geconstateerd dat het College doet wat het is opgedragen en dat wij heel positief zijn over vele zaken die spelen. Het punt is dat wij niet kunnen vaststellen – daarom heb ik landschap eruit gepikt – of de uitvoering van het beleid ook effectief is en hoe het met de realisatie van de doelen staat. Daar zouden we met het College en met de regio’s over door willen discussiëren. De heer SLAGER: Voorzitter, de heer Jaspers zei net in zijn bijdrage dat hij niet al te uitvoerig op de bijdrage van de heer Calon in wilde gaan. Ik doe dat wel, want ik kan de bijdrage van de heer Calon bijzonder waarderen. Château Calon staat op de fles, terwijl ik dacht dat de heer Calon een boerderij had, maar hij heeft dus blijkbaar een kasteel! De heer CALON: Ja, in mijn droom. De heer SLAGER: Overigens was mijn laatste opmerking een persoonlijke opmerking, want ik heb besloten de fles leeg te drinken, samen met mijn echtgenote. De fractie denkt er iets anders over dan ik net onder woorden bracht. Voorzitter, de heer Jaspers maakt de opmerking dat de ChristenUnie het CDA links passeert. Ik wist dat al veel langer en ik ben blij dat dit ook opvalt. Mijn derde punt is een aanvullende vraag in de richting van mevrouw Mulder, inzake de voedselbanken. Ik begrijp dat de evaluatie van het armoedebeleid en het beleid ten aanzien van de voedselbanken op redelijk korte termijn eraan komt. De aanvullende vraag is wat dat concreet betekent voor de jaren 2006, 2007 en 2008, want dat is de periode dat het huidge armoedebeleid nog van kracht is. Ik dank u wel. De heer SWAGERMAN: Ik wil gedeputeerde Musschenga dank zeggen voor de toezegging dat wij mee mogen denken over een onderwerp waar de heer Jaspers niet zo voor was. Mevrouw DEINUM: Wij zijn tevreden met de antwoorden en de toezeggingen die we van het College hebben gekregen. Mevrouw HOEKZEMA: Ik heb het antwoord gekregen dat ik had verwacht en wij komen er op terug. De heer CALON: Voorzitter, ik heb Aristoteles niet gelezen, maar wel Ice Age gezien en ik moet zeggen dat de eekhoorn de eikel, ook niet aan het eind, niet krijgt. Mevrouw MULDER: De heer Slager had een concrete vraag. Het antwoord luidt dat wij de voedselbanken tot en met 2008 in het beleid meenemen. Het moet wel verder uitgewerkt worden, want de situatie van de voedselbanken is ook veranderd. De VOORZITTER: Ik heb nog een opmerking voor de heer Jaspers. In het stuk van Tjeenk Willink zie je dat er een paar dingen gebeuren in het leven en dat soms begrippen een negatieve connotatie krijgen. Bureaucratie is daar een voorbeeld van. Tegenwoordig beschouwen we dat als iets negatiefs. Iedereen die het werk van Weber heeft gelezen weet dat je dit heel positief moet duiden als het daaraan voldoet. Hetzelfde probleem doet zich voor bij het woord ‘regent’.
32
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Het viel mij tegen dat u zich daar niet in kon thuisbrengen. Ik citeer de heer Tjeenk Willink: “Het lijkt er soms op dat met het verdwijnen van de regenten ook de eigen betekenis van regeren is vervaagd. Besturen, regeren, is kunnen omgaan met verschillende werkelijkheden: de maatschappelijke werkelijkheid waarin burgers leven en professionele uitvoerders hun werk moeten doen, de politieke werkelijkheid waarin volksvertegenwoordigers hun programma proberen te realiseren en de ambtelijke werkelijkheid waarin inhoudelijk deskundige ambtenaren de continuïteit van het overheidsbeleid verzekeren.” Om zo aangesproken te worden als regent, is een eretitel, meneer Jaspers en daarin moet u zich thuis kunnen voelen. De heer KÖLLER: Voorzitter, nog één opmerking naar aanleiding van deze avond. Misschien kunnen we in het vervolg als vast agendapunt het citeren van grote filosofen en denkers invoeren. Ik vind dat een verademing voor dit soort vergadering. De VOORZITTER: Ik acht het niet uitgesloten dat u vaak geciteerd zult worden. De heer Tjeenk Willink zal er van op kijken om als een vooraanstaand filosoof te worden beschreven. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Ik heb u in de loop daarvan een aangepast besluit doen toekomen, waarin de conclusie van de commissie Bestuur en Financiën in dezen onder meer over de verschuiving van het toezicht op de gemeentefinanciën en de drie rapporten over doelmatigheid en doeltreffendheid zijn verwerkt. Ik heb goed geluisterd of er opmerkingen zijn gemaakt waarbij op onderdelen aantekening wordt verlangd. Ik heb die opmerkingen niet vernomen. Ik breng daarmee het gehele besluit als zodanig in stemming. Is er iemand die aantekening verwacht of er tegen is? In stemming komt het aangepaste besluit inzake de voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 april 2006, nummer 2006-06795, F&C. Dit aangepaste besluit wordt met algemene stemmen aangenomen. De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan het moment waarop wij afscheid nemen van een aantal leden, te weten Hennie Hemmes, zittend op de tribune; Joop Boertjens en Marc Boumans die inmiddels, na hun raadsvergadering, weer in ons midden zijn. Zij hebben allen kenbaar gemaakt met ingang van de vorige of huidige vergadering een andere functie hebben aanvaard. Alle drie zijn wethouder geworden. Ik beveel u vast aan het komende personeelsblad te lezen waarin uitvoerige interviews met hen staan. Wethouder is een uitdagend beroep, kun je vaststellen na lezing van de interviews. Allen zijn in verleiding gebracht. Het is waar dat Joop Boertjens het langst na heeft gedacht, maar voor de anderen was het antwoord zonder aarzeling bevestigend op de vraag of zij wethouder wilden worden. Het ter hand nemen van het handwerk, het zelf doen in plaats van er alleen maar over te spreken, spreekt mensen aan en dat wordt op verschillende manieren geformuleerd door de drie mensen die er in alles blijk van geven verbonden te zijn met de publieke sector, verbonden te zijn met het publieke debat. Alle drie kunnen ze er wat van en weten ze ook dat je soms met één woord een discussie kunt beïnvloeden. Vanavond deed zich hiervan een aardig voorbeeld voor, toen de heer Calon tussen neus en lippen zei: Stel je nu voor dat dat actiecomité aan ons subsidie vraagt. Dan wordt de subsidie achteraf toegekend en dan zou het niet rechtmatig zijn. Ik heb zelden een beter voorbeeld gezien van hoe je iets kunt agenderen. Maar ook de drie vertrekkenden zijn uitstekend in staat dit te doen. De heer Boumans was zelfs zo ver dat vooraf rekening werd gehouden met bepaalde vragen als bijvoorbeeld over de Bestuursacademie.
33
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Als wij naar de commissie gingen hadden we de antwoorden op die mogelijke vragen al bij ons en hij stelde ons slechts soms teleur, maar meestal niet. De betrokkenheid bij bestuur is op verschillende wijze tot uitdrukking gekomen. Hennie Hemmes die op allerlei manieren vanuit de oppositie zaken aan de orde heeft gesteld en met zijn meldweek zeker een goed voorbeeld heeft gegeven van wat goed bruikbaar is in duale verhoudingen en wat op allerlei onderdelen van toepassing zou kunnen zijn. Daarbij kon hij vaak door zijn bijdrage in het debat de scherpte aanbrengen die hij politiek gezien aanwezig achtte, maar hij deed dat vaak zodanig dat wij er met een glimlach kennis van namen zonder dat die glimlach afbreuk deed aan de boodschap die hij wilde overbrengen. Zijn beslissing waarom hij naar Pekela toegaat die hij in het artikel motiveert en zijn eerste ervaringen tonen hem voluit als hij de voorbeelden noemt wat zijn eerste daden waren, namelijk het oplossen van een huisvestingsprobleem van een kleuterschool en van het probleem van iemand die onterecht geen uitkering ontving. Je ziet al die menselijke stappen daarin en je herkent hem ogenblikkelijk als hij het beschrijft. Marc Boumans toont in het interview dat hij genoten heeft van het debat en de verhoudingen zoals ze hier zijn. Dat is hem ook na te geven want op het moment dat je in staat bent om in het debat ernstig van mening te verschillen maar wel opbouwend te blijven, dan is dat heel wat waard. Joop Boertjens zegt dat je als bestuurder nooit bang moet zijn. Wij begrijpen dat, want anders had je deze keuze niet gemaakt ... U begrijpt dat Joop Boertjens een soort haat-liefde-verhouding, een soort lat-relatie had met het openbaar bestuur. Een eigen bedrijf opbouwen, maar voortdurend actief blijven in de publieke sector. Uitdagingen zien en niet bang zijn om verkeerde beslissingen te nemen in het besef dat je zeker verkeerde beslissingen neemt als je bang bent. Weten dat je dat met mensen moet doen in je omgeving. Het is prachtig om te zien hoe Joop anderen voortdurend aanspreekt om de cultuur waarin alles gebeurt, ter discussie te stellen. U herkent dat in de interviews waarin sommigen zelfs de prullenbak niet leeg wensen te maken. Het interview is alleszins interessant omdat het eindigt met een uitleg van Joop Boertjens dat hij alles bedoeld heeft, behalve om degene te beschuldigen die de prullenbak niet wenste leeg te maken. Dingen provocerend aan de orde te stellen en ervoor te zorgen dat er reuring komt, maar steeds oog hebben dat het om mensen gaat, siert je Joop. Dat geldt trouwens voor jullie alle drie. Hartelijk dank voor de bijdragen die jullie hebben geleverd aan het functioneren van de democratie in deze provincie, aan de vorming van het debat, de aanscherping van het beleid. Het past ons om jullie heel veel succes toe te wensen in jullie nieuwe functies. Jullie hebben alle drie gezegd in de buurt te blijven, alhoewel dat niet helemaal geldt voor Marc, maar nadenkend over een steeds beter en mooier landsdeel, past dat wel degelijk. Het is mij een groot genoegen het cadeau namens de Staten aan te bieden. De voorzitter van de Provinciale Staten biedt de vertrekkende leden een cadeau aan. De heer BOERTJENS: Voorzitter, u heeft allemaal een lange dag gehad en de merrie staat op springen. Ik zal het daarom kort houden. Ik ga geen politiek verhaal houden en zeker niet over Delfzijl, want daar is al genoeg over gezegd en geschreven. Ik heb inderdaad even moeten nadenken toen men mij opriep om daar het College te komen versterken. U zult dat zeker begrijpen. Ik heb nadat ik gebeld werd op een zaterdag, op een heel vroege maandagmorgen een gesprek gehad en terwijl ik naar het vliegtuig zat naar NieuwZeeland werd ondertussen in het coalitieoverleg afgesproken dat het allemaal door zou gaan. Voor mij kwam het dus allemaal toch erg plotseling. Ik denk dat wij de afgelopen twee weken daar een goede start hebben gemaakt. Het is een boeiend College met PvdA, ChristenUnie en VVD. Ik kan er nu nog niet zo veel over zeggen, maar als u zo over een half jaartje of over drie maanden iets meer over deze combinatie wilt weten, dan wil ik daar graag iets over zeggen. Ik moet u natuurlijk allemaal dankzeggen, want ik heb bijzonder veel plezier gehad in het statenwerk. Mijn laatste interview waarin ik vooral sprak over cultuurverandering – want daar ging het om – waar ik een treffend voorbeeld bij koos. Dat heeft toch wel gewerkt, want er is heel veel op gereageerd.
34
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Dat er soms verkeerde beelden bij zijn ontstaan, vindt u straks in de Gronoloog waar ik de gelegenheid heb gekregen om naar aanleiding van dat interview nog eens wat dieper op de zaak in te gaan. Het ging om een voorbeeld van cultuurverandering. Terwijl ik in Nieuw-Zeeland was, was ik in Christchurch en maakte onder leiding van een gids een prachtige wandeling door deze heel mooie stad. Het lijkt een beetje op Cambridge. Ik werd rondgeleid door een prachtige oude kerk en na deze te hebben gezien, staken we een plein over en betraden we een even oud gebouw met prachtig houten beeldhouwwerk met een mooie zaal en houten banken. Het werd niet gebruikt en het was museum. Ik vroeg: “Wat is dit voor gebouw?” De gids antwoordde: “Dit was het provinciehuis.” “Wat vertel je me nu? Is er dan een nieuw provinciehuis? “Nee”, zei hij, “de provincies zijn opgeheven.” Ik vroeg: “Hoe gaat het hier dan?” “Het gaat hier heel goed!”, zei hij. Ik dacht: dit is bestuurlijk gezien een interessant feit. Dus ik pak mijn mobiel en SMS Marc: “Zit nu in Christchurch. Provincie is opgeheven. Het gaat hier goed.” Marc was 20.000 km verderop, maar binnen de minuut had ik het antwoord van hem terug: “Met de provincie gaat het nog beter!” Zo is het natuurlijk en zo moeten we het houden: met de provincie gaat het nog beter! Daarom wens ik jullie allemaal heel veel succes en ik dank iedereen, de medewerkers, de voorzitter, de griffie, de collega’s en de mensen die ik vergeet, voor de prettige samenwerking. Ik zal jullie zeker zien in Delfzijl. Ik heb begrepen dat de fractie van de ChristenUnie als eerste een afspraak met het College van Delfzijl heeft gemaakt. Velen zullen u ongetwijfeld volgen. Ik hoop dat dat in prettige omstandigheden zal zijn. Ikzelf ben ervan overtuigd dat het binnen nu en een jaar een stuk beter zal gaan in Delfzijl en daar ga ik mij nu voor inzetten. Bedankt! De heer BOUMANS: Het is altijd wat lastig om na Joop het woord te moeten voeren, want dan hebben de lachers hun lach al verschoten, maar ik zal mijn best doen. Ik sta hier met enige schroom, moet ik zeggen. Het is altijd wat raar, want op het moment dat je je periode netjes afmaakt en je volbrengt de vier jaar, heb je niet de gelegenheid om iets te zeggen, terwijl als je ‘m tussentijds knijpt, krijg je die kans wel. Wat dat betreft ben ik er heel blij mee. Maar wel met enige schroom. De andere schroom zit hem erin dat ik enige moeite heb om afscheid te nemen en dat geldt zeker voor dit gezelschap. De BANN is inderdaad een interessant thema. Daar heb ik mij altijd erg in verdiept en dat heeft mijn warme belangstelling. Ik kan ook melden dat ik in het College van B&W van Meppel dat onderwerp inmiddels in mijn portefeuille heb gekregen ... Hoe dichtbij is Meppel? Ik mocht vanavond in de Raad uitleggen waarom het College van B&W een adhesiebetuiging had gestuurd in het kader van de Zuiderzeelijndiscussie. De Raad van Meppel dacht er iets genuanceerder over dan het College. Ik laadde enige verdachtmaking op mij daar ik op dat moment nog Statenlid was. Ik heb het de Raad uitgelegd en ook vanuit Meppel mag de steun overeind blijven en dat moet ook hier dan ook maar gezegd worden. De combinatie die Joop noemt is een heel interessante. De Partij van de Arbeid, de VVD en de ChristenUnie. Ik ken nog een andere namelijk lokaal, CDA en VVD. Dat zal dan hier wel Partij van het Noorden – als die dan nog bestaat – de VVD en het CDA worden. Of we dat halen, weet ik niet, maar ook dat is een interessante combinatie. Voorzitter, op de dag af ben ik vandaag precies zes jaar Statenlid. Dat komt heel mooi uit en het waren voor mij zes zeer bewogen jaren. Het waren ook drukke jaren, zeker in combinatie met het lidmaatschap van de raad van Groningen. Soms was het zelfs hectisch. U zult mij wel eens heen en weer hebben zien vliegen over de Grote Markt om van de ene naar de andere vergadering te gaan. Ik kan u melden dat dit verre van ideaal is, maar soms is de situatie zo dat dit gebeurt.
35
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 Ik had mij ook stellig voorgenomen om er nog een periode aan vast te koppelen, omdat ik het werk hier ontzettend leuk vind en het mij zeer veel voldoening geeft. Het is wat anders gelopen. Ik werd geroepen voor Meppel. Dat is een ontzettend leuke kans om fulltime met het openbaar bestuur bezig te zijn en ik heb die kans dan ook maar genomen. Dat laat onverlet dat het ook vanavond weer druk is, want vanavond is het spannend voor Leeuwarden. Daar ben ik nog lid van de referendumcommissie en vandaag wordt er een uitspraak gedaan over het Nieuw Zaailand. De sfeer was heel bijzonder. Misschien moet ik er toch iets over zeggen. Ik probeerde vanmiddag te achterhalen of ik inmiddels nestor was van de commissie Bestuur en Financiën. Dat was ik niet, maar wel vierde in de opvolging, zo heb ik geconstateerd. Op mijn eerste vergadering – toen was Atje Waal, die straks weer benoemd zal worden, overigens voorzitter – vond ik dat de commissie niet goed oplette, terwijl ik toch echt met een heel verstandig verhaal bezig was. Ik dacht toen om hen even tot de orde te roepen. Ik blies toen op mijn vingers en vroeg om aandacht. Maar ik begreep toen dat dit niet geheel usance was ... Daarna heb ik dat nooit meer gedaan. De discussie die we met name in die commissie voerden, heb ik heel leuk gevonden. Het was een wat rare commissie, moet ik zeggen, omdat er eigenlijk altijd fractievoorzitters inzaten, behalve vanuit de VVD. Het ging om thema’s die mij aan het hart gaan, zoals bestuurlijke vernieuwing, bestuur, organisatie en financiën. Ik heb echt iets met deze onderwerpen. We hebben leuke discussies gehad, ook met mijn linkerbuurman. Dat ga ik zeker missen. Ik merk dat ik nog wat moet wennen aan mijn nieuwe rol, omdat ik in het politieke debat wat afstandelijker moet zijn. Wie weet kom ik ooit terug in zo’n situatie en dan pak ik dat graag weer op. De discussie over het middenbestuur wordt vervolgd en daar had ik graag een bijdrage aan willen leveren. Helaas, dat mag niet meer zo zijn. Ik ben blij en erkentelijk dat ik onderdeel heb mogen uitmaken van jullie gezelschap, hier in deze zaal. Ook betreft dat de prima sfeer die ik hier altijd heb ervaren, want we hebben best lastige discussies gehad. De sfeer is altijd voor en na de vergaderingen goed gebleven. De reizen naar het IPO zal ik ook nooit vergeten en ik hoop oprecht nog een uitnodiging te krijgen voor het IPO-gebeuren hier. Al was het maar om het glazen dak te kunnen bewonderen. Zoals Joop ook al zei, wens ik jullie alle goeds en ik hoop dat we elkaar blijven zien. De VOORZITTER: Dames en heren, ik hoop dat u mij toestaat om een inmiddels niet-lid het woord te geven. Het woord is aan Hennie Hemmes. De heer HEMMES: Ik dank u, voorzitter. Zoals u van mij gewend bent, ben ik kort van stof. Het is een lange dag geweest. Ook voor mij was het een lange en drukke dag, maar ik wilde graag vanavond toch nog even bij u zijn. Ik ben acht jaar Statenlid geweest. Zonder die acht jaar zou ik nu geen wethouder in Pekela zijn. Het was een geweldige leerschool. Ik heb veel opgestoken van diverse mensen hier in deze en vorige periode. We hebben vaak gelachen. We hebben vaak gestreden. Het waren voor mij de leerzame jaren die ik nodig had om de functie te vervullen die ik nu vervul. Ik heb met u vaak aanvaringen gehad. U refereerde er al aan. Oppositie, die was vanavond niet aanwezig. Ik hoop niet dat dit te danken is aan het feit dat ik hier niet meer zit ... De grote PvdA-fractie was meestal mijn grote opponent. Ik moet wel constateren dat in Pekela de PvdAfractie verreweg de grootste is, maar dat de samenwerking tot nu toe heel goed gaat en wel beter dan afgelopen acht jaar hier. Maar ik ga ervan uit dat de PvdA-fractie in Pekela de Statenfractie wel eens zal bijpraten opdat de verhouding tussen PvdA en SP de komende jaren beter zal worden. Voorzitter, ik wil alle mensen bedanken voor de prettige samenwerking, voor de pittige discussies en een speciaal woord van dank gaat richting de griffie voor hun steun. Zonder die steun ben je als Statenlid soms onthand. Ik wens u alle goeds en ik nodig u allen uit om eens op werkbezoek te komen in Pekela. De deur staat altijd open. De VOORZITTER: Daarmee zijn we toegekomen aan punt 3 van de agenda.
36
VERGADERING VAN 24 MEI 2006 A.3.
Toelating/beëdiging van de Statenleden mevrouw. A.A. Waal-van Seijen en de heer R.C.E. Neef als leden van Provinciale Staten in de vacatures van respectievelijk de heren Boertjens en Boumans
De VOORZITTER: Voor deze toelating is het nodig de geloofsbrieven te onderzoeken en ik verzoek mevrouw Mansveld, de heer Brouns en de heer Swagerman als commissie van onderzoek op te treden en de werkzaamheden ogenblikkelijk aan te vangen. De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven verricht haar werkzaamheden. De VOORZITTER: Het woord is aan de voorzitter van de commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven, mevrouw Mansveld. Mevrouw MANSVELD: Dank u wel, voorzitter. Ondanks het late tijdstip is het de commissie gelukt om de geloofsbrieven genoegzaam te onderzoeken van mevrouw Waal en de heer Neef. Het zal u niet verrassen dat wij geen onregelmatigheden hebben gevonden. De VOORZITTER: Ik dank de commissie voor haar werkzaamheden. Ik stel vast dat wij mevrouw Waal en de heer Neef kunnen toelaten. U stemt daarmee in? Aldus wordt zonder stemming of beraadslaging besloten en de voorzitter ondertekent de besluiten tot toelating. De VOORZITTER: Ik verzoek de nieuwe leden Waal-van Seijen en Neef binnen te leiden, zodat zij de belofte kunnen afleggen om daarmee hun werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Mevrouw Waal-van Seijen en de heer Neef worden binnengelaten. De VOORZITTER: Ik heet u welkom in ons midden. Ik kan u meedelen dat Provinciale Staten zojuist het besluit hebben genomen om u beiden toe te laten als lid van Provinciale Staten. Ik moet u, voordat u alle handelingen kunt verrichten, daarvan schriftelijk in kennis stellen. Dat doe ik via de overhandiging van deze brieven. Alstublieft. U heeft mij beiden kenbaar gemaakt dat u de belofte wenst af te leggen. Mevrouw Waal-van Seijen en de heer Neef leggen in handen van de voorzitter de bij wet gevorderde belofte af. De VOORZITTER: Dan mag ik u beiden feliciteren met uw lidmaatschap van Provinciale Staten en wederom hartelijk welkom heten in ons midden. De vergadering zal nu geheel worden beëindigd en er staat een drankje en zelfs enige frituur zodat u allen de nieuwe leden kunt verwelkomen. De vergadering wordt gesloten om 22.25 uur.
37